14 minute read

Port Lavande 18 | Soet 20 | Voor

START 29 augustus 2022

ga aan de slag met je toekomst Kies voor Inside-out!

ERVAREN EERSTE AUTOTECHNICUS (FTE)

Ben jij een ervaren Eerste Autotechnicus, met uitstekend technisch en praktisch inzicht en een commerciële instelling? Word je blij van het stellen van diagnoses en het oplossen van storingen, en wil je graag je kennis en ervaring delen met een gedreven en collegiaal team? Solliciteer dan bij ons! Wij bieden je een uitdagende functie, een goed salaris en volop mogelijkheden om trainingen te volgen en jezelf verder te ontwikkelen. Dit kan binnen je eigen functie maar je kunt ook doorgroeien naar een andere functie. Is dit de uitdaging die jij zoekt? Dan komen wij graag in contact met je! Stuur je motivatie en CV naar info@dejongoccasions.nl of neem telefonisch contact met ons op. Wij geven graag antwoord op je vragen en hopen je snel te mogen verwelkomen!

Garage de Jong Industrieweg 2E 2821 AL Stolwijk 0182 - 341916 info@dejongoccasions.nl www.dejongoccasions.nl

Garage de Jong is een kleinschalig en dynamisch (universeel) auto-bedrijf, sinds 1986 actief in de autobranche. Wij zijn aangesloten bij BOVAG en Bosch Car Service. Jonge mensen krijgen bij ons de gelegenheid om tijdens hun opleiding het vak in de praktijk te leren en door te groeien. Wij zijn een erkend leerbedrijf.

Acquisiti e naar aanleiding van deze vacature wordt niet op prijs gesteld.

publieke opinie van dit moment. „Pamfletten -de sociale media van toen- werden onder het volk verspreid en zweepten de mensen op.” Terwijl het gepeupel zich verzamelde buiten het poortgebouw werd Cornelis binnen gemarteld. Hij moest zich uitkleden tot op zijn onderbroek. Allereerst kreeg hij de scheenschroeven om. Zijn armen werden door de beul op zijn rug gebonden en aan elke dikke teen werd een gewicht van 50 pond gehangen. Vervolgens werd hij aan zijn armen achter zijn lichaam met behulp van katrollen omhoog getakeld. Zijn ledematen werden zo uit de kom getrokken. Daarna kwam hij op de pijnbank, vastgebonden met een dun touw vol knopen gedompeld in zoutwater en werd zijn hoofd tussen vier pennen gelegd. De martelingen namen 3,5 uur in beslag. Toch hield hij vol onschuldig te zijn. Desondanks besloten de rechters als straf hem al zijn ambten te ontnemen en hem te verbannen uit Holland en West-Friesland voor de rest van zijn leven. Zo ver kwam het echter niet. Zijn broer Johan, die hem op de dag van de uitspraak kwam halen, werd samen met Cornelis door de opgejutte menigte uit de Gevangenpoort gesleurd. Beide broers werden buiten het gebouw door het volk vermoord en naakt opgehangen aan de galg. Vervolgens werden hun ledematen afgesneden en tegen opbod aan omstanders verkocht. Sommige lichaamsdelen werd zelfs ter plekke opgegeten. In het Haags Historisch Museum bevinden zich daarom de meest bizarre objecten uit de geschiedenis van de Gevangenpoort. In een klein, eikenhouten kistje liggen de in zout geconserveerde tong van Johan de Witt en de gedroogde vinger van zijn broer Cornelis.„Zoveel is er in deze tijd nog niet veranderd als het gaat om het manipuleren van de bevolking”, vindt Vrij. „Denk aan de Kristallnacht in Duitsland voor de Tweede Wereldoorlog of recent nog de bestorming van het Capitool in Washington vorig jaar. Ook daar had het volledig uit de hand kunnen lopen. Als je nepnieuws maar lang genoeg herhaalt gaan mensen het vanzelf geloven.”

Gruwelijke straffen Martelen, vernederen en verminken van verdachten was vroeger gebruikelijk bij de verhoren, maar ook de straffen zelf waren gruwelijk. Een andere beroemde gevangene in de Gevangenpoort was bijvoorbeeld Catharina le Chasseur (1490-1541). Zij werd betrapt op valsemunterij en ter dood veroordeeld. Door haar huwelijk met een edelman werd haar een oneervolle openbare terechtstelling bespaard. In plaats daarvan werd ze ‘verdronken’. Vastgebonden op de pijnbank en met hulp van een trechter op haar mond moest ze water drinken tot ze er in stikte. De meeste pijnlijke doodstraf, het radbraken, werd alleen toepast op genadeloze moordenaars. Op een bank werden met een knuppel van beneden naar boven alle botten van de daders verbrijzeld. Tijdens de Verlichting kwam er meer aandacht voor het nut van de straffen voor de dader zelf. Boeven moest discipline worden bijgebracht. Alleen zo konden ze later weer terugkeren in de samenleving. Na de afschaffing van brandmerken en geseling (1854) en de doodstraf (1870) werd langdurige gevangenisstraf de enige hoofdstraf bij zwaardere delicten.

Boven: Buitenzijde van de Gevangenpoort. Onder: Strafwerktuigen. beeld Vidiphoto

Johan de Wits ledematen werden uit de kom getrokken

De martelkelder. beeld Vidiphoto

Toch was er ook een andere kant, wijst Staallekker op de ”feestzaal” van de Gevangenpoort. Hoewel ook daar veel gevangenen bij elkaar werden opgesloten, verbleven zij er op kosten van hun aanklagers. Veelal hadden die een geldbedrag te goed en weigerde de dader dat te betalen. Die werd dan net zo lang gegijzeld totdat de verschuldige geldsom was betaald. Echter, de gevangen mochten eten en drinken wat ze wilden en dat op kosten van de gijzelnemer. Gevolg was dat de schuldeiser vaak al snel zijn eis inslikte. Het gevangenisregime met bijbehorende historische gebeurtenissen in de Gevangenpoort, die dit jaar zijn 140-jarig bestaan herdenkt, doet de bezoeker niet zelden de rillingen over het lijf lopen. Het gebeurt soms zelfs dat er iemand flauw valt, vertelt Staallekker. Desondanks heeft het Rijksmuseum over belangstelling niet te klagen. Buiten coronatijd trekt de educatieve en populaire dagattractie jaarlijks 50.000 bezoekers, waaronder veel schoolklassen. Voor jeugdigen geldt wel een adviesleeftijd vanaf acht jaar.

Nieuwe expositie Vrij: „Sinds kort hebben we in het ”warme” deel van het complex, daar waar werd rechtgesproken, een geheel nieuwe tentoonstelling over de ontwikkeling van het strafrecht, waarbij de bezoeker aan de hand wordt genomen door een gevangene, cipier, beul en rechter. Deze expositie is met behulp van scholieren tot stand gekomen. We hebben hen gevraagd hoe we jongeren met dit verhaal kunnen boeien. Daar kwamen diverse ideeën uit naar voren die we ook in de tentoonstelling hebben verwerkt, zoals een interactieve game waarin jongeren zelf voor rechter kunnen spelen, met echte zaken van vroeger en van nu. Hun oordeel wordt dan vergeleken met hoe het werkelijk is gegaan. Hier leer je ook iets van en wordt het verleden relevant voor onze huidige tijd.”

STOEL BELLA € 179,- STOEL RAY V.A.€ 255,D E B E S T E S E R V I C E

Fazant in de Heemtuin. beeld Dick den Braber. Leo Hoogwerf. beeld Dick den Braber.

„Beste namaakbos van Rotterdam”

Een natuurmens heeft het niet best in een grote stad als Rotterdam. Schrijfster Martine van Rooijen kan erover meepraten. Toch houdt ze het er al ruim veertig jaar vol. Hoe? Door zo vaak ze kan het Kralingse Bos in te duiken, het riante stadspark van Rotterdam. „Je kunt er de stad helemaal kwijtraken. Soms verdwaal ik er zelfs. Heerlijk.”

Dick den Braber

In haar recent verschenen boek ”De achtertuin van Rotterdam” belicht Van Rooijen (60) de historie van het Kralingse Bos. Het idee ontstond na een al tientallen jaren gekoesterde liefde voor het stadspark. De Rotterdamse pakt meerdere keren per week de fiets om daar met een vriendin een uurtje te gaan wandelen. „Ik kies dan graag slingerpaadjes, in plaats van de geasfalteerde wandelpaden. Dan komen we veel minder mensen tegen. Soms weet ik dan niet eens meer waar ik ben. Daar word ik blij van. Je kunt er best lang wandelen met het idee dat je in een echt bos bent.” Met het idee, inderdaad. Want een echt bos is het niet, vindt ze. „Dat heb je op de Veluwe. Dit is heel erg een surrogaatbos. Maar wél het beste van wat we hier aan natuur hebben.” Het natuurgebied omvat ruim driehonderd hectares, waaronder zo’n 140 hectare bos, vijftig hectare aan open ruimtes met velden en ligweiden, en een grote plas. Ter vergelijking: het Amsterdamse Vondelpark meet 47 hectare, het Hyde Park in London 142 hectare en het illustere Central Park in New York (qua inwonertal ruim veertienmaal zo groot als Rotterdam) bij elkaar 341 hectare. De centrale Kralingse Plas in het gebied ontstond door veenafgravingen voor turfwinning, in de 17de eeuw. Het water is maximaal drie meter diep.

Takken sjouwen Zelf groeide Van Rooijen op in de provincie Groningen. Eerst in de gelijknamige provinciehoofdstad – toch wel anders van karakter dan Rotterdam – maar de tweede helft van haar jeugd in het nabijgelegen Winsum: een terpdorpje van 7400 zielen dat in 2020 het ANWB-predicaat ”allermooiste dorp van Nederland” ontving. Martine: „De weidsheid van daar mis ik hier wel, hoor.” Ze belandde in haar studententijd in de havenstad, en de liefde verklaart waarom ze er bleef. Vervolgens groei-

2 5 f e b r u a r i 2 0 2 2 Het “oude bos”. beeld Dick den Braber.

de haar gezin hier op, gevolgd door inmiddels twee kleinzonen. „Als ik nu nog zou verhuizen zou ik zó veel achterlaten. Maar als ik toch in Rotterdam moet wonen, dan wel in de buurt van dit bos.” Familie en vrienden uit het noorden neemt ze er graag mee naartoe. „Zij genieten er dan ook van. Ik denk dat de combinatie van het bos, de plas en de Rotterdamse skyline deze plek aantrekkelijk maakt.” Haar kennismaking met het Kralingse Bos begon met het peuterbad, bij het strand aan de noordwestkant van de Kralingse Plas. Het enkeldiepe bad bij het strand biedt ook de kleinsten de gelegenheid voor waterpret. „We woonden toen nog aan het Oostplein, en mijn kinderen hadden ruimte nodig om te kunnen spelen. Toen ik van andere moeders over dit peuterbadje hoorde, ging ik met ze hiernaartoe.” Nu komt ze er nog steeds, als oppasoma. Toen haar kinderen ouder werden, begon voor hen het bos aan de zuidoostkant van de plas te trekken. „Om er met takken te kunnen sjouwen, kastanjes te zoeken er te vissen in een sloot die daar loopt. We kwamen er elke week.” Niet alleen ter wille van haar kinderen. „Als natuurmens heb ik het bos echt nodig.”

Illegaal kamperen Van Rooijen schreef tot nu toe (mee aan) 28 boeken. Sprookjes, kinderboeken, beschrijvingen van honderd jaar mode dan wel van een eeuw aan gebruiken rond bruiloften, en bijvoorbeeld een portret van de jeugd van Rotterdamse weesmeisjes – onder wie haar eigen moeder – in het rooms-katholieke weeshuis aan de West-Kruiskade. „Ik verzamel verhalen”, zegt ze zelf over dat laatste genre. „Liefst van mensen die zelf vanuit hun herinneringen erover kunnen vertellen.” Voor haar nieuwste pennenvrucht, over het Kralingse Bos, moest ze vaker archieven doorspitten. Om het ontstaan van het stadspark te schetsen, bijvoorbeeld. Met alle geharrewar van dien – want werd het een bos voor de elite of voor héél de stad? Ze belicht in haar boek elk navolgend decennium. In tien hoofdstukken, gelardeerd met paginagrote foto’s. Met voorvallen als een door het stadsbestuur moeizaam bestreden kampeerplaats met tentjes van illegaal overnachtende Rotterdamse gezinnen. En tamme eekhoorns, die ’s zomers zo veel te eten kregen dat ze geen wintervoorraad aanlegden – waardoor ze enkele maanden later verhongerden terwijl de stedelingen bij de kachel zaten. En drukbezochte, meerdaagse popfestivals waarbij bezoekers als dank een bende achterlieten. En mondige Rotterdammers die daarom het einde van dergelijke festivals in hún bos eisten.

Brandnetels „Ik heb geprobeerd zo veel mogelijk vanuit mensen te schrijven”, verklaart Van Rooijen. Zo ontdekte ze de wereld van de natuurbeheerders die het bos voor mens

„Bos, plas en skyline maken deze plek aantrekkelijk”

Schrijfster Martine van Rooijen. beeld Dick den Braber

en dier aantrekkelijk houden. Ze voerde gesprekken met de weduwe van een voormalige boswachter, met een huidig lid van de zeskoppige boswachtersploeg, met beheerder Leo Hoogwerf van de Heemtuin en met de gepensioneerde econoom Marius Huender, voorman van de vrijwilligersploeg. Die laatstgenoemde groep natuurliefhebbers spant zich sinds 2003 in met onzichtbaar werk, schrijft Van Rooijen: „Wie noteert dat aan deze kant van het Hazenpad de brandnetels zijn weggehaald, zodat er zicht is op een veld dovenetels? Voor biodiversiteit zijn brandnetels uiterst belangrijk, veel vlinders leggen er hun eitjes op, maar hier even niet. Wie merkt dat die afgebroken boomstam langs het Hazenpad mocht blijven liggen, omdat hij precies een afscheiding vormde? Wie merkt dat de reuzebalsemien, een exoot, overal wordt verwijderd, behalve aan het Naaldbomenpad? Wie merkt de gecreëerde doorkijkjes, zoals bij de vistrappen, waar het weghalen van het riet ook voor meer doorstroming zorgde? Goed voor de natuur, goed voor de mensen.”

Havik De vrijwilligers delen hun uitgangspunt – een op biodiversiteit gericht natuurbeheer – met de beroepskrachten. Zoals de al eerder genoemde Heemtuinbeheerder Leo Hoogwerf. In zijn houten kantoortje overweegt Martine nog eens haar uitspraak over ”het surrogaatbos”. „Vind jij dit een echt bos, Leo? Het is tenslotte aangeplant, niet door de eeuwen heen ontstaan.” Hoogwerf (63) schudt zijn hoofd, terwijl hij koffie inschenkt. „Nee, ik vind het ook geen natuurlijk bos. In dit gebied horen elzen, essen en wilgen thuis. Zoals in het Loetbos, een natuurgebied in de Krimpenerwaard.” In het meest bosachtige deel van het Kralingse Bos – „het oude bos” – domineren machtige eiken en beuken. Die boomsoorten, in 1925 daar deels door de enthousiaste stadsjeugd geplant, verwacht je eerder in een Veluws bos. Toch houdt Hoogwerf het niet bij zijn relativering. Vanwege de grote biodiversiteit in ”zijn” bos. Zelfs onder de dennen, sparren en lariksen langs het Naaldbomenpad. „De naaldbossen in andere delen van Nederland zijn in feite heel arm. Je vindt er amper leven, behalve die bomen dan. Het Kralingse Bos is veel rijker. Je vindt hier bijvoorbeeld tot vijftig soorten broedvogels, heel veel soorten vlinders en honderden soorten planten. Dat gaat je niet lukken op de Veluwe. Verder leven hier ransuilen, sperwers, buizerds, een boomvalk en sinds drie jaar een havik. Net als vossen, en zelfs hermelijnen: die komen net als de roofvogels op de muizen af.” Dat die muizen er zijn, hangt samen met het natuurbeheer. Hoogwerf: „Eerst lieten we schapen op het grote grasveld grazen, maar die traden alles plat. De grond werd keihard.” Nu houden de beheerders het gras kort door ecologisch te maaien. Ze maken slingerende maaipaden die heel het jaar door variëren, en laten daartussendoor telkens grote stukken gras ongemoeid: het zogeheten sinusbeheer. „Hierdoor blijven heel veel eitjes van vlinders en andere insecten intact.” Het resulteert voor het oog van de talrijke wandelaars en fietsers – zo’n 3,5 miljoen bezoekers per jaar, gemiddeld tienduizend per dag – in velden vol levendig wriemelend, zoemend en fladderend gedierte. Maar ook in insectenjagende libellen en muizen, gevolgd door de genoemde roofdieren die weer op muizen azen. Of, zoals de boomvalk, op de libellen.

Berucht De al genoemde vossen verschenen trouwens vooral vanwege de fazanten op het toneel, beschrijft Van Rooijen in haar boek. Begin jaren zeventig resulteerde

een falend gemeentelijk hondenbeleid in een wreed einde van de fazantenpopulatie. Ook de vossen bliezen hierop de aftocht. De komst van Leo Hoogwerf als beheerder van de Heemtuin gaf een nieuwe kans. Want juist in de Heemtuin kunnen de fazanten, als grondbroeders, hun jongen tegenwoordig ongestoord grootbrengen, noteert ze. „ Honden zijn er verboden en de dichte begroeiing biedt dekking bij gevaar, want ook bijvoorbeeld kraaien lusten jonge fazantjes.” In de Heemtuin geeft Hoogwerf de ruimte aan inheemse planten. Dat „inheems” vat hij breed op. Hoogwerf: „Zolang de plant ergens binnen Nederland groeit, vind ik het goed. Denk aan wilde geraniums en ooievaarsbekken, vingerhoedskruid en valse salie.” Hij knielt neer bij witte kopjes, die op groene steeltjes langs het pad omhoogsteken. „Lenteklokjes”, zegt hij. „Een vrij zeldzame plant in de wilde natuur.” Van Rooijen: „In het voorjaar en de zomer is de Heemtuin nog veel mooier.” Dat was niet altijd zo. Hoogwerf trof bij zijn aanstelling in 2007 een verwilderd stuk natuur aan op de plek. Het gebied van zo’n 1,1 hectare was geliefd bij hangjongeren en berucht als homo-ontmoetingsplek, vertelt ze. „Het was geen leuke plek om te komen, zeker niet met kinderen. Leo heeft er weer een fijne plek van gemaakt.”

„ Als natuurmens heb ik het bos echt nodig”

”De achtertuin van Rotterdam. Het Kralingse Bos door de jaren heen”, door Martine van Rooijen, uitgeverij Scriptum Schiedam, 2021. ISBN 978 94 63192 50 7, 216 blz.; € 29,99.

This article is from: