Hoofdstuk een Net zoals een rookwolkje dat zijn weg omhoog vindt, Altijd weer wordt weggeblazen door de wind, Zo gaat ook de ene dag over in de andere, Daar kan niemand iets aan veranderen. Katy Lambright keek naar de netjes geschreven zinnen in haar dagboek. Ze fronste haar wenkbrauwen met zo veel kracht dat ze er hoofdpijn van kreeg. Er klopte iets niet aan het gedichtje. Maar wat? Ah, ze zag het. Het woordje ‘altijd’ in de tweede zin en het woordje ‘weer’ dat erachter stond, betekenden ongeveer hetzelfde. Dus dan moest ze ‘weer’ doorstrepen. Ze fluisterde: ‘Altijd wordt weggeblazen door de –’ ‘Katy-meisje?’ Precies zoals ze in haar gedichtje had opgeschreven, vervlogen ook nu haar gedachten. Ze liet het potlood op haar dagboek vallen en klapte het dicht. Met grote stappen liep ze naar de trap. ‘Wat is er?’ Vader stond beneden. Hij leunde met zijn hand tegen de vierkante paal waarlangs de wenteltrap omhoog draaide. ‘Het is al kwart over zeven. We moeten weg, anders mis je de bus.’ Katy voelde haar maag draaien en bedacht dat het dus toch dom was geweest om die vette pannenkoeken te eten als ontbijt. Ze had ze echter expres klaargemaakt. Juist om te vieren dat vandaag een speciale dag was. Voor vader, maar vooral voor haarzelf. ‘Ik kom eraan.’ Ze trok snel haar trui van het haakje achter haar slaapkamer-
7