I
hoofdstuk 1
k kon de slaap niet vatten. Mijn bed was behaaglijk, het was lekker warm in mijn slaapkamer en ik was heerlijk moe. Maar ik kon de maalstroom in mijn hoofd niet stilzetten. Waarom, waarom had ik besloten om mijn geboortedorp Pemfield te verlaten en te gaan werken in dat landhuis, zo heel ver weg van alles wat ik kende en wat mij dierbaar was? Waarom had ik niet geluisterd naar de wijze raad van de mensen die voor mij zorgden, om gewoon hier in mijn dorp te blijven? Morgenochtend bij het krieken van de dag zou ik mijn vrienden verlaten; de vrouwen die mij zo trouw hadden verzorgd en gesteund na het onverwachte en veel te vroege overlijden van mijn ouders. Ik ging dienstbode worden in een landhuis bij onbekende, welgestelde mensen. Ik – die nog nooit een stap in zo’n deftig huis had gezet en die geen idee had van hoe die rijke mensen hun dagen doorbrachten! Het hoofd van de huishouding zou na-
172