Europan 11 in the Netherlands (Dutch/English)

Page 1


DE NIEUWSTE GENERATIE EUROPANARCHITECTEN

Voorwoord

THE LATEST GENERATION OF EUROPAN ARCHITECTS

Europan 11 1


EUROPAN 11 IN NEDERLAND

INHOUD

64

4

22

6

VOORWOORD — Herman Meijer THEMA — Hugo Hinsley Wat is de waarde van ruimtelijk denken en ontwerpen?

42

RESULTATEN

19 22 26 29 32 33

ALMERE Locatiebeschrijving Eerste prijs Interview winnaar Tweede prijs Bijzondere vermelding Bijzondere vermelding

35 38 42 45 48 49

AMSTERDAM Locatiebeschrijving Eerste prijs Interview winnaar Tweede prijs Bijzondere vermelding Bijzondere vermelding

51 54 58 61

CAPELLE AAN DEN IJSSEL Locatiebeschrijving Eerste prijs Interview winnaar Bijzondere vermelding

63 66 70 73 76

DEVENTER Locatiebeschrijving Eerste prijs Interview winnaar Tweede prijs Tweede prijs

79 82 86 89 92

EINDHOVEN Locatiebeschrijving Eerste prijs Interview winnaar Tweede prijs Bijzondere vermelding

93 96 100 103 106

LEEUWARDEN Locatiebeschrijving Eerste prijs Interview winnaar Tweede prijs Bijzondere vermelding

107

GENOMINEERDE INZENDINGEN

117

ESSAY — Matthew Turner Veel smaak maar weinig voedzaam?

123

NEDERLANDSE WINNAARS IN HET BUITENLAND

128

COLUMN — Kristiaan Borret Safari NL

130

OVER DE JURERING — Emmie Vos

134

CIJFERS

136

EUROPAN 1–10

143

COLOFON

117

ESSAY — Matthew Turner Lots of flavour but little nutrition?

123

DUTCH WINNERS ABROAD

128

COLUMN — Kristiaan Borret Safari NL

130

CONCERNING THE ADJUDICATION — Emmie Vos

134

FIGURES

136

EUROPAN 1–10

143

ACKNOWLEDGEMENTS

Inhoud

11

130 EUROPAN 11 IN THE NETHERLANDS

86 93

CONTENTS 4

19 22 26 29 32 33

ALMERE Site Description Winner Interview Winner Runner-up Special Mention Special Mention

35 38 42 45 48 49

AMSTERDAM Site Description Winner Interview Winner Runner-up Special Mention Special Mention

51 54 58 61

CAPELLE AAN DEN IJSSEL Site Description Winner Interview Winner Special Mention

63 66 70 73 76

DEVENTER Site Description Winner Interview Winner Runner-up Runner-up

79 82 86 89 92

EINDHOVEN Site Description Winner Interview Winner Runner-up Special Mention

93 96 100 103 106

LEEUWARDEN Site Description Winner Interview Winner Runner-up Special Mention

107

NOMINATED ENTRIES

3

2

45

THEME — Hugo Hinsley What is the value of spatial thinking and design?

RESULTS

Contents

Europan 11

6

FOREWORD — Herman Meijer

11


VOORWOORD

Herman Meijer voorzitter Europan Nederland

Het is een aflevering die records breekt, Europan 11, in aantal locaties en in aantallen inzendingen. Het is crisis en dat heeft niet alleen nadelen. Voor veel jonge architecten is het broodnodig om alle kansen aan te grijpen.

grow, then preferably not with an unbridled growth. And where, in fact, there is population shrinkage, aspiring to sustainable quality both speaks for itself and is one new approach within the possibilities. In this eleventh round, the large proportion of international winners for the Dutch sites is quite remarkable. A combination of freshness coupled with empathy for the assignment forms the basis of these international successes. This once again confirms for me the appeal of a European cultural enterprise, the type of enterprise that Europan has embodied for more than twenty years. At a time when investing in culture is no longer such a matter of course and public funds are becoming scarcer and, moreover, Euro-scepticism seems to be the fashion, it is impor­ tant to call attention to this. For the whole of Europe – and hence also for the Netherlands, the quality of spatial design is part of our acquired prosperity that demands constant maintenance and lasting attention.

Foreword

Herman Meijer

The entries from Spain, for example, have been overwhelming and that is not the only good sign. The fact that we in the Netherlands were able to acquire six sites points to the positive side of the crisis: that clients and developers are also using this opportunity for reflection. Now that it is no longer possible simply to create development everywhere, organised brain­ work can offer a solution. And that is where we come in. When the results were announced nearly all the commissioning parties were pleasantly surprised by the winning plans. And where a particular assignment could not be resolved, even with an intelligent plan, the client found that at least one clever person or a clever solution was made available. When reflecting, sustainability plays a double role. Of course, all the assignments ask for solutions that reduce environmental impact or that even have no impact. Furthermore, there is also a demand for designs and physical processes that have a longer lifespan than we are now encountering, including those sites that are intended for re-use. The theme of Europan 11 specifically examines this aspect and in Europe this goes without saying, despite all our national differences. If our continent does need to

Herman Meijer Chairman Europan Nederland

Europan 11 has broken all the records in terms of the number of sites and the number of entries. The current economic crisis can thus also have advantages. For many young architects it is vital that they seize every opportunity.

5

4

En daar waar zelfs sprake is van bevolkingskrimp ligt het streven naar duurzame kwaliteit zowel voor de hand als op een nieuwe manier binnen de mogelijkheden. Opvallend bij deze elfde editie is het grote buitenlandse aandeel onder de winnaars op Nederlandse locaties. Een combinatie van frisheid tegenover en inleving in de opgave staat aan de basis van die buitenlandse successen. Voor mij bevestigt dit nog eens de aantrekkelijkheid van een Europese culturele onderneming, zoals Europan dat al meer dan twintig jaar is. In een tijd dat investeren in cultuur niet meer zo vanzelf spreekt en overheidsmiddelen schaarser worden en bovendien euroscepsis in de mode lijkt, is het goed daar aandacht voor te vragen. De kwaliteit van het ruimtelijk ontwerpen is voor heel Europa en dus ook voor Nederland deel van onze verworven welstand, die niet zonder onderhoud en blijvende aandacht kan.

Voorwoord

FOREWORD

De deelname uit Spanje bijvoorbeeld is overweldigend en dat is dus niet alleen een goed teken. Maar dat we in Nederland zes locaties hebben weten te verwerven, wijst op iets wat wel een keerzijde van de crisis is: dat opdrachtgevers en ontwikkelaars ook de ruimte nemen voor reflectie. Nu het niet meer mogelijk is om overal makkelijke meters te maken, kan georganiseerd denkwerk uitkomst bieden. En daar zijn wij voor. Bij de uitslag bleken bijna alle opdrachtgevers blij verrast met de winnende plannen. En bij die ene opgave die ook met een intelligent plan nog lang niet gedaan is, heeft de opdrachtgever minstens een slimme persoon en een slimme route in de schoot geworpen gekregen. Bij de gevraagde reflectie speelt duurzaamheid in dubbel opzicht een rol. Er blijkt uiteraard bij alle opga­ ven vraag te zijn naar oplossingen die milieu­belasting verminderen of zelfs milieuneutraal zijn. Er is ook vraag naar ontwerpen en fysieke processen die langer mee­ gaan dan wat er tot nu toe, ook op voor hergebruik bestemde locaties, aan te treffen is. Het thema van Europan 11 gaat hier nadrukkelijk op in en dat ligt in Europa, ondanks alle nationale verschillen, zonder meer voor de hand. Als ons continent al groei nodig heeft, dan toch geen ongebreidelde groei.


THEMA Hugo Hinsley

WAT IS DE WAARDE VAN RUIMTELIJK DENKEN EN ONTWERPEN?

Het thema van Europan 11, Resonance between territories and ways of life. What architectures for sustainable cities?, stelt de deelnemers niet alleen voor de uitdaging om een ontwerp voor een locatie in te dienen, maar prikkelt ook tot nadenken over de manier waarop we de waarde van ruimtelijk denken en ontwerpen op diverse niveaus kunnen herwaarderen, zodat we kunnen inspelen op de veranderende Europese stedenbouwkundige situatie.

THEME Hugo Hinsley

6

7

It has always been the case that architecture and urbanism offer more than technical responses to urban living. Throughout the history of urban devel­ opment, the skills of spatially addressing urban problems and proposing new solutions have shown new ways of living and of developing urban fabric as each generation has confronted major changes. Over many generations European urban development has evolved a range of patterns, forms and types that are particular to local and national cultural traditions. These are now required to respond to an increasingly interconnected world, with large flows of capital and people that are having varying impacts across

the range of the European built environment. Today, European towns and cities are facing both a speed and a scale of changes that make effective responses difficult. These changes affect economic, social, and political conditions, as well as the built environment, and architects need to show what they can contribute to the challenge of making productive and creative urban conditions for future generations. Europan has proved to be a productive model for opening up thinking. Competitors need to link their design skills to an argument about the spatial­ ity of economic and social change, and to explore new typologies and spatial organisation: and clients and site representatives are offered a range of new approaches to the challenging physical and economic conditions they confront. Europan also provides a network for the exchange of ideas and expertise across a range of European conditions and experience, which is valuable. This means that both participants and a wider audience can discuss the merits of many models of development such as the “compact city”, polycentric or multi-polar growth, networked urban regions, as well as the combinations of these and other models. Europan can help to open up the debate on what might be “architectures for sustain­ able cities”, not only through the rapidly-improving technical tools available, but also through asking what spatial thinking and interventions in the built environ­ ment can contribute to sustainability in the equally important fields of economic and social development. This debate leads to further collaborations with other disciplines which can question current models of

Theme

Hugo Hinsley

WHAT IS THE VALUE OF SPATIAL THINKING AND DESIGN?

The theme of Europan 11 – Resonance between territories and ways of life. What architectures for sustainable cities? – gives competitors the challenge not only of proposing a design for a site, but also of considering how we can re-assert the value of spatial thinking and design at many scale levels to help to respond to the changing European urban condition.

Thema

Architectuur en stedenbouw hebben altijd meer dan alleen technische antwoorden gegeven op het stedelijk leven. In de geschiedenis van de stedenbouw heeft elke generatie het hoofd moeten bieden aan grote veranderingen; er zijn nieuwe levenswijzen en ontwik­ kelingen van stedelijke structuren ontstaan dankzij het vermogen om stedelijke problemen ruimtelijk aan te pakken en nieuwe oplossingen aan te dragen. In de Europese stedenbouw zijn in de loop van vele gene­ raties uiteenlopende modellen, vormen en typen ont­ wikkeld die kenmerkend zijn voor lokale en nationale

culturele tradities. In onze tijd moeten die modellen beantwoorden aan een steeds nauwer verbonden wereld, een wereld met grote stromen van kapitaal en mensen, die op verschillende manieren effect hebben op het scala van de Europese gebouwde omgeving. Tegenwoordig worden Europese stedelijke gebieden geconfronteerd met zowel een snelheid als een schaalniveau van veranderingen waarop niet gemak­ kelijk efficiënt kan worden ingespeeld. Die verande­ ringen zijn van invloed op de economische, sociale en politieke omstandigheden, maar ook op de gebouwde omgeving. Het is aan de architecten om te laten zien wat zij kunnen bijdragen aan de uitdaging om voor toekomstige generaties productieve en creatieve stedelijke condities te creëren. Europan heeft bewezen een effectief model te zijn om denkpatronen te doorbreken. Deelnemers moeten hun ontwerpvaardigheden koppelen aan een debat over de ruimtelijke aspecten van economische en maatschappelijke verandering; tevens moeten ze nieuwe typologieën en ruimtelijke indelingen verken­ nen en opdrachtgevers en locatievertegenwoordigers een scala van nieuwe benaderingen voor hun fysieke en economische uitdagingen geven. Tevens biedt Europan een waardevol netwerk voor de uitwisse­ ling van ideeën en uiteenlopende expertise binnen een breed pakket van Europese omstandigheden en ervaringen. Op die manier kunnen zowel deelnemers als een breder publiek zich bezighouden met de ver­ diensten van diverse ontwikkelingsmodellen, bijvoor­ beeld de ‘compact city’, policentrische of multipolaire groei, stedelijke netwerkregio’s evenals combinaties


WE ZIEN EEN VERSCHUIVING NAAR EEN KENNISECONOMIE

Hugo Hinsley 8

multiple scale levels, filtering down to the most local and personal, as working, living and leisure conditions change. Concepts and planning regulations have been slow to respond. Design proposals, from the scale of the building to the scale of the region, are only beginning to test new ideas. Housing and commer­ cial development investors have in the main resisted changing their twentieth century models – partly because, until recently, they could sell almost anything they built. The economic shockwaves of the past few years should contribute to a more constructive debate, but architects and urbanists must utilise opportunities to propose attractive and credible new models. CHALLENGING CONCEPTS To address the changing social, economic and spa­ tial conditions across Europe, several sets of ideas need to be challenged. One is to make a shift from conceiving planning as being about control and zon­ ing, to planning as strategy, addressing adaptability and new mixes, and working at multiple scale levels. Much planning still aims to construct our built environ­ ment in unconnected uses: residential, commercial, industrial, cultural, etc. This zoned thinking, and the accompanying legislation, is inflexible in enabling or encouraging new productivity and cross-fertilisation to develop. We should move away from “brittle” think­ ing about the urban condition towards a more resilient way of thinking about planning and policy making.2 Successful competitive cities have often inherited an urban pattern, grain and building types (both in

PRIKKELENDE CONCEPTEN Er moet serieus worden gekeken naar verschillende invalshoeken om in heel Europa in te spelen op de veranderende maatschappelijke, economische en ruimtelijke omstandigheden. Eén benadering is: anders omgaan met planning. Niet plannen door beheersen en ordenen, maar planning als strategie in het omgaan met flexibiliteit en nieuwe mixen van functies en opererend op meerdere schaalniveaus. Bij planning wordt nog vaak uitgegaan van indeling van bebouwde gebieden naar gebruik: wonen, kanto­ ren, industrie, cultuur, et cetera. Dit denken in zones is, evenals de bijbehorende wetgeving, rigide als het gaat om het faciliteren of stimuleren van nieuwe productiviteit en de ontwikkeling van kruisbestuiving. Wij moeten loskomen van brittle thinking over steden­ bouwkundige randvoorwaarden en koers zetten naar een flexibelere benadering van planning en beleids­ vorming.2 Succesvolle, concurrerende steden hebben vaak een stedenbouwkundig patroon, een korrel­ grootte en bebouwing geërfd (zowel in platte­grond als in doorsnede, in driedimensionale organisatie en netwerken), die op zich aan te passen zijn. Onder het huidige planningsregime zouden dergelijke stedelijke gebieden niet kunnen worden gerealiseerd. Bij de ontwikkeling van stedelijk weefsel voor de toekomst moeten we ons richten op flexibiliteit, we weten

TOWNS AND CITIES WILL NEED TO PLAN FOR ZERO GROWTH IN SOME CASES

plan and section, and in three-dimensional organisa­ tion and networks), which are inherently adaptable. Such urban areas could not have been built under recent planning controls. In constructing a future urban fabric we must aim for adaptability, not knowing what demands the future will place on both built and unbuilt space. 3 Planning should provide responsive conditions to improve opportunities for success in the competitive global network. It is necessary to rethink the spatial and social relations of living and working and leisure and find better tools to work with change. These tools include strategic and adaptable master plans, specific large interventions or Grands Projets, the use of Development Agencies to direct the process and effective models for more stakeholder involvement and feedback.4 Another conceptual shift is away from outdated urban versus rural distinctions towards proposing new territories of inhabitation. We still discuss urban

IN BEPAALDE GEVALLEN ZULLEN STEDEN HUN PLANNING MOETEN BASEREN OP NULGROEI

immers niet welke eisen er in de toekomst worden gesteld aan bebouwd en onbebouwd gebied.3 Planning dient ruimte te bieden aan responsieve voor­ waarden om de kans op succes binnen een concur­ rerend mondiaal netwerk te verbeteren. Bezinning op de ruimtelijke en maatschappelijke verbanden tussen wonen, werken en vrije tijd is noodzakelijk. Tevens dienen we betere instrumenten te vinden om met verandering om te gaan. Tot die instrumenten behoren strategische en flexibele masterplannen, specifieke grootschalige ingrepen of Grands Projets, de inzet van ontwikkelaars om het proces aan te sturen en effectieve modellen voor meer betrokkenheid en terug­­ koppeling van belanghebbenden.4 Een andere verschuiving van ideeën keert zich af van het traditionele onderscheid tussen stad en buiten­gebied ten faveure van voorstellen voor nieuwe woongebieden. Binnen de voortgaande Europese dis­ cussie over de compacte stad maken wij nog steeds

as separate from rural, with a continuing European debate about “Compact City” models: rather than thinking of a continuum between urban core, periph­ ery and region, and of how best to develop the “in-between” territories, exploring the potential of networks of dispersed multi-centred development in the landscape.5 Working on territories means thinking in a multi-scalar way – thinking about the region at the same time as the old centres – thinking of dynamic links and exchanges between urban and nature.6 Europe is already evolving different models of exten­ sive urban regions – for example: the Randstad, the Ruhr, and the Øresund region. More careful analyses of these and other models should reveal principles and tools for future development strategies. THE VALUE OF SPATIAL THINKING As local, space-specific ways of living are fading while international connectivity and competitiveness become sharper, we need to show the value of design and spatial thinking in making developments that combine buildings and landscapes, that can adapt effectively over time, and that can respond to differ­ ent patterns of working, living and leisure. Europan is a good forum for debating future models. How will new typologies of built space affect the potential for change? Can the built environment be adaptable to allow changes of use - can it be resilient rather than brittle? Can we develop better tools for multi-scalar proposals about buildings, the spaces between build­ ings, mobility infrastructures, and the values of unbuilt

onderscheid tussen stad en buitengebied. We zouden ons beter kunnen bezinnen op een continuüm tussen stedelijke kern, periferie en regio, en op de optimale ontwikkeling van de tussengelegen gebieden, waarbij we de mogelijkheid moeten verkennen van netwer­ ken van verspreide, meerkernige bebouwing in het landschap.5 Werken aan gebieden betekent denken op uiteenlopende schaalniveaus: nadenken over de regio’s én de oude stadscentra, over dynamische koppelingen en uitwisseling tussen stad en natuur.6 Europa is al bezig met de ontwikkeling van verschil­ lende modellen voor grootschalige stedelijke regio’s, bijvoorbeeld de Randstad, het Ruhrgebied en de regio Øresund. Uit gedetailleerde analyses van deze en andere modellen dienen uitgangspunten en instru­ menten naar voren te komen voor toekomstige ontwik­ kelingsstrategieën. DE WAARDE VAN RUIMTELIJK DENKEN Naarmate lokale en ruimtelijk bepaalde levenswijzen steeds meer verdwijnen en internationale verbindingen en concurrentievermogen zich duidelijker aftekenen,

WIJ MAKEN NOG STEEDS ONDERSCHEID TUSSEN STAD EN BUITENGEBIED

WE STILL DISCUSS URBAN AS SEPARATE FROM RURAL

9

representation and negotiation in decision-making; and can explore new partnerships for delivering spatial development. Europan 11 sites range from quite central urban areas in need of re-development, through sites on the periphery of the urban core offering the potential of new exchanges between built and unbuilt space, to sites that will expand the built fabric into the sur­ rounding rural areas. All sites require spatial thinking on multiple scales, questioning mix and intensity, environmental impacts, infrastructures of services and mobility, and potential economic opportunity. The changes we must address are well known1 but can be briefly restated. On the largest scale there are questions raised by energy resources, climate change and a wide range of issues about the techni­ cal sustainability of our ways of life. There is also a shift to a knowledge-based economy and the fast development of information flows and networks which are rapidly altering our possibilities and our concepts of living and working. Parallel with this, demographic changes will have a major impact on European living as we move to populations with more single house­ holds, more elderly people – often single and needing support – and more flows of migration in the search for work and better life opportunities. The evolution of these changes across Europe will have different local effects, but a common trend. Towns and cities will need to plan for zero growth in some cases, or for “shrinking city” conditions in other cases; while other urban centres and regions will expand population and economic activity. All these changes impact at

fundamentele discussie; architecten en stedenbouw­ kundigen moeten echter meer kansen grijpen om voorstellen te doen voor aantrekkelijke en geloofwaar­ dige nieuwe modellen.

Theme

de technische duurzaamheid van onze leefstijl. Tevens zien we een verschuiving naar een kenniseconomie en de snelle ontwikkeling van informatiestromen en netwerken, die onze ideeën over wonen en leven in hoog tempo veranderen. Tegelijkertijd zullen demo­ grafische veranderingen een grote invloed uitoefenen op het leven in Europa; de bevolkingssamenstelling bestaat uit steeds meer eenpersoonshuishoudens, grotere aantallen ouderen – vaak alleenstaand en met behoefte aan ondersteuning – en grotere stromen migranten die op zoek zijn naar werk en betere levens­ kansen. De lokale effecten van al deze voortschrij­ dende veranderingen binnen Europa zullen verschil­ len, maar er is een algemene tendens. In bepaalde gevallen zullen steden hun planning moeten baseren op nulgroei, en in andere gevallen op krimp; bij andere stedelijke centra en regio’s zullen we daarentegen een groei van bevolking en economische activiteit zien. Naarmate woon- en werkomstandigheden en vrije­ tijdsbesteding veranderen, hebben al deze verschui­ vingen een immens effect, zelfs tot en met de meest lokale en persoonlijke niveaus. De concepten en planningsvoorschriften hebben slechts traag gereageerd. In ontwerpen worden nieuwe ideeën, van de schaal van het gebouw tot en met de regionale schaalgrootte, nog slechts mondjes­ maat getoetst. De meeste investeerders in woonen werkruimte verzetten zich tegen een verandering van hun twintigste-eeuwse modellen, deels omdat zij tot voor kort vrijwel alles konden verkopen wat ze bouwden. De economische schokgolven van de afgelopen jaren moeten bijdragen aan een meer

Thema

THERE IS A SHIFT TO A KNOWLEDGE-BASED ECONOMY

daarvan en van andere modellen. Europan kan bij­ dragen aan het openbreken van de discussie over een uiteindelijke architectuur voor duurzame steden, niet alleen via de beschikbare, snel verbeterende technische instrumenten, maar ook door de vraag te stellen wat ruimtelijk denken en ruimtelijke ingrepen in de omgeving kunnen bijdragen aan duurzaamheid in de – even belangrijke – gebieden van economische en maatschappelijke ontwikkeling. Die discussie leidt tot verdere samenwerking met andere disciplines, waardoor de huidige modellen voor vertegenwoordi­ ging en onderhandeling in de beleidsvorming op losse schroeven kunnen komen te staan. Daarnaast kunnen nieuwe samenwerkingsverbanden worden verkend voor het realiseren van ruimtelijke ontwikkeling. De locaties van Europan 11 lopen uiteen van zeer centrale stedelijke gebieden die behoefte hebben aan herstructurering, via gebieden aan de rand van de stedelijke kern met mogelijkheden voor een nieuwe wisselwerking tussen bebouwde en onbebouwde ruimte tot locaties waarbij het stedelijk weefsel wordt uitgebreid naar het buitengebied. Voor alle locaties moet op diverse schaalniveaus ruimtelijk worden gedacht en worden stilgestaan bij mix en bebou­ wingsdichtheid, uitwerking op het milieu, infrastruc­ tuur van diensten en vervoer evenals de mogelijke economische kansen. De veranderingen waarop we moeten inspelen zijn genoegzaam bekend,1 maar kunnen kort in beeld wor­ den gebracht. Op het grootste schaalniveau worden vraagstukken opgeworpen rondom energiebronnen, klimaatverandering en een hele reeks kwesties inzake


EUROPAN IS EEN PRIMA PLATFORM VOOR DISCUSSIE OVER TOEKOMSTMODELLEN

3. In delen van sommige Europese steden zijn voor­ beelden te vinden van een meer veerkrachtige stads­ planning, bijvoorbeeld in de nieuwe wijk HafenCity in Hamburg.

6. Een recent onderzoek door Urban Age naar de Randstad in Nederland en de regio Zuidoost in Engeland snijdt hout als het gaat om regionaal denken: The Tale of Two Regions. A Comparison Between the Metropolitan Areas of South East England and the Randstad in Holland, Urban Age Report, LSE Cities Programme, Londen 2011.

4. Zie voor een nuttig over­ zicht van stedelijke strate­ gieën en instrumenten voor middelgrote Europese steden Urban Reports, red. K. Christiaanse, N. Schuller en P. Wollenberg, Zürich 2009.

1. Urban Design since 1945. Shane, D.G. (2011. Wiley) provides a useful overview of the changes effecting urban development. 2. “Brittle City” is a concept proposed by Richard Sennett in a paper for the Urban Age conferences – published in Berlin, November 2006, and reprinted in The Endless City. (pp: 290-298). Eds: Burdett, R and Sudjic, D. (2007. Phaidon Press.) 3. There are parts of European cities that show examples of more resilient planning – for example the HafenCity area of Hamburg. 4. For a useful review of a range of urban strategies and tools related to six mid-sized European cities see Urban Reports Eds. Christiaanse,K., Schuller,N., Wollenberg,P. (2009. gta Verlag).

5. These ideas are very clearly debated in Cities Without Cities by Sieverts,T. (3rd edition. English trans­ lation). (2003. Routledge). He develops the concept of Zwischenstadt, similar to other debates on the “in-between” or the città diffusa. 6. A recent study by Urban Age of the Randstad in Netherlands and the South East region of England makes useful points about regional thinking. The Tale of Two Regions. Urban Age Report. LSE Cities Programme. (2011. LSE)

RESUL­ TATEN RE­SULTS

11

10

landscape? Can we rescue the “public realm” from being a themed place of consumption, and imagine how to make it a realm of exchange and stimulus across the urban regions? These concepts and models are emerging and will need new collaborations and networks, and new ways of working, for architects and other spatial thinkers. Europan can help to develop these, and to propose architectures for sustainable cities and regions.

Hugo Hinsley is a member of the Scientific Committee of Europan Europe. He is an architect with expertise in housing, community buildings and urban development projects. He has a wide range of practical experience and has been a consultant to many projects in Europe, Australia and the USA. He is a Director of the Housing & Urbanism programme in the Architectural Association Graduate School in London, and has taught, lectured and published internationally.

2. ‘Brittle City’ is een con­ cept dat Richard Sennett presenteerde als paper voor de ‘Urban Age’-conferenties – in november 2006 gepubli­ ceerd in Berlijn en opnieuw uitgebracht in The Endless City, red. R. Burdett en D. Sudjic, Londen 2007, p. 290-298.

5. Deze ideeën worden hel­ der uiteengezet door Thomas Sieverts in Cities without Cities. An Interpretation of the Zwischenstadt, Oxford 2003 (3e dr.). De auteur ontwikkelt het concept van de Zwischenstadt, vergelijk­ baar met andere discussies over de in-between ofwel de città diffusa.

Results

Hugo Hinsley

EUROPAN IS A GOOD FORUM FOR DEBATING FUTURE MODELS

Hugo Hinsley is lid van de Scientific Committee van Europan Europa. Hij is als architect deskundig op het gebied van woningbouw, gemeenschapsgebouwen en stedenbouwkundige projecten. Hij kan bogen op een brede praktijkervaring en trad op als adviseur voor een groot aantal projecten in Europa, Australië en de VS. Hij is directeur van het programma Housing & Urbanism in de Architectural Association Graduate School in Londen en heeft internationaal gedoceerd, lezingen gegeven en gepubliceerd.

1. D.G. Shane, Urban Design Since 1945, Hoboken (NJ) 2011 biedt een bruikbaar overzicht van de veranderin­ gen die de stedelijke ontwik­ keling beïnvloeden.

Resultaten

dienen we de waarde aan te tonen van het ontwerp en het ruimtelijk denken. Dat kan via ontwikkelingen die gebouwen en landschappen met elkaar verbinden, die in de loop van de tijd efficiënt kunnen worden aangepast en kunnen inspelen op uiteenlopende werk-, woon- en recreatiepatronen. Europan is een prima platform voor discussie over toekomstmodellen. Welke invloed zullen de nieuwe typologieën in de bebouwde gebieden hebben op mogelijkheden voor verandering? Kan de bebouwde omgeving worden aangepast, zodat een ander gebruik mogelijk is? Met de nodige veerkracht, dus niet star? Kunnen we betere instrumenten ontwikkelen voor ontwerpen op meerdere niveaus van gebouwen, de ruimte tus­ sen gebouwen, infrastructuren voor mobiliteit en de waarde van onbebouwde landschappen? Kunnen we het ‘publieke domein’ redden van de status van

standaardlocatie voor consumptie en nadenken over een omschakeling naar een stimulerend domein van uitwisseling tussen stedelijke regio’s? Deze concepten en modellen zijn in opkomst en maken nieuwe samenwerkingsvormen en netwerken noodzakelijk, naast nieuwe werkwijzen van architecten en andere ruimtelijk denkers. Europan kan bijdragen aan die ontwikkeling en aan de vorming van architec­ tuur voor duurzame steden en regio’s.


Almere Eerste prijs — Winner p. 22–28

Amsterdam

Genomineerde inzendingen — Nominated entries

Overige inzendingen — Other entries

Eerste prijs — Winner p. 38–44

p. 107–108 TM 007

FRAME

Timur Shabaev, RU 1979

AP 052

p. 29–31

DR 089

observatory for an artificial wilderness

Olaf Janson, NL 1980 Joost Maatkamp, NL 1980 Rens Wijnakker, NL 1984 Koen Looman, NL 1981

HJ 810

Bijzondere vermelding — Special Mention p. 32–33

HB 007

HET HUIS BEIAARD

Je Ahn, UK 1983 Maria Smith, UK 1982

[FRAMED]

Jasper Spigt, NL 1981

PP 111

SHOW-FLIP-FIT

Pim Pompen, NL 1972

SL 588

the treehouse

Fernanda Acre Pacheco, PT 1980 Fabio Hernandez Palacio, CO 1974

AM 237 – Shifting performances Juliane Maier, DE 1976 Luis Maria Etchegorry, AR 1975 Cynthia Markhoff, AR 1977 AN 319 – THE FUTURE VIEW OF DUIN Nils Nolting, DE 1978 Arne Hansen, DE 1976 AN 999 – WEAVING LANDSCAPES Alexandros Vazakas, EL 1971 DC 888 – EGGPLANT Sandra Piñeiro Estarellas, ES 1972 DH 471– deltaHouse Thorsten Lang, NL 1975 Claudia Guia Fabbri, IT 1975 DH 487 – shorelines Holger Hoffmann, DE 1974 Daniela Hake, DE 1974 FN 001 – FRAMING NATURE Bertrand Schippan, FR 1981 Robert Grimm, DE 1981 Jeanne Despas, FR 1983 Michael Labory, FR 1987 Attilio Ranieri, IT 1974 FP 185 – STIJG! Marianne van Lochem, NL 1979 JA 001 – green shelter Luhayu Fauzia Triratnamurti, ID 1979 Joost van Dijk, NL 1978

NH 085

JR 784 – SHIFTING HORIZONS Rob ten Napel, NL 1978

JS 583 – Confluence of the ForestFolks Jan Hendrik Bos, NL 1973 Stijn van Tuijl, NL 1973

Natural History

David Dominguez Fuster, ES 1981 Christian Sintes Midmore, ES 1980

KF 001 – take a walk on the wild side Rebecca Pelayo, FR 1977

MB 915 – POPLAR TREE HOUSE Andrea Davide Marelli, IT 1980 MC 123 – BRIDGE TOWER Maria Milans del Bosch, ES 1981 MS 007 – LOCUS AMOENUS Maria Letizia Martani, IT 1974 NG 147 – IMPLOSION Thomas Boerendonk, NL 1984 Christian Waber, NL 1983 NT 017 – GREEN HOUSE Johan Selbing, SE 1974 Machiel de Weers, NL 1974 PC 003 – on tiptoe Garcia Jose Maria Sanchez, ES 1975

VX 173 – BABYLON CIRCUS Victor Schmidt, NL 1981 Steven Lo A Njoe, NL 1983 WG 073 – WOESTE GROND Rolf Reichardt, NL 1973 Jasper Hermans, NL 1975 Froukje van de Klundert, NL 1982 WS 008 – ORANGERIE DUIN Esther Stevelink, NL 1974 Arie Bergsma, NL 1971 XX 777 – OUTSIDE IN Serge Schoemaker, NL 1975

IA 311

SR 678 – Juxtaposition Sofia Carolina Cárdenas Begazo, NL 1980 Robert Taapken, NL 1979 ST 740 – “WHICH HOUSE WOOD U LIKE?” Andrea Lopapa, IT 1974 Claudio Bonicco, IT 1974 TC 133 – WHEREVER YOU FIND A HANDY PLACE – BUILD YOUR “TREE HOUSE” THERE... Tijana Corluka, YU 1973 TR 335 – I.N.N.E.R. Inner Nature New Environmental Resource Domenico Silvestro, IT 1981 Stefano Guarino, IT 1981 Vincenzo Iovino, IT 1981 Domenico Fraterno, IT 1983 UP 888 – UP & DOWN Agata Plackowska, PL 1984 Katarzyna, Miodek, PL 1983 Agnieszka Firlej, PL 1983

Sara Reichwein, DE 1982

FM 942

Tweede prijs — Runner -up p. 45–47

BB 200

BASIC CITY

SB 101 – Almere wunderbaum Sven Blokker, NL 1981 SC 888 – Meander Ramon Knoester, NL 1975

I AMSTEL 3

Milena Zaklanovic, NL 1973 Petar Zaklanovic, NL 1972 Sara Wolff, DE 1979 Matteo Bettoni, IT 1978 Cui Yong, CN 1983

Bijzondere vermelding — Special Mention p. 48–49

A FREE TOWN

Teemu Seppänen, FI 1980 Aleksi Niemeläinen, FI 1979 Martti Kalliala, FI 1980 Auvo Lindroos, FI 1981

SB 403

Trading Futures

Corine Erades, NL 1976 Jelte Boeijenga, NL 1975 Joost Brands, NL 1976 Niels Tilanus, NL 1978

Gerjan Streng, NL 1984 Jouri Kanters, NL 1981 Rick ten Doeschate, NL 1984 Jan Lebbink, NL 1981 René van Poppel, NL 1982 Jasper Ponjee, NL 1982 Michael Hesp, NL 1981 Pieter Theuws, NL 1983

a.s.h.e. 2012

Maarten van Tuijl, NL 1972 Tom Bergevoet, NL 1972

SE 033

JUST TRUST

DM 007 – Amstel III CAMPUS Dirk Robers, NL 1976 Marc Booi, NL 1976

AV 020 – AMSTEL VIERTEL Elsbeth Ronner, NL 1984 Lilith van Assem, NL 1980 Lieke van Hooijdonk, NL 1979 Marianne Schalekamp, NL 1984

ED 458 – SNAKE Lukasz Wojciechowski, PL 1978 Marta Mnich, PL 1979

AX 101 – THE AMSTEL ACTS Rutger Huiberts, NL 1982 Martine Verhoeven, NL 1986 Toon Stallaart, NL 1983 BB 189 – SET UP THE WASTE Daniele Barillari, IT 1978 Stefano Baseggio, IT 1980

RS 141

Tjeerd Haccou, NL 1978 Sascha Glasl, DE 1977 Marthijn Pool, NL 1980

WS 122

vacant first

FT 111

roadmap

AA 111 – AMSTEL 3.0 Erno Langenberg, NL 1974 Saskia Beer, NL 1981

Christoph Wassmann, AT 1973 Wim Sjerps, NL 1977

BB 753 – BIG BANG Verena Schmidt, DE 1986 Urs Kumberger, DE 1983 Andreas Krauth, DE 1983 BD 246 – RE GENERATION LUNGS FOR AMSTEL III Beatriz Zorzo Talavera, ES 1980 Daniela Castelbranco, PT 1973 Dion D. Lembekker, NL 1983 BG 167 – LOTS OF RESILIENCE Guido Schot, NL 1972 Brigitte Kwa, NL 1972 BL 317 – DO SOW Ivan Linares, ES 1983 Iolanda Bianchi, IT 1984 Arnau Teixidor, ES 1983 CA 101 – Shared Transition André Günther, DE 1977 Carst Abma, NL 1983 CB 672 – CONSEQUENCES Fernando Lua Silva, MX 1979 Verena Recla, IT 1979 CC 020 – inv|fest Sebastiaan Luiten, NL 1981 Stefan van Nederpelt, NL 1979 CF 213 – Niche Adaptation Sang Hoon Oh, KR 1977 Soomeen Hahm, KR 1983 DF 429 – PARTAKING URBANISM Juan Carlos Alonso, ES 1971 Susana Aparicio y Lardiés, ES 1973 DH 020 – Intussen David Hess, NL 1976

GA 317 – HORTUS EXERCITIO Ciny Wouters, NL 1979 Marie Morin, FR 1981 Gwenn Rannou, FR 1976 Florent Le Corre, FR 1980 GG 111 – Park-in Guus Peters, NL 1977 Bobby de Graaf, NL 1977 GH 321 – AMSTEL III IN PROGRESS Giulia Melloni, IT 1984 Hans Larsson, SE 1983 GJ 128 – VIVAMSTEL 3 Dennis Hauer, NL 1977 Esther de Graaf, NL 1980 Saskia Huizinga, FR 1981 Anna Vlaming Reitmanova, SK 1975

OO 020 – #the_circuit Marc Koehler, NL 1977 Jurrian Knijtijzer, NL 1993 Stephanie Willocx, BE 1986 Sebastian Dachy, BE 1987 Maarten Verhelst, BE 1986 RH 166 – FASTEN YOUR CITY BELT Haiko Cornelissen, NL 1978 Rúnar Halldorsson, IS 1980 SA 020 – Seeds for Amstel Jos Halfweeg, NL 1972 Carloes Pollemans, NL 1977 Maarten Feberwee, NL 1984 Saman Mohammadi, NL 1985 Niels Slob, NL 1986 TQ 036 – “Le Jeu de Taquin”: a Thirty-Six Puzzle Mickaël Papin, FR 1982 Antoine Carel, FR 1981 Pierre Silande, FR 1982 Kikyun Kim, KR 1976 UZ 131 – living with or through IKEA!? Julia Schütz, DE 1985

GJ 256 – CITY OF OPTIMISM Monique Smit, NL 1976 Daan Petri, NL 1975 Eric van Noord, NL 1972 KF 020 – THE GARDENS OF S.E.A. Hugo Kok, NL 1980 LC 020 – corporate collective commissioning Jouke Sieswerda, NL 1982 Marten Dashorst, NL 1983 NO 002 – FENC(e)ITY Felice Francesco Giuseppe Gualtieri, IT 1981 Maria Luisa Priori, IT 1981 OH 358 – Water@scape! Maria Valentina Grimaldi, IT 1982 Mariangela Guglielmi, IT 1982 Francesco Busto, IT 1982 Maria Cristina Giordani, IT 1984 Rosa Alba Giannoccaro, IT 1983 Sara Sartini, IT 1981

Results

Results

Cor Thiemens, NL 1979

GA 004

ENVISIONING BAUCIS,

13

12

Daktari

AG 007 – Metamorphosis | wetland housing ‘morphed’ Andrew van Zanten, NL 1982 Gerdo Weltevreden, NL 1978

MA 001 – A-frame Sean Matsumoto, US 1972

Resultaten

Resultaten

Tweede prijs — Runner-up

Valentina Temporin, IT 1976 Valentina Murgia, IT 1979 Cristina Cardinale, IT 1977

Overige inzendingen — Other entries

p. 108–109 AE 306 – BEACH UP DUIN Josse Popma, NL 1977 Jan Willem ter Steege, NL 1978

FLAPLAND

Genomineerde inzendingen — Nominated entries


Capelle aan den IJssel

Deventer

Eerste prijs — Winner

Eerste prijs — Winner

p. 54–60

Genomineerde inzendingen — Nominated entries

Overige inzendingen — Other entries

p. 66–72

p. 110–111 PS 285

Elena Chevtchenko, NL 1981 Ken Thompson, UK 1977 Andrew Kitching, UK 1983

Bijzondere vermelding — Special Mention p. 61

CA 204

A DAY IN THE LIFE

FF 237

MICROCITY

Valentina Filippo Semprebon, IT 1979 Francesco Betta, IT 1975

JK 818

transparent clouds

Javier Fernández Contreras, ES 1982 Dingting Chen, CN 1986

KA 005

IN DE HOVEN

Karin Uittenbogaart, NL 1977

Michalis Ntourakos, EL 1982 PS 333

POLITICS OF SCALE

Dorus Meurs, NL 1982 Taufan ter Weel, NL 1982 Michael Daane Bolier, NL 1982

p. 111–113 AD 000 – Archipelle aan den IJssel Jitske Torenstra, NL 1983 Elza Heemskerk, NL 1983

FU 660 – THE BANDS Christina Razzanelli, IT 1978 Giona Scarselli, IT 1974

PK 300 – yellow plaza and green carpet Roman Rutkowski, PL 1972

AL 079 – THE LINK Philibert de Viron, BE 1975

HK 073 – ...PROCESSING... Huib Komen, NL 1985

AT 152 – ISLANDS Nicolas Simon, FR 1982 Max Turnheim, FR 1982

IC 000 – Stéphane Toussaint, BE 1985

PZ 954 – SILVARUM VARIA Concepción Garcia Garcia, ES 1977 Ignacio Sánchez Martínez, ES 1978 Adolfo Agra Gutiérrez, ES 1972

AT 420 – Publieke Passage (Public Passage) Ruud van Aerde, NL 1981 Sanne van Manen, NL 1984 Bart Erens, NL 1975 Jens van de Ven, NL 1984 AX 025 – TRACING THE LANDSCAPE Andreas Ierides, CY 1984 Garyfalia Pitsaki, EL 1980 Panagiotis Papanastasis, EL 1986 BP 911 – HOFSTAD Bas Rozenbeek, NL 1976 Paul van Kerkoerie, NL 1978 Bart Pouw, NL 1977 Karin Wolf, DE 1972 CA 121 – Naumachias Martin Jancok, SK 1978 Vit Halada, SK 1980 Lukas Kordik, SK 1979 Benjamin Bradnansky, SK 1976 CC 010 – SHAPING SOCIAL SPACE Peter Popke de Jong, NL 1981 Peter Bakker-Haakman, NL 1980 Pank van 't Hoog, NL 1981 Pieter Koningsveld, NL 1980 CL 011 – PARKHILL Fanny Lenoble, FR 1986 Marc Nicolas Cervera, FR 1986

EP 011 – from SPACE to PLACE / SYNERGIZING CAPELLE AAN DEN IJSSEL Alejandra Figueroa, ES 1984 Cheuk Ting Geraldine Li, UK 1984 Andreia Peñaloza, CO 1976 FM 006 – CITY Roberto Fantoni, IT 1980 Alessandro Martinelli, IT 1981

IO 101 – GRID CITY Fernando Donis, MX 1972 JA 503 – F(r)eed Frame Sander Janssen, NL 1986 Jille Koop, NL 1985 Albert Takashi Richters, NL 1985 LS 002 – SUPERSTYLIN’ Gerben Lankhaar, NL 1983 Dennis Smit, NL 1979 MD 981 – City-Urban-Building Marije ter Steege, NL 1982 Daniel Rodriguez, ES 1980 ME 528 – STAMP THE NEIGHBORHOOD Marjolein van Eig, NL 1975 MH 011 – Middenhoven Joris Dekkers, NL 1975 Wouter van Bennekom, NL 1979 ML 070 – BEWUST (CONCIOUS) Linda Holvast, NL 1984 Lisa van Rooij, NL 1985 Merel Peppelenbosch, NL 1984 Marjolijn Bonnike, NL 1986 MV 361 – PARK ON PARK Gaël Minet, BE 1974 Eva Visser, NL 1976 NB 156 – SEQUENCE Gerard Heerink, NL 1983 Joris Veerman, NL 1982 NK 723 – Compact City House Peter Newton, IE 1973 Melissa Kinnear, UK 1972 NL 011 – De Nieuwe Hoven (The New Hoven) Erik de Vries, NL 1975 Wouter van Alebeek, NL 1977 NL 168 – Mt. Capella Yun Wai Wing, CN 1980 Jiayu Tjong, SG 1984 Mayuko Ando, JP 1981

TH 040 – ><regeneration Marc Vos, NL 1984 Joren Vis, NL 1984 Sander Bouw, NL 1983 Peter Botz, NL 1979 UA 003 – E11. TOPIC USES... 2B. FROM ISOLATION TO SOCIAL INTEGRATION Marta Fernandez Valderrama, ES 1973 Francisco Escudero, ES 1973 Rocio Campoy, ES 1980 UP 285 – UNSQUARED PIXEL Davide Coluzzi, IT 1979 Savio Doronzo, IT 1982 US 167 – URBAN STREETS Arjan Welschot, NL 1978 WR 413 – OVERLAY INTERCONNECTIONS Eugénie Poulain, BE 1983 Delphine Trioux, FR 1983 Nicolas Quidousse, BE 1979 Jérémy de Grande, BE 1982 YX 356 – ‘PLAN B’ Maria Sleijpen, NL 1977 Jurrian Arnolds, NL 1993 Pieter Graaff, NL 1985 Sander Smoes, NL 1979

BE 311

PLANTING HAVENKWARTIER

Erwin Schot, NL 1976 Bas Meijerman, NL 1982 Eloi Koster, NL 1973 Elmar Hammers, NL 1982

AA 001 – silo-solid Jeroen Boersma, NL 1974 AB 123

AA 135 – ARQUONTAINER *

AD 005 – HAVENKWARTIER Alexandar Sardarev, BG 1980 Daniela Stancheva, BG 1975

the Industrial Cycle Saul Smeding, NL 1985 Lobke Alkemade, NL 1983 Boudewijn Pasman, NL 1982 Eisso Beukema, NL 1981 Sieger Valks, NL 1984

Tweede prijs — Runner -up

HH 134

p. 73–75

EH 011

DHK, een nieuwe geschiedenis

J-P Wenink, NL 1978 Ferdy Holtkamp, NL 1979

Tweede prijs — Runner -up

Valtteri Osara, FI 1978

II 123

(a new history)

STATUES

THE HIVE

Julie Pommier, FR 1987 Audrey Benais, FR 1987

IK 230

INDUSTRIAL KASBAH

Derko-Jan Dollen, NL 1973 Angela Holterman, NL 1972 Thijs Karrenbeld, NL 1980

p. 76–78 LL 001

MK 101

BRICOLAGE

Marieke Kums, NL 1979

ZE 351 – URBAN FIELDS Alexandre Mârques, PT 1979 Ana Grácio, PT 1980 Cláudia Costa, PT 1985 Silvia Oliveira, PT 1984

VERTIGO

Luuk Stoltenborg, NL 1981 Luuk Dietz, NL 1979

LR 612

In Lijn

Jarrik Ouburg, NL 1975

SP 808

ZK 458 – Once Upon a Polder Alexander Giarlis, EL 1980 Brigitta Lenz, AT 1976

ZK 800 – Fertile District Jean-Charles Puechblanc, FR 1984 Emmanuel Quertinmont, BE 1983 Louis Leclert, FR 1984

SILOPLEIN

Paul van den Berg, NL 1980 Adam Scales, CA 1979

TC 821

Urban Patio

NU 010 – URBAN ‘WOONERF’ Joost Reijnen, NL 1983

Tjeerd Bloothoofd, NL 1982 Chi Hong Liu, NL 1977

XD 403

The Compound

Kor Zijnstra, NL 1973

BD 201 – Re-conquering the silos of Deventer by excavation Jan Verberne, NL 1974 Menno Trautwein, NL 1971 CS 909 – creative silos Martijn Bos, NL 1975 Menno Voss, NL 1974

RO 515 – SILO CITY Geert Combrink, NL 1980 Katharina Posselt, DE 1983

GR 111 – Grid3 Gilles Guerry, FR 1978

RR 011 – Ring around the rosie Luca Baialardo, IT 1983 Simona Serafino, IT 1984 Marco Lanna, IT 1983

GV 011 – [MIX]CITE’ Antonelle Petitti, IT 1985 HK 108 – H.O.P.P.E.R. Heritage Open Process Play Evolve Refresh Iolanda Negoita, RO 1983 Alina Caloian, RO 1984 Alexandru Mantoiu, RO 1984 Dan Jianu, RO 1984 Aurelia Aionesei, RO 1983 HR 074 – happy roof Peter Weigand, DE 1974 Lukasz Lendzindski, PL 1975 IM 325 – UPSIDE DOWN Ronan Lacroix, FR 1981 JH 608 – C.E.S. Now! Mingyu Seol, KR 1980 Jihye Lee, KR 1984 JM 109 – DYNAMO Walter Prill, DE 1985

CU 018 – outlook tower Matteo Sartori, IT 1972 Claudia Battistella, IT 1974 Valentino Nicola, IT 1980

KK 011 – UNITED COLOURS OF DEVENTER Rolf Kuck, DE 1976 Jenny Keuter, DE 1985

DK 112 – SPONTANEOUS COMBUSTION David Bruce, NL 1981 Kristine Bruce-Koning, NL 1986

KL 809 – Raumplan versus Plan Libre Esther Klausen, NL 1977

DS 734 – CELL OF LIFE Rosa Topputo, IT 1976

LO 110 – SILOHUIS Marc Escobar, ES 1982 Laura Maeztu, ES 1982 Alberto Zamora, ES 1984

DV 087 – UP to the TOP Timothée Lequai, FR 1983 DV 111 – STEP-IN-(to)-(a) n-A.R.T.i.F.A.C.T. Carole Lanoix, FR 1983 Yun Jung Ma, KR 1979 Olivier Terrisse, FR 1980 EH 011 – ‘untitled’ Frank Hooijkaas, NL 1981 Ton Evers, NL 1981 EU 067 – “Pinocchio” Konstantinos Pantazis, EL 1976 Marianna Rentzou, EL 1975 FD 379 – Intricate overlap Arjan Scheer, NL 1973 FF 070 – DIVENTARE a developing community in the Havenkwartier Laura Ferrari, IT 1983 Matteo Frongia, IT 1984 FW 060 – eternal construction site Renata Laudati, IT 1982 Giulia Plescia, IT 1981 Piero Grezzi, IT 1981 Ciro de Vita, IT 1982

MA 161 – Het Maakbare Havenkwartier Hye Ri Park, KR 1977 Gerlinde Verhaeghe, BE 1986 Johannes Müntinga, DE 1979 MJ 985 – Unify to Clarify Joris Nivelle, BE 1985 Marie Naudin, FR 1985

SA 104 – Upward Spiral Maria Enescu, FR 1982 Simon El Hage, FR 1979 SD 620 – lighthouse Stefan Drese, DE 1983 SE 782 – DEV_enter_space Manuel Francisco García Lláser, ES 1982 Candelaria López Romero, ES 1982 María Carrascal Pérez, ES 1982 Ruth Díaz García, ES 1982 SK 213 – BELT CONVEYOR Karolina Moretti, EL 1976 Spyros Mountrichas, EL 1975 SN 118 – urbanCANOPY Christiaan van Hegelsom, NL 1982 Ruben Bergambagt, NL 1983 SR 010 – Fill 'r up Stefan de Kok, NL 1984 Nathaniël Rijsmus, NL 1981 TE 123 – Tel wat je hebt, maak wat je mist Count your blessings Judith Engbers-Lansink, NL 1978 Suzanne Nagtegaal. NL 1976 Ellen Brinkerink, NL 1983 TT 228 – INDUSTRIAL ARQUEOLOGY Pablo Viña García-Inés, ES 1981 Olga Espinosa Cortés, ES 1980 Francisco José Ramos Corrales, ES 1980

MN 594 – Cell Division Bernd Upmeyer, DE 1973

UT 549 – HAVENQUADRAT Tudor Vlasceanu, RO 1981 Liviu Vasiu, RO 1982 Romina Grillo, IT 1984 Claudiu Forgaci, RO 1986 Alexandru Tudose, RO 1985

NA 365 – Tilled Earth Ralf van Tongeren, NL 1975 Fenneke Keijzers, NL 1978

XQ 926 – The Cosy Quay Sven Verbruggen, BE 1977 Nik Naudts, BE 1982

PA 117 – diamond in the rough Arjan Dubois, NL 1979 Paola Zuin, IT 1983

XX 986 – the harbour connection David Ferreira da Silva, PT 1986

PF 803 – URBAN SEEDS Panagiotis Sakkas, EL 1980 Fonteini Setaki, EL 1983 PP 879 – Vertical Variety Rikjan Scholten, NL 1977 PR 239 – SYMBIOTIC HOUSING Laura Larramendi, ES 1982

15

* gediskwalificeerd/ disqualified

AH 067 – Cellular tree Jean-Marie Beslou, FR 1972 Hervé Crespin, FR 1984 Antoine Saint Maxin, FR 1985 Jean-Pierre Renoud, FR 1973

GL 007 – ‘CITYROOF’ Lukasz Gawlas, PL 1980 Krysztof Leszczynski, PL 1982

Results

Results

EH 619 – FUCK TABULA RASA!! Garcie de Navailles, FR 1980 Franck Courari, FR 1977 Aurélie Estorge, FR 1981 Julie Michaud, FR 1982 Pierre Chaumaz, FR 1983 Guillaume Barbaroux, FR 1982

14

Overige inzendingen — Other entries

Resultaten

Resultaten

POLDER SALAD

Genomineerde inzendingen — Nominated entries


Eindhoven Eerste prijs — Winner p. 82–88

p. 114

DP 001

Composition IX, Opus 18 Daniel Zarhy, PL 1980

Tweede prijs — Runner-up

DESCARTES 2.0

DR 821

THE POTENTIAL OF POTENTIAAL

p. 89–91 AA 999

VOLT

new potentiaal, exploiting synergies

SAMUEL JOSUA

Alessandro Gess, DE 1983 Matthieu Hackenheimer, FR 1986 Wulf Böer, DE 1984

Michal Lisi ński, PL 1982 Katarzyna Furgalinska, PL 1982

TU 369

p. 92

SJ 904

Jan Bochmann, DE 1972

MK 007

Tibor Kis, NL 1980 Floris van den Biggelaar, NL 1982

Bijzondere vermelding — Special Mention

Raul Forsoni, IT 1983 Andrea Guazzieri, IT 1984

S-LAB

Jeroen Roumen, NL 1974 Jean-Arnaud Smadja, FR 1971

Eerste prijs — Winner p. 96–102

AT 026 – GRID meets GREEN Sander Tummers, NL 1981

AR 124

Overige inzendingen — Other entries

BR 020 – SYNAPSE Cristina García Fontán, ES 1976 CH 009 – C-HIGH Jeroen Donkers, NL 1984 Lissa Kooijman, NL 1984 CS 125 – CultuurStraat (Culture Street) William Haggard, UK 1975 HC 123 – BETWIXT Harry van den Berg, NL 1973 Christian Quesada van Beresteyn, ES 1972 LF 040 – the green potential Sientje van der Veeken, NL 1985 Marleen Lodder, NL 1983 LJ 123 – OPEN POTENTIAAL Jeffrey Bolhuis, NL 1980 Laurence Lord, IE 1980 LL 000 – Farbtafel Leonardo Belladelli, IT 1974 Luca Carella Giani, IT 1976 LL 011 – ‘CONNECTING SPACE’ Luba Lubin, NL 1973 ME 040 – TU/me Evgeniya Mednikova, RU 1981 Marco de Jong, NL 1979 Daria Dudukina, RU 1981 Jaap Baselmans, NL 1975 ME 611 – “The Garden of E’ven” Mathijs van Daal, NL 1975 Eva Carreras Giralt, ES 1984 NT 011 – TARDIS Tim Prins, NL 1978 Nora Müller, DE 1978

RE 393 – RE:FWD Julius Klatte, NL 1981 Raymond van Sabben, NL 1982 Jochem Pauwe, NL 1982 RF 167 – REFRESH Age Fluitman, NL 1976 Kaspar Gunneweg, NL 1972 Harro de Jong, NL 1978

nieuwaTERGArden

(new water garden)

RJ 165 – TRANSFORMATOR Remco Jansen, NL 1975 SB 128 – ebb and flow Alison Killing, UK 1979 SH 049 – back to the future Thijs van Bijsterveldt, NL 1981 Oana Rades, RO 1977 Harm Timmermans, NL 1975 SL 040 – TU/e sensing links/ linking senses Katrien Joosten, NL 1977 Jannelien van Ingen, NL 1984 SN 555 – SOCIAL NETWORK Philip Palmer, UK 1981 Menno Geenen, NL 1979 Thijs van Oostveen, NL 1975

Tweede prijs — Runner -up

ZL 028 – GREEN MACHINE Fahran Alibux, NL 1981 ZZ 001 – potential 2.0 anonymous

My place has two doors

Pedro Araujo, PT 1982 Sara Caruso, IT 1981

BS 883

GREENCODE

Maria Tiziana Pagone, IT 1973 Alessandro Fracassi, IT 1983 Ilaria Napoli, IT 1983

EL 135

FLOATING BLOCKS

Alina Lippiello, IT 1972 Leonardo Zuccaro Marchi, IT 1983

RGB RED GREEN BLUE

Evelyn Galsdorf, DE 1974 Anja Dirks, NL 1983 Chris van Gent, AT 1974

FD 259

FLUID ROOMS

Bijzondere vermelding — Special Mention

Waterdiversity

ZZ 102

Carolina Schippers, NL 1984

IJ 385

p. 106

central lake

Marta Marotta, IT 1975

IN 011

Mateusz Adamczyk, PL 1981

PC 040 – SOCIAL PIRANESI Abram de Boer, NL 1981 Miriam Tocino, ES 1984 Carlos Moreira, ES 1980 Pablo Domingo, ES 1982 Hans Smolenaers, NL 1982 Tim Eichhorn, NL 1986

Nina Gjorgon, MK 1976 Gordana Gocieva, MK 1976

MD 406

RE 124 – Recharge Potentiaal and Corona Theo Mathijssen, NL 1975 Wim van Bergeijk, NL 1976

in’between

BIG BLUE

Job Floris, NL 1974 Sandor Naus, NL 1971 Barbara Materia, IT 1983

SB 155

BOKSUM OASIS

* gediskwalificeerd/ disqualified

Francesco Pasquale, IT 1980 Francesca Poli, IT 1981 Lorenzo Castagnetti, IT 1980

AQ 099 – METAMORPHOSE Giovanna Marchei, IT 1978 Lorenzo Cantalini, IT 1979 Rocco Pappaccogli, IT 1972 Stefano Balassone, IT 1979 Francesco Rotiroti, IT 1972 AR 117 – URBAN WATER ECOLOGIES Ana María Flor Ortiz, ES 1982 Rodia Valladares Sánchez, ES 1982 AR 690 – FLOOD HOUSE Roberto Perego, IT 1979 Agostino Marinoni, IT 1976 BS 009 – BREAK THE EDGE David Catalá Miñana, ES 1980 Sarah Lacroix, BE 1982 Ibiza Roca Mosher, ES 1983 Isabel López García, ES 1982 Lorena Morcillo Pérez, ES 1979 Delia Aniorte Soria, ES 1986 Francisco Manuel Martínez Gasco, ES 1983 Daniel Martín Ruíz, ES 1981 BS 484 – BLUESKIN Eduardo Varas, ES 1983 Helena Sanz, ES 1982 CM 306 – floating leaf Sebastiano Amore, IT 1980 Serena Russo, IT 1986 Corrado Gioia, IT 1982 Maria Luisa Valenti, IT 1986

HF 828 – BACK TO THE FUTURE Francisco Tomás, Espí Ruano, ES 1978 David Fuente Castro, ES 1978 Hector García Pastor, ES 1982 JJ 378 – WATER VILLAGES Joshua Beck, US 1973 Joana Rita Nunes Cordeiro Gomes, PT 1981 Joris de Baes, BE 1981 JM 398 – SJASLIEK Jochem Koster, NL 1971 Michiel van der Lugt, NL 1972 JO 052 – WATERSCAPE Dimitar Vasilev, BG 1982 LL 910 – Stripes of Sustainability S4S Michal Hermanowicz, PL 1983 Ufuk Bal, PL 1980 Boźena Skut, PL 1982 LW 057 – THE ARCHIPELAGO Richard Nguyen, FR 1978 Guilaume Mazars, FR 1982 Julien Fuentes, FR 1978 LW 058 – BLUEPRINT Emiel Noordhuis, NL 1977 Allart Vogelzang, NL 1974 Melle van Dijk , NL 1987 MC 001 – DISPEREERT NIET! (THOU SHALT NOT DESPAIR!) Miel Steeghs, NL 1978 Iwan Westerveen, NL 1975 Edgar Claassen, NL 1972 Jan-Hubert Bisschops, NL 1974 MS 997 – game Magdalena Szczypka, PL 1982 Ania Molenda, PL 1983

CU 110 – TERRITORIALIZING VAN HARINXMAKANAAL Evangelia Poulopoulou, EL 1980 Fonteinos Soulos, EL 1986

NL 360 – water anatomy Lieke Kranendonk, NL 1981 Natalia Bieniek, PL 1979

DB 194 – DE WATERLIJN (the water-line) Delphine Borg, FA 1983 Billy Guidoni, FA 1982

NU 111 – FARMERAMA Francesca Genise, IT 1982 Francesco Verrazzani, IT 1984 Andrea Baldi, IT 1981 Tommaso Rafanelli, IT 1979

DF 123 – puzzles of density Daniel Fernández, ES 1980 DI 000 – 2 (DOUBLE) Lucia La Giusa, IT 1980 Giovanna Falzone, IT 1981 Fabio Arco Beniamino, IT 1983 DL 001 – De Watertanden (literal: water teeth) Diana Lautenbag, NL 1979 EE 020 – ENERGY=WATER= ECONOMY Alberto Porras Barrios, ES 1984 David Caparrós Pérez, ES 1983

PC 202 – I’MONABOAT Pietro Pezzani, IT 1983 Virginia Chiappa Nunez, IT 1984 Matteo Pace Sargenti, IT 1983 PI 314 – súdwestewyn (south-western wind) Pepijn van Voorst, NL 1980 Kar Ho Yeung, NL 1982 Rutger Kuipers, NL 1979 Henry Lacarce, FR 1979

RD 102 – water courtyards Lukasz Weçlawski, PL 1981 Krzysztof Łaniowski-Wołłk, PL 1982 Anna Wojtowicz, PL 1982 Anna Dubois, PL 1982 RM 927 – LEEUWARDEN INSULAE Sara Gianni, IT 1982 Frederico Cappelin, IT 1981 Lorenzo Isabella, IT 1980 Alessandro Ceci, IT 1981 Simone Adriano Dinelli, IT 1981 RR 001 – UNDER THE SKY * RR 039 – WATER COURTYARD Carlo Rivi, IT 1971 SG 331 – DE WATERLANDEN Olof Schonewille, NL 1974 SO 004 – WATER HOUSING * SO 905 – as long as the grass shall grow... Vasiliki Katsarou, EL 1980 Andreas Oikonomopoulos, EL 1978 SR 245 – Landscape Infrastructure Jolyon Price, UK 1978 TR 333 – TRIPTYCH Friso Brouwer, NL 1975 Jan-Hiochem Puite, NL 1985 Joram Plantenga, NL 1976 TX 068 – Doutzen’s dream Taco Hylkema, NL 1975 UC 369 – URBAN CLUSTERS Amélie Fontaine, FR 1985 César Vabre, FR 1981 UT 223 – U TURN Wouter Stoer, NL 1979 Winfried Zwier, NL 1980 Peter van der Knoop, NL 1976 WL 001 – URBAN WATER LILIES Joaquín Millán Villamuelas, ES 1980 Rodrigo Vilas-Boas, PT 1981 Francisco Lencastre, PT 1983 WS 011 – WATERSIDE HOUSING Félix de la Fuente, ES 1982 XO 303 – The Interior Arcadia Alexander Sverdlov, RU 1971 David Koezen, NL 1980 XX 000 – Liquid Equity María Arquero de Alarcón, ES 1972 ZI 212 – OVER THE WATER Isabel Moneo Lara, ES 1983 Alfonso Babé Gómez-Llera, ES 1983 Lucas Mazarrasa Chávarri, ES 1984

17

16

AH 997 – on the EDGE Paul Schrijen, NL 1980 Joost Korver, NL 1975

GM 030 – nucleuses Martynas Mankus, LT 1972 Tomas Grunskis, LT 1972

Results

Results

AC 192

p. 103–105

WF 151 – in common Pedro Maicas Arnau, ES 1986 Luis Gómez Corona, ES 1984 WK 021 – FUSSION TIMES José Aranaza Ferrer, ES 1982

Francisco Javier Castellano Pulido, ES 1975 Tomás García Píriz, ES 1978 Luis Miguel Ruiz Avilés, ES 1985 Paloma Baquero Masats, ES 1984 Juan Antonio Serrano García, ES 1983

FB 197

Overige inzendingen — Other entries

p. 115–116

JC 514

Genomineerde inzendingen — Nominated entries

GB 711 – HEIGHT GAUGE Guillaume Bellanger, FR 1981

RC 116 – WATER-PLAZAS Andrés Velarde, ES 1983 María Palencia, ES 1983 Pablo Sigüenza, ES 1983 Gonzalo Pardo, ES 1983 David López, ES 1983 Jimena Campillo, ES 1983 Juan Enríquez, ES 1983 Cristina Magro, ES 1982 Marta Domènech, ES 1981 Ramón Álvarez, ES 1982 Mariana Palumbo, ES 1983

Resultaten

Resultaten

Genomineerde inzendingen — Nominated entries

Leeuwarden

FB 777 – Fryslân Boppe * FT 142 – Middelzee Reconquista Okke van den Broek, NL 1981 Fernando Navarro Carmona, ES 1984 Ivo van Capelleveen, NL 1979 Teresa Avalla Ballester, ES 1981


Locatie: DUIN Studiegebied: ca. 15 ha Plangebied: 450 m2 Betrokken partijen: Amvest en de gemeente Almere Opdracht na de prijsvraag: Bouwopdracht

Voorwoord Introduction

Site Description 19

18

Locatiebeschrijving

ALMERE

Site: DUIN Study Area: approximately 15 ha Intervention Area: 450 m2 Parties Involved: Amvest and the Municipality of Almere Brief after the Competition: Building commission


ALMERE

DUIN richt zich op mensen met een actieve leefstijl in een omgeving die uitdaagt om te wandelen, sporten, zeilen, et cetera

DUIN

ALMERE

20

A new train station will be built within a radius of one kilometre and a new bus line will run through the area. DUIN is consequently readily accessible by public transport, both from Almere and from Amsterdam, which is just a twenty-five-minute train journey away. The motorway is just a few minutes away by car. The area will have a network of cycle routes linking up with the neighbouring areas. DUIN will target people with an active lifestyle in an environment that challenges its inhabitants to walk, exercise, participate in sports, go sailing, etcetera. In the “woodlands” within the wood there is plenty of space for private initiatives and architectural freedom: build your own house! Residents’ collectives play an important role in the management of the public space. And this creates a different, more direct connection between inhabitants and their environment. There is a great variety of ecological values within the existing wood. The new dunes retain the rainwa­ ter that seeps out at the foot of dunes. A new water system collects this for the benefit of the ecosystems within the woods. The assignment is to design an unusual and unique building that can first serve as an eye-catching information centre or cultural pavilion and can subse­ quently be “reused” as a detached house in the wood. This building should therefore be demountable.

De ontwerpopgave is een bijzonder en uniek gebouw te ontwerpen dat eerst ingezet kan worden als eyecatching informatiecentrum of cultureel paviljoen en vervolgens kan worden ‘hergebruikt’ als vrijstaande woning in het bos. Dit gebouw dient daarom demon­ tabel te zijn. Gedacht wordt aan een gebouw op palen. Het toegepaste hout moet bij voorkeur uit het gebied zelf afkomstig zijn. De studieopgave is een landschapsontwerp te maken voor het, reeds bestaande, bosgebied met bijzondere aandacht voor het nieuw aan te leggen watersysteem en vooral de wijze waarop in de zogenoemde bosvelden in dit bos gebouwd kan gaan worden.

A building on piles is envisaged. The timber used should be sourced preferably locally. The study assignment is a landscape design for the alreadyexistent woods with extra focus on the new water system to be constructed and, in particular, the way in which the “woodlands” in this wood can be developed.

THE JURY ON THE SITE The assignment was about a distinguishable, iconic pavilion that can be disassembled at a later stage to start a new life elsewhere as a detached home. And the first requirement for the study area was a landscape design. The “double” assignment for Almere apparently confused quite a few participants. Some thought that the pavilion, which was intended to function as a striking beacon for a new residential area, should also serve as a prototype for the hous­ ing in the study area. Although the pavilion should be considered as giving the architects the opportunity of demonstrating their wealth of ideas and design skills, the jury failed to find an icon among the submis­ sions that was really spectacular, or one that passed substantive critique. All the same they did succeed in selecting a winner and a runner-up among the entries with pavilions that do provide the site with a recognis­ able landmark.

21

The Europan site forms part of a larger plan entitled DUIN. This area development covers a waterfront of more than 100 ha, comprising 3,000 residential units and more than 100,000 m2 of leisure facilities, offices, retail trade and other facilities. It is one of the largest development areas in the Netherlands. Given that all the other developments in Almere have been built in the polder and not adjacent to the water, this waterfront forms a unique location for the town. The master plan foresees the creation of dunes on which the largest part of the programme is envisaged. The new dunes will be separated by two existing woods. These woods play an important ecological role for the site, because a new water system is included. The woods will also have “woodlands” with low-density housing, including private (i.e. non project-orientated) initiatives. Precisely where the building in its role as a pavil­ ion will be built is not yet clear, but in its second

designation this is certain: in one of the yet-to-be designed “woodlands” in the southern wood.

Binnen het bestaande bos is een grote variëteit aan ecologische waarden. De nieuwe duinen houden het regenwater vast, dat er aan de voet van de duinen uitsijpelt. Een nieuw watersysteem maakt hiervan gebruik ten gunste van de ecologie van de bossen.

DE JURY OVER DE LOCATIE De vraag betrof een herkenbaar, iconisch paviljoen, dat in een later stadium kan worden gedemonteerd om elders een nieuw leven te beginnen als vrijstaande woning. Voor het studiegebied werd in de eerste plaats een landschapsontwerp gevraagd. Deze ‘dub­ bele’ opgave voor Almere blijkt nogal wat deelnemers in verwarring te hebben gebracht. Zo meenden som­ migen dat het gevraagde paviljoen, dat een opval­ lend baken moet worden voor een nieuwe woonwijk, tevens moet dienen als prototype voor de woningen in het studiegebied. Hoewel het paviljoen geacht moet worden een opgave te zijn die architecten de kans geeft te laten zien wat ze aan ideeënrijkdom en ontwerpvaardigheden in huis hebben, heeft de jury de icoon die werkelijk spectaculair is, of een opmerkelijk inhoudelijk commentaar geeft, niet in de ontwerpen aangetroffen. Dat neemt niet weg dat ze een eerste en een tweede prijs heeft kunnen geven aan inzendin­ gen met paviljoens die de locatie van een herkenbaar landmark voorzien.

Site Description

Almere

DUIN will target people with an active lifestyle in an environment that challenges its inhabitants to walk, exercise, participate in sports, go sailing, etcetera

Almere is a New Town, it has only existed since 1976. It is situated in the Flevopolder, several metres below sea level. The Flevopolder is new land, an area once submerged under water. Almere was also founded to accommodate a substantial part of the growing popu­ lation in Amsterdam and its environs. In the coming twenty years Almere is intended to expand to more than 300,000 inhabitants. As its urban fabric matures into a fully-fledged town, so, too, does the demand for new and unusual residential and living environments. With the development of DUIN, Almere presents itself on the IJmeer waterfront, on a strategic, highly visible, and easily-accessible location.

Binnen een straal van een kilometer zal een nieuw trein­ station komen en er komt een nieuwe buslijn door het gebied. DUIN is dus zeer goed ontsloten door middel van openbaar vervoer, zowel vanuit Almere als vanuit Amsterdam, dat op slechts 25 treinminuten afstand ligt. Met de auto is het slechts enkele minuten naar de snel­ weg. Binnen het gebied en aansluitend op de aangren­ zende gebieden komt een netwerk van fietspaden.

DUIN richt zich op mensen met een actieve leefstijl in een omgeving die uitdaagt om te wandelen, sporten, zeilen, et cetera. In de bosvelden in het bos is volop ruimte voor particulier initiatief en architectonische vrijheid: bouw je eigen huis! Collectieven van bewoners spelen een belangrijke rol bij het beheer van de open­ bare ruimte. Hierdoor ontstaat een andere, directere relatie tussen bewoners en hun omgeving.

Locatiebeschrijving

Almere is een new town die pas sinds 1976 bestaat. Het ligt in de Flevopolder, een aantal meters onder zee­ niveau. De Flevopolder is nieuw land, op een plek waar vroeger water was. Almere is mede gesticht om een flink deel van de bevolkingsgroei in de Amsterdamse regio te accommoderen. In de komende twintig jaar moet Almere groeien naar meer dan 300.000 inwoners. Met de ontwikkeling tot een volwaardige stad groeit ook de behoefte aan nieuwe en bijzondere woon- en leefmilieus. Met het ontwikkelen van plan DUIN pre­ senteert Almere zich aan het IJmeerwaterfront, op een strategische, uiterst zichtbare en goed bereikbare plek.

De Europanlocatie maakt deel uit van een groter plan genaamd DUIN. Deze gebiedsontwikkeling beslaat een waterfrontgebied van meer dan 100 ha, omvat 3.000 woningen en meer dan 100.000 m2 aan leisure, kantoren, retail en voorzieningen. Het is een van de grootste gebiedsontwikkelingen van Nederland. Aangezien alle andere stadsdelen in de polder zijn gebouwd en niet aan het water, vormt dit waterfront een unieke locatie voor Almere. Het masterplan gaat ervan uit dat er duinen komen, waarop het grootste deel van het programma is voorzien. De nieuwe duinen zullen worden gescheiden door twee (bestaande) bossen. Deze bossen spelen een voor de locatie belangrijke ecologische rol, aangezien er een nieuw watersysteem in zal worden opgenomen. Maar in de bossen komen ook verschillende ‘bosvelden’ met woningen in lage dichtheid, waaronder private (dat wil zeggen niet-projectmatige) initiatieven. Waar het gebouw in zijn rol als paviljoen precies zal komen te staan, is nog niet duidelijk. Wel is duide­ lijk waar het gebouw in zijn tweede leven zal komen te staan: in een van de nog te ontwerpen bosvelden in het zuidelijke bos.


Eerste prijs

BESCHRIJVING

Van alle inzendingen voor Almere biedt Frame de meest geslaagde combinatie van een sterk concept en een overtuigend ontwerp. Als paviljoen komt het tegemoet aan wat de opdrachtgevers wensen: een iconisch beeld dat de plek krachtig markeert op een manier die bij Almere hoort. Later kan het worden gedemonteerd en ‘gekanteld’, om vervolgens elders dienst te doen als woning. Voor beide functies zijn de makers erin geslaagd op een heldere en ongecompliceerde manier hun vakmanschap als ontwerper tot uitdrukking te brengen. Over het stedenbouwkundig plan voor het studiegebied is de jury minder te spreken. Van het bos blijft maar weinig over. Toch hoefde die tekortkoming de toekenning van de eerste prijs niet in de weg te staan. Bij deze opgave ging het immers in de eerste plaats om een ontwerp voor een paviljoen waarvan later een huis kan worden gemaakt.

Eerste prijs

TM 007 – FRAME

TM 007

Voor deze locatie worden drie dorpsmodellen voorgesteld, met drie verschillende woningtypen. Doel is dat elk dorp zijn eigen specifieke relatie heeft met het water en het bos. Het dorp in het bos is gesitueerd rondom een open plek, het steltdorp bevat woningen die boven een vijver zijn gesitueerd en de woningen van het galerijdorp staan op niet voor de hand liggende plaatsen verscholen tussen de bomen. Een vierkant gebouw in de vorm van een donut functioneert als cultureel en bezoekerscentrum en is aanvankelijk een opvallend landmark; hetzelfde bouwwerk, horizontaal geplaatst, is een opgetilde patiowoning.

JURYOORDEEL

Winner

23

22

Timur Shabaev RU 1979

JURY ASSESSMENT

Of all the entries for Almere, Frame presents the most successful combination of a strong concept and a convincing design. As regards the pavilion it meets the wishes of the clients: an iconic image that effectively marks the spot in a manner fitting for Almere. It can at a later date be dismantled and “tilted”, and subsequently serve as a home. For both functions the makers have succeeded in giving expression to their professional skills as designers in a clear and uncomplicated way. The jury was less enthusiastic about the urban development plan for the study area. Little remains of the woodland. Nevertheless this shortcoming did not stand in the way of selecting the winner. The primary concern for this assignment was, after all, a design for a pavilion which could later be converted into a home.

Winner

Almere

FRAME

DESCRIPTION

Three village types are proposed on the site, with three different housing typologies. The aim is that each village has a different relationship with the water and the woods. The village in the woods is situated around a clearing, the stilt village has housing elevated over a pond, and the colonnade village in the woods has housing “quaintly” hidden amongst the trees. A square, donut-shaped building in a vertical position functions as a cultural/visitors’ centre and landmark in the early stages: the same form reconstructed horizontally is an elevated courtyard house.


Eerste prijs

TM 007 – FRAME

EEN ICONISCH BEELD DAT DE PLEK KRACHTIG MARKEERT OP EEN MANIER DIE BIJ ALMERE HOORT

Almere

Winner

24

AN ICONIC IMAGE THAT EFFECTIVELY MARKS THE SPOT IN A MANNER FITTING FOR ALMERE

25


INTERVIEW

Hoe zag jouw leven eruit? Mijn vroege jeugd speelde zich af in de jaren tach­ tig. Toen werd al duidelijk dat het communistische systeem geen lang leven meer beschoren zou zijn. Mensen waren kritisch omdat ze te weinig vrijheid hadden en te weinig consumptiemogelijkheden. Ik weet nog dat ik een dag lang in de rij ging staan

bij een winkel waar ze één keer per jaar bananen verkochten. Dan nam ik een boek mee om de uren door te komen, bijvoorbeeld Robinson Crusoe. We lazen veel. Het was een manier om een andere realiteit te beleven.

Hoe zat het met de architectuur in jouw stad? Eigenlijk was die helemaal nog niet zo slecht. De Sovjet-Unie van de jaren zestig en zeventig, maar ook daarvoor, had een grote architectonische cul­ tuur. Later werd dat minder. Als kind woonde ik in een appartementengebouw uit de jaren vijftig. Onze woning was vrij groot en gerieflijk vergeleken bij veel andere in Ufa.

Wat zag je uit je slaapkamerraam? Ik keek uit op oude, vrijstaande houten huizen. Aan het eind van de negentiende en begin van de twintig­ ste eeuw bestond het stadscentrum van Ufa vrijwel volledig uit dit soort houten gebouwen, opgetrokken in een soort Russische koloniale stijl. Ooit waren deze huizen comfortabel, maar door gebrekkig onderhoud raakten ze vervallen. Vaak was er geen aansluiting op het riool en soms zelfs geen stromend water. In de economische bloei van de jaren negentig en de jaren nul wilde men deze huizen zo snel mogelijk slopen en vervangen door moderne, hoge, gerieflijke woon­ gebouwen. Het stadscentrum werd in die tijd volledig nieuw ingericht. Dat kon niemand wat schelen.

Wat vond jij zelf van die oude gebouwen? Ze waren ernstig in verval geraakt en er zou veel cul­ tureel bewustzijn en geduld voor nodig zijn geweest om ze te herstellen. Toch waren sommige van die gebouwen echt de moeite waard, het waren meester­ werken met prachtig houtsnijwerk, kleine paleisjes. Ook herinner ik me een prachtig houten theater in het park – helaas ook gesloopt.

Interview met Timur Shabaev — Catja Edens

Hoe leerde jij je eigen stad kennen? Toen ik een jaar of tien, twaalf was, begon ik de stad te verkennen. Ik zocht allerlei verborgen en verlaten plekken en probeerde ze in kaart te brengen, gewoon

What did you see out of your bedroom window?

“I WANTED TO MAKE AN OBJECT THAT ENCOURAGES ACTIVITY, THAT ACTIVATES THE SPACE.”

What was your life like? I was a youngster in the eighties. It was already evident then that the communist system would not last for very much longer. People were critical because they had too little freedom and too few consumption opportunities. I remember standing all day long in a queue at a shop where, once a year,

they sold bananas. I used to take a book with me to pass away the hours, Robinson Crusoe, for example. We read a great deal. It was one way of experiencing another reality.

What was the state of architecture in your city? Actually it wasn’t that bad at all. In the seventies and eighties, but also before that, the Soviet Union had a substantial architectural culture. Later that declined. As a child I lived in an apartment building built in the fifties. Our home was reasonably large and comfort­ able compared to many others in Ufa.

What were your feelings about these old buildings? They had fallen into serious disrepair and it would have required great cultural awareness and patience to restore them. Yet some of those buildings were really worth the effort, they were masterpieces with splendid woodcarvings, tiny palaces. I also remember a splendid timber theatre in the park – unfortunately also demolished.

Het Sovjetsysteem was ooit zo opgezet dat er niet veel architecten nodig waren. De bouw was gebaseerd op systeembouw voor een aantal basistypologieën die door grote instituten werden ontwikkeld. In de jaren tachtig waren architecten bij ons eigenlijk vooral bezig met drinken en kunst maken. Zelf wist ik weinig van architectuur toen ik ging studeren. Maar in 2004 mocht ik naar de Biënnale van Venetië. In het Russische paviljoen werden toen workshops georganiseerd waar studenten van buiten

How did you get to know your own city? When I was ten or twelve years old, I began exploring the city. I searched all kinds of hidden and deserted places and tried to map them out, just for the fun of it. I often went alone or with my younger brother or friends. Later, when I was studying, we went further and further afield, visiting many different industrial areas, for exam­ ple. They were like voyages of discovery that really got my adrenalin going. That sensation, that was what I was seeking. We were really interested in the industrial architec­ ture: objects for a whole range of industrial purposes such as testing aircraft engines. An installation like that could withstand the forces of an aircraft. It was interesting to see how these objects related to their environment and the people who lived and worked there. There was always something happening. The basin with cooling water from the power station served as a heated swimming pool. People are inventive, they look at what is there and spot the potential. I am really interested in the connection between what is planned and what is spontaneous.

What actually led you to study architecture? The Soviet system was once set up in such a way that it required few architects. Construction was based on modular construction for a number of basic typolo­ gies that were developed by large institutes. In the

Wanneer besloot je naar Nederland te gaan? In 2004 trouwde ik en vertrok naar Moskou om bij Project Meganom te gaan werken, een van de beste bureaus van Rusland. Daar leerde ik op ambachtelijk niveau veel over ruimte en detaillering. Het was mijn vrouw die in 2008 het initiatief nam voor een verhuizing naar Nederland. Zelf geloofde ik ook wel dat het goed zou zijn om een tijdje in het buitenland te werken, maar zij heeft me echt gepusht om te gaan studeren. Ik zat vast. Ik moest nieuwe ideeën opdoen, begrijpen wat het was dat ik echt wilde doen in plaats van voor anderen te werken. Dat was het beste wat ik ooit heb kunnen doen: een pauze nemen van twee jaar en echt nadenken. Mijn hersenen zijn behoorlijk geprikkeld op het Berlage Institute.

Wat gebeurde er? Het was totaal onverwacht. Ik dacht dat stedenbouw zou gaan over kadastrale zaken, technische dingen,

eighties our architects were mainly busy drinking and making art. I knew little about architecture when I started study­ ing. But in 2004 I had the opportunity of visiting the Venice Biennale. In the Russian pavilion workshops were organised in which students from outside the major Russian cities could participate. All at once we were sitting in the middle of the world of architecture. Michiel Riedijk was in charge of my workshop. He introduced us to another way of thinking and thinking at a different tempo. For many of us those workshops changed our lives for good. The majority moved to Moscow and set to work at the big, renowned firms. I did the same.

When did you decide to go to the Netherlands? I married in 2004 and moved to Moscow to work at Project Meganom, one of the best firms in Russia. It was there, according to traditional methods, that I learnt about space and detailing. It was my wife who, in 2008, took the initiative to move to the Netherlands. I also believed it would be a good idea to spend some time working abroad, but she really persuaded me to start studying. I was in a rut. I had to acquire new ideas, understand what it was that I really wanted instead of working for other people. That was the best thing I could ever have done: take a two-year break and really reflect. The Berlage Institute stimulated my brain tremendously.

27

26

I grew up in the city of Ufa, on the border between Europe and Asia in the Urals. After World War II many factories from the European part of Russia were relocated to the hinterland and there was a large influx of new inhabitants from all over the USSR. Ufa devel­ oped into a large mixed city. The cultures of Europe, the Middle East and the Far East that converge there, were covered with a levelling layer of Soviet culture.

Hoe kwam je er eigenlijk toe architectuur te gaan studeren?

de grote Russische steden aan mochten meedoen. Opeens zaten we midden in de wereld van de archi­ tectuur. Het was Michiel Riedijk die de leiding had over mijn workshop. Hij liet ons kennismaken met een andere manier van denken en een andere snelheid van denken. Voor veel van ons gold dat die workshops ons leven voorgoed veranderden. De meesten ver­ huisden naar Moskou en gingen aan de slag bij de grote, beroemde bureaus. Dat gold ook voor mij.

Interview

Almere

Interview with Timur Shabaev — Catja Edens

My window overlooked old, detached timber houses. At the end of the nineteenth century and the early twentieth century the city centre of Ufa comprised almost exclusively these types of timber buildings, constructed in a sort of Russian colonial style. These houses were once comfortable but, owing to poor maintenance, they fell into disrepair. They were often not connected to the sewer and sometimes they even had no running water. In the economic heyday of the nineteen-nineties and the following decade people wanted to demolish this housing as quickly as possible and replace it with modern, high-rise, comfortable housing blocks. During this period a totally new city centre layout was implemented. Nobody cared.

voor mijn plezier. Vaak ging ik alleen of met mijn kleine broertje of vrienden. Later, toen ik studeerde, gingen we steeds verder, naar allerlei industriegebieden bijvoorbeeld. Het waren een soort ontdekkingsreizen waar je adrenaline van in je bloed krijgt. Dat gevoel, daar was ik wel op uit. Die industriële architectuur vonden we heel interessant. Dat waren objecten voor allerlei vreemde industriële doeleinden zoals het testen van vliegtuig­ motoren. Zo’n installatie kon dus de krachten van een vliegtuig weerstaan. Het was heel interessant om te zien hoe die objecten zich verhielden tot hun omge­ ving en de mensen die daar woonden en werkten. Er gebeurde altijd wel iets. Zo diende het bassin met koelwater van de elektriciteitscentrale als verwarmd zwembad. Mensen zijn vindingrijk, ze kijken naar wat er is en zien de mogelijkheden. Die relatie tussen het geplande en ongeplande vind ik heel interessant.

Timur Shabaev

TM 007 – FRAME

‘IK WILDE EEN OBJECT MAKEN DAT ACTIVITEITEN UITLOKT, DAT DE RUIMTE KAN ACTIVEREN.’

Ik ben opgegroeid in de stad Ufa, op de grens tussen Europa en Azië in de Oeral. Toen na de Tweede Wereldoorlog veel fabrieken uit het Europese deel van Rusland naar het achterland werden verplaatst, was er een grote instroom van nieuwe bewoners vanuit de hele USSR. Ufa groeide uit tot een gemêleerde, grote stad. De culturen van Europa, het Midden-Oosten en het Verre Oosten, die er samenkwamen, werden bedekt met een egaliserende laag Sovjetcultuur.


regels. Maar op het Berlage begonnen ze je echt te brainwashen, helemaal van je stuk te brengen, om je los te maken van die ideeën. Wat ik daar heb geleerd, is om eerst op verschillende manieren naar een vraag­ stuk te kijken en niet meteen voor de meest voor de hand liggende oplossing te kiezen. Dus eerst denken en luisteren, begrijpen wat je positie is in de gegeven situatie.

Wat vond je van Nederland? Interessant. Almere was trouwens een van de eerste steden die ik hier bezocht. Het is een van begin tot eind geplande stad, maar er is ook nog altijd veel leegte en grond die wacht op een bestemming.

Ja misschien wel. Almere is ook wel een vervreem­ dende stad, niet echt gezellig. En dat is iets wat ik herken van Russische steden. Er is afstand tussen de stad en de mensen.

Waarom koos je deze opgave? Ik ging de locatie bekijken met mijn vrouw en een vriend. Het bleek een soort van wild gebied met een tijdelijk theater, strandclubs, bosschages. Het viel een beetje tussen de geplande gebieden in en dat sprak me aan. Toch ligt voor de ontwikkeling van dit gebied nu een vrij gedetailleerd masterplan klaar.

What happened there? It was totally unexpected. I thought that urban design would be about land registry matters, technical things, regulations. But at the Berlage they really started to brainwash you, to totally unnerve you, to free you from those ideas. What I learnt there was to first examine a problem in different ways and not immediately choose the most obvious solution. So first think and listen, understand what your position is in the given situation.

What did you think of the Netherlands? Interesting. Almere was, in fact, one of the first places I visited here. From start to finish it’s a planned town, but there are still a lot of empty spaces and land awaiting designation.

Is Almere de aangewezen plek voor een experiment als dit? Ja, want het gaat over nieuwheid, over de aandacht trekken. Daarnaast was het een van mijn persoonlijke uitgangspunten om een object te maken dat activitei­ ten uitlokt, dat de ruimte kan activeren. Als ontwerper ben ik geïnteresseerd in het verschuiven van de per­ ceptie. Ik probeer vervreemdende dingen te maken. Objecten die je niet meteen herkent of mooi vindt, maar die wel iets in gang kunnen zetten voor een plek, zoals hier in Almere.

GA 004

upright when functioning as a pavilion and have a horizontal position as a villa. Upright, the central area comprises a podium, horizontally this works as a patio. The building has a steel frame with, for example, a cladding of glass, timber, fibreglass and acrylic tiling. At present the idea is to create an extra exhibition area in the pavilion for Museum De Paviljoens, but it can also become a sales office for the housing in the new area.

Is Almere the obvious spot for an experiment like this? Yes, because it’s about novelty, about attracting attention. In addition, one of my personal points of departure was to make an object that invites activity, that activates the space. As a designer I am interested in the shifting of perception. I try to make alienating things. Objects that you do not immediately recognise or find attractive, but that can get something going in a place, such as here in Almere.

Runner-up

ENVISIONING BAUCIS Olaf Janson NL 1980 Joost Maatkamp NL 1980

Rens Wijnakker NL 1984 Koen Looman NL 1981

29

28

Yes perhaps. Almere is also an alienating town, not really lively or inviting. And that’s something that I recognise from Russian cities. There is a distance between the town and the people.

I visited the site with my wife and a friend. It turned out to be a kind of wild area with a temporary theatre, beach clubs, thickets, situated between the planned areas, and that appealed to me. But there was already a rather detailed master plan for the development of this area. It’s a shame that the informal character of this spot will therefore be lost and that, for example, the temporary theatre will also disappear. I hope that a cultural component for this area can be preserved. Based on the preconditions already prescribed I made four neighbourhoods for the total area, each with its own identity and circumstances. To meet the request for a strategy for water management, water forms the guiding principle in each case. Two of the neighbourhoods are situated in the woods on both sides of a meandering stream, one neighbourhood is situated round a man-made lake that serves as a water buffer, and another is situated in a polder-like environment with ditches. The houses are built by private commission. The assignment also entailed the design of a building that, in the initial phase, would be used as a pavilion with a special function and, in the second phase, as a villa in the woods. This plan obviously creates a conflict in terms of private and public. The pavilion must be a real eye catcher, you see, whereas a modest character is desirable for a villa. This led to the idea of making an adjustable building. The build­ ing has the form of a square donut that will stand

Tweede prijs

Runner-up

Almere

Did you also find it was in a certain way familiar?

Why did you choose this assignment?

paviljoen een extra tentoonstellingsplek te creëren voor Museum De Paviljoens, maar het kan ook een verkoopkantoor worden voor de woningen in het nieuwe gebied.

Tweede prijs

TM 007 – FRAME

Voelde het misschien op een bepaalde manier ook vertrouwd?

Het is spijtig dat het informele karakter van deze plek daarmee verloren zal gaan en dat bijvoorbeeld ook het tijdelijke theater gaat verdwijnen. Ik hoop dat voor dit gebied een culturele component behouden kan blijven. Gebaseerd op de al vastgelegde randvoor­ waarden heb ik voor het totale gebied vier buurten gemaakt, elk met een eigen gezicht en omstandig­ heden. Tegemoetkomend aan de vraag naar een strategie voor watermanagement, is daarbij water telkens de leidraad. Twee buurten liggen in het bos aan weerszijden van een meanderende stroom, één buurt ligt rondom een kunstmatig meer dat dienstdoet als waterbuffer, één buurt ligt in een polderachtige omgeving met sloten. De huizen worden gebouwd in privaat opdrachtgeverschap. De opgave betrof ook het ontwerp van een gebouw dat in de eerste fase zou worden ingezet als paviljoen met een bijzondere functie en in de tweede fase als villa in het bos. Die opzet geeft natuurlijk een conflict als het gaat om privaat en publiek. Het paviljoen moet namelijk een echte eye­ catcher zijn, terwijl voor een villa juist een ingetogen karakter wenselijk is. Daaruit kwam het idee om een kantelbaar gebouw te maken. Het bouwwerk krijgt de vorm van een vierkante donut die voor de functie van paviljoen recht overeind staat en voor die van de villa een liggende positie krijgt. Recht overeind bevat de centrale ruimte een podium, liggend werkt deze als patio. Het gebouw krijgt een stalen frame met een bekleding van bijvoorbeeld glas, hout, fiber­ glas en acryltegels. Momenteel is het idee om in het


BESCHRIJVING

Envisioning Baucis is een evenwichtig, afgewogen en haalbaar ontwerp. Door de uitgesproken vorm biedt het de icoon waar de opdrachtgevers om gevraagd hebben. Dat die vorm tot stand is gekomen door een ‘bewerking’ van het archetypische huis ligt nogal voor de hand, maar is in dit geval ook doeltreffend. Als paviljoen kan het bouwwerk verschillende functies vervullen, als woning heeft het onder meer het voordeel dat de privébuitenruimte een inpandig terras is dat geen inbreuk maakt op het bos. Ook het grid van het stedenbouwkundig plan getuigt van respect voor het landschap. Al met al is voor Envisioning Baucis een tweede prijs op zijn plaats.

Tweede prijs

GA 004 – ENVISIONING BAUCIS

Dit plan is gebaseerd op een verkenning van de relatie tussen stad en natuur. Het concept gaat uit van bouwelementen die groeien uit een aangeplant grid; daaromheen is een informele kunstmatige ‘wildernis’ aangelegd. Het paviljoen – in feite een modelwoning – past in dit grid, net zoals de woningen. Het gebouw is opgetild en heeft rondom uitkijkpunten, van waaruit de omgeving kan worden bewonderd.

JURYOORDEEL

DESCRIPTION

JURY ASSESSMENT

Almere

Envisioning Baucis is a well-balanced, well-considered and practicable design. Owing to the distinct form it provides the icon that the clients requested. The fact that this form was achieved by “adapting” the archetypal house is rather obvious, but in this case also effective. As a pavilion this building can fulfil several functions, as a house it also has the advantage that the private external space is in the form of an internal terrace that does not encroach on the woodland. The grid of the urban development plan shows respect for the landscape. The jury noted that this entry fails to take a critical stand: it calls little into question. All in all Envisioning Baucis is a worthy runner-up. Runner-up

30

Taking its cue from exploring the relationship of the city to nature, the proposal envisages the constructed elements as growing from a planted grid, around which an informal, man-made “wilderness” is constructed. The pavilion – in essence a show home – fits into the grid, as does the housing. It is elevated, and has envelop “porches” from which the surroundings can be enjoyed.

31


Bijzondere vermelding

JURYOORDEEL

BESCHRIJVING

HET HUIS BEIAARD HB 007

Special Mention

Natural History NH 085

David Domínguez Fuster ES 1981 Christian Sintes Midmore ES 1980

DESCRIPTION

JURY ASSESSMENT

This provoking presentation makes Het Huis Beiaard worthy of a special mention. In a fresh and cheerful way the plans make it clear that with this assignment, branding, by means of a powerful logo, is equally important as the actual design itself. A strip proves an effective PR instrument. Because the plan did not quite meet the architectural expectations Het Huis Beiaard does not qualify for a prize.

The site is organised as a series of elevated walkways, heading in the direction of the water flowing to the sea, channelling the needs of human inhabitation along the walkways, which is compared to an ecological system. These walkways relate to the rows of trees between them, and encourage banded growth. Steel-structured horizontal units, elevated and accessed by a ramp are positioned above these walkways. These same structures operate as single and multiple family homes, and as public or office space.

JURY ASSESSMENT

Due to its limited width of two and a half metres the elegant design of Natural History is not suitable for housing purposes. As a pavilion, on the other hand, it is sufficiently interesting to qualify for a special mention. With the narrow size and abundance of glass visitors have optimum contact with the surroundings. The growth model for the residential area in the woodland is intriguing, even though the jury was less enthusiastic about the walkways made of wooden boards.

Special Mention 33

32

De locatie wordt gestructureerd door middel van een reeks verhoogde wandelpaden, die in de richting gaan van het water dat naar zee stroomt en de behoefte aan menselijke bewoning accommoderen. Het geheel wordt vergeleken met een ecologisch systeem. De wandel­ paden staan in verbinding met de tussengelegen bomenrijen en stimuleren een groepsgewijze groei. Boven de looppaden staan hoger gelegen horizontale wooneenheden met een stalen structuur; ze zijn toegankelijk via een hellingbaan. De stalen structuren faciliteren zowel enkele als meerdere eengezinswoningen, en openbare ruimte of kantoren.

Door de beperkte breedte van 2,5 meter leent het smaakvolle ontwerp van Natural History zich niet goed om als woning te worden gebruikt. Als paviljoen daarentegen is het interessant genoeg om in aanmerking te komen voor een bijzondere vermelding. Door de smalle maat en het vele glas hebben de bezoekers een optimaal contact met de omgeving. Het groeimodel voor het woongebied in het bos is intrigerend, al is de jury minder te spreken over de looppaden die zijn gemaakt van houten planken.

Special Mention

DESCRIPTION

A narrative for the building’s position during its life is proposed: born in a cave, the building walks on its pointed “legs” to the water’s edge where it dwells for a period of time, its rooms elevated to enjoy the outlook. Later, rolled on steel wheels, the building retreats to the forest and positions itself there, inverting itself so that the legs now become the roof. The numerous housing units share allotments and coppicing facilities, set in clearings in the forest.

BESCHRIJVING

Je Ahn UK 1983 Maria Smith UK 1982

Special Mention

JURYOORDEEL

Bijzondere vermelding

Bijzondere vermelding

Een verhaal over de plek van het gebouw tijdens zijn leven: het gebouw – geboren in een grot – loopt op zijn spitse ‘benen’ naar de waterrand. Hier blijft het een tijdje staan, compleet met hoger gelegen kamers, die zorgen voor een fraai uitzicht. Later trekt het gebouw – voortbewogen op stalen wielen – zich terug in het bos. Het kiest daar een positie en keert zichzelf helemaal om, zodat de benen nu als dak dienen. De talrijke wooneenheden hebben gezamenlijk de beschikking over volkstuintjes en kreupel­ houtpartijen, die zich in open plekken in het bos bevinden.

De prikkelende presentatie maakt Het Huis Beiaard een bijzondere vermelding waard. Op een frisse en vrolijke manier wordt duidelijk gemaakt dat bij deze opgave branding aan de hand van een sterk beeldmerk even belangrijk is als het eigenlijke ontwerp. Een strip blijkt dan een effectief pr-instrument te zijn. Omdat het plan niet helemaal aan de architectonische verwachtingen voldoet komt Het Huis Beiaard niet in aanmerking voor een eerste of tweede prijs.

Bijzondere vermelding


Locatie: Amstel III, Studiegebied: 250 ha Plangebied: 16 ha Betrokken partijen: Gemeente Amsterdam, Projectbureau Zuidoostlob

Opdracht na de prijsvraag: Samen met de gemeente werken aan de uitwerking van de (ruimtelijke) transformatiestrategie voor Amstel III

Site Description 35

34

Locatiebeschrijving

AMSTERDAM

Brief after the Site: Competition: Amstel III To work together with Study Area: the municipality on 250 ha the elaboration of the Intervention Area: (spatial) transformation 16 ha strategy for Amstel III Parties Involved: Municipality of Amsterdam, Projectbureau Zuidoostlob


AMSTERDAM

Amstel III is een ‘kansrijk probleem­g ebied’

Amstel III

Amstel III heeft zich vanaf de jaren zeventig ontwik­ keld tot een krachtig en dynamisch werkgebied aan de zuidoostkant van Amsterdam. Het studiegebied

AMSTERDAM

36

The study area borders Bullewijk metro station and is 500 m from the intercity and metro station. However, an adequate pedestrian and bicycle network is lacking. The Hogehilweg area comprises a no-through road with 18 parking spaces. Is this a sustainable access point to the area for the future and how will this affect the quality of the external space? For the coming ten to fifteen years the municipality anticipates demand for apartments for expats (work­ ing in Amstel III), student/starter housing, extremely large shell housing, new residential-business con­ cepts for the creatively minded, and apartments for students and staff at the AMC. In addition, there appears to be a market for – amongst other things – a number of hotels, restaurants and health clubs. How do you tempt your new residents and users to come to Amstel III? To what extent do water and green zones play a role in the study and intervention areas? Can the overall park-like character of the Atlas ArenA business park to the north be further extended? The Molenwetering

watercourse and the green railway zone with abun­ dant water are attractive landscape elements that could possibly be exploited to better advantage and perhaps a more green approach to the plots, façades and roofs of the buildings could provide a promising theme for the transformation. Amstel III is a “promising problem area”. Approximately thirty per cent of the office area is structurally vacant, ownership is fragmented, the investment climate has deteriorated. There is a lack of liveliness and public and private external space is designed to focus prima­ rily on the car. Amsterdam is looking for innovative ways to trans­ form a mono-functional business park into a lively urban district. This requires a strong development strategy, one that is appropriate at every scale level. The objectives are: the introduction of new functions, including housing, and improving the quality of the external space. The municipality will not carry out large-scale acquisition. The costs of the transformation should for the greater part be covered by an increase in value in the area. The municipality’s preference is for an integral, area-focused approach including financial instruments and in collaboration with the leaseholders.

Amstel III is een ‘kansrijk probleemgebied’. Circa dertig procent van het kantoorvloeroppervlak staat structureel leeg, het eigendom is versnipperd, het investeringsklimaat verslechterd. Er is gebrek aan levendigheid en publieke en private buitenruimte zijn eenzijdig ingericht voor de auto. Amsterdam zoekt naar innovatieve manieren voor transformatie van een monofunctioneel kantorenpark naar een levendige stadswijk. Daarvoor is een sterke ontwikkelingsstrategie nodig die op elk schaalniveau toepasbaar is. Doelstellingen zijn: introductie van nieuwe functies, inclusief wonen, en verbetering van de kwaliteit van de buitenruimte. De gemeente zal niet grootschalig verwerven. Kosten voor de transformatie moeten grotendeels gedekt worden door waardecreatie in het gebied.

THE JURY ON THE SITE The Europan assignment for the Amstel III office area in Amsterdam is problematic, but also explicitly topical. Helping to improve and activate an existing office area that – due to ever-increasing vacancies – no longer functions properly, will become more pressing in many places in the coming years. It also involves new responsibilities for architects and urban designers. Ever more frequently their contribution will no longer entail defining a well-rounded, final outcome, but in supervising what can sometimes be a lengthy

DE JURY OVER DE LOCATIE De Europanopgave voor het kantorengebied Amstel III in Amsterdam is lastig, maar ook uitgesproken actueel. Het helpen verbeteren en activeren van een bestaand kantorengebied dat – vooral door de sterk toegenomen leegstand – niet meer behoorlijk functi­ oneert, zal de komende jaren op meer plaatsen urgent worden. Het brengt ook nieuwe taken voor architec­ ten en stedenbouwkundigen met zich mee. Steeds vaker zal hun bijdrage niet meer liggen in het vastleg­ gen van een afgerond eindbeeld, maar in het bege­ leiden van een soms langdurig veranderings­proces. Het ontwerp speelt nog altijd een centrale rol, maar dan vooral als communicatiemiddel, als manier om een ontwikkelingsstrategie te verbeelden – zonder dat dit meteen leidt tot een discussie over de uiteindelijke vorm. Deze veranderende aard van de opgaven – en dus ook van de taakopvatting van de ontwerper en van het instrumentarium om ontwikkelingsstrate­ gieën te verbeelden – zou in de ogen van de jury in de op­leidingen een grotere rol moeten gaan spelen.

transformation process. The design always plays a central role, but then primarily as a means of communication, as a way of visualising a develop­ ment strategy – without this immediately leading to a discussion about the ultimate form. This altered the nature of the assignment and therefore also the designer’s tasks and the set of instruments to repre­ sent development strategies. According to the jury this will need to play a greater role in architecture study programmes.

37

Since the seventies Amstel III has developed into a strong and dynamic working area to the southeast of Amsterdam. The study area is 250 ha and it is situated between the new ArenAPoort entertainment and shop­ ping centre with the ArenA [football stadium] to the north and the AMC [the most prominent medical centre in the Netherlands and one of the largest hospitals] and the adjacent Medical Business Park to the south. The A2 motorway and Amstelland, of cultural-histor­ ical interest, are situated to the west, the railway and metro line and post-war housing to the east. The west­ ern part of Amstel III comprises chiefly businesses, the eastern part chiefly offices. The intervention area

covers two of some 20 sub-areas of Amstel III and comprises 36 plots from 2,000 to 4,000 m2, with an office block or commercial premises of three to eight floors. These plots are allocated on a long lease basis and the buildings are owned by 28 owners. On the western side of the study area there is one – as yet to be allocated – undeveloped plot, comprising three sub-plots divided by infrastructure.

Voor de komende tien tot vijftien jaar voorziet de gemeente vraag naar appartementen voor expats (werkzaam in Amstel III), studenten/starterswoningen, zeer grote (casco/atelier)woningen (nieuwe woonwerkconcepten voor creatieven) en appartementen

In hoeverre spelen water en groen een rol in het projectgebied? Kan er worden voortgeborduurd op de gewaardeerde parkachtige uitstraling van de ten noorden ervan gelegen kantorencampus Atlas ArenA? Ook de waterloop Molenwetering en de groene en waterrijke spoorzone zijn aantrekkelijke landschappelijke elementen die mogelijk beter benut kunnen worden. Is vergroening van de kavels en gevels en daken van de gebouwen een kansrijk thema voor de transformatie?

De voorkeur van de gemeente gaat uit naar een ­integrale, gebiedsgerichte aanpak inclusief een ­financieel instrumentarium en in samenwerking ­ met de erfpachters.

Site Description

Amsterdam

Amstel III is a “promising problem area”

The transformation of office space is the fourth major assignment in Amsterdam following post-war recon­ struction, urban regeneration and the transformation of the old docklands and industrial areas into mixed urban districts. The transformation of large monofunctional business districts à la Amstel III is even becoming the new assignment for the rest of the Netherlands. A study has revealed that part of the existing office stock will no longer be used for business purposes. This is due, among other things, to the introduction of “new approaches to working” with fewer square metres per employee and a surplus of office space. This new approach requires lively urban areas with amenities. The municipality of Amsterdam is highly selective in the building of new office premises – “offices strat­ egy” – and is actively seeking alternative functions for the vacant office premises (via the “offices pilot”).

Het studiegebied grenst aan metrostation Bullewijk en ligt 500 m vanaf het NS-intercity- en metrostation. Echter een goed voetgangers- en fietsnetwerk ont­ breekt. Het Hogehilweggebied bestaat uit een dood­ lopende straat met 18 parkeervelden. Het is de vraag of dit een duurzame ontsluiting voor de toekomst is en wat dit betekent voor de kwaliteit van de buitenruimte.

voor studenten en personeel van het AMC. Daarnaast lijkt er markt te zijn voor onder meer een aantal hotels, restaurants en healthclubs. Hoe verleid je nieuwe bewoners en gebruikers naar Amstel III te komen?

Locatiebeschrijving

Kantorentransformatie is de vierde grote opgave in Amsterdam na de wederopbouw, de stadsvernieuwing en de transformatie van de oude haven- en industrie­ gebieden tot gemengde stadswijken. De transformatie van grote monofunctionele kantoor­wijken à la Amstel III wordt zelfs dé nieuwe opgave voor de rest van Nederland. Onderzoek heeft aangetoond dat een deel van de bestaande voorraad kantoren niet meer als kantoor gebruikt zal worden. Dit is onder andere het gevolg van de introductie van het ‘nieuwe werken’ met minder vierkante meters per werknemer en het overaanbod aan kantoren. Het nieuwe werken vereist levendige stedelijke gebieden met voorzieningen. De gemeente Amsterdam laat nog maar zeer selectief nieuwe kantoren bouwen (‘kantorenstrategie’) en er wordt actief gezocht naar andere functies voor de leegstaande kantoorpanden (via de ‘kantorenloods’).

meet 250 ha en is gelegen tussen het nieuwe uitgaans- en winkelcentrum ArenAPoort met de ArenA (voetbalstadion) in het noorden, en het AMC met het naastgelegen Medical Business Parc in het zuiden. Rijksweg A2 en het cultuurhistorisch interes­ sante Amstelland liggen aan de westzijde, de spooren metrolijn en naoorlogse woongebieden aan de oostzijde. Het westelijk deel van Amstel III bestaat vooral uit bedrijven, het oostelijk deel vooral uit kantoren. Het plangebied beslaat twee van de circa 20 deel­gebieden van Amstel III en omvat 36 kavels van 2.000 tot 4.000 m2, met daarop een kantoor- of bedrijfs­gebouw van drie tot acht bouwlagen. Deze kavels zijn uitgegeven in erfpacht en de gebouwen zijn in handen van 28 eigenaren. Aan de westzijde van het plangebied is nog één onbebouwde – uit te geven – kavel, die bestaat uit drie, door infra­structuur gescheiden, delen.


Eerste prijs

BESCHRIJVING

JURYOORDEEL

De ontwerpers zijn begonnen met grondig na te denken over relevante doelgroepen. Op basis van die analyse hebben ze een heldere en overtuigende strategie ontwikkeld voor een geleidelijke transformatie van wat nu nog een monofunctioneel kantorengebied is. Hun voorstel I Amstel 3 is compleet op meerdere niveaus (gebouwen, openbare ruimte) en komt tegemoet aan wat de opdrachtgever verlangt. De inzenders hebben de verleiding weerstaan om meteen met gebouwde oplossingen te komen. Ze laten zien dat ze hebben begrepen dat een plan dat in alle opzichten ‘af’ is vooralsnog niet aan de orde is. Voorgesteld wordt te beginnen met bescheiden interventies op een drietal plekken, en pas in een later stadium gebouwen onder handen te nemen. Mede door de heldere presentatie van het plan is de verwachting gerechtvaardigd dat ze ook goed kunnen communiceren – een belangrijk aspect van de taak die de opdrachtgever voor de winnaars ziet weggelegd.

Eerste prijs

IA 311 – I AMSTEL 3

IA 311

In de eerste fase wordt een reeks aanlokkelijke faciliteiten (sporten eetgelegenheden, cafés, winkels, expositieruimten, etc.) in en op bestaande gebouwen aangebracht, gegroepeerd rondom een nieuw stedelijk centrum. Doel is om in kaart gebrachte groepen pioniers aan te trekken: kantoorpersoneel, creatievelingen en studenten. Er wordt een langgerekt park aangelegd en in een later stadium worden de wegen gerenoveerd. In de loop van de tijd worden het centrale plein en de overige gebieden aangepakt; over het algemeen ontstaan dan nieuwe appartementen en huisvesting door aanpassing van de bestaande bebouwing.

Winner

39

38

Sara Reichwein DE 1982

JURY ASSESSMENT

The designers began by giving careful consideration to the relevant target groups. On the basis of that analysis they developed a clear and convincing strategy for a gradual transformation of what is now still a mono-functional office area. Their proposal I Amstel 3 is complete on several levels (buildings, public space) and complies with the client’s wishes. The entrants have resisted the temptation of immediately designing structured solutions. They demonstrate that they have understood that a plan that is “finished” in all respects is not under discussion for the time being. The proposal is to begin with modest interventions in three places, and only take the building in hand at a later stage. Partly due to the clear presentation of the plan it is reasonable to expect that they can also communicate well – an important aspect of the task that the client envisages for the winners.

Winner

Amsterdam

I AMSTEL 3

DESCRIPTION

A range of enticing facilities (sports, shops, cafés, exhibition spaces, etc.) are placed in and on existing buildings, grouped round a new urban centre, as a first stage. The aim is to attract identified groups of pioneers: workers, innovatory thinkers and students. A linear park is created, and roads are refurbished at a later phase. Over time, the central square and other areas become enriched; new apartments and accommodation are generally formed from the remodelling of existing buildings.


Amsterdam

THE ENTRANTS HAVE RESISTED THE TEMPTATION OF IMMEDIATELY DESIGNING STRUCTURED SOLUTIONS Winner 41

40

Eerste prijs

IA 311 – I AMSTEL 3

DE INZENDERS HEBBEN DE VERLEIDING WEERSTAAN OM METEEN MET GEBOUWDE OPLOSSINGEN TE KOMEN


INTERVIEW

IA 311 – I AMSTEL 3

‘HET MOET ZIJN EIGEN ONTWIKKELING KRIJGEN. DAT IS HET IDEE.’

Wat is je eerste herinnering aan architectuur? Toen ik negen was besloten mijn ouders naar een oude watermolen te verhuizen. Die molen met alle bijgebouwen was jarenlang aan zijn lot overgelaten en lag er verlaten bij. Ik herinner me nog heel goed het gevoel dat we deze plek een nieuw leven wilden geven. Dat was het begin van een avontuur dat tot op de dag van vandaag voortduurt.

Dus je hebt een belangrijk deel van je jeugd doorgebracht in een omgeving die voortdurend in transformatie was? Dat klopt. Dat zat ik me ook net te realiseren. Eigenlijk gaat mijn werk ook altijd over processen en strategieën.

Heb je trouwens meteen voor een studie architectuur gekozen? Nee, ik heb daarvoor van alles gedaan. Na mijn examen heb ik een half jaar in India gezeten om vrijwilligers­ werk te doen. We woonden daar bij de mensen thuis en deden heel basaal technisch werk, zoals het verbe­ teren van de paden waarover de vrouwen elke dag het water haalden. Later, toen ik architectuur studeerde, ben ik naar India teruggegaan met een uitwisselings­ beurs. Vier maanden lang woonde en studeerde ik in Hyderabad. Daar deed ik ook een eigen project: herstructurering van de stadsstraat. De status van de straat is in India namelijk heel anders dan hier. Het leven is daar nauw verbonden met de straat, waar mensen wonen en werken. Zo zijn er veel handelaren die allerlei producten verkopen, zoals benzine, vruchten of telefoondiensten. Dat doen ze op de stoep en als die er niet is op de straat. Voetgangers

Interview met Sara Reichwein — Catja Edens

zijn daardoor gedwongen tussen het verkeer te lopen en dat is – vooral voor kinderen – weer heel gevaarlijk.

Hoe ben je gekomen tot een concrete aanpak? Dat was behoorlijk ingewikkeld. Het lastige is dat de straathandel illegaal is en de handelaren dus ook geen belasting afstaan. Dat betekent weer dat ze voor de politie en stadsreiniging eigenlijk niet bestaan. Toch spelen deze kleine handelaren een belangrijke rol in de aanlevering van dagelijkse goederen en dien­ sten voor brede lagen van de bevolking. Uiteindelijk heb ik me helemaal gericht op een specifieke straat in Hyderabad waar ik dagelijks kwam.

Wat was je voorstel? Het idee was om een deel van de straat toe te wijzen aan de handelaren en een deel aan de voetgangers. Met openbaar sanitair, tappunten voor water en elektriciteit zouden de omstandigheden voor alle gebruikers verbeteren. Het uitgangspunt was om de straatverkopers als volwaardige gesprekspartners bij dit proces te betrekken en op die manier hun band met de straat te versterken. Door de ruimte anders te organiseren en eenvoudige voorzieningen toe te voegen, zouden hier allerlei nieuwe mogelijkheden ontstaan. Eigenlijk werkt mijn strategie voor de Europanlocatie in Amsterdam ook een beetje zo.

Waarom heb je voor deze Europanlocatie gekozen? Ik ben altijd geïnteresseerd in opgaven met een bredere relevantie. Bedrijventerreinen als Amstel III, waar veel leegstand is, vind je overal. Het is goed dat stedenbouwkundigen erover nadenken hoe deze gebieden kunnen worden getransformeerd voor nieuw gebruik. Er wordt nog steeds heel veel grond nieuw in gebruik genomen, terwijl dat strikt genomen niet nodig is. Het is juist heel interessant om te kijken hoe je bestaande gebieden en gebouwen aan kunt passen aan nieuwe functies. Het gaat dan niet alleen om mooie, monumentale gebouwen, maar ook om minder aantrekkelijke gebouwen die er nog niet zo lang staan.

Waarom zou je eigenlijk niet gewoon voor sloop kiezen? Kijk, steden veranderen, dat is normaal. En sloop en nieuwbouw horen daarbij. Toch vind ik het veel meer de moeite waard om met het bestaande te werken en dat om te vormen. Het is ook een veel duurzamere oplossing: de gebouwen laten staan waar ze staan en ze activeren. Door nieuwe elementen toe te voegen, ontstaan nieuwe combinaties en nieuwe mogelijkheden.

Amstel III is toch een heel saaie plek met slechte architectuur? Ja, dat klopt, maar aan de andere kant is het ook een interessante plek. De gebouwen zien er lelijk uit, maar

if there’s no pavement then on the street. Pedestrians are therefore forced to walk between the traffic and – for children in particular – that’s extremely dangerous.

“IT SHOULD DEVELOP ON ITS OWN. THAT’S THE IDEA.”

What is your first recollection of architecture? When I was nine years old my parents decided to move into an old water mill. The mill with all the out­ houses had been abandoned years ago and was derelict. I remember quite distinctly the feeling that we wanted to give the place a new lease of life. That was the beginning of an adventure that has continued to this very day.

That’s right. I just realised that too. In fact my work always entails processes and strategies.

No, I did lots of other things first. After my school exams I spent six months in India doing volunteer work. We lived in people’s homes there and carried out very basic technical work, such as improving the paths that the women used to fetch water every day. Later, when I studied architecture, I returned to India on an exchange programme. I lived and studied in Hyderabad for four months. I also carried out my own project: restructuring the urban street. The status of the street in India is very different from here. Life there is closely connected to the street, where people live and work. Many traders sell a whole range of products, such as petrol, fruit or telephone services. They do that on the pavement and

What was your proposal? The idea was to allocate part of the street to the traders and part to the pedestrians. The starting point was to involve the street vendors as extremely useful discus­ sion partners in this process and in this way reinforce their bonds with the street. Organising space differently and adding simple facilities created a whole range of new possibilities. Actually, my strategy for the Europan site in Amsterdam is in some ways similar.

Why did you choose this Europan site? I have always been interested in assignments with

Why not just opt for demolition? Well, urban centres change, that’s normal. And demo­ lition and new development are part of this. And yet I think it’s far more worthwhile working with what’s already there and transforming it. It is also a much more sustainable solution: leaving the buildings where they are and activating them. Adding new elements creates new combinations and new opportunities.

But Amstel III is in fact a dull place with poor architecture Yes, that’s correct, but on the other hand it’s also an interesting place. The buildings are ugly, but that also provides opportunities. It’s an identity out of which another situation can grow. It’s interesting to see whether people can change their opinions about this area and can come to regard it and appreciate it as a lively neighbourhood.

Inderdaad. Het gaat erom dingen niet weg te gooien maar mogelijkheden te zien. Het gaat om duurzaam­ heid en vindingrijkheid.

Welke stappen heb je gemaakt om tot een strategie te komen? In dit deel van de stad liggen allemaal monofunctio­ nele eilanden: bedrijventerreinen zoals Amstel III met kantoren, de Bijlmermeer voor woningen, en de Arena en omgeving voor entertainment en shopping. Het idee is om in het kleine plangebied van Amstel III al deze vormen van gebruik te combineren. De eerste vraag was natuurlijk: wie wil hier gaan wonen en van faciliteiten gebruikmaken? In Amsterdam zijn de verbindingen binnen de stad vrij kort. Je kunt gemakkelijk van de ene plek in de stad naar de andere komen. Wie ervoor kiest om op deze flinke afstand van het centrum te gaan wonen, kan net zo goed in een naburig dorp gaan wonen waar meer ruimte beschik­ baar is en de omgeving een meer landelijk karakter heeft. De vraag is dus voor wie Amstel III toch aantrek­ kelijk zou kunnen zijn.

Because this is part of the culture? Exactly. Its is all about not throwing things away but recognising their potential. It’s about sustainability and ingenuity.

What steps did you take to arrive at a strategy? This area comprises mono-functional islands: business parks like Amstel III with offices, the Bijlmermeer with housing, and the Arena and surroundings for entertain­ ment and shopping. The idea is to combine all these forms in Amstel III, the small intervention area. The first question, of course, was “who would want to live here and use the facilities?” In Amsterdam, connections within the city are quite short. You can easily get from one place to another. Anyone choosing to live a considerable distance away from the centre could just as easily live in a neighbouring village with more space in a more rural environment. The question is, therefore, “who might nevertheless be interested in Amstel III?” I eventually ended up with four groups. People who already work at Amstel III: they are probable users of new restaurants, sports facilities and daycare centres. Then you have a potential group of busi­ nessmen and women who work in the Randstad con­ urbation and use the motorways. Amstel III is attrac­ tive for them because they can reach the motorways in less than five minutes. The third target group com­ prises students urgently in need of accommodation.

43

42

So you spent an important part of your youth in an environment that was constantly in transformation?

Did you decide to study architecture right from the outset?

That was rather complicated. The difficulty is that street trading is illegal and consequently the traders pay no taxes. That means that, as far as the police and the sanitation department are concerned, they don’t actually exist. And yet these small traders play an important role in delivering daily goods and services to a large section of the population. I finally concen­ trated on one specific street in Hyderabad which I visited daily.

Want dit is ook deel van de cultuur?

Interview

Amsterdam

Interview with Sara Reichwein — Catja Edens

How did you turn this into a concrete approach?

a broader relevance. There are business parks like Amstel III, with high vacancy levels, everywhere. It’s important that urban designers consider how these areas can be transformed for new usage. We’re still using a great deal of new land while, strictly speak­ ing, this isn’t necessary. On the contrary, it’s really interesting to see how you can adapt existing areas and buildings to suit new functions. And I am not only referring to splendid, monumental buildings, but also less appealing ones that were built quite recently.

dat biedt ook mogelijkheden. Het is een identiteit waaruit weer een andere situatie kan groeien. Ik vind het interessant om te kijken of mensen hun opvattingen over dit gebied kunnen veranderen en het kunnen gaan zien en waarderen als een levendige buurt.


IA 311 – I AMSTEL 3 Amsterdam

De nieuwe pleinen krijgen verschillende karakters. Het centrumplein biedt ruimte aan horeca, een apotheek, een dagopvang, winkeltjes, en vormt een basis voor alle gebruikers. Ook komt er een pioniersplein, het beginpunt voor een broedplaats waar vooral de crea­ tieve mensen komen. De derde plek is een plein zonder wanden: een activiteitenzone met een fitnesscentrum en voetbalveld buiten, en een klimhal en een club bin­ nen. Dit zijn ook faciliteiten die interessant zijn voor de mensen uit het centrum van Amsterdam, zodat een link tussen Amstel III en het stadscentrum ontstaat.

En de gebouwen?

Tweede prijs

In hoeverre is dit proces gericht op het vormen van een nieuwe stedelijke gemeenschap?

BB 200

Dat is een belangrijk onderwerp. Als het werk bezig is en mensen er deel van uit gaan maken, biedt dat mogelijkheden voor interactie en dat is belangrijk. Als mensen allemaal in één keer ergens gaan zitten dan heb je dat niet. Juist door de geleidelijke transformatie ontstaan deze kansen. Als mensen deel uit maken van de eerste honderd Amstel III-bewoners, dan voelen ze zich verantwoordelijk en betrokken.

Zie je het gebied al voor je, zoals het in de toekomst kan worden? Ja, maar ik hoop dat niet alles wordt zoals ik me dat voorstel. Het moet zijn eigen ontwikkeling krijgen. Dat is het idee.

Ik ben begonnen met een analyse van de leegstand. Sommige gebouwen hebben 100 procent leegstand, andere 80 procent of 50 procent. Ze kunnen per

What will these public spaces look like? The new plazas will have distinct characters. The central plaza will have a catering establishment, a pharmacy, a day-care centre and shops and it forms a basis for all Amstel llI users. There will also be a plaza for pioneers, the starting point for a rich breed­ ing ground that will chiefly attract creative people. The third is a wall-free plaza: an activity zone with a fitness centre and an outdoor football pitch, a climb­ ing hall and an indoor club. These are also facilities that are interesting for people from the centre of Amsterdam, thus creating a link between Amstel III and the city centre.

And the buildings? I started with an analysis of the vacancies. Some buildings have a 100 per cent vacancy level, others 80 per cent or 50 per cent. They can be tackled floor by floor. On the exterior you will then see minor dif­ ferences between the floors that are inhabited and the rest of the building. For example, a box on the roof of the professional people’s housing. In certain places the floors are broken through and, for example, recessed balconies created. So these are smaller interventions.

To what extent is this process focused on creating a new urban community? That is an important subject. When the work is in progress and people become part of that progress, it creates opportunities for interaction and that is important. This doesn’t happen when people all move in at the same time. It’s precisely through gradual transformation that these opportunities arise. The first hundred people to become Amstel III occupants will consequently feel themselves responsible and involved.

Can you envisage what the area will look like in the future? Yes, but I hope that some of my proposals are interpreted differently. It should develop on its own. That’s the idea.

Runner-up

BASIC CITY Milena Zaklanović NL 1973 Petar Zaklanović NL 1972

Sarah Wolff Yong Cui DE 1979 CN 1983 Matteo Bettoni IT 1978

45

44

Hoe gaan die publieke ruimtes eruit zien?

etage worden aangepakt. Aan de buitenkant zie je dan kleine verschillen tussen de verdiepingen waar gewoond wordt en de rest van het gebouw. Er staat bijvoorbeeld een doosje op het dak bij de woning voor de zakenman. Ook worden op bepaalde plekken verdiepingen doorgebroken en bijvoorbeeld balkons gemaakt door de gevel een stukje terug te leggen. Het zijn dus kleinere interventies.

Runner-up

For example, approximately 6,000 students commute daily to the neighbouring AMC [Academic Medical Centre] to work and to study. And finally there is the target group comprising innovatory thinkers and crea­ tive people. Following recent changes in legislation, squatting is prohibited in the Netherlands, so they require new options. This also links up with the munic­ ipality’s policy of creating rich breeding grounds. Bringing together these very divergent groups of people gives the area important appeal. The starting point for my idea was to create a number of public areas and leave the rest of the area as it is for the time being. The idea being that the parties who are already there will also stay there. For them the current situation is unpleasant because there are no attractive amenities in the area. They even go to IKEA to lunch. But gradually more activi­ ties, including business activities, will come, and this in turn will attract newcomers and further activities. The next question was, “what are the lifestyles of these new target groups and what kind of accommo­ dation do they require?” I then developed various floor plans on the basis of this. In addition, of course, these groups will require specific facilities. My idea was to implement three public spaces in the area, so that the adjacent buildings can interact with these spaces and the area itself can develop and grow. New routes will develop and, in due time, investors will themselves consider accommodating other facilities in their build­ ings. And in this way activities and the appeal of this area will increase.

verschillende plattegronden ontwikkeld. Daarnaast gaat het natuurlijk ook om de behoefte aan bepaalde voorzieningen bij deze groepen. Mijn gedachte was om drie publieke ruimtes in het gebied te implemen­ teren, zodat de gebouwen die eraan grenzen een interactie met deze ruimtes aangaan. Daarmee kan het gebied zich ontwikkelen en groeien. Er ontstaan nieuwe routes en na een tijdje zullen investeerders gaan overwegen om ook zelf andere voorzieningen in hun gebouw onder te brengen. En zo groeit de leven­ digheid en aantrekkingskracht van dit gebied.

Tweede prijs

Uiteindelijk ben ik uitgekomen op vier groepen. Je hebt de mensen die al werken op Amstel III: dat worden waarschijnlijk gebruikers van nieuwe restau­ rants, sportfaciliteiten en opvang. Dan heb je een potentiële groep zakenmensen die in de Randstad werken en gebruikmaken van de snelwegen. Voor hen is Amstel III aantrekkelijk omdat ze er binnen vijf minuten op de snelweg kunnen zitten. Een derde doelgroep zijn de studenten die dringend woonruimte nodig hebben. Er zijn bijvoorbeeld de ca. 6.000 studenten die dagelijks naar het nabijgelegen AMC komen om er te werken en te studeren. Tot slot is er de doelgroep van innovatieve denkers en creatieven. Na recente veranderingen in de wetgeving is kraken in Nederland verboden, dus zijn er voor hen nieuwe mogelijkheden nodig. Dit sluit ook aan bij het beleid vanuit de gemeente om broedplaatsen te creëren. Door deze zeer verschillende groepen mensen bij elkaar te brengen, krijgt het gebied een belangrijke aantrekkingskracht. Het startpunt van mijn idee was om enkele publieke ruimtes te maken en de rest van het gebied voorlopig te laten zoals het is. Het idee is dat de par­ tijen die er al zitten, dus ook blijven. Voor hen is het nu best moeilijk, want er zijn geen aantrekkelijke functies in het gebied. Mensen gaan zelfs naar IKEA om te lunchen. Maar gaandeweg zal er meer activiteit en meer bedrijvigheid komen, wat weer nieuwe mensen en activiteiten zal aantrekken. De volgende vraag was: wat zijn de leefgewoon­ ten van die nieuwe doelgroepen en wat voor woon­ ruimte hebben ze nodig. Op basis daarvan heb ik


BESCHRIJVING

Ook de tweedeprijswinnaar laat zien hoe in Amstel III met een pakket van relatief bescheiden en overzichtelijke ingrepen ontwikkelingen op gang kunnen worden gebracht. Een intelligente analyse van de – vaak verborgen – kwaliteiten in het gebied leidt tot een aantal goed beargumenteerde interventies. Tezamen vormen die een compleet pakket dat de opdrachtgever op alle niveaus (strategisch, stedenbouwkundig en op gebouwniveau) behulpzaam kan zijn. Een van de interessante ideeën is het voorstel om bij halfleegstaande kantoorgebouwen zo veel mogelijk de hogere verdiepingen te gebruiken, zodat de plinten beschikbaar komen om het straatniveau met nieuwe programma’s te activeren. Ook het versterken van de groenstructuur spreekt de jury aan. De ontwerpers van Basic City tonen met hun inzending niet alleen hun vakbekwaamheid, ze laten ook zien dat ze in Amstel III waardevolle adviseurs voor de opdrachtgever zouden kunnen zijn.

Tweede prijs

BB 200 – BASIC CITY

Stedenbouwkundige zones worden toegevoegd, met een stationsplein, twee door bomen omzoomde boulevards en extra aandacht voor de toegangen tot dit gebied. De buitenrand wordt ingericht als een groen recreatiegebied. Het voorstel is dat de grond gratis beschikbaar wordt gesteld voor ontwikkeling, in ruil voor een financiële bijdrage aan de inrichting van de groene zone. In de discussie over de aantrekkelijkheid van het gebied wordt voorgesteld om dit commer­ cieel vooral aan te prijzen als een rustige woonomgeving, in combi­ natie met werken in hybride blokken met ruim bemeten eenheden.

JURYOORDEEL

DESCRIPTION

47

46

JURY ASSESSMENT

The runner-up also demonstrates how, with a package of relatively modest and well-organised interventions, developments can be started in Amstel III. An intelligent analysis of the – often hidden – qualities in the area leads to a number of well- substantiated interventions. Together they form a complete package that can help the client at all levels (strategic, urban environment and construction levels). One of the interesting ideas is the proposal to use as many of the upper floors as possible of the half vacant office blocks so that the plinths become available at street level to activate new programmes. The enhancement of the green structure also appealed to the jury. The designers of Basic City not only demonstrate their professional competence with their entry, they also show that they could act as valuable advisers for the client in Amstel III.

Runner-up

Amsterdam

Urban design zones are added, with a station plaza, two boulevards lined with trees, and extra focus on the entrances to the area. The perimeter is seen as a green buffer for recreation. The proposal is that land is offered free for development in exchange for a financial contribution to development of the green space. Discussion concerning the attractiveness of the area suggests focusing on marketing the area as a peaceful place to live, in combination with work in hybrid blocks, with generously proportioned units.


Bijzondere vermelding

voldaan aan de bouwvoorschriften. Op langere termijn wordt het parkeren verplaatst naar de openbare weg. JURYOORDEEL

BESCHRIJVING

A FREE TOWN FT 111

Special Mention

JURYOORDEEL

In het scala van strategieën die in deze ronde van Europan voor Amstel III zijn voorgesteld, mag Trading Futures niet onvermeld blijven. Ook hier pleiten de ontwerpers voor bescheiden ingrepen, maar dan in eerste instantie gericht op de mensen die nu al in het gebied werkzaam zijn. Als Amstel III voor hen aantrekkelijker wordt gemaakt, dan kan dat de aanzet zijn tot een blijvend proces van vernieuwing. Het maken van nieuwe straten met een duidelijk afgebakende straatruimte is een interessant voorstel, hoewel de jury vraagtekens plaatst bij de keuze om dat te doen met doorlopende lage muurtjes.

Trading Futures SB 403

Corine Erades NL 1976 Jelte Boeijenga NL 1975 Joost Brands NL 1976 Niels Tilanus NL 1978

DESCRIPTION

JURY ASSESSMENT

With their entry the participants demonstrate that they understand the crux of Amstel III: more diversity in the area and an approach that focuses on creating the conditions to then enable the market to do its work. The strategy to use intelligent regulations to activate the owners of the properties to begin with the buildings instead of the open space, is worth consideration. It resulted in a special mention for the makers of A Free Town, even though the architectural elaboration was found to be rather weak.

An immediate move to herald the redevelopment of the area is created: a simple footpath marked with two low walls that provide entrances to each of the existing buildings. The conceptual restructuring of the area is to create streets. The overall aim is to use the existing street network, but to provide a denser urban form. This first street is gradually enhanced, with planting, buildings reoriented towards it, then new building infills. An approach to managing the existing buildings is proposed: existing lessees gain joint development opportunity for the parts of their site that are zoned as developable. The redevelopment of the street by the municipality is delivered when six lessees on that section of the street agree to the zoning redevelopment. The aim is that even if incremental development (or no development) takes place, at any one time the district still functions. The long-term intention is to make the streets largely parking free by using the zoning rules to turn parking facilities into commercially-attractive development options in the area.

JURY ASSESSMENT

In the range of strategies proposed for this round of Europan for Amstel III, Trading Futures definitely deserves to be mentioned. Here, too, the designers argue in favour of modest interventions, but then in the first instance focusing on the people who currently work in the area. If Amstel III is made more attractive for them, then this can initiate a lasting process of regeneration. Making new streets with well-defined street space is an interesting proposal, although the jury questions the choice of doing this with continuous low walls.

Special Mention 49

48

De herontwikkeling van het gebied wordt een eerste concrete stap aangekondigd: een eenvoudig voetpad met twee lage muurtjes die toegang verschaffen tot elk van de bestaande gebouwen. Bij de conceptuele herindeling van het gebied gaat het om straten. De algehele doelstelling is dat het bestaande stratennetwerk wordt gebruikt, maar dan met een dichtere stedelijke structuur. Deze eerste straat wordt geleidelijk verbeterd met beplanting, heroriëntatie van de bebouwing naar de straat, waarna invulling met nieuwbouw volgt. Het is een voorstel voor aanpak van het beheer van de bestaande gebouwen: aan de huidige huurders worden ontwikkelingsmogelijkheden toegekend voor die delen van hun locatie die mogen worden bebouwd. De herinrichting van de straat door de gemeente wordt

Special Mention

DESCRIPTION

An investment strategy is proposed, called “flexpace”, aimed at providing incentives for all new alterations on the site to be “use-blind”. This is based on the concept that buildings can be flexible: suitable for residential or commercial use. These use categories are flexible: buildings can be commercial or residential. A building code would define the main parameters (open floor plan, balconies, large windows, flexible services) and building owners would have various site usage options (including refit, infill or demolition and rebuild) as long as the code is met. In the long term, parking is relocated to the street peripheries.

BESCHRIJVING

Teemu Seppänen FI 1980 Aleksi Niemeläinen FI 1979 Martti Kalliala FI 1980 Auvo Lindroos FI 1981

Special Mention

uitgevoerd zodra zes huurders in dat deel van de straat instemmen met herontwikkeling. Het gaat erom dat het gebied, zelfs bij een geleidelijke ontwikkeling (of geen ontwikkeling), blijft functioneren. Op langere termijn ligt het in de bedoeling om de straten grotendeels autovrij te maken door gebruik te maken van de voorschriften om parkeergelegenheid om te bouwen naar commercieel aantrekkelijke ontwikkelingsopties in het gebied.

Bijzondere vermelding

Bijzondere vermelding

Er wordt een investeringsstrategie onder de naam ‘flexpace’ voorgesteld; het is de bedoeling dat er instrumenten worden aangereikt voor een ‘gebruiksneutrale’ invulling van de locatie. Die benadering is gebaseerd op een flexibel concept; de gebouwen kunnen geschikt zijn voor bewoning of commerciële doeleinden. Die indeling in categorieën – bedrijf of wonen – is niet rigide. In de bouwvoorschriften dienen de belangrijkste parameters (open plattegrond, balkons, grote ramen, flexibele faciliteiten) te worden vastgelegd en de eigenaren moeten kunnen kiezen uit een verscheidenheid aan gebruiksmogelijkheden (inclusief herinrichting, verdichting of sloop-nieuwbouw), mits wordt

Met hun inzending bewijzen de deelnemers dat ze begrijpen waar het bij Amstel III over gaat: meer diversiteit in het gebied en een aanpak die zich richt op het scheppen van voorwaarden, om vervolgens de markt haar werk te laten doen. De strategie om met intelligente regelgeving de eigenaren van het vastgoed te activeren door te beginnen met de gebouwen, in plaats van met de openbare ruimte, is het overwegen waard. Het levert de makers van A Free Town een bijzondere vermelding op, ook al wordt de architectonische uitwerking tamelijk mager gevonden.

Bijzondere vermelding


Site: De Hoven 2 Study Area: 53.5 ha Intervention Area: 1.6 ha Parties Involved: Havensteder and the Municipality of Capelle aan den IJssel

Brief after the Competition: Realisation of housing in the intervention area

Locatiebeschrijving

Opdracht na de prijsvraag: Realisatie van woningen in het plangebied

CAPELLE

Locatie: De Hoven 2 Studiegebied: 53,5 ha Plangebied: 1,6 ha Betrokken partijen: Havensteder en de gemeente Capelle aan den IJssel

Capelle Site aan Description den IJssel

IJSSEL

51

50

AAN DEN


CAPELLE AAN DEN IJSSEL

Er zijn geen andere functies dan wonen in het gebied aanwezig

De Hoven 2

CAPELLE AAN DEN IJSSEL

52

Het gebied wordt nu gekenmerkt door monofunctionele bebouwing die selectie op inkomen bevordert. Doel is in de toekomst leefstijlen tot selectiecriterium te maken. De keuze om in een bepaald gebied te wonen, moet

Hoven 1 (high-rise), and Hoven 2 (360 housing units in total), for which more ground-level access housing and designs according to lifestyles are desired, as in “de Wiekslag” later. Kerklaan, one of the historical roads, ends at the corner of the intervention area, a site that at present is not conspicuous.

The assignment is to develop an attractive urban residential environment that links up with the high-rise development of the first phase and the preference is for housing with access at ground level in the devel­ opment. The site is situated close to both the town centre’s main access road and to the main access roads to the quieter residential areas. The design of the housing should suit the lifestyles of the future occupants and not focus so much on financial means. People and their environment are central. The site is characterised by its high-density and inventive use of public space. The adjacent buildings are designed with ample and practical public space with sufficient green and spacious zones giving the occupant a feeling of living in a pleasant, safe and functional environment.

The site is situated close to a metro station and the town’s main access roads. The challenge in the plan is to motivate residents optimally to travel by public transport or bike, to discourage the use of the car, especially where in-town activities are concerned and, where possible, to keep cars out of the street scene. The area is at present characterised by mono-func­ tional development leading to selection according to income. The aim in the future is to make lifestyles the selection criterion. The choice of living in a spe­ cific area should be determined by the lifestyle which that area represents. Public space underpins the interaction between the different residents in the area. There are water and green zones in the immediate vicinity. The quality of these should be substantially improved. The aim is to have as many environmentallyfriendly banks as possible, with decoupling of rain­ water drainage and natural infiltration into the ground. Water should be retained for as long as possible and the green zones should be sufficiently large so as to be practicable. Preference is given to native, nonexotic flora and maintenance should be as environmentfriendly as possible.

of the transformation of the study and intervention areas for the surrounding area. Moreover, the assign­ ment seems to ignore the present economic situation, whereby large-scale developments are increasingly under debate. A more obvious assignment for this site might have been a flexible urban strategy, with an elaboration for the first phase.

THE JURY ON THE SITE The theme of the assignment in Capelle aan den IJssel – the restructuring of an existing, post-war residential area – has, for years, received a lot of attention. Yet most of the participants had difficulty managing this. Chiefly architecturally, many of the entries were not up to the mark. This is also reflected in the award of the prizes: there was a convincing winner, but then the jury had to conclude that none of the other entries qualified as runners-up. Possibly the designers had difficulty with the description of the assignment. Little could be learnt about the high scale level, while many problems (such as the flow of traffic) can only be solved in a wider context. Also the assignment did not specifically raise the significance

53

The Europan site borders the town centre of Capelle aan den IJssel and is in the immediate vicinity of the main access roads and the metro line to Rotterdam. It comprises one “stamp” (fixed pattern) with four medium-rise flats with a common hall, characteristic of the sixties production-based development: relatively small housing units on a plinth of garages and storage facilities. Because of this there is no interaction with activities at ground level. There are no other functions than housing present in the area. Parking spaces are situated in the middle of the fixed pattern. The green facilities are for the greater part functional, and situ­ ated within the blocks. The neighbourhood is character­ ised by little social cohesion, poor maintenance of the public space, a relatively high number of ethnic group­ ings and a high level of criminality. Roekstraat and the adjacent development form the transition between

De Europanlocatie grenst aan het stadscentrum van Capelle aan den IJssel en ligt in de directe nabijheid van de hoofdontsluitingswegen van de stad en de metro richting Rotterdam. Het plangebied bestaat uit

De opgave is het ontwikkelen van een aantrekkelijk stedelijk woonmilieu dat aansluit op de hoogbouw­ herontwikkeling van de eerste fase en de wens te komen tot grondgebonden woningen in de te realiseren bebouwing. De locatie is enerzijds gelegen nabij de hoofdontsluiting van het centrumgebied van de stad en anderzijds aan de hoofdontsluitingswegen naar de achterliggende rustige woongebieden. De te ontwik­ kelen woningen moeten aansluiten op leefstijlen van toekomstige bewoners en niet zozeer selecteren op financiële draagkracht. De mens en zijn omgeving staan centraal. De locatie valt op door relatief hoge dichtheden en inventief gebruik van de openbare ruimte. De aanliggende gebouwen zijn ontworpen met veel en nuttige openbare ruimte waarin voldoende groen en ruimte aanwezig zijn en geven de bewoner het idee van een prettige, veilige en bruikbare woon­ omgeving.

DE JURY OVER DE LOCATIE Het thema van de opgave in Capelle aan den IJssel – de herstructurering van een bestaand, naoorlogs woongebied – staat al jaren in de belangstelling. Toch blijken de meeste deelnemers er maar moeilijk mee uit de voeten te kunnen. Vooral architectonisch blijven veel inzendingen onder de maat. Dat komt ook tot uitdrukking in de toekenning van de prijzen: er is een overtuigende eersteprijswinnaar, maar vervolgens moest de jury vaststellen dat geen enkele inzending in aanmerking komt voor de tweede prijs. Mogelijk had­ den de ontwerpers te kampen met de omschrijving van de opgave. Daarin stond weinig over het hogere schaalniveau, terwijl veel problemen (zoals de afwik­ keling van het verkeer) alleen in een bredere context tot een oplossing kunnen worden gebracht. Ook de vraag wat de transformatie van het interventie- en studiegebied kan betekenen voor de omgeving, werd in de opgave niet expliciet aan de orde gesteld. Bovendien lijkt de opgave voorbij te gaan aan de huidige economische situatie, waardoor grootschalige ontwikkelingen steeds meer ter discussie komen te staan. Misschien had voor deze locatie eerder een vraag voor de hand gelegen naar een flexibele steden­ bouwkundige strategie, met een uitwerking voor de eerste fase.

Site Description

Capelle aan den IJssel

There are no other functions than housing present in the area

The municipality of Capelle aan den IJssel aspires to the development of areas in consultation with the (future) residents. The designs are based on lifestyles instead of financing categories. The ambition is, in consultation with the partners, to achieve the most sustainable development possible of housing and other areas, while endeavouring to realise this with a maximum number of ground-level access housing units. High-rise is permitted, but public support for this is limited. There should be a clear distinction between public and private areas. The public areas should be clearly defined, the green zones as practical and as useful as possible. Extra square metres of surfacing should be compensated by extra water.

De locatie ligt nabij een metrostation en de hoofdont­ sluitingswegen van de stad. Uitdaging is om in het plan bewoners te motiveren optimaal gebruik te maken van openbaar vervoer of fiets, het autogebruik vooral voor de binnenstedelijke activiteiten te ontmoe­ digen en de auto zo veel mogelijk uit het straatbeeld te weren.

worden bepaald door de leefstijl waar het gebied voor staat. De openbare ruimte ondersteunt de interactie tussen de verschillende bewoners in het gebied. In de directe omgeving is water en groen aanwezig. De kwaliteit hiervan dient aanzienlijk te worden ver­ beterd. Gestreefd wordt naar zo veel mogelijk natuur­ vriendelijke oevers, het afkoppelen van regenwater en natuurlijke infiltratie in de bodem. Water moet zo lang mogelijk worden vastgehouden en groen moet voldoende afmetingen hebben om zinvol te zijn. Inheemse flora verdient de voorkeur boven exoten en het onderhoud dient milieuvriendelijk mogelijk te zijn.

Locatiebeschrijving

De gemeente Capelle aan den IJssel streeft naar ontwikkeling van gebieden in overleg met (toekomstige) bewoners. Er wordt ontworpen naar leefstijlen in plaats van financieringscategorieën. De ambitie is om in overleg met partners woningen en gebieden zo duurzaam mogelijk te ontwikkelen. Gestreefd wordt naar realisatie van een maximale hoeveelheid grond­ gebonden woningen. Hoogbouw is toegestaan, maar het draagvlak ervoor is laag. Er dient een duidelijk onderscheid te zijn in openbaar en privé. In het open­ bare gebied moeten plekken duidelijk gedefinieerd zijn, en het groen zo veel mogelijk bruikbaar (zinvol). Extra vierkante meters verharding moet worden gecompenseerd door extra aan te leggen water.

één ‘stempel’ met vier middelhoogbouw-portiekflats, kenmerkend voor de productiebouw in de jaren zes­ tig: relatief kleine woningen op een plint van garages en bergingen. Hierdoor ontbreekt elke interactie met activiteiten op het maaiveld. Er zijn geen andere func­ ties dan wonen in het gebied aanwezig. Midden in de stempel liggen parkeerplaatsen. Groenvoorzieningen zijn veelal functioneel en binnen de blokken gelegen. De buurt wordt gekenmerkt door weinig sociale cohesie, slecht onderhoud van de openbare ruimte, relatief veel etnische groeperingen en veel criminaliteit. De Roekstraat en aanliggende bebouwing vormen de overgang tussen De Hoven 1 (hoogbouw), en De Hoven 2 (360 woningen in totaal), waarvoor het de wens is te komen tot meer grondgebonden woningen en inrichting naar leefstijlen, zoals later ook ‘De Wiekslag’. De Kerklaan, een van de historische wegen, eindigt op de hoek van het plangebied, een locatie die nu niet opvalt.


Eerste prijs

BESCHRIJVING

PS 285

Dit plan is er op gericht om het gebied weer in z’n oude polderglorie te herstellen door de locatie via smalle kanalen in stroken te verdelen; deze dienen als landschappelijk element en geven structuur aan de gehele ingreep. Aan de inrichting van de publieke ruimten – hier nog schematisch – wordt speciale aandacht besteed. Vijf woonblokken, gelegen aan het begin van verschillende stroken, zorgen voor de dynamiek van de ‘gebouwenmassa’. In het overige deel van het gebied komen lagere gebouwen, met twee of drie woonlagen. De woningtypen lopen uiteen: rijtjeswoningen met verschillende diepten, patiowoningen en appartementen. JURYOORDEEL

Eerste prijs

PS 285 – POLDER SALAD

Polder Salad heeft verschillende aantrekkelijke elementen. Er wordt een eenvoudige structuur voorgesteld op basis van nieuw aan te

leggen waterlopen die voortbouwen op de voormalige sloten in het polderlandschap. Daarbinnen is vervolgens een sterke differentiatie mogelijk. Jammer genoeg heeft de typologische variatie, die goed zichtbaar is gemaakt in de veelkleurige maquette, niet geresulteerd in een afwisselend architectonisch beeld. De schaalverhoudingen kloppen, er is voldoende flexibiliteit en het concept biedt ruimte voor een gefaseerde ontwikkeling. Bovendien is een woonbuurt ontworpen waarin de doelgroepen die de opdrachtgever op het oog heeft – mensen met een ‘gele’ of ‘groene’ leefstijl – zich waarschijnlijk goed op hun gemak voelen. Dat het ontwerp zich tamelijk autonoom manifesteert in zijn omgeving is in deze situatie, waarin die omgeving nu eenmaal weinig positieve aanknopingspunten biedt, niet echt een bezwaar. Wel maakt de jury zich enige zorgen over de kwaliteit van de openbare ruimte rond het appartementengebouw op de hoek.

Elena Chevtchenko NL 1981 Ken Thompson UK 1977

Andrew Kitching UK 1983

DESCRIPTION

This proposal is based on bringing the area back to its former polder glory by dividing the plot into strips by means of narrow water canals that serve as landscape elements that structure the entire intervention. Special focus, though schematic, is placed on the design of the public areas. Five blocks situated at the beginning of several of the strips lend dynamism to the buildings’ “mass”. The remainder comprises lower volumes, two to three floors high. Typologies vary from terraced housing with different depths, courtyard houses and apartments. JURY ASSESSMENT

Polder Salad has various attractive elements. It proposes a simple structure based on the proposed watercourses that form a continuation of the former ditches in the polder landscape. Within this, a marked

differentiation is possible. Unfortunately the typological variation, which is clearly visible in the multi-coloured model, has not resulted in a varied architectural image. The scale proportions are correct, there is sufficient flexibility and the concept offers space for phased development. Moreover, a residential area is designed in which the target groups that the client has in mind – people with a “yellow” or “green” lifestyle – are likely to feel at ease. The fact that the design manifests itself as rather autonomous in its surroundings is, however, not a drawback in this situation, in which these surroundings simply offer few positive interfaces. The jury is somewhat concerned about the quality of the public space round the block of flats on the corner.

55

54

POLDER SALAD

Winner

Capelle aan den IJssel

Winner


Capelle aan den IJssel

THE CONCEPT OFFERS SPACE FOR PHASED DEVELOPMENT

Winner 57

56

Eerste prijs

PS 285 – POLDER SALAD

HET CONCEPT BIEDT RUIMTE VOOR EEN GEFASEERDE ONTWIKKELING


INTERVIEW

PS 285 – POLDER SALAD

‘HET GAAT OM DE LEEFBAARHEID EN DE BRUIKBAARHEID VAN DE RUIMTE ALS GEHEEL.’

Andrew Kitching: Ik ben geboren en getogen in Chiswick, een vroegtwintigste-eeuwse wijk in London en een ontzettende middle-class maar toch multi­ culturele buurt. Mijn moeder was verpleegster en mijn vader zit in de koffie- en theehandel. Ik was goed in exacte vakken, maar wilde ook graag een beroep met een creatieve kant. Het artistieke had ik van huis uit meegekregen via de muziek. Mijn opa was organist en fellow van het Royal College of Music. Hij heeft me gestimuleerd om fluit en piano te gaan spelen. Toen ik jong was bezocht ik Parijs en Barcelona, steden die veel indruk op me maakten. Het was voor mij, als inwoner van Londen, interessant om andere grote Europese steden te zien. In een metropool als Londen groei je op als onder een stolp. Je kunt je

geen andere leefomgeving voorstellen. Het is dan heel interessant om andere grote steden te zien. Elena Chevchenko: Ik kom uit Kiev in de Oekraïne. Daar is een stuk van de oude binnenstad met smalle straten behouden gebleven. Rondom liggen de sta­ linistische uitbreidingen met statige bouwblokken van acht verdiepingen. Verder buiten het centrum zie je grote, naoorlogse flatgebouwen met veel groene ruimte rondom, een modernistisch utopia. De centrale ader door de stad is een brede achtbaansweg. In het weekend wordt deze voor autoverkeer afgesloten en gaat iedereen ernaartoe om te flaneren. Toen ik opgroeide had ik veel vrijheid. Ik kon op eigen houtje met de metro naar het centrum of ik ging naar het strand bij de rivier.

Interview met Andrew Kitching, Ken Thomson en Elena Chevchenko — Catja Edens

David: Heel fijn, maar als je geen goed openbaar vervoer in de buurt had en nog niet kon autorijden, kon het wel enigszins geïsoleerd zijn. Mijn jeugd speelde zich vrijwel volledig af in de suburb waar ik geboren was. Als kind speelden we vooral in achter­ tuinen en straatjes. Sociale contacten vonden in en om het huis plaats, heel relaxed en gezellig eigenlijk. Hoewel er geen directe aanleiding was, heb ik altijd al belangstelling gehad voor architectuur. Toch gin­ gen we op vakanties juist de stad uit. De natuur in Australië is natuurlijk ook prachtig en uitzonderlijk.

How did you come into contact with architecture?

Capelle aan den IJssel

London is like growing up in a bubble. An alternative living environment is inconceivable. That made visiting other large cities extremely interesting. Elena Chevchenko: I come from Kiev in the Ukraine. Part of the old town centre with narrow streets has been preserved there. Round this are the Stalinist expansion areas with stately blocks of buildings eight floors high. Further outside the centre you see massive post-war blocks of flats surrounded by an abundance of green areas, a modernistic Utopia. The central artery through the city is a broad eight-lane carriage­ way. In the weekend this is closed to motor traffic and everyone goes there to parade. I was allowed a lot of freedom as I grew up. I took the metro to the centre or went to the beach by the river.

What was life like there? David: Great, but if the public transport in the neighbourhood was not up to standard or you weren’t old enough to drive, it could be pretty isolated. I spent my youth almost entirely in the suburb where I was born. As a child you played in the back gardens and on the streets. Social contact was in and around the home, really relaxed and pleasant I guess. Although there was no direct reason, I have always been inter­ ested in architecture. Yet we spent our holidays away from the city. Nature in Australia is, of course, magnifi­ cent and phenomenal.

Hoe hebben jullie elkaar ontmoet? Elena: Ken en ik waren collega’s bij bureau Juurlink [+] Geluk. Hoewel we allebei architect zijn, werkten we daar als landschapsarchitecten en steden­bouwkundigen. Toen Ken naar Londen ging om te werken bij David Chipperfield, kwam hij erachter dat hij niet zonder me kon en kwam hij terug, haha. Hij ging aan de slag bij MaccreanorLavington en ontmoette daar David en Andrew. Zelf werk ik bij Maxwan.

Waarom besloten jullie mee te doen aan Europan? Elena: Ken en ik hebben Europan 9 met zijn tweeën gedaan. Europan 10 moesten we overslaan, want toen kregen we onze dochter. Nu wilden we

������������������������������������������������ Ken Thomson: I was born in Derby, a small indus­ trial city on the edge of the Peak District in England. My father was a metallurgist at Rolls Royce in Derby, my mother was one of the first female priests in the Anglican Church. I remember very distinctly my father building a large extension on our house when I was about six. That changed our life radically, providing a lot of extra convenience and comfort in one go. I saw then how easy it was in fact to change your living environment. I realise now that that sowed the seed for architecture.

How did you meet each other? Elena: Ken and I were colleagues at Juurlink [+] Geluk. Although we are both architects, we worked there as landscape architects and urban design­ ers. When Ken moved to London to work at David Chipperfield, he discovered that he couldn’t live without me and came back, ha ha. He started work at MaccreanorLavington and met David and Andrew there. I work at Maxwan.

Why did you decide to participate in Europan? Elena: Ken and I participated as a duo in Europan 9. We had to skip Europan 10 because we had our daughter. With this round we felt we had to participate and we invited David and Andrew to join us.

absoluut weer meedoen en hebben David en Andrew erbij gevraagd.

Hoe was de dynamiek binnen jullie team? Ken: Dit team was een bewuste keuze. Het ging om een zo groot mogelijke efficiency en tegelijk wilden we dat het heel goed zou worden. Andrew en David zijn goede vrienden en we kunnen heel goed samen­ werken. Andrew: Ik heb veel met Ken gewerkt bij MaccreanorLavington, specifiek aan masterplannen. Hij wist dat ik een goede bijdrage kon leveren bij de architectonische uitwerking van dit plan voor Capelle, fleshing it out, zoals wij dat noemen. Elena: Wij hadden het concept in grote lijnen al ontwikkeld voordat we David en Andrew erbij vroegen. Ken: De titel Polder Salad was er al snel, en ook wisten we dat we de waterstructuur als drager van het plan wilden met een rijke mix van verschillende woningtypen. David: Ik ben bijzonder geïnteresseerd in woning­ bouw en goed in het ontwikkelen van woningtypolo­ gieën en daarmee leverde ik mijn specifieke bijdrage aan het plan. Overigens lag dat planconcept zeker nog open voor discussie toen Andrew en ik tot het team toetraden. We hebben daar nog veel over gesproken.

What were the dynamics like within your team? Ken: This team was a conscious choice. We aimed for the greatest possible efficiency and at the same time we wanted it to turn out well, really well. Andrew and David are good friends and we work very well together. Andrew: I worked with Ken a lot at MaccreanorLavington, specifically on master plans. He knew that I could make an important contribu­ tion to the architectural elaboration of this plan for Capelle, “fleshing it out”, as we say. Elena: ���������������������������������������������� Broadly speaking, we had already devel­ oped the concept before asking David and Andrew to join in. Ken: The title Polder Salad was soon chosen, and we also knew that we wanted to use the water struc­ ture as the core component of the plan with a rich mix of differing housing typologies. David: I am extremely interested in housing and good in designing housing typologies and this was my specific contribution to the plan. Apart from that, the planning concept was certainly open for discussion when Andrew and I joined the team. We discussed this at great length.

59

Andrew Kitching: I was born and bred in Chiswick, an early twentieth-century neighbourhood in London and a frightfully middle-class but neverthe­ less multi-cultural community. My mother was a nurse and my father was in the coffee and tea trade. I was good at science and maths, but I also wanted to join a profession with a creative side. Music was the artis­ tic influence that formed part of my upbringing. My grandfather was an organist and fellow of the Royal College of Music. He encouraged me to play the flute and piano. When I was young I visited Paris and Barcelona, cities that made a deep impression on me. It was interesting for me, a Londoner, to see other large European cities. Living in a metropolis such as

Elena: My mother is an urban designer and my great-aunt an architect. Many of their colleagues were regular visitors. They all worked for the state institute, located in a ten-floor building – each floor having its own specialisation. As a child I was a frequent visitor. I helped my mother colour in the plan drawings. After the collapse of the Soviet Union my father was invited to come and work in the Netherlands as a physicist. I was eleven years old when we left. David Morison (collaborator from Australia): I grew up in Melbourne – an expansive city with a sur­ face area of at least 9,000 km2 – in stereotypical sub­ urbia, exactly like people know from the Neighbours series.

Ken Thomson: Ik ben geboren in Derby, een klein industriestadje aan de rand van het Peak District in Engeland. Mijn vader was metallurg bij Rolls Royce in Derby, mijn moeder een van de eerste vrouwelijke priesters van de Anglicaanse kerk. Ik herinner me nog goed dat mijn vader een grote aanbouw aan ons huis maakte toen ik een jaar of zes was. Dat veranderde ons leven ingrijpend en bood in één keer heel veel extra gemak en comfort. Ik zag toen dat het eigenlijk heel gemakkelijk was om je eigen leefomgeving te veranderen. Daarmee was de kiem voor architectuur gelegd, denk ik nu.

Interview

58

Elena: Mijn moeder is stedenbouwkundige en mijn oudtante architect. Er kwamen altijd veel collega’s over de vloer. Ze werkten allemaal voor het overheids­ instituut, dat was gevestigd in een gebouw van tien verdiepingen – elke verdieping had zijn eigen specia­ lisatie. Als kind kwam ik daar ook vaak. Dan hielp ik mijn moeder met het inkleuren van de plantekeningen. Na het uiteenvallen van de Sovjetunie werd mijn vader uitgenodigd om in Nederland te komen werken als natuurkundige. Ik was elf jaar toen we vertrokken. David Morison (medewerker uit Australië): Ik ben in Melbourne opgegroeid, een heel uitgestrekte stad met een oppervlakte van wel 9.000 km2. Ik groeide op in stereotypisch Melbourne suburbia, precies zoals mensen dat kennen uit de serie Neighbours.

Hoe was het leven daar?

“IT’S ABOUT THE LIVEABILITY AND USABILITY OF THE SPACE AS A WHOLE.” Interview with Andrew Kitching, Ken Thomson and Elena Chevchenko — Catja Edens

Hoe kwam je in aanraking met de architectuur?


Waarom hebben jullie gekozen voor de locatie Capelle? Elena: Het was heel fijn dat we gewoon op de fiets konden stappen om de locatie te gaan zien. Maar we hebben deze locatie vooral gekozen omdat die heel goed paste bij onze ideeën en capaciteiten. De opgave bood ruimte voor architectonische diep­ gang en er waren mogelijkheden op het gebied van landschap. Andrew: Het bood eigenlijk de perfecte kans om te laten zien wat we konden.

Why did you choose the Capelle site? Elena: The site was so nearby we could cycle to it. That was great! But we chose this site mainly because it fitted in well with our ideas and capacities. The assignment offered scope for architectural depth as well as landscaping opportunities. Andrew: �������������������������������������������������� It offered us the perfect chance of demon­ strating what we were capable of.

60

What did Capelle require in your opinion? Ken: In the last chapter of The Death and Life of Great American Cities Jane Jacobs talks about the city as “a problem of organised complexity”. Modernistic expansion plans focused specifically, of course, on bringing light, air and space into the city. But that unfortunately was given precedence over more or less everything else. What our plan intends doing is creating something that is intentionally com­ plex, a deliberate system of organised complexity. Elena: Very specific for this site is the old polder structure and our decision to choose this as a core element for our plan. The sixties development ignored the structure or its historical value. It failed to provide a sustainable solution. Ken: The restoration of the polder structure lends quality to the public space at the technical level of water management but also in terms of spatial experience. Andrew: For the layout we conceived two block typologies, a narrow block of approximately 22 metres and a broad block of 35 metres. They are defined by the sort of housing that they contain. We have a dynamic street façade with differing heights, breaks in the building alignment and many different private external spaces. Elena: ������������������������������������������������ The narrow block, for example, has alter­ nating housing units that extend over the entire depth of the block and units situated back-to-back, with patios and small courtyards. Ken: The typologies are distinctive in the way in

En de publieke ruimte? Elena: Die heeft een hiërarchische opzet met een brede, verharde stoep met een wat formeler karakter in het zuiden en intiemere dwarsstraatjes die leiden naar de bestaande langgerekte vijver in het noorden. Dwars door het plan loopt een dwaalroute die voert langs waterpartijen, pleintjes en speelplekken. Ken: We hebben ons plan nu op deze manier uitgewerkt, maar de basisprincipes lenen zich ook heel goed voor een andere uitwerking. Het is in wezen een masterplan. Elena: We zien het als een strategie. David: Een robuuste strategische benadering van het hele gebied is van groot belang in dit stadium.

which they are related to their external spaces. Our housing typologies have a multi-directional orienta­ tion and, in combination, they present a very varied visual image with the requisite privacy for each unit. It is an incredibly complicated puzzle of connections between windows, private external areas and daylight. Elena: Generally speaking, you could say that we haven’t included any homes in our plan that we wouldn’t want to live in ourselves. We don’t design for an abstract, average person, because he or she doesn’t exist.

And the public space? Elena: That has a hierarchical design with a broad, surfaced pavement with a more formal character in the south and more intimate side-streets leading to the existing elongated pond in the north. A meandering route runs through the plan passing water features, squares and playing areas. Ken: This is our elaboration of the plan for the competition, but the basic principles are also highly suitable for an alternative elaboration. It is, in fact, a master plan. Elena: We regard it as a strategy. David: A robust strategic approach to the entire area is of great importance at this stage.

BESCHRIJVING

JURYOORDEEL

Het verlengde van de Kerklaan kruist de Europanlocatie en splitst deze in twee delen, overheerst door twee gesloten woonblokken met een gemeenschappelijke groene binnenruimte. De parkeergelegen­ heden bevinden zich op de begane grond, rondom de grenzen van de locatie. De ingangen van de woningen zijn op de begane grond gesitueerd. Gemeenschappelijke gangen, die zijn verbonden met de groene gebieden op de begane grond, lopen door het gehele blok op de centrale as van het gedeelte op de eerste verdieping. In de plannen is geen fysieke verbinding tussen die gangen en de woningen te vinden, maar in de schetsen lijkt het alsof het hoofddoel van dit element een open ruimte is voor de woningen die aan weerszijden liggen. De binnenplaatsen zijn uitgerust met enkele gemeenschap­ pelijke voorzieningen.

Bijzondere vermeldingen zijn er voor inzendingen die een of meer onderdelen hebben die het waard zijn om onder de aandacht te worden gebracht, zonder dat het in alle opzichten een goed ontwerp hoeft te zijn. Zo levert A Day in the Life geen aantrekkelijke woonbuurt op, maar wel een behartigenswaardig kritisch commentaar in de vorm van een strip. Het wijst onder meer op het belang van een helder onderscheid in sociale sferen (privé, collectief, openbaar), dat bij al te rigoureuze ingrepen verloren dreigt te gaan.

A DAY IN THE LIFE CA 204

Michalis Ntourakos EL 1982

Special Mention DESCRIPTION

The continuation of Kerklaan, crosses the Europan site dividing it into two parts colonised by two closed housing blocks with a green collective courtyard. Parking areas are situated around the site boundaries on the ground floor. The housing entrances are at ground level. Collective corridors, connected to the green areas on the ground floor, run through the entire block in the middle axis of the section on the first floor. In the plans there is no physical connection visible between these corridors and the housing, but from the sketches it appears as if the main aim of this element is to serve as an open space for the housing situated on both sides of it. Some communal facilities are placed in the courtyards.

JURY ASSESSMENT

Special mentions are intended for entries that have one or more components that are worth drawing attention to, without their having to be a good design in all respects. A Day in the Life doesn’t result in an attractive residential neighbourhood, but the critical comment in the form of a comic strip is worthy of notice. Amongst other things, it points to the importance of a clear distinction in social ambience (private, collective, public), which would risk being lost with too robust an intervention.

61

Elena: Each of us has experience with landscape architecture, urban design and architecture. Here we wanted to demonstrate what is possible if you approach it integrally, as one team starting from all those disciplines. Ken: You often see problems occurring on the boundaries, interdisciplinary boundaries but also boundaries between landowners. If you adopt a multidisciplinary approach, there are no boundaries. The route from the street to the living room is one entity. David: Given our wide experience we are not interested in placing the architecture, the landscape or the urban design in the foreground. There is an open dialogue about the connections between all components of this plan. Andrew: Besides that, it’s about the liveability and usability of the space as a whole. Elena: About what it feels like living somewhere.

Ken: In het laatste hoofdstuk van The Death and Life of Great American Cities spreekt Jane Jacobs over de stad als ‘een probleem van georganiseerde com­ plexiteit’. Modernistische uitbreidingsplannen waren er natuurlijk sterk op gericht om licht, lucht en ruimte in de stad te brengen. Maar helaas kreeg dat voorrang boven zo’n beetje al het andere. Wat ons plan wil doen, is iets creëren wat opzettelijk complex is, wat met opzet een systeem van georganiseerde complexiteit is. Elena: Heel specifiek voor deze locatie is de oude polderstructuur en ons besluit om dat als drager te kiezen voor ons plan. De invulling uit de jaren zestig hield totaal geen rekening met die structuur of de historische waarde daarvan. Dat heeft geen duurzame plek opgeleverd. Ken: Het terugbrengen van de polderstructuur geeft kwaliteit aan de publieke ruimte op het technische niveau van de waterhuishouding, maar ook op het niveau van de ruimtelijke beleving. Andrew: Voor de inrichting kwamen we uit op twee bloktypen, een smal blok van ongeveer 22 meter en een breed blok van 35 meter. Ze worden gedefinieerd door het soort huizen dat ze bevatten. We hebben een dynamische straatgevel met variërende hoogtes, onder­ brekingen in de rooilijn en veel verschillende private buitenruimtes.

Bijzondere vermelding

Special Mention

Capelle aan den IJssel

What is the distinctive feature of your plan?

Wat vonden jullie dat Capelle nodig had?

Elena: In het smalle blok bijvoorbeeld zitten afwis­ selend woningen die zich over de volle diepte van het blok uitstrekken en woningen die rug-aan-rug geplaatst zijn, voorzien van patio’s en hofjes. Ken: De typologieën onderscheiden zich door de manier waarop ze zich verhouden tot hun buiten­ ruimten. Onze woningtypen kijken in alle richtingen en in combinatie leveren ze een afwisselend beeld op met de benodigde privacy voor elke woning. Het is een ongelooflijk ingewikkelde puzzel van relaties tussen ramen, privébuitenruimtes en daglicht. Elena: In het algemeen kun je zeggen dat we geen woningen in ons plan hebben opgenomen waar we niet zelf in zouden willen wonen. We ontwerpen niet voor een abstract gemiddeld persoon, want die bestaat niet.

Bijzondere vermelding

PS 285 – POLDER SALAD

Wat is kenmerkend aan jullie plan? Elena: Elk van ons heeft ervaring met land­ schapsarchitectuur, stedenbouw en architectuur. Hier wilden we laten zien wat er mogelijk is als je het als één team integraal vanuit al die disciplines aanpakt. Ken: Je ziet vaak dat zich problemen gaan voor­ doen op de grenzen, interdisciplinaire grenzen maar ook grenzen tussen grondeigenaren. Als je op een multidisciplinaire manier werkt, dan heb je geen grenzen. De route vanaf de straat naar de woonkamer wordt dan één geheel. David: Vanuit onze brede ervaring zijn we niet bezig om de architectuur, het landschap of het ste­ denbouwkundig ontwerp op de voorgrond te plaat­ sen. Er is een open dialoog over de relaties tussen alle onderdelen van dit plan. Andrew: Daarbij gaat het om de leefbaarheid en bruikbaarheid van de ruimte als geheel.

Elena: Om hoe het voelt om ergens te wonen en te leven.


Brief after the Competition: The municipality will do its best to have the winning design realised

63

62

Site Description

Site: Havenkwartier, “de Silo’s” sub-area Study Area: 8,600 m2 Intervention Area: 3,600 m2 Party Involved: Municipality of Deventer

Locatiebeschrijving

Opdracht na de prijsvraag: De gemeente zal zich inzetten om het winnend ontwerp te laten realiseren

DEVENTER

Locatie: Havenkwartier, deelgebied ‘de Silo’s’ Studiegebied: 8.600 m2 Plangebied: 3.600 m2 Betrokken partij: Gemeente Deventer


DEVENTER

Een oprechte keuze voor organische ontwikkeling met volop ruimte voor spontane initiatieven

elevator building date back to 1961. It was once the highest sliding formwork in the Netherlands and has turned out to be an elegant and visually-dominant landmark of Deventer. The Dutch are addicted to their cars. This is the reason why the municipality of Deventer aspires to a sustainable mobility network, promoting transfer between modalities (car-bike-water taxi-train-bus) and environmentally-friendly freight transportation by water. The municipality welcomes new ideas in this field, but they must be extremely convincing. Only then can there possibly be a reduction in the minimum number of parking spaces required in Havenkwartier. A co-production of present and new inhabitants, artists and entrepreneurs determine the composition of Havenkwartier. In principle, every initiative is welcome. Professional developers have an additional role to play, for example, in the re-designation of buildings such as the silos. This is why Deventer welcomes suggestions for achieving maximum synergy in buildings and in the public space. The ecological diversity in dockland areas such as Havenkwartier is, generally speaking, surprisingly large. The water quality in the docks is reasonable, although past soil pollution still leaches out. A peregrine falcon, a protected bird species in the Netherlands, nests on top of the Hoge Silo. Deventer is ambitious in the field of durability, as is evidenced by the reuse of existing buildings in Havenkwartier.

Once you pass the silos at the lock, then you are really in Deventer. The buildings are not officially listed, but are well-known landmarks for the local population. This is why it has been decided to pre­ serve and reuse these buildings. The assignment focuses on the transformation of the “Hoge Silo” – with demolition out of the question – and new devel­ opment on the wharf as a contemporary extension of the industrial ensemble. The programme is mixed use: innovation and production, culture, entertainment and housing. The municipality of Deventer has opted for gradual transformation: existing industrial and maritime functions are not pushed aside, but com­ plemented. Its strength lies in spontaneous creation. Character needs to be developed. The design for the silos should symbolise this slow dynamism!

Havenkwartier, deelgebied ‘de Silo’s’

Passeer je de silo’s bij de sluis, dan ben je écht in Deventer. Deze gebouwen zijn geen officiële monu­ menten, maar staan bij de bevolking op het netvlies gebrand. Daarom is gekozen voor behoud en her­ gebruik van deze gebouwen. De opgave richt zich op de transformatie van de Hoge Silo – waarbij sloop niet aan de orde is – en nieuwbouw op de kade als hedendaagse uitbreiding van het industriële ensemble. Het programma is mixed use: innovatie en productie, cultuur, uitgaan en wonen. De gemeente Deventer kiest voor een stapsgewijze transformatie: bestaande industriële en nautische functies worden niet wegg­ geduwd maar aangevuld. De kracht zit in spontane creatie. Karakter moet groeien. Het ontwerp voor de silo’s moet deze slow dynamiek symboliseren.

jury, with conviction, was able to select a winner and even two runners-up. Together with a municipality that is seriously concerned about this site, this has a promising future.

THE JURY ON THE SITE The Europan assignment in Deventer raises a topi­ cal set of challenges. Designers will more and more frequently be confronted with briefs not intended for a complete transformation, but rather ones requiring modest and measured interventions that enhance those already present in an area. From the entries it appears that, for many designers, this was not as simple as it seems. Many participants did not know what to do with the informal and experimental charac­ ter of the Deventer Havenkwartier area. There were also a number that tried to compensate for concep­ tual shortcomings with overpowering visual images. Others resorted to adding more to the programme of requirements than requested. On the other hand the

65

64

A genuine choice for organic development with plenty of space for spontaneous initiatives

The policy for Havenkwartier in Deventer marks a turning point. No large-scale “all in one go” approach, but a genuine choice for organic development with plenty of space for spontaneous initiatives. These initiatives can expressly have a permanent or temporary character. Temporary initiatives have the advantage that they provide more scope for experimentation – with a lower initial investment. This is essential for genu­ ine cultural, economic and ecological regeneration. Consequently, Deventer sees sustainable development not so much as the “high-tech dream” of big property developers, but as an interactive strategy of smart reuse, daring to experiment and the stimulation of crea­ tivity among inhabitants, students and entrepreneurs. Deventer is a famous Hansa town on the River IJssel. The old town centre has one of the finest squares in Europe. The residential areas are situated to the north of the town centre, on the dry sand. The wet river bed was gradually developed for the purpose of docks and industry. The first dock was excavated in1920. This dock was such a success that a second and third dock inlet were constructed. The elongated dock basins are orientated north-south: the buildings protect against the prevailing wind. The dock is still used by commercial shipping and this will continue in the future. However, the buildings have to a large extent lost their original function. This does not mean that they are uninhabited. The complexes have been discovered by a colourful palette of artists, crea­ tive entrepreneurs etcetera. The silos are the supreme eye-catchers. The Zwarte (black) Silo dates back to 1924, the Hoge (high) Silo and the accompanying

Een coproductie van huidige en nieuwe bewoners, kunstenaars en ondernemers bepaalt de opbouw van

De ecologische diversiteit in havengebieden zoals het Havenkwartier is in het algemeen verrassend groot. De waterkwaliteit in de havens is redelijk, hoe­ wel er nog steeds historische bodemverontreiniging uitspoelt. Op de top van de Hoge Silo nestelt een slechtvalk, een in Nederland beschermde vogelsoort. Deventer is ambitieus op het gebied van ‘durability’, wat is terug te zien in het hergebruik van bestaande bebouwing van het Havenkwartier.

DE JURY OVER DE LOCATIE De Europanopgave in Deventer stelt een actuele problematiek aan de orde. Steeds vaker zullen ont­ werpers worden geconfronteerd met opgaven die geen complete transformatie beogen, maar veeleer bescheiden en gedoseerde interventies die kwaliteiten versterken die al in een gebied aanwezig zijn. Uit de inzendingen blijkt dat dit voor veel ontwerpers niet eens zo eenvoudig is. Veel deelnemers wisten zich niet goed raad met het informele en experimentele karakter van het Deventer Havenkwartier. Ook waren er nogal wat die conceptuele tekortkomingen tracht­ ten te compenseren met overweldigende beelden. Anderen namen hun toevlucht tot het toevoegen van meer programma dan gevraagd werd. Daar staat tegenover dat de jury uit volle overtuiging een eerste­ prijswinnaar en zelfs twee tweedeprijswinnaars heeft kunnen aanwijzen. Samen met een gemeente die zich serieus over de locatie bekommert, belooft dat veel voor de toekomst.

Site Description

Deventer

Havenkwartier, “de Silo’s” sub-area

DEVENTER

Nederlanders zijn verslaafd aan hun auto. De gemeente Deventer werkt daarom aan een duurzaam mobiliteitsnetwerk, waarbij de overstap tussen moda­ liteiten (auto-fiets-watertaxi-trein-bus) en het milieu­ vriendelijke vrachtvervoer over water wordt bevorderd. De gemeente staat open voor nieuwe ideeën op dit gebied, maar die moeten dan wel verbluffend overtui­ gend zijn. Alleen dan kan eventueel worden gesneden in het minimumaantal parkeerplaatsen dat in het Havenkwartier nodig zou zijn.

het Havenkwartier. In principe is elk initiatief welkom. Professionele ontwikkelaars hebben een additionele rol, bijvoorbeeld bij de herbestemming van objecten zoals de silo’s. Deventer staat daarom open voor sug­ gesties voor het bereiken van maximale synergie in gebouwen én in de openbare ruimte.

Locatiebeschrijving

De aanpak van het Havenkwartier in Deventer markeert een omslag. Geen grootschalige ‘alles-ineen-keer’-aanpak, maar een oprechte keuze voor organische ontwikkeling met volop ruimte voor spon­ tane initiatieven. Deze initiatieven kunnen nadrukkelijk een permanent óf tijdelijk karakter hebben. Tijdelijke initiatieven hebben het voordeel dat er vrijer – met lagere startinvesteringen – kan worden geëxperimen­ teerd. Dit is essentieel voor échte culturele, econo­ mische en ecologische vernieuwing. Deventer ziet duurzame ontwikkeling daarom niet zozeer als de hightechdroom van grote projectontwikkelaars, maar als een interactieve strategie van slim hergebruik, durven experimenteren en het stimuleren van creativiteit bij bewoners, studenten en ondernemers. Deventer is een beroemde Hanzestad aan de IJssel. De oude binnenstad heeft een van de mooiste pleinen van Europa. De woonwijken liggen noor­ delijk van de binnenstad, op het droge zand. De

natte rivierbedding is stap voor stap ontwikkeld ten behoeve van havens en industrie. In 1920 werd de eerste haven gegraven. Deze haven was een groot succes, zodat ook een tweede en derde havenarm werden aangelegd. De langgerekte havenbekkens liggen noord-zuid; de gebouwen houden zo de heer­ sende wind tegen. De haven is nog steeds in gebruik door de beroepsvaart en dat zal zo blijven. De gebou­ wen hebben evenwel grotendeels hun oorspronkelijke functie verloren. Dat betekent niet dat ze leegstaan. De complexen zijn ontdekt door een bont palet van kunstenaars, creatieve ondernemers, et cetera. De silo’s vormen de absolute blikvangers. De Zwarte Silo stamt uit 1924, de Hoge Silo en het bijbehorende elevatorgebouwtje stammen uit 1961. Het was ooit de hoogste glijbekisting van Nederland en het heeft zich ontpopt tot een elegant en beeldbepalend landmark van de stad.


Eerste prijs

BESCHRIJVING

JURYOORDEEL

Het knappe van Planting Havenkwartier is dat de makers laten zien dat ze de bijzondere sfeer van het Havenkwartier aanvoelen en dat ze daar met hun interventies vervolgens op kunnen voortbouwen. De stedenbouwkundige opzet, de architectuur en de functies die worden toegevoegd, sluiten goed aan bij wat er al is. Het idee om de silo te gebruiken om er groenten in te verbouwen is inventief, temeer omdat de constructie van de silo zich voor weinig andere invullingen leent. Het voorstel om boven op de silo een restaurant te bouwen, moet realiseerbaar worden geacht. Het nieuwe, opgetilde appartementen­ gebouw is goed op zijn plaats. Dat geldt niet voor het nieuw te bouwen blok met studentenwoningen; dat gaat ten koste van het zicht vanaf het plein op het water. De jury stelt zich gerust met de gedachte dat het ook zonder dit nieuwe gebouw een sterk ontwerp blijft.

Eerste prijs

TM 007 – PLANTING HAVENKWARTIER

TM 007

De silo krijgt een nieuwe bestemming als verticale inpandige volkstuin: 126 kleine eenheden in de schachten worden verhuurd aan lokale bewoners en bedrijven voor stadslandbouw op microschaal. Bovenin de toren zijn een uitkijkpunt en een restaurant gepland. Doel van dit stedenbouwkundig plan is om zo veel mogelijk ruimte te maken waardoor een plein ontstaat, geschikt voor festivals, parkeren en een markt; tevens dient het grootste deel van de bestaande bebouwing te worden gehandhaafd. Waar nodig, wordt die bebouwing aangepast om uitzicht op het plein te hebben.

Winner

Eloi Koster NL 1973 Elmar Hammers NL 1982

67

66

Erwin Schot NL 1976 Bas Meijerman NL 1982

JURY ASSESSMENT

Planting Havenkwartier is a clever plan that demonstrates the makers’ sensitivity to the special character of the Havenkwartier area and that they can subsequently continue building on this with their interventions. The urban design, the architecture and the functions that are added, fit in well with what is already there. The idea of using the silo to cultivate vegetables is inventive, all the more so because the construction of the silo is only suitable for a few other interpretations. The proposal to build a restaurant on top of the silo should be considered feasible. The new, elevated block of flats is well positioned. This is not the case with the proposed block with student housing, which blocks the view of the water from the square. The jury is reassured with the thought that, even without this new building, the design can hold its own.

Winner

Deventer

PLANTING HAVENKWARTIER

DESCRIPTION

The silo is re-designated as a vertical internal allotment: 126 small units within the shafts are rented out to local residents and businesses for micro urban agriculture. The top of the tower has a viewing area and restaurant. The urban plan aims to free up as much space as possible to create a square suitable for festivals, parking and a market and to retain most of the existing buildings, reorienting them, where necessary, to face the square.


Eerste prijs

TM 007 – PLANTING HAVENKWARTIER

DE MAKERS LATEN ZIEN DAT ZE DE BIJZONDERE SFEER VAN HET HAVENKWARTIER AANVOELEN

Deventer

Winner

68

A CLEVER PLAN THAT DEMONSTRATES THE MAKERS’ SENSITIVITY TO THE SPECIAL CHARACTER OF THE HAVENKWARTIER AREA

69


TM 007 – PLANTING HAVENKWARTIER

INTERVIEW ‘WE HEBBEN HART VOOR HET GEBIED, WE HEBBEN DE KERN GERAAKT.’

Bas Meijerman: Met architectuur maakte ik voor het eerst kennis bij het vak handvaardigheid op de middelbare school. Het maken van maquettes, het vrije denken en het ontwerpen, dat trok me heel erg aan. Ik ben aan de TU Delft gaan studeren en uitein­ delijk weer teruggekomen naar Holten om bij Maas Architecten aan de slag te gaan. Daar werken we trouwens allemaal. Elmar Hammers: Na de middelbare school heb ik eerst de hts bouwkunde in Enschede gedaan, een vrij harde technische studie. Daarna deed ik bouwtechnisch ontwerpen aan de TU Eindhoven. Tijdens mijn studie vond ik het vooral leuk om samen

te werken met zo veel mogelijk disciplines. Erwin Schot: Na het vwo wil de ik zo snel moge­ lijk weg uit de Achterhoek. In mijn omgeving zag ik mensen aan het werk gaan in de fabriek of op de boerderij, maar ik wilde meer. Daarom ging ik naar de TU in Eindhoven. Naast de architectuur had ik ook een grote passie voor muziek maken. In het weekend traden we op in schuren, kroegen en discotheken in de Achterhoek en doordeweeks studeerde ik in Eindhoven. Eloi Koster: Omdat ik altijd bezig was met teke­ nen en dingen maken, besloot ik als zeventienjarige de hts bouwkunde in Arnhem gaan doen. Maar dat

Interview met Erwin Schot, Eloi Koster, Bas Meijerman en Elmar Hammers — Catja Edens

Wanneer begreep je voor het eerst wat architectuur was? Bas: Dat was op de middelbare school, toen bij kunstgeschiedenis het huis Fallingwater van Frank Lloyd Wright aan bod kwam. Ik vond het heel fascine­ rend hoe dat huis met de natuur te maken had en hoe het op zijn omgeving reageerde. Tegelijkertijd is het juist ook sterk van binnenuit ontworpen. Elmar: Voor mij was het Barcelonapaviljoen van Mies van der Rohe heel belangrijk. Ik zag het toen ik met de hts op excursie ging en het maakte een verpletterende indruk. Dat gebouw is een ervaring die je niet op een foto in een boek kan beleven. Het gaat om alles wat daar gebeurt: het materiaal, het water, de afwerking, de finesse. Het ruimtelijke, de

“OUR HEARTS ARE IN THIS AREA, WE FEEL WE’VE TOUCHED THE CORE.”

When did you first grasp what architecture was?

Bas Meijerman: I first became acquainted with architecture when I studied handicrafts at secondary school. Making scale models, creative thinking and designing, that really appealed to me. I studied at Delft University of Technology and I eventually returned to Holten to work at Maas Architecten. Incidentally, we all work there. Elmar Hammers: After secondary school I first studied architecture and construction engineering at the HTS (Institute of Technology) in Enschede, a pretty concrete technical study. I then studied construction design at Eindhoven University of Technology. During my studies I especially enjoyed working with as many disciplines as possible. Erwin Schot: After my pre-university education I was very keen to move away from the Achterhoek

region. In my area I saw people going to work in the factory or on the farm, but I wanted more. That’s why I went to Eindhoven University of Technology. In addi­ tion to architecture I had a great passion for making music. In the weekend we performed in barns, bars and discotheques in the Achterhoek area and during the week I studied in Eindhoven. Eloi Koster: Because I was always busy drawing and making things, at the age of seventeen I decided to study architecture and construction engineering at the HTS in Arnhem. But that proved far too technical and after two years I switched to studying advertising. When I was twenty six I decided that, in addition to my work, I would follow a part-time training in graphic design at the Academy of Art in Arnhem. That turned out to be a sort of homecoming for me.

Bas: ���������������������������������������������� That was at secondary school, during his­ tory of art classes when we studied the Fallingwater house by Frank Lloyd Wright. I was extremely fasci­ nated by the house’s relationship with nature and how it responded to its surroundings. At the same time it also has a strong interior design. Elmar: In my case the Barcelona pavilion by Mies van der Rohe was very significant. It was on an HTS excursion that I saw it and it made an overwhelming impression. That building gives you a sensation that you can’t experience from a photo in a book. It’s about the entire ensemble: the material, the water, the finish, the finesse. The spatial aspects, the proportions, everything corresponds. Eloi: With the Barcelona pavilion it’s also about the degree of focus: the adjacent marble slabs like reflections of each other, the inward-outward flow of the building. When you walk through a building an architect can tell a story. Until I joined Maas Architecten I had almost

never been involved with architecture. As a layman I judged buildings in terms of attractive or ugly. At Maas I began to understand that what matters is the experience of the building: how you move through the space, the ingress of light, the contact with the exterior, the acoustics. Architecture is abundantly more stratified than simply stacking bricks. Erwin: The first time I came into contact with architecture as a subject was when I was about four­ teen. My father sent me to an architectural firm for a week, to see if I’d like it. For me it was just a holiday job: for example, I had to cut the shaded areas of windows out of films and paste them on a calque. My real interest came later when, as a pupil, I was able to interview Harry Mulisch about his book De ontdekking van de hemel (The discovery of heaven). I chose architecture as my line of approach and in this way I discovered the Carceri by Piranesi, which features in the book. That prompted me to dig deeper into architecture and its history. In the end I contacted Gijs Wallis de Vries, a professor at Eindhoven University of Technology and an expert in the field of Piranesi.

Interviewing Harry Mulisch as a pupil and contacting a professor. Is that typical of you, do you always go straight for what you want? Erwin: Yes, if I want something then we arrange it. Making a good design is your job, but it also entails arranging everything else. And that division is perhaps

Harry Mulisch interviewen en als scholier contact zoeken met een hoogleraar. Is dat tekenend voor jou, ga je er altijd recht op af? Erwin: Ja, als ik iets wil dan gaan we dat regelen. Dat je een mooi ontwerp maakt, dat is je job, maar wat er ook bij hoort is het allemaal geregeld te krijgen. En die verdeling is misschien wel 20 procent ontwerpen en 80 procent ander werk. Dat moet je ook leuk vinden.

Hoe kwamen jullie ertoe om met Europan mee te doen? Erwin: Door onze leeftijd staan wij binnen het bureau vaak nogal in dienst van andere ontwerpers. Dit bood de kans om met de jongere garde een team te vormen en het eens op eigen kracht te doen, buiten de geijkte paden van het bureau. Bas: Op een dag kwam Eloi binnen met de krant waarin stond dat Deventer Europanlocatie zou zijn. Toen kwam alles bij elkaar. Eloi: Ik kende een aantal kunstenaars die daar werkten en het zong al een beetje rond. Het is een bijzonder gebied waar ook fantastische festivals worden georganiseerd. Als Europanlocatie is het interessant, juist omdat je weet dat het omarmd wordt door de mensen die er nu wonen en werken. Erwin: Rond 2006 was dit gebied op een vol­ ledig verkeerd spoor beland. Er was geen vraag meer naar de appartementencomplexen die hier gepland waren en intussen trad de verpaupering in. Door er

20 per cent designing and 80 per cent other work. You have to enjoy both.

What led to your decision to take part in Europan? Erwin: In our firm, because of our age, we quite often have to work for other designers. Europan offered us the opportunity of forming a team with the younger members and doing things on our own, not keeping to the firm’s standard paths. Bas: One day Eloi came into work with the newspaper containing the Europan site in Deventer. Then everything came together. Eloi: I knew a number of artists who worked there and the place was buzzing with talk about the competition. It’s an extraordinary area where fantas­ tic festivals are also organised. It’s interesting as a Europan site just because you know that it will be accepted with open arms by the people who live and work there now. Erwin: Round 2006 this area had landed up on completely the wrong track. There was no more demand for the blocks of apartments that were planned here and, in the meantime, dilapidation had set in. By allowing artists to live and work there, the site came to life again and social control returned. Elmar: ������������������������������������������������ The area has history, people and a water­ front. These present a range of interesting interfaces. Eloi: But for us the most important feature was that tower, the existing silo. Erwin: The tower makes its presence very much

71

70

After graduating I set up my own design studio straight away and I worked for many cultural institutions. One day Maas Architecten asked me to organise an exhibi­ tion on the occasion of their fifteenth anniversary. That collaboration worked out well and I eventually ended up working there two days a week. In the course of time my role within the firm increasingly focused on the conceptual side of architecture.

verhoudingen, alles klopt. Eloi: Bij het Barcelonapaviljoen gaat het ook om een mate van aandacht: die marmerplaten die gespie­ geld tegen elkaar liggen, de manier waarop het gebouw van binnen naar buiten vloeit. Als je door een gebouw loopt, kan een architect een verhaal kan vertellen. Totdat ik bij Maas Architecten kwam, had ik trou­ wens praktisch niets met architectuur van doen. Als leek beoordeelde ik gebouwen in termen van mooi of lelijk. Bij Maas begon ik te begrijpen dat het gaat om de ervaring van het gebouw: hoe beweeg je door de ruimte, hoe valt het licht binnen, hoe is het contact naar buiten, hoe is de akoestiek. Architectuur is zo veel gelaagder dan alleen maar stenen stapelen. Erwin: De eerste keer dat ik in aanraking kwam met het vak architectuur was ik een jaar of veertien. Mijn vader heeft mij toen naar een architectenbureau gestuurd voor een week, om te kijken of het wat voor me was. Voor mij was het gewoon een vakantiebaan­ tje: ik moest bijvoorbeeld schaduwpartijen van ramen uit folietjes snijden en op een calque’je plakken. De echte interesse kwam wat later, toen ik als scholier Harry Mulisch mocht interviewen over zijn boek De ontdekking van de hemel. Ik koos daarbij de architectuur als invalshoek en kwam zo op het spoor van de Carceri van Piranesi, die in het boek voorkomen. Dat triggerde me om nog dieper in de architectuur en de architectuurgeschiedenis te kruipen. Uiteindelijk heb ik zelf contact gezocht met Gijs Wallis de Vries, een professor aan de TU Eindhoven en deskundige op het gebied van Piranesi.

Interview

Deventer

Interview with Erwin Schot, Eloi Koster, Bas Meijerman and Elmar Hammers — Catja Edens

bleek allemaal veel te technisch en na twee jaar ben ik overgestapt naar een opleiding voor reclame. Op mijn zesentwintigste besloot ik, naast mijn werk, een deeltijdopleiding grafisch ontwerpen te gaan volgen aan de kunstacademie in Arnhem. Dat bleek voor mij een soort thuiskomen. Na mijn afstuderen begon ik meteen mijn eigen ontwerpbureau en werkte ik veel voor culturele instel­ lingen. Op een zeker moment vroeg Maas Architecten mij om voor hen een tentoonstelling te maken ter gelegenheid van het vijftienjarig bestaan. Die samen­ werking beviel goed en uiteindelijk ben ik twee dagen in de week bij het bureau gaan werken. In de loop van de tijd ging mijn rol binnen het bureau steeds meer richting de conceptuele kant van architectuur.


Welke invulling hebben jullie die toren gegeven? Erwin: Al vrij snel bedachten we dat vertical farming een mooi startpunt zou zijn voor de ontwikkeling van het hele gebied. Eloi kwam toen met Plantlab, een kweeksysteem op basis van innovatieve ledtechno­ logie, dat prachtig paste in de bestaande structuur van de silo.

felt. It is even visible from the A1 motorway. Because it was immediately clear that the tower requires its own space, we sought an infill that would justify a position on a spacious square. Bas offered the insight that the silo had to return to its original function and become a machine again. Bas: It was a silo intended for cattle feed, trans­ ported by means of a bucket elevator, to a series of chutes. For every four chutes, the operator below could achieve the correct proportion by opening and closing the sluices. It’s an extremely industrial thing.

So how did you implement this industrial interpretation?

Eloi: Yes, you can work in the vegetable gardens 365 days a year 24 hours a day. That, in consequence, generates activity in the area. And once we’d been to the top of the tower, we knew that we had to make a panorama roof – yet another good excuse to visit the area, enjoy the view and watch the sun set.

We also devised a restaurant on the roof where visitors can eat products from the restaurant garden, just one floor below. A weekly eco-market can also be held on the square, in addition to the festivals that are already organised there. The market could be com­ bined with open studios, for instance, so that staying in the area becomes commercially interesting for the artists already there. In the end it's about commitment. Erwin: We made a choice, we chose the tower and the space it claims. We pushed all the rest of the programme to the edges of the central square. Elmar: Many back gardens and fences back onto the square and this was where we wanted to make a real front to create an attractive location for festivals and a market. Eloi: We achieved this by means of a screen of panels that we could close for private areas and open up wide, for example to make an outdoor café. Erwin: In view of feasibility, some housing was also required in the area. We ultimately gave form to this in a repetition of the volume of a warehouse already here on the waterfront. It’s a block of flats, raised above ground level, thus creating parking space underneath. This ensures privacy for the resi­ dents above and an unhindered view over the water.

This project, in fact, involves a new, low-dynamic form of development. How do you interpret that? Erwin: The days when we’d fill the Netherlands chock-full of pokey flats that you had to accept simply

Tweede prijs EH 011

Dit project gaat eigenlijk over een nieuwe, laagdynamische vorm van ontwikkelen. Hoe zien jullie dat? Erwin: De tijd dat we Nederland helemaal volzetten met appartementjes die je maar moest nemen omdat ze nu eenmaal gebouwd waren, is voorbij. Ons vak veran­ dert. Het gaat om scenario’s of identiteiten voordat je überhaupt architectuur kunt gaan maken. Het gaat om aandacht en zorg voor een plek.

Waarom hebben jullie gewonnen denk je? Bas: We hebben hart voor het gebied, we hebben de kern geraakt. Erwin: Toen ik de wethouder sprak, was die wel verrast. Hij dacht een exotische winnaar te krijgen en toen bleken we gewoon uit Lochem te komen.

because they were built, are past. Our profession is changing. It’s about scenarios or identities before you can even start to make architecture. It is about paying attention to and taking care of a place.

Why do you think you won? Bas: Our hearts are in this area, we feel we’ve touched the core. Erwin: When I spoke to the Alderman, he was quite surprised. He thought he would be getting an exotic winner and it turned out that we just came from Lochem.

Runner-up

DHK, EEN NIEUWE GESCHIEDENIS J-P Wenink NL 1978 Ferdy Holtkamp NL 1979

73

72

The idea being that people in the area cultivate the vegetables themselves?

Eloi: Ja, in de moestuinen kan 365 dagen per jaar 24 uur per dag gewerkt worden. Dat genereert dus activiteit in het gebied. En toen we eenmaal boven in die toren waren geweest, wisten we dat we daar een panoramadak moesten maken – nóg een prachtig excuus om naar het gebied toe te komen voor het uitzicht en om een mooie zonsondergang te zien. Ook bedachten we voor die plek een restaurant waar je groenten kan eten uit eigen tuin, slechts één verdieping lager. Op het plein kan, naast die festivals die nu al georganiseerd worden, ook een wekelijkse ecomarkt plaatsvinden. Die zou je bijvoorbeeld kun­ nen combineren met open ateliers, zodat het voor de kunstenaars die er al zitten ook in commercieel opzicht interessant wordt om te blijven. Het gaat toch om commitment. Erwin: We maakten dus de keuze voor die toren, die zijn ruimte claimt. Al het andere programma hebben we naar de randen van het centrale plein geschoven. Elmar: Aan dat plein grenzen veel achterkanten met tuintjes en schuttingen. Daar wilden we een echte voorkant van maken om een mooie plek te creëren voor festivals en markt. Eloi: Dat hebben we gedaan met een scherm van schijven, die we konden sluiten voor privéruimtes en wijd uiteen konden zetten om bijvoorbeeld een horeca­ terrasje te maken.

Erwin: Mede met het oog op de haalbaarheid waren in het gebied ook woningen nodig. Uiteindelijk hebben we dat vertaald in een herhaling van het volume van een loods die hier nu al aan het water staat. Het werd een appartementencomplex dat is opgetild boven het maaiveld, zodat eronder parkeer­ ruimte ontstaat. In de woningen erboven ontstaat zo de benodigde privacy en een ongehinderd uitzicht over het water.

Runner-up

Deventer

Erwin: We soon came up with idea of vertical farming as a good starting point for the development of the area. And then Eloi came along with Plantlab, a cultivation system based on innovatory LED tech­ nology that fitted in perfectly in the existing structure of the silo.

Het idee is dus dat mensen in het gebied zelf de groente gaan verbouwen?

Tweede prijs

TM 007 – PLANTING HAVENKWARTIER

kunstenaars te laten wonen en werken, kwam er weer wat leven en sociale controle op deze locatie. Elmar: Het gebied heeft historie, er zitten mensen, er is een haven. Dat biedt allerlei interessante aan­ knopingspunten. Eloi: Maar voor ons was het belangrijkste punt toch die toren, de silo, die er staat. Erwin: Die toren manifesteert zich heel nadruk­ kelijk. Hij is zelfs zichtbaar vanaf de A1. Omdat meteen duidelijk was dat de toren zijn ruimte nodig heeft, zijn we op zoek gegaan naar een invulling die een positie aan een ruim plein zou rechtvaardigen. Bas kwam toen met het inzicht dat we die silo weer een machine moesten laten zijn. Bas: Het was een silo bestemd voor veevoeder, dat met een jakobsladder naar reeksen kokers werd getransporteerd. Per vier kokers kon je beneden de juiste verhouding bereiken door sluizen open en dicht te schuiven. Het is een heel industrieel ding.


BESCHRIJVING

Het niveau van de begane grond domineert het ontwerp, waarbij een groot dambord van openbare ruimte de locatie bedekt. Het plein wordt bepaald door de toevoeging van drie nieuwe gebouwen. De silo blijft vrijstaand en wordt omgebouwd tot een appartementencomplex.

DHK, een nieuwe geschiedenis is een evenwichtig en compleet ontwerp dat zich op een vanzelfsprekende manier voegt in de bestaande situatie. Het kan stapsgewijs worden ontwikkeld en valt op door zijn terughoudende en ambachtelijke karakter. Een sterk element is de manier waarop met nieuwe bouwvolumes een plein wordt gemaakt

Tweede prijs

EH 011 – DHK, EEN NIEUWE GESCHIEDENIS

JURYOORDEEL

dat recht doet aan de potentie van de locatie. De inrichting en de materiaalkeuze van het plein versterken de kwaliteit van de openbare ruimte, die ook tot uitdrukking komt in de ontspannen manier waarop het parkeren een plaats krijgt. De neutrale, elegante architectuur is aantrekkelijk en vertoont verwantschap met de industriële bebouwing in de omgeving. Wel plaatst de jury een groot vraagteken bij de invulling van de silo met studio’s en lofts. Net als bij de andere tweedeprijswinnaar laat de constructie van de silo een dergelijke transformatie niet toe.

DESCRIPTION

The ground level dominates the design, with a large checkerboard of public space covering the site. The square is defined by the addition of three new buildings, with the silo remaining freestanding, and converted into apartments.

75

74

Runner-up

Deventer

JURY ASSESSMENT

DHK, een nieuwe geschiedenis is a well-balanced and complete design that meshes in naturally with the existing situation. It can be developed in stages and is remarkable for its reserved and traditional character. One strong element is the way in which a plaza is created with new construction volumes that do justice to the site’s potential. The design and the choice of materials for the

plaza enhance the quality of the public space, which is also reflected in the uncomplicated way in which the parking is accommodated. The neutral, elegant architecture is attractive and displays affinity with the industrial development in the vicinity. The jury has grave doubts about the interpretation of the silo with studios and lofts. As is the case with the other runner-up, the construction of the silo will prohibit such a transformation.


Tweede prijs

BESCHRIJVING

Het met heldere teksten gepresenteerde Bricolage komt in tal van opzichten tegemoet aan de opgave. Het ontwerp is flexibel en maakt een geleidelijke transformatie mogelijk. Omdat het berust op een voortzetting van het bestaande weefsel met kleinschalige bebouwing, past het bovendien goed in zijn omgeving. Interessant is het concept van opgetilde bouwvolumes die lijken te zweven boven de transparante begane grond. Ook andere ‘regels’ zijn op hun plaats, zoals het situeren van commerciële en publieke functies op straatniveau en de meerzijdige oriëntatie van de woon-werkeenheden. Wel stelt de jury vragen bij de grote hoeveelheid extra programma in het voorstel; deze locatie heeft dat niet nodig. Ook is ze minder enthousiast over de kwaliteit van de openbare ruimte. Het voorstel om in de silo appartementen voor studenten onder te brengen moet om bouwtechnische redenen onhaalbaar worden geacht.

Tweede prijs

MK 101 – BRICOLAGE

MK 101

Een kleinschalig stadsblok met doosachtige elementen tot vier verdiepingen hoog is gesitueerd op de ongebruikte ruimte van de locatie. Het kleine blokformaat van steden zoals Tokio heeft als inspiratiebron gediend. In de kleine gebouwen, afgewerkt met gebruikte bakstenen, worden vooral woon- en bedrijfsfuncties gecombineerd. Ze zijn in alle richtingen georiënteerd en hebben op de begane grond doorgaans geen privéruimte. De grote silo is omgebouwd in studentenhuisvesting en een conferentieruimte. De parkeergelegenheden zijn grotendeels aan de achterzijde van de locatie gesitueerd.

JURYOORDEEL

Runner-up

77

76

Marieke Kums NL 1979

JURY ASSESSMENT

Bricolage with its clearly-presented text satisfies the assignment in numerous respects. The design is flexible and allows for a gradual transformation. Because it is based on a continuation of the existing fabric with small-scale development, it fits in with its surroundings. The concept of raised construction volumes that appear to be suspended above the transparent ground floor is interesting. Other “rules” are also fittingly applied such as placing the commercial and public functions at street level, while the multi-sided orientation of the housing and working units is apt. The jury does question the large quantity of extras included in the proposal: the site does not require this. It was also less enthusiastic about the quality of the public space. The proposal to accommodate students in the silo is, for structural reasons, not considered realistic.

Runner-up

Deventer

BRICOLAGE

DESCRIPTION

A small-scale city block comprising box-like elements up to four storeys high are situated in the unused space on the site. The small block size of a city such as Tokyo has served as the inspiration. The small buildings, clad in reused brick, have mostly combined residential and business functions. They are omni-directional, and generally have no private space at a ground level. The large silo is converted to student housing and a conference space. The majority of parking is accommodated at the rear of the site.


Locatie: Gebouw Potentiaal TU/e Studiegebied: 70,4 ha Plangebied: ca. 1,75 ha Betrokken partij: Technische Universiteit Eindhoven Opdracht na de prijsvraag: Realisatie

MK 101 – BRICOLAGE Deventer

Site Description 79

78

Locatiebeschrijving

EINDHOVEN

Site: Potentiaal building TU/e Study Area: 70.4 ha Intervention Area: approximately 1.75 ha Party Involved: Eindhoven University of Technology Brief after the Competition: Realisation


EINDHOVEN

Met woonvoorzieningen, commerciële en culturele functies wordt aangestuurd op een campus met een stedelijk karakter

Gebouw Potentiaal TU/e

De stichting, opbouw en ontwikkeling van het universiteitsterrein is een van de grote projecten die

The foundation, structure and development of the university grounds is one of the large projects that characterise the post-war period of the Netherlands. S.J. Van Embden provided for both urban planning as well as architecture for a period of nearly thirty years. The Dommeldal provided the space for the realisation of a green campus near the station and the centre. The quality of the modernistic campus is first and foremost the continuity of the landscape: the core of the university grounds is formed by the main struc­ ture of buildings as orthogonal elements in the land­ scape, interconnected by a system of aerial walkways. Differences in level characterise the connection of the plinth to the ground level. The architectural char­ acteristics of the buildings from the first and second

construction phases (1957–1972) are all-round ori­ entation, transparent curtain walls, a consistent and expressive system of measurement, refined articula­ tion of (structural) framework, floating entrances, aerial walkways and primary colour application. In addition to these characteristics, flexibility in usage and the “extensibility” of this series of buildings form the starting point for the redevelopment of all the new construction and redesignation on the campus and therefore also for the Potentiaal building. The Potentiaal building is situated between the green border of the campus and De Zaale – the future main traffic artery. Distinctive features of the university grounds are the differences in level in the separate traffic flows. The redesignation of Potentiaal requires a distinct solution for connecting the building to the various slow traffic flows, both at ground level – at entrance level – and at the level of the aerial walkway system. The Potentiaal building is situated in the heart of the area that, in the planning, includes residential facilities and congress functions. By adding residential facili­ ties, commercial, and cultural functions, the campus should gain an urban character. The enlivening of the campus takes place within the context of the ambiance zones, initially-defined and characteristic external spaces. In the development vision for the university grounds the preservation and creation of long-term value are the keynote. The character of the campus

as a green landscape will remain the point of depar­ ture for further developments. The morphological structure and the architecture of notably the first two building phases of the campus are flexible in applica­ tion and allow for additions: they are an example of cultural sustainability. In addition, technical sustain­ ability is also a spearhead: the redesignation of the Potentiaal building demands a technological answer to the issue of energy consumption. The Potentiaal building is part of an ensemble of buildings designed by architect S.J. van Embden (and partners) for the first building phase (1957–1965) of the TU/e campus. It used to accommodate the Electrical Engineering Faculty and with the redevelop­ ment of the campus into TU/e Science Park it has a new designated use: a University College, a cultural function, and approximately 300 residential units. The re-designation of the Potentiaal building incorporates low-rise, high-rise, “Corona” and the immediate surroundings. The architectural assign­ ment requires a solution that correlates to the urban, landscape and cultural-historical qualities of the sur­ rounding campus. In addition, in technical terms the Potentiaal building should be sustainable and energy neutral. The building will be developed into a totally new typology based on the architectural characteris­ tics and urban development principles adhered to by Van Embden.

DE JURY OVER DE LOCATIE De Europan-opgave in Eindhoven is helder en gaat gepaard met een duidelijk programma. Het betreft een thema dat nog jaren urgent zal blijven: het geschikt maken van bestaande gebouwen voor her­gebruik. In dat licht bezien is de jury nogal teleur­ gesteld over de oogst aan inzendingen. Zo trof ze maar weinig interessante nieuwe concepten voor duur­ zaamheid aan, terwijl opgaven als deze daar toch als geen ander toe uitnodigen. Ook kwam de jury nauwe­ lijks aansprekende ideeën tegen over hoe studenten wonen, hoewel alle deelnemers zelf jonge ontwerpers zijn die gezien mogen worden als ervaringsdeskun­ digen die nog niet zo lang geleden zelf student zijn geweest. Dit alles neemt niet weg dat de jury een eerste en tweede prijs alsmede een bijzondere ver­ melding kon toekennen aan inzendingen die deze ten volle verdienen.

is one that will remain pressing for years to come: making existing buildings suitable for reuse. Seen in this light, the jury was rather disappointed by the harvest of entries. It encountered few interesting new concepts for sustainability, while this assignment, more than any other, so obviously called for this. The jury encountered hardly any attractive ideas about how stu­ dents live, although all the participants themselves are young designers who may be considered “hands-on” experts and who themselves were students not so long ago. All the same the jury succeeded in awarding a first prize and a runner-up as well as a special mention to entries that fully deserve them.

THE JURY ON THE SITE The Europan assignment in Eindhoven is clear and has a detailed programme of requirements. Its theme

81

80

By adding residential facilities, commercial, and cultural functions, the campus should gain an urban character

As regards the spatial developments the TU/e and the municipality of Eindhoven have agreed on a cau­ tious approach to the campus’s cultural heritage. The typical qualities and regularity of the ensemble from the reconstruction period defined by means of spatial and cultural-historical research, form the point of departure for further developments. These points of departure have in the meantime become embedded in the zoning plan for the campus. They bring together and increase the building density of various functions on the campus (university, HBO, businesses, cultural institutions and student accommodation), and reposi­ tion the campus as a Science Park with an urban pro­ file. Within Eindhoven the TU/e Science Park together with the High Tech Campus and “Strijp S” form a triangle of research and technological innovation.

Gebouw Potentiaal bevindt zich in het hart van een gebied dat in de planvorming wordt voorzien van woonvoorzieningen en congresfuncties. Met woon­ voorzieningen, commerciële en culturele functies wordt aangestuurd op een campus met een stedelijk karakter. De verlevendiging van de campus gebeurt in samenhang met de initieel gedefinieerde sfeer­ gebieden en karakteristieke buitenruimtes. In de ontwikkelingsvisie van het universiteitsterrein staat het behouden en creëren van waarde op lange termijn centraal. Bij verdere ontwikkelingen zal het karakter van de campus als groenlandschap uitgangs­ punt blijven. De morfologische structuur en de archi­ tectuur van met name de eerste twee bouwfasen van de campus zijn flexibel in gebruik en staan toevoegin­ gen toe: ze zijn een voorbeeld van culturele duurzaam­ heid. Daarnaast is ook technische duurzaamheid een speerpunt: de herbestemming van gebouw Potentiaal vraagt om een technologisch antwoord op het vraag­ stuk van energiegebruik. Gebouw Potentiaal maakt deel uit van een ensemble gebouwen van architect S.J. van Embden (en partners) uit de eerste bouwfase (1957–1965) van de TU/e campus. Dit voormalige onderkomen van de faculteit Elektrotechniek krijgt met de herontwikkeling van de campus tot TU/e Science Park een nieuwe bestemming: een University College, een culturele functie en circa 300 wooneenheden.

De herbestemming van Potentiaal beslaat de laagbouw, de hoogbouw, ‘Corona’ en de directe omgeving. De architectonische opgave vraagt om een oplossing die zich verhoudt tot de stedenbouw­ kundige, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de omliggende campus. Daarnaast dient gebouw Potentiaal in technische zin duurzaam en energieneutraal te worden. Op basis van de door Van Embden gebruikte architectonische karakteris­ tieken en stedenbouwkundige uitgangspunten zal gebouw Potentiaal worden ontwikkeld tot een geheel nieuwe typologie.

Site Description

Eindhoven

Potentiaal building TU/e

EINDHOVEN

Gebouw Potentiaal bevindt zich tussen de groene rand van de campus en De Zaale, de toekomstige hoofdverkeersader. Kenmerkend voor het universiteits­ terrein zijn de niveauverschillen van de gescheiden verkeersstromen. De herbestemming van Potentiaal vraagt om een uitgesproken oplossing voor de aansluiting van het gebouw op de verschillende

langzaamverkeerstromen, zowel op het niveau van het maaiveld – de entree – als op het niveau van het loopbruggenstelsel.

Locatiebeschrijving

De TU/e en de gemeente Eindhoven hebben afgesproken dat het culturele erfgoed bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen de campus zorgvuldig wordt benaderd. De middels ruimtelijk en cultuurhistorisch onderzoek gedefinieerde typerende kwaliteiten en wetmatigheden van het ensemble uit de wederop­ bouwperiode vormen het uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen. Deze uitgangspunten zijn inmiddels verankerd in het bestemmingsplan voor de campus. Het samenbrengen en verdichten van verschillende functies op de campus (universiteit, hbo, bedrijven, culturele instellingen en studentenhuisvesting) her­ positioneert de campus als een ‘Science Park’ met een stedelijk profiel. Binnen Eindhoven vormt het ‘TU/e Science Park’ samen met de High Tech Campus en ‘Strijp S’ een driehoek van onderzoek en technologische innovatie.

de naoorlogse periode van Nederland kenmerken. S.J. van Embden voorzag gedurende een periode van bijna dertig jaar in zowel de stedenbouwkundige planning als de architectuur. Het Dommeldal bood de ruimte om een groene campus te realiseren in de nabijheid van het station en het centrum. De kwaliteit van de modernistische campus is allereerst de landschappelijke continuïteit: de kern van het universiteitsterrein wordt gevormd door de hoofd­ structuur van gebouwen als orthogonale elementen in het landschap, onderling verbonden door een stelsel van loopbruggen. Niveauverschillen zijn kenmerkend voor de aansluiting van de plint op het maaiveld. De architectonische karakteristieken van gebouwen uit de eerste en tweede (1957–1972) bouwfase zijn alzij­ dige oriëntatie, doorzichtige (vlies)gevels, een conse­ quent en expressief maatsysteem, verfijnde geleding van het (constructief) skelet, zwevende entrees, het loopbruggensysteem en primair kleurgebruik. Naast deze karakteristieken vormen de flexibiliteit in gebruik en de uitbreidbaarheid van de gebouwen­ reeks het uitgangspunt voor de herontwikkeling van alle nieuwbouw en herbestemming op de campus en daarmee ook voor gebouw Potentiaal.


Eerste prijs

BESCHRIJVING

DP 001

De openbare ruimte is het belangrijkste ontwerpinstrument en dient als motor achter de opzet van het gebouw en de vorm ervan. Er wordt een nieuw cultureel centrum aan de kant van het Corona­ gebouw gebouwd, rondom een nieuw cultuurplein aan de oostzijde van gebouw Potentiaal. Het culturele centrum staat los van de hoogbouw en is opgezet als een stadje rondom ‘openbare’ ruimten. Het universiteitscollege is op de onderste niveaus van de hoogbouw. De studentenappartementen in de hoogbouw liggen terug van de gevel om privébalkons voor de studenten te creëren. Elke drie verdiepingen van de hoogbouw vormen een cluster studentenappartementen.

DP 001 – Composition IX, Opus 18

JURYOORDEEL

De eerste prijs gaat naar de makers van een compleet ontwerp waar alles op zijn plaats lijkt te staan. Het is bovendien een van de weinige

inzendingen die erin slagen om de renovatie van het gebouw te laten samengaan met een goede aanpak van de ruimte eromheen – zowel op het beganegrondniveau als op het niveau van de voetgangersbruggen (+1) die de gebouwen op de campus met elkaar verbinden. Binnen in het gebouw wordt de publieke ruimte op een inventieve manier naar boven toe doorgetrokken. Ook het nieuwe Coronagebouw voor de culturele functies overtuigt, onder meer omdat het zodanig is geplaatst dat een aantrekkelijk plein ontstaat. Over de manier waarop de gevels worden vernieuwd, is het oordeel eveneens positief. Ze leveren een mooi, terughoudend beeld op; de studenten­ kamers houden er bovendien allemaal een klein balkon aan over. Over één onderdeel is de jury minder te spreken: de ‘clusters’ van studentenkamers, die steeds drie verdiepingen omvatten, worden te massaal gevonden.

Eerste prijs

Winner

83

82

Daniel Zarhy PL 1980

JURY ASSESSMENT

The prize went to the makers of a complete design where everything appears to be in its proper place. It is, moreover, one of the few entries that succeeds in combining the renovation of the building with a sound approach to the surrounding space – both at a ground floor level and at the +1 level of the pedestrian bridges that connect the buildings on the campus with each other. Inside the building the public space is extended upwards in an inventive way. The new Corona building for the cultural functions is also convincing, partly because it is positioned so that it creates an attractive plaza. The way in which the façades are renewed was also considered in a positive light. They create an attractive, reserved visual image: the student rooms all retain a small balcony. The jury was less impressed with one component: it considered the clusters of student rooms, repeatedly comprising three floors, too massive.

Winner

Eindhoven

Composition IX, Opus 18

DESCRIPTION

Public space is the main design tool. It is the generator of the building organisation and its form. A new cultural centre is built on the side of the Corona building around a new culture plaza on the east side of the Potentiaal building. This is separated from the high-rise. The cultural centre is organised as a small city, around “public” spaces. The university college is situated on the lowest levels of the high-rise. The student apartments in the high-rise are pushed back to create private balconies for the students. Each of the three high-rise floors has a cluster of student apartments.


Eerste prijs

DP 001 – Composition IX, Opus 18

DE EERSTE PRIJS GAAT NAAR DE MAKERS VAN EEN COMPLEET ONTWERP WAAR ALLES OP ZIJN PLAATS LIJKT TE STAAN

Eindhoven

Winner

84

THE WINNING PRIZE WENT TO THE MAKERS OF A COMPLETE DESIGN WHERE EVERYTHING APPEARS TO BE IN ITS PROPER PLACE

85


DP 001 – Composition IX, Opus 18

INTERVIEW

‘JE MOET RESPECT HEBBEN EN TEGELIJK KRITISCH DURVEN TE STAAN TEN OPZICHTE VAN HET BESTAANDE.’ Interview met Daniel Zarhy — Catja Edens

Waar ben je opgegroeid? Ik ben van Pools-Israëlische afkomst en opgegroeid in Tel Aviv. We gingen vroeger vaak naar het buitenland, waar ik Engels en Frans leerde spreken, en ik heb ook familie in Nederland. Ik ben architect van de vierde generatie in onze familie. Het begon bij mijn overgroot­ vader, die van Rusland naar Israël verhuisde en in Italië een opleiding volgde tot architect. Mijn ouders hebben samen een architectenbureau.

Zie je overeenkomsten in de manier waarop jullie je werk als architect benaderen? Ja, in de zin dat we allemaal koppig op ons doel afgaan en geen concessies doen aan kwaliteit. Ook delen we het gevoel dat architectuur meer is dan een beroep. Het is een manier van leven, bijna holistisch. Aan de andere kant hebben we altijd veel discussie over hoe je architectuur maakt.

Welke gebouwen hebben je echt de ogen geopend? Dat waren twee totaal verschillende gebouwen: het Seagramgebouw van Mies van der Rohe en het Centre Pompidou van Renzo Piano en Richard Rogers. Toen mijn ouders mij het Seagramgebouw lieten zien, begreep ik eerst eigenlijk niet wat het punt was. Later werd me duidelijk dat dit gebouw heeft veranderd hoe we tegen architectuur aankijken, wat een wolkenkrabber is. Het heeft ook mijn smaak op een bepaalde manier gevormd. Centre Pompidou is heel anders, maar op een bepaalde manier toch vergelijkbaar. De eerste keer dat ik het zag dacht ik: wat is dit ding? Toch begreep ik het ook en het sprak me aan zoals je de roltrappen opgaat en Parijs voor je ogen ziet verschijnen. Het gebouw is brutaal. Het is een statement.

Wat vind jij als ontwerper belangrijk? Ik ben altijd op zoek naar een helder en eenvoudig idee. Voor mij is het: form follows idea follows function. Het gaat mij om ideeën en concepten die gerelateerd zijn aan het programma en de plek en het architectonisch denken. Vorm, ruimtelijke organisatie, circulatie, materi­ alisatie, al dat soort aspecten komen van dat ene idee af. Bij projecten die heel goed zijn, zie je zo’n idee ook meteen. Daarnaast zijn gebouwen gebonden aan hun historische context, aan de tijd waarin ze gebouwd zijn. Het is niet zo dat een bepaald programma altijd een bepaald soort gebouw dicteert. Dat is ook afhankelijk van de tijd, de denk­wijzen, ideeën en ideologieën.

Waar ben je opgeleid? Aan de Tel Aviv University School of Architecture. In mijn tweede jaar liep ik stage bij One Architecture en in 2007 en in 2008–2009 bij OMA. Na mijn afstude­ ren heb ik een tijdje in Tel Aviv gewerkt en daarna een jaar bij Herzog & de Meuron in Bazel. Later kreeg ik het aanbod om les te geven aan de Bezalel Academie voor kunst, design en architectuur in Jeruzalem.Samen met een partner heb ik ook een eigen bureau onder de voorlopige naam PeZ.

OMA, Herzog & de Meuron, One Architecture. Waarom koos je die bureaus? In mijn eerste jaar begon ik teksten van Rem Koolhaas te lezen en leerde ik alle projecten kennen. Bij OMA

“YOU HAVE TO HAVE RESPECT AND AT THE SAME TIME DARE TO CRITICISE WHAT ALREADY EXISTS.”

Can you see similarities in the way in which you approach your work as an architect? Yes, in the sense that we all pursue our goals without making concessions regarding quality. We also share the feeling that architecture is more than a profession. It is a way of life, an almost holistic approach. On the other hand we are always discussing how you make architecture.

Two totally different buildings: the Seagram building by Mies van der Rohe and the Centre Pompidou by Renzo Piano and Richard Rogers. When my parents first showed me the Seagram building, I didn’t understand the point at first. Later it became clear to me that this building has changed the way we look at architecture, what a skyscraper is. It also formed my taste in a cer­ tain way. Centre Pompidou is completely different but, in a certain way, nevertheless comparable. The first time I saw it I thought: what is this thing? And yet I also understood it and it appealed to me – like the way you go up the escalator and Paris appears before your eyes. The building is brazen. It is a statement.

As a designer, what do you consider important? I am always searching for a clear and simple idea.

Where did you train? At Tel Aviv University School of Architecture. In my second year I did a work placement at One Architecture and in 2007 and in 2008–2009 at OMA. Having graduated I worked for a short time in Tel Aviv and afterwards a year at Herzog & de Meuron in Basel. Later on, I was invited to teach at the Bezalel Academy for Art, Design and Architecture in Jerusalem. Together with a partner I established my own firm under the provisional name PeZ.

OMA, Herzog & de Meuron, One Architecture. Why did you choose those architectural firms? In my first year I started reading texts by Rem Koolhaas and I became familiar with all the projects. At OMA in each case they discover another perspective to

Een belangrijk deel van onze gebouwde omgeving stamt uit deze periode. Jonge architecten hadden in die tijd veel mogelijkheden en er waren kansen voor het experiment. Daarnaast bood het socialisme een ideologische basis. Het is duidelijk dat de modernis­ ten niet overal in zijn geslaagd, maar het waren ten­ minste glorious failures.

Behalve bij OMA werkte je ook bij Herzog & de Meuron. Naar mijn gevoel was dat een logische voortzetting van mijn training. Bij OMA werkte ik aan de beginfase van projecten en bij Herzog & de Meuron werkte ik juist aan de latere fasen. Het was een fantastisch bureau om die dingen te leren.

architecture, and always broader than the architecture itself, but also sociological, political and economi­ cal. They are also genuine innovators and you can only achieve this if you grasp the essence of things and find another way of relating to it. They take the discourse further. Like the Kunsthal in Rotterdam where OMA succeeded in redefining the concept of a museum. On an intellectual level their buildings are also interesting in the way in which they refer to historical examples, to modernism, Mies van der Rohe and Le Corbusier.

Do you yourself also sense that connection with the modern architecture of the fifties and sixties? A major part of our built environment dates back to this period. In those days young architects had many opportunities and there were possibilities for experi­ mentation. In addition, socialism provided an ideologi­ cal basis. Clearly the modernists did not succeed in all instances, but they were at least glorious failures.

Besides OMA, you also worked at Herzog & de Meuron. To my way of thinking that was a logical continuation of my training. At OMA I worked on the initial phase of projects and at Herzog & de Meuron, on the contrary, I worked on the later stages. It was a fantastic place to learn things.

Ze nemen niets zomaar aan. Ze blijven zich telkens opnieuw vragen stellen. Wat is een museum? Maar ook: wat is een bakstenen gevel? Over alles wordt nagedacht en niets wordt aan het toeval overgelaten. Je probeert het opnieuw, en opnieuw en opnieuw. En dat is belangrijk. Architectuur is anders dan bijvoorbeeld industrieel ontwerpen. Daar maak je een prototype en als dat helemaal goed is produceer je 10.000 stoelen. In de architectuur bouw je het prototype. De marge voor fouten is kleiner. Maquettes, renderings en mockups zijn het gereedschap waarmee je risico’s voor later kunt reduceren.

Waarom heb je deze Europanlocatie gekozen? Ik had al een persoonlijke band met Nederland en ben dus ook specifiek hier naar een locatie gaan zoeken. Ondanks de crisis is het hier nog altijd een paradijs voor architecten. Nederland is open minded ten opzichte van architectuur. Er is ruimte voor traditie en voor experiment. Er is een positief klimaat voor jonge architectuur. En er is een gevoel voor humor in de architectuur en daar houd ik van. Je moet architectuur natuurlijk serieus nemen, maar je moet er ook plezier in kunnen hebben. Dat zie je bijvoorbeeld in de Kunsthal, de gebouwen van Neutelings Riedijk en de Basketbar van NL architects. Bovendien kon ik op de Europanlocatie in Eindhoven met een bestaand gebouw gaan werken en dat fascineerde me. Tegenwoordig heb je natuurlijk

Why? They don’t take anything for granted. They are con­ stantly questioning basic assumptions. What is a museum? But also: what is a brick façade? They take everything into consideration and leave noth­ ing to chance. You try again, and again and again. And that is important. Architecture is not the same, for example, as industrial design. With the latter you make a prototype and when that is correct you produce 10,000 chairs. With architecture you build the prototype. The margin for mistakes is smaller. Scale-models, renderings and mock-ups are the tools with which you can reduce risks at a later stage.

Why did you choose this Europan site? I already had a personal tie with the Netherlands and so I specifically looked for a site here. Despite the crisis it is still paradise here for architects. The Netherlands is open-minded with respect to architects. There is scope for tradition and for experimentation and there is a posi­ tive climate for young architecture. And the architecture has a sense of humour, which I like. You have to take architecture seriously, of course, but you should also be able to enjoy it. For example, you can see this in the Kunsthal, the buildings by Neutelings Riedijk, and the Basketbar by NL architects. Also, on the Europan site I had the opportunity of working with an existing building and that fasci­ nated me. These days, of course, we are increasingly

87

86

I am of Polish-Israeli descent and I grew up in Tel Aviv. We used to go abroad a lot, where I learnt to speak English and French, and I also have family in the Netherlands. I am a fourth-generation architect in our family. It began with my great grandfather, he moved from Russia to Israel and studied architecture in Italy. My parents run an architectural firm together.

Which buildings really opened your eyes?

Voel je die verbinding met de moderne architectuur van de jaren vijftig en zestig zelf ook?

Waarom?

Interview

Eindhoven

Interview with Daniel Zarhy — Catja Edens

Where did you grow up?

For me it’s form follows idea follows function. I am concerned with ideas and concepts that are related to the programme and the place and thinking from an architectural point of view. Form, spatial organisation, circulation, materialisation, all those sorts of aspects stem from that one idea. With really good projects you recognise an idea like that instantaneously. Furthermore, buildings are connected to their histori­ cal context, to the time when they were built. It is not the case that a certain programme always dictates a certain sort of building. That also depends on the time, the way of thinking, ideas and ideologies.

vinden ze telkens een ander perspectief op architec­ tuur, en altijd breder dan de architectuur, maar bijvoor­ beeld ook sociologisch, politiek en economisch. Het zijn ook echte vernieuwers en dat kun je alleen bereiken als je de essentie van dingen neemt en een andere manier vindt om je daartoe te verhouden. Ze brengen het discours verder. Zoals bij de Kunsthal in Rotterdam. Daar is het OMA gelukt om het begrip museum te her­ definiëren. Op intellectueel niveau zijn hun gebouwen ook interessant door de manier waarop ze naar his­ torische voorbeelden verwijzen, naar het modernisme, Mies van der Rohe en Le Corbusier.


ook steeds meer te maken met het bestaande en de kwestie van behoud. De vraag is: gaat het dan alleen om het idee of gaat het om het gebouw in al zijn facet­ ten. Hoe kun je dat aanpassen aan nieuwe vormen van gebruik.

Een kritische houding ten opzichte van behoud is belangrijk. Vooral omdat er al veel gebouwen bestaan. Omstandigheden en opgaven veranderen steeds sneller en de architectuur moet zich daaraan aanpas­ sen. Maar architectuur is een ongelooflijk langzaam beroep. Je hoeft niet altijd te vernieuwen. Je kunt ook herontwerpen in plaats van ontwerpen.

Wat was je eerste indruk van deze locatie? Mijn eerste indruk was: wat willen ze dat we doen? Het zag er prima uit. Potentiaal is een prachtig gebouw: oprecht en helder in zijn structuur. Het communiceert zijn intenties goed. Je begrijpt het meteen. Daarna zijn we de opgave en het programma beter gaan bekijken. De locatie maakt deel uit van het oorspronkelijke masterplan voor de hele campus. Nu is dit gebied aangewezen voor woningen, sociale voorzieningen en congresfaciliteiten.

concerned with what is already there and the issue of preservation. The question is: is the idea the only issue or is it also about the building in all its facets? How can you adapt that to new forms of use.

Why is preservation more important nowadays? It is important to be critical about preservation, mainly because so many buildings already exist. Circumstances and assignments are changing at an ever-increasing rate and the architecture has to adapt to this. But architecture is an incredibly slow profession. You don’t always need to innovate. You can also redesign instead of design.

We hebben het gebouw verdeeld in clusters van tel­ kens drie verdiepingen met een centrale vide in het diepe bouwdeel. De vide die zich uitstrekt over de eerste drie niveaus heeft het karakter van een lobby, een ruimte waar bijvoorbeeld bijeenkomsten kunnen worden gehouden. De dubbelzinnigheid die ontstaat doordat de huidige entree op de eerste verdieping is gesitueerd, wordt daarmee opgelost: begane grond, eerste en tweede verdieping behoren zo tot één ruimte. Op de derde laag en daarboven liggen de studen­ tenwoningen. De studentenkamers hebben we op zo’n manier gegroepeerd dat ze die collectieve ruimte definiëren, een beetje als gebouwen in een stad.

How did you both set to work? We soon realised that Coronagebouw, a later addition, breaks with the principles of the original master plan. You see, that anticipated a collection of free-standing, autonomous objects with a foursided orientation in the landscape, with entrances on the first floor and connected by aerial walkways. Coronagebouw, on the contrary, was added on to Potentiaal, partially sunken at ground level. We con­ sequently decided to replace Coronagebouw with a new, free-standing building in which we could appro­ priately accommodate the cultural programme. This new building simultaneously defines the new plaza, where the new entrance of Potentiaal is situated.

How did you tackle Potentiaal? We divided the building into clusters of three floors in each case with a central atrium in the deep sec­ tion of the building. The atrium that extends over the first three levels has the character of a lobby, a space where gatherings can be held, for example. This solves the ambiguity that currently arises owing to the fact that the present entrance is situated on the first floor: ground floor, first and second floor belong to one continuous space. The student accommodation is situated from the third level on. We have grouped the student rooms in such a way that they define the collective space, a bit like buildings in an urban setting. This creates a high, dynamic space that is adjacent to the façade at some

AA 999

In hoeverre was het karakter van de bestaande bouw leidend voor jullie plan? Als je te veel wilt behouden, haal je het leven uit een gebouw. Als de functie van een gebouw verandert, dan veranderen er dingen mee. Je moet respect heb­ ben en tegelijk kritisch durven te staan ten opzichte van het bestaande. Dat gaat hand in hand.

points, so that daylight and external air can enter. The atrium has quiet zones that are suitable for studying and zones with a lively and open character for eating together and socialising. Because the columns are recessed from the curtain wall, we decided to push back the student rooms and thus create space for private balconies. This intervention also meant a gain in the field of sus­ tainability. Small winter gardens insulate the building in the winter and give protection against the sun in the summer. In addition, the characteristic exterior wall with the 1.24 metre grid could be retained. For the new Coronagebouw we have followed the architectural language of the existing building and given it a contemporary identity. The spatial concept is, in principle, comparable to that of Potentiaal. Within the building restrictions the auditoria define the foyer, a collective space with a bar, a café and space for informal performances.

To what extent did the character of the existing building influence your plan? If you try to preserve too much you take the life out of a building. If the function of a building changes, other things change as well. You have to have respect and at the same time dare to criticise what already exists. That goes hand in hand.

Runner-up

VOLT Tibor Kis NL 1980 Floris van den Biggelaar NL 1982

89

88

My first impression was: what do they want us to do? It looked great. Potentiaal is a splendid building: its structure is sincere and clear. It communicates its intentions well. It is instantly comprehensible. We subsequently examined the brief and the programme more closely. The site forms part of the original master plan for the entire campus. Nowadays this area is designated for housing, social facilities and congress facilities.

Hoe hebben jullie Potentiaal aangepakt?

Tweede prijs

Runner-up

Eindhoven

What was your first impression of this site?

We zagen al snel dat het Coronagebouw, dat later is toegevoegd, breekt met de principes van het originele masterplan. Dat voorzag namelijk in een verzameling vrijstaande autonome objecten met een vierzijdige oriëntatie in het landschap, met entrees op de eerste verdieping en verbonden met luchtbruggen. Corona was juist tegen Potentiaal aangebouwd en lag deels verzonken in het maaiveld. We besloten daarom Corona te vervangen door een nieuw vrijstaand gebouw waarin we het culturele programma een pas­ sende plek konden geven. Dit nieuwe gebouw defini­ eert ook de nieuwe plaza, waaraan de nieuwe entree van Potentiaal gelegen is.

Zo ontstaat een hoge, dynamische ruimte die op som­ mige plekken grenst aan de gevel, zodat daglicht en buitenlucht kunnen binnentreden. De vide heeft rus­ tige zones die geschikt zijn om te studeren en zones met een levendig en open karakter om samen te eten en te hangen. Doordat de kolommen enigszins achter de gordijn­ gevel staan, konden de studentenkamers een stukje worden teruggelegd om ruimte te bieden aan privé­ balkons. Deze ingreep betekende ook winst op het gebied van duurzaamheid. Kleine serres isoleren het gebouw in de winter en bieden in de zomer bescher­ ming tegen de zon. Bovendien kon de karakteristieke buitengevel met het 1,24 meter grid behouden blijven. Voor het nieuwe Coronagebouw hebben we de architectonische taal van de oudbouw gevolgd en die een hedendaagse uitstraling gegeven. Het ruimtelijk concept kent een vergelijkbaar principe als die van Potentiaal. Binnen de bouwenvelop definiëren de auditoria de foyer, een collectieve ruimte met bar, café en ruimte voor informele performances.

Tweede prijs

DP 001 – Composition IX, Opus 18

Waarom gaat het tegenwoordig meer om behoud?

Hoe zijn jullie te werk gegaan?


BESCHRIJVING

Ook nadat het is gerenoveerd blijft gebouw Potentiaal herkenbaar als lid van de ‘familie’ van gebouwen op de universiteitscampus. Dit gebeurt onder meer door het aanbrengen van een nieuwe vliesgevel, die sterk verwant is aan de bestaande gevel. Ook op andere onderdelen scoort de inzending goed. Zo maken de studentenkamers, die steeds op verschillende manieren zijn gegroepeerd, een aangename indruk. Het atrium is niet alleen een goede manier om tegemoet te komen aan de diepte van het gebouw, het brengt ook het daglicht in het hart van het gebouw, terwijl het onderdeel is van een systeem van natuurlijke ventilatie. Op een vanzelfsprekende manier zijn rond het atrium de collectieve ruimten gegroepeerd. Ook de lobby als knooppunt voor de drie functies – wonen, cultuur en universiteit – beoordeelt de jury als geslaagd.

Tweede prijs

AA 999 – VOLT

De zuidelijke laagbouw, gesitueerd rondom een nieuwe patio, wordt uitgebreid en getransformeerd tot het universiteitscollege, waarin de collegezaal wordt omgebouwd tot computerruimte. De noordelijke laagbouw wordt vrijwel geheel gesloopt. De kelder vormt het uitgangspunt voor het nieuwe culturele centrum en het dak van het centrum wordt een dakterras aan de rivier de Dommel. De hoogbouw wordt geheel omgebouwd tot studentenhuisvesting. Elke verdieping wordt onderverdeeld in drie appartementenclusters. Het centrale cluster in het hart van het gebouw wordt doorboord door een atrium om kruisventilatie mogelijk te maken. De gevel wordt met een tweede laag bekleed.

JURYOORDEEL

DESCRIPTION

91

90

JURY ASSESSMENT

After its renovation, the Potentiaal building remains recognisable as a member of the “family” of buildings on the university campus. One of the ways this is achieved is by applying a new curtain wall, closely related to the existing façade. The other components of this entry were also well received. The student rooms, grouped differently each time, create a pleasing impression. The atrium is not only a good way of taking advantage of the depth of the building, it also brings daylight into the heart of it, while still forming part of a system of natural ventilation. The collective spaces are grouped in the same matter-ofcourse way around the atrium. The jury also considered the lobby, which serves as a hub for three functions – housing, culture and university – successful.

Runner-up

Eindhoven

Situated around a new patio, the southern low-rise will be expanded and transformed into the university college in which the lecture hall will be transformed into the computer space. The northern low-rise will be almost completely demolished, the basement is the starting point for the new cultural centre, the roof of the centre will be a roof terrace besides the river Dommel. The high-rise will be completely transformed into student housing. Each floor is divided into three apartment clusters. In the heart of the building the central cluster will be perforated by an atrium to make cross ventilation possible. The façade will be covered with a second skin.


Bijzondere vermelding BESCHRIJVING

JURYOORDEEL

SAMUEL JOSUA SJ 904

Brief after the Competition: Commission for the elaboration of the first block of social housing, approximately 25 housing units

Special Mention

JURY ASSESSMENT

Samuel Josua deserves a special mention on account of the radical proposal to solve the parking in parking silos and to increase the density of the campus’ green areas with trees. The idea of placing the access areas for the student rooms directly behind the façade is interesting, but then not sufficiently elaborated. Although the choice to keep the original façades is an argued statement, it should be considered (financially) unfeasible.

93

92

Special Mention

DESCRIPTION

The transformation of the Potentiaal building should be accompanied by a larger- scale landscape plan. The “Samuel Josua” project (Van Embden) proposes organising the parking in parking silos and increasing the density of the green area with trees. The existing façade of the building will be restored and the student housing with its own façade is situated behind this façade. The space between the two façades could be used as a veranda and as waiting space for the stacked public programme in the heart of the building.

Site Description

Site: Kanaalzone Study area: 49 ha. Intervention Area: 19 ha. Parties Involved: Elkien and the Municipality of Leeuwarden

Alessandro Gess DE 1983 Matthieu Hackenheimer FR 1986 Wulf Böer DE 1984

Locatiebeschrijving

Bijzondere vermelding

Samuel Josua verdient een bijzondere vermelding vanwege het radicale voorstel om het parkeren op te lossen in parkeersilo’s en de campus te verdichten met bomen. De gedachte om de verkeersruimte voor de studentenkamers direct achter de gevel te leggen is interessant, maar wordt vervolgens niet goed uitgewerkt. De keuze om de oorspronkelijke gevels te behouden is weliswaar een beargumenteerd statement, maar moet toch als (financieel) onhaalbaar worden beschouwd.

Opdracht na de prijsvraag: Opdracht voor uitwerking van het eerste bouwblok sociale huurwoningen, ca. 25 woningen

LEEUWARDEN

De verbouwing van gebouw Potentiaal dient gepaard te gaan met een grootschalig plan voor landschapsinrichting. Het ‘Samuel Josua-project’ (Van Embden) bevat het voorstel om te voorzien in parkeergelegenheid in silo’s en om het groene gebied dichter te beplanten met bomen. De bestaande gevel van het gebouw wordt hersteld en achter die gevel is de studentenhuisvesting – met een eigen gevel – gesitueerd. De ruimte tussen de twee gevels zou kunnen worden gebruikt als veranda en wachtruimte voor het gestapelde publieke programma in het hart van het gebouw.

Locatie: Kanaalzone Studiegebied: 49 ha Plangebied: 19 ha Betrokken partijen: Elkien en de gemeente Leeuwarden


LEEUWARDEN

Buiten aan het water wonen maar toch de stad binnen handbereik

Kanaalzone

De Kanaalzone is onderdeel van de grote nieuw­ bouwlocatie De Zuidlanden. De realisatie van De Zuidlanden is in 2008 gestart. Het gebied is

LEEUWARDEN

94

The site links up directly with the main access route from the south to the town centre. The distance to the centre is three kilometres. The cycle routes through the area are important. The assignment includes a high-quality route for cyclists on both the eastern and western side of the intervention area to the town cen­ tre. In the coming years De Zuidlanden can develop into a valuable extension of Leeuwarden, with urban facilities including a train station. The new inhabitants share a preference for living alongside water. Some preferably with their own boat moored to a jetty in the back garden, others in a more urban residential environment. A home and garden of one’s own are important, as is privacy. Motto: “Outof-town waterside housing but with the town centre nearby”.

The brief is the design of housing with low energy consumption heating, for example incorporating a fully-insulating shell. This involves paying particular attention to the siting of the housing and the windows. The homes should have maximum daylight in the winter, while the summer sun should be kept out as far as possible. Good ventilation is important in this context. Kanaalzone is situated along the Van Harinxmakanaal on the southern side of Leeuwarden. The site forms the transition area from the existing town to the new residential and working area, De Zuidlanden. The spatial relationship with the northern bank is part of the assignment. The programme for the study area comprises an urban assignment for 400 to 500 residential units. The site is adjacent to open water, and at two places an opening can be made into the area. A short-stay harbour with small-scale catering facilities is an optional part of the programme. For the intervention area the first phase of 100 housing units requires architectural elaboration.

THE JURY ON THE SITE In Leeuwarden the participants were confronted with questions that asked for a solution on all levels: landscape, urban and architectural, with as explicit point of departure sustainability. It was consequently an assignment that was ideally suited to multi-discipli­ nary teams. Nevertheless the jury had the impression that they failed to enter in large numbers. The empha­ sis was frequently either on architecture, or urban design or the landscape. One pitfall was also the

De Kanaalzone ligt langs het Van Harinxmakanaal aan de zuidzijde van Leeuwarden. De locatie vormt de overgang van de bestaande stad naar het nieuwe woon- en werkgebied De Zuidlanden. De ruimtelijke relatie met de noordelijke oever maakt deel uit van de opgave. Het programma voor het studiegebied omvat een stedenbouwkundige opgave voor 400 tot 500 woningen. De locatie ligt aan open vaarwater, en op twee plekken kan een doorsteek gemaakt worden het gebied in. Een passantenhaven met kleinschalige horeca is optioneel onderdeel van het programma. Voor het plangebied dient de eerste fase van 100 woningen architectonisch te worden uitgewerkt.

requirement of a possible phased development. Many entries promptly presented a final-outcome solution and had no good strategy for a gradual realisation. The jury is aware, however, that phased planning, given the infrastructure and all the water here, is a difficult assignment. With hindsight perhaps it would have been better if the assignment had asked more specifically for a landscape-based framework and an elaboration for the first phase. Unfortunately the jury encountered hardly any plans that adopted a critical attitude towards the present Dutch “VINEX” house building programme.

95

Kanaalzone is part of the large De Zuidlanden hous­ ing development. The development of De Zuidlanden commenced in 2008. The area consists of sub-districts comprising 350 to 400 residential units and each with an individual character. The first sub-plan – Techum – is under construction and has the appearance of a traditional Frisian village. A structural concept that ensures the cohesion in the sub-plans was recently drawn up for De Zuidlanden. The competition site is situated on both sides of the Van Harinxmakanaal, on the boundary of the existing town. Establishing an interface between both banks is also part of the assignment. The Van Harinxmakanaal – certainly in the summer – is a busy

navigation route. Commercial shipping, the staandemastroute [a route for sailing boats with a mast higher than six metres] from the Frisian lakes to the Harlingen/Lauwersmeer seaports, and small-scale pleasure craft make the canal a lively and interesting waterway. The southern boundary is formed by a highvoltage electric cable line. No construction is permit­ ted under this line, but the space can be included in the public area. At present a busy traffic route runs through the intervention area. Once the ring road round Leeuwarden is completed in 2015 the through traffic function will fall away. The throughway can be partially or wholly removed.

De opgave is woningen te ontwerpen die weinig energie vragen om te verwarmen, bijvoorbeeld door een voldoende isolerende schil. Dit betekent ook extra aandacht voor de situering van de woning en de ramen. De winterzon moet maximaal ruimte in de woning krijgen, terwijl de zomerzon zo veel mogelijk wordt geweerd. Belangrijk aandachtspunt is daarbij goede ventilatie.

DE JURY OVER DE LOCATIE In Leeuwarden werden de deelnemers met vragen geconfronteerd die op alle niveaus om een oplossing vroegen: landschappelijk, stedenbouwkundig en architectonisch, met duurzaamheid als een expliciet uitgangspunt. Het was dus een opgave die zich uitste­ kend leent voor multidisciplinaire teams. Toch heeft de jury de indruk dat die niet in groten getale hebben ingezonden. Vaak lag de nadruk op hetzij de architec­ tuur, hetzij de stedenbouw of het landschap. Een voet­ angel was ook de eis van een mogelijk gefaseerde ontwikkeling. Veel inzendingen kwamen direct al met een eindbeeld en hadden geen goede strategie voor een geleidelijke realisatie. Overigens is de jury zich ervan bewust dat fasering gegeven de infrastructuur en het vele water hier een lastige opgave is. Ook was het achteraf gezien misschien beter geweest als in de opgave nadrukkelijker om een landschappelijk kader en een uitwerking voor de eerste fase was verzocht. Helaas trof de jury nauwelijks plannen aan die een kritische houding aannemen tegenover de huidige Nederlandse Vinexwoningbouw.

Site Description

Leeuwarden

Out-of-town waterside housing but with the town centre nearby

Leeuwarden is the provincial capital of Fryslân, the province that boasts the most water in the Netherlands. Leeuwarden is the economic and administrative centre of Friesland and it has high ambitions in the field of sustainability. The municipality wants to be fully climate neutral in 2020: a fully-sustainable city. Leeuwarden has important facilities in the field of housing, working, culture, recreation, education, justice and health care. This makes Leeuwarden the residential town and the employment hub of Fryslân. In order to tempt also people to live in the municipal­ ity, Leeuwarden is developing attractive new resi­ dential environments in De Zuidlanden district. The municipal policy is to build 400 to 600 housing units per year, some half of which in De Zuidlanden. The structural concept of De Zuidlanden aims to protect the cohesion of the individual sub-districts.

De locatie sluit rechtstreeks aan op de hoofdont­ sluiting vanuit het zuiden naar het stadscentrum. De afstand naar het centrum is drie kilometer. Belangrijk zijn de fietsroutes door het gebied. Zowel aan de oost- als aan de westzijde van het plangebied komt een hoogwaardige verbinding voor fietsers met de binnenstad. De Zuidlanden zal de komende jaren uitgroeien tot een volwaardig stadsdeel, inclusief

stedelijke voorzieningen waaronder een treinstation. De nieuwe bewoners delen een voorliefde voor wonen nabij of aan water. Sommigen met liefst een eigen boot aan een steiger in de achtertuin, anderen in een meer stedelijk woonmilieu. Eigen huis en tuin zijn belangrijk, evenals privacy. Motto: ‘buiten aan het water wonen maar toch de stad binnen handbereik’.

Locatiebeschrijving

Leeuwarden is de hoofdstad van Fryslân, de meest waterrijke provincie van Nederland. Verder is Leeuwarden het economisch en bestuurlijk centrum van Friesland en heeft het hoge ambities op het gebied van duurzaamheid. De gemeente wil in 2020 volledig klimaatneutraal zijn: full sustainable city. Leeuwarden heeft belangrijke voorzieningen op het gebied van wonen, werken, cultuur, recreatie, onderwijs, justitie en gezondheidszorg. Daarmee is Leeuwarden dé woonstad en dé banenmotor van Fryslân. Om mensen te verleiden ook in de stad te wonen ontwikkelt Leeuwarden aantrekkelijke nieuwe woon­ milieus in De Zuidlanden. Het beleid van de gemeente is om 400 tot 600 woningen per jaar te bouwen, waar­ van ongeveer de helft in De Zuidlanden. De structuur­ visie De Zuidlanden bewaakt de samenhang van de buurtschappen.

opgebouwd uit deelgebieden (buurtschappen), van 350 tot 400 woningen en elk hun eigen karakter. Het eerste deelplan, Techum, is in aanbouw en heeft de uitstraling van een traditioneel Fries dorp. Voor De Zuidlanden is recent een structuurvisie gemaakt, die de samenhang in deelplannen bewaakt. De prijsvraaglocatie ligt aan weerszijden van het Van Harinxmakanaal, op de scheiding van de bestaande stad. Het behoort tot de opgave te bevor­ deren dat beide oevers een relatie aangaan. Het Van Harinxmakanaal is – zeker ’s zomers – een druk bevaren route. Beroepsvaart, de staandemastroute van het Friese merengebied naar de zeehavens Harlingen/ Lauwersmeer, en kleinschalige pleziervaart maken het kanaal levendig en interessant. De zuidelijke begrenzing wordt gevormd door een hoogspanningsleiding. Onder dit tracé mag niet gebouwd worden, maar de ruimte kan wel bij het openbare gebied worden betrokken. Momenteel loopt een drukke verkeersweg door het plangebied. Na realisatie van de rondweg om Leeuwarden in 2015 vervalt de functie voor doorgaand verkeer. De weg kan geheel of gedeeltelijk verwijderd worden.


Eerste prijs

BESCHRIJVING

JURYOORDEEL

Een intelligent ontwerp dat op alle schaalniveaus goed doordacht is. De stedenbouwkundige opzet met veel water is helder en maakt een gefaseerde ontwikkeling mogelijk. De blokken met woningen zorgen voor een interessante tussenschaal. Een sterk element is de Boksumerdyk, die als vrijliggend fiets- en voetpad goed tot zijn recht komt als cultuurhistorisch relict. De woningen, die allemaal aan het water liggen, hebben aantrekkelijke plattegronden – zeker waar het woningen betreft die beschikken over een ‘wintertuin’ aan de achterzijde. Wel vraagt de jury zich af of er met deze opzet genoeg woningen kunnen worden gebouwd om de ontwikkeling van het gebied finan­cieel haarbaar te maken. Weliswaar bestaat een flink aantal woningen uit appartementen, maar die beschouwt de jury juist als het minst geslaagde onderdeel van de inzending.

Eerste prijs

JC 514 – nieuwaTERGArden

JC 514

Een nieuw waterlandschap. Vanuit een balans tussen water, stad en landbouwgrond ontstaat een hybride landschap, dat een over­gang vormt tussen de landelijke en stedelijke context. Het stedenbouwkundig plan en de architectuur zijn gekoppeld aan bestaande elementen in de stad Leeuwarden en haar omgeving. Het plan bestaat uit drie parallelle zones. Aan de zuidkant is elke woning is water. Het plan voorziet in drie woningtypen. In de meeste gevallen gaat het om rijtjeswoningen met een schuin dak en een voor- en achtertuin. Er worden twee typen appartementengebouwen – een blok en een toren – gepresenteerd. De benedenverdiepingen van de appartementen­ gebouwen worden gebruikt voor het aanleggen van boten, parkeren en de entree van de woningbouw.

Luis Miguel Juan Antonio Ruiz Avilés Serrano Garcia ES 1985 ES 1983 Paloma Baquero Masats ES 1984

JURY ASSESSMENT

An intelligent design that is well conceived on all scale levels. The urban design incorporating a great deal of water is clear and allows for phased planning. The blocks with housing create an interesting intermediate scale. The Boksumerdyk is a strong element which, as a separate cycle and footpath, does it justice as a cultural-historical relic. The housing, all on the waterfront, has attractive floor plans – certainly in the case of housing that has a “winter garden” at the rear. The jury did wonder whether sufficient housing can be built with this concept to make the development of this area financially feasible. It is true that a substantial amount of the housing comprises apartments, but the jury considered this as the least successful aspect of the entry.

97

96

Francisco Javier Castellano Pulido ES 1975 Tomás Garcia Piriz ES 1978

DESCRIPTION

A new landscape of water. A balance between water, city and farmland creates a hybrid landscape which establishes a transition between the rural and urban context. The urban plan and the architecture relates to existing elements in the city of Leeuwarden and its surroundings. The plan consists of three parallel zones. Each housing unit is connected to the water on the southern side. In the plan three housing types are proposed. Most of the housing is terraced housing with pitched roofs and a front and back garden. Two types of apartment buildings are proposed, one arranged in a block, the other arranged in a tower. The ground floors of the apartment buildings are used for mooring boats, parking and accessing the housing.

Winner

Leeuwarden

Winner

nieuwa-­ TERGArden


Leeuwarden

AN INTELLIGENT DESIGN THAT IS WELL CONCEIVED ON ALL SCALE LEVELS

Winner 99

98

Eerste prijs

JC 514 – nieuwaTERGArden

EEN INTELLIGENT ONTWERP DAT OP ALLE SCHAALNIVEAUS GOED DOORDACHT IS


INTERVIEW

JC 514 – nieuwaTERGArden

‘WE VOELEN ONS BONDGENOTEN VAN DE GESCHIEDENIS.’ Interview met Tomás Piriz, Francisco Javier Castellano Pulido en Luis Miguel Ruiz Avilés — Catja Edens

Hoe zijn jullie in de architectuur terechtgekomen? Tomás Piriz: Als kind hield ik erg van tekenen. Ik maakte veel strips en was gefascineerd door de archi­ tectonische beelden van Gotham City en Metropolis. De vader van een van mijn vrienden was architect. Ik weet nog dat ik op zijn bureau kwam en daar al die tekeningen en prints zag hangen. Toen wist ik wat ik wilde worden. Francisco Javier Castellano Pulido: Ik hield al vroeg van schilderen en tekenen. Later wilde ik filmer worden en ik was ook erg geïnteresseerd in computers en informatica. Een vriend vertelde mij dat ik architect kon worden. Ik dacht eigenlijk altijd dat het vooral een technisch vak was, maar ontdekte dat architectuur een combinatie was van alles wat ik interessant vond.

Luis Miguel Ruiz Avilés: Mijn ouders zijn ambachts­ lieden. Ze maken meubels en eenvoudige ontwerpen in leer en hout. Wat mij aanspreekt is dat zij het leven van mensen kunnen veranderen door met hun eigen handen dingen te maken. Dat probeer ik ook als archi­ tect: de wereld te veranderen met mijn eigen handen.

Wat is het specifieke aan de Spaanse benadering, aan jullie benadering van architectuur? Tomás: Als je meedoet aan Europan moet je invullen of je architect bent, landschapsarchitect, stedenbouwkundige of constructeur. Bij ons ben je dat allemaal. Spaanse architecten zijn anders omdat ze een diepgaande technische opleiding krijgen,

Wat bindt jullie als ontwerpteam? Javier: We behoren tot de laatste generaties van de architectuuropleiding in Granada. Ik ben de oud­ ste, Tomás kwam twee jaar na mij en Luis Miguel is twee jaar geleden afgestudeerd, evenals de andere ontwerpers Paloma en Juan Antonio. De opleiding in Granada kenmerkt zich door een bijzondere benade­ ring van architectuur.

“WE CONSIDER OURSELVES TO BE ALLIES OF HISTORY.”

How did you become involved in architecture?

What is specific to the Spanish approach, to your approach to architecture? Tomás: When you enter Europan you have to state whether you are an architect, landscape architect, urban planner or design engineer. We are all those things. Spanish architects are different because they receive an in-depth technical course of study com­ bined with a broad design study programme, that is

What binds you as a design team? Javier: We belong to the last generations who studied architecture in Granada. I am the oldest, Tomás came two years after me and Luis Miguel graduated two years ago, as did the other designers Paloma and Juan Antonio. The study programme in Granada is characterised by a special approach to architecture.

Hoe is jullie samenwerking begonnen? Tomás: Door een goede vriend zijn Javier en ik bij elkaar gebracht om een ontwerp te maken voor een gebouw in Madrid. Dat klikte heel goed. We werden

Tomás: Various cultures converge in Granada. It is a special place because these various cultures are stacked layer upon layer. Every day in Granada you feel that architecture is an uninterrupted theme, that architecture interacts with history, with the layers that are already there. Architecture is not a frozen state, but a continuous movement in which history provides the basis for the future. As architects we can only be radical and free if we are familiar with our past. Luis Miguel: At the same time we realise that it is the present that counts. We work in the present and we endeavour to understand the places where we work. With our approach nothing is pre-defined. It is a process with an open end. I prefer seeing myself as someone who interprets what a place requires. Who sees what a place has to offer and how you can com­ plement it in all its complexity. ���������������������������������������������������� Javier: That attention to the complexity and strati­ fication of places is also found in our design for the Europan site in Leeuwarden. Perhaps the effective­ ness of this approach is best demonstrated through the fact that when the client saw the design for the first time he was convinced that we were a Dutch firm.

How did your collaboration begin? Tomás: A good friend brought Javier and me together in order to make a design for a building in Madrid. We hit it off immediately. We became friends and subsequently also business partners. Javier: Yes, it was a good match. In 2008 we established our architectural firm: Cuac.

vrienden en daarna ook zakelijk partners. Javier: Ja, het paste. In 2008 zijn we gestart met ons bureau cuac. Tomás: Ik werkte als docent in Granada en Javier in Malaga. Luis Miguel kwam in beeld toen hij mij koos als afstudeerbegeleider, twee jaar geleden. De andere twee architecten zijn van dezelfde gene­ ratie als Luis Miguel en volgden ook de opleiding in Granada Luis Miguel: Ik wilde graag met Tomás en Javier werken. Veel architecten willen hun handtekening zetten. Zij doen dat niet. Ze ontwerpen gebouwen die nergens anders kunnen staan dan op de plek waar ze staan.

Hoe gingen jullie te werk? Tomás: Met een team van vijf ontwerpers hebben we gelijktijdig twee Europanontwerpen gemaakt. Dit bood de gelegenheid om gescheiden aan de opgaven te werken, maar ook de krachten te bundelen. Javier: De locaties waren eigenlijk heel vergelijk­ baar. Het gaat in beide gevallen om de groei van de stad over het aangrenzende landschap met landbouw­ gronden en natuur. Een probleem van de stad is dat het buitengebied niet als erfgoed wordt beschouwd. Wij geloven dat elk landschap erfgoed kan zijn. Dat zie je terug in beide Europanontwerpen die we heb­ ben gemaakt. Tomás: We hebben echt met elkaar geleefd, dag en nacht. In ons bureau hadden we de San Bartolomékamer en de Leeuwardenkamer. Soms gingen de mensen van San Bartolomé even kijken

Tomás: I was working as a lecturer in Granada and Javier in Malaga. Luis Miguel entered the picture when he chose me as his graduation supervisor two years later. The other two architects are from the same generation as Luis Miguel and they also studied in Granada Luis Miguel: I was keen to work with Tomás and Javier. Many architects want to make their mark but don’t do it. They design buildings that cannot be built anywhere else but on the place where they are standing.

How did you approach the project? Tomás: We worked on two Europan designs simultaneously with a team of five designers. That provided the opportunity of working on two assign­ ments separately but also of pooling resources. Javier: The sites were actually very comparable. In both cases it involves the development of the urban environment over the adjoining landscape with agri­ cultural land and nature. One of the problems with urban centres is that the outlying area is not consid­ ered as a heritage. We believe that every landscape can be a heritage. You see this reflected in both the Europan designs that we have made. Tomás: We literally lived with each other, day and night. In our office we had the San Bartolomé room and the Leeuwarden room. Sometimes the San Bartolomé people took a look in the Leeuwarden room and vice versa. All the same, they were all

101

Tomás Piriz: I loved drawing when I was a child. I drew a lot of comic strips and I was fascinated by the architectural images of Gotham City and Metropolis. The father of one of my friends was an architect. I remember visiting his office and seeing all the drawings and prints hanging there. I realised then what I wanted to be. Francisco Javier Castellano Pulido���������������� : I loved paint­ ing and drawing from an early age. Later I wanted to make films and I was also extremely interested in computers and information science. A friend told me that I could become an architect. I had, in fact, always thought that it was chiefly a technical profession, but discovered that architecture was a combination of everything I was interested in.

Luis Miguel Ruiz Avilés: My parents were artisans. They made furniture and simple designs in leather and wood. The fact that they can change people’s lives by making things with their own hands appeals to me. I also try to do this as an architect: to change the world with my own hands.

one of our traditions. Javier: In contemporary architecture you see a trend towards specialisation. Now that the study programmes are being adapted to a European model, there will also be changes in Spain. It fits in with a trend that focuses on productivity, but it will also mean losing good things. Tomás: Spanish architects do not excel in any single field, but we are good in many fields at the same time. Since the establishment of Europan many Spanish teams have won. Javier: We are also accustomed to a cultural mix, a hybrid context, for example, of the Islamic and the classic culture. We are used to drawing on a variety of sources and combining things, and not so much following trends or modes. Tomás: Spain is an outlying country, it is situated on the periphery of Europe. That is implicit in our national character. We observe. We are receptive to everything that happens in our discipline abroad, but we are never fanatical followers of one school of thought.

Tomás: In Granada komen verschillende culturen samen. Het is een bijzondere plek doordat hier laag op laag is gestapeld van verschillende culturen. In Granada voel je dagelijks dat architectuur een continu gegeven is, dat architectuur werkt met de geschiede­ nis, met de lagen die er al zijn. Architectuur is geen bevroren toestand, maar een continue beweging waarin de geschiedenis de basis biedt voor de toe­ komst. Als architecten kunnen we alleen radicaal en vrij zijn als we ons verleden kennen. Luis Miguel: Tegelijk realiseren we ons dat het om het heden gaat. We werken in het nu en proberen de plekken waaraan we werken te begrijpen. Bij onze benadering staat niets vast. Het is een proces met een open einde. Ik zie mezelf ook het liefst als iemand die vertaalt wat een plek nodig heeft. Die ziet wat een plek te bieden heeft en hoe je de plek in al zijn com­ plexiteit kunt aanvullen. Javier: Die aandacht voor de complexiteit en gelaagdheid van plekken zie je ook terug in ons ont­ werp voor de Europanlocatie in Leeuwarden. Misschien bewijst deze aanpak zich nog wel het beste doordat de opdrachtgever ervan overtuigd was dat wij een Nederlands bureau waren toen hij het ontwerp voor het eerst zag.

Interview

Leeuwarden

Interview with Tomás Piriz, Francisco Javier Castellano Pulido en Luis Miguel Ruiz Avilés — Catja Edens

100

gecombineerd met een brede ontwerpopleiding, dat hoort bij onze tradities. Javier: In de hedendaagse architectuur zie je een trend tot specialisatie. Nu de opleidingen worden aangepast naar Europees model, gaat dat in Spanje ook veranderen. Het past in een trend die gericht is op productiviteit, maar daarmee zullen we ook goede dingen kwijtraken. Tomás: Spaanse architecten zijn op geen enkel terrein de beste, maar wel goed op veel terreinen tegelijk. Sinds de oprichting van Europan zijn er veel Spaanse teams geweest die hebben gewonnen. Javier: Daarbij zijn we ook gewend aan een culturele mix, een hybride context, bijvoorbeeld van de islamitische en de klassieke cultuur. We zijn gewend om uit verschillende bronnen te putten en zaken te combineren en niet zozeer de trends en modes te volgen. Tomás: Spanje is een perifeer land, het ligt aan de rand van Europa. Dat ligt in onze volksaard beslo­ ten. We observeren. We staan open voor alles wat er in ons vakgebied gebeurt in het buitenland, maar we zijn nooit fanatieke aanhangers van één richting.


in de Leeuwardenkamer en andersom. Toch was het allemaal hetzelfde team. Javier: We hebben met zijn vijven, junioren en senioren, op gelijke voet samengewerkt. Daarbij had iedereen zijn eigen manier van werken. Ik houd bijvoorbeeld van tekenen, fotograferen, printen en daar weer overheen tekenen. Tomás maakt juist meer schetsen en Luis Miguel veel maquettes. Dat heeft het resultaat verrijkt.

Tomás: De luchtfoto toonde een sterk beeld van de combinatie van drie texturen: de stad, het water en het platteland. In Spanje werken we vaak in dit soort perifere plattelandsgebieden die binnen enkele jaren bij de stad zullen gaan horen. Het zijn plekken met mogelijkheden. De opdracht voor Leeuwarden was om op deze plek 500 woningen te realiseren met een relatie tot het water. Daar hadden we geen referentie voor. Ook wilden we ons verdiepen in suburbane woningtypen in Nederland. En we wilden meer te weten komen over de manier waarop techniek en cultuur zich hier heb­ ben ontwikkeld. We hadden dus referenties nodig. En niet omdat we die referenties wilden kopiëren, maar omdat we kennis wilden opbouwen over wat we aan het doen waren. Dit soort grote aantallen woningen moet je bouwen op basis van kennis en niet op basis van een leuk ideetje of een trend. Javier: Daarom zijn we drie weken in Leeuwarden

members of the same team. Javier: All five of us, juniors and seniors, worked on equal terms. Besides that, everyone had their own way of working. For example, I like working with drawings, photographs, prints and then drawing over these again. Tomás, on the other hand, makes more sketches and Luis Miguel many models. That enriches the result

102

filled in but in the past there were many more canals that determined the structure and the appearance of the town. In the architecture of our plan you see references to the old town. For example, to the former town gates, which were both buildings and engineering structures because the water flowed through under­ neath them. Examples such as these are very impor­ tant for us, not as iconic examples but as processes and concepts. These are recognisable in our plan in a tower or in another building in places where archi­ tecture and water converge. Javier: We have drawn on history when the occa­ sion merited, but we have not been slaves to history. We consider ourselves to be its allies. Luis Miguel: Our solutions are based on traditions, but they do form a new step. Tomás: In our design we weave the urban structure, the agricultural surroundings and the water structure into a new texture. Javier: It is a flexible system that we can easily adapt to the more specific requirements that will follow.

FB 197

Runner-up

FLOATING BLOCKS Alina Lippiello IT 1972 Leonardo Zuccaro Marchi IT 1983

103

Tomás: The aerial photo revealed a powerful image of the combination of three textures: the town, the water and the countryside. In Spain we frequently work in these kinds of peripheral rural areas that, in a few years’ time, will form part of the urban context. They are places with possibilities. The assignment for the Leeuwarden site was the realisation of 500 housing units with a connection to the water. We had no reference for this. We also wanted to study suburban housing typologies in the Netherlands. And we wanted to learn more about the way in which technology and culture have developed here. So we needed references. And not because we wanted to copy those references, but because we wanted to gain knowledge about what we were actually doing. With such large numbers of housing units you have to build on the basis of knowledge and not on the basis of a nice idea or a trend. Javier: That is why we spent three weeks in Leeuwarden, in a bed and breakfast. It was an

important investment: we had entered the competi­ tion and we wanted to make the best design. We wanted to get a sense of the place, we had to see it for ourselves. We carried out fieldwork on the spot. We entered into conversation with people. We looked round the houses, photographed the details. We studied the banks of the waterways and the typolo­ gies and the dimensions of the waterside housing. Behind the first impression, which was actually quite familiar to us, we discovered a totally different world. Luis Miguel: We also enlisted the help of families in the Netherlands. They were able to explain to us what living here is like and what the customs are. Tomás: The preservation of the Boksumerdyk was a precondition. It is a landscape element dating back to the 12th century, a route that has remained embedded in the landscape through the ages. We consider it a monument and we chose it as the basis for our entire design. But we also looked on the elec­ tricity pylons, existing farms and groupings of trees as constant factors. We also studied the traditions associated with suburban housing, such as the impor­ tance of the back garden as a place for relaxation and where children could play. The back gardens are all south facing, adjacent to the water with a mooring for a boat. Luis Miguel: The back garden in our design is an extra living space, a covered transition zone where you can also spend time outside in the winter. The apartments also have a similar space. Tomás: In the old town we copied how the water represents a memory. Nowadays much has been

Tweede prijs

Runner-up

Leeuwarden

Why did you choose the site in Leeuwarden?

Tomás: Van de oude stad hebben we afgekeken hoe het water een herinnering vertegenwoordigt. Nu is er veel gedempt, maar in het verleden waren er veel meer grachten die de structuur en het aanzien van de stad bepaalden. In de architectuur van ons plan zie je referenties naar de oude stad. Bijvoorbeeld naar de oude stadspoorten, dat zijn gebouwen en tegelijkertijd ingenieurswerken omdat het water eronderdoor stroomde. Dit soort voorbeelden is voor ons erg belangrijk, niet als iconische beelden maar als processen en concepten. Dat zie je bij ons terug in een toren of in andere gebouwen op de plekken waar architectuur en water elkaar raken. Javier: We hebben naar believen uit de geschie­ denis geput, maar we zijn geen slaven van de geschiedenis geweest. We voelen ons bondgenoten van de geschiedenis. Luis Miguel: Onze oplossingen zijn gebaseerd op de tradities, maar vormen wel een nieuwe stap. Tomás: In ons ontwerp verweven we de stedelijke structuur, de agriculturele omgeving en de waterstruc­ tuur tot een nieuwe textuur. Javier: Het is een flexibel systeem dat we gemak­ kelijk kunnen aanpassen aan de meer specifieke eisen die nog zullen komen.

Tweede prijs

JC 514 – nieuwaTERGArden

Waarom hebben jullie de locatie in Leeuwarden gekozen?

gaan wonen, in een bed & breakfast. Dat was een belangrijke investering: we deden mee aan de prijs­ vraag en we wilden het beste ontwerp maken. We wilden er een gevoel bij hebben, we moesten het echt zien. Ter plaatse deden we veldwerk. We gingen gesprekken aan met mensen. We bekeken woningen, fotografeerden details. We hebben gekeken naar de oevers en typologieën en maatvoeringen van water­ woningen. Achter dat eerste beeld, dat eigenlijk heel bekend was voor ons, vonden we een heel andere wereld. Luis Miguel: We hebben ook de hulp van familie in Nederland ingeschakeld. Zij konden ons uitleggen hoe het leven hier werkt en wat de gewoontes zijn. Tomás: Het behoud van de Boksumerdyk was een randvoorwaarde. Het is een landschappelijk element dat stamt uit de twaalfde eeuw, een route die eeuwenlang heeft standgehouden in het land­ schap. Het is voor ons een monument en we kozen het als de basis voor ons hele ontwerp. Maar ook de elektriciteitsmasten, bestaande boerderijen en bomengroepen beschouwden we als vaste gegevens. Verder hebben we gekeken naar de tradities op het gebied van suburbane woningbouw, zoals het belang van de achtertuin als een plek voor ontspanning en als speelplek voor de kinderen. De achtertuinen van de woningen liggen allemaal op het zuiden aan het water met een ligplaats voor een boot. Luis Miguel: Die achtertuin is in ons ontwerp een extra leefruimte, een overdekte overgangszone, waar je ook in de winter buiten kunt zijn. Ook de apparte­ menten zijn voorzien van zo’n ruimte.


BESCHRIJVING

Floating Blocks leent zich goed voor een gefaseerde ontwikkeling, die door haar flexibiliteit bovendien makkelijk kan worden aangepast aan veranderende inzichten of omstandigheden. Door de verschillende soorten buurtjes ontstaat er veel afwisseling, waarin overigens wel weer het risico van een zekere willekeurigheid schuilt. De manier waarop het water wordt gebruikt om er een bijzondere woonwijk van te maken is overtuigend, met dien verstande dat het langgerekte lege eiland tussen het woongebied en het Van Harinxmakanaal een tamelijk zinloze indruk maakt. Van de drie deelgebieden vindt de jury het meest westelijke het interessantst. Door zijn schaal past het grote drijvende blok goed in zijn omgeving. De architectuur ziet er op het eerste gezicht intrigerend uit, maar is nog te weinig uitgewerkt om goed te kunnen worden beoordeeld.

Tweede prijs

FB 197 – FLOATING BLOCKS

Een opvallend element van het plan is de inpassing van de natuur in de architectuur en vice versa; in zekere zin doet dat denken aan het schilderij ‘dag en nacht’ van Escher, die inwoner van Leeuwarden was. Het project omvat drie fasen en elke fase heeft z’n eigen karakter of typologie. Het karakter verwijst naar verschillende plaatsen in de wereld: fase een naar de baai van San Francisco, fase twee naar de baai van Tokio en fase drie naar Venetië. De woningen zijn ontworpen naar verschillende typen: drijvende woningen, amfibiewoningen, paalwoningen en tijdelijke woningen. Elk eiland heeft zijn eigen duurzame energiebron.

JURYOORDEEL

DESCRIPTION

105

104

JURY ASSESSMENT

Floating Blocks is suitable for phased development that, moreover – thanks to its flexibility, can be easily adapted to changing insights or circumstances. The various small communities create a wealth of variety that does in turn run the risk of a certain arbitrariness. The way in which the water is used to create a special residential area is convincing, although the elongated empty island between the residential area and the Van Harinxmakanaal creates a rather meaningless impression. Of the three sub-areas the jury considered the one in the far west the most interesting. Thanks to its scale, the large floating block fits in well with its surroundings. At first sight the architecture looks intriguing, but it is insufficiently elaborated to be assessed properly.

Runner-up

Leeuwarden

A prominent element in the plan is the infiltration of nature in architecture and vice versa which, in a way, brings Escher’s painting “day and night”, who was a native of Leeuwarden, to mind. The project consists of three phases; each phase has its own character or typology. The characters refer to different places on the world; phase one to San Francisco bay, phase two to Tokyo bay and phase three to Venice. The housing is designed in different types: floating housing, amphibious housing, pile housing and temporary housing. Each island has its own sustainable energy resource.


Bijzondere vermelding

zonneterrassen en ruimte voor landbouw). Het water van het meer wordt gebruikt voor koeling en voor de circulatie van grijs water in de huizen. JURYOORDEEL

central lake ZZ 102

Cor Thiemens, NL 1979

BESCHRIJVING

De woningen worden opgevat als bomen, waarbij een reeks ‘totems’ van stalen con­ structies in het landschap als stam func­ tioneert; de ‘ingenestelde’ woonunits kun­ nen naar wens twee verdiepingen hoger worden gecreëerd. De water­gebieden vormen een reeks van gekoppelde cirkels en halfronde reservoirs.

BESCHRIJVING

Het concept wordt ingevuld door een aangenaam traject in het bos. Een ‘daktaripad’ loopt kronkelend door het landschap. Een busreis door de pitto­ reske omgeving om de woningen in hun verschillende situering in het bos te zien, is in plaats van een paviljoen met een verkooppunt. Na de verkoop van het plan worden de bushaltes omgebouwd tot sociale ontmoetingsplekken. JURYOORDEEL

De inzending stelt interessante vragen bij de opgave: met het voorstel voor een bus­ halte wordt het cliché van een iconisch paviljoen ter discussie gesteld. Hoewel het plan stedenbouwkundig aanknopings­ punten biedt, moet het voor het overige worden gekwalificeerd als onrealistisch.

ALMERE

NOMINATED ENTRIES

unspecified. The relationship between the housing and the water is harmonious thanks to the site sub-division. There is also an attractive contrast between the northern bank and the southern bank, where the plots are far deeper. Whether the plan can be developed in phases will depend on the possibility of being able to use the excavated soil in one go to construct noise barriers elsewhere, as the client intends. Apart from that the name Central Lake that the designers have given the water is inappropriate: the watercourse is no wider than the Van Harinxmakanaal situated adjacent to it. This water is also appreciably less appealing due to the large number of massive elements positioned in it.

DESCRIPTION

The housing is conceived of as trees, with a series of steel-framed “totems” situated in the landscape as the trunk, and “‘nest” housing units can be created two floors up, as desired. The water spaces form a series of linked circles and semicircular tanks.

JURY ASSESSMENT

The idea of an infrastructure of “totems” on which housing can be placed is excit­ ing, but the architecture is insufficiently elaborated.

DESCRIPTION

The organising concept is of a pleasant path in the forest. A sinuous “daktari path” threads through the landscape, and a bus trip round this picturesque setting to view the housing in its various settings in the forest is intended to replace the pavilion as a sales pitch. The bus stops are subsequently transformed into social platforms once the development is sold. JURY ASSESSMENT

The entry raises interesting questions about the assignment: the proposal for a bus stop brings the cliché of an iconic pavilion up for discussion. Although the plan presents urban interfaces, for the rest it has to be qualified as unrealistic.

Nominated Entries

JURY ASSESSMENT Central Lake is interesting because the plots and not the housing form the building blocks of the urban development plan. The way in which the housing is subsequently situated on the plots is largely

Valentina Temporin, IT 1976 Valentina Murgia, IT 1979 Cristina Cardinale, IT 1977

Het idee van een infrastructuur van ‘totems’ waarop woningen kunnen wor­den geplaatst is boeiend, maar de architectuur is onvol­ doende uitgewerkt.

Mateusz Adamczyk PL 1981

DESCRIPTION

A central lake replaces part of the network of ditches, parallel to the Van Harinxmakanaal. A main road borders the entire project area. Housing plots are organised around the lake and there is a marina on the smaller northeast end of the lake. Apartment blocks are located between the marina and the lake. The family housing units vary in size, they are shuffled on their plots, with their parking spaces oriented towards the street and on the other side they are adjacent to the lake (to the north) or bordered by a path along the lake (to the south). Public leisure activities are situated on the islands in the lake and attached to it (terraces, green space, picnic places and a sun deck and farming space). The water in the lake is used for cooling and for the grey water circulation in the housing.

DR 089 Daktari

JURYOORDEEL

Special Mention

Special Mention

ALMERE

Een centraal meer vervangt een deel van het netwerk van sloten, parallel aan het Van Harinxmakanaal. Een hoofdweg omsluit het gehele plangebied. Er worden woonkavels aangelegd rondom het meer en aan de kleinere noordoostelijke kant van het meer komt een jachthaven. Tussen de jachthaven en het meer worden apparte­ mentenblokken gebouwd. De gezinswoningen zijn wisselend van afmetingen. Ze staan willekeurig op hun kavel, met de parkeerruimte naar de straat gericht. Aan de andere kant grenzen ze aan het meer (in noordelijke richting) of aan een pad langs het meer (in zuidelijke richting). Er komen openbare recreatiemogelijkheden op de eilanden en langs het meer (terrassen, groene ruimten, picknickplaatsen,

Interessant aan Central Lake is dat niet de woningen de bouwstenen van het stedenbouwkundig plan vormen, maar de kavels. Hoe de woningen vervolgens op die kavels komen te staan, wordt voor een groot deel vrij gelaten. Door de verkaveling hebben de woningen een goede relatie met het water. Er is ook een mooi contrast tussen de noordoever en de zuidoever, waar de kavels veel dieper zijn. Of het plan faseerbaar is, zal afhangen van de mogelijkheid om de uitgegraven grond in een keer elders te gebruiken om geluidswallen mee aan te leggen, zoals de opdrachtgever van plan is. Overigens is de benaming Central Lake die de ontwerpers aan het water geven misplaatst: de watergang blijkt niet breder te zijn dan het Van Harinxmakanaal dat ernaast ligt. Ook is dit water een stuk minder aantrekkelijk door het grote aantal forse elementen dat erin is geplaatst.

AP 052 FLAPLAND

Genomineerde inzendingen

Bijzondere vermelding

BESCHRIJVING

107

106

GENOMINEERDE INZENDINGEN


PP 111 SHOW-FLIP-FIT

SL 588 the treehouse

FM 942 roadmap

RS 141 a.s.h.e. 2012

SE 033 JUST TRUST

WS 122 vacant first

Jasper Spigt, NL 1981

Pim Pompen, NL 1972

Fernanda Acre Pacheco, PT 1980 Fabio Hernandez Palacio, CO 1974

Gerjan Streng, NL 1984 Jouri Kanters, NL 1981 Rick ten Doeschate, NL 1984 Jan Lebbink, NL 1981 René van Poppel, NL 1982 Jasper Ponjee, NL 1982 Michael Hesp, NL 1981 Pieter Theuws, NL 1983

Maarten van Tuijl, NL 1972 Tom Bergevoet, NL 1972

Tjeerd Haccou, NL 1978 Sascha Glasl, DE 1977 Marthijn Pool, NL 1980

Christoph Wassmann, AT 1973 Wim Sjerps, NL 1977

JURYOORDEEL

Een sympathiek plan met onmiskenbare kwaliteiten, waaronder goede plattegron­ den en een respectvolle omgang met het bos. Als paviljoen heeft het ontwerp echter onvoldoende zeggingskracht.

BESCHRIJVING

Objecten met een uitbundige vormgeving worden op diverse verspreide open plek­ ken met een kraan op hun plaats gezet. De objecten kunnen op diverse manieren worden gedraaid en geïnstalleerd, met uitzicht op het landschap of de lucht. JURYOORDEEL

Het ontwerp ligt nogal voor de hand, maar het is ook tamelijk doeltreffend. Hoewel het bouwwerk iconische eigen­ schappen bezit, lijkt het niet erg geschikt om dienst te doen als paviljoen.

BESCHRIJVING

Op een hoogte van drie meter worden wooneenheden met elkaar verbonden door een hoge voetgangersbrug; het geheel vormt een bovengrondse structuur. De voetgangersbrug is ontworpen met een aantal doodlopende gedeelten. De beoogde constructie is samengesteld uit een set componenten die zijn samenge­ voegd op een stalen frame en een beton­ nen plaat. Een aantal typen wordt beschre­ ven, waaronder rechthoekige wooneen­ heden, met een knik in het midden; de constructie is niet nonchalant, maar wordt gekenmerkt door uiterste precisie.

BESCHRIJVING

BESCHRIJVING

De aanpak legt de nadruk op fasering en toevoeging van lagen. In de eerste fase speelt parkeren een belangrijke rol. Er wordt een ruil voorgesteld, zodat er cen­ trale parkeergelegenheden kunnen worden gerealiseerd. Tijdens de tweede fase wordt de overtollige parkeergelegenheid omgezet naar openbare groene ruimte in de vorm van een lappendeken, ingericht volgens de wensen van de grondeigenaar. De toegevoegde lagen hebben te maken met de infrastructuur: toevoeging van een ring voor langzaam verkeer en een groene as stimuleert voetgangersverkeer in het gebied. Er wordt renovatie op bescheiden schaal voorgesteld, in eerste instantie om benedenverdiepingen openbaar te maken.

JURYOORDEEL

Een aansprekend ontwerp dat zich zowel leent voor woningen als voor een pavil­ joen. De architectuur heeft een aantrek­ kelijk soort ruwheid. De modulaire bouw­ methode met prefabelementen maakt verschillende woningtypen mogelijk. De manier waarop de huizen met elkaar zijn verbonden is problematisch.

De locatie lijkt bij uitstek geschikt voor een internationale huizenexpo (dicht bij verkeersnetwerk, IKEA, etc.). Voorbeelden van woningbouwpaviljoens van de architecten staat langs een voet­ gangersroute die naar de zuidkant van de locatie slingert. Blikvanger is een modulair gebouw van zes verdiepingen onder de naam ‘flexcapsule’. Het bevat een verscheidenheid aan voorbeelden van ruimten die architectonisch worden verbonden met het gepresenteerde straatmeubilair. Door middel van cabines worden hotelkamers of appartementen ingericht in de leegstaande kantoorver­ diepingen. Hopelijk geeft de slingerende voetgangersroute van de expo nu al aan hoe de toegangswegen in een later sta­ dium op grotere schaal zullen lopen.

JURYOORDEEL

Het is een origineel idee om door middel van branding iets te doen aan het imago van het gebied. Met een internationale woningbouwtentoonstelling kunnen ook bestaande functies, zoals de nabijgele­ gen IKEA, een bijdrage leveren. Dat laat­ ste brengt wel weer het risico met zich mee dat het voorstel te eenzijdig wordt. De jury is er ook niet van overtuigd dat dit initiatief vervolgens tot een transformatie van het hele gebied zal leiden.

JURYOORDEEL

In een goede tekst maken de deelnemers duidelijk dat een aanpak die zich richt op de financiële positie van de vastgoed­ eigenaren het overwegen waard is. In de uitwerking zou meer terughoudendheid op haar plaats zijn geweest.

JURYOORDEEL

DESCRIPTION

Nominated Entries

JURY ASSESSMENT

An appealing design that is suitable for both housing and a pavilion. The architec­ ture has an attractive kind of coarseness. The modular building method with pre­ fabricated elements facilitates different types of housing. The way in which the houses are connected is problematic, also because it encroaches too much on the woods.

DESCRIPTION

The approach accentuates staging, and the addition of layers. The first stage focuses on parking, a “swop” is proposed, where centralised parking facilities are constructed. The second stage is then the transformation of the redundant parking into public, green space, developed as a patchwork as each landowner sees fit. The added layers are infrastructural: the addition of a slow traffic ring and the green axis encourage pedestrian flow through the area. A mod­ est approach to building refurbishment is proposed, primarily to open up ground floors for public use. JURY ASSESSMENT

This well-presented design proposes a number of well-organised interventions. It complies with the assignment, but then adds little to it.

DESCRIPTION

The location is considered perfect for an international housing expo (close to a transport network, IKEA etc). Example pavilion housing by the architects is set along a winding pedestrian route to the south of the site. Pride of place is a sixfloor modular building called “flex cap­ sule” which contains a variety of exem­ plary spaces, sharing an architectural language with the street furniture intro­ duced. Pods are subsequently inserted into the vacant office building floors as hotel or apartment suites. It is hoped that the curving pedestrian route of the expo later redefines the access routes on a larger scale.

JURY ASSESSMENT

An original idea: improving the image of the area by means of branding it in the form of an international housing expo. Existing functions, such as the nearby IKEA, can also make a contribution. The latter has the attendant risk of the design becoming too one-sided. The jury is also not convinced that the initiative will subsequently lead to a transformation of the entire area.

DESCRIPTION

The project’s first step is to address the financial and value aspects of the develop­ ment. An overall trust is proposed, which would require all lessees to devalue their property in the short term, and then bear the costs and profits of the whole site development. The built proposal reor­ ganises the existing buildings, relocating tenants and functions. It aims to make city blocks by constructing perimeter housing blocks with a deck on the first floor that engages the existing buildings. The plinths contain covered parking. Ground floors are reserved for animated uses, and the internal courtyards are for office use. The vacant plot is used as a tree nursery, await­ ing “better times”. JURY ASSESSMENT

In a well-written text the participants make it clear that an approach that focuses on the financial position of the property owners is well worth considera­ tion. More restraint in the elaboration would have been appropriate.

JURYOORDEEL

Het toevoegen van paviljoens om de bestaande gebouwen met de straten te verbinden is een interessante optie. Door hun beperkte omvang zijn meeste ingrepen haalbaar.

DESCRIPTION

The master plan is to increase the density of the area with the addition of more pavil­ ion buildings. The site is conceived as islands of occupation, based on a block plan: residential, woodland, science city, playing fields, agriculture, etc. This is defined as rings of natural usages around groups of buildings. Some of these uses are temporary (innovative leases likened to computer licences allow creative people to try before signing a lease): addon elements (shown red on the drawings) provide street entrances for each exist­ ing building. The strategy is intended to produce bottom-up development at the same time as long-term, more concrete plans, are developed. JURY ASSESSMENT

The addition of pavilions to connect the existing buildings to the streets is an interesting option. Because of their limited scale, most of the interventions are feasible with the exception of the large-scale development that is added. In addition, the jury is not convinced that the lack of occupancy in the office blocks can be tackled by adding more construc­ tion volumes as a first measure.

109

108

JURY ASSESSMENT

The design is somewhat obvious, but it is also fairly effective. Although the struc­ ture has iconic qualities, the functionality raises a considerable number of ques­ tions and it does not appear particularly suitable for use as a pavilion.

DESCRIPTION

Housing units elevated three metres in height are connected by an elevated pedestrian walkway, forming an aboveground web. The walkway layout is organised into a series of cul de sacs. The construction method envisaged is formed by a kit of parts, constructed on a steel frame and concrete slab: a series of typologies is described comprising rectangular housing units, kinked in the middle, with a precision-based, rather than loose-fit, construction.

BESCHRIJVING

Het masterplan is gericht op verhoging van de dichtheid van het gebied door toevoeging van meer paviljoens. De locatie wordt beschouwd als activiteiten­ eilanden op basis van een blokkenplan: wonen, bos, wetenschappelijk centrum, speelvelden, landbouw, etc. Dit wordt beschreven als ringen van natuurlijk gebruik rondom groepen van gebouwen. Sommig gebruik is tijdelijk (innovatieve huurcontracten, vergelijkbaar met computerlicenties, maken het mogelijk dat creatieve mensen iets uitproberen voordat ze een contract tekenen); toe­ gevoegde elementen (in rood aange­ geven op de tekeningen) ontsluiten de bestaande bebouwing vanaf de straat. De strategie is gericht op ontwikkeling van onderaf, terwijl tegelijkertijd con­ cretere plannen voor de langere termijn worden ontwikkeld.

Nominated Entries

JURY ASSESSMENT

A sympathetic plan with indisputable qualities, including well-conceived floor plans and respectful woodland manage­ ment. As a pavilion, however, the design has insufficient power of expression.

DESCRIPTION

Expressively-shaped objects are craned into position in small clearings throughout the site. These objects can be flipped and fitted in a variety of ways, facing the landscape or the sky.

AMSTERDAM

Dit goed gepresenteerde ontwerp stelt een aantal overzichtelijke ingrepen voor. Het komt tegemoet aan de opgave, maar voegt daar vervolgens weinig aan toe.

The forest is dominant and dense, the housing distributed evenly but randomly through the forest. A naturalistic water­ way is formed, and a single, meandering road introduced. The homes are uniform, square pavilions, with internal courtyards – the only private space – comprising a continuation of the forest canopy. The temporary pavilion is a larger variant on this courtyard concept.

BESCHRIJVING

Bij de eerste stap van het project wordt ingegaan op de financiële en waarde­ aspecten van de ontwikkeling. Het voorstel is om een fonds te vormen, waarbij alle huurders de waarde van hun eigendom voor de korte termijn laten devalueren, om vervolgens de kosten en baten van de ontwikkeling van de hele locatie gezamen­ lijk te dragen. In het bebouwingsvoorstel worden de bestaande gebouwen herin­ gericht en worden huurders en functies opnieuw ingedeeld. Het plan voorziet in de bouw van stadsblokken door het bouwen van woningbouw aan de rand, met een dek op de eerste laag, dat de bestaande bebouwing verbindt. In de plinten is ruimte voor overdekt parkeren. De benedenverdie­ pingen worden gereserveerd voor recrea­ tief gebruik; de binnenplaatsen dienen als kantoorruimte. Het leegstaande perceel wordt – in afwachting van ‘betere tijden’ – ingericht als boomkwekerij.

Genomineerde inzendingen

Genomineerde inzendingen

BESCHRIJVING

Het bos is dominant en dicht, de wonin­ gen staan gelijkmatig maar lukraak door het bos verspreid. Er is een natuurlijk aandoend kanaal aangelegd, evenals één kronkelende weg. De huizen bestaan uit uniforme, vierkante paviljoens met patio’s – de enige privéruimte – en ze vormen een voortzetting van de beschutting van het bos. Het tijdelijke paviljoen is een grotere variant van dit patioconcept.

AMSTERDAM

HJ 810 [FRAMED]


PS 333 POLITICS OF SCALE

AB 123 the Industrial Cycle

HH 134 STATUES

Filippo Semprebon, IT 1979 Francesco Betta, IT 1975

Javier Fernández Contreras, ES 1982 Dingting Chen, CN 1986

Karin Uittenbogaart, NL 1977

Dorus Meurs, NL 1982 Taufan ter Weel, NL 1982 Michael Daane Bolier, NL 1982

Saul Smeding, NL 1985 Lobke Alkemade, NL 1983 Boudewijn Pasman, NL 1982 Eisso Beukema, NL 1981 Sieger Valks, NL 1984

Valtteri Osara, FI 1978

BESCHRIJVING

Dit plan is gebaseerd op de herhaling van ‘microblokken’ binnen een orthogonaal grid van kleine clusters, gescheiden door openbare ruimten. De microblokken staan in diverse richtingen op de locatie. Sommige hebben de vorm van een micro­ toren; ze zorgen voor nadrukkelijke accen­ ten binnen de buurt. De woningen zijn voorzien van uiteenlopende soorten open ruimten. Verschillende gemeenschappe­ lijke voorzieningen zijn verspreid over het gebied. De parkeergelegenheid bevindt zich op de begane grond, overdekt met gemeenschappelijke platforms, en is vanaf de straat niet zichtbaar. JURYOORDEEL

JURY ASSESSMENT

The jury was charmed by the micro-scale application of an urban “stamp”, but criticised the architecture for being insufficiently elaborated.

CAPELLE AAN DEN IJSSEL

DESCRIPTION

A linear undulating block, six floors high, colonises the entire study area, following an organic random continu­ ous pattern. During the first phase, only one part will be built and one corner of the development will be left empty for future extensions. The inner open spaces generated by the shape of the building are conceived as a sequence of “cosy” squares, according to the authors: “a city within a building”. The block is four and a half metres wide and it is profusely per­ forated at different heights to provide a transparent “lightness” to the volume. The section is divided into different functions: an “urban basement” on the ground floor with retail and parking facilities, at +four metres a “cosy” village for community life with plazas and housing three floors high. This housing runs parallel to a three metre wide strip of private gardens and is completely open to them. Another strip of “air housing” is placed on top of this housing. The design principle of this

JURYOORDEEL

Hoewel het voorstel onhaalbaar moet worden geacht en nog onvoldoende doordacht is, heeft de jury waardering voor de gedurfde, poëtische architectuur. Van de ruimten die door de slingerende bebouwing worden omsloten, zien som­ mige er aantrekkelijk uit; andere zijn uitgesproken problematisch.

BESCHRIJVING

Met een sterke nadruk op fasering wordt in dit plan geprobeerd de dichtheid in het gebied te verhogen door plaatsing van een dubbele rij rechte blokken van drie lagen rondom drie nieuwe openbare binnenruimten en door accentuering van alle hoeken van het plan met hogere gebouwen van vier en zes woonlagen. Alle woningen rondom de binnenruimten zijn eengezinswoningen, maisonnettes of ‘binnenpleinappartementen’, ontsloten vanaf de begane grond en een eigen tuin of terras aan de achterzijde. De half verzonken parkeergelegenheid is onder de binnenpleinen gesitueerd. JURYOORDEEL

De sterke punten van deze inzending zijn de heldere stedenbouwkundige opzet, de faseerbaarheid en de goede relatie tussen privé- en openbare ruimte. In de architectonische uitwerking schiet het plan tekort.

housing is that there are no partitions and that spaces float around voids. Voids and skins are conceived to provide good and sustainable climate control. JURY ASSESSMENT

Although the proposal should be consid­ ered unfeasible and insufficiently thoughtout, the jury appreciated the daring, poetic architecture. As regards the spaces that are enclosed by the winding development, some are attractive, others blatantly problematical.

DESCRIPTION

With a clear accent in the phasing of the project, this proposal seeks to increase the density of the area by placing a double strip of linear blocks, three floors high, around three new public courtyards and by reinforcing all the corners of the development with higher buildings between four and six floors high. All the housing around the courtyards is single-family housing, maisonettes or “court apartments” with entrances on the ground floor and their own private garden or terrace at the rear. The semi-sunken parking is situated below the courtyards. JURY ASSESSMENT

The strong points of this entry are the crystal-clear urban design, the phaseabil­ ity and the balanced relationship between private and public space. The architectural elaboration of the plan does not come up to the mark.

BESCHRIJVING

Dit stedenbouwkundige plan omvat zes clusters met een gemeenschappelijke tuin en een openbare weg die door een binnenruimte loopt. De woonblokken zijn op verschillende plekken open met het oog op de informele route, die door groene gebieden loopt. Het woonblok omvat rijtjeswoningen met eigen tuinen tegenover de openbare ruimten en enkele maisonnettes, evenals woningen voor ouderen en studio’s. De woningtypen zijn niet verder uitgewerkt. JURYOORDEEL

De openbare ruimte is aantrekkelijk, de blokken hebben een duidelijke identiteit, met een helder onderscheid tussen de ruimte binnen en buiten de blokken. De architectuur is onvoldoende uitgewerkt.

DESCRIPTION

The urban plan comprises six clusters with a communal garden and a public route through an inner courtyard. The blocks are open at several points to allow the informal public route through green areas. The block is defined by terraced housing with private gardens facing the public areas and by some maisonettes, housing for the elderly and studios. The typologies are not further developed. JURY ASSESSMENT

The public space is attractive, the blocks have a clear identity, with a pronounced distinction between the space inside and outside the blocks. The architectural elaboration is unsatisfactory.

BESCHRIJVING

Vier havenfuncties – input, verwerking, output en opslag – worden gehanteerd als conceptuele structuur; het moderne materiaal van de creatieve industrie vormt de output. Er worden nieuwe, lage ‘silo’s’ gebouwd, waarin woningen en werk­ ruimten worden ondergebracht. Deze worden door middel van loopbruggen van balken verbonden met de bestaande silo; hierin worden vloeren aangebracht om onderdak te bieden aan werkruimten, een kunstgalerie en een aantal publieke voor­ zieningen. Alle gebouwen zijn opgetild boven het maaiveld, die staat beschreven als vrij van beplanting en straatmeubi­ lair. De koppeling naar het recyclen van materiaal wordt gesuggereerd door de verkoop van ouderwetse producten en de suggestie dat er voor sommige creatieve activiteiten op de locatie materiaal zoals glas zou worden hergebruikt (voorzienin­ gen voor recyclen lijken echter niet aan­ wezig te zijn).

DESCRIPTION

Four port functions: input, process, output and storage are taken as a con­ ceptual structure and the modern material from the creative industries forms the output. New, low “silos” are built contain­ ing housing and workspaces. These are linked by girdered gangways to the exist­ ing silo, which is reconfigured in floors to accommodate the workspaces, an art gallery and a number of public functions. All the buildings are elevated above the ground level which is indicated as free of planting and street furniture. The link to the recycling of material is suggested in the resale of vintage products, and the suggestion that some of the creative activities on the site would reuse material such as glass (the recycling facilities, however, appear not to be on site).

JURYOORDEEL

De verwantschap met de bestaande industriële gebouwen zorgt voor een aantrekkelijk beeld. Het programma met recycling als thema draagt bij aan een sterke identiteit. Wel had de jury graag gezien dat het ontwerp wat verder was uitgewerkt.

BESCHRIJVING

Drie glazen torens worden toegevoegd aan de locatie; samen met de Hoge Silo vormen ze een ‘siloplein’, een openbare ruimte. De torens hebben bescheiden vloeroppervlakken, die woon- en bedrijfs­ eenheden bevatten in de vorm van geschakelde dozen. Een van de torens heeft een grotere eerste verdieping, waar een bedrijvencentrum is gevestigd. De hoofdsilo bevat tevens opslagruimten voor plaatselijke bewoners en heeft ook een daktuin en uitkijkpunt. Een aantal parkeerplaatsen bevindt zich achter het hoofdplein dat wordt gevormd door de gebouwen. JURYOORDEEL

Door zijn uitgesproken karakter kan Statues worden gekenschetst als een polemisch plan. De torentjes hebben een aangenaam kleine footprint, maar hun ruimtelijke kwaliteit is twijfelachtig.

JURY ASSESSMENT

The connection with the existing indus­ trial buildings creates an attractive visual image. The programme with recycling as the theme contributes to a strong identity, whereby it was noted that the addition of a large-scale programme here is unnec­ essary. The jury would have preferred to see further elaboration of the design.

DESCRIPTION

Three glazed towers are added to the site, and together with the “tall” silo, they form a “silo square” – a public space. The towers have modest floor sizes, compris­ ing residential and business units, offset in boxes. The first floor of one tower is larger, and contains a business hub. The main silo is taken up with storage units for local people, and has a roof-top garden and viewing area. A number of parking spaces are located beyond the main square created by the buildings. JURY ASSESSMENT

Owing to its pronounced character, Statues can be described as a polemic plan. The small-scale towers have a pleas­ ing, small footprint, but their spatial qual­ ity is doubtful. Despite their appealing appearance, the jury was not convinced that the new towers were in harmony with the identity of the site.

111

110

DESCRIPTION

This plan is based on the repetition of “micro” blocks following an orthogonal grid of small clusters separated by public spaces. The micro blocks follow different orientations within the site. Some of them are micro towers that create punctuated accents on the scale of the neighbour­ hood. The houses present very different kinds of open spaces. Some collective uses are spread in the area. The parking is situated on the ground floor, covered by collective platforms and it is not visible from the street.

‘air housing’. Het ontwerpprincipe van de woningen is dat er geen scheidingen zijn en dat ruimten rondom leegten drij­ ven. Leegten en wanden zijn ontworpen op een efficiënte en duurzame klimaat­ beheersing.

Nominated Entries

Nominated Entries

De jury is gecharmeerd door het op een kleine schaal toepassen van een stedenbouwkundig ‘stempel’. Ze is echter kritisch over de architectuur, die onvoldoende is uitgewerkt.

BESCHRIJVING

Een langgerekt, glooiend blok van zes verdiepingen vult het hele studiegebied; het volgt een organisch willekeurig door­ lopend patroon. Tijdens de eerste fase wordt slechts een deel bebouwd en een hoek van de locatie wordt vrijgehouden voor toekomstige uitbreidingen. De open binnenruimten die voortvloeien uit de vorm van het gebouw, worden gezien als een serie ‘gezellige’ pleintjes. Volgens de ontwerpers: ‘een stad binnen een gebouw’. Het blok is 4,50 m breed en is op verschillende hoogten uitbundig geperforeerd, zodat de massa een zekere transparante ‘lichtheid’ krijgt. De door­ snede is ingedeeld naar verschillende functies: een ‘stedelijke kelder’ op de begane grond, met winkels en parkeer­ gelegenheid, vanaf vier meter hoogte een ‘gezellig’ dorp met pleintjes voor het sociale leven en woningen in drie lagen. De woningbouw loopt evenwijdig aan en is geheel geopend naar een drie meter brede strook privétuinen. Boven op deze woningbouw staat nog een verdieping

DEVENTER

KA 005 IN DE HOVEN

DEVENTER

CAPELLE AAN DEN IJSSEL

JK 818 transparent clouds

Genomineerde inzendingen

Genomineerde inzendingen

FF 237 MICROCITY


DEVENTER

IK 230 INDUSTRIAL KASBAH

LL 001 VERTIGO

LR 612 In Lijn

SP 808 SILOPLEIN

TC 821 Urban Patio

XD 403 The Compound

Julie Pommier, FR 1987 Audrey Benais, FR 1987

Derko-Jan Dollen, NL 1973 Angela Holterman, NL 1972 Thijs Karrenbeld, NL 1980

Luuk Stoltenborg, NL 1981 Luuk Dietz, NL 1979

Jarrik Ouburg, NL 1975

Paul van den Berg, NL 1980 Adam Scales, CA 1979

Tjeerd Bloothoofd, NL 1982 Chi Hong Liu, NL 1977

Kor Zijnstra, NL 1973

BESCHRIJVING

De invulling van de locatie wordt vergele­ ken met een bijenkorf; celvormige ruimten waarin zich uiteenlopende creatieve activiteiten kunnen afspelen. Een nieuwe silo met dezelfde hoogte is ook op die manier ingericht en bevat grotere woon- en werkruimten. De kleinere ruimten van de oude silo zijn bedoeld voor installaties en experimenteel gebruik. De silo’s zijn door middel van een loopbrug op de bovenste verdieping met elkaar verbonden, waardoor grotere ruimten met panorama ontstaan. Een stedenbouwkundig ontwerp en een parkeerstrategie zijn niet aan de orde. JURYOORDEEL

JURY ASSESSMENT

A second tower is elegantly positioned next to the silo, thereby giving it the char­ acter of an objet trouvé. The programme then makes a somewhat overloaded impression. The jury missed a spatial vision for the study area.

Een vernieuwend ontwerp, ontleend aan het archetype van de kashba, dat flexibel is en een stapsgewijze ontwikkeling mogelijk maakt. Daar staat tegenover dat de aansluiting op de bestaande bebou­ wing niet erg gelukkig is, terwijl de kwali­ teit van de architectuur tekortschiet.

DESCRIPTION

A dense mat of cellular residential build­ ings occupies the site, with curving roof lights. The intention is to make the site part of a transition in the building scale from the city’s small scale, to the docks' extra large scale. Gardens are cut out of this Kasbah. Studio apartments and workspaces are situated on the ground floor, and the dockside appears to be intended for limited parking and public space. The silo, whilst converted to floor slabs, maintains an offset internal atrium in the existing vertical circulation to recall the verticality of the building. It appears to accommodate office space. JURY ASSESSMENT

An innovatory design, derived from the archetype of the Kasbah that is flexible and facilitates a step-by-step develop­ ment. On the other hand the link with the existing development is not particularly successful, while the quality of the archi­ tecture has shortcomings.

JURYOORDEEL

Deze inzending laat zien dat een tweede toren naast de silo, mits elegant ont­ worpen, geen bezwaar hoeft te zijn. Het resulteert bovendien in een aantrekkelijk openbare ruimte. Een nadeel is dat zo’n smalle nieuwe toren relatief kostbaar zal zijn. Het gebruik van de silo als parkeer­ garage mist elke realiteitswaarde.

BESCHRIJVING

Drie grote nieuwe panden worden geïn­ troduceerd, twee torens en een schijf. Het blok staat op een verhoging en biedt uitzicht op het havengebied. De torens zijn ruimer van formaat dan de Hoge Silo. De hoofdsilo is gereserveerd voor cultu­ rele activiteiten, waaronder een ruimte voor installaties. De bovenste verdiepin­ gen behouden de celstructuur en vormen zo een van bovenaf verlichte kunstruimte. door middel van een gewelfd dak is ruimte voor een dakrestaurant gecreëerd. In de kelder van de schijf is een parkeer­ garage ondergebracht en de bovenste verdiepingen zijn voorzien van galerijen voor studenten- en wooneenheden. Verder is voorzien in een parkeertoren en werkeenheden, ondergebracht op de achterzijde van de locatie.

BESCHRIJVING

Het siloplein vormt een openbare ruimte, die als kader dient voor toekomstige invul­ ling. Drie zijden worden ingenomen door eenvoudige betonnen skeletunits. Boven een van die skeletunits wordt de eerste fase van een parkeergarage gebouwd; zo nodig kan deze in een later stadium wor­ den uitgebreid. Het ontwerp biedt moge­ lijkheden voor openbaar en woongebruik en de betonnen gebouwen zijn zodanig ingericht dat ze geschikt zijn voor beide toepassingen. Vervolgens wordt een inventieve selectie van het gebruik van de ruimte voorgesteld: een drive-inbioscoop te zien vanaf de parkeergarage, een openluchttentoonstelling (met gebruikma­ king van het uitzicht vanaf de top van de silo naar beneden), diverse themaparken of buitenevenementen, herplanten van kerstbomen, een stadsstrand, etc.

JURYOORDEEL

Het is een interessante gedachte om een raamwerk neer te zetten dat allereerst het openbaar gebied vormgeeft, en vervol­ gens kan worden ingevuld met uiteenlo­ pende functies. Dit principe kan op meer­ dere plekken in het Havenkwartier wor­ den herhaald. Daarmee is dit een van de weinige inzendingen die een visie op de ontwikkeling van het hele Havenkwartier leveren. Jammer genoeg wordt de hoek aan het water dichtgezet. De architectuur is tamelijk onuitgewerkt.

JURYOORDEEL

Het ontwerp wordt gekenmerkt door flexibiliteit en de mogelijkheid van een geleidelijke invulling. De transformatie van de silo is minder gelukkig en levert waarschijnlijk onoverkomelijke technische problemen op.

JURYOORDEEL

De nieuwe invulling van de silo spreekt aan, temeer omdat het verticale karakter ermee wordt benadrukt. Wel is het twij­ felachtig of de constructie van de silo de voorgestelde ingrepen toelaat. Over de nieuw te bouwen kleinere torens is de jury veel minder te spreken.

DESCRIPTION

A framed residential tower is constructed, of similar proportions to the main silo, but three floors higher. The main shaft of the “tall” silo is converted into a vertical car park, with roof-top public space. The two buildings frame a public space that faces back to the rear of the existing L-shaped group of buildings. JURY ASSESSMENT

This entry demonstrates that a second tower adjacent to the silo, if elegantly designed, need not pose a problem. Moreover, it results in an attractive public space. One disadvantage is that such a small new tower will be relatively expen­ sive. The use of the silo as a basement car park lacks all sense of reality.

DESCRIPTION

Three large new buildings are introduced, two towers and one slab. The slab is elevated and faces the dockside. The towers step up in size to the large silo. The main silo is reserved for cultural activities such as installation space, the top floors retain the cell structure in parts for an art space lit from above. A canopy roof is added to make a roof-top restau­ rant. A car park is situated in the cellary, the slab and the upper floors provide deck access to include student and residential units. Other new buildings are a parking tower and work units, tucked into the rear of the site. JURY ASSESSMENT

The new interpretation of the silo is appealing, all the more because it empha­ sises the vertical character. Though it is doubtful whether the construction of the silo allows for the proposed interventions. The jury was less enthusiastic about the smaller towers proposed.

DESCRIPTION

Siloplein forms a public space that provides a framework for future occupa­ tion. Three sides are occupied by simple concrete shell units. The first stage of a car park is constructed over one of these shell units. The car park can be expanded at a later stage if necessary. The design foresees public and residential use, and the concrete buildings are laid out in a way that might make them suitable for either. An inventive selection of uses for the space is then proposed: a drive-in cinema, viewed from the car park, an aerial exhibition (taking advantage of the view from the top of the silo looking down), various theme park or outdoor events, Christmas tree replanting, a temporary beach, etc.

BESCHRIJVING

Dit plan voorziet in een stadspatio naast de Hoge Silo, gevormd door de bestaande bebouwing en een groot, langwerpig woonblok in de vorm van een hangar. Dit blok beschikt over half ver­ zonken parkeerfaciliteiten en een aantal gaten op de twee bovenste verdiepingen. Deze kunnen dienen voor een toekom­ stige uitbreiding, maar zijn overwegend bedoeld voor gebruik door het publiek. Op het dak is een groentetuin voor de studenten. De silo wordt hergebruikt als dependance voor het archief van de stad Deventer, waarbij enkele publieke ruimten zijn uitgespaard in de celstructuur, en op het dak is een bar.

JURY ASSESSMENT

It is an interesting idea to provide a framework that first and foremost shapes the public space, and can subsequently be utilised for a variety of functions. This principle can be repeated at several sites in the Havenkwartier area. It is one of the few entries that provide a vision for the development of the entire Havenkwartier area. Unfortunately the corner adjacent to the water is not opened up. The architec­ ture is rather rudimentary.

DESCRIPTION

The plan creates an urban patio along­ side the “tall” silo, formed by the exist­ ing buildings and a large rectangular residential block that is characterised as a hangar. This block has semi-basement parking facilities, and a series of gaps in its upper two floors that allow for future expansion, but are principally for occu­ pation by the public. The roof-top has a vegetable garden for the students. The silo is reused as an annexe of the city of Deventer’s archives, with some public spaces carved out from the cellular struc­ ture and a roof-top bar. JURY ASSESSMENT

The design is characterised by flexibility and the possibility of gradual implementa­ tion. The idea of the silo as an annexe of the city archives is sympathetic, but the transformation probably creates insur­ mountable technical problems.

BESCHRIJVING

Het concept voorziet in verschillende gebruiksmogelijkheden binnen een rauwe industriële omgeving. In het plan wordt een enkel gebouw geïntroduceerd, een staaf­ vormig raamwerk – de ‘compound bridge’ – dat van de silo naar het water gaat. In de loop van de tijd zouden er binnen deze structuur gebouwen kunnen worden ontwikkeld. Dubbel ruimtegebruik wordt aangemoedigd, bijvoorbeeld een combina­ tie van parkeren en ruimte voor evenemen­ ten. De silo wordt gedeeltelijk hergebruikt voor de grootschalige opslag van houten pallets die in grote partijen worden gekocht en via de brug worden afgevoerd naar een biomassagenerator in de voet van de toren die het gebied voorziet. Vlak onder de top van de toren zijn voorzieningen (toegang en ramen) aangebracht voor een B&B-unit. Tevens voorziet het plan in een uitkijkpunt. JURYOORDEEL

Het idee om de silo opnieuw als silo te gebruiken, spreekt erg aan. Het is ook een van de weinige voorstellen die voor de silo een bestemming hebben die con­ structief haalbaar is. Het liggende bouw­ blok dat naast de silo wordt voorgesteld, valt bij de jury niet in goede aarde.

DESCRIPTION

The concept is for multiple uses on the site, in a raw, industrial state. A single building is introduced, a bar-shaped frame – the “compound bridge” – extends from the silo to the water. Buildings within this structure would be developed over time. Multiple occupations are encouraged, for example parking and event space combina­ tion, etc. The silo is partially reused for the large-scale storage of wood pallets bought in bulk, and offloaded via the bridge, for a biomass generator based at the bottom of the tower, serving the area. Towards the top of the tower, attachments provide access and windows for a bed and break­ fast unit. There is also a viewing area. JURY ASSESSMENT

The idea of using the silo as a silo once again is appealing. It is also one of the few proposals for the silo that have a designated use that is structurally feasible. The horizontal block that is proposed next to the silo was not well received by the jury.

113

112

DESCRIPTION

The occupation of the site is likened to a hive: cellular spaces in which varying human creative activities can take place. A new silo of the same height takes the same cue and provides larger spaces for living and working, the old silo’s smaller spaces are intended for installation and experiential use. Both are connected by a walkway on the top floor, creating larger spaces with panoramas. An urban design and parking strategy are not addressed.

JURYOORDEEL

BESCHRIJVING

Er wordt een woontoren in skeletbouw opgetrokken, qua afmetingen vergelijk­ baar met de hoofdsilo, maar dan drie verdiepingen hoger. De hoofdschacht van de Hoge Silo wordt omgebouwd naar een verticale parkeergarage, met een openbare ruimte op het dak. De twee gebouwen staan rondom een publieke ruimte, die uitkijkt op de achterzijde van de bestaande L-vormige bebouwing.

Nominated Entries

Nominated Entries

DEVENTER

Op een elegante manier wordt een tweede toren gezet naast de silo, die daardoor het karakter krijgt van een objet trouvé. Het programma maakt vervolgens een nogal overladen indruk. De jury mist een ruimtelijke visie op het studiegebied.

BESCHRIJVING

De locatie wordt ingevuld door een dicht weefsel van woongebouwen, met gewelfde daklichten. Het is de bedoeling dat de locatie onderdeel is van een overgang in bebouwingsschaal van de kleine schaal van de stad naar de extra grote schaal van de haven. Dit kashbaconcept voorziet niet in tuinen. Op de begane grond zijn studio­ appartementen en werkruimten gesitueerd en de havenzijde blijkt bestemd te zijn voor een beperkte parkeergelegenheid en openbare ruimte. In de silo, waarin vloeren worden aangebracht, wordt in de verticale verkeersruimte een atrium vrijgehouden die de verticale richting van het gebouw benadrukt. Kennelijk is er kantoorruimte in gedacht.

Genomineerde inzendingen

Genomineerde inzendingen

II 123 THE HIVE


JURYOORDEEL

JURY ASSESSMENT

The entry betrays the fact that it has been made by competent designers. It com­ prises a new interpretation of the “family of buildings” on the campus, the system of climate control is sustainable and thanks to the transparent ground floor it fits in well with its surroundings. The new elevation concept is intriguing, though the jury was not convinced that this is also the best solution.

BESCHRIJVING

Boven op gebouw Potentiaal wordt een drielaagse lichtgewichtconstructie gebouwd om het culturele centrum te huisvesten. Het centrum profiteert dus van het schitterende uitzicht en staat garant voor de unieke uitstraling van het gebouw. Wellicht kan Corona worden omgebouwd tot een sport- en recreatie­ centrum. Het universiteitscollege is geves­ tigd op de eerste en tweede verdieping van gebouw Potentiaal en is dan ook gemakkelijk toegankelijk via de voetgan­ gersbruggen. Het voormalige auditorium kan worden verbouwd tot een bioscoop voor de studenten. Het gebouw wordt omhuld door een dubbele gevelbekleding. De buitenste gevel is – zoals ook in het oorspronkelijke ontwerp van Van Embden – horizontaal vormgegeven en de binnenste gevel geeft het achtergelegen programma weer. JURYOORDEEL

De gedachte om de openbare functie van het cultureel centrum boven op het gebouw te situeren, is het overwegen waard. Het ontwerp getuigt van een zelfverzekerd soort architectuur. De jury is kritisch over de kwaliteit van de studen­ tenwoningen en over de kantoorbestem­ ming voor de begane grond.

DESCRIPTION

A three layer light-weight construction is built on top of the Potentiaal building to accommodate the cultural centre, so the centre benefits from the magnificent view and defines the unique appearance of the building. Corona could perhaps be trans­ formed into a sports and leisure centre. The university college is located on the first and second floors of the Potentiaal building and is therefore readily acces­ sible by the pedestrian bridges. The old auditorium can be transformed into a student cinema. A double layered façade covers the building. The outside façade is horizontally organised as in the original Van Embden design, and the inner façade represents the programme behind it. JURY ASSESSMENT

The idea of situating the public func­ tion of the cultural centre on top of the building is well-worth consideration. The design testifies to a self-assured sort of architecture. The jury was critical of the quality of the student housing and of the offices on the ground floor.

BESCHRIJVING

Het plan streeft een conceptuele logica na, die het gebouw een nieuwe uitstraling en functionaliteit geeft. Het gaat in op de manier waarop het gebouw een rol bin­ nen het systeem vervult. Het programma is gestapeld. Het universiteitscollege is gelegen op de eerste verdieping. Daarboven is de studentenhuisvesting en boven op het pand is de nieuwbouw met het culturele centrum Scala geplaatst. De studentenhuisvesting is ingericht in de vorm van buurten. Op elke derde verdieping is een cluster van vier ‘buurt­ kamers’ ingericht rondom een centrale vide die tevens wordt gebruikt voor de klimaatbeheersing van het gebouw. Het gebouw is omhuld door een dubbele gevelbekleding met zonnecellen. JURYOORDEEL

Het meest interessante onderdeel van deze inzending is het labyrintische sys­ teem van trappen, dat op een goede manier gebruikmaakt van de diepte van het gebouw. Het situeren van het cul­ tureel centrum bovenop is op zich een aantrekkelijke gedachte, maar in dit geval eist de opbouw zozeer de aandacht op dat het gebouw geen deel meer uitmaakt van de ‘familie van gebouwen’ op de campus.

DESCRIPTION

The plan seeks a conceptual logic that gives the building a new kind of perform­ ance and functionality. It will focus on the way it plays a role in the system. The programme is stacked. The university college is situated on the first floor. The student housing is situated on top of this, and the Scala cultural centre, a new construction, is positioned on top of the building. The student housing is organ­ ised in communities. On each third floor a collection of four community living rooms are organised round a central void which is also used for the climate management of the building. The building is covered with a double-layered photovoltaic façade skin. JURY ASSESSMENT

The most interesting component in this entry is the labyrinth system of stairways that make good use of the building’s depth. Situating the cultural centre on top is in itself an interesting idea, but in this case the construction demands so much attention that the building is no longer a member of the “family of buildings” on the campus.

BS 883 GREENCODE

EL 135 RGB RED GREEN BLUE

FD 259 FLUID ROOMS

Jeroen Roumen, NL 1974 Jean-Arnaud Smadja, FR 1971

Pedro Araujo, PT 1982 Sara Caruso, IT 1981

Maria Tiziana Pagone, IT 1973 Alessandro Fracassi, IT 1983 Ilaria Napoli, IT 1983

Evelyn Galsdorf, DE 1974 Anja Dirks, NL 1983 Chris van Gent, AT 1974

Carolina Schippers, NL 1984

BESCHRIJVING

Een boulevard tussen de rivier de Dommel en het plein voor de W-hal splitst het grondniveau tussen de hoogbouw en laag­ bouw van gebouw Potentiaal in tweeën. Om een dynamische begane grond te cre­ ëren, worden alle publieke activiteiten rond de boulevard geconcentreerd. Corona wordt, met uitzondering van de staalcon­ structie, gesloopt. De studentenhuisvesting wordt georganiseerd in clusters van vijf tot zeven kamers met een gemeenschap­ pelijke woonkamer, die bekendstaat als Student LAB; hier komen mensen bij elkaar om ideeën uit te wisselen. De studenten kunnen hun eigen groenten verbouwen in een kas boven op het gebouw, die tevens energie produceert. JURYOORDEEL

Het meest aantrekkelijke element van dit voorstel is de verbinding die tot stand wordt gebracht met de Dommel. Ook de interne organisatie van het gebouw ont­ moet waardering. Minder enthousiast is de jury over het beeld van de vernieuwde gevel.

DESCRIPTION

A boulevard between the river Dommel and the square in front of the W hall splits the ground level between the high-rise and low-rise of the Potentiaal building in two. To create a vibrant ground floor all the public activities are clustered around the boulevard. Corona is demolished with the exception of the steel construc­ tion. The student housing is organised in clusters of five to seven rooms with one common living room, called the Student LAB, where people meet to share ideas. Students can grow their own food in a hothouse on top of the building which also generates energy. JURY ASSESSMENT

The most attractive element of this pro­ posal is the connection that it created with the river Dommel. The internal organ­ isation of the building was also appreci­ ated. The jury was less enthusiastic about the visual image of the renovated façade.

BESCHRIJVING

Met inachtneming van de genius loci van de locatie is dit project er op gericht de bestaande lijnen van het landschap te versterken en deze te herdefiniëren als de lineaire identiteit van de locatie. Het plan introduceert een nieuw ontworpen oplossing voor woningbouw op basis van verschillende watertypologieën. Dit plan beoogt het realiseren van toegankelijke waterwegen, dus niet het privatiseren van de waterkanten. Dankzij de manier waarop de nieuwe lineaire elementen (bruggen, waterwegen, wegen, etc.) op elkaar aansluiten en elkaar kruisen, ont­ staat een grid dat een brede uitwisseling en het gemeenschapsleven ondersteunt. Alle wooneenheden zijn op twee manie­ ren bereikbaar, over water en land. In het project zijn, afhankelijk van de plek, drie typen eengezinswoningen opgenomen plus een appartementengebouw.

BESCHRIJVING

Water vormt de kern van het plan. Het omringt de wooneilanden, dus elke grond­ gebonden wooneenheid, heeft dus zijn eigen privétuin aan het water. De fiets- en wandelroute over de Boksumerdijk verbindt alle eilanden. De dichtheid van dit gebied neemt van noord naar zuid toe. JURYOORDEEL

Het water is op een goede manier gebruikt als structurerend element. Bovendien is het een van de weinige plannen waarvan de opzet is afgestemd op de bestaande bebouwing aan de overzijde van het Van Harinxmakanaal. De architectuur is onvol­ doende uitgewerkt.

JURYOORDEEL

De voorgestelde opzet van het gebied is aangenaam eenvoudig en biedt ruimte voor een variatie aan woningen. Alleen is de strook bebouwd gebied wel erg smal. De architectuur stelt teleur.

JURYOORDEEL

Dit is een van de weinige inzendingen die de opgave plaatsen in een structuur van een hoger schaalniveau – mede met het oog op eventuele uitbreidingen in de verdere toekomst. De architectuur komt niet goed uit de verf.

DESCRIPTION

Looking at the genius loci of the site the project aims to strengthen the existing landscape lines and re-define them as linear identities of the site. The plan intro­ duces a new designed solution for housing on water typologies. Instead of privatising the waterfronts the project aims to create accessible waterways. The way the new linear identities (bridges, waterways, roads etc.) connect and intersect, creates a grid as a support for multiple exchange and community life. All the housing units have two accesses, by water and by land. The project proposes three types of singular housing, depending of their location, and one apartment building. JURY ASSESSMENT

This is one of the few entries that place the assignment in a structure of a higher scale level – also with an eye to possible further development in the future. The architecture does not live up to its promise.

BESCHRIJVING

Het concept van dit plan benadrukt de lengte van de locatie. De locatie is opge­ deeld in lange stroken, elk met een eigen karakter. Parallel met het kanaal wordt een nieuwe, langgerekte haven gereali­ seerd. Water is een van de belangrijkste kenmerken van dit plan en dat is terug te vinden in de verschillende woningtypen. Er worden vier specifieke woonsituaties gedefinieerd: wonen aan de haven, wonen aan de dijk, wonen aan het water en wonen omringd door water. De zone met hoogspanningsmasten wordt herin­ gericht met wetlands voor waterzuivering. Vanwege de noord-zuidligging is het plan ideaal voor invoering van het concept van ‘passief bouwen’ ofwel woningbouw met laag energieverbruik.

DESCRIPTION

Water forms the substance of the project. It surrounds the residential islands, so every housing unit with ground access has its own private garden adjacent to the water. The Boksumerdyk connects all the islands with its cycle and pedestrian route. The density of the area increases from the north to the south. JURY ASSESSMENT

The water is put to good use as a structur­ ing element. Moreover, this is one of the few plans with a design that is tailored to the existing development on the opposite side of the Van Harinxmakanaal. The archi­ tecture is insufficiently elaborated.

DESCRIPTION

The concept of the plan emphasises the length of the site. The site is divided into long strips, each with its own character. A new, elongated harbour is created parallel with the canal. Water is one of the key characteristics of the plan. This is reflected in the various residential typologies. Four specific living conditions are defined; living at the marina, living on the dike, living on the water and living surrounded by water. The zone of the high voltage pylons is transformed into a zone with wetlands for water purification. Because of the north-south orientation the plan is ideal for introducing the “pas­ sive building concept” with low energy consumption housing. JURY ASSESSMENT

The proposed concept for the area is pleasantly uncomplicated and provides space for a variety of housing. But the development strip is very narrow. The architecture is disappointing.

BESCHRIJVING

Doel is het realiseren van een woongebied met een stedelijk gevoel, maar met behoud van de kwaliteiten van een Fries dorp. De grootste uitdaging is gelegen in de samensmelting van landelijke woningbouw en stedelijke dichtheid. De Boksumerdyk vormt de ruggengraat van het masterplan. Aan beide zijden van de locatie strekken zich grotere watergebieden uit. In de watergebieden worden grote ronde aan­ legsteigers gerealiseerd. De verschillende woningtypen zijn bedoeld om ruimte voor een wisselwerking te scheppen: daarom is de woningbouw onderverdeeld in kleinere eenheden, zodat het water en de straat zich kunnen invoegen. JURYOORDEEL

Een heldere structuur die logisch voort­ vloeit uit de schaal van de woningen, waarvan het ontwerp goed is uitgewerkt. Wel had de jury graag meer variatie gezien. Een geleidelijke ontwikkeling is niet goed mogelijk.

DESCRIPTION

The aim is to create a housing area that should feel urban while retaining the qualities of a Frisian village. The main challenge is to combine rural typology with urban density. The Boksumerdyk will form the backbone of the master plan. Two larger water areas spread out on both sides of the site. Large round jet­ ties are created in the water areas. The housing typologies are intended to create space for interaction: hence the housing is cut into smaller units so that water and the street can infiltrate in the plot. JURY ASSESSMENT

A clear-cut structure that logically ensues from the scale of the housing, the design of which is well elaborated. The jury would have liked to see more variety. A gradual development is not readily conceivable.

115

114

DESCRIPTION

Referring to Villa Adriana the plan Descartes 2.0 will redefine the meaning of the campus. The lower floors of the Potentiaal building will be transformed into a so-called “station hub” connecting commuters to the campus network. The cultural centre will be organised in the two low-rise volumes on the northern and southern-side of the high-rise. The ground floor and first floor of the main building will be a node where all activities and traffic movements come together. The university college is organised round a central void. The student apartments are located on top of this. The facade will by perforated: a selection of large and small voids refers to the programme which is behind the façade.

Michal Lisiński, PL 1982 Katarzyna Furgalinska, PL 1982

AC 192 My place has two doors

Nominated Entries

Nominated Entries

EINDHOVEN

De inzending verraadt dat ze is gemaakt door competente ontwerpers. Ze bevat een nieuwe interpretatie van de ‘familie van gebouwen’ op de campus, het sys­ teem van klimaatbeheersing is duurzaam en door de transparante begane grond is er een goede relatie met de omgeving. Het nieuwe gevelconcept intrigeert, al is de jury er niet van overtuigd dat dit ook de beste oplossing is.

Jan Bochmann, DE 1972

TU 369 S-LAB

LEEUWARDEN

EINDHOVEN

BESCHRIJVING

Met een verwijzing naar Villa Adriana ver­ leent het plan Descartes 2.0 een nieuwe betekenis aan de campus. De onderste verdiepingen van gebouw Potentiaal worden verbouwd tot een zogenoemd stationsknooppunt, dat forensen in contact brengt met het netwerk van de campus. Het culturele centrum wordt onderge­ bracht in de twee laagbouwvolumes ten noorden en ten zuiden van de hoogbouw. De begane grond en eerste verdieping van het hoofdgebouw vormen een knooppunt, waar alle activiteiten en verkeersbewegin­ gen samenkomen. Het universiteitscollege wordt ingericht rondom een centrale vide; de studentenappartementen zijn daarboven gelegen. De gevel wordt geperforeerd: een scala van grote en kleine gaten ver­ wijst naar het programma achter de gevel.

MK 007 new potentiaal, exploiting synergies

Genomineerde inzendingen

Genomineerde inzendingen

Raul Forsoni, IT 1983 Andrea Guazzieri, IT 1984

DR 821 THE POTENTIAL OF POTENTIAAL

LEEUWARDEN

AR 124 DESCARTES 2.0


IJ 385 Waterdiversity

IN 011 in’between

MD 406 BIG BLUE

SB 155 BOKSUM OASIS

Marta Marotta, IT 1975

Nina Gjorgon, MK 1976 Gordana Gocieva, MK 1976

Job Floris, NL 1974 Sandor Naus, NL 1971 Barbara Materia, IT 1983

Francesco Pasquale, IT 1980 Francesca Poli, IT 1981 Lorenzo Castagnetti, IT 1980

VEEL SMAAK MAAR WEINIG VOEDZAAM? —

LEEUWARDEN

BESCHRIJVING

In plaats van een gelijkmatig bedekte wijk concentreert dit stedenbouwkundige plan zich op gestapelde woningbouw rondom twee centrale havens. Vanuit de twee havens neemt de dichtheid af naar de rand van het gebied. De woningen aan de rand hebben de meeste raakvlak­ ken met het omringende landschap. De centrale appartementenblokken rond de haven zijn voorzien van houten gevels en alle appartementen zijn naar de haven gericht. Het plan voorziet in twee typen huizen langs het nieuwe centrale kanaal, min of meer parallel aan de Boksumerdyk: eenvoudige, individuele rijtjeswoningen zonder voortuin. En aan de andere kant van het kanaal staan woningen met tuinen en een eigen aanlegplek. De twee-ondereenkapwoningen aan de rand zijn opge­ tild ten opzichte van de wetlands. JURYOORDEEL

DESCRIPTION

Instead of an evenly spread-out neigh­ bourhood the urban plan concentrates on stacked housing around two central marinas. From the two marinas the den­ sity declines to the edge of the area. The housing on the periphery has the best interface with the surrounding landscape. The central apartment blocks around the marina are covered with a wooden façade, all the apartments are orientated towards the marina. Along the new central canal, more or less parallel to the Boksumerdyk, two types of housing are proposed: simple individual terraced housing without a front garden. And on the opposite side of the canal, housing with gardens and a private harbour. The housing on the periphery is semi-detached and elevated above the wetlands. JURY ASSESSMENT

DESCRIPTION

Inclusion of the Boksumerdyk, the existing built structures and existing canals form the starting point for a grid-like urban plan. Because of the combination of the poros­ ity of the plan and the grid, all the housing units are governed by the same conditions as regards orientation and the views of the city. The architectural concept is an interpretation of the passive house. The thick exterior walls in the standard passive house are transformed into a buffer zone which is used for services, storage spaces, stairs or a small winter garden. JURY ASSESSMENT

A simple concept which, because of its minimalism, fits in well with the character of the area. In the elaboration the result will be less monotonous than the plans suggest. The concept of the “passive house” is interesting, although the hous­ ing presented is not considered particu­ larly attractive.

JURYOORDEEL

Een origineel concept waarbij de schaal goed past bij het landschap. Het gebied kan stapsgewijs worden ontwikkeld. Bij nadere beschouwing is de jury niet enthousiast over het feit dat het binnen­ gebied van de blokken helemaal met water wordt gevuld.

DESCRIPTION

The project creates a new city boundary. When the lay-out of the entire polder is completed this project will continue to mark the crossing point of the canal. Five courtyards will mediate between the polder and canal. The courtyards will be filled with water, and a ring of build­ ings set around the water. The housing typologies are differentiated but the architecture of the housing is equivalent. The courtyard aims to provide an alterna­ tive answer to the gated community. The interior of the courtyard, the water, will be collective. The Boksumerdyk will be a continuous ribbon which connects the five courtyards. JURY ASSESSMENT

An original concept whereby the scale fits in well with the landscape. The area can be developed in stages. Upon further deliberation the jury was not enthusiastic about the fact that the inner areas of the blocks are entirely filled with water.

BESCHRIJVING

Ecologisch verantwoorde woonbuurt. De overgang van de Kanaalzone van grens­ gebied naar verbinding tussen de oude en nieuwe stad is een proces waarbij elke ingreep bijdraagt aan de globale marktwaarde van de locatie. De eerste stap van het plan is het creëren van twee ecologische wetlands, die worden gerea­ liseerd op nietbebouwbaar oppervlak. De nieuwe ‘nederzetting’ zal zich dan ontwik­ kelen als een oase te midden van water: een bebouwde omgeving tussen twee wetlands. De voorgestelde nederzetting ontwikkelt zich in lengterichting. Elke wooneenheid heeft twee ingangen: een aan de straat en een aan het water.

Matthew Turner Ik moet toegeven dat ik aan eten denk, misschien omdat het bijna lunchtijd is. Maar door mijn ramme­ lende maag realiseer ik me dat er niet zo veel verschil is tussen hoe we onze magen vullen en hoe we onze steden plannen. Koken kan op verschillende manieren, van bak­ ken tot braden. Ook de Europan 11-inzendingen vertegenwoordigen een reeks benaderingen voor het ontwerpen van de hedendaagse stad. Sommige plan­ nen zijn gericht op strategie, andere op beeld en weer andere op esthetische of ideologische vraagstukken. Onafhankelijk van de benaderingswijze is de huidige Europese economie sturend: we zijn allemaal op weg naar een streng financieel dieet, architecten moeten

JURYOORDEEL

De architectuur stelt teleur, maar steden­ bouwkundig heeft het ontwerp onmisken­ bare kwaliteiten. De voorgestelde wetlands onder de hoogspanningsleidingen kunnen zich ontwikkelen tot een goede overgangszone in de richting van even­ tuele verdere uitbreidingen in het zuiden. Het plan is goed faseerbaar.

DESCRIPTION

Eco effective neighbourhood. The transi­ tion of the Kanaalzone from being a bor­ der into becoming a connection between the old and new town is a process in which each action contributes to the global shareholders value of the site. The first step of the proposal is to create two ecological wetlands that will be realised on the non-buildable surface. The new “settlement” will then develop as an oasis among the water: a built environment between two wetlands. The proposed “settlement” develops longitudinally. Each housing unit has two entrances, one on the road side, one on the water side. JURY ASSESSMENT

The architecture is disappointing, but the design does have unmistakable urban qualities. The proposed wetlands under the high-voltage lines can develop into an attractive transition zone in the direction of any further developments towards the south. The plan can be carried through in phases.

LOTS OF FLAVOUR BUT LITTLE NUTRITION?

Europan 11 entries, and how architects can survive through hard times.

er duidelijk voor zorgen dat hun bijdrage goed vult en voedzaam is. Anders riskeren ze dat ze uit de keuken worden gezet. Maar hoe verhoudt dit zich tot de inzendingen voor Europan 11? Laat ik duidelijk zijn, voordat ik voor mezelf een kuil graaf en appels met kantoorgebouwen ga vergelijken of aardappelen met woningen. Ik kan er niets aan doen dat ik, als ik kijk hoe in de plannen voor Europan 11 de opgaven zijn benaderd, niet zie wat er ís, maar wat ik mis. Dat heb je natuurlijk ook met eten. We weten allemaal dat de onderliggende betekenis van eten goede voeding is en het stillen van onze hon­ ger. Maar natuurlijk hebben we allemaal wel eens een maaltijd gehad die op beide fronten tekortschiet.

There is no doubt Europan 11 proves its value by showing there are emerging opportunities for architects in these difficult times. But looking through the entries Matthew Turner says that in order to succeed, design teams need to resist the temptation to over-complicate, and divert their considerable energies to addressing the fundamental needs of the project.

Matthew Turner Perhaps because it is almost lunchtime, I have to admit food is on my mind. But my rumbling stomach makes me realise that how we feed ourselves, and how we plan our cities, might not be so different. There are options in cooking – from baking to fry­ ing. Similarly, the Europan 11 submissions represent a range of approaches to designing in today’s cities. Some entries focus on the strategic scale, others on image, yet others on aesthetic or ideological ques­ tions. Whatever the approach, the current economy in Europe is concentrating minds: as we are all heading for a strict financial diet, architects clearly need to make sure their contribution is filling and nutritious.

Or they risk being left out of the kitchen. But how is this relevant to the entries for Europan 11? Before I dig myself a hole and compare apples to office buildings or potatoes to houses, let me be spe­ cific. Examining how the entries for Europan 11 have approached the projects, I cannot help noticing what is missing rather than what is there. This, of course, also happens with food. We all know the underlying role of food is to provide good nutrition, and to satisfy our hunger. But we have all, of course, had meals that completely fail at both.

117

116

The water structure with the two marinas forms the basis for a diversified entity with a pleasant atmosphere. The architec­ tural elaboration has its shortcomings.

JURYOORDEEL

Een eenvoudige opzet die door zijn minimalisme goed past bij het karakter van het gebied. In zijn uitwerking zal het resultaat minder eentonig zijn dan de beelden suggereren. Het concept van het ‘passieve huis’ is interessant, al worden de gepresenteerde woningen niet erg aantrekkelijk gevonden.

BESCHRIJVING

Met dit plan komt een nieuwe stadsgrens tot stand. Als de indeling van de gehele polder is voltooid, gaat dit plan verder om het kruispunt van het kanaal te markeren. Vijf pleinen dienen als overgang tussen polder en kanaal. De pleinen worden gevuld met water en rondom verrijst een ring van gebouwen. De woningtypen zijn gedifferentieerd, maar de architectuur van de woningen is gelijkwaardig. De pleinen moeten dienen als alternatief antwoord op de gated community. Het interieur van de pleinen, het water, is gemeenschappelijk. De Boksumerdyk is een doorlopend lint, dat de vijf pleinen met elkaar verbindt.

Matthew Turner

Nominated Entries

LEEUWARDEN

De waterstructuur met twee jachthavens is de basis voor een afwisselend geheel met een aangename sfeer. De architecto­ nische uitwerking schiet tekort.

BESCHRIJVING

Het opnemen van de Boksumerdyk evenals de bestaande bebouwing en kanalen vormen het uitgangspunt voor een stedenbouwkundig grid. Vanwege de combinatie van de poreusheid van het plan en het grid gelden voor alle wooneenheden dezelfde voorwaarden ten aanzien van ligging en uitzicht op de stad. Het architectonische concept is een interpretatie van het passieve huis. De dikke buitenmuren die standaard zijn voor passieve huizen, zijn vervangen door een bufferzone, die wordt gebruikt voor technische voorzieningen, opslagruimte, een trap of een kleine wintertuin.

Essay

Genomineerde inzendingen

Europan 11-inzendingen en hoe architecten in moeilijke tijden kunnen overleven.

Ongetwijfeld bewijst Europan 11 zijn waarde door te laten zien dat er kansen ontstaan voor architecten in deze moeilijke tijden. Maar als hij de inzendingen bekijkt zegt Matthew Turner dat, om te slagen, ontwerpers de verleiding moeten weerstaan om zaken ingewikkelder te maken dan ze zijn, en hun tomeloze energie zouden moeten investeren in de aanpak van de fundamentele noden van de opgave.


EEN BREED OPGESTELD MENU, HOE ZIT HET MET DE RECEPTEN?

RH 166 – FASTEN YOUR CITY BELT

VERNIEUWING Vernieuwing is een te veel gebruikt en vaag concept, maar het blijft zo dat velen er naar zoeken in een prijs­ vraag. Ik kan me voorstellen dat dit alleen maar meer

INNOVATION Innovation is an over-used and indistinct concept, but it remains what many are looking for in a competition. I imagine this is only going to increase, yet how do you innovate in a period of reducing economic strength? A useful definition of innovation is “creativity

with a job to do”. This is clearly what we need at the moment, and I imagine this definition is what many architects would say gets them out of bed in the morning. Yet it appears very elusive. Truly innovative thinking among entrants is often hard to detect, at least on an architectural level. A large number of responses are derivative in either design (a shorthand interpretation of dominant visual or formal fashions in architecture), or in programme (easy to suggest but complex to deliver uses that have desirable socio-economic outcomes: community gardens, street markets, etc.). Whilst being derivative is not necessarily a bad thing, being inappropriate is. Many entries for the Deventer site, for example, propose a built form that

speaks of a very commercialised, slick lifestyle that is not what the site possesses, or expressly wants to be in the future. So in the context of submissions for that project, it turned out that an innovative response was one that even recognised the flavours of what was already there, rather than chose to smother all in a grand architectural ice cream dessert. In a way, an innovative response to a great many briefs in Europan would be “leave the place alone! Stop interfering, problems will solve themselves in one way or another without pouring more public money and carbon emissions into rebuilding it.” This reaction was evident in some entries for the Capelle aan den IJssel site (such as “A DAY IN THE LIFE”), where the brief was based on the large-scale clea­ rance of existing housing. Protest can certainly be innovative, but perhaps not the best way to acquire a commission. One place to find innovation is in modesty. Designing to a client’s requirements is not a call for being conservative or tentative. It is in fact the oppo­ site: true creativity can be found working within the constraints of reality.

from the totalitarian world of the submission called “FASTEN YOUR CITY BELT” in Amsterdam, to the “transparent clouds” scheme submitted for Capelle aan den IJssel. Whilst idealism is one of the archi­ tect’s most powerful attributes, channelling this into bombastic architecture that only offers a “total solu­ tion” these days risks coming across not as visionary, just delusional. Please understand, there is nothing wrong with dreaming, but surely the goal is at some point to transfer a vision into reality. It is incredible to think that universities today are producing young architects that even imagine their profession is in a position of such power. The approach suggested by Liza Fior of the Europan Austria jury during a lecture at the Forum of Cities and Juries in Oslo is worth remembering: when looking at a site, value what is there, improve on it, then work out what is missing.

MODESTY For me, modesty is the key to succeeding today. It also makes sense when you interpret it as “what is the mini­ mum required to solve the challenges of this site?” Many designers come up with a megalomaniac res­ ponse, a design that only makes sense if one visionary idea is implemented in its entirety. On each of the sites there are extreme examples of this kind of response,

FLEXIBILITY This is an issue where architects could potentially really make a difference, yet it is rarely tackled suc­ cessfully. It is also in the architects interest, because when facing complex delivery issues designs that are not sufficiently flexible are often dropped. The briefs for Amsterdam, Deventer and Leeuwarden in particular required flexibility. Many entrants interpret phasing as only about the physical process of phased construction. So for example, with the linear site of Leeuwarden, many schemes (such as “GREENCODE” or “FLUID ROOMS”) could be

Begrijp me niet verkeerd, met dromen is niets mis, maar op een zeker moment gaat het er toch om een droombeeld te verwezenlijken. Het is onvoorstelbaar te denken dat universiteiten tegenwoordig jonge architecten afleveren die zelfs maar denken dat hun vak zo’n machtspositie heeft. De benadering die Liza Fior van de Oostenrijkse jury in haar lezing tijdens het Forum van jury’s en steden in Oslo voorstelde, is de moeite waard om te onthouden: als je een locatie bekijkt, waardeer dan wat er is, verbeter dat en bedenk daarna wat je mist.

conceived as having a first set of houses built before a second. But the flexibility required today is slightly more complex than phased construction, and it has to deal with many more variables. This might be more precisely described as future-proofing. For me, a flexible design would pass this test: “if half of the design is constructed, but the rest of the scheme is not built for eight years, and then on a smaller budget with a different design team. The question then is: does the place still work at all stages, both practically and architecturally?” This does not mean making everything changeable – quite the oppo­ site. A robust design makes strong, well-reasoned arguments that cannot be dismissed as whimsical, and can respond to negotiation.

FLEXIBILITEIT Op dit onderwerp zouden architecten werkelijk ver­ schil kunnen maken, maar toch wordt het zelden met succes aangepakt. Aangezien plannen vaak worden verworpen als ze ingewikkelde onderwerpen niet flexibel benaderen, is flexibiliteit ook in het belang van de architect. Vooral voor de opgaven voor Amsterdam, Deventer en Leeuwarden was flexibiliteit nodig. Fasering wordt door veel inzenders beschouwd alsof het om een fysieke fasering van de bouw gaat. Zo kon je je bijvoorbeeld bij veel plannen voor de lang­ gerekte locatie Leeuwarden (zoals ‘GREENCODE’ of ‘FLUID ROOMS’) voorstellen dat een eerste hui­ zenblok wordt gebouwd voor een tweede. Maar de flexibiliteit die vandaag de dag is vereist, is iets inge­ wikkelder dan gefaseerd bouwen en moet met veel meer variabelen rekening houden. Misschien wordt dit exacter omschreven als ‘toekomstbestendig’. Voor mij zou een flexibel ontwerp moeten slagen voor deze toets: ‘als de helft van het ontwerp is gebouwd, maar de realisatie van rest van het plan – met een kleiner budget en een andere ontwerper – laat acht jaar op zich wachten, functioneert het gebied dan in alle stadia, zowel praktisch als architecto­ nisch?’ Dit betekent niet dat alles te veranderen moet zijn, integendeel. Een robuust ontwerp geeft sterke, goede argumenten die niet kunnen worden weerlegd en kunnen reageren op onderhandelingen.

JK 818 – transparent clouds

DIFFICULT TO SWALLOW? Pointing out these issues may seem needlessly harsh. But we live in times where continuing “business as usual” might no longer be possible. With soaring unemployment for architects in many European coun­ tries, the best way to face a challenge is to admit it exists. Architects need to defend their relevance. To quote Winston Churchill: “criticism may not be agreeable, but it is necessary. It fulfils the same function as pain in the human body, calling attention to an unhealthy state of things”. Perhaps I should apologise for being bleak, but these observations are an attempt to help.

BS 883 – GREENCODE

FD 259 – FLUID ROOMS

119

118

In Europan 11, entrants have served up a wonderful range of colourful dishes with a range of flavours. Submissions exhibit a great deal of work and commit­ ment; many are enticing, attractive, humorous and accomplished. But, like food needing to provide nutrition, what are the fundamental prerequisites for urban development? Although clearly complex, in my opinion these prerequisites for going forward could be boiled down to three requirements: being sustain­ able, being people-focussed and being economic. For me, these make a place successful. Many Europan entries, despite all the flavourings on offer, simply fail to satisfy my appetite for these basic prerequisites. But before jumping to the fundamentals, it is worth looking at the attributes of the submissions. In terms of food you might think of this as the “recipe” (or as Americans call it, the “method”). For design teams it is the design process. Across the Europan entries, I believe three attributes are missing or hard to find, yet they need to be present if we are to deliver successful places – innovation, modesty and flexibility.

Every part of a design should be working hard, adding value: doing more than making “good” architecture.

BESCHEIDENHEID Vandaag de dag is bescheidenheid voor mij de sleutel voor succes. Als je uitgaat van de betekenis ‘wat is minimaal nodig om de uitdagingen van deze locatie op te lossen’, is het ook logisch. Veel ontwerpers komen met een megalomaan antwoord, een ontwerp dat alleen zinnig is als het als één visionair idee in zijn totaal wordt gerealiseerd. Op alle locaties zijn er extreme voorbeelden van dit soort antwoorden, van de totalitaire wereld van de inzending ‘FASTEN YOUR CITY BELT’ in Amsterdam, tot het ‘transparent clouds’-plan voor Capelle aan den IJssel. Terwijl idealisme een van de sterkste instru­ menten van de architect is, loop je het risico niet als visionair maar als fantast over te komen als dit leidt tot bombastische architectuur die slechts een ‘totaal­ oplossing’ geeft.

Elk onderdeel van een ontwerp zou hard moeten werken, waarde moeten toevoegen; meer doen dan ‘goede’ architectuur realiseren.

Matthew Turner

Lots of flavour but little nutrition?

A WIDE-RANGING MENU, BUT WHAT ABOUT THE RECIPES?

te vernieuwen.’ Deze reactie was duidelijk in een aantal inzendingen voor de locatie in Capelle aan den IJssel (zoals ‘A DAY IN THE LIFE’), waar de opgave was gebaseerd op grootschalige sloop van bestaande woningbouw. Protest kan zeker vernieu­ wend zijn, maar is wellicht niet de beste manier om een opdracht te krijgen. Bescheidenheid is een manier om te vernieuwen. Te ontwerpen volgens de wensen van een opdracht­ gever is geen oproep tot conservatisme of voorzich­ tigheid. In feite is het het tegenovergestelde: echte creativiteit kan worden gevonden in het werken bin­ nen de beperkingen van de realiteit.

Essay

Veel smaak maar weinig voedzaam?

CA 204 – A DAY IN THE LIFE

In Europan 11 hebben de deelnemers een prachtige serie kleurrijke schotels met een reeks smaken opgedist. Inzendingen laten veel werk en betrokkenheid zien; vele zijn verleidelijk, aantrekkelijk, grappig en talentvol. Maar wat is de fundamentele noodzaak voor stedenbouwkundige ontwikkeling, zoals eten voedzaam moet zijn? Volgens mij kan de noodzaak voor onze steden om vooruit te gaan worden terug­ gebracht tot drie zaken: duurzaam, gericht op mensen en economisch zijn. Daarmee wordt voor mij een plek succesvol gemaakt. Veel Europaninzendingen bevre­ digen nu eenmaal niet mijn trek in deze basisbehoefte, ondanks alle smaken die ze bieden. Maar voordat ik het over de ingrediënten ga heb­ ben, is het de moeite waard de eigenschappen van de inzendingen te bezien. Bij eten zou je het kunnen hebben over het ‘recept’ (of, zoals de Amerikanen zeggen, de ‘methode’). Voor ontwerpers is dit het ont­ werpproces. Over het geheel van de Europanplannen denk ik dat drie eigenschappen moeilijk te vinden zijn, maar er wel hadden moeten zijn als we succesvolle plekken willen maken: vernieuwing, bescheidenheid en flexibiliteit.

wordt, maar hoe vernieuw je in een tijd van afnemend economisch vermogen? ‘Creativity with a job to do’ is een bruikbare definitie van vernieuwing. Het is duidelijk dat we dat momenteel nodig hebben, en ik denk dat het deze definitie is waardoor architecten zeggen ’s morgens hun bed uit te komen. Toch lijkt het erg vaag. Vaak is werkelijk vernieuwend denken moeilijk op te sporen bij de deelnemers, tenminste op architec­ tonisch niveau. Een groot aantal inzendingen is een afgeleide, dan wel in ontwerp (een stenografische interpretatie van de overheersende visuele of formele mode in de architectuur), dan wel programmatisch (makkelijk als voorstel, maar lastig te realiseren functies die gewenst sociaal-economisch resultaat hebben: gemeenschappelijke tuinen, straatmarkten, et cetera). Maar terwijl niet oorspronkelijk zijn niet per se slecht is, is ongeschikt zijn dat wel. Zo wordt in veel plannen voor Deventer bijvoorbeeld bebouwing voorgesteld die uitgaat van een zeer gecommerciali­ seerde, oppervlakkige levensstijl, die aanwezig noch gewenst is op de locatie. Dus in de context van inzen­ dingen voor die opgave bleek dat een vernieuwende oplossing er een was die de smaak herkende van wat er al was, in plaats van de keus alles te smoren in een groots architectonisch ijsdessert. In een bepaald opzicht zou een vernieuwend antwoord op vele opgaven zijn ‘laat de plek met rust! Stop bemoeienis, problemen lossen zichzelf op de een of andere manier op zonder er meer publiek geld in te steken en zonder CO2-uitstoot om het


Misschien lijkt het onnodig hard deze onderwerpen aan te snijden. Maar we leven in een tijd waarin ‘busi­ ness as usual’ misschien niet langer mogelijk is. De beste manier om de moeilijke taak aan te gaan, is erkennen dat die bestaat, nu er in veel Europese lan­ den een stijgende werkloosheid is onder architecten. Architecten moeten hun betekenis verdedigen. Om met Winston Churchill te spreken: ‘Kritiek is niet prettig, maar noodzakelijk. Het heeft dezelfde functie als pijn in het menselijk lichaam, die aandacht vraagt voor de ongezonde staat van dingen.’ Misschien moet ik me verontschuldigen voor mijn somberheid, maar deze waarnemingen zijn een hulp­ poging. Aangezien mijn maag me weer herinnert aan de lunch: als architecten koks zouden zijn, dan zou het er hier om gaan degenen die het menu samenstellen te helpen opnieuw klanten aan te trekken. WAT IS DE DAGSCHOTEL? Dus wat zijn, buiten de architectenzaken, de echte uitdagingen waar de opgaven voor staan? Een ding is zeker, de uitdagingen zijn over heel Europa dezelfde. Velen voelen een nieuwe drang zaken als stedelijke ontwikkeling aan te pakken. De indrukwekkende omvang van Europan 11 – bijna vijftig locaties van Kosovo tot Noorwegen – maakte het mogelijk tijdens discussies op het Forum van jury’s en steden over­ koepelende uitdagingen te belichten.

As my stomach is again reminding me of lunch, if architects were chefs, the intention here is to help those who design the menu to attract the customer to come again.

120

earlier, I think there are three basic prerequisites: sustainability, being people-focused, yet economic. What makes Europan 11’s crop of sites addition­ ally interesting is that the issues of the Dutch sites also indicate potential “new markets” for architects across Europe, a shift to the strategic, the delicate and the complex. The site in Amsterdam is about lev­ erage, persuasion and minimal municipal investment. Deventer is about recognising the value of the existing delicate social and economic networks on site, then encouraging them with a long-term strategy. And Eindhoven is about building refurbishment and reuse, surely one of the main opportunities for architects in the coming decades. SUSTAINABILITY How do we deal with sustainability and the built environment? This is an issue that is not going away, given it has been three years since, for the first time in human history, on a global level more people live in cities than in rural areas,. Let me be clear that this is something I myself have few ideas on how to resolve. What is surprising is it seems I am not alone. In Europan 11, there is a widespread lack of skill, under­ standing, or even any attempt to really address solu­ tions for sustainability and energy-use reduction. In the same way that a brief can very easily request “a sustainable development” without any further defi­ nition of what that might really mean in the context of that site, the few design teams who responded to this issue almost universally did so with symbols (such as wind turbines, water filtration systems) or aspirational

DUURZAAMHEID Hoe gaan we om met duurzaamheid en de gebouwde omgeving? Het is een onderwerp dat op de agenda blijft staan, dankzij het feit dat er – voor het eerst in de geschiedenis – sinds drie jaar wereldwijd meer mensen in steden wonen dan er buiten. Laat ik er duidelijk over

The Dutch sites indicate potential “new markets” for architects across Europe, a shift to the strategic, the delicate and the complex

statements (often reflecting the brief’s attitude to this issue), rather than credible, designed solutions. A nervously unsure eco-radicalism could be detected in many of the Almere submissions, (for example “Inner Nature New Environmental Resource”). Yet there seems so much within the power of the designer to be helpful that does not require a revolution in order to succeed, such as manipulating the built form to build in carbon-use reduction.

zijn dat ik zelf weinig ideeën heb over oplossingen hiervoor. Wat verrassend is, is dat ik niet de enige lijk te zijn. In Europan 11 is een wijdverbreid gebrek aan vakkundigheid, begrip en zelfs pogingen om werkelijk oplossingen aan te dragen voor duurzaamheid en het terugbrengen van energieverbruik. Zoals een opgave gemakkelijk ‘een duurzame ontwikkeling’ kan voorschrijven zonder verdere uitleg van wat dat werkelijk zou kunnen betekenen in de context van de locatie, zo gemakkelijk reageren de weinige teams die daar überhaupt op ingaan bijna in alle gevallen met symbolen (zoals windturbines, water­ filtersystemen) of ambitieuze uitspraken (meestal een weerspiegeling van de opgave over dit onderwerp), in plaats van met geloofwaardige, ontworpen oplos­ singen. Bij veel van de inzendingen voor Almere kan een zenuwachtig onzeker ‘ecoradicalisme’ worden aangetroffen (bijvoorbeeld bij ‘Inner Nature New Environmental Resource’). Niettemin heeft een ont­ werper veel vermogen om te helpen, er is geen revo­ lutie nodig om daarin te slagen, zoals de gebouwde vorm zo te behandelen dat deze een ingebouwde CO2-reductie heeft. GERICHT OP MENSEN In Europa is een groeiend besef dat meer betrok­ kenheid van bewoners in het ontwerpproces niet alleen politiek noodzakelijk is, maar ook belangrijk om het succes van een plek te verzekeren. Dit wordt langzame­rhand weerspiegeld in Europan, hoewel uiteraard een open ontwerpprijsvraag misschien niet het meest geschikt is voor overleg. Maar een goed

PEOPLE-FOCUSED Across Europe, there is a growing understanding that more involvement of residents and people in the design process is not only needed politically, but important to ensure the success of a place. This is gradually being reflected in Europan, though of course, an open design competition as such is pos­ sibly not best structured to suit consultation. But a well-thought-out project can achieve this, and demon­ strate an understanding of how people live. One senses a variety of future occupants is wel­ comed by entrants, and designs often try to incorpo­ rate this (an example might be the entry “SILOPLEIN” in Deventer). However, the mistakes are frequently made, thinking too narrowly (designing for ‘people like me’), or fixing a desired diversity in the design, representing liveliness in physical form (there are many such entries, for example “SYNAPSE” for Eindhoven). I thought we had learnt from the 1970s that one architect’s opinion of how people live is not going to be particularly accurate, especially over time. Yet, with their skills for overview and visualisation, architects could today access a large, untapped market of community consultation, if they could only widen their understanding of what “designing” is. ECONOMIC Even before the finances began to dry up in both the public and private sectors, the economics of the construction industry often presented a challenge for the design professions. Many entrants design with little regard to the cost

doordacht plan kan wel overleg teweegbrengen en begrip tonen van hoe mensen wonen. Je merkt dat door de deelnemers een scala van toekomstige gebruikers wordt verwelkomd, en dit wordt vaak in ontwerpen opgenomen (een voorbeeld zou ‘SILOPLEIN’ in Deventer kunnen zijn). Echter vaak wordt de fout gemaakt dat er te bekrompen wordt gedacht (ontwerpend voor ‘mensen zoals ik’), of dat er een gewenste diversiteit wordt ontworpen die in fysieke vorm geen levendigheid toont (bijvoorbeeld ‘SYNAPSE’ voor Eindhoven). Ik dacht dat we uit de jaren zeventig hadden geleerd dat de mening van één architect over hoe mensen wonen, niet bepaald hoeft te kloppen, zeker niet in de loop der tijd. Toch, met hun bekwaamheid op het gebied van overzicht en visualisatie zouden architecten nu een grote, onont­ gonnen markt van maatschappelijke consultatie kun­ nen betreden als ze alleen maar hun opvatting over ‘ontwerpen’ zouden verbreden. ECONOMISCH Zelfs al voordat de financiële middelen in de publieke en private sector begonnen op te drogen, vormden de economische aspecten van de bouw vaak een uit­ daging voor de ontwerpdisciplines. Veel inzenders houden in hun ontwerpen weinig rekening met de kostenkant van hun ideeën. Er wordt beweerd dat architecten zich storen aan budgettaire beperkingen. Of deze bewering klopt of niet, de benadering van een architect van deze zaak is een kwestie van overleven. Bijzondere projecten vragen om uitspattingen, de meeste doen dat niet. Voor alle

implications of their ideas. Architects are thought to resent budget constraints. Whatever the fairness of the reputation, in today’s world, an architect’s appro­ ach to this is a matter of survival. Occasional projects require extravagance, most do not. Many entries across all sites (for example “SNAKE” in Amsterdam, or “BELT CONVEYOR” in Deventer) propose enor­ mous amounts of development in an “all or nothing” approach, with little attention to demonstrating what value they bring. I really believe there needs to be a step change here. A wise (and employable) architect understands good design incorporates understanding of the construc­ tion and operating costs. Submissions on many sites seem to offer a design “idea” as the main strength of the proposal. But it should be assumed that someone trained in the discipline can come up with an idea. What makes an idea work is whether it can do more: clients want proposals where every element is working hard, adding value: doing more than making “good” architecture. Again, this is not suggesting mediocrity. Architects, of course, have a role in chal­ lenging the economics of investment. What I am say­ ing is that a good way to resist the pressure for low cost is first to prove you can deliver high value design.

TR 335 – Inner Nature New Environmental Resource

SP 808 – SILOPLEIN

BR 020 – SYNAPSE

AVOIDING INDIGESTION I am an architect, so why say all this? Why be so critical? I guess it is because I am frustrated. I know architects have excellent minds, and can combine

121

So beyond the architect’s issues what are the real challenges that are facing projects? One thing is certain, the challenges are common across Europe. Many sense a new urgency in addressing issues facing urban development. Europan 11’s impressive scope – almost fifty sites from Kosovo to Norway – allowed discussions at the Forum of Cities and Juries to shine light on overriding challenges. Typically, Europan projects are seen as represent­ ing all sorts of trends: physical change in Europe (“shrinking cities”, “urban periphery”, “refurbishment of historic centres”), or the often-circular conceptual debates beloved of Europan Europe (“nature”, “public private space”). But against the current – and future – backdrop of economic gloom, what seems most pressing is not to focus on common tendencies, but on the required outcomes. As lunch is still on my mind, I can’t help thinking of this in food terms: deciding between steaming carrots or boiling them might be interesting to discuss. But cooks would be unwise to forget their ultimate job: preparing a healthy meal, that is tasty, that is afford­ able. Addressing the big issues really matters if archi­ tects want to remain involved in city making. For cities, when building a project, as outlined

Typerend voor Europanopgaven is dat ze allerlei trends laten zien: de fysieke veranderingen in Europa (‘shrinking cities’, ‘urban periphery’, ‘refurbishment of historic centres’), of de vaak herhaalde concep­tuele discussies geliefd bij Europan Europa (‘nature’, ‘public private space’). Maar tegenover de huidige – en toe­ komstige – economische terugval lijkt het urgenter niet op algemene tendensen te focussen, maar op de gewenste resultaten. Terwijl ik nog steeds aan de lunch denk, kan ik het niet helpen hierover in termen van eten te denken: het

zou interessant kunnen zijn te discussiëren over het stomen of koken van worteltjes. Maar koks zouden dom zijn hun uiteindelijke werk te vergeten: een gezonde maaltijd te maken, die smaakvol is en die jij je kunt veroorloven. Als architecten betrokken willen blijven bij de stad, is de aanpak van de grote onderwerpen echt belangrijk. Zoals eerder beschreven, denk ik dat er voor steden drie basisbelangen zijn bij het realiseren van een project: duurzaamheid, gericht op mensen en toch economisch. Wat de oogst aan Europanlocaties daarnaast interessant maakt, is dat de Nederlandse locaties ook wijzen op potentiële ‘nieuwe markten’ voor architecten in Europa: een verschuiving richting strategie, gevoeligheid en complexiteit. De locatie in Amsterdam betreft invloed, overtuiging en minimale gemeentelijke investeringen; in Deventer gaat het erom de waarde van bestaande delicate sociale en economische netwerken op de locatie te onderken­ nen en deze te stimuleren door een langetermijn­ strategie; en in Eindhoven gaat het om verbouwing en hergebruik van gebouwen, zeker een van de belangrijkste kansen voor architecten in de komende decennia.

Matthew Turner

Lots of flavour but little nutrition?

WHAT IS THE DISH OF THE DAY?

De Nederlandse locaties verwijzen naar potentiële ‘nieuwe markten’ voor architecten in Europa, een verschuiving richting strategie, gevoeligheid en complexiteit

Essay

Veel smaak maar weinig voedzaam?

MOEILIJK TE SLIKKEN?


Ik geloof echt dat hier een verandering nodig is. Een wijze (en inzetbare) architect begrijpt dat goed ontwerpen betekent dat er begrip moet zijn van de bouw- en uitvoeringskosten. Voor veel locaties lijken de inzendingen een ‘ontwerpidee’ als de belangrijkste kracht van het plan te geven. Maar er kan van uitge­ gaan worden dat iemand die het vak heeft geleerd een idee kan leveren. Een idee kan werken als het meer kan: opdracht­ gevers willen plannen waarvan elk onderdeel z’n best doet, waarde toevoegt, plannen die meer doen dan ‘goede’ architectuur realiseren. Ik herhaal, dit is geen voorstel voor middelmatigheid. Architecten spelen uiteraard een rol in het uitdagen van de economische aspecten van investeringen. Wat ik bedoel is dat een goede manier om de druk van lage kosten te weer­ staan, is eerst te bewijzen dat je een hoogwaardig ontwerp kunt leveren. EEN SLECHTE SPIJSVERTERING VERMIJDEN Ik ben architect, dus waarom zeg ik dit allemaal? Waarom ben ik zo kritisch? Ik denk omdat ik gefrustreerd ben. Ik weet dat architecten over een prima brein beschikken, strategie en detail kunnen

strategy and detail like no others. And these skills are valued by the development industry. This is no guesswork on my part, I know this from countless discus­ sions with clients over the years. But architects often undermine these strengths by completely fixating on design, as if it were all that mattered. If architects put as much effort into answering other people’s questions as they do their own, the world would be a much better place. So, the chal­ lenges facing today’s city-making are sustainability, being people-focused, yet economic. And design teams seem to struggle with innovation, modesty and designing in flexibility. This may all seem very easy to point out, and yet very hard to act upon. And you are right. The issues raised are far from easy. That is what makes building cities rewarding. Luckily, there are opportunities such as Europan where creative minds and pressing issues have the chance to meet. As we enter an era when clients and design teams need to be all the more intelligent, Europan’s potential to share learning from across the continent is even more relevant today than when the organisation was founded over twenty years ago. Despite the challenges described here, Europan 11 ultimately leaves me positive for the future. Why? Take the project in Amsterdam. It was easily the most difficult of the Dutch projects in Europan 11, yet both the number and quality of entries was high. So clearly entrants are willing and capable of rising to the chal­ lenges of building in today’s cities. As the smell of burning comes from the oven, I know my lunch certainly will not be a gourmet

experience, but I can cope with that. Likewise, the architects of our cities and environment do not need to be celebrity chefs, just creative, adaptable, everyday cooks. Whatever their proposed dish, architects need to follow the same rules in their practice as chefs do: think of who is eating it, don’t use too many ingre­ dients, prevent overcooking, and avoid preparing a banquet when a bowl of soup would do.

Matthew Turner was lid van de Europan 11-jury voor de Nederlandse locaties. Na zijn architectenpraktijk in het Verenigd Koninkrijk, India, Australië en Spanje werkte hij de afgelopen zes jaar als adviseur voor de Britse overheid, als adviseur voor opdrachtgevers en als journalist.

NEDERLANDSE WINNAARS IN HET BUITENLAND Nederlandse winnaars in het buiten­land zijn architecten(teams) die een prijs of een eervolle vermelding wonnen in een ander land dan Nederland en die een Nederlands paspoort hebben, of gevestigd zijn in Nederland.

DUTCH WINNERS ABROAD

Matthew Turner was a member of the Europan 11 jury for the Netherlands. After practising as an architect in the UK, India, Australia and Spain, he worked for the UK government and as a client advisor and journalist for six years.

Dutch winners abroad are architects and teams of architects who won a prize or were awarded an honourable mention in a country other than the Netherlands and who hold a Dutch passport, or who are established in the Netherlands.

DUBROVNIK Eervolle vermelding Honourable mention SE 753 Cable car parking

Sascha Glasl (DE) Tjeerd Haccou (NL) Marthijn Pool (NL)

Dubrovnik Kroatië Om de verkeers- en parkeerdruk te verlichten nabij de Oude Stad, de toeristentrekker van Dubrovnik, wil de lokale overheid vlak bij de stadsmuur een nieuw transferium realiseren. Dit transferium moet plaats bieden aan een busterminal, 1.100 parkeerplaatsen en een aanvullend cultureel programma. Het hiervoor benodigde bouwvolume is echter van zodanige omvang dat een bovengrondse oplossing onwenselijk is en een ondergrondse oplossing financieel onhaalbaar. Daarnaast leidt een binnenstedelijk transferium tot een nog hogere verkeersdruk in de nauwe straten. De aanwezige kabelbaan biedt echter soelaas. Halverwege het kabel­ baantracé ligt een snelweg die de stad verbindt met de luchthaven. Precies daar waar de kabelbaan en de weg

elkaar kruisen, bevindt zich een onbe­ bouwd perceel met uitzicht over de stad. Door het verplaatsen van de busterminal en de helft van het parkeerprogramma naar deze locatie, wordt het toeristen­ verkeer uit de stad gehouden en blijft er nabij de Oude Stad ruimte over voor het culturele programma. Door toeristen met de kabelbaan te laten pendelen tussen de parkeergarage en de Oude Stad wordt parkeren buiten het centrum een attractie op zich. Het voorstel om de verkeersstromen van toeristen en lokale bevolking door middel van bestaande infrastructuur te scheiden, vindt de jury slim en zal veel problemen oplossen. www.spaceandmatter.nl

Dubrovnik Croatia In order to reduce the amount of traffic and the high demand for parking near the Old Town, the tourist attraction of Dubrovnik, the local authorities want to build a new Park & Ride close by the city. This Park & Ride should accom­ modate a bus depot, 1,100 parking spaces and a supplementary cultural programme. However, the necessary building capacity to achieve this is of such proportions that a street-level solution is undesirable and an under­ ground solution is financially unfeasible. In addition, a centrally-located Park & Ride would lead to even more traffic in the narrow streets. The existing cable car, offers a solution. Half way along the cable car line there is a motorway that connects Dubrovnik with the airport. There is a plot of undeveloped land with a view over the city precisely at

the point where the cable car and the motorway intersect. Relocating the bus depot and terminal and half of the park­ ing programme to this site, keeps the tourist traffic out of the city and creates space near the Old Town for the cultural programme. Shuttling tourists back and forth between the car park and the Old Town by cable car makes out-of-town parking an attraction in itself. The jury considered the proposal to separate the tourist and local-resident traffic flows by means of the existing infrastructure a clever idea, one that will solve many problems. www.spaceandmatter.nl

123

122

SK 123 – BELT CONVEYOR

kwaliteit van de inzendingen was hoog. Dus blijkbaar zijn deelnemers bereid en in staat de uitdagingen van het bouwen in de huidige steden aan te pakken. Nu er een brandlucht uit de oven komt, weet ik dat mijn lunch geen fijnproeverij zal worden, maar daar kan ik wel mee omgaan. De architecten van onze steden en onze omgeving hoeven evenmin topkoks te zijn, maar creatieve, zich aanpassende, alledaagse koks. Welke maaltijd zij ook voorstellen, architecten moeten dezelfde regels volgen als de kok: bedenken wie het gaat eten, niet te veel ingrediënten gebruiken, voorkomen dat het overgaar wordt en geen banket bereiden als een kop soep voldoende is.

Dutch winners abroad

Lots of flavour but little nutrition?

ED 458 – SNAKE

combineren als geen ander. En deze bekwaamheden worden gewaardeerd door de ontwikkelaarswereld. Dit is geen vermoeden, ik weet dit dankzij talloze discussies met opdrachtgevers door de jaren heen. Maar architecten ondermijnen vaak deze krachten door zich helemaal te richten op het ontwerp, alsof dat het enige is waar het om gaat. Als architecten evenveel energie zouden investe­ ren in het beantwoorden van andermans vragen als in die van henzelf, zou de wereld er een stuk beter uit­ zien. De uitdagingen waarvoor de huidige stadsplan­ ning staat zijn dus duurzaamheid, gericht op mensen en toch economisch. En ontwerpers lijken te worste­ len met vernieuwing, bescheidenheid en flexibiliteit. Dit is misschien erg makkelijk aan te wijzen, maar het is toch erg lastig er naar te handelen. En daar heb je gelijk in. De onderwerpen die aan de orde worden gesteld, zijn verre van gemakkelijk. Dat maakt het de moeite waard steden te bouwen. Gelukkig zijn er kansen zoals Europan, waar crea­ tieve geesten en urgente onderwerpen elkaar kunnen ontmoeten. Aangezien er een tijd is aangebroken waarin opdrachtgevers en ontwerpers zich intelligen­ ter moeten tonen, is het potentiaal van Europan om in heel Europa van elkaar te leren nu nog relevanter dan toen de organisatie ruim twintig jaar geleden werd opgericht. Ondanks de hier beschreven uitdagingen blijf ik na Europan 11 achter met een positief gevoel over de toekomst. Waarom? Neem de opgave in Amsterdam. Dat was veruit de lastigste van de Nederlandse Europan 11-opgaven, maar zowel het aantal als de

Nederlandse winnaars in het buitenland

Veel smaak maar weinig voedzaam?

locaties zijn veel inzendingen die in een ‘alles of niets’benadering grote hoeveelheden nieuwbouw voorstel­ len, met weinig aandacht voor het laten zien van de waarde die wordt toegevoegd (bijvoorbeeld ‘SNAKE’ in Amsterdam, or ‘BELT CONVEYOR’ in Deventer).


KOPENHAGEN / COPENHAGEN

OSLO

Eervolle vermelding Honourable mention

Winnaar Winner

Kopenhagen Denemarken Het ontwerp heeft als doel de identiteit van de traditionele wijk Sankt Kjelds Kvarter in Kopenhagen te versterken door middel van een infrastructurele ingreep. Hierbij wordt het ‘O’-schema van de centrale rotonde vervangen door een ‘X’-schema van twee kruisende straten, die met de kruising het centrale plein vormen. De twee bestaande diagonalen worden als autovrije, lineaire parken vormgegeven, die de aan de randen van de wijk gelegen trein- en metrostations met elkaar verbinden, terwijl het autover­ keer wordt omgeleid naar het orthogo­ nale stratennetwerk. Hierdoor wordt het centrale plein het belangrijkste publieke verblijfsgebied in de wijk. Op plastische wijze geven de voor­ gestelde bouwblokken aan de noord- en

124

in an expressive way, meshing in with the morphology of the neighbourhood. They restore the urban fabric by linking up with the existing development and by clearly defining the edges of the plots. In addition, the new blocks of buildings create various qualities and atmos­ pheres in the surrounding public space. In the plaza the blocks are ambitiously and unambiguously combined with public functions in the plinth, while in the streets they have more relief and are more finely meshed with ground-level access housing. The jury was impressed with the clarity and cohesion of the proposal and the presentation. It considered the fragmented blocks of buildings and the connection with the existing develop­ ment both interesting and feasible for the development of the plots. www.studiovanv.eu

Beatriz Ramo (ES)

Winnaar Winner

VW 139 THE GARDENS OF GRØNMO

XX 111 Norwegian Rhapsody

QG 424 Multitalented City

Oslo Noorwegen

Oslo Noorwegen

Reims Frankrijk

De vuilnisbelt Grønmo is gelegen aan de zuidoostrand van Oslo en wordt beschouwd als een lelijk litteken in het prachtige Markabos. Maar door ‘stads­ landbouw’ kunnen alle ogenschijnlijk zwakke punten van Grønmo worden omgebogen naar kansen. Grønmo heeft een schone bodemtoplaag, een grote hoeveelheid groene compost, voor­ zieningen voor hergebruik, en warmte ingesloten in ondergronds afval. Het voorstel is er een scala aan tuinen in te richten die, binnen een vastgesteld kader, zullen groeien naar gelang de vraag. Het plan wordt geken­ merkt door een systeem van paden dat de gasleidingen van de vuilnisbelt volgt. ‘Farm yards’ gelegen aan het paden­ systeem zullen fungeren als sociale en functionele plekken voor de tuinders.

Aan het plan worden ook educatieve en recreatieve lagen toegevoegd. De tuinen zelf worden toegewezen aan drie hoofd­ groepen: lokale bewoners, scholen uit Oslo en agrarische wetenschappers. Op deze manier zullen de tuinen een directe invloed hebben op de regio, de stad en uiteindelijk op globaal niveau. De jury vindt het voorstel overtuigen in ‘het doen van meer met minder’. Het is een passende en bronnenefficiënte bena­ dering van de hedendaagse uit­dagingen voor Grønmo.

Oslo Norway The Grønmo rubbish dump is situated on the south-east border of Oslo and it is considered an ugly scar in the splendid forest and hilly areas of Marka. But by means of “urban farming” all of Grønmo’s ostensibly weak points can be restructured into opportunities. Grønmo has clean topsoil, a vast amount of green compost, facilities for re-usage, and heat generated from within the underground waste. The plans propose the layout of a range of gardens that, within a fixed framework, will grow according to demand. The plan is characterised by a network of paths that follow the dump’s gas pipes. “Farmyards” situated on the system of pathways will function as social and functional areas for the gardeners. The plan will also have supplementary educational and recreational layers.

Ik stierf op 2 januari 2015. Ik had toen al wat gelezen over Grønmo. Het was het mooiste idee van omgaan met de dood en ik werd verliefd op de gedachte onderdeel te worden van het landschap. Grønmo was buitengewoon. Het was een open ruimte in het bos, een geheime kamer, alleen zichtbaar vanuit de lucht. Toen we daar eens waren, hoorden we het geluid van doedelzakken. Het klonk mysterieus, vergezeld door een echo van kleine ‘dings’. Ik vroeg me af wat mijn geluid zou zijn. Het was zo kalm… Ik lag op een klein dijkje, kijkend naar het surrealistische landschap van jonge heuvels. Op een dag zou mijn as hiervan onderdeel worden. Gunnar zou mijn as overal uitstrooien, het verder overlatend aan de wind, zodat hij mij overal zou voelen, maar niet op één

specifieke plek. Ik vind dat ook prettig, maar ik voelde ook een onlogische angst om te verdwijnen. Als een sterk poëtisch statement brengt dit project volgens de jury een krachtig debat teweeg over de locatie, over de historie ervan en over de toe­ komst. Het voorstel voor een begraaf­ plaats is niet sentimenteel en uitdagend als concept. www.st-ar.nl.

Oslo Norway The gardens themselves will be allocated to three main groups: local residents, schools from Oslo, and agricultural scientists. In this way the gardens will have a direct influence on the region, the city and ultimately on a global level. The jury considered the “do more with less” proposal convincing. It is a fitting and source-efficient approach to the challenges that present-day Grønmo faces.

I died on 2 January 2015. I had already read about Grønmo then. It was the most beautiful way of dealing with death and I fell in love with the idea of becoming part of the landscape. Grønmo was extraordinary. It was an open space in the forest, a secret room, only visible from the air. When we were there we heard the sound of bagpipes playing. It sounded mysterious, accompanied by the echo of tiny “dings”. I wondered what the sound could be. It was so calm… I was lying on a narrow mound, looking at the surrealistic landscape of the young hills. One day my ash would form part of this. Gunnar will scatter my ashes, leaving the wind to do the rest, so that he will feel my presence all around him, but not in one specific spot. I felt comfortable

In ‘Multitalented City’ wordt voorgesteld een nieuwe identiteit te creëren voor een bestaande universiteitscampus aan de rand van de Franse stad Reims. Doordat Reims zelf voorziet in zijn energie­vraag, is de stad flexibel en in staat zichzelf te transformeren op ruimtelijk, sociaal en economisch vlak. Door middel van deze transformatie is de campus met zijn omgeving zelfvoorzienend. De ruggengraat van het project is een netwerk van openbare ruimtes en conti­ nue routes die vijf pleinen, met elk een eigen identiteit, met elkaar verbinden. De verschillende identiteiten van de pleinen worden gecreëerd door verschillende programma’s, schalen en functies toe te passen in programmatische clusters. Door deze verschillen wordt zowel de eigen identiteit als het netwerk van

Lukas Rekevicius (LT) Tadas Jonauskis (LT) Justina Muliuolyte (LT)

openbare ruimtes versterkt. Een effectief mobiliteitssysteem is een belangrijk stra­ tegisch element van ‘Multitalented City’. De ruimtelijke voorzieningen die worden gecreëerd om de duurzame vervoersmid­ delen te laten functioneren, vormen de basis van de strategie. De combinatie van mobiliteit en geprogrammeerde openbare ruimte vormen de ‘Multitalented City’-identiteit van Campus Moulin de la Housse. Door deze strategie wordt het gebied een ‘pilotproject’ voor de dynami­ sche, flexibele en duurzame stad van de toekomst. De jury waardeert de zoektocht naar het definiëren van nieuwe stedenbouw­ kundige vormen en programma’s in de vorm van de pleinen, en vindt dit ook een kwaliteit. www.pu-pa.eu

Reims France with that, but I also felt an illogical dread of disappearing. According to the jury, this project with its poetic statement generates a spirited debate about the site, about its history and about the future. The pro­ posal for a cemetery is not sentimental and it is challenging as a concept. www.st-ar.nl.

“Multitalented City” proposes creating a new identity for an existing university campus on the periphery of the French city of Reims. Because Reims is selfsupporting in terms of energy, the city is flexible and capable of transforming itself on a spatial, social and economic interface. This transformation will make the campus and its surroundings selfsupporting. The backbone of the project is a net­ work of spaces and continuous routes, each with its own identity, that connect the five public squares with each other. The various identities of the squares are created by applying the various programmes, scales and functions in programmed clusters. These differences reinforce both their own identity and the network of public spaces. An effective mobility system is an important strategic

element of “Multitalented City”. The spe­ cial facilities that are created to facilitate the functioning of sustainable modes of transport form the basis of the strategy. The combination of mobility and pro­ grammed space form the “Multitalented City” identity of Campus Moulin de la Housse. This strategy makes the area a pilot project for the dynamic, flexible and sustainable city of the future. The jury appreciated the search for defining new urban typologies and pro­ grammes in the form of public squares and regarded this as a quality. www.pu-pa.eu

125

The plans are designed to reinforce the identity of Sankt Kjelds Kvarter, a tradi­ tional neighbourhood in Copenhagen, by means of an infrastructural interven­ tion. This entails replacing the “O” scheme of the central roundabout with an “X” scheme comprising two inter­ secting streets, forming a central plaza. The two existing diagonals are designed as pedestrian, linear parks, linking the train and metro stations situated on the outskirts of the neigh­ bourhood with each other, while the motor traffic is re-routed through the orthogonal street network. This makes the central plaza the most important public recreational area in the neigh­ bourhood. The proposed blocks of buildings on the northern and southern side of the plaza give form to this X-shaped space

Eervolle vermelding Honourable mention

Dutch winners abroad

Dutch winners abroad

Copenhagen Denmark

zuidzijde van het plein vorm aan deze X-vormige ruimte, aansluitend op de morfologie van de wijk. Ze helen het ste­ delijk weefsel door aan te sluiten op de bestaande bebouwing en door de ran­ den van de kavels duidelijk te definiëren. Hiernaast creëren de nieuwe bouwblok­ ken verschillende kwaliteiten en sferen in de omringende openbare ruimte. Zo zijn ze aan het plein grootschalig en eenduidig met publieke functies in de plint, terwijl ze in de straten meer reliëf hebben en fijnmaziger zijn met grond­ gebonden woningen op maaiveldniveau. De jury is onder de indruk van de dui­ delijkheid en samenhang van het voorstel en de presentatie. Hiernaast worden de gefragmenteerde bouwblokken en de aansluiting op de bestaande bebouwing als interessant en haalbaar gezien voor de ontwikkeling van de kavels. www.studiovanv.eu

Silke Volkert (DE) Magnus Weightman (GB)

REIMS

Nederlandse winnaars in het buitenland

Nederlandse winnaars in het buitenland

TE 627 From O to X/ Van O naar X

Pepijn van Voorst (NL) Karho Yeung (NL) Rutger Kuipers (NL) Henry Lacarce (FR)

OSLO


SELB Winnaar Winner

Thomas Bernhardt (DE) Gilles-Benoit Trevetin (FR) Andreas Baumer (DE)

Selb Duitsland Door een weloverwogen mix van urbane strategieën en gerichte architectonische ingrepen wordt de porseleinstad Selb in het noordoosten van Beieren gepositio­ neerd als ‘Stad van het witte goud’, het regionale centrum voor cultuur, kunst, handel en toerisme. De tot cultuurcentrum getransfor­ meerde monumentale Porselein­fabriek fungeert als katalysator voor de toekom­ stige ontwikkelingen en als tegenpool voor het goed functionerende histori­ sche stadscentrum. De route tussen deze twee centra in de stad wordt de nieuwe levensader van Selb. Langs deze ‘porseleinroute’ worden duurzaam gere­ noveerde en op verrassende wijze her­ gebruikte bestaande gebouwen afge­ wisseld met markante nieuwbouw op stedenbouwkundig belangrijke punten.

Deze herbezinning op de industriële tra­ ditie legt zo de basis voor een duurzame revitalisering van de stad. Door aantrek­ kelijke nieuwe woon- en werkvormen en individuele ontwikkelingsmogelijkheden in te passen in bestaande structuren profileert de stad Selb zich tegelijkertijd als the place to be in de regio. Porselein blijft daarbij een centrale rol spelen. De jury vindt dat deze inzending een interessante en vernieuwende manier laat zien van het strategisch positioneren van de stad Selb als een porseleinstad én als architectonische investering. www.nap.info

Dutch winners abroad

In ‘Between The Lines’ wordt een aantrekkelijk, coherent en duurzaam stedelijk vervoersnetwerk gecreëerd voor de stadsregio Skien-Porsgrunn. Binnen deze stadsregio vormt de rivier het hart, maar is tegelijkertijd ook een barrière binnen het landschap. Het plan is gericht op de verbetering van het openbaar vervoer, waarvan momenteel weinig mensen gebruikmaken. ‘Between The Lines’ voorziet in een openbaarvervoersnetwerk (lightrail en HOV-bus), een langzaamverkeer­ snetwerk en de ontwikkeling van de stationsomgevingen met een specifiek en attractief cultureel programma. De lightrailverbinding vormt een integraal onderdeel van het openbaarvervoersen langzaamverkeersnetwerk, dat niet alleen Skien met Porsgrunn verbindt,

DP 306 DREIECKSPLATZ

maar ook de westelijke en oostelijke oevers van de rivier. Een nieuw fiets­ netwerk tussen Skien en Porsgrunn heeft niet alleen recreatieve doeleinden: de suburbane woongebieden zijn nu verbonden met de stationsknopen. De fietspaden overbruggen de rivier, ver­ beteren de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en dragen bij tot meer gebruik van de lightrailverbinding. De overtuigende manier waarop het voorstel zich richt tot de regio’s relatie met het water wordt gewaardeerd door de jury. www.posad.nl

De locatie is gesitueerd tussen de ring en de bossen van Wenen en heeft de kenmerken van beide omgevingen – stad en natuur – als basis voor toekomstige ontwikkeling. Omgeven door woning­ bouw met veel privé-groen, vraagt de locatie om een royale hoeveelheid hoog­ waardige openbare ruimte, die de diverse bewonersgroepen zal uitnodigen en stimuleren om samen te komen, te wonen en te werken. Belangrijke vormen van vervoer, zoals bus, tram en fiets, bepalen de hoeken van het driehoekige plein, dat een geïntegreerd treinperron in het mid­ den heeft. Diverse programma’s op het gebied van wonen, commercie en sociale activiteiten bevinden zich aan de rand van deze openbare driehoek en zorgen voor de levendigheid ervan. De groene ruimte is gemaximaliseerd op alle verschillende

niveaus, met aandacht voor gezondheid, educatie en sociale interactie, terwijl allerlei vormen van natuur, van wilde bossen tot kruidentuinen, de atmosfeer in het gebied van de individuele wonin­ gen bepalen. Volgens de jury ligt de kwaliteit van het project in de opvallende simpelheid van het idee van de driehoekige ruimte, dat zowel openbare ruimte als een geor­ ganiseerd principe is; het plan slaagt er in om beide zijden van het treinstation te verbinden, zonder gebruik te maken van ingewikkelde technieken. www.impressivelysimple.net

Vienna Austria only as a recreational facility: the subur­ ban residential areas are now connected with the station hubs. The bicycle tracks bridge the river, improve the accessibility of the public transport and contribute to greater use of the light rail connection. The jury appreciated the way in which the proposal focused on the region’s connections with the water. www.posad.nl

The site is situated between the ring and the woods of Vienna and shares the characteristics of both environments – city and nature – as the basis for future development. Surrounded by hous­ ing with a lot of private green, the site requires a liberal amount of high-quality public space that will invite and encour­ age the various groups of inhabitants to socialise, live and work here. Important modes of transport, such as bus, tram and bike, determine the corners of the triangular plaza, which has an integrated train station in the middle. Various pro­ grammes in the field of housing, com­ merce and social activities are situated on the edge of this triangle creating liveliness. The green space is maximised on all the different levels, focusing on health, education and social interac­ tion, while all forms of nature, from wild

woods to herb gardens, determine the atmosphere in the area of the individual housing. According to the jury the quality of the project lies in the striking simplicity of the idea of the triangular space that is both public space and an organised principle: the plan succeeds in con­ necting both sides of the train station, without making use of complicated technologies. www.impressivelysimple.net

127

“Between The Lines” creates an attrac­ tive, coherent and sustainable urban transport network for the urban region of Skien-Porsgrunn. The river forms the heart of this urban region, but it is at the same time also a barrier within the landscape. The plan focuses on impro­ ving the public transport, which few people currently use. “Between The Lines” provides for a public transport network (light rail and BRT bus), a slow-traffic network, and the development of the station vicinity with a specific and attractive cultural pro­ gramme. The light rail connection forms an integral part of the public transport and slow-traffic network, which not only connects Skien with Porsgrunn, but also the western and eastern banks of the river. A new bicycle network between Skien and Porsgrunn is designed not

Artur Borejszo (PL)

Wenen Oostenrijk

Skien-Porsgrunn Norway revitalisation of the town. By integrating new forms of living and working and opportunities for individual development in existing structures, Selb at the same time projects itself as “the place to be” in the region. Porcelain retains a central role in this context. The jury considered this entry an interesting and innovatory way of strategi­ cally positioning the town of Selb both as a porcelain town and as an architectural investment. www.nap.info

Winnaar Winner

Dutch winners abroad

126

PS 404 Between The Lines

Emile Revier (NL) Han Dijk (NL) Boris Hocks (NL)

Skien-Porsgrunn Noorwegen

Selb Germany A well-considered mix of urban strategies and specific architectural interventions position Selb, the porcelain city in the northeast of Beieren, as the “city of white gold”, the regional centre for culture, art, trade and tourism. The monumental porcelain factory, transformed into a cultural centre, functions as a catalyst for the future development and as a counterweight to the smoothly-functioning historical town centre. The route between these two centres becomes the new life-blood of Selb. Along this “porcelain route” the existing buildings are sustainablyrenovated and given a new lease of life by re-using them in surprising ways alternating with striking new develop­ ments at important urban points. This reconsideration of its industrial tradi­ tion forms the basis for the sustainable

Eervolle vermelding Honourable mention

WENEN / VIENNA

Nederlandse winnaars in het buitenland

Nederlandse winnaars in het buitenland

WG 101 Dornröschen – Reinitializing Selb or ‘Kissing awake the sleeping beauty’

SKIEN-PORSGRUNN


SAFARI NL Kristiaan Borret

SAFARI NL 128

that they were searching for a spatial vision to give direction to a gradual development in the long term, rather than an overwhelming and resounding master plan that aspired to being fully complete. The tour of the Netherlands brought the Europan debate down to earth, made real what – in the international Europan circus – is perhaps all too virtual. This same tour made the contrast between virtual and real strikingly palpable. From the coach on the motorway scores of recent property developments casually passed by in review. A sizeable Knowledge Port in a small town, a haughty high-rise block on the horizon of an open landscape, a sprawling residential development, pleasant but also orderly. But for every newly-completed project we also passed a billboard promising the next new project. This was a moving sight because by now, as we all realise, in the major­ ity of cases this will prove an empty promise. The financial crisis is visible all along the motorway in the Netherlands. The property bubble has burst but is still to be cleared away. Crises mean challenges, is a slogan in the busi­ ness management world. And this is also under dis­ cussion today in our professions: architecture and urban development. With the disappearance of the property hausse, an end has also come to the sort of urban development that is driven by large-scale development and redevelopment based on a vision of a perfect final outcome. Innovative urban develop­ ment today is a bottom-up process, seeking to bring about global regeneration through limited interven­ tion and maintaining the right course by constant

The masterplan becomes a developmental guide plan, expansion becomes transformation, and fast becomes slow

readjustments, rather than working as fast as possible towards a pre-determined end vision. The master plan becomes a developmental guide plan, expansion becomes transformation, and fast becomes slow. Allowing time to be included in a plan (the past, the development and the change), automatically leads to more genuine and hence more multi-layered urbanism. “Slow urbanism” produces more palatable urbanism. Europan 11 testifies to this current change in the profession. There are assignments, such as the one for Havenkwartier in Deventer, that steer straight towards a new approach and there are assignments

Het masterplan wordt een gidsplan, expansie wordt transformatie, snel wordt traag

Forum van jury’s en steden in november 2011 in Oslo, waar de nationale opdrachtgevers en jury’s uit Europa bijeenkomen om zich te laten inspireren bij de finale beoordeling van de inzendingen per land. In Spanje heeft de geïmplodeerde vastgoedbubbel al evenzeer komaf gemaakt met de grootschalige stadsvernieu­ wing. In Oost-Europa kijkt men niet minder uit naar beperkte strategische ingrepen met groot effect. Op tal van andere plaatsen in Europa is men genoodzaakt de voorbije gang van zaken in vraag te stellen en de eigen positie van het vak te herdenken. Graz (AT), Szeged (HU), Stains (FR), Cerdanyola del Vallés (ES), Selb (DE), Porvoo (FI). En zo is Safari NL niet anders dan Safari EUR.

gethematiseerde woonomgevingen die recht uit het vinex­paradijs komen. Hoe kan het contrast tussen de realiteit van de busrit door Nederland en de virtualiteit van de voorstellen zo pijnlijk zijn? Waarom ontwerpt men meer van hetzelfde, terwijl de condities ingrij­ pend veranderd zijn en het vak aan verandering toe is? Hoe komt het dat zo veel ontwerpers onder de veertig jaar zich minder bewust tonen van een problematiek die bij de juryleden van boven de veertig jaar vanzelf­ sprekend lijkt? Hebben de jonge Europan-inzenders hun opleiding tijdens de hoogtij van de vastgoed­ droom nog niet afgeschud? Zijn hun docenten – ouder dan veertig – nu tot nieuwe inzichten aan het komen? Waar blijft de vadermoord? De nood aan een andere aanpak van stadsontwik­ keling is het meest pregnante onderwerp dat tijdens de debatten in de Nederlandse Europanjury aan de orde was. Het was ook de boven- of ondertoon in het

that reluctantly come to realise that customary devel­ opment approaches might lack something and that they would benefit from a critical proposal for an area for future residential expansion, De Zuidlanden in Leeuwarden. Both sites represent the extremes in the spectrum of assignments: transformation of a Brownfield versus expansion of a Greenfield site. The focus on slower and transformative urban develop­ ment is recognisable in the way in which the assign­ ments were drawn up, but subsequently not to the same degree in the solutions that the participating designers proposed. There were numerous entries with splendid impressions of a future that were no different from the recently-failed past of exaggerated property development. Skyscrapers in provincial towns, vast buildings that OMA could hardly better, curvatures and overhangs that Zaha dare not dream of, gigantic blocks of buildings that could not be phased, thematised living environments that come right out of the VINEX paradise. Why is the contrast between the reality of the coach ride through the Netherlands and the virtuality of the proposals so painful? Why design more of the same, while the conditions have changed radically and the profession is in need of transformation? Why are so many design­ ers under the age of forty less aware of a problem that seems so self-evident to the jury members who are older than forty? Haven’t the young Europan entrants yet cast off the training they received during the hey­ day of the property dream? Are their teachers – older than forty – coming to see things differently now? What has happened to patricide?

The need for a different approach to urban devel­ opment was the most pressing subject discussed during the debates in the Dutch Europan. It was also the dominant tone – or undertone in the Forum for Juries and Towns in November 2011 in Oslo, where the national commissioning authorities and juries from Europe met to draw inspiration for the final adjudica­ tion of the entries by country. The imploded property bubble in Spain has equally put paid to large-scale urban development. In Eastern Europe, too, it is the limited strategic interventions that are being sought, and with considerable success. In numerous other places in Europe the way things were done in the past is being called into question and it has become necessary to rethink the position of one’s profession. Graz (AT), Szeged (HU), Stains (FR), Cerdanyola del Vallés (ES), Selb (DE), Porvoo (FI). And so Safari NL is no different from Safari EUR.

129

There was no question of Emmie Vos allowing the jury to retire to an ivory tower for the adjudication of the entries. Consequently we, the jury, visited all the Dutch sites and exchanged views on the spot with the commissioning parties and others involved in the project. This approach is in sharp contrast to most of the other countries that participate in Europan and where the adjudication usually takes place at a distance. I consider the Dutch method an excellent distinction, notwithstanding the fact that this is, of course, much easier to organise in the motorway-rich Netherlands than, say, a quick shuttle back and forth between Reims and Toulouse. It is well worth exploring the Europan sites in per­ son, because a good plan stems from a good under­ standing of the context. Physically experiencing the spatial reality of the spot is essential. And the context is also formed by what the local parties involved have been willing to provide as background in the descrip­ tion of the site. Consequently a good plan can only be judged properly if the members of the jury also have an understanding of the couleur locale of each site. In this respect the jury’s tour is a perfect “real­ ity check” for the opinions that we had more or less already formed during the preliminary study of the entries. It led me to adjust my viewpoint somewhat, following the site visits. Only on the boggy pastures of Leeuwarden did the despair become physical: should the routine Dutch house-building machine be allowed to continue to cut into a new piece of open space. Only when the project representatives in Deventer made their presentation did it become clear

bewerkstelligen en houdt de juiste koers in het oog door voortdurend bij te sturen in plaats van zo snel mogelijk naar het vooraf vastgelegde eindbeeld toe te werken. Het masterplan wordt een gidsplan, expansie wordt transformatie, snel wordt traag. Door toe te laten dat tijd (verleden, verloop en verandering) in een plan opgenomen kan worden, ontstaat er vanzelf een meer echte en dus meerlagige stad. Slow urbanism levert smakelijkere stedelijkheid op. De sessie Europan 11 getuigt van deze lopende verandering in het vak. Er zijn opgaven, zoals die voor het Havenkwartier in Deventer, die regelrecht aansturen op een nieuwe aanpak en er zijn opgaven die schoorvoetend tot het besef komen dat er wat zou kunnen schorten aan de gebruikelijke ontwik­ kelingsopvattingen en die gebaat zouden zijn bij een kritisch voorstel, zoals het woonuitbreidingsgebied De Zuidlanden in Leeuwarden. Beide locaties verte­ genwoordigen zowat de uitersten in het spectrum van opdrachten: transformatie van een brownfield versus expansie in een greenfield. De aandacht voor tragere en transformatieve stadsontwikkeling laat zich herken­ nen in de wijze waarop de opdrachten gesteld waren, maar daarom niet in dezelfde mate in de oplossingen die de deelnemende ontwerpers voorstelden. Talrijk waren de inzendingen met schitterende impressies van een toekomst die in niks verschilt met het pas gefaalde verleden van de overtrokken vastgoedont­ wikkeling. Wolkenkrabbers in provinciesteden, big buildings waar OMA een punt aan kan zuigen, wel­ vingen en uitkragingen die Zaha niet durft dromen, enorme gebouwcomplexen die niet faseerbaar zijn,

Kristiaan Borret

Eindhoven, Deventer, Leeuwarden, Almere, Amsterdam, Capelle aan den IJssel. The Big 6 of the Europan safari. A threeday coach trip criss-crossing the Netherlands. Three nights setting up camp somewhere else. Three days exploring six sites. I have never known a jury so mobile…

projectverantwoordelijke in Deventer werd het dui­ delijk hoe men daar op zoek was naar een ruimtelijke visie die beetje bij beetje een ontwikkeling op lange termijn gidst, eerder dan een denderend en daverend masterplan dat ambieert volledig af te zijn. De rondrit door Nederland bracht het Europandebat met de voeten op de grond, maakte reëel wat in het internati­ onale Europancircus soms al te virtueel is. Door toedoen van diezelfde rondrit werd een ander contrast tussen virtueel en reëel treffend tast­ baar. Vanuit de bus op de snelweg passeerden tal van recente vastgoedprojecten terloops de revue. Een flinke kennispoort aan een kleine stad, een fiere hoogbouw aan de einder van een open landschap, een uitzwermende woonontwikkeling, gezellig maar toch ordelijk. Maar voor elk nieuw gerealiseerd project zagen we ook een reclamepaneel passeren dat een volgend nieuw project belooft. Dat was aandoenlijk, want dat het in de meeste gevallen een loze belofte zal blijken, is voor iedereen inmiddels duidelijk. De financiële crisis is zichtbaar langs de snelweg in Nederland. De vastgoedbubbel is er opengespat maar nog niet opgeruimd. Crisissen zijn uitdagingen, is een slagzin in de wereld van het bedrijfsmanagement. Ook in ons vak van architectuur en stedenbouw is dat vandaag aan de orde. Met het verdwijnen van de vastgoedhausse is ook een einde gekomen aan het soort stedenbouw dat drijft op grootschalige (her)ontwikkeling vanuit een volmaakt eindtoestandbeeld. Vernieuwende stedenbouw vertrekt vandaag van onder uit, zoekt om met beperkte ingrepen globale vernieuwing te

Column

Eindhoven, Deventer, Leeuwarden, Almere, Amsterdam, Capelle aan den IJssel. De Big 6 van de Europansafari. Drie dagen met het busje kriskras door Nederland. Drie nachten telkens in een ander bed. Drie dagen afstappen op zes locaties. Zo beweeglijk heb ik een jury nog niet geweten…

Immers, Emmie Vos moet er niet van weten dat de jury zich in een ivoren toren zou terugtrekken voor de beoordeling van de inzendingen. In Nederland bezoe­ ken we als jury daarom alle locaties en hebben we ter plekke een gedachtewisseling met de opdrachtgever en andere actoren die bij het project betrokken zijn. Met deze werkwijze onderscheidt Nederland zich van de meeste andere landen die aan Europan deelne­ men en waar de jurering dus meestal van op afstand plaatsvindt. Ik vind dit een voortreffelijk punt van ver­ schil, ook al is zoiets natuurlijk makkelijker te organise­ ren in het dichtbesnelwegde Nederland dan pakweg snel heen en weer tussen Reims en Toulouse. Het is goed om de Europanlocaties als werkelijke plek te verkennen, want een goed plan start met een goed begrip van de context. Fysieke ervaring van de ruimtelijke werkelijkheid van de plek is onontbeerlijk. En de context wordt eveneens gevormd door wat de lokaal betrokken actoren als achtergrond in de omschrijving van de opdracht hebben willen meege­ ven. Een goed plan kan dus pas goed beoordeeld worden als de juryleden ook besef hebben van de couleur locale van elke locatie. In die zin bleek de juryrondrit een perfecte reality check voor de opi­ nies die we ons bij de voorbereidende studie van de inzendingen al min of meer gevormd hadden. Zelf ben ik alvast her en der van standpunt veranderd na het bezoek ter plekke. Pas op de zompige weiden van Leeuwarden werd de vertwijfeling lijfelijk of de routineuze Nederlandse woningbouwmachine wel zomaar moest blijven draaien en een nieuwe lap open ruimte aansnijden. Pas door de uitleg van de


OVER DE JURERING Emmie Vos

De jurering vond plaats in twee stappen. De eerste stap, die moest leiden tot een selectie voor het forum in Oslo, vond plaats op de locatie. De tweede jurering vond plaats na het forum in Oslo.

CONCERNING THE ADJUDICATION

130

In Eindhoven the plans were displayed in a hall in the Vertigo building on the TU campus. At the end of the afternoon the site representatives presented the site to the jury who then visited the site, whereupon the first individual round took place. After a dinner, also attended by the site representatives, the jury spent the night in Eindhoven. The adjudication continued the following morning. After the selection was made for Oslo – seven of the 32 entries – the coach left for Deventer. In Deventer the plans were presented in the DAVO building, where the presentation for the archi­ tects had also been held. Afterwards, in overcast weather the jury visited the site and the first stage of the adjudication took place. Unfortunately no panels had been received for one plan and the entrants had never replied to the national secretariat’s calls. The jury therefore disqualified the plan. Of the remaining 59 entries the jury selected nine plans for the forum in Oslo. The jury then travelled by coach to Leeuwarden. After a tasty meal and a short night’s sleep the jury set to work in Leeuwarden. The presentation was held in the Zuidlanden information centre on the site, which they then viewed. There was very heavy rain that day... The plans were on show in the Blokhuispoort, the same

venue where the Europan 11 information market had been held six months earlier. Unfortunately three plans had to be disqualified for Leeuwarden. Two of them only had Dutch texts thus failing to comply with the competition rules, and also extremely frustrating for an international jury. And no panels or envelope had been received for the third plan, and in this case the entrants did not respond to the national secretariat’s calls, and so the jury disqualified the plan. Of the remaining 56 plans eleven were selected for Oslo. Having also completed the first stage of the adju­ dication for Leeuwarden, the journey proceeded to Almere. The weather had brightened up and the jury, just as the participating architects a number of months previously, was informed about the site in the Topsportcentrum. The coach transported the jury members to the site where they took a long walk – possibly pleased that the weather was fine and at the opportunity to stretch their legs. The plans were on display in front of the windows of a vacant floor on the premises of Hogeschool Windesheim in Almere, festively fitted out with remarkable furniture! Of the 41 entries for the site in Almere, the jury

selected nine for the forum. After the adjudication and the selection of the plans for Oslo the jury had a late meal in the new centre of Almere where, after a long wait for taxis because the coach driver had driven the permitted number of hours for that day, they spent the night in a hotel out of town. Early the next day the coach was ready to take them to Amsterdam where the jury was appropriately received in vacant office space on the site and where the entries were also displayed. After a detailed pre­ sentation the jury walked around the site. The jury adjudicated and selected the plans for the forum. Eight of the 38 entries for Amsterdam were selected for Oslo. Photographer Theo Bos paid a visit during the adjudication in Amsterdam to take photo­ graphs of the jury members as they studied the plans. He also took the official portrait of the jury. The last coach trip conveyed the jury to Capelle aan den IJssel. The plans were displayed in vacant office premises on the corner of De Hoven 1. After the presentation the jury walked through the streets on the site. And having returned to the office premises,

131

The members of the jury met in Eindhoven, travelled through the country during the following three days and completed their work in Capelle aan den IJssel. The same procedure was followed in each case. The site representatives presented the assignment just as they had done six months earlier to the partici­ pating architects. Afterwards the jury visited the site to gain an impression of the atmosphere and stimulate their senses. The entries for the site in question were adjudicated on the basis of this information. An initial individual round set the ball rolling, after which all the entries were discussed and the jury deci­ ded which ones had to be dropped. Subsequently, in a new individual round, the jury members marked the plans that they considered should go to the forum in Oslo. The definitive selection for the forum took place

in the following plenary round. The criterion for the selection was that a broad spectrum of solutions for the sites should be represented that could stimulate discussion at the forum and that would form a crosssection of all the entries submitted.

Concerning the Adjudication

Emmie Vos

Emmie Vos

The adjudication took place in two stages. The first stage, which would result in a selection for the forum in Oslo, was held on the sites. The second adjudication took place after the forum in Oslo.

In Eindhoven waren de plannen tentoongesteld in een hal van gebouw Vertigo van de TU. Aan het eind van de middag presenteerde de jury de locatie en werd de locatie bezocht, waarna de eerste indivi­ duele ronde plaatsvond. Na een diner, waarbij ook locatievertegenwoordigers aanwezig waren, werd in Eindhoven overnacht. De volgende morgen ging de jurering verder. Nadat de selectie voor Oslo was gemaakt – 7 van de 32 inzendingen – vertrok de bus richting Deventer. In Deventer waren de plannen opgesteld in gebouw DAVO, waar ook de presentatie voor de architecten had plaatsgevonden. In druilerig weer werd na de presentatie de locatie bezocht en vond de eerste stap van de jurering plaats. Helaas waren van één plan geen panelen ontvangen, en de inzen­ ders hadden niet gereageerd op oproepen van het projectbureau. Dat plan werd dus gediskwalificeerd door de jury. Van de overige 59 inzendingen selec­ teerde de jury 9 plannen voor het forum in Oslo. Na afloop stapte de jury weer in de bus om naar Leeuwarden te gaan. Na lekker eten en een korte nacht kon de jurering in Leeuwarden van start gaan. De presentatie vond plaats in het informatiecentrum Zuidlanden, op de

Over de jurering

De juryleden ontmoetten elkaar in Eindhoven, reisden de volgende drie dagen door het land en eindigden hun werk in Capelle aan den IJssel. Overal werd dezelfde procedure gevolgd. De locatie­vertegenwoordigers presenteerden de opgave zoals ze dat een halfjaar eerder deden voor de deel­ nemende architecten. Daarna werd de locatie bezocht om een idee te krijgen van de sfeer, om de locatie te ruiken en te proeven. Met die informatie werden de inzendingen voor de betreffende locatie gejureerd. Eerst werd er een individuele ronde gemaakt, waarna alle inzendingen werden besproken en werd besloten welke moesten afvallen. Daarna markeerden de juryleden in een nieuwe individuele ronde de plan­ nen waarvan ze vonden dat ze mee moesten naar het forum in Oslo. In de volgende plenaire ronde vond de

definitieve selectie voor het forum plaats. Criterium voor de selectie was dat een breed spectrum aan oplossingen voor de locaties zou worden weer­ gegeven, die voeding kon geven aan discussies op het forum en een doorsnede vormde van het geheel van de inzendingen.


Emmie Vos 132

the jury adjudicated and selected the plans for the forum, six of the 45 entries were selected and this completed the first stage of the adjudication of the plans for the Dutch sites. Having spent 74 hours in each other’s company, and having selected 53 plans from a total of 273 entries, the jury members were free to go home.

were considered together with those selected for Clermont-Ferrand (FR), Linz (AT), Malmö and Würzburg (DE) in the “From isolation to social integration” working group. The “From fallow lands to city life” working group discussed the entries selected for Almere, Ingolstadt (DE), Monthey (CH), Sambreville (BE), Szeged (HU) and Warzawa (PL). And finally, the plans selected for the site in Amsterdam were examined together with those selected for the sites in Dublin (IE), Dubrovnik (HR), Sestao (ES) and Wittstock (DE) in the “From a question to a new character” working group. Following the forum the jury for the Dutch sites assembled in the Arkitektur- og Designhøgskole in Oslo, and the final stage of the adjudication took place: the selection of the winners and runners-up and the special mentions. Astrid Sanson, who chaired the adjudication, then opened the envelopes and revealed the names of the architects. There were many foreign names... The jury was obliged to keep these names secret for more than a month until the award ceremony! In her speech during the award ceremony Astrid Sanson, who chaired the adjudication, spoke about two of the jury’s observations with reference to the adjudication.

The first concerned the assignments. She stated that master plans and blueprints that show what an area will look like in fifteen years’ time can no longer be taken at face value. Without an actual contribution from those involved, it is impossible to pre-determine programmes for housing and offices. Strategies need to be formu­ lated in order to develop the assignments that are wait­ ing to be tackled. The jury was therefore surprised that many entries presented a final solution scenario. More focus on strategies is required with contributions from multi-disciplinary collaborations. She pleaded for this to be included in degree programmes. The second observation was that the analyses of the participating teams were mostly very good. But once the analyses were turned into architecture, things often went wrong. She said that the jury wondered whether this was due to a lack of time, or whether young graduates lack real architectural skill. And if the latter is the case, this needs to be addressed, because “people cannot live and work in analyses”.

Less than a month later the Dutch jury assembled at Schiphol for the trip to Oslo for the two-day Forum for Juries and Towns. All the plans selected for Europan 11 from the whole of Europe were collected in Oslo. Representatives from all the sites were present as well as most of the juries. The entire jury for the Dutch sites was also in Oslo. During the forum, comparable sites were brought together in working groups and the various possible solutions proposed in the plans were discussed. In the “From a marginal status to a significant image” study group the plans for the sites in Leeuwarden, Pejë/Pe ć (KO), Simrishamn (SE) and WIEN (AT) were discussed. The plans selected for the sites in Deventer and Eindhoven were examined along with those for the sites in Graz (AT), Neuilly-sur-Marne (FR) and Oslo (NO) in the “From obsolete identity to new identity” working group. The plans selected for Capelle aan den IJssel

Een kleine maand later verzamelden de Nederlandse juryleden zich op Schiphol voor de reis naar Oslo voor het tweedaagse Forum van jury’s en steden. In Oslo waren de geselecteerde Europan 11-plannen uit heel Europa verzameld. Van alle Europese locaties waren vertegenwoordigers aanwezig en ook de meeste jury’s waren vertegenwoordigd. De hele jury voor de Nederlandse locaties was in Oslo. Tijdens het forum waren vergelijkbare locaties in werkgroepen bijeen­ gebracht en werden de verschillende mogelijke oplos­ singen van de plannen besproken. In de werkgroep ‘From a marginal status to a sig­ nificant image’ kwamen de plannen voor de locaties in Leeuwarden, Pejë/Pe ć (KO), Simrishamn (SE) en Wenen (AT) aan de orde.

De voor de locaties in Deventer en Eindhoven geselecteerde plannen werden met die voor de locaties in Graz (AT), Neuilly-sur-Marne (FR) en Oslo (NO) besproken in de werkgroep ‘From obsolete identity to new identity’. De geselecteerde plannen voor Capelle aan den IJssel werden met de selectie voor Clermont-Ferrand (FR), Linz (AT), Malmö en Würzburg (DE) aan de orde gesteld in de werkgroep ‘From isolation to social integration’. De werkgroep ‘From fallow lands to city life’ behandelde de geselecteerde inzendingen voor Almere, Ingolstadt (DE), Monthey (CH), Sambreville (BE), Szeged (HU) en Warschau (PL). De selectie voor de locatie in Amsterdam ten slotte werd samen met die voor de locaties in Dublin (IE), Dubrovnik (HR), Sestao (ES) en Wittstock (DE) besproken in de werkgroep ‘From a question to a new character’. Na het forum kwam de jury voor de Nederlandse locaties bijeen in de Arkitektur- og designhøgskole i Oslo, en de finale van de jurering vond plaats: het aanwijzen van eerste- en tweedeprijswinnaars en bijzondere vermeldingen. Daarna opende voorzitter Astrid Sanson de enveloppen en onthulde de namen van de architecten. Veel buitenlandse namen... De jury moest die namen wel ruim een maand geheimhouden tot de prijsuitreiking!

In haar toespraak tijdens de prijsuitreiking vertelde juryvoorzitter Astrid Sanson over twee observaties van de jury naar aanleiding van de jurering. De eerste was over de opgaven. Zij constateerde dat niet meer uitgegaan kan worden van master­ plannen, van blauwdrukken die laten zien hoe een gebied er over vijftien jaar zal uitzien. Zonder werke­ lijke bijdrage van de betrokkenen is het onmogelijk programma’s voor woningen en kantoren vast te stellen. Om de opgaven die nog steeds op ons bord liggen te ontwikkelen, moeten strategieën worden geformuleerd. De jury was daarom verbaasd dat veel inzendingen een eindplaatje toonden. Er is meer aandacht voor strategieën noodzakelijk, met inbreng van multidisciplinaire samenwerkingsverbanden. Zij pleitte ervoor dat dit wordt opgenomen in de oplei­ dingsprogramma’s. De tweede observatie was dat de analyses van de deelnemende teams meestal erg goed waren. Maar, op het moment dat de analyses werden omgezet naar architectuur, ging het vaak mis. Ze zei dat de jury zich afvroeg of dit kwam door gebrek aan tijd, of dat pas afgestudeerden echt architectonische vak­ bekwaamheid missen. En als dat laatste klopt, vergt dat echt aandacht, want ‘mensen kunnen niet wonen en werken in analyses’.

Matthew Turner, Karen van Vliet, Floor Arons, Joost Glissenaar, Kristiaan Borret, Han Meyer, Helena Casanova, Marien de Langen, Astrid Sanson, Hanneke Kijne

133

Tijdens de jurering in Amsterdam kwam fotograaf Theo Bos langs voor het maken van foto’s van de juryleden die de plannen bestudeerden. Hij maakte er ook het staatsieportret van de jury. De laatste bustocht voerde de jury naar Capelle aan den IJssel. In een leegstaand kantoorpand, op de hoek van de Hoven 1, waren de plannen opgesteld. Na de presentatie liep de jury door de straten van de locatie. En na terugkeer in het kantoorpand vonden de jurering en de selectie voor het forum – 6 van de 45 inzendingen – plaats, waarmee de eerste stap van de jurering van de plannen voor de Nederlandse locaties was afgerond. De juryleden konden naar huis, na 74 uur bij elkaar te zijn geweest, en een selectie uit de 273 plannen te hebben gemaakt van in totaal 53 inzendingen.

Concerning the Adjudication

mooi weer was en de benen konden worden gestrekt. De plannen stonden opgesteld voor de ramen van een leegstaande etage in de vestiging van hogeschool Windesheim in Almere, een feestelijke ruimte met wel heel bijzonder meubilair! Van de 41 inzendingen voor de locatie in Almere, selecteerde de jury er negen voor het Forum van jury’s en steden. Na de jurering en de selectie van de plan­ nen voor Oslo werd laat gegeten in het nieuwe cen­ trum van Almere, waarna – na lang wachten op taxi’s omdat de buschauffeur zijn uren had gemaakt voor de dag – de nacht in een hotel buiten de stad werd doorgebracht. Al vroeg de volgende morgen stond de bus weer klaar om naar Amsterdam te gaan. Daar werd de jury toepasselijk ontvangen in een lege kantoorruimte op de locatie, waar ook de inzendingen stonden opgesteld. Na een uitvoerige presentatie volgde de wandeling over de locatie. En daarna vond ook in Amsterdam de jurering en de selectie van plannen voor het forum plaats. 8 van de 38 inzendingen werden voor Oslo geselecteerd.

Over de jurering

locatie, die daarna werd bekeken. Het regende jonge hondjes die dag... De plannen stonden in de Blokhuispoort, waar een halfjaar eerder de informatiemarkt van Europan 11 had plaatsgevonden. Voor de locatie in Leeuwarden moesten helaas drie plannen worden gediskwalificeerd. Twee daarvan hadden alleen Nederlandse teksten, hetgeen niet volgens het prijsvraagreglement is, en ook heel onhan­ dig is voor een internationale jury. Van een ander plan werden noch panelen, noch een enveloppe ontvan­ gen, en ook in dit geval werd er niet gereageerd op oproepen van het projectbureau, dus ook dit plan werd door de jury gediskwalificeerd. Van de overige 56 plannen werden er 11 geselecteerd voor Oslo. Nadat ook in Leeuwarden de eerste stap van de jurering was gezet, leidde de tocht naar Almere. Het weer was opgeklaard en de jury liet zich, net als de deelnemende architecten een aantal maanden eerder, voorlichten over de locatie in het Topsportcentrum. De bus bracht de jury naar de locatie, waar de jury een lange wandeling maakte – wellicht blij dat het


EUROPAN 11 CIJFERS — FIGURES

INSCHRIJVINGEN EN INZENDINGEN IN EUROPA — REGISTRATIONS AND ENTRIES IN EUROPE

HERKOMST DEELNEMERS VOOR DE NEDERLANDSE LOCATIES — ORIGIN PARTICIPANTS FOR THE DUTCH SITES

Nationaliteit teamleden — Nationality Team Members Registrations

Cijfers

Ibbenbüren 46 Ingolstadt 75 Selb 39 53 Wittstock Würzburg 55 268 in total

36 51 24 36 30 177

DK

Allerød 49 59 Copenhagen Rødovre 36 144 in total

36 37 24 97

66,0

67,4

NO

Haugesund Oslo Skien Porsgrunn in total

49 62 35 146

30 33 23 86

PL

Warsaw 40 40 in total

PT

Guimarães 47 47 in total

26 26

SE

Malmö Norrköping Nynäshamn Simrishamn in total

55 41 50 75 221

36 26 39 48 149

ES

Alcalá de la Selva 67 Alcorcón 38 54 Cerdanyola del Vallès Getaria 86 San Bartolomé 102 Sestao 76 423 in total

42 23 33 56 59 44 257

FI

Porvoo 46 Turku 68 114 in total

32 48 80

FR

Clermont-Ferrand 65 Neuilly-sur-Marne 102 Reims 60 Savenay 73 Stains 88 Toulouse 81 469 in total

36 48 35 34 43 43 239

HR

Dubrovnik 115 115 in total

51 51

26 26

in total all over Europe

2999

1824

62,9

58,9 65,0 55,3

67,4

60,8

60,8

15

Bulgaria

6

Canada

1

China

3

Colombia

1

70,2

51,0

Aanmeldingen en inzendingen per land — Registrations and Entries per Country

44,3

HU

Szeged 60 60 in total

40 40

66,7

IE

Dublin 45 45 in total

27 27

60,0

KO

Pejë / Pec 45 45 in total

30 30

66,7

1

2

Austria

28

Belgium

Finland

1

Bulgaria

France

55

Colombia

Greece

15

Finland

Ireland

2

France

1

1

Iceland

1

Germany

2

3

Indonesia

1

Greece

1

Italy

93

Italy

6

Japan

1

Lithuania

Lithuania

2

Netherlands

23

24

26

Macedonia

1

Poland

1

1

Mexico

2

Portugal

Netherlands

246

Austria

3

Poland

23

Slovakia

Portugal

11

Spain

Rumania

10

Switzerland

Russia

4

1

1

4

1 3

7

2

7

4

7

1

11

33

1

1

28

23

17

141

1

1

1

3

8

1

1

2

2

2

Rumania 1

Serbia and Montenegro

1 1

3

1

3

United Kingdorm

1

1

1

United States

1

1

1 4

10

United States

2

350

South Korea

7

300

Sweden

2

in total

636

2

10

1 1

in total

United Kingdom

9

1

450

17

3

1

400

4

3

Singapore

5

2 1

1

unknown

80

1 1

1

1

Spain

9

1 1

Montenegro Slovakia

200

2

1

Germany

500

250

4

Cyprus

41

1 38

45

60

23 1

2

6

2

4

1

3

5

32

59

275

100 50 0 AT

BE CH DE DK ES

aanmeldingen/registrations inzendingen/entries

FI

FR HR HU

IE

KO NL NO PL

PT

SE

Figures

Figures

2

Belgium

Serbia and

150

135

134

Argentina

Cijfers

DE

63,8

41 38 45 60 32 59 275

in total

28 31 22 81

57 70 67 107 46 90 437

Leeuwarden

Aigle 44 Monthey 46 Romainmôtier 37 127 in total

Almere Amsterdam Capelle aan den IJssel Deventer Eindhoven Leeuwarden in total

Eindhoven

CH

65,4

NL

=%

Deventer

44 41 85

58,3

Entries

Capelle a/d IJssel

Marche-en-Famenne 64 Sambreville 66 130 in total

25 30 43 98

Registrations

Amsterdam

BE

Graz 45 Linz 47 Vienna 76 168 in total

=%

Almere

AT

Entries

Vestigingsland teamleiders — Country of Residence Team Leaders


EUROPAN 1–10

EUROPAN 1 1 | AMSTERDAM-NOORD Dietmar Prietl, Gerhard Sacher Het plan van de tweedeprijswinnaars voor de locatie omvat 85 appartementen in vijf woonblokken aan de Buiksloterweg en werd opgeleverd in 1994. Opdrachtgever voor het project was de Protestantse Woningbouwvereniging. Zie ook: 'Europan Implementations' #9 (ISBN 960-7424-11-5) 2 | ARNHEM Pim Köther, Ton Salman In mei 1994 werd het woongebouw opge­ leverd. Het gebouw bestaat uit vier lagen, waarin 35 driekamerwoningen in de sociale huursector van diverse typen zijn opgeno­ men. Het project is gebouwd in opdracht van de Stichting Volkshuisvesting Arnhem. Zie ook: 'Europan Implementations' #4 (ISBN 960-7424-06-9) 3 | DEN HAAG Charlotte ten Dijke, Bart Mispelblom Beyer, Alcuin Olthof, Gijs Tegelberg Met het plan Le sauvage soigné of... Nomadenbestaan op niveau werd de

1

2

hedendaagse fictie van de mobiele samenle­ ving becommentarieerd. Aan het concept ligt de uitwisseling tussen bestaande woonvor­ men – de traditionele (gestapelde) woning en de mobiele woning – ten grondslag. Deze studie naar een nieuwe woning­typologie leidde niet direct tot resultaat, maar wel tot de start van TANGRAM Architecten, en indirect tot opdrachten.

over 21 wooneenheden, ruimten voor geza­ menlijke activiteiten en faciliteiten, alsmede 21 overdekte parkeerplaatsen. Zie ook: 'Europan Implementations' #6 (ISBN 960-7424-08-5)

4 | DEN HAAG Jaap Udema Het plan betrof woningbouwtorens aan het Spui. Op deze locatie waren drie winnaars. Door de stadhuisperikelen van wethouder Duivesteijn was er geen kans op uitvoering, en er was evenmin een alternatieve locatie of opdracht. Toen, door middel van een ver­ volgcompetitie, de ‘beste’ van de drie win­ naars geselecteerd zou moeten worden, trok de architect zich terug. Sinds 2006 runt hij het bureau bonbonArchitecture in Toulouse.

6 | BREDA Endry van Velzen De gemeente zag uiteindelijk af van woning­ bouw op de Europanlocatie. Een alternatieve opdracht week zo sterk af van de oorspron­ kelijke opgave, dat Van Velzen deze niet kon accepteren. Maar dankzij zijn ontwerp Het beleg van Breda werd hij door de gemeente Rotterdam uitgenodigd voor een stedenbouw­ kundige studie over de wijk Pendrecht. Thans zit hij in de directie van De Nijl Architecten.

5 | VRIJE LOCATIE H. Daridan, I. Manescau, F. Marzelle, E. Steeg Naar aanleiding van het prijswinnende plan, dat niet in Nederland werd gerealiseerd, heb­ ben de architecten dankzij de inzet van het toenmalige bestuur van Europan Nederland in Bordeaux tijdelijke huisvesting gerealiseerd, met 102 gemeubileerde kamers, verdeeld

4

5

EUROPAN 2

7 | NIJMEGEN Winfried van Zeeland Er waren twee eersteprijswinnaars voor de locatie Hessenberg. De andere winnaar rea­ liseerde een plan op een alternatieve locatie. De aanwezigheid van een rijksmonument op de Europanlocatie en latere archeologische vondsten stonden realisatie van het prijs­ winnende plan in de weg. Als alternatieve

6

opdracht realiseerde Van Zeeland sinds 2006, in opdracht van AM Wonen, 33 startersappartementen en woningen aan de Mollenhutseweg in Nijmegen. Momenteel is hij architect-directeur bij Van den Berg Kruisheer Elffers Architecten in Rotterdam. 8 | NIJMEGEN Dick van Gameren, Bjarne Mastenbroek Op een alternatieve locatie aan de Gerard Noodtstraat is door de architecten een woongebouw met 57 woningen ontworpen, met bedrijfsruimte op de begane grond. Bijzonder is de parkeerruimte op het dak, ontsloten door een autolift. Opdrachtgever voor het plan was Woningvereniging Kolping (thans Talis Woondiensten). Het project is bewoond sinds 1997. Zie ook: 'Europan Implementations' #14 (ISBN 960-7424-22-0) 9 | ZAANSTAD Gerard Maccreanor, Richard Lavington Na betrokken te zijn geweest bij de ontwik­ keling van het stedenbouwkundige plan voor het Zaaneiland, de alternatieve locatie in Zaanstad, werd door de Europanarchitecten een deelplan ontworpen waarin 123 een­ gezinswoningen en 33 appartementen zijn opgenomen. Opdrachtgever was VOF Peterswerf (Bouwfonds Woningbouw en

7

Volker Stevin Ontwikkelingsmaatschappij). Het plan werd opgeleverd in 1997. Zie ook: 'Europan Implementations' #13 (ISBN 960-7424-21-2) 10 | ZAANSTAD Tania Concko, Pierre Gautier Voor de originele Europanlocatie aan de Zaanoevers werd door de winnaars het masterplan ontwikkeld, waarna 102 wonin­ gen in vier gebouwen met diverse typen woningen zijn ontworpen. Het plan, dat onder opdrachtgeverschap van Delta roA is gerealiseerd, werd opgeleverd in 1999. Ook de openbare ruimte werd door Concko en Gautier ontworpen. Zie ook: 'Europan Implementations' #15 (ISBN 960-7424-26-3)

EUROPAN 3 11 | DEN BOSCH Helena Njiric Het voorstel van Helena Njiric van het Kroatische bureau njiric+njiric arhitekti bestond uit een kunstmatige dijk met diverse woningtypologieën en landschappelijke elementen. Het plan werd breed gepubli­ ceerd en bestempeld als innovatief en

8

9

3 | THE HAGUE Charlotte ten Dijke, Bart Mispelblom Beyer, Alcuin Olthof, Gijs Tegelberg The plan Le sauvage soigné or... Nomadenbestaan op niveau (High-quality Nomad exist­ ence) comments on the contemporary fiction of the mobile society. The concept is based

12

on the interchange between existing forms of housing – traditional (stacked) housing and mobile housing. This study into a new hous­ ing typology did not lead to a result straight away but to the establishment of TANGRAM Architecten and, indirectly, to commissions. 4 | THE HAGUE Jaap Udema The plan concerned housing towers on the Spui. There were three winners for this site. Owing to alderman Duivesteijn’s ups and downs at the town hall there was no chance of implementation, nor of an alternative site or commission. When, by means of a followup competition, the “best” of the three winners was to be chosen, the architect withdrew. Since 2006 he has run bonbon­ Architecture consultancy in Toulouse. 5 | NO DESIGNATED SITE H. Daridan, I. Manescau, F. Marzelle, E. Steeg The prize-winning plan was not built in the Netherlands, but thanks to the efforts of the Europan Nederland board of that time, a residential hostel was built in Bordeaux, comprising 102 furnished rooms, divided over 21 housing units, areas for communal collective activities and facilities, as well as 21 covered parking spaces. Also view: 'Europan Implementations' #6 (ISBN 960-7424-08-5)

EUROPAN 2 6 | BREDA Endry van Velzen The municipality eventually abandoned the housing project on the Europan site. An alternative commission was at such variance with the original assignment, that Van Velzen was unable to accept it. But thanks to his design Het beleg van Breda the municipal­ ity of Rotterdam invited the architect to draw up an urban development study for the Pendrecht district. He is presently on the management board of De Nijl Architecten. 7 | NIJMEGEN Winfried van Zeeland There were two winners for the Hessenberg site. A plan by the other winner was built on an alternative site. The presence of a listed building on the Europan site and later archaeological findings prevented the realisation of the prize-winning plan. Since 2006, as an alternative plan commissioned by AM Wonen, Van Zeeland has realised 33 starters’ apartments and housing units on Mollenhutseweg in Nijmegen. He is currently architect-director at Van den Berg Kruisheer Elffers Architecten in Rotterdam.

8 | NIJMEGEN Dick van Gameren, Bjarne Mastenbroek The architects designed a residential build­ ing with 57 housing units, with business units on the ground floor on an alternative site on Gerard Noodtstraat. One exceptional feature is the parking space on the roof, accessed by a car lift. The client for the plan was Woningvereniging Kolping (now Talis Woondiensten). The project has been occupied since 1997. Also view: 'Europan Implementations' #14 (ISBN 960-7424-22-0) 9 | ZAANSTAD Gerard Maccreanor, Richard Lavington Having been involved in the development of the urban development plan for Zaaneiland, the alternative site in Zaanstad, the Europan architects designed a sub-plan comprising 123 single-family homes and 33 apart­ ments. The client was VOF Peterswerf (Bouwfonds Woningbouw and Volker Stevin Ontwikkelingsmaatschappij). The plan was completed in 1997. Also view: 'Europan Implementations' #13 (ISBN 960-7424-21-2)

10 | ZAANSTAD Tania Concko, Pierre Gautier The winners developed the master plan for the original Europan site on the Zaanoevers, whereupon 102 housing units in four build­ ings with diverse housing typologies were designed. The plan, which was commis­ sioned by Delta roA, was completed in 1999. Concko and Gautier also designed the public space. Also view: 'Europan Implementations' #15 (ISBN 960-7424-26-3)

EUROPAN 3 11 | DEN BOSCH Helena Njiric The proposal by Helena Njiric from the Croat architectural firm njiric+njiric arhitekti comprised an artificial dike with several housing typologies and landscape elements. The plan received wide publicity and was labelled innovative and interesting. But the municipality decided to work with the other winner for the same site, the team com­ prising Reinier de Graaf and Don Murphy. Plans for an alternative commission for the Croatians were never carried through. In 2001 njiric+njiric split up into two independent firms: njiric+ and hpnj+.

12 | DEN BOSCH Reinier de Graaf, Don Murphy Don Murphy designed the plan for the alternative site on Gassedonklaan, which was completed in 2000. It comprised 59 rented housing units in two blocks, 14 of which are suitable for the physically disa­ bled. The project title 3UP2DOWN refers to the access principle of the housing, a combination of halls, staircase accesses and galleries, and the way in which the hous­ ing is stacked, with floor plans alternating between one and one and a half bays. Also view: 'Europan Implementations' #16 (ISBN 960-7424-28-X) 13 | DORDRECHT Tom Jefferies, Adrian Evans, Dominic Wilkinson The original design was for 45 social and non-subsidised housing units. At the close of 1999 the Progrez corporation gave a commission for an alternative site situ­ ated just outside the competition area on the Riedijkshaven basin. The assignment comprised a day nursery above a basement car park. In consultation with the Europan architects the plan was adapted to comply with Dutch legislation. The original design, more or less abandoned, is no longer rec­ ognisable.

137

2 | ARNHEM Pim Köther, Ton Salman The housing was completed in May 1994. The building comprises four floors, with 35 three-room housing units of various typologies in the social housing sector. The project was commissioned by Stichting Volkshuisvesting Arnhem. Also view: 'Europan Implementations' #4 (ISBN 960-7424-06-9)

11

Europan 1–10

Europan 1–10

1 | AMSTERDAM-NOORD Dietmar Prietl, Gerhard Sacher The plan by the runners-up for the site comprised 85 apartments in five housing blocks on Buiksloterweg and it was com­ pleted in 1994. The client for the project was Protestantse Woningbouwvereniging. Also view: 'Europan Implementations' #9 (ISBN 960-7424-11-5)

136

EUROPAN 1–10

12 | DEN BOSCH Reinier de Graaf, Don Murphy Don Murphy ontwierp het plan voor de alternatieve locatie aan de Gassedonklaan, dat in 2000 opgeleverd. In twee blokken zijn 59 huurwoningen gerealiseerd, waarvan 14 geschikt zijn voor lichamelijk gehandicap­ ten. De titel van het project 3UP2DOWN verwijst naar het ontsluitingsprincipe van de woningen, een combinatie van portieken en galerijen, en de manier waarop de woningen, met plattegronden afwisselend van een en anderhalve travee, zijn gestapeld. Zie ook: 'Europan Implementations' #16 (ISBN 960-7424-28-X)

10

3

EUROPAN 1

interessant. Maar er was nog een andere prijswinnaar voor dezelfde locatie, het team van Reinier de Graaf en Don Murphy, waar­ mee de gemeente verderging. Plannen voor een alternatieve opdracht voor de Kroaten werden nooit gerealiseerd. Het bureau njiric+njiric ging in 2001 over in twee afzon­ derlijke bureaus: njiric+ and hpnj+.


13 | DORDRECHT Tom Jefferies, Adrian Evans, Dominic Wilkinson Het oorspronkelijke ontwerp was voor 45 sociale huur- en vrijesectorwoningen. Eind 1999 verstrekt corporatie Progrez opdracht voor een alternatieve locatie, net buiten het prijsvraaggebied gelegen aan de Riedijkshaven. De opdracht betreft een kinderdagverblijf boven een parkeergarage. In overleg met de Europanarchitecten is het plan door een Nederlands bureau aan­ gepast aan de Nederlandse regelgeving. Het originele ontwerp moest hiervoor op de schop en is onherkenbaar geworden. 14 | GRONINGEN Christopher Moller, Burton Hamfelt, Dominic Papa, Jonathan Woodroffe Nadat in workshopverband met de gemeente en andere architecten een ste­ denbouwkundig plan was uitgewerkt voor het Cibogaterrein – waarvan de prijsvraag­ locatie deel uitmaakte – ontwierpen de architecten een deelplan met 149 woningen (sociale huur en vrije sector) en 300 par­ keerplaatsen. Ook zijn 1.500 m2 bedrijfs­ ruimte en 3.000 m2 winkelruimte in het plan opgenomen. Het project is opgeleverd in 2002. Europan Nederland gaf een boekje over het project uit (ISBN 90-808734-1-1).

EUROPAN 4 16 | ALMELO Madeleine Maaskant, Victor van Velzen Omdat de prijsvraaglocatie, het Indiëcomplex, pas na 2000 zou vrijkomen voor plan­ ontwikkeling, kregen de architecten een alternatieve locatie aangeboden. Dit leidde tot een studieopdracht, maar opdracht voor verdere uitwerking bleef uit. Toch bleek er in 2009 weer beweging in de oorspronkelijke locatie te zitten toen Maaskant en van Velzen Architecten benaderd werd door Ter Steege

14

Vastgoed met de vraag deel te nemen aan een meervoudige opdracht om de voormalige weverij tot een kunsthal te transformeren. Op dit moment werkt de opdrachtgever eraan politiek draagvlak voor de kunsthal te creëren. 17 | AMSTERDAM-OSDORP Floor Arons, Arnoud Gelauff Voor de oorspronkelijke locatie werd in opdracht van woningbouwvereniging Het Oosten op basis van het prijsvraagontwerp een plan ontwikkeld dat 112 woningen, 1.200 m2 bedrijfsruimte, 111 parkeerplaat­ sen en 2.000 m2 openbare ruimte omvat. De eerste paal werd geslagen in december 2000 en de oplevering vond plaats in 2002. Bijzonder is dat het gerealiseerde plan heel dicht bij het prijsvraagontwerp ligt. Zie ook: 'Europan Implementations' #18 (ISBN 960-7424-37-9) 18 | DEN HAAG Pierre Boudry, Marjolijn Boudry Nadat in opdracht van Ontwikkelings­ combinatie Wateringse Veld een voorlopig ontwerp werd gemaakt voor een kleinere locatie, werd Bouwfonds Woningbouw opdracht­gever voor de verdere planontwik­ keling. Het plan bestaat uit 35 eengezins­ woningen, 52 parkeerplaatsen en 5.300 m2 openbare ruimte. Tot op heden is dit plan niet tot uitvoering gekomen.

16

18

EUROPAN 5

19 | DEN HAAG Mark Linneman, Pieter Bannenberg, Kamiel Klaasse Het plan Pixel City kreeg geen een ver­ volgopdracht. Wel gaf projectontwikkelaar Hans van der Zant NL Architects een rol in de ontwikkeling van de Schilderswijk. Later nodigde hij hen uit voor samenwerking in Den Haag Zuidwest. Dit leidde tot de bouw van winkelcentrum De Kameleon in Amsterdam. Jurylid Niek Verdonk zorgde voor een project in de Haarlemmermeer. Hij stond aan de basis van de betrokkenheid van NL Architects bij woontoren Prisma in Groningen en het Groninger Forum.

21 | ALMERE Siebold Nijenhuis, Aldo Vos Het plan Omega bestond uit een horizontaal en opgetild bouwblok dat boven het open polderlandschap zweeft. Vanaf 2001 is samen met Ymere projectontwikkeling gewerkt aan de realisatie van het plan. In 2005 is deze ontwikkeling stopgezet, omdat de gemeente en Ymere niet tot overeenstemming konden komen over het programma en de grondprijs. Er is, ondanks diverse toezeggingen, geen sprake van een vervangende opdracht.

20 | EMMEN Ira Koers, Jurjen Zeinstra, Mikel van Gelderen De oorspronkelijke opzet van het Europanplan was zeer herkenbaar in het aangepaste prijsvraagontwerp, maar het traject naar bouwproject verliep moeizaam. De proce­ dure voor de wijziging van het bestemmings­ plan was ingezet en het definitief ontwerp voor een groot deel van het project was gereed, toen de realisatieprocedure alsnog vastliep. De toezegging van de gemeente te onderzoeken of een alternatieve opdracht op een andere locatie mogelijk was, leidde nergens toe.

19

22 | ALMERE Alberto Nicolau Corbacho Voor het plan Suburban Loop was een alter­ natieve locatie gevonden in ‘Groenendaal’, onderdeel van het stadsdeel ‘Almere Poort’. De architect kreeg opdracht voor aanpas­ sing van het plan voor de nieuwe locatie, wat leidde tot een verkleining van de bouw­ massa. Naast woningen moest er ook een school in het volume worden ondergebracht. Er zijn echter in de loop der jaren zo veel wijzigingen in de plannen voor het gebied gekomen, dat er geen ruimte meer bleek te zijn voor een plan van deze Europanwinnaar.

20

21

23 | AMSTERDAM-OOST Joost Glissenaar, Klaas van der Molen Het plan Sandwich City was een voorstel om een woonbuurt te ontwikkelen die refe­ reert aan het oorspronkelijke gebruik van het gebied: een bedrijventerrein. Het project is niet uitgevoerd. De alternatieve opgave, een ontwerp voor 30 seniorenwoningen gecom­ bineerd met een bibliotheek en diensten­ centrum op een andere locatie, is vanwege politieke motieven na afronding van het bestek stopgezet. 24 | HAARLEMMERMEER Gijs Raggers In opdracht van ontwikkelaar Timpaan werd voor een alternatieve locatie een voorlopig ontwerp gemaakt voor 24 eengezinswonin­ gen in vier blokken binnen de vinexlocatie Floriande, waarvan ook de prijsvraaglocatie deel uitmaakte. Helaas is het plan nooit ver­ der gekomen, omdat de gemeente het roer omgooide. Gijs Raggers werkt inmiddels al enkele jaren als succesvol architect bij EGM architecten.

23

25 | ROTTERDAM André Kempe, Oliver Thill Begin 2003 deelde de gemeente de architecten mee dat ontwikkeling van de Europanlocatie op de Kop van Zuid is uit­ gesteld. De architecten hebben vervolgens gewerkt aan een alternatieve opdracht in Schiebroek voor opdrachtgever Vestia. Dit project omvat 50 koopappartementen in een urban villa met 7 bouwlagen. Het plan werd ontwikkeld tot bestektekeningen, en de prijsonderhandelingen met de aannemer waren rond. Maar door de economische crisis is het project in de ijskast gezet, en onzeker is of het ooit nog gerealiseerd gaat worden.

planvorming voor deze locatie is, zit het voorstel van de Europanarchitecten nog in het vat.

EUROPAN 6

28 | GRONINGEN Jesús Hernández Mayor, Helena Casanova García In 2005 kregen de architecten opdracht voor de Europanlocatie. Het aangepaste pro­ gramma van eisen betrof 41 appartementen, waarvan 16 Fokus-woningen voor minder­ valide mensen, een 24-uurs ADL-zorgeenheid als onderdeel van het appartementengebouw, 163 rijtjeswoningen en een garage voor 159 auto’s. De eerste fase van het project is op dit moment in uitvoering en de planning is om dit deel van het project in april 2012 op te leveren. Volg de realisatie live via de webcam: www.bouwcam.com/stadswerf

26 | AMSTERDAM-NOORD Judith Korpershoek, Jan Richard Kikkert Op de locatie Elzenhagen in AmsterdamNoord bevinden zich nog dezelfde sportvelden als tien jaar geleden. Wel is er een begin gemaakt met het nieuwe CAN, Centrum Amsterdam Noord, waar de Europanlocatie Elzenhagen onderdeel van zal uitmaken. Ontwikkelende partijen zijn gevormd en weer uit elkaar gegaan. Aangezien er nog (lang) geen definitieve

24

25

27 | APELDOORN Lars Courage, Jan-Willem Visscher In opdracht van de gemeente en Rein Geurtsen en partners verrichtten de archi­ tecten een hoogbouwstudie naar drie torens langs het kanaal. De studie spitste zich onder andere toe op de kwaliteit van alzijdigheid – de torens mochten elkaar niet hinderen – en de slankheid die een gebouw tot toren maakt. De resultaten van de studie zijn positief ontvangen. De architecten zijn in afwachting van verdere ontwikkelingen.

27

28

cv

16 | ALMELO Madeleine Maaskant, Victor van Velzen Because the competition site, the Indië complex, would only become available for development planning after 2000, the archi­ tects were offered an alternative site. This led to a study assignment, but a commission for further development was not forthcom­ ing. But there still proved to be interest in the original site when, in 2009, Ter Steege Vastgoed asked Maaskant and Van Velzen Architecten to participate in a multiple com­ mission to transform the former weaving mill into an art exhibition centre. At the present moment the client is busy creating political support for the project. 17 | AMSTERDAM-OSDORP Floor Arons, Arnoud Gelauff The competition design formed the basis for a plan commissioned by Het Oosten housing association for 112 housing units, 1,200 m2 of commercial space, 111 parking spaces and 2,000 m2 of public space for the original site. The foundation ceremony took place in December 2000 and the project was completed in 2002. The

completed plan is exceptionally similar to the competition design. Also view: 'Europan Implementations' #18 (ISBN 960-7424-37-9) 18 | THE HAGUE Pierre Boudry, Marjolijn Boudry Following a preliminary design for a smaller site, commissioned by Ontwikkelingscombinatie Wateringse Veld, Bouwfonds Woningbouw became the client for the further development planning. The plan com­ prises 35 single-family homes, 52 parking spaces and 5,300 m2 of public space. To date, this plan has not been realised. 19 | THE HAGUE Mark Linneman, Pieter Bannenberg, Kamiel Klaasse The Pixel City plan did not receive a follow-up assignment. But Hans van der Zant, property developer, did give NL Architects a role in the development of Schilderswijk. He later invited them to take part in a collaboration in The Hague Zuidwest. This led to the building of De Kameleon, a shopping centre in Amsterdam. Niek Verdonk, a member of the jury, pro­ vided a project in Haarlemmermeer. He was also responsible for the involvement of NL Architects in the Prisma residential tower block in Groningen and the Groninger Forum.

20 | EMMEN Ira Koers, Jurjen Zeinstra, Mikel van Gelderen The original concept of the Europan plan was very recognisable in the modified competi­ tion design, but the route to the construction project was an uphill struggle. The proce­ dures for altering the zoning plan had started and the definitive design for a large part of the project was ready when, nevertheless, the implementation process came to a halt. The undertaking made by the municipality to examine whether an alternative commission for another site was possible, led to nothing.

EUROPAN 5 21 | ALMERE Siebold Nijenhuis, Aldo Vos The Omega plan comprised a horizontal and elevated housing block floating above the open polder landscape. Commencing in 2001 the architects worked together with Ymere projectonwikkeling on developing the plan. In 2005 this development came to a halt because the municipality and Ymere failed to reach agreement about the programme or the land price. Despite various promises, no alternative commission has been forthcoming.

22 | ALMERE Alberto Nicolau Corbacho An alternative site for the Suburban Loop plan was found in “Groenendaal”, part of the “Almere Poort” urban area. The architect received a commission to adapt the plan for the new site, and this led to a reduction in the building mass. In addition to housing, a school also had to be included in the con­ struction volume. However, over the years so many alterations have been made in the plans for the area that there is no longer room for a plan by this Europan winner. 23 | AMSTERDAM-OOST Joost Glissenaar, Klaas van der Molen The Sandwich City plan was a proposal for developing a residential area that refers to the original use of the area: an industrial site. The project was not carried out. After com­ pleting the specifications for the alternative assignment on another site, a design for 30 housing units for the elderly combined with a library and welfare centre, the project was brought to a halt owing to political issues. 24 | HAARLEMMERMEER Gijs Raggers Commissioned by developer Timpaan, the architect made a provisional design for an alternative site for 24 single-family homes in

mk

mk

cv

26

mk

mk

nb

mk

cv

nb

four blocks within the Floriande Vinex site, where the competition site was located. Unfortunately, because the municipality reversed its policy, the plan was never devel­ oped further. In the meantime Gijs Raggers works for several years with success as an architect at EGM architecten. 25 | ROTTERDAM André Kempe, Oliver Thill Early in 2003 the municipality informed the architects that the development of the Europan site on Kop van Zuid was post­ poned. After that the architects worked on an alternative assignment in Schiebroek for the client Vestia. This project comprised 50 owner-occupied apartments in an urban villa with seven floors. The plan was developed into specification drawings, and the price negotiations were arranged. But owing to the economic crisis the project was shelved and it is uncertain whether it will ever be realised.

EUROPAN 6 26 | AMSTERDAM-NOORD Judith Korpershoek, Jan Richard Kikkert The same playing fields are still on the Elzenhagen site in Amsterdam-Noord as ten years ago. But a start has been made on the new CAN, Centrum Amsterdam Noord, and the Europan site Elzenhagen is part of this. The developing parties have been formed and have subsequently split up. Given that no definitive planning for this site is foresee­ able, the Europan architects’ proposal remains on hold. 27 | APELDOORN Lars Courage,Jan-Willem Visscher Commissioned by the municipality and Rein Geurtsen and partners, the architects con­ ducted a high-rise study into three towers along the canal. One of the areas the study focused on was the quality of universality – the towers should not impede each other – and the slender lines of a building that make them a tower. The results of the study were favourably received. The architects are awaiting further developments.

28 | GRONINGEN Jesús Hernández Mayor, Helena Casanova García In 2005 the architects received a com­ mission for the Europan site. The modified schedule of requirements involved 41 flats, including 16 Fokus housing units for the disabled, a 24-hour ADL care unit as part of the block of flats, 163 terraced houses and a car park for 159 cars. The first phase of the project is currently being realised and, according to the planning, this part of the project will reach completion in April 2012. Follow the realisation live via the webcam: www.bouwcam.com/stadswerf 29 | HOOGVLIET Patrick Meijers, Ilse Castermans, Peter Knaven Following a long delay owing to new European legislation governing housing in relation to traffic infrastructure, the urban schedule of requirements for Hoogvliet Noordwest only reached completion in 2003. Commissioned by Woonbron, work subsequently started on a new design for 46 business-residential units, the construction of which was to start in 2008. In April 2009, however, during a meeting between the architects and the client, it emerged that the project would not be pursued.

139

138

15 | HAARLEM Gary Young, Gabrielle Higgs Following years of planning delays owing to soil pollution, the project was finally realised, thanks in part to the efforts of former town architect Thijs Asselbergs, but also the cli­ ent Woonmaatschappij. “The last key” was issued at the beginning of 2005 The plan comprises 46 housing units in the private sector, 43 rental apartments for people aged 55 and older and 106 parking spaces, 85 of which are covered. Europan Nederland published a booklet about the project (ISBN 90-808734-2-X).

EUROPAN 4

22

nb

Europan 1–10

Europan 1–10

14 | GRONINGEN Christopher Moller, Burton Hamfelt, Dominic Papa, Jonathan Woodroffe Following a workshop with the municipality and other architects an urban develop­ ment plan was elaborated for the entire Cibogaterrein – which included the com­ petition site –, the architects designed a sub-plan with 149 housing units (social and non-subsidised housing) and 300 parking spaces. The plan also included 1,500 m2 of commercial space and 3,000 m2 of retail space. The project was completed in 2002. Europan Nederland published a booklet about the project (ISBN 90-808734-1-1).

17

cv

nb

mk

nb

nb

15

cv

cv

12

15 | HAARLEM Gary Young, Gabrielle Higgs Nadat de planvorming voor het project jaren­ lang was vertraagd vanwege grondvervuiling, is het project, mede dankzij de inspan­ ningen van voormalig stadsarchitect Thijs Asselbergs, maar ook van opdrachtgever Woonmaatschappij, uiteindelijk toch gerea­ liseerd. Begin 2005 werd ‘de laatste sleutel’ uitgereikt. Het plan bestaat uit 46 woningen in de private sector, 43 huurappartementen voor 55-plussers en 106 parkeerplaatsen, waarvan 85 overdekt. Europan Nederland gaf een boekje over het project uit (ISBN 90-808734-2-X).


29 | HOOGVLIET Patrick Meijers, Ilse Castermans, Peter Knaven Na grote vertraging vanwege nieuwe Europese regelgeving voor woningbouw in relatie tot verkeersinfrastructuur, was pas in 2003 het stedenbouwkundig programma van eisen voor Hoogvliet Noordwest in gereedheid. Vervolgens is in opdracht van Woonbron gewerkt aan een nieuw ontwerp voor 46 werk-wooneenheden, waarvan de bouw in 2008 zou starten. In april 2009 bleek echter tijdens een gesprek tussen de architecten en de opdrachtgever dat het project geen doorgang zou vinden. 30 | LELYSTAD Regis Verplaetse, Christopher Burton, Eddy Joaquim Het plan Utopia Revisited tilde de weg naar de kust op en schoof de 100 woningen er­onder. Boven zag je het IJsselmeer, bene­ den tuinen en een park. Het was de vertaling van de Europanarchitecten van de ambitie die Lelystad verkondigde, maar nooit had. Er waren vele presentaties en onderzoeken, maar niets werd gerealiseerd en een alterna­ tieve opdracht is uitgebleven.

29

EUROPAN 7 31 | AMSTERDAM Giacomo Summa Met het team van Baukuh won Giacomo Summa met het plan Cassius voor de locatie Bakemabuurt. In opdracht van Far West maakte Baukuh een haalbaarheidsstudie en zij adviseerden de gemeente over het mas­ terplan, dat in 2006 werd vastgesteld. Later werd het voorlopig ontwerp stilgelegd van­ wege de economische crisis. Ook waren de ideeën over het stedenbouwkundig ontwerp gewijzigd. Tot op heden ontving Baukuh geen alternatieve opdracht. 32 | DEN HAAG Jesús Hernández Mayor, Helena Casanova García Het project Urban Morphing is nooit in ontwikkeling gegaan. De architecten kregen opdracht voor een haalbaarheidsstudie, waarin onderzocht moest worden of het Europanontwerp zodanig aangepast kon worden dat de dichtheid ervan hoger zou worden dan het andere plan, met behoud van de oorspronkelijke uitgangspunten van het Europanproject. Dit was niet moge­ lijk, omdat het Europanproject op geheel andere uitgangspunten, strategieën en

30

architectonische ambities gebaseerd was. De opdrachtgever bood de Europanarchitecten een kleine alternatieve opdracht. Toen de architecten een mentor wilden inschakelen bij de contractbesprekingen, heeft de opdracht­ gever zijn aanbieding ingetrokken.

Zuidwijk. De planontwikkeling voor deze opgave is echter door diverse onvoorziene factoren vroegtijdig afgebroken, waarna de architecten nu in afwachting zijn van zowel de oorspronkelijke opgave als een nieuwe ‘extra’ opgave.

33 | HENGELO Kurt van Belle, Patricia Medina Omdat het plan geschikter bleek voor een ander deel van het studiegebied, werkten de architecten hiervoor hun ontwerp uit. Zij maakten een nota van uitgangspunten, en kregen opdracht voor het ontwikkelen van een schetsontwerp, dat goed werd ontvan­ gen. In 2006 wonnen zij een prijsvraag voor Baeck en Hagen in Hengelo. Dit project, in opdracht van Welbions, zal in 2011 gerealiseerd zijn. In de realisatie van het Europanproject is vertraging opgetreden, omdat er onduidelijkheden waren over de locatie. Hoe dit verder zal verlopen, is op dit moment onduidelijk.

EUROPAN 8

34 | ROTTERDAM Ilse Castermans, Patrick Meijers De procedures om de locatie vrij te maken, vergen veel tijd. Daarnaast komt de ontwik­ keling van deze locatie binnen de gehele herstructurering van Zuidwijk pas het laatst aan bod. De architecten kregen een extra opdracht voor een woningblok elders in

36 | DORDRECHT Wouter van Alebeek, Joost van Noort De Europanopgave omvatte 180 woningen aan de Merwede in Dordrecht. Direct na de prijsvraag bleek dat realisatie van zowel het winnende prijsvraagontwerp als het gehele stedenbouwkundige plan Stadswerven onzeker was. Doordat diegenen die zich

31

32

gecommitteerd hadden aan Europan bin­ nen de gemeente Dordrecht wegvielen, verdween ook het enthousiasme en het draagvlak. Helaas is hiermee tot op heden realisatie van het prijsvraagontwerp, of een zoektocht naar een alternatieve opdracht, uitgebleven. 37 | ENSCHEDE Robert Verrijt, Floris Cornelisse Het stedenbouwkundige ontwerp voor de Europanlocatie Mixed Salad bestond uit een mix van grondgebonden en gestapelde woningtypen. Het ontwerp werd opgenomen in de gemeentelijke beleidsstukken voor de Spoorzone, maar veranderende situaties hebben inmiddels tot andere inzichten geleid. Toch voelt de gemeente zich vol­ doende gecommitteerd aan de overeen­ komst met Europan om te zorgen voor een alternatieve opdracht.

35 | ALKMAAR René Berbee, Marc Holvoet In het prijswinnende plan konden blokken van verschillende maat en schaal naar belie­ ven ontwikkeld worden binnen de bestaande verkaveling. Hierdoor ontstond een dui­ delijke scheiding tussen openbaar en col­ lectief domein. Nieuw Overstad werkt aan een masterplan voor de transformatie van Overstad. De gemeente heeft nog steeds de intentie om ATELIERBRUUT op termijn opdracht te geven voor een deeluitwerking.

34

38 | HAARLEM Rindert Gerritsma Het ontwerp bestond uit een stedenbouw­ kundig plan voor een gebied dat geïsoleerd ligt in het centrum van Haarlem. Het gebied is momenteel niet in ontwikkeling. De grond is eigendom van een aantal ontwikkelaars. Door een gemeentelijke bestuurswisseling verdween ook het draagvlak voor Europan. De ontwikkelaars gaven de voorkeur aan

35

37

‘eigen’ architecten. De nieuwe wethouder zei zich verantwoordelijk te voelen voor de toezegging van een vervangende opdracht en bij de stadsarchitect staan de architecten op een ‘voorkeurslijst’.

Zwolle. Van de huidige manager Stadshagen kwam de toezegging dat hij zich in het Europandossier zal verdiepen.

EUROPAN 9

39 | TILBURG Dominique ter Beek, Jenny Eklund, Chris Luth In Tilburg zijn de aanvankelijke randvoor­ waarden voor de Europanopgave inmiddels veranderd. Zo zal de brandweerkazerne nog jaren op de locatie blijven. Een groot deel van de locatie is echter vrijgekomen en gesprekken zijn gevoerd met de gemeente Tilburg en ontwikkelende partijen om een aangepast plan tot realisatie te brengen. 40 | ZWOLLE Fabrice Henninger, Gabriel Kiderlen, Helga Schmid, Rainer Geerdes De Europanlocatie kwam nog niet in ont­ wikkeling en het is nog onduidelijk wat het programma voor de locatie zal worden. Een mogelijke alternatieve opdracht voor de Europanarchitecten is tot op heden niet van de grond gekomen. Jarenlang was er slechts sporadisch contact tussen de gemeente en de Europanarchitecten. Recentelijk echter hebben de architecten een mentor in de arm genomen, die hen wil helpen bij een nieuwe verkenning van de mogelijkheden in

38

41 | ALMERE Robert-Jan de Kort, Sander van Schaik, Max Cohen de Lara Het plan Montage City draaide om stedelijk wonen in het bos. Het plan ging uit van de relatie tussen privé-enclaves in een open­ baar toegankelijk bos als startpunt voor het ontstaan van nieuwe vormen van collecti­ viteit. In 2010 werd dit uitgangspunt door middel van een aantal stedenbouwkundige scenario’s verder uitgediept. De gemeente Almere heeft aangegeven zich voorlopig te concentreren op reeds in ontwikkeling zijnde gebieden. 42 | AMSTERDAM Auguste van Oppen, Marc van Asseldonk Na het winnen van Europan 9 voor de locatie in de Buiksloterham in Amsterdam, richtten de architecten het bureau O+A op. Ymere, dat de locatie beschikbaar stelde, was enthousiast over het winnende plan, en gaf de architecten opdracht voor een nadere

39

41

studie. Echter door de crisis en de daardoor noodzakelijke reorganisatie bij Ymere, maar ook doordat de gemeentelijke inzichten over de ontwikkeling van het gebied wijzigden, ligt de uitwerking van het Europanplan al enige jaren stil. 43 | GRONINGEN Nynke Rixt Jukema, Jasper van Zellingen Helaas bleken de beschikbaarstellers van de Groningse locatie zich na de prijsuit­ reiking niet te kunnen vinden in het aan hen toegewezen plan. Wel kregen de Europanwinnaars van twee van de drie de partijen, Nijestee en Lefier, een opdracht. Project Paddepoel, twaalf sociale huurwo­ ningen voor woningbouwcorporatie Lefier, heeft een tijd stilgelegen, maar lijkt alsnog tot ontwikkeling te komen. In opdracht van woningcorporatie Nijestee deden de architecten de prijsvraaginzending ‘welkom achterom’. Het project behoorde tot de vijf inzendingen waarvan B en W van Groningen hebben aangegeven actief mee te willen werken aan realisatie. Van de gemeente Groningen hebben de Europanarchitecten nog een opdracht te goed.

42

43

33 36

31 | AMSTERDAM Giacomo Summa Giacomo Summa and the rest of the Baukuh team won with their Cassius plan for the Bakemabuurt site. Far West commissioned Baukuh to carry out a feasibility study and the team made recommendations to the municipality concerning the master plan that was approved in 2006. The preliminary design was later halted due to the economic crisis. Ideas regarding the urban design had also altered. To date, Baukuh has received no alternative commission. 32 | THE HAGUE Jesús Hernández Mayor, Helena Casanova García The Urban Morphing plan was never devel­ oped. The architects were given a commis­ sion for a feasibility study to examine whether the Europan design could be modified to increase the density of the competition plan whilst retaining the original points of depar­ ture of the Europan project. This was not possible because the Europan project was based on totally different points of depar­ ture, strategies and architectural ambitions. The client offered the Europan architects a

smaller, alternative commission. When the architects wanted to involve a mentor in the contract negotiations, the client withdrew the offer. 33 | HENGELO Kurt van Belle, Patricia Medina Because the plan turned out to be more suitable for another part of the study area, the architects elaborated their design plans accordingly. They drew up a statement of basic principles, and received a commis­ sion to develop a draft design that was well received. In 2006 they won a competi­ tion for Baeck en Hagen in Hengelo. This project, commissioned by Welbions, will be competed in 2011. There have been delays in the realisation of the Europan project because there were uncertainties about the site. Just how these will be resolved is at the moment unclear. 34 | ROTTERDAM Ilse Castermans, Patrick Meijers The procedures to clear the site are taking a long time. In addition, this will be the last site within the entire restructuring of the Zuidwijk area to undergo development. The architects received an extra commission for a housing block elsewhere in Zuidwijk. The development planning for this assign­ ment, however, was prematurely halted

due to diverse unforeseen factors, and the architects are now awaiting both the original commission and a new “extra” assignment.

EUROPAN 8 35 | ALKMAAR René Berbee, Marc Holvoet In the prize-winning plan blocks varying in dimension and scale could be developed at discretion within the existing site subdivision. This created a clear separation between the public and collective domain. Nieuw Overstad is working on a master plan for the transformation of Overstad. The municipality still intends giving ATELIERBRUUT a commission in due course for a partial elaboration. 36 | DORDRECHT Wouter van Alebeek, Joost van Noort The Europan assignment comprised 180 housing units on the river Merwede in Dordrecht. Immediately after the competition it emerged that the realisation of both the winning design and the entire Stadswerven urban development plan was uncertain. Because the people within the municipality who had committed themselves to Europan dropped out, enthusiasm and support also

waned. Unfortunately to date, realisation of the competition design, or a search for an alternative commission, have not taken place. 37 | ENSCHEDE Robert Verrijt, Floris Cornelisse The urban design for the Mixed Salad Europan site comprised a mix of housing with access at ground level and stacked housing typologies. The design included in the municipal policy documents for the Spoorzone, but changing situations have led to other insights. Nevertheless the munici­ pality feels committed to the agreement made with Europan to find an alternative commission. 38 | HAARLEM Rindert Gerritsma The design comprised an urban develop­ ment plan for an area that lies isolated in the centre of Haarlem. The area is currently not being developed. The land is owned by a number of developers. A change in the municipal administration has also led to a lack of support for Europan. The developers gave preference to their “own” architects. The new alderman has confirmed a sense of responsibility for the pledge for an alterna­ tive commission and the architects are on the city architect’s “preference list”.

39 | TILBURG Dominique ter Beek, Jenny Eklund, Chris Luth In Tilburg the initial preconditions for the Europan assignment have in the meantime changed. The fire station will remain on the site for the foreseeable future. A large part of the site, however, has been vacated and discussions have taken place with the municipality of Tilburg and developing par­ ties to realise a modified plan. 40 | ZWOLLE Fabrice Henninger, Gabriel Kiderlen, Helga Schmid, Rainer Geerdes The Europan site has not been developed and there is still uncertainty as to what the programme for the site will be. To date no feasible alternative commission for the Europan architects has got off the ground. For several years there was only sporadic contact between the municipality and the Europan architects. Recently, however, the architects have called in a mentor who is willing to help them explore the possibilities in Zwolle once again. The present manager of Stadshagen has agreed to study the Europan file.

EUROPAN 9 41 | ALMERE Robert-Jan de Kort, Sander van Schaik, Max Cohen de Lara The Montage City plan focused on urban living in the woods. The plan was based on the relationship between private enclaves in public, easy-access woods as the starting point for the creation of new forms of col­ lectivity. In 2010 this point of departure was explored further by means of a number of urban scenarios. The municipality of Almere has indicated that, for the time being, it will concentrate on the areas already under development. 42 | AMSTERDAM Auguste van Oppen, Marc van Asseldonk Having won Europan 9 for the Buiksloterham site in Amsterdam, the architects estab­ lished the architectural firm O+A. Ymere, the party making the site available, was enthusiastic about the winning plan, and commissioned the architects to make a further study. However, due to the crisis and, in consequence, the inevitable reorganisa­ tion at Ymere, but also because municipal opinions about the development of the area

had altered, the elaboration of the Europan plan has stood still for several years. 43 | GRONINGEN Nynke Rixt Jukema, Jasper van Zellingen Unfortunately after the award ceremony the parties making the site in Groningen available were unable to agree to the plan assigned to them. The Europan winners did receive a commission from two of the three parties, Nijestee and Lefier. The Paddepoel project, twelve social housing units for Lefier housing corporation, came to a standstill for a time, but it may still be developed. Commissioned by Nijestee housing corpora­ tion, the architects submitted the “welkom achterom” entry. The project was one of five entries for which the Municipal Executive has indicated it will actively support imple­ mentation. The Europan architects still have a commission owing to them from the municipality of Groningen.

141

140

EUROPAN 7

Europan 1–10

Europan 1–10

30 | LELYSTAD Regis Verplaetse, Christopher Burton, Eddy Joaquim The Utopia Revisited plan elevated the road to the coast and slid the 100 housing units underneath it. Above, the IJsselmeer was visible while below were gardens and a park. It was the Europan architects’ translation of Lelystad’s proclaimed ambition that had never been realised. Many presentations and studies followed, but nothing was imple­ mented and an alternative commission was not forthcoming.

40


EUROPAN 10 44 | DEN HAAG Emile Revier, Boris Hocks, Han Dijk Het voorstel van de Europanarchitecten om voor de Europanlocatie een transformatie van bebouwing en openbare ruimte in gang te zet­ ten werd goed ontvangen, maar de prioriteiten voor investeringen in de bestaande woning­ voorraad van Haag Wonen liggen, mede inge­ geven door de huidige conjunctuur, niet in de bloemkoolwijk Nieuw Waldeck. Haag Wonen heeft de winnaars wel betrokken in de ontwik­ keling van een nieuw woningtype, waarmee zij voor locaties in Den Haag Zuidwest voor­ stellen naar de gemeente willen doen voor sloop-nieuwbouwprojecten van de bestaande naoorlogse woningvoorraad. Daarnaast wer­ ken zij aan de doorontwikkeling van de ideeën voor de transformatie van woonwijken uit de jaren zeventig en tachtig onder de noemer ‘de wijk als ruimtelijke onderneming’.

44

COLOFON

typologische haalbaarheidsstudie met hoopgevend resultaat is inmiddels voltooid. Het wachten is nu op stedenbouwkundige studies die door anderen op groter schaal­ niveau worden verricht.

Europan 11 wordt mede mogelijk gemaakt door financiële onder­ steuning van: de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Infrastructuur en Milieu (IenM) en de gemeenten Almere, Amsterdam, Capelle aan den IJssel, Deventer en Leeuwarden, Amvest Woningen Nova Projectontwikkeling B.V., Elkien, Havensteder en de Technische Universiteit Eindhoven

46 | MAASTRICHT Esther Stevelink, Arie Bergsma Met het voorstel om de halfgesloten bouw­ blokken een halve slag te draaien, kozen de architecten voor een aanpak die wordt gekenmerkt door openheid en transparantie. Door de crisis stapte ING, een van de par­ tijen die betrokken waren bij de ontwikkeling van Belvédère, waarvan de Europanlocatie deel uitmaakt, uit het consortium. Bouwinvest, de partij die de Europanlocatie beschikbaar stelde, moest de ambities voor deze locatie bijstellen. De gesprekken met de winnaars voor een alternatieve opdracht gaan door.

Tekstbijdragen van Kristiaan Borret, Helena Casanova, Catja Edens, Joost Glissenaar, Hugo Hinsley, Olof Koekebakker, Herman Meijer, Sandra Mellaart, Matthew Turner, Emmie Vos en de winnaars van Europan 1 tot en met 10 Tekstredactie Els Brinkman (Nederlands) Sarah-Jane Jaeggi -Woodhouse (Engels) Vertaling Sarah-Jane Jaeggi-Woodhouse

47 | UTRECHT Jan Bochmann In het plan Extra + Ordinary werd aan de bestaande woongebouwen een extra zone toegevoegd, waarmee aantrekkelijkere appartementen en een nieuwe ordening van de straatruimte mogelijk worden. Een

45

Samenstelling en redactie Emmie Vos, Europan Nederland, met medewerking van Sandra Mellaart

Europan 1–10 142

47 | UTRECHT Jan Bochmann In the Extra + Ordinary plan adjacent to the existing residential blocks, an extra zone is added making the apartments more attrac­ tive and a new organisation of the street space possible. A typological feasibility study with promising result has meanwhile been completed. It is now a question of

Fotografie locaties Europan 11 Europan Nederland en de locaties Fotografie jury en winnaars Theo Bos Website met alle Europan 11-inzendingen www.europan11.nl

Bestuur januari 2012 Herman Meijer, voorzitter Maarten Kloos, vice-voorzitter Wimjoost Licht, secretaris Bianca Seekles, penningmeester Annette Marx Edwin Oostmeijer Emile Spek Jeroen de Willigen Projectbureau Emmie Vos, directeur Sandra Mellaart, stafmedewerker Ineke Hagemeijer, secretaresse Stichting Europan Nederland Postbus 2182 3000 CD Rotterdam 010 440 12 38 office@europan.nl www.europan.nl

Druk AD-Druk, Zeist 46

47

waiting for the urban studies which are being carried out by other parties on a larger scale.

Europan 11 has been made pos­ sible with the financial support of: the Dutch Ministries of Education, Culture and Science (OC&W) and Infrastructure and the Environment (I&M) and the municipalities of Almere, Amsterdam, Capelle aan den IJssel, Deventer and Leeuwarden, Amvest Woningen Nova Projectontwikkeling B.V., Elkien, Havensteder and the Eindhoven University of Technology.

Compiled and edited by Emmie Vos, Europan Nederland, assisted by Sandra Mellaart Text contributions from Kristiaan Borret, Helena Casanova, Catja Edens, Joost Glissenaar, Hugo Hinsley, Olof Koekebakker, Herman Meijer, Sandra Mellaart, Matthew Turner, Emmie Vos and the winners of Europan 1 to 10 Copy editing Els Brinkman (Dutch) Sarah-Jane Jaeggi-Woodhouse (English) Translation Sarah-Jane Jaeggi-Woodhouse Graphic design Studio Martine Mathijsen

Production Europan Nederland Publisher SUN architecture, in association with Europan Nederland Photography cover Kim Leerintveld Photography of Europan 11 sites Europan Nederland and the sites Photography of jury and winners Theo Bos Web site showing all Europan 11 entries www.europan11.nl

Europan Nederland National Committee January 2012 Herman Meijer, Chairman Maarten Kloos, Vice-Chairman Wimjoost Licht, Secretary Bianca Seekles, Treasurer Annette Marx Edwin Oostmeijer Emile Spek Jeroen de Willigen National Secretariat Emmie Vos, Director Sandra Mellaart, Staff Member Ineke Hagemeijer, Secretary Stichting Europan Nederland P.O. Box 2182 3000 CD Rotterdam The Netherlands +31 (0)10 440 12 38 office@europan.nl www.europan.nl

Printing AD-Druk, Zeist

143

45 | EMMEN Marco Galasso, Timur Shabaev The plan was well received by the municipal­ ity and the client and the winners were able to start almost immediately on the further development in line with the competition design. The main focus of the plan is on the

46 | MAASTRICHT Esther Stevelink, Arie Bergsma With the proposal for rotating semi-closed blocks of housing by a half turn, the archi­ tects opted for an approach that is char­ acterised by openness and transparency. Owing to the economic crisis, ING, one of the parties involved in the development of Belvédère, which includes the Europan site, left the consortium. Bouwinvest, the party that made the Europan site available, was obliged to adjust the ambitions for this site. The discussion with the winners for an alter­ native commission are still in progress.

Fotografie omslag Kim Leerintveld

Europan Nederland

Acknowledgements

44 | THE HAGUE Emile Revier, Boris Hocks, Han Dijk The Europan architects’ proposal for start­ ing the transformation of the housing and public space was well received, but the priorities for investing in Haag Wonen’s existing housing stock, partly dictated by the present general economic climate, are not situated in the Nieuw Waldeck district. Haag Wonen has involved the winners in the development of a new housing typology which, for the sites in The Hague Zuidwest, they wish to propose to the municipality for the demolition-new housing projects of the existing post-war housing stock. In addition, they are working on the further development of the ideas for the transformation of resi­ dential districts built in the seventies and eighties under the heading “the neighbour­ hood as a spatial enterprise”.

central public space as a means of enhanc­ ing social life in the neighbourhood. Owing to discussions concerning the financial support for the project it has presently been shelved. But the Europan architects remain in contact with the client, hoping to be able to resume work soon.

Uitgever SUN architecture, in samenwerking met Europan Nederland

Grafisch ontwerp Studio Martine Mathijsen

ACKNOWLEDGEMENTS EUROPAN 10

Productie Europan Nederland

Colofon

45 | EMMEN Marco Galasso, Timur Shabaev Het plan werd goed ontvangen door de gemeente en de opdrachtgever en de win­ naars konden bijna onmiddellijk aan de slag met de verdere ontwikkeling, in lijn met het prijsvraagontwerp. Het plan focust

voornamelijk op de centrale publieke ruimte als middel om het sociale leven in de buurt te versterken. Vanwege discussies over de financiële steun voor het project staat het momenteel helaas in de ijskast. Maar de Europanarchitecten blijven in gesprek met de opdrachtgever, hopend op een mogelijkheid om weer snel aan de slag te kunnen gaan.


© Europan, Uitgeverij SUN en auteurs, Amsterdam 2012 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geauto­ matiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright© te Amsterdam © 2012. Niet alle rechthebbenden van de gebruikte illustraties konden worden achter­ haald. Belanghebbenden wordt verzocht contact op te nemen met Uitgeverij SUN, Postbus 15970, 1001 NL Amsterdam, info@uitgeverijsun.nl

Colofon

Uitgeverij SUN in Amsterdam ontwikkelt en publiceert boeken over architectuur, stedenbouw en landschap. www.sunarchitecture.nl ISBN: 978 94 6105 8737 NUR: 648

© Europan, Uitgeverij SUN and authors, Amsterdam 2012 Subject to the exceptions set out in, or pursuant to, the Dutch Copyright Act 1912, no part of this publication may be reproduced, stored in an automated data file or published, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without prior written permission of the publisher. To the extent that making copies of this publication is allowed under Section 16 h – m of the Copyright Act 1912 in conjunction with the Decree of 27 November 2002 Bulletin of Acts and Decrees 575, the fees payable by law shall be paid to the Reprographic Reproduction Rights Foundation (Post Office Box 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl) or through contacting the Publisher to make direct arrangements within the meaning of Section 161 paragraph 5 of the Copyright Act 1912.

144

Acknowledgements

To copy a part (or parts) of this publication for inclusion in collections, readers and other compilations (Section 16 of the Copyright Act 1912), please contact the PRO Foundation (the PRO Foundation for publication and reproduction rights), Post Office Box 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). The copyright fees of visual artists who are members of a CISAC organisation have been settled with Pictoright© in Amsterdam © 2012. Not all the owners of the illustrations used could be found. The parties con­ cerned are requested to contact Uitgeverij Sun, Post Office Box 15970, 1001 NL Amsterdam, info@uitgeverijsun.nl Uitgeverij SUN in Amsterdam develops and publishes books about architecture, urban design and landscape. www.sunarchitecture.nl ISBN: 978 94 6105 8737 NUR: 648


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.