"O ja, die zie ik wel meer hoor", zegt Snuf. “Dat is konijntje Flap die komt regelmatig lekker buurten met mij. Maar dat doet hij alleen als er niemand in de buurt is, want wilde konijnen zijn bang van mensen. Als ze die zien, dan rennen ze snel weg." "Kun je dat konijntje Flap niet even roepen Snuf?" vraagt Polleke. “Dan kunnen wij hem ook even spreken, want wij kunnen lekker met dieren praten en dan kennen wij weer een diertje uit het bos." Snuf gaat uit zijn hok en rent naar het konijntje toe. Even later komen ze samen terug. Het wilde konijntje Flap is echt bang van de kaboutertjes en blijft op een afstand staan. "Kom nou maar mee Flapje", zegt Snuf. “Dat zijn Polleke en Pelleke en die doen je geen kwaad." "Ja maar die mannetjes ken ik toch niet", zegt het konijntje Flap. “Maar ze zien er wel hetzelfde uit als Spillebeentje in het weekblad voor Fijnaart & Heijningen bos." Polleke hoort de naam Spillebeentje en hij D i n s d a g 6 o k t o b e r 2 0 2 0 | w e e k 41 | j a a r g a n g 7 | U i t g e v e r i j L o k a a l | S p e c h t 17 | 4 7 9 3 H N F i j n a a r t | w w w . f e n d e r t l o k a a l . n l roept: "Hé Flapje kom eens gauw, ken jij kabouter Spillebeen?" Het konijntje komt dichterbij en begint tegen de kabouters te praten. "Ja zeker wel. Dat is mijn grote vriend, want hij heeft mij een keer goed geholpen. Op een keer kwam er een grote vos in het bos en die wilde mij pakken. Ik rende zo snel ik kon, maar de vos kwam steeds dichterbij. Net op het laatste moment riep Spillebeentje mij en de vos schrok daarvan. Ik rende naar de kabouter toe en we kropen samen Dorpsfilm uit 1964 Zwem4daagse aangepast Polleke & Pelleke Ontzorgen en ontmoeten in een hol onder de grond. De vos wilde gaan graven, maar net toen hij zijn snuit in het hol stak, kneep Spillebeentje hem heel hard in zijn neus. De vos schrok en rende jankend weg. Daarna zijn Spillebeentje en ik dikke maatjes geworden.” "Zeg Flapje", zegt Pelleke. “Als jij Spillebeentje zo goed kent dan is hij toch hier in de buurt, want jij bent ook hier?" "Nee hoor, want ik ben op tocht gegaan. Ik ben een rammelaar, (dat is een mannetjeskonijn) en die trekken altijd weg, op zoek naar andere konijnen. Zo leerde ik Snuf kennen." Snuf is ondertussen weer in zijn hokje gekropen en Polleke en Pelleke doen samen het deurtje dicht. "Weet je wat Flapje, wij willen graag Spillebeentje eens opzoeken, kun jij ons de weg niet wijzen?" "Ja hoor", zegt Flapje. "Spillebeentje woont in het bos na de grote vijver, maar ik ben niet groot genoeg om jullie te dragen hoor en als jullie moeten lopen duurt dat veel te lang."
Andere organisatiestructuur als oplossing voor vrijwilligerstekort
Teams aan de slag met de toekomst van v.v. de Fendert
Vooral bij de dames en meiden is v.v. de Fendert de afgelopen jaren flink gegroeid. Veel leden betekent ook dat veel vrijwilligers nodig zijn om de club te laten draaien.
Met ongeveer 550 leden is v.v. de Fendert voor het oog een zeer gezonde vereniging. Een grote club heeft echter ook veel vrijwilligers nodig. En daar wringt hem de voetbalschoen. Door de vergrijzing en te weinig nieuwe aanwas dunt de vrijwilligersgroep uit. Steeds minder mensen doen steeds meer werk. Dat probleem pakt het bestuur aan met een andere organisatiestructuur. Daarbij wordt v.v. de Fendert georganiseerd vanuit teams met vrijwilligers die het werk klaren in behapbare brokjes. Zo gaat de club ‘Aan de slag met de Toekomst’. Het besef dat het roer om moet kwam door het 90-jarig bestaan, vorig voorjaar. “Dat waren in alle opzichten topdagen: sociaal, een sterk clubgevoel en uitstekend georganiseerd door de jubileumcommissie”, vertelt bestuurslid Joost Frijters. “Het bracht wel het besef: nu hebben we de mijlpaal van negentig gehaald, is het zo vanzelfsprekend dat we de mijlpaal van honderd gaan halen? We hebben eerlijk in de spiegel gekeken en zagen een vrijwilligersbestand dat elk jaar gemiddeld een jaar ouder wordt met weinig verversing.” “We concludeerden dat zo’n grote vereniging als v.v. de Fendert gedragen wordt door een te kleine groep vrijwilligers”, stelt voorzitter Kees Rombouts. “Ontstaat er nu
ergens een gat, dan vult een van de vrijwilligers die op. Daardoor denken anderen dat zij zich daar niet voor hoeven in te zetten. Daarmee verbloem je wel dat de spoeling te dun wordt.” Andere organisatiestructuur Het was voor het bestuur glashelder: er moesten meer vrijwilligers komen. Maar hoe? “We kwamen tot de conclusie dat we naar een andere organisatiestructuur moeten dan de manier waarop we het al negentig jaar hebben gedaan”, aldus Kees. “Mensen zijn best bereid om mee te helpen. Maar dan moet het te overzien zijn qua tijd en het liefst projectmatig. We hebben gezocht naar een formule om dat in te vullen. Eerst hebben
we in het bestuur een aantal sessies gehad, waarbij ook advies is ingewonnen bij de KNVB.” De Toekomst Dat leidde uiteindelijk tot het plan ‘Aan de slag met de Toekomst’. “We maken het makkelijker om iets voor v.v. de Fendert te doen”, legt de voorzitter uit. “Zodat iemand met een kleine bijdrage groots werk kan verrichten. We gaan het werk beter verdelen. De opzet is zeven teams met uit ieder team één afgevaardigde. Zij vormen samen met de voorzitter het bestuur.” “Neem bijvoorbeeld de penningmeester”, vult Joost aan. “Die doet nu zoveel werk in zijn eentje. Als hij in zijn team iemand heeft die de sponsoren werft,
een ander die de facturen regelt of die de administratie doet, dan is het voor iedereen maar een of twee uur werk per week. Per team leggen we uit wat elke ploeg doet en wat voor kandidaten we nodig hebben.” Snoeiochtend Daarnaast worden sommige werkzaamheden ook op een andere manier georganiseerd. “Momenteel komt elke dinsdagmorgen de vrijwilligersploeg samen. Dat zijn de mannen die de lijnen trekken, de reclameborden schoonmaken en de bosschages snoeien. Die club wordt elk jaar ouder.” Lees verder op pagina 3