1 minute read
Omarm het dier in jezelf
door Markus Gabriel
Sinds onheuglijke tijden houden wij ons al bezig met de vraag wie of wat wij mensen zijn. Om hier een antwoord op te geven, moeten we ons ergens van onderscheiden. Want iets definiëren is het onderscheiden van iets anders. Een van de oudst bekende definities van de mens is dat wij dieren zijn met verstand en taal. De mens is, volgens Aristoteles, het zôon logon echon , het levende wezen dat logos (taal, rede) heeft, wat in het Latijn het animal rationale werd, het rationele dier.
Voordat we dit kenmerk van taal en rationaliteit, dat de mens zou onderscheiden, nader bekijken, is het belangrijk op te merken dat de oudst bekende zelfdefinitie van de mens, dat wil zegen de oudste antropologie, de mens al bepaalt als levend wezen of als dier, als zôon of als animal. Nog vóór Aristoteles, in de fasen van het mythologisch bewustzijn van de mens, wordt de mens in het dierenrijk geplaatst.
Het bijbelse mensbeeld is eerder een uitzondering wanneer het mens en dier sterk van elkaar onderscheidt. Alleen de mens is als beeld van God een verheven bewoner van het paradijs. Hij wordt weliswaar gezien als de bewoner van een tuin, als een deel van de natuur, maar tegelijk, als we denken aan het verhaal van de Ark van Noach, niet alleen als de kroon op de schepping, maar bovendien als het wezen dat verantwoordelijk is voor de dieren.
Als eerste observatie kunnen we dus vaststellen dat de mens al lang vóór de inzichten van de evolutietheorie en de snel voortschrijdende differentiatie van de daaropvolgende levenswetenschappen (geneeskunde, biochemie, moleculaire biologie, bio-informatica, genetica, farmacologie, zoölogie, voedingsleer, neurowetenschappen enzovoort) als levend wezen respectievelijk als dier werd gezien. In veruit de meeste gevallen in de menselijke intellectuele geschiedenis definieert de mens zichzelf als een dier. In de loop der millennia heeft het beeld van de mens zich vooral ontwikkeld doordat wij ons beeld van dieren hebben veranderd.
Instincten
De vooruitgang van de natuurwetenschappen en de technologie in de moderne tijd heeft ons doen beseffen hoe complex de natuurhistorie is. In de negentiende eeuw, vooral in het kielzog van de darwinistische revolutie, drong het besef door dat de diverse levensvormen en dus ook diersoorten onderhevig zijn aan processen van natuurlijke selectie. Voor zover wij dieren zijn, passen wij ons op de verschillende niveaus van ons leven aan onze omgeving aan, terwijl we die zelf natuurlijk ook altijd vormgeven. De natuur waartoe wij behoren is geen statisch geheel, maar iets wat wij door onze levensprocessen veranderen.
En tegenwoordig weten we dat deze natuur waaraan wij zijn aangepast, miljarden jaren lang is getransformeerd door de levensprocessen van