Kerstnummer

Page 1

Folia & Havana Special over ouders December 2009

NUMMer 16

Trotse ouders Over hun bekende UvA-/HvA-kind p. 8 Een lege stoel bij de bul-uitreiking Studenten die geen contact meer hebben met hun ouders p. 34 Kerstshit & ravioli Robert Vuijsje, Janneke van der Horst, Teun van de Keuken en Jonathan van het Reve over het kerstdiner bij pa en ma p. 36 Studeren met je kind ‘Knap voor zo’n oud iemand, dat u dat tentamen heeft gehaald’ p. 44


15

JAAR POPMAGAZINE

24SEPT2010

MELKWEG

AMSTERDAM


MERRY XSMAS AND A 13+2 NEW YEAR!

FreeXS on this site:

WWW.LIVEXS.NL WWW.FREEXS.NL

Aanbieding aan lezers van Folia en Havana: neem nu een LiveXS jaarabonnement voor 24,95 euro (10 edities LiveXS plus Lowlands Programmakrant 2010 en EĂŠN FreeXS Magazine) en ontvang een CD plus je gratis toegang tot 15 Jaar LiveXS FreeXS in de Melkweg Amsterdam op 24 september 2010.


4 Folian Havana

INHOUD 6 Barbara & Ruby

34 gescheiden van je ouders

8 Trotse Ouders

36 Vreten voor de vrede

12 te bang voor school

38 Niet gepland, wel welkom

14 Interview Louis Tavecchio

41 Gedicht

18 Baby? Nee bedankt!

42 De kleine professor

20 Open dag

44 Tweede-kansstudie

De gasthoofdredacteur en haar oudste dochter.

‘Dit is hem, onze Kees’.

In therapie met een angstige tiener.

‘Aan studenten van nu zijn als kind te weinig eisen gesteld.’

Steeds meer hoogopgeleide vrouwen blijven bewust kinderloos. Tijd om dat te accepteren, vindt Emely Nobis.

Terwijl de jeugd snakt naar koffie en sigaretten, storten ouders zich enthousiast op de folders. ‘Het is jouw leven.’

22 Papa is een Rolling Stone

‘Soms kom ik ze tegen, maar dan draaien ze hun hoofd weg.’

Vijf Parool-columnisten over hun kerstherinneringen.

Studentmoeders met kroost.

Van Lisanne de Berg, student Nederlandse taal en cultuur.

Portret van Carl Verbruggen, studiebol uit een arbeidersgezin.

Als de kinderen gaan studeren, krijgen sommige ouders ook de drang om terug te keren naar de collegebank. ‘Heerlijk met mijn passie bezig zijn.’

Valt een leven in de schijnwerpers te combineren met ouderschap?

46 Drakenstaarten

24 Dorrestijn en Dorrestijn

48 een kind van je vader

Hans en dochter Kirsten studeerden beiden aan de UvA. ‘Ik lees nooit werk van mijn vader. Er is te veel herkenning.’

28 Autoriteit: Nihil

Stiefmoeders die zich met de opvoeding van hun ‘nieuwe’ kinderen willen bemoeien, hebben wijsheid en moed nodig.

30 Steun van het thuisfront Hoeveel geld krijgen studenten van hun ouders? Een onderzoek.

Keet smakelijk: verleidelijk koken voor en met kinderen.

Twee generaties aan HvA en/of UvA vertellen over zichzelf en elkaar.


Folian Havana 5

HET KIND ALS MIDDELPUNT

I

k vond het altijd overdreven als ouders naar de basisschool fietsten om het op de keukentafel achtergebleven broodtrommeltje of de vergeten gymtas na te brengen. Mijn devies was: laat je kind een dag honger lijden of gymmen in z’n onderbroek en hij leert het ‘vergeten’ snel af. Laatst vertelde Jim Jansen, de charmante maar iets te drukke hoofdredacteur van Folia, tijdens een brainstorm het verhaal van een moeder die de iPod van haar studerende zoon naar de collegezaal bracht. De verontwaardiging was zo groot dat het thema ‘ouders’ snel bedacht was voor deze kerstspecial. De thema’s opvoeding en ouderschap hebben een enorme vlucht genomen de laatste jaren. Het kind als middelpunt van alle belangstelling is misschien toch een minder goed idee dan het in theorie leek. Het ouderschap wordt er in ieder geval niet makkelijker op. Niet voor niks schieten de opvoedcursussen en opvoedtijdschriften als paddenstoelen uit de grond. Ook de donderdagbijlage PS Kind van Het Parool tiert er welig bij. De gezamenlijke redacties van Folia en Havana hebben de afgelopen weken de krachten verenigd om zich op allerlei gebieden, zonder vooroordelen, te verdiepen in de ouder-kindrelatie van studenten. Enerzijds is er het fenomeen dat op de open dagen van universitei-

ten en hogescholen meer ouders dan kinderen rondlopen (lees het schitterende verslag van Marcel van Roosmalen op pagina 20-21) anderzijds heb je ook kinderen die helemaal geen ouders hebben en toch studeren (pagina 34-35). Maar er is ook de rubriek Trotse ouders (op pagina 11-13 – kent u ’m nog, uit VK Magazine?), met de ouders van domeinvoorzitter Cees Vervoorn, die van Docent van het Jaar Mathieu de Bakker en die van topschaatser Annette Gerritsen. Een aantal prominente Paroolcolumnisten schreef speciaal voor Folia n Havana een column over hun eigen kerstfeest met hun ouders. De redactie verzocht mij om samen met mijn dochter, eerstejaars rechtenstudent aan de UvA, mee te werken aan een rubriek die het midden houdt tussen Ouder&kind uit PS Kind en De klapstoel (interview­ rubriek op zaterdag in Het Parool). Hoewel ik niet als moeder maar als kranten- en bladenmaker was gevraagd om gasthoofdredacteur te worden van dit prachtblad vond ik het te kinderachtig om nee te zeggen op dit verzoek. Lees het resultaat op pagina 6-7. Fijne feestdagen! Barbara van Beukering

COLOFON Deze kerstspecial is een gezamenlijke uitgave van Folia en Havana 16 december 2009

Redactieadres Vendelstraat 2, 1012 XX Amsterdam Hoofdredactie Barbara van Beukering, Jim Jansen, Paul van de Water Eindredactie Mirna van Dijk, Wim de Jong Redactie Floor Boon, Aoife Groenewegen (stagiair), Harmen van der Meulen, Anne Koeleman, Thijs den Otter, Annemarie Vissers, Dirk Wolthekker Medewerkers Sanne van Baar, Pepijn Barnard, Lisanne de Berg, Martien Bos (correctie), Kirsten Dorrestijn, Tom Engelshoven, Aimee Groen, Jobien Groen, Janneke van der Horst, Anouk Kemper, Teun van de Keuken, Bas Kocken, Emely Nobis, Steven Pont, Jonathan van het Reve, Marcel van Roosmalen, Marjolein Sintenie, Won Tuinema, Robert Vuijsje Fotografie Bram Belloni, Bob Bronshoff, Fred van Diem, Jan-Maarten Hupkes, Co de Kruijf, Tjebbe Venema, Won Tuinema Vormgeving Pascal Tieman, Carl Zevenboom Ontwerp Lay-out Death Valley Druk Thieme MediaCenter Zwolle Auteursrecht voorbehouden. Het is verboden zonder toestemming van de hoofdredacteur artikelen of illustraties geheel of gedeeltelijk over te nemen.


6 Folian Havana

Barbara Barbara van Beukering (43) Hoofdredacteur Het Parool Partner: Thomas Deelen (61), kinderen: Jasper (30), Ruby (18), Laura (16) en Milou (14)

‘Ruby is een spiegel voor mij’ Dochter ‘Ruby werd laatst achttien en toen heb ik in De Kring, waar we haar verjaardag vierden, voor haar gespeecht. Ik eindigde met: “Dank je dat jij mijn dochter bent.” En dat meen ik. Ze is slim, intelligent, daadkrachtig en zelfverzekerd. Maar het leukste aan haar vind ik die enorme dosis zelfspot.’ Ouders ‘Mijn ouders waren denk ik net zo streng als ik voor mijn kinderen ben, maar er is toch iets wezenlijk anders. Er is geen generatiekloof meer. Ruby en ik praten over alles, behalve over ons seksleven. Gadver, ik moet er niet aan denken.’ Voorbeeld ‘Mijn moeder. Zij werkte toen mijn broers en ik klein waren. Daar waren wij trots op, zeker toen ze burgemeester van Terschelling werd. Vroeger wilde iedereen na school met mij mee omdat bij ons geen moeder achter een pot thee zat te wachten. Bij ons thuis kon je in alle vrijheid onbeperkt tosti’s eten.’

dat haar wastafel vol staat met Chanel, Dior en Yves Saint Laurent.’

Uitgaan ‘Ik ben Ruby wel eens midden in de nacht tegengekomen in Amsterdam en dat vonden we allebei niet prettig. Toen heb ik gezegd: De Kring, Weber en de Smoeshaan zijn van mij, dan is de rest van de stad van jou.’ Amsterdam ‘De fijnste stad van de wereld om te wonen. Ruby wilde graag studeren in New York. Toen ik zei dat ik dat ik dat een beetje overdreven vond zei ze: “Mam, wat Drachten voor jou is, is Amsterdam voor mij.”’ Kerstmis ‘Wij zijn thuis dol op kerst. We kopen allemaal cadeautjes voor elkaar en zitten op kerstavond bij de kerstboom. Een mooi moment van bezinning.’

Tutten ‘Ik maak me vanaf mijn veertiende

Opvoeding ‘We hebben onze kinderen streng opgevoed. In de overtuiging dat het voor jezelf bijzonder handig is als je kinderen doen wat je zegt en voor kinderen prettig is om ­precies te weten waar ze aan toe zijn.’

op. Ik was nogal klein van stuk en dacht er door make-up, hoge hakken en het roken van sigaretten ouder uit te zien. Wat een misvatting. Ruby maakt zich ook vaak op. Verschil is dat ik het destijds met Miss Helen van de Hema deed, en

Vriendje ‘Ruby was net veertien toen ze “verkering” kreeg met Géza, een jongen van negentien. Daar schrokken we een beetje van, maar hij kwam, hij zag en hij overwon. Ruim

anderhalf jaar heeft hun relatie geduurd en hij was al die tijd een welkom extra gezinslid. Na hem hebben we veel jongens zien komen en gaan, en ik moet zeggen: allemaal even aardig. Ruby heeft een goeie smaak.’

Samen ‘Als we samen zijn praten we de godganse dag. We zijn allebei verschrikkelijk nieuwsgierig, proberen tot op de bodem ons eigen gedrag en dat van alle andere mensen om ons heen te analyseren en te verklaren. Ook zijn we beiden dominant en enorm kritisch, ook tegenover elkaar. Dat botst wel eens, maar ik vind het vooral fijn. Ruby is een goede spiegel voor mij.’

Working mum ‘Ik heb nooit een schuldgevoel gehad omdat ik hard werkte. Ik vind het normaal dat ik werk en ik denk dat ik een vreselijke moeder was geweest als ik thuis had gezeten.’ Het Parool ‘Al zolang ik in Amsterdam woon mijn favoriete krant. Bij mijn aantreden als hoofdredacteur twee jaar geleden zei ik dat het in journalistiek opzicht mijn droombaan was, en zo denk ik er nog steeds over.’ n


Folian Havana 7

RUBY Ruby Deelen (18) eerstejaarsstudent rechten, UvA

‘Mijn moeder is mijn grote houvast’ meer dan dat. Zij houdt onvoorwaardelijk van mij, ik van haar. Ze is mijn moeder, voorbeeld én grote houvast. Ik zou niet weten hoe ik tot rust zou moeten komen als zij er niet zou zijn om te zeggen dat het allemaal wel goed komt.’

Ouders ‘Mijn ouders zijn twee compleet verschillende mensen. Zij is geduldig, hij heeft lange tenen. Zij is kalm, hij driftig. Zij is onhandig, hij heeft ons hele huis in elkaar gezet. Twee tegenpolen. Maar ze zijn ontzettend dol op elkaar.’ Voorbeeld
‘Linda de Mol. Zij is ambitieus, intelligent en bij de tijd. Een vrouw met ballen. Ze is een duizendpoot. Ze heeft zich, tegen alle verwachtingen in, op elk gebied bewezen. Ik bewonder haar om haar doorzettings­vermogen.’ Tutten ‘Er zijn dagen dat ik zonder make-up, met mijn haar in een knot en in een joggingbroek rondloop. En er zijn dagen dat ik zin heb om mijn haar te föhnen, uitgebreid make-up op te doen en mooie kleding aan te doen.’

Uitgaan ‘Ik vind het niet meer gênant om met mijn moeder op de dansvloer te staan. Vroeger kroop ik het liefst in een hoekje als

mijn moeder zich weer eens niet kon inhouden als ABBA op stond.’

Amsterdam ‘Nadat ik San Francisco, Los Angeles en Santa Monica had bezocht vond ik het opeens een klein, burgerlijk dorpje. Dat neemt niet weg dat ik dol ben op Amsterdam. De terrasjes, grachten en cynische mensen vind ik heerlijk.’ Kerstmis ‘Doen we altijd heel enthousiast aan mee. Met zijn vijven de deur uit om een zo groot mogelijke kerstboom te vinden. Vervolgens alle kerstballen en verlichting uit de kast om de hele dag de kerstboom te versieren. En dan nog de cadeautjes. Altijd een hele gebeurtenis bij ons thuis.’

Opvoeding ‘Ik ben streng maar liefdevol opgevoed. Er heersen regels in huis waar wij ons aan dienen te houden. In ruil daarvoor krijgen wij veel vrijheid. Ook hebben mijn ouders mij geleerd om altijd eerlijk te zijn.’ Vriendje ‘Mijn ouders zijn daar nooit moeilijk over geweest. Hij mag blijven eten, slapen en is helemaal welkom. Doordat zij zo gastvrij zijn voor mijn vriendjes durf ik ze heel snel mee te nemen naar mijn huis. Soms iets té snel.’ Samen ‘Heel veel praten. Ik sms en e-mail

mijn moeder ook de hele dag door als ik haar iets wil vertellen, soms totaal onbelangrijk. Eigenlijk lijken we enorm op elkaar. We discussiëren over van alles, zijn beiden zeer dominant, houden van shoppen, vakanties, goede films en boeken en lekker eten.’

Working mum ‘Mijn moeder werkt altijd al hard, sinds ik klein ben. Natuurlijk is ze nu ze hoofdredacteur van Het Parool is veel minder thuis dan vroeger. Vroeger at ze elke avond thuis, dat is nu echt niet meer zo. Ik heb er bewondering voor en waardeer het, dat zij elke dag zo hard werkt voor haar gezin. Andere kinderen worden gek van hun moeder die de hele dag op hun lip zit, die thuis met koekjes en thee zit te wachten. Ik kijk er juist altijd naar uit dat mijn moeder thuiskomt.’ Het Parool ‘Mensen verwachten dat ik elke letter uit Het Parool ken, maar ik lees niet elke dag de krant. Toch ben ik hartstikke trots op mijn moeder. Ik vind het stoer en getuigen van lef dat zij de hoofdredacteur is van dé krant van Amsterdam.’ n

beeld Bob Bronshoff

Moeder ‘Vriendinnen zijn we niet. We zijn


8 Folian Havana

Trotse

Dick Vervoorn (1927) en Anda Vervoorn-Malinosky Blom (1926) zijn beiden gepensioneerd dierenarts. Hun zoon Cees Vervoorn (1960) was olympisch zwemmer (vlinderslag) en coach en leidde het Nederlands paralympisch team in 1996 en 2000. Hij is voorzitter van het domein Bewegen, Sport en Voeding van de HvA. tekst Dirk Wolthekker beeld Jan-Maarten Hupkes

‘Dit is hem, onze Kees. Hier in dit fotolijstje. Hij heet eigenlijk Cornelis, maar wij noemden hem Kees. Later heeft hij er zelf Cees van gemaakt. Trots zijn we natuurlijk wel, maar u moet duidelijk opschrijven dat we op onze andere drie kinderen net zo trots zijn hoor. Onze drie dochters klaagden wel eens dat de gesprekken vroeger altijd gingen over Cees en zijn zwemprestaties, maar hij heeft echt geen voorkeursbehandeling gehad. Wel een andere behandeling. Zes dagen in de week moest hij ’s ochtends van zes tot zeven uur trainen, maar het zwembad lag ver van ons huis. Dus brachten we hem erheen en bleven dan wachten tot de training achter de rug was. De een zat op de tribune te breien, de ander ging zelf ook maar zwemmen. Je ziet wel eens van die ouders die steeds achter hun kinderen aanlopen

om ze aan te sporen tot nog grotere sportprestaties. Meestal willen die ouders vooral met zichzelf pronken in plaats van met hun kind. Wij toonden natuurlijk wel belangstelling voor de prestaties van Cees, maar schreeuwen en juichen op de tribune deden we niet. Cees was veel weg: naar wedstrijden, naar trainingskampen, vaak in het buitenland. Als wij met het gezin kerst en oud en nieuw aan het vieren waren, zat hij op een trainingskamp op de Canarische Eilanden. Een andere keer gingen we met het gezin skiën in Oostenrijk. Cees ging wel mee, maar wilde niet skiën uit angst voor blessures. Aanvankelijk was hij helemaal geen zwemmer. Als kind voetbalde hij altijd, meestal gewoon op

straat. Op een dag kwam hij te laat thuis. Toen we vroegen waar hij was geweest, zei hij dat hij een bezoekje aan de wethouder had gebracht. Die had het gewaagd om de doelpalen van de goals te verplaatsen. Daaruit blijkt wel dat Cees al op jonge leeftijd ondernemend was. Rond zijn tiende is hij begonnen met zwemmen. Dat was eigenlijk toeval. Een van zijn zusjes zwom ook en Cees bracht haar op de fiets naar het zwembad. Toen dacht hij: dan kan ik net zo goed zelf ook gaan zwemmen. Hij was slank, lang en atletisch en heel prestatiegericht. Zijn bouw maakte hem geschikt voor de vlinderslag. Zijn ambitie was ook zichtbaar op een ander gebied: hij ging bewegingswetenschappen studeren aan de VU en kon daarna in Utrecht promoveren bij professor Mosterd, hoogleraar sportgeneeskunde. Voor dat onderzoek ontwikkelde hij parameters om zogenoemde “overtraining” vast te stellen bij sporters. Dat gebeurt nogal eens bij fanatieke trainers die jongeren boven hun kracht laten trainen. Aanvankelijk dachten we dat hij door zou gaan in de wetenschap. Hij beheerst het Engels goed en publiceert bovendien met groot gemak. Maar hij heeft toch gekozen voor iets anders, al ziet hij al zijn studie- en sportvrienden nog steeds, want zo is Cees.’


Folian Havana 9

ouders

Guus de Bakker (1945) en Janny de Bakker-Bakker (1947) waren beiden werkzaam in het onderwijs. Hun zoon Mathieu de Bakker (1975) is docent Griekse en Latijnse taal en cultuur aan de UvA. Begin dit jaar werd hij door studenten verkozen tot Docent van het Jaar.

‘Mathieu is van kinds af aan al heel erg leergierig. Toen hij drie was wees hij al de letters van het woord “pindakaas” aan op het leesplankje. Later nam hij het spoorboekje, stippelde een fictieve reis uit en leerde zo een heleboel Nederlandse plaatsen van naam kennen. Hij kon je precies vertellen hoe je bij de Efteling moest komen. Of hij wilde opeens alles weten over sterren. Nadat hij er van alles over had gelezen, interviewde hij voor de schoolkrant Govert Schilling, een journalist die veel over astronomie schrijft. Daarna was hij ineens heel erg geïnteresseerd in vissen en maakte voor ons een vissenkwartet, met allerlei informatie over de vissen op de kwartetkaarten. Het waren veelal encyclopedische dingetjes waarvoor hij belangstelling had. Dat heeft hij

waarschijnlijk van een van ons. Kennis vergaren en doorgeven is wel iets dat in ons gezin altijd een belangrijke plaats heeft ingenomen. Dat heeft misschien ook te maken met onszelf: wij hebben beiden in het onderwijs gewerkt en ook familieleden van ons werken of werkten in het onderwijs. Voor ons was al snel duidelijk dat Mathieu niet alleen de kennis maar ook de nieuwsgierigheid en inzet had voor het gymnasium. Mathieu zuigt kennis op als een spons. Hij koos toen voor het Barlaeus omdat daar een schoolorkest was waarin hij piano hoopte te kunnen spelen. Jammer genoeg hadden ze geen pianist nodig, maar de school bood genoeg andere uitdagingen. Op het gymnasium is ook de basis gelegd voor zijn belangstelling voor de klassieke talen. Mathieu

houdt van dingen uitpuzzelen en die Griekse woorden in dat afwijkende alfabet vormden een echte uitdaging voor hem. Maar een echte alfa zouden we hem nooit noemen: Mathieu was ook in wis- en natuurkunde heel goed. Dat heeft hij in ieder geval niet van ons, want wij zijn echte alfa’s. Dat Mathieu werd gekozen tot Docent van het Jaar verbaasde ons niet. De meeste mensen die Grieks en Latijn studeren zijn gefocust op onderwijs, want daarin vinden ze uiteindelijk ook meestal emplooi. Misschien dat die focus helpt om een goede docent te zijn. Mathieu vindt het mooi om dingen uit te leggen. Waar andere studenten bijbaantjes hebben in een supermarkt of in een café, verdiende Mathieu zijn geld door het geven van bijles Grieks en Latijn. Later startte hij ook een leesclub. Daaruit blijkt zijn enthousiasme en betrokkenheid bij de dingen die hij doet. Zelf zegt hij altijd dat hij het leuk vindt om leerlingen en studenten te motiveren, over een dood punt heen te helpen. Op de universiteit zie je veel docenten lesgeven en daarna naar huis gaan om verder te werken. Mathieu niet. Die is altijd in het P.C. Hoofthuis, want hij wil beschikbaar en bereikbaar zijn voor zijn studenten.’


NIET WACHTEN, MAAR STARTEN! IN FEBRUARI.

Verkeerde studie gekozen? Kom dan naar de open avond van Economie en Management / HES. De meeste economische opleidingen gaan namelijk ook in februari van start.

7 JANUARI OPEN AVOND

Wanneer: 7 januari 2010 Tijd: 17.00 - 19.00 uur Waar: Weesperzijde 190 in Amsterdam (naast het Amstelstation) Meer informatie of je direct aanmelden? Kijk op www.hva.nl/februaristart.


Folian Havana 11

Albert Gerritsen (1950) en Ans Gerritsen-Spaans (1953) werken beiden bij de Belastingdienst. Hun dochter Annette Gerritsen (1985) studeert commerciële sporteconomie aan de HvA en is topschaatser. Ze is gespecialiseerd in de korte afstanden en werd dit jaar Nederlands kampioen op de 500, 1000 en 1500 meter. ‘Ons gezin bestaat uit vijf personen en we schaatsen alle vijf. Niet op het niveau van Annette, maar wel goed. Onze andere kinderen heten Anja en Albert Jan, zodat al onze voornamen beginnen met een A. We zijn de schaatsende A’tjes van Gerritsen. We zeiden altijd tegen de kinderen: “Fietsen, zwemmen en schaatsen. Dat hoort bij een Nederlandse opvoeding.” Annette maakte haar eerste slagen op het ijs op schaatsjes met dubbele ijzers, daarna op doorlopers. Toen ze vijf was kwam er een keer natuurijs op het Varkensland, een plas in de buurt van ons huis. Nog diezelfde winter vroeg ze wanneer ze “schoenschaatsen” kreeg. Als je uit wilt blinken in sport moet je op jonge leeftijd beginnen. We zaten met het hele gezin bij de Hardrijders Club Amsterdam. Die staat erom bekend goede schaatsers voort te brengen. Annette schaatste

daar al snel de honderd en driehonderd meter, pupilafstanden. De KNSB hanteert een landelijke ranglijst waarin de tijden worden opgenomen van schaatsers die een wedstrijdlicentie hebben. Als je dan goede tijden rijdt die steeds in die ranglijst worden opgenomen, begint dat op den duur op te vallen. Dat gebeurde met Annette en zo kwam haar schaatscarrière op gang. Er zijn tijden geweest dat we streden om familierecords. Het is wel eens gebeurd dat iemand van ons een wedstrijd verloor, maar toch “yes” riep. Buitenstaanders snapten dat niet, maar wij wisten dat er dan een familierecord gesneuveld was. Annette heeft momenteel de beste tijden staan, al moeten we erbij zeggen dat ze die allemaal in Calgary heeft neergezet. De Olympische schaatsbaan daar ligt hoog en hoe hoger een baan ligt, hoe minder de luchtweerstand en hoe

sneller je dus rijdt. Annette is inmiddels al drie jaar bezig met haar propedeuse. Ze is gewoon te veel weg. Er is wel eens een docent thuis geweest zodat ze het tentamen hier kon maken. Dat kan incidenteel, maar niet structureel. Haar opleiding is ingebed in de Johan Cruyff University, waar je een sportcarrière kunt volgen naast een opleiding. Bij Annette lukt het vaak niet om lessen te volgen of te studeren: ze is te veel in het buitenland voor wedstrijden en trainingen. En als ze in de zomer thuis is, is de school gesloten. Wij laten de kinderen vrij. Als je het te veel pusht, lukt het niet. Aan de andere kant: we proberen wel te begeleiden. Ans heeft de kinderen veel getraind en er zijn jaren geweest dat Albert 40.000 kilometer per jaar reed van schaatsbaan naar schaatsbaan. Dat moet je ervoor overhebben. Het heeft veel impact op ons gezinsleven gehad: eerder van je werk moeten gaan om op tijd op de ijsbaan te zijn of afspraken die altijd onder voorbehoud van schaatsactiviteiten zijn. Wij proberen er zo veel mogelijk bij te zijn. Dat kost wat. Wij laten er de verbouwing van de keuken voor schieten. Al heeft Annette zich nog niet gekwalificeerd, wij hebben vast geboekt voor Vancouver 2010.’ n


elke tien minu JE moeder bell Sara vindt de wereld eng en moeilijk. Ze heeft driftbuien en paniek­ aanvallen. Sinds een paar maanden volgt ze samen met haar ouders gezinstherapie bij een academisch behandelcentrum aan de UvA. Nu durft ze weer naar school. tekst Floor Boon beeld Bob Bronshoff ‘Hoor ik dat goed, ben je deze week zelfstandig gaan zwemmen?’ vraagt Sacha. Sacha Lucassen is psycholoog en groepstherapeut bij UvAVirenze. Therapeuten worden hier met je, jij en voornaam aangesproken. ‘Nou, deze keer niet, maar de keer daarvoor wel. Met mama.’ Sara (12) kijkt naar haar moeder en wipt verlegen op haar stoel heen en weer. ‘En je gaf jezelf die dag een twee voor angst, heel goed!’ zegt Sacha tevreden. Dit gesprek vindt plaats op een zonnige dinsdagmiddag bij UvA-Virenze, academisch behandelcentrum voor ouder en kind. Kees, Tiny en Sara Miedema komen hier nu sinds drie maanden. Sara heeft ernstige angststoornissen: separatieangst en een paniekstoornis met agorafobie. Dat betekent dat ze bang is voor open ruimtes zoals pleinen en in meer algemene zin dat ze bang is haar vertrouwde omgeving te verlaten. Ze was altijd al een beetje angstig als kind – bang om te logeren, niet kunnen slapen zonder ouders – maar de angst was nooit beperkend, het was behapbaar. Met de overgang naar de middelbare school ging het mis. Binnen een paar weken werd Sara zeer angstig. Ze kreeg paniekaanvallen, durfde niet meer naar de

supermarkt, ze had soms het gevoel liever dood te willen. Ze wilde niet meer naar school.

onconventioneel Tiny en Kees hoorden over UvA-Virenze van vrienden. Bureau Jeugdzorg vonden ze maar bureaucratisch, daar is volgens hen geen ruimte voor een onconventionele aanpak. En hier doen ze volgens Kees niet aan ‘confectietherapie’. Het ouder- en kindcentrum is gespecialiseerd in cognitieve gedragstherapie en geeft behandelingen aan kinderen met angststoornissen, ADHD, dwangstoornissen, autisme en nog veel meer. ‘Het gaat niet alleen om wat het kind kan veranderen, ook wat de ouders, het gezin en de omgeving kunnen doen,’ zegt Lucassen, tevens zorgcoördinator van het centrum. ‘Daarom betrekken we ouders altijd bij de behandeling van hun kind.’

mini-paniekaanval De familie Miedema is drie weken niet geweest, ze hebben dan ook veel te bespreken. Dat Sara iedere dag een halte langer alleen in de tram durft. Dat ze niet meer elke tien minuten, maar alleen nog in de schoolpauzes naar haar moe-

ders mobieltje belt. En dat Sara succesvol heeft geoefend met naar de bioscoop gaan, zodat ze zonder problemen met school mee kon naar het IDFA. Behalve dan toen ze naar Pathé De Munt ging, toen ging het mis. Een mini-paniekaanval, noemt Sara het zelf, omdat ze was vergeten een strippenkaart te kopen. ‘Dat heb je goed opgelost,’ moedigt Sacha aan. Sara wist haar paniek snel onder controle te krijgen en ging alsnog met vriendinnetjes naar de film. Ze vergat zelfs haar vader, die als backup wachtte in de auto, te bellen dat hij weg kon. Hij stond een uur op haar te wachten.

Time-out Het gaat al goed met Sara, maar soms heeft ze een terugval. Sara voelt dat vaak aankomen, ze kan alleen niet uitleggen hoe precies. Tiny, haar moeder, denkt dat ze terugvalt als ze ergens tegenop ziet, met school naar de bioscoop gaan bijvoorbeeld. ‘Dan is ze eerder geneigd boos en narrig te zijn en krijgen we eerder ruzie. De wc werkt helaas niet meer als time-out plek, het wc-hokje ontploft als ze daarin staat. Nu zetten we de voordeur open. Het is geen leuke manier, maar het heeft afgelopen week heel wat gebrul bespaard.’ De time-out is een afspraak die Sacha maakte in overeenstemming met Sara, Tiny en Kees. Sara kan behoorlijk driftig worden. In die woede, die vaak het gevolg is van haar angst, is het moeilijk om met haar te praten. Als dat gebeurt, kunnen Tiny en Kees haar een time-out geven en moet Sara naar een plek om af te koelen. Het is on-


ten llen derdeel van de therapie. Ook Sara heeft met de afspraak ingestemd. ‘Werkt deze nieuwe time-out plek, door de voordeur naar buiten, voor jou ook goed?’ vraagt Sacha aan Sara. ‘Nee!’ roept Sara onverwachts hard. Ze begint hartstochtelijk te huilen. ‘Ik vind die plek niet leu-heuk. De kroeg tegenover is eng.’ ‘Maar die mensen in de kroeg zien jou toch niet?’ zegt Tiny meer constaterend dan vragend. ‘Jawel!’ schreeuwt Sara fel. ‘Ze zien me wél. Ik wil niet meer aan de voorkant naar bui-hui-huiten. Stuur me dan liever door de achterdeur.’

Tranen Er ontstaat discussie. Sara pleit huilend en smekend voor een andere time-out plek, Tiny houdt voet bij stuk. ‘Je mag huilen wat je wilt, maar een stemverheffing op windkracht acht, daar heb ik last van. En ik ben niet de enige.’ Waar ze wonen, grenzen de tuinen aan elkaar en kunnen de buren het getier van Sara letterlijk horen. ‘Maar jullie sleuren me naar buiten, ook als ik stop zeg.’ Sara’s woorden verdrinken in lange halen, de tranen stromen over haar wangen. Sacha heeft de situatie even aangekeken, maar besluit nu in te grijpen. ‘Zo kunnen we niet meer gewoon communiceren,’ stelt ze rustig vast. Ze heeft het al vaker meegemaakt, dat Sara doorslaat tijdens een gesprek aan tafel in haar werkkamer. Dan begint ze te huilen en kan ze niet meer stoppen. Het enige wat werkt is van onderwerp veranderen. ‘Ik zie dat je al vijf keer alleen met de tram bent

gegaan,’ schakelt Sacha. ‘Ja,’ beaamt Sara vrolijk. Het kleine drama van zojuist lijkt nooit te hebben bestaan.

hersenbloeding Angststoornissen zijn de meest voorkomende aandoening in de psychiatrie. Volgens cijfers van het Trimbos-instituut, kenniscentrum voor geestelijke gezondheidszorg, heeft 19,3 procent van de mensen ooit een angststoornis gehad; 3,4 procent van de mensen heeft ooit last gehad van agorafobie. Angst is ook een heel menselijke eigenschap: doordat mensen bang zijn om onder een auto te komen, zijn ze voorzichtiger in het verkeer en angst voor afwijzing zorgt ervoor dat mensen aardig doen tegen anderen. Sacha: ‘In UvA-Virenze werken we alleen met evidence-based behandelingen. We doen wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van bestaande behandelingen en we ontwikkelen nieuwe.’ Ouders spelen een heel belangrijke rol: ‘Als therapeut denken we met ouders mee en zoeken we samen de beste oplossing,’ legt Sacha uit. ‘Het is van groot belang dat ouders op een lijn zitten in de behandeling van hun kind.’ Dat laatste vonden Kees en Tiny behoorlijk lastig in het begin. Ze zagen zich plotseling geconfronteerd met een kind, hun kind, voor wie de wereld eng en moeilijk werd. ‘Sara gaat nu naar school, maar dat is iedere dag een gevecht geweest,’ zegt Tiny. ‘Gelukkig zitten we nu veel meer op een lijn dan vroeger.’ Kees: ‘Dat was heel erg zoeken, want we hadden allebei een ander tolerantieniveau. Gezamenlijk grenzen

stellen is juist heel belangrijk voor Sara.’ Tiny: ‘Ze moet bijvoorbeeld leren dat ze ons niet moet commanderen. En dat ze haar woedeuitbarstingen onder controle krijgt.’ Kees en Tiny zijn nu op verzoek van de therapeut bezig een verhaal te schrijven voor Sara, waarin ze haar vertellen over haar geboorte. Ze denken dat een deel van haar angststoornis daarin zijn oorsprong vindt. Tiny: ‘Sara werd negen weken te vroeg geboren en kreeg een hersenbloeding. Haar tweelingbroertje overleed vlak na de bevalling.’ ‘Het was een moeilijke start’, legt Sacha uit. ‘Het verklaart waarom ze zich erg beschermend zijn gaan opstellen in de opvoeding.’ Kees: ‘De artsen hadden verteld dat Sara gehandicapt zou kunnen zijn aan haar benen, heupen en voeten. Iedere stap was daarom spannend. Als ze maar gaat lopen, als ze maar goed ontwikkelt.’ Met die ontwikkeling kwam het goed en de ergste fase lijkt nu voorbij. Sacha prijst het doorzettingsvermogen van Tiny en Kees en wijst op de vorderingen die ze al hebben gemaakt. ‘Ze heeft haar schoolangst overwonnen, en dat is een geweldige prestatie,’ zegt Sacha. ‘De eerste zes weken dat een kind weigert naar school te gaan, zijn cruciaal. Lukt het niet om daar overheen te komen, dan volgt er vaak een opname en dat is bij Sara voorkomen.’ Tiny zucht. ‘We hebben er dan ook hard voor moeten werken. Samen met Sara. Voor haar is het pas echt moeilijk geweest.’ n De namen Kees,Tiny en Sara Miedema zijn op verzoek van de betrokkenen gefingeerd.


14 Folian Havana

‘ Elke generatie klaagt over de jeugd die ze opvoedt’ Vader van twee dochters en een zoon, lector aan de HvA, bijzonder hoogleraar pedagogiek aan de UvA: praten over ouders en kinderen zonder Louis Tavecchio is eigenlijk ondenkbaar. tekst Harmen van der Meulen beeld Fred van Diem

Na afloop van het interview vertrouwt opvoedingsexpert Louis Tavecchio (1946) de verslaggever toe dat pedagogiek grote overeenkomsten heeft met voetbal: ‘Iedereen heeft er verstand van.’ Dat mag zo zijn, er zullen weinig mensen zijn die zich al zo lang professioneel met opvoeding bezighouden als hij. Halverwege de jaren zeventig trad hij in dienst van de Universiteit Leiden, waar hij zich bezighield met gezinspedagogiek. Zijn tongval verraadt dat dertig jaar Leiden de geboren Hagenees niet in de koude kleren zijn gaan zitten. Misschien een teken dat de opvoeding nooit helemaal voltooid is, er is altijd nog ruimte om te leren. Dat is dan ook waar Tavecchio op inzet: ieder mens heeft talenten en verdient het dat die talenten worden opgespoord en uitgewerkt. ‘We zijn in het domein maatschappij & recht van de hogeschool bezig met het project Talentontwikkeling, waarvoor we een grote subsidieaanvraag aan het voorbereiden zijn. We maken best een goede kans, want gemeentelijke overheden besteden veel geld aan hangjongeren, om er maar geen last van te hebben. Ik zie opvoeding en pedagogiek als wetenschap in de eerste plaats als het optimaliseren van de mogelijkheden van mensen. Natuurlijk is het ook relevant dat hangjongeren minder overlast zullen veroorzaken. Niet door ze een belerende vinger te tonen, maar door te zeggen: “Verdomme man, je kunt veel meer.” Zo’n project van de hogeschool is een manier om mensen voor te bereiden op een maatschappelijk relevante rol, die ook zij kunnen vervullen, ook al hebben ze de eerste keer, of de eerste paar keer, de boot gemist. Je kunt ze er weer bij halen.’ ‘Een maatschappelijk relevante rol’, het is een van Tavecchio’s stokpaardjes. Kinderen opvoeden doe je niet alleen, en ook niet alleen voor

jezelf, of het welzijn van het kind. We hebben allemaal met elkaar te maken, en aan kinderen moet dat al vroeg duidelijk gemaakt worden. ‘De gemeenschap is eigenlijk de opvoeder. “It takes a village to raise a child,” is niet voor niets een bekende uitdrukking. Maar tegenwoordig, als mensen iets van andermans kinderen zeggen – als die bijvoorbeeld overdreven veel overlast veroorzaken of zich misdragen – dan zegt een ouder niet: “Hé bedankt, je hebt gelijk.” Maar: “Waar bemoei jij je mee?” Het zijn in meerderheid individuele gezinnetjes geworden met de blik op hun eigen kleine wereldje waar ze het beste van willen maken. Het besef dat je als mens een sociaal wezen bent en we met zijn allen de maatschappij moeten inrichten wordt minder.’ De moderne gezinssamenstelling van gemiddeld 1,8 kind per gezin vormt volgens Tavecchio ook niet bepaald de ideale context voor de bevordering van gemeenschapszin. Terwijl dat toch de basis zou moeten zijn. ‘Verreweg de meeste gezinnen hebben twee kinderen. Een klein prinsje of prinsesje in je eigen gezinnetje, mensen némen er maar twee, zoals ze dat tegenwoordig zeggen. Dus richten ze al hun toekomstidealen en liefde op de paar kinderen die ze hebben en dat werkt volgens mij niet direct erg empathiebevorderend. Zo’n kind uit een behoefte, en ouders rennen er al op af en zeggen alsjeblieft. Het wordt bekrachtigd dat je een korte wachttijd hebt tussen het uiten van een behoefte en het bevredigen daarvan, waardoor je niet leert om geduld te hebben. Het is mogelijk dat opgroeien in een klein gezin op die manier eerder leidt tot egoïstisch gedrag. Dat je te weinig hebt leren delen en rekening houden met de behoeften van anderen.’

Terwijl geduld hebben, tolerantie en begrip tonen voor anderen juist eigenschappen zijn die een kind zou moeten leren om later als volwassene op een goede manier zijn rol in de maatschappij te kunnen vervullen. En om zo misschien zelfs de wereld een beetje mooier te maken. ‘Ik denk dat de belangrijkste opgave van mensen is te zorgen dat het nageslacht de wereld verbetert. Daarvoor heb je morele opvoeding nodig, en dat is wat mij betreft dan ook met stip het belangrijkste thema binnen opvoeding. Dat doe je door een goed voorbeeld te geven, en door gebruik te maken van het vermogen tot ontwikkeling van empathie bij kinderen. Dat kun je stimuleren door een setting te creëren waarin moreel handelen en empathie tonen worden bevorderd. Als je in een gezinsklimaat wordt opgevoed waarin je idealen als betrokkenheid bij de medemens en altruïstisch handelen veel om je heen ziet, is de kans groter dat daar iets van blijft hangen. Net zoals kinderen uit een gescheiden gezin vaker scheiden dan mensen die uit een gezin komen waarvan de ouders nog bij elkaar zijn.’ De huidige generatie studenten is voor een groot gedeelte opgegroeid in zo’n klein gezin, waarin beide ouders werken, en bij 35 procent de ouders niet meer bij elkaar zijn. Ziet Tavecchio daar iets van terug in het gedrag van zijn studenten? ‘Voor een deel zie je wel dat er weinig grenzen zijn gesteld. Misschien verwachten ze van een andere volwassene met een opvoedende rol hetzelfde als van hun ouders, die bij iedere kik voor hen klaarstonden. Wat ik bijvoorbeeld een paar keer heb meegemaakt is dat mensen een bericht stuurden: “Ik heb al een vakantie geboekt, en nu valt de herkansing net in dezelfde week.” Dan gaan ze een beetje zeuren of je voor hen een uitzondering wilt maken. Terwijl in de handleiding of in het rooster al lang staat dat die herkansing dan plaatsvindt. Maar of dat tegenwoordig echt anders is? Er zit altijd wel zo’n groepje tussen. De bejegening van oudere mensen is wel wat respectlozer geworden. Een voorbeeld daarvan zijn de veranderde omgangsvormen. Dan werk je – in mijn geval al vijfendertig jaar – aan de


Folian Havana 15


Sorbon|verlaagt haar prijzen! Een concurrentieanalyse onder andere cateraars op universiteiten en hogescholen toont aan dat Sorbon een vergelijkbaar prijsniveau hanteert. Ten opzichte van de reguliere horeca in Amsterdam, zijn de prijzen van Sorbon vrijwel altijd aanzienlijk lager, rond de 15%. Maar gebleken is dat Sorbon een groter publiek zal gaan aanspreken met een ander prijsbeleid. Dit blijkt uit de klanttevredenheidonderzoeken. Met de bedoeling meer gasten te verwelkomen, verlaagt Sorbon haar prijzen met ingang van 1 januari 2010 fors. De nieuwe prijzen zijn getoetst bij de Centrale Studentenraad (UvA) en de Centrale Medezeggenschap Raad (HvA) en kunnen op hun goedkeuring rekenen! Wat houdt deze enorme prijsverlaging in?

- Vanaf 1 januari 2010 verlaagt Sorbon zo’n 60% van de producten in prijs! - Meer producten worden tegen een basisprijs aangeboden, daarmee wordt het basisassortiment uitgebreider. - Het gezondere assortiment is met name lager geprijsd. Vanaf het aankomende kalenderjaar introduceert Sorbon een zacht belegd broodje voor de prijs van slechts €1,50. De basislunch wordt eveneens aantrekkelijker.

- sneetje brood

€ 0,08

- zacht bolletje

€ 0,35

- hartig beleg

€ 0,45

- zoet beleg

€ 0,20

- boter

€ 0,20

- fruit

€ 0,45

- soep

€ 0,60

- en een beker melk

€ 0,35

Je kunt in 2010 al lunchen voor maar

€ 2,68

een prijsverlag ing van bijna 10%!

Vooral het gezonde assortiment wordt in prijs verlaagd, zo betaal je voor fruit nog maar €0,45 per stuk, een ½ liter melk kost je nu nog maar €0,70 in plaats van € 0,99 en verse sappen zijn al verkrijgbaar vanaf €1,50! Kortom, reden genoeg om kennis te maken met het Sorbon restaurant op jouw locatie!!


Folian Havana 17

universiteit, en dan krijg je een e-mail met “Hallo” of “Hoi” als aanhef, als je het geluk hebt dat ze er überhaupt nog iets boven zetten. En dan volgen er wat vragen en opmerkingen en dat is het dan. Niet met vriendelijke groet, of bedankt, maar zoals ze met hun vrienden of vriendinnen omgaan. Het is misschien ouderwets, maar mensen van mijn generatie vinden het toch prettiger om met iets meer egards behandeld te worden. Maar ik kan ook weer genieten van de gretigheid en durf waarmee ze met je discussiëren zonder een blad voor de mond te nemen.’ Eerstejaarsstudenten staan aan het begin van hun maatschappelijke loopbaan, en gaan voor het eerst op zichzelf wonen, zonder moeder die vraagt of het niet eens tijd is om op te staan. Er wordt dan ook een groot beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van deze jongvolwassenen. Voor ouders de opgave om hun kind te steunen in deze spannende periode in hun leven. ‘Het belangrijkste is dat ouders heel erg tolerant moeten zijn. Er gebeurt veel met studenten aan het begin van hun studie: hun zelfbeeld is nog volop in ontwikkeling. Als kinderen dan niet altijd doen wat jij als ouder het liefste van ze ziet, dan is het zaak daar goed mee om te gaan. Je kunt krampachtig proberen ze de kant op te ­pushen die jijzelf ideaal vindt voor hun ontwikkeling, maar veel beter is om te blijven overleggen en respect te hebben voor de ontwikkelingsfase waarin ze zitten. Veel met ze praten, luisteren naar wat zij zelf willen, en ze helpen daarbij de juiste keuze te maken.’ Maar hoe moeten ouders ermee omgaan als ze het idee hebben dat hun kind minder goed presteert dan het zou kunnen? Een kind dat op kamers woont komt misschien een keer in de maand langs, en die gelegenheden wil je als ouders natuurlijk wel een beetje gezellig houden. Hoe kunnen ouders zorgen dat ze betrokken blijven bij de studie van hun kind, en hoe moet opvoeden op afstand? ‘Daar bestaan meerdere opvattingen over. Sommigen zeggen dat je heel tolerant moet zijn als het eens wat minder gaat met de studie, omdat hoe meer je daar op hamert, hoe meer je een kind van je vervreemdt. Een onderdeel van die ontwikkelingsfase waarin het kind zit is ook een evenwichtige verdeling vinden tussen lol maken en serieus studeren. Als je daar als ouders alleen maar op een negatieve manier op ingaat, zo van “Ik betaal niet meer,” of “Ik heb je nu al zo vaak gezegd dat je serieus moet gaan studeren,” dan wordt een bezoek aan het ouderlijk huis geassocieerd met de angst om bekritiseerd te worden. Aan de andere kant zoeken kinderen structuur en steun, dus je moet wel betrokkenheid tonen. Interesse, maar niet op een belerende manier. Betrokkenheid op afstand is heel goed mogelijk, zeker tegenwoordig met e-mail, Skype of

andersoortig digitaal contact. Als je een goede relatie met je ouders hebt hoef je niet drie keer per dag te bellen. Wat dat betreft is er trouwens een interessant verschil tussen jongens en meisjes, al ligt het een beetje voor de hand. Meisjes bellen veel vaker dan jongens, vooral met hun moeder. Die hoor je ook klagen over hun zonen: “Hij belt nooit.” Terwijl zo’n jongen dan misschien een keer in de week belt, en dat voor hem best heel regelmatig en veelbetekenend is.’ Hij waakt ervoor over te komen als een oude man die zeurt over de ‘jeugd van tegenwoordig’. Natuurlijk zijn er zaken veranderd, maar vroeger was zeker niet alles beter en kritiek op de nieuwe generatie is van alle tijden, wil hij maar benadrukt hebben. ‘Micha de Winter, hoogleraar in Utrecht, heeft erop gewezen dat negatieve beeldvorming over de jeugd universeel is. Als je de geschiedenis van de pedagogiek of de filosofie naleest, dan zie je dat elke generatie klaagt over de jeugd die ze opvoedt. Maar de jeugd is de generatie die moet veranderen, die breekt dus regels en onderzoekt waar de grenzen liggen. Dat is de opdracht van elke nieuwe generatie. Het is heel moeilijk om te zeggen of die kritiek nu meer waarheidsgehalte heeft dan al die negatieve uitspraken die door voorgaande generaties altijd over de jongste generatie zijn gedaan. We beschikken daarvoor niet over meetinstrumenten die honderden jaren geleden zijn ontwikkeld en die we nu nog steeds kunnen toepassen. Het enige wat we hebben zijn uitspraken

van oudere generaties over jongere, en dan zie je in grote lijnen hetzelfde.’ n

CV Louis Willem Cornelis Tavecchio 1946: Geboren in Den Haag 1964: Gymnasiumdiploma St.-Janscollege Den Haag 1971: Doctoraal psychologie UvA 1972-1975: Wetenschappelijk medewerker bij het laboratorium voor psychofysiologie van de Universiteit van Amsterdam 1973-1975: Postdoctorale opleiding gedragstherapie van de Nederlandse Vereniging voor Gedragstherapie (afgesloten met registratie als gedragstherapeut in 1976) 1977: Dissertatie Quantification of Teaching Behavior in Physical Education. A Methodological Study, aan de Universiteit van Amsterdam 1976-2007: Universiteit Leiden, eerst als wetenschappelijk medewerker, later als uhd gezins­ pedagogiek 2001: Bijzonder hoogleraar ‘Empirisch onderzoek naar en theorievorming over de pedagogische aspecten van de praktijk en de kwaliteit van de kinderopvang voor kinderen van 0-12 jaar’ aan de Universiteit van Amsterdam 2007: Lector vraaggerichte methodiekontwikkeling en onderzoek bij het praktijk- en onderzoekscentrum ‘De Karthuizer’ van de Hogeschool van Amsterdam Louis Tavecchio is getrouwd en heeft een zoon, twee dochters en een kleindochter.


18 Folian Havana

Blijf Baas in eigen buik Vrijwillige kinderloosheid is geen negatieve keuze, betoogt Emely Nobis. Het niet hebben van kinderen is niet de prijs die vrouwen betalen voor hun ambitie, maar een teken van hun emancipatie. tekst Emely Nobis beeld Pepijn Barnard

Als vrouw kun je niet jong genoeg kinderen krijgen, hoor en lees je regelmatig in de media. Je moet ook veel kinderen krijgen, om in de toekomst de kosten van de vergrijzing op te vangen, zo stelt bijvoorbeeld minister André Rouvoet van Jeugd en Gezin. Maar tegelijk word je bang gemaakt: carrière maken met kroost is zo lastig dat het AMC je eicellen zelfs wil invriezen voor later – als je meer tijd hebt. Het verlangen naar kinderen lijkt een uitgemaakte zaak. Je zou bijna vergeten dat één op de vijf vrouwen in Nederland nooit moeder wordt. Bij de hoogopgeleide vrouwen is dit zelfs één op de vier. Iets meer dan de helft van die vrouwen kiest heel bewust voor kinderloosheid, en in de jongere generaties neemt dit percentage toe. Veel vrouwen willen geen kinderen omdat ze hun vrijheid niet willen opgeven. Anderen stellen dat je een kind niet op deze wereld van oorlog en (klimaat)crisis kunt zetten, zien op tegen zwangerschap en baren of vinden zichzelf niet zorgzaam. Sommigen houden gewoon niet van kinderen, of vrezen dat de relatie met hun partner na de komst van kinderen zal verslechteren. Wat vrijwel alle bewust kinderloze vrouwen delen, is dat ze niet die ‘oerdrang’ kennen, dat sterke verlangen naar een baby dat zo typisch vrouwelijk schijnt te zijn. Hun biologische klok is nooit gaan tikken, ze hebben nooit de behoefte gehad zich voort te planten. Sterker nog: velen ‘voelen’ net zo sterk dat ze géén moeder willen worden als sommige andere vrouwen ‘voelen’ dat ze wél een kind willen. Zelf wist ik het al tijdens mijn studietijd: kinderen zijn leuk, maar niet voor mezelf. Erg serieus nam mijn omgeving dat niet. ‘Wacht maar, dat verandert nog wel,’ kreeg ik vaak te horen als het onderwerp ter sprake

kwam. Nu mijn vruchtbare jaren voorbij zijn, is de reactie eerder: heb je nooit spijt? Of: ben je niet bang eenzaam oud te worden?

Zielig Moederschap is de norm: een vrouw die geen kinderen wil, moet zich blijven verantwoorden. Het is blijkbaar zo ongewoon, dat telkens weer de stressvolle werk-zorgcombinatie uit de kast wordt gehaald om het te verklaren. Uit angst hun carrière te schaden zouden vrouwen te lang over het moederschap twijfelen, zodat het uiteindelijk niet meer lukt. Of ze hebben hun kinderwens verdrongen omdat die niet met een carrière te verenigen is. Of ze hebben – ambitieus en veeleisend als ze zijn – geen partner gevonden die de vader van hun kinderen wil zijn. Zo wordt vrijwillige kinderloosheid tot een negatieve keuze gemaakt: eigenlijk wilde je wel kinderen, maar je hebt dit verlangen niet kunnen vervullen omdat de omstandigheden er niet naar waren. Je bent een beetje zielig. Het is de prijs die vrouwen betalen voor hun emancipatie, is de ondertoon in veel van die discussies. Toch blijkt uit internationaal onderzoek telkens weer dat ‘carrière’ helemaal niet zo’n doorslaggevende rol speelt. Kinderloze vrouwen zijn niet per definitie carrièrevrouwen. Meestal hebben ze functies op middenkader- of zelfs lager niveau, en ze werken – zeker in Nederland – vaak in deeltijd, net als moeders. Ook de tijd dat vrouwen in managementfuncties vrijwel altijd kinderloos waren, is al lang voorbij. Vrouwen aan de echte top zijn inderdaad relatief minder vaak moeder, maar zij begonnen hun carrières veelal toen er nog nauwelijks voorzieningen waren om werk en gezin te combineren.

Er zijn in Nederland relatief meer kinderloze mannen dan vrouwen, maar over hen gaat de discussie nooit. Alleen vrouwen worden door hun omgeving of door de maatschappij telkens aangesproken op hun potentie of primaire rol als moeder. Ook de ‘diepvriesembryo’s’ van het AMC passen in de Nederlandse moederschapcultus. Je moet als vrouw dan ook sterk in je schoenen staan om je geen kinderwens te laten opdringen en baas in eigen buik te blijven.

Verantwoordelijkheid Ik heb geen kinderen, maar dat heeft niets te maken met mijn carrière en het is al evenmin een tragisch lot. Ik voel me dan ook bepaald niet kinderlóós. Lange tijd was er weinig zo dwingend in een vrouwenleven als de moederrol. Nu is het een van de mogelijkheden. Het niet hebben van kinderen is niet de prijs die vrouwen betalen voor hun ambities, maar juist een teken van hun emancipatie. Zoals meisjes tegenwoordig opgroeien met het idee dat ze alles kunnen bereiken, zouden ze ook vaker moeten horen dat niet alle vrouwen behoefte hebben aan kinderen, dat iedere vrouw zelf moet beslissen of het moederschap bijdraagt aan haar persoonlijke ontwikkeling en geluk en dat ze er goed over moet nadenken of de verantwoordelijkheid van het moederschap past bij haar talenten en kwaliteiten. Vandaag de dag kunnen vrouwen ook zonder kinderen een vervuld leven leiden, waarin niets wezenlijks ontbreekt. Ze zijn niet ondanks maar dankzij hun kinderloosheid gelukkig en tevreden. n Emely Nobis is auteur van Geen kinderen geen bezwaar. Waarom niet alle vrouwen moeder willen zijn, en profielmanager bij de opleiding media, informatie & communicatie.


Folian Havana 19


20 Folian Havana

‘Wat wil je zelf Scholieren die een studie moeten kiezen, nemen steeds vaker hun ouders mee naar open dagen. Die leren dan van alles over coachen, out-of-the-box-denken en dingen laten sudderen. tekst Marcel van Roosmalen beeld Fred van Diem en Co de Kruijf

14 november 2009 Open dag bij de Hogeschool van Amsterdam

Een studiekeuzeadviseur van de HvA sprak in de aula van de Leeuwenburg een groepje verwarde ouders toe. Daar waren ze na een dag vol informatie wel aan toe. Dit was het hoogtepunt van hun dag. Hier kwamen ze voor. Hij stelde niet teleur. Integendeel: de ouders werden ingepakt. ‘Wij zijn collega’s,’ zei de man. ‘Want u coacht ook! U coacht uw kind. U heeft een geweldig leven! U wilt er alles aan doen om uw kind een toekomst te geven. Een beslissing nemen is moeilijk, hè? Dat weet u ook.’ Hij vertelde hoe hij tot beslissingen kwam. Laatst nog toen er thuis nieuwe vloerbedekking nodig was en hij twijfelde of het zeil of tapijt moest worden.

Hij was: - In het bos gaan lopen. - Gaan zwemmen. - In een bad met ijswater gaan zitten. En opeens wist hij het: het werd zeil. Dat gaf geen vlekken als hij een fles wijn omgooide. ‘Out of the box-denken’ noemde hij dat. De ouders schreven mee. ‘U bent allemaal winnaars,’ zei de man. ‘U durft verder te kijken dan uw neus lang is. U bent bereid om het werk een dag te laten liggen om meer inzicht te krijgen in de toekomst van uw kind. Praat er thuis over in alle eerlijkheid. Kijk naar de mogelijkheden en de onmogelijkheden. Probeer niet te sturen.’ Geknik van de ouders. Sturen was fout. Dat wisten ze. ‘Alles kan,’ zei de functionaris van de HvA. ‘Iedereen kan out-of-the-box-denken. Ontspan.

Laat het sudderen. Laat uw kind haar of zijn dromen waar maken. Op een dag staat ze voor de spiegel en denkt: Ja, ik wil verpleegster worden!’ De ouders schudden de man de hand. ‘Fijn,’ zei een vader, ‘dat had ik echt even nodig. Ik heb een zoon die twijfelt tussen media, communicatie & informatie en Game Development. Dan weet u het wel.’ De zoon zelf was al uit beeld verdwenen. Hij rookte voor het gebouw een filtersigaret. ‘En?’ vroeg hij toen zijn vader naar buiten kwam, ‘weet je al wat ik moet gaan studeren?’ ‘Het is jouw keuze, jongen,’ zei de vader. ‘We laten het sudderen. We gaan thuis lekker al die folders doornemen en we zien het wel.’ Het kiezen van de juiste studie is moeilijk. En dus nam meer dan de helft van de scholieren, die erover denken om aan de Hogeschool van Amsterdam te gaan studeren, een of meerdere ouders mee naar de voorlichtingsdag. Dat soort ouders liep de hele dag als een hond achter het kind aan. Er was ook een ander soort ouders. Ouders die het voortouw namen. Die het echt heel belangrijk vonden wat hun kind ging studeren. Belangrijker nog dan het kind het zelf vond.


Folian Havana 21

eigenlijk?’ Ze maakten zich zorgen. Een boer uit Musselkanaal had zijn vrouw en de andere kinderen meegenomen. Ze gingen allemaal over de beslissing van dochter Cynthia, die twijfelde tussen pabo en forensisch onderzoek. Hij vond beide studies interessant. Cynthia zelf nam een paar trekjes van haar sigaret. Het moest snel. Vader en moeder wilden weer naar binnen. ‘Het is jouw toekomst,’ waarschuwde vader. ‘We hebben niet de hele dag de tijd.’ Moeder had het vooral koud. ‘Gaan jullie maar vast,’ zei Cynthia. Gezucht van de ouders. ‘Pabo is zekerheid,’ zei vader. ‘Forensisch onderzoek is nieuw. En moeilijk. Sporenonderzoek... Ik zie het haar niet doen. Daarvoor is ze te slordig. Ze laat sporen na.’ De filtersigaret was op. Ze gingen naar binnen. Achter een informatiebalie in de hal stond een vrouw met rood haar. Geverfd, dat zag je zo. ‘Decaan’ stond er met koeienletters op haar naambordje. Ze had een strenge, rechtvaardige uitstraling.

Van boven haar bril gluurde ze de rondwandelende vreemdeling wantrouwend aan. Ze wilde wel meewerken aan een soort van gesprek. ‘Maar alleen als ik correct geciteerd word.’ We beloofden ons best te doen. ‘Dat is niet genoeg.’ Ze was al heel lang decaan. Meer dan 25 jaar. En ze zag ‘schuivende tendensen’. ‘Er komen steeds meer ouders mee naar open dagen. Zelf zeg ik: verstandig. De beslissingsdruk is veel groter geworden. De studietijd is afgenomen. Studenten kunnen zich geen fouten meer veroorloven. Ze hebben hulp nodig om te beslissen. En het is ook de tijdgeest. Mensen hangen langer aan thuis. Vroeger zag ik nooit ouders bij voorlichtingsdagen.’ Einde gesprek. Er stond een gezin op haar te wachten. Vader, moeder en slungelzoon van twee meter tien. Vader – type dat de auto wast en de tuin aanharkt – sprak de decaan aan met ‘professor’. ‘Professor, hij is goed in economie. Het is zijn beste vak, maar hij wil wat anders. Ik zeg: denk aan je toekomst... Maar nu u: het is zijn beste vak...’ Moeder – type huisvrouw – friemelde de hele

tijd aan haar bril en herhaalde wat vader de hele tijd zei. ‘Het is zijn beste vak. Economie.’ ‘Het is zijn beste vak. Economie.’ ‘Het is zijn beste vak. Economie.’ ‘Het is zijn beste vak. Economie.’ Het gesprek tussen ouders – vader eigenlijk – en decaan ging over studies en keuzemogelijkheden. Zoon keek ondertussen op zijn iPod. Om zijn schouder een linnen tas vol folders. De decaan pakte hem bij de arm. Ze zei dat hij lieve ouders heeft. En stelde daarna de vraag: ‘Wat wil jij zelf eigenlijk?’ ‘Koffie,’ zei de jongen. Het leek me het enige goede antwoord. Even later zaten ze met z’n drieën aan de koffie met appelflap in een kantine, die OMA heette. Daar gaven ze antwoord op de vraag of het normaal was dat je je ouders mee nam naar een voorlichtingsdag. De zoon zei: ‘Ik heb geen last van ze, dus...’ Vader knikte. ‘U moet ons zien als een soort van toevoeging. Wij hebben een adviserende rol. Geen beslis­ singsbevoegdheid.’ De zoon: ‘Juist.’ n


22 Folian Havana

seks, drugs en luiers ‘Kinderen houden niet van ouders die zich gedragen als… kinderen’, aldus Tom Waits, de grommende chroniqueur van het nachtleven, die zijn in alcohol gedrenkte kroegbestaan meteen opgaf zodra hij vader werd. Toch herbergen deze woorden van Waits de dramatiek van menig popmuzikantenkind. Het is lastig opgroeien in de schaduw van een vader (en incidenteel moeder) die zelf voortdurend het grote kind uithangt. tekst Tom Engelshoven beeld Pascal Tieman

Het zal je maar gebeuren. Kind zijn van Bob Dylan, Herman Brood, Bruce Springsteen, Sting of Anouk. Er langzaam achter komen dat je pappie of mammie door duizenden vereerd wordt. Alle aandacht gaat uit naar hen. Niet naar jou. Natuurlijk kan het ook fijn zijn, om een vader of moeder te hebben die een ster is. Veel rijkdom en reizen. Verstoppertje spelen in de coulissen van concertzalen en sporthallen of dollen met roadies, dat zijn leuke dingen voor popkinderen. Of bij je vader op het podium staan, zoals Candy Dulfer die als dreumes al mee mocht als vader Hans moest optreden. Maar het kan ook bijzonder beangstigend zijn. Jakob Dylan, zoon van Bob, was zijn hele jeugd doodsbang dat zijn vader door een doorgedraaide fan zou worden vermoord. Iets wat Sean en Julian Lennon, zonen van ex-Beatle John, daadwerkelijk was overkomen. Het is absoluut ook geen pretje als je beroemde vader of moeder verslaafd is aan drugs en alcohol. Al helemaal niet als deze ook nog eens zelfmoord pleegt, zoals Lola en Holly Brood meemaakten. Of zich aan je vergrijpt, zoals de ook al aan heroïne en alcohol verslaafde John Phillips van The Mamas and the Papas – veelzeggende bandnaam in het kader van dit artikel – met zijn dochter Mackenzie deed. Je zult maar, zoals de broers Prince Michael I en Blanket en hun zus Paris Jackson, opgroeien in de krankzinnige entourage van je vermeend pedofiele vader Michael, door hem als baby ten overstaan van de paparazzicamera’s aan je voetje uit het raam van een hotelkamer gebungeld zijn (Blanket) en na zijn tragische dood met je opa, oma en al je beroemde ooms (The Jackson 5) en tantes (Janet, La Toya en Rebbie) middelpunt worden van het meest morbide mediacircus uit de wereldgeschiedenis. Gewoon is anders. Maar dit zijn excessen. Natuurlijk

doen veel popsterren hun best om hun kinderen een zo gewoon mogelijke jeugd te bezorgen. Illustratief zijn de woorden van eerder genoemde Jakob, die een ander licht werpen op zijn alom als knorrepot bekend staande verwekker Bob: ‘Ja, hij was een lieve vader. Als kind zag ik hem als een god, maar om de goede redenen. Andere mensen gaven hem een buitenaardse status mee. Maar ik bewonderde hem zoals elk kind zijn vader bewondert. Hij heeft nooit een baseball­ wedstrijd van mij overgeslagen! Hij bewaarde elke bal waarmee ik een homerun sloeg.’

paplepel Jakob is net als vele andere ‘kinderen van’ zelf ook popmuzikant geworden. Succesvol als zanger van The Wallflowers én solo, maar nadrukkelijk in de schaduw gebleven van zijn vader. De appel valt nu eenmaal niet ver van de boom en ‘popkinderen van’ krijgen het muzikantenvak min of meer met de paplepel ingegoten. Logisch dat ze vaak in de voetsporen van hun beroemde vader of moeder treden. Soms wordt een popkind op eigen kracht bekend en wordt pas veel later duidelijk dat diens vader ook een beroemdheid was, zoals in het geval van Strokes-gitarist Albert Hammond Jr, wiens vader Albert Sr. in de jaren zeventig hits had met ‘The Free Electric Band’ en ‘I’m A Train’. Soms wil een beroemd popkind niet aan zijn of haar afkomst herinnerd worden, zoals in het geval van pop/jazz-zangeres Norah Jones, wier moeder door de Indiase sitarvirtuoos Ravi Shankar werd verlaten toen Norah vier jaar oud was. Tien jaar lang wilde zij niets van haar vader weten – inmiddels zijn vader en dochter weer on speaking terms. Een apart geval is Hank Williams III, zoon van de mainstream countryrocker Hank Williams II, maar pas beroemd

geworden toen hij countrysongs ging spelen van zijn legendarische opa Hank Williams I. Niet alleen klinkt hij precies als zijn grootvader, met zijn uitgeteerde redneckuiterlijk ziet hij er ook uit als een eigentijdse kopie van de in 1953 op 29-jarige leeftijd aan een overdosis morfine en alcohol bezweken aartsvader van de country. Soms lijkt een muzikaal geslacht verdoemd. Zoals in het wel zeer opmerkelijke geval van vader Tim en zoon Jeff Buckley. Beiden gezegend met ongekend soepele stembanden en groot poëtisch voordrachtstalent, maar ook beiden op tragische wijze jong gestorven. Vader Tim overlijdt in 1975 op 28-jarige leeftijd aan een overdosis heroïne. Zoon Jeff verdrinkt in 1997 op 31-jarige leeftijd in de Mississippi. Bijzonder is dat Jeff maar een week van zijn leven met zijn vader heeft doorgebracht, namelijk tijdens een schoolvakantie toen hij acht jaar oud was. Tim liet Jeffs moeder al voor Jeffs geboorte in de steek. Jeff groeit op in Californië als Scotty Moorhead (de achternaam van zijn stiefvader) en verbijstert vriend en vijand door begin jaren negentig bij een herdenkingsdienst in een New Yorkse kerk voor zijn vader te zingen. Vele genodigden, totaal onkundig van het feit dat Tim überhaupt een zoon had, barsten spontaan in tranen uit: daar staat een exacte kopie van hun geliefde cultheld Tim. Wanneer Jeff met zijn meesterwerk Grace – waar zijn obsessie met de onbekende vader een belangrijk thema is – de harten van miljoenen steelt, komt ook de belangstelling voor het unieke oeuvre van vader Tim weer op gang. Zo kan een beroemde zoon ook zijn vergeten vader in de schijnwerpers zetten.

erfenis Bij de meeste kinderen van popmuzikanten gaat het andersom: zij komen nooit uit de schaduw van hun beroemde verwekkers. Ze lijden aan het Jordi Cruyff-effect: hoe kun je een vader of moeder overtreffen die geniaal is? Zeker, je hebt dezelfde genen, en wellicht ook bovengemiddeld talent. Maar bewust of onbewust zal het publiek je prestaties altijd afmeten aan die van je vader of moeder. In sommige gevallen zijn popkinderen zelfs zielig te noemen. Zoals Otis Redding III, die tot het eind van zijn levensdagen zal worden vergeleken met zijn beroemde vader, de in 1967 op 26-jarige leeftijd overleden soullegende. Maar zie Otis Redding III optreden, en je weet binnen drie seconden dat


Folian Havana 23

hij geen fractie van de zeggingskracht en het charisma van zijn vader bezit. Zo ook het geval van Jürgen Blackmore, de inmiddels 45-jarige zoon van Ritchie, gitarist van Deep Purple en Rainbow. Jürgen heeft samen met sommige ex-leden van Rainbow een band die Over The Rainbow heet, en die eigenlijk voornamelijk publiek trekt omdat het publiek ‘de zoon van’ met eigen ogen wil zien. Omdat Jürgens gitaarspel niet in de buurt komt van dat van zijn vader, ontstijgen optredens van Over The Rainbow niet het niveau van een coverband. Zoons als Jürgen proberen – min of meer – een slaatje uit hun afkomst te slaan. Maar er zijn ook kinderen van popsterren die door hun afkomst verlamd raken. Ze zijn immers zo rijk dat ze eigenlijk nooit meer iets hoeven te presteren. Zo vergaat het bijvoorbeeld de kinderen van reggaester Bob Marley. Of zoon Ziggy nu wel of niet op tournee gaat of een plaat maakt, het maakt geen

fluit uit. Zijn vader overtreffen zal hij niet en als hij thuis blijft is het ook goed (Ziggy is kampioen concerten afzeggen). Des te bijzonderder was het dat Rohan Marley, een andere zoon van Bob, samen met zijn partner Lauryn Hill, drijvende kracht is achter het bijzonder geïnspireerde album Chant Down Babylon uit 1999, waarop New Yorkse hiphopartiesten songs van vader Bob remixten. Ook andere Marley-zonen, zoals Julian, Damian Junior ‘Gong’, Stephen en Ki-mani zullen nooit los komen van de erfenis van hun vader. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de kinderen van diverse Beatles (zoals eerder genoemde Sean en Julian Lennon), hoewel ten minste een van de kinderen van Paul McCartney, dochter Stella, de meest elegante uitweg heeft bedacht uit het ‘kind van beroemde popster’-syndroom. Zij koos voor een carrière in een totaal ander veld en geldt momenteel als een van de beroemdste modeontwerpsters van

Engeland. De zoons van Tom Waits, die zijn leven zo radicaal omgooide en de drank vaarwel zei toen zij werden geboren, bleven dichter bij huis. Casey en Sullivan Waits spelen gewoon drums/percussie en conga’s/klarinet in de band van hun vader. n

Nederlandse popkinderen • Jim en Marcel de Groot, van vader Boudewijn • Ella Fosko van de groep pEp, van vader Bob • Dré Hazes, van vader André • Gijs Jolink van Jovink & the Voederbietels, zoon van Normaals Bennie Jolink • Alain Clark, zoon van soulzanger Dane • Babette van Veen, van Herman


24 Folian Havana

Schrijven als leven Hans (69) en dochter Kirsten (25) studeerden beiden Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. Schrijver en cabaretier Hans schrijft over zijn eigen leven, journalist Kirsten over dat van anderen. Toch hebben ze veel overeenkomsten. Een interview met vader en dochter Dorrestijn. tekst Sanne van Baar beeld Fred van Diem

Amsterdam Kirsten: ‘Sinds mijn negentiende woon ik in Amsterdam. Elke keer als ik een paar dagen weg ben geweest, voel ik bij terugkomst een soort opluchting. Ik heb het idee dat iedereen hier wat vrijer denkt dan in de rest van Nederland. En ik hou van de drukte als ik ’s morgens mijn gordijnen opendoe, heerlijk.’ Hans: ‘Er waren een paar plaatsen in Amsterdam waar ik dol op was. Ik zat altijd op het Spui te zuipen, en het Leidseplein vond ik hartstikke mooi. Later bleek dat Kirsten op precies dezelfde plekken kwam; het leek wel alsof het in de genen was doorgegeven. Ik had zoiets van: Jezus, hoe bestaat het?’

Boeken

elkaar wel erg na. Het liefst noemen ze me een azijnpisser. Daar ben ik het niet mee eens. Ik heb wel een donkere ondertoon, maar ik ben vergeleken met veel schrijvers juist uiterst blijmoedig.’

Cabaret

Nederlands

Kirsten: ‘Mijn interesse in cabaret heb ik van mijn ex-vriendje. Hij heeft mij het werk van mijn vader leren kennen, liedjes die door anderen gezongen werden. Het is gek als je vriendje je inleidt in de wereld van je vader. Maar ik ben blij dat hij het gedaan heeft.’ Hans: ‘Mijn humor wordt door veel recensenten omschreven als “zwartgallig”, maar ze praten

Kirsten: ‘Ik denk dat ik deze studiekeuze onbewust wel een beetje van mijn vader heb meegekregen. Vroeger vond ik zijn vrienden ook best wel cool omdat ze zo literair waren. Toen ik aan mijn studie Nederlands begon, herkende ik die vrienden van hem in mijn klasgenoten. Het is een bepaald type mens.’ Hans: ‘Ik kwam niet uit een milieu waar gestu-

(1984)

Kirsten: ‘Ik lees nooit werk van mijn vader. Niet omdat ik het niet mooi vind, maar ik kan het niet. Er is te veel herkenning, alsof het niet voor mij bedoeld is ofzo. Ik hoor het hem zeggen, bij wijze van spreken. Ik voer liever mooie gesprekken met hem dan dat ik in een boek lees over wat hij allemaal denkt.’ Hans: ‘Ik was met de kinderen in Sardinië. We zaten heerlijk op een terrasje in de zon, maar het eerste wat ze deden was in hun tas graaien: de één pakt een Grieks, de ander een EngelsFrans woordenboek. Ze gingen gewoon door met studeren! Het leek wel alsof ik met de Haagse bibliotheek op reis was.’

deerd werd, dus dat ik ging studeren was heel bijzonder. Mijn jongere broer haalde zulke goede cijfers op de mulo dat hij naar de hbs werd gestuurd. Daarna is hij direct doorgegaan naar de universiteit. Het is dat hij de weg al had vrijgemaakt, anders was ik niet eens op het idee gekomen.’

Vader/dochter Kirsten: ‘We hebben een heel hechte band. Misschien wel hechter dan de meeste van mijn leeftijdsgenoten. Ik denk dat het komt doordat ik in mijn middelbareschooltijd een tijdje geen contact met hem heb gehad. Ik heb het gevoel dat we daardoor tijd in te halen hebben. Sinds


Folian Havana 25

sdoel land. Jaren later ging ik erheen voor stage en toen was hij natuurlijk heel jaloers. Maar ik denk dat we er nog wel een keer samen heen gaan.’ Hans: ‘Kirsten stuurde me verrukkelijke brieven vanuit Suriname. Ze kan heel goed schrijven vanuit een klein detail. Zo schreef ze een keer dat ze in Paramaribo onder een brug keek en daar een anaconda zag slapen. Dat vertelt ze dan zoals een ander vertelt dat hij een keeshondje ziet. Zelfs een anaconda wordt zo een vriendelijk dier.’

Dieren Kirsten: ‘Een overeenkomst tussen mijn vader en mij is dat we allebei heel erg van dieren houden. We raken vertederd en worden blij van ze. Ons grootste hebbeding was een fret. Echt een geweldig beest. Hij liep de hele dag rond in de huiskamer en soms lieten we hem uit op de heide, aan een lijntje.’ Hans: ‘Als Kirsten een leuk dier ziet, heeft ze een heel apart, grappig lachje. Als er op tv een dier voorbijkomt, roep ik haar er altijd even bij. Ik kan me echt verheugen op dat lachje. Ik hou van dieren, maar ze moeten wel vrij zijn. Geen huisdieren dus, dat zijn verlengstukken van de mens.’

(2009)

Sesamstraat

die tijd hebben we nooit meer problemen gehad.’ Hans: ‘We hebben een heel goede verstandhouding. En dat is des te wonderlijker, omdat ik vrouwen al mijn hele leven wonderlijke wezens vond. Ik zette ze op een voetstuk, ik vond ze in alle opzichten zó anders dan de man. En dat uitgerekend de vertegenwoordiger van die soort me het dichtst bij staat.’

Scheiding Kirsten: ‘Het is moeilijk als een conflict tussen je ouders in de publiciteit komt. Ik weet nog dat in de periode dat ik hem niet zag, hij een keer op tv was. Hij leidde de tv-ploeg rond door het

huis en liet toen ook mijn kamer zien. Toen heb ik echt gehuild, dat was zó pijnlijk.’ Hans: ‘Een scheiding geeft zo veel materiaal, daar kun je bijna niet omheen. Het schrijven daarover is een soort uiting, maar levert niet altijd het beste werk op. Finale kwijting móést ik schrijven, ik stond met mijn rug tegen de muur. Maar dat boek is niet goed, het is te recht voor z’n raap. Ik had meer afstand moeten nemen.’

Suriname Kirsten: ‘Mijn vader en ik zaten een keer een op de bank tv te kijken toen we een programma over Suriname zagen. Het leek ons echt een geweldig

Kirsten: ‘De tekst van de begintune van Sesam­ straat is geschreven door mijn vader. Daar kwam hij pas jaren later achter toen hij thuis een briefje vond met het liedje. Toen herinnerde hij zich opeens weer dat hij daar nooit geld van had gezien. Bijna niemand weet dat hij het geschreven heeft, terwijl het misschien wel zijn bekendste lied is. Ik ben er trots op dat dat werk van mijn vader is.’ Hans: ‘Met Het Schrijverskollektief maakte ik veel teksten voor kinderprogramma’s. Daarin verwerkten we eigen, enigszins traumatische gebeurtenissen. Wij schreven vanuit onszelf. Bijvoorbeeld over het jongetje uit je straat dat wat met het meisje had waar jij verliefd op was.

Schrijven Kirsten: ‘Het is een levensdoel, ik zou niets anders kunnen verzinnen. Ik merk al jaren dat als ik aan een artikel bezig ben, dat ik daar gelukkig van word. Ik vind het heerlijk om zinnen te kneden tot een mooi stuk. Als ik niet schrijf, voel ik me een stuk ongelukkiger, een niksnut.’ Hans: ‘Ik heb alle genres uitgeprobeerd. Ik wist niet waar mijn kracht lag, dus ik zocht maar verder. Wil ik iets beheersen, dan moet ik daar heel veel tijd en moeite in steken. En als het eenmaal lukt, wijk ik uit naar iets anders. Maar liedjes schrijven is mijn hoofdberoep. Dat blijf ik doen.’ n


26 Folian Havana

Wie hoort bij wie?

1

Olivier Dekker Economie en bedrijfskunde

3

Matthijs Kanters Fysiotherapie

5

Fabian Streefland Rechten

2

Evelieke van Dapperen Management, economie en recht

4

Sharif Rabbae Sociologie

6

Tessel Warnink Lerarenopleiding Engels


Folian Havana 27

WELK KIND HOORT BIJ WELK OUDERPAAR? Stuur je oplossing naar mededelingen@folia.uva.nl o.v.v. ‘Prijsvraag Ouders’ en maak kans op een strip- en literatuurpakket van uitgeverij De Harmonie, de beste cd’s van 2009 en een abonnement van een halfjaar op Het Parool.

A

B

Moeder Pauline

Moeder Annemarie

Historisch publicist

Parttime medewerker ICI Paris XL Vader Hasse Vastgoedadviseur

Vader Aad

Docent geschiedenis

Woonplaats Amsterdam

Woonplaats Amersfoort

C

Moeder Liesbeth Beleidsmedewerker Nederlands Jeugd instituut Vader Mohamed Gepensioneerd

Woonplaats

D

Moeder Bep Secretaresse accountantskantoor

Vader Matthijs

Zelfstandig ondernemer

Woonplaats Hoogland

E

Moeder Ellen Beleidsmedewerker palliatieve zorg Vader Eric Psychiatrisch verpleegkundige

F

Moeder Stanny Lerares basisonderwijs

Vader Michael

Docent economie en bedrijfskunde

Woonplaats

Woonplaats

Ermelo

Bussum

tekst en beeld Tjebbe Venema en Won Tuinema

Maarssen


28 Folian Havana

Wel de lasten, Nu het huwelijksbootje vandaag de dag steeds vaker eindigt als een zinkend schip, neemt ook het aantal stiefgezinnen toe. Opvoeden in zo’n situatie gaat niet zonder slag of stoot. Vooral stiefmoeders hebben het zwaar, blijkt uit onderzoek. ‘Ik kon opvoeden tot ik een ons woog.’ tekst Annemarie Vissers beeld Bas Kocken Ze weet het nog heel goed, de allereerste kennismaking. Een dagje Artis ging het worden. ‘Ik stapte in de auto en zag drie van die vragende koppies kijken. Zo van: “En wie ben jij?”’ Elf jaar verder is ze inmiddels, Coby Wezel (48, opleidingsmanager aan de HES). Vijf stiefkinderen – vier meiden en een jongen in de leeftijd van 7 tot 19 jaar – kreeg ze er ineens bij. Nou ja, niet helemaal. ‘De oudste ging op kamers, een dochter bleef bij moeder wonen en de drie kleintjes zag ik eens per twee weken.’ Vijf jaar geleden werd ‘eigen’ dochter Sarah geboren. Kerst vieren ze soms met z’n allen, ook de biologische moeder van het vijftal is er dan bij. En dat is volgens Wezel ‘geen enkel probleem’.

Struikelblok Zo voorspoedig als het in bovenstaand geval verloopt, gaat het echter lang niet altijd. Sterker nog: vaker niet dan wel, blijkt uit de meest recente cijfers. Uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in 2007 blijkt dat deze gezinsvorm

een behoorlijk lastige is. Zijn de kinderen in het eerste huwelijk veelal een bindmiddel, in een volgende relatie blijken ze eerder een struikelblok: tweederde van de relaties waarbij stiefkinderen betrokken zijn, strandt, vaak al binnen twee jaar. Tel daarbij op dat uit hetzelfde onderzoek blijkt dat stiefkinderen de situatie met een stiefmoeder als negatiever ervaren dan met een stiefvader, en het zal duidelijk zijn dat stiefmoederen bepaald geen walk in the park is. Volgens Carine Ex, ontwikkelingspsycholoog en docent opvoedingsondersteuning aan de HvA, is de neiging van stiefmoeders om in de zorgrol te schieten de reden dat ze het veel lastiger hebben dan stiefvaders. Stiefpa houdt meer afstand. ‘Wat je moet doen als stiefmoeder blijft in wezen hetzelfde als in de “gewone” opvoeding, maar de situatie is een heel andere,’ zegt psychologe Ex. ‘Omdat stiefkinderen terecht niet zitten te wachten op een andere opvoedende ouder dan hun eigen moeder, kan dit snel tot conflicten leiden. Wat wezenlijk verschilt, zijn de verwachtingen en belangen van alle partijen.

Die spelen een grote rol en kunnen voor zeer complexe situaties zorgen.’

Nul autoriteit Dat ervoer ook Marianne de Jager (34, medewerker gemeenschappelijke diensten van de HvA, niet haar echte naam). Vijf jaar was dochterlief van haar nieuwe partner toen ze het kind leerde kennen. Dat ze zelf altijd had geroepen geen kinderen te willen – ‘kinderen zijn hinderen was jarenlang mijn motto’ – vergat ze voor het gemak. Eens in de twee weken kwam zijn dochter langs, een heel weekend. De Jager trapte meteen in eerder genoemde zorgvalkuil en had het opvoedprogram al paraat. ‘Ik zou haar wel even netjes leren eten, leren opruimen en leren dat je niet altijd je zin kunt krijgen. Totdat het me zoetjesaan begon te dagen dat ik kon “opvoeden” tot ik een ons woog: als puntje bij paaltje kwam, had ik weinig in te brengen. Dan was het: “Van mijn moeder mag ik gewoon met mijn handen eten.” Punt. Mijn autoriteit was nagenoeg nihil, bleek. Wel de lasten zeg maar, maar niet de lusten. Dat weinig tot niks leek te beklijven, irriteerde me mateloos. Het verschil in opvoedingsstijl met thuis was erg groot. Funest daarbij bleek ook de houding van haar eigen moeder: die vond dat allang best. Ze stond zelfs besmuikt te lachen toen ik vond dat haar dochter haar troep moest opruimen. Bovendien was thuis bij moeders altijd alles beter, mooier, duurder, fijner. Om moedeloos van te worden.’


Folian Havana 29

niet de lusten Loyaliteitsconflicten maken het stiefmoeders ontzettend lastig. ‘Als een kind ook maar íets merkt van frictie zal het de stiefmoeder moeilijk toelaten,’ zegt Ex. ‘Dan zal het zich daarnaar gedragen. Als je als stiefmoeder steeds je plek moet bevechten, kan dat frustraties in de hand werken. Dat kan uitmonden in woede of onverschilligheid.’ Dat Wezel de moeder van het vijftal graag mag, en andersom, scheelt volgens haar dan ook een stuk in de omgang. ‘Ze mogen mij aardig vinden, ze gunt mij de kinderen. Van loyaliteitsconflicten heb ik dan ook weinig gemerkt: ik was Coby en niet ook nog eens een moeder. Dat was voor iedereen duidelijk.’

Geen ruimte Hoe smooth het hele proces ook ging in vergelijking met het gros van de stiefgezinnen, ook bij Wezel liep het lang niet altijd moeiteloos. ‘Ik heb in bepaalde zaken nul ruimte genomen. Wat ik erg moeilijk vond was verveling aanzien. Dat gehang voor de tv. Dan dacht ik: bah, kan dat ding uit? Dat heb ik aangenomen als: dit mogen ze kennelijk. Ik heb me daar niet tegenaan bemoeid, dat durfde ik niet. Zoals het in het “oude” gezin altijd ging, dat was leading. En ik schoof daar maar een beetje omheen. Toen ik meer ruimte ging nemen, ging het beter. Ik was ook minder bang voor het conflict; dat ze zouden roepen: “En wie denk jij wel dat je bent? Naar jou hoef ik niet te luisteren.” Op een gegeven moment ben ik het anders gaan aanpakken en ben ik spelletjes met ze gaan spelen.

Dat vond ik leuk en zij ook. Daarmee kreeg ik een ingang.’

Wijsheid Wijsheid en moed tonen door grenzen aan te geven en te accepteren, zo omschrijft Ex de stap-voor-stapmanier van opleidingsmanager Wezel. Want om te zorgen dat stiefsituaties niet compleet uit de klauwen gaan lopen, heeft een stiefmoeder vooral die eigenschappen nodig. ‘Bepalen wat werkbaar is en wat niet; daar moeten stiefmoeders goed naar kijken. Als dat betekent dat je niet hele weekenden aanwezig bent, maar een paar uurtjes of weer apart gaat wonen: accepteer dat dan. Trekken aan een dood paard heeft geen zin. Loslaten wel.’ De Jager kwam daar na jaren aanmodderen en ingehouden irritaties eveneens op uit. ‘Elke vrijdag was het weer een ontzettend gedoe met ophalen. Dan wist ik al: dit wordt weer een heel lang weekend. Dat is uiteindelijk voor niemand leuk. Het is niet míjn kind en dat gaat het ook nooit worden. Dat mijn partner onvoorwaardelijk van zijn dochter houdt, is vanzelfsprekend. Maar ik doe dat niet. Dat is lange tijd een heikel punt geweest, want toegeven dat je weerstand voelt tegenover je stiefkind is nog steeds not done. Uiteindelijk heb ik al mijn frustraties wel op tafel gegooid. Pijnlijke gesprekken zijn dat geweest. Wat dat betreft sluiten we naadloos aan bij de onderzoekscijfers van het CBS: ik gooi het bijltje erbij neer. Het zou zo’n zeven jaar duren voordat iedereen zijn plek heeft gevonden in een stiefgezin. Dat wacht ik niet af.’

De boel opengooien en het gesprek aangaan, daarmee heeft De Jager een belangrijk punt te pakken volgens Carine Ex. ‘Het is essentieel dat partners goed communiceren, fair play spelen. Vaak zijn dat voor de biologische ouders moeilijke boodschappen; elke ouder vindt het lastig iets vervelends over zijn kind te horen. Voor je eigen kind breng je onvoorwaardelijke liefde op.’ Het ontbreken van een biologische band tussen stiefmoeder en kind verklaart volgens Ex echter lang niet alle irritaties en weerstand. De context bepaalt in grote mate hoe lastig het wordt. ‘Stiefmoeders komen ineens in levens die al een geschiedenis kennen en waarin al veel is gebeurd. Dat moet maar net klikken. Soms heb je ook gewoon meer met het ene kind dan met het andere.’ Ook Wezel merkt dat. Of ze van haar kinderen allemaal evenveel houdt? ‘Wat dacht je? Nee, mijn eigen kind voelt gewoon heel anders, daar kun je ook niet omheen.’ Sommige zaken vindt ze echter gênant van zichzelf. ‘Ik las ooit dat een stiefmoeder veel moeite had met het uitlenen van spullen aan de stiefkinderen. Toen dacht ik: o, dat heb ik ook. Ook met beladen onderwerpen als geld, daar kan ik mee worstelen. Ze zitten soms best krap met studiefinanciering, en ze krijgen geen ondersteuning van thuis. Is mijn geld dan ook meteen hun geld? Mag ik daarin kiezen? Dat blijven lastige kwesties.’ n Van Carine Ex verscheen onlangs het boek Opvoeden, wat kun je? Over de ontwikkeling van ouders en kinderen, dat ook de basis vormt voor de reeks Opvoedcolleges aan de UvA.


30 Folian Havana

Papa en mama sponsoren studie Studenten van de UvA en de HvA teren veelal op de zak van hun ouders. Dat blijkt uit een peiling onder driehonderd studenten van de beide instellingen. Ruim tachtig procent krijgt een toelage. Erg? Het is juist de bedoeling van de wetgever. tekst Thijs den Otter onderzoek Harmen van der Meulen, Marjolein Sintenie en Lisanne de Berg beeld Bas Kocken

A: Mijn ouders steunen mij niet financieel.

18,5% 19,3%

B: Mijn ouders nemen (studie)-kosten als collegegeld, geld voor boeken, en/of huur en dergelijke voor hun rekening.

48,4% 46%

C: Ik krijg een vaste financiële bijdrage die ik naar eigen inzicht mag gebruiken. D: Mijn ouders betalen vrijwel alles voor me.

26,6% 13,3% 6,5% 21,3%

UvA

HvA

In hoeverre ondersteunen je ouders je financieel?

A: Minder dan ¤ 150

B: Tussen ¤ 150 en ¤ 300

12,1%

17,7% 18%

26,6%

C: Tussen ¤ 300 en ¤ 450

D:

6%

10,5% 14,7%

15,3%

46%

33,1%

Grofweg de helft van zowel HvA- als UvA-ouders blijkt bij te springen bij de grote investeringen. Het grootste verschil is te vinden bij optie ‘d’. Er zijn niet veel UvAstudenten die toegeven dat pa en moe bijna alles betalen. Dat het aandeel bij de HvA’ers hoger ligt, is gezien het grote aantal thuiswoners niet verbazingwekkend.

Meer dan ¤ 450

E: Niet van toepassing

UvA

HvA

Hoeveel geld krijg je per maand van je ouders? Ook bij deze vraag worden de verschillen tussen de massaal op kamers wonende UvA-studenten en de HvA’ers – meestal nog ingecheckt bij Hotel Mama – goed zichtbaar. Een kleine veertig procent van de universitaire studenten krijgt meer dan driehonderd euro per maand. De meeste HvA’ers doen het met minder. Daar staat tegenover dat veel HvA’ers geen huur hoeven te betalen.


Folian Havana 31

A: Als ik regelmatig van me laat horen zijn ze tevreden.

25,8% 26,7%

B: Ik bespreek mijn studie af en toeglobaal met mijn ouders, maar ze laten mij vrij.

55,6% 63,3%

C: Zij houden mijn prestaties bij en spreken mij aan als het niet goed gaat.

6,5%

D: Ik maak al mijn studiegerelateerde keuzes in samenspraak met mijn ouders.

4% 6%

E: Niet van toepassing.

12%

8,1% 2%

UvA

Iedereen die de bedragen van de IB-Groep kent, weet het: van de studiefinanciering alleen kun je niet leven. Wie op kamers woont, krijgt vanaf 1 januari ongeveer 265 euro. Studenten die nog niet onder moeders vleugels vandaan zijn, moeten het doen met 95 euro. Zelfs als je een maand lang witbrood met pindakaas eet bij de lunch en ’s avonds volstaat met een blik bruine bonen, is er aan het einde van je basisbeurs nog een stuk maand over. Havana en Folia stuurden een team van studenten de kantines in met driehonderd enquêteformulieren om een beeld te krijgen van de gevolgen van de fooi van het rijk voor de financiële steun van de ouders. Want dat de

HvA

Moet je aan je ouders verantwoording afleggen? De meeste studenten kunnen zonder problemen cashen bij hun ouders. Als ze al advies meekrijgen van thuis, dan is dat vrijblijvend. HvA-studenten krijgen vaker eisen voor hun kiezen: twintig procent wordt gestimuleerd te werken of te sparen, ruim drie procent heeft zich te houden aan regels als een leenverbod. Dat laatste geldt slechts voor een enkele UvA-student. Vijf procent van de wo’ers heeft wel ouders die willen dat er wordt gespaard en/of gewerkt.

meeste ouders bijspringen, is logisch. Ruim 47 procent van de HvA- en UvA-studenten die een enquêteformulier invulde, krijgt financiële hulp als het collegegeld wordt geïncasseerd, de huur van de kamer moet worden betaald of er een stapel dure studieboeken moeten worden aangeschaft. Ruim een kwart van de UvA’ers krijgt een maandelijkse toelage die naar eigen inzicht mag worden opgemaakt

Lenen

A: Zij laten mij volledig vrij.

50% 42,7%

B: Zij geven gevraagd en ongevraagd vrijblijvend advies. C: Zij willen dat ik werk en spaar, en stimuleren dat sterk.

In

re

er ev

ho

D: Zij hebben bepaalde regels opgesteld waar ik me aan dien te houden.

42,7% 34%

5,6% 20%

1,6% 3,3%

UvA

Volgens de Wet Studiefinanciering – ingevoerd in 1986 – is het normaal dat ouders een bijdrage leveren aan de studie van hun jongvolwassen kinderen. ‘De beurs zit zo in elkaar: de staat betaalt een deel, de student krijgt de ruimte om wat bij te verdienen, en we verwachten dat de ouders bijspringen,’ aldus woordvoerder Daniël Blok van de IB-Groep. Kunnen ze dat niet, dan is daar de aanvullende beurs: wie daarvoor in aanmerking komt, kan tot 240 euro per maand extra van de staat krijgen. ‘Lang niet iedere student met een aanvullende beurs krijgt dat bedrag,’ zegt Blok. ‘Veel studenten krijgen een gedeeltelijke aanvulling. Studenten met draagkrachtige ouders die niet willen meebetalen, kunnen het aanvullende bedrag lenen.’ De ouders van de meeste UvA en HvA-stu-

HvA

bemoeien je ouders zich met je financiën?

De financiële afhankelijkheid vertaalt zich meestal niet naar inhoudelijke bemoeienis. Ouders die zich op dwingende wijze met de studie van hun kinderen bemoeien, zijn schaars. De overgrote meerderheid van de ouders is gewoon geïnteresseerd. Ze geven gevraagd en ongevraagd advies, maar laten hun kinderen verder vrij. Van alle ondervraagde studenten heeft vijftien procent afspraken met zijn ouders over de te volgen koers tijdens de opleiding.

denten schuiven echter graag: terwijl grofweg eenderde van de Nederlandse studenten in aanmerking komt voor een aanvulling, doorlopen minder dan twee op de tien UvA’ers en HvA’ers hun studie zonder financiële hulp. Een kleine vijftien procent van de geënquêteerde studenten leunt vrijwel volledig op de inkomsten van zijn ouders. Ongeveer 40 procent van de studenten krijgt tussen de 150 en 300 euro per maand, ruim twintig procent 300 tot 450 euro en een kleine tien procent krijgt zelfs een toelage die boven de 450 euro uitkomt. Een klein deel van de ondervraagde studenten moet in ruil voor financiële steun veel vrijheid


(advertentie)


Folian Havana 33

omstreden geweest. In de jaren tachtig was de Amsterdamse wethouder Maarten van Poelgeest (GroenLinks) als leider van studentenbond LSVb aanjager van massaprotesten tegen het voorstel van toenmalig minister Wim Deetman. Hij vindt het belachelijk dat volwassen mensen hun hand moeten ophouden. ‘In 1996 hebben we een alternatief bedacht: ouders krijgen zorgplicht tot hun kinderen 21 zijn, dus tot dat moment moeten ze een bijdrage betalen, via de belasting. Oudere studenten betalen hun opleiding als ze werken zelf terug, ook via een belasting. Helaas is het voorstel nooit uitgevoerd.’ Deze ‘studietaks’ is een linkse droom. De politieke rechterflank gelooft er niet in: het CDA stond de afgelopen jaren pal voor de basisbeurs, en de VVD heeft te veel moeite met het feit dat studenten zich in zo’n systeem verplichten tot extra belasting.

Exit stufi? A: Ja B: Nee

20,2% 79,8% 76% 24%

UvA

Het huidige systeem met een basisbeurs en aanvulling of ouderlijke bijdrage loopt op zijn laatste benen. Er moet tenslotte bezuinigd worden. Minister Plasterk moet miljarden op zijn begroting vinden om het hoog oplopende financieringstekort van het rijk weer in te lopen: het kabinet is momenteel aan het rekenen. De kans dat de ‘stufi’ komend voorjaar ten grave

HvA

Woon je nog bij je ouders? Een mooi voorbeeld van de cultuurverschillen tussen de studenten van de UvA en de HvA: het leeuwendeel van de hbo-studenten woont thuis, de meeste UvA-studenten hebben een eigen kamer. Een verband tussen de hoogte van de maandelijkse ouderbijdrage en de vraag of een student op kamers woont, is niet onderzocht. Maar het ligt voor de hand: een andere tabel toont aan dat de UvA-studenten meer incasseren.

inleveren. Eén op de tien studenten moet op het matje komen bij studievertraging, en ruim vijf procent maakt vrijwel alle studiegerelateerde keuzes in samenspraak met het thuisfront. Dat gebeurt vaker bij hbo’ers, maar die hebben sowieso een veel sterkere band met het ouderlijk huis. Driekwart van de geënquêteerde HvA’ers

woont namelijk thuis. Van de UvA-studenten zit slechts twintig procent ’s avonds nog bij pa en moe aan de eettafel.

Studietaks Het systeem waarbij het normaal is dat studenten bij hun ouders aankloppen, is altijd

wordt gedragen, is dus aanzienlijk. De VVD stelde vorig maand voor om de hele basisbeurs af te schaffen en een streep te halen door de ouderlijke bijdrage of de aanvullende beurs. Tweede Kamerlid Halbe Zijlstra: ‘Wie achttien is, is verantwoordelijk voor zijn eigen beslissingen. Als je gaat studeren, moet je van de overheid de ruimte krijgen. Daarom hebben wij een voorstel ingediend waarin studenten tegen een goed tarief een ruime lening kunnen krijgen, die hoger uitvalt dan het model waarmee nu wordt gerekend.’ Zijlstra vindt dat studenten onafhankelijk van hun ouders moeten kunnen opereren. Maar hij gaat er niet over. ‘Het is niet onze zaak als ouders hun studerende kinderen willen helpen bij hun opleiding. En laten we eerlijk zijn: het helpt als je ouders een miljoen op de bank hebben staan. Maar als een student genoeg kan lenen, heeft de overheid aan zijn plicht voldaan.’ De conservatieve liberalen zien een studie vooral als een investering die zich makkelijk terugverdient. Als de Zijlstra en de zijnen hun zin krijgen, heeft dat tot gevolg dat studenten straks nog veel meer op hun ouders moeten leunen dan ze nu al doen. n


34 Folian Havana

alleen Veel studenten brengen de feestdagen bij hun familie door. Maar wat als je ouders ver weg wonen, als ze zijn overleden of als het contact verbroken is? Drie studenten vertellen over de relatie met hun ouders. tekst Kirsten Dorrestijn beeld Aimée Groen

John Wattson (21, UvA-student natuurkunde) kwam anderhalf jaar geleden uit Suriname voor studie. Zijn moeder woont in Paramaribo en zijn vader in Nederland. ‘Toen ik twee was, zijn mijn ouders gescheiden. Niet lang daarna is mijn vader naar Nederland vertrokken. Als alleenstaande vrouw heeft mijn moeder ons fantastisch opgevoed. Daar ben ik ontzettend trots op. Ze heeft een eigen huis en is van niemand afhankelijk. Ook al was ik pas twee, ik herinner me de ruzies als de dag van gisteren. Mijn moeders familie wilde niet dat wij nog contact zouden hebben met mijn vader. Hij heeft mijn moeder niet goed behandeld. Uiteindelijk heeft ze de knoop doorgehakt en is bij hem weggegaan. Zij kreeg de voogdij, maar ze heeft ons altijd gestimuleerd contact met mijn vader te onderhouden en hem te bellen op zijn verjaardag. Mijn moeder woont alleen. Ze wil nooit meer trouwen en nooit meer een man in huis. Toen ik ouder werd, miste ik soms wel een vader in de buurt, bijvoorbeeld als vriendjes

iets leuks gingen doen met hun vader. Na school gingen mijn broertjes en ik naar mijn grootouders. Zij hebben mijn moeder altijd bijgestaan. Mijn vader kwam af en toe naar Suriname voor vakantie. Nu ik in Nederland woon, heb ik frequenter contact met hem. Ik bel hem en zie hem op familiefeesten. Nu leer ik ook pas de familie van mijn vader kennen. Toen ik laatst op een verjaardag naast hem zat, zag ik voor het eerst hoe veel ik op hem lijk. Of onze persoonlijkheden ook op elkaar lijken, weet ik niet. Daar ken ik hem niet goed genoeg voor. Doordat hij mij niet heeft zien opgroeien is het moeilijk voor hem om een degelijk gesprek met zijn eigen kind te voeren. Het kost tijd om elkaar te leren kennen. Bovendien heeft mijn vader een nieuwe vrouw met wie hij ook kinderen heeft. Hij heeft helemaal zijn eigen leven hier. Dat moet ik respecteren. Ik kan niet verwachten dat ik nu opeens elke dag bij hem op de bank kan zitten. Dat hoeft ook niet. Ik woon in Amsterdam bij mijn tante. Bij haar voel ik me heel erg thuis. Ze is heel zorgzaam: ze kookt voor me en doet soms mijn was. Soms gaan we samen naar de markt en dan sjouw

ik de zware tassen voor haar. Door zulk soort kleine dingen probeer ik mijn waardering te laten blijken. Met mijn moeder bel ik bijna elke dag. We betalen ons blauw aan telefoonrekeningen. Ik mis haar heel erg. Nu ik zo ver weg woon, realiseer ik me pas hoe veel ik van haar houd. Kerst vier ik in Suriname. Na anderhalf jaar zie ik mijn moeder weer. Ik kan het nog niet bevatten.’

Mark Wild (28, UvA-student rechten) woont sinds 2001 in Nederland. Zijn moeder is een paar jaar geleden overleden en zijn vader woont in Duitsland. ‘Ik heb een heel leuke jeugd gehad in een klein dorpje bij Keulen. Mijn ouders waren niet stapelverliefd, maar ze knuffelden wel regelmatig in de woonkamer. Ik weet nog goed dat ze een keer ruzie hadden toen ik een jaar of negen was. Dat was ik niet gewend. Toen ik veertien was, zijn mijn ouders uit elkaar gegaan. Mijn vader was verliefd geworden op een andere vrouw die we tijdens een vakantie hadden ontmoet. Het is een leuke vrouw. Hij heeft nog steeds een relatie met haar. Mijn moeder was er letterlijk ziek van. Zij heeft het me verteld. Ik was wel een beetje boos op mijn vader. Ten eerste omdat hij het niet zelf aan me had verteld en ten tweede omdat ik niet snapte waarom hij zo veel op het spel moest zetten. Nu begrijp ik dat vaders niet al hun gevoelens kunnen ontkennen. Zijn nieuwe


Folian Havana 35

op de wereld vriendin woonde tweehonderd kilometer verderop, maar hij is nog jaren bij ons in het dorp blijven wonen om dicht bij mij en mijn zusje te zijn. Het was vreemd om opeens bij mijn vader te moeten logeren. Toen ik negentien was, ben ik in Aken gaan wonen om vervangende dienst te doen. De eerste tijd was eenzaam, maar aan het eind van het jaar had ik vrienden gemaakt en een vriendin ontmoet. Met haar heb ik nog anderhalf jaar een relatie gehad. We zijn allebei in Nederland gaan studeren. Toen ik net in Utrecht woonde, ging ik eens in de twee maanden terug naar huis. Dan kookte mijn moeder mijn lievelingsgerecht: Königsberger Kloppse, gehaktballen in kappertjessaus. Mijn vader is gaan samenwonen. Ik zie hem met kerst en hooguit één andere keer per jaar. Dan voel ik me erg op bezoek. Sinds mijn moeder is overleden, bel ik vaker met mijn vader, ook om praktische dingen te regelen. Afgelopen jaar zijn we samen op wintersport geweest. Dat was heel fijn. Toen ik een halfjaar in Nederland woonde, kreeg mijn moeder te horen dat ze ziek was. Toen ze overleed, woonde ik in Rome voor een Erasmusjaar. Het was gek om op het vliegtuig te moeten stappen omdat mijn moeder op sterven lag. Mijn moeder kende mij beter dan ieder ander. Met zo iemand wil je dingen delen. Toen ik weer terug was in Rome, ben ik voor het eerst stapelverliefd geworden op een jongen. Dat had ik haar graag willen vertellen. Bij alle belang-

rijke gelegenheden in mijn leven zal ik haar moeten missen. Tijdens de bul-uitreiking zal er één lege stoel zijn.’

Nina Dijkstra (21, HvA-student pabo) is uit huis gevlucht wegens huiselijk geweld. Ze heeft geen contact meer met haar ouders. ‘Op mijn achttiende ben ik bij mijn oma gaan wonen en daarna ben ik bij mijn vriend in Amsterdam ingetrokken. Op mijn zeventiende was ik al een keer gevlucht, maar diezelfde nacht nog stonden mijn vader en zus op de stoep om me te halen. De politie kwam erbij, maar kon niks doen. Ik moest mee naar huis. Vervolgens heb ik een jaar lang niet met mijn vader gesproken. Als we aan tafel zaten en hij wilde het zout, vroeg hij dat via een omweg. Vroeger had ik wel een goede band met hem, maar tijdens mijn puberteit veranderde dat. Als ik me tegen hem verzette, kon hij zo kwaad worden dat hij zichzelf niet meer in de hand had. Soms haalde hij mijn hele kledingkast overhoop. Nadat ik uren bezig was geweest om alles op te vouwen, gooide hij gerust alles er weer uit. Mijn moeder gaf nooit weerwoord. Daar ben ik lang boos over geweest. Waarom koos ze altijd partij voor mijn vader en liet ze mij aan mijn lot over? Toen ik weg was, heb ik alles aan de rest van de familie verteld. Zij hadden wel door dat er iets mis was. Mijn ouders hebben sindsdien al het contact met de familie verbroken.

Bij vertrek had ik één weekendtas vol kleren bij me. Ik kon niks meer ophalen, want de sloten van het huis waren vervangen. Later ben ik met een tante langsgegaan. Mijn spullen stonden in vuilniszakken in de garage. Ik heb geprobeerd contact met mijn moeder te houden, maar dat kwam alleen van mijn kant. Ik heb brieven gestuurd en gebeld. Vaak eindigde dat in een welles-nietesspelletje. Dan vroeg ik waarom ze mij nooit belde en dan zei zij: “Maar jij belt ook niet.” Vorig jaar kreeg ik te horen dat mijn moeder in het ziekenhuis lag. Ik ben naar haar toe gegaan en we hebben een uur over koetjes en kalfjes gepraat. Van een verpleger hoorde ik dat ze terminaal is. Vorige week belde mijn moeder om me te feliciteren met mijn verjaardag. Toen ik vroeg hoe het met haar ging, begon ze te huilen en vertelde ze dat ze uitbehandeld is. Daarna wisten we allebei niks meer te zeggen en hebben we opgehangen. Later zag ik dat ons gesprek anderhalve minuut heeft geduurd. In het dorp waar ik ben opgegroeid, wordt ontzettend veel geroddeld. Ik zit daar nog bij een vereniging en om het weekend logeer ik bij mijn opa en oma, de ouders van mijn vader. Soms zie ik mijn ouders in de auto rijden. Dan draaien ze hun hoofden weg. Hoop dat het ooit nog goed komt, heb ik niet. Mijn vader zou toch nooit iets toegeven. Voor mijn gevoel heb ik al twee jaar geen ouders meer.’ n De namen in dit artikel zijn gefingeerd.


COLUMNS

36 Folian Havana

Kerstshit

Kerstboodschap

Als ik echt literair uit de hoek wilde komen zou ik opschrijven dat ik mijn kerstherinneringen in een doosje zou kunnen stoppen. Maar dat is pathetische onzin. Mijn kerstherinnering ís een doos. Ieder jaar rond half december kwam hij van zolder. De piek en ballen zaten erin die samen met echte kaarsjes – alleen foute mensen hadden elektrische lichtjes – voor de versiering van onze kerstboom moesten zorgen. Op de doos had mijn vader met grote letters ‘kerstshit’ geschreven. Dit begrip moest op twee manieren worden geduid. Shit is slang voor spullen, zoals in ‘leipe shit ouwe’, maar het betekent natuurlijk ook gewoon rommel. De kerstgedachte was niet echt aan mijn vader besteed. In de jaren zeventig stond kerst er in ons links-intellectualistische Vpromilieutje slecht op. Kerst was rechts. Het was een feest van materialistische schijnheilen, obscene schranspartijen en pseudo-ontroerende kinderkoren. Het had iets met Jezus te maken – wat niet best was – en het was op de een of andere manier ook nog eens heel Amerikaans, wat al helemaal verkeerd was. Wij vierden geen kerst – we hadden alleen een boom omdat de starre wereldvisie van mijn ouders niet bestand was tegen mijn smekende kinderogen – maar wel Sinterklaas. Bij Sinterklaas ging het niet om de cadeaus, maar om het creatieve proces. Thuis verbouwden we in groepjes van twee hele kamers tot surprises. Zo maakte ik toen ik tien was met mijn vader het atelier van Mondriaan na. En dan de gedichten. Pas ver na middernacht waren we klaar met luisteren naar alle kwatrijnen, acrostichons en sonnetten. Nee, wij waren niet voor de poes. Tegenwoordig vier ik kerstmis bij mijn schoonouders in Engeland. Ieder jaar is hetzelfde: ‘s ochtends verzamelen bij de boom om als wildemannen de cadeauverpakkingen open te scheuren, daarna het traditionele feestmaal van kalkoen en knolraapjes en aan het eind van de dag een afzakkertje in de lokale pub. Een feest van ongebreidelde consumptie. Gezellig.

Ooit studeerde ik aan de UvA ­psychologie. Ik woonde in de Staatsliedenbuurt; toen nog een krakersbolwerk waar de politie zich liever niet vertoonde, maar ik had er als brave student een huurwoninkje betrokken. Het was kerst. Nu houden mijn ouders helemaal niet van kerst en ze dringen er dan ook niet op aan dat deze dag gezamenlijk gevierd wordt. Als kind deden we dat natuurlijk wel, maar foto’s werden er zeker niet gemaakt en we deden met zijn allen verder hardnekkig alsof het een gewone maaltijd was. Mijn vader heeft als kind waarschijnlijk te veel onder het katholicisme geleden om nog enige vreugde uit kerst te kunnen halen en mijn moeder vindt elke verplichte viering sowieso apekool – inclusief Moederdag. Daarin is ze in ieder geval consequent. Op deze eerste kerstavond van mijn studententijd waren mijn vrienden elders. Ik besloot het experiment aan te gaan; ik ging niet naar huis, maar zou met kerst alleen blijven. En zo voelde ik me plotseling toch een beetje bij de revolutie predikende buurt horen. Kerst is burgermansvermaak, meneer! Kuddegedrag! Vreten voor de vrede! Ha, het zou wat! En krakend maakte ik mijn blikje ravioli in tomatensaus open. Ik heb die avond naar het kerstcircus op televisie gekeken en naar herhalingen van Toi, toi, toi bij Ted, een programma waarvan je je gelukkig mag prijzen dat je niet weet wat het is. Het was denk ik de langste avond van mijn leven, eenzaam en koud. Van de psychologie begreep ik in die tijd wel dat elke significante ervaring in het leven je iets leert. De boodschap van deze kerstavond was dan ook luid en duidelijk bij me overgekomen: er is maar één ding erger dan het vieren van kerst en dat is het niet vieren van kerst.

Teun van de Keuken

Maria en Jozef Op kerstavond, als de kaarsjes aan mochten, zongen wij met de hele familie kerstliedjes. Echte kerstliedjes, wel te verstaan. Als mijn broertje en ik voorstelden om ‘O dennenboom’ te zingen – en dat deden wij ieder jaar – dan fronste Opa zijn wenkbrauwen: dat was wel een erg heidens liedje. Van Oma mocht het dan natuurlijk toch, maar omdat we wisten dat het eigenlijk niet ‘kon’, voelde het lekker ondeugend om het te zingen. Toch waren de christelijke liederen het fijnst. Ik begreep niets van de teksten en kon ze ook nooit onthouden, maar dat maakte ze, zoals dat gaat, juist extra indrukwekkend. Het allermooiste was de mysterieuze spreuk ‘kyri eleis’ aan het eind van ‘Nu zijt wellekome’. Dat konden mijn grootvader en ooms zo geweldig mooi en laag zingen dat zelfs een kind er (tot zijn grote schaamte) tranen van in zijn ogen kreeg. In mijn herinnering heeft dat bij ons nooit tot een echte (of tijdelijke) bekering tot het christendom geleid, maar onlangs is fotografisch bewijs van het tegendeel opgedoken. Op deze foto, die is genomen in 1988, zijn mijn broertje (drie) en ik (vijf) namelijk verkleed als Maria en Jozef. Met kerstmis, bij Opa en Oma. Maarten met een blauwe lap om en ik met een theemuts op mijn kop. Wat bezielde ons? Cowboy en indiaan begrijp ik; ridders ook, of zwarte pieten – maar Maria en Jozef? Wat doen die de hele dag? Waarom wilden we dit? En wat dachten onze ouders? Kan het hun idee zijn geweest? Of waren wij toch betoverd door de liederen, en wilden wij het christendom, ondanks twee ongelovige ouders, toch maar een kansje geven? Ik kan mij vergissen, maar ik bespeur zowaar iets devoots in onze blikken. Jonathan van het Reve

Steven Pont


Folian Havana 37

Net echt

Onze kerst Mijn zus draagt ieder jaar een mitella met kerst zodat ze niet hoeft te helpen in de keuken. Steeds verzint ze een gekneusde pols of een gebroken sleutelbeen, meer fantasie heeft ze niet. Mijn broer schenkt daarom de limonadeglazen van haar vier kleine kinderen vol met rode wijn, bessenjenever of rode wodka. Soms met een combinatie hiervan. De kinderen geven elk jaar over. En er is de mollige tante, die op elk familiefeest alle lekkere dingen van de schalen eet voordat ze bij ons arriveren. Vorig jaar met kerst hadden we speciaal voor haar een houten stoel gemaakt. Mijn vader en ik zijn er een weekend lang mee bezig geweest. De stoel was net tien centimeter smaller dan de andere stoelen aan tafel. Zo leek ze nog dikker. De mollige tante zat zo krap dat ze nauwelijks durfde te eten en niet meedeed aan de traditie om te wisselen van plaats als mijn licht demente opa naar de wc is. Mijn opa en vader zijn dan de hele avond in de war. En dan is er natuurlijk het kerstgedicht van oma. Met haar lieve, oude stem leest ze voor wat er is gebeurd in het jaar daarvoor. Soms moet ze huilen om kinderen in Afrika, of de toestand in het MiddenOosten. Ook verwerkt ze al jarenlang het slippertje van mijn broer, de werkeloosheid van mijn oom en mijn cannabisverslaving erin, want ‘echt verdriet doen de zielige Afrikanen niet, maar gewoon Joost, Janneke en Piet’. En tot slot, als de kinderen en bejaarden eindelijk naar bed zijn, dan gaan we kaarten. Om geld of het zilver van mijn oma. Mijn moeder speelt niet mee, maar bekijkt ons vol liefde vanaf het hoofd van de tafel. Kerstmis is voor ons de mooiste tijd van het jaar. Janneke van der Horst

De meeste ouders zijn natuurlijk gescheiden ouders. Voor de meeste mensen – en daarmee worden dus volwassenen bedoeld die nog ouders hebben – luidt de vraag: wat doen we met de ouders tijdens de zogenaamde feestdagen? De ouders willen dat de kinderen komen opdraven, de kinderen willen niet, maar wat moet je anders doen met kerst, als je niet oppast, zit je bij je schoonouders, dat wil je al helemaal niet, dan kun je nog beter met je eigen ouders zijn, maar daar wil je verkering niet heen en daarna begint het onderhandelen over eerste of tweede kerstdag, daar zit een hiërarchie in, eerste kerstdag is hoger dan tweede, dan heeft niemand meer zin in het hele kerstgedoe en die ene aangetrouwde zwager wil altijd alles manipuleren, het moet precies zoals hij het wil, omdat hij per se op eerste kerstdag met zijn ouders moet gourmetten in de Ardennen kan het pas op tweede kerstdag, terwijl eerste kerstdag juist de dag was die iedereen het beste uitkwam en dan is de ene ouder boos omdat die is gedegradeerd naar tweede kerstdag en die andere ouder klaagt dat het echt pijn doet om zo gedegradeerd te worden, de rest van het jaar was je ook al zo weinig op bezoek geweest – en dan besef je ineens dat je zelf een gescheiden ouder bent geworden. Het is net echt. Over twintig jaar zullen je eigen kinderen denken: moeten we dit jaar weer naar die ouwe loser toe? Een betere Christmas spirit bestaat niet. Robert Vuijsje

Vijf Parool-columnisten schreven op verzoek van gasthoofdredacteur Barbara van Beukering over hun kerstherinneringen.


38 Folian Havana

beeld Fred van Diem

22 jaar, studeren

Irene de Graaf (26), vijfdejaars geneeskunde UvA, Julius (10 weken) ‘Straks moet ik beginnen aan mijn coschappen, een zwaar traject. Gelukkig is er een speciale regeling voor studenten met kinderen, waardoor ik maar vier dagen per week hoef te werken in plaats van vijf. Het betekent wel dat de coschappen niet meer goed op elkaar aansluiten en ik dus vertraging oploop. Het wordt er straks allemaal niet rustiger op, maar ik heb geen moment twijfel gehad. Julius was niet “gepland”, maar meer dan welkom.’


Folian Havana 39

beeld Fred van Diem

beeld Fred van Diem

en een kind

Aisha Esseboom (22), vierdejaars communicatie HvA, Gemani (bijna 13 maanden), Megisa Esseboom (22), vierdejaars commerciele economie HvA, Danell (bijna 2 jaar) Aïsha: ‘Ik heb altijd al jong moeder willen worden. Het liefst op mijn drieëntwintigste, als ik was afgestudeerd. Dat het op mijn eenentwintigste zou gebeuren, daar had ik niet op gerekend, maar het was geen drama. Mijn vriend heb ik ontmoet op de HvA, tijdens een open dag waar we allebei voorlichting gaven. Een HvA-romance dus, onze baby is een echt HvA-kindje!’ Megisa: ‘Ook ik wilde jong moeder worden, maar op mijn twintigste was weer erg jong. Het went snel: studeren en een kindje opvoeden tegelijk. Al moet je aan meer dingen denken dan de meeste studenten. En je moet eerder opstaan. Dat was de eerste weken voor mij het zwaarst.’


Te koop: studio € 95.000 V.O.N. leidseplein 26 amsterdam open van 12:00 tot 19:30 uur

elke dag vanaf 12 uur 50% korting op cabaret theater & concerten Nu met wooncheque t.w.v. € 1.500,van een bekend woonwarenhuis!

als eerste op de hoogte van het aanbod!? schrijf je in voor de nieuwsbrief op lastminuteticketshop.nl adv folia-havana.indd 1

In de wijk Venserpolder in Amsterdam Zuid-Oost hebben wij nog enkele 1-kamerappartementen te koop, deze zijn direct beschikbaar! De appartementen hebben een CV-installatie, dubbel glas en een prive-berging in de onderbouw. Nu Vrij Op Naam = kopen zonder kosten! Inlichtingen bij Van Overbeek Makelaars (020) 494 11 11 Kijk voor ons overige aanbod op

www.eigenhaard.nl

Postbus 67065 1060 JB Amsterdam (020) 6 801 801 info@eigenhaard.nl www.eigenhaard.nl

02-12-2009 18:13:09

Meewerken aan de verkiezingen en ook geld verdienen? Op 3 maart 2010 zijn er deelraadsverkiezingen en gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam. Op de stembureaus worden ’s avonds na sluitingstijd alle stemmen geteld. Dat is veel werk, en daarom komen bij elk stembureau tellers die de stembureauleden bij het tellen helpen. De gemeente is op zoek naar tellers. Als teller werkt u van 20.30 uur tot alle stemmen zijn geteld. U ontvangt daarvoor € 37,50 bruto. U dient dit bedrag zelf op te geven bij uw inkomstenbelasting. Wat zijn de voorwaarden? • u bent 18 jaar of ouder • u heeft een goede beheersing van de Nederlandse taal • u bent nauwkeurig • u hebt geen training nodig; bij de bevestiging van uw aanmelding ontvangt u een toelichting. Aanmelden Heeft u interesse? Meldt u zich dan aan door een e-mail te sturen naar de afdeling verkiezingen van het stadsdeelkantoor waar uw voorkeur naar uit gaat (kijk voor de adressen op www.loket.amsterdam.nl, trefwoord verkiezingen). Vermeld in de mail uw naam, adres en de gegevens hoe u telefonisch en per e-mail te bereiken bent. Let op: aanmelden kan maar bij 1 stadsdeelkantoor. U kunt dit doen tot 15 februari 2010. U hoort vervolgens van de afdeling verkiezingen of u bent ingedeeld op een stembureau.

Het StudiJob-team wenst opdrachtgever en uitzendkracht gezellige feestdagen en een spetterend 2010 toe. Het afgelopen Jubileumjaar heeft StudiJob weer succesvol mensen geplaatst binnen de UvA, de HvA en in de zakelijke markt. We hebben onze opdrachtgevers blij gemaakt met hoog opgeleid, slim en goed personeel, en onze uitzendkrachten met inhoudelijk interessante functies en leuke projecten. Ook hebben veel uitzendkrachten dit jaar weer goed gebruik gemaakt van de mogelijkheden tot scholing: bijvoorbeeld een op maat uitgezochte cursus, coaching of loopbaanbegeleiding, een communicatietraining of een sollicitatietraining. Met plezier zetten we de samenwerking met onze partners voort in 2010.


Folian Havana 41

Uit ĂŠĂŠn adem Het kind, ondergedompeld in een adem die geurde naar broze bloemen en blozende appels, lag onder een dak van liefde dat liever de dagen liefhad.

Zij reikten punten en plekken aan, overhandigden vlaggen en simpele symbolen, lieten het dwalen met eigen lijnen, ronddolen door zachte heuvels en vliegen daar waar het kon. En viel het kind in onbekend water, dan hield het gedwee de adem in en dacht aan de geur van bloemen en appels en het dak dat de dagen liefhad. En zo ademde het ooit ook een eigen nest uit.

Lisanne de Berg (20) studeert Nederlandse taal en cultuur aan de UvA. Van Lisanne is nog geen bundel verschenen. Haar werk is te lezen op lisanneschrijft.wordpress.com.

Genesteld in de warmte van vier handen, open en groot en vederlicht, werd het kind overgoten door een melkachtig wit, dat pas later werd ingekleurd.


42 Folian Havana

‘ mijn ouders komen van een andere planeet’ In de familie van Carl Verbruggen is studeren niet aan de orde. Zijn vader werkt als onderhoudsmonteur in de haven van Antwerpen en zijn moeder is ‘poetsvrouw’. Dat hun enige kind nu student is maakt de familie apetrots, maar de druk om te presteren is groot voor hem. tekst Anouk Kemper beeld Bram Belloni

Al vroeg was duidelijk dat Carl Verbruggen een slim kind was. Zijn juf op de basisschool noemde hem de ‘kleine professor’; hij had dan ook een perfect rapport. Bovendien kon hij al een beetje lezen en schrijven voordat hij begon met de lagere school ofwel groep 3. Al snel was iedereen ervan overtuigd dat Verbruggen (nu 25) later zou gaan studeren. Niet alleen zijn familie dacht dat, maar heel Kruibeke, een dorp onder de rook van Antwerpen. Zijn ouders stuurden hem naar een vooraanstaande school in die stad, het SintLievenscollege. Een vrij elitaire school met een goede reputatie. ‘Ik denk dat mijn ouders daarvoor kozen vanwege die goede naam, ze wilden de best mogelijke opvoeding voor me.’ De Vlaming omschrijft die periode als de grootste breuk uit zijn leven. ‘Opeens moest ik het dorp uit en alleen met de tram reizen. Ik piste echt in mijn broek in die grote stad. De eerste twee jaar ging ik niet graag. Ik vond het moeilijk om me aan te passen, voelde me kwetsbaar en alleen. Pas vanaf de derde werd het leuk.’ Met zijn klasgenoten bezocht Verbruggen haast alle musea van Antwerpen, een geheel nieuwe ervaring. Zijn ouders hadden het nooit over musea. ‘Het kwam niet eens in ze op om daar naar toe te gaan. In ons dorpje was dat totaal niet actueel.’ Al snel werd het hem duidelijk dat hij uit een totaal ander milieu kwam dan zijn meeste klasgenoten. ‘Iemand had het over een boek dat hij van zijn vader had geleend. Het was een heel ingewikkeld, filosofisch werk en ik dacht echt: wat is dát voor vader? En de ouders van een goede vriendin waren echte intellectuelen, die man was universitair docent en zijn vrouw neerlandica. In de woonkamer stonden gigantisch veel boeken en ze hadden door Amerika gereisd. Dat vond ik geil en imponerend, hoewel ik het soms wel veel “bladiebla” vond. Thuis was het lekker no-nonsense, al dacht ik soms: was daar maar wat meer “bladiebla”. Dan had ik meer met mijn ouders kunnen bespreken. Als puber vond ik het kut dat ik in zo’n gezin als het mijne geboren was, ik vond mezelf er te slim voor. Het leek alsof

mijn ouders van een andere planeet kwamen. We hadden totaal geen raakvlakken.’

interesse Ook nu merkt Verbruggen dat zijn vader en moeder zich moeilijk in zijn wereld kunnen verplaatsen. ‘Als ik weer eens naar een museum ben geweest, vragen ze wel hoe het was en ze luisteren ook, maar we kunnen nooit een gesprek over kunst voeren. Datzelfde geldt voor mijn colleges. Als ik daarover praat, luisteren ze wel, maar dat is het dan.’ Wat dat betreft koestert Verbruggen dubbele gevoelens. ‘Aan de ene kant denk ik: toon eens wat meer interesse in mij. Maar aan de andere kant weet ik dat het niet hun schuld is. Mijn moeder heeft “naad en snit” gedaan, een soort naaiopleiding, en mijn vader iets met metaalbewerking. Ze zijn niet dom, ze hebben gewoon geen hoge opleiding.’ De jonge Vlaming denkt dat zijn ouders daarom zo gefocust zijn op een goede studie voor hun zoon. ‘Ik wil niet zeggen dat mijn moeder me manipuleerde, maar de woorden “advocaat” en “rechten” zijn heel vaak gevallen. Dat is typisch voor arbeiders, wie slim is moet kiezen voor een studie waar je later veel geld mee kunt verdienen.’

fun fun fun Maar de zeventienjarige Verbruggen liet zich niet zo eenvoudig sturen. Hij koos voor de studie kunstgeschiedenis in Gent. Zijn ouders waren niet dolenthousiast. Desondanks zorgden ze ervoor dat het hem aan niets ontbrak. Alles werd betaald. Helaas voor hen had hun zoon het ‘helemaal gehad’ met school. ‘Daar kwam bij dat ik net de homoscene had ontdekt en mijn focus lag alleen maar op fun fun fun. Ik wilde wel een diploma, maar had totaal geen ambities. Waarschijnlijk ben ik drie keer naar college geweest, dus na drie maanden stopte ik ermee. Dat was echt een drama, het hele dorp wist het. Mijn moeder moest continu uitleggen wat er gebeurd was, ook als ze bij de slager in de rij stond.’ Hoe teleurstellend dit ook was, Verbruggen was niet van plan terug te

gaan naar de universiteit. Hij ging weer thuis wonen en had twee jaar lang verschillende baantjes. ‘Keer op keer moest ik horen hoe zonde het wel niet was, dat ik niet studeerde. Het werd een soort mantra. Ze wilden natuurlijk dat ik het beter had dan zij, maar ik ging me juist nog meer afzetten. Zo van: jullie vinden dit belangrijk? Ik dan niet!’ Naar eigen zeggen heeft Verbruggen het droombeeld van zijn moeder met een harde hamer de kop afgeslagen. ‘Mijn moeder had het hele plaatje al uitgetekend: hoogopgeleide zoon met een leuke vrouw en kinderen. Nou, nee!’ De jonge Vlaming verdiende liever geld, dan dat hij studeerde.

verantwoordelijk Maar juist door al zijn baantjes besefte Verbruggen steeds beter wat het betekende om geen diploma te hebben. ‘Je bent een nummer. Ineens snapte ik waarom mijn ouders een studie zo belangrijk vonden.’ En zo begon zijn tweede studieavontuur. Dit keer werd het politieke wetenschappen in Antwerpen, de stad waar hij al die tijd had gewerkt. ‘Ik ging er vol in, heb heel veel mensen leren kennen. Alleen sprak de studie me niet aan, met vakken als economie en statistiek. Daar had ik niet goed over nagedacht.’ Dus weer stopte hij na drie maanden en volgde er een werkperiode. Echter, de wil om te studeren bleef. Bovendien vond zijn vriend, die zelf psychologie aan de UvA had gestudeerd, dat Verbruggen dat best kon. Eind 2007 ontstond het idee om in Nederland een studie te doen. ‘Ik had Antwerpen wel gezien. Amsterdam kende ik al, omdat mijn vriend er woont, en ik vind het een leuke stad. Geschiedenis had me altijd al geïnteresseerd, dus toen ben ik gaan uitzoeken wat die studie precies inhield. Nu wilde ik het natuurlijk helemaal goed doen, top of the bill. Ik vond het belangrijk om alles zelf te betalen, zodat het mijn verantwoordelijkheid zou zijn. Als het weer zou mislukken, was dat mijn probleem. Vanaf april 2008 was duidelijk dat ik dit echt ging doen.’ Zijn ouders waren in eerste instantie argwanend, ze begrepen niet goed wat hun zoon met geschiedenis wilde. ‘Iedereen in Kruibeke denkt dat je er alleen maar leraar mee kunt worden, echt zo’n opvatting uit de jaren zestig. Ik kan wel uitleggen dat het een heel brede academische opleiding is, maar vaak denk ik: laat maar. Mijn ouders heb ik uiteraard wel de oren van hun kop geluld over wat ik er allemaal mee kan worden. Ach, ze zijn allang blij dat ik het nu volhoud.’ n


(2009)

(1996)

Folian Havana 43


44 Folian Havana

studeren met je Het zal je maar gebeuren: ga je eindelijk studeren, zit je moeder naast je in de collegebank. Vervelend? Of juist gezellig? ‘Ik ben supertrots op mijn moeder, maar we studeren niet samen.’ tekst en beeld Won Tuinema

Annette de Koning (56)

vierdejaars bachelor Italiaans, UvA

Rients de Koning (20)

tweedejaars Hogere Hotelschool ‘ Ik hielp met koken als zij een lange collegedag had’

Korrie Rouwen (47)

eerstejaars management, economie & recht, HvA

Annemiek Rouwen (19)

tweedejaars commerciële economie, HvA ‘ Ik zit bij leeftijdgenootjes van mijn dochter in de klas’ Korrie ‘Studeren zat niet zo in de familie, dus na mijn vwo ben ik meteen gaan werken. Via verschillende banen kwam ik bij De Nederlandsche Bank terecht. Na een tijdje ben ik een posthboopleiding operating & auditing gaan doen. Dat beviel goed. Toen heb ik bedacht dat ik wel zou kunnen gaan studeren. Ik zocht iets dat bij mijn werkveld paste. Bedrijfseconomie vond ik te cijfermatig, dus ben ik management, economie & recht gaan doen. En nu zit ik bij leeftijdgenootjes van mijn dochter in de klas. In het begin vond ik het wel een beetje spannend, maar het gaat hartstikke leuk. Er werd helemaal niet raar op gereageerd. Al zei er laatst wel iemand tegen me: “Goh, ik vind het zo knap voor zo’n oud iemand als u dat u dat tentamen heeft gehaald.” Daar moest ik wel om lachen. Ik zie het echt als een tweede kans en ik geniet er met volle teugen van.’ Annemiek ‘Ik ben supertrots op mijn moeder omdat ze is gaan studeren. We praten af en toe over de studie; we hebben ook best veel dezelfde vakken. Maar we studeren niet samen, hoor. We zitten ook op een andere locatie: zij zit op het Leeuwenburg, ik op de Fraijlemaborg. We komen elkaar dus ook nooit tegen. Ik vind het niet raar dat zij ouder is dan haar medestudenten. Een paar van haar studiegenoten zijn zelfs een keer bij ons thuis geweest. Best gezellig.’

Annette ‘Na enkele studies ben ik in de landschapsarchitectuur terechtgekomen. Ik heb voor mezelf gewerkt en voor de provincie Zuid-Holland. Maar om echt de top te bereiken moet je heel veel opgeven. Die ambitie had ik vroeger wel, maar ik wilde ook voor mijn kinderen zorgen. Een sluimerende passie stak langzamerhand de kop op: Italiaans. Het land is een puinhoop, maar de taal, de cultuur en de mensen vind ik schitterend. Ik sprak al wel een beetje Italiaans en de interesse was er, maar verder deed ik er niet echt iets mee. Op een gegeven moment heb ik een keuze gemaakt. Ik schreef me in voor de studie Italiaanse taal & cultuur. Heerlijk om zo met mijn passie bezig te zijn. Het is ook leuk om met jonge mensen te werken en te studeren. De samenwerking verloopt op een natuurlijke manier heel goed.’ Rients ‘Als land vind ik Italië best mooi, maar zo gepassioneerd als mijn moeder ben ik niet, hoor. Ik vind het leuk dat ze weer is gaan studeren. Vooral in het eerste jaar heb ik haar wel eens geholpen met koken of de hond uitlaten als zij een lange collegedag had gehad. Ik probeer haar wel te steunen, al ben ik nu niet meer zo veel thuis. Sinds mijn veertiende heb ik al bijbaantjes in de horeca gehad, dus op de Hogere Hotelschool zit ik helemaal op mijn plek.’


Folian Havana 45

moeder Nelleke Koedoot (51)

masterjaar geneeskunde, UvA

Naomi Kloosterboer (23) onderzoeksmaster filosofie, UvA

‘ Uiteindelijk heb ik de stoute schoenen aangetrokken’

Monica Velthuis (47)

eerstejaars master geschiedenis, UvA

Ian Velthuis (22)

tweedejaars bachelor geschiedenis, UvA ‘ Als we te veel over geschiedenis praten, grijpt mijn vader in’ Monica ‘Met mijn gymnasium bèta wilde ik niets doen; ik was toch beter in talen. Russisch heb ik geprobeerd, maar dat was niks. Ook heb ik een tijdje Engels gestudeerd, maar dat werd ook niks. Vervolgens ben ik in de horeca gaan werken, om na wat omzwervingen dieetassistente te worden. Toen ik kinderen kreeg, wilde ik ze zelf opvoeden. Daarom ben ik gestopt met werken. Maar na een jaar of acht begon het thuiszitten me tegen te staan. Ik kreeg een baan als doktersassistente; dat heb ik tien jaar volgehouden. Ik heb altijd een sterke interesse voor geschiedenis gehad. Vroeger gingen we op vakantie naar Ierland. Prachtig, die kastelen. Ik fantaseerde over wat daar vroeger allemaal was gebeurd en wilde er meer van weten. Vele jaren later durfde ik pas de sprong te nemen en schreef me in voor de bachelor geschiedenis. Ik vond het wel eng: ik had al meer dan 27 jaar geen onderwijs gehad. Gelukkig heb ik er veel aan dat wij op school vroeger veel moesten stampen. Die discipline helpt me erg.’ Ian ‘Ik vind het erg goed dat mijn moeder weer is gaan studeren. Ik merkte dat ze als doktersassistente niet helemaal op haar plek zat. Ze zat tegen een burnout aan. Nu is ze een stuk vrolijker. Ik vind het leuk dat ze ook geschiedenis studeert. Ik zal het heus wel een beetje van haar hebben, die interesse voor geschiedenis. Zij is meer van de middeleeuwen, ik ben meer van de vroegmoderne tijd. Toch is het leuk om kennis uit te wisselen, of het te hebben over wat er aan de UvA goed – of niet goed – geregeld is. Thuis hebben we het vaak over de studie, maar als er te veel over geschiedenis wordt gepraat, grijpt mijn vader in.’

Nelleke ‘Bij iedere beslissing in mijn leven heb ik eraan gedacht geneeskunde te gaan studeren, maar gezin en werk weerhielden mij. Uiteindelijk heb via KWF Kankerbestrijding een fellowship verkregen. Dat was werkelijk een cadeautje. Daarna heb ik een voorstel ingediend bij het AMC voor een onderzoek naar het besluitvormingsproces van palliatieve chemo; daar heb ik een proefschrift over geschreven. Maar al die tijd wilde ik eigenlijk nog steeds dokter worden. Uiteindelijk heb ik de stoute schoenen aangetrokken en ben geneeskunde gaan studeren. Iedere werkgroep heb ik bijgewoond, maar toch vond ik elk tentamen weer spannend. Het contact met mijn medestudenten verliep heel goed. Ze waren allemaal jonger, maar we hebben dezelfde medische interesse. Ik moet zeggen dat ik er een aantal goede vrienden aan heb overgehouden. Laatst zijn we allemaal naar ons huisje in de Ardennen geweest. Erg leuk was dat.’ Naomi ‘Ik vond het helemaal niet gek dat mijn moeder weer ging studeren. Ze is eigenlijk altijd bezig geweest, druk met werk en onderzoeken. Ik ben wel blij dat ze nu eindelijk voor geneeskunde heeft gekozen. Met tentamens was het altijd stressen. Ze dacht voor ieder tentamen dat ze het niet zou halen. Vervolgens haalde ze dan een acht. Toen zij begon met geneeskunde, zat ik net in mijn eindexamen vwo. Zij moest deficiënties in natuur- en scheikunde wegwerken, ik moest daarin examen doen. Ik heb haar toen wel geholpen met die vakken. In het eerste jaar van mijn moeder was ik vooral bezig met werk en reizen, maar daarna toen ik begon met mijn bèta-gammastudie, hebben we nog wel eens samen gestudeerd. Af en toe hoor, het was geen vaste prik.’


46 Folian Havana

Eten met een g Het is gewoonlijk al een hele klus om kinderen gezond te laten eten, laat staan dat ze tijdens de feestdagen enthousiast worden van asperges. Toch is het UvA-alumni Laura Emmelkamp en Scato van Opstall gelukt om hun kinderen elke avond iets gezonds voor te schotelen, zonder gezeur. Een klein wonder, dus ze schreven er een boek over: Keet Smakelijk. tekst Anouk Kemper beeld Fred van Diem

Ergens in Oud-West staat de zevenjarige Bliek fanatiek te roeren in een pan. Het is dat hij er een lamme arm van krijgt, anders had hij zijn moeder Laura graag verder geholpen in de keuken. Zijn lievelingsgerecht staat immers op het menu: ‘drakenstaarten’. In feite gaat het om risottorijst met onder andere asperges, maar, zo leerden ouders Laura Emmelkamp (41) en Scato van Opstall (46): ‘Je moet het eten verkopen met een goed verhaal.’ En zo werden asperges

drakenstaarten, die worden gegeten door jonge ridders. Als die ridders een uurtje later gaan plassen, ruiken ze ‘onverdunde drakengeur’. Nu ze eenmaal weten hoe een draak ruikt, wordt het gemakkelijker voor de ridders om ze op te sporen in het bos en hun slag te slaan. Bij elk van de 77 recepten in Keet Smakelijk staan dit soort verhaaltjes. Granaatappelpitten zijn heerlijk zoet in een salade en zien er uit als

robijnen. Daar past weer een leuk verhaal bij over piraten en schatkisten. ‘Kinderen lusten best groenten, als je er iets meer werk van maakt,’ weet Emmelkamp uit ervaring. Het boek kent ook een tweede deel met informatie over voeding. Het vinden van gedegen informatie bleek nog niet zo eenvoudig, ondervonden de auteurs. ‘Toen we ons aan het inlezen waren, kwamen we veel tegenstrijdige theorieën tegen,’ vertelt Van Opstall. Hij zit ontspannen op de bank met een glas witte wijn, terwijl Bliek en zijn zus Puck (9) zich vermaken met een spelletje op hun vaders iPhone. ‘Zelfs wetenschappers weten het vaak niet. Jarenlang werd margarine gemaakt van transvet, want dat was lekker goedkoop. En bovendien zou margarine beter zijn dan roomboter. Totdat men er in de jaren negentig achter kwam dat transvet superslecht voor je is. Dat is verder nooit gezegd, ze hebben het gewoon stilletjes uit alle producten gehaald.’ Ook tegenwoordig gebeuren er nog onlogische dingen met ons voedsel. ‘Wetenschap-


Folian Havana 47

oed verhaal pers zijn erg gefocust op de kleine stofjes,’ weet Emmelkamp. ‘Het gezonde stofje uit een granaatappel doen ze bijvoorbeeld in een drankje, terwijl je het dan helemaal uit de context haalt. Als je iets toevoegt aan een product, wordt het niet vanzelfsprekend opgenomen door je lichaam.’ Studies naar de werking van nutriënten kunnen elkaar volledig tegenspreken. Zo zijn er allerlei grote studies uitgevoerd naar antioxidanten, maar er komt telkens iets anders uit. Niet iets om optimistisch van te worden, maar Emmelkamp en Van Opstall blijven nuchter. ‘Je hoeft eigenlijk niet veel van eten te weten,’ zegt de eerste. ‘Je moet gewoon eten eten, het liefst biologisch.’ De tafel is inmiddels gedekt en Puck vult nog even de glazen water bij. De vele kaarsjes had ze al eerder aangestoken, waardoor rond de tafel een warme, gezellige gloed hangt. Het voorgerecht is wederom een favoriet gerecht van Bliek, pompoensoep met verse ingrediënten

als bosuitjes en koriander. In het boek ook wel ‘heksenketel’ genoemd. Bliek, die binnen notime zijn soepkom leeg eet, heeft een tip voor de mensen die het zelf ook willen maken: ‘Als je de pompoen op de zijkant gooit, barst hij veel sneller open. En je kan ’m makkelijk vasthouden aan het steeltje.’ Na de soep, het risottogerecht met padden­ stoelen en salade (met granaatappelpitten), volgt het toetje ‘hangop-hijsop-eetop’; hangop met vanillesuiker en vruchten. Omdat het eten wat langer duurt dan anders, zijn broer en zus al naar boven gegaan om te keten. Hun vrolijke gejoel is vanuit de woonkamer goed te horen. Toch onderbreken Puck en Bliek graag hun spelletje om zich op het toetje te storten. Vinden zij trouwens dat hun ouders lekker kunnen koken? Vol verbazing kijken ze op van hun hangop: ‘Duh! Ze hebben een boek geschreven!’ n Zie voor meer informatie de website: www.keetsmakelijk.nl


48 Folian Havana

ik en mijn vader, mijn vader en ik tekst Jobien Groen beeld Bas Uterwijk

zoon: Martijn Schoemaker (18) eerstejaars toegepaste psychologie, HvA vader: Piet Schoemaker (61) studentendecaan, UvA Piet ‘Ik heb geprobeerd te voorkomen dat mijn kinderen mijn slechte eigenschappen overnemen. Toen ik achttien was, was ik bijvoorbeeld erg verlegen. Ik heb dat bij Martijn geprobeerd te voorkomen door te zeggen: ga op dingen af, doe mee. Hij hockeyde heel intensief. Op een gegeven moment zocht de club mensen die training wilden geven. Ik heb hem daar toen gewoon voor opgegeven.’ Martijn ‘Eerst vond ik het maar niks. Ik had het niet zelf bedacht en stond er niet honderd procent achter. Uiteindelijk ben ik het toch gaan

doen en vond ik het heel leuk. Ik heb veel mensen leren kennen, en een heel leuke tijd gehad. Voor mij heeft het goed uitgepakt.’ Piet ‘Mijn eigen vader zei ook altijd: gewoon doen, durf risico te nemen. Toen ik zestien was, kreeg ik de sleutels van mijn vaders zeilboot. Mijn moeder zei: “Gaat dat nou wel goed? Komen er niet te veel krassen op?” Mijn vader zei: “Als je geen krassen wilt, moet je niet gaan varen.’’ Martijn doet nu al veel dingen beter dan ik. Als ik op de hockeyfeesten bijvoorbeeld zie hoe enthousiast hij bezig

is. Hoe hij met iedereen ouwehoert, biertje in de hand, de ene omhelzing na de andere. Dan ben ik gewoon stikjaloers. Ik ben meer een loner. Zit in mijn eigen gedachten. Martijn is ook al veel alerter, opmerkzamer. Bij hem gaat alles sneller. Ik moet er altijd even over nadenken.’ Martijn ‘Maar die verstrooidheid, zo ben je gewoon. Dat zit in je. Als we soms met zijn drieën aan tafel zitten en mijn moeder en ik praten ergens over, dan kan Piet opeens zeggen: hoe zit dat en dat eigenlijk? Terwijl we

dochter: Nadine Malten (19) eerstejaars Europese studies, UvA vader: Felix Malten (59) directeur marketing & communicatie, HvA Felix ‘Opvoeden is loslaten. Naarmate je kind ouder wordt, moet je eigenlijk niet meer heel stringent zeggen: “Nu moet je studeren en nu je kamer opruimen.” Ik denk dat het veel meer gaat om het resultaat van het handelen.’ Nadine ‘Nu ik negentien ben, hoeft dat inderdaad niet meer. Het grootste deel van mijn opvoeding is nu wel voltooid naar mijn idee. Maar mijn ouders hebben me van jongs af aan vrij gelaten. Er zal wel een grens geweest zijn, maar ik heb niet het gevoel dat die bereikt is. Er waren in ieder geval weinig discussies over.’

Felix ‘Er waren sowieso weinig discussies thuis. De rest van het gezin probeert die altijd tegen te gaan. Terwijl ik verder wil. Ik zoek het conflict dan op en kan heel stellig zijn. Ze vinden me dan vaak autoritair, maar ik wil mijn punt maken.’ Nadine ‘Laat maar, denk ik dan.’ Felix ‘Nadine is een koning in het niet opzoeken van het conflict. Dat vind ik enerzijds het sterke van Nadine, maar aan de andere kant denk ik: je zou het af en toe wel moeten doen. Anders loop je het risico dat je niet geëquipeerd bent daarmee om te gaan. Het leven is als een

voetbalveld: je kunt op heel veel momenten aan de zijlijn staan, maar het speelt zich toch af in het veld. Je moet van A naar B komen en het duel aangaan met de tegenstanders of met de problemen op je weg. Die bal moet erin. Dan moet je die man omspelen of er met een strategie doorheen komen. Discussies waren er overigens wel toen Nadine bezig was met haar studiekeuze. Dat was een hele struggle. In die tijd waren er veel slaande deuren, waarbij ze riep: “Jullie helpen me ook helemaal niet!’”

zoon: Wisse Jans (25) vierdejaars ALO, HvA vader: Sjoerd Jans (56) directeur Crea, UvA & HvA Sjoerd ‘Ik heb mijn kinderen zo los mogelijk willen opvoeden, maar een aantal dingen bepalen wij. Traditionele dingen: hoe laat er gegeten wordt, dat er groenten gegeten worden en geen televisie voor vijf uur ’s middags. Ook de spelcomputer is pas vrij laat het huis in gekomen. Ik denk dat het nuttig is dat kinderen met hun eigen verbeelding leren spelen. De discussie of dat wel of niet lukt met spelcomputers is in de loop der jaren natuurlijk wel veranderd. Ach, de geschiedenis herhaalt zich. Mijn ouders waren van mening dat het lezen van strips ervoor zou

zorgen dat je nooit meer een echt boek zou inkijken. Daar kan ik nu wel hartelijk om lachen. Op diezelfde manier kan ik me voorstellen dat je nu lacherig zou doen over dat wij zo tegen spelcomputers waren.’ Wisse ‘Ik heb het heel vaak verschrikkelijk gevonden. Ik wilde ook een spelcomputer. Ik denk dat je je als kind vaak vastklampt aan het uiterste. Er is er altijd wel een kind dat wel ’s avonds tot tien uur buiten mag blijven of een spelcomputer in zijn schoen krijgt. Zelf zou ik misschien eerder zwichten als mijn kinderen

iets willen hebben. Kinderen zijn heel hard tegen elkaar. Als je iets niet hebt als kind, dan word je daarmee gepest. Als je dan niet een heel sociaal kind bent, kan je in grote problemen komen. Uiteindelijk zwichtte mijn moeder vaak om bepaalde kleren toch te kopen. Daar ben ik haar echt dankbaar voor. Dat trainingspak was voor mij echt een manier om me staande te houden binnen de puberwereld.’ Sjoerd ‘Iets wat ik anders heb willen doen in de opvoeding van mijn eigen kinderen, is dat ik hun keuzes wilde ondersteunen. Tijdens mijn


Folian Havana 49

het daar net over gehad hebben. Dan zat hij gewoon weer ergens anders met zijn gedachten. Toch lijk ik ook wel op mijn vader. Ik heb zijn motivatie voor dingen. Zoals ik op mijn toekomst gericht ben. En dat ik mijn studie wil afmaken. Dat heb ik wel van hem meegekregen, misschien juist omdat hij zelf zijn studie niet heeft afgemaakt.’ Piet ‘Dat ik mijn opleiding niet afgerond heb, zit me al jaren dwars. Maar ik wil het nog steeds doen. Na mijn 65e, als de kinderen de deur uit zijn, dan ga ik afstuderen.’

Nadine ‘Ik wist niet wat ik wilde en hoopte dat mijn ouders zouden zeggen wat ik moest doen.’ Felix ‘Voor ouders is dat best lastig. Je hoopt dat een kind vol overtuiging zegt: dát ga ik doen. Bovendien is het bloedlink om een heel uitgesproken antwoord te geven als je kind om hulp vraagt. Voor je het weet komt ze er later achter dat ze iets is gaan doen omdat haar ouders dat zeiden.’ Nadine ‘Uiteindelijk heb ik gekozen voor Euro­ pese studies. Zolang ik nog niet hoef te specialiseren, hoef ik nog geen echte keuze te maken.’

eigen studie lieten mijn ouders regelmatig merken dat mijn keuzes niet optimaal waren. Zoiets is niet goed voor je zelfvertrouwen.’ Wisse ‘Op mijn zestiende besloot ik dat ik timmerman wilde worden. Mijn ouders vroegen zich af of het wel iets voor mij was: zestien jaar en dan al fulltime werken in een harde wereld. Maar ze hebben me gesteund. Na tweeënhalf jaar kwam ik erachter dat ik het eigenlijk niets vond. Mijn ouders slaakten een zucht van verlichting en zijn me toen vol goede moed gaan steunen in mijn studie.’ n


Studenten Services Openingstijden studenten services 2009 We zijn in december niet bereikbaar op: • donderdag 17 december vanaf 12.00 uur De telefonische spreekuren (09.00-10.00 uur, 020-525 8080) en de inloopspreekuren (11.00-12.00 uur) van de verschillende afdelingen zijn tot bovengenoemde tijdstippen wel bereikbaar.

Ontwikkel je talent bij

(vrijdag 18 december zijn we op de gebruikelijke tijden open)

• donderdag 24 december vanaf 15.00 uur • vrijdag 25 december t/m vrijdag 1 januari 2010

WaarvOOr kun je bij studenten services terecht? Met al je studie en loopbaan gerelateerde vragen, zoals: studeren aan de UvA of in het buitenland, in- en uitschrijving, collegegeld, studiekeuze, financiële problemen, beroepsprocedures, psychische of studiegerelateerde problemen (zoals faalangst), het vinden van een baan, het schrijven van een brief en cv, promoveren kun je terecht tijdens de spreekuren van het Service & Informatiecentrum, de Studentendecanen, Bureau Internationale Studentenzaken, de Studentenpsychologen en het Loopbaan Advies Centrum. Meer informatie: www.uva.nl/studentenservices of via 020-525 8080 ma t/m vr van 09.00-17.00 uur, info@uva.nl. Daarnaast kun je je vaardigheden met betrekking tot het maken van een goede studiekeuze, het studeren of het leren solliciteren (verder) ontwikkelen, door het volgen van de workshops, trainingen en voorlichtingsbijeenkomsten van het Trainingscentrum Studenten Services. Een selectie uit het aanbod: Plan je studie, Studiekeuze, Stapel te lijf, Scriptie starten, Afstuderen een probleem, Hanteren van studiestress, Studeren in het buitenland, ‘Ik wil weg’, Effectief Solliciteren, Brief en cv, Studeren met dyslexie. Het gehele aanbod en de startdata staan in januari 2010 op: www.uva.nl/trainingscentrum.

Studenten Services is er voor studenten, afgestudeerden en promovendi van de UvA en HvA. Binnengasthuisstraat 9, 1012 ZA Amsterdam 020 - 525 8080

Word commissielid! Lijkt het jou leuk mee te werken aan de organisatie van Intreeweek 2010? Kom langs op een van onze infoavonden! 5, 6, 7 januari - 20.00 uur - StuC/Crea2 - Binnengasthuisterrein www.intreeweek.nl

www.uva.nl/studentenservices

TNS NIPO is het nummer 1 marktonderzoekbureau in Nederland. We maken onderdeel uit van een van de grootste marketinginformatiegroepen ter wereld: TNS. Voor TNS NIPO is niets op voorhand heilig. We zijn voortdurend bereid het gebaande pad te verlaten en onontgonnen gebied te onderzoeken. Aan die houding danken we onze voorsprong. Een voorsprong die we delen met onze klanten. One of us?

Problemen met studeren in verband met een functiebeperking?

Marktonderzoeker in opleiding In één jaar tijd leer je TNS NIPO van haver tot gort kennen. Je doorloopt onze uitgebreide bedrijfsopleiding. In dit jaar draai je ook volop mee bij twee verschillende business units en ervaren collega’s staan garant voor een uitstekende training on the job. Je maakt een sprong in het diepe, maar samen met je collega’s zorg je ervoor dat je niet kopje onder gaat. Overtuig je ons in deze periode, dan ligt er een vast contract in het verschiet.

Dit neem je mee • een afgeronde HBO of Universitaire opleiding; • lef, creativiteit, een fijne neus voor commerciële kansen, uitstekende communicatieve en organisatorische vaardigheden en een flinke dosis doortastendheid; • aantoonbare belangstelling voor marketing en marktonderzoek, analytisch en cijfermatig inzicht. En hier kun je op rekenen • uitdaging en afwisseling in een startersfunctie waarin je het fundament legt onder je carrière; • een prima salaris, aanlokkelijke secundaire arbeidsvoorwaarden met een aantrekkelijke winstdelingsregeling. Ben jij er zo eentje? Overtuig ons met je sollicitatiebrief, uiteraard voorzien van cv, die we graag uiterlijk 5 januari ontvangen. Gebruik hiervoor het online sollicitatieformulier op www.tns-nipo.com. Heb je vragen over dit traineeship kun je contact opnemen met de afdeling HR via (020) 5225 444.

Voor informatie over studeren met een functiebeperking kun je terecht bij: www.studerenmeteenfunctiebeperking.nl De UvA studentendecanen: www.uva.nl/studentenzaken of 020-5258080 De HvA studentendecanen: www.sz.hva.nl/decanaat of 020-5951463


D VA e to n ek Am o st ms eR t DA m

e P R ss i J Ay s

Ben jij een High Potential? www.dekortstewegnaardetop.nl BestGraduates wordt georganiseerd in samenwerking met onderstaande topwerkgevers

BestGraduates Law wordt georganiseerd in samenwerking met onderstaande topkantoren

BestGraduates is een activiteit van

De tAxi-ooRlog HonDenPoeP stuDentenHuisVesting

Studenten 50% korting

multicultuRele sAmenleVing eenDJes VoeRen

nooRD-ZuiDliJn Bemoei je ermee!

Amsterdam kent veel grote en nog meer kleine vraagstukken. Verdiep je in één van de vele grootsteedse problemen en draag een oplossing aan. Zoek een onderwerp en schrijf een essay van maximaal 1200 woorden en ding mee naar de hoofdprijs van 3.500 euro, een jaarabonnement op Het Parool, publicatie van je stuk in de krant en een stage van drie maanden op de redactie. Je verhaal moet voor 1 januari 2010 binnen zijn. Raadpleeg het reglement op www.parool.nl/essayprijs of www.uva-hva.nl/essayprijs

onderdeel van de

Neem een abonnement ■ Surf naar volkskrant.nl/studenten (dit aanbod geldt alleen voor uitwonende studenten t/m 27 jaar)

volkskrant.nl/studenten

081020 Vk_stud abo zw 235_173.indd 1

20-10-2008 14:20:00

Word een meester in het maken van wetgeving!

Werk met betekenis voor de maatschappij

Werken en leren als aankomend wetgevingsjurist De Academie voor Wetgeving verzorgt een geaccrediteerde tweejarige opleiding tot wetgevingsjurist. Ieder jaar wordt een groep juristen toegelaten. Tijdens de opleiding worden zij aangesteld als trainee bij een ministerie, de Raad van State of de Tweede Kamer. In de opleiding komen vele juridische, politiek-bestuurlijke en Europese onderwerpen aan bod, worden vaardigheden getraind, werkbezoeken afgelegd en (internationale) stages gelopen.

Werken en leren als aankomend overheidsjurist De Academie voor Overheidsjuristen verzorgt een tweejarige opleiding tot overheidsjurist. De trainees leren hoe juridische adviezen te geven, besluiten en andere juridische producten te maken en de Staat te vertegenwoordigen in procedures. Zij brengen het geleerde in de praktijk bij een onderdeel van de rijksdienst waar zij 3,5 dag per week werken. Ook worden er werkbezoeken afgelegd aan (inter-) nationale instellingen en zijn er stages.

Toelating tot de opleiding Voor de toelating tot de opleiding wordt streng geselecteerd. Je moet een uitgebreid sollicitatieformulier invullen, deelnemen aan een psychologische test in twee delen, een schrijfproef afleggen en spreken met twee selectiecommissies. Als je wordt geselecteerd, word je voor twee jaar aangesteld bij een wetgevingsafdeling. Daarna wordt bezien of je een vaste aanstelling krijgt. Het afronden van de opleiding levert ook de titel ‘Master in Legislation’ op.

Toelating tot de opleiding Voor de toelating tot de opleiding wordt streng geselecteerd. Je moet een uitgebreid sollicitatieformulier invullen, deelnemen aan een psychologische test in twee delen, een schrijfproef afleggen en spreken met twee selectiecommissies. Als je wordt geselecteerd, word je voor twee jaar aangesteld als jurist bij een onderdeel van de rijksoverheid. Aan het einde van die twee jaar wordt bezien of je een vaste aanstelling krijgt.

Benieuwd? Vraag informatie aan en solliciteer! Meer informatie vind je op www.academievoorwetgeving.nl, onder ‘Traineeopleiding wetgevingsjurist’. Daar wordt in februari 2010 ook het nieuwe sollicitatieformulier geplaatst. Zijn nog niet al jouw vragen beantwoord? Neem dan contact op met dhr. H. Langeveld (070-3129 838, b.langeveld@acwet.nl).

Benieuwd? Vraag informatie aan en solliciteer! Meer informatie vind je op www.academievooroverheidsjuristen.nl, onder ‘Traineeopleiding overheidsjurist’. Daar wordt in februari 2010 ook het nieuwe sollicitatieformulier geplaatst. Zijn nog niet al jouw vragen beantwoord? Neem dan contact op met dhr. H. Langeveld (070-3129 838, b.langeveld@acjur.nl).



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.