EEN EUROPESE BLIK OP DE AMERIKAANSE WELVAARTSSTAAT* DOOR
DANIEL DUMONT Professor sociaal recht, Université libre de Bruxelles
INLEIDING
Stel, u doceert socialezekerheidsrecht of sociaal beleid aan een Europese universiteit. Op een dag geeft u uw collega’s te kennen dat u voor enkele maanden naar de Verenigde Staten vertrekt om een onderzoek uit te voeren naar de evolutie van de Amerikaanse welvaartsstaat, en in het bijzonder naar de maatregelen ter bestrijding van de armoede. De kans is groot dat enkele collega’s u enigszins spottend vragen: “waarom zo ver reizen om bevestigd te zien wat we allemaal al wisten ‒ dat de Verenigde Staten eenvoudigweg geen welvaartsstaat hebben?”. Hoewel deze reactie natuurlijk wat overdreven zou zijn, wordt de algemene gedachtegang in Europa wel gekenmerkt door het idee dat de Verenigde Staten in de eerste plaats het land van “wild kapitalisme” zijn en dus een land met zeer beperkte sociale bescherming. In de academische wereld wordt deze perceptie gestaafd door talrijke auteurs. Zo worden de Verenigde Staten in The Three Worlds of Welfare Capitalism, het beroemde boek van de Deense socioloog Gøsta Esping-Andersen en wellicht het invloedrijkste en meest geciteerde werk op het gebied van vergelijkend sociaal beleid, voorgesteld als het meest typische voorbeeld van wat hij een “residuele” welvaartsstaat noemt, met andere woorden, een stelsel voor sociale bescherming dat in hoofdzaak bestaat uit karige voorzieningen voor armen en verder uit enkele universele programma’s van beperkte omvang, die moeten worden aangevuld met privéverzekeringen, althans voor degenen die zich dat kunnen veroorloven1. In de litteratuur ontbreekt het niet aan dit soort analyses, zowel van Europese als van Amerikaanse zijde: kortom, de Amerikaanse welvaartsstaat zou duidelijk achterop hinken ten opzichte van Europa2. * Dit artikel is het resultaat van een onderzoek dat werd uitgevoerd aan de UCLA School of Law (University of California, Los Angeles) in 2012 en is een aanpassing in het Nederlands van “A European View on the American Welfare State”, European Journal of Social Law, vol. 3, nr. 1, pp. 4-36, 2013. Nadat een eerste versie van dit artikel op 25 april 2012 aan de UCLA School of Law werd voorgesteld, volgden een debat en met name reacties van Zeke Hasenfeld, Joseph Doherty, Joel Handler en Allison Hoffman die uitermate nuttig waren voor de verdere uitwerking ervan. Mijn hartelijke dank gaat uit naar Noah Zatz die mij talrijke bibliografische verwijzingen heeft bezorgd en waardevolle ophelderingen heeft verschaft. Aan deze kant van de Atlantische oceaan gaat mijn warme dank uit naar Denis Bouget, Vanessa De Greef, Alan Desmond, Jean Jacqmain, Adélaïde Remiche en Yannick Vanderborght. (1) G. Esping-Andersen, The Three Worlds of Welfare Capitalism, Cambridge, Polity Press, 1990. (2) Zie bijvoorbeeld de talrijke auteurs die worden geciteerd door J. Alber, What the European and American Welfare States Have in Common and Where They Differ: Facts and Fictions in Comparisons of the European Social Model and the United States, Journal of European Social Policy, 20 (2), pp. 102-103, 2010.
407