Vade Mecum van de financiële en statistische gegevens over de sociale bescherming in België 2017

Page 1

2017

Vade Mecum van de cijfergegevens van de sociale bescherming in België – statistisch gedeelte Periode 2011 – 2015

Brussel 2018


Vade Mecum van de cijfergegevens van de sociale bescherming in BelgiÍ – statistisch gedeelte Periode 2011-2015


Verantwoordelijke uitgever: Muriel Rabau Wettelijk depot: D/2018/10.770/3 © 2018 Directie-generaal Beleidsondersteuning en -coördinatie Finance Tower Kruidtuinlaan 50, bus 135 1000 Brussel Behalve voor commerciële doeleinden is alle reproductie toegelaten, mits de bron uitdrukkelijk wordt vermeld.


WOORD VOORAF De doelstelling De editie 2017 van het “Vade Mecum van de financiële en statistische gegevens over de sociale bescherming in België” is beperkt tot de statistische gegevens met betrekking tot de bijdragen en de sociale prestaties van de verschillende stelsels. Om die reden is ze hernoemd “Vade Mecum van de cijfergegevens van de sociale bescherming in België – statistisch gedeelte”. Wie wenst te beschikken over financiële informatie aangaande de begroting van de stelsels van sociale bescherming kan het hoofdstuk raadplegen met betrekking tot dit thema in de Algemene Toelichting van de intiële begroting 2018 . Het hoofdstuk is beschikbaar op onze site op het volgende adres: https://socialsecurity.belgium.be/nl/nieuws/algemene-toelichting-over-de-initiele-begroting-2018-13-112017 De volledige Algemene Toelichting is beschikbaar op de site van de Kamer van Volksvertegenwoordigers op volgend adres: http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/2688/54K2688001.pdf

De gegevens We publiceren de statistische gegevens in een onbewerkte vorm, waarbij de lezer ze zelf op een weldoordachte manier kan gebruiken. Om hem hierbij te helpen worden de meeste tabellen vergezeld van korte methodologische nota’s. Zoals in de voorgaande edities hebben we voor de statistische gegevens gekozen voor uitsplitsingen naar geslacht, leeftijdsklasse, statuut of type van prestatie. In alle gevallen wordt een verwijzing naar de informatiebron aangegeven, wat de lezer toelaat de opsplitsingen te vinden, die hier niet werden opgenomen. De statistieken die we opnemen betreffen de jaren 2011 tot 2015. De gegevens die aangeduid worden met een grijze achtergrond zijn nog niet definitief vastgesteld, maar het zijn wel de meest betrouwbare gegevens die beschikbaar zijn.

De structuur De indeling in hoofdstukken wijkt licht af van die van een volledige editie. Elk hoofdstuk is beperkt tot de statistieken. Om die reden hebben we de letter C behouden op de verschillende schutbladen, die de gedetailleerde inhoudstafels bevatten. De hoofdstukken 1, 2 en 3 betreffen respectievelijk het werknemersstelsel, het stelsel van de zelfstandigen en de geneeskundige verzorging. Hoofstuk 4 geeft een samenvatting van de historische gegevens van de sociale bijstand. In hoofdstuk 5 worden de statistieken van de regelingen buiten globaal beheer opgenomen, waaronder de ex-DOSZ. We sluiten af met hoofdstuk 6, de bijlagen, die aanvullende informatie geven over de indexering, de alternatieve financiering, de sociale correcties en de sociale prestaties in de openbare sector.

De realisatie Deze publicatie werd gerealiseerd door de cluster ”Financiën en Statistieken” van de DG Beleidsondersteuning en -coördinatie. Opmerkingen over de inhoud kunnen gericht worden aan: FOD Sociale Zekerheid Directie-generaal Beleidsondersteuning en -coördinatie Cluster “Financiën en Statistieken” Administratief Centrum Kruidtuin – Finance Tower Kruidtuinlaan 50 bus 135 1000 BRUSSEL e-mail: dgBeSoC-contact@minsoc.fed.be

i


De personen die belangstelling hebben voor andere informatie, kunnen de portaalsite van de sociale zekerheid raadplegen: http://www.socialsecurity.fgov.be. Zij zullen er met name de links terugvinden naar de sites van de openbare instellingen van sociale zekerheid, die een rijke bron vormen aan statistische en financiĂŤle informatie.

ii


Inhoudstafel Woord vooraf Inhoudstafel

I.

i iii

Het stelsel van de werknemers 2011-2015 1. 2. 3. 4. 5. 6.

Sociale bijdragen Uitkeringen (RIZIV) Pensioenen (FPD) Arbeidsongevallen (Fedris) Beroepsziekten (Fedris) Werkloosheidsuitkeringen, werkloosheid met bedrijfstoeslag, loopbaanonderbreking en tijdskrediet (RVA) 7. Mijnwerkersinvaliditeitspensioenen (RIZIV) 8. Stelsel van de zeelieden (HVKZ) II.

Het stelsel van de zelfstandigen 2011-2015 1. 2. 3. 4.

Sociaal statuut (RSVZ) Uitkeringen (RIZIV) Pensioenen (FPD) Faillissementsverzekering (RSVZ)

1 7 21 33 41 47 53 77 79

91 95 101 111 117

III.

RIZIV-Geneeskundige verzorging 2011-2015

119

IV.

Sociale bijstand 2011-2015

137

1. Dienstverlening van de OCMW’s 2. Inkomensgarantie voor ouderen – Gewaarborgd inkomen voor bejaarden 3. Tegemoetkomingen aan personen met een handicap V.

Buiten globaal beheer 2011-2015

147 151

155

1. DIBISS (ex-DOSZ) 2. ex-FAO-Kapitalisatie 3. ex-FBZ-Asbestfonds 4. ex-FBZ-PPO 5. RVA (prestaties buiten globaal beheer) 6. DIBISS (ex-RSZPPO) VI.

141

Bijlagen

159 169 173 175 177 183

185 1. Indexering 2. Alternatieve financiering 3. Sociale correcties 4. Openbare sector

189 195 197 205

Lijst van de afkortingen

211

iii



I Het stelsel van de werknemers 2011-2015

1


2


I C. Statistieken

1. Sociale bijdragen 1.0 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11

7

Methodologische nota Aantal werknemers naar statuut (RSZ, concept: arbeidsposten) Aantal werknemers (RSZ, concept: fysieke personen) per sector, leeftijdsklasse en geslacht Aantal arbeidsdagen (privĂŠ-sector, RSZ, HVKZ) Aantal arbeidsdagen (openbare sector, RSZ, ex-DIBISS) Evolutie van de aan bijdragen onderworpen loonmassa (privĂŠ-sector) Evolutie van de aan bijdragen onderworpen loonmassa (openbare sector) Aantal onder de RSZ, DIBISS en HVKZ ressorterende werkenden naar statuut en geslacht Globaal financieel beheer (concept: budgettaire rekeningen) Globaal financieel beheer (concept: economische rekeningen) RSZ - Sociale bijdrageverminderingen RSZ - Aan bijdragen onderworpen loonmassa (kwartaalresultaten, concept: economisch)

3


2. Uitkeringen (RIZIV) 2.0 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13 2.14 2.15 2.16

21

Methodologische nota Verzekerde bevolking naar statuut, leeftijdsklasse en geslacht (ledentallen) Aantal invaliden naar leeftijdsklasse en geslacht Evolutie van het ledental Primaire arbeidsongeschiktheid: ziektecijfer Primaire arbeidsongeschiktheid: aantal vergoede dagen Primaire arbeidsongeschiktheid: gemiddelde daguitkering Primaire arbeidsongeschiktheid: totaal bedrag van de basisuitgaven Invaliditeit: aantal gevallen Invaliditeit: aantal vergoede dagen Invaliditeit: gemiddelde daguitkering Invaliditeit: totaal bedrag van de basisuitgaven Moederschap: verzekerde bevolking Moederschap: aantal vergoede dagen Moederschap: gemiddelde daguitkering Moederschap: totaal bedrag van de basisuitgaven Synthesetabel: uitgaven voor de uitkeringsverzekering

3. Pensioenen (RVP) 3.0 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5

33

Methodologische nota Aantal begunstigden van een rust- en/of overlevingspensioen dat in januari wordt betaald Aantal begunstigden van een ouderdoms- en/of weduwerente dat in januari wordt betaald Gemiddeld bedrag van de rust- en/of overlevingspensioenen die in januari worden betaald Rechthebbenden naar pensioensoort, leeftijdsklasse en geslacht Synthesetabel: uitgaven voor de pensioenen

4. Arbeidsongevallen (FAO) 4.0 4.1 4.2 4.3 4.4

41

Methodologische nota Aantal gerechtigden - repartitiestelsel Gemiddelde vergoeding - repartitiestelsel Uitgaven - repartitiestelsel Aantal slachtoffers en rechtverkrijgenden (per 31.12) - beide stelsels

5. Beroepsziekten (FBZ) 5.0 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5

47

Methodologische nota Aantal vergoedingen wegens blijvende arbeidsongeschiktheid (december) Aantal rechthebbenden op een jaarlijkse vergoeding ingevolge het overlijden van het slachtoffer (december) Gemiddeld maandbedrag van de uitkeringen (december) Jaarlijkse uitgaven per schadepost (globaal) Aantal vergoedingen voor blijvende arbeidsongeschiktheid volgens de invaliditeitsgraad

4


6.

Werkloosheidsuitkeringen, werkloosheid met bedrijfstoeslag, loopbaanonderbreking en tijdskrediet (RVA) 53 6.0 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10

7.

Methodologische nota Aantal werklozen naar groep en categorie (fysieke eenheden) Effectieven, UVW-WZ naar vijfjarige leeftijdsklassen (fysieke eenheden) Volledige - en tijdelijke werkloosheid: gemiddeld aantal, dagen, gemiddelde daguitkering, uitgaven Werkloosheid - Andere uitkeringen Activering van de werkloosheidsuitkeringen Werkloosheid met bedrijfstoeslag – SWT (voorheen brugpensioen): effectieven (fysieke eenheden) Werkloosheid met bedrijfstoeslag – SWT (voorheen brugpensioen): gemiddeld aantal, dagen, gemiddelde daguitkering, uitgaven Loopbaanonderbreking en tijdskrediet: effectieven (fysieke eenheden) Loopbaanonderbreking en tijdskrediet: gemiddeld aantal, dagen, gemiddelde maanduitkering, uitgaven Synthesetabel: uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen, werkloosheid met bedrijfstoeslag, loopbaanonderbreking en tijdskrediet

Mijnwerkersinvaliditeitspensioenen (RIZIV) 7.0 7.1 7.2 7.3

Methodologische nota Invaliditeitspensioenen Pensioenaanvulling Verwarmingstoelage

8. Stelsel van de zeelieden (HVKZ) 8.0 8.1

77

79

Methodologische nota Synthesetabel: uitgaven voor de geneeskundige verzorging, uitkeringen, wachtgeld en brugpensioenen

8.2 8.3 8.4 8.5 8.6

geneeskundige verzorging Ledental per categorie uitkeringsgerechtigden (personen ten laste inbegrepen) Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende Aantal gevallen of dagen naar hoofdrubriek Gemiddelde geïndexeerde kost naar hoofdrubriek Uitgaven naar hoofdrubriek

8.7 8.8

uitkeringen Primaire arbeidsongeschiktheid Invaliditeit

8.9 8.10 8.11

wachtgeld en brugpensioenen Wachtgeld Brugpensioenen Zeegewenning

5


6


Inhoudstafel

I. Het stelsel voor werknemers

1. Sociale bijdragen

1. Sociale bijdragen 1.0 Methodologische nota Het stelsel van de sociale zekerheid geldt in beginsel voor alle werkgevers en werknemers die door een arbeidsovereenkomst zijn verbonden. Met die werknemers worden gelijkgesteld: • • • • •

de leerlingen (onder leercontract); het vastbenoemd personeel van de NMBS dat sinds 1991, zoals dat reeds het geval was voor de vastbenoemde ambtenaren uit de openbare sector, onderworpen is aan de sector geneeskundige verzorging; de personen die zonder door een arbeidsovereenkomst te zijn verbonden, krachtens KB van 28.11.1969 toch verzekeringsplichtig zijn; de personen die beperkt verzekeringsplichtig zijn (gelegenheidsarbeiders in de tuinbouwsector) krachtens KB 21.06.1994; de beroepsrenners en de andere betaalde sportbeoefenaars.

Effectieven De gegevens in tabel 1.1 zijn jaargemiddelden. Deze gegevens zijn gebaseerd op de vastgestelde toestanden in de werkgeversaangiften op het einde van elk kwartaal; het hoger vermelde jaargemiddelde is dus het gemiddelde van die vier kwartaalgegevens. De tellingsmethoden die volgen uit de wijze waarop de werkgever de aangifte dient in te vullen, leiden ertoe dat deze gegevens geen telling van het aantal ingevulde betrekkingen vormen, maar wel de telling van het aantal arbeidsposten. Personen die bvb. tegelijkertijd verschillende deeltijdse jobs uitoefenen, kunnen dus dubbel geteld worden. Tabel 1.2 geeft het aantal werknemers per sector, leeftijdsklasse en geslacht en tabel 1.7 geeft het overzicht van de loontrekkende beroepsbevolking naar statuut, geslacht en inningsinstelling waaronder ze ressorteren. In 2004 heeft de RSZ een vernieuwing doorgevoerd in zijn statistische informatie. Vanaf de gegevens per 31.12.2004 is het mogelijk coherente statistieken te publiceren over effectieven volgens de drie hieronder opgesomde concepten: • • •

arbeidsposten; fysieke personen (werknemers); voltijdse equivalenten.

We stellen in het Vade Mecum de voornaamste statistieken, vanaf gegevens 2005 voor volgens de twee eerstgenoemde concepten1.

Loonmassa De loonmassa die in de tabellen 1.5 en 1.6 is opgenomen is de totale loonmassa die voor het betreffende jaar door de werkgevers werd aangegeven voor onderwerping aan bijdragen, respectievelijk voor de privésector en voor de openbare sector. We dienen op te merken dat de geraamde loonmassa voor de (hand)arbeiders voor de “begrotingsjaren” overeenkomt met een loonmassa van 108 %. Tabel 1.11 geeft de aan bijdragen onderworpen RSZ – loonmassa weer, volgens het economisch concept2 op kwartaalbasis.

1

Voor statistische gegevens vóór2011 cf. vroegere edities van het Vade Mecum

7


I. Het stelsel voor werknemers

1. Sociale bijdragen

Aantal gepresteerde dagen De aantallen gepresteerde dagen zijn deze welke in de kwartaalaangiften van de werkgevers voorkomen. Het is zo dat de opgenomen aantallen overeenstemmen met het aantal begonnen arbeidsdagen, ook wanneer zij onvolledig zouden zijn, of slechts een beperkt aantal uren zouden beslaan. De tabellen 1.3 en 1.4 geven het overzicht van het aantal gepresteerde arbeidsdagen, respectievelijk voor de privĂŠ-sector en voor de openbare sector per inningsinstelling (RSZ, HVKZ en DIBISS).

Bijdragen De tabel 1.8 herneemt de ontvangsten van het Globaal Financieel Beheer die voorkomen in de budgettaire rekeningen van de RSZ en tabel 1.9 herneemt de ontvangsten van het Globaal Financieel Beheer van de drie inningsinstellingen (RSZ, DIBISS en HVKZ) die geconsolideerd worden in de economische rekeningen van de sociale zekerheid. Ten slotte geeft tabel 1.10 het overzicht weer van de verschillende vormen van bijdrageverminderingen weergegeven met bijhorende bedragen op jaarbasis volgens het budgettair concept3.

Voor meer details over de financiering van de Sociale Zekerheid verwijzen we naar het Beknopt Overzicht van de Sociale Zekerheid. Bijkomende statistische gegevens vindt U op de website van de inningsinstellingen: RSZ: www.rsz.fgov.be ; ex-DIBISS : www.onss.fgov.be (Provinciale en Plaatselijke Besturen) en HVKZ: www.hvkz-cspm.fgov.be .

2

economisch concept: zuivere sommering van de 4 kwartalen van het jaar budgettair concept: som van het saldo voor het 4de kwartaal van het vorige jaar + eerste drie kwartalen van het jaar + provisie voor het 4de kwartaal van het jaar 3

8


I. Het stelsel voor werknemers

1. Sociale bijdragen

1.1 Aantal werknemers naar statuut (RSZ, concept: arbeidsposten) (jaargemiddelden) Bron: RSZ

2011

2012

2013

2014

2015

1.857.927

1.837.025

1.815.895

1.815.036

1.820.179

1.517.405

1.512.705

1.494.760

1.496.131

1.504.286

860.969 656.436

848.286 664.419

829.457 665.303

824.613 671.518

823.077 681.209

340.522 25.022 92.870 222.630

324.320 23.930 89.483 210.907

321.135 24.083 90.354 206.698

318.905 23.875 91.266 203.764

315.893 24.095 92.788 199.010

1.636.435

1.638.211

1.642.486

1.663.796

1.687.776

1.232.637

1.248.725

1.251.286

1.266.968

1.287.535

394.223 838.414

392.878 855.847

392.117 859.169

396.552 870.416

401.949 885.586

403.798 26.115 151.666 226.017

389.486 24.454 141.155 223.877

391.200 23.956 142.475 224.769

396.828 22.748 144.366 229.714

400.241 22.225 145.269 232.747

Algemeen totaal

3.494.362

3.475.236

3.458.381

3.478.832

3.507.955

Privé-sector

2.750.042

2.761.430

2.746.046

2.763.099

2.791.821

1.255.192 1.494.850

1.241.164 1.520.266

1.221.574 1.524.472

1.221.165 1.541.934

1.225.026 1.566.795

744.320 51.137 244.536 448.647

713.806 48.384 230.638 434.784

712.335 48.039 232.829 431.467

715.733 46.623 235.632 433.478

716.134 46.320 238.057 431.757

Mannen Privé-sector (1)

Arbeiders Bedienden

Openbare sector Arbeiders Bedienden Ambtenaren (2) Vrouwen Privé-sector Arbeidsters Bedienden

(1)

Openbare sector Arbeidsters Bedienden Ambtenaren (2)

(1)

Arbeiders Bedienden

Openbare sector Arbeiders Bedienden Ambtenaren (2)

(1) Arbeiders in de privé-sector = handarbeiders + leerlingen + dienstboden. (2) Ambtenaren met inbegrip van het statutair personeel van de NMBS.

9


10

1.488.315

145.464 582.607 400.563 348.098 11.583

Mannen

1.496.974

153.217 588.595 407.717 336.458 10.987

Mannen

1.505.110

164.015 595.458 410.855 324.206 10.576

Mannen

(*) LATG: loon- en arbeidstijdgegevens.

Totaal

Minder dan 25 jaar 25 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 64 jaar 65 jaar en meer of onbekend

Bron: RSZ - LATG (*)

Totaal

Minder dan 25 jaar 25 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 64 jaar 65 jaar en meer of onbekend

Bron: RSZ - LATG (*)

Totaal

Minder dan 25 jaar 25 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 64 jaar 65 jaar en meer of onbekend

Bron: RSZ - LATG (*)

1.224.933

109.822 487.728 342.246 279.046 6.091

Vrouwen

Privé - sector

1.218.231

116.374 489.626 343.329 263.301 5.601

Vrouwen

Privé - sector

1.205.627

124.395 489.345 340.355 246.128 5.404

Vrouwen

Privé - sector

2.713.248

255.286 1.070.335 742.809 627.144 17.674

Totaal

2.715.205

269.591 1.078.221 751.046 599.759 16.588

Totaal

2.710.737

288.410 1.084.803 751.210 570.334 15.980

Totaal

312.499

12.324 97.927 83.166 116.995 2.087

Mannen

380.345

18.137 149.048 107.591 105.030 539

Vrouwen

383.868

17.495 149.796 106.994 108.940 643

Vrouwen

Openbare sector

314.464

11.788 97.488 85.203 118.022 1.963

Mannen

392.047

Openbare sector

330.672

17.326 150.478 110.211 113.594 438

Vrouwen

Openbare sector

12.348 98.991 89.201 128.235 1.897

Mannen

696.367

29.819 247.723 190.160 225.935 2.730

Totaal

694.809

29.925 246.536 192.794 223.052 2.502

Totaal

722.719

29.674 249.469 199.412 241.829 2.335

Totaal

1.598.576

1.800.814

1.608.801

127.317 637.524 449.240 387.986 6.734

Vrouwen

Algemeen totaal

157.788 680.534 483.729 465.093 13.670

Mannen

3.433.456

3.410.014

299.516 1.324.757 943.840 822.811 19.090

Totaal

3.409.615

285.105 1.318.058 932.969 853.079 20.404

Totaal

Toestand op 30 september 2013

1.811.438

134.511 638.674 450.920 368.331 6.140

Vrouwen

Algemeen totaal

165.005 686.083 492.920 454.480 12.950

Mannen

1.597.674

318.084 1.334.272 950.622 812.163 18.315

Totaal

Toestand op 30 september 2012

1.835.782

141.721 639.823 450.566 359.722 5.842

Vrouwen

Algemeen totaal

Toestand op 30 september 2011

176.363 694.449 500.056 452.441 12.473

Mannen

1.2 Aantal werknemers (RSZ, concept: fysieke personen) per sector, leeftijdsklasse en geslacht

I. Het stelsel voor werknemers 1. Sociale bijdragen


11

107.162 498.600 336.174 313.071 6.949

1.261.956

1.498.620

Vrouwen

PrivĂŠ - sector

1.240.382

108.023 491.231 338.829 296.000 6.299

Vrouwen

PrivĂŠ - sector

139.587 589.053 385.739 372.039 12.202

Mannen

1.485.307

140.512 581.505 392.060 359.513 11.717

Mannen

(*) LATG: loon- en arbeidstijdgegevens.

Totaal

Minder dan 25 jaar 25 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 64 jaar 65 jaar en meer of onbekend

Bron: RSZ - LATG (*)

Totaal

Minder dan 25 jaar 25 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 64 jaar 65 jaar en meer of onbekend

Bron: RSZ - LATG (*)

2.760.576

246.749 1.087.653 721.913 685.110 19.151

Totaal

2.725.689

248.535 1.072.736 730.889 655.513 18.016

Totaal

305.646

11.169 98.300 80.060 113.918 2.199

Mannen

387.111

389.184

15.945 151.502 105.636 115.327 774

Vrouwen

Openbare sector

309.294

17.084 150.574 106.100 112.677 676

Vrouwen

Openbare sector

12.052 97.838 81.665 115.658 2.081

Mannen

694.830

27.114 249.802 185.696 229.245 2.973

Totaal

696.405

29.136 248.412 187.765 228.335 2.757

Totaal

1.804.266

1.651.140

123.107 650.102 441.810 428.398 7.723

Vrouwen

Algemeen totaal

150.756 687.353 465.799 485.957 14.401

Mannen

1.627.493

3.422.094

277.671 1.321.148 918.654 883.848 20.773

Totaal

3.455.406

273.863 1.337.455 907.609 914.355 22.124

Totaal

Toestand op 30 september 2015

1.794.601

125.107 641.805 444.929 408.677 6.975

Vrouwen

Algemeen totaal

152.564 679.343 473.725 475.171 13.798

Mannen

Toestand op 30 september 2014

1.2 Aantal werknemers (RSZ, concept: fysieke personen) per sector, leeftijdsklasse en geslacht (vervolg)

I. Het stelsel voor werknemers 1. Sociale bijdragen


I. Het stelsel voor werknemers

1. Sociale bijdragen

1.3 Aantal arbeidsdagen (privĂŠ-sector, RSZ, HVKZ) (duizendtallen) Bron: RSZ en HVKZ

2011 Ressorterend onder RSZ Arbeiders Bedienden Ressorterend onder HVKZ Zeelieden Totaal

2012

2013

2014

2015

556.572

561.630

557.458

555.653

564.969

228.419 328.153

225.457 336.173

220.563 336.895

220.697 334.956

221.294 343.675

177 177

166 166

170 170

183 183

223 223

556.749

561.796

557.628

555.836

565.192

1.4 Aantal arbeidsdagen (openbare sector (1), RSZ, DIBISS) (duizendtallen) Bron: RSZ en ex-DIBISS

Ressorterend onder RSZ Arbeiders Bedienden Ambtenaren Ressorterend onder DIBISS Arbeiders Bedienden Ambtenaren Totaal

2011

2012

2013

2014

2015

159.221

151.362

150.943

150.718

150.148

9.191 47.372 102.658

8.749 44.502 98.111

8.687 44.867 97.389

8.417 44.643 97.658

8.265 44.891 96.992

95.111 24.908 34.962 35.241

96.431 25.181 36.185 35.065

96.400 25.026 36.615 34.759

95.372 24.380 36.435 34.557

95.257 24.516 36.544 34.197

254.332

247.793

247.343

246.090

245.405

(1) Statutairen en contractuelen.

12


I. Het stelsel voor werknemers

1. Sociale bijdragen

1.5 Evolutie van de aan bijdragen onderworpen loonmassa (privĂŠ-sector) (miljoen euro) (jaargegevens, economisch concept) Bron: RSZ en HVKZ

Ressorterend onder RSZ Arbeiders Bedienden Ressorterend onder HVKZ Zeelieden (1) Totaal

2011

2012

2013

2014

2015

81.006,0

84.218,2

85.597,5

86.616,9

87.801,5

25.472,4 55.533,6

25.929,8 58.288,4

25.966,2 59.631,3

26.238,3 60.378,6

26.186,2 61.615,3

24,0 24,0

23,5 23,5

23,8 23,8

26,9 26,9

37,5 37,5

81.030,0

84.241,7

85.621,3

86.643,8

87.839,0

(1) Bruto-loonmassa: 2010: 74,81; 2011: 78,79; 2012: 78,95; 2013: 79,38; 2014: 84,5; 2015: 105,7

1.6 Evolutie van de aan bijdragen onderworpen loonmassa (openbare sector (2)) (miljoen euro) (jaargegevens, economisch concept) Bron: RSZ en ex-DIBISS

Ressorterend onder RSZ Arbeiders Bedienden Ambtenaren Ressorterend onder DIBISS Arbeiders Bedienden Ambtenaren

2011

2012

2013

2014

2015

26.039,8

26.350,3

26.876,7

26.930,3

26.906,6

1.014,5 7.453,5 17.571,8

1.006,2 7.243,0 18.101,1

1.022,1 7.463,4 18.391,2

995,2 7.492,1 18.443,0

983,5 7.596,6 18.326,5

10.289,5 1.799,1 3.425,0 5.065,5

10.709,6 1.867,0 3.661,4 5.181,2

11.033,9 1.903,8 3.843,7 5.286,4

10.972,1 1.864,8 3.860,6 5.246,7

11.004,1 1.850,6 3.921,6 5.231,9

36.329,3

37.059,9

37.910,6

37.902,4

37.910,7

Speciale statuten Totaal (2) Statutairen en contractuelen.

13


I. Het stelsel voor werknemers

1. Sociale bijdragen

1.7 Aantal onder de RSZ, DIBISS en HVKZ ressorterende werkenden naar statuut en geslacht Toestand op 31 december 2014

Bron: RSZ, ex-DIBISS en HVKZ

RSZ Privé-sector

DIBISS

Overheidssector

Overheidssector

Subtotaal

HVKZ

Totaal

Arbeiders Mannen Vrouwen

1.205.011 810.685 394.326

45.852 23.634 22.218

1.250.863 834.319 416.544

89.793 41.431 48.362

-

1.340.656 875.750 464.906

Bedienden Mannen Vrouwen

1.564.409 677.765 886.644

227.581 90.102 137.479

1.791.990 767.867 1.024.123

138.610 31.040 107.570

-

1.930.600 798.907 1.131.693

-

-

-

-

1.317 1.249 68

1.317 1.249 68

38 31 7

430.575 201.667 228.908

430.613 201.667 228.908

133.582 69.995 63.587

-

564.195 271.662 292.495

2.769.458

704.008

3.473.466

361.985

1.317

3.836.768

Zeelieden Mannen Vrouwen Ambtenaren Mannen Vrouwen Totaal

Toestand op 31 december 2015

Bron: RSZ, ex-DIBISS en HVKZ

RSZ OverheidsPrivé-sector sector

DIBISS Overheidssector

Subtotaal

HVKZ

Totaal

Arbeiders Mannen Vrouwen

1.172.172 794.457 377.715

44.759 23.875 20.884

1.216.931 818.332 398.599

90.563 42.189 48.374

1.307.494 860.521 446.973

Bedienden Mannen Vrouwen

1.552.235 676.016 876.219

225.840 86.996 138.844

1.778.075 763.012 1.015.063

142.736 32.232 110.504

1.920.811 795.244 1.125.567

Zeelieden Mannen Vrouwen

-

-

-

Ambtenaren Mannen Vrouwen

-

429.877 196.522

429.877 196.522

-

233.355

233.355

131.181 68.632 62.549

2.724.407

700.476

3.424.883

364.480

Totaal

14

1.370 1.307 63

1.370 1.307 63 561.058 265.154 295.904

1.370

3.790.733


I. Het stelsel voor werknemers

1. Sociale bijdragen

1.8 Globaal financieel beheer (concept: budgettaire rekeningen) (duizend euro) Bron: RSZ

2011

2012

2013

2014

2015

Bijdragen

41.305.261

43.239.216

44.168.854

45.734.474

47.581.610

Gewone bijdragen (1) RSZ DIBISS HVKZ Specifieke bijdragen Inhouding dubbel vakantiegeld Bijdrage jobstudenten Bijdrage op premies groepsverzekeringen Werkgeversbijdrage tijdelijke werklozen + anciënniteitstoeslag oudere werklozen Werkgeversbijdrage bruggepensioneerden + oudere werklozen Compenserende bijdrage werkgevers brugpensioenen Heffing op privé-gebruik bedrijfswagens Bijdrage deeltijdse arbeid Bijdrage op deelname in de winst Tewerkstellingsfonds Canada Dry Bijzondere werkgeversbijdragen brugpensioen Solidariteitsbijdrage 33 % 'verkeersboeten' Solidariteitsbijdrage voor nalatigheid aangifte DIMONA Werkgeversbijdrage 0,02 % arbeidsongevallen Bijdrage "Niet recurrente resultaatsgebonden voordelen" Economische werkloosheid (uitbreiding)

39.385.258 37.550.810 1.830.363 4.085

41.122.565 39.273.220 1.845.128 4.217

41.993.167 40.014.259 1.975.000 3.909

43.527.397 41.552.920 1.969.723 4.754

45.342.856 42.673.015 2.660.860 8.981

1.845.207 796.219 50.362 280.940

1.997.249 829.280 55.480 363.448

2.093.163 852.098 57.243 352.213

2.143.504 845.858 60.637 324.620

2.165.371 861.981 66.255 334.210

83.706

86.686

88.827

89.530

90.894

126.291

133.611

124.696

130.683

131.385

Opslagen en verwijlinteresten Toelagen van de overheden Federale overheid In de prestaties Globale staatstoelagen Mijnwerkers - Invaliditeitspensioenen HVKZ - Ziekte-Invaliditeit Pool der zeelieden - Wachtgeld Bijzondere staatstoelage Gefedereerde entiteiten RSZ DIBISS Zeelieden Alternatieve financiering Aandeel in de BTW-ontvangsten Roerende voorheffing 'Stock options' Accijnzen tabak Riziv-Geneeskundige verzorging (artikel 24 §1 quater) Belasting op werknemersparticipatie Personenbelasting en vennootschapsbelasting Toegewezen ontvangsten Bijzondere bijdrage sociale zekerheid Bedrijfsvoorheffing Maribelfondsen

Externe overdrachten Opbrengsten van beleggingen Diversen Eigen ontvangsten Interne overdrachten Totaal lopende ontvangsten

1.153

326

17

1

1

256.775 0 11.994 49.176 7.248 69.928

251.742 1 4.830 50.808 8.459 81.595

244.647 5 12.656 51.896 9.363 94.608

234.260 0 10.694 52.807 11.073 129.902

223.180 0 10.697 6.255 11.627 164.651

39

51

40

38

33

4.695

4.868

4.866

5.356

6.148

-

3.968

784

0

0

106.682

122.095

199.117

245.502

256.405

-

0

86

2.543

1.649

74.796

119.403

82.524

63.573

73.382

7.066.983

9.858.687

11.087.699

11.893.291

7.778.124

7.066.983

9.858.687

11.087.699

11.893.291

6.359.715

6.059.343 6.047.241 2.814 6.746 2.542 1.007.640

6.221.469 6.213.504 2.433 2.997 2.535 3.637.218

6.282.909 6.272.213 2.481 6.433 1.782 4.804.790

6.339.434 6.330.325 2.275 5.694 1.140 5.553.857

6.359.715 6.351.539 1.744 5.412 1.020 -

-

-

-

0 0 0 0

1.418.409 1.099.531 285.185 33.693

12.713.288 9.054.973 434.294 74.500 58.600

11.276.951 9.118.573 478.950 112.972 63.038

11.548.520 9.332.711 560.975 119.569 63.593

11.968.591 9.244.155 711.854 155.024 62.879

5.602.307 4.642.438 566.674 145.932 62.955

2.912.369

1.325.698

1.310.627

1.582.422

-

6.415 172.137

2.921 174.800

10.960 150.085

10.298 201.959

9.641 174.667

1.144.714 1.063.045 81.669

1.195.030 1.108.850 86.180

1.195.575 1.105.674 89.902

1.199.351 1.104.717 94.634

1.222.759 1.125.186 97.573

1.031.759

13.200

8.821

40.459

21.126

146.083

344.941

250.005

335.789

278.208

63.408.088

65.928.026

-

0

0 68.259.475

71.171.955

62.484.134

99.225

283.873

315.433

302.442

314.235

63.507.313

66.211.898

68.574.908

71.474.397

62.798.369

(1) Loonmatiging inbegrepen.

15


16

(3)

41,1

544,3

535,9 23,3

69,2

-

78,2

78,2

88,8 51,9 4,9 0,8 199,1 0,1

27.873,8 35,7 94,6 9,4 352,2

561,2

-

78,2

78,2

86,7 50,8 0,1 4,9 4,0 122,1 -

23.365,8 3.957,5 34,6 81,5 0,4 8,5 363,4

28.711,3

13.600,8 855,6 21,6 124,7

13.372,7 827,9 20,9 133,6

28.080,3

14.602,7

43.951,4

2013

14.355,1

43.144,0

2012

9,9

564,1

-

78,2

78,2

89,5 52,8 5,4 245,5 2,5

29.823,6 37,8 129,9 11,1 324,6

30.722,7

13.792,5 851,9 22,9 130,7

14.798,0

46.172,9

2014 47.825,1

2015

28,9

577,3

-

78,2

78,2

90,9 6,3 6,1 256,4 1,6

31.245,8 41,3 164,7 11,6 334,2

32.158,9

13.958,0 867,4 25,0 131,4

14.981,8

(1) Vanaf 2013 wordt de loonmatigingsbijdrage niet meer apart weergegeven, maar is ze geĂŻntegreerd in de gewone bijdragen op de bezoldigingen (2) Vanaf 2012 worden de bijdragen bestemd voor het IBF niet meer hernomen in deze tabel. Dit heeft geen invloed op het saldo van de economische rekeningen, omdat zowel de bijdrage (in opbrengsten) als de overdracht naar het IBF (in lasten) niet meer worden opgenomen. (3) Omwille van een methodologische wijziging op vraag van het Instituut voor de Nationale Rekeningen, wordt vanaf 2011 de bijdrage Sociale Maribel weergegeven.

Bijdrageopslagen en boeten

Bijdrage Sociale Maribel

-

78,2

Andere bijdragen

78,2

Bijdragen op de prestaties arbeidsongevallen en beroepsziekten

83,7 49,2 4,7 106,7 -

22.544,4 3.821,1 111,7 31,4 69,9 1,2 7,2 280,9

27.112,1

12.892,3 797,2 19,0 126,3

Ten laste van de genieters van sociale prestaties

Gewone bijdragen op de bezoldigingen Loonmatigingsbijdrage (1) (2) Bijdragen bestemd voor I.B.F. (ziekenhuizen) Bijdragen op de jobstudenten Bijdragen brugpensioenen en invaliditeitsuitkeringen Bijdragen (hoofdelijk) op de conventionele brugpensioenen Bijdragen Canada dry Bijdragen op de aanvullende pensioenen Bijdragen op de onvrijwillige deeltijdse arbeid en op de tijdelijke werkloosheid Tewerkstellingsfonds Solidariteitsbijdragen 33% verkeersboeten Solidariteitsbijdragen DIMONA Werkgeversbijdrage 0,02 % arbeidsongevallen Bijdrage "Niet recurrente resultaatsgebonden voordelen" Bijdrage economische werkloosheid

Ten laste van de werkgevers

Gewone bijdragen op de bezoldigingen Inhouding op het dubbel vakantiegeld Bijdragen op de jobstudenten Bijdragen (hoofdelijk) op de conventionele brugpensioenen

41.610,5 13.834,8

Ten laste van de werknemers

2011

Verschuldigde sociale bijdragen

Bron: FOD Sociale Zekerheid

1.9 Globaal financieel beheer (concept: economische rekeningen) (miljoen euro)

I. Het stelsel voor werknemers 1. Sociale bijdragen


17

64.234,0

984,1

984,1

99,2 -

99,2

1.083,3

63.150,7

66.969,5

5,2

68.696,7

7,6

7,6

315,4 -

283,9 -

5,2

315,4

323,0

68.373,7

-

283,9

289,1

66.680,4

-

-

1,2

344,7

9.332,7 119,6 1.310,6 561,0 161,0 244,6 63,6 89,9 11.087,7 11.087,7 -

921,4 184,3

12.988,7 1.105,7

2013

73.369,9

3,6

3,6

513,8 138,0 302,4 5,8 -

960,0

963,6

72.406,3

-

-

2,4

935,4

9.244,2 155,0 1.582,4 711,9 212,3 234,3 62,9 94,6 11.893,3 11.893,3 -

927,0 177,7

13.402,3 1.104,7

2014

63.115,2

3,6

3,6

314,2 -

314,2

317,8

62.797,4

-

-

17,5

128,4

4.642,4 145,9 566,7 184,3 223,2 63,0 97,6 7.778,1 6.359,7 1.418,4

937,3 187,9

7.048,3 1.125,2

2015

(4) Met de wet van 25 april 2014 werden de reserves die bij oprichting van het globaal beheer door Famifed, FBZ en RVP renteloos ter beschikking gesteld werden van de RSZ Globaal Beheer definitief verworven door de RSZ Globaal Beheer. Dit werd vertaald in een overdracht van middelen dan die drie instellingen naar RSZ Globaal Beheer in 2014.

Algemeen totaal

Van de zelfstandigen Van het RIZIV-Geneeskundige verzorging

Van een andere regeling

Van de gezinsbijslag (4) Van de arbeidsongevallen Van de beroepsziekten (4) Van het Globaal beheer

Van de ziekte en invaliditeit Van de werkloosheid Van de pensioenen (4)

Tussen takken van eenzelfde regeling

Ontvangsten uit overdrachten

Subtotaal

-

-

-

Terug te vorderen, ten onrechte uitbetaalde sociale prestaties

Niet meer te betalen, toegekende sociale prestaties

8,0

43,2

Diverse opbrengsten voortkomend van derden

946,0

9.118,5 113,0 1.325,7 479,1 177,7 251,7 63,0 86,2 9.858,7 9.858,7 -

891,9 216,9

12.723,7 1.108,8

2012

315,1

9.055,0 74,5 2.912,4 434,3 178,5 256,8 58,6 81,7 7.067,0 7.067,0 -

842,1 221,0

14.114,9 1.063,1

2011

Opbrengsten van eigendommen en bedrijven

BTW Stock options Nieuwe financiering geneeskundige verzorging Roerende voorheffing Belasting op werknemersparticipatie Bijdragen op de bedrijfsvoertuigen Accijnzen op tabak Reaffectatiefonds Sociale Maribel Niet-terugvorderbare tegemoetkomingen van de openbare machten Niet-terugvorderbare tegemoetkomingen van de centrale overheid Tussenkomst in de lasten van leningen Niet-terugvorderbare tegemoetkomingen van de gefedereerde entiteiten

Voorheffing gestort door de werkgever Saldo gestort door de schatkist

Taksen en belastingen aangewend voor de sociale zekerheid Bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid

Bron: FOD Sociale Zekerheid

1.9 Globaal financieel beheer (concept: economische rekeningen) (miljoen euro) (vervolg)

I. Het stelsel voor werknemers 1. Sociale bijdragen


I. Het stelsel voor werknemers

1. Sociale bijdragen

1.10 RSZ - Socialebijdragenverminderingen (duizend euro) Bron: RSZ

Bijzondere toewijzingen Sociale Maribel Wetenschappelijke Maribel Jongerenbonus (non profit) Vermindering patronale bijdragen Inschakeling moeilijk te plaatsen jongeren

2011

2012

2013

2014

2015

546.151 496.698

614.896 561.239

590.140 535.936

617.330 564.072

623.443 577.334

36.453 13.000

34.227 19.430

35.609 18.595

35.609 17.648

35.609 10.500

5.390.039

5.479.744

5.492.319

5.817.640

5.965.494

1.510

1.360

1.202

1.047

-

Wetenschappelijk onderzoek

20.851

23.987

27.428

28.215

29.303

Gesubsidieerde contractuelen

295.969

301.051

293.626

272.776

288.742

4.206

4.030

3.374

1.812

-1

Loonmatiging universiteiten

68.248

69.749

70.996

82.735

86.742

Podiumkunstenaars

14.808

15.825

15.511

8.641

8.375

13.870

13.825

13.791

14.254

13.821

4.107.770

4.192.563

4.218.834

4.463.528

4.511.655

-

-

-

-

17.356

862.582

857.141

847.364

944.461

1.009.312

Baggeraars en sleepvaart

Onthaalmoeders Structurele bijdrageverminderingen "Oude codes" Doelgroepen Herstructurering

(1)

12.833

11.814

13.327

15.733

16.556

113.144

143.500

75.938

77.688

75.270

200.328

199.316

162.447

179.713

191.060

Activering

205

208

182

149

137

WEP/DSP

10.291

8.327

10.551

11.300

10.547

SINE

25.009

25.781

25.257

24.838

24.120

Risicogroepen

49.012

-

-

-

-

Eerste aanwervingen

97.915

97.715

144.296

181.295

209.841

8.919

8.023

8.387

6.758

8.727

344.778

362.189

406.141

438.880

461.472

148

268

838

3.153

5.007

-

-

-

4.410

4.635

Jonge werknemers Langdurig werkzoekenden

(2)

Arbeidsduurvermindering Oudere werknemers

(3)

Mentors Vervangingen in de publieke sector Horeca

-

-

0

543

1.940

Diversen

225

213

193

171

189

735.558

729.359

816.459

844.413

885.307

732.677 213 2.668

726.944 247 2.168

813.526 222 2.711

841.553 124 2.736

882.142 0 3.165

6.671.748

6.823.999

6.898.918

7.279.382

7.474.244

Vermindering persoonlijke bijdragen Algemeen (werkbonus inbegrepen) Baggeraars, sleepvaart Herstructurering TOTAAL

(1) Vanaf 01.04.1999 worden de bijdrageverminderingen voor Maribel en lage lonen geĂŻntegreerd in de structurele bijdrageverminderingen (2) Ondernemingen in herstructurering inbegrepen. (3) Vanaf 1ste kwartaal 2004.

18


19

14.767.725 14.556.805 14.099.995 18.029.240

61.453.765

25.674.333

6.257.325 6.456.136 5.736.367 7.224.505

14.532.026 14.177.813 13.855.779 17.664.521

60.230.139

25.785.878

6.231.133 6.417.982 5.764.895 7.371.868

14.303.189 14.058.606 13.638.215 17.488.044

59.488.054

6.007.786 6.470.173 5.729.878 7.263.887

25.471.724

13.945.420 13.764.969 13.350.185 17.088.517

58.149.091

25.453.085

6.198.424 6.437.066 5.652.361 7.165.234

13.230.109 13.004.092 12.717.996 16.436.799

55.388.996

25.010.830

6.018.283 6.297.655 5.616.336 7.078.556

Bedienden Privé-sector

Arbeiders Privé-sector (2)

21.025.050 21.012.941 19.836.362 25.253.745

87.128.098

20.763.159 20.595.795 19.620.674 25.036.389

86.016.017

20.310.975 20.528.779 19.368.093 24.751.931

84.959.778

20.143.844 20.202.035 19.002.546 24.253.751

83.602.176

19.248.392 19.301.747 18.334.332 23.515.355

80.399.826

Totaal Privé-sector

(1) Bezoldiging van de arbeiders aan 100 %. (2) Arbeiders privé-sector = handarbeiders + leerlingen + dienstboden. (3) NMBS inbegrepen.

1ste kwartaal 2de kwartaal 3de kwartaal 4de kwartaal

2015

1ste kwartaal 2de kwartaal 3de kwartaal 4de kwartaal

2014

1ste kwartaal 2de kwartaal 3de kwartaal 4de kwartaal

2013

1ste kwartaal 2de kwartaal 3de kwartaal 4de kwartaal

2012

1ste kwartaal 2de kwartaal 3de kwartaal 4de kwartaal

2011

Bron: RSZ

235.150 236.087 212.809 299.418

983.464

244.648 242.051 213.001 295.524

995.224

242.545 247.122 222.118 310.322

1.022.107

237.025 246.076 218.922 304.148

1.006.171

238.344 244.323 222.876 308.963

1.014.506

Arbeiders Openbare sector (3)

1.894.546 2.006.060 1.504.314 2.191.600

7.596.520

1.880.723 1.946.254 1.480.189 2.184.957

7.492.123

1.863.292 1.947.578 1.475.185 2.177.305

7.463.360

1.829.360 1.881.000 1.419.429 2.113.259

7.243.048

1.849.298 1.916.650 1.485.911 2.201.627

7.453.486

Bedienden Openbare sector (3)

4.516.990 4.501.716 4.581.352 4.726.465

18.326.523

4.552.580 4.542.449 4.622.745 4.725.232

18.443.006

4.552.558 4.555.717 4.622.867 4.660.108

18.391.250

4.430.987 4.518.962 4.555.502 4.595.667

18.101.118

4.310.785 4.330.308 4.445.844 4.480.789

17.567.726

Ambtenaren (3)

6.646.686 6.743.863 6.298.475 7.217.483

26.906.507

6.677.951 6.730.754 6.315.935 7.205.713

26.930.353

6.658.395 6.750.417 6.320.170 7.147.735

26.876.717

6.497.372 6.646.038 6.193.853 7.013.074

26.350.337

6.398.427 6.491.281 6.154.631 6.991.379

26.035.718

Totaal Openbare sector (3)

27.671.736 27.756.804 26.134.837 32.471.228

114.034.605

27.441.110 27.326.549 25.936.609 32.242.102

112.946.370

26.969.370 27.279.196 25.688.263 31.899.666

111.836.495

26.641.216 26.848.073 25.196.399 31.266.825

109.952.513

25.646.819 25.793.028 24.488.963 30.506.734

106.435.544

Totaal

1.11 RSZ - Aan bijdragen onderworpen loonmassa (kwartaalresultaten, concept: economisch) (duizend euro) (1)

I. Het stelsel voor werknemers 1. Sociale bijdragen


20


Inhoudstafel

I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

2. Uitkeringen 2.0 Methodologische nota In de uitkeringsverzekering onderscheidt men vier prestaties, deelsectoren genoemd, met name de uitkeringen voor primaire arbeidsongeschiktheid, invaliditeitsuitkeringen, moederschapsuitkeringen en de uitkeringen voor begrafeniskosten. Voor deze laatste worden hier geen statistische gegevens opgenomen; het bedrag van de uitgaven hiervoor wordt vermeld in de synthesetabel. Het recht op uitkeringen bestaat uitsluitend voor werknemers die voor de sector uitkeringen bijdrageplichtig zijn. Met hen worden gelijkgesteld de werknemers die gewoonlijk de hoedanigheid van werknemer hebben of onlangs hebben gehad, zoals: • de werknemers in gecontroleerde werkloosheid; • de werkneemsters die vanaf de vijfde maand van de zwangerschap de arbeid onderbreken; • de personen die tijdens een periode van arbeidsongeschiktheid hun hoedanigheid van werknemer verliezen; • de gerechtigden aan wie de voortgezette verzekering was toegestaan bij het verstrijken van deze periode van voortgezette verzekering. De werkneemsters die gerechtigd zijn op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zijn gerechtigd op moederschapsuitkeringen. De moederschapsuitkering wordt ook verleend aan de gerechtigden voor wie de moederschapsrust een aanvang neemt in een tijdvak van primaire arbeidsongeschiktheid of invaliditeit. Rechthebbenden op de uitkering voor begrafeniskosten zijn de natuurlijke of rechtspersonen, die, in geval van overlijden van een gerechtigde op uitkeringen - ook als hij gepensioneerd is - de begrafenis werkelijk hebben bekostigd. De uitkering voor begrafeniskosten wordt opgeheven voor overlijdens die zich voordoen vanaf 1 januari 2013.

Primaire arbeidsongeschiktheid (tabellen 2.4 – 2.7) Gedurende het eerste jaar van de arbeidsongeschiktheid (voor de mijnwerkers die recht hebben op een invaliditeitspensioen, wordt deze periode gelimiteerd tot zes maanden), ontvangt de gerechtigde een primaire ongeschiktheidsuitkering die niet lager mag zijn dan 60 % van het gederfde loon. Vanaf eind 1996 wordt de primaire ongeschiktheidsuitkering van samenwonenden vanaf de 31e dag arbeidsongeschiktheid beperkt tot 55 % van het gederfde loon. Dit loon is geplafonneerd en gekoppeld aan het indexcijfer der consumptieprijzen. Voor de werkloze mag deze uitkering gedurende de eerste zes maanden van de arbeidsongeschiktheid het bedrag van zijn werkloosheidsuitkering niet overschrijden.

Invaliditeit (tabellen 2.8 – 2.11) Indien de arbeidsongeschiktheid langer duurt dan één jaar ontvangt een gerechtigde met personen ten laste een invaliditeitsuitkering die 65 % van het geplafonneerde loon bedraagt. Dit bedrag wordt verminderd tot 55 of 40 % van hetzelfde loon voor de gerechtigde zonder gezinslast, naargelang het al dan niet om verlies van een enig inkomen gaat. Onder bepaalde voorwaarden kunnen invaliden een forfaitaire uitkering voor hulp van derden ontvangen.

21


I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

Moederschap (tabellen 2.12 – 2.15) De moederschapsuitkering wordt gedurende een periode van 15 weken uitbetaald. Vanaf 1999 wordt de periode van bevallingsrust met 2 weken verlengd in geval van zwangerschap van een meerling. Het bedrag van de moederschapsuitkering wordt vastgesteld op een percentage van het geplafonneerde loon dat geldt voor de berekening van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. In principe ontvangt de gerechtigde gedurende de eerste dertig dagen 79,5 % (82 % voor de gerechtigden met een lopende arbeidsovereenkomst) van dit loon, vanaf de eenendertigste dag 75 % en indien het tijdvak van moederschapsrust verder zou reiken dan 15 weken 60 % na de 15de week. Het tijdvak van arbeidsverwijdering van de zwangere of bevallen werkneemster en van de werkneemster die borstvoeding geeft wordt ingevolge de wet van 04.08.1996 (art. 8) eveneens als een tijdvak van moederschapsbescherming beschouwd. Gedurende deze periode ontvangt de gerechtigde 60 % van het begrensde loon. In de tabellen wordt een opsplitsing gemaakt tussen de gegevens betreffende de eigenlijke moederschapsrust en deze betreffende de arbeidsverwijdering (met inbegrip van het borstvoedingsverlof). In geval van overlijden of ziekenhuisopname van de moeder kan een gedeelte van de nabevallingsrust worden omgezet in verlof voor de vader of de meeouder. Het bedrag van de uitkering wordt bepaald op basis van het loon van de vader of de meeouder, aan hetzelfde percentage van de moederschapsuitkering (in geval van overlijden) of op 60 % van het gederfde geplafonneerde loon (in geval van ziekenhuisopname). De werknemer heeft recht om ter gelegenheid van de geboorte van zijn kind afwezig te zijn gedurende tien dagen in het kader van het vaderschapsverlof. Het bedrag van de uitkering is vastgesteld op 82 % van het begrensde gederfde loon. Een werknemer kan aanspraak maken op adoptieverlof binnen de twee maanden volgend op de inschrijving van het kind als deel uitmakend van het gezin van de werknemer. De maximum toegelaten duur van het adoptieverlof bedraagt zes weken voor kinderen minder dan 3 jaar en vier weken voor kinderen tussen 3 en 8 jaar. Het bedrag van de uitkering is vastgesteld op 82 % van het begrensde loon.

Beschrijving van de kenmerken Voor elk van de drie vermelde deelsectoren: primaire arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en moederschapsuitkering wordt in principe eenzelfde structuur voor de statistieken aangehouden. Vooreerst is er het begrip verzekerde bevolking, waarvoor gegeven wordt: • De uitsplitsing naar statuut, leeftijdsklasse en geslacht (tab. 2.1 en 2.12); • De evolutie van het totaal (tab. 2.3). Voor de invaliden is er de verdeling van het effectief naar leeftijdsklasse en geslacht (tab. 2.2). Voor elke deelsector is er een notie van volume: het aantal vergoede dagen (tab. 2.5, 2.9 en 2.13) en tevens het aantal gevallen (enkel voor invaliditeit) (tab. 2.8). Verder zijn er voor elke deelsector gegevens over de basisuitgaven (tab. 2.7, 2.11 en 2.15 respectievelijk). Voor de primaire arbeidsongeschiktheid geeft de tabel 2.4 het ziektecijfer, welk getal de uitdrukking is van de verhouding van het aantal vergoede dagen tot de verzekerde bevolking. De gemiddelde daguitkering is het resultaat van de deling van het totaalbedrag der uitkeringen door het aantal vergoede dagen (tab. 2.6, 2.10 en 2.14). Tabel 2.16 ten slotte is een synthesetabel met de uitgaven voor de vier deelsectoren (inclusief de deelsector van de begrafenisuitkeringen).

22


I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

Aanvullende informatie over de uitkeringsverzekering vindt u op de website van het RIZIV: www.riziv.fgov.be en in de publicaties van deze instelling.

23


24

2.598 1.053 1.545

9.920

Bedienden Mannen Vrouwen

Totaal

532.715

288.957 108.864 180.093

243.758 154.588 89.170

550.823

287.150 112.305 174.845

263.673 163.305 100.368

519.096

254.037 101.370 152.667

265.059 160.444 104.615

535.815

248.068 96.851 151.217

287.747 173.563 114.184

542.277

246.963 95.029 151.934

295.314 181.156 114.158

516.328

235.109 93.886 141.223

281.219 171.249 109.970

435.189

190.462 79.102 111.360

244.727 149.965 94.762

268.413

108.599 49.791 58.808

159.814 104.198 55.616

266.998

116.846 40.149 76.697

150.152 101.229 48.923

531.770

294.591 111.414 183.177

237.179 151.333 85.846

545.026

289.843 113.507 176.336

255.183 158.877 96.306

523.703

261.649 104.530 157.119

262.054 159.531 102.523

526.446

247.767 98.159 149.608

278.679 167.453 111.226

537.921

246.688 95.266 151.422

291.233 178.024 113.209

528.150

242.053 96.626 145.427

286.097 174.201 111.896

449.068

198.904 82.141 116.763

250.164 152.647 97.517

275.633

112.545 50.806 61.739

163.088 104.634 58.454

20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar

282.085

120.085 40.880 79.205

162.000 108.432 53.568

20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar

(1) Met inbegrip van de mijnwerkers.

7.322 5.389 1.933

Minder dan 20 jaar

Arbeiders (1) Mannen Vrouwen

Bron: RIZIV

11.521

2.909 1.184 1.725

Bedienden Mannen Vrouwen

Totaal

8.612 6.268 2.344

Minder dan 20 jaar

Arbeiders (1) Mannen Vrouwen

Bron: RIZIV

2.1 Verzekerde bevolking naar statuut, leeftijdsklasse en geslacht (ledentallen)

4.203.051

1.986.149 781.249 1.204.900

2.216.902 1.376.284 840.618

Totaal

8.679

3.676 1.861 1.815

5.003 3.066 1.937

65 jaar en meer

4.203.314

2.017.160 795.512 1.221.648

2.186.154 1.356.384 829.770

Totaal

Toestand op 30 juni 2015

8.789

3.810 1.987 1.823

4.979 3.116 1.863

65 jaar en meer

Toestand op 30 juni 2014

I. Het stelsel voor werknemers 2. Uitkeringen (RIZIV)


5

Totaal

25

0 0

5

Bedienden Mannen Vrouwen

Totaal

(1) Met inbegrip van de mijnwerkers.

5 2 3

Arbeiders ZIV (1) Mannen Vrouwen

Minder dan 20 jaar

1 0 1

Bedienden Mannen Vrouwen

Bron: RIZIV

4 3 1

Minder dan 20 jaar

Arbeiders ZIV (1) Mannen Vrouwen

Bron: RIZIV

6.462

1.845 368 1.477

4.617 2.176 2.441

13.560

3.997 845 3.152

9.563 4.604 4.959

21.526

6.419 1.387 5.032

15.107 7.087 8.020

33.385

9.485 2.035 7.450

23.900 11.327 12.573

47.455

13.134 2.818 10.316

34.321 16.710 17.611

62.493

16.606 4.024 12.582

45.887 23.495 22.392

68.989

17.928 5.031 12.897

51.061 27.714 23.347

54.462

14.002 4.761 9.241

40.460 23.827 16.633

1.480

376 68 308

1.104 571 533

7.458

2.179 402 1.777

5.279 2.417 2.862

15.239

4.629 914 3.715

10.610 5.112 5.498

23.954

7.425 1.561 5.864

16.529 7.875 8.654

35.175

10.335 2.192 8.143

24.840 11.746 13.094

50.512

14.133 2.940 11.193

36.379 17.667 18.712

67.691

18.137 4.272 13.865

49.554 25.097 24.457

74.807

19.621 5.331 14.290

55.186 29.487 25.699

58.233

15.381 5.043 10.338

42.852 24.562 18.290

20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar

1.395

344 70 274

1.051 531 520

20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar

2.2 Aantal invaliden naar leeftijdsklasse en geslacht

310.424

83.931 21.398 62.533

226.493 117.805 108.688

Totaal

749

198 68 130

551 308 243

65 jaar en ouder

335.303

92.414 22.791 69.623

242.889 124.844 118.045

Totaal

Toestand op 30 juni 2015

692

170 59 111

522 331 191

65 jaar en ouder

Toestand op 30 juni 2014

I. Het stelsel voor werknemers 2. Uitkeringen (RIZIV)


I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.3 Evolutie van het ledental (1) Bron: RIZIV

06.2011

06.2012

06.2013

06.2014

06.2015

Arbeiders Mannen Vrouwen

1.926.963 1.208.620 718.343

1.931.884 1.210.292 721.592

1.929.040 1.207.084 721.956

1.921.232 1.201.607 719.625

1.877.544 1.177.621 699.923

Bedienden Mannen Vrouwen

1.817.326 722.423 1.094.903

1.837.735 730.066 1.107.669

1.852.336 736.165 1.116.171

1.864.200 740.700 1.123.500

1.888.976 755.180 1.133.796

Totaal

3.744.289

3.769.619

3.781.376

3.785.432

3.766.520

2013

2014

2015

(1) Primaire uitkeringsgerechtigden, exclusief bruggepensioneerden.

2.4 Primaire arbeidsongeschiktheid: ziektecijfer

(2)

Bron: RIZIV

2011 Arbeiders

2012

Mannen Vrouwen

11,74 9,74 15,10

11,94 9,83 15,47

12,34 10,08 16,12

13,21 10,78 17,26

13,46 11,21 17,25

Bedienden Mannen Vrouwen

5,54 3,66 6,79

5,51 3,65 6,73

5,80 3,84 7,09

6,40 4,17 7,87

6,73 4,43 8,26

Totaal

8,73

8,80

9,14

9,86

10,08

(2) Aantal vergoede dagen/ledental.

2.5 Primaire arbeidsongeschiktheid: aantal vergoede dagen Bron: RIZIV

2011

2012

2013

2014

2015

Arbeiders Mannen Vrouwen

22.620.901 23.067.749 23.811.060 25.383.011 25.270.941 11.773.897 11.901.138 12.172.973 12.959.092 13.196.618 10.847.004 11.166.611 11.638.087 12.423.919 12.074.323

Bedienden Mannen Vrouwen

10.075.193 10.119.625 10.739.174 11.934.345 12.709.204 2.642.949 2.667.177 2.826.919 3.090.685 3.345.084 7.432.244 7.452.448 7.912.255 8.843.660 9.364.120

Totaal

32.696.094 33.187.374 34.550.234 37.317.356 37.980.145

26


I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.6 Primaire arbeidsongeschiktheid: gemiddelde daguitkering (euro) Bron: RIZIV

2011

2012

2013

2014

2015

Arbeiders Mannen Vrouwen

48,57 35,55

49,82 36,74

50,81 37,61

50,96 37,88

49,16 37,25

Bedienden Mannen Vrouwen

53,42 43,82

54,87 45,32

56,25 46,58

56,59 47,28

55,10 46,92

Totaal

42,72

43,89

45,01

45,40

45,34

2.7 Primaire arbeidsongeschiktheid: totaal bedrag van de basisuitgaven (duizend euro) Bron: RIZIV

2011

2012

2013

2014

2015

Arbeiders Mannen Vrouwen Regularisaties

938.273 571.876 385.580 -19.183

981.324 592.911 410.290 -21.877

1.035.771 618.453 437.763 -20.446

1.109.114 660.418 470.571 -21.875

1.098.497 648.703 449.794 0

Bedienden Mannen Vrouwen Regularisaties

458.510 141.181 325.647 -8.318

475.431 146.354 337.723 -8.646

519.357 159.017 368.564 -8.224

584.921 174.912 418.131 -8.122

623.647 184.320 439.327 0

1.135

1.273

1.663

1.944

1.929

1.397.918

1.458.028

1.556.791

1.695.979

1.724.073

Hulp van derden Totaal

27


I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.8 Invaliditeit: aantal gevallen Bron: RIZIV

12.2011 Arbeiders

12.2012

12.2013

12.2014

12.2015

Mannen Vrouwen

198.095 106.438 91.657

207.721 110.318 97.403

219.168 115.002 104.166

233.774 120.910 112.864

251.414 128.282 123.132

Bedienden Mannen Vrouwen

71.404 19.370 52.034

75.820 20.134 55.686

80.240 20.763 59.477

87.799 22.010 65.789

95.557 23.306 72.251

269.499

283.541

299.408

321.573

346.971

2012

2013

2014

2015

Totaal

2.9 Invaliditeit: aantal vergoede dagen Bron: RIZIV

2011 Arbeiders Mannen Vrouwen

58.375.288 60.908.060 64.235.175 68.116.923 31.986.089 32.894.135 34.243.634 35.743.600 26.389.199 28.013.925 29.991.541 32.373.323

73.141.913 37.793.035 35.348.878

Bedienden Mannen Vrouwen

22.836.363 24.101.135 25.583.813 27.402.764 6.301.860 6.528.852 6.806.333 7.160.098 16.534.503 17.572.283 18.777.480 20.242.666

29.934.916 7.675.513 22.259.403

Totaal

81.211.651 85.009.195 89.818.988 95.519.687 103.076.829

2.10 Invaliditeit: gemiddelde daguitkering (euro) Bron: RIZIV

2011

2012

2013

2014

2015

Arbeiders Mannen Vrouwen

45,30 37,19

46,00 38,05

47,01 38,99

46,91 39,34

46,74 39,55

Bedienden Mannen Vrouwen

47,37 39,72

47,88 40,53

48,65 41,42

48,38 41,59

48,14 41,68

Totaal

42,32

42,39

43,29

43,33

43,28

28


I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.11 Invaliditeit: totaal bedrag van de basisuitgaven (duizend euro) Bron: RIZIV

2011

2012

2013

2014

2015

2.395.090 1.429.474 965.616

2.578.988 1.513.206 1.065.782

2.779.091 1.609.782 1.169.309

2.950.236 1.676.622 1.273.614

3.164.274 1.766.309 1.397.965

941.445 294.687 646.758

1.024.834 312.567 712.267

1.108.916 331.153 777.763

1.188.274 346.409 841.865

1.297.311 369.473 927.838

Welvaarts- en inhaalpremies

49.077

52.273

74.169

88.223

136.532

Regularisaties

-1.828

-2.459

-2.228

-2.340

-3.090

Hulp van derden

52.918

65.517

79.406

87.242

93.290

3.436.702

3.719.153

4.039.354

4.311.635

4.688.317

Arbeiders Mannen Vrouwen

Bedienden Mannen Vrouwen

Totaal

29


I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.12 Moederschap: verzekerde bevolking (1) Bron: RIZIV

06.2011 Arbeidsters Bedienden Totaal

06.2012

06.2013

06.2014

06.2015

447.573 723.348

444.544 724.693

441.159 723.743

435.735 722.366

416.113 724.675

1.170.921

1.169.237

1.164.902

1.158.101

1.140.788

(1) Primaire uitkeringsgerechtigden jonger dan 45 jaar.

2.13 Moederschap: aantal vergoede dagen Bron: RIZIV

2011

2012

2013

2014

2015

Moederschap Arbeidsters Bedienden Invaliden

7.307.229 2.577.144 4.612.876 117.209

7.158.446 2.535.707 4.503.432 119.307

7.073.647 2.445.988 4.486.977 140.682

6.997.929 2.400.779 4.443.891 153.259

6.734.102 2.213.029 4.337.240 183.833

Werkverwijdering Arbeidsters Bedienden

2.648.702 729.386 1.919.316

2.659.790 746.668 1.913.122

2.742.492 754.193 1.988.299

2.712.616 733.235 1.979.381

2.717.730 714.087 2.003.643

422.561 249.575 172.986

413.080 242.195 170.885

402.487 233.259 169.228

392.646 223.892 168.754

391.324 229.532 161.792

2013

2014

2015

Vaderschap + adoptie Arbeiders Bedienden

2.14 Moederschap: gemiddelde daguitkering (euro) Bron: RIZIV

2011

2012

Moederschap Arbeidsters Bedienden Invaliden

46,19 64,99 49,99

47,65 67,12 51,60

48,58 68,84 52,14

48,73 69,22 52,21

48,84 69,34 52,12

Werkverwijdering Arbeidsters Bedienden

48,93 60,40

50,26 62,21

51,08 63,50

51,07 63,84

50,56 63,44

87,31 101,12

89,79 104,44

91,76 106,84

92,47 107,40

92,28 108,53

Vaderschap + adoptie Arbeiders Bedienden

30


I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.15 Moederschap: totaal bedrag van de basisuitgaven (duizend euro) Bron: RIZIV

2011

2012

2013

2014

2015

Moederschap Arbeidsters Bedienden Invaliden

425.097

429.465

435.135

432.757

418.416

119.139 300.099 5.859

120.918 302.391 6.156

118.853 308.947 7.335

116.982 307.773 8.002

108.086 300.748 9.582

Werkverwijdering Arbeidsters Bedienden

148.792 35.017 113.775

155.817 37.322 118.495

164.409 38.429 125.980

163.626 37.409 126.217

163.216 36.104 127.112

39.334 21.827 17.507

39.647 21.781 17.866

39.535 21.432 18.103

38.870 20.707 18.163

38.742 21.182 17.560

380

436

466

564

584

613.603

625.365

639.545

635.817

620.958

Vaderschap en adoptie Arbeiders Bedienden Borstvoeding Totaal

31


I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.16 Synthesetabel: uitgaven voor de uitkeringsverzekering (duizend euro) Bron: RIZIV

2011

2012

2013

2014

2015

Primaire arbeidsongeschiktheid Invaliditeit Moederschapsuitkeringen Begrafenisuitkeringen (1)

1.397.915 3.436.702 613.604 6.561

1.458.025 3.719.153 625.365 6.655

1.556.792 4.039.355 639.548 1.481

1.695.982 4.311.635 635.882 23

1.724.073 4.688.317 620.959 50

Totaal

5.454.782

5.809.198

6.237.176

6.643.522

7.033.399

(1) Begrafenisuitkeringen werden geschrapt voor overlijdens vanaf 1.1.2013

32


Inhoudstafel

I. Het stelsel voor werknemers

3. Pensioenen (FPD)

3. Pensioenen 3.0 Methodologische nota In het werknemerspensioenstelsel (repartitiesysteem) worden de eigenlijke pensioenen en de afgeleide voordelen toegekend met toepassing van KB nr. 50 van 24.10.1967 betreffende de rusten overlevingspensioenen van werknemers en met toepassing van de vroegere afzonderlijke bepalingen over het pensioen van arbeiders, bedienden, mijnwerkers en zeelieden. Het oude kapitalisatiestelsel van de werknemersrenten (dat sinds 31.12.1967 residueel is geworden) bestaat slechts in zoverre de verworven rechten op rustrenten en/of overlevingsrenten werden gehandhaafd. Sinds 31.12.2007 werden de technische reserves van dit oude stelsel overgenomen door de RSZ – Globaal beheer werknemers, ingevolge het K.B. van 21.04.2007 houdende uitvoering van het artikel 289 van de programmawet (I) van 27.12.2006.

Aantal begunstigden van een rust- en/of overlevingspensioen (tabel 3.1) Het aantal begunstigden van een rust- en/of overlevingspensioen dat in januari wordt betaald, is gelijk aan het aantal personen dat op 1 januari is vastgelegd en voor wie het uitkeringsrecht in betaling is gesteld. Personen voor wie het recht is ingegaan, maar op die datum nog niet in betaling is gesteld, komen niet in de statistiek voor. Het aantal begunstigden wordt onderverdeeld in de volgende categorieën: • gehuwden die een rustpensioen tegen “gezinsbedrag” genieten in het werknemersstelsel; • gehuwden die een rustpensioen tegen “bedrag alleenstaanden” genieten in het werknemersstelsel; • niet gehuwden die een rustpensioen tegen “bedrag alleenstaanden” genieten in het werknemersstelsel; • personen die een (of meer) rustpensioen(en) en een (of meer) overlevingspensioen(en) genieten, waarbij minstens een van die pensioenen ten laste komt van het werknemersstelsel: personen met een rustpensioen ten laste van het werknemersstelsel; personen met een overlevingspensioen ten laste van het werknemersstelsel; • personen die een overlevingspensioen genieten in het werknemersstelsel. Dubbeltellingen zijn het gevolg van mensen die een rust- en een overlevingspensioen cumuleren in het werknemersstelsel.

Aantal begunstigden van een ouderdoms- en/of weduwerente (tabel 3.2) Het aantal gerechtigden is opgedeeld in verscheidene categorieën: • De personen die een ouderdomsrente genieten; • De vrouwen (en enkel zij) die een weduwerente genieten; • De vrouwen die een ouderdomsrente en een weduwerente genieten. De dubbeltellingen zijn een gevolg van vrouwelijke gerechtigden die een ouderdomsrente en een weduwerente cumuleren. De renten kunnen gecumuleerd worden met een (of meerdere) pensioen(en) van het repartitiestelsel hierboven vermeld. De berekening van dubbeltellingen werd niet uitgevoerd omdat er ook geen totaal wordt gemaakt.

33


I. Het stelsel voor werknemers

3. Pensioenen (FPD)

Gemiddeld bedrag van de rust- en/of overlevingspensioenen (tabel 3.3) Het gemiddelde bedrag van de rust- en/of overlevingspensioenen die in januari zijn betaald, wordt verkregen door de maandelijkse bruto-uitgaven van januari (nog vóór de afhouding van de bedrijfsvoorheffing, de ZIV-bijdrage, de solidariteitsbijdrage en de terug te vorderen bedragen) te delen door het aantal begunstigden op 1 januari.

Rechthebbenden naar pensioensoort, leeftijdsklasse en geslacht (tabel 3.4) De rechthebbenden (op 01.01.2013) worden opgesplitst naar pensioenregeling (rust- en/of overlevingspensioen, gezinspensioen of pensioen voor een alleenstaande), alsook naar geslacht en naar leeftijdsklasse per vijf jaar.

Synthesetabel (tabel 3.5) In de synthesetabel van de pensioenuitgaven wordt de evolutie van de uitgaven voor de verschillende pensioenvoordelen samengevat. Enkele van de rubrieken uit deze tabel worden hieronder nader toegelicht: Vakantiegeld Het aantal begunstigden is hier het aantal begunstigden van een rust- of overlevingspensioen dat in mei wordt betaald. Het vakantiegeld en het bijkomend vakantiegeld worden niet toegekend in de loop van het jaar waarin het pensioen ingaat. Het jaar nadien staat het toegekende bedrag in verhouding tot het aantal maanden waarin de rechthebbende tijdens het eerste jaar pensioen heeft ontvangen. Niettemin worden, in afwijking van deze bepaling, de bovenvermelde voordelen volledig toegekend vanaf het jaar waarin het rustpensioen ingaat, indien gedurende het hele jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het pensioen ingaat, de begunstigde al een uitkering voor brugpensioen of voor ziekte, invaliditeit of onvrijwillige werkloosheid ontving. Analoog worden de bovenvermelde voordelen ook volledig toegekend vanaf het burgerlijk jaar waarin het overlevingspensioen ingaat, indien de overleden echtgenoot aan dezelfde voorwaarde voldeed of een rustpensioen ontving gedurende het hele jaar dat voorafgaat aan het burgerlijke jaar waarin hij overleed. Verwarmingstoelage De verwarmingstoelage wordt toegekend aan mijnwerkers die gerechtigd zijn op een rustpensioen of aan hun overlevende echtgenoot die gerechtigd is op een overlevingspensioen. De gegevens worden verstrekt volgens dezelfde methodologie als die voor de rust- en overlevingspensioenen. Tussenkomst van het repartitiestelsel in de renten Het repartitiestelsel betaalt sinds 2008 het totaal van de sociale prestaties van het oude kapitalisatiestelsel. Niettemin kwam het repartitiestelsel tot 2007 inbegrepen , tussen in de sociale prestaties betreffende de rijksbijdrage en de indexering van de lopende renten die vóór 1994 zijn ingegaan. De indexeringscoëfficiënt zelf van die renten was reeds geblokkeerd op het niveau van de spilindex van 1986.

34


I. Het stelsel voor werknemers

3. Pensioenen (FPD)

Aanvullende informatie omtrent de werknemerspensioenen kan u vinden in de volgende publicaties van de FPD: • jaarlijkse statistiek van de pensioengerechtigden; • jaarverslag van de FPD. In de genoemde publicaties staan gegevens over het aantal gevallen van cumul van werknemers-, zelfstandigen- en overheidspensioenen, wat toelaat informatie te bekomen over aantallen gepensioneerden (i.p.v. enkel over aantallen pensioenvoordelen). De jaarlijkse statistiek van de pensioengerechtigden omvat ook een tabel werknemersrenten. U kan ook terecht op de website van de FPD: http://www.sfpd.fgov.be/.

35


I. Het stelsel voor werknemers

3. Pensioenen (FPD)

3.1 Aantal begunstigden van een rust- en/of overlevingspensioen dat in januari wordt betaald Bron: FPD

01.2011

01.2012

01.2013

01.2014

01.2015

Mannen

808.840

830.652

851.229

873.507

894.682

Rustpensioenen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet-gehuwd Rust & overleving, gedeelte rust

805.437 300.212 304.083 190.609 10.533

827.133 298.268 319.204 198.615 11.046

847.596 294.220 328.003 213.596 11.777

869.576 289.193 343.980 224.009 12.394

890.646 284.162 359.829 233.752 12.903

13.659 10.856 2.803

14.284 11.377 2.907

15.102 12.115 2.987

16.014 12.751 3.263

16.617 13.248 3.369

Dubbeltellingen

-10.256

-10.765

-11.469

-12.083

-12.581

Vrouwen

888.915

907.582

927.320

949.011

970.096

Rustpensioenen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet-gehuwd Rust & overleving, gedeelte rust

656.428 926 248.630 162.918 243.954

681.053 1.012 262.255 172.542 245.244

706.925 1.608 269.283 187.302 248.732

734.053 1.381 283.031 197.587 252.054

761.835 1.463 297.451 208.505 254.416

Overlevingspensioenen Rust & overleving, gedeelte overleving Overleving

467.193 254.264 212.929

462.587 255.362 207.225

459.769 258.365 201.404

457.595 261.198 196.397

453.162 263.010 190.152

-234.706

-236.058

-239.374

-242.637

-244.901

1.461.865

1.508.186

1.554.521

1.603.629

1.652.481

480.852

476.871

474.871

473.609

469.779

1.942.717

1.985.057

2.029.392

2.077.238

2.122.260

Totaal dubbeltellingen

-244.962

-246.823

-250.843

-254.720

-257.482

Totaal rechthebbenden

1.697.755

1.738.234

1.778.549

1.822.518

1.864.778

Overlevingspensioenen Rust & overleving, gedeelte overleving Overleving

Dubbeltellingen Totaal rust Totaal overleving Totaal pensioenen

36


I. Het stelsel voor werknemers

3. Pensioenen (FPD)

3.2 Aantal begunstigden van een ouderdoms- en/of weduwerente dat in januari wordt betaald Bron: FPD

01.2011 Mannen

01.2012

01.2013

01.2014

01.2015

Ouderdomsrente

226.435 226.435

209.787 209.787

191.972 191.972

173.710 173.710

157.911 157.911

Vrouwen

336.421

318.587

297.867

276.232

257.280

Ouderdomsrente Ouderdomsrente Ouderdoms- en weduwerente

271.366 234.962 36.404

257.860 224.065 33.795

241.967 211.286 30.681

225.030 197.495 27.535

210.103 185.052 25.051

Weduwerente Weduwerente Ouderdoms- en weduwerente

101.459 65.055 36.404

94.522 60.727 33.795

86.581 55.900 30.681

78.737 51.202 27.535

72.228 47.177 25.051

Dubbeltellingen

-36.404

-33.795

-30.681

-27.535

-25.051

Totaal ouderdomsrenten

497.801

467.647

433.939

398.740

368.014

Totaal weduwerenten

101.459

94.522

86.581

78.737

72.228

Totaal renten

599.260

562.169

520.520

477.477

440.242

Totaal dubbeltellingen

-36.404

-33.795

-30.681

-27.535

-25.051

Totaal rechthebbenden

562.856

528.374

489.839

449.942

415.191

37


I. Het stelsel voor werknemers

3. Pensioenen (FPD)

3.3 Gemiddeld bedrag van de rust- en/of overlevingspensioenen die in januari worden betaald (euro) Bron: FPD

01.2011

01.2012

01.2013

01.2014

01.2015

979,88

1.020,47

1.066,34

1.067,73

1.042,46

979,14 1.197,05 836,91 873,55 785,11

1.019,71 1.250,58 877,82 911,87 825,42

1.065,46 1.310,70 925,60 953,47 865,20

1.066,84 1.317,79 935,08 956,20 867,52

1.069,01 1.325,65 944,27 959,97 871,22

Overlevingspensioenen Rust & overleving, gedeelte overleving Overleving

287,94 169,08 748,30

295,39 172,29 777,17

305,53 182,28 805,42

310,58 185,60 798,98

313,29 187,73 807,02

Vrouwen

770,62

805,58

845,05

853,46

834,91

Rustpensioenen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet-gehuwd Rust & overleving, gedeelte rust

511,25 771,76 604,40 633,33 333,80

542,63 823,84 638,26 667,26 351,51

577,19 795,64 682,34 697,82 371,10

589,77 834,92 695,63 708,93 376,13

600,20 848,31 705,64 716,58 380,11

Overlevingspensioenen Rust & overleving, gedeelte overleving Overleving

747,91 715,78 786,28

781,63 750,96 819,43

816,95 786,40 856,13

818,94 792,38 854,26

819,95 796,59 852,25

Totaal / rustpensioen

769,04

804,27

843,42

848,46

852,88

Totaal / overlevingspensioen

734,85

767,07

800,68

801,75

802,03

Totaal / pensioen

760,58

795,34

833,42

837,81

841,62

Totaal / rechthebbende

870,32

908,27

950,96

954,90

957,83

Mannen Rustpensioenen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet-gehuwd Rust & overleving, gedeelte rust

38


7.193 2.870 1.329 995 4 1.995 36.143 8 381 70 2 35.682 43.336

Vrouwen Gehuwden, gezin (rustpensioen) Gehuwden, alleenstaand (rustpensioen) Niet gehuwd (rustpensioen) Rust & overleving Overlevingspensioen

Totaal rechthebbenden

39

165.382

82.459 260 40.790 15.261 2.925 23.223

82.923 19.583 42.741 19.218 587 794

Minder dan 60-64 jaar 60 jaar

Mannen Gehuwden, gezin (rustpensioen) Gehuwden, alleenstaand (rustpensioen) Niet gehuwd (rustpensioen) Rust & overleving Overlevingspensioen

Bron: FPD

488.831

221.720 739 114.911 63.214 34.647 8.209

267.111 71.630 125.747 67.141 2.456 137

65-69 jaar

338.739

154.353 273 62.673 39.286 38.855 13.266

184.386 60.871 78.460 42.776 2.162 117

70-74 jaar

3.4 Rechthebbenden naar pensioensoort, leeftijdsklasse en geslacht

312.329

154.137 123 43.590 33.123 53.065 24.236

158.192 60.423 57.457 37.610 2.593 109

75-79 jaar

266.523

150.735 46 25.011 28.078 63.919 33.681

115.788 44.594 35.678 32.634 2.781 101

80-84 jaar

249.638

170.549 14 10.095 29.473 79.112 51.855

79.089 24.191 18.417 33.378 2.987 116

85 jaar en ouder

1.864.778

970.096 1.463 297.451 208.505 272.525 190.152

894.682 284.162 359.829 233.752 13.570 3.369

Totaal

Toestand op 1 januari 2015

I. Het stelsel voor werknemers 3. Pensioenen (FPD)


I. Het stelsel voor werknemers

3. Pensioenen (FPD)

3.5 Synthesetabel: uitgaven voor de pensioenen (duizend euro) Bron: FPD

2011 Pensioenen Rustpensioenen (1), waarvan Algemene regeling Bijzonder brugpensioen werklozen

Overlevingspensioenen Herwaarderingspremie Solidariteitsbijdrage Vakantiegeld Verwarmingstoelage Renten (2) Zuivere renten + Indexeringslasten + Tussenkomsten van de Staat Renten en complementen Vrij verzekerden Totaal

2012

2013

2014

18.383.196 19.677.352 20.617.203 21.221.761 14.077.595 15.218.767 16.122.749 16.738.780 14.068.095 9.500

15.210.818 7.949

16.108.470 14.279

16.738.780 0

4.350.461 15.581 -60.441

4.509.622 14.959 -65.996

4.563.837 0 -69.383

4.543.304 13.257 -73.580

795.309

830.619

899.405

957.553

46.854

45.989

44.826

42.703

149.612

139.175

127.869

115.188

149.581

139.143

127.808

115.188

0 31

0 32

1 60

0 0

19.374.971 20.693.135 21.689.303 22.337.205

(1) Rustpensioenen: de algemene regeling bevat het bedrag "Nationale erkentelijkheid". (2) Vanaf 2008: Kapitalisatiestelsel inbegrepen (zuivere renten).

40


Inhoudstafel

I. Het stelsel voor werknemers

4. Arbeidsongevallen (Fedris)

4. Arbeidsongevallen 4.0 Methodologische nota De tak arbeidsongevallen omvat twee stelsels (van financiering): het kapitalisatiestelsel en het repartitiestelsel. Enkel het repartitiestelsel behoort tot het globaal financieel beheer. Een slachtoffer van een arbeidsongeval met blijvende arbeidsongeschiktheid, ontvangt ter vergoeding van zijn/haar verminderd economisch verdienvermogen een levenslange rente. Deze rente is onder meer in functie van de opgelopen graad van arbeidsongeschiktheid. Deze rente wordt in principe – wanneer de ongeschiktheid meer dan 19 % beloopt – uitbetaald via het kapitalisatiestelsel. De renten voor arbeidsongevallen tot en met 19% worden uitbetaald via het repartitiestelsel, evenals alle aanvullende, speciale en aanpassingsbijslagen1. De in dit Vade Mecum opgenomen tabellen betreffen uitsluitend het repartitiestelsel met uitzondering van tabel 4.4. Hierna vindt u een toelichting betreffende enkele rubrieken en tabellen.

De effectieven (tabel 4.1) De opgenomen gegevens zijn een momentopname per 31 december van het beschouwde jaar, zonder onderscheid naar eventuele periodiciteit van de genoten uitkeringen. In het stelsel van de arbeidsongevallen kunnen uitkeringen zowel maandelijks als trimestrieel als jaarlijks zijn qua periodiciteit. Hierdoor kan de toestand per 31 december niet als maatstaf genomen worden voor elke individuele maand.

De gemiddelde vergoedingen (tabel 4.2) Het spreekt dan ook vanzelf dat berekeningen van de gemiddelde vergoedingen zeer voorzichtig geïnterpreteerd moeten worden, juist omwille van de verschillende periodiciteiten. De aangegeven gemiddelde uitkering stemt geenszins overeen met de gemiddelde vergoeding van een gerechtigde op een maandelijkse, een trimestriële of een semestriële vergoeding wegens arbeidsongeval.

De uitgaven (tabel 4.3) Zorgen Het gaat om geneeskundige, heelkundige, farmaceutische en verpleegkundige zorgen die door het ongeval noodzakelijk kunnen worden, zoals volgt uit de toepassing van de wet van 10.04.1971, art. 28, 28 bis en 58. Verzekeringsoperaties De verzekeringsoperaties zijn verrichtingen die het FAO dient te stellen ten laste van het repartitiestelsel, zoals beschreven in art. 58 en 58bis van de wet van 10.04.1971. Het betreft verzekeringsverrichtingen voor dodelijke ongevallen (renten), vergoedingen voor begrafeniskosten en overbrenging naar de begraafplaats, arbeidsongeschiktheid, uitkeringen in kapitaal, vergoedingen voor tijdelijke verergering en dagelijkse en jaarlijkse vergoedingen en toelagen.

1

De aanvullende en speciale bijslagen worden samengevat onder de term “forfaitair stelsel”, waartoe ook de overlevingsbijslagen en de verergeringsbijslagen behoren.

41


I. Het stelsel voor werknemers

4. Arbeidsongevallen (Fedris)

Renten en vergoedingen < 20 % Krachtens de wet van 30.03.1994 houdende sociale bepalingen, wordt voor de ongevallen overkomen vanaf 01.01.1988 en waarvoor de vaststelling van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid van minder dan 10 % is geschied, de waarde van de jaarlijkse vergoeding en van de rente als kapitaal gestort bij het FAO. De vaststelling van genoemde graad kan gebeurd zijn bij een bekrachtiging van de overeenkomst met datum vanaf 01.01.1994 hetzij door een gerechtelijke beslissing die op een datum vanaf 01.01.1994 van kracht van gewijsde treedt. Het FAO betaalt jaarlijks aan de slachtoffers de jaarvergoeding en de niet-geïndexeerde renten. Hetzelfde principe van kapitaaloverdracht werd uitgebreid tot de betaling van de vergoedingen en renten verbonden aan een blijvende arbeidsongeschiktheid van minder dan 16 % voor de ongevallen waarvoor de definitieve regeling heeft plaatsgevonden vanaf 01.01.1997 (KB van 16.12.1996). Later volgde op dezelfde wijze de uitbreiding voor blijvende arbeidsongeschiktheid van minder dan 20 % voor de ongevallen waarvoor de definitieve regeling heeft plaatsgevonden vanaf 01.12.2003 (wet van 22.12.2003). De renten en vergoedingen verbonden aan een blijvende arbeidsongeschiktheid van 10 % tot en met 19 % worden maandelijks uitbetaald aan de rechthebbende (per kwartaal indien het ongeval dateert van vóór 01.01.1988) volgens art. 45 quater, derde tot en met zesde lid van de arbeidsongevallenwet, KB van 24.12.1987 en KB van 12.08.1994.

Aantal slachtoffers en rechtverkrijgenden (tabel 4.4) Deze tabel herneemt de statistiek van het aantal rechthebbenden, maar in tegenstelling tot de tabel 4.1 gaat het hier over personen met een blijvende arbeidsongeschiktheid of de rechtverkrijgenden van overleden slachtoffers. Zij ontvangen een rente. Het zijn de effectieven voor beide stelsels samen. Zoals hoger in deze nota uiteengezet, bepaalt de arbeidsongeschiktheidsgraad of het kapitalisatiestelsel dan wel het repartitiestelsel de uitgaven, verbonden aan de te betalen rente, ten laste neemt. De effectieven worden uitgesplitst naar statuut (gerechtigde of één van de deelcategorieën van de rechtverkrijgenden) en naar betalingsinstelling (een verzekeringsmaatschappij, een eigen verzekeraar of het FAO).

Voor aanvullende informatie en bijkomende statistieken over de arbeidsongevallenverzekering kunt u terecht op de website van Fedris: www.fedris.be

42


I. Het stelsel voor werknemers

4. Arbeidsongevallen (Fedris)

4.1 Aantal gerechtigden - repartitiestelsel

(1)

Bron: Fedris

2011

2012

2013

2014

2015

Forfaitair stelsel Uitkeringen aan slachtoffers Speciale bijslag Aanvullende bijslag

22 12.037

22 11.335

21 10.696

19 9.880

17 9.309

2.927 7.660 992 458

2.665 7.285 938 447

2.443 6.911 909 433

2.223 6.415 840 402

2.038 6.070 805 396

1.556

1.525

1.508

1.457

1.445

59 2.629 92

59 2.469 95

58 2.318 92

57 2.150 88

55 2.021 82

< 10 % vanaf 1982 en voor 1988 > 10 % Uitkeringen aan rechthebbenden

67.623 845 48.318 18.460 3.697

65.798 780 47.117 17.901 3.592

63.916 689 46.028 17.199 3.472

61.561 600 44.787 16.174 3.321

59.543 551 43.532 15.460 3.231

Renten en vergoedingen < 20 % < 10 % vanaf 1994 10 % tot minder dan 16 % 16 % tot minder dan 20 %

109.720 96.911 11.630 1.179

117.942 103.836 12.765 1.341

121.706 106.903 13.359 1.444

126.760 111.083 14.101 1.576

131.903 115.392 14.819 1.692

149.117

155.720

157.759

160.506

164.074

< 10 % van 10 % tot 35 % van 36 % tot 65 % > 65 %

Verergeringsvergoeding

Uitkeringen aan rechthebbenden Speciale bijslag Aanvullende bijslag Overlijdensvergoeding Aanpassingsvergoedingen Uitkeringen aan slachtoffers < 10 % voor 1982 (2)

Totaal

(3)

(1) Op 31 december (kapitalisatiestelsel niet inbegrepen). (2) Omvat meer dan de helft van de slachtoffers die niet uitkeringsgerechtigd zijn. (3) Dit totaal omvat de som van de rubrieken aanvullende bijslag, overlijdensvergoeding, verergeringsvergoeding en aanpassingsvergoeding (behalve <10 % vanaf 1982 en voor 1988) en renten en vergoedingen < 20 %.

43


I. Het stelsel voor werknemers

4. Arbeidsongevallen (Fedris)

4.2 Gemiddelde vergoeding - repartitiestelsel (euro) Bron: Fedris

2011

2012

2013

2014

2015

Forfaitair stelsel Uitkeringen aan slachtoffers Speciale bijslag Aanvullende bijslag

2.636 2.127

2.591 2.226

2.667 2.320

2.842 2.458

3.118 2.449

505 1.537 5.859 14.264

541 1.604 6.114 14.248

580 1.663 6.205 14.464

599 1.760 6.630 15.162

480 1.714 7.229 14.134

3.896

3.837

3.490

3.535

3.380

2.407 3.324 4.130

2.458 3.411 4.179

2.586 3.556 4.293

2.561 3.667 4.250

2.491 3.735 4.488

Uitkeringen aan slachtoffers < 10 % voor 1982 < 10 % vanaf 1982 en voor 1988 > 10 % Uitkeringen aan rechthebbenden

564 333 14 2.015 2.126

572 355 14 2.050 2.167

702 396 12 2.111 2.231

537 428 11 2.072 2.247

528 419 10 1.990 2.288

Renten en vergoedingen < 20 % < 10 % vanaf 1994 10 % tot minder dan 16 % 16 % tot minder dan 20 %

909 649 2.693 4.640

920 654 2.676 4.752

955 678 2.732 5.032

979 687 2.819 5.089

991 693 2.837 5.104

< 10 % van 10 % tot 35 % van 36 % tot 65 % > 65 %

Verergeringsvergoeding

Uitkeringen aan rechthebbenden Speciale bijslag Aanvullende bijslag Overlijdensvergoeding Aanpassingsvergoedingen

44


I. Het stelsel voor werknemers

4. Arbeidsongevallen (Fedris)

4.3 Uitgaven - repartitiestelsel (duizend euro) Bron: Fedris

2011

2012

2013

2014

2015

Zorgen

3.310

3.392

3.088

3.288

2.759

Ongeschiktheid

5.843

5.054

4.775

4.905

4.179

Forfaitair stelsel

40.979

40.101

38.917

37.850

35.791

Uitkeringen aan slachtoffers Speciale bijslag Aanvullende bijslag

31.718 58 25.598

31.138 57 25.230

30.130 56 24.811

29.543 55 23.823

27.738 53 22.801

1.478 11.775 5.812 6.533

1.441 11.685 5.735 6.369

1.417 11.491 5.640 6.263

1.065 11.240 5.749 5.769

978 10.407 5.819 5.597

6.062

5.851

5.263

5.665

4.884

9.261 142 8.739 380

8.963 145 8.421 397

8.787 150 8.242 395

8.307 146 7.786 375

8.053 137 7.548 368

Aanpassingsvergoedingen

45.993

45.399

44.875

40.552

38.837

Uitkeringen aan slachtoffers < 10 % voor 1982 < 10 % vanaf 1982 en voor 1988 > 10 % Uitkeringen aan rechthebbenden

38.132 281 658 37.193 7.861

37.615 277 649 36.689 7.784

37.130 273 552 36.305 7.745

33.051 258 498 32.295 7.501

31.444 231 454 30.759 7.393

Renten en vergoedingen < 20 % < 10 % vanaf 1994 10 % tot minder dan 16 % 16 % tot minder dan 20 %

99.700 62.910 31.320 5.470

108.482 67.950 34.159 6.373

116.286 72.527 36.493 7.266

124.042 76.295 39.729 8.018

130.673 79.998 42.040 8.636

195.825

202.428

207.941

210.637

212.240

< 10 % van 10 % tot 35 % van 36 % tot 65 % > 65 %

Verergeringsvergoeding

Uitkeringen aan rechthebbenden Speciale bijslag Aanvullende bijslag Overlijdensvergoeding

Totaal

45


I. Het stelsel voor werknemers

4. Arbeidsongevallen (Fedris)

4.4 Aantal slachtoffers en rechtverkrijgenden (per 31.12) - beide stelsels

(1)

Bron: Fedris

Rechtverkrijgenden Slachtoffers (2)

Echtgenoten Ascendenten

Descendenten (3)

Subtotaal

Algemeen totaal

Verzekeringsmaatschappijen en Gemeenschappelijke kassen

2011 2012 2013 2014 2015

50.739 50.260 52.634 53.017 50.665

7.945 7.800 6.669 6.550 6.501

2011 2012 2013 2014 2015

130 119 116 110 105

29 28 25 24 22

956 910 728 732 676

2.071 1.965 1.701 1.617 1.769

10.972 10.675 9.098 8.899 8.946

61.711 60.935 61.732 61.916 59.611

1 1 1 1 0

1 1 1 1 1

31 30 27 26 23

161 149 143 136 128

Fonds voor Arbeidsongevallen

(4)

6.477 6.215 5.939 5.616 5.389

149.117 155.720 157.758 160.506 164.074

44 43 41 39 39

142 139 132 129 125

11 9 8 7 12

83 80 73 71 76

178 168 162 159 164

2.546 2.216 2.096 1.828 1.740 1.901

18.640 17.607 17.043 15.178 14.651 14.473

209.674 211.309 217.111 219.927 222.846 224.102

Eigen verzekeraars

2011 2012 2013 2014 2015

142.640 149.505 151.819 154.890 158.685

5.564 5.357 5.140 4.889 4.701

781 738 681 612 569

132 120 118 115 119

FAO - Dienst voor de koopvaardij

2011 2012 2013 2014 2015

98 96 91 90 86

31 30 32 31 31

2011 2012 2013 2014 2015

95 88 89 88 88

61 58 55 55 57

12 12 9 8 8

1 1 0 0 0

FAO - Dienst voor de zeevisserij

11 13 10 9 7 Totaal

2010 2011 2012 2013 2014 2015

191.034 193.702 200.068 204.749 208.195 209.629

14.135 13.630 13.273 11.921 11.549 11.312

1.959 1.761 1.674 1.429 1.362 1.260

(1) De renten voor de arbeidsongeschiktheden tot en met 19 % zijn ten laste van het repartitiestelsel, de overige renten zijn ten laste van het kapitalisatiestelsel. (2) Met blijvende arbeidsongeschiktheid. (3) Descendenten: wil hier zeggen kinderen, kleinkinderen, broers en zussen (tijdelijke renten en gehandicapten). (4) Met inbegrip van het aantal slachtoffers met een blijvende arbeidsongeschiktheid tot en met 19 %.

46


Inhoudstafel

I. Het stelsel voor werknemers

5. Beroepsziekten (Fedris)

5. Beroepsziekten 5.0 Methodologische nota De tak beroepsziekten wordt wat de werknemers uit de privésector betreft beheerst door de wet van 24.12.1963, gecoördineerd bij KB van 03.06.1970. Voor de overheidssector is er een aparte regeling voorzien in de wet van 03.07.1967. Het Fonds voor de Beroepsziekten treedt ook op als verzekeraar van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten.

Aantal vergoedingen wegens blijvende arbeidsongeschiktheid (tabel 5.1) Deze statistiek geeft telkens het aantal vergoedingen per categorie voor de maand december van het betrokken jaar. Voor de gepensioneerden moet men rekening houden met het KB van 13.01.1983 dat de vergoedingen beperkt in geval van cumul met een rust- of overlevingspensioen. Voor de personen die vóór 01.01.1983 genoten van een vergoeding gecumuleerd met een pensioen werd de indexering tijdelijk opgeschort en in het geval van herziening van een beroepsziekte wordt de vergoeding verdeeld in een geïndexeerd en een niet-geïndexeerd gedeelte. Voor de deelcategorieën, waarvan de definitie volgt, is het niet mogelijk op jaarbasis het detail te geven: • beperkte vergoeding: voor de gerechtigden op een rust- of overlevingspensioen; • niet-geïndexeerde vergoeding: voor getroffenen met een rustpensioen dat is ingegaan vóór 01.01.1983. De betrokkenen kunnen genieten van de verworven rechten; • gemengde vergoeding: gepensioneerden van vóór 01.01.1983 bij wie het bedrag van de vergoeding na deze datum verhoogd werd ingevolge een herzieningsbeslissing.

Aantal rechthebbenden op een jaarlijkse vergoeding ingevolge overlijden van het slachtoffer (tabel 5.2) Deze statistiek geeft het aantal basisvergoedingen per categorie voor de maand december van het betrokken jaar. Het aantal begrafenisvergoedingen slaat op het volledige jaar.

Gemiddeld maandbedrag van de uitkeringen (tabel 5.3) Het gemiddelde maandbedrag voor december is berekend als de totale uitgaven per categorie telkens gedeeld door het overeenkomstige aantal vergoedingen opgenomen in de tabellen 5.1 en 5.2.

De jaarlijkse uitgaven per schadepost (tabel 5.4) In de tabel zijn de globale jaarlijkse bedragen in duizenden euro opgesplitst volgens de voornaamste uitgavenposten. Het betreft hier dus zowel de privé als de ex-DIBISS - sector. Met ingang van 01.01.2010 worden krachtens het KB van 18.04.2010 tot wijziging van het KB van 03.07.1996 de uitkeringen voor werkverwijdering voor zwangere werkneemsters opgenomen bij de tak RIZIV-uitkeringen (cf. tabel 2.13).

47


I. Het stelsel voor werknemers

5. Beroepsziekten (Fedris)

Aantal vergoedingen voor blijvende arbeidsongeschiktheid volgens invaliditeitsgraad (tabel 5.5) De aantallen rechthebbenden met blijvende arbeidsongeschiktheid worden in deze tabel verdeeld volgens de graad van arbeidsongeschiktheid. Deze arbeidsongeschiktheidsgraad of invaliditeitsgraad is samen met het basisloon bepalend voor de rente welke het slachtoffer ontvangt. De tabel geeft tevens de uitsplitsing van de uitkeringen naar mijnwerkerspneumoconiose enerzijds en het geheel van de andere ziekten anderzijds.

Aanvullende informatie over de verzekering voor beroepsziekten kunt u vinden in het jaarverslag van Fedris of op de website: www.fedris.be.

48


I. Het stelsel voor werknemers

5. Beroepsziekten (Fedris)

5.1 Aantal vergoedingen wegens blijvende arbeidsongeschiktheid (december) PrivĂŠsector - Lijstsysteem en open systeem Bron: Fedris

2011 Pneumoconiosis Niet-gepensioneerden

Mannen Vrouwen

Andere ziekten Niet-gepensioneerden Mannen Vrouwen

Gepensioneerden Mannen Vrouwen

2013

2014

2015

7.958 79

7.150 73

6.389 65

5.755 66

5.097 58

77 2

71 2

63 2

64 2

57 1

7.879

7.077

6.324

5.689

5.039

7.850 29

7.049 28

6.297 27

5.666 23

5.019 20

47.834 18.987

47.163 18.501

46.819 18.021

46.341 17.421

46.005 17.006

15.346 3.641

14.738 3.763

14.134 3.887

13.415 4.006

12.840 4.166

28.847

28.662

28.798

28.920

28.999

27.742 1.105

27.497 1.165

27.579 1.219

27.636 1.284

27.633 1.366

Mannen Vrouwen

Gepensioneerden

2012

5.2 Aantal rechthebbenden op een jaarlijkse vergoeding ingevolge het overlijden van het slachtoffer (december) PrivĂŠsector - Lijstsysteem en open systeem Bron: Fedris

2011

2012

2013

2014

2015

Pneumoconiosis Basisvergoeding Niet-gepensioneerden Gepensioneerden Begrafenisvergoeding (1)

8.680 261 8.419 274

8.211 251 7.960 265

7.717 241 7.476 228

7.229 228 7.001 164

6.691 211 6.480 185

3.505 205 3.300 258

3.551 201 3.350 228

3.652 194 3.458 304

3.663 184 3.479 219

3.674 175 3.499 194

Andere ziekten Basisvergoeding Niet-gepensioneerden Gepensioneerden Begrafenisvergoeding (1)

(1) Aantal vergoedingen tijdens het volledige jaar.

49


I. Het stelsel voor werknemers

5. Beroepsziekten (Fedris)

5.3 Gemiddeld maandbedrag van de uitkeringen (euro) (december) PrivĂŠsector - Lijstsysteem en open systeem Bron: Fedris

2011

2012

2013

2014

2015

Blijvende arbeidsongeschiktheid Pneumoconiosis Niet-gepensioneerden Gepensioneerden Andere ziekten Niet-gepensioneerden Gepensioneerden

358 454 357 258 332 209

361 565 356 257 330 209

358 627 355 256 326 211

353 712 349 251 319 210

348 715 344 248 308 213

403 344 404 375 524 366

418 363 419 390 551 380

425 366 427 396 550 387

425 366 427 396 547 388

432 367 434 402 541 395

Vergoeding ingevolge overlijden Pneumoconiosis Niet-gepensioneerden Gepensioneerden Andere ziekten Niet-gepensioneerden Gepensioneerden

50


I. Het stelsel voor werknemers

5. Beroepsziekten (Fedris)

5.4 Jaarlijkse uitgaven per schadepost (globaal) (duizend euro) Bron: Fedris

Blijvende arbeidsongeschiktheid Pneumoconiosis Andere ziekten Rechthebbenden ingevolge overlijden Pneumoconiosis waarvan begrafenisvergoeding

Andere ziekten waarvan begrafenisvergoeding

Tijdelijke arbeidsongeschiktheid Pneumoconiosis Andere ziekten Werkverwijdering Pneumoconiosis Andere ziekten Geneeskundige verzorging Pneumoconiosis Andere ziekten Totaal

2011

2012

2013

2014

2015

201.198 37.848 163.350

201.309 33.782 167.527

195.774 29.903 165.871

188.554 26.580 161.974

181.859 23.309 158.550

61.587

61.060

60.301

58.928

56.653

43.995 485 17.592 679

42.957 512 18.103 592

40.972 429 19.329 854

39.473 359 19.455 648

37.020 396 19.633 607

9.146 0 9.146

12.705 0 12.705

17.452 0 17.452

18.871 0 18.871

19.919 0 19.919

2.548 0 2.548

1.669 0 1.669

1.699 0 1.699

1.779 0 1.779

2.165 0 2.165

5.169 876 4.292

4.802 705 4.097

4.655 597 4.058

4.295 533 3.762

3.921 391 3.530

279.647

281.545

279.881

272.427

264.517

51


52

Totaal

- waarvan hulp van derden

Minder dan 14 % 15 - 19 % 20 - 24 % 25 - 29 % 30 - 34 % 35 - 39 % 40 - 44 % 45 - 49 % 50 - 54 % 55 - 59 % 60 - 64 % 65 - 69 % 70 - 74 % 75 - 79 % 80 - 84 % 85 - 89 % 90 - 94 % 95 - 99 % 100 %

Bron: Fedris

5.076

22

2.705 143 214 265 295 147 234 169 176 150 129 100 90 62 41 45 26 12 73

Mannen

Vrouwen

21

0

1

1 1

1

1 1 1 1 2 1

10

40.473

93

26.595 2.303 3.080 2.060 1.936 1.064 993 551 367 207 178 138 157 101 102 95 54 32 460

Mannen

5.532

10

51.102

125

33.464 2.784 3.550 2.554 2.402 1.343 1.316 749 571 374 317 255 257 174 156 146 87 46 557

Totaal

Toestand december 2015

4.154 338 255 228 170 131 87 28 28 17 9 17 10 10 12 6 7 2 23

Vrouwen

Andere ziekten

Aantal uitkeringen voor

Mijnwerkerspneumoconiose

PrivĂŠsector - Lijstsysteem en open systeem

5.5 Aantal vergoedingen voor blijvende arbeidsongeschiktheid volgens de invaliditeitsgraad

I. Het stelsel voor werknemers 5. Beroepsziekten (Fedris)


Inhoudstafel

I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

6. Werkloosheidsuitkeringen, werkloosheid met bedrijfstoeslag, loopbaanonderbreking en tijdskrediet 6.0 Methodologische nota DEFINITIES VAN DE STATISTISCHE EENHEDEN Fysieke eenheden (betalingen) Met het aantal fysieke eenheden in een bepaalde maand bedoelen we eigenlijk het aantal uitgevoerde betalingen tijdens die maand, indieningsmaand genoemd. Tijdens een indieningsmaand kunnen meerdere betalingen voor één persoon verricht worden. Een betaling kan immers betrekking hebben op een maand in het verleden. De maand waarop een betaling betrekking heeft wordt refertemaand genoemd. De RVA-betaalstatistieken zijn gebaseerd op de indieningsmaand, en niet op de refertemaand. De keuze van de indieningsmaand wordt vooral ingegeven door pragmatische redenen: het aantal betalingen tijdens de indieningsmaand staat vast en wijzigt niet meer, terwijl het aantal betalingen van een bepaalde refertemaand door de indiening van achterstallige betalingen voortdurend wijzigt. Het aantal betalingen stemt niet overeen met het aantal personen die tijdens de indieningsmaand betaald worden: een persoon kan immers begunstigde zijn van meerdere betalingen. Uitgaven (bedragen) Per fysieke eenheid (betaling) maakt men de som van de ingediende bedragen. Dagen Het recht op werkloosheidsuitkeringen wordt in principe per dag bepaald. Het maandelijks bedrag waarop een persoon voor een bepaalde (referte)maand recht heeft, wordt berekend door de dagbedragen te vermenigvuldigen met het aantal vergoedbare dagen. In theorie zijn alle dagen van een maand uitgezonderd de zondagen vergoedbaar, maar in de praktijk kunnen zich situaties voordoen waarbij het recht op werkloosheidsuitkeringen op sommige dagen vervalt. Zo bv. vallen ziektedagen niet ten laste van de werkloosheidsverzekering. Ook dagen waarop men gewerkt heeft zijn niet vergoedbaar. Die dagen moet de werkloze dan aanduiden op zijn controlekaart. Op die manier kan de uitbetalingsinstelling voor elke werkloze het aantal rechtgevende dagen bepalen. Per betaling maakt men de som van de ingediende dagen. Gemiddeld aantal (budgettaire eenheden) Deze eenheid geeft weer in welke mate de betaling “weegt” op het budget. Het budgettair belang van een betaling (fysieke eenheid) wordt immers bepaald door het aantal vergoede dagen. Per betaling berekent men de budgettaire eenheid als de dagen gedeeld door het aantal vergoedbare dagen van de refertemaand (d.i. alle dagen uitgezonderd de zondagen). Gemiddelde uitkering De som van de bedragen gedeeld door het aantal vergoede dagen.

De RVA baseert zich voor zijn statistieken enerzijds op de door de uitbetalingsinstellingen (UI) uitgevoerde betalingen inzake werkloosheidsuitkeringen en werkloosheid met bedrijfstoeslag en, anderzijds, op de door de RVA zelf uitgevoerde betalingen voor de loopbaanonderbreking en het tijdskrediet.

53


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

Het verschil tussen de voorschotten aan de uitbetalingsinstellingen enerzijds en de werkelijke uitkeringen anderzijds wordt verklaard door: • de toepassing van de verificatieprocedure: de RVA-voorschotten worden bepaald op basis van de verwachte uitgaven van de UI en van de beschikbare liquiditeitsmarge bij de UI; de uitgaven (bron: stat. Info) betreffen de door de UI bij de RVA ingediende en aanvaarde uitgaven (eerste indiening). • de optelling van de werkelijke uitkeringen over een kalenderjaar, van januari tot december; de voorschotten betreffen het boekjaar, van december tot november.

WERKLOOSHEIDSUITKERINGEN (tabellen 6.1 - 6.5 en 6.10) De werkloosheidsreglementering maakt een onderscheid tussen volledig werklozen en tijdelijk werklozen. Een volledig werkloze is een werkloze die niet verbonden is door een arbeidsovereenkomst1 of een deeltijdse werknemer voor de uren waarop hij gewoonlijk niet werkt. Een tijdelijk werkloze is een werkloze die door een arbeidsovereenkomst verbonden is en waarvan de uitvoering tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, geschorst is. De "volledige werkloosheid" gaat over de situatie van de voltijdse werknemer die volledig werkloos is. Voor de werkloosheidsverzekering is een betrekking voltijds als de normale arbeidsduur (zoals voorzien in de arbeidsovereenkomst) overeenstemt met de maximale arbeidsduur die in de onderneming geldt krachtens wet, en als het loon overeenstemt met dat verschuldigd voor een volledige werkweek. Elke werknemer die niet voldoet aan bovenvermelde voorwaarden, is een deeltijdse werknemer.

De toegangsvoorwaarden zijn de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om toegelaten te worden tot het stelsel van de werkloosheid. Dit betekent nog niet dat de werkloze effectief uitkeringen zal ontvangen. Daartoe moet ook voldaan worden aan verschillende vergoedingsvoorwaarden. De werkloze kan op drie manieren worden toegelaten tot het stelsel van de werkloosheid: • op basis van arbeid in loondienst; • op basis van studies; • omdat men reeds werkloosheidsuitkeringen heeft ontvangen in het verleden.

De vergoedingsvoorwaarden zijn de voorwaarden waaraan een werkloze die werd toegelaten tot het recht op uitkeringen, moet voldoen tijdens de duur van zijn werkloosheid om effectief uitkeringen te kunnen genieten: • Zonder arbeid en zonder loon zijn U bent niet vergoedbaar tijdens de periode waarin u nog recht hebt op loon (bijvoorbeeld de opzeggingsvergoeding, het vakantiegeld,...). U kunt geen werkloosheidsuitkeringen genieten: voor de dagen waarop u voor uzelf een activiteit verricht die ingeschakeld kan worden in het economisch ruilverkeer van goederen en diensten en niet beperkt is tot het gewone beheer van het eigen bezit; voor de dagen waarop u voor een derde een activiteit verricht waarvoor u enig loon of materieel voordeel ontvangt dat tot uw levensonderhoud of dat van uw gezin kan bijdragen.

1

Voor een definitie van dit begrip cf. Beknopt Overzicht van de Sociale Zekerheid in België.

54


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

• Ingeschreven zijn als werkzoekende U moet ingeschreven zijn als werkzoekende tenzij u hiervan vrijgesteld bent. U moet zich als werkzoekende inschrijven bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling (VDAB, ACTIRIS, ADG of FOREM). Deze dienst en het werkloosheidbureau moeten steeds in het bezit zijn van het adres waar u werkelijk verblijft. • Beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt De werknemer die arbeidsongeschikt is (meer dan 66 % ongeschiktheid) kan geen werkloosheidsuitkeringen genieten. Ingeval van ziekte zult u vergoed worden door uw ziekenfonds. Als u meer dan 60 jaar bent en de maxi-vrijstelling oudere werkloze geniet, in geval van arbeidsongeschiktheid (meer dan 66 % arbeidsongeschiktheid), hebt u de keuze tussen ziekte-uitkeringen of werkloosheidsuitkeringen. • In België verblijven Om uitkeringen te genieten moet u een gewone verblijfplaats hebben in België en er werkelijk verblijven. Als u ten minste 60 jaar bent en u geniet van de maxi-vrijstelling oudere werkloze mag u tijdelijk in het buitenland verblijven. Om uw recht op werkloosheidsuitkeringen te behouden, moet u echter wel uw hoofdverblijfplaats in België behouden. Dit betekent dat u gedurende het grootste deel van het jaar effectief verblijft in uw gemeente in België.

Volledige werkloosheid Werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen (UVW) Dit uitkeringsstatuut bevat de volgende categorieën:

Werklozen na een voltijdse betrekking De niet-werkende volledig werklozen die zijn ingeschreven als werkzoekende op basis van arbeidsprestaties omvatten: • de volledig werklozen die uitkeringen genieten op basis van arbeidsprestaties; • de volledig werklozen die uitkeringen genieten op basis van arbeidsprestaties verricht bij het OCMW; • de volledig werklozen afkomstig uit een andere EU-lidstaat die zich naar België begeven (uitvoer van rechten naar België); • de werklozen die uitkeringen genieten op basis van arbeidsprestaties in een beschutte werkplaats.

Werklozen na studies De niet-werkende volledig werklozen die zijn ingeschreven als werkzoekende en die inschakelingsuitkeringen ontvangen op basis van studies of van een leertijd.

Volledig werklozen die zijn tewerkgesteld in een beschutte werkplaats De mindervalide werknemer behoudt het recht op uitkeringen tijdens die tewerkstelling voor zover die werknemer door de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling als moeilijk te plaatsen wordt beschouwd en door toedoen van die dienst is tewerkgesteld.

55


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

Oudere werklozen (maxivrijstelling) Het betreft hier volledig werklozen van 50 jaar of ouder die vrijstelling genieten van inschrijving als werkzoekende. Sinds 1 juli 2002 bestaan er twee soorten vrijstellingen voor oudere werklozen:

De minivrijstelling De werkloze moet ingeschreven blijven als werkzoekende en moet beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Deze werklozen blijven opgenomen binnen het statuut van de UVW.

De maxivrijstelling Deze werklozen zijn vrijgesteld van de inschrijving als werkzoekende. Ze behoren tot het statuut van de oudere werklozen. Deze maxivrijstelling wordt toegekend aan werklozen van 58 jaar of ouder, aan de werklozen van 56-57 jaar die minstens één jaar werkloosheidsuitkeringen genieten en aan de werklozen van 50-57 jaar die minstens één jaar werkloosheidsuitkeringen genieten en een beroepsverleden aantonen van minstens 38 jaar. Met ingang van 1 januari 2013 wijzigt de voorwaarde inzake vrijstelling van beschikbaarheid als werkzoekende voor de oudere werklozen. De vrijstelling kan slechts worden toegekend: • ofwel aan de werkloze die minstens 312 werkloosheidsuitkeringen heeft genoten tijdens de 2 jaar vóór zijn vrijstellingsaanvraag en die minstens 38 jaar beroepsverleden als loontrekkende heeft; • ofwel aan de werkloze die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt (voorheen 58 jaar). Deze tweede mogelijkheid vervalt als de werkloze in een gemeente met een lage werkloosheidsgraad woont, voor zover de gewestelijke instelling beslist heeft dat die gemeente moet worden vermeld op de RVA-lijst van gemeenten waarin de vrijstelling niet kan gelden. Vandaag bevat de lijst nog geen gemeenten en kunnen alle oudere werklozen van minstens 60 jaar nog de vrijstelling genieten. De werkloze die voorheen reeds de vrijstelling genoot, en nog geen 60 jaar is, behoudt deze vrijstelling.

Andere Werklozen in beroepsopleiding Volledige werklozen die een beroepsopleiding volgen, zijn vrijgesteld van inschrijving als werkzoekende. Het gaat hier om een beroepsopleiding georganiseerd of gesubsidieerd door de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding, alsook om een individuele opleiding in een onderneming of in een onderwijsinstelling erkend door die gewestelijke dienst.

Werklozen met familiale en sociale moeilijkheden Wegens moeilijkheden op sociaal en familiaal vlak kunnen volledig werklozen tijdelijk worden vrijgesteld van inschrijving als werkzoekende. Die vrijstelling wordt toegekend voor een periode van 6 maanden, met een maximum van 12 maanden (de mogelijkheid bestaat om die periode te verlengen).

56


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

Werklozen die studies volgen en andere vrijstellingen Om studies, cursussen of een opleiding te volgen, kunnen werklozen worden vrijgesteld van inschrijving als werkzoekende. Dit uitkeringsstatuut omvat ook de volgende andere vrijstellingen: • de werklozen van 50 jaar en ouder die zich naar het buitenland begeven om hun beroepservaring gratis en vrijwillig ten dienste van een vreemd land te stellen; • de jonge werklozen die als coöperant werken; • de werklozen die deelnemen aan humanitaire acties in het buitenland; • de leerkrachten die zijn vrijgesteld van de inschrijving als werkzoekende in juli en augustus; • wegens vrijwillige militaire inzet (sinds 1 juli 2010).

Vrijwillig deeltijdsen Het betreft hier de werklozen die gerechtigd zijn op werkloosheidsuitkeringen na een vrijwillig deeltijdse betrekking. Zij ontvangen halve uitkeringen in verhouding tot het gewerkte uurrooster tijdens hun deeltijdse betrekking.

Deeltijdsen met een inkomensgarantie-uitkering (IGU) De werknemer die een deeltijdse betrekking aanvaardt, heeft in principe recht op een IGU, waardoor zijn netto-inkomen (= nettoloon + IGU) iets hoger licht dan de normale uitkering bij volledige werkloosheid. Die uitkering is gelijk aan de referte-uitkering van de betrokken persoon, vermeerderd met een toeslag en verminderd met de netto-bezoldiging die werd ontvangen voor de betrokken maand. Ingevolge het KB van 29 juni 2005 werd vanaf 1 juli 2005 een nieuwe berekeningswijze voor de IGU van toepassing. Die nieuwe berekeningsmethode wordt tegelijkertijd met de tewerkstellingsbonus ingevoerd om arbeid lonender te maken en de deeltijdse werknemer op die manier aan te moedigen om meer uren te presteren. In het oude systeem is de toegekende aanvulling voor de berekening van de IGU immers een vast maandbedrag dat losstaat van het aantal uren deeltijdse arbeid, terwijl het in het nieuwe systeem om een uurtoeslag gaat. De werknemer die al recht heeft op de IGU en volgens de nieuwe berekeningswijze een lagere IGU krijgt dan volgens de oude berekeningswijze, mag de oude berekeningswijze behouden. Sedert 1 juli 2013 kan de vrijwillig deeltijdse werknemer die het werk deeltijds hervat, gedurende de periode waarin hij gebonden is door een arbeidsovereenkomst, aanspraak maken op een inkomensgarantie-uitkering (IGU) voor de uren tijdens dewelke hij niet wordt tewerkgesteld. De voorwaarden waaraan de deeltijdse tewerkstelling en de vrijwillig deeltijdse werknemer moeten voldoen om aanspraak te kunnen maken op de IGU zijn dezelfde als die welke zijn vereist voor de IGU toegekend aan de deeltijdse werknemer met behoud van rechten.

57


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

Tijdelijke werkloosheid Het betreft hier de werknemers van wie de arbeidsovereenkomst tijdelijk is geschorst. De redenen kunnen zijn: overmacht, technische stoornis, slecht weer, economische redenen, jaarlijkse vakantie, staking / lock-out. Vanaf 1 januari 2012 is het tijdelijk stelsel met betrekking tot de crisisuitkering wegens schorsing van de arbeidsovereenkomst voor bedienden, een blijvend stelsel geworden inzake schorsing van de arbeidsovereenkomsten voor bedienden.

Andere uitkeringen Onthaalouders In het ad-hoc sociaal statuut van de onthaalouders wordt voorzien in een vergoeding voor onvolledige bezetting omwille van redenen onafhankelijk van de wil van de onthaalouder. Voor die vergoedbare dagen ontvangt de onthaalouder een geïndexeerde forfaitaire daguitkering, opvanguitkering genoemd. De betaling van die opvanguitkeringen valt sinds 1 april 2003 ten laste van de werkloosheidsverzekering (programmawet 24 december 2002).

Seniorvakantie De uitkeringsgerechtigde volledige werkloze van 50 jaar of ouder, die na een inactiviteitsperiode terug aan het werk gaat, kan het daaropvolgende jaar seniorvakantie nemen ter aanvulling van zijn onvolledig recht op vakantie (zodat de totale vakantieperiode 4 weken bedraagt). Voor elke seniorvakantiedag ontvangt hij, ten laste van de werkloosheidsverzekering, een seniorvakantieuitkering die gelijk is aan 65 % van zijn begrensd loon. Het betreft hier een taak die sinds 2008 aan de RVA is toevertrouwd in uitvoering van het Generatiepact (KB van 24 januari 2007).

Juniorvakantie De jongere die afstudeert, jonger is dan 25 jaar en ten minste één maand werkt als loontrekkende gedurende het jaar waarin hij zijn studies heeft beëindigd, kan het daarop volgende jaar jeugdvakantie nemen ter aanvulling van zijn onvolledig recht op vakantie (zodat de totale vakantieperiode 4 weken bedraagt). Voor elke jeugdvakantiedag ontvangt hij, ten laste van de werkloosheidsverzekering, een jeugdvakantieuitkering die gelijk is aan 65 % van zijn begrensd loon. Het betreft hier een taak die vanaf 2001 aan de RVA werd toevertrouwd in uitvoering van het interprofessioneel akkoord (KB van 13 juni 2001).

Ontslaguitkering (vóór 2012 crisispremie) In uitvoering van de ministerraad van 15 december 2009 werd, naast de verlenging van de anticrisismaatregelen, beslist om tijdens de crisis een forfaitaire crisispremie toe te kennen aan de arbeiders bij ontslag. Dat werd geregeld via de wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen en de uitvoeringsbesluiten van 11 februari 2010 en 15 februari 2010. Deze maatregel werd meermaals verlengd en was van kracht tot 31 december 2011.

58


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

Sinds 1 januari 2010 hebben de arbeiders die op individuele basis of na faling ontslagen worden recht op een forfaitaire crisispremie, ten laste van de RVA-begroting. In principe betaalt de werkgever, op het ogenblik dat de arbeidsovereenkomst een einde neemt, een gedeelte van die premie en betaalt de RVA het resterende bedrag. Indien de werkgever aan een aantal voorwaarden voldoet, kan hij worden vrijgesteld van betaling van zijn deel en betaalt de RVA bijgevolg alles. Sinds 1 januari 2012 is de crisispremie omgevormd tot een ontslagpremie en zal een verschillend bedrag worden toegekend in functie van de anciënniteit.

Ontslagcompensatievergoeding Als gevolg van de harmonisering van de identieke opzegregelingen voor alle werknemers zal, onder bepaalde voorwaarden, vanaf 1 januari 2014 een ontslagcompensatievergoeding worden toegekend aan bepaalde werknemers voor wie de duur van de opzeggingstermijn ten minste gedeeltelijk zal worden vastgelegd op basis van de anciënniteit die werd verworven als arbeider vóór 2014. De Rijksdienst zal het verschil tussen het bedrag dat wordt betaald door de werkgever en het bedrag waarop de werknemer (arbeider) recht heeft krachtens het nieuwe stelsel, betalen in de vorm van een ontslagcompensatievergoeding. Die betaling mag maandelijks gebeuren of in een keer.

Kinderopvangtoeslag en overstappremie Als gevolg van de zesde staatshervorming worden deze bevoegdheden vanaf 1 juli 2014 overgedragen naar de gewesten.

Kinderopvangtoeslag Alleenstaande ouders met kinderen die ten minste 3 maanden vergoed werkloos zijn en het werk hervatten, kunnen een premie per maand genieten. De vergoeding bestaat uit een maandelijkse kinderopvangtoeslag vanaf 1 februari 2009 gedurende maximaal 12 maanden. De eerste betalingen gebeurden in mei 2009. Overstappremie Oudere werknemers die overschakelen van zwaar naar lichter werk en daardoor een inkomensverlies lijden, kunnen, volgens de leeftijd, voor een bepaalde periode een tegemoetkoming krijgen uit het Ervaringsfonds. Het bedrag van de overstappremie en de periode van toekenning ervan hangen af van de leeftijd op de datum van overstap. Ingevolge artikel 124 van de programmawet van 22 december 2008 wordt de RVA belast met de toekenning en het verzekeren van de uitbetaling van deze premies via de uitbetalingsinstellingen. De uitvoering wordt geregeld met het KB van 19 april 2010, in werking op 1 mei 2010.

59


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

Activering van de werkloosheidsuitkeringen Hiermee wordt, in de strikte zin van het woord, het systeem bedoeld waarbij de werkloosheidsuitkering aangewend wordt als een gedeelte van het loon dat betaald wordt voor arbeidsprestaties (doorstromingsprogramma’s, startbaanovereenkomsten, SINE, Activa, Activa voor personen met een handicap). Zo wordt getracht werklozen actief in te schakelen in het arbeidscircuit waarbij de werkloosheidsvergoeding als een soort loonsubsidie voor de werkgevers fungeert. De betrokken werknemer behoudt zijn werkloosheidsuitkering en krijgt vanwege de werkgever een bijkomende vergoeding voor zijn prestaties. Als gevolg van de zesde staatshervorming worden de bevoegdheden inzake de doorstromingsprogramma’s, de opleidingsmaatregelen, de startbaanovereenkomsten, SINE, Activa (met uitzondering van activa PVP dat zal worden overgedragen naar de FOD Binnenlandse Zaken), Activa voor personen met een handicap en werkhervatting door oudere werklozen vanaf 1 juli 2014 overgedragen naar de gewesten.

Vrijgestelden om reden van PWA-activiteiten Een vrijstelling van inschrijving als werkzoekende en van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt wordt toegekend aan de PWA-werknemers die in de loop van een referteperiode van 6 maanden minstens 180 uur PWA-activiteiten hebben verricht, op voorwaarde dat zij een beperkte arbeidsgeschiktheid vertonen of tewerkgesteld zijn als stadswacht.

Doorstromingsprogramma's De doorstromingsprogramma’s gebruiken de werkloosheidsuitkeringen op een actieve wijze om de integratie van werklozen te bevorderen via een doorstroming naar reguliere jobs van bepaalde duur in de openbare sector en in vzw’s. Daardoor wil men voldoen aan collectieve maatschappelijke noden waaraan niet of onvoldoende wordt tegemoetgekomen via de reguliere arbeidscircuits. Die betrekkingen zijn voorbehouden aan langdurig werklozen. Voor de uitgeoefende functie ontvangen de betrokken werknemers het normale loon dat is samengesteld uit: • een forfaitaire uitkering ten laste van de werkloosheidsverzekering (integratieuitkering); • een tegemoetkoming van het gewest of de gemeenschap; • een gedeelte ten laste van de werkgever.

60


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

Opleidingsmaatregelen Het betreft een deelcategorie van de activering van de werkloosheid, die ingevolge het Generatiepact werd ingevoerd vanaf 1 april 2006 om de mogelijkheid tot het opdoen van werkervaring uit te breiden. Deze opleidingsmaatregelen omvatten: • De opleidingsuitkering Dit is een uitkering die toegekend wordt aan niet-uitkeringsgerechtigde werklozen die een individuele beroepsopleiding in een onderneming volgen. Die maatregel vervangt het jongeren-activaplan. Het bedrag van de opleidingsuitkering stemt overeen met het bedrag van de inschakelingsuitkering. • De stageuitkering Dit is een uitkering die toegekend wordt aan schoolverlaters die tijdens de beroepsinschakelingstijd een instapstage van 3 tot 6 maanden volgen in een onderneming, vzw of overheidsdienst. • De vestigingsuitkering De vestigingsuitkering is een uitkering die toegekend wordt gedurende ten hoogste 6 maanden aan de niet-uitkeringsgerechtigde werklozen die zich onder begeleiding van het Participatiefonds voorbereiden op een vestiging als zelfstandige. Deze maatregel is dus vooral gericht op schoolverlaters in beroepsinschakelingstijd. Het bedrag van de vestigingsuitkering stemt overeen met het bedrag van de inschakelingsuitkering.

Startbaanovereenkomsten Activa-start is een deelcategorie van de activering van de werkloosheid, die werd ingevoerd vanaf 1 april 2006. Deze maatregel steunt op de beslissing van de ministerraad van 2 december 2005 ter bevordering van de tewerkstelling van laaggeschoolde of zeer laaggeschoolde jongeren. Die jongeren zijn gerechtigd op een werkuitkering van ten hoogste 350 EUR per kalendermaand als ze worden aangeworven met een voltijdse startbaanovereenkomst (KB van 29 maart 2006).

61


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

Activa Activa als activeringsstelsel van de werkloosheidsuitkeringen ingevoerd vanaf 1 januari 2002. De maatregel is een middel om de werkgelegenheidsgraad in het algemeen en die van de oudere werknemers (45-plussers) in het bijzonder te verhogen. Sinds 1 juli 2013 werd het plan Activa versterkt met een sterke maatregel voor de jongeren van minder dan 27 jaar die geen diploma van het hoger middelbaar onderwijs hebben en die 312 dagen inschrijving als niet-werkende werkzoekende aantonen. Die jongeren openen het recht op een vermindering van RSZ-bijdragen van 1.500 EUR per kwartaal gedurende 12 kwartalen en, als ze uitkeringsgerechtigd werkloos zijn, op een werkuitkering van 500 EUR gedurende 36 maanden. Sinds 1 januari 2014 werd het plan Activa uitgebreid voor de min 30-jarigen die geen diploma hoger middelbaar hebben behaald. Activa bevordert de herinschakeling van werkzoekenden in het normale arbeidscircuit door toekenning van: • een gedeeltelijke vrijstelling van de betaling van werkgeversbijdragen voor de RSZ; • een geactiveerde werkloosheidsuitkering (werkuitkering genaamd) die de werkgever in mindering kan brengen op het te betalen nettoloon. De uitkering wordt aan de werknemer betaald.

Het plan Activa omvat momenteel: Het oorspronkelijke Plan Activa dat een aantal bestaande maatregelen vervangt, meer bepaald het dienstenplan, de invoeginterim en het banenplan. Het plan Activa PVP (preventie- en veiligheidspersoneel) Dit plan versterkt eveneens het plan Activa vanaf 1 januari 2003. Deze wijziging heeft betrekking op de indienstneming van preventie- of veiligheidspersoneel door gemeenten die een veiligheidscontract hebben afgesloten. In het kader van een dergelijke indienstneming kunnen een hogere RSZ-bijdragevermindering en eventueel een hogere werkuitkering worden toegekend gedurende een langere periode dan in de “gewone” regeling Activa het geval is. Door het KB van 28 maart 2007 werd het plan Activa Plus opgeheven vanaf 1 januari 2007. WIN-WIN - aanwervingsplan Dit aanwervingsplan heeft uitzonderlijke voordelen geboden voor de aanwervingen in de crisisperiode 2010-2011. Het WIN-WIN-aanwervingsplan was vooral gericht op 3 doelgroepen: • de werkzoekenden jonger dan 26 jaar; • de uitkeringsgerechtigde werklozen die minimum 50 jaar oud zijn; • de uitkeringsgerechtigde werklozen die minimum 1 tot maximum 2 jaar werkzoekend zijn. Sinds 1 januari 2012 is het WIN-WIN-aanwervingsplan niet meer van toepassing.

62


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

SINE SINE (Sociale inschakelingseconomie) beoogt de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen op de arbeidsmarkt. Die werklozen krijgen een “sociale-inschakelingseconomiecontract” voor een deeltijdse of voltijdse (of gelijkgestelde) betrekking. De financiering gebeurt door de federale staat maar ook door de gewesten, die verschillende criteria hanteren omtrent het begrip “Inschakelingsbedrijf”. De herinschakelingsuitkering wordt betaald aan het inschakelingsbedrijf. Voor de SINE-werknemers in sociale werkplaatsen in dienst op 1 april 2004 werd een verhoogde activering ingevoerd. Die bijkomende herinschakelingsuitkeringen worden door de UI’s gestort aan het FBZ “Sociale werkplaatsen”, dat die uitkeringen nadien verdeelt binnen de sector van de sociale werkplaatsen.

Activa voor personen met een handicap In het luik vereenvoudiging banenplannen van het interprofessioneel akkoord van 18 december 2008 staat vermeld dat het budget voor activering van werkloosheidsuitkeringen verder zal worden versterkt door de toevoeging van het budget van het Fonds voor gehandicapten, opgericht in uitvoering van het ontwerp IPA 2005-2006 (5 miljoen EUR), dat daar zal worden bestemd voor acties ten behoeve van werkzoekenden met een verminderde arbeidsgeschiktheid. Het betreft een nieuwe activiteit die conform de beslissing van het begrotingsconclaaf 2009 aan de RVA wordt toevertrouwd. Tijdens de ministerraad van 24 maart 2011 werd hiervoor een krediet van 5 miljoen EUR voorzien in de RVA-begroting 2011. Volgens het KB van 19 juli 2011 trad deze maatregel in werking vanaf 1 september 2011. Sinds 1 oktober 2012 wordt het voordeel van de werkuitkering toegekend voor de nieuwe aanwervingen gedurende maximum 36 maanden (voorheen 24 maanden) aan de personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid.

Werkhervatting door oudere werklozen Voor sommige uitkeringsgerechtigde volledig werklozen van 50 jaar en ouder die na 30 juni 2002 het werk hervatten in loondienst (of in overheidsdienst) wordt voorzien in de uitbetaling van een werkhervattingstoeslag ten laste van de werkloosheidsverzekering. In feite komt het er op neer dat de oudere werklozen die reeds in het stelsel waren bij werkhervatting vanaf 1 juli 2002 hun anciënniteitstoeslag mogen behouden. In uitvoering van het Generatiepact wordt deze werkhervattingstoeslag sinds 1 april 2006 steeds uitbetaald bij werkhervatting, ook als de uitkeringsgerechtigde nog geen recht had op een anciënniteitstoeslag (KB van 9 maart 2006). Sinds 1 februari 2013 werd de leeftijdsvoorwaarde voor de toekenning van de werkhervattingstoeslag van 50 jaar op 55 jaar gebracht (KB van 22 januari 2013). De maatregel heeft enkel betrekking op de nieuwe instromers (het begin van de arbeidsovereenkomst is gelegen na 31 januari 2013).

63


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG – SWT (tabellen 6.6 - 6.7 en 6.10) (voorheen BRUGPENSIOEN) Werkloosheid met bedrijfstoeslag Het statuut van werkloze met bedrijfstoeslag wordt door de RVA toegekend aan werknemers die recht hebben op een aanvullende vergoeding op grond van een ontslag in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad (algemeen verbindend verklaard bij KB van 16 januari 1975), of in het kader van een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten, hetzij op het vlak van het paritair comité, hetzij op ondernemersvlak. Vanaf 1 januari 1997 werd de leeftijd waarop de ondernemingen, de paritaire comités of subcomités bij collectieve arbeidsovereenkomst voor de ontslagen werknemers kunnen voorzien in de invoering van een stelsel van conventioneel brugpensioen, op minimum 58 jaar gebracht (wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling). De reglementering bepaalt de afwijkende situaties waarin de leeftijd kan worden verlaagd. Ingevolge het Generatiepact wordt de wettelijke minimumleeftijd opgetrokken naar 60 jaar, behalve voor zeer lange loopbanen en voor zware beroepen (wet van 21 december 2007 ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008). Ingevolge regeringsmaatregelen werden sinds 1 januari 2012 de toegangsvoorwaarden (leeftijd en aantal jaren beroepsloopbaan) geleidelijk verhoogd. Voor de CAO’s die al bestonden op 31 december 2011 en voor CAO’s die die verlengen, zal die verhoging pas gevolgen hebben vanaf 1 januari 2015. Op 1 januari 2015 wordt de leeftijd op 60 jaar en de anciënniteit op 40 jaar gebracht. Voor de werkneemsters worden overgangsmaatregelen opgenomen tot 2017. Voor de ondernemingen erkend als onderneming in herstructurering werd de leeftijdsvoorwaarde sinds 1 januari 2013 op 55 jaar gebracht.

Het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (voorheen voltijds brugpensioen) is geen vervroegd pensioen en heeft enkel betrekking op werknemers in de privésector. De voltijdse werklozen met bedrijfstoeslag uit de privésector zijn vrijgesteld van inschrijving als werkzoekende. De werklozen met bedrijfstoeslag op basis van een erkenning van de werkgever als zijnde in herstructurering of in moeilijkheden en ten gevolge van een collectief ontslag, aangekondigd na 30 juni 2006, moeten gedurende 6 maanden ingeschreven zijn in een tewerkstellingscel. De werkloze met bedrijfstoeslag moet zich in dat geval bovendien laten inschrijven als werkzoekende.

64


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

Halftijds brugpensioen Het statuut van halftijdse bruggepensioneerde wordt toegekend door de RVA aan werknemers die recht hebben op een aanvullende vergoeding omwille van de halvering van hun arbeidsprestaties in het kader van de CAO nr. 55 gesloten op 13 juli 1993 in de Nationale Arbeidsraad (algemeen verbindend verklaard bij KB van 17 november 1993). De cao nr. 55 is een kaderovereenkomst. Het recht op een aanvullende vergoeding dient dus gesteund te zijn op een CAO gesloten overeenkomstig CAO nr. 55 in een paritair comité of in een onderneming.

De werknemers met een beroepsloopbaan van minstens 25 jaar die halftijds gaan werken, kunnen van een halftijds brugpensioen genieten indien ze aan een aantal voorwaarden voldoen. Het stelsel van halftijds brugpensioen werd afgeschaft op 1 januari 2012 voor de nieuwe instromers. Er bestaan echter 2 categorieën van werknemers die het stelsel kunnen verderzetten of aanvatten: • diegenen die de voordelen van het stelsel genieten op 31 december 2011 kunnen de regeling verder uitputten tot het einde. In de praktijk betekent dat tot ze het werk opnieuw voltijds zouden hervatten of tot het einde van de lopende arbeidsovereenkomst; • diegenen die de voordelen van het stelsel nog niet genieten op 31 december 2011, maar een schriftelijk akkoord met de werkgever hebben gesloten vóór 28 november 2011 in het kader van het halftijds brugpensioen, kunnen de regeling nog aanvatten, maar dat dient wel te gebeuren vóór 1 april 2012.

65


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

LOOPBAANONDERBREKING EN TIJDSKREDIET (tabellen 6.8 - 6.9 en 6.10) De wettelijke basis van alle stelsels loopbaanonderbreking is de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen. Afhankelijk van de categorie werkgevers of werknemers zijn er een aantal specifieke reglementeringen van toepassing, met telkens een reeks verschillende maandelijkse uitkeringsbedragen: • niet-universitair onderwijs en psycho-medisch-sociale centra; • universitaire instellingen; • openbare sector (statutaire ambtenaren); • privésector en contractuelen in de openbare sector; • rechterlijke orde; • krijgsmacht. De cao nr. 77bis van 19 december 2001 voert vanaf 1 januari 2002 voor de privésector een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering met 1/5 en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking of 1/5 voor werknemers van minstens 50 jaar in. Die cao werd gewijzigd door de cao nr. 77ter van 10 juli 2002. Die collectieve arbeidsovereenkomst werd vastgelegd in de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven. Het KB van 12 december 2001 regelt de uitvoering ervan. Dat tijdskrediet betreft de privésector in de strikte zin van het woord en vervangt enkel de gewone vormen van loopbaanonderbreking en slaat dus niet op de specifieke vormen van loopbaanonderbreking, met name ouderschapsverlof, palliatief verlof en medische bijstand. Het tijdskrediet slaat evenmin op de autonome overheidsbedrijven, waarvoor het stelsel van loopbaanonderbreking sinds 1 juli 2002 werd afgestemd op het stelsel van het tijdskrediet. De verloning bij tijdskrediet ligt hoger bij de vroegere loopbaanonderbreking en er wordt een onderscheid gemaakt tussen werknemers van minder dan 50 jaar en die van meer dan 50 jaar; bij die laatsten ligt de vergoeding hoger. Het KB van 12 oktober 2008 tot regeling van de onderbrekingstoelage voor militairen (TALO) belast de RVA met de uitbetaling van de loopbaanonderbrekingsuitkering aan militairen vanaf 1 januari 2009. Voor de periode 1997-2008 betaalt de RVA de door het Ministerie van Landsverdediging betaalde uitgaven terug. Het KB van 28 december 2011 bepaalt de nieuwe maatregelen vanaf 1 januari 2012 voor tijdskrediet en loopbaanonderbreking Het stelsel van loopbaanonderbreking, van toepassing in de openbare sector, en tijdskrediet, in de privé sector onderging in 2012 en 2013 ingrijpende wijzigingen, waarbij vooral de duur van de onderbrekingen werd ingeperkt en de loopbaanvoorwaarden werden verstrengd. In 2015 werd het stelsel van tijdskrediet nogmaals aangepast. De aanpassing heeft vooral betrekking op de onderbrekingen zonder motief en het eindeloopbaanstelsel.

Openbare sector: loopbaanonderbreking Vanaf 1 januari 2012 kunnen contractuele en statutaire personeelsleden in de openbare sector die hun loopbaan voltijds onderbreken, slechts gedurende 60 maanden aanspraak maken op onderbrekingsuitkeringen. Ook het recht op onderbrekingsuitkeringen ingeval van deeltijdse loopbaanonderbreking werd beperkt tot 60 maanden vóór de leeftijd van 55 jaar (enkel voor statutaire personeelsleden van de federale overheid bestaat deze leeftijdsgrens niet).

66


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

Voorheen gold voor beide stelsels een beperking tot 72 maanden. Na de leeftijd van 55 jaar (voorheen 50 jaar) heeft men onder bepaalde voorwaarden nog recht op deeltijdse loopbaanonderbreking in het eindeloopbaanstelsel, met verhoogde onderbrekingsuitkeringen. Volgens het federale regeerakkoord van 9 oktober 2014 zal deze leeftijdsgrens in de huidige legislatuur opgetrokken worden tot 60 jaar. Verder voorziet dat regeerakkoord eveneens een harmonisering van het stelsel van loopbaanonderbreking en het stelsel van tijdskrediet tegen 2020.

Privé sector: tijdskrediet Vanaf 1 januari 2012 wordt voor werknemers in de privé sector een onderscheid gemaakt tussen gemotiveerd en niet-gemotiveerd tijdskrediet. Werknemers met een loopbaanverleden van minstens 5 jaar als loontrekkende en minstens 2 jaar anciënniteit bij de huidige werkgever, hebben recht op 12 maanden onderbrekingsuitkeringen in het kader van het niet-gemotiveerd tijdskrediet (voltijds equivalent). Voor werknemers die tijdskrediet opnemen onmiddellijk aansluitend op ouderschapsverlof geldt de anciënniteitsvoorwaarde niet. Vanaf 1 januari 2015 vervalt het recht op onderbrekingsuitkeringen in het kader van het niet-gemotiveerd tijdskrediet zelfs volledig Vanaf 1 april 2017 wordt het tijdskrediet zonder motief afgeschaft.

Bovenop dat krediet hebben werknemers met minstens 2 jaar anciënniteit bij de huidige werkgever recht op een bijkomend krediet van maximum 36 of 48 maanden volledige onderbreking, halftijdse vermindering of 1/5de vermindering mét motief. Voor het krediet van 36 maanden komen volgende motieven in aanmerking: zorg voor het eigen kind tot 8 jaar, toediening van palliatieve zorgen, verzorging of bijstand van een zwaar ziek gezins- of familielid, volgen van een opleiding. Het bijkomend krediet van 36 maanden kan verlengd worden tot 48 maanden voor de bijstand van een zwaar ziek kind of de opvang van een gehandicapt kind tot 21 jaar. Vanaf 1 januari 2015 komen ook zorg voor het eigen kind tot 8 jaar, toediening van palliatieve zorgen en verzorging of bijstand van een zwaar ziek gezins- of familielid in aanmerking voor de verlenging tot 48 maanden. Ook het eindeloopbaanstelsel werd in 2012 gewijzigd. Werknemers kunnen sinds 1 januari 2012 pas vanaf de leeftijd van 55 jaar onder bepaalde voorwaarden hun loopbaan gedeeltelijk onderbreken, met recht op verhoogde onderbrekingsuitkeringen (voorheen 50 jaar). Vanaf 1 januari 2015 werd deze leeftijdsvoorwaarde verder opgetrokken tot 60 jaar. Nog vanaf 1 januari 2015 werd de leeftijd voor landingsbanen in geval van zwaar beroep, lange loopbaan of onderneming in moeilijkheden of herstructurering opgetrokken van 50 tot 55 jaar en werd het vereiste aantal loopbaanjaren voor landingsbanen lange loopbaan verhoogd tot 35 Jaar.

Als gevolg van de zesde staatshervorming blijven de bevoegdheden inzake loopbaanonderbreking voor het lokale, provinciale, gemeenschappelijke en gewestelijke openbaar ambt, alsook in het onderwijs, federaal tot op het ogenblik waarop de gewesten en de gemeenschappen de betreffende stelsels in het personeelsstatuut van de betrokken personeelsleden overnemen.

67


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

Loopbaanonderbreking en thematische verloven Voltijdse loopbaanonderbreking Het betreft hier de volledige onderbreking van een voltijdse of een deeltijdse betrekking. Het omvat ook het oude systeem loopbaanonderbreking voor de privésector dat uitdovend is sinds de invoering van het tijdskrediet op 1 januari 2002. Vanaf 2015 blijven ook de loopbaanonderbrekers van de gefedereerde entiteiten hier opgenomen (tot aan de operationele overname). Deeltijdse loopbaanonderbreking Het betreft hier een vermindering van de voltijdse prestaties. Het omvat ook het oude systeem loopbaanonderbreking voor de privésector dat uitdovend is sinds de invoering van het tijdskrediet op 1 januari 2002. Vanaf 2015 blijven ook de loopbaanonderbrekers van de gefedereerde entiteiten hier opgenomen (tot aan de operationele overname).

Thematische verloven: ouderschapsverlof, palliatief verlof en medische bijstand Het betreft hier de drie vormen van thematische onderbreking die zowel voor de privé- als voor de overheidssector van toepassing zijn: Ouderschapsverlof Het ouderschapsverlof biedt de mogelijkheid ofwel zijn arbeidsprestaties gedurende 3 opeenvolgende maanden volledig te onderbreken, ofwel, in geval van een voltijdse betrekking, de arbeidsprestaties gedurende 6 opeenvolgende maanden tot een halftijdse betrekking te verminderen om te zorgen voor jonge kinderen. Palliatief verlof Het palliatief verlof biedt de mogelijkheid zijn arbeidsprestaties volledig te onderbreken of te verminderen gedurende een periode van één maand, eventueel verlengbaar met één maand, om palliatieve zorgen te verstrekken aan een ongeneeslijk ziek persoon. Medische bijstand Het verlof voor medische bijstand biedt de mogelijkheid de loopbaan volledig te onderbreken of de arbeidsprestaties te verminderen om een ernstig ziek gezinslid of familielid tot de tweede graad (broer, zus, ouders, grootouders...) bijstand te verlenen of te verzorgen.

68


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

Tijdskrediet Er bestaan 3 vormen van tijdskrediet. Deze 3 vormen van tijdskrediet kunnen aangevraagd worden zonder motief of omwille van ĂŠĂŠn van de motieven bepaald door de reglementering. De toegangsvoorwaarden en de duur van het tijdskrediet verschillen naargelang de aanvraag wordt ingediend zonder of met motief.

Het voltijdse tijdskrediet Ongeacht uw leeftijd biedt het voltijdse tijdskrediet u de mogelijkheid om uw prestaties volledig te schorsen, en zo tijdelijk te stoppen met werken. U kunt een voltijds tijdskrediet aanvragen, ongeacht uw arbeidsregime (voltijds of deeltijds).

Het 1/2-tijds tijdskrediet Ongeacht uw leeftijd biedt het 1/2-tijds tijdskrediet u de mogelijkheid om uw prestaties te verminderen om 1/2-tijds verder te werken, dit wil zeggen ten belope van 50 % van het voltijdse uurrooster dat bij uw werkgever is vastgelegd. U kunt enkel gebruik maken van het 1/2-tijds tijdskrediet indien u ten minste 3/4-tijds tewerkgesteld bent bij de werkgever bij wie u uw prestaties wenst te verminderen. Het 1/2-tijdse arbeidsregime dat voortvloeit uit het tijdskrediet moet overeengekomen worden in overleg met uw werkgever en schriftelijk vastgesteld worden in een aanhangsel van de arbeidsovereenkomst. Het moet echter gaan om een arbeidsregime dat voorzien is in het arbeidsreglement.

Het tijdskrediet 1/5 Ongeacht uw leeftijd biedt het tijdskrediet 1/5 u de mogelijkheid om uw wekelijkse arbeidsduur te verminderen met 1 dag of 2 halve dagen per week. Het is enkel toegankelijk indien u voltijds werkt bij de werkgever bij wie u uw prestaties wenst te verminderen. Dit voltijdse arbeidsregime moet verdeeld zijn over 5 dagen of meer. De algemene regel die geldt voor het tijdskrediet 1/5 is een vermindering van het voltijdse wekelijkse uurrooster met 1 dag of met 2 halve dagen. Het is echter mogelijk een andere 4/5-tijdse arbeidsorganisatie vast te leggen voor een periode van maximum 12 maanden. Deze mogelijkheid moet voorzien zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst van de sector of van de onderneming. Indien er in de onderneming geen syndicale afvaardiging is, dan moet deze mogelijkheid voorzien zijn in het arbeidsreglement en op voorwaarde dat hierover een schriftelijk wederzijds akkoord wordt gesloten met de werkgever. Wanneer het 4/5-tijdse arbeidsrooster in onderling overleg met de werkgever is overeengekomen, moet het schriftelijk worden vastgelegd in een aanhangsel van de arbeidsovereenkomst.

Aanvullende informatie over de werkloosheidsverzekering kan u in de volgende publicaties van de RVA vinden: Jaarverslag (financiĂŤle gegevens);- Statistisch Jaarboek (betaalstatistieken) en op de website van de RVA: http://www.rva.fgov.be

69


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

6.1 Aantal werklozen naar groep en categorie (fysieke eenheden) (jaargemiddelden) Bron: RVA

Volledige werkloosheid UVW-WZ Mannen Vrouwen

Oudere werklozen / Maxivrijstelling Mannen Vrouwen

Andere Mannen Vrouwen

Tijdelijke werkloosheid Mannen Vrouwen

Globale werkloosheid

2011

2012

2013

2014

2015

634.626 422.199

623.081 417.599

634.422 432.808

622.545 432.078

557.650 389.948

224.876 197.323

225.337 192.262

239.142 193.667

241.725 190.353

222.080 167.868

83.077

77.064

70.837

58.385

49.099

41.381 41.696

38.344 38.721

35.202 35.635

29.338 29.047

25.113 23.986

129.350

128.418

130.777

132.082

118.603

33.544 95.806

33.664 94.753

35.665 95.112

37.275 94.807

35.579 83.024

140.847

161.340

168.723

135.118

124.840

107.994 32.853

126.722 34.617

134.632 34.092

104.285 30.833

96.136 28.704

775.473

784.421

803.146

757.663

682.491

6.2 Effectieven, UVW-WZ naar vijfjarige leeftijdsklassen (fysieke eenheden) (jaargemiddelden) Bron: RVA

2011

2012

2013

2014

2015

Mannen jonger dan 20 jaar 20 - 25 jaar 25 - 30 jaar 30 - 35 jaar 35 - 40 jaar 40 - 45 jaar 45 - 50 jaar 50 - 55 jaar 55 - 60 jaar 60 jaar en ouder

224.876 2.809 28.643 31.525 28.557 25.871 25.760 25.903 28.511 24.892 2.407

225.337 2.003 28.471 32.082 28.965 26.035 25.651 25.810 27.938 25.501 2.879

239.142 1.832 30.939 35.022 30.709 27.436 27.005 26.713 28.752 27.229 3.505

241.725 1.437 28.692 34.720 30.613 27.704 27.255 26.503 29.052 32.081 3.670

222.080 991 23.183 29.587 27.411 25.231 24.883 25.047 27.757 33.120 4.869

Vrouwen jonger dan 20 jaar 20 - 25 jaar 25 - 30 jaar 30 - 35 jaar 35 - 40 jaar 40 - 45 jaar 45 - 50 jaar 50 - 55 jaar 55 - 60 jaar 60 jaar en ouder

197.323 2.147 24.995 29.581 25.533 22.252 21.373 20.200 25.073 24.543 1.626

192.262 1.442 23.620 29.020 25.589 21.884 21.031 19.576 23.487 24.555 2.058

193.667 1.238 24.230 30.454 25.887 21.688 20.824 19.370 22.441 24.942 2.594

190.353 992 21.827 29.601 25.115 21.302 19.906 18.744 21.229 28.931 2.706

167.868 657 18.002 25.054 21.209 17.852 16.722 16.372 18.945 29.052 4.004

Totaal

422.199

417.599

432.808

432.078

389.948

70


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

6.3 Volledige - en tijdelijke werkloosheid: gemiddeld aantal, dagen, gemiddelde daguitkering, uitgaven Bron: RVA

2011 Volledige werkloosheid Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Tijdelijke werkloosheid Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

2012

2013

2014

2015

537.431 526.932 534.109 523.395 463.852 168.162.238 164.985.490 167.680.991 163.705.822 145.116.419 34,74 36,04 37,16 37,16 37,77 5.843.136 5.944.019 6.211.527 6.087.107 5.482.948 35.895 11.245.277 57,63 647.474

40.962 12.796.478 59,81 766.774

42.913 13.415.191 61,37 824.352

30.677 9.571.658 60,45 580.419

27.563 8.603.665 56,58 488.157

Globale werkloosheid Gemiddeld aantal 573.326 567.894 577.022 554.073 491.414 Dagen 179.407.515 177.781.968 181.096.182 173.277.481 153.720.085 Gemiddelde daguitkering (euro) 36,17 37,75 38,96 38,45 38,82 Uitgaven (duizend euro) 6.490.610 6.710.793 7.035.879 6.667.527 5.971.105

71


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

6.4 Werkloosheid - Andere uitkeringen Bron: RVA

2011

2012

2013

2014

2015

Onthaalouders Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

3.484 105,08 4.393

3.170 110,95 4.221

3.142 111,25 4.194

2.946 111,74 3.951

2.656 106,00 3.379

Jeugdvakantie Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

2.725 487 154.309 48,01 7.313

2.735 497 156.935 49,05 7.628

2.740 479 151.368 50,63 7.585

2.438 425 134.080 50,74 6.750

2.389 416 131.567 51,26 6.667

Seniorvakantie Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

230 46 14.681 46,75 678

215 43 13.690 47,82 648

212 40 12.702 48,61 610

238 46 14.574 48,83 706

246 45 14.365 50,21 713

Overstappremie (1) Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

9 96,70 11

6 107,92 7

5 99,69 6

10 100,98 12

3 97,14 4

Ontslaguitkering (2) Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

3.524 1.123,31 47.506

3.366 1.389,60 56.133

4.169 1.591,11 79.595

3.147 1.609,21 60.762

2.246 1.848,34 49.824

Kinderopvangtoeslag (1) Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

1.236 77,79 1.154

1.229 79,58 1.174

942 81,18 917

886 81,22 864

744 81,22 725

6.217 541,47 40.396

3.141 2.805,88 105.759

15.882 113.440

11.427 167.072

Ontslagcompensatievergoeding Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Totaal andere uitkeringen Fysieke eenheden (jaargemid.) Uitgaven (duizend euro)

11.208 61.054

10.721 69.811

11.209 92.907

(1) Als gevolg van de zesde staatshervorming worden de bevoegdheden inzake overstappremie en kinderopvangtoeslag vanaf 1 juli 2014 overgedragen naar de gewesten. (2) Vóór 2012: Crisispremie.

72


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

6.5 Activering van de werkloosheidsuitkeringen Bron: RVA

2011

2012

2013

2014

2015

Vrijgestelden om reden van PWA-activiteiten Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

1.361 1.342 420.509 32,15 13.507

1.350 1.332 417.386 33,12 13.805

1.369 1.348 424.154 33,97 14.338

1.458 1.441 451.648 34,45 15.533

1.418 1.403 439.809 34,87 15.318

Doorstromingsprogramma's (1) Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

4.900 410,42 24.132

4.846 413,92 24.069

4.859 414,19 24.153

4.658 415,98 23.251

4.217 419,71 21.238

SINE (1) Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

11.400 457,54 62.591

10.953 458,67 60.287

10.876 459,51 59.969

10.564 460,21 58.337

10.544 463,19 58.608

74.201 633,37 563.959

57.114 569,12 390.056

31.975 368,38 141.348

33.787 368,24 149.301

36.162 371,18 161.071

14 371,33 63

229 393,56 1.083

592 396,74 2.816

1.243 373,12 5.567

1.491 379,85 6.797

216 351,25 911

349 345,68 1.449

315 346,23 1.307

148 347,19 616

103 346,28 429

2.531 1.989 622.675 17,51 10.901

2.348 1.843 578.086 18,08 10.430

2.650 2.061 647.592 19,33 12.470

3.479 2.774 867.694 21,35 18.534

4.250 3.399 1.064.676 22,06 23.470

17.396 182,80 38.161

20.116 182,23 43.989

19.382 184,45 42.902

17.108 184,44 37.863

15.327 188,73 34.712

112.019 531,33 714.227

97.305 466,89 545.169

72.017 346,33 299.303

72.444 355,45 309.001

73.512 364,61 321.642

Activa (1)(2) Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Activa voor personen met een handicap (1) Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Startbaanovereenkomsten (1)(3) Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Opleidingsmaatregelen (1)(4) Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Werkhervatting door oudere werklozen (1) Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Totaal activering van de werkloosheidsuitkeringen Fysieke eenheden (jaargemid.) Gemid. maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

(1) Als gevolg van de zesde staatshervorming worden de bevoegdheden inzake de doorstromingsprogramma’s, de opleidingsmaatregelen, de startbaanovereenkomsten, SINE, Activa (met uitzondering van activa PVP dat zal worden overgedragen naar de FOD Binnenlandse Zaken), Activa voor personen met een handicap en werkhervatting door oudere werklozen vanaf 1 juli 2014 overgedragen naar de gewesten. (2) Het betreft een groepering van het oorspronkelijke Plan Activa, het Plan Activa PVP (preventie- en veiligheidspersoneel) en het WIN-WIN-aanwervingsplan (niet meer van toepassing sinds 01.01.2012). (3) Het jongeren-activa plan inbegrepen. (4) Het betreft een groepering van de opleidingsuitkering, de stage-uitkering, de vestigingsuitkering en de instapstageuitkering.

73


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

6.6 Werkloosheid met bedrijfstoeslag - SWT (voorheen brugpensioen): effectieven (fysieke eenheden) (jaargemiddelden) Bron: RVA

Voltijds SWT Mannen Vrouwen

Halftijds SWT Mannen Vrouwen

Totaal SWT

2011

2012

2013

2014

2015

119.218

115.042

111.347

107.132

101.862

88.814 30.405

84.303 30.739

80.370 30.977

75.989 31.143

71.765 30.097

663

686

504

332

204

511 152

523 163

380 124

240 92

142 62

119.881

115.728

111.851

107.464

102.066

6.7 Werkloosheid met bedrijfstoeslag - SWT (voorheen brugpensioen): gemiddeld aantal, dagen, gemiddelde daguitkering, uitgaven Bron: RVA

2011 Voltijds SWT Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Halftijds SWT Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

2012

2013

2014

2015

116.181 112.091 107.884 103.995 98.663 36.355.391 35.083.669 33.867.476 32.542.269 30.874.021 44,94 46,27 47,51 47,45 47,76 1.634.240 1.623.200 1.604.313 1.544.544 1.475.032 654 204.546 14,79 3.027

675 211.320 15,19 3.210

497 155.843 15,53 2.415

328 102.670 15,48 1.591

201 62.839 15,57 980

Totaal SWT Gemiddeld aantal 116.835 112.766 108.381 104.323 98.864 Dagen 36.559.937 35.294.988 34.023.319 32.644.938 30.936.860 Gemiddelde daguitkering (euro) 44,77 46,08 47,36 47,35 47,70 Uitgaven (duizend euro) 1.637.267 1.626.410 1.606.728 1.546.136 1.476.012

74


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

6.8 Loopbaanonderbreking en tijdskrediet: effectieven (fysieke eenheden) (jaargemiddelden) Bron: RVA

2011 Volledige onderbreking Loopbaanonderbreking

2012

2013

2014

2015

24.280 16.486

23.289 16.422

22.776 16.758

22.565 16.775

21.731 16.454

Mannen Vrouwen

2.798 13.688

3.011 13.411

3.142 13.616

3.198 13.578

3.212 13.241

Tijdskrediet

7.794

6.867

6.018

5.790

5.277

Mannen Vrouwen

1.890 5.904

1.598 5.268

1.385 4.633

1.403 4.387

1.204 4.074

247.009 119.017

248.729 119.205

246.751 120.042

253.735 124.944

266.376 128.266

34.245 84.772

33.833 85.372

34.394 85.648

35.958 88.986

37.293 90.973

127.992

129.525

126.710

128.791

138.110

49.016 78.976

49.435 80.089

47.422 79.288

47.781 81.010

52.658 85.453

271.290

272.018

269.527

276.301

288.107

Vermindering van prestaties Loopbaanonderbreking Mannen Vrouwen

Tijdskrediet Mannen Vrouwen

Totaal loopbaanonderbreking en tijdskrediet

6.9 Loopbaanonderbreking en tijdskrediet: gemiddeld aantal, dagen, gemiddelde maanduitkering, uitgaven Bron: RVA

Volledige onderbreking Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

2011

2012

2013

2014

2015

21.942 6.845.809 461,41 134.438

20.875 6.513.053 475,03 132.752

20.133 6.281.404 487,88 133.342

19.738 6.158.235 486,18 131.650

18.942 5.910.042 485,24 126.536

Vermindering van prestaties Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

244.923 246.546 244.503 251.052 263.984 76.416.109 76.922.327 76.284.930 78.328.246 82.363.135 229,38 234,20 235,23 229,56 225,52 679.898 699.035 696.534 698.961 720.864

Totaal loopbaanonderbreking en tijdskrediet Gemiddeld aantal Dagen Gemid. maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

266.865 267.421 264.636 270.790 282.927 83.261.918 83.435.380 82.566.334 84.486.481 88.273.177 250,14 254,82 256,58 250,52 245,11 814.336 831.787 829.876 830.612 847.400

75


I. Het stelsel voor werknemers

6. Werkloosheid (RVA)

6.10 Synthesetabel: uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen, werkloosheid met bedrijfstoeslag, loopbaanonderbreking en tijdskrediet (duizend euro) (1) Bron: RVA

2011

2012

2013

2014

2015

Werkloosheidsuitkeringen Volledige werkloosheid Tijdelijke werkloosheid

7.350.716 5.927.961 647.474

7.416.169 6.034.415 766.774

7.513.404 6.296.843 824.352

7.089.968 6.084.901 580.419

6.228.651 5.540.853 500.998

Voorschotten UI, deel RVA Voorschotten UI, deel FSO

452.105 195.369

534.304 232.470

574.509 249.843

404.840 175.579

351.017 149.981

Andere uitkeringen Beschutte werkplaatsen Onthaalouders Jeugdvakantie Seniorvakantie Overstappremie Ontslaguitkering Kinderopvangtoeslag Ontslagcompensatievergoeding

Activering van de werkloosheid

Werkloosheid met bedrijfstoeslag (3) Loopbaanonderbreking en tijdskrediet Totaal

61.054

69.811

92.907

112.564

171.458

-

-

-

3.951 6.750 706 0 60.762 0

2.073 4.214 8.780 808 0 49.824 0

(2)

4.393 7.313 678 11 47.506 1.154

4.221 7.628 648 7 56.133 1.174

4.194 7.585 610 6 79.595 917

-

-

-

40.396

105.759

714.227

545.169

299.302

312.083

15.341

1.653.211

1.626.170

1.610.853

1.548.287

1.476.997

814.137

832.884

832.808

830.612

848.893

9.818.064

9.875.223

9.957.065

9.468.867

8.554.541

(1) Voorschotten aan de uitbetalingsinstellingen. Voor het jaar 2015: achterstallen inbegrepen. (2) Tot en met 2014 waren de uitgaven voor beschutte werkplaatsen begrepen in de uitgaven voor volledige werkloosheid. (3) De inhouding op de conventionele brugpensioenen en op de verhoogde werkloosheidsuitkeringen toegestaan aan de oudere ontslagen of volledig werkloze grensarbeiders (wet van 30.3.1994 en wet van 21.12.1994) wordt afgetrokken van de uitgaven voor brugpensioenen. Vanaf 1997 wordt deze inhouding verhoogd tot 3 %.

76


Inhoudstafel

I. Het stelsel voor werknemers

7. Mijnwerkers (RIZIV)

7. Mijnwerkersinvaliditeitspensioenen 7.0 Methodologische nota Een invaliditeitspensioen wordt toegekend aan mijnwerkers die, ingevolge ziekte, arbeidsongeschikt zijn. De aanvraag voor een invaliditeitspensioen dient in principe binnen de twee jaar na effectieve stopzetting van het werk in de mijn ingediend te zijn. Er dient een zekere voorwaarde inzake anciënniteit vervuld te zijn om recht te hebben op een invaliditeitspensioen. In principe betreft dit voor tewerkstelling in de ondergrond minimum vijf effectieve dienstjaren en voor bovengrondse tewerkstelling minimum tien jaren dienst. Het invaliditeitspensioen kan verkregen worden na een periode van primaire arbeidsongeschiktheid van zes maanden. Het bedrag van het invaliditeitspensioen wordt bepaald op basis van de hoedanigheid van de werknemer (ondergrondse of bovengrondse mijnwerker) en het aantal personen ten laste. Het betreft een vastgesteld jaarbedrag dat gekoppeld is aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. Het invaliditeitspensioen wordt maandelijks uitbetaald. De gerechtigden op een invaliditeitspensioen ontvangen eveneens een verwarmingstoelage. Deze wordt toegekend per maandelijkse fracties van één twaalfde van het jaarbedrag. Deze toelage is eveneens gebonden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. De wegens invaliditeit gepensioneerden hebben bovendien recht op een vakantiegeld en een aanvullend vakantiegeld dat jaarlijks uitbetaald wordt. Het invaliditeitspensioen is niet meer verschuldigd wanneer de mijnwerker in rustpensioen treedt of de leeftijd van 65 jaar1 bereikt. Het invaliditeitspensioen wordt niet meer uitgekeerd wanneer de arbeidsongeschiktheid in de mijn niet meer bewezen is. Door de sluiting van de mijnen in België is het stelsel van de invaliditeitspensioenen voor mijnwerkers een uitdovend stelsel. Sinds de afschaffing van het NPM, op 01.01.1999, wordt invaliditeitspensioenen voor mijnwerkers verzekerd door het RIZIV.

de

uitbetaling

van

de

De opgenomen tabellen geven telkens het aantal gerechtigden – het betreft in feite driemaal dezelfde reeks –, de gemiddelde jaarlijkse uitkering per gerechtigde en de uitgaven voor sociale prestaties. En dit voor: invaliditeitspensioenen (tab. 7.1), pensioenaanvulling (tab. 7.2) en verwarmingstoelage (tab. 7.3)

1

In de praktijk blijft de wettelijke pensioenleeftijd 65 jaar, vermits de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd slechts uitwerking heeft vanaf 2025.

77


I. Het stelsel voor werknemers

7. Mijnwerkers (RIZIV)

7.1 Invaliditeitspensioenen Bron: RIZIV (cel Mijnwerkers)

2011 Aantal gevallen Gemiddelde jaarlijkse uitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

(1)

2012

144 13.889 2.000

126 14.611 1.841

2013 112 13.973 1.565

2014 104 13.404 1.394

2015 94 15.138 1.423

7.2 Pensioenaanvulling Bron: RIZIV (cel Mijnwerkers)

2011 Aantal gerechtigden Gemiddelde jaarlijkse uitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

(1)

2012

144 701 101

126 698 88

2013 112 661 74

2014 104 625 65

2015 94 691 65

7.3 Verwarmingstoelage Bron: RIZIV (cel Mijnwerkers)

2011 Aantal gerechtigden Gemiddelde jaarlijkse uitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

(1)

2012

144 868 125

126 913 115

(1) Brutobedragen (jaargegevens).

78

2013 112 875 98

2014 104 856 89

2015 94 968 91


Inhoudstafel

I. Het stelsel voor werknemers

8. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

8. Stelsel van de Zeelieden 8.0 Methodologische nota Geneeskundige verzorging De sociale zekerheid van de zeelieden ter koopvaardij wordt geregeld door de besluitwet van 07.02.1945, welke een afzonderlijke regeling voor de zeelieden ter koopvaardij heeft ingesteld. De Hulp- en Voorzorgskas staat in voor de betaling van de prestaties van de ziekte- en invaliditeitsverzekering voor zeelieden. Inzake geneeskundige verzorging bestaan dezelfde tegemoetkomingen als in de algemene regeling voor werknemers met uitbreiding tot enkele bijkomende verstrekkingen verbonden aan de bijzondere risico’s van het zeemansberoep. Voorbeelden hiervan zijn inentingen tegen tropische ziekten en gevallen van repatriëring bij ziekte in het buitenland. Een verschil ten opzichte van de algemene regeling is ook dat de geneeskundige verzorging van de zeeman tijdens de zeereis ten laste is van de reder.

Uitkeringen In de uitkeringsverzekering van de zeelieden onderscheidt men drie prestaties, met name de uitkeringen voor primaire arbeidsongeschiktheid, de invaliditeitsvergoedingen en de begrafenisuitkeringen. De uitkering voor primaire arbeidsongeschiktheid wordt gedurende het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid uitgekeerd en bedraagt 60 % van de per bezoldigingscategorie vastgestelde éénvormige dagbezoldigingen. Duurt de arbeidsongeschiktheid langer dan een jaar, dan wordt aan de verzekerde een invaliditeitsvergoeding toegekend. Deze vergoeding is gelijk aan 65 % van de vastgestelde éénvormige dagbezoldigingen voor werknemers met gezinslast. Voor de verzekerde zonder gezinslast bedraagt de invaliditeitsvergoeding 43,5 % van de éénvormige dagbezoldiging.

Wachtgeld en brugpensioenen De Pool der Zeelieden ter koopvaardij werd in 1945 opgericht als bijzonder werkloosheidsorgaan voor de werknemers tewerkgesteld in de koopvaardij (Besluitwet van 12.05.1945). Aldus werd door België tegemoet gekomen aan de wens uitgedrukt in artikel 34 van het “Internationaal Charter der zeelieden” om de precaire arbeidssituatie van de zeelieden te stabiliseren als tegenprestatie voor de bewezen diensten in de oorlog. De basisreglementering van de Pool werd herzien bij de wet van 25.02.1964 houdende inrichting van een Pool van de Zeelieden ter koopvaardij. De inschrijving in de Pool is een primaire vereiste om aan boord van een schip arbeidsprestaties te kunnen leveren. De inschrijving van een zeeman die een andere nationaliteit bezit dan de Belgische, wordt gelijkgesteld met een arbeidsvergunning. De ingeschrevenen hebben recht op wachtgeld indien zij “ingevolge omstandigheden onafhankelijk van hun wil van werk verstoken zijn”. Het dagelijks uitkeringsbedrag (bij KB vastgesteld) verschilt naargelang de categorie van rang waarin de gerechtigde op wachtgeld is ingedeeld. De uitbetaling ervan geschiedt door de representatieve organisaties van de zeelieden.

79


I. Het stelsel voor werknemers

8. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

Het werkloosheidsregime is bijzonder in deze zin dat aan de werknemers in de koopvaardij een ruime vastheid van betrekking wordt gegarandeerd: tussen de reizen in worden aan de niet aangeworven zeelieden - met uitzondering van de officieren in vast dienstverband - wachtgelden door de HVKZ, afdeling Pool verleend. De zeevaartindustrie en het specifieke karakter van het zeemanschap vergen een bijzondere professionele vorming. Cursussen worden georganiseerd voor de scheepsofficieren en scheepsgezellen afzonderlijk, of voor beiden gezamenlijk. De opleiding heeft plaats aan boord van het schip, hetzij rechtstreeks onder gezag van de HVKZ, afdeling Pool hetzij in samenwerking met de rederijen. Ook dagcursussen kunnen aan een technische school gevolgd worden. Het recht op wachtgeld wordt behouden tijdens de opleidings- en vervolmakingscycli. Voor de beschrijving van de tabellen wordt, wat de geneeskundige verzorging betreft, verwezen naar de methodologische nota bij het gedeelte geneeskundige verzorging. Vanaf 2009 (Programmawet van 17.06.2009) werd de Pool der zeelieden geïntegreerd in de Hulpen voorzorgskas voor zeevarenden. De HVKZ is vanaf dat jaar bevoegd voor de toepassing van de reglementering werkloosheidsverzekering van de zeelieden. De bijzondere brugpensioenregeling ingesteld door de cao van18.12.1996 en bekrachtigd door het K.B van 22.01.2002 werd vanaf 01.01.2012 opgeheven. Krachtens K.B. van 19-12-2011 werd vanaf 01.01.2012 de uitkering voor zeegewenning aan boord van zeeschepen als een nieuwe sociale prestatie ingevoerd. Maritieme studenten kunnen aangeworven worden aan boord van zeeschepen voor een zeegewenningsreis. Hiervoor kunnen zij een uitkering krijgen waarvan een deel afkomstig is van de afdeling Pool van de HVKZ.

Synthesetabel (tabel 8.1) Deze tabel geeft het overzicht van de uitgaven voor sociale prestaties voor de takken waaraan de zeelieden onderworpen zijn: geneeskundige verzorging, uitkeringen, werkloosheid en brugpensioenen. Daarnaast zijn tevens posten voorzien voor het begeleidingsplan en de beroepsopleiding, die in feite een detail zijn van de deelsector wachtgeld en brugpensioenen.

Geneeskundige verzorging (tabellen 8.2-8.6) Tabel 8.2 geeft het ledental per categorie uitkeringsgerechtigden op 30 juni weer. In tabel 8.3 vindt u de gemiddelde jaarlijkse kost per gerechtigde uitgesplitst naar PUG en WIGW. Tabellen 8.4-8.6 geven respectievelijk het aantal gevallen of dagen, de gemiddelde geïndexeerde kost en de uitgaven steeds voor alle categorieën van gerechtigden samen (PUG + WIGW) en volgens hoofdrubriek. Uitkeringen (tabellen 8.7 en 8.8) Tabel 8.7 geeft het ledental, d.w.z. de verzekerde bevolking voor primaire arbeidsongeschiktheid en tabel 8.8 geeft het aantal gerechtigden op een invaliditeitsuitkering. In beide tabellen worden ook het aantal vergoede dagen, de gemiddelde daguitkering en de uitgaven opgenomen voor respectievelijk primaire arbeidsongeschiktheid en invaliditeit. Wachtgeld en brugpensioenen (tabellen 8.9 en 8.10) Tabellen 8.9 en 8.10 geven het aantal rechthebbenden, het aantal vergoede dagen, de gemiddelde daguitkering en de uitgaven voor respectievelijk wachtgeld en brugpensioenen.

80


I. Het stelsel voor werknemers

8. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

Voor wachtgeld en brugpensioenen is er een opsplitsing zeevarenden – shoregangers, voor de beroepsopleiding wordt er een onderscheid gemaakt tussen officieren en scheepsgezellen.

Zeegewenning (tabel 8.11) Tabel 8.11 geeft het aantal rechthebbenden, aantal vergoede dagen en de gemiddelde daguitkering.

Voor algemene aanvullende informatie over het Stelsel der Zeelieden verwijzen we naar de website van de HVKZ: www.hvkz-cspm.fgov.be.

81


I. Het stelsel voor werknemers

8. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

8.1 Synthesetabel: uitgaven voor de geneeskundige verzorging, uitkeringen, wachtgeld, brugpensioenen en zeegewenning (duizend euro) Bron: HVKZ

2011 Geneeskundige verzorging Uitkeringen Primaire arbeidsongeschiktheid Invaliditeit Begrafenisuitkeringen Wachtgeld Brugpensioenen Zeegewenning Totaal

2012

2013

2014

2015

8.011 1.556 418 1.136 2

6.421 1.345 311 1.032 3

6.617 1.341 447 892 2

5.834 1.074 330 741 3

6.135 1.033 365 666 2

1.425 170 0

1.267 64 37

1.128 0 52

972 0 52

837 0 63

11.162

9.134

9.137

7.931

8.067

82


I. Het stelsel voor werknemers

8. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

8.2 Geneeskundige verzorging : ledental per categorie uitkeringsgerechtigden (personen ten laste inbegrepen) Bron: HVKZ

Toestand op 30 juni

2011

2012

2013

2014

2015

Primaire uitkeringsgerechtigden (PUG)

1.398

1.353

1.339

1.318

1.740

Weduwen, invaliden, gepensioneerden, wezen (WIGW)

1.142

1.129

1.105

1.070

1.039

914 228

912 217

903 202

886 184

864 175

75

65

54

46

38

63 12

51 14

40 14

32 14

30 8

waarvan "75 %" waarvan "100 %"

Invaliden waarvan "75 %" waarvan "100 %" Gepensioneerden

869

868

860

849

823

waarvan "75 %" waarvan "100 %"

719 150

726 142

730 130

731 118

707 116

Weduwen en wezen

198

196

191

175

178

waarvan "75 %" waarvan "100 %"

132 66

135 61

133 58

123 52

127 51

2.540

2.482

2.444

2.388

2.779

Totaal

8.3 Geneeskundige verzorging: gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende (euro) Bron: HVKZ

2011 Primaire uitkeringsgerechtigden (PUG) Weduwen, invaliden, gepensioneerden, wezen (WIGW)

2012

2013

2014

2015

690

423

512

397

411

6.130

5.116

5.916

4.966

5.123

83


I. Het stelsel voor werknemers

8. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

8.4 Geneeskundige verzorging: aantal gevallen (g) of dagen (d) naar hoofdrubriek Bron: HVKZ

2011

2012

2013

150.548 13.867 8.214 101.990 11.474 4.822 75 10.106

117.321 13.467 6.261 79.331 7.631 4.218 25 6.388

113.927 12.484 5.490 78.419 7.436 3.915 28 6.155

99.489 12.995 4.918 66.430 6.624 3.308 17 5.197

104.348 17.021 5.179 65.739 6.382 3.744 46 6.237

Farmaceutische verstrekkingen (g) (1)

42.193

34.773

34.756

34.616

36.626

Ziekenhuizen (d)

20.038

14.204

15.365

14.690

16.430

Verpleegkundige zorgen Verpleegkundigen (thuiszorgen) (g) Rustoorden bejaarde personen (g) Andere (g)

37.753 28.499 8.848 406

67.264 31.938 34.941 385

65.153 29.452 35.049 652

61.154 27.970 32.710 474

54.519 24.331 29.702 486

Tandartsen (g)

3.676

3.051

3.233

3.026

3.745

Kinesitherapeuten (g)

5.953

8.474

8.568

6.549

5.709

34.428

13.732

12.841

15.235

12.750

Geneesheren en klinische biologie Huisartsen en specialisten (g) Medische beeldvorming (g) Klinische biologie (g) Andere bijzondere prestaties (g) Chirurgie en anesthesiologie (g) Bevall. en verlosk. door artsen (g) Toezicht en permanentie (g)

Andere verstrekkingen (g)

(1) Vanaf 2005 gebruikt de HVKZ in zijn statistieken dezelfde berekening als het RIZIV.

84

2014

2015


I. Het stelsel voor werknemers

8. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

8.5 Geneeskundige verzorging : gemiddelde geĂŻndexeerde kost naar hoofdrubriek (euro) Bron : HVKZ

2011

2012

2013

2014

2015

Geneesheren en klinische biologie Huisartsen en specialisten Medische beeldvorming Klinische biologie Andere bijzondere prestaties Chirurgie en anesthesiologie Bevall. en verlosk. door artsen Toezicht en permanentie

20,41 35,79 3,19 45,76 64,70 93,33 11,38

20,72 37,53 3,39 51,11 66,15 80,00 14,25

21,63 38,07 3,02 56,62 68,97 71,43 14,30

23,86 39,45 3,22 52,23 71,04 117,65 13,85

25,38 39,00 3,45 52,33 65,97 108,70 15,55

Farmaceutische verstrekkingen (1)

43,02

40,00

39,62

37,18

31,34

Ziekenhuizen

123,89

120,74

115,13

99,80

110,53

Verpleegkundige zorgen Verpleegkundigen (thuiszorgen) Rustoorden bejaarde personen Andere

8,81 25,43 100,98

7,42 22,72 114,29

8,28 24,71 115,03

7,83 25,22 116,03

6,53 24,91 111,11

Tandartsen

29,65

28,19

30,00

29,41

26,44

Kinesitherapeuten

14,78

11,33

12,96

16,49

16,11

Andere verstrekkingen

31,72

32,11

38,86

27,24

30,27

(1) Vanaf 2005 gebruikt de HVKZ in zijn statistieken dezelfde berekening als het RIZIV.

85


I. Het stelsel voor werknemers

8. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

8.6 Geneeskundige verzorging: uitgaven naar hoofdrubriek (duizend euro) Bron: HVKZ

2011

2012

2013

2014

2015

Geneesheren en klinische biologie Huisartsen en specialisten Medische beeldvorming Klinische biologie Andere bijzondere prestaties Chirurgie en anesthesiologie Bevall. en verlos. door artsen Toezicht en permanentie

1.861 283 294 325 525 312 7 115

1.545 279 235 269 390 279 2 91

1.497 270 209 237 421 270 2 88

1.373 310 194 214 346 235 2 72

1.544 432 202 227 334 247 5 97

Farmaceutische verstrekkingen

1.815

1.391

1.377

1.287

1.148

Ziekenhuizen

2.483

1.715

1.769

1.466

1.816

Verpleegkundige zorgen Verpleegkundigen (thuiszorgen) Rustoorden bejaarde personen Andere

517 251 225 41

1.075 237 794 44

1.185 244 866 75

1.099 219 825 55

953 159 740 54

Tandartsen

109

86

97

89

99

88

96

111

108

92

Andere verstrekkingen

1.092

441

499

415

386

Totaal

7.965

6.349

6.535

5.837

6.038

Kinesitherapeuten

86


I. Het stelsel voor werknemers

8. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

8.7 Primaire arbeidsongeschiktheid: ledental, aantal vergoede dagen, gemiddelde daguitkering, uitgaven Bron: HVKZ

2011

2012

2013

2014

2015

Mannen Ledental (1) Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

959 5.292 72,82 385

928 4.175 68,50 286

922 5.716 74,35 425

915 3.672 77,03 283

1.220 4.469 78,23 350

Vrouwen Ledental (1) Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

52 484 69,43 34

45 289 79,58 23

44 318 66,04 21

43 462 82,53 38

43 156 93,77 15

Totaal Ledental (1) Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

1.011 5.776 72,54 419

973 4.464 69,22 309

966 6.034 73,91 446

958 4.134 77,65 321

1.263 4.625 78,92 365

(1) Primaire uitkeringsgerechtigden.

8.8 Invaliditeit: aantal gevallen, aantal vergoede dagen, gemiddelde daguitkering, uitgaven Bron: HVKZ

2011

2012

2013

2014

2015

Mannen Aantal gevallen Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

52 17.554 60,74 1.066

45 18.342 52,39 961

38 13.450 60,89 819

32 10.860 62,89 683

29 9.076 67,54 613

Vrouwen Aantal gevallen Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

4 1.252 48,93 67

4 1.252 55,11 69

4 1.252 55,91 70

3 1.016 56,03 57

3 939 55,97 53

56 18.806 60,25 1.133

49 19.594 52,57 1.030

42 14.702 60,47 889

35 11.876 62,31 740

32 10.015 66,50 666

Totaal Aantal gevallen Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

87


I. Het stelsel voor werknemers

8. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

8.9 Wachtgeld: aantal rechthebbenden, aantal vergoede dagen, gemiddelde daguitkering, uitgaven Bron: HVKZ

2011

2012

2013

2014

2015

Zeevarenden Aantal rechthebbenden Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

24 2.317 48,77 113

19 1.660 50,60 84

11 1.180 51,29 61

14 1.827 52,11 95

0 2.115 50,24 106

Shoregangers Aantal rechthebbenden Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

17 4.098 61,01 250

16 3.050 62,62 191

12 2.704 64,07 173

9 2.145 63,95 137

0 1.171 63,95 75

Programmawet 8.4.2003 Aantal rechthebbenden Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

35 9.095 43,76 398

31 8.619 44,90 387

30 8.475 45,85 389

29 7.882 45,97 362

0 7.076 45,73 324

Vrijstelling stempelcontrole Aantal rechthebbenden Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

52 7.353 61,06 666

45 10.416 57,99 604

38 8.657 58,42 506

29 6.329 59,58 377

0 5.617 59,17 332

1.427

1.266

1.129

971

837

Totaal Uitgaven (duizend euro)

8.10 Brugpensioenen: aantal rechthebbenden, aantal vergoede dagen, gemiddelde daguitkering, uitgaven Bron: HVKZ

2011

2012

2013

2014

2015

Zeevarenden Aantal rechthebbenden Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

17 3.300 46,06 152

6 1.380 46,38 64

0 0 0

0 0 0

0 0 0

Shoregangers Aantal rechthebbenden Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

1 260 61,54 16

0 0 0

0 0 0

0 0 0

0 0 0

168

64

0

0

0

Totaal Uitgaven (duizend euro)

88


I. Het stelsel voor werknemers

8. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

8.11 Zeegewenning: aantal rechthebbenden, aantal vergoede dagen, gemiddelde daguitkering, uitgaven Bron: HVKZ

2011 Kadetten Aantal rechthebbenden Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

2012 -

23 845 41,42 35

89

2013 34 1.219 42,45 52

2014 34 1.238 41,69 52

2015 53 1.503 41,91 63


90


II Het stelsel van de zelfstandigen 2011-2015

91


92


II C. Statistieken

1. Sociaal statuut (RSVZ) 1.0 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5

95

Methodologische nota Aantal verzekeringsplichtigen voor het sociaal statuut naar leeftijdsklasse Aantal verzekeringsplichtigen voor het sociaal statuut naar bijdragecategorie en geslacht Vergelijkende tabel tussen de effectieven sociaal statuut en de in de ZIVverzekerde gerechtigden (zelfstandigen / enige activiteit) Evolutie van de aan bijdragen onderworpen geherwaardeerde inkomsten van de zelfstandigen HerwaarderingscoĂŤfficiĂŤnt voor de bijdrageberekening

2. Uitkeringen (RIZIV) 2.0 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13 2.14 2.15 2.16

101

Methodologische nota Verzekerde bevolking naar statuut, leeftijdsklasse en geslacht (ledentallen) Aantal invaliden naar leeftijdsklasse en geslacht Evolutie van het ledental Primaire arbeidsongeschiktheid: ziektecijfer Primaire arbeidsongeschiktheid: aantal vergoede dagen Primaire arbeidsongeschiktheid: gemiddelde daguitkering Primaire arbeidsongeschiktheid: totaal bedrag van de basisuitgaven Invaliditeit: aantal gevallen Invaliditeit: aantal vergoede dagen Invaliditeit: gemiddelde daguitkering Invaliditeit: totaal bedrag van de basisuitgaven Moederschap: verzekerde bevolking Moederschap en adoptie: aantal gevallen Moederschap en adoptie: gemiddelde uitkering per geval Moederschap en adoptie: totaal bedrag van de uitgaven Synthesetabel: uitgaven voor de uitkeringsverzekering

93


3. Pensioenen (RVP) 3.0 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5

4

111

Methodologische nota Aantal begunstigden van een rust- en/of overlevingspensioen dat in januari wordt betaald Gemiddeld bedrag van de rust- en/of overlevingspensioenen die in januari worden betaald Pensioenuitgaven per categorie (voorwaardelijk of onvoorwaardelijk pensioen) Rechthebbenden naar pensioensoort, leeftijdsklasse en geslacht Synthesetabel: uitgaven voor de pensioenen

Faillissementsverzekering (RSVZ) 4.0 4.1

117

Methodologische nota Evolutie van het aantal gevallen en van de uitgaven

94


Inhoudstafel

II. Het stelsel voor zelfstandigen

1. Sociaal statuut (RSVZ)

1. Sociaal statuut 1.0 Methodologische nota De weergegeven statistieken bieden een overzicht van de voornaamste bepalende factoren met betrekking tot de heffing van sociale bijdragen voor het sociaal statuut van zelfstandigen. We vermelden hierbij dat de geheven bijdragen voor de sociale verzekering van de zelfstandigen berekend worden in functie van het belastbaar inkomen van deze zelfstandigen drie jaar voordien. Ten titel van voorbeeld is het zo dat de sociale bijdragen voor een zelfstandige, verschuldigd voor 2013, berekend zullen worden op basis van haar/zijn belastbaar inkomen van 2010. Vanaf 1 januari 2014 worden de sociale bijdragen voor de zelfstandigen anders berekend. (cf. http://www.rsvz.be/sites/rsvz.be/files/publication/folder_sociale_bijdragen_01_2017_01.pdf) Effectieven (tabellen 1.1 en 1.2) Voor de effectieven werden twee tabellen opgenomen. De eerste heeft betrekking op de verzekeringsplichtigen (zelfstandigen en helpers) voor het sociaal statuut opgesplitst per leeftijdsklasse. De tweede tabel splitst hetzelfde totaal op naar het onderscheid zelfstandige of helper. Vervolgens worden de subtotalen verder onderverdeeld volgens het criterium hoofdbezigheid, nevenbezigheid of activiteit na pensioenleeftijd. Coherentie van de effectieven (tabel 1.3) Het doel van tabel 1.3 is het verschil tussen het begrip verzekeringsplichtige voor het sociaal statuut en het gerechtigd zijn als zelfstandige in de ziekteverzekering te illustreren. We hebben in deze tabel de RIZIV-cijfers over ledentallen zelfstandigen geplaatst naast de RSVZ-cijfers voor de variabele die het meest nauw aansluit met het begrip “gerechtigde zelfstandige”, zoals dat bij het RIZIV gehanteerd wordt. De voornaamste verklaring voor het vastgestelde verschil ligt bij de “starters” die in het algemeen een stage doen van zes maanden alvorens toegelaten te worden als gerechtigde in het zelfstandigenstatuut voor de ziekteverzekering. Onder ‘hoofdbezigheid’ wordt verstaan hoofdberoep, ‘nevenbezigheid’ wordt vaak ook aangeduid als bijberoep. Aan bijdragen onderworpen inkomsten van zelfstandigen (tabel 1.4) Hierin wordt de evolutie getoond van de inkomsten van de zelfstandigen, waarop de bijdragen voor het sociaal statuut berekend worden. De inkomsten van zelfstandigen, actief na de pensioenleeftijd worden in een aparte rubriek vermeld. Aangezien in 2003 de zogenaamde “brutering” van de aan sociale zekerheidsbijdragen onderworpen inkomens van de zelfstandigen werd afgeschaft, werd deze tabel herzien vanaf het jaar 2000. De vermelde inkomens stemmen overeen met de geïndexeerde inkomens (Cf. tabel 1.5 voor de indexeringswijze).

Herwaarderingscoëfficiënten (tabel 1.5) Deze tabel laat toe de omrekening te doen naar geïndexeerde inkomsten. Deze laatste vormen de grondslag om de bijdragen te berekenen.

Aanvullende informatie kan u vinden in het jaarverslag van de RSVZ en op de website www.rsvz.be .

95


II. Het stelsel voor zelfstandigen

1. Sociaal statuut (RSVZ)

1.1 Aantal verzekeringsplichtigen voor het sociaal statuut naar leeftijdsklasse Bron: RSVZ

12.2011 Mannen Minder dan 30 jaar 30 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 59 jaar 60 - 64 jaar 65 - 69 jaar 70 - 79 jaar 80 jaar en meer Vrouwen Minder dan 30 jaar 30 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 59 jaar 60 - 64 jaar 65 - 69 jaar 70 - 79 jaar 80 jaar en meer Totaal Minder dan 30 jaar 30 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 59 jaar 60 - 64 jaar 65 - 69 jaar 70 - 79 jaar 80 jaar en meer

12.2012

12.2013

12.2014

12.2015

641.853 59.888 143.376 185.644 151.739 50.048 24.577 20.433 6.148

653.439 61.632 143.927 186.162 156.451 51.088 26.671 21.122 6.386

659.548 61.957 142.711 184.672 160.463 52.197 28.543 22.226 6.779

666.722 64.837 142.692 183.013 163.746 52.543 29.737 23.133 7.021

677.966 67.505 144.306 181.785 167.502 54.497 31.665 23.840 6.866

328.043 38.811 76.656 96.613 73.394 22.106 9.965 7.783 2.715

335.128 40.076 77.061 98.091 75.940 22.651 10.715 7.850 2.744

341.553 41.190 77.317 98.480 78.771 23.107 11.446 8.292 2.950

349.180 43.754 78.453 98.956 80.984 23.506 11.759 8.708 3.060

348.503 45.618 80.493 90.338 83.718 24.279 12.253 8.883 2.921

969.896 98.699 220.032 282.257 225.133 72.154 34.542 28.216 8.863

988.567 101.708 220.988 284.253 232.391 73.739 37.386 28.972 9.130

1.001.101 103.147 220.028 283.152 239.234 75.304 39.989 30.518 9.729

1.015.902 108.591 221.145 281.969 244.730 76.049 41.496 31.841 10.081

1.026.469 113.123 224.799 272.123 251.220 78.776 43.918 32.723 9.787

96


II. Het stelsel voor zelfstandigen

1. Sociaal statuut (RSVZ)

1.2 Aantal verzekeringsplichtigen voor het sociaal statuut naar bijdragecategorie en geslacht Toestand op 31 december 2011

Bron: RSVZ

Mannen

Vrouwen

Mannen+Vrouwen

Zelfstandigen Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

611.847 420.045 137.721 54.081

285.070 193.444 73.800 17.826

896.917 613.489 211.521 71.907

Helpers Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

30.006 23.970 4.275 1.761

42.973 38.691 3.573 709

72.979 62.661 7.848 2.470

641.853

328.043

969.896

Algemeen totaal (zelfstandigen + helpers)

Toestand op 31 december 2011

Detail:

Mannen+Vrouwen

Hoofdbezigheid (zelfstandigen + helpers)

676.150

Zelfstandigen en help(st)ers (excl. meewerkende echtgenoten) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige aansluiting) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige onderwerping maxi-statuut)

640.169 10.476 25.505

Toestand op 31 december 2012

Bron: RSVZ

Mannen

Vrouwen

Mannen+Vrouwen

Zelfstandigen Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

623.552 425.789 139.829 57.934

294.101 196.904 78.370 18.827

917.653 622.693 218.199 76.761

Helpers Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

29.887 24.061 4.365 1.461

41.027 36.765 3.589 673

70.914 60.826 7.954 2.134

653.439

335.128

988.567

Algemeen totaal (zelfstandigen + helpers)

Toestand op 31 december 2012

Detail: Hoofdbezigheid (zelfstandigen + helpers) Zelfstandigen en help(st)ers (excl. meewerkende echtgenoten) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige aansluiting) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige onderwerping maxi-statuut)

Mannen+Vrouwen 683.519 649.784 9.074 24.661

97


II. Het stelsel voor zelfstandigen

1. Sociaal statuut (RSVZ)

(vervolg) Toestand op 31 december 2013

Bron: RSVZ

Mannen

Vrouwen

Mannen+Vrouwen

Zelfstandigen Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

629.937 427.065 140.803 62.069

301.909 199.718 81.875 20.316

931.846 626.783 222.678 82.385

Helpers Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

29.611 23.616 4.495 1.500

39.644 35.096 3.797 751

69.255 58.712 8.292 2.251

659.548

341.553

1.001.101

Algemeen totaal (zelfstandigen + helpers)

Toestand op 31 december 2013

Detail:

Mannen+Vrouwen

Hoofdbezigheid (zelfstandigen + helpers)

685.495

Zelfstandigen en help(st)ers (excl. meewerkende echtgenoten) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige aansluiting) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige onderwerping maxi-statuut)

653.479 7.796 24.220

Toestand op 31 december 2014

Bron: RSVZ

Mannen

Vrouwen

Mannen+Vrouwen

Zelfstandigen Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

636.963 430.987 140.158 65.818

310.819 203.790 85.443 21.586

947.782 634.777 225.601 87.404

Helpers Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

29.759 23.590 4.554 1.615

38.361 33.668 3.846 847

68.120 57.258 8.400

666.722

349.180

1.015.902

Algemeen totaal (zelfstandigen + helpers)

Toestand op 31 december 2014

Detail: Hoofdbezigheid (zelfstandigen + helpers) Zelfstandigen en help(st)ers (excl. meewerkende echtgenoten) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige aansluiting) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige onderwerping maxi-statuut)

Mannen+Vrouwen 692.035 661.544 6.731 23.760

98

2.462


II. Het stelsel voor zelfstandigen

1. Sociaal statuut (RSVZ)

(vervolg) Toestand op 31 december 2015

Bron: RSVZ

Mannen

Vrouwen

Mannen+Vrouwen

Zelfstandigen Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

647.851 438.742 140.339 68.770

320.271 209.306 88.777 22.188

968.122 648.048 229.116 90.958

Helpers Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

30.115 23.879 4.517 1.719

37.232 32.446 3.880 906

67.347 56.325 8.397 2.625

677.966

357.503

1.035.469

Algemeen totaal (zelfstandigen + helpers)

Toestand op 31 december 2015

Detail:

Mannen+Vrouwen

Hoofdbezigheid (zelfstandigen + helpers) Zelfstandigen en help(st)ers (excl. meewerkende echtgenoten) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige aansluiting) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige onderwerping maxi-statuut)

704.373 675.217 5.771 23.385

1.3 Vergelijkende tabel tussen de effectieven sociaal statuut en de in de ZIV-verzekerde gerechtigden (zelfstandigen / enige activiteit) Bron: RIZIV en RSVZ

Teldatum

30 juni 2011 30 juni 2012 30 juni 2013 30 juni 2014 30 juni 2015

RSVZ verzekeringsplichtige voor sociaal statuut

ZIV-statuut van gerechtigde als zelfstandige 567.671 571.882 574.896 577.819 585.324

572.495 591.717 598.463 604.503 616.151

99


II. Het stelsel voor zelfstandigen

1. Sociaal statuut (RSVZ)

1.4 Evolutie van de aan bijdragen onderworpen geherwaardeerde inkomsten van de zelfstandigen (duizend euro) Bron: RSVZ

Zelfstandigen Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Zelfstandigen, actief na de pensioenleeftijd Totaal

2011

2012

2013

2014

2015

(refertejaar 2008)

(refertejaar 2009)

(refertejaar 2010)

(refertejaar 2011)

(refertejaar 2012)

15.424.106 14.863.295 560.811

16.270.828 15.633.885 636.943

17.445.467 16.689.914 755.553

17.335.348 16.602.833 732.515

17.634.053 16.903.688 730.365

823.268

932.576

1.045.459

1.077.322

1.065.929

16.247.374

17.203.404

18.490.926

18.412.670

18.699.982

1.5 Herwaarderingscoëfficiënt voor de bijdrageberekening (1) Bron: RSVZ

Herwaarderingscoëfficiënt

2011

2012

2013

2014

2015

472,30 448,19

490,51 447,94

499,59 457,73

501,14 473,91

506,60 492,78

(1) Index basis 1971

100


Inhoudstafel

II. Het stelsel voor zelfstandigen

2. Uitkeringen (RIZIV)

2. Uitkeringen 2.0 Methodologische nota In tegenstelling met de geneeskundige verzorging is de uitkeringsverzekering bij de hervorming van 2008 (wet van 31 januari 2007 en wet van 26 maart 2007) geen eenheidsstelsel geworden. Niettemin mag de sector uitkeringen voor zelfstandigen niet als een op zichzelf staande regeling beschouwd worden. De bestaande wetgeving voor de werknemers werd via het K.B. van 20.07.1971, betreffende de uitkeringen arbeidsongeschiktheid en moederschapsuitkeringen uitgebreid tot de zelfstandigen. De hiernavolgende statistische tabellen zijn daarom zowel vormelijk als inhoudelijk identiek aan deze van de werknemers.

Primaire arbeidsongeschiktheid / Invaliditeit De reglementering maakt een drievoudig onderscheid tussen de perioden van arbeidsongeschiktheid: • de periode van primaire ongeschiktheid, zonder uitkeringen, die de eerste maand omvat; • de periode van primaire ongeschiktheid, met uitkeringen, gedurende de volgende elf maanden; • de invaliditeitsperiode die vanaf het tweede jaar van de arbeidsongeschiktheid aanvangt. De gerechtigde bekomt in de periode van primaire ongeschiktheid met uitkeringen en tijdens de invaliditeitsperiode een forfaitair bedrag waarbij een onderscheid wordt gemaakt naar het al dan niet hebben van personen ten laste. Onder bepaalde voorwaarden kunnen invaliden een forfaitaire uitkering voor hulp van derden ontvangen.

Moederschap De moederschapsuitkering wordt uitbetaald voor een periode van maximum acht weken (negen in geval van meervoudige geboorten). Deze uitkering bestaat uit een forfaitair bedrag.

101


102

Totaal

Meehelpende echtgenoten Mannen Vrouwen

Zelfstandigen enige activiteit Mannen Vrouwen

Bron: RIZIV

Totaal

Meehelpende echtgenoten Mannen Vrouwen

Zelfstandigen enige activiteit Mannen Vrouwen

Bron: RIZIV

44.236

70 461

531

27.295 16.410

43.705

46.489

75 432

8 84

1

16.484

507

28.471 17.511

92

10.198 6.194

387 140

45.982

1

16.392

528

61.093

180 1.010

1.190

40.483 19.420

59.903

74.962

287 1.816

2.103

49.927 22.932

72.859

91.103

486 3.212

3.698

60.493 26.912

87.405

96.821

596 4.434

5.030

65.120 26.671

91.791

91.516

554 4.982

5.536

62.661 23.319

85.980

74.350

448 4.328

4.776

52.282 17.292

69.574

44.729

265 2.087

2.352

32.208 10.169

42.377

61.368

169 938

1.107

40.336 19.925

60.261

75.361

300 1.643

1.943

50.003 23.415

73.418

89.615

430 2.952

3.382

59.408 26.825

86.233

96.564

578 3.992

4.570

64.813 27.181

91.994

93.842

586 4.780

5.366

64.052 24.424

88.476

77.134

453 4.325

4.778

54.029 18.327

72.356

46.010

259 1.874

2.133

33.181 10.696

43.877

20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar

527

Minder dan 20 jaar

16.065

8 89

0 1

576

97

10.118 5.850

442 133

1

15.968

20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar

575

Minder dan 20 jaar

2.1 Verzekerde bevolking naar statuut, leeftijdsklasse en geslacht (ledentallen)

601.996

2.921 22.738

25.659

404.618 171.719

576.337

Totaal

5.703

24 234

258

3.012 2.433

5.445

65 jaar en meer

609.098

2.882 21.255

24.137

407.890 177.071

584.961

Totaal

Toestand op 30 juni 2015

6.545

27 318

345

3.589 2.611

6.200

65 jaar en meer

Toestand op 30 juni 2014

II. Het stelsel voor zelfstandigen 2. Uitkeringen (RIZIV)


0 0

0

Mannen Vrouwen

Totaal

Minder dan 20 jaar

0

Totaal

Bron: RIZIV

0 0

Minder dan 20 jaar

Mannen Vrouwen

Bron: RIZIV

121

66 55 352

203 149 647

356 291 1.264

692 572 2.242

1.292 950 3.742

2.229 1.513 5.706

3.680 2.026 7.583

5.019 2.564

103

29

14 15 149

88 61 383

214 169 713

387 326 1.352

729 623 2.399

1.388 1.011

3.965

2.339 1.626

5.943

3.789 2.154

7.718

5.130 2.588

20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar

25

17 8

20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar

2.2 Aantal invaliden naar leeftijdsklasse en geslacht

21.827

13.652 8.175

Totaal

120

85 35

65 jaar en meer

22.771

14.163 8.608

Totaal

Toestand op 30 juni 2015

145

98 47

65 jaar en meer

Toestand op 30 juni 2014

II. Het stelsel voor zelfstandigen 2. Uitkeringen (RIZIV)


II. Het stelsel voor zelfstandigen

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.3 Evolutie van het ledental Bron: RIZIV

06.2011

06.2012

06.2013

06.2014

06.2015

Zelfstandigen Mannen Vrouwen Meehelpende echtgenoten

544.347 389.246 155.101 29.666

549.160 391.106 158.054 27.416

552.496 391.101 161.395 25.805

556.076 391.131 164.945 24.093

563.758 393.898 169.860 22.569

Totaal

574.013

576.576

578.301

580.169

586.327

2013

2014

2015

2.4 Primaire arbeidsongeschiktheid: ziektecijfer (1) Bron: RIZIV

2011

2012

Zelfstandigen Mannen Vrouwen Meehelpende echtgenoten

3,46 3,35 3,72 4,08

3,47 3,39 3,66 3,75

3,65 3,53 3,93 4,05

3,68 3,53 4,04 4,17

3,73 3,57 4,10 4,66

Totaal

3,49

3,48

3,67

3,70

3,77

(1) Aantal vergoede dagen / ledental.

2.5 Primaire arbeidsongeschiktheid: aantal vergoede dagen Bron: RIZIV

2011

2012

2013

2014

2015

Zelfstandigen Mannen Vrouwen Meehelpende echtgenoten

1.881.217 1.304.727 576.490

1.904.732 1.326.746 577.986

2.017.509 1.382.466 635.043

2.046.529 1.379.562 666.967

2.103.305 1.406.760 696.545

120.945

102.947

104.384

100.536

105.138

Totaal

2.002.162

2.007.679

2.121.893

2.147.065

2.208.443

104


II. Het stelsel voor zelfstandigen

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.6 Primaire arbeidsongeschiktheid: gemiddelde daguitkering (euro) Bron: RIZIV

2011 Zelfstandigen Mannen Vrouwen Meehelpende echtgenoten

36,57 37,38 34,74 33,89

2012 37,97 38,80 36,06 35,34

2013 39,02 39,94 37,03 36,35

2014 39,49 40,35 37,71 35,85

2015 39,41 40,32 37,58 36,11

2.7 Primaire arbeidsongeschiktheid: totaal bedrag van de basisuitgaven (duizend euro) Bron: RIZIV

Zelfstandigen Mannen Vrouwen Regularisaties Meehelpende echtgenoten Hulp van derden Totaal

2011

2012

2013

2014

2015

68.222 48.771 20.027 -576

71.658 51.483 20.840 -665

78.051 55.221 23.513 -683

80.424 55.666 25.149 -391

82.894 56.719 26.175 0

4.138

3.623

3.829

3.624

3.796

118

190

206

276

251

72.478

75.471

82.085

84.324

86.941

105


II. Het stelsel voor zelfstandigen

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.8 Invaliditeit: aantal gevallen Bron: RIZIV

12.2011 Zelfstandigen Mannen Vrouwen < 60 jaar >= 60 jaar

Meehelpende echtgenoten Mannen Vrouwen < 60 jaar >= 60 jaar

Totaal

12.2012

12.2013

12.2014

12.2015

19.015 12.782 6.233

19.535 13.064 6.471

19.827 13.303 6.524

20.757 13.767 6.990

21.857 14.396 7.461

4.194 2.039

4.410 2.061

4.522 2.002

4.910 2.080

5.361 2.100

1.300 114 1.186

1.376 130 1.246

1.588 164 1.424

1.596 170 1.426

1.580 178 1.402

735 451

755 491

859 565

871 555

870 532

20.315

20.911

21.415

22.353

23.437

2.9 Invaliditeit: aantal vergoede dagen Bron: RIZIV

Zelfstandigen Mannen Vrouwen Meehelpende echtgenoten Totaal

2011

2012

2013

2014

2015

5.873.487 3.963.498 1.909.989

5.972.694 4.010.681 1.962.013

6.114.278 4.070.592 2.043.686

6.351.783 4.190.972 2.160.811

6.634.916 4.351.434 2.283.482

399.642

410.283

415.711

420.552

428.443

6.273.129

6.382.977

6.529.989

6.772.335

7.063.359

2013

2014

2015

2.10 Invaliditeit: gemiddelde daguitkering (euro) Bron: RIZIV

2011

2012

Zelfstandigen Mannen Vrouwen

40,05 41,21 37,65

40,54 41,55 38,48

41,47 42,53 39,36

41,58 42,56 39,69

41,61 42,45 40,01

Meehelpende echtgenoten

35,56

36,12

37,50

37,53

38,05

106


II. Het stelsel voor zelfstandigen

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.11 Invaliditeit: totaal bedrag van de basisuitgaven (duizend euro) Bron: RIZIV

2011 Zelfstandigen Mannen Vrouwen Meehelpende echtgenoten Inhaalpremie Regularisaties Hulp van derden Totaal

2012

2013

2014

2015

231.746 160.980 70.766

242.152 166.645 75.507

253.547 173.109 80.438

264.133 178.370 85.763

276.082 184.723 91.359

13.992

14.818

15.587

15.784

16.303

3.712

3.846

4.029

4.150

4.309

-329

-285

-398

-158

-342

5.245

6.068

7.173

7.685

7.921

254.366

266.599

279.938

291.594

304.273

107


II. Het stelsel voor zelfstandigen

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.12 Moederschap: verzekerde bevolking (1) Bron: RIZIV

06.2011 Zelfstandigen Meehelpende echtgenotes Totaal

06.2012

88.696

06.2013

88.910

06.2014

89.724

06.2015

90.667

92.907

8.743

7.782

7.123

6.504

5.959

97.439

96.692

96.847

97.171

98.866

(1) Primaire uitkeringsgerechtigden jonger dan 45 jaar.

2.13 Moederschap en adoptie: aantal gevallen Bron: RIZIV

2011 Zelfstandigen Meehelpende echtgenotes Adoptie (zelfst. + meeh. echtg.) Totaal

2012

2013

2014

2015

5.287

5.296

5.234

5.287

5.664

192 34

168 25

142 40

170 26

164 26

5.513

5.489

5.416

5.483

5.854

2.14 Moederschap en adoptie: gemiddelde uitkering per geval (euro) Bron: RIZIV

2011 Zelfstandigen

2012

2013

2014

2015

Meehelpende echtgenotes

2.974,25 3.030,59

3.117,38 3.108,68

3.416,70 3.228,85

3.411,42 3.483,79

3.342,13 3.467,77

Adoptie (zelfst. + meeh. echtg.)

2.072,14

2.026,09

2.233,78

2.413,81

2.108,65

2.15 Moederschap en adoptie: totaal bedrag van de uitgaven (duizend euro) Bron: RIZIV

2011 Zelfstandigen Meehelpende echtgenotes Adoptie ( zelfst. + meeh. echtg.) Invaliden Regularisaties Totaal

2012

2013

2014

2015

15.725

16.510

17.883

18.036

18.929

583 70 48

522 51 24

458 89 51

592 63 45

569 55 71

-

-

-

-

-

16.426

17.107

18.482

18.736

19.624

108


II. Het stelsel voor zelfstandigen

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.16 Synthesetabel: uitgaven voor de uitkeringsverzekering (duizend euro) Bron: RIZIV

2011

2012

2013

2014

2015

Primaire arbeidsongeschiktheid Invaliditeit Moederschapsuitkering

72.478 254.366 16.426

75.471 266.598 17.107

82.085 279.938 18.482

84.324 291.594 18.736

86.941 304.273 19.624

Totaal

343.270

359.176

380.505

394.654

410.838

109


110


Inhoudstafel

II. Het stelsel voor zelfstandigen

3. Pensioenen (FPD)

3. Pensioenen 3.0 Methodologische nota Voorwaardelijke rust- en overlevingspensioenen In de ontwikkeling van de pensioenregeling voor zelfstandigen zijn drie fasen te onderscheiden. Tot voor de wet van 30.06.1956 ging het om een vrijwillig stelsel. De wet van 30.06.1956 introduceerde het stelsel van individuele kapitalisatie. Door de wet van 06.02.1976 werd de kapitalisatie als wijze van beheer afgeschaft. De wet van 15.05.1984 betreffende de harmonisatie van de verschillende pensioenregelingen is de meest belangrijke wet van de jongste jaren. Deze wet berust op vier grote basisbeginselen, met name: het behoud van rechten uit loopbaanjaren in de verschillende regelingen, gelijkheid van man en vrouw, uniformisering van termijnen voor indiening van aanvragen en vooral, de instelling van een pensioen in verhouding tot de door de zelfstandigen voor de loopbaanjaren na 1983 gestorte bijdragen. De rustpensioenen worden vanaf 1984 toegekend in functie van de beroepsinkomsten die als basis voor de berekening van de bijdragen gediend hebben. Op grond van de door de overleden echtgenoot uitgeoefende activiteit als zelfstandige kan de langstlevende echtgenoot, man of vrouw, een overlevingspensioen genieten. De statistische tabellen met betrekking tot de zogenaamde voorwaardelijke pensioenen (aantal begunstigden op 1 januari, indeling naar pensioensoort, geslacht en leeftijdsklasse, evenals het gemiddeld maandbedrag van het pensioenvoordeel) zijn op gelijkaardige wijze samengesteld als bij de werknemers. Specifiek voor het pensioenstelsel der zelfstandigen zijn de onvoorwaardelijke pensioenen, waarover hieronder meer.

Onvoorwaardelijke pensioenen Het onvoorwaardelijk pensioen wordt toegekend aan de volgende categorieën van personen: • degenen die geen aanvraag hebben ingediend voor een voorwaardelijk pensioen als zelfstandige; • degenen die geen aanspraak kunnen maken op de toekenning of de uitbetaling van een voorwaardelijk rust- of overlevingspensioen als zelfstandige; • zij voor wie het globaal bedrag van de rust- of overlevingsuitkeringen als zelfstandige lager ligt dan het bedrag van het onvoorwaardelijk pensioen. De statistische gegevens i.v.m. de onvoorwaardelijke pensioenen werden beperkt tot de uitgaven op jaarbasis (cf. tabel 3.3).

Synthesetabel (tabel 3.5) In de synthesetabel van de pensioenuitgaven wordt de evolutie van de uitgaven voor de verschillende pensioenvoordelen samengevat. Voor informatie over de aantallen cumulaties van pensioenvoordelen voor zelfstandigen met voordelen uit andere pensioenstelsels, inzonderheid dat der werknemers of dat van de overheid verwijzen we naar het jaarverslag van de RVP (website : http://www.sfpd.fgov.be/nl).

111


II. Het stelsel voor zelfstandigen

3. Pensioenen (FPD)

3.1 Aantal begunstigden van een rust- en/of overlevingspensioen dat in januari wordt betaald Bron: FPD

01.2011

01.2012

01.2013

01.2014

01.2015

Mannen

234.818

239.472

244.785

251.794

256.585

Rustpensioenen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet-gehuwden Rust & overleving, gedeelte rust

234.371 107.212 64.642 58.034 4.483

239.007 106.432 68.096 59.811 4.668

244.293 105.332 70.352 63.617 4.992

251.291 104.343 75.020 66.704 5.224

256.062 102.602 78.960 69.071 5.429

990 691 299

1.012 704 308

1.072 743 329

1.114 770 344

1.141 783 358

-543

-547

-580

-611

-618

Vrouwen

259.355

261.906

265.009

267.854

269.811

Rustpensioenen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet-gehuwden Rust & overleving, gedeelte rust

166.440 306 58.598 41.954 65.582

171.067 322 61.183 44.024 65.538

175.379 460 61.213 47.720 65.986

179.918 384 63.175 50.204 66.155

183.784 410 64.947 52.279 66.148

Overlevingspensioenen Rust & overleving, gedeelte overleving Overleving

120.538 58.256 62.282

118.581 58.391 60.190

117.712 59.250 58.462

116.390 59.988 56.402

114.637 60.399 54.238

Dubbeltellingen

-27.623

-27.742

-28.082

-28.454

-28.610

Totaal rust

400.811

410.074

419.672

431.209

439.846

Totaal overleving

121.528

119.593

118.784

117.504

115.778

Totaal pensioenen

522.339

529.667

538.456

548.713

555.624

Totaal dubbeltellingen

-28.166

-28.289

-28.662

-29.065

-29.228

Totaal rechthebbenden

494.173

501.378

509.794

519.648

526.396

Overlevingspensioenen Rust & overleving, gedeelte overleving Overleving Dubbeltellingen

112


II. Het stelsel voor zelfstandigen

3. Pensioenen (FPD)

3.2 Gemiddeld bedrag van de rust- en/of overlevingspensioenen die in januari worden betaald (euro) Bron: FPD

01.2011

01.2012

01.2013

01.2014

01.2015

Mannen

542,43

561,15

579,31

588,43

585,70

Rustpensioenen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet-gehuwden Rust & overleving, gedeelte rust

542,63 711,64 360,08 443,55 415,59

561,39 744,19 376,61 456,85 428,69

579,56 776,70 395,37 467,24 447,13

588,66 803,00 404,63 470,96 453,03

585,94 807,59 409,61 468,72 453,09

Overlevingspensioenen Rust & overleving, gedeelte overleving Overleving

196,97 172,11 254,41

201,35 173,76 264,41

207,71 177,88 275,08

215,28 180,87 292,28

214,19 180,34 288,22

Vrouwen

399,54

409,82

420,15

418,25

413,28

Rustpensioenen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet-gehuwden Rust & overleving, gedeelte rust

224,11 381,75 240,38 256,99 187,81

230,39 405,27 247,71 260,85 192,90

235,88 422,45 252,86 264,98 197,79

235,45 449,73 253,90 263,16 195,57

233,53 454,47 253,01 259,04 192,89

Overlevingspensioenen Rust & overleving, gedeelte overleving Overleving

550,20 515,94 582,49

572,80 537,61 606,95

594,45 557,79 631,61

598,56 563,42 635,94

598,30 564,80 635,60

Totaal / rustpensioen

410,36

423,31

435,94

441,29

438,69

Totaal / overlevingspensioen

547,32

569,66

590,96

594,93

594,51

Totaal / pensioen

442,23

456,36

470,14

474,19

471,16

Totaal / rechthebbende

467,43

482,10

496,57

500,71

497,32

113


II. Het stelsel voor zelfstandigen

3. Pensioenen (FPD)

3.3 Pensioenuitgaven per categorie (voorwaardelijk of onvoorwaardelijk pensioen) Bron: FPD

2011

2012

2013

2014

2015

Rustpensioenen Gemiddeld aantal gerechtigden Gemiddeld jaarbedrag (euro) Uitgaven (duizend euro)

404.658 5.144,29 2.081.677

412.004 5.353,82 2.205.797

423.548 5.479,16 2.320.686

434.063 5.532,39 2.401.405

442.130 5.579,67 2.466.939

Overlevingspensioenen Gemiddeld aantal gerechtigden Gemiddeld jaarbedrag (euro) Uitgaven (duizend euro)

120.584 6.773,34 816.756

118.590 7.058,96 837.122

117.975 7.133,96 841.629

116.625 7.180,90 837.472

114.486 7.336,83 839.964

2.898.433

3.042.919

3.162.315

3.238.877

3.306.903

1

-1

0

0

0

40.712

41.388

40.132

38.847

38.372

40.713

41.387

40.132

38.847

38.372

Voorwaardelijke pensioenen

Totale uitgaven (duizend euro) Onvoorwaardelijke pensioenen (duizend euro) Uitbetaald door de sociale verzekeringsfondsen Uitbetaald door FPD Totaal

114


115

6.880 7.177

Totaal rechthebbenden

72 4

31.875

11.683 71 4.058 2.264 353 4.937

6.956

215

6

20.192 6.231 8.902 4.728 235 96

221

Minder dan 60-64 jaar 60 jaar

Vrouwen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet gehuwd Rust & overleving Overlevingspensioenen

Mannen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet gehuwd Rust & overleving Overlevingspensioenen

Bron: FPD

123.141

51.886 197 23.841 15.621 10.810 1.417

71.255 23.948 27.759 18.544 996 8

65-69 jaar

93.579

42.945 89 15.939 10.577 13.422 2.918

50.634 21.096 16.728 11.908 890 12

70-74 jaar

3.4 Rechthebbenden naar pensioensoort, leeftijdsklasse en geslacht

91.630

45.401 34 11.087 8.734 18.900 6.646

46.229 22.107 12.144 10.984 986 8

75-79 jaar

87.974

49.563 12 7.122 7.365 23.742 11.322

38.411 18.158 8.503 10.545 1.194 11

80-84 jaar

91.020

61.377 7 2.828 7.714 30.710 20.118

29.643 11.062 4.918 12.362 1.293 8

85 jaar en ouder

526.396

269.811 410 64.947 52.279 97.937 54.238

256.585 102.602 78.960 69.071 5.594 358

Totaal

Toestand op 1 januari 2015

II. Het stelsel voor zelfstandigen 3. Pensioenen (FPD)


II. Het stelsel voor zelfstandigen

3. Pensioenen (FPD)

3.5 Synthesetabel: uitgaven voor de pensioenen (duizend euro) Bron: FPD

2011

2012

2013

2014

2015

2.952.058

3.096.522

3.214.114

3.288.618

3.355.579

2.081.704 816.732 1.588 40.712 1.746 5.526 4.051

2.205.797 837.122 1.648 41.388 1.178 5.498 3.891

2.320.687 841.629 1.864 40.132 681 5.460 3.661

2.401.405 837.472 2.031 38.838 202 5.344 3.326

2.466.977 839.964 2.089 38.372 5.135 3.042

Onvoorwaardelijke pensioenen SVF

1

-1

-44

-

-

Tussenkomst van het repartitiestelsel in de renten

-

-

-

-

-

2.952.059

3.096.521

3.214.070

3.288.618

3.355.579

Pensioenen FPD Rustpensioenen Overlevingspensioenen Bijzondere toelage Onvoorwaardelijke pensioenen FPD Vervroegde uittredingstoelage landbouw Pensioenbijslag (art. 5, KB 25.4.1997) Welvaartsaanpassing

Totaal

116


Inhoudstafel

II. Het stelsel voor zelfstandigen

4. Faillissementsverzekering (RSVZ)

4. Faillissementsverzekering 4.0 Methodologische nota De tabel 4.1 omvat het aantal rechthebbenden (aantal toekenningen), het aantal vergoede maanden, de gemiddelde maanduitkering en de uitgaven aan sociale prestaties voor de faillissementsverzekering op jaarbasis. Hij stelt de toekenningen en de uitgaven van de faillissementsverzekering in enge zin voor, zoals gekend door interne opvraging van het repertorium van de RSVZ. De gemiddelde maanduitkering wordt berekend, rekening houdend met het feit dat een toekenning op meerdere maanden betrekking kan hebben. Krachtens het K.B. van 26.04.2007 werd de periode gedurende dewelke men een uitkering van de faillissementsverzekering kan genieten verlengd tot ten hoogste 12 maanden. Sinds 1 oktober 2012 bestaat de faillissementsverzekering ook voor zelfstandigen, die wegens overmacht gedwongen worden een einde te stellen aan hun activiteit en die geen inkomen noch vervangingsinkomen hebben. De tabel 4.2 geeft de statistiek van de budgettaire bedragen die werkelijk betaald zijn aan de sociale verzekeringsfondsen in het kader van de faillissementsverzekering. Sommige uitbetalingen hebben betrekking op vorige jaren. Deze statistiek omvat ook de uitbreiding van de verzekering tot zelfstandigen in moeilijkheden. Aanvullende informatie over de faillissementsverzekering vindt u op de website van de RSVZ: www.rsvz.be. Algemene informatie over de evolutie van het aantal faillissementen en hun omvang vindt u op de website van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie: http://statbel.fgov.be bij de rubriek Economie, ondernemingen...(faillissementsstatistieken).

117


II. Het stelsel voor zelfstandigen

4. Faillissementsverzekering (RSVZ)

4.1 Evolutie van het aantal gevallen en van de bedragen toegekend aan de gefailleerden (1) Bron: RSVZ

Aantal gevallen (toekenningen) Aantal vergoede maanden Gemiddelde maanduitkering (euro) Totale uitgaven (euro)

2011

2012

817 6.037 580,43

717 5.096 635,78

2013

2014

2015

492 3.335 1.089,65

603 4.249 1.096,49

537 3.613 1.113,38

3.504.073 3.239.912 3.633.971 4.658.996 4.022.655

(1) Deze statistiek is gebaseerd op het repertorium van de RSVZ; de gegevens zijn onvolledig.

4.2 Prestaties faillissementsverzekering werkelijk betaald aan de sociale verzekeringsfondsen (in duizend euro) Bron: FOD Sociale Zekerheid (DG Zelfstandigen)

2011 Uitgaven

2012

13.304

9.990

118

2013 6.903

2014 7.881

2015 7.591


III RIZIV-Geneeskundige verzorging 2011-2015

119


120


III C. Statistieken

1. Methodologische nota 2. Ledental per categorie uitkeringsgerechtigden (personen ten laste inbegrepen) 3. Ledental naar onderscheid van het recht op de verhoogde tegemoetkoming (personen ten laste inbegrepen) 4. Ledental naar statuut en verwantschap 5. Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende naar voorkeurregeling 6. Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende naar leeftijdsklasse – Algemene Regeling 7. Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende naar leeftijdsklasse - Regeling der Zelfstandigen 8. Aantal gevallen of dagen naar groeperingen van de nomenclatuur (totaal) 9. Gemiddelde geïndexeerde kost naar groeperingen van de nomenclatuur (totaal) 10. Geaggregeerde tabel van de uitgaven 11. Uitgaven naar groeperingen van de nomenclatuur – deel ten laste van de V.I.’s 12. Uitgaven naar groeperingen van de nomenclatuur – deel ten laste van het RIZIV 13. Uitgaven naar betalende instelling 14. Ledental per verzekeringsinstelling 15. Uitgaven per verzekeringsinstelling 16. Detail van de diverse uitgaven

121


122


Inhoudstafel

III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

Geneeskundige verzorging 1. Methodologische nota Ledental per categorie uitkeringsgerechtigden (tabellen 2 – 4) Deze statistiek betreft de aantallen regelmatig bij een ziekenfonds ingeschreven gerechtigden met hun personen ten laste voor het gehele stelsel. Krachtens de wet van 31 januari 2007, houdende een nieuwe financiering van de verzekering voor geneeskundige verzorging, is er op 01.01.2008 een eenheidsstelsel geneeskundige verzorging ontstaan, die de werknemers, de zelfstandigen en het personeel van de openbare sector omvat. Niettemin wordt in de tabel 2 nog steeds het onderscheid werknemers, inclusief openbare sector tegenover zelfstandigen gemaakt. Dit is van belang tot het jaar 2007, maar de uitsplitsing wordt ook verdergezet voor de volgende jaren tot 2015. De statistiek wordt jaarlijks opgemaakt op 30 juni en 31 december door het RIZIV. Bij de primaire uitkeringsgerechtigden zijn de studenten hoger onderwijs inbegrepen. Vanaf 30.06.1998 is er een verruiming van de categorieën “voorkeurregeling 100 %” en “ingeschrevenen in het Rijksregister” (die niet onder een andere categorie zijn opgenomen). De gerechtigden, wier toestand onregelmatig is en die bijgevolg niet meer verzekerd zijn, zijn niet inbegrepen in de tabellen. Tabel 2 geeft de ledentallen naar statuut, inclusief de personen ten laste, op jaarbasis met als teldatum 30 juni. Tabel 3 geeft globaal de verdeling tussen de personen rechthebbenden voor de verhoogde tegemoetkoming en degenen die daar geen recht op hebben. Tabel 4 geeft voor de periode 2011 – 2013 het ledental naar statuut (actieven, invaliden, personen met een handicap, gepensioneerden enz…) en naar verwantschap (gerechtigde of een van de subcategorieën van de personen ten laste).

Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende naar statuut (tabel 5) De gemiddelde jaarlijkse kost, zoals voorgesteld in de tabel 5, geeft de verhouding weer tussen de uitgaven van de betrokken categorie van rechthebbenden en hun aantal (gerechtigden en personen ten laste). We onderscheiden als categorieën ‘rechthebbenden zonder verhoogde tegemoetkoming’ en ‘rechthebbenden met verhoogde tegemoetkoming’. De berekende gemiddelden zijn gebaseerd enkel op de tussenkomsten ten laste van de V.I.. Immers de uitgaven rechtstreeks ten laste van het R.I.Z.I.V. zijn niet individueel toewijsbaar. Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende naar geslacht en leeftijdsklasse (2014) (tabellen 6 en 7) In deze tabellen wordt de jaarlijkse kost per rechthebbende ingedeeld naar geslacht en leeftijdsklasse. Bovendien zijn de gegevens, wat het algemeen stelstel betreft, uitgesplitst naar het onderscheid met of zonder voorkeurregeling. In de tabellen 6 en 7 wordt geen rekening gehouden met de uitgaven rechtstreeks ten laste van het RIZIV.

Aantal gevallen of dagen (tabel 8) en gemiddelde geïndexeerde kost (tabel 9) Het KB van 14.09.1984 stelt de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen vast. Onder een groepering van verstrekkingen wordt verstaan een aantal verstrekkingen die vanwege hun aard bij elkaar geplaatst worden en waarover statistische gegevens beschikbaar zijn.

123


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

De tabel 8 geeft volgens groepering van verstrekkingen het volume (= aantal gevallen of aantal dagen) weer. De verhoging van het aantal gevallen farmaceutische verstrekkingen in de officina’s en de daarbij horende vermindering van de gemiddelde geïndexeerde kost vindt zijn oorsprong in de toepassing van het KB van 16.03.2010 tot vaststelling van het honorarium voor de aflevering van een vergoedbare farmaceutische specialiteit. Nomenclatuurwijzigingen veroorzaken vanaf 2012 een gelijkaardig effect bij de implantaten. De gemiddelde geïndexeerde kost wordt berekend aan de hand van het aantal gevallen, behalve voor de verpleegdagprijs, forfaitaire dagprijs en militair hospitaal, het forfait nierdialyse en de dagverzorgingscentra (tabel 9).

De uitgaventabellen (tabellen 10 – 13) Tabel 10 geeft op geaggregeerde wijze de evolutie van de uitgaven naar hoofdrubrieken (C1-C10) van de nomenclatuur (2011 – 2015). Ten gevolge van onze keuze van samennemingen zijn bepaalde afwijkingen mogelijk ten opzichte van andere geaggregeerde tabellen over hetzelfde onderwerp. In de tabellen 11 en 12 geven we de gedetailleerde RIZIV-rubrieken, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen de uitgaven welke via tussenkomst van de V.I. worden betaald en de rechtstreekse uitgaven van het RIZIV. Tabel 11 geeft de uitgaven betaald via de V.I., tabel 12 deze die rechtstreeks door het RIZIV betaald worden en tabel 13 is de synthesetabel. De tabellen 11 tot 13 bestrijken de boekjaren 2011 - 2015.

Ledental en uitgaven per verzekeringsinstelling (tabellen 14 - 15) In tabel 14 worden de ledentallen op 30 juni per verzekeringsinstelling (landsbond of kas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering) gegeven. Volledigheidshalve geven we hieronder de officiële benamingen van de verzekeringsinstellingen: • Landsbond der Christelijke Mutualiteiten; • Nationaal Verbond van Neutrale Mutualiteitsverbonden; • Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten; • Landsbond van Liberale Mutualiteiten; • Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen; • Hulpkas voor Ziekte- en invaliditeitsverzekering; • Kas der geneeskundige verzorging van de NMBS. De uitgaven van de verzekeringsinstellingen zijn beschikbaar op jaarbasis. Tabel 15 (uitgaven uitgesplitst per V.I.) is voor het totaal te vergelijken met tabel 11 (uitgaven naar rubriek, betaald via de V.I.).

Detail van de diverse uitgaven in de rekeningen van het RIZIV (tabel 16) Tabel 16 geeft het detail van de diverse uitgaven. Voor details over de verzekerbaarheid verwijzen we naar de RIZIV publicaties “Statistieken van de ledentallen – sociaal verzekerden” die beschikbaar zijn op de website van het RIZIV: http://www.riziv.fgov.be/nl/statistieken/geneesk-verzorging Vragen over ledentallenbestanden, kunt u richten aan effectifs@riziv.fgov.be. Voor overige informatie over de geneeskundige verzorging, kan u ook terecht op de website van het RIZIV.

124


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

2. Ledental per categorie uitkeringsgerechtigden (personen ten laste inbegrepen) Bron: RIZIV - Dienst voor administratieve controle - Directie controle en beheer van toegankelijkheidsgegevens en archivering van gegevens

06.2011

06.2012

06.2013

06.2014

06.2015

Primaire uitkeringsgerechtigden (PUG) - werknemers

6.799.056

6.809.115

6.808.226

6.791.099

6.747.094

Primaire uitkeringsgerechtigden (PUG) - zelfstandigen

888.249

895.426

903.264

908.780

920.197

967

950

980

980

1.054

2.756.554

2.809.082

2.872.462

2.953.264

3.023.284

1.866.115 890.439

1.906.605 902.477

1.956.350 916.112

2.016.533 936.731

2.081.122 942.162

495.960

517.101

542.440

583.945

621.754

210.908 285.052

222.232 294.869

234.231 308.209

253.236 330.709

273.841 347.913

1.870.781

1.914.006

1.963.293

2.012.880

2.057.812

1.437.472 433.309

1.472.661 441.345

1.515.740 447.553

1.561.969 450.911

1.610.373 447.439

389.813

377.975

366.729

356.439

343.718

217.735 172.078

211.712 166.263

206.379 160.350

201.328 155.111

196.908 146.810

261.389

261.756

257.852

250.800

256.438

1.993

1.763

1.565

1.425

1.293

Studenten hoger onderwijs Weduwen, invaliden, gepensioneerden, wezen (WIGW) Tarief 75 % Tarief 100 %

Invaliden, gehandicapten Tarief 75 % Tarief 100 %

Gepensioneerden Tarief 75 % Tarief 100 %

Weduwen en wezen Tarief 75 % Tarief 100 %

Ingeschrevenen in het Rijksregister (IRR) Kloostergemeenschappen Totaal

10.708.208 10.778.092 10.844.349 10.906.348 10.949.360

3. Ledental naar onderscheid van het recht op de verhoogde tegemoetkoming (personen ten laste inbegrepen) Bron: RIZIV - Dienst voor administratieve controle - Directie controle en beheer van toegankelijkheidsgegevens en archivering van gegevens

06.2011

06.2012

06.2013

06.2014

06.2015

8.992.414

9.001.855

9.024.546

9.037.214

9.047.293

waarvan werknemers "tarief 75 %" waarvan zelfstandigen "tarief 75 %"

8.028.511 963.903

8.030.160 971.695

8.044.093 980.453

8.047.306 989.908

8.048.123 999.170

Rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming ( "100%" )

1.715.794

1.776.237

1.819.803

1.869.134

1.902.067

waarvan werknemers "tarief 100 %" waarvan zelfstandigen "tarief 100 %"

1.614.637 101.157

1.675.327 100.910

1.719.516 100.287

1.764.454 104.680

1.801.728 100.339

Rechthebbenden op het gewone tarief ( "75%" )

Totaal

10.708.208 10.778.092 10.844.349 10.906.348 10.949.360

125


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

4. Ledental naar statuut en verwantschap Bron: RIZIV - Dienst voor administratieve controle - Directie controle en beheer van toegankelijkheidsgegevens en archivering van gegevens

Gerechtigden

Toestand op 30 juni 2013

Personen ten laste Echtgenoten

Actieven (1) Invaliden Mindervaliden Gepensioneerden Weduwen en wezen Kloostergemeenschappen Ingeschrevenen in het Rijksregister (IRR)

4.883.764 308.588 72.058 1.585.704 342.193 1.565

300.725 27.183 3.337 340.964 2.004 0

162.704

19.197

Totaal

7.356.576

693.410

Ascendenten

Descendenten

14.061 2.513.920 2.828.706 876 119.961 148.020 209 10.228 13.774 377.589 386 36.239 24.536 151 22.381 0 0 0 676

75.275

257.852

Toestand op 30 juni 2014

Personen ten laste Echtgenoten

Actieven (1) Invaliden Mindervaliden Gepensioneerden Weduwen en wezen Kloostergemeenschappen Ingeschrevenen in het Rijksregister (IRR)

4.873.793 329.007 76.624 1.640.090 332.491 1.425

291.279 27.604 4.084 335.190 2.026 0

159.413

17.209

Totaal

7.412.843

677.392

Ascendenten

Descendenten

Totaal Subtotaal

13.269 2.522.518 2.827.066 907 133.875 162.386 219 11.625 15.928 372.790 409 37.191 23.948 142 21.780 0 0 0 627

73.551

91.387

7.700.859 491.393 92.552 2.012.880 356.439 1.425 250.800

15.573 2.800.540 3.493.505 10.906.348

Bron: RIZIV - Dienst voor administratieve controle - Directie controle en beheer van toegankelijkheidsgegevens en archivering van gegevens

Gerechtigden

95.148

7.712.470 456.608 85.832 1.963.293 366.729 1.565

16.359 2.778.004 3.487.773 10.844.349

Bron: RIZIV - Dienst voor administratieve controle - Directie controle en beheer van toegankelijkheidsgegevens en archivering van gegevens

Gerechtigden

Totaal Subtotaal

Toestand op 30 juni 2015

Personen ten laste Echtgenoten

Actieven (1) Invaliden Mindervaliden Gepensioneerden Weduwen en wezen Kloostergemeenschappen Ingeschrevenen in het Rijksregister (IRR)

4.846.226 351.665 74.782 1.691.369 319.975 1.283

285.875 28.712 4.331 327.497 2.047 4

162.123

17.123

Totaal

7.447.423

665.589

Ascendenten

Descendenten

12.531 2.523.713 2.822.119 946 148.923 178.581 219 12.176 16.726 366.443 399 38.547 23.743 141 21.555 10 0 6 562

76.630

94.315

7.668.345 530.246 91.508 2.057.812 343.718 1.293 256.438

14.798 2.821.550 3.501.937 10.949.360

(1) Werkenden, UVW-werkzoekenden, UVW-niet-werkzoekenden en bruggepensioneerden.

126

Totaal Subtotaal


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

5. Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende naar voorkeurregeling (1) (gerechtigden en personen ten laste) (euro) Bron: RIZIV

2011

2012

2013

2014

2015

Rechthebbenden zonder verhoogde tegemoetkoming (VT) Algemene regeling zonder VT Regeling der zelfstandigen zonder VT

1.709 -

1.768 -

-

1.850 1.351

-

4.837 -

4.887 -

-

4.697 6.311

-

2.188

2.258

2.300

2.147

2.139

2.233 1.767

2.306 1.805

-

2.385 1.811

-

Rechthebbenden met verhoogde tegemoetkoming (VT) Algemene regeling met VT Regeling der zelfstandigen met VT

Totaal Algemene regeling Regeling der zelfstandigen

(1) de gemiddelden werden berekend op basis van de beschikbare gegevens. (Het detail voor 2013 ontbreekt.)

6. Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende naar leeftijdsklasse (2014) (euro) Algemene regeling Bron: RIZIV

Zonder voorkeurregeling

0 - 1 jaar 1 - 4 jaar 5 - 9 jaar 10 - 14 jaar 15 - 19 jaar 20 - 24 jaar 25 - 29 jaar 30 - 34 jaar 35 - 39 jaar 40 - 44 jaar 45 - 49 jaar 50 - 54 jaar 55 - 59 jaar 60 - 64 jaar 65 - 69 jaar 70 - 74 jaar 75 - 79 jaar 80 - 84 jaar 85 - 89 jaar 90 jaar en meer Totaal

Met voorkeurregeling

Totaal

Mannen

Vrouwen

Mannen

Vrouwen

1.267,84 909,23 718,35 653,68 644,58 591,14 638,60 779,32 890,06 1.035,96 1.253,52 1.580,21 2.044,17 2.581,35 3.283,80 4.136,18 5.174,48 6.467,92 8.757,76 12.342,12

1.108,30 755,12 545,94 610,15 812,78 848,16 1.317,39 1.515,74 1.382,00 1.352,36 1.521,55 1.767,14 2.010,09 2.294,18 2.768,18 3.555,94 4.591,95 6.337,55 9.457,16 14.282,10

1.702,89 1.621,51 1.526,93 1.455,86 1.482,18 1.643,90 2.526,80 3.162,98 3.474,96 3.726,03 4.174,90 5.018,68 5.516,96 5.798,91 6.516,06 7.579,68 8.642,43 10.270,38 12.733,87 16.385,63

1.367,17 1.271,13 1.085,03 1.119,61 1.462,93 1.841,51 2.528,56 2.764,73 2.937,88 3.328,23 3.837,93 4.455,42 4.775,44 4.960,74 5.449,62 6.400,60 7.849,55 10.267,13 13.609,26 18.685,07

1.294,64 953,18 769,19 770,24 887,82 897,66 1.175,10 1.380,70 1.421,58 1.534,09 1.766,94 2.113,92 2.517,28 2.970,80 3.601,40 4.484,86 5.754,35 7.712,39 10.894,20 15.843,85

1.718,29

1.977,12

4.314,40

5.064,72

2.384,73

127


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

7. Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende naar leeftijdsklasse (2014) (euro) Regeling der zelfstandigen Bron: RIZIV

Zonder voorkeurregeling

0 - 1 jaar 1 - 4 jaar 5 - 9 jaar 10 - 14 jaar 15 - 19 jaar 20 - 24 jaar 25 - 29 jaar 30 - 34 jaar 35 - 39 jaar 40 - 44 jaar 45 - 49 jaar 50 - 54 jaar 55 - 59 jaar 60 - 64 jaar 65 - 69 jaar 70 - 74 jaar 75 - 79 jaar 80 - 84 jaar 85 - 89 jaar 90 jaar en meer Totaal

Met voorkeurregeling

Totaal

Mannen

Vrouwen

Mannen

Vrouwen

1.157,45 737,75 632,24 601,33 607,17 487,24 493,04 580,77 692,55 819,37 1.014,82 1.294,34 1.726,64 2.345,25 3.213,56 3.849,10 5.088,11 6.296,82 8.783,63 12.619,30

925,13 638,30 481,47 565,55 715,29 672,81 1.075,38 1.306,11 1.150,88 1.095,46 1.230,50 1.469,38 1.660,53 2.129,77 2.542,80 3.296,69 4.565,37 6.281,02 9.687,36 16.658,03

1.095,84 2.453,68 1.786,13 2.200,52 2.710,75 2.098,43 1.428,68 1.804,77 1.806,53 2.672,77 3.112,24 5.673,78 6.777,98 6.615,18 5.988,66 6.406,75 6.963,08 8.181,34 10.232,66 14.715,20

850,31 1.732,31 1.551,00 1.482,44 1.716,29 2.302,92 1.885,34 1.619,01 1.967,58 2.779,28 2.817,95 4.545,67 4.632,28 4.717,99 4.387,26 4.863,36 5.784,12 8.345,86 11.511,21 16.936,12

1.041,60 761,48 616,14 652,52 747,03 657,86 766,80 876,72 891,29 972,01 1.148,22 1.469,49 1.880,88 2.557,58 3.339,53 4.228,71 5.537,37 7.467,89 10.438,14 16.001,91

1.238,61

1.459,56

6.017,24

6.593,18

1.811,19

128


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

8. Aantal gevallen (g) of dagen (d) naar groeperingen van de nomenclatuur (duizendtallen) Totaal (PUG + WIGW + IRR) Bron: RIZIV

2011

2012

2013

2014

2015

Raadplegingen, bezoeken en adviezen (g) Medische beeldvorming (g) Klinische biologie (g) Speciale verstrekkingen (g) Heelkunde en anesthesiologie (g) Gynaecologie (g) Toezicht en permanentie (g)

89.940 33.551 374.786 23.116 18.333 1.223 25.073

91.200 33.986 376.282 23.646 18.925 1.223 25.376

91.962 33.519 371.624 23.181 19.368 1.074 25.152

91.940 33.559 375.347 23.547 19.600 1.028 24.840

94.901 34.072 389.611 24.225 20.223 1.016 25.304

Totaal geneesheren

566.021

570.638

565.879

569.861

589.352

28.521

29.104

29.687

30.326

32.061

De officina's (g) Specialiteiten afkomstig van ziekenhuisofficina's, en afgeleverd aan niet ter verpleging opgenomen rechthebbenden (g) Specialiteiten afgeleverd aan gehospitaliseerde rechthebbenden (g) Magistrale bereidingen (g) Wachthonorarium (g) Overige farmaceutische verstrekkingen (g)

221.029

265.916

226.910

216.268

245.524

19 1.729 23.314 1.064 7.438

19 1.763 23.718 1.033 8.076

946 1.762 22.767 1.026 8.065

1.939 1.740 22.753 964 8.430

1.818 1.778 23.035 944 9.060

Totaal farmaceutische verstrekkingen

254.593

300.525

261.476

252.093

282.160

Honoraria van verpleegkundigen (g) Kinesitherapeuten (g) Bandagisten + orthopedisten (g) Implantaten + implanteerbare hartdefibrilatoren (g) Opticiens (g) Gehoorprothesisten (g) Vroedvrouwen (g)

136.581 38.436 12.112 3.397 414 47 559

141.918 38.819 12.963 6.042 410 50 589

143.859 38.975 13.053 12.795 419 51 625

148.874 40.059 13.274 11.695 421 53 698

152.805 41.668 13.007 12.265 440 57 748

Verpleegdagprijs (d) Forfaitaire dagprijzen in algemene ziekenhuizen (d)

19.258 2.191

19.162 2.315

18.863 2.342

18.240 1.734

18.338 1.646

Totaal verpleegdagprijs

21.449

21.477

21.206

19.974

19.984

6

4

5

6

5

730 725 322

747 736 319

757 754 329

769 753 340

784 769 356

Erelonen tandartsen (g)

Militair hospitaal (all-in-prijs) (d) Dialyse - geneesheren (g) Dialyse - forfait nierdialyse (d) Dialyse - thuis of in een centrum (g) Totaal dialyse (g)

1.051

1.066

1.086

1.109

1.139

Rust- en verzorgingstehuizen (d) Rustoorden voor bejaarden (d) Dagverzorgingscentra (d)

24.223 21.741 348

24.732 21.699 386

25.288 21.924 444

26.135 22.548 491

-

Totaal RVT/ROB/Dagverzorgingscentra

46.312

46.817

47.656

49.173

89

Psychiatrische verzorgingstehuizen (d) Initiatieven voor beschut wonen (d) Forfaitaire dagprijzen in psychiatrische ziekenhuizen (d)

2.336 1.306 196

2.241 1.318 198

2.313 1.349 204

1.710 1.360 206

164

Totaal geestelijke gezondheidszorg

3.839

3.757

3.866

3.276

164

33.833 17 4.029 6.062 238 8 21 210 2 20 35 8.025

38.082 15 4.097 6.302 251 9 23 172 3 16 36 8.513

44.388 8 4.460 7.326 265 9 24 240 3 21 38 132 9.184

47.200 8 4.891 7.523 290 9 24 152 3 21 39 134 9.886

46.702 3 5.252 7.453

Revalidatie en herscholing (g) Bijzonder Fonds (g) Logopedie (g) Medisch-pediatrische centra (g) Andere kosten van verblijf en reiskosten (g) Regularisatie en herfacturatie (g) Sociale maximumfactuur (MAF) (g) Chronische patiĂŤnten (g) Palliatieve zorgen (g) Palliatieve zorgen (patiĂŤnt) (g) Menselijke weefsels (g) Multidisciplinaire teams rolwagens (g) Multidisciplinaire eerstelijnszorg (g) Tabaksontwenning (g) MS/ALS/Huntington (d) Medische huizen (g)

129

47 292 25 300 1 143 10.744


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

9. Gemiddelde geïndexeerde kost naar groeperingen van de nomenclatuur (euro) Totaal (PUG + WIGW + IRR) Bron: RIZIV

2011

2012

2013

2014

2015

Raadplegingen, bezoeken en adviezen (g) Medische beeldvorming (g) Klinische biologie (g) Speciale verstrekkingen (g) Heelkunde en anesthesiologie (g) Gynaecologie (g) Toezicht en permanentie (g)

20,04 33,49 3,15 52,14 58,42 76,47 14,66

20,52 34,47 3,33 53,48 58,93 77,26 15,44

21,44 34,65 3,39 53,84 60,50 85,86 16,47

21,93 35,31 3,31 54,76 61,63 89,72 16,88

21,64 35,64 3,30 55,12 61,04 89,43 17,15

Geneesheren

12,09

12,55

12,93

13,08

12,98

Erelonen tandartsen (g)

27,19

27,64

27,76

27,69

27,40

De officina's (g) Specialiteiten afkomstig van ziekenhuisofficina's, en afgeleverd aan niet ter verpleging opgenomen rechthebbenden (g) Specialiteiten afgeleverd aan gehospitaliseerde rechthebbenden (g) Magistrale bereidingen (g) Wachthonorarium (g) Bloed- en bloedplasma (g) Overige farmaceutische verstrekkingen (g)

12,55

10,17

11,55

12,06

10,72

277,29 2,38 4,83 11,78

256,82 2,55 4,90 10,93

233,38 2,55 5,03 9,82

228,42 2,77 5,10 9,72

230,37 2,93 5,11 9,88

-

-

-

-

-

Honoraria van verpleegkundigen (g) Kinesitherapeuten (g) Bandagisten + orthopedisten (g) Implantaten + implanteerbare hartdefibrilatoren (g) Opticiens (g) Gehoorprothesisten (g) Vroedvrouwen (g)

8,07 15,61 20,82 162,27 56,69 998,25 27,61

8,30 15,91 20,51 103,82 58,43 1.016,30 27,31

8,68 16,56 21,04 51,81 64,98 1.050,60 27,52

8,95 16,92 21,55 54,94 65,13 1.079,25 27,74

8,96 17,00 16,76 55,85 64,98 1.083,75 27,79

Verpleegdagprijs (d) Forfaitaire dagprijzen in algemene ziekenhuizen (d)

258,37 100,14

270,38 102,58

282,07 105,71

301,40 122,50

306,30 128,97

Farmaceutische verstrekkingen

Verpleegdagprijs

242,21

252,29

262,58

285,87

291,69

1.603,23

1.620,81

1.670,81

1.524,49

1.625,70

Dialyse - geneesheren (g) Dialyse - forfait nierdialyse (d) Dialyse - thuis of in een centrum (g)

202,03 189,25 332,56

204,11 193,83 341,13

204,54 197,29 341,10

207,14 198,55 336,25

193,92 191,21 319,66

Dialyse (g)

372,42

379,04

382,77

381,63

361,21

Rust- en verzorgingstehuizen (d) Rustoorden voor bejaarden (d) Dagverzorgingscentra (d)

44,55 47,10

46,27 49,16

52,75 43,65 50,27

53,50 44,80 50,38

-

RVT/ROB/Dagverzorgingscentra

44,57

46,32

48,54

49,48

64,16

Psychiatrische verzorgingstehuizen (d) Initiatieven voor beschut wonen (d) Forfaitaire dagprijzen in psychiatrische ziekenhuizen (d)

40,96 29,52 13,12

41,63 31,76 13,75

42,43 32,42 13,78

59,99 32,12 15,00

21,51

Geestelijke gezondheidszorg

35,64

36,70

37,43

45,59

21,51

14,78 697,12 18,50 4,75 361,04 1.417,62 602,93 26,38 217,04 71,18 10,57

14,01 277,89 18,95 4,72 361,37 1.371,09 620,55 38,76 227,05 72,20 10,90

12,75 182,56 18,40 4,31 360,84 1.378,28 636,93 29,18 248,91 65,52 23,76 64,87 11,99

12,23 247,41 18,32 4,32 354,56 1.344,32 646,90 50,09 236,32 68,25 23,74 64,33 12,61

7,29 698,08 18,38 348,22 647,16 25,28 64,59 12,59

Militair hospitaal (all-in-prijs)

Revalidatie en herscholing (g) Bijzonder Fonds (g) Logopedie (g) Medisch-pediatrische centra (g) Andere kosten van verblijf en reiskosten (g) Chronische patiënten (g) Palliatieve zorgen (g) Palliatieve zorgen (patiënt) (g) Menselijke weefsels (g) Multidisciplinaire teams rolwagens (g) Multidisciplinaire eerstelijnszorg (g) Tabaksontwenning (g) MS/ALS/Huntington (d) Medische huizen (g)

130


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

10. Geaggregeerde tabel van de uitgaven (C1-C10) (duizend euro) Bron: RIZIV

2011 Geneesheren en klinische biologie Tandartsen Farmaceutische verstrekkingen Verpleegkundigen Kinesitherapeuten Paramedische verstrekkingen Ziekenhuisopname Andere verblijven Maximumfactuur Overige verstrekkingen Totaal

2012

6.955.943 775.562 4.395.249 1.122.136 606.694 889.167 5.207.108 3.042.726 329.653 753.146

7.265.430 804.462 4.366.572 1.200.395 624.859 983.748 5.428.277 3.194.114 328.002 788.993

2013 7.445.105 839.239 4.257.005 1.290.450 652.480 1.035.343 5.579.436 3.390.247 331.079 858.657

2014 7.599.660 855.173 4.267.404 1.374.597 685.155 1.032.943 5.721.587 3.562.600 336.216 875.996

2015 7.765.173 894.213 4.521.959 1.413.565 715.451 1.014.348 5.841.304 408.720 324.342 812.524

24.077.384 24.984.852 25.679.041 26.311.331 23.711.599

131


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

11. Uitgaven naar groeperingen van de nomenclatuur (duizend euro) Deel ten laste van de V.I.'s Bron: RIZIV

2011

2012

2013

2014

2015

Raadplegingen, bezoeken en adviezen Medische beeldvorming Klinische biologie Speciale verstrekkingen Heelkunde en anesthesiologie Gynaecologie Toezicht en permanentie

1.802.427 1.123.492 1.179.266 1.205.161 1.071.069 93.536 367.681

1.871.345 1.171.583 1.253.159 1.264.506 1.115.242 94.472 391.822

1.971.301 1.161.446 1.259.253 1.248.002 1.171.714 92.175 414.273

2.015.897 1.184.834 1.243.926 1.289.551 1.207.883 92.201 419.424

2.053.970 1.214.402 1.288.738 1.335.327 1.234.331 90.896 434.087

Subtotaal_1 geneesheren

6.842.632

7.162.129

7.318.164

7.453.716

7.651.751

Erelonen tandartsen

762.273

790.518

824.243

839.775

878.413

De officina's Specialiteiten afkomstig van ziekenhuisofficina's, en afgeleverd aan niet ter verpleging opgenomen rechthebbenden Specialiteiten afgeleverd aan gehospitaliseerde rechthebbenden Magistrale bereidingen Wachthonorarium Bloed- en bloedplasma Overige farmaceutische verstrekkingen

2.774.486

2.704.813

2.621.327

2.607.185

2.632.154

889.391 479.538 55.530 5.132 87.663 87.585

947.736 452.767 60.492 5.063 91.518 88.259

982.373 411.107 58.142 5.160 87.874 79.180

1.030.229 397.364 63.072 4.918 82.326 82.312

1.232.624 409.669 67.432 4.826 83.775 89.523

Subtotaal_1 farmaceutische verstrekkingen

4.379.325

4.350.648

4.245.164

4.267.404

4.520.002

Honoraria van verpleegkundigen (deel V.I.) Kinesitherapeuten Bandagisten + orthopedisten Implantaten + implanteerbare hartdefibrilatoren Opticiens Gehoorprothesisten Vroedvrouwen

1.102.413 599.882 252.176 551.283 23.445 46.819 15.444

1.177.618 617.794 265.876 627.268 23.946 50.570 16.088

1.249.287 645.547 274.657 662.940 27.211 53.343 17.193

1.332.998 677.696 286.036 642.552 27.446 57.195 19.375

1.369.862 708.452 218.008 685.023 28.565 61.977 20.775

Verpleegdagprijs Forfaitaire dagprijzen in algemene ziekenhuizen

4.975.697 219.409

5.180.920 237.478

5.320.679 247.606

5.497.468 212.474

5.616.968 212.305

Totaal verpleegdagprijs

5.195.106

5.418.398

5.568.285

5.709.942

5.829.273

9.427

7.164

8.332

8.551

8.509

147.383 137.130 106.963

152.435 142.748 108.859

154.910 148.677 112.087

159.331 149.601 114.301

152.006 146.996 113.683

Militair hospitaal (all-in-prijs) Dialyse - geneesheren Dialyse - forfait nierdialyse Dialyse - thuis of in een centrum Totaal dialyse

391.476

404.042

415.674

423.233

412.684

Rust- en verzorgingstehuizen Rustoorden voor bejaarden Dagverzorgingscentra

2.047.643 16.394

2.149.704 18.962

2.290.929 22.341

1.398.108 1.010.121 24.727

3.278 2.368 58

Subtotaal_1 RVT/ROB/Dagverzorgingscentra

2.064.037

2.168.666

2.313.270

2.432.956

5.705

95.699 38.550 2.575

93.281 41.869 2.715

98.129 43.722 2.818

102.570 43.683 3.093

0 0 3.522

Totaal geestelijke gezondheidszorg

136.824

137.865

144.670

149.347

3.522

Revalidatie en herscholing (deel V.I.) Bijzonder Fonds Logopedie Medisch-pediatrische centra Andere kosten van verblijf en reiskosten Regularisatie en herfacturatie Sociale maximumfactuur (MAF) Chronische patiĂŤnten Palliatieve zorgen Palliatieve zorgen (patiĂŤnt) Menselijke weefsels Multidisciplinaire teams rolwagens Multidisciplinaire eerstelijnszorg Medische huizen Tabaksontwenning (1) MS - ALS - Huntington (1)

499.945 12.118 74.519 0 28.774 -99.826 329.653 85.823 11.460 12.705 5.537 535 1.424 84.834 0 0

533.585 4.130 77.657 0 29.719 -85.337 328.002 90.532 12.274 14.048 6.685 700 1.191 92.803 0 0

565.911 1.402 82.054 0 31.562 -81.339 331.079 95.711 12.549 15.091 7.016 747 1.361 110.141 911 8.593

577.410 2.003 89.594 0 32.506 -120.480 336.216 102.824 12.647 15.736 7.611 767 1.427 124.641 929 8.646

340.571 2.171 96.534 0 33.344 -52.866 324.342 101.507 0 16.253 7.586 0 524 135.245 0 9.207

23.420.063

24.324.579

24.950.769

25.520.701

23.416.939

Psychiatrische verzorgingstehuizen Initiatieven voor beschut wonen Forfaitaire dagprijzen in psychiatrische ziekenhuizen

Totaal (1) Tabaksontwenning en MS - ALS - Huntington 2009-2012: zie tabel 12

132


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

12. Uitgaven naar groeperingen van de nomenclatuur (duizend euro) Deel ten laste van het RIZIV Bron: RIZIV

2011 Forfait accreditatie artsen + medisch dossier Forfait telematica v. geneesheren Kwaliteitscontrole klinische biologie Forfait georganiseerd wachtdiensten + zorgtrajecten Impulsfonds groepspraktijken Praktijkondersteuning huisartsengeneeskunde DNA-tests uitgevoerd in het buitenland Financiering voor lokale kwaliteitsgroepen

2012

2013

2014

2015

10.617 6.547 9.075 64.252 6.908 15.912 -

16.456 6.802 3.476 54.998 4.476 17.093 -

17.188 8.700 0 59.501 22.632 17.287 240 1.393

17.626 6.277 2.561 68.387 28.315 20.816 401 1.560

16.624 7.337 2.558 65.256 -447 21.403 599 92

113.311

103.301

126.941

145.944

113.422

Forfait accreditatie tandartsen

13.289

13.944

14.996

15.398

15.800

Terugbetaling herceptine (art. 56) Terugbetaling pneumokokkenvaccin (art. 56) Telematica apothekers

0 15.924 0

0 15.924 0

0 11.841 0

0 0 0

0 0 0 1.957

Subtotaal_2 geneesheren

Premie tariferingsdiensten

-

-

-

-

15.924

15.924

11.841

0

1.957

6.812

7.065

16.871 6.933

17.874 7.459

18.807 6.998

19.723

22.777

24.292

23.726

24.896

-

-

-

339

0

Loonharmonisering personeel RVT Syndicale premie Zorgvernieuwing (art.56) Palliatieve dagcentra (art. 56) RVT/ROB/dagcentra: geriatrische verpleegkunde RVT/ROB/dagcentra: titels en kwalificaties

284.128 4.293 13.474 277 -

302.939 2.503 9.359 438 -

310.367 4.393 3.713 361 -

331.652 2.144 12.155 6.191

0 0 12.465 -

Subtotaal_2 RVT/ROB/Dagverzorgingscentra

302.172

315.239

318.834

352.142

12.465

98.023 30.863

109.084 29.200

124.602 2.038 37.831

139.097 2.502 41.191

15.147 686 49.979

837 1.774 18.076 3.000 6.432

859 120 8.688 3.000 7.619

0 0 28.430 3.000 0

0 0 22.578 2.682 0

0 0 23.664 0 0

Subtotaal_2 farmaceutische verstrekkingen Honoraria van verpleegkundigen (eigen uitgave van het RIZIV) Forfait telematica kinesitherapeuten Specifieke kosten diensten thuisverpleging Bandagisten + orthopedisten

Einde loopbaan Revalidatie en herscholing (eigen uitgave van het RIZIV) GeĂŻnterneerden (1)

Tabaksontwenning Psychiatrisch verzorgingscircuit (art. 56) Sociaal akkoord Fonds verslaving MS - ALS - Huntington (1) Diversen Totaal

27.085

23.453

11.663

19.698

10.838

657.321

660.273

728.272

790.631

294.660

(1) Tabaksontwenning en MS - ALS - Huntington 2013: zie tabel 11

13. Uitgaven naar betalende instelling (duizend euro) Bron: RIZIV

2011 Deel ten laste van de V.I.'s

2012

2013

2014

2015

Deel ten laste van het RIZIV

23.420.063 657.321

24.324.579 660.273

24.950.769 728.272

25.520.701 790.631

23.416.939 294.660

Algemeen totaal

24.077.384

24.984.852

25.679.041

26.311.332

23.711.599

133


134

10.060.786 10.464.653 10.704.105 10.943.371 9.922.743

960.400 1.006.888 1.044.313 1.087.555 1.013.157

6.861.263 7.116.498 7.322.363 7.478.528 6.975.938

1.438.622 1.488.893 1.504.590 1.533.550 1.368.923

Neutrale SocialisChristelijke Liberale Mutualiteitstische Mutualiteiten Mutualiteiten verbonden Mutualiteiten 3.592.918 3.726.961 3.827.981 3.945.202 3.681.248

Onafhankelijke Ziekenfondsen

Onafhankelijke Ziekenfondsen 1.980.799 2.004.786 2.036.808 2.061.113 2.083.392

(1) De sociale prestaties die onmiddellijk door het RIZIV betaald worden zijn niet inbegrepen.

2011 2012 2013 2014 2015

Bron: RIZIV

15. Uitgaven per verzekeringsinstelling (duizend euro) (1)

06.2011 06.2012 06.2013 06.2014 06.2015

Neutrale SocialisChristelijke Liberale Mutualiteitstische Mutualiteiten Mutualiteiten verbonden Mutualiteiten 4.489.153 468.694 3.004.768 576.914 4.496.362 478.561 3.034.296 575.070 4.500.294 487.086 3.057.874 571.638 4.507.297 498.249 3.080.440 567.853 4.518.535 507.914 3.087.942 558.980

141.080 146.914 158.718 156.614 152.509

Hulpkas voor ZIV

75.658 78.482 81.675 83.476 85.568

Hulpkas voor ZIV

Bron: RIZIV - Dienst voor administratieve controle - Directie controle en beheer van toegankelijkheidsgegevens en archivering van gegevens

14. Ledental per verzekeringsinstelling

372.266 382.117 382.065 375.880 302.422

NMBS

112.222 110.535 108.974 107.920 107.029

NMBS

23.427.334 24.332.925 24.944.134 25.520.701 23.416.940

Totaal

10.708.208 10.778.092 10.844.349 10.906.348 10.949.360

Totaal

III. RIZIV-Geneeskundige verzorging


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

16. Detail van de diverse uitgaven (duizend euro) Bron: RIZIV

2011

2012

2013

2014

2015

685.876 670.973 3.572 10.520 78 733

652.750 637.268 3.736 10.904 82 760

582.079 566.538 3.357 11.339 85 760

707.069 691.663 2.896 12.421 89 -

700.274 683.274 3.692 13.215 93 -

RIZIV - Andere 433.887 Sociaal statuut 164.993 Stagemeesters 19.375 Art. 56 - 22 89.704 Art. 56 - 22 moleculaire biologie Sociaal akkoord 82.010 IMA - Permanente steekproef 119 Sociaal plan kinesitherapeuten 100 Expertise 1.695 Terugbetaling recuperatie geneesmiddelen Bestrijding tabaksgebruik 2.000 Campagnes 2.000 Verhoogde kosten 4.250 tarificatiediensten Autoverzekering (HVKZ) 5 Informatisering 17.973 Terugbetaling heffing 36.500 zakencijfer Provisiefonds geneesmiddelen (overschrijding) Subsidie GDT 2.014 Syndicale premie depositokas 4.000 Participatiefonds Fiscale Maribel 6.314 Adviserend geneesheren accreditering 835 Geschil klinische biologie Druk voorschriftenboekjes Compensatie generieken -

553.565 169.015 20.276 96.116 89.625 200 1.774

295.012 8.590 21.074 81.889 94.926 208 1.344

480.967 182.934 25.110 86.889 97.687 216 1.844

410.886 186.442 27.147 44.136 95.699 219 1.924

-

-

-

-

2.000 2.093

2.000 1.000

2.000 2.175

2.175

4.448

4.509

4.705

4.909

5 31.374

5 32.325

5 33.007

5 13.288

36.500

27.152

35.900

33.439

-

-

-

-

2.108 4.000 3.157 874 90.000 -

2.166 4.000 5.350 908 6.158 656 752

2.260 4.768 947 520 -

988 515 -

1.206.315

877.091

1.188.036

1.111.160

Verzekeringsinstellingen Internationale verdragen Aandeel intresten op beleggingen VI Aandeel terugvorderingen prest. VI Gerechtelijke intresten SIS-kaarten

Totaal

1.119.763

135


136


IV Sociale bijstand 2011-2015

137


138


IV C. Statistieken

1. Dienstverlening van de OCMW’s (POD Maatschappelijke Integratie) 1.0 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5

141

Methodologische nota Aantal rechthebbenden op leefloon naar gezinstype Totale uitgaven voor het Recht op Maatschappelijk Integratie (RMI) Aantal rechthebbenden op maatschappelijke hulp (financiĂŤle hulp) naar gezinstype Totale uitgaven voor het Recht op Maatschappelijke Hulp (RMH) Aantal tewerkgestelde rechthebbenden

2. Inkomensgarantie voor ouderen - Gewaarborgd inkomen voor bejaarden (FPD) 147 2.0 2.1 2.2 2.3

Methodologische nota Aantal rechthebbenden IGO volgens leeftijdsklasse en geslacht Aantal rechthebbenden gewaarborgd inkomen voor bejaarden volgens leeftijdsklasse en geslacht Jaarlijkse uitgaven

3. Tegemoetkomingen aan personen met een handicap (FOD Sociale Zekerheid) 3.0 3.1 3.2

Methodologische nota Aantal rechthebbenden naar type tegemoetkoming (jaargemiddelden) Totale uitgaven tegemoetkomingen aan personen met een handicap naar type tegemoetkoming

139

151


140


Inhoudstafel

IV. Sociale bijstand

1. Dienstverlening van de OCMW's

1. Dienstverlening van de OCMW’s 1.0 Methodologische nota A. Het Recht op Maatschappelijke Integratie De nieuwe wet van 26.05.2002 aangaande het recht op maatschappelijke integratie is van toepassing vanaf 01.10.2002. Zij vervangt de oude wet van 1974 met betrekking tot het bestaansminimum. De nieuwe reglementering voorziet, behalve een tegemoetkoming voor onbemiddelde personen (“het leefloon” genoemd), de mogelijkheid om een opleiding te volgen, om een baan te vinden en om door een maatschappelijk assistent begeleid te worden. Het leefloon wordt toegekend en uitbetaald door de gemeentelijke openbare centra voor maatschappelijk welzijn. De federale Staat betaalt een gedeelte van de uitgekeerde bedragen terug. Het saldo is ten laste van de OCMW's en dus onrechtstreeks van de gemeenten, die wettelijk verplicht zijn het eventuele tekort op de rekening van het OCMW bij te passen (Cf. art. 106 OCMW-wet). In tabel 1.1 vindt men de evolutie van het aantal rechthebbenden op het leefloon naar gezinstype. De opgenomen categorieën zijn: • samenwonende met één of meerdere personen • alleenstaande • samenwonende met personen ten laste Op 1 september 2017 zijn de jaarlijkse bedragen die kunnen worden toegekend de volgende (aan spilindex 103,04 basis 2013=100): - samenwonende met één of meerdere personen: 7.141,58 euro - alleenstaande: 10.712,38 euro - samenwonende met personen ten laste: 14.283,19 euro Tabel 1.2 toont een aantal jaargegevens met betrekking tot het Recht op Maatschappelijke Integratie: het gemiddeld aantal gerechtigden, een gemiddeld jaarbedrag en de uitgaven Recht op Maatschappelijke Integratie (uitgedrukt in duizend euro).

141


IV. Sociale bijstand

1. Dienstverlening van de OCMW's

B. Recht op Maatschappelijke Hulp Het Recht op Maatschappelijke Hulp (ingesteld door de wet van 2 april 1965) heeft als doel eenieder een menswaardig bestaan te verzekeren. De maatschappelijke hulp wordt toegekend door het OCMW en kan een aanvulling zijn op het recht op maatschappelijke integratie of een vervanging ervan, wanneer de belanghebbende de voorwaarden niet vervuld van gezegd recht. De maatschappelijke hulp kan verschillende vormen aannemen: ze kan materieel zijn (financieel of in natura) of immaterieel (raad, begeleiding, hulp bij het vinden van een job,…) De voornaamste aspecten van deze hulp zijn: de financiële hulp (equivalent leefloon), een tewerkstelling en/of een tussenkomst in de (dringende) medische hulp. De rechthebbenden van het Recht op Maatschappelijke Hulp zijn voornamelijk asielzoekers (recht op opvang, tussenkomst in de medische onkosten, gezinsbijslag,..), de vreemdelingen, ingeschreven in het vreemdelingenregister (equivalente financiële hulp) en de personen die illegaal op het grondgebied verblijven (dringende medische hulp). De federale Staat stort een belangrijk deel terug van de bedragen uitgegeven in het kader van het Recht op Maatschappelijke Hulp. Het saldo is ten laste van de OCMW’s. Tabel 1.3 geeft de evolutie weer van de rechthebbenden op financiële hulp (equivalent leefloon), toegekend in het kader van de maatschappelijke hulp, volgens gezinstypologie. De verschillende categorieën en bedragen die toegekend kunnen worden zijn dezelfde als deze voor het leefloon. Tabel 1.4 omvat een aantal jaarlijkse gegevens met betrekking tot het Recht op Maatschappelijke Hulp: het gemiddelde aantal rechthebbenden, het gemiddeld jaarlijks bedrag per rechthebbende, de totale uitgaven voor het Recht op Maatschappelijke Hulp (wet van 2 april 1965).

C. De activering van de financiële dienstverleningen van de OCMW’s Sinds 01.01.1998 krijgen de gerechtigden op bestaansminimum (vanaf 01.10.2002: leefloon) toegang tot de volgende tewerkstellingsinitiatieven: • de doorstromingsprogramma's; • de arbeidsplaatsen erkend in het kader van de professionele reïntegratie van langdurig werklozen (dienstenbanen); • de banenplannen; • de initiatieven voor sociale inschakeling … 1 In 2000 werd het "Lenteprogramma" van kracht. Het betreft een actieplan dat gericht is op de vermindering van het aantal gerechtigden op het bestaansminimum. Hiertoe werden bepaalde tewerkstellingsmodaliteiten versterkt, onder andere de sociale tewerkstelling binnen de OCMW's in het kader van art. 60, § 7 en art. 61 van de organieke wet van 08.07.1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn2. Meer bepaald gebeurt dit door de verhoging van de Staatstoelage, de uitbreiding van de mogelijkheden tot terbeschikkingstelling (eveneens voor de privé-sector) en de mogelijkheid tot tijdelijke deeltijdse tewerkstelling. Verder werden nieuwe tewerkstellingskansen gecreëerd, zoals de invoeginterim en de tewerkstelling in het kader van de sociale economie.

1 Vanaf 01.01.2002 vervangt de veralgemeende activering (activa) de vroegere maatregelen: de -------------------dienstenbanen, de invoeginterim en het banenplan. 2 Zie art. 6-9 van de wet van 26.05.2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.

142


IV. Sociale bijstand

1. Dienstverlening van de OCMW's

De uitgaven gekoppeld aan de activering maken integraal deel uit van de begroting die voorbehouden is aan het recht op maatschappelijke integratie en op maatschappelijke dienstverlening. Er bestaan evenwel twee specifieke toelagen: • De ene moedigt de tewerkstelling aan in de sector van de sociale economie en omvat: De verhoogde Staatstoelage: in de sociale economie neemt de begroting van maatschappelijke integratie het verschil tussen het leefloon en de regelmatige tussenkomst toegekend aan de personen die tewerkgesteld zijn in het kader van de toepassing van artikel 60, § 7 ten laste; De activering van het leefloon voor de begunstigden tewerkgesteld via de invoeginitiatieven in de sociale economie (SINE); • De andere werd toegekend aan de OCMW’s in het kader van de activering zoals voorzien in het “Lenteprogramma”. Dit omvat: De met 25 % verhoogde Staatstoelage voor diegenen die tewerkgesteld worden in het kader van artikel 60, § 7; De monitoring van het "Lenteprogramma". In de tabel 1.4 betreft het totaal uitgaven de in het gegeven jaar vereffende bedragen. Hierin kunnen zich verschuivingen in de tijd en/of achterstallen voordoen ten opzichte van het jaar waarin een bepaald recht ontstaan is. Bijgevolg wordt er in deze tabel geen gemiddeld jaarbedrag meer berekend. In de tabel 1.5 hernemen we het aantal tewerkgestelde personen in het kader van de maatschappelijke integratie en in het kader van de maatschappelijke hulp. Het gaat voornamelijk om tewerkstellingen in toepassing van artikelen 60, §7 en 61 van de organieke wet van 08.07.1976 op de openbare centra van maatschappelijk welzijn en om activeringsmaatregelen. Als gevolg van de 6de Staatshervorming werden bevoegdheden aan de Gemeenschappen, Gewesten of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie overgedragen vanaf 1 juli 2014. Dit is het geval met de beroepsactivering. De bestaande reglementering blijft van toepassing totdat een Gemeenschap of Gewest besloten heeft tot wijzigingen of tot nieuwe regels.

U vindt aanvullende informatie over de maatschappelijke integratie en de maatschappelijke hulp op de website van de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie bevoegd voor Grootstedenbeleid: www.mi-is.be.

143


IV. Sociale bijstand

1. Dienstverlening van de OCMW's

1.1 Aantal rechthebbenden op leefloon naar gezinstype Bron: POD Maatschappelijke Integratie

01.2011 Samenwonenden met één of meerdere personen Mannen Vrouwen

Alleenstaanden Mannen Vrouwen

Samenwonenden met personen ten laste Mannen Vrouwen

Totaal Mannen Vrouwen

01.2012

01.2013

01.2014

01.2015

28.808

29.522

30.556

32.259

34.641

14.575 14.230

14.895 14.627

15.654 14.902

16.823 15.436

17.844 16.797

40.995

39.386

39.742

41.105

43.429

22.152 18.845

21.585 17.800

22.424 17.318

23.214 17.891

24.262 19.168

26.529

27.071

27.688

28.905

33.246

4.673 21.857

4.918 22.153

5.090 22.598

5.571 23.334

6.269 26.977

96.332

95.979

97.986

102.269

111.316

41.400 54.932

41.398 54.581

43.168 54.818

45.608 56.661

49.061 62.255

1.2 Totale uitgaven voor het Recht op Maatschappelijk Integratie (RMI) Bron: POD Maatschappelijke Integratie

Gemiddeld aantal rechthebbenden Gem. aantal rechthebbenden leefloon Gem. aantal overige rechthebbenden, niet inbegrepen hierboven

Gemiddeld jaarbedrag (euro) Totaal uitgaven (duizend euro)

2011

2012

2013

2014

2015

104.670

105.367

108.968

113.274

127.836

94.908

95.589

98.868

102.654

116.125

9.762

9.779

10.100

10.620

11.711

6.175 646.343

6.254 658.971

6.598 718.971

6.840 774.763

5.818 743.815

1.3 Aantal rechthebbenden op maatschappelijke hulp (financiële hulp) naar gezinstype Bron: POD Maatschappelijke Integratie

01.2011 Samenwonenden met één of meerdere personen Mannen Vrouwen

Alleenstaanden Mannen Vrouwen

Samenwonenden met personen ten laste Mannen Vrouwen

01.2012

Mannen Vrouwen

01.2014

01.2015

7.787

7.619

5.864

5.094

4.654

4.088 3.706

4.065 3.592

2.995 2.870

2.574 2.520

2.317 2.337

11.978

13.493

10.759

8.989

8.006

8.705 3.288

9.800 3.760

7.622 3.137

6.312 2.676

5.578 2.428

8.171

8.228

6.942

5.643

5.007

2.989 5.068

3.030 5.095

2.534 4.409

1.990 3.653

1.656 3.351

69

85

46

Onbekend Totaal

01.2013

27.936

29.340

23.634

19.811

17.713

15.834 12.102

16.894 12.446

13.153 10.411

10.877 8.849

9.554 8.159

144


IV. Sociale bijstand

1. Dienstverlening van de OCMW's

1.4 Totale uitgaven voor het Recht op Maatschappelijke Hulp (RMH) Bron: POD Maatschappelijke Integratie

2011 Gemiddeld aantal rechthebbenden Gem. aantal rechthebbenden equival. leefloon

Totaal uitgaven (duizend euro)

2012

2013

2014

2015

42.874

42.509

36.347

31.772

28.121

26.776

21.562

18.305

16.798

-

353.462

421.461

347.282

303.612

214.713

1.5 Aantal tewerkgestelde rechthebbenden Bron: POD Maatschappelijke Integratie

01.2011 Art. 60 ยง7 Andere tewerkstellingsmaatregelen

11.834 1.180

01.2012 12.324 1.280

145

01.2013 12.631 1.327

01.2014 12.509 1.280

01.2015 -


146


Inhoudstafel

IV. Sociale bijstand

2. IGO - Gewaarborgd inkomen voor bejaarden

2. Inkomensgarantie voor ouderen - Gewaarborgd inkomen voor bejaarden 2.0 Methodologische nota A. De inkomensgarantie voor ouderen (IGO) Vanaf 01.06.2001 wordt een nieuwe uitkering, ingevoerd door de wet van 22.03.2001, toegekend: de inkomensgarantie voor ouderen (IGO). Degenen die genoten van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden vóór 01.06.2001 kunnen ervan blijven genieten, indien dit voordeliger is dan de nieuwe uitkering. De IGO verschilt van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden hoofdzakelijk door de volgende eigenschappen: • de leeftijd van dewelke men recht kan hebben op de IGO is dezelfde voor de mannen als voor de vrouwen: 62 jaar in 2002; 63 jaar vanaf 2003; 64 jaar vanaf 2006 en 65 jaar vanaf 2009. • de IGO is een individueel recht; • het totale bedrag van de inkomsten en pensioenen in aanmerking genomen bij de berekening wordt gedeeld door het aantal personen die dezelfde hoofdverblijfplaats delen, de betrokkene inbegrepen. In de nieuwe wet, spreekt men niet meer van bedrag “samenwonende “ of bedrag “alleenstaande”, maar van personen die dezelfde hoofdverblijfplaats delen of niet delen. Het toegekende bedrag is afhankelijk of de aanvrager zijn hoofdverblijfplaats deelt met één of meerdere personen Inhoudstafel of niet. Het basisbedrag wordt met 50% verhoogd als de aanvrager zijn hoofdverblijfplaats niet deelt met één of meerdere personen. Dit heeft tot gevolg dat twee personen die samenwonen recht hebben op het basisbedrag, onafhankelijk van het feit ze getrouwd zijn of niet. De wet maakt een uitzondering voor bepaalde categorieën van personen die niet verondersteld worden dezelfde hoofdverblijfplaats te delen als de aanvrager, niettegenstaande ze op hetzelfde adres ingeschreven zijn in het Rijksregister. Deze zijn : de minderjarige kinderen, de meerderjarige kinderen waarvoor gezinsbijslag ontvangen wordt, de bloed- of aanverwanten in dalende lijn, de personen die in hetzelfde rustoord, hetzelfde rust- en verzorgingstehuis of hetzelfde psychiatrisch centrum verblijven. Als de rechthebbende zijn hoofdverblijfplaats enkel deelt met personen van deze categorieën, dan heeft deze recht op de verhoogde uitkering. Op 1 september 2017 zijn de bedragen die kunnen toegekend worden de volgende (aan spilindex 103,04 basis 2013=100): • het bedrag “hoofdverblijfplaats delend”: 8.666,21 euro per jaar; • het bedrag “hoofdverblijfplaats niet delend”: 12.999,32 euro per jaar.

B. Het gewaarborgd inkomen voor bejaarden Het gewaarborgd inkomen voor bejaarden is een volledig kosteloos voordeel, wat wil zeggen dat geen enkele tegenoverstaande bijdrage vereist is. Het wordt toegekend na een onderzoek naar de bestaansmiddelen, wanneer deze een bepaald forfaitair jaarbedrag niet overschrijden. Op 1 december 2017 zijn de bedragen die kunnen toegekend worden de volgende (aan spilindex 103,04 basis 2013=100): • het "gezinsbedrag": 12.516,96 euro per jaar; • het bedrag “alleenstaande”: 9.387,89 euro per jaar. Het toegekende bedrag wordt met 90 % van de pensioenvoordelen die de aanvrager/aanvraagster of zijn/haar echtgeno(o)t(e) ontvangt verminderd.

147


IV. Sociale bijstand

2. IGO - Gewaarborgd inkomen voor bejaarden

De FPD geeft in zijn statistieken dezelfde opsplitsing als voor de pensioenen, zodat het bedrag "alleenstaande" onderverdeeld is in drie categorieĂŤn: gehuwden, niet gehuwden en weduwnaars (of weduwen). Vanaf 1999 werd jaarlijks een forfaitaire bijzondere verwarmingstoelage toegekend aan alle gerechtigden. Deze toelage werd vanaf 2002 opnieuw afgeschaft, ze blijft evenwel gelden voor de toegekende prestaties die dateren van voor juni 2001. Voor de IGO en voor het gewaarborgd inkomen voor bejaarden geven we het aantal rechthebbenden (resp. tab. 2.1 en 2.2) en het totaal der uitgaven (tab. 2.3).

148


-

-

Vrouwen Zij die hun hoofdverblijfplaats delen Zij die hun hoofdverblijfplaats niet delen Niet verdeelde gevallen

Totaal rechthebbenden

29.204

18.615 3.823 14.775 17

10.589 4.835 5.748 6

65-69 jaar

23.670

15.343 3.340 11.992 11

8.327 4.213 4.108 6

70-74 jaar

21.221

13.774 2.945 10.811 18

7.447 3.893 3.535 19

75-79 jaar

17.549

11.744 2.021 9.702 21

5.805 2.954 2.827 24

16.646

11.801 933 10.806 62

4.845 1.874 2.934 37

80-84 jaar 85 jaar en +

108.290

149

75-79 jaar

Totaal rechthebbenden

65

60 5

1 5

65

5 4

1.620

1.437 11 27 1.300 99

70-74 jaar

Vrouwen Gehuwden, gezin (rustpensioen) Gehuwden, alleenstaanden (rustpensioen) Niet gehuwden (rustpensioen) Rust & overleving

65-69 jaar

183 69 10 104

Minder dan 60-64 jaar 60 jaar

Mannen Gehuwden, gezin (rustpensioen) Gehuwden, alleenstaanden (rustpensioen) Niet gehuwden (rustpensioen) Rust & overleving

Bron: FPD

71.277 13.062 58.086 129

37.013 17.769 19.152 92

Totaal

Toestand op 1 januari 2015

1.777

1.437 10 14 1.287 126

340 114 10 212 4

1.905

1.633 4 14 1.498 117

272 43 5 220 4

80-84 jaar 85 jaar en +

5.372

4.577 29 55 4.146 347

795 226 25 536 8

Totaal

Toestand op 1 januari 2015

2.2 Aantal rechthebbenden gewaarborgd inkomen voor bejaarden volgens leeftijdsklasse en geslacht

-

60-64 jaar

Mannen Zij die hun hoofdverblijfplaats delen Zij die hun hoofdverblijfplaats niet delen Niet verdeelde gevallen

Bron: FPD

2.1 Aantal rechthebbenden IGO volgens leeftijdsklasse en geslacht

IV. Sociale bijstand 2. IGO - Gewaarborgd inkomen voor bejaarden


IV. Sociale bijstand

2. IGO - Gewaarborgd inkomen voor bejaarden

2.3 Jaarlijkse uitgaven (duizend euro) Bron: FPD

2011

2012

2013

2014

2015

IGO Gewaarborgd inkomen Verwarmingstoelage

398.388 38.735 459

437.271 35.135 397

453.611 36.328 348

486.611 25.773 292

501.743 23.822 223

Totaal

437.582

472.803

490.287

512.676

525.788

150


Inhoudstafel

IV. Sociale bijstand

3. Tegemoetkomingen aan personen met een handicap

3. Tegemoetkomingen aan personen met een handicap 3.0 Methodologische nota De bedoeling van het stelsel van de tegemoetkomingen aan personen met een handicap is de minstbedeelden onder hen ter hulp te komen. Het is een residueel stelsel van sociale bescherming, waarvoor geen bijdragen worden gevraagd en waarvan de prestaties steeds door de Staat gefinancierd worden. In 1969 ontstaan de gewone tegemoetkoming, bestemd voor de personen met een fysische handicap en de bijzondere tegemoetkoming, bestemd voor de andere personen met een handicap. In 1973 worden het verhoogd gewaarborgd inkomen en de tegemoetkoming voor hulp van derde ingesteld, en in 1976 de tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden. In 1974 worden de bedragen van de gewone en de bijzondere tegemoetkomingen verhoogd en gediversifieerd naargelang van de gezinstoestand, en het onderzoek naar de bestaansmiddelen wordt verscherpt. Tenslotte heeft de wet van 27.02.1987 de regeling grondig hervormd: • de inkomensvervangende tegemoetkoming wordt toegekend aan de persoon wiens verdienvermogen, ingevolge zijn handicap, verminderd is tot een derde of minder van wat een valide persoon op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen. De integratietegemoetkoming wordt toegekend aan de persoon met een handicap met een verminderde zelfredzaamheid, die aldus moeilijkheden ondervindt om zich in het maatschappelijk leven te integreren; • de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden wordt eveneens toegekend wegens gebrek aan en of vermindering van zelfredzaamheid. In geval van herziening van hun dossier, kunnen de “niet-bejaarde” rechthebbenden aanspraak maken op verworven rechten, indien hun recht vóór 31.12.1974 is ingegaan. De “bejaarde” rechthebbenden kunnen verworven rechten laten gelden, ongeacht de datum waarop hun tegemoetkoming is ingegaan. Er zijn twee tabellen, welke ingedeeld werden volgens soort tegemoetkoming. Het betreft het aantal rechthebbenden naar type tegemoetkoming (tabel 3.1) en de totale uitgaven per type tegemoetkoming (tabel 3.2). Ten gevolge van de 6de Staatshervorming zijn vanaf 1 juli 2014 bevoegdheden overgedragen aan de Gemeenschappen, Gewesten of Gemeenschapscommissies. Dit is het geval de Tegemoetkoming Hulp aan Bejaarden (THAB). De bestaande wetgeving blijft van toepassing totdat een Gemeenschap of een Gewest wijzigingen of een nieuwe reglementering beslist. Tot eind 2016 kende de FOD Sociale Zekerheid de THAB toe voor alle inwoners van België. Vanaf 1 januari 2017 werd de bevoegdheid overgedragen aan de Vlaamse Gemeenschap voor de personen die in Vlaanderen wonen.

151


IV. Sociale bijstand

3. Tegemoetkomingen aan personen met een handicap

3.1 Aantal rechthebbenden naar type tegemoetkoming (jaargemiddelden) Bron: FOD Sociale Zekerheid

2011

2012

2013

2014

2015

159.246

163.336

166.903

168.625

172.576

76.133 83.113

77.617 85.719

79.304 87.599

80.206 88.419

82.207 90.369

148.531

152.159

153.361

153.541

152.810

40.584 107.947

41.772 110.387

41.975 111.386

42.155 111.386

42.210 110.600

Gewone en bijzondere tegemoetkoming KB 1969 en KB 1974

1.567

1.249

1.143

975

814

Aanvullende tegemoetkoming

1.767

1.407

1.408

1.199

970

Tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen

580

414

412

302

205

Tegemoetkoming voor hulp van derde (uitsluitend)

143

114

113

79

63

311.834

318.679

323.340

324.721

327.438

1.103

842

839

667

527

Inkomensvervangende en integratietegemoetkoming Mannen Vrouwen

Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden Mannen Vrouwen

Totaal rechthebbenden Tegemoetkoming voor hulp van derde (totaal der voordelen)

(1)

(1) Dit totaal omvat diegenen die uitsluitend recht hebben op deze tegemoetkoming en diegenen die ze cumuleren met een aanvullende tegemoetkoming of een tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen.

152


IV. Sociale bijstand

3. Tegemoetkomingen aan personen met een handicap

3.2 Totale uitgaven tegemoetkomingen aan personen met een handicap naar type tegemoetkoming (duizend euro) Bron: FOD Sociale Zekerheid

2011

2012

2013

2014

2015

1.179.212

1.233.900

1.281.074

1.319.424

1.368.777

477.566

489.800

497.862

494.372

488.137

10.319

9.133

7.842

6.702

5.596

7.708

6.794

5.843

4.657

4.481

961

779

670

581

365

Tegemoetkoming voor hulp van derde

2.164

1.833

1.577

1.308

1.101

Totaal maandelijkse termijnen

1.677.930

1.742.239

1.794.868

1.827.043

1.868.458

102.436

102.600

90.827

92.054

-

1.780.366

1.844.839

1.885.695

1.919.097

1.868.458

Inkomensvervangende en integratietegemoetkoming Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden Gewone en bijzondere tegemoetkoming KB 1969 en KB 1974 Aanvullende tegemoetkoming Tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen

Achterstallen Totaal

153


154


V Buiten globaal beheer 2011-2015

155


156


V C. Statistieken

1. Overzeese sociale zekerheid (RSZ-ex DOSZ) 1.0 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11 1.12

Methodologische nota Aantal bijdragebetalenden naar geslacht (Wet van 17.07.1963) Bijdragen volgens wetgeving en verzekering Aantal rechthebbenden geneeskundige verzorging naar categorie Uitgaven voor geneeskundige verzorging volgens hoofdrubriek en toepasselijke wetgeving Aantal rechthebbenden uitkeringsverzekering Uitgaven voor de uitkeringsverzekering volgens wetgeving en categorie Aantal rechthebbenden renten en toelagen volgens wetgeving en categorie Uitgaven voor de renten en toelagen Aantal rechthebbenden arbeidsongevallen volgens wetgeving en categorie Uitgaven arbeidsongevallen volgens wetgeving Aantal rechthebbenden beroepsziekten Uitgaven voor beroepsziekten

2. Arbeidsongevallen – kapitalisatiestelsel (Fedris-ex FAO) 2.0 2.1 2.2 2.3

169

Methodologische nota Evolutie van het aantal ongevallen op de arbeidsplaats en van het aantal arbeidswegongevallen Sociale prestaties arbeidsongevallenverzekering - uitgaven Kapitalisatiestelsel – bijdragen, opbrengst beleggingen, uitgaven

3. Asbestfonds (Fedris-ex FBZ 3.0 3.1 3.2 3.3

159

173

Methodologische nota FBZ – asbestfonds – vergoedingen aan slachtoffers en rechthebbenden FBZ – asbestfonds – indeling van de slachtoffers naar leeftijd en geslacht FBZ – asbestfonds – aantal slachtoffers erkend door het asbestfonds, per ziekte

157


4. FBZ – provinciale en plaatselijke overheden 4.0 4.1 4.2

Methodologische nota FBZ – PPO – gemiddeld aantal gerechtigden FBZ – PPO – uitgaven

5. RVA – buiten globaal beheer 5.0 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8

177

Methodologische nota Vrijgestelden om reden van PWA – activiteiten Aantal werknemers die een opleiding volgden binnen het kader van het betaald educatief verlof, naar geslacht, statuut en gewest Outplacement Tewerkstellingsopdrachten – fysieke eenheden – startbonus Tewerkstellingsopdrachten – fysieke eenheden – stagebonus Tewerkstellingsopdrachten – uitgaven – startbonus Tewerkstellingsopdrachten – uitgaven – stagebonus Aantal uitgegeven dienstencheques

6. Lokale sociale zekerheid (RSZ-ex RSZPPO) 6.0

175

Nota

158

183


Inhoudstafel

V. Buiten globaal beheer

1. RSZ (ex-DOSZ)

1. RSZ (ex-DOSZ) 1.0 Methodologische nota Elke analyse van de overzeese sociale zekerheid vereist een verwijzing naar de wet van 16.06.1960. Deze wet belast de organismen met het beheer van de sociale zekerheid van de werknemers van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi onder de controle en met de waarborg van de Belgische Staat.

Verzekeringen De sociale zekerheidsregeling van koloniaal recht bevatte de volgende sectoren: • ouderdom en vroegtijdige dood; • kinderbijslag; • ziekte en invaliditeit; • geneeskundige verzorging; • vergoeding van de schade voortspruitende uit arbeidsongevallen en beroepsziekten. De onafhankelijkheid van de eertijds door België bestuurde gebieden heeft de opheffing van deze wetgevingen van koloniaal recht wat betreft de bijdragebetalingen tot gevolg gehad. De regeling voor overzeese sociale zekerheid die nadien ontstond, werd ingesteld door de wet van 17.07.1963, welke meermaals gewijzigd werd. Het huidige toepassingsgebied van deze wet is het geheel van personen, die hun beroepsactiviteit in het buitenland verrichten en die niet vallen onder de Verordening (EEG) n°1408 / 71, betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen. Het grondgebied waarop de Verordening (EEG) n°1408 / 71 van toepassing is, is dat van de Europese Unie, verruimd met IJsland, Noorwegen, Liechtenstein en Zwitserland. Volgens de huidige wetgeving omvat de regeling de volgende takken: • de ouderdoms- en overlevingsverzekering; • ziekte- en invaliditeitsverzekering; • de verzekering voor geneeskundige verzorging; • de mogelijkheid om bijzondere aanvullende contracten aan te gaan. De DOSZ stelt drie aanvullende contracten voor: “arbeidsongevallen”, “ongevallen in het privé-leven” en “geneeskundige verzorging”. Het is een wettelijke regeling door de Belgische Staat ingesteld en gewaarborgd. De aansluiting bij de overzeese sociale zekerheid is niet verplicht. Iedere belanghebbende kan vrij over zijn aansluiting bij deze regeling beslissen. Kunnen erbij aansluiten: de personen die onderdanen zijn van een Lidstaat van de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland of, wat hun nationaliteit ook zij, de personen die aangesteld zijn door de Belgische Staat, de Gemeenschappen of Gewesten of tewerkgesteld zijn door een onderneming waarvan de maatschappelijke zetel in België gelegen is en die bovendien werken buiten de Europese Economische Ruimte of Zwitserland. De regeling voor overzeese sociale zekerheid bevat geen enkele verwijzing naar de voorwaarden waarin de aangeslotenen hun overzeese beroepsactiviteit uitoefenen. Zowel de personen, die door een contract hun diensten verhuren als zelfstandigen kunnen zich aansluiten.

159


V. Buiten globaal beheer

1. RSZ (ex-DOSZ)

Sociale bijdragen De financiering van de takken ouderdom en vroegtijdige dood, ziekte en invaliditeit en geneeskundige verzorging in de huidige wetgeving wordt gespijsd door bijdragen die door de verzekerde vrij tussen een bodem- en grensbedrag worden bepaald en die de kostprijs voor levensonderhoud volgen (spilindexcijfers). Het minimum basisbedrag van de maandelijkse bijdrage bedraagt 37,18 euro, wat overeenkomt met een geïndexeerd bedrag van 244,71 euro (spilindex 119,62 basis 2004). Het maximum basisbedrag bedraagt 148,74 euro, wat overeenkomt met een geïndexeerd bedrag van 978,98 euro (spilindex 119,62 basis 2004). De storting evenwel van het minimumbedrag van de bijdrage opent slechts een recht op pensioen en op de terugbetaling van de geneeskundige verzorging. De uitkeringen van ziekengeld en invaliditeitsuitkeringen worden slechts toegekend indien de gemiddelde maandbijdrage het minimum (geïndexeerd) basisbedrag bereikt. De tussenkomst van de werkgever is niet vereist voor de betaling van de bijdragen: de wet of haar uitvoeringsbesluiten bepalen geen enkele nadere verdelingsregeling van de bijdragen tussen werkgever en de verzekerde; een verdeling kan enkel voortvloeien uit een overeenkomst tussen partijen. De wet van 17.07.1963 heeft drie Fondsen opgericht, elk met een eigen vermogen, namelijk • het pensioenfonds1; het invaliditeitsfonds2; • • het solidariteits- en perequatiefonds3. Onverminderd de bijzondere bepalingen die gelden voor verzekerden van niet E.U.-nationaliteiten4 worden de bijdragen tussen de drie Fondsen zo verdeeld: • Pensioenfonds: ........................................... 70,0%; • Invaliditeitsfonds: .......................................... 9,5%; • Solidariteits- en perequatiefonds: ............... 20,5%. Geneeskundige verzorging Het betreft een uitgestelde verzekering, wat betekent dat de terugbetaling van de kosten van de geneeskundige verzorging aan de verzekerde en zijn rechthebbenden enkel wordt verkregen, indien aan bepaalde voorwaarden inzake verzekeringsduur (minstens 16 jaar deelname) en leeftijd (het in genot treden van de voordelen kan ten vroegste vanaf 50 jaar) is voldaan of wanneer de verzekerde arbeidsongeschikt is bevonden overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17.07.1963 (hoofdstuk IV).

1

Beheer van de uitkeringen van de ouderdoms- en overlevingsverzekering verzekerd in individuele kapitalisatie. 2 Beheer van de ziekte en invaliditeitsverzekering, van de verzekering geneeskundige verzorging en van de contracten voor bijkomende verzekeringen. 3 Beheer van de prestaties van de ouderdoms- en overlevingsverzekering gefinancierd door de repartitieregeling. 4 In feite: E.U. + IJsland, Noorwegen, Liechtenstein en Zwitserland.

160


V. Buiten globaal beheer

1. RSZ (ex-DOSZ)

Uitkeringen Voor de verzekerde zijn uitkeringen voorzien in geval hij niet in staat is door zijn werk in zijn levensonderhoud te voorzien ten gevolge van een ziekte die zich manifesteert of van een ongeval5 dat zich voordoet tijdens de verzekeringsperiode. Ook de verzekerde vrouw die haar beroepsactiviteit staakt wegens zwangerschap, is erkend als zijnde niet in staat om door haar werk in haar levensonderhoud te voorzien. Pensioenen De ouderdoms- en overlevingsverzekering, ten laste van het Fonds voor pensioenen, voorziet in de toekenning van ouderdoms- en weduwenrenten. We beperken ons in deze nota tot de bespreking van de ouderdomsrenten. Voor de weduwenrenten, pensioen van de uit de echt gescheiden echtgenoot en de indexering van de uitkeringen verwijzen we de lezer naar de website van de RSZ: http://www.international.socialsecurity.be/social_security_overseas/nl/home.html De normale leeftijd waarop het pensioen kan worden opgenomen is 65 jaar, zowel voor de mannen als voor de vrouwen. Er bestaat evenwel een mogelijkheid om het pensioen vanaf de leeftijd van 60 jaar op te nemen, mits een vermindering van het pensioenbedrag. Bij overlijden is het overdraagbaar gedeelte van het pensioenkapitaal bestemd voor een eventueel overlevingspensioen en /of wezenuitkering. Het bedrag van de ouderdomsrente wordt bepaald door toepassing van de regels van de individuele kapitalisatie. Het is bijgevolg rechtstreeks afhankelijk van het bedrag van de gestorte bedragen, evenals van de leeftijd van de verzekerde op het ogenblik van de storting van de bijdragen en van de ingangsdatum van het pensioen.

Gezinsbijslag De wetten van 16.06.1960 en 17.07.1963 garanderen ten gunste van de rechtgevende kinderen, onderdanen van een der landen, die lid zijn van de Europese Unie6, kinderbijslag: aan de gepensioneerde koloniale werknemers die een loopbaan van tenminste 16 jaar • hebben; • aan de slachtoffers van een arbeidsongeval overkomen vóór 01.07.1960 en aan de personen met een beroepsziekte die na die datum niet meer aan het risico blootgesteld waren; • aan de verzekerden die een uitkering trekken krachtens de verzekering geneeskundige verzorging. Arbeidsongevallen en beroepsziekten De wetgeving voor sociale zekerheid naar koloniaal recht voorzag in de verzekering tegen arbeidsongevallen en beroepsziekten. Die uitkeringen worden door de wet van 16.06.1960 gewaarborgd. Het bij de wet van 17.07.1963 opgerichte stelsel voorziet niet in deze takken van sociale zekerheid in het kader van de algemene regeling. Nochtans verschaft de wet de mogelijkheid van een aanvullende verzekering inzake arbeidsongevallen.

5 6

Uitgezonderd een arbeidsongeval. In feite: E.U. + IJsland, Noorwegen, Liechtenstein en Zwitserland.

161


V. Buiten globaal beheer

1. RSZ (ex-DOSZ)

1.1 Aantal bijdragebetalenden naar geslacht (Wet van 17.07.1963) Bron: RSZ (ex - DOSZ)

2011

2012

2013

2014

2015

Mannen

7.463

7.532

7.532

7.454

7.302

Vrouwen

1.888

1.843

1.894

1.967

2.026

Totaal

9.351

9.375

9.426

9.421

9.328

1.2 Bijdragen volgens wetgeving en verzekering (duizend euro) Bron: RSZ (ex - DOSZ)

2011 Uitvoering van de voormalige sociale wetgeving (1) Ouderdom en vroegtijdige dood Arbeidsongevallen Beroepsziekten

2012

2013

2014

2015

0,0 0,0 0,2

0,0 0,0 0,0

0,0 0,0 0,0

0,0 0,0 0,0

0,0 0,0 0,0

47.144,6

49.874,7

53.034,1

51.829,4

51.756,5

4.906,2

5.192,1

5.504,7

5.399,2

5.391,6

11.341,0

11.709,4

12.419,3

12.173,0

12.149,8

1.440,0

1.423,2

1.681,3

1.860,3

1.857,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Stelsel van overzeese sociale zekerheid Ouderdom en overleving Ziekte-invaliditeit (geneeskundige verzorging) Aanvullende verzekeringen (2) Ziekte-invaliditeit (geneeskundige verzorging) Arbeidsongevallen Uitvoering van de wet van 05.08.1968 (3) Ouderdom en vroegtijdige dood

(1) De van kracht zijnde sociale wetgeving van Belgisch-Kongo, Rwanda en Burundi voor de toetreding van deze landen tot de onafhankelijkheid. (2) Het gaat om de verzekeringen bepaald in artikels 57 en 57bis van de wet van 17.07.1963. (3) Uitvoering van de wet tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privĂŠ-sector.

162


V. Buiten globaal beheer

1. RSZ (ex-DOSZ)

1.3 Aantal rechthebbenden geneeskundige verzorging naar categorie (1) Toestand op 31 december

Bron: RSZ (ex - DOSZ)

2011 Gewezen werknemers Werknemers die uitkeringen wegens ziekte of invaliditeit genieten Slachtoffers van een arbeidsongeval Personen met een beroepsziekte

2012

2013

2014

2015

2.766

2.501

2.154

1.715

1.590

57 0 0

58 0 0

44 0 0

35 0 0

34 0 0

1.381

1.290

652

408

368

47 3 6

42 3 4

18 1 2

13 0 0

8 0 0

Weduwen van Gewezen werknemers Werknemers die uitkeringen wegens ziekte of invaliditeit genoten Slachtoffers van een arbeidsongeval Personen met een beroepsziekte

(1) Er wordt geen rekening gehouden met de titularissen van een aanvullend contract inzake geneeskundige verzorging.

163


V. Buiten globaal beheer

1. RSZ (ex-DOSZ)

1.4 Uitgaven voor geneeskundige verzorging volgens hoofdrubriek en toepasselijke wetgeving (duizend euro) Toestand 2014

Bron: RSZ (ex - DOSZ)

Wet van 16.06.1960 Geneesheren Farmaceutische verstrekkingen Ziekenhuisverpleging Verpleegkundige zorgen Kinesitherapeuten Andere verstrekkingen Wet van 17.07.1963 Geneesheren Farmaceutische verstrekkingen Ziekenhuisverpleging Verpleegkundige zorgen Kinesitherapeuten Andere verstrekkingen Totaal

Verzekerden (1)

Gepensioneerden

Weduwen

0 0 0 0 0 0 0

14 1 1 0 0 1 11

755 63 37 177 70 15 393

0 0 0 0 0 0 0

8.228

9.793

4.087

620

2.758 1.817 1.709 12 106 1.826

1.618 1.528 2.564 542 212 3.329

437 273 939 218 83 2.137

108 144 195 31 12 130

8.228

9.807

4.842

620

Verzekerden (1)

Gepensioneerden

Weduwen

0 0 0 0 0 0 0

2 1 1 0 0 0 0

686 64 45 138 0 8 431

0 0 0 0 0 0 0

9.068

8.941

2.869

691

3.159 2.184 1.573 129 2.023

1.750 1.411 2.028 3 182 3.567

388 217 640 0 52 1.572

121 130 271 0 13 156

9.068

8.943

3.555

691

Toestand 2015

Bron: RSZ (ex - DOSZ)

Wet van 16.06.1960 Geneesheren Farmaceutische verstrekkingen Ziekenhuisverpleging Verpleegkundige zorgen Kinesitherapeuten Andere verstrekkingen Wet van 17.07.1963 Geneesheren Farmaceutische verstrekkingen Ziekenhuisverpleging Verpleegkundige zorgen Kinesitherapeuten Andere verstrekkingen Totaal

Invaliden

(1) Bijkomende verzekering (art. 57 van de wet van 17.07.1963).

164

Invaliden


V. Buiten globaal beheer

1. RSZ (ex-DOSZ)

1.5 Aantal rechthebbenden uitkeringsverzekering Toestand op 31 december

Bron: RSZ (ex - DOSZ)

2011

2012

2013

2014

2015

Invaliden Weduwen Wezen

107 33 1

105 31 2

95 30 1

98 29 0

99 24 1

Totaal

141

138

126

127

124

1.6 Uitgaven voor de uitkeringsverzekering volgens wetgeving en categorie (duizend euro) Bron: RSZ (ex - DOSZ)

2011

2012

2013

2014

2015

Wet van 16.06.1960 Invaliden Weduwen Wezen

29 13 16 0

29 13 16 0

20 5 15 0

16 3 13 0

14 3 11 0

Wet van 17.07.1963 Invaliden Weduwen Wezen

797 732 64 1

794 732 61 1

869 806 62 1

867 804 62 1

824 764 59 1

Totaal

826

823

889

883

838

165


V. Buiten globaal beheer

1. RSZ (ex-DOSZ)

1.7 Aantal rechthebbenden renten en toelagen volgens wetgeving en categorie

(1)

Toestand op 31 december

Bron: RSZ (ex - DOSZ)

2011

2012

2013

2014

2015

Wet van 16.06.1960 Rustpensioenen Overlevingspensioenen

22.304 12.205 10.099

21.193 11.339 9.854

19.840 10.319 9.521

18.725 9.465 9.260

17.495 8.600 8.895

Wet van 17.07.1963 Rustpensioenen Overlevingspensioenen

29.871 21.266 8.605

30.492 21.813 8.679

30.814 22.086 8.728

31.075 22.329 8.746

31.242 22.506 8.736

(1) De pensioengerechtigden gewaarborgd door de wet van 16.06.1960 die genoten hebben van de regeling ingesteld door de wet van 17.07.1963 zijn onder beide wetgevingen opgenomen.

1.8 Uitgaven voor de renten en toelagen (duizend euro) Bron: RSZ (ex - DOSZ)

2011

2012

2013

2014

2015

Rust Weduwen Wezen

253.948 76.952 1.137

256.042 77.774 1.191

256.348 78.569 1.168

250.898 77.780 1.059

244.729 77.126 937

Totaal

332.037

335.007

336.085

329.737

322.792

166


V. Buiten globaal beheer

1. RSZ (ex-DOSZ)

1.9 Aantal rechthebbenden arbeidsongevallen volgens wetgeving en categorie Toestand op 31 december

Bron: RSZ (ex - DOSZ)

2011

2012

2013

2014

2015

Wet van 16.06.1960 Invaliden Weduwen

132 99 33

119 87 32

108 79 29

98 71 27

83 58 25

Wet van 17.07.1963 (contracten) Invaliden Weduwen Wezen

286 230 52 4

279 225 50 4

275 224 48 3

270 219 48 3

260 214 43 3

Totaal

418

398

383

368

343

1.10 Uitgaven arbeidsongevallen volgens wetgeving (duizend euro) Bron: RSZ (ex - DOSZ)

2011 Wet van 16.06.1960 (art. 4) Algemene regeling

2012

2013

2014

2015

326

286

272

247

222

Wet van 17.07.1963 (art. 57) Aanvullende verzekering

1.447

1.492

1.573

1.222

1.293

Totaal

1.773

1.778

1.845

1.469

1.515

167


V. Buiten globaal beheer

1. RSZ (ex-DOSZ)

1.11 Aantal rechthebbenden beroepsziekten Toestand op 31 december

Bron: RSZ (ex - DOSZ)

2011 Wet van 16.06.1960 Blijvende arbeidsongeschiktheid Weduwen

2012

2013

2014

2015

10

6

4

4

4

4 6

3 3

2 2

2 2

2 2

1.12 Uitgaven voor beroepsziekten (duizend euro) Bron: RSZ (ex - DOSZ)

2011 Beroepsziekten

2012 76

168

2013 42

2014 31

2015 25

13


Inhoudstafel

V. Buiten globaal beheer

2. FAO-kapitalisatie

2. FAO-kapitalisatie 2.0 Methodologische nota Aantal arbeidsongevallen De tabel 2.1 is een algemene statistiek die de evolutie geeft van het jaarlijks aantal arbeidsongevallen, opgesplitst naar geslacht en naar het criterium arbeidsongeval (op de werkplaats) of arbeidswegongeval. Sociale prestaties van het kapitalisatiestelsel De tabel 2.2 geeft de evolutie weer van de uitgaven sociale prestaties van het kapitalisatiestelsel. Het gaat over medische kosten, prothese-, begrafenis- en verplaatsingskosten. Verder zijn opgenomen de uitkeringen voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid en de levenslange uitkeringen en renten aan slachtoffers en rechthebbenden alsmede de aan hen uitgekeerde kapitalen in het kader van de arbeidsongevallenwet van 10.04.1971. FAO-kapitalisatie: bijdragen en uitgaven De tabel 2.3 behandelt het FAO-kapitalisatiestelsel: bijdragen, opbrengst van beleggingen en uitgaven. Voor de bijdragen wordt het onderscheid gemaakt tussen gewone bijdragen en specifieke bijdragen. De gewone bijdragen betreffen de sector zeevisserij. Bij de prestaties wordt het onderscheid gemaakt tussen zorgen en verzekeringsverrichtingen. Hiervoor verwijzen we naar de methodologische nota arbeidsongevallen in het deel werknemers.

FAO-kapitalisatie: aantallen, bedragen en gemiddelde uitkering Het aantal gevallen, de betaalde bedragen en de gemiddelde uitkering van de renten minder dan 10 % (arbeidsongeschiktheidsgraad) van voor 1988, de renten gemeenschappelijke steenkoolkassen, de renten koopvaardij en de renten zeevisserij vindt u in tabel 2.4.

169


V. Buiten globaal beheer

2. FAO-kapitalisatie

2.1 Evolutie van het aantal ongevallen op de arbeidsplaats en van het aantal arbeidswegongevallen Bron: ex-FAO (website)

2011 Arbeidsongeval Mannen Vrouwen Onbekend

Arbeidswegongeval Mannen Vrouwen Onbekend

Totaal

2012

2013

2014

2015

147.854 104.851 42.982 21

135.118 94.350 40.759 9

126.726 87.479 39.233 14

121.195 83.328 37.859 8

116.447 79.343 39.097 7

22.349

22.013

23.793

20.670

20.772

10.508 11.837 4

10.194 11.818 1

10.489 13.304 0

9.462 11.207 1

9.452 11.318 2

170.203

157.131

150.519

141.865

137.219

2.2 Sociale prestaties arbeidsongevallenverzekering - uitgaven (in euro) Bron: ex-FAO

Bedragen van de betaalde uitkeringen

2011

2012

2013

2014

2015

Medische, chirurgische, farameutische en hospitalisatiekosten Prothesekosten Begrafeniskosten Verplaatsingskosten Uitkeringen voor tijdelijke ongeschiktheid Uitkeringen en renten - slachtoffers Uitkeringen en renten - rechthebbenden Kapitalen - slachtoffers Kapitalen - rechthebbenden Intrestlasten

127.770.658

121.787.090

119.143.452

111.701.862

108.967.453

9.993.819 404.078 4.918.362 237.781.929 372.947.954 48.124.561 11.339.939 1.730.844 4.364.065

10.775.970 405.767 4.755.339 251.472.566 385.292.502 48.418.368 11.618.375 4.678.642 4.224.275

10.788.344 79.772 4.717.970 253.230.297 375.384.763 42.752.678 11.895.588 1.449.397 2.364.449

10.729.939 375.686 4.521.821 253.338.302 381.094.383 41.249.933 13.445.805 1.019.714 3.450.826

8.679.555 315.346 4.206.904 247.602.533 163.398.749 27.632.729 12.459.434 1.395.935 3.839.642

Totaal

819.376.209

843.428.894

821.806.710

820.928.271

578.498.280

170


V. Buiten globaal beheer

2. FAO-kapitalisatie

2.3 Kapitalisatiestelsel - bijdragen, opbrengst beleggingen, uitgaven (in duizend euro) Bron: ex-FAO

2011 Bijdragen

2012

2013

2014

2015

1.074

1.317

1.213

1.223

1.277

674

670

685

692

663

674

670

685

692

663

400

646

529

531

614

15

17

22

23

13

52

58

48

47

44

6

6

11

4

8

327

566

448

456

548

Opbrengst beleggingen

41.861

44.580

50.132

36.307

50.915

Prestaties Zorgen Verzekeringsverrichtingen

22.398 2.533 19.866

22.066 2.664 19.402

21.727 2.658 19.068

21.063 2.670 18.393

20.642 2.740 17.902

Gewone bijdragen Zeevisserij

Specifieke bijdragen Bijdragenverhogingen en -boeten (1) (ambtshalve aansluitingen) Bijdragen aan het RIZIV Verwijlintresten op sociale bijdragen (2) Transferuitgaven van HVKZ

(1) ingevolge art. 1 van het K.B. van 30.12.1976 tot uitvoering van art. 59bis van de wet van 10.04.1971 (2) ingevolge art. 9 van het K.B. van 30.12.1976 tot uitvoering van art. 59quater van de wet van 10.04.1971

2.4 Kapitalisatiestelsel - aantallen, bedragen en gemiddelde uitgaven (in euro) Bron: ex-FAO

2011 Renten art. 45 ter, minder dan 10 % voor 1988 (geen index) Aantal Bedragen Gemiddelde uitkering

2012

2013

2014

2015

48.318 18.044.371 373,45

47.110 17.510.282 371,69

45.984 17.392.216 378,22

44.787 16.794.554 374,99

43.532 16.271.169 373,78

Renten gemeenschappelijke steenkolenkassen (geen index) Aantal Bedragen Gemiddelde uitkering

1.029 618.394 600,97

944 565.197 598,73

861 512.264 594,96

782 471.469 602,90

719 440.113 612,20

Renten en vergoedingen koopvaardij (met en zonder index) Aantal Bedragen Gemiddelde uitkering

142 458.946 3.232,02

139 444.414 3.197,22

132 426.420 3.230,46

129 444.288 3.444,09

125 385.698 3.085,59

Renten en vergoedingen zeevisserij (met en zonder index) Aantal Bedragen Gemiddelde uitkering

178 706.026 3.966,44

168 789.182 4.697,51

162 828.439 5.113,82

159 779.663 4.903,54

164 788.643 4.808,80

171


172


Inhoudstafel

V. Buiten globaal beheer

3. FBZ-Asbestfonds

3. FBZ-Asbestfonds 3.0 Methodologische nota Het Fonds voor de Beroepsziekten beheert het Asbestfonds. Dit fonds dat in het leven geroepen werd door de programmawet van 27 december 2006 onder de benaming “Schadeloosstellingsfonds voor asbestslachtoffers”. De doelstelling van het Asbestfonds is ongeacht het statuut van betrokkene een vergoeding toe te kennen aan de slachtoffers van ziekten veroorzaakt door asbest, met name mesothelioom en asbestose, evenals aan de rechthebbenden van overleden asbestslachtoffers. Het loskoppelen van het statuut van sociaal verzekerde laat toe ook een vergoeding toe te kennen aan bijvoorbeeld zelfstandigen, werkzoekenden en omgevingsslachtoffers. Geïndexeerde bedragen De tabel 3.1 geeft de op 01.12.2012 geïndexeerde bedragen van de uitkering aan de slachtoffers. Hierbij dient opgemerkt dat het bedrag voor asbestose vermenigvuldigd moet worden met het percentage van de lichamelijke ongeschiktheid vastgesteld bij het slachtoffer.

Aantal erkende slachtoffers De tabel 3.2 geeft voor 2013 de indeling van de vergoede slachtoffers naar leeftijdsklasse, geslacht en ziekte. De tabel 3.3 neemt het aantal jaarlijks erkende slachtoffers op, ingedeeld per ziekte.

173


V. Buiten globaal beheer

3. FBZ-Asbestfonds

3.1 FBZ -asbestfonds - vergoedingen aan slachtoffers en rechthebbenden (in euro) Bron: Asbestfonds

Bedragen laatst geĂŻndexeerd op 01/12/2012

mesothelioom

asbestose

1.723,05 34.461,00 17.230,50 28.717,50

Slachtoffer (maandelijkse vergoeding) Partner (eenmalige uitkering) Ex-partner (eenmalige uitkering) Kinderen (eenmalige uitkering)

17,23 17.230,50 8.615,25 14.358,75

(1) De maandelijkse vergoeding aan een slachtoffer van asbestose is per procentpunt lichamelijke ongeschiktheid.

3.2 FBZ-asbestfonds - Indeling van de slachoffers naar leeftijd en geslacht Bron: Asbestfonds

2015

mesothelioom Mannen

Vrouwen

< 45 45 - 54 55 - 64 65 - 74 > 75

5 7 40 79 40

1 5 10 6 15

Totaal

171

37

asbestose Totaal

Mannen

Vrouwen

Totaal

6 12 50 85 55

1 9 57 171 197

0 0 0 3 3

1 9 57 174 200

208

435

6

441

3.3 FBZ-asbestfonds - Aantal slachtoffers erkend door het Asbestfonds, per ziekte Bron: Asbestfonds

Mesothelioom 184 188 212 181 208

2011 2012 2013 2014 2015

174

Asbestose

Totaal 88 44 41 34 29

272 232 253 215 237


Inhoudstafel

V. Buiten globaal beheer

4. FBZ-PPO

4. FBZ-PPO 4.0 Methodologische nota De uitkeringen van het Fonds voor de Beroepsziekten – sector PPO (Provinciale en plaatselijke overheidsdiensten) zijn gebaseerd op de wet van 03.07.1967 betreffende de preventie van of de schadeloosstelling voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor de beroepsziekten in de overheidssector. Het FBZ is de bevoegde instelling voor de personeelsleden uit de openbare sector, die vallen onder toepassing van het K.B. van 21.01.1993 betreffende de schadeloosstelling van beroepsziekten ten gunste van sommige personeelsleden uit de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten.

Aantal gerechtigden (tabel 4.1) Deze statistiek geeft het gemiddeld aantal gerechtigden op een uitkering van het Fonds voor de Beroepsziekten (sector PPO). De aantallen worden ingedeeld naar type van arbeidsongeschiktheid, tijdelijke werkverwijdering of tussenkomst geneeskundige verzorging of vergoeding aan rechthebbenden, Uitgaven (tabel 4.2) Deze statistiek neemt de uitgaven op voor de beroepsziekten, sector PPO. De indeling is identiek aan die van tabel 4.1.

175


V. Buiten globaal beheer

4. FBZ-PPO

4.1 FBZ-PPO: Gemiddeld aantal gerechtigden Bron: ex-FBZ

2011

2012

2013

2014

2015

Mannen Tijdelijke arbeidsongeschiktheid Blijvende arbeidsongeschiktheid Vergoedingen aan rechthebbenden Geneeskundige verzorging Tijdelijke werkverwijdering

2.379 19 1.099 5 1.256 0

2.310 32 1.130 4 1.144 0

2.276 38 1.188 4 1.046 0

2.294 61 1.199 11 1.023 0

2.324 65 1.239 11 1.009 0

Vrouwen Tijdelijke arbeidsongeschiktheid Blijvende arbeidsongeschiktheid Vergoedingen aan rechthebbenden Geneeskundige verzorging Tijdelijke werkverwijdering

3.221 83 559 38 2.399 142

2.906 69 596 43 2.159 39

2.699 104 639 41 1.909 6

2.718 153 691 49 1.825 0

2.602 153 723 52 1.674 0

Mannen + vrouwen Tijdelijke arbeidsongeschiktheid Blijvende arbeidsongeschiktheid Vergoedingen aan rechthebbenden Geneeskundige verzorging Tijdelijke werkverwijdering

5.600 102 1.658 43 3.655 142

5.216 101 1.726 47 3.303 39

4.975 142 1.827 45 2.955 6

5.012 214 1.890 60 2.848 0

4.926 218 1.962 63 2.683 0

4.2 FBZ-PPO: Uitgaven (in duizend euro) Bron: ex-FBZ

2011

2012

2013

2014

2015

Mannen Tijdelijke arbeidsongeschiktheid Blijvende arbeidsongeschiktheid Vergoedingen aan rechthebbenden Geneeskundige verzorging Tijdelijke werkverwijdering

5.488 187 5.119 34 148 0

5.915 318 5.435 30 132 0

6.274 411 5.712 30 121 0

6.496 455 5.870 48 123 0

6.725 536 6.009 66 114 0

Vrouwen Tijdelijke arbeidsongeschiktheid Blijvende arbeidsongeschiktheid Vergoedingen aan rechthebbenden Geneeskundige verzorging Tijdelijke werkverwijdering

4.893 551 2.564 335 278 1.165

4.185 424 2.687 460 251 363

4.447 743 3.022 408 222 52

4.993 982 3.144 654 213 0

4.702 869 3.057 590 186 0

Mannen + vrouwen Tijdelijke arbeidsongeschiktheid Blijvende arbeidsongeschiktheid Vergoedingen aan rechthebbenden Geneeskundige verzorging Tijdelijke werkverwijdering

10.381 738 7.683 369 426 1.165

10.100 742 8.122 490 383 363

10.721 1.154 8.734 438 343 52

11.489 1.437 9.014 702 336 0

11.427 1.405 9.066 656 300 0

176


Inhoudstafel

V. Buiten globaal beheer

5. RVA

5. RVA – buiten globaal beheer 5.0 Methodologische nota Naast de werkloosheid, de regeling werkloosheid met bedrijfstoeslag en de loopbaanonderbreking of het tijdskrediet, die behoren tot het globaal financieel beheer werknemers, kent de RVA een aantal regelingen buiten globaal beheer. Als gevolg van de zesde staatshervorming worden de bevoegdheden inzake PWA, het betaald educatief verlof, het outplacement en de dienstencheques vanaf 1 juli 2014 overgedragen naar de gewesten.

Vrijgestelden PWA-activiteiten (tabel 5.1) De plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA) zijn opgericht in de gemeenten. Zij staan in samenwerking met de RVA in voor de administratieve organisatie van de activiteiten die men niet aantreft in de reguliere arbeidscircuits. De tabel 5.1 geeft het daggemiddelde van het aantal werknemers vrijgesteld wegens PWA-activiteit. Deze werknemers werken op basis van een PWA-overeenkomst. (cf. K.B. van 28 november 1969, art. 16 bis).

Betaald educatief verlof (tabel 5.2) De subsector van het betaald educatief verlof voorziet in de terugbetaling van de kosten van de werkgever door de afwezigheid van een werknemer die een cursus volgt. De financiering gebeurt door middel van een patronale RSZ-bijdrage en een alternatieve financiering. De tabel 5.2 geeft de evolutie per schooljaar van het aantal werknemers die een opleiding volgden in het kader van het betaald educatief verlof uitgesplitst naar gewest, statuut (arbeider of bediende) en geslacht.

Outplacement (tabel 5.3) Deze subsector bevat de betaling van de kostprijs van de outplacementbegeleidingen georganiseerd via de tussenkomst van de door de gewesten georganiseerde of erkende instellingen (cf. art. 320 van de programmawet van 24.12.2002), alsook de tussenkomsten van de RVA onder de vorm van outplacementkosten en inschakelingsvergoedingen bij herstructureringen. De tabel 5.3 geeft de uitgaven voor outplacement (individueel outplacement, collectief outplacement en inschakelingsvergoedingen).

177


V. Buiten globaal beheer

5. RVA

Tewerkstellingsopdrachten (startbonus en stagebonus) (tabellen 5.4 – 5.7) De subsector betreft de regeling van de opdrachten van RVA inzake verhoging van de tewerkstelling. Het artikel 58 van de wet van 23.12.2005 betreffende het generatiepact vertrouwt vanaf 2007 aan de RVA de betaling toe van de start- en stagebonus. Deze uitgaven worden gefinancierd met een affectatie uit de middelen van de RSZ-globaal financieel beheer. De evolutie van de aantallen (fysieke eenheden) vindt u terug in de tabel 5.4 voor de startbonus en in de tabel 5.5 voor de stagebonus. De evolutie van de uitgaven wordt weergegeven in de tabel 5.6 voor de startbonus en in de tabel 5.7 voor de stagebonus.

Buurtdienstencheques (tabel 5.8) De tabel 5.8 geeft per gewest de maandelijkse evolutie van het aantal uitgegeven dienstencheques. Het stelsel van de dienstencheques wordt geregeld door de wet van 20.07.2001 ter bevordering van buurtdiensten en-banen. De dienstencheques worden uitgegeven binnen de jaarlijks voorziene kredieten. De kosten worden ten laste gelegd van het RSZ-globaal beheer. De uitvoeringsmodaliteiten werden vastgelegd bij K.B. van 12.12.2001. Dit stelsel van dienstencheques ging effectief van start in de tweede helft van 2003. Een financiĂŤle tegemoetkoming per dienstencheque van het Gewest en van de RVA werd ingesteld. Vanaf 01.01.2003 steeg de aankoopprijs voor de gebruiker van dienstencheques naar 8,50 euro. Deze prijsverhoging (1 euro) wordt afgetrokken van de federale tussenkomst.

178


V. Buiten globaal beheer

5. RVA

5.1 Vrijgestelden om reden van PWA - activiteiten Bron: RVA

2011 Daggemiddelde van het aantal PWAvrijgestelden

2012

1.342

1.332

2013 1.348

2014 1.441

2015 1.403

5.2 Aantal werknemers die een opleiding volgden binnen het kader van het betaald educatief verlof naar geslacht, statuut en gewest (gegevens per schooljaar) Bron: FOD WASO, Arctiris, VDAB, FOREM

2010 / '11

2011 / '12

2012 / '13

Brussels Hoofdstedelijk Gewest Arbeiders Mannen Vrouwen Bedienden Mannen

11.972 5.136 4.446 690 6.836 2.799

13.393 6.526 5.500 1.026 6.867 2.783

12.182 5.499 4.501 998 6.683 2.748

Vlaams Gewest Arbeiders Mannen Vrouwen Bedienden Mannen Vrouwen

48.390 27.934 21.600 6.334 20.456 6.957 13.499

51.882 31.590 25.190 6.400 20.292 6.858 13.434

51.363 30.574 24.651 5.923 20.789 7.171 13.618

Waals Gewest Arbeiders Mannen Vrouwen Bedienden Mannen Vrouwen

11.849 6.212 5.604 608 5.637 2.446 3.191

12.527 6.812 6.071 741 5.715 2.649 3.066

13.420 7.102 6.292 810 6.318 2.855 3.463

BelgiĂŤ

72.211

77.802

76.965

Arbeiders Mannen Vrouwen

39.282 31.650 7.632

44.928 36.761 8.167

43.175 35.444 7.731

Bedienden Mannen Vrouwen

32.929 12.202 20.727

32.874 12.290 20.584

33.790 12.774 21.016

179


V. Buiten globaal beheer

5. RVA

5.3 Outplacement (in duizend euro) Bron: RVA (prefiguratie 2015, ...)

2011

2012

2013

2014

Individueel outplacement Collectief outplacement Inschakelingsvergoedingen

84 3.017 38.824

57 864 16.373

47 1.285 30.475

35 573 22.946

Totaal

41.925

17.294

31.807

23.554

5.4 Tewerkstellingsopdrachten (fysieke eenheden) - startbonus Bron: RVA

2011 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Totaal

2012

2013

2014

2015

133 62 23 30 13 10 881 2.328 2.188 1.990 1.027 364

135 84 27 32 12 12 912 2.669 1.690 1.954 1.023 278

142 95 30 49 13 9 825 2.443 1.710 2.018 1.217 348

131 50 37 34 12 16 920 2.244 1.470 1.975 1.058 267

125 87 33 24 16 7 643 2.305 1.660 1.709 739 333

754

736

742

685

640

5.5 Tewerkstellingsopdrachten (fysieke eenheden) - stagebonus Bron: RVA

2011 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Totaal

2012

2013

2014

2015

201 196 223 324 200 340 1.017 2.377 2.296 1.917 939 436

233 174 192 354 212 268 804 2.838 1.763 1.896 1.048 288

184 179 220 276 320 274 746 2.376 1.534 2.138 1.239 536

176 149 161 328 209 270 863 2.327 1.530 1.509 1.404 401

184 162 211 232 193 196 625 2.327 1.633 1.683 843 460

872

839

835

777

729

180


V. Buiten globaal beheer

5. RVA

5.6 Tewerkstellingsopdrachten (uitgaven in euro) - startbonus Bron: RVA

2011

2012

2013

2014

2015

Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December

72.750 33.250 12.000 16.000 6.750 5.250 466.250 1.258.250 1.211.000 1.067.750 551.750 196.500

71.750 44.250 14.750 17.000 6.000 7.250 481.000 1.437.250 927.750 1.053.750 549.500 147.500

75.750 51.500 16.250 26.000 7.000 4.500 438.500 1.307.000 939.500 1.081.250 648.250 188.000

69.500 28.250 20.500 18.500 6.500 9.500 489.250 1.205.500 817.500 1.083.500 572.250 144.000

66.250 46.750 18.750 13.500 8.500 3.500 342.500 1.243.750 918.250 927.500 399.750 180.750

Totaal

4.897.500

4.757.750

4.783.500

4.464.750

4.169.750

5.7 Tewerkstellingsopdrachten (uitgaven in euro) - stagebonus Bron: RVA

2011

2012

2013

2014

2015

Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December

105.750 102.750 115.000 167.750 103.250 174.000 529.750 1.236.000 1.235.750 1.020.500 495.750 229.500

121.250 92.750 100.500 182.000 110.000 140.500 419.250 1.487.750 944.250 1.013.250 553.500 153.250

96.000 95.250 114.500 141.750 165.250 141.750 383.250 1.239.250 826.250 1.137.250 653.750 281.250

92.500 77.500 85.750 169.750 107.250 140.250 449.000 1.214.250 815.250 809.250 750.750 217.250

96.500 83.750 110.000 121.000 100.000 100.750 324.750 1.223.250 880.750 894.500 450.250 243.750

Totaal

5.515.750

5.318.250

5.275.500

4.928.750

4.629.250

181


V. Buiten globaal beheer

5. RVA

5.8 Aantal uitgegeven dienstencheques Bron: RVA

2013

Brussels Vlaams gewest Waals gewest Hoofdstedelijk gewest

Rijk

Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December

3.852.839 4.310.363 5.345.630 7.126.887 6.331.363 5.984.920 5.642.836 5.152.597 6.566.785 7.203.651 6.821.185 10.457.837

1.628.891 1.880.384 2.315.045 3.014.194 2.829.777 2.623.151 2.551.754 2.274.339 2.763.112 3.043.992 2.853.116 4.509.520

950.106 995.285 1.158.275 1.390.389 1.297.878 1.273.886 1.081.680 878.580 1.299.378 1.450.110 1.336.514 1.937.263

6.431.836 7.186.032 8.818.950 11.531.470 10.459.018 9.881.957 9.276.270 8.305.516 10.629.275 11.697.753 11.010.815 16.904.620

Totaal

74.796.893

32.287.275

15.049.344

122.133.512

Bron: RVA

2014

Brussels Vlaams gewest Waals gewest Hoofdstedelijk gewest Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Totaal

Rijk

3.877.303 4.592.633 6.185.700 6.985.469 5.977.003 6.574.065 5.481.911 5.123.674 6.876.469 7.013.712 6.096.212 6.408.251

1.624.131 1.975.793 2.587.002 2.799.639 2.610.350 2.812.454 2.359.712 2.194.868 2.834.910 2.877.820 2.515.123 2.833.116

947.827 1.051.189 1.307.356 1.312.982 1.249.188 1.383.184 1.041.853 850.928 1.398.409 1.398.390 1.233.703 1.336.162

6.449.261 7.619.615 10.080.058 11.098.090 9.836.541 10.769.703 8.883.476 8.169.470 11.109.788 11.289.922 9.845.038 10.577.529

71.192.402

30.024.918

14.511.171

115.728.491

182


Inhoudstafel

V. Buiten globaal beheer

6. DIBISS (ex-RSZPPO)

6. DIBISS (ex RSZPPO) DIBISS (Dienst voor de bijzondere socialezekerheidsstelsels) werd opgericht door de wet van 12.05.2014 en heeft de oude RSZPPO opgeslorpt. Gelet op het financiĂŤle verband tussen DIBISS en de RSZ bevindt de statistische informatie met betrekking tot het aantal werknemers per statuut en geslacht, het aantal arbeidsdagen en de aan sociale bijdragen onderworpen loonmassa zich respectievelijk in de tabellen 1.7, 1.4 en 1.6 van het punt I. betreffende het werknemersstelsel. Evenzo gelet op het financiĂŤle verband tussen DIBISS en de FPD bevindt de statistische informatie over het aantal pensioenen en over hun bedrag zich respectievelijk in de tabellen 4.5 en 4.4 van de bijlagen. Overigens is de FOD Sociale Zekerheid niet in de mogelijkheid statistische informatie te publiceren aangaande het aantal gevallen van de vergoede beroepsziekten in het stelsel van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en evenmin van het aantal gezinsbijslagen gestort in dit stelsel tot 2014.

183


184


VI BIJLAGEN

185


186


VI C. Statistieken

1. Indexering (FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie) 1.0 1.1 1.2 1.3

Methodologische nota Overzicht van de reĂŤle evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen en van de gezondheidsindex Vooruitzichten van de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen en van de gezondheidsindex Toepassingsdatum voor de aanpassing van de sociale prestaties ten gevolge van de overschrijding van de spilindex

2. Alternatieve financiering 2.0 2.1

195

Methodologische nota Alternatieve financiering

3. Sociale correcties 3.0 3.1 3.2 3.3

197

Methodologische nota Het stelsel van de werknemers Het stelsel van de zelfstandigen De sociale bijstand

4. Openbare sector 4.0 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5

189

205

Methodologische nota Personeelssterkte overheidssector Detail onderwijsssector Evolutie van de aan bijdragen onderworpen loonmassa volgens sociaal statuut Evolutie van de uitbetaalde overheidspensioenen Evolutie van het aantal overheidspensioenen

187


188


Inhoudstafel

VI. Bijlagen

1. Indexering

1. Indexering 1.0 Methodologische nota De basisreglementering voor de indexering van de uitkeringen van de sociale zekerheid (privésector) en de sociale bijstand ligt vervat in de wet van 02.08.1971. Deze wet werd sinds het begin van de jaren zeventig meermaals aangepast. Zo onttrok de wet van 01.03.1977 een aantal uitgaven in de overheidssector, waaronder de wedden, lonen en pensioenen van de ambtenaren, aan het toepassingsgebied van de wet van 02.08.1971 en paste er een ander, voordeliger, indexeringsmechanisme op toe. De wetgever wenste dat deze uitgaven de evolutie van de levensduurte sneller zouden volgen. In de jaren tachtig en negentig vielen drie belangrijke wijzigingen te noteren: • in 1983 werd het zogenaamde 'afgevlakte indexcijfer' ingevoerd (KB's nr. 156 en 178 van 30.12.1982); • KB nr. 281 van 31.03.1984, gewijzigd door het KB nr. 420 van 18.07.1986, voorzag dat voor een aantal sociale uitkeringen drie indexaanpassingen niet werden doorgevoerd (indexsprongen); • KB van 24.12.1993, ter uitvoering van de wet van 06.01.1989 tot vrijwaring van ‘s lands concurrentievermogen, verving voor de toepassing van de wet van 02.08.1971 het ‘gewone’ indexcijfer der consumptieprijzen door de ‘gezondheidsindex’ (officieuze benaming). De wet van 02.01.2001 (BS 03.01.2001, erratum 13.01.2001) en de wet van 19.07.2001 hebben het indexmechanisme opnieuw gewijzigd, ditmaal met het oog op een snellere aanpassing van de uitkeringen aan de evolutie van de gezondheidsindex. De wet past daartoe zowel de bepalingen met betrekking tot de vaststelling van het tijdstip van de indexering (wet van 02.08.1971) als de bepalingen met betrekking tot de toepassingsdatum van de indexering (wet van 02.08.1971 en (gedeeltelijk) wet van 01.03.1977) aan.

In januari 2014 werd de berekeningswijze van de index van de consumptieprijzen volledig herzien. De index wordt nu volgens een nieuwe methode berekend. Er werd een nieuwe productenkorf vastgelegd (die uit 611 producten bestaat) evenals een nieuwe basis (2013=100). Deze nieuwe methode biedt het voordeel een jaarlijkse actualisering (in januari) te doen van het wegingsschema, de aanpassing van de methodologie en de aanpassing van de productenkorf, teneinde zo goed mogelijk de gewoonten in consumptie te weerspiegelen. Bovendien zijn verbeteringen aangebracht voor zekere categorieën van goederen (de solden, de methode van huurprijsberekening, de prijzen van de telecommunicatiediensten, de seizoencorrectie op reizen naar het buitenland en voor de vakantiedorpen.) Kort samengevat ziet het indexeringsmechanisme vervat in de wet van 02.08.1971 (sociale zekerheid in de privésector en sociale bijstand) er als volgt uit:

Het tijdstip van indexering De aanzet tot het indexeren van de uitkeringen wordt gegeven telkens wanneer de zogenaamde afgevlakte gezondheidsindex de spilindex bereikt. Tot maart 2015 is de afgevlakte gezondheidsindex het rekenkundig gemiddelde van de gezondheidsindexen van de betrokken maand en van de drie voorafgaande maanden. Na maart 2015, zie de paragraaf “indexsprong“ hieronder.

189


VI. Bijlagen

1. Indexering

Spilindexcijfers zijn getallen die behoren tot een reeks waarvan het eerste 114,20 is (basis 1966) en elk van de volgende bekomen wordt door het voorgaande te vermenigvuldigen met 1,02. Ze fungeren in feite als aanpassingsdrempels. De conversiecoëfficiënten laten toe van de indexcijfers van een vroegere basis naar een meer recente basis om te rekenen.

De toepassingsdatum De maandelijks te vereffenen bedragen worden dan aangepast met ingang van de maand die volgt op de maand waarin de spilindex werd bereikt1. De per kwartaal vereffende bedragen worden aangepast met ingang van het kalenderkwartaal dat volgt op de maand waarin de spilindex werd bereikt. De indexaanpassing van de uitgaven die per jaar worden vereffend, wordt doorgevoerd met ingang van het burgerlijke jaar dat volgt op het jaar waarin de spilindex werd bereikt.

De aanpassing van de bedragen Voor het aanpassen van de bedragen moet steeds teruggegrepen worden naar de basisbedragen die in de reglementering zijn opgenomen. Deze basisbedragen werden naar aanleiding van de invoering van de euro, opnieuw vastgesteld, uitgedrukt in euro en gekoppeld aan de spilindex van kracht op 01.01.2000: 103,14 (basis 1996). In geval van indexaanpassing worden de bedragen opnieuw berekend door op het basisbedrag de coëfficiënt 1,02n toe te passen, waarbij n de rang van de bereikte spilindex vertegenwoordigt. Daartoe wordt ieder spilindexcijfer aangeduid met een volgnummer dat zijn rang aangeeft. De spilindex van rang 1 duidt de spilindex aan die volgt op 103,14 (basis 1996), dit wil zeggen, 103,14 x 1,021 = spilindex 105,20. Vanaf 01.01.2006 is de basis 2004 van toepassing. Om een indexcijfer van de consumptieprijzen met basis 1996 om te zetten naar basis 2004 moet men met 0,8701 vermenigvuldigen. Om een gezondheidsindex met basis 1996 om te zetten naar basis 2004 moet men met 0,8790 vermenigvuldigen. Vanaf 1 januari 2014 is de basis 2013 van toepassing. Om een index van de consumptieprijzen om te zetten van basis 2004 naar basis 2013 moet men vermenigvuldigen met 0,8170; en om een gezondheidsindex van de basis 2004 naar basis 2013 om te zetten moet men vermenigvuldigen met 0,8280.

Indexsprong De wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid voert een ‘indexsprong’ in onder de vorm van een blokkering van de afgevlakte gezondheidsindex op het niveau van maart 2015 (te weten 100,66 in de basis 2013). Vanaf april 2015 wordt een referentie-index berekend die gelijk is aan 98 % van het rekenkundig gemiddelde van de gezondheidsindexen van de laatste vier maanden. In de maand april 2016 heeft de referentie-index de afgevlakte gezondheidsindex, die geblokkeerd werd op de waarde 100.66, overschreden Vanaf deze maand april 2016 wordt de afgevlakte gezondheidsindex op dezelfde wijze berekend als de referentie-index, en wordt de blokkering opgeheven. 1

Omdat de toepassing van de indexaanpassing vanaf de eerste maand na het bereiken van de spilindex vooral voor uitkeringen die in het begin van de maand uitbetaald worden (d.w.z. slechts enkele werkdagen nadat het indexcijfer van de vorige maand werd gepubliceerd) problemen kan stellen, kan de Koning in dit geval bijzondere uitvoeringsmodaliteiten vaststellen.

190


VI. Bijlagen

1. Indexering

Evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen Op de volgende bladzijden vindt u een tabel met de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen en een andere tabel met de evolutie van de gezondheidsindex en van de afgevlakte gezondheidsindex (basis 2013).

Voor een uitgebreidere reeks van indexcijfers verwijzen we naar de website van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Dienst Indexcijfer der prijzen: http://economie.fgov.be. Vooruitzichten voor de te verwachten evolutie van het indexcijfer kan u vinden op de website van het Federaal Planbureau: http://www.plan.be.

191


VI. Bijlagen

1. Indexering

1.1 Overzicht van de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen (basis 2013) Bron: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie

2011

2012

2013

2014

2015

Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December

94,49 95,04 95,52 95,75 96,07 96,37 96,48 96,40 96,66 96,81 97,19 97,23

97,94 98,52 98,73 98,80 98,77 98,54 98,72 99,15 99,32 99,50 99,39 99,40

99,37 99,69 99,83 99,79 99,94 100,11 100,21 100,15 100,21 100,13 100,20 100,36

100,50 100,66 100,72 100,41 100,30 100,38 100,55 100,17 100,09 100,22 100,09 99,98

99,85 100,26 100,32 100,70 100,86 101,01 101,01 101,08 101,15 101,50 101,61 101,48

Gemiddelde

96,17

98,90

100,00

100,34

100,90

3,53 %

2,84 %

1,11 %

0,34 %

0,56 %

Toename in %

192


193

96,22

Gemiddelde

2013

2014

2015

2,98 %

95,84

94,23 94,56 94,94 95,30 95,63 95,92 96,17 96,36 96,51 96,62 96,79 97,00

2,65 %

98,77

97,91 98,51 98,54 98,52 98,66 98,53 98,71 98,92 98,96 99,25 99,32 99,41

2,78 %

98,50

97,32 97,74 98,07 98,37 98,56 98,56 98,60 98,70 98,78 98,96 99,11 99,24

1,25 %

100,00

99,36 99,58 99,77 99,77 100,03 100,20 100,24 100,10 100,03 100,18 100,29 100,41

1,40 %

99,88

99,34 99,42 99,53 99,62 99,79 99,94 100,06 100,14 100,14 100,14 100,15 100,23

0,40 %

100,40

100,60 100,75 100,79 100,44 100,29 100,34 100,46 100,12 100,06 100,28 100,28 100,40

0,52 %

100,40

100,37 100,51 100,64 100,65 100,57 100,47 100,38 100,30 100,25 100,23 100,19 100,26

1,05 %

101,45

100,61 100,89 100,73 101,12 101,16 101,33 101,37 101,61 101,85 102,27 102,28 102,23

0,23 %

100,63

100,39 100,54 100,66 100,66 100,66 100,66 100,66 100,66 100,66 100,66 100,66 100,66

(1) Tot maart 2015, is de afgevlakte gezondheidsindex gelijk aan het rekenkundig gemiddelde van de gezondheidsindexen van de laatste 4 maanden. Tussen april 2015 en maart 2016 wordt deze geblokkeerd op de waarde van maart 2015. Vanaf de maand april 2016 is de afgevlakte gezondheidsindex gelijk aan het rekenkundig gemiddelde van de gezondheidsindexen van de laatste 4 maanden vermenigvuldigd met 0,98 (wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid).

3,06 %

94,71 95,26 95,54 95,69 96,03 96,40 96,55 96,45 96,65 96,84 97,21 97,31

Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December

Toename in %

2012

Afgevlakte Afgevlakte Afgevlakte Afgevlakte Afgevlakte GezondheidsGezondheidsGezondheidsGezondheidsGezondheidsgezondheidsgezondheidsgezondheidsgezondheidsgezondheidsindex index index index index index index index index index

2011

Bron: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie

1.2 Overzicht van de evolutie van de gezondheidsindex en van de afgevlakte gezondheidsindex (basis 2013)(1)

VI. Bijlagen 1. Indexering


VI. Bijlagen

1. Indexering

1.3 Toepassingsdatum voor de aanpassing van de sociale prestaties ten gevolge van de overschrijding van de spilindex Bron: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie

Toegepaste spilindexen afgeleid uit de evolutie van de gezondheidsindex (vóór 1995: indexcijfer van de consumptieprijzen) Basis 1981 1.02.1990 1.11.1990 1.03.1991 1.12.1991 1.11.1992 1.07.1993 1.12.1994 1.05.1996 1.10.1997 1.06.1999 1.09.2000 1.06.2001 1.02.2002 1.06.2003 1.10.2004 1.08.2005 1.10.2006 1.01.2008 1.05.2008 1.09.2008 1.09.2010 1.05.2011 1.02.2012 1.12.2012 1.06.2016

140,77 143,59 146,45 149,39 152,38 155,42 158,53 161,70 164,93 168,23 171,59 175,01 178,52 182,09 185,73 189,45 193,25 197,10 201,04 205,07 209,17 213,34 217,61 221,97 226,39

Basis 1988

Basis 1996

108,26 110,43 112,64 114,89 117,19 119,53 121,92 124,36 126,84 129,37 131,96 134,60 137,29 140,04 142,85 145,70 148,61 151,59 154,62 157,70 160,86 164,08 167,35

103,14 105,20 107,30 109,45 111,64 113,87 116,15 118,48 120,85 123,26 125,73 128,24 130,80 133,42 136,09 138,80

Basis 2004

Basis 2013 (*)

104,14 106,22 108,34 110,51 112,72 114,97 117,27 119,62 122,00

101,02

Conversiecoëfficiënten Bron: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie (Dienst indexcijfer der prijzen)

Omzetting naar basis … 2004 1996 1988 1981 1974-1975 1971

Indexcijfer van de consumptieprijzen

Gezondheidsindex

2013

2013

x 1,2240 x 1,4067 x 1,7265 x 2,3356 x 3,5971 x 4,9279

x 1,2077 x 1,3740 x 1,6566 -

194


Inhoudstafel

VI. Bijlagen

2. Alternatieve financiering

2. Alternatieve financiering

2.0 Methodologische nota

De alternatieve financiering heeft gelijktijdig tot doel de beperking van de staatstoelagen aan de sociale zekerheid te compenseren en de bijdrageverminderingen van de persoonlijke en patronale bijdragen te compenseren. Deze bijdrageverminderingen nemen sinds 1995 steeds toe. De alternatieve financiering is gebaseerd op een andere berekeningswijze dan de bijdragen en dit laat toe de kosten te beperken die wegen op de factor arbeid en die het concurrentievermogen van de ondernemingen aantasten. De alternatieve financiering wordt toegekend aan de globale beheren der werknemers en zelfstandigen, de RSZPPO, het stelsel van de geneeskundige verzorging alsmede aan de financiering van een aantal uitgaven buiten globaal. De alternatieve financiering vormt naast de bijdragen en de staatstoelagen de derde pijler van de financiering van de sociale zekerheid. De alternatieve financiering bestaat voor een deel uit fiscale ontvangsten toegewezen aan de sociale zekerheid. Het gaat voornamelijk over ontvangsten voortkomend uit de btw, roerende voorheffing en accijnzen op de tabak. Andere bronnen zijn taksen op verzekeringsverrichtingen, de toekenning van aandelenopties, belastingen op werknemersparticipaties, personenbelasting en vennootschapsbelasting. De regelgeving i.v.m. de alternatieve financiering is voornamelijk opgenomen in de artikels 65 tot en met 67quinquies van de Programmawet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en diverse bepalingen1.

1

Deze bepalingen zijn geldig tot en met het jaar 2016. De wet van 18 april 2017 houdende hervorming van de financiering van de sociale zekerheid heeft ze opgeheven en heeft nieuwe regels ingesteld die van toepassing zijn vanaf het jaar 2017.

195


VI. Bijlagen

2. Alternatieve financiering

2.1 Alternatieve financiering

BTW

2011

2012

2013

2014

2015

14.892.606

13.255.534

13.535.778

13.786.781

7.287.583

RSZ - Globaal beheer Toegewezen basisbedrag (95,77 %) Verhoging (art.66, §3 bis, 1ste lid) Werkbonus Werkbonus (fiscaal terugverdieneffect) Verhoging 2007 Integratie kleine risico's (art. 66, §3 septies) Verhoging (art. 66, §11) Nieuwe financiering geneesk. verzorging (art. 66, §13) Compensatie vermindering btw op elektriciteit Compensatie - Politiezones Kostprijs van de werkbonus Dienstencheques Tijdelijke werkloosheid Fonds "Tewerkstellingscellen" Compensatie bijdrage burgerluchtvaart Fonds "activering werkzoekenden - verminderde arbeidsgeschiktheid" Achterstallen Niet gestorte bedragen voor de afsluiting van de rekeningen

11.967.342 5.815.680 1.551.887 534.200 4.000 -192.518 24.807 2.912.369 10.460 937.332 83.371 7.081 -

10.444.271 5.949.837 1.551.887 534.200 4.000 -197.986 25.511 1.325.698 10.460 1.068.788 69.902 7.081 16.080

10.643.339 5.922.382 1.551.887 534.200 37.280 4.000 -200.183 25.794 1.310.627 10.460 251.167 1.123.107 106.422 7.081 14.671

10.826.577 6.094.230 1.551.887 534.200 37.280 4.000 -200.864 25.882 1.582.422 -216.153 10.460 352.464 914.438 78.349 7.081 12.599

4.713.309 2.049.458 1.551.887 534.200 37.280 4.000 -201.989 26.027 207.917 10.460 324.263 27.594 7.081 11.205

5.000 298.845

24.287

2.117 -55.255

1.461 -

-34.584

-25.172

54.525

-2.419

36.840

98.549

RSVZ - Globaal Beheer Toegewezen basisbedrag (4,23 %) Verhoging (art.66, §3 bis, 3de lid) Integratie kleine risico's (art. 66, §3 septies) Nieuwe financiering geneesk. verzorging (art. 66, §13) Compensatie vermindering btw op elektriciteit Achterstallen Niet gestorte bedragen voor de afsluiting van de rekeningen

1.044.410 256.869 277.748 192.518 293.542

858.954 262.794 277.748 197.986 130.778

870.526 261.582 277.748 200.183 131.013

579.441 90.521 277.748 201.989

13.433

-10.352

896.619 269.172 277.748 200.864 158.382 -9.547 -

RIZIV - Ziekenhuizen (art.67 bis)

9.183 -

10.300

-

-

-

-

2.700 2.700

2.777 2.777

2.808 2.808

2.817 2.817

-

67.618 19.810 16.742 12.700 4.720 13.646

76.139 19.810 25.384 26.225 4.720 -

75.060 19.810 25.384 25.146 4.720 -

77.857 19.810 25.384 11.106 4.720 16.837

-

1.756.985

1.824.842

1.889.404

1.928.467

RVA - Globaal beheer Dienstcheques (zelfstandige werkneemsters) RVA - Buiten globaal beheer PWA Betaald educatief verlof Betaald educatief verlof - aanvulling Startbaanovereenkomsten Sociale economie

-

1.950.448

FBZ - Asbestfonds

10.000

5.000

10.000

10.000

-

RSZPPO

40.902

40.902

40.902

40.902

40.902

2.649

2.649

3.740

3.542

3.483

FSO

Accijnzen

947.151

973.462

982.680

984.649

989.159

RSZ - Globaal beheer

58.600

63.038

63.593

62.879

62.955

RSVZ - Globaal beheer

14.700

15.448

15.620

15.673

15.761

873.851 743.851 130.000

894.976 764.976 130.000

903.468 773.468 130.000

906.097 776.097 130.000

910.443 780.443 130.000

Roerende voorheffing

482.549

532.167

629.678

788.851

634.917

RSZ - Globaal beheer

434.294

478.950

560.975

711.854

566.674

48.255

53.217

68.703

76.997

68.243

78.393

117.620

124.789

161.648

151.976

74.500

112.972

119.569

155.024

145.932

3.893

4.648

5.220

6.624

6.044

6.415

2.921

10.960

10.298

9.641

6.415

2.921

10.960

10.298

9.641

2.698

2.863

2.782

2.791

2.807

2.698

2.863

2.782

2.791

2.807

173.794

176.505

151.809

203.688

176.406

172.137 1.657

174.801 1.704

150.085 1.723

201.959 1.729

174.667 1.739

16.583.606

15.061.073

15.438.477

15.938.707

9.252.489

RIZIV - Geneeskundige verzorging Accijnzen (art. 67 ter) Accijnzen (art. 67 quinquies)

RSVZ - Globaal beheer

Stock options RSZ - Globaal beheer RSVZ - Globaal beheer

Belasting op werknemerparticipatie RSZ - Globaal beheer

Taks op de verzekeringen RSVZ - Globaal beheer

Personenbelasting en vennootschapbelasting RSZ - Globaal beheer RSVZ - Globaal beheer

Totaal

196


Inhoudstafel

VI. Bijlagen

3. Sociale correcties

3. Sociale correcties 3.0 Methodologische nota De regering heeft in de loop der jaren steeds haar socialezekerheidsbeleid aangevuld met specifieke maatregelen die erop gericht zijn zekere modaliteiten in de wetgeving van de sociale bescherming te verbeteren voor de sociaal zwakkeren. Het gaat dan meestal om maatregelen die een bepaalde doelgroep voor ogen hebben: bijvoorbeeld personen die voor een bepaalde tak van de sociale bescherming een minimumuitkering genieten. Het geheel van de maatregelen die met dit doel genomen werden duiden we aan met de term “sociale correcties�. De opgenomen tabel geeft een overzicht van de sociale correcties die voor de beschouwde periode van belang zijn. Deze tabel is als volgt opgebouwd: in de eerste kolom vindt men een korte omschrijving van de maatregel (aangeduid met de doelstelling ervan). Daarnaast wordt bij elke maatregel de datum van inwerkingtreding vermeld (tweede kolom). Verder vindt men de geraamde budgettaire kost (in de kolom corresponderend met het jaar waarin de maatregel in werking is getreden). Ten slotte geeft de meest rechtse kolom de kostprijs die berekend werd op jaarbasis1 en dit in de veronderstelling dat de maatregel op kruissnelheid is gekomen in constante prijzen en volume.

1

Het gaat steeds om ex-ante berekeningen: er wordt dus geen rekening gehouden met eventuele terugverdieneffecten.

197


VI. Bijlagen

3. Sociale correcties

3.1 Het stelsel van de werknemers (miljoen euro) (*) Van kracht

2012

2013

2014

2015

Jaarlijkse kost

1. Uitkeringen - Aanpassing van de inkomens-schijven art. 230: afschaffing schijf 75 %

1.1.2012

- WV : Verhoging van het ZIV-plafond voor nieuwe intreders met 2 %

8,57

9,23

9,23

9,23

1.4.2013

2,25

4,68

4,68

- WV : Verhoging van het forfait "Hulp van derden" tot 20 EUR

1.4.2013

10,72

14,88

14,88

- WV : Verhoging van het vakantiegeld voor invaliden met 66 EUR in 2013 en met 100 EUR in 2014

1.5.2013

17,84

29,32

29,32

- WV : Verhoging van de minima "regelmatige werknemer" met 1,25 %

1.9.2013

8,02

24,31

24,31

- WV : Verhoging van de minima "nietregelmatige werknemer" met 2 %

1.9.2013

3,06

9,78

9,78

- WV : Verhoging van de uitkeringen ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud recurrentie

1.9.2013

0,65

1,81

1,81

- WV : Verhoging van de uitkeringen ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud recurrentie

1.9.2014

- WV : Verhoging van het ZIV-plafond voor nieuwe intreders met 1,25 %

0,67

2,00

2,00

1.4.2015

1,40

1,87

- WV : Verhoging van het vakantiegeld voor invaliden met 160 EUR in 2015 (+ 2 jaar ongeschiktheid)

1.5.2015

41,48

41,48

- WV : Verhoging van de minima 'regelmatige werknemer' met 2 %

1.9.2015

15,13

45,39

- WV : Verhoging van de minima 'nietregelmatige werknemer' met 2 %

1.9.2015

4,13

12,39

- WV : Verhoging van de uitkeringen ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud recurrentie

1.9.2015

0,75

2,25

(*) Budgettaire bedragen van het jaar waarin de maatregel ingevoerd is, de laatste kolom geeft de kost voor een volledig jaar.

198


VI. Bijlagen

3. Sociale correcties

(vervolg) Van kracht

2012

2013

2014

2015

Jaarlijkse kost

2. Werkloosheid - Verlenging van het voltijds ouderschapsverlof van 3 naar 4 maand - Toekenning van voordelen ACTIVA voor personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid

1.6.2012 1.10.2012

4,80

- Halftijds ouderschapsverlof

5,54

8,89

8,89

4,80

4,80

4,80

0,15

- Relanceplan: toegang tot werkloosheid voor jongeren in beroepsopleiding

1.1.2013

1,40

1,40

1,40

- Relanceplan: 10 000 instapstages onder de vorm van een activering van de inschakelingsvergoeding

1.1.2013

41,80

41,80

41,80

- WV : Tijdelijke werkloosheid aan 70 % van het geplafonneerd loon tellen

1.1.2013

33,85

33,25

33,25

- WV : Deeltijds werk met IGU niet meer als werkloosheid tellen

1.3.2013

1,70

1,70

1,70

- WV : Verhoging van de berekeningsplafonds nieuwe gerechtigden met 2 % (exclusief brugpensioen)

1.4.2013

- WV : Verhoging van de maximumuitkeringen oude gerechtigden met 2 % (exclusief brugpensioen)

1.4.2013

21,99

21,99

- WV : Verhoging van alle forfaits en minima met 2 % behalve tijdskrediet en loopbaanonderbreking

1.9.2013

50,96

50,96

- WV : Plafonds + 1,25 %, incl. bestaande minima

1.4.2015

16,87

22,49

- WV : Minima en forfaits - volledige populatie + 2 %

1.9.2015

17,39

52,17

16,25

16,99

199


VI. Bijlagen

3. Sociale correcties

(vervolg) Van kracht

2012

2013

2014

2015

Jaarlijkse kost

3. Pensioenen - Gemengde loopbanen: 2de aanpassing van de kleine minima en eenheid van loopbaan

1.9.2012

9,93

26,19

26,19

26,19

- Welvaartsaanpassing met 2 % van de pensioenen die ingegaan zijn in 2007

1.9.2012

5,77

17,38

17,38

17,38

- WV : Verhoging van de berekeningsplafonds (voor nieuwe intreders) met 2 %

1.1.2013

0,00

0,04

0,04

- WV : Verhoging vakantiegeld met 5 % in 2013 en 8,6 % in 2014

1.5.2013

32,71

70,26

70,26

- WV : Verhoging van alle minima met 1,25 %

1.9.2013

11,93

34,44

34,44

- WV : Verhoging van het "minimumrecht per loopbaanjaar" met 1,25 %

1.9.2013

0,14

0,83

0,83

- WV : Verhoging van de uitkeringen ingegaan 5 jaar geleden (in de loop van 2008) met 2 % - behoud recurrentie

1.9.2013

6,26

18,77

18,77

- WV : inhaaloperatie kleine minima voor werknemers

1.1.2014

4,61

4,61

4,61

- WV : Verhoging van de uitkeringen ingegaan 5 jaar geleden (in de loop van 2009) met 2 % - behoud recurrentie

1.9.2014

5,21

15,63

15,63

- WV : In aanmerkingneming van het ingangsjaar toegekend op basis van het loon van het voorgaande jaar

1.1.2015

3,14

3,14

- WV : Versoepeling van het principe van de eenheid van loopbaan

1.1.2015

0,93

0,93

- WV : Wijziging van het overlevingspensioen

1.1.2015

3,68

3,68

- WV : Wijziging van de voorwaarden van de toegelaten beroepsactiviteit

1.1.2015

18,05

18,05

- WV : Wijziging van de voorwaarden voor de inning van het complement voor het rustpensioen voor grensarbeiders

1.1.2015

-2,54

-2,54

- WV : Wijziging van de voorwaarden voor het bekomen van het gewaarborgd minimumpensioen

1.1.2015

-1,45

-1,45

- WV : Vakantiegeld (+ 6,9 %) (geen aftopping vakantiegeld tot het maandbedrag)

1.5.2015

55,68

55,68

- WV : Klein minimum naar niveau minimum werknemers

1.6.2015

43,67

104,81

- WV : Alle minima (+ 2 %)

1.9.2015

23,72

71,16

- WV : Minimumjaarrecht (+ 2 %)

1.9.2015

0,23

0,69

- WV : Plafond minimumjaarrecht

1.9.2015

0,58

1,74

- WV : Cohorte 2010, 5 jaar (+ 2 %)

1.9.2015

5,55

16,65

- WV : Alle pensioenen vóór 1995 (+ 1 %)

1.9.2015

13,31

39,93

200


VI. Bijlagen

3. Sociale correcties

(vervolg) Van kracht

2012

2013

2014

2015

Jaarlijkse kost

4. Arbeidsongevallen - Optrekken van het loonplafond met 0,7 %

1.1.2012

2,00

0,10

0,10

0,10

- Verhoging van 2 % van de minima en forfaits

1.9.2012

0,65

2,25

2,25

2,25

- Verhoging met 0,7 % van de uitkeringen

1.9.2012

0,34

1,85

1,85

1,85

- Verhoging met 2 % van de uitkeringen die 6 jaar geleden ingegaan zijn

1.9.2012

0,09

0,28

0,28

0,28

- WV : Verhoging van alle minima met 2 %

1.9.2013

0,75

2,25

2,25

- WV : Verhoging van alle uitkeringen met 0,3 %

1.9.2013

0,30

0,90

0,90

- WV : Verhoging van de uitkeringen ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud recurrentie

1.9.2013

0,10

0,29

0,29

- WV : Verhoging van de uitkeringen ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud recurrentie

1.9.2014

- WV : Ondersteuning meest ernstige gevallen in de periode vóór consolidatie

0,31

0,31

1.7.2015

0,18

0,36

- WV : Verhoging van alle minima met 2 %

1.9.2015

0,81

2,43

- WV : Verhoging van de uitkeringen ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud recurrentie

1.9.2015

0,07

0,21

- WV : Verhoging met 0,3 % voor de arbeidsongevallen overkomen in 2011

1.9.2015

0,01

0,03

1.10.2015

1,04

4,16

- WV : Verlaging van de sociale bijdragen na pensionering van 13,07 % naar 8,31 %

0,10

5. Beroepsziekten - Verhoging met 2 % van de uitkeringen die 6 jaar geleden ingegaan zijn

1.9.2012

- WV : Verhoging van de berekeningsplafonds (nieuwe gerechtigden) met 2 %

0,02

0,05

0,05

0,05

1.1.2013

0,09

0,09

0,09

- WV : Verhoging van alle minima met 2 %

1.9.2013

1,09

3,17

3,17

- WV : Verhoging van alle uitkeringen met 0,3 %

1.9.2013

0,09

0,27

0,27

- WV : Verhoging van de uitkeringen ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud recurrentie

1.9.2013

0,01

0,04

0,04

- WV : Verhoging van de uitkeringen ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud recurrentie

1.9.2014

- WV : Verhoging van alle minima met 2 % - WV : Verhoging van de uitkeringen ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud recurrentie - WV : Verlaging van de sociale bijdragen na pensionering van 13,07 % naar 8,31 %

0,01

0,04

0,04

1.9.2015

1,09

3,27

1.9.2015

0,02

0,06

1.10.2015

1,28

5,12

201


VI. Bijlagen

3. Sociale correcties

3.2 Het stelsel van de zelfstandigen (miljoen euro) (*) Van kracht

2012

2013

2014

2015

Jaarlijkse kost

1. Uitkeringen - verhoging van het wekelijkse bedrag voor moederschapsuitkering en voor adoptieuitkering (+33,15 EUR)

1.7.2012

- weerslag van de gelijkschakeling van het minimumpensioen gezinsbedrag met dat van de werknemers

0,35

1,43

1,45

1,45

1.4.2013

0,71

0,98

0,98

- verhoging met 3,43 EUR van de uitkering hulp van een derde

1.4.2013

1,05

1,45

1,45

- verhoging met 1,25 % van de forfaitaire uitkering arbeidsongeschiktheid

1.9.2013

0,33

1,05

1,05

- verhoging met 1,25 % van de forfaitaire uitkering invaliditeit zonder stopzetting

1.9.2013

0,29

0,91

0,91

- verhoging met 1,25 % van de forfaitaire uitkering invaliditeit met stopzetting

1.9.2013

0,83

2,56

2,56

- Verhoging van de forfaitaire uitkering primaire arbeidsongeschiktheid en invaliditeit zonder stopzetting alleenstaande (verhoging pensioen zelfstandige)

1.4.2015

0,27

0,36

- WV : verhoging met 2 % van de forfaitaire uitkering primaire arbeidsongeschiktheid

1.9.2015

0,62

1,86

- WV : Verhoging met 2 % van de forfaitaire uitkering invaliditeit zonder stopzetting en met stopzetting

1.9.2015

2,02

6,06

2. Pensioenen - verhoging met 2 % van de pensioenen uit 2007

1.9.2012

- gelijkschakeling van het minimumpensioen gezinsbedrag met dat van de werknemers

2,04

2,04

2,04

1.4.2013

11,26

15,01

15,01

- verhoging met 1,25 % van het minimumpensioen

1.9.2013

11,78

35,33

35,33

- Verhoging met 2 % van de pensioenen ingegaan 5 jaar geleden

1.9.2013

0,74

2,22

2,22

- WV : Verhoging van alle minima met 2 % - WV : Verhoging van de pensioenen ingegaan 5 jaar geleden met 2 % - WV : Verhoging van alle pensioenen ingegaan vóór 1995 met 1 %

0,68

1.9.2015

16,89

50,67

1.9.2015

0,80

2,40

1.9.2015

0,45

1,35

3. Faillissementsverzekering - uitbreiding van de uitkeringen in geval van faillissement naar gevallen van stopzetting van de activiteit

1.10.2012

0,88

3,53

3,35

3,53

- mogelijkheid om de uitkering gedurende de volledige loopbaan meerdere keren aan te vragen voor in totaal maximum 12 maanden

1.10.2012

0,22

0,89

0,89

0,89

- weerslag van de gelijkschakeling van het minimumpensioen gezinsbedrag met dat van de werknemers

1.4.2013

0,07

0,09

0,09

- verhoging met 1,25 % van de uitkeringen in geval van faillissement

1.9.2013

0,06

0,18

0,18

- WV : verhoging met 2 % van de uitkering in geval van faillissement

1.9.2015

0,07

(*) Budgettaire bedragen van het jaar waarin de maatregel ingevoerd is; de laatste kolom geeft de kost voor een volledig jaar.

202

0,21


VI. Bijlagen

3. Sociale correcties

3.3 De sociale bijstand (miljoen euro) (*) Van kracht

2012

2013

2014

2015

Jaarlijkse kost

1. IGO - WV: verhoging met 2% van de IGO

1.9.2013

- WV : verhoging met 2 % van de IGO

1.9.2015

7,34

23,02

23,02 8,47

25,41

2. Tegemoetkomingen aan personen met een handicap - WV: verhoging met 2 % van de inkomensvervangende tegemoetkoming

1.9.2013

6,58

19,97

19,97

- Verhoging van het abattement integratietegemoetkoming

1.4.2014

5,20

6,93

- WV : Verhoging met 2 % van de inkomensvervangende uitkering

1.9.2015

7,20

21,60

3. Leefloon - WV: verhoging met 2 % van het leefloon

1.9.2013

- WV : Verhoging met 2 % van het

1.9.2015

2,38

13,57

13,57 4,80

14,40

4. Maatschappelijke dienstverlening - WV: verhoging met 2 % van de gelijkgestelde maatschappelijke dienstverlening

1.9.2013

- WV : Verhoging met 2 % van de gelijkgestelde maatschappelijke dienstverlening

1.9.2015

2,59

4,53

4,53

1,60

(*) Budgettaire bedragen van het jaar waarin de maatregel ingevoerd is; de laatste kolom geeft de kost voor een volledig jaar.

203

4,80


204


Inhoudstafel

VI. Bijlagen

4. Openbare sector

4. Openbare sector 4.0 Methodologische nota In deze bijlage worden een aantal statistieken opgenomen met betrekking tot socialezekerheidsregelingen van de openbare sector. We beperken ons tot slechts vier deelgebieden, met name de telling van het aantal gerechtigden in de openbare sector met het detail van de statistiek van het personeel in de onderwijssector, de loonmassa, de overheidspensioenen en de gezinsbijslagen. We bekijken nu deze vier onderdelen van naderbij. De personeelssterkte wordt behandeld in de tabellen 4.1 en 4.2. De indeling werd meer in overeenstemming gebracht met de Belgische staatsstructuur. Enerzijds onderscheiden we de centrale overheid die verder uitgesplitst wordt in de Federale Overheid en de Gemeenschappen en Gewesten. Anderzijds zijn er de Provinciale en Plaatselijke besturen. Bij de Gemeenschappen en Gewesten wordt elk van de entiteiten vermeld. De cijfers voor 2015 in de tabel 4.1 hebben we moeten afleiden uit het samen lezen van de verscheidene bronnen (RSZ, DIBISS, FOD P&O, statistieken van Gemeenschappen en Gewesten), deze is slechts toegevoegd bij wijze van raming. De tabel 4.2 herneemt de deelsector van het onderwijs en is gebaseerd op statistieken van de onderwijsdepartementen zelf. De aantallen worden gegeven per Gemeenschap. Voor de Franse Gemeenschap is er geen uitsplitsing tussen vastbenoemden en tijdelijken voor de hoofdelijke telling; die uitsplitsing is er wel voor de telling in voltijdsequivalenten. De tabel 4.3 geeft de loonmassa van de overheidssector onderworpen aan de RSZ. Deze loonmassa is van belang omdat het vastbenoemde personeel van de overheidssector enkel onderworpen is voor de verzekering geneeskundige verzorging. Het personeel van de openbare sector geniet van een bijzonder pensioenstelsel. De financiering van de overheidspensioenen valt uiteen in verscheidene stelsels met elk hun eigen kenmerken. De meerderheid van de overheidspensioenen wordt evenwel uitbetaald door de CDVU in opdracht van de Pensioendienst voor de Overheidssector. We geven in dit Vade Mecum de uitgaven van de uitbetaalde pensioenen naar onderscheid rustpensioen of overlevingspensioen (tabel 4.4) en de aantallen van deze pensioenvoordelen (tabel 4.5). Voor meer gedetailleerde personeelsstatistieken van de federale overheid kan u terecht op de website www.pdata.be .

205


VI. Bijlagen

4. Openbare sector

4.1 Personeelssterkte overheidssector (1) Bron: FOD P&O, DIBISS, Gemeenschappen en Gewesten en diverse statistieken

Statutairen

Toestand in 2015

Contractuelen

Geco's

Totaal

Federale Overheidsdiensten Pensioendienst van de Overheidsector Ministerie van landsverdediging FOD Kanselarij van de Eerste Minister FOD Personeel en Organisatie FOD Budget en Beheerscontrole FOD Informatie- en Communicatietechnologie FOD Mobiliteit en Vervoer FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie FOD FinanciĂŤn FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking FOD Binnenlandse Zaken FOD Sociale Zekerheid FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu FOD Justitie FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg POD (samen) Bijzondere korpsen Leger Parastatalen

405

73

-

196.061 478

1.328 106 386 132 29

360 63 57 12 4

-

1.688 169 443 144 33

866 1.493

223 497

-

1.089 1.990

20.181 1.174

3.921 482

-

24.102 1.656

3.732 863 874

1.576 197 245

-

5.308 1.060 1.119

10.308 989

1.239 229

-

11.547 1.218

249 25.172 30.661 12.413

220 4.388

-

469 25.172 30.661 16.801

-

-

-

69.455

96

1.363

-

1.459

-

-

-

462.120

-

-

-

105.918 319.870 36.332

131.911

194.098

35.405

361.414

44.455 26.097 11.872 9.639 36.678

71.853 83.780 26.452 7.377 2.084

23.224 8.713 2.552 337 104

3.170

2.552

475

139.532 118.590 40.876 17.353 38.866 6.197

Federale autonome overheidsbedrijven Diversen Gewesten en Gemeenschappen Administratie Onderwijs Pararegionale en paracommunautaire instellingen voor openbare dienstverlening Provinciale en lokale besturen Gemeenten OCMW's Intercommunales Provincies Politiezones Diversen Totaal

1.019.595

(1) Niet alle gegevens zijn beschikbaar om een uitsplitsing te maken van de effectieven tussen vastbenoemden en contractuelen.

206


VI. Bijlagen

4. Openbare sector

4.2 Detail onderwijsssector Bron: onderwijsdepartementen, VLIR, Cref

Toestand in januari 2015 (Schooljaar 2014-2015)

Vastbenoemden

in hoofden

Tijdelijken

Totaal

Vlaamse Gemeenschap (1) Basisonderwijs Secundair onderwijs Hogescholen- en universitair onderwijs Volwassenenonderwijs, deeltijds kunstonderwijs en overige

130.683 53.328 58.430 6.110

52.710 20.592 19.507 4.527

183.393 73.920 77.937 10.637

12.815

8.084

20.899

Franse Gemeenschap (2) Basisonderwijs Secundair onderwijs Hogescholen- en universitair onderwijs Volwassenenonderwijs, deeltijds kunstonderwijs en overige

-

-

134.530 43.569 66.604 15.481 8.876

1.133 484 554 35 60

814 316 374 20 104

1.947 800 928 55 164

Duitstalige Gemeenschap (3) Basisonderwijs Secundair onderwijs Hogescholenonderwijs Volwassenenonderwijs, deeltijds kunstonderwijs en overige

Vastbenoemden

in voltijdsequivalenten

Tijdelijken

Totaal

Vlaamse Gemeenschap (1) Basisonderwijs Secundair onderwijs Hogescholen- en universitair onderwijs Volwassenenonderwijs, deeltijds kunstonderwijs en overige

46.890 52.325 10.558

17.040 17.096 5.597

157.788 63.930 69.421 8.282 16.155

Franse Gemeenschap (2) Basisonderwijs Secundair onderwijs Hogescholen- en universitair onderwijs Volwassenenonderwijs, deeltijds kunstonderwijs en overige

77.316 26.980 40.118 7.263 2.955

30.229 8.057 15.055 4.697 2.420

107.545 35.037 55.173 11.960 5.375

923 391 463 27 42

577 235 286 12 44

1.500 626 749 39 86

(3)

Duitstalige Gemeenschap Basisonderwijs Secundair onderwijs Hogescholenonderwijs Volwassenenonderwijs, deeltijds kunstonderwijs en overige

(1) Bron: www.ond.vlaanderen.be/onderwijsstatistieken "Vlaams onderwijs in cijfers, 2014 - 2015" van het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming. (2) Bron: "Personnels de l'Enseignement, annĂŠe scolaire 2014-2015" gepubliceerd door de Federatie WalloniĂŤ-Brussel. Niet alle gegevens zijn beschikbaar om een uitsplitsing 'in hoofden' te maken tussen vastbenoemden en tijdelijken. (3) Bron: Ministerium der Deutschsprachige Gemeinschaft

207


VI. Bijlagen

4. Openbare sector

4.3 Evolutie van de aan bijdragen onderworpen loonmassa volgens sociaal statuut (1) (miljoen euro) Bron: RSZ

2011 Mannen Arbeiders Bedienden Enkel onderworpen voor geneeskundige verzorging Andere

(2)

Vrouwen Arbeiders Bedienden Enkel onderworpen voor geneeskundige verzorging Andere

(2)

Totaal Arbeiders Bedienden Enkel onderworpen voor geneeskundige verzorging Andere

(2)

2012

2013

2014

2015

13.142,6

13.172,1

13.272,5

13.118,5

12.931,9

645,8 12.496,8

645,9 12.526,2

662,0 12.610,5

656,3 12.462,2

660,6 12.271,3

9.285,8

9.380,2

9.366,0

9.194,2

8.952,7

3.211,0

3.146,0

3.244,5

3.268,0

3.318,6

12.897,2 368,7 12.528,5

13.178,3 360,3 12.818,0

13.604,2 360,1 13.244,1

13.811,8 338,9 13.472,9

13.974,6 322,9 13.651,7

8.286,0

8.720,9

9.025,3

9.248,8

9.373,8

4.242,5

4.097,1

4.218,8

4.224,1

4.277,9

26.039,8

26.350,3

26.876,7

26.930,3

26.906,5

1.014,5 25.025,3

1.006,2 25.344,2

1.022,1 25.854,6

995,2 25.935,1

983,5 25.923,0

17.571,8

18.101,1

18.391,3

18.443,0

18.326,5

7.453,5

7.243,0

7.463,4

7.492,1

7.596,5

(1) Met uitzondering van de onder DIBISS ressorterende werknemers. (2) De werknemers in de overheidsdienst en de leerkrachten zijn in de statistiek van de hoofdarbeiders opgenomen wanneer zij enkel aan de verzekering voor geneeskundige verzorging zijn onderworpen. In dit geval wordt geen enkel onderscheid gemaakt of hun betrekking of hun functie uit handenarbeid of hoofdarbeid bestaat. Het vast benoemd personeel van de NMBS is inbegrepen.

208


VI. Bijlagen

4. Openbare sector

4.4 Evolutie van de uitbetaalde overheidspensioenen (miljoen euro) Bron: Pensioendienst voor de overheidssector

2011 Rustpensioenen Federale Overheid

2012

2013

2014

2015

9.659,51

10.258,54

10.916,26

11.327,17

11.756,13

3.348,86

3.582,01

3.769,12

3.556,25

3.663,64

Ambtenaren en speciale korpsen Instellingen van openbaar nut Autonome overheidsbedrijven Erediensten Leger en ex-rijkswacht GeĂŻntegreerde politie

923,38 201,32 888,09 33,88 989,90 312,30

982,54 213,08 945,40 34,19 1.012,30 394,49

1.041,04 224,01 998,85 33,51 1.034,83 436,89

1.103,34 232,74 1.030,39 32,10 1.023,32 134,36

1.202,03 241,09 1.059,67 29,27 981,20 150,39

Gemeenschappen en Gewesten

455,18

496,79

565,51

628,51

660,41

Vlaamse Gemeenschap & Gewest Waals gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest Franstalige Gemeenschap Duitstalige Gemeenschap

229,92 89,46 24,08 108,01 3,69

249,66 100,77 26,87 115,87 3,62

294,49 112,14 29,72 125,14 4,01

341,74 120,51 32,17 129,64 4,45

360,63 126,73 34,23 132,88 5,95

5.023,73

5.321,76

5.659,29

5.838,83

6.034,28

2.867,65 2.133,57 22,51

3.042,99 2.253,89 24,89

3.215,91 2.416,69 26,69

3.323,56 2.487,12 28,15

3.452,77 2.553,05 28,45

831,74

857,99

922,33

1.303,57

1.397,81

422,21 240,31 169,21

451,25 243,72 163,02

482,78 266,29 173,26

682,90 386,55 234,12

722,97 433,54 241,29

-

-

-

-

-

1.361,48

1.388,67

1.419,60

1.413,25

1.416,97

Onderwijs Nederlandstalige onderwijs Franstalig onderwijs Duitstalig onderwijs

Lokale besturen Vlaamse lokale besturen Waalse lokale besturen Brussels Hoofdstedelijke lokale besturen

Voormalig nationale instelling Overlevingspensioenen Federale Overheid

828,17

860,61

866,40

792,20

779,89

Ambtenaren en speciale korpsen Instellingen van openbaar nut Autonome overheidsbedrijven Erediensten Leger en ex-rijkswacht GeĂŻntegreerde politie

274,73 44,13 177,63 0,25 295,32 36,12

275,42 44,53 180,38 0,23 297,09 62,96

274,89 44,82 182,76 0,19 298,19 65,54

272,66 44,19 180,78 0,17 287,17 7,23

274,08 43,50 179,76 0,16 274,27 8,12

Gewesten & Gemeenschappen

55,71

57,86

64,68

70,66

72,39

27,96 14,32 1,86 10,72 0,86

29,37 14,95 1,94 10,89 0,71

34,86 15,75 1,99 11,35 0,73

39,65 16,32 2,19 11,60 0,90

40,43 16,75 2,34 11,84 1,02

324,56

337,44

353,66

356,91

363,86

188,65 134,48 1,43

196,84 139,10 1,50

204,57 147,54 1,56

206,60 148,95 1,36

212,46 150,13 1,27

153,04

132,75

134,86

193,47

200,84

73,80 55,11 24,13

71,99 42,75 18,01

73,26 43,20 18,40

101,61 61,24 30,62

102,00 67,91 30,93

-

-

-

-

-

11.020,99

11.647,21

12.335,86

12.740,41

13.173,10

Vlaamse Gemeenschap & Gewest Waals gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest Franstalige Gemeenschap Duitstalige Gemeenschap

Onderwijs Nederlandstalige onderwijs Franstalig onderwijs Duitstalig onderwijs

Lokale besturen Vlaamse lokale besturen Waalse lokale besturen Brussels Hoofdstedelijke lokale besturen

Voormalig nationale instelling Algemeen totaal

209


VI. Bijlagen

4. Openbare sector

4.5 Evolutie van het aantal overheidspensioenen Bron: Pensioendienst voor de overheidssector

Rustpensioenen Federale Overheid

2011

2012

2013

2014

2015

365.121

375.866

387.186

400.958

412.411

131.268

137.165

140.864

134.305

137.427

Ambtenaren en speciale korpsen Instellingen van openbaar nut Autonome overheidsbedrijven Erediensten Leger en ex-rijkswacht GeĂŻntegreerde politie

33.855 8.305 41.348 2.297 36.440 9.023

34.751 8.533 42.881 2.299 36.220 12.481

35.719 8.752 44.309 2.236 36.313 13.535

37.832 9.037 45.639 2.181 35.810 3.806

41.142 9.284 46.608 2.003 34.163 4.227

Gewesten & Gemeenschappen

17.356

18.362

19.536

22.035

23.097

9.082 3.493 909 3.694 178

9.617 3.775 963 3.831 176

10.260 4.035 1.041 4.012 188

12.284 4.276 1.121 4.144 210

12.949 4.474 1.190 4.227 257

171.914

176.200

180.820

185.854

190.526

97.282 73.773 859

100.022 75.264 914

102.777 77.094 949

105.786 79.073 995

108.593 80.930 1.003

44.583

44.139

45.966

58.764

61.361

24.035 12.923 7.625

24.192 12.836 7.111

25.207 13.484 7.275

31.852 17.508 9.404

33.441 18.233 9.687

-

-

-

-

-

90.945

90.705

90.899

91.257

91.561

Vlaamse Gemeenschap & Gewest Waals gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest Franstalige Gemeenschap Duitstalige Gemeenschap

Onderwijs Nederlandstalige onderwijs Franstalig onderwijs Duitstalig onderwijs

Lokale besturen Vlaamse lokale besturen Waalse lokale besturen Brussels Hoofdstedelijke lokale besturen

Voormalig nationale instelling Overlevingspensioenen Federale Overheid

53.549

55.454

55.090

51.021

50.532

Ambtenaren en speciale korpsen Instellingen van openbaar nut Autonome overheidsbedrijven Erediensten Leger en ex-rijkswacht GeĂŻntegreerde politie

15.853 2.932 13.660 34 20.214 856

15.528 2.891 13.680 35 19.745 3.575

15.290 2.866 13.740 37 19.405 3.752

15.304 2.844 13.709 30 18.765 369

15.552 2.820 13.752 30 17.964 414

Gewesten & Gemeenschappen

3.568

3.674

3.865

4.288

4.476

1.738 988 129 648 65

1.810 1.014 135 663 52

1.942 1.068 135 666 54

2.307 1.095 146 678 62

2.406 1.137 158 704 71

20.793

21.168

21.523

21.962

22.426

11.690 9.011 92

11.967 9.108 93

12.184 9.240 99

12.473 9.403 86

12.775 9.572 79

13.035

10.409

10.421

13.986

14.127

6.542 4.511 1.982

5.404 3.631 1.374

5.438 3.625 1.358

7.092 4.770 2.124

7.173 4.788 2.166

-

-

-

-

-

456.066

466.571

478.085

492.215

503.972

Vlaamse Gemeenschap & Gewest Waals gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest Franstalige Gemeenschap Duitstalige Gemeenschap

Onderwijs Nederlandstalige onderwijs Franstalig onderwijs Duitstalig onderwijs

Lokale besturen Vlaamse lokale besturen Waalse lokale besturen Brussels Hoofdstedelijke lokale besturen

Voormalig nationale instelling Algemeen totaal

210


LIJST VAN DE AFKORTINGEN INSTELLINGEN: - Federale instellingen Instellingen afhangend van de FOD Sociale Zekerheid: DIBISS e-Health Ex-DOSZ Ex-FAO Ex-FBZ Ex-NPM Ex-RKW Ex-RSZPPO FAMIFED Fedris FPD HKSVZ HVKZ HZIV KSZ RIZIV RJV RSVZ RSZ

Dienst voor de bijzondere sociale zekerheidsstelsels e-Health-platform Ex- Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid ex-Fonds voor Arbeidsongevallen, (nu Fedris) ex-Fonds voor de Beroepsziekten, (nu Fedris) Ex- Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers, (nu “cel mijnwerkers” bij het RIZIV) Ex- Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Ex- Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten Federaal agentschap voor de kinderbijslag Federaal agentschap voor beroepsrisico’s Federale Pensioendienst Hulpkas voor Sociale Verzekeringen voor Zelfstandigen Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid

Instellingen afhangend van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg: HVW RVA

Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening Overige instellingen:

CDBVZ CDVU Ex-NIS Ex-RSRMV FCUD FSO FWW IBF INR NMBS OCMW SVF

Compensatiedienst voor Betaald Verlof der Zeelieden Centrale Dienst der Vaste Uitgaven Ex- Nationaal Instituut voor de Statistiek (nu ADSEI: Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie) Ex- Rijksfonds voor de Sociale Reclassering van Mindervaliden Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten Fonds Sluiting Ondernemingen Fonds voor Weduwen en Wezen Interdepartementaal begrotingsfonds Instituut voor de Nationale Rekeningen Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn Sociale Verzekeringsfondsen

- Pararegionale of paracommunautaire instellingen Actiris AWIPH FOREM VDAB VFSIPH

(Ex-BGDA) Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling “Agence Wallonne pour l’Intégration des Personnes Handicapées” “Office Wallon de la Formation Professionnelle et de l’Emploi” Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap

211


TERMEN: CAO DSP EWE FMB FOD GDT GECO GFB IGO IRR POD PUG PWA SINE SWT TBL UI UVW VI VKR WEP WIGW

Collectieve Arbeidsovereenkomst Doorstromingsprogramma Eerste werkervaring FinanciĂŤle middelenbegroting Federale Overheidsdienst GeĂŻntegreerde diensten voor thuisverzorging Gesubsidieerde contractuelen Globaal financieel beheer Inkomensgarantie voor ouderen Ingeschrevenen in het Rijksregister Programmatorische Overheidsdienst Primaire uitkeringsgerechtigden Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap Sociale inschakelingseconomie Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag Toeslag brugrustpensioenen landbouw Uitbetalingsinstellingen Uitkeringsgerechtigde volledig werklozen Verzekeringsinstellingen Voorkeurregeling Werkervaringsprojecten Weduwen, Invaliden, Gepensioneerden en Wezen

212


ISSN: 1781-0663 D/2018/10.770/3 (web)


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.