Vade Mecum van de financiële en statistische gegevens over de sociale bescherming in België 2015

Page 1

2015

Vade Mecum van de cijfergegevens van de sociale bescherming in BelgiÍ – statistisch gedeelte Periode 2009-2013

Brussel 2015


WOORD VOORAF De doelstelling De editie 2015 van het “Vade Mecum van de financiële en statistische gegevens over de sociale bescherming in België” is uitzonderlijk beperkt tot de statistische gegevens met betrekking tot de bijdragen en de sociale prestaties van de verschillende stelsels. Om die reden is ze hernoemd “Vade Mecum van de cijfergegevens van de sociale bescherming in België – statistisch gedeelte”. Wie wenst te beschikken over financiële informatie aangaande de evolutie van de begrotingen kan de Algemene Toelichting van de begroting 2015 raadplegen, die beschikbaar is op de site van de Kamer van Volksvertegenwoordigers op volgend adres: http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/0494/54K0494001.pdf

De gegevens We publiceren de statistische gegevens in een onbewerkte vorm, waarbij de lezer ze zelf op een weldoordachte manier kan gebruiken. Om hem hierbij te helpen worden de meeste tabellen vergezeld met korte methodologische nota's. Zoals in voorafgaande edities hebben we voor de statistische gegevens gekozen voor uitsplitsingen naar geslacht, leeftijdsklasse, statuut of type van prestatie. In alle gevallen wordt een verwijzing naar de informatiebron aangegeven, wat de lezer toelaat de opsplitsingen te vinden, die hier niet werden opgenomen. De statistieken die we opnemen betreffen de jaren 2009 tot 2013. De gegevens die aangeduid worden met een grijze achtergrond zijn nog niet definitief vastgesteld, maar het zijn wel de meest betrouwbare gegevens die beschikbaar zijn.

De structuur De indeling in hoofdstukken wijkt licht af van die van een gewone editie. Elk hoofdstuk is beperkt tot de statistieken. De hoofdstukken 1, 2 en 3 betreffen respectievelijk het werknemersstelsel, het stelsel van de zelfstandigen en de geneeskundige verzorging. Hoofdstuk 4 geeft een samenvatting van de historische gegevens van de sociale bijstand. Vervolgens is er een nieuw hoofdstuk 5, waar statistieken van de regelingen buiten globaal beheer, waaronder de ex-DOSZ, worden opgenomen. We sluiten af met hoofdstuk 6, de bijlagen, die aanvullende informatie geven over de indexering, de alternatieve financiering, de sociale correcties en de sociale prestaties in de openbare sector.

De realisatie Deze publicatie werd gerealiseerd door het domein ”Kerngegevens” van de DG Sociaal Beleid. Opmerkingen over de inhoud kunnen gericht worden aan: FOD Sociale Zekerheid Directie-generaal Sociaal Beleid Domein Kerngegevens Administratief Centrum Kruidtuin – Finance Tower Kruidtuinlaan 50 bus 115 1000 BRUSSEL e-mail: dg-soc@minsoc.fed.be

i



Inhoudstafel Woord vooraf Inhoudstafel

I.

i iii

Het stelsel van de werknemers 2009-2013 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.

Sociale bijdragen Uitkeringen (RIZIV) Pensioenen (RVP) Gezinsbijslag (RKW) Arbeidsongevallen (FAO) Beroepsziekten (FBZ) Werkloosheidsuitkeringen, werkloosheid met bedrijfstoeslag, loopbaanonderbreking en tijdskrediet (RVA) 8. Mijnwerkersinvaliditeitspensioenen (RIZIV) 9. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

II.

Het stelsel van de zelfstandigen 2009-2013 1. 2. 3. 4. 5.

Sociaal statuut (RSVZ) Uitkeringen (RIZIV) Pensioenen (RVP) Gezinsbijslag (RSVZ) Faillissementsverzekering (RSVZ)

1 7 21 33 41 51 57 63 85 87

99 103 109 119 125 133

III.

RIZIV-Geneeskundige verzorging 2009-2013

135

IV.

Sociale bijstand 2009-2013

153

1. Dienstverlening van de OCMW’s 2. Inkomensgarantie voor ouderen – Gewaarborgd inkomen voor bejaarden 3. Tegemoetkomingen aan personen met een handicap

V.

Buiten globaal beheer 2009-2013

169

1. DIBISS (ex-DOSZ) 2. FAO-Kapitalisatie 3. FBZ-Asbestfonds 4. FBZ-PPO 5. RVA (prestaties buiten globaal beheer) 6. DIBISS (ex-RSZPPO)

VI.

Bijlagen

203

1. Indexering 2. Alternatieve financiering 3. Sociale correcties 4. Openbare sector Lijst van de afkortingen

231

iii



I Het stelsel van de werknemers 2009-2013

1


2


Statistieken

1. Sociale bijdragen 1.0 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11

7

Methodologische nota Aantal werknemers naar statuut (RSZ, concept: arbeidsposten) Aantal werknemers (RSZ, concept: fysieke personen) per sector, leeftijdsklasse en geslacht Aantal arbeidsdagen (privĂŠ-sector, RSZ, HVKZ) Aantal arbeidsdagen (openbare sector, RSZ, RSZPPO) Evolutie van de aan bijdragen onderworpen loonmassa (privĂŠ-sector) Evolutie van de aan bijdragen onderworpen loonmassa (openbare sector) Aantal onder de RSZ, RSZPPO en HVKZ ressorterende werkenden naar statuut en geslacht Globaal financieel beheer (concept: budgettaire rekeningen) Globaal financieel beheer (concept: economische rekeningen) RSZ - Sociale bijdrageverminderingen RSZ - Aan bijdragen onderworpen loonmassa (kwartaalresultaten, concept: economisch)

3


2. Uitkeringen (RIZIV) 2.0 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13 2.14 2.15 2.16

21

Methodologische nota Verzekerde bevolking naar statuut, leeftijdsklasse en geslacht (ledentallen) Aantal invaliden naar leeftijdsklasse en geslacht Evolutie van het ledental Primaire arbeidsongeschiktheid: ziektecijfer Primaire arbeidsongeschiktheid: aantal vergoede dagen Primaire arbeidsongeschiktheid: gemiddelde daguitkering Primaire arbeidsongeschiktheid: totaal bedrag van de basisuitgaven Invaliditeit: aantal gevallen Invaliditeit: aantal vergoede dagen Invaliditeit: gemiddelde daguitkering Invaliditeit: totaal bedrag van de basisuitgaven Moederschap: verzekerde bevolking Moederschap: aantal vergoede dagen Moederschap: gemiddelde daguitkering Moederschap: totaal bedrag van de basisuitgaven Synthesetabel: uitgaven voor de uitkeringsverzekering

3. Pensioenen (RVP) 3.0 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5

33

Methodologische nota Aantal begunstigden van een rust- en/of overlevingspensioen dat in januari wordt betaald Aantal begunstigden van een ouderdoms- en/of weduwerente dat in januari wordt betaald Gemiddeld bedrag van de rust- en/of overlevingspensioenen die in januari worden betaald Rechthebbenden naar pensioensoort, leeftijdsklasse en geslacht Synthesetabel: uitgaven voor de pensioenen

4. Gezinsbijslag (RKW) 4.0 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8

41

Methodologische nota Aantal rechtgevende kinderen, geboorten en adopties (per deelsector) Gemiddelde jaarlijkse kost per rechtgevend kind of geboorte Aantal rechtgevende kinderen volgens leeftijdsklasse en volgens hun recht op bijslag, inclusief kinderen met een handicap Aantal rechtgevende kinderen naar rang Kraamgeld en adoptiepremie (aantal uitkeringen) Aantal rechtgevende kinderen naar schaal en leeftijdsklasse Aantal rechtgevende kinderen naar schaal en rang Synthesetabel: uitgaven voor de gezinsbijslagen

5. Arbeidsongevallen (FAO) 5.0 5.1 5.2 5.3 5.4

51

Methodologische nota Aantal gerechtigden - repartitiestelsel Gemiddelde vergoeding - repartitiestelsel Uitgaven - repartitiestelsel Aantal slachtoffers en rechtverkrijgenden (per 31.12) - beide stelsels

4


6. Beroepsziekten (FBZ) 6.0 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5

57

Methodologische nota Aantal vergoedingen wegens blijvende arbeidsongeschiktheid (december) Aantal rechthebbenden op een jaarlijkse vergoeding ingevolge het overlijden van het slachtoffer (december) Gemiddeld maandbedrag van de uitkeringen (december) Jaarlijkse uitgaven per schadepost (globaal) Aantal vergoedingen voor blijvende arbeidsongeschiktheid volgens de invaliditeitsgraad

7. Werkloosheidsuitkeringen, werkloosheid met bedrijfstoeslag, loopbaanonderbreking en tijdskrediet (RVA) 63 7.0 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9 7.10

Methodologische nota Aantal werklozen naar groep en categorie (fysieke eenheden) Effectieven, UVW-WZ naar vijfjarige leeftijdsklassen (fysieke eenheden) Volledige - en tijdelijke werkloosheid: gemiddeld aantal, dagen, gemiddelde daguitkering, uitgaven Werkloosheid - Andere uitkeringen Activering van de werkloosheidsuitkeringen Werkloosheid met bedrijfstoeslag – SWT (voorheen brugpensioen): effectieven (fysieke eenheden) Werkloosheid met bedrijfstoeslag – SWT (voorheen brugpensioen): gemiddeld aantal, dagen, gemiddelde daguitkering, uitgaven Loopbaanonderbreking en tijdskrediet: effectieven (fysieke eenheden) Loopbaanonderbreking en tijdskrediet: gemiddeld aantal, dagen, gemiddelde maanduitkering, uitgaven Synthesetabel: uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen, werkloosheid met bedrijfstoeslag, loopbaanonderbreking en tijdskrediet

8. Mijnwerkersinvaliditeitspensioenen (RIZIV) 8.0 8.1 8.2 8.3

Methodologische nota Invaliditeitspensioenen Pensioenaanvulling Verwarmingstoelage

9. Stelsel van de zeelieden (HVKZ) 9.0 9.1

87

89

Methodologische nota Synthesetabel: uitgaven voor de geneeskundige verzorging, uitkeringen, wachtgeld en brugpensioenen

9.2 9.3 9.4 9.5 9.6

geneeskundige verzorging Ledental per categorie uitkeringsgerechtigden (personen ten laste inbegrepen) Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende Aantal gevallen of dagen naar hoofdrubriek Gemiddelde geïndexeerde kost naar hoofdrubriek Uitgaven naar hoofdrubriek

9.7 9.8

uitkeringen Primaire arbeidsongeschiktheid Invaliditeit

9.9 9.10 9.11

wachtgeld en brugpensioenen Wachtgeld Brugpensioenen Zeegewenning

5


6


Inhoudstafel I. Het stelsel voor werknemers

1. Sociale bijdragen

1. Sociale bijdragen 1.0 Methodologische nota Het stelsel van de sociale zekerheid geldt in beginsel voor alle werkgevers en werknemers die door een arbeidsovereenkomst zijn verbonden. Met die werknemers worden gelijkgesteld:     

de leerlingen (onder leercontract); het vastbenoemd personeel van de NMBS dat sinds 1991, zoals dat reeds het geval was voor de vastbenoemde ambtenaren uit de openbare sector, onderworpen is aan de sector geneeskundige verzorging; de personen die zonder door een arbeidsovereenkomst te zijn verbonden, krachtens KB van 28.11.1969 toch verzekeringsplichtig zijn; de personen die beperkt verzekeringsplichtig zijn (gelegenheidsarbeiders in de tuinbouwsector) krachtens KB 21.06.1994; de beroepsrenners en de andere betaalde sportbeoefenaars.

Effectieven De gegevens in tabel 1.1 met het jaaroverzicht zijn jaargemiddelden. Deze gegevens zijn gebaseerd op de vastgestelde toestanden in de werkgeversaangiften op het einde van elk kwartaal; het hoger vermelde jaargemiddelde is dus het gemiddelde van die vier kwartaalgegevens. De tellingsmethoden die volgen uit de wijze waarop de werkgever de aangifte dient in te vullen, leiden ertoe dat deze gegevens geen telling van het aantal ingevulde betrekkingen vormen, maar wel de telling van het aantal arbeidsposten. Personen die bvb. tegelijkertijd verschillende deeltijdse jobs uitoefenen, kunnen dus dubbel geteld worden. Tabel 1.2 geeft het aantal werknemers per sector, leeftijdsklasse en geslacht en tabel 1.7 geeft het overzicht van de loontrekkende beroepsbevolking naar statuut, geslacht en inningsinstelling waaronder ze ressorteren. In 2004 heeft de RSZ een vernieuwing doorgevoerd in zijn statistische informatie. Vanaf de gegevens per 31.12.2004 is het mogelijk coherente statistieken te publiceren over effectieven volgens de drie hieronder opgesomde concepten:   

arbeidsposten; fysieke personen (werknemers); voltijdse equivalenten.

We stellen in het Vade Mecum de voornaamste statistieken, vanaf gegevens 2005, voor volgens 1 de twee eerstgenoemde concepten .

Loonmassa De loonmassa die in de tabellen 1.5 en 1.6 is opgenomen is de totale loonmassa die voor het betreffende jaar door de werkgevers werd aangegeven voor onderwerping aan bijdragen, respectievelijk voor de privésector en voor de openbare sector. We dienen op te merken dat de geraamde loonmassa voor de (hand)arbeiders voor de “begrotingsjaren” overeenkomt met een loonmassa van 108 %. Tabel 1.11 geeft de aan bijdragen onderworpen RSZ – loonmassa weer volgens het economisch concept op kwartaalbasis. 1

Voor statistische gegevens 2005-2008 cf. Vade Mecum, ed.2011 – ed.2014

7


I. Het stelsel voor werknemers

1. Sociale bijdragen

Aantal gepresteerde dagen De aantallen gepresteerde dagen zijn deze welke in de kwartaalaangiften van de werkgevers voorkomen. Het is zo dat de opgenomen aantallen overeenstemmen met het aantal begonnen arbeidsdagen, ook wanneer zij onvolledig zouden zijn, of slechts een beperkt aantal uren zouden beslaan. De tabellen 1.3 en 1.4 geven het overzicht van het aantal gepresteerde arbeidsdagen, respectievelijk voor de privĂŠ-sector en voor de openbare sector per inningsinstelling (RSZ, HVKZ en RSZPPO).

Bijdragen De tabel 1.8 herneemt de ontvangsten van het Globaal Financieel Beheer die voorkomen in de budgettaire rekeningen van de RSZ en tabel 1.9 herneemt de ontvangsten van het Globaal Financieel Beheer van de drie inningsinstellingen (RSZ, RSZPPO en HVKZ) die geconsolideerd worden in de economische rekeningen van de sociale zekerheid. Ten slotte geeft tabel 1.10 het overzicht weer van de verschillende vormen van bijdrageverminderingen weergegeven met bijhorende bedragen op jaarbasis volgens het budgettair concept.

Voor meer details over de financiering van de Sociale Zekerheid verwijzen we naar het Beknopt Overzicht van de Sociale Zekerheid. Bijkomende statistische gegevens vindt U op de website van de inningsinstellingen: RSZ: www.rsz.fgov.be ; RSZPPO: www.rszppo.fgov.be en HVKZ: www.hvkz-cspm.fgov.be .

8


I. Het stelsel voor werknemers

1. Sociale bijdragen

1.1 Aantal werknemers naar statuut (RSZ, concept: arbeidsposten) (jaargemiddelden) Bron: RSZ

2009

2010

2011

2012

2013

1.836.606

1.841.630

1.857.927

1.837.025

1.815.895

1.486.174

1.493.519

1.517.405

1.512.705

1.494.760

842.821 643.353

848.897 644.622

860.969 656.436

848.286 664.419

829.457 665.303

350.432 24.914 91.097 234.421

348.111 24.820 93.433 229.858

340.522 25.022 92.870 222.630

324.320 23.930 89.483 210.907

321.135 24.083 90.354 206.698

1.581.824

1.611.132

1.636.435

1.638.211

1.642.486

1.181.826

1.207.221

1.232.637

1.248.725

1.251.286

373.891 807.935

386.474 820.747

394.223 838.414

392.878 855.847

392.117 859.169

399.998 26.547 150.711 222.740

403.911 26.401 152.467 225.043

403.798 26.115 151.666 226.017

389.486 24.454 141.155 223.877

391.200 23.956 142.475 224.769

Algemeen totaal

3.418.430

3.452.762

3.494.362

3.475.236

3.458.381

Privé-sector

2.668.000

2.700.740

2.750.042

2.761.430

2.746.046

1.216.712 1.451.288

1.235.371 1.465.369

1.255.192 1.494.850

1.241.164 1.520.266

1.221.574 1.524.472

750.430 51.461 241.808 457.161

752.022 51.221 245.900 454.901

744.320 51.137 244.536 448.647

713.806 48.384 230.638 434.784

712.335 48.039 232.829 431.467

Mannen Privé-sector (1)

Arbeiders Bedienden

Openbare sector Arbeiders Bedienden Ambtenaren (2) Vrouwen Privé-sector Arbeidsters Bedienden

(1)

Openbare sector Arbeidsters Bedienden Ambtenaren (2)

(1)

Arbeiders Bedienden

Openbare sector Arbeiders Bedienden Ambtenaren (2)

(1) Arbeiders in de privé-sector = handarbeiders + leerlingen + dienstboden. (2) Ambtenaren met inbegrip van het statutair personeel van de NMBS.

9


10

1.485.086

161.979 592.830 408.059 311.722 10.496

Mannen

1.469.437

158.728 592.740 406.004 301.862 10.103

Mannen

Totaal

Minder dan 25 jaar 25 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 64 jaar 65 jaar en meer of onbekend

Bron: RSZ - LATG (*)

1.505.110

164.015 595.458 410.855 324.206 10.576

Mannen

(*) LATG: loon- en arbeidstijdgegevens.

Totaal

Minder dan 25 jaar 25 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 64 jaar 65 jaar en meer of onbekend

Bron: RSZ - LATG (*)

Totaal

Minder dan 25 jaar 25 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 64 jaar 65 jaar en meer of onbekend

Bron: RSZ - LATG (*)

1.205.627

124.395 489.345 340.355 246.128 5.404

Vrouwen

Privé - sector

1.181.168

124.364 487.621 335.155 229.078 4.950

Vrouwen

Privé - sector

1.152.979

123.395 484.414 328.703 211.968 4.499

Vrouwen

Privé - sector

2.710.737

288.410 1.084.803 751.210 570.334 15.980

Totaal

2.666.254

286.343 1.080.451 743.214 540.800 15.446

Totaal

2.622.416

282.123 1.077.154 734.707 513.830 14.602

Totaal

330.672

12.348 98.991 89.201 128.235 1.897

Mannen

391.921

19.302 151.189 110.772 110.249 409

Vrouwen

392.047

17.326 150.478 110.211 113.594 438

Vrouwen

Openbare sector

336.826

12.914 100.623 92.801 128.684 1.804

Mannen

388.631

20.442 149.626 111.317 106.850 396

Vrouwen

Openbare sector

339.419

13.427 100.353 96.964 126.851 1.824

Mannen

Openbare sector

722.719

29.674 249.469 199.412 241.829 2.335

Totaal

728.747

32.216 251.812 203.573 238.933 2.213

Totaal

728.050

33.869 249.979 208.281 233.701 2.220

Totaal

1.573.089

1.835.782

1.597.674

141.721 639.823 450.566 359.722 5.842

Vrouwen

Algemeen totaal

176.363 694.449 500.056 452.441 12.473

Mannen

3.350.466

3.395.001

318.559 1.332.263 946.787 779.733 17.659

Totaal

3.433.456

318.084 1.334.272 950.622 812.163 18.315

Totaal

Toestand op 30 september 2011

1.821.912

143.666 638.810 445.927 339.327 5.359

Vrouwen

Algemeen totaal

174.893 693.453 500.860 440.406 12.300

Mannen

1.541.610

315.992 1.327.133 942.988 747.531 16.822

Totaal

Toestand op 30 september 2010

1.808.856

143.837 634.040 440.020 318.818 4.895

Vrouwen

Algemeen totaal

Toestand op 30 september 2009

172.155 693.093 502.968 428.713 11.927

Mannen

1.2 Aantal werknemers (RSZ, concept: fysieke personen) per sector, leeftijdsklasse en geslacht

I. Het stelsel voor werknemers 1. Sociale bijdragen


11

1.488.315

145.464 582.607 400.563 348.098 11.583

Mannen

1.496.974

153.217 588.595 407.717 336.458 10.987

Mannen

(*) LATG: loon- en arbeidstijdgegevens.

Totaal

Minder dan 25 jaar 25 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 64 jaar 65 jaar en meer of onbekend

Bron: RSZ - LATG (*)

Totaal

Minder dan 25 jaar 25 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 64 jaar 65 jaar en meer of onbekend

Bron: RSZ - LATG (*)

1.224.933

109.822 487.728 342.246 279.046 6.091

Vrouwen

PrivĂŠ - sector

1.218.231

116.374 489.626 343.329 263.301 5.601

Vrouwen

PrivĂŠ - sector

2.713.248

255.286 1.070.335 742.809 627.144 17.674

Totaal

2.715.205

269.591 1.078.221 751.046 599.759 16.588

Totaal

312.499

12.324 97.927 83.166 116.995 2.087

Mannen

380.345

18.137 149.048 107.591 105.030 539

Vrouwen

383.868

17.495 149.796 106.994 108.940 643

Vrouwen

Openbare sector

314.464

11.788 97.488 85.203 118.022 1.963

Mannen

Openbare sector

696.367

29.819 247.723 190.160 225.935 2.730

Totaal

694.809

29.925 246.536 192.794 223.052 2.502

Totaal

1.800.814

1.608.801

127.317 637.524 449.240 387.986 6.734

Vrouwen

Algemeen totaal

157.788 680.534 483.729 465.093 13.670

Mannen

1.598.576

134.511 638.674 450.920 368.331 6.140

Vrouwen

3.410.014

299.516 1.324.757 943.840 822.811 19.090

Totaal

3.409.615

285.105 1.318.058 932.969 853.079 20.404

Totaal

Toestand op 30 september 2013

1.811.438

165.005 686.083 492.920 454.480 12.950

Mannen

Algemeen totaal

Toestand op 30 september 2012

1.2 Aantal werknemers (RSZ, concept: fysieke personen) per sector, leeftijdsklasse en geslacht (vervolg)

I. Het stelsel voor werknemers 1. Sociale bijdragen


I. Het stelsel voor werknemers

1. Sociale bijdragen

1.3 Aantal arbeidsdagen (privĂŠ-sector, RSZ, HVKZ) (duizendtallen) Bron: RSZ en HVKZ

Ressorterend onder RSZ Arbeiders Bedienden Ressorterend onder HVKZ Zeelieden Totaal

2009

2010

2011

2012

2013

536.466

542.650

556.572

561.630

562.904

215.825 320.641

220.825 321.825

228.419 328.153

225.457 336.173

226.009 336.895

175 175

185 185

177 177

166 166

170 170

536.641

542.835

556.749

561.796

563.074

1.4 Aantal arbeidsdagen (openbare sector (1), RSZ, RSZPPO) (duizendtallen) Bron: RSZ en RSZPPO

Ressorterend onder RSZ Arbeiders Bedienden Ambtenaren Ressorterend onder RSZPPO Arbeiders Bedienden Ambtenaren Totaal

2009

2010

2011

2012

2013

162.336

162.454

159.221

151.362

150.943

9.366 46.854 106.116

9.275 47.801 105.378

9.191 47.372 102.658

8.749 44.502 98.111

8.687 44.867 97.389

93.584 24.472 32.966 36.146

94.598 24.647 33.986 35.965

95.111 24.908 34.962 35.241

96.431 25.181 36.185 35.065

96.400 25.026 36.615 34.759

255.920

257.052

254.332

247.793

247.343

(1) Statutairen en contractuelen.

12


I. Het stelsel voor werknemers

1. Sociale bijdragen

1.5 Evolutie van de aan bijdragen onderworpen loonmassa (privĂŠ-sector) (miljoen euro) (jaargegevens, economisch concept) Bron: RSZ en HVKZ

Ressorterend onder RSZ Arbeiders Bedienden Ressorterend onder HVKZ Zeelieden

(1)

Totaal

2009

2010

2011

2012

2013

76.215,2

77.299,8

81.006,0

84.218,2

85.597,5

23.439,7 52.775,5

24.244,7 53.055,1

25.472,4 55.533,6

25.929,8 58.288,4

25.966,2 59.631,3

22,5 22,5

24,2 24,2

24,0 24,0

23,5 23,5

23,8 23,8

76.237,7

77.324,0

81.030,0

84.241,7

85.621,3

(1) Bruto-loonmassa: 2009: 67,91; 2010: 74,81; 2011: 78,79; 2012: 78,95; 2013: 79,38

1.6 Evolutie van de aan bijdragen onderworpen loonmassa (openbare sector (2)) (miljoen euro) (jaargegevens, economisch concept) Bron: RSZ en RSZPPO

Ressorterend onder RSZ Arbeiders Bedienden Ambtenaren Ressorterend onder RSZPPO Arbeiders Bedienden Ambtenaren

2009

2010

2011

2012

2013

24.993,6

25.358,9

26.039,8

26.350,3

26.876,7

994,5 6.938,2 17.060,9

993,3 7.214,8 17.150,8

1.014,5 7.453,5 17.571,8

1.006,2 7.243,0 18.101,1

1.022,1 7.463,4 18.391,2

9.652,1 1.682,6 3.038,7 4.930,8

9.874,8 1.721,5 3.201,6 4.951,7

10.289,5 1.799,1 3.425,0 5.065,5

10.709,6 1.867,0 3.661,4 5.181,2

11.033,9 1.903,8 3.843,7 5.286,4

34.645,7

35.233,7

36.329,3

37.059,9

37.910,6

Speciale statuten Totaal (2) Statutairen en contractuelen.

13


I. Het stelsel voor werknemers

1. Sociale bijdragen

1.7 Aantal onder de RSZ, RSZPPO en HVKZ ressorterende werkenden naar statuut en geslacht Toestand op 31 december 2011

Bron: RSZ, RSZPPO en HVKZ

RSZ

RSZPPO Overheidssector

HVKZ

Totaal

Privé-sector

Overheidssector

Arbeiders Mannen Vrouwen

1.233.823 846.773 387.050

50.767 24.693 26.074

1.284.590 871.466 413.124

92.392 41.836 50.556

-

1.376.982 913.302 463.680

Bedienden Mannen Vrouwen

1.525.812 664.815 860.997

226.696 89.164 137.532

1.752.508 753.979 998.529

134.563 29.611 104.952

-

1.887.071 783.590 1.103.481

Zeelieden Mannen Vrouwen

-

-

-

-

1.131 1.051 80

1.131 1.051 80

Ambtenaren Mannen Vrouwen

9 6 3

434.733 216.313 218.420

434.742 216.319 218.423

134.633 71.386 63.247

-

569.375 287.705 281.670

2.759.644

712.196

3.471.840

361.588

1.131

3.834.559

Totaal

Subtotaal

Toestand op 31 december 2012

Bron: RSZ, RSZPPO en HVKZ

RSZ

RSZPPO Overheidssector

HVKZ

Totaal

Privé-sector

Overheidssector

Arbeiders Mannen Vrouwen

1.218.692 829.338 389.354

47.819 23.692 24.127

1.266.511 853.030 413.481

92.707 42.216 50.491

-

1.359.218 895.246 463.972

Bedienden Mannen Vrouwen

1.535.560 668.104 867.456

226.471 89.055 137.416

1.762.031 757.159 1.004.872

136.913 30.463 106.450

-

1.898.944 787.622 1.111.322

Zeelieden Mannen Vrouwen

-

-

-

-

1.061 989 72

1.061 989 72

Ambtenaren Mannen Vrouwen

-

431.149 208.622 222.527

431.149 208.622 222.527

134.641 70.969 63.672

-

565.790 279.591 286.199

2.754.252

705.439

3.459.691

364.261

1.061

3.825.013

Totaal

Subtotaal

14


I. Het stelsel voor werknemers

1. Sociale bijdragen

1.8 Globaal financieel beheer (concept: budgettaire rekeningen) (duizend euro) Bron: RSZ

Bijdragen Gewone bijdragen RSZ RSZPPO HVKZ

(1)

Specifieke bijdragen Inhouding dubbel vakantiegeld Bijdrage jobstudenten Bijdrage op premies groepsverzekeringen Werkgeversbijdrage tijdelijke werklozen + anciënniteitstoeslag oudere werklozen Werkgeversbijdrage bruggepensioneerden + oudere werklozen Compenserende bijdrage werkgevers brugpensioenen Heffing op privé-gebruik bedrijfswagens Bijdrage deeltijdse arbeid Bijdrage op deelname in de winst Tewerkstellingsfonds Canada Dry Bijzondere werkgeversbijdragen brugpensioen Solidariteitsbijdrage 33 % 'verkeersboeten' Solidariteitsbijdrage voor nalatigheid aangifte DIMONA Werkgeversbijdrage 0,02 % arbeidsongevallen Bijdrage "Niet recurrente resultaatsgebonden voordelen" Economische werkloosheid (uitbreiding) Opslagen en verwijlinteresten

2009

2010

2011

2012

2013

39.098.744

39.440.325

41.305.261

43.239.216

44.168.854

37.368.448 35.784.681 1.580.024 3.742

37.648.572 35.941.898 1.702.977 3.697

39.385.258 37.550.810 1.830.363 4.085

41.122.565 39.273.220 1.845.128 4.217

41.993.167 40.014.259 1.975.000 3.909

1.663.190 765.948 41.352 317.579

1.721.849 763.702 46.538 279.569

1.845.207 796.219 50.362 280.940

1.997.249 829.280 55.480 363.448

2.093.163 852.098 57.243 352.213

79.521

80.102

83.706

86.686

88.827

0

72.332

126.291

133.611

124.696

4.196

3.886

1.153

326

17

271.254 7 8.162 45.521 5.018 71.854

262.846 5 4.591 46.986 6.836 68.307

256.775 0 11.994 49.176 7.248 69.928

251.742 1 4.830 50.808 8.459 81.595

244.647 5 12.656 51.896 9.363 94.608

17

50

39

51

40

0

2.818

4.695

4.868

4.866

-

-

-

3.968

784

52.761

83.281

106.682

122.095

199.117

-

-

-

0

86

67.107

69.905

74.796

119.403

82.524

Staatstoelagen

5.849.657

8.108.716

7.066.983

9.858.687

11.087.699

In de prestaties Globale staatstoelagen Mijnwerkers - Invaliditeitspensioenen HVKZ - Ziekte-Invaliditeit Pool der zeelieden - Wachtgeld Bijzondere staatstoelage

5.849.657 5.836.265 3.725 6.659 3.007 -

5.811.574 5.799.467 3.321 5.723 3.063 2.297.142

6.059.343 6.047.241 2.814 6.746 2.542 1.007.640

6.221.469 6.213.504 2.433 2.997 2.535 3.637.218

6.282.909 6.272.213 2.481 6.433 1.782 4.804.790

Alternatieve financiering

9.243.836 7.573.212 411.906 68.537 59.322

10.518.197 8.014.523 418.085 77.196 55.980

12.713.288 9.054.973 434.294 74.500 58.600

11.276.951 9.118.573 478.950 112.972 63.038

11.548.520 9.332.711 560.975 119.569 63.593

949.063

1.776.451

2.912.369

1.325.698

1.310.627

7.562 174.234

4.410 171.552

6.415 172.137

2.921 174.800

10.960 150.085

1.024.173 1.009.202 14.971

1.097.617 1.023.838 73.779

1.144.714 1.063.045 81.669

1.195.030 1.108.850 86.180

1.195.575 1.105.674 89.902

Externe overdrachten

294.592

601.949

1.031.759

13.200

8.821

Opbrengsten van beleggingen

255.306

254.794

146.083

344.941

250.005

0

0

0

0

0

55.766.308

60.021.598

63.408.088

65.928.026

68.259.475

91.600

110.500

99.225

283.873

315.433

55.857.908

60.132.098

63.507.313

66.211.898

68.574.908

Aandeel in de BTW-ontvangsten Roerende voorheffing 'Stock options' Accijnzen tabak Riziv-Geneeskundige verzorging (artikel 24 §1 quater) Belasting op werknemersparticipatie Personenbelasting en vennootschapsbelasting Toegewezen ontvangsten Bijzondere bijdrage sociale zekerheid Bedrijfsvoorheffing Maribelfondsen

Diversen Eigen ontvangsten Interne overdrachten Totaal lopende ontvangsten (1) Loonmatiging inbegrepen.

15


16

65,9

38,4

41,1

544,3

-

78,2

78,2

83,7 49,2 4,7 106,7 -

22.544,3 3.821,0 111,7 31,4 69,9 1,2 7,2 280,9

27.111,9

12.892,4 797,3 19,0 126,3

13.835,0

41.610,5

2011

69,2

561,2

-

78,2

78,2

86,7 50,8 0,1 4,9 4,0 122,1 -

23.365,8 3.957,5 34,6 81,5 0,4 8,5 363,4

28.080,3

13.372,7 827,9 20,9 133,6

14.355,1

43.144,0

2012

48,1

574,7

-

79,7

79,7

88,7 51,8 4,8 2,7 190,4 9,9

27.752,3 36,1 92,8 9,1 353,4

28.592,0

13.586,5 858,3 21,8 126,2

14.592,8

43.887,3

2013

(1) Vanaf 2013 wordt de loonmatigingsbijdrage niet meer apart weergegeven, maar is ze ge誰ntegreerd in de gewone bijdragen op de bezoldigingen (2) Vanaf 2012 worden de bijdragen bestemd voor het IBF niet meer hernomen in deze tabel. Dit heeft geen invloed op het saldo van de economische rekeningen, omdat zowel de bijdrage (in opbrengsten) als de overdracht naar het IBF (in lasten) niet meer worden opgenomen. (3) Omwille van een methodologische wijziging op vraag van het Instituut voor de Nationale Rekeningen, wordt vanaf 2011 de bijdrage Sociale Maribel weergegeven.

Bijdrageopslagen en boeten

-

-

101,7

101,7

-

94,4

Andere bijdragen Bijdrage Sociale Maribel (3)

94,4

80,1 47,0 0,1 2,8 83,3 -

79,5 45,5 -

Bijdragen op de prestaties arbeidsongevallen en beroepsziekten

21.544,7 3.551,2 115,9 29,0 68,3 3,9 6,8 279,6

25.812,7

12.305,7 763,3 17,6 72,3

13.158,9

39.111,7

2010

21.245,3 3.483,9 108,9 25,7 71,9 4,2 5,0 317,6

25.387,5

12.072,8 758,5 15,6 -

Ten laste van de genieters van sociale prestaties

Gewone bijdragen op de bezoldigingen Loonmatigingsbijdrage (1) Bijdragen bestemd voor I.B.F. (ziekenhuizen)(2) Bijdragen op de jobstudenten Bijdragen brugpensioenen en invaliditeitsuitkeringen Bijdragen (hoofdelijk) op de conventionele brugpensioenen Bijdragen Canada dry Bijdragen op de aanvullende pensioenen Bijdragen op de onvrijwillige deeltijdse arbeid en op de tijdelijke werkloosheid Tewerkstellingsfonds Solidariteitsbijdragen 33% verkeersboeten Solidariteitsbijdragen DIMONA Werkgeversbijdrage 0,02 % arbeidsongevallen Bijdrage "Niet recurrente resultaatsgebonden voordelen" Bijdrage economische werkloosheid

Ten laste van de werkgevers

Gewone bijdragen op de bezoldigingen Inhouding op het dubbel vakantiegeld Bijdragen op de jobstudenten Bijdragen (hoofdelijk) op de conventionele brugpensioenen

38.394,7 12.846,9

Ten laste van de werknemers

2009

Verschuldigde sociale bijdragen

Bron: FOD Sociale Zekerheid

1.9 Globaal financieel beheer (concept: economische rekeningen) (miljoen euro)

I. Het stelsel voor werknemers 1. Sociale bijdragen


17

Algemeen totaal

Van de zelfstandigen Van het RIZIV-Geneeskundige verzorging

Van een andere regeling

Van de ziekte en invaliditeit Van de werkloosheid Van de pensioenen Van de gezinsbijslag Van de arbeidsongevallen Van de beroepsziekten Van het Globaal beheer

Tussen takken van eenzelfde regeling

Ontvangsten uit overdrachten

Subtotaal

Terug te vorderen, ten onrechte uitbetaalde sociale prestaties

55.580,5

276,0

276,0

91,6 -

91,6

367,6

55.212,9

-

-

18,6

Diverse opbrengsten voortkomend van derden

Niet meer te betalen, toegekende sociale prestaties

410,7

5.849,7 5.849,7 -

7.573,2 68,5 949,1 411,9 181,8 271,2 59,3 15,0

785,8 223,4

10.539,2 1.009,2

2009

Opbrengsten van eigendommen en bedrijven

Niet-terugvorderbare tegemoetkomingen van de openbare machten Niet-terugvorderbare tegemoetkomingen van de centrale overheid Tussenkomst in de lasten van leningen

BTW Stock options Nieuwe financiering geneeskundige verzorging Roerende voorheffing Belasting op werknemersparticipatie Bijdragen op de bedrijfsvoertuigen Accijnzen op tabak Reaffectatiefonds Sociale Maribel

Voorheffing gestort door de werkgever Saldo gestort door de schatkist

Taksen en belastingen aangewend voor de sociale zekerheid Bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid

Bron: FOD Sociale Zekerheid

60.261,4

584,3

584,3

110,5 -

110,5

694,8

59.566,6

-

-

17,6

449,9

8.108,7 8.108,7 -

8.014,5 77,2 1.776,5 418,1 176,0 262,8 56,0 73,8

799,5 224,3

11.878,7 1.023,8

2010

64.234,0

984,1

984,1

99,2 -

99,2

1.083,3

63.150,7

-

-

43,2

315,1

7.067,0 7.067,0 -

9.055,0 74,5 2.912,4 434,3 178,5 256,8 58,6 81,7

842,1 221,0

14.114,9 1.063,1

2011

1.9 Globaal financieel beheer (concept: economische rekeningen) (miljoen euro) (vervolg)

66.969,5

5,2

5,2

283,9 -

283,9

289,1

66.680,4

-

-

8,0

946,0

9.858,7 9.858,7 -

9.118,5 113,0 1.325,7 479,1 177,7 251,7 63,0 86,2

891,9 216,9

12.723,7 1.108,8

2012

68.328,5

7,6

7,6

315,4 -

315,4

323,0

68.005,5

-

-

2,7

30,6

11.095,6 11.095,6

9.332,7 119,6 1.310,6 560,9 161,0 245,3 63,6 89,9

921,4 184,3

12.989,3 1.105,7

2013

I. Het stelsel voor werknemers 1. Sociale bijdragen


I. Het stelsel voor werknemers

1. Sociale bijdragen

1.10 RSZ - Socialebijdragenverminderingen (duizend euro) Bron: RSZ

Bijzondere toewijzingen Sociale Maribel Wetenschappelijke Maribel Jongerenbonus (non profit) Vermindering patronale bijdragen Inschakeling moeilijk te plaatsen jongeren

2009

2010

2011

2012

2013

524.329 463.823

543.194 496.697

546.151 496.698

614.896 561.239

590.140 535.936

32.897 27.609

32.897 13.600

36.453 13.000

34.227 19.430

35.609 18.595

5.129.954

5.213.644

5.390.039

5.479.744

5.492.319

1.647

1.696

1.510

1.360

1.202

Wetenschappelijk onderzoek

16.707

18.405

20.851

23.987

27.428

Gesubsidieerde contractuelen

266.866

285.800

295.969

301.051

293.626

2.670

3.624

4.206

4.030

3.374

Loonmatiging universiteiten

66.692

66.317

68.248

69.749

70.996

Podiumkunstenaars

13.195

14.143

14.808

15.825

15.511

Baggeraars en sleepvaart

Onthaalmoeders Structurele bijdrageverminderingen Doelgroepen Herstructurering Jonge werknemers Langdurig werkzoekenden

(2)

(1)

13.820

13.950

13.870

13.825

13.791

3.974.594

4.012.370

4.107.770

4.192.563

4.218.834

773.544

797.113

862.582

857.141

847.364

4.857

10.395

12.833

11.814

13.327

114.290

116.023

113.144

143.500

75.938

153.258

153.089

200.328

199.316

162.447

Activering

202

211

205

208

182

WEP/DSP

10.593

10.438

10.291

8.327

10.551

SINE

22.188

23.826

25.009

25.781

25.257

Risicogroepen

41.098

43.286

49.012

-

-

108.223

99.391

97.915

97.715

144.296

8.658

15.481

8.919

8.023

8.387 406.141

Eerste aanwervingen Arbeidsduurvermindering Oudere werknemers

(3)

310.177

324.943

344.778

362.189

Mentors

-

30

148

268

838

Diversen

219

226

225

213

193

712.615

695.687

735.558

729.359

816.459

711.554 140 921

692.864 228 2.595

732.677 213 2.668

726.944 247 2.168

813.526 222 2.711

6.366.898

6.452.525

6.671.748

6.823.999

6.898.918

Vermindering persoonlijke bijdragen Algemeen (werkbonus inbegrepen) Baggeraars, sleepvaart Herstructurering TOTAAL

(1) Vanaf 01.04.1999: de lastenverlaging in het kader van het meerjarenplan en de vroegere bijdrageverminderingen voor Maribel en lage lonen. (2) Ondernemingen in herstructurering inbegrepen. (3) Vanaf 1ste kwartaal 2004.

18


19

14.303.189 14.058.606 13.638.215 17.488.044

59.488.054

25.471.724

6.007.786 6.470.173 5.729.878 7.263.887

13.945.420 13.764.969 13.350.185 17.088.517

58.149.091

25.453.085

6.198.424 6.437.066 5.652.361 7.165.234

13.230.109 13.004.092 12.717.996 16.436.799

55.388.996

6.018.283 6.297.655 5.616.336 7.078.556

25.010.830

12.693.370 12.467.743 12.107.518 15.655.366

52.923.997

23.806.138

5.570.464 6.050.874 5.316.520 6.868.280

12.868.333 12.519.121 11.947.438 15.319.661

52.654.553

23.002.794

5.580.472 5.754.928 5.125.898 6.541.496

Bedienden Privé-sector

Arbeiders Privé-sector (2)

20.310.975 20.528.779 19.368.093 24.751.931

84.959.778

20.143.844 20.202.035 19.002.546 24.253.751

83.602.176

19.248.392 19.301.747 18.334.332 23.515.355

80.399.826

18.263.834 18.518.617 17.424.038 22.523.646

76.730.135

18.448.805 18.274.049 17.073.336 21.861.157

75.657.347

Totaal Privé-sector

(1) Bezoldiging van de arbeiders aan 100 %. (2) Arbeiders privé-sector = handarbeiders + leerlingen + dienstboden. (3) NMBS inbegrepen.

1ste kwartaal 2de kwartaal 3de kwartaal 4de kwartaal

2013

1ste kwartaal 2de kwartaal 3de kwartaal 4de kwartaal

2012

1ste kwartaal 2de kwartaal 3de kwartaal 4de kwartaal

2011

1ste kwartaal 2de kwartaal 3de kwartaal 4de kwartaal

2010

1ste kwartaal 2de kwartaal 3de kwartaal 4de kwartaal

2009

Bron: RSZ

242.545 247.122 222.118 310.322

1.022.107

237.025 246.076 218.922 304.148

1.006.171

238.344 244.323 222.876 308.963

1.014.506

237.159 238.541 213.284 304.343

993.327

238.692 240.593 215.179 300.371

994.835

Arbeiders Openbare sector (3)

1.863.292 1.947.578 1.475.185 2.177.305

7.463.360

1.829.360 1.881.000 1.419.429 2.113.259

7.243.048

1.849.298 1.916.650 1.485.911 2.201.627

7.453.486

1.807.307 1.840.776 1.423.513 2.143.178

7.214.774

1.733.349 1.783.457 1.367.852 2.053.746

6.938.404

Bedienden Openbare sector (3)

4.552.558 4.555.717 4.622.867 4.660.108

18.391.250

4.430.987 4.518.962 4.555.502 4.595.667

18.101.118

4.310.785 4.330.308 4.445.844 4.480.789

17.567.726

4.241.608 4.238.376 4.277.007 4.393.866

17.150.857

4.249.399 4.231.058 4.269.636 4.310.839

17.060.932

Ambtenaren (3)

6.658.395 6.750.417 6.320.170 7.147.735

26.876.717

6.497.372 6.646.038 6.193.853 7.013.074

26.350.337

6.398.427 6.491.281 6.154.631 6.991.379

26.035.718

6.286.074 6.317.693 5.913.804 6.841.387

25.358.958

6.221.440 6.255.108 5.852.667 6.664.956

24.994.171

Totaal Openbare sector (3)

26.969.370 27.279.196 25.688.263 31.899.666

111.836.495

26.641.216 26.848.073 25.196.399 31.266.825

109.952.513

25.646.819 25.793.028 24.488.963 30.506.734

106.435.544

24.549.908 24.836.310 23.337.842 29.365.033

102.089.093

24.670.245 24.529.157 22.926.003 28.526.113

100.651.518

Totaal

1.11 RSZ - Aan bijdragen onderworpen loonmassa (kwartaalresultaten, concept: economisch) (duizend euro) (1)

I. Het stelsel voor werknemers 1. Sociale bijdragen


20


Inhoudstafel I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

2. Uitkeringen 2.0 Methodologische nota In de uitkeringsverzekering onderscheidt men vier prestaties, deelsectoren genoemd, met name de uitkeringen voor primaire arbeidsongeschiktheid, invaliditeitsuitkeringen, moederschapsuitkeringen en de uitkeringen voor begrafeniskosten. Voor deze laatste worden hier geen statistische gegevens opgenomen; het bedrag van de uitgaven hiervoor wordt vermeld in de synthesetabel. Het recht op uitkeringen bestaat uitsluitend voor werknemers die voor de sector uitkeringen bijdrageplichtig zijn. Met hen worden gelijkgesteld de werknemers die gewoonlijk de hoedanigheid van werknemer hebben of onlangs hebben gehad, zoals:  de werknemers in gecontroleerde werkloosheid;  de werkneemsters die vanaf de vijfde maand van de zwangerschap de arbeid onderbreken;  de personen die tijdens een periode van arbeidsongeschiktheid hun hoedanigheid van werknemer verliezen;  de gerechtigden aan wie de voortgezette verzekering was toegestaan bij het verstrijken van deze periode van voortgezette verzekering. De werkneemsters die gerechtigd zijn op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zijn gerechtigd op moederschapsuitkeringen. De moederschapsuitkering wordt ook verleend aan de gerechtigden voor wie de moederschapsrust een aanvang neemt in een tijdvak van primaire arbeidsongeschiktheid of invaliditeit. Rechthebbenden op de uitkering voor begrafeniskosten zijn de natuurlijke of rechtspersonen, die, in geval van overlijden van een gerechtigde op uitkeringen ook als hij gepensioneerd is - de begrafenis werkelijk hebben bekostigd. De uitkering voor begrafeniskosten wordt opgeheven voor overlijdens die zich voordoen vanaf 1 januari 2013.

Primaire arbeidsongeschiktheid (tabellen 2.4 – 2.7) Gedurende het eerste jaar van de arbeidsongeschiktheid (voor de mijnwerkers die recht hebben op een invaliditeitspensioen, wordt deze periode gelimiteerd tot zes maanden), ontvangt de gerechtigde een primaire ongeschiktheidsuitkering die niet lager mag zijn dan 60 % van het gederfde loon. Vanaf eind 1996 wordt de primaire ongeschiktheidsuitkering van samenwonenden vanaf de 31e dag arbeidsongeschiktheid beperkt tot 55 % van het gederfde loon. Dit loon is geplafonneerd en gekoppeld aan het indexcijfer der consumptieprijzen. Voor de werkloze mag deze uitkering gedurende de eerste zes maanden van de arbeidsongeschiktheid het bedrag van zijn werkloosheidsuitkering niet overschrijden.

Invaliditeit (tabellen 2.8 – 2.11) Indien de arbeidsongeschiktheid langer duurt dan één jaar ontvangt een gerechtigde met personen ten laste een invaliditeitsuitkering die 65 % van het geplafonneerde loon bedraagt. Dit bedrag wordt verminderd tot 55 of 40 % van hetzelfde loon voor de gerechtigde zonder gezinslast, naargelang het al dan niet om verlies van een enig inkomen gaat. Onder bepaalde voorwaarden kunnen invaliden een forfaitaire uitkering voor hulp van derden ontvangen.

21


I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

Moederschap (tabellen 2.12 – 2.15) De moederschapsuitkering wordt gedurende een periode van 15 weken uitbetaald. Vanaf 1999 wordt de periode van bevallingsrust met 2 weken verlengd in geval van zwangerschap van een meerling. Het bedrag van de moederschapsuitkering wordt vastgesteld op een percentage van het geplafonneerde loon dat geldt voor de berekening van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. In principe ontvangt de gerechtigde gedurende de eerste dertig dagen 79,5 % (82 % voor de gerechtigden met een lopende arbeidsovereenkomst) van dit loon, vanaf de eenendertigste dag 75 % en indien het tijdvak van moederschapsrust verder zou reiken dan 15 weken 60 % na de 15de week. Het tijdvak van arbeidsverwijdering van de zwangere of bevallen werkneemster en van de werkneemster die borstvoeding geeft wordt ingevolge de wet van 04.08.1996 (art. 8) eveneens als een tijdvak van moederschapsbescherming beschouwd. Gedurende deze periode ontvangt de gerechtigde 60 % van het begrensde loon. In de tabellen wordt een opsplitsing gemaakt tussen de gegevens betreffende de eigenlijke moederschapsrust en deze betreffende de arbeidsverwijdering (met inbegrip van het borstvoedingsverlof). In geval van overlijden of ziekenhuisopname van de moeder kan een gedeelte van de nabevallingsrust worden omgezet in verlof voor de vader of de meeouder. Het bedrag van de uitkering wordt bepaald op basis van het loon van de vader of de meeouder, aan hetzelfde percentage van de moederschapsuitkering (in geval van overlijden) of op 60 % van het gederfde geplafonneerde loon (in geval van ziekenhuisopname). De werknemer heeft recht om ter gelegenheid van de geboorte van zijn kind afwezig te zijn gedurende tien dagen in het kader van het vaderschapsverlof. Het bedrag van de uitkering is vastgesteld op 82 % van het begrensde gederfde loon. Een werknemer kan aanspraak maken op adoptieverlof binnen de twee maanden volgend op de inschrijving van het kind als deel – uitmakend van het gezin van de werknemer. De maximum toegelaten duur van het adoptieverlof bedraagt zes weken voor kinderen minder dan 3 jaar en vier weken voor kinderen tussen 3 en 8 jaar. Het bedrag van de uitkering is vastgesteld op 82 % van het begrensde loon.

Beschrijving van de kenmerken Voor elk van de drie vermelde deelsectoren: primaire arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en moederschapsuitkering wordt in principe eenzelfde structuur voor de statistieken aangehouden. Vooreerst is er het begrip verzekerde bevolking, waarvoor gegeven wordt:  De uitsplitsing naar statuut, leeftijdsklasse en geslacht (tab. 2.1 en 2.12);  De evolutie van het totaal (tab. 2.3). Voor de invaliden is er de verdeling van het effectief naar leeftijdsklasse en geslacht (tab. 2.2). Voor elke deelsector is er een notie van volume: het aantal vergoede dagen (tab. 2.5, 2.9 en 2.13) en tevens het aantal gevallen (enkel voor invaliditeit) (tab. 2.8). Verder zijn er voor elke deelsector gegevens over de basisuitgaven (tab. 2.7, 2.11 en 2.15 respectievelijk). Voor de primaire arbeidsongeschiktheid geeft de tabel 2.4 het ziektecijfer, welk getal de uitdrukking is van de verhouding van het aantal vergoede dagen tot de verzekerde bevolking. De gemiddelde daguitkering is het resultaat van de deling van het totaalbedrag der uitkeringen door het aantal vergoede dagen (tab. 2.6, 2.10 en 2.14). Tabel 2.16 ten slotte is een synthesetabel met de uitgaven voor de vier deelsectoren (inclusief de deelsector van de begrafenisuitkeringen).

22


I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

Aanvullende informatie over de uitkeringsverzekering vindt u op de website van het RIZIV: www.riziv.fgov.be en in de publicaties van deze instelling.

23


(1)

24

(1)

13.038

3.316 1.263 2.053

9.722 7.072 2.650

Minder dan 20 jaar

16.337

4.223 1.482 2.741

12.114 8.649 3.465

Minder dan 20 jaar

529.946

285.269 107.818 177.451

244.677 155.630 89.047

548.746

282.733 110.740 171.993

266.013 164.639 101.374

515.477

249.103 99.065 150.038

266.374 161.395 104.979

541.090

249.909 95.660 154.249

291.181 178.550 112.631

548.129

251.007 98.159 152.848

297.122 182.953 114.169

487.304

221.239 88.658 132.581

266.065 162.550 103.515

406.643

176.052 75.752 100.300

230.591 143.127 87.464

257.486

102.520 49.693 52.827

154.966 103.452 51.514

292.762

124.046 42.156 81.890

168.716 112.885 55.831

531.506

286.527 108.222 178.305

244.979 155.545 89.434

551.098

285.468 111.988 173.480

265.630 164.304 101.326

515.130

250.690 100.046 150.644

264.440 159.957 104.483

540.927

249.968 96.613 153.355

290.959 176.754 114.205

548.128

250.388 96.964 153.424

297.740 183.223 114.517

501.620

228.285 91.316 136.969

273.335 166.529 106.806

419.942

182.650 77.198 105.452

237.292 146.351 90.941

261.903

104.918 49.495 55.423

156.985 103.795 53.190

20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar

300.821

126.131 42.850 83.281

174.690 116.271 58.419

20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar

(1) Met inbegrip van de mijnwerkers.

Totaal

Bedienden Mannen Vrouwen

Arbeiders Mannen Vrouwen

Bron: RIZIV

Totaal

Bedienden Mannen Vrouwen

Arbeiders Mannen Vrouwen

Bron: RIZIV

2.1 Verzekerde bevolking naar statuut, leeftijdsklasse en geslacht (ledentallen)

4.161.491

1.952.501 772.268 1.180.233

2.208.990 1.380.501 828.489

Totaal

8.681

3.739 2.076 1.663

4.942 3.120 1.822

65 jaar en meer

4.184.735

1.969.995 777.337 1.192.658

2.214.740 1.379.535 835.205

Totaal

Toestand op 30 juni 2013

9.512

4.315 2.391 1.924

5.197 3.285 1.912

65 jaar en meer

Toestand op 30 juni 2012

I. Het stelsel voor werknemers 2. Uitkeringen (RIZIV)


25

(1) Met inbegrip van de mijnwerkers.

6

Totaal

5 4 1

1 0 1

(1)

Minder dan 20 jaar

Bedienden Mannen Vrouwen

Arbeiders ZIV Mannen Vrouwen

Bron: RIZIV

9

Totaal

7 3 4

2 1 1

(1)

Minder dan 20 jaar

Bedienden Mannen Vrouwen

Arbeiders ZIV Mannen Vrouwen

Bron: RIZIV

5.485

1.404 315 1.089

4.081 1.926 2.155

11.925

3.453 753 2.700

8.472 4.151 4.321

18.950

5.611 1.233 4.378

13.339 6.307 7.032

30.298

8.461 1.787 6.674

21.837 10.492 11.345

44.107

12.018 2.631 9.387

32.089 15.989 16.100

54.896

14.414 3.623 10.791

40.482 21.129 19.353

61.403

15.922 4.767 11.155

45.481 25.546 19.935

47.937

11.946 4.484 7.462

35.991 22.109 13.882

1.411

342 78 264

1.069 531 538

5.951

1.593 333 1.260

4.358 2.029 2.329

12.636

3.628 776 2.852

9.008 4.382 4.626

19.787

5.836 1.268 4.568

13.951 6.617 7.334

31.782

8.965 1.926 7.039

22.817 10.875 11.942

45.602

12.503 2.691 9.812

33.099 16.433 16.666

58.444

15.498 3.823 11.675

42.946 22.111 20.835

64.600

16.819 4.903 11.916

47.781 26.335 21.446

50.972

12.811 4.522 8.289

38.161 23.008 15.153

20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar

1.299

282 64 218

1.017 503 514

20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar

2.2 Aantal invaliden naar leeftijdsklasse en geslacht

277.014

73.698 19.719 53.979

203.316 108.486 94.830

Totaal

694

189 75 114

505 317 188

65 jaar en ouder

291.885

78.185 20.395 57.790

213.700 112.642 101.058

Totaal

Toestand op 30 juni 2013

705

185 61 124

520 331 189

65 jaar en ouder

Toestand op 30 juni 2012

I. Het stelsel voor werknemers 2. Uitkeringen (RIZIV)


I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.3 Evolutie van het ledental (1) Bron: RIZIV

06.2009

06.2010

06.2011

06.2012

06.2013

Arbeiders Mannen Vrouwen

1.901.754 1.205.435 696.319

1.909.778 1.203.175 706.603

1.926.963 1.208.620 718.343

1.931.884 1.210.292 721.592

1.929.040 1.207.084 721.956

Bedienden Mannen Vrouwen

1.790.695 713.549 1.077.146

1.808.487 718.135 1.090.352

1.817.326 722.423 1.094.903

1.837.735 730.066 1.107.669

1.852.336 736.165 1.116.171

Totaal

3.692.449

3.718.265

3.744.289

3.769.619

3.781.376

2011

2012

2013

(1) Primaire uitkeringsgerechtigden, exclusief bruggepensioneerden.

2.4 Primaire arbeidsongeschiktheid: ziektecijfer

(2)

Bron: RIZIV

2009 Arbeiders

2010

Mannen Vrouwen

10,76 8,98 13,85

11,20 9,31 14,42

11,74 9,74 15,10

11,94 9,83 15,47

12,34 10,08 16,12

Bedienden Mannen Vrouwen

5,01 3,35 6,11

5,26 3,48 6,44

5,54 3,66 6,79

5,51 3,65 6,73

5,80 3,84 7,09

Totaal

7,97

8,31

8,73

8,80

9,14

(2) Aantal vergoede dagen/ledental.

2.5 Primaire arbeidsongeschiktheid: aantal vergoede dagen Bron: RIZIV

2009 Arbeiders Mannen Vrouwen Bedienden Mannen Vrouwen Totaal

2010

2011

2012

2013

20.462.553 21.384.468 22.620.901 23.067.749 23.811.060 10.821.165 11.197.170 11.773.897 11.901.138 12.172.973 9.641.388 10.187.298 10.847.004 11.166.611 11.638.087 8.970.743 2.388.073 6.582.670

9.519.927 10.075.193 10.119.625 10.739.174 2.497.433 2.642.949 2.667.177 2.826.919 7.022.494 7.432.244 7.452.448 7.912.255

29.433.296 30.904.395 32.696.094 33.187.374 34.550.234

26


I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.6 Primaire arbeidsongeschiktheid: gemiddelde daguitkering (euro) Bron: RIZIV

2009

2010

2011

2012

2013

Arbeiders Mannen Vrouwen

46,89 34,10

47,28 34,54

48,57 35,55

49,82 36,74

50,81 37,61

Bedienden Mannen Vrouwen

52,05 42,05

52,38 42,73

53,42 43,82

54,87 45,32

56,25 46,58

Totaal

41,12

41,59

42,72

43,89

45,01

2.7 Primaire arbeidsongeschiktheid: totaal bedrag van de basisuitgaven (duizend euro) Bron: RIZIV

2009

2010

2011

2012

2013

Arbeiders Mannen Vrouwen Regularisaties

816.880 507.365 328.812 -19.297

862.744 529.433 351.830 -18.519

938.273 571.876 385.580 -19.183

981.324 592.911 410.290 -21.877

1.035.771 618.453 437.763 -20.446

Bedienden Mannen Vrouwen Regularisaties

393.343 124.300 276.831 -7.788

422.639 130.828 300.072 -8.261

458.510 141.181 325.647 -8.318

475.431 146.354 337.723 -8.646

519.357 159.017 368.564 -8.224

1.004

1.007

1.135

1.273

1.663

1.211.227

1.286.390

1.397.918

1.458.028

1.556.791

Hulp van derden Totaal

27


I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.8 Invaliditeit: aantal gevallen Bron: RIZIV

12.2009 Arbeiders

12.2010

12.2011

12.2012

12.2013

Mannen Vrouwen

181.989 100.645 81.344

190.316 103.876 86.440

198.095 106.438 91.657

207.721 110.318 97.403

219.168 115.002 104.166

Bedienden Mannen Vrouwen

63.220 18.061 45.159

67.619 18.846 48.773

71.404 19.370 52.034

75.820 20.134 55.686

80.240 20.763 59.477

245.209

257.935

269.499

283.541

299.408

2010

2011

2012

2013

Totaal

2.9 Invaliditeit: aantal vergoede dagen Bron: RIZIV

2009 Arbeiders Mannen Vrouwen

53.121.541 55.827.927 58.375.288 60.908.060 64.235.175 30.037.940 31.044.599 31.986.089 32.894.135 34.243.634 23.083.601 24.783.328 26.389.199 28.013.925 29.991.541

Bedienden Mannen Vrouwen

20.111.421 21.528.643 22.836.363 24.101.135 25.583.813 5.882.786 6.095.702 6.301.860 6.528.852 6.806.333 14.228.635 15.432.941 16.534.503 17.572.283 18.777.480

Totaal

73.232.962 77.356.570 81.211.651 85.009.195 89.818.988

2.10 Invaliditeit: gemiddelde daguitkering (euro) Bron: RIZIV

2009

2010

2011

2012

2013

Arbeiders Mannen Vrouwen

42,39 34,31

43,81 35,62

45,30 37,19

46,00 38,05

47,01 38,99

Bedienden Mannen Vrouwen

44,31 36,55

46,06 38,12

47,37 39,72

47,88 40,53

48,65 41,42

Totaal

39,41

40,81

42,32

42,39

43,29

28


I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.11 Invaliditeit: totaal bedrag van de basisuitgaven (duizend euro) Bron: RIZIV

2009

2010

2011

2012

2013

2.065.212 1.273.292 791.920

2.234.789 1.355.471 879.318

2.395.090 1.429.474 965.616

2.578.988 1.513.206 1.065.782

2.779.091 1.609.782 1.169.309

780.752 260.684 520.068

866.153 279.889 586.264

941.445 294.687 646.758

1.024.834 312.567 712.267

1.108.916 331.153 777.763

-

11.214

49.077

52.273

74.169

Regularisaties

-1.225

-1.030

-1.828

-2.459

-2.228

Hulp van derden

41.556

45.634

52.918

65.517

79.406

2.886.295

3.156.760

3.436.702

3.719.153

4.039.354

Arbeiders Mannen Vrouwen Bedienden Mannen Vrouwen Welvaarts- en inhaalpremies

Totaal

29


I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.12 Moederschap: verzekerde bevolking

(1)

Bron: RIZIV

06.2009 Arbeidsters Bedienden Totaal

06.2010

06.2011

06.2012

06.2013

447.245 731.919

446.061 728.596

447.573 723.348

444.544 724.693

441.159 723.743

1.179.164

1.174.657

1.170.921

1.169.237

1.164.902

(1) Primaire uitkeringsgerechtigden jonger dan 45 jaar.

2.13 Moederschap: aantal vergoede dagen Bron: RIZIV

2009

2010

2011

2012

2013

Moederschap Arbeidsters Bedienden Invaliden

7.279.302

7.355.302

7.307.229

7.158.446

7.073.647

2.653.338 4.533.643 92.321

2.616.754 4.633.219 105.329

2.577.144 4.612.876 117.209

2.535.707 4.503.432 119.307

2.445.988 4.486.977 140.682

Werkverwijdering Arbeidsters Bedienden

1.942.649 534.097 1.408.552

2.335.545 618.112 1.717.433

2.648.702 729.386 1.919.316

2.659.790 746.668 1.913.122

2.742.492 754.193 1.988.299

403.937 238.186 165.751

414.848 239.908 174.940

422.561 249.575 172.986

413.080 242.195 170.885

402.487 233.259 169.228

2011

2012

2013

Vaderschap + adoptie Arbeiders Bedienden

2.14 Moederschap: gemiddelde daguitkering (euro) Bron: RIZIV

2009

2010

Moederschap Arbeidsters Bedienden Invaliden

45,60 62,41 47,12

45,52 63,06 48,41

46,19 64,99 49,99

47,65 67,12 51,60

48,58 68,84 52,14

Werkverwijdering Arbeidsters Bedienden

39,13 49,06

46,11 57,25

48,93 60,40

50,26 62,21

51,08 63,50

Vaderschap + adoptie Arbeiders Bedienden

84,54 98,38

85,12 98,60

87,31 101,12

89,79 104,44

91,76 106,84

30


I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.15 Moederschap: totaal bedrag van de basisuitgaven (duizend euro) Bron: RIZIV

2009

2010

2011

2012

2013

410.165

418.485

425.097

429.465

435.135

121.441 284.374 4.350

119.777 293.609 5.099

119.139 300.099 5.859

120.918 302.391 6.156

118.853 308.947 7.335

Werkverwijdering Arbeidsters Bedienden

65.600 15.934 49.666

102.857 23.990 78.867

148.792 35.017 113.775

155.817 37.322 118.495

164.409 38.429 125.980

Vaderschap en adoptie Arbeiders Bedienden

36.480 20.163 16.317

37.710 20.441 17.269

39.334 21.827 17.507

39.647 21.781 17.866

39.535 21.432 18.103

295

307

380

436

466

512.540

559.359

613.603

625.365

639.545

Moederschap Arbeidsters Bedienden Invaliden

Borstvoeding Totaal

31


I. Het stelsel voor werknemers

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.16 Synthesetabel: uitgaven voor de uitkeringsverzekering (duizend euro) Bron: RIZIV

2009

2010

2011

2012

2013

Primaire arbeidsongeschiktheid Invaliditeit Moederschapsuitkeringen Begrafenisuitkeringen

1.211.228 2.886.295 512.546 6.634

1.286.388 3.156.760 559.337 6.480

1.397.915 3.436.702 613.604 6.561

1.458.028 3.719.153 625.362 6.655

1.556.792 4.039.355 639.548 1.481

Totaal

4.616.702

5.008.964

5.454.782

5.809.198

6.237.176

32


Inhoudstafel I. Het stelsel voor werknemers

3. Pensioenen (RVP)

3. Pensioenen 3.0 Methodologische nota In het werknemerspensioenstelsel (repartitiesysteem) worden de eigenlijke pensioenen en de afgeleide voordelen toegekend met toepassing van KB nr. 50 van 24.10.1967 betreffende de rusten overlevingspensioenen van werknemers en met toepassing van de vroegere afzonderlijke bepalingen over het pensioen van arbeiders, bedienden, mijnwerkers en zeelieden. Het oude kapitalisatiestelsel van de werknemersrenten (dat sinds 31.12.1967 residueel is geworden) bestaat slechts in zoverre de verworven rechten op rustrenten en/of overlevingsrenten werden gehandhaafd. Sinds 31.12.2007 werden de technische reserves van dit oude stelsel overgenomen door de RSZ – Globaal beheer werknemers, ingevolge het K.B. van 21.04.2007 houdende uitvoering van het artikel 289 van de programmawet (I) van 27.12.2006.

Aantal begunstigden van een rust- en/of overlevingspensioen (tabel 3.1) Het aantal begunstigden van een rust- en/of overlevingspensioen dat in januari wordt betaald, is gelijk aan het aantal personen dat op 1 januari is vastgelegd en voor wie het uitkeringsrecht in betaling is gesteld. Personen voor wie het recht is ingegaan, maar op die datum nog niet in betaling is gesteld, komen niet in de statistiek voor. Het aantal begunstigden wordt onderverdeeld in de volgende categorieën:  gehuwden die een rustpensioen tegen “gezinsbedrag” genieten in het werknemersstelsel;  gehuwden die een rustpensioen tegen “bedrag alleenstaanden” genieten in het werknemersstelsel;  niet gehuwden die een rustpensioen tegen “bedrag alleenstaanden” genieten in het werknemersstelsel;  personen die een (of meer) rustpensioen(en) en een (of meer) overlevingspensioen(en) genieten, waarbij minstens een van die pensioenen ten laste komt van het werknemersstelsel:  personen met een rustpensioen ten laste van het werknemersstelsel;  personen met een overlevingspensioen ten laste van het werknemersstelsel;  personen die een overlevingspensioen genieten in het werknemersstelsel. Dubbeltellingen zijn het gevolg van mensen die een rust- en een overlevingspensioen cumuleren in het werknemersstelsel.

Aantal begunstigden van een ouderdoms- en/of weduwerente (tabel 3.2) Het aantal gerechtigden is opgedeeld in verscheidene categorieën:  De personen die een ouderdomsrente genieten;  De vrouwen (en enkel zij) die een weduwerente genieten;  De vrouwen die een ouderdomsrente en een weduwerente genieten. De dubbeltellingen zijn een gevolg van vrouwelijke gerechtigden die een ouderdomsrente en een weduwerente cumuleren. De renten kunnen gecumuleerd worden met een (of meerdere) pensioen(en) van het repartitiestelsel hierboven vermeld. De berekening van dubbeltellingen werd niet uitgevoerd omdat er ook geen totaal wordt gemaakt.

33


I. Het stelsel voor werknemers

3. Pensioenen (RVP)

Gemiddeld bedrag van de rust- en/of overlevingspensioenen (tabel 3.3) Het gemiddelde bedrag van de rust- en/of overlevingspensioenen die in januari zijn betaald, wordt verkregen door de maandelijkse bruto-uitgaven van januari (nog vóór de afhouding van de bedrijfsvoorheffing, de ZIV-bijdrage, de solidariteitsbijdrage en de terug te vorderen bedragen) te delen door het aantal begunstigden op 1 januari.

Rechthebbenden naar pensioensoort, leeftijdsklasse en geslacht (tabel 3.4) De rechthebbenden (op 01.01.2013) worden opgesplitst naar pensioenregeling (rust- en/of overlevingspensioen, gezinspensioen of pensioen voor een alleenstaande), alsook naar geslacht en naar leeftijdsklasse per vijf jaar.

Synthesetabel (tabel 3.5) In de synthesetabel van de pensioenuitgaven wordt de evolutie van de uitgaven voor de verschillende pensioenvoordelen samengevat. Enkele van de rubrieken uit deze tabel worden hieronder nader toegelicht: Vakantiegeld Het aantal begunstigden is hier het aantal begunstigden van een rust- of overlevingspensioen dat in mei wordt betaald. Het vakantiegeld en het bijkomend vakantiegeld worden niet toegekend in de loop van het jaar waarin het pensioen ingaat. Het jaar nadien staat het toegekende bedrag in verhouding tot het aantal maanden waarin de rechthebbende tijdens het eerste jaar pensioen heeft ontvangen. Niettemin worden, in afwijking van deze bepaling, de bovenvermelde voordelen volledig toegekend vanaf het jaar waarin het rustpensioen ingaat, indien gedurende het hele jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het pensioen ingaat, de begunstigde al een uitkering voor brugpensioen of voor ziekte, invaliditeit of onvrijwillige werkloosheid ontving. Analoog worden de bovenvermelde voordelen ook volledig toegekend vanaf het burgerlijk jaar waarin het overlevingspensioen ingaat, indien de overleden echtgenoot aan dezelfde voorwaarde voldeed of een rustpensioen ontving gedurende het hele jaar dat voorafgaat aan het burgerlijke jaar waarin hij overleed. Verwarmingstoelage De verwarmingstoelage wordt toegekend aan mijnwerkers die gerechtigd zijn op een rustpensioen of aan hun overlevende echtgenoot die gerechtigd is op een overlevingspensioen. De gegevens worden verstrekt volgens dezelfde methodologie als die voor de rust- en overlevingspensioenen. Tussenkomst van het repartitiestelsel in de renten Het repartitiestelsel betaalt sinds 2008 het totaal van de sociale prestaties van het oude kapitalisatiestelsel. Niettemin kwam het repartitiestelsel tot 2007 inbegrepen , tussen in de sociale prestaties betreffende de rijksbijdrage en de indexering van de lopende renten die vóór 1994 zijn ingegaan. De indexeringscoëfficiënt zelf van die renten was reeds geblokkeerd op het niveau van de spilindex van 1986.

34


I. Het stelsel voor werknemers

3. Pensioenen (RVP)

Aanvullende informatie omtrent de werknemerspensioenen kan u vinden in de volgende publicaties van de RVP:  jaarlijkse statistiek van de pensioengerechtigden;  jaarverslag van de RVP. In de genoemde publicaties staan gegevens over het aantal gevallen van cumul van werknemers-, zelfstandigen- en overheidspensioenen, wat toelaat informatie te bekomen over aantallen gepensioneerden (i.p.v. enkel over aantallen pensioenvoordelen). De jaarlijkse statistiek van de pensioengerechtigden omvat ook een tabel werknemersrenten. U kan ook terecht op de website van de RVP: http://www.onprvp.fgov.be/.

35


I. Het stelsel voor werknemers

3. Pensioenen (RVP)

3.1 Aantal begunstigden van een rust- en/of overlevingspensioen dat in januari wordt betaald Bron: RVP

01.2009

01.2010

01.2011

01.2012

01.2013

Mannen

779.668

794.469

808.840

830.652

851.229

Rustpensioenen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet-gehuwd Rust & overleving, gedeelte rust

776.501 304.847 282.767 178.937 9.950

791.141 303.687 292.370 184.819 10.265

805.437 300.212 304.083 190.609 10.533

827.133 298.268 319.204 198.615 11.046

847.596 294.220 328.003 213.596 11.777

Overlevingspensioenen Rust & overleving, gedeelte overleving Overleving

12.833 10.311 2.522

13.315 10.599 2.716

13.659 10.856 2.803

14.284 11.377 2.907

15.102 12.115 2.987

Dubbeltellingen

-9.666

-9.987

-10.256

-10.765

-11.469

Vrouwen

882.906

876.297

888.915

907.582

927.320

Rustpensioenen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet-gehuwd Rust & overleving, gedeelte rust

644.392 889 242.794 155.351 245.358

638.941 876 239.096 156.036 242.933

656.428 926 248.630 162.918 243.954

681.053 1.012 262.255 172.542 245.244

706.925 1.608 269.283 187.302 248.732

Overlevingspensioenen Rust & overleving, gedeelte overleving Overleving

474.486 256.366 218.120

471.034 253.625 217.409

467.193 254.264 212.929

462.587 255.362 207.225

459.769 258.365 201.404

-235.972

-233.678

-234.706

-236.058

-239.374

1.420.893

1.430.082

1.461.865

1.508.186

1.554.521

487.319

484.349

480.852

476.871

474.871

1.908.212

1.914.431

1.942.717

1.985.057

2.029.392

Totaal dubbeltellingen

-245.638

-243.665

-244.962

-246.823

-250.843

Totaal rechthebbenden

1.662.574

1.670.766

1.697.755

1.738.234

1.778.549

Dubbeltellingen Totaal rust Totaal overleving Totaal pensioenen

36


I. Het stelsel voor werknemers

3. Pensioenen (RVP)

3.2 Aantal begunstigden van een ouderdoms- en/of weduwerente dat in januari wordt betaald Bron: RVP

01.2009 Mannen

01.2010

01.2011

01.2012

01.2013

Ouderdomsrente

264.791 264.791

245.332 245.332

226.435 226.435

209.787 209.787

191.972 191.972

Vrouwen

376.959

356.540

336.421

318.587

297.867

Ouderdomsrente Ouderdomsrente Ouderdoms- en weduwerente

301.760 258.813 42.947

286.633 246.916 39.717

271.366 234.962 36.404

257.860 224.065 33.795

241.967 211.286 30.681

Weduwerente Weduwerente Ouderdoms- en weduwerente

118.146 75.199 42.947

109.624 69.907 39.717

101.459 65.055 36.404

94.522 60.727 33.795

86.581 55.900 30.681

Dubbeltellingen

-42.947

-39.717

-36.404

-33.795

-30.681

Totaal ouderdomsrenten

566.551

531.965

497.801

467.647

433.939

Totaal weduwerenten

118.146

109.624

101.459

94.522

86.581

Totaal renten

684.697

641.589

599.260

562.169

520.520

Totaal dubbeltellingen

-42.947

-39.717

-36.404

-33.795

-30.681

Totaal rechthebbenden

641.750

601.872

562.856

528.374

489.839

37


I. Het stelsel voor werknemers

3. Pensioenen (RVP)

3.3 Gemiddeld bedrag van de rust- en/of overlevingspensioenen die in januari worden betaald (euro) Bron: RVP

01.2009 Mannen

01.2010

01.2011

01.2012

01.2013

937,76

956,85

979,88

1.020,47

1.066,34

937,08 1.142,25 788,94 833,67 721,00

956,16 1.166,04 810,83 852,32 755,50

979,14 1.197,05 836,91 873,55 785,11

1.019,71 1.250,58 877,82 911,87 825,42

1.065,46 1.310,70 925,60 953,47 865,20

Overlevingspensioenen Rust & overleving, gedeelte overleving Overleving

272,35 162,67 721,44

280,34 166,32 725,31

287,94 169,08 748,30

295,39 172,29 777,17

305,53 182,28 805,42

Vrouwen

730,57

751,44

770,62

805,58

845,05

Rustpensioenen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet-gehuwd Rust & overleving, gedeelte rust

477,00 712,94 560,32 601,86 314,64

492,24 744,74 582,03 614,50 324,44

511,25 771,76 604,40 633,33 333,80

542,63 823,84 638,26 667,26 351,51

577,19 795,64 682,34 697,82 371,10

Overlevingspensioenen Rust & overleving, gedeelte overleving Overleving

711,63 678,47 750,61

730,24 695,88 770,32

747,91 715,78 786,28

781,63 750,96 819,43

816,95 786,40 856,13

Totaal / rustpensioen

728,42

748,89

769,04

804,27

843,42

Totaal / overlevingspensioen

700,04

717,87

734,85

767,07

800,68

Totaal / pensioen

721,17

727,73

760,58

795,34

833,42

Totaal / rechthebbende

827,73

849,11

870,32

908,27

950,96

Rustpensioenen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet-gehuwd Rust & overleving, gedeelte rust

38


7.995 3.544 1.556 1.113 5 1.777 38.389 36 466 123 4 37.760 46.384

Vrouwen Gehuwden, gezin (rustpensioen) Gehuwden, alleenstaand (rustpensioen) Niet gehuwd (rustpensioen) Rust & overleving Overlevingspensioen

Totaal rechthebbenden

Minder dan 60 jaar

Mannen Gehuwden, gezin (rustpensioen) Gehuwden, alleenstaand (rustpensioen) Niet gehuwd (rustpensioen) Rust & overleving Overlevingspensioen

Bron: RVP

39

160.723

79.288 293 38.315 13.331 2.972 24.377

81.435 21.742 41.167 17.342 506 678

60-64 jaar

439.269

195.419 616 99.531 52.930 33.176 9.166

243.850 74.577 109.441 57.584 2.121 127

65-69 jaar

326.788

147.920 241 57.141 35.229 38.118 17.191

178.868 65.605 71.553 39.661 1.962 87

70-74 jaar

3.4 Rechthebbenden naar pensioensoort, leeftijdsklasse en geslacht

309.556

154.460 166 41.509 31.374 54.709 26.702

155.096 62.440 53.850 36.195 2.504 107

75-79 jaar

262.595

151.128 103 23.123 27.310 63.934 36.658

111.467 43.727 33.555 31.464 2.627 94

80-84 jaar

233.234

160.716 153 9.198 27.005 74.810 49.550

72.518 22.585 16.881 30.237 2.698 117

85 jaar en ouder

1.778.549

927.320 1.608 269.283 187.302 267.723 201.404

851.229 294.220 328.003 213.596 12.423 2.987

Totaal

Toestand op 1 januari 2013

I. Het stelsel voor werknemers 3. Pensioenen (RVP)


I. Het stelsel voor werknemers

3. Pensioenen (RVP)

3.5 Synthesetabel: uitgaven voor de pensioenen (duizend euro) Bron: RVP

2009 Pensioenen Rustpensioenen (1), waarvan Algemene regeling Bijzonder brugpensioen werklozen

Overlevingspensioenen Herwaarderingspremie Solidariteitsbijdrage Vakantiegeld Verwarmingstoelage Renten (2) Zuivere renten + Indexeringslasten + Tussenkomsten van de Staat Zuivere renten Indexeringslasten Tussenkomsten van de Staat Renten en complementen Vrij verzekerden Totaal

2010

2011

2012

2013

16.827.129 17.369.771 18.383.196 19.677.352 20.617.203 12.689.705 13.183.415 14.077.595 15.218.767 16.122.749 12.678.308 11.397

13.173.097 10.318

14.068.095 9.500

15.210.818 7.949

16.108.470 14.279

4.174.312 17.051 -53.939

4.226.950 16.142 -56.736

4.350.461 15.581 -60.441

4.509.622 14.959 -65.996

4.563.837 0 -69.383

745.163

753.820

795.309

830.619

899.405

49.119

47.549

46.854

45.989

44.826

165.771

157.523

149.612

139.175

127.869

165.769

157.491

149.581

139.143

127.808

61.173 97.709 6.887 2 0

60.138 90.944 6.409 2 30

0 31

0 32

1 60

17.787.182 18.328.663 19.374.971 20.693.135 21.689.303

(1) Rustpensioenen: de algemene regeling bevat het bedrag "Nationale erkentelijkheid". (2) Vanaf 2008: Kapitalisatiestelsel inbegrepen (zuivere renten).

40


Inhoudstafel I. Het stelsel voor werknemers

4. Gezinsbijslag (RKW)

4. Gezinsbijslag 4.0 Methodologische nota Sinds 1 juli 2014 is het beheer van de gezinsbijslagen overgedragen aan FAMIFED, ingevolge de overdracht van de bevoegdheid over de gezinsbijslagen aan de Gemeenschappen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in uitvoering van de zesde staatshervorming. De rubriek sociale prestaties voor gezinsbijslag in de werknemersregeling omvat vier deelrubrieken, welke in de synthesetabel (4.8) worden weergegeven: het algemeen stelsel der werknemers - in de begrotingstabel aangeduid als “Nationale Verdeling” (sensu stricto) -, het gewaarborgd stelsel, de tijdelijke leerkrachten en de speciale categorieën. Al deze prestaties zijn ten laste van de Nationale Verdeling. De term “Nationale Verdeling” verwijst naar de gezinsbijslag waarvan de betaling wordt verzekerd door de opbrengst van de sociale-zekerheidsbijdragen voor de onder de sociale zekerheid vallende werknemers en van de hoofdelijke bijdragen voor de niet onder de sociale zekerheid vallende werknemers. De gewaarborgde gezinsbijslag is het residuair stelsel van gezinsbijslag, voorbehouden aan de gezinnen welke in geen enkel stelsel van gezinsbijslagen rechthebbend zijn, en waarvan de inkomens bepaalde plafonds niet overschrijden. In zekere zin behoort de gewaarborgde gezinsbijslag bij de sociale bijstandsregeling. Niettemin wordt de gewaarborgde gezinsbijslag beheerd door de FAMIFED (vroeger RKW) en zijn de uitgaven ermee verbonden ten laste van het werknemersstelsel. De rubriek “tijdelijke leerkrachten” betreft de gezinsbijslag uitgekeerd aan de tijdelijke leerkrachten van het door de Gemeenschappen ingericht of gesubsidieerd onderwijs. Het laatste kwartaal valt ten laste van de Nationale Verdeling. De speciale categorieën betreffen de categorieën personen die aandacht verdienen en waarvoor geen enkel ander recht op kinderbijslag bestond. Vóór 1997 werden aan deze personen extralegale uitkeringen gestort door de Rijksdienst, ten laste van zijn Reservefonds. Sinds 01.01.1997 werd hen echter een wettelijk recht toegekend krachtens artikel 102 van de samengeordende wetten. De Rijksdienst is rechtstreeks belast met het uitbetalen aan deze categorieën van de kinderbijslag, ten laste van het globaal beheer. Het gaat hier hoofdzakelijk om huispersoneel, verdwenen kinderen en grensarbeiders.

Aantal rechtgevende kinderen, geboorten en adopties (tabel 4.1) Deze tabel geeft een overzicht van het aantal rechtgevende kinderen volgens de deelsectoren: algemeen stelsel, gewaarborgde gezinsbijslag, tijdelijke leerkrachten en speciale categorieën en dit opgesplitst naar kinderbijslag, kraamgeld of adoptiepremie. Het betreft rechtgevende kinderen op 30 juni en geboorten/adopties in de loop van het kalenderjaar.

Gemiddelde jaarlijkse kost per rechtgevend kind of geboorte (tabel 4.2) In deze tabel vindt men, enkel voor de twee budgettair belangrijkste rubrieken, met name het algemeen stelsel (inclusief de tijdelijke leerkrachten ten laste van de Nationale Verdeling) en de gewaarborgde gezinsbijslag, de gemiddelde jaarlijkse kost per rechtgevend kind en geboorte. De kinderbijslagbedragen omvatten de leeftijdsbijslag en (voor het algemeen stelsel) het supplement voor gehandicapte kinderen.

41


I. Het stelsel voor werknemers

4. Gezinsbijslag (RKW)

Kraamgeld en adoptiepremie (tabel 4.5) Deze tabel geeft het aantal geboorten weer dat aanleiding heeft gegeven tot het uitbetalen van kraamgeld en het aantal adopties dat aanleiding heeft gegeven tot het uitbetalen van een adoptiepremie (totalen in de loop van het jaar).

Rechtgevende kinderen (tabellen 4.3, 4.4, 4.6 en 4.7) Voor het algemeen stelsel, het gewaarborgd stelsel en de tijdelijke leerkrachten volgen tabellen met meer gedetailleerde gegevens over de rechtgevende kinderen/geboorten/adopties. Het gaat telkens om tabellen die evoluties weergeven van aantallen rechtgevende kinderen opgesplitst volgens verschillende kenmerken. Het gaat om volgende verdelingen van de rechtgevende kinderen:  naar leeftijdsklasse en recht op bijslag (statuut van het rechtgevende kind) (tab. 4.3);  naar rang (evolutie) (tab. 4.4);  naar schaal en leeftijdsklasse (toestand 30.6.2009,… tot 30.6.2013) (tab. 4.6);  naar schaal en rang (toestand 30.6.2009,… tot 30.6.2013) (tab. 4.7).

Synthesetabel (tabel 4.8) Deze tabel geeft ten slotte een overzicht van de evolutie van de sociale prestaties gezinsbijslagen per deelsector.

Aanvullende informatie over de gezinsbijslagen kan u vinden in de publicaties van FAMIDED (bvb. de halfjaarlijkse mededeling) of op de website van FAMIFED : www.famifed.be . Daar vindt u onder meer de publicatie “Maatschappelijke veranderingen: een rijke diversiteit aan rechthebbenden – tellingen 2010”, die een opsplitsing naar geslacht bij de rechthebbenden op kinderbijslag vermeldt.

42


I. Het stelsel voor werknemers

4. Gezinsbijslag (RKW)

4.1 Aantal rechtgevende kinderen, geboorten en adopties (per deelsector) (1) Bron: FAMIFED (ex-RKW)

2009

2010

2011

2012

2013

1.939.953 1.632.384 77.339 32.202

1.962.612 1.645.112 83.520 32.266

1.987.380 1.675.879 85.771 32.201

2.024.920 1.713.006 91.573 32.930

2.046.290 1.727.175 99.566 32.936

198.028

201.714

193.529

187.411

186.613

36.258 16.343

38.711 15.886

41.937 15.441

43.651 15.007

45.776 14.527

100.558 346

101.663 373

100.424 317

100.467 237

99.518 242

14.326 1.333

15.875 1.607

18.029 1.759

18.649 2.173

18.587 1.721

16.267 273

16.077 228

16.650 215

15.389 329

15.581 166

649 627

677 634

1.249 674

1.444 739

1.629 485

Algemeen stelsel Kinderbijslag Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal Schaal gepensioneerden en werklozen (art. 42bis) waarvan: Gehandicapten jonger dan 21 jaar Gehandicapten ouder dan 21 jaar

Kraamgeld Adoptiepremie Gewaarborgde gezinsbijslag Kinderbijslag Kraamgeld Tijdelijke leerkrachten Kinderbijslag Kraamgeld

(2)

Speciale categorieĂŤn (art. 102) Kinderbijslag Kraamgeld

(1) Rechtgevende kinderen op 30 juni, geboorten en adopties in de loop van het kalenderjaar. (2) Rechtgevende kinderen in december van tijdelijke leerkrachten van het door de Gemeenschappen ingericht of gesubsidieerd onderwijs. Het laatste kwartaal valt ten laste van de Nationale Verdeling.

43


I. Het stelsel voor werknemers

4. Gezinsbijslag (RKW)

4.2 Gemiddelde jaarlijkse kost per rechtgevend kind of geboorte (euro) Bron: FAMIFED (ex-RKW)

2009

2010

2011

2012

2013

Algemeen stelsel (1) Kinderbijslag (2) Kraamgeld

2.094,58 994,42

2.118,76 1.005,56

2.167,28 1.024,82

2.213,52 1.040,43

2.245,42 1.067,48

2.515,15 976,03

2.815,35 965,50

2.873,71 982,25

2.857,42 1.017,50

3.078,84 1.020,03

Gewaarborgde gezinsbijslag Kinderbijslag (3) Kraamgeld

(1) Inclusief gegevens betreffende het laatste kwartaal voor de tijdelijke leerkrachten van het door de Gemeenschappen ingericht of gesubsidieerd onderwijs. (2) Inclusief leeftijdsbijslag en supplement voor gehandicapte kinderen. (3) Inclusief leeftijdsbijslag.

44


I. Het stelsel voor werknemers

4. Gezinsbijslag (RKW)

4.3 Aantal rechtgevende kinderen volgens leeftijdsklasse en volgens hun recht op bijslag, inclusief kinderen met een handicap Bron: FAMIFED (ex-RKW)

06.2009

06.2010

06.2011

06.2012

06.2013

0 - 5 jaar

557.352

567.828

576.977

583.225

587.078

6 - 11 jaar

524.557

527.024

533.955

540.259

547.398

12 - 15 jaar

348.807

348.185

351.043

353.574

354.482

16 - 17 jaar

182.647

178.601

174.988

174.372

177.629

18 - 20 jaar Studenten Leerlingen (1) Werkzoekenden (2) Gehandicapten

207.696 191.134 2.935 8.801 4.826

215.291 196.438 3.132 10.507 5.214

217.965 198.076 3.095 10.949 5.845

225.179 196.675 2.983 19.211 6.310

223.801 194.822 2.605 19.690 6.684

21 - 24 jaar Studenten Leerlingen (1) Werkzoekenden (2)

102.551 94.752 716 7.083

109.797 100.118 725 8.954

117.011 106.347 806 9.858

133.304 111.946 779 20.579

141.375 117.254 893 23.228

16.343 11.990 4.353

15.886 11.590 4.296

15.441 11.201 4.240

15.007 10.812 4.195

14.527 9.066 5.461

1.939.953

1.962.612

1.987.380

2.024.920

2.046.290

52.601 36.258 16.343

54.597 38.711 15.886

57.378 41.937 15.441

58.658 43.651 15.007

60.303 45.776 14.527

25 jaar en ouder Volledig ongeschikten In beschutte werkplaats Totaal Kinderen met een handicap Jonger dan 21 jaar 25 jaar en ouder

(1) In het kader van de Wet van 19.07.1983 op het leerlingwezen. (2) Er wordt kinderbijslag toegekend gedurende een periode van 270 of 180 kalenderdagen, naargelang het geval, ten behoeve van bepaalde kinderen die werkzoekend zijn (KB van 05.12.1983 en KB van 15.09.1994).

45


I. Het stelsel voor werknemers

4. Gezinsbijslag (RKW)

4.4 Aantal rechtgevende kinderen naar rang Bron: FAMIFED (ex-RKW)

06.2009

06.2010

06.2011

06.2012

06.2013

Eerste kind Tweede kind Derde kind en volgende

1.099.948 594.165 245.840

1.114.388 600.495 247.729

1.129.122 608.156 250.102

1.151.960 618.063 254.897

1.163.896 624.909 257.485

Totaal

1.939.953

1.962.612

1.987.380

2.024.920

2.046.290

2013

4.5 Kraamgeld en adoptiepremie (aantal uitkeringen) Bron: FAMIFED (ex-RKW)

Kraamgeld Eerste geboorte Volgende geboorten Adoptiepremie

2009

2010

2011

2012

100.558 51.455 49.103

101.663 51.396 50.267

100.424 50.247 50.177

100.467 49.530 50.937

99.729 49.197 50.532

346

373

317

237

233

46


I. Het stelsel voor werknemers

4. Gezinsbijslag (RKW)

4.6 Aantal rechtgevende kinderen naar schaal en leeftijdsklasse Bron: FAMIFED (ex-RKW)

Toestand op 30 juni 2009

0-5 jaar

6-11 jaar

12-17 jaar 18-24 jaar

Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal Schaal gepensioneerden en werklozen (art. 42bis) (1)

485.974 14.477 1.517

442.883 20.358 5.657

434.586 27.505 12.698

252.598 14.999 12.330

55.384

55.659

56.665

30.320

Totaal

557.352

524.557

531.454

310.247

Bron: FAMIFED (ex-RKW)

+ 25 jaar

Totaal

16.343 1.632.384 77.339 32.202 -

198.028

16.343 1.939.953

Toestand op 30 juni 2010

0-5 jaar

6-11 jaar

12-17 jaar 18-24 jaar

Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal Schaal gepensioneerden en werklozen (art. 42bis) (1)

491.181 16.392 1.517

443.681 21.936 5.557

429.656 29.008 12.431

264.708 16.184 12.761

58.738

55.850

55.691

31.435

Totaal

567.828

527.024

526.786

325.088

Bron: FAMIFED (ex-RKW)

+ 25 jaar

Totaal

15.886 1.645.112 83.520 32.266 -

201.714

15.886 1.962.612

Toestand op 30 juni 2011

0-5 jaar

6-11 jaar

12-17 jaar 18-24 jaar

Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal Schaal gepensioneerden en werklozen (art. 42bis) (1)

502.191 16.979 1.527

452.299 22.644 5.454

431.633 29.521 12.213

274.315 16.627 13.007

56.280

53.558

52.664

31.027

Totaal

576.977

533.955

526.031

334.976

Bron: FAMIFED (ex-RKW)

+ 25 jaar

Totaal

15.441 1.675.879 85.771 32.201 -

193.529

15.441 1.987.380

Toestand op 30 juni 2012

0-5 jaar

6-11 jaar

12-17 jaar 18-24 jaar

Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal Schaal gepensioneerden en werklozen (art. 42bis) (1)

509.511 18.029 1.570

460.085 23.781 5.308

434.751 31.091 12.086

293.652 18.672 13.966

54.115

51.085

50.018

32.193

Totaal

583.225

540.259

527.946

358.483

Bron: FAMIFED

+ 25 jaar

Totaal

15.007 1.713.006 91.573 32.930 -

187.411

15.007 2.024.920

Toestand op 30 juni 2013

0-5 jaar

6-11 jaar

12-17 jaar 18-24 jaar

Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal Schaal gepensioneerden en werklozen (art. 42bis) (1)

510.537 19.992 1.497

465.803 25.906 5.160

437.963 33.276 12.109

298.345 20.392 14.170

55.052

50.529

48.763

32.269

Totaal

587.078

547.398

532.111

365.176

(1) Vanaf de zevende maand werkloosheid.

47

+ 25 jaar

Totaal

14.527 1.727.175 99.566 32.936 -

186.613

14.527 2.046.290


I. Het stelsel voor werknemers

4. Gezinsbijslag (RKW)

4.7 Aantal rechtgevende kinderen naar schaal en rang Bron: FAMIFED (ex-RKW)

Toestand op 30 juni 2009 de

1ste kind Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal Schaal gepensioneerden en werklozen (art. 42bis) (1) Totaal

2de kind

3de kind

4de kind

5 kind en volgende

Totaal

927.418 42.393 22.948

511.507 20.778 6.938

146.482 8.792 1.761

34.764 3.438 431

12.213 1.938 124

1.632.384 77.339 32.202

107.189

54.942

22.656

8.545

4.696

198.028

1.099.948

594.165

179.691

47.178

18.971

1.939.953

Bron: FAMIFED (ex-RKW)

Toestand op 30 juni 2010 de

1ste kind Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal Schaal gepensioneerden en werklozen (art. 42bis) (1) Totaal

2de kind

3de kind

4de kind

5 kind en volgende

Totaal

936.589 45.741 23.138

515.198 22.491 6.844

146.421 9.470 1.729

34.914 3.717 414

11.990 2.101 141

1.645.112 83.520 32.266

108.920

55.962

23.421

8.760

4.651

201.714

1.114.388

600.495

181.041

47.805

18.883

1.962.612

Bron: FAMIFED (ex-RKW)

Toestand op 30 juni 2011 de

1ste kind Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal Schaal gepensioneerden en werklozen (art. 42bis) (1) Totaal

2de kind

3de kind

4de kind

524.633 23.100 6.802

148.602 9.665 1.685

35.616 3.809 434

12.241 2.131 140

1.675.879 85.771 32.201

104.129

53.621

22.740

8.598

4.441

193.529

1.129.122

608.156

182.692

48.457

18.953

1.987.380

de

de

Toestand op 30 juni 2012

1

Totaal

ste

kind

2

kind

3

kind

4

de

kind

Totaal

534.746 24.593 6.952

151.761 10.417 1.697

36.502 4.102 453

12.480 2.304 152

1.713.006 91.573 32.930

100.610

51.772

22.099

8.480

4.450

187.411

1.151.960

618.063

185.974

49.537

19.386

2.024.920

Toestand op 30 juni 2013

1ste kind

Totaal

5de kind en volgende

977.517 50.157 23.676

Bron: FAMIFED

Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal Schaal gepensioneerden en werklozen (art. 42bis) (1)

Totaal

954.787 47.066 23.140

Bron: FAMIFED (ex-RKW)

Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal Schaal gepensioneerden en werklozen (art. 42bis) (1)

5 kind en volgende

2de kind

3de kind

4de kind

5de kind en volgende

Totaal

985.491 54.606 23.900

539.713 26.807 6.826

152.744 11.342 1.646

36.777 4.444 430

12.450 2.367 134

1.727.175 99.566 32.936

99.899

51.563

22.290

8.482

4.379

186.613

1.163.896

624.909

188.022

50.133

19.330

2.046.290

(1) Vanaf de zevende maand werkloosheid

48


I. Het stelsel voor werknemers

4. Gezinsbijslag (RKW)

4.8 Synthesetabel: uitgaven voor de gezinsbijslagen (duizend euro) Bron: FAMIFED (ex-RKW)

2009

2010

2011

2012

2013

Nationale verdeling Speciale categorieën (1) Gewaarborgde gezinsbijslag Tijdelijke leerkrachten

4.056.680 1.925 37.489 8.572

4.143.011 2.079 46.152 8.396

4.306.357 3.291 50.643 8.220

4.473.444 3.376 53.269 8.762

4.617.525 3.692 55.474 8.962

Totaal

4.104.666

4.199.638

4.368.511

4.538.851

4.685.653

(1) In het verleden werden “speciale categorieën” aangeduid als “ten laste van het Reservefonds”. Sedert de invoering van het Globaal beheer worden deze echter eveneens gefinancierd door het RSZ-Globaal beheer.

49


50


Inhoudstafel I. Het stelsel voor werknemers

5. Arbeidsongevallen (FAO)

5. Arbeidsongevallen 5.0 Methodologische nota De tak arbeidsongevallen omvat twee stelsels (van financiering): het kapitalisatiestelsel en het repartitiestelsel. Enkel het repartitiestelsel behoort tot het globaal financieel beheer. Een slachtoffer van een arbeidsongeval met blijvende arbeidsongeschiktheid, ontvangt ter vergoeding van zijn/haar verminderd economisch verdienvermogen een levenslange rente. Deze rente is onder meer in functie van de opgelopen graad van arbeidsongeschiktheid. Deze rente wordt in principe – wanneer de ongeschiktheid meer dan 19 % beloopt – uitbetaald via het kapitalisatiestelsel. De renten voor arbeidsongevallen tot en met 19% worden uitbetaald via het repartitiestelsel, 1 evenals alle aanvullende, speciale en aanpassingsbijslagen . De in dit Vade Mecum opgenomen tabellen betreffen uitsluitend het repartitiestelsel met uitzondering van tabel 5.4. Hierna vindt u een toelichting betreffende enkele rubrieken en tabellen.

De effectieven (tabel 5.1) De opgenomen gegevens zijn een momentopname per 31 december van het beschouwde jaar, zonder onderscheid naar eventuele periodiciteit van de genoten uitkeringen. In het stelsel van de arbeidsongevallen kunnen uitkeringen zowel maandelijks als trimestrieel als jaarlijks zijn qua periodiciteit. Hierdoor kan de toestand per 31 december niet als maatstaf genomen worden voor elke individuele maand.

De gemiddelde vergoedingen (tabel 5.2) Het spreekt dan ook vanzelf dat berekeningen van de gemiddelde vergoedingen zeer voorzichtig geïnterpreteerd moeten worden, juist omwille van de verschillende periodiciteiten. De aangegeven gemiddelde uitkering stemt geenszins overeen met de gemiddelde vergoeding van een gerechtigde op een maandelijkse, een trimestriële of een semestriële vergoeding wegens arbeidsongeval.

De uitgaven (tabel 5.3) Zorgen Het gaat om geneeskundige, heelkundige, farmaceutische en verpleegkundige zorgen die door het ongeval noodzakelijk kunnen worden, zoals volgt uit de toepassing van de wet van 10.04.1971, art. 28, 28 bis en 58. Verzekeringsoperaties De verzekeringsoperaties zijn verrichtingen die het FAO dient te stellen ten laste van het repartitiestelsel, zoals beschreven in art. 58 en 58bis van de wet van 10.04.1971. Het betreft verzekeringsverrichtingen voor dodelijke ongevallen (renten), vergoedingen voor begrafeniskosten en overbrenging naar de begraafplaats, arbeidsongeschiktheid, uitkeringen in kapitaal, vergoedingen voor tijdelijke verergering en dagelijkse en jaarlijkse vergoedingen en toelagen. 1

De aanvullende en speciale bijslagen worden samengevat onder de term “forfaitair stelsel”, waartoe ook de overlevingsbijslagen en de verergeringsbijslagen behoren.

51


I. Het stelsel voor werknemers

5. Arbeidsongevallen (FAO)

Renten en vergoedingen < 20 % Krachtens de wet van 30.03.1994 houdende sociale bepalingen, wordt voor de ongevallen overkomen vanaf 01.01.1988 en waarvoor de vaststelling van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid van minder dan 10 % is geschied, de waarde van de jaarlijkse vergoeding en van de rente als kapitaal gestort bij het FAO. De vaststelling van genoemde graad kan gebeurd zijn bij een bekrachtiging van de overeenkomst met datum vanaf 01.01.1994 hetzij door een gerechtelijke beslissing die op een datum vanaf 01.01.1994 van kracht van gewijsde treedt. Het FAO betaalt jaarlijks aan de slachtoffers de jaarvergoeding en de niet-geïndexeerde renten. Hetzelfde principe van kapitaaloverdracht werd uitgebreid tot de betaling van de vergoedingen en renten verbonden aan een blijvende arbeidsongeschiktheid van minder dan 16 % voor de ongevallen waarvoor de definitieve regeling heeft plaatsgevonden vanaf 01.01.1997 (KB van 16.12.1996). Later volgde op dezelfde wijze de uitbreiding voor blijvende arbeidsongeschiktheid van minder dan 20 % voor de ongevallen waarvoor de definitieve regeling heeft plaatsgevonden vanaf 01.12.2003 (wet van 22.12.2003). De renten en vergoedingen verbonden aan een blijvende arbeidsongeschiktheid van 10 % tot en met 19 % worden maandelijks uitbetaald aan de rechthebbende (per kwartaal indien het ongeval dateert van vóór 01.01.1988) volgens art. 45 quater, derde tot en met zesde lid van de arbeidsongevallenwet, KB van 24.12.1987 en KB van 12.08.1994.

Aantal slachtoffers en rechtverkrijgenden (tabel 5.4) Deze tabel herneemt de statistiek van het aantal rechthebbenden, maar in tegenstelling tot de tabel 5.1 gaat het hier over personen met een blijvende arbeidsongeschiktheid of de rechtverkrijgenden van overleden slachtoffers. Zij ontvangen een rente. Het zijn de effectieven voor beide stelsels samen. Zoals hoger in deze nota uiteengezet, bepaalt de arbeidsongeschiktheidsgraad of het kapitalisatiestelsel dan wel het repartitiestelsel de uitgaven, verbonden aan de te betalen rente, ten laste neemt. De effectieven worden uitgesplitst naar statuut (gerechtigde of één van de deelcategorieën van de rechtverkrijgenden) en naar betalingsinstelling (een verzekeringsmaatschappij, een eigen verzekeraar of het FAO).

Voor aanvullende informatie en bijkomende statistieken over de arbeidsongevallenverzekering kunt u terecht op de website van het Fonds voor Arbeidsongevallen: www.faofat.fgov.be

52


I. Het stelsel voor werknemers

5. Arbeidsongevallen (FAO)

5.1 Aantal gerechtigden - repartitiestelsel

(1)

Bron: FAO

2009

2010

2011

2012

2013

Forfaitair stelsel Uitkeringen aan slachtoffers Speciale bijslag Aanvullende bijslag

25 14.002

25 12.966

22 12.037

22 11.335

21 10.696

3.516 8.859 1.126 501

3.199 8.229 1.056 482

2.927 7.660 992 458

2.665 7.285 938 447

2.443 6.911 909 433

1.611

1.578

1.556

1.525

1.508

63 3.041 96

61 2.837 93

59 2.629 92

59 2.469 95

58 2.318 92

< 10 % vanaf 1982 en voor 1988 > 10 % Uitkeringen aan rechthebbenden

71.567 1.001 50.437 20.129 3.977

69.474 900 49.365 19.209 3.810

67.623 845 48.318 18.460 3.697

65.798 780 47.117 17.901 3.592

63.916 689 46.028 17.199 3.472

Renten en vergoedingen < 20 % < 10 % vanaf 1994 10 % tot minder dan 16 % 16 % tot minder dan 20 %

96.763 86.106 9.765 892

103.602 91.834 10.750 1.018

109.720 96.911 11.630 1.179

117.942 103.836 12.765 1.341

121.706 106.903 13.359 1.444

140.708

145.081

149.117

155.720

157.759

< 10 % van 10 % tot 35 % van 36 % tot 65 % > 65 %

Verergeringsvergoeding Uitkeringen aan rechthebbenden Speciale bijslag Aanvullende bijslag Overlijdensvergoeding Aanpassingsvergoedingen Uitkeringen aan slachtoffers < 10 % voor 1982 (2)

Totaal

(3)

(1) Op 31 december (kapitalisatiestelsel niet inbegrepen). (2) Omvat meer dan de helft van de slachtoffers die niet uitkeringsgerechtigd zijn. (3) Dit totaal omvat de som van de rubrieken aanvullende bijslag, overlijdensvergoeding, verergeringsvergoeding en aanpassingsvergoeding (behalve <10 % vanaf 1982 en voor 1988) en renten en vergoedingen < 20 %.

53


I. Het stelsel voor werknemers

5. Arbeidsongevallen (FAO)

5.2 Gemiddelde vergoeding - repartitiestelsel (euro) Bron: FAO

2009

2010

2011

2012

2013

Forfaitair stelsel Uitkeringen aan slachtoffers Speciale bijslag Aanvullende bijslag

2.440 1.965

2.360 2.051

2.636 2.127

2.591 2.226

2.667 2.320

452 1.429 5.548 14.018

480 1.487 5.718 14.081

505 1.537 5.859 14.264

541 1.604 6.114 14.248

580 1.663 6.205 14.464

3.809

3.716

3.896

3.837

3.490

2.254 3.121 3.833

2.295 3.189 3.978

2.407 3.324 4.130

2.458 3.411 4.179

2.586 3.556 4.293

Uitkeringen aan slachtoffers < 10 % voor 1982 < 10 % vanaf 1982 en voor 1988 > 10 % Uitkeringen aan rechthebbenden

561 303 14 1.945 2.031

549 320 13 1.936 2.080

564 333 14 2.015 2.126

572 355 14 2.050 2.167

702 396 12 2.111 2.231

Renten en vergoedingen < 20 % < 10 % vanaf 1994 10 % tot minder dan 16 % 16 % tot minder dan 20 %

858 628 2.564 4.381

891 646 2.641 4.525

909 649 2.693 4.640

920 654 2.676 4.752

955 678 2.732 5.032

< 10 % van 10 % tot 35 % van 36 % tot 65 % > 65 %

Verergeringsvergoeding Uitkeringen aan rechthebbenden Speciale bijslag Aanvullende bijslag Overlijdensvergoeding Aanpassingsvergoedingen

54


I. Het stelsel voor werknemers

5. Arbeidsongevallen (FAO)

5.3 Uitgaven - repartitiestelsel (duizend euro) Bron: FAO

2009

2010

2011

2012

2013

Zorgen

3.979

3.438

3.310

3.392

3.088

Ongeschiktheid

5.776

5.424

5.843

5.054

4.775

Forfaitair stelsel

43.714

42.075

40.979

40.101

38.917

Uitkeringen aan slachtoffers Speciale bijslag Aanvullende bijslag

33.713 61 27.516

32.518 59 26.595

31.718 58 25.598

31.138 57 25.230

30.130 56 24.811

1.589 12.658 6.247 7.023

1.536 12.234 6.038 6.787

1.478 11.775 5.812 6.533

1.441 11.685 5.735 6.369

1.417 11.491 5.640 6.263

6.136

5.864

6.062

5.851

5.263

Uitkeringen aan rechthebbenden Speciale bijslag Aanvullende bijslag Overlijdensvergoeding

10.001 142 9.491 368

9.557 140 9.047 370

9.261 142 8.739 380

8.963 145 8.421 397

8.787 150 8.242 395

Aanpassingsvergoedingen

48.232

46.053

45.993

45.399

44.875

Uitkeringen aan slachtoffers < 10 % voor 1982 < 10 % vanaf 1982 en voor 1988 > 10 % Uitkeringen aan rechthebbenden

40.154 303 691 39.160 8.078

38.129 288 656 37.185 7.924

38.132 281 658 37.193 7.861

37.615 277 649 36.689 7.784

37.130 273 552 36.305 7.745

Renten en vergoedingen < 20 % < 10 % vanaf 1994 10 % tot minder dan 16 % 16 % tot minder dan 20 %

83.052 54.110 25.034 3.908

92.335 59.335 28.394 4.606

99.700 62.910 31.320 5.470

108.482 67.950 34.159 6.373

116.286 72.527 36.493 7.266

184.753

189.325

195.825

202.428

207.941

< 10 % van 10 % tot 35 % van 36 % tot 65 % > 65 %

Verergeringsvergoeding

Totaal

55


I. Het stelsel voor werknemers

5. Arbeidsongevallen (FAO)

5.4 Aantal slachtoffers en rechtverkrijgenden (per 31.12) - beide stelsels

(1)

Bron: FAO

Rechtverkrijgenden Slachtoffers (2)

Echtgenoten Ascendenten

Descendenten (3)

Subtotaal

Algemeen totaal

Verzekeringsmaatschappijen en Gemeenschappelijke kassen

2009 2010 2011 2012 2013

52.203 52.401 50.739 50.260 53.198

8.409 8.192 7.945 7.800 6.128

2009 2010 2011 2012 2013

165 148 130 119 116

30 29 29 28 25

1.159 1.095 956 910 680

2.427 2.388 2.071 1.965 1.613

11.995 11.675 10.972 10.675 8.421

64.198 64.076 61.711 60.935 61.619

1 1 1 1 1

1 1 1 1 1

32 31 31 30 27

197 179 161 149 143

Fonds voor Arbeidsongevallen

(4)

7.177 6.801 6.477 6.215 5.939

140.708 145.081 149.117 155.720 157.758

51 45 44 43 41

160 150 142 139 132

18 13 11 9 8

94 88 83 80 73

197 188 178 168 162

2.611 2.546 2.216 2.096 1.740

19.349 18.640 17.607 17.043 14.501

205.460 209.674 211.309 217.111 219.814

Eigen verzekeraars

2009 2010 2011 2012 2013

133.531 138.280 142.640 149.505 151.819

6.093 5.819 5.564 5.357 5.140

2009 2010 2011 2012 2013

109 105 98 96 91

36 32 31 30 32

920 839 781 738 681

164 143 132 120 118

FAO - Dienst voor de koopvaardij

14 12 12 12 9

1 1 1 1 0

FAO - Dienst voor de zeevisserij

2009 2010 2011 2012 2013

103 100 95 88 89

63 63 61 58 55

13 12 11 13 10

2009 2010 2011 2012 2013

186.111 191.034 193.702 200.068 205.313

14.631 14.135 13.630 13.273 11.380

2.107 1.959 1.761 1.674 1.381

Totaal

(1) De renten voor de arbeidsongeschiktheden tot en met 19 % zijn ten laste van het repartitiestelsel, de overige renten zijn ten laste van het kapitalisatiestelsel. (2) Met blijvende arbeidsongeschiktheid. (3) Descendenten: wil hier zeggen kinderen, kleinkinderen, broers en zussen (tijdelijke renten en gehandicapten). (4) Met inbegrip van het aantal slachtoffers met een blijvende arbeidsongeschiktheid tot en met 19 %.

56


Inhoudstafel I. Het stelsel voor werknemers

6. Beroepsziekten (FBZ)

6. Beroepsziekten 6.0 Methodologische nota De tak beroepsziekten wordt wat de werknemers uit de privésector betreft beheerst door de wet van 24.12.1963, gecoördineerd bij KB van 03.06.1970. Voor de overheidssector is er een aparte regeling voorzien in de wet van 03.07.1967. Het Fonds voor de Beroepsziekten treedt ook op als verzekeraar van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten.

Aantal vergoedingen wegens blijvende arbeidsongeschiktheid (tabel 6.1) Deze statistiek geeft telkens het aantal vergoedingen per categorie voor de maand december van het betrokken jaar. Voor de gepensioneerden moet men rekening houden met het KB van 13.01.1983 dat de vergoedingen beperkt in geval van cumul met een rust- of overlevingspensioen. Voor de personen die vóór 01.01.1983 genoten van een vergoeding gecumuleerd met een pensioen werd de indexering tijdelijk opgeschort en in het geval van herziening van een beroepsziekte wordt de vergoeding verdeeld in een geïndexeerd en een niet-geïndexeerd gedeelte. Voor de deelcategorieën, waarvan de definitie volgt, is het niet mogelijk op jaarbasis het detail te geven:  beperkte vergoeding: voor de gerechtigden op een rust- of overlevingspensioen;  niet-geïndexeerde vergoeding: voor getroffenen met een rustpensioen dat is ingegaan vóór 01.01.1983. De betrokkenen kunnen genieten van de verworven rechten;  gemengde vergoeding: gepensioneerden van vóór 01.01.1983 bij wie het bedrag van de vergoeding na deze datum verhoogd werd ingevolge een herzieningsbeslissing.

Aantal rechthebbenden op een jaarlijkse vergoeding ingevolge overlijden van het slachtoffer (tabel 6.2) Deze statistiek geeft het aantal basisvergoedingen per categorie voor de maand december van het betrokken jaar. Het aantal begrafenisvergoedingen slaat op het volledige jaar.

Gemiddeld maandbedrag van de uitkeringen (tabel 6.3) Het gemiddelde maandbedrag voor december is berekend als de totale uitgaven per categorie telkens gedeeld door het overeenkomstige aantal vergoedingen opgenomen in de tabellen 6.1 en 6.2.

De jaarlijkse uitgaven per schadepost (tabel 6.4) In de tabel zijn de globale jaarlijkse bedragen in duizenden euro opgesplitst volgens de voornaamste uitgavenposten. Het betreft hier dus zowel de privé als de RSZPPO - sector. Met ingang van 01.01.2010 worden krachtens het KB van 18.04.2010 tot wijziging van het KB van 03.07.1996 de uitkeringen voor werkverwijdering voor zwangere werkneemsters opgenomen bij de tak RIZIV-uitkeringen (cf. tabel 2.13).

57


I. Het stelsel voor werknemers

6. Beroepsziekten (FBZ)

Aantal vergoedingen voor blijvende arbeidsongeschiktheid volgens invaliditeitsgraad (tabel 6.5) De aantallen rechthebbenden met blijvende arbeidsongeschiktheid worden in deze tabel verdeeld volgens de graad van arbeidsongeschiktheid. Deze arbeidsongeschiktheidsgraad of invaliditeitsgraad is samen met het basisloon bepalend voor de rente welke het slachtoffer ontvangt. De tabel geeft tevens de uitsplitsing van de uitkeringen naar mijnwerkerspneumoconiose enerzijds en het geheel van de andere ziekten anderzijds.

Aanvullende informatie over de verzekering voor beroepsziekten kunt u vinden in het jaarverslag van het FBZ of op de website: http://www.fbz.fgov.be.

58


I. Het stelsel voor werknemers

6. Beroepsziekten (FBZ)

6.1 Aantal vergoedingen wegens blijvende arbeidsongeschiktheid (december) PrivĂŠsector - Lijstsysteem en open systeem Bron: FBZ

2009 Pneumoconiosis Niet-gepensioneerden Mannen Vrouwen

Gepensioneerden Mannen Vrouwen

Andere ziekten Niet-gepensioneerden Mannen Vrouwen

Gepensioneerden Mannen Vrouwen

2010

2011

2012

2013

9.677 106

8.796 93

7.958 79

7.150 73

6.389 65

103 3

91 2

77 2

71 2

63 2

9.571

8.703

7.879

7.077

6.324

9.541 30

8.675 28

7.850 29

7.049 28

6.297 27

48.767 20.527

48.296 19.763

47.834 18.987

47.163 18.501

46.819 18.021

16.961 3.566

16.172 3.591

15.346 3.641

14.738 3.763

14.134 3.887

28.240

28.533

28.847

28.662

28.798

27.245 995

27.487 1.046

27.742 1.105

27.497 1.165

27.579 1.219

6.2 Aantal rechthebbenden op een jaarlijkse vergoeding ingevolge het overlijden van het slachtoffer (december) PrivĂŠsector - Lijstsysteem en open systeem Bron: FBZ

2009

2010

2011

2012

2013

Pneumoconiosis Basisvergoeding Niet-gepensioneerden Gepensioneerden Begrafenisvergoeding (1)

9.482 289 9.193 399

9.102 279 8.823 321

8.680 261 8.419 274

8.211 251 7.960 265

7.717 241 7.476 228

3.416 224 3.192 301

3.438 211 3.227 213

3.505 205 3.300 258

3.551 201 3.350 228

3.652 194 3.458 304

Andere ziekten Basisvergoeding Niet-gepensioneerden Gepensioneerden Begrafenisvergoeding (1)

(1) Aantal vergoedingen tijdens het volledige jaar.

59


I. Het stelsel voor werknemers

6. Beroepsziekten (FBZ)

6.3 Gemiddeld maandbedrag van de uitkeringen (euro) (december) PrivĂŠsector - Lijstsysteem en open systeem Bron: FBZ

2009

2010

2011

2012

2013

Blijvende arbeidsongeschiktheid Pneumoconiosis Niet-gepensioneerden Gepensioneerden Andere ziekten Niet-gepensioneerden Gepensioneerden

309 409 308 226 327 152

353 446 352 253 328 202

358 454 357 258 332 209

361 565 356 257 330 209

358 627 355 326 211 256

382 326 384 355 490 346

389 332 390 361 504 352

403 344 404 375 524 366

418 363 419 390 551 380

425 366 427 396 550 387

Vergoeding ingevolge overlijden Pneumoconiosis Niet-gepensioneerden Gepensioneerden Andere ziekten Niet-gepensioneerden Gepensioneerden

60


I. Het stelsel voor werknemers

6. Beroepsziekten (FBZ)

6.4 Jaarlijkse uitgaven per schadepost (globaal) (duizend euro) Bron: FBZ

2009

2010

2011

2012

2013

Blijvende arbeidsongeschiktheid

187.706

204.839

201.198

201.309

195.774

Pneumoconiosis Andere ziekten Rechthebbenden ingevolge overlijden Pneumoconiosis

39.605 148.101

41.629 163.210

37.848 163.350

33.782 167.527

29.903 165.871

62.049

61.242

61.587

61.060

60.301

45.873 656 16.177 688

44.838 586 16.404 518

43.995 485 17.592 679

42.957 512 18.103 592

40.972 429 19.329 854

4.938 0 4.938

5.630 0 5.630

9.146 0 9.146

12.705 0 12.705

17.452 0 17.452

69.056 0 69.056

49.774 0 49.774

2.548 0 2.548

1.669 0 1.669

1.699 0 1.699

6.184 1.141 5.044

5.687 1.145 4.542

5.169 876 4.292

4.802 705 4.097

4.655 597 4.058

329.933

327.172

279.647

281.545

279.881

waarvan begrafenisvergoeding

Andere ziekten waarvan begrafenisvergoeding

Tijdelijke arbeidsongeschiktheid Pneumoconiosis Andere ziekten Werkverwijdering (1) Pneumoconiosis Andere ziekten Geneeskundige verzorging Pneumoconiosis Andere ziekten Totaal

(1) Last overgedragen naar het RIZIV vanaf 2010.

61


62

Totaal

- waarvan hulp van derden

Minder dan 5 % 5-9% 10 - 14 % 15 - 19 % 20 - 24 % 25 - 29 % 30 - 34 % 35 - 39 % 40 - 44 % 45 - 49 % 50 - 54 % 55 - 59 % 60 - 64 % 65 - 69 % 70 - 74 % 75 - 79 % 80 - 84 % 85 - 89 % 90 - 94 % 95 - 99 % 100 %

Bron: FBZ

6.360

1.348 1.199 728 175 277 326 372 181 310 221 242 199 185 133 110 89 72 55 29 17 92

Mannen

Vrouwen

29

7 1 6 0 1 1 1 1 2 1 0 0 2 1 1 1 1 0 0 0 2

41.713

5.372 13.221 8.346 2.409 3.266 2.200 2.079 1.133 1.096 616 389 232 191 146 140 104 108 107 56 33 469

Mannen

5.106

53.208

7.410 15.830 10.728 2.913 3.794 2.752 2.622 1.447 1.497 867 656 449 387 297 262 207 192 167 93 52 586

Totaal

Toestand december 2013

683 1.409 1.648 329 250 225 170 132 89 29 25 18 9 17 11 13 11 5 8 2 23

Vrouwen

Andere ziekten

Aantal uitkeringen voor

Mijnwerkerspneumoconiose

PrivĂŠsector - Lijstsysteem en open systeem

6.5 Aantal vergoedingen voor blijvende arbeidsongeschiktheid volgens de invaliditeitsgraad

I. Het stelsel voor werknemers 6. Beroepsziekten (FBZ)


Inhoudstafel

I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

7. Werkloosheidsuitkeringen, werkloosheid met bedrijfstoeslag, loopbaanonderbreking en tijdskrediet 7.0 Methodologische nota DEFINITIES VAN DE STATISTISCHE EENHEDEN Fysieke eenheden (betalingen) Met het aantal fysieke eenheden in een bepaalde maand bedoelen we eigenlijk het aantal uitgevoerde betalingen tijdens die maand, indieningsmaand genoemd. Tijdens een indieningsmaand kunnen meerdere betalingen voor één persoon verricht worden. Een betaling kan immers betrekking hebben op een maand in het verleden. De maand waarop een betaling betrekking heeft wordt refertemaand genoemd. De RVA-betaalstatistieken zijn gebaseerd op de indieningsmaand, en niet op de refertemaand. De keuze van de indieningsmaand wordt vooral ingegeven door pragmatische redenen: het aantal betalingen tijdens de indieningsmaand staat vast en wijzigt niet meer, terwijl het aantal betalingen van een bepaalde refertemaand door de indiening van achterstallige betalingen voortdurend wijzigt. Het aantal betalingen stemt niet overeen met het aantal personen die tijdens de indieningsmaand betaald worden: een persoon kan immers begunstigde zijn van meerdere betalingen. Uitgaven (bedragen) Per fysieke eenheid (betaling) maakt men de som van de ingediende bedragen. Dagen Het recht op werkloosheidsuitkeringen wordt in principe per dag bepaald. Het maandelijks bedrag waarop een persoon voor een bepaalde (referte)maand recht heeft, wordt berekend door de dagbedragen te vermenigvuldigen met het aantal vergoedbare dagen. In theorie zijn alle dagen van een maand uitgezonderd de zondagen vergoedbaar, maar in de praktijk kunnen zich situaties voordoen waarbij het recht op werkloosheidsuitkeringen op sommige dagen vervalt. Zo bv. vallen ziektedagen niet ten laste van de werkloosheidsverzekering. Ook dagen waarop men gewerkt heeft zijn niet vergoedbaar. Die dagen moet de werkloze dan aanduiden op zijn controlekaart. Op die manier kan de uitbetalingsinstelling voor elke werkloze het aantal rechtgevende dagen bepalen. Per betaling maakt men de som van de ingediende dagen. Gemiddeld aantal (budgettaire eenheden) Deze eenheid geeft weer in welke mate de betaling “weegt” op het budget. Het budgettair belang van een betaling (fysieke eenheid) wordt immers bepaald door het aantal vergoede dagen. Per betaling berekent men de budgettaire eenheid als de dagen gedeeld door het aantal vergoedbare dagen van de refertemaand (d.i. alle dagen uitgezonderd de zondagen). Gemiddelde uitkering De som van de bedragen gedeeld door het aantal vergoede dagen.

De RVA baseert zich voor zijn statistieken enerzijds op de door de uitbetalingsinstellingen (UI) uitgevoerde betalingen inzake werkloosheidsuitkeringen en werkloosheid met bedrijfstoeslag en, anderzijds, op de door de RVA zelf uitgevoerde betalingen voor de loopbaanonderbreking en het tijdskrediet.

63


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

Het verschil tussen de voorschotten aan de uitbetalingsinstellingen enerzijds en de werkelijke uitkeringen anderzijds wordt verklaard door: • de toepassing van de verificatieprocedure: de RVA-voorschotten worden bepaald op basis van de verwachte uitgaven van de UI en van de beschikbare liquiditeitsmarge bij de UI; de uitgaven (bron: stat. Info) betreffen de door de UI bij de RVA ingediende en aanvaarde uitgaven (eerste indiening). • de optelling van de werkelijke uitkeringen over een kalenderjaar, van januari tot december; de voorschotten betreffen het boekjaar, van december tot november.

WERKLOOSHEIDSUITKERINGEN (tabellen 7.1 - 7.5 en 7.10) De werkloosheidsreglementering maakt een onderscheid tussen volledig werklozen en tijdelijk werklozen. Een volledig werkloze is een werkloze die niet verbonden is door een 1 arbeidsovereenkomst of een deeltijdse werknemer voor de uren waarop hij gewoonlijk niet werkt. Een tijdelijk werkloze is een werkloze die door een arbeidsovereenkomst verbonden is en waarvan de uitvoering tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, geschorst is. De "volledige werkloosheid" gaat over de situatie van de voltijdse werknemer die volledig werkloos is. Voor de werkloosheidsverzekering is een betrekking voltijds als de normale arbeidsduur (zoals voorzien in de arbeidsovereenkomst) overeenstemt met de maximale arbeidsduur die in de onderneming geldt krachtens wet, en als het loon overeenstemt met dat verschuldigd voor een volledige werkweek. Elke werknemer die niet voldoet aan bovenvermelde voorwaarden, is een deeltijdse werknemer.

De toegangsvoorwaarden zijn de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om toegelaten te worden tot het stelsel van de werkloosheid. Dit betekent nog niet dat de werkloze effectief uitkeringen zal ontvangen. Daartoe moet ook voldaan worden aan verschillende vergoedingsvoorwaarden. De werkloze kan op drie manieren worden toegelaten tot het stelsel van de werkloosheid: • op basis van arbeid in loondienst; • op basis van studies; • omdat men reeds werkloosheidsuitkeringen heeft ontvangen in het verleden.

De vergoedingsvoorwaarden zijn de voorwaarden waaraan een werkloze die werd toegelaten tot het recht op uitkeringen, moet voldoen tijdens de duur van zijn werkloosheid om effectief uitkeringen te kunnen genieten: • Zonder arbeid en zonder loon zijn U bent niet vergoedbaar tijdens de periode waarin u nog recht hebt op loon (bijvoorbeeld de opzeggingsvergoeding, het vakantiegeld,...). U kunt geen werkloosheidsuitkeringen genieten: voor de dagen waarop u voor uzelf een activiteit verricht die ingeschakeld kan worden in het economisch ruilverkeer van goederen en diensten en niet beperkt is tot het gewone beheer van het eigen bezit; voor de dagen waarop u voor een derde een activiteit verricht waarvoor u enig loon of materieel voordeel ontvangt dat tot uw levensonderhoud of dat van uw gezin kan bijdragen.

1

Voor een definitie van dit begrip cf. Beknopt Overzicht van de Sociale Zekerheid in België.

64


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

• Ingeschreven zijn als werkzoekende U moet ingeschreven zijn als werkzoekende tenzij u hiervan vrijgesteld bent. U moet zich als werkzoekende inschrijven bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling (VDAB, ACTIRIS, ADG of FOREM). Deze dienst en het werkloosheidbureau moeten steeds in het bezit zijn van het adres waar u werkelijk verblijft. • Beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt De werknemer die arbeidsongeschikt is (meer dan 66 % ongeschiktheid) kan geen werkloosheidsuitkeringen genieten. Ingeval van ziekte zult u vergoed worden door uw ziekenfonds. Als u meer dan 60 jaar bent en de maxi-vrijstelling oudere werkloze geniet, in geval van arbeidsongeschiktheid (meer dan 66 % arbeidsongeschiktheid), hebt u de keuze tussen ziekte-uitkeringen of werkloosheidsuitkeringen. • In België verblijven Om uitkeringen te genieten moet u een gewone verblijfplaats hebben in België en er werkelijk verblijven. Als u ten minste 60 jaar bent en u geniet van de maxi-vrijstelling oudere werkloze mag u tijdelijk in het buitenland verblijven. Om uw recht op werkloosheidsuitkeringen te behouden, moet u echter wel uw hoofdverblijfplaats in België behouden. Dit betekent dat u gedurende het grootste deel van het jaar effectief verblijft in uw gemeente in België.

Volledige werkloosheid Werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen (UVW) Dit uitkeringsstatuut bevat de volgende categorieën:

Werklozen na een voltijdse betrekking De niet-werkende volledig werklozen die zijn ingeschreven als werkzoekende op basis van arbeidsprestaties omvatten: • de volledig werklozen die uitkeringen genieten op basis van arbeidsprestaties; • de volledig werklozen die uitkeringen genieten op basis van arbeidsprestaties verricht bij het OCMW; • de volledig werklozen afkomstig uit een andere EU-lidstaat die zich naar België begeven (uitvoer van rechten naar België); • de werklozen die uitkeringen genieten op basis van arbeidsprestaties in een beschutte werkplaats.

Werklozen na studies De niet-werkende volledig werklozen die zijn ingeschreven als werkzoekende en die inschakelingsuitkeringen ontvangen op basis van studies of van een leertijd.

Volledig werklozen die zijn tewerkgesteld in een beschutte werkplaats De mindervalide werknemer behoudt het recht op uitkeringen tijdens die tewerkstelling voor zover die werknemer door de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling als moeilijk te plaatsen wordt beschouwd en door toedoen van die dienst is tewerkgesteld.

65


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

Oudere werklozen (maxivrijstelling) Het betreft hier volledig werklozen van 50 jaar of ouder die vrijstelling genieten van inschrijving als werkzoekende. Sinds 1 juli 2002 bestaan er twee soorten vrijstellingen voor oudere werklozen:

De minivrijstelling De werkloze moet ingeschreven blijven als werkzoekende en moet beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Deze werklozen blijven opgenomen binnen het statuut van de UVW.

De maxivrijstelling Deze werklozen zijn vrijgesteld van de inschrijving als werkzoekende. Ze behoren tot het statuut van de oudere werklozen. Deze maxivrijstelling wordt toegekend aan werklozen van 58 jaar of ouder, aan de werklozen van 56-57 jaar die minstens één jaar werkloosheidsuitkeringen genieten en aan de werklozen van 50-57 jaar die minstens één jaar werkloosheidsuitkeringen genieten en een beroepsverleden aantonen van minstens 38 jaar. Met ingang van 1 januari 2013 wijzigt de voorwaarde inzake vrijstelling van beschikbaarheid als werkzoekende voor de oudere werklozen. De vrijstelling kan slechts worden toegekend: • ofwel aan de werkloze die minstens 312 werkloosheidsuitkeringen heeft genoten tijdens de 2 jaar vóór zijn vrijstellingsaanvraag en die minstens 38 jaar beroepsverleden als loontrekkende heeft; • ofwel aan de werkloze die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt (voorheen 58 jaar). Deze tweede mogelijkheid vervalt als de werkloze in een gemeente met een lage werkloosheidsgraad woont, voor zover de gewestelijke instelling beslist heeft dat die gemeente moet worden vermeld op de RVA-lijst van gemeenten waarin de vrijstelling niet kan gelden. Vandaag bevat de lijst nog geen gemeenten en kunnen alle oudere werklozen van minstens 60 jaar nog de vrijstelling genieten. De werkloze die voorheen reeds de vrijstelling genoot, en nog geen 60 jaar is, behoudt deze vrijstelling.

Andere Werklozen in beroepsopleiding Volledige werklozen die een beroepsopleiding volgen, zijn vrijgesteld van inschrijving als werkzoekende. Het gaat hier om een beroepsopleiding georganiseerd of gesubsidieerd door de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding, alsook om een individuele opleiding in een onderneming of in een onderwijsinstelling erkend door die gewestelijke dienst.

Werklozen met familiale en sociale moeilijkheden Wegens moeilijkheden op sociaal en familiaal vlak kunnen volledig werklozen tijdelijk worden vrijgesteld van inschrijving als werkzoekende. Die vrijstelling wordt toegekend voor een periode van 6 maanden, met een maximum van 12 maanden (de mogelijkheid bestaat om die periode te verlengen).

66


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

Werklozen die studies volgen en andere vrijstellingen Om studies, cursussen of een opleiding te volgen, kunnen werklozen worden vrijgesteld van inschrijving als werkzoekende. Dit uitkeringsstatuut omvat ook de volgende andere vrijstellingen: • de werklozen van 50 jaar en ouder die zich naar het buitenland begeven om hun beroepservaring gratis en vrijwillig ten dienste van een vreemd land te stellen; • de jonge werklozen die als coöperant werken; • de werklozen die deelnemen aan humanitaire acties in het buitenland; • de leerkrachten die zijn vrijgesteld van de inschrijving als werkzoekende in juli en augustus; • wegens vrijwillige militaire inzet (sinds 1 juli 2010).

Vrijwillig deeltijdsen Het betreft hier de werklozen die gerechtigd zijn op werkloosheidsuitkeringen na een vrijwillig deeltijdse betrekking. Zij ontvangen halve uitkeringen in verhouding tot het gewerkte uurrooster tijdens hun deeltijdse betrekking.

Deeltijdsen met een inkomensgarantie-uitkering (IGU) De werknemer die een deeltijdse betrekking aanvaardt, heeft in principe recht op een IGU, waardoor zijn netto-inkomen (= nettoloon + IGU) iets hoger licht dan de normale uitkering bij volledige werkloosheid. Die uitkering is gelijk aan de referte-uitkering van de betrokken persoon, vermeerderd met een toeslag en verminderd met de netto-bezoldiging die werd ontvangen voor de betrokken maand. Ingevolge het KB van 29 juni 2005 werd vanaf 1 juli 2005 een nieuwe berekeningswijze voor de IGU van toepassing. Die nieuwe berekeningsmethode wordt tegelijkertijd met de tewerkstellingsbonus ingevoerd om arbeid lonender te maken en de deeltijdse werknemer op die manier aan te moedigen om meer uren te presteren. In het oude systeem is de toegekende aanvulling voor de berekening van de IGU immers een vast maandbedrag dat losstaat van het aantal uren deeltijdse arbeid, terwijl het in het nieuwe systeem om een uurtoeslag gaat. De werknemer die al recht heeft op de IGU en volgens de nieuwe berekeningswijze een lagere IGU krijgt dan volgens de oude berekeningswijze, mag de oude berekeningswijze behouden. Sedert 1 juli 2013 kan de vrijwillig deeltijdse werknemer die het werk deeltijds hervat, gedurende de periode waarin hij gebonden is door een arbeidsovereenkomst, aanspraak maken op een inkomensgarantie-uitkering (IGU) voor de uren tijdens dewelke hij niet wordt tewerkgesteld. De voorwaarden waaraan de deeltijdse tewerkstelling en de vrijwillig deeltijdse werknemer moeten voldoen om aanspraak te kunnen maken op de IGU zijn dezelfde als die welke zijn vereist voor de IGU toegekend aan de deeltijdse werknemer met behoud van rechten.

67


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

Tijdelijke werkloosheid Het betreft hier de werknemers van wie de arbeidsovereenkomst tijdelijk is geschorst. De redenen kunnen zijn: overmacht, technische stoornis, slecht weer, economische redenen, jaarlijkse vakantie, staking / lock-out. Vanaf 1 januari 2012 is het tijdelijk stelsel met betrekking tot de crisisuitkering wegens schorsing van de arbeidsovereenkomst voor bedienden, een blijvend stelsel geworden inzake schorsing van de arbeidsovereenkomsten voor bedienden.

Andere uitkeringen Onthaalouders In het ad-hoc sociaal statuut van de onthaalouders wordt voorzien in een vergoeding voor onvolledige bezetting omwille van redenen onafhankelijk van de wil van de onthaalouder. Voor die vergoedbare dagen ontvangt de onthaalouder een geïndexeerde forfaitaire daguitkering, opvanguitkering genoemd. De betaling van die opvanguitkeringen valt sinds 1 april 2003 ten laste van de werkloosheidsverzekering (programmawet 24 december 2002).

Seniorvakantiegeld De uitkeringsgerechtigde volledige werkloze van 50 jaar of ouder, die na een inactiviteitsperiode terug aan het werk gaat, kan het daaropvolgende jaar seniorvakantie nemen ter aanvulling van zijn onvolledig recht op vakantie (zodat de totale vakantieperiode 4 weken bedraagt). Voor elke seniorvakantiedag ontvangt hij, ten laste van de werkloosheidsverzekering, een seniorvakantieuitkering die gelijk is aan 65 % van zijn begrensd loon. Het betreft hier een taak die sinds 2008 aan de RVA is toevertrouwd in uitvoering van het Generatiepact (KB van 24 januari 2007).

Juniorvakantiegeld De jongere die afstudeert, jonger is dan 25 jaar en ten minste één maand werkt als loontrekkende gedurende het jaar waarin hij zijn studies heeft beëindigd, kan het daarop volgende jaar jeugdvakantie nemen ter aanvulling van zijn onvolledig recht op vakantie (zodat de totale vakantieperiode 4 weken bedraagt). Voor elke jeugdvakantiedag ontvangt hij, ten laste van de werkloosheidsverzekering, een jeugdvakantieuitkering die gelijk is aan 65 % van zijn begrensd loon. Het betreft hier een taak die vanaf 2001 aan de RVA werd toevertrouwd in uitvoering van het interprofessioneel akkoord (KB van 13 juni 2001).

68


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

Overgang van zwaar naar licht werk Oudere werknemers die overschakelen van zwaar naar lichter werk en daardoor een inkomensverlies lijden, kunnen, volgens de leeftijd, voor een bepaalde periode een tegemoetkoming krijgen uit het Ervaringsfonds. Het bedrag van de overstappremie en de periode van toekenning ervan hangen af van de leeftijd op de datum van overstap. Ingevolge artikel 124 van de programmawet van 22 december 2008 wordt de RVA belast met de toekenning en het verzekeren van de uitbetaling van deze premies via de uitbetalingsinstellingen. De uitvoering wordt geregeld met het KB van 19 april 2010, in werking op 1 mei 2010.

Ontslagpremie (v贸贸r 2012 crisispremie) In uitvoering van de ministerraad van 15 december 2009 werd, naast de verlenging van de anticrisismaatregelen, beslist om tijdens de crisis een forfaitaire crisispremie toe te kennen aan de arbeiders bij ontslag. Dat werd geregeld via de wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen en de uitvoeringsbesluiten van 11 februari 2010 en 15 februari 2010. Deze maatregel werd meermaals verlengd en was van kracht tot 31 december 2011. Sinds 1 januari 2010 hebben de arbeiders die op individuele basis of na faling ontslagen worden recht op een forfaitaire crisispremie, ten laste van de RVA-begroting. In principe betaalt de werkgever, op het ogenblik dat de arbeidsovereenkomst een einde neemt, een gedeelte van die premie en betaalt de RVA het resterende bedrag. Indien de werkgever aan een aantal voorwaarden voldoet, kan hij worden vrijgesteld van betaling van zijn deel en betaalt de RVA bijgevolg alles. Sinds 1 januari 2012 is de crisispremie omgevormd tot een ontslagpremie en zal een verschillend bedrag worden toegekend in functie van de anci毛nniteit.

Kinderopvangtoeslag Alleenstaande ouders met kinderen die ten minste 3 maanden vergoed werkloos zijn en het werk hervatten, kunnen een premie per maand genieten. De vergoeding bestaat uit een maandelijkse kinderopvangtoeslag vanaf 1 februari 2009 gedurende maximaal 12 maanden. De eerste betalingen gebeurden in mei 2009.

Als gevolg van de zesde staatshervorming worden de bevoegdheden inzake overgang van zwaar naar licht werk en kinderopvangtoeslag vanaf 1 juli 2014 overgedragen naar de gewesten.

69


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

Activering van de werkloosheidsuitkeringen Hiermee wordt, in de strikte zin van het woord, het systeem bedoeld waarbij de werkloosheidsuitkering aangewend wordt als een gedeelte van het loon dat betaald wordt voor arbeidsprestaties (doorstromingsprogramma’s, startbaanovereenkomsten, SINE, Activa, Activa voor personen met een handicap). Zo wordt getracht werklozen actief in te schakelen in het arbeidscircuit waarbij de werkloosheidsvergoeding als een soort loonsubsidie voor de werkgevers fungeert. De betrokken werknemer behoudt zijn werkloosheidsuitkering en krijgt vanwege de werkgever een bijkomende vergoeding voor zijn prestaties.

Vrijgestelden om reden van PWA-activiteiten Een vrijstelling van inschrijving als werkzoekende en van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt wordt toegekend aan de PWA-werknemers die in de loop van een referteperiode van 6 maanden minstens 180 uur PWA-activiteiten hebben verricht, op voorwaarde dat zij een beperkte arbeidsgeschiktheid vertonen of tewerkgesteld zijn als stadswacht.

Doorstromingsprogramma's De doorstromingsprogramma’s gebruiken de werkloosheidsuitkeringen op een actieve wijze om de integratie van werklozen te bevorderen via een doorstroming naar reguliere jobs van bepaalde duur in de publieke sector en in vzw’s. Daardoor wil men voldoen aan collectieve maatschappelijke noden waaraan niet of onvoldoende wordt tegemoetgekomen via de reguliere arbeidscircuits. Die betrekkingen zijn voorbehouden aan langdurig werklozen. Voor de uitgeoefende functie ontvangen de betrokken werknemers het normale loon dat is samengesteld uit: • een forfaitaire uitkering ten laste van de werkloosheidsverzekering (integratieuitkering); • een tegemoetkoming van het gewest of de gemeenschap; • een gedeelte ten laste van de werkgever. Opleidingsmaatregelen Het betreft een deelcategorie van de activering van de werkloosheid, die ingevolge het Generatiepact werd ingevoerd vanaf 1 april 2006 om de mogelijkheid tot het opdoen van werkervaring uit te breiden. Deze opleidingsmaatregelen omvatten: • De opleidingsuitkering Dit is een uitkering die toegekend wordt aan niet-uitkeringsgerechtigde werklozen die een individuele beroepsopleiding in een onderneming volgen. Die maatregel vervangt het jongeren-activaplan. Het bedrag van de opleidingsuitkering stemt overeen met het bedrag van de inschakelingsuitkering. • De stageuitkering Dit is een uitkering die toegekend wordt aan schoolverlaters die tijdens de beroepsinschakelingstijd een instapstage van 3 tot 6 maanden volgen in een onderneming, vzw of overheidsdienst. • De vestigingsuitkering De vestigingsuitkering is een uitkering die toegekend wordt gedurende ten hoogste 6 maanden aan de niet-uitkeringsgerechtigde werklozen die zich onder begeleiding van het Participatiefonds voorbereiden op een vestiging als zelfstandige. Deze maatregel is dus vooral gericht op schoolverlaters in beroepsinschakelingstijd. Het bedrag van de vestigingsuitkering stemt overeen met het bedrag van de inschakelingsuitkering.

70


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

Startbaanovereenkomsten Activa-start is een deelcategorie van de activering van de werkloosheid, die werd ingevoerd vanaf 1 april 2006. Deze maatregel steunt op de beslissing van de ministerraad van 2 december 2005 ter bevordering van de tewerkstelling van laaggeschoolde of zeer laaggeschoolde jongeren. Die jongeren zijn gerechtigd op een werkuitkering van ten hoogste 350 EUR per kalendermaand als ze worden aangeworven met een voltijdse startbaanovereenkomst (KB van 29 maart 2006).

Activa Activa als activeringsstelsel van de werkloosheidsuitkeringen ingevoerd vanaf 1 januari 2002. De maatregel is een middel om de werkgelegenheidsgraad in het algemeen en die van de oudere werknemers (45-plussers) in het bijzonder te verhogen. Sinds 1 juli 2013 werd het plan Activa versterkt met een sterke maatregel voor de jongeren van minder dan 27 jaar die geen diploma van het hoger middelbaar onderwijs hebben en die 312 dagen inschrijving als niet-werkende werkzoekende aantonen. Die jongeren openen het recht op een vermindering van RSZ-bijdragen van 1.500 EUR per kwartaal gedurende 12 kwartalen en, als ze uitkeringsgerechtigd werkloos zijn, op een werkuitkering van 500 EUR gedurende 36 maanden. Sinds 1 januari 2014 werd het plan Activa uitgebreid voor de min 30-jarigen die geen diploma hoger middelbaar hebben behaald. Activa bevordert de herinschakeling van werkzoekenden in het normale arbeidscircuit door toekenning van: • een gedeeltelijke vrijstelling van de betaling van werkgeversbijdragen voor de RSZ; • een geactiveerde werkloosheidsuitkering (werkuitkering genaamd) die de werkgever in mindering kan brengen op het te betalen nettoloon. De uitkering wordt aan de werknemer betaald. Het plan Activa omvat momenteel: Het oorspronkelijke Plan Activa dat een aantal bestaande maatregelen vervangt, meer bepaald het dienstenplan, de invoeginterim en het banenplan. Het plan Activa PVP (preventie- en veiligheidspersoneel) Dit plan versterkt eveneens het plan Activa vanaf 1 januari 2003. Deze wijziging heeft betrekking op de indienstneming van preventie- of veiligheidspersoneel door gemeenten die een veiligheidscontract hebben afgesloten. In het kader van een dergelijke indienstneming kunnen een hogere RSZ-bijdragevermindering en eventueel een hogere werkuitkering worden toegekend gedurende een langere periode dan in de “gewone” regeling Activa het geval is. Door het KB van 28 maart 2007 werd het plan Activa Plus opgeheven vanaf 1 januari 2007. WIN-WIN - aanwervingsplan Dit aanwervingsplan heeft uitzonderlijke voordelen geboden voor de aanwervingen in de crisisperiode 2010-2011. Het WIN-WIN-aanwervingsplan was vooral gericht op 3 doelgroepen: • de werkzoekenden jonger dan 26 jaar; • de uitkeringsgerechtigde werklozen die minimum 50 jaar oud zijn; • de uitkeringsgerechtigde werklozen die minimum 1 tot maximum 2 jaar werkzoekend zijn. Sinds 1 januari 2012 is het WIN-WIN-aanwervingsplan niet meer van toepassing.

71


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

SINE SINE (Sociale inschakelingseconomie) beoogt de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen op de arbeidsmarkt. Die werklozen krijgen een “sociale-inschakelingseconomiecontract” voor een deeltijdse of voltijdse (of gelijkgestelde) betrekking. De financiering gebeurt door de federale staat maar ook door de gewesten, die verschillende criteria hanteren omtrent het begrip “Inschakelingsbedrijf”. De herinschakelingsuitkering wordt betaald aan het inschakelingsbedrijf. Voor de SINE-werknemers in sociale werkplaatsen in dienst op 1 april 2004 werd een verhoogde activering ingevoerd. Die bijkomende herinschakelingsuitkeringen worden door de UI’s gestort aan het FBZ “Sociale werkplaatsen”, dat die uitkeringen nadien verdeelt binnen de sector van de sociale werkplaatsen.

Activa voor personen met een handicap In het luik vereenvoudiging banenplannen van het interprofessioneel akkoord van 18 december 2008 staat vermeld dat het budget voor activering van werkloosheidsuitkeringen verder zal worden versterkt door de toevoeging van het budget van het Fonds voor gehandicapten, opgericht in uitvoering van het ontwerp IPA 2005-2006 (5 miljoen EUR), dat daar zal worden bestemd voor acties ten behoeve van werkzoekenden met een verminderde arbeidsgeschiktheid. Het betreft een nieuwe activiteit die conform de beslissing van het begrotingsconclaaf 2009 aan de RVA wordt toevertrouwd. Tijdens de ministerraad van 24 maart 2011 werd hiervoor een krediet van 5 miljoen EUR voorzien in de RVA-begroting 2011. Volgens het KB van 19 juli 2011 trad deze maatregel in werking vanaf 1 september 2011. Sinds 1 oktober 2012 wordt het voordeel van de werkuitkering toegekend voor de nieuwe aanwervingen gedurende maximum 36 maanden (voorheen 24 maanden) aan de personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid.

Werkhervatting door oudere werklozen Voor sommige uitkeringsgerechtigde volledig werklozen van 50 jaar en ouder die na 30 juni 2002 het werk hervatten in loondienst (of in overheidsdienst) wordt voorzien in de uitbetaling van een werkhervattingstoeslag ten laste van de werkloosheidsverzekering. In feite komt het er op neer dat de oudere werklozen die reeds in het stelsel waren bij werkhervatting vanaf 1 juli 2002 hun anciënniteitstoeslag mogen behouden. In uitvoering van het Generatiepact wordt deze werkhervattingstoeslag sinds 1 april 2006 steeds uitbetaald bij werkhervatting, ook als de uitkeringsgerechtigde nog geen recht had op een anciënniteitstoeslag (KB van 9 maart 2006). Sinds 1 februari 2013 werd de leeftijdsvoorwaarde voor de toekenning van de werkhervattingstoeslag van 50 jaar op 55 jaar gebracht (KB van 22 januari 2013). De maatregel heeft enkel betrekking op de nieuwe instromers (het begin van de arbeidsovereenkomst is gelegen na 31 januari 2013).

Als gevolg van de zesde staatshervorming worden de bevoegdheden inzake de doorstromingsprogramma’s, de opleidingsmaatregelen, de startbaanovereenkomsten, SINE, Activa (met uitzondering van activa PVP dat zal worden overgedragen naar de FOD Binnenlandse Zaken), Activa voor personen met een handicap en werkhervatting door oudere werklozen vanaf 1 juli 2014 overgedragen naar de gewesten.

72


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG – SWT (tabellen 7.6 - 7.7 en 7.10) (voorheen BRUGPENSIOEN) Werkloosheid met bedrijfstoeslag Het statuut van werkloze met bedrijfstoeslag wordt door de RVA toegekend aan werknemers die recht hebben op een aanvullende vergoeding op grond van een ontslag in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad (algemeen verbindend verklaard bij KB van 16 januari 1975), of in het kader van een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten, hetzij op het vlak van het paritair comité, hetzij op ondernemersvlak. Vanaf 1 januari 1997 werd de leeftijd waarop de ondernemingen, de paritaire comités of subcomités bij collectieve arbeidsovereenkomst voor de ontslagen werknemers kunnen voorzien in de invoering van een stelsel van conventioneel brugpensioen, op minimum 58 jaar gebracht (wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling). De reglementering bepaalt de afwijkende situaties waarin de leeftijd kan worden verlaagd. Ingevolge het Generatiepact wordt de wettelijke minimumleeftijd opgetrokken naar 60 jaar, behalve voor zeer lange loopbanen en voor zware beroepen (wet van 21 december 2007 ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008). Ingevolge regeringsmaatregelen werden sinds 1 januari 2012 de toegangsvoorwaarden (leeftijd en aantal jaren beroepsloopbaan) geleidelijk verhoogd. Voor de CAO’s die al bestonden op 31 december 2011 en voor CAO’s die die verlengen, zal die verhoging pas gevolgen hebben vanaf 1 januari 2015. Op 1 januari 2015 wordt de leeftijd op 60 jaar en de anciënniteit op 40 jaar gebracht. Voor de werkneemsters worden overgangsmaatregelen opgenomen tot 2017. Voor de ondernemingen erkend als onderneming in herstructurering werd de leeftijdsvoorwaarde sinds 1 januari 2013 op 55 jaar gebracht.

Het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (voorheen voltijds brugpensioen) is geen vervroegd pensioen en heeft enkel betrekking op werknemers in de privésector. De voltijdse werklozen met bedrijfstoeslag uit de privésector zijn vrijgesteld van inschrijving als werkzoekende. De werklozen met bedrijfstoeslag op basis van een erkenning van de werkgever als zijnde in herstructurering of in moeilijkheden en ten gevolge van een collectief ontslag, aangekondigd na 30 juni 2006, moeten gedurende 6 maanden ingeschreven zijn in een tewerkstellingscel. De werkloze met bedrijfstoeslag moet zich in dat geval bovendien laten inschrijven als werkzoekende.

73


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

Halftijds brugpensioen Het statuut van halftijdse bruggepensioneerde wordt toegekend door de RVA aan werknemers die recht hebben op een aanvullende vergoeding omwille van de halvering van hun arbeidsprestaties in het kader van de CAO nr. 55 gesloten op 13 juli 1993 in de Nationale Arbeidsraad (algemeen verbindend verklaard bij KB van 17 november 1993). De cao nr. 55 is een kaderovereenkomst. Het recht op een aanvullende vergoeding dient dus gesteund te zijn op een CAO gesloten overeenkomstig CAO nr. 55 in een paritair comité of in een onderneming.

De werknemers met een beroepsloopbaan van minstens 25 jaar die halftijds gaan werken, kunnen van een halftijds brugpensioen genieten indien ze aan een aantal voorwaarden voldoen. Het stelsel van halftijds brugpensioen werd afgeschaft op 1 januari 2012 voor de nieuwe instromers. Er bestaan echter 2 categorieën van werknemers die het stelsel kunnen verderzetten of aanvatten: • diegenen die de voordelen van het stelsel genieten op 31 december 2011 kunnen de regeling verder uitputten tot het einde. In de praktijk betekent dat tot ze het werk opnieuw voltijds zouden hervatten of tot het einde van de lopende arbeidsovereenkomst; • diegenen die de voordelen van het stelsel nog niet genieten op 31 december 2011, maar een schriftelijk akkoord met de werkgever hebben gesloten vóór 28 november 2011 in het kader van het halftijds brugpensioen, kunnen de regeling nog aanvatten, maar dat dient wel te gebeuren vóór 1 april 2012.

74


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

LOOPBAANONDERBREKING EN TIJDSKREDIET (tabellen 7.8 - 7.9 en 7.10) De wettelijke basis van alle stelsels loopbaanonderbreking is de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen. Afhankelijk van de categorie werkgevers of werknemers zijn er een aantal specifieke reglementeringen van toepassing, met telkens een reeks verschillende maandelijkse uitkeringsbedragen: • niet-universitair onderwijs en psycho-medisch-sociale centra; • universitaire instellingen; • openbare sector (statutaire ambtenaren); • privésector en contractuelen in de openbare sector; • rechterlijke orde; • krijgsmacht. De cao nr. 77bis van 19 december 2001 voert vanaf 1 januari 2002 voor de privésector een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering met 1/5 en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking of 1/5 voor werknemers van minstens 50 jaar in. Die collectieve arbeidsovereenkomst werd vastgelegd in de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven. Het KB van 12 december 2001 regelt de uitvoering ervan. Dat tijdskrediet betreft de privésector in de strikte zin van het woord en vervangt enkel de gewone vormen van loopbaanonderbreking en slaat dus niet op de specifieke vormen van loopbaanonderbreking, met name ouderschapsverlof, palliatief verlof en medische bijstand. Het tijdskrediet slaat evenmin op de autonome overheidsbedrijven, waarvoor het stelsel van loopbaanonderbreking sinds 1 juli 2002 werd afgestemd op het stelsel van het tijdskrediet. De verloning bij tijdskrediet ligt hoger bij de vroegere loopbaanonderbreking en er wordt een onderscheid gemaakt tussen werknemers van minder dan 50 jaar en die van meer dan 50 jaar; bij die laatsten ligt de vergoeding hoger. Sinds 1 januari 2012 is het niet-gemotiveerde gewone tijdskrediet met uitkering beperkt tot een jaar voltijds equivalent. Het recht op dat gewone tijdskrediet en op de uitkering is onderworpen aan een voorwaarde van 5 loopbaanjaren als loontrekkende, waarvan 2 jaar anciënniteit in het bedrijf. De mogelijkheden om het gemotiveerd tijdskrediet uit te breiden, zijn beperkt tot een duur van maximum 3 jaar over de volledige loopbaan. Voor de specifieke vormen van tijdskrediet en loopbaanonderbreking op het einde van de loopbaan, worden de toegang en het recht op onderbrekingsuitkeringen op 55 jaar gebracht in het kader van een halftijdse vermindering of vermindering met 1/5 tot aan de pensioenleeftijd. Volgens de nieuwe reglementering kunnen personen die beantwoorden aan de voorwaarden “zwaar beroep” en “knelpuntberoep” toetreden tot het eindeloopbaanstelsel vanaf 50 jaar in plaats van 55 jaar op voorwaarde dat ze een beroepsloopbaan van 25 jaar hebben. Voor het stelsel van loopbaanonderbreking in de openbare sector zijn de maximale periodes om loopbaanonderbreking te nemen, beperkt tot 60 maanden.

Als gevolg van de zesde staatshervorming blijven de bevoegdheden inzake loopbaanonderbreking voor het lokale, provinciale, gemeenschappelijke en gewestelijke openbaar ambt, alsook in het onderwijs, federaal tot op het ogenblik waarop de gewesten en de gemeenschappen de betreffende stelsels in het personeelsstatuut van de betrokken personeelsleden overnemen.

75


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

Loopbaanonderbreking en thematische verloven Voltijdse loopbaanonderbreking Het betreft hier de volledige onderbreking van een voltijdse of een deeltijdse betrekking. Het omvat ook het oude systeem loopbaanonderbreking voor de privésector dat uitdovend is sinds de invoering van het tijdskrediet op 1 januari 2002. Deeltijdse loopbaanonderbreking Het betreft hier een vermindering van de voltijdse prestaties. Het omvat ook het oude systeem loopbaanonderbreking voor de privésector dat uitdovend is sinds de invoering van het tijdskrediet op 1 januari 2002. Thematische verloven: ouderschapsverlof, palliatief verlof en medische bijstand Het betreft hier de drie vormen van thematische onderbreking die zowel voor de privé- als voor de overheidssector van toepassing zijn: Ouderschapsverlof Het ouderschapsverlof biedt de mogelijkheid ofwel zijn arbeidsprestaties gedurende 3 opeenvolgende maanden volledig te onderbreken, ofwel, in geval van een voltijdse betrekking, de arbeidsprestaties gedurende 6 opeenvolgende maanden tot een halftijdse betrekking te verminderen om te zorgen voor jonge kinderen. Palliatief verlof Het palliatief verlof biedt de mogelijkheid zijn arbeidsprestaties volledig te onderbreken of te verminderen gedurende een periode van één maand, eventueel verlengbaar met één maand, om palliatieve zorgen te verstrekken aan een ongeneeslijk ziek persoon. Medische bijstand Het verlof voor medische bijstand biedt de mogelijkheid de loopbaan volledig te onderbreken of de arbeidsprestaties te verminderen om een ernstig ziek gezinslid of familielid tot de tweede graad (broer, zus, ouders, grootouders...) bijstand te verlenen of te verzorgen.

Tijdskrediet Er bestaan 3 vormen van tijdskrediet. Deze 3 vormen van tijdskrediet kunnen aangevraagd worden zonder motief of omwille van één van de motieven bepaald door de reglementering. De toegangsvoorwaarden en de duur van het tijdskrediet verschillen naargelang de aanvraag wordt ingediend zonder of met motief.

Het voltijdse tijdskrediet Ongeacht uw leeftijd biedt het voltijdse tijdskrediet u de mogelijkheid om uw prestaties volledig te schorsen, en zo tijdelijk te stoppen met werken. U kunt een voltijds tijdskrediet aanvragen, ongeacht uw arbeidsregime (voltijds of deeltijds).

76


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

Het 1/2-tijds tijdskrediet Ongeacht uw leeftijd biedt het 1/2-tijds tijdskrediet u de mogelijkheid om uw prestaties te verminderen om 1/2-tijds verder te werken, dit wil zeggen ten belope van 50 % van het voltijdse uurrooster dat bij uw werkgever is vastgelegd. U kunt enkel gebruik maken van het 1/2-tijds tijdskrediet indien u ten minste 3/4-tijds tewerkgesteld bent bij de werkgever bij wie u uw prestaties wenst te verminderen. Het 1/2-tijdse arbeidsregime dat voortvloeit uit het tijdskrediet moet overeengekomen worden in overleg met uw werkgever en schriftelijk vastgesteld worden in een aanhangsel van de arbeidsovereenkomst. Het moet echter gaan om een arbeidsregime dat voorzien is in het arbeidsreglement.

Het tijdskrediet 1/5 Ongeacht uw leeftijd biedt het tijdskrediet 1/5 u de mogelijkheid om uw wekelijkse arbeidsduur te verminderen met 1 dag of 2 halve dagen per week. Het is enkel toegankelijk indien u voltijds werkt bij de werkgever bij wie u uw prestaties wenst te verminderen. Dit voltijdse arbeidsregime moet verdeeld zijn over 5 dagen of meer. De algemene regel die geldt voor het tijdskrediet 1/5 is een vermindering van het voltijdse wekelijkse uurrooster met 1 dag of met 2 halve dagen. Het is echter mogelijk een andere 4/5-tijdse arbeidsorganisatie vast te leggen voor een periode van maximum 12 maanden. Deze mogelijkheid moet voorzien zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst van de sector of van de onderneming. Indien er in de onderneming geen syndicale afvaardiging is, dan moet deze mogelijkheid voorzien zijn in het arbeidsreglement en op voorwaarde dat hierover een schriftelijk wederzijds akkoord wordt gesloten met de werkgever. Wanneer het 4/5-tijdse arbeidsrooster in onderling overleg met de werkgever is overeengekomen, moet het schriftelijk worden vastgelegd in een aanhangsel van de arbeidsovereenkomst.

Aanvullende informatie over de werkloosheidsverzekering kan u in de volgende publicaties van de RVA vinden: Jaarverslag (financiĂŤle gegevens);- Statistisch Jaarboek (betaalstatistieken) en op de website van de RVA: www.rva.fgov.be.

77


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

7.1 Aantal werklozen naar groep en categorie (fysieke eenheden) (jaargemiddelden) Bron: RVA

Volledige werkloosheid UVW-WZ Mannen Vrouwen

Oudere werklozen / Maxivrijstelling Mannen Vrouwen

Andere Mannen Vrouwen

Tijdelijke werkloosheid Mannen Vrouwen

Globale werkloosheid

2009

2010

2011

2012

2013

657.144 434.598

659.380 438.845

634.626 422.199

623.081 417.599

634.422 432.808

230.822 203.776

235.122 203.723

224.876 197.323

225.337 192.262

239.142 193.667

94.801

89.193

83.077

77.064

70.837

48.259 46.542

44.596 44.597

41.381 41.696

38.344 38.721

35.202 35.635

127.745

131.341

129.350

128.418

130.777

32.344 95.401

34.388 96.953

33.544 95.806

33.664 94.753

35.665 95.112

210.864

173.286

140.847

161.340

168.723

172.578 38.287

138.997 34.289

107.994 32.853

126.722 34.617

134.632 34.092

868.008

832.666

775.473

784.421

803.146

7.2 Effectieven, UVW-WZ naar vijfjarige leeftijdsklassen (fysieke eenheden) (jaargemiddelden) Bron: RVA

2009

2010

2011

2012

2013

Mannen jonger dan 20 jaar 20 - 25 jaar 25 - 30 jaar 30 - 35 jaar 35 - 40 jaar 40 - 45 jaar 45 - 50 jaar 50 - 55 jaar 55 - 60 jaar 60 jaar en ouder

230.822 3.319 32.312 34.228 28.923 27.244 26.769 26.238 29.402 20.578 1.808

235.122 3.267 31.695 34.229 29.755 27.426 26.871 26.783 29.574 23.438 2.083

224.876 2.809 28.643 31.525 28.557 25.871 25.760 25.903 28.511 24.892 2.407

225.337 2.003 28.471 32.082 28.965 26.035 25.651 25.810 27.938 25.501 2.879

239.142 1.832 30.939 35.022 30.709 27.436 27.005 26.713 28.752 27.229 3.505

Vrouwen jonger dan 20 jaar 20 - 25 jaar 25 - 30 jaar 30 - 35 jaar 35 - 40 jaar 40 - 45 jaar 45 - 50 jaar 50 - 55 jaar 55 - 60 jaar 60 jaar en ouder

203.776 2.551 27.354 31.080 25.589 23.948 22.538 21.234 28.776 19.684 1.021

203.723 2.458 26.572 30.967 25.980 23.347 22.146 20.748 27.058 23.175 1.273

197.323 2.147 24.995 29.581 25.533 22.252 21.373 20.200 25.073 24.543 1.626

192.262 1.442 23.620 29.020 25.589 21.884 21.031 19.576 23.487 24.555 2.058

193.667 1.238 24.230 30.454 25.887 21.688 20.824 19.370 22.441 24.942 2.594

Totaal

434.598

438.845

422.199

417.599

432.808

78


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

7.3 Volledige - en tijdelijke werkloosheid: gemiddeld aantal, dagen, gemiddelde daguitkering, uitgaven Bron: RVA

2009 Volledige werkloosheid Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Tijdelijke werkloosheid Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

2010

2011

2012

2013

562.566 562.770 537.431 526.932 534.109 176.047.947 176.057.164 168.162.238 164.985.490 167.680.991 33,29 33,71 34,74 36,04 37,16 5.861.674 5.938.265 5.843.136 5.944.019 6.211.527 60.566 18.905.837 55,55 1.052.999

49.507 15.389.969 56,32 872.802

35.895 11.245.277 57,63 647.474

40.962 12.796.478 59,81 766.774

42.913 13.415.191 61,37 824.352

Globale werkloosheid 567.894 577.022 Gemiddeld aantal 623.132 612.278 573.326 194.953.783 191.447.133 179.407.515 177.781.968 181.096.182 Dagen Gemiddelde daguitkering (euro) 35,45 35,54 36,17 37,75 38,96 Uitgaven (duizend euro) 6.914.673 6.811.067 6.490.610 6.710.793 7.035.879

79


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

7.4 Werkloosheid - Andere uitkeringen Bron: RVA

2009

2010

2011

2012

2013

Onthaalouders Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

3.742 99,77 4.481

3.636 102,70 4.480

3.484 105,08 4.393

3.170 110,95 4.221

3.142 111,25 4.194

Jeugdvakantiegeld Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

2.872 532 168.711 46,26 7.703

2.574 472 149.726 46,68 6.903

2.725 487 154.309 48,01 7.313

2.735 497 156.935 49,05 7.628

2.740 479 151.368 50,63 7.585

113 24 7.580 43,52 327

151 31 9.827 45,40 442

230 46 14.681 46,75 678

215 43 13.690 47,82 648

212 40 12.702 48,61 610

-

5 85,28 5

9 96,70 11

6 107,92 7

5 99,69 6

-

2.274 1.135,39 30.985

3.524 1.123,31 47.506

3.366 1.389,60 56.133

4.169 1.591,11 79.595

409 74,87 368

1.341 75,57 1.216

1.236 77,79 1.154

1.229 79,58 1.174

942 81,18 917

7.137 12.878

9.981 44.032

11.208 61.054

10.721 69.811

11.209 92.907

Seniorvakantiegeld Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Overgang van zwaar naar licht werk Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Ontslagpremie (1) Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Kinderopvangtoeslag Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Totaal andere uitkeringen Fysieke eenheden (jaargemid.) Uitgaven (duizend euro) (1) V贸贸r 2012: Crisispremie.

80


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

7.5 Activering van de werkloosheidsuitkeringen Bron: RVA

2009

2010

2011

2012

2013

Vrijgestelden om reden van PWA-activiteiten Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

1.465 1.442 451.897 30,54 13.785

1.425 1.407 440.862 30,93 13.624

1.361 1.342 420.509 32,15 13.507

1.350 1.332 417.386 33,12 13.805

1.369 1.348 424.154 33,97 14.338

Doorstromingsprogramma's Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

5.693 413,88 28.275

5.213 415,56 25.994

4.900 410,42 24.132

4.846 413,92 24.069

4.859 414,19 24.153

SINE Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

11.093 455,49 60.632

11.626 456,15 63.641

11.400 457,54 62.591

10.953 458,67 60.287

10.876 459,51 59.969

34.252 384,93 158.215

45.781 523,25 287.457

74.201 633,37 563.959

57.114 569,12 390.056

31.975 368,38 141.348

14 371,33 63

229 393,56 1.083

592 396,74 2.816

Activa (1) Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Activa voor personen met een handicap Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Startbaanovereenkomsten (2) Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Opleidingsmaatregelen (3) Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Werkhervatting door oudere werklozen Fysieke eenheden (jaargemiddelde) Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Totaal activering van de werkloosheidsuitkeringen Fysieke eenheden (jaargemid.) Gemid. maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

-

-

439 348,49 1.835

251 358,42 1.078

216 351,25 911

349 345,68 1.449

315 346,23 1.307

2.163 1.750 547.294 16,73 9.164

2.390 1.910 597.305 17,10 10.221

2.531 1.989 622.675 17,51 10.901

2.348 1.843 578.086 18,08 10.430

2.650 2.061 647.592 19,33 12.470

9.029 182,75 19.802

13.060 183,04 28.685

17.396 182,80 38.161

20.116 182,23 43.989

19.382 184,45 42.902

64.134 379,03 291.707

79.746 450,08 430.699

112.019 531,33 714.227

97.305 466,89 545.169

72.017 346,33 299.303

(1) Het betreft een groepering van het oorspronkelijke Plan Activa, het Plan Activa PVP (preventie- en veiligheidspersoneel) en het WIN-WIN-aanwervingsplan (niet meer van toepassing sinds 01.01.2012). (2) Het jongeren-activa plan inbegrepen. (3) Het betreft een groepering van de opleidingsuitkering, de stage-uitkering, de vestigingsuitkering en de instapstage-uitkering. 81


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

7.6 Werkloosheid met bedrijfstoeslag - SWT (voorheen brugpensioen): effectieven (fysieke eenheden) (jaargemiddelden) Bron: RVA

Voltijds SWT Mannen Vrouwen

Halftijds SWT Mannen Vrouwen

Totaal SWT

2009

2010

2011

2012

2013

117.529

120.322

119.218

115.042

111.347

91.391 26.137

91.469 28.853

88.814 30.405

84.303 30.739

80.370 30.977

582

624

663

686

504

479 103

501 124

511 152

523 163

380 124

118.111

120.946

119.881

115.728

111.851

7.7 Werkloosheid met bedrijfstoeslag - SWT (voorheen brugpensioen): gemiddeld aantal, dagen, gemiddelde daguitkering, uitgaven Bron: RVA

2009 Voltijds SWT Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Halftijds SWT Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro) Totaal SWT Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

2010

2011

2012

2013

114.747 117.334 116.181 112.091 107.884 35.913.059 36.720.582 36.355.391 35.083.669 33.867.476 41,75 43,26 44,94 46,27 47,51 1.499.323 1.588.732 1.634.240 1.623.200 1.604.313 576 180.216 14,22 2.564

618 193.517 14,39 2.784

654 204.546 14,79 3.027

675 211.320 15,19 3.210

497 155.843 15,53 2.415

115.324 117.953 116.835 112.766 108.381 36.093.274 36.914.099 36.559.937 35.294.988 34.023.319 41,61 43,11 44,77 46,08 47,36 1.501.887 1.591.516 1.637.267 1.626.410 1.606.728

82


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

7.8 Loopbaanonderbreking en tijdskrediet: effectieven (fysieke eenheden) (jaargemiddelden) Bron: RVA

2009 Volledige onderbreking Loopbaanonderbreking

2010

2011

2012

2013

25.353 16.347

24.685 16.288

24.280 16.486

23.289 16.422

22.776 16.758

Mannen Vrouwen

2.748 13.599

2.599 13.690

2.798 13.688

3.011 13.411

3.142 13.616

Tijdskrediet

9.006

8.397

7.794

6.867

6.018

Mannen Vrouwen

2.226 6.781

2.056 6.341

1.890 5.904

1.598 5.268

1.385 4.633

227.075 108.336

240.890 116.968

247.009 119.017

248.729 119.205

246.751 120.042

30.521 77.815

33.761 83.207

34.245 84.772

33.833 85.372

34.394 85.648

118.740

123.922

127.992

129.525

126.710

46.256 72.483

47.813 76.109

49.016 78.976

49.435 80.089

47.422 79.288

252.429

265.575

271.290

272.018

269.527

Vermindering van prestaties Loopbaanonderbreking Mannen Vrouwen

Tijdskrediet Mannen Vrouwen

Totaal loopbaanonderbreking en tijdskrediet

7.9 Loopbaanonderbreking en tijdskrediet: gemiddeld aantal, dagen, gemiddelde maanduitkering, uitgaven Bron: RVA

Volledige onderbreking Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

2009

2010

2011

2012

2013

23.198 7.237.746 448,19 136.357

22.382 6.983.280 448,42 132.833

21.942 6.845.809 461,41 134.438

20.875 6.513.053 475,03 132.752

20.133 6.281.404 487,88 133.342

Vermindering van prestaties Gemiddeld aantal Dagen Gemiddelde maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

225.311 238.965 244.923 246.546 244.503 70.297.093 74.556.937 76.416.109 76.922.327 76.284.930 225,00 224,83 229,38 234,20 235,23 613.094 649.899 679.898 699.035 696.534

Totaal loopbaanonderbreking en tijdskrediet Gemiddeld aantal Dagen Gemid. maanduitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

248.509 261.347 266.865 267.421 264.636 77.534.839 81.540.217 83.261.918 83.435.380 82.566.334 247,41 245,61 250,14 254,82 256,58 749.452 782.731 814.336 831.787 829.876

83


I. Het stelsel voor werknemers

7. Werkloosheid (RVA)

7.10 Synthesetabel: uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen, werkloosheid met bedrijfstoeslag, loopbaanonderbreking en tijdskrediet (duizend euro) (1) Bron: RVA

2009

2010

2011

2012

2013

Werkloosheidsuitkeringen Volledige werkloosheid Tijdelijke werkloosheid

7.269.642 5.912.425 1.052.999

7.352.850 6.005.408 872.801

7.350.716 5.927.961 647.474

7.416.169 6.034.415 766.774

7.513.405 6.296.844 824.352

Voorschotten UI, deel RVA Voorschotten UI, deel FSO

733.309 319.690

608.848 263.953

452.105 195.369

534.304 232.470

574.509 249.843

12.511

43.942

61.054

69.811

92.907

4.481 7.703 327

4.480 6.818 438

4.393 7.313 678

4.221 7.628 648

4.194 7.585 610

-

5 30.985 1.216

11 47.506 1.154

7 56.133 1.174

6 79.595 917

291.707

430.699

714.227

545.169

299.302

1.507.251

1.565.059

1.653.211

1.626.170

1.610.853

747.423

782.223

814.137

832.884

832.808

9.524.316

9.700.132

9.818.064

9.875.223

9.957.066

Andere uitkeringen Onthaalouders Jeugdvakantiegeld Seniorvakantiegeld Overgang van zwaar naar licht werk Ontslagpremie Kinderopvangtoeslag

Activering van de werkloosheid Werkloosheid met bedrijfstoeslag (2) Loopbaanonderbreking en tijdskrediet Totaal

0

(1) Voorschotten aan de uitbetalingsinstellingen. (2) De inhouding op de conventionele brugpensioenen en op de verhoogde werkloosheidsuitkeringen toegestaan aan de oudere ontslagen of volledig werkloze grensarbeiders (wet van 30.3.1994 en wet van 21.12.1994) wordt afgetrokken van de uitgaven voor brugpensioenen. Vanaf 1997 wordt deze inhouding verhoogd tot 3 %.

84


Inhoudstafel I. Het stelsel voor werknemers

8. Mijnwerkers (RIZIV)

8. Mijnwerkersinvaliditeitspensioenen 8.0 Methodologische nota Een invaliditeitspensioen wordt toegekend aan mijnwerkers die, ingevolge ziekte, arbeidsongeschikt zijn. De aanvraag voor een invaliditeitspensioen dient in principe binnen de twee jaar na effectieve stopzetting van het werk in de mijn ingediend te zijn. Er dient een zekere voorwaarde inzake anciënniteit vervuld te zijn om recht te hebben op een invaliditeitspensioen. In principe betreft dit voor tewerkstelling in de ondergrond minimum vijf effectieve dienstjaren en voor bovengrondse tewerkstelling minimum tien jaren dienst. Het invaliditeitspensioen kan verkregen worden na een periode van primaire arbeidsongeschiktheid van zes maanden. Het bedrag van het invaliditeitspensioen wordt bepaald op basis van de hoedanigheid van de werknemer (ondergrondse of bovengrondse mijnwerker) en het aantal personen ten laste. Het betreft een vastgesteld jaarbedrag dat gekoppeld is aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. Het invaliditeitspensioen wordt maandelijks uitbetaald. De gerechtigden op een invaliditeitspensioen ontvangen eveneens een verwarmingstoelage. Deze wordt toegekend per maandelijkse fracties van één twaalfde van het jaarbedrag. Deze toelage is eveneens gebonden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. De wegens invaliditeit gepensioneerden hebben bovendien recht op een vakantiegeld en een aanvullend vakantiegeld dat jaarlijks uitbetaald wordt. Het invaliditeitspensioen is niet meer verschuldigd wanneer de mijnwerker in rustpensioen treedt of de leeftijd van 65 jaar bereikt. Het invaliditeitspensioen wordt niet meer uitgekeerd wanneer de arbeidsongeschiktheid in de mijn niet meer bewezen is. Door de sluiting van de mijnen in België is het stelsel van de invaliditeitspensioenen voor mijnwerkers een uitdovend stelsel. Sinds de afschaffing van het NPM, op 01.01.1999, wordt invaliditeitspensioenen voor mijnwerkers verzekerd door het RIZIV.

de

uitbetaling

van

de

De opgenomen tabellen geven telkens het aantal gerechtigden – het betreft in feite driemaal dezelfde reeks –, de gemiddelde jaarlijkse uitkering per gerechtigde en de uitgaven voor sociale prestaties. En dit voor: invaliditeitspensioenen (tab. 8.1), pensioenaanvulling (tab. 8.2) en verwarmingstoelage (tab. 8.3)

85


I. Het stelsel voor werknemers

8. Mijnwerkers (RIZIV)

8.1 Invaliditeitspensioenen Bron: RIZIV (cel Mijnwerkers)

2009 Aantal gevallen Gemiddelde jaarlijkse uitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

(1)

2010

209 12.962 2.709

170 13.318 2.264

2011 144 14.306 2.060

2012 126 14.611 1.841

2013 (2) 112 15.375 1.722

8.2 Pensioenaanvulling Bron: RIZIV (cel Mijnwerkers)

2009 Aantal gerechtigden Gemiddelde jaarlijkse uitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

(1)

2010

209 641 134

170 647 110

2011 144 701 101

2012 126 697 88

2013 (2) 112 732 82

8.3 Verwarmingstoelage Bron: RIZIV (cel Mijnwerkers)

2009 Aantal gerechtigden Gemiddelde jaarlijkse uitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

(1)

2010

209 785 164

170 812 138

(1) Brutobedragen (jaargegevens). (2) Voorlopige cijfers

86

2011 144 903 130

2012 126 911 115

2013 (2) 112 1.000 112


Inhoudstafel I. Het stelsel voor werknemers

9. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

9. Stelsel van de Zeelieden 9.0 Methodologische nota Geneeskundige verzorging De sociale zekerheid van de zeelieden ter koopvaardij wordt geregeld door de besluitwet van 07.02.1945, welke een afzonderlijke regeling voor de zeelieden ter koopvaardij heeft ingesteld. De Hulp- en Voorzorgskas staat in voor de betaling van de prestaties van de ziekte- en invaliditeitsverzekering voor zeelieden. Inzake geneeskundige verzorging bestaan dezelfde tegemoetkomingen als in de algemene regeling voor werknemers met uitbreiding tot enkele bijkomende verstrekkingen verbonden aan de bijzondere risico’s van het zeemansberoep. Voorbeelden hiervan zijn inentingen tegen tropische ziekten en gevallen van repatriëring bij ziekte in het buitenland. Een verschil ten opzichte van de algemene regeling is ook dat de geneeskundige verzorging van de zeeman tijdens de zeereis ten laste is van de reder.

Uitkeringen In de uitkeringsverzekering van de zeelieden onderscheidt men drie prestaties, met name de uitkeringen voor primaire arbeidsongeschiktheid, de invaliditeitsvergoedingen en de begrafenisuitkeringen. De uitkering voor primaire arbeidsongeschiktheid wordt gedurende het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid uitgekeerd en bedraagt 60 % van de per bezoldigingscategorie vastgestelde éénvormige dagbezoldigingen. Duurt de arbeidsongeschiktheid langer dan een jaar, dan wordt aan de verzekerde een invaliditeitsvergoeding toegekend. Deze vergoeding is gelijk aan 65 % van de vastgestelde éénvormige dagbezoldigingen voor werknemers met gezinslast. Voor de verzekerde zonder gezinslast bedraagt de invaliditeitsvergoeding 43,5 % van de éénvormige dagbezoldiging.

Wachtgeld en brugpensioenen De Pool der Zeelieden ter koopvaardij werd in 1945 opgericht als bijzonder werkloosheidsorgaan voor de werknemers tewerkgesteld in de koopvaardij (Besluitwet van 12.05.1945). Aldus werd door België tegemoet gekomen aan de wens uitgedrukt in artikel 34 van het “Internationaal Charter der zeelieden” om de precaire arbeidssituatie van de zeelieden te stabiliseren als tegenprestatie voor de bewezen diensten in de oorlog. De basisreglementering van de Pool werd herzien bij de wet van 25.02.1964 houdende inrichting van een Pool van de Zeelieden ter koopvaardij. De inschrijving in de Pool is een primaire vereiste om aan boord van een schip arbeidsprestaties te kunnen leveren. De inschrijving van een zeeman die een andere nationaliteit bezit dan de Belgische, wordt gelijkgesteld met een arbeidsvergunning. De ingeschrevenen hebben recht op wachtgeld indien zij “ingevolge omstandigheden onafhankelijk van hun wil van werk verstoken zijn”. Het dagelijks uitkeringsbedrag (bij KB vastgesteld) verschilt naargelang de categorie van rang waarin de gerechtigde op wachtgeld is ingedeeld. De uitbetaling ervan geschiedt door de representatieve organisaties van de zeelieden.

87


I. Het stelsel voor werknemers

9. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

Het werkloosheidsregime is bijzonder in deze zin dat aan de werknemers in de koopvaardij een ruime vastheid van betrekking wordt gegarandeerd: tussen de reizen in worden aan de niet aangeworven zeelieden - met uitzondering van de officieren in vast dienstverband - wachtgelden door de Pool verleend. De zeevaartindustrie en het specifieke karakter van het zeemanschap vergen een bijzondere professionele vorming. Cursussen worden georganiseerd voor de scheepsofficieren en scheepsgezellen afzonderlijk, of voor beiden gezamenlijk. De opleiding heeft plaats aan boord van het schip, hetzij rechtstreeks onder gezag van de Pool hetzij in samenwerking met de rederijen. Ook dagcursussen kunnen aan een technische school gevolgd worden. Het recht op wachtgeld wordt behouden tijdens de opleidings- en vervolmakingscycli. Voor de beschrijving van de tabellen wordt, wat de geneeskundige verzorging betreft, verwezen naar de methodologische nota bij het gedeelte geneeskundige verzorging. Vanaf 2009 (Programmawet van 17.06.2009) werd de Pool der zeelieden geïntegreerd in de Hulpen voorzorgskas voor zeevarenden. De HVKZ is vanaf dat jaar bevoegd voor de toepassing van de reglementering werkloosheidsverzekering van de zeelieden. Synthesetabel (tabel 9.1) Deze tabel geeft het overzicht van de uitgaven voor sociale prestaties voor de takken waaraan de zeelieden onderworpen zijn: geneeskundige verzorging, uitkeringen, werkloosheid en brugpensioenen. Daarnaast zijn tevens posten voorzien voor het begeleidingsplan en de beroepsopleiding, die in feite een detail zijn van de deelsector wachtgeld en brugpensioenen.

Geneeskundige verzorging (tabellen 9.2-9.6) Tabel 9.2 geeft het ledental per categorie uitkeringsgerechtigden op 30 juni weer. In tabel 9.3 vindt u de gemiddelde jaarlijkse kost per gerechtigde uitgesplitst naar PUG en WIGW. Tabellen 9.4-9.6 geven respectievelijk het aantal gevallen of dagen, de gemiddelde geïndexeerde kost en de uitgaven steeds voor alle categorieën van gerechtigden samen (PUG + WIGW) en volgens hoofdrubriek. Uitkeringen (tabellen 9.7 en 9.8) Tabel 9.7 geeft het ledental, d.w.z. de verzekerde bevolking voor primaire arbeidsongeschiktheid en tabel 9.8 geeft het aantal gerechtigden op een invaliditeitsuitkering. In beide tabellen worden ook het aantal vergoede dagen, de gemiddelde daguitkering en de uitgaven opgenomen voor respectievelijk primaire arbeidsongeschiktheid en invaliditeit. Wachtgeld en brugpensioenen (tabellen 9.9 en 9.10) Tabellen 9.9 en 9.10 geven het aantal rechthebbenden, het aantal vergoede dagen, de gemiddelde daguitkering en de uitgaven voor respectievelijk wachtgeld en brugpensioenen. Voor wachtgeld en brugpensioenen is er een opsplitsing zeevarenden – shoregangers, voor de beroepsopleiding wordt er een onderscheid gemaakt tussen officieren en scheepsgezellen.

88


I. Het stelsel voor werknemers

9. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

Zeegewenning (tabel 9.11) Tabel 9.11 geeft het aantal rechthebbenden, aantal vergoede dagen en de gemiddelde daguitkering. De zeegewenning heeft als wettelijke basis het K.B. van 19 december 2012.

Voor algemene aanvullende informatie over het Stelsel der Zeelieden verwijzen we naar de website van de HVKZ: www.hvkz-cspm.fgov.be.

89


I. Het stelsel voor werknemers

9. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

9.1 Synthesetabel: uitgaven voor de geneeskundige verzorging, uitkeringen, wachtgeld, brugpensioenen en zeegewenning (duizend euro) Bron: HVKZ

2009 Geneeskundige verzorging Uitkeringen Primaire arbeidsongeschiktheid Invaliditeit Begrafenisuitkeringen Wachtgeld Brugpensioenen Beroepsopleiding Zeegewenning Totaal

2010

2011

2012

2013

5.694 1.609 296 1.311 2

5.000 1.516 351 1.163 2

8.011 1.556 418 1.136 2

6.421 1.345 311 1.032 3

6.617 1.338 447 889 2

1.600 581 67

1.435 368 0

1.425 170 0

1.267 64 0

1.128 0 52

-

-

-

37

-

9.550

8.320

11.162

9.134

9.135

90


I. Het stelsel voor werknemers

9. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

9.2 Geneeskundige verzorging : ledental per categorie uitkeringsgerechtigden (personen ten laste inbegrepen) Bron: HVKZ

Toestand op 30 juni

2009

2010

2011

2012

2013

Primaire uitkeringsgerechtigden (PUG)

1.450

1.509

1.398

1.353

1.339

Weduwen, invaliden, gepensioneerden, wezen (WIGW)

1.211

1.179

1.142

1.129

1.105

952 259

939 240

914 228

912 217

903 202

102

88

75

65

54

84 18

74 14

63 12

51 14

40 14

891

890

869

868

860

waarvan "75 %" waarvan "100 %"

720 171

729 161

719 150

726 142

730 130

Weduwen en wezen

218

201

198

196

191

waarvan "75 %" waarvan "100 %"

148 70

136 65

132 66

135 61

133 58

2.661

2.688

2.540

2.482

2.444

waarvan "75 %" waarvan "100 %" Invaliden waarvan "75 %" waarvan "100 %" Gepensioneerden

Totaal

9.3 Geneeskundige verzorging: gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende (euro) Bron: HVKZ

2009 Primaire uitkeringsgerechtigden (PUG) Weduwen, invaliden, gepensioneerden, wezen (WIGW)

2010

2011

2012

2013

619

592

690

423

512

3.948

3.469

6.130

5.116

5.916

91


I. Het stelsel voor werknemers

9. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

9.4 Geneeskundige verzorging: aantal gevallen (g) of dagen (d) naar hoofdrubriek Bron: HVKZ

2009 Geneesheren en klinische biologie Huisartsen en specialisten (g) Medische beeldvorming (g) Klinische biologie (g) Andere bijzondere prestaties (g) Chirurgie en anesthesiologie (g) Bevall. en verlosk. door artsen (g) Toezicht en permanentie (g)

2010

2011

2012

2013

112.829 14.297 5.390 75.618 7.905 3.489 22 6.108

99.210 13.522 4.694 66.491 6.704 3.291 17 4.491

150.548 13.867 8.214 101.990 11.474 4.822 75 10.106

117.321 13.467 6.261 79.331 7.631 4.218 25 6.388

113.927 12.484 5.490 78.419 7.436 3.915 28 6.155

Farmaceutische verstrekkingen (g) (1)

40.828

35.672

42.193

34.773

34.756

Ziekenhuizen (d)

10.700

10.420

20.038

14.204

15.365

Verpleegkundige zorgen Verpleegkundigen (thuiszorgen) (g) Rustoorden bejaarde personen (g) Andere (g)

29.019 22.268 6.282 469

31.389 25.101 5.891 397

37.753 28.499 8.848 406

67.264 31.938 34.941 385

65.153 29.452 35.049 652

Tandartsen (g)

3.883

3.473

3.676

3.051

3.233

Kinesitherapeuten (g)

5.471

5.992

5.953

8.474

8.568

21.759

21.813

34.428

13.732

12.841

Andere verstrekkingen (g)

(1) Vanaf 2005 gebruikt de HVKZ in zijn statistieken dezelfde berekening als het RIZIV.

92


I. Het stelsel voor werknemers

9. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

9.5 Geneeskundige verzorging : gemiddelde ge誰ndexeerde kost naar hoofdrubriek (euro) Bron : HVKZ

2009

2010

2011

2012

2013

Geneesheren en klinische biologie Huisartsen en specialisten Medische beeldvorming Klinische biologie Andere bijzondere prestaties Chirurgie en anesthesiologie Bevall. en verlosk. door artsen Toezicht en permanentie

19,29 35,07 2,76 44,40 56,46 90,91 12,28

20,26 36,22 2,89 47,29 56,82 58,82 13,36

20,41 35,79 3,19 45,76 64,70 93,33 11,38

20,72 37,53 3,39 51,11 66,15 80,00 14,25

21,63 38,07 3,02 56,62 68,97 71,43 14,30

Farmaceutische verstrekkingen (1)

30,59

30,69

43,02

40,00

39,62

150,28

123,80

123,89

120,74

115,13

Verpleegkundige zorgen Verpleegkundigen (thuiszorgen) Rustoorden bejaarde personen Andere

10,64 34,54 76,75

9,20 34,63 88,16

8,81 25,43 100,98

7,42 22,72 114,29

8,28 24,71 115,03

Tandartsen

28,59

28,79

29,65

28,19

30,00

Kinesitherapeuten

14,26

15,02

14,78

11,33

12,96

Andere verstrekkingen

38,28

33,74

31,72

32,11

38,86

Ziekenhuizen

(1) Vanaf 2005 gebruikt de HVKZ in zijn statistieken dezelfde berekening als het RIZIV.

93


I. Het stelsel voor werknemers

9. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

9.6 Geneeskundige verzorging: uitgaven naar hoofdrubriek (duizend euro) Bron: HVKZ

2009

2010

2011

2012

2013

Geneesheren en klinische biologie Huisartsen en specialisten Medische beeldvorming Klinische biologie Andere bijzondere prestaties Chirurgie en anesthesiologie Bevall. en verlos. door artsen Toezicht en permanentie

1.306 283 189 209 351 197 2 75

1.201 274 170 192 317 187 1 60

1.861 283 294 325 525 312 7 115

1.545 279 235 269 390 279 2 91

1.497 270 209 237 421 270 2 88

Farmaceutische verstrekkingen

1.249

1.095

1.815

1.391

1.377

Ziekenhuizen

1.608

1.290

2.483

1.715

1.769

Verpleegkundige zorgen Verpleegkundigen (thuiszorgen) Rustoorden bejaarde personen Andere

490 237 217 36

470 231 204 35

517 251 225 41

1.075 237 794 44

1.185 244 866 75

Tandartsen

111

100

109

86

97

78

90

88

96

111

833

736

1.092

441

499

5.675

4.982

7.965

6.349

6.535

Kinesitherapeuten Andere verstrekkingen Totaal

94


I. Het stelsel voor werknemers

9. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

9.7 Primaire arbeidsongeschiktheid: ledental, aantal vergoede dagen, gemiddelde daguitkering, uitgaven Bron: HVKZ

2009

2010

2011

2012

2013

Mannen Ledental (1) Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

998 3.773 66,00 249

1.066 4.363 65,55 286

959 5.292 72,82 385

928 4.175 68,50 286

922 5.716 74,35 425

Vrouwen Ledental (1) Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

58 644 68,32 44

56 926 69,11 64

52 484 69,43 34

45 289 79,58 23

44 318 66,04 21

Totaal Ledental (1) Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

1.056 4.417 66,51 293

1.122 5.289 66,18 350

1.011 5.776 72,54 419

973 4.464 69,22 309

966 6.034 73,91 446

(1) Primaire uitkeringsgerechtigden.

9.8 Invaliditeit: aantal gevallen, aantal vergoede dagen, gemiddelde daguitkering, uitgaven Bron: HVKZ

2009

2010

2011

2012

2013

Mannen Aantal gevallen Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

67 21.157 58,70 1.242

58 18.542 59,43 1.102

52 17.554 60,74 1.066

45 18.342 52,39 961

38 13.450 60,89 819

Vrouwen Aantal gevallen Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

5 1.451 46,18 67

4 1.267 48,93 62

4 1.252 48,93 67

4 1.252 55,11 69

4 1.252 55,91 70

72 22.608 57,90 1.309

62 19.809 58,76 1.164

56 18.806 60,25 1.133

49 19.594 52,57 1.030

42 14.702 60,47 889

Totaal Aantal gevallen Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

95


I. Het stelsel voor werknemers

9. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

9.9 Wachtgeld: aantal rechthebbenden, aantal vergoede dagen, gemiddelde daguitkering, uitgaven Bron: HVKZ

2009

2010

2011

2012

2013

Zeevarenden Aantal rechthebbenden Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

11 2.743 47,44 130

13 1.567 47,22 74

24 2.317 48,77 113

19 1.660 50,60 84

11 1.180 51,29 61

Shoregangers Aantal rechthebbenden Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

24 8.603 59,08 508

23 4.977 59,47 296

17 4.098 61,01 250

16 3.050 62,62 191

12 2.704 64,07 173

Programmawet 8.4.2003 Aantal rechthebbenden Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

32 9.139 42,32 387

36 9.350 42,57 398

35 9.095 43,76 398

31 8.619 44,90 387

30 8.475 45,85 389

Vrijstelling stempelcontrole Aantal rechthebbenden Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

38 11.042 52,05 575

39 12.304 54,21 667

52 7.353 61,06 666

45 10.416 57,99 604

38 8.657 58,42 506

Beroepsopleiding Aantal rechthebbenden Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

25 1.666 39,99 67

0 0 0

0 0 0

0 0 0

0 0 0

1.667

1.435

1.427

1.266

1.129

Totaal Uitgaven (duizend euro)

9.10 Brugpensioenen: aantal rechthebbenden, aantal vergoede dagen, gemiddelde daguitkering, uitgaven Bron: HVKZ

2009

2010

2011

2012

2013

Zeevarenden Aantal rechthebbenden Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

40 12.434 44,91 558

31 7.894 44,72 353

17 3.300 46,06 152

6 1.380 46,38 64

0 0 0

Shoregangers Aantal rechthebbenden Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

2 389 59,08 23

1 261 59,48 15

1 260 61,54 16

0 0 0

0 0 0

581

368

168

64

0

Totaal Uitgaven (duizend euro)

96


I. Het stelsel voor werknemers

9. Stelsel van de zeelieden (HVKZ)

9.11 Zeegewenning: aantal rechthebbenden, aantal vergoede dagen, gemiddelde daguitkering, uitgaven Bron: HVKZ

2009 Kadetten Aantal rechthebbenden Aantal vergoede dagen Gemiddelde daguitkering (euro) Uitgaven (duizend euro)

2010 -

2011 -

97

2012 -

23 845 41,42 35

2013 34 1.219 42,45 52


98


II Het stelsel van de zelfstandigen 2009-2013

99


100


Statistieken

1. Sociaal statuut (RSVZ) 1.0 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5

103

Methodologische nota Aantal verzekeringsplichtigen voor het sociaal statuut naar leeftijdsklasse Aantal verzekeringsplichtigen voor het sociaal statuut naar bijdragecategorie en geslacht Vergelijkende tabel tussen de effectieven sociaal statuut en de in de ZIVverzekerde gerechtigden (zelfstandigen / enige activiteit) Evolutie van de aan bijdragen onderworpen geherwaardeerde inkomsten van de zelfstandigen HerwaarderingscoĂŤfficiĂŤnt voor de bijdrageberekening

2. Uitkeringen (RIZIV) 2.0 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13 2.14 2.15 2.16

109

Methodologische nota Verzekerde bevolking naar statuut, leeftijdsklasse en geslacht (ledentallen) Aantal invaliden naar leeftijdsklasse en geslacht Evolutie van het ledental Primaire arbeidsongeschiktheid: ziektecijfer Primaire arbeidsongeschiktheid: aantal vergoede dagen Primaire arbeidsongeschiktheid: gemiddelde daguitkering Primaire arbeidsongeschiktheid: totaal bedrag van de basisuitgaven Invaliditeit: aantal gevallen Invaliditeit: aantal vergoede dagen Invaliditeit: gemiddelde daguitkering Invaliditeit: totaal bedrag van de basisuitgaven Moederschap: verzekerde bevolking Moederschap en adoptie: aantal gevallen Moederschap en adoptie: gemiddelde uitkering per geval Moederschap en adoptie: totaal bedrag van de uitgaven Synthesetabel: uitgaven voor de uitkeringsverzekering

101


3. Pensioenen (RVP) 3.0 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5

119

Methodologische nota Aantal begunstigden van een rust- en/of overlevingspensioen dat in januari wordt betaald Gemiddeld bedrag van de rust- en/of overlevingspensioenen die in januari worden betaald Pensioenuitgaven per categorie (voorwaardelijk of onvoorwaardelijk pensioen) Rechthebbenden naar pensioensoort, leeftijdsklasse en geslacht Synthesetabel: uitgaven voor de pensioenen

4. Gezinsbijslag (RSVZ) 4.0 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8

125

Methodologische nota Aantal rechtgevende kinderen naar type van prestatie en naar schaal Gemiddelde jaarlijkse kost per rechtgevend kind of geboorte Aantal rechtgevende kinderen volgens leeftijdsklasse en volgens hun recht op bijslag, inclusief kinderen met een handicap Aantal rechtgevende kinderen naar rang Kraamgeld en adoptiepremie (aantal uitkeringen) Aantal rechtgevende kinderen naar schaal en leeftijdsklasse Aantal rechtgevende kinderen naar schaal en rang Synthesetabel: uitgaven voor de gezinsbijslagen

5. Faillissementsverzekering (RSVZ) 5.0 5.1

133

Methodologische nota Evolutie van het aantal gevallen en van de uitgaven

102


Inhoudstafel II. Het stelsel voor zelfstandigen

1. Sociaal statuut (RSVZ)

1. Sociaal statuut 1.0 Methodologische nota De weergegeven statistieken bieden een overzicht van de voornaamste bepalende factoren met betrekking tot de heffing van sociale bijdragen voor het sociaal statuut van zelfstandigen. We vermelden hierbij dat de geheven bijdragen voor de sociale verzekering van de zelfstandigen berekend worden in functie van het belastbaar inkomen van deze zelfstandigen drie jaar voordien. Ten titel van voorbeeld is het zo dat de sociale bijdragen voor een zelfstandige, verschuldigd voor 2013, berekend zullen worden op basis van zijn (of haar) belastbaar inkomen van 2010. Vanaf 1 januari 2014 worden de sociale bijdragen voor de zelfstandigen anders berekend. (cf. http://www.socialsecurity.fgov.be/docs/nl/specifieke_info/zelfstandigen/bijdragen-2014.pdf)

Effectieven (tabellen 1.1 en 1.2) Voor de effectieven werden twee tabellen opgenomen. De eerste heeft betrekking op de verzekeringsplichtigen (zelfstandigen en helpers) voor het sociaal statuut opgesplitst per leeftijdsklasse. De tweede tabel splitst hetzelfde totaal op naar het onderscheid zelfstandige of helper. Vervolgens worden de subtotalen verder onderverdeeld volgens het criterium hoofdbezigheid, nevenbezigheid of activiteit na pensioenleeftijd.

Coherentie van de effectieven (tabel 1.3) Het doel van tabel 1.3 is het verschil tussen het begrip verzekeringsplichtige voor het sociaal statuut en het gerechtigd zijn als zelfstandige in de ziekteverzekering te illustreren. We hebben in deze tabel de RIZIV-cijfers over ledentallen zelfstandigen geplaatst naast de RSVZ-cijfers voor de variabele die het meest nauw aansluit met het begrip “gerechtigde zelfstandige”, zoals dat bij het RIZIV gehanteerd wordt. De voornaamste verklaring voor het vastgestelde verschil ligt bij de “starters” die in het algemeen een stage doen van zes maanden alvorens toegelaten te worden als gerechtigde in het zelfstandigenstatuut voor de ziekteverzekering. Onder ‘hoofdbezigheid’ wordt verstaan hoofdberoep, ‘nevenbezigheid’ wordt vaak ook aangeduid als bijberoep. Aan bijdragen onderworpen inkomsten van zelfstandigen (tabel 1.4) Hierin wordt de evolutie getoond van de inkomsten van de zelfstandigen, waarop de bijdragen voor het sociaal statuut berekend worden. De inkomsten van zelfstandigen, actief na de pensioenleeftijd worden in een aparte rubriek vermeld. Aangezien in 2003 de zogenaamde “brutering” van de aan sociale zekerheidsbijdragen onderworpen inkomens van de zelfstandigen werd afgeschaft, werd deze tabel herzien vanaf het jaar 2000. De vermelde inkomens stemmen overeen met de geïndexeerde inkomens (Cf. tabel 1.5 voor de indexeringswijze).

Herwaarderingscoëfficiënten (tabel 1.5) Deze tabel laat toe de omrekening te doen naar geïndexeerde inkomsten. Deze laatste vormen de grondslag om de bijdragen te berekenen.

Aanvullende informatie kan u vinden in het jaarverslag van de RSVZ en op de website www.rsvz.be .

103


II. Het stelsel voor zelfstandigen

1. Sociaal statuut (RSVZ)

1.1 Aantal verzekeringsplichtigen voor het sociaal statuut naar leeftijdsklasse Bron: RSVZ

12.2009 Mannen Minder dan 30 jaar 30 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 59 jaar 60 - 64 jaar 65 - 69 jaar 70 - 79 jaar 80 jaar en meer Vrouwen Minder dan 30 jaar 30 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 59 jaar 60 - 64 jaar 65 - 69 jaar 70 - 79 jaar 80 jaar en meer Totaal Minder dan 30 jaar 30 - 39 jaar 40 - 49 jaar 50 - 59 jaar 60 - 64 jaar 65 - 69 jaar 70 - 79 jaar 80 jaar en meer

12.2010

12.2011

12.2012

12.2013

620.443 59.838 143.488 182.947 141.899 47.372 19.986 19.671 5.242

631.021 58.786 142.491 184.541 147.172 49.600 22.303 20.201 5.927

641.853 59.888 143.376 185.644 151.739 50.048 24.577 20.433 6.148

653.439 61.632 143.927 186.162 156.451 51.088 26.671 21.122 6.386

659.548 61.957 142.711 184.672 160.463 52.197 28.543 22.226 6.779

314.199 37.646 76.146 93.363 68.617 20.761 7.926 7.358 2.382

321.564 37.858 76.208 95.201 71.184 21.862 9.034 7.587 2.630

328.043 38.811 76.656 96.613 73.394 22.106 9.965 7.783 2.715

335.128 40.076 77.061 98.091 75.940 22.651 10.715 7.850 2.744

341.553 41.190 77.317 98.480 78.771 23.107 11.446 8.292 2.950

934.642 97.484 219.634 276.310 210.516 68.133 27.912 27.029 7.624

952.585 96.644 218.699 279.742 218.356 71.462 31.337 27.788 8.557

969.896 98.699 220.032 282.257 225.133 72.154 34.542 28.216 8.863

988.567 101.708 220.988 284.253 232.391 73.739 37.386 28.972 9.130

1.001.101 103.147 220.028 283.152 239.234 75.304 39.989 30.518 9.729

104


II. Het stelsel voor zelfstandigen

1. Sociaal statuut (RSVZ)

1.2 Aantal verzekeringsplichtigen voor het sociaal statuut naar bijdragecategorie en geslacht Toestand op 31 december 2009

Bron: RSVZ

Mannen

Vrouwen

Mannen+Vrouwen

Zelfstandigen Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

590.259 407.599 134.082 48.578

267.650 187.412 64.345 15.893

857.909 595.011 198.427 64.471

Helpers Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

30.184 24.269 4.263 1.652

46.549 42.759 3.172 618

76.733 67.028 7.435 2.270

620.443

314.199

934.642

Algemeen totaal (zelfstandigen + helpers)

Toestand op 31 december 2009

Detail:

Mannen+Vrouwen

Hoofdbezigheid (zelfstandigen + helpers)

662.039

Zelfstandigen en help(st)ers (excl. meewerkende echtgenoten) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige aansluiting) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige onderwerping maxi-statuut)

620.839 13.918 27.282

Toestand op 31 december 2010

Bron: RSVZ

Mannen

Vrouwen

Mannen+Vrouwen

Zelfstandigen Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

600.948 414.105 135.784 51.059

276.916 190.875 69.300 16.741

877.864 604.980 205.084 67.800

Helpers Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

30.073 24.068 4.275 1.730

44.648 40.678 3.306 664

74.721 64.746 7.581 2.394

631.021

321.564

952.585

Algemeen totaal (zelfstandigen + helpers)

Toestand op 31 december 2010

Detail: Hoofdbezigheid (zelfstandigen + helpers) Zelfstandigen en help(st)ers (excl. meewerkende echtgenoten) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige aansluiting) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige onderwerping maxi-statuut)

Mannen+Vrouwen 669.726 631.606 12.001 26.119

105


II. Het stelsel voor zelfstandigen

1. Sociaal statuut (RSVZ)

(vervolg) Toestand op 31 december 2011

Bron: RSVZ

Mannen

Vrouwen

Mannen+Vrouwen

Zelfstandigen Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

611.847 420.045 137.721 54.081

285.070 193.444 73.800 17.826

896.917 613.489 211.521 71.907

Helpers Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

30.006 23.970 4.275 1.761

42.973 38.691 3.573 709

72.979 62.661 7.848 2.470

641.853

328.043

969.896

Algemeen totaal (zelfstandigen + helpers)

Toestand op 31 december 2011

Detail:

Mannen+Vrouwen

Hoofdbezigheid (zelfstandigen + helpers)

676.150

Zelfstandigen en help(st)ers (excl. meewerkende echtgenoten) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige aansluiting) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige onderwerping maxi-statuut)

640.169 10.476 25.505

Toestand op 31 december 2012

Bron: RSVZ

Mannen

Vrouwen

Mannen+Vrouwen

Zelfstandigen Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

623.552 425.789 139.829 57.934

294.101 196.904 78.370 18.827

917.653 622.693 218.199 76.761

Helpers Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

29.887 24.061 4.365 1.461

41.027 36.765 3.589 673

70.914 60.826 7.954 2.134

653.439

335.128

988.567

Algemeen totaal (zelfstandigen + helpers)

Toestand op 31 december 2012

Detail: Hoofdbezigheid (zelfstandigen + helpers) Zelfstandigen en help(st)ers (excl. meewerkende echtgenoten) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige aansluiting) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige onderwerping maxi-statuut)

Mannen+Vrouwen 683.519 649.784 9.074 24.661

106


II. Het stelsel voor zelfstandigen

1. Sociaal statuut (RSVZ)

(vervolg) Toestand op 31 december 2013

Bron: RSVZ

Mannen

Vrouwen

Mannen+Vrouwen

Zelfstandigen Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

629.937 427.065 140.803 62.069

301.909 199.718 81.875 20.316

931.846 626.783 222.678 82.385

Helpers Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Activiteiten na pensioenleeftijd

29.611 23.616 4.495 1.500

39.644 35.096 3.797 751

69.255 58.712 8.292 2.251

659.548

341.553

1.001.101

Algemeen totaal (zelfstandigen + helpers)

Toestand op 31 december 2013

Detail:

Mannen+Vrouwen

Hoofdbezigheid (zelfstandigen + helpers) Zelfstandigen en help(st)ers (excl. meewerkende echtgenoten) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige aansluiting) Meewerkende echtgeno(o)t(e) help(st)er (vrijwillige onderwerping maxi-statuut)

685.495 653.479 7.796 24.220

1.3 Vergelijkende tabel tussen de effectieven sociaal statuut en de in de ZIV-verzekerde gerechtigden (zelfstandigen / enige activiteit) Bron: RIZIV en RSVZ

Teldatum

30 juni 2009 30 juni 2010 30 juni 2011 30 juni 2012 30 juni 2013

RSVZ verzekeringsplichtige voor sociaal statuut

ZIV-statuut van gerechtigde als zelfstandige 561.740 566.225 567.671 571.882 574.896

565.371 572.322 572.495 591.717 598.463

107


II. Het stelsel voor zelfstandigen

1. Sociaal statuut (RSVZ)

1.4 Evolutie van de aan bijdragen onderworpen geherwaardeerde inkomsten van de zelfstandigen (duizend euro) Bron: RSVZ

Zelfstandigen Hoofdbezigheid Nevenbezigheid Zelfstandigen, actief na de pensioenleeftijd Totaal

2009

2010

2011

2012

2013

(refertejaar 2006)

(refertejaar 2007)

(refertejaar 2008)

(refertejaar 2009)

(refertejaar 2010)

15.214.005 14.644.712 569.293

15.770.949 15.143.340 627.609

15.424.106 14.863.295 560.811

16.270.828 15.633.885 636.943

17.445.467 16.689.914 755.553

740.514

804.783

823.268

932.576

1.045.459

15.954.519

16.575.732

16.247.374

17.203.404

18.490.926

1.5 Herwaarderingscoëfficiënt voor de bijdrageberekening

(1)

Bron: RSVZ

Herwaarderingscoëfficiënt

2009

2010

2011

2012

2013

460,41 421,24

460,41 428,90

472,30 448,19

490,51 447,94

499,59 457,73

(1) Index basis 1971

108


Inhoudstafel II. Het stelsel voor zelfstandigen

2. Uitkeringen (RIZIV)

2. Uitkeringen 2.0 Methodologische nota In tegenstelling met de geneeskundige verzorging is de uitkeringsverzekering bij de hervorming van 2008 (wet van 31 januari 2007 en wet van 26 maart 2007) geen eenheidsstelsel geworden. Niettemin mag de sector uitkeringen voor zelfstandigen niet als een op zichzelf staande regeling beschouwd worden. De bestaande wetgeving voor de werknemers werd via het K.B. van 20.07.1971, betreffende de uitkeringen arbeidsongeschiktheid en moederschapsuitkeringen uitgebreid tot de zelfstandigen. De hiernavolgende statistische tabellen zijn daarom zowel vormelijk als inhoudelijk identiek aan deze van de werknemers.

Primaire arbeidsongeschiktheid / Invaliditeit De reglementering maakt een drievoudig onderscheid tussen de perioden van arbeidsongeschiktheid:  de periode van primaire ongeschiktheid, zonder uitkeringen, die de eerste maand omvat;  de periode van primaire ongeschiktheid, met uitkeringen, gedurende de volgende elf maanden;  de invaliditeitsperiode die vanaf het tweede jaar van de arbeidsongeschiktheid aanvangt. De gerechtigde bekomt in de periode van primaire ongeschiktheid met uitkeringen en tijdens de invaliditeitsperiode een forfaitair bedrag waarbij een onderscheid wordt gemaakt naar het al dan niet hebben van personen ten laste. Onder bepaalde voorwaarden kunnen invaliden een forfaitaire uitkering voor hulp van derden ontvangen.

Moederschap De moederschapsuitkering wordt uitbetaald voor een periode van maximum acht weken (negen in geval van meervoudige geboorten). Deze uitkering bestaat uit een forfaitair bedrag.

109


110

Totaal

Meehelpende echtgenoten Mannen Vrouwen

Zelfstandigen enige activiteit Mannen Vrouwen

Bron: RIZIV

Totaal

Meehelpende echtgenoten Mannen Vrouwen

Zelfstandigen enige activiteit Mannen Vrouwen

Bron: RIZIV

9 89

0 2

15.684

98

9.992 5.594

446 150

2

15.586

598

42.148

66 524

590

26.354 15.204

41.558

62.031

176 1.157

1.333

41.289 19.409

60.698

77.338

324 2.292

2.616

51.668 23.054

74.722

93.192

489 3.794

4.283

62.286 26.623

88.909

97.728

633 5.050

5.683

66.236 25.809

92.045

87.616

514 5.316

5.830

60.442 21.344

81.786

69.554

420 4.635

5.055

49.008 15.491

64.499

44.427

264 2.522

2.786

32.207 9.434

41.641

42.953

75 505

580

26.760 15.613

42.373

61.508

185 1.058

1.243

40.954 19.311

60.265

75.890

293 2.095

2.388

50.548 22.954

73.502

92.593

511 3.466

3.977

61.617 26.999

88.616

97.400

615 4.781

5.396

65.882 26.122

92.004

89.458

536 5.144

5.680

61.363 22.415

83.778

71.910

435 4.494

4.929

50.691 16.290

66.981

44.441

273 2.302

2.575

32.065 9.801

41.866

20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar

15.364

8 104

596

Minder dan 20 jaar

570

0 0

9.908 5.344

425 145

112

15.252

20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar

570

Minder dan 20 jaar

2.1 Verzekerde bevolking naar statuut, leeftijdsklasse en geslacht (ledentallen)

597.214

2.920 25.851

28.771

404.055 164.388

568.443

Totaal

6.928

28 405

433

3.912 2.583

6.495

65 jaar en meer

599.363

2.960 24.341

27.301

404.230 167.832

572.062

Totaal

Toestand op 30 juni 2013

7.246

26 457

483

4.232 2.531

6.763

65 jaar en meer

Toestand op 30 juni 2012

II. Het stelsel voor zelfstandigen 2. Uitkeringen (RIZIV)


0 0

0

Mannen Vrouwen

Totaal

Minder dan 20 jaar

0

Totaal

Bron: RIZIV

0 0

Minder dan 20 jaar

Mannen Vrouwen

Bron: RIZIV

138

75 63 285

182 103 619

328 291 1.169

671 498 2.107

1.228 879 3.391

2.040 1.351 5.359

3.470 1.889 7.419

4.974 2.445

111

25

17 8 137

79 58 284

170 114 620

336 284 1.180

655 525 2.198

1.270 928

3.555

2.141 1.414

5.402

3.500 1.902

7.532

5.013 2.519

20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar

15

12 3

20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar

2.2 Aantal invaliden naar leeftijdsklasse en geslacht

20.638

13.071 7.567

Totaal

129

91 38

65 jaar en meer

21.062

13.272 7.790

Totaal

Toestand op 30 juni 2013

136

91 45

65 jaar en meer

Toestand op 30 juni 2012

II. Het stelsel voor zelfstandigen 2. Uitkeringen (RIZIV)


II. Het stelsel voor zelfstandigen

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.3 Evolutie van het ledental Bron: RIZIV

06.2009

06.2010

06.2011

06.2012

06.2013

Zelfstandigen Mannen Vrouwen Meehelpende echtgenoten

540.835 387.745 153.090 32.183

542.735 389.156 153.579 31.301

544.347 389.246 155.101 29.666

549.160 391.106 158.054 27.416

552.496 391.101 161.395 25.805

Totaal

573.018

574.036

574.013

576.576

578.301

2011

2012

2013

2.4 Primaire arbeidsongeschiktheid: ziektecijfer (1) Bron: RIZIV

2009

2010

Zelfstandigen Mannen Vrouwen Meehelpende echtgenoten

3,29 3,23 3,43 3,67

3,36 3,28 3,57 3,74

3,46 3,35 3,72 4,08

3,47 3,39 3,66 3,75

3,65 3,53 3,93 4,05

Totaal

3,31

3,38

3,49

3,48

3,67

(1) Aantal vergoede dagen / ledental.

2.5 Primaire arbeidsongeschiktheid: aantal vergoede dagen Bron: RIZIV

2009

2010

2011

2012

2013

Zelfstandigen Mannen Vrouwen Meehelpende echtgenoten

1.778.291 1.253.443 524.848

1.823.674 1.275.608 548.066

1.881.217 1.304.727 576.490

1.904.732 1.326.746 577.986

2.017.509 1.382.466 635.043

118.101

117.192

120.945

102.947

104.384

Totaal

1.896.392

1.940.866

2.002.162

2.007.679

2.121.893

112


II. Het stelsel voor zelfstandigen

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.6 Primaire arbeidsongeschiktheid: gemiddelde daguitkering (euro) Bron: RIZIV

2009 Zelfstandigen Mannen Vrouwen Meehelpende echtgenoten

34,12 34,98 32,09 31,13

2010 35,28 36,10 33,37 32,30

2011 36,57 37,38 34,74 33,89

2012 37,97 38,80 36,06 35,34

2013 39,02 39,94 37,03 36,35

2.7 Primaire arbeidsongeschiktheid: totaal bedrag van de basisuitgaven (duizend euro) Bron: RIZIV

Zelfstandigen Mannen Vrouwen Regularisaties Meehelpende echtgenoten Hulp van derden Totaal

2009

2010

2011

2012

2013

60.040 43.841 16.842 -643

63.655 46.050 18.288 -683

68.222 48.771 20.027 -576

71.658 51.483 20.840 -665

78.051 55.221 23.513 -683

3.663

3.814

4.138

3.623

3.829

135

128

118

190

206

63.838

67.597

72.478

75.471

82.085

113


II. Het stelsel voor zelfstandigen

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.8 Invaliditeit: aantal gevallen Bron: RIZIV

12.2009 Zelfstandigen Mannen Vrouwen < 60 jaar >= 60 jaar

Meehelpende echtgenoten Mannen Vrouwen < 60 jaar >= 60 jaar

Totaal

12.2010

12.2011

12.2012

12.2013

18.219 12.438 5.781

18.964 12.845 6.119

19.015 12.782 6.233

19.535 13.064 6.471

19.827 13.303 6.524

3.794 1.987

4.014 2.105

4.194 2.039

4.410 2.061

4.522 2.002

1.240 97 1.143

1.172 95 1.077

1.300 114 1.186

1.376 130 1.246

1.588 164 1.424

746 397

665 412

735 451

755 491

859 565

19.459

20.136

20.315

20.911

21.415

2.9 Invaliditeit: aantal vergoede dagen Bron: RIZIV

Zelfstandigen Mannen Vrouwen Meehelpende echtgenoten Totaal

2009

2010

2011

2012

2013

5.534.503 3.815.876 1.718.627

5.742.250 3.900.580 1.841.670

5.873.487 3.963.498 1.909.989

5.972.694 4.010.681 1.962.013

6.114.278 4.070.592 2.043.686

352.519

386.024

399.642

410.283

415.711

5.887.022

6.128.274

6.273.129

6.382.977

6.529.989

2011

2012

2013

2.10 Invaliditeit: gemiddelde daguitkering (euro) Bron: RIZIV

2009

2010

Zelfstandigen Mannen Vrouwen

37,09 38,37 34,25

38,39 39,54 35,97

40,05 41,21 37,65

40,54 41,55 38,48

41,47 42,53 39,36

Meehelpende echtgenoten

32,14

33,12

35,56

36,12

37,50

114


II. Het stelsel voor zelfstandigen

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.11 Invaliditeit: totaal bedrag van de basisuitgaven (duizend euro) Bron: RIZIV

2009 Zelfstandigen Mannen Vrouwen Meehelpende echtgenoten Inhaalpremie Regularisaties Hulp van derden Totaal

2010

2011

2012

2013

205.295 146.425 58.870

220.472 154.224 66.248

231.746 160.980 70.766

242.152 166.645 75.507

253.547 173.109 80.438

11.330

12.786

13.992

14.818

15.587

0

0

3.712

3.846

4.029

-131

-224

-329

-285

-398

4.599

4.649

5.245

6.068

7.173

221.093

237.683

254.366

266.599

279.938

115


II. Het stelsel voor zelfstandigen

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.12 Moederschap: verzekerde bevolking (1) Bron: RIZIV

06.2009 Zelfstandigen Meehelpende echtgenotes Totaal

06.2010

90.267

06.2011

89.058

06.2012

88.696

06.2013

88.910

89.724

9.724

9.712

8.743

7.782

7.123

99.991

98.770

97.439

96.692

96.847

(1) Primaire uitkeringsgerechtigden jonger dan 45 jaar.

2.13 Moederschap en adoptie: aantal gevallen Bron: RIZIV

2009 Zelfstandigen Meehelpende echtgenotes Adoptie (zelfst. + meeh. echtg.) Totaal

2010

2011

2012

2013

5.242

5.256

5.287

5.296

5.234

199 33

220 53

192 34

168 25

142 40

5.474

5.529

5.513

5.489

5.416

2.14 Moederschap en adoptie: gemiddelde uitkering per geval (euro) Bron: RIZIV

2009 Zelfstandigen

2010

2011

2012

2013

Meehelpende echtgenotes

2.797,10 2.801,71

2.878,94 2.851,28

2.974,25 3.030,59

3.117,38 3.108,68

3.416,70 3.228,85

Adoptie (zelfst. + meeh. echtg.)

1.922,49

1.845,74

2.072,14

2.026,09

2.233,78

2.15 Moederschap en adoptie: totaal bedrag van de uitgaven (duizend euro) Bron: RIZIV

2009 Zelfstandigen Meehelpende echtgenotes Adoptie ( zelfst. + meeh. echtg.) Invaliden Regularisaties Totaal

2010

2011

2012

2013

14.662

15.132

15.725

16.510

17.883

558 63 18

627 98 46

583 70 48

522 51 24

458 89 51

-

-

-

-

-

15.301

15.903

16.426

17.107

18.482

116


II. Het stelsel voor zelfstandigen

2. Uitkeringen (RIZIV)

2.16 Synthesetabel: uitgaven voor de uitkeringsverzekering (duizend euro) Bron: RIZIV

2009

2010

2011

2012

2013

Primaire arbeidsongeschiktheid Invaliditeit Moederschapsuitkering

63.838 221.093 15.301

67.597 237.683 15.903

72.478 254.366 16.426

75.471 266.598 17.107

82.085 279.938 18.482

Totaal

300.233

321.183

343.270

359.176

380.505

117


118


Inhoudstafel II. Het stelsel voor zelfstandigen

3. Pensioenen (RVP)

3. Pensioenen 3.0 Methodologische nota Voorwaardelijke rust- en overlevingspensioenen In de ontwikkeling van de pensioenregeling voor zelfstandigen zijn drie fasen te onderscheiden. Tot voor de wet van 30.06.1956 ging het om een vrijwillig stelsel. De wet van 30.06.1956 introduceerde het stelsel van individuele kapitalisatie. Door de wet van 06.02.1976 werd de kapitalisatie als wijze van beheer afgeschaft. De wet van 15.05.1984 betreffende de harmonisatie van de verschillende pensioenregelingen is de meest belangrijke wet van de jongste jaren. Deze wet berust op vier grote basisbeginselen, met name: het behoud van rechten uit loopbaanjaren in de verschillende regelingen, gelijkheid van man en vrouw, uniformisering van termijnen voor indiening van aanvragen en vooral, de instelling van een pensioen in verhouding tot de door de zelfstandigen voor de loopbaanjaren na 1983 gestorte bijdragen. De rustpensioenen worden vanaf 1984 toegekend in functie van de beroepsinkomsten die als basis voor de berekening van de bijdragen gediend hebben. Op grond van de door de overleden echtgenoot uitgeoefende activiteit als zelfstandige kan de langstlevende echtgenoot, man of vrouw, een overlevingspensioen genieten. De statistische tabellen met betrekking tot de zogenaamde voorwaardelijke pensioenen (aantal begunstigden op 1 januari, indeling naar pensioensoort, geslacht en leeftijdsklasse, evenals het gemiddeld maandbedrag van het pensioenvoordeel) zijn op gelijkaardige wijze samengesteld als bij de werknemers. Specifiek voor het pensioenstelsel der zelfstandigen zijn de onvoorwaardelijke pensioenen, waarover hieronder meer.

Onvoorwaardelijke pensioenen Het onvoorwaardelijk pensioen wordt toegekend aan de volgende categorieën van personen:  degenen die geen aanvraag hebben ingediend voor een voorwaardelijk pensioen als zelfstandige;  degenen die geen aanspraak kunnen maken op de toekenning of de uitbetaling van een voorwaardelijk rust- of overlevingspensioen als zelfstandige;  zij voor wie het globaal bedrag van de rust- of overlevingsuitkeringen als zelfstandige lager ligt dan het bedrag van het onvoorwaardelijk pensioen. De statistische gegevens i.v.m. de onvoorwaardelijke pensioenen werden beperkt tot de uitgaven op jaarbasis (cf. tabel 3.3).

Synthesetabel (tabel 3.5) In de synthesetabel van de pensioenuitgaven wordt de evolutie van de uitgaven voor de verschillende pensioenvoordelen samengevat. Voor informatie over de aantallen cumulaties van pensioenvoordelen voor zelfstandigen met voordelen uit andere pensioenstelsels, inzonderheid dat der werknemers of dat van de overheid verwijzen we naar het jaarverslag van de RVP (website : http://www.onprvp.fgov.be/).

119


II. Het stelsel voor zelfstandigen

3. Pensioenen (RVP)

3.1 Aantal begunstigden van een rust- en/of overlevingspensioen dat in januari wordt betaald Bron: RVP

01.2009

01.2010

01.2011

01.2012

01.2013

Mannen

228.466

231.795

234.818

239.472

244.785

Rustpensioenen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet-gehuwden Rust & overleving, gedeelte rust

228.057 108.976 59.746 54.696 4.639

231.344 108.344 61.965 56.493 4.542

234.371 107.212 64.642 58.034 4.483

239.007 106.432 68.096 59.811 4.668

244.293 105.332 70.352 63.617 4.992

1.002 735 267

1.033 730 303

990 691 299

1.012 704 308

1.072 743 329

-593

-582

-543

-547

-580

Vrouwen

262.058

258.114

259.355

261.906

265.009

Rustpensioenen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet-gehuwden Rust & overleving, gedeelte rust

166.305 323 58.761 40.746 66.475

163.503 294 57.048 40.533 65.628

166.440 306 58.598 41.954 65.582

171.067 322 61.183 44.024 65.538

175.379 460 61.213 47.720 65.986

Overlevingspensioenen Rust & overleving, gedeelte overleving Overleving

123.229 58.509 64.720

121.990 57.981 64.009

120.538 58.256 62.282

118.581 58.391 60.190

117.712 59.250 58.462

Dubbeltellingen

-27.476

-27.379

-27.623

-27.742

-28.082

Totaal rust

394.362

394.847

400.811

410.074

419.672

Totaal overleving

124.231

123.023

121.528

119.593

118.784

Totaal pensioenen

518.593

517.870

522.339

529.667

538.456

Totaal dubbeltellingen

-28.069

-27.961

-28.166

-28.289

-28.662

Totaal rechthebbenden

490.524

489.909

494.173

501.378

509.794

Overlevingspensioenen Rust & overleving, gedeelte overleving Overleving Dubbeltellingen

120


II. Het stelsel voor zelfstandigen

3. Pensioenen (RVP)

3.2 Gemiddeld bedrag van de rust- en/of overlevingspensioenen die in januari worden betaald (euro) Bron: RVP

01.2009

01.2010

01.2011

01.2012

01.2013

Mannen

506,33

524,62

542,43

561,15

579,31

Rustpensioenen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet-gehuwden Rust & overleving, gedeelte rust

506,52 655,67 330,06 411,20 399,61

524,88 684,21 344,31 426,90 405,91

542,63 711,64 360,08 443,55 415,59

561,39 744,19 376,61 456,85 428,69

579,56 776,70 395,37 467,24 447,13

Overlevingspensioenen Rust & overleving, gedeelte overleving Overleving

163,54 145,63 213,02

172,08 153,00 218,02

196,97 172,11 254,41

201,35 173,76 264,41

207,71 177,88 275,08

Vrouwen

369,67

387,22

399,54

409,82

420,15

Rustpensioenen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet-gehuwden Rust & overleving, gedeelte rust

212,53 336,45 224,20 245,85 181,18

219,10 361,88 233,73 253,03 184,79

224,11 381,75 240,38 256,99 187,81

230,39 405,27 247,71 260,85 192,90

235,88 422,45 252,86 264,98 197,79

Overlevingspensioenen Rust & overleving, gedeelte overleving Overleving

499,31 464,53 530,75

525,64 491,26 556,78

550,20 515,94 582,49

572,80 537,61 606,95

594,45 557,79 631,61

Totaal / rustpensioen

382,54

398,26

410,36

423,31

435,94

Totaal / overlevingspensioen

496,59

522,67

547,32

569,66

590,96

Totaal / pensioen

409,86

427,81

442,23

456,36

470,14

Totaal / rechthebbende

433,32

452,23

467,43

482,10

496,57

121


II. Het stelsel voor zelfstandigen

3. Pensioenen (RVP)

3.3 Pensioenuitgaven per categorie (voorwaardelijk of onvoorwaardelijk pensioen) Bron: RVP

2009

2010

2011

2012

2013

394.319 4.754,93 1.874.959

397.389 4.940,56 1.963.325

404.658 5.144,29 2.081.677

412.004 5.353,82 2.205.797

423.548 5.479,16 2.320.686

123.751 6.177,65 764.493

122.400 6.445,69 788.952

120.584 6.773,33 816.756

118.590 7.058,96 837.122

117.975 7.133,96 841.629

2.639.452

2.752.277

2.898.433

3.042.919

3.162.315

9

-24

1

-1

0

40.108

39.812

40.712

41.388

40.132

40.117

39.788

40.713

41.387

40.132

Voorwaardelijke pensioenen Rustpensioenen Gemiddeld aantal gerechtigden Gemiddeld jaarbedrag (euro) Uitgaven (duizend euro) Overlevingspensioenen Gemiddeld aantal gerechtigden Gemiddeld jaarbedrag (euro) Uitgaven (duizend euro) Totale uitgaven (duizend euro) Onvoorwaardelijke pensioenen (duizend euro) Uitbetaald door de sociale verzekeringsfondsen Uitbetaald door RVP Totaal

122


123

11.464 72 3.772 1.835 346 5.439

7.196 3 56 3 0 7.134 7.403

Vrouwen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet gehuwd Rust & overleving Overlevingspensioenen

Totaal rechthebbenden

30.115

18.651 6.454 7.908 4.002 203 84

207 0 2 2 0 203

Minder dan 60-64 jaar 60 jaar

Mannen Gehuwden, gezin Gehuwden, alleenstaand Niet gehuwd Rust & overleving Overlevingspensioenen

Bron: RVP

113.764

49.742 193 22.980 13.782 11.004 1.783

64.022 24.199 23.279 15.687 844 13

65-69 jaar

90.619

40.911 79 14.241 9.366 13.180 4.045

49.708 22.772 14.946 11.200 785 5

70-74 jaar

3.4 Rechthebbenden naar pensioensoort, leeftijdsklasse en geslacht

93.849

47.282 43 11.235 8.247 19.867 7.890

46.567 23.281 11.511 10.771 994 10

75-79 jaar

88.153

49.924 31 6.440 7.266 23.646 12.541

38.229 18.289 8.287 10.492 1.150 11

80-84 jaar

85.891

58.490 39 2.489 7.221 29.111 19.630

27.401 10.337 4.419 11.463 1.179 3

85 jaar en ouder

509.794

265.009 460 61.213 47.720 97.154 58.462

244.785 105.332 70.352 63.617 5.155 329

Totaal

Toestand op 1 januari 2013

II. Het stelsel voor zelfstandigen 3. Pensioenen (RVP)


II. Het stelsel voor zelfstandigen

3. Pensioenen (RVP)

3.5 Synthesetabel: uitgaven voor de pensioenen (duizend euro) Bron: RVP

2009

2010

2011

2012

2013

2.693.682

2.805.427

2.952.058

3.096.522

3.214.114

Rustpensioenen 1.874.957 Overlevingspensioenen 764.461 Bijzondere toelage 1.366 Onvoorwaardelijke pensioenen RVP 40.108 Vervroegde uittredingstoelage landbouw 2.847 Pensioenbijslag (art. 5, KB 25.4.1997) 5.526 Welvaartsaanpassing 4.368 49 Stijging van de limieten toegelaten arbeid

1.963.325 788.952 1.389 39.812 2.344 5.430 4.175 -

2.081.704 816.732 1.588 40.712 1.746 5.526 4.051 -

2.205.797 837.122 1.648 41.388 1.178 5.498 3.891 -

2.320.687 841.629 1.864 40.132 681 5.460 3.661 -

Pensioenen RVP

Onvoorwaardelijke pensioenen SVF

9

-24

1

-1

-44

Tussenkomst van het repartitiestelsel in de renten

0

-

-

-

-

-

-

-

-

-

2.693.691

2.805.403

2.952.059

3.096.521

3.214.070

Indexeringen Totaal

124


Inhoudstafel II. Het stelsel voor zelfstandigen

4. Gezinsbijslag (RSVZ)

4. Gezinsbijslag 4.0 Methodologische nota Voor 1 juli 2014 verzekerde de RSVZ de betaling van de gezinsprestaties voor de rechtgevende kinderen van gerechtigden vallen onder het sociaal statuut voor zelfstandigen. Sindsdien is het beheer van de gezinsbijslagen overgedragen aan FAMIFED. De RSVZ verzekert de betaling van de gezinsbijslag voor de rechtgevende kinderen, waarvan de gerechtigden vallen onder het sociaal statuut van de zelfstandigen. Voor de samenstelling van de tabellen verwijzen we naar de methodologische nota gezinsbijslag bij de werknemers. Qua structuur zijn de tabellen voor de gezinsbijslag in de regeling van de zelfstandigen identiek aan die voor de werknemers. In de tabel 4.8 (synthesetabel) werd door middel van een raming een uitsplitsing gemaakt naar schaal. Deze raming is gebaseerd op aantallen. We hebben een rubriek statistische correctie toegevoegd, die zorgt voor de overeenstemming met het totaal van de prestaties gezinsbijslag in de geconsolideerde tabellen. Aanvullende informatie over de gezinsbijslag voor zelfstandigen kan u vinden in op de website: www.rsvz.be en over gezinsbijslag in het algemeen op www.famifed.be.

125


II. Het stelsel voor zelfstandigen

4. Gezinsbijslag (RSVZ)

4.1 Aantal rechtgevende kinderen naar type van prestatie en naar schaal

(1)

Bron: RSVZ

Kinderbijslag Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal Kraamgeld

2009

2010

2011

2012

2013

211.386 199.932 2.010 9.444

210.254 198.829 2.164 9.261

209.930 198.545 2.333 9.052

210.732 199.396 2.405 8.931

210.700 199.489 2.472 8.739

5.599

5.956

5.651

5.477

5.799

33

43

31

23

9

Adoptiepremie

(1) Rechtgevende kinderen op 30 juni, geboorten en adopties in de loop van het kalenderjaar.

4.2 Gemiddelde jaarlijkse kost per rechtgevend kind of geboorte (euro) Bron: RSVZ

2009 (2)

Kinderbijslag Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal Kraamgeld (3)

2010

2011

2012

2013

1.884,48 1.815,43 3.499,82 2.995,37

1.904,97 1.828,88 3.715,23 3.097,14

1.954,90 1.875,84 3.862,71 3.215,91

1.974,49 1.894,18 3.872,97 3.285,51

2.033,00 1.951,22 3.758,87 3.399,44

991,08

916,66

990,63

1.051,39

1.020,83

(2) Inclusief leeftijdsbijslag en supplement voor gehandicapte kinderen. (3) De adoptiepremies zijn inbegrepen bij het kraamgeld.

126


II. Het stelsel voor zelfstandigen

4. Gezinsbijslag (RSVZ)

4.3 Aantal rechtgevende kinderen volgens leeftijdsklasse en volgens hun recht op bijslag, inclusief kinderen met een handicap Bron: RSVZ

06.2009

06.2010

06.2011

06.2012

06.2013

0 - 5 jaar

43.269

43.765

44.137

45.174

45.162

6 - 11 jaar

54.097

52.933

52.320

52.550

52.758

12 - 15 jaar

42.415

41.835

41.562

41.246

40.982

16 - 17 jaar

23.438

22.670

21.999

21.601

21.385

18 - 20 jaar Studenten Leerlingen (1) Gehandicapten

28.352 28.058 273 21

28.829 28.534 276 19

29.048 28.739 287 22

29.037 28.741 283 13

28.607 28.296 300 11

21 - 24 jaar Studenten Leerlingen (1)

15.820 15.760 60

16.386 16.315 71

17.198 17.116 82

17.637 17.531 106

18.467 18.353 114

3.995

3.836

3.666

3.487

3.339

211.386

210.254

209.930

210.732

210.700

6.000

5.948

5.895

5.854

5.836

2.005 3.995

2.112 3.836

2.229 3.666

2.367 3.487

2.497 3.339

25 jaar en ouder Totaal Kinderen met een handicap Jonger dan 21 jaar 25 jaar en ouder

(1) In het kader van de Wet van 19.07.1983 op het leerlingwezen.

127


II. Het stelsel voor zelfstandigen

4. Gezinsbijslag (RSVZ)

4.4 Aantal rechtgevende kinderen naar rang Bron: RSVZ

06.2009

06.2010

06.2011

06.2012

06.2013

Eerste kind Tweede kind Derde kind en volgende

110.644 67.862 32.880

110.843 67.220 32.191

110.610 67.129 32.191

109.970 67.990 32.772

109.796 67.946 32.958

Totaal

211.386

210.254

209.930

210.732

210.700

2012

2013

4.5 Kraamgeld en adoptiepremie (aantal uitkeringen) (1) Bron: RSVZ

2009 Kraamgeld Eerste geboorte Volgende geboorten Adoptiepremie

2010

2011

5.599 2.587 3.012

5.956 2.664 3.292

5.651 2.536 3.115

5.477 2.477 3.000

5.799 2.542 3.257

33

43

31

23

9

(1) Aantal gevallen in de loop van het jaar.

128


II. Het stelsel voor zelfstandigen

4. Gezinsbijslag (RSVZ)

4.6 Aantal rechtgevende kinderen naar schaal en leeftijdsklasse Toestand op 30 juni 2009

Bron: RSVZ

0-5 jaar

6-11 jaar

12-17 jaar 18-24 jaar

+ 25 jaar

Totaal

Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal

42.784 225 260

52.764 394 939

62.861 737 2.255

41.050 589 2.533

473 65 3.457

199.932 2.010 9.444

Totaal

43.269

54.097

65.853

44.172

3.995

211.386

Toestand op 30 juni 2010

Bron: RSVZ

0-5 jaar

6-11 jaar

12-17 jaar 18-24 jaar

+ 25 jaar

Totaal

Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal

43.245 248 272

51.570 443 920

61.531 805 2.169

42.036 605 2.574

447 63 3.326

198.829 2.164 9.261

Totaal

43.765

52.933

64.505

45.215

3.836

210.254

Toestand op 30 juni 2011

Bron: RSVZ

0-5 jaar

6-11 jaar

12-17 jaar 18-24 jaar

+ 25 jaar

Totaal

Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal

43.590 289 258

50.952 472 896

60.612 854 2.095

42.983 665 2.598

408 53 3.205

198.545 2.333 9.052

Totaal

44.137

52.320

63.561

46.246

3.666

209.930

Toestand op 30 juni 2012

Bron: RSVZ

0-5 jaar

6-11 jaar

12-17 jaar 18-24 jaar

+ 25 jaar

Totaal

Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal

44.650 284 240

51.167 486 897

59.847 900 2.100

43.345 689 2.640

387 46 3.054

199.396 2.405 8.931

Totaal

45.174

52.550

62.847

46.674

3.487

210.732

Toestand op 30 juni 2013

Bron: RSVZ

0-5 jaar

6-11 jaar

12-17 jaar 18-24 jaar

+ 25 jaar

Totaal

Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal

44.627 299 236

51.383 507 868

59.421 885 2.061

43.711 738 2.625

347 43 2.949

199.489 2.472 8.739

Totaal

45.162

52.758

62.367

47.074

3.339

210.700

129


II. Het stelsel voor zelfstandigen

4. Gezinsbijslag (RSVZ)

4.7 Aantal rechtgevende kinderen naar schaal en rang Toestand op 30 juni 2009

Bron: RSVZ

1ste kind

2de kind

3de kind

4de kind

5de kind en volgende

Totaal

Gewone schaal Invalidenschaal (1) Wezenschaal (1)

102.227 1.272 7.145

65.613 489 1.760

23.164 151 409

6.149 59 98

2.779 39 32

199.932 2.010 9.444

Totaal

110.644

67.862

23.724

6.306

2.850

211.386

Toestand op 30 juni 2010

Bron: RSVZ ste

1

kind

de

2

kind

de

3

kind

de

4

kind

5de kind en volgende

Totaal

Gewone schaal Invalidenschaal (1) Wezenschaal (1)

102.460 1.344 7.039

64.980 532 1.708

22.645 181 391

6.047 66 89

2.697 41 34

198.829 2.164 9.261

Totaal

110.843

67.220

23.217

6.202

2.772

210.254

Toestand op 30 juni 2011

Bron: RSVZ

1ste kind

2de kind

3de kind

4de kind

5de kind en volgende

Totaal

Gewone schaal Invalidenschaal (1) Wezenschaal (1)

102.312 1.419 6.879

64.885 588 1.656

22.828 211 397

5.825 71 87

2.695 44 33

198.545 2.333 9.052

Totaal

110.610

67.129

23.436

5.983

2.772

209.930

Toestand op 30 juni 2012

Bron: RSVZ ste

1

kind

de

2

kind

de

3

kind

de

4

kind

5de kind en volgende

Totaal

Gewone schaal Invalidenschaal (1) Wezenschaal (1)

101.829 1.449 6.692

65.663 618 1.709

22.665 202 409

6.364 86 87

2.875 50 34

199.396 2.405 8.931

Totaal

109.970

67.990

23.276

6.537

2.959

210.732

Toestand op 30 juni 2013

Bron: RSVZ

1ste kind

2de kind

3de kind

4de kind

5de kind en volgende

Totaal

Gewone schaal Invalidenschaal (1) Wezenschaal (1)

101.797 1.451 6.548

65.607 663 1.676

22.766 229 402

6.410 88 82

2.909 41 31

199.489 2.472 8.739

Totaal

109.796

67.946

23.397

6.580

2.981

210.700

(1) Inbegrepen de gehandicapten die geen aanspraak kunnen maken op de bijkomende bijslag voor gehandicapten.

130


II. Het stelsel voor zelfstandigen

4. Gezinsbijslag (RSVZ)

4.8 Synthesetabel: uitgaven voor de gezinsbijslagen (duizend euro) Bron: RSVZ

2009

2010

2011

2012

2013

Gewone schaal Invalidenschaal Wezenschaal Andere Prestaties

388.100 7.800 29.600 23.600

379.000 8.600 28.700 22.800

389.700 9.400 29.200 23.400

403.500 10.000 28.700 25.700

412.600 10.600 28.900 29.000

Statistische correctie

-33.867

-25.936

-28.849

-30.638

-33.975

Totaal

415.233

413.164

422.851

437.262

447.125

131


132


Inhoudstafel II. Het stelsel voor zelfstandigen

5. Faillissementsverzekering (RSVZ)

5. Faillissementsverzekering 5.0 Methodologische nota De tabel 5.1 omvat het aantal rechthebbenden (aantal toekenningen), het aantal vergoede maanden, de gemiddelde maanduitkering en de uitgaven aan sociale prestaties voor de faillissementsverzekering op jaarbasis. Hij stelt de toekenningen en de uitgaven van de faillissementsverzekering in enge zin voor, zoals gekend door interne opvraging van het repertorium van de RSVZ. De gemiddelde maanduitkering wordt berekend, rekening houdend met het feit dat een toekenning op meerdere maanden betrekking kan hebben. Krachtens het K.B. van 26.04.2007 werd de periode gedurende dewelke men een uitkering van de faillissementsverzekering kan genieten verlengd tot ten hoogste 12 maanden. Sinds 1 oktober 2012 bestaat de faillissementsverzekering ook voor zelfstandigen, die wegens overmacht gedwongen worden een einde te stellen aan hun activiteit en die geen inkomen noch vervangingsinkomen hebben. De tabel 5.2 geeft de statistiek van de budgettaire bedragen die werkelijk betaald zijn aan de sociale verzekeringsfondsen in het kader van de faillissementsverzekering. Sommige uitbetalingen hebben betrekking op vorige jaren. Deze statistiek omvat ook de uitbreiding van de verzekering tot zelfstandigen in moeilijkheden. Aanvullende informatie over de faillissementsverzekering vindt u op de website van de RSVZ: www.rsvz.be. Algemene informatie over de evolutie van het aantal faillissementen en hun omvang vindt u op de website van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie: http://statbel.fgov.be bij de rubriek Economie, ondernemingen... (faillissementsstatistieken).

133


II. Het stelsel voor zelfstandigen

5. Faillissementsverzekering (RSVZ)

5.1 Evolutie van het aantal gevallen en van de bedragen toegekend aan de gefailleerden (1) Bron: RSVZ

Aantal gevallen (toekenningen) Aantal vergoede maanden Gemiddelde maanduitkering (euro) Totale uitgaven (euro)

2009

2010

2011

2012

768 6.564 942,51

834 5.822 968,38

817 6.037 580,43

717 5.096 635,78

2013 492 3.335 1.089,65

6.186.636 5.637.920 3.504.073 3.239.912 3.633.971

(1) Deze statistiek is gebaseerd op het repertorium van de RSVZ; de gegevens zijn onvolledig.

5.2 Prestaties faillissementsverzekering werkelijk betaald aan de sociale verkeringsfondsen (in duizend euro) Bron: DG Zelfstandigen

2009 Uitgaven

8.746

134

2010

2011

18.337

13.304

2012 9.990

2013 6.903


III RIZIV-Geneeskundige verzorging 2009-2013

135


136


Statistieken

1. Methodologische nota 2. Ledental per categorie uitkeringsgerechtigden (personen ten laste inbegrepen) 3. Ledental naar onderscheid van het recht op de verhoogde tegemoetkoming (personen ten laste inbegrepen) 4. Ledental naar statuut en verwantschap 5. Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende naar voorkeurregeling (gerechtigden en personen ten laste) 6. Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende naar leeftijdsklasse (2012) – Algemene regeling 7. Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende naar leeftijdsklasse (2011) – Regeling der zelfstandigen 8. Aantal gevallen of dagen naar groeperingen van de nomenclatuur (Totaal) 9. Gemiddelde geïndexeerde kost naar groeperingen van de nomenclatuur (Totaal) 10. Geaggregeerde tabel van de uitgaven 11. Uitgaven naar groeperingen van de nomenclatuur – Deel ten laste van de V.I.’s 12. Uitgaven naar groeperingen van de nomenclatuur – Deel ten laste van het RIZIV 13. Uitgaven naar betalende instelling 14. Ledental per verzekeringsinstelling 15. Uitgaven per verzekeringsinstelling 16. Detail van de diverse uitgaven in de rekeningen van het RIZIV

137


138


Inhoudstafel III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

Geneeskundige verzorging 1. Methodologische nota Ledental per categorie uitkeringsgerechtigden (tabellen 2 – 4) Deze statistiek betreft de aantallen regelmatig bij een ziekenfonds ingeschreven gerechtigden met hun personen ten laste voor het gehele stelsel. Krachtens de wet van 31 januari 2007, houdende een nieuwe financiering van de verzekering voor geneeskundige verzorging, is er op 01.01.2008 een eenheidsstelsel geneeskundige verzorging ontstaan, die de werknemers, de zelfstandigen en het personeel van de openbare sector omvat. Niettemin wordt in de tabel 2 nog steeds het onderscheid werknemers, inclusief openbare sector tegenover zelfstandigen gemaakt. Dit is van belang tot het jaar 2007, maar de uitsplitsing wordt ook verder gezet voor de volgende jaren tot 2013. De statistiek wordt jaarlijks opgemaakt op 30 juni en 31 december door het RIZIV. Bij de primaire uitkeringsgerechtigden zijn de studenten hoger onderwijs inbegrepen. Vanaf 30.06.1998 is er een verruiming van de categorieën “voorkeurregeling 100 %” en “ingeschrevenen in het Rijksregister” (die niet onder een andere categorie zijn opgenomen). De gerechtigden, wier toestand onregelmatig is en die bijgevolg niet meer verzekerd zijn, zijn niet inbegrepen in de tabellen. Tabel 2 geeft de ledentallen naar statuut, inclusief de personen ten laste, op jaarbasis met als teldatum 30 juni. Tabel 3 geeft globaal de verdeling tussen de personen rechthebbenden voor de verhoogde tegemoetkoming en degenen die daar geen recht op hebben. Tabel 4 geeft voor de periode 2011 – 2013 het ledental naar statuut (actieven, invaliden, personen met een handicap, gepensioneerden enz…) en naar verwantschap (gerechtigde of een van de subcategorieën van de personen ten laste).

Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende naar statuut (tabel 5) De gemiddelde jaarlijkse kost, zoals voorgesteld in de tabel 5, geeft de verhouding weer tussen de uitgaven van de betrokken categorie van rechthebbenden en hun aantal (gerechtigden en personen ten laste). We onderscheiden als categorieën ‘rechthebbenden zonder verhoogde tegemoetkoming’ en ‘rechthebbenden met verhoogde tegemoetkoming’. De berekende gemiddelden zijn gebaseerd enkel op de tussenkomsten ten laste van de V.I.. Immers de uitgaven rechtstreeks ten laste van het R.I.Z.I.V. zijn niet individueel toewijsbaar. In 2009 werd voor de berekening van de algemene gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende geen rekening gehouden met de boekhoudkundige uitgave voor het Toekomstfonds.

Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende naar geslacht en leeftijdsklasse (2012) (tabellen 6 en 7) In deze tabellen wordt de jaarlijkse kost per rechthebbende ingedeeld naar geslacht en leeftijdsklasse. Bovendien zijn de gegevens, wat het algemeen stelstel betreft, uitgesplitst naar het onderscheid met of zonder voorkeurregeling. In de tabellen 6 en 7 wordt geen rekening gehouden met de uitgaven rechtstreeks ten laste van het RIZIV.

139


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

Aantal gevallen of dagen (tabel 8) en gemiddelde geïndexeerde kost (tabel 9) Het KB van 14.09.1984 stelt de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen vast. Onder een groepering van verstrekkingen wordt verstaan een aantal verstrekkingen die vanwege hun aard bij elkaar geplaatst worden en waarover statistische gegevens beschikbaar zijn. De tabel 8 geeft volgens groepering van verstrekkingen het volume (= aantal gevallen of aantal dagen) weer. De verhoging van het aantal gevallen farmaceutische verstrekkingen in de officina’s en de daarbij horende vermindering van de gemiddelde geïndexeerde kost vindt zijn oorsprong in de toepassing van het KB van 16.03.2010 tot vaststelling van het honorarium voor de aflevering van een vergoedbare farmaceutische specialiteit. Nomenclatuurwijzigingen veroorzaken vanaf 2012 een gelijkaardig effect bij de implantaten. De gemiddelde geïndexeerde kost wordt berekend aan de hand van het aantal gevallen, behalve voor de verpleegdagprijs, forfaitaire dagprijs en militair hospitaal, het forfait nierdialyse en de dagverzorgingscentra (tabel 9).

De uitgaventabellen (tabellen 10 – 13) Tabel 10 geeft op geaggregeerde wijze de evolutie van de uitgaven naar hoofdrubrieken (C1-C10) van de nomenclatuur (2009 – 2013). Ten gevolge van onze keuze van samennemingen zijn bepaalde afwijkingen mogelijk ten opzichte van andere geaggregeerde tabellen over hetzelfde onderwerp. In de tabellen 11 en 12 geven we de gedetailleerde RIZIV-rubrieken, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen de uitgaven welke via tussenkomst van de V.I. worden betaald en de rechtstreekse uitgaven van het RIZIV. Tabel 11 geeft de uitgaven betaald via de V.I., tabel 12 deze die rechtstreeks door het RIZIV betaald worden en tabel 13 is de synthesetabel. De tabellen 11 tot 13 bestrijken de boekjaren 2009 - 2013.

Ledental en uitgaven per verzekeringsinstelling (tabellen 14 - 15) In tabel 14 worden de ledentallen op 30 juni per verzekeringsinstelling (landsbond of kas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering) gegeven. Volledigheidshalve geven we hieronder de officiële benamingen van de verzekeringsinstellingen: • Landsbond der Christelijke Mutualiteiten; • Nationaal Verbond van Neutrale Mutualiteitsverbonden; • Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten; • Landsbond van Liberale Mutualiteiten; • Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen; • Hulpkas voor Ziekte- en invaliditeitsverzekering; • Kas der geneeskundige verzorging van de NMBS. De uitgaven van de verzekeringsinstellingen zijn beschikbaar op jaarbasis. Tabel 15 (uitgaven uitgesplitst per V.I.) is voor het totaal te vergelijken met tabel 11 (uitgaven naar rubriek, betaald via de V.I.).

140


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

Detail van de diverse uitgaven in de rekeningen van het RIZIV (tabel 16) Tabel 16 geeft het detail van de diverse uitgaven. Voor details over de verzekerbaarheid verwijzen we naar de RIZIV publicaties “Statistieken van de ledentallen – sociaal verzekerden” die beschikbaar zijn op de website van het RIZIV. (http://www.riziv.fgov.be/information/nl/statistics/#3). Vragen over ledentallenbestanden, kunt u richten aan effectifs@riziv.fgov.be. Voor overige informatie over de geneeskundige verzorging, kan u ook terecht op de website van het RIZIV.

141


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

2. Ledental per categorie uitkeringsgerechtigden (personen ten laste inbegrepen) Bron: RIZIV - Dienst voor administratieve controle - Directie controle en beheer van toegankelijkheidsgegevens en archivering van gegevens

06.2009

06.2010

06.2011

06.2012

06.2013

Primaire uitkeringsgerechtigden (PUG) - werknemers

6.757.837

6.784.148

6.799.056

6.809.115

6.808.226

Primaire uitkeringsgerechtigden (PUG) - zelfstandigen

869.217

882.500

888.249

895.426

903.264

1.031

1.101

967

950

980

2.671.377

2.708.965

2.756.554

2.809.082

2.872.462

1.793.853 877.524

1.827.949 881.016

1.866.115 890.439

1.906.605 902.477

1.956.350 916.112

455.408

476.901

495.960

517.101

542.440

194.562 260.846

204.118 272.783

210.908 285.052

222.232 294.869

234.231 308.209

1.808.586

1.833.231

1.870.781

1.914.006

1.963.293

1.375.400 433.186

1.402.266 430.965

1.437.472 433.309

1.472.661 441.345

1.515.740 447.553

407.383

398.833

389.813

377.975

366.729

223.891 183.492

221.565 177.268

217.735 172.078

211.712 166.263

206.379 160.350

239.240

246.271

261.389

261.756

257.852

2.726

2.459

1.993

1.763

1.565

Studenten hoger onderwijs Weduwen, invaliden, gepensioneerden, wezen (WIGW) Tarief 75 % Tarief 100 %

Invaliden, gehandicapten Tarief 75 % Tarief 100 %

Gepensioneerden Tarief 75 % Tarief 100 %

Weduwen en wezen Tarief 75 % Tarief 100 %

Ingeschrevenen in het Rijksregister (IRR) Kloostergemeenschappen Totaal

10.541.428 10.625.444 10.708.208 10.778.092 10.844.349

3. Ledental naar onderscheid van het recht op de verhoogde tegemoetkoming (personen ten laste inbegrepen) Bron: RIZIV - Dienst voor administratieve controle - Directie controle en beheer van toegankelijkheidsgegevens en archivering van gegevens

06.2009

06.2010

06.2011

06.2012

06.2013

9.003.362

9.021.479

8.992.414

9.001.855

9.024.546

waarvan werknemers "tarief 75 %" waarvan zelfstandigen "tarief 75 %"

8.058.783 944.579

8.063.097 958.382

8.028.511 963.903

8.030.160 971.695

8.044.093 980.453

Rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming ( "100%" )

1.538.066

1.603.965

1.715.794

1.776.237

1.819.803

waarvan werknemers "tarief 100 %" waarvan zelfstandigen "tarief 100 %"

1.434.281 103.785

1.501.838 102.127

1.614.637 101.157

1.675.327 100.910

1.719.516 100.287

Rechthebbenden op het gewone tarief ( "75%" )

Totaal

10.541.428 10.625.444 10.708.208 10.778.092 10.844.349

142


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

4. Ledental naar statuut en verwantschap Bron: RIZIV - Dienst voor administratieve controle - Directie controle en beheer van toegankelijkheidsgegevens en archivering van gegevens

Gerechtigden

Toestand op 30 juni 2011

Personen ten laste Echtgenoten

Actieven (1) Invaliden Mindervaliden Gepensioneerden Weduwen en wezen Kloostergemeenschappen Ingeschrevenen in het Rijksregister (IRR)

4.870.107 279.684 72.872 1.482.576 364.029 1.993

326.893 27.618 3.285 353.850 2.102 0

166.317

20.614

Totaal

7.237.578

734.362

Ascendenten

Descendenten

15.408 2.475.864 2.818.165 856 102.136 130.610 201 9.308 12.794 388.205 384 33.971 25.784 161 23.521 0 0 0 723

73.735

261.389

Toestand op 30 juni 2012

Personen ten laste Echtgenoten

Actieven (1) Invaliden Mindervaliden Gepensioneerden Weduwen en wezen Kloostergemeenschappen Ingeschrevenen in het Rijksregister (IRR)

4.882.846 293.438 71.970 1.531.345 353.125 1.763

312.790 27.087 3.307 347.498 1.993 0

165.575

20.225

Totaal

7.300.062

712.900

Ascendenten

Descendenten

Totaal Subtotaal

14.997 2.494.858 2.822.645 873 110.412 138.372 194 9.820 13.321 382.661 379 34.784 24.850 152 22.705 0 0 712

75.244

96.181

7.705.491 431.810 85.291 1.914.006 377.975 1.763 261.756

17.307 2.747.823 3.478.030 10.778.092

Bron: RIZIV - Dienst voor administratieve controle - Directie controle en beheer van toegankelijkheidsgegevens en archivering van gegevens

Gerechtigden

95.072

7.688.272 410.294 85.666 1.870.781 389.813 1.993

17.733 2.718.535 3.470.630 10.708.208

Bron: RIZIV - Dienst voor administratieve controle - Directie controle en beheer van toegankelijkheidsgegevens en archivering van gegevens

Gerechtigden

Totaal Subtotaal

Toestand op 30 juni 2013

Personen ten laste Echtgenoten

Actieven (1) Invaliden Mindervaliden Gepensioneerden Weduwen en wezen Kloostergemeenschappen Ingeschrevenen in het Rijksregister (IRR)

4.883.764 308.588 72.058 1.585.704 342.193 1.565

300.725 27.183 3.337 340.964 2.004 0

162.704

19.197

Totaal

7.356.576

693.410

Ascendenten

Descendenten

14.061 2.513.920 2.828.706 876 119.961 148.020 209 10.228 13.774 377.589 386 36.239 24.536 151 22.381 0 0 676

75.275

95.148

7.712.470 456.608 85.832 1.963.293 366.729 1.565 257.852

16.359 2.778.004 3.487.773 10.844.349

(1) Werkenden, UVW-werkzoekenden, UVW-niet-werkzoekenden en bruggepensioneerden.

143

Totaal Subtotaal


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

5. Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende naar voorkeurregeling (gerechtigden en personen ten laste) (euro) Bron: RIZIV

2009

2010

2011

2012

2013

Rechthebbenden zonder verhoogde tegemoetkoming (VT) Algemene regeling zonder VT Regeling der zelfstandigen zonder VT

1.604 -

1.638 -

1.709 -

1.768 -

-

4.811 -

4.811 -

4.837 -

4.887 -

-

2.050

2.094

2.188

2.258

2.300

2.088 1.691

2.136 1.707

2.233 1.767

2.306 1.805

-

Rechthebbenden met verhoogde tegemoetkoming (VT) Algemene regeling met VT Regeling der zelfstandigen met VT

Totaal Algemene regeling Regeling der zelfstandigen

6. Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende naar leeftijdsklasse (2012) (euro) Algemene regeling Bron: RIZIV

Zonder voorkeurregeling

0 - 1 jaar 1 - 4 jaar 5 - 9 jaar 10 - 14 jaar 15 - 19 jaar 20 - 24 jaar 25 - 29 jaar 30 - 34 jaar 35 - 39 jaar 40 - 44 jaar 45 - 49 jaar 50 - 54 jaar 55 - 59 jaar 60 - 64 jaar 65 - 69 jaar 70 - 74 jaar 75 - 79 jaar 80 - 84 jaar 85 - 89 jaar 90 jaar en meer Totaal

Met voorkeurregeling

Totaal

Mannen

Vrouwen

Mannen

Vrouwen

1.252,87 880,24 683,18 616,00 619,52 556,82 630,13 746,52 851,88 1.003,19 1.205,88 1.558,22 2.039,84 2.538,42 3.313,20 4.069,48 5.200,83 6.446,07 8.877,75 12.571,05

1.059,33 725,98 539,92 556,41 737,74 828,24 1.284,38 1.472,36 1.318,00 1.305,41 1.429,62 1.719,63 1.979,18 2.256,98 2.801,71 3.494,04 4.577,44 6.404,66 9.521,98 14.702,02

1.686,21 1.778,16 1.639,21 1.554,87 1.519,73 1.842,24 3.071,82 3.590,24 3.606,03 3.924,54 4.608,59 5.222,33 5.647,78 5.749,62 6.568,20 7.225,60 8.261,47 10.004,60 12.280,85 16.704,86

1.376,84 1.357,86 1.212,72 1.242,67 1.523,68 2.032,68 2.791,52 2.968,22 3.078,60 3.469,92 4.060,09 4.525,88 4.717,34 4.909,17 5.380,34 6.012,19 7.390,19 9.788,86 13.209,12 18.260,09

1.216,88 930,20 752,40 735,07 837,77 873,48 1.161,65 1.345,49 1.359,92 1.479,25 1.699,67 2.069,05 2.497,73 2.923,56 3.612,79 4.398,36 5.687,25 7.646,78 10.857,43 16.016,85

1.637,90

1.888,70

4.555,31

5.195,07

2.306,22

144


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

7. Gemiddelde jaarlijkse kost per rechthebbende naar leeftijdsklasse (2012) (euro) Regeling der zelfstandigen Bron: RIZIV

0 - 1 jaar 1 - 4 jaar 5 - 9 jaar 10 - 14 jaar 15 - 19 jaar 20 - 24 jaar 25 - 29 jaar 30 - 34 jaar 35 - 39 jaar 40 - 44 jaar 45 - 49 jaar 50 - 54 jaar 55 - 59 jaar 60 - 64 jaar 65 - 69 jaar 70 - 74 jaar 75 - 79 jaar 80 - 84 jaar 85 - 89 jaar 90 jaar en meer Totaal

Mannen

Vrouwen

Totaal

1.145,47 816,97 758,75 673,24 700,75 531,71 529,90 588,32 703,06 884,23 1.072,24 1.400,72 1.963,42 2.594,00 3.676,40 4.511,44 5.445,72 7.401,35 9.841,11 14.151,78

1.007,22 698,84 541,57 596,94 748,87 760,23 1.180,11 1.316,30 1.124,34 1.105,42 1.232,29 1.568,69 1.884,72 2.393,18 3.080,45 3.725,48 5.034,39 7.374,79 10.886,17 16.500,43

1.076,85 759,70 652,84 636,10 724,19 640,78 798,69 857,58 857,08 965,92 1.131,32 1.463,56 1.933,38 2.514,23 3.372,44 4.079,08 5.219,43 7.385,97 10.486,30 15.832,63

1.587,97

2.090,91

1.804,97

145


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

8. Aantal gevallen (g) of dagen (d) naar groeperingen van de nomenclatuur (duizendtallen) Totaal (PUG + WIGW + IRR) Bron: RIZIV

2009

2010

2011

2012

2013

Raadplegingen, bezoeken en adviezen (g) Medische beeldvorming (g) Klinische biologie (g) Speciale verstrekkingen (g) Heelkunde en anesthesiologie (g) Gynaecologie (g) Toezicht en permanentie (g)

89.443 32.767 382.987 22.614 17.585 1.263 24.813

87.140 32.924 385.428 22.415 17.783 1.202 24.872

89.940 33.551 374.786 23.116 18.333 1.223 25.073

91.200 33.986 376.282 23.646 18.925 1.223 25.376

91.962 33.519 371.624 23.181 19.368 1.074 25.152

Totaal geneesheren

571.472

571.764

566.021

570.638

565.879

26.984

27.844

28.521

29.104

29.687

De officina's (g) Specialiteiten afkomstig van ziekenhuisofficina's, en afgeleverd aan niet ter verpleging opgenomen rechthebbenden (g) Specialiteiten afgeleverd aan gehospitaliseerde rechthebbenden (g) Magistrale bereidingen (g) Wachthonorarium (g) Overige farmaceutische verstrekkingen (g)

119.155

183.119

221.029

265.916

226.910

10 1.698 22.817 1.110 8.981

16 1.705 23.498 1.067 8.638

19 1.729 23.314 1.064 7.438

19 1.763 23.718 1.033 8.076

946 1.762 22.767 1.026 8.065

Totaal farmaceutische verstrekkingen

153.772

218.044

254.593

300.525

261.476

Honoraria van verpleegkundigen (g) Kinesitherapeuten (g) Bandagisten + orthopedisten (g) Implantaten + implanteerbare hartdefibrilatoren (g) Opticiens (g) Gehoorprothesisten (g) Vroedvrouwen (g)

123.621 37.481 11.412 3.162 400 40 467

129.899 37.765 11.855 3.291 401 44 529

136.581 38.436 12.112 3.397 414 47 559

141.918 38.819 12.963 6.042 410 50 589

143.859 38.975 13.053 12.795 419 51 625

Verpleegdagprijs (d) Forfaitaire dagprijzen in algemene ziekenhuizen (d)

19.701 2.029

19.389 2.015

19.258 2.191

19.162 2.315

18.863 2.342

Totaal verpleegdagprijs

21.730

21.403

21.449

21.477

21.206

5

4

6

4

5

Dialyse - geneesheren (g) Dialyse - forfait nierdialyse (d) Dialyse - thuis of in een centrum (g)

693 683 298

704 693 311

730 725 322

747 736 319

757 754 329

Totaal dialyse (g)

991

1.015

1.051

1.066

1.086

Rust- en verzorgingstehuizen (d) Rustoorden voor bejaarden (d) Dagverzorgingscentra (d)

21.400 23.363 298

23.033 22.789 322

24.223 21.741 348

24.732 21.699 386

25.288 21.924 444

Totaal RVT/ROB/Dagverzorgingscentra

45.061

46.144

46.312

46.817

47.656

1.517 1.262 148

2.266 1.283 167

2.336 1.306 196

2.241 1.318 198

2.313 1.349 204

Erelonen tandartsen (g)

Militair hospitaal (all-in-prijs) (d)

Psychiatrische verzorgingstehuizen (d) Initiatieven voor beschut wonen (d) Forfaitaire dagprijzen in psychiatrische ziekenhuizen (d) Totaal geestelijke gezondheidszorg Revalidatie en herscholing (g) Bijzonder Fonds (g) Logopedie (g) Medisch-pediatrische centra (g) Andere kosten van verblijf en reiskosten (g) Regularisatie en herfacturatie (g) Chronische patiĂŤnten (g) Palliatieve zorgen (g) Palliatieve zorgen (patiĂŤnt) (g) Menselijke weefsels (g) Multidisciplinaire teams rolwagens (g) Multidisciplinaire eerstelijnszorg (g) Tabaksontwenning (g) MS/ALS/Huntington (d) Medische huizen (g)

146

2.926

3.716

3.839

3.757

3.866

29.555 9 3.738 0 4.009 -1 227 7 20 85 2 24 2 6.439

31.483 8 3.881 5.669 235 7 21 166 19 26 7.023

33.833 17 4.029 6.062 238 8 21 210 2 20 35 8.025

38.082 15 4.097 6.302 251 9 23 172 3 16 36 8.513

44.388 8 4.460 7.326 265 9 24 240 3 21 38 132 9.184


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

9. Gemiddelde geïndexeerde kost naar groeperingen van de nomenclatuur (euro) Totaal (PUG + WIGW + IRR) Bron: RIZIV

2009

2010

2011

2012

2013

Raadplegingen, bezoeken en adviezen (g) Medische beeldvorming (g) Klinische biologie (g) Speciale verstrekkingen (g) Heelkunde en anesthesiologie (g) Gynaecologie (g) Toezicht en permanentie (g)

19,17 32,75 3,13 50,51 56,80 71,36 13,84

19,66 32,48 3,02 52,33 57,96 75,23 14,32

20,04 33,49 3,15 52,14 58,42 76,47 14,66

20,52 34,47 3,33 53,48 58,93 77,26 15,44

21,44 34,65 3,39 53,84 60,50 85,86 16,47

Geneesheren

11,48

11,54

12,09

12,55

12,93

Erelonen tandartsen (g)

27,20

27,17

De officina's (g) Specialiteiten afkomstig van ziekenhuisofficina's, en afgeleverd aan niet ter verpleging opgenomen rechthebbenden (g) Specialiteiten afgeleverd aan gehospitaliseerde rechthebbenden (g) Magistrale bereidingen (g) Wachthonorarium (g) Bloed- en bloedplasma (g) Overige farmaceutische verstrekkingen (g) Farmaceutische verstrekkingen

27,19

27,64

27,76

22,41

14,82

12,55

10,17

11,55

292,99 2,26 4,70 7,57

284,04 2,26 4,66 8,94

277,29 2,38 4,83 11,78

256,82 2,55 4,90 10,93

233,38 2,55 5,03 9,82

-

-

-

-

-

Honoraria van verpleegkundigen (g) Kinesitherapeuten (g) Bandagisten + orthopedisten (g) Implantaten + implanteerbare hartdefibrilatoren (g) Opticiens (g) Gehoorprothesisten (g) Vroedvrouwen (g)

8,03 14,47 19,32 153,73 56,45 964,67 28,71

8,04 15,18 20,05 156,95 56,90 983,89 27,13

8,07 15,61 20,82 162,27 56,69 998,25 27,61

8,30 15,91 20,51 103,82 58,43 1.016,30 27,31

8,68 16,56 21,04 51,81 64,98 1.050,60 27,52

Verpleegdagprijs (d) Forfaitaire dagprijzen in algemene ziekenhuizen (d)

228,70 97,15

238,62 99,65

258,37 100,14

270,38 102,58

282,07 105,71

Verpleegdagprijs

216,41

225,54

242,21

252,29

262,58

1.532,68

1.554,88

1.603,23

1.620,81

1.670,81

Dialyse - geneesheren (g) Dialyse - forfait nierdialyse (d) Dialyse - thuis of in een centrum (g)

196,40 185,16 325,80

198,90 186,01 328,51

202,03 189,25 332,56

204,11 193,83 341,13

204,54 197,29 341,10

Dialyse (g)

Militair hospitaal (all-in-prijs)

362,92

365,51

372,42

379,04

382,77

Rust- en verzorgingstehuizen (d) Rustoorden voor bejaarden (d) Dagverzorgingscentra (d)

39,83 42,79

41,28 42,99

44,55 47,10

46,27 49,16

52,75 43,65 50,27

RVT/ROB/Dagverzorgingscentra

39,85

41,29

44,57

46,32

48,54

Psychiatrische verzorgingstehuizen (d) Initiatieven voor beschut wonen (d) Forfaitaire dagprijzen in psychiatrische ziekenhuizen (d)

56,63 28,31 13,45

38,33 28,42 13,79

40,96 29,52 13,12

41,63 31,76 13,75

42,43 32,42 13,78

Geestelijke gezondheidszorg

42,24

33,79

35,64

36,70

37,43

15,10 1.197,98 17,41 187,50 4,70 352,41 1.471,59 573,20 68,23 207,74 69,82 10,24

15,08 2.251,93 18,05 4,63 363,07 1.463,57 594,61 33,63 72,04 10,44

14,78 697,12 18,50 4,75 361,04 1.417,62 602,93 26,38 217,04 71,18 10,57

14,01 277,89 18,95 4,72 361,37 1.371,09 620,55 38,76 227,05 72,20 10,90

12,75 182,56 18,40 4,31 360,84 1.378,28 636,93 29,18 248,91 65,52 23,76 64,87 11,99

Revalidatie en herscholing (g) Bijzonder Fonds (g) Logopedie (g) Medisch-pediatrische centra (g) Andere kosten van verblijf en reiskosten (g) Chronische patiënten (g) Palliatieve zorgen (g) Palliatieve zorgen (patiënt) (g) Menselijke weefsels (g) Multidisciplinaire teams rolwagens (g) Multidisciplinaire eerstelijnszorg (g) Tabaksontwenning (g) MS/ALS/Huntington (d) Medische huizen (g)

147


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

10. Geaggregeerde tabel van de uitgaven (C1-C10) (duizend euro) Bron: RIZIV

2009 Geneesheren en klinische biologie Tandartsen Farmaceutische verstrekkingen Verpleegkundigen Kinesitherapeuten Paramedische verstrekkingen Ziekenhuisopname Andere verblijven Maximumfactuur Overige verstrekkingen Totaal

2010

6.637.649 733.995 4.120.388 1.001.744 549.049 781.548 4.711.393 2.665.194 304.212 616.776

6.665.919 756.408 4.249.222 1.063.302 580.007 834.888 4.836.026 2.847.789 326.335 666.523

2011 6.955.943 775.562 4.395.249 1.122.136 606.694 889.167 5.207.108 3.042.726 329.653 753.146

2012 7.265.430 804.462 4.366.572 1.200.395 624.859 983.748 5.428.277 3.194.114 328.002 788.993

2013 7.445.105 839.239 4.257.005 1.290.450 652.480 1.035.343 5.579.436 3.390.247 331.079 858.657

22.121.948 22.826.419 24.077.384 24.984.852 25.679.041

148


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

11. Uitgaven naar groeperingen van de nomenclatuur (duizend euro) Deel ten laste van de V.I.'s Bron: RIZIV

2009

2010

2011

2012

2013

Raadplegingen, bezoeken en adviezen Medische beeldvorming Klinische biologie Speciale verstrekkingen Heelkunde en anesthesiologie Gynaecologie Toezicht en permanentie

1.714.677 1.073.158 1.198.372 1.142.193 998.898 90.146 343.449

1.713.184 1.069.431 1.163.106 1.172.884 1.030.698 90.437 356.260

1.802.427 1.123.492 1.179.266 1.205.161 1.071.069 93.536 367.681

1.871.345 1.171.583 1.253.159 1.264.506 1.115.242 94.472 391.822

1.971.301 1.161.446 1.259.253 1.248.002 1.171.714 92.175 414.273

Subtotaal_1 geneesheren

6.560.893

6.596.000

6.842.632

7.162.129

7.318.164

723.084

744.676

762.273

790.518

824.243

De officina's Specialiteiten afkomstig van ziekenhuisofficina's, en afgeleverd aan niet ter verpleging opgenomen rechthebbenden Specialiteiten afgeleverd aan gehospitaliseerde rechthebbenden Magistrale bereidingen Wachthonorarium Bloed- en bloedplasma Overige farmaceutische verstrekkingen

2.670.053

2.714.258

2.774.486

2.704.813

2.621.327

736.346 497.419 51.455 5.223 78.849 68.010

814.063 484.382 53.187 4.973 88.150 77.230

889.391 479.538 55.530 5.132 87.663 87.585

947.736 452.767 60.492 5.063 91.518 88.259

982.373 411.107 58.142 5.160 87.874 79.180

Subtotaal_1 farmaceutische verstrekkingen

4.107.355

4.236.243

4.379.325

4.350.648

4.245.164

Honoraria van verpleegkundigen (deel V.I.) Kinesitherapeuten Bandagisten + orthopedisten Implantaten + implanteerbare hartdefibrilatoren Opticiens Gehoorprothesisten Vroedvrouwen

984.311 542.351 220.507 486.150 22.586 38.904 13.401

1.044.646 573.389 237.662 516.489 22.834 43.539 14.364

1.102.413 599.882 252.176 551.283 23.445 46.819 15.444

1.177.618 617.794 265.876 627.268 23.946 50.570 16.088

1.249.287 645.547 274.657 662.940 27.211 53.343 17.193

Verpleegdagprijs Forfaitaire dagprijzen in algemene ziekenhuizen

4.505.495 195.657

4.626.385 200.764

4.975.697 219.409

5.180.920 237.478

5.320.679 247.606

Totaal verpleegdagprijs

4.701.152

4.827.149

5.195.106

5.418.398

5.568.285

8.255

6.630

9.427

7.164

8.332

Dialyse - geneesheren Dialyse - forfait nierdialyse Dialyse - thuis of in een centrum

136.162 126.502 97.055

139.930 128.831 102.052

147.383 137.130 106.963

152.435 142.748 108.859

154.910 148.677 112.087

Totaal dialyse

359.719

370.813

391.476

404.042

415.674

Rust- en verzorgingstehuizen Rustoorden voor bejaarden Dagverzorgingscentra

1.782.857 12.772

1.891.439 13.843

2.047.643 16.394

2.149.704 18.962

2.290.929 22.341

Subtotaal_1 RVT/ROB/Dagverzorgingscentra

1.795.629

1.905.282

2.064.037

2.168.666

2.313.270

85.882 35.732 1.986

86.870 36.464 2.247

95.699 38.550 2.575

93.281 41.869 2.715

98.129 43.722 2.818

123.600

125.581

136.824

137.865

144.670

444.540 11.255 65.076 3 18.839 -104.458 304.212 80.159 10.154 11.730 5.801 467 1.677 65.931 0 0

474.632 18.995 70.045 0 26.247 -125.452 326.335 85.298 10.466 12.325 5.592 518 1.403 73.335 0 0

499.945 12.118 74.519 0 28.774 -99.826 329.653 85.823 11.460 12.705 5.537 535 1.424 84.834 0 0

533.585 4.130 77.657 0 29.719 -85.337 328.002 90.532 12.274 14.048 6.685 700 1.191 92.803 0 0

565.911 1.402 82.054 0 31.562 -81.339 331.079 95.711 12.549 15.091 7.016 747 1.361 110.141 911 8.593

21.603.283

22.245.036

23.420.063

24.324.579

24.950.769

Erelonen tandartsen

Militair hospitaal (all-in-prijs)

Psychiatrische verzorgingstehuizen Initiatieven voor beschut wonen Forfaitaire dagprijzen in psychiatrische ziekenhuizen Totaal geestelijke gezondheidszorg Revalidatie en herscholing (deel V.I.) Bijzonder Fonds Logopedie Medisch-pediatrische centra Andere kosten van verblijf en reiskosten Regularisatie en herfacturatie Sociale maximumfactuur (MAF) Chronische patiĂŤnten Palliatieve zorgen Palliatieve zorgen (patiĂŤnt) Menselijke weefsels Multidisciplinaire teams rolwagens Multidisciplinaire eerstelijnszorg Medische huizen (1) Tabaksontwenning (1) MS - ALS - Huntington Totaal (1) Tabaksontwenning en MS - ALS - Huntington 2009-2012: zie tabel 12

149


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

12. Uitgaven naar groeperingen van de nomenclatuur (duizend euro) Deel ten laste van het RIZIV Bron: RIZIV

2009

2010

2011

2012

2013

Forfait accreditatie artsen + medisch dossier Forfait telematica v. geneesheren Kwaliteitscontrole klinische biologie Forfait georganiseerd wachtdiensten + zorgtrajecten Impulsfonds groepspraktijken Praktijkondersteuning huisartsengeneeskunde DNA-tests uitgevoerd in het buitenland Financiering voor lokale kwaliteitsgroepen

16.852 5.980 0 35.646 8.848 9.430 -

14.072 6.372 0 29.899 7.657 11.919 -

10.617 6.547 9.075 64.252 6.908 15.912 -

16.456 6.802 3.476 54.998 4.476 17.093 -

17.188 8.700 0 59.501 22.632 17.287 240 1.393

Subtotaal_2 geneesheren

76.756

69.919

113.311

103.301

126.941

Forfait accreditatie tandartsen

10.911

11.732

13.289

13.944

14.996

Terugbetaling herceptine (art. 56) Terugbetaling pneumokokkenvaccin (art. 56) Telematica apothekers

54 12.979 0

0 12.979 0

0 15.924 0

0 15.924 0

0 11.841 0

Subtotaal_2 farmaceutische verstrekkingen

13.033

12.979

15.924

15.924

11.841

6.698

6.618

6.812

7.065

16.871 6.933

Honoraria van verpleegkundigen (eigen uitgave van het RIZIV) Forfait telematica kinesitherapeuten Specifieke kosten diensten thuisverpleging

17.433

18.656

19.723

22.777

24.292

Loonharmonisering personeel RVT Syndicale premie Zorgvernieuwing (art.56) Palliatieve dagcentra (art. 56) RVT/ROB/dagcentra: geriatrische verpleegkunde

264.298 2.295 193 0 -

281.847 2.295 13.012 542 -

284.128 4.293 13.474 277 -

302.939 2.503 9.359 438 -

310.367 4.393 3.713 361

Subtotaal_2 RVT/ROB/Dagverzorgingscentra

266.786

297.696

302.172

315.239

318.834

78.936 26.468 50 2.016 676 1.416 17.486

91.956 36.379 611 1.954 3.000 5.117 24.766

98.023 30.863 837 1.774 18.076 3.000 6.432 27.085

109.084 29.200 859 120 8.688 3.000 7.619 23.453

124.602 2.038 37.831 0 0 28.430 3.000 0 11.663

518.665

581.383

657.321

660.273

728.272

Einde loopbaan Revalidatie en herscholing (eigen uitgave van het RIZIV) Ge誰nterneerden (1) Tabaksontwenning Psychiatrisch verzorgingscircuit (art. 56) Sociaal akkoord Fonds verslaving MS - ALS - Huntington Diversen

(1)

Totaal (1) Tabaksontwenning en MS - ALS - Huntington 2013: zie tabel 11

13. Uitgaven naar betalende instelling (duizend euro) Bron: RIZIV

2009 Deel ten laste van de V.I.'s

2010

2011

2012

2013

Deel ten laste van het RIZIV

21.603.283 518.665

22.245.036 581.383

23.420.063 657.321

24.324.579 660.273

24.950.769 728.272

Algemeen totaal

22.121.948

22.826.419

24.077.384

24.984.852

25.679.041

150


4.459.779 4.472.954 4.489.153 4.496.362 4.500.294

451.530 459.243 468.694 478.561 487.086

2.953.278 2.979.462 3.004.768 3.034.296 3.057.874

151

9.318.633 9.571.765 10.060.786 10.464.653 10.704.105

883.779 908.455 960.400 1.006.888 1.044.313

6.302.516 6.498.329 6.861.263 7.116.498 7.322.363

1.334.558 1.368.957 1.438.622 1.488.893 1.504.590

Neutrale SocialisChristelijke Liberale Mutualiteitstische Mutualiteiten Mutualiteiten verbonden Mutualiteiten

575.830 576.876 576.914 575.070 571.638

3.275.883 3.405.631 3.592.918 3.726.961 3.827.981

Onafhankelijke Ziekenfondsen

1.910.690 1.947.578 1.980.799 2.004.786 2.036.808

Onafhankelijke Ziekenfondsen

(1) De sociale prestaties die onmiddellijk door het RIZIV betaald worden zijn niet inbegrepen.

2009 2010 2011 2012 2013

Bron: RIZIV

15. Uitgaven per verzekeringsinstelling (duizend euro) (1)

06.2009 06.2010 06.2011 06.2012 06.2013

Neutrale SocialisChristelijke Liberale Mutualiteitstische Mutualiteiten Mutualiteiten verbonden Mutualiteiten

131.155 136.096 141.080 146.914 158.718

Hulpkas voor ZIV

73.773 75.011 75.658 78.482 81.675

Hulpkas voor ZIV

Bron: RIZIV - Dienst voor administratieve controle - Directie controle en beheer van toegankelijkheidsgegevens en archivering van gegevens

14. Ledental per verzekeringsinstelling

359.661 361.530 372.266 382.117 382.065

NMBS

116.548 114.320 112.222 110.535 108.974

NMBS

21.606.185 22.250.764 23.427.334 24.332.925 24.944.134

Totaal

10.541.428 10.625.444 10.708.208 10.778.092 10.844.349

Totaal

III. RIZIV-Geneeskundige verzorging


III. RIZIV-Geneeskundige verzorging

16. Detail van de diverse uitgaven in de rekeningen van het RIZIV (duizend euro) Bron: RIZIV

2009

2010

2011

2012

2013

613.429 599.621 2.450 10.520 78 760

643.550 628.647 3.572 10.520 78 733

685.876 670.973 3.572 10.520 78 733

652.750 637.268 3.736 10.904 82 760

582.079 566.538 3.357 11.339 85 760

RIZIV - Andere 435.354 Sociaal statuut 155.303 Stagemeesters 14.387 Art. 56 - 22 66.361 Art. 56 - 22 moleculaire biologie Sociaal akkoord 127.355 IMA - Permanente steekproef 53 Sociaal plan kinesitherapeuten 89 Expertise 796 Terugbetaling recuperatie 13.223 geneesmiddelen Bestrijding tabaksgebruik 2.000 Campagnes 446 Verhoogde kosten 4.163 tarificatiediensten Autoverzekering (HVKZ) 5 Informatisering 12.200 Terugbetaling heffing 36.500 zakencijfer Provisiefonds geneesmiddelen 459 (overschrijding) Subsidie GDT 2.014 Syndicale premie depositokas Participatiefonds Fiscale Maribel Adviserend geneesheren accreditering Geschil klinische biologie Druk voorschriftenboekjes Compensatie generieken -

472.675 162.674 18.452 86.269 132.987 117 100 1.622

433.887 164.993 19.375 89.704 82.010 119 100 1.695

553.565 169.015 20.276 96.116 89.625 200 0 1.774

295.012 8.590 21.074 81.889 94.926 208 0 1.344

-

-

-

-

2.000 2.000

2.000 2.000

2.000 2.093

2.000 1.000

4.202

4.250

4.448

4.509

5 17.733

5 17.973

5 31.374

5 32.325

36.500

36.500

36.500

27.152

-

-

-

-

2.014 4.000 2.000 -

2.014 4.000 6.314 835 -

2.108 4.000 3.157 874 90.000 -

2.166 4.000 5.350 908 6.158 656 752

1.116.225

1.119.763

1.206.315

877.091

Verzekeringsinstellingen Internationale verdragen Aandeel intresten op beleggingen VI Aandeel terugvorderingen prest. VI Gerechtelijke intresten SIS-kaarten

Totaal

1.048.783

152


IV Sociale bijstand 2009-2013

153


154


Inhoudstafel IV. Sociale bijstand

1. Dienstverlening van de OCMW's

1. Dienstverlening van de OCMW’s 1.0 Methodologische nota A. Het Recht op Maatschappelijke Integratie De nieuwe wet van 26.05.2002 aangaande het recht op maatschappelijke integratie is van toepassing vanaf 01.10.2002. Zij vervangt de oude wet van 1974 met betrekking tot het bestaansminimum. De nieuwe reglementering voorziet, behalve een tegemoetkoming voor onbemiddelde personen (“het leefloon” genoemd), de mogelijkheid om een opleiding te volgen, om een baan te vinden en om door een maatschappelijk assistent begeleid te worden. Het leefloon wordt toegekend en uitbetaald door de gemeentelijke openbare centra voor maatschappelijk welzijn. De federale Staat betaalt een gedeelte van de uitgekeerde bedragen terug. Het saldo is ten laste van de OCMW's en dus onrechtstreeks van de gemeenten, die wettelijk verplicht zijn het eventuele tekort op de rekening van het OCMW bij te passen (Cf. art. 106 OCMW-wet). In tabel 1.1 vindt men de evolutie van het aantal rechthebbenden op het leefloon naar gezinstype. De opgenomen categorieën zijn:  samenwonende met één of meerdere personen  alleenstaande  samenwonende met personen ten laste Op 1 september 2013 zijn de jaarlijkse bedragen die kunnen worden toegekend de volgende (aan spilindex 119,62 basis 2004=100): - samenwonende met één of meerdere personen: 6.538,91 euro - alleenstaande: 9.808,37 euro - samenwonende met personen ten laste: 13.077,84 euro Tabel 1.2 toont een aantal jaargegevens met betrekking tot het Recht op Maatschappelijke Integratie: het gemiddeld aantal gerechtigden, een gemiddeld jaarbedrag en de uitgaven Recht op Maatschappelijke Integratie (uitgedrukt in duizend euro).

155


IV. Sociale bijstand

1. Dienstverlening van de OCMW's

B. Recht op Maatschappelijke Hulp Het Recht op Maatschappelijke Hulp (ingesteld door de wet van 2 april 1965) heeft als doel eenieder een menswaardig bestaan te verzekeren. De maatschappelijke hulp wordt toegekend door het OCMW en kan een aanvulling zijn op het recht op maatschappelijke integratie of een vervanging ervan, wanneer de belanghebbende de voorwaarden niet vervuld van gezegd recht. De maatschappelijke hulp kan verschillende vormen aannemen: ze kan materieel zijn (financieel of in natura) of immaterieel (raad, begeleiding, hulp bij het vinden van een job,…) De voornaamste aspecten van deze hulp zijn: de financiële hulp (equivalent leefloon), een tewerkstelling en/of een tussenkomst in de (dringende) medische hulp. De rechthebbenden van het Recht op Maatschappelijke Hulp zijn voornamelijk asielzoekers (recht op opvang, tussenkomst in de medische onkosten, gezinsbijslag,..), de vreemdelingen, ingeschreven in het vreemdelingenregister (equivalente financiële hulp) en de personen die illegaal op het grondgebied verblijven (dringende medische hulp). De federale Staat stort een belangrijk deel terug van de bedragen uitgegeven in het kader van het Recht op Maatschappelijke Hulp. Het saldo is ten laste van de OCMW’s. Tabel 1.3 geeft de evolutie weer van de rechthebbenden op financiële hulp (equivalent leefloon), toegekend in het kader van de maatschappelijke hulp, volgens gezinstypologie. De verschillende categorieën en bedragen die toegekend kunnen worden zijn dezelfde als deze voor het leefloon. Tabel 1.4 omvat een aantal jaarlijkse gegevens met betrekking tot het Recht op Maatschappelijke Hulp: het gemiddelde aantal rechthebbenden, het gemiddeld jaarlijks bedrag per rechthebbende, de totale uitgaven voor het Recht op Maatschappelijke Hulp (wet van 2 april 1965).

C. De activering van de financiële dienstverleningen van de OCMW’s Sinds 01.01.1998 krijgen de gerechtigden op bestaansminimum (vanaf 01.10.2002: leefloon) toegang tot de volgende tewerkstellingsinitiatieven:  de doorstromingsprogramma's;  de arbeidsplaatsen erkend in het kader van de professionele reïntegratie van langdurig werklozen (dienstenbanen);  de banenplannen;  de initiatieven voor sociale inschakeling … 1 In 2000 werd het "Lenteprogramma" van kracht. Het betreft een actieplan dat gericht is op de vermindering van het aantal gerechtigden op het bestaansminimum. Hiertoe werden bepaalde tewerkstellingsmodaliteiten versterkt, onder andere de sociale tewerkstelling binnen de OCMW's in het kader van art. 60, § 7 en art. 61 van de organieke wet van 08.07.1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn2. Meer bepaald gebeurt dit door de verhoging van de Staatstoelage, de uitbreiding van de mogelijkheden tot terbeschikkingstelling (eveneens voor de privé-sector) en de mogelijkheid tot tijdelijke deeltijdse tewerkstelling. Verder werden nieuwe tewerkstellingskansen gecreëerd, zoals de invoeginterim en de tewerkstelling in het kader van de sociale economie.

1

Vanaf 01.01.2002 vervangt de veralgemeende activering (activa) de vroegere maatregelen: de -------------------dienstenbanen, de invoeginterim en het banenplan. 2 Zie art. 6-9 van de wet van 26.05.2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.

156


IV. Sociale bijstand

1. Dienstverlening van de OCMW's

De uitgaven gekoppeld aan de activering maken integraal deel uit van de begroting die voorbehouden is aan het recht op maatschappelijke integratie en op maatschappelijke dienstverlening. Er bestaan evenwel twee specifieke toelagen:  De ene moedigt de tewerkstelling aan in de sector van de sociale economie en omvat:  De verhoogde Staatstoelage: in de sociale economie neemt de begroting van maatschappelijke integratie het verschil tussen het leefloon en de regelmatige tussenkomst toegekend aan de personen die tewerkgesteld zijn in het kader van de toepassing van artikel 60, § 7 ten laste;  De activering van het leefloon voor de begunstigden tewerkgesteld via de invoeginitiatieven in de sociale economie (SINE);  De andere werd toegekend aan de OCMW’s in het kader van de activering zoals voorzien in het “Lenteprogramma”. Dit omvat:  De met 25 % verhoogde Staatstoelage voor diegenen die tewerkgesteld worden in het kader van artikel 60, § 7;  De monitoring van het "Lenteprogramma". In de tabel 1.5 hernemen we het aantal tewerkgestelde personen in het kader van de maatschappelijke integratie en in het kader van de maatschappelijke hulp. Het gaat voornamelijk om tewerkstellingen in toepassing van artikelen 60, §7 en 61 van de organieke wet van 08.07.1976 op de openbare centra van maatschappelijk welzijn en om activeringsmaatregelen.

U vindt aanvullende informatie over de maatschappelijke integratie en de maatschappelijke hulp op de website van de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie bevoegd voor Grootstedenbeleid: www.mi-is.be.

157


IV. Sociale bijstand

1. Dienstverlening van de OCMW's

1.1 Aantal rechthebbenden op leefloon naar gezinstype Bron: POD Maatschappelijke Integratie

01.2009 Samenwonenden met één of meerdere personen

Mannen Vrouwen

01.2013

28.080

28.799

30.548

30.545

-

14.572 14.226

15.504 15.044

15.773 14.773

39.036

42.181

40.990

39.359

39.732

-

-

22.149 18.841

21.468 17.892

22.281 17.450

23.485

25.916

26.523

27.027

27.654

-

-

4.672 21.851

4.832 22.195

5.086 22.568

87.458

96.177

96.312

96.934

97.931

36.531 50.927

41.272 54.905

41.394 54.918

41.804 55.130

43.140 54.791

Mannen Vrouwen

Totaal

01.2012

-

Mannen Vrouwen

Samenwonenden met personen ten laste

01.2011

24.937

Mannen Vrouwen

Alleenstaanden

01.2010

1.2 Totale uitgaven voor het Recht op Maatschappelijk Integratie (RMI) Bron: POD Maatschappelijke Integratie

Gemiddeld aantal rechthebbenden Gem. aantal rechthebbenden leefloon Gem. aantal overige rechthebbenden, niet inbegrepen hierboven

Gemiddeld jaarbedrag (euro) Totaal uitgaven (duizend euro)

2009

2010

2011

2012

2013

100.731

105.651

104.629

105.221

108.879

91.187

95.613

94.870

95.458

98.831

9.544

10.038

9.759

9.763

10.048

5.802 584.404

5.857 618.820

6.177 646.343

6.263 658.972

6.931 754.648

1.3 Aantal rechthebbenden op maatschappelijke hulp (financiële hulp) naar gezinstype Bron: POD Maatschappelijke Integratie

01.2009 Samenwonenden met één of meerdere personen Mannen Vrouwen

Alleenstaanden Mannen Vrouwen

Samenwonenden met personen ten laste

01.2010

4.770

01.2011

01.2012

01.2013

6.079

7.781

7.606

5.852

-

-

4.082 3.699

4.037 3.570

2.991 2.860

7.970

9.849

11.974

13.479

10.746

-

-

8.692 3.282

9.740 3.740

7.604 3.143

5.684

6.918

8.045

8.079

6.782

Mannen Vrouwen

-

-

2.985 5.059

3.012 5.067

2.461 4.321

Onbekend

37

62

92

0

0

18.461

22.908

27.892

29.164

23.380

9.589 8.872

12.635 10.273

15.811 12.081

16.788 12.376

13.056 10.324

Totaal Mannen Vrouwen

158


IV. Sociale bijstand

1. Dienstverlening van de OCMW's

1.4 Totale uitgaven voor het Recht op Maatschappelijke Hulp (RMH) Bron: POD Maatschappelijke Integratie

2009 Gemiddeld aantal rechthebbenden

2010

2011

2012

2013

32.991

38.312

43.105

42.458

37.605

Gem. aantal rechthebbenden equival. leefloon

19.720

24.580

28.336

26.614

21.438

Gem. aantal overige rechthebbenden, niet inbegrepen hierboven

13.271

13.733

14.769

15.844

16.167

8.036 265.114

8.055 308.612

8.200 353.462

9.927 421.466

12.828 482.409

Gemiddeld jaarbedrag (euro) Totaal uitgaven (duizend euro)

1.5 Aantal tewerkgestelde rechthebbenden Bron: POD Maatschappelijke Integratie

01.2009 Art60ยง7 Andere tewerkstellingsmaatregelen

10.219 1.260

01.2010 11.126 1.149

159

01.2011 11.830 1.180

01.2012 12.316 1.280

01.2013 12.606 1.322


160


Inhoudstafel IV. Sociale bijstand

2. IGO - Gewaarborgd inkomen voor bejaarden

2. Inkomensgarantie voor ouderen - Gewaarborgd inkomen voor bejaarden 2.0 Methodologische nota A. De inkomensgarantie voor ouderen (IGO) Vanaf 01.06.2001 wordt een nieuwe uitkering, ingevoerd door de wet van 22.03.2001, toegekend: de inkomensgarantie voor ouderen (IGO). Degenen die genoten van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden vóór 01.06.2001 kunnen ervan blijven genieten, indien dit voordeliger is dan de nieuwe uitkering. De IGO verschilt van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden hoofdzakelijk door de volgende eigenschappen:  de leeftijd van dewelke men recht kan hebben op de IGO is dezelfde voor de mannen als voor de vrouwen: 62 jaar in 2002; 63 jaar vanaf 2003; 64 jaar vanaf 2006 en 65 jaar vanaf 2009.  de IGO is een individueel recht;  het totale bedrag van de inkomsten en pensioenen in aanmerking genomen bij de berekening wordt gedeeld door het aantal personen die dezelfde hoofdverblijfplaats delen, de betrokkene inbegrepen. In de nieuwe wet, spreekt men niet meer van bedrag “samenwonende “ of bedrag “alleenstaande”, maar van personen die dezelfde hoofdverblijfplaats delen of niet delen. Het toegekende bedrag is afhankelijk of de aanvrager zijn hoofdverblijfplaats deelt met één of meerdere personen of niet. Het basisbedrag wordt met 50% verhoogd als de aanvrager zijn hoofdverblijfplaats niet deelt met één of meerdere personen. Dit heeft tot gevolg dat twee personen die samenwonen recht hebben op het basisbedrag, onafhankelijk van het feit ze getrouwd zijn of niet. De wet maakt een uitzondering voor bepaalde categorieën van personen die niet verondersteld worden dezelfde hoofdverblijfplaats te delen als de aanvrager, niettegenstaande ze op hetzelfde adres ingeschreven zijn in het Rijksregister. Deze zijn : de minderjarige kinderen, de meerderjarige kinderen waarvoor gezinsbijslag ontvangen wordt, de bloed- of aanverwanten in dalende lijn, de personen die in hetzelfde rustoord, hetzelfde rust- en verzorgingstehuis of hetzelfde psychiatrisch centrum verblijven. Als de rechthebbende zijn hoofdverblijfplaats enkel deelt met personen van deze categorieën, dan heeft deze recht op de verhoogde uitkering. Op 1 september 2013 zijn de bedragen die kunnen toegekend worden de volgende (aan spilindex 119,62 basis 2004=100):  het bedrag “hoofdverblijfplaats delend”: 8.093,56 euro per jaar;  het bedrag “hoofdverblijfplaats niet delend”: 12.140,34 euro per jaar.

B. Het gewaarborgd inkomen voor bejaarden Het gewaarborgd inkomen voor bejaarden is een volledig kosteloos voordeel, wat wil zeggen dat geen enkele tegenoverstaande bijdrage vereist is. Het wordt toegekend na een onderzoek naar de bestaansmiddelen, wanneer deze een bepaald forfaitair jaarbedrag niet overschrijden. Op 1 december 2012 zijn de bedragen die kunnen toegekend worden de volgende (aan spilindex 119,62 basis 2004=100):  het "gezinsbedrag": 11.689,87 euro per jaar;  het bedrag “alleenstaande”: 8.767,56 euro per jaar. Het toegekende bedrag wordt met 90 % van de pensioenvoordelen die de aanvrager/aanvraagster of zijn/haar echtgeno(o)t(e) ontvangt verminderd.

161


IV. Sociale bijstand

2. IGO - Gewaarborgd inkomen voor bejaarden

De RVP geeft in zijn statistieken dezelfde opsplitsing als voor de pensioenen, zodat het bedrag "alleenstaande" onderverdeeld is in drie categorieĂŤn: gehuwden, niet gehuwden en weduwnaars (of weduwen). Vanaf 1999 werd jaarlijks een forfaitaire bijzondere verwarmingstoelage toegekend aan alle gerechtigden. Deze toelage werd vanaf 2002 opnieuw afgeschaft, ze blijft evenwel gelden voor de toegekende prestaties die dateren van voor juni 2001. Voor de IGO en voor het gewaarborgd inkomen voor bejaarden geven we het aantal rechthebbenden (resp. tab. 2.1 en 2.2) en het totaal der uitgaven (tab. 2.3).

162


-

Totaal rechthebbenden

21.907

14.013 3.274 10.726 13

4.062 3.830 2

7.894

70-74 jaar

20.200

13.078 2.950 10.125 3

3.792 3.330

7.122

75-79 jaar

17.121

11.443 2.034 9.408 1

2.973 2.705

5.678

15.628

11.091 897 10.192 2

1.769 2.768

4.537

80-84 jaar 85 jaar en +

163

0 0 0 0 4 0 4 0 0 4

Vrouwen Gehuwden, gezin (rustpensioen) Gehuwden, alleenstaanden (rustpensioen) Niet gehuwden (rustpensioen) Rust & overleving

Totaal rechthebbenden

0

0

0 0 0 0 0

0 0 0 0

0

Minder dan 60-64 jaar 60 jaar

Gehuwden, gezin (rustpensioen) Gehuwden, alleenstaanden (rustpensioen) Niet gehuwden (rustpensioen) Rust & overleving

Mannen

Bron: RVP

0

0 0 0 0 0

0 0 0 0

0

65-69 jaar

389

389 3 8 357 21

0 0 0 0

0

70-74 jaar

2.154

1.767 12 64 1.552 139

182 29 174 2

387

75-79 jaar

2.253

1.799 5 45 1.588 161

169 18 262 5

454

2.516

2.159 9 23 1.981 146

67 9 275 6

357

80-84 jaar 85 jaar en +

7.316

6.118 29 144 5.478 467

418 56 711 13

1.198

Totaal

Toestand op 1 januari 2013

101.413

66.670 12.846 53.804 20

17.078 17.661 4

34.743

Totaal

Toestand op 1 januari 2013

2.2 Aantal rechthebbenden gewaarborgd inkomen voor bejaarden volgens leeftijdsklasse en geslacht

26.557

17.045 3.691 13.353 1

-

Vrouwen Zij die hun hoofdverblijfplaats delen Zij die hun hoofdverblijfplaats niet delen Niet verdeelde gevallen

9.512

65-69 jaar 4.482 5.028 2

-

60-64 jaar

Zij die hun hoofdverblijfplaats delen Zij die hun hoofdverblijfplaats niet delen Niet verdeelde gevallen

Mannen

Bron: RVP

2.1 Aantal rechthebbenden IGO volgens leeftijdsklasse en geslacht

IV. Sociale bijstand 2. IGO - Gewaarborgd inkomen voor bejaarden


IV. Sociale bijstand

2. IGO - Gewaarborgd inkomen voor bejaarden

2.3 Jaarlijkse uitgaven (duizend euro) Bron: RVP

2009

2010

2011

2012

2013

IGO Gewaarborgd inkomen Verwarmingstoelage

356.019 51.089 595

371.127 43.995 523

398.388 38.735 459

437.271 35.135 397

453.611 36.328 348

Totaal

407.703

415.645

437.582

472.803

490.287

164


Inhoudstafel IV. Sociale bijstand

3. Tegemoetkomingen aan personen met een handicap

3. Tegemoetkomingen aan personen met een handicap 3.0 Methodologische nota De bedoeling van het stelsel van de tegemoetkomingen aan personen met een handicap is de minstbedeelden onder hen ter hulp te komen. Het is een residueel stelsel van sociale bescherming, waarvoor geen bijdragen worden gevraagd en waarvan de prestaties steeds door de Staat gefinancierd worden. In 1969 ontstaan de gewone tegemoetkoming, bestemd voor de personen met een fysische handicap en de bijzondere tegemoetkoming, bestemd voor de andere personen met een handicap. In 1973 worden het verhoogd gewaarborgd inkomen en de tegemoetkoming voor hulp van derde ingesteld, en in 1976 de tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden. In 1974 worden de bedragen van de gewone en de bijzondere tegemoetkomingen verhoogd en gediversifieerd naargelang van de gezinstoestand, en het onderzoek naar de bestaansmiddelen wordt verscherpt. Tenslotte heeft de wet van 27.02.1987 de regeling grondig hervormd:  de inkomensvervangende tegemoetkoming wordt toegekend aan de persoon wiens verdienvermogen, ingevolge zijn handicap, verminderd is tot een derde of minder van wat een valide persoon op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen. De integratietegemoetkoming wordt toegekend aan de persoon met een handicap met een verminderde zelfredzaamheid, die aldus moeilijkheden ondervindt om zich in het maatschappelijk leven te integreren;  de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden wordt eveneens toegekend wegens gebrek aan en of vermindering van zelfredzaamheid. In geval van herziening van hun dossier, kunnen de “niet-bejaarde” rechthebbenden aanspraak maken op verworven rechten, indien hun recht vóór 31.12.1974 is ingegaan. De “bejaarde” rechthebbenden kunnen verworven rechten laten gelden, ongeacht de datum waarop hun tegemoetkoming is ingegaan. Er zijn twee tabellen, welke ingedeeld werden volgens soort tegemoetkoming. Het betreft het aantal rechthebbenden naar type tegemoetkoming (tabel 3.1) en de totale uitgaven per type tegemoetkoming (tabel 3.2).

165


IV. Sociale bijstand

3. Tegemoetkomingen aan personen met een handicap

3.1 Aantal rechthebbenden naar type tegemoetkoming (jaargemiddelden) Bron: FOD Sociale Zekerheid

2009

2010

2011

2012

2013

147.563

157.170

159.246

163.336

166.903

-

-

76.133 83.113

77.617 85.719

79.304 87.599

133.368

142.818

148.531

152.159

153.361

-

-

40.584 107.947

41.772 110.387

41.975 111.386

Gewone en bijzondere tegemoetkoming KB 1969 en KB 1974

2.024

1.770

1.567

1.249

1.143

Aanvullende tegemoetkoming

2.366

2.041

1.767

1.407

1.408

Tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen

975

748

580

414

412

Tegemoetkoming voor hulp van derde (uitsluitend)

245

186

143

114

113

286.541

304.733

311.834

318.679

323.340

1.639

1.342

1.103

842

Inkomensvervangende en integratietegemoetkoming Mannen Vrouwen

Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden Mannen Vrouwen

Totaal rechthebbenden Tegemoetkoming voor hulp van derde (totaal der voordelen)

(1)

(1) Dit totaal omvat diegenen die uitsluitend recht hebben op deze tegemoetkoming en diegenen die ze cumuleren met een aanvullende tegemoetkoming of een tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen.

166


IV. Sociale bijstand

3. Tegemoetkomingen aan personen met een handicap

3.2 Totale uitgaven tegemoetkomingen aan personen met een handicap naar type tegemoetkoming (duizend euro) Bron: FOD Sociale Zekerheid

2009

2010

2011

2012

2013

1.082.310

1.136.571

1.179.212

1.233.900

1.281.074

431.599

454.163

477.566

489.800

497.862

12.685

11.252

10.319

9.133

7.842

Aanvullende tegemoetkoming

9.925

8.669

7.708

6.794

5.653

Tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen

1.536

1.192

961

779

648

Tegemoetkoming voor hulp van derde (uitsluitend)

3.089

2.557

2.164

1.833

1.525

Totaal maandelijkse termijnen

1.541.144

1.614.404

1.677.930

1.742.239

1.794.604

157.490

137.336

102.436

102.600

90.827

1.698.634

1.751.740

1.780.366

1.844.839

1.885.431

Inkomensvervangende en integratietegemoetkoming Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden Gewone en bijzondere tegemoetkoming KB 1969 en KB 1974

Achterstallen Totaal

167


168


V Buiten globaal beheer 2009-2013

169


170


Inhoudstafel V. Buiten globaal beheer

1. DIBISS (ex-DOSZ)

1. DIBISS (ex-DOSZ) 1.0 Methodologische nota Elke analyse van de overzeese sociale zekerheid vereist een verwijzing naar de wet van 16.06.1960. Deze wet belast de organismen met het beheer van de sociale zekerheid van de werknemers van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi onder de controle en met de waarborg van de Belgische Staat.

Verzekeringen De sociale zekerheidsregeling van koloniaal recht bevatte de volgende sectoren: • ouderdom en vroegtijdige dood; • kinderbijslag (residuaal stelsel); • ziekte en invaliditeit; • geneeskundige verzorging; • vergoeding van de schade voortspruitende uit arbeidsongevallen en beroepsziekten. De onafhankelijkheid van de eertijds door België bestuurde gebieden heeft de opheffing van deze wetgevingen van koloniaal recht wat betreft de bijdragebetalingen tot gevolg gehad. De regeling voor overzeese sociale zekerheid die nadien ontstond, werd ingesteld door de wet van 17.07.1963, welke meermaals gewijzigd werd. Het huidige toepassingsgebied van deze wet is het geheel van personen, die hun beroepsactiviteit in het buitenland verrichten en die niet vallen onder de Verordening (EEG) n°1408 / 71, betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen. Het grondgebied waarop de Verordening (EEG) n°1408 / 71 van toepassing is, is dat van de Europese Unie, verruimd met IJsland, Noorwegen, Liechtenstein en Zwitserland. Volgens de huidige wetgeving omvat de regeling de volgende takken: • de ouderdoms- en overlevingsverzekering; • ziekte- en invaliditeitsverzekering; • de verzekering voor geneeskundige verzorging; • de mogelijkheid om bijzondere aanvullende contracten aan te gaan. De DOSZ stelt drie aanvullende contracten voor: “arbeidsongevallen”, “ongevallen in het privé-leven” en “geneeskundige verzorging”. Het is een wettelijke regeling door de Belgische Staat ingesteld en gewaarborgd. De aansluiting bij de overzeese sociale zekerheid is niet verplicht. Iedere belanghebbende kan vrij over zijn aansluiting bij deze regeling beslissen. Kunnen erbij aansluiten: de personen die onderdanen zijn van een Lidstaat van de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland of, wat hun nationaliteit ook zij, de personen die aangesteld zijn door de Belgische Staat, de Gemeenschappen of Gewesten of tewerkgesteld zijn door een onderneming waarvan de maatschappelijke zetel in België gelegen is en die bovendien werken buiten de Europese Economische Ruimte of Zwitserland. De regeling voor overzeese sociale zekerheid bevat geen enkele verwijzing naar de voorwaarden waarin de aangeslotenen hun overzeese beroepsactiviteit uitoefenen. Zowel de personen, die door een contract hun diensten verhuren als zelfstandigen kunnen zich aansluiten.

171


V. Buiten globaal beheer

1. DIBISS (ex-DOSZ)

Sociale bijdragen De financiering van de takken ouderdom en vroegtijdige dood, ziekte en invaliditeit en geneeskundige verzorging in de huidige wetgeving wordt gespijsd door bijdragen die door de verzekerde vrij tussen een bodem- en grensbedrag worden bepaald en die de kostprijs voor levensonderhoud volgen (spilindexcijfers). Het minimum basisbedrag van de maandelijkse bijdrage bedraagt 37,18 euro, wat overeenkomt met een geïndexeerd bedrag van 244,71 euro (spilindex 119,62 basis 2004). Het maximum basisbedrag bedraagt 148,74 euro, wat overeenkomt met een geïndexeerd bedrag van 978,98 euro (spilindex 119,62 basis 2004). De storting evenwel van het minimumbedrag van de bijdrage opent slechts een recht op pensioen en op de terugbetaling van de geneeskundige verzorging. De uitkeringen van ziekengeld en invaliditeitsuitkeringen worden slechts toegekend indien de gemiddelde maandbijdrage het minimum (geïndexeerd) basisbedrag bereikt. De tussenkomst van de werkgever is niet vereist voor de betaling van de bijdragen: de wet of haar uitvoeringsbesluiten bepalen geen enkele nadere verdelingsregeling van de bijdragen tussen werkgever en de verzekerde; een verdeling kan enkel voortvloeien uit een overeenkomst tussen partijen. De wet van 17.07.1963 heeft drie Fondsen opgericht, elk met een eigen vermogen, namelijk 1 • het pensioenfonds ; 2 • het invaliditeitsfonds ; 3 • het solidariteits- en perequatiefonds . Onverminderd de bijzondere bepalingen die gelden voor verzekerden van niet E.U.-nationaliteiten worden de bijdragen tussen de drie Fondsen zo verdeeld: • Pensioenfonds: ........................................... 70,0%; • Invaliditeitsfonds: .......................................... 9,5%; • Solidariteits- en perequatiefonds: ............... 20,5%.

4

Geneeskundige verzorging Het betreft een uitgestelde verzekering, wat betekent dat de terugbetaling van de kosten van de geneeskundige verzorging aan de verzekerde en zijn rechthebbenden enkel wordt verkregen, indien aan bepaalde voorwaarden inzake verzekeringsduur (minstens 16 jaar deelname) en leeftijd (het in genot treden van de voordelen kan ten vroegste vanaf 50 jaar) is voldaan of wanneer de verzekerde arbeidsongeschikt is bevonden overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17.07.1963 (hoofdstuk IV).

1

Beheer van de uitkeringen van de ouderdoms- en overlevingsverzekering verzekerd in individuele kapitalisatie. 2 Beheer van de ziekte en invaliditeitsverzekering, van de verzekering geneeskundige verzorging en van de contracten voor bijkomende verzekeringen. 3 Beheer van de prestaties van de ouderdoms- en overlevingsverzekering gefinancierd door de repartitieregeling. 4 In feite: E.U. + IJsland, Noorwegen, Liechtenstein en Zwitserland.

172


V. Buiten globaal beheer

1. DIBISS (ex-DOSZ)

Uitkeringen De verzekerde die gedurende de verzekeringsperiode arbeidsongeschikt wordt ten gevolge van een ziekte, een zwangerschap of een ongeval (andere dan een arbeidsongeval) kan aanspraak maken op uitkeringen.

Pensioenen De ouderdoms- en overlevingsverzekering, ten laste van het Fonds voor pensioenen, voorziet in de toekenning van ouderdoms- en weduwenrenten. We beperken ons in deze nota tot de bespreking van de ouderdomsrenten. Voor de weduwenrenten, pensioen van de uit de echt gescheiden echtgenoot en de indexering van de uitkeringen verwijzen we de lezer naar de website van de DIBISS: www.dibiss.fgov.be . De normale leeftijd waarop het pensioen kan worden opgenomen is 65 jaar, zowel voor de mannen als voor de vrouwen. Er bestaat evenwel een mogelijkheid om het pensioen vanaf de leeftijd van 60 jaar op te nemen, mits een vermindering van het pensioenbedrag. Bij overlijden is het overdraagbaar gedeelte van het pensioenkapitaal bestemd voor een eventueel overlevingspensioen en /of wezenuitkering. Het bedrag van de ouderdomsrente wordt bepaald door toepassing van de regels van de individuele kapitalisatie. Het is bijgevolg rechtstreeks afhankelijk van het bedrag van de gestorte bedragen, evenals van de leeftijd van de verzekerde op het ogenblik van de storting van de bijdragen en van de ingangsdatum van het pensioen.

Gezinsbijslag De wetten van 16.06.1960 en 17.07.1963 garanderen ten gunste van de rechtgevende kinderen, 5 onderdanen van een der landen, die lid zijn van de Europese Unie , kinderbijslag: • aan de gepensioneerde koloniale werknemers die een loopbaan van tenminste 16 jaar hebben; • aan de slachtoffers van een arbeidsongeval overkomen vóór 01.07.1960 en aan de personen met een beroepsziekte die na die datum niet meer aan het risico blootgesteld waren; • aan de verzekerden die een uitkering trekken krachtens de ziekte- en invaliditeitsverzekering. Arbeidsongevallen en beroepsziekten De wetgeving voor sociale zekerheid naar koloniaal recht voorzag in de verzekering tegen arbeidsongevallen en beroepsziekten. Die uitkeringen worden door de wet van 16.06.1960 gewaarborgd. Het bij de wet van 17.07.1963 opgerichte stelsel voorziet niet in deze takken van sociale zekerheid in het kader van de algemene regeling. Nochtans verschaft de wet de mogelijkheid van een aanvullende verzekering inzake arbeidsongevallen.

5

In feite: E.U. + IJsland, Noorwegen, Liechtenstein en Zwitserland.

173


V. Buiten globaal beheer

1. DIBISS (ex-DOSZ)

1.1. Lopende rekeningen (budgettair concept) (duizend euro) Bron: DOSZ

2009

2010

2011

2012

2013

Bijdragen Staatstoelagen Alternatieve financiering Toegewezen ontvangsten Externe overdrachten Opbrengsten beleggingen Diversen

65.818 308.848

64.429 309.899

65.645 294.585

69.164 321.605

73.290 314.644

1.594 2.132 2.440 3.420

1.594 1.521 2.198 3.188

1.721 0 2.323 4.090

1.543 4.104 2.435 3.125

1.413 0 2.230 3.778

Totaal lopende ontvangsten

384.252

382.831

368.364

401.977

395.354

Sociale prestaties Betalingskosten Beheerskosten Externe overdrachten Intresten op leningen Diversen

357.714 10 10.750 1.815 260 2.813

355.219 1 10.142 2.083 284 3.114

364.451 0 10.313 1.074 700 3.367

365.103 0 11.290 3.858 252 40.602

372.706 0 13.323 3.785 613 23.156

Totaal lopende uitgaven

373.363

370.843

379.906

421.105

413.584

10.889

11.987

-11.542

-19.128

-18.230

Ontvangsten

Uitgaven

Saldo lopende rekeningen

174


V. Buiten globaal beheer

1. DIBISS (ex-DOSZ)

1.2 Aantal bijdragebetalenden naar geslacht (Wet van 17.07.1963) Bron: DOSZ

2009

2010

2011

2012

2013

Mannen

7.519

7.320

7.463

7.532

7.532

Vrouwen

1.815

1.843

1.888

1.843

1.894

Totaal

9.334

9.163

9.351

9.375

9.426

1.3 Bijdragen volgens wetgeving en verzekering (duizend euro) Bron: DOSZ

2009 Uitvoering van de voormalige sociale wetgeving (1) Ouderdom en vroegtijdige dood Arbeidsongevallen Beroepsziekten

2010

2011

2012

2013

0,0 0,2 0,4

0,0 0,0 0,4

0,0 0,0 0,2

0,0 0,0 0,0

0,0 0,0 0,0

47.438,3

46.169,1

47.144,6

49.874,7

53.034,1

4.937,1

4.833,2

4.906,2

5.192,1

5.504,7

11.140,2

10.817,0

11.341,0

11.709,4

12.419,3

1.693,6

1.531,1

1.440,0

1.423,2

1.681,3

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Stelsel van overzeese sociale zekerheid Ouderdom en overleving Ziekte-invaliditeit (geneeskundige verzorging) Aanvullende verzekeringen (2) Ziekte-invaliditeit (geneeskundige verzorging) Arbeidsongevallen Uitvoering van de wet van 05.08.1968 (3) Ouderdom en vroegtijdige dood

(1) De van kracht zijnde sociale wetgeving van Belgisch-Kongo, Rwanda en Burundi voor de toetreding van deze landen tot de onafhankelijkheid. (2) Het gaat om de verzekeringen bepaald in artikels 57 en 57bis van de wet van 17.07.1963. (3) Uitvoering van de wet tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privĂŠ-sector.

175


V. Buiten globaal beheer

1. DIBISS (ex-DOSZ)

1.4 Aantal rechthebbenden geneeskundige verzorging naar categorie (1) Toestand op 31 december

Bron: DOSZ

2009 Gewezen werknemers Werknemers die uitkeringen wegens ziekte of invaliditeit genieten Slachtoffers van een arbeidsongeval Personen met een beroepsziekte

2010

2011

2012

2013

3.165

2.862

2.766

2.501

2.154

58 0 0

56 0 0

57 0 0

58 0 0

44 0 0

1.438

1.384

1.381

1.290

652

48 3 7

47 3 6

47 3 6

42 3 4

18 1 2

Weduwen van Gewezen werknemers Werknemers die uitkeringen wegens ziekte of invaliditeit genoten Slachtoffers van een arbeidsongeval Personen met een beroepsziekte

(1) Er wordt geen rekening gehouden met de titularissen van een aanvullend contract inzake geneeskundige verzorging.

176


V. Buiten globaal beheer

1. DIBISS (ex-DOSZ)

1.5 Uitgaven voor geneeskundige verzorging volgens hoofdrubriek en toepasselijke wetgeving (duizend euro) Toestand 2012

Bron: DOSZ

Wet van 16.06.1960 Geneesheren Farmaceutische verstrekkingen Ziekenhuisverpleging Verpleegkundige zorgen Kinesitherapeuten Andere verstrekkingen Wet van 17.07.1963 Geneesheren Farmaceutische verstrekkingen Ziekenhuisverpleging Verpleegkundige zorgen Kinesitherapeuten Andere verstrekkingen Totaal

Verzekerden (1)

Gepensioneerden

Weduwen

0 0 0 0 0 0 0

34 5 2 3 1 1 22

804 69 53 188 72 16 406

0 0 0 0 0 0 0

8.269

14.626

5.856

497

2.980 1.762 1.593 30 114 1.790

1.976 2.419 3.500 633 252 5.846

539 431 1.313 344 122 3.107

108 90 153 16 13 117

8.269

14.660

6.660

497

Verzekerden (1)

Gepensioneerden

Weduwen

0 0 0 0 0 0 0

40 4 3 12 3 3 17

768 71 45 182 66 16 388

0 0 0 0 0 0 0

8.541

11.717

4.806

661

2.795 1.890 1.956 16 114 1.771

1.707 1.980 3.150 614 227 4.039

431 401 951 286 99 2.638

88 107 278 38 13 136

8.541

11.757

5.573

661

Toestand 2013

Bron: DOSZ

Wet van 16.06.1960 Geneesheren Farmaceutische verstrekkingen Ziekenhuisverpleging Verpleegkundige zorgen Kinesitherapeuten Andere verstrekkingen Wet van 17.07.1963 Geneesheren Farmaceutische verstrekkingen Ziekenhuisverpleging Verpleegkundige zorgen Kinesitherapeuten Andere verstrekkingen Totaal

Invaliden

(1) Bijkomende verzekering (art. 57 van de wet van 17.07.1963).

177

Invaliden


V. Buiten globaal beheer

1. DIBISS (ex-DOSZ)

1.6 Aantal rechthebbenden uitkeringsverzekering Toestand op 31 december

Bron: DOSZ

2009

2010

2011

2012

2013

Invaliden Weduwen Wezen

110 36 1

95 35 1

107 33 1

105 31 2

95 30 1

Totaal

147

131

141

138

126

1.7 Uitgaven voor de uitkeringsverzekering volgens wetgeving en categorie (duizend euro) Bron: DOSZ

2009

2010

2011

2012

2013

Wet van 16.06.1960 Invaliden Weduwen Wezen

27 12 15 0

27 12 15 0

29 13 16 0

29 13 16 0

20 5 15 0

Wet van 17.07.1963 Invaliden Weduwen Wezen

692 627 64 1

770 706 63 1

797 732 64 1

794 732 61 1

869 806 62 1

Totaal

719

797

826

823

889

178


V. Buiten globaal beheer

1. DIBISS (ex-DOSZ)

1.8 Aantal rechthebbenden renten en toelagen volgens wetgeving en categorie

(1)

Toestand op 31 december

Bron: DOSZ

2009

2010

2011

2012

2013

Wet van 16.06.1960 Rustpensioenen Overlevingspensioenen

24.463 14.010 10.453

23.404 13.068 10.336

22.304 12.205 10.099

21.193 11.339 9.854

19.840 10.319 9.521

Wet van 17.07.1963 Rustpensioenen Overlevingspensioenen

28.890 20.476 8.414

29.431 20.892 8.539

29.871 21.266 8.605

30.492 21.813 8.679

30.814 22.086 8.728

(1) De pensioengerechtigden gewaarborgd door de wet van 16.06.1960 die genoten hebben van de regeling ingesteld door de wet van 17.07.1963 zijn onder beide wetgevingen opgenomen.

1.9 Uitgaven voor de renten en toelagen (duizend euro) Bron: DOSZ

2009

2010

2011

2012

2013

Rust Weduwen Wezen

251.711 78.197 1.212

249.701 74.982 1.163

253.948 76.952 1.137

256.042 77.774 1.191

256.348 78.569 1.168

Totaal

331.120

325.846

332.037

335.007

336.085

179


V. Buiten globaal beheer

1. DIBISS (ex-DOSZ)

1.10 Aantal rechtgevende kinderen volgens leeftijdsklasse Toestand op 31 december

Bron: DOSZ

2009

2010

2011

2012

2013

0 - 6 jaar 6 - 12 jaar 12 - 16 jaar 16 - 25 jaar 25 jaar en ouder

1 7 10 23 5

1 2 8 24 7

1 1 8 16 4

1 0 6 14 7

1 0 5 13 5

Totaal

46

42

30

28

24

1.11 Uitgaven voor gezinsbijslag (duizend euro) Bron: DOSZ

2009 Gezinsbijslag

2010 95

180

2011 84

2012 58

2013 55

60


V. Buiten globaal beheer

1. DIBISS (ex-DOSZ)

1.12 Aantal rechthebbenden arbeidsongevallen volgens wetgeving en categorie Toestand op 31 december

Bron: DOSZ

2009

2010

2011

2012

2013

Wet van 16.06.1960 Invaliden Weduwen

161 120 41

146 109 37

132 99 33

119 87 32

108 79 29

Wet van 17.07.1963 (contracten) Invaliden Weduwen Wezen

300 239 55 6

292 232 54 6

286 230 52 4

279 225 50 4

275 224 48 3

Totaal

461

438

418

398

383

1.13 Uitgaven arbeidsongevallen volgens wetgeving (duizend euro) Bron: DOSZ

2009 Wet van 16.06.1960 (art. 4) Algemene regeling

2010

2011

2012

2013

366

327

326

286

272

Wet van 17.07.1963 (art. 57) Aanvullende verzekering

1.655

1.471

1.447

1.492

1.573

Totaal

2.021

1.798

1.773

1.778

1.845

181


V. Buiten globaal beheer

1. DIBISS (ex-DOSZ)

1.14 Aantal rechthebbenden beroepsziekten Toestand op 31 december

Bron: DOSZ

2009 Wet van 16.06.1960 Blijvende arbeidsongeschiktheid Weduwen

2010

2011

2012

2013

15

14

10

6

4

9 6

8 6

4 6

3 3

2 2

1.15 Uitgaven voor beroepsziekten (duizend euro) Bron: DOSZ

2009 Beroepsziekten

2010 87

182

2011 88

2012 76

2013 42

31


Inhoudstafel V. Buiten globaal beheer

2. FAO-kapitalisatie

2. FAO-kapitalisatie 2.0 Methodologische nota Aantal arbeidsongevallen De tabel 2.1 is een algemene statistiek die de evolutie geeft van het jaarlijks aantal arbeidsongevallen, opgesplitst naar geslacht en naar het criterium arbeidsongeval (op de werkplaats) of arbeidswegongeval.

Sociale prestaties van het kapitalisatiestelsel De tabel 2.2 geeft de evolutie weer van de uitgaven sociale prestaties van het kapitalisatiestelsel. Het gaat over medische kosten, prothese- , begrafenis- en verplaatsingskosten. Verder zijn opgenomen de uitkeringen voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid en de levenslange uitkeringen en renten aan slachtoffers en rechthebbenden alsmede de aan hen uitgekeerde kapitalen in het kader van de arbeidsongevallenwet van 10.04.1971.

FAO-kapitalisatiestelsel: bijdragen en uitgaven De tabel 2.3 behandelt het FAO-kapitalisatiestelsel: bijdragen, opbrengst van beleggingen en uitgaven. Voor de bijdragen wordt het onderscheid gemaakt tussen gewone bijdragen en specifieke bijdragen. De gewone bijdragen betreffen de sector zeevisserij. Bij de prestaties wordt het onderscheid gemaakt tussen zorgen en verzekeringsverrichtingen. Hiervoor verwijzen we naar de methodologische nota arbeidsongevallen in het deel werknemers.

FAO-kapitalisatiestelsel: aantallen, bedragen en gemiddelde uitkering Het aantal gevallen, de betaalde bedragen en de gemiddelde uitkering van de renten minder dan 10_% (arbeidsongeschiktheidsgraad) van voor 1988, de renten gemeenschappelijke steenkoolkassen, de renten koopvaardij en de renten zeevisserij vindt u in tabel 2.4.

183


V. Buiten globaal beheer

2. FAO-kapitalisatie

2.1 Evolutie van het aantal ongevallen op de arbeidsplaats en van het aantal arbeidswegongevallen Bron: FAO (website)

2009 Arbeidsongeval Mannen Vrouwen Onbekend

Arbeidswegongeval Mannen Vrouwen Onbekend

Totaal

2010

2011

2012

2013

145.546 103.135 42.363 48

150.944 106.177 44.732 35

147.854 104.851 42.982 21

135.118 94.350 40.759 9

126.726 87.479 39.233 14

22.655

27.555

22.349

22.013

23.793

10.419 12.234 2

12.063 15.488 4

10.508 11.837 4

10.194 11.818 1

10.489 13.304 0

168.201

178.499

170.203

157.131

150.519

2.2 Sociale prestaties arbeidsongevallenverzekering - uitgaven (in duizend euro) Bron: FAO

Bedragen van de betaalde uitkeringen

2009

2010

2011

2012

2013

Medische, chirurgische, farameutische en hospitalisatiekosten Prothesekosten Begrafeniskosten Verplaatsingskosten Uitkeringen voor tijdelijke ongeschiktheid Uitkeringen en renten - slachtoffers Uitkeringen en renten - rechthebbenden Kapitalen - slachtoffers Kapitalen - rechthebbenden Intrestlasten

125.837.872

122.882.709

127.770.658

121.787.090

119.578.564

9.702.026 446.778 5.100.610 259.214.074 352.878.509 49.484.156 10.559.981 1.919.594 4.229.097

9.917.307 451.621 4.784.396 253.896.527 363.307.239 48.422.540 10.940.374 2.548.784 4.379.678

9.993.819 404.078 4.918.362 237.781.929 372.947.954 48.124.561 11.339.939 1.730.844 4.364.065

10.775.970 405.767 4.755.339 251.472.566 385.292.502 48.418.368 11.618.375 4.678.642 4.224.275

10.814.393 312.831 4.738.044 254.256.235 379.110.061 47.917.862 11.913.690 1.453.951 3.374.527

Totaal

819.372.697

821.531.175

819.376.209

843.428.894

833.470.158

184


V. Buiten globaal beheer

2. FAO-kapitalisatie

2.3 Kapitalisatiestelsel - bijdragen, opbrengst beleggingen, uitgaven (in duizend euro) Bron: FAO

2009 Bijdragen

2010

2011

2012

2013

1.128

1.068

1.074

1.318

1.205

721

667

674

670

685

721

667

674

670

685

407

401

400

647

520

24

17

15

17

21

53

50

52

58

48

3

9

6

6

3

326

326

327

567

448

Opbrengst beleggingen

64.035

53.838

41.861

44.580

50.132

Prestaties Zorgen Verzekeringsverrichtingen

23.534 2.481 21.053

23.101 2.806 20.295

22.398 2.533 19.866

22.066 2.664 19.403

21.725 2.657 19.068

Gewone bijdragen Zeevisserij

Specifieke bijdragen Bijdragenverhogingen en -boeten (1) (ambtshalve aansluitingen) Bijdragen aan het RIZIV Verwijlintresten op sociale bijdragen (2) Transferuitgaven van HVKZ

(1) ingevolge art. 1 van het K.B. van 30.12.1976 tot uitvoering van art. 59bis van de wet van 10.04.1971 (2) ingevolge art. 9 van het K.B. van 30.12.1976 tot uitvoering van art. 59quater van de wet van 10.04.1971

2.4 Kapitalisatiestelsel - aantallen, bedragen en gemiddelde uitgaven (in euro) Bron: FAO

2009 Renten art. 45 ter, minder dan 10 % voor 1988 (geen index) Aantal Bedragen Gemiddelde uitkering

2010

2011

2012

2013

50.437 19.052.846 377,76

49.365 18.510.298 374,97

48.318 18.044.371 373,45

47.110 17.510.282 371,69

45.984 17.392.216 378,22

Renten gemeenschappelijke steenkolenkassen (geen index) Aantal Bedragen Gemiddelde uitkering

1.232 714.968 580,33

1.126 655.316 581,99

1.029 618.394 600,97

944 565.197 598,73

861 512.264 594,96

Renten en vergoedingen koopvaardij (met en zonder index) Aantal Bedragen Gemiddelde uitkering

160 430.608 2.691,30

150 391.880 2.612,53

142 458.946 3.232,02

139 444.414 3.197,22

132 426.420 3.230,46

Renten en vergoedingen zeevisserij (met en zonder index) Aantal Bedragen Gemiddelde uitkering

197 850.818 4.318,87

188 736.474 3.917,41

178 706.026 3.966,44

168 789.182 4.697,51

162 828.439 5.113,82

185


186


Inhoudstafel V. Buiten globaal beheer

3. FBZ-Asbestfonds

3. FBZ-Asbestfonds 3.0 Methodologische nota Het Fonds voor de Beroepsziekten beheert het Asbestfonds. Dit fonds dat in het leven geroepen werd door de programmawet van 27 december 2006 onder de benaming “Schadeloosstellingsfonds voor asbestslachtoffers”. De doelstelling van het Asbestfonds is een vergoeding toe te kennen aan de slachtoffers van ziekten veroorzaakt door asbest, met name mesothelioom en asbestose, ongeacht hun statuut (werknemer, zelfstandige, ambtenaar, werkzoekende, omgevingsslachtoffer). Het Asbestfonds kent ook een vergoeding toe aan de rechthebbenden van overleden asbestslachtoffers.

Geïndexeerde bedragen De tabel 3.1 geeft de op 01.12.2012 geïndexeerde bedragen van de uitkering aan de slachtoffers. Hierbij dient opgemerkt dat het bedrag voor asbestose vermenigvuldigd moet worden met het percentage van de lichamelijke ongeschiktheid vastgesteld bij het slachtoffer.

Aantal erkende slachtoffers De tabel 3.2 geeft de indeling weer van de vergoede slachtoffers naar leeftijdsklasse, geslacht en ziekte, die in de loop van 2013 een vergoeding hebben ontvangen. De tabel 3.3 neemt het aantal erkende slachtoffers op, ingedeeld per ziekte en per jaar van erkenning, ongeacht of ze nog in leven zijn.

187


V. Buiten globaal beheer

3. FBZ-Asbestfonds

3.1 FBZ -asbestfonds - vergoedingen aan slachtoffers en rechthebbenden (in euro) Bron: Asbestfonds web site, Faq, punt 7

Ge誰ndexeerde bedragen op 01/12/2012 mesothelioom

asbestose 17,23 (1) 17.230,50 8.615,25 14.358,75

1.723,05 34.461,00 17.230,50 28.717,50

Slachtoffer (maandelijkse vergoeding) Partner (eenmalige uitkering) Ex-partner (eenmalige uitkering) Kinderen (eenmalige uitkering)

(1) De maandelijkse vergoeding aan een slachtoffer van asbestose is per procentpunt lichamelijke ongeschiktheid.

3.2 FBZ-asbestfonds - Indeling van de slachoffers naar leeftijd en geslacht Bron: Asbestfonds

2013 mesothelioom

asbestose

Mannen

Vrouwen

Totaal

Mannen

< 45 45 - 54 55 - 64 65 - 74 > 75

4 6 30 50 49

2 7 11 10

4 8 37 61 59

1 7 50 157 214

Totaal

139

30

169

429

Vrouwen

Totaal 1 7 50 157 214

0

429

3.3 FBZ-asbestfonds - Aantal slachtoffers (nieuwe gevallen) erkend door het Asbestfonds, per ziekte Bron: Asbestfonds

Mesothelioom 2009 2010 2011 2012 2013

175 135 184 188 212

188

Asbestose

Totaal 97 135 88 44 41

272 270 272 232 253


Inhoudstafel V. Buiten globaal beheer

4. FBZ-PPO

4. FBZ-PPO 4.0 Methodologische nota De uitkeringen van het Fonds voor de Beroepsziekten – sector PPO (Provinciale en plaatselijke overheidsdiensten) zijn gebaseerd op de wet van 03.07.1967 betreffende de preventie van of de schadeloosstelling voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor de beroepsziekten in de overheidssector. Het FBZ is de bevoegde instelling voor de personeelsleden uit de openbare sector, die vallen onder toepassing van het K.B. van 21.01.1993 betreffende de schadeloosstelling van beroepsziekten ten gunste van sommige personeelsleden uit de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten.

Aantal gerechtigden (tabel 4.1) Deze statistiek geeft het gemiddeld aantal gerechtigden op een uitkering van het Fonds voor de Beroepsziekten (sector PPO). De aantallen worden ingedeeld naar type van arbeidsongeschiktheid, tijdelijke werkverwijdering of tussenkomst geneeskundige verzorging of vergoeding aan rechthebbenden,

Uitgaven (tabel 4.2) Deze statistiek neemt de uitgaven op voor de beroepsziekten, sector PPO. De indeling is identiek aan die van tabel 4.1.

189


V. Buiten globaal beheer

4. FBZ-PPO

4.1 FBZ-PPO: Gemiddeld aantal gerechtigden Bron: FBZ

2009

2010

2011

2012

2013

Mannen Tijdelijke arbeidsongeschiktheid Blijvende arbeidsongeschiktheid Vergoedingen aan rechthebbenden Geneeskundige verzorging Tijdelijke werkverwijdering

2.492 13 1.108 7 1.364 0

2.336 16 1.094 4 1.222 0

2.379 19 1.099 5 1.256 0

2.310 32 1.130 4 1.144 0

2.276 38 1.188 4 1.046 0

Vrouwen Tijdelijke arbeidsongeschiktheid Blijvende arbeidsongeschiktheid Vergoedingen aan rechthebbenden Geneeskundige verzorging Tijdelijke werkverwijdering

5.399 65 507 38 3.324 1.465

4.600 66 532 37 2.737 1.228

3.221 83 559 38 2.399 142

2.906 69 596 43 2.159 39

2.699 104 639 41 1.909 6

Mannen + vrouwen Tijdelijke arbeidsongeschiktheid Blijvende arbeidsongeschiktheid Vergoedingen aan rechthebbenden Geneeskundige verzorging Tijdelijke werkverwijdering

7.891 78 1.615 45 4.688 1.465

6.936 82 1.626 41 3.959 1.228

5.600 102 1.658 43 3.655 142

5.216 101 1.726 47 3.303 39

4.975 142 1.827 45 2.955 6

4.2 FBZ-PPO: Uitgaven (in duizend euro) Bron: FBZ

2009

2010

2011

2012

2013

Mannen Tijdelijke arbeidsongeschiktheid Blijvende arbeidsongeschiktheid Vergoedingen aan rechthebbenden Geneeskundige verzorging Tijdelijke werkverwijdering

5.388 109 5.069 40 170 0

5.502 144 5.176 33 149 0

5.488 187 5.119 34 148 0

5.915 318 5.435 30 132 0

6.274 411 5.712 30 121 0

Vrouwen Tijdelijke arbeidsongeschiktheid Blijvende arbeidsongeschiktheid Vergoedingen aan rechthebbenden Geneeskundige verzorging Tijdelijke werkverwijdering

19.195 524 2.274 388 389 15.620

16.905 447 2.399 318 324 13.417

4.893 551 2.564 335 278 1.165

4.185 424 2.687 460 251 363

4.447 743 3.022 408 222 52

Mannen + vrouwen Tijdelijke arbeidsongeschiktheid Blijvende arbeidsongeschiktheid Vergoedingen aan rechthebbenden Geneeskundige verzorging Tijdelijke werkverwijdering

24.583 633 7.343 428 559 15.620

22.407 591 7.575 351 473 13.417

10.381 738 7.683 369 426 1.165

10.100 742 8.122 490 383 363

10.721 1.154 8.734 438 343 52

190


Inhoudstafel V. Buiten globaal beheer

5. RVA

5. RVA – buiten globaal beheer 5.0 Methodologische nota Naast de werkloosheid, de regeling werkloosheid met bedrijfstoeslag en de loopbaanonderbreking of het tijdskrediet, die behoren tot het globaal financieel beheer werknemers, kent de RVA een aantal regelingen buiten globaal beheer.

Vrijgestelden PWA-activiteiten (tabel 5.1) De plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA) zijn opgericht in de gemeenten. Zij staan in samenwerking met de RVA in voor de administratieve organisatie van de activiteiten die men niet aantreft in de reguliere arbeidscircuits. De tabel 5.1 geeft het daggemiddelde van het aantal werknemers vrijgesteld wegens PWA-activiteit. Deze werknemers werken op basis van een PWA-overeenkomst. (cf. K.B. van 28 november 1969, art. 16 bis).

Betaald educatief verlof (tabel 5.2) De subsector van het betaald educatief verlof voorziet in de terugbetaling van de kosten van de werkgever door de afwezigheid van een werknemer die een cursus volgt. De financiering gebeurt door middel van een patronale RSZ-bijdrage en een alternatieve financiering. De tabel 5.2 geeft de evolutie per schooljaar van het aantal werknemers die een opleiding volgden in het kader van het betaald educatief verlof uitgesplitst naar gewest, statuut (arbeider of bediende) en geslacht.

Outplacement (tabel 5.3) Deze subsector bevat de betaling van de kostprijs van de outplacementbegeleidingen georganiseerd via de tussenkomst van de door de gewesten georganiseerde of erkende instellingen (cf. art. 320 van de programmawet van 24.12.2002), alsook de tussenkomsten van de RVA onder de vorm van outplacementkosten en inschakelingsvergoedingen bij herstructureringen. De tabel 5.3 geeft de uitgaven voor outplacement (individueel outplacement, collectief outplacement en inschakelingsvergoedingen). Voor de tussenkomst individueel outplacement is de RVA belast met het verzekeren van de betaling van de outplacementbegeleiding in geval de werkgever zijn verplichting niet nakomt. Bij een werkgever in herstructurering met meer dan 20 werknemers moeten de ontslagen werknemers (collectief outplacement) zich verplicht inschrijven in een op te richten tewerkstellingscel. Het K.B. van 09.03.2006 (namelijk art. 15 en volgende) bepaalt de tegemoetkoming in de outplacementkost voor een werknemer ontslagen in het kader van een herstructurering.

191


V. Buiten globaal beheer

5. RVA

Voor de inschakelingsvergoedingen betaalt de RVA krachtens art. 38 van de wet van 23.12.2005 betreffende het Generatiepact het verschil tussen de aan de ontslagen werknemer betaalde inschakelingsvergoeding en de door de werkgever verschuldigde opzeggingsvergoeding aan de werkgever terug.

Tewerkstellingsopdrachten (startbonus en stagebonus) (tabellen 5.4 – 5.7) De subsector betreft de regeling van de opdrachten van RVA inzake verhoging van de tewerkstelling. Het artikel 58 van de wet van 23.12.2005 betreffende het generatiepact vertrouwt vanaf 2007 aan de RVA de betaling toe van de start- en stagebonus. Deze uitgaven worden gefinancierd met een affectatie uit de middelen van de RSZ-globaal financieel beheer. De evolutie van de aantallen (fysieke eenheden) vindt u terug in de tabel 5.4 voor de startbonus en in de tabel 5.5 voor de stagebonus. De evolutie van de uitgaven wordt weergegeven in de tabel 5.6 voor de startbonus en in de tabel 5.7 voor de stagebonus.

Buurtdienstencheques (tabel 5.8) De tabel 5.8 geeft per gewest de maandelijkse evolutie van het aantal uitgegeven dienstencheques. Het stelsel van de dienstencheques wordt geregeld door de wet van 20.07.2001 ter bevordering van buurtdiensten en-banen. De dienstencheques worden uitgegeven binnen de jaarlijks voorziene kredieten. De kosten worden ten laste gelegd van het RSZ-globaal beheer. De uitvoeringsmodaliteiten werden vastgelegd bij K.B. van 12.12.2001. Dit stelsel van dienstencheques ging effectief van start in de tweede helft van 2003. Een financiĂŤle tegemoetkoming per dienstencheque van het Gewest en van de RVA werd ingesteld. Vanaf 01.01.2003 steeg de aankoopprijs voor de gebruiker van dienstencheques naar 8,50 euro. Deze prijsverhoging (1 euro) wordt afgetrokken van de federale tussenkomst.

192


V. Buiten globaal beheer

5. RVA

5.1 Vrijgestelden om reden van PWA - activiteiten Bron: RVA

2009 Daggemiddelde van het aantal PWAvrijgestelden

2010

1.442

1.407

2011 1.342

2012 1.332

2013 1.348

5.2 Aantal werknemers die een opleiding volgden binnen het kader van het betaald educatief verlof naar geslacht, statuut en gewest (gegevens per schooljaar) Bron: FOD WASO

2008 / '9

2009 / '10

2010 / '11

2011 / '12

2012 / '13

Brussels Hoofdstedelijk Gewest Arbeiders Mannen Vrouwen Bedienden Mannen Vrouwen

12.477 6.124 5.333 791 6.353 2.684 3.669

13.440 6.796 6.005 791 6.644 2.968 3.676

11.972 5.136 4.446 690 6.836 2.799 4.037

13.393 6.526 5.500 1.026 6.867 2.783 4.084

12.182 5.499 4.501 998 6.683 2.748 3.935

Vlaams Gewest Arbeiders Mannen Vrouwen Bedienden Mannen Vrouwen

52.132 31.938 23.859 8.079 20.194 7.146 13.048

50.150 29.512 22.622 6.890 20.638 7.052 13.586

48.390 27.934 21.600 6.334 20.456 6.957 13.499

51.882 31.590 25.190 6.400 20.292 6.858 13.434

51.363 30.574 24.651 5.923 20.789 7.171 13.618

Waals Gewest Arbeiders Mannen Vrouwen Bedienden Mannen Vrouwen

11.677 6.320 5.567 753 5.357 2.628 2.729

10.936 5.653 4.999 654 5.283 2.401 2.882

11.849 6.212 5.604 608 5.637 2.446 3.191

12.527 6.812 6.071 741 5.715 2.649 3.066

13.420 7.102 6.292 810 6.318 2.855 3.463

BelgiĂŤ

76.286

74.526

72.211

77.802

76.965

Arbeiders Mannen Vrouwen

44.382 34.759 9.623

41.961 33.626 8.335

39.282 31.650 7.632

44.928 36.761 8.167

43.175 35.444 7.731

Bedienden Mannen Vrouwen

31.904 12.458 19.446

32.565 12.421 20.144

32.929 12.202 20.727

32.874 12.290 20.584

33.790 12.774 21.016

193


V. Buiten globaal beheer

5. RVA

5.3 Outplacement (in duizend euro) Bron: RVA (prefiguratie 2014, p.141 e.v.)

2009

2010

2011

2012

2013

Individueel outplacement Collectief outplacement Inschakelingsvergoedingen

42 507 28.082

47 589 30.009

84 3.017 38.824

57 864 16.373

47 1.285 30.475

Totaal

28.631

30.654

41.925

17.294

31.807

5.4 Tewerkstellingsopdrachten (fysieke eenheden) - startbonus Bron: RVA

2009 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Totaal

2010

2011

2012

2013

210 101 56 39 34 25 83 2.437 2.013 2.304 1.616 689

167 63 35 35 31 9 696 2.095 1.965 2.697 1.107 402

133 62 23 30 13 10 881 2.328 2.188 1.990 1.027 364

135 84 27 32 12 12 912 2.669 1.690 1.954 1.023 278

142 95 30 49 13 9 825 2.443 1.710 2.018 1.217 348

801

775

754

736

742

5.5 Tewerkstellingsopdrachten (fysieke eenheden) - stagebonus Bron: RVA

2009 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Totaal

2010

2011

2012

2013

416 178 201 246 327 298 319 2.480 2.210 2.015 1.586 982

274 165 173 278 249 259 839 2.562 1.970 2.447 1.290 454

201 196 223 324 200 340 1.017 2.377 2.296 1.917 939 436

233 174 192 354 212 268 804 2.838 1.763 1.896 1.048 288

184 179 220 276 320 274 746 2.376 1.534 2.138 1.239 536

938

913

872

839

835

194


V. Buiten globaal beheer

5. RVA

5.6 Tewerkstellingsopdrachten (uitgaven) - startbonus Bron: RVA

2009

2010

2011

2012

2013

Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December

107.500 51.750 29.000 20.000 19.000 13.750 44.250 1.296.500 1.104.250 1.255.750 861.250 374.000

89.750 32.750 18.500 19.250 16.750 4.750 368.000 1.112.250 1.085.750 1.463.500 596.750 219.500

72.750 33.250 12.000 16.000 6.750 5.250 466.250 1.258.250 1.211.000 1.067.750 551.750 196.500

71.750 44.250 14.750 17.000 6.000 7.250 481.000 1.437.250 927.750 1.053.750 549.500 147.500

75.750 51.500 16.250 26.000 7.000 4.500 438.500 1.307.000 939.500 1.081.250 648.250 188.000

Totaal

5.177.000

5.027.500

4.897.500

4.757.750

4.783.500

5.7 Tewerkstellingsopdrachten (uitgaven) - stagebonus Bron: RVA

2009

2010

2011

2012

2013

Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December

209.250 90.250 102.750 126.750 167.750 151.250 163.250 1.281.000 1.184.000 1.068.000 833.000 523.500

143.500 86.250 90.250 145.000 127.750 132.750 435.250 1.331.750 1.056.750 1.301.750 683.750 240.500

105.750 102.750 115.000 167.750 103.250 174.000 529.750 1.236.000 1.235.750 1.020.500 495.750 229.500

121.250 92.750 100.500 182.000 110.000 140.500 419.250 1.487.750 944.250 1.013.250 553.500 153.250

96.000 95.250 114.500 141.750 165.250 141.750 383.250 1.239.250 826.250 1.137.250 653.750 281.250

Totaal

5.900.750

5.775.250

5.515.750

5.318.250

5.275.500

195


V. Buiten globaal beheer

5. RVA

5.8 Aantal uitgegeven dienstencheques Bron: RVA

2011 Brussels Vlaams gewest Waals gewest Hoofdstedelijk gewest

Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Totaal

Rijk

5.494.912 5.288.302 5.846.500 5.143.786 6.048.618 5.466.747 4.203.147 5.030.282 5.909.852 5.898.254 5.885.254 6.058.785

2.417.540 2.367.884 2.617.007 2.313.769 2.792.728 2.439.207 1.985.926 2.317.192 2.602.289 2.645.622 2.615.953 2.710.706

1.026.875 956.619 1.112.796 935.511 1.173.227 1.044.212 773.123 849.957 1.145.492 1.172.337 1.160.930 1.212.202

8.939.327 8.612.805 9.576.303 8.393.066 10.014.573 8.950.166 6.962.196 8.197.431 9.657.633 9.716.213 9.662.137 9.981.693

66.274.439

29.825.823

12.563.281

108.663.543

Bron: RVA

2012 Brussels Vlaams gewest Waals gewest Hoofdstedelijk gewest

Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Totaal

Rijk

6.031.915 5.603.026 6.079.021 5.654.877 5.908.631 6.122.227 5.153.037 5.303.255 5.900.737 6.911.281 6.818.523 9.083.049

2.685.142 2.489.103 2.683.000 2.547.630 2.665.487 2.714.041 2.365.655 2.388.501 2.582.059 3.016.555 3.000.017 4.089.351

1.206.661 1.139.696 1.260.497 1.119.307 1.221.753 1.249.292 981.276 918.412 1.183.154 1.390.906 1.367.690 1.665.466

9.923.718 9.231.825 10.022.518 9.321.814 9.795.871 10.085.560 8.499.968 8.610.168 9.665.950 11.318.742 11.186.230 14.837.866

74.569.579

33.226.541

14.704.110

122.500.230

196


V. Buiten globaal beheer

5. RVA

5.8 Aantal uitgegeven dienstencheques Bron: RVA

2013 Brussels Vlaams gewest Waals gewest Hoofdstedelijk gewest

Rijk

Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December

3.852.839 4.310.363 5.345.630 7.126.887 6.331.363 5.984.920 5.642.836 5.152.597 6.566.785 7.203.651 6.821.185 10.457.837

1.628.891 1.880.384 2.315.045 3.014.194 2.829.777 2.623.151 2.551.754 2.274.339 2.763.112 3.043.992 2.853.116 4.509.520

950.106 995.285 1.158.275 1.390.389 1.297.878 1.273.886 1.081.680 878.580 1.299.378 1.450.110 1.336.514 1.937.263

6.431.836 7.186.032 8.818.950 11.531.470 10.459.018 9.881.957 9.276.270 8.305.516 10.629.275 11.697.753 11.010.815 16.904.620

Totaal

74.796.893

32.287.275

15.049.344

122.133.512

197


198


Inhoudstafel V. Buiten globaal beheer

6. DIBISS (ex-RSZPPO)

6. DIBISS (ex-RSZPPO) 6.0 Methodologische nota DIBISS (Dienst voor de bijzondere sociale zekerheidsstelsels) opgericht door de wet van 12.05.2014 omvat de vroegere RSZPPO. De RSZPPO beheerde tot 31.12.2013 het gesolidariseerde pensioenfonds, van de provinciale en lokale besturen. De begroting van het gesolidariseerde pensioenfonds wordt opgemaakt in functie van de volgende elementen: - de te verwachten pensioenlasten zoals gekend bij PDOS en de private verzekeraars; - de geraamde loonmassa van het vastbenoemd personeel; - de te verwachten diverse inkomsten (inhouding op het vakantiegeld van de openbare sector, boni kinderbijslag,‌); - de inzet van verschillende reservefondsen; - de kosten voor de inning van de bijdragen; - de te verwachten responsabiliseringsbijdragen.

Evolutie bijdrageplichtige loonmassa De tabel 6.1 geeft de evolutie van de bijdrageplichtige loonmassa per statuut (vastbenoemden, geco’s, andere contractuelen).

Evolutie sociale zekerheidsbijdragen De tabel 6.2 geeft de evolutie van de sociale zekerheidsbijdragen, uitgezonderd bijdragen bestemd voor de pensioenen van de vastbenoemden.

Pensioenbijdragen De tabel 6.3 zondert het deel van de bijdragen af dat bestemd is voor de pensioenen van de vastbenoemden. Het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO werd opgericht bij de wet van 24 oktober 2011. Deze wet heeft met ingang van 01.01.2012 het financieringssysteem van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en lokale politiezones hervormd. Dit financieringsmechanisme combineert het klassieke solidariteitsprincipe en de responsabilisering van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten met als doel om ieder jaar de volledige pensioenuitgaven te dekken en alle tekorten te elimineren.

Evenwicht van het pensioenstelsel De evolutie van de rekening van de pool pensioenen (vastbenoemden) wordt voorgesteld in de tabel 6.4. Belangrijk element hierin is de responsabiliseringsbijdrage die gevraagd wordt aan de provinciale en lokale besturen en die als doel heeft budgettair evenwicht te bereiken. Vanaf boekjaar 2012 dekt de responsabiliseringsbijdrage 50% van het verschil tussen de bijdrage van een bestuur aan het Gesolidariseerd Pensioenstelsel en de pensioenlast waarvoor dit bestuur verantwoordelijk is (cf. wet van 24.10.2011).

Synthesetabel De tabel 6.5 is de synthesetabel voor de uitgaven van de sociale prestaties van de verschillende takken en opdrachten.

199


V. Buiten globaal beheer

6. DIBISS (ex-RSZPPO)

6.1 Evolutie van de bijdrageplichtige loonmassa, per statuut (in duizend euro) Bron: RSZPPO, kwartaalrapport

2009

2010

2011

2012

2013

Vastbenoemden Geco's Andere contractuelen

4.930.767 1.283.456 3.437.875

4.951.738 1.319.372 3.603.737

5.064.910 1.375.270 3.846.191

5.181.174 1.424.653 4.103.807

5.286.406 1.456.295 4.291.119

Totaal (loonmassa)

9.652.098

9.874.848

10.286.371

10.709.634

11.033.820

6.2 Evolutie van de Sociale Zekerheidsbijdragen (uitgezonderd de pensioenbijdragen vastbenoemden) (in duizend euro) Bron: RSZPPO

2009

2011

2012

2013

-

-

-

384.960 1.805.677 44.889

396.536 1.907.880 46.949

2.240.469

1.981.167

2.208.709

2.235.526

2.303.197

Vastbenoemden Contractuelen Op sociale prestaties Ge誰nde bijdragen

2010

6.3 Deel van de bijdragen bestemd voor de pensioenen van de vastbenoemden (in duizend euro) Bron: RSZPPO

Bijdragen geaffecteerd aan de pensioenen (duizend euro)

2009

2010

2011

2012

2013

1.231.314

1.330.033

1.482.024

1.550.300

1.657.294

6.4 Jaarlijks saldo op de pool pensioenen - Responsabiliseringsbijdrage (in duizend euro) Bron: RSZPPO

2009

2010

2011

2012

2013

Ontvangsten uit gewone bijdragen Correctiefactoren (boni kinderbijslag e.d.) Inhouding op het dubbel vakantiegeld (openbare sector) Overige ontvangsten (inzet reservefondsen, intrestopbrengsten) Meerjarenopbrengst Responsabiliseringsbijdrage

1.176.217

1.343.110

1.416.641

1.494.191

1.586.852

-

18.547

36.508

37.687

53.280

54.867

55.676

57.126

72.303

74.830

41.936

47.993

13.204

56.109

70.442

-

-

-

184.574

16.755 186.708

Uitgaven

1.437.405

1.605.066

1.710.623

1.844.864

1.988.867

200


V. Buiten globaal beheer

6. DIBISS (ex-RSZPPO)

6.5 Synthesetabel: uitgaven sociale prestaties (in duizend euro) Bron: RSZPPO

2009

2010

2011

2012

2013

Gezinsbijslagen Pensioenen Geco's Veiligheidscontracten Gemeenschappelijke sociale dienst IBF

421.202 1.436.953 237.860 42.693 0 26.382

416.747 1.537.496 242.824 0 0 3.632

452.648 1.705.754 239.294 24.583 0 0

480.592 1.838.903 239.161 55.886 0 111.109

499.114 1.982.580 237.988 32.079 0 105.324

Totaal

2.165.090

2.200.699

2.422.279

2.725.651

2.857.085

201


202


VI BIJLAGEN

203


204


Inhoudstafel VI. Bijlagen

1. Indexering

1. Indexering 1.0 Methodologische nota De basisreglementering voor de indexering van de uitkeringen van de sociale zekerheid (privésector) en de sociale bijstand ligt vervat in de wet van 02.08.1971. Deze wet werd sinds het begin van de jaren zeventig meermaals aangepast. Zo onttrok de wet van 01.03.1977 een aantal uitgaven in de overheidssector, waaronder de wedden, lonen en pensioenen van de ambtenaren, aan het toepassingsgebied van de wet van 02.08.1971 en paste er een ander, voordeliger, indexeringsmechanisme op toe. De wetgever wenste dat deze uitgaven de evolutie van de levensduurte sneller zouden volgen. In de jaren tachtig en negentig vielen drie belangrijke wijzigingen te noteren: • in 1983 werd het zogenaamde 'afgevlakte indexcijfer' ingevoerd (KB's nr. 156 en 178 van 30.12.1982); • KB nr. 281 van 31.03.1984, gewijzigd door het KB nr. 420 van 18.07.1986, voorzag dat voor een aantal sociale uitkeringen drie indexaanpassingen niet werden doorgevoerd (indexsprongen); • KB van 24.12.1993, ter uitvoering van de wet van 06.01.1989 tot vrijwaring van ‘s lands concurrentievermogen, verving voor de toepassing van de wet van 02.08.1971 het ‘gewone’ indexcijfer der consumptieprijzen door de ‘gezondheidsindex’ (officieuze benaming). De wet van 02.01.2001 (BS 03.01.2001, erratum 13.01.2001) en de wet van 19.07.2001 hebben het indexmechanisme opnieuw gewijzigd, ditmaal met het oog op een snellere aanpassing van de uitkeringen aan de evolutie van de gezondheidsindex. De wet past daartoe zowel de bepalingen met betrekking tot de vaststelling van het tijdstip van de indexering (wet van 02.08.1971) als de bepalingen met betrekking tot de toepassingsdatum van de indexering (wet van 02.08.1971 en (gedeeltelijk) wet van 01.03.1977) aan.

In januari 2014 werd de berekeningswijze van de index van de consumptieprijzen volledig herzien. De index wordt nu volgens een nieuwe methode berekend. Er werd een nieuwe productenkorf vastgelegd (die uit 611 producten bestaat) evenals een nieuwe basis (2013=100). Deze nieuwe methode biedt het voordeel een jaarlijkse actualisering (in januari) te doen van het wegingsschema, de aanpassing van de methodologie en de aanpassing van de productenkorf, teneinde zo goed mogelijk de gewoonten in consumptie te weerspiegelen. Bovendien zijn verbeteringen aangebracht voor zekere categorieën van goederen (de solden, de methode van huurprijsberekening, de prijzen van de telecommunicatiediensten, de seizoencorrectie op reizen naar het buitenland en voor de vakantiedorpen. Kort samengevat ziet het indexeringsmechanisme vervat in de wet van 02.08.1971 (sociale zekerheid in de privésector en sociale bijstand) er als volgt uit:

Het tijdstip van indexering De aanzet tot het indexeren van de uitkeringen wordt gegeven telkens wanneer de zogenaamde afgevlakte (gezondheids)index de spilindex bereikt. De afgevlakte (gezondheids)index is het rekenkundig gemiddelde van de (gezondheids)indexcijfers van de betrokken maand en van de drie voorafgaande maanden. Spilindexcijfers zijn getallen die behoren tot een reeks waarvan het eerste 114,20 is (basis 1966) en elk van de volgende bekomen wordt door het voorgaande te vermenigvuldigen met 1,02. Ze fungeren in feite als aanpassingsdrempels.

205


VI. Bijlagen

1. Indexering

De conversiecoëfficiënten laten toe van de indexcijfers van een vroegere basis naar een meer recente basis om te rekenen.

De toepassingsdatum De maandelijks te vereffenen bedragen worden dan aangepast met ingang van de maand die volgt 1 op de maand waarin de spilindex werd bereikt . De per kwartaal vereffende bedragen worden aangepast met ingang van het kalenderkwartaal dat volgt op de maand waarin de spilindex werd bereikt. De indexaanpassing van de uitgaven die per jaar worden vereffend, wordt doorgevoerd met ingang van het burgerlijke jaar dat volgt op het jaar waarin de spilindex werd bereikt.

De aanpassing van de bedragen Voor het aanpassen van de bedragen moet steeds teruggegrepen worden naar de basisbedragen die in de reglementering zijn opgenomen. Deze basisbedragen werden naar aanleiding van de invoering van de euro, opnieuw vastgesteld, uitgedrukt in euro en gekoppeld aan de spilindex van kracht op 01.01.2000: 103,14 (basis 1996). In geval van indexaanpassing worden de bedragen opnieuw berekend door op het basisbedrag de n n coëfficiënt 1,02 toe te passen, waarbij de rang van de bereikte spilindex vertegenwoordigt. Daartoe wordt ieder spilindexcijfer aangeduid met een volgnummer dat zijn rang aangeeft. De spilindex van rang 1 duidt de spilindex aan die volgt op 103,14 (basis 1996), dit wil zeggen, 103,14 1 x 1,02 = spilindex 105,20. In juli 2005 werd spilindex 116,15 (basis 1996) bereikt. Dit is het spilindexcijfer met rang 6. De 6 basisbedragen werden dus vermenigvuldigd met 1,02 of 1,1262. De sociale prestaties werden aangepast op 01.08.2005. Vanaf 01.01.2006 is de basis 2004 van toepassing. Om een indexcijfer van de consumptieprijzen met basis 1996 om te zetten naar basis 2004 moet men met 0,8701 vermenigvuldigen. Om een gezondheidsindex met basis 1996 om te zetten naar basis 2004 moet men met 0,8790 vermenigvuldigen. De spilindex 116,15 wordt dus 102,10 in de basis 2004. In december 2007 werd de spilindex 106,22 bereikt. De sociale prestaties werden aangepast op 01.01.2008. Op 01.05.2008 en 01.09.2008 werden de sociale prestaties opnieuw verhoogd met 2 % naar aanleiding van het bereiken van de spilindexen 108,34 in april en 110,51 in augustus 2008. In 2009 was er geen overschrijding van de spilindex. In augustus 2010 werd de spilindex 112,72 overschreden. Als gevolg daarvan werden de sociale uitkeringen in september 2010 en de wedden van het overheidspersoneel in oktober 2010 met 2 % aangepast aan de gestegen levensduurte. In april 2011 werd de spilindex 114,97 overschreden. De sociale prestaties werden aangepast op 1 mei 2011. In januari 2012 werd de spilindex 117,27 overschreden. De sociale prestaties werden op 1 februari 2012 met 2% aangepast aan de gestegen levensduurte.

1

Omdat de toepassing van de indexaanpassing vanaf de eerste maand na het bereiken van de spilindex vooral voor uitkeringen die in het begin van de maand uitbetaald worden (d.w.z. slechts enkele werkdagen nadat het indexcijfer van de vorige maand werd gepubliceerd) problemen kan stellen, kan de Koning in dit geval bijzondere uitvoeringsmodaliteiten vaststellen.

206


VI. Bijlagen

1. Indexering

In november 2012 werd de spilindex 119,62 overschreden. De sociale prestaties werden op 1 december 2012 met 2% aangepast aan de gestegen levensduurte. Geen enkele overschrijding van de spilindex heeft plaats gehad in 2013. Vanaf 1 januari 2014 is de basis 2013 van toepassing. Om een index van de consumptieprijzen om te zetten van basis 2004 naar basis 2013 moet men vermenigvuldigen met 0,8170; en om een gezondheidsindex van de basis 2004 naar basis 2013 om te zetten moet men vermenigvuldigen met 0,8280. Zo wordt de spilindex 122,00 (basis 2004=100) 101,02 in de basis 2013. Geen enkele overschrijding van de spilindex is momenteel voorzien voor 2014.

Reële evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen Op de volgende bladzijde vindt u een tabel met het overzicht van de reële evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen en de gezondheidsindex (basis 2013) van 2009 tot eind 2013.

Voor een uitgebreidere reeks van indexcijfers verwijzen we naar de website van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Dienst Indexcijfer der prijzen: http://economie.fgov.be. Vooruitzichten voor de te verwachten evolutie van het indexcijfer kan u vinden op de website van het Federaal Planbureau: http://www.plan.be. Meer bepaald vindt u daar bij “Vooruitzichten en macro-economische analyses” de publicatie “Economische begroting 2012 – Economische vooruitzichten”, welke een hoofdstuk wijdt aan de inflatieverwachtingen.

207


208

0,59 %

91,83

92,28 92,53 91,97 92,05 91,87 91,49 91,48 91,63 91,46 91,61 91,70 91,87

Gezondheidsindex

2,19 %

92,89

91,54 91,93 92,27 92,59 92,96 92,95 92,99 93,05 93,34 93,47 93,59 93,96

Index

1,67 %

93,36

92,21 92,65 92,83 93,02 93,33 93,35 93,45 93,51 93,80 93,94 94,02 94,26

Gezondheidsindex

2010

3,53 %

96,17

94,49 95,04 95,52 95,75 96,07 96,37 96,48 96,40 96,66 96,81 97,19 97,23

Index

3,06 %

96,22

94,71 95,26 95,54 95,69 96,03 96,40 96,55 96,45 96,65 96,84 97,21 97,31

Gezondheidsindex

2011

2,84 %

98,90

97,94 98,52 98,73 98,80 98,77 98,54 98,72 99,15 99,32 99,50 99,39 99,40

Index

2,65 %

98,77

97,91 98,51 98,54 98,52 98,66 98,53 98,71 98,92 98,96 99,25 99,32 99,41

Gezondheidsindex

2012

1,11 %

100,00

99,37 99,69 99,83 99,79 99,94 100,11 100,21 100,15 100,21 100,13 100,20 100,36

Index

1,25 %

100,00

99,36 99,58 99,77 99,77 100,03 100,20 100,24 100,10 100,03 100,18 100,29 100,41

Gezondheidsindex

2013

(1) Ingevolge het K.B. van 24.12.1993 ter uitvoering van de wet van 06.01.1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen wordt vanaf januari 1994 de zogenaamde gezondheidsindex gebruikt als basis voor de indexering van de sociale uitkeringen.

-0,05 %

90,90

Gemiddelde

Toename in %

90,98 91,29 90,77 90,96 90,89 90,72 90,66 90,94 90,70 90,74 90,98 91,13

Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December

Index

2009

Bron: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie

1.1 Overzicht van de reĂŤle evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen en van de gezondheidsindex (basis 2013)(1)

VI. Bijlagen 1. Indexering


VI. Bijlagen

1. Indexering

1.2 Vooruitzichten van de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen en van de gezondheidsindex (basis 2013) (Economische begroting 2014 van 11 september 2014) Bron: Federaal Planbureau

2015 Index

2015

Gezondheidsindex

Index

Gezondheidsindex

Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December

100,50 100,66 100,72 100,41 100,30 100,38 100,55 100,17 100,39 100,85 101,00 101,02

100,60 100,75 100,79 100,44 100,29 100,34 100,46 100,12 100,35 100,82 100,94 100,96

101,26 101,44 101,54 101,65 101,77 101,78 101,98 101,79 102,02 102,36 102,51 102,54

101,19 101,37 101,47 101,58 101,71 101,73 101,94 101,74 101,97 102,35 102,51 102,55

Gemiddelde

100,58

100,57

101,89

101,84

Toename in %

0,58 %

0,57 %

1,30 %

1,26 %

209


VI. Bijlagen

1. Indexering

1.3 Toepassingsdatum voor de aanpassing van de sociale prestaties ten gevolge van de overschrijding van de spilindex Bron: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie

Toegepaste spilindexen afgeleid uit de evolutie van de gezondheidsindex (vóór 1995: indexcijfer van de consumptieprijzen) Basis 1981 1.02.1990 1.11.1990 1.03.1991 1.12.1991 1.11.1992 1.07.1993 1.12.1994 1.05.1996 1.10.1997 1.06.1999 1.09.2000 1.06.2001 1.02.2002 1.06.2003 1.10.2004 1.08.2005 1.10.2006 1.01.2008 1.05.2008 1.09.2008 1.09.2010 1.05.2011 1.02.2012 1.12.2012 1.03.2015

140,77 143,59 146,45 149,39 152,38 155,42 158,53 161,70 164,93 168,23 171,59 175,01 178,52 182,09 185,73 189,45 193,25 197,10 201,04 205,07 209,17 213,34 217,61 221,97 226,39

Basis 1988

Basis 1996

108,26 110,43 112,64 114,89 117,19 119,53 121,92 124,36 126,84 129,37 131,96 134,60 137,29 140,04 142,85 145,70 148,61 151,59 154,62 157,70 160,86 164,08 167,35

103,14 105,20 107,30 109,45 111,64 113,87 116,15 118,48 120,85 123,26 125,73 128,24 130,80 133,42 136,09 138,80

Basis 2004

Basis 2013

104,14 106,22 108,34 110,51 112,72 114,97 117,27 119,62 122,00

101,02

Conversiecoëfficiënten Bron: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie (Dienst indexcijfer der prijzen)

Omzetting naar basis … 2004 1996 1988 1981 1974-1975 1971

Indexcijfer van de consumptieprijzen

Gezondheidsindex

2013

2013

x 1,2240 x 1,4067 x 1,7265 x 2,3356 x 3,5971 x 4,9279

x 1,2077 x 1,3740 x 1,6566 -

210


Inhoudstafel VI. Bijlagen

2. Alternatieve financiering

2. Alternatieve financiering

2.0 Methodologische nota De alternatieve financiering heeft gelijktijdig tot doel de beperking van de staatstoelagen aan de sociale zekerheid te compenseren en de bijdrageverminderingen van de persoonlijke en patronale bijdragen te compenseren. Deze bijdrageverminderingen nemen sinds 1995 steeds toe. Dit dubbel doel impliceert dat de vaststellingswijze voor de bedragen van elk doel verschillend is. De alternatieve financiering is gebaseerd op een andere berekeningswijze dan de lonen en dat maakt het aldus mogelijk de kosten te beperken die wegen op de factor arbeid en die het concurrentievermogen van de ondernemingen aantasten. Hiertoe wordt alternatieve financiering toegekend aan de globale beheren der werknemers en zelfstandigen, de RSZPPO, het stelsel van de geneeskundige verzorging alsmede een aantal takken die buiten globaal beheer zijn. De alternatieve financiering vormt naast de bijdragen en de staatstoelagen de derde pijler van de financiering van de sociale zekerheid. De alternatieve financiering bestaat voor een deel uit fiscale middelen die naar de sociale zekerheid worden doorgestort. De aangeboorde fiscale middelen bestaan voornamelijk uit de btw, roerende voorheffing en accijnzen op de verkoop van tabaksfabrikanten. Andere bronnen zijn taksen op verzekeringsverrichtingen, de toekenning van aandelenopties, belastingen op werknemersparticipaties, personenbelasting en vennootschapsbelasting. De regelgeving i.v.m. de alternatieve financiering is voornamelijk opgenomen in de artikels 65 tot en met 67quinquies van de Programmawet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en diverse bepalingen. Sindsdien zijn deze artikelen aangepast en uitgebreid. De alternatieve financiering van de sociale zekerheid bestaat enerzijds voor een deel uit een vast percentage of een vast, al dan niet ge誰ndexeerd, bedrag uit de btw. Dit wordt aangevuld met kleinere bedragen uit andere fiscale bronnen die op eenzelfde wijze worden vastgesteld. Deze percentages of bedragen zijn wettelijk vastgesteld. Voor een aantal artikelen is een bepaald percentage van de fiscale opbrengst bepaald met een gegarandeerd ge誰ndexeerd minimumbedrag waar de sociale zekerheid recht op heeft. Beide bedragen zijn opgenomen in de hierna volgende tabel. Anderzijds wordt alternatieve financiering toegekend ter financiering van een aantal vastgestelde doelen, bijvoorbeeld de compensatie voor het verlies aan bijdragen ten gevolge van het stelsel van de dienstencheques. Deze bedragen worden om die reden jaarlijks bepaald op basis van de gebudgetteerde behoeften. Na vaststelling van de behoeften voor dit doel, worden deze bedragen per koninklijk besluit aan de sociale zekerheid toegekend, waarna betaling kan geschieden.

211


VI. Bijlagen

2. Alternatieve financiering

2.1 Alternatieve financiering

BTW

2009

2010

2011

2012

2013

11.016.447

12.424.674

14.892.606

13.255.534

13.535.778

RSZ - Globaal beheer Toegewezen basisbedrag (95,77 %) Verhoging (art.66, §3 bis, 1ste lid) Werkbonus Werkbonus (fiscaal terugverdieneffect) Verhoging 2007 Integratie kleine risico's (art. 66, §3 septies) Verhoging (art. 66, §11) Nieuwe financiering geneesk. verzorging (art. 66, §13) Compensatie - Politiezones Kostprijs van de werkbonus Dienstencheques Tijdelijke werkloosheid Fonds "Tewerkstellingscellen" Compensatie bijdrage burgerluchtvaart Fonds "activering werkzoekenden - verminderde arbeidsgeschiktheid" Achterstallen Niet gestorte bedragen voor de afsluiting van de rekeningen

8.537.528 5.199.073 1.551.887 534.200

9.790.974 5.546.788 1.551.887 534.200

11.967.342 5.815.680 1.551.887 534.200

4.000 -181.969 23.447 964.316 10.460

4.000 -185.954 23.961 1.776.451 10.460

4.000 -192.518 24.807 2.912.369 10.460

10.444.271 5.949.837 1.551.887 534.200 4.000 -197.986 25.511 1.325.698 10.460

663.134 36.573 7.081

581.871 70.666 7.081

937.332 83.371 7.081

1.068.788 69.902 7.081 16.080

10.643.339 5.922.382 1.551.887 534.200 37.280 4.000 -200.183 25.794 1.310.627 10.460 251.167 1.123.107 106.422 7.081 14.671

-108.422

-130.437

5.000 298.845

24.287

2.117 -55.255

-25.172

54.525

-2.419

RSVZ - Globaal Beheer Toegewezen basisbedrag (4,23 %) Verhoging (art.66, §3 bis, 3de lid) Integratie kleine risico's (art. 66, §3 septies) Nieuwe financiering geneesk. verzorging (art. 66, §13) Achterstallen Niet gestorte bedragen voor de afsluiting van de rekeningen

778.955 229.634 277.748 181.969 93.396 -3.791

884.242 244.992 277.748 185.954 177.132 -1.584

1.044.410 256.869 277.748 192.518 293.542 13.433

858.954 262.794 277.748 197.986 130.778 -10.352

870.526 261.582 277.748 200.183 131.013

2.552 2.552

2.608 2.608

2.700 2.700

2.777 2.777

2.808 2.808

64.246 19.810 25.384 4.720 14.332

84.389 19.810 25.384 20.004 4.720 14.471

67.618 19.810 16.742 12.700 4.720 13.646

76.139 19.810 25.384 26.225 4.720 -

75.060 19.810 25.384 25.146 4.720 -

-166.253

10.300

RVA - Globaal beheer Dienstcheques (zelfstandige werkneemsters) RVA - Buiten globaal beheer PWA Betaald educatief verlof Betaald educatief verlof - aanvulling Startbaanovereenkomsten Sociale economie RIZIV - Ziekenhuizen (art.67 bis)

1.580.247

1.609.313

1.756.985

1.824.842

1.889.404

FBZ - Asbestfonds

10.000

10.000

10.000

5.000

10.000

RSZPPO

40.902

40.902

40.902

40.902

40.902

2.017

2.246

2.649

2.649

3.740

FSO

Accijnzen

906.817

918.488

947.151

973.462

982.680

RSZ - Globaal beheer

59.322

55.980

58.600

63.038

63.593

RSVZ - Globaal beheer

14.404

14.019

14.700

15.448

15.620

833.091 703.091 130.000

848.488 718.488 130.000

873.851 743.851 130.000

894.976 764.976 130.000

903.468 773.468 130.000

Roerende voorheffing

457.669

464.539

482.549

532.167

629.678

RSZ - Globaal beheer

411.906

418.085

434.294

478.950

560.975

45.763

46.454

48.255

53.217

68.703

75.462

80.555

78.393

117.620

128.899

68.537

77.196

74.500

112.972

123.505

6.925

3.358

3.893

4.648

5.394

7.562

4.410

6.415

2.921

10.960

7.562

4.410

6.415

2.921

10.960

2.529

2.640

2.698

2.863

2.782

2.529

2.640

2.698

2.863

2.782

175.800

173.142

173.794

176.505

151.809

174.233 1.567

171.552 1.590

172.137 1.657

174.801 1.704

150.085 1.723

12.642.285

14.068.448

16.583.606

15.061.073

15.442.587

RIZIV - Geneeskundige verzorging Accijnzen (art. 67 ter) Accijnzen (art. 67 quinquies)

RSVZ - Globaal beheer

Stock options RSZ - Globaal beheer RSVZ - Globaal beheer

Belasting op werknemerparticipatie RSZ - Globaal beheer

Taks op de verzekeringen RSVZ - Globaal beheer

Personenbelasting en vennootschapbelasting RSZ - Globaal beheer RSVZ - Globaal beheer

Totaal

212


Inhoudstafel VI. Bijlagen

3. Sociale correcties

3. Sociale correcties 3.0 Methodologische nota De regering heeft in de loop der jaren steeds haar socialezekerheidsbeleid aangevuld met specifieke maatregelen die erop gericht zijn zekere modaliteiten in de wetgeving van de sociale bescherming te verbeteren voor de sociaal zwakkeren. Het gaat dan meestal om maatregelen die een bepaalde doelgroep voor ogen hebben: bijvoorbeeld personen die voor een bepaalde tak van de sociale bescherming een minimumuitkering genieten. Het geheel van de maatregelen die met dit doel genomen werden duiden we aan met de term “sociale correcties�. Wat de geneeskundige verzorging betreft, worden buiten de verbetering van de sociale uitkeringen aan personen, ook initiatieven opgenomen die zorgverstrekkers en de ziekenhuizen beogen. De opgenomen tabel geeft een overzicht van de sociale correcties die voor de beschouwde periode van belang zijn. Deze tabel is als volgt opgebouwd: in de eerste kolom vindt men een korte omschrijving van de maatregel (aangeduid met de doelstelling ervan). Daarnaast wordt bij elke maatregel de datum van inwerkingtreding vermeld (tweede kolom). Verder vindt men de geraamde budgettaire kost (in de kolom corresponderend met het jaar waarin de maatregel in werking is getreden). Ten slotte geeft 1 de meest rechtse kolom de kostprijs die berekend werd op jaarbasis en dit in de veronderstelling dat de maatregel op kruissnelheid is gekomen in constante prijzen en volume.

1

Het gaat steeds om ex-ante berekeningen: er wordt dus geen rekening gehouden met eventuele terugverdieneffecten.

213


VI. Bijlagen

3. Sociale correcties

3.1 Het stelsel van de werknemers (miljoen euro) (*) Van kracht

2010

2011

2012

2013

Jaarlijkse kost

1. Uitkeringen - verhoging van de minimumuitkering voor primaire ongeschiktheid voor regelmatige samenwonende werknemers met 2%

1.1.2010

0,20

0,21

0,22

0,22

- verhoging van maxima van de langdurige invaliden van v贸贸r april 2004

1.1.2010

14,00

13,20

12,46

12,46

- verhoging van de minimuminvaliditeitsuitkering voor regelmatige samenwonende werknemers met 2%

1.1.2010

10,18

10,61

11,00

11,00

- bij invaliditeit, aanpassing van de definitie "gezinslast" voor de partners die genieten van een vervangingsinkomen

1.1.2010

8,55

9,08

9,64

9,64

- werkverwijdering van de zwangere vrouwen - harmonisering

1.1.2010

11,50

12,06

12,79

12,79

- inhaaloperatie voor de langdurig invaliden

1.5.2010

11,18

11,70

12,14

12,14

- verhoging van de uitkeringen die 6 jaar geleden ingegaan zijn

1.9.2010

0,62

1,70

1,58

1,58

- optrekken van ZIV loonplafond nieuwe intredes met 0,7 %

1.1.2011

0,92

1,45

1,45

- toekenning van een jaarlijkse inhaalpremie van 200 EUR voor de invaliden

1.5.2011

38,99

41,42

41,42

- verhoging van de minimumuitkeringen voor alleenstaanden en met gezinslast vanwege koppeling minimumpensioen: +2 %

1.9.2011

6,33

20,03

20,03

- verhoging met 2 % van de minimumuitkeringen voor regelmatige werknemers - "gezinshoofd"

1.9.2011

4,18

13,22

13,22

- automatische koppeling van het dagelijkse bedrag van de minimumuitkeringen voor de nietregelmatige werknemers aan het leefloon: verhoging van 2 %

1.9.2011

2,50

7,92

7,92

- verhoging van het forfait "Hulp van derden" van 12 naar 15 EUR

1.9.2011

3,74

11,80

11,80

- verhoging inkomensdrempels met gezinslast (tot 707,07 EUR) en vervangingsinkomens alleenstaanden: + 2 %

1.9.2011

2,38

7,52

7,52

-Recurrentie 6 jaar: +2 %

1.9.2011

(**)

(**)

(**)

- herscholing: verhoging van de vergoeding per uur/opleiding en van de premie in geval van succesvolle be毛indigde opleiding

1.9.2011

1,71

5,13

5,13

(*) Budgettaire bedragen van het jaar waarin de maatregel ingevoerd is, de laatste kolom geeft de kost voor een volledig jaar. (**) Kost reeds mee in basis

214


VI. Bijlagen

3. Sociale correcties

(vervolg)

Van kracht

2010

2011 (***)

2012

Jaarlijkse kost

2013

- maatregelen ten voordele van de beroepsherinschakeling van de invalide werknemers

p.m.

(***)

(***)

- aanpassing van de inkomens-schijven art. 230: afschaffing schijf 75 %

1.1.2012

8,57

9,23

9,23

- verhoging van de uitkeringen die 6 jaar geleden ingegaan zijn

1.9.2012

(**)

(**)

(**)

- WV : Verhoging van het ZIV-plafond voor nieuwe intreders met 2 %

1.4.2013

2,25

4,68

- WV : Verhoging van het forfait "Hulp van derden" tot 20 EUR

1.4.2013

10,72

14,88

- WV : Verhoging van het vakantiegeld voor invaliden met 66 EUR in 2013 en met 100 EUR in 2014

1.5.2013

17,84

29,32

- WV : Verhoging van de minima "regelmatige werknemer" met 1,25 %

1.9.2013

8,02

24,31

- WV : Verhoging van de minima "nietregelmatige werknemer" met 2 %

1.9.2013

3,06

9,78

- WV : Verhoging van de uitkeringen ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud recurrentie

1.9.2013

0,65

1,81

2. Werkloosheid - aanpassing van het statuut

1.1.2010

4,00

- verlenging tot 31 december 2010 van 3 crisismaatregelen

1.1.2010

54,96

4,00

4,00

- activering van de jongeren van minder dan 26 jaar met ten hoogste een diploma van het secundair onderwijs en van de werknemers ouder dan 45 jaar (voor de aanwervingen tussen 1 januari 2010 en 31 december 2011)

1.1.2010

107,60

- uitbreiding van de stagebonus na de schoolplichtige leeftijd en verhoging van het bedrag

1.1.2010

10,00

10,00

- versoepeling van de reglementering voor de invoegstages

1.1.2010

0,50

0,50

- uitbreiding van de terugbetaling van medische onderzoeken

1.1.2010

2,00

2,00

- definitie van risicogroepen en oprichting van een tewerkstellings-fonds voor de opleidingen voor risicogroepen

1.1.2010

6,00

6,00

- verhoging met 1,25 % van de bedragen van de loonplafonds voor volledige werklozen

1.3.2011

9,54

11,45

11,45

- verhoging met 1,25 % van de bedragen van de loonplafonds voor tijdelijk werklozen

1.3.2011

4,47

5,37

5,37

p.m. 356,21

356,21

(**) Kost reeds mee in basis (***) Deze maatregel werd aangepast. De kostprijs van de aangepaste maatregel zit vervat in de maatregel " aanpassing van de inkomensschijven art. 230: afschaffing schijf 75%"

215


VI. Bijlagen

3. Sociale correcties

(vervolg)

Van kracht

2010

2011

2012

2013

Jaarlijkse kost

- verhoging van de uitkeringsgraad voor alleenstaanden van 53,8 % naar 55 % voor de tweede periode

1.3.2011

10,48

12,58

12,58

- verhoging met 2 % van de minimumuitkeringen (forfaits inbegrepen)

1.9.2011

16,76

50,28

50,28

- regeling van een definitief systeem voor economische werkloosheid voor bedienden

1.9.2011

4,35

1,56

1,56

- verhoging van de uitkeringen voor economische werkloosheid voor de arbeiders en de bedienden • van 60 naar 70 % van het laatste loon voor samenwonenden; • van 65 naar 75 % van het laatste loon voor alleenstaanden en gezinshoofden

1.9.2011

62,85

80,73

80,73

- definitieve regeling van een ontslagpremie voor ontslagen arbeiders

1.9.2011

43,82

42,99

42,99

- toekenning van voordelen ACTIVA voor personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid

1.9.2011

5,00

4,80

4,80

- verlenging van het voltijds ouderschapsverlof van 3 naar 4 maand

1.6.2012

- toekenning van voordelen ACTIVA voor personen met een verminderde - verhoging van de werkloosheidsuitkering gedurende de eerste 6 maanden

1.10.2012

4,80

p.m.

p.m.

- halftijds ouderschapsverlof

5,54

8,89

4,80

4,80 p.m.

0,15

- relanceplan: toegang tot werkloosheid voor jongeren in beroepsopleiding

1.1.2013

1,40

1,40

- relanceplan: 10 000 instapstages onder de vorm van een activering van de inschakelingsvergoeding

1.1.2013

41,80

41,80

- WV : Tijdelijke werkloosheid aan 70 % van het geplafonneerd loon tellen

1.1.2013

33,85

33,25

- WV : Deeltijds werk met IGU niet meer als werkloosheid tellen

1.3.2013

1,70

1,70

- WV : Verhoging van de berekeningsplafonds nieuwe gerechtigden met 2 % (exclusief brugpensioen)

1.4.2013

16,25

21,99

- WV : Verhoging van de maximumuitkeringen oude gerechtigden met 2 % (exclusief brugpensioen)

1.4.2013

- WV : Verhoging van alle forfaits en minima met 2 % behalve tijdskrediet en loopbaanonderbreking

1.9.2013

16,99

50,96

216


VI. Bijlagen

3. Sociale correcties

(vervolg)

Van kracht

2010

2011

2012

2013

Jaarlijkse kost

3. Pensioenen - welvaartsaanpassing met 2 % van de pensioenen die ingegaan zijn in 2005

1.9.2010

- verhoging van het gewaarborgd minimumpensioen met 2 %

4,82

14,26

14,28

14,11

14,11

1.9.2011

17,64

51,58

52,61

52,61

- welvaartsaanpassing met 2 % van de pensioenen die ingegaan zijn in 2006

1.9.2011

4,07

12,03

12,09

12,09

- verhoging met 0,25 % van de minimumpensioenen van 15 jaar en ouder

1.9.2011

1,20

3,60

3,67

3,67

- verhoging met 1 % van de nietminimumpensioenen van 15 jaar en ouder

1.9.2011

15,23

44,32

43,85

43,85

- verhoging met 1,25 % van de nietminimumpensioenen van 15 jaar en ouder

1.9.2011

19,04

55,40

54,82

54,82

- verhoging van het gewaarborgd jaarbedrag

1.9.2011

0,23

1,44

2,48

2,48

- gemengde loopbanen: 1ste fase aanpassing van de kleine minima en eenheid van loopbaan

1.9.2011

5,08

15,24

15,55

15,55

- verhoging van het loonplafond voor 2011 met 0,7 %

1.9.2011

0,01

0,06

0,06

- verhoging met 1,25 % van de nietminimumpensioenen van minder dan 15 jaar

1.9.2011

128,23

128,18

128,18

- gemengde loopbanen: 2de aanpassing van de kleine minima en eenheid van loopbaan

1.9.2012

9,93

10,13

10,13

- welvaartsaanpassing met 2 % van de pensioenen die ingegaan zijn in 2007

1.9.2012

5,77

17,38

17,38

- WV : Verhoging van de berekeningsplafonds (voor nieuwe intreders) met 2 %

1.1.2013

0,00

0,04

- WV : Verhoging vakantiegeld met 5 % in 2013

1.5.2013

32,71

32,71

- WV : Verhoging van alle minima met 1,25 %

1.9.2013

11,93

34,44

- WV : Verhoging van het "minimumrecht per loopbaanjaar" met 1,25 %

1.9.2013

0,14

0,83

- WV : Verhoging van de uitkeringen ingegaan 5 jaar geleden (in de loop van

1.9.2013

6,26

18,77

9,38

9,81

9,38

21,81

4. Gezinsbijslag - jaarlijks leeftijdssupplement : verhoging van 51 tot 75 EUR voor de 18-24-jarigen

1.1.2011

8,97

- verhoging jaarlijkse bijslag voor 18-24jarigen van 75 EUR in 2011 naar 100 EUR in 2012

1.1.2012

9,37

10,01

10,01

- maatregel studenten geen automatisch verlies in het derde trimester bij verlies van recht in tweede trimester

1.1.2012

0,63

0,67

0,67

- verlenging van de max. wachttijd van 9 naar 12 maanden voor de kinderbijslag aan de werkzoekenden na studies

1.1.2012

6,54

6,68

6,68

217


VI. Bijlagen

3. Sociale correcties

(vervolg) Van kracht

2010

2011

2012

2013

Jaarlijkse kost

5. Arbeidsongevallen - verhoging met 2 % van de uitkeringen die 6 jaar geleden ingegaan zijn

1.9.2010

0,04

0,12

- verhoging met 2 % van de uitkeringen die 6 jaar geleden ingegaan zijn

1.9.2011

- optrekken van het loonplafond met 0,7 %

1.1.2012

2,00

0,10

0,10

- verhoging van 2 % van de minima en forfaits

1.9.2012

0,65

2,25

2,25

- verhoging met 0,7 % van de uitkeringen

1.9.2012

0,34

1,85

1,85

- verhoging met 2 % van de uitkeringen die 6 jaar geleden ingegaan zijn

1.9.2012

0,09

0,28

0,28

p.m.

p.m.

p.m.

- WV : Verhoging van alle minima met 2 %

1.9.2013

0,75

2,25

- WV : Verhoging van alle uitkeringen met

1.9.2013

0,30

0,90

- WV : Verhoging van de uitkeringen ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud recurrentie

1.9.2013

0,10

0,29

17,28

14,10

17,28

0,07

0,07

0,06

0,07

6. Beroepsziekten - behoud van de socio-economische factoren

1.1.2010

13,00

- verhoging met 2 % van de uitkeringen die 6 jaar geleden ingegaan zijn

1.9.2010

0,02

- optrekken van het loonplafond met 0,7 %

1.1.2011

0,02

0,08

0,06

0,08

- verhoging met 2 % van de minima en de forfaits

1.9.2011

1,03

3,30

3,20

3,30

- verhoging met 0,7 % van de uitkeringen

1.9.2011

0,22

0,65

0,63

0,65

- verhoging met 2 % van de uitkeringen die 6 jaar geleden ingegaan zijn

1.9.2011

0,09

0,06

0,05

0,06

- verhoging met 2 % van de uitkeringen die 6 jaar geleden ingegaan zijn

1.9.2012

0,02

0,05

0,05

- WV : Verhoging van de berekeningsplafonds (nieuwe gerechtigden) met 2 %

1.1.2013

0,09

0,09

- WV : Verhoging van alle minima met 2 %

1.9.2013

1,09

3,17

- WV : Verhoging van alle uitkeringen met 0,3 %

1.9.2013

0,09

0,27

- WV : Verhoging van de uitkeringen ingegaan 6 jaar geleden met 2 % - behoud recurrentie

1.9.2013

0,01

0,04

218

p.m.


VI. Bijlagen

3. Sociale correcties

3.2 Het stelsel van de zelfstandigen (miljoen euro) (*) Van kracht

2010

2011

2012

2013

Jaarlijkse kost

1. Uitkeringen - verhoging met 2 % van het forfait samenwonende voor invaliditeit met stopzetting

1.1.2010

1,10

1,16

1,22

1,21

1,21

- verlenging van het moederschapsverlof in geval van hospitalisatie van het kind

1.1.2010

0,27

0,28

0,29

0,28

0,28

- aanpassing van de definitie "gezinslast" voor de partners die genieten van een vervangingsinkomen (invaliden + primairen)

1.1.2010

0,68

0,72

0,75

0,73

0,73

- verhoging van de uitkeringen voor primaire arbeidsongeschiktheid: • met 0,77 EUR per dag met gezinslast • met 0,96 EUR per dag voor alleenstaanden

1.8.2010

0,30

0,78

0,83

0,85

0,85

- verhoging van de uitkeringen voor invaliditeit zonder stopzetting: • met 0,77 EUR per dag met gezinslast • met 0,96 EUR per dag voor alleenstaanden

1.8.2010

0,32

0,81

0,85

0,85

0,85

- toekenning van een jaarlijkse inhaalpremie van 200 EUR voor de invaliden

1.5.2011

4,05

4,21

4,34

4,34

- verhoging van het forfait "Hulp van derden" met 3 EUR

1.9.2011

0,40

1,25

1,31

1,31

0,02

0,05

0,05

0,05

- verhoging vergoeding herscholing bij succesvolle beëindiging opleidingsprogramma - verhoging van forfaits voor personen in primaire uitkeringsgerechtigdheid vanwege de revalorisatie van de minimumpensioenen: personen ten laste +2,11 % en alleenstaanden +2,37 %

1.9.2011

0,28

0,87

0,92

0,92

- verhoging van invaliditeitsuitkeringen zonder stopzetting met 2,11 % voor het forfait met gezinslast en 2,37 % voor het forfait voor alleenstaanden vanwege de verhoging van het minimumpensioen binnen het stelsel zelfstandigen

1.9.2011

0,30

0,93

0,92

0,92

- verhoging van de invaliditeitsuitkering met stopzetting met 2 % voor de forfaits met personen ten laste en alleenstaanden vanwege de verhoging van de minimumpensioenen van het algemeen stelsel

1.9.2011

0,74

2,30

2,42

2,42

- verhoging van forfait voor primaire uitkeringsgerechtigden: samenwonenden + 2%

1.9.2011

0,23

0,70

0,74

0,74

- verhoging van forfait invaliditeitsuitkering met stopzetting voor samenwonenden: +2%

1.9.2011

0,40

1,25

1,31

1,31

- verhoging van forfait invaliditeitsuitkering zonder stopzetting voor samenwonenden: +2%

1.9.2011

0,20

0,64

0,67

0,67

(*) Budgettaire bedragen van het jaar waarin de maatregel ingevoerd is; de laatste kolom geeft de kost voor een volledig jaar.

219


VI. Bijlagen

3. Sociale correcties

(vervolg) Van kracht

2010

2011

2012

2013

Jaarlijkse kost

- verhoging van het inkomensplafond binnen de invaliditeitsverzekering met personen ten laste (tot een bedrag van 707,7 EUR) en het plafond voor de alleenstaanden - vervangingsuitkering: +2 %

1.9.2011

0,26

0,80

0,84

0,84

- verhoging van het inkomensplafond voor de primaire uitkeringsgerechtigden met personen ten laste (tot een bedrag van 707,7 EUR) en het plafond voor de alleenstaanden - vervangingsuitkering: +2 %

1.9.2011

0,09

0,27

0,28

0,28

- verhoging van het wekelijkse bedrag voor moederschapsuitkering en voor adoptieuitkering (+33,15 EUR)

1.7.2012

0,35

1,43

1,45

- weerslag van de gelijkschakeling van het minimumpensioen gezinsbedrag met dat van de werknemers

1.4.2013

0,71

0,98

- verhoging met 3,43 EUR van de uitkering hulp van een derde

1.4.2013

1,05

1,45

- verhoging met 1,25 % van de forfaitaire uitkering arbeidsongeschiktheid

1.9.2013

0,33

1,05

- verhoging met 1,25 % van de forfaitaire uitkering invaliditeit zonder stopzetting

1.9.2013

0,29

0,91

- verhoging met 1,25 % van de forfaitaire uitkering invaliditeit met stopzetting

1.9.2013

0,83

2,56

2. Pensioenen - verhoging van het minimumpensioen: • met 20 EUR per maand voor het gezinspensioen • met 25 EUR per maand voor pensioenen voor alleenstaanden en overlevingspensioenen

1.8.2010

24,48

58,75

58,75

58,75

58,75

- welvaartsaanpassing met 2 % van de pensioenen die ingegaan zijn in 2005

1.9.2010

0,53

1,58

1,56

1,56

1,56

- verhoging van het minimumpensioen: • met 2,11 % voor het gezinspensioen; • met 2,37 % voor pensioenen voor alleenstaanden en overlevingspensioenen • met 2,25 % voor het gezinspensioen ouder dan 15 jaar;

1.9.2011

17,16

52,33

53,54

53,54

- verhoging van de niet-minimumpensioenen ouder dan 15 jaar met 2,25 %

1.9.2011

1,08

3,21

3,18

3,18

- verhoging met 2 % van de pensioenen van 5 jaar

1.9.2011

0,54

1,63

1,64

1,64

1.11.2011

0,59

3,54

3,54

3,54

0,68

2,04

2,04

- verhoging van de niet-minimumpensioenen minder dan 15 jaar met 1,25 % - verhoging met 2 % van de pensioenen uit 2007

1.9.2012

220


VI. Bijlagen

3. Sociale correcties

(vervolg) Van kracht

2010

2011

2012

Jaarlijkse kost

2013

- gelijkschakeling van het minimumpensioen gezinsbedrag met dat van de werknemers

1.4.2013

11,26

15,01

- verhoging met 1,25 % van het minimumpensioen

1.9.2013

11,78

35,33

- verhoging met 2 % van de pensioenen ingegaan 5 jaar geleden

1.9.2013

0,74

2,22

1,25

-

1,25

1,25

1,25

1,25

3. Gezinsbijslag - jaarlijks leeftijdssupplement : verhoging van 51 tot 75 EUR voor de 18-24-jarigen

1.1.2011

- verhoging jaarlijkse bijslag voor 18-24jarigen van 75 EUR in 2011 naar 100 EUR in 2012

1.1.2012

- vermindering van de jaarlijkse leeftijdsbijslag met 15 % in 2013 en met daarenboven 15 % in 2014, behalve voor de kinderen die toeslagen genieten

1.1.2013

1,22

-1,90

4. Faillissementsverzekering - verhoging van de uitkering in geval van faillissement: • met 20 EUR met gezinslast • met 25 EUR zonder gezinslast

1.8.2010

- verhoging van de uitkeringen in geval van faillissement, gekoppeld aan de verhoging van de minimumpensioenen

1.9.2011

- uitbreiding van de uitkeringen in geval van faillissement naar gevallen van stopzetting van de activiteit

0,25

0,28

0,28

-

0,28

0,11

0,33

-

0,33

1.10.2012

0,88

3,53

3,53

- mogelijkheid om de uitkering gedurende de volledige loopbaan meerdere keren aan te vragen voor in totaal maximum 12 maanden

1.10.2012

0,22

0,89

0,89

- weerslag van de gelijkschakeling van het minimumpensioen gezinsbedrag met dat van de werknemers

1.4.2013

0,07

0,09

- verhoging met 1,25 % van de uitkeringen in geval van faillissement

1.9.2013

0,06

0,18

5. Diversen - vrijstelling van sociale bijdragen in geval van onderbreking van de activiteit voor een zwaar ziek kind

1.1.2010

0,31

- verlof voor palliatieve zorgen: vrijstelling van sociale bijdragen

1.1.2010

0,33

- verlof voor palliatieve zorgen: forfaitaire uitkering

1.1.2010

1,20

221


VI. Bijlagen

3. Sociale correcties

3.3 De sociale bijstand (miljoen euro) (*) Van kracht

2010

2011

2012

2013

Jaarlijkse kost

1. IGO - verhoging met 0,6 % van de IGO

1.1.2010

- verhoging met 2 % van de IGO

1.9.2011

- verhoging met 2% van de IGO

1.9.2013

4,94

4,96 6,95

21,73

23,14

21,73

7,34

23,02

18,49

18,49

6,58

19,97

19,52

19,52

2,38

13,57

2. Tegemoetkomingen aan personen met een handicap - verbinding met de welvaart: verhoging met 2 % van de inkomensvervangende uitkering

1.9.2011

- welvaartsaanpassing: verhoging met 2 % van de uitkeringen

1.9.2013

5,86

18,49

3. Leefloon - verhoging met 2 % van het leefloon

1.9.2011

- verhoging met 2 % van het leefloon

1.9.2013

3,29

19,52

4. Maatschappelijke dienstverlening - verhoging met 2 % van de gelijkgestelde maatschappelijke dienstverlening

1.9.2011

- verhoging met 2 % van de gelijkgestelde maatschappelijke dienstverlening

1.9.2013

1,97

7,85

9,50

2,59

(*) Budgettaire bedragen van het jaar waarin de maatregel ingevoerd is; de laatste kolom geeft de kost voor een volledig jaar.

222

4,53


Inhoudstafel VI. Bijlagen

4. Openbare sector

4. Openbare sector 4.0 Methodologische nota In deze bijlage worden een aantal statistieken opgenomen met betrekking tot sociale zekerheidsregelingen van de openbare sector. We beperken ons tot slechts vier deelgebieden, met name de telling van het aantal gerechtigden in de openbare sector met het detail van de statistiek van het personeel in de onderwijssector, de loonmassa, de overheidspensioenen en de gezinsbijslagen. We bekijken nu deze vier onderdelen van naderbij. De personeelssterkte wordt behandeld in de tabellen 4.1 en 4.2. De indeling werd meer in overeenstemming gebracht met de Belgische staatsstructuur. Enerzijds onderscheiden we de centrale overheid die verder uitgesplitst wordt in de Federale Overheid en de Gemeenschappen en Gewesten. Anderzijds zijn er de Provinciale en Plaatselijke besturen. Bij de Gemeenschappen en Gewesten wordt elk van de entiteiten vermeld. De cijfers voor 2013 in de tabel 4.1 hebben we moeten afleiden uit het samen lezen van de verscheidene bronnen (RSZ, RSZPPO, FOD P&O, statistieken van Gemeenschappen en Gewesten,‌), deze is slechts toegevoegd bij wijze van raming. De tabel 4.2 herneemt de deelsector van het onderwijs en is gebaseerd op statistieken van de onderwijsdepartementen zelf. De aantallen worden gegeven per Gemeenschap. Voorlopig kon evenwel niet volledig het onderscheid gemaakt worden tussen vastbenoemden en tijdelijk personeel. De tabel 4.3 geeft de loonmassa van de overheidssector onderworpen aan de RSZ. Deze loonmassa is van belang omdat het vastbenoemde personeel van de overheidssector enkel onderworpen is voor de verzekering geneeskundige verzorging. Het personeel van de openbare sector geniet van een bijzonder pensioenstelsel. De financiering van de overheidspensioenen valt uiteen in verscheidene stelsels met elk hun eigen kenmerken. De meerderheid van de overheidspensioenen wordt evenwel uitbetaald door de CDVU in opdracht van de Pensioendienst voor de Overheidssector. We geven in dit Vade Mecum de uitgaven van de uitbetaalde pensioenen naar onderscheid rustpensioen of overlevingspensioen (tabel 4.4) en de aantallen van deze pensioenvoordelen (tabel 4.5). Voor de gezinsbijslagen van de overheidssector ten slotte is het zo dat sommige overheidsinstellingen zelf de gezinsbijslag uitbetalen. Voor de periode 2008-2012 hebben we ons omwille van het gebrek aan beschikbare gegevens moeten beperken tot gezinsbijslagen die uitgekeerd worden door de RSZPPO. Voor het jaar 2012 is er een raming van de gezinsbijslagen voor de openbare sector (bron: RKW). De tabel 4.6 geeft de evolutie van het aantal rechtgevende kinderen naar leeftijdsklasse. De tabel 4.7 geeft de evolutie van de uitgaven voor de gezinsbijslagen volgens een andere uitsplitsing. Ten slotte geven de tabellen 4.8, 4.9 en 4.10 het aantal rechtgevende kinderen naar instelling en respectievelijk naar schaal, rang en leeftijdsklasse. Voor meer gedetailleerde personeelsstatistieken van de federale overheid kan u terecht op de website www.pdata.be .

223


VI. Bijlagen

4. Openbare sector

4.1 Personeelssterkte overheidssector Bron: FOD P&O, RSZPPO, Gemeenschappen en Gewesten en diverse statistieken

Statutairen

Toestand in 2013

Contractuelen

Geco's

Totaal

Federale Overheidsdiensten Pensioendienst van de Overheidsector Ministerie van landsverdediging FOD Kanselarij van de Eerste Minister FOD Personeel en Organisatie FOD Budget en Beheerscontrole FOD Informatie- en Communicatietechnologie FOD Mobiliteit en Vervoer FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie FOD FinanciĂŤn FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking FOD Binnenlandse Zaken FOD Sociale Zekerheid FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu FOD Justitie FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg POD (samen) Bijzondere korpsen Leger Parastatalen

203.868 389 1.429 105 412 131

70 386 71 58 21

-

459 1.815 176 470 152

31

5

-

36

1.031

258

-

1.289

1.632

544

-

2.176

21.498

4.501

-

25.999

1.259

533

-

1.792

3.696 916

1.850 215

-

5.546 1.131

939

269

-

1.208

11.425

1.779

-

13.204

1.060

285

-

1.345

265 23.246 34.649 9.917

218 4.105 132 3.653

-

483 27.351 34.781 13.570

-

64.119

4.032

2.734

-

6.766

-

-

-

435.414

Administratie Onderwijs

-

-

-

58.148 332.564

Pararegionale en paracommunautaire instellingen voor openbare dienstverlening

-

-

-

44.702

133.583

166.073

62.210

361.866

49.275 27.189 12.190 9.772 32.382 2.775

53.927 75.510 25.660 7.137 1.326 2.513

40.721 17.015 2.686 948 361 479

143.923 119.714 40.536 17.857 34.069 5.767

Federale autonome overheidsbedrijven Diversen Gewesten en Gemeenschappen

Provinciale en lokale besturen Gemeenten OCMW's Intercommunales Provincies Politiezones Diversen Totaal

1.001.148

224


VI. Bijlagen

4. Openbare sector

4.2 Detail onderwijsssector Bron: onderwijsdepartementen, VLIR, Cref

in hoofden

Toestand in januari 2013 (Schooljaar 2012-2013)

Vastbenoemden

Tijdelijken

Totaal

Vlaamse Gemeenschap (1) Basisonderwijs Secundair onderwijs Hogescholen- en universitair onderwijs Volwassenenonderwijs, deeltijds kunstonderwijs en overige

132.226 51.460 58.357 14.553 7.856

55.882 20.455 18.642 11.582 5.203

188.108 71.915 76.999 26.135 13.059

Franse Gemeenschap (2) Basisonderwijs Secundair onderwijs Hogescholen- en universitair onderwijs Volwassenenonderwijs, deeltijds kunstonderwijs en overige

-

-

142.499 45.169 68.922 18.557 9.851

1.162 499 575 35 53

795 285 371 27 112

1.957 784 946 62 165

Duitstalige Gemeenschap (3) Basisonderwijs Secundair onderwijs Hogescholenonderwijs Volwassenenonderwijs, deeltijds kunstonderwijs en overige

in voltijdsequivalenten

Vastbenoemden

Tijdelijken

Totaal

Vlaamse Gemeenschap (1) Basisonderwijs Secundair onderwijs Hogescholen- en universitair onderwijs Volwassenenonderwijs, deeltijds kunstonderwijs en overige

45.154 52.493 6.506

17.182 16.247 3.363

160.272 62.336 68.740 19.327 9.869

Franse Gemeenschap (2) Basisonderwijs Secundair onderwijs Hogescholen- en universitair onderwijs Volwassenenonderwijs, deeltijds kunstonderwijs en overige

70.467 24.939 34.000 9.015 2.513

34.210 8.727 16.329 6.780 2.374

104.677 33.666 50.329 15.795 4.887

954 405 482 29 38

531 207 265 14 45

1.485 612 747 43 83

Duitstalige Gemeenschap (3) Basisonderwijs Secundair onderwijs Hogescholenonderwijs Volwassenenonderwijs, deeltijds kunstonderwijs en overige

(1) Bron: www.ond.vlaanderen.be/onderwijsstatistieken "Vlaams onderwijs in cijfers, 2012 - 2013" van het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming. (2) Bron: "Personnels de l'Enseignement, annĂŠe scolaire 2012-2013" gepubliceerd door de Federatie WalloniĂŤ-Brussel (3) Bron: Ministerium der Deutschsprachige Gemeinschaft.

225


VI. Bijlagen

4. Openbare sector

4.3 Evolutie van de aan bijdragen onderworpen loonmassa volgens sociaal statuut (1) (miljoen euro) Bron: RSZ

2009 Mannen Arbeiders Bedienden Enkel onderworpen voor geneeskundige verzorging Andere

(2)

Vrouwen Arbeiders Bedienden Enkel onderworpen voor geneeskundige verzorging Andere

(2)

Totaal Arbeiders Bedienden Enkel onderworpen voor geneeskundige verzorging Andere

(2)

2010

2011

2012

2013

12.896,9

12.983,4

13.142,6

13.172,1

13.272,5

631,4 12.265,5

631,7 12.351,7

645,8 12.496,8

645,9 12.525,2

662,0 12.610,5

9.309,7

9.235,9

9.285,8

9.380,2

9.366,0

2.955,8

3.115,8

3.211,0

3.146,0

3.244,5

12.095,7 362,1 11.733,6

12.375,5 361,6 12.013,9

12.897,2 368,7 12.528,5

13.178,3 360,3 12.818,0

13.604,2 360,1 13.244,1

7.751,2

7.914,9

8.286,0

8.720,9

9.025,3

3.982,4

4.099,0

4.242,5

4.097,1

4.218,8

24.992,6

25.358,9

26.039,8

26.350,4

26.876,7

993,5 23.999,1

993,3 24.365,6

1.014,5 25.025,3

1.006,2 25.344,2

1.022,1 25.854,6

17.060,9

17.150,8

17.571,8

18.101,1

18.391,2

6.938,2

7.214,8

7.453,5

7.243,1

7.463,4

(1) Met uitzondering van de onder de RSZPPO ressorterende werknemers. (2) De werknemers in de overheidsdienst en de leerkrachten zijn in de statistiek van de hoofdarbeiders opgenomen wanneer zij enkel aan de verzekering voor geneeskundige verzorging zijn onderworpen. In dit geval wordt geen enkel onderscheid gemaakt of hun betrekking of hun functie uit handenarbeid of hoofdarbeid bestaat. Het vast benoemd personeel van de NMBS is inbegrepen.

226


VI. Bijlagen

4. Openbare sector

4.4 Evolutie van de uitbetaalde overheidspensioenen (miljoen euro) Bron: Pensioendienst voor de overheidssector

2009 Rustpensioenen Federale Overheid

2010

2011

2012

2013

8.670,98

9.024,34

9.659,51

10.258,54

10.916,26

3.035,14

3.117,63

3.348,86

3.582,01

3.769,12

Ambtenaren en speciale korpsen Instellingen van openbaar nut Autonome overheidsbedrijven Erediensten Leger en ex-rijkswacht Ge誰ntegreerde politie

842,83 184,43 794,61 33,16 970,85 209,26

867,22 189,86 821,72 32,90 966,57 239,37

923,38 201,32 888,09 33,88 989,90 312,30

982,54 213,08 945,40 34,19 1.012,30 394,49

1.041,04 224,01 998,85 33,51 1.034,83 436,89

Gemeenschappen en Gewesten

379,82

411,00

455,18

496,79

565,51

193,36 72,56 18,97 94,18 0,74

207,14 79,47 21,42 99,47 3,50

229,92 89,46 24,08 108,01 3,69

249,66 100,77 26,87 115,87 3,62

294,49 112,14 29,72 125,14 4,01

4.497,15

4.701,51

5.023,73

5.321,76

5.659,29

2.566,48 1.912,03 18,64

2.682,64 1.998,51 20,36

2.867,65 2.133,57 22,51

3.042,99 2.253,89 24,89

3.215,91 2.416,69 26,69

758,88

794,20

831,74

857,99

922,33

400,84 208,04 150,00

418,07 220,92 155,21

422,21 240,31 169,21

451,25 243,72 163,02

482,78 266,29 173,26

-

-

-

-

-

1.312,44

1.318,56

1.361,48

1.388,67

1.419,60

Vlaamse Gemeenschap & Gewest Waals gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest Franstalige Gemeenschap Duitstalige Gemeenschap

Onderwijs Nederlandstalige onderwijs Franstalig onderwijs Duitstalig onderwijs

Lokale besturen Vlaamse lokale besturen Waalse lokale besturen Brussels Hoofdstedelijke lokale besturen

Voormalig nationale instelling Overlevingspensioenen Federale Overheid

791,82

789,22

828,17

860,61

866,40

Ambtenaren en speciale korpsen Instellingen van openbaar nut Autonome overheidsbedrijven Erediensten Leger en ex-rijkswacht Ge誰ntegreerde politie

272,15 43,09 171,90 0,18 293,40 11,10

269,78 42,93 172,97 0,20 290,65 12,70

274,73 44,13 177,63 0,25 295,32 36,12

275,42 44,53 180,38 0,23 297,09 62,96

274,89 44,82 182,76 0,19 298,19 65,54

Gewesten & Gemeenschappen

50,09

52,57

55,71

57,86

64,68

25,07 13,51 1,62 9,82 0,08

26,11 13,75 1,70 10,16 0,85

27,96 14,32 1,86 10,72 0,86

29,37 14,95 1,94 10,89 0,71

34,86 15,75 1,99 11,35 0,73

303,50

308,91

324,56

337,44

353,66

177,33 124,79 1,38

179,89 127,64 1,37

188,65 134,48 1,43

196,84 139,10 1,50

204,57 147,54 1,56

167,02

167,85

153,04

132,75

134,86

86,72 54,43 25,88

87,72 54,11 26,03

73,80 55,11 24,13

71,99 42,75 18,01

73,26 43,20 18,40

-

-

-

-

-

9.983,42

10.342,90

11.020,99

11.647,21

12.335,86

Vlaamse Gemeenschap & Gewest Waals gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest Franstalige Gemeenschap Duitstalige Gemeenschap

Onderwijs Nederlandstalige onderwijs Franstalig onderwijs Duitstalig onderwijs

Lokale besturen Vlaamse lokale besturen Waalse lokale besturen Brussels Hoofdstedelijke lokale besturen

Voormalig nationale instelling Algemeen totaal

227


VI. Bijlagen

4. Openbare sector

4.5 Evolutie van het aantal overheidspensioenen Bron: Pensioendienst voor de overheidssector

Rustpensioenen Federale Overheid

2009

2010

2011

2012

2013

343.701

353.551

365.121

375.866

387.186

125.769

127.948

131.268

137.165

140.864

Ambtenaren en speciale korpsen Instellingen van openbaar nut Autonome overheidsbedrijven Erediensten Leger en ex-rijkswacht Ge誰ntegreerde politie

32.551 8.011 38.644 2.316 37.119 7.128

33.072 8.140 39.726 2.292 36.669 8.049

33.855 8.305 41.348 2.297 36.440 9.023

34.751 8.533 42.881 2.299 36.220 12.481

35.719 8.752 44.309 2.236 36.313 13.535

Gewesten & Gemeenschappen

15.205

16.314

17.356

18.362

19.536

7.977 3.037 778 3.392 21

8.505 3.248 848 3.540 173

9.082 3.493 909 3.694 178

9.617 3.775 963 3.831 176

10.260 4.035 1.041 4.012 188

161.967

167.072

171.914

176.200

180.820

91.376 69.833 758

94.276 71.984 812

97.282 73.773 859

100.022 75.264 914

102.777 77.094 949

40.760

42.216

44.583

44.139

45.966

22.279 11.621 6.860

23.283 11.917 7.016

24.035 12.923 7.625

24.192 12.836 7.111

25.207 13.484 7.275

-

1

-

-

-

90.258

90.442

90.945

90.705

90.899

Vlaamse Gemeenschap & Gewest Waals gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest Franstalige Gemeenschap Duitstalige Gemeenschap

Onderwijs Nederlandstalige onderwijs Franstalig onderwijs Duitstalig onderwijs

Lokale besturen Vlaamse lokale besturen Waalse lokale besturen Brussels Hoofdstedelijke lokale besturen

Voormalig nationale instelling Overlevingspensioenen Federale Overheid

54.173

53.860

53.549

55.454

55.090

Ambtenaren en speciale korpsen Instellingen van openbaar nut Autonome overheidsbedrijven Erediensten Leger en ex-rijkswacht Ge誰ntegreerde politie

16.240 2.952 13.567 33 20.761 620

16.087 2.936 13.608 34 20.469 726

15.853 2.932 13.660 34 20.214 856

15.528 2.891 13.680 35 19.745 3.575

15.290 2.866 13.740 37 19.405 3.752

Gewesten & Gemeenschappen

3.287

3.460

3.568

3.674

3.865

1.613 929 108 634 3

1.681 952 117 645 65

1.738 988 129 648 65

1.810 1.014 135 663 52

1.942 1.068 135 666 54

19.984

20.322

20.793

21.168

21.523

11.224 8.673 87

11.384 8.851 87

11.690 9.011 92

11.967 9.108 93

12.184 9.240 99

12.814

12.800

13.035

10.409

10.421

6.386 4.562 1.866

6.485 4.444 1.871

6.542 4.511 1.982

5.404 3.631 1.374

5.438 3.625 1.358

-

-

-

-

-

433.959

443.993

456.066

466.571

478.085

Vlaamse Gemeenschap & Gewest Waals gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest Franstalige Gemeenschap Duitstalige Gemeenschap

Onderwijs Nederlandstalige onderwijs Franstalig onderwijs Duitstalig onderwijs

Lokale besturen Vlaamse lokale besturen Waalse lokale besturen Brussels Hoofdstedelijke lokale besturen

Voormalig nationale instelling Algemeen totaal

228


VI. Bijlagen

4. Openbare sector

4.6 Evolutie van het aantal rechtgevende kinderen op gezinsbijslag volgens leeftijdsklasse Bron: FAMIFED (ex-RKW) en RSZPPO

2009

2010

2011

2012

2013

Openbare sector

471.335

477.359

481.042

487.048

488.915

0 - 6 jaar 6 - 12 jaar 12 - 18 jaar 18 - 25 jaar 25 jaar en ouder

108.110 118.383 138.295 103.712 2.835

110.547 118.974 135.855 109.159 2.824

112.622 120.481 134.438 110.695 2.806

115.122 122.420 134.929 112.089 2.488

116.929 124.050 134.798 110.678 2.460

205.131 51.136 53.382 37.974 20.891 27.257

208.747 52.480 54.530 38.458 20.044 27.583

211.239 53.722 55.587 38.555 19.909 27.184

216.687 54.960 57.462 39.359 20.193 27.276

219.189 55.864 58.522 39.804 20.377 26.854

24.109 359 2.226 563

23.648 398 2.861 676

23.303 393 2.712 776

22.991 402 3.063 820

22.480 338 3.154 882

13.694

14.884

15.537

16.725

17.069

11.617 48 2.029

12.131 40 2.713

12.697 41 2.799

13.330 50 3.345

13.339 65 3.665

797

768

745

712

699

575 222

550 218

530 215

501 211

491 208

waarvan RSZPPO : 0 - 6 jaar 6 - 12 jaar 12 - 16 jaar 16 - 18 jaar 18 - 21 jaar, waarvan: Studenten Leerlingen Werkzoekenden Gehandicapten

21 - 25 jaar, waarvan: Studenten Leerlingen Werkzoekenden

25 jaar en ouder, waarvan: Volledig ongeschikten In beschutte werkplaats

4.7 Evolutie van de uitgaven gezinsbijslag (duizend euro) Bron: FAMIFED (ex-RKW) en RSZPPO

2009 Openbare sector Kinderbijslag Kraamgeld waarvan RSZPPO : Gezinsbijslag Gewone schaal (art.40 KBW) Schaal gepensioneerden en langdurig 1 werklozen (art.42bis KBW) Invalidenschaal (art.50ter KBW) Wezenschaal (art.50bis KBW) Eenoudertoeslag (art.70 KBW) Toeslag kinderen met een handicap (art.47 KBW)

Kraamgeld Adoptiepremie Forfaitaire bijslag geplaatste kinderen (art.70ter KBW) Verschil betalingen met het buitenland Andere

2010

962.768,2 -

2011

2012

2013

982.273,0 1.004.590,0 1.063.757,7 1.089.516,5 -

409.228 400.811

418.953 410.286

440.542 431.358

480.322 456.422

499.116 475.820

273.222

277.039

289.950

307.525

320.098

72.263

74.387

78.523

81.993

85.162

18.305 14.606 4.943

20.252 14.907 5.539

22.194 15.639 6.361

24.450 16.326 6.148

26.963 17.192 6.277

17.472

18.162

18.691

19.980

20.128

8.066 40

8.250 52

8.767 29

8.583 41

9.109 30

195

208

209

236

234

127 -11

170 -13

185 -6

202 14.838

254 13.669

229


VI. Bijlagen

4. Openbare sector

4.8 Aantal rechtgevende kinderen naar instelling en naar schaal Toestand op 31 december 2013

Bron: FAMIFED

FAMIFED RSZPPO

Staat, Gemeenschappen Onderwijs en Gewesten

Overheids- Oorlogssector slachtoffers

Gewone schaal Verhoogde wezenschaal Verhoogde schaal voor invaliden Verhoogde schaal voor werklozen en gepensioneerden

173.787

9.233

134.134

36.454

3.508

3.527

45

9.191

1.396

32.703

Totaal

219.189

123

Autonomen + CDVU

Totaal

83.079

436.810

197

75

7.352

91

148

54

10.880

556

457

132

25

33.873

14.712

134.727

36.931

83.233

488.915

123

4.9 Aantal rechtgevende kinderen naar instelling en naar rang Toestand op 31 december 2013

Bron: FAMIFED

FAMIFED RSZPPO

Staat, Gemeenschappen Onderwijs en Gewesten

Overheids- Oorlogssector slachtoffers

Autonomen + CDVU

Totaal

Eerste kind Tweede kind Derde kind en volgende

128.228 63.341 27.620

10.682 3.028 1.002

72.336 45.475 16.916

21.235 11.837 3.859

113 6 4

46.742 26.838 9.653

279.336 150.525 59.054

Totaal

219.189

14.712

134.727

36.931

123

83.233

488.915

4.10 Aantal rechtgevende kinderen naar instelling en naar leeftijdklasse Toestand op 31 december 2013

Bron: FAMIFED

FAMIFED RSZPPO

0 - 6 jaar 6 - 12 jaar 12 - 18 jaar 18 - 25 jaar 25 jaar en ouder Totaal

Staat, Gemeenschappen Onderwijs en Gewesten

Overheids- Oorlogssector slachtoffers

Autonomen + CDVU

Totaal

55.864 58.522 60.181 43.923 699

793 1.781 4.111 6.448 1.579

34.119 33.975 34.600 32.029 4

7.559 9.236 10.958 9.145 33

1 4 9 13 96

18.593 20.532 24.939 19.120 49

116.929 124.050 134.798 110.678 2.460

219.189

14.712

134.727

36.931

123

83.233

488.915

230


Inhoudstafel

LIJST VAN DE AFKORTINGEN INSTELLINGEN: - Federale instellingen Instellingen afhangend van de FOD Sociale Zekerheid: DIBISS e-Health Ex-DOSZ Ex-NPM Ex-RKW Ex-RSZPPO FAMIFED FAO FBZ HKSVZ HVKZ HZIV KSZ RIZIV RJV RSVZ RSZ RVP

Dienst voor de bijzondere sociale zekerheidsstelsels e-Health-platform Ex- Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid Ex- Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers, (nu “cel mijnwerkers” bij het RIZIV) Ex- Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Ex- Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten Federaal agentschap voor de kinderbijslag Fonds voor Arbeidsongevallen Fonds voor de Beroepsziekten Hulpkas voor Sociale Verzekeringen voor Zelfstandigen Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Rijksdienst voor Pensioenen

Instellingen afhangend van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg: HVW RVA

Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening Overige instellingen:

CDBVZ CDVU Ex-NIS Ex-RSRMV FCUD FSO FWW IBF INR NMBS OCMW SVF

Compensatiedienst voor Betaald Verlof der Zeelieden Centrale Dienst der Vaste Uitgaven Ex- Nationaal Instituut voor de Statistiek (nu ADSEI: Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie) Ex- Rijksfonds voor de Sociale Reclassering van Mindervaliden Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten Fonds Sluiting Ondernemingen Fonds voor Weduwen en Wezen Interdepartementaal begrotingsfonds Instituut voor de Nationale Rekeningen Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn Sociale Verzekeringsfondsen

- Pararegionale of paracommunautaire instellingen Actiris AWIPH FOREM VDAB VFSIPH

(Ex-BGDA) Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling “Agence Wallonne pour l’Intégration des Personnes Handicapées” “Office Wallon de la Formation Professionnelle et de l’Emploi” Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap

231


TERMEN: CAO DSP EWE FMB FOD GDT GECO GFB IGO IRR POD PUG PWA SINE SWT TBL UI UVW VI VKR WEP WIGW

Collectieve Arbeidsovereenkomst Doorstromingsprogramma Eerste werkervaring FinanciĂŤle middelenbegroting Federale Overheidsdienst GeĂŻntegreerde diensten voor thuisverzorging Gesubsidieerde contractuelen Globaal financieel beheer Inkomensgarantie voor ouderen Ingeschrevenen in het Rijksregister Programmatorische Overheidsdienst Primaire uitkeringsgerechtigden Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap Sociale inschakelingseconomie Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag Toeslag brugrustpensioenen landbouw Uitbetalingsinstellingen Uitkeringsgerechtigde volledig werklozen Verzekeringsinstellingen Voorkeurregeling Werkervaringsprojecten Weduwen, Invaliden, Gepensioneerden en Wezen

232


ISSN: 1781-0663 D/2015/10.770/4 (web)


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.