De Belgische gepensioneerden in kaart gebracht

Page 1

WORKING PAPER SOCIALE ZEKERHEID Nr 6

DE BELGISCHE GEPENSIONEERDEN IN KAART GEBRACHT DEEL 1: DE WETTELIJKE PENSIOENBESCHERMING

JOS BERGHMAN GISELDA CURVERS SOFIE PALMANS HANS PEETERS

CENTRUM VOOR SOCIOLOGISCH ONDERZOEK (CESO) KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN


Deze tekst is een publicatie van de Reeks Working Papers Sociale Zekerheid van de Directie-generaal Beleidsondersteuning van de FOD Sociale Zekerheid. De Working Papers Sociale Zekerheid verzamelen papers, onderzoeksrapporten, informatiedocumenten en analyses van de Directie-generaal Beleidsondersteuning van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. Deze reeks heeft als doelstelling de kennis, die door of in opdracht van de Directie-generaal Beleidsondersteuning geproduceerd wordt, te communiceren naar de buitenwereld en daarmee bij te dragen tot een groter inzicht en een betere werking van de Sociale Zekerheid in België. Tom Auwers, Directeur-generaal

ISSN 1781-5290 D/2007/Nr. Editor/ © Directie-generaal Beleidsondersteuning – FOD Sociale Zekerheid Victor Hortaplein 40, bus 20 1060 Brussel dgstrat@minsoc.fed.be Enkel de auteurs zijn verantwoordelijk voor de ondertekende inzendingen of voor de stukken die worden overgenomen met vermelding van de bron. De inhoud van de bijdragen in deze publicatie geeft niet noodzakelijk het standpunt of de mening weer van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid.

Redactieverantwoordelijke: dr. Koen Vleminckx, coördinator Evolutie Sociale Bescherming



Working Paper SOCIALE ZEKERHEID Nr 6

DE BELGISCHE GEPENSIONEERDEN IN KAART GEBRACHT Deel 1: De wettelijke pensioenbescherming

Jos Berghman Giselda Curvers Sofie Palmans Hans Peeters Centrum voor Sociologisch Onderzoek (CeSO) Katholieke Universiteit Leuven



i

Inhoudstafel Inhoudstafel........................................................................................................ i Inhoudstafel tabellen ......................................................................................... ii Inhoudstafel grafieken ...................................................................................... iii Inleiding............................................................................................................. 1 Hoofdstuk 1. Het Pensioenkadaster als gegevensbron voor pensioenonderzoek 2 1. Een administratieve pensioengegevensbank ...................................................... 2 2. Welke pensioengegevens?............................................................................... 3 3. Voordelen van de gebruikte data...................................................................... 5 4. Integratie van het Pensioenkadaster in het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming..................................................................................................... 7 Hoofdstuk 2. De Belgische gepensioneerden in kaart gebracht .......................... 9 1. De gepensioneerde bevolking in België ............................................................. 9 2. Overzicht van de gepensioneerden met een Belgisch pensioen ........................... 14 2.1. Vergelijking van verschillende categorieën gepensioneerden ......................... 14 2.1.1. Gepensioneerden naar gewest ............................................................ 17 2.1.2. Recent versus oud gepensioneerden .................................................... 21 2.2. Gepensioneerden met enkel een rustpensioen ............................................ 24 2.2.1. Gepensioneerden naar gewest ............................................................ 30 2.2.2. Recent versus oud gepensioneerden .................................................... 32 2.3. Gepensioneerden met enkel een overlevingspensioen .................................. 38 2.4. Gepensioneerden met een bijstandsuitkering voor ouderen .......................... 42 2.4.1. Ouderen met een IGO-uitkering .......................................................... 42 2.4.2. Rustgepensioneerden met een IGO...................................................... 48 2.4.3. Overlevingsgepensioneerden met een IGO............................................ 50 2.4.4. Gepensioneerden met een IGO naar gewest ......................................... 52 2.4.5. Recent versus oud gepensioneerden met een IGO ................................. 54 Hoofdstuk 3. Een toepassing van het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming: Toegelaten arbeid bij Belgische gepensioneerden...................... 56 1. Algemeen overzicht...................................................................................... 56 2. Toegelaten arbeid bij rustgepensioneerden ...................................................... 60 Besluit .............................................................................................................. 63 Referenties ....................................................................................................... 65 Bijlagen ............................................................................................................ 67 Schema 1. Verdeling van de gepensioneerde bevolking naar subgroep, woonplaats en geslacht, absolute aantallen, 2004…………………………………………………………………………………..70 Schema 2. Verdeling van de gepensioneerde bevolking naar subgroep, gewest en geslacht, absolute aantallen, 2004…………………………………………………………………………………..85


ii

Inhoudstafel tabellen Tabel 1. Gepensioneerde bevolking naar woonplaats, geslacht en leeftijd, absolute aantallen en percentages, 2004 ...................................................................................................... 10 Tabel 2. Verdeling van de gepensioneerden naar soort pensioen en geslacht, absolute aantallen en percentages, 2004 ...................................................................................................... 14 Tabel 3. Verdeling van de gepensioneerden naar soort pensioen en gewest, absolute aantallen en percentages, 2004 ...................................................................................................... 17 Tabel 4. Verdeling van de recent en oud gepensioneerden naar soort pensioen en geslacht, percentages, 2004 ...................................................................................................... 21 Tabel 5. Verdeling van de gepensioneerden naar soort rustpensioen en geslacht, absolute aantallen en percentages, 2004.................................................................................................. 25 Tabel 6. Verdeling van de gepensioneerden met een zuiver rustpensioen werknemer en zelfstandige naar tarief van het pensioen en geslacht, percentages, 2004 ........................... 28 Tabel 7. Verdeling van de gepensioneerden naar soort overlevingspensioen en geslacht, absolute aantallen en percentages, 2004 .................................................................................... 39 Tabel 8. Verdeling van de gepensioneerden naar soort overlevingspensioen en gewest, absolute aantallen en percentages, 2004 .................................................................................... 41 Tabel 9. Verdeling van de gepensioneerden met een IGO naar al dan niet cumulatie met een pensioen en geslacht, 2004 .......................................................................................... 43 Tabel 10. Gemiddeld maandbedrag in euro van het wettelijk pensioen en IGO naar soort overlevingspensioen, bij overlevingsgepensioneerden met een IGO, 2004 ........................... 51


iii

Inhoudstafel grafieken Grafiek 1. Leeftijdsverdeling naar geslacht, percentages, 2004 ............................................... 11 Grafiek 2. Verdeling van de Belgische gepensioneerden naar soort pensioen, percentages, 2004 . 13 Grafiek 3. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen en geslacht, 2004 ........................................................................................................... 15 Grafiek 4. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen en gewest, 2004 ............................................................................................................. 18 Grafiek 5. Verdeling van de gepensioneerden naar soort pensioen, gewest en geslacht, percentages, 2004 ...................................................................................................... 19 Grafiek 6. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen en gewest, gepensioneerde mannen, 2004 ......................................................................... 20 Grafiek 7. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen en gewest, gepensioneerde vrouwen, 2004......................................................................... 20 Grafiek 8. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen voor recent en oud gepensioneerde mannen, 2004 ................................................................. 22 Grafiek 9. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen voor recent en oud gepensioneerde vrouwen, 2004 ................................................................ 23 Grafiek 10. Verdeling van de gepensioneerden naar soort rustpensioen, percentages, 2004 ........ 24 Grafiek 11. Gemiddeld pensioenbedrag in euro naar soort rustpensioen, 2004 .......................... 25 Grafiek 12. Gemiddeld pensioenbedrag in euro naar soort rustpensioen en geslacht, 2004 .......... 26 Grafiek 13. Gemiddeld rustpensioen in euro van gepensioneerden met zuiver pensioen als werknemer en zelfstandige naar tarief van het pensioen en geslacht, 2004 ......................... 29 Grafiek 14. Verdeling van de gepensioneerden naar soort rustpensioen en gewest, percentages, 2004......................................................................................................................... 30 Grafiek 15. Gemiddeld rustpensioen in euro naar soort rustpensioen en gewest, 2004................ 31 Grafiek 16. Verdeling van de recent en oud gepensioneerden naar soort pensioen en geslacht, percentages, 2004 ...................................................................................................... 32 Grafiek 17. Gemiddeld rustpensioen in euro voor recent en oud gepensioneerde mannen, 2004 .. 33 Grafiek 18. Gemiddeld rustpensioen in euro voor recent en oud gepensioneerde vrouwen, 2004 .. 33 Grafiek 19. Verdeling van de recent en oud gepensioneerden naar soort rustpensioen en gewest, percentages, 2004 ...................................................................................................... 35 Grafiek 20. Gemiddeld maandelijks pensioenbedrag in euro voor rustgepensioneerde werknemers naar gewest, 2004 ...................................................................................................... 36 Grafiek 21. Gemiddeld maandelijks pensioenbedrag in euro voor rustgepensioneerde zelfstandigen naar gewest, 2004 ...................................................................................................... 37 Grafiek 22. Gemiddeld maandelijks pensioenbedrag in euro voor rustgepensioneerde ambtenaren naar gewest, 2004 ...................................................................................................... 37 Grafiek 23. Verdeling van de gepensioneerden naar soort overlevingspensioen, percentages, 2004 ................................................................................................................................ 38 Grafiek 24. Gemiddeld pensioenbedrag op maandbasis in euro naar soort overlevingspensioen, 2004......................................................................................................................... 40 Grafiek 25. Gemiddeld pensioenbedrag op maandbasis in euro naar soort overlevingspensioen en gewest, alle overlevingsgepensioneerden, 2004 .............................................................. 41 Grafiek 26. Verdeling van het aantal IGO-trekkers naar al dan niet cumulatie met een pensioen, percentages, 2004 ...................................................................................................... 43


iv

Grafiek 27. Aandeel gepensioneerden met een IGO bij alle gepensioneerden naar soort pensioen, 2004......................................................................................................................... 46 Grafiek 28. Gemiddeld maandbedrag in euro van het wettelijk pensioen en IGO naar geslacht en al dan niet cumulatie van IGO met pensioen, alle gepensioneerden met een IGO, 2004............ 47 Grafiek 29. Aandeel gepensioneerden met een IGO binnen alle rustgepensioneerden naar soort rustpensioen, 2004 ..................................................................................................... 48 Grafiek 30. Gemiddeld maandbedrag in euro van het wettelijk rustpensioen en IGO naar soort rustpensioen en geslacht, alle rustgepensioneerden met een IGO, 2004 ............................. 49 Grafiek 31. Aandeel gepensioneerden met een IGO binnen alle overlevingsgepensioneerden naar soort overlevingspensioen, 2004 ................................................................................... 50 Grafiek 32. Aandeel gepensioneerden met een IGO binnen alle gepensioneerden naar soort pensioen en gewest, 2004............................................................................................ 52 Grafiek 33. Gemiddeld maandbedrag in euro van het wettelijk pensioen en IGO naar soort IGO en gewest, alle gepensioneerden met een IGO, 2004 ........................................................... 53 Grafiek 34. Aandeel gepensioneerden met een IGO binnen recent en oud gepensioneerden naar soort pensioen, 2004................................................................................................... 54 Grafiek 35. Gemiddeld maandbedrag in euro van het wettelijk pensioen en IGO, recent en oud gepensioneerden met een IGO, 2004............................................................................. 55 Grafiek 36. Aandeel gepensioneerden met een toegelaten arbeidsactiviteit naar het soort pensioen en geslacht, percentages, 2004 .................................................................................... 57 Grafiek 37. Aandeel gepensioneerden met een toegelaten arbeidsactiviteit naar het soort pensioen en leeftijd, percentages, 2004 ...................................................................................... 58 Grafiek 38. Aandeel gepensioneerden die een toegelaten arbeidsactiviteit uitoefenen naar het soort pensioen en gewest, percentages, 2004 ......................................................................... 59 Grafiek 39. Aandeel gepensioneerden die een toegelaten arbeidsactiviteit uitoefenen naar het soort rustpensioen en geslacht, percentages, 2004 .................................................................. 60 Grafiek 40. Aandeel gepensioneerden die een toegelaten arbeidsactiviteit uitoefenen naar het soort rustpensioen en leeftijd, percentages, 2004.................................................................... 61 Grafiek 41. Aandeel gepensioneerden die een toegelaten arbeidsactiviteit uitoefenen naar het soort rustpensioen en gewest, percentages, 2004.................................................................... 62


1

Inleiding Een reeks maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de ouder wordende samenleving en de gestegen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, maken van pensioenvoorzieningen de inzet van het wetenschappelijke en politieke discours. Niet alleen de stijgende pensioenfactuur baart velen zorgen, maar ook de vraag of de nationale pensioenstelsels in staat zijn om armoede bij gepensioneerden te voorkomen en een adequaat vervangingsinkomen na pensionering te verzekeren. De toegenomen aandacht voor pensioenen staat in scherp contrast met de beperkte informatie die hierover in België beschikbaar is. Het potentieel van de administratieve data wordt niet ten volle benut en de statistieken die er op dit moment uit voortvloeien moeten met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Zo maakt de indeling van het Belgische wettelijke pensioenlandschap in drie stelsels dat de nationale pensioeninstanties vaak enkel statistieken publiceren over de afzonderlijke pensioenstelsels zodat er geen duidelijk en volledig beeld kan worden geschetst van het aantal gepensioneerden. Sommige gepensioneerden worden niet in de statistieken opgenomen en anderen worden dubbelgeteld. Ook een gedetailleerde analyse van het globale pensioeninkomen ontbreekt omdat er niet altijd rekening wordt gehouden met gepensioneerden die verschillende pensioenen cumuleren. Met het beschikbaar stellen van de administratieve gegevensbank het Pensioenkadaster werd een belangrijke stap gezet in het pensioenonderzoek.1 Aan de hand van een analyse van deze administratieve databank kan een groot deel van de kloof worden overbrugd tussen de vraag naar en beschikbaarheid van informatie die nodig is om het pensioendebat ten gronde te voeren. In deze working paper wordt op basis van het Pensioenkadaster voor het eerst een volledig en betrouwbaar beeld geschetst van alle gepensioneerden in België en hun wettelijk pensioeninkomen. Deze working paper bestaat uit drie delen. In het eerste deel wordt het Pensioenkadaster als pensioengegevensbank voorgesteld. Er wordt toegelicht waarom het Pensioenkadaster wordt bijgehouden, hoe de gegevens worden verzameld, welke informatie er wordt opgenomen en vooral wat de voordelen van deze gegevens zijn voor het pensioenonderzoek in vergelijking met andere databronnen. In het tweede deel wordt de gepensioneerde bevolking in België in kaart gebracht. Eerst wordt een algemeen beeld geschetst van de totale gepensioneerde bevolking. Daarna wordt vervolgens meer in detail ingegaan op de situatie van gepensioneerden met respectievelijk een rustpensioen, een overlevingspensioen en een Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO). In het derde deel wordt de meerwaarde van het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming geïllustreerd aan de hand van de problematiek van toegelaten arbeid na pensionering. Door verschillende administratieve databronnen te koppelen wordt het mogelijk om zicht te krijgen op welke gepensioneerden hun pensioen aanvullen met een inkomen uit arbeid.

1

In het kader van het AGORA-project AG/FF/084 van het Federaal Wetenschapsbeleid werd het Pensioenkadaster voor het eerst beschikbaar gesteld voor wetenschappelijk onderzoek. De Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid financierde verder onderzoek op basis van het Pensioenkadaster in het project 'Het Pensioenkadaster als instrument voor statische rapportering en beleidsondersteunend onderzoek'. Dit project heeft als doel om het Pensioenkadaster toegankelijk en gebruiksklaar te maken voor pensioenonderzoek en een studie te verrichten naar eerste- en tweedepijlerpensioenen in België. De working paper kwam tot stand in het kader van dit laatste project.


2

Hoofdstuk 1. Het Pensioenkadaster als gegevensbron voor pensioenonderzoek Alvorens de gepensioneerden in BelgiĂŤ in kaart te brengen, wordt in dit hoofdstuk eerst de databron voorgesteld waarop de analyses werden uitgevoerd. Hier wordt toegelicht wat het Pensioenkadaster is, welke gegevens er in worden bewaard en vooral wat het belang is van de gegevensbank als instrument voor pensioenonderzoek. Daarnaast wordt dieper ingegaan op de koppeling van de pensioengegevens aan andere administratieve databanken in het kader van het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming.

1. Een administratieve pensioengegevensbank Het Pensioenkadaster is een administratieve gegevensbank waarin informatie wordt bewaard over de uitgekeerde eerste- en tweedepijlerpensioenen in BelgiĂŤ. Concreet bevat het Pensioenkadaster voor de volledige gepensioneerde bevolking alle gegevens over de eerste- en tweedepijlerpensioenen vanaf 1 januari 1998 en de gegevens over de pensioenen uitgekeerd in de vorm van een kapitaal vanaf 1 oktober 1980.2 Hiermee is het Pensioenkadaster op dit ogenblik de grootste actuele administratieve databank van BelgiĂŤ. Het Pensioenkadaster werd in 1996 opgericht3 door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) en de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) met het oog op de inning van volgende sociale en fiscale bijdragen op pensioenen: de ZIV-inhouding van 3,55%, de solidariteitsbijdrage en de bedrijfsvoorheffing.4 Voor de technische ondersteuning en de inzameling van de pensioengegevens wordt een beroep gedaan op Smals-MvM, de instelling die de databank beheerd in opdracht van de RVP en het RIZIV. Aangezien de sociale en fiscale bijdragen op pensioenen worden berekend op basis van het Pensioenkadaster, is het belangrijk dat deze gegevensbank actueel wordt gehouden. Daarom zijn alle instellingen die pensioenen uitbetalen er wettelijk toe verplicht de specificaties hiervan mee te delen aan Smals-MvM. Het kadaster wordt met andere woorden gevoed door de aangiften van de uitbetalende pensioeninstellingen. Voor elke betaling van een pensioen moet er een aangifte worden ingediend waarin zowel de pensioenkenmerken van de uitkering, de persoonskenmerken van de begunstigde als de bedragen van de fiscale en sociale inhoudingen worden opgenomen. Wanneer de pensioeninstellingen niet aan hun aangifteplicht voldoen, worden zij gesanctioneerd.

2 Het Pensioenkadaster bevat informatie over daadwerkelijk uitbetaalde pensioenvoordelen in de eerste en tweede pijler en niet over bijdragen die door werkgevers en werknemers werden geleverd voor de opbouw van een pensioenreserve. Het Pensioenkadaster mag dan ook niet verward worden met de nieuwe gegevensbank voor aanvullende pensioenen die zal worden opgericht in navolging van de beslissing van de Ministerraad van 5 mei 2006 (Programmawet van 27 december 2006, B.S., 28 december 2006 en Koninklijk Besluit van 25 april 2007 tot uitvoering van artikel 306 van de programmawet van 27 december 2006, B.S., 16 mei 2007). De nieuwe databank zal informatie centraliseren van private pensioeninstellingen over de opbouwfase van het tweedepijlerpensioen. Een samenvoeging van deze informatie met de gegevens van de publieke pensioenadministraties, moet de burger toelaten om op elk ogenblik tijdens de loopbaan een compleet beeld te krijgen van zijn latere pensioen (eerste en tweede pijler). 3 Het RIZIV bewaart reeds sinds 1980 pensioengegevens om de ZIV-inhouding te kunnen berekenen. Met de invoering van de solidariteitsbijdrage was de pensioengegevensbank van het RIZIV echter aan herziening toe. In 1996 werd daarom besloten tot de oprichting van een nieuwe pensioengegevensbank. Sinds 2001 staat het Pensioenkadaster als administratieve pensioengegevensbank op punt en zijn de gegevens betrouwbaar. 4 Art. 65, Wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen, B.S., 30 april 1996.


3

Het grote aantal pensioeninstellingen dat de input levert voor het kadaster en de enorme hoeveelheid gepensioneerden waarop deze input betrekking heeft, maken van het Pensioenkadaster een zeer omvangrijke dataset met heel wat records of observatieeenheden en variabelen. De aangegeven pensioenbetalingen vormen de records van de databank, de pensioen- en persoonskenmerken in de aangiften vormen de variabelen.

2. Welke pensioengegevens? Begin jaren tachtig werd het concept van de ‘drie pijlers’ ontwikkeld om het samengaan van de private en publieke elementen binnen de sociale zekerheid te begrijpen (Gieselink, Peeters, Van Gestel, Berghman & Van Buggenhout, 2003). Dit pijlersysteem kan ook worden toegepast op het Belgische pensioenstelsel. De eerste pijler wordt dan gevormd door de wettelijke pensioenstelsels waarbij alle werknemers, zelfstandigen en ambtenaren verplicht zijn aangesloten. Ze omvat al de pensioenregelingen die door de overheid worden georganiseerd en waarvan de financiële stromen worden gecontroleerd door publieke instellingen. De pensioenen van de tweede pijler zijn arbeidsgebonden voorzieningen en worden georganiseerd op het niveau van de onderneming, de bedrijfstak of de beroepsgroep. De relevante financiële stromen worden hier gecontroleerd door private instellingen en de overheid komt slechts op onrechtstreekse wijze tussenbeide. De derde pijler, ten slotte, onderscheidt zich van de tweede pijler doordat ieder individu, ongeacht zijn professioneel statuut, hieraan vrij kan deelnemen. Ze omvat die pensioenvoorzieningen, die weliswaar door de overheid worden gereglementeerd, maar waarvoor het initiatief volledig bij het individu ligt. Enkel de eerste- en tweedepijlerpensioenen zijn onderworpen aan de sociale en fiscale bijdragen en worden dus in het Pensioenkadaster opgenomen. De eerstepijlerpensioenen, die worden geregistreerd in het Pensioenkadaster, omvatten alle rust-, overlevings- en invaliditeitspensioenen ten laste van het Belgische pensioenstelsel.5 Ook de ouderdoms- en weduwenrenten moeten worden aangegeven. Deze renten worden uitgekeerd aan werknemers of aan weduwen6 van werknemers die nog hebben bijgedragen aan het vroegere wettelijke kapitalisatiestelsel. Daarnaast worden alle rust- en overlevingspensioenen ten laste van een buitenlandse pensioeninstelling of een supranationale instelling in het Pensioenkadaster opgenomen.7 De gepensioneerden zijn immers verplicht om de pensioenen die ze in het buitenland hebben opgebouwd aan te geven. Op die pensioenen zelf kunnen geen inhoudingen worden verricht, maar zij worden wel mee in rekening genomen bij de berekening van de inhoudingen op de Belgische pensioenen. In werkelijkheid zouden echter weinig gepensioneerden op de hoogte zijn van de aangifteplicht.

5 Art. 1 KB van 15 september 1980 tot uitvoering van art. 191 lid1 7° Wet gecoördineerd op 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, B.S., 23 september 1980; Art. 1 KB van 28 oktober 1994 ter uitvoering van art. 68 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, B.S., 29 december 1994. 6 Er worden geen renten toegekend aan de weduwnaars uit hoofde van de activiteit van de overleden echtgenoten. 7 Art. 1 KB van 15 september 1980, B.S., 23 september 1980; Art. 1 KB van 28 oktober 1994, B.S., 29 december 1994.


4

Ook de tweedepijlerpensioenen voor werknemers en zelfstandigen zijn verplicht aan te geven pensioenen. De tweede pijler voor werknemers omvat de collectieve en individuele pensioentoezeggingen en de sectorpensioenstelsels. Wanneer een pensioenrecht dat werd opgebouwd in een van deze regelingen vóór de pensioenleeftijd wordt opgenomen, moet dit evenzeer worden aangegeven aan het Pensioenkadaster (RIZIV, 2001). Vroegtijdige afkopen van een kapitaal, zoals deze opnames vaak worden genoemd, kwamen voor de Wet op Aanvullende Pensioenen (WAP) bijvoorbeeld vaak voor wanneer een werknemer de onderneming verliet.8 Binnen de tweede pijler voor zelfstandigen worden het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ), het aanvullende pensioen voor bepaalde vrije beroepen en het aanvullend pensioen voor de zelfstandige bedrijfleiders opgenomen. In verband met de VAPZ-pensioenen dienen - wat hun registratie in het Pensioenkadaster betreft - echter een aantal bemerkingen te worden gemaakt. Aangezien de wet niet duidelijk is over de vraag of de VAPZ-pensioenen al dan niet onderworpen zijn aan de ZIV-inhouding van 3,55 %, is de inhouding onderwerp van discussie tussen het RIZIV en de uitbetalende pensioeninstellingen.9 Terwijl het RIZIV van mening is dat de inhouding wel moet worden toegepast, verzet de Belgische Beroepsvereniging voor Verzekeringsondernemingen (Assuralia) zich hiertegen. Hierdoor wordt deze inhouding in de praktijk niet altijd doorgestort aan het RIZIV (Vereycken, 2003) en worden bijgevolg de VAPZ-pensioenen niet altijd aangegeven aan het Pensioenkadaster. 10 Naast de verplicht aan te geven pensioenen bevat het Pensioenkadaster ook (pensioen)uitkeringen die niet worden onderworpen aan de sociale en fiscale bijdragen. Ten eerste bevat het kadaster de vakantiegelden, verwarmingstoelagen en herwaarderingspremies uitgekeerd in de eerste pijler. Ten tweede wordt ook de informatie over de uitkeringen in de sociale bijstandsregelingen bewaard. Dit zijn het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden (GIB), de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO)11 en de Tegemoetkomingen aan Mindervaliden. Deze laatste sociale bijstandsregeling omvat de aanvullende tegemoetkoming, de tegemoetkoming ter aanvulling van het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden en de tegemoetkoming voor hulp aan derden. De pensioenvoorzieningen die niet onder het toepassingsgebied van de socialezekerheids-inhoudingen vallen en dus niet worden opgenomen in het Pensioenkadaster zijn: (1) de individuele levensverzekeringen en het pensioensparen uit de derde pijler, (2) de voordelen toegekend in het raam van vervroegde uittredingsmaatregelen zoals het brugpensioen en (3) de tweedepijlerpensioenen die bij overlijden van de begunstigde worden toegekend aan een ander persoon dan de overlevende echtgeno(o)te of kinderen.12

8 Sinds de WAP is de minimale pensioenleeftijd voor het tweedepijlerpensioen in principe 60 jaar. De opname van het tweedepijlerpensioen vanaf 60 blijft ook mogelijk als het wettelijk pensioen pas later ingaat (bijvoorbeeld op 65 jaar). Vóór de WAP konden afkopen worden voorzien op vroegere leeftijden. Omdat de nieuwe minimale pensioenleeftijd een grote ommekeer betekent in vergelijking met de vroegere afkoopmogelijkheden werden in de WAP een aantal overgangsmaatregelen voorzien. De nieuwe pensioenleeftijd zal voor alle bestaande pensioentoezeggingen pas volledig uitwerking krijgen vanaf 2010. Voor nieuwe pensioentoezeggingen geldt de minimale pensioenleeftijd wel onverkort (De Brabanter, Gieselink, Petry, Roels & Stevens, 2004). 9 Art. 191 lid 1, 7° Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, B.S., 27 augustus 1994. 10 Art. 1 K.B. van 16 december 1996 tot wijziging van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, B.S., 24 december 1996. Het VAPZ is uitdrukkelijk vrijgesteld van de solidariteitsbijdrage. 11 De wet van 22 maart 2001 heeft het Gewaarborgd Inkomen voor bejaarden vervangen door de Inkomensgarantie voor Ouderen. 12 De kapitalen die bij overlijden worden uitgekeerd aan een andere persoon dan de overlevende echtgeno(o)t(e) of kinderen, vormen geen aanvulling op een wettelijk pensioen en worden dan ook niet beschouwd als aanvullende voordelen zoals bepaald in art. 1 KB van 15 september 1980; B.S., 23 september 1980 en art. 1 KB van 28 oktober 1994, B.S., 29 december 1994.


5

3. Voordelen van de gebruikte data Het Pensioenkadaster kan als instrument van sociaalbeleidsgericht onderzoek een belangrijke bijdrage leveren aan het huidige pensioendebat. Het kadaster is een pensioengegevensbank die heel wat voordelen heeft ten opzichte van de totnogtoe beschikbare data. De databanken, studies en surveys die in het verleden werden gebruikt, kennen immers elk hun eigen beperkingen en met de gegevens moet dikwijls voorzichtig worden omgesprongen. Het Pensioenkadaster biedt voor vele van deze beperkingen een oplossing. Een eerste belangrijk voordeel is dat de gegevensbank informatie bevat over de pensioenen opgebouwd in zowel het wettelijke stelsel van de werknemers, het stelsel van de zelfstandigen als dat van het overheidspersoneel. Op basis van het Pensioenkadaster kunnen we dus voor het eerst over volledige informatie beschikken over gepensioneerden die een gemengde loopbaan achter de rug hebben. Verder in dit rapport zal blijken dat deze gepensioneerden een belangrijke groep vormen. De huidige statistieken geven geen omvattend beeld van de gepensioneerden met een gemengde loopbaan. Wel belichten afzonderlijke statistieken telkens slechts informatie over ĂŠĂŠn stelsel. Bij de berekening van het gemiddelde werknemerspensioen wordt bijvoorbeeld enkel rekening gehouden met de uitkeringen uit het werknemersstelsel. Gepensioneerden die een werknemerspensioen cumuleren met uitkeringen in andere stelsels worden volledig geteld in deze berekeningen, hoewel het werknemerspensioen slechts een deel van hun volledige pensioen uitmaakt. Hierdoor trekken zij het gemiddelde werknemerspensioen naar omlaag. Aan de hand van de gegevens uit het Pensioenkadaster kan dus voor het eerst het totale wettelijke pensioeninkomen van de gepensioneerden worden berekend. Dat de totnogtoe beschikbare statistieken een aantal dubbeltellingen niet kunnen lokaliseren en dus ook niet kunnen vermijden, is een tweede beperking van de huidige data die met het Pensioenkadaster kan worden opgelost. In de databank is het immers wel mogelijk om gepensioneerden die verschillende pensioenen cumuleren, op te sporen en bijgevolg verdwijnt het risico op onnauwkeurige gegevens omwille van dubbeltellingen. Zo kan er bijvoorbeeld een onderscheid worden gemaakt tussen rust- en overlevingspensioenen. In de meeste statistieken wordt iemand die zowel een rust- als een overlevingspensioen cumuleert in de cijfers van beide regelingen opgenomen en op die manier dus twee keer geteld. In het Pensioenkadaster kunnen deze en andere dubbeltellingen worden vermeden. Een derde voordeel behelst het feit dat het Pensioenkadaster tal van gegevens bevat die in andere statistieken of surveys niet worden geregistreerd of bevraagd, zoals de pensioenen opgebouwd in het buitenland, vakantiegelden en verwarmingstoelagen toegekend in de eerste pijler en de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) en het Gewaarborg Inkomen voor Bejaarden (GIB) in de socialebijstandsregelingen. Daarenboven bevatten de administratieve gegevens informatie over de volledige gepensioneerde bevolking. Vergeleken met bestaande surveys, heeft het Pensioenkadaster naast de gepensioneerden in een privaat huishouden ook betrekking op het niet onbelangrijk aandeel van de gepensioneerden die in collectieve huishoudens wonen zoals de rust- en verzorgingstehuizen.13

13

In 2001 was ongeveer 6 procent van de bevolking van 65 jaar en ouder gedomicilieerd in een collectief huishouden (8% vrouwen, 3% mannen). Voor de subgroep van 75 jaar en ouder was het overeenstemmende percentage 12 procent (15% vrouwen, 6% mannen) (Strategisch rapport voor de Sociale Bescherming en Insluiting 2006-2008, p. 63).


6

Een vierde belangrijk voordeel is dat het Pensioenkadaster de enige databank is die betrouwbare informatie over zowel de eerste als de tweede pensioenpijler bevat. Om de tweedepijlerpensioenen te onderzoeken, kan ook gebruik worden gemaakt van surveydata. Maar de literatuur leert dat inkomensvragen in een survey een hoge mate van non-respons met zich meebrengen. In het kader van de aanvullende voorzieningen kan men verwachten dat die nog groter is omwille van de complexiteit hiervan. Aan de hand van het Pensioenkadaster kunnen wel betrouwbare en representatieve analyses op feitelijke gegevens worden verricht aangezien de data met betrekking tot de tweede pijler door de uitbetalende pensioeninstellingen zelf worden aangeleverd. Bovendien laten de gegevens toe om de voorzieningen uit de twee pijlers aan elkaar te koppelen op persoonsniveau. Dat zowel uitkeringen in rente als uitkeringen in kapitaal in het Pensioenkadaster worden geregistreerd, is een laatste belangrijk voordeel. De huidige statistieken geven immers steeds een oververtegenwoordiging van de rentetrekkers binnen de tweede pijler. Hoewel de meerderheid van de tweedepijlerpensioenen in BelgiĂŤ wordt uitgekeerd in de vorm van een eenmalig kapitaal, wordt er in surveys meestal geen rekening gehouden met de aanvullende kapitaaluitkeringen ontvangen in het verleden. Als zodanig wordt het aantal mensen dat een aanvullend voordeel krijgt in een bepaald jaar gelijkgesteld met de mensen die in dat jaar een uitkering in rente ontvangen en zij die dat jaar een uitkering in kapitaal ontvangen. Echter, een uitkering in kapitaal is eenmalig terwijl een uitkering in rente dat niet is. Uit onderzoek blijkt dat zelfs wanneer uitdrukkelijk gepeild wordt naar mogelijke kapitaaluitkeringen in het verleden, de surveydata niet betrouwbaar zijn (Peeters, Verschraegen, Debels, Brosens, Van Gestel & Berghman, 2005). Op basis van het Pensioenkadaster kunnen deze kapitaaluitkeringen in het verleden wel in de analyses worden opgenomen. De informatie over de kapitaaluitkeringen gaat immers terug tot oktober 1980.


7

4. Integratie van het Pensioenkadaster in het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming Het Pensioenkadaster is als administratieve gegevensbank geïntegreerd in het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming (DWH AM & SB). Dit is een samenwerkingsverband tussen verschillende socialezekerheidsinstellingen. De socialezekerheidsinstellingen brengen administratieve gegevens samen over de arbeidsmarkt en de sociale bescherming in een datawarehouse zodat enerzijds de exploitatie van de gegevensbanken wetenschappelijk kan worden ondersteund en anderzijds de toegang tot de administratieve databanken kan worden vergemakkelijkt voor onderzoek. Het Datawarehouse heeft tot doel efficiënter te kunnen inspelen op gegevensaanvragen van onderzoeksinstellingen en de overheid. Het samenwerkingsverband Datawarehouse Arbeidsmarkt startte in 1999 met 6 instellingen en werd gaandeweg uitgebreid tot het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming met 15 deelnemende socialezekerheidsinstellingen.14 Het beheer van het Datawarehouse werd toevertrouwd aan de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ). De wetenschappelijke ondersteuning wordt verleend door het Steunpunt WSE, het Centre de Sociologie du travail, de l'Emploi et de la Formation van de ULB en het Centrum voor Sociologisch Onderzoek (CeSO) van de K.U. Leuven (KSZ, 2007a). Het Datawarehouse bevat socio-economische gegevens van alle personen die gekend zijn bij één of meerdere van de deelnemende socialezekerheidsinstellingen. Via een opzoeking in het Rijksregister worden ook de gezinsleden waarmee deze personen samenwonen opgenomen in de populatie van het DWH AM & SB. Hiermee dekt het Datawarehouse sinds 2003 meer dan 97% van de Belgische bevolking. De ontbrekende personen zijn deze die niet gekend zijn via een gezinslid én bovendien - als loontrekkende werken bij een werkgever die niet bijdrageplichtig is bij de RSZ of RSZPPO15 of - gekend zijn bij de RVA maar geen uitkering ontvangen16 of - een uitkering krijgen van de FOD Sociale Zekerheid als mindervalide of - huisvrouw of -man zijn (KSZ, 2007b). Op basis van het Datawarehouse ontwikkelde de KSZ samen met de ondersteunende onderzoeksteams basistoepassingen. Dit zijn geaggregeerde statistische standaardtabellen waarin rond bepaalde thema’s gegevens worden gekoppeld uit verschillende databronnen van het datawarehouse. Het grote voordeel van de basistoepassingen is dat zij toegankelijker en gebruiksvriendelijker zijn dan de omvangrijke administratieve databanken waarop zij zijn gebaseerd. De basistoepassingen worden vanaf 2000 voor elk kwartaal aangeboden. Er bestaan nu reeds 11 basistoepassingen en sinds 2003 bevatten deze ook de gepensioneerde bevolking.

14

De 15 deelnemende instellingen zijn: CIMIRe, FAO, FBZ, KSZ, NIC, POD Maatschappelijke Integratie, PDOS, RIZIV, RKW, RSVZ, RSZ, RSZ-PPO, RVA, RVP en VDAB/FOREM/BGDA/ADG. 15 Dit zijn bijvoorbeeld personen die zijn aangesloten bij de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid, grensarbeiders die in het buitenland werken, huishoudpersoneel, internationale functionarissen en diplomaten, etc. 16 De vrij ingeschreven niet-werkende werkzoekenden en de schoolverlaters die (nog) geen wachtuitkering ontvangen zijn dus niet opgenomen in het DWH AM & SB.


8

In het tweede deel van dit rapport worden de analyses gepresenteerd die werden uitgevoerd aan de hand van de basistoepassingen en het Pensioenkadaster. Basistoepassing 1, die hiertoe werd gebruikt, omvat de volledige gepensioneerde bevolking in BelgiĂŤ zoals die was gekend op de laatste dag van het vierde kwartaal in 2004. De analyses op basis van het Pensioenkadaster werden uitgevoerd op een steekproef van gepensioneerden die in 2004 een pensioenuitkering ontvingen.17 Op basis van deze analyses worden de gepensioneerden in BelgiĂŤ en hun wettelijk pensioeninkomen in kaart gebracht. De koppeling van de gegevens uit het Pensioenkadaster aan andere administratieve data in de basistoepassingen biedt heel wat nieuwe onderzoeksmogelijkheden. Zo laat een koppeling van de pensioengegevens aan arbeidsmarktgegevens toe om toegelaten arbeid bij gepensioneerden te onderzoeken. Dit wordt geĂŻllustreerd in het derde deel van dit rapport.

17 Voor meer informatie over de steekproef van gepensioneerden uit het Pensioenkadaster zie Palmans, Peeters & Berghman, 2006.


9

Hoofdstuk 2. De Belgische gepensioneerden in kaart gebracht 1. De gepensioneerde bevolking in België Tabel 1 geeft een overzicht van de gepensioneerde bevolking in België naar woonplaats, geslacht en leeftijd. Dit zijn alle personen die in 2004 een wettelijk pensioen hebben ontvangen. In 2004 telde België 2.040.133 gepensioneerden. Uitgedrukt als percentage van de totale Belgische bevolking (n=10.655.691) betekent dit dat 19 procent oftewel één op vijf Belgen in 2004 gepensioneerd was.18 De overgrote meerderheid van de Belgische gepensioneerden woont in België (91%). Zeven procent van de gepensioneerden woont in het buitenland en voor een kleine twee procent is de woonplaats onbekend. Van de gepensioneerden die in België wonen, heeft 60 procent zijn woonplaats in het Vlaams Gewest, een derde in het Waals Gewest en een kleine tien procent in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De gewestverdeling in de gepensioneerde bevolking sluit dicht aan bij de gewestverdeling in de totale bevolking. De vergelijking van beiden, toont toch een lichte oververtegenwoordiging van Vlaanderen (60% t.o.v. 58%) in de gepensioneerde bevolking in vergelijking met Wallonië (32% t.o.v. 33%) en Brussel (8% t.o.v. 9%). Vergeleken met de gelijke genderverdeling in de totale bevolking (51 procent voor de vrouwen en 49 procent voor de mannen), zijn de vrouwen lichtjes oververtegenwoordigd bij de gepensioneerden. 54 procent van de gepensioneerden is vrouw, 46 procent is man. Dit wordt ook geïllustreerd door het grotere aandeel gepensioneerden in de totale vrouwelijke bevolking dan in de mannelijke bevolking, respectievelijk 21 procent en 18 procent. Het grotere aandeel vrouwen in de gepensioneerde bevolking wordt verklaard door enerzijds een vroegere pensionering en anderzijds, een later overlijden. Zo blijkt uit de analyses dat 60 procent van de gepensioneerden ouder dan 75 jaar vrouw is. Uit de leeftijdsverdeling blijkt dat 15 procent van de gepensioneerden jonger is dan 65 jaar. Een kleine 45 procent van de gepensioneerden bevindt zich in de leeftijdsklassen tussen de 65 en 75 jaar en maar liefst twee van de vijf gepensioneerden is ouder dan 75 jaar. Het aandeel gepensioneerden in de totale bevolking stijgt gestaag naarmate de leeftijd stijgt. Van de personen tussen de 55 en 60 jaar is vier op tien gepensioneerd, in de leeftijdsklasse van 65 tot 70 jaar acht op tien en vanaf 70 jaar ontvangt 90 procent van de bevolking een pensioen. De resterende ouderen die geen pensioen ontvangen zijn naar alle waarschijnlijkheid bejaarde vrouwen waarvan de echtgenoot een gezinspensioen ontvangt.

18 Deze cijfers werden bekomen op basis van de Basistoepassingen 2004 van het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming.


10

Tabel 1. Gepensioneerde bevolking naar woonplaats, geslacht en leeftijd, absolute aantallen en percentages, 2004 % gepensioneerden Variabele N % in totale bevolking19 Woonplaats België 1.861.913 91 18 Vlaams Gewest 1.103.691 54 18 Waals Gewest 602.660 30 18 Brussels Hfdst Gewest 155.562 8 16 Buitenland 141.272 7 5420 Onbekend 36.948 2 24 Geslacht Man Vrouw Onbekend

933.210 1.105.984 939

46 54 0

18 21

Leeftijd -45 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75+ Onbekend

13.190 18.229 29.353 50.075 200.273 432.889 440.919 826.395 28.810

1 1 1 2 10 21 22 41 1

0 2 4 8 40 83 88 92 20

100

19

Totaal 2.040.133 Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004

19 In deze kolom wordt het aantal gepensioneerden in een bepaalde subgroep uitgedrukt als percentage van het totale aantal personen in deze subgroep. Op deze wijze wordt het belang van de gepensioneerden in de totale bevolking of een subgroep ervan duidelijk. Bijvoorbeeld het aantal gepensioneerden in België als percentage van de totale Belgische bevolking, het aantal gepensioneerde mannen ten opzichte van het totale aantal mannen in België etc. 20 Dit hoge percentage is een artefact van de manier waarop de bevolking in het DWH AM&SB is opgebouwd (cf. Hoofdstuk 1). Sociale uitkeringen worden doorgaans niet uitgekeerd in het buitenland. Doordat pensioenuitkeringen sociale uitkeringen zijn die, behoudens uitzonderingen, wel in het buitenland kunnen worden verstrekt, vertegenwoordigen de gepensioneerden een zeer groot aandeel van de buitenlanders gekend bij de Belgische sociale zekerheidsinstellingen.


11

Grafiek 1 geeft de leeftijdsverdeling van de gepensioneerden naar geslacht. Hieruit blijken grote verschillen in de leeftijdstructuur van de gepensioneerde mannen en vrouwen. De genderverhouding in de gepensioneerde bevolking verschilt meer bepaald in de volgende drie leeftijdsgroepen: tot de leeftijd van 65 jaar, van 65 jaar tot 75 jaar en vanaf 75 jaar. Grafiek 1. Leeftijdsverdeling naar geslacht, percentages, 2004 50 45 45 40

Percentage

35

36

30 25

26

24

20 19 17

15 10 9

10

5 0

0

1 -45

1

1

45-49

1

2

50-54

2

3

55-59

60-64

65-69

70-74

75+

Leeftijd Man

Vrouw

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004 Tot de leeftijd van 65 jaar hebben de vrouwen een duidelijk overwicht in de gepensioneerde populatie. Deze grotere instroom van vrouwen op jongere leeftijd kent voornamelijk twee verklaringen. Allereerst is er nog steeds een verschil in de pensioenleeftijd van mannen en vrouwen. In 2004 bedroeg de wettelijke pensioenleeftijd 63 jaar voor vrouwen en 65 jaar voor mannen. Daarenboven is het voor de overlevende echtgeno(o)t(e) mogelijk om vanaf de leeftijd van 45 jaar (of uitzonderlijk vroeger) een overlevingspensioen te ontvangen. Uit vorig onderzoek is gebleken dat deze mogelijkheid vaker wordt benut door weduwen dan weduwnaars (Taelemans, Peeters, Curvers & Berghman, 2007, p. 142). In 2003 ontving 83 procent van de weduwen jonger dan 65 jaar een overlevingspensioen. Bij de mannen bedroeg dit slechts 14 procent. In de leeftijdsklasse van 65 jaar tot 75 jaar zijn de mannen in de meerderheid. Dit is een gevolg van de regelgeving omtrent het gezinspensioen. Om recht te hebben op het verhoogde gezinstarief mag de echtgenote immers geen of slechts een beperkt inkomen uit arbeid of sociale zekerheid hebben. Vaak is het dan ook voordeliger om te verzaken aan het lagere pensioeninkomen van de vrouw, zodat de echtgenoot het pensioen aan gezinstarief kan ontvangen. Hierdoor daalt het relatieve aandeel vrouwen in vergelijking met de mannen.


12

Na 75 jaar daalt het aandeel mannen en zijn de vrouwen weer de grootste bevolkingsgroep in de gepensioneerde populatie. Zoals reeds werd aangehaald, zorgt de hogere levensverwachting van vrouwen ervoor dat zij later uitstromen uit de gepensioneerde bevolking en dus langer gepensioneerd blijven in vergelijking met de mannelijke gepensioneerden. In 2002 bedroeg de levensverwachting op 65 nog 20 jaar voor een vrouw en 16 jaar voor een man (Raad van Europa, 2004, p. 105). Tot hiertoe werd de gepensioneerde bevolking behandeld als één homogeen geheel en werd geen onderscheid gemaakt naar de aard van het ontvangen pensioen. In het verdere verloop van het onderzoek zal echter blijken dat er grote verschillen bestaan in het profiel van de verschillende soorten gepensioneerden. Zo moet vooreerst een onderscheid worden gemaakt tussen de gepensioneerden die hun pensioen in België hebben opgebouwd en zij die dit, omwille van een tewerkstelling in het buitenland, onder een buitenlands regime hebben gedaan. Uit de analyses blijkt dat de overgrote meerderheid van de gepensioneerden (86%) zijn pensioen volledig heeft opgebouwd in België. Een relatief grote groep (14%) combineert een Belgisch pensioen met een buitenlands rust- en/of overlevingspensioen. Slechts een kleine één procent van de gepensioneerden heeft enkel recht op een pensioen dat werd opgebouwd in het buitenland. In wat volgt wordt de onderzoekspopulatie beperkt tot enkel de gepensioneerden die hun pensioen volledig in België hebben opgebouwd. Doordat hun pensioenen onder de Belgische wetgeving ressorteren, wordt het mogelijk om de resultaten te duiden vanuit het specifieke Belgische institutionele kader. Grafiek 2 verdeelt de gepensioneerden met een Belgisch pensioen naar het soort pensioen dat ze ontvangen. Algemeen kunnen vier soorten pensioenen worden onderscheiden: het rustpensioen, het overlevingspensioen, de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) of het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden (GIB), en tot slot een restcategorie die onder andere de wezenpensioenen uit het ambtenarenstelsel omvat. Zoals blijkt uit de grafiek, kunnen de verschillende pensioenen onderling worden gecumuleerd. Er bestaan grote verschillen in het relatieve belang van de verschillende categorieën gepensioneerden op basis van het soort pensioen. De overgrote meerderheid van de gepensioneerden ontvangt enkel een rustpensioen (67%). Iets meer dan tien procent van de gepensioneerden ontvangt een overlevingspensioen en 15 procent onder hen cumuleert een rust- met een overlevingspensioen. Tot slot stellen we vast dat in 2004 een kleine vijf procent van de gepensioneerden een Inkomensgarantie voor Ouderen of een Gewaarborgd Inkomen voor Ouderen heeft ontvangen al dan niet in combinatie met een rust- en/of overlevingspensioen. De personen met een pensioen uit de restcategorie maken slechts 0,11 procent uit van de totale gepensioneerde bevolking en werden bijgevolg niet opgenomen in grafiek 2. Omwille van dit geringe relatieve belang wordt de restcategorie ook in het vervolg van de analyses buiten beschouwing gelaten.


13

Grafiek 2. Verdeling van de Belgische gepensioneerden naar soort pensioen, percentages, 2004 HOOFDSTUK 2 PARAGRAAF 2.3

OVERLEVINGSPENSIOEN 12%

ZUIVER IGO/GIB 1%

RUST- EN OVERLEVINGSPENSIOEN 16%

IGO/GIB 5%

IGO/GIB EN RUSTPENSIOEN 3%

RUSTPENSIOEN 67%

IGO/GIB EN OVERLEVINGSPENSIOEN 1%

HOOFDSTUK 2 PARAGRAAF 2.2

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004

HOOFDSTUK 2 PARAGRAAF 2.4


14

2. Overzicht van de gepensioneerden met een Belgisch pensioen In wat volgt wordt dieper ingegaan op het profiel en het wettelijk pensioeninkomen van de gepensioneerden die hun pensioen volledig onder Belgische wetgeving hebben opgebouwd (cf. grafiek 2). In een eerste paragraaf (2.1.) worden de gepensioneerden nader bekeken en onderling vergeleken. Vervolgens wordt de specifieke situatie binnen de verschillende categorieĂŤn gepensioneerden meer in detail besproken. In de drie overige paragrafen komen achtereenvolgens de rustgepensioneerden (2.2.), de overlevingsgepensioneerden (2.3.) en de gepensioneerden met een bijstandsuitkering voor ouderen (2.4.) aan bod.

2.1. Vergelijking van verschillende categorieĂŤn gepensioneerden Tabel 2 geeft de verdeling van de gepensioneerden naar soort pensioen en geslacht. Hieruit blijkt duidelijk dat mannen en vrouwen in het algemeen aanspraak maken op een andere soort pensioen. 95 procent van de gepensioneerde mannen ontvangt uitsluitend een rustpensioen, terwijl bij de vrouwen slechts 43 procent enkel een rustpensioen ontvangt.21 Voor de gepensioneerde vrouwen is, daarentegen, een belangrijke rol weggelegd voor het overlevingspensioen, al dan niet in combinatie met een rustpensioen (50%). Het grote verschil tussen mannen en vrouwen kan dus in grote mate worden teruggebracht tot het genderverschil in het ontvangen van het overlevingspensioen. Tot slot moet ook worden opgemerkt dat relatief gezien dubbel zoveel vrouwen aanspraak maken op een IGO/GIB als mannen. De pensioenen die mannen en vrouwen ontvangen weerspiegelen bijgevolg de verschillen in hun arbeidsmarktgedrag. Tabel 2. Verdeling van de gepensioneerden naar soort pensioen en geslacht, absolute aantallen en percentages, 2004 Soort pensioen

Totaal

Man

Vrouw

N

%

N

%

N

%

RP

1.165.265

66

752.993

95

411.985

43

OP

215.625

12

3.171

0

212.206

22

RP+OP

286.089

16

12.940

2

273.118

28

86.291

5

24.550

3

61.715

6

1.753.270

100

793.654

100

959.024

100

IGO/GIB22 Totaal

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004

21 Dit percentage is hoogst waarschijnlijk nog een overschatting van het aantal rustgepensioneerde vrouwen daar de gepensioneerden met een echtscheidingspensioen niet kunnen worden onderscheiden en dus worden gerekend tot de groep van rustgepensioneerden. Op 1 januari 2002 genoten in het werknemersstelsel alleen 10.286 vrouwen van een echtscheidingspensioen. Ter vergelijking, bij de mannen bedroeg dit aantal 1.221 (Torfs, 2004, p. 121). 22 De gepensioneerden in de categorie IGO/GIB ontvangen de bijstandsuitkering voor gepensioneerden ofwel zuiver, ofwel in combinatie met een rust- en/of overlevingspensioen. Omwille van de leesbaarheid wordt in grafieken en tabellen niet verwezen naar de mogelijkheid van cumulatie met een ander pensioen.


15

In grafiek 3 worden aan de verschillende soorten pensioenen de gemiddelde maandelijkse pensioenbedragen gekoppeld. In 2004 ontving een gepensioneerde gemiddeld 992 euro per maand. Achter dit algemeen gemiddelde bedrag zit echter veel variatie verscholen naargelang het soort pensioen dat de gepensioneerde ontvangt. Grafiek 3. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen en geslacht, 2004 1600

1400 1363 1200 1188

1212

1170

1154

1151

1000

Euro

992

959

955

800

830

812 718

681

600

631

595

400

200

0 Totaal Totaal

RP

OP Man

RP+OP

IGO/GIB Vrouw

Bron: Pensioenkadaster, 2004 De gepensioneerden met enkel een rustpensioen hebben het hoogste pensioeninkomen van gemiddeld 1.170 euro per maand, gevolgd door de gepensioneerden die een rust- en overlevingspensioen cumuleren (1.154 euro) en de gepensioneerden met enkel een overlevingspensioen (955 euro). De gepensioneerden die een Inkomensgarantie voor Ouderen of een Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden ontvangen, al dan niet in combinatie met een ander pensioen, hebben het laagste gemiddeld maandbedrag van 631 euro. De hoogte van het pensioenbedrag verschilt substantieel tussen mannen en vrouwen. Uit grafiek 3 blijkt dat gepensioneerde mannen steeds een hoger pensioen ontvangen dan gepensioneerde vrouwen. De enige uitzondering op dit patroon geldt voor de gepensioneerden die enkel een overlevingspensioen hebben.


16

Beide vaststellingen kunnen worden verklaard door het verschil in arbeidsmarktprestatie tussen mannen en vrouwen. Doordat mannen een volledigere en betere arbeidsmarktcarrière uitbouwen dan vrouwen hebben zij betere pensioenrechten waaraan hogere pensioenbedragen zijn gekoppeld (Debels, Peeters, Verschraegen & Berghman, 2006). Zo blijkt uit een recent onderzoek naar de toegang tot het minimumpensioen in de werknemersregeling dat 56 procent van de gepensioneerde vrouwen voldoet aan 30 voltijds, gewerkte jaren. Bij de gepensioneerde mannen, daarentegen, voldoet 97 procent aan de gestelde loopbaanvereiste van 30 voltijdse jaren (Palmans, Peeters & Berghman, 2007, pp. 33-34). Dezelfde redenering gaat op voor het overlevingspensioen dat gebaseerd is op de loopbaan van de overleden echtgeno(o)t(e). Vrouwen hebben vaak minder pensioenrechten opgebouwd waardoor hun pensioenen en de hiervan afgeleide overlevingspensioenen van de weduwnaars lager uitvallen. Het gemiddelde pensioenbedrag is een nuttige synthesemaat maar verbergt natuurlijk variatie in de werkelijke uitkeringen van de gepensioneerden. Een analyse van de variatiecoëfficienten (VC) van de gemiddelde pensioenbedragen maakt het mogelijk om na te gaan in welke mate de verschillende soorten pensioenen variëren in de hoogte van het pensioenbedrag.23 Hieruit blijkt duidelijk dat de bedragen van de rustpensioenen (VC=0.69) meer variëren dan de overlevingspensioenen (VC=0.49) of de combinatie rust- en overlevingspensioen (VC=0.38). De verklaring hiervoor is het verschil in variatie tussen de pensioenen gebaseerd op een mannelijke dan wel een vrouwelijke loopbaan. Zo vertonen de rustpensioenen van de mannen (VC=0.57) veel minder variatie dan de rustpensioenen van de vrouwen (VC=0.91). Hetzelfde geldt voor de overlevingspensioenen van de vrouwen (VC=0.48) in vergelijking met die van de mannen (VC=0.79). Mannen hebben een meer gestandaardiseerde loopbaan dan vrouwen waardoor de spreiding van het pensioenbedrag kleiner is. De grotere variatie in de pensioenbedragen van vrouwen is dan ook een weerspiegeling van de diversiteit in vrouwelijke loopbanen.

23 De variantiecoëfficiënt is een gestandaardiseerde maatstaf voor de relatieve spreiding in een verdeling. De variantiecoëfficiënt wordt bekomen door de standaardafwijking te delen door het gemiddelde. Hierdoor wordt het mogelijk om verdelingen met sterk uiteenlopende gemiddelden onderling te vergelijken.


17

2.1.1. Gepensioneerden naar gewest Tabel 3 geeft de verdeling van de verschillende soorten pensioenen in de drie gewesten. Zoals hieruit blijkt, volgt de verdeling van de gepensioneerden in alle drie de gewesten de algemene tendens: de meerderheid ontvangt enkel een rustpensioen, gevolgd door een derde van de gepensioneerden met een overlevingspensioen en tot slot, een kleine groep die een IGO/GIB ontvangt, al dan niet in combinatie met een ander pensioen. Toch zijn er specifieke verschillen tussen de gewesten te bemerken. Meer bepaald valt op dat het aandeel rustgepensioneerden groter is in Vlaanderen, het aandeel overlevingsgepensioneerden groter is in WalloniĂŤ en dat Brussel relatief gezien de grootste groep gepensioneerden met een IGO/GIB telt. Tabel 3. Verdeling van de gepensioneerden naar soort pensioen en gewest, absolute aantallen en percentages, 2004 Soort pensioen

Vlaams Gewest

Waals Gewest

Brussels Hfdst Gewest

N

%

N

%

N

%

RP

687.852

69

334.677

63

88.068

64

OP

104.191

10

77.107

15

12.379

9

RP+OP

159.603

16

95.357

18

27.367

20

51.958

5

29.726

4

18.654

8

1.003.604

100

530.791

100

138.383

100

IGO/GIB Totaal

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004 Grafiek 4 geeft de gemiddelde maandelijkse pensioenbedragen van de gepensioneerden in de drie gewesten. Hieruit blijkt dat de Brusselse gepensioneerden gemiddeld de hoogste pensioenen hebben (1.089 euro), gevolgd door de Waalse gepensioneerden (1.059 euro) en tot slot, de Vlamingen (1.006 euro). De verschillen tussen de pensioenbedragen van de gewesten naar soort pensioen zijn echter klein en bedragen niet meer dan 80 euro.


18

Grafiek 4. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen en gewest, 2004 1400

1200

1239 1228 1182

1000

1059

1139

1089

1170

1210

1072 994 1012

1006

Euro

800

600

623 614

648

400

200

0 Totaal Vlaams Gewest

RP

OP Waals Gewest

RP+OP

IGO/GIB Brussels Hfdst Gewest

Bron: Pensioenkadaster, 2004 Grafiek 5 geeft de verdeling van de soort pensioenen binnen de gewesten naar geslacht. Een vergelijking van de gepensioneerde mannen binnen de verschillende gewesten leert dat er geen verschil is tussen Vlaanderen en Wallonië naar de verdeling van de soort pensioenen. Brussel wijkt hiervan af door zijn grotere aandeel gepensioneerde mannen die een IGO/GIB ontvangen. Relatief gezien zijn er bijna dubbel zoveel Brusselse mannen (5%) met een IGO/GIB als Vlaamse of Waalse mannen (3%). Bij de gepensioneerde vrouwen zijn er vooral verschillen tussen Wallonië enerzijds, en Vlaanderen en Brussel anderzijds, in het aandeel van het overlevingspensioen. Het belang van het overlevingspensioen, al dan niet in combinatie met een rustpensioen, is groter in Wallonië (56%) dan in Vlaanderen (48%) of Brussel (45%). Meer specifiek valt op dat het aandeel vrouwen met enkel een overlevingspensioen beduidend groter is in Wallonië dan in andere gewesten en dit ten nadele van het eigen rustpensioen.


19

Grafiek 5. Verdeling van de gepensioneerden naar soort pensioen, gewest en geslacht, percentages, 2004

47

Vrouw

BHG

14

38

WAL

25

45

VL

7

31

20

6

28

7

91

BHG

Man

31

3

5

WAL

95

2 3

VL

95

2 3

0%

10% RP

20%

30%

40%

50%

OP

60% RP+OP

70%

80%

90%

100%

IGO/GIB

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004 De gemiddelde maandelijkse pensioenbedragen voor de drie gewesten naar soort pensioen worden weergegeven in grafiek 6 voor de mannen en in grafiek 7 voor de vrouwen. Wat de pensioenbedragen van de gepensioneerden mannen betreft, blijken slechts kleine verschillen te bestaan tussen de gewesten en is er geen eenduidige trend af te leiden.24 In de gemiddelde pensioenbedragen van de vrouwen, daarentegen, is wel een duidelijke trend zichtbaar: in alle categorieën hebben Vlaamse vrouwen lagere pensioenen dan Waalse en Brusselse vrouwen. Het grootste verschil kan worden opgetekend in het gemiddeld rustpensioen: de gepensioneerden vrouwen in Vlaanderen hebben tussen 120 en 175 euro minder rustpensioen dan de vrouwen in Wallonië en Brussel.

24 De gemiddelde overlevingspensioenen werden niet opgenomen in grafiek 6. Wegens het te kleine aantal gepensioneerde mannen in de verschillende categorieën zijn de gemiddelden niet betrouwbaar.


20

Grafiek 6. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen en gewest, gepensioneerde mannen, 2004 1600

1400

1394

1426

1454

1322

1200

1232

1275

1235 1218 1136

Euro

1000

800 727

709

600

682

400

200

0 Totaal

RP

OP

Vlaams Gewest

RP+OP

IGO/GIB

Waals Gewest

Brussels Hfdst Gewest

Bron: Pensioenkadaster, 2004 Grafiek 7. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen en gewest, gepensioneerde vrouwen, 2004 1600

1400

1200 1134

Euro

1214

1080

1000

999 1017 901

800

1169

952

942

811

896 777

600

634 582

580

400

200

0 Totaal Vlaams Gewest

Bron: Pensioenkadaster, 2004

RP

OP Waals Gewest

RP+OP

IGO/GIB Brussels Hfdst Gewest


21

2.1.2. Recent versus oud gepensioneerden Om mogelijke trends en evoluties in het belang van de verschillende pensioenen na te gaan, wordt in tabel 4 de verdeling voor de recent en oud gepensioneerde mannen en vrouwen weergegeven.25 De gepensioneerden die minder dan vijf jaar op pensioen zijn, worden als recent gepensioneerd beschouwd, de overige gepensioneerden als oud gepensioneerd. Bij het maken van dit onderscheid moeten mannen en vrouwen steeds apart worden bekeken om vertekening door het verschillende mortaliteitspatroon naar geslacht te vermijden. Door hun hogere levensverwachting maken vrouwen immers proportioneel meer deel uit van de groep oud gepensioneerden dan mannen, hetgeen het totale beeld vertekent. Wat de mannen betreft zien we geen grote verschuivingen tussen de recent en oud gepensioneerden in het soort pensioen dat zij ontvangen. Bij de oud gepensioneerden is het aandeel van de IGO/GIB’s en overlevingspensioenen wel enigszins groter dan bij de recent gepensioneerden. Bij de vrouwen is het overlevingspensioen duidelijk minder belangrijk bij de recent gepensioneerden dan bij de oud gepensioneerden (37% t.o.v. 55%). Opvallend hierbij is het grote verschil tussen de oud en recent gepensioneerden in het aandeel van de combinatie van een rust- en een overlevingpensioen. Relatief gezien zijn er drie keer zoveel oud gepensioneerden die een rustpensioen combineren met een overlevingspensioen als recent gepensioneerden. Het eigen rustpensioen is daarentegen veel belangrijker bij de recent gepensioneerden (55% t.o.v. 39%). Tabel 4. Verdeling van de recent en oud gepensioneerden naar soort pensioen en geslacht, percentages, 2004 Soort pensioen RP OP RP+OP IGO/GIB Totaal

Man % Recent 96 1 1 2 100

Vrouw % Oud 94 0 2 3 100

% Recent 55 27 10 8 100

% Oud 39 20 34 6 100

Bron: Pensioenkadaster, 2004 Een belangrijke verklaring voor deze trend is de toegenomen arbeidsmarktparticipatie van de vrouw. In vergelijking met de oudere gepensioneerden, hebben de recent gepensioneerde vrouwen betere pensioenrechten opgebouwd die het voordeliger maken om het eigen rustpensioen op te nemen in plaats van het gezinspensioen of het overlevingspensioen indien de echtgenoot is overleden.

25 De absolute aantallen met betrekking tot de recent en oud gepensioneerden zijn het resultaat van analyses op basis van het Pensioenkadaster. Hierbij werden steekproefgegevens geĂŤxtrapoleerd om aantallen te bekomen voor de volledige populatie. De geĂŤxtrapoleerde aantallen uit het Pensioenkadaster vertonen kleine verschillen met de absolute aantallen van de volledige populatie uit de basistoepassingen.


22

Bij het onderscheid tussen recent en oud gepensioneerden dient ook steeds de leeftijdsdimensie in rekening te worden gebracht. De gepensioneerden die minder dan vijf jaar op pensioen zijn en hun partners zijn logischerwijze jonger dan de gepensioneerden die langer dan vijf jaar gepensioneerd zijn. Zo lijkt het grotere aandeel zuivere overlevingspensioenen bij de recent gepensioneerden te wijzen op een groep weduwen die te jong zijn om een rustpensioen te krijgen. Grafieken 8 en 9 geven de gemiddelde pensioenbedragen van de oud en recent gepensioneerde mannen en vrouwen naar soort pensioen. Zowel bij de gepensioneerde mannen als vrouwen valt op dat de pensioenbedragen van de recent gepensioneerden over het algemeen hoger liggen dan de pensioenbedragen van de oud gepensioneerden. De enige uitzondering hierop is de IGO/GIB (cf. infra). Grafiek 8. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen voor recent en oud gepensioneerde mannen, 2004 1600

1400 1376 1200

1211

1382

1357

1178

1177

Euro

1000

800

685

600

685

676

728

400

200

0 Totaal

RP Recent

Bron: Pensioenkadaster, 2004

OP

RP+OP

IGO/GIB Oud


23

Grafiek 9. Gemiddeld wettelijk pensioenbedrag in euro op maandbasis naar soort pensioen voor recent en oud gepensioneerde vrouwen, 2004 1400

1200 1117 1000

1004 941

940 842

800 788

Euro

1153

760 653

600

448

400

200

0 Totaal

RP Recent

OP

RP+OP

IGO/GIB Oud

Bron: Pensioenkadaster, 2004 Dit hoofdstuk gaf een eerste zicht op de verschillende categorieën van gepensioneerden naargelang het soort pensioen dat ze ontvangen. Hierbij kwam een grote diversiteit aan het licht zowel tussen als binnen de categorieën. In de volgende drie delen wordt het geschetste beeld dan ook uitgediept en scherpgesteld voor de afzonderlijke categorieën gepensioneerden. Achtereenvolgens worden de rustgepensioneerden (2.3), de overlevingsgepensioneerden (2.4) en de gepensioneerden die een bijstandsuitkering voor ouderen ontvangen (2.5) meer in detail besproken.


24

2.2. Gepensioneerden met enkel een rustpensioen Grafiek 10 en tabel 5 geven de verdeling van de gepensioneerde mannen en vrouwen die enkel een rustpensioen ontvangen naar het stelsel waarin dit rustpensioen werd opgebouwd (werknemer, zelfstandige, ambtenaar of gemengd). Zoals uit grafiek 10 blijkt, heeft de helft van de rustgepensioneerden zijn pensioen volledig opgebouwd via een loopbaan als werknemer. Een kleine 20 procent van de rustgepensioneerden ontvangt een rustpensioen als ambtenaar en zeven procent als zelfstandige. De gepensioneerden met een rustpensioen op basis van een gemengde loopbaan maken een kwart uit van de rustgepensioneerden en hebben zo het tweede grootste aandeel na de gepensioneerden met een zuiver werknemerspensioen. Hiervan combineert 60 procent een pensioen als werknemer en zelfstandige en 30 procent een pensioen als werknemer en ambtenaar. De verdeling van de gepensioneerden over de verschillende pensioenstelsels weerspiegelt de verdeling van de voormalige actieve bevolking over de verschillende sociale statuten. Grafiek 10. Verdeling van de gepensioneerden naar soort rustpensioen, percentages, 2004

RP ZS 7

RP AMBT 17 RP WN+RP ZS 16

RP Gemengd 27

RP WN 50

RP WN+RP AMBT 9

Overige 2

Bron: Basistoepassing DWH AM & SB, 2004 Tabel 5 geeft de verdeling van de soort rustpensioenen naar geslacht. Het grootste verschil tussen de rustgepensioneerde mannen en vrouwen bestaat erin dat proportioneel meer vrouwen enkel een rustpensioen hebben opgebouwd in het werknemersstelsel (56% t.o.v. 47%), terwijl mannen daarentegen vaker een pensioen hebben op basis van een gemengde loopbaan (30% t.o.v. 16%). Doordat mannen doorgaans een langere loopbaan opbouwen, is hun kans op een gemengde loopbaan groter dan bij vrouwen.


25

Tabel 5. Verdeling van de gepensioneerden naar soort rustpensioen en geslacht, absolute aantallen en percentages, 2004 Totaal

Soort pensioen

Man

Vrouw

N

%

N

%

N

%

RP WN

580.753

50

351.365

47

229.186

56

RP ZS

83.728

7

53.171

7

30.513

7

RP AMBT

194.535

17

119.645

16

74.866

18

RP Gemengd

306.249

27

228.812

30

77.420

19

RP WN+ZS

181.270

16

131.553

17

49.700

12

RP WN+AMBT

105.986

9

82.138

11

23.848

6

RP ZS+AMBT

7.002

1

5.575

1

1.427

0

11.991

1

9.546

1

2.445

1

1.165.265

100

752.993

100

411.985

100

RP WN+ZS+AMBT Totaal

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004 Met betrekking tot de gemiddelde pensioenbedragen, weergegeven in grafiek 11, valt onmiddellijk het immense verschil op tussen de rustpensioenen uit de verschillende professionele stelsels. Het pensioenstelsel van de ambtenaren geldt hierbij als het meest genereus: een rustgepensioneerde ambtenaar ontvangt gemiddeld 2.112 euro bruto per maand. Dit is maar liefst meer dan het dubbele van wat een rustgepensioneerde werknemer krijgt (925 euro) en bijna het vijfvoud van het rustpensioen van een zelfstandige (493 euro). Grafiek 11. Gemiddeld pensioenbedrag in euro naar soort rustpensioen, 2004 2500

2112

2000

1936 1809 1500 Euro

1508

1000

1210

1170 925

812 500

493

RP Totaal

RP WN

RP ZS

Bron: Pensioenkadaster, 2004

RP AMBT

RP Gemengd

WN+ZS+AMBT

ZS+AMBT

WN+AMBT

WN+ZS

Totaal

0


26

De gemiddelde bedragen van de gemengde rustpensioenen dragen duidelijk sporen de stelsels waarin het pensioen is opgebouwd. Zo is het gemiddelde pensioen van gepensioneerde met een gemengde loopbaan als werknemer en zelfstandige lager het gemiddelde pensioen als werknemer. Ook het effect van een combinatie met rustpensioen ambtenaar is duidelijk in de hoogte van de pensioenbedragen.

van een dan een

De grote verschillen tussen de pensioenbedragen van werknemers, zelfstandigen en ambtenaren vinden hun oorsprong in de verschillende historische logica’s eigen aan de stelsels en die nog steeds aanwezig zijn in de huidige regelgeving (zie Kader 1). Grafiek 12 geeft de vergelijking van de gemiddelde pensioenbedragen naar geslacht. Hieruit blijkt nogmaals het grote verschil in het pensioeninkomen van mannen en vrouwen. De gemiddelde rustpensioenen van mannen zijn substantieel hoger dan de pensioenen van vrouwen: dubbel bij de rustgepensioneerden werknemers (1.177 euro t.o.v. 537 euro) en driedubbel bij de rustgepensioneerden zelfstandigen (658 euro t.o.v. 208 euro). Bij gepensioneerden met een rustpensioen als ambtenaar is het verschil beduidend kleiner maar het gemiddeld pensioen van een man is nog steeds 15 tot 20 procent hoger dan het gemiddeld pensioen van een vrouw. Grafiek 12. Gemiddeld pensioenbedrag in euro naar soort rustpensioen en geslacht, 2004 2500

2262 2000 1870

1500 Euro

1363

1336 1177

1000 829

812 658 500

537

208 0 RP Totaal

RP WN Man

Bron: Pensioenkadaster, 2004

RP ZS

RP AMBT Vrouw

RP Gemengd


27

Kader 1. De drie wettelijk pensioenstelsels in België: een kort overzicht Een blik op het Belgische pensioenlandschap doet snel concluderen dat er geen sprake is van één maar drie verschillende pensioenstelsels: de regeling voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren. Deze situatie is voortgevloeid uit de historisch verschillende behoeften van de drie grote, professionele categorieën op vlak van financiële en sociale zekerheid en de rol van de Staat om hierin te voorzien. Ondanks de inspanningen van de wetgever om de pensioenstelsels te harmoniseren, wordt de berekening van het rustpensioen in de drie stelsels nog steeds gekenmerkt door historisch gegroeide verschillen. Een kort overzicht. Werknemers Het rustpensioen voor werknemers wordt berekend op basis van drie elementen: de duur van de beroepsloopbaan, het loon van elk loopbaanjaar en de gezinssituatie van de gepensioneerde. Pensioenformule per loopbaanjaar: 1/45 x loon x 0.60/0.75 Voor elk loopbaanjaar wordt 1/45 van het geherwaardeerde, begrensde loon in rekening gebracht. De gehuwde gepensioneerden waarvan de echtgeno(o)t(e) geen of een beperkt inkomen uit arbeid of sociale zekerheid geniet, hebben recht op het gezinstarief aan 75 procent. De andere gepensioneerden ontvangen het pensioen aan het tarief alleenstaande van 60 procent. Zelfstandigen De berekening van het rustpensioen in het zelfstandigenstelsel verloopt sinds 1984 analoog aan de berekening in het werknemerstelsel. Hierbij heeft de wetgever echter wel rekening gehouden met het verschil in bijdragelast tussen de werknemers- en zelfstandigenregeling door het instellen van een bijdragecoëfficiënt. Dit heeft als gevolg dat het rustpensioen voor zelfstandigen bij gelijke inkomsten en loopbaanjaren nauwelijks de helft van het werknemerspensioen overschrijdt. Pensioenformule per loopbaanjaar: 1/45 x beroepsinkomsten x 0.60/0.75 x bijdragecoëfficiënt Voor de loopbaanjaren vóór 1984 wordt het pensioen berekend op basis van de forfaitaire beroepsinkomsten. De huidige toegekende pensioenen hebben dus grotendeels nog steeds een forfaitair karakter. Samen met de bijdragecoëfficiënt, drukt deze overgangsmaatregel de hoogte van het zelfstandigenpensioen in vergelijking met de werknemers en ambtenaren. Ambtenaren De pensioenberekening in het ambtenarenstelsel wijkt sterk af van de gehanteerde formule in het werknemers- en zelfstandigenstelsel. Het rustpensioen van een ambtenaar is gebaseerd op de gemiddelde wedde van de laatste vijf jaar van zijn loopbaan en staat in verhouding tot de duur van zijn dienst. Ieder jaar aanneembare dienst geeft recht op één zestigste van de gemiddelde wedde zodat een volledige loopbaan van 45 jaar recht geeft op het maximumpensioen van drie vierde van de wedde. De breuk van 1/60 en de aanneembare dienstjaren kunnen variëren naargelang de categorie van het overheidspersoneel. Pensioenformule: 1/60 x de refertewedde x het aantal aanneembare dienstjaren Doordat het pensioen wordt berekend op basis van de wedde van de laatste 5 loopbaanjaren is de inkomensval na pensionering beperkt. Het ambtenarenpensioen wordt dan ook vaak omschreven als een ‘uitgestelde wedde’. Zo heeft een verhoging van de wedden van de actieve ambtenaren ook een evenredige verhoging van de rustpensioenen van de gewezen ambtenaren tot gevolg (perequatie). Beide elementen hebben tot gevolg dat de gepensioneerde ambtenaren zich in een financieel gunstigere positie bevinden dan de gepensioneerde werknemers en zelfstandigen.


28

Het grotere verschil in het pensioeninkomen van mannen en vrouwen bij werknemers en zelfstandigen in vergelijking met de gepensioneerde ambtenaren is te verklaren door de verschillende regelgeving in de pensioenstelsels, met name met betrekking tot het pensioen aan gezinstarief. In het werknemers- en zelfstandigenstelsel ontvangt een gehuwde gepensioneerde waarvan de echtgeno(o)t(e) ten laste is immers het pensioen aan een verhoogd gezinstarief van 75 procent van de geherwaardeerde lonen in plaats van het tarief als alleenstaande van 60 procent (cf. Kader 1). In het pensioenstelsel voor ambtenaren wordt een dergelijk onderscheid naar gezinssituatie niet gemaakt. Uit tabel 6 blijkt dat het ontvangen van een gezinspensioen voornamelijk een mannenzaak is. Dit is een gevolg van het lang overheersende mannelijke kostwinnersmodel en de bijhorende zwakkere arbeidsmarktpositie van vrouwen. Mannen bevinden zich vaker dan vrouwen in een situatie waarin hun echtgenote weinig tot geen inkomen heeft uit arbeid of sociale zekerheid, waardoor het recht op een gezinspensioen wordt geopend. Dit zorgt ervoor dat het gemiddeld pensioen van de gepensioneerde mannen omhoog wordt getrokken in vergelijking met dat van de gepensioneerde vrouwen. Het niet bestaan van dit onderscheid in het ambtenarenstelsel verklaart in grote mate de kleinere inkomenskloof tussen rustgepensioneerde mannen en vrouwen. Tabel 6. Verdeling van de gepensioneerden met een zuiver rustpensioen werknemer en zelfstandige naar tarief van het pensioen en geslacht, percentages, 2004 RP WN

RP ZS

Tarief

Man

Vrouw

Man

Vrouw

Gezin

46

1

60

1

Alleenstaande

54

99

40

99

100

100

100

100

Totaal

Bron: Pensioenkadaster, 2004 Zoals reeds naar voor kwam in grafiek 12, blijkt uit tabel 6 dat het beschreven patroon des te sterker is bij de rustgepensioneerde zelfstandige dan bij de gepensioneerde werknemer. De gepensioneerde mannen met een rustpensioen als zelfstandige ontvangen proportioneel vaker een gezinspensioen dan gepensioneerde werknemers (60% t.o.v. 46%). Een mogelijke verklaring is dat de echtgenote van een zelfstandige, nog vaker dan bij werknemers, na pensionering (financieel) afhankelijk is van de echtgenoot doordat ze ‘gratis’ meewerkte in de zelfstandige zaak (‘meewerkende echtgenoten’).26

26 Sinds 1 juli 2005 is de meewerkende echtgenoot (geboren na 1956) verplicht onderworpen aan de socialezekerheidsregeling voor zelfstandigen op vlak van pensioenen, gezinsbijslagen, gezondheidszorg, arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en moederschap. Voor de invoering van dit Maxi-statuut bestond de mogelijkheid voor de echtgeno(o)t(e) van een zelfstandige om op vrijwillige basis toe te treden tot het sociaal statuut voor de sector ziekteverzekering en pensioenen (Art. 7bis K.B. nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, B.S., 29 juli 1967).


29

Grafiek 13 geeft de gemiddelde maandelijkse pensioenbedragen naargelang het tarief van het pensioen voor de gepensioneerde werknemers en zelfstandigen. Het verschil tussen een pensioen aan alleenstaande tarief en aan gezinstarief zou volgens de regelgeving 20 procent moeten zijn. Voor de gepensioneerde werknemers klopt dit behoorlijk: de verhouding tussen de twee pensioenen bedraagt 77 procent voor de mannen en 83 procent voor de vrouwen. Ook voor de vrouwelijke zelfstandigen bedraagt het verschil tussen het pensioen aan gezinstarief en alleenstaande tarief niet meer dan 20 procent. Bij de mannelijke zelfstandigen, daarentegen, ligt het gemiddeld alleenstaande pensioen meer dan 30 procent lager dan het gemiddeld gezinspensioen. Dit lijkt erop te wijzen dat bepaalde factoren ervoor zorgen dat mannelijke zelfstandigen met een gezinspensioen een beter pensioen weten op te bouwen dan de gepensioneerden met een pensioen als alleenstaande. Grafiek 13. Gemiddeld rustpensioen in euro van gepensioneerden met zuiver pensioen als werknemer en zelfstandige naar tarief van het pensioen en geslacht, 2004 1600

1400 1346 1200

Euro

1000

1035

800 759 600

644 536

509

400

256

200

208

0 Man

Vrouw RP WN Gezin

Bron: Pensioenkadaster, 2004

Man

Vrouw RP ZS Alleenstaande


30

2.2.1. Gepensioneerden naar gewest Grafiek 14 geeft de verdeling van de verschillende soorten rustpensioenen naar gewest. Hierbij vallen twee duidelijke tendensen op. Allereerst telt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest relatief meer rustgepensioneerde werknemers (53%) dan Vlaanderen (49%) en Wallonië (45%). Dit wordt gecompenseerd door een relatief lager aandeel gepensioneerde zelfstandigen dan in de andere twee gewesten. Ten tweede is het aandeel gepensioneerde ambtenaren substantieel groter in Wallonië (21%) dan in Vlaanderen (16%) en Brussel (15%).

Brussels Hfdst Gewest

Grafiek 14. Verdeling van de gepensioneerden naar soort rustpensioen en gewest, percentages, 2004

Waals Gewest

53

45

Vlaams Gewest 0%

4

7

49

10% RP WN

20%

15

21

8

30%

40%

50%

RP ZS

29

26

16

60% RP AMBT

27

70%

80%

90%

100%

RP Gemengd

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004 De gemiddelde pensioenbedragen in grafiek 15 tonen geen eenduidig patroon tussen de gewesten. Zo ontvangt een gepensioneerde ambtenaar in Wallonië gemiddeld zes procent minder dan in Vlaanderen en 16 procent minder dan in Brussel. Het gemiddeld rustpensioen voor werknemers en zelfstandigen is, daarentegen, het hoogst in Wallonië gevolgd door Vlaanderen en tot slot, Brussel. Vooral de Brusselse gepensioneerde zelfstandige ontvangt een laag pensioen (410 euro). Zijn pensioen bedraagt tot één vijfde minder dan het pensioen van een zelfstandige in de andere twee gewesten. Ook het gemiddelde werknemerspensioen is tot vier procent lager in Brussel dan in Vlaanderen en Wallonië.


31

Uit bijkomende analyses blijkt dat de verschillen in de hoogte van het rustpensioen werknemer en zelfstandige hun oorsprong vinden in het relatief kleinere aantal gezinspensioenen bij de gepensioneerde mannen in Brussel dan in Vlaanderen en Wallonië. Brussel telt maar de helft gepensioneerde zelfstandigen met een pensioen aan het gezinstarief (37%) in vergelijking met Vlaanderen (63%) en Wallonië (58%). Het verschil in het aandeel van het gezinspensioen bij de gepensioneerde werknemers is kleiner en bedraagt respectievelijk 30 procent, 43 procent en 47 procent voor Brussel, Wallonië en Vlaanderen. Dit verklaart ook de kleinere verschillen in het gemiddelde pensioenbedrag van de rustgepensioneerde werknemers in de drie gewesten. Grafiek 15. Gemiddeld rustpensioen in euro naar soort rustpensioen en gewest, 2004 3000

2500 2386 2149

Euro

2000

2015

1500

1207

1224

1242

1000 968

987

947

500

504

509 410

0 RP WN Vlaams Gewest

Bron: Pensioenkadaster, 2004

RP ZS

RP AMBT Waals Gewest

RP Gemengd Brussels Hfdst Gewest


32

2.2.2. Recent versus oud gepensioneerden Grafiek 16 gaat na of en hoe de verdeling van de verschillende rustpensioenen verschilt tussen de recent en oud gepensioneerden. Bij de recent gepensioneerde mannen zijn er meer zuivere rustgepensioneerde werknemers (51% t.o.v. 44%) en minder gepensioneerden met een gemengde loopbaan (27% t.o.v. 33%) dan bij de oud gepensioneerden. De verdeling bij de gepensioneerde vrouwen vertoont een ander patroon. In vergelijking met de oud gepensioneerde vrouwen, is het aandeel rustgepensioneerde ambtenaren substantieel groter bij de recent gepensioneerde vrouwen (23% t.o.v. 16%) en dit ten nadele van de rustpensioenen als werknemer (51% t.o.v. 57%). Zoals bij de mannen, zijn er minder recent gepensioneerden met een gemengd rustpensioen dan oud gepensioneerden. Grafiek 16. Verdeling van de recent en oud gepensioneerden naar soort pensioen en geslacht, percentages, 2004

57

7

16

20

Vrouw

Oud

51

Recent

8

44

7

18

16

33

Man

Oud

23

51

Recent

0%

10%

20%

RP WN

6

30% RP ZS

40%

50%

16

60% RP AMBT

27

70%

80%

90%

100%

RP Gemengd

Bron: Pensioenkadaster, 2004 De vergelijking van de gemiddelde maandelijkse pensioenbedragen van de recent en oud gepensioneerde mannen en vrouwen, zoals weergegeven in respectievelijk grafiek 17 en 18, vertonen geen eenduidig patroon.


33

Grafiek 17. Gemiddeld rustpensioen in euro voor recent en oud gepensioneerde mannen, 2004 2500

2232

2278

2000

1500 Euro

1365 1257

1264 1132

1000

668

635 500

0 RP WN

RP ZS

RP AMBT

Recent

RP Gemengd Oud

Bron: Pensioenkadaster, 2004 Grafiek 18. Gemiddeld rustpensioen in euro voor recent en oud gepensioneerde vrouwen, 2004 2500

2000 1898

1853

Euro

1500

1000 840

825

658 500

494

157

232

0 RP WN

RP ZS Recent

Bron: Pensioenkadaster, 2004

RP AMBT

RP Gemengd Oud


34

Het gemiddelde rustpensioen als werknemer is, voor zowel de mannen als de vrouwen, hoger bij de recent gepensioneerden dan bij de oud gepensioneerden. De stijging van het pensioenbedrag is wel drie maal zo groot bij de vrouwen (33%) als bij de mannen (11%). Het pensioenbedrag van de oud gepensioneerden is dus niet of onvoldoende aangepast aan de welvaartstijging van de lonen bij de actieve werknemers. Dit volgt uit het feit dat de rustpensioenen in het werknemerstelsel, hoewel gekoppeld aan de gezondheidsindex voor consumptie, niet automatisch gekoppeld zijn aan de evolutie van de lonen.27 De sterkere stijging van het rustpensioen bij de vrouwen valt grotendeels te verklaren door de betere arbeidsmarktcarrières van de jong gepensioneerden. Opmerkelijk is dat de rustpensioenen van zelfstandigen een tegengesteld patroon vertonen. Het gemiddelde pensioenbedrag van de recent gepensioneerden is, vergeleken met het pensioen van de oud gepensioneerden, gedaald: vijf procent bij de mannen en maar liefst 37 procent bij de vrouwen. Een partiële verklaring voor de daling van het gemiddeld pensioenbedrag van de mannen is het kleinere aandeel van het pensioen aan gezinstarief bij de recent gepensioneerden (56%) in vergelijking met de oud gepensioneerden (62%). Een tweede en meer algemene verklaring is de in 1984 gemaakte overgang in de pensioenberekening naar het in rekening brengen van de reële beroepsinkomsten in plaats van forfaitaire inkomsten. De werkelijk verdiende en aangegeven beroepsinkomsten vallen dus voor een substantiële groep zelfstandigen lager uit dan de vroegere forfaitaire bedragen. Deze overgang verklaart ook in grote mate het lagere pensioeninkomen bij de recent gepensioneerde vrouwen (157 euro) in vergelijking met de gepensioneerde vrouwen die reeds langer dan vijf jaar op pensioen zijn (232 euro). Ook de gemiddelde pensioenen voor de ambtenaren en de gemengde loopbanen vertonen, tot slot, een verschillend patroon voor mannen en vrouwen. Bij de mannen zijn de bedragen van de recent gepensioneerden lager dan de bedragen van de oud gepensioneerden (min twee procent voor de rustpensioenen ambtenaar en min zeven procent voor de gemengde loopbanen). Het omgekeerde geldt voor de gepensioneerde vrouwen (plus twee procent voor beiden). Een gedetailleerd onderzoek naar veranderingen in pensioenwetgeving en arbeidsmarktparticipatie moet het in de toekomst mogelijk maken om de trends in de hoogte van het zelfstandigenpensioen en het pensioen van de mannelijke ambtenaren afdoende te verklaren. Een vergelijking van grafieken 17 en 18 leert dat de genderdimensie minder belangrijk is voor de hoogte van het pensioenbedrag bij de recent gepensioneerden dan bij de oud gepensioneerden. Door het hogere rustpensioen van de recent gepensioneerde vrouwen, is de kloof in het pensioenbedrag van mannen en vrouwen kleiner bij de recent dan de oud gepensioneerden. Bij de werknemerspensioenen bedraagt het genderverschil 56 procent voor de oud gepensioneerden en 48 procent voor de recent gepensioneerden. Bij de gepensioneerde ambtenaren is dit respectievelijk negen procent en vijf procent. Alleen bij de gepensioneerden met een pensioen als zelfstandige is het verschil tussen mannen en vrouwen groter geworden (75% t.o.v. 65%).

27 Sinds 1999 heeft de wetgever verschillende selectieve welvaartsaanpassingen doorgevoerd voor de oudste en laagste pensioenen (Peeters, 2007).


35

Ook voor de gewesten wordt de verdeling van de verschillende rustpensioenen bekeken voor de recent en oud gepensioneerden (grafiek 19). Zoals in grafiek 16, kunnen ook hier twee algemene trends worden onderscheiden in de drie gewesten. Allereerst, is het aandeel van de rustgepensioneerde werknemers bij de recent gepensioneerden groter dan in vergelijking met de oud gepensioneerden. Dit geldt echter wel sterker voor Vlaanderen en Brussel dan Wallonië. Ten tweede, zijn er relatief minder gepensioneerden met een pensioen op basis van een gemengde loopbaan bij de recent gepensioneerden dan bij de oud gepensioneerden. Naast de bovenstaande gewestoverschrijdende trends illustreert grafiek 19 nog twee gewest specifieke observaties in de verdeling van het soort rustpensioen tussen de oud en recent gepensioneerden. Ten eerste, is het aantal Brusselse gepensioneerden met een pensioen als zelfstandigen bijna dubbel zo hoog bij de recent gepensioneerden als bij de oud gepensioneerden (5% t.o.v. 3%). Een tweede observatie betreft de Waalse gepensioneerde ambtenaren. In vergelijking met de oud gepensioneerden, zijn er één vijfde meer gepensioneerden met een ambtenarenpensioen bij de recent gepensioneerden (25% t.o.v. 20%).

Vlaams Gewest

Waals Gewest

Brussels Hfdst Gewest

Grafiek 19. Verdeling van de recent en oud gepensioneerden naar soort rustpensioen en gewest, percentages, 2004

51

Oud

3

15

55

Recent

Oud

45

Recent

46

5

7

0%

10%

20%

RP WN

Bron: Pensioenkadaster, 2004

RP ZS

40%

50%

28

25

23

15

7

30%

25

20

8

52

Recent

15

7

48

Oud

31

29

16

60% RP AMBT

70%

25

80%

90% RP Gemengd

100%


36

Grafieken 20, 21 en 22 geven het gemiddeld maandelijks pensioenbedrag voor de rustpensioenen van werknemers, zelfstandigen en ambtenaren in de drie gewesten. De rustpensioenen van de werknemers en zelfstandigen in de drie gewesten vertonen hetzelfde patroon als het algemene beeld geschetst in grafieken 17 en 18. Het gemiddelde rustpensioen als werknemer ligt in alle drie de gewesten hoger bij de recent gepensioneerden dan bij de oud gepensioneerden (tien procent in WalloniĂŤ en Brussel en 17 procent in Vlaanderen). Bij de rustgepensioneerde zelfstandigen is het net andersom: het rustpensioen van de recent gepensioneerden valt lager uit dan dat van de oud gepensioneerden (ongeveer tien procent in de drie gewesten). De rustpensioenen van de ambtenaren vertonen een minder duidelijk patroon: in Vlaanderen en WalloniĂŤ is de hoogte van het rustpensioen quasi onveranderd gebleven, in Brussel daarentegen is het rustpensioen van de recent gepensioneerden ambtenaren meer dan 10 procent lager dan het pensioen van de oud gepensioneerden (2.178 euro t.o.v. 2.464 euro). Grafiek 20. Gemiddeld maandelijks pensioenbedrag rustgepensioneerde werknemers naar gewest, 2004

in

euro

2500

2000

Euro

1500

1000

1088

1047 903

1017

947

919

500

0 Vlaams Gewest Recent

Bron: Pensioenkadaster, 2004

Waals Gewest

Brussels Hfdst Gewest Oud

voor


37

Grafiek 21. Gemiddeld maandelijks pensioenbedrag rustgepensioneerde zelfstandigen naar gewest, 2004

in

euro

voor

2500

2000

Euro

1500

1000

500 470

518

467

528 362

438

0 Vlaams Gewest

Waals Gewest

Recent

Brussels Hfdst Gewest Oud

Bron: Pensioenkadaster, 2004 Grafiek 22. Gemiddeld maandelijks pensioenbedrag rustgepensioneerde ambtenaren naar gewest, 2004

in

euro

3000

2500 2464

Euro

2000

2153

2178

2148 2005

2020

1500

1000

500

0 Vlaams Gewest Recent

Bron: Pensioenkadaster, 2004

Waals Gewest

Brussels Hfdst Gewest Oud

voor


38

2.3. Gepensioneerden met enkel een overlevingspensioen Grafiek 23 en tabel 7 geven de verdeling weer van de gepensioneerden die enkel een overlevingspensioen ontvangen naar het stelsel waarvan dit pensioen ten laste valt (werknemer, zelfstandige, ambtenaar of gemengd). De verdeling naar soort pensioen bij overlevingsgepensioneerden weerspiegelt de verdeling naar soort pensioen bij de rustgepensioneerden (zie grafiek 10). Iets meer dan de helft van de gepensioneerden met een overlevingspensioen ontvangt een pensioen ten laste van het werknemerstelsel. Een kleine tien procent van de overlevingsgepensioneerden ontvangt een pensioen ten laste van het zelfstandigenstelsel en twaalf procent ten laste van het ambtenarenstelsel. De gepensioneerden die een overlevingspensioen ontvangen op basis van de gemengde loopbaan van hun overleden echtgeno(o)t(e) maken een kwart uit van de overlevingsgepensioneerden. Grafiek 23. Verdeling van de gepensioneerden naar soort overlevingspensioen, percentages, 2004

OP ZS 9

OP AMBT 12 OP WN+ZS 16

OP Gemengd 26

OP WN 53

OP WN+AMBT 8

Overige 2

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004


39

Uit de verdeling naar geslacht (tabel 7) blijkt dat slechts ĂŠĂŠn procent van de gepensioneerden met een overlevingspensioen man is (3.171 t.o.v. 215.625). Het ontvangen van een overlevingspensioen is dus vooral een vrouwenzaak. De verdeling van de overlevingsgepensioneerde vrouwen naar soort pensioen komt overeen met de verdeling van de rustgepensioneerde mannen naar soort pensioen. Dit is logisch aangezien deze vrouwen een pensioen ontvangen op basis van de loopbaan van hun overleden echtgenoot. Bij de weinige mannen die een overlevingspensioen ontvangen, valt op dat hun pensioen voornamelijk ten laste is van het werknemersstelsel en het ambtenarenstelsel. Tabel 7. Verdeling van de gepensioneerden naar soort overlevingspensioen en geslacht, absolute aantallen en percentages, 2004 Soort pensioen

Totaal

Man

Vrouw

N

%

N

%

N

%

OP WN

113.316

53

1.322

42

111.862

53

OP ZS

20.320

9

59

2

20.245

10

OP AMBT

26.793

12

1.515

48

25.187

12

OP Gemengd

55.196

26

275

9

54.912

26

OP WN+ZS

33.773

16

157

5

33.607

16

OP WN+AMBT

17.682

8

117

4

17.565

8

OP ZS+AMBT

1.749

1

0

0

1.749

1

OP WN+ZS+AMBT

1.992

1

1

0

1.991

1

215.625

100

3.171

100

212.206

100

Totaal

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004

De grafiek met de gemiddelde pensioenbedragen van de overlevingsgepensioneerden toont een zelfde beeld als de gemiddelde pensioenbedragen van de rustgepensioneerden. De overlevingspensioenen uit het ambtenarenstelsel (1.329 euro) zijn het hoogst, gevolgd door de pensioenen uit het werknemerstelsel (916 euro) en het zelfstandigenstelsel (594 euro). Ook hier valt het grote verschil op tussen de bedragen van de overlevingspensioenen in de verschillende stelsels. Opmerkelijk is dat het overlevingspensioen voor vrouwen28 gemiddeld heel wat hoger is dan de rustpensioenen van vrouwen die een eigen loopbaan uitbouwden (zie grafiek 12). Uitzondering op deze vaststelling vormt het ambtenarenstelsel. Op basis van de grafieken 12 en 24 kunnen we dus vaststellen dat de afgeleide rechten voor vrouwen vaak een betere pensioenbescherming bieden dan de rechten die ze door eigen prestaties opbouwen.

28 Grafiek 24 geeft enkel de gemiddelde pensioenbedragen voor alle gepensioneerden met een OP zonder onderscheid naar geslacht. Maar aangezien de groep gepensioneerden met een OP voornamelijk uit vrouwen bestaat, geven deze bedragen een goed beeld van de gemiddelde pensioenbedragen bij vrouwen.


40

Grafiek 24. Gemiddeld pensioenbedrag op maandbasis in euro naar soort overlevingspensioen, 2004 1400 1329

1288

1200

1207

1000 973

Euro

916 800 778 600

735

594

400

200

0 Totaal OP WN

OP ZS

OP AMBT

WN+ZS

WN+AMBT

ZS+AMBT

WN+ZS+AMBT

OP Gemengd

Bron: Pensioenkadaster, 2004

Tabel 8 geeft de verdeling van de overlevingsgepensioneerden naar soort pensioen per gewest. Zoals hieruit blijkt, volgt deze verdeling in alle drie de gewesten een algemene trend: de meerderheid van de overlevingsgepensioneerden ontvangt enkel een pensioen in het werknemersstelsel, gevolgd door ongeveer dertig procent van de overlevingsgepensioneerden met een gemengd overlevingspensioen. Het aandeel van de gepensioneerden met enkel een overlevingspensioen in het zelfstandigen- of ambtenarenstelsel is in de drie gewesten telkens veel kleiner. Toch zijn er twee verschillen tussen de gewesten te bemerken. Het aandeel van de gepensioneerden met een overlevingspensioen werknemer is relatief gezien groter in WalloniĂŤ dan in Vlaanderen en Brussel. Ook valt op dat de groep gepensioneerden met enkel een overlevingspensioen in het zelfstandigenstelsel proportioneel groter is in Vlaanderen dan in WalloniĂŤ en Brussel.


41

Tabel 8. Verdeling van de gepensioneerden naar soort overlevingspensioen en gewest, absolute aantallen en percentages, 2004 Vlaams Gewest

Soort pensioen

Waals Gewest

Brussels Hfdst Gewest

N

%

N

%

N

%

OP WN

49.138

47

39.456

51

5.963

48

OP ZS

11.899

11

6.310

8

788

6

OP AMBT

12.783

12

11.128

14

1.960

16

OP Gemengd

30.371

29

20.213

26

3.668

30

19.241

18

11.566

15

2.259

18

OP WN+ZS OP WN+AMBT

9.295

9

7.047

9

1.139

9

OP ZS+AMBT

860

1

732

1

141

1

OP WN+ZS+AMBT

975

1

868

1

129

1

104.191

100

77.107

100

12.379

100

Totaal

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004 Grafiek 25 bevat de gemiddelde pensioenbedragen van de overlevingsgepensioneerden uitgesplitst naar gewest. Zoals bij de rustgepensioneerden (zie grafiek 18), zien we ook hier geen eenduidig patroon tussen de gewesten. Weerom is het gemiddeld overlevingspensioen bij de ambtenaren en het gemiddeld gemengd overlevingspensioen het hoogst in Brussel. Het gemiddelde overlevingspensioen in het werknemers- en zelfstandigenstelsel is daarentegen lager in Brussel dan in Vlaanderen en WalloniĂŤ. Grafiek 25. Gemiddeld pensioenbedrag op maandbasis in euro naar soort overlevingspensioen en gewest, alle overlevingsgepensioneerden, 2004 1800

1600

1632

1400 1326 1200

Euro

1000

1020

1289

1076 1005

955

925

990

800

600

620

621 523

400

200

0 OP WN Vlaams Gewest

Bron: Pensioenkadaster, 2004

OP ZS Waals Gewest

OP AMBT

OP Gemengd Brussels Hfdst Gewest


42

2.4. Gepensioneerden met een bijstandsuitkering voor ouderen Naast de rust- en overlevingspensioenen bestaat er in het Belgische pensioensysteem ook een regeling van sociale bijstand. De Inkomensgarantie voor Ouderen29 biedt een inkomensgarantie aan personen op pensioensgerechtigde leeftijd die geen of onvoldoende pensioenrechten opbouwden. Kader 2 geeft een kort overzicht van de bijstandsregelgeving voor ouderen. In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op de situatie van ouderen die een inkomensgarantie-uitkering ontvangen en deze eventueel combineren met een rust- en/of overlevingspensioen.30

2.4.1. Ouderen met een IGO-uitkering Uit tabel 2 bleek reeds dat vijf procent van alle gepensioneerden met een uitkering volledig ten laste van het Belgische pensioensysteem een IGO ontvangt. Vrouwen doen meer dan mannen een beroep op een IGO. Van alle gepensioneerde vrouwen ontvangt meer dan zes procent een IGO-uitkering. Bij de mannen is dat drie procent. Grafiek 26 toont aan dat één op vijf IGO-trekkers geen pensioenrechten opbouwde en dus een beroep moet doen op een zuivere inkomensgarantie-uitkering. Vier op vijf ouderen met een IGO cumuleert de inkomensgarantie echter met een pensioen. De meerderheid van de IGO-trekkers heeft een (onvoldoende) rustpensioen dat wordt aangevuld met een IGO, elf procent cumuleert een overlevingspensioen met een IGO en de overige zes procent combineert zowel een rust- als overlevingspensioen met een aanvulling uit de sociale bijstand.

29 Op 1 juni 2001 werd het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden (GIB) vervangen door de nieuwe IGOregeling. Ouderen die reeds een GIB ontvingen dat voordeliger was dan de IGO, konden hun GIB behouden. De tabellen en grafieken in deze paragraaf bevatten naast IGO-trekkers ook nog GIB-trekkers. Omwille van de leesbaarheid wordt hier enkel de term ‘IGO’ gebruikt. 30 Op 1 juni 2001 werd het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden (GIB) vervangen door de nieuwe IGOregeling. Ouderen die reeds een GIB ontvingen dat voordeliger was dan de IGO, konden hun GIB behouden. De tabellen en grafieken in deze paragraaf bevatten naast IGO-trekkers ook nog GIB-trekkers. Omwille van de leesbaarheid wordt hier enkel de term ‘IGO’ gebruikt.


43

Grafiek 26. Verdeling van het aantal IGO-trekkers naar al dan niet cumulatie met een pensioen, percentages, 2004

6 18

11

Zuiver IGO IGO+RP IGO+OP IGO+RP+OP

65

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004

Bij de uitsplitsing van de IGO-trekkers naar geslacht (cfr. tabel 9) zien we een duidelijk verschil tussen mannen en vrouwen. Dit verschil weerspiegelt de tendens die reeds merkbaar was bij de verdeling van alle gepensioneerden naar soort pensioen en geslacht (cfr. tabel 2). De mannelijke IGO-trekkers concentreren zich vooral in de groep van gepensioneerden die een rustpensioen cumuleren met een IGO. De verdeling bij de vrouwen is daarentegen meer verspreid. Bij de vrouwelijke IGO-trekkers cumuleert iets meer dan de helft een rustpensioen met een aanvulling uit de sociale bijstand, ĂŠĂŠn op vijf ontvangt enkel een inkomensgarantie en vijftien procent cumuleert een overlevingspensioen met een IGO. De overige zeven procent vult zowel een rust- als een overlevingspensioen aan met een IGO. Tabel 9. Verdeling van de gepensioneerden met een IGO naar al dan niet cumulatie met een pensioen en geslacht, 2004 Soort IGO

Totaal

Man

Vrouw

N

%

N

%

N

%

Zuiver IGO

15.660

18

2.356

10

13.296

22

IGO+RP

56.253

65

21.654

88

34.590

56

IGO+OP

9.432

11

19

0

9.404

15

IGO+RP+OP

4.946

6

521

2

4.425

7

86.291

100

24.550

100

61.715

100

Totaal

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004


44

Kader 2. De Inkomensgarantie voor Ouderen en het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden De Wet van 1 april 1969 voerde het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden (GIB) in.31 Hiermee werd in de pensioensector een regeling van sociale bijstand voorzien voor ouderen die geen of onvoldoende pensioenrechten opbouwden tijdens hun loopbaan. Deze regeling wordt volledig door de Staat gefinancierd. De ouderen met een ontoereikend pensioen hebben dus recht op financiĂŤle hulp zonder dat zij hiervoor bijdragen betaalden. In 2001 werd het GIB vervangen door de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO)32. Met de nieuwe IGO-regeling wilde de wetgever de sociale bijstand in de pensioensector aanpassen aan recente maatschappelijke en sociale veranderingen. Het recht op een IGO is afhankelijk van een aantal voorwaarden en kan maar worden toegekend na een bestaansmiddelenonderzoek. Voorwaarden Het recht op een inkomensgarantie wordt toegekend aan ouderen die de gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Onder de oude GIB-regeling hadden mannen recht op een gewaarborgd inkomen vanaf 65 en vrouwen vanaf 60. Sinds de nieuwe IGO-wet is de gerechtigde leeftijd echter gelijk voor mannen en vrouwen. Na een overgangsperiode, die startte in juni 2001, zal de leeftijd in 2009 voor zowel mannen als vrouwen 65 jaar zijn. In 2004 was die leeftijd 63 jaar en op dit ogenblik hebben ouderen nog recht op een IGO vanaf 64 jaar. Om een inkomensgarantie te kunnen genieten, moet men Belg of bevoorrechte vreemdeling zijn en in BelgiĂŤ verblijven. Wat betreft de nationaliteits- en verblijfsvoorwaarden wijkt de IGO-regeling niet af van de vroegere GIB-regeling. De inkomensgarantie moet worden aangevraagd. De aanvraag om een IGO geldt ook als een pensioenaanvraag en omgekeerd. Voor sommige ouderen zal de pensioenadministratie zelf onderzoeken of zij in aanmerking komen voor een IGO-uitkering. Onderzoek naar de bestaansmiddelen Er kan slechts een IGO worden toegekend na een onderzoek van de bestaansmiddelen. Wie teveel bestaansmiddelen heeft, krijgt geen of slechts een gedeelte van de inkomensgarantie. Op een aantal vrijstellingen na worden alle inkomsten in aanmerking genomen bij het onderzoek. Zo wordt onder meer rekening gehouden met de pensioenen, de inkomsten uit arbeid en de inkomsten uit roerende en onroerende goederen. Sinds de invoering van de IGO worden zowel de bestaansmiddelen van de aanvrager als deze van de personen waarmee hij samenwoont onderzocht.33 Hierin wijkt de nieuwe inkomensgarantie af van het vroegere gewaarborgd inkomen. Voor de toekenning en berekening van het GIB werd enkel rekening gehouden met de bestaansmiddelen van de echtgeno(o)t(e) van de aanvrager. De wijzigingen in het bestaansmiddelenonderzoek werden doorgevoerd met het oog op een meer rechtvaardige aanrekening van het vermogen en een gelijke behandeling van gehuwden en alleenstaanden.

31

Wet van 1 april 1969 tot instelling van het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden, B.S., 29 april 1969. Wet van 22 maart 2001 tot instelling van een Inkomensgarantie voor Ouderen, B.S., 29 maart 2001. 33 De bestaansmiddelen van de bloed- en aanverwanten in rechte neergaande lijn die met de aanvrager samenwonen, worden echter niet mee in aanmerking genomen. 32


45

Kader 2 (vervolg). De Inkomensgarantie voor Ouderen en het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden Bedrag De inkomensgarantie is een forfaitair jaarbedrag dat verschilt naargelang de aanvrager samenwoont of alleen woont. Een samenwonende ontvangt het basisbedrag dat sinds december 2006 gelijk is aan 6.363,65 euro. Een alleenstaande heeft recht op een verhoogd basisbedrag dat 9.545,48 euro per jaar bedraagt. Het gedeelte van de bestaansmiddelen dat het vrijgestelde grensbedrag overschrijdt, wordt in mindering gebracht op de inkomensgarantie. In vergelijking met het gewaarborgd inkomen is de inkomensgarantie een individueel recht. Onder de oude GIB-regeling werd aan gehuwden 茅茅n (verhoogd) gezinsbedrag toegekend. Dat gezinsbedrag is nu verdwenen en sinds 2001 is het dus mogelijk dat in het geval van een gehuwd koppel beide echtgenoten recht hebben op het basisbedrag. Ook met deze wijziging beoogde de wetgever een meer gelijke behandeling van gehuwden en samenwonenden. Omdat er voor de toekenning van het gewaarborgd inkomen v贸贸r 2001 enkel rekening werd gehouden met de bestaansmiddelen van de echtgeno(o)t(e) van de aanvrager en er aan gehuwden een gezinsbedrag werd uitgekeerd, kan het bedrag van het gewaarborgd inkomen voor sommige ouderen hoger uitvallen dan de nieuwe inkomensgarantie. Ouderen die reeds een gewaarborgd inkomen ontvingen dat voordeliger is dan de nieuwe inkomensgarantie, mogen deze GIB-uitkering behouden.


46

Grafiek 27 geeft binnen de verschillende soorten pensioenuitkeringen het aandeel gepensioneerden dat deze uitkering aanvult met een IGO. Zoals blijkt is het aandeel bijstandstrekkers het grootst binnen de groep van alle rustgepensioneerden. Hier doet bijna vijf procent een beroep op de inkomensgarantie omdat er geen of onvoldoende pensioenrechten werden opgebouwd. Van alle gepensioneerden met een overlevingspensioen is het aandeel IGO-trekkers vier procent en bij alle gepensioneerden met zowel een rust- als overlevingspensioen ontvangt bijna twee procent een inkomensgarantie. Een uitsplitsing naar geslacht toont belangrijke verschillen tussen mannen en vrouwen. Bij de vrouwelijke rustgepensioneerden zijn er meer IGO-trekkers dan bij de mannelijke (8% t.o.v. 3%). Ook bij de overlevingsgepensioneerden blijkt de oververtegenwoordiging van de vrouwen (4% t.o.v. 1%).34 Het aandeel ouderen met bijstandsuitkering bij de gepensioneerden met zowel een rust- als overlevingspensioen is daarentegen groter bij de mannen dan bij de vrouwen (4% t.o.v. 2%). Grafiek 27. Aandeel gepensioneerden met een IGO bij alle gepensioneerden naar soort pensioen, 2004 16

14

12

Percentage

10

8 8 6

4

5

4

4

4

3

2

2 0 RP

Totaal

OP

Man

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004

34

2

1

Merk wel op dat het hier slechts over 19 mannen gaat.

RP+OP

Vrouw


47

Grafiek 28 geeft de gemiddelde bedragen van de uitkeringen in de pensioenregeling en de IGO-regeling. Van de gepensioneerden die een zuiver IGO ontvangen, ligt de uitkering bij de mannen (539 euro) gemiddeld hoger dan bij de vrouwen (324 euro). Dat vrouwen gemiddeld een lagere uitkering krijgen, zou kunnen worden verklaard door het feit dat ook de bestaansmiddelen en/of pensioenen van de man waarmee ze samenwonen een invloed hebben op de hoogte van het IGO-bedrag. Bij gepensioneerden die bovenop hun rustpensioen een IGO ontvangen, valt het gemiddeld hogere IGO-bedrag bij de vrouwen (270 euro) op in vergelijking met de mannen (159 euro). Een logische verklaring hiervoor is het gemiddeld veel lagere rustpensioen van deze vrouwen. Zij ontvangen maandelijks ruim 200 euro minder pensioen dan de mannen (369 euro i.v.m. 579 euro). Het totale bedrag aan pensioen- en IGO-uitkeringen ligt dan ook, ondanks de hogere bedragen van de inkomensgarantie bij vrouwen, ongeveer 100 euro hoger bij de mannen. Het overlevingspensioen wordt bij de vrouwen - die dit pensioen cumuleren met een IGO - gemiddeld slechts aangevuld met 74 euro uit de IGO-regeling. Deze vrouwen hebben op basis van de loopbaan van hun overleden echtgenoot immers gemiddeld een hoger pensioen dan de vrouwen met een rustpensioen. Bij de gepensioneerden met zowel een rust- als overlevingspensioen wordt het pensioen gemiddeld opgetrokken met een IGOuitkering van 92 euro. Bij de mannen ligt dit bedrag iets hoger dan bij de vrouwen (125 euro i.v.m. 90 euro). Grafiek 28. Gemiddeld maandbedrag in euro van het wettelijk pensioen en IGO naar geslacht en al dan niet cumulatie van IGO met pensioen, alle gepensioneerden met een IGO, 2004 800

700 74

159

74

90

92 125

600 228 270

Euro

500

331 400

300

200

622

634

Vrouw

Totaal

622

579

539

637 583

449 361

369

324

274

100

0 Totaal

Man

Vrouw

Totaal

Zuiver IGO

Bedrag pensioen (1ste pijler)

Bron: Pensioenkadaster, 2004

Man Vrouw IGO+RP

Totaal

Man

IGO+OP

Man Vrouw

IGO+RP+OP

Bedrag IGO


48

2.4.2. Rustgepensioneerden met een IGO Grafiek 29 geeft het aandeel gepensioneerden die een rustpensioen aanvullen met een IGO binnen alle rustgepensioneerden naar soort rustpensioen. Opvallend is het grote aandeel IGO-trekkers binnen de groep van rustgepensioneerden in het zelfstandigenstelsel. Meer dan negen procent van alle rustgepensioneerde zelfstandigen doet een beroep op de IGO-regeling. Dit is niet verwonderlijk als we bedenken dat het gemiddeld rustpensioen van de zelfstandigen beduidend lager ligt dan het gemiddeld rustpensioen van werknemers en ambtenaren. Van alle rustgepensioneerden met een gemengd pensioen vult zeven procent dit pensioen nog aan met een IGO. Bij de rustgepensioneerde werknemers is dat vier procent. Binnen de groep rustgepensioneerde ambtenaren zijn er bijna geen IGOtrekkers omdat het ambtenarenpensioen algemeen beschouwd zeer genereus is. In de drie overige groepen is het aandeel IGO-trekkers steeds hoger bij de vrouwen dan bij de mannen. Grafiek 29. Aandeel gepensioneerden met rustgepensioneerden naar soort rustpensioen, 2004

een

IGO

binnen

16

14 13 12

Percentage

10

10 9

9

8 8 7 6

4

5 4

2 1

0

0 RP WN Totaal

RP ZS

0 RP AMBT

Man

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004

0 RP Gemengd Vrouw

alle


49

Grafiek 30 geeft voor de rustgepensioneerden met een IGO de gemiddelde IGO- en pensioenbedragen naar soort rustpensioen. Opvallend in deze grafiek is het hogere gemiddelde pensioen van rustgepensioneerde zelfstandigen met een IGO (508 euro) dan van zuivere rustgepensioneerde zelfstandigen (493 euro, cfr. grafiek 11). Dit kan worden verklaard door de procedure bij de toekenning van een IGO waarbij een onderzoek naar de bestaansmiddelen is vereist. De zuivere rustgepensioneerden zelfstandigen zullen naar alle waarschijnlijkheid over voldoende bestaansmiddelen beschikken en dus worden uitgesloten van het recht op een IGO. Uit de hierboven besproken grafiek 29 bleek dat slechts heel weinig gepensioneerde ambtenaren een beroep doen op de IGO-regeling. Deze grafiek toont echter dat de gepensioneerde ambtenaren die wĂŠl nood hebben aan een IGO, een gemiddeld rustpensioen krijgen dat slechts 277 euro bedraagt en aangevuld wordt met een IGOuitkering van bijna 350 euro. Grafiek 30. Gemiddeld maandbedrag in euro van het wettelijk rustpensioen en IGO naar soort rustpensioen en geslacht, alle rustgepensioneerden met een IGO, 2004 800

700

137

115 600

184

174 299

Euro

500

295

231 295

269

346

371

309

400

615

300

614 526

508

438

410

200 344

335

332

277 100

310 254

0 Totaal

Man

Vrouw

IGO+RP WN

Totaal

Bedrag pensioen (1ste pijler)

Bron: Pensioenkadaster, 2004

Man Vrouw

IGO+RP ZS

Totaal

Man

Vrouw

IGO+RP AMBT

Totaal

Man Vrouw

IGO+RP Gemengd

Bedrag IGO


50

2.4.3. Overlevingsgepensioneerden met een IGO Zoals bij de bespreking van het overlevingspensioen (cf. supra) reeds bleek, zijn overlevingspensioenen vooral een vrouwenzaak. Ook bij de IGO-trekkers met een overlevingspensioen is dat zo. Negenennegentig procent van de overlevingsgepensioneerden met een IGO is vrouw. Grafiek 31 geeft het aandeel overlevingsgepensioneerden met een IGO binnen alle overlevingsgepensioneerden naar soort overlevingspensioen. Uit de grafiek blijkt dat voornamelijk de gepensioneerden met een overlevingspensioen in het zelfstandigenstelsel (16%) en een gemengd overlevingspensioen (8%) een beroep doen op de IGO-regeling. Grafiek 31. Aandeel gepensioneerden met een IGO binnen overlevingsgepensioneerden naar soort overlevingspensioen, 2004 16 16 14

12

Percentage

10

8 8 6

4

2

0

1 OP WN

0 OP ZS

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004

OP AMBT

OP Gemengd

alle


51

Tabel 10 geeft voor de overlevingsgepensioneerden met een IGO de gemiddelde IGO- en pensioenbedragen naar soort overlevingspensioen. Hieruit blijkt dat hun pensioen gemiddeld hoger ligt dan bij de vrouwelijke rustgepensioneerden met een inkomensgarantie. De IGO-uitkering is voor de overlevingsgepensioneerden dan weer gemiddeld lager. Tabel 10. Gemiddeld maandbedrag in euro van het wettelijk pensioen en IGO naar soort overlevingspensioen, bij overlevingsgepensioneerden met een IGO, 2004 Cumulatie OP

Gemiddelde maandbedragen Pensioen

IGO

IGO+OP WN

475

231

IGO+OP ZS

629

54

IGO+OP Gemengd

635

69

Bron: Pensioenkadaster, 2004


52

2.4.4. Gepensioneerden met een IGO naar gewest In paragraaf 2.2 bleek reeds dat Brussel relatief gezien meer IGO-trekkers telt (bijna 8%) dan Vlaanderen en Wallonië (telkens 5%). Ook in grafiek 32 blijft deze tendens aanwezig. Van alle gepensioneerden met een rustpensioen telt Brussel acht procent gepensioneerden die een beroep doen op een IGO (telkens iets meer dan vier procent voor Vlaanderen en Wallonië) en van alle gepensioneerden met zowel een rust- als overlevingspensioen heeft Brussel meer dan twee procent IGO-trekkers (telkens iets meer dan één procent voor Vlaanderen en Wallonië). Binnen de groep van overlevingsgepensioneerden telt Vlaanderen daarentegen iets meer IGO-trekkers (6%) in vergelijking met de andere gewesten (bijna drie procent voor Wallonië en iets meer dan vier procent voor Brussel). Grafiek 32. Aandeel gepensioneerden met een IGO binnen alle gepensioneerden naar soort pensioen en gewest, 2004 16

14

12

Percentage

10

8 8 6 6 4

5

5

5

3

2

2 2

2

0 RP Vlaams Gewest

OP Waals Gewest

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004

RP+OP Brussels Hfdst Gewest


53

Grafiek 33 geeft voor de IGO-trekkers per gewest de gemiddelde bedragen in de IGO- en pensioenregeling. Opvallend is dat, ongeacht het soort IGO, Brussel steeds het hoogste gemiddeld IGO-bedrag uitkeert, gevolgd door Wallonië. In het Vlaams Gewest ligt de gemiddelde IGO-uitkering het laagst. Voor de gemiddelde pensioenen wordt deze trend omgekeerd. Het gemiddeld pensioen in Vlaanderen ligt voor de IGO-trekkers met één of meerdere pensioenen telkens iets hoger dan in Wallonië en Brussel. Grafiek 33. Gemiddeld maandbedrag in euro van het wettelijk pensioen en IGO naar soort IGO en gewest, alle gepensioneerden met een IGO, 2004 800

700

66 67

600 211

241

108

82

180 170

281

Euro

500

400

628

300

662

622

613 549

200 345

450

466

Br

Vl

494 433

368

397

100

0 Vl

W

Zuiver IGO Bedrag pensioen (1ste pijler)

Bron: Pensioenkadaster, 2004

W IGO+RP

Br

Vl

W

Br

Vl

IGO+OP

W

Br

IGO+RP+OP Bedrag IGO


54

2.4.5. Recent versus oud gepensioneerden met een IGO Er zijn relatief gezien niet meer IGO-trekkers bij de recent gepensioneerden dan bij de oud gepensioneerden. Zowel bij de recent als oud gepensioneerden is het aandeel IGOtrekkers binnen alle gepensioneerden 5%.35 Uit grafiek 34 blijkt echter wel een duidelijk verschil in de verdeling naar soort pensioen tussen recent en oud gepensioneerden. Bij de rust- en overlevingsgepensioneerden zijn er relatief gezien minder recent gepensioneerden die een beroep doen op een IGO. Binnen de groep gepensioneerden die zowel een rust- als overlevingspensioen ontvangen is het aandeel IGO-trekkers daarentegen groter bij de recent gepensioneerden. Grafiek 34. Aandeel gepensioneerden met een IGO binnen recent en oud gepensioneerden naar soort pensioen, 2004 16

14

12

Percentage

10

8

6 5 5

4

2

3

3

3

2

0 RP Recent gepensioneerden

OP

RP+OP Oud gepensioneerden

Bron: Pensioenkadaster, 2004

35 24.572 IGO-trekkers op 497.813 recent gepensioneerden en 67.134 IGO-trekkers op 1.346.679 oud gepensioneerden.


55

Uit grafiek 35, die de gemiddelde uitkeringen geeft voor recent en oud gepensioneerden met een IGO, trekt het opvallend hogere IGO-bedrag bij oud gepensioneerden de aandacht. Dit komt waarschijnlijk door de wijzigingen die zich in 2001 voltrokken in de bijstandsregeling voor ouderen. In dat jaar werd het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden (GIB) vervangen door de IGO-regeling (zie kader 2). Vergeleken met het GIB verdwijnt in de nieuwe regeling het gezinsbedrag en wordt de inkomensgarantie een individueel recht. De oud gepensioneerden die reeds een GIB ontvingen dat voordeliger was dan de nieuwe IGO, konden hun GIB behouden. In de groep van oud gepensioneerde zuivere IGO-trekkers zitten dus naar alle waarschijnlijkheid nog gepensioneerden met een GIB aan gezinstarief.36 Dit verklaart hun gemiddeld hogere uitkering. Verder zijn er geen grote verschillen merkbaar in de gemiddelde bedragen van recent en oud gepensioneerden met een IGO-uitkering. Grafiek 35. Gemiddeld maandbedrag in euro van het wettelijk pensioen en IGO, recent en oud gepensioneerden met een IGO, 2004 900

800 75

700 85

72

619

622

Recent

Oud

125

600 234

227

Euro

500

400 689 300

561

200

100

452

447

Recent

Oud

596

247

0 Recent

Oud

Zuiver IGO

Bedrag pensioen (1ste pijler)

IGO+RP

Recent

IGO+OP

Oud

IGO+RP+OP

Bedrag IGO

Bron: Pensioenkadaster, 2004

36 Het onderscheid tussen de individuele bedragen en de gezinsbedragen kan op basis van de gebruikte gegevens niet worden gemaakt.


56

Hoofdstuk 3. Een toepassing van het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming: Toegelaten arbeid bij Belgische gepensioneerden Een van de grootste voordelen van het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming is dat het de mogelijk biedt om verschillende databronnen met elkaar te koppelen om zo tot nieuwe inzichten te komen. Een voorbeeld in het veld van pensioenen is de regeling omtrent toegelaten arbeid. Binnen bepaalde grenzen en onder bepaalde voorwaarden heeft een gepensioneerde de mogelijkheid om zijn pensioeninkomen aan te vullen met een inkomen uit een arbeidsactiviteit. Door de arbeidsmarktgegevens van de RSZ, RSZ-PPO en RSVZ te koppelen aan de pensioengegevens van de RVP wordt het mogelijk om de problematiek van toegelaten arbeid in kaart te brengen. Na een algemeen overzicht van het belang van toegelaten arbeid bij de volledige gepensioneerde bevolking wordt dieper ingegaan op de toegelaten arbeid bij de gepensioneerden die enkel een rustpensioen hebben.

1. Algemeen overzicht In totaal waren er in 2004 94.946 gepensioneerden die een (toegelaten) arbeidsactiviteit uitoefenden. Met andere woorden, 5 procent van alle gepensioneerden vult zijn pensioen aan met een inkomen uit arbeid. Uit grafiek 36 blijkt dat gepensioneerde mannen dubbel zoveel gebruik maken van deze mogelijkheid als gepensioneerde vrouwen, resp. 6 procent ten opzichte van 3 procent. Dit genderverschil in het uitoefenen van toegelaten arbeid houdt stand ongeacht het soort pensioen.


57

Grafiek 36. Aandeel gepensioneerden met een toegelaten arbeidsactiviteit naar het soort pensioen en geslacht, percentages, 2004 70

63

60

Percentage

50

40

30

20

10

10 5

6

3

6

9

7 3

2

0 Totaal Totaal

RP

OP Man

6

2

2

RP+OP

4

1

IGO/GIB Vrouw

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004 Naar soort pensioen valt op dat vooral het overlevingspensioen wordt gecumuleerd met een toegelaten arbeidsactiviteit (10%).37 Er bestaan echter wel grote verschillen tussen de weduwnaars en weduwen. Meer dan de helft van de mannen met enkel een overlevingspensioen oefent een arbeidsmarktactiviteit uit. Bij de vrouwen bedraagt dit slechts ĂŠĂŠn tiende. Dit verschil wordt verklaard door het profiel van de gepensioneerden met een overlevingspensioen. Het overlevingspensioen wordt in sterkere mate dan een ander pensioen toegekend aan personen op actieve leeftijd. Dit geldt a fortiori voor de mannen. Indien het recht op een rustpensioen bestaat, is het vaak voordeliger om dit op te nemen in plaats van het overlevingspensioen. Zes procent van de gepensioneerden met een rustpensioen doet aan toegelaten arbeid, twee procent van de gepensioneerden met een rust- en overlevingspensioen en eveneens twee procent van de gepensioneerden met een IGO/GIB. Het lagere aandeel toegelaten arbeid bij de gepensioneerden met een bijstandsuitkering kan worden verklaard door het ontmoedigende effect van de middelentoets die wordt gehanteerd bij de toekenning ervan (cf. supra). Bijkomende inkomsten uit arbeid worden immers in mindering gebracht op de IGO/GIB.

37 Zie Taelemans, Peeters, Curvers & Berghman (2007) voor een uitgebreide behandeling van de problematiek van het overlevingpensioen en toegelaten arbeid.


58

Grafiek 37 bekijkt het aandeel gepensioneerden die een arbeidsactiviteit uitoefenen naar leeftijd.38 Hieruit blijkt dat, ongeacht het soort pensioen, de gepensioneerden in de jongere leeftijdsklassen substantieel meer aan toegelaten arbeid doen dan de oudere gepensioneerden. Meer specifiek, daalt het aandeel werkende gepensioneerden sterk na de leeftijd van 55-60 jaar. Als we de verschillende categorieën gepensioneerden vergelijken, valt vooral de variërende verhouding tussen het aandeel rust- en overlevingsgepensioneerden op. Tot de leeftijd van 55 jaar bestaat er een groot verschil tussen beiden soorten gepensioneerden: de gepensioneerden met een overlevingspensioen werken dubbel zo vaak als de gepensioneerden met een rustpensioen. Vanaf de leeftijd van 55 jaar wordt het verschil tussen beiden categorieën kleiner en na de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar is het aandeel werkende rustgepensioneerden meer dan dubbel zo groot als het aandeel overlevingsgepensioneerden. Grafiek 37. Aandeel gepensioneerden met een toegelaten arbeidsactiviteit naar het soort pensioen en leeftijd, percentages, 2004 50

45

46

40

40

35 32

Percentage

30

25

20

22

20

15

10

13

11 11 9

9

5

11

7 5

5 3

0

2

RP -45

45-49

1

OP 50-54

6

6 4

1

55-59

5 2

1

RP+OP 60-64

3

2

1

IGO/GIB 65-69

70-74

75+

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004

38 Voor de gepensioneerden met een rust- en overlevingspensioen en de gepensioneerden met een IGO/GIB werden de jongere leeftijdsklassen niet opgenomen omwille van te kleine aantallen in de categorieën. Voor de rust-en overlevingsgepensioneerden betreft het de categorie 45-49, voor de gepensioneerden met een IGO/GIB de categorieën -45, 45-49, 50-54 en 55-59.


59

In grafiek 38 wordt de problematiek van de toegelaten arbeid vergeleken in de drie gewesten. Hieruit blijken geen grote verschillen tussen de gewesten in het aandeel gepensioneerden die een arbeidsactiviteit uitoefenen: het belang van de toegelaten arbeid is even groot in Vlaanderen als WalloniĂŤ (6%) en enigszins kleiner in Brussel (5%). Grafiek 38. Aandeel gepensioneerden die een toegelaten arbeidsactiviteit uitoefenen naar het soort pensioen en gewest, percentages, 2004 14

12 12 11

Percentage

10

10

8

6 6

6

6

6

6

5 4

2

2

2

2

2

2

0 Totaal Vlaams Gewest

RP

OP Waals Gewest

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004

RP+OP

IGO/GIB

Brussels Hfdst Gewest

2


60

2. Toegelaten arbeid bij rustgepensioneerden Grafiek 39 geeft het aandeel gepensioneerden die aan toegelaten arbeid doen naar het soort rustpensioen. Uit deze grafiek blijk dat de gepensioneerde zelfstandigen het vaakst verder werken na pensionering (22%), gevolgd door de gepensioneerden met een gemengde loopbaan (9%). Hiervan zijn het ook voornamelijk de gepensioneerden die een rustpensioen als zelfstandige cumuleren met een ander rustpensioen die aan toegelaten arbeid doen. Deze percentages staan in schril contrast met het aandeel werkende gepensioneerde ambtenaren en werknemers (resp. 4 en 2%). Grafiek 39. Aandeel gepensioneerden die een toegelaten arbeidsactiviteit uitoefenen naar het soort rustpensioen en geslacht, percentages, 2004 30

26

25

22

Percentage

20

15 13 10 10 9 7 5

6

5

5

4 3

2

3

Totaal Totaal

2

1

0 RP WN

RP ZS Man

RP AMBT

RP Gemengd Vrouw

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004 Voor het grote verschil in het gedrag van de zelfstandigen in vergelijking met de andere gepensioneerden kunnen twee plausibele verklaringen worden gegeven. Een eerste verklaring zou kunnen zijn dat het vaak evidenter is om een zelfstandige beroepsactiviteit verder te zetten na pensionering dan een beroepsactiviteit als werknemer of ambtenaar. Ten tweede is het mogelijk dat bepaalde zelfstandigen, omwille van de lage pensioenbedragen, genoodzaakt zijn om hun beroepsactiviteit verder te zetten na pensionering.


61

Het verschil tussen mannen en vrouwen is in alle categorieĂŤn ongeveer gelijk en bedraagt 50 procent. Ongeacht het soort rustpensioen doen de gepensioneerde mannen dus dubbel zoveel aan toegelaten arbeid als de gepensioneerde vrouwen. Dit strookt met de algemene arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen in de leeftijdscategorie van 5564 jaar. De werkzaamheidsgraad bedraagt in deze categorie 21 procent voor de vrouwen en 39 procent voor de mannen (FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie, 2007, z.p.). Het aandeel gepensioneerden met een toegelaten arbeidsactiviteit wordt voor de rustgepensioneerde werknemers, zelfstandigen en ambtenaren verder uitgesplitst naar leeftijd. Analoog aan grafiek 37, blijkt uit grafiek 40 dat het aandeel werkende rustgepensioneerden daalt naarmate de leeftijd toeneemt en dit ongeacht het soort rustpensioen dat ze ontvangen. Grafiek 40. Aandeel gepensioneerden die een toegelaten arbeidsactiviteit uitoefenen naar het soort rustpensioen en leeftijd, percentages, 2004 50

45

40 38

35 32

Percentage

30

32 28

25

26

20

21 17

15

17 15

10

11

5

6

5 3

0

1

45-49

6 3

1

RP WN -45

9

RP ZS 50-54

55-59

60-64

2

1

RP AMBT 65-69

70-74

75+

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004 Ondanks een gelijklopend algemeen beeld, toont de vergelijking van de gepensioneerden naar het soort rustpensioen substantiĂŤle verschillen tussen de leeftijdspatronen binnen de drie onderscheiden groepen. Bij de rustgepensioneerde werknemers blijft het aandeel werkenden tot de leeftijd van 60 jaar relatief hoog (17 tot 38%), waarna een zware terugval volgt tot minder dan vijf procent. De toegelaten arbeid naar leeftijd vertoont een gelijkaardig patroon bij de gepensioneerde ambtenaren. Het aandeel werkenden is echter wel tot de leeftijd van 60 jaar substantieel lager bij de gepensioneerde ambtenaren dan bij de werknemers.


62

De gepensioneerde zelfstandige wijkt op twee punten af van het hierboven geschetste beeld. Allereerst is er bij de zelfstandigen geen sprake van toegelaten arbeid voor de leeftijd van 60 jaar. Dit komt door het geringe aantal gepensioneerde zelfstandigen voor deze leeftijd. In 2004 ging slechts 18 en vier procent van de gepensioneerde mannen en vrouwen voor de wettelijke pensioenleeftijd van respectievelijk 65 en 63 jaar op pensioen. Ten tweede is het aandeel werkenden in alle leeftijdscategorieën tot zeven maal groter bij de gepensioneerde zelfstandigen dan bij de gepensioneerde werknemers of ambtenaren. In de oudste leeftijdscategorie van 75 en ouder bedraagt het aandeel gepensioneerde zelfstandigen met een toegelaten arbeidsactiviteit nog steeds 15 procent. Bij de gepensioneerde werknemers en ambtenaren is dit slechts één procent. Tot slot bekijkt grafiek 41 het aandeel rustgepensioneerden die verder werken naar gewest. Zowel in Vlaanderen, Wallonië als Brussel bedraagt het aandeel werkende rustgepensioneerden zes procent. Ook naar het stelsel waarin het rustpensioen werd opgebouwd zijn er slechts kleine verschillen tussen de drie gewesten. De enige uitschieter vinden we bij de gepensioneerden met een rustpensioen als zelfstandige: in Brussel zijn er een kwart meer zelfstandigen die hun beroepsactiviteit verder zetten dan in Vlaanderen en Wallonië (22% t.o.v. 30%). Een mogelijke verklaring is het lagere gemiddelde pensioenbedrag van de Brusselse gepensioneerden (410 euro) in vergelijking met de gepensioneerde zelfstandigen in Wallonië (509 euro) en Vlaanderen (504 euro). Grafiek 41. Aandeel gepensioneerden die een toegelaten arbeidsactiviteit uitoefenen naar het soort rustpensioen en gewest, percentages, 2004 35

30 30

Percentage

25

22

22

20

15

10 8 5

6

6

9

9

6 4 3

2

4

3

2

0 Totaal Vlaams Gewest

RP WN

RP ZS Waals Gewest

Bron: Basistoepassingen DWH AM & SB, 2004

RP AMBT

RP Gemengd

Brussels Hfdst Gewest


63

Besluit Met de ontsluiting van het Pensioenkadaster en de integratie ervan in het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming werd een belangrijke stap gezet in het pensioenonderzoek. Voor het eerst is het mogelijk om een volledig en betrouwbaar beeld te schetsen van alle gepensioneerden in België. Ook de koppeling van de pensioengegevens aan andere administratieve data zoals de arbeidsmarktgegevens biedt heel wat nieuwe onderzoeksmogelijkheden. Aan de hand van deze gegevens brengt dit rapport de Belgische gepensioneerde bevolking anno 2004 in kaart voor wat betreft het wettelijk pensioen. In 2004 telde België 2.040.133 gepensioneerden. Anders gesteld, één op vijf Belgen was in 2004 gepensioneerd. Hiervan is 54 procent vrouw en 46 procent man. De vrouwen zijn dus, in vergelijking met de totale bevolking, lichtjes oververtegenwoordigd in de gepensioneerde bevolking. Ongeveer de helft van de gepensioneerden bevindt zich in de leeftijdsklassen tussen 65 en 75 jaar, 15 procent is jonger dan 65 jaar en maar liefst 40 procent van de gepensioneerden is 75 jaar of ouder. Van de gepensioneerden die in België wonen (91%) heeft meer dan de helft zijn woonplaats in het Vlaams Gewest. Een op drie gepensioneerden woont in het Waals Gewest en een kleine tien procent in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Naast het profiel van de gepensioneerden, heeft het rapport ook de karakteristieken van de wettelijke pensioenen die ze ontvangen blootgelegd. Zo blijkt dat de overgrote meerderheid van de gepensioneerden zijn pensioen volledig heeft opgebouwd door middel van een tewerkstelling in België (86%). Hiervan ontvangt meer dan de helft een rustpensioen (67%), 12 procent ontvangt een overlevingspensioen en 16 procent cumuleert het overlevingspensioen met het rustpensioen. Slechts vijf procent ontvangt een bijstandsuitkering voor ouderen al dan niet in combinatie met een ander wettelijk pensioen. De hoogte van de wettelijke pensioenen weerspiegelt in sterke mate de contouren van de wetgeving. Zo heeft het wettelijke pensioenssysteem tot doel gepensioneerden te beschermen tegen drie financiële risico’s: (1) een daling van de levensstandaard na pensionering, daarvan afgeleid (2) de inkomensval na overlijden van de huwelijkspartner en (3) armoede op latere leeftijd. Het pensioensysteem biedt een bescherming tegen deze risico’s via respectievelijk het rustpensioen, het overlevingspensioen en de sociale bijstandsregeling voor ouderen. Uit het rapport blijkt dat de mate van financiële bescherming verschilt naargelang het risico waaraan de gepensioneerde werd blootgesteld. De rustgepensioneerden ontvangen het hoogste gemiddelde pensioen van 1.170 euro. Dit wordt gevolgd door het gemiddelde pensioen van een overlevingsgepensioneerde (955 euro). De ouderen die enkel een IGO/GIB ontvangen, hebben gemiddeld de laagste uitkeringen met 361 euro per maand. De historische verschillen in de pensioenregelgeving voor de verschillende professionele groepen (werknemers, zelfstandigen en ambtenaren) en de gevolgen hiervan voor de financiële bescherming van de gepensioneerden zijn eveneens terug te vinden in de gemiddelde pensioenbedragen. Zo is het rustpensioen voor de ambtenaren als ‘uitgestelde wedde’ beduidend hoger dan het pensioen in de andere stelsels (2.112 euro t.o.v. 925 euro voor rustgepensioneerde werknemers en 493 euro voor zelfstandigen). Ook de rustgepensioneerde zelfstandigen en werknemers hebben, ondanks de harmonisatie van de pensioenberekening, zeer verschillende gemiddelde pensioenen. Door het in rekening brengen van de verschillende bijdragelast bedraagt het pensioen van de zelfstandigen gemiddeld ongeveer de helft van het pensioen van de gepensioneerde werknemers. Ook de pensioenen van de gepensioneerden met een gemengde loopbaan vertonen duidelijk de karakteristieken van de stelsels waarin ze werden opgebouwd. Zo is het rustpensioen van een gepensioneerde die tijdens zijn


64

loopbaan actief was als ambtenaar en werknemer (1.809 euro) beduidend hoger dan het rustpensioen van een gepensioneerde die zowel zelfstandige als werknemer was (812 euro). De inkomenssituatie van de gepensioneerde bevolking kan echter niet enkel worden verklaard op basis van de wettelijke bepalingen. De pensioenbescherming van de ouderen wordt bepaald in interactie met de maatschappelijke setting waarbinnen de pensioenrechten worden opgebouwd. Zo hebben het mannelijke kostwinnersmodel, één van de fundamenten van de naoorlogse samenleving, en de hieruit volgende zwakkere positie van de vrouw op de arbeidsmarkt, duidelijke sporen nagelaten op de socioeconomische positie van de gepensioneerde vrouwen. De gepensioneerde vrouwen bouwen gedurende hun loopbaan vaak onvoldoende pensioenrechten op. Als een gevolg hiervan ontvangen ze, allereerst, lagere rustpensioenen dan de mannen (536 euro t.o.v. 1.035 euro voor de mannen). Daarenboven is het rustpensioen dat gebaseerd is op de eigen pensioenrechten, substantieel lager dan het overlevingspensioen op basis van de pensioenrechten van de overleden echtgenoot. Zo ontvangt een rustgepensioneerde werkneemster gemiddeld 42 procent minder pensioen dan een weduwe met een overlevingspensioen uit het werknemersstelsel (536 euro t.o.v. 916 euro). Rustgepensioneerde vrouwen zijn dan ook vaker genoodzaakt om een beroep te doen op een bijstandsuitkering dan rustgepensioneerde mannen (8% t.o.v. 3%) en overlevingsgepensioneerde vrouwen (8% t.o.v. 4%). De gemiddelde bijstandsuitkeringen die ze ontvangen zijn ook hoger dan de uitkeringen van de twee andere categorieën gepensioneerden (respectievelijk 270 euro t.o.v. 159 en 74 euro). Tot slot oefenen gepensioneerde vrouwen, ongeacht het soort pensioen, minder vaak een toegelaten arbeidsactiviteit uit dan mannen (6% t.o.v. 3%). Gezien de minstens even grote financiële behoefte om het pensioeninkomen aan te vullen, moet de verklaring voor dit verschil worden gezocht in de socio-culturele verschillen met betrekking tot de arbeidsmarktparticipatie van mannen en vrouwen. Dit rapport illustreert hoe het Pensioenkadaster -en het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming meer in het algemeen- kan worden gebruikt in het sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de gepensioneerde bevolking in België. Het toont aan hoe de Belgische gepensioneerden verdeeld zijn over de verschillende wettelijke pensioenen en welke gemiddelde pensioenbedragen zij ontvangen. Hiermee is de inkomenssituatie van de gepensioneerde bevolking echter slechts gedeeltelijk in kaart gebracht. In toenemende mate worden de wettelijke pensioenen bij werknemers immers aangevuld met allerhande bedrijfsgebonden of sectorale pensioenuitkeringen. De pensioenbescherming geboden door deze - door de overheid fiscaal gesubsidieerde - tweedepijlerpensioenen is echter ongelijk verdeeld over de gepensioneerde bevolking. Zo heeft niet iedereen toegang tot deze aanvullende pensioenen en kan de hoogte van het aldus opgebouwde pensioen onder de rechthebbenden zeer sterk verschillen. In een volgende working paper (‘Deel 2. Eersteen tweedepijlerpensioenen bij gepensioneerde werknemers’) worden de gegevens uit het Pensioenkadaster gebruikt om het bredere pensioenpakket van de gepensioneerde Belg te onderzoeken. In een derde working paper (‘Toereikende pensioenen voor gepensioneerde huishoudens?’) worden de gegevens uit het Pensioenkadaster gekoppeld aan informatie uit het rijksregister. Hierdoor wordt het mogelijk om het volledige pensioenpakket per huishouden te berekenen en de pensioenbescherming op dit niveau te bekijken.


65

Referenties Council of Europe (2004). Recent demographic developments in Europe 2004. [Council of Europe publishing:http://www.coe.int/t/e/social_cohesion/population/ Demo2004EN.pdf]. Debels, A., Peeters, H., Verschraegen, G. & Berghman, J. (2006). De pensioenbescherming van flexibele werknemers in de België. Tijdschrift voor Arbeidsmarktvraagstukken, 22(2), pp. 171-184. De Brabanter, V., Gieselink, G., Pertry, V., Roels, P. & Stevens, Y. (2004). Aanvullende pensioenen voor werknemers. Mechelen: Kluwer. Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid (FOD SZ) (2006). Strategisch rapport over de sociale bescherming en insluiting 2006-2008. [FOD SZ: http://socialsecurity.fgov.be/NL/nieuws_publicaties/publicaties/ strat_lissabon/rapport_2006-2008_nl.pdf]. FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie (2007). Werkgelegenheid en werkloosheid. [FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie: http://statbel.fgov.be/figures/d31_nl.asp#2a]. Gieselink, G., Peeters, H., Van Gestel, V., Berghman, J., & Van Buggenhout, B. (2003). Onzichtbare pensioenen in België. Een onderzoek naar de aard de omvang en de verdeling van de tweede en derde pensioenpijler. Gent: Academia Press. Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ) (2007a). De beschrijving van het Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming. [KSZ: http://www.ksz-bcss.fgov.be/nl/statistiques/stats_1.htm]. Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ) (2007b). Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming: gebruikershandleiding.[KSZ: http://www.ksz-bcss.fgov.be /documentation/nl/statistiques/Gebruikershandleiding.pdf]. Palmans, S., Peeters, H. & Berghman, J. (2006). Het Pensioenkadaster geeft zijn geheimen bloot. Een toepassing op eerste- en tweede pijlerpensioenen bij gepensioneerde werknemers (Life & Benefits Cahier). Mechelen: Kluwer. Palmans, S., Peeters H. & Berghman, J. (2007). Een evaluatie van de mogelijkheden ter versoepeling van het gewaarborgd minimumpensioen. In A. Van Den Troost, & K. Vleminckx (Reds.), Een pensioen op maat van vrouwen. (pp. 19-48). Antwerpen: Garant. Peeters, H. (2007). Die Belgische Rentendebatte. Alterssicherung in Europa. Köln: Gesellschaft für Versicherungswissenschaft und -gestaltung. (te verschijnen)


66

Peeters, H., Verschraegen, G., Debels, A., Brosens, G., Van Gestel, V. & Berghman, J. (2005). Pensioenen en arbeidsmarktflexibiliteit. Een onderzoek naar de sociale bescherming van flexibele werknemers in de Belgische pensioenpijlers. Gent: Academia Press. Rijksinstituut voor ziekteen invaliditeitsverzekering (RIZIV) (2007). De solidariteitsinhouding van 3,55% op de pensioenen en aanvullende voordelen. De wettelijke en reglementaire bronnen. [RIZIV: http://www.inami.fgov.be/other/nl/resources-insurance/pensions/pensions01b.htm]. Taelemans, A., Peeters, H., Curvers, G. & Berghman, J. (2007). Socio-economisch profiel van weduwen en weduwnaars met en zonder overlevingspensioen. In A. Van Den Troost, & K. Vleminckx (Reds.), Een pensioen op maat van vrouwen. (pp. 137-154). Antwerpen: Garant. Torfs, Nan (2004). Wat is het lot van aanvullende pensioenen in het wettelijk huwelijksvermogensstelsel? Tijdschrift voor Belgisch Burgerlijk Recht, pp. 115-129. Vereycken, L. (2003). Vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen. Cumulatie met groepsverzekering. Life & Benefits, 8(1), pp. 1-3.


67

Bijlagen De schema’s in bijlage geven een overzicht van de gepensioneerde bevolking in het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming. Dit zijn de gepensioneerden met een pensioen ten laste van het Belgische pensioensysteem die in België of in het buitenland wonen en de gepensioneerden met een pensioen ten laste van een buitenlands pensioensysteem die in België wonen. De schema’s tonen aan dat dé gepensioneerde niet bestaat en geven een beeld van de complexiteit van ons pensioensysteem. Om de gepensioneerde bevolking op een overzichtelijke wijze in kaart te brengen en hierbij dubbeltellingen te vermijden werden de gepensioneerden in schema’s 1 en 2 opgedeeld in relevante subgroepen op basis van het pensioen (of de pensioenen) dat (die) zij ontvangen. De opdeling in subgroepen gebeurt op persoonsniveau en niet op het niveau van de pensioenuitkering. Eén persoon kan dus niet in meerdere subgroepen voorkomen. In de schema’s wordt een eerste opdeling in subgroepen gemaakt op basis van de oorsprong van de pensioenrechten. Hierdoor worden twee groepen onderscheiden: enerzijds de gepensioneerden die hun pensioenrechten volledig opbouwden in België (1) en anderzijds de gepensioneerden die hun rechten volledig opbouwden in het buitenland én deze die hun pensioenrechten zowel in België als in het buitenland opbouwden (2). In de schema’s wordt telkens enkel de eerste subgroep verder uitgewerkt. Binnen de geselecteerde subgroep van gepensioneerden die hun pensioen volledig opbouwden in België wordt een tweede opdeling gemaakt naar soort pensioen. Dit resulteert in vier groepen van gepensioneerden: de gepensioneerden met enkel een rustpensioen (1.1), de gepensioneerden met enkel een overlevingspensioen (1.2), de gepensioneerden met zowel een rust- als overlevingspensioen (1.3) en de gepensioneerden met een bijstandsuitkering al dan niet gecumuleerd met een pensioen (1.4). Met bijstandsuitkeringen worden de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) en het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden (GIB) bedoeld. De vier subgroepen worden achtereenvolgens verder uitgewerkt in de schema’s. De gepensioneerden met enkel een rustpensioen - op basis van hun eigen loopbaan worden verder opgedeeld op basis van het soort rustpensioen dat zij ontvangen (1.1). Zo onderscheiden we vier subgroepen van rustgepensioneerden. Ten eerste de gepensioneerden die een zuivere loopbaan als werknemer uitbouwden en dus een zuiver rustpensioen uit het werknemersstelsel ontvangen (1.1.1). Ten tweede de gepensioneerden die een zuivere loopbaan als zelfstandige achter de rug hebben en dus enkel een rustpensioen in het zelfstandigenstelsel krijgen uitgekeerd (1.1.2). Ten derde de gepensioneerden met een zuiver rustpensioen in het ambtenarenstelsel (1.1.3). Ten slotte de gepensioneerden die kunnen terugblikken op een gemengde loopbaan en dus pensioenuitkeringen uit minstens twee verschillende stelsel ontvangen (1.1.4). Deze gepensioneerden met een gemengd rustpensioen kunnen we nog uitsplitsen in vier subgroepen: de rustgepensioneerden met uitkeringen in zowel het werknemers- als zelfstandigenstelsel (1.1.4.1), de rustgepensioneerden met pensioenen opgebouwd in het werknemers- én ambtenarenstelsel (1.1.4.2), de gepensioneerden met een rustpensioen als zelfstandige én als ambtenaar (1.1.4.3) en de rustgepensioneerden die uitkeringen uit de drie verschillende stelsels (werknemers, zelfstandigen en ambtenaren) cumuleren (1.1.4.4).


68

Ook de gepensioneerden met enkel een overlevingspensioen - op basis van de loopbaan van hun overleden echtgeno(o)t(e) - worden opgedeeld naar het soort overlevingspensioen dat zij ontvangen (1.2). We onderscheiden vier subgroepen van overlevingsgepensioneerden: de gepensioneerden die een zuiver overlevingspensioen uit het werknemersstelsel ontvangen (1.2.1), de gepensioneerden die een enkel een overlevingspensioen in het zelfstandigenstelsel krijgen uitgekeerd (1.2.2), de gepensioneerden met een zuiver overlevingspensioen in het ambtenarenstelsel (1.2.3) en de gepensioneerden die overlevingspensioenen uit minstens twee verschillende stelsel ontvangen. Deze gepensioneerden met een gemengd overlevingspensioen worden verder uitgesplitst in vier subgroepen: de overlevingsgepensioneerden met uitkeringen in zowel het werknemers- als zelfstandigenstelsel (1.2.4.1), de overlevingsgepensioneerden met pensioenen opgebouwd in het werknemers- én ambtenarenstelsel (1.2.4.2), de gepensioneerden met overlevingspensioenen als zelfstandige én als ambtenaar (1.2.4.3) en de overlevingsgepensioneerden die uitkeringen uit de drie verschillende stelsels (werknemers, zelfstandigen en ambtenaren) cumuleren (1.2.4.4). Een derde subgroep die werd afgebakend op basis van het soort pensioen omvat de gepensioneerden die een rustpensioen cumuleren met een overlevingspensioen (1.3). Deze groep kent heel wat vertakkingen in de onderstaande schema’s. Een eerste opdeling van deze groep is gebaseerd op het soort overlevingspensioen. Hierbij verdelen we de gepensioneerden met zowel een rust- als overlevingspensioen in vier groepen: de gepensioneerden met een overlevingspensioen in het werknemersstelsel en een rustpensioen (1.3.1), de gepensioneerden die overlevingspensioen in het zelfstandigenstelsel cumuleren met een rustpensioen (1.3.2), de overlevingsgepensioneerden met een ambtenarenpensioen en een eigen rustpensioen (1.3.3) en deze met een gemengd overlevingspensioen en een rustpensioen (1.3.4). Binnen elk van deze vier subgroepen kunnen weer nieuwe subgroepen worden onderscheiden afhankelijk van het soort rustpensioen dat de gepensioneerden cumuleren met het overlevingspensioen. Dit zijn de subgroepen 1.3.1.1 tot 1.3.1.4.4, 1.3.2.1 tot 1.3.2.4.4, 1.3.3.1 tot 1.3.3.4.4 en 1.3.4.1 tot 1.3.4.4.4 in de onderstaande schema’s. Een vierde subgroep die werd afgebakend op basis van het soort pensioen omvat de gepensioneerden die een bijstandsuitkering ontvangen en deze uitkering eventueel cumuleren met een pensioen (1.4). In de schema’s wordt deze subgroep in een eerste stap opgedeeld naar de ouderen die geen pensioenrechten opbouwden en enkel een IGO/GIB ontvangen (1.4.1), de gepensioneerden die een rustpensioen aanvullen met een IGO/GIB (1.4.2), de gepensioneerden die naast een overlevingspensioen ook een IGO/GIB krijgen uitgekeerd (1.4.3) en de gepensioneerden die zowel een rust- als overlevingspensioen cumuleren met een IGO/GIB (1.4.4). De gepensioneerden die een rustpensioen aanvullen met een IGO/GIB worden in een tweede stap opgesplitst naar het soort rustpensioen dat zij ontvangen. Zo onderscheiden we de rustgepensioneerden in het werknemersstelsel met een IGO/GIB (1.4.2.1), de rustgepensioneerde zelfstandigen met een IGO/GIB (1.4.2.2), de rustgepensioneerde ambtenaren met een IGO/GIB (1.4.2.3) en de rustgepensioneerden met pensioenuitkeringen uit verschillende stelsels én een IGO/GIB (1.4.2.4). Deze laatste subgroep kent in een derde stap nog vier vertakkingen: de gepensioneerden die een rustpensioen als werknemer en zelfstandige aanvullen met een IGO/GIB (1.4.2.4.1), de gepensioneerden die een rustpensioen als werknemer en ambtenaar aanvullen met een IGO/GIB (1.4.2.4.2), gepensioneerden die een rustpensioen als zelfstandige en ambtenaar aanvullen met een IGO/GIB (1.4.2.4.3) en deze die een rustpensioen uit de drie verschillende stelsels cumuleren met ene IGO/GIB (1.4.2.4.4).


69

Ook de gepensioneerden die een overlevingspensioen aanvullen met een IGO/GIB worden in een tweede stap opgesplitst naar het soort overlevingspensioen dat zij ontvangen. Zo onderscheiden we de overlevingsgepensioneerden in het werknemersstelsel met een IGO/GIB (1.4.3.1), de overlevingsgepensioneerden in het zelfstandigenstelsel met een IGO/GIB (1.4.3.2), de overlevingsgepensioneerden in het ambtenarenstelsel met een IGO/GIB (1.4.3.3) en de overlevingsgepensioneerden met pensioenuitkeringen uit verschillende stelsels én een IGO/GIB (1.4.3.4). Deze laatste subgroep kent in een derde stap nog vier vertakkingen: de gepensioneerden die een overlevingspensioen als werknemer en zelfstandige aanvullen met een IGO/GIB (1.4.3.4.1), de gepensioneerden die een overlevingspensioen als werknemer en ambtenaar aanvullen met een IGO/GIB (1.4.3.4.2), gepensioneerden die een overlevingspensioen als zelfstandige en ambtenaar aanvullen met een IGO/GIB (1.4.3.4.3) en deze die een overlevingspensioen uit de drie verschillende stelsels cumuleren met ene IGO/GIB (1.4.3.4.4). De opdeling in subgroepen resulteert dus in twee zeer uitgebreide schema’s die een overzicht geven van de gepensioneerde bevolking en hierbij dubbeltellingen vermijden. De uitgebreide schema’s laten de lezer toe zelf naar eigen wens statistieken samen te stellen. Schema 1 verdeelt de gepensioneerde bevolking in subgroepen naar woonplaats en geslacht. In het eerste schema wordt hiertoe steeds in de grijze kaders het volledige aantal gepensioneerden (Totaal), het aantal gepensioneerden die in België wonen (België) en het aantal gepensioneerden die in het buitenland wonen (Buitenland), weergegeven naar geslacht. Het aantal gepensioneerden met woonplaats in België opgeteld met het aantal gepensioneerden met woonplaats in het buitenland zou dus moeten resulteren in het totaal aantal gepensioneerden. Bemerk echter dat voor sommige gepensioneerden de woonplaats in het DWH AM & SB onbekend is. Deze gepensioneerden met een onbekende woonplaats worden niet opgenomen in schema 1. Ook de gegevens over het geslacht ontbreken voor sommige werknemers en de optelsom van het aantal mannen (♂) en vrouwen (♀) is dus niet steeds gelijk aan het totaal (♂+♀). De gepensioneerden waarvan het geslacht onbekend is, zijn niet opgenomen in de schema’s. Schema 2 verdeelt de gepensioneerde bevolking met woonplaats in België in subgroepen. In het tweede schema worden in de grijze kaders het aantal gepensioneerden die in het Vlaams Gewest wonen (Vlaanderen), deze die in het Waals Gewest wonen (Wallonië) en deze in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Brussel) weergegeven naar geslacht. Ook hier worden de gepensioneerden waarvan het geslacht onbekend is, niet opgenomen.


70

Schema 1. Verdeling van de gepensioneerde bevolking naar subgroep, woonplaats en geslacht, absolute aantallen, 2004

De gepensioneerde bevolking in het DWH AM & SB Totaal

België

Buitenland

♂+♀ 2.040.133 ♂ 933.210 ♀ 1.105.984

♂+♀ 1.861.913 ♂ 841.726 ♀ 1.020.133

♂+♀ 141.272 ♂ 72.783 ♀ 68.160

1. Gepensioneerden met een pensioen opgebouwd in België

2. Gepensioneerden met een pensioen opgebouwd in het buitenland (al dan niet gecumuleerd met een Belgisch pensioen)

Totaal

België

Buitenland

Totaal

België

Buitenland

♂+♀ 1.755.267 ♂ 794.085 ♀ 960.585

♂+♀ 1.674.656 ♂ 754.467 ♀ 920.146

♂+♀ 59.404 ♂ 29.629 ♀ 29.612

♂+♀ 284.866 ♂ 139.125 ♀ 145.399

♂+♀ 187.257 ♂ 87.259 ♀ 99.987

♂+♀ 81.868 ♂ 43.154 ♀ 38.548

Gepensioneerden met enkel een rustpensioen (RP)

Gepensioneerden met enkel een overlevingspensioen (OP)

Cf. 1.1.

Cf. 1.2.

Gepensioneerden met zowel een rust- als overlevingspensioen (RP als OP) Cf. 1.3.

Gepensioneerden met een IGO/GIB (al dan niet gecumuleerd met een pensioen) Cf. 1.4.


1.1. Gepensioneerden met enkel een RP

1.1.1. Gepensioneerden met zuiver RP werknemer Totaal België Buitenland

Totaal

België

Buitenland

♂+♀ 1.165.265 ♂ 752.993 ♀ 411.985

♂+♀ 1.110.597 ♂ 713.805 ♀ 396.767

♂+♀ 39.192 ♂ 29.446 ♀ 9.636

1.1.2. Gepensioneerden met zuiver RP zelfstandige Totaal België Buitenland

1.1.3. Gepensioneerden met zuiver RP ambtenaar Totaal België Buitenland

1.1.4. Gepensioneerden met gemengd RP Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

580.753

536.148

36.045

83.728

81.405

1.422

194.535

191.173

483

306.249

301.871

1.242

351.365

318.971

27.421

53.171

51.783

903

119.645

117.250

320

228.812

225.801

802

229.186

217.161

8.538

30.513

29.615

505

74.866

73.922

162

77.420

76.069

431

1.1.4.1. Gepensioneerden met gemengd RP werknemer en zelfstandige Totaal België Buitenland

1.1.4.2.Gepensioneerden met gemengd RP werknemer en ambtenaar Totaal België Buitenland

1.1.4.3. Gepensioneerden met gemengd RP zelfstandige en ambtenaar Totaal België Buitenland

1.1.4.4. Gepensioneerden met gemengd RP werknemer, zelfstandige en ambtenaar Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

181.270

177.950

1.069

105.986

105.097

144

7.002

6.943

10

11.991

11.881

19

131.553

129.360

680

82.138

81.449

100

5.575

5.533

7

9.546

9.459

15

49.700

48.589

380

23.848

23.648

44

1.427

1.410

3

2.445

2.422

4

71


72 1.2. Gepensioneerden met enkel een OP

1.2.1. Gepensioneerden met zuiver OP werknemer Totaal België Buitenland

Totaal

België

Buitenland

♂+♀ 215.625 ♂ 3.171 ♀ 212.206

♂+♀ 193.677 ♂ 3.019 ♀ 190.649

♂+♀ 18.336 ♂ 92 ♀ 18.200

1.2.2. Gepensioneerden met zuiver OP zelfstandige Totaal België Buitenland

1.2.3. Gepensioneerden met zuiver OP ambtenaar Totaal België Buitenland

1.2.4. Gepensioneerden met gemengd OP Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

113.316

94.557

16.652

20.320

18.997

1.059

26.793

25.871

232

55.196

54.252

393

1.322

1.227

73

59

48

8

1.515

1.475

9

275

269

2

111.862

93.321

16.542

20.245

18.949

1.047

25.187

24.396

223

54.912

53.983

388

1.2.4.1. Gepensioneerden met gemengd OP werknemer en zelfstandige Totaal België Buitenland

1.2.4.2. Gepensioneerden met gemengd OP werknemer en ambtenaar Totaal België Buitenland

1.2.4.3. Gepensioneerden met gemengd OP zelfstandige en ambtenaar Totaal België Buitenland

1.2.4.4.Gepensioneerden met gemengd OP werknemer, zelfstandige en ambtenaar Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

33.773

33.066

320

17.682.

17.481

64

1.749

1.733

5

1.992

1.972

♂+♀ 4

157

154

1

117

114

1

0

0

0

1

1

0

33.607

32.912

316

17.565

17.367

63

1.749

1.733

5

1.991

1.971

4


1.3. Gepensioneerden met zowel RP als OP

Gepensioneerden met OP werknemer en RP Cf. 1.3.1.

Totaal

België

Buitenland

♂+♀ 286.089 ♂ 12.940 ♀ 273.118

♂+♀ 282.327 ♂ 12.717 ♀ 269.607

♂+♀ 1.814 ♂ 85 ♀ 1.722

Gepensioneerden met OP zelfstandige en RP Cf. 1.3.2.

Gepensioneerden met OP ambtenaar en RP Cf. 1.3.3.

Gepensioneerden met gemengd OP en RP Cf. 1.3.4.

73


74 1.3.1. Gepensioneerden met OP werknemer en RP

1.3.1.1. Gepensioneerden met OP werknemer en RP werknemer Totaal België Buitenland

Totaal

België

Buitenland

♂+♀ 157.278 ♂ 149.658 ♀ 1.105.984

♂+♀ 154.678 ♂ 7.429 ♀ 147.246

♂+♀ 1.515 ♂ 70 ♀ 1.438

1.3.1.2. Gepensioneerden met OP werknemer en RP zelfstandige Totaal België Buitenland

1.3.1.3. Gepensioneerden met OP werknemer en RP ambtenaar Totaal België Buitenland

1.3.1.4. Gepensioneerden met OP werknemer en gemengd RP Totaal België Buitenland

♂+

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

110.686

108.582

1.326

12.350

12.203

81

3.161

3.141

4

31.081

30.752

104

3.236

3.137

52

718

703

5

54

54

0

3.590

3.535

13

107.431

105.442

1.269

11.630

11.500

74

3.107

3.087

4

27.490

27.217

91

1.3.1.4.1. Gepensioneerden met OP werknemer en RP werknemer en zelfstandige Totaal België Buitenland

1.3.1.4.2. Gepensioneerden met OP werknemer en RP werknemer en ambtenaar Totaal België Buitenland

1.3.1.4.3. Gepensioneerden met OP werknemer en RP zelfstandige en ambtenaar Totaal België Buitenland

1.3.1.4.4. Gepensioneerden met OP werknemer en RP werknemer, zelfstandige en ambtenaar Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

26.686

26.375

95

3.682

3.666

8

222

221

0

491

490

♂+♀ 1

3.425

3.370

13

108

108

0

15

15

0

42

42

0

23.260

23.005

82

3.574

3.558

8

207

206

0

449

448

1


1.3.2. Gepensioneerden met OP zelfstandige en RP

1.3.2.1. Gepensioneerden met OP zelfstandige en RP werknemer Totaal België Buitenland

Totaal

België

Buitenland

♂+♀ 18.868 ♂ 451 ♀ 18.413

♂+♀ 18.678 ♂ 439 ♀ 18.239

♂+♀ 72 ♂ 5 ♀ 67

1.3.2.2. Gepensioneerden met OP zelfstandige en RP zelfstandige Totaal België Buitenland

1.3.2.3. Gepensioneerden met OP zelfstandige en RP ambtenaar Totaal België Buitenland

1.3.2.4. Gepensioneerden met OP zelfstandige en gemengd RP Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

7.415

7.341

22

6.605

6.530

38

1.421

1.416

1

3.427

3.391

11

24

22

2

214

207

3

3

3

0

210

207

0

7.390

7.319

20

6.389

6.323

35

1.418

1.413

1

3.216

3.184

11

1.3.2.4.1. Gepensioneerden met OP zelfstandige en RP werknemer en zelfstandige Totaal België Buitenland

1.3.2.4.2. Gepensioneerden met OP zelfstandige en RP werknemer en ambtenaar Totaal België Buitenland

1.3.2.4.3. Gepensioneerden met OP zelfstandige en RP zelfstandige en ambtenaar Totaal België Buitenland

1.3.2.4.4. Gepensioneerden met OP zelfstandige en RP werknemer, zelfstandige en ambtenaar Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

2.747

2.715

10

548

545

1

87

87

0

45

44

♂+♀ 0

199

196

0

3

3

0

3

3

0

5

5

0

2.547

2.519

10

545

542

1

84

87

0

40

39

0

75


76 1.3.3. Gepensioneerden met OP ambtenaar en RP

1.3.3.1. Gepensioneerden met OP ambtenaar en RP werknemer Totaal België Buitenland

Totaal

België

Buitenland

♂+♀ 36.350 ♂ 4.692 ♀ 31.657

♂+♀ 36.043 ♂ 4.656 ♀ 31.387

♂+♀ 54 ♂ 8 ♀ 46

1.3.3.2. Gepensioneerden met OP ambtenaar en RP zelfstandige Totaal België Buitenland

1.3.3.3. Gepensioneerden met OP ambtenaar en RP ambtenaar Totaal België Buitenland

1.3.3.4. Gepensioneerden met OP ambtenaar en gemengd RP Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

21.271

21.115

32

2.782

2.755

2

4.879

4.819

14

7.418

7.354

6

2.556

2.546

5

135

133

0

636

627

1

1.365

1.350

2

18.715

18.569

27

2.647

2.622

2

4.242

1.192

13

6.053

6.004

4

1.3.3.4.1. Gepensioneerden met OP ambtenaar en RP werknemer en zelfstandige Totaal België Buitenland

1.3.3.4.2. Gepensioneerden met OP ambtenaar en RP werknemer en ambtenaar Totaal België Buitenland

1.3.3.4.3. Gepensioneerden met OP ambtenaar en RP zelfstandige en ambtenaar Totaal België Buitenland

♂+♀

1.3.3.4.4.Gepensioneerden met OP ambtenaar en RP werknemer, zelfstandige en ambtenaar Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

3.963

3.921

4

3.027

3.010

2

169

168

0

259

255

♂+♀ 0

693

682

2

574

571

0

27

27

0

71

70

0

3.963

3.239

2

2.453

2.439

2

142

141

0

188

185

0


1.3.4. Gepensioneerden met OP gemengd en RP Totaal

België

Buitenland

♂+♀ 73.593 ♂ 199 ♀ 73.390

♂+♀ 72.928 ♂ 193 ♀ 72.735

♂+♀ 173 ♂ 2 ♀ 171

Gepensioneerden met gemengd OP werknemer en zelfstandige en RP

Gepensioneerden met gemengd OP werknemer en ambtenaar en RP

Gepensioneerden met gemengd OP zelfstandige en ambtenaar en RP

Cf. 1.3.4.1.

Cf. 1.3.4.2.

Cf. 1.3.4.3.

Gepensioneerden met gemengd OP werknemer, zelfstandige en ambtenaar en RP Cf. 1.3.4.4.

77


78 1.3.4.1. Gepensioneerden met gemengd OP werknemer en zelfstandige en RP

1.3.4.1.1. Gepensioneerden met OP werknemer en zelfstandige en RP werknemer Totaal België Buitenland

Totaal

België

Buitenland

♂+♀ 44.394 ♂ 133 ♀ 44.257

♂+♀ 43.895 ♂ 128 ♀ 43.767

♂+♀ 139 ♂ 2 ♀ 137

1.3.4.1.2. Gepensioneerden met OP werknemer en zelfstandige en RP zelfstandige Totaal België Buitenland

1.3.4.1.3. Gepensioneerden met OP werknemer en zelfstandige en RP ambtenaar Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

28.066

27.746

96

7.816

7.750

17

510

18

16

2

32

32

0

28.045

27.730

94

7.784

7.718

1.3.4.1.4.1. Gepensioneerden met OP werknemer en zelfstandige en RP werknemer en zelfstandige Totaal België Buitenland

1.3.4.1.4. Gepensioneerden met OP werknemer en zelfstandige en gemengd RP Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

503

0

8.002

7.896

26

0

0

0

83

80

0

17

510

503

0

7.918

7.816

26

1.3.4.1.4.2. Gepensioneerden met OP werknemer en zelfstandige en RP werknemer en ambtenaar Totaal België Buitenland

1.3.4.1.4.3. Gepensioneerden met OP werknemer en zelfstandige en RP zelfstandige en ambtenaar Totaal België Buitenland

1.3.4.1.4.4. Gepensioneerden met OP werknemer en zelfstandige en RP werknemer, zelfstandige en ambtenaar Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

7.360

7.264

23

536

527

3

56

56

0

50

49

♂+♀ 0

83

80

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

7.276

7.184

23

536

527

3

56

56

0

50

49

0


1.3.4.2. Gepensioneerden met gemengd OP werknemer en ambtenaar en RP

1.3.4.2.1. Gepensioneerden met OP werknemer en ambtenaar en RP werknemer Totaal België Buitenland

Totaal

België

Buitenland

♂+♀ 25.681 ♂ 65 ♀ 25.616

♂+♀ 25.537 ♂ 64 ♀ 25.473

♂+♀ 28 ♂ 0 ♀ 28

1.3.4.2.2. Gepensioneerden met OP werknemer en ambtenaar en RP zelfstandige Totaal België Buitenland

1.3.4.2.3. Gepensioneerden met OP werknemer en ambtenaar en RP ambtenaar Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

19.096

18.997

21

1.823

32

31

0

5

5

0

3

19.064

18.966

21

1.818

1.811

2

694

689

1.3.4.2.4.1. Gepensioneerden met OP werknemer en ambtenaar en RP werknemer en zelfstandige Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

1.816

2

697

1.3.4.2.4.2. Gepensioneerden met OP werknemer en ambtenaar en RP werknemer en ambtenaar Totaal België Buitenland

1.3.4.2.4. Gepensioneerden met OP werknemer en ambtenaar en gemengd RP Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

692

0

4.065

4.032

5

3

0

25

25

0

0

4.040

4.007

5

1.3.4.2.4.3. Gepensioneerden met OP werknemer en ambtenaar en RP zelfstandige en ambtenaar Totaal België Buitenland

♂+♀

1.3.4.2.4.4.Gepensioneerden met OP werknemer en ambtenaar en RP werknemer, zelfstandige en ambtenaar Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

2.890

2.865

3

975

967

2

64

64

0

136

136

♂+♀ 0

17

17

0

5

5

0

2

2

0

1

1

0

2.890

2.848

3

970

962

2

62

62

0

135

135

0

79


80 1.3.4.3. Gepensioneerden met gemengd OP zelfstandige en ambtenaar en RP

1.3.4.3.1. Gepensioneerden met OP zelfstandige en ambtenaar en RP werknemer Totaal België Buitenland ♂+♀

♂+♀

792 ♂

Totaal

België

Buitenland

♂+♀ 1.600 ♂ 1 ♀ 1.599

♂+♀ 1.591 ♂ 1 ♀ 1.590

♂+♀ 4 ♂ 0 ♀ 4

1.3.4.3.2. Gepensioneerden met OP zelfstandige en ambtenaar en RP zelfstandige Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

786

3

392

1.3.4.3.3. Gepensioneerden met OP zelfstandige en ambtenaar en RP ambtenaar Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

389

1

162

1.3.4.3.4. Gepensioneerden met OP zelfstandige en ambtenaar en gemengd RP Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

162

0

254

254

0

0

0

0

1

1

0

0

0

0

0

0

0

792

786

3

391

388

1

162

162

0

254

254

0

1.3.4.3.4.1. Gepensioneerden met OP zelfstandige en ambtenaar en RP werknemer en zelfstandige Totaal België Buitenland

1.3.4.3.4.2. Gepensioneerden met OP zelfstandige en ambtenaar en RP werknemer en ambtenaar Totaal België Buitenland

1.3.4.3.4.3. Gepensioneerden met OP zelfstandige en ambtenaar en RP zelfstandige en ambtenaar Totaal België Buitenland

1.3.4.3.4.4.Gepensioneerden met OP zelfstandige en ambtenaar en RP werknemer, zelfstandige en ambtenaar Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

141

141

0

95

95

0

10

10

0

8

8

♂+♀ 0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

141

141

0

95

95

0

10

10

0

8

8

0


1.3.4.4. Gepensioneerden met gemengd OP werknemer, zelfstandige en ambtenaar en RP

1.3.4.4.1. Gepensioneerden met OP werkn., zelfst. en ambtenaar en RP werknemer Totaal België Buitenland ♂+♀

♂+♀

1.179 ♂

Totaal

België

Buitenland

♂+♀ 1.918 ♂ 0 ♀ 1.918

♂+♀ 1.905 ♂ 0 ♀ 1.905

♂+♀ 2 ♂ 0 ♀ 2

1.3.4.4.2. Gepensioneerden met OP werkn., zelfst. en ambtenaar en RP zelfstandige Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

1.168

2

363

1.3.4.4.3. Gepensioneerden met OP werkn., zelfst. en ambtenaar en RP ambtenaar Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

363

0

68

♂+♀

♂+♀

♂+♀

68

0

308

306

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1.179

1.168

2

363

363

0

68

68

0

1.3.4.4.4.1. Gepensioneerden met OP werkn., zelfst. en ambtenaar en RP werknemer en zelfstandige Totaal België Buitenland

1.3.4.4.4.2. Gepensioneerden met OP werkn., zelfst. en ambtenaar en RP werknemer en ambtenaar Totaal België Buitenland

1.3.4.4.4. Gepensioneerden met OP werkn., zelfst. en ambtenaar en gemengd RP Totaal België Buitenland

1.3.4.4.4.3. Gepensioneerden met OP werkn., zelfst. en ambtenaar en RP zelfstandige en ambtenaar Totaal België Buitenland

308

306

♂+♀

0 ♀ 0

1.3.4.4.4.4.Gepensioneerden met OP werkn., zelfst. en ambtenaar en RP werknemer, zelfstandige en ambtenaar Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

235

233

0

59

59

0

3

3

0

11

11

♂+♀ 0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

235

233

0

59

59

0

3

3

0

11

11

0

81


82 1.4. Gepensioneerden met een IGO/GIB Totaal

België

Buitenland

♂+♀ 86.291 ♂ 24.550 ♀ 61.715

♂+♀ 86.177 ♂ 24.506 ♀ 61.665

♂+♀ 15 ♂ 3 ♀ 11

1.4.1. Gepensioneerden met zuiver IGO/GIB Totaal

België

Buitenland

1.4.4. Gepensioneerden met zowel RP als OP en IGO/GIB Gepensioneerden met RP en IGO/GIB

Gepensioneerden met OP en IGO/GIB

Totaal

Cf. 1.4.3.

België

Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

4.946

4.942

1 ♂

♂+♀

♂+♀

♂+♀

15.60

15.638

4

2.356

2.352

0

521

520

0

13.96

13.286

3

4.425

4.422

1

Cf. 1.4.2.


1.4.2. Gepensioneerden met RP en IGO/GIB

1.4.2.1. Gepensioneerden met RP werknemer en IGO/GIB Totaal België Buitenland

Totaal

België

Buitenland

♂+♀ 56.253 ♂ 21.654 ♀ 19.414

♂+♀ 56.179 ♂ 21.615 ♀ 34.561

♂+♀ 8 ♂ 3 ♀ 5

1.4.2.2. Gepensioneerden met RP zelfstandige en IGO/GIB Totaal België Buitenland

1.4.2.3. Gepensioneerden met RP ambtenaar en IGO/GIB Totaal België Buitenland

1.4.2.4. Gepensioneerden met gemengd RP en IGO/GIB Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

24.330

24.281

3

8.680

8.675

5

67

66

1

23.176

23.157

4

4.907

4.887

0

5.311

5.306

0

27

27

0

11.409

11.395

1

19.414

19.391

3

3.369

3.369

5

40

39

1

11.767

11.762

3

1.4.2.4.1. Gepensioneerden met RP werknemer en zelfstandige en IGO/GIB Totaal België Buitenland

1.4.2.4.2. Gepensioneerden met RP werknemer en ambtenaar en IGO/GIB Totaal België Buitenland

1.4.2.4.3. Gepensioneerden met RP zelfstandige en ambtenaar en IGO/GIB Totaal België Buitenland

♂+♀

1.4.2.4.4. Gepensioneerden met RP werknemer, zelfstandige en ambtenaar en IGO/GIB Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

22.949

22.930

4

110

110

0

46

46

0

71

71

♂+♀ 0

11.304

11.290

3

23

23

0

38

38

0

44

44

0

11.645

11.640

1

87

87

0

8

8

0

27

27

0

83


84 1.4.3. Gepensioneerden met OP en IGO/GIB

1.4.3.1. Gepensioneerden met OP werknemer en IGO/GIB Totaal België Buitenland

Totaal

België

Buitenland

♂+♀ 9.432 ♂ 19 ♀ 9.404

♂+♀ 9.418 ♂ 19 ♀ 9.396

♂+♀ 2 ♂ 0 ♀ 2

1.4.3.2. Gepensioneerden met OP zelfstandige en IGO/GIB Totaal België Buitenland

1.4.3.3. Gepensioneerden met OP ambtenaar en IGO/GIB Totaal België Buitenland

1.4.3.4. Gepensioneerden met gemengd OP en IGO/GIB Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

942

938

1

3.811

3.804

0

16

16

0

4.663

4.660

1

12

12

0

2

2

0

3

3

0

2

2

0

925

923

1

3.807

3.802

0

13

13

0

4.659

4.658

1

1.4.3.4.1. Gepensioneerden met OP werknemer en zelfstandige en IGO/GIB Totaal België Buitenland

1.4.3.4.2. Gepensioneerden met OP werknemer en ambtenaar en IGO/GIB Totaal België Buitenland

1.4.3.4.3. Gepensioneerden met OP zelfstandige en ambtenaar en IGO/GIB Totaal België Buitenland

♂+♀

1.4.3.4.4. Gepensioneerden met OP werknemer, zelfstandige en ambtenaar en IGO/GIB Totaal België Buitenland

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

4.622

4.619

1

6

6

0

21

21

0

14

14

♂+♀ 0

2

2

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

4.618

4.617

1

6

6

0

21

21

0

14

14

0


Schema 2. Verdeling van de gepensioneerde bevolking naar subgroep, gewest en geslacht, absolute aantallen, 2004

De gepensioneerde bevolking in het DWH AM & SB Vlaanderen (VL)

Wallonië (WAL)

Brussel (BRU)

♂+♀ 1.103.691 ♂ 523.253 ♀ 580.415

♂+♀ 602.660 ♂ 257.826 ♀ 344.820

♂+♀ 155.562 ♂ 60.647 ♀ 94.898

1. Gepensioneerden met een pensioen opgebouwd in België

2. Gepensioneerden met een pensioen opgebouwd in het buitenland (al dan niet gecumuleerd met een Belgisch pensioen)

VL

WAL

BRU

VL

WAL

BRU

♂+♀ 1.004.436 ♂ 476.609 ♀ 527.810

♂+♀ 531.702 ♂ 224.853 ♀ 306.836

♂+♀ 138.518 ♂ 53.005 ♀ 85.500

♂+♀ 99.255 ♂ 46.644 ♀ 52.605

♂+♀ 70.958 ♂ 32.973 ♀ 37.984

♂+♀ 17.044 ♂ 7.642 ♀ 93.988

Gepensioneerden met enkel een rustpensioen (RP)

Gepensioneerden met enkel een overlevingspensioen (OP)

Gepensioneerden met zowel een rust- als overlevingspensioen (RP als OP)

Cf. 1.1.

Cf. 1.2.

Cf. 1.3.

Gepensioneerden met een bijstandsuitkering (IGO/GIB) (al dan niet gecumuleerd met een pensioen) Cf. 1.4.

85


86 1.1. Gepensioneerden met enkel een RP

1.1.1. Gepensioneerden met zuiver RP werknemer VL WAL BRU

VL

WAL

BRU

♂+♀ 687.852 ♂ 451.504 ♀ 236.335

♂+♀ 334.677 ♂ 214.372 ♀ 120.298

♂+♀ 88.068 ♂ 47.929 ♀ 40.134

1.1.2. Gepensioneerden met zuiver RP zelfstandige VL WAL BRU

1.1.3. Gepensioneerden met zuiver RP ambtenaar VL WAL BRU

1.1.4. Gepensioneerden met gemengd RP VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

336.947

152.160

47.041

55.436

22.730

3.239

106.687

71.335

13.151

188.782

88.452

24.637

203.332

92.707

22.932

35.907

13.999

1.877

67.155

42.804

7.291

145.110

64.862

15.829

133.608

59.447

24.106

19.524

8.730

1.361

39.532

28.531

5.859

43.671

23.590

8.808

1.1.4.1. Gepensioneerden met gemengd RP werknemer en zelfstandige VL WAL BRU

1.1.4.2.Gepensioneerden met gemengd RP werknemer en ambtenaar VL WAL BRU

1.1.4.3. Gepensioneerden met gemengd RP zelfstandige en ambtenaar VL WAL BRU

1.1.4.4. Gepensioneerden met gemengd RP werknemer, zelfstandige en ambtenaar VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

113.010

50.097

14.843

65.145

31.487

8.465

3.969

2.530

444

6.658

4.338

885

84.403

35.555

9.402

51.939

23.998

5.512

3.284

1.925

324

5.484

3.384

591

28.606

14.542

5.441

13.206

7.489

2.953

685

605

120

1.174

954

294


1.2. Gepensioneerden met enkel een OP

1.2.1. Gepensioneerden met zuiver OP werknemer VL WAL BRU

VL

WAL

BRU

♂+♀ 104.191 ♂ 1.831 ♀ 102.357

♂+♀ 77.107 ♂ 975 ♀ 76.128

♂+♀ 12.379 ♂ 213 ♀ 12.164

1.2.2. Gepensioneerden met zuiver OP zelfstandige VL WAL BRU

1.2.3. Gepensioneerden met zuiver OP ambtenaar VL WAL BRU

1.2.4. Gepensioneerden met gemengd OP VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

49.138

39.456

5.963

11.899

6.310

788

12.783

11.128

1.960

30.371

20.213

3.668

787

332

108

32

11

5

840

557

78

172

75

22

48.348

39.120

5.853

11.867

6.299

783

11.943

10.571

1.882

30.199

20.138

3.646

1.2.4.1. Gepensioneerden met gemengd OP werknemer en zelfstandige VL WAL BRU

1.2.4.2. Gepensioneerden met gemengd OP werknemer en ambtenaar VL WAL BRU

1.2.4.3. Gepensioneerden met gemengd OP zelfstandige en ambtenaar VL WAL BRU

1.2.4.4.Gepensioneerden met gemengd OP werknemer, zelfstandige en ambtenaar VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

19.241

11.566

2.259

9.295

7.047

1.139

860

732

141

975

868

129

101

40

13

70

35

9

0

0

0

1

0

0

19.140

11.526

2.246

9.225

7.012

1.130

860

732

141

974

868

129

87


88 1.3. Gepensioneerden met zowel RP als OP VL

WAL

BRU

♂+♀ 159.603 ♂ 7.943 ♀ 151.660

♂+♀ 95.357 ♂ 34.23 ♀ 91.934

♂+♀ 27.367 ♂ 1.351 ♀ 26.013

Gepensioneerden met OP werknemer en RP

Gepensioneerden met OP zelfstandige en RP

Gepensioneerden met OP ambtenaar en RP

Gepensioneerden met gemengd OP en RP

Cf. 1.3.1.

Cf. 1.3.2.

Cf. 1.3.3.

Cf. 1.3.4.


1.3.1. Gepensioneerden met OP werknemer en RP

1.3.1.1. Gepensioneerden met OP werknemer en RP werknemer VL WAL BRU

VL

WAL

BRU

♂+♀ 86.440 ♂ 4.322 ♀ 82.118

♂+♀ 53.619 ♂ 2.134 ♀ 51.485

♂+♀ 14.619 ♂ 973 ♀ 13.643

1.3.1.2. Gepensioneerden met OP werknemer en RP zelfstandige VL WAL BRU

1.3.1.3. Gepensioneerden met OP werknemer en RP ambtenaar VL WAL BRU

1.3.1.4. Gepensioneerden met OP werknemer en gemengd RP VL WAL BRU

♂+

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

60.809

37.087

10.686

7.427

4.280

496

1.182

1.675

284

17.022

10.577

3.153

1.788

918

431

485

155

63

33

19

2

2.016

1.042

477

59.021

36.169

10.252

6.942

4.125

433

1.149

1.656

282

15.006

9.535

2.676

1.3.1.4.1. Gepensioneerden met OP werknemer en RP werknemer en zelfstandige VL WAL BRU

1.3.1.4.2. Gepensioneerden met OP werknemer en RP werknemer en ambtenaar VL WAL BRU

1.3.1.4.3. Gepensioneerden met OP werknemer en RP zelfstandige en ambtenaar VL WAL BRU

1.3.1.4.4. Gepensioneerden met OP werknemer en RP werknemer, zelfstandige en ambtenaar VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

15.158

8.559

2.658

1.537

1.684

445

91

119

11

236

215

39

1.932

979

459

49

46

13

10

4

1

25

13

4

13.226

7.580

2.199

1.488

1.638

432

81

115

10

211

202

35

89


90 1.3.2. Gepensioneerden met OP zelfstandige en RP

1.3.2.1. Gepensioneerden met OP zelfstandige en RP werknemer VL WAL BRU

VL

WAL

BRU

♂+♀ 11.524 ♂ 319 ♀ 11.205

♂+♀ 5.779 ♂ 106 ♀ 5.673

♂+♀ 1.375 ♂ 14 ♀ 1.361

1.3.2.2. Gepensioneerden met OP zelfstandige en RP zelfstandige VL WAL BRU

1.3.2.3. Gepensioneerden met OP zelfstandige en RP ambtenaar VL WAL BRU

1.3.2.4. Gepensioneerden met OP zelfstandige en gemengd RP VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

4.491

2.093

757

4.393

1.943

194

622

679

115

2.018

1.064

309

10

10

2

163

39

5

2

1

0

144

56

7

4.481

2.083

755

4.230

1.904

189

620

678

115

1.874

1.008

302

1.3.2.4.1. Gepensioneerden met OP zelfstandige en RP werknemer en zelfstandige VL WAL BRU

1.3.2.4.2. Gepensioneerden met OP zelfstandige en RP werknemer en ambtenaar VL WAL BRU

1.3.2.4.3. Gepensioneerden met OP zelfstandige en RP zelfstandige en ambtenaar VL WAL BRU

1.3.2.4.4. Gepensioneerden met OP zelfstandige en RP werknemer, zelfstandige en ambtenaar VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

1.695

790

230

251

220

74

48

36

3

24

18

2

137

52

7

3

0

0

3

0

0

1

4

0

1.558

738

223

248

220

74

45

36

3

23

14

2


1.3.3. Gepensioneerden met OP ambtenaar en RP

1.3.3.1. Gepensioneerden met OP ambtenaar en RP werknemer VL WAL BRU

VL

WAL

BRU

♂+♀ 20.109 ♂ 3.189 ♀ 16.920

♂+♀ 12.110 ♂ 1.134 ♀ 10.976

♂+♀ 3.824 ♂ 333 ♀ 3.491

1.3.3.2. Gepensioneerden met OP ambtenaar en RP zelfstandige VL WAL BRU

1.3.3.3. Gepensioneerden met OP ambtenaar en RP ambtenaar VL WAL BRU

1.3.3.4. Gepensioneerden met OP ambtenaar en gemengd RP VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

12.344

6.377

2.394

1.499

1.121

135

2.339

2.024

456

3.927

2.588

839

1.925

470

151

64

56

13

390

192

45

810

416

124

10.419

5.907

2.243

1.435

1.065

122

1.949

1.832

411

3.117

2.172

715

1.3.3.4.1. Gepensioneerden met OP ambtenaar en RP werknemer en zelfstandige VL WAL BRU

1.3.3.4.2. Gepensioneerden met OP ambtenaar en RP werknemer en ambtenaar VL WAL BRU

1.3.3.4.3. Gepensioneerden met OP ambtenaar en RP zelfstandige en ambtenaar VL WAL BRU

1.3.3.4.4.Gepensioneerden met OP ambtenaar en RP werknemer, zelfstandige en ambtenaar VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

2.115

1.405

401

1.613

997

400

72

82

14

127

104

24

417

208

57

342

173

56

13

11

3

38

24

8

1.698

1.197

344

1.271

824

344

59

71

11

89

80

16

91


92 1.3.4. Gepensioneerden met OP gemengd en RP VL

WAL

BRU

♂+♀ 41.530 ♂ 113 ♀ 41.417

♂+♀ 23.849 ♂ 49 ♀ 23.800

♂+♀ 7.549 ♂ 31 ♀ 7.518

Gepensioneerden met gemengd OP werknemer en zelfstandige en RP

Gepensioneerden met gemengd OP werknemer en ambtenaar en RP

Gepensioneerden met gemengd OP zelfstandige en ambtenaar en RP

Cf. 1.3.4.1.

Cf. 1.3.4.2.

Cf. 1.3.4.3.

Gepensioneerden met gemengd OP werknemer, zelfstandige en ambtenaar en RP Cf. 1.3.4.4.


1.3.4.1. Gepensioneerden met gemengd OP werknemer en zelfstandige en RP

1.3.4.1.1. Gepensioneerden met OP werknemer en zelfstandige en RP werknemer VL WAL BRU

VL

WAL

BRU

♂+♀ 25.484 ♂ 75 ♀ 25.409

♂+♀ 13.685 ♂ 29 ♀ 13.656

♂+♀ 4.726 ♂ 24 ♀ 4.702

1.3.4.1.2. Gepensioneerden met OP werknemer en zelfstandige en RP zelfstandige VL WAL BRU

1.3.4.1.3. Gepensioneerden met OP werknemer en zelfstandige en RP ambtenaar VL WAL BRU

1.3.4.1.4. Gepensioneerden met OP werknemer en zelfstandige en gemengd RP VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

15.751

8.458

3.537

5.045

2.398

307

197

264

42

4.491

2.565

840

♂ 16

9

3

4

22

6

4

0

0

0

44

20

15.742

8.455

3.533

5.023

2.392

303

197

264

42

4.447

2.545

824

1.3.4.1.4.1. Gepensioneerden met OP werknemer en zelfstandige en RP werknemer en zelfstandige VL WAL BRU

1.3.4.1.4.2. Gepensioneerden met OP werknemer en zelfstandige en RP werknemer en ambtenaar VL WAL BRU

1.3.4.1.4.3. Gepensioneerden met OP werknemer en zelfstandige en RP zelfstandige en ambtenaar VL WAL BRU

1.3.4.1.4.4. Gepensioneerden met OP werknemer en zelfstandige en RP werknemer, zelfstandige en ambtenaar VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

4.229

2.276

759

215

238

74

25

30

1

22

21

♂+♀ 6

44

20

16

0

0

0

0

0

0

0

0

0

4.185

2.256

743

215

238

74

25

30

1

22

21

6

93


94 1.3.4.2. Gepensioneerden met gemengd OP werknemer en ambtenaar en RP

1.3.4.2.1. Gepensioneerden met OP werknemer en ambtenaar en RP werknemer VL WAL BRU

VL

WAL

BRU

♂+♀ 14.276 ♂ 37 ♀ 14.239

♂+♀ 8.764 ♂ 20 ♀ 8.744

♂+♀ 2.497 ♂ 7 ♀ 2.490

1.3.4.2.2. Gepensioneerden met OP werknemer en ambtenaar en RP zelfstandige VL WAL BRU

1.3.4.2.3. Gepensioneerden met OP werknemer en ambtenaar en RP ambtenaar VL WAL BRU

1.3.4.2.4. Gepensioneerden met OP werknemer en ambtenaar en gemengd RP VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

10.970

6.085

1.942

1.044

694

78

257

369

66

2.005

1.616

411

18

10

3

2

2

1

2

1

0

15

7

3

10.952

6.075

1.939

1.042

692

77

255

368

66

1.990

1.609

408

1.3.4.2.4.1. Gepensioneerden met OP werknemer en ambtenaar en RP werknemer en zelfstandige VL WAL BRU

1.3.4.2.4.2. Gepensioneerden met OP werknemer en ambtenaar en RP werknemer en ambtenaar VL WAL BRU

1.3.4.2.4.3. Gepensioneerden met OP werknemer en ambtenaar en RP zelfstandige en ambtenaar VL WAL BRU

1.3.4.2.4.4.Gepensioneerden met OP werknemer en ambtenaar en RP werknemer, zelfstandige en ambtenaar VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

1.576

999

290

342

517

108

32

31

1

55

69

12

10

4

3

3

2

0

1

1

0

1

0

0

1.566

995

287

339

515

108

31

30

1

54

69

12


1.3.4.3. Gepensioneerden met gemengd OP zelfstandige en ambtenaar en RP

1.3.4.3.1. Gepensioneerden met OP zelfstandige en ambtenaar en RP werknemer VL WAL BRU

VL

WAL

BRU

♂+♀ 793 ♂ 1 ♀ 792

♂+♀ 650 ♂ 0 ♀ 650

♂+♀ 148 ♂ 0 ♀ 148

1.3.4.3.2. Gepensioneerden met OP zelfstandige en ambtenaar en RP zelfstandige VL WAL BRU

1.3.4.3.3. Gepensioneerden met OP zelfstandige en ambtenaar en RP ambtenaar VL WAL BRU

1.3.4.3.4. Gepensioneerden met OP zelfstandige en ambtenaar en gemengd RP VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

401

290

95

211

165

13

74

72

16

107

123

24

0

0

0

1

0

0

0

0

0

0

0

0

401

290

95

210

165

13

74

72

16

107

123

24

1.3.4.3.4.1. Gepensioneerden met OP zelfstandige en ambtenaar en RP werknemer en zelfstandige VL WAL BRU

1.3.4.3.4.2. Gepensioneerden met OP zelfstandige en ambtenaar en RP werknemer en ambtenaar VL WAL BRU

1.3.4.3.4.3. Gepensioneerden met OP zelfstandige en ambtenaar en RP zelfstandige en ambtenaar VL WAL BRU

1.3.4.3.4.4.Gepensioneerden met OP zelfstandige en ambtenaar en RP werknemer, zelfstandige en ambtenaar VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

68

62

11

31

52

12

3

6

1

5

3

♂+♀ 0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

68

62

11

31

52

12

3

6

1

5

3

0

95


96 1.3.4.4. Gepensioneerden met gemengd OP werknemer, zelfstandige en ambtenaar en RP

1.3.4.4.1. Gepensioneerden met OP werkn., zelfst. en ambtenaar en RP werknemer VL WAL BRU

VL

WAL

BRU

♂+♀ 977 ♂ 0 ♀ 977

♂+♀ 750 ♂ 0 ♀ 750

♂+♀ 178 ♂ 0 ♀ 178

1.3.4.4.2. Gepensioneerden met OP werkn., zelfst. en ambtenaar en RP zelfstandige VL WAL BRU

1.3.4.4.3. Gepensioneerden met OP werkn., zelfst. en ambtenaar en RP ambtenaar VL WAL BRU

1.3.4.4.4. Gepensioneerden met OP werkn., zelfst. en ambtenaar en gemengd RP VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

592

442

134

200

148

15

24

40

4

161

120

25

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

592

442

134

200

148

15

24

40

4

161

120

25

1.3.4.4.4.1. Gepensioneerden met OP werkn., zelfst. en ambtenaar en RP werknemer en zelfstandige VL WAL BRU

1.3.4.4.4.2. Gepensioneerden met OP werkn., zelfst. en ambtenaar en RP werknemer en ambtenaar VL WAL BRU

1.3.4.4.4.3. Gepensioneerden met OP werkn., zelfst. en ambtenaar en RP zelfstandige en ambtenaar VL WAL BRU

1.3.4.4.4.4.Gepensioneerden met OP werkn., zelfst. en ambtenaar en RP werknemer, zelfstandige en ambtenaar VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

134

83

16

20

31

8

1

2

0

6

4

♂+♀ 1

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

134

83

16

20

31

8

1

2

0

6

4

1


1.4. Gepensioneerden met een IGO/GIB VL

WAL

BRU

♂+♀ 51.958 ♂ 15.154 ♀ 36.803

♂+♀ 23.650 ♂ 5.873 ♀ 17.775

♂+♀ 10.569 ♂ 3.479 ♀ 7.087

1.4.1. Gepensioneerden met zuiver IGO/GIB VL

WAL

BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

9.933

3.857

1.848

1.296

592

464

1.4.4. Gepensioneerden met zowel RP als OP en IGO/GIB Gepensioneerden met RP en IGO/GIB

Gepensioneerden met OP en IGO/GIB

Cf. 1.4.2.

Cf. 1.4.3.

VL

WAL

BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

2.780

1.464

698

317

136

67

8.637

3.265

1.384

2.463

1.328

631

97


98 1.4.2. Gepensioneerden met RP en IGO/GIB

1.4.2.1. Gepensioneerden met RP werknemer en IGO/GIB VL WAL BRU

VL

WAL

BRU

♂+♀ 32.710 ♂ 13.531 ♀ 19.179

♂+♀ 16.058 ♂ 5.140 ♀ 10.916

♂+♀ 7.411 ♂ 2.944 ♀ 4.466

1.4.2.2. Gepensioneerden met RP zelfstandige en IGO/GIB VL WAL BRU

1.4.2.3. Gepensioneerden met RP ambtenaar en IGO/GIB VL WAL BRU

1.4.2.4. Gepensioneerden met gemengd RP en IGO/GIB VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

12.426

7.266

4.589

6.510

1.855

310

40

20

6

13.734

6.917

2.506

1.950

1.182

1.755

4.210

930

166

19

5

3

7.352

3.023

1.020

10.476

6.082

2.833

2.300

925

144

21

15

3

6.382

3.894

1.486

1.4.2.4.1. Gepensioneerden met RP werknemer en zelfstandige en IGO/GIB VL WAL BRU

1.4.2.4.2. Gepensioneerden met RP werknemer en ambtenaar en IGO/GIB VL WAL BRU

1.4.2.4.3. Gepensioneerden met RP zelfstandige en ambtenaar en IGO/GIB VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

13.598

6.844

2.488

57

39

14

32

7.279

3.000

1.011

14

2

7

29

6.319

3.844

1.477

43

37

7

3

5

1.4.2.4.4. Gepensioneerden met RP werknemer, zelfstandige en ambtenaar en IGO/GIB VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

13

1

47

21

3

8

1

30

13

1

0

17

8

2


1.4.3. Gepensioneerden met OP en IGO/GIB

1.4.3.1. Gepensioneerden met OP werknemer en IGO/GIB VL WAL BRU

VL

WAL

BRU

♂+♀ 6.535 ♂ 10 ♀ 6.524

♂+♀ 2.271 ♂ 5 ♀ 2.266

♂+♀ 612 ♂ 4 ♀ 606

1.4.3.2. Gepensioneerden met OP zelfstandige en IGO/GIB VL WAL BRU

1.4.3.3. Gepensioneerden met OP ambtenaar en IGO/GIB VL WAL BRU

1.4.3.4. Gepensioneerden met gemengd OP en IGO/GIB VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

331

262

345

2.996

724

84

11

5

0

3.197

1.280

183

6

2

4

0

2

0

3

0

0

1

1

0

324

260

339

2.996

722

84

8

5

0

3.196

1.279

183

1.4.3.4.1. Gepensioneerden met OP werknemer en zelfstandige en IGO/GIB VL WAL BRU

1.4.3.4.2. Gepensioneerden met OP werknemer en ambtenaar en IGO/GIB VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

3173

1265

181

3

♂+♀

1.4.3.4.3. Gepensioneerden met OP zelfstandige en ambtenaar en IGO/GIB VL WAL BRU ♂+♀

♂+♀

1.4.3.4.4. Gepensioneerden met OP werknemer, zelfstandige en ambtenaar en IGO/GIB VL WAL BRU

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

♂+♀

2

1

15

6

0

6

7

1

1

1

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

3172

1264

181

3

2

1

15

6

0

6

7

1

99


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.