3 minute read
Column - Leen De Graeve
Elke dag om vier uur vergeet ik hoe het is om te koken met een peuter. Dan denk ik: waarom begin ik al? Gelukkig heb ik vertrouwen in de versie van mijzelf die ik gisteren was: anderhalf uur deed ik over wortelstomp met hamburger. Ik begin dus butternut te snijden. Ik hoor het geluid van een klaterende waterval op de keukenvloer. ‘Schatje, ben je naast het potje aan het plassen?’ ‘Ja mama, kijk, zelfs op mijn speelgoed!’ Hij is er enthousiast over, ik neem een dweil. Zijn broek is doorweekt, hij had die niet goed naar beneden getrokken. We moeten naar boven voor droge kledij. Een kwartier later kan ik verder butternut snijden. ‘Mama, ik wil frambozen!’ Het duurt nog zeker een uur voor het eten klaar is, dus ik geef hem een potje frambozen; dan zit hij rustig aan tafel en kan ik koken. Het plan werkt: de butternut krijg ik geschild en ik begin aan de wortelen. ‘Mama, ik wil een wortel!’ Ieder initiatief van mijn peuter om groenten te eten, moedig ik aan. Hij krijgt een wortel, die hij vol overgave in zijn frambozen dopt. Hij vindt de combinatie heerlijk. Maar hij moet weer plassen. Hij spurt met nog een halve wortel in zijn mond naar zijn potje. Hij verslikt zich en kotst alles uit. Ik ben de natuur zeer dankbaar voor deze overlevingsreflex, maar moet nu wel weer dweilen. Mijn zoontje helpt me. Hij grabbelt een handdoek en smeert de smurrie uit over de vloer. Terwijl ik in zijn voetsporen treed om de vloer écht schoon te maken, kom ik nog ander vuil tegen, dus ik kuis uiteindelijk de hele keuken. Ik hang de dweil te drogen voor de oven. Ik snijd de wortelen verder. De aardappelen schillen lukt vlot. Dat komt omdat ik mijn zoontje de kat laat eten geven. Terwijl ik de ogen uit de aardappelen verwijder, zie ik hoe hij de helft van de brokjes in het water van de kat kapt. Die vindt dat blijkbaar niet erg, en eet/drinkt het enthousiast op. Tijd om het vlees te bakken. Ik ga naar de frigo en zie een plas water op de vloer. Die dweil die ik had opgehangen, was nog veel te nat. Ik breng hem naar de wasplaats om hem in een emmer te leggen. Daar zie ik dat de wasmachine net klaar is. In de was zitten onze enige twee matrasbeschermers voor een peuterbedje. Als ik er vanavond één wil gebruiken, moet ik de was nu in de droogkast stoppen. Als dat gebeurd is, kan ik eindelijk het eten op het vuur zetten. Dat vindt hij gelukkig zo spectaculair om naar te kijken, dat hij rustig is. Om half zes kunnen we eten.
Ooit schrijf ik een boek ‘Koken met peuters’: ‘Als u de helft van de aardappelen hebt geschild, hebt u tijd om de poep van uw peuter af te kuisen. U kan de aardappelen zonder problemen een half uur geschild uit laten liggen. Vergeet niet uw handen te wassen als u verder schilt.’ En tips als: ‘Laat uw peuter de boter in de pan doen. U doet er 5 seconden over, hij 10 minuten, maar dat zijn wel 10 minuten dat u ongestoord andere zaken kan doen.’
Leen De Graeve doceert aan de Jetse Academie. Op donderdagnamiddag geeft ze ‘Creatief Schrijven’ in GC Essegem.