Wisdomflash; sparkle of wisdom, reflections and observations in Dutch language

Page 1

Wisdomflash een vonkje wijsheid 2019

Op mijn levensreis in de wereld kom ik soms mooie pareltjes tegen. Over (zelf)kennis en –bewustzijn. Over vrede, licht en liefde. Vrijheid en wijsheid. De hier geplaatste artikelen vormen inspiratie op mijn reis. Wellicht kan het ook wat voor jou beteken !? Iets over mijn achtergrond: www.geertvanderleest.com Veel leesplezier! 1


Het Woord wordt vlees Bij Johannes 1:14 Eerste advent. In de monumentale kerk hangt een enorme adventskrans vlak voor het liturgisch centrum. Een stalen draad die in het plafond verdwijnt, houdt de krans op zijn plaats, een meter of vier boven de vloer. Op de krans zijn vier nieuwe kaarsen bevestigd en aan het begin van de dienst wordt een van de kinderen naar voren geroepen om de eerste kaars aan te steken. Geroezemoes alom. Want hoe gaat dat kind dat klaarspelen? Vier meter hoog!! Ik strek mijn nek om te kijken waar de koster de keukentrap verstopt heeft. Of nou ja, een keukentrap is niet voldoende, dat moet welhaast een ladder zijn. Maar hoe doe je dat veilig!? Een kind met een brandende kaars in zijn handen, en dan een ladder beklimmen en een kaars aansteken en tegelijkertijd zijn evenwicht bewaren? Een beetje onrustig word ik er wel van. Dan gebeurt het. Ergens bedient iemand een schakelaar. Een elektromotortje wordt in beweging gezet, en zacht piepend draait boven het plafond, onzichtbaar voor de gemeente, een lier de draad af. De krans zakt naar beneden, tot kindvriendelijke hoogte. Het geroezemoes zwelt aan en hier en daar wordt besmuikt gelachen. Als de kaars brandt, doet de elektromotor weer zijn werk tot de krans, nu met ĂŠĂŠn brandende kaars, weer op zijn oude hoogte hangt. Een prachtig beeld voor wat je de geestelijke weg zou kunnen noemen. Of spirituele ontwikkeling. Of onderweg zijn met God. Wij denken vaak dat wij omhoog moeten. Een ladder op, zeg maar, totdat we bij God, in de hemel zijn. Dat is inderdaad een beeld voor deze weg, maar het gevaar van dit beeld is dat de mens denkt dat hij moet vergeestelijken, steeds spiritueler moet worden. Dat zijn lichaam, zijn hele gewone dagelijkse leven er niet toe doet. Dat hij dat moet afwijzen, zich moet terugtrekken. Dat hij al het wereldse gewoel onbelangrijk moet vinden en zich alleen moet richten op geestelijke groei, totdat-ie zover is, dat hij de poort door gaat. Alsof God een bovenaards wezen is, zich heeft opgesloten in de hemel en alleen bereikbaar is voor hen, die zich voldoende afkeren van het dagelijks bestaan en zo hoog genoeg die ladder op komen! 2


Toegegeven, het is van belang dat je leert om je terug te trekken. Je in te keren. Maar dat inkeren is niet een afkeren van de wereld, het is inkeer tot God. Het is verblijven in de stilte en daarin loskomen van de bindingen die je gevangen houden. Om van daaruit weer vrij in je dagelijks leven te staan. Het Woord wordt vlees’, schrijft de evangelist Johannes op de poëtische wijze die hem zo eigen is. God wordt geboren in een mens – dat vieren we met kerst. En dan denken we aan het kindje in de kribbe. Maar als we het dáár laten – tweeduizend jaar geleden in Bethlehem, dan doen we alsof die geboorte, die vleeswording niets met ons te maken heeft. Maar het heeft álles met ons te maken! Het beeld van de adventskrans laat me zien dat niet ik omhoog moet, maar dat het Licht naar mij toekomt. God wordt geboren, hier en nu, in jou en in mij – tenminste, als we er ruimte voor maken. Niet wij moeten vergeestelijken, maar het goddelijke incarneert, wordt vlees en bloed. Niet wij moeten de ladder op en de hemel in, maar God daalt af en woont in ons. Midden onder ons in ons hele gewone, lichamelijke, dagelijkse bestaan. Wij hoeven daar alleen maar ruimte voor te maken. Een lege stal te zijn, waarin hij geboren kan worden, telkens opnieuw, telkens meer. Het goddelijke Woord laat het ons zien; dat werd vlees. Het kind in de kribbe laat het ons zien: God geboren in een mens. Deze weg is niet een weg van vergeestelijking van de mens, maar van vleeswording van de Geest. De Geest wordt steeds meer vlees en bloed in jou en door jou heen. Dat is de weg die het kerstverhaal ons wijst. © Marga Haas, December 2019

3


De weg en het lekke watervat. Een Indiase legende vertelt dat een man iedere dag buiten zijn dorp water ging halen in twee grote vaten, een oud en een nieuw, die hij aan een juk over zijn schouders droeg. Het oude vat had scheuren en lekte; tijdens de terugweg naar huis ging altijd de helft van de inhoud verloren. Twee jaar lang legde de man iedere dag dezelfde weg af. Het nieuwe vat was erg trots op zijn prestatie en was zich er van bewust dat het voldeed aan de taak waarvoor het geschapen was, terwijl het oude vat stierf van schaamte omdat het zijn taak slechts half vervulde, ook al wist het dat de scheuren het vervolg waren van jaren trouwe dienst. Het schaamde zich zozeer dat het op een dag, toen ze bij de put waren, tegen de man zei: mijn excuses dat u, omdat ik nu eenmaal al zolang meega, iedere keer met maar de helft van de inhoud thuiskomt en u dus uw dorst maar half kunt stillen. De man glimlachte en zei: als we zo teruggaan, moet je onderweg eens goed opletten. Dat deed het vat en het zag dat de berm aan zijn kant van de weg rijkelijk begroeid was met planten en bloemen. Kijk eens, zei de man. Zie je dat aan jouw kant de natuur veel mooier is? Dat je scheuren hebt, heb ik altijd geweten en ik heb er mijn voordeel mee gedaan. Ik heb bloemen, sla en andere groenten gezaaid. En jij hebt ze steeds water gegeven. Ik heb rozen kunnen plukken om het mooi te maken in huis, ik heb mijn kinderen sla te eten kunnen geven en kool en uien. Als jij niet geweest was zoals je bent, had ik dat niet kunnen doen. (ergens gelezen op internet)

4


Ontmoet de ander in diens perspectief Als iemand zich vrijwillig opsluit tussen de kerkmuren en jij denkt dat diegene beter af is buiten, dan heeft het misschien niet zo heel veel zin om dertig meter verderop te gaan roepen. “Bevrijd jezelf! Hier moet je zijn!” Ik zie je al staan!’ Jezus doet dat anders. ‘Ga eerst maar eens naast hem staan’, zegt hij. ‘Zoek hem op bínnen die muren, daar waar hij zich bevindt.’ Ik zie Jezus voor me, die zijn leerlingen na zijn dood en opstanding bezoekt in een ruimte, waarvan de deur gesloten is. Dáár gebeurt het, wat mijn wijze vriend als weg aanwijst. Dóór de muur heen zoekt Jezus zijn volgelingen op. De volgelingen die vastzitten, opgesloten zijn – niet tussen kerkmuren, maar in hun verdriet en angst, hun schaamte en schuld, hun onvermogen voorbij de dood te kijken. Jezus bezoekt zijn vrienden, die zich opgesloten hebben. Hij staat niet buiten te roepen, nee, hij gaat naar ze toe. Hij bezoekt ze midden in hun opgesloten zijn. Dóór de muur heen komt hij bij hen binnen. Hij rammelt niet aan de deur, hij slaat geen ruitje in. De Opgestane is zo subtiel, zo transparant, dat een muur, een grens, hem niet tegenhoudt. Is dat voor ons ook weggelegd? Misschien wel: door onszelf helemaal opzij te zetten. Wie zichzelf afpelt, laag voor laag, die wordt steeds meer wie hij ten diepste al is. Een opgestane, noem ik dat nu maar even. Als me dat lukt of gegeven is, mezelf te bevrijden van mezelf – misschien dat ik dan in de buurt kom van de subtiliteit en transparantie van de Opgestane. En misschien kan ik dan door de muur heen waarachter een ander zich bevindt om hem daar te bezoeken. Maar eerst moet ik mijn hooghartigheid afleggen – dat ik beter zou zien dan die ander wat goed voor hem is. En mijn overtuigingen, mijn oplossingsgerichtheid, mijn beter weten, mijn drang die ander te bekeren. Die maken me log, zwaar, vast. Daarmee bereik ik die ander niet in zijn opsluiting. Ik kan die ander pas echt bereiken als ik hem opzoek binnen de muren waarachter hij opgesloten zit. En om dat te kunnen, moet ik misschien bereid zijn mezelf buiten achter te laten. © Marga Haas, September 2019.

5


Wat wil je hebben?

Een jongeman stapte een oud winkeltje binnen. Op een plank lagen allerlei korreltjes. Tot zijn verbazing zag hij achter de toonbank een engel staan. “Wat verkoop jij hier eigenlijk?” vroeg hij. De engel lachte. “Ik ben een engel, dus ik verkoop alles wat je wilt. Zeg het maar.”

De jongeman staarde de engel aan en zei toen snel: “Ik wil een goede baan, veel geld, een mooi huis, ik wil begrepen worden, piano kunnen spelen en ook…”

“Ho, ho wacht eens even!” onderbrak de engel hem terwijl hij naar de plank wees. “Niet zo snel…….Ik verkoop geen vruchten, ik verkoop alleen zaden!”

https://www.metgezelinzingeving.com/een-verhaal/

6


Reflectie “Hij is 32 jaar. Goede baan, vrouw, twee kinderen van 5 en 7 jaar. Hij heeft alles wat hij maar zou wensen en toch… Toch voelt er iets niet goed. Er is sprake van een continue onrust. Onlangs heeft hij zijn voet gebroken waardoor hij nog meer onrust is gaan voelen. Hij wil meer vrijheid. Hij is bijna letterlijk nu met handen en voeten gebonden. Kan niks. Is afhankelijk van de mensen om hem heen. Hij wil dit niet. Hij werkt nu vanuit huis en stuurt anderen aan. Frustrerend vaak, omdat ze niet begrijpen en niet handelen zoals hij graag zou zien. En dus stuurt hij er ook ’s avonds laat nog een mail uit naar zijn collega’s waar hij dan later weer spijt van heeft. Het maakt hem somber, rusteloos, gefrustreerd, gespannen. “Moe vooral”, zegt hij dan. “Het maakt me verschrikkelijk moe”. Laat het maar waar zijn; Iets in mij voelt zich verschrikkelijk moe… Hij herhaalt de zin. En als je dat zegt, wat merk je dan? Er komt een gevoel van verdriet en machteloosheid. Laat ook dat maar waar zijn; Er is een gevoel van verdriet… Er komt weerstand. Hij wil het verdriet liever niet voelen. Ook de weerstand is welkom. Stel je voor zeg ik, dat alles in jou het beste met je voor heeft. En dat ook deze weerstand in essentie vanuit een positieve plek komt. Wat zou deze weerstand dan voor iets goeds met je voor hebben? Daarbij is het goed om je te realiseren dat daar waar het vanuit een goede intentie komt, het niet ook persé goed voor je hóeft te zijn. “Deze weerstand vertelt me dat ik niet moet zeuren en gewoon door moet gaan”. En wat is daar waardevol aan? “Dat ik aan mijn verplichtingen kan voldoen. Mijn verplichtingen als vader. Dat ik voor mijn vrouw en kinderen kan zorgen”. En stel dat je dat zou doen, hoe zou je je dan voelen? “Dat zou me meer rust geven”. Is het inderdaad zo dat het je meer rust geeft? Hij glimlacht en zucht tegelijkertijd; “Nee, integendeel, het beklemd me. Het geeft me een benauwend gevoel…” Ben je bereid, je hoeft het nog niet eens te doen, maar ben je bereid om het verdriet te onderzoeken? Hij stemt in nu hij inzicht heeft gekregen in de weerstand. Deze niet van tafel af te schuiven, maar de goedheid ervan te zien. En 7


ook zijn beperkingen. Daardoor is de weg vrijgekomen om er anders naar te kijken. “Er is een gevoel van verdriet achter mijn ogen en op mijn borst, en als ik dat zeg dan merk ik… , dat ik mezelf op de tweede plek zet…” Een stilte volgt. Hij slikt en een traan heeft de weg naar vrijheid gevonden. Wie is de belangrijkste persoon in jouw leven? Vraag ik. Hij glimlacht; ”Haha, ja, nu wil je dat ik “ik” zeg natuurlijk…” Laat ik de vraag anders stellen; Bestaat jouw leven, zonder jou daarin? “Nee”. Dus wie is de belangrijkste persoon in jouw leven? “Ja, ik dan, maar zo voelt het niet…” En wat merk je als je dat zegt? “Opnieuw verdriet en een beklemd gevoel op mijn borst”. Het verdriet brengt hem bij het inzicht welke prijs hij betaalt voor het zichzelf op de tweede plek zetten. De overtuiging dat hij voor de anderen móet zorgen om waardevol te zijn. Zijn bestaansrecht te mogen ontvangen. De prijs is zo pijnlijk dat hij blijft vasthouden aan dit patroon. De taak, de verantwoordelijkheid die hij zichzelf heeft toebedeeld vanuit zijn rol als leidinggevende, maar ook als vader. Wat betekent vriendelijkheid voor jou? Ik herhaal de vraag meerdere malen en er komen antwoorden als: zorgen voor de ander, aardig zijn, luisteren, hulp bieden… Dan vervolg ik met de volgende vraag. Als je oprecht vriendelijk voor jezelf zou zijn? Dan… “Als ik oprecht vriendelijk voor mezelf zou zijn, dan… dan zou ik meer tijd voor mezelf nemen.” Opnieuw herhaal ik de vraag. “Als ik oprecht vriendelijk voor mezelf zou zijn, dan… zou ik beter voor mezelf zorgen. Dan zou ik beter naar mezelf luisteren. Dan zou ik mezelf meer op de eerste plek zetten.” Hij geeft aan dat het precies deze plek is die lastig is voor hem. De plek waar hij vaak kiest uit angst om de verbinding te verliezen. De verbinding met de mensen om hem heen. Maar ook de verbinding met de plek waar hij woont, de spullen die hij heeft, de plek op de maatschappelijke ladder. In plaats van dat hij kiest vanuit zijn verlangen. Ondertussen verliest hij een hele andere verbinding. Namelijk die met zichzelf. En door het verdriet niet aan te gaan omdat het te pijnlijk is, gaat hij door in zijn geconditioneerde patronen. Daarmee sluit hij de deur naar rust, ruimte en vrijheid. Hoeveel energie denk je dat je dat kost? “Heel veel…” Er lijkt een puzzelstukje op zijn plek te vallen. Zou het kunnen dat je daar moe van 8


wordt? En gelukkig heeft hij dan een lijf dat hem laat weten dat er iets mag veranderen en hem met een gebroken enkel letterlijk tot stilstand brengt. Mits hij bereidt is om er echt naar te kijken en te luisteren’. Š augustus 18, 2019 by Dokter Juriaan, Waarom vriendelijkheid je leeg kan trekken

9


Balans Volgens een oud soefiverhaal leefde er in een land in het Midden-Oosten een koning die altijd verscheurd werd tussen geluk en ongeduld en moedeloosheid. Het minste of geringste wekte grote ontsteltenis bij hem op of lokte een felle reactie bij hem uit, en dan veranderde zijn geluk al snel in teleurstelling en wanhoop. Ten slotte kwam er een moment dat de koning genoeg kreeg van zichzelf en van het leven en hij ging op zoek naar een uitweg. Hij liet een wijze man bij zich komen die in zijn koninkrijk woonde en erom bekend stond dat hij verlicht was. Toen de wijze man kwam zei de koning tegen hem: ‘Ik wil net zo gelijkmoedig en geduldig zijn als u. Kunt u me iets brengen dat evenwicht, sereniteit en wijsheid in mijn leven brengt? Ik betaal elke prijs die u vraagt.’ De wijze man zei: ‘Ik denk dat ik u kan helpen. Maar de prijs is zo hoog dat uw hele koninkrijk als betaling niet genoeg zou zijn. Daarom maak ik er een geschenk van als u het eer aandoet.’ De koning gaf hem zijn woord en de wijze man vertrok. Enkele weken later kwam hij terug en gaf de koning een sierlijk bewerkt jade doosje. De koning maakte het doosje open en vond er een eenvoudige gouden ring in. Op de ring stonden letters. De inscriptie luidde: Ook dit gaat voorbij. ‘Wat betekent dit?’ vroeg de koning. De wijze man zei: ‘Draag deze ring altijd. Bij alles wat er gebeurt, goed of slecht, raakt u de ring aan en leest u de inscriptie. Op die manier hebt u altijd gelijkmoedigheid, geduld en vrede. We leven in een wereld van tegengestelden en evenwicht bereik je door zoveel mogelijk allebei de kanten van elke zaak te laten meedoen. Evenwicht is geen stilstand: eerder is het een wip die constant in beweging is. Het is net een evenwichtsoefening, je staat nooit helemaal stil. Evenwicht is dus voortdurende beweging en dat is ook zo met emotionele balans. Een geduldige, gelijkmoedige geest is niet een geest waarin in niets gebeurt, maar een geest die zichzelf bij wijze van spreken constant wiebelend in evenwicht weet te houden. Dat wil zeggen dat je je nergens tegen verzet, zodat de emoties soepel en vlot in en ook weer uit je gemoed kunnen stromen. Cruciaal voor het ontwikkelen van geduld en gelijkmoedigheid is compassie. Niet alleen tegenover anderen, maar vooral ook tegenover jezelf. (c) werkenaaninnerlijkevrede.nl, nieuwbrief Juli 2019 10


Zonsondergang

(een manier van kijken)

“Toen hij zich boven de duinrand verhief, omgaf hem een rode gloed. De avondwolken hadden zich ter uitvaart van het licht geschaard. Als een wijde kring van geweldige rotsblokken met roodgloeiende randen omgaven zij de dalende zon. Op de zee was een brede weg van levend purpervuur, – een vlammende, schitterende lichtweg, leidende naar de ingang des verren hemels.”

(c) Frederik van Eeden, De kleine Johannes

11


Perspectief, een manier van kijken Een man van 92 jaar, klein, zeer trots, goed gekleed en goed geschoren, elke ochtend om acht uur op, zijn haren keurig gekamd, verhuist vandaag naar een bejaardenhuis. Zijn vrouw van 70 jaar is pas overleden en daarom moes hij verhuizen. Na vele uren te hebben gewacht in de wachtkamer, glimlacht hij vriendelijk wanneer men hem zegt dat zijn kamer klaar is. Als hij zich met zijn rolstoel naar de lift beweegt, beschrijf ik hem de kleine kamer met het doek dat voor het raam hangt en dat dient als gordijn. “Ik vind het heel mooi”, zegt hij met het enthousiasme van een jongen van acht jaar, die net een jong hondje heeft gekregen. “Maar meneer, u heeft nog niet eens de kamer gezien, hoe kunt u dat nu weten?” “Dat heeft er niets mee te maken”, zegt hij. “Geluk is iets dat je van tevoren kiest. Of ik mijn kamer mooi vind, hangt niet af van de meubels of van de decoratie. Dat hangt eerder af van hoe ik dingen waarneem.” “Ik heb al in mijn hoofd besloten dat ik mijn kamer mooi vind. Het is een beslissing die ik elke ochtend neem als ik wakker word.” “Ik heb de keuze om de hele dag in bed te blijven liggen en alle moeilijkheden te gaan tellen van mijn lichaamsdelen waarmee ik problemen heb… of opstaan en de hemel bedanken voor de lichaamsdelen die wel werken.” “Elke dag is een cadeau en zolang ik mijn ogen kan openen, richt ik mij op de nieuwe dag en denk aan alle gelukkige herinneringen uit mijn leven.” Wat kunnen we veel van deze man leren. Wat een blijmoedige levenshouding is dit. Ik geloof ook echt dat het zo werkt. En ik geloof het niet alleen, ik weet het ook uit ervaring. Het begint met een innerlijk besluit. Het begint met een innerlijke attitude. Het begint met een opbouwende manier van waarnemen en bewustzijn. Het begint met een fundamenteel JA zeggen tegen dat wat is. Het begint met verantwoordelijkheid nemen voor je eigen levensgeluk. Het begint met kiezen voor dat wat jou helpt, steunt en versterkt, ongeacht de levensomstandigheden en uiterlijke situatie.

(C) www.werkenaaninnerlijkevrede.nl , mei 2019

12


Coornhert Het vertrekpunt […] is de goddelijkheid van de diepste kern van de mens, immers zijn ziel is ‘van godlijcker aert’. Wij zijn van onze goddelijke oorsprong vervreemd. De fixatie op ons directe eigenbelang en op de wereld van de uiterlijkheden kan worden doorbroken. Dat kan enkel worden bereikt door nuchter zelfinzicht en het daaruit voortvloeiende besef van eigen nietigheid en onwetendheid. ‘Doch heef hy rechte oorzake om tot ware wetenschap te komen die daar weet dat hy onwetende is.’ Dit is het omslagpunt: Wie waarlijk beseft dat ‘hy niet en weet’ heeft de eerste stap gezet [..]. Deze kentering noemt Coornhert de wedergeboorte. Hier begint een proces van vergeestelijking waarin passies als de eigenwaan [..], tot natuurlijke, beheersbare proporties worden teruggebracht. [..] Deze toestand duidt Coornhert ook wel aan als de sabbat: de geestesgesteldheid van de mens die volledige gelijkmoedig is, rustig en sereen. Zo’n volmaakt ‘sabbatmens’ is dan ook volledig onthecht van aardse rijkdom en invloeden. Hij of zij is in staat om de kennis en het inzicht daartoe te verwerven dankzij het vonkje van de goddelijke rede dat ondanks de zondeval nog in hem of haar huist. [..] De rede als leidinggevend beginsel [..] wijst de mens immers de juiste weg. dit inzicht en dit ervaringsgegeven zijn een voorwaarde vooraf op de weg naar die staat van gelijkmoedigheid. Zelfkennis [..] vormt de gidspaal op dit pad.

‘Het voncxken des goddlijcken Lichts’ werkt in de mens als de enige ware richtsnoer op de menselijke bevrijdingsweg. De mens heeft dat vonkje nodig als element van de goddelijke Rede die in ieder werkt. De rede is onze gouden verbinding met god en onze hemelse oorsprong, de Logos. Hoe meer een mens de rede zuivert, hoe meer de Logos (‘het verstand van God’) in hem een plaats kan krijgen. Tussen God en mens is daarom geen bemiddelende instantie (kerk, priester of predikant) noodzakelijk om tot spirituele zelfverwerkelijking te komen.’

Coornhert verwerpt de erfzonde en ontkent de ongeschiktheid van de mens tot enig goed en zijn permanente geneigdheid tot alle kwaad, zoals de Heidelbergse Catechismus stelt. Hier openbaart zich wederom een diepe kloof met de gereformeerden. Die uit zich nog sterker in Coornherts afwijzing van de transcendentie van God. Voor hem geldt de verbondenheid met en 13


het deelhebben aan God, de immanente God. In ieder mens huist immers ‘een cleen wederglanscken’ van het goddelijke licht! Kort samengevat: ‘Maek my selveloos en stil’, ‘verlaet u self en volcht my (Jezus) nae.’ Het proces van afsterven van de oude mens en het laten geboren worden van een [..] nieuwe mens, is de verinnerlijking van het Bijbelverhaal over het sterven en de opstanding van Christus. Wie zijn eigen van God afgescheiden natuur kan laten afsterven en een nieuwe [..] mens geboren laat worden, is een ware navolger van Christus. Het gaat Coornhert dus niet om de historische gebeurtenis uit de Bijbel, maar om deze gebeurtenis binnen ieder mens. Bron: Gnosis in Nederland – aspecten van een onbekende levensvisie, symposionreeks 37, voordracht door Dick van Niekerk, 2017. Bovenstaande tekst geplaats op https://spiritueleteksten.nl/wp-content/uploads/2017/10/Coornhert-boek-van-Jan-Burger.jpg Dirck Volkertsz. Coornhert (Amsterdam, 1522 - Gouda, 29 oktober 1590) was een veelzijdige Nederlandse kunstenaar, geleerde, theoloog, musicus en publicist van vele geschriften. Zijn vele geschriften op het terrein van theologie, moraal, strafstelsel en staatsinrichting zijn in het Nederlands in plaats van in het gangbare Latijn gesteld. Hij heeft op die wijze veel bijgedragen aan de verrijking en verbetering van de Nederlandse taal. Hij werd echter daardoor minder internationaal bekend dan bijvoorbeeld Erasmus met wie hij kan wedijveren in belangrijkheid. Dirck Volkertsz. Coornhert kan worden gezien als een (religieus) humanist, belangrijk, zij het wat ondergewaardeerd veelzijdig, verlicht en verdraagzaam renaissance-denker en publicist op vele terreinen. Hij was van huis uit katholiek maar ageerde fel tegen praktijken van kettervervolgingen. Hij is enkele keren op de vlucht geweest wegens zijn anti-rooms-katholieke gezindheid. Hij noemde zichzelf universeel-katholiek. Hij werd verbannen door zowel calvinistische stadsbestuurders als predikanten. Op het eind van zijn leven is hij van Delft naar Gouda gevlucht. Hier was toen een meer liberale overheid, met als gevolg drukkersvrijheid en een zeer vrijzinnige prediking vanaf de kansel van de St.-Janskerk. Coornhert had invloed op Willem van Oranje met wie hij een goed contact onderhield inzake gedachten over religieuze verdraagzaamheid en godsdienstvrijheid. Bron: Wikipedia, mei 2019

14


Paasverhaal De kruisdood, de lijdensweek, het offer, het Lam Gods, het zijn zulke loodzware woorden, zulke verbijsterende beelden‌ als je ze letterlijk neemt. Dat doe ik al jaren niet meer. Ik zie het Paasverhaal als een soort stripverhaal. Of misschien kun je zelfs zeggen een droomverhaal, een serie beelden met een symbolische, archetypische betekenis. Ik zie ons allemaal als gekruisigd: geestelijke wezens als vlinders vastgeprikt in de materie. Op Aarde dus. Om te lijden, om te ervaren, om heel dat weerspannige, ruwe, stroeve bestaan in de stof te doorvoelen. Met alle pijn die het onvermijdelijk oplevert en alle weerstand, met alle protest en al het wild om ons heen slaan, met al het projecteren en verdringen‌ Net zolang tot we dat opgeven, ons overgeven, en met volledig vertrouwen ons lot accepteren, zoals ook de gekruisigde Jezus dat heeft gedaan. In dit moment zitten we hier vast in ons lichaam, in de tastbare werkelijkheid, en moeten we het doen met wat er is. Niet wegkijken, niet versagen, niet opgeven maar gewoon, seconde voor seconde doorleven in het leven dat we nu eenmaal leiden. Werkend aan wat vraagt om bewerkt te worden. Berustend in wat niet anders kan. Net zolang tot we ontspannen in wat er is. Als je ontspant, kun je beter kijken, helderder zien en meer beseffen. Dan ga je steeds meer zien hoe schitterend het leven is, hoe weergaloos briljant de boel hier in elkaar zit, hoe dapper en trouw ook de nederigste madeliefjes elke dag hun bloemetjes weer openzetten voor de zon, de kleinste spinnetjes opnieuw beginnen aan een web. Hoe kwetsbaar en tegelijkertijd onverwoestbaar het leven is hier in de stof. En hoe dankbaar ik mag zijn dat ik er ben, hoe wonderschoon mijn leven is al ben ik nog zozeer gewond geraakt en weer geheeld, of nooit meer helemaal geheeld maar juist getekend, gegroefd, gelooid, gepokt en gemazeld, gesleten, gebruikt, verfrommeld, geleegd. Al ben ik duizend doden gestorven, ik ben telkens toch weer opgestaan. (c) www.debezieling,nl, mei 2019, Lisette Thooft

15


Het dal weer in Bij Lukas 9:37 Jezus en drie van zijn leerlingen hebben boven op een berg een godservaring. Mozes en Elia verschijnen en Jezus verandert voor het oog van zijn leerlingen van gedaante. Blinkend wit worden zijn kleren en zijn gezicht straalt. Petrus wil de ervaring vasthouden. ‘Laten we drie tenten bouwen.’ Maar het gebeuren loopt als zand tussen zijn vingers door. Wie ooit iets geproefd heeft van het Zijn zelf, van de diepere dimensies van ons bestaan, die zal het herkennen. Ach, kon het maar zo blijven, deze vrede, deze volledige rust, dit licht, deze kalmte. De ervaring is zo zoet en je voelt je zo liefdevol, zo compleet. Het licht van de ervaring geeft je hele bestaan, hét hele bestaan, zo’n prachtige glans. Vanzelf dat je dit wilt vasthouden. ‘Laten we drie tenten bouwen.’ Dat vasthouden kent ook andere vormen. Je keert terug naar de plek waar het gebeurde, je draait dezelfde muziek, je zoekt dezelfde persoon op. Maar je zult zien: dat werkt allemaal niet. De ervaring werd je tóen gegeven. Het was een geschenk voor dat ene moment. De mystici hameren er voortdurend op. Je moet niet in de godservaring willen blijven hangen, maar hup, het leven weer in. Om het in de landschappelijke taal van Lukas te zeggen: je kunt niet op de berg blijven, je moet weer afdalen. Je moet het dal weer in. Het dal, waar zich het gewone dagelijkse bestaan afspeelt met zijn gedoe, zijn ditjes en datjes. En midden in dat hele gewone leven, kan die ervaring vruchtbaar worden – maar alleen als je haar niet wilt vasthouden. De zestiende-eeuwse Spaanse mysticus Johannes van het Kruis spoort ons aan de zintuiglijke laag volledig van de ervaring af te pellen, zodat alleen de geestelijke inhoud overblijft. De ervaring is je gegeven opdat die jou stap voor stap transformeert. Je hebt iets ervaren van het wezen van het bestaan zelf. Van de kern van jouw bestaan, van het bestaan van ieder mens. Die ervaring kan jou van binnenuit omvormen – van binnenuit naar buiten toe. In het diepste van jezelf heb je iets waargenomen en dat zet op alle lagen van je bestaan verandering in gang. Je hebt iets gezien van het wezen van alles en dat kan niet anders dan je hele bestaan doordesemen, doorstralen. (C) www.margahaas.nl Mei 2019

16


De beklimming van de berg Bij Lukas 9:28-36 [..] iedereen kent het gevoel opgenomen te worden in iets groters dat je overstijgt. Je gaat op in een verhaal of een film. Je wordt meegevoerd door muziek. Je kijkt op een heldere avond naar de sterrenhemel en beseft hoe groot het heelal is en hoe klein jij en dat het heelal en jij voortkomen uit, gedragen worden door en doortrokken worden van dezelfde Liefde. Het zijn alle ervaringen van opgaan in iets dat het ik overstijgt. Deze ervaringen komen niet op bestelling, je kunt ze niet forceren. Ze overvallen je. Hooguit kun je ze voorbereiden – nee, meer: de weg vrijmaken. Immers, wie zich vastklampt aan zijn ik, werpt een blokkade op. Je moet je ik juist loslaten, of daar in ieder geval toe bereid zijn. Het verhaal over de verheerlijking op de berg laat ons dat zien. Jezus trekt zich terug uit het dal, waar altijd mensen zijn, gedoe, reuring, onrust. Hij laat dat alles achter zich en beklimt de berg met lege handen. Alleen de apostelen van Jezus, Petrus, Jacobus en Johannes gaan mee. Maar ook die moet hij achterlaten, zij het op een andere manier: ze vallen in slaap. Ze zijn tijdelijk afwezig. Het is een prachtige metafoor voor meditatie en contemplatie. Het beklimmen van de berg is als het zoeken van de stilte, het je terugtrekken uit de wereld. Afdalen in jezelf. Je kunt niet anders dan met lege handen gaan. Je kunt niets meenemen. Je moet alles loslaten. Zelfs Petrus, Jacobus en Johannes moeten in slaap vallen, tijdelijk krachteloos worden, tijdelijk niet ‘werken’ [..]. Petrus, Jacobus en Johannes – waarvoor staan ze eigenlijk? Je kunt daar verschillende dingen voor invullen. Maar wat ik nu zie: ze representeren delen van ons ik. De middeleeuwse mystici onderscheiden drie vermogens in de ziel: verstand, geheugen en wil. Alle denken, alle beelden, alle eigenwilligheid – ze zijn uiteindelijk een sta-in-de-weg als het gaat om de godservaring. Die speelt zich af aan de uiterste randen van je bewustzijn, waar woorden, beelden en verlangen geen rol meer spelen. Dat alles mag onbewust raken, in slaap vallen. Je kunt je er niet meer aan vastklampen, maar moet er een loslatende houding ten opzichte van aannemen. Ter geruststelling: dat hoef je niet op eigen kracht te doen, want de ervaring neemt je mee, leidt je. Een bereidwillige houding is voldoende. Overigens gaat het natuurlijk niet om de godservaring op zich, maar vooral om hoe die doorwerkt, gestalte krijgt in je leven. Je moet de berg verlaten en het dal weer in. © Marga Haas, April 2019, www.margahaas.nl

17


Terneergeslagen Bij Matteüs 19:16-22 Een jonge man komt bij Jezus en vraagt hem wat hij moet doen om het eeuwige leven te verwerven. Jezus vertelt het hem: de geboden naleven. ‘Doe ik al’, antwoordt hij. ‘Wat kan ik nog meer doen?’ En dan komt dat wat hij niet horen wil. ‘Verkoop al wat je hebt en geef de opbrengst aan de armen. Kom dan terug en volg mij.’ De jongeman gaat terneergeslagen weg; hij had namelijk veel bezittingen. Zouden zijn schouders nou werkelijk gaan hangen omdat hij zijn bezittingen moet verkopen? Is hij verdrietig omdat hij afscheid moet nemen van wat hij heeft? Of staan die bezittingen voor méér dan alleen die dingen? Dat laatste lijkt me het geval. Die bezittingen stellen de jonge man in staat om een vroom leven te leiden. Zijn dagen vullen zich met studie en gebed. Deze jongeman hoeft zijn handen niet uit zijn mouwen te steken om zijn kostje te verdienen en kan zich volledig wijden aan een leven met God en hem voortdurend liefhebben. Als hij zijn rijkdom wegdoet, komt er een einde aan die dagen van vroomheid en devotie. Dan komt er een einde aan zijn vermeende zekerheid het goede pad te bewandelen en het eeuwig leven te beërven. De jonge man lijdt aan een nogal uiterlijke opvatting van waar het in geloof om gaat. Hij vereenzelvigt geloof met zijn dagelijkse levenswandel. Als het daarmee in orde is, als hij voldoende aandacht aan God schenkt en voldoende bidt en studeert en zich vooral maar aan de geboden houdt, dan komt het met zijn zielenheil wel goed. Zijn levensstijl is zijn levensverzekering. Zijn heil hangt ervan af. De opdracht van Jezus om zijn bezit te verkopen en deze heilszekerheid op te geven, is een uitdaging om zijn geloof te verinnerlijken. Het gaat er niet om dat je God behaagt door hoe je leeft, door wat je doet en nalaat. God hoeft überhaupt niet behaagd te worden. Het enige dat Jezus van je wil, is dat je steeds beter gaat ontdekken wie je diep van binnen bent en dat je daarnaar gaat leven. En dat ontdek je niet alleen in je studeerkamer, maar juist ook in confrontatie met andere mensen, met de vuiligheid van de straat, met het lawaai van de markt. Het is allebei nodig: de studeerkamer én de straat – en dat vergeet deze jongeman. Hij leeft heel prettig in zijn comfortzone, maar nu wordt hij geroepen om ín deze wereld te gaan ontdekken dat je in God kunt zijn in de onrust van een gewoon dagelijks bestaan. Dat je God voortdurend kunt liefhebben, óók als je bezig bent je werk en je dagelijkse dingen te doen. Dat het er niet om gaat of jij keurig netjes je handen schoon kunt houden, maar dat je in alle ellende en verwarring en de moeilijke keuzes die je in je woelige bestaan moet maken, ín God kunt blijven en God in jou. De jongeman wordt uitgenodigd een grote stap op zijn geestelijke weg te maken. Jezus verleidt hem steeds meer van binnenuit te gaan leven. Geloof vraagt niet om uiterlijke vormen, maar om een innerlijke houding. © Marga Haas, Maart 2019, www.margahaas.nl

18


Opofferen – uit handen geven Bij Leviticus 22:27 Gevraagd naar wat spiritualiteit in mijn leven betekent, vertelde ik dat ik stap voor stap leer zien dat niet ík de kern van mijn leven ben, de as waarom mijn leven draait, maar God. Dat ik zogezegd mijzelf steeds meer uit handen geef. En wat een bevrijding dat geeft. De interviewer keek me enigszins glazig aan. ‘Dus je offert je op?’, vroeg hij. En dat is het precies níet. Zijn reactie deed me denken aan de vraag die ik wel eens op lezingen krijg. ‘Moet ik mijzelf dan ontkennen? Mijn eigen verlangens en behoeften volledig opzijzetten?’ Ook niet. Echt niet. ‘Het jong van een rund, een schaap of een geit moet na zijn geboorte minstens zeven dagen bij zijn moeder blijven. Pas als het acht dagen of ouder is zal het als offergave voor de Heer worden aanvaard.’ Woorden uit Leviticus, het boek dat de offercultuur van Israël beschrijft. Zeven dagen, een volle week, een volle tijd. Pas na die volle tijd kan een dier bij zijn moeder weg, kan het op eigen benen staan. En pas dan is het geschikt als offerdier. Lees: pas wanneer een mens ‘bij zijn moeder weg kan’, op eigen benen kan staan – pas wanneer een mens zelf iemand is, is hij er klaar voor om zichzelf weg te schenken. Om zijn leven terug te schenken aan God, uit wiens hand hij het ontvangen heeft. Er is een levensgroot verschil tussen opoffering en zelfgave. Opoffering vraagt je jezelf opzij te schuiven, af te zien van je eigen ontwikkeling, ten behoeve van iets of iemand anders. Opoffering gaat ervan uit dat waar ik ben, jij niet kunt zijn. Dat waar ik ruimte inneem, er minder ruimte is voor jou. Opoffering gaat uit van of-of. Van tweeheid. Zelfgave is een noodzakelijke stap in een leven dat tot volledige ontwikkeling wil komen. Want het leven is bestemd om terug te keren in de Bron. Het ik is bestemd om op te gaan in een groter geheel, om zichzelf weg te geven, om thuis te komen in God. En God overstijgt de tweeheid, het denken in of-of, volkomen. Een stevig ik is niet het einddoel van jouw leven, maar een stap op weg naar volledige ontplooiing. Pas in zelfgave komt het leven tot zijn bestemming. Maar nogmaals: wie geen stevig ik heeft, wie geen gelegenheid heeft gehad om zelf iemand te worden, heeft ook geen zelf om weg te schenken, om uit handen te geven. Die moet eerst zichzelf opbouwen. ‘Mijn leven draait niet om mij.’ Het hangt er nogal vanaf waar je bent op je geestelijke weg of de woorden zullen raken aan iets diep in jou of niet. Maar als het voor jou het juiste moment is om ze te horen, dan zul je dit inzicht ervaren als een bevrijding. © Marga Haas, Maart 2019, www.margahaas.nl 19


“Ga goed om met de aarde. Ze wordt je niet gegeven door je ouders, maar je geleend door je kinderen.’’ Afrikaans gezegde

20


Schone beker Bij Matteüs 23:26 De bijbel heeft niet als doel om ons het juiste gedrag voor te schrijven, wat we moeten dóen (of laten). Nee, de bijbelse verhalen vertellen ons keer op keer wie wij zíjn. Ze helpen om onszelf stap voor stap te gaan zien zoals God ons ziet. Dat vraagt bereidheid van ons tot transformatie of, zoals de bijbel dat noemt: bekering. Bekering in hoe je jezelf ziet en ervaart. Jij bent kind van God. En wat voor jou geldt, geldt voor ieder ander. Laat dat tot je doordringen en je kunt niet anders dan leven op een manier die anderen niet schaadt, die de schepping niet schaadt – ik moet er misschien even bijschrijven: voor zover dat binnen onze mogelijkheden ligt. ‘Spoel eerst de binnenkant van de beker om’, zegt Jezus, ‘dan wordt de buitenkant vanzelf ook schoon.’ En daarmee zegt hij iets over hoe je moet leven, namelijk vanuit je zíjn, vanuit je wezen. In een morele opvatting van godsdienst gaat het niet om God. Jij staat met je goeie gedrag zelf centraal. Nee, zeggen de bijbelverhalen keer op keer – jíj bent niet de kern van je bestaan. Dat is God! Doe alles weg uit jou wat niet God is. Maak je binnenkant schoon. Zuiver jezelf. Zuiver je hart. En orden je leven daarnaar. Leef van binnenuit, geef je leven vorm van binnenuit, vanuit die zo zuiver mogelijke kern. Dan komt het met je levenswandel vanzelf wel goed. Februari 2019, Marga Haas (www.margahaas.nl)

21


Engel met zes vleugels Bij Jesaja 6:2 De jonge Jesaja krijgt een visioen. Hij ziet God zitten op een troon. Daarnaast twee engelen. Serafs, de hoogste in de engelenorde. Zes vleugels elk. Met twee bedekken ze hun ogen, met twee bedekken ze hun voeten en met twee vliegen ze. Deze engelen komen voor in een boek van de middeleeuwse Spaanse mysticus Johannes van het Kruis. De menselijke ziel heeft drie vermogens, schrijft hij: verstand, wil en geheugen. Die helpen je niet op weg naar God. Je moet ze loslaten. Of, in zijn woorden: die drie vermogens moeten in duisternis verblijven. De engelen bedekken hun voeten met twee vleugels. De voeten gaan waarheen de mens wil dat ze gaan. Maar wie zijn leven in het juiste perspectief gaat zien, die leert stap voor stap om zijn eigen wil los te laten ten gunste van de wil van God. Niet jíj leidt je leven, maar God leidt jou. Welke weg bewandel ik in mijn leven? De weg die ik aantrekkelijk vind, die mij veel brengt – of de weg die God mij wil laten gaan? De engelen vliegen met twee vleugels. Dáár zijn vleugels voor bedoeld, toch? Om te vliegen. Omhoog, op weg naar God. Maar daarvoor is nodig dat je je geheugen loslaat. Dat je niet je geheugen jouw weg laat bepalen. Want wie dat doet, laat zich vangen door zijn verleden, door zijn ervaringen, door beelden die je je gevormd hebt. En die beperken jou. Wie zich door zijn verleden laat leiden, laat zich letterlijk kooien. Laat je geheugen los, schrijft Johannes van het Kruis, en vlieg! De engelen bedekken hun ogen met twee vleugels. Ze hullen hun verstand in duisternis. Met je verstand kom je niet bij God. Wie zich naar God toe wil denken, die raakt de weg kwijt. Het denken, je ratio, je verstand helpt je niet. Het zet jou niet in de juiste verhouding tot God. ‘Laten de intellectuele hoogvliegers hun vleugels voor hun ogen slaan en God aanbidden!’, schrijft Evelyn Underhill in Het spirituele leven. Als je God begrijpt, dan maak je van God een concept, een idee. Laat het verstand zijn mond houden als je het over die onbevattelijke grootsheid hebt.

22


Zucht. Ik word er moedeloos van. Al dat losgelaat. HĂŠ, Van het Kruis, wat helpt me dan wĂŠl op weg naar God? Niets, antwoordt Johannes. Helemaal niets. Nada, nada, nada. Er is niets. Er is alleen dit: een nevel over de velden, de geur van brood, een vuile vaat die wacht, een zwijgen uit liefde, puur en zelfgevend.

February 13, 2019 www.margahaas.nl

23


Plato en Thomas Plato gebruikte het beeld van gevangenen die opgesloten zaten in een grot en alleen de schaduwen van de buitenwereld konden zien op de muren van de grot. Plato leerde dat filosofen degenen zijn die bevrijd zijn uit de grot, en het verblindende licht zien van de dag – ‘van aangezicht tot aangezicht’. Die zin geeft een rituele formule weer uit de heidense mysteriën. In De Bacchanten van Euripides lezen we: ‘Hij schonk mij die mysteriën ‘van aangezicht tot aangezicht’. Lucius Apuleius schrijft over zijn initiatie: 'Ik drong door tot in de aanwezigheid van de goden zelf, zowel onder als boven, waar ik in aanbidding verzonk ‘van aangezicht tot aangezicht’. Justinus de Martelaar erkent dat: het doel van het platonisme is God te aanschouwen van ‘aangezicht tot aangezicht’. Plato beschrijft hoe ‘gemeenschap met de goden plaats heeft van ‘aangezicht tot aangezicht’. (Freke en Gandy, De mysterieuze Jezus, p 205) Maar er is een groot verschil tussen Plato en Thomas. Plato leert dat je kunt leren ‘zien’ door alles te verzaken wat met materie te maken heeft, ook het menselijk lichaam. Bij Thomas vind je dat niet. Die vertelt dat je eerst als een kind moet worden om te kunnen ‘zien’. Bij Plato moet je je bevrijden van de materie en het lichaam, bij Thomas moet je je bevrijden van illusies en wanen. Dat is werkelijk radicaal anders en daarin ligt de sublieme en grote betekenis van het Thomas-evangelie als spiritueel document. Het is het enige spirituele document uit het christelijke westen dat gericht is op bevrijding in het hier en nu. Plato daarentegen wil ons laten vluchten uit het hier en nu naar een buiten de aarde gelegen, extra-mundane transcendente werkelijkheid. Het kerkelijke christendom heeft die visie van Plato overgenomen. De christelijke hemel is de transcendente werkelijkheid van Plato. Maar Thomas is gericht op de bevrijding in het aardse bestaan in het hier en nu. www.gnostiek.nl Bram Moerland

24


Het zaadje Een keizer in het Verre Oosten werd oud en wist dat het tijd was om zijn opvolger te kiezen. In plaats van één van zijn assistenten of zijn kinderen te kiezen, koos hij voor iets anders. Hij belde op een dag alle jonge mensen in het koninkrijk samen. Hij zei: "Het is tijd voor mij om af te treden en de volgende keizer te kiezen. Ik heb besloten om één van jullie te kiezen." De kinderen waren geschokt! Maar de keizer ging verder. "Ik ga jullie vandaag allemaal een zaadje geven, een heel speciaal zaadje, ik wil dat je het zaad plant, water geeft en hier na één jaar terugkomt met wat je uit dit ene zaadje gegroeid bent. Ik beoordeel dan de resultaten die je brengt, en degene die ik kies zal de volgende keizer zijn! "Eén jongen met de naam Ling was die dag daar en hij, net als de anderen, kreeg een zaadje. Hij ging naar huis en vertelde zijn moeder opgewonden het verhaal. Ze hielp hem een pot te krijgen en aarde te planten, en hij plantte het zaadje en gaf het zorgvuldig water. Elke dag zou hij het water geven en kijken om te zien of het gegroeid was. Na ongeveer drie weken begonnen sommige van de andere jongeren te praten over hun zaden en de planten die begonnen te groeien. Ling bleef zijn zaad nakijken, maar er groeide niets. 3 weken, 4 weken, 5 weken gingen voorbij. Nog steeds niets. Inmiddels hadden anderen het over hun planten, maar Ling had geen plant en hij voelde zich een mislukkeling. Zes maanden gingen voorbij, nog steeds niets in Ling's pot. Hij wist gewoon dat hij zijn zaad had gedood. Alle anderen hadden bomen en hoge planten, maar hij had niets. Ling zei echter niets tegen zijn vrienden. Hij bleef gewoon wachten tot zijn zaad zou groeien. Uiteindelijk ging er een jaar voorbij en alle jongeren van het koninkrijk moesten hun planten voor inspectie naar de keizer brengen. Ling vertelde zijn moeder dat hij geen lege pot zou nemen. Maar ze zei hem om eerlijk te zijn over wat er was gebeurd. Ling voelde zich misselijk in zijn maag, maar wist dat zijn moeder gelijk had. Hij nam zijn lege pot mee naar het paleis. Toen Ling arriveerde, stond hij versteld van de variëteit aan planten die door de andere jongeren werden verbouwd. Ze waren mooi in alle soorten en maten. Ling legde zijn lege pot op de vloer en veel van de andere kinderen lachten hem uit. Enkelen hadden medelijden met hem en zeiden gewoon: "Hey, leuk geprobeerd.” Toen de keizer arriveerde, onderzocht hij de kamer en groette de jonge mensen. Ling probeerde zich gewoon achterin te verbergen. "Wat een geweldige planten, bomen en bloemen zijn er gegroeid," zei de keizer. "Vandaag zal een van jullie worden aangesteld als de volgende keizer!" Plotseling zag de keizer Ling met zijn lege pot aan de achterkant van de kamer. Hij beval zijn bewakers om hem naar voren te brengen. Ling was doodsbang. "De keizer weet dat ik een mislukkeling ben! Misschien zal hij me laten vermoorden!" Toen Ling naar voren kwam, vroeg de keizer zijn naam. "Mijn naam is Ling," antwoordde hij. Alle kinderen lachten en spotten met hem. De keizer vroeg iedereen om te kalmeren. Hij keek naar Ling en kondigde toen aan de menigte aan: "Zie uw nieuwe keizer, hij heet Ling!" Ling kon het niet geloven. Ling kon zijn zaad niet eens laten groeien. Hoe kon hij de nieuwe keizer zijn? Toen zei de keizer: "Een jaar geleden gaf ik hier iedereen een zaadje, ik zei je om het zaad te nemen, het 25


te planten, het water te geven en het vandaag terug te brengen. Maar ik gaf je alle gekookte zaden, die niet zouden groeien. Jullie allemaal, behalve Ling, hebben me bomen en planten en bloemen gebracht. Toen je ontdekte dat het zaad niet zou groeien, verving je het zaadje voor degene die ik je gaf. Ling was de ENIGE met de moed en eerlijkheid om een pot met mijn zaad erin te brengen, daarom is hij degene die de nieuwe keizer zal zijn! " Š werkenaaninnerlijkevrede.nl

26


Deep inside your soul he left a piece of himself If I say God is alive I know you’ll wanna know why babies die Food don’t grow. Whij trains smash, planes crash. Situations mash an slam-bam ya fellow man Money’s in fashion. It ain’t rational because dammit He didn’t just give us the planet an its wealth Deep inside your soul he left a piece of himself The lord is in here, his voice is small Y’ keep lyin and tryin, denying the call from inside You can’t hide responsibility So decide from today just how it gonna be Thou shalt have no other god but me He can set ya free, see, butcha hafta listen As who’s that false idol I see ya kissin Money, success, an untold wealth, good health An all ya hafta do is love yourself It’s a fact, you’ll attract all the things thatcha lack So take a pace back, face facts it’s your decision Ya don’t need eyes to see y need vision Continue to view the Lord as being separated An you’re living a lie that’s been perpetrated For many centuries, I wanna mention these facts in my rap I don’t sing But I wanna share the peace that it brings © Faithless, Reverence, 1996 27


------------------------Einde Wisdomflash 2019------------------------

28


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.