8 minute read

Acute leverschade door blauwalgvergiftiging

Koeien met acute leverschade door blauwalgvergiftiging

Recent werd de Veekijker geraadpleegd over een bedrijf met een derde zieke koe aan het begin van de lactatie. De dieren hadden hoge koorts, gele verkleuring van de slijmvliezen en ogen en een rode neus en spenen. Ze waren niet bleek en de urine had geen afwijkende kleur. De eerste koe was reeds gestorven en afgevoerd. Het bedrijf paste weidegang toe.

Het advies was om bloedonderzoek op bloedparasieten en leverenzymen te doen. De volgende dag bleek dat leverenzymen sterk waren verhoogd. Een vergiftiging leek dus het meest waarschijnlijk, waarbij werd gedacht aan opname van blauwalg, jacobskruiskruid of schimmeltoxines als sporidesmin.

Opname van jacobskruiskruid leek onwaarschijnlijk omdat de veehouder zeer alert is en deze plant verwijdert op zijn percelen. De Pithomyces chartarum-schimmel komt meestal voor in het najaar bij vochtig weer. Onderzoek op Anaplasma phagocytophilum was negatief. Hierdoor bleef blauwalg als mogelijke oorzaak over. Blauwalg komt vooral voor in oppervlaktewater en de koeien op dit bedrijf kregen in de weide bronwater verstrekt in plastic bakken. De dierenarts zag een licht groene waas. Van alle drie de waterbakken is een watermonster genomen en ingestuurd naar GD. In twee van de drie waterbakken werden cyanobacteriën aangetoond. In één van de waterbakken bleek het te gaan om een blauwalg die microcystine kan produceren. Dit toxine is levertoxisch.

De twee zieke dieren stierven een dag later en beiden zijn ingestuurd voor pathologisch onderzoek. Uit sectie kwam massaal leververval en leverontsteking naar voren. Dit beeld past bij een acute leverontsteking als gevolg van een toxische stof zoals microcystine, afkomstig van blauwalg. Blauwalg is in dit geval al erg vroeg in het jaar aangetoond. Dit komt door hoge temperaturen en hoge lichtintensiteit. Daarnaast hebben blauwalgen stilstaand water en voldoende voedingsstoffen nodig om te kunnen groeien. Het is bijzonder dat de blauwalgen in de waterbakken gevuld met bronwater werden aangetoond. Kennelijk was er voldoende organisch materiaal in de bakken aanwezig die het benodigde nitraat en fosfaat zou kunnen leveren.

Wees alert op het voorkomen van blauwalg. Ook in waterbakken in de wei waar het water wordt blootgesteld aan zonlicht. Reinig alle waterbakken regelmatig. Bij twijfel kunt u een watermonster laten onderzoeken op de aanwezigheid van blauwalgen. Let bij bemonstering op dat blauwalg zich aan het wateroppervlak, in de waterkolom of aan de onderwateroppervlakken van de waterbak kan bevinden. Blauwalg kan ook groeien in ander oppervlaktewater, zoals sloten en vijvers.

RESULTATEN ONDERZOEK

Gunstige ontwikkeling in kalversterfte

In de periode van 2009 tot 2017 was er een stijging zichtbaar in kalversterfte op melkveebedrijven. Als reactie hierop heeft de sector de afgelopen jaren ingezet op het geven van inzicht in de kwaliteit van de kalveropfok aan veehouders, het bieden van meer handvatten om de kwaliteit van kalveropfok te verbeteren en het stimuleren van meer zorg voor kalveren. In dit artikel delen we de resultaten van de ontwikkeling in kalversterfte.

Voorbeelden van dergelijke initiatieven zijn KalfOK, het Kalversterftekengetal en het KalfVolgSysteem. Met de Dataanalyse van de diergezondheidsmonitoring kan het effect van deze initiatieven naast alle andere sectorale veranderingen op de kalversterfte worden bepaald. De kalversterftekengetallen over de periode van juli 2014 tot en met juni 2019 zijn geanalyseerd om meer inzicht te krijgen in factoren die van invloed zijn op kalversterfte. Alle kalversterftekengetallen, op zowel melkvee- als vleeskalverbedrijven, laten vanaf 2018 tot en met het tweede kwartaal van 2019 een daling zien.

Kalvergezondheid op bedrijven nog verder verbeteren

Deelname aan Kalversterftekengetal en KalfOK geeft veehouders en dierenartsen inzicht in de cijfers en kan aanleiding zijn om de jongveeopfok te optimaliseren. Acties om de kalveropfok te verbeteren waaronder vaccinatie, waar nodig in combinatie met een goede biestvoorziening, en preventieve behandeling is effectief bij het verlagen van de kalversterfte. Bedrijven met problemen in de opstartfase van de lactatie zouden het management van de droge koeien kunnen verbeteren en daarmee mogelijk ook de kalversterfte kunnen verlagen. Ook omgevingsfactoren zoals de buitentemperatuur waren sterk geassocieerd met kalversterfte.

U kunt maatregelen treffen om de effecten van extreem hoge of lage temperaturen voor de kalveren te verminderen door te sturen op voeding, kalverdekjes te gebruiken bij koud weer of de stallen extra te ventileren en te koelen bij hitte. Daarnaast kan extra waakzaamheid bij het afkalfproces van eerstekalfs koeien bijdragen aan een lagere kalversterfte. Op bedrijven met veel verschil in sterfte tussen stier- en vaarskalveren lijken er mogelijkheden om de sterfte terug te dringen aangezien het bij één van de diergroepen beter gaat dan bij de andere.

De cijfers uitgelicht

In het meest recente jaar (2018/19) zijn er ten opzichte van 2016/17 meer bedrijven zonder sterfte, meer bedrijven met lage sterftepercentages en minder bedrijven met een hoge sterfte. In onderstaand figuur is als voorbeeld het verloop in sterfte in de tijd weergegeven voor kalveren in de leeftijd van 15 tot 56 dagen en in de leeftijd van 56 dagen tot 1 jaar op melkveebedrijven.

7%

6%

5%

percentage 4%

3%

2%

1%

0%

sterfte van 15 tot 56 dagen sterfte van 56 dagen tot 1 jaar trend

1 2 3 2015 4 1 2 3 2016 4 1 2 3 2017 4 1 2 3 2018 4 1 2 3 2019

Figuur 1. De kalversterfte voor twee leeftijdsgroepen (15 tot 56 dagen en 56 dagen tot 1 jaar) op melkveebedrijven in 2014-2019

toename

afname

kenmerk is niet meegenomen in de analyse van het betreffende sterftekengetal.

niet signicant

Kalversterftekengetal Zonder oormerk

Kalf Volg Systeem

AB-gebruik luchtweg

AB-gebruik diarree

Cryptospirose

Coccidiose

Temperatuur (koud)

Temperatuur (warm)

Dieren met Ketose

Sterfte tijdens opstart van de lactatie Melkveebedrijf

Met oormerk < 14 dagen 15 tot 56 dagen

Dierkenmerken en kalversterfte

Dierkenmerken die zijn onderzocht op hun samenhang met kalversterfte op melkveebedrijven waren de pariteit van de moeder, het geslacht van het kalf en of het kalf deel uitmaakte van een meerling. Zo hadden kalveren geboren uit eerstekalfs koeien bijna twee keer zoveel kans om te sterven voor het moment van oormerken dan kalveren geboren uit meerderekalfs koeien.

Sterfte voor het moment van oormerken bestaat uit de som van verworpen vruchten, doodgeboren kalveren en levend geboren kalveren die gestorven zijn voor het moment van oormerken. Het sterftepercentage van niet-geoormerkte kalveren wordt berekend door het aantal kalveren dat gestorven is voor het moment van oormerken te delen door het totaal aantal geboren kalveren (levend en dood).

Het verschil in sterftekans tussen kalveren geboren uit eerstekalfs of meerderekalfs koeien was het grootst in de winterperi

56 dagen tot 1 jaar Vleeskalverbedrijf

Aanvoer tot 56 dagen 56 dagen tot afvoer Figuur 2. Effect van verschillende factoren op de kalversterftekengetallen op melkvee- en vleeskalverbedrijven. Een groene dalende pijl geeft een verlagend effect aan en een rode stijgende pijl een verhogend effect.

ode. Gemiddeld stierven iets meer geoormerkte stier- (3,5 procent) dan vaarskalveren (3,2 procent) tot en met 14 dagen leeftijd op melkveebedrijven. Het verschil in sterfte tussen stieren vaarskalveren is beperkt en het komt zowel voor dat meer stier- dan vaarskalveren sterven (40 procent van de bedrijven) als omgekeerd (34 procent van de bedrijven). Op 26 procent van de bedrijven verschilt de sterfte tussen beide geslachten niet. Kalveren die deel uit maken van een meerling hadden in de onderzochte periode 2,5 keer meer kans om te sterven vóór het moment van oormerken dan eenlingkalveren (respectievelijk 19,0 procent en 7,7 procent). In de onderzochte periode was zo’n drie tot vier procent van de afkalvingen een meerlinggeboorte.

Implementatie KalfOK, KalversterfteKengetal en KalfVolgSysteem

In de periode na implementatie van KalfOK en het KalversterfteKengetal daalden alle kalversterftekengetallen op zowel melkvee- als vleeskalverbedrijven (Figuur 2).

Hetzelfde geldt voor de periode waarin het KalfVolgSysteem (KVS) werd geïmplementeerd. In hoeverre de daling kan worden toegeschreven aan de implementatie van deze systemen is niet aan te tonen op basis van deze analyses, omdat de invoering gepaard ging met andere veranderingen in de sector, zoals de invoer van de fosfaatwetgeving. Het feit dat de periode waarin de daling is waargenomen bij alle geanalyseerde sterftekengetallen gelijkloopt met de implementatie van deze systemen, geeft het wel een indicatie dat dit heeft bijgedragen aan een lagere kalversterfte.

Managementkenmerken en kalversterfte

Op basis van gegevens vanuit MediRund waren de leveranties van zowel antibiotica als andere medicijnen op melkveebedrijven in beeld. Het gebruik van antibiotica tegen diarree of luchtwegproblemen en de (preventieve) toepassing van medicijnen tegen Cryptosporidiose waren geassocieerd met een hogere kalversterfte. Ook problemen in de opstartfase van koeien waren geassocieerd met een hogere kalversterfte. Behandeling tegen coccidiose was juist geassocieerd met een lagere kalversterfte, mogelijk omdat deze vaak deel uitmaakt van een totaalpakket aan managementmaatregelen om de kwaliteit van kalveropfok te verbeteren in tegenstelling tot behandeling met antibiotica en cryptosporidiose-middelen. Een andere bevinding was dat extreem hoge of lage gemiddelde etmaaltemperaturen waren geassocieerd met een hogere kalversterfte op melkveebedrijven. Deze associatie werd niet gevonden voor vleeskalverbedrijven, mogelijk doordat op vleeskalverbedrijven het stalklimaat beter te reguleren is (Figuur 2).

Om de associatie tussen sterfte en managementmaatregelen te onderzoeken, werd de sterfte in de periode na een

management aanpassing vergeleken met de sterfte in de periode ervoor. Het toepassen van vaccinaties is in de analyses gebruikt als maat voor een pakket aan maatregelen om de kalver opfok te verbeteren. Zo past een deel van de veehouders vaccinatie tegen diarree toe bij moederdieren. Bij een goede biestopname worden de kalveren vervolgens beschermd tegen deze kiemen. Daarnaast worden jonge kalveren gevaccineerd tegen luchtwegaandoeningen. Wanneer in de groep van vaccinerende bedrijven de sterfte in de periode waarin de kalveren waren beschermd door vaccinatie werd vergeleken met de sterfte in het jaar voorafgaand aan vaccinatie, bleek dat de sterfte daalde. Deze lagere sterfte zal niet alleen het gevolg zijn van vaccinatie maar van het totale pakket aan maatregelen. Het afgelopen anderhalf jaar daalde de kalversterfte, wat mogelijk ook een gevolg is van alle aandacht die er was voor het verbeteren van de zorg voor kalveren.

Al sinds 2002 houdt Royal GD zich intensief bezig met de uitvoering van de dier gezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van LNV, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.

This article is from: