7 minute read

Inzicht in spoorelementen

Next Article
Actueel

Actueel

Inzicht in spoorelementen bij schapen

Het monitoren van spoorelementen kan nieuwe inzichten geven in de gezondheid van uw lammeren en ooien. Van groei vertraging tot verminderde afweer; dergelijke afwijkingen kunnen hun oorzaak vinden in een disbalans in spoorelementen. In dit artikel lichten we koper, kobalt en selenium uit.

Om problemen zoals groeivertraging, verminderde vruchtbaarheid en/of verminderde afweer bij lammeren en ooien te voorkomen is het goed om te monitoren op vitaminen en mineralen. Deze genoemde problemen kunnen ook veroorzaakt worden door bijvoorbeeld worminfecties en onderliggende ziektes, zoals longontsteking en zwoegerziekte. Sluit dit dus altijd eerst uit.

Belangrijke spoorelementen

Bij het schaap zijn onder andere koper, kobalt en selenium belangrijke spoorelementen. We bespreken ze alle drie kort:

Koper Koper speelt een belangrijke rol in veel verschillende functies in het lichaam: van wolgroei, de aanleg van zenuwenbanen tot

vruchtbaarheid. Bij een tekort zie je een verandering in de wolgroei en een verminderde groei, afweer en vruchtbaarheid. Een overmaat aan koper in het voer kan juist leiden tot kopervergiftiging, wat ook klachten kan geven van verminderde vruchtbaarheid, vermagering en/of een verminderde groei. Omdat het lichaam probeert om de kopergehaltes in het bloed binnen bepaalde waardes te houden, is het soms lastig om aan de bloedwaardes te zien of er sprake is van een kopertekort of -overmaat.

Kobalt Kobalt wordt bij een herkauwer in de pens ingebouwd in vitamine B12. Een tekort aan opname van kobalt zal dan ook leiden tot een tekort aan vitamine B12. Dit geeft verschijnselen als een verminderde groei, een dikke kop, traanstrepen en verschijnselen van zonnebrand. De verschijnselen lijken daardoor op hoe je ze ook tegenkomt na opname van bepaalde giftige planten. Een acuut tekort kan leiden tot overgevoeligheid voor zonlicht; vergelijkbare verschijnselen doen zich voor na opname van bepaalde planten of levertoxische stoffen.

Selenium Selenium is onder andere belangrijk voor de aanleg van spieren, maar bijvoorbeeld ook voor de vruchtbaarheid. Verschijnselen bij een tekort of overmaat zijn daarom verminderde groei, verminderde vruchtbaarheid, verminderde afweer en spierzwakte.

Meten en onderzoeken

Het meten van spoorelementen kan eenvoudig in het bloed. Met het bepalen van de waardes alleen bent u er nog niet; het is ook noodzakelijk te kijken naar wat er in het voer zit. Vraag daarom altijd naar kuil-, grond-, en krachtvoersamenstellingen, zodat u na de uitslag van de bloedmonsters een goed advies kunt krijgen. Zo weet u bijvoorbeeld of u een bepaald spoorelement extra moet voeren.

VOOR UW GEMOEDSRUST BIJ ABORTUS DOOR CHLAMYDIA EN SALMONELLA

Geïnactiveerd vaccin tegen abortus door Chlamydia abortus en Salmonella Abortusovis bij schapen

, injecteerbare suspensie, geïnactiveerd vaccin voor de bestrijding van abortussen door Chlamydia abortus en Salmonella Abortusovis bij schapen. SAMENSTELLING: elke dosis (2 ml) bevat: Werkzame stoff en: Chlamydia abortus, stam A22 (RP ≥1) en Salmonella Abortusovis stam Sao (RP ≥1). Adjuvans: Aluminiumhydroxide en DEAE-dextraan. INDICATIES: Schaap (ooien). Voor actieve immunisatie van de dieren om klinische tekenen (abortus, foetale sterft e, vroegtijdige sterft e en hyperthermie) veroorzaakt door Chlamydia abortus en abortussen veroorzaakt door Salmonella Abortusovis te verminderen en om de uitscheiding van beide ziekteverwekkers door besmette dieren te verminderen. TOEDIENING: Subcutaan. Goed schudden vóór gebruik en af en toe tijdens de toediening. Het vaccin vóór toediening op kamertemperatuur laten komen (15 - 25 ºC). Toedienen onder aseptische omstandigheden. Alleen steriele spuiten en naalden gebruiken. Minimumleeft ijd voor inenting: 5 maanden. DOSERING: Primovaccinatie: 2 doses met een interval van 3 weken. De eerste dosis moet ten minste 5 weken voor de dekking worden toegediend. Hervaccinatie: minimaal 2 weken voor de inseminatie of dekking, maar nooit meer dan 1 jaar na de eerste basisvaccinatie een boosterdosis toedienen. De veiligheid van de vaccinatie tijdens dracht en lactatie is bewezen, evenals de werkzaamheid tijdens het middelste stadium van de dracht. Gebruik tijdens de laatste maand van de dracht wordt afgeraden. BIJWERKINGEN: Zeer vaak ontstaat een gelokaliseerde voelbare zwelling op de injectieplaats. In de meeste gevallen is de reactie mild of matig en neemt de zwelling zonder behandeling in 2 weken af. Een stijging van de lichaamstemperatuur kan zeer vaak voorkomen, maar de temperatuur zal binnen 24 uur spontaan weer dalen. CONTRA-INDICATIES: Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor de werkzame stoff en, de adjuvantia of één van de hulpstoff en. Niet mengen met enig ander diergeneesmiddel. WACHTTIJD: 0 dagen. SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN: Vaccineer alleen gezonde dieren. Op bedrijven met terugkerende voortplantingsproblemen veroorzaakt door Chlamydia abortus en/of Salmonella Abortusovis is het de verantwoordelijkheid van de dierenarts om te beslissen om al dan niet een koppel in zijn geheel te vaccineren, overeenkomstig de aanbevolen vaccinatieschema’s. In geval van accidentele zelfi njectie dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd en de bijsluiter of het etiket te worden getoond. Gekoeld bewaren en transporteren (2 ºC - 8 ºC). Niet in de vriezer bewaren. Beschermen tegen licht. VERPAKKINGSGROOTTEN: doos met 1 PET-fl esje met 5 doses (10 ml), doos met 1 PET-fl esje met 25 doses (50 ml), doos met 1 PET-fl esje met 50 doses (100 ml), doos met 1 PET-fl esje met 125 doses (250 ml). Het kan voorkomen dat niet alle verpakkingsgrootten in de handel worden gebracht. ATC-vetcode: QI04AB. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: Laboratorios Hipra, S.A. Avda. la Selva 135. 17170 Amer (Girona) Spanje. LOKALE VERTEGENWOORDIGER: HIPRA BENELUX (Belgium, Netherlands and Luxembourg), Nieuwewandeling 62, 9000 Ghent, Belgium, Tel.: +32 (0) 9 296 44 64, benelux@ hipra.com REGISTRATIENR.: REG NL123318. Uitsluitend door dierenarts toe te passen (UDD). Gebruik geneesmiddelen op verantwoorde wijze. Voor meer informatie kunt u de bijsluiter raadplegen of contact opnemen met de lokale vertegenwoordiger van de vergunning voor het in de handel brengen.

DIARREE BIJ MELKGEITEN

Waar moet u aan denken bij diarree?

De Veekijker krijgt regelmatig vragen over diarree bij melkgeiten. Soms gaat het om enkele dieren en soms betreft het grotere aantallen, waarbij wordt genoemd dat gedurende een langere periode af en toe een geit met diarree wordt gezien. Waar moet u aan denken bij onderzoek naar diarree?

Diarree bij volwassen geiten kan verschillende oorzaken hebben. Het kan voedingsgerelateerd zijn of door bacteriën, toxische stoffen, kopertekort of parasieten worden veroorzaakt. Ook in geval van lever- of nierproblemen kan diarree worden waargenomen. Voorbeelden van bacteriële oorzaken van diarree zijn Salmonella spp. (salmonellose), Clostridium perfringens (enterotoxaemie) en Mycobacterium avium subsp. paratuberculosis (paratuberculose). Voorbeelden van toxische stoffen die diarree kunnen veroorzaken zijn: giftige planten, mycotoxinen, bepaalde mineralen en medicijnen. Infecties met maagdarmwormen worden in de regel alleen gezien op melkgeitenbedrijven waar de geiten weidegang hebben.

Diagnostiek

In geval van diarree is het afnemen van een goede anamnese van groot belang. De meest brede vorm van diagnostiek is pathologisch onderzoek op gestorven dieren. Het is van belang dat een dier dat voor pathologisch onderzoek wordt aangeboden onbehandeld is, zo vers mogelijk wordt aangeboden en representatief is voor het probleem dat speelt. Dit vergroot de kans op het stellen van de diagnose. Daarnaast behoren mestonderzoek (parasieten), bacteriologisch onderzoek en bloedonderzoek (kopergebrek, paratuberculose) tot de mogelijkheden.

Casus

Op een bedrijf met aanhoudende diarree bij de melkgeiten zijn na een bedrijfsbezoek meerdere geiten pathologisch onderzocht. Daarbij werden ernstige afwijkingen gevonden in de voormagen en de dunne darm, maar soms ook in de dikke darm. Bij nader onderzoek van onder andere de voormagen van de ingestuurde geiten zijn aanwijzingen gevonden voor langer bestaande klachten die waarschijnlijk veroorzaakt zijn door pensverzuring en instabiliteit van de pens ora. Mogelijk heeft dit consequenties voor de afweer op darmniveau, waardoor ziekteverwekkers een kans krijgen.

Wat te doen?

Om het ziektebeeld beter te begrijpen, adviseren wij om bij vergelijkbare problemen gestorven geiten aan te bieden voor pathologisch onderzoek. Voordat u dieren aanbiedt is het goed contact op te nemen met de Veekijker om details van het uit te voeren onderzoek te bespreken. Zodra het onderzoek is afgerond ontvangen zowel u als uw dierenarts de uitslag. Zijn er na het ontvangen van de uitslag nog vragen? U kunt altijd nog even contact opnemen met uw dierenarts of de Veekijker Schaap Geit (op werkdagen telefonisch bereikbaar tussen 15 en 17 uur via 0900-7100000). De Ophaaldienst is dag en nacht bereikbaar via 0900-2020012 of via de website (www.gddiergezondheid.nl/ophaaldienst).

Al sinds 2002 houdt Royal GD zich intensief bezig met de uitvoering van de dier gezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van LNV, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.

This article is from: