Schaap en Geit september 2024

Page 1


September 2024 - nummer 32

schaap en geit

Genotypering zwoegerziekte

REPORTAGE

Dierenarts en melkgeitenhouders: “Sneller en secuurder werken met reader”

Nieuwe PCR: verbeterde diagnostiek ONDERZOEK

TOXOPLASMOSE

KENMERKEN VAN DE BOLUS:

40,5 G

4,9 CM

1,9 CM

SHEEP BULLET MINERALS

OPTIMAAL HET DEKSEIZOEN INGAAN

MEER LAMMEREN PER OOI

HOGER GEBOORTEGEWICHT PER LAM

SLECHTS €0,14 PER WEEK (EXCL. BTW.)

ONDERSTEUNT DE WEERSTAND

ONDERSTEUNING VRUCHTBAARHEID VAN OOI EN RAM

MINERALEN EN VITAMINEN VOOR SCHAPEN.

LANGE WERKINGSDUUR VAN 6 MAANDEN (180 DAGEN).

ARBEIDSBESPAREND.

MEER INFO:

GEGARANDEERDE, GECONTROLEERDE AFGIFTE PER DAG VAN:

ZINK, MANGAAN, JODIUM, KOBALT, SELENIUM, VITAMINE A|D3|E

GEADVISEERD BIJ OOIEN DIE GEDEKT GAAN WORDEN.

ONDERZOCHT EN BEWEZEN.

ONTMOETEN EN INFORMEREN

Onder prachtige omstandigheden werd zaterdag 8 juni de Dag van het Schaap gehouden in Ermelo. Tijdens dit tweejaarlijkse evenement laat de gehele schapensector zien wat zij in huis heeft. Uiteraard waren wij ook aanwezig op dit evenement. We konden weer veel vragen van schapenen geitenhouders beantwoorden op het gebied van de gezondheid van hun dieren. Daarnaast lag er een focus op zwoegerziekte. Deze veelvoorkomende bedrijfsgebonden aandoening in de schapenhouderij zorgt voor vervroegde afvoer van dieren en brengt daarnaast verhoogde kosten en gederfde inkomsten voor de houder met zich mee. In de afgelopen jaren werkten we samen met de schapen- en geitenhouders en dierenartsenpraktijk op Terschelling om het eiland zwoegerziektevrij te maken. Daarnaast zijn we gestart met een intern innovatieproject om de genetische gevoeligheid voor zwoegerziekte nader in kaart te brengen.

In de tweede week van juli bleek het aantal meldingen van blauwtong in Nederland helaas hard op te lopen. Het lag in de lijn der verwachting dat het virus zou ‘overwinteren’. Ook wisten we dat serotype 3 een heftigere variant is dan die van de vorige uitbraak, serotype 8. Desondanks hadden we andere hoop voor dit jaar met de beschikbaarheid van drie toegelaten vaccins en de gunstige ervaringen met vaccinatie na de vorige uitbraak. Wij volgen de ontwikkelingen nauwgezet en plaatsen de meest actuele informatie op onze website.

In deze editie van Schaap en Geit komen deze en andere onderwerpen aan bod. Tot slot wat extra aandacht voor het Nationale Geitenevent. Dit evenement is zaterdag 7 september in Nijkerk. Ook hier zijn GD-specialisten aanwezig om vragen op het gebied van de diergezondheid te beantwoorden. Wij hopen iedereen daar in onze stand te ontmoeten.

Voor nu veel leesplezier gewenst met deze editie.

René van den Brom, manager afdeling Kleine Herkauwers

Bereikbaarheid

Royal GD is op werkdagen telefonisch bereikbaar via 088 20 25 500. Voor inhoudelijke vragen is de Veekijker Schaap en Geit op werkdagen tussen 15.00 en 17.00 uur bereikbaar via 088 20 25 555.

Tarieven

Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en basiskosten. Bekijk de actuele tarieven op onze website.

Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal

Aanmelden: digitaal via www.gddiergezondheid.nl/ophaaldienst of telefonisch via 088 20 25 500 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk op. Sectie- en monstermateriaal kan worden gebracht van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

COLOFON

Schaap en Geit is een uitgave van Royal GD | Redactie René van den Brom, Eveline Dijkstra, Karianne Peterson, Carlijn ter Bogt-Kappert, Tara de Haan, Nienke Snijdersvan de Burgwal | Fotogra e Henk Riswick (Dag van het Schaap), Ingrid Sweers (reportage), Peter Russchen (achterpagina) | Eindredactie Jessica Fiks | Redactieadres GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 088 20 25 500, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem B.V. | Basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving Dock35 Media B.V. | Druk Senefelder Misset Doetinchem B.V. | Abonnementen Schaap en Geit wordt gratis toegezonden aan relaties van GD | Advertenties Dock35 Media B.V., Jan van de Vis, T. 0314-35 58 60 | Verschijningsfrequentie twee keer per jaar | Suggesties Suggesties voor dit blad kunnen worden doorgegeven via redactie@gddiergezondheid.nl. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever | Disclaimer Royal GD en de redactie zijn niet verantwoordelijk en daardoor niet aansprakelijk voor de inhoud van de geplaatste advertenties en advertorials.

ISSN: 1875-2594

Dit blad niet meer ontvangen of een adreswijziging doorgeven? Dat kan via 088 20 25 500, of per e-mail. Voor een adreswijziging: klantdata@gddiergezondheid.nl, voor aan- en afmeldingen vakbladen: info@gddiergezondheid.nl.

04 Actueel

06 Verbeterde diagnostiek voor toxoplasmose dankzij nieuwe PCR

08 Pilotonderzoek CL legt basis voor informatieve databank

10 Reportage: sneller en secuurder werken met de reader

15 Quiz: wat weet jij over rotkreupel?

16 Genotypering zwoegerziekte

19 Een zwoegerziektevrij waddeneiland

20 LammerOpfokTool geeft inzicht in opfok melkgeiten

23 Het getal en Vraag & Antwoord

24 Diergezondheid volgens

Certificeringsbordjes

Na een gunstig intake-onderzoek van één van de certi ceringsprogramma’s ontvang je voortaan een certi ceringsbordje. Bestaande deelnemers aan de certi cering ontvangen bij het eerstvolgende bewakingsonderzoek het bordje. Vervolgens ontvang je na elk gunstig bewakingsonderzoek een nieuwe jaarzegel die op het bordje geplakt kan worden. Zo ziet iedere bezoeker direct dat je deelnemer bent aan een gezondheidsprogramma.

Jaarverslag monitoring

Wil je meer weten over de trends en bijzonderheden op het gebied van diergezondheid van het afgelopen jaar? Lees dan het jaarverslag monitoring op onze website. Met een tijdlijn bespreken we per diersoort kort opvallende ontwikkelingen van het afgelopen jaar. Daarnaast gaan we via interviews in gesprek met de mensen achter de monitoring, zoals dierenartsen en veehouders, over casussen van het afgelopen jaar. Wij willen je bedanken voor het bijdragen aan de monitoring, onder andere door het melden van signalen aan de Veekijker en het insturen van dieren voor pathologisch onderzoek.

Blauwtongsituatie in Nederland

GD deed in opdracht van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) onderzoek naar het blauwtongbeeld in het beginstadium van de blauwtonguitbraak in 2024 op acht gevaccineerde schapenbedrijven. Het doel was om meer inzicht te krijgen in het verloop van de effecten van BTV-3-infecties in 2024 op de gezondheid van gevaccineerde schapen. Hiervoor zijn gedurende twee weken acht schapenbedrijven gevolgd die zich in de beginfase van de uitbraak bevonden. We zagen tijdens dit onderzoek meer variatie in het klinische beeld ten opzichte van 2023.

De meest voorkomende verschijnselen op de deelnemende bedrijven waren kreupelheid, sloomheid, vermagering en gezwollen lippen, neus en/of kop. Zieke schapen bleven veelal vreten en drinken, ondanks dat de voedselopname vaak verminderd was. Het percentage dieren met ziekteverschijnselen varieerde sterk op de bedrijven: van 8 tot 80 procent van de schapen. Van de schapen met ziekteverschijnselen was aan het eind van de studieperiode 8 procent gestorven, 31 procent genezen en 61 procent vertoonde (nog) verschijnselen. Uit onderzoek is gebleken dat in 2023 ruim 70 procent van de schapen met blauwtong stierf. In de laatste week van de studie nam het aantal ziektegevallen sterk toe. De resultaten geven een indruk van de gevolgen van de huidige blauwtonguitbraak tijdens de eerste weken van infectie. De verwachting is dat het aantal ziekte- en sterfgevallen op de gevolgde bedrijven de komende periode nog verder zal oplopen, omdat de bedrijven zich in het begin van de uitbraak bevonden en het aantal ziektegevallen op de onderzochte bedrijven een stijgende trend vertoonde.

Dag van het Schaap 2024

Zaterdag 8 juni was het weer zover: de tweejaarlijkse Dag van het Schaap. Hét evenement waar we schapen- en geitenhouders en andere betrokkenen binnen de sector spreken. Dit jaar was GD hoofdsponsor van de Dag van het Schaap.

In onze stand konden houders al hun veterinaire vragen over hun schapen en geiten stellen. Hier werd veelvuldig gebruik van gemaakt.

LEES ALLES OVER BLAUWTONG IN ONS DOSSIER

Mooiste geit van Nederland

Op de Dag van het Schaap vond traditiegetrouw de uitreiking van de mooiste geit van Nederland plaats. Dit jaar won Boergeit Roxanne van stal Ankeveen deze eervolle prijs. De onderscheiding werd uitgereikt door GD. Eigenaar Jan Bausch mag zich nu twee jaar lang de trotse houder van de mooiste geit van Nederland noemen.

VeeOnline

Als veehouder ben je dagelijks bezig met diergezondheid. VeeOnline helpt daarbij. Op VeeOnline vind je onder andere laboratoriumuitslagen, verzoeken en mededelingen en een actueel overzicht van de statussen van de diergezondheidsprogramma’s waaraan je deelneemt. Ook kun je zien wanneer bewakingsonderzoek nodig is voor de certi ceringsprogramma’s. Inloggen op VeeOnline is gratis voor veehouders, dus meld je nu aan.

Stuur je beste foto in en win een fotoshoot

Maak een leuke, grappige, interessante diergezondheids-gerelateerde foto van je schapen of geiten en doe mee aan onze fotowedstrijd. De winnaar met de mooiste foto en het beste verhaal krijgt een professionele fotoshoot en prijkt met zijn of haar schapen of geiten in het volgende nummer van ons vakblad Schaap en Geit

Stuur je foto’s naar redactie@gddiergezondheid.nl met in het onderwerpveld ‘Fotowedstrijd Schaap en Geit’. Insturen kan tot en met 31 oktober 2024.

Naast de winnaar van de fotoshoot winnen de beste drie opvolgende inzendingen een mooie klok met schapen of geiten.

De eencellige parasiet Toxoplasma gondii is een veelvoorkomende abortusverwekker bij schapen en geiten. Jaarlijks voert GD abortusdiagnostiek uit op zo’n 80 tot 120 pathologie-inzendingen. Voorheen werd een diagnose voor toxoplasma gesteld door het weefsel te bestuderen (histologisch onderzoek). Sinds vorig jaar hebben we hiervoor een speciaal ontwikkelde PCR-test. Wat is het verschil? En waarom is onderzoek naar toxoplasmose belangrijk?

Toxoplasma gondii is een protozo, ofwel een eencellige parasiet. Deze parasiet komt wereldwijd voor en veroorzaakt de aandoening toxoplasmose. Toxoplasmose kan bij veel diersoorten voorkomen, maar ook mensen kunnen geïnfecteerd worden. Toxoplasmose is een zoönose die met name op de ongeboren vrucht en mensen met een verminderde weerstand veel impact kan hebben.

Toxoplasmose bij kleine herkauwers

Kleine herkauwers kunnen na een infectie met T. gondii verwerpen. Een infectie kan ook leiden tot doodgeboorte, vroegge-

boorte en zwakke lammeren met mogelijk grote economische verliezen tot gevolg. Kleine herkauwers zijn een tussengastheer van de parasiet. De eindgastheer is de kat. In de dunne darm van katten kan de T. gondii zich vermeerderen. Hierbij worden er oöcysten gevormd, een soort eitjes. Deze oöcysten komen in de kattenpoep terecht en kunnen zich zo in de omgeving verspreiden. De oöcysten worden door de andere diersoorten opgenomen via voedsel of water. Vervolgens komen de parasieten vanuit de oöcysten vrij in de darmen van deze dieren. Daarna kunnen

Verbeterde diagnostiek toxoplasmose dankzij nieuwe

ze naar andere weefsels in geïnfecteerde dieren trekken. Bij schapen en geiten is aangetoond dat T. gondii in staat is om de placenta te passeren, waardoor een infectie met deze parasiet kan leiden tot abortus.

Toxoplasmose bij mensen

Voor mensen is T. gondii over het algemeen niet gevaarlijk. Maar voor jonge kinderen, oudere mensen, zwangere vrouwen en immuundeficiënte personen is het wel een risico. Mensen kunnen besmet raken via geïnfecteerd voedsel, bijvoorbeeld via rauw of niet goed gebakken vlees. Zwangere vrouwen wordt afgeraden om te helpen in de kraamstal of om de kattenbak te verschonen. Dit omdat besmetting tijdens de zwangerschap infectie van de foetus kan veroorzaken.

voor nieuwe PCR

Toxoplasmose op bedrijven

Toxoplasma gondii is een parasiet die veel in de omgeving voorkomt. Veel schapen en geiten zullen er in hun eerste levensjaar dan ook mee in aanraking komen. Vaak bouwen de dieren snel een immuniteit op en de infectie hoeft geen klinische gevolgen te hebben. Maar wanneer de infectie tijdens de dracht plaatsvindt, kunnen de dieren hun vrucht verwerpen. Een toename in het aantal abortussen is meldingsplichtig en moet aangegeven worden bij de NVWA. Preventie van toxoplasmose zit met name in het weren van katten op het bedrijf. Wanneer dieren geweid worden, is dit echter niet eenvoudig.

Weefseldiagnostiek

Diagnostiek voor toxoplasmose vond bij GD plaats op basis van pathologie met behulp van histologisch onderzoek. Daarbij neemt de patholoog een stukje weefsel van het ingestuurde dier en fixeert dit. Ook kan een behandelend dierenarts zelf een stukje weefsel insturen naar GD. Door weefsel te fixeren blijft de structuur van het weefsel gelijk en lopen de stofwisselingsprocessen niet verder door. Het weefsel wordt in de tijd vastgelegd. Na volledige fixatie en inbedding ontstaat een blok, waar de analist dunne ‘plakjes’ van kan snijden. Deze plakjes vormen de ‘coupes’ die de patholoog onder de microscoop bekijkt om het weefsel te beoordelen. Onze pathologen zijn erg goed getraind in het beoordelen van deze coupes. Wat het lastig maakt, is dat een coupe slechts een beperkt stukje van het weefsel laat zien. Daarom bekijken onze pathologen altijd meer-

dere coupes per weefsel. Toch bestaat er een kans dat aanwijzingen voor infectie worden gemist met weefseldiagnostiek.

Nieuwe PCR

Sinds juni 2023 gebruiken we de Toxoplasma gondii-PCR. Met een PCR-test wordt een specifiek stukje erfelijk materiaal (DNA) van een ziekteverwekker vermeerderd, totdat er genoeg van aanwezig is om door het apparaat gedetecteerd te worden. Het apparaat meet vervolgens hoeveel materiaal van de ziekteverwekker aanwezig is. Zo wordt duidelijk of er een infectie aanwezig is. De PCR is een zeer gevoelige methode die toegepast kan worden op weefsel en op swabs van weefsel of lichaamsvloeistoffen. De monstername is dus eenvoudig. GD heeft deze nieuwe PCR ontwikkeld in 2023. De PCR-methode is daarna vergeleken met de weefseldiagnostiek. In de onderzochte weefsels werd T. gondii vaker aangetoond met de PCR dan via microscopie. Vooral de placenta bleek vaak positief met de PCR en onderstreept daarmee het belang van het inzenden van nageboorte voor diagnostiek.

Waardevol

Inmiddels is de Toxoplasma gondii-PCR al ruim een jaar in gebruik. Vanaf december 2023 tot mei 2024 is op meerdere schapen- en geitenbedrijven toxoplasmose vastgesteld in verworpen lammeren aan de hand van de nieuwe PCR. De nieuwe gevoelige PCR is hiermee een zeer waardevolle toevoeging op de door ons gebruikte abortusdiagnostiek.

Pilotonderzoek CL legt basis voor informatieve databank

In opdracht van de overheid en sectorpartijen voert GD de monitoring op diergezondheid in Nederland uit. Jaarlijks wordt met de opdrachtgevers afgestemd hoe de monitoring wordt ingevuld. Zo kan het monitoringsysteem inspelen op signalen of ontwikkelingen die zich voordoen.

Als bepaalde ontwikkelingen meer aandacht vragen, dan kan een pilotonderzoek worden voorgesteld. Een ‘pilot’, is een kleine onderzoeksvorm waarbij we in korte tijd opmerkelijke signalen nader kunnen bekijken. Zo zijn in 2023 pilotonderzoeken opgezet in reactie op de blauwtonguitbraak (zie kader). Maar er gebeurde meer.

Uitbraken CL

Zo verdiepte een ander pilotonderzoek van GD zich in caseous lymfadenitits (CL), een aandoening die met enige regelmaat bij

Technische informatie

Voor typering van bacteriestammen

maakt GD gebruik van Fourier-transform infrarood (FTIR)-spectroscopie. Met deze techniek wordt de biochemische samenstelling van de bacteriecel bepaald. Dit is een soort biochemische vingerafdruk. Door verschillende isolaten van bacteriën onderling te vergelijken, kan je iets zeggen over hun onderlinge verwantschap.

schapen en geiten wordt gevonden. CL wordt veroorzaakt door de bacterie Corynebacterium pseudotuberculosis, die lang in de omgeving kan overleven. Incidenteel leidt besmetting met deze bacterie ook tot lymfadenitis bij mensen. Jarenlang werd CL in Nederland nauwelijks gezien. Dankzij een progressieve aanpak was CL in de melkgeitensector nagenoeg verdwenen. Maar CL heeft opnieuw zijn intrede gedaan, onder andere door import van schapen en geiten. Vanaf 2015 is CL weer enkele malen gezien, vooral op melkgeiten- en melkschapenbedrijven. In 2021 werd de infectie aangetoond in de populatie van Drentse Heideschapen en Schoonebeekers, waarna een project voor nadere inventarisatie is uitgevoerd. In 2022 werden binnen korte tijd uitbraken van CL vastgesteld op vier melkgeitenbedrijven. Deze bedrijven waren voorheen deelnemer aan het CL-certificeringsprogramma van GD. Op geen van de bedrijven was de bron van insleep bekend.

Pilot blauwtong

Met de uitbraak van een nieuw serotype van het blauwtongvirus in 2023 was het belangrijk om de infectie en het effect ervan op schapen- en geitenbedrijven te volgen. Aan de hand van de bevindingen uit een gerichte pilot is veel inzicht verkregen in de ernst van de verschijnselen en de gevolgen op bedrijfsniveau. Hierdoor was het onder andere mogelijk om een behandeladvies op te stellen.

Een samenvatting van de resultaten van deze pilot staat op onze website, naast alle andere actuele informatie over blauwtong.

WN: 1300-800/cm Dim. reduction: none Averaging: Mean Metric/linkage: Euclidean/Average Cophenetic correlation coef cient: 0,977 Calculated cut-off: 0,459

Typering van CL

Door deze uitbraken op schapen- en melkgeitenbedrijven rees de vraag of er een onderlinge relatie was. Wanneer een kiem zich tussen de bedrijven versleept had, zou je verwachten dat de gevonden bacteriën op deze bedrijven erg op elkaar zouden lijken. Om daar achter te komen kunnen we een nadere typering doen, waarbij de onderlinge verwantschap tussen bacteriën wordt onderzocht. Typeren kan op twee manieren: op basis van de uiterlijke kenmerken van de bacterie of op basis van het genetisch materiaal. Tijdens deze pilot is onderzocht of het mogelijk is om CL op basis van uiterlijke kenmerken te typeren middels IR-biotypering. Sinds kort beschikken we zelf over deze techniek, die al voor meerdere bacteriën wordt ingezet.

Voor dit onderzoek zijn Corynebacterium pseudotuberculosisstammen gebruikt die tijdens verschillende uitbraken sinds 2008 zijn verzameld bij schapen en geiten. Op basis van overeenkomstige uiterlijke kenmerken zijn deze verschillende stammen ingedeeld in een aantal groepen. Op die manier ontstaat een soort ‘stamboom’. Hoe dichter de takken bij elkaar liggen, des te meer verwantschap er te verwachten is tussen de bacteriestammen.

Weinig veranderlijk

Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de verschillende onderzochte stammen erg op elkaar lijken. Ook stammen waarbij van verwantschap geen sprake was, hebben voor een groot deel overeenkomstige kenmerken. Corynebacterium spp. zijn vermoedelijk bacteriën die weinig veranderlijk zijn. Dat is anders dan bij bacteriën zoals bijvoorbeeld E. coli. Daarbij zie je veel sneller

veranderingen. In de analyse was wel te zien dat de Corynebacterium-stammen uit de recentste uitbraken dicht bij elkaar liggen (groep B). Maar je mag uit dit onderzoek niet concluderen dat de uitbraken verband houden met elkaar. Extra onderzoek op basis van het bacterie-DNA zou de mate van verwantschap beter in kaart kunnen brengen.

Database voor de toekomst

Deze pilot is een eerste stap in het opzetten van een databank voor Corynebacterium pseudotuberculosis. Door deze database aan te vullen en bacteriestammen te blijven analyseren, komen we steeds meer te weten. Dat biedt mogelijk in de toekomst een uitkomst bij brontracering van een uitbraak.

Al sinds 2002 houdt Royal GD zich intensief bezig met de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van LVVN, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.

‘Stamboom’ van de geteste Corynebacterium pseudotuberculosis-isolaten middels de IR-biotyper

Bloedtappen bij 135 geiten is best een klus. Alles wat dit makkelijker en sneller kan maken is mooi meegenomen. Daarom zijn dierenarts Carla Korsten en melkgeitenhouders Mattijn en Anita Papen-Olbach zo tevreden over de Reader Schaap Geit waarmee bloedmonsters digitaal kunnen worden ingeschreven. “We zijn nu zeker een uur eerder klaar en de kans op fouten is veel kleiner.”

Sneller en secuurder werken met de reader

Voor het jaarlijkse bloedtappen in het kader van het bewakingsonderzoek CAE/CL is er eerst tijd voor koffie op mts. PapenOlbach in Vragender. Geitenhouders Mattijn Papen en zijn vrouw Anita bespreken samen met hun medewerkster Debbie en dierenarts Carla Korsten van GELRE Dierenartsen hoe ze het aan gaan pakken. Ook komen onderwerpen als de gezondheid van de opfoklammeren, het weer, de invloed daarvan op het losliggende gras en de net afgelopen kermis in het dorp aan bod. Duidelijk is dat men elkaar goed kent. “Ik kom hier inderdaad vaker over de vloer”, vertelt Carla. “In het voorjaar tijdens het aflammerseizoen wel elke week en hier hebben ze in het najaar ook nog vaak een lammerronde. Richting kerst wordt het dan een stuk minder.”

135 bloedjes

Vandaag is de dierenarts op het melkgeitenbedrijf om bloed te tappen. Aan de hand van de steekproeftabellen van GD bekijkt

Carla hoeveel dieren er bemonsterd moeten worden. “Ze hebben hier zo’n 750 geiten van meer dan een jaar oud. Daarvan moeten we er 57 bemonsteren voor CL en 135 voor CAE.” Het bloedmonster voor één geit kan worden getest op beide ziektes, er moet dus van 135 geiten een bloedje worden getrokken.

‘Voorheen moesten we het diernummer met een stift op het buisje met het bloedmonster schrijven’
Auteur: Marije Stomps, fotografie: Ingrid Sweers

“We beginnen met de bokken, want die moeten allemaal en ze zijn het lastigst”, beslist Carla. Daarna zijn de melkgeiten aan de beurt. Het gaat om een steekproef, dus het maakt niet uit welke vrouwelijke dieren precies worden getapt. Natuurlijk moet wel bekend zijn om welk dier het gaat en moet het diernummer worden gekoppeld aan het bloedmonster. Juist daar komt de Reader Schaap Geit in beeld. Met dit apparaat kunnen de bloedjes eenvoudig digitaal worden ingeschreven in VeeOnline, het online portaal van GD.

Mts. Papen-Olbach

“Voorheen moesten we het diernummer handmatig met een stiftje op het buisje met het bloedmonster schrijven”, vertellen Mattijn en Anita. “Dat was behoorlijk omslachtig. Niet alleen kostte het veel tijd, ook was een foutje zo gemaakt. Als je een cijfer iets te onduidelijk opschrijft, kan het al misgaan. Het etiketje kan vies worden of de geiten kregen per ongeluk de papieren stallijst te pakken waardoor deze scheurde”, lacht Mattijn.

Simpel

De reader wordt voor het derde opeenvolgende jaar gebruikt bij het inschrijven van de bloedmonsters. Carla legt uit hoe het werkt. “Schapen en geiten hebben een elektronisch oormerk met een chip erin. Deze kun je aflezen met de reader, wat lijkt op een soort groot uitgevallen mobiele telefoon. Door het oor te scannen, verschijnt het diernummer op de reader. Als vervolgens de barcode van het buisje met bloed wordt gescand, worden diercode en monster automatisch aan elkaar gekoppeld.”

Het klinkt simpel en dat is het ook, blijkt even later in de stal. Zoals afgesproken zijn eerst de bokken aan de beurt. De mannen blijken niet allemaal even gediend van deze handeling en spartelen wat tegen. Toch ontstaat er al snel een routine. Medewerkster Debbie vangt de geiten, bijgestaan door Mattijn. Vervolgens houdt hij ze vast terwijl Anita het oormerk scant met de reader en Carla bloed tapt. Na de ‘blieb’ van het gescande oormerk, over naar het aflezen van het bloedbuisje, dan de met de spuitbus een blauwe streep over de rug van de geit en door naar de volgende.

Wit kartonnetje

Zeker in het begin kijken Carla en Anita vaak samen even naar de reader. “Het is altijd weer even wennen hoe het precies werkt en waar alles zit. Zeker als je de reader, zoals Anita, maar één keer per jaar hanteert”, legt Carla uit. Zo blijkt het apparaat soms moeite te hebben met het aflezen van de barcode van het bloedbuisje. Zeker met wisselend licht in een stal. “Wij houden er vaak een wit kartonnetje achter, dan gaat het wel goed.” Ook is het een enkele keer zoeken naar de chip in het oormerk. Mattijn: “Er zit per geit maar in één oormerk een chip, niet in

Mattijn Papen en zijn vrouw Anita runnen sinds 2007 een melkgeitenhouderij op het 6 ha grote bedrijf waar Anita’s ouders voorheen vleeskuikens hielden. Ze hebben nu zo’n 750 melkgeiten met bijbehorende lammeropfok. Normaal zijn dit er wat meer, maar door onder meer gebruik te maken van gesekst sperma hopen ze snel weer op een aantal van 900 te zitten. De geiten zijn gehuisvest in een gewone stropotstal en een proefstalsysteem met ‘Blije Geit-vloer’. Hierbij staan en liggen de geiten op trapsgewijs oplopende betonplaten met mestschuif en urineafvoer. Papen is sowieso in voor vernieuwingen: zo knutselde hij zelf verschillende drinkbakken in elkaar en paste een bestaande koeborstel aan naar een ‘geit-proof’ exemplaar. “Er kan gewoon nog heel veel beter als het gaat om geitenhuisvesting en management”, zegt hij daar zelf over. Er wordt gemolken in een 2x40 zij aan zij-melkstal. De productie ligt op zo’n 3,5 tot 4 liter melk per geit per dag. Het bedrijf is sinds het begin CAE- en CL-vrij en is deelnemer aan het scrapie-programmma. Inmiddels is ook de uitslag van dit laatste onderzoek binnen, in de monsters is niets aangetoond. Het bedrijf heeft weer voor een jaar lang de certificering voor CAE-/CL-vrij! Voor Mattijn en Anita toch altijd weer een opluchting de resultaten binnen te hebben.

beide. Je moet dus aan de goede kant aflezen. Wij zijn bezig met een wisseling naar de chip in het linkeroormerk, dit is praktischer bij de herkenning aan de voerautomaat.”

Een melkgeit zou ook een oormerk kunnen verliezen, maar hier is de geitenhouder enorm scherp op. “Dat moet ook wel, want anders krijg je problemen met de melkmeting, het automatisch voersysteem en het managementprogramma.” “De I&R (identifi-

‘Door oormerk en barcode buisje te scannen worden dier en bloedmonster automatisch aan elkaar gekoppeld en ingeschreven’

catie en registratie) van je geiten moet wel kloppen, anders hoef je inderdaad ook niet aan de reader te beginnen”, vult Anita aan.

Niet op kosten jagen

Als alle bokken zijn gedaan, is het de beurt aan de melkgeiten. In de stropotstal staan twee ki-boxjes waarin de geiten worden gezet. Dat maakt het proces een stuk makkelijker. Het bloed tappen loopt als een geoliede machine en de emmer met volle buisjes raakt steeds meer gevuld. Carla wijst tussendoor op nog een handigheidje van de reader: “Kijk, er komt een melding als we 57 geiten hebben gehad. Meer hoeven er niet op CL getest te worden, dus dan kunnen we het vinkje daarvoor op de reader uitzetten. Best belangrijk, want testen op CL kost geld en je wilt een veehouder natuurlijk niet onnodig op kosten jagen.”

Als de Reader Schaap Geit aangeeft dat het gewenste aantal geiten is bemonsterd, kunnen de spullen worden opgeruimd. Er wordt nog even nagepraat over hoe het bloedtappen verliep. “Ik ben toch blij dat we de bokken als eerste hebben gedaan, dan valt de rest altijd mee”, lacht Carla. “Sowieso is deze klus met de reader echt een stuk gemakkelijker en niet te vergeten sneller dan zonder. Ik denk dat we zeker een uur eerder klaar zijn dan vroeger.” Mattijn en Anita sluiten zich hierbij aan. “Het gaat echt veel sneller en is ook veel nauwkeuriger. Fouten komen amper meer voor.” Dat is niet alleen fijn voor veehouder en dierenarts, maar ook voor het lab van GD. “Voorheen moesten zij regelmatig op zoek naar de goede diercode, dat was dan een heel gepuzzel. Dit is echt een vooruitgang. Het scheelt tijd en geld”, weet Carla, die vertelt dat de reader gratis te leen is voor dierenartsen met schapen en geiten in hun praktijk. “Bij onze praktijk hebben we er standaard eentje in gebruik, omdat ik de reader elke maand wel een keertje nodig heb.”

Ongediertebestrijding

12x per jaar

Desinfectie (pluim-)veestallen

Salmonellabestrijding

Coccidisiose- en wormbestrijding

Maden- en vliegenbestrijding

Waterleiding reinigen (pulsen)

KLAUWAANDOENINGEN

Wat weet jij over rotkreupel?

Rotkreupel is een besmettelijke klauwaandoening die leidt tot verminderde groei, verminderde melkproductie en ernstige aantasting van het welzijn. Een PCR-test kan de verantwoordelijke ziektekiem aantonen. Deze kan individueel of gepoold gedaan worden met swabs van de (tussen)klauwen. Wat weet jij over rotkreupel?

1

Welke groep ziektekiemen is verantwoordelijk voor de aandoening rotkreupel?

A Bacteriën

B Parasieten

C Schimmels

D Virussen

2

Hoe kan ik de kans op insleep van rotkreupel in mijn koppel beperken?

A Aanvoer op basis van bedrijfsgeschiedenis

B Gesloten bedrijfsvoering

C Quarantaine toepassen

D Alle genoemde opties

3

Wat is geen onderdeel van het behandelprotocol gericht op bestrijding van rotkreupel binnen een koppel?

A Behandeling aangedane dieren

B Maaien besmette weide

C Vaccinatie koppel

D Voetbad koppel

4 5

Hoe lang blijft de weide besmet met de rotkreupelbacterie?

A Niet

B Twee weken

C Eén maand

D Altijd

In welk seizoen worden rotkreupelbesmettingen en verspreiding binnen het koppel het meest gezien?

A Voorjaar en zomer

B Zomer en najaar

C Najaar en winter

D Winter en voorjaar

MEER INFORMATIE OVER ROTKREUPEL

Antwoorden: 1a, 2d, 3b, 4b, 5c

In de genen van schapen is vastgelegd hoe gevoelig de dieren zijn voor de ontwikkeling van zwoegerziekte. Met een nieuwe test onderzoeken we zwoegerziektegenotypen. Met deze test kan bepaald worden welke dieren minder gevoelig zijn voor zwoegerziekte seropositiviteit en daarmee interessant voor de fokkerij.

Genotypering zwoegerziekte

Het was al langer bekend dat er verschillen bestaan tussen schapen(rassen), waar het gaat om gevoeligheid voor zwoegerziekte. De oorzaak daarvan was niet bekend en ook was niet duidelijk of er op die eigenschap geselecteerd kan worden. Dankzij jarenlang onderzoek zijn verschillende genen ontdekt die mogelijk een rol spelen bij de gevoeligheid van een schaap op een positief zwoegerziekte antistoffen testresultaat.

Positief zwoegerziekte antistoffen-testresultaat Het gen dat vooralsnog de beste optie voor selectie op zwoegerziekte-gevoeligheid lijkt, is het transmembraanproteïne-gen TMEM154. Schapen waarbij de DNA-code voor het wildtype EE (voorouderlijk) op natuurlijke wijze gewijzigd is naar KK hebben signi cant minder kans op een positief zwoegerziekte antistoffen testresultaat. Bij EK-schapen (heterozygoot) is geen voordeel geconstateerd. Ondanks de lagere kans, kunnen KK-schapen nog steeds besmet worden met het zwoegerziektevirus en daar ziek van worden. Of ze minder ziek worden en daardoor bijvoorbeeld ook minder virus uitscheiden en koppelgenoten daarmee minder besmetten, moet nog verder onderzocht worden.

PCR-test

Met een nieuwe (KASP; Kompetitive Allele Speci c) PCR-test onderzoeken we in een onderzoeksproject de zwoegerziektegenotypen. Wanneer je als veehouder weet welke dieren genotype KK hebben, dan is het wellicht gunstig om deze in te zetten als fokdieren. Uit de literatuur lijkt verder geen verschil te zijn tussen de KK, KE en EE dieren waar het gaat om vruchtbaarheid, melkgift en groeisnelheid. Wel moet je bij het fokken met KK-schapen rekening houden met andere belangrijke eigenschappen, waaronder de gevoeligheid voor scrapie. Daarvoor bestaat al langer een genetische test. De frequentie van KK-genotype verschilt per ras. Bij veel vraag naar dieren met een gunstig genotype kan de neiging ontstaan om deze dieren in te zetten als fokdier, zelfs wanneer andere eigenschappen ongunstig zijn. Ook ligt inteelt op de loer. Net als bij scrapie-genotypering past dus een waarschuwing:

Besmettingscijfers

Bij schapen met het genotype KK zijn tot een leeftijd van 5,5 jaar bij minder dan 10 procent van de dieren infecties waargenomen. Bij de EE- en EK-varianten zijn bij meer dan 80 procent van de dieren tot een leeftijd van 3,3 jaar infecties geconstateerd. Dus bij EE- en EK-varianten zijn veel meer infecties geconstateerd en bovendien op jongere leeftijd.

zoek de dieren eerst uit op geschiktheid om mee te fokken en voer pas daarna genotypering uit. Niet andersom. Zwoegerziektegenotypering kan interessant zijn voor fokkers van dekrammen en voor moeilijk te certi ceren bedrijven waarbij de risico’s op zwoegerziekte niet (altijd) te vermijden zijn. Ook voor gecerti ceerde zwoegerziekte-vrije bedrijven kan testen voordelen hebben.

Onderzoek naar frequentie

Om een indruk te krijgen van de genotypefrequentie van KK per schapenras loopt in 2024 een onderzoeksproject waarbij een aantal grotere stamboeken en verenigingen ieder twintig invloedrijke dekrammen met minimale onderlinge verwantschap onderzoeken. Op deze manier kan een schatting worden gemaakt van het vóórkomen van de verschillende genotypen per stamboek of vereniging.

HANS GROENHUIS,

BESTUUR VERENIGING SPECIALE SCHAPENRASSEN:

“Ik spreek veel fokkers die zwoegervrij zijn en dat graag zo houden. Ook worden steeds meer dieren ‘zwoegervrij’ aangeboden. Het speelt bij een toenemend deel van onze leden, al zijn er ook fokkers die er niet zo mee bezig zijn. Wanneer je zwoegervrij bent, kun je alleen dieren toelaten die ook uit een vrije kudde komen. En als je eenmaal geïnvesteerd hebt om vrij van zwoegerziekte te worden, dan gooi je dat niet zomaar weg. Het is een heel vervelende ziekte, dus ik hoop eigenlijk dat de zwoegervrije trend zich als een olievlek uitbreidt.

Onze vereniging is gevraagd om mee te werken aan het genonderzoek en dat doen we graag. Voor onze leden, die vaak maar een paar schapen hebben, is het bloedonderzoek dat elke twee jaar gedaan moet worden een barrière om zwoegervrij te zijn. Het is voor veel van onze fokkers dus goed dat GD op zoek gegaan is naar het gen. Want als er schapen zijn die homozygoot vrij zijn, dan doe je een grote stap vooruit. Vandaar dat we direct onze medewerking toegezegd hebben. Genetisch onderzoek kan via een swab van het wangslijmvlies gedaan worden, dat is eenvoudiger dan bloedonderzoek. Al vraag ik me wel af hoe het vier-ogen-principe dan gehanteerd gaat worden, want als de dierenarts bloedmonsters opstuurt is er automatisch een check of het klopt. Wanneer de genetische test breder beschikbaar en ook betaalbaar wordt, dan kunnen we zelfs met onze fokkers bespreken of we het hele bestand gaan doorlichten. Het kan namelijk best zijn dat sommige rassen volledig KK zijn.

Voor onze leden is het natuurlijk wel belangrijk dat bij selectie op genetisch KK-schapen de rastypische kenmerken en andere foktechnische eisen in het oog blijven. De vraag is dan hoe je de foklijnen in stand houdt en tegelijkertijd inteelt beperkt. Dat moet heel gedegen en zorgvuldig, er moet geen run op KK-fokdieren komen. Maar het feit dat het gen gevonden is, is een grote stap vooruit. We blijven het in elk geval met veel interesse volgen.”

SPECIALIST IN LAMMERENOPFOK

u s a s c o r r e c t i e v o o r k o m t u p r o b l e m e n a s g e v o l g v a n d e n e g a t i e v e e n e r g e b a a n s H e t r e s u l t a a t i s e e n b e t e r e s t a r t m n d e r p r o b e m e n e n m e e r € € € V o o r m e e r i n f o r m a t i e n e e m n u c o n t a c t o p e n p r o f t e e r s n e l v a n d e v o o r d e l e n !

H e t r e s u l t a a t i s e e n b e t e r e s t a r t

M E

M

BEZOEK ONS OP RMV HARDENBERG VAN 22-24 OKTOBER. w w w a g r o n o v o n

EEN ZWOEGERZIEKTEVRIJ

Primeur voor Terschelling

Wat begon als een mooi project over zwoegerziekte op Terschelling, is uitgelopen in een heuse missie om alle schapenbedrijven op het eiland zwoegerziektevrij te krijgen! Of dat gelukt is, werd bekendgemaakt tijdens de Dag van het Schaap afgelopen juni.

Zwoegerziekte is een progressieve ziekte waar geen behandeling of vaccinatie tegen bestaat. Het virus heeft een lange incubatietijd. Als de dieren uiteindelijk symptomen ontwikkelen, is uitval het gevolg. Schapenhouders willen dus voorkomen dat het virus een koppel binnendringt. Door de geïsoleerde ligging van Terschelling, hebben de schapenhouders op het eiland een unieke en kansrijke positie. In 2021 is besloten om hier gebruik van te maken. Er ontstond een samenwerking tussen GD, Dierenartsenpraktijk Terschelling, de Schapenhoudersvereniging Terschelling en de Geitenfokvereniging Terschelling. Doel: de eerste stappen zetten naar een zwoegerziektevrij eiland.

Binnen dit project werden in 2021 en 2022 alle schapen en geiten van 29 houders op het eiland getest op zwoegerziekte (schapen), of het hieraan verwante CAE-virus (geiten). In het eerste jaar konden de houders melkmonsters laten onderzoeken, in het tweede jaar werd bloedonderzoek op alle dieren uitgevoerd. Bij het bloedonderzoek is destijds één schaap positief getest op zwoegerziekte en afgevoerd. Eind vorig jaar zijn alle dieren, zo’n 1.200 stuks, opnieuw getest. Dit was mogelijk dankzij een subsidie vanuit het Iepen Mienskipsfûns van de provincie Fryslân. Alle dieren bleken negatief voor zwoegerziekte of CAE.

Tijdens de Dag van het Schaap in Ermelo werd feestelijk bekend gemaakt dat alle deelnemende schapenhouders vrij zijn verklaard van zwoegerziekte. Zij kunnen hiervoor een certi caat krijgen. Daarna zal steekproefsgewijs bloedonderzoek worden uitgevoerd voor verlenging van de vrij-status.

‘Het is belangrijk om zwoegerziekte nu te blijven weren op het eiland’

Dankzij dit bijzondere project zijn mooie stappen gemaakt voor de Nederlandse schapenhouderij. Het is belangrijk om zwoegerziekte nu te blijven weren op het eiland. Naast het steekproefsgewijs testen, worden ook andere maatregelen genomen. Insleep vanuit het vasteland moet voorkomen worden door alle aangevoerde dieren in quarantaine te plaatsen, te controleren en zo mogelijk te laten testen. Houders en de dierenartsenpraktijk op Terschelling blijven samenwerken aan het zwoegerziektevrij houden van hun dieren.

Tara de Haan

NIEUW HULPMIDDEL TEGEN STERFTE BIJ JONGE DIEREN

LammerOpfokTool geeft inzicht in opfok melkgeiten

Het project, ‘Zorg voor Jonge Dieren’ ontwikkelt een methode om melkgeitenhouders te ondersteunen in de lammeropfok. Al sinds 2021 werken we hieraan en in 2024 wordt het afgerond. In dit artikel lees je wat we binnen dit project hebben gedaan.

Gezondheid en sterfte van jonge dieren is een belangrijk onderwerp. Als veehouder streef je naar een zo laag mogelijke sterfte en gezonde lammeren. Dat kan soms uitdagend zijn en inzicht in de eigen opfok kan helpen. Binnen het project ‘Zorg voor Jonge Dieren’ zijn daarom kengetallen opgesteld om lammersterfte goed in beeld te krijgen. Ook is een tool ontwikkeld om houders handvatten te bieden voor het verbeteren van de opfok. Het is één van de projecten binnen een grote samenwerking tussen Platform Melkgeitenhouderij, Wageningen Research, GD en het Ministerie van LVVN.

Kwaliteit van registratie

Het project ‘Zorg voor Jonge Dieren’ begon met een analyse van de (geanonimiseerde) I&R-gegevens van alle Nederlandse melkgeitenbedrijven over de periode 2016 tot en met 2021. Dit gaf een beeld van de geboorte- en sterftecijfers op melkgeitenbedrijven. Hiermee konden kengetallen ontwikkeld worden die houders inzicht geven in hun eigen lammeropfok. Uit de analyse bleek dat er vóór eind 2020 redelijk wat verschil zat in de kwaliteit van registratie tussen de melkgeitenhouders. Dit was onder andere te zien aan de snelheid van registratie na bijvoorbeeld een geboorte. Hoe langer een houder wacht met het invoeren van de gegevens, hoe groter de kans dat de invoer niet meer volledig accuraat is. Bedrijven die minder betrouwbare data hadden, lieten dan ook een lager sterftepercentage zien onder de lammeren ten opzichte van goed registrerende bedrijven.

Kwaliteit van registratie op basis van drie parameters en het aantal geboortemeldingen over de afgelopen twee jaar

Sinds november 2021 moeten de geboortes binnen zeven dagen gemeld worden. De data worden sindsdien steeds betrouwbaarder en vollediger. Dat is mooi! Want om kengetallen over de sector uit te rekenen, zijn betrouwbare data nodig. Ook wanneer de eigen data worden teruggekoppeld naar de houder, heeft deze er pas iets aan wanneer de ingevoerde gegevens kloppen.

De LammerOpfokTool

Een van de weinige parameters die op een bedrijf kan worden gemonitord, is sterfte. Sterftecijfers kunnen bovendien een indruk geven van de diergezondheid op een bedrijf. Door de sterftecijfers in verschillende leeftijdscategorieën, die overeenkomen met de risicoperioden in de opfok, terug te koppelen naar de houder, kan deze eventuele problemen gerichter aanpakken. In het tweede deel van het project werd daarom gewerkt aan de zogenaamde ‘LammerOpfokTool’. Deze tool maakt persoonlijke bedrijfsoverzichten op basis van kengetallen die in de eerste fase van het project zijn ontwikkeld. Deze kengetallen zijn: kwaliteit van registratie, aantal geboortemeldingen, sterftecijfers over vijf leeftijdscategorieën en het antibioticagebruik. Identificatie en registratie (I&R) data vanuit RVO en antibioticagegevens uit Medigeit vormen hiervoor de basis. De tool toont de gegevens

Andere projecten binnen de samenwerking gaan bijvoorbeeld over salmonellose, welzijn, huisvesting en duurmelken. Een overzicht hiervan is te vinden op de website van Platform Melkgeitenhouderij.

van de afgelopen twee jaar in de vorm van grafieken. Daarnaast zie je het Nederlands gemiddelde en de eigen jaartrend naast elk bedrijfseigen kengetal in het bedrijfsoverzicht. De prestaties van het bedrijf ten opzichte van collega-melkgeitenhouders is zo goed te beoordelen. Ook kun je eenvoudiger zien of sterftegegevens afwijken ten opzichte van eerdere jaren.

Validatie van LammerOpfokTool

Het was belangrijk om te bepalen of de bedrijfsoverzichten uit de LammerOpfokTool een goed beeld geven van de lammergezondheid op het bedrijf. Zijn de gekozen kengetallen hiervoor inderdaad geschikt? Daarom is een validatie uitgevoerd. Hiervoor zijn 31 bedrijven, die zich vrijwillig hebben aangemeld, bezocht door een dierenarts en beoordeeld op onder andere hygiëne, huisvesting en gezondheidsproblemen. Deze beoordeling werd vergeleken met het resultaat van de LammerOpfokTool.

Bedrijven die minder goed beoordeeld werden door de dierenarts hadden ook hogere sterftecijfers onder lammeren vanaf twee weken leeftijd. De best beoordeelde bedrijven hadden in deze leeftijdscategorieën lagere sterftecijfers. Wel bleek dat alle vrijwillig opgegeven bedrijven gemiddeld of goed scoorden, waardoor deze vergelijking niet gemaakt kon worden voor bedrijven met een matige of slechte beoordeling.

Sector aan zet

Dit project onderstreept het belang van goede registratie van gegevens. Door goed te registreren draag je bij aan een realistisch beeld van de sector en kun je bovendien zelf duidelijk zien waar eventuele verbeterpunten op je eigen bedrijf zitten. Inmiddels is de tool, inclusief rapportage, opgeleverd aan het Platform Melkgeitenhouderij en LVVN. De sector moet nu bepalen hoe deze tool in de toekomst ingezet gaat worden.

blauwtong

Anouk Veldhuis, Inge Santman-Berends, René van den Brom, Eveline Dijkstra, Jet Mars en Carlijn ter Bogt-Kappert

Prevalentie van blauwtong serotype 3 na 2023

GD onderzocht na afloop van het blauwtongvirus serotype 3 (BTV-3) uitbraakseizoen in 2023 en voor het beschikbaar komen van vaccins in mei 2024 de natuurlijke besmettingsgraad van BTV in Nederland. Op bijna de helft van de onderzochte schapenbedrijven werden antistoffen gevonden. Op schapenbedrijven waar in 2023 blauwtong is vastgesteld, had gemiddeld 23 procent van de onderzochte schapen antistoffen. Van de bijna 5.000 onderzochte schapen had slechts 10 procent antistoffen.

Op 5 september 2023 werd BTV-3 voor het eerst vastgesteld in Nederland. Het aantal besmettingen liep in het najaar van 2023 in hoog tempo op. Er werden verschijnselen van kliniek indicatief voor BTV-3 gemeld bij duizenden schapen- en rundveebedrijven en tientallen geitenbedrijven. Voor een goede inschatting van het risico op nieuwe infecties in 2024 is afgelopen voorjaar, voordat het vaccin op de markt was, een inschatting gemaakt van het percentage schapen dat antistoffen heeft. Deze schapen zijn waarschijnlijk beschermd tegen nieuwe BTV-3-infecties in 2024. Voor dit onderzoek is Nederland ingedeeld in twintig regio’s en waren gegevens beschikbaar van 4.947 schapen afkomstig van 387 schapenbedrijven.

Antistoffen op bedrijfsniveau

Op 47 procent van de onderzochte schapenbedrijven werden bij tenminste één schaap antistoffen indicatief voor een BTV-3infectie in 2023 aangetoond. In het kerngebied van de blauwtonguitbraak (midden van het land) werden op 68 tot 93 procent van de onderzochte schapenbedrijven antistoffen gevonden bij tenminste één schaap. In de zuidelijke regio’s vonden we de laagste percentages schapenbedrijven met antistoffen (figuur I).

Schapen met antistoffen tegen blauwtong

Na het uitbraakseizoen in 2023 wordt geschat dat gemiddeld 10 procent van de schapen in Nederland antistoffen heeft tegen BTV. Het percentage dieren met antistoffen laat veel variatie zien tussen de twintig regio’s. Op het midden van Nederland na, waar BTV-3 zich volop heeft verspreid in 2023, hebben in bijna alle gebieden nog steeds maar weinig schapen antistoffen.

Geschatte dierprevalentie op schapenbedrijven

Gemiddelde percentage dieren per bedrijf per regio: lager dan 10% 10% tot 20% 20% tot 40% hoger dan 40%

Conclusie: vaccinatie essentieel Hoewel een deel van de schapenbedrijven al in aanraking is gekomen met BTV-3, is het percentage schapen met antistoffen laag (~10%). Dit is mede te verklaren door het hoge percentage schapen dat stierf na infectie. Hieruit blijkt dat nog maar een zeer beperkt deel van de schapenpopulatie antistoffen tegen blauwtong had en dus beschermd is tegen BTV-3. Uit deze studie bleek dat lagere aantallen dieren met antistoffen geassocieerd was met het opstallen van dieren en scheren in de periode januarimaart. De belangrijkste preventie maatregel tegen blauwtong is vaccinatie met een veilig en effectief vaccin.

1.475

... IS HET MINIMALE

AANTAL NEDERLANDSE

BEDRIJVEN DAT VOLGENS

EU-REGELGEVING

JAARLIJKS MOET WORDEN ONDERZOCHT OP BRUCELLA MELITENSIS.

Dankzij de monitoring wordt Nederland ieder jaar officieel vrij verklaard van de bacterie Brucella melitensis, die brucellose kan veroorzaken bij kleine herkauwers en Maltakoorts bij mensen. De vrij-status maakt het exporteren van dieren en dierlijke producten gemakkelijk en veel goedkoper.

De overheid maakt een selectie van de 1.475 bedrijven en begint met het selecteren van alle UBN’s met een

actieve veegroep schaap en/of geit. Alleen de UBN’s met meer dan tien schapen en/of geiten ouder dan zes maanden blijven op de lijst. De UBN’s die de afgelopen twee jaar meededen worden vervolgens uit de lijst gefilterd. Uit de groep die overblijft, wordt tenslotte een steekproef getrokken. Een UBN zit dus hoogstens één keer in de drie jaar in de monitoring. Na de selectie door de overheid, voert GD de monitoring uit.

vraag & antwoord

MEESTGESTELDE VRAGEN OVER TAPPEN VOOR CERTIFICERING ANTWOORDEN: TOM WESTERHOF, KCA

Hoe werkt het bloedtappen voor certificering?

Ongeveer zes weken voordat de status van de certificering afloopt, krijgen veehouder en dierenarts een brief van GD. Daarin staat dat de aansturing voor monstername openstaat. Vanaf dit moment kun je de afspraak met je dierenarts maken om de bloedmonsters te nemen. De aansturing is dan ook te vinden in VeeOnline, onder het kopje ‘Verzoeken en mededelingen’.

Mag ik ook eerder tappen?

Soms willen veehouders al eerder bloed laten tappen, bijvoorbeeld omdat de dieren in een bepaalde periode op stal staan en de monstername dan makkelijker is. In de meeste gevallen kan dit, maar

het is hiervoor belangrijk dat je vooraf contact opneemt met GD. We kijken dan mee en regelen de vervroegde monstername voor je. De monsternamelijst wordt via de post verstuurd en de aansturing is ook dan te vinden in VeeOnline.

Wat moet ik verder weten?

Wanneer er vervroegd getapt wordt voor het bewakingsonderzoek, dan verandert de einddatum van de certificering mee. Dit betekent dat er vervolgens elk jaar of elke twee jaar rond de nieuwe datum getapt moet worden.

Voor vragen over je status of over de certificering zijn wij telefonisch bereikbaar op: 088 20 25 500.

diergezondheid volgens Evert Bruinius

In 2013 kochten Evert Bruinius en zijn vriendin Krista Kremer twee schapen. Inmiddels hebben ze 135 boeren Texelaars. “Het was altijd mijn droom om boer te worden. Met de schapen heb ik echt iets voor mezelf en bouwen we samen iets op”, vertelt Evert, die naast schapenhouder ook zzp’er is.

Zijn schapen, kruisingen tussen Swifters en Texelaars, lopen op 30 hectare in het NoordGroningse Westerwijtwerd. Een deel van de grond is gehuurd. “De schapen lopen zoveel mogelijk buiten. Ze lammeren tussen half februari en eind april. Half juni komt het hooiland vrij zodat de gespeende lammeren daarop kunnen grazen. In de winter worden ze bij veehouders afgemest.” Zo’n veertig procent van de ooilammeren wordt door de veehandelaar ‘voor het leven’ verkocht. “We willen groeien met eigen aanwas en als onze handelaar de ooilammeren graag wil, zie ik dat als teken dat onze schapen gewaardeerd worden.”

Alert en actief

Voorkomen is beter dan genezen, is Bruinius’ insteek bij diergezondheid. “We zijn alert en actief om diergezondheidsproblemen te voorkomen.” Ze weiden ruim om wormbesmettingen tegen te gaan en behandelen de schapen preventief tegen myiasis. Drie weken voor het lammeren vaccineren ze de schapen tegen zomerlongontsteking en ‘het bloed’. Recent is ook gevaccineerd tegen blauwtong. Bruinius: “Op het nippertje ontsnapten we vorig jaar aan een blauwtonguitbraak, we verloren slechts één lam in oktober. Het virus heeft hier gelukkig niet doorgezet, de kou kwam precies op tijd. We zijn blij dat er een vaccin is en we hebben geen nadelige bijwerkingen van de vaccinatie gezien.”

Peilbedrijf

Het Groninger bedrijf is sinds twee jaar peilbedrijf van GD. Dat betekent: aansluiting bij het ‘project Kennisnetwerk Kleine Herkauwers’ gedurende drie jaar. Dit netwerk draait om uitwisseling van monitoringsinformatie tussen de praktijk en GD. Voor Bruinius geeft deze uitwisseling nieuwe inzichten en informatie over zijn schapen. “De lijntjes met GD zijn kort. Laatst had ik een dood lam, maar de doodsoorzaak was ongewis. Uit onderzoek bij GD bleek dat het om een aangeboren nierafwijking ging. Als we geen peilbedrijf waren geweest, had ik dit niet laten onderzoeken, maar het was goed en prettig om te weten.”

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.