2 minute read
Meerdere IBR-gevallen in Noord-Nederland
by Royal GD
Het jaar 2022 was voor de IBR-bestrijding in Nederland een zeer gunstig jaar te noemen: weinig tankmelkomslagen op vrije melkveebedrijven (12) en weinig positieve neusswabs (7). Echter, sinds kerst zijn in korte tijd in een klein gebied acht melkveebedrijven hun IBR-vrije status verloren (stand 30 januari). Op drie bedrijven waren er positieve neusswabs met duidelijke kliniek en sterfte. Het blijkt een ongewoon virulente uitbraak te betreffen waarbij lokale verspreiding via erfbetreders zeer aannemelijk is.
Het is belangrijk alert te zijn op symptomen en bij twijfel direct diagnostiek te doen, los van de status of type bedrijf. Voor het aantonen van IBR-virus in neusswabs is GD het enige erkende laboratorium. Let extra op hygiënemaatregelen om versleep tussen bedrijven te voorkomen, deel kennis van uitbraken in hetzelfde werkgebied en zoek contact met buurtpraktijken.
drs. Fredrik Waldeck , dierenarts rund
Processen in de milt van de hond
Splenectomie wordt bij de hond regelmatig uitgevoerd vanwege één of meer massa’s in de milt, die in geval van een ruptuur levensbedreigend kunnen zijn. Een miltruptuur komt bij zowel hyperplasie als bij neoplasie van de milt voor.
Soms is de milt zodanig omvangrijk dat in plaats van de gehele milt slechts een klein deel met zichtbare afwijkingen wordt opgestuurd voor histopathologisch onderzoek. Echter, dit kan gevolgen hebben voor de kwaliteit van de diagnostiek. Massa’s in de milt gaan vaak gepaard met uitgebreide necrose, en geruptureerde processen zijn vaak bedekt door grote bloedstolsels, met als gevolg dat mogelijk niet-diagnostisch weefsel wordt ingezonden. Hierdoor kan ten onrechte worden geconcludeerd dat een ruptuur veroorzaakt is door een hyperplasiehaard, omdat pre-existente normale elementen van de witte en rode pulpa wel aanwezig zijn in het gesamplede gebied en neoplastische celpopulaties ontbreken.
Eén van de meest voorkomende tumoren in de milt is het hemangiosarcoom, waarbij de tumorcellen vaak onregelmatig zijn verspreid in de milt. Om een hemangiosarcoom te diagnosticeren of met zekerheid uit te sluiten, zijn veel aansnijdingen van de milt nodig. Daarom worden door ons minimaal zes tot acht coupes van een milt gemaakt: van het proces en ten minste eenmaal van het omringende macroscopisch niet-afwijkende weefsel. We raden dus aan om de gehele milt in te zenden; overwogen kan worden om de milt eerst in een grote container met formaline te fixeren, met eventueel een paar insnijdingen zodat het fixatief sneller indringt. Als de milt na twee dagen goed is gefixeerd, kan het weefsel in een kleinere container worden verstuurd. Omdat de transporttijd vaak kort is, is het ook een optie om de milt in een beperkte hoeveelheid formaline in te zenden; na ontvangst door het laboratorium wordt deze dan in een ruimere hoeveelheid formaline nagefixeerd.
dr. Nadine Meertens , veterinair patholoog
Verbeterd:
Mastitis Tankmelk
Vanaf januari 2023 wordt in het product Mastitis Tankmelk een extra voedingsbodem in gebruik genomen: een selectieve voedingsbodem waarmee gemakkelijker specifiek de alarmkiem Streptococcus agalactiae kan worden opgespoord.
S. agalactiae is een zeer besmettelijke, in de regel koegebonden mastitisverwekker en moet, wanneer aangetoond, worden bestreden. Tankmelkmonsters bevatten soms veel streptokokken en streptokok-achtigen waardoor het minder makkelijk is om eventueel aanwezige (lage aantallen) S. agalactiae te herkennen.
Door de selectiviteit van deze nieuwe voedingsbodem groeien hierop veel minder anders-soortige streptokokken en is S. agalactiae eenvoudiger te herkennen, zowel de hemolytische S. agalactiae als de niet-hemolytische S. agalactiae
De verwachting is dat met deze nieuwe voedingsbodem een constanter beeld wordt verkregen voor bedrijven die eerder in de periodieke tankmelkrondes min of meer afwisselend positief en negatief scoorden op S. agalactiae ; deze bedrijven zullen meer rondes positief worden bevonden voor deze mastitisverwekker.
Met deze verbetering wordt nog beter inzicht verkregen in de uiergezondheid op deelnemende melkveebedrijven en is het mogelijk nog gerichter maatregelen ter verbetering ervan te nemen.
dr. ir. Annet Heuvelink , bacterioloog