grenzeloos 118

Page 1

â‚Ź3,50

tijdschrift voor socialisme

juni / juli 2012 nummer

118

Europa, links en de crisis

Het bloedige falen van Obama / De Amerikaanse nachtmerrie / Leven met stagnatie / Domela Nieuwenhuis, romantische revolutionair

1


C o l o f o n Grenzeloos wordt uitgegeven door Socialistische Alternatieve Politiek (SAP), de Nederlandse afdeling van de Vierde Internati­onale. Grenzeloos verschijnt zes keer per jaar. Hoofdredactie: Alex de Jong. Redactie: Peter Drucker, Patrick van Klink, Lot van Baaren Spellingscontrole: Marijke Colle, Eng Que Beeldredactie: Fleur Heinze. Illustraties: Lieke Peeters. Distributie en logistiek: Niek de Kleijn,Gijs van Kooten. Layout: Fleur Heinze. Redactie en administratie: redactie@grenzeloos.org Giro: 5571638 Reacties op dit nummer, de lay-out en suggesties voor artike­len worden op prijs gesteld. Overname van artikelen met bronvermelding wordt van harte toegejuicht. Artikelen in Grenzeloos vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de redactie.

INHOUD hoofdartikel 5 Strijd om de vakbeweging

binnenland 8 Hoe de pensioenen te betalen?

buitenland 12 Interview: een nieuwe periode voor Grieks links 18 Amerikaanse arbeiders onder vuur 22 Die Linke in crisis? 24 De voortdurende verdrijving van Palestijnen 26 Denemarken: Gehoorzame socialisten in de regering

achtergrond 10 Leven met stagnatie? 14 De toekomst van Europa wordt beslist in Griekenland 16 Links, Europa en de Euro 20 Obama’s bloedige falen in Afghanistan

Literatuur 28 Domela, een romantische revolutionair 30 Europa tussen Hitler en Stalin G renzeloos tijdschrift voor socialisme

Wilt u een proefabonnement op

Grenzeloos

kijk dan op www. grenzeloos.org

Een jaarabonnement op Grenzeloos is 17,50 euro per jaar.

2

v a s t e

r u b r i e k e n

3 commentaar Het winterakkoord 4 kort nieuws 27 Film Moederdagfilms 32 agenda/ actie/ tips


commentaar

H e t

w i n t e r a k k o o r d

Van de vijf partijen mogen we niet Kunduz-akkoord zeggen want aan het debacle van die missie in Afghanistan willen ze liever niet meer herinnerd worden. In plaats daarvan willen ze dat we lente-akkoord zeggen. Maar met die woordspelletjes kunnen ze niet verhullen dat dit akkoord een keihard bezuinigingsakkoord is dat met name de gewone mensen hard raakt en de rijken buiten schot houdt. De ambtenaren op de nullijn, (met uitzondering de werkers in de zorg), liggeld voor zieken, een eigen bijdrage voor de AWBZ en de verhoging van het hoogste BTW tarief. Het zijn allemaal maatregelen die neerslaan op mensen die het toch al niet zo breed hebben. De bankenbelasting die in het akkoord is opgenomen blijft symbolisch en aan de grote vermogens, de ook dit jaar weer toegenomen winsten van de grote bedrijven en de bonussen wordt niets structureels gedaan. Dit akkoord kondigt voor de gewone mensen een keiharde winter aan. Natuurlijk zijn er - zoals Jolande Sap niet moe wordt om te benadrukken - zaken die bij het doorregeren van het huidige kabinet nog erger waren geweest. Er wordt door ‘Kunduz’ minder bezuinigd op het persoonsgebonden budget, de bezuiniging op het passend onderwijs vervalt. Er is iets meer geld voor cultuur en natuur beschikbaar, maar deze ‘minder verslechteringen’ zijn in het totale pakket minimaal. En dat kan ook niet anders, want de uitgangspunten van de Kunduz-coalitie zijn het zelfde als die van het kabinet Rutte. De overheidsbegroting moet op orde gebracht worden door te bezuinigen. Dat de crisis het gevolg is van de op hol geslagen financiële sector en dat het begrotingstekort mede is ontstaan door de miljardensteun aan de banken wordt genegeerd. Evenals het feit dat de winsten van de grote multinationale bedrijven zich opstapelen en nauwelijks geherinvesteerd worden en dat de privé-vermogens van rijke Nederlanders ook de afgelopen jaren alleen maar zijn toegenomen. Er ligt in Europa naar schatting duizend miljard euro aan zwart geld in belastingparadijzen en Nederland zelf heeft zich tot een van de belangrijkste belastingparadijzen van de wereld ontwikkeld. Al die zaken wenst men niet te zien, laat staan er iets aan te doen. ‘We’ moeten allemaal een stapje terug doen. En die ‘we’ zijn de mensen die moeten leven van een gewoon salaris, van een uitkering of van een studiebeurs. De mensen die het moeten doen zonder inkomsten uit vermogen, zonder bonussen, zonder dividend en zonder buitenlandse bankrekeningen. En dat door de bezuinigingen volledig af te wentelen op de gewone mensen de koopkracht verder daalt en de economie verder in het slop raakt wenst men ook niet te zien. GroenLinks probeert met het akkoord te bewijzen dat ze best een voor rechts betrouwbare regeringspartner kan zijn. Helaas vergeten ze bij die partij dat je om regeringspartner te kunnen worden eerst enig vertrouwen bij de kiezers moet weten te winnen. En het ziet er niet naar uit dat die veel behoefte hebben aan een tweede D66. Wilders komt het winterakkoord lang niet slecht uit. Hij kan weer voluit op het orgel met het verhaal dat iedereen, behalve hij, buigt voor de dictaten van Europa en de hardwerkende Nederlander daar de dupe van is. De PvdA zit in een moeilijk parket. Ze hebben terecht niet met Kunduz mee gedaan, maar hebben nu de positie van een SP light en lopen het risico dat de kiezer dan toch de voorkeur geeft aan het origineel. De SP vaart er wel bij. Als enige heeft de partij van Roemer zich systematisch verzet tegen de neoliberale waanzin. De socialisten zouden wel eens op een spectaculair verkiezingssucces af kunnen stevenen. Dat is nog het enige positieve aspect van dit verwerpelijke akkoord en kan ook een stimulans vormen voor het verzet tegen deze plannen. Want wat in de eerste plaats nodig is, is maatschappelijk verzet tegen deze afbraak. Verzet vanuit de bevolking georganiseerd door maatschappelijke bewegingen. Die bewegingen moeten weer opgebouwd en versterkt worden. Met name de vakbeweging. We hebben een sterke, democratische en strijdbare vakbeweging nodig en een actief links kader om dat te stimuleren. Alleen dan maken we kans om de dreigende koude winter om te vormen in een hete zomer. V

3


kort nieuws

G e w o o n

n i e t

d o e n !

Met heel veel in het stuk van William van den Heuvel over coalitievorming en de SP in Grenzeloos 117 ben ik het zonder meer eens. Ook ik vind dat de SP bij een grote overwinning in de volgende Kamerverkiezingen voor een duivels dilemma zit. Een regering die echt met het neoliberale beleid breekt is in de huidige krachtsverhoudingen onmogelijk. Als de partij toch in een kabinet plaatsneemt, knapt ze het vuile werk op voor de rechtse partijen en wordt ze bij de volgende verkiezingen afgestraft. Als ze van regeringsdeelname afziet, verliest ze aan geloofwaardigheid onder haar kiezers. Ook over de oplossing voor dit dilemma ben ik het met William eens: de SP moet hoge prioriteit geven aan de versterking van de sociale strijd, die alleen kan een echte breuk met het neoliberalisme mogelijk maken. Daar en boven, vind ik het essentieel om ook een glasheldere conclusie te trekken over wat de SP in de huidige krachtsverhoudingen moet doen bij een verkiezingsoverwinning: niet aan een regering deelnemen. Niet alleen omdat dit slecht zou zijn voor de SP. Ook, en vooral, omdat deelname het verzet tegen nog meer afbraak, marktwerking en privatiseringen ernstig zou verzwakken. De ervaring laat overal zien dat deelname aan een neoliberale of sociaalliberale regering onmogelijk gecombineerd kan worden met een effectieve bijdrage aan de strijd tegen neoliberale maatregelen. Bij de deelname van bijvoorbeeld Rifondazione in Italië aan zo’n regering zagen we niet alleen dat die partij uit het parlement verdween bij de eerstvolgende verkiezingen, maar ook dat de vakbonden en andersglobaliseringsbeweging ernstig aan strijdbaarheid inboette door de terughoudendheid van de activisten van Rifondazione in hun gelederen. (Ervaringen in Portugal en Denemarken – en in negatieve zin van de PVV in Nederland – laten overigens zien dat gedoogsteun aan een regering, onder strenge voorwaarden en op een beperkt aantal terreinen, niet tot zo’n funeste uitkomst hoeft te leiden.) Om dezelfde redenen, vind ik dat de SP ook terughoudender moet zijn over collegedeelname op provinciaal en lokaal niveau. Ik ben het met William eens dat een sterke afdeling en actiegerichtheid minimumvereisten zijn voor collegedeelname. Maar volgens mij is dat niet genoeg. In deze crisistijd, als de middelen van decentrale bestuurders steeds kariger worden, staan SP’ers bij collegedeelname voor een moeilijke keuzen: òf hun eigen wethouders of gedeputeerden afvallen, òf de rug keren naar hun medeactivisten in buurt en beweging. In deze omstandigheden is het bijna altijd, zo niet altijd beter om de strijd tegen bezuinigingen te blijven voeren buiten de colleges. Peter Drucker is lid van de Grenzeloos redactie.

H y p o c r i s i e In vorige Grenzelozen hebben we het er al vaker over gehad dat ondanks gepraat over dat ‘we offers moeten brengen en de broekriem aanhalen’, omdat ‘we allemaal geconfronteerd worden met de crisis’, voor sommige mensen de vette jaren nog helemaal niet voorbij zijn. En dat die mensen ook helemaal niet van plan zijn de broekriem aan te halen. Twee nieuwe voorbeelden: in april maakte de financiële nieuwssite Bloomberg bekend dat sinds het begin van het jaar de 40 miljardairs samen 88,2 miljard verdiend hebben. Met andere woorden, de 40 rijkste mensen op aarde hebben in amper 4 maanden 88,2 miljard dollar verdiend. En een paar weken geleden verklaarde IMF topvrouw Christine Lagarde geen medelijden te hebben met door bezuining getroffen Grieken. Die zouden gewoon hun belasting moeten betalen. Zelf betaald Lagarde als IMF official geen belasting, ook al verdient ze 375.000 euro per jaar. En ontvangt ze ook nog een onkostenvergoeding van ruim 65.000 euro – ook belastingvrij. Vlak voor de Franse revolutie zou Marie Antoinette, de vrouw van de koning, in reactie op geweeklaag van de armen dat ze geen brood meer hadden om te eten, gezegd hebben dat ze dan maar cake moesten eten. Onze Marie Antoinette heet Christine Lagarde.

R e g r e s s i e Een andere historische parallel: volgens statistieken verzameld door nota bene de CIA is de rijkdom in de Verenigde Staten de laatste dertig jaar, grofweg sinds de introductie van neoliberaal economisch beleid dus, steeds verder geconcentreerd. De rijkste één procent van de bevolking controleerde toen 30 procent van de rijkdom, tegenwoordig is dat 40 procent. De historici Walter Schiedel en Steven Friesen maakten een studie van de verdeling van de rijkdom in het Romeinse keizerrijk rond het jaar 150. Daaruit blijkt dat de rijkste één procent toen ongeveer 16 procent van de rijkdom controleerde. Een manier om ongelijkheid in kaart te brengen is het berekenen van de Gini-coëfficiënt. Dit is een getal tussen 0 en 1. Nul staat voor ‘perfecte gelijkheid’ (iedereen heeft hetzelfde inkomen) en één voor ‘perfecte ongelijkheid’ (een iemand heeft al het inkomen). Schiedel en Friesen berekenden voor het oude Rome een Gini-coëfficiënt van ongeveer 0.42-0.44. Het Gini-coëfficiënt

van de VS was in 2007 0.45.

4


hoofdartikel

Strijd om de vakbeweging Op 1 Mei presenteerden de kwartiermakers hun voorstellen voor de De Nieuwe Vakbeweging (DNV). Deze plannen hebben nog lang geen einde gemaakt aan de strijd binnen de vakbeweging over wat de koers moet zijn. Willen we een bond die opkomt voor zijn leden of die een partner is in een verlamd poldermodel? Een die mensen mobiliseert om op te komen voor hun belangen of slechts calculerende individuen ziet? Grenzeloos sprak met twee vakbondsactivisten die vanaf het begin betrokken zijn bij de discussie over de koers van de vakbeweging. Patrick

van

Klink

en

Lot

van

Patrick van Klink en Lot van Baaren

Baaren

Het lijkt er op dat de onenigheid in de vakbeweging alleen maar gegroeid is. Wat zijn nu eigenlijk de tegenstellingen? Patrick van Klink: Om de ontwikkelingen in de vakbeweging te begrijpen moet je de context in gedachten houden. De vakbeweging heeft de laatste jaren een aantal nederlagen geleden, het neoliberalisme is doorgezet, een derde van de arbeidsbevolking heeft een flexcontract of is zzp-er. Hoe reageer je op die ontwikkelingen? Daarin zijn grofweg twee benaderingen. Een groep zegt; ‘zzp-ers zijn de toekomst, dat zijn de mensen die we moeten organiseren.’ In deze benadering zijn zzp-ers allemaal zelfstandige individuen en moet de vakbeweging in de eerste plaats individuele hulp bieden. De andere benadering is dat de flexibilisering van de arbeidsmarkt een achteruitgang is, het gevolg van ons falen om de markt te beteugelen. Daardoor zijn veel mensen terechtgekomen in pulpbanen. De huidige vakbeweging is daar niet op ingericht en moet zich dus reorganiseren, die mensen bijstaan en de strijd met het neoliberalisme aangaan. De eerste benadering accepteert de grote laag zzp-ers en flexwerkers als een gegeven. Lot van Baaren: Zzp-ers worden vaak gezien als het logische gevolg van een veranderende samenleving, zonder dat er gekeken wordt naar waar die verandering vandaan komt en wie daar wel of geen baat bij heeft. Hetzelfde geldt

voor flexwerkers: er zijn veel meer flexwerkers, maar waarom dan? P: Sterker nog, er bestaat het idee dat zo’n baan voor iedereen de toekomst is. Wat opvalt in het rapport van de kwartiermakers is het mensbeeld dat er in naar voren komt. Een beeld van werknemers als individuele ondernemers die proberen om hun kansen om op de markt succesvol te zijn te maximaliseren en daarin bijgestaan moeten worden door de vakbeweging. Dat gaat lijnrecht in tegen de benadering waarin voor gedeelde belangen opgekomen moet worden. P: Zo’n idee is niet beperkt tot delen van de vakbeweging, je ziet het zelfde idee bij D66 en grote delen van GroenLinks en de PvdA. Als we allemaal ons leven lang leren, kunnen we allemaal succesvol zijn. Dat mensen gedeelde belangen hebben waar je gezamenlijk voor op moet komen zie je sterker bij de SP en de linksere PvdA’ers. L: Die tweede visie betekent dus ook dat de vakbeweging zelf sterk moet staan en mensen in beweging moet brengen, ze bewust moet maken dat ze zelf iets moeten doen. De vakbeweging dus niet als een hulpverlener die van buiten komt, maar als een verzameling van sterke mensen. Maar er hebben natuurlijke grote veranderingen plaatsgevonden in de samenstelling van de Nederlandse arbeiders-

5


Hoofdartikel klasse. En de vakbeweging loopt daar op achter, het idee van de club van grijzende,witte mannen. L: Die karikatuur is te makkelijk. De oorzaak van dit falen van de vakbeweging ligt niet in ‘grijs en wit’ maar in de benadering die de FNV de laatste jaren gevolgd heeft, een benadering waarin bestuurders steeds minder naar de achterban luisterden. Met als dieptepunt het pensioenakkoord. Een vakbeweging die wel luistert naar de werkvloer is er dus ook een voor flexwerkers want die kom je daar tegen en die hebben alle leeftijden en kleuren. Wat mensen op de werkvloer bezig houdt, loon, arbeidsomstandigheden, vakinhoudelijke kwesties of weer iets anders, verschilt van tijd tot tijd. Voor werknemers in de zorg is nu heel belangrijk dat ze ook goede kwaliteit willen leveren. Als je democratisch georganiseerd bent krijg je dat mee. Dan ga je daar met zijn allen mee aan de slag. Om vervolgens te zorgen dat afspraken over bijvoorbeeld de werkdruk ook daadwerkelijk uitgevoerd worden moet je als vakbeweging sterk staan op de werkvloer.

In wiens belangen zijn de veranderingen eigenlijk? Je legt sterk de nadruk op organisatie op de werkvloer. Maar is dat nu niet juist het moeilijke geworden? Werk is uitbesteed, mensen werken ergens maar tijdelijk, werken op afstand, dat maakt het allemaal moeilijk om die mensen in een organisatie samen te brengen. Het antwoord van Jetta Klijnsma is dat je de vakbeweging daarop moet aanpassen en de vakbeweging in wezen iets wordt dat iedereen voor zich, thuis van achter de computer zelf in kan vullen. Ook als je het daar niet eens mee bent, dat is wel een reactie op reële veranderingen. L: Maar dat is de oplossing zoeken in de structuur van de bond zelf. Dat gaat niet werken. Je kunt wel alle flexwerkers in een vereniging stoppen maar hoe gaan die een CAO organiseren? En waar? Ze zitten allemaal in andere sectoren. Wie gaat die mensen organiseren? Dat blijft allemaal onduidelijk. Uiteindelijk gaat het om aanwezig zijn als bond, als organisatie. Dat is iets anders dan een bond die bereikbaar is voor advies en hulpverlening. P: De groei van het aantal zzp-ers is ook niet alleen negatief. Er zijn natuurlijk veel mensen die niet voor een baas willen werken en meer vrijheid willen hebben. Dat juich ik alleen maar toe, en als mensen hun werkende leven op die manier vorm kunnen geven is dat heel mooi. Maar er zijn ook veel zzp-ers voor wie hun positie alleen maar meer onzekerheid betekent en voor wie bijvoorbeeld de noodzaak om voortdurend beschikbaar te zijn alleen maar meer onvrijheid betekent. Bijvoorbeeld schilders die ontslagen worden en dan maar gedwongen voor zichzelf beginnen. Vroeger waren voor deze groepen collectieve volksverzekeringen, voor ziekte bijvoorbeeld. Die zaken kan de bond ook weer op de agenda zetten. Dat krijg je alleen maar terug als je daar samen voor opkomt. Het gaat dus om welke insteek je hebt. Zie je werknemers als losstaande individuen of als een groep die iets met elkaar deelt? P: Dat blijft het grote verschil. Het gaat niet alleen om veranderingen, zoals de opkomst van flexwerk. In de jaren tachtig, negentig veranderde er veel in de arbeidsorganisatie en gingen werkgevers veel directer met werknemers in gesprek over hun werk om dit steeds efficiënter in te richten. Dat ging

6


langs de bond of de ondernemingsraad heen. Daarvoor was het nog; ‘de baas luistert niet, ik stap naar de bond die luisteren wel.’ Nu voelt het voor mensen vaak alsof ze de bond niet meer nodig hebben. Het antwoord van de bond moet zijn dat als je echt verbeteringen wilt, je samen sterker staat, met een goed georganiseerde bond achter je. Anders gaat de baas alleen in op de suggesties die voor hem ook voordelig zijn en werk je met steeds minder mensen steeds harder voor minder geld. Je zegt dus: je bond moet opnieuw zijn nut bewijzen. Maar hoe doe je dat als mensen nu al niet meer naar de bond komen? L: Daar lopen de benaderingen uit elkaar. Jetta Klijnsma zegt: mensen herkennen zich niet in de bond. Die moet dus aan zijn imago werken en mensen organiseren per beroep zodat ze ervaringen uit kunnen wisselen en betere werknemers worden. Maar herkenbaarheid moet een middel zijn om iets te bereiken. De crux is dus niet dat je een imago hebt dat mensen aantrekt maar wat je samen met de leden bereikt. Als de vakbeweging versplintert in allemaal kleine bondjes met een aantrekkelijk imago maar zonder veel gezamenlijke slagkracht zal al snel blijken dat die herkenbaarheid niet veel waard is. P: Abvakabo FNV en FNV Bondgenoten zeggen gelukkig wel dat het nodig is mensen als groep aan te spreken, in de sector waarin ze werken, bijvoorbeeld de zorg. En op hun gemeenschappelijke belangen en problemen zoals de groeiende bureaucratie en werkdruk in ziekenhuizen te organiseren. Je moet langdurige campagnes rond die kwestie opzetten om samen met de betrokken mensen concrete eisen binnen te halen. Dat vergt scholing van activisten en machtsopbouw. Dat vergt dat je als bond het geld hebt om in die sectoren, waar je denkt successen te kunnen boeken, actie te voeren. Successen die als voorbeeld voor andere sectoren kunnen dienen. Dat gaat dus allemaal niet als je een vakbeweging hebt die alleen individuen bedient. Dat is de les van de schoonmakers. Kijk bijvoorbeeld naar de campagne rond de sociale werkplaatsen, dat is een lang traject, daar is geld van de sterke bonden voor nodig. Alleen de mensen in die sector zelf hadden zoiets nooit kunnen organiseren, ze hebben solidariteit nodig. Een bond moet dus verder kijken dan alleen de directe belangen van hun eigen leden. Een bond moet erkennen dat werknemers en werkgevers vaak tegenstrijdige belangen hebben en dat die tegenstrijdigheden tot conflicten leiden. De benadering van het rapport dat er nu ligt is echter dat de conflicten die er zijn, meestal ongelukjes zijn die je op een technocratische manier met meer kennis op kan lossen.

Een bond moet verder kijken dan de eigen organisatie L: De komende tijd zijn er harde confrontaties te verwachten naarmate er meer bezuinigingen komen en de economische tegenspoed voortduurt. Werkgevers zijn georganiseerd, werken samen, je ziet hoe in heel Europa rechts dezelfde bezuinigingen doorvoert. Wensen die ze al heel lang hadden, worden onder de dekmantel van de crisis doorgevoerd. Daar moet je een sterke beweging tegenover zetten. Met sterke wortels in herkenbare sectoren maar ook een sterke centrale koepel die

de confrontatie aangaat met werkgevers en elite die met hun beleid de belangen van alle werkenden aantasten. Dat vereist dus ook politieke scholing, mensen laten zien dat ze die gedeelde belangen hebben. L: Ja, maar op het moment dat er beweging is, dringt dat besef ook veel makkelijker door tot mensen. P: In Abvakabo en Bondgenoten zijn er al ontwikkelingen richting een bond die opnieuw mensen in beweging gaat brengen en als directe belangenbehartiger gaat optreden. Met organizing bijvoorbeeld. Natuurlijk is er ook binnen Abvakabo FNV en FNV Bondgenoten verdeeldheid over die koers. Daar zitten ook bestuurders die gewoon hun eigen gang willen gaan zoals ze dat al twintig jaar doen. Of kaderleden die vast zitten op hun pluche en in een comfortabele routine. Als de DNV doorgaat op de koers zoals Jetta die voorstelt is het de dood in de pot voor de schoonmakers. Als het ontwikkelen van een actieve beweging binnen de DNV kan, samen met de andere bonden, zou dat prachtig zijn. Als dat niet kan moeten Abvakabo FNV en FNV Bondgenoten toch samen het voortouw blijven nemen voor dit activerende vakbondswerk. Een beweging die niet meer te stoppen is door machtspelletjes van topbestuurders. En er moet veel opnieuw worden opgebouwd. Kaderscholing bijvoorbeeld was bijna helemaal verdwenen. En je ziet nu ook dat in de discussie over de DNV eigenlijk maar een klein groepje kaderleden zich daarmee bemoeit. Maar er is in het afgelopen traject toch al veel bereikt in het informeren en betrekken van mensen. Nog maar een paar jaar geleden was het ondenkbaar dat zoals nu het hoofdbestuur van Bondgenoten zou overleggen met kaderleden.

Samen indien mogelijk, apart als het moet L:.Het feit alleen al dat ‘activerend vakbondswerk’ de boventoon voert in de discussie en ‘de zaakwaarnemer’ het onderspit delft, is winst. Zonder die omslag is het bouwen aan een sterke vakbond, aan een hogere organisatiegraad of meer kader onbegonnen werk. Van werkgeverskant wordt nu aangedrongen op een snel een akkoord en wordt benadrukt dat de nieuwe vakbeweging zitting moeten nemen in de SER. L: Dat is ook logisch, de insteek van mensen als Herman Wijffels was dat er een nieuwe vakbeweging komt, maar wel een beheersbare, die zich als partner voor de bazen opstelt. Zij roepen wel ‘van onderop’ maar willen geen sterke koepel onder controle van de kaderleden op de werkvloer. Ze zien liever heel veel kleine verenigingen die zich allemaal met hun eigen sores bezig houden en daarnaast een orgaan waarmee zelfstandig centrale akkoorden af te sluiten zijn.. P: De bond moet zich juist niet meer laten verleiden om op elke verslechtering de sticker te plakken ‘iets minder rot door onze inzet’. Ze moeten werken aan hun eigen kracht. Als je geen eigen macht hebt, blijven alle mooie afspraken een dode letter. V Patrick van Klink is kaderlid van FNV Bondgenoten bij Unilever in Rotterdam, Lot van Baaren werkt in een zorginstelling en is sinds 2010 lid van het bondsbestuur van de Abvakabo FNV.

7


binnenland

Hoe de pensioenen te betalen?

Foto Flickr (CC): Jim Lundblad

Sinds de Lissabon agenda liggen de pensioenrechten van werknemers overal in Europa onder vuur. Naast verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en verlaging van de uitkeringen duiken er ook pleidooien op om het collectieve stelsel van pensioenfondsen te vervangen door individuele pensioenregelingen. Deze individuele regelingen vormen met hun hoge kosten en risico’s een grote achteruitgang ten opzichte van de collectieve pensioenfondsen. Het is begrijpelijk dat links op de bres springt om het pensioenstelsel te verdedigen en de SP noemt het Nederlandse pensioenstelsel zelfs het beste ter wereld. Maar daarbij moet echter niet uit het oog worden verloren dat er aan het stelsel van pensioenfondsen ook fundamentele bezwaren kleven.

8


binnenland William

van

den

Heuvel

Het huidige systeem is gebaseerd op het behalen van hoge kapitaalsrendementen. Deze rendementen zijn nodig om de indexatie (waardevastheid) van pensioenen mogelijk te maken. Door de grote omvang van de pensioenfondsen kunnen deze onmogelijk gerealiseerd worden op de kleine markten van groen en ethisch beleggen. De pensioenfondsen spelen daarom een prominente rol in de bekende misstanden in de financiële wereld. Hoe goed het toezicht ook geregeld is, de grens tussen beleggen en speculeren is niet aan te geven. Het systeem van pensioenfondsen leidt ook tot grote, willekeurige verschillen in de pensioenen van werknemers, afhankelijk van het feit of iemands pensioenfonds geluk of pech heeft gehad op de beurzen. Dit nog naast de pech dat een werknemer uitbesteed of ontslagen kan worden natuurlijk. De pensioenfondsen geven per jaar ongeveer 5 miljard euro uit aan kosten waarvan het grootste deel belandt in de zakken van de financiële sector.

Bubbels De meeste (neoklassieke) economen vinden sparen via pensioenfondsen, of individueel sparen via verzekeringsmaatschappijen, de beste manier om de pensioenen te regelen. De gedachte hierachter is dat deze besparingen ervoor zorgen dat er extra kapitaal beschikbaar komt voor het bedrijfsleven. Die gaan dat dan productief investeren waardoor de arbeidsproductiviteit sneller gaat stijgen en we in de toekomst rijk genoeg zullen zijn om de stijgende kosten van de vergrijzing op te vangen. Dat is de theorie althans. Op dezelfde manier wordt beredeneerd waarom loonmatiging uiteindelijk voor iedereen het beste is, ook voor de werkenden.

Overtollig kapitaal creëert bubbels In werkelijkheid heeft het neoliberale beleid eraan bijgedragen dat er een enorm overschot aan kapitaal is ontstaan in verhouding tot de beschikbare rendabele investeringsprojecten. In een steeds wanhopigere zoektocht naar rendement op dit kapitaal is er op grote schaal geïnvesteerd in huizenen vastgoedbubbels, in speculatie op

de energie- en grondstoffenmarkten, in hedgefunds die bedrijven opkopen en volladen met schulden en in allerlei woekerpraktijken om mensen geld uit de zakken te kloppen. Deze ‘investeringen’ hebben gemeen dat er geen nieuwe waarde wordt gecreëerd, maar dat alleen bestaande waarde wordt herverdeeld. De winst van de een is het verlies van de ander. In een aantal gevallen betreft het zelfs pure vernietiging van waarde. Denk maar aan de verspilling van energie en grondstoffen om kantoren te bouwen die altijd leeg zullen blijven staan of leegstand achterlaten. Verder leiden deze speculaties tot grote instabiliteit. De trend in de markt wordt uitvergroot doordat iedereen op hetzelfde paard gaat wedden. Hierdoor worden bedrijven terughoudender om te investeren, of wordt geïnvesteerd in overcapaciteit, het tegendeel van het effect dat de neoklassieke economen beoogden. Tegenover het overschot aan kapitaal staat een achterblijvende loonontwikkeling die tot onderbesteding en werkloosheid leidt. Door een deel van de lonen af te dragen als pensioenpremie wordt het probleem van de onderbesteding nog groter gemaakt.

Fetisjisme De opvatting dat we moeten sparen voor later is mede zo aantrekkelijk omdat ze inspeelt op het fetisjisme waar veel mensen mee behept zijn. Dit is de gedachte dat geld op zichzelf waarde heeft. Deze mensen denken dat door nu als samenleving een grote hoeveelheid geld te sparen de toekomstige lasten voor de vergrijzing minder zullen zijn. Deze lasten zijn via deze geldberg als het ware naar voren gehaald. Maar het is noodzakelijk om te begrijpen dat de toekomstige lasten van de vergrijzing worden veroorzaakt door het beslag dat de ouderen op dat toekomstige moment leggen op de beschikbare arbeidskracht van de samenleving. Het is niet mogelijk om via geld welvaart over te hevelen van het ene tijdperk naar het andere, tenzij je ook de arbeidskracht waaraan dit geld zijn waarde ontleent zou kunnen overhevelen. Om de lasten voor toekomstige generaties te verlichten zijn geen besparingen nodig, maar juist investeringen. Naast investeringen in infrastructuur en pro-

ductiemiddelen gaat het vooral om investeren in goed onderwijs zodat we in de toekomst over een goed geschoolde beroepsbevolking beschikken, investeren in alternatieve energie, recycling en zuinig omgaan met energie en grondstoffen zodat de toekomstige generaties niet met grote tekorten aan energie en grondstoffen worden geconfronteerd, en investeren in natuur en milieu zodat we een goede leefomgeving nalaten. Omdat dit lange termijn investeringen betreffen waarvan de opbrengsten overwegend indirect zijn (dus niet niet direct in de vorm van winsten terugvloeien naar de investeerders) ontbreekt het het privé kapitaal aan de prikkel om deze investeringen te doen. Daarom moeten deze investeringen door de overheid worden georganiseerd.

Toekomstige generaties hebben geen baat bij besparingen De manier waarop de vergrijzing wordt gefinancierd heeft ook gevolgen voor de verdeling van de lasten. Als de vergrijzing wordt betaald uit de belastingen, dus zonder sparen, dan kunnen we kiezen voor een systeem waarin de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Als ze uit de opbrengst van besparingen, bijvoorbeeld pensioenfondsen, wordt betaald, dan hangt de lastenverdeling af van de investeringen die met dit geld zijn gedaan. In de meeste gevallen zal dit er toe leiden dat de lasten via prijsstijging over de bevolking verdeeld worden. In dit geval dragen de lagere inkomens de zwaarste lasten van de vergrijzing omdat zij een groot deel van hun inkomen consumeren. Dus ook vanuit het oogpunt van lastenverdeling kan een op sparen gebaseerd pensioenstelsel tot ongewenste uitkomsten leiden. Uit al deze overwegingen volgt dat een pensioensysteem dat gebaseerd is op belastingen, het zogenaamde omslagstelsel, de voorkeur verdient boven systemen die gebaseerd zijn op sparen en vermogensvorming, zoals pensioenfondsen of individuele regelingen. V

9


achtergrond

Leven met stagnatie? In de meeste westerse landen wordt de politieke discussie beheerst door grote bezuinigingen die regeringen willen doorvoeren om de begrotingstekorten terug te dringen. Sinds Keynes zouden we moeten weten dat bezuinigen in tijden van recessie tot een zware terugslag van de economie kan leiden. In het ergste geval kan het zelfs een neergaande spiraal tot gevolg hebben zoals die in de jaren 30 optrad. Waarom dan toch dit hardnekkige vasthouden aan bezuinigen? William

van

den

Heuvel sector voor grote problemen kunnen zorgen. Onder druk vanuit deze sector is het voor een regering bijna onmogelijk om met een sociaal antwoord op de crisis te komen. Het is belangrijk om te beseffen dat het feit dat veel regeringen, waaronder de Nederlandse, voor hun financiering volledig afhankelijk zijn van de kapitaalmarkten het gevolg is van politieke beslissingen, beslissingen die door diezelfde regeringen zijn genomen. Via allerlei wetten en structuren hebben de meeste regeringen deze afhankelijkheid vastgelegd. Het strakst is dit geregeld in de landen van de Eurozone. Neoliberale economen hebben altijd gehamerd op de noodzaak van deze afhankelijkheid. Door de overheden te onderwerpen aan de tucht van de markt, die volgens hen rationeel en efficiënt is, zouden deze gedwongen worden om een verstandig beleid te voeren. Zonder deze tucht zouden overheden onder druk van hun kiezers teveel geld gaan uitgeven aan gevestigde belangen (hiermee doelen ze op sociale voorzieningen en werknemersrechten, niet op belastingvrijstellingen voor multinationals of subsidies aan de banken) en teveel belastingen opleggen aan bedrijven en de rijken. Zo’n ‘onverantwoord’ beleid zou volgens neoliberalen onvermijdelijk tot hoge inflatie en stagnatie leiden.

De Nederlandse regering behoort binnen de Europese Unie tot de felste voorstanders van bezuinigingen. Dit terwijl zelfs vanuit neoliberale bolwerken als de Financial Times en het Internationaal Monetair Fonds wordt gewaarschuwd voor de gevolgen ervan. Voorstanders van de bezuinigingen erkennen dat deze tot een verscherping van de recessie leiden, maar bezuinigingen zijn volgens hen noodzakelijk om het ‘vertrouwen van de financiële markten te behouden’. Vertrouwensverlies zou tot hogere rentes en kapitaalvlucht kunnen leiden met desastreuze gevolgen voor de economie. Voor veel rechtse politici vormt de dreiging van de financiële markten een dankbaar excuus om de maatregelen door te drukken waar ze altijd al van droomden maar die tot nu toe te veel verzet opriepen. Deze maatregelen kunnen nu worden voorgesteld als noodzakelijk voor het algemeen belang en de toekomst van onze kinderen terwijl tegenstanders worden afgeschilderd als egoïstisch en kortzichtig.

Macht van de financiële markten Maar de dreiging van de financiële markten is voor een land als Nederland wel degelijk een realiteit. Als een regering maatregelen zou nemen zoals bijvoorbeeld de SP die onlangs heeft voorgesteld (het verhogen van de belastingen op kapitaal en hogere inkomens en het tijdelijk laten oplopen van het begrotingstekort) zou tegenwerking vanuit de financiële

10

Regeringen hebben zichzelf overgeleverd aan de financiële markten De afgelopen jaren hebben uit ten treure duidelijk gemaakt dat de rationaliteit van de markt een mythe is. In werkelijkheid dient de afhankelijkheid van de financiële markten om de democratie aan banden te leggen. Ervaringen uit de jaren zestig en zeventig hebben de neoliberalen geleerd dat wat zij als een teveel aan democratie beschouwen een bedreiging kan zijn voor de winstmarges van bedrijven en investeerders. De overheden gaven toen volgens de neoliberalen teveel toe aan de eisen van de vakbonden en allerlei sociale bewegingen waardoor de lonen en de sociale voorzieningen sterk stegen. Om de winsten te kunnen opvoeren ten koste van de lonen en de collectieve voorzieningen willen zij de democratische invloed op het monetaire en macro-economische beleid zoveel mogelijk terugdringen. Om een sociaal antwoord op de crisis mogelijk te maken zal de overheid haar afhankelijkheid van de financiële markten moeten doorbreken. Dit kan op korte termijn worden bereikt door toe te staan dat overheden rechtstreeks door de centrale


binnenland bank wordt gefinancierd. (Op dit moment verstrekt de ECB goedkoop krediet aan financiële instellingen die dit tegen soms forse winsten doorlenen aan de overheden.) Ook uit de gevestigde politiek (bijvoorbeeld de nieuwe Franse president François Hollande) zijn tegenwoordig geluiden in deze richting te horen, maar dan alleen als een tijdelijke maatregel. Op de langere termijn zou de financiële sector kunnen worden omgevormd tot een nutsvoorziening. Op die manier kan voorkomen worden dat de verliezen voor de overheid zijn terwijl de winsten in particuliere handen blijven. Als een overheid voor haar financiering niet meer op de kapitaalmarkt is aangewezen spaart ze veel geld uit omdat ze geen rente meer hoeft te betalen. Tegelijkertijd worden de financiers van een belangrijke inkomstenbron beroofd. Het gevolg is een stijging van het overheidsaandeel in het nationale inkomen ten koste van het winstaandeel. Ook kan een overheid dan zonder problemen met een financieringstekort werken, als dit nodig is om een tekort aan bestedingen op te vangen of publieke investeringen te verrichten. Uiteraard zou de overheid nog steeds moeten waken voor overbesteding, onbeperkt geld uitgeven leidt immers tot hoge inflatie .

Een sociale uitweg uit de crisis Diverse linkse partijen hebben alternatieven gepresenteerd voor het extreme bezuinigingsbeleid, bijvoorbeeld ‘Het sociale alternatief’ van de SP en ‘Keuzes voor de toekomst van Nederland’ van de PvdA). Deze alternatieven volgen de opvattingen van Keynes die stelt dat in tijden van recessie de overheid juist extra geld in de economie moet pompen om de neerwaartse spiraal te doorbreken. Waarschijnlijk uit vrees voor de financiële markten gaan deze plannen uit van een relatief bescheiden bestedingsimpuls om daarna via structurele bezuinigingen binnen enkele jaren op een sluitende begroting uit te komen. Deze benadering gaat ervan uit dat de economische problemen niet structureel van aard zijn, maar slechts het gevolg van een tijdelijke verstoring. De economie heeft als het ware slechts even een zetje nodig waarna er een nieuwe groeicyclus, gebaseerd op private investeringen, op gang zal komen. Het is opmerkelijk dat in deze plannen de neoliberale eis wordt geaccepteerd dat alle overheden een sluitende begroting volgens de Europese Monetaire Unie-criteria moeten presenteren, iets dat de op stapel staande wet ‘houdbare overheidsfinanciën’ ook juridisch vast zou leggen. Dit dogma is een ernstige aantasting van het vermogen van de overheden om publieke investeringen te verrichten. Overheden zullen daardoor afhankelijk worden van private investeerders en op ‘publiek private samenwerking’ (PPS) gebaseerde constructies. De Keynesiaanse benadering zoals gepresenteerd door de linkse partijen miskent dat er structurele problemen zijn in de economie. Allereerst steken als gevolg van de enorme bubbels in de huizenmarkt in veel landen, waaronder in Nederland, veel gezinnen zwaar in de schulden. Deze schulden zullen nog vele jaren drukken op de particuliere consumptie en daarmee de groei afremmen. Gedurende deze periode zullen aanzienlijke begrotingstekorten noodzakelijk zijn om de bestedingen op peil te houden. Daarnaast kampte de economie al voor de crisis met een tekort aan rendabele investeringsmogelijkheden in verhouding tot de grote hoeveelheid beschikbaar kapitaal. Het overtollige kapitaal is toen vooral gebruikt voor speculatieve doeleinden, bijvoorbeeld in de vastgoedsector. De linkse partijen proberen wel de speculatie terug te dringen, maar bieden geen oplossing voor het probleem van het overschot aan kapitaal. Als daar niks aan gedaan wordt, is het waarschijnlijk dat de economie terugvalt in een recessie zodra de bestedingsim-

puls van de overheid terug wordt getrokken. Het belangrijkste probleem is echter dat er te weinig energie, grondstoffen en andere hulpbronnen beschikbaar zijn voor een nieuwe groeicyclus. De economische groei zal daardoor vastlopen op scherpe prijsstijgingen van deze hulpbronnen. Om de aarde ook op de lange termijn leefbaar te houden is het noodzakelijk dat het beslag dat we op de aarde leggen zo snel mogelijk omlaag wordt gebracht.

Deze Keynesiaanse benadering miskent de structurele problemen in de economie Pogingen om de economische groei weer op gang te brengen en daarmee een uitweg uit de crisis vinden zullen waarschijnlijk tevergeefs zijn. Veeleer zou links moeten accepteren dat een langdurige stagnatie van de economie het uitgangspunt is. Het probleem is natuurlijk dat onder de huidige verhoudingen stagnatie gepaard gaat met massawerkloosheid, verarming van grote delen van de bevolking en een toename van de inkomensverschillen. Om deze gevolgen van het uitblijven van economische groei te vermijden zouden overheden een veel grotere rol moeten gaan spelen in de economie. De werkloosheid kan dan worden opgelost door herverdeling van de bestaande werkgelegenheid, waardoor de mensen minder stress hoeven te ervaren, en door een uitbreiding van de collectieve sector. Er is nog genoeg zinvol werk te doen op terreinen als de zorg, het onderwijs en buurt- en welzijnswerk. Verder is een uitbreiding van publieke investeringen gewenst in zaken die waardevol zijn voor de samenleving, maar die nu vaak blijven liggen omdat ze niet winstgevend zijn. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld de omschakeling op duurzame energie, het herstel van natuurgebieden en het hergebruik van grondstoffen. In deze benadering kan ook de democratische zeggenschap over economische beslissingen, nu nog een groot manco in de democratie, veel beter worden geregeld. De middelen voor deze aanpak kunnen onder andere worden gevonden door het overtollige kapitaal af te romen en door de eerder geschetste omvorming van de financiële sector tot nutsvoorziening. Rechts probeert dit soort voorstellen af te doen als onrealistisch maar het is juist hun neoliberale economische denken dat bewezen heeft failliet te zijn. V

Beurscrash jaren '30

11


buitenland

Een nieuwe periode voor Grieks links Het radicaal-linkse SYRIZA speelt nu een sleutelrol in de Griekse politiek. In de verkiezingen van zes mei kregen Nieuwe Democratie (ND) en PASOK, de twee partijen die het meest geïdentificeerd zijn met het uitvoeren van de orders van de trojka van de Europese Bank, het Internationaal Monetair Fonds en Europese Unie, harde klappen. Hoe kon SYRIZA tijdens deze verkiezingen de tweede partij worden? En wat zijn de vooruitzichten voor Grieks radicaal links? Alan

12

Maass

en

Ahmed

Shawki

een nieuwe linkse regering kunnen vormen. We zeiden dat we deze gelegenheid moesten nemen om een einde te maken aan het memorandum en aan de bezuinigingen op lonen, pensioenen, onderwijs, gezondheidszorg en uitkeringen. Dat wierp natuurlijk de vraag op; wie gaat dat betalen? Het antwoord van SYRIZA is altijd duidelijk geweest: stop de betalingen aan de internationale en lokale banken, het IMF, de Europese Centrale Bank et cetera. Ten tweede, belast de rijken en de grote bedrijven. Ten derde, breng de banken onder democratische controle. Dit waren antwoorden waar veel mensen mee in konden stemmen. Daarom konden we op zes mei zo’n goed resultaat behalen. Het was een politieke aardbeving, ongeveer 3,4 miljoen kiezers keerden hun rug toe aan PASOK en ND en de meeste van hen steunden links – alhoewel de nazi’s ook groeiden. Op welke manier is SYRIZA aanwezig in de bewegingen en in de buurten? SYRIZA is een coalitie van partijen en organisaties maar ook ongeorganiseerde mensen nemen er aan deel. We hebben geen gemeenschappelijke politieke lijn maar zijn het in zeer grote mate met elkaar eens over wat nu de belangrijkste punten zijn. SYRIZA is georganiseerd in de vorm van lokale comités, de band met lokale bewegingen is erg belangrijk gebleken. SYRIZA steunt ook een coalitie van linkse vakbondsactivisten en op deze manier werken we ook nauw samen met activisten van de radicaal-linkse coalitie ANTARSYA. In de bonden, in demonstraties, in de grote bewegingen werken we samen.

Een interview met Antonis Davanello, actief in het revolutionair socialistische Internationalistisch Arbeider Links, een van de organisaties die in 2004 aan de wieg stonden van SYRIZA.

SYRIZA heeft zich bewezen in de bewegingen

Wat zijn volgens jou de belangrijkste redenen voor de verkiezingsoverwinning van SYRIZA van zes mei? De belangrijkste reden was het verzet van de mensen. In de drie jaar na het tekenen van het zogenaamde ‘memorandum’ met de trojka is er enorm verzet gegroeid, verspreid door het hele land. SYRIZA werd vanaf het begin herkend als dat deel van links dat tegelijkertijd duidelijk ‘nee’ zei tegen dit memorandum en tegelijkertijd de bewegingen steunde. Het beleid van SYRIZA, om een verenigd front van links en de beweging na te streven, maakte dit makkelijker voor ons. In hun dagelijkse ervaringen kwamen mensen tot de conclusie dat SYRIZA het verzet versterkte. Dat was het belangrijkste succes van SYRIZA voor de verkiezingen. Maar ook benadrukte SYRIZA, in de maanden voor de verkiezingen, dat we kunnen winnen. Dat was belangrijk omdat de Communistische Partij (KKE), die een grotere organisatie is dan SYRIZA, stelde dat we niks kunnen doen. Zij kozen ervoor de mensen te vertellen dat alle pogingen om iets te veranderen, hier en nu, en niet pas in een vage toekomst onder een ‘volksregering’, een illusie zijn. SYRIZA stelde daarentegen dat we de huidige regering kunnen verwijderen en

Omdat we zo actief zijn, kennen veel mensen SYRIZA-leden als activisten. Maar het was ook belangrijk om op landelijk niveau een politiek profiel te hebben. Onze parlementariërs steunden de bewegingen en dat zagen mensen in het nieuws. Er is sterke druk op ons uitgeoefend. Een paar jaar geleden, in december 2008, brak een jongerenopstand uit nadat de politie een 15-jarige jongen had gedood. Anderhalve maand lang was Athene in rep en roer en SYRIZA was de enige partij die zei: ‘blijf demonstreren, geef niet op’. SYRIZA verloor toen veel stemmen maar we winnen nu veel steun op basis van ons verzet tegen de bezuinigingen. Mensen hebben vertrouwen in SYRIZA. In het parlement dat aantrad in 2009 hadden we dertien vertegenwoordigers en zij deden goed werk. De voorzitter van onze fractie bijvoorbeeld, Alexis Tsipras, was een scherpe criticus van het regeringsbeleid, hij gaf uiting aan de woede van veel mensen. Daarnaast brachten cruciale punten als de kortingen op lonen en pensioenen of de kritiek op anti-stakingswetten naar voren. Mensen begrepen de algemene politieke boodschap van SYRIZA; dat we ons moeten verzetten en dat we kunnen winnen.


achtergrond Wat is er veranderd sinds zes mei? De Griekse banken en bazen eisten dat er een regering zou komen en PASOK en ND deden erg hun best om een regering van nationale eenheid van de grond te krijgen. Ze beloofden ons gouden bergen, zolang we maar deel zouden nemen aan de regering. Ze hoopten SYRIZA te vangen in een regering die de memoranda zou blijven volgen, dat is immers het beleid dat kapitalisme en de Europese Unie vereist. Het was erg belangrijk dat we hier niet aan toe gaven. Wij bleven ‘nee’ zeggen. We hadden eerder gezegd dat we alleen deel zouden nemen aan een linkse regering, aan een regering die het memorandum en de wetten van de afgelopen drie jaar aan zal passen. Na de ineenstorting van de pogingen om een regering van nationale eenheid te vormen werden nieuwe verkiezingen aangekondigd en volgens polls zal SYRIZA nog meer zetels winnen. Dit is een ongelooflijk vooruitzicht, het is geen revolutionaire of pre-revolutionaire situatie maar SYRIZA kan de grootste partij van het land worden. Als dat gebeurt kunnen we een regering vormen die echt iets kan veranderen. Maar we beseffen dat dit niet makkelijk zal zijn en wat voor krachten er werkzaam zijn in de banken, het leger en de politie. Wat betekent het voor SYRIZA om zich voor te bereiden op de verkiezingen? We hebben een enorme verantwoordelijkheid jegens de mensen die ons steunen. We moeten duidelijk zijn over wat we kunnen en willen veranderen. We moeten ook de situatie op links veranderen. We zullen de KKE opnieuw oproepen om met ons samen te werken en er bij ANTARSYA op aan dringen in de verkiezingen samen op te trekken. Tegelijkertijd moeten we eerlijk en duidelijk stellen dat alleen als mensen zich organiseren en de straat op gaan, we echte veranderingen af kunnen dwingen. In de week na de verkiezingen van zes mei, toen de druk op ons om deel te nemen aan een regering enorm was, organiseerde SYRIZA openbare discussiebijeenkomsten om deze kwesties te bespreken. De opkomst was onvergelijkbaar met alles wat we eerder gezien hebben. In een arme wijk tussen Athene en Piraeus bijvoorbeeld kwamen er 1000 mensen opdagen terwijl

dat er vroeger misschien 30 of 40 geweest zouden zijn. Is er iets dat links buiten Griekenland kan doen om SYRIZA te steunen? Absoluut, wij hebben altijd benadrukt dat de uitweg uit de crisis een Europese oplossing moet zijn. Daar bedoelen we niet de euro mee, we bedoelen dat de oplossing ligt in de banden tussen de arbeidersbeweging en links in Griekenland, Italië, Spanje,Portugal, Brittannië enzovoort. Wij steunen het aangaan en versterken van banden tussen links in Griekenland en heel Europa. Dat kan Europa veranderen. Als Griekenland een voorbeeld kan geven, kan de koers van Europa veranderen. De arbeidersbeweging in Europa, traditioneel sterk in Italië, Frankrijk, Spanje en andere landen, heeft nog een enorm potentieel. Internationale solidariteit is geen onmogelijke droom. Nu al tonen mensen in demonstraties hun solidariteit met Griekenland. Solidariteit van onderop is noodzakelijk om de situatie te veranderen.

‘De oplossing moet Europees zijn’ Ik denk dat we de komende weken grote provocaties zullen zien. De heersers van Griekenland zijn bang, ze hoopten dat de burgerlijke partijen een coalitie zouden kunnen vormen maar nu beseffen ze dat dit onmogelijk is. Als SYRIZA de verkiezingen wint, zal het voor hen moeilijker worden ons te stoppen - maar niet onmogelijk. Wat rechts in deze crisis gaat doen weten we niet – ze kunnen de banken sluiten of weigeren de pensioenen uit te betalen of iets dergelijks. Als er zoiets gebeurt zullen we de steun van Europees links nodig hebben. Als Angela Merkel of andere politici een linkse regering in Griekenland zullen proberen te wurgen moeten onze linkse broeders en zusters daar hen stoppen. V Alan Maass en Ahmed Shawki zijn actief in de Amerikaanse International Socialist Organisation. De tekst is van Karen Domínguez Burke. Dit is een bewerkte versie van een interview dat eerder verscheen op socialistworker.org.

13


achtergrond

Twee jaar lang hebben de Grieken gevochten tegen het door de trojka (Internationaal Monetair Fonds, Europese Commissie en Europese Centrale Bank) opgelegde bezuinigingsbeleid. Na zeventien algemene stakingen van een dag, massale demonstraties, pleinbezettingen door de aganaktismeni (‘verontwaardigden’) en bezettingen van bedrijven werden tijdens de verkiezingen van 6 mei de partijen die de memoranda van de trojka accepteerden door meer dan zestig procent van de kiezers afgewezen. Partijen links van het asociale liberalisme van de PASOK kregen 37 procent.

14

De toekomst van Europa wordt beslist in Griekenland Verklaring

van

de

Vierde

Twee jaar lang al gaan de Grieken gebukt onder publieke schulden, twee jaar lang is het land gebruikt als laboratorium voor verschillende manieren om financieel kapitaal te verzamelen en de bevolking te laten betalen voor de kapitalistische crisis. De zogenaamde reddingsplannen voor Griekenland dienen slechts één doel: het garanderen van betaling van de Griekse staatsschuld aan de banken, het veilig stellen van de speculatieve winsten in de financiële bubbel. De ‘memoranda’ die hiermee gepaard gaan testen uit hoe ver het kapitaal kan gaan in het monopoliseren van de door arbeiders geproduceerde welvaart door deze tot de bedelstaf te brengen. De uitkomst van dit beleid is de brute afbraak van pensioenen en lonen; het vernielen van arbeidsrecht en regulatie; exploderende werkloosheid (die nu al 21,2 procent van de Griekse arbeidsbevolking treft, bijna 30 procent van de vrouwen en de helft van de jongeren); een recessie vergelijkbaar met die van 1929-1930 (in 2011 daalde het Bruto Nationaal Product met 6,9 procent, in 2012 zal dit naar verwachting met nog eens 5,3 procent dalen; vergeleken met maart 2011 was in maart 2012 de industriële productie afgenomen met 4,3 procent); vernietiging van de gezondheidszorg (137 ziekenhuizen zijn gesloten, een

Internationale

vijfde van de banen in de zorgsector is verdwenen, er is een gebrek aan medicijnen vanwege een openstaande schuld van 1,1 miljard euro…) en van de huizenmarkt (200.000 woonhuizen zijn onverkoopbaar terwijl het aantal daklozen scherp is gestegen), ondervoeding…. Geconfronteerd met het beleid van de trojka strijdt Grieks radicaal links, en in het bijzonder SYRIZA dat nu een centrale rol speelt, voor uitvoering van een vijf-punten noodplan; 1. Schrappen van de memoranda, alle bezuinigingsmaatregelen en de aanvallen op het arbeidsrecht die het land de vernieling in helpen; 2. Nationalisering van de banken die grotendeels overeind zijn gehouden met overheidsgeld; 3. Een moratorium op het betalen van de schuld en het openen van de boeken om de niet legitieme schulden openbaar te maken en te schrappen; 4. Afschaffen van de ministeriële juridische onschendbaarheid; 5. Het wijzigingen van kieswetten die PASOK en Nieuwe Democratie in staat stelden om tegen het belang van de Griekse bevolking in het land te regeren en te ruïneren. De Vierde Internationale roept de arbeidersbeweging, de indignados en Oc-


cupy, en iedereen die de idealen van links verdedigt dit noodprogramma te steunen. Wij willen dat de Grieken, door te stemmen en te protesteren, er in slagen een regering aan de macht te brengen die de sociale bewegingen en links vertegenwoordigt, een regering die in staat is de schuld te schrappen. Met dit perspectief in gedachten roepen we alle krachten die zich verzetten tegen het bezuinigingsbeleid – SYRIZA, de radicaal-linkse coalitie Antarsya, de Communistische partij KKE, de vakbeweging en andere sociale bewegingen – op om zich op basis van een gezamenlijk noodplan te verenigen. Dit is geen Griekse crisis, dit is een crisis van een Europese Unie die onderworpen is aan de wil van het kapitaal en van de regeringen die de wil van het kapitaal uitvoeren. Het is een wereldwijde crisis van het kapitalisme. Het is niet aan de trojka maar aan het Griekse volk om te beslissen welk beleid gevolgd moet worden. De poging van de Duitse bondskanselier Angela Merkel om de Grieken een referendum over de euro op te leggen ter gelegenheid van de verkiezingen van 17 juni – een electorale coup – moet afgewezen worden. Niet de euro maar de oekazes van trojka moeten bestreden worden.

Meer dan ooit vereist het gevecht tegen bezuinigingsbeleid een breuk met het beleid en de verdragen die de grondslag van de EU vormen. Meer dan ooit is het nodig om niet in nationalisme te vervallen maar om te werken aan de opbouw van een beweging voor een ander Europa, een Europa dat de democratische soevereiniteit en sociale rechten van de bevolkingen verdedigt en het perspectief van een verenigd socialistisch Europa heeft.

kapitaal dat de crisis veroorzaakte: het overslaan van sociale strijd! V De Vierde Internationale is een internationaal netwerk van socialistische organisaties waar ook Grenzeloos bij is aangesloten.

Griekenland is een proeftuin voor Europa. De methodes die in de toekomst zullen worden toegepast op Portugal, Spanje, Ierland, Italië en zo verder worden daar op de mensen uitgetest. De Grieken zijn in opstand gekomen, op de werkvloer, op straat en in de verkiezingen tegen dit wrede beleid. Het verzet van de Grieken is ons verzet, hun strijd is onze strijd. Hun verzet laat zien dat het verdedigen van de fundamentele belangen van de gewone mensen een confrontatie met de heersende klassen onvermijdelijk maakt, op nationaal en op Europees niveau. We moeten gezamenlijk in actie komen om de Grieken en Grieks radicaal links te steunen. De beste vorm van solidariteit is echter om overal hun voorbeeld te volgen en het verzet tegen het onmenselijke bezuinigingsbeleid uit te bouwen en te verenigen. Dit is de grote angst van het

15


achtergrond

Links, Europa en de Euro

De huidige crisis in Europa en de meest scherpe uitdrukking daarvan, de crisis in Griekenland, heeft Europa en de euro weer in het centrum van de politieke discussie geplaatst. Moet links er in een land als Griekenland voor pleiten om uit de euro en uit de Europese Unie te treden, of juist om de strijd zo lang mogelijk binnen de eurozone en binnen de Europese Unie te voeren? Willem

Bos

Dat de linkse critici van de invoering van de euro gelijk hebben gekregen is inmiddels wel duidelijk. Het invoeren van een gemeenschappelijke munt in Europa, zonder dat er sprake was van een gemeenschappelijke economische en belastingpolitiek, heeft de economische tegenstellingen in de eurozone steeds verder vergroot. Bij de invoering van de euro stelden de voorstanders van de gemeenschappelijke munt dat de marktwerking in de eurozone er vanzelf wel voor zou zorgen dat de verschillende landen economisch steeds verder naar elkaar toe zouden groeien. Zoals door de critici voorspeld gebeurde het tegenovergestelde. De economisch sterke Europese landen, Duitsland, Oostenrijk, Finland, Nederland profiteerden van de euro, de economisch zwakkere landen in Zuid Europa waren er de dupe van. De euro voedde de financiĂŤle sector, stimuleerde de bouwbubbel in landen als Spanje en Ierland en het op grote schaal aangaan van schulden. Nu de crisis zich steeds verder verdiept is de euro een molensteen om de nek van de economisch zwakke lidstaten en dreigt de hele euroconstructie in elkaar te klappen.

16

De voorstanders van de euro pleiten er nu voor om de problemen aan te pakken door alsnog tot een gemeenschappelijke economische- en begrotingspolitiek te komen. Door een sterk en ondemocratisch Europa moeten alle lidstaten in de neoliberale dwangbuis van rigide bezuinigingen worden gedwongen. Dat is de essentie van het systeem van economisch bestuur dat de afgelopen tijd in de EU is aangenomen. Het nieuwe begrotingspact is daar een belangrijk onderdeel van.

De politieke kant is het belangrijkste Begrotingspact De kern van het pact is de regel dat het begrotingstekort van de lidstaten niet meer dan 0,5 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP) mag bedragen. Die ‘gouden regel’ moeten de lidstaten in hun nationale wetgeving opnemen, bij


voorkeur in de grondwet. Op die manier kunnen de neoliberale heelmeesters ook over hun graf heen regeren. Als de Europese Commissie in het vervolg vindt dat een van de landen zich niet of niet voldoende aan die gouden regel heeft gehouden, kan het land een boete worden opgelegd tot 0,1 procent van het BBP. Ook afzonderlijke landen kunnen sancties tegen andere landen in werking zetten. Als het ene land van mening is dat een ander land zich niet of niet voldoende aan de regels van het pact houdt, kan het de betrokken lidstaat voor het Europese Hof van Justitie dagen die dan een bindende uitspraak doet en eventueel een sanctie oplegt. Ook voor de staatsschuld kent het pact strenge regels. Als die groter is dan 60 procent van het BBP moet die worden afgebouwd met een twintigste van het teveel per jaar. Ook zijn de lidstaten volgens het pact verplicht om alle belangrijke economische hervormingen die ze van plan zijn door te voeren van tevoren met de Europese instellingen en de andere lidstaten te coördineren. Het begrotingspact bouwt voort op Europese wetten en regels die de afgelopen tijd al in Europa zijn aangenomen over het economisch bestuur en het verscherpt die. Omdat een verdrag als het eenmaal is vastgelegd slechts met instemming van alle verdragspartners gewijzigd kan worden, legt een verdrag de regels zo goed als voor de eeuwigheid vast. Deze aanpak wordt in Europa gesteund door de rechtse partijen (conservatieven, liberalen en christendemocraten). De sociaaldemocraten en de groenen wijzen deze aanpak niet af maar pleiten er in een aantal landen voor om het pact aan te vullen, of er over te heronderhandelen. Van een erg principieel verzet is geen sprake en het is goed mogelijk dat deze twee uiteindelijk hun steun geven. Radicaal links is er vanzelfsprekend tegen het ‘soberheidspact’. Maar wat stelt radicaal links hier tegenover?

Uit de euro en uit de EU? Een van de discussiepunten binnen radicaal links in Europa is de vraag of je, met name in de landen die nu het heftigste door de crisis worden getroffen, moet pleiten voor het uittreden uit de euro of zelfs uit de EU. De voorstanders van een dergelijke aanpak wijzen er op dat de EU een neoliberaal project is, dat de invoering van de euro altijd bedoeld was om de lonen en sociale uitgaven te drukken en ruim baan te scheppen voor de financiële sector. Ze betogen dat radicaal links altijd tegen de euro is geweest en tegen de huidige EU en dat er binnen de EU en met de euro geen linkse uitweg uit de crisis is. Op zich kloppen al die argumenten. Maar daar volgt niet één op één uit dat bijvoorbeeld vandaag Griekenland en morgen Spanje er maar zo snel mogelijk uit moeten stappen. Vergelijk het met een luchtreis. Passagiers die in een vliegtuig zitten en er achter komen dat ze echt in het verkeerde - en misschien wel in een heel gevaarlijk - toestel zitten doen er niet altijd het beste aan om meteen de nooduitgang te openen en er uit te springen. Misschien is het met alle passagiers gezamenlijk dwingen van de piloot om een noodlanding te maken wel een betere optie. Het nu uit de euro stappen door een land als Griekenland heeft het voordeel dat de nieuwe drachme sterk kan devalueren en daarmee de Griekse export op den duur weer concurrerend kan worden. Maar aan het probleem van de staatsschuld verandert er door het uit de euro stappen op zich niets. In zekere zin wordt dat probleem alleen maar groter, want die schulden zijn in euro’s gemaakt en moeten vervolgens met een gedevalueerde drachme worden afbetaald. Ook aan druk van de financiële markten zal een losgekoppeld Griekenland niet ontkomen. Het is dus een illusie dat het uit de euro en uit de EU stappen de Griekse problemen op zal lossen.

Maar belangrijker dan deze min of meer technisch economische kanten is de politieke kant. Het uit de euro stappen van Griekenland zal weliswaar een belangrijke morele klap zijn voor het Europese project, maar het zal rechts in de EU ook van een hoofdpijn dossier verlossen. Maar wat het belangrijkste is : het zal de strijd in Griekenland loskoppelen van die in de rest van Europa. Het zal na een Grieks exit veel moeilijker zijn om elders in Europa de solidariteit met de Grieken te organiseren en we verliezen binnen de EU een belangrijke bondgenoot in de strijd voor een ander Europa. Daarom denk ik dat de opstelling van de links radicale coalitie SYRIZA juist is. Zij zeggen: wij willen het bezuinigingsplan niet uitvoeren, we willen de financiële sector nationaliseren en wij willen in Europa blijven. Een consequent vasthouden aan deze punten, gecombineerd met het systematisch organiseren van het verzet tegen de Europese plannen zal de strijd in Griekenland een verdere dynamiek geven en de strijd in de rest van Europa kunnen stimuleren.

Het gaat niet om voor of tegen Europa Valse tegenstelling Van verschillende kanten doet men alle moeite om de opstelling van SYRIZA als anti-Europees af te schilderen, zoals een kritische opstelling ten opzichte van de huidige Europese Unie steeds als anti-Europees en nationalistisch wordt afgeschilderd. Binnen SYRIZA zijn er verschillende opvattingen over de vraag wat er nog binnen het kader van de euro kan. Daarbij gaat het niet om de vraag voor of tegen Europa, dat is een valse tegenstelling. Wat centraal staat is de strijd tegen bezuinigingspolitiek en voor de belangen van de gewone Grieken. De druk op de Grieken zal de komende tijd nog verder opgevoerd worden en er zullen allerlei legale en illegale methoden gebruikt worden om de opmars van radicaal links en het breken met de politiek van kapot bezuinigen tegen te gaan. Het is goed mogelijk dat als Griekenland weigert verder te bezuinigen en de andere punten uit het minimumprogramma van SYRIZA doorvoert de EU de geldkraan dicht zal draaien, of Griekenland zelfs formeel uit de eurozone zetten. Maar ook als dat zou gebeuren zou het gunstiger zijn dan als de Grieken er zelf uit zouden stappen. De Grieken kunnen dan met recht en reden een beroep doen op de bevolking van de rest van Europa. Ze kunnen aanvoeren dat landen als Duitsland en Frankrijk de Europese begrotingsregels al lang voor de crisis overtraden en dat daar geen sancties op volgden. Ze kunnen aanvoeren dat allerlei andere Europese regels, bijvoorbeeld over het vrije verkeer van personen, regelmatig worden overtreden. Ze kunnen eisen dat ook de Duitse, Franse en Britse banken waar ze schulden hebben hun boeken openen om de rechtmatigheid van die schulden aan te tonen. En ze kunnen daarbij steeds een beroep doen op de rest van de Europese bevolking. Ook als een linkse Griekse regering de ambtenaren niet meer kan betalen omdat Europa de toegezegde leningen niet meer verstrekt, kan ze de bevolking beter mobiliseren dan als ze niet meer kan betalen omdat ze akkoord is gegaan met een dodelijk bezuinigingsplan. Niemand zal beweren dat het makkelijk zal zijn voor de Grieken - of voor wie dan ook in Europa - om een linkse uitweg uit de crisis te forceren. Dat zal alleen kunnen door een verandering van de politieke krachtsverhoudingen op Europees vlak. Een gezamenlijke strijd van links en de sociale bewegingen in Europa is daarvoor noodzakelijk. Het zelf uit de eurozone stappen of de EU verlaten levert daar gaan bijdrage aan. V

17


buitenland

Amerikaanse arbeiders onder vuur Verspreid door de Verenigde Staten worden arbeidsrechten en vakbonden heftig aangevallen door rechts. Occupy biedt enige hoop dat een verdediging mogelijk is maar op het moment staan Amerikaanse arbeiders er slecht voor. Michael

Marchmann

Het zogenaamde economische herstel van de Verenigde Staten heeft nauwelijks geleid tot groei van het aantal banen. Het officiële werkloosheidcijfer bedraagt 8,2 procent: 12,5 miljoen mensen. Dat is minder dan de piek van 10,2 procent in oktober 2009, maar de officiële cijfers onderschatten het aantal werklozen; mensen zonder een volledig baan of die het al opgegeven hebben om werk te zoeken worden niet meegerekend. Het werkelijke werkeloosheidscijfer ligt waarschijnlijk ergens tussen de 11 en 15 procent. Bijna vier miljoen Amerikanen zijn langer dan een jaar werkloos. De economische crisis betekende nog verdere verslechtering van hun sociale omstandigheden: al bijna vier decennia lang krijgen Amerikaanse arbeiders harde klappen. Hun lonen stagneren in wezen al sinds de late jaren zeventig. Het minimumloon is niet meer dan 7,25 dollar per uur (ongeveer 5,80 euro) en de meeste laagbetaalde banen bieden niet of nauwelijks gezondheidszorg of pensioenopbouw. Ongeveer 50,3 miljoen Amerikanen, zo’n 14 procent van de bevolking, heeft geen medische verzekering: een ongeluk of ernstige ziekte kan hen in diepe financiële ellende storten. Schulden gemaakt om medische zorg te betalen zijn de voornaamste reden waarom mensen faillissement aan-

18

Vakbondsleden voeren actie in het Capitool in Wisconsin.

vragen. In april bedroeg het totaal van studieschulden meer dan een biljoen dollar – een hele generatie zal levenslang in de schulden zitten. Sinds Ronald Reagan in 1981 11.345 luchtverkeersleiders ontsloeg wegens deelname aan een illegale staking zit de vakbeweging in het defensief. Met steun van de Democraten zijn de Republikeinen zeer succesvol geweest in het afbreken van vakbonden in de privésector. In 1975 was een kwart van de werknemers in de privé-sector lid van een vakbond, tegenwoordig is dit minder dan zeven procent. In de publieke sector is nog zo’n 36 procent lid van een vakbond maar sinds 2011 heeft rechts het offensief geopend om het laatste bolwerk van de vakbeweging te slopen. Sinds januari vorig jaar werden er verspreid door het land meer dan 400 anti-vakbondswetten aangenomen, veelal met het doel om werknemers in de publieke sector het recht op collectieve vertegenwoordiging te ontnemen. Collectief arbeidsoverleg is een ingewikkeld gebeuren in de VS en per deelstaat hebben arbeiders andere rechten. Een landelijke wet uit 1935 waarborgt het recht op collectieve onderhandelingen voor arbeiders in de privé-sector en leidde tot het oprichten van het National Labor Relations Board (NLRB) dat verkiezingen in vakbonden controleert en in principe illegale arbeidsomstandigheden zou moeten aanpakken. De publieke sector kent geen vergelijkbare instelling, elke staat heeft zijn eigen instellingen en wetten.

In 1947 werd de zogenaamde LaborManagement Relations Act (beter bekend als de Taft-Hartley Act) ingevoerd om een einde te maken aan de stakingsgolf en groei van de vakbeweging na de oorlog. Deze Act gaf staten het recht om verplicht vakbondslidmaatschap in bedrijven, de zogenaamde closed shops, te verbieden. De cynisch genaamde right-to-work wetten geven werknemers in een bedrijf waar de bond aanwezig is het recht op alle voorzieningen en vertegenwoordiging van en door de bond - zonder hier lid van te hoeven zijn. Met als doel de onderlinge solidariteit te verzwakken hebben drieëntwintig staten dergelijke wetten ingevoerd.

Elementaire arbeidsrechten worden afgeschaft De bonden blijven ondanks alles energie en geld steken in de verkiezing van Democratische politici. In 2008 zwoegden tienduizenden vakbondsleden voor de campagne van Barack Obama waar bonden zo’n 300 miljoen dollar in staken. In ruil voor die steun hij zou hij de Employee Free Choice Act (EFCA) steunen. Dit voorstel zou werknemers in een bedrijf het recht geven een bond te vormen als een meerderheid zich daarvoor inschrijft. Werkgevers en Republikeinen steunen al lange tijd wetten die voor de vorming van een bond een geheime stemming vereisen. Dit


geeft hen tijd om tegen de bond campagne te voeren. Dit soort campagnes zijn nu een vertrouwd gezicht: bazen besteden er grof geld aan en huren bureaus in die gespecialiseerd zijn in het tegenwerken van de vakbeweging. Intimidatie en ontslag van arbeiders die de bond steunen is in principe illegaal maar vindt op grote schaal plaats. Dit soort wetsovertredingen wordt nauwelijks vervolgd omdat Republikeinen en Democraten de instellingen die hiervoor zouden moeten zorgen, zoals de NLRB, gevuld hebben met leden die meer sympathie hebben voor de bazen. Ondanks alle steun van de bonden liet Obama de EFCA toen hij eenmaal verkozen was snel vallen: binnen zes maanden was de EFCA van tafel geveegd. Het had een kans kunnen zijn geweest om de vakbeweging een nieuwe impuls te geven en Obama’s weigering om ervoor te vechten werd door veel vakbondsleden als verraad ervaren. Ondanks deze en vele andere teleurstellingen voerde Obama enkele belangrijke verbeteringen in voor de NLRB. Veel van de grootste bonden zullen opnieuw geld en energie in zijn campagne steken.

Rechts offensief Na de verkiezing van Obama en de overwinningen van Democraten in 2008 ging rechts in 2010 in het tegenoffensief en wist het in de mid-term verkiezingen grote overwinningen te scoren. Onder leiding van uiterst rechtse, vaak racistische kandidaten van de Tea Party wisten Republikeinen opnieuw een meerderheid te krijgen in het Huis van Afgevaardigden en in verschillende staten grote winsten te behalen. In eenentwintig staten, waaronder enkele traditionele bolwerken van de vakbeweging, veroverden Republikeinen een meerderheid in het Huis van Afgevaardigden en de Senaat en verwierven zij de gouverneurszetel. Daarmee hebben zij in wezen in deze staten de vrije hand. In tegenstelling tot de Democraten verprutsten de Republikeinen hun kans niet om hun agenda door te drukken. In minstens drieëntwintig staten werden in de eerste vier maanden van 2011 honderden anti-vakbondswetten ingevoerd. Wetten ontnemen werknemers in de publieke sector het recht op collectieve arbeidsovereenkomsten, voeren het right-to-work principe in op staatsniveau of ondermijnen de positie van arbeiders op andere manieren. De Republikeinen maken gebruik van de crisis om werknemers in de privé- en publieke sector tegen elkaar op te zetten door de economische problemen

aan de relatief hogere lonen en betere voorzieningen van georganiseerde werknemers in de publieke sector te wijten. Op die manier konden zij sociale voorzieningen afbreken en ‘luie en inhalige’ verplegers en leraren de schuld te geven. De aanvallen op arbeidsrechten maken deel uit van de Republikeinse strategie. Ten eerste bieden ze de gelegenheid om de laatste invloedrijke organisaties van Amerikaanse arbeiders te slopen. Ten tweede is de aanval op bonden de rechtvaardiging om sociale programma’s die rechts al lang een doorn in het oog waren af te schaffen. Ten derde betekent het ondergraven van de vakbeweging een permanente verzwakking van de posities van de Democraten voor wie de bonden een belangrijke bron van stemmen en geld zijn.

De crisis is aanleiding om de vakbeweging aan te vallen In Wisconsin voerde gouverneur Scott Walker een bijzonder agressieve wet in. Naast grote bezuinigingen op het openbaar onderwijs en andere sociale voorzieningen maakte Walkers begroting Wisconsin een right-to-work staat, werd bijna alle ambtenaren het recht op collectieve onderhandelingen ontnomen en moesten zij veel meer gaan betalen voor hun gezondheidszorg en pensioenen. Walkers voorstel was het startschot voor vergelijkbare initiatieven in Ohio, Indiana, Michigan, Minnesota en andere staten.

Terugvechten? Walkers voorstel leidde tot een volksopstand in Wisconsin, een beweging zoals de VS een generatie lang niet gezien had en die een belangrijke inspiratiebron was voor Occupy. Meer dan een maand lang namen honderdduizenden mensen deel aan protesten in de winterse kou en sneeuw. Drie weken lang werd het Capitool bezet. In het hele land organiseerde de vakbeweging solidariteitsacties. Maar op zijn best kan gezegd worden dat dat het resultaat gemengd was. Ondanks de protesten werden de voorstellen uiteindelijk aangenomen, in Wisconsin en elders. In Wisconsin verplaatsten vakbondsactivisten de strijd van de straat naar de juridische en politieke arena’s. De legaliteit van de wet wordt in twijfel getrokken en er zijn pogingen om verschillende Republikeinse vertegenwoordigers hun zetel te ontne-

men via een ‘recall’ procedure. De positie van Walker zelf is de inzet van een speciale verkiezing op vijf juni maar het staat nog lang niet vast dat hij zijn zetel zal verliezen. In andere staten hebben de Republikeinen voor een andere aanpak gekozen: in plaats van de bonden in een klap te breken, kiezen ze voor een geleidelijke afbraak. In Michigan werden bijvoorbeeld meer dan 80 wetsvoorstellen ingediend om allerlei arbeidsrechten te ondergraven, van collectieve onderhandelingen tot sociale voorzieningen. In plaats van straatprotest kiest de vakbond daar voor een juridische aanpak door te proberen de grondwet van de deelstaat zo te wijzigen dat veel van de voorstellen onwettig zouden worden. Ook van deze strategie valt het succes nog te bezien. De protesten en de opkomst van Occupy bieden hoop dat er een beweging opgebouwd kan worden die de rechtse aanvallen kan afslaan. In verschillende staten zijn de ergste wetsvoorstellen afgewezen maar in april nog werd Indiana de drieëntwintigste right-to-work staat. De situatie van Amerikaanse arbeiders is een afschrikkend voorbeeld voor Europese werknemers: ze laat zien hoe ver rechts wil gaan om verworven rechten af te breken en gebruik kan maken van de crisis om plannen die ze al veel langer had door te drukken. Het is ook een voorbeeld van waar de logica van steun aan ‘het minste kwaad’ toe kan leiden. Vijftig jaar geleden boekten actieve, sterke bonden belangrijke overwinningen voor Amerikaanse werknemers terwijl tientallen jaren van onvoorwaardelijke steun aan de Democraten de bonden hebben verzwakt. De Democratische partij was vele malen medeplichtig in aanvallen op arbeidsrechten maar wist de vakbeweging aan zich te binden door het Republikeinse spookbeeld. De politieke machteloosheid en de permanente defensieve houding van de Amerikaanse vakbonden gaven rechts het voordeel. Nu is voor de Amerikaanse vakbeweging de overlevingsstrijd aangebroken. V De Amerikaanse vakbeweging vecht een overlevingsstrijd.

19


achtergrond

Obama’s bloedige falen in Afghanistan De lichamelijk en geestelijk gewonde Amerikaanse sergeant Robert Bales werd, na eerder verteld te zijn dat hij niet meer uitgezonden zou worden, voor de vierde maal op een overzeese missie gestuurd. Op 11 maart verliet hij, na zich bedronken te hebben, zijn basis en vermoordde hij 16 Afghaanse burgers in hun slaap. Dit is het niveau waartoe waarop de oorlog in Afghanistan en het Amerikaanse leger zijn afgezakt. David

Finkel

Militaire strategen beginnen zich serieus zorgen te maken over hoe het leger zijn menselijke en materiële middelen uitput. Tegen het eind van de jaren zestig, tijdens de oorlog in Vietnam, begon het Amerikaanse dienstplichtigenleger te desintegreren onder druk van demoralisatie, drugsgebruik en fragging, het doden van officieren door hun eigen troepen. Het beroepsleger dat vecht in Irak en Afghanistan gaat ten onder aan fysieke en geestelijke uitputting. Eens in zoveel tijd gaat een menselijke tijdbom als Bales af – met als gevolg moord, of mishandeling van hun echtgenotes of zelfmoord.

Gebroken land en leger De ‘goede oorlog’, zo noemde Barack Obama Afghanistan toen hij nog presidentskandidaat was. De Bush-Cheney kliek had, zo zei, deze oorlog verwaarloosd voor de ‘stomme oorlog’ in Irak. Het goede aan de inval in Afghanistan, volgens de maatstaven van de verkiezingscampagne in 2008, was de missie om al Qaida te vernietigen en ‘Osama bin Laden te laten boeten’. Ook al hadden de meeste al Qaida strijders het land al verlaten en was er geen reden om aan te nemen dat Bin Laden nog in Afghanistan was. En wat het deed het ertoe wat het lot was van de vorige wereldmachten die geprobeerd hadden Afghanistan te veroveren? Tegen 2008 ging de oorlog in Afghanistan al niet meer werkelijk om de ‘war on terror’, het motief waren geopolitieke belangen en voor een deel de oorlog zelf: de Verenigde Staten kon het zich niet veroorloven als de verliezer gezien te worden. Drie jaar nadat Obama president werd heeft het Amerikaanse leger zich Irak min of meer uitgesleept. De volle reikwijdte van de Amerikaanse nederlaag daar wordt verborgen door de stilzwijgende overeenkomst tussen Republikeinen en Demo-

20

craten om het daar niet over te hebben. Wat betreft Afghanistan is Obama nog op zoek naar manieren om het land te verlaten. Het dilemma dat de journalist Robert Fisk jaren geleden observeerde met betrekking tot Irak geldt nu voor het debacle in Afghanistan en Pakistan: ‘de VS moet zich terugtrekken, de VS zal zich terugtrekken, en de VS kan zich niet terugtrekken’. Wat Afghanistan ondertussen wel al verlaat is geld en mensen; ‘stapels cash ter waarde van een kwart van Afghanistan’s jaarlijkse economische productie werden vorig jaar het land uitgedragen. Minder bedrijven willen er zaken doen en de bedrijven die er al zijn investeren niet meer en verkleinen hun operaties. Elke week worden miljoenen dollars – gedeeltelijk vermoedelijk ingepikt Amerikaanse ontwikkelingshulp of drugsgeld – in koffers en dozen ingepakt en ingeladen in vliegtuigen die vertrekken van Kabul International Airport’. (The New York Times, 31 maart, 2012) Wanneer de VS en NAVO hun bezetting beëindigen zal de Afghaanse samenleving nog verder kapot gemaakt zijn dan deze al was voor de Amerikaanse invasie in 2001. Maar dat is niet het enige dat kapot is. Ook hier spreken de machthebbers liever niet over, maar het Amerikaanse leger is grotendeels gebroken. Natuurlijk, luchtbombardementen en aanvallen met drones, daar heeft het nog middelen genoeg voor. En commando’s kunnen hun huzarenstukjes opvoeren. Maar een nieuwe grootschalige operatie met grondtroepen, dat is geen optie meer – het bloedbad dat Bales aanrichtte heeft dat misschien eindelijk voor het Amerikaanse publiek duidelijk gemaakt.

De volle reikwijdte van de nederlaag wordt verborgen Enkele generaals oefenen openlijk druk uit op Obama om niet te snel, te veel troepen terug te trekken, maar ze weten hoe laat het is en de Amerikaanse bevolking heeft het helemaal gehad met de oorlog. Tenzij er echt een dramatische ramp gebeurt zullen de oorlogen in Irak en Afghanistan slechts een kleine rol spelen in de verkiezingen. Amerikanen zijn oorlogsmoe maar er is nauwelijks een anti-oorlogsbeweging. Slechts een kleine minderheid van de Amerikanen wordt direct getroffen door de kosten van de oorlog. De meerderheid is vooral intens bezorgd om hun baan, hun inkomen en de toekomst. Obama zal benadrukken dat hij de troepen terugtrok uit Irak, Bin Laden doodde en dat hij belooft in 2014 de troepen uit Afghanistan teruggetrokken te hebben. Republikeinen zullen Obama ‘zwak’ noemen, maar zullen moeite hebben te doen alsof zij een ander beleid zouden volgen.

Bloederig moeras De terugtrekking gaat rommelig maar vanuit een cynisch, machtspolitiek perspectief gezien is het verlaten van het bloedige moeras in Afghanistan voor het Amerikaanse imperialisme meer een plus dan een min. Wat het lot zal zijn van Af-


ghaanse vrouwen die worden overgelaten aan de krijgsheren en aan de opnieuw bloeiende Taliban doet er niet toe. Met de mogelijke uitzondering van een confrontatie met Iran zal het Amerikaanse beleid in de regio niet langer gebaseerd zijn op directe machtsuitoefening maar op het manipuleren van wedijverende regionale machten. India tegen Pakistan, Saudi Arabië en de Golfstaten tegen Iran en verschillende sjiitische bewegingen et cetera. Die strategie leidde in post-Kadaffi Libië tot een chaos, maar dat is van ondergeschikt belang.

Republikeinen zouden weinig anders doen Deze strategie van het tegen elkaar uitspelen van verschillende krachten betekent ook dat imperialisme zich niet ‘te snel’ kan terugtrekken. Dat krijgsheren en gangsters in fundamentalistische kledij onderling de macht zullen verdelen – hetgeen uiteindelijk zal gebeuren – is geen probleem, maar een plotselinge ineenstorting van de Afghaanse staat moet vermeden worden. Pakistan moet zijn belangen in Afghanistan veilig stellen, gebrand als het er op is het als veilig achterland te gebruiken in de koude oorlog met India, terwijl India er via investeringen invloed probeert te verwerven. Alleen zonder de chaos van een plotselinge ineenstorting kunnen de twee tot een verstandhouding komen. Natuurlijk zal de Amerikaanse bevolking niet te horen krij-

gen dat dit de reden is waarom er nog meer van hun soldaten opgeblazen of verminkt zullen worden door landmijnen of neergeschoten door hun Afghaanse ‘bondgenoten’. De holle retoriek over het ‘beschermen van onze vrijheid’ zal nog wel enige tijd aanhouden. Langzaam maar zeker verschuift het brandpunt van de langetermijnstrategie van het Pentagon naar de grote dreiging die de opkomst van China voor de Amerikaanse belangen betekent. Zodra er op de een of andere manier een einde komt aan de spanningen tussen de VS en Iran zal die trend nog versnellen. President Obama is de pragmatische manager van imperialistische belangen, en in vergelijking met de schuimbekkende Republikeinen maakt hij een rationele indruk. Dit alles noodt tot een blik op de uitkomsten van de Amerikaanse pogingen na ‘11 September’ om regime change te bewerkstelligen. De politieke gangsters van de Bush-Cheney ploeg droomden van een groots regionaal banket; Afghanistan het voorgerecht, Irak de soep, Iran het hoofdgerecht en als toetje Syrië. De soep schoot in het verkeerde keelgat, het voorgerecht bleef steken in de keel en het hoofdgerecht moest uitgesteld worden. De oorlogen, waarvan de Amerikaanse bevolking verteld was dat ze voor zichzelf zouden betalen, zullen in de orde van grootte van vier biljoen dollar kosten als de kosten van het verzorgen van de gebroken lichamen en geesten van soldaten eenmaal meegerekend worden. Barack Obama werd gedeeltelijk verkozen omdat de oorlogen van Bush op mislukkingen uitliepen. Obama koos ervoor deze oorlogen voort te zetten en die in Afghanistan zelfs te intensiveren. Hij is medeverantwoordelijk voor het menselijk leed dat hier het gevolg van was. Maar, zelfs als je eigen samenleving verder aftakelt, zolang je de enige supermacht ter wereld bent hoef je nooit ‘sorry’ te zeggen. V David Finkel is lid van de redactie van Against the Current, het tijdschrift van de Amerikaanse socialistische organisatie Solidarity.

21


buitenland

Die Linke in crisis? Die Linke werd in 2007 opgericht en was een fusie van de Linkspartei/ PDS, die diepe wortels had in de deelstaten van de vroegere DDR, met de WASG, een nieuwe organisatie links van de SPD en de Groenen, die hoofdzakelijk in het Westen van het land aanhang had. Die Linke kende de jaren daarna een electorale opgang. Wat verklaart de recente tegenslagen voor Die Linke? Manuel

Kellner

Die Linke kwam in 2009 met bijna 12 procent van de stemmen in de Bundestag terecht. Dit succes volgde op een protestgolf tegen de asociale politiek van de SPD, de Groenen, het CDU en de liberale FDP met stevige mobilisaties in 2003 en 2004, die uitmondden in het idee ook verzet te bieden op het politieke niveau. Een week voor de parlementsverkiezingen in Noordrijn-Westfalen (NRW), viel Die Linke van meer dan zes procent terug naar 2,2 procent in Sleeswijk-Holstein. Gevraagd naar op welke partij zij wilden stemmen gaf in een landelijke peiling slechts zeven procent van de ondervraagden aan op Die Linke te gaan stemmen. Die Linke is flink in beroering gebracht

22

Vertegenwoordigers van Die Linke nemen deel aan anti-atoomtransport protest

door interne tegenstellingen met betrekking tot hun leidinggevend personeel en dit is net voor de verkiezingen van 13 mei in NRW, een deelstaat met meer dan 13 miljoen kiezers. Hier kwam Die Linke bij de vorige verkiezingen in mei 2010 in het parlement met 5,6 procent van de stemmen, wat overeenkomt met 435.627 stemmen. In mei 2012, kreeg Die Linke in NRW nog 2,5 procent of 194.539 stemmen. Een verpletterende nederlaag... In nationale peilingen valt zij intussen terug naar zes procent, in sommige zelfs naar vijf procent. De crisis van de partij vertaalt zich ook in een verlies aan leden: ze zakte onder de 70.000 geregistreerde leden. In NRW verloor Die Linke in mei 2012

aan verschillende partijen stemmen: 90.000 aan de SPD, 80.000 aan de Piratenpartij, 30.000 aan de Groenen en zelfs 10.000 aan de liberale FDP. 20.000 van diegenen die voor Die Linke stemden in 2010 zijn in mei 2012 niet gaan stemmen. De meerderheid van Die Linke in NRW ondersteunt een antikapitalistische of links-reformistische tendens binnen de partij. In Sleeswijk-Holstein is het echter de vleugel die wil meebesturen die dominant is. Binnen de linkerzijde van de partij hebben we steeds de verantwoordelijkheid onderstreept van het meeregeren met de SPD en De Groenen, zoals bijvoorbeeld in Berlijn en in de L채nder van het oosten van het land gebeurde, voor de eerdere zware elec-


buitenland torale nederlagen van Die Linke, voornamelijk in Berlijn. Nu moeten we echt nadenken waarom ook in NRW Die Linke niet heeft kunnen ontsnappen aan de neerwaartse tendens, vooral omdat in Thüringen, in het oosten van Duitsland, Die Linke wel een goed resultaat heeft behaald bij de recente gemeenteraadsverkiezingen.

Interne problemen plagen Die Linke Gedoogsteun Die Linke in NRW kon, tegenover een minderheidsregering van SPD en Groenen (steunend op 90 van de 181 zetels), door druk uit te oefenen op deze regering, een bijdrage leveren aan sociale, democratische en ecologische hervormingen en dit in de positieve zin van het woord. Door de onthouding van Die Linke bij de stemming in het parlement kon de regering van SPD en Groenen indertijd een toevoeging aan de begroting voor 2010 doorvoeren, en vonden ze ook voldoende steun voor de begroting voor 2011. Het ging hier immers niet om neoliberale besparingspakketten, met privatiseringen en sociale afbraak. Maar in 2012 zag de situatie er anders uit: SPD en Groenen wilden een miljard euro geven aan WestLB, de failliete bank van NRW. Dit was een bank die had meegespeeld in het casino van de financiële markten en verloren had. SDP en Groenen voorzagen ook een zogenaamd compromis met de christendemocratische CDU over het budget voor de scholen. In het algemeen mikte de begroting op bezuinigingen. De groenen en sociaaldemocraten verwierpen de belangrijkste eisen van Die Linke volledig, waarop de parlementsfractie van Die Linke dan ook tegen het begrotingsvoorstel voor 2012 stemde. De parlementsleden van Die Linke deden dit in het volle besef dat ze wel eens hun mandaat konden verliezen, omdat de peilingen behoorlijk slecht waren voor Die Linke.

gisch genoeg, vooral de SPD geholpen om uit haar crisis te geraken want de massa van de mensen en de vakbonden gaan er vooral van uit dat alle positieve maatregelen die genomen werden door de SPD en de sociaaldemocratischgroene minderheidsregering werden afgedwongen. Verder geloven zelfs onder potentiële kiezers van Die Linke volgens een aantal peilingen heel wat mensen in de noodzaak van een grote begrotingsdiscipline... Daar komt nog eens bovenop dat er na de succesvolle beweging tegen kernenergie eigenlijk heel weinig massale bewegingen en sociale strijd is geweest in Duitsland. Er zijn waarschuwingsstakingen geweest van de vakbonden ver. di en IG Metall rond looneisen, stakingen die zelfs tamelijk succesvol waren, maar die totaal niet werden verbonden aan bredere eisen tegen het besparingsbeleid. De protestacties tegen de financiële markten, de banken, het begrotingspact van de Europese Unie, enzovoorts zijn tot nu toe nogal zwak gebleven. We moeten er voor knokken om Die Linke weer op de rails te krijgen en banden tussen de antikapitalistische krachten binnen en buiten de partij te versterken. Geen makkelijke opdracht, want initiatieven in die richting steunen vandaag vooral op kleine en politiek marginale organisaties. V Manuel Kellner is actief bij onze Duitse zusterorganisatie isl en bij Die Linke in NRW.

Het ontbreekt aan politiek besef Zwaktes van Die Linke De zwakte bij uitstek van Die Linke in NRW, dat erg slecht wordt behandeld door de media en organisatorisch zwak staat, is dat ze er niet in slaagt haar politiek in het parlement te verbinden met politieke bewustwording buiten het parlement. In feite heeft ze, tra-

23


buitenland

De voortdurende verdrijving van Palestijnen

Begin dit jaar vertrok een delegatie van de Palestina-werkgroep van de AbvaKabo voor een rondreis door Palestina. De kaderleden volgden een uitgebreid programma om zich op de hoogte te stellen van de leef- en werksituatie van hun Palestijnse collega’s. Er werd gesproken met Palestijnse vakbondsleden en er werd een bezoek gebracht aan de olijfboomgaard die mede door leden en afdelingen van Abvakabo FNV geschonken werd. We publiceren hier een bewerkte versie van een deel van hun reisverslag toen zij Bethlehem aandeden. Lot

van

Baaren

en

Wilma

Berentsen nemers van hun werk en boeren van hun land, het is ook een manier om het economische leven in een stad plat te leggen. Dat zien we in het centrum van Bethlehem waar de winkelstraat van vroeger doorkruist wordt door de acht meter hoge betonnen muur. De eens zo drukke verkeersader is opgedroogd en de winkels liggen er op een enkele na verlaten bij.

Palestijnen worden systematisch van hun land verdreven

Abvakabo-leden bij de gesponsorde olijfboomgaard.

Baha, de Palestijnse coördinator van de olijfboomcampagne, vertelde ons onderweg naar de boomgaard in Bethlehem over de politiek rond land en water. Hij wijst ons op verschillende borden en enorme, geel geschilderde betonblokken. Die markeren de verschillende zones A, B en C waarin het Palestijnse land door Israël verdeeld wordt. Met de Oslo-akkoorden werden gebieden en het gezag waaronder zij vallen aangewezen. Zone A valt onder gezag van de Palestijnse Autoriteit (PA), zone B onder gemeenschappelijk gezag van PA en Israël en zone C onder Israëlisch militair gezag. In de zones A en B mogen Palestijnen komen. In zone C, ook al is dat in de akkoorden als Palestijns gebied aangemerkt, is hen dat verboden. Om van de ene naar de andere zone te reizen heb je een vergunning nodig. De politiek van de staat Israël is er op gericht Palestijnen zoveel mogelijk in hun bewegingsvrijheid te beperken. Zo hebben van de 108.000 mensen in Bethlehem er maar 2000 een vergunning om zich buiten het district te bewegen. De zones en de muur die Israël bouwde om Palestijnen buiten te sluiten scheiden niet alleen families onderling, of werk-

24

Iets verderop maakt dezelfde muur een heel vreemde kronkel. Het blijkt te gaan om de tombe van Rachel, een toeristische trekpleister, die eerst in Palestijns gebied lag. Na de bouw van de muur is het historische monument ineens bij Israël getrokken en wordt het nu door Israël geëxploiteerd. Door de kronkel is een Palestijns huis dat ernaast staat ineens aan drie zijden ommuurd door metershoog beton. Ook mag de bovenverdieping niet meer door de familie gebruikt worden. De muur heeft meer kronkels. Zo stonden we stil bij een school aan de rand van één van de drie vluchtelingenkampen van Bethlehem. Baha vertelt dat in dit kamp, Aïda, 5.000 mensen op een vierkante kilometer wonen. De bevolkingsdichtheid in Palestijnse vluchtelingenkampen is de hoogste ter wereld. Mensen wonen hier al meer dan 60 jaar. Vroeger was aan één kant van de school een uitgang naar een grote speelweide. Die groene weide ligt nu aan de Israëlische zijde van de muur.

Nederzettingen en landonteigening We rijden langzaam de stad uit en hebben zicht op de zogenaamde settlements, de illegale Israëlische nederzettingen op Palestijns grondgebied. Deze illegale nederzettingen breiden zich in snel tempo met tienduizenden woningen per jaar uit. Dat staat in schril contrast met de 110.000 Palestijnen die een bouwvergunning aanvroegen en waarvan er maar vier toestemming kregen. Het valt op dat de nederzetting er van een afstandje ook


buitenland midden in de winter nog best groen uitziet, vergeleken met het land eromheen. Dat plaatje waarbij het grauwe Palestijnse boerenland schril afsteekt bij een groene kolonisten-nederzetting is geen gevolg van het harde werken van de Israëliërs. Het heeft alles te maken met de verdeling van land en water. De boeren hier in Palestina wonen anders dan in Nederland niet op hun land, maar in gemeenschappen vlakbij. Een van de belangrijkste redenen dat veel van het Palestijnse agrarische land steeds grauwer en onverzorgder wordt, is dat Palestijnen niet meer bij hun eigen land kunnen komen om het te bewerken. Het wordt hun op verschillende manieren onmogelijk gemaakt. Bijvoorbeeld door de muur, die op veel plaatsen precies zo loopt dat de gemeenschappen van land en boomgaarden afgesneden zijn. Het land achter de muur kan alleen met een vergunning bereikt worden en die wordt eenvoudigweg niet afgegeven. Geen enkele boer heeft sinds de bouw van de muur in Bethlehem zijn land mogen bezoeken. Een andere manier om toegang tot het land te ontzeggen is een aanzegging waarin gesteld wordt dat het niet je eigendom is. Erfgoed werd niet altijd zo nauwkeurig geregistreerd of gearchiveerd en als er ook maar iets ontbreekt of niet goed gespeld is, staat onteigening voor de deur en wordt de toegang ontzegd. En het gaat hier niet simpel om ‘Palestijntje pesten’, het is een doordachte manier om steeds meer Palestijns land in handen te krijgen. Een oude Ottomaanse wet uit 1853 is van stal gehaald die regelt dat als je drie tot zeven jaar het land niet bewerkt hebt, dat land aan de staat toevalt, de Israëlische staat dus. De praktijk is nu dat het je eerst onmogelijk gemaakt wordt bij je land te komen, dan wordt gezegd dat je het dus niet bewerkt en vervolgens wordt het je op basis van de wet afgepakt en omgetoverd tot Israëlisch staatseigendom. Of je vindt een briefje op je land, waarin staat dat niet aangetoond is dat het land van jou is. En als je dat zelf niet kunt aantonen het land onteigend zal worden. Op deze manier krijgt Israël meer en meer Palestijns land in handen. Het groene in de nederzettingen zijn parken en tuinen die 24 uur lang ongelimiteerd van water worden voorzien, terwijl in bezet Palestijns gebied regelmatig dagen, soms zelfs weken achtereen het water afgesloten wordt. Geen water om te drinken, koken, wassen of douchen, laat staan je moestuin te sproeien. En dat langere tijd achtereen. Het werk in de nederzettingen wordt meestal door Palestijnen gedaan, terwijl de inwoners niet zelden rijke Amerikanen zijn die rentenieren en eigenlijk overal hadden kunnen wonen, maar niet voor niets een bergtop boven een Palestijns dorp uitkozen.

Olijfbomen tegen landonteigening Langs de rand van Bethlehem komt onze bus tot stilstand, we stappen uit en staan letterlijk met de voeten in de klei. We bekijken een flink stuk land met aanplant van tientallen olijfbomen. Het is land van een boer die er 10 jaar over gedaan heeft om bij de Israëlische staat aan te tonen dat zijn land van Bij het checkpoint op weg naar Jerusalem.

hem is. Tot in Turkije heeft hij documenten achterhaald, nog uit de tijd van het Ottomaanse rijk, om te zorgen dat het land, dat van vader op zoon over was gegaan, hem niet ontnomen zou worden. Uiteindelijk wist hij eigendomsbewijzen te overleggen die de Israëlische staat moest accepteren. Het kostte hem veel energie, frustratie en geld, maar hij heeft het voor elkaar gekregen en is zeker dat hij zijn land mag behouden en bewerken. Als ondersteuning werden hem onder andere olijfbomen geschonken, zodat hij zijn land ook direct kon gaan gebruiken.

Aan Palestijnen worden nauwelijks vergunningen gegeven ‘s Middags wordt ons verteld over hoe water als machtsmiddel wordt gebruikt. Alles draait hier om de toegang tot water. De Israëli’s beweren dat zij veel beter dan de Palestijnen in staat zijn voor het milieu te zorgen en landbouw te bedrijven. Zij zeggen voedsel voor iedereen te kunnen verbouwen. Daarmee verhullen ze het feit dat zij de waterhuishouding controleren. De natuurlijke loop van het water is door Israël verlegd ten nadele van de Palestijnse gebieden. Aan boeren werd gevraagd: ‘hoeveel water gebruik je?’ Angst voor hoge belastingen bleek tot (te) lage cijfers te leiden. De hoeveelheid toegekend water werd wel op die cijfers vastgesteld. Palestijnen mogen geen waterputten graven op hun eigen land. Zelfs als je een put bestaande wil repareren moet je eerst een vergunning vragen. Die worden slechts mondjesmaat verleend. Voor nederzettingen worden wel putten gegraven en dat verlaagt het niveau van het grondwater. Palestijnen en Israëli’s betalen dezelfde belasting. Maar de waterleiding naar de nederzetting is veel dikker dan de dunne pijpen naar de Palestijnen. De kolonisten krijgen dus meer water per seconde. Voor Palestijnen geldt bovendien dat in de zomer het water wordt afgesloten. Er is genoeg water voor iedereen. Alleen wordt de Palestijnen de toegang tot voldoende water ontzegd. Een puur economische kwestie. Israël gebruikt liever het water voor de bloemen- en groenteteelt, bedoeld voor de export. Al met al was het een enerverende week. Met veel informatie. Informatie die je in Nederland te weinig hoort of ziet. En met indrukwekkende gesprekken met mensen actief in de vakbeweging. Al met al een reis die je niet makkelijk vergeet en die we anderen ook aanraden. Opvallend was nog dat niemand zich ook maar een moment onveilig heeft gevoeld. Je voelt je er welkom en op je gemak! Vandaar dat we het iedereen eigenlijk aanraden: ga er vooral eens zelf kijken! En het was inspirerend genoeg om met vele plannen thuis te komen, dit laat ons nog even niet los. V Voor meer informatie over de werkgroep: palestinawerkgroepabvakabo.blogspot.com

25


buitenland

Gehoorzame socialisten in de regering Bertil

Videt

De tien jaar voor de verkiezingen van september 2011 werd het kleine land van 5,5 miljoen inwoners geregeerd door een coalitie van liberale en conservatieve partijen met gedoogsteun van de uiterst rechtse Dansk Folkeparti (Deense Volkspartij, DF). Deze constructie leek veel op die van het gevallen gedoogkabinet in Nederland. De laatste jaren van de Deense coalitie begon de racistische retoriek echter zijn aantrekkingskracht te verliezen terwijl steeds meer mensen de gevolgen van de rechtse aanvallen op de verzorgingsstaat gingen voelen. De Deense sociaaldemocraten en de Socialistisk Folkeparti (SF) vergaarden momentum door een alliantie te sluiten en zich als een geloofwaardig sociaal alternatief te presenteren. Onder druk van rechts begonnen ze echter al snel te draaien. Op de vooravond van de verkiezingen was het duidelijk dat de SF en sociaaldemocraten de steun nodig zouden hebben van de radicaal linkse Rood Groene Alliantie (RGA) en een ‘sociaalliberale’ partij. De RGA weigert deel te nemen aan een regering zonder een socialistisch perspectief. De sociaalliberale partij, vergelijkbaar met D66, heeft progressieve opvattingen over bijvoorbeeld homorechten en antiracisme maar behoort qua economische opvattingen duidelijk tot de rechtervleugel. Veel van de mensen die na een decennium van neoliberale aanvallen op verandering hoopten zijn diep teleurgesteld. Minder dan een maand na de verkiezingen kregen rechtse partijen in opiniepeilingen alweer een ruime meerderheid. De regeringsdeelname van SF heeft veel van haar kiezers teleurgesteld; volgens recente peilingen zouden ze terugvallen van meer dan negen tot zo’n zeven procent. Sommige peilingen voorspellen zelfs dat ze voorbij gestreefd zullen worden door de RGA (dat de vierde partij zou worden, na de liberalen, sociaaldemocraten en DF).

Politieke draai In verkiezingstijd kwam de SF op voor sociale rechtvaardigheid en hogere belastingen voor de rijken. Eenmaal in In Denemarken gebruikt de RGA de naam Endhedslisten.

26

Teleurstelling, een socialistische partij die stemmen en leden verliest en het vooruitzicht op de terugkeer van rechts in de regering. Minder dan een jaar nadat kiezers vol enthousiasme en verlangen naar verandering een linkse regering kozen is dit het politieke landschap van Denemarken. de regering maakten ze juist op dit centrale punt een draai: Thor Möger, een leider van SF en minister van financiën, heeft zich uitgesproken tegen verhoging van de werkloosheidsuitkering. In tegenstelling tot wat SF eerst propageerde is hij nu zelfs voorstander van verlaging van het hoogste belastingtarief. De jeugdbewegingen van zowel de sociaaldemocraten en SF daarentegen nemen deel aan de ‘jullie crisis, jullie rekening’ campagne welke, vergelijkbaar met Occupy, oproept om de rijken voor de crisis te laten betalen. Op internationaal niveau neemt Denemarken slechts zelden progressieve standpunten in. Tot vreugde van Palestina-solidariteitsactivisten zal Denemarken voor producten uit Israëlische nederzettingen speciale labels invoeren. Maar op andere kwesties bevindt Denemarken zich nog duidelijk in rechts gezelschap. Aanvankelijk uitte SF- voorzitter en minister van buitenlandse zaken Villy Søvndal kritiek op het Euro Plus Pact, dat onder andere verdere liberalisering van de arbeidsmarkt ten doel heeft, in termen die vergelijkbaar zijn met die van de nieuwe Franse president Francois Hollande. Søvndal kwam daar echter al snel op terug. In EU-beleid is de invloed van de sociaalliberale partij sterk voelbaar. De Deense regering is bijvoorbeeld tegen invoering van een belasting op internationale financiële transacties, de zogenaamde Tobin Tax, en staat daarin rechts van Angela Merkel. Links van de regering moet ook de RGA voorzichtig manoeuvreren. De partij groeit, vooral dankzij teleurgestelde SF-leden en stemmers, en probeert bewegingen op te bouwen die de regering onder druk kunnen zetten en tegelijkertijd in het parlement het initiatief te nemen voor concrete verbeteringen. Als de regering geen alliantie sluit met rechts heeft zij de steun van de RGA nodig. Dit betekent dat de RGA in bepaalde situaties onder druk kan komen te staan om, uit angst voor de terugkeer van een rechtse regering, de regering te steunen ook al zou dit tegen haar programma in gaan. Dit moet vermeden worden maar het zou ook rampzalig zijn als de RGA over zou komen als een sektarische partij die bereid is voor abstracte principes een progressieve regering te laten vallen. V


film

Moederdagfilms Kwam het door Moederdag? In Den Haag draaiden er op die dag maar liefst negen films waarin de lotgevallen van vrouwen supercentraal stonden. Van Ronja de roversdochter en Sneeuwwitje tot en met Marie Antoinette in Les adieux à la reine. Niet persé ‘vrouwenfilms’. Wel films met vrouwen in dé hoofdrol. Voor bespreking in Grenzeloos viel de keuze op Jackie, op Et maintenant on va ou? en op Elles. Rob

Lubbersen

Rijpen Van de drie geziene films is Jackie van Antoinette Beumer zonder aarzelen de aardigste. Het verhaal gaat over de dertigjarige tweelingzussen Daantje (Jelka van Houten) en Sophie (Carice van Houten). Zij gaan op bezoek gaan bij hun draagmoeder (Holly Hunter) in Amerika. Na hun geboorte hebben ze deze vrouw niet meer gezien. Het blijkt een uiterst excentrieke hippie-tante. In haar caravan maken ze met z’n drieën een lange tocht door het woestijnachtige zuiden van de States. Tijdens die tour nemen de zussen steeds meer afstand van hun knellende Hollandse thuissituatie. Daantje van haar huwelijk met een man waar ze niet echt van houdt. En Sophie van haar nerveuze opgefokte werk voor één of ander roddelblaadje. Wijzer worden onderweg. Rijpen ‘on the road’. Heel mooi! Bovendien voorzien van snedige dialogen. En met prima acteerwerk door de gezusters Van Houten en mamma Hunter. Vrede Et maintenant on va ou? is een film met sympathieke bedoelingen. Maar toch... De film speelt in een eenvoudig dorp op het platteland in Libanon. De ene helft van het dorp is christelijk, de andere helft moslim. Allemaal heel gewone mensen. Maar die gewone mensen doen wel erg ongewone dingen. De vrouwen doen voortdurend en zonder uitzondering ontzettend hun best om de godsdienstige verschillen niet te laten ontaarden in vijandschap en strijd. Als heiligen. De mannen daarentegen zijn allemaal dom, luidruchtig, agressief en gewelddadig. Schreeuwen en vechten, dat is het wel zo’n beetje. De enige nog enigszins redelijke mannen zijn de imam en de priester. Nu mag een op vrede gericht sprookje de werkelijkheid natuurlijk best wat verdraaien, maar de geloofwaardigheid mag niet helemaal verloren gaan. Of de verkeerde kant op! Na afloop van de film hoorde ik een medebezoeker opmerken: ‘Hoezo een overdreven negatief manbeeld? Het gaat over Libanese mannen en die hebben nu eenmaal wél een heel andere

cultuur dan wij.’ Oeps! Die conclusie zal regisseuse Nadine Lanaki toch niet bedoeld hebben?

Onvrede De meest interessante film in deze moederdag-serie is zonder twijfel Elles. Daar kan op héél verschillende manieren naar gekeken worden. Laat deze film zien ‘...dat geen enkele man deugt’ (Algemeen Dagblad). Of ‘...is iedere vrouw gewoon weer een hoer?’ (Filmkrant). De eerste stelling zit zeker niet in de film en kan slechts voortvloeien uit een opvatting die er bij voorbaat van uitgaat dat elke man die gebruik maakt van een escortservice per definitie niet deugt. De tweede stelling zit expliciet wel in de film, maar is ook zeker niet de stelling van de film. Tenzij je van mening bent dat hoerige verlangens en fantasieën een vrouw tot hoer maken. Of dat zelfs dienstbaarheid, in het verrichten van huishoudelijke taken, daarvoor al volstaat. Volgens de Poolse regisseuse Malgorzata Szumowska gaat haar film over een vrouw (Juliette Binoche) in een futloos en lusteloos huwelijk. Binoche werkt als journaliste voor de glossy Elle. Daarnaast draait zij vooral op voor het huishouden, eten koken en de opvoeding van haar twee zonen, waarvan er een pubert. Haar man is drukker doende met zijn carrière dan met zijn gezin. De sleur walmt. Als Binoche twee studentes interviewt die zich zelf verhuren als escortgirls om hun studie en kamer te kunnen betalen, dan slaat bij haar de ontevredenheid toe. Ze komt tekort. Aan aandacht. Aan spannende ontmoetingen. Aan seks. De avonturen van de twee meiden doen heel even een behoefte aan meer bij haar ontwaken. Maar dan, in de slotscène van de film wordt de natuurlijke, of eigenlijk de culturele, orde der dingen hersteld: bij het gezamenlijk ontbijt geeft moeder zwijgend de nieuwe jampot aan vader die met zijn sterke handen de deksel losdraait en dan de jam teruggeeft aan zijn vrouw, die glimlacht. Woorden zijn niet nodig. Acceptatie. Deprimerend, maar nog uit te houden. Tot de kinderen de deur uit zijn? V

27


literatuur

Domela, een romantische Onze verlosser. Als iemand zich zo’n bijnaam kon verwerven moet hij meer dan alleen wapperende haren en priemende ogen hebben gehad. Ferdinand Domela Nieuwenhuis was prediker, leraar, inspirator, opruier, schrijver en organisator. Dat laatste misschien is misschien het verrassendst, voor de man die als overtuigd anarchist door vele duizenden in 1919 werd uitgeleid. Herman

Pieterson literaire vorm. In Nederland zijn er maar weinigen die dit vak beheersen. Voor een liefhebber zoals ik is het boek over Domela dus een geschenk.

Jan Willem Stutje

Nu zijn er in de loop der jaren al tal van boeken over Domela geschreven. Niet verwonderlijk, als charismatisch leider en vormer van de arbeidersbeweging in de jaren tachtig en negentig van de negentiende eeuw was hij de verpersoonlijking van de oude beweging. En als zodanig ook de anarchistische pispaal voor de sociaaldemocraten die later de beeldvorming van de vroege arbeidersbeweging hebben gedomineerd. Volgens Jan Willem Stutje was Domela een romantische revolutionair. In zijn nieuwe biografie wil Jan Willem een vollediger beeld van Domela geven. Vollediger door van alle beschikbare bronnen gebruik te maken. En vollediger door zowel de privé persoon als de publieke figuur te beschrijven, in al zijn grootsheid en zijn beperkingen. Het mooie aan een biografie is dat de vorm de auteur de gelegenheid biedt om grotere verbanden op een menselijke maat inzichtelijk te maken. Jan Willem Stutje heeft dat al eerder gedaan in zijn boeken over Paul de Groot en Ernest Mandel. En tot mijn genoegen is het hem weer gelukt. Hij schrijft mooi, meevoelend en soms emotionerend, en weet tegelijk als het gaat om een historische waardering voldoende afstand te bewaren. In sommige buitenlanden is de historische biografie bijna een zelfstandige

28

Nieuws over Domela Waarvoor was dit nieuwe boek nodig? Uiteindelijk kun je je afvragen of na zoveel biografische schetsen een kritische verwerking onder verwijzing naar niet eerder gebruikte bronnen niet genoeg was geweest. Het is toch een vraag die bij mij tijdens het lezen steeds weer naar boven kwam. Goed, ik kreeg wat beter inzicht in de persoon van Domela. De internationale context – en dito invloed – werden duidelijker. Al zitten juist hier wat onheldere passages en verwijzingen bij. De anarchistische periode, die per slot wel de laatste 20 jaar van Domela’s leven omvatte, wordt uitvoerig beschreven. De liefhebber in mij kon smakelijk lezen, de historicus was heel tevreden met breedte en diepte van het betoog. Maar de socialist bleef zich afvragen of we nu tot een heel nieuw inzicht in Domela’s leven en werken zijn gekomen. Ik denk dat in één opzicht wel zo is. Alleen gaat het om een vrij subtiel betoog, dat eigenlijk de subtekst vormt van het hele boek. Domela was voor velen, ook van hen die later over hem schreven, bijna een heilige. Voor anderen, de aanhangers van de sociaaldemocratie, was hij bijna de verpersoonlijking van het kwaad van de te spontane oude beweging. Christus of duivel, een dergelijke keuze leidt meestal niet tot betere inzichten. Jan Willem’s betiteling van Domela als romantische revolutionair probeert dit zwart-wit beeld te overwinnen. Niet door het op te lossen in een wazig grijs, maar door de rol en de opvattingen van Domela te plaatsen in de groei van de beweging en van de arbeidersklasse. Want de vorming van de Nederlandse arbeidersklasse als bewuste sociale groep beleefde in de jaren tussen 1870

en 1900 een essentiële eerste fase. Daarmee was er nog geen sociale eenheid, of politieke eenheid, of zelfs maar vakbondseenheid ontstaan. Wat er wel bleek te ontstaan was een zeer gedifferentieerde klasse, of zeer gedifferentieerde klassen, die zich op verschillende manieren gingen organiseren. Het conflict tussen Domela en Troelstra, dat leidde tot de aparte organisatie van de parlementairen in de SDAP in 1894 – en daarmee tot de eigen karaktertrekken van de Nederlandse sociaaldemocratie, die ontstaan is als reformistische reactie tegen de radicale trekken van de oude beweging – beschrijft Jan Willem mede als uiting van de heterogeniteit van de arbeidersklasse.

Het verhaal van Domela is dat van een zich vormende arbeidersbeweging Domela’s opvattingen over de arbeidersklasse grepen voor een deel terug op oudere beelden van gemeenschapsgevoel, en zijn propaganda, zowel geschreven als gesproken, had altijd elementen van opwekking in zich. Door terug te grijpen op verloren gemeenschapsgevoelens kon de nieuwe arbeidersklasse zich een toekomstvisie verwerven. Het verklaart de soms religieuze tonen in de socialistische beweging, de emotionele kanten van de identificatie met het socialisme, en de verschillen in opvatting over de rol van de partij, die volgens Domela geen vreemde doeleinden aan de massa mocht opdringen. Waar Troelstra de arbeidersklasse uitbreidde naar de nette werkende kleine burgerij, sloot Domela juist de meest verarmde en uit de maatschappij gestotenen in zijn klassebeeld in.


LITERATUUR

revolutionair Overigens is dit ook een van de redenen voor het bestaan van een hardnekkig antisemitisme in de beweging, zoals Jan Willem ook bij Domela laat zien. Insluiten betekent altijd ook uitsluiten. In de jonge arbeidersbeweging is er in veel landen sprake geweest van het ontstaan van groepsbewustzijn juist door vreemden (Ieren, katholieken, nieuwkomers) uit te sluiten. De Joden werden in de negentiende eeuw duidelijk als vreemden gezien. Antisemitisme kon zo samengaan met de verdediging van radicale opvattingen.

Nederlaag We kunnen zo uit deze Domela biografie ook het verhaal halen van een zich vormende arbeidersbeweging. Zichzelf vormend, volgens Domela die pas later als reactie op het georganiseerde paternalisme van de Duitse sociaaldemocratie meer anarchistische opvattingen ontwikkelde. Dat deze opvattingen uiteindelijk contraproductief waren blijkt uit zijn optreden in de stakingsbeweging van 1903. Om het beeld scherp te krijgen moet je je een paar dingen realiseren. De enige vakcentrale in Nederland was het Nationaal Arbeids-Secretariaat,NAS, dat steeds sterker syndicalistische trekken kreeg. De SDAP vertegenwoordigde een kleine minderheid. Vooral in de grote steden waren de arbeiders op de hand van het NAS. Protestantse en katholieke arbeidersorganisaties stonden nog in de kinderschoenen. Toen in 1903 de stakingen in de haven en het spoorwegbedrijf snel om zich heen grepen was dit vooral een beweging van de syndicalistisch beïnvloedde arbeiders. Anarchisten waren dat zeker niet. Het ging onder andere om het afdwingen van verplicht vakbondslidmaatschap. De regering bereidde onder leiding van Abraham Kuyper de reactie voor en kwam met worgwetten die het stakingsrecht zwaar beknotten. In het Comité van Verweer dat de gezamenlijke arbeidersorganisaties hadden gevormd had Domela grote invloed. De meeste vakbondsbestuurders waren op zijn hand. Toch heeft Domela toen niet gekozen voor het verder ontwikkelen van de beweging op basis van zelforganisatie. Hij beperkte zich tot het willen ontmaskeren van de sociaaldemocraten. Je kunt zeggen dat hij de mogelijkheden van de arbeiders zelf onderschat-

te, juist door zijn fixatie op de misleiding door de parlementairen. Het uiteindelijke effect was een driedubbele nederlaag. De strijd tegen de worgwetten werd verloren. De syndicalistische stroming werd door massale ontslagen verzwakt en moest het op den duur afleggen tegen de beter georganiseerde bonden die het Nederlands Verbond van Vakverenigingen, NVV, zouden vormen. En het behoudende, nog door de kerken beïnvloedde deel van de arbeiders werd ingevangen in de protestantse en katholieke organisaties. Dat lag natuurlijk niet aan Domela, of aan Troelstra en de SDAP, of aan wie dan ook. De stakingen van 1903 behoorden ook internationaal tot de eerste golf van massabewegingen onder de moderne arbeiders. Rosa Luxemburg zou mede onder de indruk van deze bewegingen haar ideeën over de massastaking formuleren. In Nederland waren linkse sociaaldemocraten als Roland Holst en Gorter onder de indruk van zowel de kracht van de beweging als van de inspiratie van Domela. Een politieke vorm zou dat pas later krijgen. Misschien dat een betere Domela in 1903 anders had kunnen optreden. De echte Domela toonde zijn beperkingen, maar dat was deels onvermijdelijk. Deels omdat de meer georganiseerde kant van de oude beweging, de syndicalistische richting die vooral onder invloed stond van Domela’s oude leerling en strijdmakker Christiaan Cornelissen, wel een kader voor een andere richting bood. Maar de vakbondsleiders keken vooral naar Domela, die ook hun manier van organiseren wantrouwde.

Domela’s opvattingen grepen voor een deel terug op oudere beelden van gemeenschapsgevoel De heterogeniteit van de arbeidersklassen in Nederland leidde tot een verdeelde arbeidersbeweging. Domela’s rol als charismatische bemiddelaar bij de vorming van de eerste golf van arbeidersorganisaties kan moeilijk worden onderschat, maar was tegelijk beperkt. Beperkt omdat de ‘verlosser’ ook maar een mens was. En omdat de eerste golf niet de ruimte bood voor een werkelijke

overwinning van de tegenstellingen in het bewustzijn. De verschillende componenten kristalliseerden zich uit in verschillende stromingen. Domela’s synthese van verleden en toekomst in zijn anarchisme bleek onvoldoende. Wat we ook kunnen zien is dat klasse en beweging geen dingen zijn maar processen, waarin unieke persoonlijkheden als Domela een bijzondere rol kunnen vervullen. Tegelijk lopen de processen en de Werdegang van de persoonlijkheid niet voortdurend parallel. Ze versterken elkaar, waar de persoon uitdrukking kan geven aan een opkomend verlangen naar sociale rechtvaardigheid, en die persoon dat ook zo leeft. Toen de vragen naar de rol van een gegroeide beweging , naar de verhouding tussen spontaniteit en organisatie, tussen hervorming en radicale verandering, aan de orde kwamen was Domela niet meer de passende persoon. Hij doorzag de echte gevaren van bureaucratie, organisatie en partij maar meende ze te kunnen oplossen door de sociaaldemocraten te ontmaskeren. Daarmee torende hij hoog uit boven veel van zijn tijdgenoten die op cruciale momenten zoals bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog voor de oorlogshitsers door de knieën gingen. Dat zijn tocht naar Westerveld werd begeleid door vele duizenden, dat ook zijn felste tegenstanders hun waardering en bewondering uitten, was meer dan terecht. Zonder Domela had Nederland er anders uit gezien. Door Jan Willem Stutje’s nieuwe biografie snappen we beter hoe dat komt. V Jan Willem Stutje – Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Een romantische revolutionair. 551 pagina’s. € 34,95

29


literatuur

Europa tussen Hitler Rob

Lubbersen

In de Tweede Wereldoorlog vielen wereldwijd ongeveer 60 miljoen doden. Daarvan waren er 40 miljoen burgerslachtoffers. Verhoudingsgewijs stierven de meeste burgers in Oost Europa. Tussen 1933 en 1945 vonden in Polen, Oekraïne en Wit Rusland 14 miljoen mensen de dood. Veertien miljoen maal één mens. 14.000.000 keer een man, een vrouw, een kind. Niet voor niets wordt het gebied tussen Duitsland en Rusland wel ‘de bloedlanden’ genoemd. In april 2012 is er een diepgaand en aangrijpend boek over verschenen: Bloedlanden – Europa tussen Hitler en Stalin. Geschreven door de Amerikaanse historicus Timothy Snyder.

30

Staten (Estland, Letland en Litouwen). Ditmaal in het kader van de ‘Grote Terreur’. De bedoeling van Stalin en de zijnen was het opruimen van de laatste resten van het kapitalisme in het ‘socialistische vaderland’. In het bijzonder de rijke boeren die er nog zouden zijn, de koelakken, vormden een mikpunt. Maar ook zogenaamde verraders in eigen communistische rijen, trotskisten en andere dissidenten moesten worden ‘weggezuiverd’. Er werd zelfs een gewapende verzetsgroep bedacht, de Poolse Militaire Organisatie (PMO), als excuus om de klassenvijand nog harder aan te kunnen pakken. Overigens werd de bedenker van deze fictieve PMO uiteindelijk zelf geëxecuteerd, omdat hij te laat voor deze levensgevaarlijke organisatie zou hebben gewaarschuwd! In de bloedlanden kregen een kleine miljoen veronderstelde tegenstanders van Stalin een nekschot.

Hongerdood en nekschoten Het massale sterven in de bloedlanden voltrok zich in vijf etappes. Het begon in 1933 in de Oekraïne, toen deel uitmakend van de Sovjet-Unie. Onder aanvoering van Stalin was een campagne gestart van industrialisatie en collectivisering van de landbouw. Dat laatste betekende het einde van de ‘vrije boerenonderneming’ en organisatie van de landarbeid in ‘gemeenschappelijke bedrijven’ zoals sovchozen en kolchozen. Deze reorganisatie bracht veel onrust. De onteigeningen werden echter snoeihard doorgezet, zelfs het zaaigoed moest worden afgedragen. Zo werden de industrie-arbeiders in de steden van voedsel voorzien en werden agrarische producten geëxporteerd ten behoeve van deviezen waarmee machines werden aangeschaft. In de gehele Sovjet Unie ontstond op het platteland hongersnood. De Oekraïne, voorheen de ‘graanschuur van Europa’, werd het zwaarst getroffen. Drie miljoen mensen stierven de hongerdood. De tweede massaslachting vond plaats in 1937-1938. Wederom in de SovjetUnie. Ditmaal behalve in de Oekraïne ook in Wit Rusland en de Baltische

Doodslag en gaskamers De derde golf van bloed overspoelde Oost Europa in 1939. Hitler en Stalin verdeelden Polen onder elkaar met het Molotov-Ribbentrop Pact. Elk ruimde in door hem bezet gebied zijn potentiële tegenstanders op. Ongeveer tweehonderdduizend Polen, met aan Duitse kant enkele tienduizenden Joden, werden afgemaakt.

De moderne maatschappij maakte het moorden makkelijker De vierde massamoord voltrok zich na de Duitse aanval op de Sovjet-Unie in 1941. Het ‘Russische deel’ van Polen, de Baltische landen, Oekraïne en WitRusland werden snel veroverd. Achter het naar het oosten schuivende front werden Einsatzgruppen ingezet. Elke ‘bolsjewiek’ of partizaan en de vele Joden die zij te pakken kregen werden vermoord. Krijgsgevangenen die niet werden doodgeschoten, werden verhongerd. In totaal kwamen hierbij meer dan vier miljoen ‘Slaven’ om. Een enorm aantal, maar nog veel minder dan de Duitsers eigenlijk van zins waren. In hun Drang nach Osten en voor


literatuur

en Stalin Timothy Snyder

hun Lebensraum hadden ze een plan opgesteld om het oosten vrij te maken van de Slavische bevolking zodat er ‘Germanen’ gevestigd konden worden. Hun plan voorzag in het doodhongeren van 30 miljoen mensen! Het verloop van de oorlog maakte uitvoering van dit voornemen echter onmogelijk. De vijfde vorm van uitroeiing is de meest bekende: wat de nazi’s de Endlösung der Judenfrage noemden oftewel de Holocaust. Vanaf eind 1941 werd het bewust beleid van de nazi’s om alle Joden binnen hun bereik te doden. Tot dan waren er plannen voor de ‘verwijdering’ van de Joden uit Europa, bijvoorbeeld door transport naar Madagaskar, nu werd het doel de totale vernietiging. Ongeveer vijfenhalf miljoen Joodse mannen, vrouwen en kinderen uit heel Europa werden vermoord. Anders dan wat vaak gedacht wordt, werd de helft van hen doodgeslagen of doodgeschoten. De andere helft eindigde in de gaskamers van Auschwitz, Majdanek, Treblinka, Sobibor, Belzec en Chemno. Allemaal plaatsen gelegen in bloedland Polen.

Merkwaardigheden Zoals het een hoogleraar aan Yale betaamt heeft Timothy Snyder met Bloedlanden een degelijk en uiterst toegankelijk boek geschreven. Hij baseert zich op vrijwel al het wetenschappelijk onderzoek ter zake en hij vertelt ‘het verhaal’ op zo’n manier dat het af en toe je strot dichtknijpt. Soms haalt hij één van de 14 miljoen slachtoffers uit de anonimiteit en schildert diens schrikbarende levenseinde. Twee zaken zijn wel wat merkwaardig. Snyder besteedt bijna geen aandacht aan de Wannsee Konferenz. Dat was de bijeenkomst in januari 1942 waarop hoge Nazi-leiders, waaronder Eichmann, de uitroeiing van de Joden praktisch organiseerden. Kennelijk hecht Snyder meer belang aan het besluit van Hitler in december 1941 om alle Joden, ook de vrouwen en kinderen, vanaf dat moment te laten behandelen ‘als partizanen’. Het klopt wel om dat als het eerste collectieve doodvonnis te zien. Maar ‘Wannsee’ was voor de uitvoering cruciaal. Een andere merkwaardigheid is dat Snyder nauwelijks refereert aan de

besloten SS-bijeenkomst van oktober 1943 in Posen (Poznan). Op die bijeenkomst informeerde Himmler de Gauleiter van de Nazi-partij over de in gang gezette, maar geheim gehouden en te houden, daadwerkelijke vernietiging van het Jodendom. Vaak wordt de toespraak van Himmler aldaar gezien als één van de weinige keren dat een nazileider de Holocaust erkende. Al was het maar om ‘de eigen rijen op te schudden, te laten zien dat er geen terugweg was, dat de toekomst slechts een volledige overwinning of een volledige puinhoop kon brengen’. Gezien het onderwerp van het boek was wat meer aandacht voor Wannsee en Posen/Poznan passend geweest.

Hannah Arendt Snyder neemt in de discussie over de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust op een aantal punten uitdagend stelling. Zo vindt hij de term genocide (volkerenmoord) niet nuttig, want niet verhelderend. Ook weigert hij een of andere ‘zin’ in de massaslachting te zien. Immers, wordt de ‘zin’ dan niet groter naarmate er meer doden zijn gevallen? Tevens zet hij zich af tegen het cultiveren van het slachtofferschap: Hitler en Stalin zagen zichzelf ook al als slachtoffers, respectievelijk van het Jodendom en van de klassenvijand. Het koesteren van ‘de herinnering’ vindt bij Snyder evenmin genade, want die is onbetrouwbaar. Wetenschappelijk onderzoek verdient de voorkeur en die behoeft, dat bewijst hij, allesbehalve ongevoelig of kil te zijn. Bij zijn verklaring van hoe de massamoord in de bloedlanden heeft kunnen plaatsgrijpen, zet Snyder zich af tegen een deel van de theorie van de vaak hierover aangehaalde Hannah Arendt. Hij accepteert haar conclusie dat de moderne maatschappij met zijn anonimiteit het moorden waarschijnlijk makkelijker heeft gemaakt. Hij bestrijdt haar opvatting dat de concentratiekampen verantwoordelijk waren voor het vervagen van de laatste restjes medemenselijkheid. Daarvoor speelden de vernietigingskampen getalsmatig (maximaal drie miljoen doden) een te geringe rol en speelde de ontmenselijking daar zich te veel in het verborgene af.

Vasili Grossman Snyder gaat jammer genoeg helemaal niet in op de analyse die de Italiaanse marxist Enzo Traverso in bijvoorbeeld Understanding the Nazi Genocide maakte. Traverso duidde de Holocaust als een ‘industrieel proces’, als een barbaarse ontsporing van met elkaar verstrengelde bureaucratie en technologie onder kapitalistische verhoudingen. Traverso roept op om tegen dat kapitalisme in opstand te komen, de blinde en wilde voortgang van bureaucratie en technologie een halt toe te roepen en een economie en maatschappij ten dienste van de mens te scheppen. Dat brengt hij naar voren als het socialistische alternatief.

Hitler en Stalin zochten allebei naar zondebokken Snyder neemt ook stelling, maar dan vooral ten gunste van ‘de humaniteit’. Hij sluit zich aan bij de grote Russische schrijver, Vasili Grossman, bekend van Leven en Lot en Alles Stroomt, die in de geschiedenis een hoofdrol ziet weggelegd voor ‘de utopie’. De redenering gaat dan als volgt: Hitler en Stalin hadden allebei een utopie, hun soort van paradijs op aarde, voor ogen. Beider idealen bleken onbereikbaar. Zij zagen zich gedwarsboomd. Hitler gaf de schuld aan de Joden, Stalin aan de klassenvijand. Die werden de zondebokken. Zij werden gedehumaniseerd, ontmenselijkt. En vervolgens vernietigd. Natuurlijk speelden ook andere redeneringen en belangen een rol, maar het uit de weg ruimen van ‘hindernissen’ bij het realiseren van een Groot Ideaal is de meest wezenlijke drijfveer. Voor Snyder reden om ervoor te pleiten om nooit of te nimmer een mens of een groep mensen zijn, haar of hun menselijkheid te ontzeggen. Dat is een belangrijke conclusie die wordt getrokken na 640 toch weer danig onthutsende pagina’s. V Timothy Snyder – Bloedlanden, Europa tussen Hitler en Stalin. April 2012. 640

31


AGENDA / AKTIE / TIPS

In de komende verkiezingscampagne zal het vaak over Europa gaan. Voor of tegen Europa, dat is het frame waarin men van verschillende kanten de discussie graag wil vatten. Wie niet voor het functioneren van de huidige Europese Unie is is anti-Europees en een nationalist. Over het werkelijke functioneren van Europa en het feit dat op Europees vlak de democratie steeds verder wordt uitgehold zwijgen de traditionele partijen het liefst. Het Comité Ander Europa geeft al jaren kritische informatie over Europa. Op haar website, door het uitgeven van brochures en door het organiseren van activiteiten. Het comité dat tegenwoordig in Vlaanderen en Nederland actief is komt voort uit de campagne in 2005 voor een NEE tegen de Europese grondwet. Grenzeloos heeft het Comité Ander Europa en haar voorganger het Comité Grondwet Nee altijd gesteund. Verschillende activisten van Grenzeloos zijn actief in het comité en als Grenzeloos sturen we de brochures van het comité uit de serie ‘Europa in de praktijk’ naar al onze abonnees. Wilt u het comité ook steunen dan kan dat financieel door een donatie over te maken op rekening 30002840 van Stichting Ander Europa Amsterdam. Wilt u op een andere manier meewerken neem dan contact op via de website www. andereuropa.org. U kunt daar ook de brochures bestellen.

32

w w w . g r e n z e l o o s . o r g


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.