Nota Maaibeheer Gemeente Nijmegen 2019

Page 1

Nota Maaibeheer Door: Ton Verhoeven, versie V3 26 november 2019

1. Inleiding Groen is belangrijk in de stad en wordt steeds belangrijker als basis voor een goede leef- en werkomgeving. Minister Schouten verwoordt dat in haar recente kamerbrief (05092019): Natuur in de stad Het vergroenen van het stedelijk gebied levert een belangrijke bijdrage aan verschillende maatschappelijke en ruimtelijke opgaven die in de stad samen komen. Natuur in de stad brengt voordelen met zich mee op ecologisch, sociaal en economisch gebied. Het vermindert de gevolgen van klimaatverandering voor stedelingen, zoals wateroverlast en hittestress, die in toenemende mate voelbaar zijn in het stedelijk gebied. Daarnaast gaan mensen in een groene omgeving eerder naar buiten, krijgen meer beweging en komen elkaar vaker tegen. Op die manier draagt het bij aan een betere gezondheid, meer sociale cohesie en een groter welzijn. Meer natuur is ook gunstig voor het vestigingsklimaat. Het trekt bedrijven aan en verhoogt de waarde van vastgoed. Vanuit ecologisch perspectief draagt een groene omgeving bij aan het behoud en herstel van biodiversiteit die zorgelijk is afgenomen. Omdat bepaalde soorten specifiek afhankelijk zijn van het stedelijk gebied is het van belang dat deze leefgebieden verbeterd worden. Door natuur in de stad te versterken kunnen ook nieuwe leefgebieden ontstaan en verbonden worden. Bij het realiseren van natuur in de stad zijn veel stakeholders betrokken, zoals burgers, gemeenten, projectontwikkelaars, aannemers, architecten, woningcorporaties, bouwbedrijven, investeerders. Ieder met eigen doelstellingen, verantwoordelijkheden en middelen. Gemeenten zijn sleutelspelers bij het realiseren van groen in de stad vanwege hun verantwoordelijkheid voor ruimtelijke ordening, groenbeheer en een gezonde leefomgeving. De provincies richten zich op de inrichting van de omgeving van de steden. Op Rijksniveau raakt het vergroenen van steden opgaven van verschillende ministeries.

2. Probleemstelling Actualisatie van het groenbeleid is essentieel als onderlegger voor het ecologisch groenbeheer. Het Beleidsplan De Groene Draad (2007) is niet meer actueel. Een aantal kaarten is oud en niet onderbouwd en we missen nieuwe thema’s als klimaatadaptatie en herstel van de biodiversiteit. Ook staan er geen handvatten in en duiding van de prioriteiten voor beheer en ontwikkeling van het (ecologisch) groen. Ook het Handboek Bomen (2009) is wat verouderd (kaart hoofdboomstructuur) en vooral de kapvergunningsprocedure behoeft een actualisatie. De actualisering van het groenbeleid gaat in stappen. Allereerst wordt een nieuwe Groenstructuurkaart gemaakt. Met behulp van de Natuurmonitoringsorganisaties wordt in beeld gebracht welke ecologische waarde het groen heeft. Deze Natuurparelkaart met corridors is een kaart die ook in de omgevingsvisie terecht komt, waardoor een zorgvuldige afweging van belangen en prioritering per gebied gefaciliteerd wordt. Dit sluit aan bij de Evaluatie Ecologisch Groenbeheer, die gemaakt is naar aanleiding van vragen van de politiek (Initiatiefvoorstel Een Bij hoort erbij en diverse moties) . Een volgende stap is om in nota’s vast te leggen welke doelen we nastreven bij het groenbeheer, zodat we daar eenduidig over kunnen communiceren. Allereerst maken we een Nota Maaibeheer.


3. Stand van zaken Maaibeheer Het traditionele beeld van een berm of grasveld is strak gemaaid, groen en vooral puur gras. Jarenlang is gazon het streefbeeld geweest voor veel bermen en grasveldjes in de bebouwde kom. Maar bloemrijke planten, insecten en grotere dieren hebben er minder aan. De afgelopen vijftien jaren is daar verandering in gekomen. Beheerders zetten steeds meer in op “ecologisch maaibeheer”. Met dit beheer krijgen bermen en grasvelden naast gebruiksen zichtfunctie ook nut voor de natuur. Door ecologisch maaibeheer vergroten we de variatie en structuur in de vegetatie. Daarmee geven we meer plant- en diersoorten een kans om zich te vestigen, zodat gewone én zeldzame planten een plek kunnen vinden in ons groen. Naast vestiging gaat het ook om het bieden van nestgelegenheid en voedselaanbod aan insecten en soms andere diersoorten.

Maaifrequentie Voor de grasvegetaties in Nijmegen houden we verschillende maaifrequenties aan. Bij het meest extensieve beheer maaien we één keer per twee jaar. Bij het meest intensieve beheer (gazon) maaien we in het groeiseizoen wekelijks. We hebben in Nijmegen ruim 500 hectare grasvegetatie. Daarvan beheren we meer dan de helft op een ecologische manier, de andere helft is gazon. De keuze van een bepaalde maaifrequentie hangt van verschillende factoren af. Soms willen we maar één keer per jaar maaien, maar is dit vanuit veiligheidsoogpunt of vanwege andere factoren onwenselijk en dus moet het vaker. Bijvoorbeeld een deel van de bewoners vindt hoog gras vervelend (hond uitlaten, allergieën) of gewoon lelijk. In dat geval zoeken we een geschikte middenweg. We kunnen bijvoorbeeld een deel van het gras ecologisch beheren, en een rand als gazon maaien. En bij kruispunten maaien we bijvoorbeeld vaker (3x) dan bijvoorbeeld nodig is vanuit voedselrijkdom gezien. Zie in Figuur 1 de gedetailleerde verdeling van maaifrequenties in onze gemeente in 2019.

13% 1

38%

2 3 6 35%

2%

4%

0.5 26

8%

Figuur 1: Maaifrequenties in het jaar 2019 in gemeente Nijmegen

Rond het jaar 2012 is een grote verbeterslag gemaakt in de maaifrequenties. We hielden toen voor verschillende locaties unieke frequenties aan. Vaak waren die situaties in de loop der tijd zo ontstaan. Er is toen besloten, deels met het oog op bezuinigingen, om een eind te maken aan de wanorde en meer structuur aan te brengen. Voor veel plekken betekende dat, dat we minder vaak gingen maaien. Vanaf dat moment zijn we op bepaalde plekken nog meer ecologisch gaan beheren en is de frequentie nauwelijks meer opgevoerd.


Maaitijdstip Een andere veel gestelde vraag is waarom we maaien op het mooiste moment, wanneer de bermen nog vol bloeiende planten staan. De aannemers worden met een bestek aangestuurd voor het hele jaar. We kunnen hen niet grootschalig aansturen met maaitijdstippen, want een jaar van tevoren is niet bekend hoe de lente en zomers eruit gaan zien. Daarom krijgen zij steeds een aantal weken, waarin zij de hele stad moeten maaien. We denken dit te kunnen doen, omdat toch de meeste planten in de aangegeven weken al zaad hebben gezet, en daarmee hun voortplanting veilig hebben gesteld. En als we de planten nog langer laten staan, zakt een deel langzaam om en wordt maaien lastiger. Om dan nog voldoende massa weg te krijgen zouden we korter moeten maaien en hebben de planten juist meer te verduren. Ook gaan dan meer voedingsstoffen terug in de bodem en verschralen we te weinig en brengen maaimachines dan meer schade toe aan de bodem. Dat laatste kan ook gebeuren als we tijdens regendagen maaien, maar dat is onvermijdelijk gezien het grote areaal dat de aannemers moeten maaien. In hoofdstuk 6 staat de nieuwe opzet van maaiweken uitgewerkt.

Kleurkeur De Vlinderstichting heeft i.s.m. de stichting Groenkeur (Een keurmerk voor dienstverlening in het groen https://groenkeur.nl/ ) in 2019 het keurmerk Kleurkeur ( https://www.vlinderstichting.nl/kleurkeur/ ) ontwikkeld. We onderzoeken of en hoe wij als opdrachtgever ons kunnen voorbereiden op een nieuwe standaard voor ecologisch bermbeheer en wat dat betekent voor de aannemers, die wij inhuren.

4. Doelstellingen Uitgangspunt voor de ontwikkeling van de stad is het Natuurlijke Systeem van groen, water en bodem als onderlegger voor de groene en klimaatbestendige stad en de gezondheid van de inwoners. Dat wordt de basis voor de actualisatie van ons groenbeleid, naast het streven naar versterking van de biodiversiteit. Dit doen we met alle bewoners en gebruikers van de stad samen. Onderstaande nieuwe doelen zijn nog niet vastgesteld, maar worden in de Omgevingsvisie ingebracht om koers te geven aan het nieuwe groenbeleid. Alle vier doelen hebben ook voor het maaibeheer en de biodiversiteit consequenties: 1. Het Natuurlijk Systeem vormt een veerkrachtige basis voor natuur en ecosysteemdiensten. Om de biodiversiteit in de stad te versterken moeten we zorgen dat het groenbeheer nog beter afgestemd wordt op de bodemstructuur, de voedselrijkdom van de bodem en de waterhuishouding. 2. De Nijmeegse samenleving realiseert een publiek-private groenstructuur, die naast beleving en gebruik helpt om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen. Er moeten groene aaneensluitende verbindingen komen tussen de waardevolle groengebieden en meer groen en bomen in de (versteende) wijken om hittestress tegen te gaan. Dit gaan we samen met de hele stad realiseren. 3. De stad met zijn publiek–private groene omgeving draagt bij aan de gezondheid van onze inwoners, forenzen en bezoekers en stimuleert met groen het spelen, bewegen en ontmoeten. We moeten goed kijken naar oplossingen voor plaagdieren en allergieÍn veroorzakende groenstructuren. Groen moet ook bijdragen aan meer kansen voor bewegen en ontmoeten (aantrekkelijke leefomgeving). 4. Natuurinclusieve stadslandbouw zorgt voor gezonde voeding en hogere biodiversiteit. In de groene openbare ruimte kunnen we meer fruitbomen en fruitstruiken plaatsen, die ook voor de biodiversiteit een belangrijke bijdrage leveren.


5. Maaifrequenties 5.1 Maaifrequentie 1x/jaar maaien Eindbeeld Bloemrijke grasvelden en bermen met een hoge dichtheid aan soorten en een lage biomassa.

Aanblik De vegetatie bestaat deels uit laagblijvende grassoorten en deels uit (rozetvormende) kruiden die wel hogere bloeistengels kunnen hebben. Door de ijle vegetatie en de vele plantensoorten geeft dit vooral een kleurrijk aanzien (gele, witte, rode en blauw/paars bloeiende planten). Ruigtekruiden komen op deze voedselarme grond weinig voor, tenzij er verstoring ontstaat (insporing machines, wegwerkzaamheden). Omdat de bodem makkelijk open blijft (molshopen, maaischade) kunnen wel eenjarige plantensoorten als klaprozen een kans krijgen. Ook opslag van boomsoorten als Berk en Els komt voor, maar die sterven meestal af door het maaien en de droogte. Hoogte van de vegetatie blijft meestal onder de 50cm.

Habitat Zandgronden in de stadsdelen ten oosten van Maas-Waalkanaal en voedselarme kleigronden in de overige stadsdelen. Over het algemeen houden de zandbodems weinig water vast en zijn dus droogtegevoelig. Dit kan zowel nadelig als voordelig zijn voor de plantengroei.

Toepassing Grasvelden en bermen langs wegen, zowel met als zonder talud.

Maaimethoden Grasvelden en bermen langs rustige wegen: maaien en afvoeren met grootschalige maaimachines. Bermen langs drukke wegen: maaien met klepelmaaier met afzuigen en toepassing van de ecokop.

Figuur 1 Bloemrijk grasveld in Grootstal naast gazon speelveld


5.2 Maaifrequentie 2x/jaar maaien Eindbeeld Bloemrijke grasvelden en bermen met een gemiddelde dichtheid aan soorten en een gemiddelde biomassa. Bloemrijke bermranden met een hoge dichtheid aan soorten, maar vanwege de verkeersveiligheid 2x gemaaid.

Aanblik De vegetatie van de grasvelden bestaat deels uit hoger groeiende grassoorten met veel bladoppervlak. Deels uit kruiden die hoge bloeistengels hebben. Door de dichtere vegetatie van grassen en dominante kruiden met veel bladoppervlak geeft dit vooral een groen aanzien. Bloeiwijzen zijn vooral groen (gras), wit (schermbloemen) en geel (Composieten). Ruigtekruiden komen op deze voedselrijkere grond meer voor, vooral als er verstoring ontstaat (insporing machines, wegwerkzaamheden). Deze hoge vegetatie kan in bermen voor verkeersonveiligheid zorgen en daarom wordt daar vaak 2x gemaaid. Ook randen van voedselarmere bermen, die zelf 1x/jaar gemaaid worden, kunnen 2x/jaar gemaaid worden vanwege verkeersveiligheid doelen.

Habitat Verrijkte zandgronden in de stadsdelen ten oosten van Maas-Waalkanaal en kleigronden in de overige stadsdelen. Daarnaast veel wegbermranden, die vanuit de weg voedselrijk worden (spatwater en zoutafstroming). Over het algemeen houden de voedselrijkere zandbodems meer water vast en zijn dus minder droogtegevoelig.

Toepassing Grasvelden en bermen langs wegen, zowel met als zonder talud.

Maaimethoden Grasvelden en bermen langs rustige wegen: maaien en afvoeren met grootschalige maaimachines. Bermen langs drukke wegen: maaien met Klepelmaaier met afzuigen en toepassing van de ecokop.

Figuur 2 Ruigere vochtige vegetatie met Fluitenkruid in Geologenpark


5.3 Maaifrequentie 3x/jaar (6x/j) maaien Eindbeeld Paden door grasvelden gemaaid om deze toegankelijk te houden voor recreatief gebruik. Speelvelden, die we niet als gazon maaien, maar ze wel geschikt willen hebben voor recreatief gebruik. De (koppen van) bermen bij drukke wegen die een lage vegetatie moeten hebben vanwege verkeersveiligheid.

Aanblik De vegetatie bestaat in principe uit hoger groeiende gras- en kruidensoorten met veel bladoppervlak. Door het vaker maaien krijgen de planten echter niet hun normale eindbeeld, maar worden ze kunstmatig laag gehouden. De schaarse bloeiwijzen zijn vooral groen (gras) en wit (bijvoorbeeld Madeliefje), omdat de meeste planten niet tot bloei kunnen komen. Alleen op de koppen van bermen kan er toch een bloemrijkere vegetatie ontstaan, totdat die de 1e keer gemaaid worden, omdat deze bermen niet betreden of bespeeld worden.

Habitat Zand- en kleigronden in de hele stad. Daarnaast veel wegbermranden, die vanuit de weg voedselrijk worden (spatwater en zoutafstroming). Zandgronden zijn gevoelig voor droogte.

Toepassing Graspaden, grasspeelvelden en bermen langs drukke wegen zonder talud. Soms wordt een frequentie van 6x maaien aangehouden bij snelle groei van grassen. Dit is een tijdelijke fase, die zodra het mogelijk is (voedselarmer worden van de grond) overgaat in 3x/jaar maaien.

Maaimethoden Grasvelden en paden: maaien met kleinschalige maaimachines. Bermen langs drukke wegen: maaien met Klepelmaaier met afzuigen en toepassing van de ecokop.

Figuur 3 Gemaaid wandelpad in bloemrijke grasvegetatie in Grootstal


5.4 Maaifrequentie 24x/jaar maaien Eindbeeld Gazons met een hoge dichtheid aan grassen, die een “nette� uitstraling hebben. Gazons met een hoge dichtheid aan grassen met stroken bloemen (bloembollen).

Aanblik De gazonvegetatie bestaat in principe uit hoger groeiende grassoorten met veel bladoppervlak. Door het intensief maaien krijgen de planten geen normaal eindbeeld, maar worden ze kunstmatig laag gehouden. De schaarse bloeiwijzen zijn vooral groen (gras) en wit (bijvoorbeeld Madeliefje), omdat de meeste planten niet tot bloei kunnen komen. Alleen op voedselarme bodems kunnen er toch wel andere bloemen tot bloei komen, omdat door droogte de grassen kunnen afsterven en er dan specifieke kruiden kunnen groeien, zoals Reigersbekje. Op een aantal plekken in de stad, deels ook middenbermen van drukke wegen, zijn bloembolstroken in het vooren/of najaar zichtbaar. Dit zijn voorjaarssoorten (Krokus, Narcis) of najaarssoorten (Herfstijloos).

Habitat Zand- en kleigronden in de hele stad. Zandgronden zijn gevoelig voor droogte.

Maaimethoden Gazons worden afhankelijk van grootte gemaaid met kleinschalige (2m breed) tot grootschalige maaimachines. Daarnaast worden ook de kanten van het gazon naast verharding nog apart onderhouden om overgroei tegen te gaan. De maaimachines kunnen daar niet maaien. De stroken met bloembollen worden pas gemaaid, zodra de bloemen zijn uitgebloeid en het blad is afgestorven (zodat voedingsstoffen weer terug in de bollen komen). Daarna worden deze stroken gewoon weer mee gemaaid met de rest van het grasoppervlak.

Figuur 4 Gazon met voorjaarsflora (bollen) in het Distelpark


5.5 Gefaseerd maaien droge vegetaties Eindbeeld Bloemrijke voedselarme grasvelden met een hoge/gemiddelde dichtheid aan soorten en een lage biomassa.

Aanblik De droge voedselrijkere vegetaties bestaan in principe uit hoger groeiende gras- en kruidensoorten met veel bladoppervlak. Doordat ze niet jaarlijks gemaaid worden zijn deze vegetaties ook buiten het groeiseizoen te zien. Dan vertonen zij een verdroogd uiterlijk, wat wellicht niet iedereen waardeert. Ze hebben dan voor diersoorten wel veel waarde, wat de reden is dat voor deze beheerwijze wordt gekozen. De ruigtevegetaties laten we alleen langs bosranden en bosplantsoenranden ontstaan. De overwinteringsplekjes komen in de natuurlijke grasvelden aan de rand van de stad voor en zijn vegetaties die dat jaar niet zijn gemaaid (sinusbeheer).

Habitat Zandgronden in de stadsdelen ten oosten van Maas-Waalkanaal en kleigronden in de overige stadsdelen. Over het algemeen houden deze bodems ook weinig tot gemiddeld water vast en zijn dus meer/minder droogtegevoelig.

Maaimethoden Ruigtebeheer: langs bosranden of bosplantsoen kunnen ruigtestroken worden onderhouden. De maaifrequentie is 1x/2 jaar, waarbij steeds gezorgd wordt dat circa 50% van het oppervlak gemaaid wordt. Hierdoor ontstaat zowel een overgang van het bos/bosplantsoen via een struiklaag (mantel) en de ruigtelaag (zoom) naar de gemaaide grasvegetatie. Het deel van de vegetatie blijft in de winter staan ten behoeve van de dieren. Sinusbeheer : dit is een nog niet in Nijmegen toegepaste maaimethode waar door het jaar heen andere delen van de totale grasvegetatie worden gemaaid in banen, die elkaar kunnen overlappen (vandaar de term sinusbeheer). Dit kan alleen worden toegepast in grote oppervlakten gras aan de buitenzijde van de woonwijken (bijvoorbeeld bij de Zandseplas of Lindenholt). Door het hele jaar heen blijft altijd een deel van de vegetatie staan, wat extra natuurwaarde geeft. Dit speciale maaibeheer kunnen we alleen toepassen in niet te voedselrijke, maar bloemrijke vegetaties. In 2020 gaan we dit uitproberen.

Figuur 5 Grazige ruige grasvegetatie gaat over via ruigte en struiken in een bosplantsoen


5.6 Gefaseerd maaien oevervegetatie Eindbeeld Oevervegetaties met een gemiddelde dichtheid aan soorten en een hoge biomassa.

Aanblik De natte/vochtige oevervegetaties bestaan in principe uit hoog groeiende gras- en kruidensoorten met veel bladoppervlak. Doordat ze niet jaarlijks gemaaid worden zijn deze vegetaties niet alleen in het groeiseizoen te zien, maar ook tijdens de winter. Dan vertonen zij een verdroogd uiterlijk, wat wellicht niet iedereen waardeert. Ze hebben dan voor diersoorten wel veel waarde, wat de reden is dat voor deze beheerwijze wordt gekozen. De bloeiwijzen kunnen allerlei kleuren en vormen vertonen, zeker langs de waterkant.

Habitat Zandgronden in de stadsdelen net ten oosten van Maas-Waalkanaal en kleigronden in de overige stadsdelen. Over het algemeen houden deze bodems ook redelijk tot gemiddeld water vast en zijn dus minder droogtegevoelig. Watergangranden en vijverranden.

Maaimethoden Oeverbeheer: langs waterranden kunnen oeverbeplantingsstroken worden onderhouden. De maaifrequentie op deze natuurvriendelijke oevers is 1x/2 jaar, waarbij steeds gezorgd wordt dat circa 50% van het oppervlak gemaaid wordt. Hierdoor ontstaat zowel een overgang van het water naar de normaal gemaaide grasvegetatie, als dat een deel van de vegetatie in de winter blijft staan ten behoeve van de dieren. Bij smalle watergangen maaien we het ene jaar de ene zijde en het volgende jaar de andere zijde. Bij vijvers maaien we in blokken om en om. Ook het waterschap is betrokken bij het maaibeheer, omdat zij vanaf het water de rietvegetatie maaien. Overleg over de maaifrequentie wordt afgestemd.

Figuur 6 Oevervegetatie bij vijver in sportpark Winkelsteeg


5.7 Gefaseerd maaien gebieden Eindbeeld Bloemrijke voedselarme grasvelden met een hoge dichtheid aan soorten en een lage biomassa. Bloemrijke voedselrijke grasvelden met een gemiddelde dichtheid aan soorten en een gemiddelde biomassa.

Aanblik De vegetatie van de grasvelden bestaat of uit laagblijvende grassoorten en deels uit (rozetvormende) kruiden die wel hogere bloeistengels kunnen hebben. De vegetatie kan ook bestaan uit hoger groeiende grassoorten met veel bladoppervlak en hoog opgaande kruiden. Door de verschillende maaitijdstippen zijn er altijd bermen/bermdelen die in bloei staan en andere delen zijn dan gemaaid.

Habitat Zandgronden in de stadsdelen ten oosten van Maas-Waalkanaal en kleigronden in de overige stadsdelen. Over het algemeen houden deze bodems ook weinig tot gemiddeld water vast en zijn dus meer/minder droogtegevoelig. Bos- en bosplantsoenranden, natuurlijke grasvelden en vijverranden.

Maaimethoden In principe is dit maaibeheer al beschreven bij de paragraaf 1x/jaar maaien en 2x/jaar maaien. Wat we extra doen is echter de maaitijdstippen over de weg verdelen. Bijvoorbeeld de vegetatie in de middenberm wordt voor de zomer 1x gemaaid en de bermen tussen weg en fietspad 1x in het najaar. Of de middenberm wordt 1x/jaar gemaaid en de zijbermen 2x per jaar, waarvan de najaar maaitijdstippen per frequentie ook weer uit elkaar liggen. Of het grootste deel van de bermen wordt 1x/jaar gemaaid en de wegranden 2x of 3x/jaar.

Figuur 7 Wegbermen met verschillende maaitijdstippen door het jaar heen


5.8 Gespecialiseerd maaibeheer natuurgebieden Eindbeeld Bloemrijke voedselarme grasvelden met een hoge dichtheid aan soorten en een lage biomassa.

Aanblik De vegetatie van de grasvelden bestaat of uit laag- tot middelhoog blijvende grassoorten en (rozetvormende) kruiden die wel hogere bloeistengels kunnen hebben. Door de bijzondere omstandigheden (natte gronden met kwel van voedselarm water) komen er beschermde plantensoorten voor (zoals orchideeĂŤn en Vetblad). De vegetatie kan ook bestaan uit hoger groeiende plantensoorten met veel bladoppervlak aan de randen van het gebied of langs de waterkant. Ook komen er speciale soorten voor als paddenstoelen, mossen en varens.

Habitat Zandgronden in de stadsdelen ten oosten van Maas-Waalkanaal en kleigronden in de overige stadsdelen. Over het algemeen houden deze bodems ook weinig tot gemiddeld water vast en zijn dus meer/minder droogtegevoelig. Bosranden, natuurlijke grasvelden en vijverranden.

Maaimethoden Deze natuurgebieden vragen om specialistisch maaibeheer dat op de plantensoorten is afgestemd. Kennis daarvoor wordt gehaald bij specialisten van natuur(monitorings)organisaties en het IVN. Er kan alleen met speciale machines worden gemaaid en vrijwilligers zijn nodig voor de opruimactie van het maaisel. Op dit moment vindt dit natuurbeheer alleen nog plaats in het Bloemendal (park staddijk), maar mogelijk dat er meer gebieden voor in aanmerking komen.

Figuur 8 Nat schraalland vegetatie met Rietorchis en ratelaar in het Bloemendal (Park Staddijk) beheerd door IVN vrijwilligers en een specialistisch groenbedrijf


5.9 Schapenbegrazing graslanden en natuurgebieden Eindbeeld Structuurrijke matig tot voedselrijke grasvelden met een hoge dichtheid aan soorten en een hoge biomassa.

Aanblik De vegetatie van de grasvelden bestaat of uit laag- tot hoog blijvende grassoorten en kruiden die zowel lage als hogere bloeistengels kunnen hebben. Doordat er niet gemaaid wordt , maar begrazing plaatsvindt door schapen in diverse rondes is het beeld door het jaar heen ook wisselend. Als er nog geen schapen zijn geweest, is de aanblik een middelhoog opgaande vegetatie, die daarna in wisselende mate verdwijnt door de begrazing. Altijd blijven er stukjes niet begraasd over en ook plantensoorten, die niet begraasd worden (niet lekker tot zelfs zwak giftig). Dit geldt ook voor de winterperiode. De methode van schapenbegrazing bepaalt ook het aanblik.

Habitat Zandgronden in de stadsdelen ten oosten van Maas-Waalkanaal en kleigronden in de overige stadsdelen. Over het algemeen houden de droge bodems weinig tot gemiddeld water vast en zijn dus meer droogtegevoelig. De kleiige gebieden zijn minder droogtegevoelig. Bosranden, natuurlijke grasvelden en vijverranden.

Begrazingsmethoden Er worden grofweg twee begrazingsmethoden toegepast. De eerste is de gescheperde begrazing (herder loopt rond met kudde en honden) en laat de schapen meer en minder lang op één plek grazen. Dit wordt door de schaapsherder bepaalt en hangt af van de hoeveelheid biomassa. Dit rondtrekken vindt alleen overdag plaats en ’s nacht staan de schapen in een nachtverblijf (grasveld met rasters). De tweede vorm is via een begrazing achter rasters, waarbij de schapen langer in een gebied verblijven. Het eerste vindt plaats in Lindenholt en Park Staddijk en het tweede bij de natuurlijke graslanden bij Driehuizen.

Figuur 9 Schapenbegrazing binnen een raster op het talud aan de Ubbergseweg


6. Uitvoering 6.1 Bestekken en aannemers Het maaibeheerwerk is in de vorm van een CROW-bestek in Lindenholt, Midden-Zuid, Centrum-Oost en Oud en Nieuw West uitbesteed aan onze hoofdaannemer DAR, die het weer aan onderaannemers uitbesteedt. Dat betekent dat ons maaibeheer met behulp van arealen met elk een eigen maaifrequentie in dat bestek staat aangegeven. In Noord en in Dukenburg is het werk op dezelfde wijze uitgezet bij 2 andere aannemers, de firma Bruisten en de firma Donker Groen. De verwachting is dat in de toekomst al het maaibeheer wordt uitbesteed aan DAR. Daarnaast is er schapenbegrazing dat is uitbesteed aan een bedrijf met herders. En er wordt een specialistische aannemer ingeschakeld voor het maaibeheer van het natuurgebiedje Bloemendal samen met vrijwilligers.

6.2 Maaifrequenties 2020 Bij de evaluatie van het maaibeheer in 2019 is aangegeven dat we de maaifrequenties zouden gaan verlagen. Bijvoorbeeld van 2x/jaar naar 1x/jaar maaien. Daarnaast hebben we de weken dat er gemaaid mag worden (per frequentie) beter verdeeld over het jaar. Tenslotte verdelen we ook nog de maaitijdstippen in een gebied (zie 5.7 voor meer uitleg). Alle drie de wijzigingen zorgen voor een ecologisch beheer dat beter afgestemd wordt op aanwezige plantensoorten en diersoorten. Daar is onderstaand schema uitgekomen:

Figuur 6.1 Maaiweken 2020 per maaifrequentie en per beheertype. Dataset Plantsoen 05-11-2019 16:09u Beheertype Infiltratievoorziening (1x) Infiltratievoorziening (2x) Infiltratievoorziening (3x) Infiltratievoorziening (6x) Schraal gras (1x 2jr. even) Schraal gras (1x 2jr. oneven) Schraal gras 1x (na de zomer) Schraal gras 1x (voor de zomer) Schraal gras 2x Schraal gras 3x Schraal gras 6x Schraal gras berm 2x Schraal gras berm 3x Schraal gras berm 6x Schraal gras berm talud > 1:1 2x Schraal gras berm talud > 1:2 2x Schraal gras berm talud > 1:2 3x Schraal gras talud > 1:1 1x (na de zomer) Schraal gras talud > 1:1 2x Schraal gras talud > 1:2 1x (na de zomer) Schraal gras talud > 1:2 2x Schraal gras talud > 1:2 3x Schraal gras talud > 1:2 6x Maaien C watergangen Maaien B watergangen

1e keer 33 t/m 37 begin aug tot begin sept 26 t/m 28 17 t/m 21 16 t/m 17 33 t/m 37 begin aug tot begin sept 33 t/m 37 begin aug tot begin sept 33 t/m 37 begin aug tot begin sept 30 t/m 32 juli /augustus 26 t/m 28 17 t/m 21 16 t/m 17 26 t/m 28 17 t/m 21 16 t/m 17 26 t/m 28 26 t/m 28 17 t/m 21 33 t/m 37 begin aug tot begin sept 26 t/m 28 33 t/m 37 begin aug tot begin sept 26 t/m 28 17 t/m 21 16 t/m 17 40 t/m 43 37 t/m 39

2e keer

3e keer

4e keer

5e keer

6e keer

38 t/m 42 half sept tot half oktober 26 t/m 28 37 t/m 39 21 t/m 22 26 t/m 27 32 t/m 33 37 t/m 38 43 t/m 44

38 t/m 42 half sept tot half 26 t/m 28 21 t/m 22 38 t/m 42 half sept tot half 26 t/m 28 21 t/m 22 38 t/m 42 half sept tot half 38 t/m 42 half sept tot half 26 t/m 28

oktober 37 t/m 39 26 t/m 27 32 t/m 33 37 t/m 38 43 t/m 44 oktober 37 t/m 39 26 t/m 27 32 t/m 33 37 t/m 38 43 t/m 44 oktober oktober 37 t/m 39

38 t/m 42 half sept tot half oktober 38 t/m 42 half sept tot half oktober 26 t/m 28 37 t/m 39 21 t/m 22 26 t/m 27 32 t/m 33 37 t/m 38 43 t/m 44


Figuur 6.2 Maaihoeveelheden 2019 en 2020 per beheertype. Verschil schraal gras arealen 2019-2020 Dataset Plantsoen 06-12-2019 Beheertype Begrazingsweide Infiltratievoorziening (1x) Infiltratievoorziening (2x) Infiltratievoorziening (3x) Infiltratievoorziening (6x) Oevervegetatie (1x 2jr. even) Oevervegetatie (1x 2jr. oneven) Schraal gras (1x 2jr. even) Schraal gras (1x 2jr. oneven) Schraal gras 1x (na de zomer) Schraal gras 1x (voor de zomer) Schraal gras 2x Schraal gras 3x Schraal gras 6x Schraal gras berm 2x Schraal gras berm 3x Schraal gras berm 6x Schraal gras berm talud > 1:1 2x Schraal gras berm talud > 1:2 2x Schraal gras berm talud > 1:2 3x Schraal gras talud > 1:1 1x (na de zomer) Schraal gras talud > 1:1 2x Schraal gras talud > 1:2 1x (na de zomer) Schraal gras talud > 1:2 2x Schraal gras talud > 1:2 3x Schraal gras talud > 1:2 6x Totaal

Nieuw areaal 2020 Oppervlakte (m2) 451.874 43.320 37.903 3.165 1.531 66.291 55.933 22.791 24.395 382.445 374.802 685.170 67.212 52.969 629.066 25.168 1.953 1.396 11.326 0 50.389 10.411 237.348 100.178 15.341 3.928 3.356.305

Oud areaal 2019 Oppervlakte (m2) 458.330 22.211 29.851 18.796 12.045 118.326 0 1.131 1.345 109.844 0 1.186.142 178.416 132.597 353.870 212.571 40.274 5.358 17.528 12.441 10.252 65.368 23.629 292.949 6.433 21.339 3.331.046


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.