juli-versie
MANIFEST2040
TITEL Tekst inzet..... <PM>
WIJ MAKEN
RUIMTE
COLOFON Redactie Hans Leeflang Peter Paul Witsen Ries van der Wouden Alan Hoekstra Marloes Bijlsma
9 JULI 2015
INHOUDSOPGAVE
WIJ MAKEN
RUIMTE
MANIFEST2040 Vijf ontwikkelingsprincipes Maatschappelijke energie benutten
Verbindingen leggen Omgevingskwaliteit beheren en creëren Routines tarten Lerend ontwikkelen OPGAVE #01 Transformeer de energievoorziening
OPGAVE #02 Versterk stedelijke netwerken
OPGAVE #03 Zorg voor een gezonde leefomgeving
OPGAVE #04 Versnel en innoveer de wateraanpak
OPGAVE #05 Integreer technologie en ruimte
OPGAVE #06 Hergebruik vrijgekomen ruimtes
GRONINGEN LEEUWARDEN
ASSEN
DEN HELDER
OMMEN
ZWOLLE LELYSTAD
ALMELO
AMSTERDAM HARDERWIJK
OLDENZAAL HENGELO DEVENTER ENSCHEDE APELDOORN AMERSFOORT ZUTPHEN UTRECHT
S GRAVENHAGE
ARNHEM
DOETINCHEM
ROTTERDAM
NIJMEGEN
OSS CUIJK S HERTOGENBOSCH UDEN
BREDA TILBURG ROOSENDAAL HELMOND DEURNE
EINDHOVEN
VENLO
WEERT
ROERMOND
NL als Living Lab
MAASTRICHT
WINTERSWIJK
INTRO
WIE MAAKT NEDERLAND? Wat heeft prioriteit voor Nederland in 2040? Zes opgaven. 1.
Transformeer de energievoorziening
2.
Versterk stedelijke netwerken
3.
Zorg voor een gezonde leefomgeving
4.
Versnel en innoveer de wateraanpak
5.
Integreer technologie en ruimte
6.
Hergebruik vrijgekomen ruimtes
ENERGIE
STAD
Hoe willen we werken aan Nederland in 2040? Vijf ontwikkelingsprincipes. 1.
Maatschappelijke energie benutten
2.
Verbindingen leggen
3.
Omgevingskwaliteiten beheren en creëren
4.
Routines tarten
5.
Lerend ontwikkelen
AGRARISCH
Wie werken nu al aan Nederland in 2040? Mogelijke acties en actiehouders. 1.
Wadden en Afsluitdijk
2.
Het aardbevingsgebied in Groningen
2.
De cleantechregio Apeldoorn-Deventer-Zutphen
3.
IBA Parkstad Limburg
4.
Smart city Brabantstad
5.
Rijnmond en Stadshavens
6.
Utrecht Centrum West: healthy urban living
7.
Metropoolregio Amsterdam met de Westas
8.
Floriade 2022, Almere
9.
Lerend netwerk rond de kwaliteit van de openbare ruimte
10.
Netwerk van slimme en circulaire steden en regio’s
11.
Netwerk van groene en gezonde steden en regio’s
12.
Netwerk van klimaatactieve steden en regio’s
13.
De overheid en de nieuwe omgevingsvisie
14.
Professionals en de ontwikkeling van het vak
15.
De media en het grote publiek als gebruikers van de ruimte
WIJ MAKEN
WATER
technologie
ERFGOED
RUIMTE
TITEL Tekst inzet..... <PM>
WIJ MAKEN
RUIMTE
INTRO
2015, JAAR VAN DE RUIMTE Waarom een Jaar van de Ruimte Nederland blijft veranderen. Stad en land veranderen mee. Dat doen we zelf. Dus kunnen we er zelf voor zorgen dat Nederland er in 2040 nog beter voorstaat dan nu. Dat vraagt om politieke keuzes, want in steden en landschappen gaan veel publieke waarden schuil. Maar het vraagt ook om samenwerking en vertrouwen in elkaar. Want verandering maken we zelf, maar wel met z’n allen, ieder vanuit de eigen ambitie en verantwoordelijkheid. Het Jaar van de Ruimte is bedoeld om het maatschappelijke, politieke en professionele debat over de ruimtelijke toekomst van Nederland te stimuleren. Met als uitkomst een nieuw handelingsperspectief, voor overheid en marktpartijen, voor particulieren en maatschappelijke organisaties.
Publicatie MAAK RUIMTE met oa het Openingsbod
www.wijmakennederland.nl
Online community’s voor het dialoog
Enkele bladzijden uit het Openingsbod
Een levend manifest in december 2015: van wie voor wie Het Jaar van de Ruimte is een initiatief van een bont gezelschap aan personen en organisaties die zich betrokken voelen bij de ruimtelijke toekomst van Nederland (zie www. wiemaaktnederland.nl). Wij willen de resultaten van een jaar lang dialoog laten neerslaan in een levend Manifest 2040. Levend, omdat we de urgente opgaven, ruimtelijke kansen en vernieuwende praktijken die we gedurende het jaar boven water halen, koppelen aan concrete acties en actiehouders. Aan het eind van het jaar hopen we vijftien ‘actiehouders’ gevonden te hebben die nu werken aan het Nederland van 2040. Het Manifest 2040 wordt van alle kanten gevoed. Overal in het land staan evenementen en activiteiten in het teken van het Jaar van de Ruimte. Van een prijsvraag voor scholieren tot een internationaal congres en van een debatreeks tot de Dag van de Bouw en de Dag van de Architectuur. Op www.wijmakennederland.nl loopt de onlinediscussie. En het Jaar van de Ruimte is zelf ‘on tour’: met een start- en een slotbijeenkomst en daar tussenin vier regiobijeenkomsten. Dankzij de brede betrokkenheid die is ontstaan, denken we een Manifest 2040 te kunnen maken waaraan veel mensen en organisaties (publiek en privaat) zich willen verbinden. Een levend manifest gedragen door zoveel mogelijk mensen die zich bij de ruimtelijke ontwikkeling betrokken voelen, en waarmee zij zichzelf en elkaar aanspreken. Werken aan het manifest Het Manifest 2040 leeft nu al. Op de startbijeenkomst van het Jaar van de Ruimte (15 januari in Amsterdam) presenteerden we een ‘openingsbod’: een eerste schets van wat het manifest zou kunnen worden. Dat was gemaakt mede aan de hand van twaalf opgaven die we omschreven in de publicatie ‘Maak Ruimte’. Dat openingsbod slijpen we gedurende het jaar voortdurend bij tot een volwaardig manifest. We doen dat in het ritme van de regionale bijeenkomsten van Jaar van de Ruimte on Tour: elke bijeenkomst wordt gevolgd door een nieuwe, bijgewerkte versie van het ‘Manifest-in-wording’. Natuurlijk spelen de resultaten van die bijeenkomst een grote rol in het bijwerken van dat Manifest-in-wording. Jaar van de Ruimte on Tour begon op 8 april in Loppersum (lees hier het verslag). De vorige editie was op 25 juni in Arnhem (lees hier het verslag), de volgende op 17 september in Helmond.
INTRO
OPGAVE | ONTWIKKELPRINCIPES | ACTIES Een levend manifest Het hart van het Manifest 2040 zal bestaan uit opgaven, ontwikkelingsprincipes en acties met actiehouders. De opgaven komen hoe dan ook op onze samenleving af. Ze hebben hun invloed op het ruimtegebruik en in de ruimtelijke ontwikkeling zit een deel van de oplossing. Dit Manifest-in-Wording bevat er zes: onvermijdelijke opgaven die zich met prioriteit aandienen, die laten zien wat er moet gebeuren en waarom. De opgaven stellen eisen aan de fysieke omgeving, en andersom kunnen ingrepen in de fysieke omgeving richting geven aan de oplossing of deze versnellen. Maar de omgeving is van ons allemaal, dus ingrepen erin vragen om gezamenlijkheid en zorgvuldigheid. De ontwikkelingsprincipes geven aan hoe we aan 2040 willen werken en met wie. Ze passen bij een samenleving die initiatief toont en voortdurend, met een enorme snelheid, vernieuwing in zich opneemt. Deze juliversie van het Manifest-in-Wording noemt er vijf. De acties en actiehouders zijn organisaties die beschikken over doorzettings- en organisatiekracht. Zij laten zien hoe ze nu al werken en na 2015 verder zullen werken aan Nederland in 2040. Gezamenlijk vormen zij de kern van het â&#x20AC;&#x2DC;levend laboratoriumâ&#x20AC;&#x2122; dat Nederland is. Zij zullen op 15 december 2015, bij de slotbijeenkomst van het Jaar, op het podium staan. Deze juliversie van het Manifest-in-Wording draagt een aantal actiehouders voor. De komende maanden werken we aan een definitieve selectie.
WIJ MAKEN
RUIMTE
INTRO
Jaar van de Ruimte in Pakhuis de Zwijger
RUIMTE ON TOUR # Loppersum
Opening luchtbrug Rotterdam
# Arnhem
INTRO
NEDERLAND IN 2040 VRAAGT NU OM POLITIEKE KEUZES We leven in een zelfbewuste, actieve samenleving. Mensen nemen initiatief, zoeken elkaar op, bouwen samen aan iets moois. Het Jaar van de Ruimte on Tour in Arnhem liet legio initiatieven zien: zonnepanelen op vrijgekomen boerenerven, een hightech-campus op een voormalig bedrijventerrein, proeven met hennepteelt voor industrieel gebruik. De drijvende krachten achter deze initiatieven hebben de politiek lang niet altijd nodig. Wel hulp van de overheid om door procedures en vergunningaanvragen heen te komen, of om regels te doorbreken die ooit met een ander doel zijn vastgesteld. Toch is dat niet het hele verhaal. Kansen zijn niet gelijk verdeeld over het land. Dat kan niet anders: het maakt verschil of er een luchthaven in de buurt ligt, hoe vruchtbaar de bodem is, waar glasvezelkabels zijn aangelegd, of je dichtbij of ver weg van de landsgrens woont. De omgeving bepaalt voor een niet onbelangrijk deel welke kansen mensen zien en welke acties zij ondernemen. De overheid beïnvloedt de omgeving, door te investeren, te stimuleren en te reguleren. Zelfs als de politiek besluit om zich ergens niet mee te bemoeien, is dat een politieke keuze. In iedere ruimtelijke opgave, bij iedere ruimtelijke beslissing spelen (al dan niet op de achtergrond) politieke factoren een rol. Al te vaak blijven die verborgen. De politiek kan ervoor kiezen om ontwikkelingskansen in een omgeving doelbewust te vergroten, via een actief omgevingsbeleid. Dat staat tegenover het al dan niet accommoderen van een ruimtevraag die zich min of meer toevallig aandient. Zo kan de Rijksoverheid twee
kanten op met de vele rijkskantoren, gevangenissen en ander vastgoedbezit dat de afgelopen jaren is vrijgekomen. Ze kan kansen benutten door het op de markt te brengen en een zo hoog mogelijke opbrengst te incasseren. Ze kan ook kansen vergroten door er een bestemming aan te geven waar de omgeving behoefte aan heeft. Wegen kunnen worden verbreed om alleen files op te lossen, maar ook om in één moeite door nieuwe ontwikkelingskansen voor een stad of regio te scheppen. Dat is een fundamentele politieke keuze, steeds weer en op alle schaalniveaus: kansen benutten of vergroten; ‘instrumenteel’ werken op basis van tastbaar resultaat en financiële berekeningen, of ‘visionair’ werken op basis van een gedeeld toekomstperspectief, ook als dat zich pas op langere termijn kan bewijzen. Als de overheid ervoor kiest om kansen te vergroten, is de logische vervolgvraag: voor wie? Krijgen koplopers meer ruimte, in de verwachting dat zij andere groepen op sleeptouw kunnen nemen? Of moet de overheid vooral zorgen voor kwetsbare groepen, en de kansen creëren die zij niet zelfstandig kunnen bereiken? Ook dat is een fundamentele politieke keuze: solidariteit of eigen verantwoordelijkheid. Amsterdam-Noord heeft nog nooit zoveel banen gehad als nu, maar ook nog nooit zo’n hoge werkloosheid. De economische groei komt niet terecht bij de lokale bevolking. Moet de politiek solidariteit tonen en bijvoorbeeld scholingsprogramma’s of laagdrempelige bedrijfsruimte aanbieden? Of is het gepaster om Amsterdam flink te laten doorgroeien en is het de eigen verantwoordelijkheid van de lokale samenleving om de kansen te pakken die dan ontstaan? Delen van het land hebben met bevolkingskrimp te maken. Vaak (maar niet
WIJ MAKEN
altijd) gaat die gepaard met economische krimp. Is het aan de nationale politiek om hier uit oogpunt van solidariteit nieuwe kansen tegenover te stellen? Of kunnen deze regio’s zich uitstekend op eigen kracht ontwikkelen, door zelf de groei te zoeken in kwaliteit in plaats van in bevolking of economie? Ruimtelijke ontwikkelingen, beleidsmatig ingestoken of niet, kennen winnaars en verliezers. In het Groningse aardbevingsgebied komt dat nu heel pregnant naar voren. De politiek bepaalt welke mate van solidariteit op zijn plaats is en hoe ver de eigen verantwoordelijkheid reikt: of en hoe verliezers van ruimtelijke ontwikkelingen recht hebben op compensatie, bescherming of betere kansen. Achter elke opgave in dit Manifest 2040-inwording gaat een behoefte schuil aan politieke keuzes: keuzes over de richting waarin het land zich, ook ruimtelijk, ontwikkelt. Leerlingen van middelbare scholen hebben zo’n keuze gemaakt. Zij willen wonen in een groen en duurzaam Nederland. Die conclusie komt uit de Atlas van de Toekomst, een prijsvraag onder middelbare scholieren die het KNAG (Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap) organiseerde in het Jaar van de Ruimte. ‘In hun eigen leefomgeving tekenen ze ongeacht het scenario windmolens, zonnepanelen en groene daken’. Die vaststelling zegt iets over de waarden die leven onder de aankomende generatie, zij die in 2040 grotendeels vormgeven aan de samenleving. In hun ogen sluit het grote geloof in een duurzaam Nederland economische groei niet uit. Misschien wel omdat de keuze van de scholieren zo helder is, voegt de brochure daaraan toe: “Dit leefbare, gezonde en duurzame Nederland is gemakkelijk te realiseren”. Alle opgaven in dit Manifest 2040 vragen om politieke keuzes die de aanpak misschien niet gemakkelijk, maar ten minste realistisch maken. De politiek bepaalt op lokaal, regionaal en nationaal niveau uiteindelijk de ontwikkelingsrichting en vertaalt dat in de formulering van regels, de inzet van instrumenten en het eigen handelen. Zodat we van elkaar weten waar we aan toe zijn. Zodat iedereen die bezig is met zijn of haar eigen omgeving, ook helpt om Nederland te maken, en dat vol overtuiging kan blijven uitdragen.
RUIMTE
DE KOP VAN ZUID In Rotterdam kon de Kop van Zuid tot ontwikkeling komen omdat de gemeente de Erasmusbrug bouwde en veel overheidspartijen vervolgens in het gebied investeerden. Er staat een rechtbank, een theater, het gemeentekantoor, enzovoort. Dat zijn onmiskenbaar politieke keuzes: de keuze om de concurrentiepositie van Rotterdam in het internationale speelveld te versterken, gecombineerd met de keuze om de aansluiting van Rotterdam-Zuid met het stadscentrum te versterken. De Kop van Zuid is een dure herstructurering, maar betaalt zich terug in grotere kansen voor Rotterdam en haar inwoners.
WIJ MAKEN
RUIMTE
Eemshaven LEGENDA
oude rivierklei
jonge rivierklei met biomassalandschap in uiterwaarden
Harlingen
windlandschap op zeeklei (molen staat voor ĂŠĂŠn of meerdere turbines)
laagveen
hoogveen met toekomstig windlandschap leem
kleinscahlig biomassalandschap op dekzand
duinen met windmolens Maxima centrale energiecentrale wind op land (bron: structuurvisie windenergie op land, 2014) gaswinning hoogspanningsverbinding Twence Leusden
Essent
Essent
Waterpark Veerse
Biomassa Sittard
ruimtevraag om de gemiddelde energiebehoefte van de Nederlander op te wekken (PBL - afbeelding wordt in Manifeststjl verbeeld)
WINDENERGIE PER PROVINCIE, in MW (2013) WINDENERGIE per Provincie, 2013
x 10
x 7.5
x5
x2 x1
Flevoland Groningen
778.000 376.000
Noord Holland Zeeland
353.000 330.000
Zuid Holland Friesland Noord Brabant
269.000 165.000 108.000
Op zee
228.000
Overige provincies
106.000
OPGAVE 1
#01 Transformeer de energievoorziening ENERGIE
De focus op duurzame energiebronnen ontneemt soms het zicht op energiebesparing. Dat zou op één moeten staan, stelt Dirk Sijmons tijdens een expertmeeting van Nederland Kringloopland. “Als we 1 megawatt minder gebruiken, scheelt dat soms al snel tot 3 megawatt aan opwekking, omdat er door onder andere conversie en transport warmte verloren gaat.” En dus is besparing ook van belang als we de impact van de energietransitie op het landschap zo klein mogelijk willen houden. Op het online-forum vraagt Karen Jakschtow aandacht voor de ‘nul-op-demeter’-woningen. Wat is de potentie hiervan in termen van duurzame energieopwekking en energiebesparing? Investeren in dit soort ontwikkelingen betekent volgens haar een betere benutting van bestaande ruimte (woningen en andere gebouwen), in plaats van of in aanvulling op het inzetten van nieuwe ruimte voor de energietransitie. ‘Eigenlijk zou elke nieuwe ontwikkeling energieneutraal moeten zijn’, wordt gezegd bij Jaar van de Ruimte on Tour in Arnhem. Daar komt ook de omvang van de opgave pregnant naar voren. Om de Stedendriehoek Apeldoorn-DeventerZutphen energieneutraal te maken, zijn 1761 windmolens nodig. Dat is er één per vierkante kilometer. En dat terwijl het al een enorme inspanning blijkt te kosten om er tien neer te zetten. Ook dat wijst op energiebesparing als prioriteit. De energietransitie zal het landschap veranderen, ook bij maximale besparing. Laten we niet wachten tot de volledige opgave is gepland, klinkt het bij het tweede Ruimtelijke Kennis voor 2015-debat, maar de oplossing zoeken vanuit kleinschalig experiment en opschaling. Zoals in Gelderland, waar lokale energiecoöperaties actief zijn, en waar een plan is ontstaan om
ondertussen op het web...
Eind 2013 is met het nationale Energieakkoord een krachtig politiek en maatschappelijk statement gemaakt. Talloze particuliere initiatieven tonen aan dat de energietransitie leeft in de samenleving. Toch verloopt de energietransitie te traag. De oorzaak ligt deels in de invloed op het aanzien van stad en land. Vooral rond windparken lopen de emoties hoog op. Het is niet de enige vertragende factor. Ook de wettelijke en financiële context en onze afhankelijkheid van fossiele belangen pakt belemmerend uit. De optelsom zet Nederland in internationaal perspectief op achterstand. Vasthouden aan de ambitie is dan ook een harde noodzaak. Een sterkere verweving met het ruimtelijk beleid net zo. We willen de logica van het nieuwe energielandschap inzichtelijk maken en verbinden met lokale waarden en belangen, zonder angst voor de ruimtelijke veranderingen die nodig zijn. Een snelle, doelgerichte verduurzaming van de energiehuishouding bestaat uit twee verhalen die nu nog op te grote afstand van elkaar staan: de maatschappelijke voedingsbodem van particuliere en kleinschalige initiatieven, en de ontwikkeling van een nationaal (of beter nog internationaal) netwerk voor de grote energievraag.
zonnepanelen te plaatsen op voormalige agrarische erven in de Achterhoek, op de plek van de overbodig geworden stallen en schuren. “Er zijn veel initiatieven van onderop die allemaal hartstikke waardevol zijn, maar om tot een volledig duurzame energievoorziening te komen, is er nog veel meer nodig” (JvdR on Tour). Er leeft aan deze discussietafel nadrukkelijk behoefte aan sturing door de overheid, ondanks de waardering voor het kleinschalig initiatief. Misschien een landelijke ‘groen voor rood’regeling voor vrijkomende agrarische bebouwing? Of eigen wettelijke regimes voor energielandschappen? Volgens de deelnemers zou het in ieder geval helpen als subsidies op fossiele energie zouden stoppen en duurzame energie gestimuleerd zou worden. Ook een hervorming van het belastingsysteem, inzetten op grootschalige besparing, quota op energiegebruik van burgers en bedrijven en een masterplan zo groot als het Deltaplan passeren de revue. Op de werkconferentie van Agenda Stad kwamen ook belemmeringen in financiële instrumenten en bancaire regels naar voren, waardoor geld voor energiebesparende
WIJ MAKEN
maatregelen moeilijk kan worden geleend. Volgens Dirk Sijmons (tijdens de expertmeeting van Nederland Kringloopland) raakt de energietransitie het landschap niet alleen kwantitatief (de hectares die ervoor nodig zijn), maar ook kwalitatief. “De gebruiksstructuur, een compositie van belangen opgeladen met waarden, betekenissen, herinneringen en emoties. De energietransitie leidt onvermijdelijk tot frappante landschappelijke veranderingen die diep ingrijpen op vertrouwde aanspraken.” De ruimtelijke impact zal hoe dan ook enorm zijn. Dat vraagt om draagvlak, om inzicht in de benodigde verandering door kaarten en scenario’s op te stellen. Er zijn meer mogelijkheden nodig om energievragers en –aanbieders in elkaars nabijheid te vestigen, zodat energieverlies door transport beperkt wordt. Vlak voor de tweede Jaar van de Ruimte on Tour, stelde de rechter de klimaatorganisatie Urgenda in het gelijk. Het behoort tot de zorgplicht van de overheid om de uitstoot van CO2 te verminderen, minimaal met 25 procent in 2020 ten opzichte van 1990. Die uitspraak onderstreept de onvermijdelijkheid van de opgave, en daarmee ook van een nieuw energielandschap.
RUIMTE
LEGENDA
xxxxx
jxxxx
stations met internationale treinverbinding
Vlaamse Ruit
knooppunten stadsregio
metropoolregio
spoortnetwerk mainport Schiphol bebouwing ruhrgebied rijkswegen
OPGAVE 2
#02 Versterk stedelijke netwerken STAD
Nederlandse steden zijn te klein. Daardoor missen we economisch de boot, zo citeert moderator Charlot Teng op het online forum het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso). In de woorden van Zef Hemel: “Schaal, kritische massa, is van levensbelang voor allerlei specialistische functies in het internationale bank- en verzekeringswezen, de accountancy, reclame en advocatuur, maar ook voor allerlei creatieve, trendgevoelige bedrijfjes met een internationale oriëntatie waar onzekerheid sterk domineert.” In de aprilversie van het manifest-inwording riep de vraag op of we inzetten op de ‘opslingering van Amsterdam’ of op ‘verdelende rechtvaardigheid’. Het Metropoolforum kiest voor opschaling. “De Metropoolregio’s Amsterdam en RotterdamDen Haag worden in professionele kringen al langer als belangrijk gezien. Nu wordt ook het belang benadrukt van de schaal die de Randstad ontstijgt: Randstad plus Brainport, Noordwest-Europa en onze relatie met Vlaamse Ruit en Ruhrgebied. (...) Nieuwe gezichtspunten hierbij zijn de noodzaak van een internationaal OV-systeem naast de sprinter- en intercitynetwerken, en een betere systeemintegratie op stadsregionaal en metropoolregioniveau.” In november is station Arnhem klaar als hoogwaardige stationslocatie. Maar, zo wordt gesteld bij de tweede Jaar van de Ruimte-on-Tour, er stoppen nog te weinig internationale treinen en ze rijden in Nederland niet sneller dan de normale intercity’s. Ook bij de Ruimtecamping in Parkstad Limburg blijkt hoe de landsgrens nog steeds een sta-inde-weg is voor de verbinding met steden net over de grens, en zo een effectieve netwerkvorming verhindert. Expeditie Drenthe redeneerde vanuit een andere invalshoek, maar met een soortgelijke conclusie: “Ketens
ondertussen op het web...
Bijna alle steden groeien. Mensen trekken naar de stad, steden dragen de economie, ze bepalen voor een groot deel de productiviteit en concurrentiekracht. Overal ter wereld, dus ook hier. Nederland heeft geen werkelijk grote steden. We hebben wel een netwerk van steden. Dat netwerk kan gaan functioneren als één grote stad, met als uniek voordeel dat een binnenstad en het buitengebied overal in de nabijheid zijn. Daar is een doelgerichte sturing voor nodig, die afstand neemt van de planologische reflex om elke stad dezelfde kansen te geven. De beste kansen komen voort uit gegroeide kwaliteiten en identiteiten, die we verder kunnen uitbouwen. Daarmee ligt de vraag naar afgestemde investeringsprioriteiten levensgroot op tafel. Liggen die in de onderlinge verbindingen, het aanbod van gevarieerde woon- en werkmilieus, de aantrekkelijkheid van het buitengebied....? Het verschilt per gebied. Maar er is ook een overeenkomst. Die zit in de behoefte aan afstemming, en dat is nog lang niet overal goed geregeld.
en hoogwaardige netwerken zijn de organiserende principes van deze eeuw. Plaatsen doen er niet meer toe, maar de verbindingen tussen de plaatsen, de zogenaamde ‘flows’. Knooppunten in deze verbindingen hebben de toekomst.” De Raad voor de Leefomgeving en infrastructuur ziet toekomst voor Nederland in de regionale stad. “Hoe zorgen we dat steden samenwerken en elkaars complementariteit benutten?” De discussie gaat hiermee in de richting van Nederland als één grote stad, of althans één stedelijk netwerk. Borrowed Size (of ‘geleende omvang’) is een leidend principe. Dat betekent dat de massa die nodig is voor gespecialiseerde voorzieningen (een kenniscluster, een onderscheidend woonmilieu, een gethematiseerd winkelgebied, etc) niet uit de stad zelf hoeft te komen, maar ook elders in het netwerk kan worden ‘geleend’. Dat lukt alleen met goede onderlinge afspraken en goede verbindingen. Hoewel, stelt Rienk Kuiper, PBL-onderzoek laat zien dat goede verbindingen middelgrote steden ook kunnen leegzuigen. De verkenning Midsize Brabant wijst uit dat middelgrote steden in deze provincie (zoals Bergen op Zoom, Veghel en Waalwijk) het beste perspectief hebben als zij zich
Buurtcommunity’s: de ‘huiskamers van Nederland?
WIJ MAKEN
richten op hun bijzondere kwaliteit, en niet allemaal een compleet voorzieningenaanbod nastreven. Ook de grote Brabantse steden hebben daar baat bij, want zij blijken de economische backbone van de middelgrote steden hard nodig te hebben. De benadering van één stedelijk netwerk brengt daarnaast de gebieden in beeld die economisch minder succesvol zijn, of waar krimp optreedt. Kunnen zij onder het motto ‘kleiner, minder, beter’ hun eigen rol in dat netwerk verder doorontwikkelen, en welke coalities binnen het netwerk zijn daarvoor nodig? Zowel bij het Metropoolforum als bij Jaar van de Ruimte on Tour komt ook het landschap naar voren als deel van het stedelijk netwerk. Daarin onderscheidt het netwerk zich immers van de werkelijk grote steden in Europa, waar de afstand tussen centrum en landschap soms uren reistijd neemt. Het landschap is als een accu voor de stad, klinkt het in Arnhem, het levert eten, drinken en energie. En ook het Metropoolforum legt de nadruk op een sterkere functionele verweving tussen stad en ommeland: ‘van dichotomie van stad en land naar metropolitaan landschap’. Voor de toekomst van de stad, en daarmee de economische positie, is versterking van het stedelijk netwerk essentieel. De uitbouw van specifieke kwaliteiten en het zorgen voor goede, betrouwbare verbindingen zijn daar de kernelementen in. Tot welke investeringsprioriteiten dat leidt, verschilt per gebied. Maar dat zo’n investeringsagenda de grenzen van gemeenten, provincies en zelf het land overschrijdt, dat staat vast. Gegeven de bestaande bestuurlijke verhoudingen, is dat een forse politieke opgave. Want de felle onderlinge concurrentie tussen steden en regio’s die nu gaande is, maakt een borrowed size-strategie ‘dead on arrival’, aldus Frank Eetgerink.
RUIMTE
Legenda (grote kaart) .... ... .... .... ... ...
C
N O
E C
T P
T E
O
Z P
GRONINGEN LEEUWARDEN
ASSEN
DEN HELDER
OMMEN
ZWOLLE LELYSTAD
ALMELO
AMSTERDAM HARDERWIJK
OLDENZAAL HENGELO DEVENTER ENSCHEDE APELDOORN AMERSFOORT ZUTPHEN UTRECHT
S GRAVENHAGE
ARNHEM
DOETINCHEM
ROTTERDAM
NIJMEGEN
OSS CUIJK S HERTOGENBOSCH UDEN
BREDA TILBURG ROOSENDAAL HELMOND DEURNE
EINDHOVEN
VENLO
WEERT
ROERMOND
HITTE EILANDEN 2006 Gem. temperatuurverschil t.o.v. omgevingstemperatuur > 6 graden Celsius MAASTRICHT
4 - 6 graden Celsius
WINTERSWIJK
OPGAVE 3
#03 Zorg voor een gezonde leefomgeving AGRARISCH
Het RIVM heeft vier scenario’s opgesteld voor de toekomst van de volksgezondheid in Nederland, op grond van verschillende normatieve perspectieven: (1) iedereen zo lang mogelijk gezond houden en zieken beter maken, (2) kwetsbare mensen ondersteunen en maatschappelijke participatie bevorderen, (3) autonomie en keuzevrijheid stimuleren en (4) de zorg betaalbaar houden. De perspectieven leiden tot verschillende keuzes, en hebben daardoor een duidelijke politieke component. Die klinkt ook door in de vertaling van deze perspectieven naar de fysieke leefomgeving. Het gaat niet alleen om een omgeving die uitnodigt tot een gezonde leefstijl, of mensen beschermt tegen ziekte of ongevallen. Het gaat ook om de toegankelijke inrichting waardoor kwetsbare groepen mensen kunnen meedoen in de maatschappij, en waarbij rekening wordt gehouden met de wensen en voorkeuren van de bewoners zelf. En om kleinschalige zorgvormen in de buurt, die helpen de zorgkosten in de hand te houden. Er ligt een duidelijke parallel met de veiligheid van de woonomgeving. Een uitnodigende omgeving, een toegankelijke inrichting, die moet voor alles veilig zijn: verkeersveilig, sociaal veilig en bewust van de externe veiligheidsrisico’s (van ontploffingsgevaar tot overstromingsrisico). Op die lijn zit ook Dayenne l’Abée van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen. Op het online forum stelt zij: “Het gaat er steeds meer om dat mensen het vermogen hebben zich aan te passen en de regie te voeren in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen in het leven. Dat betekent dus meer kijken naar de mens zelf in het creëren van een gezonde leefomgeving. Wat is zijn of haar behoefte en wat zijn de mogelijkheden zich daarnaar te gedragen? Is het veilig
De kans om in goede gezondheid oud te worden is in stedelijke woonwijken significant kleiner dan elders. Veel van deze wijken nodigen niet uit tot bewegen en gezond gedrag. Stress en eenzaamheid komen er bovengemiddeld voor. Hitteeilanden leiden in warme zomers tot hogere sterfte en nabij verkeerswegen en industriecomplexen laat de luchtkwaliteit te wensen over. Fijn stof veroorzaakt meer dan vier procent van de totale ziektelast in Nederland. Dat plaatst de bestaande stedelijke woonwijken volop in de schijnwerpers. Meer aandacht voor groen en water in de stad, goede en veilige fiets- en wandelroutes, ontmoetingsplaatsen in de buurt, stadslandbouw die het bewustzijn over voeding vergroot – het arsenaal van mogelijke verbeteringen is groot. De opgave krijgt extra accent door de vergrijzing en de ontwikkeling van kleinschalige vormen van zorg. Een toegankelijke inrichting van de leefomgeving helpt kwetsbare mensen om volwaardig te blijven participeren. Tot nu toe is het niet gelukt om de verschillen in gezondheidskansen binnen Nederland terug te dringen. Het is een onontkoombare opgave om dat de komende tijd wel te presteren. Dat vraagt veel meer dan alleen verbeteringen in de fysieke leefomgeving, maar het effect daarvan is in de ruimtelijke ontwikkeling onderschat. Als onderdeel van een integrale, massieve inzet op gezondheid zijn ook deze verbeteringen noodzakelijk. genoeg om kinderen zelfstandig lopend naar school te laten gaan, kan ik door gebruik te maken van slimme routes op de fiets sneller op plaats van bestemming komen dan met de auto, ligt de stoep er netjes bij zodat ik mijn dagelijkse ommetje kan maken zonder te vallen?” Zij daagt ruimtelijke professionals uit om in gesprek te gaan met de gezondheids-, welzijns- en sportwereld om gezamenlijk de mogelijke win-winoplossingen op te sporen. Groen is een belangrijk onderdeel van een gezonde leefomgeving; groen in de wijk en aantrekkelijke verbindingen met het buitengebied. Maar staar je niet blind op groen-om-het-groen, is de boodschap van Pauline van den Broeke op wijmakennederland.nl. “Gezond leven is een keuze en de inrichting van de stad kan hiertoe uitnodigen. Een groenere inrichting van de stad beïnvloedt die keuze naar mijn idee onvoldoende. Het gaat juist om het functioneren van mensen in de stad en een groene inrichting is een uitwerking daarvan.
Die uitwerking kan zeer verschillend zijn. Van strookjes groen waar vele honden uitgelaten worden zullen mensen niet gezonder gaan leven. Maar een hoge dichtheid van voetbalveldjes zal kinderen en jongeren wel bewegen een balletje te trappen met elkaar. Dat beweegt mensen.” Ook Marinette Mul definieert een gezonde leefomgeving als een omgeving die uitnodigt tot beweging en ontmoeting. Op het symposium van de Vakvereniging voor Fysische Geografie (VVFG) wijst zij op geluidsoverlast en luchtkwaliteit als boosdoeners. Zij merkt op dat er een ‘paradigmashift’ heeft plaatsgevonden. Een gezonde omgeving creëren enkel door te voldoen aan vastgestelde normen, raakt uit de gratie. Tegenwoordig beoordelen we de feitelijke of verwachte effecten. De ‘smart city’ kan de stad ook gezonder maken. Opnieuw is de parallel met veiligheid evident. Ook daarin zijn normen alleen niet meer zaligmakend, maar gaat het steeds meer om maatwerk: de beoordeling van de situatie ter plaatse.
ondertussen op het web...
WIJ MAKEN
RUIMTE
Legenda (grote kaart) Droogmakerijen (verziltingsgevoelige gebieden) Primaire waterkering Duinlandschap Rivierenlandschap Keileemlandschap (piek momenten in waterafvoer) Vaargeulen open water
Primaire waterkering
Waterstaatskaart
OPGAVE 4
#04 Versnel en innoveer de wateraanpak WATER
Bij de tweede Jaar van de Ruimte on Tour in Arnhem was veel belangstelling voor de rivierverruiming bij Nijmegen. Het was een van de excursiebestemmingen in de ochtend. Het is een paradepaard van het nationale Ruimte-voor-de-Rivierprogramma. Geen harde technische oplossing voor deze bottleneck in de Waal, maar een oplossing die het waterstaatkundige probleem oplost en tegelijk nieuwe kwaliteiten toevoegt aan de stad. Het is het resultaat van een vruchtbare samenwerking tussen lokale, regionale en nationale partijen. Als we dat kunnen, is het dan nog nodig om de wateraanpak te ‘versnellen’ en te ‘innoveren’? Watergezant Henk Ovink somt op wijmakennederland.nl de feiten op die het internationale urgentie van de wateropgave benadrukken. “De wereldwijde verstedelijking zorgt voor groei, emancipatie en ontwikkeling, maar met klimaatverandering, zeespiegelstijging en de groter wordende impact van deze risico’s staan onze steden, onze samenlevingen, onze mensen, economie en ecologie wereldwijd onder grote druk”. Dat Nederland daar een rol in heeft, benadrukt Eva Stegmeijer: “Water buiten de deur houden, land maken, het blijkt een lucratief exportproduct te zijn. En de nood dus een deugd, wanneer je noodgedwongen voorloopt op de (technologische) ontwikkelingen bij de buren. Nederlandse ingenieurs, civiel-technici, bouw- en ontwerpbedrijven en baggeraars worden als eerste, en vaak enige, in de hand genomen wanneer er in Hong Kong een luchthaven in zee wordt gebouwd, in Dubai een palmeiland wordt ontworpen, in de Barentszzee een onderzeeër moet worden geborgen, of in Brazilië Porto Central een haven wordt aangelegd.” “Voortbouwend op de waterstaatkundige kennis die we al hebben, maken we nu het
Urgentie leidt tot innovatie. Niet voor niets behoort Nederland vanouds tot de wereldwijde koplopers in watermanagement. Toonzettende projecten als de rivierverruiming bij Nijmegen koppelen de beheersing van het water aan een hoge omgevingskwaliteit, aan lokale ambities en initiatieven. Tevredenheid is op zijn plaats, maar de aanpak in Nijmegen is geen gemeengoed. Het Deltaprogramma is als nationale aanpak van de wateropgave een belangrijke innovatie die een impuls heeft gegeven aan de samenwerking tussen sectoren en bestuurslagen. Maar nu het in de uitvoering spannend wordt, zien we partijen terugvallen op hun vertrouwde technische rollen of sectorale scope. Dan blijkt dat de dubbeldoelstelling voor veiligheid én ruimtelijke kwaliteit, die Ruimte voor de Rivier zo krachtig maakte, node gemist wordt. Sectoraal belegde verantwoordelijkheden mogen synergie in de uitvoering niet in de weg staan. De problematiek van bodemdaling in de veengebieden vergroot de waterveiligheidsopgave en kost de gemeenschap vele miljarden aan onderhoud aan infrastructuur en bebouwing. Dat dit in het Deltaprogramma niet stevig geagendeerd is, is een omissie die rechtgezet moet worden. Afstemmen van het (agrarisch) ruimtegebruik op de waterhuishouding vraagt om innovatieve arrangementen en solidariteit. De bewustwording bij de gebruikers van de ruimte moet sterker, zodat Nederlanders zich ook persoonlijk betrokken weten bij het watersysteem, en bijvoorbeeld het effect kunnen beoordelen van verharde tuinen. De koploperrol van Nederland schept verplichtingen. Wereldwijd vormen watercrises het grootste fysieke risico. In 2050 leven naar verwachting 2 miljard mensen in gebieden die kwetsbaar zijn voor overstromingen, en sinds 1990 zijn 2 miljard mensen getroffen door droogte. Waterinnovatie is een dure plicht. erfgoed van de toekomst”, zegt zij. Zoals bij Nijmegen gebeurt, en op een aantal andere plekken in het land. Ondanks deze successen spreekt deze aanpak niet vanzelf. Uit een gezamenlijke bijeenkomst van het Jaar van de Ruimte-netwerk Groenblauw Nederland en het team dat werkt aan de Nationale Omgevingsvisie, kwam naar voren dat partijen terugschieten in hun vertrouwde, technische rol zodra het spannend wordt. Dat brengt het risico met zich mee op een ‘lock-in’: iedereen voert uit waar hij of zij verantwoordelijk voor is, zonder oog voor de veranderende context. ‘Hierdoor blijven kansen om ingrepen en investeringen aan elkaar te koppelen liggen. Meerlaagse veiligheid zou niet zozeer vanuit het normerende denkkader moeten worden benaderd, maar meer vanuit ruimtelijke
kwaliteiten’. De wateropgave is bovendien breder dan veiligheid in relatie tot de klimaatverandering. Zekerheid over de zoetwatervoorziening op lange termijn vraagt aandacht (ook deel van het Deltaprogramma), en de toekomstkansen van de landbouw en de natuur hangen sterk samen met keuzes in het waterbeheer. Dat geldt zeker in de veengebieden, waar lage grondwaterpeilen de bodemdaling versnellen. Dat onderstreept de stelling dat een overwegend sectorale benadering, waarbij ruimtelijke opgaven niet aan wateropgaven worden gekoppeld, leidt tot het verspillen van heel veel publiek geld en het risico op stagnatie.
ondertussen op het web...
PM teksten web vervangen dit is een voorbeeld
WIJ MAKEN
RUIMTE
Scandinavie
DE
MA
E C
N O
C
IN
Amsterdam
Den Haag
T P
T E
Z P
O
Moskou
Hamburg
kaart nog maken, op europa schaal niveau
Berlijn
Rotterdam Nijmegen
Eindhoven
Zuid Afrika
Parijs
Smart cityâ&#x20AC;&#x2122;s
Pop-up fietsenstalling
OPGAVE 5
technologie
In een masterclass van de Bouwcampus en Alliander kregen startups de gelegenheid om hun idee te pitchen. Het resultaat: een realtime-informatiesysteem om de energievraag te verplaatsen. Een Open Smart Grid Platform voor de publieke ruimte, om infrastructuur te monitoren en te besturen. Een tool om te onderhandelen over het aansluiten van wijken op duurzame energiebronnen. Een driedimensionale ontwerptool voor warmtenetten. Een bedrijf dat de beste lokale initiatieven verder verspreidt. Dit soort initiatieven zegt iets over hoe de technologie de openbare ruimte beïnvloedt. En het zegt iets over de ontwikkelingskracht van technologische bedrijven en bedrijfjes. Beide dimensies bevinden zich op het raakvlak van technologie en de fysieke omgeving, en zullen een stempel drukken op het Nederland van 2040. Smart Data City nam een voorschot met de verkiezing van de slimste binnenstad van Nederland. Utrecht won in de categorie ‘Visie’, omdat het de ontwikkeling naar een smart city van het begin af aan inzet als een samenwerkingsproject in het ‘ecosysteem’ van bewoners, ondernemers, studenten, kennisinstellingen en de gemeente. Breda won in de categorie ‘Project’ met Robbie de Rat en Waterakkers. Kinderen spoelden een chip door die ze vervolgens konden volgen in de gang door het riool, en de gemeente hield er waardevolle data aan over. Het tiende debat in de reeks Ruimtelijke Kennis voor 2015 ging in op de emanciperende en disruptieve werking van technologie. In het Groningse aardbevingsgebied (trillingen) en rond Schiphol (geluid) voeren burgers hun eigen metingen uit, waardoor ze de overheid met feiten kunnen confronteren. Online platforms geven sectoren en netwerken de mogelijkheid om zich buiten bestaande structuren te organiseren en deze
#05 Integreer technologie en ruimte
Technologische innovatie is een drijvende kracht van de verandering in de samenleving. Niemand had 25 jaar geleden kunnen voorspellen hoe internet de samenleving zou veranderen. Die ontwikkeling gaat door. Big data en open data veranderen het ruimtegebruik, de ruimtelijke ontwikkeling en de manier waarop ruimtelijk beleid wordt gemaakt. In juni kondigde Google aan dat het bedrijf het stadsleven wil gaan verbeteren. Maar hoe de big data zich zullen ontwikkelen, hoe open ze zullen zijn, tegen welke grenzen ze aanlopen, welke invloed ze hebben, we kunnen veel vermoeden maar we kunnen het niet voorspellen. Hetzelfde geldt voor het internet-of-things en de opkomst van de 3d-printer. Dat maakt de maatschappelijke opgave tweeledig: enerzijds de ontwikkeling en de toepassing van nieuwe technologieën stimuleren, anderzijds alert blijven op de ongewenste toe-eigening van data en andere schaduwkanten. Er is experimenteerruimte nodig, maar ook fysieke ruimte om de economische kansen van smart industries en andere kennisintensieve bedrijven te benutten. Campussen, die leer-, bedrijfs- en verblijfsruimtes combineren, vormen vitale nieuwe componenten van de stedelijke netwerken die gedijen bij sfeer, ontmoeting en uitwisseling. structuren zo buitenspel te zetten. Tijdens de Nacht van de Leefomgeving legde PBLdirecteur Maarten Hajer uit hoe de overheid de boot gaat missen als zij vasthoudt aan haar sectorale organisatie, want bedrijven als Google gaan daar dwars doorheen. Een kleiner voorbeeld is een bedrijf dat paddenstoelen kweekt op koffiedikafval. “Is dit een afvalstoffenbedrijf of een voedselproducent?”, vroeg Jan Jongert van Superuse Studios zich af tijdens Expeditie Drenthe. Een van de initiatieven die bij Jaar van de Ruimte on Tour uitgebreid aan de orde kwam, is de Novio Tech Campus. Een vrijgekomen bedrijventerrein transformeert hier in een hotspot voor technologische bedrijven. Het profileert zich als centrum in een kennisnetwerk en onderscheidt zich daarmee van doorsnee-bedrijventerreinen, die vergeleken worden met campings: iedereen zit bij elkaar, maar van onderlinge contact is nauwelijks sprake.
kwam het economische belang naar voren van de achttien campussen die Nederland momenteel rijk is. Ze worden de motor van innovatie en economische groei genoemd en vormen daarmee vitale pijlers van het stedelijk netwerk. Kennisinstituten hebben het voortouw, maar samenwerking met markt en overheid (de zogenaamde ‘triple helix’) is noodzakelijk. Meer specifiek is er behoefte aan doorgroeiruimte en aan gespecialiseerde faciliteiten (zoals clean rooms en andere kostbare laboratoriumfaciliteiten) die een transitie naar hightech-maakindustrie mogelijk maken. In heel Nederland is er een gebrek aan ruimte voor bedrijven in de groeiende maakindustrie.
Bij de werkconferentie van Agenda Stad
ondertussen op het web...
WIJ MAKEN
RUIMTE
C
N O
E C
T P
O
Z P
T E
OPGAVE 6
#06 Hergebruik vrijgekomen ruimtes ERFGOED
Wie vermoedde dat de hoge leegstandscijfers van dit moment vanzelf voorbijgaan zodra de economie weer aantrekt, kwam na Jaar van de Ruimte on Tour van een koude kermis thuis. Leegstand is structureel. Denk aan de opkomst van het internetwinkelen, het ‘nieuwe werken’ waardoor er minder vraag is naar kantoorwerkplekken, en in sommige regio’s afname van bevolking of beroepsbevolking. Bovendien gaan de investeringen in commercieel vastgoed door, ondanks de leegstand. Sommige financieel deskundigen spreken van een ‘wall of money’, geld op zoek naar een investeringsdoel. Die trend is alleen maar versterkt door de ‘geldpers’ van de ECB. De leegstand is daarmee het hoofdpijndossier van menig provinciaal en gemeentelijk bestuurder geworden.
Ruimtelijke ordening stond jarenlang in het teken van de nieuwbouw. Inmiddels hebben we ook te maken met een grote voorraad vrijkomend vastgoed in stedelijk en landelijk gebied, soms geclusterd in woonwijken, winkelcentra of kantoor- en bedrijventerreinen die hun markt kwijt zijn. Die leegstand is structureel, want heeft te maken met de opkomst van verschijnselen als het webwinkelen, het flexwerken en de bevolkingskrimp in delen van het land. Leegstand is geen crisisverschijnsel. Die vaststelling brengt een forse opgave met zich mee. De bouwproductie gaat weer omhoog. Dat is op zichzelf gezond voor de economie. Maar als het accent in die bouwproductie onnodig zwaar op nieuwbouw buiten de stad ligt, gaat dat ten koste van andere delen van de stad. Er is een brede politieke inzet nodig op het stimuleren van hergebruik en herbestemming, van vrijgekomen gebouwen zelf of van de plekken waar ze stonden. Waar geen hoop meer is, volgt sloop: kansloze lege gebouwen hoeven niet te blijven staan. De recente juridische verruiming van mogelijkheden voor tijdelijk ruimtegebruik is al een betekenisvolle stap richting hergebruik en herbestemming. Zo’n brede inzet werkt door in het omgevingsbeleid op alle bestuursniveaus, maar bijvoorbeeld ook in financiële prikkels en systemen, die leegstand aantrekkelijker maken dan sloop en nog te veel uitnodigen tot nieuwbouw.
Niemand in Arnhem betwistte de prioriteit voor transformatie boven nieuwe verstedelijking. De deelnemers waren het erover eens dat ze de nieuwbouwkraan dicht wilden draaien. De bouwproductie, die weer op gang komt, zal zich wat hen betreft vooral binnen bestaand stads- en dorpsgebied afspelen. Toch, ondanks die eensgezindheid, is die prioriteit nog lang geen gemeengoed. Verborgen systeemfouten spelen daarbij een rol. Financiële prikkels wijzen de andere kant op: leegstand is fiscaal en boekhoudkundig vaak gunstiger dan sloop. Het is bovendien een bij uitstek politieke vraag tot hoever de bemoeienis van de overheid mag gaan, als deze de vrijheid van de eigenaar beknot. Tot op welke hoogte is aantasting van de openbare ruimte aanvaardbaar? Het maakt in dat opzicht nogal uit of de leegstand optreedt in winkels, kantoren en publieksgebouwen in een stadscentrum of dorp, of op agrarische erven verspreid over het buitengebied. Agrarische leegstand doet qua omvang niet onder voor die onder winkels of kantoren, maar tast de omgevingskwaliteit minder direct aan.
ondertussen op het web...
WIJ MAKEN
RUIMTE
TITEL Tekst inzet..... <PM>
WIJ MAKEN
RUIMTE
C
N O
E C
T P
O
Z P
T E
ONTWIKKELINGSPRINCIPES
Mensen verlangen meer dan vroeger feitelijke invloed op hun leefomgeving. Ze hebben ruimte nodig om hun ambities waar te maken. Die maatschappelijke energie is een motor voor de ruimtelijke ontwikkeling. Een onmisbare motor, ook bij de grote nationale opgaven, want kleinschalig initiatief vormt de maatschappelijke voedingsbodem voor grotere transformaties en levert soms verrassend resultaat op. Er gaat een verbindende en vernieuwende invloed van uit. Overheden en andere grote partijen in de ruimtelijke ontwikkeling doen er goed aan om deze maatschappelijke energie doelbewust op te zoeken. Om mensen in staat te stellen hun omgeving te activeren. Dat betekent flexibel zijn in het beleid, ondersteunend in het wegnemen van onnodige belemmeringen en constructief in de samenwerking als het initiatief daarom vraagt. Maar het vraagt ook een regisserende opstelling, bijvoorbeeld bij herbestemmingsopgaven die de schaal van het maatschappelijk initiatief te boven gaan. De rol van de overheid verschuift dan van het opstellen en invullen van een stedenbouwkundig plan, naar het werven van particuliere initiatiefnemers op basis van een richtinggevend maar open toekomstperspectief. Grote ontwikkelaars kunnen over enige tijd misschien weer beschikken over grote investeringskapitalen, en daar mooie dingen mee doen. Dat neemt de noodzaak niet weg om de maatschappelijke energie te blijven opzoeken – de keuze die nu voorligt is om daar een gelijk speelveld voor klaar te leggen.
De maatschappelijke energie benutten Zoals de ruimtelijke ordening in de jaren negentig het vizier verlegde naar het actieve ruimtelijk ontwikkelen en daarvoor de samenwerking met marktpartijen opzocht, gaat in deze tijd de aandacht uit naar ‘ruimtelijk activeren’. De fysieke omgeving wordt niet meer zozeer benaderd als een ‘product’, maar ook als ruimte waar mensen hun eigen initiatieven kunnen ontplooien. De bouwcrisis versnelde die omslag, maar het is meer dan een crisisverschijnsel. Een van de conclusies van de Nederlands-Vlaamse Plandag luidt: “leg actief de verbinding naar de samenleving en benut de dynamiek en kracht die daar is, niet omdat het moet, maar omdat het een verrijking is van het resultaat.” Een voorbeeld is het Havenkwartier in Deventer, een oud bedrijventerrein nabij het stadscentrum, waar de beroepsvereniging BNSP een excursie naar organiseerde. “Het gebied moest ondernemers in Deventer kans geven om hun eigen succes te maken”. Het succes zit in de combinatie van een duidelijk doel op strategisch niveau en op praktisch niveau slim zaken blijven doen met allerlei kleine partijen die iets willen in het gebied. Het voorbeeld sluit aan bij een conclusie van het Metropoolforum, dat er een waarschuwing aan koppelt: “Innovatie vindt niet alleen plaats in de daarvoor geplande ruimtes. Hands-on stedenbouw is streetwise en vraagt om stedelijke dynamiek. In de huidige binnenstedelijke transformatieopgave dreigt deze dynamiek te verdwijnen ten gunste van monotone woongebieden, zonder ruimte voor economie, cultuur en/of innovatie.” Er dienen zich nieuwe partijen aan, die staan voor nieuwe vormen waarin de samenleving zich organiseert, onafhankelijk van de overheid en andere gevestigde partijen. Voorbeelden zijn bouwcollectieven,
WIJ MAKEN
buurtzorgcoöperaties, Kickstarter en Airbnb. Die partijen reflecteren de energie in de samenleving en eisen ook fysiek hun plek op. Plandag concludeerde: “nieuwe partijen moeten de kans krijgen om deel te nemen en mee te doen. Dit vraagt een uitnodigende open houding van de planner binnen het planvormingsproces en een gebiedsontwikkeling”. Behalve binnensteden, bieden ook krimpgebieden een omgeving waar zo’n aanpak kan gedijen. Sabine Meier verwijst op wijmakennederland.nl naar de Duitse praktijk. “De stedenbouwer verbindt actoren met elkaar die een bepaalde ruimte willen benutten, verkent eigendomsverhoudingen, bedenkt nieuwe vormen van ´erfpacht´, maakt garanties mogelijk, zoekt de grenzen van wettelijke bepalingen op, enzovoort. Pas als een aantal gebruikers zich de ruimte hebben toegeëigend dan wordt gekeken naar mogelijkheden voor continuïteit.” In krimpgebieden ontstaat ruimte voor tijdelijk gebruik en experiment. Dat heeft aantrekkingskracht op nieuwe bewoners, die kiezen voor de levensstijl van het platteland met als motivatie niet het maximaliseren van winst, maar van persoonlijk geluk, aldus bedrijfskundige Heike Delfmann in haar proefschrift over ondernemerschap in krimpgebieden. De publicatie ‘Het nieuwe stadmaken’ besluit met de constatering van een gelaagd speelveld: “De zich beter organiserende initiatiefnemers bouwen hun eigen speelveld en dagen overheid en markt uit. Daarnaast ontstaat een groot speelveld voor ‘samen stadmaken’ door middel van cocreatieprocessen waar iedereen zich stadmaker kan noemen. En er wordt gebouwd aan een nieuw speelveld voor publieke taken en geld waarin publiek ondernemerschap een betere positie heeft. Het worden interessante jaren, zeker voor stadmakers die zich op al deze drie speelvelden bewegen”.
RUIMTE
C
N O
E C
T P
O
Z P
T E
ONTWIKKELINGSPRINCIPES
De ruimtebehoeften die voortvloeien uit de maatschappelijke opgaven, spelen zich vaak op dezelfde hectares af en beïnvloeden elkaar. Als iedere ruimtebehoefte op zichzelf wordt beoordeeld en geaccommodeerd, tellen de ingrepen niet op tot aantrekkelijke steden een landschappen en ontstaat al gauw een overaanbod aan functies die economisch de wind in de rug hebben. De kunst is om verbindingen te leggen. Om gebiedsgericht ‘families van opgaven’ te definiëren, opgaves die op elkaar inwerken en baat hebben bij soortgelijke oplossingen; zoals vergroening van de stad de gezondheid en de leefbaarheid bevordert, helpt in de opvang van de effecten van de klimaatverandering en tegelijk de vastgoedwaarden omhoog stuwt. Het proces van gezamenlijk, integrerend, ruimtelijk ontwerpen is hierbij onmisbaar. Juist de fysieke omgeving nodigt uit om buiten de schutting om het eigen belang, de koker van de eigen dienst of de grens van het eigen grondgebied te zoeken naar wederzijdse versterking en coalitievorming. Effectieve coalities bestaan uit partijen binnen en buiten het traditionele ruimtelijke domein. Ze bestaan, maar nog te weinig. Lokaal gaat het bijvoorbeeld ook om partners in ketens of kringlopen, die energie of grondstoffen uitwisselen en elkaars nabijheid daarvoor nodig hebben.
Opgaven verbinden Een van de excursiebestemmingen bij Jaar van de Ruimte on Tour was de stichting Verborgen Landschap. Deze stichting werkt vanuit een culturele woon-werkenclave, die in ontwikkeling is op een voormalig militair terrein ten noorden van Arnhem. Onder aanvoering van kunstenaar Hans Jungerius stelde Verborgen Landschap een team samen met een ontwikkelaar, een corporatie, twee ontwerpbureaus en een atelierbeheerder. Het beeld is dat van een organisch groeiend landschapspark als openlucht-laboratorium, waar objecten verschijnen en verdwijnen. Om dit waar te maken, is medewerking van de overheid noodzakelijk. Financieel en planologisch; bijvoorbeeld omdat een snelweg het gebied doorkruist. Dan blijkt hoe veelkoppig die overheid is. Zeker wanneer er financiële risico’s in de lucht hangen. De conclusie aan de discussietafel van Jaar van de Ruimte on Tour is dat er behoefte bestaat aan een chef de dossier, iemand die in staat is om dwars door alle bestuurslagen en sectoren heen te breken. Iemand, met andere woorden, die verbindingen kan leggen. Ook uit Expeditie Drenthe komt een warm pleidooi voor het leggen van verbindingen, gericht op de overheid, maar even behartenswaardig voor andere partijen: “De oplossing ligt nooit alleen in je eigen regio. Ga het daarom over de grenzen halen en zorg voor een hoogwaardig netwerk over de grenzen heen. Omarm wat je zelf niet hebt bedacht. Wees op alle schaalniveaus actief. Besef dat grote partijen iets kunnen wat anderen niet hebben, zij kunnen namelijk internationale expertise combineren en zo meerwaarde geven.”
kan een reeks losse opgaven omturnen in een ‘familie van opgaven’ met een samenhangende oplossing. Dat geeft meer resultaat per geïnvesteerde euro en een hogere omgevingskwaliteit. Bij Jaar van de Ruimte on Tour komt naar voren dat het O-team daar een goede rol in kan spelen. Dit O-team is in oprichting bij de rijksoverheid. Minister Schultz wil er het lokale opdrachtgeverschap mee versterken. Via de verbindende kracht van het ontwerp kan zo’n O-team de blik verruimen en de coalitievorming ondersteunen. Van een andere discussietafel komt de vaststelling dat zo’n aanpak alleen kans van slagen heeft als er een heldere en urgente opgave ligt. Rond de Novio Tech Campus in Nijmegen is de samenwerking op die manier ontstaan. Het succes is mede te danken aan de provincie, de gemeente en de ontwikkelingsmaatschappij Oost NV die de mogelijkheden van het vrijgekomen terrein voor de kennisontwikkeling onderkenden en actief parnters wierven. Ook de discussies tijdens de Plandag gingen die kant op: “Focus op vraagstukken met een ‘sense of urgency’ en werk integrerend, redeneer niet alleen vanuit eigen belangen maar zoek aansluiting bij trajecten die al lopen, ook al betekent dit dat je sommige aspecten links moet laten liggen”.
‘Opgaven verbinden’ gaat over grensoverschrijdende coalities, maar vooral ook over sectoroverstijgende coalities. In de debatreeks Ruimtelijke Kennis voor 2015 komt dat herhaaldelijk naar voren. Een coalitie die sectorbelangen verbindt,
WIJ MAKEN
RUIMTE
LEGENDA
oude rivierklei
rivierenlandschap
bebouwing
laagveen
hoogveen met toekomstig windlandschap leem
belvedère gebieden
linielandschappen Nationale Landschappen bos
ONTWIKKELINGSPRINCIPES
Nederland verandert en zal blijven veranderen. De urgentie van de opgaven laat daar geen twijfel over bestaan. Eigen aan de ruimtelijke ontwikkeling is dat veranderingen allemaal plaatsvinden in een omgeving die er al is, die een rijke variëteit aan waarden vertegenwoordigt. Functioneel, bijvoorbeeld voor de natuur, de leefomgeving of de economie, maar ook culturele, historische en emotionele waarden. Ruimtes hebben een eigen DNA, hebben betekenis voor iedereen die er leeft. We willen nieuwe ontwikkelingen verbinden met bestaande waarden en er nieuwe betekenissen aan toevoegen. We willen nieuwe waarden integreren met bestaande. Dat vraagt in de eerste plaats een breed bewustzijn van hoe de omgeving is gevormd en hoe dat er nu nog aan af te lezen is. En het vraagt in de tweede plaats de bereidheid bij alle partijen die ruimtelijke projecten in uitvoering hebben, om zich te vergewissen van de lokale waarden in het gebied waar ze werkzaam zijn, en daar serieus op in te spelen. Dat geldt in het bijzonder voor projecten met een grote ruimtelijk impact, bijvoorbeeld voor water, verkeer of energie. Een goede afweging op hogere schaalniveaus, regionaal en mogelijk ook nationaal, hoort hier aan vooraf te gaan. Het vergt vervolgens moed én steun van andere overheden om dergelijke projecten, die onderdeel uitmaken van de grote urgente opgaven, lokaal op een verantwoorde manier een plaats te geven. Het Nederlandse landschap is een cultuurlandschap, door mensen gemaakt, voor een groot deel bepaald door het water en de ondergrond. Cultureel bepaalde groeifases hebben er zichtbare sporen in achtergelaten, soms hooggewaardeerd, soms minder. Laat de laag van de vroege eenentwintigste eeuw een waardevolle toevoeging zijn.
Omgevingskwaliteiten beheren en creëren
Zoals van elk willekeurig product de kwaliteit de optelsom is van een groot aantal eigenschappen, is de kwaliteit van de omgeving dat ook: van sterrenhemel tot ondergrond, van internationale bereikbaarheid tot lokale inbedding. Nieuwe ontwikkelingen in een omgeving dragen bij aan sommige eigenschappen (of ‘waarden’) en doen af aan andere. De kunst is natuurlijk om bestaande waarden zoveel mogelijk overeind te houden (of zelfs te herstellen) en daar nieuwe waarden aan toe te voegen. Dat vraagt een integrale benadering. In het bijzonder geldt dat voor grote projecten, bijvoorbeeld voor water, verkeer of energie. Deze ontlenen hun noodzaak uit waarden op regionaal, nationaal of internationaal niveau, maar gaan in de praktijk te vaak ten koste van waarden op lokaal niveau. Vandaar de stelling in de expertmeeting van Nederland Kringloopland over de energietransitie: “de tools om hernieuwbare energie in te passen moeten verder gaan dan het ingenieurswerk dat nu centraal staat”. In verschillende sessies van de debatreeks Ruimtelijke Kennis voor 2015 kwam de vraag op in hoeverre grote nationale opgaven lokaal kunnen worden opgelost. Het antwoord was veelal positief. Integraal werken aan omgevingskwaliteit, betekent in de eerste plaats bewustwording. Zorgvuldig te werk gaan betekent belangstelling voor de omgeving en hoe gebruikers daar tegenaan kijken; belangstelling voor de betekenis als erfgoed voor historici, maar vooral ook voor bewoners. Ingrepen aan beken die voortkomen uit de kwaliteitsnormen van de Kaderrichtlijn Water, worden bijvoorbeeld hoofdzakelijk gestuurd door ecologische doelen. Hoe kunnen we ecologische doelen verbinden met cultuurhistorische waarden? Voor monumenten is energie vaak een grote kostenpost. Energie besparen in monumenten is niet eenvoudig, maar wél noodzakelijk om erfgoed te behouden en aantrekkelijk te houden voor de toekomst. Dit vraagt om een cross-over tussen cultuurhistorie en energie. In Gelderland worden hier mooie ervaringen mee
WIJ MAKEN
opgedaan op landgoederen. Andersom kan het soms nodig zijn om het bewustzijn over de minder zichtbare elementen van de omgevingskwaliteit te vergroten. Het symposium van de Vakvereniging voor Fysische Geografie leidde bijvoorbeeld tot de stelling: “Om tot duurzaam stadsbeheer te komen dient de stadsbewoner nadrukkelijk betrokken en geïnformeerd te worden over landschapsgeschiedenis en milieukwaliteit van de eigen achtertuin”. Het voorbeeld dat hieraan werd gekoppeld, is dat van de nieuwe Noord/Zuid-metrolijn in Amsterdam. “De nieuwe metrostations zullen worden ingericht als een soort tijdmachine, waar je terug in de tijd gaat en een geschiedenisles krijgt aan de hand van bodemprofielen en gevonden artefacten”. Ook Fête de la Nature vergroot het bewustzijn, in dit geval van de natuurwaarden. Neem de wandeling in Gasselte, gevolgd door een kookworkshop. Alle ingrediënten voor de maaltijd die op tafel kwam, waren onderweg geplukt. Die ervaring leert anders naar de natuur te kijken, en mondde onder meer uit in de aanbeveling om overal in Nederland wildpluktuinen en –heuvels in te richten. Op groter schaalniveau ontbreekt het te vaak aan kennis over hoe het landschap is gevormd, en dus ook aan inzicht in de waarden die het vertegenwoordigt. Dat is de achtergrond van het pleidooi van Eric Luiten, de Rijksadviseur voor Landschap en Water, voor een nationaal landschapsplan. Dit is bedoeld als praktische onderlegger die helpt het hedendaagse landschap te verklaren uit de fysische context en de cultuurgeschiedenis. Ruimtelijke plannen en projecten kunnen daarmee beter inspelen op de aanwezige omgevingskwaliteiten. Luiten noemde bij de opening van het project Essche Stroom een aantal condities voor het realiseren van ruimtelijke kwaliteit, die volgens hem onafhankelijk zijn van de beschikbare middelen: expliciete kwaliteitsambities, authentiek en bezield opdrachtgeverschap, de verbinding tussen het technisch en het ruimtelijk domein en een wederkerige constructie, functie en vorm.
RUIMTE
C
N O
E C
T P
O
Z P
T E
ONTWIKKELINGSPRINCIPES
Regels, systemen, routines, ze gaan mee tot ze hun oorspronkelijke bedoeling verliezen en vaak nog veel langer. Het kost tijd om ze te veranderen. In een samenleving in transitie raken vaste gewoontes snel achterhaald. Dat remt de ontwikkeling en leidt tot frustratie. De wetgeving is een duidelijk voorbeeld. De Omgevingswet, die in 2018 in werking zal treden, is een reactie op een wettelijk systeem dat in decennia gegroeid is en uiteindelijk tot trage en nodeloos complexe procedures leidde. Het is zaak om contraproductieve maar ingesleten regels, systemen en routines voortdurend te blijven tarten. Om te blijven denken vanuit het beoogde resultaat voor de gebruikers, en het ‘zo doen we dat nu eenmaal’argument opzij te zetten of in elk geval kritisch te bejegenen. Dan ontstaat de maatschappelijke druk die los kan maken wat jaren vast heeft gezeten.
De nieuwe opgaven en ontwikkelingsprincipes staan voor niets minder dan een cultuuromslag in de omgang met de fysieke omgeving. Ontwikkelingen gaan snel, maar lopen op tegen formele en informele blokkades die stammen uit het voorgaande tijdperk. Er komt een nieuwe Omgevingswet. Die maakt snellere, meer op maat gesneden ontwikkelingen mogelijk. Maar daarmee zijn we er niet. Deelnemers aan de gesprekken rond leegstand en herbestemming bij Jaar van de Ruimte on Tour benoemen expliciet het fiscale instrumentarium als deel van de oplossing. Beleggers worden nog steeds verleid om in kantoren te investeren, merkt een van hen op, en niet in groene groei. Sloop kan een oplossing zijn, maar de vraag is wie dat gaat betalen – de eigenaar van het vastgoed heeft er maar zelden financieel voordeel bij. Bij de Ruimtecamping in Parkstad Limburg wordt gehamerd op de noodzaak
Regels, systemen en routines in dienst van het resultaat
om eindelijk werk te maken van de grensoverschrijdende bereikbaarheid van Nordrhein-Westfalen, om de nabijheid van de hooggekwalificeerde technische Hogeschool Aachen te kunnen benutten, om de kleine aanpassing in regelgeving die nodig is om studenten van buiten de EU in de lege flats van Parkstad te mogen huisvesten. Het gaat niet zozeer om minder regels of meer vrijheid van handelen. Het gaat om regels en prikkels die het verkeerde doel dienen. De energietransitie komt bijvoorbeeld onvoldoende van de grond door het ontbreken van toegesneden wettelijke condities (geen restricties op de uitstoot van warmte of CO2-emissies, een belastingregime dat het gebruik van fossiele energie stimuleert in plaats van vernieuwbare energie, etc). Het overheidsoptreden kenmerkt zich, volgens een deelnemer aan Jaar van de Ruimte on Tour, door “groen denken en grijs doen”. Er ligt een belangrijke taak om wet- en regelgeving, subsidies, fiscale constructies en andere publieke instrumenten productief te laten zijn voor de huidige opgaven. Bij de debatreeks Ruimtelijke Kennis voor 2015 blijkt, voor zover de debatten de verkeers- en vervoerssector raakten, dat traditioneel denkende partijen de sector domineren. “Deze moeten zichzelf uitvinden. Endogene druk om te veranderen is echter minder krachtig dan exogene druk. De sector moet zich als het ware aan de eigen haren omhoog trekken. We zien dat nog niet gebeuren.” Het is dus van belang om die exogene druk op te bouwen, om geduldig maar vasthoudend te blijven wijzen op de mismatch met de maatschappelijke opgaven waar we voor staan, tot die druk zo groot is dat contraproductieve regels, systemen en culturen in de politieke arena sneuvelen.
WIJ MAKEN
RUIMTE
ONTWIKKELINGSPRINCIPES
Ruimtelijke ontwikkeling is altijd spannend. Hebben ingrepen het beoogde effect? Hoe reageren de beoogde gebruikers en andere betrokkenen? Zeker bij grotere ingrepen treden altijd keteneffecten op, die soms voorzien zijn maar soms ook niet. Hele stadsdelen kunnen tot leven komen door één strategische herbestemming. De ecologische effecten van de Tweede Maasvlakte zijn tot in de Waddenzee in beeld gebracht. Daar komt bij dat ruimtelijke projecten anticiperen op een toekomst die per definitie onbekend is. We weten dat de watertoevoer vanuit de rivieren zal toenemen, maar niet in welk tempo en tot welke hoogte. Lerend ontwikkelen wil zeggen dat we alle kennis die we tijdens een project opdoen, nog in datzelfde project toepassen, ook als daar een ander eindbeeld uit voortkomt dan eerder bedacht. Lerend ontwikkelen betekent ook ruimte voor experimenten, die (dat is inherent aan het experiment) mogen mislukken. En het betekent belangstelling voor elkaar, een structurele uitwisseling van kennis en ervaringen. Nederland is één levend laboratorium, op weg naar 2040.
Op de openingsbijeenkomst van het Jaar van de Ruimte, op 15 januari in Amsterdam, sprak minister Schultz van Haegen over Nederland als het Singapore van Europa, de stadstaat waar zichtbaar innovaties worden bedacht en uitgeprobeerd. Nederland als ‘levend laboratorium’. De Nederlandse waterstaat heeft die reputatie, de ruimtelijke ordening ook en het Dutch Design gaat ook over ruimtelijk ontwerp. We willen die exportproducten blijven doorontwikkelen en in eigen land blijven toepassen. Tegelijk klonk in Arnhem de waarschuwing om zelfbewustzijn niet te laten omslaan in zelfgenoegzaamheid: wij kunnen ook leren van het buitenland. Noord-Italië en Denemarken laten bijvoorbeeld inspirerende voorbeelden zien
Lerend ontwikkelen
van stedelijke netwerkvorming. En de regio Freiburg is voorbeeldig voor het leren over de (lands-)grens heen. Lerend ontwikkelen gaat over deze internationaal belangwekkende innovaties, maar niet alleen. Werken aan 2040 betekent ons voorbereiden op een nog onbekende toekomst. De deelnemers aan de Plandag omschreven het als volgt: “Een of meer stippen aan de horizon dragen bij aan een mate van robuustheid in plannen, er is een relatie met het grotere doel. Bandbreedtes dragen bij aan flexibiliteit, ze geven ruimte om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen of initiatief”. Er ontstaan vormen van ‘adaptief ontwikkelen’; zodanig ontwikkelen dat kennis en ambities die zich tijdens of zelfs na het planproces manifesteren, relatief gemakkelijk in het ontwerp opgenomen kunnen worden. De klimaatverandering, de technologische ontwikkeling en de nieuwe partijen die zich in de ruimtelijke ontwikkeling melden, geven daar alle aanleiding toe. De opgaven en de ontwikkelingsprincipes waar we voor staan, leiden tot werkvormen en oplossingen waar nog weinig ervaring mee is. Er is ruimte nodig, fysiek en beleidsmatig, voor experiment en innovatie. Oók rond lokale opgaven. Daar hoort het verder brengen van de opgedane kennis bij. Een succesvolle lokale aanpak van bijvoorbeeld leegstand is ook voor andere gemeenten interessant. Dat is ook een advies dat de gesprekstafel over het O-team bij Jaar van de Ruimte on Tour meegaf aan het ministerie van Infrastructuur en Milieu: het O-team brengt niet alleen kennis, maar haalt ook op en helpt zo om een gemeenschappelijke kennisbasis uit te bouwen. Een levend laboratorium is tenslotte een plek waar kennis tot stand komt én wordt uitgewisseld.
WIJ MAKEN
RUIMTE
aardbevingsgebied Loppersum
afsluitdijk & Nationaal Park Waddengebied IJsselmeer & Markermeer
Floriade Almere
Amsterdam West-as
stededriehoek Apeldoorn | Dev healthy urban living regio Utrecht Stadshavens Rotterdam
Zeeuwse meren Smart city Eindhoven / Brabantstad
IBA Parkstad
ACTIES & ACTIEHOUDERS
We zien Nederland als levend laboratorium. Om dat ons allemaal te laten zijn en ook zichtbaar voor bezoekers, organiseren we het als een permanente expositie. Te denken valt aan een IBA (Internationale Bau Ausstelung) voor het hele land, of een tweejaarlijkse manifestatie vergelijkbaar met de Biënnale van Venetië of de Internationale Architectuur Biënnale van Rotterdam (IABR).
We zijn op zoek naar vijftien personen die in december op het podium zullen staan. Enkele personen die staan voor de generieke acties, nodig om goed op weg venter | Zutphen te gaan naar 2040. En een flink aantal personen die ofwel staan voor een lerend netwerk rondom een of meer cruciale thema’s, ofwel voor een innovatieve aanpak van een gebied of project van nationaal of zelfs internationaal belang. De komende maanden zal de lijst van vijftien personen tot stand komen. Op dit moment willen we, als schot voor de boeg, vijftien mogelijke gebieden, projecten en thema’s als kandidaten voordragen. Generiek: - De nieuwe rol van de overheid in het domein van de fysieke leefomgeving in relatie met de gebruikers van de ruimte waarbij lading wordt gegeven aan de nieuwe Omgevingswet en aan de daarin besloten omgevingsvisies op lokaal, regionaal en nationaal niveau. - De nieuwe rol van de ruimtelijke professional; de vakontwikkeling gericht op steun voor de deelnemers aan gebiedsprocessen binnen de context van de nieuwe wet. - De rol van (nieuwe) media en planningtools in de ambitie om gebruikers van de ruimte zoveel mogelijk te betrekken bij het schetsen van de toekomst van ons land.
Thematisch: - Netwerk van klimaatactieve steden en regio’s (in Nederland en als het aan NWP ligt ook Europees). Het gaat om mitigatie en adaptatie samen, en dus de verbinding tussen ruimte, water en energie. Wellicht te verbinden met Kampen als organisator van de Hanzedagen 2017. - Netwerk van groene en gezonde steden en regio’s, wellicht te verbinden met de Floriade 2022 in Almere/Amsterdam. - Netwerk van slimme en circulaire steden en regio’s, te verbinden met het Nederlands voorzitterschap van de EU en de Innovatie-estafette 2016 in Amsterdam. - Een lerend netwerk rond de kwaliteit van de openbare ruimte. Gebieden en projecten van (inter-) nationaal belang: - De Wadden met de Afsluitdijk als icoonproject. Koppeling van natuur en landschap met water en energie. Mogelijk gelinkt aan de Marker Wadden, de kop van Noord-Holland, Noord-Friesland of Leeuwarden als Culturele Hoofdstad 2018. - Het aardbevingsgebied van Groningen, Nederlands grootste stads- en dorpsvernieuwingsoperatie. - De Cleantechregio Apeldoorn/ Deventer/Zutphen. Mogelijke regionale koploper in de verbinding tussen ruimte en energie bij het streven naar een energieneutraliteit. Gekoppeld aan de 10e Eo Wijersprijsvraag en de IABR van 2016. - Parkstad Limburg. Hier gaat krimp samen met een voortdurende transitieopgave in een grensregio. De IBA zet doelbewust cultuur, regionale capaciteit en trots in. - Brabantstad waar vele
WIJ MAKEN
vormen van ‘smart’ samenkomen (productie – agrarisch en industrieel –, mobility, citizens), met Strijp S als mogelijk icoon. - De Rijnmond met Stadshavens als mogelijk icoon. Innovatie op het raakvlak van water en ruimte op stadsregionaal niveau en tegelijk een enorme transitieopgave van stad en haven. Decor van de Wereldexpo 2025. - Utrecht Centrum West, een proef- en showgebied voor Healthy Urban Living. - De Metropoolregio Amsterdam met de mainport Schiphol, als living lab voor de ontwikkeling van Airport City nabijheid en als impuls voor metropolitane vervoersnetwerk. Wellicht met de Westas als icoon. - De Floriade 2022 in Almere als showgebied voor stadslandbouw, groene en gezonde steden in relatie met water en energie.
RUIMTE
SMART Brabantstad (collecties 10X)
OPGAVEN: (iconen)
#01
#02
#03
opgavenkaart brabantstad:
STRIJP-S Eindhoven (collecties 100x)
STRIJP-S Eindhoven
xxxx (collecties 1000X)
xxxx (collecties 1000X)
NL als Levend Laboratorium
Actiehouders en projecten Vullen met best practices uit de verzameling projecten die nu uitgevoerd wordt door Vereniging Deltametropool. Invullen volgens de door het IPO ontwikkelde methodiek van de collecties 1X10 | 1X100 | 1X1000, en vergelijkbaar is met het onderscheid ROP en DALO in de Vierde Nota RO.
WIJ MAKEN
RUIMTE
TITEL Tekst inzet..... <PM>
WIJ MAKEN
RUIMTE