Het Boerenbouwen

Page 1

HUIS EN LAND

het boeren bouwen

robbert guis

1


robbert guis

2


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

beeld

3


robbert guis

4

OBSERVATIE compositie objecten


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

5


robbert guis

6


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

7


robbert guis

8


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

9


robbert guis

10


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

11


robbert guis

12


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

13


robbert guis

14

OBSERVATIE silhouet


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

15


robbert guis

16


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

17


robbert guis

18


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

19


robbert guis

20


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

21


robbert guis

22

OBSERVATIE geschakelde ruimten


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

23


robbert guis

24


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

25


robbert guis

26


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

27


robbert guis

28


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

29


robbert guis

30

OBSERVATIE dubbele routing


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

31


robbert guis

32


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

33


robbert guis

34


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

35


robbert guis

36

OBSERVATIE hierarchie


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

37


robbert guis

38


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

39


robbert guis

40


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

41


robbert guis

42

OBSERVATIE omsloten buitenruimte


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

43


robbert guis

44


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

45


robbert guis

46


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

47


robbert guis

48


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

49


robbert guis

50

OBSERVATIE klein toegevoegd volume


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

51


robbert guis

52


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

53


robbert guis

54


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

55


robbert guis

56


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

57


robbert guis

58

OBSERVATIE de hal


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

59


robbert guis

60


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

61


robbert guis

62


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

63


robbert guis

64

OBSERVATIE poorten en openingen


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

65


robbert guis

66


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

67


robbert guis

68


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

69


robbert guis

70


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

71


robbert guis

72

PARALLELLEN

het engelse landhuis


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

c.f.a. voysey - bishop’s itchington

73


robbert guis

74


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

edwin lutyens - munstead wood

75


robbert guis

76


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

edwin lutyens - orchards

77


robbert guis

78


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

edwin lutyens - orchards

79


robbert guis

80


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

edwin lutyens - orchards

81


robbert guis

82


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

edwin lutyens - deanery garden

83


robbert guis

84


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

edwin lutyens - deanery garden

85


robbert guis

86


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

edwin lutyens - folly farm

87


robbert guis

88


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

edwin lutyens - le bois de moutiers

89


robbert guis

90

PARALLELLEN

het hedendaagse landhuis


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

lacaton & vassal - keremma house

91


robbert guis

92


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

lacaton & vassal - keremma house

93


robbert guis

94


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

lacaton & vassal - keremma house

95


robbert guis

96


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

lacaton & vassal - keremma house

97


robbert guis

98


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

tham + videgard - Sรถderรถra

99


robbert guis

100


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

tham + videgard - Sรถderรถra

101


robbert guis

102


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

tham + videgard - Sรถderรถra

103


robbert guis

104


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

kersten geers david van severen - villa buggenhout

105


robbert guis

106


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

kersten geers david van severen - villa buggenhout

107


robbert guis

14

27

38

38

38

37

37

37

37 + 623

+ 623

+ 603

20

+ 603

18 73

+ 534

+ 534 16

250

199

+ 335

+ 335 104

104

16 10

39

+ 295

+ 295 19

30

30

108

30

30

30

275

30

30

30

30

+0

8 12

+0 36


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

kersten geers david van severen - villa buggenhout

109


robbert guis

110


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

powerhouse company - spiraalhuis

111


robbert guis

112


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

powerhouse company - spiraalhuis

113


robbert guis

114


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

powerhouse company - spiraalhuis

115


robbert guis

116


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

oma - rem koolhaas - villa dall’ava

117


robbert guis

118


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

oma - rem koolhaas - villa dall’ava

119


robbert guis

120


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

oma - rem koolhaas - villa dall’ava

121


robbert guis

122


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

oma - rem koolhaas - villa dall’ava

123


robbert guis

124


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

tekst

125


robbert guis

126

INLEIDING

over het boerenbouwen


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

Dit onderzoek richt zich op een bepaalde vorm van architectuur. Een vorm die je bijvoorbeeld terug ziet bij de dienst openbare ruimten van de gemeente met een afvalbrengstation. Alles wordt er geordend, de ruimten functioneren er als een soepel lopende machine. Dit komt voor een deel doordat de ruimten worden gevormd door de mensen die er werken. De dagelijkse routine is af te lezen uit de opzet van de ruimten. Elk ritueel en elke handeling passen alsof het er voor gemaakt is. Ik ben altijd gefascineerd door achterkanten van gebouwen, daar waar het werk plaatsvindt. De dynamische kant van bouwwerken wordt vaak weggestopt omdat ze niet netjes zou zijn. Je vindt ze in expeditiestraten waar de toevoer en afvoer van goederen plaatsvindt. Daar waar vrachtwagens komen laden en lossen. Een mooi voorbeeld is de expeditielift van de Stadsschouwburg Amsterdam. In de achterliggende straat wordt een vrachtwagen meters omhoog getakeld om zo de theaterzaal van spullen te voorzien. Een indrukwekkend beeld, de gasten binnen hebben geen idee hoe zo een imposant decor de zaal binnen wordt gebracht. Ik heb daarom bewondering voor architecten als Wim Quist. Zijn expeditielift voor de Rotterdamse Schouwburg is vanaf een bankje op het Schouwburgplein te aanschouwen. Dit maakt dat je gebouwen begint te begrijpen in vorm en toedracht. Deze vorm van architectuur zie je ook terug op het boerenerf. Zeker bij de boerderijen van 100 jaar geleden, voordat er de intrede was van machines en tractoren. Alle toegepaste constructies die je ziet zijn van een kleine technologie maar zeer vriendelijk in gebruik. Zelfs een deur heeft vaak meerdere manieren om te openen. De deur kan in zijn geheel open, als de dieren uit de stal moeten, de deur heeft ook een luikje voor de boer om zijn dieren te bekijken en voor frisse lucht. Elke ruimte heeft een andere soort opening, soms heel groot, soms heel klein. De verschillen in functies die de ruimten hebben zijn af te lezen aan de gevel en maken deze vrije compositie van openingen tot een interessant spel. Dit onderzoek richt zich op dit soort taferelen in het boerenbouwen in een gebied rond het zuidelijke deel van de Noordzee en vergelijkt het met ‘echte’ architectuur, ofwel architectuur door architecten. Er blijken vele overeenkomsten zichtbaar. Deze overeenkomsten werden bijvoorbeeld gevonden door Jorn

127


robbert guis

Utzon in 1963 bij het ontwerpen van patiowoningen in Fredensborg, Denemarken. Op zijn zoektocht naar alternatieve suburbane woonvormen liet hij zich inspireren door zijn jeugd in de buitenwijken van Alborg. Hier waren de tuinen volgebouwd met allerlei hutjes, schuurtjes en afdakjes die in alle vrijheid werden gebruikt voor uiteenlopende activiteiten. Ook zijn studie van de regionale ‘vernacular’ architectuur - “Architecture without architects” zoals Bernard Rudolfsky haar noemde - is van grote invloed geweest. In zijn ontwerpen voor patiowoningen verwijst Utzon verder naar principes van traditioneel Deense en Franse hofboerderijen en naar de verschijningsvorm van oude dorpjes in verschillende delen van de wereld (Weeber, 2005). Hieruit blijkt dat de integratie van niet ontworpen bouwstijlen in de architectuur op de agenda staat van architecten. Dit onderzoek bestaat uit drie delen, te beginnen met een observatie van het boerenbouwen in een ingekaderd geografisch onderzoeksgebied. De

128

relevantie van deze observatie, is dat er overeenkomsten te vinden zijn met het paradigma van het modernisme. Hier werd in tegenstelling tot de klassieke architectuurstijlen niet compositie centraal gesteld binnen het ontwerp, maar proces. Dat wil zeggen dat het programma en functies die een gebouw moeten dienen het uitgangspunt vormen voor een ontwerp. Precies hetzelfde als bij het boerenbouwen gebeurt. De observatie wordt gevolgd door twee hoofdstukken waarin parallellen worden gezocht met deze vorm van architectuur. Het eerste parallel is het Engelse landhuis in het tijdperk van de Arts and Crafts beweging rond het jaar 1900, waarin een duidelijke overeenkomst is te vinden met het boerenbouwen. Het tweede parallel is het hedendaagse landhuis, ofwel ontwerpen van huizen die in de afgelopen 20 jaar zijn gemaakt. De overeenkomsten met het boerenbouwen zijn hier anders dan bij het Engelse landhuis, maar niet minder sterk. De reden om deze twee bouwstijlen te vergelijken met het boerenbouwen is om inzicht te krijgen in de architectonische waarde van het boerenbouwen, om zo te kunnen bepalen welke ruimtelijk aspecten in een traditie van ontwikkeling en verandering kunnen worden gebruikt. Dit onderzoek is daarom wellicht te lezen als een handleiding voor architectuur op het platteland, in het onderzoeksgebied, en eindigt daarom met een agenda waarin de belangrijkste aspecten worden besproken.


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

Het geografisch onderzoeksgebied voor de rurale architectuur zal zich richten op landen rond het zuidelijke deel van de Noordzee en het Kanaal. In de historie van boerderijtypen werd al eerder gesproken over een samenhang in dit gebied. Aan het eind van de zesde eeuw, tijdens het Romeinse tijdperk, moet er ten noorden van Domburg een handelsplaats zijn geweest waarvan de naam Walacria of Walichrum (Walcheren) luidde (Van Cruyningen, 2002). Deze plaats vormde een knooppunt in de Noordzeehandel, die omstreeks het jaar 550 opbloeide. Vooral de Friezen zouden een belangrijke rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van deze handel omdat ze door hun nattige landerijen een beperkte mogelijkheid hadden voor akkerbouw. Door te handelen maakten zij het mogelijk aan hun levensmiddelen te komen. Zo zouden meer mensen uit verschillende gebieden rondom de Noordzee op die manier aan hun levensmiddelen zijn gekomen. Toch wordt er niet alleen van een handelsrelatie gesproken. “Volgens verschillende onderzoekers was het niet alleen een handelsnetwerk dat de kustgebieden van de Nederlanden, Engeland, Duitsland en Scandinavië met elkaar verbond. Omstreeks de zesde eeuw zou een culturele, economische en linguïstische eenheid zijn ontstaan waarvan de volkeren rondom de Noordzee deel uitmaakten. De historicus Slicher van Bath heeft deze eenheid de ‘Noordzeecultuur’ genoemd. Het betrof hier met name het gebied van de Neder-Elbe tot Noord-Frankrijk en de tegenoverliggende Engelse kustgebieden (Van Cruyningen, 2002). Ook later, omstreeks de 10e eeuw was er veel verspreiding van bouwtechnische kennis voor boerderijbouw van zowel Zeeland en Vlaanderen, als Zuid Engeland, Picardië en Normandië. Dit kwam doordat de Noormannen uit Scandinavië naar dit gebied trokken en zo bouwmethoden meebrachten. Dit ziet men vooral terug in de constructiewijze van de gebouwen. De ‘stafbouw’ evolueerde in die tijd naar een ‘halftimmerwerk’ (Goedseels, 1978). Twee eeuwen later tijdens het gotische tijdperk in de architectuur zijn er opnieuw overeenkomsten in het gebied. De Franse provincie Picardië glorieerde met de bouw van mega-kathedralen in steden als Amiens, Beauvais, Laon en Soissons. Dezelfde periode als waarin deze stijl overwaaide naar de andere kant van het kanaal “In 1174 besloot een vooraanstaande kerkelijke opdrachtgever in Engeland de nieuwe architectuurstijl die zonet in het Ile - de - France tot ontwikkeling

129


robbert guis

was gekomen na te volgen” (Watkin, 1986). Van wederzijdse culturele beïnvloeding en architectonische kruisbestuiving moet dus sprake zijn geweest. Het is daarom niet vreemd het onderzoeksgebied voor het boerenbouwen te concentreren rondom dit gebied. In zekere zin ben ik als onderzoeker een buitenstaander. Niet alleen het onderzoeksgebied maar ook het platteland is onbekend terrein voor mij. Ik groeide op in de stad, regio Rotterdam. Het is misschien te vergelijken met Muthesius, die vanuit Duitsland afreisde naar Engeland voor een onderzoek naar de vernacular architectuur. Maar ook Rem Koolhaas deed iets vergelijkbaars jaren later. Zijn boek “Delirious New York” was het resultaat van onderzoek door een buitenstaander. Koolhaas noemt zichzelf in zijn inleidende hoofdstuk een ‘ghostwriter’. Een rol die mij ook past.

130


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

131


robbert guis

132

OBSERVATIE negen thema’s bij het boerenbouwen


HUIS EN LAND

COMPOSITIE OBJECTEN

het boerenbouwen

SILHOUET

GEBRUIKSSPECIFIEKE RUIMTEN EN SCHAKELING

133 (VERTICAL) DUBBELE ROUTING

HIERARCHIE IN VORM

KLEIN TOEGEVOEGD VOLUME

OMSLOTEN BUITENRUIMTE

DE HAL

POORTEN EN OPENINGEN


robbert guis

INLEIDING Om deze observatie van het boerenbouwen een kader te geven is er naast het geografische onderzoeksgebied ook een uiteenzetting van negen typologische thema’s. Deze thema’s kwamen uit het beeldmateriaal, dat het eerste deel van dit boek vormt, naar voren. Door heel precies de foto’s en plattegronden te bestuderen kwamen er een aantal algemeen terugkerende architectonische types aan het voetlicht. Deze zijn hierna onderzocht aan de hand van de literatuur. Dit is een architectonische observatie, dat betekent in dit geval dat er uitvoerig gekeken wordt naar ruimtelijke aspecten. De thema’s sluiten hier op aan en gaan niet in op bouwtechnische zaken. De volgende negen thema’s worden in dit hoofdstuk besproken: compositie van objecten, silhouet, gebruiksspecifieke ruimten en schakelingen, dubbele routing, hiërarchie in vorm, klein toegevoegd volume, omsloten buitenruimte, de hal, poorten en openingen.

134

In deze observatie is onderscheid gemaakt tussen verschillende bouwtypen, die samenhangen met de ligging in het onderzoeksgebied. Zo zijn er in Engeland, naast cottages, de traditionele boerenwoning, ook manor houses. Deze manor houses zijn grote boerderijen, vaak uitbreidingen van cottages, die naast een grote agrarische functie ook administratieve of federale functies hadden voor een uitgestrekt gebied. Boerderijen in Frankrijk, België en Nederland hebben minder uitgesproken benamingen, maar kennen soortgelijke verschijningsvormen. In de Franse regio’s wordt nogal eens gesproken over domaines (domeinen) wat te vergelijken is met een Engels manor house. De herenboerderij in Zeeland is hiermee ook te vergelijken, al zijn er verschillen in schaal. Dit zijn enkele begrippen die in de observatie de revue zullen passeren, wanneer zij in verband worden gebracht met de thema’s


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

COMPOSITIE VAN OBJECTEN Meer dan eens worden boerenerven opgebouwd uit verschillende objecten. De objecten samen vormen ruimten waartussen plaats is om te werken. De compositie van al deze elementen is gebaseerd op gebruik en rituelen. Het erf groeit door de jaren heen, er worden steeds opslagruimten, woonruimten en werkruimten toegevoegd. De structuur van het boerenerf wordt hiermee steeds complexer, maar ook bruikbaarder, omdat de eigenaar zelf ondernemer is van zijn bouwplannen en het daardoor volledig naar eigen kunnen wordt gevormd. De ontwikkeling van Middeleeuwse manor houses in Engeland is een uiterste hierin. Hier dijden de woonverblijven van welgestelde boeren in een snel tempo uit tot landhuizen met diverse functies. De onderlinge vertrekken, van tijd tot tijd bijgeplaatst en te herkennen aan de kappen, zijn verbonden met de bestaande bebouwing. Op het Franse boerenerf zie je dat een zelfde manier van bouwen is toegepast. Wat verschilt met de Engelse ontwikkeling is dat de gebouwen hier vaak los werden geplaatst. Dit had te maken met brandveiligheid en ongedierte. Toch werd op die manier ook een binnenruimte begrensd, waar plaats was om te werken. Een andere opvallende eigenschap is dat het boerenerf in aanblik lijkt op een klein gehucht. In Normandië zijn de boerderijen vaak behoorlijk groot. De boeren onderhouden hier flinke stukken land wat vraagt om voldoende opslagruimten voor de oogst. Op dit soort boerderijen woonden dan vaak ook extra werknemers (Brier, 1984). Niet ieder boerenerf kent eenzelfde compositie. Dit valt te herleiden uit het feit dat de ontwikkeling ‘bottom-up’ tot stand komt. Wanneer de boer extra ruimte nodig heeft voor zijn dieren of opslag voor zijn oogst, bouwt hij meer ruimte bij. Er wordt dus niet van begin af aan ‘top-down’ bekeken wat nodig zal zijn en hoe een complete compositie gevormd moet worden. Het resultaat van het steeds maar uitbreidende boerenerf is desalniettemin interessant, te meer ook omdat is te veronderstellen dat het boerenerf, in het onderzoeksgebied, veelal gekenmerkt wordt door een gesloten orde. Er wordt vaak gewerkt met groenstructuren die bijdragen aan een evenwichtig geheel. Het boerenerf presenteert zich als een entiteit. Dit maakt het beeld robuust in uiterlijk terwijl de ruimten

135


robbert guis

dynamisch zijn in gebruik. De objecten die het erf Vexin Normand vormen, hebben ieder een individuele functie. De vorm van de objecten verschilt daarom. Dit betekent dat de beweging langs en door de objecten zeer divers wordt. Dit doordat sommige objecten slechts enkel een opgetild dak zijn en andere met grote en kleine deuren zijn te openen. Ook in het Zuiden van Engeland is er sprake van eenzelfde soort compositie van objecten op het boerenerf. “The buildings, which were grouped round a yard, included two barns, one for wheat, one for oats and barnley, a granary, cattlesheds, a stable and a carthouse, a hayhouse and a strawhouse, as well as a henhouse and dovecotes” (Harvey, 1970). In dit gebied hebben de verschillende objecten op het erf een functionele scheiding. Tot slot is er de compositie van het Zeeuwse erf. Doordat Zeeland door de jaren heen kampte met de gevolgen van veel natuurgeweld, is er geen eeuwenoude

136

ontwikkeling te herkennen in het erf dat pas sinds 150 jaar karakteristiek is voor de regio (Van Cruijningen, 2002). Op de afbeeldingen is mooi te zien hoe de erven zich nestelen in het landschap. Dit is in meer en mindere mate toe te schrijven aan de groenstructuren die een onderdeel uitmaken van het erf. Door de sterke westenwind vanuit zee zorgde men door middel van hagen en bomen dat er een beschut erf ontstond. Niet alleen het groen maar ook de grote schuren hebben hierin een rol gespeeld. Deze enorme volumes werden ingezet om het erf uit de wind te houden. Doordat de grote mendeuren vaak alleen aan de binnenkant van het erf zaten, kon de achterkant van de schuur dienen als windscherm. Het doorslaggevende kenmerk op basis waarvan de Zeeuwse boerderij kan worden onderscheiden van andere boerderijtypen in Nederland is het feit dat de kern van het boerenerf hier altijd gevormd wordt door twee hoofdgebouwen: een stenen woonhuis en een veelal houten schuur waarin het graan wordt opgetast en waar zich de stallen bevinden van het grootvee (Van Cruijningen, 2002). “Soms is het woonhuis vrijstaand, maar zelfs daar waar schuur en woning aaneengebouwd zijn, gaat het toch duidelijk om twee afzonderlijke gebouwen. De noklijn van het dak loopt in het algemeen niet door, er is een scherpe architectonische en functionele scheiding tussen woning en stal-tasruimte” (Van Cruijningen, 2002).


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

Soortgelijke taferelen zijn ook te ontdekken in de compositie van objecten op de boerenerven in het gehele onderzoeksgebied. Geconcludeerd kan dus worden dat dit een breed gedragen eigenschap is van het boerenbouwen in een groot deel van West-Europa.

SILHOUET Boerderijen hebben vaak ieder een eigen vorm. Dit wordt meer dan eens duidelijk als je ze vanuit de verte observeert. Aan de horizon tekent zich dan een silhouet af dat karakteristiek is voor het landelijke beeld. Deze silhouetten zijn een belangrijk thema in het boerenbouwen omdat ze staan voor de herkenbaarheid van de enclave. Er wordt ook wel gesproken over pittoreske planning, bij de manier waarop deze beelden tot stand komen. Hoewel dit op het boerenerf uit toeval ontstond ging het later als een ontwerpuitgangspunt een rol spelen. Het werd daarmee een van origine Engelse stroming, met name in de architectuur van landhuizen, waarin de romantische aanblik van gebouwen en hun plaatsing in het landschap veel aandacht kregen (Watkin, 1987). Dit is een mooi voorbeeld van hoe het oorspronkelijke boerenbouwen onderdeel ging uitmaken van landschappelijke planning en zo een onderdeel werd op de agenda van ontwerpers. “Het meest ingrijpende architectonische gevolg van de pittoreske beweging was wellicht dat men architectuur veel meer als onderdeel van haar omgeving ging zien” (Watkin, 1987, p373). In de architectuurgeschiedenis van het Engelse huis werd dit een belangrijk thema. Het manor house Osley Hall is hiervan een duidelijk voorbeeld. De schoorstenen met hun imposante voorkomen, zijn als een ‘pièce de résistance’ onuitwisbaar verbonden met het silhouet van het bouwwerk. Plaats dit huis in gedachte aan het einde van een horizon en het beeld dat dit huis identiteit geeft blijft zichtbaar. De West-Vlaamse boerderij bestaat net als het Engelse manor house uit verschillende objecten met ieder een ander formaat. De kappen van de bouwwerken vormen samen een ononderbroken lijn waaronder zich het erf bevindt. De verschillende openingen, donker gekleurd, vullen het beeld op, als zijnde perforaties.

137


robbert guis

Het boerenerf in Pays de Caux, Normandië heeft een heel ander silhouet. Het erf wordt omringd door bomen, de bomen vormen een imposant kader waarin de bouwwerkjes, ieder los van elkaar, hun silhouet laten aftekenen tegen de horizon. Dit is ook te zien op de afbeelding van Zeeuws-Vlaanderen waarbij de rijen met bomen een nieuwe belangrijke rol spelen. Ze zijn hier te zien als schermen, waartussen de boerderijen worden geplaatst. De gelaagdheid en schaal van het landschap wordt hiermee inzichtelijk.

GEBRUIKSSPECIFIEKE RUIMTEN EN SCHAKELING Ruimten die te vinden zijn in boerderijen en manor houses hebben vaak een specifieke functie en daarmee ook een individueel karakter. De ruimten worden gerangschikt naar gebruik en ritueel, zodat een route langs en door de ruimten het dagelijkse ritme mede bepaalt.

138

De boerderij heeft een dubbele functie, namelijk wonen en werken, waardoor de bewoners ervan de gehele dag gebruik maken van dezelfde collectie van ruimten. De schakeling van de ruimten en de organisatie van het programma dat hieraan ten grondslag ligt maakt dat de compositie van de boerderij als geheel interessant is. Niet de ruimten op zich, deze zijn alleen maar ruimte en daarmee heel begrijpelijk te beleven. Het is juist de route door geschakelde ruimten die voor een dynamische beleving zorgt. Op de afbeelding van Claygate Green is goed te zien welke ruimtelijke beleving ontstaat wanneer afzonderlijke kamers achter elkaar worden geënsceneerd. De woning van de boerderij Vexin Normand in Normandië laat zien dat verschillende ruimten met eigen functies aaneen geregen zijn. De centrale ruimte in dit model is het Salle de Commune waar men mensen ontvangt. De ruimten daaromheen hebben ieder een specifieke functie. In Zeeland werden de boerenwoningen in de loop van de tijd steeds uitgebreid met een ruimte. Hierdoor ontstond een soort organisch gegroeide woning waarbij ruimten onderling aan elkaar werden verbonden. Er was geen sprake van een duidelijke programmatische opzet maar juist van een structuur die uitbreiding mogelijk maakte. Dit is af te leiden uit de plattegrond van de woning Wilhelmina’s Oord in Grijpskerke. Vooral bouwtechnisch onderzoek wijst uit


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

dat er sprake was van verschillende draagconstructies van de vertrekken. “Het oudste gedeelte bestond oorspronkelijk uit een vertrek met een draagconstructie van op muurstijlen rustende dekbalken” (Van Cruijningen, 2002). Ook vroege Engelse manor houses kenden een gelijk groeimodel als de boerenwoningen in Zeeland. Men begon met The Hall, een multifunctionele ruimte en breidde het imperium zo mogelijk, langzaam uit tot enorme landhuizen met een imposante interne routing. Deze strategie van groeiende aantallen van verschillende ruimten werd op elke schaal uitgevoerd “The kitchen remained to the end of the Middle Ages attached to the house rather than integrated within it” (Harvey, 1970). Het Engelse manor house Knole is een extreem voorbeeld van hoe een ruimtelijke organisatie door schakeling een indrukwekkend effect kan hebben. Op de afbeelding is te zien hoe sommige manor houses in Zuid-Engeland steeds groter groeiden. De aanwezigheid van het bouwwerk in het landschap werd steeds groter. Het manor house vormde niet alleen het agrarische centrum van een landerij maar ook de administratieve en defensieve functie werd hier vervuld.

DUBBELE ROUTING De bruikbaarheid van ruimte komt meer dan ooit ten gunste van de hoeveelheid beweging die hierbinnen mogelijk is. Verschillende routes door het erf en de gebouwen maken deze beweging gemakkelijker. Aan te nemen dat boeren hun ruimten bouwen naar gebruik en rituelen, spelen de routes een belangrijke rol in het functioneren van de boerderij. De ene handeling is de andere niet en daarom betekent dit vaak dat er meerdere mogelijkheden zijn om zich van A naar B te verplaatsen. Hieruit ontstaat vaak een zogenoemde dubbele routing die niet alleen horizontaal maar ook verticaal van kracht kan zijn. ”Een verregaande verweving van verkeersruimte en gebruiksruimte kan de ruimtelijke kwaliteit en complexiteit van het ontwerp sterk vergroten, maar kan ook de functionele flexibiliteit in gevaar brengen. Cruciaal is de exacte positie van de verkeersruimte en het evenwicht tussen scheiding en verbindingen” (Van Gameren, 2005). Een goed voorbeeld hiervan is de screens passage die veel te zien is in manor houses en in boerderijen op de ‘lowlands’ van Engeland. De screens passage is een verkeersruimte die door middel van een screen is afges-

139


robbert guis

loten van de karakteristieke hal. De gang wordt hierbij fysiek gescheiden van de hal, en is te gebruiken als verkeersruimte, maar hoort in ruimtelijke zin deels bij de hal. Op deze manier ontstaat een goede verhouding tussen de scheiding en verbinding. Dit is ook te zien in boerderijen met een “Through Passage Plan” waarbij een gang de hal scheidt van andere kamers beneden of kamers boven. Deze ‘through passage’ werd later in de boerderijen aangebracht om zo de interne ruimtelijke organisatie beter te laten functioneren. “The later vicissitudes of this universal late medieval feature is a major theme in the history of vernacular housing in the early modern era” (Brunskill, 1971). Op de plattegronden van grote boerderijen in Normandië is te zien hoeveel mogelijkheden er zijn om op het erf te bewegen. De dynamiek in en rondom het erf maakt dat het zeer gevarieerde gebruiksmogelijkheden genereert. Hoewel het erf van Mandeville gesloten lijkt doordat de binnenplaats geheel omringd wordt door bebouwing, zijn er in werkelijkheid meerdere mogelijkheden om het

140

erf te betreden. Aan alle vier de kanten is het domein te betreden via verschillende openingen. Ook in het woonhuis zelf zijn meerdere deuren naar buiten met ieder een andere functie. De dubbele routing in en rondom de boerderij draagt bij aan de bruikbaarheid van het erf.

HIËRARCHIE IN VORM Verschillende bouwvormen maken onderscheid in verschillende orden. Hier binnen kan het ene volume meer opvallen dan het andere doordat deze afwijkt in vorm of omvang van het gemiddelde. Op boerenerven zie je dit terug doordat iedere bouwvorm een weergave is van zijn eigen functie. Niet alleen het volume zorgt voor hiërarchie in het aanzicht, ook de gevelopeningen en hun formaat spelen een belangrijke rol. Ze zorgen mede voor een afleesbare façade waarin de functies kunnen worden herkend van de achterliggende ruimte. Een ander middel om hiërarchie mee te duiden is materiaalgebruik. Boeren kiezen meer dan eens voor duurdere materialen bij het woonhuis dan voor een stal of schuur. Hierdoor wordt duidelijk welke soorten ruimten belangrijker worden geacht door de gebruikers. Tegenwoordig zie je dit terug in bijvoorbeeld het materiaalgebruik voor het dak. Waar het woonhuis dan een pannendak heeft, is het dak van de stal gemaakt van golfplaat.


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

De hiërarchie binnen het boerenbouwen zou je dus kunnen omschrijven als een communicatief middel om begrijpelijke gebouwen te vormen. Een klein voorbeeld hierin is de Zeeuwse schuur gemaakt van zwart geteerd hout. Rondom de schuurdeuren verft de boer een wit kader, in contrast met het zwart. Dit heeft tot doel de deur te kunnen vinden bij schemer en donker. Hierbij speelt een architectonisch middel, het kader, een communicatieve rol. Verschillen in bouwvolume betekent vaak verschil in kaphoogte. Dit is een van de meest herkenbare vormen van hiërarchie bij het boerenbouwen. In NoordFrankrijk en Zuid Engeland zie je bijvoorbeeld een groot verschil tussen de kaphoogte van een stal en de kaphoogte van een schuur. De dieren hebben vaak geen hoge ruimte nodig terwijl de schuur wel een hoge kap heeft om er graan op te slaan. In Zeeland zijn het woonhuis en de stal en tasruimte vaak losse gebouwen, hoewel ze soms wel tegen elkaar aan werden gebouwd. De grote herenboerderijen in eigendom van dorpsnotabelen hadden al vroeg muren van steen en daken met pannen, terwijl hun schuren werden opgetrokken uit hout met rieten dak (Van Cruyningen, 2002). Hiermee wordt duidelijk dat de gebouwen niet alleen vanuit functioneel oogpunt los van elkaar werden gebouwd, maar ook werden ingezet om rijkdom te kunnen tonen. Op grotere schaal is er nog op een andere manier sprake van hiërarchie, nu meer binnen het landschap. Een goed voorbeeld is St. Laurens op Walcheren In het beeld een prominente plek voor het landhuis aan de velden. Het huis was groter dan de huizen in het dorp er vlak achter. Hiermee duidde men de sociale status aan van een bewoner. De landerijen op de voorgrond waren in het bezit van de huiseigenaar. Lang niet alle boerderijen hadden zo’n status. Er waren ook kleinere boerderijen met weinig land waarbij de ontwikkeling van het type aanzienlijk achterop liep. Ze konden niet meer bouwen dan een eenbeukig bouwwerk waarbij woningen en stal- en tasruimte onder een dak zaten. “De diepe sociale kloof tussen de ‘echte’ boeren , de heersers over het polderland, en de veelal arme en onaanzienlijke bewoners van de kleine ‘spulletjes’, ‘bedoeninkjes’ of ‘plekjes’ komt hier ook in de gebouwen tot uitdrukking” (Van Cruyningen, 2002).

141


robbert guis

OMSLOTEN BUITENRUIMTE Het erf is een centrale plek waar al die activiteiten samen komen. Waar de oogst wordt opgeslagen en de koeien kunnen worden gemolken. Veel boerenerven in het onderzoeksgebied hebben een omsloten buitenruimte, waar een deel van het werk plaats kan vinden. “Any rural residence was surrounded by a fence, a hedge, a ditch or a combination of them - for privacy, for defence, to demarcate property or to contain livestock; the scale and character of the enclosure denoted the status of its owner� (Harvey, 1970). Er zijn diverse redenen waarom deze werkplek op het erf omsloten zou moeten zijn. De belangrijkste functies van een besloten plek zijn veiligheid en weersomstandigheden. Vooral op de Zeeuwse eilanden was er sprake van extreme klimatologische invloeden. De wind waait hier vaak zo heftig dat een beschutte werkplek, een omsloten ruimte, vereist is. Dit betekent niet dat de erven vaak werden ommuurd, integendeel, er werd veel vaker gewerkt met groenstructuren.

142

De hoge bomen en hagen rond het erf bakenden een besloten ruimte af in het midden (Van Cruijningen, 2002). Bij ommuurde erven, te zien in NoordFrankrijk, waren de gebouwen vaak een onderdeel van de muur. Zo werden de onderlinge gebouwen fysiek verbonden tot een afgesloten erf. De binnenruimte wordt dan gevormd door de gebouwen die er staan. De functie van de buitenruimte was vaak veelzijdig. Net als later in dit onderzoek zal blijken voor de hal. Het beste is het te vergelijken met een plein in de stad, waar gedurende het jaar meerdere activiteiten plaatsvinden. De omsloten buitenruimte is ook zo een plek, mede doordat de deuren van schuren aan dit plein grenzen. Er is dus duidelijk sprake van ruimte voor overlap, een plek waar je even het hooi kan plaatsen dat vers van het land komt, alvorens je deze opslaat op een van de zolders. Het Engelse manor house bevatte vaak meerdere omsloten buitenruimten, net als bij sommige grote boerderijen in Noord-Frankrijk te zien is. In dat geval waren er kleinere buitenruimten die een specifiekere functie hadden. Zo zie je vaak een omsloten buitenruimte bij de keuken van het manor house. Bij de Noord-Franse boerderijen is er soms een scheiding tussen een groene en een versteende court. Beide met hun eigen functie.


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

KLEIN TOEGEVOEGD VOLUME De vaak in baksteen gebouwde boerderijen of manor houses waren erg donker binnen. Dit doordat de constructie van de muren op slechts kleine plekken kon worden onderbroken voor een opening. De erker of serre is een lichte constructie waarop geen bovenverdieping rust. Door deze kleine toevoeging aan het huis kon veel licht binnen komen. De serre kon worden gebruikt om in de ochtend in de zon te ontbijten. De erker in vele Engelse manor houses was ideaal om voldoende licht binnenin de ruimte te brengen. Meer dan eens worden entreeportalen toegevoegd aan de gebouwen op het erf. Meestal heeft dit een specifiek doel voor ogen. De boerenerven in het Franse Picardië werden vaak bewaakt door ganzen. Hiervoor bouwden zij grote entreeportalen waarin zich het ganzenhok bevond. De boerenerven in dit gebied waren vaak erg groot, kleine dorpjes op zich, al waar een hoop oogst werd opgeslagen. Om diefstal te vermijden koos men voor de gans als waakdier (Calame, 1992). Een andere functie die werd gevonden voor een entreeportaal is die van garderobe. De boeren waren vaak nat en vies als ze van het land kwamen. Het was dan wel zo prettig eerst de klompen, laarzen en overall uit te trekken alvorens zij het huis betraden. Er zijn ook voorbeelden van entreeportalen in glas uitgevoerd waarin natte schoenen en kledij kon worden opgehangen om zo te kunnen drogen. In Normandië, maar ook in het zuiden van Engeland is er soms sprake van het toevoegen van een trappentoren aan het huis. In dat geval bevindt de trap zich in een rond of vierkant volume aan de ‘achterzijde’ van de boerderij. De trap bevindt zich daarmee dus in een aparte tussenruimte waarmee de bovengelegen kamers ruimtelijk geheel gescheiden werden van de begane grond. De boerderij in Mandeville en Bessin in het Franse Normandië heeft aan de gevel twee andere opvallende volumes hangen. Nadere studie van de plattegrond laat zien dat deze erkers gebruikt worden als toiletruimte. De reden waarom deze ruimten buiten hangen wordt niet omschreven in het boek. Vermoedelijk zal deze tweeledig zijn. De boerderij dateert uit 1945, het is daarom logisch te

143


robbert guis

concluderen dat deze functie altijd dezelfde is geweest. Vermoedelijk is stank de reden waarom het toilet, zonder riool, buitenboord is gehangen. Er zijn geen voorbeelden te vinden met vergelijkbare oplossingen voor het toilet. Ik denk dat het toilet ook een luxe was in de tijd dat deze boerderij werd gebouwd. Het gaat hier dan ook om een zeldzame toepassing binnen het thema. Naast het boerenhuis en de grote Zeeuwse schuur, de twee hoofdgebouwen van het erf bouwde men al vanaf de Middeleeuwen verschillende bijgebouwen met specifieke functies. Al in de vijftiende eeuw bouwde men in West Vlaanderen bakhuizen. Het zijn eenvoudige bakstenen huisjes met een pannendak waar men in eerste instantie brood bakte. Naarmate de tijd vorderde kreeg het bakhuis steeds meer functies en breidde het zich uit. Allereerst werd het karnhuis aangebouwd, omdat het karnen te veel ongedierte in huis bracht. In de loop van de tijd gebruikte men het bakhuis ook voor het bereiden van vlees

144

en was er plek voor een werkplaats. Later kreeg het bakhuis ook de functie van zomervertrek. “Derhalve werden er in de negentiende eeuw grote bakhuizen gebouwd, die niet alleen plaats boden aan een oven en werkruimte, maar ook aan het karnhuis, en die daarnaast nog over een behoorlijke verblijfsruimte voor het boerenhuishouden beschikten” (Van Cruyningen, 2002).

DE HAL Zoals al eerder naar voren kwam, worden de boerderijen en manor houses in dit onderzoek vaak gekenmerkt door het aaneen rijgen van ruimten. Elke gebruiksspecifieke ruimte is verbonden met een volgende ruimte die weer een andere functie heeft. Het begin van de ontwikkeling van de boerderij in zowel Nederland als Engeland begon met het bouwen van een hal. Een multifunctionele ruimte waar gewoond en gewerkt kon worden. Het Hollandse Hallenhuis bestond vaak uit drie beuken. “De oudste huizen van boeren (vanaf het midden van de Bronstijd en de IJzertijd tot voorbij de Middeleeuwen) zijn steeds zogenaamde hallenhuizen: ongedeelde ruimten, waarin vee werd gestald, oogst werd opgeslagen en een familie woonde. Wel was de ruimte, wat de bestemmingen betreft, opgedeeld. Het wonen concentreerde zich rond een vrij in de ruimte geplaatst vuur. Links


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

en rechts was er ruimte voor opslag en het vee. Daar tussenin was ruimte om te wonen (Brouwer, 2010). De ruimte die later gezien kan worden als de hal. Na verloop van tijd breidde het imperium zich uit. Elke keer kreeg een bepaalde functie een eigen ruimte. Na jarenlange ontwikkeling bleef de hal als multifunctionele verkeersruimte steeds bestaan. De hal kreeg de rol van intermediair en vormde het centrum tussen alle specifieke ruimten. Het karakter van de hal werd eigenlijk steeds meer generiek en werd daarmee een plek voor overlap en beweging. Het Engelse manor house met zijn grote hal heeft zich op die manier ontwikkeld en genesteld in de traditie van het boerenbouwen. “Houses with lofty open halls, generally with two two-storeyed ends, built of substantial materials, and often to high standards of craftsmanship are common enough to be called vernacular throughout most of south-eastern England and particularly in Essex, Kent, Suffolk, Sussex and Surrey” (Mercer, 1975). De hal is altijd de plek geweest waar de haard zich bevond. “The open hall was originally associated with the open hearth which, in superior buildings would be in the centre of the room but which was more likely to be to one side in vernacular buildings” (Brunskill, 1971). Tijdens de wintermaanden werd de ruimte dus aanzienlijk meer gebruikt dan in de zomer. In het koude seizoen was blijkbaar meer vraag naar overlap binnen het ruimtelijk systeem. Later kregen ook andere woonvertrekken een haard waardoor de hal nog een specifieke functie verloor. Opvallend is het om te constateren dat de ruimte op zich altijd is blijven bestaan. Terwijl een misschien logischere conclusie zou zijn de hal als ruimte op te heffen, omdat ze geen specifieke functie meer had. Toch heeft de hal het lang overleefd, als generieke ruimte waar van alles mogelijk bleek. In de Noord-Franse boerderijen is dit type ruimte zelfs tot op de dag van vandaag gebleven. De Salle de Commune is nog steeds de ruimte binnen de boerderij waar men gasten ontvangt. Net als de functie van de hal in de ontwikkeling van het Engelse huis. De hal of gang in de Zeeuwse boerenwoning had een iets andere status binnen het ruimtelijke systeem. Naarmate de boerderijen groter werden, doordat landeigenaren meer grond gingen onderhouden en daardoor grotere tasruimten nodig hadden, veranderde de indeling van de boerderijen mee. “De

145


robbert guis

plattegrond van de huizen werd gerationaliseerd, vertrekken werden ingedeeld naar functie” (Van Cruyningen, 2002). Sommige functies verlieten het huis, of verplaatsten zich daarbinnen in een nieuwe aangebouwde ruimte. “Een vertrek dat duidelijk functies verloor was de gang. Het karnen werd verplaatst naar een ruimte achter in het huis en uiteindelijk verdween het helemaal uit de woning” (Van Cruyningen, 2002). Al eerder werd er een bakhuis gebouwd in de tuin dat ook als zomervertrek functioneerde. De functie van zomervertrek verplaatste later naar het achterhuis. Deze was minder tochtig dan de gang en kreeg meer licht binnen. “Voor de gang resteerde uiteindelijk alleen de functie van doorgang tussen de verschillende vertrekken. In de loop van de tijd verdween de afscheiding tussen gang en voorhuis, waardoor de gang doorliep tot aan de achterkant van het huis. Doordat de gang geen woon- of werkfunctie meer had, kon hij ook worden versmald; in de negentiende eeuw verdwenen dan ook bijna overal de meer dan twee meter brede gangen. Alleen het achterste

146

deel van de gang, het voormalige voorhuis, bleef breder. Hier werd vaak door het plaatsen van twee houten wandjes in een hoek een ‘kantoor’ ingericht, waar de boer zijn boekhouding bijhield en belangrijke papieren bewaarde” (Van Cruyningen, 2002). De hal of gang speelt een zeer belangrijke rol bij de organisatie van boerderijen in het onderzoeksgebied. Een plek waar ruimte is voor ruimte, een generieke, neutrale plek waar andere vertrekken op uit komen. “Door de gang kunnen zeer verschillend bewoonde en gebruikte ruimtes naast elkaar bestaan. Daarmee is de gang een belangrijk ruimtelijk middel om privacy, diversiteit en dichtheid in een gebouw met elkaar te verzoenen. Ook kan de verkeersruimte door zijn functionele neutraliteit een blijvende programmatische flexibiliteit geven aan een gebouw” (Van Gameren, 2005).

POORTEN EN OPENINGEN Een opvallend kenmerk van het boerenbouwen zijn de toevoegingen van enorme grote deuren en poorten. Maar zeldzaam kom je in de stedelijke woonomgeving zulke hoeveelheden grote poorten en openingen tegen. Dit is dus een duidelijke eigenschap van landelijke architectuur in het onderzoeksge-


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

bied. De poorten en openingen dienen een functioneel doel al worden ze ook versierd. Blijkbaar ornamenteerden boeren in het Franse Picardië hun toegangspoorten als zijnde een personificatie van hun erf. Ze zijn zeer karakteristiek in vooral het maritieme gedeelte van Picardië waar de grote poorten het erf markeerden en zo meerwaarde aan de architectuur gaven terwijl het aan de andere kant van enorme eenvoud sprak ( Calame, 1992). Niet alleen toegangspoorten van de verschillende erven zijn indrukwekkend. Met name de grote en soms wat kleinere schuurdeuren zijn interessant. Vaak bestaat deze uit een grote dubbele deur welke kan worden geopend om de karren, tractoren of het vee de schuur in en uit te laten. In een van de twee grote deuren bevindt zich vaak een kleinere deur, welke geopend kan worden als alleen een persoon naar binnen of buiten wil gaan. Deze dubbele functie in de gevelopeningen zie je ook in kleiner formaat, zoals op de afbeeldingen van West - Vlaamse boerderijen waarbij de boer via een kleiner luikje in de deur het vee observeert vanaf buiten. Ook de zogenoemde mendeuren in het Zeeuwse type tonen een zelfde vorm van gebruiksvriendelijkheid. Op de afbeelding zijn de grote deeldeuren te zien van een boerderij uit Zaamslag. Door de grote deeldeuren werd het graan naar binnen gebracht. Voor de toegang van alleen mensen was daar het ‘klinket’, een kleinere deur rechtsonder. Voor het toetreden van wat daglicht in de winter had men links bovenin nog een luikje dat open kon (Van Cruyningen, 2002). De omlijning van de deuren was niet alleen decoratief maar vooral voor de oriëntatie als men in de vroege uren aan het werk ging. Het Engelse manor house heeft nog een derde interessante manier van het gebruik van poorten. Doordat de grotere manor houses vaak bestaan uit meerdere gesloten buitenruimten die achter elkaar zijn gelegen, ontstaat een prachtig spel van opeenvolgende ruimten welke worden ingekaderd door poorten.

147


robbert guis

Basis thema op het boerenerf is compositie. Hoewel deze meestal bottom up tot stand komt is er een duidelijke samenhang zichtbaar tussen alle objecten die het erf vormen

HET ERF

OMSLOTEN BUITENRUIMTE

Gesloten hoeve (BE) Begrensd met bomen (NL) Ommuurd erf (FR)

COMPOSITIE OBJECTEN

Gesloten orde Open orde Aaneengeschakeld Losse objecten

Gevel openingen en functie Sociale status Kaphoogte

148 HIERARCHIE IN VORM

POORTEN EN OPENINGEN

De 9 thema’s zijn terug te vinden in het boerenbouwen van de gebieden grenzend aan het zuidelijke deel van de Noordzee. Hoewel de verscheiningsvorm vaak per regio verschilt zijn ze allen in min of meerdere mate karakteristiek voor de architectuur die de boeren maken en ons boerenland typeren. De onderlinge verbanden tussen de thema’s maken de boerenerven tot wie ze zijn.

Entree poort Schuurdeur Luiken in vele formaten

SILHOUET

Schoorstenen (UK) Kappen (UK, FR, NL, BE) Specifieke boerderij objecten


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

Tussen alle gebruiksspecifieke ruimten en objecten is plaats voor een generiek intermediair dat het centrum vormt van het netwerk aan ruimten (zowel binnen als buiten

DE BOERDERIJ

Hallehuis (NL) Open hall (UK) Salle de commune (FR) DE HAL

(VERTICAL) DUBBELE ROUTING

gescheide routing: wonen/werken eigenaar/bediende dieren / opslag

149

De kern van het boeren bouwen is het vormen van ruimten naar gebruik en functie. Hieraan worden waarden verbonden die betrekking hebben op sociaal, cultureel of economisch vlak. Het voorkomen van bepaalde objecten of ruimten kennen verschillende kwalitetien in uitwerking en materiaal. Hiermee identificeerd de gebruiker zijn gebruiken en wordt de functie steeds zichtbaar.

GEBRUIKSSPECIFIEKE RUIMTEN EN SCHAKELING Binnen een volume, Door aaneenzetten verschillende volumes Volumes met verschillende hoogte maken schakelingen over meerdere lagen.

KLEIN TOEGEVOEGD VOLUME

Trappenhuis (UK, FR) Entreeportaal (BE, UK) Erker, licht (UK) Toilet (FR)


robbert guis

150

CONCLUSIE het boerenbouwen


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

Boeren maken ruimte om in te bedrijven. Doordat de ruimte bedacht is naar het gebruik en de rituelen van haar bewoners is deze relevant. De architectuur ontleend zijn bestaan hierdoor deels aan het programma. De boer maakt zo op zijn manier architectuur.

151


robbert guis

152

PARALLELLEN

het engelse landhuis


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

Dat boeren architectuur maken is geen nieuwe constatering. Eind negentiendeeeuwse architecten in Engeland herkenden dit al. “The architecture reflects a strong dependence on vernacular building styles”(Muthesius, 1904) Een architectuurstroming waar men inspiratie vond in het boerenbouwen is die van The Arts and Crafts beweging. Met name ontwerpen die architecten maakten voor landhuizen hebben grote overeenkomsten. “...the interest of the period in barns and stables should be explored”(Kornwolf, 1972). The Cottage, het traditionele Engelse boerenhuis werd door de architecten Charles Francis Annesley Voysey (1857–1941) en Mackay Hugh Baillie Scott (1865 –1945) tot een architectonisch werk gezien. “The revival of regional vernacular building traditions in England expresses the effort of both Shaw’s and Voysey’s generations to preserve the historical and rural character of the various parts of England, just as they imply an environmental point of view in architecture” (Kornwolf, 1972). De thema’s die in de observatie naar voren zijn gekomen zijn terug te vinden in ontwerpen voor landhuizen in Engeland. De manor houses en cottages waren van invloed op de manier waarop de architectuur zich ontwikkelde aan het einde van de negentiende eeuw in Engeland. “Pas drie eeuwen later ontstond wederom in Engeland, bij de Arts and Crafts-beweging een nieuwe belangstelling voor een ruimtelijkheid die niet bestaat uit een symmetrische aaneenrijging van vertrekken, maar is gebaseerd op de beweging door het gebouw” (Van Gameren, 2005). Bij Engelse landhuizen kwam dus net als bij het boerenbouwen het gebruik van de mens centraal te staan in het ontwerp. De ruimtelijke aspecten, zoals in de negen thema’s omvat, hebben daarom directe overeenkomsten met elkaar. In het Engelse landhuis worden deze aspecten als een ruimtelijke beleving toegepast. De architecten gebruikten de thema’s op een dusdanige manier dat deze ook aantrekkelijk werden voor het oog. Dit resulteerde in een populaire bouwstijl in Engeland, waar veel over is geschreven, zijn eigen tijdschrift had ‘Country Live’ en die later nog veel invloed zou hebben op de architectuur. Dit is ook de waarde die deze parallel heeft voor het onderzoek, omdat de architecten, een op het eerste gezicht uit toeval samenhangende manier van bouwen gingen zien als architectuur. De thema’s van het boerenbouwen zijn instrumenten voor een functionele

153


robbert guis

architectuur. Architecten als Voysey en Lutyens omarmden deze manier van ontwerpen en verhieven het tot een kunst. In wezen waren zij op zoek naar de mogelijkheden van deze vrije architectuur. Dit leidde in vele gevallen tot enorm mooie ruimtelijke structuren, maar bovenal tot zeer begrijpelijke architectuur. “In this elevation the architect relied upon a pure play of functional form which transmits his message plainly: functional form in vernacular buildings becomes art. Voysey’s method of making such forms artful was to emphasize, even exaggerate, them by eliminating ornament, by simplifying the forms themselves, and by stressing the natural textures of materials. The roof was given particular emphasis in the house as the most basic element in a building: functionally, it symbolized shelter; formally, it symbolized security. Steep, dominant roofs became a primary characteristic of the Voysey, Baillie Scott, and Arts and Crafts house” (Kornwolf, 1972).

154

Sir Edwin Lutyens (1869 - 1944), een tijdgenoot van Voysey en Baillie Scott, zocht naar meer mogelijkheden van het boerenbouwen. In vele van zijn ontwerpen voor landhuizen zijn verschillende thema’s duidelijk te herkennen. Vaak zijn het uitvergrotingen van het originele idee, om zo de ruimtelijke opzet te benadrukken. Aan afbeeldingen van op het eerste gezicht willekeurige ruimten in huis valt duidelijk af te lezen, waar deze ruimte zich bevindt in het bouwwerk en of de functie specifiek of generiek is. Dit komt doordat Lutyens voor een integrale ontwerpaanpak kiest waarbij constructie, ruimte en interieur samen een kamer vormen. Zijn begrijpelijke architectuur zorgt voor prettige ruimten. Munstead Wood is hiervan een mooi voorbeeld. Dit landhuis werd in 1896 ontworpen in samenwerking met Miss Gertrude Jekyll en vertoont tevens grote overeenkomsten met het traditionele vernacular bouwen van Crooksbury, de omgeving (O’Neill, 1980). Het bijzondere van dit ontwerp is dat het principe van begrijpelijke ruimtelijke structuren is doorgetrokken tot in de tuin. “it retains an overall picturesque outline and informal relationship to the garden” (O’Neill, 1980). Zo is te zien dat Lutyens ook invloed wilde uitoefenen op de structuur van de tuin, en daarmee de beweging van de mensen erdoorheen. In 1897 ontwierp Lutyens het huis Orchards, dat zich op loopafstand bevindt van Munstead Wood. Het huis is in grote lijnen bedacht met dezelfde idealen als dat van de buren. Toch is te zien dat Lutyens bij dit ontwerp bedachtzamer te


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

werk ging. Bij het entreeportaal is te zien dat de informele picturesque stijl plaats maakt voor een meer abstracte compositie (O’Neill, 1980). Dit is niet alleen op te merken aan het uiterlijk van het huis maar ook aan de ruimtelijke opzet. Vanuit het entreeportaal betreed je een dwarsliggende corridor, maar vanaf hier kun je je niet meer voorwaarts bewegen. Een grote witte muur vraagt je links, dan wel rechts af te slaan. Linksaf leidt naar de Hall en verderop de dienstenvleugel. Rechtsaf leidt naar het trappenhuis. Deze wending in de ruimtelijke opzet heeft als resultaat dat er meer beweging ontstaat bij de gebruikers van het huis. Deze twee ingrediënten, de abstracter wordende composities en de dynamische plattegronden, zullen in de latere ontwerpen een steeds grotere rol spelen in de ontwerpen van Lutyens. Een aantal jaren later in 1901 ontwierp Lutyens het huis Deanary Garden. Waarbij hij voor het tuinontwerp opnieuw samenwerkte met Miss Jekyll. Het bijzondere van dit huis is een 15 meter lange gang die vanaf de hoofdingang door het huis in een rechte lijn doorloopt naar de tuin. Hierbij doorkruist de gang vijf verschillende ruimten waarbij een grote rijkdom aan circulatievertrekken ontstaat (O’Neill, 1980). Als hoogtepunt van deze route betreed je bij de vijfde ruimte een “screens passage” welke ook werd toegepast in oude manor houses. De ruimte geeft aan de ene kant, door deuren voorzien van glas, toegang tot de hal en aan de andere kant via gesloten deuren toegang tot de zitkamer. Alle vijf achtereenvolgende ruimten hebben een ander karakter hoewel ze alle niet direct een specifieke functie hebben. Een belangrijk terugkerend thema in het ontwerp van het Engelse huis is de hal. Zoals al eerder beschreven in de observatie van het boerenbouwen heeft de hal zich genesteld in de traditie van de landelijke architectuur in Engeland. Hierin ontwikkelde de hal zich als ruimte die werd doorgezet in ontwerpen voor Engelse landhuizen jaren later. “In this case the hall tends to become the comfortable all-purpose room of the house, in which each member of the family can follow his favourite pursuit and spend his time as he likes” (Muthesius, 1904). De hal staat centraal in de plattegrond van de Arts and Crafts - huizen. De hal is niet meer alleen een publieke ontvangstruimte van het landhuis, maar ook een belangrijke privé - woonruimte (Van Gameren, 2005). Ook Lutyens maakte bij zijn ontwerpen voor landhuizen gebruik van een combinatie van gebruiksspecifieke ruimten en generieke ruimten. De compositie van deze ruimten bepaalt

155


robbert guis

in grote mate de beweging die mogelijk is door het gebouw. De generieke ruimten maken het sterke karakter van de specifieke ruimte mogelijk doordat ze overlap bieden. De hal is hiervan een traditioneel en veel gezien voorbeeld. Een andere opmerkelijke generieke ruimte die Lutyens ontwierp is de long gallery op de eerste verdieping voor zowel Munstead Wood als Deanery Garden. Ze worden gekenmerkt door een enorme houten dakconstructie waarmee het interieur anticipeert met het belangrijke karakter dat het dak inneemt in het ontwerp van het Engelse huis. De ruimte is generiek en biedt toegang tot alle slaapvertrekken, maar is meer dan alleen een gang. De open haard en het interieur zorgen ervoor dat deze ruimte gebruikt kan worden als zitkamer. Hoewel Lutyens vooral landhuizen ontwierp in Engeland, werd in 1898 aan de Franse kant van Het Kanaal een ontwerp van hem gerealiseerd. De bestaande villa Le Bois des Moutiers in Varengeville-sur-Mer in de regio Normandië werd door Lutyens verbouwd. De belangrijkste aanpassing was de toevoeging van

156

een grote dubbele hoge muziekkamer met een enorm venster aan de noordzijde van het huis. Het opvallende aan het huis is dat Lutyens zich noch door de Engelse stijl, noch door de zogenoemde style normand liet beïnvloeden (Stamp, 2001). Het slimme asymmetrische ontwerp zoekt hiermee naar een excentriciteit die tegelijkertijd toch bescheiden is van vorm. Ashby St. Ledgers en Folly Farm, twee latere projecten van Lutyens doen denken aan manor houses uit eerdere voorbeelden. Lutyens kreeg hier de opdracht bestaande cottages uit te breiden naar grote en luxueuze landhuizen. Dit gebeurde in een tijdsbestek van 35 jaar waarbij telkens een nieuw stuk werd aangebouwd. De belangrijkste uitbreiding van Ashby St. Ledgers gebeurde in 1903 waarbij twee bestaande cottages aan elkaar werden verbonden en ze beide veranderden van functie. Later werden er nog kleinere ruimte aangebouwd in 1908, 1923, 1924 en 1938. Al deze volumes hebben ieder een eigen vorm en zijn daarom duidelijk te herkennen als latere toevoegingen. Wat verschilt van de ontwikkeling bij de manor houses is dat de oude cottage niet aanblijft als middelpunt van de compositie. Vooral bij Folly Farm valt dit uitermate goed op. Hier verandert de oude cottage van functie tot een service vleugel en komt hiermee onderaan de ladder van de ruimtelijke hiërarchie (O’Neill, 1980). Wellicht speelde hierbij de invloed van de opdrachtgever ook een rol, omdat zij de architect voorschreven een extravagant huis te bouwen, waarbij de


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

belangrijkste ruimten, zoals de hal groots uitgevoerd diende te worden. In dat geval is het ook logisch te veronderstellen dat de kleine bestaande cottage deze grandeur niet kon bieden. Folly Farm valt namelijk vooral op in schaal. Het landhuis is van een enorme grootte, toch weet Lutyens goed om te gaan met die schaal. “In its final form, Folly Farm is notable for its enormously spread-out plan, which could have degenerated into rambling incoherence were it not for Lutyens’ great ability to give distinct significance to each of the two sections, connected by his eventful ‘gain - in - space’ circulation” (O’Neill, 1980). Folly Farm wordt gezien als het meest extravagante werk dat Lutyens maakte. De compositie waarbij de gigantische schoorstenen en de lange corridor een belangrijke rol spelen hebben wellicht geen functionele verantwoording maar zijn op hun vreemde manier toch bescheiden in vorm en toedracht, waarmee we Lutyens zijn extravagantie kunnen vergeven (Gradidge, 1981). Toch moet worden gezegd dat Lutyens hier balanceert op de grens van het boerenbouwen zoals ik die bij mijn observatie schets. Zijn vroege werk, zoals Orchards en Deanary Garden, kun je zien als een duidelijkere architectuurvorm van het boerenbouwen. In de landhuizen die Lutyens ontwierp zijn talloze onbruikbare details te vinden, die moesten bijdragen aan de juiste compositie van het exterieur. Een voorbeeld hiervan is het onbruikbare dakvenster boven de entreepoort van Orchards. Dit element werd toegepast om een gebalanceerde compositie te krijgen in de gevel (Gradidge, 1981). Ook de vormgeving van de schoorstenen droeg bij aan het versterken van het karakter van het landhuis. “As an early architecture, the chimney-stacks have almost become the pieces the resistance of the building as the deliberately and resolutely raise their heads aloft” (Muthesius, 1904). Vooral de gevel van zijn ontwerp voor Tigbourne Court laat zien dat de schoorstenen een belangrijke plek innamen in de compositie. Net als dat Lutyens in dit ontwerp liet zien dat hij het voor elkaar kreeg om de plattegrond met al zijn ideeën hierover te laten passen bij het gevelontwerp (O’Neill, 1980). Het wijst mede aan dat Lutyens op zoek was naar de maximale mogelijkheden die het boerenbouwen in zich had. Hij ging daarin soms zo ver dat hij doelmatig zocht naar een picturesque stijl. De vorm als geheel, dan wel het verhaal dat Lutyens wilde vertellen met zijn ontwerpen, kregen hiermee een eigen functie.

157


robbert guis

158

CONCLUSIE Het engelse landhuis


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

Lutyens ontwerpt ruimten die je kunt begrijpen. Doordat ruimten bedacht zijn naar het specifieke gebruik van haar bewo ners genereert deze een dynamische ruimtelijkheid. De architectuur ontleend zijn bestaan hierdoor aan het programma. Lutyens zoekt hierbij naar de maximale mogelijkheden.

159


robbert guis

160

PARALELLEN

het hedendaagse landhuis


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

Er zijn tal van vergelijkingen gemaakt tussen de architectuur van landhuizen in Engeland en de modernistische, functionele architectuur. De architectuur van het Engelse landhuis had invloed op de verdere ontwikkeling van de architectuur. “De Arts en Crafts - beweging werd vaak opgevat als een voorloper van het modernisme, ingegeven door het verlangen van moderne architecten en geschiedschrijvers om de dynamische ruimtelijkheid als een typisch moderne eigenschap te claimen” (Van Gameren, 2005) Toch lijkt het landhuis een onderbelicht onderwerp in de architectuur van de laatste decennia. In de literatuur is bijvoorbeeld geen duidelijke verschil te vinden tussen de villa en het landhuis. Toch mag je van het landhuis verwachten dat deze, op welke manier dan ook, een relatie is tussen huis en land. Zoals architecten van Engelse landhuizen dit deden: “they imply an environmental point of view in architecture” (Muthesius, 1906) Dit maakt dit type huis een speciale verschijning omdat ze niet alleen uitgaat van zichzelf, passend naar gebruik, maar ook het landschap als groter schaal element betrekt bij het ontwerp. Iets dat bij boerderijen in zijn meest pure vorm is ontstaan. De 9 thema’s van het boerenbouwen zijn daarom meer dan eens terug te vinden in hedendaagse architectuur van woonhuizen. In dit deel bespreek ik de parallellen van sommige villa’s, dan wel landhuizen, met het boerenbouwen. Deze overeenkomsten zijn van waarde omdat een zelfde soort functionele architectuur ten grondslag ligt als bij het boerenbouwen.

LACATON + VASSAL, MAISON KEREMMA IIn de duinen van de Bretonse noordkust in Frankrijk werd in 2005 het huis Keremma gebouwd. Het huis bestaat uit drie identieke volumes die in een halve cirkel los geplaatst zijn. De objecten verschillen enkel in interieur. Er zijn verschillende parallellen te vinden met het boerenbouwen. Allereerst de compositie van objecten, deze wordt duidelijk vertegenwoordigd doordat het plan bestaat uit drie verschillende volumes die ieder een eigen programma herbergen. Het middelste huis biedt ruimte aan een woonkamer met keuken en een grote slaapkamer. Het object links hiervan biedt ruimte aan meerdere slaapvertrekken en een kleine woonkamer met keuken. Het object aan de rechterkant kan gebruikt worden voor verschillende doeleinden en is in potentie de meest generieke ruimte. Er is plaats voor het stallen van een zeilboot. Daarnaast zorgt dit volume,

161


robbert guis

doordat deze gebouwd is met een kasconstructie, voor extra leefruimte in het voor- en na seizoen. Door de composite van deze drie objecten, met hun ‘rug’ naar de kust, en door bomen rondom het erf te plaatsen, ontstaat er een omsloten buitenruimte. Hier is het mogelijk op een beschutte plek buiten te zitten. “In contrast to traditional architecture, architecture of this kind has a lot in common with clothing” (Ruby, 2006). Lacaton en Vassal vinden veel inspiratie voor hun werk in de Afrikaanse traditionele architectuur. “In Africa it is easy to live outside with a more or less transitory architecture (tent or hut) that can be easily altered. The European climate is different. At certain times the wheather is not so pleasant, and in order to experience a certain wellbeing one must adapt the house climatically to some extent. Greenhouse architecture manages this climatic adaptation best” (Ruby, 2006).

162

Voor Lacaton en Vassal ligt de architectonische en technische kwaliteit van een bouwmateriaal niet in de originele bedoeling ervan, maar meer in wat je er in potentie allemaal mee kan doen . De traditionele architectuur van Afrika heeft hier veel voorbeelden van, waar Lacaton en Vassal zich door lieten inspireren (Ruby, 2006). Maar ook op een andere manier heeft Afrika het werk van Lacaton en Vassal beïnvloed. Jean-Phillipe Vassal woonde een aantal jaren in Niger, waar hij zijn eigen huis bouwde met lokale materialen. Het bijzondere van het huis was vooral de exacte plek waarop het gebouwd werd. Tegen alle lokalen gebruiken in bouwde hij het huis boven op een duin in de woestijn. Terwijl het gebruikelijk is tegen de duin zelf aan te bouwen zodat je direct wordt beschermd tegen de felle wind. De reden voor Jean Philippe Vassal om zijn huis toch bovenop de duin te bouwen was het intense contact met de omgeving die alleen vanaf deze plek kon worden ervaren. Niet alleen het uitzicht over de vallei, maar ook de wind bracht een koele bries vanuit de rivier. In de avond bood deze plek uitzicht op de verlichte dorpen die iets verderop lagen. Hierdoor is het huis niet gebonden aan het kavel waarop het zich bevindt, maar trekt het zich al de ruimte eromheen aan, wat visueel wordt ervaren maar bovenal ook met het geluid, de geur en het gevoel. Zo proberen Lacaton en Vassal in al hun projecten deze perceptie van landschap en architectuur met vervagende grenzen


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

terug te brengen. “Their architecture is unmistakely characterized by a desire of the faraway” (Ruby 2006). Deze ‘faraway’, verte, wordt door Lacaton en Vassal op drie manieren toegepast; als een enscenering door het uitzicht op het landschap te integreren in de vorm van het gebouw, als een voorstelling door middel van eigen beelden die je van het landschap kent en door de ‘faraway’ te gebruiken als conceptuele referentie voor het project. Dit komt dicht in de buurt van het ontwerp dat Lacaton en Vassal maakten voor het huis in Keremma en maakt ook een duidelijke connectie met het thema poorten en openingen van het boerenbouwen. Het huis biedt de mogelijkheid zich te schikken naar zijn omgeving doordat de drie losse objecten door middel van grote schuifwanden zijn te verbinden met elkaar. Zo ontstaat een beschutte plek, waar de wind nog slechts is te ervaren als geluidsbron. Deze bruikbaarheid die Lacaton en Vassal in dit landhuis verenigen met een specifieke beleving van de context maakt het project bijzonder. THAM & VIDEGARD, SÖDERÖRA Het zomerhuis Söderöra bevindt zich in de Stockholm Archipelago, een groene eilandengroep voor de kust van de Zweedse hoofdstad. Het huis is klein van omvang maar door de ruimtelijke opzet biedt het allerlei mogelijkheden om rondom te gebruiken. In basis bestaat het plan uit een grote centrale leefruimte, de hal, welke op noord-oost en zuid-west een groot venster heeft met uitzicht op de beboste omgeving. Het karakter van de hal wordt benadrukt door het dakvenster dat als een telescoop op de hemel is gericht. In de vier hoeken van het rechthoekige blok bevinden zich de twee slaapvertrekken, opslagruimten en de badruimte. Deze ruimten zijn enkel te bereiken via de overdekte buitenruimten op noord-west en zuid-oost. Welke allebei zowel fungeren als entreeportaal, als loggia. De leefruimte in het midden geeft uitzicht naar vier kanten, maar deze zijn alle anders van karakter. Dit komt doordat de ruimte meerdere functies herbergt terwijl het uitzicht steeds vergelijkbaar is. De openingen in de gevel functioneren op verschillende manieren. Ze zorgen voor de connectie met de specifieke ruimten, zoals de slaapkamers, maar zijn ook te gebruiken om overdekt buiten te zitten. Dit bevordert het leven rondom het object enorm. Omdat er geen voor- of achterkant is komt het object los te

163


robbert guis

staan van de plek waarop het zich bevindt. Dit is te vergelijken met het traditionele Hollandse Hallenhuis welke ook geen duidelijk verschil had tussen voor en achter en vanuit beide kanten was te gebruiken. OFFICE KERSTEN GEERS DAVID VAN SEVEREN, VILLA BUGGENHOUT Een boer in het Belgische Buggenhout had een stuk ongebruikt land op zijn erf aan de rand van de weg. Door de gemeente werd toegestaan dat hier nog vier kavels bebouwd konden worden. De boer greep deze kans aan om wat geld te verdienen en verkocht de kavels. Nadat drie kavels werden bebouwd met de alom bekende catalogus villa’s, kreeg het architectenbureau OFFICE van Kersten Geers en David van Severen de opdracht een huis te ontwerpen voor het laatste kavel, tweede van links. In plaats van gebruik te maken van de gehele kavel, kozen de architecten ervoor om een rand van drie meter rondom ongebruikt te laten. Het effect hiervan

164

is dat het huis op een eiland komt te staan en geen enkele connectie maakt met de buren. Alleen het grootse uitzicht aan de voor en achterkant krijgt daarmee de nadruk. Het huis bestaat uit twee lagen die zich beide binnen hetzelfde stramien bevinden. De plattegrond is vierkant van vorm en is opgedeeld in 9 gelijke vakken van ieder Âą3 meter. In het plan is min of meer een onderscheid gemaakt tussen zomer- en wintervertrekken. Op de begane grond bevinden zich de zogenoemde zomervertrekken met een glazen gevel. De verdieping daar bovenop is een meer gesloten doos met grote schuifpanelen als vensters die voor- en achteruitzicht bieden op het landschap. De binnenste ruimte in het grid kan gezien worden als de hal, hier bevindt zich de trap naar boven en is ruimte voor overlap van activiteiten in naastgelegen ruimten. De ruimten om de hal hebben ieder een specifieke functie al is er elke keer sprake van een zogenaamde overlap. De woonkamer grenst aan een werkkamer, een slaapkamer aan de badruimte. Op de begane grond zijn de kamers in alle vier de hoeken niet voorzien van een glazen gevel. De ruimten zijn min of meer in de buitenlucht al worden ze overdekt door de bovenverdieping. Dit geeft een mooie overlap weer tussen ruimten voor zomer- en wintergebruik. De zomervertrekken zijn qua gebruik te vergelijken met het bakhuis bij de Zeeuwse boerderij. Dit kleine huis werd niet alleen gebruikt voor het bakken


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

van brood maar ook als leefruimte tijdens de zomer. Het bakhuis was rondom gemakkelijk in gebruik, in de zomer kon er ook worden gekookt. De ruimtelijke organisatie is erg streng bij Villa Buggenhout omdat alles in het duidelijke grid is samengebracht. Toch is er sprake van ruimten met verschillende condities. Dit komt onder andere doordat het huis bestaat uit geschakelde ruimten. De functies lopen in elkaar over, terwijl er een duidelijke ruimtelijke scheiding is. De parallellen met het boerenbouwen lijken niet direct zichtbaar maar zijn op een andere manier toegepast. Er is bijvoorbeeld duidelijk sprake van twee omsloten buitenruimten tussen de hagen en het huis. Het verschil in uitvoering is alleen dat het huis zich nu in het middelpunt bevindt. Toch is er duidelijk sprake van het feit dat de architecten door middel van een aantal slimme middelen een buitenruimte proberen te omsluiten. Dit keer niet zozeer voor natuurlijke invloeden maar juist om privacy te creëren en contact met de naastgelegen buren te beperken. Villa Buggenhout is daarom een hedendaags landhuis, niet alleen omdat enkele thema’s van het boerenbouwen overeenkomen maar vooral omdat het huis een zelfde soort functionaliteit en pragmatiek kent. “In tegenstelling tot de minimalisten van de vorige generatie willen ze geen maximaal ontwerp om tot een uitgezuiverd resultaat te komen. Evenmin zijn ze op zoek naar ingewikkelde oplossingen. De achterkant van het ontwerp mag zichtbaar zijn. Een huis is meer dan een diagram van functies. Het is dan ook hun doel om een abstract kader te ontwerpen, waarin het leven zich zonder vooropgestelde eisen of functies kan afspelen” (Bouchez, 2008). POWERHOUSE COMPANY, SPIRAALHUIS In de Franse regio Bourgondië, in de plaats Beaune, ontwierp en realiseerde het bureau Powerhouse Company tussen 2005 en 2009 een uitbreiding van een boerderij. Het programma van het huis werd hiermee verdubbeld in oppervlakte. De uitbreiding is vormgegeven als een spiraal die de meer publieke en meer private ruimten met elkaar verbindt. Deze spiraal maakt door zijn vorm een intieme patio. Charles Bessard en Nanne de Ru, beiden architecten van het plan, noemen de spiraal niet alleen een uitbreiding van het huis, maar ook een uitbreiding van de manier van leven van de familie. Zij proberen daarmee, zoals zij het zelf verwoorden: “a continuous loop for living” te creëren. Hiermee lijken

165


robbert guis

Bessard en De Ru een extra programma toe te voegen aan het huis. Charles Bessard legt bij een interview voor het tijdschrift MARK uit dat de klant van dit project een huis wilde waarover gepraat zou kunnen worden. Powerhouse Company veronderstelde bij aanvang van het ontwerp daarom twee dingen. Allereerst stond de oude boerderij ‘verlaten’ op een enorm plot. “Despite its traditional architecture, the existing house struggled to ‘occupy’ the ground” (De Ru, 2011). Ten tweede concludeerden zij dat, hoewel de klanten een volledig scheiding tussen de gastenkamers en hun private ruimten wilden, gastvrijheid ook betekent dat je je open moet stellen. Iets wat met een programma van deze grootte een uitdaging is. “On the contrary, the larger the dwelling, the more formalized the way it is used, with clear boundaries between semi-public spaces and the private domain and a sharp distinction between what Louis Kahn called served and servant spaces. Powerhouse Company give their own touch to this aspect of planning by giving each room a distinct spatial

166

designation” (Ibelings, 2011). Het ontwerp voor Spiraalhuis van Powerhouse Company maakt een duidelijke link naar het thema dubbele routing binnen het boerenbouwen. De bestaande trap in de boerderij blijft intact terwijl het nieuwe bouwdeel, het spiraal, ook zorgt voor een route van de begane grond naar de eerste verdieping in de boerderij. Langs die route door het spiraal bevinden zich allemaal ruimten die verbonden zijn met de helling. De vorm van het object, het spiraal, heeft tegelijkertijd invloed op drie andere thema’s namelijk hiërarchie in vorm, silhouet en de omsloten buitenruimte. Dit maakt dit landhuis dan ook bijzonder interessant. Door middel van het toevoegen van een specifiek object aan een bestaande onopvallende boerderij ontstaat een huis waarover gesproken kan worden. Een landhuis dat deze plek kan innemen doordat er een duidelijke herkenbaarheid ontstaat. Dit is om die reden dan ook te vergelijken met Folly Farm en Le Bois des Moutiers van Edwin Lutyens begin twintigste eeuw. Lutyens probeert hier met zijn toevoegingen aan de bestaande boerderijen dezelfde kwaliteit te genereren. Een andere vergelijking met architecten uit de Arts and Crafts beweging is ook te maken. Zoals Hans Ibelings omschreef wil Powerhouse Company elke ruimte een eigen ruimtelijke duiding geven. Waarbij een individueel karakter wordt


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

gegeven aan afzonderlijke plekken in huis. Dit wordt bereikt door veel aandacht te besteden aan details, welke te vergelijken zijn met de Engelse bouwtraditie van het landhuis “We like the British hightech tradition, not its aesthetics, but its craftmanship is important to us” (Bessard, 2008). OMA (REM KOOLHAAS EN XAVEER DE GEYTER) VILLA DALL’AVA Villa Dall’Ava is gelegen in een heuvelachtige buitenwijk van Parijs, vlak bij Boulogne Billancourt. De wijk bestaat voor een groot deel uit grote vrijstaande woonhuizen op een eigen perceel. Ieder huis presenteert zich zelfgenoegzaam als het centrum van de wereld, hoewel het verval aan de bladderende verf af te lezen is (Lootsma, 1992). Villa Dall’Ava onttrekt zich aan alles wat de wijk is, het was en is een nieuw huis dat iets surrealistisch heeft. In de tekst ‘Onze nieuwe zakelijkheid’ haalt Rem Koolhaas, architect van Villa’Dal Ava, Raymond Hood aan. Hij zegt:”De plattegrond is van het grootste belang omdat alle menselijke activiteiten op de grond plaatsvinden” Volgens Koolhaas bedoelde hij hier “een functionalistische architectuur mee die niet bezeten is van de vorm maar die de ‘grond’ (dat wil zeggen het oppervlakte van de aarde) structuren van menselijke gedrag in nooit vertoonde samenhangen en katalysatorisch werkende combinaties voorstelt en schept. OMA houdt zich bezig met een vernieuwing van de traditie van het zogenaamde functionalisme, een functionalisme waarbij het gaat om een campagne voor het programmatische denken” (Koolhaas ,1981). De klant voor het huis was de familie Boudet, zij hadden van begin af aan de wens te wonen in een icoon voor de architectuur. Zij wilden een glazen huis met een zwembad op het dak, iets wat volgens Koolhaas een tegenspraak was. Daarnaast wilden ze een panoramisch uitzicht over de stad Parijs en twee losse ‘appartementen’ voor de ouders en voor de dochter. “Samen met Xaveer de Geyter realiseerde Rem Koolhaas een ontwerp dat aan alle eisen van de opdrachtgever tegemoet kwam” (Lootsma, 1992). Het ontwerp van het huis is behoorlijk radicaal al valt dit op het eerste gezicht mee. De hellingbaan doet direct denken aan Villa Savoya van Le Corbusier maar de totale compositie van het bouwwerk is veel instabieler van vorm. “In werkelijkheid is het meest bepalende element van het huis de verdieping op de

167


robbert guis

begane grond. Een rondom glazen doos biedt plaats aan gemeenschappelijke woonfuncties als koken, eten en zitten” (Loostma, 1992). Hiermee is er direct een duidelijk parallel te vinden met een thema uit het boerenbouwen. De hal speelt ook in het ontwerp van Villa Dall’Ava een centrale rol, zoals eerder ook al duidelijk was bij het werk van Lutyens. Het is de enige generieke ruimte die het huis kent, de overige vertrekken bieden ruimte voor directe personen. Zo is er een muziekkamer voor meneer Boudet in het basement waar hij ongestoord geluid kan maken. Er is een apart appartement met een werkruimte voor mevrouw Boudet en een slaapvertrek voor haar en haar man, dat als een losse doos op het huis lijkt te zijn geplaatst. Een zelfde doos is er ook voor hun dochter, die een los appartement heeft aan de straatzijde. Om het generieke karakter van de gemeenschappelijke leefruimte te benadrukken past Koolhaas twee dingen toe. Allereerst zijn er schuifpanelen geplaatst langs de glazen pui gericht op de buren. Zo is de mate van open en gesloten

168

bij te stellen. Ten tweede loopt de vloer binnen direct over in het gras van buiten en “in de zomer kunnen de bijna drie meter lange glazen puien op de hoek geheel worden weggeschoven, zodat er geen enkele fysieke begrenzing tussen binnen en buiten meer bestaat” (Lootsma, 1992). De grote glazen deuren zijn te vergelijken met de poorten en openingen zoals je die terug vindt in het boerenbouwen. Rem Koolhaas maakt hiermee dus een direct voelbaar contact met de grond in plaats van dit alleen visueel te doen. De specifieke ruimten zijn alle ontworpen als individuele cellen die in zijn geheel autonoom kunnen bestaan. Dit komt vooral doordat het huis beschikt over een dubbele routing. Er is een helling die leidt naar de leefruimte op de begane grond. Hiervandaan zijn er afzonderlijke trappen naar de appartementen bovenop. Er is zelfs nog een apart trapje dat een snelle verbinding mogelijk maakt van de muziekkamer van meneer Boudet naar zijn slaapvertrek. Het dak met het zwembad in het midden is te bereiken via beide appartementen. Waardoor het zwembad zo ook weer een generieke ruimte wordt, waarbij de stad Parijs wordt betrokken. Zoals Jean Phillipe Vassal de verte wil betrekken bij zijn ontwerpen. Wanneer je het dak betreedt van Villa Dall’Ava wordt het idee van Koolhaas pas echt duidelijk. “Van daaruit heeft men meteen een prachtig en ongestoord uitzicht op Parijs en de Eiffeltoren. Men kijkt over het zwembad en


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

over de daktuin op het appartement van de dochter dat iets lager gelegen is. ‘s Avonds en ‘s nachts steekt de Eiffeltoren goud verlicht af tegen de horizon. Het is een schouwspel dat herinneringen oproept aan de romantische landschappen van Caspar David Friedrich of John Martin waarin de mens nietig tegenover de grootse maar ook gevaarlijke schoonheid van de natuur staat: het is subliem. De metropool heeft hier de plaats van de natuur ingenomen” (Loostma, 1992). De stad wordt een landschap, het stadslandschap en Villa Dall’Ava is een landhuis. Villa Dall’Ava is een opmerkelijke en herkenbare verschijning in de straat waar zij zich bevindt. Maar niet het silhouet van het huis is belangrijk, juist die van de stad, met de Eiffeltoren als symbool, wordt op een podium geplaatst om zo te aanschouwen. Het huis verstopt zich op een slimme manier in het landschap om zo ongestoord toe te zien welke gebeurtenissen zich voltrekken. Op de schaal van het landschap verdwijnt het huis, omdat ze zich ondergeschikt maakt aan haar omgeving. De belangrijkste conclusie is dat Villa Dall’Ava gezien kan worden als een manifest voor het woningontwerp. “Het huis is een sociale condensator die nieuwe vormen van gedrag kan generen” (Lootsma, 1992). Het idee dat het boerenerf wordt vormgeven naar bestaande gebruiken en rituelen van haar bewoners keert Koolhaas met Villa’ Dall Ava om. Zodat het huis nieuwe gebruiken en rituelen kan generen voor haar gebruikers, terwijl daaraan een zelfde vorm van functionele architectuur ten grondslag ligt.

169


robbert guis

170

CONCLUSIE hedendaagse landhuizen


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

Als architect kun je dit omdraaien. Ontwerp ruimten die zo interessant zijn dat ze aanzetten tot bepaalde vormen van gebruik en bepaalde rituelen. Zo ontleend het programma zijn bestaan deels aan de architectuur. Dit principe kan je uitbuiten met een architectuur dat activiteiten genereert.

171


robbert guis

172

AGENDA

het boerenbouwen


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

Boeren maken ruimte om in te bedrijven. Doordat de ruimte bedacht is naar het gebruik en de rituelen van haar bewoners is deze relevant. De architectuur ontleent zijn bestaan hierdoor deels aan het programma. De boer maakt zo op zijn manier architectuur. Lutyens ontwerpt ruimten die je kunt begrijpen. Doordat ruimten bedacht zijn naar het specifieke gebruik van haar bewoners genereert deze een dynamische ruimtelijkheid. De architectuur ontleent zijn bestaan hierdoor aan het programma. Lutyens zoekt hierbij naar de maximale mogelijkheden. Als architect kun je dit ook omdraaien. Ontwerp ruimten die zo interessant zijn dat ze aanzetten tot bepaalde vormen van gebruik en bepaalde rituelen. Zo ontleent het programma zijn bestaan deels aan de architectuur. Dit principe kan je uitbuiten met een architectuur die activiteiten genereert. De architecten uit mijn analyses, zowel bij het Engelse Huis als bij de hedendaagse voorbeelden, maakten gebruik van de negen thema’s van het boerenbouwen. Dit deden zij ieder op hun eigen manier, maar belangrijk is te concluderen dat ze deze ruimtelijke aspecten met hun oog voor bruikbaarheid tot een architectonisch werk verhieven. De thema’s vertellen over een vorm van architectuur die is gebaseerd op het gebruik van en de beweging door een gebouw. Er zijn bouwstijlen parallel ontstaan aan het boerenbouwen die deze waarden delen. Hoewel ze alle verschillen in toepassing van deze waarden, veroorzaken ze een architectuur die passend is naar gebruik. Maar dit is niet het enige, de architectuur van landhuizen verbindt zich, op welke manier ook, met het landschap. Niet alleen vanuit het perspectief van de gebruiker, maar ook uit die van de aanschouwer. Landhuizen gedragen zich als een regisseur van het landschap. Dat karakter hebben ze aangeleerd door enerzijds te kijken naar functionele architectuur zoals die door boeren wordt gebouwd, en anderzijds de boer als landschapsregisseur te zien. Zoals ook Lutyens probeerde een greep te hebben op het omliggende land van het huis, door samen met Getrude Jekyll veel aandacht te besteden aan de tuin in relatie tot het huis. Maar ook Lacaton & Vassal, OFFICE KGDVS en OMA proberen ieder grip te krijgen op het landschap. Dit maakt deze vorm van architectuur zo bijzonder, omdat er een integratie plaatsvindt van thema’s op verschillende schaalniveaus.

173


robbert guis

De architecten ontwierpen ruimten die niet alleen vanuit vormgeving aantrekkelijk waren maar juist door hun mogelijkheden in de manier van gebruik. Dit kwam mede tot stand doordat er een of meerdere van de negen thema’s werd3n toegepast in het ontwerp. De negen thema’s van het boerenbouwen kunnen daarom gezien worden als de abstracte karakteristieken van een architectuur die uitgaat van bruikbaarheid, of ‘Fitness to Purpose’ zoals architect C.F.A. Voysey dit noemde. Wanneer de vorm de functie volgt, ontstaat interessante architectuur, een architectuur die niet een statisch maar juist een dynamisch object voortbrengt. De beweging door een bouwwerk maakt dat de gebruikers zelf de expressie zijn en de architectuur een kader waarbinnen dit mogelijk is. Dit betekent niet dat dit kader geen herkenbaar object mag zijn op zich zelf. Zolang het kader - de materialen en vormen - maar een expressie is van de functie die zij dient. Zodat ook de beleving van de aanschouwer in het landschap van waarde wordt.

174

Architecten moeten de kwaliteiten van het boerenbouwen serieus nemen, net als de Arts and Crafts beweging dit deed, om deze zo op hun eigen manier in te zetten voor hedendaagse architectuur. “The inherent artistic charm of these buildings was now recognised and with it the qualities they had to offer as prototypes for the smaller modern house” (Muthesius, 1904). Met dit onderzoek en het gebruik hierbij van de negen thema’s probeer ik de ‘artistic charm’ van het boerenbouwen ook te erkennen, om dit zo weer opnieuw te kunnen toepassen. Nieuwe vormen van woningbouw moeten juist beïnvloed worden door oude, om zo de architectuur te ontwikkelen. Dit maakt dat nieuwe vormen een plek kunnen krijgen op de agenda. Er worden te weinig prototypes ontwikkeld voor het landschappelijke wonen in Nederland. Zoals Landhuizen voorop gingen in de ontwikkeling van woonvormen voor de latere suburbane wijken in Engeland. Villa Dall’ Ava in Parijs is als manifest een eenling. Het Nederlandse landschap kent een traditie van verandering die uitermate geschikt is voor vernieuwing. Ik pleit daarom voor een nieuwe agenda voor de landelijke architectuur, een nieuwe agenda voor huis en land. Een nieuwe architectuur op het boerenland moet programma’s generen. Zoals


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

bijvoorbeeld het huis Villa Dall’Ava, ontworpen door Rem Koolhaas en Xaveer de Geyter, doordat er meerdere verticale routes door het huis lopen zijn er meerdere manieren om je te bewegen door de ruimten. Dit maakt het mogelijk dat beide slaapkamers los van elkaar functioneren maar op het dak beide toegang geven tot het zwembad en terras. De manier van het organiseren van de ruimten is niet zo zeer bedacht op bestaande rituelen van de bewoners maar nodigt wel uit tot een bepaalde manier van actief gebruik in, op en aan het huis. Dat iedere ruimte een los volume is met een eigen functie maakt de schakeling en de organisatie zeer aantrekkelijk. GEBEURTENISSEN Een nieuwe beleving van het landschap op een hoger abstractieniveau is naar mijn mening ook nodig. “In 1770 beweert de invloedrijke kunstkenner Horace Walpole dat de nieuwe kunst van het tuinontwerp Engeland had veranderd in een land waarin ‘iedere reis een aaneenschakeling van mooie plaatjes is geworden’. De preoccupatie met het schilderachtige bij het ontwerpen van zowel gebouwen als tuinen vormde de basis voor een 18e - eeuwse artistieke stroming die tegenwoordig ‘picturesque’, pittoresk, wordt genoemd” (Watkin 1987, p373). Deze benadering door Horace Walpole is nog steeds relevant alleen is het van schaal veranderd. Het toneel heeft zich verplaatst naar de stad, de plek waar architectuur nu wordt gezien als manier om ‘mooie plaatjes’ te maken waar langs gereisd kan worden. Het werk van de achttiende eeuwse kunstenaar Karl David Friedrich werd door Bart Lootsma dan ook niet voor niets vergeleken met Villa Dall’ Ava van Rem Koolhaas. Dat het toneel is verplaatst is ook af te leiden uit studies van Rem Koolhaas in zijn boek S,M,L,XL en zijn kijk op de architectuur van metropolitane steden. “The series of photographs, as a storyboard of events along the (Berlin) wall, already hints at the later introduction of the scenario as a guiding force in creating architecture” (Schrijver, 2008). Het huidige idee van het platteland zet de architectuur juist weg als een storing op de zender. Terwijl architectuur als duiding van de aanwezigheid van de hedendaagse mens volgens mij juist de manier is om deze weer aantrekkelijk te maken voor gebruik, in welke vorm dan ook. Een aaneenschakeling van ‘gebeurtenissen’ zou in ieder geval kunnen bijdragen aan het herstellen van de sociale structuren.

175


robbert guis

HUIS EN LAND De negen thema’s van het boerenbouwen, samen met de ideeën van Lutyens en de hedendaagse architecten kun je vertalen naar vier duidelijke ontwerpstrategieën voor de toekomst van de architectuur van het landhuis. Zoals in het model op de rechterpagina is te zien werden deze strategieën van oudsher met de klok mee toegepast. De nieuwe manier van toepassen van boerenbouwen gaat tegen de klok in en genereert hiermee nieuwe vormen van gebruik. COLLECTIE Het huis als een samengesteld object van verschillende ruimten, dat herkenbaar en begrijpelijk is van vorm. Vanuit de hoge dichtheid, in de compacte vorm, ontstaan verschillende relaties tussen ruimten onderling die de bruikbaarheid van het huis kunnen versterken.

176

HET GROTE TUSSEN De hal als intermediair tussen alle gebruiksspecifieke ruimten. Het idee van losse ruimten met elk een individueel karakter, met een gerichte functie in contrast met een ruimte die generiek is, meerdere functies kan dienen maar vooral zorgt voor overlap. LAND Een koppeling tussen huis en land waarbij het huis niet gebonden is aan enkel de directe omgeving, maar zich de verdere ruimte er omheen aantrekt. Een architectuur die ontwerpt vanuit het idee dat mensen bewegen op de grond en zo structuren van menselijk gedrag schept. Waaruit een directe relatie met het land voortkomt. OP AAN IN Het huis zien als een object waar op, aan en in geleefd kan worden. Dit vraagt om een architectuur die bruikbaarheid stimuleert en programma genereert.


HUIS EN LAND

PROGRAMMA

LAND

het boerenbouwen

BELEVING

ORGANISATIE

GEBRUIK

OP AAN IN

COLLECTIE

HET GROTE TUSSEN

177


robbert guis

Amery C. (e.d.)(1981), Lutyens; the work of the English architect Sir Edwin Lutyens (1869-1944), Hayward Gallery London, Arts Council of Great Britain, 1988 Armstrong, J.R. (1979) Traditional Buildings - accessible to public, EP Publishing Ltd., West Yorkshire, 1979 Bessard, C. Ru, N. de (2011) Powerhouse Company : ouvertures, Hatje Cantz Verlag, Ostfildren (DK) 2011

178

Bos, K., Bosch, J.W., Andela, G.(2008) Landschapsatlas van Walcheren : inspirerende sporen van tijd, Bos & Bottcher publiciteit, Koudekerke 2008

Boerderij-Onderzoek, Stichting Matrijs, Utrecht, 2002 Fockema Andreae,S.J., Hekker, R.C. en Kuile, E.H. ter, (1957) Duizend jaar bouwen in Nederland (2 delen). Allert de Lange, Amsterdam 19571958, gepubliceerd op internet: http://www.dbnl.org/tekst/fock001duiz01_01/colofon.htm, 2008 dbnl Franklin, J. (1981) The Gentleman’s Country House and its plan (18351914), Routledge & Kegan Paul, London, 1981 Gameren, D van. (2005) Revisies van de Ruimte, NAi Uitgevers, Rotterdam

Bouchez, H., (2008) Ruimte aan traagheid, De Architect Jaargang 39, februari 2008, Sdu Uitgevers, pag 62-65

Goedseels, V. (1978) Hoeven op land gebouwd; een verhaal van boerderijen, landschappen en mensen, Lannoo 1978

Brier, Max-André, (1984) Normandie, l’architecture rurale de francaise, editions A Die, Parijs,1987

Gradidge, R. (1981) Edwin Lutyens, Architect Laureate, George Allen & Unwin ltd, London, 1981 Kornwolf, J.D. (1972) M.H. Baillie Scott and The Arts and Crafts Movement, The Johns Hopkins Press, Londen, 1972

Brunskill, R.W. (1971) Illustrated handbook of vernacular architecture, Faber & Faber, London, 1978 Calame, F. (1992) Picardie, l’architecture rurale de francaise, editions A Die, Parijs, 1992 Cruyningen, P.J. van. (2003) Boerderijbouw in Zeeland : van de tiende tot de twintigste eeuw, Stichting Historisch

Lootsma, B. (1992) Manifest van OMA, Villa Dall’Ava in Parijs, De Architect, Jaargang 23, maart 1992, Ten Hagen bv, pag 29-43 Mercer, E. (1975) Vernacular Houses, a study of traditional farmhouses and


HUIS EN LAND

het boerenbouwen

cattages, Het Majesty’s Stationery Office, London, 1975

Trefois, C. (1977) Oude hoeven in Vlaanderen, Aurelia Books, Brussel, 1977

Muthesius, Hermann (1904) The English House, Granada Publishing Limited in Crosby Lockwood Staples, London, 1979

Watkin, D. (1987) De westerse architectuur, een geschiedenis, Nijmegen: SUN, 2001

O’Neill, Daniel, (1980) Sir Edwin Lutyens country houses, Lund Humphries, London, 1980

Weeber, L. (2005) Ontwerp van het kleine woonhuis, een plandocumentatie, SUN uitgeverij, Amsterdam, 2005

Ruby, I. en Ruby, A. (2002) Extra Space, Extra Large, On the Recent Work of Lacaton & Vassal, 2G Libros/ Books, Editorial Gustavo Gili, Barcelona, 2002 Ruby, I. en Ruby, A. (2002) Naive Architecture, Notes on the Work of Lacaton & Vassal, 2G Libros/Books, Editorial Gustavo Gili, Barcelona, 2002 Schrijver, Lara (2008) “OMA as a tribute to OMU: exploring resonances in the work of Koolhaas and Ungers” The Journal of Architecture volume 12, no. 3 (2008), 235-261. Stamp, Gavin (2001) Edwin Lutyens country houses : from the archives of country life, Aurum Press Limited, London, 2012 Tham, Videgard (2011) Out of the real : Tham & Videgard Arkitekter

179



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.