9 minute read
IN THE PICTURE
from H2O mei 2021
by H2O magazine
Frederic Béen (34), onderzoeker bij KWR in de groep chemische waterkwaliteit en gezondheid Locatie: het laboratorium op het hoofdkantoor in Nieuwegein
YOUNG WATERPROFESSIONALS
WIE
“Omdat we met behulp van scheikunde onszelf en alles om ons heen kunnen karakteriseren,” werd Frederic Béen al in zijn schooltijd ‘verliefd’ op scheikunde. Daarom koos de jonge Zwitser in eerste instantie voor een studie aan de ETH, de befaamde Technische Universiteit van Zürich. Uit nieuwsgierigheid ging hij mee met vrienden naar een introductiedag van de universiteit in Lausanne. Daar ontdekte hij het bestaan van de faculteit forensische wetenschap en de studie forensische chemie. Zijn belangstelling was gewekt. “Hier kon ik én scheikunde studeren én leren om die kennis toe te passen op een heel uniek gebied.” Na zijn afstuderen vroeg een professor hem een promotieonderzoek te doen naar het analyseren van drugsresten in rioolwater. Om zo te kunnen bepalen waar welke drugs worden gebruikt. En hoeveel. Toen, in 2010, ontstond zijn belangstelling voor wateranalyse. Bij het Toxicologisch Centrum van de Universiteit van Antwerpen kon hij met een beurs werken aan het toepassen van rioolwateranalyse bij het monitoren van zogeheten emerging contaminants. Dat zijn chemische stoffen waaraan mensen worden blootgesteld en die een negatieve invloed hebben op de volksgezondheid. Sinds september 2018 zet hij soortgelijk onderzoek voort bij KWR.
TEKST BARBARA SCHILPEROORT
WAAR
Het laboratorium op het hoofdkantoor in Nieuwegein, tussen de meetapparatuur en de computers. “Sinds de uitbraak van het coronavirus ben ik betrokken bij het onderzoek naar de manier waarop we via afvalwateranalyse kunnen volgen hoe het virus circuleert. En ik doe onderzoek naar die emerging contaminants, opkomende stoffen, zo genoemd omdat we er steeds meer ontdekken, niet alleen in rioolwater, ook in drinkwater, grondwater, oppervlaktewater. Het bekendste voorbeeld daarvan is misschien wel PFAS. Rioolwateranalyse, analytische chemie – het toepassen van chemische kennis - en data-analyse vormen de driehoek van mijn bezigheden. Met de nieuwe tools die we voor ons analysewerk gebruiken en speciaal daarvoor worden ontwikkeld, verzamelen we heel veel data. We kunnen steeds meer meten, maar wat betekent dat? Ik kom uit het lab, maar ben nu steeds meer bezig om al die data te verwerken ten behoeve van de vele toepassingsmogelijkheden. Er is veel vraag naar de gegevens die wij verzamelen en de analyse daarvan.”
(TOEKOMST)DROOM
“Het onderzoekswerk van KWR is heel gericht op het verbeteren en beschermen van gezondheid en milieu. Dat geeft een goed gevoel – zeker in deze tijd. Natuurlijk, het coronavirus vormt een acute bedreiging voor onze gezondheid. Maar er bestaan óók ziekmakende stoffen, die minstens zo schadelijk zijn. Alleen niet acuut, maar op de langere of lange termijn. Daarom wil ik dit soort onderzoek voortzetten.” •
AQUATISCHE NATUUR HERSTELT ZICH IN DRASSIG NEDERLAND
Terwijl de biodiversiteit in de lage landen achteruit holt, zitten planten en dieren in natte natuurgebieden in de lift. De otter is na herintroductie aan een voorzichtige comeback bezig. De eveneens uitgeroeide en weer uitgezette bever verspreidt zich voortvarend. In moerassige ‘klimaatbuffers’ komen zeldzame vogels tot broeden maar de kans dat je nabij wat groter water een zeearend zijn vleugels ziet uitslaan neemt jaar na jaar toe. Wat is er aan de hand in drassig Nederland?
TEKST ERIC BURGERS BEELD KINA, HOLLANDSE HOOGTE
D
Foto KINA / Cor Fikkert
Het was ook voor deskundigen een aangename verrassing, toen twee zeearenden in de Oostvaardersplassen een paar vormden dat tot broeden kwam en een jong grootbracht. Dat gebeurde in 2006. In voorgaande jaren waren populaties in Duitsland weliswaar zodanig gegroeid dat het vooral een kwestie van tijd leek voordat de eerste wintergasten hier een vaste stek zouden zoeken.
Maar toch, die eerste Nederlandse moederarend kwam wel uit Sleeswijk-Holstein aangevlogen, zo’n 400 km ver- derop.
Kennelijk voldeed de nieuwe natuur van de Oostvaardersplassen aan de voorwaarden voor een permanent verblijf: voldoende voedsel, ruimte en rust. Sindsdien is de imposante roofvogel aan een opmerkelijke opmars bezig.
In 2011 kwam bij het Lauwersmeer een tweede paar tot broeden. Een jaar later volgde de Biesbosch. Jonge
Nederlandse zeearenden en nieuwe aanwas streken vervolgens neer in waterrijke gebieden in Noord-Nederland, in en rondom Flevoland, langs de IJsselmonding en in de
Zeeuws-Hollandse delta. In 2020 telde Nederland vijftien broedparen.
Symbool
Het verhaal van die voorspoedige voortgang wordt onder meer verteld in De zeearend in Nederland – In 15 jaar naar 15 paar (2020) van natuurfotograaf Martijn de Jonge en De Zeearend (2021) van wetenschapsjournalist Nienke Beintema. Beide auteurs constateren dat de ontwikkeling en uitbreiding van natte natuur in Nederland ten grondslag liggen aan het succes. Ondanks de voortgaande verstedelijking, de lage natuurwaarden van veel landbouwgrond en het schrikbarende verlies aan biodiversiteit in afgelopen >
Liesbeth Bakker
decennia gaat er dus iets goed in de delta. “Mooier kan het niet”, zegt onderzoeker Liesbeth Bakker. “Terwijl een debat woedde over herintroductie vloog de zeearend op eigen houtje hierheen.” Bakker is aquatisch ecoloog en werkt voor het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW). In 2020 trad ze aan als buitengewoon hoogleraar Rewilding Ecology aan de Wageningen Universiteit. “De zeearend staat symbool voor het herstel van een bepaald type natuur, namelijk de moerassen – overgangsgebieden tussen water en land – die zo kenmerkend zijn voor de Nederlandse delta. In de Biesbosch broeden sinds 2016 bijvoorbeeld ook visarenden en het aantal grote zilverreigers, een typische moerasvogel, is sinds de jaren negentig aanzienlijk toegenomen.” Maar ook het succes van een zoogdier zoals de in 1988 teruggebrachte bever spreekt boekdelen. “Meer moerasnatuur leidt tot meer habitat voor gewilde soorten.” De Living Planet Index, een internationale graadmeter voor biodiversiteit van vissen, amfibieën, reptielen, vogels en de zoogdieren, bevestigt dat beeld. “Soorten die zich thuis voelen in draslanden en andere natte gebieden doen het de afgelopen jaren steeds beter in Nederland.”
Enorme spurt
Wat is er gebeurd? Bakker vertelt over een recente vergelijkende studie waaruit blijkt dat sinds de jaren tachtig de waterkwaliteit in natuurgebieden enorm is verbeterd. Waterplanten zijn er met sprongen op vooruitgegaan. “Door maatregelen tegen emissies van verontreinigende stoffen en ter verbetering van de waterkwaliteit heeft het zoetwatermilieu de zware industriële vervuiling en eutrofiëring van de jaren zeventig achter zich gelaten. De aquatische natuur heeft zich kunnen herstellen. Dat is hoopgevend.” Er is wel sprake van een scherpe tweedeling tussen landbouwgebieden en natuurgebieden. “In het landelijk gebied is die opwaartse trend uitgebleven.” Ten tweede is het areaal moerasgebied in de afgelopen decennia flink uitgebreid als gevolg van grootschalige natuurontwikkeling. “Een mijlpaal is de aanwijzing van de Oostvaardersplassen tot natuurgebied. Er ligt nu zo’n 3.600 ha moerasnatuur. De afsluiting van de Lauwerszee, in 1969, heeft eveneens een substantieel moerasgebied opgeleverd.” Zoals zo vaak is de Nederlandse waterhuishouding nauw verbonden met het ontstaan van nieuwe landschappen en ecosystemen. Dat geldt ook voor de meer recente ontwikkeling van natte natuur. “De ‘klimaatbuffers’ in de Onlanden en rondom het Zuidlaardermeer die de stad Groningen droog moeten houden in tijden van een wateroverschot zijn ingericht als moeras en blijken vruchtbare biotopen.” Fameus onder vogelaars zijn de hier sinds 2012 broedende witwang- en witvleugelsterns. “Destijds kende je die alleen van vakanties in Polen.” En ja, bij het Zuidlaardermeer zijn otters opgedoken én nestelt sinds 2017 een paartje zeearenden. Door het programma Ruimte voor de Rivier heeft de natte natuur volgens Bakker een enorme spurt gemaakt. Alleen al door de ontpoldering van de Noordwaard is 4.450 ha natuurgebied aan de Biesbosch toegevoegd. “Door het verruimen van stroomgebieden aan de hand van natuurlijke overgangen tussen land en water zijn langs de grote rivieren nieuwe zones met hoge natuurwaarden ontstaan.” Rewilding, legt ze uit, is niks anders dan ruimte geven aan natuurlijke processen. In een dichtbevolkt land als Nederland is geen sprake van het terugbrengen van een ongerepte wildernis, het gaat erom het bestaande landschap natuurlijker te maken. Er zijn mogelijkheden genoeg en water is dan al snel een leidend principe. “Je kunt de natuurontwikkeling die met Ruimte voor de Rivier gepaard gaat, beschouwen als een voorbeeld van rewilding. Dat een stukje land af en toe overstroomt, was lange tijd vloeken in de kerk. Nu leren we die natuurlijke dynamiek weer op waarde schatten.”
Opkikker
Moet Nederland niet gewoon moerassiger worden? Bakker denkt van wel, en niet alleen omwille van de natuur. Waterveiligheid op de lange termijn en omgaan met klimaatverandering vergen nu eenmaal andere beheermaatregelen dan alleen bedijken, ontwateren en afvoeren. “Het is onvermijdelijk dat het watersysteem op de schop gaat. Kijk alleen naar de problemen die de intense droogte van de afgelopen jaren veroorzaakt. Bomen sterven bij bosjes door langdurige en grootschalige onttrekking van grondwater. Ze zijn gewoon te zwak om een droge zomer aan te kunnen.”
Foto Frans Lemmens / Hollandse Hoogte
De verdrogingsproblematiek staat al tientallen jaren op de kaart, zegt Bakker, maar de noodzaak om te handelen ontbrak tot nu toe blijkbaar. Nu de bossen op de hogere zandgronden op instorten staan lijkt heroverweging van de grootschalige winning van grondwater voor de landbouw en de productie van drinkwater wel mogelijk. “Dat geldt met name voor de hoger gelegen delen van Nederland. Al dat drinkwater dat in grote hoeveelheden door de doucheput en de gootsteen verdwijnt, kan veel beter in de bodem blijven. Dat zou een enorme opkikker zijn voor de natuur en dus een veel klimaatbestendiger landschap opleveren.” Zo is ook het agrarisch gebruik van de veenweidegebieden aan herziening toe. “De toekomst van het Groene Hart mag gevoelig liggen, de vicieuze cirkel van peilbeheer en bodemdaling is op den duur niet houdbaar. Vernatting over enkele decennia lijkt onvermijdelijk. Daarmee boek je overigens dubbele winst: er komt minder broeikasgas vrij en door natuurlijke veenvorming wordt koolstof vastgelegd.” En er ontstaat nieuwe natte natuur. “Ja, in analogie met Ruimte voor de Rivier en de Groningse ‘klimaatbuffers’ vormen ruimtelijke ingrepen en aanpassingen van het systeem gelegenheden om meer natuur te maken.” Ze wijst er fijntjes op dat Nederlandse natuurgebieden momenteel uitpuilen van de bezoekers. “Het staat als een paal boven water dat we natuur en groene ruimte hard nodig hebben: om te kunnen recreëren en opladen.” Nestelen er anno 2050 in het Groene Hart ook zeearenden? Bakker lacht: “Ik denk dat er voor de natte natuur mooie dingen in het verschiet liggen.”•
GEA komt naar u toe!
Test de nr.1 decanter voor slibontwatering
Onze centrifuge zorgt voor de best denkbare resultaten bij communale slibontwatering en de ontwatering van mest en digestaat. De hoogst mogelijke g-krachten leiden tot de droogste koek én leveren het schoonste centraat op. Test en ervaar het zelf wat deze technologie aan voordelen biedt! Wij komen bij u langs op locatie met onze mobiele GEA Biosolids Decanter.
Maak nu een testafspraak: E: Steven.deBoer@gea.com M: +31 6 2112 8190