9 minute read

WATERWETENSCHAP

Next Article
IN THE PICTURE

IN THE PICTURE

LANDBOUW IN ‘ MAASREGIO MOET NUTRIËNTENBELASTING FORS TERUGBRENGEN’

Om de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) voor het oppervlaktewater in de Maasregio te kunnen halen, moet de landbouw in het gebied flink aan de bak om de emissie van stikstof en fosfor terug te dringen. Er is een forse en brede aanpak nodig, variërend van meer inzet van effectieve maatregelen uit het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, tot bemesten binnen de gebruiksnormen. Dit blijkt uit onderzoek van Wageningen Environmental Research. TEKST BERT WESTENBRINK

Het onderzoeksinstituut van Wageningen University deed het onderzoek in opdracht van de ministeries van LNV en I&W en het Regionaal Bestuurlijk Overleg Maas. De onderzoeksvraag: verken de manier waarop de landbouw in de Maasregio aan de KRW-doelen in 2027 kan voldoen. De hoge gehalten aan fosfor en stikstof belemmeren de ecologische KRW-doelen van de oppervlaktewateren in de Maasregio (Limburg en Noord-Brabant). In diverse gebieden leidt de uitspoeling van nitraat onder landbouwpercelen naar het ondiepe grondwater tot concentraties hoger dan 50 milligram per liter. De hoge concentraties stikstof en fosfor worden veroorzaakt door uit- en afspoeling van stikstof en fosfor als nutriënten uit landbouwgronden, lozingen van rioolwaterzuiveringen en toestromend water uit het buitenland, aldus het rapport. Om de KRW-doelen voor oppervlaktewateren in 2027 te halen, moet de belasting met stikstof en fosfor flink verminderen.

Overbemesting

In het rapport wordt ingezoomd op de bijdrage van de landbouw aan het probleem. De onderzoekers stellen vast dat er in het referentiejaar 2018 sprake was van overbemesting in grote delen van Noordoost-Brabant en Noord-Limburg. Er is in die gebieden 20 tot 30 procent meer dierlijke mest op het land uitgereden dan toegestaan. Die berekening sluit aan bij eerdere onderzoeken die recentelijk zijn uitgevoerd, schrijven de onderzoekers, maar toch maken ze ook een voorbehoud, namelijk de aanname dat niet te plaatsen mest in de regio blijft en wordt afgezet. Ander onzekere factor: stikstofemissies uit stallen. Onzekerheden daarover zijn van invloed, want hoe groter de stalemissies, hoe lager de stikstofbodembelasting. De overbemesting is een cruciaal element in de analyse van de onderzoekers. Als deze blijft voortduren ‘en zelfs in omvang zou kunnen toenemen door een afnemend landbouwareaal’, zou de waterkwaliteit verslechteren en wordt de opgave voor landbouw om aan KRW-delen te voldoen groter, aldus het onderzoek. Met verschillende scenario’s is berekend hoe de opgave voor de landbouw zich richting 2027 ontwikkelt, uitgaande van het huidige mestbeleid, aanvullend beleid voor stikstof en bepaalde ontwikkelingen in de landbouw. Maatregelen als onderdeel van de stikstofaanpak, zoals aanpassing van stallen en weidegang, verminderen de ammoniakemissie, maar hebben vrijwel geen effect op de uit- en afspoeling

naar water, aldus het onderzoek. “De uitspoeling van nitraat neemt dan zelfs iets toe.”

Goede landbouwpraktijk

De landbouw in de Maasregio kan een flinke stap maken als hij zich houdt aan de gebruiksnormen bij bemesting, de ‘goede landbouwpraktijk’ zoals gevraagd in de Nitraatrichtlijn, de Europese richtlijn die het gebruik van stikstof in de landbouw reguleert om watervervuiling van oppervlaktewater en grondwater te voorkomen. “Bij bemesting volgens gebruiksnormen zouden de nitraatconcentraties in oostelijk Noord- Brabant en Noord- Limburg afnemen met respectievelijk 34 en 22 milligram per liter. In het oostelijke deel van Noord-Brabant zal de gemiddelde nitraatconcentratie de waarde van 50 milligram per liter dan niet meer overschrijden”, stellen de onderzoekers. Maar met bemesten volgens ‘de goede landbouwpraktijk’ is de landbouw er nog niet. “Als er geen overbemesting meer is, wordt de opgave voor de landbouw al een stuk kleiner. Maar in veel oppervlaktewateren resteert ook dan nog een belangrijke landbouwopgave om aan de KRW-doelen te kunnen voldoen”, zegt onderzoeker Peter Schipper. “Ook als in die gebieden de nitraatnorm van 50 mg/l in het ondiepe grondwater niet meer wordt overschreden. Het voldoen aan het concentratiedoel van de Nitraatrichtlijn voor ondiep grondwater is dus lang niet overal voldoende om de KRW-doelen voor oppervlaktewater te halen.” Op basis van de toekomstscenario’s noemen de onderzoekers maatregelen die de nutriëntenbelasting op een effectieve manier kunnen verminderen: brede bufferzones, bodemverbetering door inzet van meer rustgewassen en het weren van uitspoelingsgevoelige gewassen in beekdalen. Schipper: “Als op natte gronden dichtbij natuurlijke wateren gras wordt geteeld in plaats van uitspoelingsgevoelige teelten zoals aardappels of vollegrondsgroenten, is het risico op uit- en afspoeling van de meststoffen naar het water veel kleiner, ook voor fosfaat.”

ANP/ Hollandse Hoogte/ Dijkstra bv

SCHOUTEN: FORSE AANSCHERPING BELEID NODIG

In de week waarin het Maasregio-rapport werd gepubliceerd, schetste demissionair minister van landbouw, Carola Schouten, in een brief aan de Tweede Kamer dat de nitraatconcentratie in het bovenste grondwater onder landbouwbedrijven na 2017 in alle regio’s weer stijgen, met als belangrijke oorzaak de droogte, waardoor gewassen minder stikstof en fosfor opnemen. “De opgaven in met name het zuidelijk zandgebied en het lössgebied zijn groot voor nitraat”, aldus de brief. In lijn met het Maasregio- onderzoek stelt Schouten dat de landbouw aanvullende maatregelen moet nemen om de KRW-doelen te halen. De conclusies uit het onderzoek naar de waterkwaliteit in de Maasregio neemt het ministerie van Landbouw mee in de uitwerking van het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn, waar nu aan wordt gewerkt. Nederland moet het actieprogramma eind dit jaar indienen bij de Europese Commissie. Het programma moet erop gericht zijn om stappen te zetten in het mestbeleid die ervoor zorgen dat de waterkwaliteit in Nederland verbetert, de nitraatconcentratie onder de 50 mg/l komt in het bovenste grondwater, er geen verslechtering van de waterkwaliteit optreedt en een goede landbouwpraktijk wordt bedreven. Uit het WER-onderzoek blijkt dat de landbouw in de Maasregio op geen van deze punten goed scoort. Het actieprogramma is bepalend voor de vraag of Nederland opnieuw toestemming krijgt om af te wijken van de Europese uitrijregels voor stikstof uit dierlijke mest. Deze zogeheten derogatie, die dit jaar voor Nederland afloopt, is toegewezen onder de voorwaarde dat de verruimde uitrijnormen voor dierlijke mest geen risico opleveren voor de waterkwaliteit. Schouten is er niet gerust op dat de door de landbouw begeerde uitzonderingsregel opnieuw veilig wordt gesteld. Ze schrijft: “De Europese Commissie zal een verzoek tot verlening van de derogatie pas in overweging nemen, als er voldoende vertrouwen is dat de waterkwaliteitsdoelen op landbouwbedrijven tijdig gehaald zullen gaan worden door de maatregelen van het zevende, met een doorkijk naar het achtste, actieprogramma Nitraatrichtlijn.” Nu blijkt dat de waterkwaliteitsdoelen steeds verder uit zicht raken, is een forse aanscherping van het mestbeleid nodig, aldus de minister.

SYSTEMATISCH WERKEN AAN BETERE GEODATA

Veldsteekproef datakwaliteit bij de waterkering in Zutphen

Vanouds zijn metingen en locatiebepalingen van cruciaal belang voor de waterschappen. Nu er steeds meer gegevens bijkomen en datagedreven werken de ambitie is, wordt het verwerken en beschikbaar maken van ‘waterdata’ steeds belangrijker. En al die data moeten kloppen. Waterschap Rijn en IJssel is een voorloper in de zorg voor goede en betrouwbare data.

Kwaliteit van data staat centraal in de ‘I-Strategie’ van Waterschap Rijn en IJssel (WRIJ) uit 2018. Goede data zijn belangrijk voor interne en externe gebruikers, maar bijvoorbeeld ook vanwege de eisen van de nieuwe Omgevingswet. Bovendien zijn data van slechte kwaliteit een risico. Bij calamiteiten kunnen incomplete gegevens zelfs leiden tot verkeerde beslissingen. In principe moet je op data kunnen vertrouwen. Daarbij speelt altijd de vraag: hoe goed is goed genoeg? Welke eisen stel je aan de data voor welke toepassing? En hoe meet je de kwaliteit van de grote hoeveelheid geodata?

Geo-team

Sinds 2016 heeft Waterschap Rijn en IJssel een ‘Geo-team’ van 11 mensen. Dit team, sinds 2019 inclusief een datakwaliteitsanalist, werkt aan kwaliteit in de hele ‘dataketen’, van inwinning, opslag en mutaties tot ontsluiting en gebruik. Voor het Geo-team is de relatie met business units als Waterkeringen & Vaarwegbeheer en Watersystemen cruciaal. Daar ligt het ‘eigendom’ van de data. In elk van deze units is één persoon verantwoordelijk voor het gegevensbeheer. Deze functioneel gegevensbeheerders bepalen met de medewerkers welke data thuishoren in de kernregistratie en aan welke eisen ze moeten voldoen. Zij bepalen ook de prioriteiten: voor welke data is opname in de kernregistratie urgent? Een onmisbare leidraad is het WRIJ-gegevenswoordenboek. Naast definities, afspraken over gegevenseigendom en invulafspraken bevat het woordenboek ook eisen aan inwinning, aanlevering en ontsluiting van data. Deze basisafspraken vormen het uitgangspunt voor het aanleveren van data, bijvoorbeeld bij oplevering van projecten of het verlenen van vergunningen.

Grip op datakwaliteit

Het waterschap werkt vanuit het Geo-team structureel aan het monitoren, verbeteren en borgen van de kwaliteit van de geodata. Door continu een vinger aan de pols te houden, krijgt de organisatie als geheel grip op datakwaliteit en

Plan-do-act-cyclus datakwaliteit

kunnen er gerichte, bewuste en transparante keuzes worden gemaakt. Bij het bepalen van de kwaliteitseisen staan de eisen en wensen van gebruikers centraal, om te beginnen van de interne gebruikers. Inmiddels zijn de kwaliteitseisen voor de belangrijkste datasets van de programma’s Waterkeringen en Watersystemen bepaald (ruwweg driekwart van hun data). Op basis daarvan lopen sinds vorig jaar de eerste geautomatiseerde kwaliteitscontroles. Binnenkort zijn de geodata van Zuiveringsbeheer en en Riolering aan de beurt. De belangrijkste manier om datakwaliteit te monitoren, bestaat uit maandelijkse geautomatiseerde controles met de Datareviewer van ArcGIS. Voor elke dataset is op een monitoringsdashboard te zien hoe de kwaliteitsscore zich ontwikkelt, welke fouten prioriteit hebben en of een bepaalde controle ineens veel meer of minder meldingen oplevert. Gegevensbeheerders kunnen met de Datareviewer ook snel kleine foutjes herstellen na invoering van nieuwe gegevens. De meeste metingen aan waterlopen en kunstwerken komen van externe meetbureaus. Nu worden deze data nog handmatig gecontroleerd. We werken aan een automatische controlestap om ontbrekende gegevens en onlogische waarden te onderscheppen voordat de data in de centrale database terecht komen.

Eenmalige controles, steekproeven, terugmeldingen

Soms zijn andere analyses nodig. Zo wordt vanaf 2019 voor het hele werkgebied van het waterschap systematisch gewerkt aan duikers die er wel liggen, maar niet in het systeem zitten en omgekeerd. Soms is daarvoor een check op basis van luchtfoto’s voldoende, soms is een veldbezoek nodig. Voor waterkeringen is het waterschap gestart met steekproeven. Met behulp van een app worden jaarlijks op drie locaties de data gecontroleerd op aan- en afwezigheid van objecten, de juistheid van beschrijvende gegevens en een correcte ligging of afbakening. Tot slot is terugmelding door gebruikers een onmisbare bron van informatie. Door het interne Geo Informatie Portaal en via apps, viewers en dashboards komen steeds meer collega’s in aanraking met data en dus ook met tekortkomingen daarin. Gebruikers kunnen via het terugmeldingensysteem zaken als verkeerde stuwtypes of ontbrekende bruggen melden, waarna de gegevenseigenaar verantwoordelijk is voor de afhandeling.

Verbeteracties

Bij het verbeteren van de datakwaliteit is het soms moeilijk om te kiezen welke fouten je het eerste aanpakt. WRIJ werkt in zorgvuldige en haalbare stappen, en kiest daarbij voor een risicogestuurde planning van verbeteracties. De kwaliteitsmonitoring stelt het waterschap nu in staat hier bewuste keuzes in te maken. Datakwaliteit is een veelomvattend vraagstuk, waarbij een organisatie graag goede afwegingen wil maken tussen kosten en baten. Dat begint met inzicht en het gesprek aangaan met gebruikers. Door datakwaliteitsmanagement als continu en deels geautomatiseerd proces in te richten, wordt goede datakwaliteit routine, groeit het vertrouwen en worden de risico’s en kosten van slechte data kleiner.

Bram de Vlieger, Djurra Scharff, Emiel Huizinga, Kristan Margry, Judith Janssen (Waterschap Rijn en IJssel)

Een uitgebreide versie van dit artikel is te vinden op H2O-Online. Het is te lezen door gebruik te maken van de QR-code of te kijken op www.h2owaternetwerk.nl (onder H2O-vakartikelen).

SAMENVATTING Waterschap Rijn en IJssel werkt sinds 2019 steeds systematischer aan datakwaliteit. De belangrijkste geodatasets van de programma’s Waterkeringen en Watersystemen zijn inmiddels opgenomen in geautomatiseerde maandelijkse kwaliteitscontroles. Door de samenwerking tussen het geo-team en functioneel gegevensbeheerders wordt de organisatie als geheel steeds beter in het verbeteren van datakwaliteit aan de voorkant (fouten voorkomen) en achterkant (fouten oplossen).

This article is from: