Programmaboekje Het Collectief Ives, Antheil en Korngold 01032012

Page 1

Het Collectief: ‘Ives, Antheil & Korngold’ 11|12

01.03.2012 Muziek in context 3/5


Praktisch 19u15 Inleiding | foyer 20u15 start concert | concertzaal 20u55 pauze 22u10 vermoedelijk einde concert

Muziek in context 2011 | 2012 Ictus & Masters vr 25 november 2011

1/5

Ictus: ‘The Wayward’ do 19 januari 2012

2/5

Het Collectief: ‘Ives, Antheil & Korngold’ do 1 maart 2012

3/5

Nadar: ‘Free samples [click here]’ za 10 maart 2012

4/5

Bl!ndman[drums]: ‘Full Ride’ za 24 maart 2012

5/5


Programma G. ANTHEIL (1900-1959) Sonate voor viool en piano nr. 2 (1923) C. IVES (1874-1954) Pianotrio (1906) Moderato TSIAJ. Presto Moderato con moto PAUZE E. KORNGOLD (1897-1957) Suite voor 2 violen, cello en piano voor de linkerhand, opus 23 (1923) Pr채ludium und Fuge Walzer Groteske Lied Rondo - Finale Muzikanten Wibert Aerts | viool Vincent Hepp | viool Martijn Vink |cello Thomas Dieltjens | piano


01.03.2012 | Het Collectief: ‘Ives, Antheil & Korngold’

Twee Kwajongens en een Abrikozenboom Door Bart Bruggeman

Ives: Pianotrio (1906)

Op het dorpsplein zit de kleine Charles te luisteren naar het muziekkorps van zijn vader, terwijl hij elders langs het plein andere fanfares hoort. De vermenging van muziekflarden vindt het jongetje best plezierig. Later leert zijn vader hem volksliedjes zingen in een bepaalde toonaard en tegelijk te harmoniseren in een andere. Dat was, aldus Ives zelf, de oorsprong van de polytonale techniek die zijn handelsmerk werd. In het Pianotrio haalt Ives herinneringen op aan zijn dagen op de campus in Yale. De eerste beweging weerspiegelt, in Ives’ woorden, “een eerder kort maar serieus praatje” van een oude filosofieprofessor tegen “those on the Yale fence”. Dat legendarische hek met uitermate zit- en leunbare dwarsbomen was sinds generaties de plek waar studenten aan de “School for nice bad boys” liefst uithingen. Muzikaal bestaat dit deel uit driemaal dezelfde 27 maten, maar de eerste keer doet de viool niet mee, de tweede keer de cello niet (Ives’ figuurlijke interpretatie van ‘to sit on a fence’?) en pas de derde keer komen alle drie de instrumenten bijeen. De clou moet wel zijn dat hoewel de afzonderlijke strijkers elk een heel eigen richting uitgaan met de begeleidende piano, ze alle drie samen vervloeien tot een verrassend

consonant geheel, atypisch voor Ives. Het laat zich aanzien dat het “praatje” van de oude professor een stichtende preek was over de verscheidenheid van individuen en hun deelname aan de maatschappij. In de tweede beweging, getiteld TSIAJ (“This Scherzo Is A Joke”), schetst Ives de uitgelaten sfeer van pleziermakende studenten op een vrije namiddag. De liedjes die ze daarbij aanheffen worden op grandioze wijze polytonaal met elkaar verweven, in botsende ritmen en groteske harmonieën. De meeste deuntjes zijn onuitroeibare oorwurmen. De aandachtige luisteraar herkent mogelijk Ta-ra-ra Boom-de-ay; A Sailor’s Life Is The Life For Me; Long, Long Ago (bekend bij ons als Roodborstje tikt tegen ‘t raam, tin tin tin); Hold The Fort; Few Days (niet onverwant met The Doo Dah Song); My Old Kentucky Home en Dixie. Daarnaast bevolken ettelijke marcheerliederen en gospelhymnen deze “Medley On The Campus Fence”. Van belang is zeker dat verschillende van deze deuntjes, mogelijk zelfs allemaal, dienden als zangwijs voor fraternity songs, luchthartige groepshymnen waar de rivaliserende ‘studenten-broederschappen’ elkaar gretig mee om de oren sloegen. De gevoelvolle lyriek van de derde beweging kan niet feller afsteken tegen de hectische pastiche van voorgaande. In de meeslepende canon tussen viool en cello


haalt Ives zijn gram door zijn eigen lied ‘The All-Enduring’ te citeren, een ambitieus jeugdwerk dat destijds was afgewezen door plaatselijk studentenkoor en -orkest The Yale Glee Club. De verstilde coda sluit af met de hymne Rock Of Ages uit de herinnerde zondagsdienst, hier aangehaald door de cello, boven een zacht kabbelende pianobegeleiding.

Antheil: Vioolsonate nr. 2 (1923)

Middenin de roaring twenties strijkt een flamboyante Amerikaanse jongeman neer in Parijs. Hij verbaast er het publiek met muziek waarin hij machines nabootst en de piano te lijf gaat als percussieinstrument. Intussen mengt hij zich in een wijde kunstenaarskring bestaande uit Ernest Hemingway, James Joyce, Pablo Picasso, Erik Satie, Gertrude Stein, William Butler Yeats en Ezra Pound, met wie hij zich onderhoudt over onderwerpen zo divers als het ruimte-tijd-continuüm en de klierconstitutie van vrouwen. Vooral Pound is meteen wild van George Antheil en hoe die de muziek “afbreekt tot op het muzikale atoom”. Hij vraagt hem twee vioolsonates te schrijven. In de tweede daarvan paart de componist zijn mechanisch-futuristische idioom aan lichte muziek. Ragtime, vaudeville, barnyard fiddle, tango, Tin Pan Alley, foxtrot… Stuk voor stuk haalt de componist ze door de mangel. Zoals Ives dus, maar Antheil gaat een heel stuk verder. Herhalingen van korte cellen, hoekige ritmen en bruuske overgangen scheppen een veelheid van gefragmenteerde standpunten, naar het voorbeeld van de kubistische schilderkunst die hij zo bewonderde. Volgens Antheil geeft de viool hier de ba-

nale muziek weer van verleden en heden, en de piano de muziek van de toekomst. In dat geval rollebollen de twee er bepaald dartel op los. Na een climax van percussieve clusters in het lage register, muteert de piano warempel in een stel bongo’s, terwijl de viool uitblaast met een ingetogen mineurmelodie. Hoewel de invloed van Stravinski onmiskenbaar aanwezig is, valt dit soort blijmoedig en geestig futurisme met niets Europees te vergelijken. Net als in de grotere werken A Jazz Symphony en Ballet Méchanique ontroert de zelfverklaarde “Bad Boy of Music” hier bijna in zijn onvoorwaardelijke omhelzing van mechanische moderniteit en prille jazz.

Korngold: Suite voor 2 violen, cello en piano voor de linkerhand, opus 23 (1930)

Tegen wil en dank ging Erich Wolfgang Korngold de geschiedenis in als “founding father of the Hollywood film score”. Een heel andere carrière leek echter weggelegd voor het Weense wonderkind dat op zijn negende door Mahler werd uitgeroepen tot genie. De balletpantomime Der Schneemann die hij als dertienjarige schreef, ontlokte aan Richard Strauss de woorden: “Tegenover deze jongen steken wij allen armoedig af.” En Puccini noemde hem naar aanleiding van zijn vroege opera’s “de grootste hoop van de Duitse muziek”. Net als zijn drie beroemde bewonderaars componeerde Korngold somptueus laatromantisch, vaak aanschurkend tegen het atonale, maar dan met het verbluffende gemak en de naturel van een 20e-eeuwse Mozart. Nadat Paul Wittgenstein, broer van filosoof Ludwig en concertpianist die zijn


rechterarm verloor in WOI, componisten opriep om virtuoze pianomuziek te schrijven voor de linkerhand alleen, was Korngold de eerste om de uitdaging aan te gaan. Zijn Pianoconcerto uit 1923 beviel Wittgenstein zo goed dat hij prompt een tweede werk bestelde, dit keer voor kamerensemble. De Suite opus 23 opent met een dramatische pianocadens, waarna de cello een donker dreigende fuga inzet. Vervolgens werken de strijkers het aantrekkelijke hoofdthema in C groot uit in dichte chromatiek. Boven cellopizzicato’s en pianoarpeggio’s ontspint zich tussen de violen een hooggestemde discussie, die Korngold soeverein oplost in D groot, de toonaard van de volgende beweging. Het tweede deel heet Walzer, maar de balzaal is veraf. Veeleer zijn we beland in een spookachtig koffiehuis annex bordeel – schemert in dat verlokkelijke beginmotief geen tango door? Kennelijk sijpelt zo ook bij Korngold de nieuwe wereld binnen. Het ritme weifelt, stribbelt nukkig tegen en landt op het verkeerde been. Zelfs als de driekwartsmaat doorbreekt, verliest de muziek zich in een neurotische stortvloed van bijkomstigheden, alsof de dansers duizend andere dingen aan hun hoofd hebben terwijl ze de rondjes werktuiglijk afwerken. Even nog doen ze hartstochtelijk hun best om de vergane glorie te hervinden, maar na de zoveelste struikel zijgen ze ineen om te berusten in gezapige nostalgie. De Groteske daarentegen gaat ongeremd obsessief tekeer, met percussief en abrupt verspringend spel. In een duivels perpetuum mobile wisselen de vier instrumenten snedige melodiefragmenten uit. Geheel onverwacht vervalt de piano dan in een mijmering, en welluidende strijkers

vallen geleidelijk in voor een honingzoet trio, tot de demonische Groteske zich weerom opdringt. De vierde beweging is volledig gebaseerd op Korngolds eigen lied ‘Was du mir bist’, voltooid rond diezelfde tijd. De Mozartachtige lieflijkheid van de melodie straalt over een Mahlerachtig klanklandschap. Het laatste deel bestaat uit een Rondo met variaties. Een bars pianomotief, schijnbaar een verbrokkelde echo van de Groteske, wordt in de kiem gesmoord als de cello een van die bekoorlijke melodieën inzet waar de componist zo in grossiert. Die wordt vervolgens vernuftig gecombineerd met het liedthema van de vorige beweging, maar nu in tempo opgedreven tot een vrolijke dans. Korngold serveert nog een betoverende coda voor hij dit gulle meesterwerk nadrukkelijk afsluit. Hoewel Korngold te allen tijde trouw bleef aan zijn laatromantische stijl, bewijst de Suite in elk geval dat hij nota nam van de 20e-eeuwse ontwikkelingen. Op de vraag waarom hij nooit evolueerde naar een modernere schriftuur, verklaarde hij: “Verwacht geen appels van een abrikozenboom”. Bart Bruggeman is licentiaat in de Germaanse talen, specialiseert zich in microtonale muziek en werkt momenteel aan een studie over tekstevolutie in de mondelinge overlevering van balladen.


Biografie Het Collectief is een kamermuziekensemble dat in 1998 in Brussel werd opgericht. Door consequent met een vaste kern van vijf muzikanten te werken bouwde de groep een intrigerende eigen sound op, gekenmerkt door een heterogene mix van blazers, strijkers en piano. In zijn repertoire keert Het Collectief terug naar de roots van het modernisme: de Tweede Weense School. Vanuit deze solide basis worden zowel de grote twintigsteeeuwse composities als de allernieuwste experimentele stromingen verkend. Daarenboven maakt de groep furore met spraakmakende cross-overs tussen het hedendaagse en het traditionele repertoire en met adaptaties van historische muziek. Naast de vele concerten in België brengt het Collectief ook regelmatig producties in het buitenland. Zo was/is de groep te gast in o.m. Nederland, Zwitserland, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Polen, Brazilië (Sao Paulo) en Hong Kong. Hun opname van Schönbergs Pierrot Lunaire gooiden ze internationaal grote ogen en is ondertussen tot een referentieopname uitgegroeid.

Het kamermuziekkwintet sleepte in 2011 de Klaraprijs voor Musicus van het Jaar in de wacht. We vroegen pianist Thomas Dieltjens hoe belangrijk deze prijs voor hen is: “De erkenning zorgt vooral voor extra vertrouwen. Daarnaast is de onderscheiding belangrijk om organisatoren te overtuigen. Ons repertoire past niet zomaar in één vakje, en daardoor kregen we altijd moeilijk vaste voet aan de grond in concertzalen. Hopelijk zal de Klaraprijs ons helpen een breder publiek te bereiken, dat we uiteraard graag in contact blijven brengen met bekende én onbekende muziek.” Begin maart loont het de moeite uw televisiegids in het oog te houden: hun nieuwe Stravinski- en Schönberg opname wordt immers een eerste keer uitgezonden op CANVAS KLASSIEK (4 maart 2012 om 12u). www.hetcollectief.be


Binnenkort in de Handelsbeurs: Nadar: Free samples [Click here] B. Lang, J. Sanchez-Chiong, A. Schubert, S. Prins za 10.03.2012

Das musikalische Opfer, 13 maart 2012

Nadar: Free Samples [click here], 10 maart 2011

In 1747 schreef Bach één van zijn laatste meesterwerken, Das musikalische Opfer. Niemand beter om dit magnum opus te serveren dan de crème de la crème uit de wereld van de barokmuziek: violisten Christine Busch en Daniel Sepec, traverso-speler Michael Schmidt-Casdorff, cellist Patrick Sepec en klaveciniste Christine Schornsheim.

Componist Johannes Kreidler (1980) legde op 12 september 2008 een nieuwe compositie neer bij GEMA, de Duitse tegenhanger van SABAM. Het 33 seconden durende is opgebouwd uit samples van niet minder dan 70.200 citaten. Hij vulde alle 70.200 verplichte formulieren voor muzikale bronvermelding netjes in en bracht ze met een vrachtwagen naar het kantoor van GEMA in Berlijn. De film ‘Product Placements’ wordt op 10 mrt 2011 getoond in aanwezigheid van Johannes Kreidler.

Tekst Bart Bruggeman | Coördinatie Claire Denoyette | Opmaak Jasper Persoons V.U.: Michael Joostens © Handelsbeurs Concertzaal, Kouter 29, 9000 Gent


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.