NET ZO KLEIN, NET ZO GOEDKOOP, 5X ZO SNEL: RASPBERRY PI 2 TEST
VERRUIM JE BLIK 17 ULTRA HD MONITOREN GETEST
AUTOMATISEER JE HUIS 4 DOMOTICA SETS VERGELEKEN
DE JUISTE VIDEOKAART VOOR:
TV VIA JE THUISNETWERK
OVERAL IN HUIS EN OP ELK APPARAAT TV KIJKEN
DE BESTE KOELERTEST
29 CPU-LUCHTKOELERS GRONDIG GETEST
WWW.HARDWARE.INFO
MAGAZINE
NL € 5,25 BE € 5,25
#2/2015
HARDWARE.INFO
2
# 2 / 2015
Inhoud
# 2 / 2015
3
3
HARDWARE.INFO
VOORWOORD
H
ardware.Info Magazine gaat al sinds de eerste editie in 2002 verder waar andere publicaties ophouden. Dat doen we niet alleen met uitgebreide vergelijkingstests, maar ook met achtergrondverhalen en workshops. Onze lezers gaven in een enquête aan dat ze die artikelen ook zeer op prijs stellen, en in dit tweede blad van 2015 pakken we hier dan ook flink mee uit. Zo vind je op pagina 64 een zeer uitgebreide workshop waarin we uitleggen hoe je met een geschikte NAS overal in huis televisie kan kijken via je thuisnetwerk, op elk denkbaar apparaat. Een flinke klus, maar met onze stap-voor-stap handleiding krijg je het beslist aan de praat. Ons overklokartikel gaat dit keer in op de verschillende koelmethodes die je als overklokker kunt gebruiken. We bespreken op pagina 78 en verder de voor- en nadelen én geven op basis van tests een indicatie van de prestatietoename die je met elke koelmethode mag verwachten. Qua achtergrondartikelen kan je in dit blad ook je hart ophalen, want we gaan in op de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van geheugen en we vergeleken de prestaties van 3 en 5 jaar oude game-pc’s met een moderne machine. Aan de hand van dat artikel kan je precies bepalen of upgraden voor jou zinvol is; je leest het vanaf pagina 30. Nog een achtergrondartikel vind je aan het begin van dit blad, waar we je bijpraten over de stand van zaken op het gebied van 64-bit SoC’s voor smartphones en tablets, terwijl je vanaf pagina 74 het laatste, derde deel kan lezen van onze serie over de geschiedenis van videokaarten. Natuurlijk hebben we ook voor deze editie weer voldoende getest. De prestaties van de Raspberry Pi 2 brachten we in kaart, evenals die van 29 CPU-koelers op basis van een nog betere testmethode. We testten 4 games met 23 verschillende videokaarten, 13 access points, 17 Ultra HD-monitoren, 4 domoticasystemen, twee 24-inch WQHD-beeldschermen en een tablet voor de educatieve markt van Nederlandse bodem. Kortom, ook in dit Hardware.Info Magazine is er voor elke hardwareliefhebber weer van alles te vinden. Wij hadden veel plezier bij het maken van deze editie, ik hoop dat het jou als lezer net zo bevalt. Laat ons vooral op onze site weten wat je ervan vond! Koen Crijns Hoofdredacteur Hardware.Info
WEBID’S
INHOUD Vers fruit
De tweede versie van de Raspberry Pi is sneller dan het populaire origineel. Hoeveel sneller, dat zochten wij uit.
10 14 De beste luchtkoelers
Zelfs een goedkope CPU-koeler doet het veel beter dan een ‘boxed’ exemplaar. Welke de allerbeste is, wijst onze nieuwe testopzet definitief uit.
18 10 Upgraden of niet? Wanneer wordt het tijd om te upgraden en wat schiet je ermee op? Om dat in kaart te brengen vergeleken we een moderne game-PC met een van 3 en een van 5 jaar oud.
30
Game prestaties
Voor elke game is de vraag: welke videokaart is snel genoeg voor welke instellingen? Dat zochten we voor Assassin’s Creed Rogue, Battlefield Hardline, Evolve en Total War: Attila uit.
Meer weten over een artikel? Kijk dan of er een WebID bij staat. Als dat het geval is, voer het dan in met een URL zoals deze: http://nl.hardware.info/webid/### waarbij ### voor het WebID staat. Als je een tablet of smartphone hebt met een barcode lezer (zoals onze Streepjescodescanner, zie www.streepjescodescanner.nl), kan je WebID’s direct bezoeken door ze te scannen met de camera van je mobiele device.
4
34 10 # 2 / 2015
Inhoud
Groter, scherper, beter Het aanbod aan Ultra HD-monitoren groeit met de dag, terwijl de prijzen dalen. Hoog tijd voor een nieuwe vergelijkingstest!
6
Op de site
10
64-bit SoC’s
14
Raspberry Pi 2
18
29 CPU-koelers getest
26
Toekomst van
Hardware.Info informeert consumenten en dealers in de Benelux, het Verenigd Koninkrijk en daarbuiten op een zo uitgebreid mogelijke manier over alle ontwikkelingen in de hardwarewereld.
werkgeheugen
10 40 Automatiseer je huis
Gemak dient de mens – en geen gemak zo dienend als domotica, ofwel home automation. We probeerden vier verschillende systemen uit.
52 10 Beter bereik
Een access point kan je wifi-dekking flink verbeteren. Kleinzakelijke modellen ondersteunen tegenwoordig ook de modernste standaard en zijn ook voor veeleisende thuisgebruikers interessant. We testten er 13.
30
Game-PC’s: 3 vs 5 jaar oud vs nu
34
Games test: videokaart prestaties
40
17 Ultra HD-monitoren test
52
4 domoticasystemen getest
58
13 kleinzakelijke access
voor de laatste nieuwtjes, reviews van
points test
Prijsvergelijker.
Workshop: TV kijken
Hardware.Info Magazine verschijnt zes
64
Op Hardware.Info Online (www.hardware.info) kun je altijd terecht nieuwe producten en de meest complete
met softcam
keer per jaar en bevat uitgebreide verge-
70
Pro: Prowise tablet
tikelen en handige praktijkverhalen. Het
73
WD Netgear actie
74
Geschiedenis van de
lijkingstests, diepgaande achtergrondarenige blad in Nederland dat zich 100% Hardware kan noemen.
videokaart – deel 3 78
Koelmethodes voor overklokken vergeleken
82
Column: Hard & Waar
58 10 64 10 TV overal en op elk apparaat
In de uitzendingen van Hardware.Info TV, drie maal per week verzorgd door Hardware.Info, worden de nieuwste producten en ontwikkelingen besproken.
Om digitale kabeltelevisie (DVB-C) overal in huis te kijken zonder meerdere tuners en CAM-modules moet je even de handen uit de mouwen steken, maar dan heb je ook wat!
Daarnaast hebben we geregeld interviews met belangrijke bedrijven. Kijk mee via www.hardware.info/tv.
# 2 / 2015
5
5
HARDWARE.INFO
Op de site
Op de site Naast Hardware.Info Magazine hebben we uiteraard ook een website. In deze rubriek bespreken we kort enkele artikelen die recent op onze website zijn gepubliceerd. Ben je na het lezen van de korte besprekingen op deze pagina’s benieuwd naar de rest van het verhaal of review, gebruik dan het WebID om het hele artikel te lezen.
Acht voordelige terabytes in een schijf Seagate Archive HDD 8TB Na de introductie van 4TB hardeschijven leek de ontwikkeling een tijdje stil te staan, waarbij we bij SSD’s meer innovatie zagen dan bij traditionele magnetische opslag. Inmiddels zien we ook bij hardeschijven weer beweging en onlangs kon Seagate ons zelfs hun eerste 8TB schijf laten zien. De Archive HDD maakt gebruik van Shingled Magnetic Recording, waarbij de sporen op de magnetische platters deels over elkaar heen liggen. Zo is een nog hogere dichtheid mogelijk: 1333GB per platter. De keerzijde is dat schrijven WebID 1065 duidelijk (25%) langzamer gaat, waar Seagate ook heel eerlijk over is. De prijs is aan de andere kant ook niet heel hoog, gemiddeld 285 euro. Dat komt neer op een luttele 3,6 eurocent per GB. Volgens onze test vallen de prestaties bovendien nog best mee. Kortom, een aanrader voor wie grote hoeveelheden data wil opslaan, bijvoorbeeld in een NAS.
Eerste 144Hz IPS gaming monitor Acer Predator XB270HUbprz Tot voor kort moest je kiezen tussen een snelle monitor of een met goede kleurweergave. Gamers gingen voor 144Hz TN-monitoren, beeldbewerkers voor langzamere schermen met een IPS- of VA-paneel. Wie toevallig beide zaken wilde doen moest ofwel een compromis sluiten, ofwel twee aparte monitoren aanschaffen. Een nieuwe generatie beeldschermen met snelle ’’IPS-panelen’’ moet het beste van twee werelden gaan bieden en Acer was met de Predator XB270HU de eerste die ons zo’n scherm kon bezorgen. Het is gebaseerd op een AHVA-paneel afkomstig van AU Optronics en blijkens onze testresultaten is het een zeer WebID 1066 interessant beeldscherm. Zowel qua snelheid als qua kleurweergave overtuigt het, ook al zijn de snelste TN-modellen nog sneller en is kalibratie vereist om het kleurpotentieel tot zijn recht te laten komen. Ook de prijs is even slikken, 749 euro op moment van schrijven. Desalniettemin een zeer interessant beeldscherm, dat we dan ook met een Gold Award beloonden.
Intel start de NVMe (r)evolutie Intel SSD 750 1,2 TB Veel opslagnieuws de afgelopen tijd op Hardware.Info! Naast een 8TB hardeschijf was er ook nieuws op SSD-gebied. De eerste SSD met ondersteuning voor het NVMe-protocol arriveerde in ons lab en de Intel SSD 750 stelde niet teleur. Weliswaar is de prijs van deze PCI-Express SSD bepaald niet mals, met name in synthetische benchmarks laat Intel zien dat AHCI met pensioen mag. NVMe staat voor Non-Volatile Memory (Host Controller Interface Specification) Express en is speciaal voor SSD’s ontwikkeld. Samen met PCI-Express vervalt de bandbreedtebeperking van SATA600 volledig en zien we een enorme sprong vooruit WebID 1067 in prestaties. De huidige PCMark8 benchmark kan het voordeel in ‘echte’ toepassingen nog niet echt aantonen, maar dat het potentieel gigantisch is, is duidelijk. Alleen nog even sparen, want met 1 euro per TB is zeker de 1,2 TB uitvoering van de SSD 750 niet goedkoop.
6
# 2 / 2015
# 5 / 2014
7
7
HARDWARE.INFO
Op de site
Met en zonder randje Samsung Galaxy S6 en S6 Edge Dé smartphone launch van dit voorjaar was natuurlijk de nieuwe Galaxy van Samsung. Niet een maar twee versies in een geheel andere stijl dan we tot dusver van deze serie gewend waren. Geen plastic meer, maar aluminium en glas. Maar ook geen verwisselbare accu of SD-kaartslot meer. Het bijzonder hoge resolutie (en bij de Edge gebogen) scherm, de razendsnelle processor en de flink afgeslankte TouchWiz software zorgden ervoor dat we toch zeer enthousiast waren over de nieuwe modellen. Bijzonder vermeldenswaard is WebID 1068 de uitstekende camera in de beide toestellen. Kortom, waardige nieuwe topmodellen. Het gebogen scherm van de Edge biedt in de praktijk weinig voordeel en de meerprijs is erg hoog; om die reden beloonden we alleen de ‘gewone’ S6 met een Gold Award.
Vlotte NAS met veel mogelijkheden WD EX2100 Onlangs introduceerde WD twee nieuwe 2-bay NAS-apparaten, de DL2100 en de EX2100. De eerste gebaseerd op Intel, de tweede op een Marvell-SoC. Met name over de laatste zijn we erg te spreken: hij kost ruim 100 euro minder (met 12TB aan disks zelfs ruim 300 euro minder), maar de prestaties overtreffen de duurdere broer op veel punten. Alleen is het geheugen niet uitbreidbaar. Qua functionaliteit biedt hij aardig wat mogelijkheden en is hij bovendien gebruiksvriendelijk, met prima cloudtoegang. Daarvoor hoef je zelf WebID 1069 amper iets te configureren; alleen een account aanmaken en de NAS zoekt zijn eigen weg online. Vervolgens kan je overal bij je bestanden. Voor extra veiligheid kan je ook nog naar de ‘echte’ cloud een back-up maken. Kortom, een veelzijdig product met een keurige prijs.
Freesync blijkt niet gratis Acer Predator XG270 en BenQ XL2730Z AMD’s tegenhanger van Nvidia’s G-sync technologie werd in maart eindelijk geïntroduceerd. Onze eerste ervaring met Freesync leerde dat de techniek uitstekend werkt, net zo goed als die van het groene kamp. Helaas zijn de eerste monitoren met Freesync verre van goedkoop – laat staan ‘gratis’. Zowel de Acer XG270 als de BenQ XL2730Z is flink aan de prijs, al is de eerste zo’n 200 euro voordeliger dan de tweede. Beide schermen bieden 2560x1440 pixels op een 144Hz TN-paneel van bovengemiddelde kwaliteit, maar de BenQ is duidelijk luxer uitgevoerd. Je krijgt dus wel wat extra’s voor de prijs. Dat neemt niet weg dat deze techniek juist interessant is om op 60Hz panelen een soepeler ervaring te creëren: de meerwaarde ten opzichte van 144Hz is beperkt. Nog even wacht dus, was ons advies.
MSI GT80 2QE-030NL Een opvouwbare all-in-one met een UPS aan boord, zo zou je de MSI GT80 gaminglaptop kunnen omschrijven. Met een 18,4-inch Full HD-beeldscherm, vier (!) SSD’s én een 1TB hardeschijf, twee GeForce GTX 980M videokaarten in SLI en een quad-core Core i7 processor is dit een ronduit beestachtige notebook. In het 4,8 kilo wegende chassis is zelfs een ten-key-less mechanisch toetsenbord verwerkt. Overal de hoogste gameprestaties dus, dat blijkt ook wel uit onze test. Ons enige kritiekpunt is de schermresolutie, die had best wat hoger gemogen. Ook is het jammer dat MSI geen net wat minder uitgebreide configuraties biedt, want om met de ultieme gaminglaptop aan de slag te gaan mag je nu wel 4299 euro neertellen. Maar toch, een snellere gaming notebook is er niet.
WebID 1070
8
Mechanisch toetsenbord… in een laptop
# 2 / 2015
WebID 1071
# 5 / 2014
9
9
ACHTERGROND TEST
De laatste ontwikkelingen op een rijtje
ARM naar 64-bit
Apple was zo’n anderhalf jaar geleden
de eerste die de 64-bit ARM-instructieset naar mobiele apparaten bracht. Inmiddels is deze ook in de Android-wereld aan een opmars bezig. Wij zetten de ontwikkelingen op een rijtje voor je.
I
n de PC-wereld werd de overstap naar 64-bit ingeluid met de aankondiging in oktober 1999 van de AMD64 instructiesetuitbreiding. Die kwam in oktober 2003 beschikbaar bij de eerste Opteron-processor werd uiteindelijk zelfs door Intel overgenomen. AMD64, ook wel x86-64, is feitelijk een uitbreiding van 32bit naar 64-bit voor alle onderdelen van de CPU, waaronder de registers (de gedeeltes van de chip waar de verwerkingseenheden ofwel execution units hun data hebben staan) en de interne databussen. Omdat er in de eigenlijke architectuur weinig veranderde, bood AMD64 niet direct een grote prestatiewinst, maar was het belangrijkste voordeel van de overstap naar 64bit dat het mogelijk werd om meer dan 4 GB geheugen aan te sturen vanuit de CPU. Was dat aan het begin van deze eeuw leek voornamelijk een theoretisch voordeel, inmiddels is het plaatsen van 8 GB of 16 GB geheugen in een systeem natuurlijk de normaalste zaak van de wereld. In de wereld van ARM, de instructieset waarop de meeste processors voor smartphones, tablets en andere mobiele apparaten zijn gebaseerd, is men inmiddels ook druk doende met de overstap van 32-bit naar 64-bit. ARM heeft ervoor gekozen om bij de overstap naar 64-bit direct een aantal grote wijzigingen en optimalisaties door te voeren aan de instructieset, waardoor ook 32-bit software sneller uitgevoerd kan worden (zie ook WebID 1060). ARM’s nieuwe, eind 2011 aangekondigde 64-bit instructieset luistert naar de naam ARMv8 en is de opvolger van ARMv7.
Sander Almekinders & Koen Crijns verhoogd. Daarnaast is de capaciteit van de NEON-uitbreiding voor SIMD (Single Instruction Multiple Data)-instructies verbeterd en heeft de ARMv8-architectuur nieuwe instructies gekregen die encryptiealgoritmes kunnen versnellen. Na het ontwikkelen van de ARMv8architectuur ging ARM zelf aan de slag met het maken van twee implementaties daarvan, in de vorm van de Cortex-A53- en Cortex-A57-kernen. Zoals bekend kunnen ontwikkelaars van SoC’s bij ARM kant-enklare ontwerpen van CPU- en GPU-cores bij ARM kopen en gebruiken op hun chips De Cortex-A53 is een piepkleine, zeer efficiënte core voor hetzelfde marktsegment als voorloper Cortex-A7. De Cortex-A57 is juist een relatief grote en complexe variant met hoge prestaties en daarmee de opvolger van Cortex-A15. Uiteraard kunnen Cortex-A57 en –A53 cores samen werken in big.LITTLE-configuraties, waarbij het wederom mogelijk is om de langzame en snelle cores tegelijkertijd te gebruiken. Deze samenwerking wordt heterogeneous multi-processing of global task scheduling genoemd. De Cortex-A53 is net als de A7 een dual-issue, in-order CPU met een 8-stage
pipeline. Met dual-issue wordt bedoeld dat er iedere klokslag maximaal twee instructies gedecodeerd, verwerkt of afgesloten worden. In-order houdt in dat instructies worden verwerkt in de volgorde waarin ze worden aangeleverd. De A57 daarentegen is een veel complexere en grotere CPUcore die allereerst out-of-order werkt, wat betekent dat de core alle binnenkomende instructies zelf in de optimale volgorde hergroepeert om zo alle execution units zoveel mogelijk gevuld te krijgen. De A57 kan bij alle gedeeltes van de chip drie instructies tegelijkertijd verwerken en heeft 8 execution units, waarbij de twee units geschikt voor floating point- en NEON-instructie met 128-bits tegelijkertijd kunnen werken.
Cyclone
Geheel onverwacht was het niet ARM zélf, maar Apple dat als eerste met een implementatie van de ARMv8 architectuur kwam, in de vorm van de Cyclone cores die de basis vormen voor de Apple A7(X)en A8(X)-SoC’s die we onder meer kennen van de iPhone 5S, iPhone 6, iPad Air en iPad Air 2. De A7-chip werd in september 2013 geïntroduceerd bij de iPhone
ARMv8
Volledige compatibiliteit met de 32-bit ARMv7 architectuur is bij ARMv8 gewaarborgd, al is het voor ontwikkelaars die zelf cores ontwerpen ook mogelijk om ARMv8kernen te maken die deze compatibiliteit niet hebben. In de nieuwe versie is zowel het aantal als de grootte van de general purpose registers binnen de architectuur 10
n Een vergelijking tussen de opeenvolgende ARM instructiesets.
#2 1 / 2015
Videokaarten SoC’s
n Apple A8
5S, toen SoC’s gebaseerd op Cortex A57 of A53 nog lang niet in zicht waren. De codenaam Cyclone kon bijna niet beter gekozen zijn, want zoals we weten van onze recente iPhone- en iPad-reviews presteren de A7 en A8 erg goed, zeker op het moment dat ze uitkwamen. Hoewel Apple er zelf weinig over kwijt wil, is Cyclone naar verluidt een 6-issue out-of-order ontwerp met 9 execution units en een pipeline van maximaal 19 stappen. Qua complexiteit lijkt de core eerder op een Intel x86-kern dan op een typische, weinige potente ARM-kern. Samen met de A7 CPU had Apple eind 2013 ook direct een volledig voor 64-bit geschikte variant van iOS beschikbaar. Het duurde uiteraard nog wel een tijdje voor er een goede verzameling aan apps beschikbaar was die ook echt gebruikmaakte van de kracht van de 64-bit-chip. De ontwikkeling van de 64-bit versie van Android was op dat moment nog verre van voltooid en 64-bit ARM-chips waren nog niet beschikbaar. Inmiddels is dat veranderd: begin 2015 is er met Android 5.0 ook een 64-bit versie van Android en zijn er diverse 64-bit ARM SoC’s beschikbaar voor Android 5.0 apparaten.
n Samsung Exynos 7 Octa 7420
genomen. Zo bevat de Samsung Exynos 7 Octa 7410 van de Koreaanse versie van de Galaxy Note 4 vier Cortex-A57 cores gecombineerd met vier Cortex-A53 cores in een big.LITTLE-configuratie. Datzelfde aantal cores wordt gebruikt in de op 14nm geproduceerde Exynos 7 Octa 7420 van de Galaxy S6 (Edge). Vier A57- en vier A53-kernen in big. LITTLE vinden we ook in de Qualcomm Snapdragon 810, die onder meer gebruikt wordt in de HTC One M9. Traditioneel maakt Qualcomm altijd gebruik van zelf ontworpen ARM-cores, die qua architectuur lijken op de Cortex-A-kernen en tot vorig jaar aangeduid werden als Kraitkernen. Vermoedelijk is Qualcomm hier tijdelijk vanaf gestapt om zo snel mogelijk ook een 64-bit-SoC op de markt te kunnen hebben. Het bedrijf heeft de eigen ontwikkeling van cores in ieder geval niet stopgezet. De Snapdragon 820, die in de tweede helft van dit jaar van de band moet rollen, moet namelijk wel eigen ontwikkelde 64bit cores (met codenaam Kryo) krijgen Qualcomm heeft daarnaast ook midrange SoC’s gebaseerd op de 64-bit ARMcores beschikbaar. De Snapdragon 610 is gebaseerd op vier Cortex-A53 kernen en de Snapdragon 615 op zelfs acht A53’s, waarvan vier op hoge en vier op lage klokfrequentie. De Snapdragon 410 is ook een quad-core Cortex-A53 SoC, met lagere specs. De Snapdragon 615 wordt gebruikt in de Europese versie van de HTC Desire 820. Ten slotte heeft ook MediaTek verschillende quad-core en octacore Cortex-A53 chips beschikbaar dan wel aangekondigd, maar apparaten daarmee zijn we nog niet tegengekomen.
Keuzes
Denver
De Cortex-A57 en -A53 zijn door de meeste ontwikkelaars van SoC’s in licentie
Naast de A57/A53 gebaseerde SoC’s is er nog een optie voor 64-bit Android, de # 2 / 2015
speciale uitvoering van de Nvidia Tegra K1 met twee eigen Denver cores, zoals gebruikt in de HTC Nexus 9. Denver is een speciaal geval: het is een door Nvidia ontwikkelde ARMv8-kern die intern eigenlijk niet van ARM-instructies gebruikmaakt, maar van een eigen instructieset. Dat laatste zou te verklaren zijn doordat Nvidia Denver volgens de geruchten in eerste instantie als x86-CPU wilde inzetten. Door softwarematige conversie van x86instructies naar een eigen taal zou het de licenties van Intel willen omzeilen. De uiteindelijke Denver-core heeft een hardwarematige ARM-“vertaler” aan boord gekregen, die echter slechts twee instructies per klok kan verwerken. Speciale software, onderdeel van de Android-versie geschikt voor de Tegra K1, houdt constant in de gaten of bepaalde code veelvuldig gebruikt wordt en maakt daar op dat moment een geoptimaliseerde versie van op basis van de interne architectuur. Daarvoor wordt bij Denver-apparaten als de HTC Nexus 9 128MB geheugen gereserveerd. De Denver-core werkt in-order, maar zodra terugkerende code wordt geoptimaliseerd, zorgt de software ervoor dat de instructievolgorde alsnog wordt geoptimaliseerd. Daarmee verlegt Nvidia dus een taak die traditioneel binnen de CPU wordt uitgevoerd naar software. Eenmaal softwarematig vertaalde code kan met tot zeven instructies tegelijk door de CPUcores geloodst worden. Het nadeel is dat slechts een gedeelte van de uitgevoerde code geoptimaliseerd wordt, wat duidelijk is te zien in de benchmarks van HTC Nexus 9. Het apparaat presteert bij sommige workloads erg goed, terwijl het bij andere juist tegenvalt. Een voordeel is echter dat de algoritmes die code vertalen en optimaliseren in theorie “geüpgraded” kunnen worden met nieuwe firmware en dat op Denver gebaseerde apparaten met nieuwe firmware dus sneller kunnen worden.
n Nvidia Tegra K1
Android op 64-bit
Uiteraard zijn we de afgelopen tijd aan de slag gegaan met 64-bit-toestellen. Naast de high-end Samsung Galaxy S6 en S6 11
11
TEST
n Opbouw van de Cortex A53 en A57 n Android 5.0 is vereist om gebruik te maken van van 64-bit SoC’s met dit OS.
Edge en HTC One M9, hebben we op het moment van schrijven ook de Acer Liquid Jade S, HTC Desire 820 en Samsung Galaxy A3/A5 getest. In de praktijk merk je op dit moment eigenlijk nog niets van de nieuwe instructieset. Er zijn ook niet echt veel apps die de mogelijkheden ervan volledig (kunnen) benutten, al zou een 32-bit-app in theorie ook sneller moeten draaien op 64-bit-hardware dan op 32-bit-hardware. Om eens te kijken wat het verschil is tussen 32-bit en 64-bit binnen een en dezelfde app, hebben we Antutu er even bij gepakt. Als je die benchmark opstart op een 64-bit-toestel (met Android 5, oudere versie ondersteunen 64-bit-hardware officieel niet), heb je de optie om de 32- of de 64-bit-versie van de benchmark te draaien. Het maakt voor het uiteindelijke resultaat niets uit. Of dat ligt aan de Antutubenchmark die nog niet het maximale uit 64-bit-hardware kan halen, of dat het voor dit soort toepassingen simpelweg nog niet heel veel uitmaakt welke versie je kiest, zal de toekomst uit moeten wijzen. Hou er in ieder geval rekening mee dat niet alleen de hardware 64-bit moet ondersteunen, ook de software moet ermee overweg kunnen. Dan hebben we het uiteraard over apps, maar in het
bijzonder over Android zelf. De nieuwste versie van Android, versie 5, biedt die ondersteuning, eerdere versies niet. Dat is goed om in het achterhoofd te houden als je bijvoorbeeld een Galaxy A3/A5 hebt. Doordat die nog Android 4.4 gebruiken, heb je nog niet veel aan de nieuwe hardware. Uiteindelijk draait het wat ons betreft niet zozeer om 64-bit bij de nieuwe SoC’s, maar veel meer om de onderliggende architectuur, waar 64-bit een onderdeel van uitmaakt, namelijk ARMv8. Als je bedenkt dat vrijwel alle smartphones vanaf de eerste iPhone op ARMv7-architectuur gebaseerde processors hebben gehad, dan is de overstap naar een nieuwe architectuur een enorm grote verandering. Het is niet zozeer de 64-bit-hardware in een toestel die ervoor zorgt dat bijvoorbeeld een interface soepel draait, maar veel meer de onderliggende architectuur.
Toekomst
De 64-bit evolutie is in de Android-wereld nu net begonnen en zal de komende tijd stevig doorgezet worden. Zoals geschreven werkt Qualcomm ook aan een 64-bit core, de Kryo, waarover helaas nog weinig tot niets bekend is, behalve dat deze on-
n Cortex A72 belooft een flinke snelheidstoename én efficiëntere werking.
12
# 1 / 2015
derdeel wordt van de Snapdragon 820 die later dit jaar op de markt komt. Vermoedelijk zullen we tijdens MWC volgend jaar maart de eerst Snapdragon 820 smartphones gaan zien. Qualcomm kennende zal de Kryo-kern daarna ook snel voor minder krachtige SoC’s voor mid-range toestellen gebruikt gaan worden. ARM heeft inmiddels de Cortex-A72 kern aangekondigd. In feite is dit de opvolger van de Cortex-A57, geoptimaliseerd voor 16nm FinFET productie. Details over de architectuur zijn niet bekendgemaakt, maar ARM geeft wel aan dat de A72 bij gelijk stroomverbruik bijna 2x zo snel moet zijn als de A57 of bij dezelfde prestaties ruim de helft zuiniger. Zeker dat laatste is voor mobiele apparaten natuurlijk altijd een prettig vooruitzicht. Een gedeelte van de verbetering komt uiteraard wel voor rekening van het kleinere productieprocedé. Het zal vermoedelijk nog minstens een jaar duren eer de A72 daadwerkelijk in een chip gebruikt wordt. Qualcomm heeft aangekondigd de Snapdragon 620 en 618 te zullen baseren op respectievelijk vier en twee Cortex-A72’s gecombineerd met in beide gevallen vier A53’s. K
Videokaarten
13
TEST
Raspberry Pi 2 getest: aanzienlijk betere prestaties, zelfde lage prijs
Begin februari introduceerde de Raspberry Pi Foundation een nieuwe versie van hun populaire knutselcomputer ter grootte van een creditcard. Wij hebben de nieuwe Raspberry Pi 2 uitgebreid getest en vergeleken met zijn voorloper.
WebID 1056
D
e originele Raspberry Pi werd in februari 2012 op de markt gebracht. Niemand durfde op dat moment te voorspellen dat deze “knutselcomputer” zó populair zou worden als nu het geval is. Inmiddels zijn er al meer dan vijf miljoen exemplaren over de toonbank gegaan, die door hun eigenaren voor de meest uiteenlopende zaken worden ingezet. Oorspronkelijk was de Raspberry Pi ontwikkeld met als doel een goedkoop platform aan te bieden om op scholen programmeerlessen te kunnen geven. Het concept van een computertje dat slechts een paar tientjes kost en probleemloos een volledig Linux-besturingssysteem kan draaien, viel echter bij een veel grotere doelgroep in de smaak. De lage prijs, het lage stroomverbruik en het kleine formaat maken de Pi’s gewild voor allerhande embedded oplossingen. Ook voor wie niet zo van knutselen houdt, zijn er voldoende redenen denkbaar om een Pi in huis te halen. Dankzij de speciale voor de Raspberry Pi geoptimaliseerde versies van het OpenElec besturingssysteem is een Pi een van de goedkoopste manieren om een XBMC / Kodi mediaspeler in huis te halen. Met de RetroPie software tover je een Pi in
Koen Crijns een handomdraai om tot een emulator van vele gameconsoles uit lang vervlogen tijden, waaronder de Super Nintendo, Sega Mega Drive en de Sony Playstation 1. Met software als Domoticz kun je je Pi gebruiken als kloppend hart van een huis vol domoticaproducten; anderen gebruiken een Pi juist weer als file- of mailserver, als telefooncentrale, en ga zo maar door. Ons uitgebreide achtergrondartikel over de oorsprong en gebruiksmogelijkheden van de Raspberry Pi kun je teruglezen op WebID 1056.
Nieuwe versie
Begin februari kondigde de Raspberry Pi Foundation een nieuwe versie aan van het product. De Raspberry Pi 2, of Raspberry Pi 2 Model B zoals hij voluit heet, is voorzien van een nieuwe ARM processor en meer geheugen, wat de prestaties van het apparaat flink doet toenemen. De afmetingen, de aansluitingen en de plaatsing daarvan zijn identiek gebleven aan de nieuwste uitvoering van de originele Pi, het model B+. Het feit dat de nieuwe SoC ook softwarematig compatibel is met diens voorloper maakt dat de nieuwe Raspberry Pi een drop-in replacement kan zijn voor wie nu een Pi Model B+ gebruikt voor een toepassing.
De belangrijkste vernieuwing is dus de nieuwe processor. De originele Pi’s maken alle gebruik van een Broadcom BCM2835 processor gebaseerd op een enkele ARM ARM11 CPU-kern, werkend op 700 MHz. Deze ARM11 kern maakt nog gebruik van de oude ARMv6 instructieset. De nieuwe Pi maakt gebruik van een Broadcom BCM2836: één cijfer hoger, maar een wereld van verschil. De nieuwe SoC heeft vier CPU-cores aan boord, van het ARM CortexA7 type, werkend op 900 MHz. Het aantal cores is dus verviervoudigd, maar de cores zijn zelf ook een stuk sneller: de Cortex-A7 is een veel moderner ontwerp en maakt gebruik van de nieuwere ARMv7 instructieset. De Cortex-A7 is bovendien voorzien van diverse instructieset-uitbreidingen, waaronder NEON, speciale instructies die vooral multimediasoftware flink kunnen versnellen. Kort door de bocht mag je zeggen dat NEON de ARM-tegenhanger is van de Intel SSE-instructiesetuitbreiding. De in de SoC geïntegreerde GPU is niet gewijzigd. Ook de Broadcom BCM2836 heeft de zogenaamde Broadcom Videocore IV. Deze GPU biedt zeer basale 3D-mogelijkeden (met OpenGL ES 2.0 ondersteuning) en heeft een videodecoder aan boord met ondersteuning voor H.264 in Full HD-resolutie.
n De Raspberry Pi 2 (rechts) heeft een nieuwe SoC maar is qua afmetingen, connectors en plaatsing daarvan identiek aan zijn voorloper, de Pi 1 Model B+ (links). 14
# 2 / 2015
Rasberri Pi 2
SoC CPU GPU Geheugen GPIO USB Netwerk HDMI Storage Afmetingen
Raspberry Pi 1 Model B+
Raspberry Pi 2 Model B
Broadcom BCM2835 ARM11 700 MHz Videocore IV 512 MB 40 pin 4x USB 2.0 100 Mbps LAN HDMI 1.4 microSD 85,6 x 56,5 mm
Broadcom BCM2836 Quad-core Cortex-A7 900 MHz Videocore IV 250 MHz 1 GB 40 pin 4x USB 2.0 100 Mbps LAN HDMI 1.4 microSD 85,6 x 56,5 mm
Ook het geheugen is uitgebreid. Waar de Raspberry Pi Model B en B+ de beschikking hadden over 512 MB RAM, zit op de nieuwe Raspberry Pi 2 een dubbele hoeveelheid van 1 GB. Nog steeds is het mogelijk om via software zelf een verdeling aan te geven tussen de hoeveelheid geheugen die CPU en GPU mogen gebruiken. De ontwikkelaars van de Raspberry Pi geven zelf aan dat de nieuwe Pi tot zo’n 6 à 7 keer sneller is dan zijn voorloper. Een claim die, zoals we verderop zullen zien, gerechtvaardigd is.
Gelijk gebleven
Het formaat, de aansluitingen en de plaatsing daarvan zijn zoals geschreven gelijk gebleven. Dat maakt dat ook de Raspberry Pi 2 gevoed moet worden met een standaard Micro-USB lader zoals we die kennen van smartphones – die overigens wederom niet wordt meegeleverd. Net als bij de Pi 1 B+ vinden we onderop een Micro SD slot waarin een kaartje met het besturingssysteem geplaatst kan worden. Op het bordje vinden we opnieuw de Microchip LAN9514 chip die de enkele USB 2.0-controller van de Broadcom-chip via een geïntegreerde hub omzet naar vier USB 2.0-aansluitingen en een 100 Mbit LAN-connector. Dat de Raspberry Pi geen gigabit LAN heeft, zal voor sommigen een tegenvaller zijn, maar door te kiezen voor exact dezelfde componenten en verbinding konden de ontwikkelaars wel volledige compatibiliteit met bestaande Pi-software garanderen. Voor de aansluiting van een monitor
heeft de Pi 2 opnieuw een HDMI 1.4 connector met ondersteuning voor HDMI-CEC, zodat signalen van de afstandsbediening van een TV naar de Pi kunnen worden doorgegeven. De 3,5mm jack-plug biedt niet alleen een stereo analoge audiouitgang, maar kan ook (composiet) analoge video uitsturen. Verder vinden we opnieuw de Display Serial Interface en Camera Serial Interface connectors voor het rechtstreeks aansluiten van schermen cameramodules. Ook de 40-pin General Purpose IO (GPIO) connector is gelijk gebleven. Hiermee kun je externe elektronica aansturen. De header bevat naast een aantal 5 volt-, 3,3 volt- en aardepinnen ook 17 pinnen die voor data gebruikt kunnen worden. Een aantal hiervan kan ook geconfigureerd worden om als I2C, UART en SPI seriële interfaces te dienen, alsmede één PWM (Pulse Width Modulation) pin De adviesprijs is ook gelijk gebleven: de nieuwe Raspberry Pi 2 heeft net als voorloper Pi 1 B+ een prijskaartje van 35 dollar. In Nederland is de nieuwe Pi 2 vooralsnog wat duurder, wellicht omdat het product vrij nieuw is. In onze prijsvergelijker kost de Pi 2 op het moment van schrijven gemiddeld 44 euro (met een laagste prijs van 36 euro), terwijl je de Pi 1 B+ voor gemiddeld 33 euro op de kop tikt. Vermoedelijk zal de Pi 2 de komende tijd nog wel wat in prijs gaan zakken.
Benchmarks
Om het prestatieverschil tussen de originele Raspberry Pi (waarvan we model B+ testten) en de nieuwe Pi 2 in kaart te brengen, hebben we diverse tests
uitgevoerd, afkomstig uit het speciaal voor de Raspberry Pi gemaakt Raspian Linux-besturingssysteem, gebaseerd op de Debian Wheezy distributie. Wat al direct opvalt is dat Raspian op de Pi 2 een stuk sneller opstart naar de grafische schil dan zijn voorloper: 21 seconden in plaats van 46 seconden. Bovenal voelt het OS veel responsiever. De originele Raspberry Pi vonden wij eigenlijk te langzaam om met een grafisch OS te gebruiken, maar met de Pi 2 gaat het heel behoorlijk. Als voorbeeld: het in Chromium (de open-source versie van Google Chrome) renderen van de Hardware.Info Frontpage duurt op de nieuwe Raspberry Pi gemiddeld 4,1 seconden, terwijl dat bij de originele Pi gemiddeld 29 seconden duurde, een wereld van verschil. Toegegeven: die 4 seconden zijn nog altijd veel meer dan een snelle PC die het binnen een seconde kan, maar het is in ieder geval werkbaar. De frontpage van Nu.nl met de vele advertenties daarop kost op de Pi 2 gemiddeld 10 seconden. Op de Pi B+ lukt het ons niet eens om die pagina in Chromium te bekijken zonder de browser te laten crashen. In de browser hebben we ook een tweetal benchmarks gedraaid. De bekende Sunspider-benchmark test de CPU door middel van verschillende JavaScript algoritmes. Let wel: JavaScript en dus ook Sunspider werkt single-threaded en hier heb je dus weinig tot geen voordeel van de vier cores. Desalniettemin is het prestatieverschil ruim een factor 3: de originele Pi voltooit de test in 12081 ms, de Pi 2 in 3622 ms. Dat laatste is overigens wel nog altijd langzamer dan de sloomste smartphone die we de afgelopen paar jaar hebben getest. In de WebXPRT 2013 benchmark, waarin diverse webtoepassingen worden gesimuleerd, scoort de Pi 1 14 punten, de Pi 2 behaalt 45 punten. We gingen verder met de bekende Linux Sysbench benchmark die de prestaties van de CPU in kaart brengt door het berekenen van priemgetallen. De Raspberry Pi 1 doet 515 seconden over de test. In single-threaded modus (dus
Ook Windows 10 De Raspberry Pi kan al sinds het begin voorzien worden van verschillende besturingssystemen, die vrijwel allemaal hun oorsprong vinden in de Linux-hoek. Bij de introductie van de Raspberry Pi 2 deden de ontwikkelaars samen met Microsoft echter een bijzondere aankondiging. Windows 10 komt ook beschikbaar voor de Pi 2, gratis zelfs! Microsoft wil zich met Windows 10 richten op een breder palet aan apparaten dan met voorgaande Windows-versies. Zo wordt het nieuwe OS niet alleen de basis voor desktops en laptops, maar ook voor Windows Phone toestellen en voor de Xbox One. Met Windows 10 wil Microsoft zich echter ook richten op de groeiende markt van het Internet of Things. De ondersteuning van de Raspberry Pi, die door veel (thuis-)ontwikkelaars wordt gebruikt voor diverse knutselprojecten, is in die strategie een
belangrijke stap. Welke impact Windows 10 kan hebben op de Raspberry Pi, welke prestaties we mogen verwachten en welke ontwikkeltools beschikbaar komen, blijft natuurlijk nog even afwachten. Overigens zal de Pi-versie van Windows 10 uiteraard geen “normale” Windows-software draaien, aangezien de ARM-chip niet x86-compatible is. Vermoedelijk ben je dus beperkt tot de nieuwe universal apps en de ontwikkeltools daarvoor.
# 2 / 2015
15
15
TEST
n Raspian op de Raspberry Pi 2
Raspberry Pi 1 Model B+
Raspberry Pi 2 Model B
46 sec. 32 sec. 280 sec. 171 MIPS 405 sec. 515 sec. 515 sec.
21 sec. 15 sec. 110 sec. 1031 MIPS 162 sec. 75 sec. 299 sec.
12081 ms 14 29 sec. n.m.
3622 ms 45 4 sec. 11 sec.
1,6 W 1,8 W 1,8 W 2,0 W
2,4 W 3,0 W 3,7 W 3,5 W
Benchmarks Raspian OS opstarten OpenElec / Kodi opstarten Kernel archief uitpakken 7Zip Compressie MP3 coderen Sysbench CPU single-threaded Sysbench CPU multi-threaded Browser tests (Chromium) Sunspider WebXPRT 2013 Frontpage HWI renderen Frontpage Nu.nl renderen Stroomverbruik Idle Sysbench CPU single-threaded Sysbench CPU multi-threaded 1080p H.264 afspelen
WebID 1057
16
met één CPU-core actief) voltooit de Pi 2 de test in 290 seconden en multithreaded zelfs in 75 seconden, oftewel bijna 7x zo snel! In de drie andere benchmarks die we draaiden – het uitpakken van het archief van de Linux-kernel, het comprimeren van data via de multi-threaded 7Zip software en het encoderen van muziek via de LAME MP3 encoder – is de Pi 2 respectievelijk 2,5, 6,0 en nogmaals 2,5 keer sneller dan zijn voorloper. We hebben ook het energieverbruik gemeten. Idle op de Raspian desktop meten we 2,4W, wat meer dan de 1,6W die we voor de Pi 1 noteren. Tijdens de Sysbench benchmark (met 100% CPU belasting dus) meten we single-threaded 3,0W en multi-threaded 3,7W, een behoorlijke toename ten opzichte van de 1,8W van de Pi 1. Het afspelen van Full HD H.264 video in Kodi verbruikt zo’n 3,5W, terwijl de voorloper het bij 2,0W hield. Het energieverbruik is dus gestegen, maar het blijft extreem laag vergeleken met wat we in de PC-wereld gewend zijn.
XBMC / Kodi
Ten slotte hebben we de Raspberry Pi 2 ook getest onder XBMC ofwel Kodi, zoals de populaire HTPC-software tegenwoordig heet. We maakten daarvoor gebruik van OpenElec 5.0.5, gebaseerd op Kodi versie 14.2. Wat direct opvalt is dat Kodi op de Pi 2 heel wat vlotter werkt dan op de originele Raspberry Pi. Nu maakten geoptimaliseerde code en de 512 MB versie van de Pi 1 al een groot verschil, het blijft een feit dat de software echt het uiterste van de processor vraagt op de originele Pi. De nieuwe SoC met vier Cortex-A7 kernen is meer dan potent genoeg om Kodi net zo vlot te laten werken als op veel duurdere mini-PC’s met krachtige Intel- of AMD0-processor. Dat is zeer goed nieuws voor wie Pi’s gebruikt om een Kodi HTPC’tje te bouwen. Wat echter blijft is de vrij archaïsche video-ondersteuning van de Broadcom Videocore IV GPU. Het hardwarematig decoderen van H.264 videokaart werkt uitstekend, maar de engine doet geen enkele vorm van complexe post-processing. Met de afwezige ruisonderdrukking of verscherping zullen de meeste # 2 / 2015
gebruikers nog wel kunnen leven, dat kan je ook door je TV laten doen als je dat graag wilt. Het gebrek aan een goede deinterlacer is een ander verhaal. Zolang je Kodi puur gebruikt voor het bekijken van series of films – tegenwoordig allemaal 720p of 1080p, niet interlaced dus – is er niets aan de hand. Wanneer je Kodi wilt gebruiken voor het bekijken van live TV of TV-opnamen, bijvoorbeeld in combinatie met een TVHeadEnd TV-server zoals elders in dit blad besproken, is de beeldkwaliteit simpelweg niet goed, aangezien de video niet met goede, complexe algoritmes gedeinterlaced kan worden. Verder zal je je moeten realiseren dat ook de nieuwe CPU niet krachtig genoeg is voor het softwarematig verwerken van video. Oftewel, codecs die niet door de GPU ondersteund worden, zal je niet aan de praat krijgen. De nu H.265-codec die nu in opkomst is, kun je dus niet afspelen en daarnaast is de Raspberry Pi ook niet geschikt voor Ultra HD / 4K video. Uiteraard mag je voor 35 dollar ook niet anders verwachten, maar het blijft iets om in het achterhoofd te houden. Samengevat: wie de beste beeldkwaliteit wil, zal Kodi nog altijd moeten draaien op een (uiteraard duurdere) mini-PC met een moderne AMD-, Intel- of Nvidia-GPU. Puur voor het bekijken van 1080p-films en -series en het gebruiken van de andere mogelijkheden (muziek, foto’s, etc.) is een Raspberry Pi 2 een uitstekend platform en veel geschikter dan het origineel. Mocht je overigens nog een afstandsbediening voor je Pi-gebaseerde Kodi-box zoekt, kijk dan eens naar onze Flirc-review op WebID 1057.
Conclusie
De nieuwe Raspberry Pi 2 is qua prestaties een flinke stap vooruit ten opzichte van zijn voorloper. Eindelijk biedt de Pi in een grafisch besturingssysteem een wat ons betreft “werkbare” gebruikerservaring en ook in de veelgebruikte XBMC/Koditoepassing voelt de Pi 2 nu net zo vlot aan als een veel duurdere, op x86 gebaseerde mini-PC. Helaas is de GPU van de nieuwe SoC identiek aan die van de vorige versie: meer dan H.264 decoderen in Full HD zonder noemenswaardige post-processing zit er niet in. Dat de nieuwe Pi nog altijd slechts een 100 Mbit netwerkpoort heeft zal voor sommigen een tegenvaller zijn; het voordeel is echter dat het nieuwe product hierdoor hardwarematig en softwarematig 100% compatibel is met zijn voorloper. Dat weegt wat ons betreft zwaarder. Was de oorspronkelijke Raspberry Pi al een erg leuk apparaat om als hobbyist mee aan de slag te gaan, de nieuwe versie is écht een aanrader. K
Rasberri Pi 2
Mini-workshop: Kodi installeren op een Raspberry Pi Kodi installeren op een Raspberry Pi is erg eenvoudig. Wat je nodig hebt is – naast een Raspberry Pi uiteraard – een microSD-kaartje (1 GB is al méér dan voldoende), een card reader om dat microSD-kaartje op je PC te benaderen en natuurlijk een Micro USB-lader en een HDMI-kabel om je Pi aan te sluiten op je TV. Stap 1 Ga naar http://openelec.tv en ga onder het menu-item Downloads naar de RaspberryPi Builds. Let op: er zijn verschillende versies voor de RaspberryPi 1 en 2. Download het juiste image-bestand. Dit is ingepakt middels GZIP (.gz). Je kunt het bestand uitpakken met behulp van WinRAR of 7Zip.
2
1
Stap 2 Download de Win32DiskImager software (WebID 1058). Plaats een microSD-kaartje in je cardreader, start de software, selecteer het gedownloade Openelec IMG-bestand en de stationsletter van je microSD-kaart en klik op Write.
3 Stap 3 Is de SD-kaart klaar, stop hem dan in je Pi, sluit alles aan en Kodi start automatisch op. Bij de eerste run zal Openelec enkele configuratievragen stellen, maar binnen een minuut ben je up-and-running.
AiRazor AZ
www.lc-power.com
OR
A R I A
AIR
R O Z
R
ZO
A AIR
Series
AIR
AZ
Brand-new - Heatpipe CPU cooler LC-CC-120-X3 with three AiRazor case fans from LC-Power
OR
- Incl. three 120 mm AiRazor fans - Silicone frames for vibrationless contact - FDB - Fluid Dynamic Bearing - For Intel- and AMD sockets - Six copper heatpipes - Aluminium heat sink - TDP: 200W - 4 pin PWM - Low noise
R O Z
A R AI 3 LC-Power products are available in well-stocked stores!
17
Find us on Facebook
17
facebook.com/lcpower.germany
A
# 2 / 2015
years
AIR
Warranty
TEST
Nieuwe testmethode brengt definitieve prestaties van 29 CPU-koelers in kaart
Zoveel producten, zoveel testmethodes. Dat geldt ook voor CPU-koelers, die we al sinds jaar en dag regelmatig testen. Met dit artikel introduceren we een nieuwe testmethode, die nog beter in kaart brengt welke modellen de beste verhouding bieden tussen koelprestaties en geluidsproductie.
A
l sinds de oprichting van Hardware.Info zo’n 16 jaar geleden doen we ieder jaar minstens één grote vergelijkingstest van CPU-koelers. Die tests doen we uiteraard zo wetenschappelijk verantwoord mogelijk. Andere publicaties plaatsen een CPU-koeler meestal op een echte processor, belasten die met bepaalde software volledig en meten dan de temperatuur. Op die testopzet is naar onze mening veel aan te merken is. Zo kun je bij echte CPU’s nooit garanderen dat de warmte die geproduceerd wordt identiek is van test tot test. Daarnaast zijn de temperatuursensors in processors veel minder nauwkeurig dan uitleessoftware als Coretemp en Realtemp doen vermoeden. Onze eerste generaties CPU-koeler testopstellingen bestonden uit vermogensweerstanden die we op het formaat van gangbare processors hadden afgemeten. Door middel van een variabele voeding konden we deze weerstanden een exacte hoeveelheid vermogen laten opnemen en daarmee een altijd identieke hoeveelheid warmte laten genereren. Aangezien een vermogensweerstand net als een processor geen licht geeft en geen rondjes draait, leert de wet van behoud van energie ons namelijk dat al het opgenomen vermogen per definitie wordt omgezet in warmte. Sinds enkele jaren gebruiken we officiële CPU-simulators zoals Intel die ontwikkelt voor fabrikanten van CPU-koelers. Op zich zijn dit ook een soort vermogensweerstanden, maar dan verwerkt in een echte CPUverpakking en volledig gemodelleerd naar de thermische eigenschappen zoals een echte CPU die ook heeft.
Uitersten
Er is echter altijd ruimte voor verbetering. Onze testprocedure tot nu toe was dat we CPU-koelers zowel met de ventilators 18
Koen Crijns & Dwayne Spinnler
werkend op 12V als werkend op 7V testen. In de tabellen werd dat respectievelijk hoge snelheid en lage snelheid genoemd. Met beide instellingen voerden we deze tests uit op zowel onze Socket 1155 als onze Socket 2011 CPU-simulator. Tevens maten we op beide instellingen de geluidsproductie in onze geluidsdichte box. Het leveren van goede koelprestaties is niet zo moeilijk zolang je een bak herrie voor lief neemt. Andersom geldt ook dat een combinatie van slechte koelprestaties en weinig geluid ook niet moeilijk te bewerkstelligen is. Om die redenen berekenden we altijd efficiëntiescores, door temperatuurresultaten te delen op de geluidsproductie. Wel deden we dat met de disclaimer dat wij ons uiteraard ook realiseerden dat het delen van een grootheid op lineaire schaal met een andere grootheid op logaritmische schaal wiskundig gezien twijfelachtig is, terwijl bovendien de eenheden temperatuur en geluidsproductie in feite niets met elkaar te maken hebben. Dat gezegd hebbende leverden deze efficiëntieberekeningen altijd interessante getallen op, op basis waarvan we conclusies konden trekken over hoe goed een koeler geconstrueerd is. Een probleem is echter dat we metingen deden op twee uiteinden van een schaal (7V en 12V), terwijl de ventilators van CPU-koelers in de praktijk vaak op voltages ergens halverwege werken. Daar komt nog bij dat terwijl je sommige CPU-koelers vanwege de herrie nooit op maximale instelling zal gebruiken, bij andere modellen de ventilator bij 7V vrijwel stil staat, waardoor de efficiëntiescore goed lijkt, maar koeling vrijwel afwezig is. Kortom, de efficiëntiescore had haar zwakke kanten en dus was er ruimte voor verbetering.
Kalibreren
Inspiratie voor verbetering vonden we in onze laatste grote vergelijkingstest van # 2 / 2015
casefans, die we vorig jaar uitvoerden. Hierbij stelden we de ventilators in onze geluidsdichte box eerst zo in dat ze exact 30 dB(A) produceren (gemeten op 10 centimeter afstand). Vervolgens maten we bij het daarvoor benodigde voltage hoeveel airflow de ventilators genereerden. Naar onze bescheiden mening was deze nieuwe methode ideaal om een echte appels-met-appels vergelijking te maken. Een paar maanden terug gebruikten we een vergelijkbare methode ook voor CPU-waterkoelers, en nu is het de beurt aan CPU-luchtkoelers. Bij onze nieuwe testmethode bepalen we in onze geluidsdichte box op welk voltage we de ventilator(s) van de CPU-koelers moeten laten draaien om 30 dB(A), respectievelijk 40 dB(A) geluid te produceren. Om die getallen in perspectief te zetten: 30 dB(A) en lager gemeten op 10 centimeter afstand betekent dat het product (wanneer ingebouwd in een PC-behuizing en op normale luisterafstand) onhoorbaar stil is. Oftewel, de 30 dB(A) tests geven dus aan hoe goed de CPU-koelers kunnen koelen zonder dat je enig geluid hoort. 40 dB(A) gemeten op 10 centimeter is wat ons betreft zo’n beetje
nDe Noctua NH-U14S is volgens onze
nieuwe testmethode onbetwist de beste koeler op de markt.
CPU-koelers
nVan de koelers onder de € 50 zet de
n Met een gemiddelde prijs van slechts 42 euro blijft de Scythe Mugen 4 PCGH in z’n prijssegment onovertroffen. Daarnaast is het de beste koeler met 120mm ventilators.
de grens tussen stil en duidelijk hoorbaar. Oftewel, de 40 dB(A) meting geeft aan hoe goede modellen kunnen koelen op een geluidsniveau dat nog net “stil” te noemen is. Overigens is een aantal CPU-koelers zo stil, dat ze de 40 dB(A) niet eens halen. Zowel bij de 30 dB(A) als 40 dB(A) instellingen voerden we een drietal tests uit. Onze Socket 1155 CPU-simulator stelden we in op een warmteproductie van 95W (de TDP van de snelste CPU’s uit dit segment) en op 125W (vergelijkbaar met een Core i5 of i7 met beperkte overklok). Op de Socket 2011-simulator deden we metingen bij 160W warmteproductie, wat overeenkomt met een beperkt overklokte high-end Socket 2011 CPU. Om ook nog een beeld te krijgen van de maximale koelprestaties van de koelers, deden we deze 160W test ook nog een keer met de ventilators draaiend op volle snelheid (12V). Alle afzonderlijke tests zijn minimaal twee maal uitgevoerd, waarna we hebben bekeken of het verschil tussen de genormaliseerde waardes maximaal 1 graad is. Bij een gro-
ter verschil hebben we de test uiteindelijk drie keer of zo nodig nog vaker uitgevoerd. Alle resultaten in de tabel zijn gemiddeldes van onze twee of meer metingen.
Thermalright True Spirit 140 Power de beste score neer. De koeler past ook nog eens mooi in tegenwoordig populaire zwart/witte builds.
n De Prolimatech Basic 81 is een goed alternatief voor de Mugen 4 PCGH: wat minder diep en betere maximale koelprestaties.
29 modellen
In deze test hebben we 29 courante CPUkoelers opgenomen. Het merendeel hiervan hebben we eerder al getest met onze oude methode, met een aantal maken we voor het eerst kennis. Koelers uit alle prijsklassen zijn vertegenwoordigd: de gemiddelde prijzen lopen uiteen van zo’n 20 tot 80 euro. De overgrote meerderheid zijn zogenaamde tower-modellen, waarbij de blaasrichting van de ventilator(s) haaks staat op de CPU en daarmee, wanneer ingebouwd in een behuizing, opgewekte warmte linea recta richting de outtake fan wordt geblazen. De test bevat twee top-flow-koelers, waarbij de ventilator naar onderen blaast. De statistieken van onze Prijsvergelijker geven aan dat dergelijke koelers in Nederland en België niet bepaald populair zijn. Niet gek, want tower-koelers presteren doorgaans beter.
n Het blijft bijzonder hoeveel koeler Gelid biedt voor minder dan 30 euro met de Tranquillo Rev. 2.
# 2 / 2015
Toch hebben top-flow-koelers een groot voordeel: ze koelen ook de componenten rondom de socket. Zeker bij goedkopere moederborden en in minder goed geventileerde behuizingen is dat nuttig. De koelers verschillen op vele fronten, zoals het gewicht, de afmetingen, het aantal heatpipes en het type ventilators. Tot op zeker hoogte geldt size does matter: grotere koelers presteren meestal beter dan kleinere. Toch zijn er uitzonderingen: de testwinnaar van dit artikel is een stuk kleiner dan het grootste model van dezelfde fabrikant, maar weet toch nipt betere prestaties neer te zetten. Voordat we de resultaten bekijken bespreken we de 29 koelers zeer kort, merk voor merk. De belangrijkste specificaties vind je in de tabel aan het einde van dit artikel. Een uitgebreidere tabel inclusief upto-date prijzen tref je op WebID 1059.
Kort voorgesteld
Het Duitse Be quiet! is vertegenwoordigd door maar liefst vier koelers. De Dark Rock 3 en Dark Rock Pro 3 zijn high-end modellen, die direct opvallen door hun uitstekende afwerking zwarte uiterlijk. Wanneer je uiterlijk minstens zo belangrijk vindt als prestaties zullen deze koelers op de shortlist staan. De Dark Rock 3 heeft een koelblok met zes heatpipes en maakt gebruik van een 135mm SilentWings PWM ventilator met fluid dynamic bearing (FDB). Bij de aanzienlijk grotere Pro 3 bestaat het koelblok uit twee gedeeltes, waartussen een tweede (120mm) ventilator is geplaatst. Ook hier zijn de gebruikte ventilators van het SilentWings type. De Shadow Rock 2 is Be quiets model in het populaire 40-eurosegment en verschilt qua afmetingen weinig van de Dark Rock Pro 3. Ook deze koeler is opvallend netjes afwerkt, maar niet zwart gespoten. Hij heeft “slechts” vier heatpipes een 120mm ventilator met rifle bearing, een opgeleukt glijlager dus. De Pure Rock ten slotte is Be quiets instapper met een wat kleiner koelblok, zij het wel met eveneens vier heatpipes en een standaard fan met glijlager. Ook Cooler Master is met vier koelers vertegenwoordigd. De Hyper TX3 Evo is een simpel instapkoelertje met 92mm ventilator en 3 heatpipes. Je koopt de TX3 al voor minder dan 20 euro en hoewel de koelprestaties zich niet kunnen meten met duurdere exemplaren, toonden we eerder al aan dat zelfs deze koeler een flinke stap vooruit is ten opzichte van boxed koelers. De Hyper 212 Evo, Hyper 412S en Hyper 612 v2 zijn alle tower-koelers met een enkele 12 cm ventilator, waarbij het koelblok telkens groter wordt. De 212 Evo en 412S hebben vier heatpipes, de 612 heeft er zes. De ventilator op de eerste twee heeft een glijlager, op de 612S zit een variant met een rifle bearing. 19
19
TEST
20
n De Rajintek Aidos is te overwegen als je zo min mogelijk geld wilt uitgeven aan een CPU-koeler, maar wel betere koelprestaties wilt dan van een boxed exemplaar.
n Van de kleine koelers met 92mm ventilators (geschikt voor Mini ITX) biedt de Scythe Tatsumi de beste resultaten.
Deze en de 412S en 612 v2 kwamen in onze eerdere tests goed uit de bus. Van DeepCool nemen we de Gamerstorm Lucifer mee, een aardig uit de kluiten gewassen koeler van bijna 900 gram met zes heatpipes en een 14 cm ventilator met een onbekende lagersoort. DeepCools voormalige importeur voor de Benelux is op het moment van schrijven de laatste voorraad aan het “dumpen”, waardoor de koeler voornamelijk vanwege zijn lage prijs van circa 30 euro opvalt. Van Gelid hebben we de inmiddels al meermaals besproken Tranquillo Rev. 2 en opvolger Tranquillo Rev. 3 getest. Beide koelers hebben een identieke gemiddelde prijs van zo’n 28 euro. In een test op onze website toonden we aan dat de Rev. 2 een betere koeler is dan de Rev. 3, reden voor Gelid om het oude model in productie te houden. Deze tower-koelers kenmerken zich door bescheiden afmetingen, een viertal heatpipes en een ventilator met Hydro Dynamic Bearing. Het Oostenrijkse Noctua heeft vier koelers in deze test. De NH-D9L en NH-U9S zijn tower-koelers gericht op systemen met beperkte afmetingen, waarbij wel optimale koeling gewenst is. Bij de U9S is er een 92mm ventilator voorop een koelblok met 5 heatpipes, bij de U9L zit een zelfde 92mm ventilator tussen twee kleinere koelblokken, die met vier heatpipes met de baseplate zijn verbonden. Qua prijs en afmetingen verschillen deze twee weinig. De NH-D15 is een oude bekende en de grootste, zwaarste én duurste koeler uit de test. Dit ruim 1,3 kilo wegende model heeft twee 140mm ventilators en twee koelblokken die middels zes heatpipes in verbinding staan met de baseplate. De NH-U14S is zoals we verderop zullen zien echter interessanterer: deze heeft ook zes heatpipes, maar dan verwerkt in één koelblok van beperkte diepte, dat wordt gekoeld door een enkele
14cm ventilator. De U14S ziet er wellicht wat minder bruut uit dan de D15, je komt er ook minder mee in de knoei bij de plaatsing van je geheugenmodules. Phanteks stuurde ons drie koelers die alle zijn uitgevoerd in zwart/wit. Dat is anno 2015 zeker een pre: mede dankzij ASUS’ nieuwste generatie moederborden, MSI’s Krait edition borden en de verschillende witte behuizingen die onder meer Corsair op de markt heeft zien we steeds meer builds met een zwart/wit kleurenschema. De PH-TC12DX is een tower-koeler met vier heatpipes en twee 12cm ventilators aan weerszijden van het koelblok. De gebruikte lager is ons bij de Phanteks koelers onbekend. De PH-TC14CS is een gigantische topflow-koeler met boven en onder het zwarte koelblok twee 14 centimeter ventilators. In deze koeler zijn vijf heatpipes verwerkt. De TC14S is qua afmetingen juist relatief beperkt. Deze tower-koeler heeft een 14cm ventilator tussen twee vrij smalle koelbokken, die met zes heatpipes zijn verbonden met de baseplate. Via distributeur Caseking ontvingen we
ook drie Prolimatech koelers. De Basic 81 is de enige die kant-en-klaar, ofwel inclusief ventilator wordt verkocht. De naam klinkt alsof het een AH Huismerk koeler is, maar de prijs is bovengemiddeld. Op het oog is het een vrij simpele tower-koeler met 12cm ventilator, maar er zitten wel zes heatpipes in verwerkt. Ook het vermelden waard: de ventilator maakt gebruik van een dubbele kogellager. Dat type maakt in de regel iets meer lawaai, maar staat wel bekend om de lange levensduur. De Genesis en Red Series Megahalems worden beide zonder ventilators geleverd, die moet je dus nog los kopen. De Genesis is een apart gevaarte met zowel een koelblok dat rechtop staat als een koelblok in topflow-positie, dat zo is gepositioneerd dat het low-profile geheugenmodules kan koelen. Op aanraden van Prolimatech zelf testten we de Genesis met twee Prolimatech Blue Vortex 14 ventilators. De Megahalems die we testten is een rode tower-koeler die voor de liefhebbers ook in andere kleuren verkrijgbaar is. Het rood staat mooi bij de vele gaming moederborden die tegenwoordig bij alle merken in die kleur zijn uitgevoerd. Het relatief prijzige koelblok bevat zes heatpipes. Wij testten de koeler met twee eveneens rode Vortex fans van hetzelfde merk. Van Rajintek testten we de kleine Aidos, een relatief simpel tower koelertje met 92mm ventilator en vier heatpipes. De witrode ventilator zal het goed doen bij gaming moederborden. Met een prijs van minder dan 20 euro is de Aidos een concurrent voor de Cooler Master Hyper TX3. De Scythe Mugen 4 PCGH Edition was de testwinnaar van onze vorige grote vergelijkingstest, waarbij de koeler opviel vanwege een prima combinatie van goede koelprestaties, lage geluidsproductie en een vriendelijk prijskaartje. Deze PCGH Edition is een combinatie van het originele Mugen 4 koelblok met zes heatpipes en twee zeer stille 120mm ventilators. De Mugen Max is een
n De compleet in zwart afgewerkte Be quiet! Dark Power 3 en Pro 3 blijven qua design bijzonder. De Pro variant presteert ruim beter dan gemiddeld.
n Bij onze nieuwe testmethode blijkt dat de Cooler Master Hyper 412S zijn status als aanrader moet afstaan aan andere producten.
# 2 / 2015
CPU-koelers
relatief nieuw model dat we een tijdje geleden al online reviewden. Het is een extra grote Mugen-variant met een groot koelblok met zes heatpipes en een enkele 14cm ventilator. De afwerking is erg mooi, zonder bovenop uitstekende heatpipes. De Tatsumi is juist een kleinere tower-koeler met drie heatpipes, een 92mm ventilator en een prijs vergelijkbaar met de Gelid Tranquillo. Ten slotte testten we een viertal koelers van Thermalright. De HR-02 Macho PCGH Edition is net als de Scythe Mugen 4 onder handen genomen door de Duitse collega’s van PC Game Hardware, die hem voorzagen van een extra stille 14cm ventilator. Het achterliggende koelblok is flink van formaat – de naam Macho is niet voor niets – en bevat zes heatpipes. De Silver Arrow IB-E is Thermalrights grootste koeler en qua prijs, formaat en opzet een concurrent voor de Noctua NH-D15. Ook hier hebben we van doen met een tower-koeler met twee koelblokken en twee 140 mm ventilators. In de Silver Arrow is een recordaantal van acht heatpipes verwerkt. De True Spirit Rev. A en True Spirit Power ten slotte zijn twee vrijwel gelijk geprijsde koelers met zes heatpipes en een enkele 140mm ventilator geplaatst. De Enhanced Hyper Flow Bearing zal vermoedelijk gewoon een soort glijlager zijn. Ook deze koelers hebben de tegenwoordige gewilde zwart/witte kleurstelling.
Geluidsproductie
Zoals we weten van eerdere vergelijkingstests van CPU-koelers loopt de geluidsproductie van de verschillende producten flink uiteen. Dat zien we ook nu weer: met de ventilators ingesteld op de maximale spanning van 12V produceert de stilste koeler, de Thermalright HR-02 Macho PCGH, een vrijwel onhoorbare 29 dB(A) en komt de meest luidruchtige, de Phanteks PHTC12DX, op een oorverdovende 54 dB(A). Al onze geluidsmetingen zijn uitgevoerd op een afstand van 10 cm in een geluidsdichte box met een intern omgevingsgeluid van 18 db(A).
Op de genoemde Thermalright na zijn alle koelers in te stellen op een geluidsniveau van 30 dB(A). Het voltage van de fans van de Mugen 4 PCGH hoeven we daarvoor het minst ver terug te draaien (tot 9,78 V) en dat van de Phanteks PH-TC14CS Black het verst (tot 4,67 V). In deze stand werken dus alle koelers in de test op een draaisnelheid die we bij normale luisterafstand kunnen bestempelen als “onhoorbaar stil”. Instellen op 40 dB(A) lukt bij 23 van de 29 geteste koelers: de twee Thermalright True Spirit 140 modellen, de Thermalright HR-02 Macho PCGH, de Cooler Master Hyper 412S en Hyper 612 V2 en de Scythe Mugen 4 zijn op maximale draaisnelheid zo stil dat ze niet bij de 40 dB(A) in de buurt komen. Dat alle CPU-koelers stil kunnen zijn is natuurlijk geen nieuws. De vraag is hoe goed ze nog koelen, wanneer ze hun werk zo stil doen.
Resultaten
Wanneer we kijken naar de resultaten van onze metingen met de Socket 1155 CPU-simulator met 95W warmteproductie en de CPU-koeler ingesteld op een # 2 / 2015
n De DeepCool Gamer Storm Lucifer is heeft een zeer scherpe prijs, maar zal nog maar beperkt te koop zijn.
geluidsproductie van 30 dB(A), dan gaat de Noctua NH-U14S aan kop met een gemeten temperatuur van 36,7 °C. De veel grotere Noctua NH-D15 vinden we op de tweede plek, gevolgd door de even massieve Thermalright Silver Arrow IB-E. In de top 10 vinden we verder de Prolimatech Genesis, Thermalright True Spirit 140 BW en Power, Be quiet! Dark Rock Pro 3, Scythe Mugen 4 PCGH, Scyhte Mugen Max en Thermalright HR-02 Macho PCGH. Kijken we naar de 21
21
TEST
resultaten bij 125W, dan zien we dezelfde top 10, maar zakt de Silver Arrow wel wat weg. Bij de Socket 2011 CPU-simulator met 160W belasting vinden we met de 30 dB(A) instelling opnieuw de Noctua NH-U14S op de eerste plaats, gevolgd door de NH-D15. De Top 10 bestaat verder opnieuw uit dezelfde koelers. Kijken we naar de 40 dB(A) instelling, dan is de eerste plek bij Socket 1155 95W wederom voor de Noctua NH-U14S, gevolgd door de NH-D15 en door de gigantische Silver Arrow IB-E. De Dark Rock Pro 3 pakt nu de vierde plek en ook de Scythe Mugen Max doet het opvallend goed. De test bij 125W toont een vergelijkbaar rijtje aan de top. Ook bij de Socket 2011 150W test blijven de Noctua NH-U14S, Noctua NH-D15 en Thermalright Silver Arrow IB-E het klassement aanvoeren, maar klimt de Prolimatech Basic 81 opvallend op naar een vijfde plek. Kijken we naar de maximale koelprestaties ongeacht het geluid, ofwel onze Socket 2011 160W test met de ventilators op 12V, dan vinden we de Noctua NH-D15 op de eerste plek, maar de kleinere en goedkopere NH-U14S koelt vrijwel even goed. De Thermalright Silver Arrow IB-E is derde, 22
gevolgd door de relatief betaalbare Prolimatech Basic 81.
Aanraders
Kijken we naar de top-10-lijsten, dan blijkt dat voornamelijk Noctua en Thermalright goed uit de bus komen. Beide fabrikanten zijn natuurlijk koelingsexperts bij uitstek, die geen andere producten dan CPU-koelers voeren. De Noctua NH-U14S is volgens onze nieuwe test onbetwist de beste koeler op de markt. De koelprestaties bij 30 dB(A) en 40 dB(A) zijn het best en de koeler is lang niet zo groot als bijvoorbeeld de NH-D15 van hetzelfde merk. Daardoor loop je niet snel tegen problemen aan bij de montage. De prijs van gemiddeld 68 euro is wel fors. Niet zo hoog als die van de NH-D15, maar wel ruim bovengemiddeld. De Noctua NH-U14S is dan ook onze aanrader wanneer het je puur gaat om zo goed mogelijke koelprestaties. Wil je onder de 50 euro blijven, dan zet de Thermalright True Spirit 140 Power de beste efficiëntie neer. Voordeel van deze koeler is dat hij mooi past in de huidige trend van zwart-witte builds. Wil je nog wat minder uitgeven, dan zijn # 2 / 2015
de Scythe Mugen 4 PCGH (gemiddeld 42 euro), de Gelid Tranquillo Rev. 2 (gemiddeld 28 euro) en Rajintek Aidos (gemiddeld 20 euro) de beste keuzes in hun respectieve prijsklassen. De DeepCool Gamer Storm Lucifer (gemiddeld 30 euro) moet hier ook genoemd worden: deze koeler presteert net wat beter dan de Tranquilo Rev. 2, maar de scherpe prijs voor deze joekel van een koeler is voornamelijk mogelijk doordat de voormalig distrubuteur van DeepCool de oude voorraad aan het “dumpen” is. Geniet ervan zolang het kan, zouden we zeggen. Voor wie een wat kleinere behuizing heeft, kan het plaatsen van een koeler met 140mm ventilator potentieel problemen geven. In onze online tabel vind je de hoogte van alle CPU-koelers en bij door ons geteste behuizingen vind je op de site tevens de maximaal ondersteunde hoogte. Halen we de koelers met 140mm ventilator uit het testveld, dan blijven 17 koelers over. Daarvan zet de al genoemde Scythe Mugen 4 PCGH duidelijk de beste prestaties neer. De Prolimatech Basic 81 is een goed alternatief dat een stuk minder diep is, een betere maximale koeling heeft en een ventilator met dubbele kogellager. De Gelid Tranquillo
CPU-koelers
# 2 / 2015
23
23
TEST
Noctua NH-D9L
Noctua NH-D15
Gelid Tranquillo Rev.2
Gelid Tranquillo Rev 3
Tatsumi koop je een Gelid Tranquillo Rev. 2 120mm; als die in je kast past heb je daarmee wel duidelijk betere koelprestaties. Over smaak valt uiteraard niet te twisten, maar het is ontegenzeggelijk zo dat testwinnaar Noctua NH-U14S met zijn zilverkleurig
DeepCool Gamer Storm Lucifer
Cooler Master Hyper TX3 Evo
Cooler Master Hyper 612 Ver. 2
Cooler Master Hyper 412S
Cooler Master Hyper 212 Evo
de beste prestaties neer. Mooi meegenomen: deze koeler kost ook nog eens minder dan de helft van wat je zou moeten betalen voor een Noctua NH-U9S, die een fractie hogere temperaturen laat noteren. Laat wel gezegd zijn: voor hetzelfde geld als de
Be quiet! Shadow Rock 2
Be quiet! Pure Rock
Be quiet! Dark Rock Pro 3
Be quiet! Dark Rock 3
Rev. 2 blijft ook nu de beste keuze als je niet meer dan drie tientjes wilt spenderen. Kijken we puur naar de koelers met 92mm ventilators voor nóg kleinere (Mini ITX) behuizingen, dan zet de Scythe Tatsumi van de vijf resterende producten duidelijk
Gemiddelde prijs
€ 62
€ 79
€ 32
€ 44
€ 30
€ 36
€ 42
€ 22
€ 30
€ 28
€ 28
€ 90
€ 55
Socket 115x / 2011 / AM3 / FM2
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / - / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / - / Ja / Ja
Ja / - / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Gewicht
954 gram
1207 gram
647 gram
1108 gram
574 gram
614 gram
947 gram
394 gram
890 gram
610 gram
641 gram
1314 gram
530 gram
Hoogte
16 cm
16,3 cm
15,6 cm
16 cm
16,2 cm
16,4 cm
16,2 cm
13,8 cm
16,4 cm
15,5 cm
15,3 cm
16,2 cm
11,4 cm
Aantal heatpipes
6
7
4
4
4
4
6
3
6
4
4
6
4
Standaard aanwezige fan
135 mm
135+ 120 mm
120 mm
120 mm
120 mm
120 mm
120 mm
92 mm
140 mm
120 mm
120 mm
2x 140 mm
92 mm
Fan aansluiting
4 pins
4 pins
4 pins
4 pins
4 pins
3 pins
4 pins
4 pins
4 pins
4 pins
4 pins
4 pins
4 pins
Ball / Sleeve Bearing
Fluid Dynamic
Fluid Dynamic
Sleeve
Rifle
Sleeve
Sleeve
Rifle
Sleeve
Onbekend
Hydro Dynamic
Hydro Dynamic
SSO
SSO2
Socket 1155 95W - 30 dB(A)
40,9 °C
38,7 °C
43,5 °C
45,7 °C
46,5 °C
43,1 °C
41,8 °C
54,9 °C
41,3 °C
43,1 °C
42,6 °C
37,4 °C
50,8 °C
Socket 1155 95W - 40 dB(A)
38,4 °C
36,8 °C
41,1 °C
42,3 °C
42,2 °C
-
-
46,5 °C
38,8 °C
42 °C
40,6 °C
35,9 °C
45,2 °C
Socket 1155 125W - 30 dB(A)
47,1 °C
43,9 °C
48,8 °C
53,2 °C
52,2 °C
48,5 °C
47,6 °C
64,9 °C
47,2 °C
48,6 °C
48,1 °C
42,2 °C
59,2 °C
Socket 1155 125W - 40 dB(A)
43,6 °C
41,5 °C
46,8 °C
49,2 °C
47,2 °C
-
-
55,2 °C
44,2 °C
47,6 °C
45,7 °C
40,2 °C
52,4 °C
Socket 2011 160W - 30 dB(A)
52,2 °C
49,7 °C
53,1 °C
60,6 °C
55,3 °C
51,7 °C
51 °C
-
52 °C
54,5 °C
52,4 °C
45,1 °C
66,8 °C
Socket 2011 160W - 40 dB(A)
48,2 °C
47,3 °C
49,6 °C
55,3 °C
48,7 °C
-
-
-
48,1 °C
52,5 °C
49,2 °C
42,5 °C
58,5 °C
Socket 2011 160W - 12V fans
47,6 °C
46,5 °C
48,2 °C
53,8 °C
47,6 °C
49,4 °C
46,1 °C
-
45,6 °C
49,7 °C
47,9 °C
41 °C
51,4 °C
Geluidsproductie 12V fans (10 cm.)
41,6 dB(A)
43,2 dB(A)
43,4 dB(A)
45,1 dB(A)
42,9 dB(A)
37,2 dB(A)
36,4 dB(A)
46,7 dB(A)
47,1 dB(A)
52 dB(A)
43,6 dB(A)
48,6 dB(A)
47,9 dB(A)
Testresultaten
n* = Deze Prolimatech koelers zijn getest met twee 140mm Prolimatech Vortex ventilators. 24
# 2 / 2015
CPU-koelers
Thermalright True Spirit 140 Power
Thermalright True Spirit 140 BW Rev. A
Thermalright Silver Arrow IB-E
Thermalright HR-02 Macho PCGHEdition
Scythe Tatsumi
past natuurlijk het mooist bij zwart-rode gaming-moederborden, maar is wel prijzig: het losse koelblok kost al 62 euro en daar moet je dus nog één of twee ventilators bij kopen. K
Scythe Mugen Max
Scythe Mugen 4 PCGH Edition
Raijintek Aidos
Prolimatech Red Series Megahalems
Prolimatech Genesis
variant blijft. Voor zwart-witte builds zijn naast de Thermalright True Spirit koelers ook de modellen van Phanteks het overwegen waard, zeker omdat bij deze producten het koelblok zwart in plaats van zilverkleurig is. De Prolimatech Red Series Megahalems
Prolimatech Basic 81
Phanteks PH-TC14S
Phanteks PH-TC14CS Black
Phanteks PH-TC12DX Black
Noctua NH-U9S
Noctua NH-U14S
koelblok en bruine ventilators niet in iedere build even mooi zal staan. Qua design blijven de compleet in zwart uitgevoerde Be quiet! Dark Rock 3 en Pro 3 koelers wat ons betreft aan kop, waarbij de prijzige Pro-variant nog keurig binnen onze Top 10
€ 68
€ 57
€ 48
€ 77
€ 49
€ 44
€ 60
€ 63
€ 20
€ 42
€ 45
€ 26
€ 48
€ 85
€ 48
€ 50
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja /-/-
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja /-/-
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
Ja / Ja / Ja / Ja
926 gram
611 gram
880 gram
983 gram
727 gram
883 gram
748 gram
775 gram
423 gram
871 gram
846 gram
448 gram
860 gram
1080 gram
790 gram
884 gram
16,9 cm
12,5 cm
15,6 cm
13,7 cm
16,4 cm
16 cm
16 cm
16 cm
13,5 cm
15,8 cm
16 cm
14,9 cm
16,4 cm
16,4 cm
16,6 cm
17 cm
6
5
4
5
6
6
6
6
4
6
6
3
6
8
6
6
140 mm
92 mm
2x 120 mm
2x 140 mm
140 mm
120 mm
90 mm
2x 120 mm
140 mm
92 mm
140 mm
2x 140 mm
140 mm
140 mm
4 pins
4 pins
4 pins
4 pins
4 pins
4 pins
3 pins
3 pins
4 pins
3 pins
4 pins
4 pins
3 pins
4 pins
4 pins
4 pins
SSO
SSO2
Onbekend
Onbekend
Onbekend
Dual Ball
n.v.t.
n.v.t.
Onbekend
Sleeve
Sleeve
Sleeve
Onbekend
Onbekend
Hyper Flow
Hyper Flow
36,7 °C
48,8 °C
40,8 °C
40,8 °C
45,8 °C
41,3 °C
38 °C
42,1 °C
50,2 °C
39,4 °C
39,6 °C
47,6 °C
39,7 °C
37,9 °C
38,3 °C
38,3 °C
35,6 °C
44,1 °C
38,7 °C
39 °C
43,4 °C
38,6 °C
37 °C
40,5 °C
46 °C
-
38,3 °C
43,9 °C
-
36,6 °C
-
-
41,2 °C
57,2 °C
46,3 °C
46,8 °C
52,5 °C
47,1 °C
42,5 °C
48 °C
58,8 °C
45 °C
44,9 °C
55 °C
45,2 °C
44,9 °C
43,3 °C
43 °C
39,3 °C
50,8 °C
43,7 °C
43,8 °C
49,3 °C
43,1 °C
40,7 °C
45,9 °C
53,2 °C
-
43,3 °C
49,7 °C
-
41,3 °C
-
-
45 °C
63,5 °C
51,3 °C
50,7 °C
57,7 °C
50,4 °C
47,4 °C
52,8 °C
62,7 °C
49,3 °C
49,2 °C
59,2 °C
49,3 °C
47,7 °C
48,9 °C
47,1 °C
42,3 °C
56,3 °C
48 °C
47,5 °C
54 °C
46,3 °C
44,7 °C
49,4 °C
55,8 °C
-
46,6 °C
52 °C
-
44,1 °C
-
-
41,2 °C
51,2 °C
45,3 °C
44,5 °C
53,2 °C
43,8 °C
44,1 °C
49,1 °C
51,3 °C
47,9 °C
44,8 °C
49 °C
49,3 °C
42,9 °C
45,7 °C
44,2 °C
44,5 dB(A)
47,6 dB(A)
54,2 dB(A)
52 dB(A)
42,9 dB(A)
50 dB(A)
43,9 dB(A)
40,4 dB(A)
50,7 dB(A)
33 dB(A)
49,7 dB(A)
47,5 dB(A)
29,4 dB(A)
47 dB(A)
38,2 dB(A)
38,5 dB(A)
# 2 / 2015
25
25
ACHTERGROND
High Bandwidth Memory en Hybrid Memory Cube: nieuwe geheugentechnologieën vergeleken
Voorbij DDR4 en GDDR5
Koen Crijns
AMD en Hynix enerzijds en Micron en Samsung anderzijds werken aan nieuwe soorten geheugen, die DDR4 en GDDR5 moeten opvolgen. Beide kampen maken gebruik van gestapelde geheugenchips, maar de High Bandwidth Memory en Hybrid Memory Cube technologieën hebben verder minstens evenveel verschillen als overeenkomsten.
w
ie de geruchten rond AMD’s toekomstige generatie high-end videokaarten (die vermoedelijk Radeon R9 390X gaat heten) een beetje heeft gevolgd, weet dat AMD voornemens is daar een nieuw type geheugen toe te passen. De nieuwe technologie luistert naar de naam High Bandwidth Memory, kortweg HBM, en wordt door AMD in samenwerking met geheugenfabrikant Hynix ontwikkeld. HBM is inmiddels door Jedec, de organisatie achter geheugenstandaarden zoals DDR4 en GDDR5, aangenomen als officiële nieuwe standaard en ook Nvidia heeft aangegeven HBM bij toekomstige GPU’s te zullen gaan gebruiken. Tegelijkertijd werkten geheugenfabrikanten Micron en Samsung de afgelopen jaren ook hard aan een nieuwe geheugentechnologie, genaamd Hybrid Memory Cube. De nieuwe technologieën hebben veel overeenkomsten, niet in de laatste plaats het feit dat in beide gevallen geheugenchips gestapeld kunnen worden. Waar HBM in eerste instantie is ontwikkeld als opvolger van GDDR5 voor videokaarten, is het primaire doel van HCM juist om als snel geheugen in bijvoorbeeld servers ingezet te worden. In dit artikel nemen we de twee nieuwe technologieën onder de loep.
(shader units) in high-end GPU’s blijft maar toenemen. Al die cores moet voldoende snel van data worden voorzien om nuttig werk te kunnen verrichten. Daarvoor moet de geheugenbandbreedte bij voorkeur in een gelijk tempo meestijgen. Dat is echter niet zo eenvoudig. Een eerste optie om de bandbreedte te verhogen is letterlijk de breedte van de geheugenbus vergroten. Hoe breder die bus (256-bit, 384-bit, 512-bit), hoe meer bits er parallel van en naar het geheugen kunnen worden geschreven. Aan de andere kant geldt: hoe breder de bus, hoe groter de GPU moet worden en hoe meer aansluitpunten die moet krijgen – en dat terwijl GPU’s al zo’n beetje de grootste chips ter wereld zijn. Hoewel zowel AMD als Nvidia diverse ontwerpen met 512-bit bussen hebben gehad (waaronder de huidige Radeon R9 290X), blijkt iedere keer weer dat deze zowel qua
zorgt een verhoging van de klokfrequentie ook direct voor een flinke toename van het energieverbruik. Zelfs bij high-end videokaarten bestaan er op dat vlak beperkingen. De bandbreedte, oftewel hoeveel gigabyte er per seconde getransporteerd kan worden, is echter niet de enige uitdaging. De latency – de tijdsduur tussen het opvragen van een stuk data uit het geheugen en het daadwerkelijk beschikbaar komen daarvan – is de laatste (tientallen) jaren veel minder verbeterd dan de bandbreedte, waardoor het steeds meer een bottleneck is. Bovendien vragen CPU’s en GPU’s ook om steeds meer geheugen, terwijl het door de uitdagingen met het uitdokteren van nieuwe chipproductieprocedés steeds lastiger wordt om de capaciteit per geheugenchip toe te laten nemen. Ten slotte wordt met name in de mobiele wereld natuurlijk iedere nieuwe technologie die stroom en ruimte kan besparen met open armen ontvangen. HBM belooft al die uitdagingen aan te pakken. In vergelijking met bestaande geheugentechnologieën zoals DDR4 en GDDDR5 moet HBM naast meer bandbreedte ook een lagere latency, een lager stroomverbruik én meer capaciteit op een kleiner oppervlak bieden. Hoe dat mogelijk moet worden? Stapelen!
Stapelen
De truc bij High Bandwidth Memory is zoals gezegd dat geheugenchips worden gestapeld. In de eerste generatie HBM-chips worden vier geheugenchips op elkaar gestapeld en in een toekomstige generatie zelfs acht. Een HBM-chip, in jargon een stack genoemd, bestaat buiten de vier lagen met geheugencellen ook nog uit een onderste laag, waar de aansturing plaatsvindt. De geheuNoodzaak gencellen worden aangestuurd midn Binnen een HBM-stack worden in eerste inDe huidige geheugentechnologie die op dels zogenaamde TSV’s, wat staat stantie vier geheugenchips gestapeld. Alle gehigh-end videokaarten wordt gebruikt, voor Through Silicon Via’s, in feite verheugencellen worden vanuit een onderste laag GDDR5, werd geïntroduceerd in 2008 aangestuurd via dataverbindingen die door de chip bindingen die door de verschillende bij de Radeon HD 4870. De afgelopen lagen heen gaan. Iedere HBM-stack heengaan, de zogenaamde Through Silicon Via’s. zeven jaar zijn de klokfrequenties van heeft 1024 van dergelijke TSV’s, wat GDDR5 weliswaar stapsgewijs verhoogd in feite betekent dat er 1024 bits naar 1750 MHz, maar in feite maken ook chipontwerp als qua routering van signalen tegelijkertijd verwerkt kunnen worden. Ter de nieuwste videokaarten nog altijd gebruik op de PCB niet bepaald eenvoudig of goedvergelijking: een enkele DDR4- of GDDR5van een voor IT-begrippen inmiddels koop te produceren zijn. Een tweede optie chip heeft een databus die 32 bits breed is. bejaarde geheugenstandaard. Een nieuwe is om de klokfrequentie te verhogen, maar De vier geheugenlagen waaruit een HBMontwikkeling is dus zeer welkom. GPU’s wor- buiten het feit dat met de GDDR5-technolostack is opgebouwd, zijn elk opgedeeld in den steeds krachtiger en het aantal cores gie de limieten onderhand wel bereikt zijn, twee kanalen. De in totaal acht kanalen
26
# 2 / 2015
Toekomst geheugen
plan is om vier HBM-stacks naast toekomvier keer data kan worden overgebracht, kunnen compleet onafhankelijk van elkaar stige GPU’s te plaatsen, op één en dezelfde resulteert dat in een geheugenbandbreedte werken: zelfs de klokfrequentie is niet van 320 GB/s. De snelste Nvidia-kaart, de gedeeld, zodat het in theorie mogelijk is om interposer dus. GeForce GTX Titan Black, werkt met 384-bit bepaalde geheugengedeeltes sneller aan te AMD en Nvidia geheugen op 1750 MHz. Dat is omgerekend sturen dan andere. Van AMD mogen we – als de geruchten 336 GB/s. In beide gevallen is HBM dus een Bij de eerste generatie HBM bevat iedere kloppen – HBM dus als eerste verwachten flinke stap vooruit. gestapelde DRAM-chip een capaciteit van en zelfs al spoedig, bij de eerstvolgende Hiermee zijn we echter nog niet aan 2 gigabit (256 MB). Dat betekent dat een het einde van dit verhaal gekomen. Juist complete HBM-stack een capaciteit van 1 GB high-end videokaart, de Radeon R9 390X. Dat is op zich niet vreemd aangezien AMD omdat de HBM-stacks direct naast de GPU heeft. De 1024 I/O-kanalen kunnen volgens mede-ontwikkelaar is van de nieuwe stanzitten en signalen niet door de PCB van de de officiële presentaties van Hynix werken daard. Nvidia wil HBM gaan toepassen bij videokaart gerouteerd hoeven te worden, op 500 MHz DDR-snelheid, wat neerkomt de Pascal generatie, de codenaam voor wat kan het stroomverbruik voor de signalering op één gigabit per seconde per pin. Uit een stuk lager zijn. Sowieso zijn de HBMpresentaties van AMD en Nvidia kunnen we vermoedelijk de GeForce 1000 serie wordt. chips zelf ook erg zuinig. Nvidia becijferde afleiden dat Hynix’ beloftes conservatief zijn: De eerste producten uit deze serie worden in 2016 verwacht. in een presentatie over HBM dat de totale de videokaartfabrikanten zetten in op snelAangezien het nu al bekend is dat AMD geheugenaansturing bij GDDR5 zo’n 18-22 heden tussen 1 en 2 Gbps per pin. Dat zou vier HBM-stacks naast de GPU wil plaatsen, picoJoule per bit kost en bij HBM zo’n 6 à 7 inhouden dat een enkele HBM-stack een kunnen we nu dus al concluderen dat de pJ/bit. Het stroomverbruik van het geheubandbreedte tussen de één en twee terabit Radeon R9 390X 4 GB geheugen krijgt. De gen wordt dus met een factor drie verlaagd! per seconde, ofwel tussen de 128 gigabyte En doordat het geheugen fysiek zo en 256 gigabyte per seconde. dicht in de buurt van de GPU zit, Door het stapelen en doordat de kunnen de latencies flink omlaag, wat aansturing van de geheugencellen van ook voor een prestatiewinst zorgt. onderaf gebeurt, kan een HBM-stack Dat GPU én geheugen min of meer veel kleiner zijn dan een conventionele de ruimte innemen die tot dusver geheugenchip van 1GB. Volgens Hynix voor de GPU alleen nodig was, biedt is een normale 1GB DDR4-geheugenten slotte ook perspectieven voor chip zelfs 37x groter dan een HBMtoekomstige laptops met krachtiger stack. Let wel: dat is een beetje appels aparte videokaart. met peren vergelijken, aangezien DDR4 wordt geleverd in conventionele geheuHBM 2.0 genchipverpakkingen met contactpuntInmiddels heeft geheugenfabrikant jes die op een PCB gesoldeerd kunnen Hynix al plannen voor de tweede worden. HBM wordt daarentegen generatie HBM-chips geopenbaard. geleverd als losse stapeling van chips Deze zou per geheugenlaag 8 gigaen moet direct naast de GPU of CPU n Een HBM-stack bestaat uit een laag met byte ofwel 1 GB moeten bevatten. worden geplaatst die van het geheuaansturing en daarbovenop vier gestapelde Door vier of zelfs acht lagen te stapegen gebruik wil maken. geheugenchips. Elke laag is opgedeeld in twee len, moet een HBM 2.0-stack zodoengeheugenkanalen, die afzonderlijk aangestuurd System in package de een capaciteit van 4GB of zelfs kunnen worden. HBM-stacks kunnen op twee manieren 8GB gaan bieden. Door daarnaast de met een CPU of GPU verbonden worden. Al- exacte bandbreedte is natuurlijk afhankelijk snelheid te verhogen naar minimaal 2 Gbps lereerst is er de mogelijkheid om een stack per pin zou de totale bandbreedte van een van de klokfrequentie waarop AMD deze letterlijk op een CPU of GPU te stapelen. moderne geheugentechnologie laat werken. HBM 2.0-stack moeten toenemen naar 256 Dat zijn AMD en Nvidia echter vooralsnog GB/s. Houdt men vast aan de door Hynix in officiniet van plan, vermoedelijk om problemen Een toekomstige GPU met vier HBM ele presentaties opgegeven snelheid van 1 met koeling van een onder geheugenchips Gbps per pin, dan komen we met vier HBM- 2.0-stacks rondom geplaatst zou dus in toverborgen GPU te voorkomen en ook chips in totaal op een 4096-bit geheugenbus taal 16 of 32 GB geheugen op een snelheid omdat de GPU’s een stuk groter zijn dan de van ruim 1 TB/s moeten kunnen krijgen. met een uiteindelijke bandbreedte van 512 HBM-chips. GB/s. Als we de geruchten Optie twee is om één of meer stacks mogen geloven is AMD direct naast een GPU op dezelfde interposer voornemens om de klokte plaatsen. De interposer is jargon voor de snelheid met minimaal laag van een chip die de aansluitingen van 50% te verhogen, zodat de chip leidt naar contactpunten aan de on- we uit zouden komen op derkant. De complete verbinding tussen de een bandbreedte van 768 HBM-stack en de GPU kan echter door de GB/s. interposer lopen, zodat er dus geen contactTer vergelijking: de punten voor hoeven worden gemaakt. Het Radeon R9 290X werkt plaatsen van de stack direct naast een GPU met een 512-bit GDDR5noemt men een 2,5D-implementatie, terwijl geheugencontroller (die daadwerkelijk stapelen 3D wordt genoemd. dus zestien 32-bit chips n Een 1GB HBM-stack, die dus niet in de gebruikelijke Een betere en duidelijkere term is system-in- adresseert), draaiend verpakking van een geheugenchip zit, is kleiner dan package ofwel SiP implementatie. op 1250 MHz. Omdat een aspirientje. 1GB DDR4-geheugen in conventionele Zowel AMD als Nvidia geeft aan dat het bij GDDR5 per klokslag verpakking is volgens Hynix 37x groter. # 2 / 2015
27
27
ACHTERGROND
als conventionele geheugenchips wordt aangestuurd, waardoor de geheugencontroller dus in de CPU of GPU moet zitten. Bij HMC zit de geheugencontroller in de geheugenchip zelf en die communiceert met de buitenwereld via een snel serieel protocol genaamd SerDes. Iedere HMC-chip krijgt één of meerdere 8-lane of 16-lane full-duplex verbindingen met een n Door HCM-cubes meerdere links te snelheid van 10, 12,5 of 15 Gbps geven, kunnen de chips aan elkaar gekopper lane. Gerekend met 10 Gbps voor de eerste generatie, zou de vol- peld worden om zo veel geheugen aan één CPU of GPU te koppelen ledige bandbreedte van een 16-lane verbinding tussen HCM en GPU dus 40 gigabyte per seconde bedragen: 20 aangezien implementatie een gedeeltelijke n HBM-stacks kunnen direct op een CPU of GPU geplaatst worden, maar in de praktijk GB/s in beide richtingen. Door de cubes ommekeer vereist van de trend van de zullen ze er eerder vlak naast gezet worden, meerdere van deze SerDes links te afgelopen jaren, waarbij de geheugenconop dezelfde interposer. geven – er wordt gesproken over 4 tot troller vanuit een north bridge naar de CPU 8 – kunnen ze ook onderling met elkaar verhuisde. In feite moeten CPU-fabrikanten Hybrid Memory Cube communiceren, om op die manier een groot het zelf ontwerpen van geheugencontrollers Geheugenfabrikanten Micron en Samsung aantal geheugenchips met één enkele CPU overboord gooien en de optimalisatie daarwerken zoals gezegd aan een vergelijkte verbinden. Op die manier kan in servers van overlaten aan de ontwikkelaars van de bare nieuwe geheugentechnologie, Hybrid het aantal gigabyte per CPU HMC-chips. Voor een partij als Intel, dat er Memory Cube (HMC). Hoewel bij HMC ook flink vergroot worden. prat op gaat de beste geheugencontrollers meerdere geheugenlagen worter wereld te ontwerpen, is dat geen voor de Waar en wanneer hand liggende stap. den gestapeld, is de Na in 2011 al profilosofie bij deze Waar HMC vermoedelijk dan ook in eertotypes te hebben technologie ste instantie gebruikt zal gaan worden is bij gedemonstreerd, anders. Micron op ARM-technologie gebaseerde high-end verscheepte Micron in netwerkchips, bijvoorbeeld voor in routers/ en Samsung 2013 de eerste samples van willen juist geen gateways voor grote datacenters. Juist bij HMC-geheugenchips. Deze hebben geheugen maken het verwerken van netwerkverkeer is een een capaciteit van 2 GB dat direct op een korte latency, wat ook bij HMC één van de CPU geplaatst grote voordelen is, van essentieel belang. n Nvidia’s mockup van een toekomstige per stuk en bestaan uit vier gestapelde geheukan worden of Of HMC of een vergelijkbare technologie Pascal GPU, waarbij vier HBM-stacks genchips van elk 512 MB. ooit in normale servers, desktops en laptops direct ernaast op zijn geplaatst direct naast de GPU. Micron heeft varianten dezelfde imposer. terecht komt valt nog te bezien. Een ding gemaakt met vier en twee SerDes links. HMC, wat overigens (nog) geen Jedec-stanis zeker: ook in servers is er een constante De totale grootte van de cube-chips is daard is, moet een opvolger worden van vraag naar hogere bandbreedtes, lagere DDR4-geheugen. Het moet initieel in servers 31x31mm in het geval van de variant met latencies, meer geheugencapaciteit en een vier links (die uiteraard meer contactpunten lager stroomverbruik. Mocht AMD – en dat en later ook in desktop PC’s in grote hoemoet hebben) en 16x19,5mm in het geval veelheden aan een CPU gekoppeld kunnen is echt pure speculatie van onze kant – in worden. HMC-“chips”, die men cubes noemt, van de variant met twee links. de toekomst een nieuwe generatie Opteron Of en wanneer HMC gebruikt gaat workrijgen ook normale chipverpakkingen, net CPU’s op basis van hun nieuwe Zen-arden is nog onbekend. In het lijstje bedrijven als DDR4-chips, en zouden dus in theorie chitectuur ontwikkelen die gecombineerd dat de standaard ondersteunt vinden we ook prima op geheugenmodules geplaatst wordt met IBM of HMC geheugen, dan zal bijvoorbeeld wel ARM, HP, Microsoft, Altera kunnen worden. Hierdoor hoeven Micron Intel niet achter kunnen blijven en de eigen en Xilinx, maar Intel zeker nog niet. Voor en Samsung, ondanks dat de technologie Xeons ook van snellere geheugentechnoloCPU-fabrikanten is HMC een grote stap, verandert, hun verdienmodel niet aan te gie voorzien.K passen: ze kunnen gewoon geheugenchips blijven verkopen. Het is wel mogelijk om deze cubes direct naast een CPU te plaatsen, maar dan op een eigen PCB. Micron noemt dat een near memory configuration. Ook bij HMC worden geheugenchips gestapeld, waarbij de DRAM-lagen vrijwel uitsluitend de geheugencellen bevatten en nagenoeg de complete aansturing in de onderste laag is verwerkt. De communicatie met de geheugencellen loopt ook bij HMC door de zogenaamde TSV’s. Een groot verschil tussen HBM en HMC n De verbinding tussen CPU en GPU en HCM-chips vindt plaats via een gestandaaris dat HBM op een gelijkaardige manier diseerd serieel protocol. De geheugencontroller zit nu in de geheugenchips zelf. 28
# 2 / 2015
# 2 / 2015
29
29
GAMING: TEST
Wat levert een nieuwe game-PC op qua prestaties en beeldkwaliteit?
Tijd om te upgraden! Heb jij nog een game-PC van een paar jaar oud staan? Dan is het wellicht tijd om te upgraden. Wij zochten uit wat je mag verwachten wanneer je een 2,5 jaar of 5 jaar oude game-PC inruilt voor een state-of-the-art model.
W
anneer Intel een nieuwe generatie Haswell processors introduceert, lees je bij Hardware.Info hoeveel sneller die zijn dan de Core i5’s en i7’s uit de oudere Ivy Bridge en Sandy Bridge generaties. Dat doen we altijd als er nieuwe componenten op de markt komen. Een tijdje geleden bereikte ons echter het verzoek van één van onze lezers om eens wat breder te kijken: niet alleen afzonderlijke componenten vergelijken met hun directe voorlopers, maar ook complete configuraties. De concrete vraag: wanneer je een game-PC van een paar jaar oud inruilt voor een state-of-the-art exemplaar, wat koop je daarvoor? Die vraag vonden we dermate interessant, dat we er uitgebreid mee aan de slag zijn gegaan. De resultaten lees je in dit artikel, waarin we een moderne, luxe game-PC vergelijken met destijds vrijwel gelijk geprijsde en gepositioneerde exemplaren van respectievelijk 2,5 jaar en 5 jaar oud. Hierbij richten we ons niet alleen op prestaties, maar bovenal op verschillen in beeldkwaliteit.
Koen Crijns & Joost Verhelst
Om alvast vooruit te lopen op wat volgt, op een moderne game-PC kun je zowel courante als oudere games met veel mooiere 3D-effecten spelen dan op een machine van een paar jaar terug.
Systemen
Bij de keuze van de systemen hebben we ons laten leiden door onze eigen Game PC adviessystemen, zoals we die publiceren op onze website. Het gaat hierbij om luxe game systemen, waarbij we telkens proberen de prijs van het totale systeem rond de 2000 euro te houden en de prijs van louter de PC (zonder randapparatuur) rond de 1250 euro. Op moment van schrijven adviseren we voor een luxe game PC een Intel Core i5 4690K, een rappe quad-core processor uit de Haswell-generatie met ruime overklokmogelijkheden. We kiezen voor de i5 en niet voor een luxere i7, omdat die laatste volgens onze tests te weinig meerwaarde biedt bij games, zoals ook bleek in onze processortest in Hardware.Info Magazine #1/2015. Het zwaartepunt bij een game PC ligt natuurlijk bij de videokaart. Daarvoor kiezen we op dit moment een Nvidia GeForce GTX 970, een topmodel uit de Maxwellgeneratie. Processor en videokaart worden geplaatst op een moederbord met Intel Z97 chipset en gecombineerd met 8 GB DDR3-1600 geheugen. Tweeëneenhalf jaar geleden was ons Game PC advies gebaseerd op de Intel Core i5 n Op onze website vind je maandelijks een advies voor een 2500K processor uit luxe game-PC.
30
# 2 / 2015
de Sandy Bridge-generatie, twee generaties ouder dan Haswell dus. Vergelijken we beide CPU’s, dan is er qua klokfrequentie en aantal cores weinig veranderd. Haswell biedt dankzij diverse optimalisaties echter wel betere prestaties op dezelfde klokfrequentie. Het verschil in productieprocedé, 32nm versus 22nm, is één van de redenen waarom de moderne Core i5 4690K in de praktijk een stuk zuiniger is en dus ook een lagere TDP-waarde heeft. De videokaart die we destijds plaatsten was een GeForce GTX 670, de onderkoning van de GTX 600-reeks. Deze kaart kostte 2,5 jaar geleden vrijwel hetzelfde als een GTX 970 nu, maar had de helft aan geheugencapaciteit, aanzienlijk minder shader-units, lagere klokfrequenties en een hogere TDP. Voor dit systeem gebruikten we een moederbord met Intel Z77 chipset. Nog langer terug in de tijd, vijf jaar geleden, was ons Game PC advies gebaseerd op een Intel Core i7 860 uit de Lynnfield generatie. Destijds was het prijsbeleid van Intel wat anders dan we tegenwoordig gewend zijn: die Core i7 860 was iets duurder dan het topmodel Core i5 nu, terwijl de snelste Core i5 van dat moment, de i5 750, juist aanzienlijk goedkoper was dan het huidige topmodel i5. De Lynnfield-chip werd gefabriceerd middels Intels 45nm procedé en werkte bij de i7 860 op klokfrequenties tussen de 2,8 en 3,46 GHz. De videokaart van weleer was de Nvidia GeForce GTX 470, weer twee generaties verder terug. Deze kaart, gebaseerd op een 40nm Fermichip, kostte begin 2010 rond de 390 euro, beschikte over 1280 MB geheugen en 448 shader units. De TDP van 215W is duidelijk hoger dat dan van de huidige, identiek gepositioneerde videokaart. De Core i7 860 en GTX 470 mochten destijds en voor deze test opnieuw plaats nemen op een moederbord met Intel P55 chipset. Ook de systemen van eind 2012 en eind 2010 voorzagen we van 8 GB DDR3-geheugen. Voor deze test maakten we bij alle drie
Game PC’s
n De drie generaties videokaarten gebruikt voor deze test: GeForce GTX 470, 670 en 970.
de configuraties gebruik van een Corsair CX750M 750W 80Plus Bronze voeding.
Framerates
Voor deze test zijn we aan de slag gegaan met een aantal moderne, maar vooral ook een aantal oudere games. In alle gevallen is het interessant om te zien wat voor verschil de drie systemen bewerkstelligen. Onze moderne games zijn Battlefield 4, Far Cry 4, Metro Last Light en GRID Autosport. De drie titels die 2012 vertegenwoordigen zijn Battlefield 3, Aliens vs. Predator en Hitman: Absolution. Ten slotte testten we ook een drietal games die in 2010 populair waren: Far Cry 2, Dirt 2 en S.T.A.L.K.E.R. Allereerst hebben we bekeken wat de prestatieverschillen tussen de drie systemen zijn. Dat hebben we gedaan door de 10 games te testen in Full HD-resolutie met Ultra kwaliteitsinstellingen. Om te beginnen met de games uit 2010: het vijf jaar oude systeem behaalt in deze games respectievelijk gemiddeld 91, 63 en 39 fps. Ofwel, op S.T.A.L.K.E.R. na zijn deze drie games prima speelbaar in Full HD met hoogste settings op het systeem uit hetzelfde jaar. Dat is uiteraard ook waar ons Game PC advies op gericht was. Het 2,5 jaar nieuwere systeem behaalt in dezelfde games bijna twee keer zo hoge prestaties, en onze up-to-date luxe game PC gaat daar nog een flink overheen. Uiteindelijk zet het nieuwste systeem tussen de 2,5 en 3 keer hogere framerates neer in de games van Processor Processor - generatie Processor klokfrequentie Processor - cores Processor productieprocedé Processor - TDP Processor - Prijs destijds GPU GPU - generatie GPU - klokfrequentie GPU - cores GPU - geheugen GPU - productie procedé GPU - TDP GPU - Prijs destijds Moederbord chipset Geheugen Voeding
2010 dan de configuratie uit die tijd. De games uit 2012 zijn op de PC uit 2010 al niet meer speelbaar in Full HD met Ultra settings. De Core i7 860 met GTX 470 komt in Battlefield 3 bijvoorbeeld niet verder dan gemiddeld 32,5 fps. Op de game PC van 2,5 jaar oud zijn de 2012 games in Full HD met Ultra settings in de regel wel speelbaar, met gemiddelde framerates richting de 60 fps. De moderne game PC behaalt in de 2012 games gemiddeld 56% hogere prestaties. Kijken we naar de vier moderne games,
niet het geval. Far Cry 4 als meest extreme voorbeeld komt op gemiddeld 65,9 fps uit op de courante machine en gemiddeld 18,9 fps op de machine van 5 jaar oud. Gemiddeld blijkt onze courante luxe game-PC zo’n 59% betere prestaties te bieden dan het exemplaar van 2,5 jaar geleden. Zeker geen verdubbeling dus, maar wel ruim de helft erbij. Het gemiddelde prestatieverschil tussen de courante game-PC en die van 5 jaar oud is echter een stuk groter: gemiddeld 202% erbij,
ULTRA HD
FULL HD n Games als Dirt 2 kun je op een courante high-end game PC probleemloos spelen in Ultra HD resolutie met maximale settings, waar je met een oude machine niet verder komt dan Full HD. Dat betekent veel meer detail op de moderne PC.
dan zien we dat deze zoals verwacht op de courante game PC prima speelbaar zijn in Full HD met hoogste settings. Op de 2,5 jaar en 5 jaar oude PC is dat echter absoluut
Courant Intel Core i5 4690K Haswell 3,5 - 3,9 GHz
2,5 jaar oud Intel Core i5 2500K Sandy Bridge 3,3 - 3,7 GHz
5 jaar oud Intel Core i7 860 Lynnfield 2,8 - 3,46 GHz
4 22 nm
4 32 nm
4 45 nm
84 W ca. € 240
95 W ca. € 210
95 W ca. € 260
Nvidia GeForce GTX 970 Maxwell 1050 - 1178 MHz 1664 4 GB GDDR5 28 nm
Nvidia GeForce GTX 670 Kepler 915 - 980 MHz 1344 2 GB GDDR5 28 nm
Nvidia GeForce GTX 470 Fermi 607 MHz 448 1,25 GB GDDR5 40 nm
145 W ca. € 390 Intel Z97 8GB DDR3-1600 80Plus Bronze
170 W ca. € 390 Intel Z77 8GB DDR3-1600 80Plus Bronze
215 W ca. € 390 Intel P55 8GB DDR3-1600 80Plus Bronze
n De specificaties van de geteste Game PC’s.
# 2 / 2015
ofwel 3x zo snel. Naast de benchmarks hebben we ook het stroomverbruik getest, in zowel Battlefield 4 als Far Cry 4. Het gemeten stroomverbruik is een gemiddelde over 1 minuut tijdens onze benchmarks. Het opvallende is dat het stroomverbruik van de drie systemen vrijwel gelijk is: het grootste verschil dat we meten is 4,4%. Dat geeft maar weer eens mooi aan wat voor vooruitgang we de afgelopen vijf jaar hebben gezien: de prestaties van een gelijkaardig systeem zijn in Battlefield 4 en Far Cry 4 zo’n 3,5x beter geworden terwijl het stroomverbruik gelijk is gebleven.
Beeldkwaliteit
Om courante games in Full HD-resolutie met de hoogste settings te kunnen spelen heb je dus een courante, luxe game-PC nodig, dat blijkt wel uit onze testresultaten. Maar wat nu als je nog een fervent Battlefield 3 of Far Cry 2 speler bent, heeft zo’n upgrade dan ook nut? Laten we eerlijk zijn; of je nu gemiddeld 100 of 200 fps haalt, dat maakt in de praktijk niet uit. Meer rekenkracht betekent natuurlijk niet alleen 31
GAMING: TEST
Moderne games Battlefield 4 - Full HD - Ultra Far Cry 4 - Full HD Ultra Metro Last Light Full HD - High GRID Autosport Full HD - Ultra 2012 games Battlefield 3 - Full HD - Ultra Aliens vs. Predator Full HD - Ultra Hitman: Absolution - Ultra 2010 games Far Cry 2 - Full HD Ultra Dirt 2 - Full HD Ultra S.T.A.L.K.E.R. - Full HD - Ultra Stroomverbruik Battlefield 4 Far Cry 4
Courant
2,5 jaar oud
5 jaar oud
Nu vs. 2,5j
Nu vs. 5 jaar
83,1 fps
49,9 fps
25,4 fps
+66,5%
+227,2%
65,9 fps
37,3 fps
18,9 fps
+76,7%
+248,7%
81,0 fps
46,0 fps
26,0 fps
+76,1%
+211,5%
115,6 fps
72,8 fps
33,6 fps
+58,8%
+244,0%
111,0 fps
65,7 fps
32,5 fps
+68,9%
+241,5%
91,3 fps
58,0 fps
34,3 fps
+57,4%
+166,2%
65,6 fps
45,9 fps
26,7 fps
+42,9%
+145,7%
236,5 fps
172,9 fps
90,9 fps
+36,8%
+160,2%
176,4 fps
133,4 fps
62,9 fps
+32,2%
+180,4%
116,0 fps
68,0 fps
39,0 fps
+70,6%
+197,4%
258 W 258 W
270 W 264 W
258 W 252 W
-4,4% -2,3%
0,0% +2,4%
n In 5 jaar tijd zo’n 3,5x betere prestaties en vrijwel identiek stroomverbruik.
LOW
ook mogelijk in WQHD en op de courante PC speel je de game in 4K met alles erop en eraan. Ook bij Far Cry 2 geldt: je PC was destijds weliswaar snel genoeg voor Full HD met maximale settings, met een moderne machine kun je de game in 4K spelen met dus veel meer detail.
Duidelijk verschil
Wie games uit 2012 wil spelen, heeft aan een machine uit 2010 al niet meer voldoende. Om gemiddeld 60 fps te behalen in Full HD-resolutie moesten we op de 5 jaar oude game PC in Battlefield 3, Aliens vs. Predator en Hitman: Absolution de kwaliteitsinstellingen terugzetten naar respectievelijk Low-Medium, Low en Medium settings. Genoeg reden om te upgraden, want de twee modernere systemen bieden maximale kwaliteit in Full HD resolutie. Hier zit het voordeel hem voornamelijk in hogere resoluties. Op de courante luxe game PC draaien alle geteste 2012 games probleemloos in WQHD resolutie met de hoogste settings. Ultra HD-resolutie is bij
VERY HIGH
n Zeker bij Aliens vs. Predator betekent een overstap van Low settings op het systeem van 5 jaar oud naar Very High op het systeem van nu dat de gerenderde beelden véél meer detail krijgen.
dat je een hogere framerate kunt behalen, maar ook dat je de beeldkwaliteit verder kunt verhogen. Ook dat hebben we getest. We hebben voor elk van de games en elk van de drie systemen bepaald met welke maximale beeldinstellingen het mogelijk is om een gemiddelde framerate van minimaal 60 fps te behalen. En dat niet alleen voor Full HD-resolutie, maar ook voor WQHD (2560x1440) en Ultra HD. In de tabel betekenen rode vakjes dat het bij die combinaties niet mogelijk is om boven de 60 fps uit de komen. In de groene vakjes zie je de maximale settings voor games op 60 fps of meer. Om weer met de oude 2010 games te beginnen. S.T.A.L.K.E.R. is op de 2010 PC in Full HD speelbaar met Ultra settings, maar dan wel met tesselation uitgeschakeld. Op de 2,5 jaar oude configuratie kunnen we naast de volledige Ultra settings (inclusief tesselation dus) zelfs 4x anti-aliasing inschakelen. De WQHD-resolutie is voor de 2,5 jaar oude PC echter wat te veel van het 32
goede, daarin komen we niet verder dan Medium. De courante machine is snel genoeg om ook in WQHD meer dan 60 fps te behalen met Ultra settings en 4x AA. Zelfs Ultra HD is mogelijk, zij het zonder AA. Voor Dirt 2 geldt min of meer hetzelfde. De vijf jaar oude PC biedt Full HD met Ultra settings. Op de 2,5 jaar oude machine is dat
Aliens vs. Predator en Hitman: Absolution enkel mogelijk wanneer je teruggaat naar Medium settings, maar bij Battlefield 3 krijgen we ook op 4K nog gemiddeld 60 fps met instellingen halverwege tussen High en Ultra. Bij courante games zijn er ook grote verschillen in haalbare beeldkwaliteit, maar
MEDIUM
ULTRA HD
n Battlefield 3 met Medium en Ultra settings. Dat laatste brengt meer details maar bovenal mooiere belichtingseffecten en schaduwen.
# 2 / 2015
Game PC’s
MEDIUM
VERY HIGH
n FarCry 4 heeft in Very High settings een veel realistischer en mooiere belichting dan bij Medium settings, waartoe je met een oudere PC beperkt bent.
dan vooral op het vlak dat je bij de oudere PC’s terug moet schakelen. Op de vijf jaar oude machine is het niet mogelijk om Far Cry 4 in Full HD op gemiddeld 60 fps te krijgen, ook niet met de laagste settings. Battlefield 4 en Metro Last Light behalen pas 60 fps bij respectievelijk Medium-Low en Low settings. Enkel GRID Autosport, een game waarvan bekend is dat de hardwareeisen beperkt zijn, is op het 5 jaar oude systeem speelbaar met High instellingen. Alle vier de games zijn op het courante systeem echter prima speelbaar met (bijna) de hoogste settings, wat in de meeste gevallen resulteert in een aanzienlijk betere beeldkwaliteit. Het 2,5 jaar oude systeem hangt er een beetje tussenin. Battlefield 4 en GRID zijn in Full HD-resolutie nog goed speelbaar met Ultra settings, voor Metro Last Light moet je terug naar High en tesselation uitschakelen en voor Far Cry 4 zelfs
Moderne games Battlefield 4 - Full HD - 60 fps Battlefield 4 - WQHD - 60 fps Battlefield 4 - 4K - 60 fps Far Cry 4 - Full HD - 60 fps Far Cry 4 - WQHD - 60 fps Far Cry 4 - 4K - 60 fps Metro LL - Full HD - 60 fps Metro LL - WQHD - 60 fps Metro LL - 4K - 60 fps GRID Autosport - Full HD - 60 fps GRID Autosport - WQHD - 60 fps GRID Autosport - 4K - 60 fps 2012 games Battlefield 3 - Full HD - 60 fps Battlefield 3 - WQHD - 60 fps Battlefield 3 - 4K - 60 fps Aliens vs. Predator - Full HD - 60 fps Aliens vs. Predator - WQHD - 60 fps Aliens vs. Predator - 4K - 60 fps Hitman: Absolution - Full HD - 60 fps Hitman: Absolution - WQHD - 60 fps Hitman: Absolution - 4K - 60 fps 2010 games Far Cry 2 - Full HD - 60 fps Far Cry 2 - WQHD - 60 fps Far Cry 2 - 4K - 60 fps Dirt 2 - Full HD - 60 fps Dirt 2 - WQHD - 60 fps Dirt 2 - 4K - 60 fps S.T.A.L.K.E.R. - Full HD - 60 fps S.T.A.L.K.E.R. - WQHD - 60 fps S.T.A.L.K.E.R. - 4K - 60 fps
terug naar medium. En waar WQHD met courante games voor de moderne PC met GTX 970 geen probleem is, kan dat op de 2,5 jaar oude machine in de regel hooguit met Medium settings.
Upgraden of niet?
Vermoedelijk hoeven we geen enkele Hardware.Info lezer te vertellen dat een game PC die vijf jaar geleden state-of-the-art was, tegenwoordig behoorlijk verouderd is. Toegegeven, je kunt er moderne games op spelen, maar dan meestal met hooguit medium of low settings. Een moderne game PC blijkt gemiddeld 3,5x sneller (met een gelijk stroomverbruik) en kan alle games in Full HD resolutie met (vrijwel) hoogste settings draaien, waarbij je ook de optie hebt om over te stappen naar een beeldscherm met een hogere resolutie. Het verschil tussen de machine van 2,5
jaar oud en nu is een stuk kleiner. Gemiddeld maten we een prestatieverschil van een kleine 60%. Dat is zeker significant, maar eigenlijk hadden we in dit tijdsbestek wel op een verdubbeling gehoopt. Het maakt duidelijk dat Intel en Nvidia de laatste tijd primair bezig zijn met het zuiniger danwel efficiënter maken van hun chips en niet zozeer met het versnellen ervan. Of je een 2,5 jaar oude, destijds state-of-the-art game PC moet upgraden, ligt daarom meer aan je extra wensen. Als je puur op Full HD wil gamen is er wat ons betreft niet genoeg meerwaarde; op de 2012 PC kunt je de meeste moderne games met acceptabele instellingen spelen. In dat geval kun je een upgrade beter nog een jaartje uitstellen. Wil je echter gaan gamen in hogere resoluties zoals WQHD of zelfs Ultra HD, dan kan je niet om een hypermoderne game-PC heen. K
Courant
2,5 jaar oud
5 jaar oud
Ultra + 4x AA Ultra + 2x AA Medium-Low Very High + 4x AA Very High-High X Very High High
Ultra + Geen AA Medium-High X Medium-High X X High + Tess off Medium + Tess off
Medium-Low X X X X X Low + Tess off X
Medium + Tess off Ultra + 4x AA Ultra + 4x AA Ultra + Geen AA
X Ultra + 4x AA Ultra + 2x AA Medium-High
X High Medium-High Low
Ultra + 4x AA Ultra + 4x AA Ultra-High Very High Very High + 2x AA Medium-Low Ultra + 4x AA Ultra + Geen AA Medium + Tess off
Ultra + 4x AA High X Very High High + Geen AA X Ultra + Geen AA Medium-High X
Low-Medium X X Low Low + Tess off X Medium X X
Ultra + 8x AA Ultra + 8x AA Ultra + 8x AA Ultra + 8x AA Ultra + 8x AA Ultra + 4x AA Ultra + 4x AA Ultra + 4x AA Ultra + Geen AA
Ultra + 4x AA Ultra + 4x AA Ultra + 2x AA Ultra + 8x AA Ultra + 8x AA High Ultra + 4x AA Medium Low
Ultra + 4x AA Ultra + Geen AA Medium DX9 Ultra + 4x AA Medium Low Ultra + Tess off Low X
n Maximale beeldkwaliteit bij een gemiddelde framerate van minimaal 60 fps.
# 2 / 2015
33
GAMING: TEST
…de snelste videokaart willen ze allemaal. Assassin’s Creed: Rogue, Battlefield Hardline, Evolve en Total War: Attila getest met 23 courante GPU’s.
Sluipmoordenaar, agent, monster of generaal…
2015 is nu al een mooi jaar voor PC games en er zijn nog heel wat meer fraaie titels op komst. Of het nu ports zijn of ‘made for PC’ titels, de juiste videokaart is vereist om games optimaal te beleven. Hardware.Info voert daarvoor een batterij met tests uit en in deze editie van ons Magazine kan je weer van vier titels 1920x1080 Ultra in een oogopslag zien wat je nodig hebt – en wat de verschillen in kwaliteit zijn.
v
David van Dantzig & Joost Verhelst
WebID 1061
WebID 1062
WebID 1063
oor veel games is tegenwoordig een processor vereist die overweg kan met vier threads. Idealiter is dat een Core i5, maar eventueel kan een Core i3 met HyperThreading ook nog dienst doen. Qua geheugen is 4GB aan te bevelen – we testten het uitgebreid, maar onder normale omstandigheden is het nut van meer geheugen niet in cijfers te vatten. Desalniettemin is het verstandig in 8GB werkgeheugen te investeren, zodat achtergrondprocessen je game-ervaring niet nodeloos vertragen. Verder draait het vooral om de videokaart en om die reden gingen we met 23 courante GPU’s van Nvidia en AMD aan de slag om de prestaties van Assassin’s Creed: Rogue, Battlefield Hardline, Evolve en Total War: Attila in kaart te brengen bij drie resoluties en in twee kwaliteitsinstellingen. De volledige overzichten met grafieken vind je op onze website, in dit artikel beperken we ons tot de prestaties bij 1920x1080 in Ultra kwaliteit en 3840x2160 in Medium kwaliteit. Voor veel games is tegenwoordig een processor vereist die overweg kan met vier threads. Idealiter is dat een Core i5, maar eventueel kan een Core i3 met HyperThreading ook nog dienst doen. Onze test uit Hardware.Info Magazine #1/2015 heeft laten zien dat de processors van AMD voor games momenteel niet de beste keuze zijn. Een FX-6300 kan alleen fors overklokt meekomen met een Core i3 en het stroom-
verbruik is dan extreem hoog. Qua geheugen is 4GB aan te bevelen – we hebben het uitgebreid getest, maar onder normale omstandigheden is het nut van meer geheugen niet in cijfers te vatten. Desalniettemin is het verstandig in 8GB werkgeheugen te investeren, zodat achtergrondprocessen je game-ervaring niet nodeloos vertragen. Verder draait het om de videokaart en om die reden gingen we met 23 courante GPU’s van Nvidia en AMD aan de slag om de prestaties van Assassin’s Creed: Rogue, Battlefield Hardline, Evolve en Total War: Attila in kaart te brengen bij drie resoluties en in twee kwaliteitsinstellingen. De volledige overzichten met testresultaten in alle resoluties en settings, inclusief 2560x1440, vind je op onze website. In dit artikel beperken we ons vanwege de beperkte ruimte tot de prestaties bij 1920x1080 in Ultra-kwaliteit en 3840x2160 in Medium-kwaliteit. Daarnaast bespreken we beknopt de verschillen in beeldkwaliteit tussen deze settings.
WebID’s WebID 1064
34
Online kan je meer testresultaten vinden van alle besproken games. Daarvoor kan je de volgende WebID’s gebruiken: WebID 1061 – Assassin’s Creed Rogue WebID 1062 – Battlefield Hardline WebID 1063 – Evolve WebID 1064 – Total War: Attila
# 2 / 2015
LEGENDA Battlefield Hardwareline Evolve Total War Atilla Assasin’s Creed: Rogue
Games
Assassin’s Creed Rogue is alweer het zevende deel in de Assassin’s Creed serie. Eind 2014 kwam het uit voor de Playstation 3 en Xbox 360, vanaf maart van dit jaar mochten ook PC gamers meedoen. Dit deel kwam ongeveer tegelijk uit met Assassin’s Creed Unity, een game die voor Ubisoft een debacle werd door de vele bugs waarmee kopers zich geconfronteerd zagen en de zeer hoge systeemeisen. Waar Unity door critici nog redelijk positief werd ontvangen, werd het door eindgebruikers neergesabeld: de gemiddelde score op ranking site MetaCritic op moment van schrijven is een 2,6. Rogue doet het in verhouding een stuk beter, met zelfs een 8,4 voor de PC-uitvoering, bijna een punt meer dan de Xbox 360 en PS3 edities. Overigens zit Rogue qua verhaallijn tussen Assassin’s Creed IV: Black Flag en III in, terwijl de laatste missie een proloog is voor Unity. Qua gameelementen is het vergelijkbaar met Black Flag, met missies aan n Het verschil tussen Medium en Ultra kwaliteit zie je voornamelijk in de schaduwen. boord van schepen en de bekende ‘Very High’ instellingen haalt alles snelniet de 50 fps, maar alleen Nvidia’s GTX derde-persoon-stijl ler dan een AMD Radeon R9 280 de 60 960 heeft het hier te zwaar en komt niet aan land. fps; Nvidia’s GTX 960 en een R9 270 verder dan 35,3 fps. zitten er net onder, maar het verschil Prestaties mag eigenlijk geen naam hebben. Zelfs Beeldkwaliteit Van hoge een GTX 750 Ti haalt nog ruim 55 fps Dan de beeldkwaliteit. Het verschil systeemeisen en hoewel het niet meer echt soepel tussen de hoogste en medium instelis bij Rogue in te noemen is, kan je de game met een lingen bij deze game is beperkt, alleen elk geval geen Radeon R7 250 nog spelen met 36,6 fps. schaduwen zien er duidelijk fraaier sprake: de game In WQHD (2560x1440) is een R9 285 het uit bij de hoogste kwaliteit. De laagste is fps capped op 60 minimum als je niet onder de 60 fps kwaliteit doet duidelijk afbreuk aan de fps en je moet naar gemiddeld wilt duiken, maar met een game-ervaring, schaduwen zijn dan Ultra-instellingen GTX 960 op ruim 50 fps hoef je ook niet grotendeels afwezig en de sfeer lijdt in Ultra HD om de echt te klagen. In Ultra HD zijn alleen de daar behoorlijk onder. Ook water is een snelste videoGTX Titan X en de R9 295 in staat om 60 stuk minder overtuigend. Aangezien kaarten van dit fps te produceren, maar als je kan leven dat laatste een belangrijke rol speelt in moment daaronder met 50 fps kan je met de topmodellen de game, zouden we eerder aanraden te laten uitkomen. In van de vorige generatie ook nog uit de terug te schakelen qua resolutie dan qua Full HD met de hoogste voeten. De R9 28x kaarten halen hier net beeldinstellingen. # 2 / 2015
35
GAMING: TEST
Prestaties
Battlefield 4 is nog altijd een behoorlijk veeleisende titel en ook Hardline draait pas soepel op 60 fps vanaf een Radeon R9 280X als je in Ultra-kwaliteitsinstellingen wilt gamen. Heb je een langzamere kaart, dan kan je beter terugschakelen naar Medium. Dan kan je eigenlijk al uit de voeten met een GTX 750, dus ook met zo’n wat minder snelle kaart kan je dan nog de nodige eye candy selectief activeren. Op Mediuminstellingen kan je met zo’n 280X ook nog prima gamen in Ultra HD, al moet je genoegen nemen met ruim 50 fps. Wil je de 60 fps voorbij, dan is een GTX 780 Ti het instapniveau. In Ultra-kwaliteit draait Hardline op deze resolutie zelfs met n Het verschil tussen lage en mediumkwaliteit in Battlefield Hardline is groter dan tussen Medium en Ultra. een Titan X niet soepel, we meten 38,7 fps. In WQHD spelverloop beïnvloed door de omgekan een GTX 760 bij medium settings nog ving. Levolution heet dat: doordat veel prima meekomen met 67 fps, maar met onderdelen van de omgeving veranderd Ultra-instellingen komt zelfs een GTX 980 (in veel gevallen: gesloopt dan wel opgeniet verder dan 54 fps: alleen de Titan X blazen) kunnen worden, kan een level op en de R9 295X2 gaan hier (ruim) over de meerdere manier uitgespeeld worden. 60 fps. Hardline is de nieuwste toevoeging aan De PC editie van Battlefield Hardline de populaire Battlefield-reeks. In tegenkreeg een redelijke waardering door Beeldkwaliteit stelling tot de militaire setting van de critici volgens Metacritic, maar gebruikers Net als in Assassin’s Creed is het grootste, eerdere delen draait deze game om de tonen zich minder enthousiast. Op modirect zichtbare verschil tussen de kwaliwereld van de misdaad(-bestrijding). In ment van schrijven staat de score op een teitsinstellingen van Battlefield Hardline single-player modus speel je de kant van 3,7. De vraag is of dat terecht is, het lijkt de belichting. Schaduwen zijn amper de politie, in multiplayer kan je ook als erop dat de score sterk beïnvloed is door aanwezig en niet erg realistisch in Low crimineel aan de slag. Bankovervallen en een groep gamers die EA niet zo hoog settings, maar heel redelijk in Medium gijzelingen, achtervolgingen en natuurhebben zitten. Hardline is misschien niet en zeer fraai in Ultra. Daarnaast zijn de lijk de nodige shootouts zijn waar deze de beste Battlefield, maar voor wie fan is texturen iets gedetailleerder in Ultra, game om draait. De game maakt gebruik van deze reeks is het zeker geen slechte maar dat levert dus een zeer grote pervan de Frostbite 3 engine, net als Battitel, met een voor deze serie originele formance hit op. Je mist niet enorm veel tlefield 4. Net als in die game wordt het insteek. door niet in Ultra-instellingen te gamen. 36
# 2 / 2015
Games
Evolve is een zogenaamde asymmetrische FPS multi-player game: aan een kant vier menselijke personages, bestuurd door vier afzonderlijke spelers (of een speler bijgestaan door computergestuurde bots), aan de andere kant een monster, eveneens bestuurd door een speler. Beide kanten gaan een kat-en-muis spel aan, al is in de praktijk eerder sprake van een jacht van de mensen op het monster, dat uiteraard flink van zich kan afslaan. Er zijn meerdere monsters waaruit je kan kiezen en een keur aan zeer fraai vormgegeven, sfeervolle maps. Ook de diverse personages zijn gedetailleerd en hebben duidelijk eigen karakters en mogelijkheden – en dat geldt voor zowel de mensen als de monsters. Samenwerking is vereist voor een succesvolle jacht en de tactieken die succesvol zijn, hangen af van de mix van spelers én het soort monster dat de tegenstander is. In totaal zijn er 12 ‘jagers’ en drie monsters, die alle ook nog nieuwe vaardigheden kunnen aanleren. Naarmate je de game doorspeelt, komen er meer personages en vaardigheden beschikbaar. Er zijn vier verschillende match types, dus gecombineerd met alle andere variabelen staat de game voor heel wat uurtjes speelplezier. Op Metacritic kreeg het van de professionele reviewers gemiddeld een score van 77, de score door gamers is aanzienlijk lager met een 4,4. Een belangrijke reden voor die lage beoordeling lijkt te zijn dat de uitgever de nodige uitbreidingen (DLC) al voor release aankondigde en inmiddels
beschikbaar heeft gemaakt, maar daar moet wel voor betaald worden. De gameplay zelf staat minder ter discussie, maar je bent dus gewaarschuwd dat je er met de game alleen nog niet bent als je alles wat deze biedt wilt ervaren.
3840x2160 Medium
LEGENDA Battlefield Hardwareline
Prestaties
Evolve is gebaseerd op de CryEngine 3 en stelt derhalve behoorlijke eisen aan de videokaart. Wil je in Full HD in de hoogste kwaliteit spelen, dan heb je minimaal een GTX 770 nodig, al kan een Radeon R9 270 met 52 fps ook nog aardig meekomen. In WQHD redt een GTX 980 het net om bij deze instellingen 60 fps te produceren; de Radeon R9 290 en 290X kunnen hier opmerkelijk goed meekomen. In Ultra HD is de game zelfs op Medium-instellingen eigenlijk niet goed te spelen, tenzij je een Radeon R9 295X2 hebt: die komt tot 59 fps. Een Titan X haalt de 45 fps nog niet, een GTX 980 komt tot een schamele 34 fps.
Evolve Total War Atilla Assasin’s Creed: Rogue
Voorwaar een game waar je videokaart de tanden op kan stukbijten. In Very High-instellingen zijn bij deze resolutie de prestaties niet eens zo gek veel lager, dus als je dan toch in UHD wilt gamen, kan je net zo goed die instelling pakken als je helemaal niets wilt missen van de prachtige graphics.
Beeldkwaliteit
Echt nodig is dat laatste niet, want het goede nieuws is dat Evolve er zelfs met de ‘Low’ instellingen al erg mooi uitziet. Goed, je mist wat detail in de texturen, maar de game ziet er nog altijd heel fraai uit. Je kan je afvragen of je het detail mist in de hitte van de jacht. Op Medium valt er eigenlijk nog maar weinig aan te merken, het verschil met Very High is bijzonder klein. Ook al is het verschil in framerate tussen de twee instellingen klein, Medium kan wel net het verschil maken tussen speelbaar en onspeelbaar.
n Zelfs in ‘lage’ kwaliteit ziet Evolve er nog zeer goed uit.
# 2 / 2015
37
GAMING: TEST
De Total War serie heeft inmiddels een rijke historie: Attila is alweer het negende deel in vijftien jaar sinds de eerste titel. In deze combinatie van turn-based en realtime strategie games ben je keizer en generaal tegelijk. Je moet aan de ene kant je positie aan de top behouden door zowel op politiek als economisch gebied geen misstap te zetten, aan de andere kant moet je in talrijke veldslagen met je legers de overwinning behalen. Daarbij is het zaak je generaals en legereenheden in leven te houden, zodat ze steeds meer
ervaring opbouwen. Dat is cruciaal in latere stadia van de game. Er zijn 56 facties, waarvan 10 speelbaar in de release versie van het spel; nog eens zes moeten als downloadable content beschikbaar komen. Door alle mogelijkheden is het spel niet alleen inhoudelijk uitdagend, het zal je ook even tijd kosten om alle menu’s en opties in de vingers te krijgen. Het spel stelt behoorlijke eisen aan de PC, zo kost het berekenen van de ‘zetten’ van alle facties elke beurt behoorlijk wat tijd om uit te voeren. Ook voor de realtime bewegingen van honderden eenheden in de strijdslagen moet de videokaart aardig aan de slag. Op Metacritic krijgt het spel op het moment van schrijven een 79 van de professionele reviewers en een 7,7 van gamers zelf.
Prestaties
Dat betekent dat je in ‘Extreme’ modus, ofwel de hoogste instellingen, zelfs met een GeForce GTX Titan X niet hoeft te rekenen op meer dan zo’n 45 fps. Een GTX 980 tikt net de 35 fps aan en dat deze game niet lekker draait op AMD videokaarten blijkt wel uit de score van de Radeon R9 295X2: 21,7 fps, in Full HD wel te verstaan. Schakel je een tandje terug qua instellingen, dan is het beter te doen, al blijft de 295X2 merkwaardig genoeg slechter presteren dan de 290X. Vanaf een GTX 970 is de game CPU limited, maar met een R9 280X haal je al (bijna) 60 fps. Dit alles dus in Full HD ‘Performance’ ofwel medium-instellingen. In WQHD heb je bij die kwaliteitsinstelling een GTX Titan (!) nodig om net geen 60 fps te halen, de R9 290X passeert die grens opvallend genoeg wel net. Helaas waren de resultaten in de Extreme-instelling van deze benchmark niet consistent, dus daar kunnen we niets over zeggen. Dat kunnen we wel over Ultra HD. Het eerste wat daar opvalt in de Performance-modus is dat de R9 295X2 hier zowaar goed schaalt. Het is direct ook de enige kaart die boven de 60 fps weet te komen. In Extreme modus haalt de GTX Titan X 30,7 fps en dat is de beste score die we noteerden. Hoewel deze game beslist baat heeft bij het extra detail en ook niet per se de hoge framerate van een FPS titel vereist, is Ultra HD dus alleen speelbaar met de nodige kanttekeningen. Wil je het proberen, dan is een Radeon R9 290 toch wel het minimum voor een framerate van 32 fps in Performance-modus, al kan een GTX 780 met 29,9 fps ook nog wel.
Beeldkwaliteit
n De verschillen tussen Medium en Ultra zijn niet heel groot, maar wel zichtbaar. 38
# 2 / 2015
De keuze voor resolutie of beeldkwaliteit is lastig, want in de hoogste instellingen ziet de game er beslist het mooiste uit. De laagste beeldkwaliteit zouden we echt links laten liggen, dan doe je jezelf – en de game – tekort. Medium is een aardig compromis, al mis je dan heel wat fraaie effecten. K
Games
# 2 / 2015
39
TEST
17 Ultra HD monitoren getest
Pixelexplosie Eindelijk, meer werkruimte op de desktop: monitoren met echt hoge resoluties komen dit jaar binnen handbereik. Ook al zijn de Ultra HD-monitoren in deze test nog niet echt goedkoop te noemen, met een 17 modellen tellend testveld is de trend duidelijk. Het aanbod groeit, de prijzen dalen. Wat krijg je momenteel voor je geld? David van Dantzig & Jacob Jan Kuipers
O
nze eerste vergelijkende test van Ultra HD-monitoren in Hardware.Info Magazine #4 van eind augustus 2014 bevatte acht exemplaren, die grotendeels van hetzelfde paneel gebruikmaakten. Negen maanden later kunnen we meer dan twee keer zoveel exemplaren presenteren, met meer uiteenlopende diagonalen, panelen, pixeldichtheden en andere eigenschappen. Wat is er veranderd?
flinke toename in het aanbod op 24-inch gaan brengen, maar nut en noodzaak van deze resolutie op deze diagonaal staan bepaald niet onomstotelijk vast. Wel zullen deze modellen relatief aantrekkelijk geprijs o of minder voor een exemplaar dat gebruikmaakt van IPS-technologie. Nieuw en nu al te koop zijn de 27-inch modellen: een fractie kleiner dan de 28-inch exemplaren, maar potentieel wel veel beter qua kleurweergave.
Formaten
Paneeltechnieken
Medio 2014 kon je kiezen uit de formaten 24, 28 en 32 inch. Het eerste formaat was zeldzaam, het laatste onbetaalbaar. Inmiddels zien we schermen van 24, 27, 28, 32 en 40 inch. Waar 24-inch nog altijd relatief weinig voorkomt, is het aanbod op 32inch gebied geĂŤxplodeerd. De prijzen zijn bovendien fors lager, het goedkoopste 32inch model in deze test is al voor minder dan 900 euro te koop. De tweede helft van 2015 moet een
De reden daarvoor is dat de 27-inch Ultra HD-monitoren gebruikmaken van IPS-panelen. Dat geldt overigens ook voor de nieuwe 32-inch exemplaren. Waar de eerste modellen op die grootte nog gebaseerd waren op een VA IGZO-scherm van Sharp, zien we nu ook hier IPS (en verwante technieken PLS en AHVA). IPS biedt zoals bekend aanzienlijk betere kleurweergave en kijkhoeken dan TN. De 28-inch TN-modellen uit onze vorige test
zijn alle nog te koop en nemen we hier dus ook weer mee.
Prijzen
De TN-modellen zijn ook de goedkoopste Ultra HD-schermen die je kan kopen. Op moment van schrijven was de Dell P2815Q al voor 299 euro te koop, maar dat model zouden we niet aanraden: het kan de native resolutie alleen met 30Hz verversingsfrequentie weergeven. Samsungs U28D590D is vanaf 415 euro dan een betere keuze. Ook AOC, ASUS, Iiyama en Philips schommelen zo tussen de 450 en 550 euro met hun Ultra HD TN-monitoren. Wel iets goedkoper dan ten tijde van onze vorige test, maar de daling is deels gecompenseerd door de stijgende dollarprijs Wil je een niet-TN paneel, dan zal je rond de 700 euro moeten neertellen: de Acer S277HKwmidpp zit rond dat prijspunt, de ASUS PB278Q zit nog wat hoger. Philips biedt voor een vergelijkbaar bedrag momenteel als enige een VA-paneel aan,
n Links een TN-scherm (de Acer XB280HK), rechts een IPS-model (de Acer S277HK). Duidelijk zichtbaar is dat zowel de gedekte kleurruimte als de overeenkomst met de sRGB-driehoek bij IPS beter zijn, ofwel: de testresultaten (rondjes) vallen dichter op wat ze moeten zijn (vierkantjes). Dat is ook te zien in de afzonderlijke kleurafwijking van de basis- en steunkleuren. 40
# 2 / 2015
UHD Monitoren
n AOC u2868Pqu
maar wel in de 40-inch (!) BDM4065UC. Zoals gezegd beginnen de 32-inch modellen rond de 850 à 900 euro.
Test
In dit artikel bespreken we het aanbod per merk. We vroegen alle fabrikanten om een of meer Ultra HD-monitoren aan te leveren, waaraan iedereen gehoor gaf. Alleen
n ASUS PB287Q
goedkoopste model dat je momenteel kan kopen met zowel een 60Hz paneel als een in hoogte verstelbare, draaibare en pivoteerbare voet. Qua aansluitingen is het zeer compleet met zowel DVI, DP als HDMI en zelfs VGA, plus ingebouwde luidsprekers en een USB hub. Het 28-inch TN-paneel is echter niet erg goed afgesteld, met als gevolg ondermaats contrast,
UHD ja of nee? Het groeiend aanbod van Ultra HD monitoren is beslist prettig, maar het is niet voor iedereen op dit moment de beste keuze. Gamers moeten zich hard afvragen of hun videokaart in staat is de native resolutie te verwerken met acceptabele frame rates. Zeker nu het aanbod aan WQHD 144Hz monitoren groeiende is, en ook snelle IPS-schermen zich in ‘hun’ marktsegment aandienen voor prijzen die vergelijkbaar zijn met 27-inch 60Hz UHD. Alle andere gebruikers moeten bedenken dat er amper UHD video content is en veel software nog altijd niet goed schaalt, terwijl zonder schaling beeldelementen op een UHD-scherm erg klein kunnen uitvallen. Daarvan heb je met 32-inch monitoren het minste last, maar die zijn wel erg groot, en duidelijk duurder. Met de komst van 24-inch WQHD, en 29en 34-inch UWQHD (zie kader: Superbreedbeeld buitenbeentjes) monitoren valt er dit jaar ook buiten het UHD-segment meer te kiezen dan in lange tijd het geval was. En dat is hoe dan ook goed nieuws voor de hardware- en beeldliefhebber!
Dell had zoals inmiddels gebruikelijk geen samples beschikbaar, waardoor van dat merk alleen twee wat oudere, maar nog goed verkrijgbare modellen zijn meegenomen. Alle monitoren zijn getest op een groot aantal aspecten, van kleurweergave, helderheid en contrast tot responstijd en stroomverbruik. Hiervoor gebruiken we onder meer een MicroVision SS220 colorimeter, een X-Rite i1 Display Pro colorimeter en SpectraCal Calman 5 software, alsmede een oscilloscoop en gekalibreerde stroommeter. Alle monitoren worden getest zoals ze uit de doos komen.
AOC
AOC heeft momenteel nog maar een Ultra HD-monitor, de u2868Pqu. Met een gemiddelde prijs van 477 euro is dit het
een (veel) te hoge gammawaarde en een in dit testveld matige kleurechtheid. De relatief lage reactietijden compenseren
dat niet en het hoge stroomverbruik zorgt er uiteindelijk voor dat we de u2868Pqu hooguit als voordelige keuze in overweging zouden geven.
ASUS
ASUS is met maar liefst drie modellen in deze test vertegenwoordigd. Om te beginnen met de goedkoopste, de PB287Q is nog altijd het beste van de TN-gebaseerde Ultra HD-monitoren, met een volledig verstelbare voet en voldoende aansluitingen, al missen we een ingebouwde USB hub. De testresultaten zijn uitstekend, zowel qua kleurweergave, gamma als contrast. Ook het stroomverbruik is niet bijzonder hoog. Bovendien is de prijs sinds de introductie fors gedaald naar rond de 500 euro, waardoor de PB287Q nu met de 28-inch TN-modellen van de concurrentie mee kan. Zonder meer een aanrader voor wie een betaalbaar Ultra HD-scherm zoekt. Het tweede model van dit merk heet verwarrend genoeg PB279Q, maar is een compleet ander scherm. Het paneel is ook in hoogte verstelbaar, draaibaar en roteerbaar, maar maakt gebruik van IPS-techniek. Een USB hub ontbreekt wederom, maar het scherm heeft wel als unieke feature 4 HDMI-poorten, waardoor je het beeld van vier bronnen gelijktijdig
Superbreedbeeld buitenbeentjes Geen onderdeel van deze test zijn 21:9-monitoren met een resolutie van 3440x1440 beeldpunten, maar ze zijn wel vermeldenswaard als je een UHDbeeldscherm overweegt. Weliswaar tellen deze Ultra-Wide Quad HD monitoren ‘slechts’ 60% van de pixels van Ultra HD, maar ze bieden nog altijd een zee aan werkruimte vergeleken met Full HD. Vier volledige pagina’s A4 leesbaar naast elkaar tonen is geen probleem. Ook kan je prima drie programma’s naast elkaar in beeld houden. Voor zowel foto- als videobewerking is dit formaat geen gekke keus. Voor gamers is hét voordeel een meeslepend groot beeld, dat beduidend minder hoge eisen aan de videokaart stelt voor een soepele frame rate. De voornaamste kanttekening is dat je in de prijsklasse van deze beeldschermen (vanaf ca. 700-800 euro) ook Ultra HD exemplaren met IPS-paneel aantreft.
# 2 / 2015
41
41
TEST
n ASUS PB279Q
n Acer Predator XB280HK
n Acer B326HK
kan weergeven. Daarnaast beschikt het over zowel mini- als standaard DisplayPort. De testresultaten zijn zeer goed; ook al is de horizontale kijkhoek net wat minder dan we verwachten, verticaal is deze uitstekend. Ook het contrast is erg goed; de grijsafwijking is iets hoger dan we zouden willen, met name omdat dit scherm op zich de sRGB-kleurruimte prima kan weergeven. De gammawaarde is iets te laag, maar het mag geen naam hebben. Vermeldenswaard: met overdrive zijn de responstijden vlot genoeg voor de meeste gamers en games. Het stroomverbruik is wat hoger dan bij de TN-modellen, dat is inherent aan de techniek. De gemiddelde prijs is met ruim 815 euro wel behoorlijk stevig, vermoedelijk mede omdat ASUS nog niet veel concurrentie heeft voor dit scherm. De laatste deelnemer van ASUS is de PA328Q. Deze Pro Art monitor moet de perfecte keuze voor beeldbewerkers zijn, al ondersteunt hij niet zoals de meeste modellen in deze lijn de AdobeRGB kleurruimte. Wel kan hij overweg met 100% van de Rec.709 videonorm, die overeenkomt met sRGB. Ondanks het 32-inch formaat heeft ASUS het scherm op een voet gezet die in hoogte verstelbaar is, kan draaien en zelfs kan pivoteren. Qua aansluitingen is voorzien in mini-DP en standaard-DP, een HDMI 2.0 annex MHL 3.0 aansluiting
en twee keer HDMI 1.4. Net als de meeste modellen in deze test heeft het picturein-picture en picture-by-picture functionaliteit aan boord. Dat geldt ook voor een USB 3.0 hub. Hoewel ASUS claimt dat het scherm in de fabriek gekalibreerd is voor een afwijking kleiner dan 2 mΔuv, meten we toch een iets hogere afwijking. Ook het gamma is marginaal te hoog. Zelf kalibreren is dus aan te bevelen, want het paneel is volgens onze metingen absoluut tot perfectie in staat. Voor de responstijd koop je dit scherm niet, maar dat zal niet verbazen. Het stroomverbruik valt gezien het formaat alles mee en de prijs eigenlijk ook: gemiddeld betaal je ruim 1265 euro, maar dat is nog best concurrerend te noemen gezien de kleurruimte en de aansluitingen.
videokaarten kunnen bij moderne games namelijk geen 60 beelden per seconde leveren (laat staan meer) in Ultra HD, maar wel 40-50 fps. Door gebruik van G-sync ervaar je geen tearing of stuttering, maar gewoon soepele beelden. De Predator XB280HK vertoont qua afwerking ruwe kantjes en voor het contrast of de kleurechtheid is het ook niet de beste keuze, maar voor Ultra HD gaming is het dat absoluut wel, mits je een geschikte Nvidia videokaart hebt. De meerprijs voor de Gsync module van ca. 100 euro ten opzichte van de 28-inch TN-concurrentie is gezien de prijsklasse nog te verantwoorden. Het tweede scherm van Acer, de S277HKwmidpp, is van een geheel ander kaliber. Het heeft het kenmerkende asymmetrische ontwerp van de S-serie van het merk, met een zeer dunne omlijsting. Het is niet in hoogte verstelbaar, alleen kantelbaar. Het beschikt over mini-DisplayPort, DisplayPort en HDMI 2.0; ook zijn er ingebouwde luidsprekers, maar geen USB hub. De prijs van gemiddeld 700 euro is duidelijk lager dan die van de enige 27-inch IPS-concurrent in deze test, de PB279Q van ASUS. De testresultaten zijn zeer vergelijkbaar met die van dat scherm; kleuren grijsafwijking zijn wat kleiner, gamma is identiek, de kijkhoeken nagenoeg gelijk, evenals de responstijden. De uniformiteit is dan weer wat beter, het stroomverbruik
Acer
Acer heeft op moment van schrijven het grootste aanbod aan Ultra HD-monitoren in onze Prijsvergelijker. Het merk is dan ook met drie modellen in deze test vertegenwoordigd. Eerste aanbod is de 28-inch TN Predator XB280HKwmidpp. We bespraken deze monitor al online, maar ter volledigheid mag hij ook hier mee. Het is namelijk een bijzonder model: als enige in deze test is hij voorzien van een G-sync module. Dat maakt hem beperkt qua aansluit- en instelmogelijkheden, maar G-sync is juist bij deze resolutie nuttig. De meeste
n ASUS PA328Q 42
n Acer S277HK
# 2 / 2015
UHD Monitoren
# 2 / 2015
43
43
TEST
n BenQ BL3201PT
iets lager. Alleen het contrast is duidelijk minder goed, door een lagere maximale helderheid en een marginaal slechtere zwartwaarde. Dat is jammer, want verder is dit een zeer fraaie monitor. Het derde model van Acer is de 32-inch B326HKymjdpphz. Dit scherm is al voor zo’n 850 euro in onze Prijsvergelijker terug te vinden en daarmee samen met het model van BenQ de voordeligste optie als je een Ultra HD-monitor op dit formaat zoekt. Het IPS (eigenlijk AHVA)-paneel is in hoogte verstelbaar, draaibaar maar niet roteerbaar. Het beschikt over DVI, mini-DP, DP en HDMI-ingangen, plus een USB 3.0 hub. De testresultaten zijn binnen het testveld niet bijzonder goed, al zijn ze zeker niet slecht. Alleen blijft dit een monitor van zo’n 1000 euro, dus de verwachtingen liggen dan hoger. De kleurafwijking is dan aan de hoge kant, evenals de grijswaardeafwijking. Het scherm heeft duidelijk kalibratie nodig om alles eruit te halen. Ook het gamma moet dan gecorrigeerd worden, dat is iets te laag. Het contrast is heel behoorlijk, maar kan ook beter. Voor gamen moet je deze monitor niet hebben, de reactietijden zijn niet slecht maar gaan gepaard met te hoge overshoot, en er is
n Dell P2815Q 44
n Dell UltraSharp UP2414Q
duidelijk sprake van input lag. Het stroomverbruik is gezien het formaat opvallend laag.
BenQ
BenQ wist ons voor sluiting van deze test nog haar eerste Ultra HD-model te sturen, de BL3201PT. Kenners van BenQ’s modelnummers zien direct dat het gaat om een model in de zakelijke lijn. Zoals je mag verwachten van het dochterbedrijf van AU Optronics is het voorzien van een AHVApaneel uit die fabriek. IPS technologie dus en wel voor een interessante prijs, want je koopt de BL3201PT al voor zo’n 850 euro. Gemiddeld kost hij rond de 1000 euro, iets meer dan de B326HK van Acer. Daar krijg je ook wel wat extra’s voor, want BenQ voorziet het op alle manieren verstelbare scherm van twee HDMI-ingangen, mini-DP en standaard DP, een USB 3.0 hub met 5 (!) aansluitingen en een geheugenkaartlezer. Bovenal levert het de BL3201PT met een afstandsbediening aan een draad om snel tussen voorkeurinstellingen te wisselen. De voet is zeer degelijk uitgevoerd en afgewerkt, waarbij de soepele werking van het hoogteverstellingsmechanisme positief opvalt, net als de zijwaartse plaatsing van
de meeste aansluitingen. De responstijden houden niet over, maar er is geen input lag en contrast, gamma en kleurweergave zijn beter dan bij de Acer B326HK. Het stroomverbruik is bovendien nog iets lager.
Dell
Dell had helaas geen nieuwe samples beschikbaar, maar de Dell P2815Q en UP2415Q worden wel nog ruim gevoerd. De eerste is het goedkoopste Ultra HDscherm dat je kan kopen, met een vanafprijs van 299 euro. De reden is simpel: het werkt alleen op 30Hz in de native resolutie. Daarmee is het alleen nuttig voor nichedoeleinden en zullen we het op deze pagina’s niet aanraden. Het tweede model, de UP2414Q, was een van de eerste Ultra HD-monitoren in ons lab en is nog altijd erg goed. Het ondersteunt AdobeRGB en heeft een uitstekende beeldkwaliteit. Echter, de combinatie van resolutie en diagonaal maken het niet geschikt voor software die niet kan schalen en het stroomverbruik is érg hoog. Hoewel de prijs sinds introductie fors gezakt is en het met gemiddeld 629 euro zeker geen duur apparaat is, zouden
n Iiyama ProLite B2888UHSU
# 2 / 2015
UHD Monitoren
n Eizo EV3237
we een scherm met grotere diagonaal sterk aanraden. Zoek je bijvoorbeeld een previewscherm voor UHD-videoproducties, dan is dit echter nog altijd een interessante keuze.
Eizo
Eizo heeft even gewacht met de introductie van een Ultra HD-monitor, maar de EV3237 is geen slechte eerste stap in dit segment van het merk. Zoals we gewend zijn is de constructie oerdegelijk; het IPSpaneel kan in hoogte versteld worden, draaien en kantelen, maar niet roteren. Dat kunnen we gezien het formaat geen groot minpunt vinden. Het beschikt over 2x DisplayPort, HDMI 1.4 en DVI-aansluitingen en is voorzien van de vele bekende Eizo-features in het menu, en natuurlijk picture-by-picture. Ook is een USB hub met drie aansluitingen aanwezig. Uit de doos zijn de testresultaten zeer goed, zowel qua helderheid en contrast, kleurtemperatuur als kleur- en grijswaarde-afwijking. Ook het gamma is dik in orde. De responstijd is niet geweldig en we meten enige input lag, maar dit scherm is dan ook duidelijk niet voor games bestemd. Ook het stroomverbruik is, zeker
n Philips 288P6LJEB
n LG 31MU97
gezien het grote formaat, zeer bescheiden. Eizo levert traditiegetrouw 5 jaar garantie, zo ook op de EV3237. Dat mag ook wel, want met een vraagprijs van gemiddeld 1850 euro is dit scherm fors duurder dan diverse concurrenten.
Iiyama
Iiyama heeft nog altijd maar een Ultra HD-monitor in het programma, de ProLite B2888UHSU-B1. Dit op een TN-paneel gebaseerde model staat op een in hoogte verstelbare, draai-, kantel- en pivoteerbare voet en beschikt over alle denkbare aansluitingen, behalve HDMI 2.0. Het kost gemiddeld iets meer dan 500 euro en is daarmee competitief geprijsd. In onze vorige test kwam het prima uit de bus en dat doet het nog steeds. Kijkhoeken, kleurechtheid, kleurtemperatuur en responstijd zijn sterke punten, alleen het contrast is beneden gemiddeld, vanwege de te hoge minimale helderheid. Het iets te hoge gamma moet dat enigszins compenseren, maar ideaal is dat natuurlijk niet. Desalniettemin blijft het een prima optie, al is de ASUS PB287Q tegenwoordig door de gedaalde prijs een concurrent die de voorkeur krijgt.
LG
LG’s inzending bereikte ons nÊt op tijd en gelukkig maar, want de 31MU97 is iets bijzonders. In tegenstelling tot alle andere schermen in de test is de horizontale resolutie 4096 in plaats van 3840: horizontaal heb je dus 256x2160 pixels meer. Deze Digital Cinema 4K-resolutie is ideaal voor wie videoproducties in deze verhouding maakt, maar ook voor algemeen gebruik komt de extra resolutie goed van pas. LG vraagt niet bijzonder veel meer in vergelijking met andere 32-inch schermen, de gemiddelde prijs bedraagt net geen 1300 euro. Het IPS-paneel staat op een in hoogte verstelbare voet met pivotmogelijkheid en kan de AdobeRGB kleurruimte weergeven. Naast twee keer DisplayPort beschikt het ook over HDMI 2.0; ook zijn luidsprekers en een USB hub ingebouwd. De testresultaten zijn goed tot zeer goed, al is kalibratie vereist om de kleurweergave te perfectioneren. Desalniettemin zijn ook zo uit de doos kleurafwijking en gamma al zeer goed. De responstijden zijn redelijk, maar dit is geen gamingscherm dus de aanwezige overshoot vergeven we maar. Voor beeldbewerkers is dit een model dat beslist op de shortlist moet,
n Philips BDM4065UC
# 2 / 2015
45
45
TEST
n Samsung U28D590D
waarbij het hoge stroomverbruik wel een kanttekening is.
Philips
Philips deed al mee in onze vorige test met de 288P6LJEB, een 28-inch TN-gebaseerd scherm dat veel overeenkomsten vertoont met de AOC u2868Pqu. Ook hier een volledig verstelbare voet, alle denkbare aansluitingen behalve HDMI 2.0, een USB hub en speakers. Qua afstelling valt het net als het model van AOC helaas tegen, met een matige uniformiteit, te hoge minimale helderheid en daardoor tegenvallend contrast. De kleurweergave is zeker niet slecht, maar de concurrentie in deze klasse is gewoon te sterk voor dit scherm. Daar komt bij dat de prijs toch een paar tientjes hoger ligt dan de concurrentie en dat kan de 288P6LJEB zich niet veroorloven, zeker niet met het relatief hoge stroomverbruik. De Philips BDM4065UC is dan een aanzienlijk interessanter model. Dit enige 40-inch Ultra HD-scherm in deze test beschikt over een VA-paneel, met een uitstekend contrast, gamma en kleurweergave. Het is echt een groot scherm, en geheel niet verstelbaar. Hierdoor is het zeker niet voor iedereen geschikt, maar voor games is het geen verkeerde keuze dankzij de vlotte responstijden en zeer lage input lag. Op onze website bespraken we deze monitor al uitgebreid in een review en Hardware.Info TV, dus daar vind je meer informatie. Een buitenbeentje, maar wel een aanrader!
Samsung
Samsung was met de U28D590D een van de eerste merken die een Ultra HD monitor voor de consumentenmarkt had en het maakte hiermee dan ook flink indruk in maart 2014. Inmiddels is de concurrentie flink toegenomen, maar de U28D590D houdt zich aardig staande. Het model wordt wel binnenkort opgevolgd door de U28E590D, dat naar verluidt FreeSync moet ondersteunen. Helaas 46
n Samsung U32D970Q
kon Samsung dat model nog niet voor deze test leveren. De U28D590D is niet in hoogte verstelbaar; het 28-inch TN-paneel staat op een niet heel imposante designvoet waarop het alleen kan kantelen. Wel weet Samsung zeer indrukwekkende kijkhoeken uit het paneel te halen. Ook de maximale helderheid is extreem hoog, maar dit kan de matige zwartwaarde slechts ten dele compenseren. De kleuren grijsafwijking zijn bescheiden en het gamma is ook prima; met overdrive in de juiste stand is er zelfs heel redelijk te gamen op dit scherm. Het stroomverbruik blijft ook een positief punt. Bovendien is de U28D590D voor gemiddeld zo’n 470 euro te koop en dat is toch duidelijk minder dan de (betere) concurrentie met een in hoogte verstelbare voet. Kortom, een voordelige optie. Helemaal aan de andere kant van het testveld qua prijsstelling heeft Samsung de U32D970Q, met afstand de duurste monitor in de test met een gemiddelde prijs van ruim 2000 euro. Het is gebaseerd op een PLS-paneel van eigen makelij en ziet er qua constructie en afwerking piekfijn uit. Het 32-inch scherm beschikt over twee DisplayPort-aansluitingen en HDMI, en heeft luidsprekers en een USB hub geïntegreerd. Het scherm kan volgens Samsung 100% van de AdobeRGB kleurruimte weergeven en is gekalibreerd in de fabriek. Voor onze meting in AdobeRGB klopt dat aardig, in sRGB zien we er helaas weinig van terug. Vervelender is dat in AdobeRGB het contrast niet geweldig is, al valt er nog mee te leven. De kleurweergave is ontegenzeggelijk zeer goed. In sRGBmodus zijn de resultaten erg matig, alleen de kleurafwijking is zeer gering; dat geldt niet voor de grijswaarde- en gamma-afwijking, terwijl het contrast ronduit slecht is. We hebben twee exemplaren van de U32D970Q getest en hierover uitgebreid met Samsung gecorrespondeerd, maar bij het ter perse gaan hadden we nog geen respons over onze resultaten. Wanneer we die hebben, zullen we daar uiteraard # 2 / 2015
op onze website nog op terugkomen. Het stroomverbruik van dit scherm is ook een van de hoogste.
Conclusie
Medio 2015 valt er heel wat te kiezen voor wie een Ultra HD-monitor wil, maar we zijn nog niet zover dat we iedereen die een nieuw scherm zoekt, er direct een zouden aanraden. Daarvoor zijn de prijzen nog te hoog en valt er nog te veel aan te merken op de monitoren. Dat wil niet zeggen dat er geen aanraders zijn. Wie nu een voordelig UHD-scherm zoekt, is met de Samsung U28D590D nog altijd prima af; wil je ook een in hoogte verstelbare voet, dan is de ASUS PB287Q zonder meer de betere, maar iets duurdere optie. De Samsung ontvangt een Bronze Award, de ASUS een Silver Award. Bronze is er ook voor de Acer Predator XB280HK: wie wil gamen in UHD heeft hier een nog betaalbare optie aan. De twee 27-inch modellen in deze test zijn zeer interessant: duidelijk goedkoper dan de 32-inch concurrentie, maar met uitstekende beeldkwaliteit. ASUS overtuigt met meer aansluitingen, Acer heeft een fraai design en een lagere prijs, terwijl de testresultaten elkaar amper ontlopen. Beide ontvangen een Silver Award. Van de “goedkoopste” 32-inch beeldschermen heeft de BenQ BL3201PT onze voorkeur, het is op alle vlakken net wat beter en completer dan de Acer. Een Bronze Award lijkt een gekke keuze, maar met de prijskwaliteit verhouding is in dit geval niets mis. Wie aan de slag wil met AdobeRGB heeft de keuze tussen LG en Samsung. LG is hier de overtuigende winnaar met meer pixels voor een vergelijkbare prijs en zeer goede resultaten voor zowel sRGB als AdobeRGB. Een Gold Award voor LG is de beloning. De 40-inch Philips BDM4065UC ten slotte combineert een uitzonderlijke diagonaal met uitstekende testresultaten en een heel interessant prijskaartje – we gaven hem een Gold Award en die is bij dezen bestendigd. K
UHD Monitoren
# 2 / 2015
47
47
TEST
Laagste / gemiddelde prijs
Acer
Acer
Acer
AOC
ASUS
ASUS
ASUS
B326HKym-
Predator
S277HKw-
u2868Pqu
PA328Q
PB279Q
PB287Q
jdpphz
XB280HKbprz
midpp
€ 857 /
€ 598 /
€ 699 /
€ 424 /
€ 1199 /
€ 739 /
€ 478 /
€ 913
€ 626
€ 702
€ 477
€ 1268
€ 816
€ 517
Specificaties Schermdiagonaal Resolutie
32 inch
28 inch
27 inch
28 inch
32 inch
27 inch
28 inch
3840x2160
3840x2160
3840x2160
3840x2160
3840x2160
3840x2160
3840x2160
Type TFT-panel
IPS
TN
IPS
TN
IPS
IPS
TN
Beeldverhouding
16:9
16:9
16:9
16:9
16:9
16:9
16:9
Picture-in-Picture/Picture-by-
Ja / Ja
-/-
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Picture AMD FreeSync / Nvidia G-Sync
-/-
- / Ja
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
1070 mln
16,7 mln
1070 mln
1070 mln
1070 mln
1070 mln
1070 mln
Aansluitingen D-Sub / DVI /
- / Ja / Ja (1) /
- / - / - () / Ja (1)
- / Ja / Ja (1) /
Ja / Ja / Ja (1) /
- / - / Ja (3) /
- / - / Ja (4) /
- / - / Ja (2) /
HDMI (aantal) / DP (aantal)
Ja (2)
Ja (2)
Ja (1)
Ja (2)
Ja (2)
Ja (1)
Geïntegreerde USB hub /
- / Ja
Ja / -
- / Ja
Ja / Ja
Ja / -
- / Ja
- / Ja
-/-
-/-
-/-
-/
-/-
-/-
-/
Ja / -
Ja / Ja
-/-
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Vesa
Vesa
-
100mm
100mm
Aantal kleuren
speakers Geïntegreerde webcam / geheugenkaartlezer In hoogte verstelbaar / portretmodus Beugelbevestiging
Vesa
Vesa
Vesa
Vesa
100mm
100mm
100mm
100mm
Testresultaten Kleurtemperatuur
7235 K
7303 K
7047 K
6908 K
6835 K
6874 K
6890 K
Helderheid wit
329 cd/m²
273 cd/m²
245 cd/m²
267 cd/m²
297 cd/m²
322 cd/m²
289 cd/m²
Helderheid zwart
0,38 cd/m²
0,36 cd/m²
0,33 cd/m²
0,40 cd/m²
0,31 cd/m²
0,31 cd/m²
0,32 cd/m²
866:1
758:1
742:1
668:1
958:1
1039:1
903:1
n.b.
51%
48%
58%
n.b.
48%
58%
n.b.
31%
27%
33%
n.b.
29%
23%
n.b.
16%
27%
13%
n.b.
29%
26%
n.b.
76%
84%
78%
n.b.
80%
80%
Contrast Helderheid onder 45° kijkhoek (horizontaal) Helderheid onder 45° kijkhoek (verticaal - boven) Helderheid onder 45° kijkhoek (verticaal - onder) Helderheid uniformiteit Gamma
2,14
2,21
2,16
2,61
2,22
2,16
2,2
3,9 mΔuv
5,8 mΔuv
2,9 mΔuv
6,3 mΔuv
3,7 mΔuv
4,6 mΔuv
3 mΔuv
4,8 mΔuv
3,8 mΔuv
1,9 mΔuv
3,4 mΔuv
2,3 mΔuv
2,2 mΔuv
2,5 mΔuv
Reactietijd (0%-100%-0%)
13,4 ms
17,6 ms
16,5 ms
19,7 ms
14,5 ms
11,4 ms
8,1 ms
Reactietijd (20%-80%-20%)
13,7 ms
23 ms
19,5 ms
23,2 ms
20 ms
16,3 ms
24,3 ms
Gemiddelde grijsafwijking (CIE1994) Gemiddelde kleurafwijking (CIE1994)
Input lag
32 ms
-
-
48 ms
-
-
-
Reactietijd OD opt. (80%-20%)
7,3 ms
1,6 ms
6,8 ms
1,2 ms
7 ms
6,2 ms
1,6 ms
Reactietijd OD opt. (20%-80%-
13,7 ms
6,2 ms
13,8 ms
6,4 ms
14,6 ms
13,1 ms
6,7 ms
Overshoot OD opt.
15%
11%
7%
6%
7%
4%
5%
Undershoot OD opt.
2%
3%
3%
5%
2%
2%
4%
20%)
Testresultaten energieverbruik Energieverbruik (wit)
60,5 W
47,6 W
56,6 W
58,2 W
67,8 W
60,8 W
43,7 W
Energieverbruik (zwart)
55 W
46,6 W
51,4 W
56,6 W
62,8 W
54,9 W
42,6 W
Energieverbruik (standby)
0,4 W
0,5 W
0,6 W
05 W
0,3 W
0,5 W
0,3 W
Energieverbruik (uit)
0,3 W
0,4 W
0,5 W
0,4 W
0,3 W
0,4 W
0,2 W
48
# 2 / 2015
UHD Monitoren
BenQ
Dell
Dell
Eizo
Iiyama
LG
Philips
Philips
Samsung
Samsung
BL3201PT
P2815Q
UltraSharp
EV3237-BK
ProLite
31MU97-B
288P6LJEB
BD-
U28D590D
U32D970Q
€ 856 / €
€ 299 / €
€ 575 /
€ 1799 / €
€ 482 /
€ 1118 /
€ 445 /
€ 714 /
€ 416 /
€ 1908 /
1010
395
€ 629
1853
€ 511
€ 1289
€ 543
€ 803
€ 469
€ 2026
UP2414Q
B2888UHSU-B1
M4065UC
32 inch
28 inch
23,8 inch
31,5 inch
28 inch
31 inch
28 inch
39,6 inch
28 inch
31,5 inch
3840x2160
3840x2160
3840x2160
3840x2160
3840x2160
4096x2160
3840x2160
3840x2160
3840x2160
3840x2160
IPS
TN
IPS
IPS
TN
IPS
TN
VA
TN
PLS
16:9
16:9
16:9
16:9
16:9
17:9
16:9
16:9
16:9
16:9
Ja / Ja
-/-
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
- / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
1070 mln
1070 mln
1070 mln
16,7 mln
1070 mln
1070 mln
1070 mln
16,7 mln
1070 mln
1070 mln
- / Ja / Ja (2) /
- / - / Ja (1) /
- / - / Ja (1) /
- / Ja / Ja (1) /
Ja / Ja / Ja (2) /
- / - / Ja (2) /
Ja / Ja / Ja (1)
Ja / - / Ja (2) /
- / - / Ja (2) /
- / Ja / Ja (1) /
Ja (2)
Ja (1)
Ja (2)
Ja (2)
Ja (2)
Ja (2)
/ Ja (1)
Ja (2)
Ja (1)
Ja (2)
Ja / Ja
Ja / -
Ja / -
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
-/-
Ja / Ja
- / Ja
-/-
-/-
-/-
-/-
-/-
-/
-/-
-/-
-/-
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / -
Ja / -
Ja / Ja
Ja / Ja
-/-
-/-
Ja / -
-
Vesa
Vesa
Vesa
Vesa
Vesa
Vesa
Vesa
Vesa
100mm
100mm
100mm
100mm
100mm
100mm
100mm
200mm
Vesa 100mm
7157 K
6747 K
6903 K
6479 K
6639 K
7259 K
7077 K
7132 K
6170 K
7221 K
311 cd/m²
306 cd/m²
366 cd/m²
315 cd/m²
286 cd/m²
281 cd/m²
281 cd/m²
266 cd/m²
426 cd/m²
221 cd/m²
0,31 cd/m²
0,36 cd/m²
0,45 cd/m²
0,35 cd/m²
0,40 cd/m²
0,33 cd/m²
0,40 cd/m²
0,05 cd/m²
0,53 cd/m²
0,84 cd/m²
1003:1
35:1
813:1
38:1
30:1
852:1
703:1
5320:1
804:1
263:1
n.b.
56%
48%
n.b.
55%
n.b.
57%
n.b.
62%
n.b.
n.b.
23%
30%
n.b.
24%
n.b.
33%
n.b.
25%
n.b.
n.b.
28%
33%
n.b.
28%
n.b.
17%
n.b.
31%
n.b.
n.b.
76%
82%
n.b.
80%
n.b.
74%
n.b.
79%
n.b.
2,23
2,27
2,15
2,23
2,37
2,17
2,11
2,23
2,19
2,53
4,4 mΔuv
3,2 mΔuv
3,2 mΔuv
2,4 mΔuv
3,3 mΔuv
4,9 mΔuv
4,9 mΔuv
4,1 mΔuv
3,5 mΔuv
6,1 mΔuv
2,5 mΔuv
3,1 mΔuv
1,4 mΔuv
3,7 mΔuv
2,6 mΔuv
1,9 mΔuv
3,3 mΔuv
2,5 mΔuv
2,7 mΔuv
1,5 mΔuv
14,7 ms
4,8 ms
10,5 ms
16,8 ms
4,5 ms
12,8 ms
17,3 ms
22,6 ms
4,6 ms
16 ms
20,1 ms
22,9 ms
14 ms
23,5 ms
23 ms
18,9 ms
25,1 ms
10,8 ms
24,9 ms
13,6 ms
-
80 ms
-
16 ms
-
32 ms
-
-
48 ms
7,1 ms
n.b.
n.b.
7,6 ms
1,7 ms
6,7 ms
1,6 ms
5,6 ms
2,1 ms
6,8 ms
12,1 ms
n.b.
n.b.
15,2 ms
8,2 ms
13,5 ms
6,7 ms
10,8 ms
16,2 ms
13,6 ms
25%
n.b.
n.b.
11%
4%
7%
4%
4%
3%
12%
2%
n.b.
n.b.
2%
3%
2%
6%
4%
3%
2%
56,5 W
49,3 W
84,4 W
58,3 W
43,8 W
81,3 W
58,2 W
78,4 W
36,8 W
85,1 W
51,5 W
47,6 W
80 W
55 W
43,6 W
74,3 W
56,3 W
78,1 W
36,3 W
84,2 W
0,3 W
0,5 W
0,3 W
0,4 W
0,5 W
1,1 W
0,5 W
0,4 W
0,3 W
3,6 W
0,3 W
0,3 W
0,3 W
0,3 W
0,4 W
1W
0,4 W
-
0,3 W
0,5 W
# 2 / 2015
49
49
TEST
Monitoren
24-inch WQHD monitoren van Acer en ASUS
Zelfde formaat, meer werkruimte Een beeldscherm met een hogere dan Full HD-resolutie was tot voor kort een prijzige aangelegenheid en alleen op groot formaat verkrijgbaar. Dit jaar zien we daarin verandering komen: eindelijk verschijnen WQHD-monitoren met een diagonaal van 24 inch. We testten twee exemplaren, van Acer en van ASUS.
E
en diagonaal van 27 of 32 inch en een prijs vanaf circa 500 euro, dat waren jarenlang de vaste kenmerken van monitoren met 2560x1440 beeldpunten. Dan kreeg je wel een exemplaar met een fraai IPS- of VA-paneel met goede kleurweergave, maar voor velen waren de prijs en/of het formaat teveel van het goede. Al sinds 2012 beloven fabrikanten met kleinere beeldschermen met deze resolutie te komen, maar het heeft tot dit jaar geduurd eer het zover was. Acer heeft sinds enige tijd de G247HYUbmidp (en -smidp), ASUS de VX24AH. Twee 24-inch IPS WQHD-monitoren met een prijs rond de 300 euro. Dat is nog altijd duidelijk duurder dan de pakweg 150 euro die je voor een fatsoenlijk Full HD scherm zonder in hoogte verstelbare voet betaalt, maar deze prijs is alleszins beter te verteren dan die van de grotere modellen. Daarbij helpt de wetenschap dat WQHD 70% meer beeldpunten oplevert dan Full HD. Voor veel mensen is 24-inch bovendien groot genoeg op het bureau. De 23,8� diagonaal van deze twee sluit daar prima bij aan. In combinatie met de hogere resolutie bedraagt de pixeldichtheid 123 ppi: iets hoger dan bij 27-inch, maar niet zo hoog dat tekst en pictogrammen minuscuul klein worden. Ook die blijven dus groot genoeg.
David van Dantzig & Jacob Jan Kuipers modellen op deze basis gedemonstreerd. Alle delen zeer waarschijnlijk dezelfde basis, het M238DAN01.0 AHVA-paneel uit de fabrieken van AU Optronics. Dat is ook te zien aan onze testresultaten van deze twee beeldschermen: die lijken ook zeer op elkaar.
Sober
Waar de 27-inch WQHD-modellen doorgaans op een in hoogte verstelbare voet staan en de nodige extra aansluitingen tellen, hebben Acer en ASUS hun 24-inch exemplaren sober gehouden. De panelen kunnen alleen kantelen op de voet en zaken als een USB hub zijn niet aanwezig. Wel hebben beide merken speakertjes ingebouwd. Qua aansluitingen biedt de G247HYU HDMI, DVI en DisplayPort. De VX24AH heeft VGA en twee keer HDMI, maar laat DisplayPort achterwege. De Acer is dus wat veelzijdiger.
Testresultaten
Qua testresultaten ontlopen de twee elkaar niet veel. De Acer is iets helderder, de ASUS heeft een wat betere zwartwaarde, het
Conclusie
Gelijke basis
WebID 1079
50
contrast is bij beide vrijwel even goed. Ook de kijkhoeken zijn zeer vergelijkbaar; met name horizontaal toch wat minder dan we gewend zijn van IPS-techniek, maar verticaal compenseren ze dat ruimschoots. Bovendien is er geen kleurverschuiving zichtbaar zoals bij TN-panelen wel het geval is. Het model van Acer heeft overdrive standaard geactiveerd en je kan het ook niet uitzetten, bij ASUS heb je die optie wel. Hierdoor is de Acer weliswaar sneller qua reactietijden, maar ASUS biedt een mogelijkheid wat snelheid in te leveren voor een afname in overdrive-artefacten. Op de native resolutie is er bij beide geen input lag, maar bij lagere resolutie invoer vertoont de Acer zo’n 16 ms input lag. Bij de kleurweergave doet Acer het duidelijk beter, met een lagere kleurafwijking, betere kleurtemperatuur en veel betere gammawaarde. ASUS laat hier duidelijk punten liggen. Waar je de Acer ook zonder kalibratie nog wel kan gebruiken voor niet al te kleur-kritische beeldbewerking, zouden we dat bij de ASUS afraden. Het stroomverbruik is stuivertje wisselen: de ASUS is marginaal zuiniger in gebruik, de Acer in stand-by en uit. Het verschil is te klein om te merken op de jaarlijkse energierekening.
Acer en ASUS waren de eerste fabrikanten die een scherm met dit paneel in ons testlab konden doen belanden. Meer zullen spoedig volgen. Zo heeft BenQ ook al meerdere (zakelijke) n De Eizo EcoView EV2455 heeft een 16:10-beeldverhouding # 2 / 2015
De eerste twee WQHD 24-inch monitoren stellen niet teleur. De prijs ligt significant lager dan bij de 27-inch modellen. Daarvoor krijg je qua uitvoering wel een sober model, maar de meerprijs ten opzichte van een Full HD-scherm is zo een stuk beter te verteren. Bovendien maken ze wel gebruik van IPS-technologie, met bijbehorende goede eigenschappen. Wil je er ook mee gamen, dan is de ASUS VX24AH de betere keuze, maar voor all-round gebruik zouden we de voorkeur geven aan de Acer G247HYUbmidp. Die belonen we dan ook met een Silver Award. K
# 3 / 2013
51
51
TEST
4 domoticasystemen getest
Hulp in de huishouding
2015 zou zomaar eens het jaar van de
doorbraak van het slimme huis kunnen worden. Wij hebben de afgelopen maanden meerdere complete systemen getest die hier deels voor zouden moeten zorgen. Van die tests doen we in dit artikel verslag.
H
et Engelse bijvoeglijke naamwoord smart wordt tegenwoordig voor allerlei zelfstandige naamwoorden geplakt. Na de telefoon, de televisie en het horloge, moet ook het hele huis eraan geloven. Domotica is een andere, al veel oudere term voor smart home, maar ondanks dezelfde betekenis bekt het kennelijk niet zo lekker. Hoe je het ook noemt, we hebben het over het inzetten van elektronica in huis met als doel om alledaagse zaken te automatiseren en zo het leven te vereenvoudigen. Je kunt dit doen met afzonderlijke apparaten: met slimme thermostaten zoals de Tado, Nest en de Honeywell, met slimme schakelaars zoals Klik-Aan-Klik-Uit of Belkin WeMo en met slimme verlichting zoals Philips Hue. Handig, maar ze ‘verlichten’ maar een deel van de dagelijks terugkerende taken. De laatste tijd komen steeds meer fabrikanten met complete systemen op de markt. Die zouden dus meerdere taken tegelijkertijd moeten kunnen automatiseren. Wij bespreken in dit artikel D-Link mydlink Home, Gigaset Elements, HomeWizard en MyFox Home Control. Er zijn er zeker nog meer en er zullen er nog veel volgen (bijvoorbeeld Home Control van Devolo), maar deze vier geven een aardig beeld van wat er op dit moment mogelijk is. Welke zaken hebben smart home-systemen anno 2015 zoal gemeen?
App en telefoon/tablet centraal
De term ‘smart’ geeft het natuurlijk al een beetje aan: de smartphone/tablet en dan met name een app, staat centraal bij alle smart home-producten en –systemen. Zonder app zijn de meeste producten en systemen wel te gebruiken, bijvoorbeeld via een HTML5-website, maar je kunt ze dan niet ten volle benutten. Een goed voorbeeld is de Tado Smart Thermostat. Bij bediening via een browser mis je net het interessantste onderdeel van deze thermostaat, 52
Sander Almekinders namelijk de koppeling met je GPS-locatie. Voor de Philips Hue-verlichting geldt feitelijk hetzelfde. De app moet op je mobiele apparaat geïnstalleerd staan, anders is het niet mogelijk om te weten waar je je bevindt. Deze afhankelijkheid van een app betekent ook dat je een probleem hebt als je geen Android- of iOS-apparaat hebt. Voor Windows Phone worden de meeste apps in eerste instantie niet ontwikkeld. Heb je een toestel met dit besturingssysteem en ben je op zoek naar smart home-producten, dan is dat zeker iets om goed in de gaten te houden.
Protocollen
Een artikel over domotica is uiteraard niet compleet zonder een overzichtje van de verschillende standaarden en protocollen die er zijn. Voor thuisgebruik, waar de nadruk ligt op draadloze communicatie, is hardware die werkt op de 433MHzfrequentie met afstand de meest gebruikte. Verwarrend daarbij is dat 433MHz niet alleen fysiek de frequentieband is waarop apparaten communiceren, maar ook gebruikt wordt als aanduiding voor het verder naamloze protocol dat domotica-producten als die van KlikAanKlikUit gebruiken. De bandbreedte bij de meeste domoticaproducten die op 433 MHz werkende is vrij beperkt en dus met name geschikt voor het verzenden en ontvangen van commando’s. Handig als je niet meer wilt dan een schakelaar omzetten, maar minder geschikt als protocol om audio en/of video over te brengen. Een nadeel van (vrijwel) alle domotica apparaten die via de 433MHz band werken is dat ze gebruik maken van een zogeheten fire-and-forget-protocol: het is niet bi-directioneel, ofwel er is geen ontvangstbevestiging ingebouwd. Als je een commando geeft, weet je niet of het is aangekomen. Geen probleem als je thuis bent en je wilt vanuit je luie stoel een lamp aanzetten of de ventilator uitzetten, maar wil je dat op afstand doen, dan heb je dus geen idee of het is gelukt. # 2 / 2015
Een veel duurder protocol dat ook al erg lang bestaat is KNX, waar bijvoorbeeld ook het EvoHome-systeem van Honeywell gebruik van maakt. Dit is de standaard in professionele domoticatoepassingen en over het algemeen niet weggelegd voor de liefhebber die zelf aan de slag wil gaan met de producten. Het moet over het algemeen door een vakman worden geïnstalleerd en is dan ook peperduur. Twee modernere protocollen, waartussen de komende jaren een felle strijd zal losbarsten, zijn Z-Wave en Zigbee. Dit zijn beide draadloze protocollen die tot op zeker hoogte op elkaar lijken. Zo maken ze beide gebruik van mesh networking: iedere node van een dergelijk netwerk kan data versturen én ontvangen, waardoor het uiteindelijke bereik van het netwerk een stuk groter wordt. In de nabije toekomst zullen ook routers en andere netwerkapparatuur deze techniek gaan krijgen. De voornaamste reden dat dit momenteel nog weinig wordt toegepast is dat er relatief veel rekenkracht nodig is om alle verschillende nodes aan te sturen. Dat maakt deze techniek prijzig. Een groot verschil tussen Z-Wave en Zigbee is dat eerstgenoemde een proprietair systeem van Sigma Designs is, terwijl Zigbee ‘open’ en zonder licentiekosten gebruikt kan worden door alle fabrikanten is die er producten voor willen ontwikkelen. Kijkend naar de officiële lijst van de Zigbeeen de Z-Wave-allianties wordt het een felle strijd. Bekende producten die gebruikmaken van Zigbee zijn de Philips Hue-lampen. De Home Control-set van Devolo, die binnenkort op de markt komt, maakt juist gebruik van Z-Wave. De namen op de lijst van Zigbee ronken over het algemeen iets meer, dus het zou ons niet verbazen als Zigbee het uiteindelijk zal winnen, voor zover het per se noodzakelijk is dat één van de twee wint natuurlijk. Qua techniek verschillen de twee technologieën behoorlijk van elkaar. Z-Wave opereert op de 868MHz-band, Zigbee werkt
Domoticasystemen Domoticasystemen
Zo oud als de weg naar Kralingen Domotica is natuurlijk niet iets van de laatste jaren, maar bestaat al heel erg lang. Zeker als je niet te beroerd was om heel veel geld uit te geven, is het al tientallen jaren mogelijk om uitstekend functionerende domoticaproducten en –systemen te installeren en te gebruiken. Daarnaast is er ook voor de doe-het-zelver al langere tijd allerlei software beschikbaar waarmee je dit kunt doen. Qua hardware heb je eigenlijk helemaal niet zoveel nodig als het je puur te doen is om zaken te automatiseren. Vaak is een transceiver (meestal voor de 433MHz-frequentieband) voldoende, om signalen heen en weer te zenden tussen onderdelen en een basisstation. De software doet vervolgens al het slimme werk. Zeker als je niet bang bent van een beetje pielen met Linux kun je daar heel erg veel mee inregelen. Een goed voorbeeld van zo’n stukje software is Domoticz, maar er zijn er nog veel meer.
standaard op de bekende 2,4GHz-band. Een van de gevolgen hiervan is dat Z-Wave een groter bereik heeft, maar dat de throughput van het Zigbee-protocol een stuk hoger is. Waar Z-Wave het moet doen met snelheden die de 100 Kbit/s niet overstijgen, gaat Zigbee tot 250 Kbit/s. Dat laatste is overigens nog altijd geen snelheid die we normaal gesproken gewend zijn van de 2,4GHz-band. De voornaamste verklaring is dat de ‘slimme’ transceivers klein moeten zijn (anders kan je ze niet in compacte sensoren en lampen inbouwen) en zo min mogelijk stroom moeten verbruiken (anders zijn ze niet zuinig meer). Bovendien vraagt het gebruiksdoel vooralsnog ook niet om hoge throughputs. Draadloze ip-camera’s zijn de uitzondering, maar die kunnen ook gewoon via een bestaand wifi-netwerk opereren. Het zou ons ten slotte ook niet verbazen als het toevoegen van meerdere krachtige 2,4GHzzenders en –ontvangers ook gewoon niet mag, onder andere met het oog op de Good Neighbor Policy, de afspraak dat je elkaars draadloze netwerken niet te veel in de weg zit.
Weer een extra kastje, of toch niet?
Ook al maken veel domoticaproducten indirect deel uit van je thuisnetwerk, veel domoticasystemen werken toch met eigen communicatielijnen. Dat is uiteraard noodzakelijk, omdat ze gebruikmaken van protocollen en frequenties die niet tot het standaardrepertoire van een draadloze router behoren. Ook zorgt het ervoor dat er een goede scheiding blijft tussen de verschillende delen van het thuisnetwerk. Het betekent echter ook dat je ruimte moet zien te vinden voor nog een extra doosje in huis: het basisstation, dat bekabeld aangesloten moet worden op je router of switch. Soms is dat vrij klein, zoals de puck van de Philips Hue-verlichting, maar het kan ook een lomp grote doos zijn, zoals het basisstation van de MyFox Home Control. In deze test is mydlink Home van D-Link
het enige systeem dat geen basisstation gebruikt. De producten van dat systeem sluit je dus gewoon rechtstreeks aan op het draadloze signaal van je router. Dat betekent overigens wel dat ook iets relatief eenvoudigs als een bewegingssensor in het stopcontact gestopt moet worden, waar dat soort sensoren bij de andere systemen gewoon op een batterij kan werken. Dat geeft met name bij een bewegingssensor meer vrijheid qua plaatsing. Die wil je vaak helemaal niet in een stopcontact hebben, maar juist ergens hoog in een hoek van een ruimte plaatsen. En hiermee zijn we aangekomen bij de systemen die we voor dit artikel hebben getest. We bespreken ze in alfabetische volgorde.
D-Link mydlink Home
zijn voor mdlink Home, maar dat er nog niet echt concrete plannen zijn om het type producten verder uit te breiden, bijvoorbeeld naar sensors voor ramen en deuren. Op zich niet verrassend, omdat je over het algemeen geen stopcontact op deur of raam hebt zitten. Zoals gezegd maakt mydlink Home geen gebruik van een basisstation, maar gewoon van je bestaande draadloze netwerk. De verbinding kan dus via wps tot stand komen. Als je de mydlink Home-app hebt geïnstalleerd, kun je in de app de bij de afzonderlijke producten geleverde qr-code scannen, waarna het apparaat toegevoegd kan worden. Heb je geen wps op je router of access point, dan kun je in de app zoeken naar beschikbare access points. Zo kwamen we er in ieder geval achter dat de DCS-935L-camera niet alleen op 2,4 maar ook op 5 GHz verbinding kan maken met het netwerk. Zo kun je de camera gescheiden houden van de bulk van het verkeer, dat over het algemeen via de 2,4GHz-band verloopt. Het is mogelijk om regels in te stellen. Als een sensor wordt getriggerd, wordt er een bepaald commando gestuurd naar een ander onderdeel van het systeem. Wordt er beweging gedetecteerd, dan gaan de lampen aan. Schema’s aanmaken is ook mogelijk. Als je op vakantie gaat, kun je de schakelaar zo instellen dat af en toe de verlichting aan gaat. Op de schakelaar is het verder ook mogelijk om stroomverbruik en temperatuur bij te houden. Dat kun je ook weer koppelen aan bepaalde acties. De app werkt erg intuïtief, wat we gezien het kleine aantal verschillende producten ook zouden verwachten. Wil je via een browser toegang tot je mydlink Home-producten, dan kan dat met je mydlink-account. Je komt dan echter terecht in een langzame Java-omgeving waar wij in ieder geval niet echt blij van
D-Link doet met mydlink Home een eerste voorzichtige stap op de markt voor smart home-systemen. De lijn bestaat namelijk maar uit vijf producten, de Smart Plug (DSP-W215, 45 euro), Wi-Fi Motion Sensor (DCH-S150, 40 euro), Monitor HD (DCS935L, 100 euro), Monitor 360 (DCS-5010L, 100 euro) en de Music Everywhere (DCHM225, 50 euro). Dit zijn respectievelijk een schakelbaar stopcontact, bewegingssensor, twee ip-camera’s en een muziekstreamer. Wij hebben de eerste drie producten uit het lijstje ter test opgestuurd gekregen. De muziekstreamer is overduidelijk een vreemde eend in de mydlink_web_cam bijt, want heeft niets met monitoring/ beveiliging te maken. Die lijkt er gewoon bij gezet te zijn omdat het kan. Navraag bij D-Link leert dat er zeker nog behoorlijk n Via de webinterface van mydlink kun je ook bij het beeld wat camera’s komen van je webcam komen, al werkt dit door het gebruik van die geschikt zullen Java niet enorm soepel. # 2 / 2015
53
53
TEST
n Met de schakelaar kun je bijhouden hoeveel een aangesloten apparaat verbruikt.
worden. Buitenom de webinterface functioneren de mydlink Home-producten echter uitstekend. De DCS-935L-camera die we hebben getest is zeker niet slecht. Hij is klein en produceert een behoorlijk fraai plaatje. Met name de kleurweergave is erg netjes. Ook in het donker produceert hij zeer acceptabel beeld. Ondanks de claim dat het een 720p-camera is, had het eindresultaat wel wat scherper gemogen. Je kunt ook geen video opnemen, alleen snapshots zijn mogelijk.
Gigaset Elements
GHz) verloopt. De camera is gewoon via wifi verbonden met het thuisnetwerk. De afzonderlijke onderdelen, wederom met uitzondering van de camera (en uiteraard het basisstation), werken op batterijen, die netjes meegeleverd zijn en die volgens opgave een of meerdere jaren mee zouden moeten gaan. Een van de grootste voordelen van Elements is de eenvoud van het systeem. Het is het eenvoudigste systeem om te installeren. Nadat je de app hebt gedownload en een account hebt aangemaakt, koppel je het basisstation aan je account. Daarna hoef je alleen nog maar op knopjes te drukken. Om de afzonderlijke onderdelen met het basisstation te verbinden, hou je de koppelknopjes van beide apparaten tegelijkertijd ingedrukt. Daarna kun je de sensoren en andere onderdelen plaatsen waar je maar wilt. Met uitzondering van de camera kunnen alle onderdelen op hun plaats geplakt worden als je dat wilt. Je hoeft dus niet te boren. Je krijgt ook instructies bij het plaatsen van de apparaten. Zo wordt je aangeraden om een bewegingssensor geen zicht te laten hebben op een raam. Een voordeel van de deur- en raamsensor is dat die niet uit twee delen bestaat, maar slechts uit eentje. Je plakt die op de deur of op het raam, waarna (gyroscopische) sensoren bijhouden of de deur of het raam open of dicht is. Nadeel is wel dat de sensoren vrij groot zijn en dus behoorlijk opvallend aanwezig zijn. Een voordeel van dit type sensor is dat hij ook harde klappen op de deur of het raam al registreert, waarna de sirene afgaat. In de praktijk hebben we vrijwel geen problemen ondervonden. Je kunt niet bijzonder veel zelf instellen. Het systeem werkt zoals het werkt, al kun je wel het beveiligingsniveau instellen. Ga je op vakantie en verwacht je helemaal niemand, dan kun je hem bijvoorbeeld zo instellen dat de sirene altijd afgaat als de sensor een beweging detecteert, ook als iemand wel netjes de sleutel gebruikt. Verder houdt de app meldingen bij van alle gebeurtenissen. Handig als je soms wat terug wilt
Gigaset richt zich tegenwoordig meer en meer op andere delen van de markt dan huistelefoons, om begrijpelijke redenen. Zo kwam het vorig jaar met enkele tablets. Met Gigaset Elements heeft het nu ook een beveiligingssysteem. Zelf spreekt het bedrijf overigens liever over een veiligheidssysteem, omdat het niet de indruk wil wekken dat het een ‘echt’ beveiligingssysteem kan vervangen. Het bestaat naast een basisstation uit drie sensoren (een voor de deur, een voor het raam en een bewegingssensor), een sirene en een camera. Wij kregen de hele set opgestuurd. De Starter kit met basisstation, deursensor en bewegingssensor kost 199 euro, de camera 180 euro en de sirene 50 euro. Het basisstation van de Elements-set is zeer bescheiden gehouden qua formaat. Gezien het verleden van Gigaset op het gebied van Dect-telefoons, is het niet zo gek dat de communicatie tussen het basisstation en op één na alle onderdelen van het systeem via deze netwerkstann Het basisstation van Gigaset Elements is lekdaard (die zendt en verstuurt op 1,9 ker klein. 54
# 2 / 2015
zoeken. De app is alleen nog niet altijd even betrouwbaar. Hij gooit je er soms uit en af en toe ben je het overzicht van gekoppelde sensoren en producten kwijt. Daar moet echt nog wel wat aan gebeuren. De camera die bij dit systeem hoort, is de beste van de vier. Hij heeft lekker veel groothoek en zet een uitstekend plaatje neer, zowel qua kleurweergave als qua scherpte. Ook in het donker zijn de prestaties uitstekend. Je kunt ermee opnemen, maar alleen op de servers van Gigaset en tegen betaling. Het zou fijn zijn als je zelf kan kiezen waar je de opname naartoe wilt schrijven.
n De Gigaset Elements-app geeft alle meldingen netjes door.
HomeWizard
Het Nederlandse HomeWizard timmert al geruime tijd aan de weg en biedt inmiddels een zeer imposant aanbod aan producten. De hele line-up van KlikAanKlikUit wordt ondersteund, evenals een selectie Foscam ip-camera’s. Je kunt er met de HeatLink- en EnergyLink-uitbreidingen ook nog je energieverbruik en verwarming mee bijhouden en regelen. Een weerstation (wind- temperatuur en –regenmeter) is eveneens beschikbaar. Er is uiteraard ook een hele collectie aan sensoren beschikbaar, zelfs op afstand bedienbare sloten worden aangeboden. Je kunt de HomeWizard verder koppelen met de Philips Hue led-verlichting en andere slimme verlichting. Ook Somfyproducten worden inmiddels ondersteund. Voor de prijzen van de verschillende Starter kits en andere producten, verwijzen we je naar www.homewizard.nl. De basis van dit systeem is de HomeWizard. Dit basisstation ondersteunt zowel de 433MHz- als de 868MHz-band en heeft ook nog een 802.11g wifi-verbindingsmogelijk-
van de verschillende onderdelen gaat eenvoudig met behulp van de app, al is het wel duidelijk dat de 433MHzen 868MHzbanden niet zo stabiel zijn als we gewend zijn van 2,4 n De HomeWizard ip-camera die wij ter test opgestuurd kregen, moest via de webinterface geïnstalleerd worden. GHz. Soms zijn zelfs zeer heid. Die laatste zit er echter alleen op voor kleine afstanden al te groot. Dat is contrahet beheer van de doos. Je vraagt je welintuïtief, want de langere golven op die licht af hoe het mogelijk is dat de HomeWifrequenties zouden juist een groter bereik zard de Philips Hue-lampen aan kan sturen. moeten hebben. Het heeft kennelijk te maDie werken immers volgens de Zigbee-stan- ken met de kwaliteit van de verbinding in die daard en dus op 2,4 GHz. Zigbee kan echter gevallen. ook op de 868MHz-band functioneren, zij De schakelaars van KlikAanKlikUit uit de Starter kit die wij hebben getest in comhet met een fors lagere throughput. binatie met de HomeWizard schakelden In de praktijk werkt de HomeWizard vaak allemaal tegelijk als we op een van de prima, al heeft het even geduurd voor de schakelaars drukten. Dit terwijl we ze met Android-app qua gebruiksgemak in de buurt van de iOS-app kwam. Het installeren de meegeleverde afstandsbediening toch
verschillende kanalen hadden toegewezen. Het kwam ook weleens voor dat ze helemaal niet reageerden. Het weerstation dat we hebben getest had alleen wat verbindingsproblemen tijdens de installatie, daarna functioneerde het perfect. De camera die wij hebben getest was de Foscam FI9821W. De installatie daarvan gaat niet echt soepel, want deze is niet echt geïntegreerd in de app. Je moet hem grotendeels installeren zoals een normale webcam, dus je moet in de webinterface van de camera zelf zijn. Dat is een groot verschil met de camera’s van de andere systemen. Die maken veel meer deel uit van het systeem. De beeldkwaliteit van de camera is bovendien niet enorm goed. Met name op het gebied van framerate en scherpte blijft er nog wel wat te wensen over. Opnames maken is ook bij deze camera niet mogelijk.
MyFox Home Control
MyFox zou je de Franse tegenhanger van HomeWizard kunnen noemen, maar is dus ook in Nederland te koop. Wij hebben de Home Control Security Plus getest, maar het bedrijf heeft nog meer producten. Voor
TEST
IFTTT IFTTT is een begrip als het gaat om home automation/domotica. Zowel HomeWizard als MyFox kunnen hiermee overweg, al kan alleen MyFox dat ‘native’. Voor HomeWizard moet je aan de slag met de HomeWizard Proces Monitor. IFTTT staat voor ‘if this then that’ en houdt in dat je zaken kunt automatiseren tussen verschillende systemen. Wij hebben MyFox bijvoorbeeld zo ingesteld dat onze Philips Hue-lampen rood gaan knipperen op het moment dat het systeem een inbraak detecteert. Het is ook mogelijk om MyFox u automatisch een notificatie te laten sturen op het moment dat het onraad ruikt.
Myfox_web_ifttt bij bovenstaand kader invoegen
gelijkheden enigszins. Ook het nachtzicht van deze camera is niet zo heel goed. De framerate valt dan dermate ver terug dat het beeld niet meer vloeiend loopt. Ook hier moet je betalen als je opnames weg wil schrijven, net als bij Gigaset. Er zijn overigens andere camera’s te koop die ook ondersteund worden door MyFox. Aan de Android-app mag nog wel wat gesleuteld worden. Die kan niet op de achtergrond draaien (lees: hij is ontwikkeld voor iOS), waardoor hij iedere keer een foutmelding geeft op het moment dat je hem van de achtergrond terug naar de voorgrond haalt.
Conclusie
56
n Wil je graag meer weten over de weersomstandigheden in je tuin, dan kan het weerstation van de HomeWizard je helpen.
n De MyFox-app werkt op zich prima, alleen kun je er geen apparaten mee toevoegen en kan hij niet op de achtergrond draaien op Android-apparaten.
een volledig overzicht verwijzen we je graag naar www.getmyfox.com. Het Home Control-basisstation ondersteunt in ieder geval de 433MHz-band, of hij ook de 868MHzband ondersteunt hebben we tot nu toe niet kunnen achterhalen. Op de Home Control kun je net als op de HomeWizard een enorm aantal apparaten aansluiten, met een vergelijkbare functieomvang. Het overzicht van aan te sluiten apparaten zie je alleen als je naar je persoonlijke deel van de MyFox-website gaat. Daar moet je ook nieuwe producten toevoegen. Dit kan niet met uitsluitend de app. Het Security Pluspakket bestaat uit een basisstation, sirene, deursensor, bewegingssensor en een camera. Voor de set met camera ben je 749 euro kwijt, zonder camera kost hij 599 euro. Daarnaast hebben we ook enkele schakelbare stopcontacten opgestuurd gekregen. Het installeren van de onderdelen van het beveiligingspakket en van de stopcontacten gaat grotendeels zonder problemen. Nadat je het basisstation aangesloten hebt op je thuisnetwerk, moet je het registreren via myfox.me. Op die persoonlijke internetpagina voeg je dus de producten toe.
Om het allemaal zo eenvoudig mogelijk te maken, is er voorzien in plaatjes, zodat je ook daadwerkelijk de juiste onderdelen selecteert. Het enige onderdeel dat tijdens het installeren wat problemen gaf, was de camera. Ook al volgden we de installatieinstructies tot op de letter, toch was er sprake van meerdere time-outs in het proces, die na nogmaals op dezelfde knop te drukken spontaan niet meer optraden. De deursensor van MyFox bestaat maar een deel, net als die van Gigaset Elements. In het algemeen werkt de MyFox-set uitstekend, met als enig minpuntje de draadloze camera. Die heeft een vrij kleine groothoek. Dat beperkt de plaatsingsmo-
We hebben in dit artikel eens iets beter gekeken naar het fenomeen domotica/home automation en enkele volledige systemen besproken. Daaruit komt naar voren dat deze markt nog behoorlijk gefragmenteerd is, niet alleen als het gaat om protocollen en standaarden, maar ook op het gebied van het productaanbod. Er is in ieder geval een duidelijke trade-off te ontdekken tussen gebruiksgemak en functionaliteit/veelzijdigheid. De meest veelzijdige systemen (HomeWizard en MyFox), vertonen ook de meeste kuren. Ook die zijn echter niet te koppelen met alle producten die je zou willen gebruiken. De systemen van Gigaset en D-Link vallen op door hun beperkte functieomvang, maar daarbinnen functioneren ze dan ook door de bank genomen uitstekend. Wij zijn in ieder geval erg benieuwd naar hoe deze markt zich verder zal ontwikkelen en of er binnen afzienbare tijd een synthese plaats gaat vinden. Dat is namelijk wel nodig om dit voor veel gebruikers echt interessant te maken. K
Stroomuitval en/of geen werkend netwerk Al dat automatiseren is hartstikke leuk natuurlijk, maar wat gebeurt er als de stroom uitvalt? Dan ben je bij drie van de vier systemen ook meteen de toegang kwijt. Alleen MyFox biedt de optie om een basisstation met accu te kopen en ook in de sirene zit een accu. Achterop het basisstation zit verder ook een sleuf waar je een optionele gprs-module in kunt plaatsen. Op die manier blijft een deel van het systeem in ieder geval nog werken. De camera ben je dan natuurlijk wel kwijt, want die werkt niet op batterijen of een accu.
# 2 / 2015
Domoticasystemen
# 2 / 2015
57
57
PRO: TEST
13 access points getest
Het kantoor bij de tijd
Inmiddels is het ook in wat meer zakelijke omgevingen steeds normaler om draadloos het netwerk op te gaan. Om eens te kijken wat er zoal te koop is, zijn wij aan de slag gegaan met 13 access points voor deze markt, waarbij we uiteraard gelet hebben op de prestaties, maar ook de mogelijkheden goed hebben bekeken.
O
p het gebied van netwerktechnologie is het zakelijke segment vaak de voorloper qua technologie en komen de wat lager geprijsde en gepositioneerde (consumenten-)modellen er na verloop van tijd achteraan. Zo begint 10Gbit-switching langzamerhand betaalbaar te worden voor bedrijven en zal het waarschijnlijk langzamerhand doordruppelen naar nog wat lagere prijspunten. Ook uit onze recente test van ‘gewone’ gigabit switches bleek dat een feature zoals PoE – oorspronkelijk een prijzige technologie – inmiddels op zeer betaalbare modellen beschikbaar is. Hetzelfde patroon is zichtbaar bij softwarefunctionaliteit. Zaken zoals het opzetten van een VPN-server, het samenvoegen van netwerkpoorten (LACP) en het aanmaken van VLAN’s hoeven tegenwoordig niet bijzonder veel meer te kosten. Een VPN-server opzetten kan tegenwoordig zelfs al op high-end consumentenrouters.
Een verhaal apart
De normale trend is dus duidelijk. Een fabrikant verdient eerst zijn geld met een nieuwe technologie in wat duurdere apparaten, waarna het bedrijf voor dat segment verder gaat met nieuwe technologieën en de tot dan toe nieuwste zaken ook beschikbaar stelt op minder dure producten. Bij wifi is echter een andere route gevolgd. Dat is eerst groot geworden in het consumentensegment en pas later ‘opgeklommen’ naar de wat meer zakelijke segmenten. Veel bedrijven wilden lange tijd niet aan wifi uit veiligheidsoverwegingen. Wifi in openbare ruimtes mag dan al lang gemeengoed zijn, het bedrijfsnetwerk (mede) via wifi laten lopen werd lang tegengehouden. Daar is inmiddels wel verandering in gekomen. Je 58
zou zelfs kunnen zeggen dat 2015 het jaar wordt waarin zakelijke wifi volwassen wordt. Hoog tijd dus voor ons om eens wat beter naar die producten te kijken.
Test
Voor deze test hebben we fabrikanten van access points aangeschreven en gevraagd of ze maximaal twee zakelijke access points op wilden stu-
n Cisco Meraki MR32
ren, een instapmodel van om en nabij de 150 euro en een duurder model van zo’n 500 euro maximaal. Uiteindelijk hebben we 13 modellen in ons testlab binnen gehad. Ook al vielen ze niet allemaal netjes binnen de testcriteria qua prijs, toch hebben we alle uitgebreid getest. In de tabel verderop in het artikel zie je welke modellen het zijn. Hieronder bespreken we de inzendingen per merk, waarna we aan het einde van het artikel stilstaan bij de prestaties.
Cisco Meraki MR32
Meraki is enige tijd geleden overgenomen door Cisco. De access points die voorzien zijn van deze naamgeving worden gevoerd naast de Cisco-branded exemplaren. Meraki-access points zijn namelijk zonder uitzondering cloud managed. Dat wil zeggen dat je ze niet lokaal of op afstand # 2 / 2015
Sander Almekinders & Lars Gilissen
rechtstreeks benadert via een ip-adres, maar dat de aansturing vanuit een centrale locatie in de cloud gebeurt. Als je een Meraki wilt beheren, log je op hun server in met je gebruikersnaam en wachtwoord, waarna je alle Meraki-access points die je hebt centraal kunt beheren. Een voordeel van deze methode is dat een access point meteen werkt als je het ergens aansluit. Hij wordt gekoppeld aan je account, net zoals aan het (sub-)net waarin je je bevindt. Het vereist natuurlijk wel een zekere mate van vertrouwen om je instellingen en dergelijke in de cloud te hebben. Let wel, je netwerkverkeer gaat niet via de Meraki-servers, dus wat dat betreft is je privacy verzekerd. Voor deze test hebben wij de MR32 getest, een relatief betaalbaar model dat zo’n 600 euro kost. Dat is overigens wel zonder de kosten voor een jaarlijkse licentie. We hebben niet helemaal duidelijk kunnen krijgen wat die bedragen, maar je moet waarschijnlijk rekenen op zo’n 100 euro per jaar. Op zich is dat niet overdreven veel als je ook echt nooit omkijken hebt naar je hardware, maar het is wel iets om rekening mee te houden. De MR32 wordt zeer compleet geleverd. Achterop het access point zit een plaat waarmee je hem op meerdere manieren kunt plaatsen. De te gebruiken schroefgaten zijn per plaatsingsmogelijkheid aangegeven en er is zelfs voorzien in een waterpasje. In de doos is een stuk schuim geplaatst, waar alle benodigde schroefjes en dergelijke netjes in zijn geplaatst. Het ziet er in het algemeen dus zeer netjes uit, al is een netwerkkabel niet meegeleverd, evenmin als een stroomadapter. Bij ons was die apart geleverd, maar het is de bedoeling om PoE te gebruiken. Dat raden
Access Access points points
we ook zeker aan, als je hierover beschikt. De mogelijkheden die de MR32 biedt zijn zeer uitgebreid. Het is een 2x2 802.11acaccess point, maar hij heeft wel degelijk een derde radio. Die gebruikt hij echter voor Air Marshal, om eventuele zogeheten rogue access points te identificeren en te neutraliseren. Verder zit er ook een Bluetooth-beacon ingebouwd. Hiermee is het mogelijk om te volgen hoe klanten zich voortbewegen, handig als je een grote winkel hebt en duidelijkheid wilt hebben wat de looplijnen van de klanten zijn. Je kunt verder op een kaartje zien wie met welk access point verbonden is en kunt tot op toepassingenniveau (laag 7) aangeven wat voorrang heeft op het netwerk. Daarnaast kan je het inzichtelijk waar je het access point het best kunt positioneren op de kaart. De mogelijkheden tot het aanpassen van wat gebruikers zien op het moment dat ze inloggen op het access point zijn divers. Je kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om er een betaalde dienst van te maken, maar ook een speciale pagina aanmaken behoort tot de mogelijkheden.
D-Link DAP-2660 en DWL-8610AP
De DAP-2660 is met een gemiddelde prijs van zo’n 220 een van de duurdere ‘goedkopere’ access points in deze test. Voor dat geld krijg je een lekker klein en plat
802.11ac-access point, met een 2x2 antenneconfiguratie voor beide frequenties. Hij kan worden gevoed middels 802.3af-PoE en in de doos zit een bracket voor installatie op de muur of aan het plafond. Het is uiteraard ook gewoon mogelijk om hem op een bureau te zetten. Hij is er in ieder geval onopvallend genoeg voor. Qua mogelijkheden valt allereerst op dat je tot 16 ssid’s aan kunt maken, 8 per radio. Je kunt per ssid bijvoorbeeld ook instellen of dat een gastnetwerk moet zijn, welke prioriteit het moet hebben en of er een captive portal op gezet moet worden. Met behulp van een captive portal is het mogelijk om bijvoorbeeld een tijdslimiet in te stellen voor bepaalde verbindingen. Ook vlan’s kun je per radio configureren en band steering biedt D-Link eveneens aan. Met dat laatste zorg je ervoor dat een apparaat dat 5 GHz ondersteunt, bij voorkeur verbinding maakt met het 5GHz-netwerk. Al met al biedt de interface zeer veel mogelijkheden, al moet je er rekening mee houden dat wijzigingen pas toegepast worden op het moment dat je deze bovenaan, onder ‘Configuration’, bevestigt. Het was fijn geweest als D-Link ergens in het scherm een waarschuwing zou geven met daarin bijvoorbeeld het aantal nog niet toegepaste wijzigingen, zoals je ziet bij EnGenius. Dan vergeet je het niet zo snel.
De DAP-2660 is ten slotte ook nog geschikt voor CWM-100, de softwarematige controller van D-Link waarmee je centraal meerdere access points kunt managen. Het andere access point van D-Link dat we hier bespreken, de DWL-8610AP (gemiddeld zo’n 470 euro), is hier niet geschikt voor. Hij kan samen met andere access points echter wel beheerd worden door een hardwarematige controller. Heb je alleen DWL-8610AP’s in je netwerk, dan kun je er tot zestien tegelijk configureren vanaf een van die zestien. De apparaten synchroniseren dan zelfstandig. Dat maakt dit apparaat met name interessant als je er gelijk meerdere van installeert, al is hij ook gewoon stand-alone te gebruiken. Het is een 3x3 802.11ac access point dat moet worden gevoed middels 802.3at, oftewel PoE+. Er is overigens voorzien in een extra netwerkaansluiting, dus je kunt de verbinding (zonder PoE!) doorlussen. Qua mogelijkheden is het een wat uitgebreidere versie van wat we zagen bij de DAP-2660. Je kunt het verkeer gedetailleerder bijhouden en hij beschikt over de mogelijkheid om rogue access points te detecteren. Er zijn tevens meer algemene management-, qosen snmp-mogelijkheden. Band steering is eveneens mogelijk..
802.11ac in een zakelijke omgeving Waar de eerste 802.11ac-consumentenrouters al in de zomer van 2012 op de markt kwamen, begint 802.11ac nu pas langzaamaan door te breken in het zakelijke segment. Dat is niet zo vreemd, want de voordelen van 802.11ac voor consumenten zijn niet per se evident voor zakelijk gebruik. In zakelijke omgevingen zal het bijvoorbeeld niet enorm vaak voorkomen dat je een Blu-ray vanaf een NAS wil of moet streamen naar een tv. Ook razendsnel een heel groot bestand downloaden zal niet zo vaak voorkomen. Het maken van een back-up van een werksysteem (laptop) is wel iets waarbij veel bandbreedte goed van pas komt. Dan heeft 5 GHz toegevoegde waarde en zorgt 802.11ac ervoor dat dit lekker snel gebeurt, zonder dat je daarvoor op zoek moet naar een kabel. Afgezien van zo’n scenario is het nog maar de vraag of de zakelijke gebruiker wel zit te wachten op 802.11ac, zeker in omgevingen waar veel access points hangen - de zogeheten high density-omgevingen. Veel access points staat gelijk aan veel draadloze netwerken en die kunnen elkaar danig in de weg zitten. Aangezien een access point op 802.11ac zeer brede kanalen gebruikt van 80 MHz, zorgt dat in potentie voor veel interferentie als er in de buurt nog meer 5GHz-netwerken zijn. Zeker als je bedenkt dat er in Nederland/Europa maar een paar volledig ‘vrije’ kanalen zijn, te weten 35, 40, 44, 48. Dat zijn kanalen van elk 20 MHz breed. Een 802.11ac-verbinding kan dus al die kanalen tegelijkertijd samenvoegen, waardoor er voor andere clients niets meer overblijft. Die zullen dus moeten wachten op hun beurt. Naast deze vier kanalen zijn er weliswaar nog 15 kanalen, maar die kanalen zijn gebonden aan DFS-regels. DFS staat voor Dynamic Frequency Selection en houdt in dat dergelijke kanalen weliswaar te gebruiken zijn, maar dat de router of het access point in de gaten moet houden of er radarsignalen op dezelfde frequentie aanwezig zijn. Is dat het geval, dan moet het apparaat op zoek naar een nieuw kanaal. Dat kan er dan ook weer voor zorgen dat hij andere verbindingen in de weg gaat zitten.
# 2 / 2015
n D-Link DAP-2660
EnGenius EAP350 en ECB1750
EnGenius heeft met de EAP350 een van de kleinste access points in deze test, samen met het andere rookmeldermodel, de Zyxel NWA1123-AC. De meest voor de hand liggende plaatsingsmethode is hangend aan het plafond, al kun je hem uiteraard ook aan de muur hangen. Dit is geen 802.11acaccess point en ook geen dual-bandmodel; alleen 2,4 GHz wordt ondersteund (maximaal 300 Mbps). De gemiddelde prijs op het moment van schrijven is zo’n 160 euro. Hiermee is het een van de goedkopere modellen in deze test. De webinterface is niet enorm uitgebreid, uiteraard ook deels doordat slechts een frequentie wordt ondersteund. We zien wel de mogelijkheid om 8 ssid’s aan te maken. Je kunt per ssid aangeven of ‘Isolation’ ingeschakeld moet worden. Als dat is gebeurt, is dat ssid afgeschermd van de rest van je netwerk. Handig dus als je een gastnetwerk aanmaakt. 59
59
PRO: TEST
n EnGenius ECB1750
Werk je met vlan’s, bijvoorbeeld om een deel van je bedrijfsnetwerk af te scheiden van de rest, dan kun je daar ook tags voor toewijzen. De ECB1750 (gemiddeld ongeveer 370 euro) is het enige access point in deze test met externe antennes. De meerwaarde hiervan is niet altijd even duidelijk. We hebben uitstekend presterende routers en access points gezien met interne antennes en zeer slecht presterende met externe antennes. Je kunt over het algemeen wel wat spelen met de positionering van de antennes, iets wat soms tot een betere verbinding kan leiden, maar zeker niet altijd. Dit access point is niet geschikt voor montage aan het plafond, maar alleen voor aan de muur. Het is een 3x3 802.11acapparaat, dus heb je 802.3at (PoE+) nodig om hem van stroom te voorzien. Qua instellingsmogelijkheden biedt hij niet heel veel meer dan de EAP350, al heeft hij wel een wat modernere interface. Aardige extra is de mogelijkheid om realtime de belasting en de hoeveelheid verkeer te bekijken. Ook heeft dit apparaat band steering, om apparaten die 5 GHz ondersteunen naar de 5GHz-band te leiden. Beide apparaten kunnen beheerd worden met behulp van de EZ Controller, een softwarematige controller waarmee je centraal meerdere access points kunt beheren.
Linksys LAPAC1200 en LAPAC1750 Pro
Linksys had voordat het door Cisco overgenomen werd een smb-lijn, maar die moest wijken voor de producten van Cisco zelf. Na de verkoop van Linksys aan Belkin is Linksys weer snel begonnen met die lijn. De twee access points die we hier bespreken zijn daar een onderdeel van. Uiterlijk is er in ieder geval vrijwel geen verschil te zijn tussen de twee. De LAPAC1200 (gemiddeld zo’n 200 euro) is alleen een tikje lager gepositioneerd dan de LAPAC1750 Pro (gemiddeld zo’n 350 euro). Beide zijn verder witte zeshoeken die met een meegeleverde beugel aan muur of plafond gehangen kunnen worden. Neerzetten is ook een manier 60
om ze te gebruiken, getuige de rubberen voetjes. Beide kunnen gevoed worden middels PoE, maar daarvoor heb je wel bij beide 802.3at nodig. Voor een 3x3 zoals de LAPAC1750 Pro is dat gebruikelijk, maar voor een 2x2-configuratie zoals bij de LAPAC1200 niet. Bij de duurdere van de twee stopt het bekabelde netwerk niet bij het access point, want de netwerkaansluiting wordt doorgelust. Qua webinterface en mogelijkheden lijken de twee juist vrijwel niet op elkaar. De LAPAC1200 biedt Rogue AP Detection, iets wat je niet vaak aantreft in deze prijsklasse. Verder is het vrij standaard, dus we zien wederom dat er tot 16 ssid’s aangemaakt kunnen worden en dat je die naar wens kunt afscheiden van de rest van het netwerk. Ook met vlan-tags kan het access point overweg. Bij de LAPAC1750 Pro zijn de mogelijkheden veel uitgebreider. Als we eens goed kijken en vergelijken met de eerder besproken DWL-8610AP van D-Link, dan krijgen we een donkerbruin vermoeden dat we hier onderliggend te maken hebben met dezelfde interface. Niet alleen vanwege de indeling, maar bijvoorbeeld ook de mogelijkheid om meerdere access points te clusteren zonder tussenkomst van een softwarematige of hardwarematige controller. Op zich niet erg overigens, want dat betekent dat je lekker veel mogelijkheden hebt.
Netgear WAC120 en WNDAP660
van nog geen 120 euro is het overigens wel het goedkoopste dual-band exemplaar in deze test. Het is een 2x2 802.ac-apparaat. De interface van de WAC120 volgt wel het zakelijke stramien. De mogelijkheden zijn niet bijzonder uitgebreid, zo hebben we geen mogelijkheid kunnen vinden om meerdere ssid’s per radio aan te maken. Niets springt er echt uit. Client isolation, een typisch (klein-)zakelijke feature, zit er gelukkig wel op. De WNDAP660 is een heel ander beestje, met veel meer zakelijke functionaliteit en een behoorlijk wat forser prijskaartje van ongeveer 480 euro. Het is ook fysiek een zeer fors apparaat, dat zowel aan het plafond als aan de muur gehangen kan worden. We zien liefst drie RJ45-aansluitingen, waarvan er twee gebruikt kunnen worden om het apparaat met het netwerk te verbinden. Ze ondersteunen beide PoE. De derde aansluiting kan alleen gebruikt worden om het apparaat te verbinden met een hardwarematige controller. 802.11ac ondersteunt dit access point overigens niet, je moet het dus doen met 3x3 802.11n. We zien verder nog drie antenne-aansluitingen zitten. De externe antennes hiervoor worden niet meegeleverd, maar kunnen los aangeschaft worden als dat nodig is. Standaard werkt het apparaat dus gewoon met interne antennes. Kijken we naar de mogelijkheden, dan zijn die zoals gezegd uitgebreider dan bij de WAC120. Zo uitgebreid als bij de D-Link of Linksys is het niet, maar de belangrijkste zaken zijn wel aanwezig. De mogelijkheid om 8 ssid’s per radio aan te maken, Rogue AP Detection, client isolation en band steering zien we allemaal netjes. Ook de qos-mogelijkheden zijn behoorlijk uitgebreid. Uiteraard zijn ook de zakelijke beveiligingsmogelijkheden 802.1x en RADIUS van de partij. Het apparaat lijkt niet gericht te zijn op het verschaffen van netwerktoegang aan gasten; iets als het instellen en/of aanpassen van een captive portal zijn we niet tegengekomen.
TP-Link EAP120
TP-Link is een relatief nieuwe speler in dit Wie bekend is met de eerste lijn 802.11acrouters voor consumenten van Netgear, ziet in de WAC120 een bekend design terug, alleen dan een paar slagen kleiner. Dit is het enige staande access point in deze test. Hij kan ook niet opgehangen worden, noch gevoed worden middels PoE. Wat hij weer wel heeft is WPS, een feature die eigenlijk nooit voorkomt op zakelijke producten. Het is dus echt een access point voor het kleine n Xclaim Xi-3 (thuis-)kantoor. Met een gemiddelde prijs # 2 / 2015
Access points
segment. De EAP120 is de eerste voorzichtige stap op deze markt. Het is het goedkoopste access point in deze test, met een gemiddelde prijs van nog geen 110 euro. Hiervoor krijg je een single-band-model met een 2x2-configuratie. In de doos wordt een plaatje meegeleverd waarmee je hem aan plafond of muur kunt hangen en het apparaat kan gevoed worden middels PoE. Ook bij dit goedkoopste model is dit geen propriëtaire variant van PoE, wat je bij sommige andere merken weleens ziet, maar gewoon de 802.3af-standaard. De interface van de EAP120 ziet er erg clean uit. Dit betekent niet dat hij weinig mogelijkheden biedt overigens, integendeel. De meest opvallende mogelijkheid is die om meerdere EAP120’s samen te voegen in een cluster en die vanaf een Master te beheren. Een captive portal kan eveneens ingesteld en tot op zekere hoogte aangepast worden en aan Rogue AP Detection is ook gedacht. Meerdere ssid’s aanmaken is niet mogelijk.
Xclaim Xi-3
Xclaim is het kleinzakelijke broertje van Ruckus Wireless. Een deel van de hardware is gelijk aan die van de Ruckus-producten, maar met name de slimme technologie voor het optimaliseren van het signaal die Ruckus gebruikt in haar eigen producten, is niet toegepast in Xclaim-access points. Wat we op de Xi-3 (gemiddeld zo’n 220 euro) wel zien, zijn twee netwerkaansluitingen, waarvan een geschikt voor PoE (802.3af) en de andere bedoeld om het signaal door te lussen. Hij kan opgehangen worden, maar ook gewoon op zijn pootjes neergezet worden. Het is een 2x2 802.11ac-access point. Uiterlijk is er niet veel bijzonders op te merken aan de Xclaim Xi-3. Als je eenmaal aan de slag gaat met het apparaat, dan verandert dat. Xclaim heeft een app ontwikkeld waarmee je het apparaat kunt installeren en volledig kunt beheren. Dat gaf in het begin zeer veel problemen qua stabiliteit en de mogelijkheden waren zeer beperkt, maar na enkele updates werkt het uitstekend. Het enige probleem is dat de interface zoals je die krijgt voorgeschoteld op je iOS- of Android-apparaat niet altijd even overzichtelijk is. Om er bijvoorbeeld voor te kiezen om 2,4 en 5 GHz niet hetzelfde ssid te geven, moet je op het icoontje van het netwerk drukken. Het is alleen niet echt duidelijk dat je dat moet doen. Je drukt dus regelmatig maar wat raak om te kijken of er iets gebeurt. Sinds een recente update is er daarnaast ook een webinterface beschikbaar, mocht je dat toch prettiger vinden. De mogelijkheden zijn niet enorm uitgebreid, maar voldoen voor een apparaat zoals dit prima. Band steering, client isolation, rudimentaire qos en vier ssid’s per radio behoren allemaal tot de mogelijkheden. Met de
app kun je verder ook meerdere access points beheren, waarbij je ook de nodige informatie krijgt over wat het meest actieve access point is en wat de meest actieve clients zijn.
Zyxel NWA 1123-AC en WAC6503D-S
Zyxel is de laatste fabrikant in deze test. De NWA 1123-AC is het tweede rookmeldermodel, naast de EnGenius EAP350. In tegenstelling tot dat model, is dit echter wel een dual-band-exemplaar en ondersteunt hij zelfs 802.11ac (2x2). Hij ondersteunt PoE. Aangezien hij niet meer dan 7 watt vermogen onttrekt aan het stroomnet, kunnen we ervan uitgaan dat hij overweg kan met de 802.3af-standaard. Hij kost niet veel: gemiddeld nog geen 140 euro. Daarvoor krijg je geen overdreven uitgebreid access point qua mogelijkheden. Het is mogelijk om acht ssid’s per radio aan te maken en client isolation is van de partij. Hij kan tevens overweg met vlan-tags (802.1q). Veel meer interessante zaken zien we echter niet. De WAC6503D-S hoort eigenlijk niet in deze test, omdat hij met een gemiddelde prijs van bijna 880 euro een behoorlijke klap boven de bovengrens van onze test zit. De voornaamste reden voor deze forse prijs (en de reden dat we hem toch getest hebben en in dit artikel bespreken) is de Smart Antenna-technologie die erin zit. Met deze combinatie van hardware (zes antennes) en software zou het mogelijk moeten zijn om iedere client een beter signaal aan te bieden dan zonder die technologie. Een toevoeging die er nog aan zit te komen voor dit product is mesh networking. Meerdere access points samen moeten hiermee een beter draadloos netwerk kunnen realiseren. Verder kun je dit apparaat met allerlei management-tools (Wireless Optimizer, AP Configurator) beheren. Achterop dit 3x3 802.11ac-access point ter grootte van een plafonniere zitten drie netwerkaansluitingen, waarvan een met PoE+. De tweede lust de verbinding door, terwijl de derde er is voor aansluiting op een console. Kijken we naar de interface van de WAC6503D-S, dan zien we daar wederom de mogelijkheid om 8 ssid’s per radio aan te maken, maar ook Rogue AP Detection, load balancing en beduidend uitgebreidere mogelijkheden op het gebied van toegangsrestricties. De meerprijs zit hem echter duidelijk niet in de mogelijkheden, want die hebben we wel eens uitgebreider gezien. Beide access points van Zyxel kunnen overigens worden beheerd met behulp van de Zyxel One Network Network Utility, een softwarematige controller. # 2 / 2015
n Zyxel NWA1123-AC
Prestaties
Om de prestaties van de access points in deze test te bepalen, hebben we twee soorten tests gedaan. Allereerst hebben we drie clients tegelijkertijd verbonden en hebben we die alle drie tegelijkertijd zwaar belast. We hebben dit gedaan op 2,4 GHz en op 5 GHz, waarbij het op de laatste frequentie gedaan is met zowel 802.11n-clients als 802.11ac-clients. We gebruiken voor onze tests op 802.11n drie BTO-laptops met Intel Intel Centrino Ultima-N 6300 wifi-adapters en dus drie antenneaansluitingen. Voor de tests op 802.11ac hebben we eveneens BTO-laptops gebruikt, maar dan met Intel Wireless-AC 7260 wifi-adapters erin. Dat zijn 802.11ac-adapters met twee antenneaansluitingen. In de praktijk zijn dit de enige adapters die je los kunt kopen en zien we sowieso nog altijd weinig 3x3-adapters in laptops verschijnen. We hebben zoals gebruikelijk IxChariot van Ixia gebruikt om de doorvoersnelheid te testen. Bij draadloze netwerken draait het niet alleen om doorvoersnelheid, maar ook om signaalsterkte. In normale omstandigheden is de signaalsterkte ook een goede indicator voor doorvoersnelheid. Vandaar dat we alle access points ook in een thuisomgeving hebben getest. We hebben op drie plaatsen de zendsterkte gemeten, te weten naast het access point, op de eerste verdieping en op de tweede verdieping. In de omgeving zijn veel andere draadloze netwerken actief, dus dit zou je kunnen zien als een levensechte testcase voor de access points. Voor het bepalen van de zendsterkte hebben we InSSIDer gebruikt. Gebaseerd op de testresultaten in het testlab zien we op 2,4 GHz door de bank genomen de beste resultaten voor de Zyxel WAC6503D-S. Alleen de Linksys LAPAC1750 Pro valt hier echt tegen, al doet het kleinere broertje van dit model, de LAPAC1200, het ook niet geweldig. De twee single-bandmodellen ontlopen elkaar hier weinig tot niets. Op 802.11n 5 GHz is het de Xclaim Xi-3 die er duidelijk bovenuit steekt. De Zyxel WAC6503D-S valt hier juist weer wat tegen. Een andere die het erg goed doet 61
61
PRO: TEST
hier is de EnGenius ECB1750, op de voet gevolgd door de Cisco Meraki MR32 en de Zyxel NWA1123-AC. Ook hier zien we eigenlijk geen enorm verschillen tussen de apparaten. Op 802.11ac 5 GHz zien we de hoogste score wederom bij de Xclaim Xi-3. De Linksys LAPAC1750 Pro zet hier eveneens een uitstekende score neer, evenals de D-Link DAP-2660. De Meraki MR32 laat het een beetje liggen bij de ‘uploadtest’, maar dat vinden we minder belangrijk. Bij die tests scoort de Zyxel WAC6503D-S juist weer heel erg goed overigens. Dan naar de metingen van de zendsterkte. Dit wordt aangegeven in dBm, wat staat voor Decibel-milliwatt. Het geeft aan welk vermogen (milliwatt) er ontvangen wordt, afgezet op een logaritmische schaal (decibel). Bij een logaritmische schaalt betekent een stijging met 3 een verdub-
beling. Waardes tussen de 0 en 1 krijgen op een logaritmische schaal een negatieve waarde. -20 dBm is bijvoorbeeld 10 µW, -40 dBm is 100 nW. Hoe dan ook; hoe hoger de waarde (ofwel, hoe kleiner het getal achter de min), des te krachtiger is het signaal. Wat een goede/bruikbare zendsterkte is, hangt af van de SNR (Signal-to-Noise Ratio) op jouw specifieke locatie. Uit onze metingen blijkt dat de maximaal meetbare zendsterkte in onze testomgeving -25 dBm is. Dat halen de meeste access points alleen op 2,4 GHz. Alleen de Meraki MR32 weet ook op 5 GHz deze score te behalen. De meeste andere zitten rond de 40 dBm. Dat maakt de MR32 ruimschoots de beste van het stel op zeer korte afstand. Opvallend zijn verder de matige scores van de twee apparaten van Netgear op 2,4 GHz en die van de modellen van Linksys op 5 GHz.
Cisco Meraki MR32
D-Link DAP2660
We hebben deze tests meerdere keren uitgevoerd, maar kregen er geen betere resultaten uit. Waar het exact aan ligt, kunnen we op dit moment niet zeggen. Op de eerste verdieping is de EnGenius EAP350 met afstand de beste op 2,4 GHz, terwijl de EnGenius ECB1750 en Cisco Meraki op 5 GHz duidelijk de beste scores neerzetten. Over het algemeen begint een signaal dat hoger scoort dan -60 dBm al behoorlijk wat problemen te vertonen. De resultaten hier geven aan dat het nut van 5 GHz vrij snel afneemt, al kan die verbinding door de intrinsiek hogere bandbreedte natuurlijk nog wel iets sneller zijn dan die op 2,4 GHz. Hij is alleen wel minder betrouwbaar. Op de tweede verdieping zien we voor de meeste apparaten nog een bruikbaar signaal op 2,4 GHz, maar is 5 GHz volstrekt onbruikbaar geworden.
D-Link DWL8610AP
EnGenius EAP350
EnGenius ECB1750
Gemiddelde prijs
€ 605
€ 222
€ 475
€ 160
€ 379
802.11-standaard
802.11ac
802.11ac
802.11ac
802.11n
802.11ac
Dual-band Theoretische doorvoersnelheid Antennes intern/extern Verwisselbare antenne(s) WPA2 / 802.1x
Ja
Ja
Ja
-
Ja
1200 Mbit/s
1200 Mbit/s
1750 Mbit/s
300 Mbit/s
1750 Mbit/s
Intern
Intern
Intern
Intern
Extern
-
-
-
-
Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
WLAN MAC filtering
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
WMM (802.11e) compatible
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Power over Ethernet
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Aantal LAN-aansluitingen LAN snelheid Stroomverbruik aan
1
1
2
1
1
1000 Mbit/s
1000 Mbit/s
1000 Mbit/s
1000 Mbit/s
1000 Mbit/s
9,7 W
3,7 W
7,9 W
2,3 W
3,8 W
78 Mbit/s
75 Mbit/s
76 Mbit/s
81 Mbit/s
81 Mbit/s
65 Mbit/s
Testresultaten 2P LAN -> WLAN 3 clients 2,4 GHz (gem.) 2P WLAN -> LAN 3 clients 2,4 GHz (gem.)
64 Mbit/s
65 Mbit/s
65 Mbit/s
2P LAN -> WLAN 3 clients 5 GHz (gem.)
146 Mbit/s
122 Mbit/s
118 Mbit/s
152 Mbit/s
2P WLAN -> LAN 3 clients 5 GHz (gem.)
114 Mbit/s
125 Mbit/s
109 Mbit/s
139 Mbit/s
2P LAN -> WLAN 3 clients Intel 7260 5 GHz (gem.)
282 Mbit/s
254 Mbit/s
221 Mbit/s
253 Mbit/s
2P WLAN -> LAN 3 clients Intel 7260 5 GHz (gem.)
214 Mbit/s
265 Mbit/s
161 Mbit/s
185 Mbit/s
Zendsterkte beneden naast AP 2,4 GHz
-25 dBm
-25 dBm
-25 dBm
Zendsterkte beneden naast AP 5 GHz
-25 dBm
-38 dBm
-43 dBm
Zendsterkte eerste verdieping 2,4 GHz
-50 dBm
-50 dBm
-49 dBm
Zendsterkte eerste verdieping 5 GHz
-63 dBm
-73 dBm
-75 dBm
Zendsterkte tweede verdieping 2,4 GHz
-60 dBm
-60 dBm
-55 dBm
Zendsterkte tweede verdieping 5 GHz
-83 dBm
-95 dBm
-93 dBm
62
# 2 / 2015
55 Mbit/s
-25 dBm
-25 dBm
-40 dBm
-50 dBm
-61 dBm
-63 dBm
-28 dBm -60 dBm -82 dBm
Access points
Opvallend is de zeer goede score van de Linksys LAPAC1750 Pro op 2,4 GHz, op de voet gevolgd door de D-Link DWL-8610AP. Je moet je overigens niet blind staren op de zendsterkte. Het is zeker zo dat er een duidelijke correlatie is tussen zendsterkte en doorvoersnelheid, maar de SNR op de tweede verdieping is beduidend minder gunstig dan die op de eerste verdieping. Een score van -50 dBm op de tweede verdieping levert dus een veel minder goede doorvoersnelheid op dan eenzelfde score op de eerste verdieping. Zoals al eerder aangegeven, is dat het gevolg van omgevingsfactoren. Die zullen voor iedereen verschillend zijn.
Conclusie
Er is behoorlijk wat te kiezen als je in de markt bent voor een (klein-)zakelijk access
Linksys LAPAC1200
Linksys LAPAC1750
point. 802.11ac lijkt in ieder geval duidelijk doorgebroken te zijn. Van de goedkopere modellen heeft de Xclaim Xi-3 de beste indruk op ons achtergelaten, ondanks de problemen die we in eerste instantie met het product hadden. Die hadden te maken met nog niet helemaal goed uitontwikkelde software, maar zijn inmiddels verleden tijd. Een Silver Award is op zijn plaats. De D-Link DAP-2660 krijgt die award ook, omdat die prima resultaten combineert met zeer veel mogelijkheden voor dit prijspunt. De mogelijkheid om hem samen met andere access points centraal te managen is ook zeker een pluspunt. Wil je liever niet om en nabij de 200 euro uitgeven aan een access point, dan is de WAC120 van Netgear een interessante optie. Het feit dat die niet opgehangen kan worden en ook niet gevoed kan worden via PoE,
Netgear WAC120
Netgear WNDAP660
TP-Link EAP120
zijn wat ons betreft wel duidelijke minpunten. De Zyxel NWA1123-AC is dan een betere optie. Die krijgt een Hardware.Info Bronze Award. Kijken we naar het hogere segment, dan springen de Cisco Meraki MR32 en de EnGenius ECB1750 er wat ons betreft bovenuit. De Meraki biedt alles wat je maar nodig zou kunnen hebben en koppelt dit aan goede tot zeer goede resultaten. Een Gold Award is dus meer dan verdiend. De ECB1750 is wat minder uitgebreid, maar presteert heel erg goed. Dat vinden we ook een Gold Award waard. Tussen de twee single-band-modellen zit wat ons betreft niet veel verschil. De EAP350 van EnGenius presteert iets beter, maar de clustering-functionaliteit van de TP-Link EAP120 maakt die erg interessant als je eenvoudig meerdere access points wilt installeren en beheren. K
Xclaim Xi-3
Zyxel NWA1123-AC
Zyxel WAC6503D-S
€ 197
€ 352
€ 120
€ 483
€ 108
€ 224
€ 138
€ 879
802.11ac
802.11ac
802.11ac
802.11n
802.11n
802.11ac
802.11ac
802.11ac
Ja
Ja
Ja
Ja
-
Ja
Ja
Ja
1200 Mbit/s
1750 Mbit/s
1200 Mbit/s
900 Mbit/s
300 Mbit/s
1200 Mbit/s
1200 Mbit/s
1750 Mbit/s
Intern
Intern
Intern
Intern
Intern
Intern
Intern
Intern
-
-
-
Ja
-
-
-
-
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja / Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
-
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
1
2
1
2
1
2
1
2
1000 Mbit/s
1000 Mbit/s
1000 Mbit/s
1000 Mbit/s
1000 Mbit/s
1000 Mbit/s
1000 Mbit/s
1000 Mbit/s
4W
7,8 W
3,3 W
n.b.
2,4 W
4W
3,8 W
n.b.
58 Mbit/s
54 Mbit/s
78 Mbit/s
63 Mbit/s
80 Mbit/s
69 Mbit/s
66 Mbit/s
78 Mbit/s
66 Mbit/s
66 Mbit/s
54 Mbit/s
76 Mbit/s
69 Mbit/s
67 Mbit/s
56 Mbit/s
86 Mbit/s
137 Mbit/s
133 Mbit/s
131 Mbit/s
127 Mbit/s
162 Mbit/s
130 Mbit/s
110 Mbit/s
98 Mbit/s
97 Mbit/s
125 Mbit/s
120 Mbit/s
154 Mbit/s
134 Mbit/s
104 Mbit/s
231 Mbit/s
270 Mbit/s
255 Mbit/s
331 Mbit/s
204 Mbit/s
235 Mbit/s
219 Mbit/s
284 Mbit/s
260 Mbit/s
257 Mbit/s
208 Mbit/s
285 Mbit/s
-28 dBm
-25 dBm
-39 dBm
-49 dBm
-26 dBm
-25 dBm
-25 dBm
-25 dBm
-48 dBm
-44 dBm
-39 dBm
-37 dBm
-38 dBm
-40 dBm
-42 dBm
-50 dBm
-50 dBm
-50 dBm
-77 dBm
-50 dBm
-48 dBm
-53 dBm
-50 dBm
-84 dBm
-81 dBm
-73 dBm
-77 dBm
-72 dBm
-70 dBm
-75 dBm
-60 dBm
-50 dBm
-70 dBm
-91 dBm
-60 dBm
-60 dBm
-70 dBm
-60 dBm
-95 dBm
-95 dBm
-95 dBm
-95 dBm
-95 dBm
-93 dBm
-95 dBm
# 2 / 2015
63
63
PRAKTIJK
Aan de slag met DVBLink, NewCS, TVHeadEnd en OSCAM
Workshop: DVB-C op je PC of NAS met een softcam
Als je digitale kabeltelevisie wil bekijken via een HTPC met bijvoorbeeld Windows Media Center of XBMC/Kodi en dan niet alleen ongecodeerde free-to-cable zenders, maar ook gecodeerde kanalen wilt ontvangen, zal je moeten investeren in een relatief dure DVBC tuner met eveneens prijzige CAM-module. Er is echter een betaalbaarder alternatief, in de vorm van een goedkope cardreader en een softwarematige CAM ofwel softcam. In deze workshop zetten we uiteen hoe dat werkt. Koen Crijns
A
an digitale kabel-TV (DVBC) op de PC hebben we de laatste jaren in Hardware.Info Magazine en op onze website geregeld aandacht besteed. Zo hebben we de DVBLink software van DVBLogic behandeld, die het mogelijk maakt om een server of een NAS in te richten als “TV server”. Daarmee kan je op alle computers, tablets en smartphones via je thuisnetwerk TV kijken. Onze workshop “Media Center door heel je huis” uit 2011, waarin we dit concept voor het eerst uit de doeken deden, is terug te lezen op WebID 1034. Op WebID 1035 vind je onze workshop om met behulp van DVBLink ook je NAS als TV-server te gebruiken. Nu bijna alle televisie-aanbieders wel een iOS en Android app hebben waarmee je TV kunt kijken, kan je je afvragen waarom je zelf nog zo’n TV-server zou opzetten. Toch zijn daar ook anno 2015 nog genoeg redenen voor te bedenken. Ten eerste werkt software als Windows Media Center of XBMC/Kodi (in ieder geval naar onze bescheiden mening) beter dan de meeste standaard settopboxen of interfaces van TV’s in huis. Wanneer je een TV-server inricht en op iedere TV een kleine HTPC met dergelijke software aansluit, heb je meer mogelijkheden dan wanneer je losse settopboxen of TV’s met geïntegreerde DVB-C-ontvanger gebruikt. Daarbij kan je denken aan centrale opslag van je TV-opnames zodat je die op alle apparaten kunt terugkijken, maar ook aan zoiets simpels als het aanpassen van de nummers van zenders. Dat is met de meeste settopboxen niet mogelijk, maar met oplossingen zoals deze is het een fluitje van een cent. Vergeet ook niet: met software als Win-
n De set-up die we in deze workshop gebruiken: een Windows PC of Synology NAS als TV-server met cardreader voor softcam, de HDHomeRun netwerk DVB-C tuner en meerdere clients die XBMC/Kodi draaien.
dows Media Center, maar ook met XBMC/ Kodi combineer je digitale TV met je eigen collectie van foto’s, muziek en video’s in één interface. En waar je vroeger flink moest investeren in een HTPC, zijn tegenwoordig de simpelste en goedkoopste Mini-PC’s geschikt voor dit doel. Sterker nog: XBMC/ Kodi werkt zelfs prima op een Raspberry Pi van nog geen vier tientjes! Ook voor gebruik op mobiele apparaten biedt een eigen, centrale TV-server voordelen. Zo heb je bijvoorbeeld alle TV-zenders tot je beschikking, inclusief je opnames en ook nog eens in de oorspronkelijke Full HD kwaliteit.
Ziggo, UPC, Caiway en glasvezelaanbieders
De voordelen zijn dus duidelijk, maar een DVB-C over je thuisnetwerk centraal beschikbaar maken via een PC of NAS is wel
Met dank aan… Het maken van deze handleiding was niet gelukt zonder de uitgebreide hulp van Hardware.Info gebruiker muppets4, die hielp met de configuratie van NewCS onder Windows, en Martijn Hoogenbosch, die ons hielp met de configuratie op de Synology. Veel dank!
64
# 2 / 2015
een uitdaging, vanwege de encryptie oftewel versleuteling van de zenders. Om deze gecodeerde zenders te bekijken heb je een smartcard nodig, die je normaal gesproken in je settopbox of in de CI+-module van een moderne TV plaatst. Om gecodeerde zenders te kunnen ontsleutelen op DVB-C tuners voor PC of NAS heb je ofwel een tuner nodig waarin je een zogenaamde Conditional Access Module (CAM) kunt plaatsen, óf je kunt gebruiken maken van een softcam, het onderwerp van deze workshop en een aanzienlijk goedkopere oplossing. Laten we allereerst de aanbieders nog even nalopen. Bij Ziggo waren lange tijd enkel NPO1 en NPO1 HD zonder smartcard te bekijken. Alle andere zenders waren gecodeerd middels de Irdeto-standaard en vereisten het gebruik van een smartcard. Voor PC-tuners met mogelijkheid om een CAM-module te plaatsen kon je gebruikmaken van een dure Alphacrypt module, of dus een goedkopere softcam zoals beschreven in dit artikel. Nu Ziggo en UPC zij gefuseerd, zijn in alle Ziggo-regio’s één voor één de zenders omgegooid. In de nieuwe situatie zijn alle zenders uit het basispakket in SD-kwaliteit, aangevuld met NPO 1, 2 en 3 in HD, zonder encryptie beschikbaar:
DVB-C met softcam
daar is dus geen smartcard meer voor nodig. Voor pluspakketzenders alsmede de HD-varianten van de commerciële zenders blijft een smartcard vereist. De codering is echter identiek, dus de oplossingen die we in deze workshop beschrijven werken ook voor het “nieuwe” Ziggo. Bij UPC zijn net als bij Ziggo de SDzenders uit het standaardpakket niet gecodeerd, evenals NPO 1 t/m 3 in HD. De overige zenders zijn gecodeerd middels Nagravision-codering en de UPC smartcards zijn bovendien met speciale, unieke box keys gekoppeld aan de specifieke settopbox of CI+ module waarmee ze geleverd zijn. Het bekijken van deze versleutelde kanalen bij UPC met DVB-C ontvangers voor de PC is dus niet mogelijk, niet met een hardwarematige CAM en ook niet met een softcam. Bij Caiway zijn alle zenders uit het basispakket, inclusief de HD-varianten, niet gecodeerd en dus zonder smartcard te bekijken. Caiway-abonnees die enkel het basispakket hebben, hoeven dus helemaal niet aan de slag met dure CAM-modules of complexe softcams. De pluspakketten zijn wel versleuteld, met dezelfde Irdeto-encryptie als bij Ziggo. Deze workshop, die we doen aan de hand van een Ziggo-aansluiting, geldt dus ook voor wie extra zenders van Caiway wil bekijken. Ten slotte bieden veel aanbieders van glasvezel ook een (groot) aantal zenders via een DVB-C signaal aan. In de regel zijn die niet gecodeerd, maar is het aanbod wel beperkt tot de SD-varianten, met enkel de publieke omroep in HD.
Legaal of niet?
Een belangrijk woord vooraf: is het gebruik van een softcam legaal? We zijn bij Hardware.Info geen juristen, dus een definitief antwoord kunnen we niet geven. Het simpele antwoord waarover consensus lijkt te bestaan: zolang je een softwarematige CAM gebruikt voor eigen gebruik en binnenshuis, doe je niets verkeerd. Vanwege de opzet is het echter ook mogelijk om met een softcam een smartcard te delen met clients buitenshuis, om op die manier een TV-abonnement voor extra betaalzenders te delen. Dit zogenaamde “card sharing” is overduidelijk niet legaal en behandelen we dus ook niet in deze workshop. Juist omdat softcam software als NewCS en OSCAM ook voor dergelijke toepassingen gebruikt kan worden, hangt er een zweem van illegaliteit omheen. Resultaat is dat je vaak in schimmige uithoeken van het internet op zoek moet naar deze software en dat partijen als Synology het niet aandurven om er officiële packages van te maken. Het vinden van installatieworkshops zoals degene die je nu aan het lezen bent, is ook een uitdaging. Hoe dan ook geldt: het configureren van een softcam is alles behalve “drie keer klikken”. Zeker wanneer je aan de slag wilt met een NAS is zowel wat basale Linux-kennis en bovenal een hoop geduld een minimum vereiste om aan de slag te gaan. Echter, deze workshop moet je goed op weg kunnen helpen.
Workshop
Voor deze workshop gaan we uit van het kabelnetwerk van Ziggo, waar het werken met softcams het meest voor de hand liggend is. Immers: bij UPC is het niet mogelijk en bij Caiway hebben de meeste gebruikers het niet nodig. We gaan twee scenario’s uitwerken: op een Windows machine gaan we aan de slag met een combinatie van de DVBLink TV-server en de NewCS softcam, waar je uiteenlopende clients als Windows Media Center en XBMC/Kodi aan kunt koppelen. Op een Synology NAS doen we iets vergelijkbaars met de open-source TVHeadEnd TV-server en de OSCAM softcam. TVHeadEnd heeft enkel XBMC/ Kodi als zinnige client, maar aangezien die software draait op alles van Windows PC tot Android tablet en Raspberry Pi is daarmee wel veel afgedekt. Voordeel van deze tweede methode is dat steeds meer mensen een Synology (of andere) NAS in de meterkast hebben staan, die dus ook prima dienst kan doen als TV-server.
n Bij Ziggo is een Smartcard verplicht als je meer dan alleen de publieke omroep in HD wil bekijken.
Benodigdheden
Voordat we echt aan de slag gaan, eerst even wat terminologie. Om TV te bekijken op de manier zoals geschetst heb je dus verschillende ingrediënten nodig. Allereerst een DVB-C tuner die geschikt is om te werken via een PC. Dat kan een exemplaar zijn dat je aansluit via USB, maar bijvoorbeeld ook een netwerktuner, zoals de prima HDHomeRun waarvan je onze review kunt lezen op WebID 1036. Daarnaast heb je dus TV server software nodig die je draait op een centrale PC of NAS in huis. DVBLink is weliswaar niet gratis, # 2 / 2015
maar ook zeker niet duur: 26 euro plus nog eens dat bedrag voor de Connect-uitbreiding. Bovendien is het zeer gebruiksvriendelijk en het werkt met een keur aan clients, waaronder Windows Media Center, XBMC/ Kodi, eigen Android/iOS/WP apps en standaard DLNA-clients. DVBLink is beschikbaar voor Windows en zo’n beetje alle soorten NAS’en, maar enkel de Windows-versie biedt ondersteuning voor softcams. TVHeadEnd is een alternatief: een opensource en gratis TV-server, die enkel draait onder Linux en op verschillende NAS’en. Deze software is uitgebreider, maar wel minder gebruiksvriendelijk dan DVBLink. Softcam onder Linux (en dus op een NAS) wordt wel ondersteund. TVHeadEnd heeft eigen client software, maar wordt voornamelijk gebruikt in combinatie met XBMC/ Kodi. Let wel: waar we spreken over een TV server doelen we op een centrale PC, maar het is ook prima mogelijk om DVBLink en client software op dezelfde machine te draaien. De TV server communiceert met softcam software, waarvan NewCS en OSCAM de bekendste zijn. Voor onze Windows-workshop gebruiken we de eerste, aangezien die goed samenwerkt met DVBLink; voor het Synology deel van de workshop gebruiken we juist OSCAM. De communicatie tussen de TV server software en de softcam loopt via netwerkprotocollen: in theorie is het dus mogelijk dat deze op verschillende computers/servers draaien, maar voor een thuissituatie gaan wij ervan uit dat het op één en dezelfde machine gebeurt. De softcam heeft een USB-cardreader nodig, waarin de smartcard geplaatst wordt. Een type dat goed werkt en wij ook voor deze workshop hebben gebruikt is de Smargo Smartreader V2, die je voor zo’n 30 euro kunt aanschaffen. Wij kochten ons exemplaar bij Cardwriter.nl, zie WebID 1037. Ten slotte heb je dus nog één of meerdere clients nodig, bijvoorbeeld XBMC/Kodi op een Windows PC, tablet of Raspberry Pi. Wellicht ten overvloede: je hebt uiteraard ook een werkende smartcard voor Ziggo nodig. Plaats hem voordat je aan de slag gaat nog even in een normale settopbox (of CI+ TV) en stem af op een gecodeerde zender (RTL4 HD bijvoorbeeld), zodat je zeker weet dat de kaart goed geactiveerd is.
DVBLink in Windows
Allereerst gaan we aan de slag onder Windows, met DVBLink. Het voordeel van DVBLink is zoals gezegd de gebruiksvriendelijkheid en de keur aan clients. Nadeel is dat het niet gratis is en dat je voor gebruik met softcams de software moet draaien op een Windows server. Daar kun je echter een simpel Mini-PC’tje of een oude 65
65
PRAKTIJK
computer voor gebruiken. Het voordeel van Windows is wel dat er veel keuze qua TV-tuners is; alles wat een zogenaamde BDA driver heeft (het standaard Windows driver model) moet werken. Wij testten de DVBLink + NewCS opstelling zowel met een simpele PCTV 292e USB DVB-C “dongle” als met de quad-tuner HDHomeRun. Stap 1 is het installeren van DVBLink. Download de Windows-versie van DVBLogic.com (WebID 1038) en installeer de software. Heb je dat gedaan, dan loopt de configuratie verder via de webbrowser op adres “http://localhost:39876”. Onder het tabblad Products dien je allereerst de packages DVBLink TVSource en DVBLink Connect! Server te installeren. Dat gaat simpelweg door op DVBLink Package Center te klikken en dan de betreffende pakketten aan te klikken. Eenmaal geïnstalleerd moet je ze activeren via de knop Activate. De trial duurt 30 dagen. Is DVBLink inclusief de juiste add-ons zo geconfigureerd, ga dan naar het tabblad Source om de tuner(s) te configureren. Heb je een tuner via USB aangesloten of een PCI-Express uitbreidingskaart en daarvan de drivers geïnstalleerd, dan zie je hem hier in het overzicht. Een in het netwerk geplaatste HDHomeRun zie je ook – vier keer zelfs, vanwege de vier tuners. Zie je de HDHomeRun niet, dan moet je deze wellicht eenmalig configureren via de Windows-software, zoals beschreven in onze review op WebID 1036. Klik naast de tuner op het “+” icoon om deze te configureren en geef hem in het eerstvolgende venster een naam. De standaard naam “TVSource-1” voldoet wat ons betreft prima. In het volgende scherm geef je het type tuner aan: DVB-C. Kies daarna voor Fast als Channel search mode. In het volgende scherm moet je de basisinstellingen van digitale TV invoeren. Bij Ziggo is dat een frequentie van 474000 kHz, een symboolrate van 6875 en QAM64 modulatie, zoals ook terug te vinden op de Ziggo-site. Klik daarna op Search network en DVBLink zoekt beschikbare DVB-C netwer-
ken. Kies uit de dropdown-box die dan verschijnt het juiste netwerk-ID, zoals opgegeven door je provider. Bij Ziggo is dat 5555. Vink Scan channels of this network only aan en druk op Next. Een druk op de knop Scan zorgt ervoor dat de software zenders gaat zoeken, een proces dat een paar minuutjes duurt. Zijn alle zenders gevonden, dan klik je op Finish. Ga nu naar het tabblad Channels, waar je kunt configureren welke zenders je op je clients beschikbaar wil hebben. Om het je even makkelijk te maken, klik je op het aanvinkvakje naast TVSource-1 om alles te selecteren; daarna klik je op het pijltje naar rechts en druk je op Save. Je kunt hier echter ook enkel de zenders selecteren die je daadwerkelijk wilt bekijken. Heb je meer dan één tuner, bijvoorbeeld omdat je een HDHomeRun gebruikt, ga dan nog even terug naar het tabblad Sources. Klik achtereenvolgens bij je tweede, derde en vierde tuner ook op het plus-icoon en geef de tuner een naam (“TVSource-2” is weer prima). Je kunt hier direct aangeven dat de extra tuners dezelfde configuratie moeten aannemen als je eerste tuner (“TVSource-1”), zodat verder instellen niet nodig is. Om te controleren of e.e.a. werkt, ga je naar het tabblad TV and Media Library, waar je een overzicht van al je TV-zenders ziet (in eerste instantie overigens nog zonder gidsinformatie, maar die verschijnt allemaal binnen enkele minuten/uren). NPO1 is nooit gecodeerd en als je daarop klikt zou je beeld moeten krijgen.
Softcam onder Windows
So far so good: nu de softcam. Om de Smargo cardreader aan de praat te krijgen, moet je allereerst de juiste drivers installeren. Met de nieuwste versie van de website hadden we wat problemen, maar met versie 20824 werkt e.e.a bij ons en bij anderen prima. Deze driver kun je bij ons downloaden op WebID 1039, waar we alle benodigdheden voor deze workshop bij elkaar hebben gezet. Installatie is een kwestie van dubbelklikken en een aantal keer op Volgende klikken. De driver installeert een virtuele seriële poort. Ga nadat je de drivers hebt geïnstalleerd en je de cardreader in een USB-poort hebt geplaatst naar het Windows configuratiescherm, kies voor Apparaatbeheer en klik hier de sectie Poorten (COM & LPT) open. Hier zie je nu als het goed is een USB Serial Port n De DVBLink configuratie loopt via de webbrowser.
66
# 2 / 2015
n De Smargo Smartreader V2 koop je al voor minder dan drie tientjes.
staan, met daarachter een poortnummer, in ons geval COM3. Dat poortnummer heb je verderop nodig. Werkt dit niet? Dan kan het zijn dat je de firmware van de cardreader moet updaten. Een update tool wordt door de fabrikant aangeboden en kun je downloaden op WebID 1040, maar wij hebben hem ook op ons overzicht op WebID 1039 gezet. Dan is het tijd om de softcam te installeren. Zoals gezegd gebruiken we onder Windows de NewCS software. Bespaart je de moeite van het vinden van een officiële downloadsite: die bestaat niet. Wij hebben een goed werkende versie op WebID 1039 gezet. Zet de software op een willekeurig plek op je PC en pas met Notepad of een andere tekst-editor het configuratiebestand newcs.xml aan. Het bestand zoals in onze ZIP-file is geschikt voor Ziggo, maar heeft een aantal aandachtspunten. Tussen <node> en </node> moet je de COM-poort van je cardreader zien. Is dat bij jou niet COM3, pas het dan aan. Onderin het configuratiebestand zie je verder dat we vier gebruikers hebben aangemaakt, met inlognaam gebruiker1 t/m gebruiker4 en wachtwoord wachtwoord1 t/m wachtwoord4. De reden hiervoor is dat, wanneer je meerdere tuners hebt (bijvoorbeeld bij een HDHomeRun), er meerdere connecties naar NewCS gemaakt moeten worden, die alle eigen authenticatie vereisen. Is de configuratie klaar, zorg er dan voor dat je smartcard in de cardreader zit en dubbelklik op newcs.exe om de softcam te starten. Als het goed is, krijg je een output als in bijstaande screenshot en staat er een zin als Card 0602 on port 3 ready. Dat getal, in ons geval 0602, is het kaartnummer van je smartcard en moet je even noteren, want we hebben het verderop nog nodig. Let op: uiteindelijk moet NewCS altijd draaien op de machine wanneer je TV kijkt. Zet NewCS daarom bijvoorbeeld in de opstarten-map van je Windows server (of start de software handmatig wanneer je je Windows server een keer opnieuw moet opstarten).
Koppelen aan DVBLink
De software moet nu nog gekoppeld worden aan DVBLink. Daarvoor moet DVBLink worden voorzien van de Acamd uitbreiding, de software die kan communiceren met NewCS. Ga naar de map C:\Program Files (x86)\ DVBLogic\DVBLink\sources\TVSource-1\plugins
DVB-C met softcam
TVHeadEnd normaal configureren. Daarna configureren we de softcam, waarvoor we binnen Synology gebruikmaken van OSCAM. En nogmaals een waarschuwing: mis je basale Linux kennis, zoals commando’s als grep en tail en commandline editors als nano of vi of heb je nog nooit gehoord van een SSH sessie of de PuTTY software, dan kun je er misschien maar beter niet aan beginnen…
TVHeadEnd
n De NewCS softcam software draaiend onder Windows.
en plaats in die map de Acamd-bestanden die je kunt vinden op ons WebID 1039. Die hebben we al voor je voorzien van een correct configuratiebestand. Gebruik Notepad of een andere teksteditor om het configuratiebestand cardclient.conf aan te passen (let op: je moet Notepad als administrator uitvoeren om bestanden in Program Files aan te kunnen passen!). Alleen de laatste regel is van belang (de rest zijn commentaarregels); daar zie je halverwege het kaartnummer staan, in ons geval 0602. Gaf bij jou NewCS een ander kaartnummer, pas het dan aan. Heb je meerdere tuners, dan moet je deze bestanden ook in de plugin-mappen van de andere tuners zetten, ofwel in C:\Program Files (x86)\DVBLogic\DVBLink\sources\ TVSource-2\plugins en zo verder. Pas voor iedere tuner wel het cardclient.conf bestand aan om met een andere gebruiker in te loggen op NewCS. Voor tuner 2 pas je in het configuratiebestand gebruiker1 aan naar gebruiker2 en wachtwoord1 naar wachtwoord2 en zo ook voor tuner 3 en 4. Nu zou alles moeten werken. Start voor de zekerheid de DVBLink service (of start simpelweg de PC opnieuw op, dan gebeurt dit ook, waarna je natuurlijk wel NewCS weer moet starten). Wanneer je nu naar de DVBLink webinterface gaat, zul je bij de TV library ook de gecodeerde zenders zien waar je een abonnement op hebt. Als dat het geval is, kun je aan de slag met het installeren van clients. Hoe je Media Center en XBMC/Kodi koppelt aan DVBLink kan je online teruglezen op WebID 1041.
ook een softcam oplossing mogelijk, in combinatie met de TVHeadEnd software. Zoals geschreven: die is gratis, maar heeft wel enkel XBMC/Kodi als client. Kodi is echter beschikbaar voor alle denkbare soorten apparaten. Voor dit tweede deel van deze workshop maakten we gebruik van een Synology DS414 NAS, maar in feite zou het op alle soorten Synology’s moeten werken. In theorie zou een en ander ook moeten werken op NAS’en van andere merken, maar aangezien het daarvoor doorgaans bijzonder lastig is om de juiste packages van de benodigde software te vinden, valt dat buiten dit artikel. Een uitdaging bij het configureren van een TV-server op een NAS is de compatibiliteit van tuners. De meeste USB DVB-Ctuners hebben geen geschikte Linux drivers. Als die er wel zijn, is het vaak (vrijwel) onmogelijk om die op een NAS goed werkend te krijgen. Wij maakten voor de workshop echter gebruik van de genoemde HDHomeRun 4DC netwerktuner, waar alles goed op werkt. Net als onder Windows gaan we eerst
We beginnen met het installeren van TVHeadEnd op de Synology. De software is beschikbaar via de bekende SynoCommunity packages, maar in een hopeloos achterhaalde versie. De Nederlander J. Dierkse heeft echte een repository waar de laatste versies van TVHeadEnd voor Synology in beschikbaar zijn. En het mooie is: deze nieuwste versie heeft ondersteuning voor de HDHomeRun ingebakken, zodat je daarvoor ook niet meer net als vroeger een los driverpakket voor Synology voor moet installeren. Ga in je Synology naar de Package Center en klik op Instellingen. Mocht je dat nog niet gedaan hebben, geef dan onder Algemeen aan dat je pakketten van Elke uitgever wil kunnen installeren. Klik daarna op Pakket bronnen en daarna Toevoegen en voeg de repository van Dierkse toe met een zelfgekozen naam en als locatie: http://syno.dierkse.nl/. Wanneer je in de package center nu zoekt op TVHeadEnd en filtert op Gemeenschap, vind je Tvheadend-Testing, de versie die je moet hebben. Klik op installeren, voer een gewenste login en wachtwoord in voor de configuratie van TVHeadEnd en je kunt de configuratie daarna vinden op het IP-adres van je NAS op poort 9981, bijvoorbeeld dus http://192.168.0.105:9981. In de TVHeadEnd configuratie ga je naar Configuration – DVB Inputs – Networks en klik je op Add. Voer als Network Name “Ziggo” in, en bij Netwerk ID 5555. Je kunt bij Pre-defined Muxes voor nl-Ziggo kiezen om een kant-en-klare configuratie te pakken, maar aangezien die kan
Synology
Wie een Synology NAS heeft staan, zal vermoedelijk geen zin hebben om daarnaast ook nog een Windows server in de lucht te houden. Gelukkig is op Synology
n Wie al een (Synology) NAS in huis heeft staan kan ook die gebruiken als TVserver inclusief softcam.
# 2 / 2015
67
67
PRAKTIJK
achterlopen bij de huidige zenderindeling raden we dat niet aan. Klik daarna op Create. Ga nu naar het tabblad Muxes, klik op Add en selecteer in het pop-up venster het net aangemaakte Ziggo netwerk. Voer nu de juiste frequentie, symbool rate en codering in. Let op dat dit in Hz en Sym/s in plaats van de gebruikelijke kHz en kS/s moet, dus je moet wat extra nullen invoeren. Bij Ziggo zijn de juiste instellingen 474000000 Hz, 6875000 Symc/s en QAM64. Klik op Save en TVHeadEnd zal op de achtergrond zenders gaan scannen. n De voor NAS’en geschikte versie van DVBLink ondersteunt geen softcams. De Als je enkele minuten geduld hebt, zal je TVHeadEnd software doet dat wel. Het biedt minstens net zo veel mogelijkheden op het tabblad Muxes multiplexen zien verals DVBLink, maar is wel beperkter qua clients. schijnen en daarna op het tabblad Services de verschillende zenders. Om te testen of het werkt, ga je hier naar NPO1 en klik je op je het kunt gebruiken voor card sharing, Terminal en vink daar SSH-service inschakePlay. Er wordt dan via een .M3U bestand een wat we in deze workshop niet doen. Het len aan. Gebruik vervolgens het Windows stream gestart die je in VLC of Windows Me- resultaat daarvan is dat OSCAM niet langer programma PuTTY om een SSH-connectie dia Player kunt bekijken. Werkt NPO1, dan beschikbaar is in package repositories als te maken met je Synology. Let op: login met is je configuratie goed. Om zenders uiteinSynoCommunity. Wij vonden een repository gebruiker root en dan het normale adminidelijk in de TVHeadEnd clients te zien, moet van een Poolse ontwikkelaar die je in het strator wachtwoord voor je NAS. je de services “mappen”. Wil je alle zenders, Synology package center kunt toevoegen Om de juiste USB-drivers van de cardreaklik dan op de knop Map All. Anders selecvia locatie http://synology.nimloth.pl/. Deze der te kunnen installeren, moet je de IPKG teer je de zenders die je wilt hebben en klik repo heeft echter enkel packages voor op package-manager beschikbaar hebben. Om je op Map selected. Zorg ervoor dat Include Marvell SoC’s gebaseerde apparaten. Via die te krijgen, moet je je Synology eenmalig encrypted services is aangevinkt. de volgende URL kom je bij een repo met wat men noemt “bootstrappen”. Een uitgeVoor de rest kun je in TVHeadEnd de packages voor zo’n beetje alle typen Synobreide handleiding om dat te doen en links meest uiteenlopende dingen configureren. logy apparaten: https://packages.fastxl.nl/. naar de benodigde bestanden vind je op Het gros valt buiten de scope van deze Kun je voor jouw Synology op beide repo’s de officiële Synology wiki op WebID 1043. workshop, maar een aantal zaken is van geen OSCAM versie vinden, dan zal je zelf Een kleine uitdaging is dat voor onze op belang om even na te lopen. Bij Configuop zoek moeten gaan naar een geschikt SPK de Marvell Armada SoC gebaseerde DS414 ration – Recording – Digital Video Recorder bestand. Lukt het niet om die via Google geen officieel bootstrap bestand bestaat. Profiles kun je aangeven op welke map van te vinden? Dan kun je OSCAM ook nog zelf Gelukkig bleek de Marvell Kirkwood variant je NAS TV-opnames opgeslagen kunnen compileren (zie WebID 1042) maar dat is compatibel te zijn, al moest deze wel met worden. Bijvoorbeeld \\volume1\share. On- écht voor gevorderden; wij hebben het niet een kleine aanpassing geïnstalleerd worder het tabblad Timeshift geef je aan waar getest. Mochten de repo’s niet bereikbaar den, zie daarvoor WebID 1044. de tijdelijke data kan worden geplaatst. Die zijn, we hebben de SPK’s voor de verschilHeb je je Synology gebootstrapt, dan kun wordt gebruikt om zenders die je bekijkt te lende Synology types voor de zekerheid ook je via IPKG extra console packages installepauzeren of terug te spoelen. op ons WebID 1039 gezet. OSCAM installeer ren. Met het commando ipkg install usbutils je nu op eenzelfde manier als TVHeadEnd. worden de juiste USB-drivers geïnstalleerd. OSCAM De configuratie van OSCAM en het aan Start je Synology daarna voor de zekerheid Tot zo ver het simpele gedeelte, want het de praat krijgen van de Smargo cardreader opnieuw op met de cardreader aangesloten installeren van OSCAM en de Card Reader moet vanaf de Linux-commandline. Mocht (tip: sluit hem aan op een USB 2.0 poort, is lastiger. We schreven al dat om OSCAM je dat nog niet eerder gedaan hebben: ga USB 3.0 schijnt problemen te kunnen een zweem van illegaliteit hangt, omdat in het Synology configuratiescherm naar geven, al hebben we dat niet getest) en log opnieuw in via SSH. Via het commando dmesg | grep usb krijg je de regels uit de opstart logfile te zien waar de term USB in voorkomt. Als het goed is zie je een regel die lijkt op FTDI USB Serial Device converter now attached to ttyUSB0. ttyUSB0 is de USBpoort en je moet even noteren of dit 0, 1 of een andere poort is. Ga nu met het cd commando naar de map /volume1/@appstore/oscam/etc waar de OSCAM configuratiebestanden staan (let op: als je OSCAM zelf hebt gecompileerd kan die locatie anders zijn). Met je favoriete Linux teksteditor kun je de bestanden aanpassen (tip: ipkg install nano en ipkg install mc installeren de gebruiksvriendelijke nano en mcedit editors). n Het juiste package van OSCAM vinden voor jouw type Synology, dat kan een Begin met oscam.conf en pas dat beuitdaging zijn. 68
# 2 / 2015
DVB-C met softcam
n Voor het installeren van de cardreader en het configureren van OSCAM moet je aan de slag op de Linux command line.
stand aan naar ons voorbeeld dat je vindt op WebID 1039. Een aantal belangrijke zaken: onder [newcamd] vind je de poort waarop TVHeadEnd mag OSCAM kan gaan communiceren en daarachter het kaart ID (in ons getal 0602) en daar achter een waarde die aangeeft welke kanalen ontsleuteld kunnen worden. Zet dit in eerste instantie op 000000, wat neer komt
der niet herkend werd als ttyUSB0, maar als een ander USB-apparaat. Herstart nu OSCAM via de Synology package center. Met het volgende Linux commando krijg je nu de laatste regels van het OSCAM logbestand te zien, waar we wat informatie uit moeten halen: tail –n50 /var/packages/ oscam/target/var/log/oscam.log. Mocht je smartcard goed herkend zijn, dan vind
Alle bestanden bij elkaar
Alle bestanden die je nodig hebt voor het uitvoeren van deze workshop – exclusief de eenvoudig te downloaden software als DVBLink en TVHeadEnd – hebben we voor je bij elkaar gezet in een ZIP-bestand. Daarin vind je ook de voorbeeld configuratiebestanden voor NewCS en OSCAM. Je vindt de ZIP-file op WebID 1039.
op “alles ontsleutelen”. Later zullen we dit aanpassen, zodat enkel sleutels voor de zenders voor jouw pakket verwerkt worden, waardoor zappen sneller gaat. Onder [webif] vind je inloginstellingen voor de OSCAM webinterface, waarvoor ons configuratiebestand een user Admin met wachtwoord Welkom01 configureert. Pas daarna oscam.user aan naar ons voorbeeld. Daarin worden de gebruikers geconfigureerd waarmee TVHeadEnd kan communiceren. Ook hier geldt: met één tuner is één user genoeg, met twee tuners heb je twee users nodig, en zo verder. Ook hier zie je weer op verschillende plekken het kaart-id (0602) en de versleutelindex (000000) staan, die je verderop nog een keer moet aanpassen. Edit ten slotte oscam.server, waar je in eerste instantie puur de device-instelling moet aanpassen, wanneer jouw cardrea-
je in de log ergens een caid, ofwel het kaart-id. Nogmaals: bij ons is dat 0602,
maar als dat bij jou een andere code is, moet je de verschillende OSCAM-configuratiebestanden aanpassen. Verder vind je een regel zoals entitlements for provider: 1, id 046EDD. Dat is de code die je op de verschillende plekken in de configuratiebestanden moet invoeren in plaats van 000000 en die ervoor zorgt dat er enkel sleutels voor zenders uit het voor jou beschikbare pakket worden verwerkt. Ten slotte zie je verschillende chid’s voorbij komen, codes van vier karakters. Noteer die (of makkelijker: maak een screenshot) en bewerk het oscam.server bestand opnieuw. De optie chid vervang je nu door jouw kaartnummer gevolgd door een dubbele punt en dan kommagescheiden alle chid’s met telkens twee 0’en ervoor. Start OSCAM nu weer opnieuw via de package center en de configuratie hiervan is klaar.
Communicatie met TVHeadEnd
Het laatste wat moet gebeuren is dat TVHeadEnd nog moet communiceren met OSCAM. Ga daarvoor opnieuw naar de TVHeadEnd webinterface en ga naar Configuration en dan CAs. Klik op Add en kies in het venster voor type Code Word Client (newcamd). Voer daarna user1 in als client name, username en password (tenzij je in oscam.user andere wachtwoorden hebt ingesteld. Als DES Key gebruikt je 11223344556677889900AABBCCDD. Zet alle vinkjes aan en klik op Create. Heb je meer dan één tuner? Herhaal deze stap dan ook voor user2, user3 en user4. Dat zou het moeten zijn. Testen kan weer door naar Configuration – Channel / EPG – Channels te gaan. Klik daar nu op de Play knop naast een gecodeerde zender. Krijg je beeld in Windows Media Player of VLC Player? Dan is je configuratie geslaagd en kun je TVHeadEnd configureren in XBMC, zoals we laten zien op WebID 1041.z
WebID 1039
Alle WebID’s op een rijtje Er komt nogal wat kijken bij deze workshop, dus hieronder zie je al het referentiemateriaal overzichtelijk op een rijtje. WebID 1034 1035 1036 1037 1038 1039 1040 1041 1042 1043 1044
Inhoud Media Center door je hele huis NAS als TV-server met DVBLink HDHomeRun quad-tuner review www.cardwriter.nl DVBLogic.com Alle benodigde bestanden en software voor deze workshop Update tool voor de smartcard reader Media Center en XBMC/Kodi gebruiken met DVBLink OSCAM compileren Bootstrappen van een Synology NAS Aanpassing voor bootstrappen Marvell Kirkwood
# 2 / 2015
69
69
PRO: TEST
Tablet
Prowise PT301 Windows Pro 2-in-1 tablet
Schoolvoorbeeld Op het eerste oog is deze tablet van Prowise een onopvallende verschijning. Toch is hij dat zeker niet: het is in een 2-in-1, gemaakt voor het basisonderwijs en ontworpen in Nederland.
D
e wereld verandert razendsnel, door de komst van het internet en de steeds slimmere computertechnologie. Dat is niet alleen terug te zien in de samenleving, maar ook in klaslokaal. Kruipertjes leren eerder om te gaan met een tablet dan dat ze leren lopen. Tablets, smartphones en de mogelijkheden van het internet zijn van jongs af aan een vast onderdeel van ons leven. Het Nederlandse bedrijf Prowise speelt daarop in en maakt software en hardware speciaal voor scholen en bedrijven.
Totaaloplossing
Prowise biedt met touchscreens in diverse soorten en maten, tablets en een online omgeving voor het maken van educatief materiaal een totaaloplossing voor het onderwijs. De software waarmee docenten eenvoudig digitale lesstof kunnen maken is zeer gebruiksvriendelijk, zeker in combinatie met de grootformaat touchscreens. Dankzij de daarin ingebouwde computer werken die als het ware als een gigantische tablet. Het bedrijf brengt echter ook een eigen ‘echte’ tablet op de markt, ontworpen in Nederland. Nu zal je als hardwareliefhebber direct je hoofd schudden en zeggen: het enige dat ontworpen is in Nederland is het logo aan de achterkant, maar dat is niet het geval. Uiteraard wordt hij gefabriceerd in China, maar de keuzes die gemaakt zijn, zijn Nederlands.
Gewone tablet
Het eerste dat opvalt, is dat het eigenlijk een heel gewone tablet is, dat zo in de winkel had kunnen liggen, zij het een met een zeer solide ontwerp en constructie. Feitelijk is het een 2-in-1: je kunt hem als Windowslaptopje gebruiken met het meegeleverde toetsenbordje. De koppeling is magnetisch en krachtig genoeg dat zelfs als je hem aan het
70
Frank Everaardt scherm vastpakt, het toetsenbord gewoon vast blijft zitten. Op de tablet zelf zit een Micro USB- en Micro SD-aansluiting. Het toetsenbordje voegt daar nog een extra volwaardige USBhost-aansluiting aan toe. Die is geschikt voor een muis of een usb-stick, maar helaas niet krachtig genoeg voor de meeste externe harde schijven. De tablet weegt 605 gram, inclusief het toetsenbord weegt het geheel net iets meer dan een kilo. Licht en compact genoeg voor kinderhanden. De techniek van dit model is gebaseerd op een quad-core Intel Atom Z3735F-processor, 2 GB geheugen en 32 GB flashopslag. Het scherm is 10,1 inch groot, biedt een 1280x800 resolutie en heeft dankzij het AHVA-panel een uitstekende kijkhoek. Aan de voorzijde vind je een 2 megapixel camera, achterop een 5 megapixel exemplaar. De werking is lekker vlot, mede dankzij het eMMC-flashgeheugen waarop Windows is geïnstalleerd. Voor communicatie met de buitenwereld is een dual-band 802.11a/g/b/n adapter ingebouwd.
schooldag aan de lader hangt, is hij de volgende ochtend vol.
Gewoon is bijzonder
Dat het een gewone tablet is, is wel bijzonder. Je zou verwachten dat voor zo’n omgeving een speciaal, extra stevig model gewenst is. Daar is bewust niet voor gekozen, aldus Prowise. Jonge kinderen maken al vroeg thuis kennis met onder andere tablets en zijn daardoor gewend om er voorzichtig mee om te gaan. Dat doen ze dus ook op school. Bovendien zijn extra stevige tablets vaak stukken duurder – al gauw twee keer zo duur als deze van Prowise. Hierdoor is het voor een school aantrekkelijker om twee keer zoveel modellen te kopen die wat minder robuust zijn. En uiteraard is de afschrijving op de voordeliger modellen ook lager en kunnen dus sneller nog modernere exemplaren worden aangeschaft. Dat de makers zelf voldoende vertrouwen in hun ontwerp hebben, blijkt wel uit de drie jaar garantie die ze geven op deze tablet.
Conclusie
Shape the Future
Standaard is de Prowise tablet voorzien van Windows 8.1 Pro volgens de speciale (goedkope) Shape the Future-licentie. Deze wordt uitsluitend geleverd aan bassis- en voortgezet onderwijs. Er wordt voor de zakelijke markt gewerkt aan een variant met Windows Bing. Het voordeel van Windows is dat alle software er op werkt – ook oude educatieve software, maar ook gloednieuwe webgebaseerde omgevingen. Ook zijn juffen en meesters op school doorgaans het meest vertrouwd met Windows. De werktijd op de accu is zo’n 6,5 uur (gemeten met PowerMark Productivity) en dat is zeker voor een tablet zonder extra accu erg goed. Een dag op school moet geen probleem vormen. Het opladen duurt wel vrij lang, maar als je hem aan het einde van de # 2 / 2015
De Prowise Windows Pro 2-in-1 is een bijzondere tablet van een bijzonder Nederlands bedrijf. Hij is solide geconstrueerd en bovendien prettig in gebruik. Hoewel hij ontwikkeld is voor het onderwijs, is hij zo mooi en doordacht dat het bijna jammer is dat hij alleen bedoeld is voor gebruik op school. Het idee achter het product vraagt om wat uitleg, maar zowel zelfstandig als binnen de context van het grotere productaanbod van Prowise is het een zeer doordachte tablet, die uitstekend past in het onderwijs van nu. De Prowise Windows Pro 2-in-1 tablet kost 229 euro exclusief BTW en inclusief 3 jaar garantie. Hij is uitsluitend verkrijgbaar voor het basis- en voortgezet onderwijs. De variant met Windows Bing voor andere markten moet met een paar maanden beschikbaar zijn en zal 279 euro gaan kosten; deze heeft ook 64 in plaats van 32 GB opslagruimte. Meer informatie vind je op Prowise.nl. K
# 3 / 2013
71
71
PRO: TEST
JA WEE
Monitoren
AR
RA L T X E EE D R VOO MERS
T
6 NRS
NUMECHTS 2 1 OOR SL V
€
VOOR
0 5 , 46
€ 26,5
.
0
SURF NAAR WWW.HARDWARE.INFO/MAGAZINE
72
# 6 / 2014
WD Red Pro voor professionele storage-oplossingen. Ervaar het zelf!
De WD Red Pro is bestemd voor NASoplossingen met 8 tot 16 posities: serieuze, professionele storagesystemen dus, voor veeleisende consumenten, thuiskantoren maar ook MKB-systemen en scholen. Net als de WD Reds beschikken de WD Red Pro’s over WD’s exclusieve NASware 3.0 technologie en bieden ze ongeëvenaarde compatibiliteit, prestaties en betrouwbaarheid.
Bescherming tegen trillingen
Dat laatste komt ook tot uitdrukking in de maar liefst 5 jaar garantie die WD geeft op deze disks. Dat kan het mede doen door de bijzondere bescherming tegen trillingen van deze disks. In combinatie met 3D Active Balance™ Plus maakt WD Red Pro gebruik van hardwarematige trillingscompensatietechnologie die het station bewaakt en zowel lineaire als rotationele trillingen in realtime corrigeert, voor nog meer betrouwbaarheid van het station.
Schokbescherming
WD Red Pro is voorzien van een meerassige schoksensor die automatisch subtiele schokken detecteert en van dynamische vluchthoogtetechnologie die elke lees-schrijffunctie aanpast om te compenseren en de gegevens te beschermen. Deze combinatie van technologieën beschermt de stations in grote NAS-omgevingen met 8 tot 16 posities nog verder en vergroot de stationsbetrouwbaarheid.
Verbeterde nauwkeurigheid
Voor algeheel verbeterde nauwkeurigheid voor NAS is WD Red Pro ook voorzien van dubbele actuatortechnologie die de positienau-
Netgear ReadyNAS 2120 V2
De Netgear ReadyNAS 2120 V2 is een compacte 19-inch rackmount NAS, die ook in een gewoon telecomrack past. Hierdoor vind je er snel een plekje voor binnen je bedrijf. Met twee vaste gigabit netwerkaansluitingen en evenveel USB 3.0 en eSATA-aansluitingen is hij voorzien van ruim voldoende snelle interfaces. Dankzij de dual-core Marvell Armada XP 1,2 GHz SoC en 2 GB werkgeheugen biedt hij uitstekende prestaties. Minstens zo belangrijk is het aangenaam lage stroomverbruik. De fraai vormgegeven, overzichtelijke beheersomgeving bevat alle belangrijke functionaliteit voor het MKB, inclusief back-upmogelijkheden en iSCSI. Het BTRFSbestandssysteem laat je continu snapshots maken, waardoor je bijvoorbeeld ook een bestand dat eerder op de dag is gewijzigd kan terughalen. Bovendien heeft Netgear een Dropbox-achtige functionaliteit ingebouwd, waarmee de ReadyNAS 2120 V2 een persoonlijke cloudopslag wordt. Middels ReadyNAS Remote kan je die via een veilige VPN-verbinding benaderen.
wkeurigheid boven de gegevenssporen en de koppositionering verbetert. StableTrac™-technologie zet vervolgens de motoras aan beide uiteinden vast om systeemtrillingen te beperken en de stationsplaten te stabiliseren voor een nauwkeurige tracering tijdens lees- en schrijfbewerkingen. Beide technologieën zijn belangrijk voor grotere NAS-omgevingen met 8 tot 16 posities.
Uitgebreide stationstests
De NAS-omgeving met 8 tot 16 posities vraagt veel van een harde schijf door meer trillingen, warmte en andere factoren. Daarom wordt elk WD Red Pro-station pas geleverd na uitgebreide thermische inbrandtests
die ervoor zorgen dat alle stations langdurig betrouwbaar zullen functioneren.
Er
WD ste vaar he ReadyN lt samen me t zelf! elk voo AS 2120 V t Netgear t wee 2 NASrzien v a a Pro ha n vier 4TB W pparaten, rde sch D Red beschik ijven b Hardw aar voor leze , are.I rs va Hoe je een va nfo Magazin n e. n terend deze winne e storage-o twee schitplo n, op onz lees je in de ssingen te k actie-a e webs unt an ite 1078 – scan d . Die vind je kondiging e v Q ia om dir ect na R-code bij d WebID http:// ar dit adres it bericht te hwi.cc /id/10 gaan: 78
ACHTERGROND
De recente geschiedenis van GeForce en Radeon
20 jaar 3D-chips – Deel 3 In dit derde en laatste deel van onze serie over de geschiedenis van de GPU zijn we aangekomen in 2001. Het eerste decennium van deze eeuw is er een waar AMD en Nvidia om en om aan kop gingen, terwijl de concurrentie het nakijken had.
I
n de laatste twee edities van Hardware.Info Magazine publiceerden we de eerste twee delen van ons drieluik over de geschiedenis van de 3D-chip. In deel 1 kon je alles lezen over de eerste 3D-chips en over de vele bedrijven die probeerden een graantje van de nieuwe markt mee te pikken. In deel 2 las je hoe het Nvidia en ATI lukte om alle concurrenten uit de markt te drukken, inclusief het ooit zo grote 3dfx. Aan het eind van dat deel zaten we in 2001; Nvidia had de GeForce 2 serie geïntroduceerd en ATI kwam met de originele Radeon, later omgedoopt tot Radeon 7200. De nieuwste generatie GPU’s op dat moment – een term die door Nvidia werd geïntroduceerd bij de eerste GeForcekaarten – onderscheidden zich van de eerdere 3D-chips door ondersteuning voor hardwarematige Transformation & Lighting. Dat betekende dat de kaart enerzijds hardwarematig de positie van 3D-objecten op het scherm en anderzijds het effect van lichtbronnen op die 3D-objecten kon berekenen. T&L zorgde er in de praktijk voor dat 3D-objecten uit veel meer triangles (driehoeken) konden worden opgebouwd, waardoor ze met veel meer detail in real time gerenderd konden worden. In de tijd van de GeForce 1 en 2 en de tegenhangers van ATI konden ontwikkelaars van 3Dgames hun geluk dan ook niet op. Ondanks het feit dat meer en meer taken die traditioneel door de CPU werden gedaan nu werden overgeheveld naar de GPU, bleven de 3D-chips wel fixed function hardware. Het waren chips die bepaalde vooraf gedefinieerde
n De Nvidia GeForce 3, de eerste programmeerbare videokaart 74
Koen Crijns berekeningen op één en dezelfde manier konden doen; dit deden ze weliswaar snel en efficiënt, maar ze konden dus nooit meer dan de ingebakken functies. Om mooiere en complexere 3D-effecten mogelijk te maken, moesten GPU’s programmeerbaar worden; dat gebeurde voor het eerst in 2001.
creativiteit van de game developer eigenlijk de enige beperking is, had de marketingafdeling van Nvidia ook een mooie naam bedacht: de nfiniteFX graphics processor. In tegenstelling tot GPU is die term inmiddels in de vergetelheid geraakt. In onze vergelijkingstest van GeForce 3 kaarten (WebID 1046) verzuchtten we dat alle kaarten in feite op dezelfde, door Programmeerbaar Nvidia ontworpen PCB waren In februari 2001 kondigde Nvidia de gebaseerd. Het was dan ook GeForce 3 aan, gebaseerd op de in deze periode dat de NV20 chip. Dit was de eerste trend begon waarbij GPU die geschikt was high-end kaarten voor Microsofts Dienkel nog qua koeler rectX 8 API. De van elkaar verschillen. Europese pers In dezelfde test zagen we werd ingevlodat het prestatieverschil tusgen naar Parijs en sen de GeForce 3 en de GeForce in de Eiffeltoren gaf 2 Ultra eigenlijk beperkt was: de kaart Nvidia een demonstratie moest het vooral van de nieuwe mogelijkvan de nieuwe GPU. Daarbij heden hebben. toonde men ATI kwam eind 2001 direct een met tegenhanger Radeon n De ATI Radeon 9700 Pro, hier op een benchmark 8500, gebaseerd op de kaart van Gigabyte. Hiermee zette ATI die volop van R200 chip. Dit was ATI’s aartsvijand Nvidia flink op achterstand. de nieuwe eerste GPU met DirectX mogelijkhe8-compatibele programden gebruik kon maken. Bij het voor de eer- meerbare vertex en pixel shaders. Ook ATI’s ste keer zien van de befaamde Nature test marketingafdeling draaide op volle toeren uit 3DMark 2001 waren ondergetekende en met termen als Smartshaders en Pixel de andere aanwezige journalisten overTapestry II technology. Uit onze test (zie tuigd: de GeForce 3 was een gigantische WebID 1047) bleek dat de Radeon 8500 de stap vooruit in de ontwikkeling van GPU’s potentie had om de inmiddels verschenen, Nieuw was dat zowel de vertex shaders versnelde GeForce 3 Ti 500 te evenaren, – verwerkingseenheden die de posities maar zoals destijds zo vaak bij ATI waren berekenen van de hoekpunten van de driehet de drivers die de kaart de das om dehoeken waaruit alle 3D-objecten bestaan – den. Echt succesvol was deze generatie niet als de pixel shaders – verwerkingseenheden voor ATI, maar dat zou het jaar daarna wel die het uiteindelijke inkleuren van alle anders worden. pixels verzorgen – programmeerbaar waren. De beschikbare algoritmes wa- De beste Radeon-kaart ooit ren bij deze eerste generatie program- In 2002 kwam Nvidia allereerst met de meerbare GPU nog redelijk archaïsch, GeForce 4 op de proppen. De nieuwe maar toch boden ze mogelijkheden die tot NV25 chip was in feite een doorontwiknu toe ongekend waren. In onze uitgekeling van de NV20, maar wel met een breide GeForce 3 Preview (terug te lezen aantal interessante nieuwe features. Voor op WebID 1045) kan je teruglezen hoe die het eerst werd een 256-bit geheugenbus eerste generatie vertex-algoritmes onder opgeknipt in vier onafhankelijk van elkaar meer gebruikt kon worden voor realistische werkende 64-bit segmenten, zoals dat op gelaatsuitdrukkingen of het realistisch laten de dag van vandaag nog gebruikelijk is. wapperen van een vlag in de wind. Omdat Het voordeel hiervan is dat de GPU veel bij programmeerbare shader units de efficiënter kleine hoeveelheden data van # 2 / 2015
Videokaarten
ceren dan Nvidia, terwijl ATI bovendien voor het eerst kon claimen de snelste videokaart ter wereld te hebben. De Radeon 9700 was eind 2002 namelijk de eerste (en enige) DirectX 9 compatible videokaart. DX9 was er zélf nog niet, maar zou mogelijkheden bieden voor langere, complexere vertex en pixel shader algoritmes, waarin ook loops en vertakkingen mochten voorkomen. Nog mooiere 3D-effecten dus. n De Nature-demo van 3DMark 2001, dé demo De R300 was ook de eerste GPU waarmee gamers overtuigd werden van de waar video door de pixel-pipelines kracht van de GeForce 3. geloodst kon worden: dat bood mogelijkheden voor het gebruiken van en naar het geheugen kan transporteren. video binnen 3D-games, maar ook voor het Ook vermeldenswaard: vanaf de GeForce 4 gebruiken van de 3D-rekenkracht voor postwerd het integreren van videodecoders in processing bij video. Uit onze benchmarks GPU gemeengoed. De NV25 had een volin Hardware.Info Magazine ledige MPEG2-decoder aan boord, inclusief #3/2002 bleek bovenal dat adaptive deinterlacing-algoritmes. de Radeon 9700 aanzienTechnologie als deze werd lijk sneller was dan de het fundament voor snelste GeForce 4-vade latere opkomst riant. Van drivervan HTPC’s. Ook problemen was deze belangrijk: de ondersteugeneratie geen sprake. Een ning voor het aansluiten meesterzet van ATI was het van twee monitoren werd besluit om te stoppen met het zelf verbeterd. verkopen van videokaarten en in zee De review publiceerden we te gaan met partners, zoals Nvidia dat ook in ons eerste deed. ATI steeg snel in populan De Nvidia GeForce FX 5800 Hardware.Info riteit en kon de koppositie ook alias “de bladblazer”. Magazine en nog wel een tijdje vasthouden, daarin stonden aangezien “de beste Radeonwat leuke weetjes. Zo berekenden we dat kaart ooit” werd gevolgd door “de slechtste een GeForce 4 Ti kaart 1.000.000.000.000 GeForce-kaart ooit”. floating point operaties per seconde kon De bladblazer uitvoeren, meer dan alle floating point Nadat ATI de Radeon 9700 introduceerde rekenkracht die in 1985 op aarde aanwezig waren natuurlijk alle ogen gericht op Nvidia was. Er zouden 384.000.000 originele IBM voor een antwoord. Het werd echter stil AT machines uit 1985 nodig zijn om die bij Nvidia: er kwam veel minder commurekenkracht te evenaren. nicatie dan voorheen en voor de officiële Het was dus duidelijk, de GeForce 4 was presentatie van de nieuwe kaart werden snel. Maar niet zo snel als de Radeon 9700 veel minder journalisten opgetrommeld die ATI eind 2002 introduceerde. Bij deze op de R300 chip gebaseerde kaart leek alles dan normaal gesproken het geval was. Een mee te zitten; voor het eerst was het ATI dat testexemplaar van deze GeForce FX-kaart een nieuwe technologie eerder kon introdu- bemachtigen was nagenoeg onmogelijk.
Toen we onze preview publiceerden (zie WebID 1048) waren we nog enthousiast, maar toen we in Hardware.Info Magazine #1/2003 een review konden publiceren was dat enthousiasme voorbij. De GeForce FX 5800 was weliswaar gemiddeld een fractie sneller dan de Radeon 9700 Pro (wat gezien het feit dat de 9700 al maanden te koop was sowieso al een tegenvaller was), hét grote probleem was de werkelijke schrikbarende geluidsproductie van de gigantische koeler op de kaart. De geluidsproductie was zó hoog dat ondergetekende in de review opschreef “blij te zijn dat de benchmarks klaar waren”. Desondanks bleef Nvidia’s PR-team bij hoog en laag beweren dat het “een geweldige kaart was” en zette het publicaties die anders beweerden onder druk. De daardoor opgelopen reputatieschade bij journalisten zou pas jaren later weer hersteld zijn. Niet geheel verrassend werd de GeForce FX 5800 een complete flop. Pas bij de introductie van de opvolger kon Nvidia dat toegegeven, wat het onder meer illustreerde met een filmpje (zie WebID 1049) waarin men liet zien dat de kaart ook prima te gebruiken was als bladblazer of barbecue. Gelukkig kwam in mei al de verbeterde GeForce FX 5900 die het moest opnemen tegen ATI’s Radeon 9800 Pro (WebID 1050). Die was de GeForce FX vlak na diens introductie qua prestaties alweer ruim voorbij. Eind 2003 maakten we in een online artikel de balans op en moesten we concluderen dat Nvidia het grootste gedeelte van de achterstand had ingelopen, maar dat ATI nog steeds de beste kaarten had.
PCI-Express, SLI en Crossfire
Het jaar 2004 stond in het teken van de overstap van de speciaal voor videokaarten bestemde AGP-bus naar het modernere PCI-Express. Nvidia en ATI kwamen met speciale PCI-Express versies van bestaande kaarten, zoals van de GeForce PCX 5900. Nog een aantal generaties lang bleven AGP en PCI-Express naast elkaar bestaan, maar rond 2007 à 2008, dus in een tijdsbestek van circa drie à vier jaar, was AGP voor snelle videokaarten geheel verdwenen. Nvidia herpakte zich met de GeForce 6800 helemaal. In 2004 herintroduceerde het een technologie die het bedrijf tot op de dag van vandaag veel succes bezorgt: SLI. De nieuwe PCI-Express interface maakte het mogelijk om twee high-end kaarten in een systeem te plaatsen en de rekenkracht daarvan n De “Code Creatures”-demo uit de tijd van de GeForce 4. De brute rekenkracht van de GPU’s uit 2002 maakte het mogelijk om 3D-werelden bestaand uit ongekend veel triangles in realtime te te combineren. De naam SLI kon Nvidia gebruiken dankzij renderen. # 2 / 2015
75
75
ACHTERGROND
shaders het voordeel dat in veel meer situaties de volle potentie van de GPU gebruikt kan worden: heeft een scene van een game meer vertex-rekenkracht nodig, dan worden meer eenheden daarvoor gebruikt. Vereist een scene juist meer pixel shaders, dan worden meer rekeneenheden voor die taken ingezet. Voor het gebruiken van unified shaders is het dan nieuwe DirectX 10 n Een grafiek uit een van onze reviews uit 2003. De Ravereist, die uiteraard deon 9800 Pro bleek sneller, stiller, zuiniger én goedkozowel door de GeForce per dan de GeForce FX 5800. 8-serie als de Radeon de overname van 3dfx jaren eerder, maar HD 2000-kaarten ondersteund wordt. De de technologie werkte anno 2004 uiteraard komst van unified shaders zet ook de deur geheel anders. Hoewel SLI in eerste instanopen voor het gebruik van GPU’s voor tie niet bepaald in iedere game vlekkeloos andere taken dan 3D-beelden. Tijdens de werkte, was het wel mogelijk het prestatieofficiële perspresentatie van AMD over niveau van een high-end game-PC flink te de Radeon HD 2900 XT hoorde een groter doen toenemen. Het SLI-demosysteem dat publiek voor het eerst over het fenomeen we eind 2004 op de HCC Dagen toonden GPGPU (General Purpose GPU), een techhad heel wat bekijks. SLI kwam voor ATI niek die in de jaren daarna een grote vlucht echt compleet onverwacht. Men fröbelde zou nemen. wel snel een tegenhanger in elkaar: ATI De GeForce 8800 GTX was echt een beest Crossfire. De R480 GPU van de Radeon van een kaart, zoals ook te lezen in onze X800/X850 kaarten van dat moment was review op WebID 1052. Nog afgezien van daar echter niet op ontworpen, dus men het feit dat de 8800 GTX eind 2006 de enige moest met speciale Master-kaarten komen DirectX 10-compatibele videokaart was, met extra chips erop en complexe externe bleek de kaart ook nog eens gemiddeld kabels om kaarten te combineren. Het zou zo’n 70% sneller dan de snelste single-GPU nog twee chipgeneraties duren eer AMD kaart uit de GeForce 7-serie! Waar we toen ook “native Crossfire” had en het mogelijk nog wel aan moesten wennen, is inmiddels werd om twee gewone kaarten te combigemeengoed: high-end videokaarten zijn neren. sinds deze periode a) minimaal twee slots dik, b) prijzen van 600 euro of meer zijn Unified shaders niet ongebruikelijk en c) over het stroomDe kaarten die in de jaren 2004 tot en met verbruik moeten we het maar niet te lang 2006 uitkwamen waren allemaal DirectX 9 hebben… compatible en werden steeds door ATI en Om er maar voor te zorgen dat hun GPU Nvidia weer wat sneller gemaakt door meer sneller was, nam AMD voor de R600 chip vertex en pixel shader units toe te voegen, van de Radeon 2900 XT de gewaagde stap de klokfrequenties te verhogen en andere om een 512-bit geheugenbus te impletrucs toe te passen. We maken dan ook een menteren, die in de chip als zogenaamde sprongetje naar 2007, toen de volgende ringbus was verwerkt. Zo’n ringbusarchinieuwe, echt grote innovatie beschikbaar tectuur zou jaren later door Intel worden kwam: unified shaders. Nvidia kwam er toegepast om de cores in haar moderne vlak voor de jaarwisseling van 2006-2007 CPU’s met elkaar te laten communiceren, mee bij de GeForce 8800 GTX en AMD (dat maar voor AMD beviel het toch niet zo ATI inmiddels had overgenomen) een half goed. Qua prestaties ontliepen de ATI en jaartje later met de Radeon HD 2900 XT. Nvidia kaarten uit 2007 elkaar niet veel, zoBij unified shaders worden dezelfde als je kunt lezen in onze review op WebID rekeneenheden gebruikt voor zowel vertex- 1053. als pixel-berekeningen. In feite worden GPU’s op deze manier universele procesDirectX 10.1 sors met grote aantallen mini-cores, die Omdat de Radeon HD 2900 XT niet allemaal afzonderlijk niet zo snel zijn, maar helemaal het succes bracht waar AMD op wel heel goed zijn in het parallel verwerhoopte en Nvidia eind 2007 verkoopreken van data. Voor games hebben unified cords verbrak met een relatief betaalbare 76
# 2 / 2015
GeForce 8800 GT, werd de opvolger van de 2900 reeks met spoed geïntroduceerd. De Radeon HD 3870 uit november 2007 en diens goedkopere broer Radeon HD 3850 waren de eerste DirectX 10.1-compatibele kaarten. Met de kennis van nu mogen we overigens concluderen dat die “.1” ATI eerder een marketingvoordeel gaf, dan dat het voor gamers echt meerwaarde had. De RV670 chip van de nieuwe kaarten werd geproduceerd middels 55nm-transistors, waar de R600 uit 80nm transistors werd opgetrokken. Doordat er alweer afscheid werd genomen van de complexe 512-bit geheugenbus, kon men een chip maken met minder transistors, die véél kleiner was (en dus goedkoper te produceren), die wel op veel hogere klokfrequenties kon werken en veel zuiniger was. Ook belangrijk: de H.264 videodecoder, waar AMD trendzetter mee was bij de mid-range kaarten uit de 2000-serie, zat nu ook in de high-end modellen. En AMD had eindelijk de Crossfireimplementatie op orde. De 3870 was maar beperkt sneller dan de Radeon HD 2900 XT en kon niet tippen aan de GeForce 8800 GT, laat staan de 8800 GTX. Vanaf deze generatie ging AMD het over een andere boeg gooien, iets wat men tot de dag van vandaag doet: de prijs/ prestatieverhouding was belangrijker dan de snelste kaart hebben, aldus AMD. Bij de 3870 was die verhouding volgens ons (WebID 1054) in elk geval uitstekend. De al aangehaalde GeForce 8800 GT en de iets later geïntroduceerde en iets snellere GeForce 8800 GTS, was overigens een van de verschillende naamgevingmissers die Nvidia de afgelopen jaren heft gemaakt. De kaarten waren gebaseerd op de G92 GPU, die een stuk geavanceerder was dan de G80 van de GeForce 8800 GTX. De chip was eigenlijk voorbestemd om de eerste
n Nvidia herintroduceerde in 2004 de SLI-technologie. Het concept van meer dan één videokaart verkopen aan diehard gamers bleek een schot in de roos.
Videokaarten
n De Nvidia GeForce 8800 GTX, de eerste videokaart met unified shaders.
GPU uit de GeForce 9-serie te worden, maar Nvidia wilde op dat moment een nieuwe serie nog altijd beginnen met een chip die sneller was dan alles wat op de markt was. Het gevolg was dus dat er een nieuwe naam in de 8-serie werd bedacht. Toen er iets later zowel videokaarten gebaseerd op de G92 als op de G80 chip onder de naam 8800 GTS op de markt kwamen, snapte niemand het meer.
quenties. Deze chip werd later omgezet van een 65nm naar een 55nm productieprocedé om de nog snellere GeForce 9800 GTX+ te maken. Terwijl Nvidia druk in de weer was om zo snel (en complex) mogelijke kaarten te maken, ging AMD verder op de bij de vorige generatie ingeslagen weg. De halverwege juli geïntroduceerde Radeon HD 4850 en 4870 stonden dan wel niet bovenaan in de benchmarkgrafieken, de prijs/prestatieverhouding was wederom uitstekend en beide kaarten waren dan ook zeer populair.
Quad-SLI
De snelste GPU had AMD niet meer, dus moest het in 2008 slim zijn. Nvidia verbrak met de GeForce 8800 Ultra alle records en als reactie kwam AMD met de Radeon HD 3870 X2, een kaart met daarop twee RV670’s en dus in feite een Crossfire opstelling van twee 3870’s op een kaart. Een groot succes was deze kaart zeker niet, maar AMD kon wel weer claimen de snelste videokaart te hebben. “Wat AMD kan moeten wij ook kunnen”, zal Nvidia gedacht hebben, dat als eerste kaart in de GeForce 9-serie de 9800 GX2 (WebID 1055) introduceerde, in feite een combinatie van twee GeForce 8800 GTS 512 MB kaarten op een PCB. Hoewel ook deze kaart op de G92-chip was gebaseerd, gebruikte Nvidia nu wel een naam in de 9-serie: deze kaart was immers wél een nieuwe topmodel. Interessanter was dat gamers met veel besteedbaar inkomen twee 9800 GX2’s en daarmee dus de rekenkracht van vier GPU’s konden combineren, dankzij een speciale Quad-SLI driver. De GeForce 9800 GTX die later verscheen, was gebaseerd op dezelfde G92-chips als de 8800 GT en GTS, maar dan op veel hogere klokfre-
n Na de niet bepaald succesvolle Raden HD 2900 XT zette AMD vanaf de 3000-serie een nieuwe koers in. De Radeon HD 3850 en 3870 (foto) moesten het vooral hebben van de uitstekende prijs/prestatieverhouding.
n Bij de GeForce 8000- en 9000-serie moest je goed op de hoogte zijn om kaarten van de oude en nieuwe generatie uit elkaar te houden. De dual-GPU GeForce 9800 GX2 was het topmodel.
detail te geven. In 2009 waren de 5870 en 5850 echt dé kaarten die je wilde hebben. AMD maakte ook furore met EyeFinity, een technologie om tot zes monitoren aan te sluiten; dat was lange tijd een unicum en ook tegenwoordig komt de concurrentie niet verder dan vier monitoren. Nvidia kon pas in 2010 aansluiting vinden bij DirectX 11, met de GeForce GTX 480. Het was weer een zeer indrukwekkende, maar ook stroomslurpende en lawaaiige kaart. Hij was dan ook eigenlijk te laat: de goedkopere Radeon HD 5870 bleef de betere keuze. Met de eind 2010 geïntroduceerde GeForce 500-reeks, met de GeForce GTX 580 als topmodel, pakt Nvidia weer de leiding. De GTX 580 was wat de GTX 480 had moeten zijn. AMD kwam eind 2010 met de Radeon HD 6000-reeks. De 6970 en 6950 maakten gebruik van een andere architectuur dan de 6870 en 6850. De laatste twee waren lager gepositioneerd dan x870 en x850 kaarten tot dan toe, de 6970 en 6950 juist hoger. Was AMD de laatste jaren in een winning mood, bij de 6000-serie had men grote moeite om op een goede manier te concurreren met Nvidia’s 500-reeks.
Vogelvlucht
De ontwikkelingen van de laatste jaren heb je wellicht op de voet gevolgd en beschrijven we dus wat meer in een vogelvlucht. Nvidia kwam in juni 2008 met de GeForce GTX 280, nadat namen in de “GeForce 100”-reeks enkel voor OEM-producten waren gebruikt. We beschreven de introductie inmiddels als een jaarlijks terugkerend verschijnsel: “nVidia introduceert een nieuwe generatie videokaarten, je wordt op alle bekende hardwaresites dood gegooid met indrukwekkende benchmarkgrafieken en uiteindelijk is de conclusie dat het de ontwikkelaar van 3D-chips opnieuw is gelukt om een kaart te ontwikkelen die weer duidelijk sneller en mooier is dan zijn voorloper.” GPGPU begon in deze tijd een vlucht te nemen en zowel Nvidia als AMD waren druk in de weer hun GPU’s geschikt te maken voor physics-berekeningen. De GTX 280 bleek echt bloedsnel, maar vooral de wat betaalbaardere GTX 260 wordt een succesnummer. In september 2009 moest Nvidia weer genoegen nemen met een tweede plaats; AMD introduceerde haar populairste reeks kaarten sinds de Radeon 9700 Pro. De Radeon HD 5870 en de langzamere soortgenoten waren de eerste DirectX 11-compatibele GPU’s. De nieuwe DirectX versie, die onderdeel vormde van het dat jaar verschenen Windows 7, bood onder meer ondersteuning voor tesselation, een technologie die het voor game developers eenvoudiger maakte om 3D-objecten meer # 2 / 2015
n AMD had de eerste DirectX 9-kaart met de Radeon 9700 Pro, Nvidia was de eerste met DirectX 10 met de GeForce 8800 GTX en daarna was AMD weer de eerste met DirectX 11 met de Radeon HD 5870 (foto). Zou Nvidia weer de eerste met een échte DirectX 12-kaart worden?
History repeating
Wat de laatste jaren is gebeurd moge bekend zijn: bij Nvidia kregen we nog de GeForce 600, 700 en 900 series, bij AMD de zeer succesvolle 7000-serie en nu de Radeon R9 en R7. Op het moment van schrijven heeft Nvidia met haar energiezuinige GeForce GTX 960 en 970 kaarten in de hogere martksegmenten duidelijk meer marktaandeel dan AMD, hoezeer AMD haar prijzen ook laat zakken. Als we echter iets hebben geleerd uit de geschiedenis van de afgelopen jaren is het dat succes zo weer kan omslaan. Eén ding mogen we echter wel concluderen: de strijd tussen AMD en Nvidia zal nog wel een hele tijd door blijven gaan, terwijl er anno 2015 feitelijk geen ruimte is voor een derde speler. K 77
77
PRAKTIJK
Hoe ver kom je met welke koelmethodes als overklokker?
Van luchtkoeling tot LN2
Luchtkoeling, waterkoeling, of nog extremer met phase-change of vloeibare stikstof? Als overklokker heb je vele mogelijkheden. In dit artikel zoeken we uit wat het effect is van de verschillende koelmethodes en bespreken we de voor- en nadelen.
O
verklokkers zijn altijd op zoek naar de limieten van hun hardware: hoe snel kun je die processor nu écht krijgen in die ene benchmark om een nieuw record te plaatsen? De limiet voor je overklokpogingen wordt natuurlijk deels bepaald door wat in jargon de “silicon lottery” wordt genoemd: de ene chip biedt nu eenmaal een beter overklokpotentieel dan de andere. Ook de vaardigheid van de overklokker is een belangrijke factor: ervaren overklokkers weten exact welke BIOS- en softwareopties kunnen helpen om net die paar MHz extra uit een chip te persen. De grootste beperking is vaak echter de koeling. Immers, hoe kouder je de CPU of GPU maakt, hoe verder je die kunt overklokken. Geen wonder dat de overklokkende hardwareliefhebber continu op zoek is naar effectievere koelmethodes: van lucht- naar waterkoeling, van standaard waterkoeling naar een custom set met eventueel een zogenaamde chiller en daarna wellicht zelfs nog extremere opties. Zo gaan ze aan de slag met een phase-change, een cascade van meerdere phase-changes of zelfs met droogijs of vloeibare stikstof. Hoe extremer de koelmethode, hoe kouder je de chip kunt krijgen, hoe hoger je overklokpotentieel. In dit artikel zetten we de voornaamste koelmethodes voor je op een rij, van standaard luchtkoeling tot vloeibare stikstof. Bij al die koelmethodes doen we de belangrijkste eigenschappen en voor- en nadelen uit de doeken. Aan de hand van een Intel Core i7 5960X 8-core processor hebben we voor vrijwel alle in dit artikel behandelde koelmethodes bepaald welke overklokprestaties mogelijk zijn. Die lopen flink uit elkaar!
Koen Crijns & Joost Verhelst
Luchtkoeling De simpelste vorm van processorkoeling is luchtkoeling. Op dit vlak valt heel wat te kiezen, van een standaard boxed koeler tot relatief dure gevaartes als de Noctua NH-D15. Het verschil qua koeling en dus ook qua overklokpotentieel is goed te zien in onze CPU-koeler vergelijkingstest op pagina 18. Het grootste voordeel van luchtkoeling is de relatief lage prijs: al voor een paar tientjes koop je een relatief luxe koeler waar je prima de eerste stappen in de overklokwereld mee kunt zetten. De prijs is niet het enige voordeel: mits goed gemonteerd en zolang je geen hele gekke dingen doet qua instellingen, kan er met een luchtkoeler ook weinig tot niets verkeerd gaan tijdens het overklokken. Juist vanwege de eenvoud zou iedere overklokker gewoon met luchtkoeling moeten beginnen om de kneepjes te leren. Het voornaamste nadeel van luchtkoeling is dat de daadwerkelijke koelprestaties het minst zijn van alle mogelijke opties. Daardoor is de temperatuur bij overklokpogingen vrijwel altijd de bottleneck. Het stroomverbruik van een processor, en daarmee ook de warmteproductie, stijgt lineair met een verhoging van de klokfrequentie en zelfs kwadratisch met een verhoging van het voltage. Daardoor loop je ook met de grootste luchtkoelers al snel tegen de maximum temperatuur aan waarop de processor nog werkt.
Waterkoeling De logische vervolgstap na luchtkoeling is waterkoeling. Hierbij kun je kiezen tussen kant-en-klare waterkoelers en custom sets. Kant-en-klare sets (zie WebID 1075 voor
onze laatste roundup) kunnen in potentie betere koelprestaties bieden dan de beste luchtkoelers. De verschillen zijn echter relatief beperkt. Een alternatief zijn custom waterkoelsets, die we hebben beschreven in ons achtergrondartikel op WebID 1076. Hierbij kies je zelf voor alle benodigde componenten, zoals koelblok, pomp en radiator. Zeker wanneer je goede componenten kiest, kan de koeling aanzienlijk beter zijn dan bij luchtkoeling. Het voordeel van waterkoeling is dat overklokken op zich net zo eenvoudig gaat als bij luchtkoeling, aangezien je ook bij deze methode een constant koelvermogen hebt. Alles wat je leert uit onze overklokworkshops is één op één te gebruiken wanneer je met waterkoeling aan de slag gaat. Naast de betere koelprestaties is een tweede voordeel van een custom set dat je deze eenvoudig kunt uitbreiden met koeling voor je videokaart(en). Een nadeel is natuurlijk dat een custom waterkoelset prijzig kan zijn, zeker wanneer je kiest voor goede, luxe onderdelen. Voor de custom set die wij gebruikten voor het genoemde achtergrondartikel – geschikt voor CPU én GPU – waren we zo’n 600 euro kwijt, het tienvoudige van een luxe luchtkoeler. Daarnaast is er – zeker bij een custom set – natuurlijk altijd een kans op lekkage. Als je alles zorgvuldig aansluit hoeft er niets mis te gaan, maar je zal niet de eerste zijn die een moederbord of videokaart kan weggooien na waterschade door een fitting die niet helemaal lekker zit. Heb je de smaak van het overklokken te pakken, dan is een custom waterkoelset ook uit te breiden met een zogenaamde
Overklokworkshops
Hoe kun je het best te werk gaan om je processor te overklokken? Je leest het terug in de diverse overklokworkshops op onze site: Workshop Haswell-E (Socket 2011 v3) overklokken Workshop Haswell (Socket 1150) overklokken Workshop Ivy Bridge (Socket 1155) overklokken
78
# 2 / 2015
WebID 1072 WebID 1073 WebID 1074
n In combinatie met de verschillende
koelmethodes kijken we hoever je kunt komen met een Core i7 5960X.
Koelmethodes
n De Noctua NH-D15 is één van de best presterende CPU-koelers.
wordt het weer een gas – vandaar ook de naam phase-change. Het gas wordt vervolgens weer gekoeld en naar de CPU geleid, enzovoorts. Phase-change koelers zijn er in meerdere types. Primair onderscheiden we single-stage en dual-stage varianten, waarin één, respectievelijk twee compressors zijn verwerkt. Een dual-stage exemplaar wordt ook wel een cascade genoemd. Afhankelijk van het type kan een single-stage phase-
water chiller, die het water actief afkoelt. Door het water naar een lagere temperatuur dan de omgevingstemperatuur te brengen, kun je de koelprestaties aanzienlijk vergroten. In Nederland kun je onder meer bij Freezing Hardware en Highflow terecht voor Chillers van het merk Hailea. Ze zijn verkrijgbaar in capaciteiten van 265 tot 3300 watt. Hoe hoger de capaciteit, hoe meer warmteproductie er effectief weggewerkt kan worden, maar ook hoe hoger de prijs. n Een single-stage phase-change van Een “instapmodel” gaat al richting de 400 Little Devil euro, de meest luxe modellen kosten (meer dan) 1000 euro. change temperaturen van rond de -50 à -60 Met een water chiller kan je de tempera°C bewerkstelligen. Voor een dual-change tuur het vriespunt laten benaderen; met is afhankelijk van het type -80 tot zelfs -120 een zeer krachtige chiller en anti-vries in °C mogelijk. Let wel: dit is zonder belasting, plaats van water kan je zelfs net onder de 0 ofwel met de processor “idle”. Met een graden komen. Voor de beste overklokremaximaal overklokte CPU op volle load zal sultaten moet die temperatuur tot (ver) onde uiteindelijke temperatuur bij een singleder de 0 graden komen en moet je je chip stage uitkomen op circa -30 à -40 °C en bij dus gaan invriezen. Daar zijn extremere een dual-stage op circa -60 à -80 °C. methodes voor nodig. Het kopen van een phase-change is geen sinecure: er zijn geen “normale” merken die Phase-change dergelijke apparaten maken. Shops zoals De eerste stap in extreme koeling is een Highflow verkopen phase-changes, bijvoorzogenaamde phase-change. Dat is in feite beeld van het Sloveense merk Little Devil. Je een diepvries unit voor de processor. Hij kunt ook rechtstreeks bij Little Devil bestelwerkt op dezelfde manier als een vrieskist len, maar bij problemen zal je ze moeten reof airco: een compressor zet een gas onder tourneren naar Slovenië. De meeste phasedruk, zodat het een extreem koude vloeistof changes die door overklokkers gebruikt wordt. Via een buis wordt die vloeistof naar worden zijn apparaten die door hobbyisten een koelblok op de CPU geloodst om zo de zijn vervaardigd. Er is tot op zekere hoogte chip af te koelen. Door de warmte van de een gezonde tweedehandsmarkt, maar je CPU op te nemen verdampt de vloeistof en moet je wel realiseren dat phase changes
n Standaard waterkoelers presteren niet veel beter dan de beste luchtkoelers. Met een custom set kun je wel aanzienlijk betere koelprestaties behalen.
# 2 / 2015
erg reparatiegevoelig zijn; er is dus een kans dat je een apparaat krijgt dat niet helemaal lekker werkt. De nieuwprijs van een singlestage phase change gaat al snel richting de 1000 euro en cascades zijn – voor zover wij weten – enkel in het tweedehands / hobby circuit verkrijgbaar, voor 1500 euro of meer. Een goede plek daarvoor is de site piotres. com.
Isoleren Ten opzichte van waterkoeling heeft een phase-change natuurlijk het voordeel dat je veel lagere temperaturen en dus veel betere overklokresultaten kunt behalen. In vergelijking met vloeibare stikstof of droogijs heb je als voordeel dat het een eenmalige investering is en dat je altijd extreme koeling tot je beschikking hebt. In theorie zou je met een phase-change 24/7 aan de slag kunnen. Een stroomverbruik van meer dan 700W is bij een cascade echter niet ongebruikelijk, dus dat zouden we gezien de energierekening alleen al niet doen. Bovendien moet je bij phase-change net als bij de andere extreme sub-zero koelmethodes je moederbord isoleren voordat je aan de slag gaat. Daarmee voorkom je dat je componenten stuk gaan door condensvorming. In 2012 publiceerden we een workshop isoleren, die vind je terug op WebID 1077. We kunnen niet vaak genoeg benadrukken dat je dit zeer secuur moet doen: een klein beetje condens dat de componenten bereikt kan al funest zijn.
Vloeibaar stikstof De extreemste koelmethode is het gebruiken van vloeibaar stikstof, informeel aangeduid als LN2. Dit goedje is 196 graden onder nul en kan een CPU zelfs onder load richting of onder de -100 graden Celsius krijgen. Het is dan ook met deze koeling dat alle CPU en GPU wereldrecords gebroken worden. De investeringen die je moet doen om met vloeibare stikstof te gaan overklokken zijn op zich lager dan die voor phasechange. Allereerst heb je een zogenaamde pot nodig, een koperen, meestal cilindervormige bak waar je de LN2 in giet en die je op de CPU monteert. Een LN2-pot koop je voor 250 tot 500 euro. Een aantal professionele overklokkers, waaronder K|ngp|n en Der8auer, fabriceren en verkopen LN2pots. Met alleen een pot ben je er echter nog niet. Zo heb je ook een zogenaamde dewar nodig om vloeibare stikstof in op te slaan. Die kosten nieuw al snel boven de 500 euro en tweedehands – als je ze al kunt vinden – moet je rekenen op minsten 250
79
79
PRAKTIJK
zogenaamde cold bug van je processor, die bij alle Intel processors van de afgelopen jaren aanwezig is. De door ons voor dit artikel gebruikte Core i7 5960X heeft bijvoorbeeld een cold bug van -110 °C. Dat betekent dat hij bij een lagere temperatuur gegarandeerd vastloopt. Zodoende moet je nauwkeurig, beetje-bij-beetje gieten om de CPU niet té koud te maken. Om het nog n Een opengewerkte phase change aangeslolastiger te maken: de CPU heeft ook ten op een systeem een zogenaamde cold boot bug van -95 °C, wat betekent dat hij niet kouder dan euro. Vanwege de cold bug van processors, dat mag zijn het opstarten van het systeem. waarover later meer, zal je ook moeten investeren in een professionele thermometer Loopt je benchmark vast, dan moet je de CPU dus eerst weer laten opwarmen – al die goed functioneert bij tientallen graden onder nul. De thermometer zelf kost zo’n 50 dan niet geholpen door een föhn – tot -95 euro; daar komt nog een tientje bij voor een °C voordat je weer opnieuw kunt gaan bengeschikte sensor. Verder is isoleren dus een chmarken.
dan met een phase-change, waarmee je op ieder moment aan de slag kunt. Omdat droogijs in Nederland eerder duurder dan goedkoper is dan LN2, wordt het door overklokkers eigenlijk nauwelijks gebruikt.
Test
Om te bekijken wat je van de verschillende koelmethodes mag verwachten, gingen wij aan de slag met een Intel Core i7 5960X (retail), geplaatst op een ASUS Rampage V Extreme moederbord, 16GB G.Skill Ripjaws 4 DDR4-3000 geheugen (ingesteld op 2400 MHz CL15) en een Corsair AX1200i voeding. Allereerst voorzagen we de CPU van een Noctua NH-D15, één van de best presterende luchtkoelers die je kunt kopen. Vervolgens plaatsten we een custom waterkoelset bestaande uit onder meer een EK Suprevereiste, al zijn dat de kosten niet. Die macy waterblok. Koelmethode drie was zijn er uiteraard wel voor de LN2 zélf. een dual-stage phase-change, waarbij De aanschaf alleen is al een uitdaging: we wel direct moeten aangeven dat het vloeibare stikstof staat natuurlijk niet model dat wij gebruikten niet helemaal in de supermarkt. Bedrijven als Cryolekker werkte waardoor de CPU onder trans leveren het professioneel, maar load niet kouder werd dan zo’n -55 °C, hebben particulieren niet als primaire waar dat eigenlijk -80 °C zou moeten doelgroep. Extreme overklokkers hebzijn. Het geeft desalniettemin een goed ben allemaal zo hun adresjes; de één beeld van de mogelijkheden. Ten slotte haalt het bij een boer die het ergens gingen we aan de slag met vloeibaar anders voor gebruikt, de ander op een stikstof, gebruikmakend van een Kingn Een systeem met vloeibare stikstof koeling universiteit, en ga zo maar verder. pin F1 EE pot. in werking Waar je het ook haalt: gratis zal het De Core i7 5960X werkt standaard op een zeker niet zijn. Je betaalt al snel zo’n 50 cent klokfrequentie van 3,0 GHz met een 3,5 GHz per liter. Voor overklokken moet je rekenen Goedkoper alternatief turbo-modus. De chip werkt op stock setEen goedkoper alternatief voor een phaseop zo’n 5 à 10 liter per uur. Omdat je met tings bij maximale belasting op circa 1,05V. change en vloeibare stikstof is droogijs, een dewar slechts enkele tientallen liters ofwel koolstofdioxide (CO2) in vaste vorm. Vast voltage en vaste frequenLN2 in huis kunt houden, kun je altijd maar Dit spul, dat meestal wordt geleverd in kortie een beperkte tijd benchmarken. rels, heeft een temperatuur van – 78 °C. Lagere temperaturen zorgen niet alleen Cold bug Hiermee kun je vergelijkbare temperaturen voor een beter overklokpotentieel in absoDaar komt bij dat overklokken met vloeibehalen als met een phase-change, maar lute zin, ofwel hogere te behalen klokfrebaar stikstof niet eenvoudig is. Terwijl je be- wel met een veel lagere investering. Net quenties. Op lagere temperatuur werken zig bent met BIOS- en benchmarkinstellinals bij LN2 heb je een pot nodig, maar een transistors en dus CPU’s simpelweg beter gen moet je immers LN2 in je pot bij blijven dewar kun je je besparen: droogijs wordt en efficiënter. Voor een gelijk blijvende klokgieten. Dat is geen kwestie van “gooi maar geleverd in piepschuimen bakken, al is het frequentie heb je een lager voltage nodig vol”, want je moet rekening houden met de daarin beperkt houdbaar. Omdat de temen hetzelfde voltage kun je juist een hogere peratuur van droogijs klokfrequentie behalen. Het stroomverbruik boven de cold bug van en dus ook de warmteproductie stijgen de meeste CPU’s zit, kwadratisch met het voltage, dus het zo kun je hiermee de pot laag mogelijk houden van de spanning is gewoon “vol gooien” en cruciaal. aan de slag gaan. Dat Allereerst hebben we bij de vier koelmemaakt het overklokken thodes bekeken met welk voltage we een dus makkelijker dan klokfrequentie van 4,6 GHz (50+ % bovenop bij LN2, maar je komt de standaard CPU-klokfrequentie) stabiel wel minder ver. Omdat konden houden in alle benchmarks. Bij je droogijs iedere keer luchtkoeling was dat bij onze CPU een Vcore weer moet kopen, ben van 1,3V, bij waterkoeling een fractie minn Als je met sub-zero koeling aan de slag gaat, is isoleren je wel minder flexibel der, 1,28V. Bij de cascade en met LN2 kon een vereiste. 80
# 2 / 2015
Koelmethodes
kon de klokfrequentie ook net wat hoger uitkomen, op 4,7 GHz. Ook in dit geval heeft de CPU dan een temperatuur van rond de 90 °C. Met onze dual-stage phasechange kwamen we een heel stuk verder. Na veel uitproberen bleek de maximale stabiele instelling 5,1 GHz met een Vcore van 1,45V.
ten, kwamen we met de vier koelmethodes op maximale scores van 20,08 (lucht), 20,39 (water), 21,77 (phase-change) en 23,65 punten (LN2).
Conclusie Het is een open deur: hoe extremer de koelmethode, hoe hoger het overklokpotentieel. Onze resultaten illustreren dat je een CPU met zogenaamde sub-zero koeling significant verder kunt overklokken dan met lucht- of waterkoeling. Echter, hoe extremer de koelmethode, hoe hoger de kosten en hoe complexer het overklokken wordt. Wie zich interesseert voor extremer overklokken raden we dan ook aan om stap-voor-stap met de verschillende koelmethodes ervaring op te doen. Wil je zelf aan de slag met overklokken, dan is het Hardware.Info OC Team forum op onze website een uitstekend startpunt. K
De CPU-temperatuur was daarbij zo’n -55 °C. n Vloeibare stikstof moet je nauwkeurig gieten Met vloeibare stikstofkoeom boven de cold bug waarde te blijven ling konden we de ware max 4,6 GHz stabiel gebruikt worden met 1,24V van de CPU bereiken: bij een core voltage en zelfs slechts 1,175V. van 1,65V kwamen we tot 5418 MHz, een Om aan te tonen dat lagere temperatustijging van ruim 80% ten opzichte van de ren ook bij hetzelfde voltage voor hogere standaard klokfrequentie. Hierbij hielden klokfrequenties kunnen zorgen, zetten we we de CPU op z’n -100 °C, net boven de cold de Vcore bij alle koelmethodes ook eens vast bug dus. op 1,3V. Met lucht- en waterkoeling had de Waar de CPU standaard in Cinebench CPU dan zijn limiet op 4,6 GHz. Met de cas11.5 een score laat noteren van 14,34 puncade kwamen we 200 MHz hoger uit, op 4,8 GHz; met vloeibare stikstof op 5 GHz. Koeling Lucht
All out! Met alle vier de koelmethodes hebben we het maximale uit onze Core i7 5960X proberen te halen. Met luchtkoeling bleek de limiet de al eerder genoemde 4,6 GHz, waar 1,3V voor nodig was. De CPU-temperatuur zit dan op zo’n 90 °C. Met de custom waterkoelset was er voldoende koelcapaciteit om het voltage nog iets hoger in te stellen, op 1,35V. Daardoor
COLOFON Hardware.Info Magazine is een uitgave van HWI Group. Abonnement Vragen over een abonnement of bezorging? De abonnementenadministratie voor Hardware.Info Magazine wordt verzorgd door: Nederland: Abonnementenland Postbus 20 1910 AA Uitgeest Tel. 0900-ABOLAND (0900-226 52 63) (€ 0,10 ct/ min.) Abonneren: www.bladenbox.nl Adreswijzigingen en opzeggingen: www.aboland.nl Twitter: @Aboland_klanten België: Abonnementenland Diependaalweg 6 3020 Herent Tel. +32 (0)28 08 55 23 Abonneren: www.bladenbox.be Adreswijzigingen en opzeggingen: www.aboland. be Een abonnement kan op elk gewenst moment ingaan en wordt gestart met de eerst mogelijke editie voor een bepaalde duur. Het abonnement zal na de eerste betalingsperiode stilzwijgend worden omgezet naar abonnement van onbepaalde duur. Opzeggingen (uitsluitend schriftelijk) dienen 12 weken voor afloop van de abonnementsperiode in ons bezit te zijn.
Voltage 1.3V, Max. CPU snelheid 4600MHz 4,6 GHz, minimale voltage 1,3V Maximale overklok, alle benchmarks stabiel Klokfrequentie 4600MHz Gebruikt voltage 1,3V CPU temperatuur onder load ~ 90 °C Cinebench 11.5 20,08 Cinebench 15 1847 WPrime 32M 2,808 3DMark 11 Physics 22175 3DMark Fire Strike Physics 22182
Hardware.Info verschijnt zes keer per jaar. Een jaarabonnement kost € 26,50 in Nederland en € 29,50 in België. Een los nummer kost € 5,25. Het is niet mogelijk buiten Nederland en België een abonnement te nemen.
Redactie Redactieadres: HWI Group / Hardware Info B.V. Ridder Snouckaertlaan 9 – 1e etage 2273 HZ Voorburg redactie@hardware.info persberichten: news@hardware.info Hoofdredactie: Koen Crijns (k.crijns@hwigroup.com) Frank Everaardt (f.everaardt@hwigroup.com )
Water 4600MHz 1,28V
Cascade 4800MHz 1,24V
LN2 5000MHz 1,175V
4700MHz 1,35V ~ 90 °C 20,39 1883 2,76 22464 22787
5100MHz 1,45V ~ -55 °C 21,77 2076 2,53 24351 24681
5418MHz 1,65V ~ -100 °C 23,65 2186 2,401 26769 26849
Clemens van Renesse Richard Schouw Jorik Simons Steven Swart Techniek Hardware.Info online: Karel Souffriau Remco Verkade Vormgeving Mr. Design79 Dennis van der Zanden Adverteren Aart van der Giezen a.vd.giezen@hwigroup.com 070-7890637 / 06-41363965
Redactie: Sander Almekinders Eric van Ballegoie David van Dantzig Jacob Jan Kuipers Joost Verhelst
Druk Senefelder Misset, Doetinchem
Eindredactie: Sander Almekinders David van Dantzig
Wij nemen je gegevens, zoals naam, adres en telefoonnummer, op in een gegevensbestand. De verwerking van je gegevens is aangemeld bij het College Bescherming Persoonsgegevens in Den Haag door BV Bondis, de verantwoordelijke voor je gegevens. Je gegevens worden gebruikt voor de uitvoering van met jou gesloten overeenkomsten, zoals de abonnementenadministratie. Persoonlijke gegevens van klanten en bezoekers worden dan ook met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behandeld en beveiligd.
Medewerkers online: Michiel Berkhout Michael Fung Matthias Helder Tomas Hochstenbach Paul Janssen Minh Lam Mark van de Luijtgaarden Harmen Meijer
# 2 / 2015
Distributie Betapress
© Hardware.Info BV 2015 - Niets uit deze uitgave mag op enigerlei wijze worden verveelvoudigd of gedistribueerd, met uitzondering van zulke handelingen als noodzakelijk zijn voor persoonlijk gebruik, en voor zover toegestaan door de Nederlandse wet.
81
81
COLUMN
HARD EN WAAR Hardware Goeroe
E
en paar weken voor het verschijnen van dit Hardware. Info Magazine kondigde Microsoft haar nieuwe Surface 3 tablet aan. Een mooi ding, met een 10 inch scherm in dezelfde 3:2 verhouding en met dezelfde degelijke afwerking die we van de Surface Pro 3 tablet kennen. Het belangrijkste nieuws was echter de gekozen processor en, daarmee samenhangend, het geïnstalleerde besturingssysteem: een Intel Atom X7 CPU en de volledige versie van Windows 8.1. Dat is een drastische ommekeer ten opzichte van de ARMgebaseerde processors en het Windows RT OS van de eerdere Surface tablets. Toen Microsoft in juni 2011 voor het eerst Windows 8 aan de wereld toonde was misschien wel de meest opzienbarende aankondiging dat het nieuwe OS ook voor ARM-chips beschikbaar zou komen. Die keuze was zo gek niet, want ARM maakte in de op dat moment heel hard groeiende tabletmarkt furore met haar zeer energiezuinige chips. Intels Atom processors konden qua efficiëntie bij lange na niet tippen aan het productaanbod van die concurrent. Microsoft moest deze stap dus wel nemen om net zulke ranke tablets met een lange accuduur te kunnen aanbieden als die van Apple en de verschillende fabrikanten van Androidmodellen. Microsoft nam deze stap ondanks dat op ARM conventionele Windows desktopsoftware niet zou werken. Microsoft verwachtte dat die lacune opgevuld zou worden door nieuwe, full screen “Metro” apps, waarmee de nieuwe Windows Store vanzelf gevuld zou worden als er maar genoeg Windows 8 tablets waren. Dat bleek een misrekening. App ontwikkelaars kijken tot de dag vandaag de 82
kat uit de boom. De Windows Store is qua tablet apps, laten we het vriendelijk zeggen, een aanfluiting. Dat heeft er alles mee te maken dat al snel na de introductie duidelijk werd dat niemand op Windows RT zat te wachten. Al binnen enkele maanden gaven ASUS, Dell, Samsung en de andere Windows RT partners de moed op en Microsoft moest bijna een miljard dollar verlies nemen op haar geflopte eerste Surface tablet. Met de Surface 2 op basis van ARM-technologie was Microsoft de enige overgebleven leverancier van Windows RT devices. Dat ook deze Surface flopte viel dan ook te verwachten. Toch lijkt het hele RT-avontuur niet geheel voor niets te zijn geweest, want waar meestal de wal het schip keert, was het dit keer andersom. Microsofts aankondiging om ARM te gaan ondersteunen moet een enorme wake-up call voor Intel zijn geweest. Dat was, zachtjes uitgedrukt, al niet bepaald succesvol in de tablet- en smartphonemarkt, maar dat zelfs het altijd loyale Microsoft (men heeft het niet voor niets al decennia over ‘Wintel’) elders was gaan kijken voor processors, moet als een dolkstoot hebben gevoeld, of in elk geval de spreekwoordelijke schop onder de kont. Werk aan de winkel dus! Over de merites van de Atomprocessors kunnen we lange discussie voeren, maar één ding is zeker: waar deze processorreeks in eerste instantie een soort onderschoven kindje was, heeft Intel de ontwikkelingen op dit front in een stroomversnelling gezet. Verbeterde architecturen, het versneld inzetten van nieuwe transistorgeneraties en veel andere zaken hebben de nieuwste generatie Atoms qua snelheid en energiezuinigheid # 2 / 2015
minstens op het niveau van de state-ofthe-art ARM-processors gebracht. Hoewel een één-op-één vergelijking lastig is, kun je vermoedelijk zelfs stellen dat Intel haar nieuwe concurrent op dit vlak voorbij is gestreefd. Het R&D budget van 3 miljard dollar per kwartaal levert resultaat op, blijkt maar weer. Met de verbeteringen aan Atom is er voor Microsoft weinig reden meer om ARM te ondersteunen, want ook Intel maakt nu chips om flinterdunne, superzuinige en toch rappe tablets te maken, inclusief de voor Windows zo belangrijke x86-compatibiliteit. En zo is de nieuwe Surface 3 gebaseerd op de nieuwste generatie Atom. Microsofts investering in de ARM-versie van Windows is niet geheel verloren: het concern heeft al aangekondigd een ‘embedded’ versie van Windows 10 voor ARM aan te blijven bieden, en ook voor de nieuwe Raspberry Pi 2 zal een Windows 10-versie beschikbaar komen. Via dit extreem goedkope platform kan het wellicht een nieuwe markt van gebruikers aanboren én de tot dusver afwachtende developers overhalen om eindelijk die Windows Store eens te gaan vullen. Alleen voor iedereen die een Surface 1 of 2 met Windows RT heeft gekocht is dit hele verhaal zuur. Microsoft heeft al aangegeven dat deze apparaten geen upgrade naar Windows 10 krijgen en bij uitblijven van apps zijn de apparaten eigenlijk zinloos. Intel is gedwongen om Atom zuiniger en beter te maken, maar over de rug van mensen die eigenlijk een paar honderd euro over de balk hebben gegooid. Aan de andere kant, heel veel mensen zijn dat ook niet geweest: het is nu eenmaal het lot van de early adopter hardwareliefhebber om eenzaam voorop te lopen, en soms een miskoop te doen.
# 2 / 2014
83
83
84
# 2 / 2015