de Onze-Lieve-Vrouw Sint-Pieterskerk, Gent

Page 1

o z e e k b

ou

n ze - L i e O r V e v e d

w

Si n t - Piet e

Harko Vande Loock Gent 2012

er

r s ke r

k

e

s v d o i G or d



Geachte bezoeker, wees welkom in de Onze-Lieve-Vrouw Sint-Pieterskerk. De Kerkraad wil u deze Gids aanbieden als een betrouwbaar historisch-cultureel document. De tekst is geschreven door onze kerkbediende, van opleiding historicus, de heer Harko Vande Loock. De inhoud is mede ondersteund door alle leden van de kerkfabriek. Wij willen u hierbij ook expliciet zeggen dat deze kerk in allereerste plaats een religieus-spiritueel centrum wil zijn; zoals het dit reeds vele eeuwen is geweest, als Benedictijnerabdij. Daarnaast is deze kerk ook een centrum van kunst en cultuur. Wij nodigen u uit, als bezoeker, om hier en nu te genieten van schoonheid, rust en bezinning. Moge dit historisch artistiek kader daartoe bijdragen. 25 december 2012 namens de Kerkraad, E.H. Kanunnik D. De Backer Pastoor

leden: De heren L. Ascoop, R. Delobelle, Th. Eeckhout, J. Vanderbeken.

E. Rohaert voorzitter


Inleiding Deze ‘kleine gids’ wil dienen als eerste, of een wat nadere, kennismaking. We doorlopen de geschiedenis van deze kerk, van abdijkerk tot parochiekerk. De geschiedenis van de Sint-Pieterskerk is nauw vervlochten met de Sint-Pietersabdij. Het spreekt dan ook voor zich dat we daar de nodige aandacht aan besteden. Daarna het gebouw zelf, een barokke parel. Zoals het een gids betaamt neemt deze brochure u op sleeptouw doorheen de kerk, we bekijken de schilderijen en de beelden van dichterbij. Om deze brochure toegankelijk te houden hebben we hier geen uitgebreid kritisch notenapparaat opgenomen, ook vakterminologie wordt zo veel mogelijk uit de weg gegaan. Zijn er zaken onduidelijk of heeft u vragen, opmerkingen of correcties, aarzel niet ons te contacteren.

De Sint-Pietersabdij op de Blandijnberg De Sint-Pieterskerk is een zeventiende eeuws bouwwerk, toch bevinden we ons in een van de oudste sites van de stad. Het Frankische Rijk, onder de Merovingische koningen, was door de bekering van Clovis overgegaan tot het Katholieke geloof. De bevolking moest echter nog overtuigd worden. Missionarissen werden naar de verschillende gebieden uitgestuurd om, onder koninklijke bescherming, de ‘heidenen’ te bekeren. Voor de Scheldevallei was dit Amandus. Deze missiebisschop komt omstreeks 630 aan in het gebied aan de samenvloeiing van Leie en Schelde, Ganda. Aan die samenvloeiing was er een bewoningskern. Omdat de toenmalige ‘Gentenaars’ hem niet zo graag zagen komen vestigde hij zich op de Blandijnberg. Deze zandrug was hem geschonken door de Frankische koning Dagobert I. Nadien ontstond er ook in Ganda een kloostergemeenschap rond de door Amandus gestichte kerk, de latere Sint-Baafsabdij. In het midden van de zevende eeuw ontstond dus op de Blandijnberg de Abdij van Sint-Petrus en Sint-Paulus. De mannen en vrouwen die er woonden volgden de gemengde regel. Pas in de loop van de achtste eeuw werd de abdij een mannenklooster. De Frankische dynastie van de Karolingers zorgde er voor dat de abdij hervormd werd. De Gentse abdij verkreeg de ‘immuniteit’, waardoor het als ‘koninklijk klooster’ werd erkend. In die periode werden de monniken vervangen door kanunniken, die de regel volgden van Sint-Augustinus. De Ganda-abdij, die een groot succes kende, vooral door de verheffing van de relikwieën van de Heilige Bavo, werd het zwaarst getroffen door plunderingen van de Noormannen en de daarop volgende strijd. De beide abdijen werden rond 880 ontruimd. Terwijl Sint-Pieters zich vrij vlug herstelde, zou het nog tot de jaren 930 duren vooraleer de gemeenschap van Sint-Baafs terugkeerden uit het Noord-Franse Laon. De Sint-Pietersabdij was daardoor de enige Gentse abdij en ontwikkelde zich tot een van de belangrijkste religieuze instellingen in onze gewesten. De grote bloei van de abdij kwam er onder de eerste graven van Vlaanderen. Gent, en de Sint-Pietersabdij, lag op de rijksgrens, na de verdeling van het Karolingische rijk in 843, en was dus van strategisch belang. Boudewijn I beschouwde de abdij als geestelijk centrum van zijn graafschap. Hij liet het lichaam van de heilige Amelberga uit Temse overbrengen. Onder impuls van graaf Arnulf I werd de Sint-Pietersabdij in 941 een Benedictijnenabdij, onder leiding van de Lotharingse kloosterhervormer Gerard de Brogne. De abdij werd ook dé grafelijke begraafplaats. In of aan de kerk werden begraven: graaf Boudewijn I, Judith, dochter van de West-Frankische koning, graaf Boudewijn II (918) en zijn gemalin Elftrudis (929), graaf Arnulf I (965), zijn vrouw Adela (960) en hun dochter Lutgarde (962), gravin Mathilde van Saksen, graaf Arnulf II (988) en Susanna (1003), Boudewijn IV (1035) en zijn vrouw Odgiva (1030). Ook andere leden van de grafelijke familie en de lokale aristocratie vonden op abdijgrond een laatste rustplaats. De Sint-Pietersabdij bleef sterke banden behouden met de wereldlijke overheden. Nieuwe heersers moesten, voor zij aanvaard werden als Graven van Vlaanderen tijdens hun Blijde Inkomst in de Stad, in de abdij een eed zweren aan de abt, die hen dan het zwaard overhandigde, als symbool van hun macht. Dit gebruik bleef van kracht tot de Franse Revolutie. De abdij kende een bewogen geschiedenis tijdens de middeleeuwen, met ongekende bloei door grote uitbreidingen van het grondbezit en verval door politieke strubbelingen, economische crisissen en wanbeheer.


De zestiende eeuw was de tijd van de godsdiensttroebelen. Grote groepen van de bevolking keerden zich af van de Katholieke Kerk en het centraal gezag waarmee de Kerk innig verbonden was. In 1566 sloeg de beeldenstorm toe. Wat toen gespaard bleef of intussen hersteld was, werd grondig vernield in 1578. Op 2 februari 1578 werd de Sint-Pietersabdij bezet door het Calvinistisch stadsbestuur. Na de val van de Gentse Republiek in september 1584 werd de Abdij terug in gebruik genomen en kreeg ze al haar bezittingen terug. Maar het herstel verliep uiterst moeizaam, de abdij bleef lange tijd kampen met financiële problemen en interne conflicten.

Het Sint-Pietersdorp met Twee Kerken Rondom de abdij ontwikkelde zich een hele nederzettingskern. In het noorden werd het dorp begrensd door de Ketelvest, een in 1100 gegraven stadsgracht, die de grens vormde met de Stad Gent. Grensstenen duidden daar de limiet aan tussen de jurisdicties van het Schependom van de Stad en die van het Sint-Pietersdorp. In 1254 werd de abdij mee opgenomen binnen de nieuwe stadsvesten. De Citadellaan en de Kerckhovelaan geven nu nog het tracé weer van de stadsgracht die toen gegraven werd. In het begin van de 14e eeuw kreeg de stad aan haar zuidwestelijke grens nog twee versterkte poorten, de Heuverpoort en de Kortrijkse Poort. Het omvangrijke gebied buiten de vesten dat deel bleef uitmaken van het Sint-Pietersdorp werd Sint-Pietersbuiten genoemd.De Heerlijkheid van SintPieters had alles wat een zelfstandig ‘dorp’ nodig had, een eigen schepenbank, een eigen gerecht, een eigen galg, een eigen rederijkerskamer, en een eigen kerk. Net buiten de abdijmuren was een parochiekerk opgetrokken, opgedragen aan Onze-Lieve-Vrouw. Wanneer de kerk werd opgericht is niet bekend, in elk geval voor 1040. De kerk fungeerde als ‘moederkerk’ voor de meeste kerken in het centrum van de stad. Het grootse bouwwerk was opgetrokken in romaans-gotische stijl en had een aanpalend kerkhof. Verschillende gilden hadden er een altaar. In de kerk bestond een bijzonder devotie voor Onze-Lieve-Vrouw-TerRive. Deze cultus ontstond in de vroege 12de eeuw. De Onze-Lieve-Vrouwkerk bezat een reliekschrijn (of ‘fiertel’) met een stuk mantel van Onze-Lieve-Vrouw. Het Onze-Lieve-Vrouwbeeld dat uitgestald stond bij die reliek had de naam miraculeus te zijn. In onze kerk, in de Mariakapel, staat een collectie van vijf devotieschilderijen. Deze vertellen het verhaal van een reeks mirakels die Onze-Lieve-Vrouw verrichte in de parochiekerk.

Een nieuwe abdijkerk De Sint-Pietersabdij kwam opnieuw tot bloei tijdens de Contrareformatie en werd een luisterrijk centrum in het zeventiende en achttiende eeuwse Gent. Om de luister van de abdij in de verf te zetten werd een nieuwe kerk opgetrokken. De Sint-Pieterskerk werd in de 17de eeuw gebouwd naar een ontwerp van Pieter Huyssens. Pieter Huyssens (1577 – 1637) was jezuïeten-broeder en architect van de Jezuïetenkerk van Maastricht, de Carolus-Borromeuskerk te Antwerpen, kerken in Namen en Brugge, het paleis van Albert en Isabella te Brussel en het Bisschoppelijke Seminarie te Gent. Huyssens liet zich voor de nieuwe kerk inspireren op Romeinse voorbeelden, vooral de Jesukerk en de Sint-Pietersbasiliek. De abdij wou zich op die manier ook visueel inschakelen in de contrareformatie en de hervormingen van het Concilie van Trente. In 1627 begon men te werken aan de nieuwe abdijkerk. Op 14 april 1629 kwam Mgr. Triest naar de Sint-Pietersabdij voor de Eerste Steenlegging.


Antonius Sanderus (1586 – 1664) was kanunnik te Ieper en auteur van Flandria Illustrata. Hij maakte deze prent van de abdij. We zien de Barokke abdijkerk pronken, al was hij op het moment waarop deze publicatie verscheen nog in volle opbouw. Als goede vriend van de abdij kon hij de plannen inkijken.

De rijkdom, de pracht en praal van de abdij was alom bekend. De feesten georganiseerd door de abten waren zelfs ronduit berucht. Maar de abten legden ook een imposante kunstcollectie aan, waarvan we nu de restanten kunnen bewonderen in onze kerk.

De Franse Revolutie: van kazerne tot museum Aan al die 18de eeuwse luister en pracht kwam een einde met de annexatie van onze gewesten door het revolutionaire Frankrijk. Op 1 november 1796 werd de Sint-Pietersabdij afgeschaft en alle bezittingen werden geconfisqueerd. De gebouwen van de abdij zelf werden, na veel getouwtrek, opgevorderd door het leger. Een deel van de gebouwen, zoals de Prelaatsresidentie, werden in 1811 afgebroken, om plaats te maken voor een Oefenplein. De Onze-Lieve-Vrouwkerk, parochiekerk van het Sint-Pietersdorp, werd openbaar verkocht en afgebroken. Een van de oudste kerken van de stad werd als bouwmateriaal verkocht. De monniken van de abdij werden verspreid, de meesten gingen zich elders ten lande inzetten als parochiepriester, in de hoop ooit te kunnen terugkeren naar ‘hun’ abdij. Een groot deel van de kunstschatten van de abdij en -kerk werden door de monniken in ‘veiligheid’ gebracht. Een deel belande uiteindelijk bij het Bisdom, een deel blijft tot op heden vermist. Voor en naast de kerk lag nu een braakliggend, afhellend terrein, van niet minder dan 435 meter lengte bij een breedte die varieerde van 90 tot 200 meter. In 1847 werd besloten om het terrein om te vormen tot een volwaardig plein. Toenmalig stadsarchitect Charles Le Clerc-Restiaux ontwierp een eenvormig Sint-Pietersplein en het iets hoger gelegen, eenvormig, Sint-Amandsplein.


De Sint-Pieterskerk zelf werd in gebruik genomen als Museum voor Schone Kunsten, Departement Schilderijen. De Franse regering wou alle kunstwerken uit de afgeschafte kloosters, abdijen, kerken en paleizen verzamelen in een groot nationaal museum. In september 1801 werd beslist om de werken regionaal samen te brengen in departementale musea. In eerste instantie was de afdeling Schilderijen van het Museum voor Schone Kunsten in het Departement van de Schelde dus de voormalige Sint-Pieterskerk. In 1810 verhuisde dit museum naar een andere locatie, dus kon de volledige kerk terug gebruikt worden voor de eredienst. Nogal wat schilderijen bleven toen in de kerk hangen. Terwijl andere, die oorspronkelijk in de kerk hingen, mee verhuisden met het Museum. De voormalige abdij werd kazerne, een toestand die duurde tot 1950. Toen werd de voormalige abdij grondig gerestaureerd en in gebruik genomen door verschillende stadsdiensten. De site huisvest vandaag een aantal stedelijke diensten, een brasserie en een cafĂŠ, Historische Huizen Gent, de Wereld van Kina, poppentheater Magie, de Gentse Sosseteit en de Vrijzinnige verenigingen.

De Onze-Lieve-Vrouw-Sint-Pieterskerk In 1810 werd de parochie Onze-Lieve-Vrouw-Sint-Pieters opgericht. De voormalige abdijkerk kreeg er dus de patroonheilige van de voormalige parochiekerk bij. Tussen 1860 en 1894 werden enkele grondige verbouwingen aangebracht in de kerk. Het voormalige monnikenkoor werd opengesteld, de scheidingsmuur tussen koor en ommegang en de marmeren portalen in de kerk werden afgebroken. Stadsarchitect Louis Roelandt ontwierp een majestueus portaal aan de westelijke voorgevel van de kerk. Hij maakte daarbij gebruik van heel wat elementen uit de oude portalen in de kerk zelf. Pieter Van Peteghem ontwierp en bouwde een monumentaal orgel. In 1921 kreeg de benedenkerk een nieuwe vloer en een nieuw, neobarok, hoogaltaar.


Na deze korte historische schets gaan we op bezoek in het gebouw, we bezoeken eerst de benedenkerk, we beginnen aan de noordzijde en gaan dan rond. Daarna gaan we langs de noord kant door de kooromgang, langs de Mariakapel en de Schatkamer, terug naar de Westen langs de zuidkant, om tenslotte te eindigen bij de binnenschip van de kerk en het monumentale hoogaltaar.

Het Kerkgebouw Het grondplan van de kerk bestaat uit twee delen. Je komt de kerk binnen aan de westkant, met een rijkelijk versierd portaal met doksaal. De benedenkerk, aan de westkant, wordt gevormd door een Grieks kruis in een vierkant, dat door middel van vier vieringspijlers met versierde pendatieven, overgaat in een koepel. Het koor van de kerk bestaat uit drie traveĂŤen die uitloopt in een verhoogd hoogkoor bestaande uit een travee en een half-cirkelvormige absis. Rond het koor ligt de kooromgang. Aan de Oostzijde van de kerk, in het verlengde van het koor bevind zich de Mariakapel, met in het noorden de sacristie en in het zuiden de tweede sacristie, die is ingericht als tentoonstellingsruimte. Net voor de Mariakapel rijst de campanille-toren op.

Voorgevel De westgevel van de kerk fungeert als monumentale voorgevel. Met zijn 35 op 21 meter, zijn sobere uiterlijk en enkele versieringen bepaald hij het zicht van het Sint-Pietersplein. Voor deze gevel, met haar prachtige rocaillemotieven, enkele engelenkoppen en geprofileerde lijsten tekende beeldhouwer Jan-Baptist Cockx. In cartouches, met bladmotief en een engelenkop, staat de aanduiding ‘Anno 1719’, de afwerking van de westgevel. De voorgevel van de kerk wordt bekroond met een fronton, met daarop beeldhouwwerk van Jean-Baptist Delsaert. Op de fronton zien we het wapenschild van de abdij (de drie sleutels). Daarrond staan de allegorische voorstellingen van de Hoop (met het anker) en de Liefde. De drie nissen waren voorzien voor beelden van de heilige Paulus, Benedictus en Petrus. Sinds 2004 bevindt zich in de centrale nis een beeld van Sint-Petrus door de beeldhouwer L. Van den Volder. Rondom het portaal van de kerk zien we een hele reeks versierselen, bladmotieven, bloemen, engelen en enkele kraanvogels. Deze vogels waren het symbool van de Heerlijkheid van Sint-Pieters, de feodale rechten die de abdij had over haar bezittingen.


Benedenkerk Het voorportaal van de kerk is in de negentiende eeuw verbouwd door stadsarchitect Louis Roelandt, de ontwerper van onder andere het voormalige Justitiepaleis, de Opera en de Sint-Annakerk. Voor het portaal maakte hij gebruik van enkele elementen van de binnenportalen. Boven de zijdeuren zien we de marmeren medaillons van Onze-Lieve-Heer en Onze-Lieve-Vrouw van de 18de eeuwse beeldhouwer Pieter Colman. Boven het portaal torent het monumentale orgel. Het instrument werd ontworpen en gebouwd door Pieter Van Peteghem, in een houten orgelkast ontworpen door Louis Roelandt. Bij het binnenkomen van de kerk zien we een maquette van de kerk en de abdij, gemaakt bij de start van de grote restauratiewerken in het begin van de jaren ‘80 van vorige eeuw en toont wat er nog overblijft van het abdijcomplex. Het eerste schilderij is van Nicolaas de Liemaekere, De Aanbidding van de Herders. De Liemaekere werd in 1600 geboren in Gent en krijg zijn opleiding bij de Antwerpse schilder Hendrik van Balen. Vanaf 1624 staat hij ingeschreven als professioneel schilder in Gent. Hij werkte heel zijn carrière in de stijl van Rubens. Hij stierf in 1646.Onze-Lieve-Vrouw en Sint-Jozef worden gestileerd weergeven, maar de herders die de Christus komen aanbidden worden zeer levendig en menselijk afgebeeld, met sprekende, levende gelaten, echte ‘boerenkoppen’, een oudere man met weinig tanden, een mollige vrouw, kindjes en een hele beestenboel, kippen in een mand, de nodige schapen en herdershonden. Een van de herders heeft een haan en een haas gevangen, die aan zijn riem bengelen. Een zeer levendige voorstelling, die voor de toeschouwer heel herkenbaar moet zijn geweest. Daarnaast Het Dispuut van Franciscus Xaverius. Franciscus Xaverius was een zeer populaire heilige en missionaris. Hij werd door zijn Jezuïetenorde sterk gepromoot. Erasmus Quellinus schilderde voor Ieperse jezuïeten een classicistisch kader, met de Japanse keizer voorgesteld als een Europese vorst, mét de obligatoire dwerg en aapje. Dit schilderij werd door Philippus Spruyt, gerenommeerd kunstkenner en schilder, aangepast tot een voorstelling van de Bekering van de Koning van Schotland. Het Monument voor de Gesneuvelden, een ontwerp van René De Cramer. Het marmeren monument uit 1921 toont de namen van de gesneuvelden uit deze parochie op een zwarte achtergrond, bekroont met geometrische figuren, krullen en dierenkoppen. Bovenaan in de kransen zien we de wapens van de abdij en de Gentse en Belgische leeuwen. De Gekruisigde Christus in zwart marmer is van de hand van de Gentse beeldhouwer Oscar Sinia (1877 – 1956). De bekering van de Volkeren door Franciscus-Xaverius door Nikolaas de Liemaeckere, was rond 1640 besteld voor de Jezuïetenkerk van Ieper. Na de afschaffing van de orde werd ook dit werk door de abt aangekocht. Maar voor het werd opgehangen in de kerk moest Philippe Spruyt enkele ‘retouches’ aanbrengen, zodat een benedictijner-missionaris de Engelsen kon bekeren. Op het schilderij zien we de heilige missionaris die ‘de heidenen’ binnenleid in Gods’ tempel. De rij heidenen bied een bonte verzameling van ‘de volkeren’, we zien Aziaten, indianen, Afrikanen, Mongolen, allen herkenbaar aan hun, gedetailleerd weergegeven klederdracht. Boven het tafereel vliegen putti, waaronder een die de lauwerkrans op het hoofd van de missionaris legt. Op de rechter-achtergrond zien we een heidense tempel die wordt afgebroken. Daarnaast staat een gipsen, levendig beschilderd, beeld van de Piëta, Onze-Lieve-Vrouw, in tranen, met het levenloze lichaam van haar Zoon op haar schoot. Het beeld werd kort na de Eerste wereldoorlog voor onze kerk besteld, ter nagedachtenis van de gesneuvelden. De boven- en benedenkerk waren gescheiden door grote, marmeren portalen. De poorten werden verwijderd, maar de marmeren portalen blijven behouden. Een groots fronton rust op zuilen, met ionisch kapiteel. Boven het binnenportaal naar de kooromgang zien we een schilderij van Gerard Seghers, Sint-Lieven geneest een stervende vrouw. Gerard Seghers (1591 – 1651) was een zeer getalenteerde schilder uit de vroege barok. Reeds op 17-jarige leeftijd vestigde hij zich als meester in het Antwerpse schildersgilde. Hij schilderde in de stijl van de Italiaanse schilder Caravaggio.


Aan het einde van de jaren 1620 echter richt hij tot de commercieel veel interessantere stijl van Rubens. Hij is vooral bekend voor zijn historiestukken en portretten en overleed in 1651. In onze kerk hangen vier schilderijen van deze meester, twee met episoden uit het leven van de heilige Livinus. In dit schilderij zijn we Sint-Lieven, in bisschoppelijke gewaden, bijgestaan door diakens, een stervende vrouw zegenend en daarna haar genezend. De figuren, die het tafereel vol verbazing gadeslaan, zijn 17de eeuws gekleed. Centraal in het Griekse kruis van de benedenkerk rijst de 57 meter hoge koepel op, bestaande uit een trommel met daarboven een lantaarn. In de hoeken van de koepel zien we pendatieven, versierd met wolken en engelenkoppen, en de vier evangelisten. We zien Lucas, met de os, penhouder en inktkoker in de hand; Johannes, met pen in de hand en de arend met in zijn klauwen een penhouder en inktkoker; Mattheus, met hellebaard en engel, met op zijn knie zijn evangelieboek en tenslotte Marcus, met diens gevleugelde leeuw, schrijvende in zijn boek. De stenen beelden zijn van de hand van Jan Boeksent (1660 – 1727), Pieter De Sutter (1647 – 1723) en Pieter Antoon Verschaffelt (1710 – 1793). Aan de noordkant van de koepel zien we een model van deze koepel en de ontwerpen in hout voor de pendatieven. Deze maquettes, in kerselaar, door Jan Boecksent, zijn licht verschillend van de uiteindelijk uitgevoerde pendatieven. De benedenkerk kreeg in 1920 een nieuwe vloer. De vloer werd ontworpen door Valentijn Vaerewijck en uitgevoerd door de firma De Jaiffe. In het midden, onder de koepel, zit een grote ster, met in het midden een koperen gedenksteen met het opschrift ‘1921’. In de hoek aan de trappen ligt een andere gedenksteen uit 1920 met de namen van de leden van de toenmalige kerkfabriek en de ontwerper. Aan de zuidkant van de koepel zien we de vroeg-negentiende eeuwse preekstoel in Empire-stijl. De preekstoel heeft vier grisailles, vooraan de Kruisverheffing, achteraan de Tenhemelopneming van Onze-Lieve-Vrouw en aan de zijkanten Sint-Paulus en Sint-Petrus.

10


Ten westen van de koepel hangt op de zuil een schilderij van Jan van Cleef, De Kruishanging. van Cleef werd in 1646 in Venlo geboren maar volgde zijn opleiding bij Lodewijk Primo en Gaspar de Crayer. In 1664 vestigde hij zich in Gent, waar hij bleef tot zijn overlijden in 1716. In de tussentijd werkte hij ook nog in Antwerpen en in Versailles bij Louis XIV. Dit donkere schilderij, donker door zijn thema, maar ook donker door verkleuring, toont de kruisdood van Jezus. In een classicistische achtergrond, met een Latijns ogend Jeruzalem op de achtergrond, hangt de gekruisigde Christus tussen twee allegorische voorstellingen, aan de linkerzijde wordt een skelet neergeslagen door een aartsengel, aan de rechterzijde ondergaat de duivel hetzelfde lot. Door de dood van Christus op het Kruis wordt de dood en het kwade overwonnen, is de theologische boodschap die Van Cleef hier wil overbrengen. Daar tegenover, vinden we De Doornenkroning door Jan Janssens. Deze meester (1590 – 1650) verbleef als jonge schilder lange tijd in Rome en vestigde zich in 1621 officieel als schilder in Gent. Jan Janssens was de meest uitgesproken Caravaggionavolger in Gent. In mei 1627 schilderde hij in opdracht van de abt deze Doornenkroning, voor de dodenkapel van de abdij. De Doornenkroning was het favoriete onderwerp van deze maniëristische schilder.In deze voorstelling wordt Christus gemarteld en krijgt Hij de doornenkroon opgezet. De Christus zelf zit er gelaten bij, de twee figuren die Christus martelen worden neergezet met een sprekende grimas op het gelaat. De figuren staan in een opmerkelijk klassiek gebouw. Aan de zuid-west van de benedenkerk hangen een aantal zeer grote schilderijen. Het eerste is De Samaritaanse Vrouw. De refter van de Sint-Pietersabdij werd onder abt Standaert (1730 – 1759) opgeluisterd met tien schilderijen. Vijf ervan zijn er overgebleven, drie hangen in onze kerk. Het is niet bekend door wie ze gemaakt zijn maar het zijn allen grote landschappen met een klein tafereel dat telkens iets met eten of drinken te maken. Het eerste dat we hier zien is deze Samaritaanse Vrouw. In een uitgestrekt landschap zit Christus bij de waterput in gesprek met een vrouw. De figuren zijn klassiek aangekleed. Van Theodoor van Thulden hebben we een reeks van drie schilderijen hangen. Deze schilder uit Den Bosch (1606 – 1669) was opgeleid in Antwerpen en werkte in de stijl van Hendrick van Balen en Pieter Paul Rubens. In 1626 kreeg Rubens de opdracht om een tapijtreeks te ontwerpen rond het thema ‘De Triomf van de Eucharistie’. Hij schilderde deze ontwerpen op groot doek. De tapijten werden uiteindelijk geschonken door de aartshertogin aan het Madrileens klooster Descalzas Reales. De schilderijen werden opgehangen in het Paleis op de Coudenberg. Theodoor van Thulden maakte deze kopieën voor de Brusselse jezuïetenkerk. Na de opheffing van de orde in 1773 werden de kerken en gebouwen van de orde leeggemaakt en de kunstwerken openbaar verkocht. In 1777 werden ze door abt Sieger verworven. Het zijn echte contrareformatie-stukken, die nog volop de sfeer van triomf uitstralen, de overwinning van de kerk op de protestantse ‘dwaalleren’. De Triomf van De Waarheid de Katholieke Kerk afgebeeld als dienstmaagd, geleid naar de toekomst door de Tijd (afgebeeld als oude engel, met zeis van de dood in zijn hand). Boven haar hoofd, een aureool, met daarin het woord ‘Veritas’ (Waarheid). Ze wijst naar het banier boven haar hoofd met daarop de woorden ‘Dit is mijn lichaam’, een verwijzing naar de katholieke eucharistie. Aan de rechterkant buigen twee figuren voor de Kerk. De overige figuren zijn voormannen van de verschillende ‘dwaalleren’, die worden onderworpen. We herkennen Zwingli, Zwitsers hervormer (zijn aanhangers noemen zich anabaptisten, baptisten, memmonieten,...), Luther, Duits hervormer, Calvijn, Zwitsers hervormer en tenslotte Tanchelijn, de 12de eeuwse Zeeuws-Vlaams hervormer. Verder zien we nog twee vluchtende figuren, een moslim en een jood. De jood is afgebeeld volgens de antisemitische legende, met een dolk in de ene hand en een bloedende, doorboorde hostie in de andere. Onder de voeten van de Kerk zien we de Duivel afgebeeld, met grote ramshorens en meerdere tongen (al deze dwaalleren lijken wel verschillend, ze zijn afkomstig uit hetzelfde beest, is de les die hiermee gegeven wordt). Verder zien we nog duivels met grote horens en helleputten die open gaan. Op de voorgrond krijgen we tenslotte nog een allegorie binnen de allegorie, namelijk de katholieke leeuw, die liggend, maar woest kijkend, met één slag van zijn poot, de protestantse hond verslaat.

11


De Triomf van de Eucharistie Het meest uitbundige schilderij van de reeks toont de Kerk, afgebeeld als vrouw, zetelend in een praalwagen, de monstrans in de hand. De kerk wordt gekroond door een engel met de pauselijke tiara. Een hele stoet aan engelen begeleid de praalwagen. Een aartsengel gooit de verzamelde ondeugden onder de wielen van de wagen, de onwetendheid, de verblindheid, de nijd en de leugen worden verpletterd. De Triomf van het Christendom de Katholieke Kerk afgebeeld als vrouw, staande op een praalwagen, voortgetrokken door grote engelen en geduwd door putti. In haar hand heeft ze een ciborie met daarin een gezegende hostie. Boven het centrale tafereel zien we verschillende engelen vliegen, een eerste met een fakkel in haar hand (symbool voor de waarheid). De Kerk wenkt naar de stoet die haar volgt. We onderscheiden achtereenvolgens, een man met rode mantel, met een wetenschappelijk instrument in de ene hand en een dik boek onder de andere arm, symbool van de wetenschap, een oude man met groot voorhoofd en uitgesproken gefronste wenkbrauwen, symbool voor de filosofie en een vrouw, met ontbloot bovenlichaam, symbool voor de Natuur. Daarachter zien we verschillende volkeren. Kortom de gehele wereld, in al haar aspecten, volgt de Heilige Kerk. Onder een prachtig baldakijn staat het beeld van Onze-Lieve-Vrouw Ter Rive ter verering uitgestald. Het beeld zelf is een replica van het vroeg-15de eeuwse gotische albasten beeldje dat zich in de schatkamer bevind. Het beeld is aangekleed naar Spaans model, met in haar hand een zilveren scepter en een speer, waarmee ze de Slang verslaat, beiden uit de vroege 18de eeuw. Naast dit beeld zien we een een leeg graf. In onze Kerk bevind zich namelijk het lege grafmonument van Isabella van Oostenrijk, koningin van Denemarken.

Isabella van Oostenrijk, zus van Karel V, werd geboren in het Gentse Prinsenhof op 18 juli 1501. Op dertienjarige leeftijd werd ze uitgehuwelijkt aan Christiaan II, koning van Denemarken. Na een opstand in Denemarken in 1523 vluchtten zij en haar echtgenoot naar de Nederlanden. Ze had geen gemakkelijk leven, te jong getrouwd met een brute en overspelige echtgenoot, die ze verliet om te gaan wonen in het buitenverblijf van de abten van de Sint-Pietersabdij in Zwijnaarde. Daar overleed ze korte tijd later in 1526. Ze werd begraven in een marmeren praalgraf in het hoogkoor van de Sint-Pieterskerk. Het oorspronkelijke praalgraf 12


werd ontworpen door Jan ‘Mabuse’ Gossaert (1478 – 1532) en uitgevoerd door Jan de Smijtere en Jan de Heere. Haar zoon Jan, die kort nadien overleed werd in dit praalgraf bijgezet. Na de beeldenstorm werden ze overgebracht naar een roodmarmeren graftombe, die in de nieuwe kerk werd geplaatst op de huidige locatie. In 1883 werden hun overblijfselen overgebracht naar Denemarken, ze liggen nu, naast het graf van Christiaan II in de SintKnudskerk van Odense. Daar zien we ook een plaasteren, grijs geschilderd beeld, met daarbij een schild en twee kruisbogen. Dit is een beeld van Sint-Rochus, en werd hier geplaatst door de Sint-Rochusgilde. Deze kruisbooggilde, opgericht in 1820, vestigde zich in 1960 in een lokaal in de voormalige Sint-Pietersabdij. Boven het binnenportaal zien we, wederom, een voorstelling uit het leven van Sint-Livinus door Gerard Seghers. Op deze voorstelling drijft de Gentse heilige een duivel uit een bezeten vrouw die door twee mannen wordt vastgehouden. De demon vliegt uit de mond van de vrouw en de omstanders staren hem na. Rondom de benedenkerk staan in de pilaren meer dan levensgrote stenen beelden. Boven de voordeur van de kerk, in een nis in de muur, stond het beeld van Christus Koning. Dit beeld staat nu, sedert de bouw in de negentiende eeuw van het voorportaal, aan de zuidwest kant van de kerk. Christus staat daarmee ook fysiek aan het hoofd van de kerk, met in een grote cirkel daarom heen: de apostelen: Paulus, Petrus, Philippus, Simon, Thomas, Andreas, Bartholomeüs, Jacobus Major, Jacobus Minor, Johannes, Judas Thaddeus en Mattheus. Een laatste kring wordt gevormd door de Latijnse kerkvaders: Ambrosius, Augustinus, Gregorius en Hiëronymus. Deze meer dan levensgrote beelden, in Bentheimer steen, werden vervaardigd door Jan-Baptist Gillis en Lieven Helderbergh.

Bovenkerk Noordkant Boven het portaal zien een kopie van het schilderij de Lanssteek van Pieter Paul Rubens, in de twintigste eeuw gemaakt door August De Smet. Aan de zuidkant zien we een beeld van de Heilige Theresia. Een eenvoudig, beschilderd, gipsen beeld maar omringd door bloemen en kaarsenhouders, met in de offerblok een relikwie van de heilige. Boven de deur van het zijportaal zien we een langwerpig schilderij van Pieter Hals, een episode uit het leven van de Heilige Franciscus van Assisi. Hals is vooral ‘bekend’ door zijn naam, hij wordt vaak verward met de vader en de zoon van de barok-schilder Frans Hals, van wie hij, voor zover bekend, geen directe verwant is. In de jaren 1630 – 1640 was hij in Gent zeer actief als landschapsschilder. Voor de kerk van de minderbroeders, of Recoletten, maakte hij een reeks van, vermoedelijk, 14 schilderijen over het leven van Franciscus van Assisië. Vier ervan hangen in onze kerk. Deze schilderijen dienen gelezen te worden als een stripverhaal, de scènes volgen elkaar op. Het eerste tafereel toont de Bekoringen van Sint-Franciscus. In het midden zien we de heilige, in afzondering biddend bij het kruisbeeld. Aan de linkerkant wordt de heilige bezocht door de duivel, in vrouwengestalte, een verleiding die de heilige weet te doorstaan. In de rechter-achtergrond zien we de heilige die door de duivel op een hoge berg wordt geleid om hem daar te bekoren met aardse rijkdom en succes, maar net als de Christus in het bijbelverhaal, weet Franciscus de bekoring te weerstaan. Op de rechter-voorgrond zien we de heilige tenslotte die zojuist de stigmata heeft ontvangen, en die in zijn pijnen getroost wordt door een musicerende engel. Het volgende schilderij, de Heilige Paulus in gesprek met de Heilige Antonius, is er ook een uit de refter van de SintPietersabdij. Het is een zeer levendige voorstelling waarbij de Heilige Paulus van Thebe en Sint-Antonius de hele nacht hebben zitten praten en nu bij het ochtendgloren komt de raaf de heilige kluizenaars een volledig stuk brood brengen. Het landschap, onder een opkomende zon, doet traditioneel aan, een bosrijke, ietwat wilde en bergachtige omgeving, 13


met verschillende dorpjes (met kerktoren) op de achtergrond, het enige exotische element in deze voorstelling is de leeuw, een ‘attribuut’ van Sint-Antonius, op de achtergrond. Dan krijgen we opnieuw een episode uit het leven van de Heilige Franciscus van Assisi. In dit tafereel loopt de heilige met zijn discipelen over een uitgestrekt landschap. Rovers hebben zojuist een man berooft en half-ontkleed zwaargewond achtergelaten. De heilige ziet die arme daar liggen en gaat de confrontatie aan met een roverhoofdman. Uit de voormalige Baudelo-abdij stammen twee schilderijen door Pieter Norbert Van Reyschoot. Zij zijn ‘achtergebleven’ bij de verhuis van het Museum voor Schone Kunsten. We zien hier de Genezing van de Blindgeborene, een classicistische voorstelling vol symboliek. De Christusfiguur staat centraal, met een aantal leerlingen en de blindgeborene, deze laatste mét bedelnap en assistentiehondje aan een leiband. Uit het bos komen twee groepen figuren het mirakel gadeslaan, aan de ene kant vrouwen en kinderen, symbool van het wereldse, het aardse, het alledaagse, aan de andere kant drie mannen, keuvelend, discussiërend, symbool van de filosofie, door de rede zoekend naar God. Beide groepen komen uit het duister, naar het licht, door het mirakel. Op de achtergrond zien we een Romeins-ogend dorp, de figuren zijn allen ‘klassiek’ gekleed. Aan de rechterkant zien we een grootse voorstelling van de Emmaüsgangers. JanBaptist Simons was aangezocht om voor de refter van de Abdij passende taferelen te schilderen die opgehangen werden tussen de vensters. Van de hele reeks die hij maakte zijn er nog twee schilderijen terug te vinden in onze kerk. Het eerste is deze voorstelling van de apostelen, die onderweg naar Emmaüs de Verrezen Heer tegenkomen, die ze pas herkennen bij het breken van het brood. Het is deze scene die we hier te zien krijgen. Het schilderij de Heilige Antonius wordt gespijzigd is een volgend landschapsschilderij uit de refter van de abdij. De heilige kluizenaar wordt bezocht door lokale boeren die hem te eten brengen. De onbekende schilder brengt een zeer herkenbare voorstelling, traditioneel geklede boeren mét jachthond, een vijver met zwanen en een dorpje (mét kerktoren). Ook hier weer een exotisch element, op de linkerkant zit een papegaai in de bomen. De stichter van de Benedictijnerorde, Sint-Benedictus, heeft hier een rijkelijk altaar. Het uitgesproken Barok-altaar werd vervaardigd in 1667 door Octaaf Henry. Deze Antwerpse beeldhouwer maakte dit rijkelijke altaar vol typische barokelementen, met getorste zuilen en figuratieve kapitelen. Bovenaan prijkt, in een nis, het beeld van de Heilige Benedictus, geflankeerd door engelen op voluten. Aan beide zijden van het schilderij staan levensgrote engelen. In het midden hangt een schilderij van Gaspar de Craeyer, de Verzoening van Totila en Sint-Benedictus. Totila, koning van de Ostrogoten, stuurde, om Benedictus op de proef te stellen, zijn schildknaap, op listige wijze bekleed met zijn koninklijke gewaden, naar Benedictus. Maar de heilige ontmaskerde hem. Daarop ging Totila zich 14


verontschuldigen bij Benedictus, die hem gewillig ontving. Recht tegenover de eerste sacristie start de Kruisweg van René de Cramer. Bruno-René De Cramer, geboren in 1876 in Aalter, woonde, studeerde en werkte zijn hele verdere leven in Gent. Vanaf 1908 gaf hij teken- en sierkunsten aan de toenmalige Rijksuniversiteit en het Hoger Instituut Sint-Lukas. Hij overleed in 1951. Hij schilderde vooral religieuze onderwerpen, waaronder heel wat kruiswegen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog schilderde hij de Kruisweg voor deze kerk. Veertien staties in een stijl die vanaf de late negentiende eeuw onder Gentse katholieken heel populair was, een mengeling van oriëntalisme, realisme en symbolisme, een stijl sterk beïnvloed door de Duitse schilderschool van de Nazoreners, de katholieke variant van de, bekendere, Britse prerafaëlieten. Gerard Seghers schilderde de voorstelling van De Genezing van de Blindgeborene, boven de deur van de eerste sacristie. Net als de twee Livinus-schilderijen zijn ook deze schilderijen in de stijl van Rubens, maar met een aantal caravaggistische elementen. Het mirakel wordt gadegeslagen door omstanders in typisch zeventiende eeuwse klederdracht. De figuur met baard die het publiek aankijkt is Gerard Seghers zelve. Boven de tweede sacristie hangt van dezelfde meester, De Opwekking van Lazarus. In dit dynamische schilderij staat de Christus als voornaamste figuur in het midden, Zijn hand uitgestrekt naar zijn vriend die ontwaakt uit de dood. Door het licht-effect op een deel van het gezicht van de Christus, op diens hand en op het halfnaakte lichaam van Lazarus, is dit het meest caravaggistische werk van Seghers in deze kerk.

Mariakapel De Mariakapel is het oudste deel van de huidige kerk, tenminste de vorm, die we reeds terugvinden op deze locatie in de dertiende eeuw. De fundamenten van deze ruimte gaan dus ver in de tijd terug. Het portiekaltaar in late renaissancestijl is van de hand van Jacques Cockx. Bovenaan dit altaar prijkt, in een nis, het oudste voorwerp in onze kerk, een Onze-Lieve-Vrouwbeeld uit het midden van de 14de eeuw. Het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van de Blandijn is een in Gent vervaardigd marmeren beeld, in haar originele polychrome schildering. Onze-Lieve-Vrouw, gekroond, heeft een sluier-mantel aan en heeft haar Kind op haar linkerarm. In het altaar zit het grootse schilderij van Anton Van de Heuvel, De Instelling van de Rozenkrans. Van den Heuvel werd vermoedelijk in 1600 te Gent geboren en heeft, na zijn studies in Antwerpen en Rome, heel zijn leven in Gent gewerkt. In 1628 liet hij zich registreren als schilder. In 1677 overleed hij en werd in de Sint-Baafskathedraal begraven. Na een periode als caravaggist, profileerde hij zich in de – commercieel interessantere – stijl van Rubens en Van Dyck. In die stijl is ook deze voorstelling van Onze-Lieve-Vrouw met Kind die de Rozenkrans overhandigen aan Dominicaner monniken en zusters. We zien ook een kleinere voorstelling van Maria met Kind van een onbekende 18de eeuwse meester. Het grootse schilderij van Jan Van Cleef, Het Visioen van Joachim en Anna, is een voorstelling vol symboliek. Het oudere echtpaar Joachim en Anna, krijgen, wanneer Sint-Anna zwanger is van Onze-Lieve-Vrouw een visioen: een struik, met doornen, een voorafspiegeling van de Smarten die Onze-Lieve-Vrouw zal moeten ondergaan, groeit uit tot de Boom uit het Aards Paradijs, met de beruchte Appel, Onze-Lieve-Vrouw als de nieuwe Eva, een element uit het Boek Openbaringen, en is bekroond met Lelies, dé bloem van Maria. Boven de struik ontvouwt zich een heel spektakel, Onze-Lieve-Vrouw, staande op de maansikkel, wordt gekroond en opgenomen in de Hemel, in het gezelschap van de Heilige Drievuldigheid. We krijgen in dit ene schilderij een heel gamma aan Mariale dogma’s. Een opvallend wandtapijt van Onze-Lieve-Vrouw hangt hier in bruikleen van een private verzamelaar. Het is een Perzisch tapijt uit de achttiende eeuw, met in de rand Perzische verzen. Het landschap is klassiek Iraans, met koepelgebouwen op de achtergrond en een vijver met zwanen. Aan de ingang van de kapel hangen nog twee kleinere voorstellingen. Pieter Hals schilderde de kleine voorstelling van de Emmaüsgangers. De Christus is klassiek gekleed, een van de apostelen in typisch zeventiende eeuwse klederdracht, ook het landschap is zeer vertrouwd. 15


Een onbekende meester schilderde de voorstelling van het Visioen van Sint-Bernardus. In deze kapel hangt ook een reeks mirakelschilderijen. Deze schilderijen van een onbekende meester geven een bijzonder beeld van de cultus van Onze-Lieve-Vrouw in de parochiekerk. Het miraculeuze beeldje dat zich momenteel in de schatkamer bevind werd, zoals ook andere beelden tijdens de contrareformatie, in de vroege zeventiende eeuw het voorwerp van een intense verering. De mirakelen die aan de tussenkomst van Onze-Lieve-Vrouw ter Rive werden toegeschreven zijn door Abt Vrancx verzameld en beschreven in ‘De Wercken, De Mirakelen van de Moeder Gods Maria’. In de vier kleinere voorstellingen krijgen we een binnenzicht van de kapel van Onze-Lieve-Vrouw in de toenmalige parochiekerk. In de eerste voorstelling zien Driesken van Doorne, geboren met verlamde ledematen, die door zijn grootmoeder naar de kerk wordt gebracht, na het bidden blijkt het kind te kunnen lopen. Twee schepenen van het SintPietersdorp komen ter plaatse en zijn getuige van het mirakel. De tweede voorstelling toont de genezing van Hansken en zijn zus Jacquemyne Pluvier. Hansken, afgebeeld met ooglapje, had oogklachten en Jacquemijne had pijn in haar borstkas. Beiden worden genezen. Het derde schilderij toont de genezing van Martienken Veerman, zij had verzwakte benen en liep met krukken, na intens gebed werd zij genezen. In het schilderij zien we ook de kosteres van de kapel, met schaal voor de offeranden. De genezing van juffrouw Joosyne van Doorislaere wordt afgebeeld in het vierde schilderij. Deze begijn uit het SintElisabeth-Begijnhof werd genezen van een slepende ziekte. Tenslotte het grootste schilderij van de reeks, de Fiertelommegang op Onze-Lieve-Vrouw Ten Hemelopneming in 1604. Op het schilderij zien we de processie met de ‘rive’, het reliekschrijn van Onze-Lieve-Vrouw. In 1604 woedde er in het Sint-Pietersdorp een pestepidemie. Er was veel discussie over het al dan niet laten uitgaan van de jaarlijkse processie. De processie ging uit en volgde haar normale route, ondanks het grote besmettingsgevaar. Na de ommegang was er door de pest geen dode meer te betreuren. We krijgen een mooi beeld van de processie, vooraan lopen twee monniken, gevolgd door het Heilig Sacrament, gedragen door een hoge geestelijke, de abt of de bisschop van Gent, begeleid door de Schepenbank van het Sint-Pietersdorp, na hen volgt het miraculeuze beeld van Onze-Lieve-Vrouw, begeleid door het Broederschap, blootsvoets en in het wit. Hierna komen de gewone gelovigen. Op de achtergrond zien we de torens van (vrnl) de Sint-Niklaaskerk, het Belfort, de Kathedraal, Sint-Jacobs en tenslotte de Onze-Lieve-Vrouwkerk en de Sint-Pieterskerk. Van Pieter Thyssen hangt in deze kapel het schilderij de Heilige Christoffel. Sint-Christoffel, een reus, is groot en sterk en vooral trots. Hij toont zijn kunnen door reizigers op de schouders te nemen om hen naar de andere oever van de rivier te brengen. Een kluizenaar die in de buurt zijn kluis heeft probeerde de reus te bekeren, maar hij was verblind door zijn trots. Op een dag helpt hij een kind de rivier over te steken, maar het kind blijkt ongelofelijk zwaar te wegen, de reus rukt een boomstam uit om daarop te steunen en zo kan hij nog net de oever bereiken. Het blijkt het Kind Jezus zelf te zijn. Sint-Christoffel bekeert zich ter plekke. Pieter Thyssen schilderde het moment waarop Christoffel de overkant bereikt, met de kluizenaar op de achtergrond om met zijn lantaarn licht te brengen, het Kind Jezus heeft de wereldbol in zijn handen. Recht tegenover de ingang naar de Tweede Sacristie zien we in de muur een gedenksteen voor Ludovic Judocus Bauwens. In 1833 werd dit monument opgericht ter nagedachtenis van de overleden schatbewaarder van de kerk, voormalig directeur van de meisjesschool Crombeen en kolonel van het Vierde Legioen van de Burgerwacht, die zich o.a. verdienstelijk had gemaakt met het onderdrukken van een volksopstand in 1830.

Schatkamer In de hal naar de Schatkamer hangt een portret van Abt Gudwaldus Sieger. Hij was abt van de Sint-Pietersabdij van 1760 tot 1789 en notoir kunstverzamelaar. De tweede sacristie van de kerk is ingericht als permanente tentoonstellingsruimte. Hier staan de voornaamste religieuze 16


gebruiksvoorwerpen uit deze kerk opgesteld. Om er maar enkele te noemen: Wierookvat en scheepje vervaardigd door Johannes Smidts 1701 – 1750 Collectie 19de en 20ste eeuwse kelken 18de eeuwse processiestaf in zilver en mahonie. Kelk en pateen door Jacobus Schaufeler 1750-1790 Een midden 16de eeuwse zilveren ciborie Zilveren relikiekkruis uit 1613 van de hand van Ghyselbrech Van Campen Zilveren classicistische kelk uit 1714 door P.C. Van Der Stuyft Processiekruis door Marcus van Sychen uit 1688/1689 in verguld koper en zilver Reeks canonborden uit 1726 van Ludovicus Petrus Dellevaux Reeks 18de eeuwse reliekhouders. Drie zilveren collecteschalen, een uit 1774 door Johannes Baptist Paul, een uit 1733 en dan nog een begin 18de eeuwse door Joannes Smidts. Zilveren reliekhouder van Sint-Christophorus uit het begin van de 18de eeuw Stralenmonstrans uit 1705 in verguld zilver Reeks priestergewaden uit de vroege 18de eeuw en een reeks uit de late 16de eeuw Reeks verguld koperen processietoortsen van Joannes Smidts uit 1725-1735 De meeste van deze gebruiksvoorwerpen zijn oorspronkelijk afkomstig uit de voormalige parochiekerk. Een eenvoudig beeldje is echter het opmerkelijkste voorwerp. Het gaat om een albasten beeld met resten van polychrome schildering van Onze-Lieve-Vrouw met Kind uit de vroege 15de eeuw. In deze schatkamer staan ook twee schilderijen opgesteld. Ange de Baets schilderde in 1836 een binnenzicht van de kerk. De Baets werd in 1793 geboren in Evergem en ging studeren in de Gentse Academie voor Schone Kunsten, waar hij ook leraar tekenen en doorzichtkunde werd. Hij overleed in Gent in 1855.In dit schilderij zien we de kerk vanuit de voordeur, waar zich nu het portaal bevind. De binnenportalen, tussen de beneden- en bovenkerk, staan nog op het oorspronkelijke plaats. We krijgen een zeldzame blik in de kerk net voor de verbouwingen. Joseph Damien schilderde het grote drieluik De Intronisatie van Dom Celestin Lou. Dom Lou was een Chinees toppoliticus die na het overlijden van zijn vrouw in 1927 intrad in de abdij van Sint-Andries te Brugge. Dom Lou werd te Sjanghai geboren als Lou Tseng Tsiang op 12 juni 1871. Hij was diplomaat in de laatste jaren van het Chinese keizerrijk. In 1899 trouwde hij de Belgische Berthe Bovy. Na de uitroeping van de Republiek in 1911 werd hij minister. In 1914 zorgt hij er als premier voor dat Chinese genietroepen naar het front trekken van de Eerste Wereldoorlog. Wie in de Westhoek de oorlogsgraven goed bestudeerd ziet er regelmatig Chinese ‘technische adviseurs’ liggen. Als hoofd van de Chinese delegatie op het Congres van Versailles in 1918 hoopt hij voor China een beloning uit de brand te slepen voor haar participatie in de oorlogsgruwel. De conferentie wordt een zware teleurstelling, China wordt beloond noch gecompenseerd, Japan sleept zelfs een aantal concessies ten koste van China in de wacht. Lou Tseng Tsiang wordt gedwongen een stap opzij te zetten. Van 1923 tot 1926 werkt hij als gevolmachtigd gezant in Zwitserland. Na de dood van zijn vrouw in 1926 trekt hij zich geheel terug uit de diplomatie en vestigt zich in België, waar hij in 1927 intreedt in de Benedictijnerabdij van Sint-Andries bij Brugge. Om de missionering van China te promoten benoemde Paus Pius XII hem tot abt van de Sint-Pietersabdij. Tijdens de intronisatie-ceremonie kreeg hij een steen mee van de Sint-Pietersabdij met de opdracht om deze abdij in China te doen herrijzen. Die hoop bleef onvervuld, in 1946 was China in de naweeën van de Tweede Wereldoorlog: het verzet tegen de Japanse fascistische bezetter en tegen een eventuele hernieuwde Westerse overheersing leidde in 1949 tot de oprichting van de Volksrepubliek. Dom Lou stierf in januari van dat jaar in zijn abdij te Brugge. De Brusselse schilder Joseph Damien (1879 – 1973) maakte een groots schilderij van de intronisatie-ceremonie in de jaren 1953 – 1956. In 1974 werd het aangekocht door de Stad Gent. Sinds 2012 hangt het in onze kerk.

17


Bovenkerk Zuidkant De Zuidkant van de kerk wordt bekroond door het Sint-Petrus-altaar. De barokke altaartombe stamt uit het midden van de zeventiende eeuw is van de hand van Octaaf Herry. Jacobus Martens vernieuwde het altaar in de jaren 1774 – 1778. De marmeren beelden van de de Heilige Familie, met Joachim en het kindje Jezus en Anna met Maria zijn vermoedelijk afkomstig uit een andere kerk, ze werden, vermoedelijk, in de vroege negentiende eeuw hier opgesteld. Het SintPetrusaltaar werd in 1913 grondig herbouwd, het altaarschilderij moest plaats maken voor het beeld van het Heilig Hart. Helemaal bovenaan prijkt een marmeren beeld van God de Vader, met de armen open, in de wolken, met een stralenkrans boven Zijn hoofd. Naast het altaar zien we een grootse voorstelling van De Heilige Adrianus. De Heilige Adrianus was een Romeins officier, twee putti zetten hem de lauwerkrans op. Achter de heilige staat een zuil en aan zijn voet ligt het aambeeld en een leeuw, attributen als teken van zijn martelaarschap. Peter van Avont (1600 – 1652) schilderde De reidans der Engelen. Dit schilderij is een typisch voorbeeld van het werk van deze Mechelse schilder, hij was gespecialiseerd in dergelijke afbeeldingen van de Heilige Familie in het gezelschap van kleine engelenfiguren.

Aan de kant van het hoogkoor vinden we een tweede schilderij uit de refter van de voormalige abdij van de hand van Jan-Baptist Simons. Levensgrote Verkenners, uitgestuurd door Joshua, die beladen met een reusachtige druiventros en manden met vruchten van het land getuigen van de overvloed die hen wacht in het Heilig Land. Daarnaast een beeld van de Heilige Barbara, met een ciborie met Heilig Sacrament in haar hand, de ogen opgeslagen ten hemel, met, naast haar, haar attribuut, de toren. Aan de andere kant komen we aan bij een tweede grootse schilderij van Pieter Norbert Van Reyschoot, uit circa 1780, eveneens afkomstig uit de voormalige Baudeloo-abdij. Deze classicistische voorstelling geeft De Wonderbaarlijke Visvangst weer. In een mistig landschap, zien we de Christus, staande in een bootje, omringd door robuuste vissers die zware netten vol grote vissen binnen halen. Aan de oever van het meer zien we italianiserende, romantische ruïnes. Dan krijgen een kleinere voorstelling te zien, een Geseling van Christus, het betreft hier een schilderij uit de negentiende eeuw, in de stijl van Gerard Seghers. Vermoedelijk gaat het hier om een studie gemaakt tijdens de opleiding in een van de Gentse kunstacademies.

18


Een prachtig portaal in het midden van de kerk, het gaat hier om dé deur die door de monniken gebruikt werd om hun kerk te betreden. Om de dubbele deur de nodige luister te geven werd die omlijst met vijf putti, twee vogels en bloemmotieven. Naast de deur hangt een ander negentiende eeuws schilderij, een prachtige voorstelling van de Rust tijdens de Vlucht naar Egypte, in de volksmond Onze-Lieve-Vrouw met de Hoed genaamd. Het is vermoedelijk van de hand van FrançoisJoseph Navez (1787 – 1869), grootmeester van de Belgische neoclassicistische schilderkunst. Boven de biechtstoelen hangen twee schilderijen van Pieter Hals, met episodes uit het leven van de Heilige Franciscus. Het eerste schilderij toont een mirakel van de heilige Franciscus. In een wijds landschap krijgt de zwaar zieke heilige water aangeboden, dat hij veranderde in wijn. Het schilderij geeft enkele typische landelijke scènes weer, zo zien we een herder die op de achtergrond zijn koeien naar de weilanden leidt. Aan het ziekbed van de heilige krijgt hij gezelschap van een groep jagende edelmannen, met jachthonden (windhonden) en een valk. De edelmannen, een verwijzing naar het lyrische leven dat de heilige leidde voor zijn inkeer, staan in contrast met de attributen die opgesteld staan naast de liggende, lijdende, heilige, namelijk het kruis en een schedel. Het tweede schilderij is een zeer plastische voorstelling van de bekering van de wolven. De heilige, samen met een volgeling, wandelt, aan de rechterkant, door het platteland rond de stad Gubbio. Daar treffen ze een troep wolven aan, die een, expliciet weergegeven, slachtpartij hebben aangericht, een kudde schapen en de bijbehorende herders, werden de wolven verscheurd. Aan de linkerkant zien we de heilige die een ernstige preek geeft aan de leider van de wolven. In het midden zien we het resultaat van Franciscus’ wijze woorden, de wolven zien het kwade van hun daden in en de wolvenleider zit braaf bij de heilige, die hem liefdevol aait. Boven het marmeren binnenportaal vinden we het schilderij De Bevrijding van Sint-Petrus, vermoedelijk van de hand van Jan Janssens. Deze carravagistische voorstelling hing oorspronkelijk in het Sint-Petrus-altaar, het huidige Heilig Hartaltaar.

Bovenkerk, middenbeuk Nu bevinden wij ons in het voormalige priesterkoor van de abdijkerk. Zoals hoger vermeld was dit koor vroeger afgesloten met portalen en muren. Lange koorbanken stonden tegen deze muren. Boven in de voormalige tribunenissen bevindt zich een reeks schilderijen door Jan van Doorselaer. Deze reeks episoden uit het leven van Sint-Petrus werd gemaakt in opdracht van Abt Standaert (1730 – 1759). We zien het Laatste Avondmaal en de Verrijzenis in het Hoogkoor met daarrond De Wonderbaarlijke Broodvermenigvuldiging, Het Gevonden Zilverstuk, De Genezing van de Lamme, De Opwekking van Tabita, De Herder van de Kudde, Petrus ontvangt de Sleutels, De Bekering van Cornelius, Petrus geneest de zieken, Dispuut tussen Petrus en Simon, de magiër en De Genezing van Aeneas. Op de pilaren zien we een reeks negentiende-eeuwse beelden, gemaakt door de Duitse firma Bayerische Kunstanstaltung. Deze neobarokke beeldenreeks in neobarok stijl, in beschilderd hout, stelt voor: de heilige Amandus en Benedictus, de heilige Petrus en Paulus en Onze-Lieve-Vrouw en Sint-Jozef. Aan de rechterkant van het koor staat een Italiaans renaissanceorgel. Deze replica van een orgel uit Lucca gebouwd door Caccioli in 1687, werd vervaardigd door Jan Boon.

Als we helemaal naar voren gaan, komen we aan het Hoogaltaar. Dit gedeelte van de kerk is momenteel het Koor van de kerk, de communiebank en de koorhekkens geven aan dat ‘gewone leken’ geen toegang hebben. De neobarokke 19


communiebank werd in de negentiende eeuw ontworpen. De koorhekkens werden in 1745 – 1749 gemaakt door het atelier van Joseph Maniette. Net achter de communiebank staan twee grote Reliekkasten. De vier beelden die het hoogaltaar omringen werden rond 1750 gemaakt door J. B. Gilles. Deze wit-marmeren beelden stellen de Kardinale Deugden voor: Justitia, de gerechtigheid, Prudentia, de voorzichtigheid, Fortitudo, de sterkte, en Temperantia, de gematigdheid. Elk van deze deugden heeft ook haar eigen aankleding en attributen. Het Hoogaltaar werd in 1921 gebouwd. Daarvoor stond er een eenvoudig altaar, witgeschilderd hout, ontworpen in 1839. Eerdere versies waren uitbundiger, het oorspronkelijke dateerde uit 1625 en werd in 1714 vervangen en wederom in 1751. Het huidige werd ontworpen door Valentijn Vaerwijck. Het neobarok hoogaltaar bestaat uit een wit-marmeren altaartombe en een zwart-marmeren bovendeel en tabernakel. Het tabernakel werd uitgevoerd door G. De Reuck. Het beeldhouwwerk is voor de rekening van Oscar Sinia, het bronswerk is van de hand van George Minne. Boven het altaar zweeft de koperen Godslamp uit de vroege 18de eeuw, versierd met zilveren bladmotieven en twee gevleugelde engelkoppen.

20


Meer weten? Deze korte introductie in de geschiedenis en de kunstcollectie van deze kerk wil geen eindpunt. Wij hopen dat deze lectuur de dorst naar kennis over deze barokke parel en de boeiende geschiedenis van de abdij heeft kunnen wekken. De Sint-Pietersabdij en de kerk kunnen rekenen op heel wat belangstelling van vorsers, historici, kunsthistorici en archeologen. Een volledig bibliografisch overzicht kunnen (en willen) we hier niet geven. We verwijzen naar de voornaamste en meest toegankelijke werken. HÊt standaardwerk over de Gentse Benedictijer abdijen verscheen in 1997 onder redactie van dr. Declercq, Ganda & Blandinium. De Gentse abdijen van Sint-Pieters en Sint-Baafs. Marie-Christine Laleman schreef, in 1992, in opdracht van de International Club of Flanders, het toegankelijke overzicht De Sint-Pietersabdij te Gent. Dertien eeuwen geschiedenis en cultuur. Over de geschiedenis van de abdij tot aan de Beeldenstorm schreef Elisabeth Dhaenens De Ring van Sint-Dunstan, Gent, 2004 De recentste resultaten van archeologisch onderzoek staan opgetekend in Onder het Sint-Pietersplein Gent – Van Hoogadellijke begraafplaats tot parking, Gent, 2010. Liefhebbers van de betere muziek, in een prachtig kader, kunnen terecht op de website stuurgroepvanpeteghem.be

Colofoon: Harko Vande Loock harkovdl@gmail.com Gent, 2012 Kerkfabriek Onze-Lieve-Vrouw Sint-Pieters Sint-Pietersplein 2 9000 Gent Afbeeldingen: Kupferstich Kabinett - Berlin, SAG, Parochiearchief, Thierry Eeckhout en de auteur Layout: Jolanda Vercruysse

21



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.