Pupil - Hoofdstuk 1 - Julie Kagawa

Page 1



JULIE KAGAWA

Pupil



ONE, WE RISE


EMBER ‘Ember, wanneer zijn je ouders overleden, en wat was de doodsoorzaak?’ Ik onderdrukte een kreun en rukte mijn blik los van het getinte glas van het autoraampje, waarachter het vrolijke zonnige stadje Crescent Beach zichtbaar was. De lucht in de zwarte sedan was koud en muf. Tot mijn ergernis had de chauffeur de portieren op het kinderslot gedaan, zodat ik het raampje niet omlaag kon draaien. We zaten al uren in de auto opgesloten, en ik kon niet wachten om deze rijdende gevangenis te verlaten en de zon in te gaan. Buiten stonden palmbomen langs de weg. Charmante villa’s werden afgewisseld door verweerde grijze kiosken waar eten, T-shirts, wax voor surfplanken en nog veel meer spullen werden verkocht. Aan de andere kant, achter een strook glinsterend wit zand, blonk de Stille Oceaan als een enorme turkooizen edelsteen, en verleidde me plagend met zijn schuimende golven en de talloze strandbezoekers die zich vermaakten in het glinsterende water. ‘Ember? Hoorde je me? Geef eens antwoord.’ Met een zucht leunde ik tegen het koude leer van de achterbank. ‘Joseph en Kate Hill zijn omgekomen bij een auto-ongeluk toen we zeven waren,’ dreunde ik op. Via de binnenspiegel zag ik de chauffeur met een uitdrukkingsloze blik naar me kijken. Naast hem bewoog het donkere hoofd van meneer Ramsey bevestigend op en neer.


6

julie kagawa

‘Ga verder.’ Ik schoof onrustig heen weer. ‘Ze hadden een musical bezocht op Broadway, West Side Story,’ vervolgde ik, ‘en op weg naar huis werden ze aangereden door een dronken bestuurder. Mijn broer en ik gingen bij onze grootouders wonen, totdat opa Bill longkanker kreeg en niet meer voor ons kon zorgen. Nu verhuizen we naar onze oom en tante in Crescent Beach.’ Opnieuw keek ik verlangend naar buiten, waar een stel mensen op surfplanken over de golven gleden. Mijn nieuwsgierigheid was meteen gewekt. Ik had nog nooit gesurft; dat kon niet in de droge woestijn waar ik vandaan kwam. Zo te zien was het bijna net zo leuk als vliegen, hoewel ik me nauwelijks kon voorstellen dat iets zo geweldig kon zijn als langs de hemel scheren, met de wind in je gezicht en onder je vleugels. Mensen boften maar, dacht ik, terwijl de auto sneller ging rijden en de surfers uit het zicht verdwenen. Ze hadden geen idee wat ze misten. ‘Goed zo.’ Meneer Ramsey klonk verstrooid. Hij zat ongetwijfeld op zijn tablet te turen, die hij altijd bij zich had, en door onze dossiers te scrollen. ‘Dante, wat is het werkelijke doel van jullie verblijf in Crescent Beach?’ Mijn tweelingbroer deed kalm zijn oordopjes uit en zette zijn iPhone op pauze. Hij bezat het griezelige vermogen om op te gaan in zijn muziek, en tegelijk alles in de gaten te houden wat er om hem heen gebeurde. Ik kon dat niet. Als ik ergens door werd afgeleid, moesten mijn leraren me een klap op mijn hoofd geven om mijn aandacht te trekken. ‘Observeren en zorgen dat we er-


pupil

7

bij gaan horen,’ verklaarde hij met zijn koele onbewogen stem. ‘Leren hoe we met mensen moeten omgaan, hoe we ons als mensen moeten gedrágen. Ons aanpassen aan hun sociale structuur en hun laten geloven dat we een van hen zijn.’ Ik rolde met mijn ogen. Dante ving mijn blik en haalde haast onmerkbaar zijn schouders op. Hij en ik waren geen echte tweeling, niet in de gebruikelijke zin van het woord. Tuurlijk, we waren even oud. Tuurlijk, we leken op elkaar; we hadden hetzelfde opvallende rode haar en dezelfde groene ogen. Maar we kwamen niet uit dezelfde baarmoeder. Eigenlijk kwamen we helemaal niet uit een baarmoeder. Dante en ik waren nestgenoten, wat evenzogoed erg ongebruikelijk was, omdat onze soort normaal gesproken niet meer dan één ei legt. Zelfs onder soortgenoten waren we dus vreemde vogels. Maar Dante en ik waren tegelijk uit het ei gekomen en samen grootgebracht, en iedereen beschouwde hem als mijn tweelingbroer en mijn enige vriend. ‘Mmm.’ Meneer Ramsey was er kennelijk gerust op dat we het verzonnen verhaal dat we tig keer uit ons hoofd hadden moeten leren niet waren vergeten. Hij richtte zijn aandacht weer op zijn tablet, en ik staarde weer uit het raam. De zee en de schitterende horizon verdwenen uit het zicht toen we de hoofdweg verlieten en een wijk met indrukwekkende wit met roze villa’s in reden, omringd door perfect onderhouden gazons en palmbomen. Sommige van de woningen waren echt enorm, en ik staarde er verwonderd naar. Zulke grote huizen had ik


8

julie kagawa

alleen maar op tv gezien, of in de documentaires die we jaren geleden van onze leraren moesten kijken, toen we begonnen met onze lessen over mensen. Waar ze woonden, wat ze deden, hun gedrag en hun families en hun taal – we hadden het allemaal bestudeerd. Nu zouden we in hun midden gaan wonen. Opwinding maakte zich van me meester, en ik werd nog ongeduldiger. Ik wilde eruit. Ik wilde de dingen achter het glas aanraken en voelen en zien, ze eindelijk ervaren. Tot dan toe had mijn wereld bestaan uit een ondergronds gebouwencomplex dat ik nooit verliet, gevolgd door een privéschool midden in de Great Basin, met mijn broer en de leraren als mijn enige gezelschap. Veilig, beschermd, ver bij nieuwsgierige mensenblikken vandaan… en waarschijnlijk de saaiste plek op aarde. Opnieuw bewoog ik onrustig op de achterbank, waarbij ik per ongeluk tegen de rugleuning van de stoel voor me stootte. ‘Ember,’ zei meneer Ramsey geïrriteerd, ‘zit stil.’ Met een chagrijnig gezicht leunde ik tegen de rugleuning en sloeg mijn armen over elkaar. Zit stil, doe rustig, houd je mond. De meest vertrouwde zinnetjes uit mijn leven. Ik was nooit goed geweest in lang achter elkaar stilzitten, hoewel mijn leraren hun uiterste best hadden gedaan om me wat geduld bij te brengen. Geduld, had de oersaaie meneer Smith me meer dan eens verteld, is een deugd die juist voor jouw soort van belang is. De beste plannen zijn nooit in één dag bedacht. Je hebt de luxe van tijd – tijd om na te denken, tijd om plannen te maken, tijd om alles te berekenen en vrucht te zien dragen. Talon heeft eeuwenlang overleefd en zal


pupil

9

dat blijven doen, omdat het de waarde van geduld kent. Waarom ben je dan toch zo ongedurig, drakenjong? Ik rolde met mijn ogen. Ik was ongedurig omdat ik maar zelden tijd voor mezelf had. Ik moest altijd stilzitten, luisteren, leren, zwijgen, terwijl ik wilde rennen, schreeuwen, springen, vliegen. Mijn hele leven draaide om regels: dit mag niet, dat kan niet, wees zo en zo laat op deze plek, doe precies wat je gezegd wordt. Het was erger geworden naarmate ik ouder werd. Werkelijk élk detail van mijn leven was voor me uitgedacht en voorgekauwd, tot ik op het punt van barsten stond. Het enige wat had voorkomen dat ik stapelgek werd, was het vooruitzicht van mijn zestiende verjaardag geweest. Op die dag zou ik mijn ‘schooltijd’ in dat geïsoleerde stuk niemandsland afsluiten, en, als ze vonden dat ik er klaar voor was, aan het volgende deel van mijn opleiding beginnen. Ik had er alles aan gedaan om er ‘klaar’ voor te zijn, en met succes, want kijk eens waar ik nu was. Observeer, pas je aan en word één van hen, dat was onze officiële missie; maar mij ging het er alleen om dat ik van school af kon en weg mocht uit Talon. Eindelijk zou ik de wereld te zien krijgen waar ik mijn hele leven over had geleerd. De sedan reed ten slotte een doodlopende straat in met kleinere maar niet minder stijlvolle villa’s, en kwam halverwege voor een oprit tot stilstand. Ik tuurde door het raampje en grijnsde van opwinding bij het zien van de plek die we voor onbepaalde tijd ons thuis zouden noemen. Het gebouw dat voor ons opdoemde lag aan een klein gazon met struiken en één enkele palmboom in


10

julie kagawa

een cirkel van siertegels. De muren waren vrolijk lichtgeel, de dakpannen dieprood. De bovenste verdieping had grote ramen die het middaglicht vingen, en de voordeur lag onder een poort, als de toegang tot een kasteel. Maar het mooiste was wel dat ik een stukje van de zilveren zee zag schitteren tussen de villa en het huis dat ernaast stond. Mijn hart maakte een sprongetje bij de gedachte dat we de zee in onze achtertuin zouden hebben. Het liefst zou ik het portier open rukken, uit de auto springen en door de zandduinen rennen tot ik bij de zee was. Meneer Ramsey, onze officiële begeleider van vandaag, draaide zich om en keek ons aan – mij in het bijzonder, alsof hij wist wat er in mijn hoofd omging. ‘Blijf zitten,’ droeg hij ons op. Tijdens het praten gingen zijn nogal grote neusgaten wijd open. ‘Ik ga jullie voogden vertellen dat jullie er zijn. Verroer je niet tot ik terug ben.’ Hij opende zijn portier, zodat er een korte verrukkelijke vlaag van warmte en zilte lucht naar binnen dreef, smeet het achter zich dicht en beende over het versleten tegelpad naar de villa. Ik trommelde ongeduldig met mijn vingers op de leren bekleding. ‘Wauw,’ bracht Dante uit. Hij tuurde over mijn schouder en rekte zijn hals om het hele huis te kunnen zien. Ik voelde zijn aanwezigheid achter me, zijn hand op mijn rug om zichzelf in evenwicht te houden. ‘Dus het is eindelijk zover,’ zei hij zacht. ‘Geen privéschool meer, niet meer elke dag om zes uur opstaan, niet meer gevangen zitten op een afgelegen plek.’


pupil

11

‘Geen lessen meer, geen studiezaal, geen maandelijkse evaluaties om te kijken of we al menselijk genoeg zijn.’ Ik grijnsde naar hem. De chauffeur hield ons in de gaten. Hij luisterde mee, maar dat kon me niets schelen. ‘Zestien jaar, en we beginnen eindelijk aan ons leven. We zijn eindelijk vrij.’ Mijn tweelingbroer grinnikte. ‘Zo ver zou ik niet willen gaan,’ mompelde hij, en hij trok zachtjes aan een lok van mijn korte rode haar. ‘Vergeet niet dat we hier zijn om een van hen te worden, om de mensen te bestuderen en onderdeel van de gemeenschap te worden. Dit is gewoon een nieuwe fase van onze opleiding. Aan het eind van de zomer beginnen we in het voorlaatste jaar van de middelbare school. Belangrijker, onze echte instructeurs zullen zich melden, en zij zullen besluiten welke plek we krijgen in de organisatie. Dit is op zijn hoogst een kort respijt, dus geniet ervan zolang het kan.’ Ik trok een gezicht. ‘Dat was ik wel van plan.’ Sterker, ik had me heilig voorgenomen ervan te genieten. Ik had genoeg van de regels en de afzondering. Ik had er genoeg van om alleen maar een toeschouwer te zijn in de wereld. Ik had genoeg van Talon en zijn eindeloze reeks voorschriften, wetten en verboden. Dat was nu afgelopen. Ik had de hele zomer, en ik had grote plannen, dingen die ik wilde doen voor de vakantie voorbij was en we weer in het systeem gedwongen zouden worden. Deze zomer zou ik volop gaan leven. Als ze me ooit uit die stomme auto zouden laten. De voordeur ging weer open, en meneer Ramsey wenkte ons. De chauffeur haalde de portieren echter


12

julie kagawa

niet van het kinderslot. In plaats daarvan stapte hij uit en opende ze zelf voor ons. Natuurlijk liet hij Dante er als eerste uit, en ik was bijna achter hem aan gekropen om de auto uit te kunnen. Tegen de tijd dat de chauffeur naar mijn kant was gelopen en éíndelijk het portier voor me opendeed, zat ik letterlijk te stuiteren van ongeduld. Toen mijn voeten de grond raakten, hief ik mijn armen boven mijn hoofd en rekte me gapend uit. Ik ademde de zondoorstoofde lucht in, liet mijn huid erdoor verwarmen. Ik vroeg me af wat meneer Ramsey en mijn toekomstige voogden ervan zouden zeggen als ik hen allemaal het nakijken gaf en zonder omkijken naar de zee zou hollen. ‘Ember! Dante!’ Meneer Ramsey wenkte ons vanuit de schaduw van de poort. Ik zuchtte en wilde mijn tassen uit de kofferbak halen, maar de chauffeur hield me tegen. ‘Ik breng uw bagage wel naar binnen, juffrouw Ember,’ zei hij eerbiedig. ‘Gaat u maar vast.’ ‘Echt? Ik kan het best zelf doen, hoor.’ Ik stapte naar voren, mijn hand uitgestoken, maar de man deinsde achteruit en wendde zijn blik af. Ik knipperde met mijn ogen en bleef roerloos staan. Pas nu bedacht ik dat sommige mensen in de organisatie – degenen die wisten wat we waren – bang voor ons waren. Onze leraren hadden ons dat verteld. Hoewel we beschaafd waren en ons moeiteloos een plek in de mensenmaatschappij hadden verworven, bleven we roofdieren, hoger in de voedselketen, en daar waren ze zich zeer bewust van. ‘Kom op, zus,’ riep Dante. Hij stond op de stoep met


pupil

13

zijn handen in zijn zakken. De zon schitterde op zijn dieprode haar. Hij zag er al helemaal uit alsof hij hier thuishoorde. ‘Hoe sneller we met iedereen kennismaken, hoe sneller we onze gang kunnen gaan.’ Dat klonk goed. Ik knikte en volgde hem naar meneer Ramsey, die ons een gezellige lichte woonkamer binnenloodste. Door de grote erkerramen zag ik een gammel wit tuinhek, en daarachter het strand, een lange houten kade en de o zo verleidelijke zee. Een stel mensen stond ons bij een groene leren bank op te wachten. ‘Ember, Dante,’ zei meneer Ramsey met een knikje naar het paar, ‘dit zijn jullie oom Liam en tante Sarah. Zij zullen voorlopig voor jullie gaan zorgen.’ ‘Aangenaam kennis te maken,’ zei Dante, die altijd heel beleefd was. Zelf bleef ik wat op de achtergrond en nam ik onze nieuwe voogden nieuwsgierig op. Afgezien van een paar uitzonderingen leken alle mensen in mijn ogen op elkaar. Onze leraren hadden ons echter gewaarschuwd dat het heel belangrijk was om ze van elkaar te kunnen onderscheiden, om individuen te herkennen, en dus bestudeerde ik deze twee nauwkeurig. ‘Oom’ Liam was slungelig, had een verweerd gezicht, roodbruin haar en een keurig geknipte baard met wit erdoorheen. Hij had een streng gezicht en groenbruine ogen die ons kritisch opnamen voordat hij ons met een kort, kordaat knikje begroette. ‘Tante’ Sarah was mollig en zag er opgewekt uit. Ze droeg haar bruine haar in een knot, en haar donkere ogen bekeken ons met de scherpe blik van een havik.


14

julie kagawa

‘Goed,’ zei meneer Ramsey, terwijl hij zijn tablet onder zijn arm stopte. ‘Mijn taak hier zit erop. Ik zal Murray vragen om jullie koffers naar jullie kamers te brengen. Meneer O’ Connor, u weet wie u kunt bellen, mochten zich problemen voordoen. Ember, Dante…’ Hij knikte naar ons en staarde mij nadrukkelijk aan. ‘Luister naar jullie voogden. Denk aan wat jullie geleerd hebben. Jullie examinatoren komen over drie maanden kijken hoe het gaat.’ Na die woorden beende hij de kamer uit en verdween door de voordeur naar buiten. Hij nam geen afscheid, en dat hadden we ook niet verwacht. Onze soort was niet erg van de gevoelens. ‘Ember en Dante Hill, welkom in jullie nieuwe huis,’ zei oom Liam. Het klonk of hij deze toespraak al vaker had gehouden. Waarschijnlijk was dat ook zo. ‘Jullie instructeurs hebben jullie vast op de hoogte gebracht van de regels, maar voor de zekerheid herhaal ik ze toch nog even. Zolang jullie hier wonen, zijn Sarah en ik verantwoordelijk voor jullie. Maaltijden worden geserveerd om acht uur ’s ochtends, twaalf uur ’s middags en half zeven ’s avonds. Jullie hoeven niet bij de maaltijden aanwezig te zijn, maar jullie moeten wel bellen om ons te laten weten waar jullie zijn. De nummers hebben jullie als het goed is al uit je hoofd geleerd, dus er is geen reden om dat niet te doen. Talon heeft jullie van een voertuig voorzien – ik heb begrepen dat jullie allebei een rijbewijs hebben – maar jullie moeten onze toestemming vragen om ermee weg te mogen. Om middernacht moeten jullie weer thuis zijn. Geen uitzonderingen, geen vragen. En dan is er natuurlijk de


pupil

15

belangrijkste regel.’ Hij kneep zijn groengrijze ogen samen. ‘Jullie mogen onder geen beding transformeren naar jullie ware gedaante. En jullie mogen nóóit vliegen, onder welke omstandigheden dan ook. In dit dichtbevolkte gebied is het risico dat je gezien wordt veel te groot. Jullie oude school stond op het terrein van Talon, en Talon beheerste het luchtruim eromheen, dus als je moest transformeren, was het risico minimaal. Maar hier ligt dat anders. Tenzij je een rechtstreeks bevel krijgt van Talon, is vliegen strikt verboden. Is dat duidelijk?’ Ik wist een kort knikje te produceren, hoewel ik beroerd werd bij de gedachte. Hoe konden ze van me verwachten dat ik nooit meer zou vliegen? Ze konden net zo goed mijn vleugels eraf scheuren. ‘Als jullie je niet aan de regels houden,’ vervolgde Liam, ‘of als wij vinden dat jullie niet geschikt zijn om je onder de mensen te bevinden, zal Talon direct op de hoogte worden gebracht, en dan volgt er een nieuwe evaluatie om te zien of jullie heropgevoed moeten worden. Afgezien daarvan staat het jullie vrij te komen en gaan wanneer jullie willen. Vragen?’ Ik had zeker vragen. Vliegen mocht dan verboden zijn, maar dat betekende nog niet dat ik hier hoefde te blijven. ‘Het strand,’ zei ik, en Liam keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘Kunnen we daar naartoe wanneer we willen?’ Sarah grinnikte. ‘Het is een openbaar strand, Ember. Zolang je op tijd thuis bent, kun je daar zo vaak heen als je wilt. In feite is het een goede plek om mensen te leren kennen – een hoop kinderen van jullie leeftijd bren-


16

julie kagawa

gen er hun vrije tijd door.’ Ze draaide zich om en wenkte ons met haar mollige hand. ‘Kom, dan laat ik jullie je kamers zien, en dan kunnen jullie je koffers uitpakken.’ Mijn kamer lag op de bovenste verdieping, een licht en ruim vertrek met kale maar vrolijk oranje geverfde muren en grote ramen die een geweldig uitzicht boden op het strand. Alsof ik nog meer aanmoediging nodig had! Zodra Sarah weg was, viste ik een groene bikini en een korte broek uit mijn koffer. Ik nam niet de moeite de rest van mijn kleren uit te pakken. Talon had ons van een garderobe voorzien die geschikt was voor het zonnige Californië, dus ik had meer dan genoeg bikini’s en badpakken, korte broeken en sandalen om uit te kiezen. Ze hadden echt hun best gedaan om te zorgen dat we erbij zouden horen. Maar als eerste haalde ik voorzichtig mijn sieradenkistje uit de koffer en zette dat op mijn nieuwe ladekast. Talon had ons van alles voorzien – kleren, eten, vermaak – maar dit kleine houten doosje, in de vorm van een miniatuurkist, was de plek waar ik al mijn persoonlijke spulletjes bewaarde. Ik opende het doosje met de verborgen sleutel en keek erin. Het heldere zonlicht schitterde op de verzameling van kleine schatten: een paar ringen, een gouden ketting, een collectie oude munten die ik in de loop der jaren had verzameld. Ik pakte een stuk kwarts dat ik op een middag in de woestijn had gevonden en hield het omhoog, zodat het licht erop viel en het schitterde in mijn hand. Ik kon het niet helpen. Ik was gek op glinsterende dingen; het zat in mijn bloed.


pupil

17

Ik legde het kwarts terug, sloot het doosje en bekeek mezelf in de spiegel boven de ladekast. Een niet erg lang mensenmeisje met enigszins piekend haar staarde terug. Na een hele tijd – een eeuwigheid, leek het wel – was ik gewend geraakt aan haar gezicht; het was een poos geleden dat de mens in de spiegel me als een vreemde was voorgekomen. Ik draaide me om, liep naar de deur, gooide die open en botste tegen Dante op. ‘Oef,’ zei hij kreunend. Hij wankelde naar achteren, terwijl ik mijn best deed om niet over hem te struikelen. Hij had zich omgekleed en droeg nu een korte broek en een mouwloos T-shirt. Zijn rode haar zat door de war, alsof de wind er al mee gespeeld had. Met een pijnlijke blik wreef hij over zijn borst. ‘Au. Ik kwam vragen of je zin had om mee te gaan naar het strand, maar zo te zien was je me voor.’ Ik grijnsde naar hem, dezelfde uitdagende grijns die ik altijd had gebruikt op school, wanneer we het tegen elkaar opnamen. ‘Wie het eerst bij het water is.’ Hij sloeg zijn ogen ten hemel. ‘Kom op, zus. We zitten niet meer op…’ Maar ik was al langs hem heen geschoten en hoorde hem achter me aan rennen. We vlogen het huis uit, sprongen over het lage hek en sprintten naar de zee. Ik was gek op rennen, op snelheid en inspanning, mijn spieren die zich strekten en de wind die in mijn gezicht waaide. Het deed me denken aan vliegen. Hoewel niets te vergelijken viel met de pure opwinding van het suizen door de wolken, kwam het verslaan van mijn tweelingbroertje in een hardloopwedstrijd er een beetje bij in de buurt.


18

julie kagawa

Helaas waren Dante en ik aardig aan elkaar gewaagd, en we bereikten het water tegelijk. Met een ademloze juichkreet plonsde ik eindelijk in het turkooizen water. Precies op dat moment kwam er een golf aan, uit het niets, leek het wel, die me omver sloeg en mijn mond vulde met zout water. Dante waadde naar me toe en stak zijn hand uit om me overeind te helpen, maar hij lachte zo hard dat hij nauwelijks kon blijven staan. Ik pakte zijn hand en gaf er een ruk aan, zodat hij naast me in het water viel en we samen werden overspoeld door de volgende golf. Sputterend krabbelde Dante overeind, schudde het water uit zijn haar en wrong zijn T-shirt uit. Ik stond op toen het water zich terugtrok, zuigend aan mijn enkels. ‘Weet je,’ mompelde mijn tweelingbroer met een scheve grijns, ‘normaal gesproken trek je je kleren uit voordat je op je smoel gaat in de zee. Tenminste, gewóne mensen doen dat.’ Ik trok een brutaal gezicht naar hem. ‘Nou en? Nu heb je tenminste een excuus om je shirt uit te trekken en iedereen dat wasbordje te laten zien waar je het hele jaar aan hebt gewerkt.’ ‘Grappig hoor. Kijk, een haai.’ Hij wees achter me. Toen ik me omdraaide, gaf hij me een duw, zodat ik in de volgende golf terechtkwam. Met een gil sprong ik overeind en ging achter hem aan terwijl hij het strand op rende. Het schuimende zeewater klotste rond mijn enkels. Een poosje later waren we allebei doorweekt, verhit en bedekt met zand. We waren een flink eind verderop


pupil

19

terecht gekomen, voorbij de zonaanbidders en de gezinnen, hoewel het strand leger was dan ik had gedacht. Verderop zag ik surfers op hun kleurrijke planken de golven doorklieven, die veel groter waren dan degene vlak bij het zand. Opnieuw vroeg ik me af hoe het zou zijn om te surfen, of het ook maar een beetje op vliegen leek. Ik nam me voor dat uit te zoeken. Op het strand stond een volleybalnet, en een stel tieners sloeg een bal heen en weer. Het waren er zes, vier jongens en twee meisjes, allemaal in korte broek of bikini. Ze waren diepbruin, alsof ze hun hele leven in de zon hadden doorgebracht. De meisjes waren tenger en mooi, de jongens gespierd en met ontbloot bovenlijf. Iets verderop lagen een paar gestroomlijnde gele surfplanken; kennelijk zaten er surfers bij het groepje. Ik bleef nieuwsgierig van een afstandje staan kijken, maar Dante gaf een duwtje tegen mijn schouder en gebaarde met zijn hoofd naar de tieners. ‘Kom op,’ mompelde hij, en hij liep op het groepje af. Ik volgde hem met een frons op mijn voorhoofd. ‘Eh, wat gaan we doen?’ Hij keek om en knipoogde. ‘Zorgen dat we erbij horen.’ ‘Wat, nu meteen?’ Ik keek naar de mensen en toen weer naar mijn broer. ‘Ik bedoel, je gaat gewoon naar een stelletje stervelingen toe om met ze te praten? Wat ga je tegen ze zeggen?’ ‘Ik dacht maar eens te beginnen met ‘hoi’.’ Een tikje ongerust liep ik achter hem aan. Toen we bijna bij het volleybalveldje waren, sprong een van de


20

julie kagawa

jongens – hij had donker haar met gebleekte punten – omhoog en sloeg de bal hard naar een van de meisjes aan de andere kant. Ze dook meteen in het zand om de bal op te vangen, maar ze raakte hem verkeerd, zodat hij onze kant op vloog. Dante ving hem. Het spel kwam even stil te liggen toen alle spelers zich naar ons toe draaiden. Mijn broer glimlachte. ‘Hoi,’ zei hij, en hij gooide de bal naar een van de meisjes. Ze stond zo naar Dante te staren dat ze de bal haast vergat te vangen. ‘Kunnen jullie nog wat extra spelers gebruiken?’ De groep aarzelde. Ik merkte de ademloze blikken op die de beide meisjes Dante toewierpen, en ik moest mijn best doen om niet te lachen. Naar menselijke maatstaven was mijn tweelingbroer charmant en buitengewoon knap, en dat wist hij zelf ook. Het was geen toeval. Bij het aanmeten van de gedaante waar we de rest van ons leven in zouden doorbrengen, ging Talon uit van de hoogste menselijke schoonheidsidealen. Er waren geen lelijke ‘mensen’ in de organisatie, en dat was niet voor niets. Stervelingen reageerden op schoonheid, rijkdom, macht, charisma. Die dingen hielpen om hen te beïnvloeden en te beheersen, en Dante was er heel goed in om zijn zin te krijgen. De bewondering van de meisjes zou hem ongetwijfeld naar zijn toch al zo arrogante hoofd stijgen. Maar zeker drie van de jongens staarden ondertussen op dezelfde manier naar mij. Een van hen, slank en gebruind, met schouderlang blond haar, haalde zijn schouders op. ‘Tuurlijk, gast.’ Zijn stem was luchtig, ontspannen. ‘Hoe meer zielen,


pupil

21

hoe meer vreugd. Kies maar een kant.’ Hij grijnsde naar mij, alsof hij hoopte dat ik zijn kant van het net zou kiezen. Na een korte aarzeling deed ik dat ook. Pas je aan, maak vrienden, zorg dat je erbij hoort. Dat was ons doel, toch? Het andere meisje aan mijn kant, degene die naar de bal was gedoken, glimlachte naar me toen ik naast haar kwam staan. ‘Hoi,’ zei ze, haar lange bruine haar uit haar gezicht strijkend. ‘Jullie zijn nieuw hier, toch? Op vakantie?’ Ik staarde haar aan, en heel even wist ik niet hoe ik moest reageren. Wat moest ik zeggen? Wat moest ik doen? Afgezien van onze leraren en onze voogden was dit de eerste mens die ooit tegen me had gesproken. Ik was niet zoals mijn broer, die zich op zijn gemak voelde bij mensen en in elke situatie wist hoe hij moest reageren. Ik staarde naar het meisje, met het gevoel in de val te zitten, en ik vroeg me af wat er zou gebeuren als ik me gewoon om zou draaien en naar het huis van Liam en Sarah zou rennen. Het meisje lachte me echter niet uit, ze plaagde me niet, keek me niet raar aan. ‘Wacht,’ zei ze, terwijl iemand Dante de bal toewierp en hem aanmoedigde te serveren. ‘Je hebt natuurlijk geen idee wie ik ben. Ik ben Lexi. En dat is mijn broer, Calvin.’ Ze knikte naar de lange blonde mens die eerder naar me had geglimlacht. ‘En dat zijn Tyler, Kristin, Jake en Neil. We wonen allemaal hier.’ Terwijl Lexi praatte, liep Dante naar de plek waar een sandaal in het zand de achterlijn markeerde. ‘Behalve Kristin.’ Ze knikte naar het beeldschone blonde meisje aan de andere kant van het net. ‘Haar familie


22

julie kagawa

heeft hier een strandhuis, en ze komen elke zomervakantie. De rest van ons woont hier al een eeuwigheid.’ Ze wierp me een zijdelingse blik toe terwijl Dante zich voorbereidde op de service. ‘Waar komen jullie vandaan? Hebben jullie al eerder gevolleybald?’ Ik probeerde de eindeloze woordenstroom bij te houden en een antwoord te bedenken, maar op dat moment gooide Dante de bal omhoog, sprong soepel in de lucht en sloeg de bal met een luide klap over het net en achter mijn hoofd. De bal werd handig opgevangen door mijn teamgenote en kwam terecht bij de blonde jongen, die hem met zijn vingertoppen naar mij doorspeelde, zodat ik kon smashen. Ik had nooit eerder gevolleybald, alleen ernaar gekeken op tv. Gelukkig was mijn soort bedreven in lichamelijke activiteiten, en wist ik instinctief wat ik moest doen. Ik sprong in de lucht en sloeg de bal recht naar de jongen met de gebleekte pieken. De bal suisde als een raket op de jongen af, en hij maakte een wilde duik om hem te onderscheppen. Hij raakte hem echter in een verkeerde hoek, zodat hij weg stuitte en richting de zee rolde. Vloekend rende de jongen erachteraan, terwijl onze kant juichte. ‘Goed schot!’ zei Lexi grijnzend. Ze keek naar de jongen met de gebleekte pieken, die de weggerolde bal opraapte en terug kwam lopen. ‘Daarmee is mijn vraag wel beantwoord, hè? Hoe heette je ook weer?’ De spanning in mijn borst ebde weg, en ik grijnsde terug. ‘Ember,’ antwoordde ik. ‘En dat is mijn broer Dante. We blijven hier de hele vakantie.’


pupil

23

We speelden door tot de zon onder begon te gaan en de hemel stralend oranje en roze kleurde. Op een gegeven moment moest Dante een mobieltje lenen om oom Liam te bellen – onze eigen telefoons waren we vergeten in onze haast om op het strand te komen. Toen het begon te schemeren en de groep eindelijk uit elkaar ging, nodigden Lexi en Calvin ons uit om naar de hamburgertent aan de rand van het strand te gaan. We zeiden gretig ja. Even later zat ik naast Lexi op vette frietjes te kauwen en een mangosmoothie te drinken, een compleet nieuwe ervaring voor mij – en voor mijn maag, hoewel ons verteringssysteem gelukkig zo’n beetje alles kon hebben. Ik voelde me verwonderd. Dus dít waren normale tieners, en zó hoorde een zomervakantie dus te zijn. Zand en zon en volleybal en junkfood. Geen leraren. Geen examinatoren met koude handen en kille ogen, die ons als een havik in de gaten hielden. De twee surfplanken die ik eerder had gezien, lagen op het tafeltje naast ons. Ze waren van Lexi en Calvin, die allebei hadden aangeboden om me surfles te geven. Al met al vond ik dat mijn eerste dag als mens top verliep. Toen, gezeten aan ons tafeltje op het terras, voelde ik een vreemde prikkeling aan de achterkant van mijn nek. Het was hetzelfde verontrustende gevoel dat ik kreeg wanneer een examinator me observeerde. Het betekende dat iemand me in de gaten hield. Ik draaide me om en speurde de parkeerplaats af, maar ik zag niets ongebruikelijks. Twee meisjes die met een blikje fris in de hand naar hun Camaro liepen. Een gezin met twee kleuters dat een hamburger kwam


24

julie kagawa

eten. Geen van hen keek naar me. Toch verdween het tintelende gevoel in mijn nek niet. Toen kwam er een draak aanrijden op een motor. Niet in zijn ware gedaante, uiteraard. Tegenwoordig beheerste iedere draak de kunst van het transformeren – het aannemen van een menselijke vorm. En de draken die het niet konden, werden er snel in getraind, óf ze werden opgespoord door de Orde van St. George, de vreselijke sekte van drakendoders die uitsluitend tot doel had ons te vernietigen. Veranderen in een mens was onze beste verdediging tegen moordzuchtige drakendoders en een wereld vol nietsvermoedende stervelingen. Tenzij je dood wilde, liep je niet in je gedaante van reptiel rond. De draak die langzaam en nonchalant naar de rand van de parkeerplaats reed, zag er dus uit als een mens, en nog een fraai exemplaar ook. Hij was iets ouder dan wij, lang en slank, met warrig zwart haar en een leren jack om zijn brede schouders. Hij zette de motor niet uit, maar ging gewoon naar me zitten staren, met een zelfgenoegzaam lachje rond zijn volle lippen. Zelfs in zijn menselijke gedaante sprak er iets van gevaar uit zijn houding en uit zijn bruine ogen, die zo licht waren dat ze haast goudkleurig leken. Mijn bloed raakte verhit toen ik naar hem keek, en mijn wangen begonnen te gloeien – instinctieve reacties op een soortgenoot, een onbekende nog wel. Lexi zag me naar de parkeerplaats staren, en haar blik volgde de mijne. ‘O.’ Plotseling klonk ze dromerig. ‘MM is terug.’ ‘Wie?’ fluisterde ik, me afvragend wanneer Talon


pupil

25

hem hier had geposteerd. Het was hoogst ongebruikelijk om ergens een andere draak tegen het lijf te lopen; om veiligheidsredenen plaatste Talon nooit meerdere draken in dezelfde stad of hetzelfde dorp. Te veel soortgenoten op één plek zou de Orde van St. George aantrekken. Dante en ik waren hier alleen samen terechtgekomen omdat we een tweeling waren, en dat kwam vrijwel nooit voor in onze organisatie. ‘Mooie Motorjongen,’ antwoordde Lexi, terwijl de vreemde draak me bijna uitdagend aan bleef staren. ‘Niemand weet wie hij is. Hij dook een paar weken geleden op, en hij hangt rond bij alle populaire plekken. Het gekke is, hij praat nooit met iemand. Hij komt alleen een kijkje nemen, alsof hij iemand zoekt, en dan gaat hij weer weg.’ Ze stootte met haar knie tegen de mijne en grijnsde ondeugend. ‘Maar zo te zien heeft hij gevonden wat hij zoekt.’ ‘Wat? Wie?’ Ik maakte mijn blik los van de onbekende draak, die gas gaf en de parkeerplaats af reed. Hij was net zo snel weg als hij verschenen was. ‘Hoe bedoel je, hij heeft gevonden wat hij zocht?’ Lexi giechelde alleen, maar ik zag Dantes blik en schrok. Mijn tweelingbroer staarde met een kille gevaarlijke uitdrukking naar de plek waar de andere draak zojuist was weggereden. Zijn pupillen waren gekrompen tot zwarte spleetjes tegen een groene achtergrond. Hij zag er onmenselijk uit, reptielachtig. Ik gaf hem een schop onder de tafel. Hij knipperde met zijn ogen, en even later zagen die er weer normaal uit. De spanning in mijn maag ebde weg. Jezus, Dante, dacht ik. Waar sloeg dát op?


26

julie kagawa

‘We moeten gaan,’ kondigde hij aan, terwijl hij overeind kwam. Lexi maakte een teleurgesteld geluidje, maar hij negeerde haar. ‘Het is onze eerste dag hier, en als we nog veel langer wegblijven, worden onze oom en tante ongerust. We zien jullie nog wel, toch?’ ‘Geen probleem, man,’ zei Calvin. ‘We wonen zo’n beetje op het strand. Ember, kom je hier morgenmiddag naartoe? Dan zouden er goede golven moeten zijn.’ Ik beloofde dat ik zou komen en haastte me toen achter mijn broer aan. ‘Hé,’ fluisterde ik, en ik gaf een tikje tegen zijn arm. ‘Wat is er met jou aan de hand? Je veranderde zowat in een psychopathische hagedis, recht voor de ogen van twee doodnormale mensen. Waar sloeg dat op?’ Hij keek me met een schuldbewuste blik aan. ‘Ik weet het. Sorry. Alleen…’ Hij streek met zijn hand door zijn haar, dat stijf stond van het zout. ‘Weet je wat dat was, op de parkeerplaats daarnet?’ ‘Je bedoelt die andere draak? Die was me opgevallen, ja.’ ‘Ember.’ Dante bleef staan en keek me aan, zijn uitdrukking serieus en een beetje angstig. Wat mij op mijn beurt weer bang maakte. Dante was altijd de kalme van ons twee, de beheerste. ‘Dat was geen draak uit Talon,’ zei hij ernstig. ‘Het was een rebel. Ik zou mijn leven eronder verwedden.’ Mijn maag verkrampte. Rebel. De onbekende was een rebel. Een draak die zich om onbegrijpelijke redenen had losgescheurd van Talon, alle banden had verbroken en ervandoor was gegaan.


pupil

27

Dit was de meest onvergeeflijke misdaad in de ogen van Talon; rebellen werden onmiddellijk gebrandmerkt als verraders en misdadigers, en ze kregen slechts één kans om zichzelf aan te geven. Deden ze dat niet, dan werden de beruchte Vipers eropuit gestuurd om hen terug te brengen, zodat ze voor hun verraad gestraft konden worden. Een rebel die rondhing in Crescent Beach. En naar mij staarde. Alsof hij had geweten dat ik er zou zijn. ‘Wat doen we nu?’ vroeg ik. ‘Hoelang zou hij al weg zijn uit Talon?’ ‘Waarschijnlijk nog niet zo lang,’ mompelde Dante, die de mensen op het strand bestudeerde met een intensiteit die ik niet eerder bij hem had gezien. ‘En ik kan me niet voorstellen dat hij lang zal blijven. Ember, als we thuiskomen, mag je niets tegen Liam en Sarah zeggen.’ Ik keek hem niet-begrijpend aan. ‘Waarom niet?’ ‘Omdat ze Talon meteen op de hoogte zullen brengen,’ antwoordde hij. ‘En als de organisatie weet dat er een rebel in de omgeving is, roepen ze ons misschien terug.’ De afschuw moest van mijn gezicht te lezen zijn, want hij legde zijn hand op mijn arm en glimlachte. ‘Het komt wel goed. Laat mij dit maar afhandelen. Ik regel alles.’ Ik geloofde hem. Dante deed altijd wat hij beloofde, dus ik zou opgelucht moeten zijn. Ik herinnerde me echter de ogen van de onbekende draak, de uitdrukking op zijn gezicht toen hij me had aangestaard, de manier waarop mijn lichaam op hem had gereageerd. Ik herinnerde me zijn intense blik, het onmiddellijke


28

julie kagawa

ontwaken van iets fels en primitiefs in mijn binnenste toen onze blikken elkaar ontmoetten. Die rebel bracht problemen met zich mee. Zo simpel was het. En ik was geïntrigeerd. De volgende dag begon perfect. Voor het eerst in mijn leven sliep ik uit, en toen ik tegen het middaguur wakker werd, ontdekte ik dat Dante al naar het strand was. Toen ik hem volgde, trof ik hem aan met een aantal van onze vrienden van de vorige dag. We brachten de middag door met kletsen, zwemmen, volleyballen en nog meer junkfood van de Smoothie Hut. Deze keer ging het allemaal makkelijker. Het was makkelijker om erbij te horen, om op te gaan in de groep, hoewel ze er een paar rare gewoontes op na hielden. Aanraken, bijvoorbeeld. Vooral Lexi deed dat de hele tijd. De eerste keer dat ze mijn arm pakte, moest ik mezelf echt dwingen om me niet sissend terug te trekken. Zij en Kristin giechelden een hoop, en kletsten honderduit over onderwerpen die volkomen nieuw voor me waren. Kleren en schoenen en winkelen en jongens. Vooral jongens. Het was verbijsterend, die obsessie met andere mensen. Kleren, dat snapte ik nog wel; schoenen leken het menselijke equivalent te zijn van glinsterende voorwerpen en schatten. Misschien verzamelden ze laarzen zoals wij edelstenen. Daar kon ik nog wel bij. Maar steeds wanneer Lexi mijn arm vastgreep en naar een of andere jongen op het strand wees, knikte ik weliswaar beleefd en stemde ik ermee in dat de jongen in kwestie ‘een lekker ding’ was, maar ik


pupil

29

snapte absoluut niet waar ze nou zo opgewonden van werd. Tegen het eind van de dag begon ik echter gewend te raken aan de menselijke conversatie, en kreeg ik het gevoel dat ik het een beetje begon te begrijpen. Lexi en ik spraken af dat ze me zou leren surfen, en ze beloofde om me mee te nemen naar een ‘geheim plekje’ verderop aan het strand, waar het nooit druk was en de golven altijd goed. Toen het avond werd en de zon onder begon te gaan, gingen we terug naar het strand. Calvin groef een ondiepe kuil, vulde die met aangespoeld hout en maakte een vuurtje. Als in een trance begroef ik mijn voeten in het afkoelende zand en staarde in de vlammen. Lexi, die naast me zat, kletste honderduit, terwijl een andere jongen met bedreven vingers aan zijn gitaar plukte. Het vuur likte aan het knetterende hout, drong mijn huid binnen, verwarmde mijn gezicht. Het leven was mooi. Perfect, zelfs. En toen doorbrak het scherpe geluid van mijn telefoon de stilte. Zodra ik hem uit mijn zak had gevist, ging die van Dante ook. We wisselden een blik en keken allebei op ons schermpje. Er was een bericht van Liam en Sarah, en er ontstond een koude knoop in mijn buik toen ik het las. Kom naar huis, stond er. Nu. Dante kwam meteen overeind, het zand van zijn kleren kloppend. ‘We moeten gaan,’ zei hij tegen de groep, die teleurgestelde geluiden maakte. Hij grijnsde en haalde zijn schouders op. ‘Sorry, de familie roept. Kom, Ember.’


30

julie kagawa

Ik verroerde me niet. Het was nog lang geen middernacht. Liam en Sarah hadden gezegd dat we tot die tijd konden gaan en staan waar we wilden, zolang ze maar wisten waar we zaten. Het waren maar mensen. Wat dachten ze te doen – naar ons toe komen en ons naar huis slepen? ‘Ik wil nog niet naar huis,’ zei ik, waarop Dante zijn ogen opensperde. ‘Ga jij maar vast, ik kom straks wel.’ Hij kneep zijn ogen samen tot dreigende groene spleetjes en staarde me aan. Ik wist precies wat hij met die nadrukkelijke blik wilde zeggen. We kenden elkaar zo goed dat ik het bijna in mijn hoofd kon horen. We moeten gaan, zei die blik. We moeten onze voogden gehoorzamen, omdat Talon ons onder hun toezicht heeft geplaatst. Verpest het nou niet. Ik staarde terug. Ik wil blijven. Ik begin hier net een beetje handigheid in te krijgen. Zijn blik verscherpte. Je brengt ons in de problemen. Ga jij dan maar. Ik haalde mijn schouders op en leunde achterover, zodat mijn bedoeling volkomen duidelijk was. Ik blijf waar ik ben. Dit alles voltrok zich in een fractie van een seconde. Toen veranderde Dantes uitdrukking en keek hij me smekend aan. Alsjeblieft, mimede hij. Ik liet mijn schouders zakken. Een boze Dante kon ik wel aan, maar een pleitende Dante kon ik niet weerstaan. ‘Oké, best,’ mompelde ik. Ik kwam overeind en klopte het zand van mijn kleren. ‘Laten we dan maar gaan.’ Ik wierp mijn tweelingbroer een blik toe die zei dat ik nog iets van hem te goed had, en hij glimlachte.


pupil

31

Na een laatste verlangende blik op het vuur en de dansende vlammen keerde ik de groep de rug toe en liep met mijn broer het strand af. Tante Sarah en oom Liam wachtten ons in de woonkamer op, maar ze waren niet alleen. Zodra we door de deur stapten, laaiden mijn instincten op, sissend en waarschuwend. Een paar kille, onaangename blikken ontmoette de mijne. Het waren draken; de aura van macht was onmiskenbaar, de manier waarop mijn eigen draak ineenkromp en wilde vluchten voor een ander, sterker roofdier. Talon mocht dan supergeorganiseerd zijn, eeuwen van overlevingsdrang werden niet zomaar uitgewist omdat we nu ‘beschaafd’ waren. En wanneer een drakenjong geconfronteerd werd met twee angstaanjagende volwassen draken, al was het in hun menselijke gedaante, viel het nog niet mee om op haar plaats te blijven terwijl al haar instincten haar ingaven om er met de staart tussen de benen vandoor te gaan. ‘Hallo, pupillen.’ Een van de draken stapte naar voren, haar gifgroene ogen doordringend fel. Zij was de engste van de twee – een lange elegante vrouw in een zwart Armani-pakje, met haar blonde haar in een strakke wrong. Haar mannelijke metgezel, eveneens gekleed in een zwart Armani-pak, keek toe, met zijn handen ineengevouwen voor zijn lichaam. Zijn donkere haar was met gel naar achteren gekamd, zijn ogen waren uitdrukkingsloos en kil. Toch was het de vrouw die gevaar uitstraalde, hoewel ze naar me glimlachte. Haar zeven centimeter hoge hakken klikten op de tegelvloer tot ze aan de rand van de woon-


32

julie kagawa

kamer bleef staan en me bekeek alsof ik een zeldzaam insect was dat onder de deur door was gekropen. ‘De plannen zijn veranderd.’

Dit was het eerste hoofdstuk van Pupil van Julie Kagawa. Het volledige boek verschijnt 9 juli 2015. Kijk op www.harpercollins.nl voor meer informatie.




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.