World of Romance-magazine Zomer 24

Page 1

WIN

een jaar lang gratis boeken!

Liefde voor

lezen

Maak kennis met de mooiste romantische verhalen

GRATIS

Pak

Lees nu deze heerlijke, romantische e-books:

GOUDEN GEHEIM WOUTER ROZEMA DEFINITIEVE COVER VOLGT

Verzamel hier de handtekeningen van de HarperFirst-auteurs!

je e-reader er maar bij!

Inhoudsopgave

Susan Muskee - Waddenliefde 1: Texel

Julie Caplin - Het kleine hotel

met jou 2
Sarah Morgan - Die zomer
11
onder het noorderlicht 20 Marijke Vos - Als ik jou was ........................................... 30 Te-lezen-lijstje 41 WIN een jaar lang gratis boeken! 41

Leesfragment Die zomer met jou van Sarah Morgan

‘Sarah Morgan bewijst zich opnieuw als geweldige verhalenverteller met dit hartverwarmende verhaal over de kracht van liefde en vriendschap. Deze zonnige pageturner mag niet ontbreken in je strandtas deze zomer!’

Redacteur Noor van Pelt

‘Wat een heerlijk verhaal. Het heeft eigenlijk alles: romantiek, een geheim, een prachtig huis aan het strand. Dit wordt echt dé feelgood van deze zomer!’

Marketeer Lynn Steding

Sarah Morgan heeft wereldwijd meer dan 21 miljoen boeken verkocht.

2

Lily

Ze sloeg de oprijlaan in die naar een groot huis leidde, fietste tot aan de voordeur en liet kiezelstenen hoog opspatten toen ze abrupt remde. Ze haastte zich met haar rugtas naar de deur en zwaaide naar Mike, de hovenier, die planten uit de laadbak van zijn auto tilde.

Het was een strandhuis dat in de zomermaanden altijd was volgeboekt.

De laatste gasten waren met veertien man sterk geweest, en afgaande op de staat van de keuken hadden ze een feestje gebouwd.

Het bedrijf waarvoor ze werkte had uitsluitend klanten in het topsegment, maar het verbaasde Lily dat dit soort gasten blijkbaar nooit hadden geleerd hun rommel op te ruimen.

Ze raapte de lege pizzadozen op, plukte een uitgeholde kreeftschaal van een keukenstoel en verzamelde minstens een half dozijn lege flessen champagne voor de glasbak. Heel andere koek dan een middel tegen kanker ontwikkelen, bedacht ze. Ze veegde, sproeide, dweilde en boende tot de keuken weer in zijn oorspronkelijke, smetteloze staat was, checkte of er nergens blijvende schade was en ging toen door naar de slaapkamers. Tegen de tijd dat ze daar klaar was, was het twaalf uur.

Ze nam een flinke slok water uit de fles in haar rugzak en pakte haar fiets.

‘Alles klaar.’ Ze liep met haar fiets aan de hand naar Mike, die over een bloembed zat gebogen.

Mike had bij een investeringsbank gewerkt tot hij geveld werd door een ernstige burn-out. Nu werkte hij als hovenier, en hij vond het de beste beslissing die hij ooit had genomen. Dat hij voor zijn vertrek een fijn sommetje opzij had kunnen zetten, hielp natuurlijk ook.

Hij stond op, stapte over petunia’s met kluit en liep naar haar toe. ‘Wat is je volgende adres?’

‘Duin Cottage.’

‘Raadselachtige plek.’ Hij trok zijn hoed over zijn ogen tegen de zon. ‘Heb je daar ooit gasten gezien?’

‘Nee, nooit. Schoonmaken is een eitje. Hooguit een beetje stoffen, ramen

3

zemen, veranda vegen. Af en toe de bedden verschonen. Doorgeven of er iets gerepareerd moet worden.’

‘Wie zou de eigenaar van het huis zijn?’

Lily haalde haar schouders op. ‘Vast een of andere miljardair in Manhattan die het zich kan veroorloven het leeg te laten staan.’

‘Is het niet te klein voor een miljardair?’

‘Misschien is hij zelf wel een kleine, alleenstaande miljardair.’

Mike schoot in de lach. ‘Een alleenstaande miljardair. Bestaan die wel? Geld is een krachtig afrodisiacum.’

‘Niet voor iedereen.’ Lily had gemerkt dat geld niet het beste in mensen naar boven haalde. ‘Ik moet gaan. Tot morgen, Mike.’ Ze stapte op haar fiets, reed de oprijlaan af en nam de route naar een afgelegen gedeelte van de Cape. Het fietspad leidde door zanderige heuvels en langs kwelders tot ze in de verte de cottage zag opdoemen, ingekapseld door duinen en afgescheiden van de zee door rul zand en fluisterend helmgras. De muren met witte overnaadse planken en de dakpannen waren duidelijk al een tijd blootgesteld aan de elementen, maar de constructie bleef stevig overeind. De cottage was deel geworden van het landschap, evenals het beweeglijke zand eromheen.

Wie de eigenaar ook was, hij of zij was een geluksvogel, dacht Lily. En een sufferd, want wie had er nou zo’n huis zonder er ooit naartoe te gaan? Het was gewoon zonde.

Ze fantaseerde er weleens over met collega’s. Dat het van een rockster was die wel tien landhuizen had en geen tijd voor dit ene. Of een onderduikadres voor de fbi. Of de eigenaar was dood en zijn lijk lag begraven onder de veranda. Aangezien ze er vaak in haar eentje was en de veranda moest vegen, was dat niet haar favoriete theorie.

Wie het ook was, de eigenaar had ervoor gezorgd anoniem te blijven. De kosten werden betaald door een vaag, naamloos bedrijf. Niemand kon zich herinneren wanneer er voor het laatst iemand was geweest. Het huis leek vergeten, achtergelaten, maar niet helemaal, want het moest onderhouden worden alsof de eigenaar elk moment kon binnenkomen. En die verantwoordelijkheid lag bij Lily.

4
4

In haar ogen was dit het perfecte baantje. Soms, als ze eerder klaar was dan gepland, zat ze er een uur te schilderen, omdat het licht en het uitzicht op deze uitgestrekte strook Cape spectaculair waren.

Ze zette haar fiets uit de wind tegen de muur, hees de riemen van de rugtas over haar schouders en beklom het houten trapje naar de veranda, die om de hele cottage liep.

Als iemand haar ooit zou vragen wat haar droomhuis was, dan zou ze dit aanwijzen. Ze had veel minder met de grote landhuizen die van Provincetown tot Hyannis overal langs de kust stonden. Ze hoefde geen marmeren jacuzzi’s, mediakamer, gymzaal of thuisbioscoop.

Ze wilde dit. De wispelturige kleuren. Dit panorama. Het gevoel dat je aan het eind van de wereld woonde. Hier leek er een last van haar schouders te vallen. Haar energie keerde terug en ze wilde een schetsboek pakken om het uitzicht vast te leggen, zodat ze de herinnering voor altijd vast kon houden.

Ze viste de sleutel uit haar jaszak en opende de voordeur. Elke keer als ze hier over de drempel stapte, werd ze opnieuw verliefd. Het deerde haar niet dat het huis verweerd en gehavend was. Dat gaf het juist meer karakter. Er was in dit huis gewoond en liefgehad. Het had een geschiedenis.

Ze trok haar schoenen uit en liet de deur openstaan om de boel te luchten en het zonlicht binnen te laten.

Het was sober ingericht, elk item was in overeenstemming met de ligging aan de kust. De bank was oud, de blauwe stof was door de jaren heen verschoten en had ooit dezelfde kleur gehad als de twee leunstoelen ertegenover. Overal waren nautische accenten aangebracht. De salontafel was gemaakt van aangespoeld wrakhout, ongetwijfeld van een schip dat in de verraderlijke kustwateren op de schuivende zandbanken was vastgelopen. Er lagen stapels boeken op de tafel, en soms liet Lily zich ’s avonds op de bank zakken om te lezen terwijl de geluiden van de zee door de open ramen naar binnen dreven.

De kamer had openslaande deuren naar de veranda. Achter in de cottage was een atelier dat op het noorden uitkeek, met hoge ramen die veel daglicht doorlieten.

5
5

Boven vond je de masterbedroom, met een geweldig uitzicht op de duinen, en nog twee andere slaapkamers, waarvan de ene zich pal onder het dak bevond.

Lily liep de trap op, trok haar hoofd in om zich niet aan de schuin aflopende wand te stoten en legde haar rugzak op het bed in de kleinste kamer. Ze voelde zich lichtelijk schuldig en moest zich inhouden om niet over haar schouder te kijken om er zeker van te zijn dat er niemand was die haar kon betrappen.

Eén nachtje maar, had ze zichzelf beloofd toen ze hier voor het eerst overnachtte. Die ene nacht werden er twee, toen werd het een week, en nu, twee maanden later, zat ze er nog steeds. Aanvankelijk had ze zich te opgelaten gevoeld om op het bed te liggen. Ze had haar slaapzak op de bank beneden uitgerold en was daar in slaap gevallen. Ze was wakker geworden bij het eerste ochtendlicht dat door de ramen schemerde. Ze had de kleinste van de twee badkamers gebruikt en zich voorgehouden dat het deel uitmaakte van haar takenpakket om af en toe de douche te laten lopen en het toilet door te trekken.

Eerst woonde ze elders. In de winter had ze met twee andere meisjes een kamer gedeeld in de stad, maar toen begon het toeristenseizoen en elk bed was nodig voor gasten. Lily had niet genoeg geld om zelf iets te kunnen huren.

Eigenlijk was het een smoesje, want in feite had ze het niet over haar hart kunnen verkrijgen de cottage leeg te laten staan. Soms had ze het gevoel dat het huis haar net zo hard nodig had als zij het huis. En wie zou erachter komen? Er kwam hier nooit iemand, en mocht dat ooit gebeuren, dan zou ze zeggen dat ze hier aan het schoonmaken was. Per slot van rekening was dat haar werk.

Na verloop van tijd was de cottage haar gaan omarmen en had ze het gevoel gekregen dat ze hier thuis was. Ze had zichzelf beloond met een upgrade van de bultige bank naar de kleinste slaapkamer onder het dak – de masterbedroom was een brug te ver. Haar slaapzak lag nu permanent op het bed en ze had zichzelf toegestaan een paar toiletartikelen in de badkamer te leggen.

Ze was het huis steeds meer als haar eigen plek gaan beschouwen, en zo

6

liefdevol zorgde ze er ook voor. Niet dat ze iets aan de afbladderende verf of de verouderde inrichting kon doen, maar ze kon het wel schoonhouden en het er zo mooi mogelijk uit laten zien. Soms praatte ze er zelfs tegen als ze de kussens uitschudde en stof afnam.

‘Waarom komt er nooit iemand naar je toe? Wat voor mensen zouden jou nou zo alleen laten?’

Als iemand haar vroeg waar ze woonde, gaf ze een ontwijkend antwoord. Dat ze ergens logeerde tot ze een eigen plek had gevonden, bijvoorbeeld. Maar in feite was ze opgehouden met zoeken. Enerzijds omdat ze het overdag te druk had, anderzijds omdat ze het niet kon opbrengen hier weg te gaan. Ze zag er ook de noodzaak niet van in zolang het huis toch leegstond.

Het was heerlijk om hier alleen te zitten. Hier kon ze zichzelf zijn en hoefde ze zich niet anders voor te doen. Ze vond het geweldig om ’s avonds op de veranda naar de ondergaande zon te kijken die rode strepen in de lucht en op het water toverde. Als ze niet kon slapen, knipte ze het lampje aan en las boeken zonder dat iemand vroeg of er iets aan de hand was.

Ze hoefde niet te doen alsof alles goed ging.

Want dat was ook niet zo. Ze leed, diep vanbinnen, en zolang die pijn niet was weggetrokken, wilde ze nergens anders zijn dan in de cottage. Ze kon zich geen betere plek voorstellen om haar wonden te likken.

De cottage koesterde haar, verleidde haar om een plekje op de zonnige veranda te kiezen, of de keuken in te duiken om een broodje of een beker romige warme chocolademelk te maken. De keuken, met zijn oude houten kasten en zware aanrechtbladen, gaf haar een behaaglijk gevoel, in tegenstelling tot de gestroomlijnde moderne keukens die ze op haar meeste werkadressen tegenkwam.

Maar het fijnste van alles in dit huis waren de schilderijen. De muren hingen er vol mee. Schetsen, olieverfschilderijen, pasteltekeningen. Ze had ze allemaal zorgvuldig bekeken, elke penseelstreek en elke lijn bestudeerd, en ze waren allemaal magnifiek. Het was nauwelijks te geloven dat er kunst van deze kwaliteit aan de muren van een vrijwel verlaten strandhuis hing, want dit was niet van het slag dat in groten getale werd verkocht in de winkels aan de

7

Cape, en het was ook niet het werk van een amateur. Ze was er zeker van – of zo zeker als ze kon zijn – dat er toch een paar werken van Cameron Lapthorne bij zaten. Ze zag de initialen in de hoek: CL. En ze herkende zijn stijl.

De mooiste, in haar ogen, was het grote schilderij in de huiskamer. Ze had er urenlang naar gekeken, betoverd door de subtiele kleurstellingen en gefascineerd door de jonge vrouw op het strand, die uitkeek over de zee. Wie was zij en wat ging er in haar om? Was ze simpelweg het uitzicht aan het bewonderen, of was ze van plan zich in de ijskoude wateren te storten om een eind te maken aan haar misère?

Elke keer als ze naar het schilderij keek, leek het anders. De schaduwen. Het wazige licht boven de zee. Het was even veranderlijk als het tafereel dat het had geïnspireerd. Ze voelde pijn in haar borst en haar keel als ze ernaar keek. Het was niet zomaar een schilderij, het was een verhaal. Het maakte iets in haar los. Lily voelde zich verbonden met deze vrouw, wie zij ook was.

En als ze gelijk had, als dit een origineel was, dan was dit schilderij alleen al miljoenen waard. Niet dat ze iets om de geldelijke waarde gaf. Voor haar zat de waarde in de schoonheid. Het was een voorrecht uren naar het schilderij te mogen kijken. Alsof ze in haar eentje voor de Mona Lisa stond, of de Waterlelies van Monet.

Ze dacht niet dat de cottage in het bezit was van iemand die geld in overvloed had, zoals Mike suggereerde. Misschien was de eigenaar geen miljardair, maar wie de cottage ook bezat, hij of zij had genoeg om dit soort waardevolle kunst zonder bewaking te laten hangen.

Of misschien was het geen origineel.

Ze had het werk van Cameron Lapthorne aandachtig bekeken en nergens een vermelding van dit schilderij gevonden. Het week ook af van zijn gebruikelijke stijl.

Ze haakte haar blik ervan los en begaf zich naar het atelier, waar ze haar verf en doeken zorgvuldig in een kast had opgeborgen.

Ze had nog niet geluncht, maar ze wilde geen moment van het daglicht missen door nu in de keuken te gaan staan, en bovendien had ze door het gesprek met haar moeder geen trek meer. Ze reikte naar haar palet en haar

8

olieverf en liep ermee naar de veranda.

Ze wilde schilderen. En al zou haar werk nooit in de buurt komen van de wijze waarop Cameron Lapthorne bij leven het magische licht van de Cape had vervat, ze zou het blijven proberen.

Het eten kon wachten. Net als het zoeken naar een ander onderkomen.

Er was geen haast bij. Per slot van rekening was er niemand die in dit huis woonde.

Lees verder in Die zomer met jou van Sarah Morgan!

‘Zonneschijn in een boek.’
Jill Shalvis, New York Timesbestsellerauteur
9

Benieuwd naar meer van Sarah Morgan? Lees dan de Manhattan-serie!

Leesfragment Texel van Susan Muskee

Word verliefd op de Wadden met de serie Waddenliefde van Susan Muskee. Elk verhaal bevat een hartverwarmende trope, een zwijmelwaardige love interest én een hoofdpersonage dat meteen je hart verovert.

Wanneer Lisa het gevoel heeft maar wat rond te dobberen in haar leven, besluit ze af te reizen naar Texel. Ze heeft één doel: in vier dagen een rondje om het eiland wandelen. Na 52 kilometer moet ze knopen hebben doorgehakt over haar baan, haar toekomstplannen én haar ex, Jesse. In die volgorde.

Vol goede moed gaat ze van start. Totdat ze bij haar eerste tussenstop oog in oog staat met… Jesse. Hij blijkt precies hetzelfde plan te hebben opgevat. Voor hem een hilarisch toeval, voor haar complete paniek. Wanneer Lisa rechtsomkeert wil maken, doet Jesse haar een bijzonder voorstel…

11

Het is precies 241 stappen van de plek waar Nienke me heeft afgezet naar de veerhaven van Den Helder. Geen idee waarom ik ze geteld heb; misschien om mijn gedachten te verzetten. Alles om maar niet te denken aan datgene waarvoor ik hier ben, hoe tegenstrijdig dat ook klinkt.

Ik voel me als een kleuter die zich achter het gordijn verstopt en heel hard roept: ‘Als ik jou niet zie, zie jij mij ook niet!’

Nienke stond erop om me naar de boot te brengen, ook al is het vanuit het stadje waar we wonen ruim anderhalf uur rijden naar Den Helder. Eerlijk gezegd denk ik dat ze verwachtte dat ik anders niet zou gaan en dat is iets wat mijn beste vriendin niet op haar geweten wil hebben. Nu haar knalgele Toyota weer verdwenen is, kan ik altijd nog rechtsomkeert maken, maar zo zit ik niet in elkaar. Ik heb gezegd dat ik ga, dus ga ik. Daarbij houdt Nienke me, sinds ze weet dat het niet zo goed gaat, in de gaten als een kok die pijnboompitjes roostert, dus het verbaast me dat ze niet meegaat. Als ze zelf niet binnenkort met haar vriend naar Ameland zou gaan, had ze zichzelf vast uitgenodigd voor deze vierdaagse ‘ik moet alles op een rijtje zetten’-wandeltocht.

Want ja, dat is de situatie. Ik moet alles op een rijtje zetten.

Laat ik het zo zeggen: ik voel me alsof ik in een roeibootje op een meer zit, even de kracht niet meer heb om te roeien, en daardoor maar een beetje dobber. Het is nog niet zo erg dat ik de brandweer – of wat is het, de kustwacht? – moet bellen om me op te halen, maar tegelijkertijd heb ik me ook weleens beter gevoeld.

Ergens voelt dat ontzettend elitair, want ik heb echt een prima leven. Een fijn leven met lieve ouders, een topper van een beste vriendin én een eigen bedrijf. Maar toch dobber ik in the middle of nowhere op dat meer en zijn er een paar keuzes die ik moet maken voordat ik weer verder kan roeien, dus heb ik besloten om die keuzes hier te maken. Op Texel, mijn favoriete Waddeneiland. Tijdens een vierdaagse wandeltocht waarin ik mijn hoofd leegmaak én weer vul met nieuwe inzichten en beslissingen.

1
12

Ben ik een wandelaar?

Niet bepaald.

Heb ik getraind voor deze vier etappes?

Ook niet.

En tóch…

‘Ik kan dit,’ mompel ik tegen mezelf. Ik trek mijn weekendtas nog wat hoger op mijn schouder, laat mijn rugzak van mijn andere schouder glijden en zoek in het voorvak naar mijn telefoon en ticket. Voor de zekerheid heb ik alles geprint, al is de kans groot dat dat helemaal niet meer nodig is. De laatste keer dat ik de overtocht maakte, moest dat wel, dus nu heb ik zonder de instructies te lezen alle papieren uit de printer laten rollen en ze veilig in mijn tas gestopt. Zoals met zoveel dingen in het leven koos ik het zekere voor het onzekere.

Pas nu besef ik dat ik hier al zes jaar niet ben geweest. Tot een paar jaar geleden bracht ik hele zomers door op Texel, maar nu heb ik al een aantal jaren de hele zomer doorgewerkt. Niet zo gek, want zes jaar geleden nam ik ’t Huisdierhoekje over van de vorige eigenaar en als ondernemer heb je nou eenmaal minder vaak vakantie, maar toch. Texel was en is ‘mijn’ eiland. Een groot deel van mijn nu nog steeds vaste vrienden – onder wie Nienke – heb ik hier ontmoet en met Jesse kwam ik hier minstens één keer per jaar. Dat ik precies nú, in dit weekend, de overtocht weer maak, is een bizar toeval waar ik niet al te lang over na ga denken. Soms lopen dingen nou eenmaal zoals ze lopen.

‘Tickets gereedhouden, alstublieft!’ Bij de poortjes in de terminal staat een kalm ogende vrouw met een vriendelijk gezicht, die alles in goede banen leidt. Soepeltjes stromen we met zijn allen de boot op. Hoewel, boot… Dit gevaarte is net zo groot als mijn complete appartementsgebouw.

Ik frunnik wat aan de rits van mijn jaszak en bestudeer de enige ring die ik altijd draag: mijn brede zilveren ring met in het midden een groene steen. Gekocht op vakantie in Griekenland – mijn enige souvenir toentertijd. Ik ben helemaal niet zo’n ringdrager, maar van deze heb ik nooit afscheid kunnen nemen.

Wanneer ik mijn ticket en telefoon weer heb weggestopt, trek ik mijn rugzak

XXX 13

weer op mijn schouder en loop door naar het restaurant. Onder me, in de buik van het schip, worden geroutineerd alle auto’s naar binnen geleid. De meeste bestuurders en passagiers blijven tijdens de korte overtocht zitten, maar er zijn ook mensen die de auto uit gaan en net als ik een snelle bak koffie halen bij het buffet. Even twijfel ik of ik een plekje op het dek wil zoeken, maar ik heb me nog niet ingesmeerd en weet hoe verraderlijk snel je verbrandt met dit halfbewolkte weer, dus ik besluit toch maar binnen te gaan zitten.

Als ik een plekje heb gevonden en mijn boek uit mijn tas haal, klinkt er een vertrouwd, diep gerommel door het schip. De motor is gestart. Meteen trekt er een opgewonden kriebel door mijn onderbuik. De tocht duurt maar twintig minuten, maar mij kan het eigenlijk niet lang genoeg duren. Zodra de boot het vasteland heeft verlaten, ben ik op weg naar iets nieuws. Iets unieks. Iets wat je alleen maar kunt omschrijven als ‘het eilandgevoel’ – hoe cliché het ook klinkt. Het voelt als thuiskomen, anders kan ik het niet noemen. Ik kan me de eerste keer op Texel niet eens herinneren, aangezien ik toen amper twee jaar oud was, maar volgens mijn moeder was ik meteen een compleet ander kind. Nou, misschien word ik nu wel een compleet ander mens. Dat zou prettig zijn.

De boot is zo groot dat ik pas merk dat we in beweging zijn gekomen als ik de veerhaven langzaam voorbij zie schuiven. Ik probeer me te richten op mijn boek, maar dan trilt mijn telefoon in de zak van mijn zomerjasje. Ik haal hem eruit en kijk op het scherm.

Lisa, we moeten echt praten. Heb je volgende week tijd voor een kop koffie? Als we dit echt gaan doen, moeten we goede afspraken maken. Laat maar weten wanneer je tijd hebt.

Jesse. Ook wel bekend als mijn ex, the one that got away, the one whose heart I broke – blijkbaar gaat dat heel goed samen – en sinds een jaar mijn directe concurrent.

Dat laatste stond niet bepaald op mijn bucketlist, maar soms gaan dingen nou eenmaal zoals ze gaan. Soms trap je nét wanneer je uit de auto stapt voor

14

een belangrijke afspraak in de hondenpoep. Soms knipt de kapper bijna tien centimeter van je haar af, terwijl de woorden ‘doe maar alleen de puntjes’ nog niet eens over je lippen zijn gerold. En soms start je ex ineens een concurrerende dierenspeciaalzaak aan de andere kant van de wijk waar jij al jaren jóúw dierenspeciaalzaak runt.

Ik vraag me af hoelang ik kan doen alsof ik zijn berichtjes niet zie. Ik heb de welbekende blauwe vinkjes al tijden geleden uitgezet, maar Jesse ziet natuurlijk wel dat zijn berichten worden bezorgd.

Maar goed. Voor nu kan ik het vast negeren.

Net op het moment dat ik mijn telefoon weer weg wil stoppen, komt zijn volgende bericht binnen.

Je kunt me niet blijven negeren.

Verdorie. Ik moet me inhouden om niet over mijn schouder te kijken of hij misschien op deze boot zit, maar dan maak ik mezelf onnodig paranoïde. Daarbij kan ik het me absoluut niet voorstellen, zeker niet nu de zomer is begonnen en de kans groot is dat zijn team – net als het mijne – al wat mensen mist die met vakantie zijn. Dat ik nu vrij heb komt alleen maar doordat mijn team zo flexibel is. Zonder Belinda, Paul, Esmee en onze weekendhulp Toine ben ik nergens. Toine heeft dit jaar eindexamen gedaan en wilde graag wat extra werken, dus heb ik vier dagen vrij gepland en hem op het rooster gezet. Hij blij, ik blij.

Jesses team is weliswaar groter, maar volgens mij zitten zijn weekendhulpen nog niet in hun examenjaar. Kortom: Jesse staat vast gewoon in zijn winkel. Ik laat mijn handen zakken en leg mijn telefoon in mijn schoot. Waar hij ook is, ik moet hem wel iets terugsturen. Maar wat? ‘Hoi, ik moet er nog even over nadenken’? Ik weet niet of dat per se zo goed valt, want ‘ergens over nadenken’ is waar dit allemaal mee begon.

Tegelijkertijd: Jesse kennende zal hij heus nog wel vier dagen langer geduld hebben. Ik laat hem immers al weken wachten.

En daarvoor al maanden, zo niet jaren, schiet er door mijn hoofd. Meteen leg

15

ik de venijnige stem het zwijgen op. Daar moeten we het óók over hebben, maar niet nu. Later. Ooit.

Ik zucht, pak mijn telefoon weer op en open het gesprek met Jesse. Dan begin ik te typen.

Is het oké als ik er volgende week op terugkom?

Ik druk snel op ‘verzenden’ voordat ik me kan bedenken en vervloek de onzekerheid die doorschemert in dat bericht. Wat was er mis geweest met ‘Ik kom er volgende week op terug’? Of met mijn negeertactiek nog een paar dagen voortzetten? Ik heb zijn vorige zes berichten ook niet beantwoord, dus wat dat betreft…

Toch weet ik waarom dat niet langer kan. Wat mijn keuze ook gaat zijn, Jesse verdient een antwoord.

Alleen niet nu.

Ná dit weekend.

Zomerse feelgood die je meeneemt naar de Waddeneilanden! Vol met hartverwarmende tropes, zwijmelwaardige love interests én hoofdpersonages die meteen je hart veroveren.

16
Lees verder in Texel van Susan Muskee!

Meer lezen van Susan Muskee?

Lees nu de hele Waddenliefde-serie!

(Her)ontdek waar het

allemaal begon in Body Check

van Elle Kennedy! opposites attract hockeyromance spicy

good girl/bad boy

one-night stand

De beste romantiek van Nederlandse bodem

Leesfragment

Het kleine hotel onder het noorderlicht

van Julie Caplin

Onder het betoverende noorderlicht in IJsland bloeit de liefde op in Het kleine hotel onder het noorderlicht van bestsellerauteur Julie Caplin.

Nadat zowel haar relatie als haar carrière op de klippen zijn gelopen, wil Lucy nog maar één ding: weg uit Groot-Brittannië.

Als zich een kans aandient om hotelmanager te worden in IJsland, zegt ze dan ook meteen ja. De borrelende bronnen en besneeuwde gletsjers zijn geen verrassing, maar dat er bij het hotel een bijzonder sexy Schotse barman is inbegrepen, had ze nou weer niet verwacht!

Lucy probeert van het kleine hotel de meest romantische plek van IJsland te maken. Alleen voor de gasten natuurlijk, want zelf heeft ze romantiek afgezworen. Eén keer een gebroken hart is genoeg. Maar onder het dansende noorderlicht ziet Alex, de barman, er toch wel héél aantrekkelijk uit…

20

Bath

‘Er is nog steeds niets, vrees ik. Zoals ik vorige week en de week daarvoor ook al zei. Het is een moeilijke tijd, dat weet jij ook wel. De economie draait niet geweldig en de mensen reizen niet meer zoveel.’ De vrouw zei dit met een zogenaamd oprechte en meelevende glimlach, terwijl haar kleine, roofdierachtige ogen Lucy’s blik ontweken, alsof werkloosheid besmettelijk was.

Een moeilijke tijd? Hallo!

Lucy wist álles van moeilijke tijden! Ze had zin om de wervingsconsulent bij de keel te pakken en door elkaar te schudden. In plaats daarvan schoof ze heen en weer in haar stoel en deed haar uiterste best er kalm en niet volkomen in paniek uit te zien.

De vrouw zat tegenover Lucy aan haar bureau in het felverlichte kantoor met trendy meubels en de allernieuwste Apple Mac, waarvan het beeldscherm het grootste deel van het bureau in beslag nam. Ze keek naar Lucy’s futloze blonde haar met de rattenstaartjes, niet in staat haar nieuwsgierigheid en afkeer te verhullen.

Lucy slikte, en zoals zo vaak sprongen de tranen haar in de ogen. Ze had echt haar best gedaan om haar haar, dat de afgelopen drie weken met plukken tegelijk uitviel, in model te brengen. Ze durfde het niet vaker dan één keer per week te wassen, omdat ze de vele blonde haren in het afvoerputje eigenlijk nog enger vond dan alle andere ellende in haar leven op dit moment. Het moest wel héél erg zijn allemaal, als zelfs je haar eraan probeerde te ontsnappen.

Lucy voelde dat haar bovenlip omhoogging. O mijn god, ze kon elk moment gaan janken! Het werd met de dag moeilijker om zich als een normaal mens te gedragen, vooral nu ze tegenover deze vrouw zat. Het mens droeg een kersenrood mantelpakje, had een perfect glanzend bobkapsel en schattige gelnagels. Ze was het toonbeeld van succes, een vrouw die het ver had geschopt, iemand die in hoog tempo de carrièreladder besteeg in plaats van ervanaf te glijden.

Lucy slaakte een diepe zucht, slikte moeizaam en dwong zichzelf rustig te worden. Ze probeerde zich al twintig minuten te beheersen om deze Little Miss Professional niet bij de revers te pakken en haar te smeken: ‘Er móét ergens een baan voor

21

me zijn!’ Ze kon dus niet anders dan, met haar handen onder haar bovenbenen en met opgetrokken schouders, naar dezelfde smoesjes te luisteren die ze bij de vorige tien wervingsbureaus ook al had gehoord: er waren minder banen, bedrijven namen geen mensen aan en niemand had tegenwoordig nog een vaste baan tot zijn of haar pensioen. Verdorie! Dat hoefde niemand haar te vertellen, want dat onaangename feit had ze zelf aan den lijve ondervonden.

Het doordringende stemmetje in haar hoofd bleef echter zeuren en jammeren dat ze op zoek was naar een baan in de hospitality. Het doordringende stemmetje werd schriller en luider: Er is altijd werk in de hospitality!

De vrouw keek haar aan met een geforceerde, bemoedigende glimlach die haar geamuseerde nieuwsgierigheid echter niet verhulde, en zei: ‘Misschien kun je een paar recentere referenties overleggen?’

Lucy schudde haar hoofd, terwijl de vertrouwde brok in haar keel omhoogkwam en haar dreigde te verstikken.

Nu probeerde de vrouw haar meelevend aan te kijken en ze keek daarna verstolen op haar horloge. Haar volgende afspraak was ongetwijfeld met een beter plaatsbare kandidaat, met iemand wiens cv vol stond met aanbevelingen van zijn of haar laatste werkgever en die niet openlijk aan de schandpaal was genageld in haar professionele wereldje.

‘Er móét iets zijn!’ Lucy was zo wanhopig dat de woorden haar mond al uit waren voordat ze het besefte. ‘Ik vind het niet erg om een stapje terug te doen. Je hebt toch gezien hoeveel ervaring ik heb?’ Daarna hoorde ze zichzelf de catastrofale woorden uitspreken, hoewel ze zich echt had voorgenomen om dat niet te doen, hoe erg de situatie ook werd: ‘Ik wil álles wel doen.’

De vrouw trok haar wenkbrauw op alsof ze wachtte tot Lucy uitlegde wat ze onder ‘alles’ verstond.

‘Nou ja, bijna alles dan.’ Het drong opeens tot Lucy door dat ‘alles’ de meest afschuwelijke, al dan niet vacante banen kon inhouden, en dat het inkomen van deze vrouw afhankelijk was van het plaatsen van mensen.

‘Eh... er is wel iets...’ De vrouw haalde met een elegant gebaar haar schouders op. Lucy had al spijt van ‘bijna alles’. Waartoe had ze zich bereid verklaard? Ze kende

22

deze vrouw niet eens. Kon ze haar eigenlijk wel vertrouwen?

‘Het is eh... wel een grote stap terug. Een tijdelijk contract met kans op een vast contract. Twee maanden proeftijd. In het buitenland.’

‘Het buitenland vind ik geen probleem.’ Lucy ging rechtop zitten. Een proeftijd van twee maanden was goed. En het buitenland was geweldig! Waarom had ze daar zelf niet aan gedacht? Een echte ontsnapping! Een ontsnapping aan de stiekeme grijns van haar ex-collega’s, de steelse ‘dat is die vrouw... je weet wel’-blikken, de heimelijke ‘we weten echt wel wat je hebt gedaan’-glimlachjes en zelfs een enkele keer een verlekkerde ‘natuurlijk heb je dat gedaan’-grijns. Ze werd er letterlijk doodziek van.

De vrouw stond op, liep naar een hoek van haar kantoor en zocht in het stapeltje blauwe dossiermappen op het beukenhouten tafeltje achter haar bureau.

Zelfs vanaf haar stoel kon Lucy zien dat dit de banen waren voor kneusjes, banen met het label ‘hier vinden we nooit van z’n leven iemand voor’. De vrouw pakte een map met ezelsoren die bijna helemaal onderaan lag.

Lucy wist hoe die arme map zich voelde: over het hoofd gezien en afgedankt.

‘Hm...’

Lucy wachtte. Ze zat op het puntje van haar stoel en strekte haar hals uit, terwijl ze probeerde de woorden op de map te lezen.

De vrouw streek er met haar glanzende nagel overheen. ‘Hm. Oké. Hm.’

Lucy haakte haar vingers in elkaar, blij dat ze verstopt zaten tussen haar bovenbenen en de zitting van de stoel.

Na een zacht ‘Tsss...’ sloeg de vrouw de map dicht. Ze keek Lucy bezorgd aan. ‘Nou ja, het is iets.’ Ze sloeg haar blik neer. ‘Je bent absoluut overgekwalificeerd. Het is in...’ en ze zei iets wat klonk als een nies.

‘Waar?’

‘Hvolsvöllur,’ herhaalde ze. Lucy wist zeker dat ze de uitspraak had opgezocht.

‘Juist.’ Lucy knikte. ‘En waar ligt...’ Ze knikte naar de dossiermap. Aan de naam te horen zou het ergens in het oosten van Europa moeten zijn.

‘IJsland.’

‘IJsland!’

23

‘Ja.’ De vrouw zei snel: ‘Het is een baan met een proeftijd van twee maanden in een hotelletje in Hvolsvöllur, slechts anderhalf uur rijden vanaf Reykjavik. Je kunt meteen beginnen. Zal ik hen bellen en je cv sturen?’ vroeg ze met een plotseling en onverwacht enthousiasme, alsof ze aan de bonus dacht die ze hiervoor zou incasseren.

IJsland. Geen land waar ze ooit naartoe had willen gaan. Was het daar niet gruwelijk koud? En bijna altijd heel donker? Haar favoriete klimaat was heet met een lauwwarme watertemperatuur. Anderhalf uur rijden van Reykjavik klonk onheilspellend en zou zomaar in the middle of nowhere kunnen betekenen. Lucy beet op haar lip. ‘Ik spreek de taal niet.’

‘O, maar dat is helemaal geen probleem. Ze spreken daar allemaal Engels. Het is natuurlijk mogelijk dat ze je niet willen... je weet wel.’ Haar glimlach verdween en ze keek Lucy meelevend aan. ‘Ik wil je geen valse hoop geven, maar ik zal ze vertellen dat je enorm ervaren bent. Het is alleen eh... je meest recente referentie kan een probleem zijn. Je hebt al een tijdje... wat zal ik zeggen, niet meer gewerkt.’

‘Misschien kun je zeggen dat ik een sabbatical heb genomen,’ zei Lucy snel.

De vrouw knikte en plakte haar glimlach weer op haar gezicht. ‘Wacht even, ik ga een telefoontje plegen.’ Ze stond met een ietwat ongemakkelijke blik op.

Lucy vermoedde dat ze normaal gesproken de telefoon op haar bureau gebruikte, maar nu enige privacy wilde terwijl ze probeerde de cliënt over te halen iemand aan te nemen met een gat van drie jaar op haar cv.

Het afgelopen jaar was ze, nadat ze zich in de twee jaar daarvoor omhoog had gewerkt, werkzaam geweest als assistent-manager bij het flagshiphotel van een grote hotelketen in Manchester. Tot deze keten haar wegens onbehoorlijk gedrag had ontslagen. Lucy klemde haar kiezen op elkaar toen ze terugdacht aan de meedogenloze hr-vrouw die door het hoofdkantoor in Surrey was gestuurd om haar de genadeklap te geven. Ze hadden Chris natuurlijk niet ontslagen. Heel even verdronk ze bijna in zelfmedelijden. De ene na de andere sollicitatie, de ene na de andere afwijzing en geen enkel sollicitatiegesprek. Door elke nieuwe afwijzing raakte ze meer ontmoedigd. Haar spaarsaldo slonk snel tot bijna nul, binnenkort had ze geen logeeradresjes meer en uiteindelijk zou ze gedwongen zijn om bij haar ouders in

24

hun kleine flatje te gaan wonen. Dat kon dus echt niet. Haar moeder zou de reden willen weten en haar vader zou zich dood schamen.

Lucy beet op haar onderlip, waardoor het wondje daar weer openging. Ze beet tegenwoordig op de binnenkant van haar lip en leek niet in staat om die afschuwelijke gewoonte af te leren.

‘Is het met inwoning?’ vroeg Lucy snel, voordat de vrouw het kantoor verliet.

‘O mijn god! Ja, natuurlijk. Niemand die goed bij zijn hoofd is zou daar zonder accommodatie naartoe gaan.’ Haar ogen werden opeens groot, alsof ze zich realiseerde dat ze waarschijnlijk veel te veel had gezegd. ‘Ik ben zo terug.’ Nogal veelzeggend was dat ze de dossiermap meenam toen ze Lucy in haar eentje achterliet in haar kantoor.

‘Weet je zeker dat je dat moet doen?’ Daisy, Lucy’s beste vriendin, keek hoofdschuddend en een beetje twijfelachtig naar het laptopscherm. ‘Je bent ontzettend overgekwalificeerd. Er zijn maar vierenveertig kamers en bovendien haat je sneeuw.’

‘Ik haat sneeuw helemaal niet. Sneeuw in de stad vind ik niet leuk, omdat het daar meteen zacht en zwart wordt.’ Lucy dacht aan de sneeuw uit haar jeugd: de eerste sneeuw die nog schoon en bros was en gewoon smeekte om verse voetstappen, sneeuwbalgevechten en sneeuwpoppen.

‘Hm,’ zei Daisy ongelovig. ‘Je bent nog maar net gewend in Manchester. IJsland wordt echt veel erger.’ Fronsend zei ze: ‘Maar het ziet er heel leuk uit.’

Lucy knikte. ‘Leuk’ was een understatement. Op de foto’s op deze website zag het er schitterend uit. De buitenkant, de met graszoden beklede daken en een allegaartje aan gebouwen, leek heel klein naast aan de ene kant de met sneeuw bedekte heuvels en donkere schaduwen van massieve aardlagen, en aan de andere kant de wilde rotsachtige kust waar schuimende golven op een smal kiezelstrand beukten. Op de prachtige foto’s van het interieur zag je het uitzicht door alle ramen van de lodge, verschillende enorme open haarden en gezellige hoekjes met meubels die je uitnodigden om daar heerlijk te gaan zitten of een dutje te doen voor het warme haardvuur. Het zag er allemaal fantastisch uit, waardoor ze zich afvroeg waarom de functie van general manager niet allang was vervuld. Ze beet op het wondje aan

25

de binnenkant van haar onderlip, kromp ineen en hapte naar adem.

Daisy interpreteerde dat verkeerd en keek haar ernstig aan. ‘Je hoeft die baan niet aan te nemen, hoor. Je kunt hier zo lang blijven als je wilt, dat weet je.’ Haar blik verzachtte. ‘Het is echt geen probleem, ik vind het heerlijk om je hier te hebben.’

Het was heel verleidelijk om in Daisy’s leuke eenpersoonsflatje in Bath te blijven, maar Lucy móést deze baan aannemen. ‘Dais, ik kan niet eeuwig op je bank blijven slapen en als ik deze baan niet aanneem, wordt het waarschijnlijk wel eeuwig.’

Het vertrouwde sombere gevoel dreigde haar te overmannen. Ze slikte, verdrong de paniek die haar bijna overweldigde en keek Daisy aan. Hoe moest je toegeven dat je jezelf niet langer in staat achtte om je werk te doen? Dat je klem zat door je besluiteloosheid en het gevoel dat je niet langer op je mening kon vertrouwen?

Moest ze deze baan aannemen? Het korte Skype-sollicitatiegesprek had niet meer geleken dan een formaliteit, een snelle check om er zeker van te zijn dat ze niet twee hoofden had of zo, uitgevoerd door een vrouw die niet eens de moeite had genomen zich voor te stellen en het volkomen onbelangrijk leek te vinden of Lucy het werk wel kon doen. Gelukkig maar, want Lucy’s zelfvertrouwen had haar volkomen in de steek gelaten, zodat ze niet eens in staat was geweest om zichzelf te verkopen.

Daisy legde een hand op haar arm, waardoor ze uit haar gedachten werd gerukt. ‘Doe het niet. Er komt wel iets anders. Je kunt je eigen...’ Lucy hief haar hand om Daisy ervan te weerhouden een van haar gebruikelijke kernachtige citaten te uiten en trok een permanente wenkbrauw op.

Haar beste vriendin was zo netjes om haar met een zwakke glimlach aan te kijken. ‘Oké.’ Daisy balde haar kleine handen tot vuisten. ‘Maar het is verd... echt zo oneerlijk! Het was jouw schuld niet eens!’

‘Daisy Jackson! Was je alweer bijna aan het vloeken?’

Daisy glimlachte als een ondeugend elfje, waardoor er een kuiltje in haar wang verscheen. ‘Misschien wel, maar ik kan er zo kwaad om worden! Het is zo... Grrr!’

26

‘Weet je, dat is nóg een reden voor me om hier weg te gaan. Jij maakt nu ook al dierengeluiden. Ik heb een slechte invloed op je. En het was wél mijn schuld, alleen mijn schuld. Nou ja, en die van Chris omdat-ie zo’n enorme klootzak is.’

‘Het wás jouw schuld niet! Dat moet je niet zeggen.’ Daisy was zo verontwaardigd dat haar stem schril klonk. ‘Je mág jezelf er de schuld niet van geven. Het was Chris z’n schuld. Hoewel ik nog steeds niet kan geloven dát hij het deed. Waarom?’

Lucy klemde haar kaken op elkaar. Ze hadden dit de afgelopen tweeënzestig dagen al duizend keer besproken met ontelbare glazen prosecco, wijn, gin en wodka. Herhaling en alcohol hadden geen antwoorden opgeleverd. Het was haar schuld, omdat ze zo ongelofelijk stom was. Ze kon gewoon niet geloven dat ze zich zo had vergist. Vier jaar! Een appartement samen! Bij hetzelfde bedrijf werken! Ze had gedacht dat ze Chris kende.

Maar één ding was zeker... ze zou nooit meer een man vertrouwen. ‘Het maakt niet uit waarom hij het deed. Ik moet door met mijn leven én ik heb een baan nodig.’ Lucy klemde haar kiezen op elkaar.

Het idee dat ze naar IJsland ging was verschrikkelijk, maar ze had geen andere opties meer.

Lees verder in Het kleine hotel onder het noorderlicht van Julie Caplin!

‘Weer een parel in de Romantic Escapes-serie!’

Goodreads-review

27

Tot nu toe verschenen in Julie Caplins Romantic Escapes-serie:

Het kleine hotel onder het noorderlicht Julie Caplin Het kleine hotel onder het noorderlicht Het betoverende licht van IJsland doet iets met haar…
Lees ze allemaal!

Vier

de zomer met deze heerlijke romance-titels!

Leesfragment Als ik jou was van Marijke Vos

Ze zijn elkaars tegenpolen. Maar wat als ze in elkaars schoenen staan?

Maudy runt met veel liefde een ijssalon in een Goois dorp. Ze is gek op haar zoete creaties en haar klanten. Er is alleen één persoon die telkens weer het bloed onder haar nagels vandaan weet te halen: die makelaar die elke dag haar parkeerplek inpikt...

Wout is een vooraanstaand makelaar, maar een concurrent dreigt zijn regio over te nemen. Het laatste waarmee hij zich wil bezighouden is gezeur van de andere ondernemers op het plein. Als die vrouw van de ijssalon op een dag ineens tegen hem uitvalt, bereikt zijn frustratie een hoogtepunt.

In het heetst van de strijd sluiten Maudy en Wout een deal. De komende twee weken ruilen ze van baan, want hé, hoe moeilijk kan het zijn? Maar zodra je in de schoenen van een ander staat, kun je zomaar eens verrast worden…

30

Proloog

‘Je hóéft dit niet te doen, hè?’ Als een moeder die haar dochter voor het eerst op schoolreis stuurt, staat Nazarine voor me in de deuropening van de ijssalon. Ze heeft me nog net geen lunchpakket in mijn handen geduwd. Ik heb klamme handen, die ze stevig vasthoudt – alsof ze me daarmee kan tegenhouden.

Ze bedoelt het goed. En eerlijk is eerlijk, mijn eerste reflex is inderdaad als een klein kind in haar armen kruipen. Het allerliefste blaas ik deze idiote weddenschap per direct af. Maar dat is nou juist het probleem: ik moet dit wél doen, ik kan niet meer terug. Alleen al de herinnering aan die zelfgenoegzame blik van Wout van der Loop is genoeg om dit door te zetten. Zonder twijfel. Ik gun hem het plezier niet om me als eerste terug te trekken uit onze deal.

Dus haal ik diep adem. ‘Het komt wel goed. Ik zie het als een soort vakantie.’ Ik weet een waterig glimlachje te produceren.

Nazarines ogen schieten naar het plein. ‘O hemel, sta me bij. Daar heb je hem.’

Ik volg haar blik. En inderdaad, Wout van der Loop steekt het plein over. Ik rol met mijn ogen. Ja hoor, hij draagt een grijs maatpak met een wit overhemd eronder en glimmende schoenen. Echt een outfit om ijsjes in te verkopen. Op het eerste oog ziet hij er even arrogant uit als altijd, maar wanneer hij dichterbij komt, zwemt er een flintertje ongemak in zijn donkere ogen. Mooi.

‘Goedemorgen, dames.’ Hij houdt stil op het terras. Een kort moment kijkt hij met opgetrokken wenkbrauwen naar mijn lichtslinger met kleine ijshoorntjes. Dan richt hij zich tot mij. ‘Ben je er klaar voor?’

Ik speur zijn gezicht af naar het ongemak van zojuist, maar er is geen enkele emotie meer van zijn gezicht af te lezen. Eerlijk gezegd ziet hij

31

er walgelijk goed uit. Ontspannen bovendien, met een zweem van een glimlach rond zijn lippen. Bij mij is het tegenovergestelde het geval, vrees ik. Als ongemak een olympische sport was, zou ik direct gehuldigd kunnen worden. Start het Wilhelmus maar vast in.

‘Ben jíj́ er klaar voor?’ kaatst Nazarine terug als ik blijkbaar te lang stil blijf. ‘Want je zult flink aan de bak moeten.’

Wout snuift minachtend. ‘Dat zal allemaal wel meevallen, maar ik ben er klaar voor, hoor. Laat mij maar ijsjes scheppen. Ik kijk uit naar twee weken ontspanning.’

Nazarine schudt afkeurend haar hoofd. Ze richt haar smekende ogen op mij terwijl ze haar wenkbrauwen optrekt. Zeker weten?

Ik recht mijn schouders en haal diep adem. Terugkrabbelen is geen optie. ‘Nou, ik ben er ook klaar voor.’ Ik richt me tot Nazarine. ‘Als er iets is…’

‘…dan kan ze dat met mij overleggen,’ onderbreekt Wout me met een knik naar de gevel. ‘Aangezien dit nu twee weken mijn toko is. Dat zijn de regels, toch?’

Nazarine fakkelt hem met haar bruine ogen tot de grond af, richt zich dan tot mij en vormt een hartje met haar handen.

Ik glimlach. O, ik weet absoluut zeker dat ze haar mannetje staat tegenover Wout. Nazarine redt zich wel.

Ik weet alleen niet of ik hetzelfde over mezelf kan zeggen. Ik heb werkelijk geen idee wat me te wachten staat. Hoe zal het zijn om in Wouts chique schoenen te staan? Ik werp hem een lange blik toe waarmee ik woordeloos duidelijk maak dat hij het eens moet wágen om mijn kostbare en enige personeelslid tegen zich in het harnas te jagen. Dan draai ik me om. Met een weeïg gevoel in mijn maag steek ik het plein over, rechtstreeks naar het makelaarspand. Ik kijk niet meer achterom, bang dat ik linea recta terug zal rennen om de boel alsnog af te blazen als ik Nazarine zie.

Oké, ik kan dit.

32

Twee weken lang ruilen we van zaak.

Hij de ijssalon.

Ik de makelaardij.

Hoe moeilijk kan het zijn?

Ik ga hem bewijzen dat je geen omhooggevallen kwal hoeft te zijn om huizen te verkopen, dat het eerlijk kan, dat het op een fijne manier kan. En hij? Hij zal er snel genoeg achter komen dat een ijssalon runnen echt wel meer inhoudt dan de hele dag discodip rondstrooien.

Met trillende vingers open ik de deur van zijn kantoorpand.

1. Maudy

‘Nu is het genoeg.’ Met een klap zet ik de manshoge kunststof ijshoorn op de stoep, waarna ik op het knalblauwe gevaarte op de parkeerplek afbeen –míjn parkeerplek, welteverstaan. Nou ja, misschien niet echt helemáál van mij. Maar deze parkeerplek is het dichtst bij mijn ijssalon, dus in theorie is hij van mij en het feit dat Wout van der Loop nu voor de zoveelste keer dat opzichtige gedrocht van hem op mijn plek heeft geparkeerd, maakt dat ik… dat ik…

‘Urgh!’ Terwijl ik een kreet slaak, blijf ik abrupt stilstaan op de rand van de stoep. Het is alsof er een hamster in zo’n radje in mijn maag begint te rennen, steeds harder en harder. Ik bal mijn handen tot vuisten. Wacht.

Ik maan mezelf tot kalmte. Adem in, adem uit. Rustig blijven. Dit ben ik niet.

Ik ben een vredelievend, rustig en liefdevol mens.

Die mantra dient me al mijn hele volwassen leven, dus hij kan nu maar beter ook zijn werk doen.

Bovendien, wat wil ik gaan doen dan? Zijn banden lekprikken met een roze glitterpen? Een kras in zijn auto maken met mijn ijsschep? Ik gluur

33

over mijn schouder naar het pand aan de overkant van het plein. Misschien moet ik er gewoon heen gaan en hem voor eens en voor altijd zeggen dat…

Wacht, bewoog de luxaflex?

Opnieuw vlamt de woede op.

Natuurlijk. Natúúrlijk staat hij daar verscholen achter het raam te gniffelen om mijn zichtbare frustratie. Wedden dat dat de enige reden is dat hij die auto daar neerzet? Om mij dwars te zitten. Ik staar met iets minder bravoure dan zojuist naar de auto.

Het schijnt een bijzonder model te zijn. Klanten knikken en kijken er dikwijls bewonderend naar als hij aankomt of wegrijdt.

Waarschijnlijk komt dat door het helse kabaal dat de motor maakt. Alsof de Apocalyps nabij is. Ik snuif. Voor mij is het niets meer dan een auto. In een foeilelijke kleur ook nog eens.

Ik schud de laatste restjes van het nare gevoel van me af. De laatste persoon op aarde met wie ik me op dit moment wil bezighouden is Blaaskaak, zoals Nazarine en ik hem noemen. Al sinds ik hier mijn ijssalon heb geopend, lijkt hij iets tegen me te hebben. Hij is altijd chagrijnig, hij zegt nooit gedag – daar voelt hij zich waarschijnlijk te goed voor – en hij weet bovendien dondersgoed dat zijn auto daar niet hoort te staan.

Nou, goed, klaar met hem. Ik heb nog genoeg werk te doen voordat de winkel om elf uur open kan.

Zonder het makelaarskantoor nog een blik waardig te keuren – want ik vóél gewoon dat hij nog altijd kijkt – loop ik terug naar mijn terras.

Het eerste brocante terrasstoeltje komt nog iets te hard neer als ik het van de stapel haal, maar na een paar minuten werkt het sjouwen aardig kalmerend. Alle gedachten aan Wout van der Loop en zijn blauwe

Transformer verdwijnen langzaam naar de achtergrond. Zacht neuriënd zet ik alle tafels en stoelen klaar. Ik glimlach wanneer het volgende nummer klinkt: ‘Cold as Ice’ van Foreigner. Terwijl ik meezing, volgen de kleurrijke kussentjes en de vazen met elk een bloem. Ten slotte knip ik het snoer met

34

ijshoornlampjes aan. Nu maar hopen dat het droog blijft. Binnen begint de ijsmachine die ik een uurtje geleden heb aangezet te piepen.

Net als ik me over het verse ijs buig, klinken er voetstappen.

‘Goedemorgen.’ Nazarine lacht naar me terwijl ze haar jas uittrekt.

‘Grillig weertje, maar als de zon doorzet kan het straks nog best druk worden,’ roept ze een paar seconden later optimistisch vanuit ons ‘kantoortje’.

Ik draai me om naar de grote etalage aan de voorkant. Grijze wolken pakken zich samen boven het plein, typisch genoeg precies boven het makelaarskantoor. Blijkbaar hebben mijn vierduizend schietgebedjes van vanochtend hun werk niet gedaan, want het lijkt er toch verdacht veel op dat het elk moment kan gaan regenen. En dat is wel het laatste wat ik kan gebruiken. De omzet is deze maand om depressief van te worden, de rekeningen stapelen zich op en het weer blijft maar kwakkelen. Het is verdorie begin mei: het terras zou elke dag bommetje vol moeten zitten, maar vooralsnog lijkt Buienradar aandelen te hebben in Netflix, want de zon wint het maar niet van dat druilerige weer. Als er niet snel iets verandert, dan…

‘Wat gaat zíj nou weer doen?’ Tussen de jaloezieën door kijk ik toe hoe dat mens van de ijssalon met een luide bonk die belachelijke ijshoorn op de stoep kwakt. Vervolgens kijkt ze vernietigend mijn kant op en beent met een rotvaart op mijn auto af.

Als ze maar niet…

Achter me klinkt een snuif. ‘Het zal me niets verbazen als je een dezer dagen nog eens een flinke kras op je grote liefde oploopt. Of een bak

35
2. Wout

mokka-ijs over de voorruit gekieperd krijgt.’

Ik ruk mijn aandacht met tegenzin los van het tafereel buiten. Mijn collega Bram heeft echter alleen oog voor zijn beeldscherm. ‘Hoezo?’

Hij zucht, maar richt zich nu op. ‘Geef nou maar toe, je doet het erom.’

‘Onzin. Ik wil mijn auto gewoon in het zicht hebben. Je weet wat hij me heeft gekost. En zij heeft die parkeerplaats toch niet nodig.’ Ik duw de jaloezieën weer aan de kant. ‘Als ze Alfie beschadigt, dan wil ik haar op heterdaad betrappen.’

‘Ze heeft óók klanten, weet je,’ herinnert Bram me. ‘En het is niet gezond dat jouw auto een naam heeft,’ voegt hij eraan toe.

Ik hou mijn blik strak gericht op Maudy, die nog altijd als een etalagepop naast mijn auto staat. Wat staat ze daar nou toch te doen? ‘Wat maakt het uit? Haar klanten komen op de step of met zo’n verrekte yuppenbakfiets,’ murmel ik terwijl ik Brams commentaar op Alfies naam negeer. ‘En ze woont zelf boven haar winkel, dus ik zie niet in waarom ik mijn auto daar niet gewoon kan parkeren.’

Ik meen het, als ze ook maar één vinger uitsteekt, dan...

Tot mijn opluchting loopt ze, na nog een dodelijke blik in mijn richting, terug naar de ijssalon.

Ik stoot mijn adem uit. ‘Ze is weg.’

Bram kijkt me veelbetekenend aan.

‘Wat?’

Hij geeft geen antwoord, maar schudt zijn hoofd terwijl hij zich weer op zijn beeldscherm richt. Ik loop naar mijn eigen bureau en zak neer op de stoel om de papieren die ik nodig heb voor mijn volgende bezichtiging te verzamelen.

Bram leunt achterover in zijn stoel. ‘Heb je trouwens nog nieuws over dat project aan de Koopmanlaan?’ Hij klapt zijn laptopscherm iets naar beneden om mijn aandacht te vangen.

Ik mompel een vloek. Het Koopmanproject is de nagel aan mijn

36

doodskist. Nu al. En dan hebben we het nog niet eens in onze portefeuille. Wat overigens wél gaat gebeuren. ‘Die eikel van een Lodewijks aast erop, dat is duidelijk.’

Bram knikt. ‘Dat zat eraan te komen.’

Het is inderdaad geen verrassing: Pascal Lodewijks pikt steeds meer panden in deze regio in, maar toch had ik gehoopt dat hij dit project zou laten varen.

Ik zucht. ‘We zullen het slimmer moeten spelen. Onze positie duidelijk maken bij die ontwikkelaar en de beste deal presenteren.’

‘Exact wat Lodewijks ook gaat doen dus.’

Ik geef geen antwoord, maar blader door het stapeltje papieren voor me. ‘Het punt is dat wij dit project verdíénen. Lodewijks heeft niets anders dan gladde praatjes en te dure deals. Wij hebben…’ Ik tik op het dossier. ‘… het klantenbestand dat bij dat pand past, goede marketingkanalen. En we zijn regionaal. Dat moet toch voor ons pleiten.’

‘Hoeveel appartementen waren het ook alweer?’ Bram schuift een map met documenten naar zich toe. Hij bladert erdoorheen.

Het is fijn dat Bram geïnteresseerd is in het Koopmanproject, want dat is een big deal. Ik heb de jonge vader bewust een beetje ontzien, maar ik kan zijn hulp goed gebruiken.

Lees verder in Vuurwerk in de sneeuw van Sarah Morgan

‘Veertig. Veertig luxeappartementen in het hoge segment, aan het water. Kunnen er voor anderhalf miljoen per stuk uit als we het goed aanpakken.’

‘En wat is het plan van Lodewijks?’

Ik wrijf over mijn kaak. ‘Geen idee. Hij laat natuurlijk niets los. Ik durf mijn linkernier erom te verwedden dat hij zal zeggen dat hij ze al zo goed als verkocht heeft.’

‘Kan dat waar zijn?’

Ik haal mijn schouders op. ‘Wie weet wat die gladjakker allemaal voor elkaar kan krijgen. Maar niet als ik hem voor ben.’

37

‘That’s the spirit.’ Bram stoot kort zijn vuist in de lucht. ‘Ik hoor graag je strijdplan. Kan ik nog ergens mee helpen?’

‘Hm.’ Ik staar voor me uit.

Dat is dus het probleem: ik heb geen concreet plan. Hoewel de feiten al een paar weken op tafel liggen, heb ik nog altijd geen idee hoe ik die projectontwikkelaar ervan ga overtuigen dat wij de enige geschikte partij zijn, zonder me te verlagen tot de louche praktijken waar Pascal Lodewijks zich mee bezighoudt. Volgens mij balanceert die kerel altijd op het randje van de gedragscode.

Ik moet dit gewoon voor elkaar krijgen.

Lees verder in Als ik jou was van Marijke Vos!

‘Marijke flikt het gewoon weer!

Een heerlijk boek vol romantische spanning, hardop-lachen-humor en een vleugje discodip.’

38

Lees meer feelgood van Marijke Vos!

Deze lezers zijn al fan van onze romance-verhalen!

rowanreadsbooks dewereldvansofie

40 aninaleest bookishoxygen
lottelivre manon_neke thereadingcowgirl lynnstabooks paulaleest

Inspiratie nodig voor jouw verlanglijstje?

Wat dacht je van deze verhalen:

WIN!

Wil jij een jaar lang GRATIS boeken winnen?

Stuur dan het antwoord op onderstaande vraag naar info@harpercollins.nl en maak kans!

Vraag: hoe heet het schilderij dat een grote rol speelt in Die zomer met jou van Sarah Morgan?

winactie loopt t/m 31 augustus 2024

41
41

Volg World of Romance voor alles wat je wilt weten over romantische boeken!

• Altijd het laatste nieuws over romantische boeken

• Leuke winacties

• Ontdek nieuwe romance-auteurs

• Klets samen met andere romance-liefhebbers

over jullie favoriete genre!

worldofromancenl worldofromancenl

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.