Column Albert Zwijgers

Page 1

column Albert Zwijgers

De relatie tussen voeding en gezondheid is van alle tijden Kort geleden zat ik te bladeren in het boek “De glorie van ons brood”, uitgegeven in België in de jaren tachtig. Mijn oog viel op het hoofdstuk waarin de gezondheidsaspecten van brood door de eeuwen heen werden beschreven. Zo was men in de achttiende eeuw de mening toegedaan dat je door het eten van drie luizen of kruisspinnen tussen een boterham koorts zou kunnen bestrijden. Toen was er dus in de ogen van de mensen al een relatie tussen voeding en gezondheid! In de huidige tijd is de relatie tussen voeding en gezondheid weer actueel, maar eigenlijk is er dus niets nieuws aan de horizon. We gaan weer terug naar de basisfuncties van voeding: opbouw, onderhoud en bescherming van en energieleverancier voor ons lichaam. In mijn jeugd was het voedingspatroon heel anders dan nu: drie maal daags een maaltijd en alleen op hoogtijdagen iets lekkers! De economische hoogconjunctuur van de laatste decennia heeft er toe bijgedragen dat voeding in een heel ander daglicht is komen te staan en vaak doorslaat in de fun-gedachte. Gevolg: toenemende problemen met overgewicht en andere voedingsgerelateerde chronische ziekten. Tijd dus om weer terug te gaan naar de roots van voeding, daarbij gesteund door de resultaten van voedingskundig onderzoek. Onderzoek dat de laatste decennia een grote vlucht heeft genomen zowel nationaal als internationaal. Wereldwijd zijn een groot aantal zogenaamde Centres of Excellence ontstaan, elk met een specifiek aandachtsgebied. Nederland neemt op het vlak van Food en Nutrition internationaal gezien een vooraanstaande plaats in. Denk maar eens aan de Universiteit van Maastricht, de Wageningse Universiteit, de VU in Amsterdam, de Universiteit van Groningen, TNO Kwaliteit van Leven, het NIZO en het Top Instituut Food and Nutrition. Stuk voor stuk gerenommeerde centra voor voedingskundig onderzoek. Naast de verschillende universiteiten en instituten hebben research-centra van bedrijven als Unilever en DSM ook een uitstekende naam op het vlak van wetenschappelijk onderzoek. Het is nu hoog tijd dat de resultaten van wetenschappelijk onderzoek vertaald worden in concrete producten en diensten voor de consument. Om dit proces aan te jagen is op initiatief

van de ministeries van Economische Zaken en Landbouw, Natuurbehoud en Voedselkwaliteit samen met bedrijfsleven en kennisinstellingen de Food & Nutrition Delta (FND) opgericht. Doel: de reeds aanwezige kennis naar het bedrijfsleven brengen, met een accent op het MKB. Verder formuleert de FND nieuwe onderzoeksprojecten op basis van ideeën die er in het bedrijfsleven leven, al dan niet in consortiumverband. Het bedrijfsleven kan hiervoor ook een beroep doen op de subsidieregeling FND. Inmiddels hebben heel wat bedrijven van deze regeling gebruik gemaakt en zijn met hulp van de FND tientallen projecten opgestart. Dit deels samen met fundamentele kennisinstellingen maar zeker ook met toepassingsgerichte organisaties, zoals Hogeschool HAS Den Bosch, TNO en de verschillende instituten in Wageningen.

Ir. Albert Zwijgers Innovatiemakelaar Voeding en Gezondheid, Food&Nutrition Delta Lector Innovatie in Voeding, Hogeschool HAS Den Bosch

Het grotere bedrijfsleven heeft de verworven voedingskundige kennis al opgepakt en bestaande producten getoetst aan de huidige voedingskundige normen. De introducties van het Ik Kies Bewustlogo en het klavertjevier van Albert Heijn zijn hier uitvloeisels van. Zij gebruiken de beschikbare kennis uit onderzoek voor wat je zou kunnen noemen een foodrenovatieproces, te vergelijken met een renovatieproces in de woningbouw. Renovatie is een belangrijk onderdeel van het innovatieproces en maakt dat producten beter aansluiten op de behoeften van de consument en de retail. Want dat er behoefte bij de consument bestaat aan verantwoorde voeding blijkt wel uit het feit dat producten met voedingskundige logo’s een hogere omzetgroei tonen dan producten zonder die logo’s. In tegenstelling tot het MKB heeft het grootbedrijf voor het renovatieproces de beschikking over voedingskundigen en technologen. De FND werkt aan een initiatief om het MKB op dit punt te ondersteunen, samen met de Federatie Nederlandse Levensmiddelenindustrie (FNLI), brancheorganisaties, ingrediëntenleveranciers, kennisinstellingen en bedrijven die hun kennis en kunde op dit vlak ter beschikking stellen. Positief is dat de kennisvouchers van het ministerie van Economische Zaken voor dit renovatieproces gebruikt kunnen worden. Dat biedt prachtige kansen voor het MKB! Jaargang 1 Nummer 1

25


column Albert Zwijgers

Samenwerken? De coöperaties zijn ook in het zuiden begonnen

Een collega uit het westen van het land vroeg mij wat mij het meest is opgevallen bij het werken in het zuiden van het land ten opzichte van de Randstad waar ik geboren en getogen ben. Het antwoord was niet moeilijk te geven. Zoals bekend is de levensstijl Bourgondischer dan in het westen, maar het belangrijkste is dat mensen anders met elkaar omgaan. Ze zijn opener naar elkaar toe en bereid naar elkaar te luisteren en gezamenlijk initiatieven te nemen. Als voorbeelden gaf ik de oprichting van het Anton Jurgens Institute en het Fhealinc initiatief in Den Bosch. Iemand van ZLTO mengde zich in het gesprek en zei: “Dat samen de schouders er onderzetten is niet zo vreemd, realiseer je wel dat de coöperaties in het zuiden van het land zijn begonnen!” Dat verband had ik nog nooit gelegd. De “krachten bundelen” zit de zuiderling kennelijk van oudsher in de genen. Dat zie je terug in allerlei samenwerkingsverbanden zoals het Food Connection Point, het ICGV en de vijfsterrenregio. Maar zijn dit soort locale en regionale initiatieven wel echt een gezonde ontwikkeling voor de sector? Zijn we niet te veel bezig met een versnippering van krachten en gelden in plaats van juist een bundeling daarvan? Zou het niet raadzamer zijn de verschillende initiatieven bij elkaar te brengen en tot een gezamenlijk programma te komen op het gebied van innovatie en opleidingen, zodanig dat we optimaal gebruik kunnen maken van de al aanwezig kennis en kunde? Limburg is daar al mee begonnen onder de naam Vercoulen verbindt. Ze maken daar plannen om de verschillende organisaties samen te voegen en te komen tot één slagvaardig geheel met een gedegen financiële basis, een programmaraad op hoog niveau en medewerkers met bewezen kwaliteiten. Misschien nog niet zo gek.

Terug naar de coöperatieve gedachte. We leven nu in de 21ste-eeuw en zullen hieraan een andere invulling moeten geven dan vroeger. Toen had ieder dorp zijn eigen coöperatieve bank en zuivelfabriekje. Dat is verleden tijd. De klanten bevinden zich niet meer rondom het dorp! De Rabobank is nu een grote volwassen en internationaal actieve bank. Het fusieproces tussen de lokale banken is in volle gang, gelijk wat er gebeurd is met de zuivelfabriekjes. Friesland Campina is nu een wereldspeler geworden.

Ir. Albert Zwijgers Innovatiemakelaar Voeding en Gezondheid, Food&Nutrition Delta Lector Innovatie in Voeding, Hogeschool HAS Den Bosch

Ook de food- en nutritionindustrie moet haar krachten bundelen en activiteiten op elkaar afstemmen, zonder de eigen identiteit te verliezen. Hier ligt een uitdaging voor ons allemaal! Met de ontwikkelingen binnen de Europese Unie moeten we onze horizon niet alleen verleggen naar Nederland maar ook naar de andere landen van de Europese Unie, te beginnen bij Duitsland en België. Daarnaast zullen we onze angst voor het grote bedrijfsleven en de retail moeten overwinnen. Deze organisaties hebben het MKB hard nodig! Hebt u er wel eens bij stil gestaan dat bedrijven als Unilever en Nestlé nog maar weinig eigen productiebedrijven hebben en een groot beroep doen op de productiefaciliteiten van het MKB? Retailorganisaties willen op hun beurt in het kader van de concurrentieslag graag nieuwe innovatieve producten hebben. Het is toch wijd en zijd bekend dat MKB bedrijven daar veel sneller op in kunnen spelen omdat ze veel innovatiever zijn dan de logge, bureaucratische multinationals. Multinationals blijken juist vaak de volgers te zijn! U als MKB-er hebt de beste uitgangspositie om de eerste slag slaan! En waar u kennis of kunde tekort komt werkt u samen met collega-ondernemers, kennisinstellingen en overheid. Zo doen we dat in het zuiden. Van oudsher.

Jaargang 1 Nummer 2

31


column Albert Zwijgers

Laten we de zomermaanden eerst maar eens afwachten De uitspraak in de kop van deze column hoorde ik als innovatiemakelaar bij de Food & Nutrition Delta (FND) regelmatig in de maanden mei en juni, als men op het punt stond projecten in te dienen bij SenterNovem. Innovatieve ideeën waren er genoeg, maar in de laatste fase voor de indiening ging het financiële plaatje een rol spelen. In deze moeilijke tijden is dat een heet hangijzer voor het bedrijfsleven want subsidieregelingen dekken nu eenmaal niet 100 % van de projectkosten! Zonder te oordelen over individuele bedrijven is het de vraag of die voorzichtigheid in algemene zin past in het economische beeld van de levensmiddelensector? De supermarktconcerns komen met hogere omzetcijfers, de consument blijft eten! We zien een verschuiving van eten buitenshuis naar thuis eten. De keuken wordt weer meer gebruikt en dat levert mogelijkheden op voor producenten van consumentenproducten. De consumenten heeft op dit moment oog voor producten voor de dagelijkse maaltijd. De CEO van uitzendbureau Randstad meldde in zijn halfjaarbericht dat zijn organisatie 33% minder uitzendkrachten aan het werk heeft, maar dat er uitzonderingen zijn. In de levensmiddelensector bleef het aantal uitzendkrachten gelijk in vergelijking met begin 2008, zo stelde hij. Zo zij er meer voorbeelden van relatief goed nieuws over onze sector. Misschien mogen we daar voorzichtig de conclusie uit trekken dat we er niet zo slecht vanaf komt in deze tijd van economische crisis? De blessures in onze tak van sport vallen waarschijnlijk wel mee en we hoeven, als de wereldeconomie aantrekt, niet geblesseerd aan de zijlijn te blijven staan. Laten we ons daarom in deze tijd goed voorbereiden op de komende wedstrijden. De subsidieregelingen zijn er om die voorbereiding te ondersteunen, zowel nationaal als Europees. En hebt u er weleens bij stilgestaan dat uw innovatieve idee mogelijk ook interessant is voor uw buurman, die geheel andere producten maakt? Waarom niet eens kijken of je samen het project kunt aanpakken

en de kosten delen. De subsidieregeling FND voor FND-MKBInnovatieprojecten en de FND-haalbaarheidsprojecten sluit dit jaar op 9 oktober om 17.00 uur. Mijn collega innovatiemakelaars staan klaar om u behulpzaam te zijn met de projectomschrijving en, als u dat wenst, het zoeken naar mogelijke partners. Bij innovatie gaat het niet alleen maar om nieuwe consumentenproducten, ook innovatieve ideeën met betrekking tot de productie komen in aanmerking voor subsidies. Automatiseringsdeskundigen hebben mij wel eens verteld dat de levensmiddelenindustrie behoorlijk achterloopt in automatisering en dat daar dus nog veel te halen valt, ook financieel.

Ir. Albert Zwijgers Innovatiemakelaar Voeding en Gezondheid, Food&Nutrition Delta Lector Innovatie in Voeding, Hogeschool HAS Den Bosch

Tot slot de personele situatie in onze bedrijven. Twee jaar geleden heeft het adviesbureau Berenschot een rapport uitgebracht over de personele situatie in onze sector, de Human Capital Roadmap genaamd. Het zal u niet verbazen dat de situatie niet erg florissant was: een groot tekort aan (V)MBO en HBO geschoold personeel. Die situatie is nog steeds ongewijzigd en zal zeker in de toekomst met de uitstroom van de babyboomers alleen maar erger worden. De instroom van studenten bij de verschillende opleidingen is zeer matig en de doorstroom naar vervolgopleidingen is in vergelijking met vroeger heel erg teruggelopen. Onze sector wordt door de jonge generatie niet meer als “cool” beschouwd. Hoe dat komt? Ook daar gaf Berenschot een antwoord op: de sector heeft eigenlijk helemaal geen imago. De jeugd ziet alleen de eindproducten in de supermarkt, maar weet niet wat er bij komt kijken om een levensmiddel te maken en hoe interessant dat is. Samen met de scholen zullen we de jonge mensen bij de hand moeten nemen en ze laten zien hoe leuk het kan zijn om in onze sector te werken. Hebt u weleens een groep 8 van de lagere school in uw bedrijf over de vloer gehad en gezien hoe verbaasd en enthousiast

Jaargang 1 Nummer 3

33


column Albert Zwijgers

Een idee! Maar wat doen we er mee……? Wordt u als ondernemer ’s nachts wel eens plotseling wakker en zegt u dan tegen uw partner: nu heb ik een idee voor een nieuw product of innovatieve aanpassing van mijn productieproces! Maar wat dan? Is het idee wel reëel en voor mijn bedrijf uitvoerbaar? Zijn anderen in de wereld ook al eerder op dat zelfde idee gekomen en hebben zij dat beschermd met octrooien? Wat moet er aan denkwerk op technisch- en/ of technologisch vlak nog verricht worden om het idee te realiseren? Hoe moet ik het product in de markt zetten en, wat nog belangrijker is, is er wel een markt voor en wat wil de consument daarvoor betalen? Vragen die ik en mijn collega’s als innovatiemakelaars bij de Food & Nutrition Delta (FND) bijna dagelijks tegenkomen. Natuurlijk, als makelaars hebben wij ook de taak het bedrijfsleven in contact te brengen met de kennisinstellingen en vervolgens te kijken of er een project geformuleerd kan worden. Maar aan dit alles gaat eigenlijk een belangrijke fase vooraf, noem dat maar de pre-project fase, waarin alles op een rijtje moet worden gezet om te kijken of het idee wel uitvoerbaar is, om vervolgens te bepalen welke kennis we nodig hebben voor het oplossen van bepaalde vragen. Op basis van onze kennis en ervaring kunnen wij u als innovatiemakelaars daarbij helpen, met inachtneming van strikte vertrouwelijkheid. Ook wij hebben alle wijsheid niet in pacht, maar wij kunnen wel een beroep doen op een netwerk van ter zake deskundigen, die wij benaderen voor een specifiek deelprobleem zonder uw naam of project te noemen of het volledige idee naar buiten te brengen. De Stichting Food & Nutrition Delta biedt u de mogelijkheid volkomen vrijblijvend, al vanaf het eerste moment, samen met u te bekijken of uw idee uitvoerbaar is en de mogelijkheden te onderzoeken welke ondersteuning er te geven is bij de uitvoering daarvan. Innovatiemakelaars beperken zich echter niet alleen tot de FND-regelingen maar zijn ook behulpzaam bij zaken rond Innovatievouchers en Innovatie Prestatie Contracten (het beschikbare bedrag is weer verhoogd), maar ook

bij Europese ondersteunende regelingen kunnen ze adviseren. Wacht echter niet tot de verschillende regelingen weer open gaan, maar neem nu reeds actie om de pre-project fase ten uitvoer te brengen, hetgeen in de meeste gevallen duidelijk maakt of uw idee, al dan niet in aangepaste vorm, realiseerbaar is. Als de pre-project fase gedegen is doorlopen, is het in de regel eenvoudiger het project of de haalbaarheidsstudie te formuleren.

Ir. Albert Zwijgers Innovatiemakelaar Voeding en Gezondheid, Food&Nutrition Delta Lector Innovatie in Voeding, Hogeschool HAS Den Bosch

Het is duidelijk dat het bedrijfsleven na de vakantie op het vlak van innovatieve ideeën er een tandje heeft bijgezet, zoals Kees de Gooijer, directeur van de FND het zou zeggen. In het kader van het subsidieprogramma Food & Nutrition Delta zijn in de maanden voor de sluitingsdatum vele MKB innovatieprojecten en haalbaarheidsprojecten ingediend. Naast de FND regelingen kan de overheid u ook op andere manieren helpen uw ambities te verwezenlijken. Om uw ondernemingsplannen te realiseren heeft u vaak geld nodig, maar voor banken en andere financiers zijn de risico’s soms te hoog. In die situatie kan het ministerie van Economische Zaken u als ondernemer helpen. Er zijn financieringsregelingen voor elke fase waarin uw bedrijf zich bevindt (start, groei, consolidatie). Zo zijn er regelingen aangaande Innovatiekredieten, Borgstelling MKB Kredieten, Groeifaciliteit en Garantie Ondernemingsfinanciering. De uitvoering van de regelingen is in handen van SenterNovem. SenterNovem is een agentschap van het ministerie van Economische Zaken. Voor meer informatie kijk op www.senternovem.nl/hulpbijondernemen. U zult zien dat ondernemingen die op technologisch gebied willen innoveren en daarbij hoge risico’s lopen, in aanmerking kunnen komen voor een krediet van het ministerie van Economische Zaken. Die steun blijkt vaak onontbeerlijk om innovaties van de grond te krijgen. Grijp uw kans!

Jaargang 1 Nummer 4

17


column Albert Zwijgers

Duurzaamheid, een stopwoord of een uitdaging? Je kunt tegenwoordig geen krant of tijdschrift meer openslaan of je komt de woorden duurzaam, verduurzaming of Cradle to Cradle tegen. Zelfs in deze verkiezingstijd gebruiken politici om de paar minuten deze woorden. Is dit nu een modegril of een serieuze maatschappelijke ontwikkeling waar we niet omheen kunnen? Hier is maar één antwoord op mogelijk: het is een serieuze zaak, waar we allemaal aan moeten geloven om onze planeet gezond en leefbaar te houden! In de westerse landen hebben we tientallen jaren in overvloed geleefd, we haalden onze grondstoffen wereldwijd uit onze wingewesten om er elders tegen lage lonen producten van te laten maken. Ons afval gooiden we niet meer op ons eigenstoepje, maar brachten we ver weg, zodat wij er geen last van hadden. Dit moest wel ten koste gaan van het leefmilieu op deze aarde. De wal gaat nu het schip keren. We zullen alternatieven moeten zoeken, die een veel minder negatieve invloed op het leven op onze aardbol hebben. Thuis zorgen we door allerlei isolatiemaatregelen dat ons energieverbruik omlaag gaat en daarmee ook onze energierekening. De rekening, dát is vaak de drijfveer voor het nemen van initiatieven. Het wereldvoedselvraagstuk zal grote invloed krijgen op de wereldprijzen van de grondstoffen die wij in onze sectoren gebruiken. Er zijn tegenwoordig zoveel monden op deze aarde die gevoed moeten worden, dat het marktmechanisme zal zorgen dat de prijzen van grondstoffen omhoog gaan en er op bepaalde gebieden schaarste zal ontstaan. In de (nabije) toekomst zullen we dus zuiniger met onze grondstoffen om moeten gaan en na moeten gaan of we alternatieven kunnen gebruiken. Dan denk ik vooral aan de verwaarding van reststromen, waar vaak nog zoveel waardevolle componenten in zitten. Hergebruik zullen we ook beter moeten overwegen dan we nu al doen. Het houdt niet op bij papier, glas, metaal en een koelkastje. Zoals Philip den Ouden, voorzitter van de Federatie Nederlandse Levensmiddelenindustrie (FNLI), tijdens een lezing eens zei: “duurzaamheid

is eigenlijk een mand vol met ballen en elke bal staat weer voor een ander aspect op het vlak van duurzaamheid”. De veelheid aan aspecten is er ook de oorzaak van dat er veel misverstand en verwarring is over de aanpak van duurzaamheid. Daarnaast zijn verschillende mensen, al dan niet uit idealistische overwegingen, uitgesproken accenten gaan leggen op bepaalde zaken. Het wordt de hoogste tijd dat alle maatschappelijke partijen, overheid, bedrijfsleven en consumentenorganisaties een transparant en goed gefundamenteerd actieplan opstellen, anders blijven we maar aanpolderen en onnodig geld verspillen. De oprichting van het platform “Verduurzaming” met als partners de FNLI ( levensmiddelenindustrie), ZLTO (agrarische wereld), CBL (supermarkten), KHN (horeca) en Veneca (catering) is een goede stap in de richting van samenwerking. Maar laten we hopen dat het niet alleen bij mooie woorden blijft, maar dat er daadwerkelijk iets gezamenlijks gaat gebeuren wat echt maatschappelijk relevant is. De totale keten dient bij dit alles in ogenschouw te worden genomen, van boer tot consument en alles wat daar tussen zit. Nederland heeft internationaal een uitstekende naam op Agrarisch- en Food&Nutrition terrein. Laten we ook de kenniskrachten in Nederland bundelen en reeds nu kijken welke resultaten op wetenschappelijk terrein er op de planken liggen van de verschillende universiteiten en kennisinstellingen, die omgezet kunnen gaan worden naar concrete producten en diensten. Hierbij moeten we de technische universiteiten en instituten niet vergeten, zij kunnen ons zeker helpen op het vlak van ondermeer: bouwkunde, processing, werktuigbouwkunde en verpakkingen. In de plannen zullen keuzes moeten worden gemaakt met betrekking tot relevantie en uitvoerbaarheid. De FNLI heeft reeds bij monde van Philip den Ouden gesteld dat zij zich in eerste instantie wil richten op de productieaspecten in de levensmiddelenindustrie, los van de gezondheidsaspecten van het te produceren levensmiddel, want je kunt namelijk een gezond levensmiddel produceren op een niet-duurzame manier en andersom ook. Duurzaamheid is niet alleen een uitdaging, maar

Jaargang 2 Nummer 1

Ir. Albert Zwijgers Innovatiemakelaar Voeding en Gezondheid, Food&Nutrition Delta Lector Innovatie in Voeding, Hogeschool HAS Den Bosch

31


column Albert Zwijgers

Het zout in de pap…….. Waarschijnlijk roept u ook weleens “Daar verdien je het zout in de pap niet mee”. Dit spreekwoord moet wel dateren uit begin negentienhonderd toen zout in een heel ander daglicht stond in vergelijking met de huidige tijd. Toen werd zout nog niet in verband gebracht met onze gezondheid. Inmiddels is er zoveel wetenschappelijke bewijslast voor de relatie tussen natriuminname en een verhoogde bloeddruk dat politiek, bedrijfsleven en NGO’s zout hoog op de agenda hebben gezet. Ook zijn er studies die stellen dat te veel zout kan leiden tot botontkalking, maagkanker en obesitas onder kinderen (zout stimuleert softdrinks-consumptie). Tijd dus om maatregelen te nemen. De Richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad bevat de aanbeveling om per dag niet meer dan 6 gram keukenzout ( 2,4 gram natrium) te gebruiken. Kijkend naar de huidige gemiddelde inname van 9 gram keukenzout per dag, is de zesgramsnorm dus behoorlijk ambitieus. Als we ons daarbij ook nog eens realiseren dat mensen met overgewicht een veel hogere dagelijkse inname van keukenzout hebben (“elk pondje gaat door het mondje”), dan is het begrijpelijk dat er internationaal van alles aan gedaan wordt om de consument bewust te maken van de risico’s van te veel zout. Overheden, bedrijfsleven en consumentenorganisaties zijn al actief bezig om de zoutinname terug te dringen. Kort geleden hebben een zestiental levensmiddelenproducenten in de Verenigde Staten, waaronder Kraft Foods en HJ Heinz Co., aangekondigd over te gaan tot zoutreductie in hun producten. Ook Nederlandse bedrijven, zoals Unilever en HAK hebben het zoutgehalte in verschillende producten reeds verlaagd. Er moeten echter nog vele producenten volgen om de zesgramsnorm te halen. Het spreekt vanzelf dat niet elke bedrijfstak binnen de Nederlandse voedingsmiddelenindustrie dezelfde inspanningen hoeft te verrichten, aangezien het zoutgehalte per product aanzienlijk uiteen kan lopen. De productgroepen brood, kaas, vleeswaren en soepen zijn samen al verantwoordelijk voor ongeveer de helft van de zoutinname. Zoutreductie in deze productgroepen zal een aanzienlijke gezondheidswinst opleveren. Laten we nu eens kijken naar de praktijk van zoutreductie. Dat is geen

eenvoudige zaak want zout beïnvloedt de smaak en kan zelfs andere smaken versterken. Daarnaast kan zout ook de textuur van een product beïnvloeden, zoals bij vleeswaren. Doordat het zout de eiwitten gemakkelijker met elkaar laat binden ontstaat een karakteristieke bite. Bij bepaalde productgroepen speelt zout door zijn waterregulerend vermogen een rol bij de houdbaarheid van het product. Ook bij bepaalde fermentatie- en bakprocessen speelt zout een cruciale rol. Zo remt zout bij zuurkool de groei van ongewenste bacteriën en in bakprocessen heeft zout een zodanige invloed op de gluten dat het deeg niet plakkerig wordt.

Ir. Albert Zwijgers Innovatiemakelaar Voeding en Gezondheid, Food&Nutrition Delta. Lector Innovatie in Voeding, Hogeschool HAS Den Bosch

Als we zout reduceren zullen we dus rekening moeten houden met mogelijke veranderingen in het eindproduct of in de processing. Bij dit alles speelt de reactie van de consument een allesbepalende rol. De consument is immers gewend aan een bepaalde smaak en mondgevoel. Mogelijk dat we de consument kunnen laten wennen aan een lager zoutgehalte door de reductie stapsgewijs in de tijd te laten plaatsvinden. Zoals ook de Federatie Nederlandse Levensmiddelindustrie (FNLI) van mening is, zal dat gelijktijdig moeten gebeuren in een gehele sector zoals bijvoorbeeld de bakkerijsector. Anders slaan we de plank mis, zowel richting consument als producent. Er kleven dus nogal wat ingewikkelde aspecten aan het reduceren van het zoutgehalte in onze levensmiddelen, maar uit gezondheidsoverwegingen zullen we hier niet aan ontkomen. De Food & Nutrition Delta heeft in samenspraak met kennisinstellingen, bedrijfsleven en belangenorganisaties als Consumentenbond en FNLI een overzicht samengesteld, genaamd “Zout op de Kaart”, waarin de huidige mogelijkheden naar voren worden gebracht om smakelijke producten met minder zout te produceren. Het overzicht, nummer 2 in de serie van Food & Nutrition Deltawerken, is te downloaden via www.foodnutritiondelta.nl. Een aanrader! En natuurlijk zijn mijn collega-innovatiemakelaars en ik gaarne bereid u van advies te dienen omtrent zoutreductie. Jaargang 2 Nummer 2

35


column Albert Zwijgers

Wat de toekomst brenge moge Toch wel een interessante tijd waarin we op het ogenblik leven. Veel politiek overleg over de noodzakelijke bezuinigingen. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is samengevoegd met het ministerie van Economische Zaken en natuurlijk de nasleep bij het voormalige Organon in Oss. Het is opvallend hoeveel patijen zich in al deze discussies mengen, niet alleen op landelijk niveau maar ook op regionaal en plaatselijk niveau. Dat er moet worden bezuinigd, daar zijn we allemaal wel van overtuigd, maar hoe? Dan gaat men de barricaden op, want bezuinigen op onze eigen activiteiten ziet men absoluut niet zitten, dat moet maar bij de buren gebeuren. Verbazingwekkend waren de meningen rond de toekomst van Organon Oss. De Universiteit van Nijmegen wilde wel meedoen aan een reddingsplan, maar de mogelijke start-ups die hieruit zouden kunnen ontstaan moesten zich dan wel vestigen in de regio Nijmegen. Limburg deed er nog een schepje boven op. Alle activiteiten, met daarbij de noodzakelijke gelden, moeten maar uit Oss naar de Chemelot site in Geleen overgebracht worden. Waar zijn we nu eigenlijk mee bezig? Nederland is op de wereldkaart niet groter dan een kleine postzegel en dan gaan we dat kleine stukje Nederland nog weer opdelen in regionale “Valley’s” ter meerdere eer en glorie van regionale politici. Laten we alsjeblieft weer met beide benen op de grond terugkomen en kijken waar het nu echt om gaat. Dat is economische activiteit in een land dat zich steeds meer richting kenniseconomie ontwikkeld. Hierbij dient het bedrijfsleven, en dan spreek ik echt niet alleen over multinationals, het voortouw te nemen op basis van ondernemerschap. De overheid kan dan ondersteunende regelingen maken om de innovatieve ideeën van het bedrijfsleven te versnellen en tot concretisering te brengen. Kennisinstellingen zullen daar ook op in moeten spelen. Fundamenteel onderzoek is zeer belangrijk, maar met alleen wetenschappelijke publicaties komen we er niet. De wetenschappelijke resultaten zullen in overleg met de ondernemers vertaald moeten worden in concrete producten en/of diensten. Maar we zullen keuzes moeten maken want Nederland kan niet op alle wetenschappelijke terreinen op wereldniveau blijven meedraaien daar zijn we gewoon te klein voor. Beter op een beperkt aantal terreinen excelleren dan op vele terreinen maar wat aan modderen. De discussie zal zich moeten richten op de vraag op welke

gebieden we sterk willen zijn en hoe we dat landelijk gaan organiseren. Maar betrek het bedrijfsleven bij die discussie, anders verzandt het en komen we niet vooruit. In het kader van de versnippering zouden we ook eens moeten kijken naar de vele regionale en locale initiatieven die vaak met belastinggeld, en soms met Europese subsidie, van start zijn gegaan. Na het einde van de subsidieperiode leiden vele van dit soort initiatieven een kwakkelend bestaan, áls ze überhaupt nog bestaan. Laten we eens evalueren wat de verschillende initiatieven in concreto voor het bedrijfsleven hebben opgeleverd en wat er mogelijk mis is gegaan. Een dergelijke evaluatie kan ons helpen om juiste beslissingen, dus ook besparingen, voor de toekomst te nemen. Dan nog de samenvoeging van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met het ministerie van Economische Zaken. In ons geval van Voeding en Gezondheid, het samenvoegen van de primaire sector met de postharvest sector. Op zichzelf geen gek idee, steeds meer raken we ervan overtuigd dat we ketengewijs moeten gaan denken en doen. We zagen dat de beide ministeries moeilijk hun beleid op elkaar konden afstemmen, samenvoeging kan dat mogelijk verbeteren. Maar er is toch wel een belangrijk aspect die samenvoeging met zich meebrengt en dat is een goede belangenbehartiging van de agrarische sector, niet alleen op nationaal niveau maar zeker op Europees/wereld niveau. Een ter zake deskundige staatssecretaris, die zich in het buitenland minister mag noemen, is misschien een oplossing. Het is dus niet alleen een tijd van bezuinigingen, maar als we het goed willen doen ook van bezinning. We kunnen bijvoorbeeld veel effectiever met belastinggeld omgaan. Laten we nu concrete landelijke keuzes maken. Op korte termijn kan dat pijn veroorzaken, maar op langere termijn zal Nederland er sterker uitkomen.

Jaargang 2 Nummer 3

Ir. Albert Zwijgers Innovatiemakelaar Voeding en Gezondheid, Food&Nutrition Delta. Lector Innovatie in Voeding, Hogeschool HAS Den Bosch

37


column Albert Zwijgers

De tijd van jaarbijeenkomsten Zoals ieder jaar was het de afgelopen maanden weer de tijd van jaarbijeenkomsten van de verschillende organisaties. Op de druk bezochte bijeenkomst van de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) werd voor de allereerste keer de Monitor Levensmiddelenindustrie gepresenteerd, die een inzicht geeft van de prestaties van onze voedings- en genotmiddelenindustrie (V&G) in vergelijking met andere sectoren in Nederland en in vergelijking met de V&G industrie in andere delen van Europa. Vanaf nu zal de FNLI jaarlijks deze feitenanalyse van de grootste industrie van Nederland publiceren. Het is interessant in de eerste Monitor te lezen dat de V&G sector natuurlijk de nodige klappen heeft gehad na het uitbreken van de crisis (ruim 5 % productieafname in 2009), maar dat dit beduidend minder is in vergelijking met de totale industriesector in Nederland (-17,5 procent). Ook in vergelijking met de landen om ons heen doet de Nederlandse V&G industrie het zeer naar behoren. Volgens Philip den Ouden, directeur FNLI, mag er daarom ook met voorzichtig optimisme naar de toekomst worden gekeken. “De voedings- en genotmiddelenindustrie heeft dankzij onder meer een sterke productiviteitsontwikkeling een goede uitgangspositie. Maar we zijn nog niet op het niveau van voor de crisis en het consumentenvertrouwen blijft nog achter” aldus Philip den Ouden. Eind september hielden de Food & Nutrition Delta(FND), het Top Instituut Food and Nutrition(TIFN) en het overkoepelende innovatieprogramma Food & Nutrition hun “Grand Opening” in Fort Voordorp in Groenekan. Tijdens deze bijeenkomst blikten zij terug op de eerste vier jaar van het innovatieprogramma Food & Nutrition en keken vooruit naar de komende vier jaar. TIFN kon bekend maken dat een aantal gerenommeerde internationale partners zich bij de organisatie hadden aangesloten. De Food & Nutrition Delta kon vol trots melden dat in de afgelopen periode van krap vier jaar 326 bedrijven de weg naar FND gevonden hadden, waarvan 80% MKB. Ook was er een innovatiemarkt, waar enkele resultaten van de afgelopen vier jaar gepresenteerd werden en verschillende

vooraanstaande sprekers vertelden over hun visie op innovatie binnen de foodsector, nu en in de toekomst. Aan het einde van de dag werd door de toenmalige minister van Economische zaken Maria van der Hoeven, het officiële startschot gegeven voor de volgende periode van vier jaar. Ook de minister had oog voor het belang van het MKB voor de sector.”Het zijn juist vaak de kleinschalige bedrijven die met slimme ideeën komen en nieuwe werkwijzen ontwikkelen” aldus de minister.

Ir. Albert Zwijgers Innovatiemakelaar Voeding en Gezondheid, Food&Nutrition Delta. Lector Innovatie in Voeding, Hogeschool HAS Den Bosch

In november werd de tweejaarlijkse Health Ingredients & Natural Ingredients beurs in Madrid gehouden.Duidelijk was dat de levensmiddelenproducenten door de vele afwijzingen van gezondheidsclaims door de EFSA erg terughoudend zijn met het op de markt brengen van zogenaamde functional foods, omdat uit marketingoverwegingen claims essentieel zijn. Een ander opvallend aspect was dat leveranciers van ingrediënten voor de supplementmarkt nu ook duidelijk trachten hun ingrediënten bij de levensmiddelenproducenten onder de aandacht te brengen. We moeten hier als food wereld wel heel voorzichtig mee zijn. De wettelijke aspecten voor supplementen zijn heel anders dan die voor food. Eigenlijk is er geen echte wetgeving in de wereld voor supplementen en vaak hoor je de uitspraak “alles is mogelijk, als je er maar niet dood aan gaat”. Als er gevraagd wordt om de klinische bewijsvoering van hun ingrediënten dan moet men het antwoord schuldig blijven en wordt gesteld dat dit een verantwoordelijkheid is voor diegene die het naar de consument brengt. Ook aangaande het inbouwen van een dergelijk ingrediënt in de food matrix blijft het opvallend stil. Oppassen dus en laat u niet van de wijs brengen door het mooie plaatje van het kruidje-roer-me-niet waarvan het ingrediënt afkomstig is.

Jaargang 2 Nummer 4

35


column Albert Zwijgers

De Stille Kracht Route voorwaarts voor de Nederlandse Levensmiddelenindustrie Het is allesbehalve stil in politiek Den Haag. In ons geval denk ik dan niet zozeer aan de nieuwe zetelverdeling in de Eerste Kamer, maar aan alle discussies rond het voorgenomen innovatiebeleid van de regering. Minister Verhagen heeft negen topsectoren aangewezen: water, agrofood, tuinbouw, hightech, life sciences, chemie, energie, logistiek en creatieve industrie. De voedsel, cq. groene sector mag niet klagen met twee toppers: agrofood en tuinbouw. Echter, het aanwijzen van topsectoren is één, maar deze concreet invullen is vers twee. We mogen ons gelukkig prijzen dat onze sector van oudsher een proactieve houding heeft. Begin verleden jaar hebben het Top Instituut Food & Nutrition (TIFN) en Food & Nutrition Delta (FND) reeds een integraal businessplan voor de periode 2011-2014 opgesteld op grond waarvan de toenmalige regering 100 miljoen euro heeft toegekend. Jammer genoeg heeft Verhagen de toegezegde 60 miljoen voor het nieuwe FND-programma nog niet vrijgegeven. De regering vraagt nu de sector, met daarin vertegenwoordigd het grote bedrijfsleven samen met het MKB, om op korte termijn te komen met een businessplan met een zo concreet mogelijke beleids- en activiteitenagenda. Eind verleden jaar nam de minister al ‘De stille Kracht, route voorwaarts voor de Nederlandse Levensmiddelenindustrie’* in ontvangst. Het visiedocument komt uit de koker van de FNLI en TIFN en wordt gedragen door de zogenaamde High Level Group. Hierin zitten vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, de onderzoekswereld en de overheid. Centraal in De Stille Kracht staan de voorwaarden die er voor moeten zorgen dat Nederland ook in 2028 een vooraanstaande rol zal vervullen op het gebied van Food en Health. In dit zeer lezenswaardige rapport komen alle aspecten aan bod waar ook u op dit moment, maar zeker in de nabije toekomst mee te maken zult krijgen. Van innovatie-activiteiten naar investeringsklimaat, open-handel-aspecten, vestigingsklimaat, arbeidsmarktaspecten en niet te vergeten duurzaamheid en gezondheid. Het is ook positief dat het bedrijfsleven de ketenbenadering omarmt. De levensmiddelenindustrie is een drijver van toegevoegde waarde in de keten. Het denken en handelen

vanuit de integrale keten is toegenomen door de groeiende aandacht voor onderwerpen als voedselveiligheid en duurzaamheid. Natuurlijk wordt er ook ingespeeld op de behoeften van de consument en maatschappelijke thema’s als gezondheid en duurzaamheid. De levensmiddelenindustrie neemt haar maatschappelijke verantwoordelijkheid en stelt zich proactief op naar de consument en de maatschappij door intensief, duidelijk en transparant over sociaaleconomische thema’s te communiceren. Hieraan zijn de activiteiten van de industrie gekoppeld. Niet alleen op nationaal niveau is men actief, ook in onze regio Zuid-Nederland hebben overheid, onderwijs en bedrijfsleven de handen ineen geslagen om te laten zien dat Zuid-Nederland een wereldspeler van formaat is in agrifood. Circa 40 procent van de toegevoegde waarde op dit vlak in Nederland wordt gerealiseerd in Zuid-Nederland! Om onze sector in de toekomst levensvatbaar te houden, zullen we moeten innoveren door kennis te valoriseren. Daar ligt de uitdaging! De ondernemers willen daarin het voortouw nemen door het opstellen, onderhouden en uitvoeren van een gezamenlijke innovatieagenda, het aanjagen, opzetten en financieren van nieuwe open innovatietrajecten en het bevorderen van informatieuitwisseling en kenniscirculatie. De regio wil het centrale verbindingsloket zijn voor Ondernemerschap, Onderzoek, Onderwijs en Overheid (de 4 O’S) met telkens dat ene doel voor ogen: Zuid-Nederland één in Food. En nu maar hopen dat het vele werk niet voor niets is geweest en we de resultaten terug zullen zien in de Innovatienota van het kabinet, die voor de vakantie wordt verwacht.

Ir. Albert Zwijgers Innovatiemakelaar Voeding en Gezondheid, Food&Nutrition Delta. Lector Innovatie in Voeding, Hogeschool HAS Den Bosch

* Via de website van de FNLI (www.fnli.nl) kunt u het volledige rapport downloaden.

Jaargang 3 Nummer 1

47


column Albert Zwijgers

Loop eens binnen in het buitenland “Onbekend maakt onbemind” is een spreekwoord dat vaak wordt gebruikt. Dit spreekwoord gaat zeker op als we het hebben over mogelijke zakelijke activiteiten in het buitenland. Niet alleen de taal kan een barrière zijn, ook heerst er een andere cultuur, om van de verschillende overheidsregels maar niet te spreken. Toch zijn we er als Nederlanders van overtuigd dat er in het buitenland ook mogelijkheden moeten zijn met onze technologieën, producten en diensten. Wie kan ons daarbij helpen? Het antwoord is niet zo moeilijk te geven. Het zijn onze ambassades, de consulaten-generaal, de Netherlands Business Support Offices, de Technisch Wetenschappelijke attachés (TWA’s) en de landbouwafdelingen. De Nederlandse vertegenwoordigingen wereldwijd vormen het internationale overheidsnetwerk om u te ondersteunen bij internationaal ondernemen. Het netwerk helpt ondernemers actief aan informatie over handel, investeringen en (technologische) samenwerking. De medewerkers kennen de markt , hebben toegang tot lokale autoriteiten en bedrijven en overbruggen taal- en cultuurbarrières. Of u nu een startende of ervaren ondernemer bent op de internationale markt, de medewerkers van dit uitgebreide netwerk staan klaar om u op weg te helpen. Het zaken doen met het buitenland begint natuurlijk met een goede voorbereiding in Nederland zelf. Ook daarvoor bieden verschillende organisaties hun diensten aan. De Kamers van Koophandel zijn het startpunt voor ondernemers die willen gaan exporteren en importeren, het Nederlands Centrum voor Handelsbevordering kan u begeleiden bij marktonderzoek en promotionele activiteiten. Fenedex kan zorgen voor trainingen op het vlak van export en internationalisering en NL EVD Internationaal (economische voorlichtingsdienst) heeft wereldwijde landen- en sectorinformatie, kan financiële ondersteuning verlenen en u kunt gebruik maken van hun promotionele activiteiten, zoals handelsdelegaties. Na een goede voorbereiding kunnen onze vertegenwoordigers in het buitenland gaan helpen met het signaleren van kansen voor uw product of dienst op de lokale markt. Zij kunnen ook contacten leggen met potentiële handelspartners als agenten, importeurs, distributeurs en producenten. Daarnaast geven zij ook praktische tips over cultuur en gewoonten van het zakendoen en bieden zij informatie bij de drempels die de lokale wet- en regelgeving soms opwerpt, bijvoorbeeld bij het verkrijgen van een vergunning, terwijl zij gemakkelijker toegang hebben tot de lokale autoriteiten dan uzelf.

Op het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie staan deskundigen klaar om u te helpen bij specifieke aangelegenheden betreffende de Europese Unie. Niet alleen over Europese regels voor internationaal zaken doen, maar zij kunnen u ook helpen bij Europese aanbestedingen. Zij helpen u ook met het verkrijgen van Europese Innovatie subsidies, zoals de EUROSTARS subsidieregeling voor MKB-bedrijven die actief zijn op het technologische terrein. Samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen uit verschillende landen van de Europese Unie wordt door Brussel met verscheidende subsidieregelingen krachtig ondersteund.

Ir. Albert Zwijgers Innovatiemakelaar Voeding en Gezondheid, Food&Nutrition Delta. Lector Innovatie in Voeding, Hogeschool HAS Den Bosch

Voor de financiële aspecten van het zaken doen met het buitenland kunt u natuurlijk terecht bij uw bank, die over specialisten op het gebied van internationale handel beschikt, zowel in Nederland als daarbuiten. Dit jaar zullen de Technisch Wetenschappelijk Attachés (TWA’s) “bijgeschoold” worden op het vlak van Food & Nutrition. Nederland heeft met het Topdomein “Food & Nutrition” veel kennis en kunde op wereldniveau in huis. De TWA’s gaan nu gericht in het buitenland kijken naar mogelijke samenwerkingsvormen op het wetenschappelijk gebied van de totale agrofoodketen. Het eerste resultaat is al binnen. UC Davis (University of California) in de Verenigde Staten staat op het punt een samenwerkingsovereenkomst te tekenen met de Universiteit van Wageningen en Food Valley. Onze vertegenwoordigingen in het buitenland zullen zich echter niet alleen op de wetenschap richten maar ook op de commerciële mogelijk­ heden van onze agrofoodproducten inclusief de tuinbouw. Hopelijk heeft deze column u aan het denken gezet over de mogelijkheden van internationaal zaken doen van uw bedrijf. Voor uitgebreide informatie en links verwijs ik u naar de volgende website van het ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie: http://www.internationaalondernemen.nl/ dtb/campagne.asp

Jaargang 3 Nummer 2

57


Column Is de traditionele levensmiddelentechnoloog aan het eind van zijn life-cycle?

Albert Zwijgers Innovatiemakelaar Voeding en Gezondheid, Food & Nutrition Delta

Al eeuwenlang wordt aan bepaalde levensmiddelen een fysiologische werkzaamheid toegeschreven tegen allerlei kwalen. Zo schreef men in de zeventiende eeuw boterhammen met drie luizen of kruisspinnen voor tegen koorts. De gezondheidswetenschappen hebben gelukkig, zeker de laatste veertig jaar, een hoge vlucht genomen. Kregen artsen in opleiding in de jaren zeventig van de vorige eeuw twee uur college over voeding, nu is men er in de medische wetenschappen van overtuigd dat de dagelijkse voeding mede bepalend is voor onze gezondheid. Het ‘care’ element heeft zijn plaats in de medische wereld veroverd naast de traditionele ‘cure’ benadering. De voedingskundige ontwikkelingen waren niet de enige verandering in de voedingsmiddelenwereld. We gingen van ‘technology push’ naar ‘technology pull’. We kregen oog voor de behoeften van de consument. Ook de globalisering deed zijn intrede en de wetgever en bescherming van de intellectuele eigendom kregen een groeiende rol. Duurzaamheidaspecten kwamen naar voren: hoe kunnen we al die monden op deze aardbol voeden en tegelijk verantwoord omgaan met hetgeen onze aarde te bieden heeft? Dit alles heeft zijn weerslag gehad op het wel en wee van de voedingsmiddelensector. Wereldwijd is er gebrek aan innovatie en ondernemerschap, een lage snelheid in productontwikkeling, vaak een moeilijke relatie tussen wetenschap, productontwikkeling en marketing en angst om verantwoordelijkheid te dragen. Wat hebben we nodig? In de eerste plaats ondernemerschap en innovatie. Maar zonder passie en doorzettingsvermogen zal dat er niet voldoende komen. Er zal meer aandacht moeten zijn voor de vertaalslag van wetenschappelijke resultaten naar concrete producten en/of diensten, want veel resultaten blijven op de plank liggen. Daardoor gaat het maatschappelijke belang ervan verloren. De levensmiddelenindustrie staat niet op zichzelf, maar maakt onderdeel uit van een grote, dynamische keten: van boer naar verwerker, via supermarkt naar de consument. We ontkomen niet meer aan een doordachte ketenbenadering, zeker niet als we duurzaam moeten gaan werken. Een goede ketenbenadering zal ons de mogelijkheid geven voor onderzoek naar alternatieve grondstoffen, nu de huidige grondstoffen door de groeiende wereldvraag schaars worden. Het zal duidelijk zijn dat we keuzes moeten maken, zoals universiteiten ook hebben moeten doen. Zij hebben keuzes gemaakt voor vakgebieden waarin ze sterk willen en kunnen zijn. Daarnaast moeten we ons realiseren dat de wetenschappelijke ontwikkelingen razendsnel gaan en dat we binnen het vakgebied niet alles zelf meer kunnen weten. Samenwerking is het devies, partnerschappen zoals die binnen het Top Instituut Food & Nutrition bestaan, zowel nationaal als internationaal. Verschillende bedrijven hebben al de weg naar keuzes en partnerschappen ingeslagen. Het open innovatieproces is in vele gevallen binnen de bedrijven van cruciaal belang. Hierdoor kunnen de hoge kosten van innovatie met partners gedeeld worden en mogelijk financieel ondersteund worden door overheden. Om deze nieuwe benadering binnen bedrijven in goede banen te leiden is een levensmiddelentechnoloog anno 21e eeuw van eminent belang. De nieuwe levensmiddelentechnoloog zal bruggen moeten slaan tussen de verschillende disciplines, zoals fundamentele wetenschappen, productontwikkeling en marketing & sales. De nieuwe technoloog zal de taal van de verschillende disciplines moeten kunnen spreken èn begrijpen. Deze technoloog is er nog niet, maar het bedrijfsleven zal in samenwerking met de verschillende opleidingen moeten werken aan een curriculum dat past bij de nieuwe voedingsmiddelenwereld. De traditionele levensmiddelentechnoloog is aan het eind van zijn levenscyclus gekomen.

Meer informatie Food & Nutrition Delta www.foodnutritiondelta.nl

Nederland


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.