rlrlrl
Kareelbakkers voor de oven van het Krabbos in Dworp
nr 6 - april/juni 2000
trimestrieel tijdschrift van het heemkundig genootschap "van witthem" beersel
Kareelbakkers voor de oven van het Krabbos in Dworp
nr 6 - april(juni 2000
trimestrieel tijdschrift van het heemkundig genootschap "van witthem" beersel
9nhoud
En het dorp zal duren .. .
INHOUD
64
TEN GELEIDE H. PARTOUS
65
VOOROUDERS .. . GEVONDEN? DEEL2 M. DESMEDT
66
VANDE WAUWER, KAREELBAKKERS IN BEERSEL W DEBRAEKELEER
86
GRUDIUS, DICHTER-DIPLOMAAT EN... EEN BEETJE ALSEMBERGENAAR J. BRASSINE
90
SOLDATEN UIT BEERSEL GESNEUVELD TIJDENS DE GROTE OORLOG M. DESMEDT
97
UIT HET LEVEN GEGREPEN, VOLKLIEDEREN DANSEN EN VERHALEN J. DE GELAS
I 04
ERRATUM
115
COLLOFON
I 16
april - juni 2000
'ten geleide
•••
HUGO PARTOUS, schepen
Heem- ook Heimat- kunde. Het Grootwoordenboek Van Dale vermeldt heem samen met het Middelnederlandse 'heim' telkens in relatie met woonplaats, huis, huis en hof. In een verouderde vorm betekent het zoals het Hoogduitse 'Heimat' ook vaderland . 'Heimatkunde' (Hoogduits) handelt zoals heemkunde over de lokale, folkloristische geschiedenis, de geschiedenis van een streek en haar bewoner s. Een heemraad was vroeger een college van raadslieden van de dijkgraaf, later een lid van een dijk- of polderbestuur en een heemschutter is vandaag een ijveraar voor de bescherming van historische gebouwen, stads-, dorps- en landschapsschoon. Figuurlijk betekent heemschutter 'vereerder, bewonderaar van het oude'. Dit laatste sluit het vorige evenwel niet uit. Deze korte verklaring om taak en opzet van een heemkundig genootschap duidelijk te maken. De leden van het Heemkundig Genootschap Van Witthem kunnen dan wel vereerders van het oude zijn of 'nostalgici' , zoals de leden van een heemraad destijds, maar zij willen ook een bij.drage leveren die ten goede komt aan de mensen van vandaag en morgen. Terwijl ik deze inleiding op papier zet, trekt het relaas van een oude Romeinse nederzetting mijn aandacht. De Turkse overheid besliste om deze eenentwintig eeuwenoude stad te laten onderlopen. Een kunstmatig meer moet de streek voorzien van stroom en de economie zal welvaart brengen voor de plaatselijke bevolking. De archeologen reppen zich om zoveel als kan , te redden . Maar veel zal voor altijd verloren gaan! Ook bij ons is veel waardevols verdwenen . Alles kan ook niet bewaard worden. In onze gemeente verdiende de Wolfshagekapel in Lot; zoals ook andere waardevolle sites, wellicht een beter lot. Beleidsverantwoordelijken doen er goed aan om het aanbod aan 'vrijwilligers'- bijdragen naar waarde te schatten. In afwachting van de aanwerving van een archivaris, wordt al heel veel werk verzet. Het College van Burgemeester en Schepenen heeft deze functie reeds opgenomen in het personeelsbehoeftenplan. Hoe belangrijk de coördinerende rol ook zal zijn, het vrijwilligerswerk is ook later niet weg te denken. We willen dan ook een beroep blijven doen op alle belangstellenden, 'vereerders-van-het-
oude-dat-de-moeite-waard-is-om-voor-het-nageslacht-te bewaren'.
april - juni 2000
En het dorp zal duren ...
Voorouders ... gevonden? Deel 2
MARC oEsMEDT
De gezondheidstoestand in het hospitaal te Brussel Begin van de 19d• kan bezwaarlijk vergeleken worden met wat we thans op gebied van hospitaalhygiÍne kennen. Het is dan ook niet te verwonderen dat regelmatig een deel van de bewoners van het vondelingenhuis door allerlei infecties getroffen werd. Meer dan eens waren de gevolgen desastreus. In 1812 werd een voedster door een zuigeling besmet met sifilis. Omdat zij verschillende kinderen zoogde, raakten verschillende andere kinderen besmet. De besmette kinderen werden in afzondering geplaatst en moesten het qua voeding stellen met "eau d'orge" of met "eau blanche", een papje op basis van brood. Ook in 1825 was een deel van de bewoners van het vondelingenhuis door allerlei infecties getroffen. In 1825 kwam sifilisbesmetting voor, veroorzaakt door een pasgeborene die onmiddellijk na de geboorte van het Sint-Janshospitaal naar het vondelingenhuis was gebracht. Dat de geneesheren de besmetting bij de moeder niet hadden opgemerkt werd ernstig genomen. Het toezicht werd verscherpt en het ziekenhuis kreeg de verplichting opgelegd om nauwer samen te werken met de vondelingengeneesheer. Een andere "gesel" waren de ooginfecties. In 1820 was er een ware epidemie ontstaan, zodat de nog niet besmette kinderen tijdelijk ondergebracht werden in
En het dorp zal duren .. .
april - juni 2000
het Sint-Janshospitaal. Niet minder dan 14 kinderen en 4 zoogsters raakten zo ernstig besmet dat verschillende onder hen blind werden . In 1850 was het nog erger. 69 zieke kinderen werden voor verzorging naar het Sint-Janshospitaal overgebracht. Daar stierven er 24 en van de 45 die terugkeerden overleden er binnen korte tijd nog 17. De derde, veel voorkomende, besmetting was tetanus. In 1816 was er een epidemie die heel wat slachtoffertjes maakte. Door kaakkrampen overmand waren de zuigelingen niet langer in staat om gezoogd te worden. Aangezien er tegen deze infectie geen doeltreffende middelen bestonden, hadden zuigelingen die besmet raakten, niet de minste kans op overleven. Deze epidemie was trouwens de directe aanleiding voor de verhuis naar het "nieuwe" vondelingenhuis in de Wildewou(t)dstraat nummer 6, naast de Sint-Goedelekerk. In 1826, vijf jaar nadat men er voor de eerste maal in slaagde een kind van tetanus te genezen, sloeg het noodlot opnieuw toe. In 5 maanden tijd overleden opnieuw 18 kinderen aan deze vreselijke aandoening.
april - juni 2000
En het dorp zal duren ...
De huisvesting
Vanaf 24 pluviose VIl ( 12 februari
1799) waren de
vondelingen ondergebracht in het huis genaamd " exBogaerden" . Het vorige huis was met infectiestoffen bezwangerd zodat het onbewoonbaar was geworden.
Fragment van het stadsplan van E. H. Fricx 1711 het huis van de "Bogaerden nr 42"
En het dorp zal duren ...
april - juni 2000
Fragment van het stadsplan van E. H. Fricx I 711 het huis van de "Oratoriaenen" nr 69 , vlak bij de Kathedraal van Sint Goedele nr 3 (nu Sint Michiel)
Vier jaar later werd een vleugel van het huis "ex Oratoriaenen" aan de oude beestenmarkt in gebruik genomen . Men beschikte er over 12 kamers. Met de 74 kinderen die er gemiddeld verbleven, was ook deze plaats eigenlijk ongeschikt. Daarenboven was de omgeving veel te druk zodat er van enige discretie bij het te vondeling leggen geen sprake kon zijn . Ouders die in het geniep te weten wilden komen hoe het "hun" kind verging en waar het uitbesteed zou worden, "completeerden" met de groentenhandelaarsters op de markt die deze informatie, via de voedsters, trachtten te bekomen .
april - juni 2000
En het dorp zal duren ...
Fragment van het stadsplan in de omgeving van de Kathedraal Het vondelingenhuis in de Wildewoudstraat is aangeduid met een pijl.
fA
'{[J (
......
c: ....
, ( ;' ,--;
•-~ ···-C
i
. L=-~·~'~"...·-=::~ .-•• j ,· ·.: • J.: J..//,,.. __ .
/.1 ,. .. .
J'" " ., "
i.:.i~ i ; :; ; _j_ _~-ï-----
_.._ .. _
J , '.;
'
.
_:;__
.. 1:.'
~
11... ,,",
Grondplan van het huis in de Wildewoudstraat
En het dorp zal duren .. .
april - juni 2000
In 1816 werd besloten te verhuizen naar een ditmaal aangepaste woning in de Wildewoudstraat nummer 6 1 .Op het plan van de gelijkvloerse verdieping zien we dat de ingangsdeur en de in de muur aangebrachte trommel, zich aan de linkerzijkant van het huis bevonden. De inrit, langsheen deze gevel , was tot juist na de ingangsdeur vrij toegankelijk wat toeliet om op een discrete w ijze de vondeling te deponeren . Voor de kinderen was er een zaal van ongeveer 63 m 2 , een ziekenkamer van 30m 2 en een reservekamer van 24m 2 .
r-·-~ "· \ . ·D ; ... """i·"·
1#~./,,/J. .
"'"
.Ie
i j ,'
[3 ,,
t
r
..
Î: f-t'+'+'+ '+------'+·---- +>------+•·- - -- +1·-
Detail van het grondplan van het huis aan de Wildewoudstraat nummer 6 (rue du bois sauvage). De pijl duidt aan waar de trommel in de muur aangebracht was.
Daarmee bedroeg de beschikbare ruimte per kind engveer
1,5 m 2 • In 1821 moest door acuut gebrek aan plaats een huis aan de overzijde van de straat gehuurd worden. Waarschijnlijk was dit huis tegen de kerk aangebouwd, zoniet zou het zich aan de andere kant van Sint-Goedele bevonden hebben.
april - juni 2000
En het dorp zal duren ...
In 1850 was ook dit huis versleten. Vermoedelijk moest het wijken, samen met enkele andere huizen in de straat, voor de nieuwe gebouwen van de Nationale Bank van BelgiĂŤ (zie plan hieronder). Een epidemie van oogontsteking die meer dan 40 slachtoffertjes maakte zal wel het doorslaggevend argument zijn geweest om spoedig te verhuizen naar de portiersvleugel van het Sint-Janshospitaal (zie kaart hieronder). Het laatste onderkomen, want de sluiting van de trommel was nakend.
Plan inplanting Nationale Bank
Verhuis van de Wildewoudstraat naar Sint-lanshospitaal
En het dorp zal duren ...
april - juni 2000
Naar de afschaffing van de "schuiven" In Frankrijk was in 1815 het aantal vondelingen toegenomen tot 84.000, om in 1833 het "hoogtepunt" te bereiken met niet minder dan 127.000. De Franse regering nam toen een drastische maatregel om de incivieke gewoonte te bestrijden. Ze kondigde af voortaan de kinderen voor opvoeding naar andere departementen over te plaatsen. Het gevolg ervan was dat in de periode van 1834 tot 1837 meer dan de helft van de kinderen door de ouders teruggenomen werden. Tussen 1824 en 1853 werden 165 van de 217 van de Franse schuiven gesloten . Ondermeer door deze maatregelen daalde het aantal vondelingen die er jaarlijks bijkwamen, vrij drastisch (met 39,4% in de periode van 1830 tot 1853). Per jaar bekeken bedroeg in Frankrijk het vondelingenpercentage (aantal vondelingen en verlaten kinderen x I 00
I aantal
geboorten) in 1830: 3,8 %. Het daalde door
de maatregelen tot 2,4% in 1853. In het "nieuwe" BelgiĂŤ maakte de wet van 30 juli 1834 een onderscheid tussen vondelingen, kinderen geboren uit een onbekende vader en moeder en verlaten kinderen , waarvan de ouders wel gekend waren, maar die om financiĂŤle redenen niet in hun levensonderhoud konden voorzien. De kosten voor onderhoud werden voor wat de vondelingen betrof voor de helft ten laste gelegd van de gemeente waar ze gevonden werden en voor de andere helft van de provincie waartoe de gemeente behoorde. Veellater werd, door de wet van 27 november 1891, het onderhoud volledig ten laste gelegd van de ge!lleenten. De verlaten kinder~n werden gelijkgesteld met de gewone inheemsen.
april - juni 2000
En het dorp zal duren .. .
Hun onderhoudskosten werden volledig gedragen door de gemeente waar ze hun "noodverblijf" hadden. Dezelfde wet kende een staatstoelage toe voor het onderhoud van de kinderen en creĂŤerde een fonds voor de betaling van de inspecteurs die de opdracht hadden de kinderen driemaandelijks te bezoeken. Zij hoorden toe te zien op de goede lichamelijke behandeling van de kinderen bij de pleegouders of opvoeders. Daarnaast dienden ze oog te hebben voor hun "morele" belangen, en moesten ze erover waken dat de kinderen, die verstandelijk in aanmerking kwamen voor onderwijs, naar de lagere school gestuurd werden.
Gemiddeld aantal vondelingen en verlaten kinderen
Kosten voor onderhoud (in franken van 1832)
Antwerpen
2.208
114.676
Brabant
2.316
193.935
Provincie
Oost Vlaanderen
829
59.275
West Vlaanderen
504
48.537
Limburg
402
10.095
1.830
136.814
212
15.416
17
1.058
834
60.917
Henegouwen Luik Luxemburg Namen
Tabel I: Gemiddeld aantal vondelingen en verlaten kinderen - bedrag van de kosten voor onderhoud voor de periode 182 I - 1832, per provincie.
Tenslotte dienden ze erop toe te zien dat de kinderen in de leer gingen en zich, door het aanleren van een stiel, een plaats in het sociale leven konden verwerven.
En het dorp zal duren ...
april - juni 2000
De wet van 30 maart 1836 maakte een "wettelijk" einde aan het gebruik van de schuiven in België. Mechelen en Namen waren klaarblijkelijk voorlopers en schaften hun schuiven reeds af in 1835. Daarmee waren de problemen nog niet van de baan. De definitieve opheffing van de "vondelingentrommels" hing af van de lokale overheid . Het zou nog minstens IS jaar duren vooraleer het verwerpelijk systeem overal werd stopgezet. In een onderzoek in 1848, in opdracht van de provinciegouverneur van Brabant, · wordt deze werkwijze afgekeurd.
Temeer daar er op dat ogenblik door de
sluiting van de schuiven in de Noord-Franse instellingen van Douai, Valenciennes, Rijsel, Kamerijk en Duinkerke een ware trafiek van invoer en dus een overlast voor onze nog open zijnde tehuizen van vondelingen was op gang gekomen. Hierover wordt volgende gemeld (vertaling):
"Pas geborenen komen in onze instellingen terecht via bijna alle grensovergangen. Zij worden er zonder enig mysterie naar toe gebracht. De mannen of vrouwen hebben geen andere taak dan ze te vervoeren van waar ze geboren werden naar het tehuis. Hun loon is wat door het gebruik aanvaard werd. Het bedraagt 20 frank per kind, maar door de concurrentie is het gedaald tot IS frank. Hieruit zijn schrijnende mistoestanden ontstaan. De handel in nieuw geborenen kan ongestraft en bijna publiekelijk zijn gang gaan. Omdat de voordelen ervan zeer aanzienlijk zijn en het misdrijf ongestraft blijft. De medeplichtigheid kent geen grenzen. De vroedvrouwen gaan naar de kermissen en op openbare plaatsen om er de meisjes, die kennelijk zwanger zijn te rekruteren. Een vroedvrouw onder hen heeft erkend in één jaar minstens 30 kinderen · te vondeling ·te hebben gelegd."
april - juni 2000
En het dorp zal duren ...
Het verslag vermeldt verder dat, indien men discrete inspanningen had gedaan om de moeders op te sporen, er wellicht honderden kinderen niet hadden moeten sterven tengevolge van de miserabele toestanden in de tehuizen en het gebrek aan voedsters. Door het op gang komen van deze "invoer" van kinderen uit andere provincies en zelfs uit de naburige landen verergerde de toestand, in tegenstelling met NoordFrankrijk, in Brussel en Bergen nog. Vergeleken met Antwerpen, een wereldhaven waar men eveneens te kampen had met ongewenste kinderen en waar er jaarlijks zo'n 50 tal vondelingen bijkwamen, zouden dat er in Brussel slechts 80 moeten geweest zijn (rekening houdend met de bevolking) . In werkelijkheid waren het er 800. In Bergen, niet zo heel ver van de Franse grens, bleek er een vrijwel systematische aanvoer te zijn van kinderen uit Frankrijk, van waaruit er door de sluiting van de schuiven een trafiek naar BelgiĂŤ op gang was gekomen. Daarom werd er aan de poorten van de stad aandachtig toegekeken op vreemdelingen die er met pas geborenen de stad wilden binnenkomen. De aandacht spitste zich toe op vrouwen, die van de trafiek hun hoofdactiviteit hadden gemaakt. Maar wat weerhield de overheid dan toch om deze weerzinwekkende toestanden te verbieden? Uit hetzelfde verslag van 1848 leren we dat vooral . gevreesd werd.dat heel wat moeders kindermoord zouden plegen indien ze het ongewenst kind niet konden kwijtraken. Daarom werd aan de prefect van het "DĂŠpartement du Nord" in Frankrijk gevraagd welke zijn ervaringen waren na het sluiten van de schuiven in zijn departement tussen 1839 en 1843.
En het dorp zal duren ...
april - juni 2000
Het systeem dat er toegepast werd, steunde op het verschaffen van geldelijke hulp aan de moeders die anders hun kind te vondeling hadden gelegd. Het aantal vondelingen in de 5 tehuizen viel hierdoor in amper zes jaar terug van 800 tot nog slechts I I . Op sociaal vlak een weldaad zonder voorgaande. Daarenboven had het eveneens een onverwacht gunstig effect op de uitgaven van de gemeenschap. De kosten voor het onderhoud van de kinderen, rekening houdende met de uitgaven voor bijstand aan de moeders, verminderden met meer dan 40 %. Het kan cynisch lijken, maar niet zó ver van het "hospice des enfants trouvés" bevond zich het "hospice de la maternité". Vele vrouwen die er een kind kregen spoeden zich bij het verlaten van de instelling om hun nieuw geborene in de draailade van het vondelingenhuis te deponeren. Daarom werd eraan gedacht om deze moeders te verplichten hun kinderen gedurende hun verblijf in de kraaminrichting zelf borstvoeding te verstrekken. Men hoopte alzo de sentimentele band aan te halen zodat ze hun kind niet meer zouden willen afstaan. Hieraan gekoppeld zou, naar Frans model, een kleine financiële hulp gedurende enkele maanden gegeven worden. Niet zó'n evidente maatregel omdat een overgroot deel van de vondelingen kinderen waren van dienstmeiden die onmogelijk hun kind zelf konden bijhouden, tenzij zij hun werk opgaven. Dit kon slechts toegepast worden op die gevallen waar de moeder kon opgespoord worden en waarvan in het proces-verbaal van aangifte van de po~tie · melding werd gemaakt
2
•
Als voorlopige maatregel werd gesuggereerd om, indien de schuif niet kon worden afgeschaft, te eisen dat de gedeponeerde kinderen zouden voorzien zijn van hun inschrijvingsbewijs
in de registers van de Burgerlijke
Stand.
april - juni 2000
En het dorp zal duren ...
Dergelijke ordonnantie werd in alle gemeenten van het land verspreid en aan alle verloskundigen en vroedvrouwen medegedeeld . ledere andere wijze van te vondeling leggen zou zwaar bestraft worden. Om de overdadige druk op de tehuizen te verhelpen werd in 1848 tevens de pensionvergoeding opgetrokken. Dit zette klaarblijkelijk heel wat families aan om opnieuw een vondeling in huis te nemen. Hierdoor daalde het sterftecijfer in het Brusselse tehuis in één jaar van 62 % tot 32 % . Het sterftecijfer van de kinderen die bij pleegouders op het platteland verbleven bedroeg "slechts" 7 % .
Het "fxtrait du rapport Décennal sur la situation
administrative du Royaume 1841 - 1850. lnstitutions de bienfaisance de la Belgique - Résumé statistique par M. E.d. Ducpétiaux - Bruxelles lmprimerie de Th. Lesigne - 1852" 3 geeft ons een duidelijk beeld van de toestand in deze periode. We citeren (vertaling):
"De steden waar er, conform het art 3 van Het Keizerlijk Decreet van 19 januari 181 I, bijzondere instellingen bestaan zijn: Antwerpen, Mechelen, Brussel, Leuven, Brugge, Oostende, Kortrijk, Poperinge, Menen, Nieuwpoort, Gent, Oudenaarde, Dendermonde, Mons, Tournai, Hasselt, Tongeren, Sint Truiden en Namur. Er bestonden in 1830 vondelingenschuiven in Antwerpen, Mechelen, Brussel, Leuven, Gent, Mons, Tournai en Namur. De vondelingen en verlaten kinderen verblijven gewoonlijk slechts gedurende de eerste dagen van hun opname in het "hospice" tenzij ze getroffen zijn door ziekte of door een handicap die bijzondere zorgen en behandeling vereist.
En het dorp zal duren ...
april -juni 2000
Bijna allen worden in de landelijke gemeenten geplaatst, waar hun verblijf betaald wordt tot hun 12d•, ogenblik waarop de voogdij van de administratie van de tehuizen van rechtswege ophoudt. " In de periode 1846 - 1850 heerste, tengevolge van de crisis in de vlasnijverheid in Vlaanderen, de herhaalde mislukking van de aardappeloogst en de aantasting door meeldauw van de rogge, hongersnood. In 1850 waren er in Brabant officieel 2. 144 vondelingen en 1.071 verlaten kinderen, waaronder 197 waarvan de ouders onbekend waren. De steden en gemeenten en de provincie droegen de kosten voor levensonderhoud, ten belope van 265.000 (toenmalige) franken . Globaal genomen kwamen er toen wel minder vondelingen bij , maar de hospitalen vonden haast geen afnemers. In 1854-55 liep het door de extreme duurte van de levensmiddelen helemaal uit de hand. Door de acute overbevolking in de tehuizen nam de kindersterfte dramatisch toe. Doornik en Bergen sloten hun schuiven in 1852, gevolgd door Brussel op 21 januari 1856, Leuven in 1859 en Antwerpen in 1860. Het betrachte resultaat bleef niet uit. In Brussel viel het aantal vondelingen in ÊÊn jaar terug van 500 naar ongeyeer 60.
De sluiting van de trommel in Brussel verliep geleidelijk. Op 1.1.1851 al werd beslist de toegang tot de trommel slechts open te stellen van 18 tot 24 uur. Buiten deze openingstijd werden uitsluitend die kinderen toegelaten voor wie een proces verbaal van vinding door de politie-
april - juni 2000
En het dorp zal duren .. .
commissaris afgeleverd werd. De maatregel leverde geen resultaat op. Van af 3 augustus 1852 werd een "listige" maatregel uitgeprobeerd. De gemeentelijke overheid liet politietoezicht uitoefenen in de directe omgeving van de trommel. Hierdoor trachtte zij de identiteit van de "courriers" te achterhalen. Het gevolg was dat opnieuw her er der kinderen in de stad achtergelaten werden. Vanaf 1853 werd de toestand dramatisch. Door de sluiting van de schuif in Bergen kreeg men de volle last van de aanvoer uit het buitenland, voornamelijk uit Frankrijk. Op 20 december besliste de gemeenteraad uiteindelijk tot de definitieve sluiting Gent liet als laatste " haar schuif" sluiten in 1863. Gedurende de 42 jaar dat ze functioneerde, was het aantal vondelingen dat jaarlijks opgenomen werd vrij stabiel. De gemiddelde "toevoer" bedroeg 133 per jaar.
Jaar
Aantal
Jaar
Aantal
Jaar
Aantal
jaar
Aantal
1820 1821 1822 1823 1824 1825 1826 1827 1828 1829 1830
ISO 122 120 137 109 108 107 121 153 124 156
1831 1832 1833 1834 1835 1836 .1837 1838 1839 1840 1841
167 173 168 172 185 157 96 114 128 lOl 128
1842 1843 1844 1845 1846 1847 1848 1849 1850 1851 1852
113 136 175 154 155 159 120 136 102 131 157
1853 1854 1855 1856 1857 1858 1859 1860 1861
131 128 113 133 128 119 121 122 lOS
Tabel 2: Aantal vondelingen en verlaten kinderen te Gent in de periode 1820 - 1861 .
En het dorp zal duren ...
april - juni 2000
Ondanks het feit dat alle andere schuiven inmiddels gesloten waren nam het aantal vondelingen er niet toe. Men vreesde dat er door de "moderne" communicatiemiddelen een toeneming zou ontstaan, maar dit bleef gelukkig uit. Aldus besloot het stadsbestuur dat het onderhouden van de schuif niet langer beantwoordde aan een sociale nood. De uiteindelijke beslissing tot sluiten werd genomen in de gemeenteraadszitting van 9 mei 1863 4 • De motivering luidde als volgt (vertaling): " In alle opzichten, kan men niet anders dan zich aansluiten bij de zienswijze die de heer Ducpétiaux, vanaf 1843, innam met betrekking tot de schuiven: De opheffing van de schuiven, zegde de heer Ducpétiaux, is voor ons volstrekt noodzakelijk : de ervaringen dienaangaande in België, bevestigen volkomen de haast unanieme verwerping waarvan deze instellingen het voorwerp zijn:
• ze werken het te vondeling leggen in de hand; • ze moedigen de losbandigheid en de immoraliteit aan;
• ze leiden de moeders naar het vergeten van hun meest heilige plichten;· • in het algemeen zijn ze voor het volk de bron van het meest verderfelijk onderricht;
• ze ontnemen de staat een aantal rechtmatige kinderen en belasten deze met de banvloek van een vermoede onwettige afkomst;
• ze bereiden de vondelingen, waarvan de voortbrengers meestal onbekend blijven, een miserabele toekomst voor, vol van losbandigheid en misdaad;
• ze vormen een voortdurende inbreuk op de wet die het te vondeling leggen verbiedt op welke wijze ze ook plaats vindt;
april - juni 2000
En het dorp zal duren ...
•
• • •
ze brengen het leven van de kinderen in gevaar, door ze toe te vertrouwen aan personen die het verwerpelijk beroep uitoefenen van bemiddelaar; ze voorkomen in geen geval de kindermoorden; anderzijds beletten ze dat dergelijke misdaden worden vastgesteld; ze verhogen op schrikwekkende wijze de kindersterfte."
Voortaan werd bij gemeentereglement van de stad Gent, de opneming in het huis van vondelingen en verlaten kinderen onderworpen aan een goedkeuring door het College van Burgemeester en Schepenen, in tegenstelling tot Brussel en Leuven waar dit door de Commissie van de "hospices" diende te gebeuren.
Integratie van de vondeling in de maatschappij Het belangrijkst motief van de pleegouders, om er een vondeling bij te nemen, was er een van economisch belang. De pleegvergoeding en de regelmatige bedeling van kledij "trousseaus" vormden een aantrekkelijke aanvulling van het gezinsinkomen. De inhoud van zo'n pakket was afhankelijk van de leeftijd, van I jaar tot 6 jaar. Het "trousseau no I" bestond uit: "Deux bonnets de coton Trois béguins de coton Deux petits maillots de frise Une camisole de coton Une couverture de laine Trois serviettes de toile"
En het dorp zal duren .. .
april - juni 2000
Bijna allen worden in de landelijke gemeenten geplaatst, waar hun verblijf betaald wordt tot hun 12d•. ogenblik waarop de voogdij van de administratie van de tehuizen van rechtswege ophoudt. " In de periode 1846 - 1850 heerste, tengevolge van de crisis in de vlasnijverheid in Vlaanderen, de herhaalde mislukking van de aardappeloogst en de aantasting door meeldauw van de rogge, hongersnood. In 1850 waren er in Brabant officieel 2. 144 vondelingen en 1.071 verlaten kinderen, waaronder 197 waarvan de ouders onbekend waren. De steden en gemeenten en de provincie droegen de kosten voor levensonderhoud, ten belope van 265 .000 (toenmalige) franken . Globaal genomen kwamen er toen wel minder vondelingen bij, maar de hospitalen vonden haast geen afnemers. In 1854-55 liep het door de extreme duurte van de levensmiddelen helemaal uit de hand. Door de acute overbevolking in de tehuizen nam de kindersterfte dramatisch toe. Doornik en Bergen sloten hun schuiven in 1852, gevolgd door Brussel op 21 januari 1856, Leuven in 1859 en Antwerpen in 1860. Het betrachte resultaat bleef niet uit. In Brussel viel het aantal vondelingen in ÊÊn jaar terug van 500 naar ongeveer 60.
De sluiting van de trommel in Brussel verliep geleidelijk. Op I . I . 1851 al werd beslist de toegang tot de trommel slechts open te stellen van 18 tot 24 uur. Buiten deze openingstijd werden uitsluitend die kinderen toegelaten voor wie een proces verbaal van vinding door de politie-
april - juni 2000
En het dorp zal duren ...
commissaris afgeleverd werd. De maatregelleverde geen resultaat op. Van af
3
augustus
1852
werd een "listige" maatregel
uitgeprobeerd. De gemeentelijke overheid liet politietoezicht uitoefenen in de directe omgeving van de trommel. Hierdoor trachtte zij de identiteit van de " courriers" te achterhalen. Het gevolg was dat opnieuw her er der kinderen in de stad achtergelaten werden. Vanaf
1853
werd de toestand dramatisch . Door de
sluiting van de schuif in Bergen kreeg men de volle last van de aanvoer uit het buitenland, voornamelijk uit Frankrijk. Op
20
december besliste de gemeenteraad uiteindelijk
tot de definitieve sluiting Gent liet als laatste " haar schuif" sluiten in Gedurende de
42
1863.
jaar dat ze functioneerde, was het
aantal vondelingen dat jaarlijks opgenomen werd vrij stabiel. De gemiddelde "toevoer" bedroeg
Jaar
Aantal
1820 1821 1822 1823 1824 1825 1826 1827 1828 1829 1830
ISO
122 120 137 109 108 107 121 153 124 156
Jaar
1831 1832 1833 1834 1835 1836 1837 1838 1839 1840 184t .
133
per jaar.
Aantal
Jaar
Aantal
Jaar
Aantal
167 173 168 172 185 157 96 114 128
1842 1843 1844 1845 1846 1847 1848 1849 1850 1851 1852
113 136 175 154 155 159 120 136 102 131 157
1853 1854 1855 1856 1857 1858 1859 1860 1861
131 128 113 133 128 119 121 122
lOl
128
lOS
Tabel 2: Aantal vondelingen en verlaten kinderen te Gent in de periode 1820 - 1861 .
En het dorp zal duren ...
april - juni 2000
Tussen hen bestond er een sterke band. Wanneer ze huwden , waren de getuigen meestal andere vondelingen uit de parochie of uit het omliggende. Kregen ze kinderen dan was een andere vondeling vaak peter of meter. Dit gebruik ging generaties lang door. Door het moeilijke bestaan gehard , waren sommigen wel zeer taai. Dit was zeker het geval voor Petrus Bruggemans die te Brussel gevonden werd in I 702. Hij huwde te Alsemberg op 31 augustus 1757 een eerste maal nl. met Elisabeth Crabbe, en hertrouwde er de 5 mei I 771 , op 69 jarige leeftijd met Theresia Weemaels, met wie hij nog
5
kinderen had . Het laatste kind werd geboren toen hij reeds 79 jaar was. Een bewogen leven want Petrus werd uiteindelijk I 0 I jaar oud , wat bevestigd wordt door volgend bericht aan het vondelingenhuis overgemaakt door het gemeentebestuur van Beersel (archief OCMW stad Brussel):
Uittreksel van de overlijdensakte van Petrus Bruggemans I 0 I jaar oud
1
' 3 4
5
Guilloume Des .Morez- Guide illustré de Bruxelles - Tauring Club de Belgique 1928 Tome I pagina 197. Van Cauter Morie Anne · Les enfants trouvés et obondonnés de l'hospice de Bruxelles 1811 - 1862 . ULB. Zie Albertino bibliotheek onder ref 11 25587o. Ropport présenté por Ie.Collège, en séonce du Conseil Communol du 9 moi 1863, au sujet de la suppression du tour établi à Gond pour recévoir les enfants trouvés · Albertino bibliotheek Nr 11 14.625. OCMW Hospices des enfants trouvés et abandonnés 264 - 1850 I'' semestre.
april - juni 2000
En het dorp zal duren ...
Vande Wauwer, kareelbakkers in ljeersel Wl LLY DEBRAEKELEER Uit het landschap zijn ze al en hele tijd verdwenen. Minstens 25 jaar geleden werden de roestbruine, verweerde of mosbegroeide ruines opgeruimd om plaats te maken voor nieuwe woonwijken. Laatste restanten werden weggegraven of zijn vergaan tot aarde, overwoekerd door struikgewas en andere natuurlijke vegetatie. De klei waaruit de bakstenen gevormd werden was ruimschoots aanwezig in de zandleemstreek van de Zennevallei en de Molenbeek. Zoals mensen elders zandstenen of rotsstenen verzamelden en ze nadien opstapelden om er de eigen woning mee te bouwen, zo gebruikte men alhier de voorradige grondstof, klei , om er stenen mee te vormen en te bakken . Ook de noodzakelijke brandstof vond men in de directe buurt bij de kolenbranders van het ZoniĂŤnwoud. Vooral in de negentiende eeuw was het gebruikelijk om in de buurt een veldoven op te stellen onder leiding van een ervaren steenbakker. Alhoewel elke streek zijn eigen typische baksteen bakte, mag gesteld worden dat het vakmanschap en de traditie in bepaalde streken
meer
aanwezig waren. En het gebeurde dat steenbakkers, afkomstig uit de omgeving van Boom, naar onze streek kwamen afgezakt. Alleszins zo verging het Josephus Vande Wauwer (Reet,
18-09-1857) die, na een omzwerving langs de hoofdstad Brussel, zich te Dworp kwam vestigen.
En het dorp zal duren ...
april - juni 2000
Hij leerde zijn echtgenote
Elisabeth Dernol (Huizingen,
18-06-1855) kennen in Huizingen, waar hij later trouwens ging wonen. Omdat hij van huis uit de stiel kende, werd op hem een beroep gedaan om menig veldoven op te stellen in Sint-Genesius-Rode, Alsemberg,Ten Broek en vooral in Dworp. Hij leerde de stiel voort aan zijn zoon Jan Baptist (Dworp, 30-05-1883) en kleinzoon Joseph (Lot, 13-1 1-1909). Van zijn achterkleinzoon Jan Baptist Vande Wauwer, wonende in Drogenbos, kregen wij de prachtige foto van een kareeloven. Volgens de overlevering binnen de familie Vande Wauwer stond deze oven op het Krabbos te Dworp.
De vierde man van links, met vier versgevormde en ongebakken kareten in de hand, is Jan Baptist Vande Wauwer, zoon van josephus Vande Wauwer
De foto is genomen rond de schafttijd, want de vrouw in het midden heeft zopas een gelakte kruik Lambik gebracht. Of ze de fles jenever, waaruit de zittende man vooraan een borrel schenkt, eveneens meegebracht heeft, kunnen wij alleen raden .
april - juni 2000
En het dorp zal duren ...
Wel is het geweten dat de kareelbakkers een stevige slok konden verdragen, wat op zichzelf niet zo verwonderlijk is. Een aangestoken oven brandde verscheidene dagen. Telkens was de kareelbakker drie tot vier dagen van huis om bij de brandende oven te waken. De kareeloven op de foto is nog in opbouw. De gevormde karelen worden op de speciale kruiwagen vervoerd, om daarna vakkundig gestapeld te worden. Zoals men ziet wordt de gehele constructie dan met een mantel van aarde omkleed. Aan de opbouw werkte een hele ploeg mee. Niet zelden ook de kinderen van de eigenaar en deze van de kareelbakker, met uiteraard het betreurenswaardige schoolverzuim voor gevolg. Al mochten de Vande Wauwers zich meester-kareelbakker noemen, rijk konden zij van hun beroep alvast niet .worden. E.r is ge : ne dood 'o'OOr de:n rec:hlvMrdige. wen! zijn ufslerven is ~lcchl~ de over&ang tol hd eeuwig leven. H. Athan.
t
BID VOOR DE ZIEL VAN ZALIGER
Jan· Baptist V.4NDE WAUWER ECHTGENOOT VAN
Victor ina DESTRUCKER grhort:n ft Dworp. de n JO Mt-i 188J. en godvru,Mi!< in den Nr::er onlslc~ tl . {~ Ulrltd. dr:n- 16 Juni 191! , voort:Jen ww de JJH. Sdkrtwtcn lt:n der $/r::rvcndr::n. Oe lcruard~br:s l elling geschiedc op hel k.crk.hof van Ukkel. W<>en5dl'lg 18 Ju ni. Ie :) uur. De pltc hl i~e lijkdien.st heef! plaab in de parochie kerK St-Jozef. te Lol, op Donderd&g 19 Juni. te 9 uur.
0
GOEDE
EN ALLE.RBARMHARTIGSTE JEZUS
aanzie mij hier voor uwe voeten nedergeknield, Ik bîd en smeek U uit het vurigst e miJner z1el van in mijn hart levendige gevoelens van Geloof. Hoop en Liefde te printen alsook een waar leedwezen over mijne
zonden en het vast voornemen van mij te beteren : t erzetfdertijd aanschouw ik in mijn e1gen met diepe aandoening en groote droefheid Uwe vijf wonden, terwijl ik voor mijne oog en hou de, o . goede Jezus. h etgeen U reeds de profeet David van U zeiven deed zeggen ; • Zij hebben mijne handen en voeten doorboord en al mijne beenderen geteld. I "nll,. u{lllfll. C . F . Brune i
En het dorp zal duren .. .
De dood is vcrkieslijk boven een leven vol bilterheld en de ee uwige ru.sl boven eenc aanhoudende kwijning. (Eed. XXX. 17) Hij heen s me.rl elij kc dagen t-n pij nlijke nachltn getdd. en zijn mond niet geopend o m Ie klagen. Oiepbedrcx=fde Echtgenoofe en Kindcren, uw verironwem op dea Heer zij uw steun C'n uwe slerkle in uwe dtoéf heid. Bemint elka nder zooal~ ik u allen heb bemind. Blijvrn wij door hel gebed vcrr.enigd loldat wij elkander weer zien in de ecuwii(e vreugdc è~ Hecrr-n. Zot.! Hart \ ' i.\11 Je: zus. maak dat ik U altijd m~e r beminne. (300 "· .n.). ZO!!I !-lar! van Moria , wu:s mijn heil. (lOO d. afL).
R. OE
P.
F AMILI Ê N
Vande Wauwer en Des/rijd<er. DANKEN
ONTROERD -
I)rul:. H. WALSCHOT. Kesterbeek, 791, Lol
S. :2&o Nr 6.
april - juni 2000
Zowel van vader Josephus als van Jan Baptist is geweten dat zij voor hun dagelijks brood aan de slag waren als fabriekswerker te Lot. Jan-Baptist Vande Wauwer overleed tijdens de Tweede Wereldoorlog te Ukkel op 16 juni 1941 .Het gebruik om op de eigen gronden een kareeloven te bouwen was inmiddels in onbruik geraakt. Op het Krabbos in Dworp, langsheen de " koeiestraat" , is zelfs de grote industriĂŤle kareeloven verdwenen. Bakstenen en dakpannen worden nu in heuse fabrieken vervaardigd.
april - juni 2000
En het dorp zal duren ...
fjrud:ius, dichterdiplomaat en ... een beetje ~lsembergenaar JAN BRASSINE Nikolaas
Everaerts
bij Middelburg 1462
(Nicolaus -
Everardi) (Grijpskerke
Mechelen 1532),
een
Zuid-
Nederlands rechtsgeleerde, studeerde aan de Leuvense Universiteit, waarvan hij in 1504 rector werd. Hij was ook nog
raadsheer
en
later
voorzitter
van
de
Grote
Raad van Mechelen. Met zijn echtgenote Elisabeth van Blyout had hij een groot gezin, waaruit o.m. vijf jongens werden geboren: Jan, die nog zeer jong was toen hij stierf, Nikolaas ( 1495-1570), Nikolaas Nicolai ( 1498-15 71 ), Jan ( 1511-1536), die de naam kreegvan zijn overleden broertje, en Herman. De vier zonen volgden het spoor van hun vader en studeerden rechten. De laatste drie verwierven bekendheid als Latijnse dichters en schreven onder de namen: Grudius, Janus Secundus en Hermanus Marius. Hun verzamelde jeugd- en liefdesverzen
werden
uitgegeven
door
Bonaventura Vulcanius onder de titel "Poemata et effigies trium fratrum Belgarum" (Gedichten en portretten van drie Belgische broeders) . Nicolaus Nicolai Grudius Gravure van Jan Muller (verzameling Rijksprentenkabinet met toelating van de Rijksmuseum - Stichting Amsterdam)
En het dorp zal duren ...
april - juni 2000
Hermanus Marius was de minst, Janus Secundus de meest bekende onder hen . Na een drietal zeer voorname Italiaanse literatoren, onder wie Vida ( 1480-1566), bisschop van Al ba en " Prins van de moderne Latijnse dichters" werd Janus Secundus als een van de groten van Europa beschouwd. Zijn elegieën , oden en puntdichten, maar vooral zijn " Basia" (Kusjes) behoren tot de beste poëzie van zijn tijd. De elegantie van zijn taal, zijn persoonlijke stijl , maar ook de inhoud van zijn oeuvre hadden grote invloed op de latere lyrici in het klassieke genre. En Grudius? In graden van bekendheid uitgedrukt zou men kunnen stellen dat hij de plaats innam tussen zijn twee broers. Na zijn reeds geciteerde minnedichten schreef hij ook nog tal van epigrammen, brieven en gelegenheidsgedichten als het "Carmen sepulchrale in funus
Margaretae
Arichiducis Austriae" (Lijkdicht ter
ere van Aartshertogin Margaretha van Oostenrijk ter gelegenheid van haar begrafenis). Hij vertaalde de regels van de Orde van het Gulden Vlies uit het Frans in het Latijn.
" Constitutiones ordinis veileris aurei e Gallico
in Latinum conversae." Op latere leeftijd werd hij een voorstander van de Contrareformatie en wijdde hij zich alleen nog aan religieuze poëzie. Zijn "Pia Poemata" (Vrome gedichten) zijn daar een voorbeeld van. Grudius (Nikolaas Nicolai Everaerts
= Nicolaus Nicolai
Everardi) maakte echter vooral naam als diplomaat. Hij werd in 1498 in Leuven geboren en noemde zichzelf daarom Grudius, naar de naam van een oude stam, de Grudii, die zich in en rond Leuven hadden gevestigd. Als rechtsgeleerde maakte hij vrij vlug carrière in de hogere administratie. Hij was secretaris van Karel
V.
griffier van
de Orde van het Gulden Vlies, secretaris van de Geheime Raad en rentmeester van de Staten van Brabant. Uit erkentelijkheid werd hij tot de waardigheid van ridder verheven.
april - juni 2000
En het dorp zal duren ...
.
(
Hij verkeerde te Mechelen, Brussel en Leuven meestal in de hoge Spaanse kringen. Hij was gehuwd met Anne Coebels (Cobella) en verbleef bij tussenpozen samen met haar op het waterkasteeltje dat vroeger te Alsemberg bij het Winderickxplein stond.
'";'I
:it-:.llrM!~Iö"''!"'"_..,.,.__-~- -~·,.._:--'<.__:_::~"-......-..---- ~~....;:---· ;~-c_<..."i~~---
Het wM:erkastetllje bij IM:t Wl114kril;bpleln Pen~Unlng nur I. deRons
Het waterkastee_ltje bij het Windericlcxplein (Pentekening naar I. de Rons)
Hij had het goed van de erfgenamen van Jan van · Nieuwenhoven in 1532 gekocht, maar bezat nog andere huizen en eigendommen in onze gemeente. In 1534 werd Grudius belast met een diplomatieke zending naar Spanje. Gedurende zijn verblijf in het zonnige land overleed . zijn ·echtgenote. In 1535 en 1536 was hij in Den Haag en weinig tijd later woonde hij weer in Brussel. Zijn tweede vrouw, Johanna Moys met wie hij eind 1536 was getrouwd, schonk hem twee dochters: Maria en Helena. Lan~e
En het dorp zal duren .. .
tijd mocht zijn huiselijk geluk niet duren, want ook
april - juni 2000
zij stierf vroegtijdig. Vermoedelijk liet Grudius zijn twee echtgenotes in de
Het opschrift dat we hebben vervolledigd en waarvan we de afkortingen hebben aangevuld, luidt als volgt:
D (eo) 0 (ptimo) M (aximo) S (epultus) NICOLAUS GRUDIUS NI CO LAl F(ilius) EQ(ues) BRABANTIAE QUAES(tor) ORDINIS EQQ (=Equitum) VELLERIS AU REl SCRIBACUM CONIUGIB (us) In vertaling: Aan God de beste opperste Heer. Hier ligt begraven Nikolaas Grudius, zoon van Nikolaas, ridder, schatbewaarder van Brabant, schrijver van de ridderorde van het Gulden Vlies, met zijn echtgenotes
H.Kruiskapel, de huidige weekkapel van de Onze-LieveVrouwekerk in Alsemberg begraven en was het zijn
april -juni 2000
En het dorp zal duren ...
wens, na
zijn dood , in hun gezamenlijk graf, bijgezet
te worden. In die zin luidt alleszins de tekst die voorkomt op hun grafsteen , die in de noordelijke binnenmuur van het kerkgebouw is ingemetseld. Maar zo vlug volgt Grudius zijn eega's niet naar het hiernamaals. In feite maakt hij nog heel wat plannen . Zo stelt hij zich tot doel zijn eigendommen in onze omgeving aanzienlijk uit te breiden. Constant Theys vermeldt in zijn " Geschiedenis van Alsemberg", niet minder dan elf aankopen en een ruil van onroerende goederen op naam van de "heere ende meester Nicolaes Nicolaij Ridder Griffier der orden van den gulden Vliese". Zijn bezittingen in Alsemberg krijgen een verlengde in Rode, waar hij eigenaar wordt van een papiermolen met aanhorigheden, een heel eind voorbij de Oliebronstraat. In Dworp is hij
in het bezit van een dagwand beemd
aan de Molenbeek. En ten noorden van het Hof van Hongarije legt hij een landgoed aan met woning, erf en boomgaard . De jaren 1547 tot 1553, als de kopen geschieden, zijn vruchtbare tijden voor Grudius, die zich een heel welgesteld man mag noemen .. . In 1554 laat Maria van Hongarije, landvoogdes van de Nederlanden, hem arresteren en opsluiten onder beschuldiging van verduistering van staatsgelden. Er is een tekort van maar eventjes I 04.000 gulden in zijn kas. Hij moet verschijnen voor de Soevereine Raad van Brabant, maar hij verdedigt zich door te beweren dat hij als griffier van de Orde van het Gulden Vlies geen rekenschap hoeft af te leggen voor die Raad. Een verzoek aan de keizer om voor de Orde te verschijnen wordt afgewezen. Hoe Grudius zich uit zijn benarde positie weet te redden is niet geweten, maar enige tijd na zijn strubbelingen in de Nederlanden verschijnt hij in VenetiĂŤ.
En het dorp zal duren ...
april - juni 2000
In het zuiden heeft hij invloedrijke vrienden op wie hij kan rekenen . Zeer vlug weet hij zich, dank zij hun steun, te rehabiliteren. In de hoge kringen is hij een graag geziene gast, iemand van aanzien. In februari 1568 is hij in Londen. Hij brengt er een boodschap aan Elisabeth I, koningin van Engeland . Hij keert terug naar de stad van de Dogen, waar hij in 1571 overlijdt. Hij wordt er begraven met veel praal en luister, zoals het iemand van zijn rang en stand past. Dit wordt door de traditie verhaald . In Alsemberg werd Grudius vrij vlug vergeten . Van hem werd niet meer gesproken tot... in 1891 professor G. Cumont op zekere dag in " De Zwaan" een grafsteen zag liggen tegen de dorpel van de achterdeur. Bij nader onderzoek bleek het die van Grudius te zijn. Dadelijk vatte de geleerde het plan op de steen door de staatsdienst te laten aankopen voor het Oudheidkundig Museum. Een aandenken van een grote zestiende-eeuwse figuur mocht niet verloren gaan, meende hij . Maar het bleef bij een plan .... In 1895 liet Pastoor Bols de grafzerk aankopen en restaureren en ze een tiental meter van haar oorspronkelijke plaats in de Onze-Lieve-Vrouwekerk in de muur aanbrengen. Hoe de zware steen in " De Zwaan", was terechtgekomen zal met zekerheid nooit achterhaald worden...
Constant Theys was de mening toegedaan
dat bij de verfraaiing van de hertogelijke kerk in de zeventiende eeuw heel wat graven uit het gebouw werden verwijderd, waaronder dat met de naam van Nikolaas Nicolai Everaerts. En waartoe een zerk dan al bij al kan dienen, ... Een
bedenking om te besluiten. We weten in welke
omstandigheden Grudius Brabant, en dus ook Alsemberg, heeft moeten verlaten . Maar wat heeft hem ertoe gebracht zich hier te komen vestigen? We durven stellen dat hij in het gezelschap van hoge heren meer dan eens onze
april - juni 2000 .
En het dorp zal duren ...
streek heeft doorkruist op weg naar Zevenbronnen, die plek van gebed, rust en cultuur. (In Zevenbronnen was hij trouwens geen onbekende, want hij schonk het klooster een glasraam en een zeldzaam boek) . Is het niet mogelijk dat hij, op doortocht in Alsemberg, werd getroffen door de schilderachtigheid van het dorpje aan de voet van de witte kanten kerk met de slanke hoge toren, door het nieuwe kasteeltje weerspiegeld in het stille, zuivere vijverwater? ... Is het niet mogelijk dat hij besloot het gebouw aan te kopen om hier af en toe te komen rusten , om er te bekomen van zijn drukke bezigheden en zijn lange reizen , om er inspiratie te vinden voor een nieuw gedicht of heel eenvoudig... om er met zijn vrouw en kinderen gelukkig te zijn?
Afbeeldingen I.
2 3
Nicolaus Nicolai Grudius. Gravure van Jan Muller uit de "Collectie Rijksmuseum Amsterdam " . Copyright Rijksmuseum-Stichting Amsterdam. Het waterkasteeltje bij het Winderickxplein. Pentekening naar I. de Rons. Onze-Lieve-Vrouwekerk Alsemberg. Grafzerk van Grudius. (1,08 m x 1,86 m)
Bibliografie ¡ Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek, deel X . Amsterdam 1974. Theys. Geschiedenis van Alsemberg. Brussel 1960. Vander Aa. Biografisch Woordenboek der Nederlanden, deel 111. Haarlem 1852. ¡ Winkier Prins. Encyclopaedie, deel IX. Rotterdam 1886.
En het dorp zal duren ...
april - juni 2000
Soldaten uit ljeersel gesneuveld tijdens de ''fJroten Oorlog'' MARC DESMEDT
Toen de afschuwelijke wereldoorlog 1914-1918 afgelopen was keerden niet alle 70 gemobiliseerden uit Beersel naar huis terug. Elf lieten het leven tijdens de oorlog of stierven kort nadien aan de gevolgen van de opgelopen letsels. Om hen niet te vergeten, werd reeds in 1919 een mooi gedenkteken opgericht op het gemeenteplein voor de kerkingang. Het werd geschonken door Frans Van Haelen, brouwer en kunstmecenas. Twee gesneuvelden, Jozef Pornel en Willem Raes worden niet vermeld op het gedenkteken. In de gemeenteschool van Beersel , die nu omgebouwd wordt tot kinderopvang, hing al die jaren een ingelijste reeks doodprentjes van "Onze Helden". Meester Eddy Maes heeft ze aan het
Genootschap
overgemaakt
voor dat ze naar de afvalhoop verwezen zou worden. Onze beste dank hiervoor.
Gedenkteken te Beersel (nu verplaatst naar de Hoogstraat)
april - juni 2000
En het dorp zal duren ...
JOSEPHUS PORNEL Geboren te Beersel I I juli 1886 en gesneuveld te leper Molenhoek op I I juni 1916 en er begraven op 12 juni 1916. Soldaat 2d• klas bij het ?d• linie regiment. JOSEPHUS PORNF.L
Echtgenoot van Sylvie-Marie De Waele. Het doodsprentje is gedateerd Beersel, IS mei 1917. " ... Bidt den Heer voor uwen weldoener en wees zijne ziel indachtig. Vaarwel, geachte ouders, broeders, zusters, bloedver-
;i(;lói UI ,2'' 11.1.t>llhU7' ' Lill l orC ihlllnl !:à_·~·~""' "~
S'!'l.Viia- M &R!E
.....
,.~
,."
~~~·
,.,.
WOOt' h .,l Vad• .. l•ndGe•neuv•ld ~>, .\l >'i"·""<"~
wanten, ik heb mijne taak geëindigd en maak deel uit
DE WAELE
" """'"'\ ~~,. "
der Heldenschaar wiens leuze mijn hart ver:vuld: Voor
<.!<'! " hLl l~>Q
<\"r-•-1<<"''· '" ~~~ ,_ , "" ;,~. ""'t"-c.-. ~·-~· ~ ... .'J~~· '1'!...
En het dorp zal duren ...
God en Vaderland!"
april - juni 2000
VO OR
~I ET
V,AD ER L AND
JACOBUS VANDEN EYNDEN Geboren te Beersel op 16 februari 1893 en gesneuveld te Holsbeek bij Leuven op
Tf:n
ZAJ..JGE GEOACHTE!'\JS
12 september 1914.
.Ja co b us V A N D EN EYNDEN i.itl···•··nl ll•·tr.•d.:kn!l- h·k•!.:;i:o<!•.l_.:u •·I' h<l \•.hl o.m E,•;. ,,. liolht'••'!..
~-:•~•1<:\lt<·i,J
'l>•i
l.tt=<tnl,kn ~~ S•r•emt.:•l:ll l
Soldaat bij het 6e Linieregiment.
Op het doodsprentje staat: " Vaarwel, lieve Ouders, Zusters, Broeders en Bloedverwanten die ik zoo gaarne werdergezien hebben. Ik sterf gaarne, want mijn dood moet uw aller geluk verzekeren. Is de storm voorbij: ademt gij weer de zoete lucht des vredes, richt dan hart en oogen hemelwaarts en weest degenen, wien gij dat geluk verschuldigd zijt, in trouwe liefde indachtig". De plechtige lijkdienst had plaats op dinsdag 18 januari 1916 in de kerk (toen parochiezaal) van Sint-Lambertus te Beersel.
PETRUS DECUYPER
..
VOOR GOD'- ~N ... VADERLANO !
Geboren te Beersel op 25 december 1892 en gesneuveld aan de IJzer op 22 oktober I 9 14. Soldaat bij het 3de regiment Karabiniers " Twintig dapperen ter verkennings-past uitgezonden, verdwenen zij tot den laatsten als onbekende helden LA LIG
onder het vijandig moordstaal. "
P ETRUS
AA~
LJENKEX \'A'\
D E C UYP E R
Op de voorzijde van het prentje staat "VOOR GOD EN VADERLAND"
april - juni 2000
En het dorp zal duren ...
GUILLAUME LACUS Geboren te Beersel op 27 november 1881
en overleden in het
krijgshospitaal
te
Nevers
in
Frankrijk op 25 januari 1919 ten gevolge TP.R
ZA~.I()ti
GEOACHTBNIS
I
een
pijnlijke
ziekte
opgedaan op het slagveld.
'
~~~ ~fĂĄ~2~~.(i
Soldaat van de genie. Echtgenoot van Christina De Bille.
Op het prentje staat: " .. . Getrouw aan zijnen plicht doet hij hem hier als echt vaderlander kennen, na zich dapper te hebben verdedigd, tot dat hij eindelijk heldhaftig stierf om 's lands vrijheid en tot grooteren roem onzer natie. . . . . . . ik heb mijne taak geĂŤindigd en maak deel der Heldenschaar wiens leuze mijn hart vervuld: Voor God en Vaderland ... . " De plechtige lijkdienst had plaats in de parochiekerk van Beersel op donderdag I 3 februari 1919.
JOANNES FRANCISCUS VAN PUYVELDE Geboren te Beersel op 24 juli 1890 en gesneuveld aan de Ijzer op 30 oktober 1914. Het doodsprentje vermeldt niet tot welk legerkorps hij behoorde. De plechtige lijkdienst had plaats in de parochiekerk van Beersel op dinsdag 11 maart 1919.
En het dorp zal duren .. .
april - juni 2000
PHILIPPUS DENEVER Geboren te Beersel op IS juni 1893 en gesneuveld op 27 augustus 1914 is Eppegem. Sodaat bij het 6e Regiment Jagers te voet. De plechtige lijkdienst had TElt tAI..lOf:R OKDACUT&..'fts VAl'
plaats in de parochiekerk van
Mijnht:.z:l' Philippus DENEVER Soldaal bij hel 6t
Réi~imenl
Ja!l: tU Ie 'fOd
Beersel op dinsdag 20 mei 1919.
GUILLAUME RAES Geboren te Beersel op IS maart I 883 en overleden in het Krijgshospitaal van Cabourg, in Adinkerke op 22 oktober 1918. Opperwachtmeester van de Belgische Gendarmerie. Echtgenoot van Marguerite Van Kets. Op het doodsprentje staat: " . .. Ja, ik zou gaarne nog genezen geweest zijn, en veel heb ik erom gebeden, uw heilige wil, Heer geschiede. Hij stierf als een kind van Maria. Weinige uren voor zijn TROOSTVO L!.~!
dood bad hij nog luide op, zijn paternoster. Met groote liefde kuste hij, oh zoo dikwijls, het kruisbeeld en als op de laatste ogenblikken de ziekte hem belette te spreken,
m : OACHTENIS VAN Mu•ulv.P.It
GUILLAUME RAES p ~pc r wacblnle.:'ll t ~ Qf r ~IJ I.St h~ Oel1tt31 m<'r~
«hl t: lm()()l va n Ma,ra-u o r.l~e VAN K13,TS ; ('bof"n 1e HttJStl de11 1$-.A\.Urt 1883 en o\·rrltden In htt Knj;slJO§piu.al C.bourc, te Adlokc1 ke, tttn 22 Q<: UI~ 19~~ifif~·~~ tn ses1erkl door ~ l t. S.u't'l!l\ét qttn o~"'~tr dt H. Kerk .
dan bad hij nog al zuchten, Jezus ... "
april - juni 2000
En het dorp zal duren ...
JEAN HOFMANS Geboren te Beersel op I 5 december 1893 en er overleden op 9 mei 1921. Hij was vereerd met de militaire medaille I â&#x20AC;˘ klas, het oorlogskruis, de madailles van de IJzer en van de overwinning. Op het prentje staat: " ... Gij alleen, o Heer weet welke beproevingen in mijn lichaam onderstaan heb, en hoe ik immer in mijn lijden uw Naam heb verheerlijkt. Door die vreselijke kwaal aangetast, die zooveel soldaten ondermijnt en wegrukt en de dood onverbiddelijk ziende naderen, heb ik met volle onderwerping aan uw eindeloze bermhertigheid, het sacrificie van mijn leven gedaan .... "
PETRUS JOZEF GOOSSENS Geboren te Linkebeek op 14 mei 1892 en overleden te Cassel op 26 oktober 1918. Soldaat bij het Sâ&#x20AC;˘ Regiment Lansiers. Op zijn doodsprentje staat: " . .. na in 't burgersleven mijne plicht gekweten te hebben als goede zoon en broeder, als eerlijk en deftig man, heb ik mijne leven opgeofferd voor ons recht en voor ons land. Ik heb mijne plicht gedaan. Weest fier over mij. Er wordt roem gewonnen die ons hoofd omkranst, die onzen naam heerlijk doet stralen door de wereld, een roem die ons trouwe nageslacht zal vieren en bewaren! . . .. "
En het dorp zal duren ...
april - juni 2000
PETRUS HERMANS Geboren te Vorst op 3 I mei 1886 en gesneuveld aan de Ijzer in de maand oktober 1914. Soldaat bij het 3• Linieregiment. -·-~••S ' '-'• •o
....,...
Echtgenoot van Hermine Barthier.
l'..dolt -• •u lle•-8MI"tHII;II
.. .
•-•kt.>ut,tft,l jl'(flfH.
+<••••"l) " Ht••-111. •ut<• 1/.1<>'. ··~·
....... o........
lflt.
Op zijn doodsprentje staat:
" ... Wie heeft méér liefde dan hij, die voor degenen, die hij bemint, zijn leven opoffert ? .. . . . . Ik laat u niets achter dan mijn naam; maar die naam is een schat van eere, welks duurzaamheid den tand der eeuwen trotseert .. .. "
GEORGES DE GENST Geboren te Beersel op 29 augustus 1893. Dodelijk gekwetst aan de Ijzer en gestorven in Southsea op 23 november 1914. Soldaat bij het I • Linieregiment. Op het doodsprentje staat: " Na met den grootsten heldenmoed alle gevaren getrotVOO r! GO O . .;- V..lDE I'ILArJ O
seerd te hebben, is hij gekwetst geworden aan den Ijzer, en stierf in het verre Engeland. . . . , heb ik mijn leven geofferd voor het recht en voor ons land. Ik heb mijne taak ten volle gedaan, weest fier over mij." Op de voorzijde van het prentje staat "VOOR GOD EN VADERLAND" 7.\ tll :
.H ~IH.~K t: \
Oto;)or-gcs O P
De plechtige lijkdienst had plaats in de parochiekerk van Beersel op dinsdag 25 februari 1919.
april - juni 2000
\ ,\,
O ë N S T
"-- Lti .UT JllJ ut!r l r t.l'i t t.lll!<·llll.\1 ctbnn'ule~l,df~,:tl Aullll893,dooddiJIC a:d...·tlfl un drr. lht.f, vrudtllc Of~rltdi:tl 1e SDuU~a (i!:ll~tl . Zl No~clllbtr 1 ~ 1~. ~·llOt"litn
U JI dt U.
~
,. .umttn dH 'l(n-epdrn
En het dorp zal duren ...
Uit het leven gegrepen: Volksliederen, dansen en verhalen. JOS DE GELAS Onder deze hoofding is het de bedoeling om bij tussenpozen elementen vast te leggen uit het rijke volksverleden van de eigen regio. Enkele jaren geleden kreeg de volkscultuur van onze grootouders opnieuw de aandacht van de wetenschap. Liedjesgroepen als Jan Smet, 't Kliekske, het Brabants Volksorkest en Wannes Vandevelde tekenden teksten en melodieĂŤn op of lieten sommige van onder het stof des tijds opnieuw verrijzen. In Schoten was de Vlaamse Volksdanscentrale zeer actief rond het optekenen van dans en muziek. Aan de universiteit in Leuven was er belangstelling voor deze volkse elementen vanwege Stefaan Top en menig student kreeg wel een seminariewerkje om in eigen streek wat opzoekingen te doen. Voor onze eigen streek bracht dit alles niet veel tenzij 't Kliekske van start gegaan ergens onder de kerktoren in Huizingen nog wat achter de hand houdt. Voor onze eigen regio hebben we echter een illustere voorganger in dit werkveld met Pastoor Bols. Aan het eind van de 19de eeuw tijdens zijn verblijf in Alsemberg zorgde hij niet alleen voor een restauratie van de kerk maar publiceerde hij ook in 1897 een boek onder de titel "Honderd oude Vlaamsche Liederen". 1Met deze publicatie volgde hij J. Fr. Willems en R. Lootens en J. Feys op die respectievelijk in 1848 en 1879 reeds gelijkaardige boeken hadden gepubliceerd. In de verzameling van pastoor Bols bevinden zich zeven liederen uit SintGenesius-Rode en dertien uit Alsemberg. Opvallend is dat de meerderheid van de collectie liederen zijn van volkse aard zonder godsdienstige inslag.
En het dorp zal duren .. .
april - juni 2000
De rage van de volksdans en het volkslied is opnieuw geluwd en dit is een bedreiging voor deze volkscultuur. Meer dan ooit is de mondelinge overlevering van allerlei gegevens een bedreigde bron. Onze huidige wereld leert niet meer uit een ervaringspraktijk maar uit boeken en op scholen . Ervaring is nog wel een begrip maar met een andere inhoud dan vroeger. Ook de sociale context is grondig veranderd. Het cafĂŠ is nu een cultuurcentrum en de nieuwsfilms van de jaren dertig en later zijn vervangen door dagelijkse lV journaals die alles uitleggen en steunen op hun archiefmateriaal. Vertellen zoals "Wannes Raps" bij de 'stoof' of aan een cafĂŠtafel voor de bewoners van een wijk zit er niet meer in. Zelf ben ik het verlies aan de mondelinge overleveringen gaan vaststellen via een aantal activiteiten met een historische achtergrond. Zo kon ik soms slechts met moeite fragmenten van kinderliedjes gezongen door mijn grootmoeder aan mekaar knopen. Foto's herinnerden mij eraan hoe er op familiefeesten werd gezongen doch buiten een paar schlagers als "waar de branding ruist" of "daar bij die molen" bracht ik het niet. Toch was er ook het lied van " den doctoor" of dat van " de bokken" . Het jaarlijks familiefeest was niet meer maar mijn persoonlijke belangstelling voor oraal overgeleverde tradities groeide en ik ging op zoek. Voor zoveel als mogelijk gewapend met een cassetterecorder om naast de tekst ook de melodie te kunnen registreren.
Uit het liedboek van Janne Boen.
(Dworp 1911-1987) Mijn eerste onthaalmoeder tot aan het eind van mijn kleuter zijn was mijn grootmoeder, Joanna Boon. Hoewel ze met "den bond", versta daaronder de gepensioneerden, naar Leurdes en Zwitserland was geweest, was zij geboren en getogen in en met hart en ziel verbonden met Dworp.
april - juni 2000
En het dorp zal duren ...
Ze zag er het levenslicht in I 9 I I als oudste dochter uit een gezin van zes. Haar beide ouders Jozef Boon en Anna- Maria Meerts, voor mij " mèter Spaan ", waren
ook rasechte
Dworpenaars. Mijn grootmoeder had een actieve beleving van de volkse cultuur achter de rug. In de bloeitijd van de " Dworpse Reuzen " was ze lid van de daaraan verbonden dansgroep. Met de kermis op " 't Solla " stond ze met een " karrebikkes moleke " . Voor vijf frank altijd prijs om de kas van 'den dansgroep' te spijzen. Van " Jules va Suise", den boer, kon een deel van de wei worden ingepalmd om de " planchei " te leggen voor het volksbaL Meestal was er dat weekend
in dezelfde wei ook een " schieting "
op de staande wip. "Jules va Suise" leverde ook paard en kar voor de " Bacchus stoet ". Nadien op oudere leeftijd was grootmoeder jarenlang lid van gepensioneerdenbonden waar toneel en sketsches hoogtij vierden. In ruil om haar wat verwaarloosde collectie handgeschreven liederen netjes met een typemachine op papier te zetten kreeg ik de originele optekeningen en wilde ze er wel een paar zingen ook. Mijn verwondering was groot wanneer ik aan het werk begon. Meer dan vijftig liedteksten, al dan niet opgetekend, kende ze meestal nog uit het hoofd en bij de meeste was er wel een verhaaltje. Via bandopnames wist ik ook van niet opgetekende exemplaren tekst en zang vast te leggen. Het is hier niet de bedoeling om losweg een .opsomming te maken van de verschillende liederen maar wel om ze waar mogelijk in hun sociaal kader te plaatsen aan de hand van de vertellingen die errond werden genoteerd. Waar mogelijk zal ik ook een situering trachten te maken van de verspreiding van de liedtekst in Vlaanderen aan de hand van andere mij bekende optekeningen . Op deze wijze wordt dan ook een beperkt beeld bekomen van het volkse leven in sommige wijken van onze fusiegemeente over.de periode 1925-1975.
En het dorp zal duren ...
april - juni 2000
Het volkslied en zijn sociaal kader. De recentere studies over volksliederen hebben aangetoond dat liederen niet op zichzelf staan, maar ieder op zich kaderen in een groter sociaal gegeven. Op basis van het sociaal gebruik worden in recente publicaties meestal de ordeningen gemaakt. Zo kennen we kinderliedjes en aftelrijmpjes, dansliederen of verhalende liederen, nieuwsliederen over rampen moorden of ongelukken, een soort gesproken krant. Soms hebben de liederen wel eens een moraliserend karakter. Liederen met zo een boodschap vertonen dan weer gelijkenis met middeleeuwse ballades. Een andere soort gezangen zijn de typische bedelliederen met ondermeer nieuwjaar en drie koningen, en dan niet gebruikt door kinderen maar door
volwassenen. Oorlogsliederen zijn een volgende
groep en behandelen verschillende problemen die de bevolking bezig hielden als onrechtstreeks gevolg van de krijgsdaden. Strijdliederen waren en zijn nog steeds een bindmiddel tussen een gelijkdenkende massa; de opgang van de socialistische beweging maakte dankbaar gebruik van dergelijke liederen omdat niet iedereen, en zeker niet haar doelgroep kon lezen. Uit dit allegaartje, en wees gerust dat deze lijst niet volledig kon zijn, werd door iedere zanger een eigen selectie gemaakt die hem lag en waarmee hij kon inspelen op zijn eigen publiek. Bij de collectie van Joanna Boon valt op de eerste plaats de grote verscheidenheid op. Vermoedelijk heeft dit te maken met het feit dat de collectie over een lange periode werd opgebouwd en steeds bleef aangroeien. Zo zijn er naast ballades, ook dansliederen, spelliederen en enkele liederen gericht op kinderen.
april - juni 2000
En het dorp zal duren ...
Dans- en spelliedjes. Een groot aantal van de liederen werden gezongen op wijk- en familiefeesten en meestal was het café daarbij de locatie. Discobar, orkest of 'juke-box' waren tot omstreeks 1950 onbekenden en de animatie werd dan ook verzorgd door iemand uit eigen kring.
r < ((._,,
J f,/
,. - ' / ' '
<
><
'tJ'·"' ~I''" '~ 'Y
f '('/-i >H~t·•v / '1\ ,..-/ I,. tÎ..
A ,~
A..M n "'J_,_. ..,·,, '•:7--r ~.,., ~~ -·JI'·t<';,~ y; '"{ ,.j «A..-. vft__.;~ ,
(. , __. [, •t J
':,/ 10
.",/ 1•
Liederenschrift met "Kiugtlied"
Zangers of diegenen
die een 'extrement' bespeelden
waren daarbij zeer gegeerd. Buiten de feesten op zondag kon het ook wel eens voorkomen dat de sfeer goed was en een gewone dag uitgroeide tot een danspartijtje. Organisaties als spaarkassen, duivenbonden en andere café-gebonden organisaties waren daarbij een goede voedingsbodem. Klassiek kwam het tijdens dergelijke avonden tot een dansje in de vorm van 'ne wals, ne polka, e marschke of ne "scottis".'
En het dorp zal duren ...
april - juni 2000
Van dergelijke dansliederen kon ik er, in de liedverzameling van grootmoeder, drie terugvinden. Als wals is er het lied " Toen ik was zestien jaar oud " , de polka uit het repertoire is "de striep" 2 en het " het lieke van Marie planchei " is een " scottis" . Van deze dansen kon ik niet te weten komen hoe ze in het repertoire terechtkwamen. De polka en de scottisch waren echter razend populair en te beschouwen als algemeen cultuurgoed zodat het weinig belang heeft wat hun oorsprong is. Voor " de striep" is dat evenmin verwonderlijk daar iedereen de dans kende van ScandinaviĂŤ over Duitsland en Zwitserland tot in Frankrijk. De "scottis" van "Marie planchei" blijft nog een raadsel. De wals uit het repertoire was een lied dat grootmoeder leerde van haar vader, wat voor de meeste liederen het geval was. Bij de voorstelling van een nieuwe plaat door de groep "Jan Smet" , in de tijd dat CD's nog niet bestonden, bracht deze volksmuziekgroep een walske opgetekend in Woluwe bij een oudere muzikant. De melodie werd nog maar aangezet en onmiddellijk herkende ik daarin het lied van grootmoeder. Bij navraag bij de groep bleek hun de tekst niet bekend. Hier geven we deze tekst:
Als ik was zestien jaar oud Van het vrijen was ik niet benauwd en ik vree er met enen kapoen die met mij al ging wandelen in 't groen Wij waren 'n schoon jeugdig paar toen mijn ouders dat wierden gewaar en het was tegen mijn vader zijn zin dat de liefde mij dwong en den min maar ik /eet hem niet en ik weet toch niet ) waarom mijn vader mij zulks toch verbiet ) x 2
april - juni 2000
En het dorp zal duren ...
Ik sprak er mijn vader eens aan ik die wil er den trouw al ingaan omdat er de liefde mij dwong hij sprak er gij zijt nog zo jong en gij die wordt ook al gevrijd zo vroeg in uw jonkheid verleid hij kreeg er 't gedacht in den kop hij sloot er mij ja seves op wat een dof ge traan wordt mij aangedaan ) nu moest ik alleen op mijn slaapkamer gaan ) x 2 Maar dat was nog geen drie dagen daarna toen mijnen minaar dat wierd gewaar hij berste bijna er van spijt omdat hij zijn geliefde was kwijt hij kreeg er een gooi gedacht hij kwamp in den duisteren nacht hij haalde er zijne liefst bruid langs 't venster van 't slaapkamer uit en hij sprak beducht: maakt toch geen gerucht ) wij zullen te samen al gaan op de vlucht ) x 2 Als de 's anderendaags nu brak aan als vader de /ere zag staan hij berste bijna er van spijt omdat hij er zijne kinders was kwijt hij schreef er spoedig enen brief maar ztj met hare zoete lief zij waren al lang op de reis naar de Franse stad van Parijs ja met geld en good vol van overvlood ) zoe wat dat er leefde toch dood ) x 2 Hun ouders die maakten droefheid omdat zij hun kinders zijn kwijt maar zie na den tijd van twee jaar dan heiden zij weer met malkaar
En het dorp zal duren ...
april - juni 2000
zij trouwden voor kerk en voor wet hun trouw was hun vroeger belet sa ouders denkt er toch eens na dat gij dat vroeger ook hebt gedaan weest er toch altijd in uw hart verblijd ) aleer dat gij uwe kinders zijt kwijt ) x 2 Drie liedjes of rijmpjes zijn bekend uit grootmoeders schoolperiode. Het meest opvallende in deze reeks is " Den Bonjoer" daar het niet echt een kinderlied betreft. Het gaat hier in feite over een Vlaamse dans zoals " de striep" eveneens opgetekend door Hubert Boone, bekend van het Brabants Volksorkest. 3 Volgens de auteur zou het gaan om een vrij oude dans voor vrouwen in het raam van de vruchtbaarheidritus. Vruchtbaarheid zal wel niet de bedoeling geweest zijn van de schoolmeester in Dworp omstreeks 1922, toen hij de dans aanleerde in de lagere school voor de prijsuitreiking. Later, omstreeks 1970, werd het lied en de dans met zijn zeer eenvoudige figuren nog enkele malen uitgevoerd op bejaardenfeesten in Dworp. Ook toen zal de symboliek van de vruchtbaarheid niet het hoofddoel geweest zijn. Het dansje werd eerder gebruikt als een soort begroeting zoals de naam het ook al laat vermoeden. Voor de muziek verwijs ik naar de optekeningen van H Boone.
De liedtekst luidt
als volgt:
Als mijn vader en mijn moeder naar de markt toe gaan, oo ja, ja zoo Dan komen zij niet thuis voor des savonds laat, oo ja, ja zoo Ref:
Falderie, faldera , falderarara Falderie , faldera , falderarara , ja zoo
Als mijn vader en mijn moeder naar de kermis gaan, oo ja, ja zoo Dan komen zij niet thuis voor des savonds laat, oo ja, ja zoo Als mijn vader en mijn moeder naar de bruiloft gaan, oo ja, ja zoo Dan komen zij niet thuis voor des savonds laat, oo ja, ja zoo
april -juni 2000
En het dorp zal duren ...
Op de feesten waar we naar verwezen, werd niet alleen gezongen om te dansen maar er waren ook een aantal wat ik zou noemen spelliederen aan de orde. Hiervan zijn er verscheidene bekend. Centraal bij dergelijke liederen stond de zanger die via het lied de spot dreef met een paar personen of het publiek actief betrok in het lied. In deze soort liederen is de tekst in combinatie met de uitgevoerde bewegingen soms nog wel eens op het randje af. Voor grootmoeder waren dit de 'liekes dei ni moge' maar waarvan ze er wel meer kende. Een waarvan de tekst volgt is in Los vel papier met tekst van een spellied
een gelijkaardige formule opgenomen in de liedboekjes van menig studentenverbond en kent nog steeds bijval op cantussen en gelijkaardige activiteiten.
E SCHOON LEVEKE 'k hei der over 't lest a schoe leveke oan d'hand en ik kocht er haar a shoe poar schonkes mor over dei schonkes doe dei kik meine zin ge kunt wel denke wa da kik zegge wil Ref
En het dorp zal duren ...
En a zoe ginge dei voeikes ) dei voeikes ginge a zoe ) x 2 dei voeikes kwome mij altijd zoeke x 2
kooskes (kousjes) bienekes (beentjes)
jakske (bloesje) tetjes (borstjes)
a schoe rokske (rokje) goike (kontje)
koleike (halssnoer) halske
korseke (corset) lengske (leestje)
hooike (hoedje) kopke (hoofdje)
april - juni 2000
Even ondeugend als het vorige is het lied van "Den Boem lala". Midden jaren zestig kon ik stiekem een volledige voorstelling van "den boemlala" meemaken. De liedtekst is deze die opnieuw als studentenlied bekend is of ook gezongen werd in een aantal jeugdbewegingen en gaat als volgt: "Jef ge moet naar huis toe gaan a vraake dei es ....". Het is in het refrein dat "den boemlala" , de verrassing, voor komt. Als ingrediënten voor de uitvoering van "den boemlala" zijn een pollepel, een metalen 'kastroldelsel' en een vrij groot katoendoek meestal een handdoek. De pollepel wordt opgehangen in het getorste doek dat rond de beide knieën is bevestigd. Het deksel wordt bij een man ter hoogte van het kruis geplaatst. Bij het spreiden van de knieën gaat door de torsing van het doek de pollepel opzwiepen en klapt tegen het deksel aan dat best op de gepaste hoogte wordt gehouden. De symboliek behoeft geen verdere toelichting. Grootmoeder benadrukte dat dit een typisch mannenlied was en enkel door hen werd uitgevoerd. De oorsprong van dit lied blijkt te liggen in de periode van de industriële revolutie. Het zou perfect gepast hebben in de film over priester Daens, waar fabrieksslaven vertier zoeken in kroegen bij een druppel of een pint om het miserabele bestaan te ontvluchten.
In deze reeks was er ook een lied waarmee de zanger het einde van zijn optreden aankondigde wat meestal ook het einde was van de avond. Er werd voor dit lied een slachtoffer gekozen binnen de groep aanwezigen en nadat hij centraal in de groep was geplaatst werd de spot gedreven met zijn voorkomen. Opmerkelijk in de opbouw van dit lied is de gelijkenis met het vorige maar deze keer dan aangepast aan een mannelijke figuur. De laatste strofe dan is een afsluitingsformule gegeven die in geen enkele andere collectie liederen tot nu toe werd
april -juni 2000
En het dorp zal duren ...
aangetroffen. Van een jongere persoon die ook nog had gezongen in wat men noemde "café-chantant" kon ik vernemen dat
ha tel lid
tlil
GSTUOE
'1· •• , ..,,.,_,,..)., •.• , • • '1-1 .........
/..,, ...... ""'..
l·••'l··~J .........
, ..., .... _ ..
,,,~
........" ...
Ik Mü t'U]k 11)1 PAPl
io_ .. ", ~
;:~=;~ ~-."~:::'.[~~:·...::...~ ~ B.c> Jkt ............... ,,,al(\
.,_1 ·"""'..,.,..Joe,. ,........t_,....s. .......... ...,.!!!",. Bii~\. ._m.-o
~~~
,.~
1ll'tot
\~
'f•••>ottilt.: ;:. .,.
lW
Gedrukte liedjesteksten met ondermeer: "De vraak der blinde moeder.,
het een typisch gebruik was bij zangers die veel optraden om kleinere lokale feesten op te luisteren en dat zij het zelf in mekaar knutselden.
En het dorp zal duren ...
april - juni 2000
Biografische noot. Joanna Boon, werd geboren op 16 september 191 I , in Dworp en was de oudste dochter uit een gezin van zes. Haar ouders zelf waren ook geboren en getogen Dworpenaars en zullen wel op een van de foto 's van de collectie Dworpenaars staan die enige tijd geleden werden tentoongesteld door het genootschap. Het was een klassiek gezin waar vader werkte in de fabriek en moeder het huishouden verzorgde. In haar leven verhuisde grootmoeder enkele malen van Wauweringen naar " het huis van Wetel'' aan de Sint- Laureisborreweg. Toen ze trouwde, verhuisde ze naar het dorp en woonde op kamers bij " Lapet" om van daaruit het grootste deel van haar leven door te brengen beneden op de " Solheide" . De laatste jaren bracht ze door in een huurhuis te Wauwringen. Tijdens haar kinderjaren liep grootmoeder school in Dworp maar ze stopte ermee op haar elfde levensjaar, na haar communie toen ze met vader mee naar de fabriek moest in "Mossepong". Als fabrieksarbeidster was ze later ook nog actief in Buizingen bij " Bollinckx" waar haar taak er tijdens de tweede wereldoorlog in bestond om het koper uit batterijen t e recuperen voor " den Duits" . Een slepende ziekte hield haar later thuis en gezien ze vroeg weduwe werd, was het lange tijd vechten om haar kinderen en kleinkinderen een betere toekomst te bezorgen. In deze harde werkelijkheid was er echter steeds één element dat men haar nooit heeft kunnen ontnemen : een inzet in alles en nog wat georganiseerd werd in de wijk en later bij de gepensioneerden. Volksdans met de reuzen van Dwor p, een " karrebikes molentje" met de feesten van '"t Sola", toneel zijn maar een greep uit haar amateurscarrière.
1 )
Bols : Honderd Oude Vlaamsche Liederen. Antwerpen, I 992. Herdruk van het origineel aangevuld door St. Top.
}.
Erratum Op bladzijde 57 van ons vorig nummer moet schoonbroer vervangen worden door schoonzoon en op bladzijde 45 neef door kleinzoon. Onze welgemeende excuses. De onbekende persoon op de foto van blz 56 is inmiddels terecht: het is Xavier Sleeuwagen, een van de medestichters van het Davidsfonds Rode -Alsemberg ( 1924)
april -ju ni 2000
En het dorp zal duren ...
Colofon
En het dorp zal duren"' Is het trimestrieel tijdschrift van het Heemkundig genootschap "van Witthem" - Beersel Januari - maart 2000 - nummer 5 - jaargang 2 voorzitter
ondervoorzitter
secretaris
penningmeester
Marc Desmedt Dwersbos I 09 - I 650 Beersel 02.377.27.94 Edgar Winderickx Brouwerijstraat I 8 - I 653 Dworp 02.380.30. 14 Lucia Craemers Waterpoelstraat 24 - 1652 Alsemberg 02.380.27.76 Piet Van Capellen Boomgaardstraat I 2 - I 653 Dworp 02.380.35.48
Inlichtingen tijdens de kantooruren in het gemeentehuis te Beersel - dienst cultuur: Frans Samijn Alsembergsesteenweg I 046 1652 Alsemberg 02.382.08.29 Kostprijs los nummer 200 BEF jaarlijks lidmaatschop bedraagt 500 BEF te storten op rekeningnummer 001-3114341-38 van het heemkundig genootschap "van Witthem" Beersel, met vermelding van naam, voornaam en adres en de vermelding
"LIDMAATSCHAP 2000" U ontvangt dan alle publicaties in de loop van het desbetreffende jaar Werkten mee aan dit nummer: jan Brassine - Hugo Partous - Jos De Gelas - Willy DebraekeleerMarc Desmedt - Rik Dhondt Verantwoordelijke uitgever en samenstelling: Marc Desmedt Eindvormgeving en druk: ldea Communication - Lot
En het dorp zal duren ...
april - juni 2000
"uau 'kJ~''