THEYS CONSTANT, Geschiedenis van Alsemberg, Brussel, 1960, 504 p.
VAN VLAAMS-BRABAN';f
VAN·
ALSEMBERG DOOR
CONSTAN1, THEYS Met een voorbericht van
Dr. JAN LINDEMANS Lid van de Koninklijke Vlaamse Akademie
1960 DRUKKEHIJ A. HESSENS (ROBERT HESSENS) KOMEDIANTENSTRAAT 12
BRUSSEL
GESCHIED· EN OUDHEIDKUNDIG GENOOTSCHAP VAN VLAAMS-BUABANT
GESCHIEDENIS ·VAN
ALSEMBERG DOOR
CONSTANT THEYS Met een voorbericht van
Dr. JAN LINDEMANS Lid van de Koninklijke Vlaamse Akademie
1960 DRUKKERD A. HESSENS (ROBERT HESSENS)
KOMEDIANTENSTRAAT f2
BRUSSEL
' ~··
;,;
...
LES AMIS DE CASSANDRE Cercle d•Histoire et de Culture DANIEL-CHARLES LUYTENS 4, PLACE FRANCOIS BOSSUET 1030 - BRUXELLES
. '·,
Tél.: 02/219.19.71
;
. .r' ,,\ '
.
"
"t ·'" '/'
'
t:
~
'r
3c:'
...,
. GESCHIEDENIS VAN ALSEMBERG . I
..
;
~
.
t' ,"-
A!
VAN
ALSEMBERG DOOR
CONSTANT THEYS Met een voorbericht van Dr. JAN LINDEMANS Lid van de Koninklijke Vlaamse Akademie
CONSTANT THEYS
1960 DRUKKEHIJ A. liESSENS (ROBBRT liESSRlVS) KOMgDIANTENSTUAAT I 2
BRUSSEL
Aan Vader en Moeder
VOORBERICHT
Een goede historische dorpsmonografie schrijven is, normaal, een levenswerk waar 20 of 30 jaar mede gemoeid zijn, omdat de samenstellers ervan de tijd m.oeten vi1nden die er nodig is om zich in te werken in de stof; het materiaal te verzamelen uit de bestaande literatuur en uit het archief:" keuren en schiften om te bepalen wat belangrijk genoeg is om een dorpsmonografie te stoffere,n; het opstellen tot een leesbare onderhoudende tekst, en wanneer men met dit alles klaar is, de middelen vinden om de uitgave te bekostigen, liefst zo keurig mogelijk met talrijke illustraties, want !zet is een boek dat men bewaart voor de komende geslachten. Over honderd jaar zal men het 1nog raadplegen en zal de auteur ervaa nvg met eerbied en dankbaarheid vermeld worden. Men kan zich wel éénmaal inspannen voor de zware taak van het samenstellen van een dorpsmonografie van de eigen geboorte- of woo1nplaats, maar zevenmaal ! ... dat is nochtans de prestatie van CONSTANT THEYS, die .op het punt staat verwezenlijkt te worden met dit boek: 1. Ruisbroek (1940), 2. Drogenbos (1942), 3. Dworp (1948), 4. Kapelle-op-denBos (1953), 5. Linkebeek (1957), 6. St-Genesius-Rode (1959), nu 7. Alsemberg (1960), waar hij in 1886 geboren werd en thans nog verblijft. Dit zal waarschijnlijk de laatste zijn van de tien die hij zich voorgenomM Jzad te schrijven over de gemeenten die gelege1n zijn tussen de Brusselse agglomeratie en de Taalgrens, de Zenne en Zoniën. Zijn droom van 1940 werd aldus in ee1n twintigtal jaren verwezenlijkt. Finis corona! opus I
JAN LINDEMANS.
TER INLEIDING EN TER VERANTWOORDING ... die belangstelling wordt nog meer geprikkeld wanneer het gaat over eigen dorp. De gehechtheid aan die plaats draagt de mens zijn leven lang mee in het hart, en misschien des te sterl<er naarmate de jaren hem verder afbrengen van het eerste vaarwel. Het geboortedorp vormt immers de lieve, onvergetelijke achtergrond van de jeugdherinneringen. (Dr. jan Lindemans, Geschiedenis van Opwijk). Thans geraken landen en volkeren hoe langer hoe erger beklemd tussen groten en n\!emt een zeker betreurenswaardige vervlakking van uit andere landen zienderogen toe. Naast het goede overzwalpt ons een internationalisme dat de banaliteit zelf is. Laten we toch alle nadruk leggen op het heem, met al het gave en het echte, al het eigenaardige en "al het warme die er nog aan vastzitten, want ons heem is het vaderland van ons hart, en dat vaderland is wel voor iedereen het dierbaarste. (Dr. J. Goossenaerts).
In de inleiding tot het zeer zeldzaam (*) geworden werkje «De Kerk van Alsemberg en haar Mirakuleus Beeld», 1910, zegt de schrijver, jan Bols, Pastoor van Alsemberg en Lid van de Koninklijke Vlaamse Akademie, dat hij «als 't God beliefde, evengenoemd werkje, thans een eenvoudige proeve, tot een uitgebreider boek zou bijwerken». Ten gevolge van de oorlog, die hem de beste van zijn laatste jaren in Engeland deed doorbrengen, werd die gelegenheid hem niet meer gegund : hij was oud en bijna blind geworden. Alsemberg bezit anders wel een zeer uitgebreide bibliografie (zie het Repertorium der Vlaamse Gemeenten, door Leo de Wachter en Eigen Schoon en de Brabander), maar buiten de welbekende legende en de wondere gebeurtenissen en genezingen, brengen ze weinig verantwoorde feiten, en in het algemeen doen ze niets anders dan elkander herhalen. Zelfs het werkje, in 1934 uitgegeven bij gelegenheid van de Kroning van O.L.V., brengt niets nieuws. Van de rijke archiefbronnen op het Algemeen Rijksarchief en elders maakte, buiten A. \Vauters, meer dan honderd jaar geleden, niemand gebruik. Geen van genoemde werkjes spreekt trouwens over de sociale of ekonomische geschiedenis van ons dorp. Nu, het was noch hun opzet noch hun opdracht. In tegenstelling tot mijn vroegere dorpsmonografieën, heb ik die van Alsemberg in twee delen gesplitst, nl. de burgerlijke en de kerkelijke geschiedenis, zulks vooral wegens de belangrijkheid van laatst.. genoemde. (*) De 1.wtste e\.cmplaren gingen bij de uitg~ver Stih!c~ters te Leuven in de vlammen U!l hii de Vl!rwoestittg van die stad in HH4.
7
'~·
1
•
In de geschiedenis van Linkebeek (1957) had jk er reeds op gewezen dat de algemene struktutp,· van naasteenligg~nde d~rpen wej ... nig verschilt, en nog minder W~nnleer die· dorpen, ZOé;l]S de onze, onder een zelfde heer en een zelfde sehepenbank stonden. Het zijn derhalve meer de kleine, meer menselijke feiten die de qelangsteJ.ling~ moeten w~k~.
al
Zonder rechtstreeks aan genealogie te doen, werden zoveel mogelijk familiekundige gegevens opgenomen. Ook daarin volg ik de wenk van mijn meester, Dr. jan' Lindemans, die van mening is dat « juist om die persoonsaanduidingen, de dorpsmonografieën het meest gelezen, het meest geraadpleegd worden. Het brengt trouwens de huidige geslachten dichter bij het verleden en wekt daardoor de persoonlijke befangstelling in de eigen plaatselijke geschiede~is ». In de bespreking van de « Geschiedenis van Linkebeek» schrijft de zeer bevoegde genealogist F. de Cacamp (Brabanticum, IV, 1959, hl. 27H-2SO) dat Dans Ie domaine de la connaissance du passé tégional,
hi.çfoire communale et histoire familiale et généalogique peuvent se domwr la main. comme deux modes dtenquête complémentaires et constamment susreptihles de stassocier l'une à l'autre. C'est paurquoi nous ,\·ommes heureux de signa/er ici l'intérêt d'un livre, certes, écrit
8
I
in
Oolc de Geschiedenis van Alsemberg zullen heel wat Alsembergse ~~àmi,u'es inli~rytingen over hun voorzaten vinden. '
Sommigen zullen m~sschien oordelen dat ik· te zeer het anekdotisch~ weergeef. Daarog : antwoord ik, dat er in een dorps-· ' geschiedenis geen onbelangrijl(e feiten zijn, vooral wanneer ze zeer' oud zijn en betrekking hebbe9. op de· dagelijkse handeL et; wa~del van onze voorzaten, of op de géschiedenis vari het he.iligdöm van Q.L.Vrouw van Alsembe1·g. Hie;r: zou ik ook graag aànhalen. wat Dr. jan Verbesselt in verband daarmee schreef : <<Laten we ·tóch niet vergeten dat specialisten, het materiaal, wáarop zij hun verdienstelijke sintetische arbeid baseren,· niet altijd allemaal zelf hebben v~rgaard, · doch dit vaak in· ruime mate aari stille, bescheiden, soms .naamloze zoekers te danken hebben ». (He.t Parochiewezen in Brabant, I, bi. s)'.
Zegt, trouwens, A. Wauters· niet ergens m zijn « Histoire des Environs de Bruxelles », dat de volkomen kennis van de geografie en de geschiedenis dezer dorpen haast onmisbaar is voor de geschiedschrijver en dat zij alleen een hoop bijzonderheden· verstrekt waar.. door de topografische oudheidkunde van het land, zijn feudale inrichting, schepenbanken, kostuimen, levenswijze der inwoners ènz. kunnen achterhaald worden ?
\
en deho,rs· de tout souci généalogique mais qui apporte quantité de matériaux 1utiles à la connaissance dtt passé des families. ·
~
De waarheid ligt in kleine feiten uit de desbetreffende. tijd, de · verkoop van een huis, de prijs. van een· ring. De waarheid . schuilt niet steeds in kronieken, maar wel in archiefstukken. D.e. werkelijke geschiedenis staat in dokumenten, die niet als geschiedschrijving bedoeld waren. Rekeningen, partilmliere bri,even. ··Als iemand bijvoorbeeld volhoudt dat vrouw Peeters nooit een kinc~ I:tèeft gehad en ge vindt in een rekening de. aantekening: «Voor dé· zoon die vrouw · Peeters op St. Michielsavond het leven heeft geschonken 5 m:. blauw lint ... >> dan kunt ge daar gerust uit opmaken dat vrouw Peeters wel een kind had.
~
'
'
l
I' •,
.
· '.
In d~ inleiding tot de· Geschiedtmis van Dworp, bL 7, en in die van Linkebeek, bi. 9, heb ik reeds niijn standpunt over de voetnoten uiteengezet. Ik zou daaraan willen toevÇ>egen wat P.O. Wadehouse in << Wodehouse over Wodehouse » daarvan meent. Deze schrijver is natuurlijk geen wetenschapsmens, maar wat hij - misschien iets wat overdreven - zegt, is toch wel het overwegen waard: « Ik vind niet dat ik ~ei:g' opvliegend ben, maar nadat ik een aantal pas verschenen biografieën en geschiedkundige werken had doorgelezen, begonnen me die ~oètnoten' echt de keel uit te hangen en. ik was vastbesloten me er niet·· langer door op de kop te laten zitten. Het wordt hoog tijd, naar n1ijn smaak, dat deze plaag eindeÏijk eens ophoudt en dat biografen en· schrijvers van verhandelingen ervan afzien deze onooglijke smetten over de bladzijden· uit te strooien alsof zij het veld omploegden en het goede zaad op :de akker zaaiden (Math. XIII, 2-4) . Ik zie niet in waar die donderse dingen goed voor zijn. De oorlogsjaren gelezen van Carl Sandberg en deze speelt het klaar om vier dikke folianten te vullen, zonder ook maar eenmaal zijn toevlucht te nemen 'töt deze ergerlijke praktijken. Iets, maar niet veel beter dan de voetnoten die het oog schokken op. de onderkant, zijn die welke achter ·in het boek zijn samengeklonterd. Die maken voortdurend doorlezen mogelijk, dat beweert men tenminste, maar het lukt slechts een man van staal om zich te beheersen als hij een verwijzingsteken tegenkomt. Het enige wat ge van zo een voetnoot kunt zeggen is, dat zij er niet is bijgesleept alleen maar om aan te tonen hoe geleerd de schrijver wet is ». De drie metoden, onder aan de bladzijde, achteraan in het werk of tussen de tekst, hebbe~ hun voor- en nadelen. Wat mezelf betreft, kwam het er in de eerste plaats op aan ruimte en kosten te besparen. In dit·werk heb ik daarom de verwijzing naar de bron tussen haakjes in áe tekst geplaatst. Wat naar mijn bescheiden mening heel wat belangrijker is, zijn uitgebreide alfabetische namenregisters. Daarin kan de geleerde, de schrijver, zonder het boek helemaal te moeten doornemen, zien of hij of zijn werk er in vermeld worden. In een nagelaten nota van Pastoor Bols mochten we vaststellen dat hij, wat toen nog een uitzondering was, belangstelling had voor de toponymie : « Eene nauwkeurige en volgens tijdsorde geschikte opgave van die verschillende benamingen kon den geschiedschrijver allergrootsten dienst bewijzen... Het zou heel nuttig zijn de ligging dier plaatsnamen aan te duiden bij middel eener kaart, waarvan de parochiale kerk het middelpunt zou uitmaken. Men tekene wel de windgewesten aan ... )!). Graag zou ik zelf, zoals in mijn monografieën van Rttisbroek, Drogenbos, Dworp en Kapelle-op-den-Bos, een uitgebreide studie aan <,ie plaatsnamen gewijd hejlben. Dit zou evenwel
g
zoveer bladzijden druk beslaan, dat dit de prijs van het werk in zeer hoge mate zou hebben doen stijgen. Op een wenk van Dr. Jan Lindemans dacht ik et ook aan voor de verwerking van de plaatsnamen een topografisch hoofdstuk te voorzien onder de vorm van een wandeltocht door de gemeente. Al de namen van landerijen, grasland, heide enz. zouden daar in opgenomen worden in het topografisch uitzicht van nu en vroeger, wat voor de plaatselijke lezers ophelderend zou werken. Eilaas daarvan heb ik om een andere reden moeten afzien : ziekte ... Het is te hopen dat mettertijd een jongere kracht de studie van die plaatsnamen ter hand neemt en in Eigen Schoon en de Brabander laat verschijnen. Uit ganser harte dank ik Dr. jan Lindemans, die met zijn erkende bevoegdheid en bekende bereidwilligheid de hoofdstukken over de oorsprong en de naam van de parochie en gemeente heeft gelieven door te kijken en te verbeteren. Zeer bijzonder dank ik ook zeereerwaarde heer Pastoor van Woensel, die zo vriendelijk was het gedeelte van mijn handschrift dat betrekking heeft op de kerkelijke geschiedenis door te nemen en me menige waardevolle rechtzetting en aanvulling verstrekte. En ten slotte gaat ook mijn erkentelijkheid naar al wie me bij mijn werk ter wille is geweest, niet in het minst zij die door hun gezag, hun welwillendheid en geldelijke hulp deze uitgave mogelijk hebben gemaakt. C.T.
BELANGRIJKE NOTA
De gemengde klinkers als ai, ay, oi, oy enz. dienen als aa, aa, oo, oo uitgesproken. De 2de klinker diende vroeger alleen om de klank te verlengen, zoals thans nog het geval is in het Duits met de Ietter h. Zo mag men bijvoorbeeld Pater Poirters niet uitspreken als Pwaarters maar als Poorters, Van Roy niet als in het Frans, maar als van Roo (!{ode). In het Oudfrans luidde roy rei en royne (koningin) reine, zoals thans trouwens. - (C.T.). In de 16de eeuw is dikwijls ue = eu en dient als eu gelezen te worden. Daarom is het bv. beter Breugel of Breughel te schrijven dan Bruegel, Zemz en niet Zuen of Zuun ! - (j.L.).
l(J
EERSTE DEEL
DE BURGERLIJKE GESCHIEDENIS
HOOFDSTUK I
OUDST BEKENDE MENSELIJKE NEDERZETTING Evenals het ontstaan van de meeste plaatsen is dat van onze gemeente tamelijk duister. Men kan de 'Oorsprong en aangroei van de meeste steden en dorpen met die der rivieren vergelijken : de oorsprong ervan is zo onbeduidend, dat ze weerstaan aan de moeilijkste opzoekingen. De reden hiervan is eenvoudig. Ze worden maar opgemerkt na langzame en voortdurende aangroei. AI wat het tijdstip voorafgaat waarop steden en gemeenten eindelijk merkwaardig en van enig belang geworden zijn, liet haast geen spoor in de geschiedenis, en hij die volstrekt de vestiging der eerste woningen wil achterhalen die een stad of dorp hebben doen ontstaan, moet noodgedwongen zijn toevlucht nemen tot de fabel of tot gissingen, om de leemte aan te vullen tussen die vestiging en het ogenblik waarop de geleidelijke toeneming ze aanzienlijk genoeg gemaakt heeft om in de geschiedenis voor te komen. Volgens de jongste ontdekkingen zou de praehistorie, nl. het tijdperk vóór de aanvang van de geschreven geschiedenis - waarmee zowat drieduizend jaar bedoeld wordt duizenden en duizenden jaren omvatten ... Wat hier gedurende die ontzagwekkende tijd gebeurd is, weet natuurlijk geen mens, en wat er over de eigenlijke geschiedenis van ons dorp te vertellen valt, bestrijkt feitelijk maar een goed half dozijn eeuwen ... Toch mogen we aannemen dat onze streek reeds in de Steentijd bewoond was, dus ten minste sedert een kleine 2000 jaar v6ór Christus. Immers, te St-Genesius-Rode, Dworp en Alsemberg werden zeer belangrijke vondsten uit dat tijdperk gedaan. De voornaamste zijn die van Prof. Cumout aan de oorsprong van de 1\1olenheek in de vallei tussen de St-Annall
hoeve, het Hof te Lansrode en. het station, waar die geleerde 3591 stenen voorwerpen van silex of vuursteen uit Obourg en Spiennes vond. In' 1892 ontdekte hij ook stenen werktuigen op de .M.eigemheide (BuiL Soc. Anthrop., XIX, 1905, bi. 149) en in 1914, 220 be~erkte stenen nabij het Hof te Winterperre. Om die stenen te scherpen en te polijsten gebruikte de mens uit de Steentijd de kwartsietsteen van de Steenput te Dworp, in welke gemeente op verschillende plaatsen dergelijke voorwerpen werden gevonden (C.i., Gesch. van Dworp, 1948, b1., 94-95).
Alsemberg en Rode in het begin der 17de eeuw. De Postweg is de weg van Nijvel naar Brussel. «Nijvel>> is de naam van de brouwerij en herberg op het \Vinderickxpleén. Aan de overkant het kasteeltje en de vijver. Reellts van de kerk, op de Halleweg, het nog bestaande oude stenen huis. (R.A.R., K.P.).
Te Alsemberg zelf vond Pastoor Bols in 1901 op de <<Oenstbcrg», langs de Beerselstraat of Ro1lehollestraat, tegen de Grotenhos, ongeveer daar waar zich thans een modetne volksnederzetting ontwikkelt, een stuk beitel van geslepen steen en nadien werden hem nog een 60-tal zulke stenen bczotgd als bijlen, beitels, messen, krabbets, piJlpunten enz. (Meded. Kon. Vl. Ak.).
12
Op de tentoonstelling die in .1 ~34 ter geleg~nheid :ran de Kroningsfeesten door het Gesch1ed- en Oudhetdkundtg Genootschap van Vlaams-Brabant ~ngericht werd, bev~nden zich ook .enkele stenen te Alsemberg gevonden.· Verschetdene .personen vooral landbouwers, vonden af en toe een steen, dte ze vuurk~ren (vuurkeien), heetten. Ook Dr. jozef de Preter uit Rode vond alhier steneJ1, maar doordat de vindplaats en de omstandigheden er van , niet opgetekend werden kunnen die vondsten slechts pro metnorie aangehaald worden. Wat het Keltisch e11 Nervisch-'Romeins tijdperk; betreft, . deze lieten alhier geen spoor, maar het na~i_je Dworp was.'. te oordelen naar zijn naam (Thorn-apa) en ZIJn oorspronkelijke dorpsstruktuur met de drie kouters, een Nervisch dorp. Verder werden op de Meigemheide aan het voormalige Hof te Winterpene, op de grens van onze gemeente, tegen de o~roude weg van Alsemberg naar Kesterbeek, waar een' Romems castrum bestönd, en naar St-Pieters-Leeuw, in 1903 door Baron de Loë, gedeelten van Romeinse pannen ( tegulae) en brokst~kken van aarden potwerk ontdekt. Niet ver vandaar vond een landbouwer, bij het bewerken van zijn veld, ee!l zilv:eren muntstuk van Trebonius Gallus (251-253). ( Geschtedems van Dworp, bi. 96). Zeer terloops vermelden we hier nog de plaatsnamen het « Couterblocxken » ( 1 dw.) in 1711. De oudste menselijke nederzettingen liggen langs de waterlopen. Water was een beslissende faktor. Zonder water is geen menselijke vestiging mogelijk. Er is er nodig voor de mens en vooral voor het vee, dat er grote hoeveelheden van verbruikt. In de tweede plaats was er hout nodig voor de verwarming, het alaam, het optrekken van woningen en stallen, waarvoor ook klei vereist was en, ten slotte, voldoende geschikte grond vaor landbouw eri veeteelt. Dit alles was ruim aanwezig op de plaats die we thans als Alsemberg kennen. Wat de Frankische tijd betreft, terwijl in de streek tussen Zenne en Zoniën de Frankische en Saksische plaatsnamen ver van zeldzaam zijn, nl. Huizingen, Buizingen, Eizingen, Wouweringen, Kissem, Revelingen, Meiningen (op de grens J3ode en Waterloo), hebben wij er maar twee : .ty1e1gem en Hensem. terren Kissem (Dworp). Deze plaatsen hggen aan de rand de~ ()'emeente, terwijl voor het overige het dorp grotendeels inge~oten was door het Zoniënbos, waartoe ook het latere Zevenborre, de Rondenbos, de Grotenbos behoorden. Voor de oudheid van het dorp zou ook kunnen worden gewezen üp een plaats ten zuiden beneden de kerk, het Hemelrijk en een andere de Helle geheten : 1532 ... een erfve geh. Hemelrijcke; 1560 ... een huys aen de lange trappen gen. Hemelrijck tusschen het kerckhof ende de costerye (K.A.); « den urondt en ten behoeve deser kercke is blijven liggen den w~lcken en beneffens den genen van het voorgeroerdt hooghuys als nu beplant met opgaende buecken en andere
13
hnomen eJH.k genocmpt \Vordt het Hemelryck » ( K.A. nr 2324); « kghens het voorgaende Hcml'lryck daer de klijne
tt:a1:rwn van dito h.·rcklwf hebhen tusschen bcijclc gcstaan » ( Il1IdL'I11) ; « Van Peeter de V envcr over Merten de V cnvcr vant 1-lemelryck acnt kcrkho.f » (A.P. 1642) ; « Item ecne \VL'"tk f!root 1 dw. (~t.rclcf!cn ronis-om in ha ere ha eo-en met J h den hoppl·-lochiinck daer acn Oost het !wreken goet gen. het Hcml'!ryck aen den Coollwve der Cure ... Guillam van den hosch ... noord de wcyde van de kerck het kareeJcreJecrc » h1 --~ f ·\f)) b b ( 17 ,) • • . t"l
(._)
Naast dat HemL'irijk lag het erf de Helle : in 1469, een hofstedL' ~en. de. H cllc ( K.A.) ; « de Hclle naest de lange trappen »; « 111t hof geheten de Helle; de I-lelie ... tegens den k~·J-ckmuur; het goed de He !Ie » (A.P.). Deze plaatsnamen vmdt men op tal van plaatsen, o.m. te Ruisbroek (Bt.), vaak gekoppeld, te Opwijk (bij de Borcht - 1515); te Tienen : voer Heml'lrijckc ( 1477), int straetien van Hellen, vvclkc laatste plaats L: Wolfs meL·nt te moeten verklaren als «helling», ~naar te I~l!Isbroek kan er geen spraak zijn van een helling. Zelfs te I~ottcrdam was er zulke plaats : « ... en zelfs de ronde, s.clwon lwkoepelde Lutherse kerk achter de pas ontbloeide hndebomen, de kerk die daar, door de wijsheid van het volk, tussen. twee zonderling benaamde steegjes als « de Hel » en het « Uroot llemclrijk » lag, kan dit niet goedmaken (Anna 1\lulder, Geschiedenis van Oranje, hl. 100); te Schaarlwek ... \< ~~~ noms hizarres lil> Hilk ou Helle» ( W, IIII); te Retie ( 1bh U} te Zaventem; te St-CJillis-Dendermonde : Paradijs paalt aan Hemelrijke ( I 659 --- fvt Rovijn, 1949); er is een I Iemelrijk te Pin te, Essen-Grens, Everlwek, Nazareth, Paulate.m, Steendt>~p ( Guyot); Het I\ijke, later het Paradijs te Nm< >\'e (van (Jassen); I_Jet Hemelrijk tl' St-Amands-Puurs ligt aan geL·n water: hd !Jgt aan kerkgoed. Te Oaasheek is er kerkeg()ed dat f klijn IIemelrijck heet en te Vlezenbeek Timnwri.ick ( J<.K . .:W.77~l). :\an (fl> Zavelkerk te Brussel was er een Hvlk- l'll een ll~melrijkstraa.t. De Franse bezetters herdoopten dc·zt' Iaatsk 111 << rue de 1 Olympe ». In 1o.o3 ;vL·nl te I~iJkevorsel een Frankische hegraa fplants unttiL·kt dit~ zich OVL'l' 3 ha. uitstrd~tl' op een heide, die HellehtlL'klll'ide hL'l't. TL· Pvr\'ijze (\\'.-\'1.) bestond er ook l'l'll plaatsnaam I h:1111.:Irijlü· \< ziinde een hl·~raafuord van stammen die er \Toeger \\'t llltHfvn l>l'Zl' naa'm diL'Ilt afgl'leid van Pnradisis par:tdis. nnk l'L'Il twam voor hegr:t:1fpla:ltSL't1 in I<omaans gehivd. ( J. Claerhnut, de hl'l\t'll(k: pr:ll'ilistoricus, in Biekort IX. u.;~•x. hlz ?Hl>.
<
In .\ssL' is t•r 11nk t'l'll flt·mdrijk, dat wdlicllt wijst np l't'll nude hegr:t:tîplaats. vn L'l'Il IIl•llt• ( J. Lindl'nWns, Tnn. van ,\ss~., ur~. ~n ti en :n P). Te Dwnrp is 'er l'l'H 1kmdrijk t 14:21 } Ij. Lindt·m;m.._ L'll l'. Tlwys. Br:Ih:mt'-'l' pJaatsn<HUt·rt, I>wnrp
J.J
1949, nr. 183). In september 1959 werden te Lot I~omein~c houwresten gevonden in de onmiddellijke nabijheid van de HemelstraaL Nu, oudheidkundigen hebben al dikwijls uitgemaakt dat zulke benaming o.p de nabijheid van een hegraafplaats wijst (De Standaard, 26-27 -9-1959).
.t\clzferkanf van de oude dorpskom, ten ::uidcn. ( l'nto E. H. van .\h•crhccck l.
In een zeldzaam geval kan Hcmclri jk nochtans wel een hammerik zijn, nl. een stuk grond gelegen in de lzam of hin-· ncnbocbt van L'en waterloop. In het Frans komt dcz<:lfde plaatsnaam als <,: Paradis ~'>, op zeL'r vele plaatsen voor. Tl' Frasnl's-kz-Buissenal WL'nl in 1~64 een hegraafplaats hlootgl'iegd op t.'l'tl pla:tts Fnntaitw dt.• I'Enfer >), Dil' gevallen zou men kunnen VL'l'Illt'l1Îgvuldigt·n. In genol'llHJe tanl hedt het woord P:tradis l'l'll n·rwantL' lwtl'kcnis verkregen. p;trvis nl. l'L'll pi~wts gdt.•gen v(·H·n· de kerk. soort v:m vnnrhal. narthex. Dr. J. Dupont sl'ltri_ift in een zet.·r gl•lt'L'I'd :utikl'l nvt•r til' hekken is van lll't \\'1 toni { ~iknspil'gd. dat in hl't .\\iddl'lnL·der-
:,
lands «paradijs reeds een techt1ische term ·geworde.n was, .• \! maar het woord duidde ook het voorhof van een kerk aan, en _op , dat voorhof, kerkhof, werqen de doden begraven. Dat paradijs (Ags. neorx nawang., eigenlijk plein van het dodenrijk, is reeds paradise) was het rustoord bij uitnemendheid, requie.torium, coemeterium ». · ·· Volgens sommige schrijvers moet ·de naam' Hetnelrijk aangezien worden «'als de. naam van een graJveld van de Frankische of ook soms van :de. R'omeinse of van de· Gallische tijd;, ja zelfs van de bronstijqen van de jonge steeiltÎjd.>>. Waar werden in· onze dnrP,en, v-óór qe parochialè inrichting, met kerk en kerkhof, de doden beg-raven'? Voor zover we weten, werd dit vraagstuk nog nooit in zijn geheel' behandeld. Alleen Baron de Loë, de bekende otidh'eidkundige, heeft de kwestie aangeraakt in z.ijn studiën in. v~rband m~t de tommen (tumuli) en de Frankische begraafplaatsen. : Uit de oudheidkundige vondsten besluiten de desbevoegde geleerden dat in het nieuw stenen tijdperk, dat e'en eiride nam 2000 jaar vóór onze tijdrekening, de doden doorgaans begraven, maar ook tamelijk veel v-erast werden. Dit schijnt o.m. het geval geweest te zijn te Bosvoorde,. om ee·n geval uit: onze streek aan te halen. In het ijzertijdvak, d.i. van 850 vóór Christus, zou de verassing de algemene regel geweest zijn. In de Romeinse tijd, te rekenen van 50 jaar vóór Christus tot de Frankische tijd (tot onze 4M eeuw) zou ook alleen de verassing in zwang geweest zijn. De asse werd bijgezet ··iJ,1. jjzeraarden urnen en langs de grote wegen begraven~ Dit· g.eldt in de eerste plaats vo.or de tumuli. Maar de talrijke gevónden overblijfselen van die aard, in het museum yan het jubelpark te Brussel bewaard, gelden vermoedelijk voor p~rsonen behorende tot de betere stand. De gewone man werd waq.rschijnIijk minder sporen van over. De plaats die als dodenakkèr uitgekozen werd lag gewoonlijk op de zonnige helling van een heuvel. Meestal was het een strook grond van minderwaardige soort, vergeleken bij de omliggende .. De Romeinen verasten hun doden. Dit was rijkelijk, begraven armelijk... Naarmate dat het kristendom veld won, werd er evenwel meer begraven. Naar de mening van Patet de Moreau S.J. zou pas bij het einde van de 7de eeuw ons land algeheel gekerstend geworden zijn. Uit de Frankische tijd werd te Anderlecht een kerkhof ontdekt. De doden waren in de volle grond gelegd in een graf dat uit ruwe steen gemaakt was. Baron de Loë meent dat onze kerkhoven Iaattijdig ontstonden en men pas in de 1Qde en zeker in de 11 de eeuw afzag van de teraardebestelling in open veld en men ze in een geest van vroomheid rondom de kristelijke begraafplaatsen verenigde. Aanvankelijk, zoals we dat nu nog in de missielanden zien, stierven niet alle inwoners in de nieuwe leer. Zpu het
16
roekeloos .zijn te onderstellen, dat de overleden « heidenen >> of niet-bekeerden, niet in gewijde aarde, maar op een andere plaats er naast « in de Helle » begraven werden, in tegenstelling met de gedoopten die voor het Hemelrijk bestemd waren ? Het onderscheid tussen gedoopten en ongedoopten bestond nog een vijftigtal jaren geleden en zelfs het dekreet van Prairial Jaar XII van de Franse Republiek huldigt het in zijn artikel 15 luidende als volgt : «Dans les communes ou l'on professe plusieurs cultes, chaque culte doit avoir un lieu d'inhumation particulier et dans Ie cas ou il n'y aurait qu'un cimetière, on le partagera par des murs, haies et fossés, en autant de parties qu'il y a de cultes différents, avec une entrée particulière pour chacune, et en proportionnant eet espace au nombre d'habitants de chaque culte ».
·;
De dorpskom in de 18de eeuw. (Ct. Eigen Schoon).
De koppeling van beide benamingen op zeer vele plaatsen kan, onzes dunkens, anderdeels niet voldoende verklaard worden door volksetymologie of volkshumor. Het zou in elk geval zonderling zijn, dat dood en begraving, belangrijke en geheimnisvolle vraagstukken van de mens, geen diepe en algemeen verschijnende sporen in de plaatsnaamkunde zouden
17
gelaten hebben. Hemelrijk en Helle moeten iets te betekenen hebben. Voor Alsemberg is de onderstelling van een begraafplaats, gelegen aan de zonnekant van een schrale heuvel langs de aloude weg van Nijvel naar Brussel, zeer aannemelijk. Denkelijk dien'de die plaats ook voor de inwoners van Rode, waar geen hemelrijk of helle bekend is. Men vergete ten andere niet dat Alsemberg toen maar een gehucht van Rode was, en pas in de 12c1(' eeuw een zelfstandige parochie werd. Ontstaan en ontwikkeling van de dorpskern
Reeds in zeer oude tijden liep er van Nijvel, de oudste of een van de oudste steden van het land, naar Brussel over Lillois-Witterzee (Lentlo-Uitterzele) en Ophain (Op hem) de « vieux chemin de Nivelle à Alsenbergh » (Blanche Léanne, Histoire de la ville de Nivelles, des Origines au 13e Siècle, Nijvel, 1944). Deze weg liep door over Terkluizen en de Bosstraat en niet van de huidige steenweg op Eigenbrakel, die pas in de 18de eeuw werd aangelegd en even na dE> eerste oorlog tussen KP 10 en KP 11 verlegd werd. De Bosstraat (in 1532, de Boschstrate die van Alsenberg na Nivel gaet (K.A.) is thans bijna geheel verdwenen. In het kadaster staat ze nog vermeld als Houtweg, 325 m. lang) tot aan de grens van Rode. De straat werd oudtijds ook de Nijvelstraat geheten: 1523, aen den Nijvelsehen vaerwech (R.K.); 1523, boven den Regendries daer den wech doer ga et na Ni vel (K.A.); 1523; de strate die van Al zenberge na Nivel gaet (K.A.); 17<~e eeuw, aen den Nijvelsehen wech tegenover de Capelle ter Schonderlacht (K.A.); 1736, in de strate eomende van Als. na er Sonienbosch gen. de Nijvelstraete » ( G.). Het vervoer waarvan hierna sprake is, geschiedde over Alsemberg « Door absentie van den hove en oock door den goeden coop de graenen eenen cleynen aftrock gehad hebben zoe is oyck so dat die met perdekens het graen van Nijvel herwaerts (naar Brussel) ter roerekt brengen». (RK 304, 1602). Te Alsemberg liep de weg uit op het « plein », thans het Winderickxplein ( 1767 : vieille route du fort (Jaco) qui partant de la plaine d'Als. ahoutit à une ancienne redoute près du hameau l'Hennîte ou Terduyse (K.P.); 1767, partant de la plaine d' Als. qui aboutit à la route des Braconniers (KP.). Waarschijnlijk werd het « plein » voor de vele weggebruikers uit de richting van Nijvel een betrekkelijk belangrijke pleisterplaats alvorens de beek over te steken en de steile berg op te klimmen. In 1656 is er sprake van een « hofstadt genoemt de nieuwe camme »,en van een «oude camme » (0.). Dit was de brouwerij en herberg Nijvel, waarover in het hoofdstuk over de herbergen en brOtt\verijen uitvoerig sprake is en die heel \Vat ouder moet zijn dan de Zwaan, die waarschijnlijk ontstond na de oprichting van de kerk en parochie.
18
Van op dit plein liep de weg, over de beek, regelrecht op naar de Hoogstraat, de Oude Postweg, 15c1e eeuw, deli Postwegh naer Nijvel, A.P.; 1610, den ouden Postwegh, G.; 1836, den ouden Postweg of de Hoogstraat (A.P.) over de Galg, het Hof van Hongerijen voorbij om te Beersel met de grote heerweg aan te sluiten. Op een kaart van 1768 (K.P.) ligt er nog een stuk van de ·oude weg van het plein naar de beek rechtdoor in de richting van de Hoogstraat Een Hoogstraat is gewoonlijk de oudste straat van een plaats, hoewel toch moet opgemerkt worden, dat onze Hoogstraat haar naam kan gekregen hebben van haar hoge ligging. We mogen dus gerust zeggen dat er in o~veroude tijden volk woonde, reisde en trok langs de betrekkelijk vruchtbare, water- en wildrijke en tegen de gure noordenwind beschutte laagte die tussen twee beboste hoogten van oost naar west liep en waarin een waterloop, de latere Molenbeek, zich min of meer duidelijk en kronkelend aftekende. Zo moet er dan gaandeweg aan of omtrent het kruispunt van de beek, de weg naar het oude Halle, St-Pieters-Leeuw en het westen en de weg van Nijvel naar Brussel, als een soort gehucht van Rode, een bewoonde kern ontstaan zijn die, wegens het bijzondere halsvormige uitzicht van de heuvel, Halsenberg geheten werd. Dit wordt hierna nog nader toegelicht. In de dorpskom heeft zich in de loop van de tijd een eigenaardige ontwikkeling voorgedaan. De oudste dorpskom, buiten het reeds beschreven plein, bevond zich op de plaats die nu nog de « Blijk » en ook de « Messing» geheten wordt. Die kom is nog goed te herkennen aan de oude huizen die er min of meer kringsgewijze rondliggen. Een van die oude huizen heeft nog een boogvormige deuropening en dagtekent op zijn minst genomen uit de 16de eeuw. Van op dat pleintje liep een weg naar Rode die stilaan niet meer gebruikt werd en uit het geheugen der mensen is gegaan. Het gedeelte van die weg tot aan de Kloosterweg werd in de 19de eeuw in gemeen overleg onder de aanpalende eigenaars afgeschaft. Op het kadaster droeg hij nr. 32. Genoemde Kloosterweg loopt thans nog door tot aan de steenweg achter de kerk. Het was de kerkweg voor de mensen die uit de richting van Rode kwamen. Nadat de steenweg aangelegd werd, had men er toegang tot het kerkhof en de kerk over een kleine trap. De toegang tot het kerkhof was afgesloten met een « barrière van het kerckhof aen een kleyn straetie kotnende uyt den postwegh »... Op die oude dorpskom mondde ook de Hoogstraat uit, de weg naar BrusseL Daar ook zullen de reizigers en vooral de vrachtvoerders gepleisterd hebben om zeff uit te blazen en vooral hun gespannen te laten uitrusten alvorens verder de steile weg te vervolgen. Eens boven de Hoogstraat was het ergste achter de rug~ vermits de Brusselse weg de laagte over
19
Beersel, Kalevoet, Stalle en Vorst volgde. De belangrijkheid van deze· Brusselweg viel nat~urlijk weg bij de aanleg van de nieuwe steenweg in 1740. Als gevolg daarvan verplaatste de dorpskom zich naar het noorden tot aan de Rollebollestraat.. Met de aanleg van de autobuslijn zakte de verkeersbeIangrijkheid naar de beekkant, aan de Zwaan, totdat de nieuwe omleidingssteenweg over de Schoolstraat de verlenging van de autobuslijn meebracht en het middelpunt van het verkeer grotendeels overging naar het Winderickxplein, dus naar de oorspronkelijke dorpskom, wat mede gemakkelijk te verklaren is door het feit dat het vervoer opnieuw over de landwegen geschiedt, zij het natuurlijk met veel snellere middelen. Het Winderickxplein is een knooppunt geworden van het autobusverkeer uit Ukkel, Rode, Eigenbrakel, Halle. In 1950 werd het vergroot en in het middèn werd een verhoogd pleintje aangelegd tot betere regeling van het verkeer. De nieuwe omleidingsweg heeft nog een ander gevolg gehad. Wegens het gemakkelijk verkeer met de hoofdstad> en mede de mooie en gezonde ligging, wordt aldaar druk gebouwd, vooral aan de kruising met de RoJiebollestraat. In de laatste jaren deed de goede smaak in het bouwen grote vorderingen, zodat de nieuwe woningen er, gelukkig, over het algemeen goed met het landschap harmoniëren.
Poort (J.B. Wijns); In het Lam (hoek van de steenweg en de Rollebollestraat, naar Beersel); In de Oude Tuba (J.B. de .M.unter-Flon); Au Grand Salon (Jan Tordeur-de Munter, oud lokaal van de Alsem bloem). Bij Sooike Fastenakels, rechtover net gemeentehuis; enkele jaren vroeger waren echter reeds de afspanning De Ster en er rechtover, de Helle verdwenen. Natuurlijk was die nieuwe omleiding niet de enige reden voor het sluiten van drankgelegenheden. Het is een algemeen verschijnsel in de laatste jaren. Verder af naar het benedendorp verdwenen ook « Bij de Suisse » (Frans de DeckerThoen, kerkbaljuw); de herberg van de Wed. Barry, nu de schoenwinkel Santrinnon; er naast de herberg vao Fr. Me erts, nu de modewinkel Justaert-van Gastel; De Drie Koppen; rechts aan de ingang van de Radijzengang; vooraan in de Schoolstraat vielen weg, op de hoek van de beek. In het Kasteel (W. Bergmans-Heymans); aan de overkant van de straat op de hoek en even verder de herberg van Hendrik Verheven-de Greef. In de Dreef vielen er ook een viertal weg : hoek van de Dreef en de Boonstraat (J.B. van den Bosch); In de Nachtegaal ( Alfons de Coen-de Windt); er naast De Vlaamse Leeuw (J.B. Sleewagen-Hollemans); er rechtover In de Vlasbloem (Jaak Albert-Wouters). Het is haast niet om te geloven, maar met de kermis was er overal « spel » in die herbergen en werd er gedanst op de tonen van een groot orgel, << ne lier » heette dat, of een orkest bestaande uit één enkele of drie of vier blazers op koperen instrumenten.
Van boven de grote trap.
Dit alles heeft tot gevolg gehad dat het bovendorp thans een vrij verlaten buurt is. Sedert de oorlog 1914-18 verdwenen op één na, nl. Concordia of Lokaal der Parochiale Instellingen (vroeger Au Lion Beige), al de herbergen van het boven dorp. Op de Armendries (oude steenweg) : De Groene jager (Schoukens); In de Rust-op-den-Berg (de Ridder); De Rode 20 21
HOOFDSTUK li
DE NAAM DER GEMEENTE De oudste schrijfwijzen van de gemeente zijn : 1220 : Alsenbergh, Bijdr. Gesch. Hertogd. Brab., I, 55. 1230 : Halsbergen ( Molena & M. S. Ru beo vallis, fo 311). 1243 : Ausemberga (W. III, 704); 1245 : Alestdenberge (Analectes ... , 1893, bl. 37); 1321 : Juxta pontem de Alsenberghe (D); 1350: in de parochye van Alsenberghe, Inf. Beg.; 1381 : Halsenberghe, 0.; 1415 : Halsenberge, W. III, 704; 1435 : Alzenberghe, W. III, 704; 1447 : Alsenberge, Duyst. Onser vrouwe van Halsberghe ( 15<le eeuw); van onser vrouwe van Alsenberghe ( 1448) - Rekening St-Martenskerk, Kortrijk; 1454: opt kerckhof tAlsenberge, RK.; 1491: Alsenberghe, W. lil, 704; 1522: Halsenberge, RK.; 1523 : Alsenberge, RK.; 1525, 1527, 1532 : Halsenberge, RK.; 1570 : Alsenberge, RK.; 1598 : Halsenberge ten broecke, 0.; 1609 : Halsenberch, RK.; 1672 : Alsenberch, S.B.; 1686: Halsemberge, W. lil, 704; 1786 : Alsenberg, F. De naam (van) Alsenberghe als familienaam troffen we tweemaal aan, nl. in 1406 «de lakenstad (te Brussel) die Jan van Alsenberghe houdt in jaerschaere 20 jaeren lanc » (RK. 4163); en in 1583 een Jan Alsenberg in een cijnsboek van Brussel van 1499 (RK. 301, fo 33). Zoals men ziet werd er steeds, buiten een paar sporadische ongewone gevallen van de hand van vreemde schrijver~ steeds Alsenberg of Halsenberg met een n gespeld. De plaatselijke overheid en het centraal bestuur spelden steeds met een n. Indien stilaan de letter m gebruikt \Vordt, dan is dit door toedoen van pastoor van Lathem. In zijn « Historie der miraculeuse kercke van Onse L. Vrouwe tot Alsenberghe; Ghesticht door de heylighe Elisabeth. Vermeerdert door Joannes den derden I hertogh van Brabandt Bijeen vergadert door H.L.V. Lathem, Bach. Form. in de Godtheydt, ende P. tot Alsenberghe. Tot Brussel, GuîlIiam Scheybels I op den Anderlechtsehen Steen-wech I bij de Roose. 1643 » schrijft hij in het « II capittel. Hoe dat de heylighe iV1aghet 1\~aria eerst Aisenberghe verkosen heeft I Onder vele plaetsen die dese heylîghe lV\aghet hier in de Weteldt vetkosen heeft I om aldaer te ntsten I soo heeft sij ooch verkosen ende begheert eenen Bergh fAtsenberghe I alsoo 23
secr waer-schijnelijck van het beghinse1 ghenaemt 1 om dat aldaer .te-vorer_1 seer vloedelij~k den alsem plagh te wassen 1 ende h1er01:1 vmdt men noch 111 de kercke van sommighe gheschreven. ntet Alsenberghe, ghelijck men nu schrijft 1 ende
om het lichtste seydt I maer Alsember[{he. »
J:Iet eigenaardigste is wel dat hij b"uiten dit laatste in zijn werlqe alleen Alsenberghe schrijft ! In Nederlandse herdrukken en Franse .Yertalingen nl. van 1670, 1765, 1769, 1855 staat er natuurhJk nog alleen Alsemberg, vermits hij de raad gegeven had Alsemberghe te schrijven. Van Lathen! wist wel beter, maar hij moest volstrekt zijn « berg met de b1ttere alsem » hebben. Men kon daarmee toch zulke .stichtende ~ergelijkingen, vrome zinspelingen en zinnebeeldige toepassmgen maken, zoals de bittere kelk van het lijden enz. In een gebed uit de 17tll' eeuw wordt gevraarrd dat «wij op den Alsem-bergh ende .Myrrhe-Berrrh deser w~ereldt bedroeft zijnde, moghen onse bitterheden te~ liefde van U en van Uws Soons gheerne verdraeghen ». (A.P.) Het gewoon fonetisch verschijnsel dat n vóór b de uitspraak in m verandert, zal natuurlijk mettertijd de m-spellinrr nog meer in de hand hebben gewerkt. t:> Hetzelfde geval zou zich voorgedaan hebben met bv. D_rogenbos en Kortenberg, die Dragembos en Kortemberg mtgespr~ken worden. Hier echter kon de schrijfwijze de uitspraak ~1Iet.yo1.gen doordat de betekenis van Korten en Drogen al te dmdellJk 1s. Wat Kortenberg betreft, dit wordt ter plaatse trouwens Keutfeberg uitgesproken. Het valt niet te ontkennen dat de spelling met m de gunst van het vo·lk heeft. De man van de straat heeft andere motieven dan die van de toponymisten en de taalgeleerden. Het woordje al,:em spreekt meer tot zijn verbeelding. De plaatselijke toneelknng heet «De Alsembloem » en zijn leuze klinkt dan vanzelfsprekend : Bitter in den Mondt .Ma eekt 't hert gesondt. .. In het dorp was er tot voor een paar jaren een uithanrrbord « In de Alsembloem », eilaas, veranderd in « A la Fontaine d'Alsemherg »... en hechtte ikzelf, in romantische ogenblikken van weleer, aan de aanwezicrheid van een alsemstruik in de ouderlijke tuin geen zitmehegldige betekenis ... . Ik• volksetym~>logie heeft natuurlijk haar duit in het zakje wt11en doen : het ts een berg waar veel alsem groeide of de !1erg .waar vroeger gt.\straften gehalsrecht werden. Ch. 1\\eerts 111 ?;~J.n Dictionnair~ gl:·ographique et statistique... 1845, s~hnjtt :. <{,On. recuelfle dans cette commttnt' hL·aucoup d'ab~".nth~, d ou Im est venu sn:1 nom flamand d'AlRcmhcrg (mont d ahsmthe) de alsem. ahsmthe et dt• hcrg, montagrw ». Dit tnnt•t de AJsl'tnhergenaren raar dnen opkijken. Hm.•velen onder hen zouden er wel een alsemplant kennen ? Tarlier. l'Venals
Sleeckx in zijn beschrijving der provincie Brabant, 1861, bi. 134, 135, vertellen ongeveer hetzelfde ..Misschien hebben deze schrijvers dat afgekeken van de Almanach Nouveau van 1760 : << Alsenberghe est un très beau village situé sur une montagne... 11 ti re son nom de la quantité d' absinthe qui cresçoit et qui croît enc01·e aujourd'hui dans eet endroit. .. » Die oppervlakkige volksvervreemden hebben in dat opzicht al veel kwaad gesticht en ze doen maar voort. Onlangs heeft de koper de naam van de Kleert veranderd in Le Bied ! De buitenlandse kolonisatie is stuiptrekkend, maar de binnenlandse gaat nog haar gang ...
Van op de kerk ten noorden.
Dat de naam in elk geval met een n moet geschreven worden lijdt geen twijfel, wanneer men weet dat er te Alsemberg ook een plaatsnaam Alsendale of Halsendale : « in prochia de Alsenberge ad locum dictum t' Alsendale » ( 1427 - 0, 0635) hestond : « een stuk erfs oft weyde daer eertijllts huysinghe op te staen plaeghen, genaempt Halsendale, nu Lippenoumsgeleghe, binnen de voors. prochic ter syde de kerck, commcnde metter lange syde ende een eynde tegen de straet gacnde van Aisenherg naer Beersel, wesendc een besloten hlock tegen het Ha11eveldt » ( 1654). Dit Alsendale besloeg de vallL\i lopende van aan de pastorij in de richting van de steenweg naar Brussel, vlak naast de lzem·el of hals. ()nrspronkclijk hestonden er dus twee benamingrn nwt een zelfde grondhctekL•nis. Een er van krl·eg de overhand. \Velke was de oudste of waren ze even oud ·r A1isschicn wel is
25
I lalsL'tHialc de mtdstl· nmd~lt het logischt.•r is dat de eerstl' inw<nwrs zich in hl't vruchtharL'en tl'gen dL' noordenwind lwschut1L' d;tl VL'Stigden VL'l'lct.•r dan op de dorre en onbesciluttl' 11l'l1Vel.
Ml'n ZÎL't hl't, over de tlorsprong en de betekenis van Hals of HalsL'Il kan er gt.•redctwist worden; wat echter onwrikbaar h lij k t va s t tl' s t a a n i s d at d e go e de spe Ili 11 g A Ise n he r g me t rz l'll niet m luidt. Wat Lk h in I-1 al sen berg betreft, is Dr. Jan Lindemans ovntuigd dat die kttt.·r in de naam primitief is. Trouwens de geh()ren i\lsL'll1lwrgenaar zegt Halz'nlwrg ml't kkmtoon op de cerstL' kttl'rgrL'l'P t.·n haast niet te horen tweL'lk, in kgenstclling met vreemden L'l1 Franssprekenden, die de nadruk leggen op Sl'!ll. T re >u \\' L' n s , d e Iw n zun i ng :\ Is en her g h es taat o p t a I van amkre plaatsen, Iw. Halsherg, gehucht van Oaven?, Halshcrv, gehucht van Dikkelvcnne, Halshreken, gehucht van Moortseh.>, l ialsenlwl'l<:, gellucht van Oekgem, benevens Alsherg, gehucht van Ticlt ( Bt). Alsemlwrg. gehucht van Bertem en Heverlee, Alsemlwrg. gehucht van St-Oillis-Brussel, zoals ook ons :\lsemhL·rg lltlg een gL'Ill!cht van l~ode Ztltl zijn, bijaldien de \\'ondere fL·itcn die aanleiding gaven tot de oprichting van L'L'I1 parnchk ziL'h nil't hadden v().orgedaan. Dit zijn allemaal officieel hekende gehuchten. Daarbuiten hestaan L'r tal van minder lwkende plaatsnamen van die aard z()als bv, l!alsherg k :\nderkcht, Brt!SSL'gL'tn, \VemmeL StKwintl'ns-LL'llnik, tL' Dworp (zie J. Lindemans en C. Theys, Bra han tsL' pI aat sn amen, 1~)..}H, h 1. '27). S{llllllligen merwn L'L'I1 \'c•rhand te zien tussen :\lsemlwrg 11 og m l'l'r VL' rlllÎilkt. fk n;tam \':!11 dat gt·lwcht wordt in dL' \ï'<>egL·re oorkundl'n gvscltren·n ,~ I krisL'lllÏlcide ~" of Hei dL• van HL•ri~l'!ll '·'· (!!)St), ven h{lSL'll in de lll'erL'SSL'lllht•\'dt• (<l. K'J.RR); 1t)44, l:u11.:\ til' stral'tv ~;tcrHk naar l ll'rt'SSL'Illh~·vdl' ( <1. ~} 1ïO). z,:lldt'f hv! 1JlÏ!1S.(l> IIIJdL'rlt>l'k hl'l'ft il'IJI~~l!ld llll'Jll'll tl' lllP~vll gissL'll dat l'r np dL· pl:tat' waar tk kerk "prijst \·roegu· ~.·,·n ~al!-: gl'st:t:lll hl'L'lt ~.·n .\lsvtnhL·rg in VL'rhand mo~;,_·t g1.:br:lcht \\clnkn llld · ll;dsreciltt.·n ·· ! ·~
EI SL'l nll L' i de. l 'i tgvs J, l tl'll. El s~.·m h L~i tk werd
L'll
Jlr,Jtt''"''r .\. l'amoy, in JÎ_Îfl wvrk 11\'L'r dv plaatstl:lllll'Il dv lhussvh~· '~m~~.·\·ing, ( ivnt 1!J:..!:-l. lvgt tk naam nnzt•r ~!t·i;ln·ntt: uit ab \nl~~t · .\bl'mhvrg · lwrg van de ahvms nf ran 1k ha:tuht·ukt·JJ \:lil
In ziin lakt \'\'l'-''-·hvll\:11 \\1.·rk. ( Jrh;int dt s XPms d(· I.it'llY de J:nnlifq,, hl. XX, ;·1dH i•r•il. C:tnl!IV lk d\'lt.' .\\,mi Jt,.. :dl!l~t;~,c"\~1ur m;~g\·Jiik. Zi(n twijtvl !l drc ur l:t•l h'it d:tt' I! i( dl' m in . \!·-c:Jl" hl :i:mti"·t
·,Fm·:~·~··~!."-
De Dreef, thans Vandcne!den!aarz.
uit veel plaatsnamen : Aalst -- waarvan de oude vorm luidt : Aloscm (uit het Latijn Aloxinum) te vergelijken met Alost, Aalst. Elders wijst Carnoy ook op het bestaan van veel waterlopen met Als als voornaamste bestanddeel, o.m. Alsena, Alzon, Also, Alzettc, Elsenbo.rn enz. zonder daaruit voor Alsemberg gevolgtrekkingen te maken. Dr. Jan Lindemans, onze meest gezaghebbende toponymist, hedt een andere mening. Hij zegt dat men in Brabant en elders menigvuldige Halsberg'en vindt en ziet daarin, evenals in HerL'ntals, hij voorbeeld, een Germaans woord « hals » verwant met het Latijn co/lis, heuvel. Ten slotte zou dit hetzelfde zijn als het lichaamsdeel « hals ». Er bestaat trouwens een Franse tegenhanger van Halsberg, nl. Colmont. Beide zijn in het Latijn collis en gaven oorsprong aan het. Frans cou, col, colline. Men vcrgelijke nog het taalverschijnsel : Latijn mollis, Frans nwu, nwl, Germaans mals en dergelijke. Hals zou hier dus een kleine verhevenheid, een heuvel zijn en de naam Halzenberg dus feitelijk een tautologie of een herhaling van hetzelfde denkbeeld met een andere gelijkbetekenende uitdrukking. Dan bliJft natuurlijk nog het ontstaan van de tautologie te verantwoorden. De mening van Dr. Lindemans beantwoordt volkomen aan de plaatsgesteldheid. De Halzenheuvel komt voor als een vooruitgeschoven halsvormige heuvel ten westen omlijst door het dal van in de kom der gemeente tot tegen de Beukenstraat L'l1 ten oosten van in de kom van het dorp tot bijna boven de rioogstraat. Een ware hals. In het O.N.C.B., deel I, bi. 12 (1956) schrijft Prof. Canwy. dat, hoe\vel iV\ansion trouw blijft aan de verklaring « herg met de alsemplanten, de oude vormen Halsemberge in 1415 en Halsemberge in 1686 misschien eerder betekenen « langwerpige berg » ... Ofschoon die geleerden onwetend zijn van de rol die pastoor van Lathem ter zake gespeeld heeft, henaderen ze hier de opvatting van Jan Lindemans. HL·t is wel jammer te heten dat een enige gelegenheid \\.·rkekL'Il \VL'rd toL'n enkele jaren geleden de speiiing der gemeentenamen vereenvoudigd werd. De Koninklijke Kommissie voor Toponymie had natuurlijk tijd noch gelegenheid (1m de zaak grondig k onderzoeken. ZiJ llL·dt zich blijkhaar meestal bepaald tot een doodgvwnne verL't'll\'oudiging van het woordbeeld. Dit merkt men 011!\ n.m. \'nnr I IuizingL·n en BuizingL'n, die met een s zouden mn~·tvn gvschrL'\'L'Il worden, zoals de plaatselijke uitspraak luidt.
Fan op de kerktoren. Benedl'!z, links, de l'erhoawdc !?ode Poort. (Foto St. \ïctorsinstituut).
HOOFDSTUK 111
AAHDRIJKSKUNDIG OVEf~ZICHT
De gemeente
De gemeente Alsemberg is 619 hectaren groot (in 1672, 305 bunder 2 dagw., de roede 17 voet één zool) (S.B. 797bis). Ze ligt op 12 km ten zuiden van Brussel, in het kanton en de dekenij Ukkel, op 7 km van deze laatste plaats. Vroeger behoorde Alsemberg tot het kanton Elsene. De aangrenzende gemeenten zijn : Beersel 4 km; Linkebeek 4 km; St. Genesius-Rode 1 km; Waterloo, Huizingen 6 km; Eigenbrakel 7,5 km; Dworp 3,5 km; Lot 5 km. Ze is aangewezen op het spoorwegstatîon (2,5 km) en het postkantoor ( 1 km) van St. Genesius-Rode. Van 1900 tot 1905 bestond er alhier een zgn. postoverdraagkantoor, bediend door een brievenbesteller, afhangende van de postoutvangerij Ukkel, in de Vanderveldelaan, nl. tot dat Rode met Alsemberg in één postkanton versmolten werden. Dit was feitelijk het herstel van de oude toestand, maar het postkantoor was toen in het station zelf gevestigd. Alsemberg v..ras vroeger de zetel van een Rijksbelastingsontvangst, nu Rode, waar ook de kontrole gevestigd is. RegistratiekantGor St. Gillis, Rijkswachtkanton St. GenesiusRode, voorheen Linkebeek en nog vroeger Waterloo, Rijkswachtdistrikt Halle ( 10 km). Miltiewervingsdistrikt Waver.
De bodemgesteldheid De ondergrond van het heuvellandschap bestaat uit Brusseliaanzand. Langs de hellingen van de valleien van de kleinere beekjes wordt het Ieperiaanzand en nog dieper de leperiaanklei aangesneden; deze is in de dalbodem doorgaans met modern beekalluvium bedekt. Op de hoogteruggen die de 100 meter overschrijden is het Brusseliaanzand bedekt met Tongriaan terwijl een dun laagje, doorgaans fossielrijk Lediaanzand tussen beide afzettingen voorkomt.
De boogten Het Alsembergs landschap is zeer heuvelachtig. Het laagste gedeelte langs de Molenbeek ligt ongeveer op 50 meter. Het stijgt vandaar vrij steil naar het noorden toe met 95 m op de flank van Elsemheide en bereikt 115 tot 118 tegen de grens van Dworp ( Brusselweg). Van op de Meigemhei de, waar men een mooi gezicht geniet op de hoofdstad, tot aan het Kieerfbos loopt er een tamelijk brede hoogvlakte die 123 m. bereikt aan het Gasthuisbos. Over het middelpunt van deze vlakte loopt de oude weg van Rode naar Beersel. Op die hoogvlakte \Verd even na de tweede wereldoorlog een uitgestrekt kerkhof voor de gemeente Vorst aangelegd. Twee andere hoogvlakten worden gevormd door de \Vaterpoel en de Wolfpoort met onderscheidenlijk 115 en 118
32
m.
Het. officieel hoogtepunt te Alsemberg (Ka. 9) is gelegen jan Bolsstraat 37 (vroeger bibliotheek) 5 m. van de linkerkant van de deur 61 cm boven de grond. Hoogte : 68,257 m.
De waters Alsemberg ligt op de Brabantse hoogvlakte tussen de valleien van de Dijle en de Zenne. Kleine bijriviertjes van de Zenne hebben die hoogvlakte sterk versnipperd en uitgehold. Talrijke naar het zuiden lopende diepingesneden valleitjes lopen naar de hoofdvallei van de ,Molenbeek, de enige noemenswaardige waterloop van de gemeente, ook Termeutenbeek of Meerbeek, in de volksmond nooit anders geheten dan de « beek ». Ze ontstaat te St. Genesius-Rode beneden de Grote Hut met een vertakking naar het Hof te St.. Anna en vloeit doorheen evengenoemde gemeente, door Alsemberg, Dworp, Huizingen en te Lot in de Zenne. Uit de vroegere vijver van het herenhuis op de Vismarkt, Winderickxplein, beneden de Bosstraat, liep er vroeger een viietje naar de Leuzebeek. Sedert de vijver gedempt is en er een watervang aangelegd werd, is dat waterloopje onbeduidend geworden, maar verderaf ontvangt het nog water in de moerassige laagte langs de fabriek van Ham en mondt het uit halfweg de Beemd, in de Leuzebeek, de oude bedding van de grote beek. De Leuzenbeek, of beter, de Leugenbeek, was oorspronkelijk de loop van de Molenbeek. Ze vormt dan ook nog de -grens van de gemeente met Rode. De Leuzebeek ontvangt ook het water uit een vliet, eigenlijk maar een zijp, die ongeveer van aan de Kruisdreef tussen de steenweg naar Rode en de Dreef ontstond. Die vliet kruist het Bonenstraatje en loopt verder overwelfd achter De Zwaan. In zeer oude tijden heeft hij misschien de zwaan of vijver van de brouwerij gespijsd. Het is ook mogelijk dat die vliet maar ontstaan is nadat door het ruimen van de aangeslibde grond uit de beek op de oevers, het water op de plaats waar het viietje vloeit dieper was komen te liggen. Volgens Bols zou die vliet echter te vereenzelvigen zijn met de Leuzebeek Om aan de molen van Tenbroek een hoger verval te geven werd van in de dorpskom de bedding meer naar het noorden verlegd. De weg langs de opgehoogde beek heet de «Dam». Wanneer is niet bekend, maar in een stuk uit 1884 op het gemeentehuis wordt gezegd, dat de « Leusebeek » of Molenbeek de oorspronkelijke waterloop is en dat een nieuwe kunstmatige bedding hogerop gegraven werd ten behoeve van de molen, terwijl de oude bedding natuurlijk moest blijven bestaan om het vele bronwater van tie drassige vallei op te vangen. Ingevolge die verlegging is de Molenbeek wei eens buiten
.
33
haar oevers getreden, nJ. omstreeks 1880 en verdronk er weleens vee. Om dit te verhelpen werd aan de ingang van de Beemdweg een verbinding tot stand gebracht tussen de nieuwe en de oude waterloop. In 1943 werd nog een stuk van de Molenbeek aan het goed van Alfo,ns Winderickx rechtgetrokken. De oude bedding was 84 m 2 groot. Volgens de Atlas der Waterlopen, in 1882 opgemaakt, liggen er aan of over de Molenbeek 4 verlaten (herken), 17 bruggen en brugjes; over de Leuzebeek 4. In de dorpskom was er vroeger een brug aan de Pastoor Bolsstraat en aan de Schoolstraat, ter breedte van de straat. Een vijftigtal jaren" geleden werden ze vervangen door een overwelving van heel het beekvak tussen die twee straten. Dit was een nultig en nodig werk, maar de schilderachtigheid heeft er veel bij verloren.
De Beukenstraat (Nijsberg). (Eigen foto. -- Ct. Vl. Toeristenbond).
34
· De Kesterbeek, die haar ontstàan op de .M.eigemheide 'heeft, vormt de scheiding tussen onze gemeente en die van Löt. Ze loopt te Huizingen in de Molenbeek. :: Tot wanneer de openbare waterleiding werd aangelegd, waren de meeste inwoners aangewezen op gewone water'bronnen in open lucht. Sommige huizen en de meeste boerenhuizen op de hoogten hadden een bronput met pomp of ophaalemmer. · Over die oude openluchtbronnen moeten we natuurlijk geen spijt hebben, nu ze door een betere watervoorziening vervangen zijn, dîe van grote betekenis voor de openbare gezondheid is. De ·oude bronnen hebben echter hun eigen poëzie en folklore. Vrouwen kwamen er graag bijeen om nieuws te horen en voort te vertellen, hun hart te luchten en hun leed uit te storten. Over de vele achterklap welke bij die gelegenheid wellicht gesproken werd, zullen we maar de :mantel der liefde werpen ... WelJicht cfe allereerste behoefte van de mens die zich ergens vestigàe was het water. Hieruit kan afgeleid worden hoe oud dergelijke bronnen wel kunnen zijn. Honderden en zelfs duizenden jaren. Bekijk het wegennet en zie hoeveel paden en paadjes er uit alle richtingen naartoe lopen. Overbodig geworden zullen ze voor en na verdwijnen. Om naam en ligging er van voor de geschiedenis te bewaren, hebben we er een lijstje van gemaakt. De voornaamste bron was wel de nog bestaande, maar verbouwde bron in het dorp vlak naast de beek, eigenlijk een stenen. goot waaruit fris en overvloedig water loopt dat voortkomt van bronnen gelegen in de pastorij en het voortuintje ·van het St. Victorpensionaat. Vroeger, toen de beek aldaar nog niet overwelfd was, had men toegang tot die bron over een houten voetbrugje zonder leuning bestaande uit drie dikke, maar zwiegende -planken over de beek, waarna men nog enkele stenen treden moest afdalen. Eeuwenlang hebben onze huismoeders er hun « wuiter guin uilen» en daar haast heel de dorpskom op dat water was aangewezen was het daar vaak een drukte van belang. In zijn tijd had pastoor Bols het water van de pomp in de pastorij en dat van voornoemde bron laten ontleden. Er bleek dat er in dat van de pastorij veel nitraten aanwezig waren en in het tweede nog veel meer ... Men gaf hem de raad het water vijf minuten te laten koken. De mensen van de bovenkant van het dorp haalden hun water aan een bron beneden het oude dorpspleintje, achter de Ster. Het bestaat nog. Van boven de HoiJeborrestraat ging men naar de Holleborre, op de grens van Rode. Die van de Nijsberg hadden een bron, thans. gel.egen in het goed van de kinderen van Rossum. Die van de Elsemheide hadden hun bron heneden de Dobbehneiweg; die van het Heiken gingen naar de Duivelsborre onder Dv\''orp. In de on!geving van de karton-
35
fabriek der Gehoeders Winderickx hadden ze een zeer gewone bron beneden de Heinsdelle. Op Tenbroek was er ergens een bron, in 1552 vemeld in de omschrijving van het goed van Peter Putman, nl. een weide van 6 dagwand gelegen ten Broecke aan het goed van Hendrik de Duyve, dat van Peter Putman zelf, geheten «den Lijsbettenborre ... aen het goet van den Broecke » beneden aan het goed van de erfgenamen Dieriek Wauwermans en Anthoenis van der Biest (KA. 2326). Wie op de Meigemheide woonde en geen eigen put had was aangewezen op de nog bestaande Klutsborre, onder Dworp. Er bestonden ook partikLtliere overeenkomsten om watet te putten, zoals in een schepenakte uit 1601 volgens welke << Dionijs de Duyve sone wijlen Jan daer moeder af was Elisabeth Ridders », « dat sij ten eeuwigen daghen hun water zullen moghen halen op de fonteyn op den molen van Tenbroek » ( G. 9638). Omstreeks 1920 sloot het gemeentebestuur een overeenkomst met Willem Seminckx (van het oud Hof ter Hagen') om, tegen een vergoeding van 100 F per jaar, de inwoners van de Elsemheide water te laten halen uit zijn bornput. In 1612 (P.A.) vindt men een Mortsborrè vermeld. Waar hij lag is ons onbekend. Wellicht aan « een block daer men te Morts hove gaet » ( 1612), maar ook dit konden we niet vereenzelvigen.
Vooral het noordelijk gedeelte van het dorp is nog sterk bebost. Het grootste bosgedeelte ervan is het Meigembos (alsulcken bosch gen. den Meygembosch - 1645 - G. 8286), nu de Grotenbos geheten, op de kaarten het Gasthuisbos, omdat het toebehoort aan het St. Jansgasthuis te Brussel, thans Kommissie van Openbare Onderstand. In dat bos werd dank zij een schenking van dhr. Brugmann een sanatorium voor teringlijders opgericht. De ligging is er ideaal. Immers te midden van de dennebossen ligt het hoogste punt van de omtrek ( 123 m. boven de zeespiegel).
Bebossing en beplanting Gans het zuidelijk deel der Nederlanden was in de tijd der Romeinen bedekt met een dicht woud dat zich onafgebroken uitstrékte van de Scheldeboorden tot aan de rotsachtige hoogvlakten der Ardennen en het Kolenwoud heette. Dat grote woud schijnt tot op het einde der 11 de eeuw weinig veranderd te zijn. Toen begonnen de grote rodingen en ontginningen ( Pirenne, Gesch. v. België, dl. I, bl. 115, 155). Het oorspronkelijk uitzicht van ons gewest was zeker dat van hos en heide, moerassig in de laagte. Rociingen hadden nog plaats omstreeks 1500. Dit laatste geldt echter niet voor onze gemeente en na de eerste roding moeten er hier geen ontginningen van betekenis meer plaats gevonden hebben, zodat in grote trekken het uitzicht van het dorp sindsdien niet noemenswaard veranderde. Een dozijn eeuwen zijn van weinig tel wat de algemene lijnen van het landschap betreft. Heuvels en dalen, bèken en vlieten, grondgesteltenis en plantengroei blijven nagenoeg dezelfde; we moeten echter wegdenken wat tijd en beschaving tot stand brachten als moderne wegen, kerk, fabrieken en huizen. ' Een ~()"root ~rredeelte van die heide en bos bleef lang ir1 < gemeenschappelijk gebruik. Zo was de Herisemheide vroeger grotendeels een gemene heide en ook op de 4\\eigemheide was er een gemeen bos.
Ons gewest in 1659, llalgens de kaart van ]. van Werden, opgenomen in Regiae Donzus Belgicae van Antoon Sanderus.
Enige van de andere beboste plaatsen horen of hoorden toe aan de kerk, bv. het Schoonbeukheidebos 4 bunder groot gesloten « rontsom » in hagen ( 16de e.) boven de Nijsberg, « sekere bosch geheeten den Verckensput bij de Langedelle » de Eikenbos, 10 dagwand groot « op den voetwegh naer de Meygem heyde ». Het was « thiende subject en competeerde aen dese kercke op eeuwigen last van alle jacren te celebreeren door den h. Pastoor 12 missen voor de zielen van d'Heer Philip de Oreve ende i\1aria Anna van den Broeck, sijne huysvrouwe met den miserere aen den voet van den autaer naer elcke misse, sullende voor ieder treeken l 0 st., Item op Jast van 40 terwebroeden van 2 blancken, en geldende de terwe over 4 g. par si~ter, alsdan, van 1 st. het broedt, de 1/2 hiervan uyt te rijeken naer de 1ste ses missen. Item aen den coster 12 st. voor sijnen dienst »·(G. 8317- 1744). Het Eikenbos bestond nog in 1787 ( 0. 8323). Er werden toen bomen verkocht die <{ gehaemert staen op den Eyckenbosch 37
te beginnen aen het wit capelleken >>. Na de tweede wereldoorlog werd de Eikenbos verkocht en door de .Maatschappij van de Kleine Landeigendom in 1956 verkaveld. Het Steenbos lag tussen de huidige Brusselsesteenweg, de Beukenstraat en de Galg. In 1755 werden er nog 95 eiken en 58 beuken verkocht (0. 354). Tegen dat bos lag een ander bos « het Pleintje » geheten. Een ander bos van de kerk was het O.L.V.-Bos « boven het casteel der vrouwe deser bancke », aan de Bosstraat dus. In 1781 werden er 151 beuken en 13 eiken verkocht. Een « Iaye » (koop) lag « overspringende dito bosch op d'ander zijde van de casseyde van Als. naer Zevenbarre ». In die jaren werden buitengewoon veel bomen verkocht. Was het uit voorzorg tegen de naderende ·omwenteling ? In elk geval er werd hout verkocht in de « Klijnen bosch tegen de Prinsen bosch » (Prins de Rubempré) het « bosch genoempt de thien daghwanden », op « den bosch gen. Cleetbosch », « in het bosch ten broek tegens Gravenbosch », « het Scheperkensbo~ch » (6 dagw.); « het Bosseiken nevens den Artbasienbosch ». In het 4de jaar der Republiek had de laatste verkoop van bomen (beuken) op het O.L.V.-Bos plaats. De kerk bezat een bijzondere hamer voor het « schalmen » van haar bomen. In 167 4 werd door de « stoetmaker van Stalle voor 2 g. 5 st. een beylken met eenen hamer aen gegraveert met den naem MVR tot den dienst van kerck ». Het bos « gemeenlijck geheeten den Rondenbosch » 5 bunder 1 dagwand groot, hoorde in 1637 toe aan « vrouwe Barbara van der Eycken vrouw van den heere van Cruyckenborch » (0. 8325). Dit bos bestaat nog met dezelfde grootte. Het Rondenbos wordt ook nog, samen met « den kerckenbosch aen het quaet bunder ende den Rondenbosch », vermeld in 1746 (0. 8317). In 1749 bestond er op de Herisemheide nog bos, als blijkt uit een verkoop van bomen << op de bosschen gem. gen. de Elsemheyde en de Eynsdelle ». De Heinsdelle is het dal gelegen tussen de kartonfabriek en de bovenkant van de Schoolstraat Als « coopen boomen in den bosch gen. de Eynsdelle bij het Hof ter Haegen » werden toen verkocht : 16 witte bomen, 14 eiken, 21 beuken, 4 olmen, 2 essen. Men zal allicht geneigd zijn te gaan menen dat de bossen veel vrijer waren dan thans en dat iedereen er zo maar zijn gerief mocht gaan halen, in de uitkomen boonstaken en « erwtrijzers », een spar voor een ladder, schopstelen enz. Uit de archiefstukken lijkt dat heel wat anders te zijn. In 1404 (R.K. 12775) werd «Hennen Scoepaerts wijf gheten Lisebete >> tot 20 st. boete bestraft « omdat sij een calf aanvaerde dat met hoeren heesten uten bosch van Sonien quam ». Tussen 1469 en 1527 bv. noteert men de volgende bekeuringen : « joanna Viervoets ende Anneken Revens van Alsenberge ... van verwayden houte dat niet wel droeghe noch 38
niet wel gruen en was ... Jan Mertens ... van gruenen tacken die zijn dochter u ut Soenien gehaelt heeft. .. Gielijs Seghers raeymaker tAlsenberge om dat hij teghen eenen geheten Popeleer hout gecocht hadde dwelck in Sonien gehaelt was (1471); Kathelijoe weduwe wijlen Thomas Weyts van den Btoecke ... voor het afkappen van eenstoelige boomkens » (1471); dezelfde in 1474 «van groenenhouteten aenbrenge van Lemmeken, Jan de Scaeldeckere, Daneel Struyve, Dieriek Ruttinc » (boswachters). «Jan Weyts t'Alsemberge om dat hij een cleyn bercsken gebossebt hadde ... ten aenbreng van Machiel van Parnel vors tere>> ( 1471). Jan Gherems ... «omdat hij onder tdecksel van eenen consente dat hij hadde meer dan eens struycken haelde met eender kerren » ( 1471). Jan had dus één toelating die hij meermaals gebruikte. Het was zoals tijdens de oorlüg, toen men met één ··maalbon verscheidene keren naar de molen ging ... Het jaar daarop werd diezelfde Jan bestraft << om dat hij stucken gehaelt hadde met eender kerre meynende dae~aen nyet te mesdoen te hebben om dat hij hadde syen doen» (door anderen). Willem Truyen had in 1473 << struycken met eender kerre gehaelt ». Jan Loec, vorster, had hem betrapt. Dertien jaar later had hij « cuyle gemaeckt ende hout aengevoert die hij gecoebt hadde tegen (van) Jorys .Marissijs », waarschijnlijk om houtskolen te branden. In 1481 had Jan de Molder (van de molen Tenbroek) groen hout gekapt. Willem van der Biest « woenende tAlsenberge hadde groenen rijsboute gebossebt (1474). Dit werd aangebracht door vorsters Ghysbrecht van der Linden en Jacob de Suene. Willem Ronghe ... « had de droege bereken afgehouden die sonder tsoppen waren» (1474). Vorsters Jan de Rievere, Jan van Oedenagen, Wiiiem de Roode. De preter (veldwachter) van Alsemberg zelf werd in 1474 bekeurd door vorster Machiel van Pamele, omdat hij << hout geladen hadde ende geleverf dat te cleyn was bevonden ten huyse van Jan Negenmanneken ». Hendrik Stoutkens in 1469... «van dat hij gelevert hadde tweerhande liverijen hout». Op de juiste maat van het hout was men toen buitengewoon streng. Peter Aberts « woenende ten broeke bij Als. had jonge schoten gesneden om mutsaertbande » ( 1476). Het jaar nadien werd Willem de Mulder tAlsenberge ten broecke bestraft « van gruenen boute dat sijn maerte ende Sanne Revens, Lijne Smolders Heinricx wijf geheten Smedt ende Jan Crickets suenken Sannen gebosscht hadden ». « Willem Vouwerman geheten scepere ten broecke bij Als ... van twee bueckxkens die hij vandt (vond) liggende in Zoenien ». In 1495 had « der weduwen Berbele Stijnen geheten », te Alsemberg er haar « maerte » op afgezonden maar boswachter Boenna~rts betrapte ze en ze werd beboet. (R.K. 12547). Datzelfde Jaar kocht « Reynier Plattenbarse rademaker woenende te Als. gestolen velgen» ... Ook dat jaar was het « Heinric van der Motten woènende ten broeckc metter weduwen Lijsbeth 39
Weydts van dat hij hout uytgescoten hadde, Claes Matten ... om dat hij afgehouden hadde herseJteren hout» (1498). « Vrancke Meeus geheten de Raymaker woenende te Halzenberge » was in 1505 bevonden geweest « uit sheeren Iaye (nl. het hout dat voor de heer bestemd was) ende afgehuwen hout ewech gevoert te hebbene ». Vier jaar te voren had hij « eenen tammen swane geschoten toebehoirende den paters van Zevenbarre meynende dat een en wilde geweest had de »... In 1505 werden Willem Luyskens en Gielijs Craye wegens bosdiefte bekeurd. In 1510 was het .Merten de Keysere die « diverse trayllen » geladen en gebruikt had. In 1517, Henrik Zeghers voor groen hout en in 1520 Katelijoe Marots voor hetzelfde. Voor 1527 noteren we « de dochter van den raymaker ... die jonge eenstoelige buexkens afgesneden had de ». ln 1537 Matheus Claes die een veulen in Zoniën had laten Jopen (R.K. 12549). In 1570 ( R.K. 1277) werd Lijsken Poo.te gestraft omdat « sij in O.L.V. bosch tot Alsenbergh groen hout gehaelt hadde deselve daerom met rechte geco.ndempneert in de pene van 20 pleeken ». Datzelfde jaar ook Jan de jonge Walduwee omdat hij « zekere bundelen met spuerten ende ander hout gehaelt had de op den Meigen bos eh... ende Peeter van den Berghe om dat hij zekere hou te op den bossche van St. Jans godshuys (de Grotenbos) gehaelt had de »... Die strengheid was wel enigszins te begrijpen. Hout was betrekkelijk duur. Er was veel nodig voor het timmeren van huizen, vervaardigen van landbouwers- en ander alaam, om te stoken, vermits daartoe alleen hout gebruikt werd. Droog hout mocht echter gesprokkeld worden. Bezemrijs nl. berkenrijs, mocht gesneden worden maar daartoe was een halfjaarlijkse toelating nodig waarvoor een recht betaald werd. Men mocht daarbij slechts met één mes snijden, d.w.z. dat slechts één persoon van het gezin snijden mocht. In 1474 had« Jacob van Kent mulder tAlsenberge dien geoirloeft is bessemrijs op Soenien te snijden ... bij ocsuyne {gelegenheid) van dien oirlove meer laten snijden dan eenen persoene alleene ». In 1484 vindt men C1aes Matten te Als. ingeschreven om een half jaar « bessemrijs te moeghen snijden ». Claes van der Hulst staat vermeld in 1493 en in 1501 nog ·« die hem heeft doen scriven van October 1500 om rijs te moegen snijden tot bamisse ». Van 1506 af was het Peeter Lemmens alias de Muntere te Halsenberg die zich op « quinta martij anno 6 inscreef ». In 1520 werd hij bevonden met twee messen op Zoniën; ditmaal heet hij Peeter de .Muntere geheten Lcmmens ... In 1537 is ook zijn zoon Peeter. de Muntere de jonge, bezembinder. Deze Peeter is misschien dezelfde die in 1516 (R.K. 12776) als « Peeter de Bessemmaker van Alsenherge, die vader de Keteler stack met eender dagge sonder hera-
40
ken ». In 1546 waren Wmem en Pieter de Munter bezemmakers (R.K. 12;550). In 1473 werd Kate1ijne Weyts ... gestraft « van besse'mrijse dat sij snet ». Een jaar nadien waren het «Jan de Coninc ende jan Seghers ende jaspar Merte tAIsenberge ... van groenen bessemrijs dat huur kinderen ghebosscht badden onder ander rijs »; « mydts der jonckheyt ende ermoede » werden ze maar licht beboet. Voor behoeftige mensen werd wel eens door de vingeren gezien. In 1546 was dit het geval met de « wed. Soens tAlsenberge... een zoe arm scamele vrouwen »... In 1683 (0. 8326) werd jan Machiels door officier Frans de Wandeleer bekeurçl omdat hij in « sekere bosch geheeten den Verckensput bij de Langedelle en in den Schoonbeuckheydebosch tegen de kleert uytgehaelt » had een gehele bussel berkenrijs en door de schepenbank veroordeeld. Het betreft hier waarschijnlijk een bezembinder van Rode. In 1719 had weer een Jan Machieis uit Rode « gesneden een groot deel bessemrijs in den Steenbosch, de conijnsdelle ende Clet » (0. 375). Waarschijnlijk werd voor bezems ook ander rijs dan berkenrijs gebruikt. In 1517 hadden Oielijs de Scheper en Laureys de Munter « crickrijs gehaelt sonder wille oft consent van den ghene di et toebeoirde » ... Dit was hout van wilde pruimelaren. In de pachtvoorwaarden waren gewoonlijk strenge bepalingen voorzien in zake houtkappen. In 1703 ( G. 366) was aan Jacobus Berckmans verboden sonder consent van de eigenaar « van de bosschen af te houwen eenich hout gelijck iersten, deysseleren, langewagen en, pee1 tsen, la tresten, vitse I oft tackroeden, bessem staeken of steunstaecken, wissen of bantroeden oft een i eh ander hout >> ••• In Zoniën en de « duwieren » ervan, nl. een twee mijl diepe strook rondom het bos, bestond een bijzondere rechtsmacht voor de misdrijven die er begaan werden, nl. het Woud- en Jachtrecht. Noch de plaatselijke schepenbank noch de drossaard van Brabant hadden daar enige rechtsmacht. Toch werden op 4-7-1749 Jan Swa1us en zijn zoon Pieter van Alsemberg er door de drossaard aangehouden en opg~sloten in de Steenpoortgevangenis te Brussel. In een brief aan de Jointe Suprème wordt daartegen verzet aangetekend : het is een ongehoord machtsmisbruik en de betrokkenen moeten door hun natuurlijke rechters geoordeeld worden. Twee maand reeds ondergaan ze « les horreurs d'une noire pri ... son » ... Houthandelaars waren er niet veel, die vond men vooral te Rode. De grote pachters waren er allen houtkoopmans op Zoniën. ln 1774 was alhier Judokus van Obberghen~ 60 jaar oud, gen. Cnaepe, «pachter ende coopman op Zoniën ». Omstreeks 1828 ging het er in het O.L.V.-Bos zo erg aan toe dat de kerkeraad besliste het uit te roeien. Uit een 41
verslag ~an de hoger~ ov~rheid ontlenen wij de volgende oyerwegmgen : « dat tk 1111J voor eene tweede reize in den Ltevenvrouwenbosch, aan. de. kerk toebehoorende, begeven h~?' om ..den z~lven te beztchtJgen, ten einde op eene billijke WlJze miJ constderatie en advies over het verzoekschrift der kerk ... te kunnen geven, voor eerst, heb ik aldaer bemerkt dat het schaerhout van vijf jaren was, is zeer slegt, behalvens een deel van omtrent twee. bunderen die beter volkomen is, ten 2de dat er o_mtrent de 8 a 900 sperre boomen staan, van omtrent de 50 Jaren was, ter waarde d'een door d'andere v:an 1,50 g., gehoord dat zij zouden kunnen dienen voor alle~ ttmn~erwe~k,. ~n omtren.t de 100 sperre boompjes van 4 jaren was, daat ZIJn verders 2 a 300 hoogstammiae beukebamen ~n o~:1trent de 20 eikjes, dat a11e die boomerf en schaarhout ~aarhJks eene groote schade ondergaan, door de naburige H!:Voners ~n nl. degene van Rode die ten deel bezemmakers ZIJn en d1e daartoe ~~daar hun noodzakelijk hout vinden, ~oodat tusschen d~n tijd van 15 a 20 jaren dit bosch zoude oeheel verwo~st ztJn en dat er onder de 30 jaar geen gekap en kan geschieden, aangaande den grond volgens mijn vermogen en het zeggen van mannen hun des verstaande is deze .zeer geschikt tot den akkerbouw en om alle vrugten' op ~e w!!1nen en zelfs wilt men 25 tot 30 guldens per bunder Jaarlljks geven» ... In 1836 wa~ dat bos echter nog niet gerooid en de toestand w~s ~1. ntet beter geworden. Dat jaar werd er een zekere Vtrgmte Mommens bekeurd die reeds meer dan 40 maal veroordeeld was geworden wegens bosdiefte. Het was geen kat om zonder handschoenen aan te pakken. In het in het. Frans gesteld proces-verbaal staat te lezen dat ze zei « st on Ja prend encore elle enfoncera un couteau dans le ventre de ceux qui l'aurait arrêtée » ... Oudtijds waren er veel wilde bijen in Zoniënbos. Het oogsten ervan werd verpacht. Geleidelijk verminderde echter de opbrengst, zodat reeds in de eerste helft van de 16de eeuw, de bijen doorgaans aan de vorsters zelf verpacht werd~n. In 1541 hadden vorsters Oodeverd de Keuter (naar Wie de Grote Hut oudtijds genoemd werd, nl. de Keutershut), e.~ Jan de -yvo~Lwe, « die in pachtinge genomen hebben den fiJt van dne Jaeren »... het bosgedeelte op « Alsenberge Rode, Doereppe, Ter Muelen, Brachen-Eyghen, Ransbek~ ende der Hulpen ». . Bos\v~c!1ters hadden een strenge opdracht. In de aanstelhngs.brtef van jan Leeleer in 1789 lezen we dat hij benoemd ts om in « qualiteyt van boschwachter te wachten gaede slacghen, ende bewaeren sijn respectieve bossche~ en~~ alle sijne goederen onder Rode ende Als. gelegellen gehjck eenen goede en getrouwe boschwachter moet doen ~~d~ . ca!cngieren .. (proces-verbaal opmaken) die we Jek~ eemghe schaede SlJn doende sonder egard voor wie het soude
42
moghen wesen, ende van hetselve rapport te doen aen wie het behoort waer voren hij sal treeken een croon 'sjaers ... boven het derde deel van de amendens »... Het is rond die tijd ( 1787, K.A. 2324) dat past?or Verhuyck over die grote strengheid vooral tegenover arme lieden, klaagt : « tot nu toe sedert het jaer dat ik pastoor geworden ben aen bedeekte aelmoesen, siecke menschen eenige kleeders, kousen, schoenen, hemdens, onderhoud ende onkosten van doctor en chirurzijn, ook in den winter in de groote koude aen hout om te branden, vermits dat de vorsters en houtjeerders seker tegen den wille van S.M. aen de alderarmste menschen verbieden het droog hout te versaen1elen in de bosschen van sijne goedertieren majesteyd hetgene hun nogtans in rechte en conscientie toekomt en oock de gersinge die daer moet rotten en het kleyn plantsoen bederft waerop eertijdts veele arme en behoeftige menschen hunnen nootsackelijckheyd uyt vonden, soo ist dat wij nu meer als oyt uyt die vervolginge der armen en behoeftige menschen genootsaeckt sijn hun te helpen ». Vooral voor zgn. edel wild als herten enz. was men buitengewoon streng. Alleen edellieden mochten die dieren schieten. Zo verhaalt A. Wauters dat het ontdekken van de kop van een ergens verborgen hert een bewijs was dat zulk dier geschoten werd en voor Woudmeester de Soete een aanleiding was om overal huiszoekingen te doen en zelfs de boswachters van de dorpsheren van Eigenbrakel, en van Beersel, onder meer Pieter de Duyve, korporaal te Alsemberg, en Sebastiaan de Wael, sergeant van Rode, te ontwapenen. Er was natuurlijk enige strengheid nodig wilde men de bossen in stand houden. De kleinere· bossen te Alsemberg hoorden meestal toe aan partikulieren, allen van buiten de parochie. Hoewel er toenmaals veel hout nodig was, brachten die bossen toch maar weinig op. Dit kwam misschien doordat ze niet onderhouden en ten dele geplunderd werden. De bedezetters hadden de grootste moeite van de wereld om de belastingen er van te innen. Zo zien we onder meer in 1664 ( 0. 8380) twaalf eigenaars weigeren te betalen, nl. Bourgeois, Nijs, Vrouw van der Eycken, Leenaert van der Noot, rentmeester Loots, de weduwe van dhr. Windelinckx, gewezen griffier van Halle, advokaat Sleypen, Knopf, de erfgenamen Pieremans, de deken van Ieper, de weduwe Filip de Greve alias Windelinckx, Niklaas Grossart en vrouw Coosemans. Aan het einde van de 18de eeuw waren er nog « drij gemeyne plaetsen » nl. << den Oudenbraeek ende de Elisson heyde »; «de meygemheyde » en «den Kluts ». In 1774 werd door de schepenbank de « gersinghe ofte bewijdinghe » verpacht. Het «gehucht geh. ten Broecke soo verre ende. soo breedt als de ingesetenen gemeyntenaeren deser paroclue ... 43
daerop van oudts ende van over oudts ende van onbedenck.;.. lijcke tijden altijdt de gersinge ofte bewijdinghe heöben ge- , noten ... behalve de gersinge van den opstal langs de .hofstede van Laureys Loocx (30 roeden) », werd verpacht aan genoemde Loocx voor 43 gulden per jaar. De Meigemheide werd verhuurd voor 44 gulden aan Sebastiaan de Greef, die daarop een put van 10 x 10 voet moest maken voor het drenken va~n het vee der gemeentenaren. De Kluts werd verpacht aan Alexander van Rossurn voor 18 gulden (G. 9755). Het huidig Gemeenteveld moet toen reeds partiktdiere eigendom ge ... worden zijn. De grond veranderde menigmaal van beste.mming. Bo,s. wordt soms land maar ook omgekeerd,. wat een verandering meebracht voor de tienden, zoals in 1520. Het Kleetbos « is voer tijden thiende gegeven ende alsdoen Iabeurlant was d'welck nu in bosch gekeert ende verwildert staet » (A.P.). Oudtijds had de landelijke bevolking het volledig gebruik · van de grond. Ze had niet het bezit, maar wel het genot, onvervreemdbaar, door allen aanvaard, van de vruchten van de grond. In de tweede helft van de 18de eeuw werd de verdeling van de nog overblijvende gemeenschappelijke grond ingezet~ Bij dekreet van 16-2-1757 verordende graaf van Cobenzl, goeverneur-generaal der Oostenrijkse Nederlanden, binnen de zes maand over te gaan tot de verdeling van die gronden, moerassen, heidegronden en broeken en alle maatregelen te nemen om ze te bewerken, door ze te koop te stellen of te verhuren voor een termijn van 36 tot 45 jaar. De dorpsheren verzetten zich daar natuurlijk geweldig tegen doordat ze alle zg. vage plaatsen als hun eigendom beschouwden. Men moest er zich dan ook bij bepalen ze te verhuren. Bij een nieuwe verordening van de Raad van Brabant dd. 25-7-1772 werden de dorpen verplicht dergelijke gronden die hun eigendon1 waren binnen de zes maand te verkopen. Welke gronden te Alsemberg daarin betrokken waren is ons niet bekend. Op 15-9-1773 liet de meier over die grond een onderzoek instellen ( G. 8306).
De wegen Van het ogenblik af dat er mensen waren, '-'Varen er ook wegen en doordat de mens toen in veel gevalJen nog de keus had, baande hij de kortste weg, die niet steeds de rechtste was, vvanneer hij natuurlijke hinderpalen als water, moerassen. bergen en dalen moest omzeilen. Zo is het te verklaren dat een stads- en dorpswegennet er ge\voonlijk zo grillig uitziet. f~eeds in zeer oude tijden liep er van uit Nijvel, zo niet de oudste dan toch een van de oudste steden van ons land, naar Brussel over LiJiois-\Vit terzee ( Lentlo, Uitterzele) en Ophain (Op hem) de « vieux chemin de Ja viJle de Nivellc à
;.~~~ .~ ...:.,~~""~
Volgens de kaart t•an landmeter A .. de Bruyn, 17~0., nll'f de loop van de twee ontwerpen lJOOr eetzmeuwe Brussel.~e,r;;feenweg. (R.A.B., K.P., nr. 17ï).
44 45
Alsenbergh » (Blanche Léanne, Histoire de la viile de Nivelles, des Origines au 13e siècle, Nijvel, 1944). Deze weg liep verder door over Terkluizen en onze Bosstraat en niet over de huidige steenweg, op Eigenbrakel, die pas in de 18de eeuw werd aangelegd en even vóór de eerste wereldoorlog, tussen KP 10 en KP 11, verlegd werd. De Bosstraat (in 1532 << de Boehstrate die van Als. na Ni vel gaet » (K.A.) is thans bijna geheel verdw·enen. In I,et kadaster staat ze nog vermeld als Houtweg, 325 m. lang tot aan de grens met Rode. De straat werd oudtijds ook de Nijvelstraat geheten : « 1523, a en den Nijvelsehen vaerwech (R.K.); 1523, boven den Regendries daer den we eh do er ga et na Nivel (K.A.); de strate die van Alzenberge na Nivel gaet (K.A.); 17de e. aen den Nijvelsehen weeh tegenover de capelle van Schondertocht (K.A.); 1736 in de strate comende van Als. naer Sonienbosch gen. de Nijvelstraete » ( G.). Het was dus de grote « vaarwech » naar Brussel : daar << door absentie van den hove en oock door den goeden coop van de graenen eenen cleynen aftrock gehad hebben zoe is oyck so dat, in 1602, die met perdekens het graen van Nijvel herwaerts (naar Brussel} ter merckt brengen» (R.K. 304). Te Alsemberg liep de weg uit op het « plein », thans het Winderiekxplein. In 1667 : vieille route ct u fort (Jaco) qui partant de la plaine d' Als. aboutit à une ancienne redoute près ct u hameau l'Hermite ou Tercluysen (K.P.); in 1767, partant de la plaine ct' Als. qui aboutit à la route des Braconniers (K.P.): · Waarschijnlijk werd het pleintje voor de vele passanten tussen Brussel en Nijvel een betrekkeljik belangrijke pleisterplaats alvorens de beek over te steken en de steile berg verder op naar Brussel te beklimmen. Op een kaart van 1768 (R.A.B., K.P.) ligt er nog een stuk van de oude weg van het plein naar de beek recht op in de richting van de Hoogstraat Een Hoogstraat is gewoonlijk de oudste straat van een plaats, hoewel hier toch moet aangestipt worden dat onze Hoogstraat haar naam kan gekregen hebben van haar hoge ligging. Menigeen zal verwonderd zijn dat zulke smalle, kronkelige en heuvelachtige wegen als grote verkeersmiddelen moesten gebruikt worden. Er waren toen geen andere. Als men er heelhuids doorkwam was het al veel. De Hoogstraat heette ook de Postweg. ln de 15de e. den Postwegh naer Nijvel (A.P.); 1610, den ouden Postwegh ( 0.) ; 1936, . den ouden Postwegh of de Hoogstraat (A.P.). Het woordje post komt voort van het Latijn positae (se. stationes), dus eigenlijk de vastgelegde stations waar men van paarden verwisselde; de posthuizen als vaste punten van een belangrijke verkeersweg; de postweg waarlangs in de eerste plaats personen en goederen werden vervoerd. 46
In 1574 werd de Milanese markies de1la Torre e Tasso (een zijtak van de familie zou de naam tot Th urn und Tassis verdui.tsen) de eerste postmeester van het H .. Roomse Rijk ( M. Schönfeld, Mededelingen, Leuven, 1957, bi. 133). Van op de Hoo~s.traat liep de Brusselweg verder over de Galg, het Hongertjenhof om te Beersel op de grote Heirweg aan te sluiten. In het dorp kruiste de oude weg Nijvel-Brussel de beek, waarvan de oevers oorspronkelijk één tot anderhalve meter lager gelegen waren. Eeuwenlang zal daar alJeen een voorde bestaan hebben, zoals te Rode, waar, 150 jaar geleden, de wagens nog door de beek reden, in het dorp. Het zal nog wel een tijdje geduurd hebben voordat et een houten en mettertijd stenen brug aangelegd werd. Toch was er reeds een in 1321 : << juxta pontem de Alsenberhe » (aan de brug van Alsemberg) (R.K.). ·
lVegennet.
. Een. bewijs voor de voottdurende aanslibbing ligt in het fett dat tn 1686 « beneden Alsenberge Segenover dè Swane
47
werd bevonden de beke soe versluyst dat de brugge met d' een eynde is liggend in d'eerde ». Er werd bevolen « dat de beke van aen den pachter van de warande:van Beersel (het jachtgebied) tot beneden de arcken sal worden gediept ten minste twee voeten diep ». Hetzelfde moest geschieden in de Leugenbeek achter die ark. ( G. 8405). Men begrijpt dat mettertijd een nieuwe brug steeds hoger moest gelegd worden. In 1683 betaalde Franchois Loocx voor zijn huis en hof-· stede met toebehoren gen. de Swaene gelegen tegenover « de brugghe liggende over die becke » 1 penning Lovens = 15 mijten (K.A. 2571). De brug die beneden in het dorp even na 1900 afgebroken werd bij de overwelving van de beek in de dorpskom, , was van witte zandsteen en stevig gebouwd. De aangeslibde grond werd vooral aangevoerd door het water dat de onbestrate wegen uitspoelde en mett~rtijd de vele holle wegen deden ontstaan die we in onze gemeente kennen, a.d.z. de Hoogstraat, Beukenstraat, Molenstraat, Holleborrestraat, de Schoolstraat, die vroeger daarom de Zavelstraat heette. AI die holle wegen wijzen meteen op een hoge ouderdom. Deze aanslibbing had overigens het gunstig gevolg dat de oevers van de beek en de belendende grond hoger kwamen te liggen, zodat deze laatste beter uitgewaterd geraakte. Lang liep de beek immers in een moerassige yaJlei. Dit was een halve eeuw geleden nog goed te zien tussen de Steenweg naar Rode en de Dreef, toen daar nog geen huizen stonden, en ook waar thans de fabrieken van Ham gelegen zijn. Het was een zeer natte beemd vol lis en riet. Tussen de beemdweg en de Dam kan de oude toestand nog goed vastgesteld worden. Later, denkelijk bij de oprichting van de kerk, werd de weg verlegd naar het zgn. Bonenstraatje rechtdoor naar de voet van de grote trap en van daar rechts op naar de Hoogstraat Waarom en wanneer nog later de weg links omheen het goed van de Zwaan verlegd werd is niet bekend. Nog later, maar toch reeds vóór het jaar 1482, werd de Brusselweg verlegd langs het kerkhof, samenlopende met de weg naar Beersel tot aan de Rode Poort, van waar een verbinding tot stand gebracht werd met de bovenkant van de Hoogstraat, de O.L.V.-weg. · Dit werk bracht natuurlijk tamelijk grote veranderingen mee aan het kerkhof en zelfs moest er een huis achter het koor worden « geincorporeert in de nieuwe calsije comende van Brttessel naer Alsenbergh, gepaelt hebbende met d'een zeyde teghens ofte op den muer van het kerckhof, met de andere zeyde tegens den voetwegh aldaar dan tertijdt geloopen hebbende met den eenen eynde langs de costerije tegens de opperste trappen, ende met den anderen eynde
48
opwaerts · naer Brussel tegens de passagie gehoeten den stichel, welck plaetsken als deel gemaeckt hebbende van het kerckhof... later geabandonneert tot het maecken van de strate daer als nu de calsije is opgeleght ». Omstreeks 1645 moet er aldaar aan het kerkhof nog veranderd zijn geworden en verbreed. Er werd grond weggegraven, een muur opgericht, waarschijnlijk die welke in 1953 door een andere vervangen werd. Bij di~ gelegenheid werd de kleine trap weggebroken, waarvan hiervoren sprake was. Van op de oude weg Brussel-Nijvel, op de latere dorpskom aan de « Ster » moet ook een straatje gelopen hebben naar de H~lleweg en waarvan de Radijzengang en het << stre~ke. », m de ~erlenging ervan de overblijfsels zijn. Het straatje IS natuurlijk zeer oud. Het had geen zin tweemaal de beek over te steken om de Halleweg te bereiken.
Wegennet 1934.
49
De weg naar Brussel bestond in 1645 nog uit naasteen gelegde stukken hout. In dat jaar werden grote balken, voortkomende van de afbraak van een huis << dat op de kercke mueren aan de capellaen huysen » stond, gebruikt tot << restauratie van de straet >>. De tichelen van het dak werden gebezigd tot herstelling van het Hongerijenhof en de « careel en arduinsteen tot het maecken van de nieuwe muer >>. Pas in 1883, bv., werd de Beukenstraat, tussen de Brusselsesteenweg en de achterlap ( Laarheide) gekasseid. Het werk kostte 9200 fr. In 1821 werd er over geklaagd dat de steenweg BrusselAlsemberg tot Zevenhorren << nooit in zulke slechte staat geweest was en dat men een dubbel aantal paarden moest inspannen voor het vervoer van brand- en bouwhout en steenkolen ». In het begin van de 18de eeuw bekommerde men ér zich om de verbindingswegen te verbeteren. Belangrijke wegen werden aangelegd. De steenweg naar Waterloo o.m. De steenweg naar Alsemberg werd door de Oostenrijkse regering gedekreteerd in 1712 en omstreeks 1726 door de Jezuïeten aangelegd tot Kalevoet De Rekenkamer had de weg naar Rode laten herstellen van aan de Galg van Stalle tot aan die van Linkebeek (op het Holleken) en deed er een klein weggeld betalen ( 30-91616). Dit was de Rodestraat, die thans op Ukkel in het Frans rue Rouge heet ! ! Het belangrijk verkeer van graan, hout papiet, meel, aldaar noopte de inwoners van de meierij van Rode en de houtkooplieden de aanleg van een steenweg te vragen tussen de Hallepoort en Kalevoet. In 1712 werd toelating verleend om kapitalen voor dat werk te lichten en twee tolbarelen op die steenweg te· stellen. Wat later wendden de vergunninghouders zich tot het magistraat van Brussel om de steenweg aan te leggen zover de rechtsmacht van de stad reikte van aan de Hallepoort tot aan het Prinsessenhuis te Stalle. ~p 22-5-1726 werd de steenweg uitgegeven aan Antoon Ohvet tegen 4Q; gulden de roede. Het gedeelte tussen de kapel van Kaievoet, rechtover de Grote Baan van Drogenhos tot Alsemberg werd aangelegd in 1740 (W. VII) 625). In 1742 werd een wettelijke raming opgemaakt betteffende de « steenweg van eaJlefort naer Alsenberghe » en de goederen onteigend om hem aan te leggen (0. 8305). Iv\en kan zich afvragen waarom de oude weg aan de voet van de heuvel de vallei links van de kerk niet volgde) zodat hierdoor de steile berg vermeden werd. Als verklaring kan aangevoerd worden dat al de oude heerwegen zoveel mogelijk de bergkruinen volgden, zie bv. de heerweg van Kalevoet naar Sollenberg, ovet Beersel. Het is ook niet uitgesloten dat de laagte Iinks in oude tijden nog vrij moerassig was. Verderop kwam men trouwens toch vóór een steile
50
hoogte te staan. Inmiddels is het een feit dat indien die weg op deze plaats gelegen had, dit ons later veel kosten en lasten zou bespaard hebben ... Of heeft er daar oudtijds toch een weg gelegen, die naar Beersel liep en is de oude Rollebollestraat een latere aansluiting met een nieuwe weg naar Brussel over de O.L.V.straat ? In elk geval in 1450 had een Jan van Doerpe de grond waarop het Mariaanshoofd en het Hooghuis stonden (ergens aan de grote trap) laten liggen « hetgene men alsoo gelooft voorgevallen te zijn ter oorsacke van dan af aen misschien, al wisten ze dat de straete aldaer aen de arcke van Beersel voorbijgeJoopen hebbende alsdan weynige jaeren laeter daerna soude hebben te niet gedaen worden ». Zoals men ziet is het bijna onbegonnen werk dat allemaal uiteen te houden. Het loont de moeite hier aan te stippen dat de latere omleiding ook overbodig zou geweest zijn, indien in 1740 het andere van de twee ontwerpen tot aanleg van een steenweg naar Brussel uitgevoerd geworden was. Volgens dat andere ontwerp inderdaad moest de steenweg van uit Kalevoet meer naar. Beersel afbuigen en in een zachte boog doorheen de Grotenbos beneden het dorp uitlopen. De loop er van was natuurlijk wat langer, maar bood het voordeel van een minder heuvelachtig profiel en een betere verbinding met Beersel, terwijl met het uitgevoerde ontwerp noch Beersel noch Linkebeek veel baat hebben. Was er grondspekulatie of verzet van een invloedrijk persoon ? In die tijd had men er ook een hekel aan te dicht bij een grote weg te wonen, waar alle soorten van reizende passanten soms last verkochten. Het is ook mogelijk dat pijlrechte wegen toen in de mode waren. In Frankrijk, schrijft André Castelot (Prenons la route, Historia, juli 1958, bi. 110) << dat de grote wegen van Frankrijk steeds alle ( 1787) in rechte lijn liepen en dat men dit zeer aangenaam vond. Terwijl in Engeland de nieuwe wegen de huizen spaarden, beijverden zich de ingenieurs vooral om de kortste weg aan te leggen. Doordat ze meer oog hadden voor meetkunde dan voor menseljikheid, trokken ze hun wegen met de liniaal zonder te letten op wat ze vernielden »... Eenzelfde verschijnsel deed zich nog voor in 1834 bij de aanleg van de steenweg van Alsemberg naar Dworp en verder. Had men die weg wat dichter bij de beek 1 laat ons zeggen halfweg tussen de huidige ligging en de beek getrokken, dan had men ten eerste een gemakkelijke toegang tot de molens, karton- en papierfabrieken hekomen en hadden die bedrijven niet moeten verdwijnen. Tevens zou ook de gevaarlijke « berg » van Dworp vermeden zijn geworden. De aan1eg van deze laatste steenweg, bestemd om de steenweg van Bergen te verbinden m~t die van 1\1ont-St.
51
Jean, en om die reden in het begin Steenweg naar Mont-St. Jean geheten, werd in 1826,· in de Hollandse tijd, ontworpen en in 1827 voor 23.800 gulden aanbesteed. Bij gebrek aan middelen en mede ingevolge de gebeurtenissen van 1830 werd het werk pas in 1833 voltooid. Op zijn korte doortocht door de dorpskom telt de Brusselsesteenweg niet minder dan zeven bochten, waaronder zeer scherpe en steile. Daarbij is dat trajekt ongewoon st.eil. Reeds lang werd er naar gestreefd ·hem om te leiden. Het eerste ontwerp dagtekent van 1898, toen een gunstig advies uitgebracht werd, met zeven stemmen voor en één tegen. In 1900 drong de Raad aan op een spoedige uitvoering van het werk tot aanleg van « de nieuwe steenweg doorheen de Lange Delling». Verschillende ontwerpen werden opgemaakt o.m. over het Gemeenteveld naar de Steenweg op Halle, ergens aan de Stroppen (fabrieken van Ham). Een and~r ontwerp Jiet de omleidingsweg lopen doorheen de vallei achter de kerk om tussen de pastorij en de grote trap uit ,te monden ... Het huidig ontwerp, een verbreed stuk Schoolstraat met - afbuiging naar rechts en aansluiting op de steenweg even voorbij K.P. 9, werd eindelijk na 1944 uitgevoerd door de firma Amedee de Moor uit Gent. Het bestek bedroeg 1.348.565, 25 F. Het is een gemeenteweg. Logischerwijze zou hij als provincieweg moeten overgenomen worden, maar de provinciebesturen mochten er geen meer overnemen ... Oudtijds moest elke eigenaar zelf de straten en waterlopen langs zijn goed onderhouden. De schepenen moesten daar toezicht op houden en elk jaar een ronde doen. Voor wie niet in orde was werd een « beleide » opgemaakt. Voor de waterlopen is dit stelsel nog in zwang. De gemeente voert het werk uit, maar de kosten worden over de aanpalende eigenaars verdeeld. Zo lezen we ook dat op 28-4-1624 jan van Grasdorf, schepen, « heeft verdeert dat hij ten versuecke van hr. Laureys van Ghindertaelen hoochmeyer heeft gepubliceert opt kerckhof van Ha1senberghe naer de Hoochmisse, den volcke aldaer meest vergaedert zijnde, ten eynde een eigelijck zoude hebben te maecken repareren ende proelen die heerbaene strate ende de beke te zuiveren binnen zes weken» (0. 8248). In 1405 (R.K. nr. 4162) werd aldus een « heleye ghedaen van eenre straten te Heresim tusschen Olivieren van Herissem in deen sicie ende Janne van der Heiden in dander side hij (aoor) janne van Nyoen, Walraven van Buseghem, Oieiis Arnts ende Janne Knape se epen en van Rode dàer af dat een werheyt (onderzoek) beseten ende ghedaen was ... van den ghehueren mitten de vs. secpenen ». De rentmeester van de Tolkamer te Brussel moest ook tussenbeide komen
en Jan van !der Heiden werd aangemaand dat hij de straat behoren <crumen » zou binnen de veertien dagen. · Jan van 'Meygh~m. « die men hiet van Buyssinc », werd . op 4-6-1406 beboet «van dat hij een beexken t Alsenberghe niet gheruymt en hadd.e voer sijn erve (goed) gheliè dat dit gheboeden was t Alsenberghe in die beecke (Molenbeek) mijns heren (alle wegen en waters behoorden aan de grondheer) » (R.K. 4163). · Pachter Dan'iël Tijck, van het Hof te Ingendaal, werd in 1642 faangemaand « lamcx sijnè goederen in de Quaeystraete ten .twee plaetsen ove.r. die straete behoyrlijck strijckhout te leggen» ... (G. 8405). In 1642 was « in dert .Regendries (later het Kroningsplein en nu het voetbalveld) de straete gaende van Als. naer Nijvel bevonden. ·niet gemaeckt »; in 1653, « Pamphiel de Beekere aldaer volmaecken een~ seer quaet gat ende dat hij sal een slip maecken ,om 1t water af te loopen na er de delle »; << inde straete va.n Róde cammende aen het Laserius huys van Als. aende brugge commencle aen de goeden van Gabriel de Nayer is verciaerf beleybaer ende geordonneert aen den selven de ·vs. brugge soo te maecken dat het waeter gevoechelijck can passeren »; ·<< in de loopende beke van Rode naer Als. a en de goede Sr. ·winderlinckx in sijne weyde teghen over het Sloth (het kasteeltje) is geordonneert dat hij de oude beke sa] hebben t'openen ende de nieuwe te vullen» ... (0. 8405). Deze verplichtingen golden ook voor afsluitingen enz. « Peeter van Rossum in de straete komende van de Bucheystraete na er de nieuwe calseye (de steenweg naar Brussel welke 9rie jaar te voren aangelegd geworden was) tegens sijn block niet afgesloten een gat in den heym van sijn block » ... ( 1743 - G. 8305). De· weduwe Mercelis «in het Papenroth ... over 3 a 4 konckels in de beke die moeten uytgepeylt worden » ... (0. 8305). na~ar
De wegen waren vroeger minder veiJig dan nu. In 1720 werd binnen Alsemberg een reiziger uit « Pontacel. .. aengetast sittende op sijn peert» (Dross. 74). De wegen hebben ook hun eigen leven. Al naar de veranderende ekonomische toestanden en vervoermiddelen ·worden ze meer of minder belangrijk. Een voorbeeld : de Brusselweg van de dorpskom van Rode, over de Nijsberg, de Galg, \vas voortijds een druk begane weg. Thans ligt hij haast verlaten. In 1856 vverd de verlegging toegestaan van een gedeelte van de weg nr 62 aan perceel 123 en in 1865 aan advokaat Oambier van de weg nr. 33. Het Alsembergse \vegennet werd in 1843, bij het opmaken van de Atlas der Buurtwegen, versnipperd in 63 wegen, met een totale lengte van 42.028 t~eter. Of die indeling
steeds logisch was, is niet zeker. Henri Heuschlina die de • b' atla~ opmaakte, en landmeter Meyers van Halle, die de opmetmgen deed, waren vreemdelingen en in het ingewikkeld verband van een dorpswegennet zullen ze niet steeds klaar gezien hebben. Buiten de twee provinciewegen en een paar, ten andere slechtbestrate wegen, waren al de gemeentewegen tot vóór kort slechts aardewegen. · De tweede provincieweg, de steenweg op Halle, die voornoemde steenweg over Dworp, Huizingen en Buizingen met . de Berge!lses!eenwe~ te Entkom (St. Pi eters-Leeuw) verbmdt, vervmg m hoofdzaak onze oude Halleweg. Naar Beersel gaat men langs de Rollebollestraat, nu de Frans de Neyerstraat, en naar Linkebeek langs de Alsembergsesteenweg tot aan het kasteel van de Roest d'Aikernade waar rechts ingeslagen wordt. Voor Huizingen en ·Halle' neemt men de oude HalJestraat, nu de Schoolstraat Voor lot en St. Pieters-Leeuw loopt het over Waterpoel, Winterpene enz. Door het gebruik van fiets, auto en autobus hebben al die oeroude wegen evenwel veel van hun belangrijkheid verloren. De autobusdienst Ukkel-Alsemberg-Dworp-Halle heeft het verke~r hier grondig gewijzigd. Gans Alsemberg, Tenbroek, Hetdenbroek en een belangrijk gedeelte van Dworp was vroeger aangewezen op het station St.-Oenesius-Rode. Thans geschiedt al dat verkeer per autobus. . Met Rode, eindelijk, is onze gemeente verbonden door de Steenweg op Rode van op het Winderickxplein. De dreef of Vanderveldenlaan is een tweede verbindinaswea b b' die vroeger a 11 een voor voetgangers diende en enkele jaren geleden no~ voor voertuige~ verboden was. Na de tweede oorlog ~~rd htJ evenwel voorzien van een moderne bestrating, zodat hiJ thans voor alle gebruik dient. Van uit het bovendorp geraakt men te voet te Rode langs de Kloosterweg.
De woningen en het bewoningsstelsel De woningen in de middeleeuwen waren meestal hutten van klei en stro of van gevlochten takken of latten met hooi en stro er tussen, en zelfs eenvoudige hutten op gaffelstok.:. ken. Deze armzalige woningen werden door het minste on\Veder verwoest of onbewoonbaar gemaakt, maar ·ze boden het voordeel dat ze op enkele dagen tijd heroptrericht werdcri ter plaatse zelf of verder. • t> De hoe;ren,. ui~ dezelfde stoffen opgericht, bestonden doorgaans mt dne vwr gebouwen, meestal van elkander afgezonderd om, hij brand, de ramp te beperken. De bakhoven werd op een betrekkelijk grote afstand van de andere <rehouwen geplaatst. h Omstreeks 1600 \Varen er zelfs nog tal van huizen zonder schoorsteen : « Hier inne hegrepen de huysen ten platten 54
lande gestaen daer in effecte gheen schouwen en zijn dan een roockgat ofte venstere daer den roock uyt gaet, 't welck men voor eenen beert oft schouwe rekenen ende tellen sal» (Placc. van Brabant 24. 7.1 00). Zulke woning bestond er· omstreeks 1870 nog op de Elsemheide. Ze was half in de grond uitgegraven en kwam amper één meter boven de grond uit. Meer dan eens wierpen straatjongens in de rookuitlaat << klotten >> aarde die terechtkwamen in de ketel die boven het vuur hing ... In oude akten is er vaak sprake van hutten, zoals bv. in 1746 : «blok lant den Borreleer (Nijsberg) aen O.L.V. straete ... een heutteken uytgaende op een plexken erve palende de coollochten (hof)» (0. 346). Nochtans waren er nogal vroeg enkele stenen huizen, o.m. de kapelaanshuizen, het huis van advokaat Willem Tournuer in 1532 : « van sinen huyse ende hove daer zijn steynen huys op staet gelegen op de wech die van Alsenb. naer Brussel gaet ». Dit was wellicht de Rode Poort. Ook het huis op de hoek van de Brusselsesteenweg en de Gemeenteveldweg moet ten minste uit die tijd zijn. Tot in de 19de eeuw waren de meeste huizen nochtans n9g van hout en klei. In 1843 meende men nog te moeten bepalen dat het gaat om « zeker steenen huys voor de grote kerkdeur met stal en hof sedert 30-11-1837 verbleven aan 0. Rossel van Beersel voor Judokus Meerts » en een ander « steenen huys met hof heeft in hu er j.B. Leemans ». (A.P.). Alsemberg vertoont een uiterst verspreide behuizing De meeste woningen zijn van het langgeveltype, gewoonlijk met de voorgevel naar de zonnige kant gekeerd. Alleen in het dorp heeft zich onder begunstiging van de bedevaart en de overgang aan de beek van de oude weg van het zuiden naar Brussel, een agglomeratie gevormd. •
De gehucfilett Een gehucht is een aantal bij elkaar staande huizen en hoven, 'WOningen en erven op het platteland, meestal zonder kerk. In het « Dictionnaire des Communes » worden ais gehuchten vermeld « Meygemheîde, Elsemheide, Eyken, Grootwaterpoel, Heidebroek, Steenbosch, Tienbunders, Tolenbroeck,, Waterpoel, Rhode, Wolfpoort, Ysberg », maar feitelijk kunnen alleen Meigemheide, Eisemheide, Heiken en Heidenbroek als gehuchten beschouwd worden. Welk gehucht genoemd woordenboek bedoelt met « Rhode » is ons een raadsel en Tolenbroeck is onbekend. Blijkbaar heeft de steller van het woordenboek die benamingen van de Poppkaart afgeschreven. Het Nieuw \Voordenboekt hoewel in andere opzichten merkwaardig, is, wat de opgave van onze gehuchten betreft, al niet veel heter.
55
De bevolking van deze gehuchten is eeuwenlang bijna stationair gebleven. Pas na 1920 is daar verandering in gekomen. Op de Elsemheide zijn een paar kleine villa's bijgebouwd geworden. Langs de steenweg .van HaJle werden er een tiental gebouwd. Anderdeels wordt er veel aan de steenweg zelf gebouwd sedert de aanleg van de autobuslijn en de uitbreiding die het meubelbedrijf er genomen heeft. Tientallen jaren gingen voorbij voordat er langs de Brusselsesteenweg een huis bijkwam. Door de aanleg van het kerkhof van Vorst aan de Kleert, na de tweede oorlog, komt aldaar een wijk tot stand met herbergen, grafzerkmakers, bloemen- en kransenverkopers enz. De grootste uitbreiding der gemeente is zich echter aan het voltrekken aan de kruising van de nieuwe steenweg naar Brussel met de oude weg naar Beersel, beneden het Grootbos. Het bosgedeelte behorende tot de familie Plissart werd in 1958-59 verkaveld, met asfaltwegen afgebaand en reeds staan er veel woningen. Het gewoon uitbreidingsverschijnsel van grote steden, vooral hoofdsteden.
Het landschap Alsemberg behoort tot het welbekend sterk heuvelend landschap ten zuiden van Brussel. Het ligt echter haast helemaal aan de zonnige kant. Dit komt doordat op weinig na zijn grondgebied aan de rechteroever van de Molenbeek ligt en van daar van 55 m hoogtepeil naar het noorden tot 120 m stijgt en dus vlak in het zuiden ligt. Het moet dan ook niet verwonderen dat er eertijds wijn verbouwd werd, nl. op de plaats gelegen tussen de Hollebarrestraat en de Hoogstraat Verder is het landschap uiterst afgewisseld met tal van mooie uitzichten en panorama's bv. boven de grote kerktrap. Van op de kleine trap genoot men vroeger een aardige uitkijk op de omgeving van het Wit Kapelletje. Het g:root gebouw van de Scheppersnormaalschool onttrekt spijtig genoeg dat landschap helemaal aan het gezicht. Ook boven de Hoogstraat krijgt men een zeer fraai algemeen gezicht op het beekdal, Zoniënbos, een groot gedeelte van Rode, terwijl men van op de oude processieweg (aan de Brusselweg van Rode) een ander mooi beeld op de vallei en aan de kim de Leeuw van Waterloo te zien krijgt. Het mooiste gezicht heeft men misschien wel van boven het Wit Kapelletje, op heel de heuvelflank van Elsemheide. Tenslotte, dient nog te worden vermeld de hoogvlakte aan de Sanatoriumstraat, met naar het zuiden een ongemeen mooi uitzicht op kerk en dorp en naar het noorden op de Zennevallei, Beersel en de hoofdstad, met de koepel van het Justitiepaleis in het midden.
Toerisme en Natuurbescherming Het is geen gewoonte in de dorpsmonografieën een 56
hoofdstuk te wijden aan toerisme. Daar de heemkunde echter alle. menselijke bedrijvigheid en belangstelling moet trachten te omvatten, moet ook aan de nieuwe behoefte van de mens van deze tijd worden voldaan. Dit geldt ook voor het hoofdstuk over de veldkapellen, dat zó gesteld is, dat het niet alleen als een vrome pelgrimage, maar als een wandeling doorheen Alsemherg's mooi landschap ! in dit majesteueuse landschap van Alsemberg », zei Maurice Gilliams, direkteur van de Kon. Vl. Ak., in zijn lijkrede bij het graf, op het kerkhof van Vorst alhier, van Dr. Leo Goemans, vast sekretaris van de Akademie (Handelingen van de Akademie, 1955, bi. 11). Enkele jaren geleden, omstreeks 1925, liep een stuk van ons natuurschoon zeer groot gevaar. De gemeentebesturen van Vorst en Ukkel zochten naar een geschikte plaats voor een kerkhof. Aanvankelijk werd die plaats te Beersel verkozen, doch daar kwam verzet los, vooral vanwege Graaf de Grunne de Merode, eigenaar van het leenroerig slot aldaar. Omstreeks die tijd was een beweging ontstaan om dat oud kasteel te herstellen. De Graaf was bereid het aan de Staat kosteloos over te laten, op voorwaarde dat « Ie Gouverneur voulût bien intervenir afin que Ie cimetière communal föt placé à un endroit plus favorable, à la fois, à I'hygiène public et aux propriétaires ». (B.C.R.A.A., 1925, bi. 199). Zo kwam 11et dat te Alsemberg werd gezocht en ... gevonden. Het gemeentebestuur en de kerkeraad tekenden evenwel verzet aan, daarin gesteund door de Commissie der Monumenten, die bij monde van kunstschilder Stevens adviseerde, dat de Uttgekozen plaats gelegen was op een van de verhevenste· hoogvlakten van de Brusselse omgeving en dat het panorama dat men er anschouwt ongemeen groots is. Ten noorden bemerkt men een gedeelte van de Brusselse agglomeratie, ten oosten sluit het Zoniënbos de einder af, ten zuiden en ten westen reikt het uitzicht over de Zennevallei zó ver dat de horizon in de nevel overgaat. Het schouwspel is werkelijk enig en heel de streek biedt de mooiste wandelingen die men rondom de hoofdstad vindt. Hij achtte het nodig dat heerlijke landschap te behouden en het te behoeden tegen alles wat de bekoring en grootsheid er van · zou kunnen schaden. Inmiddels kwam de oorlog. Het kerkhof voor Ukkel kwam er niet, maar dat van Vorst wel. .. Nieuw verzet kwam er niet. Er waren andere katten te geselen ... <<Van Alsemberg naar Dworp volgt een steenweg de schilderachtige Molenbeek, waarop nog vele molens draaien. Een schilder zou er een hele zomer kunnen doorbrengen, zonder ooit verlegen te zîjn om nieuwe landschappen te ontdekken. Het zijn vooral lieve verscholen hoekjes en kanten, onv~rwachte doorkijkjes allerwege » (van Bemmel, bi. 118). 57
HOOFDSTUK IV
DE GRONDHEERLIJKHEID EN DE BEZITTERS ERVAN Volgens A. Wauters, Histoire des Environs de Bruxelles, I, bi. 77, en P. Bonenfant, La Notice de Donation du Domaine de Leeuw St. Pierre à l'Eglise de Cologne, 1935, nr. 3, en M.J. van den Weghe, Een bijdrage tot de geschiedenis van St. Pieters-Leeuw, 1931, behoorde onze streek tot een gebied dat een Brabantse edelvrouw tussen 794 en 818 aan de St. Pieterskerk van Keulen zou geschonken hebben : « Tradidit Angela, nobilis femina in Brabantia, sancto Petro de Coloniä, allodium Lewe >>. Bonenfant plaatst die gebeurtenis echter ~en eeuw later. Dit vrijhavig gebied strekte zich in de lengte uit van tegen St.-Kwintens-Lennik tot aan de Lasne te Oenval (in longitudine habens septem miliaria et unum in altitudini). Dr. Jan Verbesselt meent evenwel dat dit goed niet zo uitgestrekt was (E.S.B., 1953, bi. 80) en plaatst de zeven kerken en kapellen waarvan in de akte sprake is, alle aan de linkeroever van de Zenne. Nochtans is in de akte sprake van het bos dat « Sonia » geheten wordt en van de rivier « Tornepia » die door bedoeld gebied vloeit. Volgens Dr. J. Verbesselt nochtans, bepaalde bedoeld gebied zich tot de parochie van StPieters-Leeuw (E.S.B., 1949, bi. 447 en 448). · De hertogen van Neder-Lotaringen, wier titel op de graven van Leuven, later de hertogen van Brabant overging, beschouwden zich als erfgenamen van de Karolingische vorsten, dus van alles wat tot het koninklijk domein behoorde. AI wat ten westen van de Zenne lag kwam in handen van Oodeverd van Leuven, broeder van Hendrik II. Wat aan de oostkant lag, kwam onder de kroon van de hertog van Brabant. In de eerste helft van de llde eeuw, op welk tijdstip de graven van Leuven hun gezag over de naburige domeinen van de abdij van Nijvel oplegden, mag ondersteld worden dat de voorzaten van de hertog van Brabant zich de rechten van de kerk van Keulen toeëigenden vóór 1079, jaar waarop de kerk van Leeuw aan de abdij van het H. Graf te Kamerijk geschonken werd. Intussen kwam dan de reaktie tegen de inpalming van geestelijk bezit en werd onrechtmatig xerworven goed aan
59
kerken en kloosters teruggeschonken. De groten werden verplicht de kerkelijke rechten terug te, schenken aan de bisschoppen die ze, op hun beurt, afstonden aan machtige abdijen en kapittels, die beter in staat· waren om a.an de wereldlijke heren te weerstaan. Dit is de verklaring van de lange reeks op- en overdrachten van personaten in de tweede helft van de 11 de eeuw en gedurende de 12de. Zo hebben we de schenking, aan de abdij van het H. Graf te Kamerijk, van Dworp in 1138, van Leeuw in 1137, de stichting van de Kapellekerk te Brussel in 1134 en die, in dátzeflde jaar, van Alsemberg, te voren ook in. het bezit van de hertogen van Brabant. In elk geval, bij de oprichting van onze parochie in de 12de eeuw was ons dorp een plaats « alwaer alsdan niemandt anders geen jurisdictie en hadde 't zij geestelijek ofte wereltlijck als de geseyde hunnen doorluchtigheden» ... (de hertogen) (K.A. 2324). Nochtans moet er wel enig onderscheid geweest zijn, dat A. Wauters zelf niet kan verklaren (lil, bi. 690), waar hij zegt dat om een uitzonderlijke reden, die men niet kan verklaren, de schepenbank van Rode, waartoe ook Alsemberg behoorde, rechtstreeks van het Leen hof van Brabant afhing. Deze toestand duurde tot in 1391, toen Jan van Withem, die zeer machtig was aan het hof van de hertogen, van Hertogin Joanna vergunning verkreeg om te Rode, Alsemberg, Dworp, Linkebeek en Beersel te stellen een schepenbank voor middelen laaggerecht, en een eigen zegel te gebruiken. Deze akte volgt hierna :. « Joanne, bij der graden Goids, hertoginne van Lucemborch, van Lothrijck, van Brabant, van Lymborch, mercgrevinne des heylichs Rij es; doen cont allen luden dat wij om de goede gonste die wij dragen tot onsen lieven getruwen Rade heren Janne van Witham, onsen drossafe nu ter tijt van Brabant, ende om de goeden denkeliken dienst dien ons dicwile gedaen heeft, ende noch doen mach ende sal alsoe wij hem wail betruwen, denselven heer van Witham gewillecoert hebben ende verleent, willeeoren ende verteenen met desen brieve voere ons ende onse oir ende nacomelinge teweliken daigen, dat hij ende zijne erven ende nacomelingen, overmits alsulcker rechten, heerticheiden ende toebehoiren de voorsereven here van Wittham heeft ende hem toebelloert in onsen prochic dorpen van Rode, Alzenberge, van Dorpe, van Linckenheke ende van Bersse1e. Item zij van lieden, van laten, van goeden, van vervallen of anderssins, van desen dage voirtaen van sijnen laten of lieden in onsen voirscr. dorpen, van a1dair sijn heerlicheyt ende rechten te bat ver\Vaert te hebben. Ende op dat die sijn liede ende late in haeren vorwaerden kennissen ende geloeften die sij namaels maken mogen ende selen te bat versekerf sijn mogen eenen schepenstoei of een getal van secpenen maken mogen ende die versitten ende vernieu\ven als hen dat gevuegen sal ende
60
oirbairlic· dunck. De welke scepen wisen ende vonnis se geven selen mogen van allen saken der heerlicheyt ende lieden alleen aengaende die vairsereven heer van Wittham heeft in onsen dorpen vs. willende ende consenterende soe was die secpenen voersereven wijsen ende ontwisen selen, na recht ende hereomen ons Iants van Brabant, dat dat vast ende gestede gehouden werdde. Ende dat die voersereven scepenen eenen gemeynen segel hebben mogen der heerlicheit des heren van Wittham toebehoorende, van alle saken geloeften, vorwaerden ende kennissen dair mede te hesegelen om die vast ende gestede te bliven ewelic ende gehouden te werden sonder wederseggen. Behoudelic om altoes, in onsen vorsereven dorpen onser heerticheit ende rechts ende iegeliken des sijns. Ende omdat wij willen dat die vast ende gestede blive ende gehouden werde den here van Wittham ende sijn erven, so hebben wij des torconde onsen segel aen desen brief doen hangen. Gegeven te Bruessel IX dage in Decemberi, in den jaer ons heren MCCC negentich ende een. Aldus ende de gelijcke geschreven de mandato dominae Ducisi : J. de Opstal. » (LeenhQf van Brabant, reg. 18, fo 230). Jan van Withem was nog juist op tjjd - misschien werd hem dit nog gauw toegestaan omdat hij bij het hof een hoge post bekleedde - want, in de Blijde Inkomst van 31-8-1392 verklaarde hertogin Joanna immers nooit enig deel van Brabant « te verpanden of te vercoopen iet, noch te versetten dorp oft stede» ... (J.F. Willems, Brabantse Veesten of Rijmkroniek van Brabant, 1843, bl. 310). Maar nood breekt wet en in 1503, op een ogenblik van geldnood, werd daarvan afgeweken. Rijke mensen namen die gelegenheid gretig te baat om hun macht uit te breiden. Omstreeks 1509 werden die
Het hen.~nhuis in 1735 (op het tVinderickxplein) iaatst bewoond door de familie Lukas Proost-Winderickx. (Tekening L de.,Rons, Prentenkabinet).
61
beleningen terugbetaald, maar in het begîn v.~n de re~ering van Fïlips II bracht de oorlog tegen Frankn]k een tueuwe vervreemding van de domeinen mee. Ditmaal was ze volledig en dit duurde tot in de eerste jaren van de 17de eeuw. (C. T., Geschiedenis van Kapelle-op-den-Bos, b1. 91-92-129). De schepenbank van Alsemberg en Rode werd herhaaldelijk uitgegeven en verbrokkeld. Rode en Alsemberg werden in 1562 afgestaan aan ridder Wolf Halier van Hallenstein, wiens huis te Brussel kort na 1533 opgetrokken werd op het Koningsplein, aan de kant van de Isabellawijk. Hij was schatmeester van Maria van Hongarije. Voor Rode gaf hij 1335 en voor Alsemberg I 040 pond. Beide sommen werden op 19-2157 4-75 terugbetaald aan zijn weduwe, Elisabeth, dochter van Niklaas van der Logenhagen. Een tijd later vorderde Jan van Withem, heer van Beersel, beide dorpen op als « naerderlinck », nl. als eigenaar van de voornaamste lenen die er lagen. Op 1 f-2-1577 werden ze. hem bij een besluit van het Leenhof toegewezen. De heerlijkheid ging da~rna over op zijn dochters (verhef van 16-11-1501), van Wie het hertogelijk domein ze opnieuw overnam. In 1648 kocht Jan Albert van den Winckele, « ridder edelman van den huyse van sijne Hoocheyt den Prince Cardinael van Spaignen, van glorieuse memorie, concellier des lants ende hertochdomme van Oelre raedt ordinaris van S.M. Raede in Brabant » het hoog-, middel- en laaggerecht van Alsemberg en Rode voor 6000 gulden (verhef van 2-9-1649) en, op 8-9-1650, kocht hij het voorgoed tegen een opleg van 6.500 g. (brieven van 13-1-1651) (zie ook Brabantica IV, 1959, bl. 254). Albert was de zoon van Loclewijk van den Winckele, die in 1588 opgenomen werd in het geslacht van Koudenberg. Zijn huisvrouw was Maria Ie Paige, verwant met Simon. de Paige, in 1500 pastoor van Humelgem, met Antoon Ie Patge, archier van filips de Schone en van keizer Karel, met Jan 1e Paige, deurwaarder van de Raad van Brabant. (Intermédiaire, 1958, bl. 209). In 1658 ging Albert van de Winckele aanzienlijke geldleningen aan, nl. I 0.500 g. van Jeroom Le febure, lakenkoopman te Brussel; 20.000 g. van Jan Nauts, de latere heer van Alsemberg; 8.000 g. van ridder Hendrtk van Croonenberch, sekretaris van de r~aad van State. Zijn zoon, Jacob van den Winckele, licentiaat, werd vervolgens de heer van ons dorp, Rode en Linkebeek (verhef van 3-3-1671 ), wiens erfgenaam Frans AI hert v.d. W. (verJ1ef van 30-9-1680), het verkocht aan de sekretaris van de Raad van Barhant, Jan Nauts (verhef 16-3-1685 ). Veel van de Winckele's waren schepen van Brussel en reeds lang te Alsemberg thuis, want in 1468 werd de grootvader van Jan Alhert er in de kerk bijgezet (zie hoofdstuk In de kerk ·begraven}. Ook jan jozef van den Winckele werd in 1678 « hegraeven in den choor ».
62
In de tuin van de pastorij ligt een mooi gekapte steen met het wapen der van de Winckele's. Pastoor Bols kocht hem voor 20 F van Paesmans, waard van de afspanning De Ster. Die steen komt voort van de afbraak van het herenhuis op het Winderickxplein. · Op 1-8-1710 sloot gravin van Egmont, prinses van Arenberg, Vrouwe van Beersel, met de erfgenamen van Nauts een overeenkomst betreffende de rechtsmacht van onze drie dorpen. Over gans het grondgebied waar eerstgenoemde geen cijns lichtte, mocht de heer de boeten heffen. Daarentegen genoot de gravin de boeten en andere gerechtelijke, burgerlijke en strafrechtelijke zaken. Het recht van beleide in de drie dorpen en het recht bomen te planten langs de wegen werd de heer toegewezen terwijl, anderdeels, de gravin vrije toegang zou hebben tot de galg die zij in het Steenbos te Alsemberg had laten oprichten.
Vóór 1914. Het kruisje duidt de plaats van het herenkasteeltje aan. In het midden de vijver, die stilaan aan het toegroeien was. (Foto St. Vîctorsinstituut).
Uit onderstaande akte uit 1685 blijkt hoeveel verwarring er in de onderscheiden rechten en omschrijvingen toen bestond; «Gezien in sijne maj. Souv. Raede geordonneert in desen sijnen lande ende hertoghdomme van Brabant de requeste aldaer gepresenteert bij den secretaris Nauts, inhoudende dat hij met het lichten van S.M. zegele cooper gebleven zijnde van de heerel. van Ro, Alsenbergh ende Linckebeke, bevont datter onder deselve heerel. seer veel goederen \Vaeren gelegen die cheynsroerigh waeren onder vijf a ses verscheyde laethoven, sonder dat men seer dickwijfs coste weten waeronder d'een ofte dander behoorde gegoeyt te worden, sulcx dat de wettige passeringhen daer door niet alleen quaelijek en quaemen te geschieden, maar soo bevonden hun de conpers ende rentheffers verscheydentlijck bedrogen bij verswijginge van de proprietarissen ». Vermeldingen als : « den kercke van Als. te vooren van de erfgen. van der Haeghen oyer \Villem Hopsomer van een gel~egt ten Broecke niet v1nbaer » (A.P.). waren niet zeldzaam. 63
Jan-Baptist Nauts, zoon van Jan, liet de heerlijkheid over aan zijn broeder Eugeen Laureis (verhef van 28-6-1735), wiens goederen overgingen aan zijn neven en nichten en nl. aan Maria Barbara en Elisabeth de Tombeur (verhef van 15-9-1741 ). Maria Barbara de Tombeur, die aan de kerk 100 g. naliet voor een jaargetijde, alleen gebleven na de dood van haar zuster, (verhef van 1-12-1755), liet de heerlijkheid over aan baron de Provins (verhef van 18-1-1757). Bij testament van 1772, waarin ze verklaart te zijn « eenighsints sieckelijck naer den lichaeme door eene vercoutheyt, nochtans gaende ende staende, haer memorie, verstant ende sinnen machtigh wesende ende volcomentlijck gebruyckende »... doet ze een donatie « onder de levende ende met warmer handt » ... onder meer 1000 gulden aan de H. Geesttafel of huisarmen van Alsemberg, 1000 gulden aan die van Linkebeek en 1500 g. aan die v'an Rode, om te worden besteed aan de arme zieken, ook aan andere oude lieden en schamele armen, dfe zich kristelijk gedragen en hun beste hebben gedaan als zij konden om eerlijk hun kost te winnen ». Op haar begrafenis moest ook 3 sister koren te Alsemberg en te Linkebeek en 6 sister te Rode voor brood aan de armen uitgedeeld worden (A.P.). Vervolgens viel de heerlijkheid ten deel aan Maria Barbara Josepha de Man de Speelhoven (verhef van 26-4-:1775). Deze overleed 4-9-1796 ongehuwd te Brussel en werd te Alsemberg achter het koor vóór het kruis naast haar zuster Isabella begraven ( obiit Bruxella Domina Maria Barbara J osepha Oislena de Man toparcha nostra, quae et hic ejusdem mensis sepulta est in Als. post chorum ante crucifixurn ibidem expositum juxta sororem suam isabellam). De de Man's hadden een woning te Brussel « omtrent Ste Gudula ». juffrouw de Man had er haar intrek genomen sedert 1744. Dit bood bezwaren doordat ze al de kerkrekeningen bij zich hield. En zo valt het te begrijpen hoe archiefstukken weggeraken. Over de kerk van Alsemberg zijn slechts enkele zeldzame rekeningen bewaard gebleven. Juffrouw de Man had als erfgenamen, o.m. haar zuster IsabelJa Maria de Man, weduwe sedert 1775, van J.B. Rol. Karel, Jozef Gisleen Rol overleed op 17-6-1848 zonder rechtstreekse erfgenamen achter te laten. Op zijn mooie grafzerk in de Kapellekerk te Brussel staat : D.O.M. Christo sub cruce Iapso votivam pro sua suorum que felicitate tabulam offert Car. Jos. Ohisl. Rol ab Alsemberg obiit 17-6-1848 ». In het familiegraf te Alsemberg dat sedert lang verdwenen is, werd op 3-8-1792 bijgezet Maria Theresia Gislena T~ol. die op 1 dito te Leuven overleden was (Lovanii obiit et 3 Aug. hic in ~epultura toparcharum sepultus est prenobilis Domina /vtT.O. I~ol). De echtgenote van J.B. Rol, ook te Leuven overleden, werd eveneens te Alsemberg bijgezet
64
( 4-2-1796 sepultus est prenobilis domina Isabella Oislena De man que obiit Lovania uxor prenobilis Domini Rol). De heren of vrouwen van het dorp hadden hun plaats steeds in het koor ( sedet in sedilibus in choro), een voorrecht waarop zij verschrikkelijk gesteld waren.
Het herenkasteel Tot in 1877 stond op de hoek van de steenweg naar Rode e~ die naar Eigenbrakel, ter plaatse geheten « het Kasteeltje », later de Vismarkt en thans het Winderick:xplein een kasteeltje. Zoals blijkt uit een akte van 1649 werd het op~eric.ht door Karel, de vader van Jacques en Niklaas ~1ndehnckx : « compareerde Jacques Windelinckx, licentiaet 111 beyde rechten, met procuratie van Niclaes Windelinckx, raedt en assessor van de artillerie van Z.M., zijn broeder, tot het aangaan van een lening van 1200 g. tegen een rente van 75 Rg., bepal!d op een pachthof met sijne huysinge, schueren, sta1len afgebrande !zuyse van plaisantien, door wijlen des comparants vader opgebouwt, vijvers ende bijvank, s~~1en groo! 4 b. 73 r. tusschen sheeren straete gaende naer Ntjvele ». Hierop volgen nog 11 items goederen te Alsemberg en te Rode. De geldschieter was Sr. Peeter van der Vinnen, « coopman van scribanien ende andere rariteyten » te Brussel (G. 8286). Sander Pierron, a.w. Il; bi. 522, schrijft dat het kasteel zeer oud was ... en dat het lag op een zeer gevaarlijke plaats, ~en zeer blootgestelde plaats van het hertogdom. Toen het 111 1484 door de Vlaanderaars bedreigd werd, was de hoofdmeier van Rode verplicht het daartegen te beschutten en daartoe te Halle een dure troep soldaten te onderhouden. Tijdens de oorlog van 1488-89 werd het dorp door de soldaten bijna geheel verwoest. .. 'Pierron geeft daarvan geen enkele bron of bewijs en wat hij schrijft moet met het allergrootste voorbehoud gelezen worden. Was dit oud kasteel totaal verdwenen toen Karel Windelinckx er zijn speelhuis bouwde In elk geval, vóór 1391, toen Jan van Withem van de hertog van Brabant een eigen schepenbank en zeael bekwam voor de dorpen Rode, Dworp, Linkebeek, AI~emberg en Beersel, waren hier nooit dorpsheren geweest en derhalve ook geen herenwoning. Naar een akte (K.A. 19844) werden « ... den !zo11e ende vijvers ... paelende noordt de straete gaende van Als. naer Rode ... oost ende zuydt sijn selfs goedt ende west de straete naer Nijvel » in 1460 door de ketk van Als. voor 2 a. in erfpacht uitgegeven, aan wie is niet bekend. Een stuk b~emd boven de genoemde vijvers palende noord en oost aan het voorgaande. pand, zuid tegen de Kerkenbos (O.L.V.-Bos) en ~te Regendnes, west de gemelde straat naar Nijvel, werd ook m 1460 voor 18 st. te erve uitgegeven aé!n (tot nog toe niet
65
gevonden, staat er in de akte). · Dit stuk beemd was « te voorens, in 1425, te!l·behoev~ deser k~rcke opgedraeghen geweest door sekere JOuffrouw.e Cathelijne 's Jonekers dochter Arendts ende door Sr. Paulus de Scrapere, haeren man ». In verband met deze naam de Scrapere, in een akte uit 1134 is er sprake van een « terra arabilis Theodorico cognomento Scrapriae » (bouwland). · Het goed moet vereenzelvigd worden met den « hove te Alsenberge (Hof van Alsemberg) metten huyse schueren stallen daer op staende ende metten viver daer aen gelegen », dat in 1532 door de erfgenamen van Jan van Nieuwenbcven verkocht werd aan « Mijn heere Nicolaij » (K.A. 2326). Een van de erfgenamen van van der Ameyden was Igniatius. Lax, die het goed verkocht. Dit gaf aanleiding tot een gedtng met de H. Geesttafel van Alsemberg omdat de << eoeper niet hadde uytgestecken 8 viertel rocx, die onsen armen was pretenderende op het hof, soo is daerover groet proces geresen, hetwelcke onse armen toegewesen sijnde met de costen int jaer 1614, ende daer naer gheappeleert sijnde int Leenhof, alwaer hetselve is blijven hanghen tot ontrent 1645 als dan wederom hernoemen sijnde is daer over met den h. Lax... accoert gem a eekt, dat den armen van Als. voor het vs. 8 viertelen ende verloopen jaeren eens zouden treeken 403 guldens ». Deze overeenkomst werd door de bisschop goedgekeurd in 1654 (A.P.). Vorengenoemde beemd, in de 18de eeuw toebehorende aan J.B. van Hemelrijck, te voren aan zijn vader Kornelis, over « den capiteyn Nauts, over den heere secretaris Nauts, over de erfgenamen Winderlinckx, over den heere Nicolaus Nicolaij etc. » was gelegen rechtover de << vs. vijvers ende speelhuys van den heere paelende oost teghens het dweerstraetje komende van den Hollebarre na er de Rostraete ... zuydt teghens deselve Rostraete komende van Rode naer Als. ende west teghens den volgenden bempt ende noordt de Maelbeke ». Dit is dus de beemd die gelegen was tussen de huidige Dreef en de steenweg naar Rode. Deze beemd moest, volgens de akte << door de kercke tegen een cijns van 1 gulden uytgegeven ge\veest sijn aen (?) ... aengesien dien te voorens thaeren behoeve in eygendom is opgedraghen geweest door sekeren \VÏjlen Gherem t'Serranus sone Gherems volgens brief van de heerlijckheydt van Aa op St-Sebastiaensavondt 1419». In 1611 heette het trouwens het groot hof en in 1622 « het pachthof aldaer gelegen bij den vijver ende tot last van de erfgenaemen van Sr. Carel Winderlincx ». Onder die erfgenamen was er Niklaas, zoon van Karel en van MathiJdis Blijleven, in het geslacht van de Steenweghs opgenomen 13-6-1634. Hij was raadsheer der artillerie. Een van zijn zusters huwde met advokaat Filip de Greve, uit Alsemberg, en een andere~ l'v\aria Joanna, was gehuwd met Niklaas Sley66
pen, advokaat bij de Soevereine Raad van Brabant. Dezen bezaten op ten Broek, in 1648, 3 dw. bos «boven den meulen aldaer » tegen Zoniën (0. 343). In welk jaar bouwde Karel Windelinckx het speelhuis· weer op ? Dit is van belang, vermits in 1618 de testamentuitvoerders van jonkheer Arnout van der Ameyden « een pachthof metten huyssingen, schuere, stallen ende afgebrande huyse van plaisantie mette materialen ... groot met de vijvers, bogaerden, bempden, lande en bosschen 50 bunder » verkochten. Dat goed was belast met verschillende cijnzen en renten, o.m. aan de Kapellekerk van Brussel, wat een zwakke aanduiding is, dat deze hoeve die van de eerste stichting van dé kerk was. De verkoping had plaats in de Kamer van Ukkel. Op de 2de en 3de zitdag bood Filip van Wesembeke 2600 rg. met 36 hogen; op de 4de zitdag voegde Karel Winderlickx, die koper bleef, er nog 250 hogen bij. Bij testament van 1672 liet Maria Barbara de Tombeur aan haar zwager, Baron de Provins, «haar twee speelhuizen te Als. met de hoven, blokken land, weiden en vijvers, palende met drie zijden aan de straat, boven tegen de Kerkenbos en andere bossen (aan de huidige Bosstraat). Met een van beide speelhuizen bedoelt ze het kasteeltje op het Winderinckxplein. Waar het tweede speelhuis gelegen was, is ons een raadsel, dat we pogen op te lossen met te gissen dat dit het oude stenen huis is links in de Schoolstraat, op de hoek van de Gemeenveldweg. Op een schets van Everaert uit 1781 (R.A.B.) staat dit goed meer bijzonder aangeduid en heeft het een lusttuin. Het is nu nog een eigenaardig oud gebouw dat zeer waarschijnlijk uit de 16d.e eeuw dagtekent. Naar een nota van Pastoor Bols woonde er in de 18de eeuw een Baron van Aa. Het goed werd omstreeks 17 40 verkocht aan een inwoner van Alsemberg, vermoedelijk een Heymans. ln 1744 staat het goed beschreven als volgt : « paelende noort Oostwaerts tegens... de Hallestraete, suydt oost ende Suydtwaerts langs henen de Maelbeke ... alnaer het opstalleken met eenen hoeck over de selve beeke springht, ende welck opstalleken, seynde gemeynte, oost comt tegens de vs. straete, zuydt langhs henen het goedt van Roode Cloostere daer de Leugenbeke tusschen beyde loopt» (Familiepapieren Bergmans-Heymans). Het vorengenoemde kasteeltje op het Winderickxplein was eigenlijk niet veel meer dan een groot huis met wat bijgebouwen, uit zeer uiteenlopende tijdperken, en alleen het feit dat het aan twee kanten in het water stond gaf het een zekere stempel. De bezitters ervan hebben het trouwens nooit anders geheten dan een « speelhuis », een villa, zouden we nu zeggen. De Alsembergenaars heetten het nochtans «het Kasteeltje » en het pleintje ervoren « aan het kasteeltje », tot67
I.
dat een inwoner aldaar, Cesar Van Oppens, die een spuiter was, het omdoopte tot << Vismarkt », zoals de naam nu nog in de volksmond luidt. De reden van die nieuwe benaming was dat het een verzamelplaats was van al de vrouwen van de buurt, die er hun water kwamen halen, hun was en hun groenten spoelen. Een van de bekendste klappeien was in die tijd Marie Donderdag die het zo ver dreef dat, wanneer ze een vrouw aan het water zag, dadelijk haar twee emmers opnam en ze zelfs uitgoot indien ze gevuld waren, om toch maar de gelegenheid te hebben naar de bron te << trippelen ». Marie had een spraakgebrek : ze kon de letter t niet uitsprel<:en. Daarom werd ze in de wandeling ook « Marie Kwieen-Kwinkig » geheten. De tamelijk grote vijver achter het kasteel bestond omstreeks 1900 nog ten dele. Een groot gedeelte van de bouwstoffen, na de afbraak in 1877, diende om op de hoek van de beek en de Schoolstraat een huis met winkel en herberg, op te trekken met uithangbord « In het Kasteel », om te herinneren aan het huis op het Winderickxplein. Inmiddels werd ook dit huis ge::;loopt tot verbreding van de Schoolstraat en tot aanleg van de omleiding van de steenweg naar Brussel. Toen na 1919 op de plaats van het oud kasteeltje huizen gebouwd werden en het pleintje met het~ oog op het druk rijverkeer aldaar werd aangelegd, kwamen funderingen van het oude herenhuis bloot. Toen het herenhuis op het Winderickxplein in 1877 afgebroken werd was het eigendom van de familie de Rol-de Man, later van een heer Coomans, en werd het meer dan twintig jaaJi lang alS' pachthof verhuurd. Er bestaat slechts één afbeelding van, nl. een gekleurde lavistekening uit 1735, van de hand van F.I. de Rons, Brussel + 1780, bewaard in het Prentenkabinet van de Koninklijke Bibliotheek te BrusseL Het is een gekleurde potloodtekening met weinig kunstwaarde maar waardevol als dokumentatie. Het gebouw is met water omringd. Een houten voetbrug loopt naar een toegangspoortje. Het brugje steunt op twee rijen palen en eindigt aan de straat op een soort van poortje van latwerk. De gebouwen vormen een vierhoek. Gelijklopend met de weg bemerkt men twee gebouwen met gotiek-renaissance gevels, waarin een ingangsdeur. Die gevels worden doorgetrokken op een lagere vleugel met een onregelmatige rij vensters. Daarhoven ziet men hoge muren die uit de grachten oprijzen en waar andere met stro gedekte gehouwen tegl·n aanleunen. Alles is beheerst door de woning, waar men op de tweede verdieping vensteropeningen met vensterbomen ziet onder de kornis van een hnog dak met één enkel dakvem;ter fttsst•n twee gevels. AI deze gebouwen zijn van haksteen
met w.itte hoekstenen.
De schepenbank Het plaatselijk bestuur bestond vroeger uit een schepen·bank, die een of meer dorpen omvatte, en onder een grondheer stond. Die bank was samengesteld uit een meier, een aantal schepenen, een griffier en een officier. Volgens Pü·enne (1. bi. 32) zijn de «Nederlanden de streek waar een der gewichtigste hervormingen van Karel de Grote, de vervanging van de vergadering der vrije mannen van het honderdschap en der gerechtelijke gedingen door schepenen, het diepst wortel schoot. Tot het einde van de 18de eeuw bleef het schependom de meest kenschetsende en meest nationale vierschaar in onze gewesten ». Aangaande de bevoegdheid der schepenbanken moet opgemerkt worden dat men in de middeleeuwen drie soorten van jurisdicties kent, en wel hoog-, middel- en laaggerecht naar gelang van de rechten waarover de heer beschikte. Hooggerecht gaf de bevoegdheid te oordelen over « swaer hooftmisdaden, waer lijf ofte let aencleeft », waarop de doodstraf stond, zoals moord, brandstichting, verbeurdverklaring, lichamelijke straffen. Middelgerecht kon slechts tot boeten veroordelen, terwijl lage rechtspraak uitspraak deed over lichte beledigingen, over schade aangericht door dieren, en andere met boete strafbare feiten. De « costuymen rechten van Rode, Halssenberghe ende Leeuwe » (St Pieter) waren hier van kracht. De tekst ervan komt voor in « Coutumes du Pays et Duché de Brabant. Quartier de Bruxelles », Tome 2e, par Constant Casier, 1873. Alle jaren hielden de schepenbanken een gouwdag, voorgezeten door de hoofdmeier, « goudagen die men altoes van oude tijden heeft plegen te doene », schrijft hoofdmeier Filips sPapen in 1457. Te Alsemberg werd die dag gehouden «den goensdach na Baessdach » (Pasen). Te Rode « den goudagh die is alto es des goensdachs na beloken Paesche... alsoe gewoon1ic ». Met « den scepen van den baneken van Rode ende Watermale » gaf de hoofdmeier << eene maeltijt op eiken van die goudagen »... (R.K. 12775). In de mees.te dorpen vergaderden de schepenen in een bijkamer van de ene of de andere herberg. Te Alsemberg hadden ze van ouds een schepenhuis, het Hooghuis geheten en gelegen op « eene erfve daer een huys op te staene pi ach geheeten het Hoechhuys ... opt oft a ent kerckhof ... a en tcuerengoet, de goederen het Hemelrijck » ( G. 325), « een huys geh. thoochuys tot Hals ... met een zijde acn het kerckhof... a en 1\1erten de Verwerc... het Curcngoet... en het Careelgt~Icghe » ( G. 1573), eigendom van de kerk. jan van \Vithcm verkocht het op 27-10-1580 aan Thomas van Orasdort zoon van Hendrik. In 1()69 bestond het niet meer. Een akte beschrijft het pand als volgt : « een erfve daer l'en huys op te staen plach geh. lu~t Hoechhuys gelegen
opt oft a ent kerckhof... tcuerengoet... de schutterije goederen ... de goederen geh. Hemelrijck ... >> (0.). Volgens een akte, verleden v6ór notaris J. de Smeth in 1651, werd het gele ge geh. het Hooghuys, palende aan het kerkhof, het Curengoed, de Schutterije en het Hemelrijk, toen aan de kerk geschonken door Maria Katarina van Grasdorf huisvrouw van Frans de Leener (A.P.). De oudste vermelding van het Hooghuis dagtekent uit 1450, dat een tijd aan de kerk moet toebehoord hebben nadat « dito hooghuys ende grondt verlaeten ... of laeten ligghen >> was. Naderhand hadden de heren van Beersel het opgeëist, wat de kerk toen als usurpatie had beschouwd. Sander 'Pierron, a.w. II, 522, verwart het Hooghuis met het kasteeltje dat op het Winderickxplein stond en in 1877 afgebroken werd. Het is niet mogelijk de ligging van het Hooghuis nauwkeurig te bepalen. Het moet ergens gestaan hebben tussen de grote en de kleine kerktrap, boven de pastorijtuin. In 1854 werd het afgebroken omdat het bouwvallig was, schrijft de Buck (bl. 13). Is dit wel juist ? We hebben hiervoren immers gezien dat het in 1669 reeds verdwenen was ... Later vergaderden de schepenen gewoonlijk in een herberg in het dorp. Zo zien we hen in 1659 zitting houden ten huize van Frans de Wandeleer, in 1783 bij Jan Remi van Cauwelaert « in de herberge de Drij Coningen », in 1786 bij Jakobus van Rossum « in de Swaen », in 1795 bij Ouilliam Houwaert. Doordat de meeste mensen niet konden lezen werden al de kennisgevingen van de schepenen afgelezen aan de kerkdeur zondags na de missen, zoals bv. in 177 4 : << afgelesen ende ge publiceert geweest sijnde door den officier ... na er de hooghmis, het volck aldaer meest vergaedert sijnde » ... (0. 9755). Daar de hoogmeier te Brussel woonde moesten onze bestuurders nogal dikwijls eens naar de stad « vaceeren ». In 1681 vergaderden ze << In de drije Coninghen », op de Anderlechtsesteenweg; in 1736 «In het parlement van Ingelant », in de Beenhouwersstraat « voor desen « de koninginne van Sweden »; « In de Croone » op de Vismarkt; « in den Rooden Leeuw op den Platten Steen bij van der Veken »; « In den Ronden Leeuw in het Lollepotstraetken », of te Ukkel in de « Sirooppot ». In de loop der tijden ondergingen gebied en bevoegdheid van de schepenbank nogal wijzigingen. Tot 1391 was de grondheer de h~rtog van Brabant. We hebhen gezien dat in genoemd jaar jan van Withem van Beersel vergunning ver... krt_\eg om te Alsemberg, Rode, Dworp, Linkeheek en Beersel een schepenbank op te richten. -
70
Aan de hand van de registers die bewaard gebleven zijn, en waarvan het oudste, een fragment met akten tussen februari 1479 en 31 mei 1483, en één de akten bevat van 25-11-1529 tot 22-12-1540, kunnen die wijzigingen nagegaan worden. In voormeld fragment staan akten verleden v6ór meiers en erflaten van het Iaàthof dat het kapittel van St. Vincentius te Zinnik alhier bezat : « Dat com·en sijn voer ons Andryaen gelleeten Malijc als meyere, Her Floreis van den Hauwe, priester, Jacob Buys, Claes Malijc,- ende Vrancke de Visschere als láte der erwerdige Heeren van den capittelen van Sint Vincents te Senneke » ... Die akten betreffen de families Uter Heele, Impens, van Wilde, van Anijn, Buyselaert, Boems, Mons, Lauwereys, van Coudenbergh, Ser Huygs, Mosselman, van der Bruggen, de Clerck. Ook akten van het cijnshof van ridder Robert Coutereels : « Dat comen sijn voere ons Goessen W eyns als meyere, Jan Proenen, Jan geheeten Loock, Jan geheeten Swaluwe ende Jan geh. Mosselman, als late heeren Robbreellts Coutereelis riddere »... De reden van het verschijnen vóór de schepenbank bestond in het feit dat « de selve laten negeenen gemeynen segel en hebben, noch oick gewoenlic en sijn dit of dese gelijcker saken te besegel en ... ende men der waerheyt in allen rechtverdigen saken sculdich is getuyge te geven soe hebben wij ter vriendelijcker beede ende ernstige versucke der meergenoemde late, dese letteren besegelt met onsen gemeynen segel ». Verder nog akten van O.L.V. van Kamerijk : «Dat voere Janne Buyselaert als meyer, Janne Peronen, Janne Boels geheten Coeman ende Janne Beeckman als late der Eerw. Heeren van der Collegien ende Capitelen van O.L.V. van Camerijcke van hu eren hove te Sollenberge (Huizingen) ... co men sijn » ... Ook nog : «Dat comen sijn voere ons Heyndrick van Overlies als meyere, Jan Cleeren, Jan Mosselman, Jan Scape ende Laurens Mosselman als late jouffr. Magdalena tSerraerts ende Philips sPapen huers man» ... ; «Dat commen sijn voere ons Gielis Rape als meyere, Jan de Beckere, Wil1em Mosselman ende jan Swaluwe als late Jouffr. Katelijnen van Dijoen weduwe wil en Jans van Zelleke » ... ; «Dat co men sijn voere ons Jan Peronen als meyer, Willem Mosselman, Ouillian1 Mosselman, Lauwereys Mosselman ende Luyck Cleeren, als late mensheeren Karels de Oroete » •.. ; Dat co men sijn voer ons Joly geheten Lissen als rneyere, Jouffr. Kathelijne Hertenrijcx van de smaele cheinse van Droegenbossche ende Jan geh. Buyck als meyere Henricx van Orimherghen, Jan Loock, Peter van den Steene, Rombaut van den Bloke, Jan van der Straten, Henriek Heylen ende lngel Perneele als late der vgn. jouffr. Kathelijne Hertenrijcx ende henriek van Grimberghen ». · In het register van 1529 tot 1540 werden al de akten tevens geregistreerd met de tussenkomst van de schepenen van Alsemberg en Rode en die van de ontvanger der Tolkamer 71
te Brussel « Dat commen es voeren ons ende den rentmeester ons gen. heren des keysers in zijnre Tolcameren tot Brussele » ... De meier en de erflaten van het cijnshof van het kapittel van O.L.V. van Kamerijk moesten hun akten door de schepenen van Als. laten registreren = « Dat commen sijn voeren ons in properen persoene Henric van den Gate, als meyer; Robbrechts Windericx, Joos Boels, Matheus Speckaert, ende Gabriel de Nayere, als laten der Capitulen van O.L.V. van Camerijck »... In voormeld register komt op de datum van 10-6-1530 een akte voor ten gunste van « Joannes Tenneer zoene Jacops diemen heet Teneer ». Hij was verwant met schilder Teniers. Men treft er akten in aan van de heer van Huizingen ; « Dat commen zijn voer ons in propren persoenen Willem Cooman als meyer, Willem de Coeninck, Roeland Coernan, Jan van Boeghem ende Jan van Eenhuyse, als laten Heeren ende Meesteren Peeteren Boisot, Raidt ons genedichs Heeren des Keysers, ende Meester van zijnen Rekencameren ... van zijnen heerlijckheit ende Laethove ter Borcht te Huyssinghen »... De aanhef van een akte dd. 15-3-1531 luidt als volgt : « Allen den ghenen die dese Jettren sullen sien oft hooren lesen, saluyt. Wij schepenen ons genedichs Heeren des Keysers in zijm·e genaden banck van Halsenberge ende Rode »... En nog akten verleden vóór het cijnshof van Jan Mayeur, secretaris van de Raad van Brabant, te Linkebeek en omstreken : «Dat commen zijn voeren ons Thierion Bouly als meyer, Claes Hoffman, Henriek van den Dijcke, ende Henriek Camrnaert, vervangende hier inne Janne Charis, als laten meesteren Jans Mayeurs, secretaris onzes genedichs heeren Keysers in zijnen Raide geordineert in Brabant van zijnen laethove tot Linkebeke ende dairomtrent » ... Van 10-12-1626 af worden de akten opgemaakt met de tussenkomst van de hoofdmeier van Rode = « Wij ... schepenen der Banck van Ais. ende Rode doen te weten ... dat. .. voer ons ende voer joncker Laureys van Ohindertalen hoochmeyer van Rode co men is ... van wegen zijne maj. als Hertogc van Brabant heere van den gronde » ... Van 1698 tot 1710 luidt de aanhef van de akten : « .•. schepenen vrouwe joanna Usselincx, weduwe wijlen den heere Secretaris Nauts, vrou\ve van Rode, Als. ende Linckenbeeck van de selve haerder bancke ende heerlijckheden »... Van 1710 af : « Wij schepenen heer ende meester J.B. Nauts, heere der prochien van Roo, Linckebecke enz. advocaet van den souvereynen raede van Brabant. .. » en van 1711 af: Wij schepenen Heer ende 1\1eester Egidius Franciscus Usselincx) licentiaet in heyde de rcclltt'tl, heen; der prochic van Als. enz. advocaet van S.At souvercynen f~ade van Brabant» ... Er komen akten onder meer in voor voor A1r J.B. Theys, licentiaat in de n'thten. herkomstig van het Hof Terkluizen; Thomas Ver-
72
schueren, pastoor van Linkebeek; Bernard Hublou, geboren te Rode en wonende te ·Maastricht. In de hierna opgenomen akte uit 1557 wordt door het Leenhof van Brabant het loon van de schepenen· en van de klerk van de schepenbank van Alsemberg en Rode vastgesteld. « Acte ende ordonnancie daer mede zekere sa1arysen zijn geerdineert geweest. Alsoe opten XIIIn dach van Julio int jaer ons heeren 1556 van wegen der scepenen ende .clerck der banck van Alsenberg.~ ende Rode immediate resorterende 111 den Leenhove van Brabant biJ zekere hu~re supplicatie waere den stadtboudere ende mannen van Ieene van Brabant te kennen gegeven geweest; hoe al waert soe, dat, nae recht ende equiteyt, nyemant en behoirde offi.cie oft dienst te bedienen tot zijnen coste oft bescadicheyt, zunderhnge als men. ~ot eenige officie oft dienst met rechte mach bedwongen ~orden, geitJek die vscr. scepenen als inwoenders ende geguede onder dte vscr. bancke; Ingevalle van weygeringe bij den hoogh meyer van Rode totten vscr. scepenschape bij executie oft arreste van heuren goeden worden bedwongen; 'soe waere nochtans warachtich dat de vs~r. scepenen (daer af de drije iegewoirde1ijck woenende waeren bmnen cleser stadt van Bruessele die een tot Halle, een tot Droogenbossche, een onder Rode, ende e~n alleenlijck tot Halzenb~rge, daer men gemeynelijck het gerechte houdt, worden daer den dtenst van haeren scependome grootelick beschadigt, want zij .de genechte,n tot A1senberge moeten volgen, latende hen eygen nennge, hantermge, l.abuer ende andere nootelijcke affairen, sender dat zij voer hen vacatten schaden ende verleth van dyen daghe yet zekers hebben; maer zoe wanneer op alsulcke genecht dagen gebuert dat eenige guedingen worden gepasseert, dat zeer selden is te doene, mits den m~!lichfuldigen laethoven liggende onder de vscr. banck, soe hebben ZIJ onder hen allen daer af 7 stuvers; ende al st gebuert dat eenige borchtoch~. wordt gepasseert, zoe hebben zij voere hen allen 2 stuvers. Daer ZIJ .n~ch tans diewils van thien uren des voorneens tot 2 u. nae den noen sttten al eert genechte wordt geabsolveert, soe dat die ghenen .~an de vscr. secpenen die tot Brussel woenen, houdende daer nae maelitJt tot h~teren eygenen cost, diewils nyet en cunnen in tijts gescheyden om btnnen Bruessel te geraken· ende want de vscr. scepenen ende hun clerck tot noch toe hebben' geweest ende noch zijn in different aengaende het regelen van den contracten van erfgoeden, renten, lothingen oft andere dyer g~lijcke brieven uyt dyen de vs~r. s.~epenen segghen hen van den penmngen daer af commende, che ZIJ seggen te moeten taxeren te competeren deen helft; daer teghen de vscr. cle~~k zeyde dat sij voere zijn registreren, grosseren, leveren van franctJne '!mie wasse totten zegelen behoirt.. te !lebben~, nae de. gr.oote van elc·ke~ brieve te wetene van elcker ZlJde mt regtster behotrliJck gepasseert, ö stuvers; ende dat hij zoude gestaen, mits gevende den vscr. scepenen voer elcken zegel 4 st. ge1îjck diver~e andere baneken tselve doen ende observeren waermède de secpenen nyet en willen te vreden zijn, allegerende dat zij anders. eg heen vervallen en hchben; .~oe gehuen~e diewils dat die scepenen mrsake nemen om achter te bliJven ende dte genechten nyet en volgen, ende die brieven V<!n den contraden nyet en willen zegelen, tot grooten .~L"hterdeele, verdnete. ende schade vat}. t!en partijen; ende noch meer ZIJn soude en word~ hter op nyet .l!ehmrltck versien. Verstteekende dacromme de supplmntcn dat mtJOC vsrr. heercn die stadthoudere ende mannen van Leene van Brabant, gelieven 'wouden hen te verleen en acte, hij de wekker den sc~penen worde gep<.•rmitteert. van ekker nyem'>·er snken . (dyer somttJts op een en genechtdadt moe.gen commen een twe.~, vter oft sesse. ende soent\vijlt•n meer ende mm, hm eoste vnn ongehjrk van den aenleggere te ontfangene eenen halven stuver, tot dycn oyc:k ecnen stuver vnn ekken getuygc hij hen in sake van partije te hehoercne, te hetalene
bij de partije die de selve getuygen zouden produceren oft doen verhoeren; oft anderssins elcken van den vscr. scepenen alle genecht daghen comparerende, te ordineren eenige redelijcke hofcosten oft costen van den daghe, gelijck dat in andere baneken daer omtrent liggende wordt geuseert, ten coste van alle den partijen int gemeyne, te wetene van twe oude groote, doende elcken ouden grooten I 1/2 stuver 20 mijten voer elcken scepene; hier en boven den vscr. scepenen te _ordineren zekeren salarys dien zij, boven huer overstaen, van der guedingen van elcken zegel hebben zouden. Ende van geJijeken den clerck alsukken loon ende salarys als den zeiven mijnen heeren zouden bevinden te staene, tot het minuteren, prothocolleren, grosseren ende voere het leveren van den franchijne ende wasse van alle scepene brieven, dwelck de vscr. clerck tot zijnen coste alleene doende waere. Welcke requeste in den vscr. Leenhove gesien sijnde, waere geordineert geweest dat men dezelve zoude besloten verseynden heren Maximiliane van Witham heere van Beerssele, overkerckmeesteren van Alsenberge, ten eynde dat hij de zelve zoude wel ende int lange oversien ende visiteren, bij ende. tot hem geroepen die andere kerckmeesteren, heylighgeestmeesteren van Halsenberghe ende Rode, ende tot dyen eenige van den besten andersaten ende geguede, egheene scepenen zijnde der setver prochien. Ende den setven heere van Beerssele mits geordineert dat hij hem soude op d'inhouden der setver supplicatien, informeren; Ende dat gedaen, de zelve informatie mitsgaders zijnen advyse den vscr. mijnen heere den stadtiloudere ende mannen van Leene van Brabant wederomroe besloten overseynden, om die bij· hen gesien op deselve supplicatie gedaen ende geordineert te worden, als nae redene ende gelegentheyt van der sa ken behoeren zoude; dwelck alsoe hij oft van wegen des vscr. heeren van Beersele gedaen waere geweest. Ende nae dyen tselve al bij mijne vscr. heeren die stadthoudere ende mannen van Leene van Brabant wel ende int lange oversien ende gevisiteert waere geweest ende bij hen op al wel ende rijpelijk geleth, hadden de vscr. stadthoudere ende mannen van Leene van Brabant, als kost der vscr. baneken van Alsenberge, geordineert ende ordineren bij desen de pointen ende artiettien hier nae volghende; nae de welcke de vscr. scepenen ende clerck van Halsenberghe ende huere nacomelingen hen schuldich zullen zijn van voirtaen te reguleren, te weten : In den iersten dat die vscr. scepenen van Alsenberge, van elcker nyeuwer saken die aldaar gepresenteert sal worden, sullen hebben ende moegen nemen ende bij den aenleggere doen betalen eenen halven stuver; ende als daer meer aenleggers zijn eenen stuver. Ende van elcken getuyge te verhoeren ende t' examineren eenen stuver. Item dat de scepenen van Alsenberghe van nu voirtaen sullen oyck moegen nemen, voere 't recht van hueren zegele, van elcken brieve die aldaer bezegelt sal worden, viere stuvers. Ende sal de vscr. scepenen ende clerck van nu voirtaene voere het minuteren, prothocolleren, grosseren ende voer het leveren van den franchijne ende wasse van alle scepene brieven zal voere zijnen toen moegen nemen van eleke ziide cernpres gescreven, te wetene 24 regulen op een ziide ende lB sillahen in elcken regule, viere stuvers ende van elcker halfve zijde nae advenant. » Gedaen ende soe rreordineert in der stadt van Bruessele op h~n XXIX-en dach van Decembri int jaer 1557, nae costume van ~cri.Jvcn, in den hove van Brabant daer bii waeren als mannen van Leene met meester Peeter van \Vailhem, Raidt ordinarys in den Raide, gcordineerdt inne Brabant als stadhoeder van den Leene van Brabant. meester Tenmimus van Hamme (een Iernnimus van Hamme was in 1572-1575 klerk van de bank van St. Pièters-Leeuw en tater « commies van den tre~·mricr generaal van der oirlogen Dieriek van der Becken zie Fiskaal Officie, nr. 550). ende meester Pranchois Hirwkaert. oyck Raiden in den vscr. Raide, Meesteren Oeeraert Casens, Huvhrecht van der Meeren, Giclis van Brouckem, Franchois Glammans. 1\ndries van \Vezemheke, Mathits Fahri. \V1Uem van der Raghen ende llcndrick Loots, alle licentiaten in de rechten ~.
74
In de 17de eeuw moesten de schepenen de volgende eed in handen van de heer van Beersel afleggen : « lek gelove sekere ende swere dat ick mijn heere van Beerssele goet ende getrouwe sal sijn ende den meyer altijts gereedt sijne bij daeghe ende bij nachte om die keuren ende breucken getrouwelijek over te draeghen ende die gehele gemeynte van Beerssele ende Rode etc. soo bosch, conijnen, coren te velde staende wel ende getrouwelijek te bewaeren ende soo geloeve ick noch den vs. gemeynten soo wel van buyten als van binnen nyet meer af te nemen dan mijn rechtveerdigen loon daertoe staende ende allen tgene ick hier gelooft ende gesworen hebbe dat sal ick houden soo moet mij Godt heulpen ende alle Godt lieve heylighe et facta est et stipulatio » (2-10-1645) (0. 325). In lo7 4 en 1675 werd namens de schepenbank « gelevert voor eenen goeden vriendt bij vereeringhe (als geschenk) een veertel Roomsche boonen », in de uitgaven in rekening gebracht «volgens de merckt van alsdoen » (0. 8380). Zoals men ziet waren er toen ook al vriendendienstjes ... Meier of schepenen zijn betekende eer en macht, maar ook een last. Evenmia als thans konden ze iedereen tevreden stellen en werden ze aangevallen. Gewoonlijk bleven ze echter de sterksten en viel het voor de aanvaller slecht uit. In 1413 werd Aernde (Arnout) Reyndelkalf verwezen tot een reis naar Parijs ter ere van een schepen « die hij qualee toe gesproken hadde, soo was hem eenen wech gheset te doen tot Parijs den scepen t'eren die hi dede ende den here te gheven te beternissen (ter vergoeding) 6 stuvers » (RK. 12775). In 1516 werd Guerick van der Schueren met 3 blauwe kronen beboet « van dat hij geweigert hadde te betaelen den schepenen brieven van Alzenberghe » (R.K. 12776). In 1520 werd een « Willeken de Ketelere » gestraft « van dat hij den meyere van Alsenberge te nae gesproken had de » ... en « Henricke de Sayelere van Beerssele » met 4 rg. omdat hij « de weth te nae gesproken hadde tot Alzenberge seggende dat zij die laetrolle qualic gemaikt hadden » (R.K. 1277677). In 1540 was « Goevaert Boen alias de Keutel ... droncken cmnmen ten huyse van desen meyer aldaer hij als noenens gegeten hadde met meer geselschap als joncker Kuichoven, joncker Lyoen de Ia Motte, ende quam den meyer siderunt opendoen ende ... gewacht cmnmende buyten sonder gevaer, heeft Goevaert den meyer met messe ende spriete twee nestelgaten in sijn eausens afgesneden ». Maar de meier liet zich toch niet doen; <<hij moes te hem int waeter stoot en » ••. (R.K. 12777). Datzelfde jaar ook had jan van den Driessche « geseyt dat de secpenen van Roode ende Alsenberge een valsch oft quaet vonnis gegeven hadden ». Boven « zekere eerlijcke betcrnisse die hij daeromme hadde moeten doen », werd hij hehoet met 5 st. groot. 75
In 1654 spande meier Jan de Doncker een geding:_ in tegen Jan Rombouts, die de « weth deser bancke grooteltJCX hadde geinjurieert seggende deselve ·te we sen een en deel dieven, met andere soadanig grove injurien » (G .. ~326). We zouden niet durven zeggen dat Rombouts ongehjk had. Er waren nog andere, gegronde klachten tegen hem (C.T. en J.G. Gesch. van Linkebeek, bi. 112).
De tneiers Een meier was de vertegenwoordiger van de heer en van · de hertogelijke macht. 111 het begin was hij allee!~ belast met het innen van de cijnzen. Gaandeweg bretdde ZIJn bevoegdheid zich uit •tot de zorg voor rust en vrede, het toezicht op het onderhoud van wegen, afsluitingen en grachten, de bewaking van de veldvruchten, het bezichtigen van de plaatsgesteldheid bij erfenis, het toezicht op de H. Geesttafel en de kerkfabriek, de aanwijzing van voogden, het toezicht op de openbare verkopingen en boedelbeschrijvingen, de uitoefenina van het gerecht (onderzoek, aanhoren van klachten, opr~epen van getuigen, aanhouding, voorzitten van de schepengenechten, de inning van de beden (belastingen) ten bate van de landsoverheid, het vervolgen van nalatige belastingplichtigen ... Zijn taak was bijgevolg belangrijker dan die van onze huidige dorpshoofden, de burgemeesters, ~lthans tot in het begin van deze eeuw. De bestuurseenhe1d was vroe(rer anderdeels niet het dorp of de gemeente zoals thans, maa~ de schepenbank, die in de meeste gevallen uit verscheidene dorpen bestond. Tot bij de grondige omwerking van het bestuursstelsel gedurende de Franse overheersing waren de n1eiers de hoogste plaatselijke ambtenaren. Evenals de huidige burgemeesters waren zij de vertegenwoordigers van het centraal bestuur, doch hun bevoegdheden waren zeer verschillend. Alzo was de meier niet alleen een bestuursambtenaat, maar ook politiecommissaris, vrederechter en nog wat. Hij was de plaatsvervanger van de landheer en had dezes rechten te handhaven, alsmede zijn verplichtingen tegenover de bevolking te vervullen. Het spreekt van zelf dat de landheer zijn meier naar goeddunken kon aanstellen en afzetten (Dr. J. Lindemans, E.S.B., hl. 33). Dit gold natuurlijk ook voor de schepenen. In 1630 <~ heeft die hoochmeyer van sConincx wege bedanckt heer ende mr. Loys van den \Vinckele van sijnen dienst als schepene deser hancke gedaen, ende hent van sijnen eed ontslae<ren. Ende voorts in sijne plaetse aengenomen als schepene heeF ende mr Jan van den Winckle sijnen sone, hehben~le in h;mden des vs. hoochmeyers alson gedaen den hehmrlijcken eedt van getrouwichheyt » (0. 8326). .. In tijd van oorlog hadden meier en schepenen natuurhjk vel'! I.~st. Spn:kende over meiers en schepenen van omstreeks
1200, schrijft A. Wauters in zijn werk« Les Libettés communales >>, dat zij verplicht waren « d'entretenir un valet et d'avoir toujours un cheval sellé, afin d'être prêts à se rendre sans aucun retard partout oll les appelaien t les devoirs de leur charge ». In de 16de eeuw was dit ook het geval met onze meier (1515), waar hij aanstipt «dat aen de meyer die int aencomen van zijnder officien onse genedigen heeren moes te leen en om hu er groote affait·en te hulpe dragen ... maer om hem van noode was te vercaopen van zijnen renten dweJck hem commen es tot zijnder grooten verderfelicke scaden aengesien daer hij luttel ofte gheen proffijt gehadt en heeft mits dien dat die wijle hij die officie bedient heeft gherigeert heeft die oirloge ende dat dagelijcx in den dorpen quamen logeren die lude van oirlogen ende andere daer doere passerende teerenden den lucten hun goet af zonder betalen, ende oic datter een wijde ende breede officie es daermen wel soude behoeven te houden twee oft drije peerden, alsoe heischt hier die meyer mits den reden voirs. ende in vergeldinghe van zijnen arbeite ende dat hij die goede lude bijeen gehouden heeft tot zijnen grooten coste ende laste geBjek iegelijcken dat kenlic mach wezen »... (R.K. 12776). De oudstbekende meier is Jan van Linckebeke, die in 1471 (R.K. 12546) tot een lichte boete veroordeeld we~d << overmielts de sympelheyt van de saken >>. Jan Merfens 1s meier in 1481. Martinus de Verwere, Thomas van Grasdorf, zoon van Hendrik, tot in 1495. Meier Evert van Lantwerp verschijnt in een akte van 12-10-1516 van dat jaar namens Filip van Boergondië-Herlaer, zoon van Jan en van Joanna van Hoerne, en namens Carel, broeder van Filip en Godeverd van Boergondië-Herlaer, broeder van FiJip en van Karel; ten vierde van Margriet van Boergondië-Her]aer gehuwd met Jacob van Gheette, allen erfgenamen van wijlen Elisabeth van Boergondië en van Anthonis Thoenis (G. 9638). Pieter van der Haegen was meier van 1595 tot 1635. Zijn vrouw heette Antoinette de Sainct Victores. Hij was pachter op het hof ter Hagen, dat naar hem geheten was. ( « Peeter van der Haeghen in sijnen leven meyer van Ha1senbergh... een bunder tegen thof ter Haeghen » ... ). Hij stichtte een jaargetijde bezet op 3 1/2 bunder land op de Wolfpoort (P.). Als plaatsvervangend meier traden in 1575 op Vroen van der Leene en Jan van Beeringen, en Mathijs Morîssens, in 1582 jan van der Haghen; in 1607 Frans van den Bossche en in 1609 Hendrik van den Dale. Op 23-8-1635 deed Jan Loock sonc Jans « eedt van getrouwichheyt als Beutenant (plaatsvervanger) ende onderineyere van Rode, Als. ende Linckeheke in handen van Jon ... cker Laureys van Gindertaelen van hem wel ende getrouwelick te quyten int heûienen van deselve officie. achtervolgende sijne commissie» ... (0. 8284).
Jan de Doncker was meier in 1644 (anno 1654 is gestorven jouffr. Barbara Serots huysvr. van Sr. de Doncker meyer van Alsenbergh, Rode ende Linckenbeke ende begraeven in choor). Jan de Doncker was natuurlijk ook meier van Beersel en Linkebeek. Hij woonde te Alsemberg. Op 4-8-1653 werd alhier zijn zoon Theodoor geboren (A.G.). In 1615 was Jan de Kegel meier. Dat jaar verkocht hij een huys ende hove gestaen op den Savele binnen Brussel in de straet gaende van O.L.V. opte Savele naer het Ruysbroeck gelegen in de nieuwstraete aldaer breedt .voor ende achter 24 voeten » ... Gabriel de Ridder in 1655. Roeland van der Eycken meier van 1660 tot 1674, overleed in 1692 ( obiit Rolando van der Eycken ... 70 annis sepultus ante chorum templo == begraven vóór het koor in de kerk). Hij stichtte een jaargetijde. Pieter van Lier, overleden in 1703 en in de kerk begraven. J.B. van de Velde, 1703-1716. Judocus Laurentius van Overstraeten, meier in 1724, overleden in mei 1742. Zijn vrouw, Joanna van Boixsel, was reeds in 1728 overleden en werd in de kerk begraven. Hij bezat alhier drie dagwand land (G. 8382). Hij woonde te Brussel. Filip van Herzele, in 1740. J.B. van den Elsken, gehuwd met Isabella Josina van Herzele. Hij was de vader van Jan Jozef van den Elsken, priester. Zie Hoofdstuk Priesters uit de parochie. Ten slotte, de laatste meiers van het oud regime, F.J. van den Elsken, 1788 en L.J. van den Elsken, 1794.
De schepenen Van de 16de eeuw af zijn veel namen van schepenen bekend. Hierbij moet echter niet over het hoofd gezien worden dat er daaronder wel kunnen voorkomen die uit de andere dorpen van de schepenbank zijn. In 1422 vindt men vermeld Claes de Troyere en Jan Zuete. Vervolgens : << Matheus Claes, Jan Wijts anders geheeten de Neve, Claes de Ridder, Lauwereys Mosselman ende Peeter van den Bossche, schepenen ons genedichs heeren des keysers in zijnre genaden banck van Halsenberghe ende Rode» ... Willem Heymans, Jakob de Becker, Peeter Claes en Hendrik Ots, in 1533. Pauwel Charlier, Joos de Neve 1559. jaak van Cutsem, Hendrik de Nayer, 1558. Bartholomeus de Ziene, Niklaas de Ridder, Wolfaert van der Cameren, 1562. Gillis de Verwere, Wenceslas van Pede, Hendrik Oth, 1565. l\1atheus Claes, 1562. Jan Gruweels, 1567. Antoon Wijts, Joos Thonis, 1570. Pieter de Riddere, Hendrik de Mol, Joos de Genst, 1574. Joos van der Beecken, 1576. Jan Claes, 1578, J\1athijs de Nayer, Reinier Meganck, Matheus Claes, 1586. Pauwel Claes, 1588. Laureis de Ridder, 1591. Pamphilius de Venvere, 1595. Pieter Ingels, 1598. De familie Claes \vas in de 15de eeuw en daarna nog een van de voornaamste van het dorp. Verscheidene van haar
78
leden waren schepen, kerk- en armmeester. Het is vermoedelijk een ~an haar voorzaten die bedoeld is in een betwisting van de nenng der beenhouwers te Brussel in 1458. De beenhouwers eisten het voorrecht op dat alleen zonen van beenhouwers meester beenhouwer mochten worden, "zulks op grond van het privilegie van Filip de Goede van 1406. Op 18-2-1458 verklaarde het magistraat dat overeenkomstig de overoude gebruiken, het ambacht voor eenieder zou openst~an. Wo~ter Cl~~s van Al~em?erg maakte van die gelegenhetel gebrUik om ZIJn opnemmg 111 het ambacht aan te vragen. De gezworen~n van het beenhouwersambacht weigerden, maar het magistraat kwam er tussen en Wouter werd aangenomen (G. Desmarez, Organisation du Travail au XVe siècle, 1903-1904). Loys van den Winckele 1602. Jan van den Winckele 1630. Guilliam <;te Verwere, Godeverd de Beckere, Pieter Dodeleth, Hendnk Jonckmans, wetgeleerde, Jan Houwaert (1644), zijn ook uit die tijd. Tussen 1634 en 1650 : Denijs de Duyve, Adolf Rombout t 1650. Frans van Isterdaele, Guillam Bonnewijn, Joos de Le~uwe, 16~5. Gabriël de Nayer, Jonk. Jan Albert van den Wmckele, Pteter Heymans, Bertel de Beckere, Pieter de Verwere, Joos Huyghe, Kornelis Hannaert, Antoon Berens Kristiaan Sweerts, rechtsgeleerde, Hendrik van den Pl~ssche, 1650, Jan Rombout, overleden in 1660 en in de kerk begraven. Van 1654 tot 1666 :Jan de Nayer, Jan de Smeth, meester Frans van Grasdorf, chirurgijn, Jan Berckmans, Jeroen Coomans, Jaak Schoeps, Jan Mommaert, gewezen raad van de stad Brussel, Guiiiiam de Busscher, Pieter de Hase, Jan Crocket de oude ( t 1677), Guilliam Berckmans Joos Bonnewijn, Daniel Tasselon, Kornelis Houwaert. ' Schepenen tussen 1666 en 1680 : Jan de Greve, Francis de Haese, Arnout Hublou, Niklaas van Rossum, Jan Hellinckx, Jan Berckmans, Louis Hannaert, Mr. Jan van der Eist, Jan van der Haghen, Joos Huyghe, Gabriël de Nayer. In het begin van de 18de eeuw : Guilliam Mommaert, Jan van Isterdael, Joos de Leener, Jan de Nayer, Roeland Daelmans, Martinus Mertens, Gillis Platteborse, Jan van Keerberghen, Jan Piatteau, Pieter Everaerts, Hendrik van Velthem, Gabriël Mosselmans, Pieter de Troch, Francis de Ridder, Jan van den Plas, Gaspar de Greef, Sebastiaan Berckmans, Joos Stoefs, Daniël van Keerberghen, Gillis de Glas, Jan Clerens, Jan Simons, Joos van den Berghen, Francis van R~ssum, Jan van Bever, Gaspar Wijns, rechtsgeleerde, Laur~Is de Nayer, Joos de Nayer, Kornelis van Hemelrijck, FranCis van den Plasch, Pieter Joos de Nayer, Mr. Ignace Wijns, licentiaat, Francis Platteau, Pieter van Keerberghen, Roeland de Becker. In 1737 : Jakob Cierens, Gillis van den Bossche, Cbristiaan Oerrebos (A.P.), Kornelis van ..Obbergen, Pieter de 79
Greef, 1739. Lukas de Boeck. Jan de Leener, Louis Matton, Pieter Voets, Eertel de Bue, Sebastiaan Hellinckx, 1727-1733. J.B. Meerts, Aert de Ridder, 1739, J.B. Meerts, 1741. Niklaas Berckmans, Jacobus Wouters, 1764 (0. 317). Jan de Nayer, Pieter van den Berghen, Miehiel Lemmens, Gui1Iiam van den Bosch, Joos van Obberghen, Joos van de Velde (burgemeester) 1743-1751. Niklaas Berckmans, 1768. Pieter de Leener, Filip Mommaert, 1773. Miehiel Uyttenhoven, Jaak Coosemans, Guilliam Steps, 1774-1782. Seb. van de Velde, Guilliam Meerts, Sirnon Berckmans. In de laatste jaren van het oud regime werd de eerste schepen van een dorp gewoonlijk « bergemeester » geheten.
De griffiers De griffiers van onze vroegere schepenbanken zijn te vergelijken met onze gemeentesekretarissen. Zij waren de spil waaromheen gans de dorpsadministratie draaide. Zij waren vertrouwd met al de wetsbepalingen, veelzijdig geleerd, aanwezig op allerlef vergaderingen, waarvan zij de schrifturen moesten opmaken, hielden de notulen van de schepenvergaderingen en gerechtszittingen, stelden de verslagen, goedenissen en vonnissen op, schreven de kerk-, armmeesters- en andere jaarrekeningen op, zodat ze alles wisten wat er in het dorp verkocht, gekocht, gehuurd en verhuurd werd, benevens al wat er gebeurde. Een vaste bezoldiging haéfden ze niet, maar ze stelden geen pen op het papier, geen voet naar .de vierschaar of andere vergadering zonder daarvoor betaald te zijn. Doordat zij meestal per vel beschreven papier betaald werden, zorgden zij er natuurlijk voor met hun groot geschrift met de ganzepen en omslachtige volzinnen zoveel bladzijden mogelijk te vullen. Op de duur maakten zij het zó bont, dat de landoverheid het aantal woorden per regel en het aantal regels per blad moest vaststellen. Wanneer het voor eigen rekening was, integendeel, schreven ze zo klein en dichtaaneen, en met afkortingen, dat de archieflezer er thans veel last bij ondervindt om die stukken te ontcijferen. Enige van die ambtenaren alhier zijn bekend gebleven. Hendrik de Kegel (R.K. 334~ f() 107-109) was griffier van 1601 tot 1645. In 1625 was hij tevens meier van het cijnshof van de Kapellekerk te Brussel onder Alsemberg, Dworp, Ukkel en omstreken. In 1651 treft men procureur Jacques de Smetl1 als griffier aan. In 1655, meester Guilliam Robarts. Hij was ook rentmeester van kerk en arme te Linkebeek. In 1689 : P.A. de Coster. In 1703 Niklaas Rousseau en later Oabriei de .tV\unter. Omstreeks 1715 : Ouilliam Reyntiens, die tevens griffier was van « sijne majesteyts opperjagerij van Brabant tot Boitsfort ». In 1729 beweerde hij « a1leen recht te hehhen, ter exclusie van de schepenen, op a] de profijten ende rechten provenierende van de hordttochten over het
80
coopen van hout, graen, meubelen ende diergelijcke... .op pretext dat hij ende sijne voorsaeten in officie dyenaengaende souden wesen in eene paisibele ende immemoriaele possessie, daer het nochtans notoir was dat ten platten lande binnen de provincie van Brabant altijdt was geplogen ende noch daegelijcx werde geobserveert dat over alle die coopen ... die wettelijck wirden vercocht ende voor de welcke moeste borghe gesteld worden, de rechten der selve borchtocht onder die van de weth regulierelijek wirden verdeylt in drie egale paerten, te weten : den drossaed, baillieu ofte meyer I /3, aen de schepenen ende een derde aen den greffier gelijck provisionelijck quampt te blijeken uyt de aldaer neffensgaende declaratie verleden ende onderteeckent bij verscheyde greUiers ende gemerckt daerinne op d'eene ofte d'andere maniere diende te worden voorsien om alle dispueten ende processen te prevenieren, die maer en conde dienen tot groote costen, mitsgaders tot prejuditie ende schandael van de gemeynte »... De schepenen vroegen hun deel zoals de andere banken en parochies, bv. volgens de << gedecreteerde costumen van Santhoven >>. Er werd ook vastgesteld dat het deel in de 20ste penning en de onkostenboeken << tsedert eenighe jaeren herrewaerts seer exorbitantelijek waeren vergrootende tot excessieve belastinghe der gemeynte ». De overheid besliste dat << meyer, weth ende greffier » zouden trekken voor het setten van iederen boeck elck 3 guldens 12 stuyvers, ende sooveel voor auditie ende sluyten van iedere rekeninghe, ende den greffier voor alle sijne devoiren te doen in het maecken van iederen boeck insgelijckx 3 g. 12 st. ende diergelijcke sommen voor het hooren, apostilleeren ende sluyten van ieder rekeninghe en voor ieder bladt van de rekeninghe behoorlijck geschreven ende dobbel dyer 6 st. ... verbiedende te brenghen in de rekeninghen eenighe verteiringhen tot laste van de parochie ofte hunne gemeynte » ... (Reg. 10, e 212 V 0
).
M.L. Cleutinckx was griffier van 1739 af, waarschijnlijk tot bij de aanstelling van Joos Polfliet, die deze functie van 1743 tot 1765 waarnam. Polfliet was notaris en woonde te Brussel in de Zilverstraat Later 11ad hij in huur te Alsemberg « het 6de en leste huys van de kerck op het kerckhof » ( 0. 8320). Op 9-7-1779 (hora undecima ante meridiem) overleed alhier Barbara Josepha Gislena van Hegelsom, dochter van de edele heer Eugeen Jozef van Hegelsom, en van vrouwe Maria joanna Josepha Gislena van Polfliet en werd bijgezet in het koor van de kerk (A.G.).
De officieren De officier, ook preter, sergeant, vorster enz. geheten, is thans onze veldwachter. De volgende officieren hieven hekend : Pieter Ouens~ 81
1564; Jan van Grasdorf, 1624; Hendrik Boon, verschijnt in een akte van 18-11-1638 : « Eodem die heeft Henriek Boenen pretere deser bancke verdeert ende gerelateert aen Sr. Peeter de Moor overmeyer (van Rode) hoe dat Jan Loock meyer van Alsenberge op Ste Huybrechts dach lestleden smorgens tusschen 11 en 12 uren heeft publieckelijcke opgeroepen ende met keersberringe vercocht in de herberge genoempt den Horen tot Alsenberge ten versuecke van de kerckmeesters aldaer die quantieteyt van 7 coopen schaerhout staende op O.L.V. bos eh tegen Sonien » (0. 8284), tegen de Bosstraat In 1670 treft men aan Ouillam Heymans en in 1674 Jan Crocket. In 1699 Daniël de Nayer, opgevolgd door Daniël de Ronge (0. 8303). Judocus Weemaels, in 1704. De officieren werden meestal in natura vergoed. Jaarlijks deden ze bij de inwoners hun ronde. Weemaels had << oock genoten sijne officiers schooven (ze waren bijzonder belast met het bewaken van de velden) met het graen daerinne geweest sijnde oock sijne broeden ofte vleesch hetgene hij als officier jaerlickx in nature heeft ommegehaelt ende thuys gebracht » (0. 8349). In de eerste helft der 18de eeuw vindt men de namen van Jan Engels ( 1731), Hendrik In gels, Martinus van der Haegen, Andries Mathijs en Niklaas de Wandeleer. In 1773 Pieter van der Haegen; in 1783 Francis Bergmans. Officier Jan Heymans staat in 1789 vermeld naar aanleiding van een statistiek van de geweren, pistolen enz. Hoe ... wel hij ook als jager aangetekend staat, is hij niet rijk aan wapens : één bus, een ons poeder, 1/2 pond lood. Twee vorsters van Zoniën, Sebastiaan en Gillis van Isterdael, hebben onderscheidenlijk 2 bussen, 2 ballen, 2 ons poeder en één bus, 1 bal en één ons poeder. Onderpastoor de Keiver was beter voorzien met 2 bussen, dobbel sack, 2 pistolen, foudrael, scheutpoeder en loot »; misschien was hij eerlijker in zijn aangifte ... Ailes samen waren er toen in ons dorp 14 geweren ( 0. 8394).
De vroente of gevangenis Reeds vroeg bezat Alsemberg een vroente waar de <<gearresteerden » voorlopig opgesloten werden, in afwachting dat ze hetzij gevonnist, hetzij bij de << amman te Bruessele », hetzij op de << Steenpoorte » te Brussel overgebracht werden. Op veel tijdstippen in vroeger eeuwen werd onze streek vaak onveilig gemaakt door bedelaars en vagebonden, afgedankte of vaandelvluchtige soldaten, die doorgaans niet veel van werken hielden. Het dichte en uitgestrekte Zoniënwoud waardoor al de dorpen onzer streek om zo te zeggen ingesloten waren, boden die lastige geburen haast ongenaakbare schuilplaatsen. « Aengesien der Rttwieheit van der contryen aJdaer wesende, overmits den bosch van Zoniën dagelix vele
82
qua~e
Juden aldaer huer wandelinge nemen ende groote overdaet den armen Inden andersaten ons heeren des keys·ers doen » ( 1520). De rekeningen van de hoofdmeiers van Rode (R.K. 12775-12777, 15de en 16de eeuw), die gezag voerden over de schepenbanken « B~rchem, Uckele, Wambeke, Watermale en Rode », en welke laatste bestond uit de parochies « Alsenberge, Bersele; Businghen, Doirpe, Eysinghen, Huyssinghen en Rode », vermelden treffende bijzonderheden over de vroente. De straffen tegen de « quade lucten » waren nochtans niet mal.s. De schrikkelijke tormenten van de radbraking, de verbanmng « buyten de meyerien van Roode op verbuerte van hun rechten duym », het « corten van hun ooren ende het bannen tot eeuwigen dage op hun hals uyt brabant » hielden hen niet tegen, - << Den voirs. meyer die gevangen hadde een en geheeten......... geatrappeert om dat hy den armen ]uden transeneerde ende huer kinderen smeet ende in de vroente gevangen gehouden negen dagen ende dair nae hem gebannen drie jaren buyten der meyerien van Roode op zynen rechten duym ende want een arm rabbaut was soe heeft die meyer die costen van der vroenten moeten betaelen te weten sdaeghs twee stuyvers ... » ( 1520). In 1461 hield «jan meertede vroente in pachte «tegen v ryders sjaers ». Rond 1490 werd vastgesteld dat de « vroente al verrot en te clyn was ende want men die selve vroente heeft doen visiteeren bij de gesworen mr. wercman ons heeren des keysers ... ». Het moet dan ook niet verwonderen dat een « Gielyse den keyser » die << gestolen goet geherberght hadde ... doen hy daer omme gevangen was vuytter vroenten brack ... ». Er werd beslist een nieuwe vroente te laten maken. « By advyse ende ordonn. van den heere van den Rekencamere te Bruessel » zal men « doen maken in den dorpe van Alsenberghe een vroente navolgens sekere ordonn. die de meester wercman van Tymmeryen ons heeren des keysers daer op gemaeckt hadde ende van denweleken peeter Stevens die aengenomen hadde te maken soe voer die bant als voer die sage ... als dat hij hebben sou de XXX Rg. In der vuege hier nae volgende te weten dat hy rnaken soude een vroente lanck XVIII voeten IX voeten wijt IX voeten hooghe ende In midden onderslagen met eenen dobbelen anderslage ende ronsomme met iiij berden gescut ». « Meesteren WiJlemen Zegers mr tymmerman » keurde het werk en maakte een stuk op « Inhoudende dat aJle die partyen van den vnJenten gemaict ende geleverf syn soe dat helloert ». Voor « die vracht van de vroente werd betaelt X Rg ». Bij het plaatsen deed zich een ongeval voor, want men betaalde «voer thermaken van eender plancke die brack inde vroente hy quaden aventuren 3 Rg. ». \Ve weten niet of het "' 83
onderzoek nauwgezet gedaan werd, in elk geval, werd nadien bevonden « by visitacien dat die vroente boven ende ronsomme te wyt was als was geord. als dat men tusschen elcke rebbe soude insetten een ander ende de selve ronsomme scutten met eycken berden, soe is met den werckman overcammen als dat hy daervoer hebben soude 8 Rg. >>. Verder werd ook nog betaald « totter voirs. dobbelder vroenten alle die yseren nagten ende costentsamen 15 st. gr. >>; « Janne de sloetmaker woenende te Bruessel bij de craye aen den cantersteen van dat hy alle die sloten van den voirs. vroenten gemaeckt ende gelevert heeft met oick alle de leden ende grendels tsamen 7 Rg. 35 st.; voer twee yseren boeyen die men tot beyden den vroenten met yseren ketenen lanc vi voeten ende met hu eren maelsloten 4 Rg. 20 st. »; Item die meyer heeft noch gelevert twee van synen eycken totter vroenten dair over men met hem overcammen es als dat hy hebben soude ... 3 Rg. 15 st. gr. ». Hierna volgt nog een en ander over die vroente. « Die meyer die welcke met 4 gesellen heeft gewacht ende beleyt hynen Ghys opt kerckhof tAlsenberge elcke van de voirs. 4 personen gegeven vore hueren Ioen dwelc sy ons opten kercken verteerden over dach ende nacht 6 st. .. » ( 1484). « Item betaelt den kerckvadere die Heynen biechtede In den dage dat hy wart geexecuteert... 8 st. » ( 1484). « Item te coste gehadt Int vanghen ende overleveren van Heynen de Bosschere ... ». « Den meyere die gevanghen heeft eenen gehe eten Peeter Mostinck mits zekere quade feyten bij hem geperpetreert die welcke tot Wambeke geseten hadden gevangen thien dagen den selven gelevert den Amptman van Bruessele betaelt die gesellen die den gevangene leydden tsamen 9 st. ende noch betaelt die mantcosten van 10 dagen beloopen tsamen op 7 st. ». « Item voere den montcost van den voirs. van 4 dagen dat hy tot Alsenberge in de vroente geseten heeft ... ». « Desen voirs. meyer van Roode die welcke ten versuecke Guillams Plattynmaker clerck van den officier des Amptmans tot Als. gevangen gehaelt heeft eenen gelleeten Jasper Willems ende dien alhier te Bruessel geleverf in dit jaer 1561 die welcke vuyt sunderlinge geinjuriert is geweest op de poerte ende ciaerboven gewesen op de neuvaert te wercken, costen 2 dagen snachts besteet in de 3 coninghen denselven snachts gehouden tot Rypelbosch in de vroente ... ». « Den meyer heeft betaelt voer den cost ende aerbeyden van drie gesellen die Tn de vroente tot Alsenberge verwaert hebben eenen gelleeten Peter van Huynen die den meyer aldaer waert gelevert van dootslagh also ende voer verdeert is welcke gesellen aldaer 3 dagen ende 2 nachten. Ende oic voer den cost van vele gesellen die welcke om myns genedighen Heer hoochheyt ende heerlyckheyt wille ende om syne eer te verwaeren alle hoeren cost hadden opten dach dat den
voirs. Peter aldaer waert gelevert tsamen metten mantcosten van den voirs. Peteren dat hy den tyt van 3 dagen ende 2 nachten in de vroente aldaer geseten heeft eer hy byden amman van Bruessel waert geexecuteert met den zweerde ... » ( 1463). « Item van den voirs. Heynen te doen examineren betaelt den scherpenrichter 16 st. ». « Item den dach dat deselve Heynen is geweest gericht betaelt te weten den scerprichter van hem te rechte » ( 1484). « Item Heyn Ghys na dat hy een vrouwe vermoort hadde quam op de kercke van Alsenberge op eenen goensdach aldaer die meyer hem dede wachte denselven goensdach donderdach ende vrydach met 4 gesellen doen wachten nacht ende dach ende soe is hy daer na by desen meyer gevanghen ende overgeleverf geweest den amman van Britesse I. .. » ( 1486). Waar was de vroente gelegen ? Ongetwijfeld in een van de kerkehuizen .op het kerkhof rondom de kerk. Daarom ook wordt in vorenstaande teksten de vroente haast altijd aangewezen met de woorden << opt kerckhof ». Later werd ze overgebracht naar een andere plaats. Dit blijkt uit een vordering van de van de erfgenamen van hoogmeier « Joes de Vleminc... « hem gedaen sou de gedebourseert ende besteet hebben ter saecken van den coope van sekerder erfven gelegen tot Halsenberghe byder kercken geheeten den groeten sluetele by hem tot proffyte desselfs ons heeren den keysers gecocht om die te appliceeren tot eender vroente oft gevanckenisse ... » (6-12-1540). De Grote Sleutel was gelegen op de plaats van het huidige jongensschoolhuis. Het gezelschap van al die kwaaddoeners was niet steeds iedereen welkom. De weduwe van hoogmeier Everaerts van Lantwerp, die het huis naast de vroente bewoonde, had er zodanig schrik van dat ze in 1540 (Rekenkamer 12777), aan de heren der Rekenkamer « resideerende tot Bruessele » een verzoek richtte om van dat ongewenst gebuurschap verlost te zijn. Hierna volgt die brief. Er gaat een niet te miskennen bekoring van uit door de betrekkelijke zuiverheid van de taal en de ongekunstelde stijl. « Toent ende gheeft ter kennis in alder oetmoet de weduwe everaerts van Lantwerp hoedat sy heeft een \voenhuys staende binnen den dorpe van Alsenberghe daer sy woenachtich is daer myn voers. heeren hebben doen maken een gevanckenisse daer de meyer van Roode ?aghelyckx syn gevangene bringhet by nachte ende by daghe 111 sulcker vueghen dat de schamel \Veduwe gheen vryheyt en heeft bynnen hueren goeden, Inter beduchtende dat sy zouden moghen afgebert syn mits het gevanckenisse steet vast aen huer slaep cameren, ende moecht op eender nacht afgebrant syn van den quaden hoeven dlyf verbuert hebbende want den ondermeyer van Roo henric van Grasdorf, is verhert geweest
84 85
een huys staende binnen synen byvanghe talsenberghe daer het vier inne gesteeken is geweest by nachte, dwelck gebuerde op den kermisdach tsnachts xvj Aug. lestleden omtrent den twee uren na middernacht ende soude geheel afgebrant gewest syn, en hadde God ende groote hulpen, hun niet bygestaen, biddende daeromme oetmoedichl. de selve weduwe dat ghy heeren den meyer van Roode wylt in dien hebben dat hy synen vruente ende gevanckemsse wille elders stellen, dit · doende sal de weduwe hertelyck God voer u heeren bidden altyt ». We weten niet of de «schamel weduwe» voldoening verkreeg. Na de XVIe eeuw vinden we geen enkele aantekening meer over de vroente. Bestraffing en galg
Als straf werd zeer dikwijls verbanning buiten het hertogdom Brabant uitgesproken. Het was streng verboden de ballingen te huisvesten enz. Zo werd in 1427 «Margrieten sRidders van Halsenberge » bestraft « om dat sij gherberght hadde Neelken van Heffenen die ballinc » was. Gans haar have werd verkocht voor 6 blauwe kronen « ende de 10 schapen die zij hadde ». Ook datzelfde jaar werd Henneken van Droegenbroec van Halsenberge gestraft « om dat hi heymelic gheten hadde mit Neelken van Heftenen die ballinc slants van Brabant» was tot 3 blauwe kronen ... « dair af so hadde die meyer van Roede die helft» (R.K. 12530). Ingevolge de zwakheid of de onmacht van de gemeenschap om recht te spreken, waren de mensen er in de middeleeuwen toe genoopt zelf geleden onrecht te wreken. Daaruit ontstond de vete of vijandschap tussen twee partijen. Een moord werd door een andere gewroken. Dader en slachtoffer werden elk door hun familie gesteund. Aan die wederzijdse wraakneming kwam moeilijk een einde en mettertijd werd daarom de zg. zoen ingevoerd, nl. de verzoening van beide partijen tegen overeen te komen voorwaarden, die hoofdzakelijk bestonden in vergoedingen in geld. Wanneer de zoenovereenkomst tot stand was gekomen moest de schuldige beloven alle haat en vijandschap te laten varen, zoniet kon hij als zoenbreker in « lijve ende goet » gestraft worden. Op die wijze wilde men vermijden dat de veroordeelde wraak zou nemen op de familie van de benadeelde, op zijn rechters of op andere personen. Over zulke aangelegenheid vonden we te Alsemberg slechts een enkel spoor, nl. in 1570 van Jan I~oggen « 0111 dat hij egheynen vrede aen zijne partien geven en \voude » (R.K. 12777). Op 9 maart van het jaar 1524 werd de hoogmeier van Rode « versoebt van diversen pachteren van Doreppe (Dworp) te vangen twee brandstichters die gedreygt hadden aidair negen pachthoven af te branden oft dat sij hen geven souden 200 rijnsgul den ... » De meier trok er op af en liet 86
zich « assisteren met achttien gesellen dach ende nacht drie dagen Ianck ». De 12de daarop werden de boosdoeners gevangen « met grooter fortssen, gemerckt sij wel versien waren van bogen, bussen ende andere geweren ende oock vroem (vroom = sterk) waren l1tters lijfs » en «bij nachte geleyt tot Alsenberge in de vroente (gevangenis) mijns genedigen heeren des keysers ». 's Anderendaags werden ze « gevoert voer scepenen van Rode ,om te doen examineren » de twee booswichten geheten de ene Hans Moetlont, 28 jaar oud, die bekende « in Vlaenderen eenen clerc doet geslagen te hebben omdat hij zijn gelach niet betalen en woude ende noch vele andere quade stucken ». De tweede heette Hans Romens, was 32 jaar oud en had << tot Wouter brachen den prochiaen (pastoor) vele geldts doen geven ende met sijnen geselle dair een huys verbrandt ». Ter « informatie » moest de meier in diverse « plaetsen ende dorpen reysen ende aengesien de delicquenten noch gesellen hadden » nam hij « tot zijnre versekerheyt ende bewaernisse vier gesellen » mee. Ten slotte werden de beklaagden naar Brussel bij den amman gevoerd om gevonnist te worden. Het vonnis luidde : « geexecuteert mit den brandt ». Daartoe kwa1i1 het er op aan het « gereetscap te maken van tscavotte ende staeken dair zij op verbrandt waren ». Aan Matheus Vlaes werd betaald voor het halen van hout en staken in Zoniën, « om de selve misdadigen dair mede te verbranden ». Twee « timmerluyden wrochtten elk twee dagen om het schavot » met de berken en de staken die de << bosschers » (houthakkers) geveld hadden. Verder waren er vier handwerkers die de schavotten « hebben hulpen maken ende dair over elck gewrocht hebben een dach gemerckt dat dair eerde ende resschen opgedaen was ». Smid Jennin van Linkebeek leverde vier « ijseren ketenen metten crammen ende nagelen ». Er was ook een post in de rekening voor « puspoeder ». Met een « wassen tortse » stak de << richter tfier » aan. De galg was het teken dat de heer van de grond ook het hoger gerecht uitoefende. Op de plaats die nu nog de galg heet, boven de Grote Kapel, stonden oudtijds twee galgen, een aan de kant van Rode, de galg van de heren van Alsemberg, aan de overkant van de weg de galg van de heren van Beersel. In 1704 rees er over de galg van de heer van Beersel een geschil tussen deze en de heer van Alsemberg, nl. de zoon van wijlen de sekretaris Nauts. Deze had samen met meier Joes de Lienerst (de Leen er), Joos Stoufs, Jan Everaerts en Pieter de Troch, schepenen en de griffier zich « soo verre te buyten gegaen op den 20-8-1703 naer middagh ende gelasticht gehadt aen Merten van der Haeghen, Geeraert Leskens ende Hendrick de Mesmaecker te ontgraevette ende om verre te smijten het gerecht van justitie »~ dat de heer van BeE-rsel de dag te voren er had laten oprichten « ... aldus possessie ». De spolierende dezes oude ende immemoriaele .
87
i' f
heer van Beersel richtte zich derhalve tot de Raad van Brabant, betogende dat « buyten memorie van menschen die he eren van Beersele waeren geweest. .. in de possessie van het gerecht van de justitie ... te stellen op seecker plaetsken oft drisseiken gelegen aen de voetwegh cammende van Beersele naer Rode loopende door het Nijsbergh velt ende op d' ander seyde van de straete tegens den broeck van den Steenbosch ». In 1706 viel de beslissing. Alsemberg werd in het gelijk gesteld, maar moest tweederden van de kosten betalen ... (L. 371). Men kan de vraag stellen waarom de galg op die plaats gesteld werd. Dit is tamelijk eenvoudig. Die plaats lag buiten het dorp, aan de grote weg. Al wie uit Alsemberg, Rode enz. naar Brussel of omgekeerd op pad was, moest er voorbij en zag ze als een schrikwekkende waarschuwing. In 1478 werd « bynnen de bancke van Aisenberge eene nieuwe justitie ofte galge » met drie eiken gehaald op het bos van Zoniën, door een timmerman met zijn gezellen gemaakt. De « smet tot Linckenbeke » leverde daartoe « drie ijseren ketenen metten crammen, haecken e.a. oock groote ysere nagelen dair de afsetten (?) ende corbelen mede gemaict sijn ». Elders is er nog spraak van « den staeek ende de afzetten gereet gemaict... het repareren van de gal ge met nuwen afsetten ». Bij die gelegenheid werd « den gemeynen volcke van Alsenberge een vat biers » betaald « om dat zij die justicie quamen hulpen rechten ». Het moet dus een zwaar stuk geweest zijn. In 1482 werden nog << Ander uutgaven van zekere costen bij den meyer betaelt aen doen maken van eenre justicien oft galgen gemaict ontrent paesschen anno 1482 bij den dorpe van Linckenbeke ». « lest soe heeft de meyer betaelt aent houtwerck dair deselve justicie af is gemaict ... item a en twee gesellen elc van twee dagen dat sij dair ane hebben gewrocht dair voir de meyer hen heeft moeten betalen mids dat een smadich ende onwerdich werck was elcken 5 stuyvers ... Item a en dijserwerck verorbert a en tselve werck soe aen ketenen, haeken, crammen, banden, nagele ende diergelijcken... ende van het houtwerck te hebben gevoert van Lynckenbeke dairt gemaict was tot op de plaetse dairt staet gestelt ende van dat te helpen steiien ... » (R.K. 12776). De galg was dus gelegen op het hoogste punt van de streek en men kan zich gemakkelijk het akeHg schouwspel voorstellen van de vuurpoel waarin benevens de tot de brandstapel veroordeelde, 300 « droeghen mutsaert, 100 droeghe heytsel en een kerre stro », die voor de strafuitvoering dienden, opgebrand werden. Dat schouwspel duurde soms vrij langt zodat het « aengesien zeer spade was eer de executie volbracht wordde, wantse zeer moelijeken te weerek ghinck ende lange duerde soe sijn die Beutenanten des amptmans van Bruessel ende de hichtvaders ende alle de dicnaers
88
die zeer vermoeyt waren tsat'nen tot Linkenbeke (op de terugweg naar Brussel) inde herberghe getrocken al dair zij verteert hebben 3 rijnsguldens ende 16 stuyvers (tamelijk veel !) dwelck sij laten staen hebben ten laste van mijns geneeligen he ere als oe sij seyden dat costumelijck is (de gewoonte was) ». De << scerprichter (beul) met sijnen knechten » gingen in een andere herberg alwaar zij ten laste als voren 12 stuivers verteerden (R.K. 12777). (Zie ook C.T. en J.G., Geschiedenis van Linkebeek, bl. fT9). In 1516 werd er een dief onthalsd omdat de galg in slechte staat was. In een meiersrekening van 1570 (R.K. 12777) leest men dat « nae desen soe was met scepen vonisse van Bruessele gewesen dat men den gevangene (Pieter Mostinck) leyden soude tot Alsenberge aen die justitie (galg) aldaer, met roeden slaen ende zijn ooren corten ende bannen tot eeuwigen dage op zijn hals (op straf van onthalsd te worden) uyt Brabant. .. betaelt a en vier dieners die hem Ieydden 22 st.; item betaelt aen eenen staeek te doen halene opt bosch van Zonien ende denselve doen afsetten, om dlichaem van den delincquant opt radt te bindene >>. Op de strafplaats werd dus gehangen, gebrand en geradbraakt.
HOOFDSTUK V
DE EKONOMISCHE GESCHIEDENIS
De landbouw Aan de hand van de karige gegevens uit de archieven is het niet mogelijk een tamelijk volledig beeld van de landbouwtoestanden ten onzent te schetsen, terwijl anderdeels lange beschouwingen uit de algemene geschiedenis minder op hun plaats zijn in een dorpsmonografie. De hier aangehaalde feiten en feitjes dienen dus meer tot plaatselijke typering en soms tot illustratie van algemene toestanden. Bepaalde gegevens over de belangrijkheid van de landbouw krijgen we pas voor het jaar 1672. Er zijn redenen om aan te nemen dat die cijfers niet veel verschillen van die in de 14de eeuw. In vorengenoemd jaar dus was er als zaailand 156 bunder, weiden 27, terwijl het overige bestond uit 81 bunder bos, 1/2 bunder vjiver (die van het kasteeltje op het Winderickxplein) en nog 40 bunder heidegrond, hoofdzakelijk op de Herisemheide, maar ook op Heidenbroek en op de Kluts waren er nog stukken heide. Volgens een «plakkaat» van 25-6-1772 moesten al de « heiden ende inculte gronden » binnen de zes maand gebroken worden. Vrouwe de Hemptinne van Dworp verzette zich daartegen. Het gold « sekere gemijnten ... gem. gen. de Cl uts sedert immemoriaele tijden dienende voor het J1astureren der beesten, ende Eyenbroeck ». In 1706 werden de drie « gemeynteplaetsen binnen de prochie respectieve geheeten den Oudenbroeck, Heydenhroeck ende Elissenheyde de 2de de Meyghemheyde ende de 3de den Kluts » voor negen jaar verhuurd ten bate van het dorp; de huurder bleef vrij van alle lasten ( conincx, staetsen dorpslasten, beden, quartieren ende pttere personeele mitsgaders vijantlijcke contributien), hij moest de straten onderhouden en geen schade toebrengen aan bomen. Die heidestukken waren niet nauwkeurig afgebakend; ze werden verhuurd « soo verre ende soo breedt als de ingesetenen gemeyntenaren daer van oudts ende van onbedenckelijcke tijden altijcft de gersinghe oft beweydinghe hebben genoten », behalve de opstal van Laureis Loeckx, aan wie de pacht voor de eerste gemene heide voor 43 g. ten deel viel. De tweede gemene heide was min of meer begrensd als volgt ; « langs de Dworpstrate, de Keyrenstrate, de ..cassaye, de groote en 91
'i
de c1eyne Bueckheystraete ». Sebastîaan pachtte ze voor 44 g. De derde lag onder de Kluts; de verhuring geschiedde onder voorwaarde er een put te maken en in stand te houden waarin « altijdt bij drooghte sa! bronnen water in sijn en ter grootte van 10 x 10 voet groot tot drinken van het vee der gemeyntenaeren » ( G. 97 55). De meeste mwoners hielden een koe, maar velen hadden daartoe geen voldoende land en waren dan wel verplicht voeder te vergaren langs de wegen, op hoeken en kanten. Geen pijltje gras bleef er staan. Zo hebben ouderen van dagen in hun jeugd nog gezien hoe vrouwen met sikkel en zak, gras en ander voer gingen snijden of hun koe lieten grazen langs de wegbermen. In 1841 had veldwachter Pieter Everaerts Katarina de Munter, huisvrouw van Sebastiaan van Rossum, op zijn boekje geschreven omdat ze bezig was gras te snijden op lan·d van de kerkfabriek. Ze beweerde echter dat het haar land was ... (A.P.). Buiten een paar ambachtslieden hielden de m·eeste mensen zich uitsluitend met landbouw bezig. Pirenne (I , 157) zegt, dat « op de vers ontgonnen heiden van Brabant een krachtig volk van vrije landbouwers ontstond. De kroniekschrijvers roemen eensgezind de wilskracht en de taaiheid van deze pioniers. De in de 12de eeuw nog zo talrijke elzen bosjes beginnen te verdwijnen, doch de akkers zijn met bomen omringd, zodat in die eindeloze vlakte, de kim overal bedekt wordt met een groene voorhang. En hier en daar verheft zich een kerk, waarrond de smidse, de pastorij en de dorspherberg (ibid. II, 316) als samengekropen zijn. Zwoegen en zorgen deden ze. Zelfs in volle oorlog, schrijft een oorJogsintendant (Pïr. V, 59), bebouwen ze hun akkers, hoewel ze schier zeker zijn niet te zullen oogsten, ter oorzake van het tourrageren der troepen. Maar niet a11een daarmee hadden ze af te rekenen. Volgens de « Cronicke van het clooster van Vorst » kwam er « naer desen grooten ende haertcn winter ten jaere 1684, soo grooten droogen somer, dat het 2 1/2 maenden sonder regen was, te weten : mey, junij, tot meer dan alf julij. Ende naer dat het ontrent alf julij geregent hadde drij vingeren diep in de aerde, is de hitte \Vederom ercomen, vier weken ]anck soo drooge, datter menichte van hoomen drooghen op de bogaerden met de appelen ciaerop staende. Immers meest aJie de boomen die maer twee jaeren geplant en waeren, die drooghelen uyt, ende wei veel die oock langer geplant waeren. Op het landt was een onuytspreckelijcke henautheyt van waeter. Men vondt luttel haver; emmers alle de somervruchten branden uyt. Ende dat remarcquahcle, tot Niterenbergh in Duytsland, van de hitte quam den brandt in den bosch van sapin boomen. ende daer hrandender meer dan 30.000 af, 14 dagen lanck, sonder dat men cost blusschen » .•. H2
Uit zeer oude tijden vermelden we enkele feiten waan:it blijkt dat croed en kwaad steeds het aandeel van de mens 111 wel en w~e was; waar mensen zijn, zijn miseries. In 1477 werd « Denijse van der Molen dochter die bij nachte rapen crehaelt hadde om een suersoppe af te maken » met 5 st. beboet «mits dat een aerm meyssen is » (R.K. 12776). In 1484 werd « Henricke van Overlies d'ouwe » met 24 st. gestraft « van dat hij eenen meer staende tusschen klooster van Sevenborren erve ende meester Lenaerts erve uyt gedaen had >>. Thuenen Soeten had in 1575 « eerren stichele (afsluithek) in stucken gehouwen tot Als en berge »; Jasper Hackaert had in dat zelfde jaar « opengebroken zekere slot van een valveken ( ingangshek van een weide) om met zijnder kerre daer door te varen » ... Wouter Dobuc werd toen met 20 st. beboet « omdat zijn huysvrouwe saliger hadde vercoebt zeker half pont botere ende werde te licht bevonden ». Ja, dat deden ze toen ook al. We geloven niet dat er vroeger él:Ihier met de l~ndbouw fortuinen verzameld werden. De doemngen waren met groot en zeer vruchtbare grond was er niet in overvloed. Daarbij viel er af te rekenen met besmettelijke ziekten, oorlogen enz. Hier en daar laten een paar schaarse feiten vermoeden dat op sommige tijdstippen de grond onbebouwd liggen bleef, zel!s de beste, zoals blijkt uit een aantekening uit 1408 : <<Jan m den Roden Scilt (wonende denkelijk te Obbrussel) van Henrix van Alsendale ende van Gielijs Oliviers lande t Alsendale gelegen welc nu ledich ligt» (R.K. 4163). Meer ?a~ eens trouwens ging een boer ten onder aan schuld. In ]Uh 1663 werden « ten versoecke van Jan Crocket den ouden van tsheeren wegen gesaiseert ende gearresteert (in beslag genomen) alle alsulcke goederen, graenen, terfve, appelen, peren, pruymen ende andere fruyten toebehoort hebbende wijlen Lenaert Matheï om daer aen te verhaelen betaelinge van de somme van 400 rg ... over secker afgecocht houdt "competeren de die van den Begijnhove binnen Bruessele ... wesende de vs. meubelen ende vruchten gestaen ... ter Heyenbroeck » ... Ondernemingen die ten onder gegaan waren werden dan door andere boeren overgenomen en voortgezet onder benarde omstandigheden. In 1653 « is gecompareert voor Jan de Doncker meyer van Rode, Als. enz., Peeter de Verwere, Matheus Claes, schepenen, Jan Crockct pachter woonende onder Ais., de weicke hebben vercleert... waerachtich te wesen, dat Guilliam Berckmans woonende op het goed van de kinderen van wijlen den heere drossaert van den Tempel tsijnder aencomen in de jaere 1650 heeft uytgemerghelt vol struycken, doornen, brem en (braamstruiken) als andersints heeft gevonden soodat het go et in effe~tc nyet weerdt. en wa~, ende oock onversien van goede huysmghe, of.t. stalhnge dte van geJijeken heel waren vervallen end~ dat htJ oock tsedert 93
sijns huers heeft moeten betaelen vele soo ordinarisse als extraordinarisse settinghen (belastingen) als oock groote oncosten ter oorsaecke van de continuele passagie ende repassagie van de volcke van orloghe als oock andere logeringen van soldaeten, soadat oock alle ende den vs. pachter, maer een iegelijcken van dander ingesetenen daer sijn geruineert geworden ende dat oock den vs. pachter tsijnder aencomen int pachthofken geen stroy noch mest en heeft gevonden, ende dat hij oock deselve goeden tsedert sijn bestier meer als tweederden heeft verbetert »... Veertig jaar later, in 1699, werden de goederen van Korrtelis Berckmans, zeer waarschijnlijk de zoon van voorgaande, verkocht « omme daeraen te verhaelen d'achterstalIen van alle de dorpslasten. Ten versoecke van Francis de Ridder ende Gillis Plattehorse beyde collecteurs der prochie ... ende ten overstaen van Joos de Leener ende Jan Clerens, werden alle meubelen campeterende Kornelis Berckmans geinventariseert ». Er werd bevonden in de keuken : een caperen ketel met een botercupken, eenen tems, eenen eyseren haei, een cruyslat, eene boute witte rambeecke ( ?) van wit hout, eene capere vispaen, een houten blok, een stroeyen stoei, een rooster, een spinnewiel. In de kamer : een coreveertel, en quade houten schappraye, een boute moille van without. In de schuur : 4 mandelen stroey, een quade stuytkerre, een wyghe (wieg ). In de paardenstal: op den hoydetas, een kerre hoy, clrije peerden, twee clijne verckens, twee coyen, d'eene roode blaere ende d'ander eene grijse, eene ploeghe met twee eedens, eene kerre, eenen messinck ». Op sommige tijelstippen waren die belastingen verpletterend. Of ze nu tiende, bede of hoe ook heetten, ze drukten gewoonlijk zwaar. En het was juist in tijden die op oorlogen volgden dat ze het zwaarst waren. De bedebelasting, gewoonlijk gesteld op de 20ste penning van de vermoede inkomsten, was een eenvoudige gift aan de vorst, die ze naar goedvinden gebruikte (Pir. III, 206). Het globaal bedrag werd van hogerhand vastgesteld. Vervolgens werd dit bedrag verdeeld over de hoofdmeierijen, die op hun beurt het bedrag van elk van hun dorpen vaststelden. Ter plaatse werd ze dan verdeeld over de inwoners. Het heffen ervan door de bedegaarders of collecteurs, die bij opbod aangewezen werden, bleef het moeilijkste werk, doordat er weinig betaalbereidheid bestond. Soms zelfs vond men niemand die het karweitje wilde aanpakken, zoals in 1600. Ten slotte deed meier van der Eycken het zelf voor 6 gulden ten honderd. Er waren zes extraordinarisse beden te heffen en de schepenen lieten opmerken, dat «se nyct aHeenelijck te seer vele soude wcsen maer soude de prochic alsoo meer en meer verarmt jae bedorven worden gelijck sij ten deele is »... (0. 8402). In 1654 is er weer veel verzet tegen betaling en moeten deurwaarders met gewapende macht optreden.
!14
Hierna volgt een voorbeeld van die belastingen uit 174 7 ( 0. 8387). << Lies te ende co hier van alle ende iegelijcke inwoonders soo gestelijke als wereltlijcke, pachters, brouwers, tappers, herbergiers, winckeliers, ambachtslieden, knechten, meyssens ende andere, mitsgaeders van de ploegen, beesten ende haerden etc. der parochie ... opgenomen ende geformeert door den meyer ende schepenen tot het konnen reguleren ende lichten van het generael, hooft, peerde, beeste, ploegh, schouw ende thegelt onlangs van wegens die seer eerw. ende seer edele heeren staeten van Brabant toegestaen aen de croone van Vranckreyck ... kwartier van Rode ». Daarbij wordt « te kennen. gegeven ende doen verstaen dat ingevalle van verswijgh van eenigen persoon ofte persoonen, beesten, ploeghen ofte haert sij sullen gehouden wesen te betaelen voor iederen verswegen persoon, beeste, ploeghe ofte haert 10 pattacons, ende daer ende boven arbitraelijck gecorrigeert » We hebben reeds gezien dat er tienden geheven werden op tarwe, rogge, haver, gerst, boekweit, erwten, paardebonen, klaver, hooi, sloorzaad. Dit geeft ons meteen de soort van vruchten die r.eeds oudtijds alhier gewonnen werden. De eerste vermelding van de aardappel, die een uit Engeland verbannen kartuizermonnik naar hier bracht en in 1620 in de streek van Nieuwpoort plantte en zich van daar uit verder verbreidde (Ir. P. Lindemans, Geschied. v. de Landbouw, 1952, IJ, 184), treffen we hier voor het eerst aan in 1742 bij een veiling van huisraad enz. nl. « een en hoop pataten » ( 0. 8316). In 1660 werden bij Filips Kieckens verscheidene « partijen erweten ende 4 partyckens boekwey » verkocht. In 1677 werd een « veertel boeckwey geoffert ». Volgens een aangifte waren er in 1785 « 299 1/6 sakken pataeten van 3 Brusselsche sister ieder >>, waaruit blijkt hoezeer de nieuwe vrucht in de smaak gevallen was. In december 1784 verordenden de Staten van Brabant het opmaken van een « liste van hoey, stroy ende pataten » bestaande in de gemeente. Er werd opgetekend in ponden : hooi 3400; tarwestro 15420; korenstro 77.562; haverstro 32.070; gerstestro 300; « aerdtappelen ofte pataten » 2996. Of de boeren daarbij hun laatste pond aangaven, valt te betwijfelen, maar die cijfers verstrekken in elk geval de betrekkelijke hoeveelheden van elke vrucht. De meeste grote landerijen waren in het bezit van rijke eigenaars van buiten de gemeente (zie Popp). In 1834 waren de landbouwcijfers als volgt : 150 ha. koren, \Vat er op wijst dat over het algemeen de grond hier te mager is voor tarwe1 \Vaarvan er 70 ha. waren, 20 ha. haver, 3 ha. koolzaad; 5 ha. honen, 150 ha. aardappelen, 30 ha. allerlei teeltent 7 ha. weide, 7 ha. \Veide, 7 ha. moestuinen; 130 ha. bos. Even later, in 1846, geven de statistieken op een totale oppervlakte van 618 ha. : graangewassen 155
..
95
ha., nijverheidspianten 3 ha .., wortels en voederplanten 102 ha., moestuinen 8 ha., nog slechts 3 ha. heide, onontgonnen land 5 ha., allerhande 6 ha. Volgens de land- en tuinbouwtelling op 15-5-1941 is de statistiek als volgt voor de voornaamste teelten: tarwe 37 ha., rogge 22 ha., gerst 2 a., masteluin 24 a., haver 28 ha., allerlei (bonen, erwten enz.) 26 a., tabak 7 a., bieten 22 ha., aardappelen 23 ha., allerlei rapen en kolen 1,5 ha., klaver 11 ha., maailand 22 ha., weiland 55 ha., boomgaarden 25 ha. Er besta,an landbotJwstatistieken over de jaren 1846, 1866, 1880, 1895, 19 I 0, 1929 en 1950. In de onderstaande cijfers kan men het verloop van de voornaamste teelten in onze gemeente nagaan. Kortheidshalve ronden we de getallen naar boven of naar onder af, al naar het aantal aren minder of meer bedraagt dan 50. De cijfers zijn dus in bektaren uitgedrukt. Tarwe: 49, 137, 107, 85, 62, 64, 52. Rogge: 81, 106, 120, 102, 85, 57, 18. Gerst: 1,3, 1, 1,37, 4,25, 1, 0,65, 14,88. Haver : 19, 57, 35, 45, 47, 55, 38. Gerst, die gewoonlijk maar 1 ha. bedroeg, steeg in 1950 tot 15 ha. Bonen en paardebonen liepen van 3 ha. in 1846 terug tot 15 are in 1929 en waren helemaal weggevallen in 1950. Boekweit bedroeg 1 ha. 79 in 1846; 1,48 in 1866; 53 are in 1880 om daarna helemaal weg te vallen. Koolzaad onderscheidenIijk 3,44 in 1846; 3,28 in 1866; 1,50 in 1880, laatste jaar dat er gewonnen werd. Petroleum en gas hadden hun intrede gedaan. In 1846 werd nog 10 are hennep gezaaid. Vlas : 28 are in 1846, 6 are in 1866, 2 ha. in 1895 en 4 ha. in 1950. Bieten wortelen en rapen samen bedroegen : 1 a 45, 16, 20, 26, 37, 24, 23 ha. voor de beschouwde jaren. In 1846 werd nog 9 ha. spurrie verbouwd. Klaver : 41, 45, 48, 47, 33, 20. Voor 1950 zijn de cijfers niet afzonderlijk opgegeven. Voor tabak vinden we 18 are in 1880, 17 are in 1910 en 2 are in 1950. Maai- en weiland : onderscheidenlijk 22, 24, 28, 26, 33, 69, 113, wat wijst op een merkelijke omzetting van zaailand in weideland, waarbij dient gevoegd een geleidelijke uitbreiding van de gro~nteteelt, die samen in 1950 8 ha. 21 a. besloeg met 28 are aardbeien. Voor de arclappelen was de evolutie als volgt : 52, 62, 82, 77, 65, 44 en 23, waaruit blijkt dat die teelt in de laatste jaren aanzienlijk is teruggelopen. In 1947 telde men 144 ha. teeltland en 79 ha. wei- en grasland, 23 ha. boomgaard.
De veeteelt \Vat de veeteelt betreft, vindt men in 1745 (G. 8387, 8390) 56 gezinnen die heesten houden, nl. één ntet 1 paard, 2 met 3, 3 met 3, 4 met 4, 1 met 5; 21 gezinnen met 1 koe, 21 met 2, 7 met 3, 3 met 4, 1 met 5, 2 met 6, 1 met 7 en 1 met 8 koeien. Vaarzen : 23 met 1, 5 met 2 en 1 met 3. Men telde 5 veulens.
De voornaamste boeren waren : Joos van der Velden met 5 paarden, 1 veulen en 6 koeien, Kornelis van Obberghen met 4 P!larden en 3 koeien; Laureis Hasey met 3 paarden en 3 koeten; Jan van Rossum met 4 paarden, 1 veulen, 7 koeien en 1 ':a~rs; Niklaas Louckx met 3 paarden, 2 koeien en 1 vaars; Knsttaan Gerrebos, met 4 paarden, 1 veulen, 8 koeien en 2 vaarzen;. Antoon Thielemans met 2 paarden, 3 koeien en 1 vaa~s; Frans van den Plassche met 4 paarden, 2 veulens, 6 koeten en 2 vaa-t(~en; Pieter de Greef met 3 paarden, 3 koeien en 3 vaarzen~ Willem Raes met 2 paarden, 2 koeien en 2 vaarzen. Zoals men ziet was Alsemberg veeleer een dorp van kleine en middelgrote landbouwers. In 1834 waren er 17 paarden, 80 koeien en 1 ezel. Vier jaar. vroeger had men geteld : 20 trekpaarden, 2 rijtuigen met 2 wtelen, 3 landbouwwagens, 13 karren met 2 wielen 1 stortkar met 2 wielen en 2 met 3 wielen (de bekende « kaminoelen »). Uit dezelfde landbouwstatistieken blijkt de volgende toestand : paarden : 18, 15, 30, 51, 7 4, 58, 53, waarin voor de jongste jaren het opkomen van de automobiel blijkt. Rundvee: 219, 239, 238, 254, 225, 199, 316. Varkens: 258, 219, 181, 327, 382, 213, 256. Geiten: 17, 45, 57, 38, 39, 31, 25. Ezels : 2 in 1866, 1 in 1929. Schapen : 10 in 1880, 35 in 1895 7 4 i~ 1919, 101 in 1·929 en 206 in 1950. Pluimvee werd pa; van m l 910 opgenomen met 2766, 3350 in 1929 en 2360 in 1950. Bijenteelt : 21 ramen en 1 korf in 1950. Oudtijds werd al het vee van een dorp door één man te weiden gedreven die door de dorpsoverheid aanaesteld en betaald was. ledereen was verplicht zijn vee met de kudde mee te sturen, behalv.e wanneer de afstand al te groot was. Die herders of zwenders, alhier « coyer » geheten, trokken een vergoeding per dier, maar moesten voor het hun toevertrouwde vee instaan. ( P. Lindemans, De Geschiedenis van de Landbouw in België, I, bi. 385-386). In 1441 (RK 12546) werd de toenmalige « coyer tAlsenberge » beboet van « de dorpkoeyen » die hij in het jong hout van het bos had laten lopen. De dieren die « in iemands scade » werden bevonden, moest de schutter vangen en in de schutte, bocht, schutskooi of vroente opsluiten. Hier stonden ze dan onder de bewaking van de schuthouder, die de dieren aan de eigenaar niet mocht uitleveren zonder dat deze eerst de boete van de dorpsheer, de schutkosten aan de schuthouder en gebeurlijk de geraamde schade aan de benadeelde boer of eigenaar vergoed had. Een paar jaren vóór 1389 werd Willem Bleuse van Aisen1ber<)' door « Art Liven die behuedere was gedwongen » 4 mottoe~ nen te betalen « ommedat sine coye in t bosch allelopen war~!l' ende waren dairomme in de vrointe ghedre~en, ende eer SlJ uut mochten so halp Wouter Hollant Willems sine p'ointinge (minnelijke schikking) maken onnne 't geit voirs. » (Boisée, bl. 143).
Velden en weiden waren meestal omsloten met een heim (haag) met een toegang afgesloten met een stichel of valv~ ken. In 1575 haddefi Thuenen (Antoon) Soeten alzo. een sttchel en jasper Hackaerts het slot van een valveken kapotgekapt. De schapen behoren tot ons oudste vee. Oudtijds waren er alhier ook schapenkwekerijen, o.m. « op een _plecke .erfve groot een . dagw. metter schueren ende scepenJen datr op staende gelegen t Als. boven de kercke comende metten voorhoefde tegenover het huys ende erfve toebeh. Henriek van Grasdort diemen hiet Rijpelbos de straete gaende te Beerssele weert tusschen bey de gaende »... ( G. 6636). Wegens gebrek aan stoppelgang en andere yrije beweiding, eve~als ~an de mededinging van betere, bmtenl~ndse wol, vervtel. dte teelt geleidelijk. Schapen waren daarbtJ zeer. vatbaar voo1 besme~ telijke ziekten, waartegen s.treng moest mge~aan ~o~den. Wtt:. zieke schapen had moest dtt aangeven .. De zteke d1e1 en moesten op stal blijven of op het erf der etgenaars. In 1575 werd jan Crockaert beboet « van dat hij onganse (besmette) scapen gehouden. had de ter weyde gaen.de ». Sch~penkudden. werd.en meestal mtbesteed. Een geval mt 1575 WIJSt daarop . « Gtelijse Jans werd met 2 rg. bestraft « van dat hij besmette schapen bynnen Alsenberge gebracht hadde die hij hielt tot zynnen , huyse ende anderen luden toebeboerden » (RK 12775). Bijen werden ook steeds geho~den. Honing en was waren bijna onmisbaar in een vroeaer hutshouden. In 1679 betaalde j.B. van der Eist 20 st. « ov~r een eycken planck die hem de kerck heeft overgelaeten voor sijn biehuys » ... Het vee vond vroeger een gedeelte van zijn nooddruft in de bossen maar om, bv. in Zoniën, zijn beesten te mogen laten weiden, ~as een bijzondere vergunning vereist. Voor een koe betaalde men een peter, voor een kalf een halve. Dat er velen hun vee trachtten te laten weiden zonder dat recht te betalen, spreekt van zelf. Velen lieten zich bekeuren. In .1464 war.~n Pieter Temmerman, juffr. Geroms, Jan de Conmck. e~1 ZIJn zoon Jan bevonden « op Zoen ien ter weyden gaende dte m den veterbaeek niet geschreven waeren ». In 1478 Jan Wuyts vo~r twee koeien. In 1481 was het zelfs meier Jan .Mertens d\~ beboet werd van « eender coe die ongescreven m het bosca weidde ». In 14'93 Reynier de Rademaker, voor een kalf. In 1495 Jan de Keuter, van een koe. Maar er werd vooral streng opgetreden te~~n het .laten lopen van vee in het jonge hout en cht was te begnJp~n. L1ppen van Alsenbergh werd in 1408 bestraft «omdat StJn coey~rt ghelopen waren opten jongen houw; Heyn S~ghers e~de NtJS Moens van Alsenberghe hebben elc voor d ee~ helhc~t ge.. poent (overeengekomen) van hu eren coyen dte opt JOnghe
98
bevonden werden »; Jan Lauwereys « ... van sij ne beesten die zijne kinderen drivende tot sijne weyen die voer Soenien gescieden moet opten cant van den jonghen houde bevonden » (1469 RK 12544-12546). In 1473 werd Willem van der Cammen «int hof ten Broecke van cudden die in den jongen houw>> bevonden werden en in 1471 Coppen (Jakob) de Molder van den Broeck met twee paarden voor hetzelfde feit bekeurd. In 1476 waren de beesten van Rombout van den Broeck papierslager (papiermaker) die Moen (Simon) Gosens « genomen hadde te hueden » bevonden « op ten cant van Sonien (boven Tenbroek tegen Zevenborren) sijn weyende ». Ze werden beiden gestraft. ( RK 12541). Ook varkens werden oudtijds veel gehouden. In 1484 werd Peeter Matheeuw bestraft omdat zijn huisvrouw << een vereken doot geslagen hadde ende thuys gedragen » ... Dit was in elk geval ee.n afdoend middel om vlug en goedkoop aan varkensvlees te geraken. In 1727 werd door de schepenbank een geschil behandeld over de verkoop van 51 vette varkens. (0. 8314). Een merkelijk gedeelte van de varkensvoeding werd gevonden in bossen, vooral onder eikenbomen. Het eikelen rapen gaf wel eens aanleiding tot erge zaken zoals onderstaand geval het aantoont, waaruit tevens blijkt hoezeer die eikelen voor de varkensvoeding gegeerd waren. Willem Wouters, officier van Alsemberg, had in 1615 « Govaert de Beekere gecalingiert (bekeurd) ende gedacht uyt oorsaecke van verschey .. den mesusen (misbruiken) gecommiteert op geestelijcke goeden ». De vrouw van Godeverd was « daer deur seer vergrampt geworden op Wouters ende sijne huysvrouwe. Met ene van haere dochters ende een van haere sonen was zij gecommen bij de huysvrouwe van Wouters, aldaer sij die eecke .. Jen was rapende van secker eycken staende in de hueringe van haeren man, toebehoirende den arme van Als. ende Rode ende hebben aldaer wel dapperlijck met stocken opt hooft ende d'aensicht geslagen die huysvrouwe van den officier, sulckx dat sij bloyde uyt haer aenscicht ende daermede heeft moeten te meesteren gaen, drijvende also.e met haer kynderen henne verckenen bij fortse ende gewelt onder de eycken ... Hen noch nyet genoeck sijnde, hebben die sone ende die knape van de Beekere des anderen daeghs wederomme gecommen ende afgesiaegen die eeckelen van de boomen welcke sijn huysvrouwe ende dochter oyck hebben geraept ... » (J. 250). In 1947 telde met 69 paarden, 236 runderen en 115 varkens. Volgens een te11ing tijdens de oorlog 1914-18, op last van de bezetter, waren er to.en 67 melkkoeien, verdeeld over 27 gezinnen.
De druiventeelt Tot in de 15de eeuw moeten ook alhier \\rijngaarden bestaan hebben zoals te Leuven, Aarschot, .. Diest, Brussel, Ukkel
(E. Van der Linden, De Voormalige Ukkelse en Obbrussels~ wijngaarden, E.S.B., 1931-32, bi. 177. - Geschiedenis Linkebeek, 135), Dworp (Gesch. van Dworp, bi. 79) enz. « Ooet lant es Brabant dat es waer, van beempden, van wingaerden, van foreesten, vol goets lands, visschen ende beesten ... » (P. Lindemans, .Gesch. Landb., IJ, bi. 115). . Onze wijngaarden, die natuurlijk niet belangrijk waren, lagen op het vlak naar het zuiden afhellend, enigszins steen"· achtig land, langs de Hoogstraat en even meer naar het oosten. De oudste vermelding is uit 1415, aangehaald in een akte uit 1701 (KA. 19844), nl. « een huyse ende lochting geh. tWijngaerdeken... paelende west aen den postwegh » ( d~ Hoogstraat). In 1532 hield Matheus Claes een << wingaerdeken gelegen aen joncker Willem Toernuers goet in 3 sijden aen de wed. Oorijs de Mulder » (KA. 2326). Ook in een charter van 1536 is het goed vermeld (RK. 23222). Verder in 1582: « de weduwe Oorijs de ,Mulder van haeren huyse metten lochten aent wingaerdeken... paelende aen de strate na Bruessele » (de Hoogstraat). In 1642 : Jan Hannaert van sijnen huyse aent Wijngaerdeken (A.P.). In 1711 hoorde het toe aan Francis Lefebure, te voren jan de Knop zoon Merten «het wijngaerdeken » alsnu geïnkorporeerd in de hierna beschreven hofstede, palende aan de Oude Postweg. Het werd uitgegeven bij een schepenbrief van 1535. Het« huys ende lochting aen 't Wijngaerdeken » palende west aan de oude Postweg, noord en oost aan Willem Tourneur, vervolgens Joos van Obberghen bij koop tegen Pieter de Oreef als vertegenwoordiger van Jaspar de Oreef zijn vader, en zuid Sr. van den Branden. In 1519 was het uitgegeven geweest aan Ooverd Claes. Voortijds werd het door pastoor Jan Diericx in 1415 ten behoeve van de kerk opgedragen en in 1424 ging er een erfpacht op uit van 2 sister rogge aan zekere Joannes Steeman zoon Niklaas. (RK. 19844). In 1826 was de wijngaard nog als dusdanig bekend · Jacobus Luyckx ... « van het go et het wijngaerdeken tegen de Hoogstraet ». In 1843 was er Gillis de Munter op (A.P.). Er heeft nog een tweede kleine wijngaard bestaan, nl. in de 16de eeuw : «een geleeghet wijngaerdeken ... boven de Capelaens huysen aen de strate die rechtop van Als. naet Beersel gaet » (A.P.), dus ergens aan de huidige Frans de Neyerstraat.
De pachthoeven
De oudste landbouwondernemingen dienen, zoals Dr. Jan Lindemans het met zoveel gezond verstand beklemtoont, te worden gezocht op de oorspronkelijk vruchtbare en gemakkelijk te bereiken gronden. Daar de oorsprong van de dorps·vorming van Alsemberg in de huidige dorpskom ligt, zal de eerste landbouwonderneming er wel ergens gelegen hebbeu 100
tussen .de beek en de heuvel en hogerop naar het noord-westen toe. Daar moet ergens het Hof te Alsendale bestaan hebben tussen het dorp en de Groten bos. Jan van Alsendale en Elisabeth, Katarina en Hadewige van Alsendale, vermoedelijk zijn dochters, betaalden er in 1321 grondcijnzen (RK 1321). Het <<Hof t'Alsendale »,vermeld in 1451 en het «Hof t'Alsenberge » in 1532 zullen wellicht de eerste hoven aldaar geweest zijn. Als zeer oude ondernemingen komen vervolgens in aanmerking de Rode Poort, de Ster, de Horen, waarvan de goederen zich trouwens uitstrekten tot aan de Hollebarre te Rode; het Hof te Herisem, het Hof ter Hagen boven de Molenweg, het Hof te Meigem, het Hof te Ingendaal, het Hof ter Hulst. Er zijn nog andere hoeven geweest die mettertijd verdwenen en waarvan de ligging niet meer kan aangewezen worden, b.v. « een gelege daer een pachthof op staen placht op den bergh boven den molen ten Broecke paelende aen den boschvan St. Jan ... met twee kanten aen een viverken van de erfgenaemen Hoepzoemers » ... (A.P.). Zo verdween er ook zonder een ander spoor over te laten dan een oude kerselaar op de hoek v~n de Frans de Neyerstraat, het hof van Majores, (Hellinckx). De oudsten onder ons hebben dat hof nog gezien. Op 2-12-1680 staan Jan van Obberghen en zijn huisvrouw Cecilia van Droegenbraeek uit Rode vermeld door de huur van << het Steenen hof » te Alsemberg. Welk hof er mee bedoeld wordt is niet bekend; we menen evenwel dat dit het hof van de van de Wirrekele's op het Winderickxplein was.
Hof ter Hagen Het Hof ter Hagen wordt voor het eerst vermeld in 1483 in een akte waarin het « thof van Clase V rancx » geheten wordt (0. 8309). In 1532 (KA. 2326) «hout Jan Wets geheten de Neve een hof dat men plach te heeten Claes Vrancx hof toebehoorende de kerke », waaraan het hof toen roggepacht betaalde op 15 bunder land. In 1601 was het beboerd door Jaspar van der Hagen en zijn vrouw Elisabeth Ouenens. (0. 8325). In 1627 staat het vermeld als « Hof ter Hagen achter het bovenbuer gelleeten het Eyckenborreblock ». Het hofland bestond hoofdzakelijk uit de vallei tussen de Molenweg en het bos dat in de Schoolstraat paalt, in de volksmond « Tijkeza ~ (Eikensheide ?) geheten. De borre bestaat nog en ligt beneden het dal tegen de Losscheweg. In 1664, weilicht ingevolge de oorlogsomstandigheden, verkeerde het hof in een bedenkelijke toestand : «Jan Crockel de oude, pachter besittende in huere seker gednneert pachthof genaemt het Hof ter Hagen toebehoorende de erfgenaemen van Jan .Mommaert (drukker te Brussel). » ( G. 8404). Omstreeks 1750 was het ho.f eigendom van Frans Everaerts « in zijn leven 101
pachter tot verrewinckel ». Hij was eerst gehuwd geweest met Maria Mercelis, waarvan hij een dochter had, Petronilla, gehuwd met Jan Filip van der Eist, pachter te St. LambrechtsWoluwe. In een tweede huwelijk met Katarina van Cutsem, schonk deze hem zes kinderen. In 1787 verkochten de erfgenamen de « edificiën van het pachthof Terhaeghen »... met 2 bunder, 1 dagw. en 82 roeden land voor 2510 g. 11 st. wisselgeld. Er waren ook goederen te Rode, Linkebeek « in de vierbunder » en « het Leembeen1deken onder Stalle ». In een akte uit 1751 in de schepengriffies van Dworp, nr. 7175, komen de huurvoorwaarden van het hof voor. De laatsten die er boerden waren die van Gits (Sus se Gits) aan het einde van de 19de eeuw. Later werd het goed verkaveld en ·werden de gebouwen aan gezinnen verhuurd. Thans w'Ordt er opnieuw op geboerd door·de familie Seminckx. Het oude hofkompleks is nog goed te herkennen. · De familie van der Haeghen telde een paar rechtsgeleerden en genoot enige bekendheid. Een Melchior de Orez van Halle huwde in 1612 met Isabella van Eesbeke, gezeid van der Haeghen, van Alsemberg. (M.J. van den Weghe, Gesch. van Lot, 1932, bl. 84).
Hof te Herisem Een van de oudste landbouwondernemingen was het hof te Herisem, volgens Dr. Jan Lindemans een stichting uit de 8ste eeuw, die volkomen uit het geheugen der n1ensen verdwenen is, maar waarvan de naam voortleeft in Herisemheide, thans verminkt tot Elsemheide. In 1559 was het hof in elk geval reeds verdwenen <<achter het verhert hof»; in 1613 : « daer thof placht te stane ». In 1321 wordt als eigenaar er van vermeld « filius Martini de Herisem Jacobus de Herisem », in 1365, Oielys van Herisem. In 1379 heet het « tgoet van Herisem metten hove, landen, weyden, bosch ende alle toebehoirten » (Gesch. van Dworp, bl. 47). Op 8-6-1406 verkochten « Olyvier van Herysem ende sijne bruedere die suene » (zijn neef), het hof aan Jan Bossuyt voor 500 kronen (RK 4163). In 1460 was het eigendom van Jan van Boergondië geheten van Herlaer, bisschop van Kamerijk. Priester Jan van Herlaer, wiens gedenkplaat in onze kerk voorkomt was een van de erfgenamen. (Zie Kerkelijke Geschiedenis> en Laenen, Kerkelijk en Godsdienstig Brabant, 1935). In een akte, in vorengenoemd jaar vóór de schepenbank van Alsemberg en Rode verleden, krijgen we een volledige beschrijving van het goed, nl. « een hof met zijnen gronde metter saelen (herenhuis, mischien versterkt), \Voonhuysen schucre stallen ende poerten daer op staende metten coollochten achter deseive geh. thof te Herysem gelegen in de prochie van Halsenhergln~ tusschcn tvelt geh. tHeydeken ende sheercn 102
strate aldaer in alle d' andere zijden... een en bogaert ende bosch in de grootte dat hij gelegen is achter dwinhuys des hoefs tusschen sheeren strate aldaer ende velt geh. tHeydeken ... cammende metten eynde aen de Solheyde ... » In een ander stuk is die << sale >> nog vermeld : « lant geh. tHeideken gelegen achter de za]e des hoefs van Herisem » (G.). Het was ongetwijfeld een zeer oude doening. In 1460 is er sprake van een oude ontgonnen plaats (beempt geh. « den Na ten beempt gelegen beneden de heyde van Herysem ... ende de beke aldaer ... aant velt geh. d',Querot » ( 0.). Volgens de opgesomde goederen, waarvan de verdere beschrijving al te veel ruimte zou vergen, was heel het goed, buiten het geleeg en de boomgaarden, 53 bunder groot en bestond het uit 33 bunder land, 3 1/2 bunder beemd en 16 bunder bos. Daarvan lag er een gedeelte in de omgeving van Ingendaal bij Termeuten te Rode. In 1503 staat Godefroet van Bourgonien geheten van Herlaer als eigenaar vermeld van het Papenrotbos, dat onder Herisem ligt ( G. 9638). Later, in 1532, zijn de kinderen van Herlaer eigenaars van « den slijpmoelen ten broecke ». Onder de goederen· « op rente te pachte oft jaerschaere » door de kerk van Alsemberg uitgegeven Jagen er op de Wolfpoort de goederen van Karel van Herlaer en van Philip van Herlaer; op << den Haeck » aan de W alfpoortstraat de goederen van Oodefroet van Herlaer; een bos geh. de Barssche Hove toebehorende Kaerle van Herlaer (gehuwd met Katarina van Aelst in 1535 (Brabanticum) tegen de beemd van dezelfde (aan de beek in het dorp te Rode); en goederen die hem toebehoorden maar nu aan Jan Mommaert; goederen «opt Solheye» palende aan die van Goedefront van Herlaer; 1 dagwand bos te Dworp ter plaatse geheten Duetsenbroeck palende met één zijde aan het bos van Goedefroot van Herlaer. ( K.A. 2326). In een akte betreffende Herisem komt in 1559 ook nog voor joncker Diericx van Herlaer ( 0. 6638). Ridder Jacques van Boergondië, die de laatste afstammeling was van Jan van Boergondië, bisschop van Kamerjjk, en in 1840 stierf, bewoonde lange tijd het kasteeltje ten oosten van het heerlijk slot van Evere. In 1837 staat echter een A. van Bourgondië als eigenaar van het landgoed vermeld. (P. Cnops, Mariaverering te Evere, ESB, 1955, bi. 116). Voor wie de zaak verder wil uitdiepen vermelden we dat in de Schepengriffies ·op het Rijksarchief te Brussel de volgende akten over dat geslacht voorkomen : 9-7-1460 ( vidimus 1595) voor Jan Oheerts en Elisabeth van Boergondië; 12-10-1516 : Everaerdt van Lantwerp, meier van Rode e•1 Alsemberg namens Filip van Boergondië-Heriaer, zoon van Jan en van joana van Hoerne, en namens Caret, broeder van Filip - en Godefroy van Boergondië-Herlaer, broeder van Filip en Karel. l\1argareta van Bourgondië-Herlacr en jacob 103
van Ghette. Dit waren allen erfgenamen van Elisabeth van Boergondië en Anthonis Thoenis (0: 9638). 20-2-1534 : Jan Godeft·oet Herlaer, zoon van Jan van Bourgondië-Herlaer en Jan Filip van Boergondië-Herlaer, zijn zoon, die hij had van Johanna de Rons; 12-3-1534 : Anna van Boergondië-Herlaer, huisvrouw van Claes van der Eycken ter eenre en Karel van Bourgondië ter andere; 12-3-1534 : Anna van Boergondië genaamd van Herlaer, dochter van Filip en Thomas Chyne namens Karel van Boergondië-Herlaer, zoon van heer Jan, proost van de keizer, en van Katarina van Aelst; Anna van Herlaer dochter van Filip en van Claes van der Eycken; 31-5-1540 : Godevert van Boergondië-van Herlaer en de Armen van Alsemberg, vertegenwoordigd door Godevert Claes, Pastoor. (0. 6636). In 1629 staat een Louis de Herissen, meier te Genappe, vermeld (P.O. 354). Volgens P. de Cacamp, Brabantica IV, 1959, bi. 369 heeft die familie haar naam uit het dorp Neerheilisem. De zoon van Olivier en Jan bezaten er in 1376 nog het hof van Herisem met verscheidene aanhorigheden te Alsemberg en omstreken, die ze, in 1379 overlieten aan hun oom Willem van Herisem, heer van Godsenhoven en poorter van Brussel. (Zie ook R. Goffin, Oénéalogies Nivelloises, I, bi. 246 tot 271). Er bestaat bij de genealogisten ongetwijfeld een grote verwarring tussen Herisem te Alsemberg, Herisens te Pepin·gen en Helisem (Opheylisem bij Tienen). Het zou de moeite lonen dit a11es eens voorgoed uiteen te houden. Waar het hof juist gelegen was is niet met zekerheid uit te maken. We hebben gezien dat het gebouwenkornpleks gelegen was tussen « tvelt geheeten tHeydeken ende sheeren straete », dus tussen het Heike en de Steenput. Zeer waarschijnlijk is dit het oude hof. Op een bepaalde plaats aldaar komen soms nog stenen aan de oppervlakte. In 1726 werd « sekere gemeynte geheeten Heylisem groet 13 bunder ... re genoten de Maelbeke, de Desselheyde », Zevenhorren en Zonien met 20 palen, waaronder sommige met een « Bourgoins cruys », het merkteken van Zoniën, afgezet (RK. 15598).
DeRodePoort Hoewel niet bij name vernoemd menen we dit hof voor het eerst te herkennen in een akte uit 1564 (0. 8836) betreffende « een hofsta(lt metten huysingen, schueren ende stallingen daer op staende ende allen zijnen toebehoorten metten bogaerde, lande ende bosch daeraen geleghen groot int ge.. hele ontrint de 2 hunderen gelegen in de prochic van Halsenherghe hoven de kercke metten hvee zijden tegen sh. stracte ende achter tegen den hosch der erfgenamen \Vijlen
104
jonckheren Willem Tourneurs »... In de volgende teksten wordt de ligging van het hof duidelijk aangewezen. 1614, een hofstadt daer eertijts huysen op te staen plagen metten bogaerde ende bosch daeraen gelegen boven de kerck geh. de Ro;·poorte, 0.; 1663, op de Roopoorte, 0.; 1713, achter de Roopoorte, 0.; 1744, hofstede ... 5 dw.gen. de Roode Poorte paelende de strate van Als. naer Brussel alsnu de nieuwe conincx calseyde, 0.; 1759, de hofstede gen. de Roode Po01·te, Not.
Ingang van de Rode Poort, voor de sloping.
De Rode Poo.rt zou een benaming zijn cHe men veel aantreft. Naar het schijnt wijst ze op een oude vergaderplaats van rechtspleging. In 1565 verkochten Jan Oruweels, zoon Jan, foerier van de hertog van Parma, regente en landvoogdes der Nederlanden, rentmester van de windvelligen van Zoniën en zijn huisvrouw Maria van den Eeckhoute, de Rode Poort aan « heeren Peeter van der Beken riddere heere van Pitsenborch. Het goed was toen belast met 2 Rg. aan het Begijnhof van Brussel, 22 st. en 1 plek aan Jan de Wouwe, 22 st. 1 pl. aan Joos Colijns, 3 I~g. aan de erfgenamen van NN. Huyghe, 35 st. aan Frank van den Bossche, 1 blauwe kroon van Ambroos van Belle, 9 sister rogge te kwijten met 63 Rg. aan Niklaas de Becker. ( 0. 6638 f" 137).
105
David Crabbe « controlleur van de vischmijne der. stadt Brussele » verkocht in 1652 aan Francis de Wandeleer en Maria de Leenere « een hofstadt metten huyse ende peerden·stalle gem. gen. de Roypoorte » gelegen te Alsemberg ( G. 9170). Later verkochten de kinderen de Wandeleer het 'op hun beurt. ( G. 6644). In 1753 verkochten Francis Wijns en Elisabeth Mertens van Beersel aan J.B. de Leener en EJisabeth de Nayer te Alsemberg « seker pachthof ende herberge met den steenen huyse, borneput, schuere, sta11ingen, ende verdere bouwen ». Het hof lag op 2 bunder 1 dagwand « sonder daerinne te begrijpen de 117 roeden daer van liggende geincorporeert in de casseyde camende van Brussel haer Alsenberge ende de ~weede 2 dagw. 92 roeden samen 3 bunder 87 roeden gemeten m 1752 ». Het goed W'Ordt gesitueerd als volgt : « paelend.; ten oosten tegen de Rondenbos nu toebehorende Domien de Bie te voren Baron van Kiezegem alwaer dese partije met ee~e cleyne straete over de gemelde caseye springht; ten zutden tegen het land der hofstede geheten de Roode Poorte nu toebehorende Joanna van den Plassche weduwe van Guilliam Meerts, en kinderen; ten westen de straete gaende van Als. naer Beersele; ten WNW en ten noorden tegen de Lanae Weide toebehorende aan Judokus van de Velde ». Een tweede partij grond lag, ten N.O. << aan de oude baene gaende van Als. na er Brussele daer een opstal tussen beyde staet »; ten zuidwesten tegen de Steenbosch van de heer van Beersel « daer een opstal tussen beyde staet »; ten zuidwesten tegen de Steenbosch van de heer van Beersel « daer een losgadt tusschen bey de loopt »; ten Z.W. en ten N.W. de goederen van de kerk van Alsemberg. ( 0. Beersel). De verkoop geschiedde waarschijnlijk wegens schuld, want in de koopsom was ook begrepen « de resterende jaeren van den termijn van jaerschaere van 99 jaeren ». Op 26-10-1769 verkochtten op hun beurt J.B. de Leen er en Elisabeth de Nayer aan Francis Wijns « een pachtho.f ende herberge » op de steenweg naar Brussel gelegen nabij de Rode Poort, toebehorende aan Guillam .Meerts en Joanna van den Piassche ( 0. 348). Een jaargetijde voor Francis van den Plassche en Ann!l Momrnaerf was bezet op de Rode Poort en werd in het begi~J van de 19de eemv betaald door Judo Meerts (A.P.). Dit zijn enkele grepen uit het archief. Het is niet moo·elijk al de eigenaars ervan op te zoeken. Dit zou ons al te ~er brengen en behoort trouwens meer tot het gebied van de genealogie. \Vie er belang in stelt kan Intiten de voorgenoemde o.m. 0. {)638, 6645 op het H.A.B. inkijken. In 1805 st, >tHf er van \Vege de kerk een rente van 1200 •r. wisselgeld ten laste van padttL•r 1\teerts op « sijn pagthof d~ f~oode Pnorte ~) (A.P.). De zaterdagmis voo.r Frans van den Plas en Katarina 1\\omnmert werd betaald door Judo A\eert
1Of)
bezet op het hof de Rode Poort. Een rente op het land üp he1 Grootveld was ook te hunnen laste. In de tweede helft van de 19e eeuw viel het oude hof stilaan buiten gebruik. Een gedeelte van de gebouwen werd betrokken door arme huishoudens. In 1890 bouwde Theofiel van der Slagmolen, die tot dusver in Hertog Jan III had gewoond, naast de Rode Poort een groot huis met herberg, specerijwinkel en op de verdieping een zeer grote danszaal, die echter maar alleen op kermisdag diende.
ingang van het dorp aan de Brusselsesteenweg, thans Pastoor Bolssfraat. (Cl. De Standaard, Brussel).
De volgende eigenaar was Eugeen Wijns die er ook boerde en heel het goed mettertijd verkocht aan landmeter-· architekt Jaak Alhert, die, buiten de borreput, stallingen, aan de kant van de Ro!JeboJiestraat, en de vroegere woonkamer met daaronder de overwelfde melkkelder, liet afbreken en het samen met de herberg en bijgebouwen en een to.rentje tot een herenwoning verbouwde, dat ten slotte aangekocht werd door de bekende Waalse kunstschilder Pierre Paulus, na de tweede oorlog Baron Paulus de Chàtelet geworden. Hij zelf \Voonde er dertien jaar, \Vaarna het door verscheidene huurders ge· hntikt werd. · In afwachting van de voltooiing van de I~ijksmiddelhan: school aan de Panoramalaan. op het aloude Lindekt'nsveld, opgericht hij K.B. van 16--t-1938, werd de f~odt• Poort, door de Staat in huur genomen, hersteld en aangepast nm t\r de eerste klassen in te richten. 107
Hof te Callewaert In de 17de eeuw is er voortdurend spraak van een hof te Callewaert als volgt : 5 dagw. lants ... achter het Hof te Callewaert. .. tegen den bosch oft Elsbraeek geheeten het Papenroth ... ; in een stuk betreffende << Joanna sVerwere dochter wijlen Mertens de Verwere daer moeder af was Oeertruyt sVlemincx ... het hof te Calewaert ... soo verre wijt ende breed1 als die eusie druppen ... met het recht van tgemet van de gemeynte van Heresim... 3 bunder lants gelegen bij thof te Calewaert bij de Heresimheyde » (0. 9638- 1608). Dit hof lag dus tegen het Papenrot op de Herisemheide, maar waar ? Mogelijk is het de papierfabriek van Heidenbroek, die trouwens steeds tevens een boerderij was. Het moet anders wel een oude doening zijn, vermits er in een cijnsboek van 1321 sprake is van « Elisabeth huisvrouw van Hendrik van der Beken en van een hofstad beneden de molen van ten Broek dat van Caeluaert is (Elisabeth uxor Henrici dè Rivo de domistado sub molendini de Broeck quod sint de Caeluaert). »
Hof te Meigem Het nog bestaand hof te Meigem is een zeer oude hoeve. Ze hoorde steeds toe aan het St. Jansgasthuis te Brussel, thans de Kommissie van Openbare Onderstand. De oudst bekende pachters van dit hof waren leden var1 een geslacht Thoet. In 1367 « des sondaechs na sente Baefsdach » verschenen vóór de schepenen «van AJsenberge ende van Rode », Oielijs Thoet van Meyghem, Olivier ende Jan Thoet gebroeders ende hebben gebint ende verJijt (verleden) dat zij met rade van hoeren vrienden ende met gemeynen aceorde van hen drien heben gedeylt haer vaderlic goet in al diere manieren dat hierna gesereven es. In den yersten so.e sal Gielijs Thoet hebben ende Jan zijn brtteder onder hem beyden 8 buender Iants gelegen neven Oetsebroeck. Item Gielijs sal hebben onderhalf dachw. Iants gelegen opt middelvelt aen Jans Molders Iant. Item een dachw. opt Wegevelt daer tsegen gelegen. Item 1/2 dachw. gelegen in de hofstadt te we ge na est Jans Molders hofstadt. Item 1/2 dachw. geJijc dat gelegen is op den Wenterperre te Meyghem ane Jans Roos lant. Item de hellicht van eenen dachw. gelegen ane tRee. Item Jan sal hebben de huysinge ende thof te Meyghem ende den lochten onder de strate gelegen daer neven. Item theemeieken gelijc dat tAisendaie gelegen es. I tem Olivier sal hebben de woeninghe beneden den A1eyghembosch op die drie velden gelijc dat ment van den heerèn van Co udenberge houdt (de abdij van die naam). Item Olivier sal hebben de u eerste hofstat ten wegc ende tcloetken ciaerboven naest der woeningen. Item op den Wenterperre de hellicht van den vs. dachw. Iants hehoudelic dat Olivier sal hebhen voer ttute 10 roden lants, ende d'anderen voirt in tween deyJcn. Item Olivier 108
sal hebben 1/2 dachw. ane tRee gelegen. Item een dachw. onder tRee gelegen gelijc dat gelegen es. Voert soe selen die gebrueders houden de beempde gelikelic ende bruedérlic op haren cheyns dats te verstane ... derdal dachw. an den Bersel- · bemt bij den goede van Diedelgem. Item een dachw. gelegen in die Mere bij Sinte Lambrechs beemde ende tSerrans beemde van Helbeke. Item over de strate in den gemeynen beempt een dachw. ende ... op sinen cheins: Voert es te verstane dat Lijsbeth der vs. gebroeders moeder sal behouden haer tocht in alle den vs. goede. Item soe hebben de broeders malcanderen geloeft ware dat sake dat yemant hen af te dingen ofte ongebruyck dade van den vs. goeden ofte hen enigen van sine gedeylte dat zij dat maiiecanqeren overlaten souden. Voert soe heeft Lijsbeth gegeven haren kinderen alle dese goede te pachte alsoe lange alsi leven sal, elcx jaers om drie mudde goeds pacht rogs altoes vallende als pacht valt ende met selken voerwaerden dat die gebroeders noch een gheen van hueren tcoren van den vs. goede ende vruechten niet aenveerden en selen van jare tot jare. Lijsbeth haer moeder ende zij vergouden in yegelijcken van hare pachte. En dat hebben de gebroeders geloeft, elc voer al. Voert soe hebben die vs. drie gebroeders mallecanderen geloeft dat zij broederlic selen draghen den Jast van eenen mudde lijftoehts corens dat uute de goede van Meyghem gheet. Voert soe hebben die drie gebroeders geloeft dat sij Lijsbette haere moeder selen eenwerf wel te gereke doen van deederen ende van scoen tamelic na haren staet op geliken cost. Ende om dat dit aldus voer ons verlijt was soe hebben wij secpenen dese letteren besegelt met onsen gemeynen ze gele »... ( G. 6636). In 1387 waren er te Halle enige burgers bijgekomen, o.m. Olivier Thoet van Doerpe (Dworp). (0. Renson, E.S.B. 1959, 429). Even vóór 1389 had Hennen Goedens van Meighem een proces tegen zijn zusters vóór de schepenen van Alsemberg, die te rade gingen bij het Leenhof van Brussel. Daarvoor hadden de schepenen 2 mottoen kosten die de verliezende partij moest vergoeden. Deze was Hennen Goedens. .Evert Connen de meier van Rode, kwam daarvoor twee paarden « uithalen » die hij voor 11 mottoen verkocht. De meier wilde echter het verschil, zijnde 9 mottoen niet teruggeven. Daarover bekJoeg Goedens zich dan bij Hertogin Joanna, .di.e de meier veroordeelde tot 55 mottoen valent 44 gulden. Dlt ts de korte inhoud van de volgende tekst in de eigenaardige stijl en trant der 14de eeuw : « Hennen Goedens, van .l\1eyghem, ciaecht over Everaert Connen alse dat, op tide voirlzden, Hennen voirs. in een ghedinge stac jegens sine susteren, omme welc gedinge de scepenen van Rode te Brussele trocken omme raet, d'welc coste enen dobbelen mottoen dien Everaert voirs. uutleende, met suiker vurwaerden wie van den partien in 't onrecht vonden worde dat hi dien dobbelen mottoen hetalen ..
ton
soude, in welken co.st Hennen Goedens voirs. gewijst was. Dit gedaen, quam Everart te Hennen Goedens huse ende nam hem voir dien dobbelen mottoen twe merien die Everaert dede vercopen dat d'een af goud (gold) 8 mottoen ende d'ander 3 mottoen, dair Hennen noyt niet af ghecrigen en const, noch en doet; dat hem onredeliken dunct dat hi voir twe mottoen 11 mottoen, dair Hennen noyt niet af ghecrigen en const, noch en Jan Was dat hi dairbi ende ane was dair hem die merien ghenomen waren, ende Jans Scatters die d'een merie cocht omme 3 mottoenen jegen 'den genen die se Everart vercocht hadde, d'welc Jan de Scatter selve voir ons kinde en liede» (bekende en beleed). ( Bolsée, Grande Enquête, bi. 144). I~ 1560 had de kerk van O.L.V. van Halle een rente « op het wmhof ... thof te Meyghem ... metten bogaerde winnende landen 18 bunder groot voertijde in pachtinge gehouden door van der Schueren » ( G. 6638, to 82). In 1658 was Antoon Berens op het hof ( G. 8352bis). Op 26-3-1700 werd het in huur uitgegeven «met de rechten van die armen op 24 bunder weiden gezegd die Meygem heyde ». Onder het Oostenrijks bewind werden die weiden op een tamelijk eigenaardige wijze beplant. Op 24-1-1763 schreef een zekere Karel de Heze aan de regering dat hij door studie en onderzoek het middel gevonden had om al de heidegronden enz. vruchtbaar te maken. Hij bekwam een oktrooi waarbij hij gemachtigd was bezit te nemen van de heidegronden. ingewaterde gronden, broeken en andere gronden die niets 'Opbrachten en waarop geen bomen groeiden, gelegen binnen de acht meierijen van het kwartier van Brussel en toebehorende aan de dodehand (de kloosters, gasthuizen enz.), maar men legde hem de voorwaarde op eerst de eigenaars aan te spreken en hun te vragen of ze niet wensten zelf te ontginnen. In verband daarmee hadden Alsemberg en de Godshuizen van Brussel een geschil omtrent vorenbedoelde weiden dat pas eindigde met een arrest van het beroepshof van Brussel op 12-8-1843 ... Het H. Geesthuis van St. Goedele bezat üp de .Meigemheide ook een hof, dat in 1664 gehuurd was door Frans de Greve. ( G. 8404). Niet lang daarna werd het « ledich » bevonden en « ten deele gerinneert », zoals met het Hof ter Hagen het geval was. In de schepengriffies (nr. 8304) vindt men de tamelijk belangrijke pachtvoorwaarden van dat hof. In 1755 werden «de bauwen» van het hof geraamd door Arnoldus Springael : « de borreput 250 gulden; het overbuer (bakoven) 5 g.; de kelder, schauwen ende fundamenten ront«:>om den geheel en bauw 50 g.; door Jan de Haes ge taxeert het stroodack met de muer 150 g.; de timmerije soo van het huys, de schucrc, stallinge, hovenbuer, verckcnskot" de kap van den borrcput 335 g. » Zoals ntcn vaststellen kan, was heel het hof, buiten de fundamenten en de schoorstenen, van hout, klei en stro. 110
In 1768 waren WiiJem de Cuyper en Theresia Gillis op het hof. · Hof te Ingendaal
. Dit hof gelegen op de grens van Rode, tegen Termeulen, Is een zeer oude doenmg. Het staat vermeld in een leenboek van 1321 (curam suam apud Inghendale; 1455: 4 b. Iandts geh. d'Ingen.~aldeiie (KA.). In 1626 was het eigendom van Jonker MathiJS de Beuf, heer.« de Ia. Petite Flamengerie », uit ~russel, gehuwd met Jacqueltne Artus. Machiel Raes, poorter tunmerman, wonende « op de Hoochstraete » te Brussel had toen van du Beuf tien eiken gekocht « int bos boven sijn p'achthof gemeenelijek gheheten Ingendael gelegen tot Aalsenber~e wesende gem. geh. die Clete oft Stoffelsdelle ». WR. 375).::::, In 1645 was het « goet van Ingendael groot in 3 voeren omtrent 36 bunder en gehouden door Frans de Naeyere van Joncker Matheus du Beuf ». De volgende renten stonden er 'Op : « 1 mudde coren » aan het klooster van Zevenbonen 1 sister koren aan de kerk van Alsemberg, aan de koster en' de pastoor van Als. voor jaargetijden 3 veertel koren, in geld aan de kerk ~~ st. 1 plek, aan de heer van Beersel 3 rg. 10 st. « aiie geitjek den ouden en jongen Matheus Claes ende voorgaende pachters betaald hebben » ... Later boerde op het hof, Daniël Tijck, « villicus », die in 1665 overl~e~: en achter het koor begraven werd. Zijn vrouw Barb~ra Cirktjn huysvrouwe vap Daniël Tijck pachteresse op thof t lngendael overleed reeds 111 1648. Denkelijk crina hij een 5 tweede huwelijk aan, want in 1667 komparee?de hij als « pachter wonende op de hoeve gen. Ingendalle in de prochie van Alsenberge » samen met zijn huisvrouw Geertruide Medaer. (G. 8287). Hun dochter Joanna huwde Niklaas Theys brouwer en schepen te Rode. Hij was de zoon van Frans, pa'chter van het Hof te Waterloo, waarop de familie Theys 200 jaar lang van vader op zoon geboerd had. Op een oud plan vindt men het hof te Inaendale ook eens o vermeld onder de benaming Withof. Zeer vroeg reeds was veel goed eigendom van partikulieren en veranderde het dikwijls van eigenaar. Een boomgaard aan het Hof te Ingendaal aan de straat van Rode naar de Zevengaten, hoorde achtereenvolgens toe aan Hendrik Meeus, Kornelis Vranckx Jaak Albert Cnof en Victor Oambier. ' .De Droge weide, in t 711 land, op den Hollenborre, was van m .1500 ~chtereenvolgens eigendom van Jvterten de Cnop en /v1ane PahJts, Jan de Cnop, Niklaas Nicolaii, sekretaris van het Gulden Vlies, Karel Winderlinckx advokaat van den Winckelet kanselier, Jan Nauts, Jan Fr~ns Nauts ~n Jan van IsterdaeJ. 111
Hof ter Hulst ( )p tk grens vZln /\lsL'111herg· L'n Dvvorp, :tZln de KL'Stcrlwd;,, wnrdt van ouds een hof vcr111eld, lllt eens op Alsemberg, dan op Dworp, l'll zl'l rs op Beersel, ZOIH.Icr dat de ligging er \'[UI kon VL'rL'L'nzl'ivigd worden. i\\L'n WL'l't thans dat het op hl't grondgchiL'd van Dworp ligt ( C.T., Ciescil. van Dworp, bi. :!t)~). DczL' verwarring is licht 1L' hcgrijpL'n \vannL'Cr men weet dat hL't hof oorspronkelijk up Alsemberg lag : « Francis Linthout OVL'r Nicolas BerL'nacrts van het hof ter I-luist onder Alsenherge als nu nnder Dworp » en elders : « het Hof ter I lul:->t. .. het huys is afgehmken ende geset op de prochic van Dwllll' »... (A. P) .. De erfgenamen van << wijlen I-knrick van KL'll1!1lek, meester Jan van Kemmek ... met rijpen rade ... 1knrick van Kemmele mt tertijt rL'ntrneestcr ons gcncdighen hL'L'rL' van Beersele en Joanna Ohysl'ls sijn vrouw ... een hof lllet sijnen gronde metten huysen, landL'll, stallen, sclwerL'l1, hijv angL'll... geh. t hof ter Hulst in d c proc!zi c l'an Als. groot llll't winnemk landen, lmsschen, becmpden. hcye ende haver\\'L'yen 1H hu mkr... rgoet in dL'l1 Putte metten huysinghen L'llZ ... ,\Is. 7 1/~ bunder.» (I~K. 12550). Ih·ze enkl'lc aantekeningen dienen derhalve slechts tot aanvulling van diL' \Vl'ike in vorengenoemd werk opgenomen werden. In 147t) en 1493 \'l'rkreeg Claes van der llulst geileten ~\\at!en, toelating nm een half jaar lang « bessemrijs » te snij dL·n. I 11 1G:20 was het hof 31 hun der groot. Toen boeniL• daarop Jaspar van Istndale en het hofland bestond uit « tl Iulstenhlock met te voen•lbosschelkens. tHoutemvL•It, beneden lwt nn·nhuer met een beyken lwplant met troncken, een hlock naest Lkn lwve geheetL'll Tcnitsken, het Putten hlock en lant naL·st dL·n J~L'L'Ckhoscll ». Daarhij was er nog land ,~onder Dniqw » ( <î. K3~17. ~l 170). I11 1()~17 werd het Iw f VL'l'lllL'l d IJl et 22 hunder « toe kntnL'IlliL' avn j(JffriJll\\'L' ;\\arie van I lamme L'L'nigc L'rfgL'IlaL'lll: wiikn Sr. :\icnlaes fh·rnacrts ». In 17~~ hoordL' hl't tne aan dt·· lll'rl.' van ( JL'llll'rt nver dL· crfg. r:rancis van Linthout <>VL'I' :-;k<daes Ingvlhrecht >• (:\.P.). In de vr~lksmnnd wordt lwt hof thans het Hof tt>r Ilulpen ~~d ll't L'l1.
Nijverheid. handel, ambachten Huikil dv bndh'lll\\' was L'l'. z••:tls trnuwens op gans h:t pl:trtvland, !..!.vvn andçh' hvdriiri~lH:id dan dit: \'an d\.' vnlstrl'kt
11• ~dig~· :unh:t~.:lltsliL·d\·n div hd:odtv!l /t~l'~d--·rL
\';u 1!· dv klvding- t:n ;md,·n· ldl'ine ·
-.·~ ,n.:~~dlmg in I t\«i.f 1 f i. l\.ln.t) wan:n L'r tt lt'n IÎ lii!l/dl t'll ] k1 , h•lV\"V \'H da;trhij. nnu~ t'~'tl ·, ~._,_ .. . I . 1 Zlllh'l'ri !lP·. t'H n·n \\(lt !lÏ\-t pp !.'\'11 /t·vr bl~ tt· c lm"!h'\'!\'-' lti$'0 \Êndt Hh:n : l \' •
kon'nrnokn, 4 brouwcrijen met herhcr<r (elke herber<, brouw1 h h I uoorgaans te haar L'igen biL'r), 1 kleermaker, 1 paardensmid. 1 wever, 1 scho_enlapper,. 1 wagenmaker, 1 barbier (die ook als g-eneesheer fungeerde). In 168() zijn er 2 brouwerijen, 2 herbergen, 1 schoenlapper, 1 rademakcr, 1 barhier Er. ware!l toL'Il 30 Intizen van kossaarden, nl. mensen dil' een huisje bewoondL'Il met wat land er rond en een geit of een koe hielden.
Hot'c'nwzn de fabrieken t'llll lfum. op de roorgrond ccn gedeelte' J'cm !zet St. Vic!orsin:·dituut.
( >ngeVL'L'l' 100 jaar later ( 0. H3~l~) is dl' t<ll'Stand al-.; \·n!gt : ]<11~s v:m. dL· \\·ldt.\ hroU\\'L'I' l'll hl'rhergier; J.B. \ValckiL'rs, sn11d : f>ll'kr dt.· BrvmakL'r. lwrlwrniL·r en \\'L'\'eJ" J>ktl'!" Surlü·yn, smid : Stdaan PiL'ITL't, gar~L'Imakt·r; < JiJlis d . . \\ :uHkker, llerlwrgier : J.B. til' LL'L'Ill'r, hl'rhcr~ivr; Sl·hastiaait van dv \'eld:\ hn>L.I\rvr L'llill'rlwrgivr; J.B. dL· <lrL-vf. hl·rlwrgi·:ï L'P k1kkvr; ~t·hastiaan, r:lll dl'l1 Plasl.'l!, lll'rhl'ruil'r : j:lll .\\t'ns._. het·rvn. srht~L'lllll:tkt•r; Karlus \'[llJ dL·r Eist. wÎ~IkcliL:r vn hal.; kcr; Jan Jt 1Zl'f PilvttL'. kl'rlwrgil'r. In I ïK:.! hnudt .\nna .\\:tri.t dv \\_'anddvl.'r winb·l l'll n·rknopt zv tabak ( tl'lll't (ltfkimtm •. ~ \'vnd!t tah:tl'lllll J. Div t\\n' hakkvrs zullen llvt als dusd:llli.· nkt hrvt·d gvlwd llvhlwn. In I K:!K \\as vr m:tar {.t'll ~.·n in n·/: hand :nd (h• hrnod/t•ttillg ( hl'lasting np l!t:l hl'tllld), -.;l'llrii t: lv mvl\'r. _dat dvz:.· , .;~lllk~· g~·cih.' pl:tats gvgr,.:pvn ht·l'tt ,,lmd:, vr htHvl lli\\ >!llVl''-~ /1,111 d1v lnm hrund hi.j tkn h;lldü·r :_::t:l
,',t·ll
3J
In I K~lï ht·-.;t~ Jlldvn ~·r ;I!IJh·r l X niivvrih·ld~ !Jniclltin~. ~xn ud J pt·r:-;, llh·vi vn -t:> :tlh· . . ·n~t:ta!ldt· :unh:tt'hhh>::th·n. In 1~q; \\ an·n ~·r liK :dln·Jhta:ntdv \\ :I:Ir,llhh-r I: r \\ :~n·n '""~' !.,:yvn 11~,· 'lh'~·! k \\ '•cddt·n
Linnenblekerij
Er moet alhier ook een blekerij bestaan hebben van aan huis geweven linnen. De plaatsnaam « de Blijck » aan de oude dorpsplaats wijst er op en in 1827 was er alhier een Jakobus Wilson, blijker. (AP). Herbergen, Brouwerijen en Huizen
Al heel vroeg had Alsemberg betrekkelijk veel herbergen. Dit was te danken ... ·of te wijten aan de bedevaart van het vermaarde heiligdom van 0. L. Vrouw en wel enigszins ook aan de ligging op de weg uit het zuiden naar Brussel. Het was vanouds een pleisterplaats. In de 18e eeuw nog waren er alle zondagen bedevaarten. « dese prochie bestaet in seer vele herbergiers dewelcke door de beganckenisse hunnen cost moeten winnen ... » ( 1725, AA). Daar de herbergiers en veel andere inwoners naar de vroegmis gingen om zich dan volop met hun klanten te kunnen bezighouden, z.ong de pastoor de vroegmis, waarin hij ook sermoende. De hoogmis werd gewoonlijk gedaan door de priester die de bedevaart leidde (A.A.). Over de herbergen, evenals over de kammen of brouwerijen, bezitten we een aantal losse· aantekeningen die, samengeordend, ons een kijk geven op het vroeger herbergbedrijf te Alsemberg. Werken op zon- en feestdagen werd voortijds tamelijk streng beteugeld .. Niklaas de Ridder werd op 21-1-1712 door de meier gedaagd wegens «het misbruyck bij hem begaen om gewerckt te hebben op den 3den deser maendt wesende eenen sondagh welck werck heeft bestaen int putten van water dienstich om te brouwen voor den heere pastoir van Alsenbergh in die camme van Jan de Beer ». De pastoors lieten dus hun bier brouwen. Daartoe hadden ze trouwens ook een « hoppe-lachting », gelegen ten oosten van het Hemelrijk, ten z. het kerkhof, ten w. Willem van den Bossche ten n. aan de weide van de kerk geheten het Kareelgeleeg. (A.A.). Zoals men weet en in het voorgaande kan vaststellen, waren veel van die herbergen tevens « cammen » of brouwerijen. De « 3 coningen », den « Horen », « Nijvel » onder meer, waren in dat geval. Dit waren natuurlijk geen brouwerijen zoals de grote bedrijven die we thans kennen. In 1747 (0. 8387) was de brouwerij van Joos van de Velde, « kleynen pachter, brouwer en herbergier, gepegelt op 7 tonnen ». De mout lieten ze te Alsemberg gew-oonlijk drogen op den « kerckenspycker » (de tiendeschuur op de zolder der kapelaanshuizen). In 1675 werd er daarvoor 12 st. ontvangen. Veel partiktdieren Heten bier brouwen voor eigen gebruik. Ook in 1675 liet de pasto()r « een cleyn quantityt mout droeghen op den kerckenspycker ».In de 17° eeuw werd de brouwer van de Drij Koningen tot een geldboete van 3 g. veroordeeld omdat 114
hij 's zondags door zijn knecht t h ~let br~uwsel van M. Pastoor ... wa er ad laten pompen voor U1t een rekenina van 176 9 GuiJJam van den Bos~h waarin ~ank I nalatenschap van enz. opgenoemd worden' valt o . <~ e e es en coelbacken >> bedrijven waren. In die ;ekeningo~ ~e ~~aken dat het kleine << betaeldt a en de sagers voo h tts oo spt aak van een bedrag bert van den poupelier die m~t ~e sag~~ van 200 voet duymvlogen is ... ». n wm op de brouwerij ge-
d:
op
Welke werden eeuwbieren vonden we er ge b rouwen en gedronken ? Vóór de 18e doortrekkende detacheme!t~~n on~men. In 1745 werden door vorderd : 2 tonnen bru n do n . er meer verteerd of opgegoedt bier. Voor 1752~ezenbbel ~ter, 36 potten bier, een tonne pond 1 schel1ina en 1 ennin~ee at van· Andreas Coppens 53 de « augmentatie van den impos~ f~~f~:ti~egv)o~~~r~ wterd ~odor aeme goet ende 2 st 0 ide . s · op J er (Staten van Brabant, n~~ 31 ~6)~me cleyn bter voor 2 ja eren » Te Rode dronk men ·omst.1 k 1780 twee cts den pot », bruin bier ~e s . : << d~bb~1 bier a bruin bier en klein bier (E s 'xv:.oon b?ter, Wlt bter, goet rekening over 1851 leest me~ «. 3 litreJ g.' . 200-2?9). In een de cha~~ (de kalkblusser) 0,72 f. » tA~~.)aro pom Ie fandeur Wt]~ werd er ook gedronken want in i 688 (0 . er kwestte van een proces van w" · 8326) IS setene en borgher der stadt Br IJ~enkd.oor « J.~. 0~eus ingeThomas Voets en i usse e oopman 111 WIJnen » aan Nicolaas Theys, ~r~~~~~~ernsp~~~~ v~~r~!j~en ge~~verd aan « betaelt aen een vierendeel w" 111 . d h 8 RIJnsgulden metten heere hoochme er en IJn en oren gedroncken flessen en potten wijn ydoor d::~~·eb~.~t~. kRkondd 1750 werden geëist. r 1J re en e troepen op-
krijg!~ <;~~~~~:~~~~tplaats Z'Oals. de onze zal ook wel Wijn te wijn onthaald.' Als Jo~~escphrocesstes werden er trouwens met epenen naar Brussel toae over d e dorpszaken te palaveren zoals in 1673 d kh n om er ' , ron en ze ook wel eens wijn· « I d n en 1n op 21-4-1673 betaelt voor een gelach inde w·'· Gudule kerck ~~~s~~~~=~~hfnf~ostafen op den ho~ck :ran Sinter W.. h b n ereren voor d affatrens »
brande~ijn eg~~:on~e~e~e~dl
te veronderstellen dat er
~·~k
caert over het distilleeren 'v~~n~ alsl gev~Ig op het « Placbrandewyn », werd op 2-1 0-1698 even e waters geseyt « twee fornuyzen tot het disfll· bestaan vastgesteld van welcke ketels men deed I eere; van de voors. brandewijn meyer ». De overheid werk~:q~:s reeren ter bede van den
h:t
~~1~n dat ~et graan t~lt. alkohol tz~~o~~~n!~!~~r~~etbe~~~~= d:~~fn~f t~J·~. c~~evdermehng van ~1~ stookketels verordend. fn , r een soortgehjke maatregel ae I
1let verbod jenever te stoken (19-1-1796). .
o nomen,
n.
115
Te Rode en te Linkebeek werd toen niets gevonden ( G. 8303). De hiervoren reeds vermelde Joos van de Velde h~d in 17 4 7 een brandewijnketel van 44 potten ( 1 pot = 1,3 ltter) ( G. 8387). Trouwens voor 1745 en 46 vinden we in een rekenina van opeisingen door de « lieden van oorloge » een post van° « 2 scheuten brandewijn» (0. 8386). Herbergen, taveernen en afspan~ingen waren steeds plaatsen waar de mensen van de rets wtrustten, zaken regel ... den tussen pot en pint, die elders niet te regelen waren, troost gezocht werd tegen huistirannen enz. Het was ook steeds de bakermat van twist en krakeel of nog erger. Zo werd in 1520 « den knape in de zwane t' Al senberge beboet van dat hij Hennen Smoutkens metten hare getrocken » had (R. K. 12777). Rond diezelfde tijd wa?. het « det~ knap~ Inde drye coninaen t' Alsenberge van dat htJ een en kmdeken met vuysten aeslaaen heeft », terwijl een « Gielysen den Vleminck van d~t hit tot Alsenberge Inde 3 coningen geslagen heeft met tanclijnen baerche Jannen Heyman sonder bloet reysen ... 1/2 rijder» gestraft werd (R.K. 12777): « Janne de Vlueaele » is een naam die we rond 1500 verschetdene malen aant;effen. Het was een vechter en dronkaard. Onder meer staat van hem vermeld « dat hij gehuwen heeft met grammen moede met een tynnen scotele sonder « even~el » yemande te quetsene ... » Later vinden we nog e~n « Machte Ie van Brabant van dat hij met een en potte met btere. be~ot~n heeft heeren Willemen Dralant priestere ». En nog wt dte Jaren vermelden we een paar << bruecken van diversen aventueren : Gevaert Boenen alias de Keutel is droncken commen ten huyse van dcsen meyer aldaer hij als noenens gegeten hadde met meer aoet o-eselschap als Joncker Kuichoven, Joncker Lyoen de la ~1otte~ ende quam den voirscr. meyere siderunt opendoen end~ den voirscr. meyer gewacht commende buyten lov~ sonder gevaar, heeft den voirscr. meyer met messe ende spnete twee nestelgaten in syn consens afgesneden. In vuegen dat den voirscr. meyer hem moeste int waeter stooten. » (R. K. 12776-77.) · «Van Reynken van den Abeele v:an dat hij vuyt Dronckens~epe geseeght hadde dese woirden God en is nyet dat hij dien man nyet. en plaeght, waer~ Rechtveerdech, omme die voirs. Reynken met scepen vonts~e ts ge_wesen als dat hy gaen soude in syn lynscleederen vo1r theyhch sacrament met eender keersen in syn hant van 2 ponden den setven daerenboven noch Iaeten camposeeren voir Drie Royallen. » Vroecr reeds moesten de overheden maatregelen treffen tegen uitspattingen. De onderrichtingen van de hoogmeier van Rode bepaalden o.d. straffen tegen « den ghenen die hen behulpen met quaede teerlingen ende van botters ... » en de « herbergiers die versweghen hebben hoeveel gasten te hebhen gecumJicht tverbo.t van den \Vaepenen ... » (R. K. 12775, 6 en 7, 15" en 16'' eett\V). Het laat in de herberg blijven was de ecuwen door het
om
1 H)
torn~ent der overheden evenals van moeder de vrouw. In 1693 beshste de schepenbank : « Alsoo bij Experientie wordt bevonden datter veele geschillen, vechtinaen ende andere wulpsehheden comen te gerijsen in den avo.~dt door den dranek waermede gebroken wordt den vreden onder de inges.etenen ende h.etwel.ck dickwaels wordt veroorsaeckt doordyen men blijft sttte~ 111 d.~ h~rberg ~nde excessen komen te geschieden boven d~. l1l en biJ SIJne maJesteyts placcaerten ge fixeert. Soo i st dat htl de wethouderen van Rode, Alsenberg en Linckeheke expresselyck wordt geordonneert dat ieder een hem sal hebben te vertreeken uyt de herberg ten 9 uren 's avondts te weten van 20 october tot den lesten april op pene dat den aene den wel~ken naer de voors. ure inde herberge sal worden bevonden 1e~er reyse sa~ verbeuret~ drye guldens ende den herbergier 6 ou~den alles 111 conformtteyt van voors. placcaerten in observantie van ~~~t welck sal de clocke getrocken worden in de voors. pro.cht·en ten 9 uren 's avondts aldus aepubliceerd ten gerechtsdage binnen Alsenberge ( 15-1 0-1693). » ( G. 8285.) Jan Schoops van Alsemberg was door Pieter Haseij vorster van Zo~iën, bekeurd geworden wegens het. .. wegne~ men va~. een ..etk. Jan had dat zeer kwalijk genomen, vooral omdat hiJ « SIJn huys vol kinderen was hebbende ende qualyck voor d~~elye cos te ~roodt beserghen ... » Op zekeren dag bevond hiJ zich wat btj drank in de herberg van Jan van Isterd~~l,. vorster te ~?et (er waren er ook te paard) van Zoniën. Ht] berde dat htJ Haseij « in duel zou roepen met de busse voor het leven van den eenen of van den anderen ende dat plaats ~nde uur moesten vastgesteld worden >>. Daar was ook aanw.eztg de z~on van Haseij die antwoordde : << ick hadde s~? hef dat ghiJ het aen :Uij dede als aen mijn vaeder, want WIJ hebben het huys vol k111deren ende mijn vaeder isser meer v~n noode als ick.:. » Daar~ij bleef het echter, en ieder ging ZIJns weegs. Maar 111 de namtddag kwam Jan Schoops naar de herberg terug met zijn « busse », wat er scheen op te wijzen dat het gemeend was. Wat er toen gebeurde staat niet vermeld maar er volgde een rechtsvervolgino- op. Tot zijn verdedigin~ v~rklaarde Jan, dat hij « al~aer wederom gecoemen was met StJn bu?~e corts naer den vtere om naer prijs te schieten op het schiJf den weleken te winnen stondt in het huys van Jan van Isterdael. .. ». (W. R. nr. 447.)
De Zwaan, de Drie Koningen, de Grote Schotel de Balans, de Kr?on, de ~oning van Spanje, het Moriaansh~ofd, het Boer~ondtsch Kru!s, de Engel, de Ster, de Posthoren, St-.Franctscus,. de K1eme en de Groote Sleutel, Nijvel, de Ketzer, de Lehe, en zelfs de Helle, wat al mooie of veelzeggende namen ! Welke hulde breneren ze aan het erezond verb stand en de natuurlijkheid onzer ~oorouders. . Pastoor Bols had er voor gez·orgd dat vele herbergen een VJaamse naam kregen, zoals In St. Elooi, In de Vlasbloem In ...
'
117
de Alsembloem, De Gulden Duif, In Hertog Jan lil enz. Daarvan zijn er thans reeds verdwenen. Is er iets op de wereld dat schoner is dan eigen schoon ? Spijtig genoeg verdwijnen de eigenaardige en sappige uithangborden eilaas stilaan van de gevels onzer herbergen. Ze ruimen de plaats in voor nietszeggende brouwersreclame, voor Franse banaliteiten op Brussel nageäapt. In Frankrijk of in Wallonië vindt men toch geen Vlaamse, en in Engeland geen Franse of Hollandse herbergnamen ! Dit gebrek aan fierheid en aan natuurlijkheid ten onzent is te betreuren. Het typische, eigenaardige uitzicht van een dorp gaat er door verloren en mede een groot deel van de aantrekkelijkheid er van vo'Or de toerist en de folklorist. Wij moeten terug naar de oude deftigheid en het pittig eigen schoon. Er leven in ons land nog tal van verstandige brouwers en herbergiers en wellicht volstaat het hun daarop te wijzen. Het komt er op aan veel flauwe kul en bluf te vervangen door gezonde vaderlandse degelijkheid ...
De Driekoningen, De Hert, .De Blijk of De Ster Waar nu het huis van Jan Albert, burgemeester, staat, ( vi11a de l'Etoile), stond oudtijds een herberg en afspanning de Drie koningen geheten. Achtereenvolgens heette ze daarna de Hert, de Blijk, dan weer de Hert en later, in de 19de eeuw, De Ster.
Af.çpanning « De Ster» enkele jaren vóór de eerste oorlog gesloopt. (Tek. Len Theys
~cl.
Eigen Schuon).
Het goed vvordt beschreven als volgt, met opgave van de opeenvolgende bezitters vat~. 1.380 af : « Sebastiaen van de Ptassche bij coop teghens Otlhs van den Bossche als representant van Gillis Bonnewijn. over Jan Swalcn, over jacnb van
Cutshem, over Philip van den Bossche sone Wilhelmi, .over dese kercke ». De kerk was dus de 'Oudste eigenaar, nl. van « een hofstede met een deel grondt eertijts geheeten de Drij Coninghen daernaer den Hert, naer desen den Blijck, alsnu wederom den Hert ... rechtover de Lelie nu de Helle:.. paelende noord de· nieuwe cassije (naar Brussel) ... het hofken van Guillam de Ha es ... hetgene van Gui11am van den B.ossche ... ende het stràetie ofte voetwegh loopende van de kerck van Rode ,de Kloosterweg) ... Oost sijns goederen met de hofstede nu geunieert. .. Zuid de weyde van wijlen Capiteyn Nauts nu de erfgenaemen van Sebastiaen de Gijnst ende de hofstede geheeten den Horen ende west de representanten van Carel de Haes ... in 1419 aen de kercke overgedraeghen door wijlen sekeren Theodoricus vanden Heetvelde ... die ze van te voren uitgegeven had (25-8-1380) aen Philippus van den Bossche sone Willems ». De kerk had 7 dagwand eigen goed van de grond uitgegeven aan Jacoppe Leder en ,Margarita Andries in 1481 en daarna aan de kerk « geabandonneert » door Magdalena Bonnewijn representant van Gillis Bonnewijn. (K. A. 19844). In 1419 gold het als erfpacht 7 sister, « maete van Rode». In 17 42 is het « sekere hofstede met den huyze, schuere, stallinghe ende andere edificien daerop staende eertijds gen. de drij coninghen groot 7 dachtwant palende 1o langhe trappen van het kerckhof aldaer 2° sheeren straete, een cleyn straetje ofte voetwegh loopende naar Rode 3° tegens den Hollenbeurre 4° Bastiaen de Gynst ... ». De hofstede die met de Drie koningen « geunieert » werd bestond uit een << weyde alsnu landt. .. 6 dachwant groot. .. op den Hollenborre ... paelende met 2 zeyden aen Miehiel de Nayer nu Gillis van Keerberghen ... deser kercken bempt .. . teghen de dachwant ... daer een losgat tusschen beyde loopt .. . teghen een cheyns van 9 penninghen groeten Brabants 27 st. Daer vooren deser kercke proviseurs dito drooghe weyde eertijds alsoo voor eeuwighlijck hebben te erve uytgegeven aen Merten de Cnop ende Anna Palijts » in 1500, de oudst bekende gebruikers. Na hen kwamen Jan de Cnop, Niklaas Nicolaij, Karel Winderlinckx, CanceJiier van den Winckele, secretaris Jan Nauts, Joannes Franciscus Nauts en Jan van Isterdael. (K. A. 19844). In 1742 was De Driekoningen belast met 15 penningen Lovens aan de Proost van de Kapellekerk te Brussel, als grondcijns, een erfrente van 7 sister rogge en 1 cijnsgulden aan de kerk van Alsemberg. (G. 346). In 1730 moet de latere Ster in de volksmond nog de 3 koningen geheten zijn, vermits we lezen dat CorneJis van Obbergen gevracht en stro geleverd had en het huis « de drij Coninghen oft Blijck daer Cornelis woont » gedekt en geplekt werd. In september 1795 werd .Maria Josepha Lacourt wedu\ve ~
118
119
Franciscus Sterckx, houdster van de << Ster », bij nacht door bandieten overvallen en 's anderendaags vermoord en vastgebonden gevonden (invádentis ligata fuit fortiter et ita inventa mortua).
De Helle of de Lelie Aan de overzijde van de Ster lag de Helle << tegens den kerckmuer >>. Het huis bestaat nog. Het is thans nr. 39 van de Pastoor Jan Bolsstraat Op het einde van de tscte en het begin van de 19<Ie eeuw was het gebruikt door J.B. de Greef, Sebastiaan Ragoen en justinus Sterckx. (A.P.). De Helle werd op een gegeven ogenblik opnieuw de Lelie om in de Franse tijd weer de Helle te worden ... Men weet dat de Omwentelaars alle opschriften deden verdwijnen die enig verband hielden met godsdienst en koningdom. Welnu, de lelie was het zinnebeeld der Franse koningen. De wet van 18 Vendémiaire Jaar 2 bepaalde dat « Alle huyzen, Batementen, Hoven, en zoo voords, daer eenige teekens van Koningdom op staen als Leliën of andere, agt dagen naer dat de waerschouwinge aen de proprietarissen gedaen is, zullen geconfisqueert worden, indien die teekens niet geweert zijn ». Het zal ook wel bij die gelegenheid geweest zijn dat de staatsgevaarlijke uithangborden als de Drie Koningen, de Kroon, de Engel, St. Franciscus, het Boergondisch Kruis, de Keizer, de Koning van Spanje verdwenen of herdoopt werden.
den-~oriau, was eertijds een herberg : « Een huys met eenivan den ghen grondt geL ten Zuyden de kercke in 't hanaen 0 berg van 't kerckhof ende voor desen gen. synde den Engel, nu de Costerye, paelende noordt muer leerekhof Oost calsye naer Brussel, Zllldt het huys ende erfve eertijds geh. de lelie nu de helle ... » (K. A.). Als oudste gebruiker vindt 'men « Jan van Liere van sijn huys ·op de lange trappen geheeten den Ingei >>. _In 1507 moest d.eze herberg tamelijk belangrijk zijn, want ze hielden er een metd op na. We lezen immers dat een « Peeter Weyte den jongen» gestraft wordt omdat «hij die maerte In ?en Inghel met vuysten gesmeten heeft. .. >> (R. K. 12776) en m 1575.. (R. K. 12777) ~< Rogier Claessens van dat hij opten Inghel stnjbaer geweest ts loopende boven op de deur der cameren sweerende vele menichvuldige eeden ende seggende tot Peeter de Vleugele smijt mijn zuster de pijcke om haer lenden » ... Voorwaar een gevaarlijke kerel ! In 1522 betaalde Margriete Schampts « van den Ingel op de lange trappen » 6 karolusgulden cijns aan de kerk (K. A. 2326). In 1532 staat vermeld « wort gelooft gelaeten te sijn ende nu bewoont door den coster ». In 1662 woonde er Jan Loockx-van den Abeele.
De Moriaan of het Moriaanshoofd Tegen de kleine trappen stond het Mariaanshoofd nl. een hofstadt daer eertijds een huys op te staen placht gen. geweest sijnde het .Moriaenshooft... in 'thangen van den bergh en 't kerckhof aldaer paelende met den voorhoofde teghens de klijne trappen (dus waar nu nog een huis van de kerk staat) ... west den Curenbempt ende het careelgelege ... noordt de erfve van het hooghhuys hier uyt gesepareert, oost den kerckmuer ... voor vier croonen 's jaers uytgegeven aen sekeren Jan van Dorpe sone Jans, in 1426. (K. A. 19844). In dit jaar vindt men de Moriaan nog vermeld als « den Morîaenshoode » (K. A. 2322). Ook in een stuk van de R. K., nr. 12777 van 1575 : <<Van Hoebet van der Cameren van dat hij heeft strijbaer geweest tegen 2 guldenbroers int Moriaenshooft, 5 st. » In 1642 woonde er Jan Claes. In de t8ue eeuw huurden « Seb. van de velde innegesetene herbergier zijn vrouw Barbara Leunis sekere weyde groot met het plaetsken nu geheeten het Hemelryck te voorens het hooglwys ofte Moriaenshooft ... » (G. 8306).
De Engel Het huis op het kerkhof dat we steeds als de kosterij gekend hebben, nL tot onder het kosterschap van Frans Verhey120
Het oude kostershuis. Koster-orgelist Frans Verlzeyden en gezill.
De Grote Sleutel of Schotel In 1582 bestond er ook het huis de Grote Schotel : « Anthoenis Lepeleers van sinen huyse geheten den groeten
scotel gelegen metten onder sijden aent geleghe meester Nicasius ». (Zie kerkmeesters) (K. A.). Het wàs gelegen beneden d~ Hoogstraat aan het later gemeentehuis. Er naast lag de Kletne Sleutel. De Grote en de kleine Sleutel verloren waar...
121
schijnlijk hun belangrijkheid bij de aanleg van de nieuwe weg naar Brüssel, de eerste omleiding of rechttrekking van de Brusselse weg ... Bij de verdwijning van de« Vroente », diende de Grote Sleutel tot gevangenis.
De Kleine Sleutel « ltem ... alnoch een p1aetsken erfve met een huysken ... 25 roeden ... gem. gen. den kleynen sleutel. .. ». Deze kleine Sleutel was eigendom van de kerk en is thans het schoolhuis van de jongensschool aan het gemeentehuis. In 1826 was het huis bewoond door Daniël van der Oucht, die geen huur betaalde maar daarvoor het orgel in de kerk moest blazen. (A.P.). De kleine Sleutel werd « eertijds uyt de Groote Sleutel gesepareert » en door de kerk verkregen in 1424. Het goed paalde in de 18de eeuw aan << den Ouden Postwegh, aan de goederen van Sr. van den Branden en aan die voor het klooster van Zevenborren. De vroegere gebruikers waren ,Mathijs Ots, Jan Loocx-vandert Abeele (1662) en Katelijne Ots. (K. A. 19844).
De Drie Kooiogen Er hebben twee verschillende herbergen De Drie Koningen bestaan. De oudste daarvan is misschien de « Drij Coningen » vermeld in een akte van 1380 (K. A.). Dit huis was gelegen naast de pastorij, waar nu het voortuintje van de schoolgebouwen ligt van de Broeders van Barmhartigheid, die het kochten. Het oude gebouw komt voor op een plan van « edificiemeester » Everaerts. In 1532 werd die herberg het Schuttershuis geheten en beschreven als volgt : «een huyse met alle sine toebeheerten geheten Schuttershuys metter eender syden aende cuere van Alsenb. ende metten voerhoofdt tegen tsheren strate ». Van ouds was de « Gulde van Onser Lieven Vrouwen » er gevestigd. In 1536 woonde er Matheus Ciaes, schepen en kerkmeester, en het was ( 1637) tevens een brouwerij : « een huys metter camme, cammegerecke ende stallingen daerop staende geheeten Tschuttershuys ... » In 1662 was het eigendom van Jan Hellincx « cuyper ende brouwer» en Anna de Backer en werd het verkocht aan Jan l\1ommaert den ouden, boekdrukker te BrusseL In de verkoopakte wordt het goed nog nader aangewezen als volgt : « Eene hofstadt metten huyse, staliingh ende camme daerop staende metten brouwketele, backen, cuypen ende andere toebehoorten naegelvast sijnde metten hof ende watere daerachter aenlig.. gende inder grootten ende vueghen soo ende gelijck tselve te-genwoordelyck gestaen ende geleghen is. binnen de prochic van Alsenberghe voors. beneden de kercke geheeten Schuttershuys daer in het schaelien huys uythanght commende met 2
122
syden tegen die goeden der cuere van Als. voors. metter ander sijde tegen die goeden Adolf Rombauts daer een cleyn straettien oft wech tusschen beyde loopt ende met den voorhof aen tsheeren straete ». (G. 8248). Op 17-1-1684 plunderden de Fransen de kerk en verbrandden verschillende huizen, waaronder het huis genoemd de Drie Koningen (Bols, bi. 13). In 1773 verhuurden Guilliam de Cuyper en Theresia Gillis de Drie Koningen aan Jan Remi van Cauwelaert uit Wambeek (seker huys gen. de drij Coningen ... brouwerije, schuere, stallingen ... ende alsnoch 4 b. lants op den Groten Waterpoel). Als borg trad op Egidius van Hagendoren, stiefvader van de huurder, eveneens uit Wambeek. Hij moest de lemen muren onderhouden van « pleeken en vitsen, het land labeuren ende cultiveren volgens lants recht ende mesten alle 3 jaeren op pene van huerbreke », de aanpalende straten en waterlopen ·onderhouden. Hij n1ocht niets yoortverhuren. Remi van Cauwe1aert was de zoon van Joos, uit Wambeek, en was op 13-4-1775 ondertrouwd en de 16de daarna getrouwd met Joanna van der Velden, dochter van Sebastiaan en van Barbara Leunens van Alsemberg.
St. Franciscus De enige in het bovendorp nog bestaande herberg Concordia, het lokaal der parochiale instellingen, was tot onder pastoor de Ruysscher « Au Lion Beige », gehouden door de weduwe van der Ve1den-Raes (Madam Pette). Oudtijds stond daar de herberg « In St. Franciscus » ( 1750).
De Kroon Naast de « 3 coningen » lag de Kroon. « Govaert Cl aes sinen huyse geheeten de Croene neven de 3 Coningen gelegen met allen syden aen des heren strate » (K. A. 2326-1532). Die « Kroon » werd later de Koning van Spanje. Het wordt in de 19de eeuw beschreven als volgt : «een . huis zijnde de afspanning den Koning van Spanien met schuere, stallinge, hof, staande voor het pensionnaaf 12 a. 60 ca. groot, bewoont door Jan Paesmans. Thans heet het daar in St. Victor, wat herinnert aan het St. Victorspensionaat.
De Zwaan Een andere zeer oude, thans nog bestaande herberg is
De Zwaan : In 1582, « haren huyze geheten de Zwane op de beke gelegen» (K. A. 2326). In 1634 wordt het goed beschreven als volgt : « bepandt op een hoofstadt metten huyse ende andere edificien daerop staende tegenwoordelijck geheeten de Swaene gelyck ende in alder manieren dezelve gelegen is tot Alsenberge commende met twee syden tegen tsheeren straete ende voer tegen die beke daerby voerby loopende ende aen den paelsteen der warande van Beersele ... » (0. 8248). 123
AI~. eigenaars o-f huurders er van treffen we onder meer aan in de 16e en l7e eeuw Peter Maeschalck, Joos van Cuytsem, weduwe Jan Mommaert, ,Matheus Van Grasdorf. In 1700 was Jaak Heymans « huerlinck van het huys de Swaene ». Het goed was zodanig vervallen dat een onderzoek werd gedaan èn bevonden dat de « soldering soo rot en van ouderdom vervallen was dat de stallinghen dreigen met den wint omver te waeyen ende de bestialen in peryckel verkeeren ... ». In 1748 was De Zwaan eigendom van Peeter Everaerts, pachter van Lansrode. In 1758 werd dit huis, dat toen bewoond was door Steven Suys, verkocht aan Jan Van Isterdael, « vorster van Soniën » ( 0. 8320).
andere toebehoorten welcke Jooris Schoeps (Scop = Frankische krijgsman - Vinder (dichter) heeft doen bouwen en timmeren op de erve genoempt den Hore ». « E·odem die ( 18-11-1638) heeft Henriek boenen pretere deser Banck verdeert ende gerelateert aen Sr Peeter de ,Moor overmeyer hoc dat Jan Loock meyer van Alsenberge op Sint-Huybrechts dach lestleden smorgens tusschen 11 en 12 uren heeft publiecqueIijckx opgeroepen ende met keersberringe verco~ht In de herberge genoempt den horen tot Alsenberghe ten versuecke van de kerckmeesters en rentmeester aldaer die quantiteyt van 7 coopen schaerhout staende op 0. L. V. Bosch tegen Soniën ... » (G. 8284). In de oorlogsdagen van 1650 logeerden aldaar Spaanse en Duitse troepen, waarvan we hierna twee getuigschriften opnemen. Franco Fernandez betuigt « parola armada que ... de Juan Crocquet (de baas van de herberg) la cantidad de octe Florinas por. los speciales que daren en la taberna de insigna de Ia Corneta de esse vi11age de Halsenberg » (28-11-1650). « Dat ick onderschreven Kapitein von Bulow alhier in twe dagen ten huyse van Jan Loox ende in den Hoorn verteert hebbe 6 g. 14 st. ende dat door wachten van mijn geld door faute van den Majer sulcx doe ick hiermet bekennen. Datum Alsenberg den 4c1e December Anno 1649 ».
«De Zwaan» zoals ze enkele jaren vóór de oorlog van 1914-18 was. (Tek. Leo Theys -
cl. Eigen Schoon).
In 1756 werden de goederen verdeeld van Frans Looc:c, aeboren te Rode en Maria de Greve, geboren te Plancenott. die in de Zwaan woonden en in de kerk (van Rode ?) begraven werden. Zij hadden de volgende kinder~n « ?ie verbleven en aedisperseert » waren als vo.Jgt : Kornehs, d1e te Brussel het ketelmakersambacht was gaan leren en later te Maastricht huwde; Arnout, overleden in Munsterland; Pieter, wonende te Bosvoorde, Jan Frans en Margareta, overleden te Alse~1berg; Joanna wonende te Boond~al, UkkeL Een van acht kmderen van Kornelis, ook Kornehs geheten, werd pnester, te Maastricht, waar hij evenwel Lu ex geheten werd. ( G. 8306).
?e
De Horen
o~
Posthoorn
Aan de overkant van de beek lag een andere oude herbercr Den Horen o.f Post/zoren. De herberg heet nu nog In de Ho7Jrn : « een hofstadt metten steenen huyse, stallinghen ende camme gen. den posthoren » ( 1668, K. A. 2577). Op'~ 29-5-1699 ( 0. 8393) werd door Peeter van Lier, meier, Joos de Leener en Gllhs Platt~borse en G. Demttnter, als griffier « getaxeert huyse, stalhnghe ende schuere en 124
In 1668 staat het vermeld als « een hofstadt metten steenen huyze, stallinghe ende camme gen. den Posthoren >> (K.A.). Het was dus tevens een brouwerij. In 1684 werd de Horen door Franse soldaten in as ge~ Iegd. In 1690 had te St. Gillis « buyten de Opbrusselsche poort (de Hallepoort) ... boven het fort van Monteray » aanranding op de openbare weg plaats. Joos Schoeps « wooliachtigh tot Als. In den Hooren », 39 jaar oud, die daar in de buurt in een herberg was, had de aanranders gezien en verklaarde « dai van geleden omtrent de zes weken... wesende in de Heede aldaer, waren gecommen 3 persoonen waer van den eenen van hem was bekent als wesende den weert uyt de Kat, door die Heede boven den Seroepot (de Sirooppot, een welbekende herberg te Ukkel), die andere twee hem on bekent, den eenen wesende ros van haer met sijn aensicht vol sproet, den w·elcken hadde geseyt oft hij het coleur niet en kende, dat hij was soldaet beneffens sijnen commeraet van hem begeerden drinckgelt te hebben hetwelck hij hun hadde geweygert ... ende hadde den soldaet met sijnen uytgetrocken deghen hem gevolght ontrent de 40 stappen tot tweemael toe ». (Dr. nr. 230). In 1808 hoorde de Horen toe aan Sebastiaan van Isterdael, die er woonde en in 1834 een rente van 6 g. aan de kerk betaalde. Voortijds moet de herberg een ste,_nen uithangbord gehad 125
hebben, want Pastoor Bols tekent aan dat het « uithangbord op de o-rond ligt voor de deur met den horen op ». (A. P.). 'I~ 1889 bekwam Jozef Algoet-Meerts, die de aloude herbera « De Ho·ren >> bewoonde, vergunning tot het plaatsen van een°<< laboratoire pour fabrication de liqueurs au moyen d'un aJambic à bain-marie avec réfrigérant ». Bij het overlijden van Airroet hield de stokerij op te bestaan. Boven de deur van de he~berg prijkte in een glazen kast een kleine nagemaakte destilleerkolf.
Hertog jan lU Deze herberg was in 1872 bewoond door J.F. Wauters, later door Tickman en tot 1890 door Theo.fiel van der Slagmolen-Mosselmans, die de grote voormalige herberg aan de Rode Poort bouwde. Daarna werd ze gehouden door jozef De ,Munter-Wijns, meesterschilder, herberg en winkel. Na hem was het zijn zoon Gustaaf gehuwd met lrma de Regge, die het huis verhuurde aan Jan van de Velde. De herberg viel weg en werd vervangen door een specerijwinkeL Jarenlang was Hertog Jan lil het 1okaal van de fanfare geweest.
Nijvel Buiten het eigenlijke dorp, op het Winderickxplein7 vroeger de Vismarkt en oudtijds << aan het Kasteeltje>~ geheten, was er een herberg, « In Nijvele » geheten, omdat ze aan de ingang van de weg naar Nijvel stond. Zoals de meeste herbergen was het tevens een brouwerij. De « Cal?elle . .van O.L.V. van Caelevoert bij Linckenbeke » had er een JaarliJkse rente op van 4 karolusgulden te 5 scheUingen groot Brabants. Pastoor Druyts van Dworp had 14 dagen Sint-Anna-missen bezet op een « huys ende camme tot Als. genaempt Nijvel » (.Manuale Dw·orp 17 47). Het goed werd in 1649 nog omschreven als volgt : «Margriet Loockx dochter wijlen Peeter Loockx en huysvrouwe Jans de Haese een hofstadt metten huyse, camme en~.e den cammegerecke, stallinghen daerop st~ende geheeten NIJvel. .. beneden die kercke tegenover den VlJVer aldaer tusschen de o-oeden van den Rooden Clnoster ende de goederen der voo~s. camme ... » ( G. 9170). Die brouwerij bestond daar nog omstreeks 1860. In 1629 verweet een genaamde Oielis Raep de vrouw van Pieter van der Hagen en Marie Claes weduwe Qo ... vaers de Becker « ten huyse peeters Loock In NY,vele alhier dat sij souden wesen twee too.veressen, ende dat SlJ hadden doen afstormen het peert van Gielis de Naeyere dwelck hij ge~o~ht hadde van de hoochmeyer van Rode, ende dyergelycke tnju .. rien ... » De gedaagde werd ~ gecondemnee!t over de voors. alhier in Judicis te doen behmrlycke revocatte ende honorable en proffifabie amende geJyck wy naer gelegentheyt van den 126
saecken sullen vinden te hehoirene, cum expensis », vonnisten de schepenen. De gedaagde verklaarde alsdan van de «voors. vrouwen nyets anders te weten te seggen dan deught en eere ... ». In 1650 was Marten Peeters en in 1662 Ouilliam Oeets op « Nijvel ».
De Balans Waar op het einde van de 19<1e en het begin van de 20ste eeuw de herberg « In het Kasteel >> stond, op de hoek van de Molenbeek en de Schoolstraat nu Brusselse steenweg, links, lag voorheen « eene hofstede genoempt de Balance met hof, boomgaert ende opstalleken groot 1 bunder... beneden de kercke paelende oost van vooren tegen de Hallestrate, Zuid lanxhenen de maelbeke loopende naer den meulen van ten Broecke alwaer het opstaHeken over deselve beke sprîngt. .. van achter Westwaerts tegen de goeden Anthony ». ( 0. 8305, 1743).
De Keizer Een tamelijk oude herberg was ook de Keizer, op de hoek van de Brusselse steenweg en de Beukenstraat, die een goede halve eeuw afgebroken werd en vervangen door een ingangsgebouw van het kasteel Rondenbos. De oudste vermelding is uit 1749 « op de kassijde gaende, 1eydende van Alsenberge naer Brussel wat hooger als de herberge den Kijser ». In 1769 is er sprake van « coopen boom en in het halfbunder. aen het Orootveldt bij de kasseyde omtrent den Keyser » ( 0. 8321). In 1790 woonden daar Pîeter Raes en Anna Simeons en het aeleeg wordt beschreven als « een huys wesende twee wooningen onder een dack schuere stallinge voor desen geweest sijnde de herberge gen. den Keyser ... op de casseyde van Als. naer Brussel. .. groot 1 bunder 91 roeden ». Pi eter Ra es kocht dit goed van Maria Elisabeth de Bie te Brussel (q. 5387). Hieruît blijkt dat dit huis toen niet meer als herberg diende.
De Achterlap Op de Laarheide op de grens met Lot bestaat er een herberg geheten de Achterlap, waarnaar de wijk er geheten wordt; de naam betekent misschien dat het daar de verste uitkant van de gemeente is.
De Groene Jager Bestond nog in de periode tussen de twee oorlogen op de Armendries, lang gehouden door Filip Schoukens. Er tegenover was er van in 1740 een tol bareel.
127
Het Wit Paard De herberg het Wit Paard, op de hoek van de Steenweg op H.alle en de Oude Nijvelsebaan, werd in 1953 gesloopt en op ~Ie plaats, maar verder achteruit, werd een grote, fraaie womng opgetrokken. De Meiboom
In 1843 wordt de herberg de Meyboom vermeld. (Atlas). Ze wa~ gelegen erge_ns aan de Dubbelmeiboomweg op de EIsemhetde. Ze was nnm bekend en het was gewoonte dat men~en van de dorpskom er de zondagavond doorbrachten. · Verder waren er bij de kerk nog huizen geheten den Die3231, 1690, 1s de Dterencoop een « terre laborable surnommez den dieren coop contenant 38 verges d'un jardin appartenant au dit platte boUI·se nommez vulgairement den Rampelbergh ». Dit goed I~g ongeveer rechtover de ingang van de weg naar Beersel op de straat naar Brussel, rechts. ~encoop_. In een stuk uit het kerkelijk archief, nr.
Graanmolens
Onder de Romeinen en de Franken gebruikten onze voorouders voor het malen van hun graan een hand- of rosmolen bestaande uit twee stenen, waarvan de ene vast lag terwijl d~ andere met de hand of door een trekdier gedraaid werd. De watermolens dagtekenen uit het Frankisch tijdvak, de windmolens uit de XII" of het einde"der Xlc eeuw. Toen de feodale heren opkwamen en hun macht zochten uit te breiden, eisten zij de eigendom op van de openbare wegen, de rivieren en de visserij in deze rivieren, van de wind, kortom van alle goederen die geen persoonlijke eigenaar hadden. Daar de feodale heer beschikte over de rivier en het stromend water, kon geen watermolen opgericht worden zonder de toelating van de heer van de grond (in Brabant de hertog). Al onze oude watermolens zijn dan ook leengoed geweest van een feodale heer. Deze heren buitten gewoonlijk nog verder hun recht uit en dwongen de inwoners van een bepaald gebied hun koren op hun molen te laten malen. De molen werd een ban- ·of dwangmolen. De molen van Tenbroek was dus een hertogelijke banmolen [ « dat wijlen die hertoghen van Brabant hebben gehadt eenen banmolen geheeten ten Broecke » (K. A. 15593)]. De inwoners van Rode en Alsemberg waren verplicht er hun graan te laten malen. Ban komt voort van het Latijn bannum, dat betekent gebod of openbaar bevel. De oudste vermelding is van 1306 en de daaropvolgende van 1389 in« J. Bo1sée, La Grande Enquête» van 1389, blz. 3: << Item Jan de Nuweert ciaecht over Joes van der Hoevorst, die molenpendere was, alse dat hi elder moele dan ter banmoelen"
128
nochtans dat hi orlof hadde van den molres ende die 're noyt over en claeghden, dien hi niet gecrigen en can. » . Op 17-4-1396 geeft Reinier Ooedhere, proost van M.aastncht en ontvanger van Brabant, in rente, namens de hertoain van Brabant, aan Jan Varendey, timmerman, de molen van Alsemberg, tegen betaling, aan de ontvanger van Brussel, van 14 mud koren en 14 pond was. « Reynier Ooedhere, profst van Triebt ende entvano-er van Brabant, doen cont ·aJien lieden die dese lettren selen sien of horen Iesen, dat wij van onser liever gnadiger vrouwen wegen der hertoginnen van Lutzemborch, van Brabant ende v~n Ly111:borch uutgegeven hebbe? ende mit desen yegenwordtgen bneve uutgeven onsen gemmelen vrient Janne Varendey ti?1merman, sone wilen was Segers Varendeys van Heerne: dte molen t'Alsenberge in die prochie aidair gelegen, ter stat geheeten ten Broike, tusschen Jans Scathueders goet in d'een syde ende Peters Mulders goet in d' ander si de, ane die strate aidair met alsulken ban, recht ende toebehoorten, alse onse gnadige vrouwe vors. dairin sculdich is te hebben ende tot hiertoe gebat heeft, ewelic te houdene ende erfelic te besittene elx jairs om viertien mudden corents, alsulkens corents alse dieselve molen winnen sal, d'een heliebt dairaf te betalene tot Kerssavonde nu alder naist comende aen den rentmeester van Bruessele ten ti den wesende, ende d' ander helicht te sint Jansmisse dairna naistvolgende, te Bruessele te leverene metter mate van Bruxele op desselfs Jans Varendeys cost ende aventuere, ende om viertien ponden neuswas, altois alle jairen tot Bamisse te betalene ende alsoe vort van jaire tot jaire, ewelic ende emmermeer durende; ende Jan varendey vors. heeft geloift den vors. pacht ende rente ewelic ende emmermeer te betalene ten termine vors. sonder enich wederseggen. In orconden ende vesticheden hieraf, soe hebben wij Reynier Ooedeheere, rentmeester vors. desen Iettren aengehangen onssen properene segel. Dit was gedaen in t'jair Onss Heeren doe men screef dusent drie hondert negentich ende sesse, seventien dage in die tnaent van April. >> (Mina Martens, Actes relatifs à I' Administraüon des revenus domaniaux du Duc de Brabant (1271-1408), Brussel 1943, blz. 58-59). In 1401, dus 21 jaar na de stichting van het klooster van de Reguliere kanunniken van Zevenbarren in 1380 door Gillis van Breedijck, kapelaan te Anderlecht, werd die molen aan dit klooster geschonken, als blijkt uit de volgende akte. « Wij scepenen van Alsenberghe en van Rode doen cont al deughenen die dese letteren selen sien ochte horen lesen dat quam voer den Rentmeester van Brussele van ons ghenedeg vrouwen weghen van Brabant en voer ons secpenen voers. Jan van Heelbeke en droech op den rentmeester voers. in de hant een watermolen die ten Broeke ghelegen is in die prochic van Alsenberghe ende haeren maleden endt! haeren toebehoorten
129
ende met haeren rechte, ende onterfde hem daeraf ter behoeften des c1oesters o.nser vrouwen te Sevenborre canonieke regulieren des biscapdoms van Camericlee ende dit was ghedaen bi maninghe tsrentmeesters voers. ende bi wijsdoem van ons voers. scepenen alsoe als recht was. Daer nae die selve rentmeester en erfde Janne Corekens in dese voers. watermolen in den naam en totter behoeften des voers. cloesters van Sevenborren ghelicke als hi se ootfine t'behoeften des voers. cloesters bi maninghe tsrentmeesters voers. ende bi wijsdoem van ons voers .. scepenen hier toe is gesciet al dat er metten recht sculdich is toe te ghestaene behoudelik yeghelijc recht ende tsheren gherechten tseyns, dits te wetene onser ghenedig vrouwen van Brabant alle jaer erfelik veertien mud.de corens ende veertien pont was alle jaer erfelik. In kennissen der waerheit soe hebben wij scepenen voors. onsen ghemeynen zeghel hier aen ghehangen tot enen orconscape. Dit was ghedaen int jaer ons Heren Doemen screef Dusent vierhonderf ende een, den neghenstén dach der rnaent Januarij. » (K. A. 15592). Op 12-9-1405 had er een kleine vechtpartij plaats in de molen. « Machiel Lissen ende Henric Lissen van den Droghenbossche », waarschijnlijk gebroeders, « sloeghen met vuysten Henneleen Robbeertsin den molen ten Broecke ». (R.K. 4162). Uit een rekening van 1406 halen we aan : «van het doester van seven horren, die de moelen te Broeclee bij Alsenberge houden in erfpachte om 14 mod. rox jaerlijcs te betaelen van vs. termijne ende om 14 pont was te betaelen te bamisse » ... Het klooster van Zevenhorren bezat reeds een molen te Zevenhorren zelf, die nog bestaat, maar sedert enkele jaren stil ligt, en « weleken molen nyettegenstaende heeft wijlen Vr. Johanna hertoginne van Brabant in den jaere 1401 - 5 Meerte naer styl des hoofs van Camerijck den voersaeten van aanleggeren gegheven den slach van eenen moelen te maken op den dam van Dietsehen Roode te houden ende te besitten erftelijek op 1 penninck goets gelts tsjaers te kersavant haeren rentmeesteren tot haeren en ha er naercomelinghen behoeve » ... We verondersteHen dat de kloosterlingen de molen van ten Broek gevraagd en bijgekregen hadden omdat die van Zevenbonen veraf en moeilijk genaakbaar gelegen was en men de boeren moeilijk kon dwingen er heen te komen. De verplichtingen van de << innegesetenen » tegenover de banmolen waren uiterst streng. In een van de menigvuldige processen in zake het overtreden van die verplichtingen vernemen we in het jaar 1564, dat in 1482 verordend werd dat « alle die innegesetene van Rode en van Alsenberghe gehouden ende bedwonghen geweest werden aldaer te co men malen » ... en tevens « geordonneert was die boeten ende brtteeken teghen dieghenen die elders buyten sijn ban tsij te peerde oft te voete souden te malen vueren oft draeghen, als te weten die verhuerte van peerden, coren, ende drij Realen ... oyck gcstelt is
sekere boete teghen den ghenen die bier oft broot souden brenghen in ende onder andere bannen ». De boeren zo~hten steeds .om uit de « ban >> te springen en een scherp toeztcht was nodtg. Daartoe had het klooster in 1468 « consent vercreghen ende authoriteyt ·om te stellen eenen pretere oft vo.rstere tot bewaernisse van des voirs. godtshuys goeden ende die brueckachtighe te calengeren ende castegeren met gebot aen den rentmeester generael ende aen alle andere oficieren dat sij tvoirs. godtshuys daer inne ende daertoe souden bijstaen ... » Op 28-5-1463 maakte het klooster bezwaar tegen de betaling van belasting gevorderd door de bedezetters van Alsemberg (K.A. 16089). In een processtuk daarover leest men « dat die voirs. aenleggeren op hunnen molen sîjn houdende eenen steckuer ende enen dryvere beyde wesende weerlycke persoonen ende wonende tot Halsenberghe buyten den muelen waermede sy luyden groot profyt doen ter eausen van weleken profijte bedrijve ende neringhe sij luyden wel ende te rechte sijn in de bede gesedt naer ghewoon1ijck~ maniere van doen» ... Buiten vorengenoemde Varendey vonden we nog als molenaars vermeld Willem Vrancx « tenans molendînum te Broeclee » (16rle eeuw) (R. K. 15595). In 1471 wordt een « Coppen (Jacob) de Molder van den Broeck bij Aisenberge » beboet omdat hij twee paarden in het jong hout van Z.oniën had laten grazen. In 1473 is er een Gielijs de Pleeleer « molder ten broeclee ». Een Jan de Mulder had in 1478 een proces tegen Abel in de Croene. In die jaren was er ook een Jakob van Kent, mulder, die van de Rekenkamer een toelating had om bezemrijs in Zoniën te snijden. In 1547 (RK 16089) staat vermeld dat Inghel Le Hoo üp de molen geweest was, in welke jaren staat er niet bij : « aldaer moelder wesende heeft in hueringhe ... soe eyghen gehouden ende in neringhe bedreven » de volgende goederen : van de kerk van Alsemberg: 5 dw. op de waterpoel; 5 dw. op de Woelpoert; 9 dw. op de Woelpoert, van Joncker Dieriek van Herlaer; 2 dw. van Marie Putmans lant; 9 dw. op den Haeck van Hubrecht de Fel; 4 bunder op den Haeck van Peeter van der Haeghen; 1/2 b. op de Waterpoel van de Armen van Rode; 1/2 b. op het halleveld van de Armen van Dworp; 3 b. beemd aan het Papprot van de erfgen. van Peeter van der Haghen; 1 dw. beemd van Zevenborren; 1/2 b. beemd van Hubrecht de Fel; Le Hoo bezat 4 b. eigen goed op de Waterpoel en I /2 bunder beemd, dat hij << naemaels » verkocht aan Meester Thomas van Grasdort « Thof daer IngheJ innewoont ge1eghen hoven den moelen ... met thofstat ende loch ten ... » 3 dagw. Het was een heel bedrijf en dan vo.egt de scribent er nog aan toe « sonder tm~nc dat ik noch niet en weet meer te sijne ..»... b
130 131
In 1554 was de wed. wijlen Jan Weets alias de Neve op de molen. Ze betaalde daarvoor jaarlijks 24 mudde rogge, 24 pond was, en voor een dagwand beemd, die zij afzonderlijk huurde, 2 1/2 g. (RK. 16085). In 1564 (Caisse de la Religion nr. 481) had Floris Bourdon geheten de Finet, ingezetene van Alsemberg, « onder den vs. bandt geseten hem vervoorderf buyten te gaen maelen onder de prochie van Doirpe ter plaetsen geheeten Wauweringhe .. , Gilhem de Winckeler dien er van den Godtshuyse van Sevenborren », gelast hem « gaede te slaen ende hem af te panden ende nemen alsukken màut als die selve Floris buyten . sou de doen ma el en ende in nebrengen onder den vs. bandt met oock het peerdt boven noch een keure daertoe staende ... die vs. Wilhem hadde gecalengert, drije sacken rnauts elek van vier sisteren ende drij peerden nae huys onder den bandt brochte ende t'selve maut met drije peerden gevuert in den bandtmolen ende aldaer geset totter tijdt toe dat hij metten suppleanten (het klooster van Zevenborren) soude hebben gesproken ». Ondertussen was Floris Bourdon niet bij de pakken gaan zitten, maar had hij de « meyer ende dienaers van de Pleeken (Alsemberg) gaan halen, en verzocht hij «Meyer en dienaers Wilhem te vangen, gelijck sij oock gedaen hebben ende den selven gekent geleyt ende gevangen geset ten huyse desselven meyers al oft hij een quaddoender hadde geweest » ... waarna Floris Bourdon met « maut ende peerden naer sijn huys daer hem geliefde ... tot grooten achterdeele der vs. suppleanten ende van het cloyster ... dat toebehoorde ende over hondert jaeren toebehoort hadde sekeren bandtmolen ten broucke van Alsenberghe ... weleken molen met toebehoorten ende gerechtigheden van allen ouden tijden gestaen hadde ende waere blijven onder de jurisdictie onser Tholcamere van Brussele ... den weleken dat van oudts altijdt had de toebehoort die keuren, boeten ende verbeurde goeden »... Van we ge de Tolkamer werd van de ten voordele van « onsen Lieve ende Beminde in Godt die Prior ende andere van den Convent ons Godtshuyse van Sevenborren in Soniën » door Philips II getroffen beslissing aanzegging gedaan, maar Vrouw Floris verklaarde « dat sij hetselve exploit soude doen aen beuren man als hij thuys gecomen waere ende dat sij heur des niet en verstonde ... ». Bij een tweede bezoek \Vas hij thuis. Bourdon moest alles teruggeven of de waarde er van. De meier, schepen Merten de Venver en officier Peeter Guens zouden « obedieeren voor zooveie hen tselve aanginck aen het vonnis van den r~aad van Brabant : gedaeghde schuldigh is Wilhem de Wincke1ere costelons ende schadeloos t' ontslaene van sijne gevanckenissc ende de peerden ende maudt daer questie van is oft immers die weerde van dien wederomme te brengen in den molen ... ».
132
. . De molenaar had « gracie uyt saecken van zijnder pachflpge van 2 peerden ende 2 coyen » in het bos (Zoniën) te laten weiden (R.K. 4253- 1564). In 1646 werd de molen voor zes jaar verhuurd aan Frans Robbelaert en Josina Leunis zijn huisvrouw. In de huurvoorwaarden is o.m. bep~ald « dat den huerder sa] moeten onderhouden van cammen ende spiiien den voet van 't moelenijser... ende alle andere noodsaeckeiycke ende ruerende wercken ... onderhouden van moelensteenen ende ander huysraedt. .. onderhouden 't sijnen costen ende lasten de maelbeke moeten ruymen ende onderhouden ende de dycke lanx deselve beke maecken ende hooghen van aen de brugge bij de Zwaen tot Halsenberg tot voor sijnen moelen toe... Item want desen moelen is ende wort verhuert voor eenen bantmoelen, sal den huerlinck schuldich ende gehouden syn ten versuecke van de gemeynte aldaer te stellen eenen geswoeren knechte ofte. steckuer ende dryvers om een iegelyck te gheven dat hem toecompt gelyck men eenen bantmoelen schuldich is 't onderhouden, ende alsoe dat het vo1ck onder den bant woonende mede te vreden syn ende geene redenen en hebben hun daervan te beklaeghen ... Item sal den huerlinck schuldich sijn im proropten ende gereeden gelde sonder afslach van de principaeie huere, tot reparatie van onse kercke te betaelen de somme van thien pattacons rnaeekende 24 RG. eens. Item om 't convent te beschincken sal den pachter oock sculdich syn te geven een vierendeel Rentschen wijn oft eën half ame fransehen wijn, alsoo 't convent sal gelieven ... Hij ~oet borg stellen met gronden van erfen oft andersints, zoo met wederverhueren op costen van den huerlinck ... Item sal den voirs. huerlinck schuldich syn 't voirs. convent te bevreyen van alle scoten, loten, coninxbeden soo ordinaire als extraordinaire; subsidien; precarien, exactien enz. gesteld op den moelen ... Item is onder den uytgevere ende den huerlinck een vast contract ende beloefte gedaen dat den uytgever sa1 moghen comen maelen inden meulen ten Broecke gehouden bij den huerlinck soo diewils als aen den meulen te Dietsrode gehouden bij den convent iet sa] wesen gebroken oft by faut van water moghen comen maelen den huerJinck op den moelen te Dietsrode soo dicwijls daer iet soude moghen gebroken aen den meulen ten Broecke, in den verstande dat wederzijde molster en sal genomen worden sonder fraud oft argeliest. Imant woonende onder de bancke van Rode ende Halsenberge sal te moelen comen inden meulen te Dietsrode ten sy met consente van den huerlinck oft by faute datmen aldaer niet en conste mae1en. De huerlinck betaelt de sleet van de moelensteenen als andere werken volghens taxatie van de schat ... ters hun suJx verstaende. Item den voers. huerlinck sai oock hebben ende genieten 't recht van jaerlyckx te hebben vier ketpels van den vyver geheeten den Gevaert (te Rode) toebehoirende ter Cameren ... ende recht op 't stuc lant a en den '" 133
moelen paelende de erfgenaemen Willem Spierincx metten oversten ende tegen de meulendam. Item dagwant bempts paelende boven de molenbeke, onder aen de Logenbeke (Leuzebeek) ». De pacht werd verlengd, want in 1664 is Robbelaert nog steeds op de n1olen. In een doopregister van Alsemberg vindt men vermeld, dat « Anno 1650 5 nov. is ghestorven het jongsken van Machiel van Boesdael met een ongeluck van het radt van den moelen wiens ouders woonen tot Rode ». Waarschijnlijk het zoontje van de pachter van Boesdaal die met zijn vader meegekomen was. In 1706 huurde Jan Clerens, jongman, de molen voor 310 gulden, betaalbaar alle drie maand. Pieter Hazey en Katarina Herincx pachtten hem in 1714 voor negen jaar op dezelfde voorwaarden, betaalbaar met « Bamisse, kermisse, half meert en St. Jansmisse ». Hazey was ook boswachter. Zijn zoon Jan volgde hem op tot in 1788 bij zijn dood, waarna Francis Schoonheydt in zijn plaats komt. In 1794 is er een J.B. Bolckaerts op. Jan Hazey was eerst gehuwd geweest met Maria Everaerts en bij zijn overlijden rezen er moeilijkheden over de nalatenschap .tussen Pieter Hazey, molenaar te Mollem, de tweede vrouw van Jan, Joanna Maria de Gijnst. In het geding komen een paar zaken voor die belangwekkend zijn voor het erfenisrecht uit die tijd : « dat Jan Bapt. Hazey vaeder des aenleggere, eerst in houwelijek heeft geweest met seckere Maria Everaerts eygen moeder des aenleggere, dat door de aflijvigheyt van dese Maria Everaerts volgens de oostuymen van Uccle onder Alsenbergh onderhouden wordende, op den aenleggere ende consoorten is gesucce?eert de hellicht .der mobiliaire effecten met effect van afdeyhnghe van de hellicht van deze hellicht sive (of) van een vierde van de geheele mobiliaire naerlaetentheyt; dat den voornoemden J.B. Hazey ... is geconvoleert tot sijn tweede houwe1ijck. met Maria de Oijnst. .. dat den vs. vaeder alsnu overleden ts ende gevolgentlijck is op den aenleggere ende consoorten wederom gesuccedeert de hellicht van de ~eheele als nu bestaende mohiliaire naerlaetentheyt. met effect van afdeylmghe gelyck voors. is; dat den vaeder des aenleggere ende de gedaegde vóór het celebreeren van hun houwelyck hebben gemaeckt een contract ante nupticil alwaer gestipuleert soude sijn wat de gedaegde aen de voorkinderen moet uytkeeren over de mobiliaire effecten ... » (0, 8289). Het nodî<r verval van het water werd bekomen door de b Molenheek van in het dorp meer naar het noorden te verleg('ren. Daartoe werd op het hoger gelegen deel een aarden dam ~pge\\'orpen. De plaats en de \vcg die op die d~m de beek vol<ren heten thans nog «den Dam». We weten met wanneer dat'tat~wlijk belangrijk~ werk uitgevoerd werd. \V as het hij de
!s
134
aanleg zelf van de molen of is dit pas later gebeurd toen de slagmolen ( 1) vervangen werd door een valmolen of hoosmolen, die een hoger peil vergde ? Vermoedelijk moet dit toch al heel vroeg gebeurd zijn, want anders zou de molen moeten gelegen hebben in ·het diepste van het beekdal, waar nu de Leugenbeek of afleibeek vloeit, eigenlijk ten dele de oude bedding van de Molenbeek. In 1720 werden de << pegels innegegoten geteeckent met het Bourgoins cruys ende met. .. in den blouwen steene comme zuytwaerts op den selven voet 21-4-1734 te weten de hoogte van 10 duym op den grondt van deselve comme ende desen staende in de arcke van den overslagh met Bourgoins cruys in 1688 t'Alsenbergweerts >>. (C. de la ReL 481). In 17 54 werd in de molen een nieuwe << comme » geplaatst, die bezichtigd en goedgekeurd werd door Franciscus de Custers en Hieronymus van der Borcht « geswoorene waterschatter ende molenslaegher » te BrusseL (K. A. 15595). Na de afschaffing van het kl·ooster van Zevenhorren in 1784 kwam de molen van Tenbroek onder het beheer van de « Caisse de la Religion ». De molen was in 1786 reeds zeer vervallen - de bak, de boom en de steunbalken waren verweerd - en gelastte bouwmeester Nivoy een bestek op te maken, dat 158 gulden beliep, indien men hem kon herstellen met materialen voortkomende van het afgeschafte klooster, behalve 5000 schaliën die men zou nemen van het afgeschaft klooster van de Arme Klaren te Brussel. (C. de la Rel., 481). Als kloostergoed werd de molen vervolgens door de Franse Republiek eenvoudig aangeslagen en met een stalen gezicht dierven de dieven schrijven en laten drukken : « Jesdits biens appartenants à la République Française » ! Op 5 Fructîdor jaar VI (1801) werd hij te Brussel aan citoyen Clement de Page, vlas- of linnenhandelaar te Brussel, Melkstraat sectie 8, nr. 56, voor 252.000 fr. verkocht als « un moulin à grains nommé Tembrouck à deux tournants et trois couples de meuJes... a vee maison de ferm i er, le tout bi en conditionné et en bon état >> op een grond van drie dagwand land en weide, verhuurd aan J.B. Bolkaert tot in het jaar X, voor 350 gulden, buiten de lasten, onderverdeeld als volgt : de molen en de woning op een stuk grond van 50 roeden ... aan de grote weg naar het Zoniënbos (in de Tenbroekstraat) ; anderhalf bunder weide en land gelegen vóór de molen; 50 tot 60 roeden weide palende aan de beek. {1) Een slagmolen was een watermolen, die in heweging gebracht werd door stuwend water van onderen of tegen het hoven~tc derde deel van het rad ( « slagrad ») ; ~ bij een ralmolen of hoosmolen (een moderner stelsel !) ontving het rad {<<scheprad~,) het w~ter van hoven, . uit dt~ « kelt~ "' op de hooshakjes : er was een mmdere hoeveelheH.i water nmhg om ltet rad aan het draaien te hrengen.
135
De muntontwaarding moest dan reeds een hoog peil bereikt hebben, want toen de Page hem in 1809 of 1812 voortverkocht aan Frans Mommaert, landbouwer, te Schepdaal, later te Beersel, bracht hij maar 16.320 fr. 53 c. of 9000 Brabantse gulden op, de helft onmiddellijk te betalen en de rest later tegen een rente van 5 %. Het molengerief was echter niet in de koopsom begrepen en de koper was verplicht het over te nemen na schatting door deskundigen. De koper moest verder overeenkomen met J.B. Pdels, die sedert 1810 op de molen was. . De molen schijnt geen schitterende zaak geweest te zijn, want in 1821 wordt hij voor een obligatie van 8160,26 fr. = 4500 gulden, tegen 5 %, dus voor de helft van de vroegere prijs, alweer van de hand gedaan; ditmaal aan jan-jozef Severin, pachter van het klooster van Zevenborren, en zijn echtgenote Rosalie Le Docte. Op dat ogenblik was de mo,Jen verhuurd aan Willem Paesmans. Drie jaar later, in 1824, werd de « graenmolen zeer sterk opgebouwt genaemt Tenbroeck met twee draeyers en zes molensteenen ... met een huys zeer sterk op ge bouwt in steen en met schaliën gedekt» ... voor 7200 gulden verkocht aan Pieter Taelemans en zijn vrouw Jacqueline Ceuppens, handelaars, wonende in de Stoofstraat nr. 1446, te BrusseL De oude watermolen van Tenbroek werd later de kartonfabriek van de firma Gebroeders Xavier en Alfons Winderickx als opvolgers van hun vader August. In 1882 werd er een ketel geplaatst van 5.80 m. lengte op 1 m 10 met 15 paardekracht en in 1886 een waterrad door een verticale turbine vervangen. In 1884 werd een oude stoomketel vervangen door twee « chaudières rotatives pour Ie lessivage de Ia paille». Voor de er vervaardigde kartonsoort wordt hoofdzakelijk stro gebruikt. In 1887 verkreeg Gustaaf Winderickx de vergunning om een zeepfabriek, Sectie C 191 c, op te richten nabij de kartonfabriek van zijn vader. Hoewel goed ingericht, was het nooit een bloeiende zaak. We menen dat de mededinging van de grote fabrieken als Lever enz. daarvan de oo.rzaak was. Toen Gustaaf Wînderickx te Dworp de weduwe van zijn broeder Désiré huwde, en aldaar dezes brouwerij voortzette, werd de zeepfabriek nog een tijd op gang gehouden door Georges Coumont, om ten slotte algeheel stil te vallen.
Kartonfabrieken Er wordt algemeen aangenomen dat de papiernijverheid in ons land in 1405 te Hoei ingevoerd werd door een zekere Jean I'Espagnoi. De kartonfabriek van Heidenbroek was eertijds een papiermolen en werd opgericht in 1551, op een dagwand
136
land te Heresim palende aan Antoon de Vleminck, Andries Zeghers en aan de beek, door de kerk van Alsemberg in 1532 in erfpacht uitgegeven aan genoemde Andries Zeghers (K.A. 2326). In een akte van 1571 is de ligging van de molen bepaald als volgt : «te Heresem ... aen Paeprot. .. 4 zijden tegen den papiermolen ... » en in 1572 : << 4 bunder lant in 1 stuck gel. tot Dorpe geh. de Helesem straet. .. 2 zijden aen de goederen jan van der Haeghen ... tegen den bosch tPaeprot ... tegen den pappiermolen » (0.). Hendrik àe Nayere kocht het perceel, in de Molenbroek, en bekwam van de Rekenkamer de machtiging om er een papierwatermolen op te richten op voorwaarde alle jaren aan het domein een cijns te betalen van 28 stuiver brabants, alle jaren drie pond was te leveren voor het onderhoud van het licht van het H. Sacrament in de parochiekerk, en diegenen schadeloos te stellen die van die inrichting nadeel mochten ondervinden ( 18-9-1551). Hierna volgen de voornaamste bepalingen van het octrooi : « Henriek de Nayere van een cJeyn horincxken oft erommelken gelegen in de prochie van Dorpe op den moelen broeck vast aen de loopende beke ende die goeden der cueren der kercken ende huysarmen aldaer welcke plaetse Janck is der vs. beken afcommende omtrint hondert XXVIII voeten boven breet XXXII voeten ende beneden omtrint XXIII voeten om op deselve plaetse te mogen maecken ende erigeren een papier moelen met eenen radeken, ende tot dyen de vs. waterbeke te mogen Jeydefl ende steygen tot zijnen vs. moelen, sonder nochtans prejudice oft achterdeel van yemandt, opten erfchyns van XXVIII stuyvers brabants waeraf den iersten termijn van betaelinge te kermesse XVc Ij. » (R.K. 295, fo 149). De loop der beek werd toen verlegd zoals blijkt uit een stuk uit 1564 « ende tot dyen den cours van den watere te herleggen ... ». Deze molen lag op de grens van Alsemberg en een openbare weg liep en loopt er nog door. Het is de huidige kartonfabriek van Eugeen Winderickx ter plaatse thans Heidenbroek geheten. Tot 1820 werd de molen « onder Dworp » geheten, maar dat jaar werd het woonhuis, dat aan de kant van de weg op Dworp stond, wederopgebouwd op Alsemberg en dan nog maar ten dele : het gebouw staat nu nog voor een derde op Dworp. De nijverheidsgebouwen liggen op Alsemberg, de boerengebouwen op Dworp. Na Hendrik de Nayer werd de molen bedreven door « Ghysbrecht de Nayere ende Mayken de Vos » ( 1599). In 1621 staat deze laatste als weduwe vermeid met « noch eenen schoonen pappiermoelen hebbende vier backen ». Omstreeks 1657 ging de molen uit handen van de de Nayer's, want we zien dan Jan PJetinckx en CJara de Nayer, vermoedelijk een dochter van de laatste de Nayer, aan Guillam Pletinckx een rente hetalen van 8 Rg. 6 st. « hepant op 137
sijn recht paert ende deel van een en papiermolen ... geh. den molen van grooten Gillis de Nayer ». In 1660 heeft ook een Jonker Antony Beysart, misschien een andere schoonzoon, een recht en part daarop. In een post uit de kerkrekening van Alsemberg uit het jaar 1662 leest men : « Item den pampier molen t'Herisem », die aan die kerk jaarlijks 36 stuivers te betalen had, « maer niet gekregen, is verachtert vant jaer 1646 tot het jaar 1660, beloopt de som van 27 guldens ». In 1727 verkoopt Jonker Mathias van Cammaerts, heer van Turnhout, Beerse enz. aan Isabella Slothmaeckers, geestelijke dochter binnen de stad Antwerpen, de papiermolen te Herisem ... « met een en commer ofte cheyns van een en gulden ende 16 stuyvers ingevalle men bevindt daer op uyttegaen aen de kercke van Alsenberghe ». - Isabe11a verkoopt den molen op haar beurt in 17 43 aan Hendrik van den Bosch en Maria Stroobant. Daartoe leenden dezen, van Jan Norbert Danoot 1000 gulden, wisselden en verpanden daartoe « sekeren pampiermolen ... gem. geh. den pampiermolen te Heresim ... » palende aan de heide te Herisem. In 1763 laten ze de molen over aan hun dochter Joanna-Catharina, die met Gillis Winderickx gehuwd was. Van toen af zal de molen in laatstgenoemde familie blijven. Het goed wordt beschreven als volgt : « een pampiermolen metten huyse ende toebeboerten samen 1/2 b. gem. geh. den pampiermolen te Heresim ... tegens de heyde te Heresim ... belast met een cheyns van 1 g. 16 st. sjaers aen de kercke van Alsenbergh ... 4 b. lants ende weyde opt Drisskensveldt teghens den bosch geh. den Papenroth... 1/2 b. lants teghens de Helsemheyde ... tegens het veldt geheeten het Vlier ken ... 1/2 b. lants onder Rode ten broecke ... aen den Vleminckx bempt ende begijnenweyde >>. In 1838 vroeg de heer << Winderickx papier f~brikant woonende te Alsemberg om de beek genaemt de Molenbeek van aen zijnen molen van Als. tot aen den molen van Dworp waer hij ook eigenaer is den eersten molen te vernietigen om aen den tweeden den waterval te brengen ». Deze tweede molen « maekt de scheyding van de gemeyntens Alsemberg en Dworp », wordt er bijgevoegd. Het geldt hier ongetwijfeld een molen die ongeveer een twee tot driehonderd meter stroomopwaarts naar Alsemberg lag en die oudere mensen nog gekend hebben. In de volksmond heette hij het « stalleken van BetJehem ». lv1oet hij ook vereenzelvigd worden met de schepmolen waarvan in het cijnsboek van 1321 sprake is : « cultellarius de Herisem den molendinam dicto schepmolen ... item de quadam slusa ante molendinam » ? In datzelfde cijnsboek is er hovendien sprake van een slijpmolen. ( « fabri de Rode de mnlendinam dicto slijpmolen »). \Vegens de onekonomische ligging van de kartonfabriek werd het bedrijf ervan na de eerste oorlog stilgelegd. 138
Meubelmakerij Een betrekkelijk jonge nijverheid alhier is de meubelmakerij. Bijna ongemerkt ontstaan, is het tot een belangrijke nijverheidstak uitgegroeid. Omstreeks 1880 begon Willem de Ridder, op de Armendries, oude Brusselsesteenweg, eenvoudige « schappraàitjes >> voor Brussel te maken. In 1881 begon op zijn beurt Pieter Berghmans-Swalens, in de Holleborrestraat, later in het dorp. Hun opvolgers, de weduwe J. Berghmans en kinderen hebben thans een stoelfabriek op de Brusselsesteenweg. In het begin werd er maar één kastje per weel< gemaakt en ortgeschilderd op een kruiwagen naar Brussel gevoerd ! Later werd het vervoer verzekerd door J.B. Hellinckx (Scheper) met een karretje op twee wielen getrokken door een mager paardje. Gaandeweg kwamen er andere meubelmàkers bij, o.m. Filip Boon op de Hoogstraat, wiens twee zonen, Nikolaas in het Kasteelstraatje (Bonenstraat) en Hendrik (in de Dreef) het bedrijf voortzetten. Verder was er Frans Danneel-Tordeur (Au Grand Salon), opgevolgd door zijn weduwe en daarna door Jan Tordeur-de Munter. Bij de aanvang werd alleen without (populier) verwerkt. Men maakte zeer goedkope en eenvoudige bedden, kleerkasten en vooral de welbekende « dobbelkorkeus >> (doublecorps), een soort van Mechels buffet. Het was het eerste teken van meer gerieflijkheid bij de kleine man. Tot dusver vond men in de huizen alleen de keukenschappraai, de nodige eenvoudige bedden, een « hank » om er de hoedendoos op te zetten en de kleren aan te hangen; een kleerkast was een uitzondering en natuurlijk een linnenkast en een lavabo en nachttafel nog veel meer. Het beste « dinge » werd in een kist gelegd. Er waren toen nog geen werktuigmachines. Alles moest met de hand gezaagd, gestoken en geschaafd worden. Gewoonlijk werkten de gasten per stuk en er waren er die, bijna dag en nacht werkende, elke dag een << dobbeJkorke » afmaakten, wat hun 5 fr. opbracht, een dikke daghuur voor die tijd. Stilaan (omstreeks 1925) kwam er meer stijl in de meubelen, men maakte er van pitch-pin, er kwamen gebeeldhouwde oplegstukken, spiegels en marmer bij t~ pas en men maakte volledige slaap- en eetkamers. Het voornaamste afzetgebied was Brussel en het Walenland, waar de ongeschilderd geleverde meubelen in eik of notelaar werden gezet en aan de man gebracht. De nijverheid heeft zich sindsdien derwijze ontwikkeld, dat thans ware kunstmeubelen worden voortgebracht. Van al de kleine bedrijven uit de pionierstijd hlijft er geen enkel over. Er bestaat thans nog één groot bedrijf, dat van de Firma Vastiau N.V~ 139
Meubelfabriek Vastiau In 1922 richtte J.B. Vastiau-Godeau, de vader van de huidige firmanten, op de Hallesteenweg onder Tenbroek, met drie of vier a-asten, een kleine meubelfabriek op, waar per week twee slaapkamers afgewerkt werden. Omstreeks 1927 steeg het aantal werklieden tot 30 en de produktie tot 12 a 15 slaapkamers. In 1930-31, toen de zoon in de zaak opgenomen werd, besloeaen de werkhuizen een oppervlakte van 450 m2 en er werde~ nieuwe machines geplaatst. Tussen 1946 en 194 7 werd te Alsembera, op de hoek van de Brakelsesteenweg en de Hal0 lesteenweg, een nieuwe fabriek gebouwd met 5000 m 2 werkruimte voor 50 werklieden. Per week worden er 50 tot 60 stellen meubels (slaap-, eetkamers, enz.) g~fab~iceerd. Er wordt alleen voor het binnenland gewerkt en mtslUitend vo:or voort, verkopers. Meestal worden moderne meubelen gema.~kt maar op aanvraag ook stijlmeubels. De toonzalen bestr~~ke.n een oppervlakte van 13.000 m 2 • In 1949 werd het bednJf 111 een naamloze vennootschap omgezet.
De oude en nieuwe Brakelsesteenweg. in '/zet midden, de meubelfabriek Vastiau, beneden, rechts, de fabrieken t•an Ham. (Foto St. Victorsinstituut).
HOOFDSTUK VI
DE KULTURELE GESCHIEDENIS Het Onderwijs -
jongensonderwijs
Zoals dit thans nog het geval is met onze missionarissen in Kongo, bij voorbeeld, zo was het ook de taak van de opvolgers van Christus en vooral van de monniken, in ons land een nieuwe en duurzame beschaving te stichten en het zaad te leggen voor kunsten en wetenschappen. De concilies van Arles, Mainz, Reitns, Tours en Chälons-sur-Saöne hadden mede ten doel het onderwijs te regelen en op dat van Chälons in 813 werd door de bisschoppen op de oprichting van scholen aangedrongen. Karel de Grote verordende dat de priesters in steden en dorpen school zouden houden en dat indien iemand hun zijn kinderen wilde toevertrouwen om hun de letters te leren, ze dit niet mochten weigeren, maar ze integendeel onderrichten met grote liefde, overwegende dat er geschreven staat dat degenen welke er velen op de weg der gerechtigheid zullen onderwezen hebben, in der eeuwigheid als sterren zullen schitteren. En dat ze om de kinderen te onderwijzen niets zouden vragen en niets ontvangen, behalve wat de ouders hun vrijwillig en uit genegenheid zouden aanbieden ( Stallaert et van der Haeghen, L'Instruction au moyen-äge, VIIIe et XVIe s., 1850). Over het onderwijs in onze dorpen en zelfs in onze steden zijn doorgaans weinig bijzonderheden bekend. Volgens de hiervoren aangehaalde kerkelijke en wereldlijke aanmaningen was het onderwijs vroeger dus aan de kerk toevertrouwd. Bij elke parochie was een school en het onderwijs werd verstrekt door de pastoor, door de kapelaans, als er waren, of, en dit was bijna de algemene regel, door de koster. In onze parochie werd het onderwijs meestal gegeven door de eerste kapelaan, zoals blijkt uit de oorkondèn,· o.m. de volgende (RK. 46764) : «een lmys naest het Careelgeleghe ... de hellicht bewoont door den tsten capelaan ende andere hellicht ook door deuselven om schole te houden voor de k!nders. » Tijdens de godsdienstberoerten in de 16d·· eeuw was luer noch pastoor noch kapelaan. De kloosterlingen van Zevenhorren verbieven van 1585 tot I 60ti op ket kasteel van Beersel.
141
In 1595 en 1597 gingen onze kinderen aldaar ter school (P_ueri · Alzenberaensis schalam vîsitant r·eligiosus Septem fonhum, b AA). · In 1599 echter werd opnieuw te Alsemberg zelf school aeaeven In een dekanaal bezoek staat vermeld : << pastor habet schoÏam >>. ü1 dat van 1613 leest men dat er bitter weinigen naar de school komen. (A.A.). In 1625 werd school gehouden door de koster, in 1654 door koster Pi eter Hellinckx. (A.A.). Het onderwijs was geen Staatszorg en iedereen mocht een school openen, de leerstof en het schoolgel~ naa.~ go~ddunken bepalen. Vermoedelijk bestond er op somm1ge tljdshppen wel noa ander onderwijs, want in 1531, o.m., treffen we een Hendrik van Grasdort aan als onderwijzer. In 1609 wordt Mr. Jan van Vlierden als schoolmeester vermeld. K.A. 2322). Welhcht is het deze welke bedoeld wordt in een kerkrekening van 1611 : « Item aan den schoolmeester voor het leeren van de arme kinderen ende voor 't houden van de schoele ». In 1641 wordt door de H. geesttafel betaald « aen Ann~ de Nayer om vier kinderen te leeren, 2 vier rnaent en 2 dnJ maent tot 4 stuyvers de rnaent », en in 1671 « ae~ Jaeck Scoeps voor baneken te maken in de schole, .2 kg. en In 167~ wordt Gabriel Schoeps belast met de repara·tte van de acht~l deure van de schole » waarvoor hij « 3 potten ende een ptnt bier» ontvanat. Voor 1780 trok Gillis Laureys koster «voor de arme kinderen te leeren lesen ende schrijven » jaarlijks 6 sister koren of, in geld, 14 g. 2 st. Tot na 1860 vermelden de kerkrekeningen benevens uitaaven voor het « tracteren der priesters der vreemde proces~ies, ook boeeken en prijsen voor d'arme kinderen». Buiten het parochiaal onderwijs werd hier of daar op een afgelegen hoek tot laat in de 1gele eeuw ook « school » gehouden door de ene of de andere gelett~rde ambachtsman. Op Tenbroek-Heidenbroek, o~der n:eer, hteld. << Brukke Serkeyn » lange jaren school tot tn de Jaren tachtig. Op het einde van de 18de eeuw werden in de. parochiescholen alhier de volgende handboeken gebrUikt : « het Cruyskensboeck; de Cathechismus; Hijstorijs B.M.V. St~ C~ tarina; Speculo Juventutis et lettere.s com~ut~wn et scabmahbus ex et inhereditionem ob paucttam d1sctpulorum scholae non ita ex professo visitatur ». Op sommige tijdsti~pen, V~?ral bij onlusten ~n oorlogen, was het met het onderwiJS deerhjk gesteld. Alleen 111 de. ste?en bleef het bestaan dank zij de kloosters en enige parbeultere scho.Jen. Maar zelfs onder de steedse handwerksliede~ maakten de ongeletterden de overgrote meerderheid uit. ( Ptr., V) bl. 74). Nochtans deed de overheid af en toe een poging om de toestand te verbeteren. Filips II gaf aan de landvoogdes opdracht om een paar bisschoppen en godgeleerden te vergade142
ren,. om middelen te beramen om het volk te onderwijzen en goede scholen op t~ richten. (Pir., 111, blz. 413). H~~ vyas het hter ten ·onzent gesteld ? Dit valt niet gemakkehjk te zeggen. Op sommige tijdstippen ~unnen meier en schepenen, bedez~~ters en kerk- en armmeest~rs behoorlijk tekenen! op ~ndere tljd~n weer niet enz. Zo bv. in 1698 tekenen meter Pteter van Lter, schepenen Gillis Plattebarse Joos de L.eener, Joos Sch~~~ps, Jan Clerens met een welgevor~d geschnft. Op andere ttjden, nl. in 1653 en 1660 zetten de volgende schepenen en bedezetters een teken : ( G 8251 en
8388).
.
+
Jan Croc.ket
+ T
Joos· Bonnewijn Gillis Wouters
~
Gillis Hellincx Gillis Claes Francis Medaert Pieter van den Plas
~E4=t
~
'JJ
-w-
~
~
Francis de Haes jan Curens Sidrach de Ridder jan de Haes jan Schoeps Daniel Tijck Pieter Engeis
Merktekens van schepenen in de 17de eeuw.
In 1756 tekenen 5 op de 6 schepenen en bedezetters. In 1762 allen, ook in 1767, behalve van de Velde die alleen de beginletter van elke lettergreep zet. ' Onder de Fra~se ~ezetting was het onderwijs helemaai ontredderd. ~e ketzerhJke dekreten van 1807, waarbij men z~nder toelatmg van de grootmeester der Universiteit van PaflJ~ geen school mocht openen, verhinderden, vooral op de bulten, het verspreiden van het onderwijs. Op de duur vonden ze het zelf toch te bar en in een verslag van 1810 van een vertegenw??r~iger der Franse regering leest men, dat het lager onderWlJS .u~ h~t d~par!~ment van de Dijle (provincie Brab~nt) ellendig IS. HIJ WtJt de oorzaa.k aan de gebrekkige kenms van de leerkrachten, de ontoereikendheid van hun bezoldiging, maar verder werd er niets gedaan. Het volksonderwijs werd, pas flink ter hand genomen door de Hollandse regering ( « Chacun sait que Ia sollicitude à l}égard de l'enseignement populaire fut une des caractéristiques du Roi Ouiliaume ter des Pays-Bas » (Verniers, Histoire de Forest). .. 143
In 1829 werd een buitengewone vergadering van de kerkeraad gehouden waarop werd besloten aan de gemeente, op haar verzoek, een « tweewoonst » van de kapelaanshuizen af te staan om als schoollokaal te dienen. De prijs bedroeg 1600 Nederlandse gulden, teweten voor de kelders er onder, « de onderplaats en bovenplaats >>, terwijl de zolders eigendom bleven van de kerk. De school noch de woning van de schoolmeester mochten noch in- noch uitgang op het kerkhof hebben. Dit is de reden waarom de deur aan die kant dichtgemaakt werd, zoals men nog zien kan. Verder mocht het schoollokaal noch de woning van de meester gebruikt worden om er « eenige publieke spelen te houden, noch ballen, k?medie, consaire of eenig publieg trafiek of herberge ». De tum werd tot nut van het schoollokaaL gehouden. Even vóór 1830 werd het onderwijs alhier gegeven door Hendrik Steen, koster, onderwijzer der 4c1e klasse, uit Watermaal. Hij leerde lezen en schrijven en gaf katechismus. Het · schoollokaal hoorde toe aan een heer Wauwermans van Rode. Naar blijkt uit het gemeentearchief had hij ec~ter in 183.1 zijn school niet heropend, wegens gebrek. aan._Ieerh~gen. Inmiddels had koster-orgelist J.B. Cammaert In ZIJn hUiskamer op het kerkhof, hoewel hij geen het minste getui~schrift van bekwaamheid bezat, dat men toen begon te etsen, een school geopend en was hij met al de leerlingen we~.. In d~ winter. had hij er een 50-tal, in de z·omer een half doziJn, dte 7 stwvers schoolgeld betaalden. Hij gaf geen vakantie, maar daarenterren veel vrijaf wegens zijn kerkelijke bezigheden en de nukken ~an gegoede leerlingen, van wie hij afhin&· Niet lanrr daarna werd de goedzakktge Cammaert vervanaen door koster Hendrik Renson uit Ottenburg. Deze opende e~n school ter plaatse van het oud gemeentehuis. Er waren kleine zitbanken en de leerlingen hadden een boekenkast, nl. een soort van grote schuifdoos, op de knieën die als schrijftafel diende. Hij geno~t geen wed~e, maar trok 0,9~. fr. p~~ leerling. In 1832 gaf hiJ les aan 26 JOngens en 20 metsJes. HIJ gaf ook rekenkunde. ._ In 1834, echter, kwam er te Rode een Broederschool tot stand en veel kinderen van Alsemberg gingen er heen. Het school creld was er echter veel hoger en de leerlingen bleven er niet la~g. Het onderwijs stond er nochtans op een h~el wat hoger peil. De leerlingen gebruikten er o.m. een vertaling van de Telemachus. Het hleef in elk geval een gesukkel van belang. In 1834 en in het begin van 1835 was er zelfs hoegenaamd geen school ! In 1836 kwam Egied Rensen, onderwijzer, misschi~n een zoon van Hendrik, in dienst. Hij trok 0,75 fr. per leerhng en per maand. W cld.ra vcrwierf hij ee~ goede faa~1 en veel leerlingenuit het omliggende volgden ZIJn lessen. Ntet lang daarna stc'cg het schoolgeld tot 1 fr. en de leerlingen moesten hun 144
s.choolger~ef zelf b.ekostigen. Hij had toen gemiddeld 70 leerhngen. Men gebrUJkte er een A.B.C.-boek en de katechismus Meester ~_enson kon, naar het schijnt, meesterlijk de ganzepe~ en de &nffel scherpen. !weemaal per jaar vierd~ men het St. Oregonusfe.est. De leerlipgen kregen gesuikerde rijstpap en op ~nnozele K111derendag het de meester een haantje vlierren · wie dlt kon pak.ken kreeg een beloning. In 1850 had joann°a Maria Rens·on alhter 2,29, 70 ha. land. (Popp). Omstreeks 1840 kwam onderwijzer Jakobus Janssens uit Anhyerpèn een tweede school openen. Die van Renson rrinrr te met... o o In een schepenverslag leest men dienaangaande dat « Ie Sr. Jan~s~ns a t~nu son école pend.~nt toute l' année 1840 », alsof dit tets buttengewoon was. HIJ werd in zijn onderwijs geholp_en door kloosterlingen. Deze school was b.eter ingericht. Er wat en Iessenaren, borden, maten en gewichten en een « letterkas ». Als verdere leermiddelen gebruikte men een A.B.C.~oek, een Beestenboek, een katechismus, de Nieuwe verhandelmg o_ver de tie.ntall!ge rekenkonst. Janssens bezat trouwens een fhnke ontwikk.~hng en had humaniora gestudeerd. Driemaal veranderde hiJ van lokaal, nl. in een vertrek van de herberg d~ Koning van Spanje, beneden in het dorp, aan het « straatJe » naar de Schoolstraat, .een kamer in de herberg van J.B. van den Bosch-v~n der Ltnden, op de hoek van de Dreef en .het Kasteelstraat]e, en later opnieuw in de Koninrr van SpanJe. o Inmiddels werd door de kerk in 1845 een stuk grond aan de Hoogstraat, 11 a. 42 ca. groot, aan de aemeente afrrestaan om daarop een gemeentehuis met een klasl~kaal en huis~estinrr voor de onderwijzer op te richten. De prijs van die urond0 700 werd omgezet in een eeuwigdurende rente van °21 fr: per Jaar. De pastoor bleef gerechtigd er zonder verrroeding 0 school te houden op zon- en feestdagen. (A.P.). In 1851 trad Janssens, samen met J.B. Swalens, landbouwer, Judocus Meerts, horlogemaker en Tobias de Ridder a.Is getuige op bij het testament van Ánna Katarina Winde~ nckx, weduwe van Jacobus Frans Sterckx en van Benedikt Jozef Talon. . Meester Janssens vertrok hier in 1856, 69 jaar oud. Hij stond aan ~.e waarwedde van. 230 fr. Hij had in den beginne het onderWIJS te Alsemberg fhnk bevorderd, maar was stilaan aan. de. dank verslaafd geraakt ( ordinarie ebritts non convents dustt. vttam. :: cum farc~t sobrietate negligenter officio suo per fongttur). ZIJn levensWIJze \Vas « midiocriter ». Door zijn vertrek kreeg de andere toen bestaande scho.ol, die van de E.H. Luytgaerens, een voorgangster van het Scheppersgesticht. een ka~s .. Het g:emee!Itehestuur verzocht om de aanneming er van. De deputatie wetgerde. De gemeente antwoordde dat ze niemand anders had en geen hogere uitgaven kon doen. Deze Luytgaerens is vermoedeJij~ Edmond Luytgaerens,
!r.,
145
later direkteur van een kostschool te Asse, die te Alsemberg een huis bezat wijk B 27 en land wijk B 73, samen 12,40 a. groot (Popp.).
Onderwijzer j. Goossens en echtgenote.
Ten slotte werd Janssens vervangen doo: Felix C?nst~nt Servais, leraar in het Kollege van Stalle, alhter. Servats gt~g echter reeds in 1859 weg. Als zijn opvolger werd aangedutd Kwinten Jules Ooossens uit St. Kwinten~-Lennik, van de no:maalschool van Lier. In 1665 waren Pteter Goossens en 111 1676 Seger Goossens als schoolmeesters te Lennik bekend. Dit zullen wel vo.orzaten van onze Ooossens geweest zijn (F. Vennekens Geschiedenis van St. Martens-Lennik, 1935). O~ossens beo-on zijn onderwijs met 57 leerlingen. Zijn wedde bedroeg 275 fr. per jaar. Hij heeft de herinnering I_Jaaelaten van een flink onderwijzer en opvoeder. Z.ondags gmg hij met zijn leerlingen gezamenlijk naar de mis. In 1860 schonk de gemeente haar eerste toelage ':an 25 fr. voor de prijsuitdeling van 1862, onder de overweg!ng dat het is « l'un des plus grands encouragen;ents que 1 on puisse donner aux élèves ». Het schoollokaal het e.ch~er toen nog zeer te wensen over, vermits de ho.ge;e overhel~ tn 1863 de ·gemeente tnoest aanmanen het meubllarr te volto01en en de lessenaars te herstellen, wat ze met klaarblijkeJijke tegenzin deed. Er waren toen 13 betalende leerlingen .en 56 behoeftige..: De schoolbevo1king groeide intussen gestad1g aan~ Van 187o tot 1882 vermeerderde ze van 80 tot 114 leerlingen (In 1875 : 118 jongens en 92 meisjes). 146
. In 1864 werd voorgesteld een nieuwe school te bouwen. De andere was « trop petite et malsaine ». De Kamers hadden zo juist één mil1ioen gestemd voor het onderwijs. De plannen werden gemaakt door bouwmeester Spaak en de school kostte 6328,05 fr. In 187 4 was de muur aan de noordkant echter reeds zó vochtig, dat er een nieuwe m·oest gebouwd worden. Het is dit gebouw dat tijdens de eerste oorlog, grotendeels door werklozen, tot gemeentehuis verbouwd werd. De wedde van de onderwijzer bedroeg toen 1000 fr. Er waren twee klassen. In 1864-1865 waren er 73 jongens en 47 meisjes. In 1881-82, 100 jongens en 98 meisjes, welke laatste bij de Zusters van het H. Hart ter school gingen. (Zie Meisjesonderwijs). In 1870 kwam de avondschool tot stand, met 35 tot 40 leerlingen, waaronder zelfs oudere mensen. De klasvoorwerpen waren ten laste der leerlingen en de onderwijzer trok 1,40 fr. per leerling. Ze verslapte echter van jaar tot jaar, zodat ze in 1884 afgesèhaft werd. In 1910 werd ze opnieuw ingericht, maar niet voor lang. In 1868 was een kleine schoolbiblioteek opgericht geworden, waarvoor de gemeente in 1870 100 ft;. toelage schonk. De schooi van Goossens was in volle bloei, toen hij, in december 1870, op drie dagen tijd aan de koolziekte bezweek. De begrafenis had plaats op 11 december. Iedereen rouwde om hem, zozeer was hij geacht. Zijn broeder Felix volgde hem op. In 1879 werd een nieuwe school in de huidige Schoolstraat gebouwd op een perceel land dat 3239 fr. kostte, de bouwmeester er van was Hansotte, de· aannemer Ferd. Vastiau van Alsemberg voor de som van 25.122 fr. Ze bestond uit twee klassen van 9 x 8 x 4,50, een trapeziumvormige met muren omsloten speelplaats, een met zink gedekt afdak en een ruime woning met grote tuin voor het schoolhoofd. Die school werd weldra de geuzenschool geheten. Z'oals bekend is verwekte de nieuwe wet op het onderwijs in 1879 geweldige beroering en verweer. Pastoor Mariën streed verwoed tegen het nieuwe onderwijs. Met eigen geld kocht hij een stuk grond achter het gesticht van de Broeders van Barmhartigheid, liet er een schoolgebouw optrekken, bestuurd door een broeder-onderwijzer, voor wie hij een jaarlijkse vergoeding van 500 fr. betaalde. Een honderdtal jongens woonden die school bij. De officiële onderwijzer en onderwijzeres, die overigens « brave mensen » waren, hadden slechts zeven leerlingen, kinàeren van de leden van het officieel schoolkomitee, vooral samengesteld uit raadsleden van de oppositie. Die onderwijzers gaven zich ten andere geen de minste moeite om leerlingen te houden of te winnen. De meisjes gingen bij de Zusters te Rode, voor wie pas . . toor Mariën ook 4 of 500 fr. betaalde. Al die uitgaven brachten hem echter zover dat hij verplicht was 700 fr. te lenen bij zijn familie te Brusset • ~
147
Op zondag 15-1-1881, 11a de mis, Jas de veldwachter op bevel van hogerhand aan de trap op het kerkhof een biljet af om te zeggen dat het officieel onderwijs goed bleef gelijk vroeger, dat de onderwijzers bekwame mannen waren die drie talen kenden enz. De tekst van die mededeling werd later teruggevonden. Er was sprake in van « Flams en Fransch Duytsch en Engelsch soals latijn » (deze drie laatste talen waren achteraf echter doorgehaald) en verder ging het 0ver « stoppe en nuijen en brijen » ! Toen pastoor Mariën de veldwachter hoo,rde, sprong hij uit zijn pastorij en riep : Dat is vals, ze kennen geen drie talen en dat is niet nodig ook, maar de nieuwe onderwijswet is slecht. » Een paar dagen daarop kreeg hij evenwel het bezoek van de gendarmen en werd hij veroordeeld tot een boete van 5 fr. Dit alles was natuurlijk niet naar de zin van de regering. Deze wreekte zich door van het eerstvolgend budget van de kerk de wedde van de tweede onderpastoo'r te schrappen. Dit had tot gevolg dat onderpastoor Verbeeck tot pastoor te Kortenberg benoemd werd. Later werd de plaats van 2de onderpastoor natuurlijk hersteld. Een andere kleine wraakneming bestond er in van een som van 2 fr. die voor de koster in de kerkrekening voorzien was. 0,50 fr. af te trekken ... Dit duurde tot in 1884, toen de antikatolieke regering omvergeworpen werd. Op 7-4-1885 werd als hulponderwijzer benoemd, Jan Frans Stroobants uit LovenjoeL De hoofdonderwijzer gaf klas aan 62 jongens; de hulponderwijzer aan 32 jongens en 35 meisjes. Klaarblijkelijk waren een gedeelte van de meisjes naar Rode blijven gaan. Op 8-8-1885 verongelukte Meester Felix Goossens tijdens een uitstapje naar Ukkel. Op zijn doodprentje staat : «Wees altijd bereid, want de Zoon des menschen zal komen op het uur dat gij er het minste zult aan denken (Luc. XII. 40). Bid voor de ziel van Zaliger Mijnheer Felix Joseph Goossens, Hoofd-onderwijzer te Alsemberg, geboren te St. QuintensLennick en, ten gevolge van een ongelukkig toeval, overleden te Ukkel den 8 Augusti 1885, in den ouderdom van 45 jaren. bewaar het aandenken van uwen vriend in uw hart en vergeet hem niet in uwe gebeden (Eccl. XXXVII. 6.). Gebed: Wij bidden U, o Heer, ge lief uwen dienaar Felix-joseph in uwe groote barmhartigheid te gedenken; en gelief hem in uw rijk van vrede en eeuwig licht te 'Ontvangen. Door O.H.J.C. Amen. R.I.P. ». Hij werd opgevolgd door Jozef VerJinden van de Normaalschool van Lier, geboren te Westmeerbeek 25-11-1856 benoemd op 31-8-1885, toen de onderwijzer te Dworp. Dat.. zelfde jaar ging Stroobants weg. Hij werd vervangen door Lodewijk Jozef Lemmens uit Lier. Deze huwde alhier met Florentine Barry en werd later schoolhoofd te Booischot. Verlinden had toen 70 leerlingen en Lcmmens 3t3. Na het vertrek 148
van. Lemmens in 1893, werd Eugeen Barry uit Alsemberg, van · de normaalschool van Mol benoemd. Van 1886 tot 1889 kregen de bekroonde leerlingen een boek van 5 fr. Dit werd afgeschaft; het kostte te veel. .. Een prijsuitdeling werd evenwel opnieuw ingevoerd in 1896 met een toelage van 200 fr. voor de beide scholen. In 1895 waren er 118 jongens en 92 meisjes. In 1902 werd de grote vakantie vastgesteld op het tijdperk van 25 augustus tot 30 september. In 1913 werd besloten de klaslokalen van 1879 te slopen en ze te vervangen door drie modernere. De werken, in het voorjaar van 1914 aangevat, moesten ~eschorst worden. De Ieerlir:gen werden ondergegebracht 111 een Jokaal van het St. Vtctorsgesticht. Toen in september een derde onderwijzer aangesteld werd moest deze klas geven in een lokaal op het oude kerkhof. In { 916 werden · de nieuwe lokalen betrokken. Deze bestonden uit drie klassen van 8 x 7 x 4,5, een grote overdekte speelzaal en een speelplaats van 9 aren. In 1923 werden de laatste banken van drie meter lengte door moderne vervangen. Als derde onderwijzer werd in 1915 benoemd Celestin · ' Brassine, uit Alsemberg. Op 2~-6-19.14 we_r.d Jozef Ve~linden door zijn oudleerlingen ple~~lttg ge.vterd biJ gelegenheid van zijn verering met het BurgerliJk KrUis 1ste klasse << voor zijn schitterende diensten ?ewezen aan het onderwijs van .Alsemberg, gedurende 37 Jaret; ». Op 1-.1-! 916 ging hij op rust. Jozef Verlinden schreef mentg arttkeltJ~ 111 de Ware Vol~svriend. Hij was een fijnbesnaard maar etlaas al te hesehetden dichter. Alleen bij grote gelegenheden kon men er hem toe overhalen aan de muze te offeren. Zo schreef hij dan onder meer gedichten bij eerste missen, jubelfeesten, kantaten voor de feesten van de waoenstilstand en de Kroningsfeesten in 1934. Voor deze laatste werd de muziek gemaakt door zijn zoon Herman, thans rustend pastoor te Gooik. In zijn werk worden liefde tot God tot d~. naaste, het eigen land en volk met innig gevoel bezongen. HIJ schreef ook redevoeringen die modellen zijn van taal- en vormscl;oo~~ei?. O~?er die redevoeringen is misschien de beste dte hiJ hteld blJ de onthulling van het gedenkteken der gesneuvelden van de eerst~. oorlog. Hij overleed, 98 jaar oud, op 5-12-:1954 op de pastoriJ te Wemmel waar hij bij zijn zoon pastoor mwoonde. Eugeen Barry vol~de hem als hoofd op en in dezes plaats kwar~.Jozef Delvaux, dte sedert 7-9-1913 onderwijzer was aan de VriJe ~chooi van Kalevoet (Eusel). Celestin Brassine nam ontslag 1n 1917 en w.erd opgevolgd door Wîllem Selis, uit Alken, toen te Eisen~ m dienst. In 1918 ging ook reeds Delva.ux weg en werd htJ vervangen door Juliaan Ragoen uit Ro~e, van de St. ThomasnormaalschooL Wilfem Selis gina weg m 1920 en in zijn plaats werd benoemd Leo Theys, g:borei1 149
te Alsembero- 29-7-1900, eveneens van genoemde normaalschool, on de~ vier kandidaten. Op 15-1-1954 ging hij op rust 'en verblijft thans te Halle. Schoolhoofd Barry was in 1932 op rust gegaan. Als dusdanig werd hij vervangen door Juliaan Ragoen, te .i\1\ont-sur-Meuse overleden 26-6-1954. Jozef Raes volgde hem op en deze werd op zijn beurt vervangen door Paul Spiliers (16-1-1954) uit St.-Antelinks (0.-Vl.).
Meisjesonderwijs Over het meisjesonderwijs in vroegere eeuwen in het bijzonder is er niets bepaald bekend. Het eerste wat we daarover vernemen dagtekent uit 1833, toen Pastoor van Hoylant een gewone school en een kostschool in de kapelaanshuizen inrichtte, bestuurd door de « Dames du Sacré Creur », elders staat er « Sreurs de Marie ». De kloostergemeente telde 13 zusters. Voor pensionaatkamers werden 3.300 fr. kosten gedaan. Langs een soort van gaanderij konden ze van in het klooster naar het doksaal van de kerk en er de goddelijke diensten bijwonen. De huur bedroeg 200 fr. en was mondeling in 1838 toegestaan door de kerkraad (A.P.). Anderdeels trokken de zusters jaarlijks 100 fr. voor het wassen van het lijnwaad en het schuren van het koperwerk der kerk. In 1843 verkregen juffrouwen Marie-Thérèse Fontaine, dite sreur Thérèse, Sé.raphine Sylvie Carbonelle dite sreur Stanislas, Antoinette Cornet dite · sreur Oougogne, Jeannette · Isabelle Nettekens dite sreur Xavier en Josephine Pit dite sreur Ignace, maîtresses et institutrices du pensionnat du Sacré Creur de Marie, machtiging om op hun gemeenschappelijke kosten op een grond van de kerk een pensionaat te laten bouwen, met kosteloze zondagsschool voor de meisjes van Alsemberg en dagschool voor de behoeftigen. De huur bedroeg 300 fr. en was aangegaan voor een termijn van 49 jaar (A.P.). In 1850 werd een uitgave geboekt van 608,25 fr. « pour solde d'une année de traitement dû par Ia fabrique d'église » (P.A.). In 1844 werd door de kinderen P. Testaert een rente gekweten van 1164,02 fr., welke som «overgeteld \Vetd aen de zusters tot vervoorderinghe van hunne gebouwen, \Vaervan zij de interesten betaeld hebben » (A.P.). In een verslag van januari 1837 leest men dat het gehouw aan de kerk toebehoorde, dat onder meer ais leerboeken gebruikt \Verden : « Traité des participes » door Lequeux~ <~ Grammaire et analyses » door Noël et Chapsal, dat er geen maten en gewichten waren, dat de onderwijzeressen een uitgebreide kennis bezaten. In 1866 werd de lagere afdeling door de gemcen.te aan(rcnomen. Ze stond onder het bestuur van mej. Katanna van der Eist van de Zusters van het H. Hart. Het aantal leerHneren bedroeg 47. Omstreeks 1877 verlieten deze Zusters Al~mherg. Alieen de lagere meisjesschool bleef hestaan onder leiding van ntej. Ferdinande Ticke. In 1879 zegde deze 150
de school op. De meeste meisjes gingen dan naar de Zustersschool te Rode over. Een zuster van de school, Joanna Jozefa Nerinckx, dochter van Jozef Benedikt en Petronilla Sterckx « religiosa conventor » 50 jaar oud, overleed alhier 11-101875. Juffrouw Theresia Dams, uit Dessel, onderwijzeres te Dworp,. later echtgenote Duson, van de normaalschool van Herentals, werd op 24-12-1880 als eerste officiële onderwijzeres, met 700 fr. wedde, benoemd. Wegens de aangroei der schoolbevolking eiste de Staat het bouwen van een nieuwe meisjesklas. Om die kosten te vermijden, deed de gemeente de meisjes overgaan naar de jongensschool, waar een gedeelte van de speelplaats met een houten hek, ongeveer één meter hoog, afgesloten werd. Omstreeks 1898 werd dat hek weggebroken en werden de meisjes opnieuw ondergebracht in de oude school, op de plaats waar nu het gemeentehuis staat. Het voortuintje van dit gemeentehuis was de speelplaats. Er waren toen 62 schoolgaande meisjes. Reeds in 1886 vertrok Juffrouw Dams en werd ze vervangen door Paulina Adriaenssens, geboren te Zandhoven 30-6-1862, later echtgenote van August Proost, gemeentesekretaris.
Gemeentelijke meisjesschool. Hoofdonderwijzeres mevr. Proost-Adriaenssens en haar zrzsfer. (Foto eigendom Albert Proost).
In 1898 werd een tweede onderwijzeres benoemd : Augustina van der Meylen, van de normaalschool van Nijvel. In 1902 werd een nieuwe meisjesschool voor 21.495,08 fr. gebouwd door aannemer Ferd. Vastiau van Alsemberg. De school bestond uit twee klassen van 7 X 8 m., gescheiden door houten schotten ~- die later in het nieuw gemeentehuis 151
verwerkt werden - en in een speelplaats van 25 X 30 m. lv\evrouw Proost, die in 1921 op rust ging, en overleed op 20-3-1943, werd als schoolhoofd vervangen door Augustina van der Meylen, die op haar beurt vervangen werd door Valentine van Oppens, uit Alsemberg, van de normaalschool van Heverlee ( 15-9-1916). In 1931 werd het huis van de familie Winderickx dat aan de school paalt, voor 75.000 fr. aangekocht om als schoolhuis te dienen. Dit huis was dat welk eertijds de Kleine Sleutel geheten werd. In 1853 had P.A. Proost, redakteur aan het « journal de Bruxelles », gevraagd om op een stuk grond palende aan zijn eigendom genaamd de « Kazerne », aan de kant tegenover het genieentehuis, de rechten af te staan die de kerk op die grond nog had en machtiging om tegen vergoeding een toegangsdeur van op de straat te maken op de plaats waar toen een ingang was (A.P.). Ais derde onderwijzeres werd datzelfde jaar (8-9-1928) benoemd, Laura Joanna Antonia de Neyer, geboren te Dworp 3-5-1909, thans echtgenote van Aibert van den Broeck, schepen. In 193~ ging Augustine van der Meylen op rust en werd ze vervangen door Valentine van Oppens, terwijl in dezes plaats Joanna Maria Koleta van den Neste, geboren te Alsemberg 19-5-1915, van de normaalschool van Herentals, in haar plaats kwam. Valentine van Oppens ging op rust 31-12-1948 en Mevrouw van den Broeck volgde haar op van 1-1-1949 af, op haar beurt vervangen door Denise van Craenenbroeck, echtgenote Pietervan den Bergen (1-1-1950).
Be.waar- of kleuterschool In 1930 werd er een bewaar- of kleuterschool ingericht. Er waren toen 104 kinderen tussen 3 en 6 jaar, heel wat meer dan thélns ! Als onderwijzeressen waren er werkzaam : Maria van Haelen, uit Ruisbroek, van 2-4-1940 tot 31-8-1948; Cesarina Cooman van 30-8-1948 tot 17-5-1954; Josette Seutin van 31-5-1 954 af. Op zondag 12 augustus, om 5 uur brak er brand in de school uit en werd ze totaal uitgebrand. Er werd een onderzoek ingesteld, daar men aan kwaadwilligheid dacht. Allerlei personen, zelfs zeer eerbiedwaardige, werden verdacht. Er werd zelfs geloofd dat de gebeurtenis in verband moest worden gebracht met de Schoolstrijd ! In januari werden de daders, die niet konden zwijgen, ontdekt. De eerste, 20 jaar oud, werd veroordeeld tot zes maand gevangenisstraf; de tweede, 16 jaar oud, ter beschikking gesteld van de kinderrechter. De ouders waren er het ergste aan toe doordat ze burgerlijk aansprakelijk werden gesteld. In afwachting van de wederopbouw, werden de leerlingen bij de aanvang van het nieuw schooljaar, op 3-9-1956, voorlopig ondergebracht in de raadzaal, in de jongensschool en in het schoolhuis, toen bewoond door onderwijzeres van den Neste. 152
Scheppersgestichten We hebben reeds een en ander gelezen over de oude herberg de Drie Koningen, ook het Schuttershuis geheten, omdat de oude schuttersgilde er haar lokaal had. Omstreeks 1825 was het een tamelijk groot gebouw mef twee verdiepingen. Een genaamde Rampelberg, die er toen woonde, gaf enkele jaren later T1et biertappen op en ging er recht tegenover het huis betrekken dat thans nog bewoond \s door de wed. Justaert-Van GasteL In welk jaar juist is niet bekend, maar rond die tijd kwam er zich een oud priester, E.H. Jacobs, uit Brussel, vestigen om alhier een jongensschool op te richten. De plaats leek zo heel slecht niet gekozen : niet al te ver van de hoofdstad ,een mooie en gezonde streek, een welbezochte bedevaartplaats. Een groot bezwaar was er toch wel, nl. de verkeersmiddelen. Zelfs na de aanleg van de spoorweg te Rode· in 1873, bleef dit bezwaar nog groot. De afstand tot het station oedraagt 25 minuten gaans, zodat het gesticht tot vóór enkele jaren verplicht was er een stel paarden en een koetsier op na te houden. Verscheidene malen per dag reed een « char-àbancs » (in de winter gesloten, in de zomer open), bespannen met twee paarden, naar het station. Voor kleine gezelschappen was er ook een soort van landau. In elk geval, het opzet van E.H. Jacobs faalde en hij gaf het op. Na een zekere tijd kwam er een genaamde Clep wonen, die er een boekwinkeltje hield, maar voor niet lang. Eindelijk kwam er de E.H. van Staiie, die het huis verbouwde en opknapte en een kostschool opende, die al evenmin een voldoende bijval genoot. We zijn over deze school zeer karig ingelicht. Het is alleen bekend dat hijzelf in 1846 gehuisvest was in .een huis van de kerk, vermoedelijk dat, naast het onderpastoorshuis, waar ook een E.H. van Stalle, oudonderpastoor van Ha11e op rust kwam en overleed en waar zijn . beide zusters nog een ~ tijd bleven wonen. Voor 1851 tot 1853 trok van Stalle 608,25 t fr. per jaar vanwege de · kerk (A.P.). Gustaaf ~ de Meurs. later papierfabrikant te Rode, studeerde er en haalde op 25-8-1825 de eerste prijs. 153
J De kostschool van Stalle moet bestaan hebben tot 1856 of 1857, want in dit laatste jaar vroeg Frans Paesmans, die een huis van de kerk huurde, afslag omdat zijn handel sterk verminderd was sedert het verdwijnen van het pensionaat van Stalle. In weerwil van al die weinig bemoedigende pogingen waagde ook een E.H. Luytgaerens zijn kans. Hij wierf enkele jongens, die hij samenbracht in een godvruchtige vereniging, welke echter nooit goedgekeurd werd. Deze broeders droegen een gewone priestertoog. Ook deze poging liep faliekant uit ! Luytgaerens ontsloeg zijn leraarkorps, gaf zijn leerlingen onbepaald verlof en verkocht heel de inboedel aan een wereldlijk onderwijzer uit Brussel, maar hoe zeer deze zich ook inspande, het bleven vruchteloze pogingen. Hij beëindigde zijn eerste en laatste schooljaar 1860-61 met 17 leerlingen. Om zijn zaak evenwel eens en voorgoed in bevoegde handen over te laten, trad hij in verbinding met Victor J.-B. C. Scheppers, kanunnik van St. Rombouts te Mechelen. Scheppers had in 1839 een broeder- en zusterkongregatie gesticht met een drievoudig doel, nl. zieken verzorgen, gevangenen opbeuren, de jeugd onderwijzen. Na rijp overleg werd Alsemberg door Kan. Scheppers overgenomen. Hij heette het nieuwe gesticht naar zijn voornaam, het St. Victorspensionaat. Op 27-8-1861 kwamen vijf van zijn Broeders van het Moederhuis van Mechelen te Alsemberg. Veel werd verbouwd, aangepast en opgeknapt. De eerste zes nieuwe leerlingen waren Jules en Eugeen Bourguignon uit Vilvoorde, Gustave Chabeau, uit Monchinpont-Eigenbrakel, Frans Cordemans uit Brussel en Hendrik en Ferdinand van Keerbergen uit St. Genesius-Rode. Op het einde van het schooljaar waren er 30 leerlingen. Regelmatig groeide de schoolbevolking aan, zodat in 1911, bij de 250 leerlingen het 50-jarig bestaan meevierden. Gedurig moest er bijgebouwd worden. O.m. reeds in 1868, toen een gebouw met twee verdiepingen aan de kant van de Schoolstraat opgetrokken werd. Op de tweede verdieping werd een kapel ingericht, waar een onderpastoor van de parochie dagelijks de H. Mis kwam opdragen. De huidige refters werden gebouwd in 1886 en de vleugel met de keuken en de refters der Broeders, in 1892. In 1897 werd het oud gebouw aan de ingang (het oude Schuttershuis) gesloopt en vervangen door een voortuintje en een monumentaal ingangshek. ( )p 21-2-1898 \verd de gotieke kapel en de \Voning van de aalmoezenier ingewijd door 1\tgr. van der Stappen de Reeth, hulpbisschop. Omstreeks 1910 kwam het instituut tot zijn hoogste hlm:i, onder het hesttwr van Broeder PascaL Hij had onder de leerlingen ook een fanfare gesticht die steeds veel bijval oogsttt.>. 154
11
I
Ten westen, St. Victorsinstituut met kapel.
Bij de viering van het halfeeuwfeest werd de plechtige mis opgedragen door Mgr. Sebastiano Leite de Vasconcellos, bisschop van Beja, uit Portugal, alhier verbannen. In het «Ware Volksvriend », lV\echelen, bi. 90, leest men in een verslag : « a1s ik zeg dat er in den Kring van het dorp, in de Dreef, op de Vischmarkt en in de Zavelstraat 100 jaarschriften waren, lieg ik er 40, maar 50 waren er zeker ... ». Bij die gelegenheid werd op het voetbalveld van het gesticht in de Dreef· ook een bemande ballon opgelaten. Dat ballonopiaten was in Alsemberg een gevestigd gebruik bij feesten. In 1916, tijdens de eerste wereldoorlog, werden de leerlingen met onbepaald verlof naar huis gezonden en werd nog alleen les gegeven aan externen. In april 1917 kwamen er juvenisten en even later werden 250 Franse oorlogswezen uit bezet Frankrijk uit de streek van St. Quentin opgenomen. Op 25-3-1930 werd de eerste steen gelegd van de ScheppersnormaalschooL Dit moderne gebouw, dat in februari 1932 ingehuldigd werd, onttrekt jammer genoeg aan het oog, het mooie landschap van op de kleine kerktrappen in de richting van het Wit Kapelleken. Dichters Albe en Jan Vercammen studeerden in het Scheppersgestich t. De Scheppersgestichten van de Broeders van Barmhartigheid zijn een zegen en een bron van inkomsten voor de plaatselijke handel geweest. De Broeders genntL'n dan ook de grootst mogelijke achting en genegenheid van de bevolking. Steeds leefden ze het wel en wee van het dnrp mee en nooit werd op hen vergeefs een hen>L'P gedaan om tL' helpen hij feestelijkheden of andere geheurtt.•nissLln. 155
De aalmoezeniers
Tot 1892 was er geen bijzonder aalmoezenier aan h~t Scheppersgesticht verbond~n. Een onderpastoor der parochte kwam dagelijks het H. Misoffer opdragen. Deze onderpastoors waren: Meylemans 1875-1886, de Wilde 1886-1887, Malbecq 1887-1889, Pirs?ul 1~89-18~2. Eigenlijke aalmoezemers (tn het Jaarboek van de geestelijkheid van het Aartspisdom, directeurs geheten) : Ptrard 1892-93; op rust gegaan te Nijvel. Louis ~erte~s 1896-99. Werd Saleziaan en stierf in geur van heiltghetd. In 1935 werd daarover een kerkelijk onderzoek ingesteld. In 1943 werd zijn stoffelijk overschot te St. Gilli.s bij Luik opge~raven in aanwezicrheid van Mo·r. Kerckhofs, htsschop van Lutk, met het oog op ~ijn zaligverklaring. Thans ru_st dat stoffelijk overblijfsel in een zijkapel van de kerk van de H. Frans van Sales te Luik Op 17-2-1944 had de t.weede b~sschoppelijké zitting in verband met de zaak der zaltgverklanng plaats. Jan Frans Heymans uit Brecht, 1899-1906. Later pastoor te Dworp (C. T., Gesch. van Dworp, b1. 136). Magnus, 1906-1914. Later bestuurder der Zusters te Bertem. Reusch, Elzasser. 1914tot 17-1 0-1918. Ar mand Pirsoul (zie hoofdstuk Onderpastoors) van 17-10-1918 tot november 1935. Callixt Fimmers 1935-1936 norbertijn van de Abdij van Tongedo. Karel van den Bercrh' ereboren te Geel 12-4-1901, kandidaat in de Wijsbegeert~ ~n°Letteren van de Universiteit Leuven, van 31.-71936 tot 1946. Jan Maria Gerard Verlooy, geboren te Dtest 30-4-1905 onderpastoor St. Marten Zaventem 7-6-1928, d~arna te' Schaarbeek St Servaas, godsdienstleraar bij de Broeders van Liefde te Turnhout, te Alsemberg van 23-1-1926 en in juni 1953 benoemd tot pastoor van Kraainem. Frans Maria Jan Doms, geboren te Rumst 30-12-1909, Ieraar aan net St. Jozefs Kollege te Herentais 16-8-1934. Alhier benoemd in augustus 1953. Duitse Meisjeskostschool
Inmiddels was de eerste kostschool, gevestigd in de kapelaanshuizen op 16-4-1877 overgenomen geworden door de uit Duitsland' verdreven Zusters van de Christelijke liefde, Dochters van de Onbevlekte Ontvangenis, een orde op 21-8-1849 aesticht door Barones Paulina von Mallinckrodt, en waarvan° het Moederhuis te Paderborn in Duitsland gevestigd was. Deze kongregat~e was machtig. ~e bezat o.m. 95 huizen met 1100 zusters m Europa, 20 htuzen ~wt 2.20 zusters in Noord-Amerika, 50 huizen met 550 zusters m ZUldAmerika en 25 huizen met 350 zusters in de rest van de wereld. . . De nieuwe kostschool was vooral bestemd voor metsjes uit de hoge wereld . .t\1eesta1 waren het kinderen uit Duitsland, maar er waren er 'Ook etteJijke uit Denemarken, Noorwegen en 156
Zweden. Het was een bloeiende instelling en in de laatste jaren hadden de Zusters grote kosten gedaan aan uitbreiding en modernisering- o.m. een eigen electdsche centrale-. Na het vertrek van de Duitse aalmoezenier Edward Ewald geboren 11-11-1859, te Alsemberg benoemd 15-10-1886, en zijn vervanging door E.H. Thiébault uit het Groothertogdom Luxemburg, moeten er evenwel moeilijkheden gerezen zijn, zodat deze aalmoezenier vertrok, en ook de Zusters een tijd later Alsemberg verlieten. Hun laatste aalmoezenier was E.H. de Mahieux, te Antwerpen geboren in 1873. Vroeger leraar aan het St. Aloïsiusgesticht te BrusseL In 1912 pastoor van St. Alena te St. Gillis-Brussel. In 1935 overleden. Onder de Zusters was er een juffr. van der Poorten uit Wouweringen Dworp. Het vertrek van de Zusters was voor de plaatselijke handel een werkelijk verlies. Ze waren zeer geacht en zeer liefdadig voor armen en behoeftigen. De gebouwen stonden enige jaren ledig, tot ze een paar jaren vóór de eerste oorlog betrokken werden door Portugese Jezuïeten, waaronder een bisschop, die uit hun land verdreven waren. Ze gaven hier hun bode van het H. Hart uit. Ze hadden het hier alles behalve breed. Verscheidene paters en novices stierven hier in ballingschap. Ingevolge de oorlogsomstandigheden veranderde ook de politieke toestand in hun land en in 1915 keerden ze er terug. In hun plaats kwamen in 1917 kloosterzusters uit St. Quentin (Frankrijk). De Kongregatie van de Dienstmaagden van het H. Hart werd in 1865 op gang gebracht, bisschoppelijk goedgekeurd 21-10-1867 en officieel opgericht 21-11-1867. De stichtster \Vas Maria RosaHa Oliva Uhlrich, Moeder Marie du Creur de Jésus, geboren 25-3-1837 te Villé (Neder-Elzas) en overleden te Zinnik (België) 17-3-1917. De kloostergemeenschap uit koorzusters, kontemplatieven, en hulpzusters die zich meer met stoffelijke taken bezighielden. De eerste ~aren in het bruin de tweede in het ~wart gekleed. Hun doel bestond in « een leven van liefde en offer in een geest van herstel tot het Hart van Jezus, door de offergave van al hun gebeden en door de ijver om het te doen beminnen en troosten. » Van een knntemplatieve orde ontwikkelde de kongregatie zich meer tot een sociale, in de zorg voor wezen, zieken en ouden van dagen. De kongregatie heeft huizen in Frankrijk, België, Duitsland, Nededand en Kameroen. Tijdens de domme kloostervervolging onder l\'1inister Combes in Frankrijk werden ze niet verjaagd, doordat ze geen onderwijs gaven. In HH4 werd hun te In court (Brabant) een voormalig klooster van kapucienen aangeboden om er een huis te stichten. Op 1-7-1 H14 vertrok een kleine groep zusters uit St. Qucntin {Frankrijk). Een paar ·weken later brak de t>orlog uit en hielden ze zich in hun nieuw huis vooral hezig '"
157
met de verzorging van gekwetsten. lmniddels waren ze in onderhandeling getreden met de Portugese Jezuïeten die te Alsemberg een toevlucht hadden gevonden tijdens de vervolging in hun land. Op 31-3-1916 machtigde kardinaal Mercier hun overbrenging naar Alsemberg, wat gebeurde op Witte Donderdag van dat jaar. Aanvankelijk hielden de Zusters zich bezig met hal-fverlopen meisjes van het Werk van de Berg Thabor of er geplaatst door de Kinderrechter. Thans is het een bestendige kinderkolonie en sedert 1922 met kleuter- en lagere klassen. De geestelijke bestuurders van het klooster waren Z.E.H. Pietkin, uit Nijvel, oudpastoor van Incourt, tot 1934. E.H. Jozef van Meerbeeck, geboren te Rotselaar 22-1-1905, onderpastoor te Kasteelbrakel 7-6-1928. Alhier direkteur van de Dienstmaagden van het H. Hart van jezus 20-8-1934.
Rijksmiddelbare school Bij koninklijk besluit van 16-4-1957 werd alhier met ingang van 1 september een Rijksmiddelbare school opgericht, bestaande uit een kleuterafdeling ( 3 tot 6 jaar), een voorbereidende afdeling, een middelbare afdeling met Latijnse, moderne, voorindustriële klassen en familiale klassen voor meisjes (keuken en snit). Doordat de gebouwen nog niet klaar waren, werden enkele klassen ondergebracht in de Rode Poort, Pastoor jan Bolsstraat 57, en de overige in voorgefabriceerde klassen op de bouwgrond bestemd voor de school, Panoramalaan, tussen de Q.L.Vrouwstraat en de Holletorenstraat De eerste direkteur was de heer P. Piens.
Boekerijen Het duurde lang vordat er alhier een boekerij tot stand kwam. De Davidsfondsafdeling van Rode en Alsemberg droeg er veel toe bij door jaarlijkse schenkingen van boeken. In 1938 werd ze verrijkt met het legaat de Saedeieer. Bij testament, verleden vóór notaris Maenhaut te Brussel, had Atheneumleraar Constant Frans de Saedeleer, geboren te Laken 10-9-1882, overleden te Brussel 8-4-1935, 695 gouden dollar aan de gemeenten St. Oenesius-Rode en Alsemberg nagelaten om daarmee boeken aan te kopen bij de Wereldbiblioteek. De boeken werden evenwel door de notaris zelf aangekocht. , In 1939 werd de volksboekerij Concordia door het gemeentebestuur erkend en werd haar een toelage van 700 frank toegewezen. Davidsfondsafdeling
Op 25-5-1946 werd alhier een zelfstandige afdeling opgericht. Tot dan toe vormden Alsemberg en Rode één afdeling. Het oprichtend hestuur was samengesteld ais volgt : jan 158
Clovis Fontaine, verzekeraar, voorzitter; Rik Dhondt, leraar, sekretaris; Jan Justaert, bediende, penningmeester; jan Brassine, 1eraa~; Kestens, pastoor, Oeuns, onderpastoor, Verlooy, aalmoezemer. Er waren 96 leden. In 1958 bedroecr het aantal leden 112. Huidig bestuur : erevoorzitter : Z.E.H. bVan Woensel; voo.~zitter : J.C. Fontaine; sekretaris-penningmeester : Karel GnJseels, Je~ aar; leden : E.H. 0. Geuns, Maurist BarthoIomé, Renaat Begaeres, Jan Brassine, Jan justaert, Jozef Moonens, Joris Wets, Rafaël Raes, Jan Killens, oudkoloniaal, jozef Wets~
Toneel Hoewel er oudtijds in sommige dorpen toneelgezelschappen bestonden, zoals bv. « De Rijmkonst Minnende Jonckheydt » te St. Martens-Lennik (F. Vennekens, Geschiedenis van St. Martens-Lennik, bl. 98), valt het toch te betwijfelen of er te Alsemberg een geweest is. Er waren echter wel godsdienstige voorstellingen. In 1521 betaalde de kerk een bedrag aan Jan van den Daele t 1522 « cum suis », met de zijnen, « om te representeren met spel hoe de derde fondatie der kerke geschied is,. op andere jaren, andere fundatien representerende>> (A.P.) Eik jaar werd dus een voorstellincr gegeven van een der drie zgn. fundaties van de kerk, waar~ mee, volgens een zeer oude tekst, die jammer genoeg niet 0credateerd is, het volgende bedoeld wordt : << Het geschiet ter eeren van de gloriose maget Maria ende tot proffijt der g<?~nre di~ haer inde kercke va~ Alsenberge Rullen besoecken dat WIJ den ouspronck ende voordennge der selver hier ver claeren, want noyt en soude sij de selve plaetse vercoren hebben met so groote bethoonde miraculen, ten waere dat se de selve met devotie visiterende ende eerende geschiet hadde te begiften met schoone ende groote giften, end~ daerom omtrent de jaeren ~es Hee~en duysent twee hondert ende dert1ch (1230) heeft gefloreert m Duenngen die alderschoonste. grayende lelie verciert met a!le sch<?onheyt der deugden de H. Ehzabeth, edel dochter van Andnes conmek van Hongerijen weduwe van Lodewijck Jantgrave van Dueringen er welcker als ee~ bequaem înstrum~.nt des Heylichs Geests Js gereveleert van den Ingel des Heeren, dat SIJ haer vertreeken soude In Brabant tot de Hertoginne van dyen lande, namentlijck Maria om dat zij van haer soude begeeren een bequaeme plaetse in de welcke sij van ha er eygen ri jekdommen soude stichten een kercke ter eeren der gforioser Gods m'oeder ende maget Maria, de welcke begeerende te volbrengen het gebot haer van boven gegeven heeft in Brabant gegaen ende gecommen tot de vrouwe des lants ende haer heeft sij nersteliick vertelt tgene dat sij also gehoort..hadde, ende heeft vereregen van ~aer naer haeren wensch tgene dat ZIJ begeerde, want de selve hertoJ:nnne Maria dit hoorende, heeft daer af Godt geloeft en gedanckt. Ende genoech doende de beg-eerte van Sinte Elizaheth gelijck tselve de Princeli,icke magnificentie hetaempde met. ~loe~~en moede heeft ha er gegundt dat zij ~egeerde, de welcke als SIJ tWtJfe!de ende peysde op wat plaetsen sti soude de selve .kercke doen sttchten, heeft voer een antworde ontfangen van den lngel, dat men se stichten inde voergenoemde piaetse van Alsenhertre daermen soude vinden den acker vol gesayt met gruen vlas, ende op dven setven nm.·ht heeft hem de Ingel geopenbaert drve maegden, dye den selven acker oft Jant wneren savemie ende heeft (Je selve verrnaent dat sij de seJve hunne erve souden wi11en overleveren de gloriose maget moeder Gods met gereeder gewillicheyt van
en
159
aldaer eene kerke te stichten, de welcke maegden ontfangende het aoddelijck bevel, hebben terstont gehoorsaem geweest het gebot des Ingels maer ootmoedelijek begeerende uytstel van der selver saecken tot dat hun vlas soude rijp wesen, den weleken den lngel tselve gunnende heeft geantwort dat sij sdaegs daer naer smorgens opstaend.~ ende tot hunnen acker gaende souden hun vlas uyt trec~en, want Stj tselve souden rijp vinden. Ende de selve rnaegden gelovtch der goddelijcke beloften ende der lngelsche. vermaeningen, terstont als den dageraet aen quam, sijn gecommen tot hunnen acker ende hebben hun vlas rijp gevonden gelijc hun geseyt was ,ende daerenboyen ooc .eenen sijden draet naer de lingde ende breydde der kerken dtemen sttchten soude hebben sij gespannen ende uytgereyct gevonde~.' de welcke teeckenen gelwort hebbende, grootelijcx verhuegt, verbltJt, ende versterekt wesende die dienersse Christi Elizabeth, ~nde met haer oock alle de vergaederinge ende gemeynte der geloovtger menschen Talsenberge woenende hebben begonst ter se_lver pl~etsen ter eeren der glorioser moeder Gods en.de Mage~ Mana te tt~1meren een kerke, Ende in dese ende dusdamger mameren end~ schtck heeft de eerste fundatie der kerken van Alsenberge haer begtntsele ende oorspronck genomen». « De tweede fundatie besundere aengaende den choor heeft ~aer begintsel genomen ten tijde wanneer den edelen ende doorlochttgen Heere Jan die genoempt was van Cattwenberge den derden van dyen naeme den edelen hertoge van Brabant heeft geflor~~rt, d.ese~ e~n seer devotich heere wesende, als hij naer de goddehjcke tnsptratle reysende was naer het heylich landt, het is g:~beurt op eenen dach d~! hij is gevallen onder de handen der SaraziJnen Y.an de welckery_ htJ aroote quellingen was leyclencle ende naer dat htJ geen mensell]cke hulpe al daer en sach te wesen, heeft hij begonst te ~~rbeyden de goddelijcke hulpe taenroepen ende daerenl:.oven heef.t. htJ. gel.~eft de gloriose Maria de moeder Gods machte hiJ geluckel~Jck tn StJn Iant comen aen de kerke van Alsenberge eenen choor stichten, naer dat hij da~ dese gelofte geclaen hadcle is ~ers~9nt van sijne vijanden verlost geweest ende is wederom gesont 111 sqn lant gekeert. Maer naer dese hlijsschap nu in dese voorspoet wese~.de de vs. Hertoghe vergeten hebbende sijne belofte en heeft terstont St]ne verlosseresse nyet danchaer geweest, den weleken doer een. visioen de selv~. moeder Gods openbaerde hem vermaenencle ende mgevende van St]ne geloften te quyten, heeft uytgereyct ende gespan~~n gesien ac~ter de s~lve kerke ten oosten waert gehangen eenen StJden draet mcle mantere ende forme van eenen nieuwen choor ende alsoo vermaent wesencle ende gewaerschouwt doer dit viRioen mielts den seyden draet, heeft begom.t te stichten, maer verrast wesencle van der doot (1355) en hevet nyet connen voleynden. Hier naer is gevolcht de derde fundatie ende ope~.haering~ maer langen tijt daer naer, want overleden wes~mie (geltJC vs.) ts den voorn. hertoge, sijnder sommige opgestaen, c.he de landen van Brabant, Vlaenderen ende Henegouwe met crijgh ende oorloge hebben seer beroert ende gequelt, onder wekke turhatie ende oorloge hebben dye van Alsenherge ooc met vele sclweden onder worpen _geweest, ende alsoo midts dit ongeluck heeft de kercke van de ..glorwse maget de moeder (}odts gesticht inde sèlve plaetse geileeltJek gec9mmen geweest tot vergetentheyt, maer de gebenedijde ende glonm:;e f!!aget ende moeder Gods Maria nvet ophoudende van tgene dwelck. st] ~1e gonst hadde, heeft haer geópenbaert in .d~n slaep een seer devotJch ende goc.h:dienstkh priester genaempt Otelts, seggende staet OJ~ terstoots ende ga et vlietich ende visiteert de capelle ende desen ,prtester ontslaepen wesendc. (wakker gcworde1~) nyet met allen tWIJfelende heeft opgestaen, ende met grooter nerstu.:heyt gegaen tot het kerkhof, d:ter hij gesien heeft eene processie van sdwone maegden, de welcke aHe verchiersele ende schoonheden der weerit hehhen te ~oven gegaen, ende dese rnaegden heeft ghev!>lcht een~n eerwerdtgen man met priesterlijeken deederen gedeet, dte daar mtsse celehrerende ter
eeten der moeder Gods heeft totten hemel sîjnen vooys ende stemme geh.even met lofsan~. end~ ~ien coster van der selver ketken heeft ooc gesten een wonderitJek VJStoe~.' uuten welcken, gelijck sij naederhant vertelde heeft ~.o.o groote bliJSchap gehadt hadcle, ende men heeft !Jevonden den SJJaen draet hangende omtrent den autaer, den weleken mder selver kerken tot heden toe tot love ende glorie der saliger ~1_oeder 9ods bewa~rt wordt, ende ten laetsten mielts dese wonder~IJCke mtraculose chngen v~rmaert wesencle ende verweet die noch 1n leven waeren, de wel.ck.e·men siet daegelijcx geschieden indet· selver plaetsen hebben hun ~s:~·b~est den selven choor te maecken, inde welcke tot heden toe. de glonóse: maget ende moeder Gods en houdt nyet op doer wonderiJke teeckenen te blincken ende miraculen te doen ... gedaen ende bethoont te wesen » (hs. A.P.).
Men begrijpt licht welke toneeleffekten en welk « vliegen kunstwerk » de rederijkers daaruit haalden. _De eerste alhier bekende toneelkring, is de hierna uitvaenger behandelde << Alsembloem ». Nochtans werden hier wel vertoningen gegeven, maar of dit door plaatselijke dan wel door vreemde krachten was, is niet bekend. In 1856 huurde Frans Paesmans, herbergier en broodbakker, een huis van de kerk. In ?e voorwaarden was onder meer bepaald, dat hij geen « pubheke spel.en mocht houden q)s dansvergaderingen en feesten, commedten » enz. (A.P.). Een dergelijk verbod was ook reeds voorzien in de huurvoorwaarden van een gedeelte van de kapelaanshuizen om school te houden. Het was er o.m. verbo.den « ee_nige pub1ieke spelen te houden, nog ballen, komedie, consa1re » ... Deze feiten wijzen er natuurlijk op da_t er op andere plaatsen wel dergelijke « komedien en consa1re » opgevoerd werden.
Toneelkring « De Alsembloem » Deze toneelkring· werd gesticht op 2-3-1890 «tot verstandelijke en zedelijke ontwikkeling van 't volk ». De naam werd voorgesteld door Pastoor Bols. De eerste kenspreuk was «Nut en Vermaak», maar later werd hij op voordracht van hoofdonderwijzer Jozef Verlinden vervangen door «Bitter in de mond, maakt het hart gezond ». . Het eer~te reglement, van oktober 1890, werd gewijzigd m 1937 en m 1945, toen er een muziekafdeling aan toegevoegd werd. Het telt 27 artikelen. Het begin was lastig. Leden en be~tuursleden kwamen en gingen; er kwam maar geen ~chot m. Notulen werden nooit gehouden. Pas in 1919 werd uaarmee begonnen. Het vyas. niet gemakk~Hjk in de kring opgenomen te worden. Niet 1edereen mocht er binnen. Men moest door twee peters voorgesteld worden, en op de eerstvolgende maandelijkse vergadering werd er over gestemd. Meer dan eens ?:kw~m een kandidaat de vereiste helft van de stemmen plus een met. .. Er bestond nog een andere eigenaardigheid. Alleen als ongehuwde kon men lid worden en een ontsla<rnemer kon onder geen voorwendsel terug. Zo is het gebetu~i dat Judo van der Etst, de eerste voorzitter, di~ ontslag had genomen,
H50 161
maar op latere leeftijd opnieuw lid wou worden, al de moeite van de wereld g~Zhad heeft om weer opgenomen te worden. Alleen ter wille van het feit dat hij een der stichters was, werd hij weder toegelaten ! Het schoonste van al was dat die zonderlinge bepalingen nooit in het reglement gestaan hadden ! ledereen nam dat zonder kontrole aan. Er was trouwens geen andere tekst van het reglement dan die welke onder glas, tamelijk hoog in het lokaal hing. Het. was onmogelijk het daar zonder een ladder te gaan lezen. En zo heeft dat jaren en jaren geduurd ... Onder typische thans verdwenen geplogenheden in de Alsembloem kunnen we vermelden dat er soms een kallebaboe-avond gehouden werd, die bestond in het eten of drinken, zoals ge wilt, van kallebaboe, nl. gewarmde faro met mastellen. In de « Geschiedenis van Retie » lezen we ook iets in die aard. « De laatste dag werd « suypen >> bereid : een grote ketel Diesters bier, met veel suiker in, werd aan de kook gebracht, de drank gebonden met geklutste eieren en sneden wittebrood ». Een ander gebruik bestond er in één of tweemaal op de repetities van een toneelavond een portie kalfskop of varkenskop << à la tortue >> of zo iets op te smullen met veel pinten bier, wat voor de kalfskop nodig was, want « kalfskop moet begoten worden » zegt de spreuk ... Tot in 1929 was het lokaal gevestigd in de herberg «Au Grand Salon >>, achtereenvolgens gehouden door J.B. Albert; Frans Daneel-Tordeur, later de weduwe en de kinderen; Jan Tordeur-de Munter, later de weduwe. In 1929 dus werd de zetel overgebracht naar « De Zwaan » ,gehouden door Ferd. van der Velden. Tot 1920 werden de maandelijkse vergaderingen om de beurt gehouden bij leden-herbergiers. Behalve in de eerste jaren, toen er slechts éen « uitgang » binnen het dorp bij de leden-herbergiers plaats had, werd alle jaren een reis gedaan en een feestmaal gehouden. Voor 1902 stond er op de spijskaart : Soep met ballekens, bouilli met schorsoneren, rosbif met gebruinde patatten en witloof, sausijsen met spruiten en twee glazen bier per man ... Bij de stichting waren er 33 leden. Judo von der Elst, kleermaker, was de eerste voorzitter en verder was het bestuur samengesteld uit : Felix Swalens, ondervoorzitter; Frans Albert. architekt, penningmeester; Hendrik Swalens, sekre ... taris; Bertrand Wouters, bediende, 2de sekretaris; Gustaaf Bnulanger, feestkommissaris; Theofiel de Neyer en Emiel Boelpaep, onderwijzer, kommissarissen. Waren achtereenvolgens voorzitter : EmiJe Boelpaep 1890; Theofiel de Neyer 18H6; jaak de 1\'unter 1902; Jules dt~ Neyer, beenhouwer, I H03; jaak Al hert, architekt, Hl20; Constant Theys, staats ... heambte, 1921; J.B. Vastiau, handelaar, 1922; Alhert Proost, Jeraar O..M:O .. Hl29; Celestin Brassine, onderwijzer, 1929; Jan Albcrt, architekt, 1H39. lf12
.. . ~a nee/kring «De Alsembloem » biJ de vterzng 11an zijn vijftigjarig bestaan in 1921. ~tftend, van l. na_ar r., vier _oJJerlevende stichters : ]aak Albert, judo l an der Eist, Pzeter de Rtdder, jul es de Neyer; 2de rij: S fvie 1/ecy, fan Danneel, ju/es Smulden>, V alenfine AllJert jef vany den osch, Gusfaaf Petroo_ns, Henri Retour, jan Tordeur,' j.B. Vastiau, ~onsfant Theys, Marza Alberf, Frans de Coen Albert van den roeck, fan van der Vc7den, Alida Raes; 3de' rij: Gustaaf de Munter, Borremam,·, Leo Theys, Oktaaf Theys Aagust Plee Frans van Puyvelde, julc,<,· Petroorzs, Felix de Munter: julcs Swalen~: Fran~ Pzerret, Frans l'an Kcrck, jan Fe!lemans. .
De spelleiders waren : Jozef Barry, onderwijzer 1890 · Eertrand Wouters 1891 ; Prosper Pittois 1896; ] uJes de Neye; 1902; Frans Swaelens 1903; ]aak Albert 1904 · Pi eter Tordeur 1905, die in 1915 jong overleed en voor' zijn tijd een zeer knappe kracht was; J.B. Vastiau 1919; Jozef van den Bosch 1~20;, Frans van PuyveJde 1923; Prosper van PuyveJde 1926; Rtk d !"1ondt 1947; René Begacres 195:); Piet Theys 1957; Jan Bngou. Van het oud arch_ïef werd hoegenaamd niets bewaard. AIJeen weet men dat tn 1902 « Het <~eheim van de veroordee~~Ie » gespeel_d werd. Van 1{}04 af ~crden geregeld « IuisternJke » avondteesten gegeven, die met een meer dan weJg_e":_uld progra.mma, nl. vier fanfarestukken door de Laurier~hen~, met \yie steet~~ nauw samengewerkt werd, een drama m dne of vter hcdnjven, twee eenakters~ afge\visseld met zang, meestal kluchtige tweezangen. ' De kr~ng stond in de streek het hoogst aangeschreven. De opvoenngen lokten steeds een volle zaal. Soms werd er tweemaal gespeeld. Gewoonlijk was er a1s slot een apoteose met Bengaals. vuur, \Vat steeds een grote hijval <Tenoot, 1wewcl atm:)sfeer. van de klt'ine lage zaai er door ~erpest was. \ an 1Jl 0 .at werden gemengde stukken oprTevoerd, wat meteen een rumtere keuze toeliet. Het eerst g~peeldc stuk
dl
163
met gemengde rollen was « T.K. en P.K. » van August l-iendrickx. De kring telt thans een 50-tal leden. In 1920 vierde de kring zijn zilveren en in 1950 zijn gouden jubelfeest.
volledige uitvoering, uitstap, koncert, processie, festival enz. binnen een omtrek van 3 km., 0,25 fr. voor een onvolledige uitvoering; 1 fr. voor een volledige uitvoering verder dan 3 km. en 0,50 fr. voor een onvolledige. Het jaarlijks maximum der prcmiën is echter bepaald op 12 fr.
Dhr. Albert Proost stelde in 1D46, voo1· zover de voorhanden gegevens llem dit mogelijk maakten, een zeer belangwekkend Ouldenboek van de kring samen, dat hij zorgvuldig b[jhoudt en bijwerkt. Een voorbeeld dat door alle kringen zou moeten nagevolgd worden ! Het huidig bestuur bestaat uit de heren Pieter de f\idder en Felix de lv\un ter, erevoorzitters; Prosper van Puyvelde, eretoneelleider; Jan Jozef de Munter, voorzitter; Jan Killens, ondervoorzitter; Henri Retour en Evarist Vranckx, sekretarissen; Henri Tordeur, penningmeester; René Begaeres, Jan Brigou en Piet Theys, toneelleiders; Albert Proost en Pieter Jozef de Munter, feestkommissarissen; Xaveer de Neyer en \Villem Saven berg, boetmeesters; Georges Vastiau, vaandeldrager. Koninklijke fanfarenmaatschappij « Laurier~Chêne » In l 911 werd voor deze vereniging, ter vervanging van het reglcment van 15-1-1870, een nieuw reglement opgemaakt, gedrukt en in een boekje met kartonnen kaft uitgegeven, waarvan, volgens artikel 46, « ieder lid een afdruksel zal ontvangen ». In artikel 1 leest men dat de « i'v\aatschappij, gesticht op 15 januari 1870, onder den naam van Fanfaar Oenootschap van Alsemberg, titel later verruild tegen dien van Fanfaren Laurier-Chêne, in gevolge van 's Konings vererende machtiging in dato 15 November 1906, van heden ( 26-31~ 11) beslissend de benaming van Koninklijke Fanfarenmaatschappij << Laurier-Chêne » van Alsemberg aanneemt». Uit de 47 artikelen van het reglement halen we een en ander uit. Om lid te worden moet men door twee leden voorgesteld \Vorden en de meerderheid der stemmen bekomen. Artike 1 9 hande1t over de u i tsluitin'g van een lid « dat zich donr zijn slecht gedrag of op andere wijze zich zou onv\'eerdig toon en· om onder de Maatschappij te blijven ». Het is aan de \\'t.:rkende leden vcrboden van speeltuig te vcranderen zonder goedkeuring van de muziekmeester. I·iet bestuur bestaat uit een voorzitter, een ondervoorzitter, een pL·nningmeester. twee schrijvers. drie kommissarissen, waaronder een fcestkommissaris, een muziekhestuurcler, l'L'I1 onderbestuurder, l'L'I1 hoek- en muziekbewaarder en een vaandeldrager. Ven! er is er ook spraak van een bode die hdast is met dL' hondsdwppen, het dragen der brieven. het r!ltHlhalL·n van het m:wndgL·ld. De muzikanten gt.>nieten dl' \·ntg~..·mh.· aan\\'t•zig!H.·idspr~'mies : 0,15 fr. vonr l'l'll volledige fL'{WtitÎL'; 0, l 0
fr.
\.,lil I' l'L'tl
onvolledige; 0.50 fr. voor t't'll
/.ittend, van link.<..' naar rechts : Xavier Windcrickx-l'cm La et; Eu~cerz de M curs; All}{Wd iVinderickx; 1B. Swaclcrzs, mccstcr-klcNmakl'r: Au~usi Pacsmwz:..:, waard in de Ster; staande. 1'W1 links naar rechts. Fran.<.· de l\'cyer-8clsack. heenlzollH'l'r; jo::cf de .Huntcr-\Viins. meesfcr-sdlildcr. waard l'llfl !zet lokaal der fanfare: Fadirwrzd Fastiuul'arz den Plas. rwnru·ma ran mctse/n'crkcn: l>oJ'l'n : AllRUst Proost; I.aurcnt Hai'J{X, tiiriRcnt.
De 1\\aa tsc happij houdt ten minste alle jaren (·(·n a v(lndfecst. Alle jaren ook viert ze het feest van St. Cecillia ml't een avondmaal waarvan het hestuur de spijzen vaststelt!. Het moet gehouden \\.'orden in een zaal der gemeL'llk gelegen np minder dan (·(·n km afstand \'an het lokaal. Het muziekkorps, hegdeid door de ereleden, dol't ;tilt· jaren ten minste drie uitstappen : 1ste zondag \·an mei; begin juni en begin september. Jaarlijks wordt er een speelreis gedaan. indil'n dt• geldmiddelen lwt toe la tL'tL .. De 1\\aatschappiJ heeft een hiJzPnder kenteken, d;H dt· leden verplicht ziJn k dragen telkens als het bestuur hl't voorschrijft. I ll'i \·;wndel berust hij dt• vonrzittt'r. Er lwst;wn nu nog drie vlaggen : een uit 1870 en een uit 1907, aangekocht hi.i gdcgl'nheid van de lwvnrdering tot '· I\uninkli.ikt· :>
.•
'
en een derde, kleine vierkante, gemakkelijker om dragen ... Ofschoon artikel 37 bepaalt dat « het vaandel bij de voorzitter berust », worden ze in het lokaal bewaard. N"á. de oefeningen of feesten mogen de werkende leden hun speeltuig op straat niet bespelen op straf van boete. Het bestuur doet een voorstel van serenade aan elk lid dat in het huwelijk treedt of een grote onderscheiding bekomt; nochtans zal de plaats van de serenade niet verder dan 2 km van het lokaal mogen gelegen zijn. Bij het overlijden van een lid wordt op kosten van de maatschappij een lijkdienst in de O.L.V.-kerk opgedragen. Dit reglement is ondertekend door de schrijver Pieter Tordeur, handelsbediende, t 1915; de erevoorzitter Frans Bosquet, houthandelaar te Brussel, de toenmalige eigenaar van het kasteel Rondenbos; de voorzitter Alfons Winderickx, karton fabrikant. Het oorspronkelijk lokaal was gevestigd bij « Susse Pette », Frans van der Velden-Raes, waar thans het Tehuis der Parochiale Werken, «Concordia», gevestigd is. Op het einde van 1901 brandde die herberg, die hoger op de berm stond, ten gronde af. Jozef de Munter-Wijns, meester schilder, winkelier en herbergier, woonde toen sedert een maand of zes aan de overkant «In Hertog Jan Hl >>. Bij Jef Luiks waren veel jongens en doordat het brandënd huis maar één verdieping had, kon een groot gedeelte van het bezit eter fanfare, , vlag, instrumenten enz. gered worden. De laatste -lokaalhouder in Hertog Jan III was Gustaaf de Munter-de Regge, die zeer veel gedaan heeft om de fanfare in stand te houden. Het lokaal ging later over naar « De Zwaan». Het huidig bestuur bestaat uit de heren Ferdinand van der Velden, erevoorzitter; Albert Proost, voorzitter; Henri Retour, ondervoorzitter; Jozef van Nerom, sekretaris; Albert van den Broeck, penningmeester; Bart. Verhelen, vaandeldrager; Frans van Puyvelde, Prosper van Puyvelde, Pi eter Jozef de Munter, Albert Wielemans, Evarist Vranckx, Tony van Puyvelde, bestuursleden. Jules Springael, muziekbestuurder; Walter de JV1unter, ondermuziekbestuurder.
Plaatselijke biügrafie Willem Simeons, alhier geboren 17-2-1863, zoon van Jan Frans, pachter op de Waterpoel, en van Joanna Katarina Charlier, maakte een schitterende loopbaan in het onderwijs. Hij behaalde het diploma van onderwijzer en werd later schoolhoofd te Ruisbroek tot 1897, toen hij tot opziener van het lager onderwijs benoemd werd te .l\1enen. In 1908 werd hij bevorderd tot hoofdopziener te Luik, waar hij 14-5-1944 overleed. Hij schreef verscheidene werken, waaronder rekenhoeken, in het Nederlands en in het Frans, ten gebruike van de 4de graad; een Proeve van Opvoedkundige Phylosofie,
'
!
Dolf Theys, in het klooster Broeder Eusebius, alhier geboren in 1907, schildert vooral met waterverf. Hij tekende illustraties voor tij dschrHten en geschiedkundig werk.
Miniatuurportref J'an Yt•onrw Reper
door Maurice
t{)t)
'
samen met de bekende pedagoog kanunnik de Hovre; de vertqJing, · in het Nederlands, van Duitse we~ken over opvoedkunde, o.m. van Habricf:t, Förster enz. Hij was Ridder in de Leopoldsorde en in de Kroonorde .en houder van het Kruis Pro Ecclesia et Pontifice. Dolf Adriaensens, op 10-10-1896 te Jupille uit Kempense ouders geboren en te Ukkel in het St. Elisabeth-Instituut 19-2-1956 overleden, echtgenote van Maria Anna de Decker, heeft verscheiden mooie hoekjes geschilderd, vooral zichten op de kerk, die getuigen van kunstzin en technische vaardigheid. Hij was een leerling van de bekende Ukkelse etser Pol Craps. ]ules de Vedeleer, alhier geboren in 1896, thans woonachtig te Halle, is een begaafd en veelzijdig kunstenaar. Hij tekende tal van landschappen uit de streek, alle in partikulier bezit. Le,o Theys, onderwijzer, alhier geboren in 1900, thans op rust te . Halle, schilderde· enkele verdienstelijke doeken, maar maakte voorarpentekeningen die verschenen in 'het tijdschrift van de Vlaamse Toeristenbond, Eigen Schoon en de Brabànder, geschiedkundige werken enz.
l'l11l
tV eyenberglz.
167
YJ•oJznc Re per en ,Hauricc l'mz VI cycnherglz. - Kunstschilderes '{vonne Repcr, echtgenote van Maurice van Weyenbergh, werd te Brussel geboren 3-11-1905. Ze is de kleindochter van Toone Rcpcr, een bekende Brusselse volksfiguur, geboren in 1800 en overleden in 1899. Haar voornaamste werken zijn : in de kerk van Alsemberg, een groot doek gemaakt ter herinnering aan de Kroning van O.L.V. in 1934; in de kliniL'k St. Jan en Elisabeth in de Asstraat, te Brussel, een portret van Z.H. Paus Pius XII, in de Verpleegstersschool van die kliniek, Broekstraat, een portret van Kardinaal van Roey. Daarbuiten heeft ze veel andere portretten geschilderd, alle in partiktdier bezit. Maurice van Weyenbergh, tekenleraar aan de Franse en Vlaamse Kadettenleerschool te Brussel, is een bekend miniatuurschilder op ivoor. Een van zijn miniatuurschilderijen bevind t zich in het Kon in k Iijk A1u se um voor Kun s t en 0 es c h iedenis te Brussel. Al zijn overige miniatuunverken zijn privébezit.
Kommunikant met l{rootmoeder. ll'l'duwe Hcflinckx (A1aric Scheper). ( :\;wr een schilderij van Y\ oJJrlt:
Hinncnlmt".ir'. "\;~ar
Ht:pn l
Taaltoestanden Onze gemeente ligt op de taalgrens. lwcwe I niet in onmiddellijke aanraking met de Waalse bevolking. Tussen haar en Waterloo en Eigenbrakel ligt er een brede beboste, vveinig bevolkte strook, zodat de taalgroepen duidelijk afgebakend zijn. Natuurlijk zou de \vijk Terkluizen onder \Vatcrloo en Eigenbrakel onder de Vlaamse streek moeten gerekend worden, maar doordat ze nooit sterk bevolkt was en uitbreiding neemt onder \Vaalse gL·meentelwsturen, is ZL' gedoemd om binnen afzienbare tijd haar Vlaamse oorsprong te verliezen. Geschiedschrijvers zoals Duvivier, Kurth en Piremw meenden dat de uit het noorden aanrukkende Franken door het Kolenwoud gestuit werden. I Ierman van der Linden en anden\n hebhen dit afdoend weerkgd. Ik wouden zijn gL'L'n hinderpaal ge\veest voor de opmars van legers. De I<nmeinsl' legioenen hebhen in aiiL· rk·htingen de dkhtstl' \\'ouden in (i al lW tm ze lts in UernwnW doorgetrokken ( Oohlet. I. 42). De oude vnJkeren van ( it.·rm;uwsL· oorsprong zijn lHtar het zuidl'll doorgl'trokken zoVt'r als zt· zirh konden VL'Stigen, zeHs te midden van ho~sen t:n wnudt:n. Zn ziJn al dt· namen \'t'Hl
,I
.
..:
plaatsen en dorpen ·van Vlaamse oorsprong in het oude. zà,.. niënbos in al de bossen van het arrondissèment. Leuven en het arrdndissement Brussel. Tal er van herinneren er aan het bestaan van bossen (bos, lo, hout, rode) dat i!l .de samen+stelling van hun naam voorkomt (Goblet, I, 46). Langs de waterlopen, in onze streek de Zenne en de Brachen, t~.ans de Hai.ine, tussen Eigenbrakel en de Zenne, en hun bt]beken, . zijn de germaanse nederzettingen vooruitgegaan. Een enkele oogopslag op de kaart toont aan dat de thans Waalse plaatsen, maar Germaans van oorsprong, voor een groöt gedeelte lanas 0 de rivieren liggen (Goblet, I, 59). De sterkste weerstand tegen de romanisering uit het zuiden - want in feite werd de lijn nooit doorgebroken bood de .dichte groep-heemnamen tussen Zenne en Lei~ aa~. Wel was de Gallische kolonisatie doorgedrongen tot dtep m Henegouwen hoofdzakelijk langs de Dendervallei; het Doornikse en de 'woudstreek van centraal- eru zuid-Henegquwen schijnt echter aan de autochttone bevolkin~. overgelaten te zijn. Het is dit Henegouws woudland m~~ ztJn dunne. bevolking van geromaniseerden aan de ene ztJde, ..en d~ dt~htbe woonde Frankische strook, aan de andere ztjde dte hter de vestiaing van de uiteindelijke taalgrens verklaren (J. Lindemans0 Toponymische Verschijnselen, 82). Dat de bossen aeen ~hinderpaal waren voor volksnederz·ettinO' is bewezen door het feit dat Rode te midden van het b b . bos werd -opgericht en de tientallen germaanse enammgen van dorpen en plaatsen als het Frankische Revelingen en tal van andere plaatsnamen tussen Rode en Alsemberg en Eigenb~·akel. . . . . . TiJdens de Franse bezettmg d1e twmttg 1aar duurde werd de verfransing van de besturen, ook de plattelandse gemeentebesturen ongenadi a doorgedreven. Deze toestand werd door de Nederl~ndse reg~ring slechts zwakjes rechtgezet. Al de briefwisseling met de parochiale overheid alhier geschiedde in het Frans, met uitzondeuing van de agent va~ de burgerlijke stand « qui les rédige en flamand » (Adtmn. Cle de la Dyle, 56a). De 'eerste jaren onzer ona.fhankelijkheid waren geke!lmerkt door een nieuwe verfranstngswoede. De eerste reaktie, bij ons weten, had plaats in 1895 toen op 16 juni te 4,30 u. door de Brusselse Sprekersbond een openbare voordtacht rrehouden werd in de Hertog jan Hl, onder motto «Vlaams, Katoliek, Volksgezind » (A.P.). Alsemberg is steeds een zuiver Vlaamse gemeente gewees1. Volrrens de telling van 1846 waren er te Alsemberg 96,80 % n~derlandssprekenden; in die van 1947, 85,26 %;' Frans tegen 10,99 1t, Duits 0,15.% en geen der dne talen 3,25 )f.. In 1930 telde men 90,18 % nederlandssprekenden tegen 4,96 ~t franssprekenden. Sedert enkele jaren nrrchtans \VOrdt ook haar Vlaamse
170
gaafheid door de 1Brusselse verfransingsinvloed bedreigd. De autobuslijn Ukkel-Halle heeft tal van inwijkelingen ·en foren ... sen, vooral Brusselaars, naar het mooie Alsemberg en de omgeving van de Steenweg op Halle gelokt. Het nieuwe kerkhof van Vorst heeft een kleine wijk van herbergiers en zerkverkopers enz. doen ontstaan die ook haar invloed zal laten gelden. Op Steen bos, tussen de Rondebos en het kerkhof werd in 1955 een woonwijk aangelegd, << Le Quartier Astrid » geheten, waar het op grond van geschiedkundige en ethnische redenen Steenboswijk zou moeten zijn. Hetzelfde verschijnsel dus als de wijk « Het Voor » ten noorden van Brussel, die ontwortelden « Beauval » gedoopt hebben.
Alsembergse spreuken en gezegden Met de snel voortschrijdende en vervlakkende beschav1ng dreigen heelwat zij het niet altijd zeer beschaafde maar toch typische volkse zegswijze verloren te gaan. In het tijdschrift Eigen Schoon en de Brabander tekende ik er destijds enkele van op. Van iemand die niet al te snugger is, zegt men dat hij mispelt, vangt, een beetje weg (door) is. Het is een Teikke lul. Iemand die ledige zakken rechtzet, wiens handen scheef staan, of zo staan (buitenwaarts), is iemand die niet graag werkt. Werk gij maar, zegt men, ik zal kroc!zen. Voor een vrek, een pinne, een gierigaard, een erwteteller zou men moeten hebben een /zouten bakkes en een ijzeren rug, nl. niet eten en nooit moe worden. Iemand die gulzig eet vult zijn sloekker en wie meer dan zijn aandeel in iets neemt, heeft er zijn krik (kruk) ingeslagen. In een ander verband zegt men, bv. in een hopeloos geval, dat wanneer Ons Heer er zijn ktukke1n niet tussensteekt het zal verkeerd lopen. Iemand die vlug is !zeeft peper aan zijn gat en als het vlug gaat, zegt men, dat het gaat als een zo eg (zeug) bergaf. Van iemand die reeds veel heeft en nog meer krijgt, zegt men d.at de duivel altijd op een dikke hoop schijt, dat !zet water naar de zee loopt en dat het hetzelfde is als een vet varken
zijn gat smeren of schilderen. Voor de dronkenschap bestaan er honderden gezegden. Een paar slechts : hij heeft ze goed aan; hij /zeeft een bees (bezie) uit, hij is snuf. Om verbazing uit te drukken zegt men, natuurlijk niet alle dagen, zoudt ge geen floeren aap kakken, zoudt ge geen
kind kopen met ne koperen smoel, -of nzet een kindskorf er bij,· anderen roepen dat zijn geen kloekkestronten, /zee. Als iemand geestelijk of licharnelijk op zijn vader of moeder gelijkt, is hij zijne pee of zijn meke gescllet.en, of zijne pee op een haartje. In zaken die meevaUen, zegt men : hij is in zijn hof, zijn 171
t
'
f
gat is met een spaantje gekrapt, dat vliegt tot aan zijn gat (het smaakt hem); alle putten vis (hij wint telkens), happe de biskes de bon sakee. In het leven valt het meer tegen dan mee, of schijnt het althans zo, en daar zijn dan ook veel meer manieren om dat te verwoorden : hij vreet bonen; hij is va1n de gal geroerd; hij zit op ne weer; /zij v.oelt zich als een natte handdoek, slap); hij is geen pijp zeik waard; hij is er /zet gat van in (terneergedrukt); !zij is leure; !zij is kanaar; hij heeft vossekloten gegeten (hij is ontstemd); hij ligt in kak:kezoeg, in kakkezoekes; ze
hebben hem een echel gezet; ze hebb·en hem een ribbe uitgelangd (hem een stro gestoken); ze hebben tegen zijn kar gereden, of in zijn rapen gescheten. Als de kat op de koord gaat komen, zegt men : nu gaat het schaap schijten. Van iemand die bang is zegt men : hij /zeeft peut; /zij doet ·?e bijeen, hij nijpt ze; hij klopt ze; /zij doet in zijn broek.
paraahnoesels en heeft hij daarbij nog kromme benen dan loopt hij zo krom als een pik. ' Een voorzichtig persoon loopt op eieren en wie kort van stof is zit rap op zijn paard. Wilt ge iemand een pak slaag geven, dan stampt ge hem dobbelovereen of gat over oet. Ge kunt hem ook een reubbe (balk) in zijn nek draaien. · Dan zijn er no&' ui.t?rukking.en als ik geef nog ne zweer ( e~~ ro~de); de trelferzJ komt uzt de beukerij (bedrog komt alttjd mt) : vree~. uw veer (vet) zelf op (tegen een hartevreter); zoveel VIJven en zessen (enzovoort)· wrijft aan zijn ' gat en 't geeft een dóke (paddestoel). En om te eindigen enkele zonderlinge woorden : de wederdac: (de ~aarde); onores ( ordinaris = gewüonlijk); bern~uzzzg (Iastt~); een snoebbe (pint bier); puttereren (met de v!ngeren tets mt de grond peuteren); tegen rageur (met tegenzm); muuteren (knoeien).
Een man die bv. op een gesteld uur moet thuis zijn, moet
dit (doen) van 't f.abriek, nl. van zijn vrouw. Bij lastig werk gaat het al prangen, heeft men zij1n protten of moet men zijn tenen uitkuisen. Van iemand die op straat gezet wordt, zegt men dat ze de markt v.oor zijn huis moeten brengen. Iemand die best ergens wegging, zegt ik pakte mijlll gat vast en ik ging er van d~oor. Om te beduiden dat men iemand niet gelooft : morgen brengen met een stootkar; blaas nu mijn zak op; mijn zakken staan open; als !zet in uw gat niet sneeuwt; daar zal een dikke vlieg op zitten; met een handheef enz. De kaarten delen heet gaffelen of torrelen. Als men harten uitspeelt, zegt men : Hard, zei de duivel, en /zij scheet een kei of hij sc/zeet tegen een donderslag of hartzeer is geen buik~ pijn. Bij een schoppenkaart zegt men : Ons /zeer van d' houilleputten dat was ook ne zwarte, waaraan een andere toevoegt : en die van Quenast rolt zijn sigaretten zelf. Iemand beet nemen in het kaartspel is ne pater op zijn gat schilderen. Wanneer iemand een kaart of troef uitspeelt die op zich zelf geen grote waarde heeft, maar een speler dwingt een waardevolle kaart uit te spelen, heet het : een vlo bijt ook en wie slechte kaarten heeft zal wel eens zeggen : ik zal er geen soep mee zooien. A1s iemand ergens een cactus gaat planten (zijn gevoeg doen) en het minder aangenaam wordt voor het reukorgaan, weet men te zeggen die sc/zijt ook geen suiker. In de oren van slecht gewassen personen kunt ge spinazie zaaie,n en bij zulke mensen staat thuis doorgaans alles gat over oet (hoofd) en zou er een zeug haar viggen niet vinden. Van iemand met een baard zegt men ze hebben met een res (graszode) gesmeten. Iemand met een bijzondere soort van enkels heeft
172
173
HOOFDSTUK V11
HET ONTSPANNINGSLEVEN
Spel en sport « Over een georganiseerd volksvermaak in vroegere tijden in onze dorpen is weinig bekend,· hoewel we betrekkelijk goed zijn ingelicht over de schuttersgilden. Men schijnt niet eens te vermoeden dat er, daarnaast, nog andere verenigingen voor gezamenlijk verzet bestaan hebben. Dit zal wel zijn oorzaak vinden in het feit dat ze doorgaans op geen oude traditie als de schuttersgilden kunnen bogen, zo streng niet gereglementeerd waren, nl. geen geschreven wet hadden, en dan ook maar een vluchtig bestaan kenden. Zij waren ook minder belangrijk, zodat ze niet in aanmerking kwamen voor toelagen van overheidswege en dus niet vermeld werden in de dorpsrekeningen. » (J. Lindemans, Volksvermaak te lande, in Brabant. .. , E.S.B., 1951, bi. 209). In de « Geschiedenis van Dworp », 1948, hebben we een en ander kunnen lezen over de volksvermaken vroegertijds. Buiten enkele belangwekkende zaken over de schuttersgilde, hebben we alhier weinig gevonden. Het zal er hier echter wel toegegaan zijn zoals in het omliggende en enkele plaatsnamen die we in verband met de volkspelen aantroffen volstaan om dit te bewijzen. Zo hebben we in 1620 « opt Sollevelt, in 1612 « een bosch nu geheeten den sollochten camende tegen d 1ngendaleveldeken >>; în 1713 « de Sollochten >> nl. plaatsen waar met de saliebal gespeeld werd, en in 1711 << daer eertijds eene bollebaene ofte r.olleb.aene placht te sijn »; in een andere akte : «van Gillis Plattehorse over Hendrick Hellincx van een plexken erf daer de reilebaene placht te staen bij de Roopoort. .. si eh uytstreckende met de onderste zijde langhs den voet wegh die door het kareel geleghe naer Halle gaet ». Nog in een akte uit de 18de eeuw : « Jan .Mensheeren over Hendrick Engels, -over Matheus van Graesdorf, over Jan van Lier. een plexken erfve daer eertijds eene baliebaene oft roBebaene placht te zijn ... paelende noordt west Joos de Greef wesende jaerschaere deser kercke, noordt oost de straete gaende van Ais. naer BeerseJe ... Zuydt Oost de Wed. Lenaert de Greef sijnde oock jaerschaere van de kercke... West teghens de weyde deser kercke geheeten het Careelgeleghe daer uyt dit plexken eertijds ten deele genomen is geweest» ... 1
175
(R.K. 18844). Deze rollebaan lag dus ergens in de Rollebollestraat, nu de Frans de Neyerstraat. Het kaartspel werd alhier steeds beoefend. I.n 1404 werd « Lippen de weert te Halsenber~e » me! 6 stwver ~e boet « om dat hij vremde gesellen bmnen smen huyse het spelen metten quaertspele daer af hi voordeel nam » ( R.K. 12775). ... . In een o·edina van de Woudmeester van Zomen m 168.1 is er spraakb van ~en persoon die in de streek tussen Brussel en Halle « aldaer quamp drincken ende spelen met het kegelspel». (Zie. ook C.T. Gesch. v. D"':orp, blz. 331): Tot enkele jaren na de eerste oorlog waren alhter nog verschetdene kegelspelen, o.m. aan de herberg de Meiboom op de Elsemheide en bij Frans Devil1é-Jude, op de hoek van de Hallesesteenweg en de Zevenbarrestraat Daar was ook een bakspel met schijven. Een stuk uit de schepengriffies, nr. 7150, va.n 1777, dat eiaenlijk betrekkina heeft op een geschil in zake het weidere~ht op « straeten~ opstallen e~de gemijnten » te A:lsemberg, bevestiat ten overvloede de stellingen van Dr. Jan Lmdemans. In bed~eld stuk verklaart « Guillielmus van den Bossche, out ontrent 77 jaeren ... gebortich te Dworp ... dat hij van sijne jonckheydt af altijdt heeft verkeert •in de prochie van Alsenberah dat hij nu in de 46 jaeren binnen Als. heeft gewoont, sijnde: met sijne huysvrouwe heeft verbleven gelijc~ hij al~noch is verblijvende, dat van sijne kennisse ende wete ts dat m de selve parochie sïjn differente gemijntens wa:r de beesten der gemijntenaeren hebben het recht van paturagte, ende waer van hij op alle vaeghe plaetsen sijn in paisible possessie ... dat in deselve heerlijckheydt is eene gemijnte gelegen beneden de herberghe de Swaen (hebbende voor uythambert de Swaene), palende ter eenre de Logenbeke ende de Molenbeke van de.n molen van Als., de priorije van Roode Clooster ende Cornehs van Obberghen ... die hetselve geleghe heeft gekocht van den heere Naus (Nauts) ... omtrent de 33 jaeren ... dat hij van over de 40 ende 50 jaeren gesien heeft dat op deselve gemijnte waeren staende buecke ende andere boon1en uyt 'OOrsaecke den heere van Als. in sijne heerlijckheydt heeft het recht van planten ... dat over 50 jaeren .. . de kinderen op deselve gemijnte
waeren spelende met knicken, melbers, kolven ende kegelen en andere soorten van spelen, alsoock gesien te hebben ... dat de beesten der gemijntenaren aldaer waeren weydende, sijnde sulckx door hem gesien als wanneer hij was besoeckende de Heylio·e lvioeder Maria berustende in deselve kercke ende come~de van Dworp naer Alsenbergh waer den wegh door de rrernijnte \vas door ligghende om aldaer een pint te drin~ken ende voor andere affairens (hij kwam er te vrijen met de dochter uit de 3 Koningen)... dat nu over de 40 jacren hij is getrout ge\veest in dese parochie e~de aldaer heeft met sijne huysvrouwe herberghe gehouden m de herhcrghe de Drij Koninghen ... dat hij van over de 40 jacren op
176
deselve gemijnte met sijne compagnie die aldaer quaemen drincken voor lzwnne recre.atle meerrnaels heeft gespelt met /zet eyser spel ende kegels ende op deselve plaetse vermits de selve niet weydt en was van sijne woninghe (toch een paar honderd meters) heeft gebracht bier ende andere drancken a en de compagnie aldaer spelende te drincken ... dat nu !'sedert 22 a 23 jaeren geleden sekeren Peeter de Breemmaecker deselve gemijnte heeft toe gebermpt ende besloeten ende hetselve heeft gehouden als sijn eygen goedt in prejudice van deselve gmijnte ende paturagie ... dat Joos van Ob berghen hetselve heeft uytgegeven aan dito de Breemmaecker ... » Een andere getuige had « gesien dat de kinderen aldaer waren spelende
met de colve naer de b.oomen (?) op deselve gemijnte ... » Nog een andere verklaarde, dat die« gemijnte alnoch ende den dagh van heden is ingebermpt ende uytgehust ... ende er heeft gespelt met de colve ende knickelen ... » We stellen dus vast dat te Alsemberg in open lucht gespeeld werd met « knickelen, melbers, kolven, kegelen, met het eyserspel ... ende met andere . soorten van spelen ». Zo zien we in 1461 Jan Ovenbuer Thoenken Claes « bloetreysen mit eenre colven >> (R.K. 12775); in 1570 Aerden Heymans Machiel Loock slaan « met eenen stalen boghe blauwe pleeken »; in 1575 Bertel van Overlies « een en boge spannen op Willeken de Ridder daer hij hem vant staende voer den venster van jonge meyskens en dreygde hem te schietene »; in 1580 Henriek de Muntere << eenen jongen genaempt Peeter met een en hantboge slagen >> (R.K. 12777). Dit alles gebeurde zeer waarschijnlijk vóór, tijdens of na het kolven of het boogschieten. In 1698 werd Pieter Heymans van Alsemberg beboet « voor het misbruyck bij hem op 21 augustus begaen van het schieten met eyser onder den dienst Godts » ... Dit zal wel het spel zijn dat een paar tientallen jaren geleden nog in sommige herbergen op de gehuchten te zien was en er in bestond ronde ijzeren schijven met een stok voort te schieten op een lange tafel, waarop wat wit zand gestrooid was om het schuiven van de schijven te vergemakkelijken. In het stuk uit 1777 is er echter ook spraak van spelen « met !zet eyser... op deselve plaetse » (op de gemijnte). Dit zal wel het spel in open lucht zijn waarover Dr. jan Lindemans en P. Cnops het hebben in « Volksvermaak te Lande, in Brabant, in het begin van de 18de eeuw, naar wat we daarover te Evere vernemen », in E.S.B. 1951, hl. 209-217, nl. het « ijzerspel » dat tot in het midden van de vorige eeuw beoefend werd in Waals-Brabant (in de streek van Oeldenaken-Perwijs) en bestond in het werpen van ijzeren hocpels naar in de grond gestoken ijzeren staven. Dit illustreert treffend wat Dr. jan Lindemans in zijn aangehaalde bijdrage schreef, nL « dat de mensen uit vroe~ere eeuwen, zich vcrmeiend bij een spel in openlucht. .. mensen
177
waren zoals wij, met dezelfde instinctieve behoefte aan beweging en spel. Zij beschikten waarschijnlijk over meer vriJe tijd dan de mensen van nu. Ze hadden noch kranten noch boeken, noch· fiets noch kinema) radio noch televisie... Ze moesten de tijd ook doorkrijgen, in de winter en bij slecht weer, rondom de haard, bij eindeloos vertellen en spitsvot~dige raadsels -opgeven, bij zang en dobbelspel of kaartspel; 111 de zomer, buiten op de dries of op de heide. En daar was ruimte genoeg voor vrije beweging. » In de even aangehaalde, leerrijke bijdrage, waarin de sfeer van het vroegere volksleven zeer dicht wordt bijgebracht, vestigt de schrijver de aandacht op het feit dat geschiedschrijvers wat al te gemakkelijk de nadruk leggen op de mizeries en ellenden van de «oude tijd ». Dit is een verrassende, ik zou wel zeggen een bevrijdende klank in onze geschiedschrijving, die schoon schip maakt met de steeds herhaalde ongekontroleerde jammerkikhees en gemeenplaatsen over het vroegere leven, i.c. in de 17 de eeuw. Net als thans waren er natuurlijk goede en slechte tijden en dat de ,behoefte aan pret en ontspanning biJ de mens na tegenvallers steeds haar rechten hervat, ligt toch in de natuur zelf van de mens.
Schuttersgilde van O.L.V. van Alsemberg Volgens desbevoegde schrijvers zijn de schuttersgilden zeer oud. Aànvankelijk zouden ze in de steden een krijgskundig doel gehad hebben en later bij hun uitbreiding over de dorpen meer op nut en vermaak zijn ingesteld geweest zijn. Persooniijk menen we dat dit laatste de hoofdreden zal geweest zijn. Tot dusver hebben geschiedschrijvers veel te weinig belang gehecht aan het feit dat de mensen steeds een grote behoefte aan spel en vermaak gehad hebben. Op bi. 250, deel IIII, van zijn Geschiedenis van België, zegt Pirenne « dat als blijk van den trap van welstand onder Karel V, waartoe het land gekomen was, de oprichting van schuttersgilden, van rederijkers enz. mag gelden ». Behalve ontspanning en vermaak, droegen zij ook ruimschoots het hunne bij tot opluistering van godsdienstige en burgerlijke plechtigheden. Zo gingen ze in processies en ommegangen, maakten deel uit van de praaltrein ingericht ter gelegenheid van de Blijde Inkomst onzer vorsten of van de inhuldiging onzer kerkelijke overheden of plaatselijke heren. Terwijl de gilden gewoonlijk St. Joris, St. Sebastiaan, zoals te Linkebeek, St. Antonius of St. Barbara tot schutsheilige hadden, vvas onze gilde toegewijd aan O.L.V. van Alseinberg. De schuttersgilden waren trouwens godsdienstig van karakter~ hadden beschermheiligen en soms altaren en kapeiJen.. Onze schuttersgilde moet al vroeg bestaan hebben. De oudste vermelding ervan staat in een akte uit 1530, waarin
178
Jan de V1eminc]{, meier van Rode, als deken vermeld is van de· << Gylde van den Edelen hantboge van O.L.V. tot Halsenberge ». · In 1531 verscheen de gilde op een prijsschieting te Brussel en behaalde er de 6de prijs, bestaande .in een zilveren schotel wegende drie ons een sterling (Wauters, I, 533). Ze was ook aanwezig op 'het luisterrijk haagspel op 5 augustus 1565 te Brussel (Van Oesbroeck, 8, bi. 11 0). In de eerste helft der 16de eeuw hadden er alhier meermaals schietspelen plaats, waaraan de gilden van Ternat, Wambeek, St. Katherina-Lombeek onder het geleide van Filip t'Serclaes, heer van Kruikenburg, deelnamen, zoals blijkt uit een verklaring van het jaar 1558, gedaan door ondermeier van Grasdorf van Alsemberg, oud 58 jaar ; « dat hij wijlen Philips 't Serclaes dikwijls heeft zien komen tot Halsenberg met zijn gulden» ... (Schepengr. Ternat, Bundel E). In 1575 treffen we weer een spoor van de gilde aan : « van Hoebet van der Cameren van dat hij strijbaer geweest heeft tegen twee guldenbroers int Moriaenshooft » ... (een herberg aan de kerk) (R.K. 12777). Gedurende de beroerten der 16de eeuw geraakten de oprichtingsbrieven van veel gilden, zoals trouwens veel ander archief, verloren. Op 28-4-1796 schafte de Franse Republiek de gilden af en verkocht ze hun eigendommen als naf.i.onaal goed : « En exécution de Iadite disposition, les anciennes milices bourgeoises, compagnies d' arquebusiers, fusiliers, chevaliers de l'arc et de l'arbalète, sous quelque déhomination que ce soit, notamment celle dite des serments, seront et demeuront supprimées ». Zo valt het niet te verwonderen dat we over onze plaatselijke gilden zo weinig afweten. Alleen in schepenboeken enz. treft men nog soms een spoor er van aan, en dan nog zijn het voor de gilden minder gunstige feiten doordat het gewoonlijk rechtsgedingen geldt. Jn 1575 (R.K. 12775) werd Gorijs Tijck (die waarschijnlijk op het Hof te I11gendaai boerde) bestraft tot 1 rijder (oude munt ter waarde van 3,15 gulden) «van dat hij geslagen hadde Machiel de Greve met eenen hantboge sonder bloetreysen ». Met de tijd verkregen de gilden ook een burgerlijk recht, nl. het recht onroerende goederen en bepaalde kapitalen te bezitten. Hun gewone vergaderplaatsen, waar zij gezellige bijeenkomsten konden houden en zich oefenen in het hanteren van de w·apens, noemde men gildehuis, gildehof, schuttershot Alsemberg had ook zijn « schuttershuis ». In 1532 betaalde Matheus Ciaes « over de gulde broeders ... van sin en huyse met alle sine toebeboerten geheten schutters huys metten eender zijden a en de cuere ... ende metten voerhoefeit tegen sheren strate altijt te St. Jansmesse » 12 stuivers aan de kerk. Later werd die rente afgekwcten (K.A. 2326). In een andere akte uit dat jaar staat heel het bestuur van de 179
Gilde vermeld : Joos de Vleminck, meier van Rode, hoofdman; Matheus Claes, Jan Wijts alias de Neve en Wouter Boenen, gezwooáten en deken ( G. 6636, f' 86). In 1536 hoorde het Schuttershuis toe aan vorengenoemde Matheus Claes zoon Matheus. Het was « gehypotheceert ende veronderpandt » met een rente van 4 karolusgulden ten voordele van Cipriaan Baers zoon wijlen Merten en Joanna van Overbeke, nl. « een huys metter cammen cammegreck enz. ter plaetse geh. tSchuttershuys ». Dierickx Bouly zoon Ma reelis en van Lu ei a van Hamme, hadden een ren t·e op het huis (0. 6636 f> 171 en 174). ln 1572 verkocht Niklaas du Chouquel zoon wijlen Niklaas, aan Antoinette de Glime en haar echtgenoot « een huys geh. tSchuttershuys... te Halzen berge... metten sa'voirken daer achter ... teghen over Wietemaers Claes ... teghen de cuere tussen de goeden Willem Rombouts achter aen de goeden Govaerts Boonen goed van Willem 'van der Haghen advocaet in de raede van Brabant zoon wijlen Peeter ... op den commer van 4 rijnsgulden aan Willem Baers priester, 3 g. 11 st. aan de gulde van Halzenberg en 25 st. aan de cure. (G. 6638 f<> 223). In 1637 vernemen we dat het schuttershof, zijnde een « huys metter camme, cammegerecke ende stallingen daerop staende gefieeten tschuttershuys met twee zijden tegen 't goed van der cueren van A1senberge commende metten voerhoofde tegen sheeren straete » bepand was met een rente van 4 carolusgulden aan de erfgenamen Rosseels. In 1644 komt het goed nogmaals voor in een akte en in 1662 was het eigendom van Jan Hellinckx « sone Anthoons cuyper ende brouwer tot Alsenberge ende Anneken de Becker dochter Pamphilius sijne wettige huysvrouwe » ( 0. 8303,9170). Toen l?'ing het over in handen van « Joffr. Martina van der Straelen weduwe wijlen Sr. Jan Mornmaerf den ouden, boeckdrucker doen hij leefde tot Bruessele ». Het goed werd toen beschreven als volgt : « eene hofstadt metten huyse, stallinge ende camme daerop staende metten brouwketele, backen, cuypen ende andere toebehoorten naegelvast sijnde metten hof ende watere daerachter aenliggende inder grootten ende vueghen soo ende gelijck tselve tegenwoordelijck gestaen ende gelegen is binnen de prochie van Als. beneden de kercke geheeten Schuttershuys daer in het schaellien huys uythanght cammende met twee sijden tegen de goeden der cure ... metter andere sijden tegen die goeden Adolf Rombauts daer een cleyn straettien oft wech tusschenbeyde leght ende metten voorhof aen sheeren straete ». Het schuttershuis lag dus waar thans het voortuintje van het St. Victorsgesticht gelegen is. Het straatje is wat nu nog het « strekke » geheten wordt. Het was tevens een kleine brouwerij : 1652 ; het Schuttershuys wesende eene canune (Cl). In een akte. die we hierna in extenso overnemen, is er 180
vermoedelijk spraak van hetzelfde goed, hoewel het er toch niet in vermeld is. Zij is in menig opzicht belangrijk ( G. 8303) : « Op heden 17 Augusti 1713 compareerde· voor Artdries Matthys officier loco de meyer Bastiaen de Geynst en Catharina de Bue gehuysschen innegesetenen yan Alsemberg weJcke comparanten hebben gekent ende geleden soo sij doen mits des en ontvanghen te hebben uyt handen van· Guilliam van Rossum tegenwoordighen Coninck, Roelandt Daelemens overdeken, Francis van Rossum deken, Gabtiel Hasey capiteyn, Jan Peeter de Troch alpheris (vaandeldrager), en Laureys de Ridder tegenwoordigh sergant respective van de Gulde ofte confrerie van onse Lieve Vre tot Als. de somme van honderf guldens courant voortscamende van een afgequeten rente van drije gis elf st. des jaers gestaen hebbende op den huysen der voors. comparanten waervan dese aen de vs. Gulde broeders alhier accepteren h~bben gelast te geven eene ja.erliJcksche rente verscheynende 22 Junij 1714 vrij van a11e lasten geexcogiteert en te excogiteeren ... ter oorsaecke de rente tot soo weynigen prijse is gestipuleert tot de quytinge soo te geschieden eens en teenemaele met naest va11en jaerrente mits erendverteren een half jaar te vooren waer vooren den comparant heeft verbonden sijnen persoon en goederen ... op conditie dat de comparanten jaerelijckx sullen moeten verleenen hunne caemer om den beschinck gereet te rnaeek en » ... Uit de voorwaarden van verhuring van de kerkegoederen in 1747 vernemen we onder welke voorwaarden de gilde haar schietoefeningen en wedstrijden hield : « Item eene weyde genoempt het Careelgeleghe groot een bunder 14 roeden met de plaetse geheeten het Hemelrijck gelegen tegens het kerckhof ende den hof van den heere Cappellaen met het hofken uyt deselve weyde genomen aengaende van welcke alhier geconditionneert wordt dat den huerlinck sonder corten aen sijne jaerlijcksche huere sal moeten gedooghen aen de Gulde van O.LV. van Alsenbergh hunne ordinaire jaerlijcksche vogelscheuten op de wippe, met twee a drije beroepspelen van d'een Gulde tegens èi'ander op een jaer ende het gebruyck van de doelen in deselve weyde staende (er was dus een wip en er waren doelen) sonder nochtans dat de voorschreven Gulde eenighe russchen zal mogen steeken 't zij tot reparatie van de doelen oft andersints lest op dese conditie in huere beseten bij Jan Hellinckx coster ... alsnu gebleven a en Stephanus Suys voor 25 guldens solvit d'ongelt Borge d'Heer van den Elsken meyer deser bancke » (0. 8318). Men weet dat de schuttersgilden nauwomschreven statuten te onderhouden hadden. De gildebroeders moesten onder meer Rooms katoliek en van goede naam en faam zijn, onder het vaandel zweren getrouwheid aan de eed, naleving van de statuten en gebruiken en goede verstandhouding met hun medebroeders. De schutters waren verplicht de eer van 181
het gild. onder alle omstandigheden te handhaven. Op de vergadenngen was het volstrekt verboden te twisten of te vechten, te vloeken, te zweren of het minste lelijk woord uit te spreken. Zij hadden ook een bijzonder rechtsstatuut Al wat er gebe~rde . terwijl de gildebroeders als gilde vergaderd waren vtel ntet onder het gewone recht. Dat moest het bestuur en desnoods de hoofdgilde van Leuven uitmaken. Een dergelijk geval gebeurde alhier in 1680 in een geding als gevolg op een gevecht tussen twee « broeders », Pieter de Munter en Joos Schoeps wegens « schaede en verlet bij hem (de Munter) geleden door de agressieve slaeghen bij gedaeghde geinflfgeert op den feestdagh van het H. Sacrament lestleden ... over acht daeghen dat hij selver saecke niets en heeft conne~ doen bij gewoonlijck werck ». De schepenbank verklaarde ztch onbevoegd « nopens het feyt waerom sij aengesproken wordt. .. als wesende de belanghebbende guldenbroeder ende vervolgens dat het feyt geselliet is wesende in compagnie van sijne medeguldebroeders onder het vendel al waer sij behoorden aengesproken te worden volgens hunn~ statuten ende privilegien >> ( G. 8257). · Op 29 juni van het jaar 1732, omstreeks 7 uur 's avonds
b~yo~den zich « op de plaets tegens thuys van Gillis Bonne~ ·WtJn tot Beersel », o.m. koster Jan Hellinckx van Alsemberg, Peeter van den ~Berghen, koning der :Gulde van O.L.V. van Alsenberg, Gillis Fievez, guldebroeder, mitsgaders nog twee andere personen, waaronder Francis Wouters. « Onder discortien (gesprekken) van vvege de gulde soude Jan Hellinckx geseydt hebben in verbis (woordelijk), tegens alle omstaender~, dat hij bereeelt was de gulde te volgen als wanneer de h.~pta~s uyt de gulde sullen wesen ende dat den capfijn sal s~~n ptck ( hallebaarde) afgei.e;:dt hebben gelijck den alferis SIJn vendel heeft gedaen. » Otlhs Fievez verklaarde hetzelfde ' maar hier luidt het « anschars ». Met deze benaming bedoelde de koster vooral kapitein Pieter Hasey « gesworen vorster van S.M. woude van Zoniên », ~îe zich, ~aarov:r beklaagde bij de woudmeester, die jan Helhnckx voor de vierschaar daagde. In zijn « aenspraeck ende conclusie » oordeelde de woudmeester dat de « vorsters van S.M. niet en sijn ofte connen aensien worden voor abiars ... dat het vorstersêhap niet en comt te deshonoreren de personen die daer mee becleedt sijn ... velemin te stellen in sood~_nighen staet dat sij niet en soude moghen in comen in eereitjeken geselschappen confrerien ende guldens ... ofte wel daerinne sijnde souden moeten uytgaen ofte abandonneren hunnen post ... dat a en Peeter Hasey aldus swaere ende enorme injuri~en werden aengedaen ... niet alteen voor Hasey ende vorsters m het genernet ma er oock voor het ambt selve ... dat den \Voutrneester dit niet mag laten voorbijgaen, des temeer 182
dergelijcke discours nadeeligh connen wesen voor S.M.... dat indien de vorsters moesten uytgesloten worden men dan geene eerelijcke personen niet meer en soude vinden om ons vorsterschap te bedienen » ... Het vonnis luidde dat de « injuriant moet repareren ... leedwesen thoonen ende vergiffenis vraeg-en »... Het scheldwoord dat de vorsters z·ozeer gekrenkt had wordt alhier door oudere mensen nog gebruikt en « apsjaar » uitgesproken. Men bedoelt daarmee een vieze kwant in alle betekenissen. Het is eigenlijk het Franse woord << happe-chair », oorspronkelijk een diender van het gerecht die personen ving en opleidde (W.R. 461). De koningschieting werd jaarlijks op een vaste datum met de meeste plechtigheid gevierd. Een vogel, de koningsvogel of papegaai, stond bij die gelegenheid op het schietspel. De eerste drie of erescheuten kwamen toe aan de hoofdman. Op straf van boete was het niemand geoorloofd eerder een scheut te wagen. Hij die de erevogel afschoot werd onder luidruchtig handgeklap tot koning uitgeroepen en de vorige koning overhandigde hem zijn gildeteken of braak. In onderstaand stuk uit 1738 ( G. 8285) is er sprake van die braak. « Peeter van Rossum jonghman sijnde in de gulde deser parochie sal moeten cederen wat hij is doende ... alle het recht ende actie die hij is hebbende als keyser geschoten tot laste van de ... gulde des er parochie op de breecke, trommel, vendel etc. ende dat over alle hetgene hij als keyser tot laste der selver gulde soude connen pretendeeren, waervan hij aen den aenleggere is gevende cessie van actie sonder guarrand behoudens dat hij sal moeten leen en handt ende mondt » ... (G. 8285). . Te Alsemberg werd de koningsvogel geschoten op Pinkstermaandag, zoals blijkt uit een geschil dat op 17-6-1783 vóór de schepenbank, samengesteld uit « Francis Bergmans dienaer officier loco des meyers », schepenen Francis de Oelas, en Guilliam Steps, gebracht werd door Pieter La Barre, « vorster van sijne Majesteyts woude tot Linckenbeeck », tegen Pietervan den Plasch smid alhier. De aanklager << seght dat hij ende den gedaeghden beyde sijn gildebroeders der Gilde van Als. ende dat op den Maendag van 2n sinxen dagh lestleden is geschoten geworden den conincxvogel, dat sij beyde beneffens de andere gildebroeders alsdan hebben aldaer gehouden ende bijgewoont den gilde maeltijdt, sonder dat de huysvrouwe des aenleggers aldaer dien dagh was geweest »... Het ging er nl. over een ruzie tussen de echtgenoten van heide gildebroeders ...
Op de \vereld zijn er weinig zaken die hun eerste ongereptheid behouden. De gilden, vooral de jeugdgilden, gaven weldra aanleiding tot wanorde. In 1700 zonden de pastoors van het bisdom Mechelen een verzoek tot de keizer « tendant à ce qu'il soit interdit à la jeunesse de fonner de nouvelles 183
congPégations dites en thiois gilden ».!Bij een verordening van koning Filips V werden ·al de broederschappen voor ongehuwde personen afgeschaft (15-2-1701). Er was in dieperiode een geweldige strijd om de « abuysen » der volksvermaken en -verenigingen te beteugelen. Dr. Jan Lindemans en P. Cnops hebben daarover treffende zaken geschreven in een bijdrage «Volksvermaak te lande, in Brabant, in het begin van de 18de eeuw» (E.S.B., 1951, bl. 209-217). Onder Napoleon I werd menige gilde opnieuw opgericht. Hier was dit waarschijnlijk niet het geval, althans blijft er geen spoor van over. De boogschuttersverenigingen die later iq de 19de en de 20ste eeuw opgericht werden kunnen moeilijk beschouwd worden als de opvolgsters der aloude gilden. De braak, het vendel of vaandel zijn verdwenen; aiieen blijven er een paar tinnen prijsschotels over, o.m. een uit 1787 in het bezit van de familie Pieter Proost-van Rossum te St. Genesius-Rode, en een andere, eigendom van Louis de Greef, op de steenweg van Halle in diezel'fde gem·eente. Deze oude getuigen van het roemrijk gild waren te zien op de geschieden oudheidkundige tentoonstelling te Alsemberg in 1934. In 1768 had de gilde twee wippen. Ze stonden beneden het dal achter de pastorijtuin, op het goed van de kerk, later de hovingen van de kosters en onderpastoors en kerke_huizen. (R.A.B., Kaarten en Plattegronden nr. 716). In 1820 heette de plaats er in een Franse akte « Pré dit de la Perche », in 1821 « dans Ja prairie plus bas que 1'ég1ise ou se trouve Ia perche ». in 1840 « petit jardin nommé Ia Perche » (A.P.). De mensen van Alsemberg zullen natuurlijk wel de wip, of aan de wip gezegd hebben. Waarschijnlijk heeft de gilde nog een ander terrein gehad in 1469, 1 b. land geheten « tGulden Bodemke » gelegen aan de Brusselstrate tusschen de goeden Reynier Ronge ende Wouter van Assche » ('G. 336). De plaatsnaam -is ook nog vermeld in 1569, 1718. Buitendien was er ook een guldenbodem boven Tenbroek : 1532, de erfgen. Hopsoemers houden 1 dw. lants bij haren hoven ten Broeke int block geh. den gulden boedem (K.A.); 1568, tusschen de goeden van Wil1em Opsomers geh. den Gulden Bodem ( G.); 1665, partije gen. den gulden bodem groot int geheel 8 1/2 bunder palende de Herisemheyde ... den wech van Rode naer Brussele ... de goeden van het hof ter Haghen (R.K.); 1717, 1787:3 b. 2 dw. 91 1/2 r.lant op het Stevensvelt genomt den gulden bodem (A.P.). In vele Bra-. bantse gemeenten is er een Gulden Bodem, waannee ongetwijfeld het speelterrein of wel een aan de gilde toebehorend goed zal bedoeld zijn.
Koninklijke boogschuttersvereniging «De Ware Vrienden» Deze vereniging, met kenspreuk « Vermaak en Arbeid », werd gesticht in het jaar 1871 ter herberge « In de Keizer», 184
l
l
\!
lt I I
bij Hendrik Wouters, op de hoek van de Erusselsesteenwt>g en de Beukenstraat In 1921, na de afbraak van deze herberg om plaats te maken voor een ingangsgebouw tot het kasteel Rondenbos, eigendom van Frans Bosquet, houtkoopman te Brussel, hield de vereniging op te bestaan. Uit die periode blijft er, buiten het nieuwe reglement, in 1896 getekend door Jaak Albert, en de leden- en bestuurslijst sedert 1901, niets als archief over. Wie de stichters waren is dus niet bekend. In 1923 werd de vereniging voortgezet bij Eu geen de MolDanis, « Au Repos des Wallans », Steenweg op EigenbrakeL De voornaamste reglementsbepalingen zijn de volgende : De leden moeten aan de voorzitter gehoorzamen op straf van 0,25 fr. boete. Zich tijdens het spel slecht op buitenspo.rig gedragen of vloeken wordt bestraft met 0,25 fr. boete en bij herhaling met uitsluiting voor altijd. Om de drie maand moet het lidgeld betaald worden. Wie zeven maand achteruit is wordt uitgesloten tenzij hij dan de achterstand plus 2 fr. boete betaald. Nieuwe leden betalen 2 fr. inkomgeld en moeten vijf maand betaald hebben voordat ze de volle lidrechten genieten. De koningschieting wordt gehouden op Pinkstermaandag te 2 uur. Hij die koning schiet is vrijgesteld van betaling van lidgeld gedurende vier maand. De maaltijd heeft plaats elk jaar de 1ste zaterdagavond na St. Sebastiaan. Voor afgestorven leden wordt een gezongen mis opgedragen in de kerk van Alsemberg, die op boete van 2 fr. moet bijgewoond worden. De leden moeten plaats nemen in het koor, zo niet worden ze beschouwd als afwezig. Van 1913 tot 1940 waren er gemiddeld 56 leden. Van 1901 tot 1940 waren achtereenvolgens voorzitter: Emiel van der Eist, bijgenaamd Koning, t 1934; 1914 : Louis Terclaeveren; 1926 : Jaak de Ridder bijgenaamd Ganshoren; 1927 : Edmond van Volsem. Voor datzelfde tijdperk staan als koningen vermeld : 1913 : Willem de Neyer; 1921 : Eertrand Wouters; 1924 : Hendrik Dandoy; 1925 : Jaak Merckx; 1926: Jozef Danis; 1927 : Emiel van der Eist; 1931 : Willem Lonbois; 1932 : Pi eter Hannaert; 1933 : Jozef Geeraerts; 1934: Jozef de Wit; 1935 en 1937: Honoré van den Neste; 1936 : Felicien de Smedt; 1938 : Hendrik Beelen. Op 22-7-1934 werd de vereniging tot koninklijke maatschappij verheven. De jaarlijkse maaltijd was onveranderlijk samengesteld als volgt : voorgerecht, rosbif of varkensgebraad n1et aardappelen en groenten, ossetong, nagerecht, een glas bier. In 1938 werden « 11 groote schietingen waarvan 6 van 425 fr. bepaald op 45 schutters met een inzet van 10 fr. ». Deze schietingen werden gegeven door de « Vereenigde Doelmaatschappijen van Alsemberg, Dworp, St. Genesius-Rod~ en Tenbroek », nJ. «Onder Ons», Alsemberg; « De Ware Vrtenden » Alsemberg; St. Sebastiaan) Bruineput, Dworp; « De Onbemiddelden », Tenbroek; « De jonge Schutters», Rode; « De Gouden Pijl », Esselheide, Dworp ... 185
Na 1~l]l'i staat in het rL·gister vc111 Lk vereniging niets llll.'l'r opgetekend. De th)('lt>g hetl'kL'tlde de dond of. .. de slaap van die mtde lwogschuttl'rsmaatscilappij. In Hl5D werd vo.renge!lt>L'IllliL' herlwq~·, ]()kaal van de Vereniging, tot el'll apoteel<
lijk de gedachte gegL'VL'tl tL' AlsL'lllherg; onk zullü' kring k stichten.
verbouwd.
Doelschuttersvereniging « De Ware Vrienden»
Vriend cnkri ng Sclw p pen hoer. Stichta.'>', de drie .::ittenden : Victor Bottlangcr. bediende: jo ::ct
\'erlimlcn, sc!zoollzootd: August Proost. gcnH't'tzfcsekrt'iuris. : ].IJ. Sn•alens, meester-kleermaker; I fenri Swat'lus. l:antoorhedicJidc Papiertabrieken de ;\leur.'>·; Frans Algocf-,H eerts. molnwar Rode: Micht'l de :Hun/cr. 1'l't.:l'kcringcn: Komcel Christin. kaashandelaar: \'ictor de !Jo/Jbcleer. lwndelaar; fo ::ct Roost'!l, kosfl't: ( Juslaaf de Cosfl'f .....·cfzo<Jllwotd Rode: 3dc rij : Xal'icr Windaick:c kartonfLihrikanl; fo ::cf Algoct-M ccrts; likeurstoker; Gusfc!af Hïn-
2dt' ri i
liet was niet mogelijk nadere inlichtingen te bekomen Lkze VL'reniging. diL' geVL'stigd was hij Niklaas Bnon, in de Boonstraat Op hijgaande foto, van omstreeks 1Çl5R, ziet men de laatstl' nverhlijVL'lldl' leden. 1>\'L'r
Schuppenboer I )l'Ze vrÎL'tllk·nkring bestond t1>t v<'><'>r dt· eerste oorlog l'll lwt lokaal was gevestigd « In dL' Hoorn» bij Jozd Algdet.\h·ert:-;. ElkL' Wl·ek WL'n{ vergatkrd en het kaartspel moest ':t.:•rplicht lwginnen ml't <:; Schnppenh~ler jagen », om tL' WetL'I1 wie cl'tl rnndl' moest hvtakn. Daarna mocht gespel'ld worden wat men wildt• l'll dL· verliezers mnvsten telkL'llS il'ts in een pnt -.:;tnrtt:n \·nnr L't'll jaarlijk-.;L' reis. dr>urg:wns naar hl't buitenland. Zo dvth:n dt· SdntppL'Ilhncn·n t'l'll rl'is n:wr Lnnden, de Hi,in. Parijs t'll/. ·ï\· ï\·rvurvn h~.:stond ' 11\ zulkt.• kring .•\Is kl'ntd:en drdL'\:L' h:t!vn ''fl hun ,ia" links ~..·,·n sp~.·l'!kaart van ·;~,.·llnppt.·n,~·r. /v \\ :tn:n ~:~·nh:r gekkni n~t.·t l't'H blauwt• kil'!. t'l'Il dittJ ~·n vvn r11•k l:il.;dnr.·k. I Iun g!nh' dat!, \\'as \·t·rlnrl'II ma:1n~ 1 m;t:tr \Lii t•H:ll ÎIIÎ'-'t gt.·daan \\t•rd i..;; nns nh·t hd.:~..·nd. I kndrii; Jthh. .tt·Hh'H.dl'r aldaar. ~l'l,nr~·n .\l"<t'ltllwr.!.!.t.'ll:t:tr. 1i,1 \\ .in T~.·:, •~.·L tr •!\·:~k,·-
derickx. ::ccpfahrikanf: jo ::cf J.athouH't'rs. mces!cr-st'lll!dl'ï. ( l'•ll" ~:i~r.~nd"iil
.\1!1~·rt
l'r"'"t I
De Alsembergenaar V o Igens de fo Ik Jo ris ten zouden de .\I st.' tnlwrgena l'l'll tk Bijkrs, de Klokluiders en dl' Drankzllil'rs ( drankzivd~.·rs} lle.ten. De Cock en Tl'irlinck stellen de zaak \'t~nr als \·nlgt : De spotnaam Drankzoniers. aan til' lwwntwrs van .\Js~..·mherg . dncll ll1L'l'r lwpaalddiJk aan die \·an dt• wijk TL·n g,)sch (Ten BroL·k) gegL·n·n. wordt 1 H>k tt )L'gt•past np dl· in wnth.'rs \':til lJ,·t naburige Dwnrp. Ot.• onrsprnng; \·an dil' n:tam wordt aldu" n·rtvld : (lp zekt.·n· dag t>ntlh:ktt.· nwn fl: .\lst·mlwrg l'l'll ,inn!.!_v d11chtvr. diL' ,ian·n lang lwitiH:li,ik opg~..··do!l'n had g"·Jdl'll. < kdun·tHk al die tiid had dl' llilgL·iulddgt.· nit·ts atHlt.·r..; k vh'P dan hL·vstt.·nvPcde.r, :lldaar drarik gl'iwh'n. I Ih.·ruit lltll"tnnd dt· schimpna:un. Tt·r pl:ta ts,· ~t· H !h·i\ih.·n \\ ,. 1 barn\ t"! n~ 1it \\ ;t ~ gt.•hnnrtl. lll:t:tr dv S~o.'hl'i_i\ 1.'1'"< hvhht•fl dat 11\ \'f'~t'!l'lil!L'll llÏt j. n1 dt· J~:1vdt. Lt·s Snhriqtll..·ts. hl. 11 ~~ .. ,ïtt. div d:u _,, •U t.•dl• l! d lH'blwn tt: Link~..·lwd.;. \\':u wt·kn d~~· daan·;w ·."' Dal it..· ht. y~_·~ hun ~.:ig~·n /Ït'il. di~· Bu,suikn t'il .\\,•t•lit.•thl\\ d:H d,· naam dr~w;;/t 1 h't" 1
oorsprong zou hebben. Te~ andere die sekwestratie gebet~~de in de jaren 90 en de naam ts veel ouder. We mogen met bt]na volle zekerheid aannemen dat die naam wijst op de armoede van de mensen die hun voornaamste leeftocht moesten halen uit het houden van een zwijn, waarvoor dan bijna de hele dag de ketel met water, gesneden bieten, rapen en aardappelschillen stond te « zuien >>, wat aan de huizen de bekende << armelijke » geur gaf. De Cock en Teirlinck voegen er bij dat die van Alsembercr ook nog geheten worden : a) de Meubelkloppers, om de vel~ 0croedkope meubelen, die er gemaakt worden; b) De ' Bijters, omdat ze zich met hand en tand weten te ver d e d"tgen; c) De Klokkeluiders, omdat de talrijke bedevaarte~s hun dikwijls de gelegenheid geven hun drie klokken te lmden. Wat die namen zouden inhouden, weten we niet. Wat met die Bijters bedoeld wordt is ons een raadsel. Klokluiders zou kunnen uitgelegd worden door het feit dat Alsemberg steeds croed van klokken voorzien was en dat in een bedevaartplaats ~at meer geluid wordt .d~n in een gev:rone p~rochie. Wat de Drankzuiers betreft, dtt ts de naam dte ze hter aan die van Dworp gaven, zo niet geven ... Vroeger waren de buitenmensen meer op zichzelf, meer op eigen volk en midden aangewezen. De .moderne geest en de ruimere en gemakkelijkere gemeenschapsmiddelen als bus en auto, dagbladen en modetij dschriften, radio, televisie en reiswoede en niet het minst de grotere in- en uitwijking, vervlakken langzamerhand alles en iedereen : .dorpsverschillen vallen ·weg, hoewel er toch hier en daar wel een gemeenschappelijke eigen trek Dverblijift. Alsemberg was een dorp op zich zelf, een apart dorp met een eigen karakter, maar de mensen blijven overal gelijk, hoezeer ze ook in kleine dingen hun eigen eigenaardigheden hebben. Dit gezegd zijnde, zouden we de Alsembergenaar kunnen kenmerken als de man van de voorzichtige middelmaat, de kat-uit-de-boomkijker, maar toch fier en onafhankelijk. De « voorzichtigheid » -ik geef hun geen ongelijk, onmachtig verzet brengt maar haat en ellende mee- kwam o.m. aan het licht toen in 1943 de klokken weggehaald werden. Op vele plaatsen waren er betogingen, met bloemen enz.; hier was geen de minste reaktie. Er was geen man op straat. Pas. wanneer ze met de klokken al ver weg waren, kwam er hter en daar een gezicht te voorschijn ... Hij heeft nooit onder de wallen van een kasteelheer moeten leven. Zijn grondheren waren de hertogen vap Brabant en die hadden een zwak voor Alsemberg ... ter wtlle van de kerk en haar Wonderheeld. Toen Alsemberg onder de heer van Beersel k\vam te staant was dit toch niet in de onmiddellijke nabijheid er van en de latere heren, die hun speelhuis op het Winderickxplein hadden, \Varen maar smalle, kleine heren. 188
Erge zaken hebben we trouwens over hem in het archief niet aangetroffen. De hervormingsgedachten hadden hier geen invloed. In de Raad van Beroerte komt geen enkel geval voor en de landdeken van St. Pieters-Leeuw verklaart in zijn verslag over een kerkbezoek, in 1573, dat er alhier geen ketters waren. Hij vermeldt alleen het geval van een genàamde Antoon Berbeldries die sedert twee maand gescheiden leeft van zijn vrouw, die naar Eigenbrakel was gaan wonen ... (K.A. 2323). In 1610 was Jan Mettewie niet te kommunie geweest en jan de Munter zat te biechten gekomen, maar daarbuiten waren de Alsembergenaren steeds brave en katolieke mensen geweest. In 1756 verklaren de schepenen ten andere dat ze nooit hebben · horen zeggen dat er in de parochie tussen 1500 en 1600 een andere godsdienst dan de katolieke uitgeoefend werd. ( 0. 8306). Uit de weinige feiten uit het archief, vermelden we de volgende, die trouwens over een groot aantal jaren verspreid zijn. In 1389, bij het groot onderzoek dat Hertogin Joanna van Brabant liet instellen over de vele klachten inzal<e misbruiken gepleegd door openbare ambtenaren, beschuldigde Jan de Scathuedere... dat hi... omme sin en eet te guiten, geven moist Hennen de Vriese twe gulden omdat hi hem aenteech dat een die Polsbroic hiet, Hennen den Vriesen of sinen gheselscap mesdaen sou de hebben ende die vs. Polsbroic Jans Maech (familie) geweest sou de hebben, des niet en was, want hi en bestont hem van hu de noch van hare als wel betoont was » ... Dit wil zeggen dat Hendrik de Vries van Jan de Scathuedere 2 gulden gevorderd. had om zijn eed te doen omdat hij hem of zijn gezelschap wat zou misdaan hebben en dat Polsbroek familie van Jan de Scathoedere zou geweest zijn wat niet waar was want hij kende hem van huid noch van haar. (J. Bolsée, La Grande enquête de 1389, bl. 144). Alle beschuldigingen waren niet altijd gegrond. In 1406 had Kateline Neelens omelat « si Margriete sBeckers aenteech dat si haren rock genomen soude hebben dies sij niet utcomen en conste ende de meyer bevant dat niet waer en was » met 2 kronen beboet. (R.K. 12775). Heynen Stroytken (waarschijnlijk een dorpsofficier) had hout geworpen in een strate omdat lieden het stelen souden, die hij wel ghewilt hadde dat gedaen hadden, want hij se geerne bedorven hadde. So quaempt so verre dat daer een man met eenen wagene riden quam ende naems een stuck oft twee van dien houte ende werpt op sijnen wagen, ende doen quatn de vs. Heyn Stroytken end eaenveerdde dien wageman, ende calengierdene ende maecte hem selve heere » ... Hoogmeier Anwut de Mol moest dan wel de zaak onderzoeken, had daarbij grote kosten en veroordeelde ten slotte de uitdager Stroytkens tot 6 gulden boete «de welcke Aernt de Mol noyt en ontfinck » ... ( R.K. 12775). In 1462 werd Jan van 1\\ons bestraft «van dat hij zijnen 189
vader gequetst haclde in zijn hant onwetens want die selve Jan zijnen brueder gesteken waende hebbe en hadde gedaen die vs. vader die tusschen beyde schoet .en werd gequetst van Jannen gelijc voer steet » ... (R.K. 12775). In 1482 was het Jan Back «van dat hij sijn wijf hadde geslagen bij nachte sonder bloeden ». ( R.K. 12776); Hennen sKegels had gecastecrt goet gecoebt al eer tselve ontslagen was », nl. voordat het vrijgegeven was. In 1494 had Th ijs de Ridder ... « een en pot in grammen moede in stucken geworpen sender na yemanden te worpene» ( R.K. 12777). In 1507 had Pi eter Se gers den ticheldecker met vuysten geslagen». Roe]ant van den Steenen had in 1516 jan van Halsenberghe « met zijnder vuyst geslagen sonder quetsen ». Willeken Speeckaert << aenveerde bij nachte een vrouwen daer zij quam gaende met hueren man, seggende ghij sult met mij ga en » ... Dit gebeurde in 1520. Datzelfde. jaar ook had Lauwereys Spierinx te Roode zijn mes getrokken op Jan Vluegels van Alsemberg. Maar deze Jan was ook geen heilige : « hij had gehuwen met grammen moede in een tynnen scotele sender yemande te quetsene ». Verder had hij « gequest Janne de Genst een oepen wonde in zijn boot ... maar ter beden van mijnen heere van Beersel ende mits zijnder armoede hebbende vier cleyne kinderkens » kwam hij er van af met een geldboete. In 1570 had «jan Hubrechts gallier verboden wapens getrocken op Jan de Rouwe ... en had Jan de Pape zijn best gedaen om Claes Ma es te eve1en van zijnen lijve (doden) ». In 1570 << had Ingel van Callenberghe geslagen Mereken den Cleermacker een oepen wonde in sijn boot». Om zijn straf te ont~ lopen was Ingel « gaen locpen naer Spaingen ». Nog een paar feiten uit die jaren ( 1570-75) : «Peter Avoirts had Jan Bertelzuet d'ouwe geinjurieert n1et villeynige woorden»; Denijs Blaes had gestoken met een « opsteker » naar de huisvrouw van Antheunis Clauw ende hadde zij haer nyet laten vallen ter eerden hij had de de vrouw oft ha er kint doetgesteken »; Jakob Blaes was « strijdbaer geweest op te heyde ten huyse van jan Pro ut slaende met een spaye (spade) na er de vrouwe van den huyse ende als hij ze nyet en raecte oe werp hij metter spaeyen nae de vrouwene zeggende ze een hoere was ·ende ontdroech haer tgelach »; Willem van Cutsem was ook « strijbaer geweest tegen Peeter van Bocterberge ende hadde denzeiven metten baerde getrocken en zijn schoenen gestolen » ... (R.K. 12.777). Mensen en zaken uit het verleden worden vaak of geïdaIiseerd of wel gedramatiseerd. In feite verandert de mens weinig. Onze « brave voorouders » waren niet altijd zo braaf. Het waren mensen zoals wij, met hun deugden en gebreken en ze liepen ook wel eens buiten de schreef. In de jaren tachtig van de vorige eeuw kloegcn inwoners er zich hij het gemeentehestuur over dat er te middernacht tussen zondag en maandag met geweld aan de bel getrokken werd door personen die op 190
de vlucht gingen. « Voor de eer van de gemeente zou dergelijke straatschenderij moeten voorkomen worden door de herbergen te doen sluiten op het voorgeschreven uur. Ze nemen gaarne aan dat de Alsembergenaar te goed « opgebracht » is om zo iets te doen, maar dat al mochten het dronken vreemdelingen zijn, toch vragen ze zich af of ze dat op Alsembergse grond mogen doen ... Acht dagen vroeger hadden zekere feesten geduurd. tot 's anderen daags, ja tot in de namiddag. En dit in het midden van het dorp. Er gebeurden allerlei baldadigheden. Nochtans moet de klok 5 minuten vóór 9· 1/2 in de winter en de andere maanden 10 1/2 geluid worden. Be grote plaag van de streek is het drinken, zo gaan ze voort. Er wordt hier veel geld gewonnen (eens zoveel als op andere plaatsen van ons land maar er wordt veel verteerd). De winst van verscheidene dagen arbeid gaat soms op één zondag door de keel. Het is waarlijk niet te geloven welke bittere klachten men te horen krijgt van wege sommige ouders over hun grote jongens, van wege sommige huismoeders over hun ·mans. Zij krenken hun gezondheid en die van hun kinderen. Er ontstaat twist in de gezinnen. Ze schenden hun eigen goeden naam, de goede naam van de gemeente. Het veroorzaakt tijdverlies, achteruitgang, arn1oede, verlies van de familiegeest door de mans en de zonen die van de herberg hun thuis maken. Ons geliefd Alsemberg wordt een wilde gemeente door het drinken. Maar indien de herbergen op tijd gesloten werden zou de oorzaak van het meeste kwaad vermeden worden. Men mag niets hebben tegen vermaak en ontspanning in eer en deugd. AIJeen tegen misbruiken die schadelijk zijn voor ziel en lichaam ... Dat ze « in het dorp » wat meer beschaafd, wat trotser schenen, moet ons niet verwonderen. Er waren steeds veel geestelijken, pastoor, kapelanen, er kwam vaak hoog bezoek van vorsten en voorname personen, ze kwamen meer in kontakt met vreemden (Brussel, Bergen. Doornik en andere steden). Later twee voorname kostscholen. Daar de Alsembergenaar in de dorpskom ten dele van de vreemde pelgrims leefde, werd hij natuurlijk de voorzichtige zakenmens die niemand vóór het hoofd stoot. Aan openlijke kleurenpolitiek had hij tot 1958 nooit gedaan. Hij vliegt niet hoog, maar heeft anderdeels ook geen last. Doorgaans Iaat hij Gods water over Gods akker Jopen ... De bewoner van de gehuchten en uithoeken is natuurlijk wat schuwer, misschien ook wat sluwer, maar vroom. Steeds was hij de beste kerkbezoeker en overal ziet men zijn ve1dkape1Ien, getuigen van zijn vroom gemoed. Een treffende trek ook, maar dit geldt meer in het bijzonder voor Tenbroek, is de saamhorigheid. Zo b.v., zal er op een lijkdienst steeds uit elk gezin ten minste één persoon aanwezig zijn. Dit is zo ongeveer het portret dat \Ve van de Alsembergc191
/
naar zouden maken, maar ... zijn er nog veel echte oude Alsembergenaren ? In de kiezerslijst voor 1956-1958 zijn er 772 mannelijke en 764 vrouwelijke stemgerechtigdenr samen 1536. Welnu daarvan zijn er slechts 459 die te Alsemberg zelf geboren zijn ... Laten we ten slotte de wens uitspreken, dat ze zich niet laten meeslepen door de ontaardende invloed van de grootstad, maar als fiere, zelfbewuste Alsembergenaren hun eigen taal en persoonlijkheid met zorg bewaren. En dat de niéuwe inwo11ers belang zouden stellen in alles wat hen omringt, de oude plaatsnamen:, de taal en de gebruiken, de overbHjfselen uit het verleden, zodat ze op hun beurt aan het heem gehecht geraken, zonder het te willen koloniseren ...
HOOFDSTUK VUl
VOLKSGEBRUIKEN
Kerstmis Het Kerstfeest werd vroeger alleen met een stalletje gevierd en lang niet in alle gezinnen. De kerstboom kan een 30-tal jaren geleden in gebruik gekomen zijn. De buitenmensen, vooral de landbouwers, namen het gebruik slechts langzaam en zelfs met tegenzin, doorgaans onder de druk van de kinderen, aangemoedigd door de kindertijdschriften. Ook Verenigingen als het Davidsfonds en de Boerengilde hebben tot het gebruik ongetwijfeld bijgedragen doot het inrichten van kerstfeesten met kerstbomen.
De greef van halfvasten en Sinterklaas Enkele jaren geleden werd alhier alleen de Greef van Halfvasten gevierd. Onder de geweldige reklame van de grote warenhuizen voor St. Niklaas en het voorbeeld van de stad is de « Greefdag » zo goed als van zijn troon. Weer een bewijs dat de meeste gebruiken, de mode enz. uit de stad naar de buiten overwaaien. De oorsprong van de Greef v·an Halfvasten zou naar het schijnt de volgende zijn : « In oude tijden kwam de landgraaf enige malen 's jaars de gerechtszaken van zijn gewest(pagus) in persoon voorzitten, doch daar dit hem weldra onmogelijk werd ter oorzake van overlast van het bestuurswerk, oorlogen enz. beperkte hij zijn omreis tot eenmaal 's jaars, omttent halfvasten ..Men zegt dat de uitdrukking; De Greef van Halfvasten daarvan voortkomt. Vermoedelijk zal de graaf, op zijn reizen tot rechtspraak, gebruik gemaakt hebben van een wit paard. Eindelijk kwam hij nooit meer en liet hij de rechtspleging over aan zijn vertegenwoordigers. Een rechtsgebruik in verband met bovenstaande treft men aan in het hertogdom Brabant: In de 12de eeuw hield de amman van het kwartier van Brussel tweemaal 's jaars zijn algemene rechtszittingen na Kerstdag en na P.ascn te Brussel, Ukkel, Op-Brussel, Overijse, Merchtem, Vilvoorde, Tervuren,
Duisburg Asse, St. Oenesius-Rode, Ruisbroek en Kapelle-opden-Bos.
192
1~)3
~ieuwjaar
en Driekoningen
Met Nieuwjaar en Driekoningen wordt ~r door enkele kinderen nog aan de deuren gezongen. Groten ziet men het niet meer doen. De oude liederen worden echter niet meer gezongen. Het zijn in de school aangeleerde liedjes. Omstreeks 1925 hoorden we echter een minder bekend lied waarvan we de tekst noteerden : We zijn er drie uit vreemde landen, We zijn er drie uit verre Oost. W'hebben vernomen door deze sterre dat de Messias is gebaard. We zijn gekomen om t'aanbidden, Om te aanbidden 't goddelijk Kind. W'hebben verloren onze sterre, Wil ons dus tonen 't goddelijk Kind. We willen offeren goud als koning, Wierook als God en mirre als mens, We zullen deze streek niet verlaten Voordat we vinden 't Goddelijk Kind.
Huwelijk Sedert een halve eeuw veranderde menige bijzonderheid in de huwelijksgeplogenheden. Het te grabbel gooien van koperen centen en ~halve centen, nu nikkeltjes verdwijnt. De koord wordt nog steeds gespannen. Volgens een schrijver zou dat touwspannen een oud symbool zijn dat vroeger aan de ingang van het dorp gespannen werd en door de gehuwde met een schaar overgesneden werd om het recht te hebben in de nieuwe gemeenschap opgenomen te worden, wanneer hij niet van hetzelfde dorp als zijn bruid herkomstig was ...
Meiboomplanting Over de meiboomplanting, die varheen overal bekend was, is alhier niets bekend gebleven. Alleen bestond er op de Elsemheide een herberg de « Meyboom >>, gelegen aan de Dubbehneiboomweg, wat er zou op wijzen dat aldaar twee meibomen werden geplant.
De loting De loting werd in ons land afgeschaft in 1909. Bij ons had ze plaats op het vredegerecht te Ukkel. De loteling moest uit een trommel, die telkens enkele malen rondgedraaid werd, 194
een nummer nemen dat vast opgerold in een klein houten kokertje zat. Met de 4fschaffing van de loting zijn tal van. gebruiken weggevallen, die geen spijt moeten verwekken, zoals met andere mooie volksgebruiken het geval is, want het warrn dagen van baldadigheid. Allerlei middelen werden aangewend om een goed nummer te trekken. Er werden missen voo.r ·opgedragen, bedevaarten en novenen beloofd en bij waarzegsters te rade gegaan. Dit was enigszins te begrijpen. Een slecht nummer bracht een geweldige ommekeer in het leven van het gezin en van de loteling. Het soldatenleven was toen anders. De regering trachtte zoveel mogelijk de twee taalgroepen te mengen en wijl daarbij de Vlamingen talrijker waren dan de Walen en grotendee]s in de grote garnizoensteden van de Waalse streek vooral Namen, Luik en Aarlen gezonden werden. Ze moesten drie tot vier jaar «dienen» en kwamen, wegens de tragere ,verkeersmiddelen, zeer zelden met verlof. De ouders, vooral de moeders, waren begrijpelijk vol vrees en argwaan over het gedrag van hun zonen zo ver en zo lang van huis. Voor sommige lotelingen die reeds getrouwd waren en kinderen hadden, was het een tragisch geval. Verloofden vreesden ontrouw, want de Waalse meisjes hadden de faam aantrekkelijker en moderner te zijn. Feitelijk was die vrees overdreven, want er bleven er niet zo heel veel op de vreemde « plakken ». De dag van de loting was een dag van pleizier en uitgelatenheid. Lang van te voren werd er over gesproken, werd er voor gespaard. Het was een mijlpaal in het leven. Men zei : « Het was het jaar van mijn loting of zoveel jaren er na; die en die was van mijn loting » enz. 's Morgens van de gedenkwaardige dag vertrokken de op-:aeroepenen te voet in groep naar Ukkel, de enen natuurlijk ~eer opgewonden dan de anderen, al naar ieders temperament en vertrouwen in een gelukkige ster. Enkelen gingen al drupneuzen en van deze zei men dat ze er zeker zouden « in » zijn. Als de loting afgelopen was lieten de lotelingen zich hoed of klak vol dure papieren bloemen steken door leurders die met hopen aan de lotingslokalen stonden. Zo uitgedost begon de moerlemeie. Geen herberg werd om zo te zeggen overgeslagen, vaak in gezelschap van familieleden of verloofde, die allen duchtig meevierden wanneer de held een go.ed nummer had getrokken. Soms deden ze toch ook wel mee om hun verdriet af te drinken. Die er « in » waren vierden mee, maar vaak nu eens te luidruchtig, dan weer neerslachtig, welke neerslachtigheid tot huilen overging wanneer de drank begon te werken. Er waren ook de twijfelgevallen, die pas op de « uittrek » of herzieningsraad, die enkele \veken later op het stadhuis te Brussel plaatsgreep, opgelost werden. De lotelingen, zonen van nijveraars. welstellende pachters of gegoede burgers trokken het zich minder aan; zij zouden 195
in aeen aeval soldaat worden. Ze werden « uitgekodlt » voor b b l 1600 fr., zijnde de prijs van een plaatsvervanger. y o~r 1un ouders was het een bittere pil : 1600 fr. was voor dte tljd een hele som waarover velen bij het uitbreken van de eerste oorJoa (1914-18) echter geen spijt zullen gehad hebben. En zo k:am het dat ons leaer in. de wereldoorlog haast alleen samengesteld was uit n~ensen van lagere standen, buiten 'de officieren. Heel de daa en 's anderen daags duurde het drinken, zingen en schreeu~en, en dagen daarna nog werd et over niets anders gesproken, tot men weer ging denken aan de volgende lichting. . . .. .. De liederschat der lotehngen was met nJk. HtJ beperkte zich tot de volgende, aangevuld Jnet « lalala ». Zij die een goed nummer trokken zongen van « Hoe groter beest hoe meer aeluk ! Twee honderd twaalf is voor mij gedrukt. En soep en ~uilen wij niet eten; En soep en zull~t; :Vij n~et et~n :>. Die ~~ in was zong : « Hij heeft geloten, HIJ ts er m, Ptot]e zal hiJ zijn, En voor lansier is hij te klein ». << En alle dagen vlees en soep, zonder werken zonder werken, En alle da&en vlees e:~ soep, Zonder werken bij de troep ». « J?.e troel? ts goed,.. ZIJ kan niet beter wezen, De troep is goed, HIJ kan met beter ~t]n>:Soms droegen de lotelingen of een verwante eer~ retsdutf mee die met de uitslag werd « opgelaten » om het meuws zo spoedig mogelijk te melden.
Pastoorsinhalingen Een pastoorsinhaling is een van de gt:ote dorpsgebeurtenissen waaraan iedereen meedoet. Alle hmzen worden gepalleerd en het is telkens een prachtige gelegenheid voor de de dorpspoëten. . . Bij de inhaling van pastoor yerhaeghen m 1907 stond m een verslag in de «ware Volksvnend » het volgende te lezen : « In twee woorden, de herbergiers enz. zouden alle dagen een niettwen pastoor willen inhalen. Al de menschen van ,~.lsemb~rg zijn uiterst kontent ! In drie woorden, het was putk ! pUik f Puik ! Bij den luitenant der garde-~iviek, onzen ~ierbaren vriend, stond op den muur gedrukt, .tets wat nog mmmer te lezen was: · Eerwaarde herder, welkom hier ! Verhaegen heil ! Ik juich en vier Uw intrede, ik, marchant in bier. \Vilt gij mijn naam ? Ik ben ne vent, Ne Jan, vol goedheid zonder end, Vraag het aan Lambreellts die me kent. Ik ben als farofabrikant Beroemd alhier en t'allenkant, In Vlaanderen en in 't Walenland. lOf)
'k Ben luitenant der garde-civiek, Niet al te groot maar reedlijk dik, Een echt soldaat, ne man van schik. En sta ik voor een flesch Iambik, Dan heb ik nimmer peur noch schrik. Doch soms daarna krijg ik den hik ? Nog eens wees welkom heer Pastoor ! En liep ik sommes buiten spoor, Kom af en trek mij ferm met 't oor. be « dichter » zal wel onderpastoor Lambrechts zelf geweest zijn. Deze Jan was Jan van der Velden, baas van de « Zwaan ». Bij de inhaJing van pastoor Kestens op 22~9-1929 tekenden wijzelf de volgende opschriften op : In de Zwaan Steekt uit de vaan U ter eer Eerwaarde Heer. Hier op den Armendries Hebben wij geen vrees Den herder onzen gebuur Wensen wij Jangen duur. Wat kunnen wij anders wensen Dan zegen van God en trouw der mensen. I Wij blijven tusschen pot en pint, Mijnheer Pastoor zijn besten vriend. Volksgeloof
Als er te Alsemberg twee mensen kort achter elkaar stierven zei men dat het eerste zieltje op de grote trap zit te wachten naar het tweede om samen naar de eeuwigheid te gaan. Met Driekoningen doet de processie haar omgang averechts in de zijbeuken van de kerk om aan te duiden dat de drie koningen langs een andere weg naar hun land terugkeerden. Dit geschiedde nog in Bols' tijd. Ook te St. MartensLennik bestond dergelijk gebruik. Op Driekoningen, vóór de hoogmis, doet men in de kerk een processie in omgekeerde richting onder het zingen van lofzangen en doen stoelzetter en kerkmeester hun omhaling eveneens in de andere richting. ( F. Vennekens, Gesch. van St. M. Lennik. blz. 94). Men kan dit vergelijken met wat in de St. Kate1ijnekerk te Mechelen geschiedt mt.•t de vinding van het verloren kind jezus.
HJ7
Kenmis en jaarmarkt
De kermis was oudtijds de jaarlijkse mis~ de kerkmis, tot herdenking van de. stichtings- of wijdingsdag der paroC'hie. Weldra mengden ztch kramers en kooplieden onder de vrome menigte en zo ontstonden de kermissen. De zgn. kleine kermis, vaJiende op de 1ste zondag van oktober, is deze kerkmis of wijdingsdag. De jaarlijkse kerkwijding is immers gesteld op 2 oktober (wesende de jaerlijksche wijding der kercke- 1708). Dit was natuurlijk de enige of voornaamste kermis. De huidige grote kermis op de 1ste zondag na 15 augustus werd waarschijnlijk naderhand ter ere yan o.~.v. ingesteld en is gaandeweg wegens het gunstiger JaargetiJde en de bedevaarten de grote kermis geworden. De kermis met jaarmarkt, op zondag en maandag vóór 15 mei, werd pas in 1877 door de gemeenteraad ingevoerd « tot bevordering van handel en welzijn». De volgende premies waren dat jaar te winnen : grootst aantal melkkoeien 20 fr.; vaars met twee tanden 10 fr.; idem zonder tander 10 fr.; zwaarste varken 20 fr.; meeste varkens 15 fr. In een akte uit 1479 vernemen we dat de heer van Beersel jaarlijks naar de kermis kwam en er een nacht logeerde : «een gele ge ... metten heuse daerop staende ... dat gelegen es t' Alsen berge al vaste aent kerckhof daer men met ene bruagen van int selve heuse opt kerckhof comt. .. ten behoeve o van Maryen van Rutsfoert dochter wil en Henrics ... ad vitam op conditie dat den heere van Beersele int selve huys ende ge1ege sal moegen co men logeren te kermisse van Als ... alle jaren een dach te wetene opt te kermisse ( G. 340). Het zou wel interessant zijn te weten waar dat huis met die brug stond, maar we vrezen tnet grote vreze dat dit niet gaan zaL Te oordelet:I naar een post in een rekening uit 1642 (K. A. 2324), kan men wel zeggen dat er een feestelijke stemming in de lucht hing. Imn1ers er werden bedragen betaald « aen de hijaerder, aen layers (luiders"), aen trompetters met hunnen kost». Kennissen, zoals trouwens alle volksvergaderingen, gave_n vroeger meer dan eens aanleiding tot onlusten en menig mtddel werd verzonnen om daaraan een einde te maken. Een edikt van 1531 bepaalde daarom dat al de kermissen op één en dezelfde zondag tnoesten gehouden worden « om de vechtpartijen en moordtonelen die heel de zomer door plaats hadden te doen ophouden ». Of het toegepast werd valt te betwijfelen, \vant in 1786 nam Jozef II hetzelfde denkbeeld over met de hiJ.komende bedoeling « onnutte uitgaven en vermaken te vertntJden ». Van die drastische maatreaeten kwam evenwel nooit iets in huis en dat is goed te begriJpen. In 1835 vreesde burgemeester Winderickx voor dezelfde kermiswanordelijkheden. Om ze te voorkomen, richtte hij tot de majoor van de te Eigenbrakel gelegerde troepen het
volgend verzoek : «Je crois devoir dans l'intérêt de la tranquillité publigue vous informer que c'est dimanche l6 et 17 de ce mois Ia kermesse d' Alsemberg et comme dans. ces sortes de fêtes ii arrive souvent que le soir des rixes ont lieu entre les paysans et les militaires, je vous prie de vouloir prendre de votre cöté les mesures nécessairës pour les prévenir en empêchant les militaires sous vos ordres cantonnés à Braine 1' Alleud et Waterloo de s'y rendre ». In 1870 vroeg het gemeentebestuur twee rijkswachters om voor rust en orde op de kermis te zorgen. Tot vóór de eerste oorlog en misschien nog erna kwam er in de week vóór de kermis telkens een « potafer » op de Vismet, nu het Winderickxplein, om ijzeren lepels en vorken te vertinnen. De laatste was een genaamde Euzzes, ook August geheten. Dit moet een oud gebruik zijn, want op 17.8.1771 werd hier door de mannen van de Drossaard een genaamde Philibert, 30 jaar oud, tingieter, aangehouden, qui raccomode des cuillers et marmittes » (C.T., E.S.B., 19 5 7' b1. 461 ) . Tot voor kort bestonden er drie dorpskermissen en twee wijkkermissen. De tweede kermis is gesteld op de eerste zondag na 8 mei. De jaarmarkt die in september gehouden werd alsmede de prijzen voor het schoonste zwaarste vee enz. werd een tijd geleden afgeschaft. De wijkkermissen van Elsemheide en Heidenbroek kwamen tot stand even na de eerste oorlog. In 1933 vroegen die van Elsemheide om hun kermis, die tot dusver op de 1ste zondag van september viel, te mogen verplaatsen naar de 2de zondag van juli en dat jaar op 9 juli. In 1936 vroegen ook de herbergiers van Heidenbroek de kermis van dat jaar vast te stellen op 26 april en in 1938 vroegen ze om ze opnieuw op 3 juli te stellen ... Met de kermis worden nog veel taarten gebakken, hoewel men ze meer en meer bij de bakker gaat kopen. Er bestaan immers niet veel bakovens meer. Met Allerheiligen of Nieuwjaar worden ook nog wel eens pannekoeken en wafels gebakken.
199 198
HOOFDSTUK IX.
DEMOGRAFISCH OVERZICHT Over de vroegere bevolking van onze dorpen bestaan er slechts karige en zeer onvo~lledige gegevens. Volkstellingen zoals thans werden er niet gehouden en een burgerlijke stand bestond er niet. Huwelijken, geboorten en sterfgevalJen werden doodgewoon in de kerk voltrokken of aangegeven zonder dat daarvan ·de minste aantekening gehouden werd. De oudste voorschriften inzake burgerlijke stand bestaan in de regeling die getroffen werd op het synode van het bisdom van Seéz in Normandië in 1524, waarbij aan de pastoors op straf van een boete van 50 stuiver tornoois, ·bevolen werd, geboorteboeken te houden en er ·de naam en voornamen in te vermelden van het kind, en van vader en moeder. Het duurde evenwel nog lang voordat daaraan overal gevolg gegeven werd. Het was ten andere in de troebele tijd der Hervorming. Onvolledige aanwijzingen door de pastoor waren niet altijd zijn schuld. D~t blijkt uit het feit dat een boete opgelegd was aan ouder·s die de begrafenis niet bijwoonden of ten minste de naam van hun overleden kind aan de pastoor niet opgaven. · Onze parochieboeken (geboorten, ondertrouw, huwelijk, overlijden), voorgeschreven door het Concilie van Trente . ( 1545-1563) beginnen pas in 1643. In China kwam er pas een burgerlijke stand in 1929 ! Ho.e talrijk de bevolking in 1155, jaar van de oprichting der parochie, was, is dus niet bekend. Vermoedelijk waren er wel een paar honderd. Volgen$ Pirenne, I, blz. 7) was onze streek reeds betrekkelijk wel bevolkt. De oudste aanwijzing die we bezitten dagtekent uit het jaar 1371 ; ze kan echter slechts de verhouding aangeven tot de bevolking van de omliggende dorpen, waarvoor die inlichting eveneens bestaat, nl. het aantal volwassen personen welke drie jaar lang een jaarlijkse som van ten minste een gouden mottoen konden betalen voor het vrijkopen van krijgsgevangenen van de slag bij Bäsweiler. Te Alsemberg waren er 24 (J. Cuvelier, Dénombrements des Foyers en Brabant, bi. 3). Tussen haakjes vermelden we hier dat in die slag, die op 22.8.1371 plaats had, een Alsembergenaar zou gesneuveld 201
zijn, nl. Alarde de Clievere. Zijn vader, « Willem die Clievere opten Halsberch », ontving in 1374 een voorschot op de 37 m?toenen waarop de kinderen van zijn zoon recht hadden. Dtt volgens de Raadt, La Bataille de Bäsweiler, Brussel, 1904, bi. 20. We n:e~en echter dat het hier de plaatsnaam Alsemberg te St Gtlhs-Brussel betreft. Vele de Clievers op ten Hals~Jerch waren schepen van Brussel, 1243, 1262, 1353, 1386 ( Zte P. de Cacamp, Brabanticum, IV (2) 1959 bi. 289292). ' Vóór 1435 zijn geen andere cijfers bekend, maar dat . Jaar werd een telling gedaan van de huizen of liever van de haarden, die tot grondslag voor de belasting moest dienen. Er waren er 48. Tegen 6 personen per gezin, nl. de aan~enomen gemiddelde samenstelling van een gezin toent~~tiJd, beko!nen we zowat 300 inwoners, nadat de parochie biJ de 400 Jaar bestond. De bevolking nam dus niet sterk toe .. Epidemie~.n maaiden op sommige tijdstippen de bevolkmg letterliJk weg, maar zelfs tegen de meest gewone ziekten was men niet gewapend zoals heden ten dage. Zo woedde er. te Brussel in 1439 de pest, die, naar verschillende rammgen, van 15.000 tot 30.000 slachtoffers moet gemaakt hebben. Even daarna heerste in gans het land ~ong;ersnood. Hoewel we daarover voor ons dorp geen inhchtmgen hebben, spreekt het toch vanzelf dat het er niet helemaal zal van verschoond gebleven zijn. Anderdeels was de kindersterfte geweldig. Men bedenke maar even dat ze e~n kleine halve eeuw geleden nog zeer groot was. In het htervoren aangehaald werk leest men dat op arond van een vergelijking met de kindersterfte in Genève t:>dat in de 16de eeuw 24 <;ó, in de 18de 20 % en in de 19de eeuw 12 % bedroeg. Trouwens in laatstgenoemde eeuw stierven alhier te lande nog de helft der mensen beneden de 10 jaar. Thans bedraagt dit nog een derde. Genoemde schrijver haalt nog een ander vo.orbeeld aan. In de stamboom van het geslacht Rohrbach stierven tussen 1400 en 1570 de twee derden v~~ de kinderen vóór hun ouders. Bij onze adellijke fam~hes trof men tal van die gevallen aan. Bij de ekonomisch nunder bedeelden \Vas de toestand natuurlijk niet beter. Af en toe ging er wel ook iemand zijn geluk elders beproeven, vooral in de hoofdstad. De beenhouwers van Brussel genoten het voorrecht dat alleen zonen van beenhouwers het ambacht mochten leren en uitoefenen. Dit voorrecht was in 1416 verleend geworden door Filips de Goede. De stad Brussel evenwel aanvaardde dat voorrecht niet. In 1458 had een genaamde Wouter Claes van Alsemberg een verzoek ingediend om in het ambacht der beenhouwers opgenomen te worden, maar de gezworenen der beenhouwers weigerden dit, zodat Claes zich tot de stadsoverheid wendde, die de beenhouwers aanmaande zich hij de oude gebruiken
202
neer te leggen wat ze eindelijk deden. (Mémoires Couronnés de l'Académie Royale des Sciences de Belgique, T .. LXV, 1903-1904, Organ. du Travail au XVe s., G. Desmarez, bl. 88, 89). Te rekenen van het midden der 15de eeuw krijgen we gaandeweg wat meer gegevens. In 1464 waren er 67 huizen. In 1472 62. Voor 1492 staan er nog slechts 32 vermeld. In 1480, 57 belaste, in de werkelijkheid 71. Voor 1498, zijn de getallen onderverdeeld in 39 gegoede bewoonde huizen, 1 volle leen, 7 priestershuizen (de kapelaanshuizen), 11 armenhuizen, 1 ledig. In 1526 bewoond door gegoeden : 44 ; waarvan 1 met 2 haarden, 5 onbewoonde, 22 armenhuizen, 7 hoeven, 8 priestershuizen, voorzichtig geraamd zowat 400 inwoners. Omstreeks 1550 was de bevolking van de Spaanse Nederlanden zeer belangrijk, doch ze verminderde weldra ten gevolge van oorlog, ziekte enz. In 1611 waren er een 100-tal kommunikanten, nl. inwoners die tot de paasplicht gehouden waren. In 1619: 120; in 1660: 160; in 1673 : 140 (A.A.). Dan duurt het tot 1698 ( G. 8397) voordat we weer iets vernemen over de bevolking ; het zijn echter vrij volledige cijfers. Een « liste van de familie van de mans, vrouwen ende kinderen ende domesticke soo knechten als maesens... die bevonden sijn onder de prochie van Als ... », opgemaakt « ingevolge de ordre van sijn majesteyt dathe 14 9ber 1698 », geeft ons een vrij klare kijk op de bevolking en de samenstelling der gezinnen : « Ierst den meyer (Pieter van Lier) met sijnen knecht 2 ; Jan Claes man vrouw ende dochter : 3 ; Anna de Becker en do.chter : 2 ; · Wed. Jan de Greve en 2 kinderen : 3 ; den heere cappelaen met sijn maese : 2 ; Jan Walraevens, man, vrouw, 3 kinderen en knecht : 6 ; Matheys van Leeuw man, vrouw en 3 kinderen : 5 ; Jan Hellinckx man, vrouw en 7 kinderen : 9 ; Joos Claes, man vrouw en maese : 3 ; Pieter van Haelewijck, man, vrouw en 3 kinderen : 5 ; Gabriel Schoops, n1an, vrouw en 1 kind : 3 ; Niklaas de Ridder, man, vrouw en 4 kinderen : 6 ; Jan Loocx, man, vrouw en meyssen : 3 ; Wed. Loocx met sone : 2 ; Joos Michiels den jongen, man, vrouw en 2 kinderen : ·4 ; Joos Miebiels den ouden, man, vrouw en dochter : 3 ; Jan Clerens, man, vrouw, 4 kinderen, tneyssen : 7 ; Guilliam Everaerts, man, vrouw, 3 kinderen, meyssen : 6 ; Hendrik Engels, tnan, vrouw, 3 kinderen : 5 ; Kornelis Berckmans, man, vrouw, moeder, suster en 5 kinderen : 9 ; Daniël de Nayer, man, vrouw, broeder, kind en meyssen : 5 ; Joos de Nayer, man, vrouw, 3 kinderen : 5 ; Joos van Walschot, man, vrou, 2 kind., suster en meyssen: 6; Wed. Jan de A~unter met sone : 2 ; Filip Wittehol, man, vrouw en dochter : 3 ; i\1a.chiel Weemaels, man, vrouw en 203
2 kinderen : 4; Hendrik Ingels, man, vrouw en 3 kinderen: 5. dit lijstje opvalt is het gering aantal . Wat al. dadelijk k~nderen. Dit. zal wel m hoofdzaak te wijten zijn, zoals we hier voren zetden, aan de grote kindersterfte. Maar toch is d~ z~a~ daarmee niet v~n de baan. Immers, de sterftecijfers u~t ~Je Jaren, zoals ze. mt de parochieboeken blijken, zijn in dte Jaren eerder gunstig. Het gemiddeld jaarlijks cijfer tussen 1670 en 1700 is ± 5. Wellicht moet de oorzaak daarvan ook ten dele gezocht worden in huwelijk op latere leeftijd die, vo.oral bij landbouwers, n1eer voorkwam dan thans. Het vroegtijdig. afsterven van een der echtelieden moet ook in aanmerking komen. Aan een kiem van wat later neo-malthusianisme geheten werd, tenzij onder een creoorloofde vorm die er naar het schijnt reeds in de middel~euwen moet be~ staan hebben, zoals een schrijver het meent, die op de volksspreuk ~tit de 16de eeuw wijst « Luttel goets ende veel kynders, dtt brengt aen meneghen in crrooter hynder » moet denkelijk geen te groot belang gehecht worden, altha~s wat de buiten betreft. . Dertig jaar later, nl. in 1731, blijkt de toestand in dat opztcht dezelfde, te oordelen naar de volgende cijfers : In 1786 waren er 595 inwonèrs. In het jaar VIII van de Franse bezetting nog slechts 375. In 1820 was de bevolking ec~ter reeds tot ~15 zielen gestegen, onderverdeeld als volgt: Krmg : 157 ; bmten de Kring 295 ; Elseheide 163 · Meygemheyde 76 ; Heidebraeek 134. ' In 1810: 1100, in 1815: 760. In 1825 waren er 163 huizen waarvan er 5 door twee huisgezinnen bezet waren. Op 1.1.1830 was de bevolking volgens de leeftijd ingedee!? als volgt : Beneden 1 jaar : 15 mannelijke, 16 vrouweliJke ; van 1 tot 2 jaar : 16 en 17 ; van 2 tot 3 jaar : 13 en 11 ; van 3 tot 4 jaar : 16 en 8 ; van 4 tot 5 jaar : 9 en 13 ; van 5 tot 6 jaar : 12 en 13 ; van 6 tot 8 jaar : 20 en 21 ; van 8 tot 10 jaar : 25 en 20 ; van 10 tot 12 jaar : 19 en 26 ; van 12 tot 14 jaar : 23 en 29 ; van 14 tot 16 jaar : 15 en 25 ; van 16 tot 20 : 31 en 44 ; van 20 tot 25 : 51 en 45 ; van 25 tot 30 : 44 en 33 ; van 30 tot 35 : 24 en 34 ; van 35 tot 40: 27 en 26; van 40 tot 45: 17 en 28; van 45 tot 50 : 24 en 21 ; van 50 tot 53 : 5 en 8 ; van 53 tot 56 : 10 en 5 ; van 56 tot 59 : 8 en 9 ; van 59 tot 62 : 9 en 14 ; van 62 tot 65 : 12 en 7 ; van 65 tot 67 : 2 en 4 ; van 67 tot 69 : 5 en 3 ; van 69 tot 71 : 3 en 3 ; van 71 tot 73 : 3 en 7 ; van 73 tot 75 : 2 en 2 ; van 75 tot 77 : geen ; van 79 tot 81 : 1 en 2 ; van 81 tot 83 : 0 en 1 ; van 83 tot 87 : 0 en 2. De drie oudste inwoners waren dus vrouwen ... Samen 4ï3 m~!1neJijke en 500 vrouwelijke. Het aantal ongehuwde mannehjke hedro.eg 314; de gehuwde 150 en de weduwnaars 8. Bij de vrouwelijke waren er 316 ongehuwde, 150 gehuwde l)n 34 weduwen. wat er schijnt op te wijzen dat een
ü:
204
vrouw niet zo gemakkelijk een tweede echtgenoot vond of wel er met één genoeg had ... Volgens de dekanale bezoeken bedroeg het aantal· paasp1ichtigen van 1623 tot 1792 onderscheidenlijk, in 1654 : 160; 1660: 160; 1673: 140; 1685: 133; 1688: 145; 1739 : 180 ; 17 40 : 170 ; 1792 : 400. Gemïddeld was er alhier één paasplichtige op 1,57 inwoners, zodat in bovengemelde periode de bevolking van 250 tot 630 inwoners steeg, met hoogten en laagten daartussen. Aantal gezinnen, gerangschikt volgens hun samenstelling : Eén persoon : 3 gezinnen (Niklaas de Wandeleer, Frans Platteau, Jan van Leeuw) ; Twee personen : 12 gezinnen (Jan van Bever, Pieter Voorts, Louis Crocket, Gillis Weemaels, Gillis Christiaens, Jan Fitte, Kornelis Hauwaert, Joos de Greef, Joos Claes, Jan Pauwels, Meester Jan van Exel, de Kapelaan) ; Drie personen: 13 gezinnen (Frans van den Berghe, Jacobus de Greef, Willem Everaerts, Jan Panneel, Joos J3erckmans, Pieter de Wandeleer, J. B. van den Berghe, Laureis de Haes, Jan van Isterdael, Hendrik Michiels, HerI:Ian Tamberlan, Jacobus Ragoen, Antoon de Proost ; Vier personen : 12 gezinn~n (Joos van Obbergen, Joos de Leener, Jan Engels, Pieter Boon, Jan de Greef, Kristiaan Loocx, Pieter de Greef, Michel de Ridder, Willem de Haes, Jan Hellinckx (koster), Kornelis van Obbergen, Willem van den Bosch) ; Vijf pers.o1nen : 4 gezinnen (Jacobus Clerens, Hendrik Vellemans, Niklaas Thielemans, Hendrik Coosemans) ; 6 personen : 5 gezinnen (Jan Hofmans, Lucas de Boeck, Frans van den Plasch, Willem Raes, Christiaan Genebos) ; Zeven personen : 3 gezinnen (Pieter Hazey, Jan de Leener, Frans de Wandeleer) ; 8 personen : 1 gezin (Frans van Rossum). In 1709 bedroeg de bevolking 232 zielen (KP nr. 93) << perseonen so.o clijne als groote ende 49 woonsten ofte huysingen », wat ons weer gemiddeld 5 personen per gezin geeft. Op 17.3.1720 werd een drieling geboren bij Sebastiaan de Gheynst en Katarina de Bue. << Exemplo raro et hic inaudito >>, staat bij de inschrijving vermeld. Pastoor Bols schrijft dat ze de naam van de Drie Koningen kregen ; dit is onjuist. Ze werden Jan, Theresia en Katarina geheten. Het merkwaardige van het geval was mede dat het tweede en derde kind een hele tijd na het eerste ter wereld kwamen. (PB). Voor het jaar 1773 kennen we het aantal huizen per straat of gehucht. Dit geeft ons een gedachte over de betrekkelijke bevolking van de verschillende \Vijken van de gemeente. In die lijst staat ook het aantal honden vermeld, wat zeker ook belangwekkend is. We \Veten niet of het trek-, waak- of schoothonden betreft... Eysbergh straete : 6 huizen,
205
1 hond ; Claverweyde : 1 huis, Bij het casteel hetwelck nu 1edigh sta et (op het huidige Winderickxplein) : 5 huizen, 1 hond ; Halle sttaete (de huidige Schoolstraat) : 12 huizen ; Tenbroeck : 4 huizen, 1 hond ; Hof ter Haegen (de huidige Molenstraat) ·: 2 Intizen; de Walpotstraete (op de huidige Wolfpoort) : 1 huis, 1 hond (Judocus Weemaels, de veldwachter) ; 't Heresim (Elsemheide) : 10 huizen; Op den ouden Broeck (Heidenbroek) : 5 huizen ; Op 't Vlierken (Heiken) : 3 huizen ; Solheyde : 2 huizen ; omtrent de Meygemheyde : 2 huizen ; Op de Casseyde van Alsenbergh gaende naer Brussel : 6 huizen, 2 honden ; op de Hollenhorren : 4 huizen ; Op den ouden postwegh (Hoogstraat) : 22 huizen, 1 hond ; aen de kercke : 21 huizen, 11 honden. In de dorpskom alleen waren er dus meer huizen dan in de rest van de gemeente. Van honden gesproken, het is niet van vandaag dat men last heeft met straathonden. In 1821 verordende de gemeenteraad « dat aJle diegenen welke hunne honden zullen laeten omzwermen en dezelve niet zullen standvastiglijk gebonden houden, zullen ondergaan de boete van 6 tot 10 frank »... Om te besluiten volgen hierna nog enkele cijfers over de bevolking in de 19de en 20ste eeuw : 1846 : 1154 : voor 220 gezinnen ; 1877 : 1294 voor 245 huizen ; 1900 : 1751 voor 325 gezinnen en 342 woningen ; 1905 : 1925 inwoners. Bij de volkstelling van 31.12.1947 waren er juist 1000 mannen en 1001 vrouwen. Al is het niet veel toch moeten ze het laatste woord hebben... Er waren toen 606 huizen. In 1948 waren er 2.072 inwoners. Dit is de ingeschreven bevolking. De gemeente heeft ook af te rekenen met een vlottende bevolking. In 1947 bedro.eg deze : Sanatorium Brugmann : 125 ; O.L.V.-Instituut : 240 ; Scheppersgestichten : 388 ; familiepension Meigemheide : 45, in totaal 798. Van 1810 tot 1932 nam de bevolking met 72,8 ~-b toe. Gemeenten die hun bevolking zagen aangroeien met ten minste 50 9b zijn over het algemeen gemeenten met een belangrijk dorpscentrum en bloeiende neringen. Het is steeds het dorpscentrum of de stationswijk waar de aangroei belangrijk is, nooit de Jandbouwersgehuchten. Dit wijst op verzadiging. Werden de meeste boerderijen in de loop der eeuw verbou\vd en verbeterd, echte nieuwe hoeven zijn zeer zeldzaam. De nieuwe huizen zijn werklieden-, bedienden- en beamhtenwoningen, herbergen, handelshuizen, ambachts- en werkhuizen, villa's. Gelijkaardige toestanden kan men vaststellen in tientallen gemeenten. Het aantal ambachtslieden, neringdoeners en personen die een vrij beroep uitoefenen is alom gestegen. Maar vooral is de aangroei aanzienlijk geworden van men206
sen die hun dagtaak in de stad verrichten ; ambtenaren, kantoorbedienden, transportbedienden, werklieden en kleine patroons zelf reizen liever dagelijks op en af omdat de reis al zo moei1ijk niet meer is, treinen, trams, autobussen, personenwagens, moto's en fietsen. Verder is het leven op het land gezonder, men leeft er in de nabijheid van zijn verwanten, vrienden en geestgenoten. Men is er gekend, terwijl men in de stad slechts een nummer is. Er is sedert enkele jaren ook een stadsuitwijking naar de onmiddel1ijke omgeving van de hoofdstad waar te nemen. Ze was reeds enkele tientallen van jaren begonnen met de bemiddelde of rijkgeworden stadsbewoner die zich een villa op de buiten liet bouwen. Het werd een mode, een noodwendigheid en het voorbeeld werkte zeer aanstekelijk. Men heeft reeds vastgesteld dat de kom van Brussel meer en meer verJaten wordt als woonplaats. De voorsteden en hun randgemeenten kenden als gevolg daarvan een buitengewone toeneming van de bevolking. Doch ook verder gelegen plaatsen kregen inwijkelingen uit de stad. Het inspannende, gejaagde leven noopte velen in een rustige o.mgeving verpozing te zoeken. Anderdeels verzwakt de aantrekkingskracht der stad ten platten lande naarmate aldaar dezelfde gerieflijkheid, voor het huidige leven onmisbaar geacht, meer en meer wordt ingevoerd ; nl. moderne watervoorziening, ver1ichting, riolering, gelegenheid voor winkelaankoop, degelijke scholen, moderne verkeersmiddelen, vooral autobussen, motorwagens ... Het is thans mogelijk zich op de buiten te vestigen zonder zich de gerieflijkheden te moeten ontzeggen, zonder afstand te moeten doen van artistieke en intellectuele genoegens. Voor de ruimere volksmassa's die hun werk in de stad hebben, doch met hun gezin te lande wonen is dit ontegensprekelijk een weldaad. De landse lucht is niet alleen beter voor de gezondheid van het lichaam, ook voor die van de zieL Mensen die, ofschoon fabrieksarbeider of kantoorbediende geworden, in hun geboortedorp blijven wonen, in aanraking blijven met de grond in eigen tuin of op een lapje grond, zijn nog geen ontwortelden. Zij breken zo gemakkelijk niet af met de voorvaderlijke begrippen van eer en deugd en taal. De omgeving van familieleden en vrienden werkt heilzaam op hun houding tegenover de grote levensvraagstukken. (Dr. J. Lindemans, De beweging der bevolking in het arrondissement Brussel gedurende de laatste honderd jaar. Een bijdrage tot de studie van het vraagstuk der landsvlucht in België, E.S.B., 1934, bijlage).
Honderdjarigen Van honderdjarigen in vro.egere eeuwen vonden we geen spoor. In 1773 stierf hier echter Elisabeth Geyse1s, weduwe 207
Antoon de Proost « circiter centurn annorum >>, ongeveer honderd jaar oud. Op 30.11.1946 werd de 1Oüste verjaardag gevierd van Elisabeth van de Velde, die hier sedert een jaar was komen wonen. Buiten een dankmis, had de viering in de huiskring plaats. De eeuwelinge, die volkomen blind en hardhorig was, werd op 30.11.1846 te Gent geboren als dochter van dhr. van de Velde, die veel samenwerkte met Prudens van Duyse en Hendrik Conscience. Samen met D. Sl~eckx sta~ hij het Woordenboek Sleeckx en van de Velde meen. Htj was ook een der voorlopers der Vlaamse beweging en overleed op 90-jarige leeftijd. Er waren 13 kinderen waarvan zij de 3de was. Haar broeder, kapitein Lieven van de Velde, overleed in Kongo. Hij was samen met Stanley op de konferentie van Berlijn in 1885. Nog andere van haar br?.eders namen dienst in de Kolonie en enkelen onder hen WIJdden zich aan de studie en werden vooraanstaande geleerden. Zijzelf was ono-ehuwd gebleven. Dhr. Stroobants, rustend telearaafontvan~er te Antwerpen en schrijver, is de zoon van 0 een ::,der zusters van de honderdjarige en was in 1946 reeds 83 jaar oud. Een andere broeder hield zich destijds bezig met familiekunde en zou na 30 jaar opzoekingen vastgesteld hebben dat de van de Velde's in rechte lijn afstammen van Jan III en van Karel de Grote ... Zo beweerde hij toch ...
De vondelingen Op het einde van de 18de eeuw werden te Brussel, als aevola van voortdurende militaire bezettingen, veel onwettiae kinderen aeboren, die meestal te vinden gelegd werden. H~t Brussels o~meentebestuur besteedde die zgn. vaderlandskinderen uit gp de buiten, in de onmiddellijke omgeving van de stad omdat dit minder kostte dan het bouwen van wezenhuiz~n. Streng optreden tegenover hen die hun kinderen te vinden leo-den durfde men niet « om het vernieten deser arme scheps~len te verhoeden, welcke grouwe.Iijckheyd m~er al te dickwijls door het gebruyck van al te rtgoureuse mtddelen... hier ende elders geplogen is geweest >>, meent het magistraat van .Mechelen in _1713 ( Soudai~ de !'liederworth. Code administratif des Etabhssements de Btenfatsance, Brussel, 1837). Te Dworp (C.T., Geschiedenis van Dworp, 1948, blz. 362) en te Rode werden zeer veel van die vondelingen uithestdect. Ook te Alsemberg. De meeste van die schepseltj_es stierven. Alleen maar van 1785 tot 1796 overleden er alhter 103. Daaronder stipten we enkele typische vondelingen~a men aan : Doofkist, Zittaert, Genoeg, Kortenbosch, Collier, IJshosch, Vijfbeek, Oezelles, Geelbroek, De Soir, Meni~, Halfdoop, Stappe, De Senne, 'Oesstoel, Kleemput, Ago~1, Vertijf, i\1anspraet, Zoutsteen, Oerchamgi, Renos, Posstt, 208
Zeep, Brons, Minneveldt, Estap, a Kempis, Verwisselt, SaveJput, Vonnis, Droogstraet, Hildera, Dicktoren, Hoogstraet, Rondijck, Helena Terhulpen, Brigitta Berghstraet, Smalbroeck, Caukendries, Crol, Breembosch, de Brug, Nieuwjaer, Promes, Hannegem, Vluggen, Olivet, Grootenback, Waeterdorp, Tingieter, Groetenvorst of Grootendorst, Pedael, de Snep, Table, Be1gereier, Carême, Jok, Lalamé, Zouverijn, de Plauym, Schaerbeeck, Gaudans, Diertewij, de Eglise, Rosbeek, Naderbel, Jumeni, Langhbegeert, Satinel, Zeland, Riviere, Maria Anna Chevalier Parfait, Babau, de Ia Province, Rapslag, Parfait, Le Drapeau, Sneewater, Simplet, Vollekens, Saverna, Centinel, Centimme, Le Carreau, Lamoral, Maison, Weerom ... Over vondelingen van Alsemberg is maar één geval bekend. In 1750 werd in de Bosstraat een kindje gevonden, dat Rosalia van de Bosschstraet geheten werd (die 6.9.1750 baptisatus sub conditione Rosalia van de Bosschstraet filia exposita et inventa in platea vulgo de Bos-straet).
Oezondheidstoestanden De grootste verschrikking van . het mensdom in de Middeleeuwen waren de besmettelijke ziekten. Het is tevens de voornaamste reden waarom de bevolking om zo te zeggen niet aangroeide. In zijn Geschiedenis van Buizingen, bi. 185 schrijft de heer van den Weghe, dat aldaar in 1635 de pest verschrikkelijk woedde en er van juni tot september 29 mensen stierven. Heel de streek trouwens, vooral Brussel, was aangetast. Ook alhier heerste de ziekte. In een testament, 23.9.1635 door pastoor de Becker, « daertoe versocht », opgemaakt ten overstaan van schepenen Pieter Engels, Jan Loock en Adolf Rombaut, vernemen we een eigenaardig geval in verband met die ziekte : « ... soo ist dat op den 23.9.1635 is voor ons ende getuyge compareert Guilliam de Greve wel te passe zijnde maer nochtans zijnde gesloten in een huys met zijn dochter Maria daer vele persoenen gestorven zijn van de salicheyt, begeert soo hij van leven te doode compt, dat het sal stadt grijpen dese volgende ... begeert dat Maria zijn dochter sal hebben een coy ende die hellicht van een stuck lijnwaet van outrent 33 ellen ... met 10 guldens voor haer offergeldt. .. de dochter van Peeter Mathijs die hij gehadt heeft van Anna zijne dochter 6 eiien vant selve stuck met noch 6 guldens eens ; item die twee kinderen van Adriaan de Busscher getroudt hebbende Cathelijne zijne dochter elck 3 guldens sonder meer, voort gelijckelijck dander te deyJen » ... (AP). In 1633 werd Jan de Mol ontslagen van de betaling van de bede « mits hij in de saligcheyt sidt ». ( 0. 8397). In 1651 stipt men een paar gevallen in de parochieboeken aan. «Anno 1651 den 14 september is ghestorven Joanna
209
:I
de Haes van de salicheyt ; Anno 1651 den 19 december is ahestorven Mathijs Meerts van de salicheyt, pachter, ende ~ijne huysvrouw den 21n van de selve sieckte die in dien tijd soo binnen als buyten de steden seer groot was, ende seer voort gonck, van de selve sieckte is oick als dan ghestorven sijn oudste dochter ; Anno 1651 is oick van deselve sieckte ghestorven de huysvrouw van jan Meerts werckman op den Heyenbroeck (pastoor van Lathem schreef steeds de volkstaal, ook 'in de parochie boeken). In vroegere tijden kenden onze gewesten ook de melaatsheid. In de 19de eeuw werd de mening verspreid dat de kruisvaarders de melaatsheid uit het oosten naar Europa overgebracht hebben. Dit werd afdoende weerlegd door Godefroid Kurth in zijn werk << La Ièpre en Occident ». Ze bestond alhier reeds in de 7 de eeuw. Van de 11 de tot de 16de eeuw woedde. ze echter vrij sterk in onze gewesten. Nu nog bestaan er gevallen in Skaninavië; Rusland" Griekenland, Turkije, Spanje, Portugal, Frankrijk en Oost-Pruisen. Volgens een verslag van het Koningin-Elisabethfonds voor medische hulp aan de inlanders werd in 1956 het aantal melaatsen in Belgisch Kongo op ongeveer 264.000 geraamd! ' In 1216 had Hertog Hendrik I (1190-1235) te Terbank bij Leuven een klooster laten oprichten om de melaatsen te helpen en te behandelen. Mettertijd had die instelling daarin een grote ervaring opgedaan, bij zover dat zij die van de kwaal verdacht waren, er zich moesten laten onderzoeken. (Verordening van 20.8.1494- KA 14561). Gewoonlijk werden de verdachten vergezeld door een of twee kerk- of H. Geestmeesters, die als getuigen optraden. Werd er besmetting vastgesteld dan werd het volgend bewijs afgeleverd : « Allen den ghenen die dese letteren sullen sien ofte hooren lesen, ende besundere die gecommitteerde ende gedeputeerde der proeve van sieckte der Lazarije ter Banck bi Loven, Saluyt. Doen cont ende certificeren bij desen voor de gerechte waerheydt dat op heden desen voor ons gecompareert is in sijnen propreren persoon... geboren tot... ende woonachtigh tot... ende heeft begeert bij ons ghevisiteert, ende ter proeve ghestelt te sijn. Den weleken nadat wij gevisiteert ende neerstelijck ondersocht hebben na wijsheydt ende gratie ons van Godt den heere gegeven, ende naer ouder coustuyme soo hebben wij hem beziert ende besmet ghevonden metter lazarijen ende daeromme den setven verwesen uyt alle gesonden mensellen onder siecken ghelijck dat gewonnlijck is, hierbij ende tegenwoordigh sijnde als ghetuygen... recommanderende in de ghenade ende protectie van bodt den heere hebben wij onzen segel »... (datum. enz., 1651). 210
. Was het gevál twijfelachtig, dan werden ze er een tijd, soms zes maand lang, in observatie gehouden. ln ons gewest, vooral te Dworp, waren er betrekkelijk veel gevallen. Alhier stippen we de volgende aan : Op 25.3.1508 werd verwezen (buiten de gemeenschap der mensen) Hendrik van . Steler « van den lichten seere » ; op 22.3.1522 Gielis de Vos <<van de lazarije »; op 13.3.1547 Lijsbeth Spijckaert ; op 5.9.1547 Lotte Grimberghs ; -op 8.3.1552 Lijsbeth Mes ; op 13.5.1517 werd Willem de Saeghere << in den verst geleyt >> tot september », n1. in observatie gesteld ; op 12.8.1521 werd Willem Speeckaerts « gevisiteert en niet besmet bevo.nden van de lazarie >> (KA 14558, 14599). Op 2.5.1565 « certificeerden » de schepenen van « Halsenberghe dat in de bancke is gewonnen (geboren') ende nu ter tijdt woonachtich zekeren mans persoon gen. Peeter Hemelrijck soen wijlen Claes welcke Peeter zoe langhe hij vroom (sterk) ende gesont van lichaeme is geweest hem wel ende neerstelijck heeft gequeten in zijn hanteering om sijn cost met deermakenen te winnen, tot binnen zekere jaeren herwaerts dat hem tselve nyet wel moegelijck en es geweest uyt. dyen hij besmet is geworden metten sieckte van der lazerijen dat dezelfve Peeter altijt heeft gestaen ende alnoch is staende tot goeden naeme ende fame ende dat wij de contrarie noyt en hebben geweten noch gehoirt »... (G. 6638). De « verwezen » personen moesten dan afgezonderd van de wereld hun leven gaan eindigen in een huisje op een eenzame en verlaten plaats van het dorp. Ze moesten een ratel of klikspaan bij zich hebben om hun medemensen van hun aanwezigheid te waarschuwen. Volgens een verordening van 1450 mochten de melaatsen « geen boden hebben die vo.or hen met klikspaan bedelden, tenzij zij het zelf niet konden. Alle jaren moesten ze aanwezig zijn op een vergadering waar ze vier dekens kozen die voor hun belangen zorgden, de misbruiken beteugelden en bestraften en hun zaken regelden (KA 14577). De melaatsheid werd ook geheten « de Gave Gods van den lazerne » en de Kerk deed alles om hun leed te verzachten en in hun onderhoud te voorzien. Zij werden door de parochieherder en de parochianen processiegewijs, onder het zingen van het responsorium Sub Venite en van psalmen afgehaald, waarna ze biechten. Na de requiemmis werd de absolutie gegeven. Eindelijk werd door de priester een lijkrede uitgesproken, waarin hij de zieke toesprak met « beminde Godsvriend », en hem aanspoorde tot berusting en moed, wijl hij toch deel bleef hebben in de gebeden der H. Kerk. Volgens de kastuimen van Nijvel, artikel 63, was « een mensch besmet met lazarije gepriveert van de gemeynschap 211
van andere menschen, maer niet van 't gebruyck van sijne goeden, ruerende noch onruerende ». Hoewel men daarop streng was, werd de verplichting van afzondering daarom nog niet steeds in acht genomen. In 1467 (RK 12776) werd Henriek Wijten gestraft «van dat hij bynnen sijnen huyse ende hove geherbercht hadden eenen Lasersellen man van buyten lants wel 6 weken tijts »... Rond diezelfde tijd beboette de schepenbank « Waelraven Thonijs, een lazarus, van dat hij oploep gedaen hadde Ingelen Plorens met eenen stocke tot Buysingen »... (RK 12777). Zoals overal, zijn er te Alsemberg zgn. ziekhuizen geweest tot afzondering van besmette personen. In de 15de eeuw : « in de prochie van Halzenberghe aen 't Sieckhuys tegen de strate daer men van Halzenberghe te Brussel weert gaet »... In 1642 (0 9170) is er spraak van een stuk van 3 dagwand gelegen op het « Lindekensvelt. .. metter eender langer zijden tegen d'erve daer het sieckhuys ... op te staene plach... paelende de straete... de goeden van de arfg. Joncker Aerts van der Ameyden ... ; in de straete commende van Laeserije naar Als ... bewerckt door Bastiaen Hofmans pachter opt hof van Hongerijen ». In 1750 heet het « bij den processiewegh aen de Lazarussen» ... Verder nog «het straetjen loopende naer de Lazaruslinde » en van een stuk land gen. « het Lazarus halfbunder ». De huisarmen van Dworp hadden een kleine rente te betalen op « d' lant daer t' sieckhuys op te staen plach >> ( 1623, KA 2322) ; in een stuk uit 1735 : « de helft van 6 dagw. lants gen. de Lazarije... aen de straete van Brussel naer Nijvel »... Dit stuk wordt nader bepaald in een akte uit 1794 (0 8324) als volgt: goederen verkocht van de kinderen en kindskinderen van Judocus van der Velden, eerst gehuwd met J.M. van Rossum en later met Joanna van Hemelrijck, waaronder een stuk land gen. « de Lazarije met den backhoven, gelegen omtrent de herberghe Nijvel gehouden door J.B. Oobbe op den steenweg van Als. naer Sevenborren »... Dit ziekhuis lag dus waarschijnlijk in het O.L.V.-Bos, eigendom van de kerk, thans het Kroningsplein. Het woord « ziekhuis » wijst steeds op een plaats waar melaatsen afgezonderd werden. Men is echtet niet helemaat zeker dat die huizen niet meest gebruikt \verden door de pestlijders en andere besmettelijke ziekten. Eén geval van afzondering is ons bekend. In 1674 bekostigde de H. Geesttafel « aen den lazarus een vat graen en een gewoene gift aen armen van 19 st. en voor den lasarus om vier ellen ende een vierendeel tot eenen mantel ». Die melaatse heette Pieter 1\\osselmans en werd op 25.4.1651 te Terbank besmet bevonden en «verwezen». Hij wetd te Alsemberg geboren, maar woonde te Brussel, \Vaar hij nog niet als ingezetene beschouwd was. Hij werd hegraven op 212
7.5.1675 « tot wekken .. rechten hebben gedient sijne resterende.. meubelkens ». ZtJn ganse inboedel, die wel niet beJangtt]k zal geweest zijn, werd verkocht. Miehiel Loocq heeft << i_ngek.~cht het bedde van den Lasarus ». J.B. van der Eist, chtnlrZt]I1, kocht voor 37 g. 10 st. «het huys n1etten stal van den Lasarus, maer alsoe den aflijvigen op sijnen kost den stal heeft doen macken ende den armen die aenslaet ~_Is er~genaem, s?o sij~der gerecommandeert van eenige v~n s:Jn vnn~en, eemge mtssen te moegen geschieden voor StJn stel ~> ••• Pteter Crocket kocht de kist van den Lasarus ». Aan Louts Hauwaert werd een bedrag betaald « over bier dat den Lazarus heeft genoten in sijne sieckte (KA 2332). De kerk had de bomen gegeven om « het lasarushuys op te maecken ». ( AP). Laten we tenslotte nog het sterfgeval anno 1611 de 8ste september, vermelden van « Margriet Huyghe jongedochter van t'peperkoeren ». In de 19de eeuw, onder meer in 1832, heerste alhier, zoals -over gans Europa, de cholera. In Parijs, waarvan de helft van de 40.000 huizen op hygiënisch gebied hopeloos waren,. greep de kwaal verschrikkelijk om zich heen. Elke dag stierven er 300 mensen. Op 9 april 1932 : 814 ! In het geheel kwamen er 17 tot 18.000 personen om voordat de plaag voorbij was. (Philip John Stead, Vidocq): In een schepenverslag onzer cremeente lezen we dat men . ha~ uitgereikt « autant que po~sible Ie plus nécessaire aux mdtgents ~t blanchi l'intérieur des maisons ». De volgende personen stierven toen aan die kwaal: 21.8.1832 : Hubertus Kinnaert, vondeling, 6 jaar ; 17.9 : Elisabeth van den Plas, 71 jaar, ongehuwd ; Sebastiaan van den Plas 76 ]. aar ' we d uwnaar van A nna van Praat; 12.9 : P. Berckmans uit' Rode, 32 jaar, ongehuwd ; 9.10: J.B. Buelens, 64 jaar, x Petrone11a .~ossel~1ans ; 17.10 : Theodoor Frans Jozef Cammaert, 64 Jaar? mt Brussel, x Anna Catharina van Rossum. Aan het emde van de oorlog 1914-18 heerste in Europa de. z$n. Spaanse griep, die echter in onze gemeente zeer wermg slachtoffers maakte.
Barbiers, Chirurgijns en Geneesheren Er bes.tond ~roeger een groot verschil tussen de geme.dtcus dte de zieke inwendig behandelde, en de barbter dre het beroep van chirurcrijn of heelmeester uitoefe~de. He! sniJ.den, het « operer~n » was het werk der barb~eren-chtrurgtJns. Op het platteland, evenwel, moest de barbter veelal en, vooral in tijd' van nood, zijn geleerde ambtgen~ot, zo goed en zo kwaad als het ging, vervangen ; een barbter was trouwens in de meeste 0erevanen spoedicrer te bereiken en daarbij... beterkoop. De barbier-chirurgfjn leerd~
213
. '·
''
'
..
·
moest nog niet aan de universiteit stüderen. Hij ging in de barbierswinkel bij een meester in de leer. Viel de leerling bij een meester die zijn vak verstond, zoveel te· beter. Het teaendeel gebeurde ook. Daarna zocht de gezel een tweede, ee~ derde meester enz., tot hij, eindelijk, het vak van wondarts in de oorlog volmaakt leerde. De oorlog immers, die dagelijks nieuwe << interessante » gevallen meebracht, was de beste school voor de chirurgijn. Voor Alsemberg konden we, te rekenen van de XVIe eeuw, een lijst van chirurgijns opmaken. Eerst hebben we « Jan Buyters barbier » die vermeld wordt in een vonnis van 1560 tegen « jan de Munter die welcke heeft geslaegen meester Janne Buyters barbier met eenen houten hantboge op sijn hooft een oepenwönde ende hem sloech noch met vuysten. Ende Heyn zijn soene heeft densetven barbier ten selve oick gesteeken met een opsteekere in sijn zijde ». Meester Buyters was lelijk toegetakeld en zal voorzeker een rijke gelegenheid gevonden hebben om zijn kunst op zich zelf toe te passen ! In 1601 treffen we als chirurg~n Matheus van Grasdorf aan in een proces tot betaling van zijn ereloon voor de << cuere van een vrouwe ». Processen tot invordering van dergelijk ereloon waren toen niet zeldzaam. Op deze volgde Fransoys van Graesdorf, vermoedelijk zijn zoon. Hij stierf op 17.4.1643. In zijn overlijdensakte schrijft pastoor van Lathem dat hij « barbier ende vermaert cherusin » was. Deze familie van Grasdort was een oud en bekend geslacht vermoedelijk van Duitse oorsprong. Van de 16de eeuw af treffen we onder hen aan chirurzijns, meiers, schepenen en kerk- en armmeesters. In bijna al de omliggende dorpen waren er chirurzijns van die naam. In 1630 woonde er een op de << Hooch,strate » te Brussel, nl. Fransais (W.R.). Ook te St. Pieters-Leeuw was er een chirurzijn van Grasdort Een J.B. van Grasdorf oefende dat vak uit te Dworp (C.T., Gesch. van Dworp, bi. 165, 236, 336, 337, 344, 366). In 1779 trad hij te Alsemberg als peter op. In 1530 treffen we een Henriek Grasdorf aan, wie « Baptiste11 de Vroede geinjurieert en de gedreycht hadde met eenen stock oft messe ». Een Thomas van Grasdorf werd « den 16 dach van April anno 1563 naer paesschen » ondermeier van Rode, Alsemberg en Linkebeek benoemd. In 1558 was hij 58 jaar oud. It) 1617 bewoonde een Matheus van Grasdorf, « rentmeester der huysarmen », het « hoochhuys ». Dit huis stond tegen de kerk ; het diende tot bureel voor de schepenbank en werd in 1858 afgebroken. In 1647 stierf in Indië « Carel van Graesdorf » geboren te Alsemberg « alwaer tot sijnder intentie een uytvaert geschiedt is int jaer 1650 ». 1V1eester Franciscus van Grasdorf. chirurgijn, 214
. '·
•'
•'
bewoonde in 1651 de thans nog bestaande herberg de « Swane », waar we het « genecht » vaak zien zetelen. Zijn vrouw « Maejken Ghelande » stierf in 1652. Hij zelt ·overleed op 1.12.1663 en werd in de kerk begraven. « Uyt consideratie mits dese kercke gedient hebbende werd het kerckenrecht quytgeschouwen ». Zijn tweede vrouw, Franciska de Leener, hertrouwde m~t Guilliam Geerts en werd ook in de kerk begraven (1679) (A.P.). Franciscus van Grasdorf was de laatste chirurgijn van die naam te Alsemberg. De familie van Grasdorf blijkt alhier uitgestorven te zijn met << Elisabeth Grasdort beggijntje binnen Brussel en Catharina Grasdorf, haare suster ». Op 10 oktober 1715 ( G. 8304) stichtten zij een tondatie te eeuwigen dage van 8 rijnsguldens 's jaars << tot het doen van twee groote gesonghen missen met drye priesters des jaars op den saeterdagh nae de kermisse dagh van Als. en de andere den saeterdagh naer den voors. saeterdagh ter il)tentie van den voors. Joutfr. en heel de familie ». Comparant : Guillielmus de Ridder, hun neef, cappelaen die verbindt zijne goederen te Als. 1 1/2 dagwand land. Daarna komt dat beroep in handen van een familie van der Eist. Van meester jan van der Eist vonden we een « specificatie over diversche curen gedaen aen versehijden aermen van Alsenberg », die ons inlicht over een paar werkzaamheden van een chirurgijn-barbier : peerken de ridder kwaet been : 2 g.; wed. Hendrick van den Broeck gelevert voor de loop : 2 g.; aen Plorens over een en bevroeren teen : 1 - 4 ; denselven van een quetsuer : 2 - 8 ; peerken van den bosch over den loop : 1 - 4 ; selven over eenen quadem vinger : - ; aen een grote cure gedaen aen het been van Hendrick Ingels : 16. Dezelfde « Vandereist chirurgijn van Alsenberch » ontving «van die van Rode 4 gulden om traneen (Franse soldaten) te cureren». Zijn vrouw overleed op 19.12.1694 en werd ook in de kerk begraven. Op 16.3.1682 stippen we het overlij den aan van « .Magdalena Vander Eist uxor Fr.. Vander Elst tonsoris et chirurgi in Als. sep. in templo ». Hij zelf overleed op 16.3.1696 en werd in de kerk begraven. Zijn zoon Arnout volgde hem op, doch overleed reeds op 21.5.1711 «obiit Arno.Idus van der Eist rnaritus Cath. Schappeloons Chirurgus sep. in ecclesia ». Toen was et echter nog een tweede heelmeester nl. jan van Daele, 35 jaar oud in 1705. Dat jaar was de genaamde Hendrik Boone ten huize van de weduwe Bertel Hasey pachteresse te Rode » geslagen geworden door Oeeraerd Leskens; die later voortvluchtig bleek te zijn. Het was een verschrikkelijk gevecht. Vandaele en Broeder Francis van Grasdorf, van het klooster van Zevenborren, verzorgden het slachtoffer. Daarover maakten ze samen een verslag over onderzoek op : «Over weleken kolfslagen den voornoemden Hendrick Boone 215
is genootsaeckt geweest van te moeten onderstaen de trapaene, ~oodelijck gequetst sijnde, in conformiteit van d'ordonnantie van de chirurgijn francis van Graesdorf broeder v~n Sevenborre ende meester Jan van Daelen gelijck blijck't biJ hunne medegaande declaratie... ende naer sijne doodt het hooft geopend hebben waer in de quetsure was gedaan en de het cranium geopent met een saghe om te beter konnen de~_Iaratie gheven der waerheyt soo hebben zij bevonden dnJ fragmenten ofte splinten die door het gewelt van den slach door de membrane geslaegen waren ... » .. Daa:~a krijgen _we « Me_ester Jan George Exel, Chirurgt]n »: HtJ woonde tn 1726 m een van de kapelaanshuizen (A.P.). ~aar was het nu dat de man niet oppaste of wel d~t z~Jn mkomsten schaars waren, hij had schulden en stond vier Ja~r ten achter met zijn huishuur, zodat in 1733 ztjn ganse mboedel, meubelen, kleren enz. << den geheelen chirurzeynswinckel met alle de cassen en fleskens met de medecament~n ... een _coffer met cruyden... alle de papieren heeldekens m den wmckel » werden verkocht en hij uit de gemeente verhuisde ». Zijn op-yolge:. J. B. Morne onderging hetzelfde lot. In 1759 verhet hiJ het dorp, schulden, waaronder een belasting van 1 gulden 1 st., achterlatend. Op deze volgde J.B. de Peer uit de parochie van St Pieters te Leuven. Hij huwde in 1763 Maria-Catharina dochter van van den Elsken, meier van Alsemberg. Èen' j~~r nadien reeds ontvi.~I zij hem op de 'leeftijd van 26 jaar b1J de geboorte van ztJn zoon Carolus. Zij werd begraven « 1!1 latere ecclesia a parte meridionali, prope sacellam Ste Ehsabethae ». Later hertrouwde hij met Barbara Hauwaert van Alsemberg. In de eerste helft yan de 19d~ .eeuw was alhier geneesheer Gaspar van Tilborgh « offtcier van gezondheid ». In 1832 bewoonde hij het huis naast het kostershuis. Wat de vroedvrouwen betreft, vonden we er slechts één vermeld, nl. Maria Loox, die envelwel niet geëed was zoals vereist was (C.T. Gesch. van Dworp, bi. 367). I~ I 659 was er geen, maar er woonde een te Rode (A. A.). In 1814-15 waren er twee vroedvrouvven, E1isabeth van Keerberghen en Elisabeth van der Helpen.
Sanatorium Brugmaon In 1900 werd het door de Kommissie van Openbare Onderstand van de stad Brussel ten behoeve ''an de teringliiders van de stad opgericht op een grond van 7 ha., f;!eIegateerd door een filantroop, Georges :Brugmann, die daar bij nog voor 275.000 F in de uitgaven tussenkwam. 216
HOOFDSTUK X.
VROEGERE OORLOOSFEITEN Voor zover bekend is, zijn er in onze gemeente nooit oorlogsverrichtingen geweest, maar voortdurend trokken er legers door en veroorzaakten schromelijk veel last en schade. De doortocht van een leger was vaak een ware ramp. Dikwijls genoeg verwoestten de soldaten voor ·hun plezier, stalden paarden in de woonkamers, doodden de dieren van het neerhof, wierpen bedden, tafels en stoelen in het vuur of namen alles mee wat. niet te heet of te zwaar was. De soldaat, zei eens een Frans generaal, moet toch wat kunnen verpozen van de gevaren en vermoeienissen. Wanneer de soldaten vermoedden dat de boeren wat geld hadden, martelden zij hen om de schuilplaatsen ervan te kennen. Men hing de enen boven een strovuur, bij anderen legde men een touw om de kop, waarna men met een stok wrong tot het· bloed uit neus, mond en oren sprong. Bij anderen nog plette men de duimen onder de haan der pisto.Ien, of wel verbrandde men hun voetzolen. « De duivel hale hem, zegt een soldaat uit die tijd, hem die de boer niet meedogenloos vermoordt, hem die in de oorlog niets anders zoekt dan eigen profijt» (A. Malot, Les Temps modernes). Die soldaten waren huurlingen, avonturiers en hoe geduchter ze werden, des te meer werden ze verafschuwd. Vooral de Vlamingen, die zich aan nijverheid en landbouw wijdden en een zeer grote afkeer voor het krijgsleven koesterden, verfoeiden die soldaten, die er zich op roemden, soldaten van beroep te zijn (Pir. III, bl. 352). Het waren huurlingen van beroep, die geen andere gedacht of belang hadden en voor wie oorlog een ambacht was en vrede werkloosheid. Onder die Franse legers vond men Duitsers, Zwitsers, Italianen, Schotten, Ieren, Belgen en zelfs Polen (Baiiiy, Richelieu, 1939). De soldaten waren echter de grootste schuldigen niet. Dichters konden zingen van volk en vaderland, voor regeerders en diplomaten wogen de netelige vraagstukken van heerszucht en hovaardij en der ijverzuchtige en wantrouwende staatkunde zwaarder dan de droombeelden van het patriottisme, en alleen dan werd er met een volkswens rekenschap gehouden wanneer geen enkel 217
ander belang er mee in strijd was (Kremer, Honderd Jaar Geschiedenis, bi. 46). De inkwartiering van troepen, het opeisen van veldvruchten, vee enz. waren een echte plaag en het plunderen ~n branden brachten een << miserabeien tijt ende benauwtheyt m dese Nederlanden », schrijft schepen Rombouts in 1646 (SJ· 9170). Omdat Alsemberg zijn oorlogsbelasting niet intiJds had betaald, werden de paarden in beslaa o·enomen en moest te Brussel in de « herberge gen. het bWout aen het Steenpoort » een zware boete betaald worden. Gedurende de 2de helft der 17 de eeuw was ons land het t?'neel van herh~alde oorlo&~n gevoerd door de hoogmoedtge Franse konmg, LocteWIJk XIV. Voortdurend is er i~. de dorpsrekeningen sprake van « troublen des tijts, penJckelen der weghen ende armoede der buytenluyden » ( 1668). W, e h~?ben daarover enkele feitjes opgetekend die ons meer m biJzonderheden de kwellingen aantonen waaronder onze voorzaten te lijden hadden. De eerste zorg wanneer ze soldaten te huisvesten kregen was natuurlijk ze zo spoedig mogelijk kwijt te raken. Desnoods kocht men ze uit opdat ze verder zouden trekken. In 1619 ( G. 8397) ~erd een bedrag van 6 Rg. 15 st. gegeven << aen den heutenant van zekere compagnie soldaten die ordre hadden t'Alsenberg te moeten logeren, ten eynde sij souden vertreeken »... In 1632 werden 3 Rg. 8 st. uitgegeven « aen d'uytcoopen van ruyters en 3 Rg. « aen d'heeren van Maestricht », waarnaar van hieruit soldaten vervoerd werden. Met geld en geschenken was er steeds wat te bekomen en onze Alsembergenaren maakten daarvan een ruim gebruik. In 1636 is er sprake van « sekere haver die aen sekeren vrient dienst gedaen hebbende voer de gemeynte is wech geschonken » ( 0. 8397). In 1642 waren veel soldaten alhier en ook te Linkebeek gelegerd. Er werd weer van alles o~geëist. Die van Alsemberg betaalden 3 Rg. aan de kapit~Jn « om dat~e geen peerden en souden medegaen ». Bij dte gelegenheid tapten ze ook veel potten bier voor de soldaten ... In 1648 ( G. 8402) werden weer veel « penninghen getelt voor het uytcoopen van een compagnie die moeste logeren »... In 1676 werd een schepen naar Beersel gezonden om aldaar een « present » af te halen en samen met Jan de Fever van Rode naar Halle te dragen. De persoon die het moest ontvangen was er echter niet en zo moesten ze bij de pastoor van Eizingen (Buizingen) vernachten ( 0. 8380). In 1745 tijdens het beleg van Brussel, betaalde het dorp 3 g. 3 st. aan Jan Mensheeren voor «acht kieckens die vereert zijn gewc>rden aen eenen Fransehen generael en~e daervoerep dese prochie heeft genoten eenige moderatie van Jevennghen »... Datzelfde jaar werden 2 dukaten 218
in handen gestopt· van de sekretaris van commissaris Poulletier. Aan ·de sergèant << gecommîteert tot het meten van de miliciens » werd een halve kroon << in handen gesteken »... Daar zullen er wel geweest zijn zoals in het later lotelingenliedje « en voor piot is hij te klein »... Schepen van den Bossche trakteerde een officier met een fles wijn, 2 scheuten Franse brandewijn (0. 8586). Er. bestonden echter ook zgn. « sauvegardebrieven », om bespaard te blijven van oorlogs~resta~i.es ~f plundering. Het was een middeltje dat echter met altiJd htelp, want de soldaten of wel die van de andere « partij » kwamen toch. Het was ook een zeer duur middeltje, en betaalde men niet dadelijk, dan werden gijzelaars genomen. In 1745 vertrok schepen Francis Platteau te paard « om da,er .m~de te rijden naar 't Fransch leger t.ot het lossen van Gwlham van den Bossche schepen die gehostageert was voor sauvegardebrieven die op de parochie gepretendeert werden ». Men weet dat in de vroegere legers de soldaten hun vrouwen en kinderen meevoerden, zoals dit in onze tijd met de soldaten in onze Kongo nog geschiedt. In 1632 werden « de soldatenvrouwen van Ruysbroeck tot Vilvoerden gevuert » ... Op 1.6.1647 beval de hoogmeier de opzending van 41 Rg. « in den Wolf te Brussel ~m te betael~n die oude ende geëstropieerde soldaeten mttsgaeders dte vrouwen ende kinderen van de compagnie van Don Louys de Benavidez » ... Ook in 1648 is er een post voor de « bagagien, siecken ende geëstropieerde soldaten, vrouwen ende kinderen ». Omstreeks 1630 moet de koningin van Frankrijk hier doorgetrokken zijn : « Item betaelt aen Jacques van der Eycken van verteerde costen tsijnen huysen voer d'roaeeken van den wech in de compste van de coningin van Franckreyck »... Dit zal de echtgenote van Loctewijk XIII ( 16 ~ o.1643) geweest zijn, tenzij het zijn moeder, Maria de Medtct, <remalin van Hendrik IV, was die feitelijk regeerde ({)1573 1642). In 1648 waren het uitgaven voor de betaling van << knechten ende peerden van den treyn van sijne hoochheyt gecommen uyt Duytslant » ... (G. 8402). Dikwijls O()k moesten inwoners mee optrekken om voor de legers te werken. Jan Speeckaert, Jan de Mol en Jakob Doose en Frans de Schepere vverkten op de forten van Willebroek. De inval der Fransen kwam steeds uit dezelfde hoek. Eerst namen ze Binche in en vandaar rukten ze op in de richting van Nijvel. De verdediging tegen die invallen \Vas opgedragen aan Jacques Pastur, uît Waterloo, bijgenaamd Jaco, naar wie het Fort Jaco te Ukkel geheten wordt. Een dergelijk fort bestond ook tussen de hoeve van der Erven, van Graaf de Jonghe d*Ardoye, en Terkluizen. Er
t
21n
blijft geen spoor van over, maar het is zo goed als zeker dat het gelegen was op een grondverhevenheid die men er ziet. Het fort staat opgetekend op een kaart (zie ook Gesch. van Rode). In 1643, 30 mei, hadden de Fransen Binche ingenomen en rukten met een groot leger tot Nijvel op. Ze konden deze stad echter niet innemen. Er was zulke schrik over het volk gekomen omdat het Spaanse leger uiteengeslagen was (over alle verstroyt) nadat ze de slag tegen de Fransen verloren hadden dat « eenighelijck sijnen huysraet best dat hij cost overal tot aen de poerte van Brussel gevluchte hadde ». In 1650 werd « n1et groot verlies van volck, ende schaede van 't lant Arras van de Fransoysen ontsedt sijnde de Fransehen opnieuw Binche ingenomen en tot Nijvel geraeckt, zodat er een grote panische schrik onder het volk ontstond « principaelijck ten platten lande » niet alleen de Fransen vrezende, maar ook veel rovers die het land afliepen en overal plunderden. Het jaar daarop moest om dezelfde reden gevlucht worden, evenals in 1669 «om deselve oorsaecke ». Was Binche dan ingenomen, dan brachten de inwoners hun huisraad en alles wat enige waarde had in de kerk en hun vee op het kerkhof in_veiligheid. (Zie Gesch. van Dworp, bi. 140, 377). Niet steeds hielp dit. << Toen de Fransche furie op 17 Januari 1683, feestdag van . de H. Antonius, alhier vijf huizen afbrandden, vo.orts alles plunderden eh de kerk openbraken « daer uythalende alle tgene de gemijnte daer hadde gevlucht» (A.P.). In 1690 plunderden dicht bij Halle gelegerde Brandenburgse troepen alhier de graanvelden en schuren en haalden ze het vee van het kerkhof weg. In 1684 werden hier weer huizen afgebrand, o.m. dat van Elooi de Buysscher, dat deze aan de kerk « transporteerde» nadat het op 17.1.1684 « afgebrandt geworden ende de kercke geplundert sijnde door de Fransehen ». Dat goed bestond uit een « hofstede ende coolhove ... rechtover de cure... paelende west en noord de nieuwe casseye oost eertijts de drij Coninghen, daernaer den Hert, naerdien den Elijek ende nu wederom den Hert... zuid tegen den Horen... tegen een cijns van 9 silveren penninghen geheeten stuyvers... in 1499 uitgegeven door de gezworen erflaten der proosdije van de Kapellekerk te Brussel, achtereenvolgens aan Willem Vredericx, Jan Oeerts~ Jakob van Lo, Adriaan Mommaert, Elooi de ll3uysschere, Francen de Berghe en Karel de Haes. Op deze hofstede. was ook een rente bezet van 3 gulden... voor wijlen Gillis VI auters ende Catharina Peeters geweesde eygenaers ». Waartoe de penningen daartoe aan haar gegeven werden door Katarina W àuters om daarmee te doèn de solemnele mis op de 25ste zaterdag na Pinksteren tot lafenis van haar ziel en die
van haar naaste vrienden ter ere van O.L.V. Er diende betaald : aan de kerk voor haar sleet, 18 st.; aan de pastoor 18 st.; aan de diaken 6 st.; aan de subdiaken 3 st.; aan de koster 8 1/2 st.; aan 3 zangers elk 3 st. Het goed was ook nog belast met 3 bijzondere jaargetijden van een gelezen mis elk jaar op 12 mei voor Oudula van Nieuwenhuysen en op 2de kermisdag voor Elooi de Buysseher vn een op 17 september voor Hendrik Wauters. Een van de andere afgebrande huizen lag met een hofje... van 25 roeden... aan de Oude Postweg en aan Ouilliam van den Bosch, ten zuiden aan de hofstede den Hert en werd aan de kerk overgelaten door_ Oovaerdt Claes sone Mathei, die het in 1549 uitgegeven had aan Huybrecht de Verwere en Maria Wets. Men weet dat er vroeger geen vaste legers waren. Als er oorlog kwam werden soldaten tegen soldij geworven. Gedwongen soldatendienst is er pas onder Na poleon gekomen. In 1946 kwam vanwege Z.M. « ordren te laeten slaen de trommel den capiteyn van der Noot het heel district door de meyerije van Rode om een compagnie te werven » met verzoek geen beletsel te doen en bijstand te verlenen. Daniel de Stricker werd betaald « voor twee tonnen bier aen de soldaten recruten, mitsgader broot en andere costen van gelevert stroy en van een camer en keueken tot hunnen dienst». (G. 8402). Voortdurend viel er van alles en nog wat te leveren. Joos Michiels werd betaald << ter saecken van verteerde gelagen als men de waegens bestaeydde en de soldaten (0. 8397). In 1679 werd betaald aan Jan de Becker, Jan Crocket de oude «over twee peerden gelevert tot het wechvoeren van de soldaeten van Uede naar Waver» ... en voor een voiagie naer Berghe ten tijdt van dreye daeghen ende drije nachten int vervoeren van dragonders met eene kerre ende twee peerden... een kerre mutsaert gelevert aen den quartiermeester ». In 1647 (0. 9754) moesten «mannen en wapens monteren, een derde paert er van sturen, wel voorzien van vivers, naar Leuven en Waver onder geleyde van een conducteur». Herbergier Hendrik Ingels « heeft gecort van dat hij gegeven heeft totten beschinck van ducq de Lorrainen ». Jan de Hase voor het « vueren van een kerre spanjolen van St. Jansberch (Waterloo) voor den quartiermeester ». Herbergier Louys Houwaert \Verd in 1672 betaald « over 3 soldaten van Braine Casteel gehouden te hebben ». In 1676 « Peeter Lannoy over voyagien gelevert broodt, potten brandewijn » enz. Op 12.11.1677 « gelevert door Lieven Cicrens aen eene Fransche partije twee pondt boter en 3 herte kaesen », waarin we dus vaststellen dat de « ettekees » hier toen reeds bekend \Vas. Jan de Becker 221
220
« soo over voorschoten geldt verledt van afgespande peerden en de geleverde waren soo aen Spaensche als aen Fransche partijen »... Wanneer e~~ een bepaald aantal wagens moest geleverd worden, werd geloten wie ze moest leveren. Dit gebeurde in een herberg : « Item betaelt aen Peeter Berckmans voer gelach tsijnen huyse ... verteert bij de gemeyntenaers ten tijde van de lotinge der waegens ». De dorpen moesten soms ook zgn. keurlingen leveren. In 1655 was het ten dienste van S.M. « als wanneer sij hebben gewerckt aen de fortificatien der stadt van Brues:sele ». Uit sommige teksten blijkt dat aangewezen keurlingen zich konden laten vervangen : « Jacques de Munter als ceurlinck geweest sijnde in de naem van Jan de Nayer ... Daniel Claes als ceurlinck in den naem van sijn vader Gillis Cl a es »... ( 0. 8379). Omstreeks 1705 had het dorp waarschijnlijk betaalde keurlingen aangesteld in plaats van eigen volk. Zo werd toen geld gezonden aan een Hugh Dilion in een kamp tussen Brugge en « Dam en » (Damme). Een andere huurling, John Lowe en elders Johan Loewe, Iaat schrijven dat hij verwonderd is « dat gij mij zoo komt uyt te stellen met achter te Iaeten u1. woort naer de mael ick dien persoon gesonden hebbe met volle last en gij hem komt te beloeven dat hij waghten soude en niet naer hem hebt om gesien ... soo scrive ick nogh eens met deze vrouwen o.ft gij mijn geit wilt sinden ofte niet en haer moite sult betaelen ick haer sinde met het teeken van mijn eygen bant en so niet mijn antwoort wilt scriven oft ick hetselve zal koemen haelen en meer schaede sult verwachten ». Getekend « Soldaet Johan Loewe ». Alsemberg zond dan 4 patacons ... ( 0. 8386). Processen bleven bij dat a]] es niet achterwege. Pauwel Ophalvens daagde in 1637 Frans Hannaert inzake 4 Rg. en 16 st., die hij de gedaagde had geleend om aan de « tamhourijn van de Hoilanders te geven voor het leveren van sijn rantsoen » ... In 1689 richtten pastoors, schepenen en bedezetters een brief aan de koning om te zeggen dat ze de Franse oorlogsbelastingen niet kunnen betalen en waarvoor verscheidene ingezetenen worden « gevangen » en weggehaald en waarvan er nog een gevangen zit binnen de stad << Maheuse ». Ze vragen om een lening van 800 g. te mogen aangaan. In 1707 moest Francis van Rossum op bevel van de hoogmeier « de canonhallen, poeder als andersints uyt het belech van Hapt (Aat) naar Oudenaarde vervoeren. In het weerkeren werden de paarden echter « soodanigh gepre ... scrt »... dat een ervan « op den wech is gekreveert geweest» ... In het archief van de abdij van Vorst bestaat een << cronicke van desen clooster... tsdert den jaere 1652 » waaruit hierna een en ander opgenomen is. Eerst vertelt de schrijver
222
ervan over de verschrikkelijke harde winter en zomer van het jaar 1682, waarna hij voortgaat : « Ende in alle dese misere, soo van den voergaenden haerten Winter, als in dese onuytspreckelijcke droogte, wierden wij noch getyranniseert van de Fransche ende HoiJantsche legers. Want op den 16 juni 1684, waren de Fransehen gecommen tot Asch van Doornijk met 5.000 peerden, savents ten 5 ueren, ende ... hebben daer beginnen branden tot Eisen, in de Diesdelle ende naer Dworp, Linckebeeck, Roo, Alsenberch etc. ende hebben daer oock op den 18 veel huysen gebrandt » ... den 14den Junii wederom tusschen Geersberge ende Lessen, de selve plaets van 't jaer te vooren, ende dat met omtrent 30.000 man, als wanneer si.i wederom verjaeght innaemen al1e de weyden lanckx de Sinne, van Halle tot Vorst >>. In 1689 kwamen de Fransen met 24.000 man ... «ende beginnen soo te executeren het heel Wals Brabant ende uyt te senden over heel tlant rations tot het maecken van magazijnen binnen Philippeville ende Maubeuge van haever, hoy, stroy ende beesten tot subsistantie van hunnen leger, al seffens 't gene de Waelen siende hun vindende buyten staet vante connen voldoen, ende besprongen van soo grooten leger, hebben verlaeten alie hunnen dorpen, end~ sijn eerst gecomme naer sonien bosch. Naer 4 a 5 daegen hebben ons overrompelt soo groote menichte van beesten, dat zij ingenomen hebben op 24 ueren alle de gemeynten van Vorst, Staile, Ruysbroeck ende Drogenbosch ende soo consequentelijek alle de weyden van Tubiese, Halle tot Brussel aen de poort, ende hebben ons afgecapt omtrent de 2.000 jonge olmen, hetselen ende abbeelen ; ... Ende n~er dat sij alhier omtrint een maendt alles opgeeten hadden ende dickwijls alarm ende te vechten was met die van Uccle, Linkebeke, Roo ende omliggende dorpen, die al te saemen quaemen, ende sloegen op de Waelen datter selfs eenige doot bleven veel gequetst sijn ten langen lesten getrocken door Brussel naer Vylvoorden ende Mechelen ... De Franschman die nooyt peys, noch tractaet vast en houdt, maer altijdt souckt uyt de traetaeten van peys selve materie van oorloge »... Op 11.9.1694 « quaemen de Fransche fourageeren op desen canst der Zinne ende plunderden heel het dorp van Vorst, naemen de menschen alle dat sij in huysen vonden, meubelen, veerckens, valven, calveren, huysraet, ende oock alle de dorpen van Ucle, Carloo, Drogenbosch, Linckebeke, Dworp, Roo, Alsenberch werden gedesoleert ». Meer dan nu, vermits er oudtijds weinig huizen in een dorp waren die enig komfort boden, werden de hogere officieren op de pastorij ingekwartierd. Pastoor Le Corbisier maakte daarover een « specificatie van verschot ende van eetwaeren ten versoecke van de regeerders der prochie van
223
Alsenberch ... gelevert aen differente commandanten soo van de geallieerde als van Fransche trouppen... In den eersten ter requisitie van Francis Platteau boirgemeester ende Peeter Voets bedesetter... ten behoeve van den commandant van een Duytsche partije ... een ducaet. Item op 7.2.1746 ten versoecke ende presentie van Guilliam van den Bosch, bo.rgemeester, Peeter Voets, Joos van de Velde, bedesetters, door Peeter van Rossum... betaelt aen den tnarechal des logis van 't Fransch regiment gecantonneert tot Waetermael... 2 ducaeten ... Item daeghs te vooren aen dito rnareehal met noch eenen anderen officier gelevert omtrent de 2 potten wijn a 14 st. den pot... Item op den 7.2. tsavonts dito marechal getracteert ende gelageert als mede 's noenens, den weleken naer middagh vertraeken is, in sijn plaets comen logeren eenen Iuytenant capiteyn, den setven getracteert als den voorgaenden hebbende aen beyden te saemen boven de moutcosten gelevert 5 potten wijn... ten behoeve van den heere Cursol commandant van een Fransche partije omtrent de 6 potten wijn, met de ijdele hoitaille (ledige fles) diese hebben meegedragen enz. Den 20.5.17 46 alnoch gelevert... aen den commandant ende officiers van een Fransche partije 4 potten wijn, mede 2 hespen tsaemen van 17 pont a 3 st. 2 oorden tpont enz... Den 25.6.1747 ten versuecke van van Obbergen schepene ... ontvangen ten mijnen huyse den commandant en een andere officier van het Fransche leger... deselve 's morgens gefourneert van thĂŠ, suycker ende melck, ende snoenens van eyeren, ende andere specerijen, bier ende eenen pot wijn Âť ...
en van Katarina Crabbe. Hij was 18 jaar oud, 5 voet en 1 1/2 duim groot en had donkerblond haar, blauwe ogen, een scherpe neus en een klein gezicht. De tweede was Wiliem Borremans, geboren te Alsemberg, 18 jaar oud, 5 voet en 1 1/2 duim groot, zoon van Jan en Katarina Mesmaekers. Hij had donkerblond haar, rosse ogen" een rond gezicht, een klein voor}Joofd en een goed gevormde neus ...
Hoe het de mensen alhier te moede was op die zondag van 18.6.1815 toen te Waterloo de bloedigste veldslag uit de geschiedenis is geleverd, die van 's middags tot 9 uur 's avonds duurde, en tijdens welke 27.000 Fransen en 22.000 soldaten van de verbonden legers sneuvelden, verneemt men uit geen enkel archiefstuk. Dat de mensen hier met de dood op het lijf zaten, daaraan moet niet getwijfeld worden. Een feitje dat te Dworp gebeurde zal wel de algemene gevoelens van de streek vertolken. Een Crassaert, die er een linnenblekerij bezat, had al het lijnwaad dat hij voor andere mensen bleekte aan hun eigenaars terugbezorgd en beloofde een kapel te bouwen indien hij van het oorlogsgeweld bespaard bleef. Dit is de ware oorsprong van de grote kapel van Wouwerin gen. (Gesch. van Dworp, bi. 172-173). Weinig of geen inwoners of inboorlingen die vroeger als soldaat gediend hebben zijn bekend. In een opgave _var. de Staten van Brabant, opgemaakt ingevolge een konmkIijke verordening van 25.12.1746, vindt men twee natnen : Adriaan de Corte, geboren te Beugem, zoon van Willem
224
225
HOOFDSTUK XI.
POLITIEKE BEROERINGEN De Brabantse Omwenteling jozef 11 ( 1765-1790) had bij zijn bewindneming een aantal verordeningen uitgevaardigd, die wel goed bedoeld waren, maar te ver gingen. De voornaamste daarvan waren : 1781, Verbod voor de kloosters af te hangen van oversten in het buitenland gevestigd. 1781 : Verbod huwelijksdispensaties te Rome aan te vragen. 1782 : Bevestiging van de bisschoppelijke overheid zelfs over de vrijgestelde kloosters. 1782 : Bevel tot inventarisering der kloostergoederen. 1782 : Bevel aan de pastoors de huwelijken van katolieken en Protestanten zelfs zonder voorafgaande dispensatie in te zegenen. 1783 : Regeling van de huwelijksafroepingen. 1783 : Afschaffing van de kontemplatieve kloosterorden. 1783 : Afschaffing van de eremijten. 1784 : Bepalingen betreffende het begeven van pastorijen en beneficiĂŤn. 1784 : Verbod in de kerken te begraven. 1784 : Juridische stand van de leden der afgeschafte kloosters. 1784 : Het huwelijk als burgerlijk kontrakt beschouwd. 1785 : Verkoping van de goederen der afgeschafte kloosters. 1786 : Verplichting het drukken van sermoenen aan de censuur voor te leggen. 1786 : Afschaffing van de broederschappen. 1786 : Beperking van het recht processies te houden. 1786 : Bepalingen inzake dispensatie betreffende huwelijksafkondigingen. 1786 : Bevel een telling te doen van de kerkelijke goederen. 1786 : Bevel een lijst op te maken van al de kerkelijke beneficiĂŤn. 1786 : Bepaling van de godsdienst der kinderen uit huwelijken tussen katolieken en protestanten. 1786 : Instelling van een wedstrijd voor alle pastoorsbenoemingen. 1786 : Bevel tot opening van een generaal seminarie te Leuven. AJs gevolg van deze en nog andere maatregelen brak in 1789 de Brabantse Omwenteling uit. Welke terugslag dit in onze gemeente had valt niet uit te maken. In de archiefstukken vindt men er niets over vermeld. In onze Geschiedenis van Kapelle-op-den-Bos hebben we er reeds op gewezen, dat er op gemeentehuizen haast
227
geen archief uit die tijd bestaat. Hetzelfde stelden we vast voor Dworp, Alsemberg, St. Genesius-Rode, Beersel, Ruisbroek, Drogenbos, Huizingen, Linkebeek o.m. Zoals in beroerde tijçien steeds het geval is, waren er mensen die er belang .bij hadden. die papieren te doen verdwijnen. Toch werd memancl oott _verontrust zoals dit in onze tijd op gro~e en onbarmhartige schaal werd toegepast. Maar misschten waren de mensen nog zo beschaafd en « humanistisch » niet als thans... ._
De Franse bezetting Op de deerlijke mislukking van de Brabantse omwenteling vo!p;de plotseling de aanrollende Franse bezetting. PlaatseliJke bestuursstukken uit dit tijdperk zijn eveneens haast onbestaande. In elk geval verhuisden de archiefstukken van hier naar daar en moet er zo ook veel verloren geraakt zijn. Op 8.5.1819 werd vastgesteld dat « archief en registers neergelegd zijn in een particulier lokaal van de woning van J.B. Jacquemeyns, meier ». Het was voor de bezetter niet gemakkelijk geweest een gemeentebestuur in te richten, doordat zij die de vereiste bekwaamheid bezaten lang aarzelden om een post te aanvaarden. In de gemeenten met een bevolking van ten hoogste 2.500 inwoners was er een meier, een adjunkt en een municipale raad samengesteld uit tien leden. Deze raad moest om de tien iaar bij de he1ft vernieuwd worden. Als agenten onder de Franse bezetting zijn bekend Sebastiaan van Isterdael, meier in 1808, Sebastiaan van der Velden, Jaak Frans Sterckx, in 1812 « maire », in 1815 Frans de Ha es. Dit waren dus « kollaborateurs ·»... Toch werden ze niet verontrust, wel integendeel. Onze gemeente behoorde in het begin van de Franse tiid tot het kanton Ukkel, samen met St. Gillis, Elsene, \Vatermaal, Linkebeek, Dworp, Huizingen, Beersel en Ruisbroek ; onder Napoleon : samen met Beersel, Bosvoorde, \Vatermaal, Drogenbos, St. Gillis, Rode en Ruisbroek. Later ging ze over naar het kanto.n Elsene en daarna opnieuw naar Ukkel. J\,1en weet dat de kerken toen gesloten werden. Om die reden hadden veel inwoners de gewoonte aangenomen op het kerkhof te vergaderen om er te bidden. Reeds verscheidene malen waren ze door Franse soldaten uiteengedreven geworden. Om niet meer verrast te worden, hadden ze hier en daar buiten het dorp wachten opgesteld om de aankomst van de Fransen in het oog te houden. Dezen verkleedden zich echter als hoeren en konden aldus op een zekere dag het ongewapend volk onverl10eds overvallen en mishandelen. Op het geschreeuw der gekwetsten kwam heel het dorp op de heen en gewapend met rieken en gaffels 228
werden de Franse gendarmen ingesloten en zouden ze er het leven bij ingeschoten hebben, waren de plaatselijke best~lUr<.!ers niet t~ssenbeide gekomen. (A. Verhaegen, La dommatJOn françatse en Belgique, III, bi. 340, Jaar VII). !e ?orclelen naar. een razende brief die Dasso.nville op 4 Fnma1re Jaar VII mt Ukkel schreef, moet het verzet hier geweldig geweest zijn. Hij vroeg de doorzendino- van al de gemeentebestuurders, die met het volk meed;den alle priesters op te sporen en te verbannen, alle kerken e~ kapell~n. te sluiten en af te breken ! (Adm. Cle Dyle, 6035). Ope1smgen waren er natuurlijk ook. Zo leverde Jakobus Cruyskens in 1794 « een vette koybeeste ... aen de Fransche binnen Brussel ». De prijs, 44 gulden, moest de o-emeente natuurlijk vergelden. Franciskus Wijns leverde vo~r 76 0o-. « in 't magazijn te Brussel ». . Onder het motto « Egalité, Liberté, Justice » zond L~unckens, vrederechter, kommissaris van de Franse republiek te Ukkel, « au curé et vicaires de la commune cl' Alsembergh » de v.olgende brief : « Citoyen, l'article 26 de la loy du 19. Fruct1dor dr. et les ordres sévères que je ·viens de recev01r ne permettent pas de vous Iaisser contintter l'exercic~ de vos fonctions d'autant plus qu'il est parvenu aux oretlles du gouvernement que vous voulez les contintter malgré. que ~ette Ioi non obstant queUe n'a pas été publiée: est übhgatotre et que depuis Ie 25 Fructidor vous deviez vous abstenir d'exercer vos fonctions, Jisez bien cette Ioy, et penétr~s vous de son intention et vous ne balancerez pas, ou de fatre votre serment de haine à Ia royauté etc. comme .tout républicain fonctionnaire est obligé de faire, ou vous cesserez vos fonctions, j'envoye à eet effet dans votre commune Ia gendarmerie pour qu'elle surveille vos actions et les réprime si vous faites quelque chose de contraire à Ja Ioy du 19 Fructidor. .. en vous interelisant sous quelque prétexte que ce pu!sse être de faire Je moindre acte de religion sans que au prealable vous n'avez fait votre serment (sic)» (Adm. Cle Dyle, 56a). Al de priesters van het kanton, behalve de pastoor van Elsene, weigerden de eed af te leggen. Bevel werd gegeven al de klokken uit de torens te halen. Lelong, een Waal uit het kanton Jemappes in Henegouwen, was daarmee belast. Uit de brief d.ie hij aan de kommissaris van het Dijie-departement stuurde, blijkt hoe groot het verzet daartegen was. « Le porteur de la présente citoyen est un des ouvriers que j'emploiJe pour I'exécution de J'arrêté du 16 Brumaire concernant la descende des clOches - ils doivent se rendre aujourd'hui en Ia commune d' Alsemberg et Rodes - se sont les 2 communes du canton sur les queJles je erains du trouhle si des ouvriers n'étaient accompagnés de la force armée. je vous invite à vouloir Ie faire partir aussitot pour ne pas différer l'exécution du<fit arrêté (sic)» 22~1
De klokken van Drogenbos, Ukkel, St. Gillis en· Elsene werden weggevoerd. Te Beersel hadden ze de klokkedieven weggejaagd. Deze vroegen om 20 soldaten of 5 gendarmen te sturen. Eindelijk werden de klokken er neergelaten, maar zonder crendarmen was dit niet mogelijk geweest. Te Alsembercr w~rden de klokken 's nachts door de inwoners naar ben~den gehaald. De Fransen meenden dat de plaatselijke overheid daarin medeplichtig was, wat juist was. Slechts één van onze klokken viel in handen van de bezetter en « déposée au chef-lieu (Ukkel) pour le tempte de la Raison et la célébration des fêtes nationales ». Ze werd daar achteraf gestolen. Later werd vorengenoemde Lelong gestraft om een decadi (de republikeinse zondag) te hebben laten werken en geld aangenomen te hebben ... Op 5 februari 1814, te 2 uur in de morgen, vielen vijf kozakken binnen bij Jaak van Keerberghen, pachter. Ze dwongen hem een paard af te staan van wel 500 F waarde en zetten er een afgejakkerd beest er voor in de staL.. Na die overval vertrokken die baardige mannen naar Ntjvel. (L. de Weerdt, E.S.B., 1940, bl. 353). Een van de grievendste maatregelen die onder de Franse bezettincr en vooral onder Napoleon getroffen werden, was de ~onscriptie of gedwongen soldatenlichting, waardoor duizenden jongens tegen wil en dank voor vreemde, hun onbekende belangen op al de slagvelden. ':an Europa in de strijd creworpen werden en waarvan er wemtgen terugkeerden. D~artecren kwam overal een geweldig verzet, dat we kennen ~nder de naam van «Boerenkrijg» (Verhaegen, III, bl. 703). Ook veel cremeentebestuurders deden mee, zodat op 4.3.1798 de « m~tnicipale agenten » van Alsemberg, Drogenbos, Dworp, Rode, Beersel in hun ambt geschorst werden. Op een bevolking van 653 zielen. werd~n o.m. alhier in 1805 31 joncrens tussen 20 en 25 Jaar bmnengeroepen. Er waren er év~nwel maar zes binnengegaan. De overigen waren crevlucht of hielden zich schuil. Overal in de streek werd d~ volgende « \Vaerschouwinghe » aangeplakt : << Alle de jonamans van de requisitie \VOrden geroepen om te gaen z;nder uytstel bij het catholijck leger van de Brabantsche patriote om te strijden voor ons land ende yoor onse reli<Yie tegen de fransche barbaren. De ouders dte hunnen zon~n, dè meesters die hunne knegten zullen wederhouden zullen aenzien worden als verraerders van 't vaderland. Wee die niet en zal komen, wee nog meer die met de fransche wapenen zal opnemen om onsc religie ende ons land ten onderen te brengen. Alle goede christenen worden ~eng.e wakkert tot vasten, bidden en andere werken van penttentie. ende namentlijk hen te \\'agten van zonden om den almngen230
den Oodt te verzoenen ende zijn straffende hand van ons af te keeren op dat hij ons toch wilt verlossen van de fransche tirannen.>>. (Adm. Cle Dyle, 56a). Te Alsemberg, Rode, Dworp en Huizingen werden ook brand- en dreigbrieven gevonden. Luc de W eerdt heeft over de soldatenlichting alhier schrijnende bladzijden geschreven in Eigen Schoon en de Brabander, 1934 tot 1940. Het zou ons echter te ver brengen daarover uit te weiden. Zeer veel bijzonderheden zijn daarover niet bekend wat onze gemeente betreft. Akten van overlijden kwamen jaren na het sneuvelen of sterven of wel helemaal niet toe en overigens werden er blijkbaar alleen zulke stukken opgemaakt voor soldaten die in een gasthuis omkwamen. Over de volgende jongelingen uit ons dorp vonden we een overlijdensakte. Korneet Petouze (Petroons '?), 8ste linie, op 15.3.1809 aan koorts overleden te San Sebastian (Spanje); J.B. van der Velden, 6de voltigeurs, op 15.11.1813 aan koorts overleden in het hospitaal van. Torgau aan de Elbe in Duitsland ; Sebastiaan van Istèrdael, 60ste linie, op 11.9.1811 aan buikloop overleden in het voorlopig hospitaal van Tolosa in Spanje ; Korneel Boon, grenadier bij het 124ste regiment, op 6.10.1813 aan scheurbuik overleden in het hospitaal van Stettin in Duitsland ; J.B. Goossens, 21ste Iinieregiment, 22 jaar oud, op 1.6.1813 aan buikloop overleden in het hospitaal van Aken ; Jan de Nayer, fusilier bij het 33ste linie, op 3.4.1813 aan « Fièvre adynamique » overleden in het hospitaal van Hanau in Duitsland. Deze laatsten waren vermoedelijk soldaten die aan de hel van de Beresina in Rusland ontsnapt waren. Doordat de kerken gesloten waren, moest alles in het ereheim geschieden, ook het dopen « extra ecclesiam ab cir~onstantia miserimis temporis ». Op 20.3.1799 werd hier credoopt « ab calamitatis temporis Joanna Jacoba, dochter ~an Alexander van Campenhout uit Beersel en Maria Katarina de Nayer, uit Halle. Het kind was te Halle geboren. (A.P.). Op 17.2.1804 werd hier ook geboren en gedoopt Ludovicus Felix, z'Oon Jacobus Ludovicus Vialla de Ia Croisade, uit Somières, departement Gard en van Geneviève Beaulieu de Cathoy en Clairmont, departement Puy-du-Döme. De peter en meter waren Ludovicus Vialla en Anna Maria Vialla, wonende te Alsemberg. Te oordelen naar hun handtekening, waren het voorname lieden, wellicht « émigrés ». (A.G.). Krachtens het Konkordaat van 1801 tussen de Paus en Napoleon, werden de kerken heropend op Pinksterdag 6 juni 1802. Napoleon, die een inval in Engeland beraamde, had in 1803 een vloot nodîg van zowat 10.000 roeiers. Overal werden langzagers gevraagd. Te Alsember~ \vas er een zager die dan ook moest optrekken voor de dtenst van het zeewezen. 231
De Hollandse tijd Na de definitieve val van de diktator Napoleon I te Waterloo, werden de Nederlanden herenigd. Deze Staat was bestemd om een zeer welvarende natie te vormen. Het onderwijs in al de graden werd heringericht en tal van nieuwe scholen werden gebouwd. Grote steenwegen werden aangelegd (alhier de Steenweg op Halle) en vaarten O'egraven. Handel en nijverheid ontwikkelden zich en in ko~te tijd kwam het land tot grote bloei. Grieven van godsdienstige, taalkundige, maar vooral van politieke aard maakten dat veelbelovende werk ongedaan. Het waren vooral FransO'ezinde liberal_en en leden van de hogere geestelijkheid, wa~r onder de bisschoppen nog Fransen waren door Napoleon benoemd, die zich niet konden neerleggen bij het verdwijnen van de Franse bezetting en de omwenteling in 1830 verwekten, waardoor Frankrijk een groot gedeelte van zijn ideologische invloed terugwon. Het valt niet te loochenen dat, althans voor België, de vereniging met Holland ekonomisch uitstekend was, welke ook, te dien tijde, de politieke, taalkundige en godsdienstige grieven der Belgen tegen de Ho1landse regering mochten zijn, toch kari niet ontkend worden, dat in 15 jaar tijd België een voorspoed had teruggewonnen die het sedert Keizer Karel niet meer gekend had en waaraan de omwenteling van 1830, het moet wel gezegd worden, een einde maakte. Al onze provincies kenden 15 jaar een wondere voorspoed. (Libre Bel gigue, 17.1 0. 1930). De hereniging, na twintig jaar scheuring, van beide landen was op staathuishoudkundig gebied een echt ideaal... Ook op onderwijsgebied maakte Wi1Iem I zich heel verdienstelijk. Hij stichtte o.m. de Universiteit van Gent en Luik... De omwenteling dagtekent feitelijk niet vanaf de fameuze vertoning van de « Stomme van Portici »... De herrie welke toen los kwam was hoofdzakelijk het werk van wrokkige werklozen die niets beter vroegen dan de fabrieken, waar de gehate weefgetouwen zopas ingevoerd waren, te gaan stukslaan. En bij dit gros van ontevredenen voeO'den zich schuimers en plunderaars. (Prof. L. van der Es:en). De broodzetting had ook kwaad bloed gezet, tna~r wat onze gemeente betreft had ze alhier « geene plaats gegrepen omdat er luttele inwoners zijn die hun brood bij den hakker halen », zoals de gemeentebestuurders schreven. Bij de wet van 8.1.1817 werd de burgerwacht ingericht. Pa$ op 29.4.182.1 werd ze aan de inwoners aangekondigd, wat moest geschteden op het kerkhof, de gewoonlijke plaats van dt: bekendmakingen, met luider $temt en met aanplakbrieven. ' Bij koninklijk hesluit van 3.1.1818 werd de inrichtina • h
232
van de la_nde1ijke besturen geregeld. Volgens artikel 3 van beslUit bestond het plaatselijk bestuur uit een meier, Uit twee schepenen verkozen uit de meest ontwikkelde inw·oners en der grondeigenaars, en uit zes raadsleden. ·Het koJJege n:oest zo dikwijls vergaderen als het nodig was en ten. mmste eens per wee~. De raad tweemaal per jaar. De meter werd door de ko~mg, de schepenen door de gedeputeerd~ staten yoor zes 1aar benoemd en per derde om de twee Jaar vermeuwd. De eerste aanduiding had plaats in 1819. In die tijd moesten de schepenen de volgende eed afleggen : Ik zweer trouw en gehoorzaamheid aan 'de konina. ~~ zweer dat ik d~ be.diening, waartoe ik ben geroepen, m~t IJVer en getrouw1ghetd zal vervu11en, overeenkomstig de Grondwet, de algemene landswetten en hetgene mij bij het Reglement van Bestuur is voorgeschreven, dat ik de vergaderingen getrouwelijk zal bijwonen en voo.rts alles wat in mijn vermogen is tot welzijn der gemeente zal aanwenden, alsmede dat ik, om in mijn ambtsbetrekking iets te doen of te laten, van niemand enige beloften of geschenken aangenomen heb of aannemen zal in enigerlei manieren. Zo waar helpe mij God Almachtig ». Enkele gemeentebestuurders uit die tijd bleven bekend. In 1817 waren J.B. Jacquemeyns burgemeester, J. Meerts, B. van den Plas, schepenen, A. Crassaert Gillis Winderickx die in 1830 Belgisch burgemeester werd en dus onder d~ Hollander gediend had, J. van Keerberghen, G. Everaerts, J.B. Christiaens, Guillaume van Craenenbroeck. In 1825 werd Baron de Roest d' Alkemade burgemeester en bleef dit tot 1830. De raad bestond verder, tot ·1830, uit Judo en F. Meerts, 0. van Tilborgh, geneesheer, F. de Haes, J.B. van Isterdael. De sekretaris was J. Pierret, notaris te Ukkel. De veldwachter, in 1821, J.B. van der Eist, in 1836 overleden. J.B. de Boeck, Sebastiaan de Nayer. De raadszittingen hadden in 1819 plaats elke zaterdag in de voormiddag. Het archief was afgezonderd van dat van de << mairie ... nu zeer zindelijk en gerieflijk afhanO'ende van o de woning van de meier ». d~t
De Belgische Omwenteling Van mondelinge overleveringen van wat er hier ter plaatse zou kunnen gebeurd zijn is er niets overgebleven. Weet ~en ?.ewijs hoe toch alles gauw vergeten geraakt. G~lukktg bhjven er enkele muffe geschriften over, waarvan WIJ het voornaamst~ voor het nageslacht willen vastleggen. Hoe zal het meuws van de beroering te Brussel hier bekend geraakt z~j_n ~n welk~ _indruk maakte het ? Mogelijk heeft een vrachtriJder of retztger te voet of te paard het hier komen vertellen in de Keizer, de Ster of de Zwaan.
233
,, Of de verteller op zijn woord geloofd werd, weten we niet. Het nieuws kan ook met de gazet gekomen zijn. Er bestonden toen te Brussel een paar bladen, « Le Beige » en « Le Courrier des Pays-Bas », maar de Postdienst was toen niet ingericht zoals thans : treinen, telegraaf, telefoon en radio... bestonden niet. In elk geval, veel dagbladlezers zullen er ten onzent niet geweest zijn, vooral omdat de mensen ingevolge de gebrekkige onderwijstoestanden gedurende de laatste jaren en vooral tijdens de Franse bezetting, meestal ongeletterd waren. Dit blijkt duidelijk uit een lijst van 12 personen die als voorzitter en scrutatoren (bijzitters) bij de verkiezingen van 1836 moesten optreden. De burgemeester, die ze voorgesteld had, schreef in een brief : « Ce sont les hommes les plus honorables, quant à l'instruction, ils ne savent que poser leur signature ». Tot in Alsemberg zijn de oproerlingen niet geweest. Buiten een papier- en een korenmolen en een brouwerijtje, was er hier geen nijverheid. Verder dan Vorst en Drogenbos, waar de muitende werkloze wevers van Brussel het vooral op de weverijen en spinnerijen gemunt hadden en er de gehate « stoomtuigen » vernielden, zijn ze niet gekomen. Kreeg de burgemeester officiële kennisgeving van de gebeurtenissen te Brussel ? ,Mogelijk, maar er bestaan redenen om te onderstellen dat die niet veel te Alsemberg vertoefde, vermits het Baron de Roest d'Alkemade was, die· op zijn kasteel te Beersel woonde. De sekretaris was Biot, een notarisklerk te Ukkel; die tevens sekretaris voor Rode en Linkebeek was. Veel meer dan eenmaal per jaar kwam de raad niet bijeen, en het schepenkollege al niet veel meer. Wat er ook van zij, de eerste sporen die we over de omwenteling aantreffen bestaan in een brief op 1.1 0.1830, door Biot geschreven en door E. Sterckx, die intussen burgemeester geworden was, ondertekend, aan de voorlopige gouverneur om te melden dat « dès la nouvelle de la disparution des pouvoirs hollandais en Belgique, les habitants de cette commune s'assembèrent et organisèrent ttne garde de sûreté qui s'est toujours acquittée avec beaucoup de zèle de ses devoirs. Lorsque les hollandais voulaient rétablir par Ja force leur domination divers de ses membres allèrent secourir leurs braves compatriotes de Bruxelles pour I'affranchissement de la Patrie. Ensuite une collecte fut faite. Elle rapporta 148 florins 11 cents, 82 sacs de pommes de terre, 3 sacs d' avoine, la som me a été versée à Bruxelles ou les vivres ont également été fournis. Enfin M. Ie Gouverneur, maigré ces dons, divers de tnes administrés, ont manifesté que si d'autres sacrifices étaient réclamés pour le triomphe complet de la bonne cause~ ils ne seraient pas les derniers de répondre à l'appel... »
234
De omwenteling had echter een toestand in de war gestuurd die in ekonomisch opzicht zeer goed was en beloofde nog beter te zullen worden ( Histoire de la Belgigue contemporaine, T. I, bi. 244). De oogst was daarbij mislukt en daar we nu op ons zelf aangewezen waren, liet de voorlopige regering naar de toestand in de gemeente vernemen. Als bestaande voorraden werd aangegeven : 225 en halve hectoliter tarwe, 37 4 koren, 44 gerst en 266 haver. De Raad voegde daaraan toe dat er noch wintergerst noch spelt was en dat de voorraad voldoende zou geweest zijn ware de oogst niet mislukt. De eventueel te treffen maatregelen, zo voegt hij er bij, zijn die welke volgens de omstandigheden zullen geboden zijn. De overheid had ook naar de toestand gevraagd inzake wapens. Er waren 20 geweren in goede staat, waaronder een karabijn, en 25 geweren in slechte staat en ten slotte een bajonet (die kwam misschien wel van de Slag bij Waterloo, 15 jaar vroeger). Uit de vorenstaande eerste brief zou blijken dat er ook inwoners van Alsen1berg hun « compatriotten » te Brussel gaan helpen zijn. Hebben ze daar heldendaden verricht ? Wij weten het niet. In elk geval komt er geen enkele Alsembergenaar voor op de officiële lijst der doden en gewonden die te Brussel berust. Dit wordt ten andere bevestigd door een brief van de burgemeester dd. 24.12.1830, waarin gemeld wordt dat « aucun des braves qui ont combattus pour conquérir notre indépendance ne se trouve dans Ie cas d'être porté à l'état demandé en date du 7 décembre par la circulaire n° 177 », nl. de lijst der doden en gewonden, met het oog op vergoeding of pensioen. N·ochtans staat er op de lijst van de gekwetsten die in het St. Pietershospitaal van 23.9.1830 tot 1.4.1831 verzorgd werden, een inwoner van onze gemeente op vermeld, nl. Jaak de Ridder, 52 jaar, dagloner, die er van 30 oktober tot 26 november 1830 verbleef. (B.C.R.H., 1930, XCIV, bl. 502). Intussen was de voorlopige regering tot stand gekomen met Regent Surlet de Chokier aan het hoofd. Deze was herkomstig uit Gingelom bij Tienen, waar hij zich rijk gemaakt had met de schapenkweek Hij had zich voorgenomen overal burgerwachten op te richten en ze te bewapenen met pieken (soort van lans). Er wordt gezegd dat hij deze wapens even duur als geweren betaald had en wat erger was, niemand wilde van die pieken weten, zodat Surlet werd uitgelachen en « Ie roi de pique » geheten werd ... Ook te Alsemberg hadden ze die ·wapens geweigerd : «Au Commissaire de district, pour satisfaire à la circulaire de l'vt Ie Gouverneur en date du 27 février dr., n'' 46, j'ai l'ho.nneur de vous informer qu'il est inutile de nous envoyer des piques attendu que nous avnns en cette commune assez de fusîls de chasse et autres instrmnents pour Ie service de
235
garde sédentaire et qu'au surplus Jes habitants ne veuillent (·sic.) pas faire usage des piques. w.g. Sterckx.>> Hoe stond het in het jaar 1831 met de wacht ? Sterckx schrijft : « ... Situation des gardes du 1er ban : 3 sur 26 sont équipés, les autres Ie seront incessamment ; dans ce nombre, i1 s'en trouve 3 qui devront être équipés par Ia commune comme n'ayant pas les moyens.» Enige tijd later werden ze gekleed. Het waren Hendrik de Proost, Daniël Swaelens en Pieter de Tree. In augustus 1831 begon de tiendaagse veldtocht waarin de Beigen te Houthalen en te Leuven door de Hollanders verslagen werden. Waren er inwoners van Alsemberg bij ? In elk geval is daarvan niets bekend. In een brief van 2.3.1832 schrijft de lste assessor (schepen) P. Heymans aan de districtcommissaris, die wellicht gevraagd had hoe het met de burgerwacht stond, het volgende : « De lste ban van de burgerwacht werd gedeeltelijk gewapend, toegerust en in activiteit gesteld. Weinigen onder hen zijn weergekomen met de voorwerpen die ze meegekregen hadden. De meesten hebben ze achtergelaten en anderen hebben ze voor zich zelf gebruikt, vooral de sjako's, waaruit zij het karton uitgetrokken hebben en die ze dagelijks als een gewone klak dragen ... Sedertdien heeft geen enkele wacht zijn toerusting vernieuwd en de gemeente heeft het ook niet voor de behoeftigen gedaan, om reden dat zij reeds al haar middelen besteed had aan de eerste uitrusting en thans zonder middelen is. De wachten werden ook niet geoefend omdat men daartoe bijzondere leermeesters uit Brussel moet laten komen die moeten betaald worden. Wil de Gouverneur toeIagen verlenen, zo besluit Heymans, dan zal hij het nodige doen... Na 1830 heerste er grote ellende in onze streken. In het gemeentearchief uit die jaren vindt men daarover treffende feiten. Die slechte ekonomische toestand werd nog verergerd doo.r besmettelijke ziekten als bv. de cholera, die ettelijke malen opdook. De winter van 1844-45 was ongewoon streng. Het wintergraan werd grotendeels door de vorst vernield en in het voorjaar door aardappelen vervangen. Omstreeks half juli werd vastgesteld dat de aardappelen waren aangetast door een onbekende ziekte ; de vruchten verrotten in de grond. Nog in 1846 moesten 120 personen door het armbestuur onderhouden worden.
23()
HOOFDSTUK XII.
GEMEENTEBESTUUR EN OPENBARE DIENSTEN
IN DE 19de EN 20ste EEUW
Het Gemeentezegel Bij beraadslaging van 9.2.1954 drukte te gemeenteraad de wens uit te worden gemachtigd om aebruik te maken van het 0 zeael waarvan de gem:ente eertijds in het bezit was en dat bestaat uit « een Romaanse kerk met een toren vergezeld van torentjes voorzien van een schietgat op elke verdieping, met in de voet van de toren een poort, Nieuw Oemeentezegel. boven deze laatste een dubbel venster en op de bovenste verdieping een ander venster, eveneens dubbel, de toren en de torentjes voorzien van kegelclaken, dat van. de toren overtopt met een kruis, de gezegde kerk rechts en ltnks begeleid door een ster met zes stt:alen, elke ster ~Joven. a~ht alsems, gesteeld en gebladerd>>. Dtt verzoek werd mgew1Iltgd . bij K.B. van 4.7.1955. Het is niet met zekerheld te zeggen naar welk gebouw de torens verwijzen, die op het zegel voorkomen. Een b~e~d van het herenkasteel is het niet, want buiten het speelhutsJe van de latere heren van Alsemberg en Rode, heeft er 111 deze gemeenten nooit een herenkasteel bestaan ..~r b~staat echter een andere mening die heel wat aannemelijker 1s, nl. de bedoelde beeltenis zou de voorgevel voorstellen van de oude Romaanse Kapellekerk te BrusseL.. We weten dat toen Oodeverd met de Baard in 1134 aan de Kapellekerk het <Yoed te Alsemberg en Hunslo schonk1 Alsemberg nog geen dorp was, maar .. een gehucht van Rode en van Dworp. Door die schenking werd de proost van de Kapellekerk de ci<renlij·ke heer van onze parochie en toen dan een zegel b
237
nodig bleek voor de akten, was het heel natuurlijk dat de proost het beeld van de Kapellekerk gebruikte, zoals een wereldlijk heer in dergelijk geval dat van zijn slot op het zegel zou geplaatst hebben. Anderen menen dat op het zegel de oude Romaanse kerk van Alsemberg voorkomt, wat natuurlijk even mogelijk is, maar zekerheid heeft men over een en ander inmiddels niet. De kleuren der gemeente zijn rood en groen. Het Gemeentehuis
opg~volgd door Xavier Winderickx, zijn dooppeter, kartonfabrtkant Tenbroek A t H ·op · . ' bereboren op ,: 1· 1· 187~3 , zoon· van ugus · IJ nam ontslag in 1936 en overleed op 6.12.1 942, ongehuwd. Daarna komen : Emiel Frans Jozef Dielen Jandb~uwer, van 1.12.1 936 tot 20.9.42 ; Karel Lodewijk d~ Ro~ Dtelen van 12.12.1943 tot 3.9.1944; hij werd aeboren te Letterhoutem 18.2.1891, oudstrij der, oorlo.gsinvalide houder van 8 frontst:epen. en van vier eretekens en ove;leed 0 7.3.1957; f:miel Dtelen van 5.9.1944 tot 21.12.1946 · Jea~ Albert, architekt, sedert 1.4.1 947. '
Zoals we reeds wisten, bestonden er onder het oud regime geen gemeentehuizen op het platteland. De schepenvergaderingen en genechtszittingen werden gehouden in een bijkamer van de ene 'of de andere herberg. Registers en papieren bleven onder berusting van de griffier. Ons eerste eigenlijk gemeentehuis is het gebouw dat nog steeds staat op de hoek van de Hoogstraat, wijk B 101-102. Het werd gebouwd in 1845 op een stuk grond met huis en hof 11 a. 42 ca. groot, dat op verzoek, in 1843, van het bestuur door de kerk daartoe afgestaan werd voor de bouw van een gemeentehuis met klas en huisvesting voor de onderwijzer. In 1855 had aannemer Lebeau er herstellingen aan uitgevoerd. Op dat ogenblik had de Raad 180 F gestemd om J.B. de Winckeleer in de mogelijkheid te stellen naar... Amerika uit te wijken. Daar deze achteraf van de reis afzag, werd voorgesteld die som te laten dienen om de aannemer te betalen ... Het huidig gemeentehuis ligt naast het oude, wat achteraan. Het is de verbouwing van de meisjesschool die er vroeger was. Het werd met oude materialen door toedoen van schepen Kornelis Christin tijdens de oorlog 1914-18 door werklozen opgebouwd. Een houten schot waarmee de nieuwe meisjesschool in twee lokalen gescheiden was, werd er onder meer in verwerkt als muurbeschot.
Schepenen Proost, van den. Plas, 1855; Jan Frans Wouters, J.B. Meerts, 1860 ; Andnes Crassaerts, landbouwer, geboren te Dworp 24.4.1781 (schepen sedert 1827); Paul Heymans, landbouwer, geboren 15.2.1782 ; Korneel Christin ; Jan Van d~r Velden ; jules de Neyer, 1921 ; J.B. \Vets, 1921 ; Em. D1elen, J.IB. Wets, 1933; Jan Van der Velden 1935 t 1939· J.B. de Ne~e:, 1939 ; Pi eter Deleux, 1939 ; jan de Decker: 1943; Zephn·m Theys, 1947; Leo Petroons, 1947.
Burgemeesters Bij besluit van het voorlopig bewind moesten de plaatselijke besturen vernieuwd worden. In die tijd trok de burgemeester als wedde 53 F, de schepenen 26,50 F, de sekretaris 240 F en de gemeente-ontvanger 200 F per jaar. Gillis Sterckx, ongehuwd, 33 jaar oud, was de eerste hur(remeester. Hij overleed echter reeds op 5.7.1832. Hem volgde op J. Heymans (1832-33) en daarna Gillis Winderickx, papierfabrikant, geboren te Dworp 1 Messidor, Ja~: IX. Bij zijn aanstelling als burgemeester in 1833 was htJ 32 jaar oud. Hij bleef de gemeente besturen tot 1855 en werd op<revolgd door zijn zoon August, die bij zijn dood in ts~h vervangen werd door zijn broeder Xavier, kartonfabrikant op Heiden broek. Op zijn beurt werd deze in 1910 238
Gemeentesekretarissen . _De gemeentesekretari.ssen zijn de opvo.lgers van de gnffter~ van het oud regtme. De eerste die we kennen is J~ak Bwt, geboren te Brussel 11.1.1787, klerk bij notaris Pterret te Ukkel,. benoemd in 1825. Hij was ook sekretaris te Rode en te Linkebeek. Daarna is het Lukas Proost tot 1887, opgevolgd door zijn zoon August Proost, die op 1.5.1 926 ontslag nam. De Raad stelde bij die ae]eaenheid vast dat August Proost zijn ambt 39 jaar Iancr hbad bekleed « met de aJlergrootste voldoening ». Na hem:::, kwam Pi eter C~~beels, toen bevelhebber van de Rijkswacht te Linkebeek. HIJ werd ben?.emd on~er vier kandidaten en kreeg de voorkeur omdat hiJ oudstnjder was. Hij bleef aan tot 21.9.1942. De volgende waren : Pieter Loeckx, waarnemend van 23.1 0.1942 tot 31.7.1943 ; Albert Leunens·, vast van 1.8.1943 tot 2.9.1 944 ; Frans Vastiau, waarnemend van 3.9.1 944 tot 30.4.1947 ; Raimond Pieters uit Serskamp, van 1.5.1 947 af.
Politie Over de politie valt er weinig te zeggen. Een paar namen v~n veldwachters : B. Heymans in 1835 ; Pieter Eve:aerts m 1842 ; j .. B. de Pue in 1872 ; jan Frans Hellinckx, l1l 1924 op penstoen gesteld. De huidiae veldwachter is Karel Houben, uit Beersel. o
Postdienst Vóór de aanleg van de spoorweaen werden de brieven natuurlijk met de diligentie of postk<~ts vervoerd. De brieven voor onze streek kwamen toe te Brussel, te Halle of 239
te Waterloo. De meeste mensen lieten ze bij een bekende te Brussel afgeven. Vandaar werden ze bij de ene of de andere gelegenheid overgebracht. Waarschijntijk was er wel elke week iemand die koopwaren of boodschappen te Brussel bestelde of afhaalde, of boeren die geregeld naar de markt gingen of reden. Zo luidde bijvoorbeeld het adre~ van een brief die in 1835 aan pastoor van Hoylant gencht was : « Mijnheer van Hoylant bij M. Fr. Fremau, horlogiemaker op de Pensmerkt, Brussel >>. In de jaren vóór 1873 toen de spoorweg Brussel-Luttre aangelegd werd, was Alsemberg bediend door Waterloo, waar de postkoets stopte. Na de aanleg van de spoorweg werd de postdienst voor Rode en Alsemberg naar het station van Rode overgebracht. De brievenbesteller van Waterloo, Pijkke Simon, die Rode en Alsemberg bediende, kwam na~: het nieuwe kantoor over. Op een vroege morgen, toen hiJ de brieven ging afhalen, werd hij, men weet niet hoe, door de trein vermorzeld. In 1900 werd te Alsemberg in de Dreef een zgn. overdraagkantoor opgericht, nl. een kantoor dat door een brievenbesteller bediend wordt. Het hing af van de ontvangerij van Ukkel. De houder ervan was F. Draegers, zoon van de brigadier-veldwachter van Rode. In 1906 werd het evenwel opgeheven en het postkanton opnieuw met Rode verenigd, toen het postkantoor van het station naar de Dorpstraat te Rode overgebracht werd.
De autobuslijn Ukkel-Alsemberg met splitsing alhier naar Rode, Eigenbrakel en Halle, is een bijna volmaakte oplossing voor het personenverkeer uit Alsemberg, terwijl de zware vrachtauto voor het goederenvervoer zorgt. De eerste vraag om aanleg van een autobusdienst werd ingediend door dhr. Ramlot in 1928. Later werd de lijn overgenomen door de buurtspoorwegen. In 1936 vroegen deze de verlenging, voor 10 jaar, van de busdienst tot EigenbrakeL
Gemeenschappelijke vervoermiddelen In 1894 is er sprake van geweest een spoorlijn tussen Watermaal en Hai1e, over Rode, Alsemberg en Dworp, aan te leggen. De gemeenteraad gaf een gunstig advies. Waarom er niets van in huis kwam, is niet bekend. Wat een tramverbinding betreft, vroeg de ger11eenteraad in 1902 een tram naar Halle en naar EigenbrakeL Reeds in 1904 werd met een ontwerp uitgepakt. Aan de vooravond van de eerste oorlog werd tot de aanleg besloten van een stoomtram .Middelhut, station Rode, onderdoor de brug te Hoftenberg, langs de jongensschool, het kerkhof van Rode, het Winderickxplein, \vaar een station met stelplaats moest komen en waar de lijn splitste naar Eigenbrakel, en naar Dworp do.orheen de vallei van de Molenbeek, ten behoeve vooral van de talrijke karton- en papierfabrieken, graanmolens en hrouwerijen aldaar. De oorlog heeft de uitvoering ervan belet en inmiddels -vverd heel het ontwerp opgegeven. Na de oorlog zou men de elektrische tram van het station te Rode naar Alsetnherg en verder doorleggen onderdoor de spoorweghrug aan het oude Hof te Krechtenhroek te Rode. Ook van dit ontwerp is niets terecht gekomen, doordat intussen de technisch verbeterde autobus en vrachtauto een vlottere en zuiniger oplossing bracht.
240
Zittenq. van links naar rechts: ].F. Albert Vanden Broeck, gelwren te Bazel 30-8-l!JOO. raadslid sedert 27-1-l!J47. sc/zepen 31-I-1!14!J; lean Alberf. geboren ft' Al:.:;emfJt.•rg 19-1-I!Jl2, raad:-did 27-1-l!J47, hurgemeester 1-4-l!ÛJ7; Frans H'ets. geboren ie Alsemberg 22-3-1908, raadslid 30-5-1!13!1. sclwpen 5-1-1!15!1; Ralmond Pi eters, geboren te Serskamp 20-10-1!115. sekretaris ,..,·edert 1-5-1!147. Staande 1'!111 links twar recht,.:: : jan justaert, gebornz ft' i\lsemberg 12-!1-1!114. raadslid 1-1-1!15!1 ,· I.B. Kiewis Fmztnitte. geboren te IJuizingnz 20-H-IR!JI. rcuui:·;lid 1-1-1!15!1: .fan Killens, ·geboren te Alsemberg B-H-1U03. raadslid 1-1-1!15!1; Simon Bergmans. gt•boren te Alsnnlwrg 11-2-1888, raadslid l't11l 31-/-1!14!1 tot Sl-12-1!152 en l'tlfl 2l1-3-l!J57 tof op ht.'detz: Kard Semifl('kX. J!t'boren te AlsNubt·r~ JIJ-:J.JY/1, nmdslid li~l-l!f53: Aim,; nedo/Jbt•h·cr. ge:~aren ft• Halle !J-J-101!1, racub>lid 1-1·1!15!1. ...
241
HOOFDSTUK XIII.
DE WERELDOORLOGEN 1914-1918
De eerste Duitse soldaten kwamen· hier binnen op 10 mei 1915 te 16 uur. Buiten de zware bevoorradingsmoeilijkheden, verliep de oorlog voor onze gemeente eerder rustig. Op de 49 binnengeroepen militairen, vielen er vijf op het veld van eer, nl. Eugeen Bergmans, rijkswachter, t Lampernisse, 22.9.1915; Jozef de Neyer, t De Panne, 17.9.1915; J.B. van den Bosch, t Ijzer, 21-26.10.1914; Frans van den Plas, t Budingen, 18.8.1 914 ; jozef Wielemans, t Nieuw·poort, 29.9.1918; J.B. Wouters, t Schipdonk, 24.10.1918. ·Te hunner gedachtenis werd aan de noordkant van de kerk in 1922 een gedenkteken opgericht. Het gebronsde gedreven koperwerk is van de hand van Holemans uit Brussel, volgens een tekening van Herman Lemaire. Het verbeeldt een knielende engel, die eerbiedig een IJzerlisstengel op de gesneuvelde neerlegt en naar de Hemel wijst, waar zijn heldhaftige dood alJeen een gepaste beloning kan verwerven. De leeuw op het voetstuk waakt over de grafstede van hen die stierven voor vrijheid en recht. Bij gelegenheid van de onthulling ervan stonden de volgende opschriften in de overdekte speelplaats van de school in de Schoolstraat te lezen : Hoog de vlaggen, hoog de harten, Opgestaan uit nood en smarten. België trouwloos aang~rand, Blijft ons vrije vaderland. Laat de klokken vrolijk schallen, Stort uw ziel in zangen uit, Onze broeders zijn gevallen) Maar ons erf is niemands buit. Eer zij de helden die stierven voor 't land. Diep in ons ziel staat hun voorbeeld geplant. De volgende oudstrijders ontsprongen de dans :. Frans jaak Balieu, jules Balieu, j.B. Bergmans1 Frans
Algoet~
243
Blijkers, Frans Capittel, Domien de Genst, Frans de Oreef, Frans de Kegel, Pieter de Munter, Sebastiaan de Munter, Laureis de Prins, Frans de Ridder, Louis Oeeraerts, ]aak Oodeau, Pieter Hannaert, Frans Haverals, Jan Frans Hellinckx, Miehiel Killens, Ferdinand Lanssiers, Frans Laurent, Judo Leemans, Liekendael, Louis Linkens, jules Pays, Jeroom Petroons, Jozef Petroons, · Victor Philips, Albert Queroles, WiiJem Raes, Pieter Raes, Laureis Smulders, August Swaelens, Frans Swaelens, J.B. Swaelens, J.B. Swalens, FraQs Tisseghem, Daniël van Cutsem, Willem van den Bosch, Désiré van der Meylen, J.B. van .Melkebeke, André van Sint Jan, judo Verheven, Filip Weets, Jaak Wets, J.B. Wets, Judo Wets, Eugeen Wijns, juliaan Wybert. Op zondag 26.10.1919 werd een « Huldebetoon aan de oudstrijders en aan de nagedachtenis van de gesneuvelde helden » gebracht. Die huldé bestond uit : te 9,15 u. aan het gemeentehuis, vertrek van de stoet samengesteld als volgt : Maagdengroep met rouwkransen, oudstrijders,, ge.. meenteaverheid ; te 9,30 u. plechtige rouwdienst voor de gesneuvelden, met gelegenheidssermoen door E.H . Brabants,, legeraalmoezenier, en smeekgebed door de kinderen : · Aanhoor, 0 Heer, aanhoor de smeekgebeden, Die wenen uit ons diep bewogen hart, Schenk rust en vree den dappren overleden, En heu] en troost aan d'ouders in hun smart, Wil rond uw troon blij allen hen vergaren, In. glanzend licht en badend in uw gloor ! Versier' hun hoofd de kroon der martelaren En klink' hun lof in in 't eeuwig hemelkoor !
Te 1 uur werd de vaderlandse stoet gevormd aan de herbera « De Groene Jager » op de Armendries, bij Filip Schou~kens. Fanfare Laurier-Chêne, schoolkinderen, jonge soldaten, verminkten, oudstrijders, overheid, soldatenbond, volk. Te 2 u., ontvangst in de speelzaal van de jongensschool ; welkomgroet door de burgemeester, feestrede door een Jid van het Comité, aanbieding van de erewijn en overhandiging van de herinneringsgeschenken ; te 3 1.1. uitvoering op de o-rote kerktrappen va'n vaderlandse liederen door een uemengd koor en begeleiding door de fanfare, van Brahançonne, Vredezang, Naar Wijd en Zijd. Die Vredezang was het gedicht van K.L. Ledeganek op muziek van P .L. Backx, ondenvijzer te Brussel, die toen muziekmeester was van de Fanfare. Te 4 u. concert door de Kon. Fanfare Laurier-Chênc : Alsemberg in fee~ü ; Nationaal Lied der Bondtrennten ; 1 S avonds was er een fakkeloptocht en een h danspartij.
244
Oudstrijdersbonden
.. Na . ~e. eerste wereldoorlog werd door toedoen van Vtctor Phthps en Albert Queroles, onder het erevoorzittersc.hap v~n Generaal qraaf André de Jonghe d' Ardoye, vle~gelad]udant van Komng Albert, in de Zwaan een oudstrijdersbond opge~i.cht, die in 1924 opgeslorpt werd door de Vl~amse. Oudstn]dersbond (V.O.S.), gesticht door Clovis Fontame, dte nog steeds voorzitter is van het bestuur samengesteld als volgt : J.B. Linkendael, ond~voorzitter ~ JuJes lmpens, sekretaris en penningmeester · Albert Queroles feestkommissaris. In 1930 werd de V.O.S.-vlag, gemaakt naar een ontwerp van Leo Theys, op kosten van het gen~eentebestuur ingehuldigd." De vlag van de eerste bond en dte van de V.O.S. worden nog samen bij elke gelegenheid meegedragen.
1940-1944 In de nacht van vrijdag op zaterdaa 18 mei 1940
w~rde_n Duitse tr?epen door Engelse vliegtuigen bestookt.
Bt] dte gelegenhetd werd in de voorgevel van De Zwaan een gat geschoten ter grootte van een venster en werden de ruiten van enkele huizen verbrijzeld. Tijdens de 18-daagse veldtocht werden voor heel het land ~·?OO militairen en 5.995 bu.:gers gedood. Alsemberg telde een gesneuvelde : Oscar ~]ots Ooedefroot, alhier geboren. 20.1.1 9~ ~' .zoon van UJnk Om er Jan en van Maria Sanfnnnon. Ht] vtel te Vroenhoven in mei 1940. Zijn broed.:r Victor stierf als burgerlijk slachtoffer te SecJin (FrankriJk) op 17.5. 1940, samen met vier andere <Yevluchten uit onze gemeente : Pieter Willem de Meyer, gebo~en te Schriek 27.2.1901 en dezes drie kinderen : Elisabeth Maria Roza geboren 4.2.1927; Hippoliet Frans Jozef, geboren 11.7.193{ en Margriet, geboren 18.9.1 932. In de nacht van 11 op 12 juli 1944 had een luchtgevecht plaats boven de Elsemheide. Een bom viel naast het huis aan het kapelletje boven de Schoolstraat Drie of vier personen werden gekwetst. Het officieel dagelijks rantsoen levensmiddelen voor het tijdperk van 27 januari tot 25 februari 1943, bij voorbeeld, was als volgt, waarbij dient opgemerkt dat het rantsoen peulvruchten en haverderivaten toen verdubbeld werd : Naar keuze : 225 gr. . keu~enbro.od, wette~ijk meel 166 gr., deegwaren 125 gr., btskwteten 125 gr. dteetlevensmiddelen 175 gr., peperkoek 250 gr., banketgebak 300 gr., zetmeelhou.dende produkten 175 gr., gebrande gerst 3,33 gr., mar·· garme 3,33 gr., boter 6,66 gr., cichorei 3,33 gr. hroodsuiket 33,3 gr.,_ magere smeerkaas 5 gr., peulvruchten 16,66 gr., haverdenvaten 8,33 gr., vers en bevroren vlees, vleeskon-
245
serven 30 gr., kunsthonig, invertsuiker en vloeibate s~iker, suiker en kandij siroop, broodsmeersel 7,5 gr., konfttuur, <Yelei ' fruit- of bietenstroop, vruchtmoes 15 ....,E:r., aardappelen b . 500 Dit gr. was d e o f'' ... 1e t··IJS t , maar d't . t zeg get1 ftcte 1 w1'l nog. me dat al die rantsoenen steeds uitgekeerd werden.
DEEL II.
DE KERKELIJKE GESCHIEDENIS
Ontstaan van de parochie en de kerk
Gedenkteken van de gesneuvelden der twee wereldoorlogen.
Het ontstaan van onze kerk en parochie is van een heel andere aard dan dat van de oude parochies in onze streek. Deze staan in verbat;td met de kerstening ván onze gewesten in de Frankische en Karolingische tijd, of wel met de toenemende belangrijkheid en de behoeften van de kristelijke gemeenschappen, de ijver der bisschoppen en priesters, van de gelovigen zelf en met de plaatselijke stoffelijke middelen. Zo kan het tot stand komen van de meeste parochies tussen Zenne en Zoniën geschetst worden als volgt : Reeds bestaande circa 900, de oudste, Huizingen (St. Jan-Baptist); Dworp (St. Gorik); Eizingen (St. Amand); Buizingen (St. Vincentius) ; deze laatste drie, plaatselijke apostelen of missionarissen. Na 900 Beersel (St. Lambertus); Ruisbroek (O.L.V.); Rode (St. Genesius); Linkebeek (St. Sebastiaan), drie Romeinse martelaren, waarvan waarschijnlijk relieken bekomen werden. Alsem berg, daarentegen, dient gerangschikt te worden onder de zgn. votieve kerken, nl. opgericht krachtens een gelofte uit dankbaarheid, een bijzondere of bovennatuurlijke gebeurtenis, enz. Maar ofschoon het qus een latere stichting is, zijn we evenmin volledig ingelicht over de ware aanleiding tot de oprichting ervan. We weten alleen dat de grond voor de kerk en het onderhoud van de bedienaar enz. in 1134 werd geschonken en de eerste kapel opgetimmerd werd in 1155 (Opera diplom., t. Ilt bl. 687, 691 ). Blijkbaar beantwoordde de oprichting niet aan een dringende, dwingende behoefte, vermits er een boogscheut verder, te Rode, reeds lang een kerk bestond en het bevolkingscijfer zonder twijfel niet zeer groot was. Een gedeelte van Alsemberg ging ter kerke te Rode, een ander te Dworp. Ze was ten andere wellicht niet van in den beginne bedoeld als parochiekerk, vermits men in een stuk uit het parochie-archief leest : «... in die eerste erectie van die capelle in prochie-kercke... ». Het is hijgevolg niet uit-
247
.. gesloten dat de kerk aan buitengewo.ne, ûj het niet aal! bovennatuurlijke omstandighede.n te danken is, zodat het ons niet al te zeer moet verwonderen, dat er een legende over ontstond, een Iegençie geïnspireerd door de waarheid. Wanneer het bijzondere gebeurtenissen geldt, sluipt de fabel de werkelijkheid binnen. De werkelijkheid, hoe ongewoon ook, voldoet zelfs niet meer, het feit moet geïdealiseerd en opgesmukt worden met bovenmenselijke omstandigheden en de legende is geboren. Legende is geen geschiedenis maar een soort geschiedkundige algebra, waarin de tekens en simbolische uitdrukkingen in de plaats komen van werkelijkheden. Wie feiten wil, moet zich tot geschier:lenis, wie de sfeer wenst te kennen, moet zijn toevlucht nemen tot de legende. (Q.P. Baker, Charlemagne, 1938, 233). De legende die ontstaat rondom de feiten die de mensen getroffen hebben, kwam zich hier ook rond de geschiedenis vlechten. De boom is de geschiedenis, de klimop de legende. Men heeft de geschiedenis het geheugen der mensheid genoemd. Is de legende dan niet als haar droom ? En wijl we weten dat een legende een verhaal is dat berust op volksoverlevering en het geraamte ervan gewoonlijk waar is, zodat de nieuwere wetenschap meer belang aan de overlevering is gaan hechten, omdat de ondervinding ]eerde dat ze, na verwijdering van de bijkomstigheden, vaak de waarheid of een deel van de waarheid inhield, mogen we niet al te skeptisch zijn en hier enkel een vraagteken plaatsen. Deken Winnen van Ukkel, die zich, te oordelen naar nota's in het parochiaal archief met het vraagstuk van het ontstaan van de parochie bezig gehouden heeft, beweert dat een legende moet aanvaard worden zolang het tegendeel niet bewezen is en dat dit de grondregel bij de BolJandisten is. Mogelijk, maar zo eenvoudig is dat ook weer niet. Wat het bezoek betreft van de H. Elisabeth aan Brabant en aan Alsemberg denkt hij dat de heilige op het huwelijk van haar dochter Sofia met Hendrik Il (in 1239) moet aanwezig geweest zijn. Hij vergeet echter dat Elisabeth toen reeds acht jaar overleden was: .. Vele kerken hebben hun vrome legende en so.mmige zelfs een bijna gelijk aan de onze, maar het zijn normaal ontstane en gegroeide parochies, terwijl de onze een votieve }{erk is 1 waarvan de oprichting op dat ogenblik aan geen normale behoefte beantwoordde. Anderdeels is er het kerkgebouw, de kerk, de overlevering, stil~e en. toch sprekend.e getuigen van een ongewone gebeurtems, dte we wel no01t zullen kennen. De oudst bekende schrijver die over onze parochie en kerk geschreven heeft is de reeds vernoemde in 1487 overINJen ~Jan Oielemans, onderprior van het Rode Klooster te Oudergem. Het oorspronkelijk handschrift berust in de
Staatsbibliotheek te Wenen (Codex nr. 9364, Novale Sanctorum, fo 337); een dubbel in 17de-eeuws geschrift berust op het Handschriftenkabinet te Brussel (Hs. nr. 20.614. Codex nr. 9364 werd uitgegeven in Anecdota ex codicibus hagiographicis Joannis Gielemans. Ediderunt Hagiographi Bollandiani, Brussel, 1895, bi. 389-391). Gielemans vertelt de legende als volgt : De mensen vertellen dat de tempel van de H. Maagd door de H. Elisabeth, met de toelating van Hendrik II, opgericht werd op een plaats door Engelen aangewezen. Volgens Pater de Moreau, in zijn werk, Histoire de l'Eglise de Belgique, LV, 374, zou omstreeks ·1229 een engel tot tweemaal toe verschenen zijn aan de H. Elisabeth en zou deze, in overleg met hertogin Maria, echtgenote van hertog Hendrik II van Brabant, de bouw van de kerk hebben ondernomen, welke bouw voortgezet werd onder Jan JIJ, Antoon van Boèrgondië, Filips de Goede, Karel .de Stoute. De schrijver haalt evenwel geen bronnen aan. Bestaan de buitengewone feiten in de drie verschijningen van O.L.V. die, volgens sommigen, alhier zou geschied zijn ? Oielemans (Deel 2, hoofdstuk 22) schrijft dat hij gelezen heeft dat de H. Maagd driemaal aan verschillende personen zou verschenen zijn. Alles is natuurlijk mogelijk, maar de uiterste omzichtigheid is geboden, vermits daar geen het minste bewijs voor bestaat. In verband daarmee schrijft Pirsoul (bi. 7) zeer gevat : · « qui sait si dans 700 ans les faits miracu1eux de Lourdes, aujourd'hui si bien constatés, ne seront pas révoqués en doute ... » De mensen zeggen ook, zo schrijft Gielemans verder, dat de drie maagden, wier veld met vlas bezaaid was, door de Hemel verwittigd werden. Ze waren echter bereid de grond af te staan zodra het vlas rijp zijn zou. 's Anderendaags stelden ze tot hun begrijpelijke verbazing vast, dat het vlas rijp was en vonden ze een draad gespannen tot aanwijzing van de lengte en de breedte van de kerk. Volgens Gielemans, « is verloeren den draet daer de kercke van de engelen mede afgemeten . is als de ketters hier in Brabant ende andere Janden de kercke over alle violeerden ende plunderden». (zie hieromtrent C. de Baere, E.S.B., 1935). In 1642 leverde « heer Jacob garen ende sijden draden ende oock eenen grooten draet voor den In gel opt portael » (K.A. 2324), die natuurlijk aan de eerste draden moesten herinneren. Wat die draad betreft, leest men in het dekanaal bezoek van 1601, dat men hier vindt de draad die, naar men zegt, door een engel uit de hemel gebracht werd om de grootte aan te duiden van de te bouwen kerk en dat deze draad hier van oudtijds bewaard wordt. (hic reperitur1 filum quod ab angelo e celo,. missum, dicitur... ut ad ejus 249
248
longitudinem templum constructur fuit... filum hoc ab antiquo tempore conservatum - A.A.). Volgens een dergelijk bezoek van het jaar daarop zou de draad nochtans te Brussel bewaard geworden zijn ( quod modo Bruxellis conservatur ... A.A.). \Vat de oudste gebeurtenissen betreft, herhalen al de latere schrijvers, behalve A. Wauters, slechts wat Gielemans er over schreef. Pastoor van Lathem, bl. 127, schrijft in verband hiermee : « Wij lesen etc., want hieruyt blijckt klarelijck, datter voor sijnen tijdt ( Oielemans) noch andere schrijvers moeten geweest zijn, die dese historie hadden beschreven ». Enkele schrijvers hebben het motief van de legende in dicht en proza verwerkt, o.m. Pol de lV\ont in « Een zoete sproke van drie Brabantsche Maagdekens » in « Kronijken en Legenden ». Willem Savenberg maakte er een lang en zwierig dichtstuk over, waarin hij een der drie vrouwen wat laat tegenstribbelen. De grond is immers de bron van hun bestaan : Ze beseft het zwaar bedied Van 't verzoek. Want is het niet 't Offer van hun heiligst goed ? Landsvolk mint zijn grond verwoed. Grond is grond en houdt zijn waarde, Geld kan rollen. Maar de aarde Blijft getro.uw en zonder gril Biedt zij al wie werken wil Mild de schatten van haar schoot. En zo strijden kort maar hatd Baat en offer in het hart Van de oudste. Maar ook zij is weldra overwonnen. s Anderendaags vragen ze zich af of de H ..Maagd dat offer inderdaad heeft gevergd, maar als ze buiten komen stellen ze met verstomming het \vonder vast : Gisteren groen nog, thans gerijpt Blond in blonde morgenglansen Deint het vlas op de karlansen Van zijn eigen wiegelied. Neergezonken op de knieën. Simpele meisjes met zijn drieën Die de Heer gezegend had, Zingen thans Magnificat. Of (\r te Alsemberg ooit vlas geteeld werd valt sterk te betwijfelen. In elk geval hestonden er geen vlastienden en of de zandige schrale grond \vaarop de kerk gebouwd
is wel voor die teelt geschikt is, lijkt weinig waarschijnlijk. De grond zal er zo mogelijk nog schraler geweest zijn dan de heuvelflank tussen de Rode Poort en de Waamsesberg, vermits ze naar het zuiden gekeerd is. De legende heeft evenwel aanleiding gegeven tot het offeren van vlas) vooral door vlasbouwers uit de streek tussen Zenne en Dender. In 1822 en volgende jaren vermelden de kerkrekeningen giften v.an die aard, nl. in 1830 toen 26 1/2 pond vlas a 7 st. per pond ontvangen werd. De kerk liet dat vlas spinnen en weven voor kerkelinnen. Zo werden daarmee in 1829 13 amikten gemaakt uit een stuk lijnwaad dat de kerk in 1827 had laten blijken door Jakobus Wilson van alhier. In 1836 werd er 47 pond vlas geofferd. In 1674 (K.A. 2324) werd «ontvangen van Fransken Deleener (pachter van Hongerijen) van vlas over eenige jaeren bij haer ( ?) ingekocht van de kerck. .. » Dit vlas werd vermoedelijk geofferd door een bedevaartganger en na de mis door de kerk- of armmeesters aan de kerkdeur verkocht. Uit Vlaanderen kwamen veel vlasbouwers ter bedevaart. In het parochiaal archief staat het volgende geval opgetekend : « Benedictie extraordinaris van vlasch ... » « In 1646 zijn tot Alsenberge twee pachters komen bedevaarten van omtrent Aalst en hebben aldaar 1n de tegenwoordigheid van diverse personen verklaard dat 'zijlieden en anderen, bovennatuurlijk benediktie hebben gevonden in hun vlas, door de belofte die zijlieden gedaan hadden, te weten van haar alle jaren een deel van hun beste vlas op te offeren, gelijk nu tegenwoordig veel personen doen van diverse plaatsen, tot memorie van dat het vlas eertijds aldaar mirakuleus rijp geworden is ... » Hieruit blijkt tevens hoe wijd en zijd de legende bekend was. In elk geval is ze zeer oud. Pastoor van Lathem ( bl. 8-9) vertelt « hoe ende op wat man i ere deze bouwinghe eerst geschiet is ... bevestight zijnde niet op flouwe ende wankelbaerighe redenen maer ten eersten op de traelitien ofte overleveringhe, die wij tot deser uten toe van onze voorouders ontfangen hebben ; welcke overleveringe bevestight wordt uyt de oude geschilderde ghelasen daer dese historie noch voor een deel gheheel in ghebleven is, al is 't datter vele door den ouderdom, winden, ende ongelucken gebroken zijn. Oaerenboven met de oude teeckens die men o.ver langhen tijdt plagh uyt te reycken aen de heeren (kapelanen) aldaer reisiderende, voor de getijden die men aldaar daghelijckx plagh te singen, die op de maniere als hier vertoont wordt, op d'een sijde hebben een M beteeckenende de patroonesse der kercke de H. .l\taghet Maria, op d' andere zijde vlas blommen, beteeckenende hoedat het groen vlas op eenen nacht atdaer seer miraculeuseHjck is rijp gewor251
250
den ... » (V. de Buck S.J., Historie van de hertogelijke kerk van Alsemberg, 1869). Het motief van de rechtstreekse tussenkomst van Maria om een heiligdom te harer eer op te richten komt op tal van plaatsen voor, o.m. te Anderlecht, Laken, O.L.V. Lombeek, O.L.V. van de Zavel te Brussel, te Lubbeek, te Tienen, enz. Ook het motief van de drie gezusters komt op verscheidene plaatsen voor, met dit enig verschil voor Lebbeke, in 1108, dat de drie jonkvrouwen er vervangen zijn door een weduwe. (Les Vierges Miraculeuses en Belgique, 1856, Brussel, b1. 39). Te Hakendover zijn ook drie maagden, maar voor het overige is de legende heel anders. Ook het draadmotief komt op vele plaatsen voor. Te Dadizele, Nazaret en te .M.esen is het een rood lint, te Laken een draad, elders heeft die draad noch begin noch einde, te Westrozebeke waren het twee zijden draden. Te Hakendover is ~et ook een zijden draad. De zijden draad in onze Marialegende komt ook voor in die van Laken, van O.L.V.-Lombeek, O.L.V. van Werchter, die van West-Rozebeke, te Dadizele, te Mesen en wellicht nog andere. Alleen de draad van Laken bestaat nog. Hij wordt bewaard in een kristallen vaas en tweemaal per jaar tentoongesteld : op Beloken Pasen en O.L.V. Hemelvaart. Ook de draad van Alsemberg werd tot 1580 met grote eerbied bewaard, maar is sedertdien zoek geraakt. ( C. de Baere, Drie motieven uit de Brabantse Marialegenden, in verband met de legende van O.L.V. van Alsemberg, E.S.B., 1934, bi. 200). Wat nu de drie maagden betreft, is het wel eigenaardig dat in een cijnsboek van 1321 (R.K. nr. 44284) drie vrouwen, « Hadewighe, Katarina en Elisabeth van Alsendale » voorkomen die een cijns betaalden voor gronden gelegen te Alsendale, aan de voet van de kerk ten westen. Deze vrouwen behoorden wellicht tot een vermogend geslacht van Alsemberg. Op 23.3.1921 schonken ze als vrijgoed aan het St. Jansgasthuis te Brussel « 11 dachwant onder boechs (bos) ende land lighende te Heysenghem ». Nu Buizingen. (Noverint universi quod Katarina de Alsenberga, vidua, Elizabet de Alsenherga et Oossuïnus Brune ejus tutor, Aleidis de Alsenberga et Paridanus de Mortenbeka, ejus tutor 3 (P. Bonenfant, Cartul. de l'Höpital St. Jean ..., Brussel· 1953, bl. 350). Daar schenkingen gewoonlijk op latere leeftijd geschieden en meestal zelfs bij uiterste ·wilsbeschikking, waren deze penmnen toen reeds vrij bejaard. Het tijdperk komt wel niet helemaal overeen, maar we mogen wel onderstellen dat de drie bedoelde vrou\ven nog jong waren toen de gebeurtenissen zich voordeden en dat anderdeels de datums en gebeurtenissen in verband met de kerk wat aardig dooreengeklutst werden.
252
Ontbolsterd van het legendarische, is de leO'ende zeer we) op natuurlijke wijze te verklaren. De Engel is een ge"~.one afgevaardigde, . vertegenwoordiger van het hertoge- . hjk Hof - etymologtsch betekent het Latijns~ angelus in het Nederlands trouwens bode, afgezant of afgevaardigde van het Hof die hier naar een oprichtingsplaats komt zoeken. H~t vlas w~s niet rijp, maar zoals dergelijke zaken bij hoogdnngendhetd nu thans nog gebeuren, kan de bode een vergoeding ~angeboden hebben di~ gelijk stond met de prijs van het nJpe vlas, wat voor de etgenaressen dus O'elijk stond met de waarde van hun vlas op het einde van de o oogst ... Volgens A. Wauters ( Histoire des Environs de Bruxelles, 111, 706) zou het er veel eenvoudiger toegegaan zijn. Toen Hertog Oodeverd met de Baard de Kapellekerk in 1134 stichtte ( 1) en ze aan de abdij van het H. Graf te Kamerijk schonk, omvatte hij in de begiftiging de twee derden van het tiende van Hundeslo en het derde van dat van Rodt, met een mansio gelegen in deze laatste plaats. (mansum duas partes decimae de Hundeslo et tertiam partem decimae de Roth cum uno manso, quibus Pater meus Dux eandem Cappellam dotant, cum primam in fundamento ejus poneret petra~) ». Ondertekenden : Joannes Villica de Roda Jan, meter van Rode en Niklaas, abt van Kamerijk). Een mansus vvas een stuk land dat men in één dag met één ploeg en 2 ossen omploegen kon. De parochie van Rode moest dus een derde van haar tienden afstaan, waaruit zou moeten afgeleid worden dat Alsemberg toen juist half zo belangrijk was als Rode, waartoe Alsemberg oorspronkelijk wel behoorde, althans aan deze kant, wat overigens dient opgemaakt uit verscheidene plaatsnamen, zoals « tgelege geheeten den Wijngaert ende eenen hoegaerde geh. den froyten daeraen gelegen ende andere toebeh. gelijc sij es gelegen te Rode in de prochie van Alsemberghe ». (0.). Tot onder het pastoorschap van E. de Ruysscher ( 19201929) trok de grote processie nog over de dorpskom van Rode, nl. de Beukenstraat, Lepelstraat, Dorpstraat, langs de kerk. « .qergelijke ommegangen berusten steeds op een constante factor : een traditie die meestal zelf een historische ondergrond heeft», zegt Dr. jan Verbesselt (Brab. Folkl., 1940-1948, hl. 87). Wijst het geval van onze parochie op zekere recognitieverplichtingen jegens de parochie van Rode ? Wat met Hundeslo bedoeld wordt, kon tot dusver niet uitgemaakt worden. Het is denkelijk de streek geheten te Hunslo (1356), Huenslo (1375). opt Hoenset (1404), (J. Lindemans), «I te Hunslo neeven tOans!!. ._, evelt » te Vlezenbeek
=
( l) De Kapellekerk te Brus~ef bezat alhier vele « chevnsen competerende de proosdije van de Cappellen ter oirsaecke van· tfe ~rondtheerlijckheyt tot Aisenberghe (K.A. 2577}. '
253
( 1609, Manuale Pastorij), gehucht den Hunsel te St. Kwintens-Lennik ( 1772, Staten van Brabant, 819). Onze kerk bezat vroeger goederen in die streek. Als gevolg van die schenking kreeg abt Parvin van bedoelde abdij, zoals een akte van 1155 van Bisschop Niklaas, Vde abt van Kamerijk het ons leert, opdracht om alhier een kapel te bouwen. Deze Parvin had reeds in 1138 het patroonschap verworven over de kerk van Dworp en dezes dochterkerk te Ruisbroek. Parvin verbleef doorgaans te. Kamerijk, meilar soms ook te Brussel in het Benediktijner''klooster, waar later de Kapellekerk kwam en dat in 1046 door bisschop Lietbert van Kamerijk gesticht was (Broeckx, Gesch. der Kapellekerk, bi. 23). Dit is dus de ware geschiedenis van de kerk en de parochie van Alsemberg, besluit Wauters. Bedoelde akten zijn ougenomen bij Miraeus, bij van Gestel en andere schrijvers. Dat deze akten wel degelijk betrekking hebben op Alsemberg kunnen we niet in twijfel trekken. Trouwens het patroonschap van de kerk bleef het eigendom van de abdij, die er buitendien een grondheerlijkheid bezat met een cijnshof « toebehoirende den Cloostere van Sint Sepulchres in der stadt van Camerijck, van synen laethove tot Alsenberghe, Doirpe, Ucde ende daeromtrent... >> (RAB, hs). Een stuk, n~' 2324, uit het kerkelijk archief, waarvan hierna een uittreksel, komt dit nog bevestigen. « Waertoe alhier nogh voorders te aenmercken is dat bij heere Proost ofte synen gemelden heere pre]aet van S~nt Sepulchre tot Caemerijck die grondtjurisdictie al hebben beseten ende gexerceert van het jaer 1134 mitsgaeders dat die deel maeckt tzij van de meergenoemde syne proosdije ingevolge van de gifte aen hem daervan gedaen door ·wijlen syne doorluchtigste h0ogheidt den heere hertogh Godefridus met den Baerde bij akte de dathe 20.12.1134 met desselfs confirmatie daer over ten jaere 1138 alnoch verleden ofte in de aggreatie van dien door syne aisdan doorl. hoogweerdigheydt Nicolaus Aertsbisschop van Camerijcke op 't versoeek van dito hertogh Go.clefridus met den Baerde 1138 eengelyckx verleden, met de gifte van den auter ofte patroonschap der prochie van Dworp ende der cappeiie van Ruysbroeck ... >> Hoe onbetrouwbaar de meeste schrijvers zijn wat betreft de rol van de H. Elisabeth, kan men o.m. vaststellen in « Het Groot Hertogelijk tooneel des hertogdoms van Brabant, 1727, waarin te lezen staat dat « de H. Elisabeth Landgravinne van Thuringen alhier in 't jaar 1030 ecne schoone kerk doen houwen heeft ». Hetzelfde staat ook te lezen in « Almanach nouveau ou Ouide Fidèle », 1760 ; en in de « Description historique, chronologique du Duché de Brabant » 1791 t hl. 152. Een daarvan weet zelfs te zeggen dat de
254
~-. Elisabeth te Alsemberg naar het rijpe vlas is komen
~IJken ...
Wanneer men dan weet dat Elisabeth geboren is
m 1207, reeds in 1232 op 16 januari overleed en ze ten.
andere nooit in Brabant geweest is ... Wat de oudste dochter van de heilige betreft, deze heeft zeker met Alsemberg te maken gehad. Ze werd in 1224 geboren op het sl~t van Wartburg en huwde in 1239-40 de Brabantse hertog Hendrik II, de Edelmoedige weduwnaar van Maria van Zwabenland. ' Sofia heeft zich dapper moeten .weren om haar rechten als erfgename te vrijwaren en reisde veel tussen Brabant Hessen en Eisenach. Zij staat bekend als een godvruchtig~ v~ouw en om haar vele godsdienstige stichtingen om de eredienst en de nagedachtenis van haar hei1ige moeder te bevorderen. Wat heeft nu de doorslag gegeven bij de keuze van een plaats voor het heiligdom dat zij in Brabant ter ere van O.L.V. e~ van haar eigen moeder wilde laten optrekken ? Twee felten kunnen daarvoor in aanmerking komen, nl. Alse.~_lberg lag I~echt.streeks onder de hertogelijke kroon, in Zomen, en het ts met onmogelijk dat de gelijkenis tussen Altenberg en Alsenberg een gedachtenassociatie verwekt heeft, die bij de mens zo gewoon zijn, zelfs als het in schijn onbeduidende dingen betreft. Volge~s opgetekende en bewaard gebleven verklaringen van de metden van de heilige, heeft Elisabeth in haar eigen land T~uringen veel reizen ondernomen, vooral naar het Norbertinessenklooster te Altenberg bij Wetzlar aan de Lahn, waar haar tweede dochter Gertrudis, aeboren in 1227, later, op 21-jarige leeftijd, abdis worden z~u. In de jongste en veel geprezen biografie van de Heilige door J~ann~. Ancelet-~ustache, 1951, jammer genoeg in een verschnkkehjk stuntelig Nederlands vertaald, zegt de schrijfster, dat « onze kennis dan ook even diep aearond als beperkt is. Te~. einde te vol.doen aan het ver lange~ nog meer te we~~n, en btJ ontstentents van nadere gegevens, die onmogelijk aangevuld kunnen worden, verzonnen aodvruchtiae schrijvers verschijningen van engelen en heiligen, same~ spraken waarin Onze Lieve Vrouw de Heiliae onderrichtte enz. Het blijven lieflijke verzinsels, ontstaari""" uit onwetend~ heid en liefde... ». In bovengenoemd Altenberg bestaat ook een bedevaart. Is er hij de eerste kroniekschrijvers verwarrina ontstaan tussen dit Altenberg en ons Alsemberg? We kunnen dit ternauwernood begrijpen} want Sofia leefde tot in 1284 en zou deze verwarring weJiicht rechtgezet hebben. Samengevat, kunnen de volgende data en feiten als vaststaande beschouwd worden : · 1134 : Hertog Oodeverd III met de Baard schenkt aan de 255
abdij van Kamerijk een « mansus » nl. een hoeve met hofland gelegen te Alsemberg. . . 1155 : Deze abdij laat er door een van haar monmken, dte verbonden was aan de Kapellekerk te Brussel en het patroonschap over de kerk van Dworp verworven had, een (houten ?) kapel bouwen. 1225 : De H. Elisabeth laat de kap.el door een Romaanse kerk vervangen. 1243 : Deze kerk is klaar en \vordt gewijd op donderdag vóór 30 november. In een oorkonde in het A.P. luidt het : «In primeva de capella B.M.V. in Alsenbergh sub parochia de Tornepia, erectio.ne Parochiam >>. En in een andere : «Den eerw. Prelaet van St Sepuchre binnen Caemerijck als patroon van de capelle van O.L.V. tot Alsenbergh resorterende onder D'\Vorp »... Wordt hierbij bedoeld d~t ze voor het geestelijke onder Dworp lag, omdat de opnchter der eerste kapel, Parvin, reeds het patroonschap van Dworp bezat ? Welke waren de grenzen van onze parochie en hoe werden ze vastgesteld ? Aanvankelijk reikte het woud tot tegen de Zenne, althans tot aan de moerassige vallei langs de rivier, die een gedeelte van het jaar buiten haar oevers trad. Op de hoogte bleven de bossen het langst bestaan. De eerste nederzettingen geschiedden in het woud zelf en toen er parochies opgericht werden en het tiendegebied bepaald werd, moesten grenzen afgebakend worden. Zolang de woestenij weinig of niets opbracht, had men zich om de grenzen niet veel bekommerd, maar toen er nieuwe bouwlanden gewonnen werden, moesten ook daarop tienden betaald worden en zulks kon tot allerlei betwistingen aanleiding creven, wat dan ook vaak gebeurde. De eerste begrenzing ~an een dorp is zo goed als zeker geschied bij het oprichten van de parochie. In het onderhoud van kerk, pastoor en armen moesten immers de gelovigen voorzien door het afstaan van oo.gsttienden. Waar tussen de parochies bossen lagen bleef de grens Iancr onbeslist. In de Middeleeuwen had het bos slechts een <rer~cre waarde, niet veel groter, wat de inkomsten betreft, dan r~oeras of heide .. ( Gohlet, Histoire des Forêts). De crrenzen waren in oude stukken nooit nauwkeurig aangegev~n. Kaarten en plattegronden zoals thans beston~en er niet. In 1651 werd te Alsemberg nog een grensregehng crctroffen voor Kesterheek en de Meigemheide. De volgende palen werden er geplaatst : « Den lsten pael sal staen in de Stecnstraete op den Ast te Kesterbeek; den 2den op den hrocck van Kcsterheke; den 5den in de Doorpstraete (Dworpstraat); <.ten 6den op den Waeterpoel van daer linie rechtop; den 7 dt•n in de Haeckstraete; den 8n op de linie rechtop
het Wolfp.oortvelt tegen de Doorpstraete (Brusselweg) ». De grens hep met een rechte lijn dwars door de Reekt, thans nog bos. Verder nog met een rechte lijn waar wilgen als grenste!<ens dienden (de Wachtwilgen, 1399). De verdere grens ltep door een woeste streek Oedsenbroeck het Heike Solheide, Herisemheide, het Heiendal, de Esselh,eide tot te~ gen Zevenborren, waar ze in Zoniën verloren liep. · , In 1535 was er ook een grensbetwisting tussen het K~?oster van Zevenbonen en de bedezetters van Alsemberg. BIJ de molen van Tenbroek stond een huisje dat evenals de molen aan het klooster toebehoorde. Koster Wolfaard van der Cameren van Rode, toen 67 jaar oud verklaarde dat het huisje in zijn tijd in 1516 gebouwd was geworden en dat de bewoners ervan steeds te Rode hun kerkelijke rechten en hun « sepulture » hadden gekregen en hijzelf er altijd .zijn kostersbrood had gehaald. Eens was er wel een man gestorv~n die te Alsemberg begraven werd, maar toen dit ter kenms_ van de pastoor van Rode was gekomen, werd de uitvaa~t m deze laatste p~rochie gedaan. « Jan van den Broecke, papiermolder » », 30 Jaar oud, had er 2 jaar en 9 maand g~woond. Zijn ki_n.d werd «kersten gedaan >> te Rode, waar . hiJ. ook « ten heihgen sakramen te » ging. Jan Hulleberghe, « timmerman te. Dorl?e », 75 jaar oud, had er 29 jaar gewoond en er vier kmderen gehad, die allen te Rode credoopt werden. Eenmaal was hij naar Alsemberg gegaan o~ dat de p~stoor van Rode « niet vindbaer >> was. Jan van Doerne, dte er ook gewoond had, ging naar Alsemberrr naar de kerk, maar dat was bij konventie met de pastogr van Rode, omdat hij « goet vrient » was van de pastoor van Alsemberg «ende uyt dyen hij wos blaeser van de arahelen » aldaar. o Verscheidene getuigen, waaronder er ook ten voordele van Alsemberg spr~ken, werden ondervraagd, o.m. Matheus Claes, pachter, 50 Jaar oud, zoon van Mat.heus; Gielis Claes wagenmaker, 52 jaar oud, hij woonde aan de kerk · Meeste; Thomas van Grasdorp meier te Ukkel, Linkebeek ~n Etterbeek, maar die te Alsemberg woonde, 34 jaar oud ; Mr. Willem. van der Haghen, advokaat bij de Raad van Brabant, 39 Jaar ou~, zo.on. _van Pieter en van Maria ... ; Jacob de Becker, 37 J· ; Dw.niJS Claes, pachter te Rode, 48 j. ; Hendrik Ots, pachter te Als., 37 j. ; Peeter MathiJ's handwerker Als. 78 j. (KA 16089) . ' ' ' Over de grens met Dworp werd meer dan eens rretwist (C.T., Geschiedenis van Dworp, 1948, bi. 110). In 15S8 behoorde het Hof te Solheide nog tot het grondgebied van Alsemberg : « het Hof ter Solheyde gelegen onder de prochic van Halsenberghe ». (0. 6636). In 1654 en 1674 staat het ~og onder o_nze gemeente vermeld~ nl. «op den hof gelegen m de prochte van Alscnberge... geheten Hof te Solheyde ». ')
...
....."
.... OI
256
Wanneer die toestand voorgoed geregeld werd, vonden we nergens vermeld. Dit is wel eigenaardig, maar ~1et bevest~~t wat we boven zeiden. Al de plaatsnamen aan dte grens ztJn er overigens aan beide dorpen gemeen. In 1686 is er nog spraak van bossen die in « dispuet » zijn met Alse~1:berg. Uit dit alles zou dus blijken dat Wauters gehjk heeft te zeugen dat in het begin Alsemberg een afhankelijkheid van R~de was en de vermelding in een stuk uit 1406 (RK 4163) een laatste relikt daarvan zijn zou : « thof van Herysem metten toebehoorten gelegen in de prochic van Roede bij Alsenberghe »... De arens met Rode bestaat uit wegen en waterlopen. Dichterbij gelegen en reeds bewoond, mo~st en kon . die grens tussen de oude en .de nieuwe parochte t:Iauwkeunger afaebakend worden. Dit 1s wat we ook nu zten gebeuren hebben bij de oprichting van de St. Elisabethparochie op Tenbro.ek. Tot in de 14de eeuw behoorde de parochie tot het bisdom Kamerijk en de landdekenij van Halle, samen met 57 andere parochies ; van 1559 tot bij de Franse !nval en bezetting tot het bisdom Mechelen en het aartsdtakonaat Brus_sei ; van 1801 tot 1837 tot de dekenij Brussel-Buiten en van dat laatste jaar af tot de dekenij Ukkel.
Het primitief kerkelijk bezit Naar de kerkelijke voorschriften moest bij de oprichting van een parochie deze worden voorzie.n van vo.I.doende bestaansmiddelen, nl. van een mansus mteger, d.t. een hofstede met ongeveer 12 bunder land, vrij van elke last, en een aandeel in het gemeenschappelijk bos. Of die voorschriften voor Alsemberg Ietterlijk toegepast werden is niet bekend, maar in elk geval moesten de nodige inkomsten voorhanden zijn voor het onderhoud van de kerkJ de bedienaar en de behoeftigen. De Buck zegt dat er twee hoeven geschonken werden. Dit is waar, maar niet aan de kerk van Alsemberg, wel aan de Kapellekerk te BrusseL Een van die hoeven was gelegen te Alsemberg en alleen deze werd aan de nieuwe parochie toebedeeld. Waar die juist lag is niet meer uit te maken ; vermoedelijk t~~h la~ .ze ergens bij de kerk en maken kerk, kerkhof, pastoriJ, hw~m cren en hovingen van de vroegere kapelanen, de kerkehUtzen ~et hun tuinèn de kern van de eerste dotatie uit. Het is min ... der waarschijnlijk dat bedoelde hoeve h~t Hof te Hon~erije zijn zou, vermits dit een latere schenkmg van Hendnk II was. . Vermoede1ijk was de dotatiehoeve gelegen nabij de kerk. Was dit het hnf dat in 1532 geheten wordt « den hove t Alsenherge », of « thnf t Alsendale » aan het hegin 258
van de « strate die te Beersele weert gaet » ( 1451) en zou kunnen vereenzelvigd worden met de latere Rode Poort ? Of lag ze beneden in het dal, waarop een « stuck erf o.ft weyde daer eertijdt huysinghen op te staen plaegen gen. Halsendael » (KA 2577) zou betrekki·ng hebben ? Dit punt zal wellicht nooit opgehelderd kunnen worden. In alle geval menen we te mogen vooruitzetten dat het primitief kerkelijk bezit een oppervlakte besloeg, waarvan het_ kerkgebouw ongeveer het middelpunt uitmaakte en begrensd was door de Ho.ogstraat, de beek, de oude Halleweg en Halsendale, de Witteweg... De hierna staande gegevens staven deze zienswijze. « Item behoort aen dese kercke alnoch een plaetsken erfve md een huysken groot 25 roeden ... gem. gen. den kleynen sleutel... goedt van de eerste fondatie ... uytgegheven ende wederom geretrocedeert geweest... ». « ltem het geleghe beneden de kercke recht over de lelie, nu de helle ... is goedt van de eerste fondatie ... » « Competeert de kercke, een plaetsken erfve daer eertijdts een huys op gestaen heeft gelegen achter het koor ende als nu geincorporeert in de nieuw calsye (die « calsye » is de steenweg naar Brussel, aangelegd in 17 40) gepaelt hebbende met d'een seyde tegens ofte op den muer van het kerckhof met de andere seyde teghens den voetwegh aldaer dan ter tijdt geloopen hebbende, met den eenen seyde noert de costerije tegens de opperste trappen, ende met den anderen eynde opwaerts naer Brussel tegens de passagie geheeten den stichel (gelegen ter plaatse van het ijzeren hekken dat in 1953 weggenomen werd om toegang voor voertuigen tot de kerk te verlenen) welcke plaetse als deel gemaeckt hebbende van het kerckhof, ·ende vervolgen oock goedt van !zaere e.erste fondatie .. » « I tem competeert aen de kercke alnogh een huys met eenighen grondt geleghen ten zuyden van de kercke~ in 't hangen van den berg van 't kerckhof ende ·voo.r desen genaempt sijnde den Engel, nu de Costerije, paelende nc)()rdt aen den muer van 't kerckhof oost de calseycle naer Brussel, zuydt het huvs ende erve eertijdts geh. de lelie nu De kerk l'Óár 18!)().
259
de helle ende west de lai1ge trappen... als deel uytmaeckende van het geseyde kerckhof, ende sulckx goedt van lzaere eerste
fondatie ...
>>
In 1428 was de Engel uitgegeven aan Paridaens van Lembeke Bone Joannis voor 4 cijnsgulden. Dezes erfgenamen, Walraven Scharups en Joanna Scoef lieten de pacht over aan Pieter de Mey, op een meerder last van 5 gouden peters elk van 18 st. ( 18.4.1469). Daarop volgde Antoon de Mey en zijn huisvrouw Margareta, die het goed aan de kerk opnieuw afstonden op voorwaarde dat de kerk alle jaren op of omtrent hun sterfdag daarenboven moest opdragen een gelezen mis in de maand juni voor hun ziel en die van hun ouders (20.2.1516). In 1608 werd het goed opnieuw ter erve uitgegeven voor een ankwijtbare rente van 4 g. 's jaars aan Jakob van den Abbeelen. Deze of zijn nazaten hadden het belast met een rente van 6 g. en 5 st. ( 16.8.1622). Deze werd later getransporteert op Kwinten van der Elst (30.1 0.1626). Dezes vertegenwoordigers hadden vier jaar achterstel gelaten en bij dekreet van de Raad van Brabant dd. 6.6.1664 werd het weder ingekocht. Het evengenoemd huis de HeJle (later de Lelie) werd in 1469 door de proosdije van de Kapellekerk te Brussel voor eeuwig erfelijk tegen 12 1/2 zilveren penningen geheten Philippus alias stuivers uitgegeven aan GiJlis van Aerschot en Anna van Vroenrode, opgevolgd door Hendrik van den Bossche, Wouter Claes, Francis Sino, Jan Sino, Guillam de Haes. Aan de kerk hoorde ook toe het goed eertijds genoemd de « Drij Coninghen, daernaer den Blijck ende alsnu den Hert », gelegen rechtover de Lelie (de Helle), wezen de eveneens « goedt van haere eerste fondatie ». In de 18de eeuw was het eigendom geworden van en gebruikt door Sebastiaan van den Plasch, zoon van Frans. Op 17.7.1450 werd het te erve uitgegeven aan Jakob Huyghe zoon Jan en Katarina van op den Bergh, en, « geretrocede~rd ofte geabandonneert tot her maecken van de straete daer alome de calsije is opgeleght ». Dit moet gebeurd zijn vóór het jaar 1482, vermits na dit jaar geen ontvangst in de rekeningen meer voorkomt. « Competeert de kercke ... een plaetse daer eertijdts oock een huys opgestaen heeft gen. het hemelrijck, in thangen van den berg van het kerckhof paelende 1. Oost teghens de afgebroken lange trappen van dito kerckhof, 2. Zuyd de straete ende cuere ... , 3. Oost den bempt derselve cure, 4. Noordt het fv\nriaenshooft ende den kcrckhofmuer... is ook goedt der eerste fondatie... uytghegeven teghen 1 klinckaert ende 1 nuden o·rnntcn acn I~a<?'s Biens sonc Louys... altydt te kers:--. a vont~ vallende. » ( 1482). Latt•r is deze laatste hofstede gekomen aan Rogier Claes en 1\\ar(rareta Cnesterst die een gedeelte van de 'grond verder :--. 2f10
uitgegeven hebben ( 11.9.1551) aan Jan Huynen en Anna · J\1orissens. Op een gegeven ogenblik werd bedoeld pand << verJaeten ende geabandonneert ». De schenking van hertog Godfried bewaarde niet haar oorspronkeJijke grootte, zoals men wel denken kan. In verscHillende stukken stelJen we vast dat veel percelen in de Joop der tijden, << te erfve uytghegeven, beleend, vervreemd, geretrocedeerd of geabandonneerd » werden, zodat meer dan eens twijfel en betwisting rees nopens de eigendom. In een stuk door de kerkeraad opgemaakt, vinden we daarvan een voorbeeld. De heer van Beersel, die ook heer van Alsemberg was, kwam in 1580 de eigendom vorderen van een stuk grond dat, volgens het advies van de kerkeraad en vermoedelijk wel terecht, tot de eerste fondatie van de kerk behoorde en gelegen was « tegens het voorgaende hemelrijck daer de klijne trappe van dito kerckhof hebben tusschen beide gestaen ; west de straet aldaer geleghen ende gekomen hebbende van aen de arcke door de hofsteçien nu toebehoorende a en d' erfgenaemen Francis Platteau ende Seb. de Gheynst voorbij het onlangs afgebroken oud huys pastareel ende dese erfve naer Beersel, alwaer den curenbempt ende een deel van de weyde nu geheeten het careelgeleghe te vooren& de schutterye op d' andere seyde Jigghende, ende met het ander eynde noortwaerts teghens het meergeseydt kerckhof na er dito schutterye daer eertij dts gestaen heeft een stichel daer een deel van .de RoBebaene ende van den hof des heeren eersten cappelaens op d 1 ander seyde ligghen, welcke aen gemeldt plaetsken erfve als van geJijeken deel rnaeekende van 't voorseydt kerckhof ende aldus oock goedt van de Je fondatie beneffens het voorgeroert huys geh. het Moriaenshooft hetgene gestaen heeft op ofte omtrent het zuydteynde van dien ten jare 1426 van weghen dese kercke is te erfve uytgegheven jan van Doerpe sone jans ... » Het spreekt van zelf dat in de Joop der tijden het primitief bezit veel veranderingen onderging. Gedeelten ervan gingen teloor door verkoop, verwisseling en zelfs ingevolge machtsmisbruik. In 1426 had de kerk een gedeelte grond aan het zuideinde van de kerk in erfrente uitgegeven aan Jan van Dorpe sone jans, die het << tot verbeteringhe van de grondt, als tot versekeringe deser kercke noch meerdere betimmeren moeste ter weerde van 36 mottoenen a 14 pleeken per mottoen, hetgene hij daer naer oock effectievelijck heeft gedaen van daer op entrent het noordteynde te hebben doen bouwen het hooghuys hetwelck beneffens een deel van den vs. grondt daer naer geraeckt sijnde aen zijne succeseurs in ofte ontrent het jaer 1450 dito hooghuys ende grondt verJaeten ende geabandonneert ofte laeten Iigghen geBjek oock ten dien tijde gedaen heeft den vn. jan van Doerpe over het gen. Moriaenshooft en grondt hetgene men alsoo gelooft 261
voorgevallen te sijn ter oorsaecke van dan af aen misschien, al wisten dat de vs. straete aldaer aen de arcke naer Beersel voorbijgeloopen hebbende alsdan weynige jaeren daernaer soude hebben te niet gedaen geworden ... » In 1580 evenwel ( Cheynsboeck der heerlickheydt van Beersel vernieuwt ende voltrocken outrent den jaere 1630 fo 272) was een zekere Jan Peeters die grond komen opvorderen, inpalmen en uitgeven aan Thomas van Oràsdorf voor een cijns van 2 kapuinen en 2 hoenderen 's jaars. In 1650 was die cijns enige jaren verachterd, en vanwege de heer van Beersel door meier Hendrik de Kegel uitgewonnen en opnieuw voor een cijns van 1 kapuin « ende ten gewoonelijcken sitdagh op het casteel binnen Beersel te betaelen » uitgegeven aan Francis van Grasdorf en Franciska ~e. Leener. Brachten die twee hofst'eden niet op of wat ook, m ~Ik ereval werden ze voor de derde niaal « geabandonneert ». n Zo aeraakte de kerk die twee hofsteden kwijt, hoewel ze sedert« hare eetste fohdatie daer van altijdt als primitieve eygenaresse » was geweest. Het was niets anders « als een puere feytelijckheydt ofte usurpatie ». . Uit een kerkrekening van 1483, die niet meer bestaat, bleek dat het ,Morîaanshoofd sedertdien o.m. was bewoond o-eworden door verscheidene personen voor 4 schillingen ~rote Brabants in plaats van 4 kronen 's jaars, totdat het in Î 639 aekomen was aan Jan Claes en Kristina Hannaert, bij akte -i~rleden vóór de Proosdije van de Kapellekerk In 1650 werd het belast met een rente van 12 g. 10 st. ten voordele van Elisabeth s' Ridders dochter Dionijs, als transport hebbende van Jacques de Ceuster, blauwverver binnen de stad Antwerpen. Omstreeks 1650 werd het huis afgebroken en de rente afgelegd en is de grond ten behoeve van de kerk blijven lî a gen « denweleken beneffens dengenen van het Hooghuys a~nu ( 18de eeuw) beplant staet met opgaende b.~scken ende andere boom en ende genoempt wordt het HemelnJCk ».(KA). Het Moriaanshoofd, dat in een ander stuk vermeld staat als gestaan hebbende « op de kercke mueren aen de capetaenen huysen », was door de kerk van Jan Claes afgekocht geworden voor 200 g. De << tichelen » (dakbedekking) werden gebruikt tot herstèlling van het Hongerijenhof, de baksteen en de arduin voor de nieuwe muur van het kerkhof en de <rrote balken tot restauratie «van de straet », waaruit blijkt dat de weg naar Brussel toen nog met hout belegd was.
Tiendebelasting De tiendhelasting, bestaande uit het 1Ode gedeelte van de opbrengst van de grond, stamt uit het Men)vittttisch tijdperk. Het tiendstelsel ging uit van de ge... daèÎite dat de gelovige in de mate van zijn vermogen moet
262
bijdragen tot de zorg vbo.r kerk, armen en onderhoud van de bedienaars. De tiendopbrengst was dan ook in drie delen verdeeld : een derde voor het onderhoud van de kerk, een derde voor het onderhoud van de pastoor, een derde voor de armen. Het eerste en tweede deel kwam al vroeg in handen van leken. Uit het recht van de sterkste legden zij beslag op deze gemakkelijk gevonden inkomsten en betaalden aan de kerk wat ze wel wilden, liefst zo weinig mogelijk, natuurlijk, bij zover dat de pastoors vaak niet of althans moeilijk konden rondkomen. Later werden sommige van die tienden teruggeschonken aan de bisschoppen, die ze geheel of ten dele aan abdijen schonken. Hoe het, alhier juist toeging is niet bekend, maar op een gegeven ogenblik kwamen die inkomsten in handen van de abdij van Kamerijk en in die van St Geertrui te Leuven, welke laatste Paus Honorius 111 in 1220 onder z'ijn bescherming had genomen met ai· haar bezittingen o·.m: ge-:legen te Leuven, Ottenburg, Herent, Alsemqerg, enz. ( Goetschalcks, Bijdragen, 1920, bi. 55). De tiendheffing strekte zich in onze parochie uit over heel de parochie, uitgenomen 48 bunder land opgenomen in de tiende van <~ O.L.V. tot Meyghem », waar de kerk alleen de tiende befte en 8 bunder land op de Waterpoel en de. W olfpoel, palende aan Dworp en waarop deze laatste paro-:chie de tiende lichtte ; verder ,nog 7 bunder en een dagwand land gelegen noordwaarts van de straat palende aan het kerkeveld, westwaarts aan de Bosstraat lopende van Als. naar Zoniën, genoemd het « Angelsveldt », gelicht door de pastoor van Rode. In het jaar 1641 waren de pastoor van Alsemberg en die van Rode overeengekomen om de tiende half en· half te trekken op 5 à 6 dagwand land gelegen achter de herberg en brouwerij genoemd Nijvel. Een zelfde overeenkomst was gesloten tussen de pastoor en de prelaat van St Geertruide te Leuven betreffende de tiende van een bos groot. 4 bunder geheten « den Cleedtbosch » toebehorende aan het Gasthuis van St. Jan te Brussel. De tiende bedroeg toen nog 221 bunder land en 27 bunder bos. De tiendbelasting werd geheven op tarwe, rogge, haver, gerst, boekweit, erwten, paardebonen, klaver, hooi, sloorzaad en het schaarhout der bossen. De veetiende kwam alleen aan de pastoor toe en werd gelicht op biggen en lammeren. Op deze tiend werd het tiende en niet het elfde deel geheven, zoals op veel plaatsen het geval was. In zake tienden rees er meer dan eens betwisting. Zo zien we in 1648 (G. 9170). « Adolf Rombouts) schepene der banck »t omtrent 70 jaar oud, die de grote tiend van de St. Geertruide-abdij te Leuven in huur had gedurende o.mtrent 23 jaar « met oock de tiend van .de diversghe pastoors ... » verklaren « dat de thiende van Als. alt ij t is gheste263
ken geweest in sijnen tijdt en moet gesteeken worden op de quaede 6 dagwant des heeren van Beersel... op het scoergat van de Geynsteweyde » (op de weg naar Brussel tegen Linkebeek).
Allerhande kerkelijke goederen, renten enz. Ben~vens de eerste dotatie verwierf de kerk bij schenking, enz., allerhande bezittingen en inkomsten. Het Hof Hongerije, gelegen op het grondgebied van Beersel, was daarvan het schoonste stuk. Oorspronkelijk was het 18 bunder groot en in 1499 werd het met 25 bunder vergroot door de volgende schenking : << Item voor de zielen van Reynier Ronge ende sijnder huysvrouwen, ende hunlieder ouders, sal men jaerlijckx doen een so.lemneel jaergetijdt met vigilien van drij lessen waertoe hij op den voo.rscr. last aen de kercke geJaeten heeft 25 bunderen Iandts gelegen onder t'hof gen. Hongerijen tot Beersel, blijekende bij den brief van donatie van den jaere 1499 op 26n dach van januarius oft Lauwrnaent onderteeckent Claes Struelens ende Hannaert Stevens, waervan den pastoir jaerlijckx genieten sal 24 st. den capelaen voor het medesingen der vigilien ende sijnen dienst in die ghesongen misse 6 st., voorts den coster voor sijnen dienst ende solemneel Juyden 12 st., ende noch voor drije andere luyders elck 2 st. is t'saemen 2 g. 8 st. >>. In de rand staat vermeld : « dit moet sijn voor Cathlijn Ronge ende Hyeronimus Coolman want sij sijn die dese landen aen de kercke hebben gegeven. Dese Cathlijn was de dochter van Reynier Ronge soo dat oock dit jaergetijd voor hen ende sijne huysvrouwe partim toekome »... (Is deze Coolman soms de vader van Pastoor Coelman ?). Een andere schenking bestond uit « een hofstede met huis, schuur en stallen, boven den meuten ten Broecke » palende aan Guillam Everaerts, aan het hof ter Hagen. Het was achtereenvolgens uitgegeven aan Niklaas Pierets zoon Pieter, Jan Wets die men heet de Neve, Hendrik Wets, Jan Claes, bij gift onder levenden aan Marie Anthonette Ciaessens weduwe van Pieter de Moitemont, prokureur ( advokaat) bij den Raad van Brabant en aan haar zoon de eerwaarde heer Jozef Hubert de Moitemont ( RK. 19844). In de 18de eeuw werd een nieuw register opgemaakt volgens dat van 1532 (K.A. 2327). Het opschrift ervan luidt : « Cohier of register van aJle de renten, goeden ende innecommen der kercke van O.L.V. van Als., geformeert ende vernieuwt uytten register van jaere 1532 ter instantie van den hcere van Ais., oppervooght ende momboor der selver kercke, den E.H. Egidium Franc. Le Corbisier, jan Claessens ende Guiiiiam Geèts, kerckmeesters, ten overstaco van d'heer Peeter van Lier meyer van Root Als. ende Linckenbeke, Laureys
264
de Ridder schepene en rentmeester, Jaspar de Greef, Peeter Everaerts, Giilis de Glas, jan Berckmans, Daniel van Keerbergh( en) en Joos van den Bergen, schepenen der vs. Bancke ». De kerk bezat renten in geld op de volgende goederen te Alsemberg : « een boomgaert annex aent hof t'Ingendael tegen de Sevengaeten naer Roo >> ; << een huyse genaemt de Drij Conînghen, waer een klein straetjen tusschen beyde loopt, camende met 2 seyden aen 's heeren straete rechtover de cuere >> ; « op last van een jaermisse tot laefenisse van overleden weldoeners » ; « een huyse paelende aen 's heeren straete, de lange trappen en aen de costerije » ; << een huys aent kerckhof geleghen en eèn partije van hof liggende ter slinkerkant over de straete, paelende aan twee straeten, aen Jan Hellinckx, aen de ho-fstede de Drie Coningen : een plaetsken erfve genaemt den kleynen sleutel tegenover Thomas van Grasdorf » ; « Eduaert de Bock van sijnen huyse op de carte trappen : Item Jan van Liere van sijnen huyse op de lange trappen geheeten den Ingel » (KA 2333, 1531). Verder : 66 erfcijnzen, 23 renten, pachten en jaarschaargoederen, 3 kapitalen op goederen en de volgende bossen : 5 bunder bos deels op Alsemberg, deels op Rode aan de Bosstraat, 7 dagwand bos er naast, 1 dagwand bos aan de Begijnenbos te Dworp, geheten Duetsenbroeck, 3 dagwand boven het Linthout, 5 bunder op de Beukheide, 3 dagwand bos boven het Gro.otveld ; te Beersel, 22 erfelijke renten ; te Brugge had de kerk « drij huysen gelegen deen aen dander .. .in de Swaerte Leertouwers straete waer af deen geit 8 eraenen dander 7 en het derde 6 1/2 eraenen ». Deze huizen werden later verkocht; te Brussel : Item dgoetshuys van Sinte Loeys geft der kercken van Als. dat Peter de ViiJa den vs. kercken gelaten heft 1/2 cheysgutden ». << Franchoys Hutebies die geft van eenen huyse staende te Brussel int Wermoesbroeck nu PetereiJle straetken erffelic 5 g. ; Mester Kerstiaen Baes die geft van eender cammen staende te Brussel in de Putterije ende alder toebeheerten gheheten den Nieuwenborre ghelijc die brieven daer af sinde dat verciaren erfelyc 20 carolusgulden ; Jan van der Moesen gheft van eenen huyse staende te Brussel aen den Bucburre op den hoec van der selven straten af 20 st.; de weduwe van der Eist gheft van eenen bempde gelegen te Voerst bij den papiermoelen aldaer 3 pleeken ; De stat van Brussel gheft Halfvasten prima januarij ende half prima junij 3 g. 2 st. 16 pl. ». Al deze renten werden later gekweten en « aengeleyt op den Wauterbosch » te Rode ; te Dworp : 9 cijnzen en renten en 24 stukken goed in jaarschaar (erfpacht). In 1467 had jan van Dijoen 1 zoon van jan. aan de kerk ge.. schonken « eenen gulden penninc gemenelic geh. Peeter... op
265
een gelege metten gronde met den huyse ... lochten ende bogaert », 1/2 bunder groot gelegen te « Doerpe » tussen de goederen vat1 Jan van Dijoen en de erfgenamen Oielys s'Kegels « aan de Winkelstraat». Volgens een stuk uit 1607 (KA. 2331) « competeerde de kerck een quaert smout van Lucas Bexy over heere Peeter Boysvoet van een bunder lants te Dorpe (Dworp) ; te Bracheneygen (Eigenbrakel), 1 huis te Revelingen 6 dagwand groo•t en een erfpacht van << Jan Gilbert voor sinen hove gelegen te Nederdale ( ?) inde prochie van Brachene te wetene in huysinge ende winnende landen, bemden, weyden » enz. Later werd al dit goed << gekweten ~> ; te Gooik, 6 jaarscharen en erfpachten aan den Cremer, op de Orobbe Couter, aan de Hosenbroeck, aan de weg van Lerbeke na Neegem, op de Hazenberg. Al dat goed werd in 1864 verkocht samen met dat te Wemmel. Het bracht 16.010 fr. op en werd gebruikt voo.r de herstelling van de kerk. De goederen te Wemmel bestonden in 4 stukken land aan de Lijsbos en aan de beek ; te « Cartelke bij Leuven », 12 stukken goed gelegen aan de Savelpoel, aan de Roesstrate, op de Bordelses hove, op het Kesselaren veld, « opt Lange Veldeken, de strate van Cortelke na Holsbeke, op het Greinveld, op de Coenners hove, op den Verebempt » ; te .Linkebeek, 4 jaarscharen, op het Bankveld, aan de lange Hage strate, op den Cranc~, tegen de Bösstrate, aan de Drijthage. Deze goederen werden verwisseld met een beemd te Rode aan de straat van Rode naar Nijvel en een beemd « daer die beke tusschen beyde loopt » ; te Rode 20 cijnzen· en renten, 10 jaarscharen en 8 andere stukken goed en 11 kapuinen. In 1674 had Pieter de H aese aan de kerk een dagwand land gemaakt, gelegen op Terheide, op last van een eeuwig jaargetijde. Verder had de kerk (in 1790) «een rente tot laste van het godtshuys van Sevenborre en tot laste der Religie casse 3 st. » ; te St. Martens-Lennik ; 6 jaarscharen, op Hermansveldeken, aan de Kruiskouter, aan de Kareelbeemd, aan het Hekken, aan de Roesstraat, op het Rosveld, (Zie ook Vennekens, Gesch. St. M. Lennik, bl. 167) aan het Schepersdoreken, op de Varenberg. Waarschijnlijk werden die goederen eveneens in de 19de eeuw van de hand gedaan, want in de atlas van de goeden der kerk van 1864 komen ze niet meer voor ; te St. Pieters-Leeuw, 5 erfcijnzen, 2 erfpachten en 3 stukken in pacht uitgegeven. In 1645 vindt men ook nog vermeld dat de kerk « 3 mudden rocx op den landen bij Clijnen Bijgaerden » bezat. De opbrengst van al dat goed moet evenwel niet overdreven worden. Vroeger bracht de grond eigenlijk niet veel op en veel renten en schulden bleven onbetaald, deels uit toegevendheidt deels om reden van armoede enz. Dit was nL het geval in langdurige pedoden van oorlog en andere slechte tijden. 2t)()
In de rekening van 1639 vinden we alzo vermeld : << Item heer Fredericx van zijn goet te Braeckenijen (Eigenbtakel) voor een jaer rente... is hem dit jaer quytgeschouwen bij den heere pastoor overmidts hij arm was ». In het archief kan men bovendien kennis nemen van menigvuldige gedingen tegen slechte betalers en huurders. _ Zoals we reeds zagen in het hoofdstuk over het ontstaan van de parochie, ondergingen de goede.reh en inkomsten van de kerk, evenals andere, in de loop der tijden nogal veranderingen. Weelde doet kopen en nood verkopen en eeuwigdurende. jaargetijden en missen duren niet lang. Op haar beurt had· de ketk trouwens allerhande cijpzen te betalen, nl. volgens een lijst van 1742 : aan de domeinen; 10 g. ; aan ·het kapittel van· Nijvel, 13 g. 10 st. ; aan d~ proost van de Kapellekerk, 3 g. ; aan de· hertog van Arenberg, 6 g. 11· st. ; ·aan de heren vàn Lennik, 6 ·st. ; aan de huisarmen van Rode, 1 g. 1 ·st. ; aan de kerk van Rode, 3 st.; aan Linkebeek op· het Hof te Hongerijen, 3 st.; door de pastoor als aandeel in de jaargetijden, 12 g. 7 ·st. (RK. 46764). Er waren jaren dat de inkomsten van de goederen uiterst gering waren. Zo werden in 1668 verscheidene cijnzen niet betaald « doer die tro.ubelen des tijds, perykelen der wegh~n, ende armoede der buytenluyden ». (KA. 2577). De kerkfabriek had· voo~ts kosten te besttijden die een gewone dorpskerk niet had. (Ie culte de I' Image miraculeuse qui · s'y trouve exige plus de dépenses qu'en demande une église ordinaire de village (Jointe des Admin., 111, 1755). In dit jaar had de kerk 43 bunder goed.
Andere inkomsten Onder de latere inkomsten van de kerk komt ook l1èt stoelgeld voor. Er valt te onderstellen dat dit stoelgeld pas na de Franse· Omwenteling ingevoerd werd. In elk geval is er nooit sprake van dergelijke inkomsten in vroegere rekeningen. In 1814 werden de stoelen verhuurd aan Frans Fastenaeke]s voor 14 pistols. De volgende aantal1en stoelen werden in de 19de eeuw gekocht : 100 bij Filip de Koninck te Halle voor 51 g. in 1809 ; 100 kleine stoelen bij 0. Borre...: mans voor 100 fr. in 1833. In 1831 waren er 400 kleine en 33 « leenstoelen ». Hiermee worden misschien de stoelen van partikulieren bedoeld, tenzij het zou betekenen stoelen met een 1eunp1ankje. De hierboven vermelde 100 stoelen hadden zulk plankje niet. In 1863 werden nieuwe stoelen bij de Smet te .l\1echelen gekocht. (A.P.). ~
Offeranden in natura Het gebruik. iets uit de opbrengst van landhouw o·f veeteelt aan de kerk te offeren is zeer oud. Uit de 17de
267
eeuw vermelden we de volgende geva1Ien : Van een verxken het welcke Daniel Tijck gheoffert heeft voor de kerckdeur vercocht ( 1645), 9 g. 2 st.; ontvangen van de kostersse 6 sch. van een kalf dat sij hadde gekocht te vooren ( 167 4) geoffert sijnde aen de kerck » ; van Lieven Clerens «op den 26.7.1676 90 st. over 3 pullekens (kippen) voor de kerckdeur verkocht» ; dat zelfde jaar 14 tarwe, die 18 1/2 st. opbracht » ; « op den 29.8.1679 van den cap-· pelaen 2 g .. 3 st. aen een ammelaken en serviet bij hem ingekocht aen de . kerckdeure ». « I tem 14.3.1677 over een veertel boeckwey een weynich min geoffert van (door) de weduwe jan de Verver bij mij (de pastoor) ingekocht voor 9 stuyvers ». Op 4.3.1820 stortte Ben. Talon, kerkmeester, de som van 31 g. 10 st. << over het product van offeranden zoo van vleesch, boter, kalveren, verkens en... saucisse » ... Voortijds brachten Waalse pelgrims hier nogal dikw.ijls halve varkenskoppen. (A.P.'). In de laatste jaren, tussen 191 0 en 1940, werd nog soms een halve of hele varkenskop geofferd, die dan aan de kleine kerkdeur door een kerkmeester bij opbod verkocht werd. Gestichte jaargetijden
Stichtingen van missen en jaargetijden waren een flinke bron van inkomsten voor een parochie. Op zich zelf genomen heeft de omstandige vermelding ervan geen groot belang. De namen van de stichters en begunstigden zijn echter wel interessant voor de geschiedenis van onze families. Bij testament van 1477 stichtte ridder Hendrik voor zichzelf en zijn huisvrouw .Margareta van Osij een jaargetijde met drie lessen plus vier gelezen missen, om de beurt te lezen door de kapelanen. Daartoe hadden ze gegeven 30 karolusgulden « ende moest men designeren ende bewijzen die parehelen van landen bij hem, zijnen ouders ende voorsaeten over memorie van menschen in pachtinge gehouden ende ghebruyckt >>. (A.P.). In een lijst uit 1555 staan de volgende jaargetijden aangetekend : Jenijn, tresorier van de kerk ; Jan Idens; Hendrik Prick ; Niklaas Lamberti ; Gillis de Ridder ; Jan van Busingen ; Melchior van den Gate ; Hendrik van der Cameren ; Laureis de Vos (pastoor) ; Jan Heylen ; Oeraarde de Raymaecker; Antoon de Mey en zijn huisvrouw om op de feestdag van de H. Kruisvinding te zingen het lof van het H. Kruis, alsmede op de feestdagen van O.L.V. en bezet tegen een rente van 4 g. op het huis gen. de Engel gelegen op de lange trappen eertijds eigendom van de kerk. en later verkocht. Voor een jaargetijde voor Huibrecht Mathijs was er 8 st. bezet op een huis te « Laeckt » (Lot). Een .jaargetijde, voor onbekenden \\·as voor 9 st. bezet op de « Swane » rue bij den meu1en gen. Moncinpon ». Een ander jaarge-
268
tijde, voor onbekenden waas voor 9 st. bezet op de « Swane » toebehorende aan juffrouw Mommaerts. « lterQ op den maendagh naer beloken paesschen te beginnen 12 gelesen missen metten miserere ende den Profundis, mitsgaeders ende de distributie van 3 g. wittebroedt aenden armen... die de misse sullen hebben bijgewoont ende ter intentie van den heere advocaet de Greve zullen hebben gebeden. In 1701 was daartoe aan de kerke 10 dw. bos, « den Eyckenen bosch getransporteert » (A.P.). Een rente van 5 g. was bezet op de papiermolen te Rode toebehorE;nde aan weduwe Miehiel de Nayer om daarvoor jaarlijks 10 gelezen missen op te dragen ter intentie van de weduwe van advokaat Sleypen, die hier veel goederen bezat. Op een huis het Hemelrijk en op << sekere plaetse gen. den kleyne Sleutel » stond een jaargetijde .voor Louis van Binst en huisvrouw. Van 1649 af (G. 9170) betaalde « Laureys Weyts sone wijlen Hendrick daer moeder af was wijlen Joanna Coleos aen de kerck alle jaren 8 g. 5 1/2 stuiver. .. 7 g. daeraf tot behoef des qeere pastoors ende andere ... om bij hun jaerlijcx daer voere gelesen te worden 14 missen ... voer de zielen van wijlen Mr. Jan Phelo in zijnen leven cock van wijlen hunne doerluchtichste Iloochheden Albertus en Isabella saliger memorien, in der selven kercke begraeven zijnde ende van de sielen van zijn ouders ende vrienden, 12 st. selen geemployeert worden aen zoe vele wittebroeden die men zal uytdeylen aen 12 arme menschen der prochie die welcke gehouden sullen sijn telckens Bamisse als men het jaergetijdt des vs. PheJo doen sal de misse te commen hooren ende voer de ziele bidden ... » Voor die rente was verpand « een gelege daer een huys op te staen plach ende onlangs afgebrant is te Rode Ter Heyde », 3 1/2 dagwand groot. In mis- · sen die nog in de 18de eeuw voor Jan Phelo moesten gelezen worden, lezen we dat een jaargetijde plus 3 gelezen missen en 14 andere missen bezet waren op 6 dw. bos gen. he( Reskensbos, dat Francis Platteau, broodmaker te Alsemberg, << gereklameerd » had. Het werd hem overgelaten, maar de missen vielen weg. Op 20.5.1655 (0. 8303) werd een jaargetijde gesticht door Gillis Wouters en Katarina Peeters op een huis palende aan de straat naar Brussel tegenover de « lange trappen ». In een rekwest van 1649 ( A.A.) vroeg pastoor van Lathem aan de aartsbisschop het « reduceren van verscheyde jaergheteyden ende kerckelijcke diensten dewelcke door die troublen, weynigh incomen als andersints eenighen tijdt sijn ghenegligeert ofte veronachtsaemt gebleven ovenmlckx hij hierinne sijne conscientie quyten versoeekt ende bidt oodtmoedichlijck... tt:! reduceren » de volgende diensten : t~en mis van het « AUerheyligste Sacrament des alt:ters vnnr Roeland Roncquier >>, 3 missen per \Veek op 269
drie huizen in 1555 die thans « zooveel niet weerdich geweest hebben om drie missen te voldoen, toen verhuert 27 g. 12 st. en welcke drie huizen de kercke » niet meer bezit. Pastoor van Lathem stelt voor die 3 missen te reduceren tot een donderdagse mis. De overheid stemde daarin toe. Die missen waren gesticht gewqrden door Roeland Roncquier. Jaargetijden uit 19de eeuw waren : Voor Francis van den Plas en Anna Mommaert bezet op de Rode Poort ; voor Ouillam de Cuyper en Teresia de Ridder, betaald door Joanna Franciska Steen, wonende op de pastorij ; voor Barbara Meerts, bezet op een stuk land op de Meigemheide. Volgens een testament van Pieter Jan van Keerberghen, overleden 9.7.1845, werd aan Jan Frans van Keerberghen, zoon van Pieter Frans en Anna Maria Jacquemyns een huis n1et schuur en stallingen, 1 ha. groot en bewoond door Jan van Diest, gelegen op het Kareel, gelaten voor een jaargetijde voor Pieter Jacquemeyns, :Dijn grootvader, Anna Maria Lauwereys, J.B. Jacquemijns, Anna, Maria Katarina en Guitlam Jacquemijns, en voor hemzelf. (A.P.). Mettertijd gingen ingevolge zoekraken, teniet gaan van akten, waardevermindering van het geld, veel van die stichtingen teloor. Zo stelde de kerkeraad in 1879 vast dat er 25 onbekende fundaties waren .(A.P.). In de 18de eeuw moesten d~ volgende jaargetijden opgedragen worden : tien gelezen missen van Requiem met De Profundis voo.r de ziel van Maria Joanna Winderlincx weduwe van advokaat Sleypen en haar ouders. Daartoe was een rente bezet van 5 g. op de papiermolen te Rode toebehorende de erfgenamen van Filip Jonneau te Brussel, palende W. aan de weide van de kerk van Als., N. en 0. Gillis van Keerberghen, Z. de straat lopende van Als. naar , Rode. Een gelezen mis ter intentie van Hendrik Speeckaert ; daartoe was een rente bezet van 10 st. op een huis met tuin en 1 dw. en nog 3 dw. bij den Molen van Monchinpont (Eigenbrakel) toebehorende de weduwe J.B. de Rans, over Marie-Thérèse de Villers, over Pieter en Jan de Villers. Twee gelezen missen op een rente van 1 g. 3 st. op een dw. land op de Wolfpoel palende aan de Groenstraat lopende van Ais. naar Halle, de Solheidestraat, gen. de Vogelweide, toebehorende de erfgenamen van Pieter van Hemelrijck, welke rente wordt betaald door Pieter Houwaert wonende in de papiermolen onder Dworp. Deze rente werd in 1795 afgelegd door Gillis \Vinderickx en het kapitaal werd aangewend tot het verhogen van de pastorijtuin, om tot gebruik te brengen de berg tegen de kerkmuur en tot het maken van een stenen muur tegen het goed de Drie Koningen. De twee missen vielen natuurlijk vervolgens tot Jast van de kerk zelf. Een jaargetijde voor Huihrccht Mathijs op een rente van 16 st., waarvan de kerk de helft trok, bezet op een hofstede toebe-
270
horende aan de erfgenamen van de weduwe Pieter Steens, over Thomas Berenaerts gelegen tot La eek (Lot), boven en over de brug onder St. Pieters-Leeuw. Twee gelezen missen voor Jacqueline van Obbergen en voor Louis Andries Fremau. Een rente van een gulden 10 st. op de nieuwe straat gen. het Bunder. Il1 1794 met assignaten betaald door Francis, Barbara, Elisabeth, Sebastiaan, Pieter en Jan Wets. Een gelezen mis op een rente van 1 g. 9 st. waarvan de Arme 1 g. trekt, bezet op het gelege van Louis Crocket palende aan Jan Hellinckx, koster, W. de straat lopende naar de Molen van Als., in 1752 betaald door Elisabeth Hellinckx. Verder werden nog de volgende missen opgedragen : voor Pastoor Verhuyck met een Nocturne en Lauden (akte van 1794). Twee jaargetijden op een stuk land op de WolfpoeL Zaterdagse missen
Oudtijds werd de zaterdag, die aan 0. L. V. o-e-
~ijd is op bijzondere wijze gevierd, door het opdragen
yan de zgn. zaterdagse missen. Waarschijnlijk vervallen Ingevolge de Hervorming, werd die devotie hersteld kort na Pasen in 1652. Opnieuw werden missen gesticht onder meer de volgende : op 25.11.1653 liet Katarina Wauters haar meubelen « om te beseften een solemnele misse op de saeterdagh naer Sinxen tot 3 g. 2 1/2 st. 's jaers die besedt is op seker huys teghen over de cure ... » Van Joanna Braeekmans wed. van Sr. van Bortel werden 60 g. ontvangen « om daer mede voor haer te beseften een saeterdarrsche misse ». Als ontvangst van de kerk voor 1655 to.t Pasen 1657 : 18 g. 18. In een andere post van dit laatste leest men nog : << Item aen Sr Adriaen van Gele voor elf ellen min drij taillen blouw sijde stof tot het opmaacken van het wit ornament voor den hooghen autaer, waer toe het oud damast ornament oock verbesicht is, nootelijek sijnde om daer mede te doen den dinst op de saterdaghen ... » In 1657 werd alhier « het kint van ee~ juffrouw (vroeger werden de gehuwde vrouwen nog <<JUffrouw>> geheten) van Brusselen \Voonende neffens de Jesuitenkerck in eenen peltiers winckel » begraven in de kerk en vroeg die dame « ter eere van O.L.V. voor haer ende voor haer naeste vrienden levende ende dooden te beseften een saterdachse misse die sij dit jaer heeft begonst te celebreren ». In de 18de eeuw bleven er nog negen jaarlijkse zaterdagse mis~en te zingen met drie priesters « alst can geschieden met smgen ende spelen op d'orgel ». Twee van die missen moesten gezongen vvorden op de zaterdag na de kermisdag, een andere 's zaterdags daarna, alle ter intentie van Elisaheth en Katarina van Grasdorf. Eerstgenoemde \vas « begîjntjen saliger op het kleyn begijnhof te Brussel » en Katarina was haar zuster en enige erfgename. Die missen 271
waren bezet op « seker 1/2 bunder weyde op den gemeynen bcmpt, palende aan de goederen van het Rode Klooster, de Molenbeek, aan dhr. Winderlinckx, advokaat van Hamme en Pieter Crocket. Daarbij kwam een rente van 6 g. 2 st. ». Alles tot « vervoorderinghe van de saterdaghsche devotie die daer plaegh van oudts te geschiedden ter ere van de H. Maegd ». (A.P. 1738). Een derde zaterdagse mis ter intentie van de Priorin van het St. Elisabethklooster te Brussel. De vierde voor juffr. joanna Broeckmans, weduwe wijlen Jacob van Bor~el. Een vijfde, gezongen door de pastoor alleen, op St. ManaMagdalena voor de ziel van Magdalena Colaes en haar naaste vrienden, bezet op een hofstad met koolhof te Als. toebehorende aan Jan Ingels officier, over Hendrik Ingels, over Sr. Euo·enius Henricus Fricx, palende aan de Molenbeek. Een volgende voor de ziel van Katarina Wout~rs wed. Niklaas de Ridder. Drie andere ter intentie van Eloot de Busshere, voor Gudula van Niettwen Huyse, en voor Hendrik Wouters, bezet op een hofstad met huis beneden de kerk aan de straat rechtover de pastorij, tegenover de lange trappen, palende aan het huis van Sebastiaan van den Plassche en aan het aoed den Horen « daer een cleyn straetien tusschen beyde ~opt » (de zgn. Radijzegang), toebehorende de wed. Laureis de Haes, tot lafenis van de ziel van Jan Matton. In 1751 betaald door Jan ,Matton vorster te BoendaaL Nog een andere ter intentie van de heer Raad Ricquart en mevr. van der Haegen, toen betaald door E.H. van Cauwenbergh, kapelaan van St. Goedele te Brussel, later door E.H. van der Schuren. De voorlaatste ter intentie van pastoor Lucas van Lathem, bezet op een dagwand land, in huur gehouden door koster Jan Hellincx, gelegen op het Schoenmakersblok, palende aan het aoed van heer Motteman, priester, aan dat van Francis Platteau en aan dat van de abdij van KoudenberO'. De laatste voor al de weldoeners van de kerk, betaald op het overschot der ander~ missen. In !7.94 werd nog een laatste zaterdagse mis gesticht voor Egtdms Lauwereys en Maria Hellincx, bezet op een dagwand beemd te Tenbroek, aan de Molenbeek, tegen de « Roosenbempt ». (A.P.).
Het beheer van de kerkelijke goederen en de kerkmeesters Even voor het midden van de 13de eeuw ontstond er een o-rote verandering in het beheer van de kerkelijke goedere; en inkomsten. De parochianen zelf bekwamen medcze!n:renschap in het beheer ervan. Over het algemeen werd hctlx~stuur van de kerkfabriek opgedragen aan twee kerkmee~ters. gekoz~n door de gemeentenaren. Zij maakten aan dt~ v~rzamelde gt•meente de rekening over van hun beheer. Later, in dt 1Ode eeuw. werd de invloed van de pastoor en de dorpsheer grntL)r, zn niet overwegend. 1
272
De kerkrekeningen werden gehouden door een rentn:eester, ~ewoonlijk de koster. Het gebeurde wel eens dat d1e rekemngen slecht gehouden werden of dat de rentmeester m~t schul?en zat .. Dit was in 1729 het geval met wijlen Laurets de Rtddcr wtens rekening in 1725, met een tekort van 2725 g. sloot. Er werd beslag gelegd op zijn meubelen en hmsraad, nl. o.m. 3 banken en 1 tafel in de O'rote kamer 2 lange banken, .een palingijzer op de zolder, Ï kruik met 7 potten en 12 pmten, 1 kuipersschaaf, 1 kakedoor 1 plank en 1 sarg!e, 1 bank, 1 kle~ne tafel, 1 tootacker ( e~1mer met een teut) tn de keuken, 4 bierpotten en 5 pinten 1 trechtertje 1 schutsel in de keuken, « 1 blok met glaesenbe~·t en gelaese~ er op staende », 1 lantaarn, 1 weegschaal, 1 houten kandelaar, « 1 veltcoetse », 1 kaasmandje, 1 pot, pint en zoutvat, « 1 beddekoetse, 1 hangende schappraaiken, 1 ijzeren teken (medaille ?) , 1 schutsel met 4 blaeren, 1 moeffel, 1 arote balans met schalen, 1 . boter~uipje », in de kelder 3 l~dige t~nnen, 1. met ~weestmversbter, nog 2 met bier, 25 potten b1er, 3 bterstelhngen ; in de schuur ten noorden 5 banken, 2 schelfhou ten, 1 boogzaag. ( G. 8314). De Ridder was herbergier in de Hoorn. Ingevolge die zaak kwam de Pastoor in geschil met de dorpsheer, die Laureis de Ridder, overleden 27 .2.1729, liet vervangen door Filip van Herzele, hovenier te St. GillisBrussel, « die hem misschien soude verstouten de penningen van de kerk en de arme te ontfangen en uyt te geven ». Het geld van de verkoop van bomen op het kerkhof en de kas van de kaarsjesvrouw was in handen van dorpsofficier Jan Berckmans, zodat de kinderen van Gillis Wets, half naakt lopende, de vrouw welke de « boeckxkens » verkoopt heeft doen te1Jen 6-7 gulden om « deederen tot Halle voor de kinderen te copen ». De miswijn werd geleverd door het klooster van Zevenborren. « aen pater Henricus de Bruyn procurator van Sevenborre voor geleverde miswijn die aldaer noch te betaeJen s~ont van als Anthoon Hellincx rentmeester (van de kerk) was 111 1645 »: In 1672 leverde het klooster 30 potten wijn voor de kerk ... 13 g. (K.A. 2324). Reeds op 29.1.1713 werden de <<rekeningen van de kerk getransporteerd van Als. naar Brussel ten huize van de heer U sselinckx, heer van de parochie ». Geen wonder dat archief verloren geraakt. . Geld en dokLm~enten werden gewoonlijk bewaard in een k!st of « comme », m de kerk. In 1685 werden twee nieuwe ktsten gemaakt : « Dat men sal maecken twee kisten, een vonr de kerk en d'andere voor den arme daer inne men sal leggen a!le de ~~ocumenten, lettragien, rekeninghen. mede van elcke ktste drtJ sleutels waer van den pastoir van elck eenen den eersten officier elck eenen, ende de kerke ende armme~sters 273
respective van elck een en sullen hebben ». ( G. 345). Men moest dus met drieën zijn om de kist te kunnen openen. In 1819 stond er in de kerk nog « eene kiste met drie sleutels dienende voor d' archieven der kerck ». (A.P.). In de kongregatiekapel staan twee boven elkaar geplaatste kisten. Elke kist heeH drie deurtjes, met elk een slot, hoewel er binnenin geen schotten zijn. Boven het middendeurtje van elke kist is er een (offer) gleuf in de dekplaat. Pastoor Bols merkte ze met het jaartal 1590. Waarschijnlijk is dit dus fout. In 1826 trokken de kerkmeesters jaarlijks 8 gulden «voor hun kermisgeld ». (A.P.). De oudst bekende kerkmeesters zijn : Johannes dicti Hoepzoomer in , 1420; Wouter van den Winckele, Gielis Knape, Jan van der Hulst geheten Thoet zoon Jan 1450. Dan volgen : Hendrik Ots 1625 ; jan Robaert 1660 ; Frans de Greve, Pieter Lanoy 1670 ; J.B. van der Eist 1673 ; Joos Walschaert, Kiemens Diricx 1685 ; Jan Claessens 1688 ; Ouilliam Oiedts ( Geerts ?) 1694 ; Jan van Ob bergen 1699. In de 18de eeuw : Guillam van Ro.ssum 1710 ; Francis van den Plas 1737 ; jan van den Bosch, Pieter de Wandeleer 1739 ; J. van Rossum, Gillis van den Bosch, Kristiaan Gerrebosch, Jan Berckmans, Pi eter Surkeyn, smid,. P_ïeter de Greef 1740; Kornelis van Obbergen 1743 ; Gutlham van den Bosch 1747; Pieter Voets 1749; Jan Hasey 1951 ; Sebastiaan van der Velde 1752 ; Hieranimus de Nayer 1760 ; Guilliam Meets 1763 ; Filip Mommaert, Guilliam de Cuyper, J.B. Wilquet 1765 ; Jan van Obbergen, Frans van den Plas 1786 ; Jan CJaessens, Willem Geets, Hendrik Wijns, Karel van der Eist 1793. « Pieter geheten Timmermans en Claes van der Biest geheten Segers... kerckmeesters ende re~eerders va~ ?e parochiekerke ende fabriken van O.L.V. >> 111 1469. Gutlham de Ridder, Gielijs geheten de Schoenmakere in 1475 ; Jan van der Cameren en, Matheus Claes in 1498. Deze personen waren tevens schepen. Ze werden om de twee jaar herkozen. Laureins de Ridder, Jan Wijts of Wets anders geheten de Neve en Jan Heerincx waren kerkmeester in 1532-1536; in de 16de eeuw Joos Huyghe, Adolf Parijs en Joos Claes ; Pieter de Greve, 1585 ; GabrieJ van Winderbeke, 1532 ; Willem van der Haghen, in 1593. In de 17 de eeuw : Dyonisius de Duyve, 1612 ; Francis van der Beecken, Andreas Mommaert, 1614; Jan Swaelus,
1622.
N. van Rossum 1808; Judokus Meerts 1808 ; J. van Keerberghen 1808; J.B. van Isterdae1 1811; F. de Haes 1812; Jan Heymans 1816 ; J.B. de Oreef 1819 ; Gillis van Isterdael 181 g ; Hendrik Oerrehosch 1819 ; Andries Crasaert 1819; Benedikt Talon 1817; P. van Keerberghen 1821 ;
274
J.B: van den Plas 1821 ; J.B. Jacquemijns gehuwd met The-
r~sta ~an d.er Meulen 1821 ; Sebastiaan van Isterdae] 1823 ; G. Wmdenckx 1823; J. Meerts 1823; G.H.c van Tilborgh 183~; G. ?veraerts· 1833 ; J.~. de Ridder, J.F. ,M.eerts, J. Meetts, hotlogemaker 1841 ; Pteter Bergmans 1841 ; P.J.F. de Haes 184~, bewoonde huis ':"'ijk B ~4b., voor de jaren 1842-1845 bt acht deze kosten m rekenmg voo.r 13 reizen naar. Brussel, een naar Antwerpen en 5 naar Mechelen, elk van 1,50 fr.; L.A. Proost, J.F. Wouters 1954 ; J. van Keerberg~en, J.B. de Greef, J.B. Meerts 1868 ; J.F. de Boeck 188? ;. Wtllem Bergmans-Heymans, Tobie de Boeck, Korneel Chnstm 1897 ; Pieter de Bremaeker 1902.
De H. Q,eesttafel en de Armmeesters Tot bij de Franse Omwenteling werd de armenzorg door de Kerk waargenomen, door middel van het derde deel van de opbrengst der tienden, dat sedert Karel de Çirote ten goede v~n de armen moest komen. Later legden veel gro.ndbezttters en politieke heren de hand op al of een g:edeelte van de tienden die aan de kerk en aan de b.eho~fttgen toekwan:en. Hoe het hier juist gelegen was ts met met zekerhetd te zeggen, maar in 1717 trok de Arme nog dat derde deel, hoewel de armmeesters toen schreven : « treckt desen armen maer een derde paert ». (A:~·). Dit lijkt _noc_htans hun regelmatig deel geweest te .~IJn. Tot het uttretken van steun aan de armen werden biJ de aanvang van de 13de eeuw Tafels van de H: Geest (Pater Pauperurn Vader der Armen) opgericht, dte door H. Geest- o.f Armmeesters beheerd werden. Naast het .aandeel in ~e tiendopbrengst, genoten de armentafels ook · de mk_?msten utt schenkingen gedaan door liefdadiae personen dte, aangedreven door de kristelijke liefde ~oederen geld of renten aan Kerk en Arme .vermaakten. Zo '1e~en we i~ een rekening van het einde der l8de eeuw (R.K. 46764) « dat de naervol~ende goederen van distincte persoonen van over honderden Jaeren geiaten zijn tot onderhoud der huysarmen deser parochie, soo ist dat daer ereene collatie oft co1Iate~tr. ( begever) van en is, ma er die goederen worden geadmmtstreert door den rentmeester Sr Steenen koster tot El sen onder toesicht van den heere (dorpsheer) ende den heer pasto<:r en armmeesters die anders niet en doen als met de schaele 111 de k~rcke omgaen wiens ?ntfanck jaer1ijckx bedraegh.t I 3 g. » ( 111 1722 : 28 g.). Dte goederen bestonden toen utt : 10 percelen land en huizen te Alsemberg, Beersel, enz. ; 9 korenrenten te Rode ; 4 bossen, 1/2 hunder kerkenbos ; 1/2 bunder tegen het Begijnenbos ; 1/2 hunder aan het Papenro.t ; 1 dagwand te Dworp ; tegen de Begijnenbos ; er waren ook renten geschonken door de familie cic Man de Speelhoven. heren van het dorp. Het totaal inkomen he:. droeg 211 g. 17 st.
=
275
Bij bovenaenoemd Papenrot lag de Armenbos. In 1725 werden daarin °2 eiken, 6. essen en 294 << heitseis » verkocht. In 1722 werden op de andere armenbossen verkocht 1075 heetsels, 11 eiken, 2 beuken, 1 berk, 1 els, 1 olm. (A.P.). De rekeningen werden gehouden door de rentmeester, bijna altijd de koster die, terloops ~eze~?' voorheen een ~~ Iangrijker funktie bekleedde, vermtts htJ met het geldelijk beheer van de kerk belast was. In 1595 nochtans werde.n ze gehouden door de verwa11ten en vriend.en .van Mgr. W~lle~1 van der Haegen (uit Alsemberg). - Vtd~hcet ~ons.~ngutne~s et arnicis Mgri Wilhelmi _v. d. Haegen gut est vtcarn .ec~le~te auctoris computum martmy havere. (A.A.). - In dte Jat en ( 1608) was er geen pasto01: of desservltor en werden er van kerk en arme geen rekenmg gehouden .. ( A.A.). Aan de funktie van rentmeester was er tets vast, evenals thans. In 1780 trok hij 5 % van de inkomsten. In speciën bezat de H. Geesttafel in 1787 (K.A. 2324) 1650 g. op de Bank van Wenen. Daarin was 1000 gulden begrepen dte << Juffrouw .Maria Barbara de Tombeur in haer leven vrouwe deser bancke den arme had aelegateert en uyt welckers somme jaerlijckx op haere sterfdag moet gedistribueert worden 3 sisters koren in brood » (R.K. 46764). Elk jaar met Lichtmis werd een « offer-casse » gelicht door drie personen : de rentmeester en twee armmeesters ; op 7.2.1739 was ze voor de laatste maal .ge~icht geworden, toen op Lichtmis 17 48 de rentmeester« vetrdtch » stond om het offerblok te lichten, maar « met de troubelen van oorloghe de armmeesters niet vindbaer en waeren >> ... (K.A. 2325). Op 5 mei kon de lichting eindelijk plaats hebben, nl. 23 g. 4 st. De taak van de H. Geestmeesters bestond in het nauwgezet beheren van het bezit der Tafel, het aannemen en uitbesteden van armen en het zorgen voor huisvesting, voeding, kleding, onderwijs, hulp en bijstand bij ziekte en doo.d. Om zich een gedachte over ~e soort va? hulp te vormen, volgen hierna enkele gevallen Uit de rekenmgen, nl. « bedeekte aelmoessen sieke menschen, kleeders, koussen, scoenen, hernelens on'derhoud van oude menschen, onkosten van sieckten, ook 'het hout in de winter en de grooten koude ... jaerlijc~ 50 g .... Ael moessen in koren 20 sisters maet van Rode ... » Utt een reken in a van 1641 lichten we verder enkele posten : « A en de dochter ~an Jan Kumpst van afgehael?e bieren voor J~n Crocket den ouden in 1639 ». Eigenaardtg dat er ook bter gegeven werd ! WeJlicht had de geneesheer het voorgeschreven. « Item den 18.3.1642 twee pont vlas gecocht om de armen te Iaeten spinnen tot 8 st. 't pont » ; « voor tkint van Cornille schoenlappers seven vierendeeten Jaecken tot een brocck... aen Peeter Swaelens van een laecken roecxken of tahbaert te rnaecken voor Cornillekcns zoon ... aen Cornilleken in hacr sieckte om hoeter en suycker te coopen... voor den
lichter van Cornilleken 32 voeten hout... aen Joos Mosselmans ... van den selven te maecken... de heer Pastoor 1net armmeesters hebben bestaeyt het kint van Cornilleken, vijf · Rijnsguldens voor 't soenken van Corni1Ieken voor 2 hemden, een paer coussen, een paer scoenen ... aen Cornillkens do,chter sieck sijnde tot haer ncotelruft »... Wat arm schaap toch dat Cornilleken ! Uit rekeningen over 1717 : « aen Mathijs de Greef 4 g. 15 st. voor een jaer onderhoud van het kindt van wijlen Jan Hellincx gewesene smet ». Voor die wees werd ook kekocht een kazak, een broek, een jupon (vest), 2 hemden, een paar kousen, een paar hoileblokken en een hoed... Er werd ook 16 gulden betaald voor het onderhoud van het <<arm kint van Niclaes de Wandeleer ». ln 1720 werd « betaelt aen de huysvrouw van Anthoon Windericx (waarschijnlijk te Dworp) eene somme van 12 g. om daer voo,ren te coopen eenen carsijden kasack voor Bastiaan Hellinck alhier». De barbier (geneesheer) trok jaarlijks 18 gulden om « arme menschen te cureren ». Het onderwijs der arme kinderen werd bekostigd door de H. GeesttafeL Koster Jan Hellincx trok zes sister koren « voor het leeren van de aerme kinderen in de schole ». In 1799-1800 « 1 paer holleblokken voor Theresia de Leener 5 st. ; 5 ellen lijnwaad voor 2 hemden 4 g. 10 st. ; voor een siamoisen neusdoek, 1 siamoise en 1 flanellen rok 7 g. 10 st. ; aan Seb. van der V el den voor winkelwaren voor diverse armen 7 g. ; voor het visiteren en cureren van de hand van Theresia de Leener 7 g. 14 st. ; koren uitgedeeld aan de armen 24 g. 1 st. ; 5 ellen lijnwaad en fatsoen voor 2 hemden 5 g. 13 st. (A.P.). De behoeftigen die in een andere parochie gingen wonen werden gesteund door de H. Geesttafel van hun vroegere parochie. Dit is nu nog de zgn. onderstandsplaats, en deze strekte zich uit tot ouders, kinderen en kleinkinderen. Deze waren slechts inwoners der gemeente. Van het derde geslacht af waren ze ingezetenen, en hadden ze recht op de onderstand der parochie die zij bewoonden. Enkele namen van H. Geestmeesters zijn tot ons gekom-en, waarbij dient gezegd dat ze meestal tevens schepen of kerkmeester waren, zoals dit trouwens thans nog vaak het geval is. \Vi11em Grirnberghs alias Opzomere, jan van Aerschot in 1498 ; Matheus Claes in 1508 ; Jakob Speeckaert in 1517); Nicasius Reynier in 1521 ;, Hubrecht de Verwere, Servaes Fabry in 1547; Jan van Liere, Jan Claes 1552 ; Antoon \Veyts, Walraven van der Biest 1555 ; Francis van der Beecken 1612 ; Paschasius van den Plassche 1613; Jan 1V1athijs 1613; Dyonisius de Duyve 1614; Theodorus Pauli (Pauwels?) 1615; Jan Loock 1616; Jan CroIen 1618; jan Claes 1622; Jan de Nayer 1622; Pieter de Ridder 1625 ; Pieter de \Vandeleer 1637 ; Jan Crocket 1639 ; Laureis Wets 1645 ; H enctrik de Boeck 16.... ; Ouillam Go277
276
vaert, Frans de Robelaer, Frans van Grasdorf 1659 ; Pieter Lanoy of Lanoyt 1670 ; Guilliam van den Bosch, Loctewijk Hauwaert 1673 ; Gillis Platteborse, Joes Clerc 1685 ; Kornelis Berchmans 1688 ; Karel de Haes 1694 ; Laureis de Ridder 1717 ; Filip Mommaert, Kristiaan Genebosch 1768 ; Sebastiaan van den Plas 17 44 ; 1799 Sim on Berckmans, Fras Berckmans, Jan Remi van Cauwelaert, J. Wijns, Laureis de Neyer. De H. Geesttafels werden in 1796 afgeschaft en vervangen door Burelen van Weldadigheid, op hun beurt in 1925 kommissies van Openbare Onderstand geworden. De pastorele inkomsten en goederen. Bij de « eerste erectie van de capelle van Als. in prochie kercke » had de abdij van Kamerijk, als patroon van de « capelle van O.L.V. tot Alsenbergh » het tiend « gecedeert ende gelaeten tot competentie suyver ende onbelast, aen de pastorije >> ••• onder voorbehoud nochtans ... van op de hoogdagen de offeranden die aan het altaar gedaan werden, vermogen te lichten ... Door een langdurig misbruik werden deze offeranden echter · voor twee derden genoten door de pastoor en voor het derde deel door de koster. Krachtens een scheidsrechterlijke uitspraak van Meester Pieter de Oude, kanselier van de bisschop van Kamerijk, bekwam pastoor Wilhelmus levenslang het recht op de grote en de kleine tienden van de abdij, en de offerande aan het altaar, behalve een vierde van die ingezameld op de verjaardag van de altaarwijding : << Pieter de Oude, kanunnik en officiaal van Kamerijk, verklaar dat een betwisting gerezen zijnde tussen Willem) priester van Alsemberg, en de kerk van het H. Graf van Kamerijk, patroon (persona) van bedoelde parochie van Alsembêrg, over de kompetentie (het vereiste deel in de inkomsten van de parochie om te voorzien in het onderhoud van de bedienaar van kerk en parochie) van het beneficie van bedoelde parochie, die hij beweerde hem te moeten toegekend worden door de kerk van het H. Graf als « patroon » van de plaats, na een onderzoek door rechtschapen personen over de kompetentie van bedoeld beneficie, de kerk van het H. Graf en Willem, priester, overeengekomen zijn over die kompetentie, derwijze dat de kerk van het H. Graf aan Willem levenslang, als priester van Alsemberg, de gehele portie toestaat die tot dusver aan bedoelde kerk betaald werd uit de offeranden geschonken aan het altaar van Alsemberg en uit de grote en de kleine tiende van bedoelde parochie, terwijl de kerk van het H. Graf nochtans het vierde deel behoudt van de offeranden aan de kerk op de kerkmisdag van de kerk van Alsemberg en de renten in geld en kapuinen die de kerk van het H. Graf in dat dorp geniet. i\1its welk, prîester Willem in rechte erkent dat bedoeld beneficie hem toekwam, maar indien
278
men thans een tiende betaalt dat tot dusver niet betaald werd ( novale ? ) , zal de kerk van het H. Graf, in weerwil van hetgene voorafgaat, haar deel in dat tiende hebben. Ter oorkonde waarvan, heb ik op verzoek van genoemde Willem, priester, en van de kerk van het H. Graf, deze letteren doen verzegelen met het zegel van de zetel van Kamerijk, onder voorbehoud van al de rechten van de opvolgers van Willem. Gedaan in het jaar O.H. 1243, donderdags vóór het feest van St. Andreas, aposteL» (26.11.1243). (Arch. du No.rd, Rijsel, 3 H 240/3316). In 1618 lezen we dat het « waarachtig is dat de E. H. Prelaat der abdij van St. Geertrui te Leuven voor de twee derdendelen en de pastoor voor het resterende derde deel t~t hun kompetentie zijn heffende ... zo in granen als anderszms, alsmede de houttiende van de bossen die eertijds land geweest zijn.» (A.P.). De abdij van St. Geertruide te Leuven had nooit iets bijgedragen tot de « portia congrua » of tot het o.nderhoud van de kerk, en men drong daar niet op aan om last en processen te vermijden Het moet echter wel waar zijn dat de pastoor moeite had om te bestaan, wat trouwens reeds in 1604. ~ordt vastgesteld waar hij schrijft dat de pastoor zeer wemtg vergoed wordt, maar dat het inkomen zou kunnen vermeerderd worden, bijaldien de goederen van de kerk, die belangrijk genoeg· zijn, goed beheerd worden. (A.A.). Wegens de « niet genoeghsaemheyt » van de tiende, was er << ab ipsa origine et erectione de Capella in parochiam » aan de pastoor iets bijgegeven door de kerk en bij «verloop van tijde» werd daar nog aan toegevoegd de tiende van O.L.V. van een bo.s genoemd de Gesetten bos. Later werd deze tiende weder afgestaan aan de kerk, mits jaarlijks « in recognitionem istius cessionis » iets bij te betalen uit de inkomsten der kerk « ut constat ex computibus ejusdem ». In het jaar 1649, eindelijk, werd uit de inkomsten der kerk 200 gulden 's jaars aan de pastoor betaald (beslissing van Aartsbisschop Jacobus Boon en). Deze 200 gulden werden uitbetaald tot circa 1710, toen ze uit de rekeningen geschrapt werden, zodat de pastoor genoodzaakt was een geding in te spannen, dat hij op 28.4.1739 won ; al de achterstallige sommen en interesten moesten hem uitgekeerd worden ... De pastoor genoot ook de novaaltiende door geheel de parochie, bestaande uit 28 bunder land en 6 b. 2 dw. bos « welcke novaeltiende beneffens het derde paert der groote te zamen met het 3de paert der groote jaerlijks deductis deducendis = 500 g. » courant geld bedroeg (R.K. 46764). « Item heeft de cure de vleeschtiende (nl. het 1Ode vigge en het 1Ode lam) uytbrengende somtijds op 10 jaer 1 gulden... de houttiende volgens taxaet van den tiendestecker op het gemeyn jaer 3 gulden ».
279
Zoals men ziet brachten sommige tienden zo heel veel niet op. In een rekening uit de 18de eeuw vernemen we dat « de cure van Als. jaerlijkx ontvanght van den rentmeester der kercke tot kermisse verschijnende 200 gulden tot supplement der pa~toreele competentie der thiende, tot laste der fabrique provisoirelijek toegewesen conform aen het vonnis daer over gegeven in den souvereynen Raede van Brabant 28.4.1739 ». Verder trok te dien tijde de pastoor van het tiend van O.L.V. te Meigem nog slechts 25 stuiver. De pastarele goederen bestonden in 1706 en ook in 1751 uit : een weide groot 1 dagwand palend o. aan het kerkegoed geh. het Hemelrijk, z. de tuin van de pastorij, w. het land van Guill. van den Bosch, n. de kerkeweide gen. het Kareelgelege, liggende in zijn heim, haag en verhef met de bomen op dat verhef staande, als notebomen, kriekelaren vrij van lasten. Een stuk land groot 1/2 bunder palende o. de goederen van Francis Everaerts, z. de erfgenamen van advokaat van Hamme, w. de armen van Dworp, n. Francis Everaerts, vrij van lasten, verhuurd aan Hendrik Swalus. Als renten : een o.nkwijtbare rente van 2 kapuinen à 15 stuivers het s.tuk, bezet op een gelege. onder Rode op Terhei de, .palende aan de erfgenamen Gillis de Cocq, de ergenamen Gillis de Glas, w. de goederen van het Rode Klooster ; dat land hoorde toen toe aan Roeland Taelemans en aan Domien de Bie, drogist te Brussel. Een ankwijtbare rente van de 3/4 van 2 g. 8 st., terwijl het overige verdeeld was onder de pastoor en de koster van Rode en de kapelanen van Als., bezet op een blok land, gen. de Borrelaar, groot 6 dw., palende n. aan de goederen van de Armen van Huizingen, o. de Lievevrouwenweg (thans Beukenstraat), z. en w. de hofstede van Guiii. Baetens ... aan de Armen van Alsemberg en Jan de Nayer, en later aan Louis Froidmont, archier te Brussel, en Jakemein van Obbergen van Als.; een ankwijtbare rente van 3 st. 's jaars ten laste van het klooster van Zevenborren, bezet op hun landen onder Rode, waarvan geen andere bewijzen bestonden dan « een langduedge paisibele possessie» ; een rente van 3 g. op een grotere rente van 11 g. 6 st. «begrepen in den fondati~ hrief » ; een rente van 1 g. 5 st. op de herberg de Drte Koningen nevens de Pastorij toebehorende. aan Guill. van den Bosch en Katarina de Bue, over Sebashaan de Gheynst, over Gabriël Schoeps. Deze rente werd door pastoor Segers afgelegd en het kapitaal werd gebruikt tot het ophogen van de tuin der pastorij~ De pastoor genoot ook rechten « in het aenstellen van de heeren cappe1Iaenen soo van d'eerste als van de tweede fundatie, mitsgaeders ende van de armmeesters. rentmeester der fahrique ende arme, als mede van clockluyders, orgel280
blaeser, en van de coopvrouwe debiterende voor en de ten behoev~ der kercke de boeckxkens, beeldekens, ringen . ende de keerskens etc.>>; ook uit missen en uitvaarten van << pelgrims ende van afgezetenen (van buiten het dorp) hier camende ende alhier casuelijek stervende, door een langhduerich ende paisible gebruyck is alhier in den Boschk.~nt het recht van sepultur·e den pastor der plaetse, daer SlJ commen te sterven »... In 1614 was de « pastorij » 86 g. per jaar waard en de pastoor kreeg van de kerkfabriek 180 g. bij (A.A.), alles op « den last van sondach en heylichdach misse ende
1
3
6
5
9
10
12
__________
__.
Plattegrond van de pastorij in 1640.
1. « die groofe caemer. -
3. Een
b~slooterz plaetse. -
2. Gaenderije om !zout in te leggen . .-
4. Gaelderije. - 5. Spinne (lloorraadkelder) dtende voor kelder. - 6. Den hof. - 7. Via ad do mum (weg naar ~et huis). - 8. Stal. -- !J. Die keukt>. - 10. Slaepcaemer. 11. Vra ad ambulandum (waadel1.vcg). - 12. Post prato (acflter de weute >), (Archief van het Aartsbisdom}.
281
op den cheyns van 12 l/2 st. aen den heere Proost van de Capelle binnen Brussel die de cure draghen moet». (A.P.) Over het algemeen waren de parochiebedienaars vrijgesteld van belastingen. Pierre Oaxotte, in zijn werk « Le Siècle de Louis XV, bi. 87, zegt daarover : « L'exemption des eccJésiastiques a pour origine la pauvreté du clergé qui n'avait d'autre revenu que celui des offrandes des fidèles ». Later bestond er << immuniteyt voor pastoors welcker competentie niet en is excederende 300 g. ( 1700). Ingevolge het konkordaat van 1801 tussen Z.H. de Paus en Napoleon I, ontvangt de parochiegeestelijkheid alhier een wedde van weo-e de Staat, ter vergoeding van de door de Franse bezetter~ verbeurd verklaarde geestelijke eigendommen. De pastorij. - Tenzij de eerste kapel of kerk beneden zou gestaan hebben, zal het eerste pastoorshuis misschien wel boven ergens naast de kerk gestaan hebben. Niets is daarover evenwel bekend. In 1489 waren er zeven geestelijke huizen : « Item 7 geestelijcke huysen d, een geamortisseert ehde toebehoorende der erfcueren ende bij den parochiaen bewoent »... In 1640 was er sprake van om « het huis boven nevens de kerk » als pastorij te gebruiken. Misschien om reden dat de eigenlijke pastoorswoning in minder goede staat was, wat zou bHjken uit dekenbezoeken uit 1603 en 16~4 : de pastorij is zeer licht gebouwd ( cura val de termtter fundata) en de pastorij, die tot hiertoe gebruikt word~, heeft van binnen enige herstelling nodig ( domus pastoralts quam hactenus elocavat dutus dess, aliqua reparatione indigat (A.A.). In het kerkbezoek van 1599 staat n~chtans dat de pastorij hersteld is (A.A.) (do mum pastoralts refecta). In elk geval, in 1693 stond de pastorij reeds op haar huidige plaats, want pastoor Joannes de Clercq bewoonde toen ~< het curenhuys en de pastoraige beneden die kercke ». In een dekenvisiet van 1572 ]eest men : « Pastoralis domus est noviter constructa ». Dit wijst erop dat de vorige versleten was of wel door de beeldstormers vernield werd. Niettemin onderging ze reeds omstreeks 1606 grote herst~.l Iinrren. De landdeken stelt in 1610 vast dat ze behoorliJk he:Psteld werd. jaak van den Abee]e had met zijn « kare ende paerden die steenen tot reparatie van het curenhuys aencrehaelt ». Voor de herstelling van het dak werden 200 <( gcluye » gebruikt. De pastorij" was dus met stro gedekt. Ook nog in 1672, toen 2 « dachueren om stroey te leggen » en 50 « gelaey » verwerkt werden. Verder waren er uit. . gaven gedaan voor « timmeren, decken en pleeken ». Voor het « backhuys » werden 7 mandelen dekstro voor 6 g. 10 st. geleverd. In 16 I 7 \Venl een « caemer op den cuerengrondt » gebouwd. Daarvoor \Verd uitgegeven aan «timmerlieden, sae-
2R2
gers, stroodeckers en pleekers en voor tichelen, calck ende glaesen » (K.A. 2320). De pastoor hield zich toen, zoals al de dorpsherders, bezig met landbouw. In 1642 betaalde hij aan Hendrik van den Plassche « voor aen mijn koeystal te mijtsen » ... Bij elke pastorij was vroeger een schuur voor het bergen van het tiendekoren, de zgn. tiendeschuur. Te Alsemberg ook, doch daartoe diende de « solderinghe (van de kapelaanshuizen) gelegen boven de stagie in 't geheel voor desen aJtijdt is gebruyckt geweest voor desen kerke spijcker tot het leggen haerder graenen soo van hare corenrenten als van hare verhuerde goeden in graenen, welcke solderinghe als nu ter lenghde van de naergemelde wooninghe » (K.A. 2324). Omstreeks 1640 werd aan de pastorij een nieuwe schuur gebouwd of althans grondig hersteld. Er werd betaald aan Pieter Mettewie en Jan Mathijs voor « 21 wissen eyckenhout te maecken van eycken die verbesight zijn aen de schuere van de cure >>. Zes jaar later moesten er weer « 200 gelaye » verwerkt worden, want « door groten windt het dack van den stal ende schure van de cure merckelijck ontdeckt sijnde » (K.A. 2330). Toen werden ook allerlei werken aan het « curenhuis » uitgevoerd. In de rekeningen vermeldt men glas, schotels, nagels, ijzer en arduin. In 1622 werd een « nieuw quadier » gebouwd, waarvoor pavijsel, rode pannen, 24 vaten kalk, mitsgaders 10 pond grauwsel verbezigd werden. In 1672 werden « diversche notabel stucken eycken boute » verwerkt. Voor 167 4 werd betaald aan Jan Berckmans voor 11 dagen « gerepareert het steenen dack van het curenhuys >>. Het was toen waarschijnlijk met tichels gedekt. Gedurende dat werk werden, naar het gebruik van de tijd~ 33 potten bier gedronken. Was het de tand des tijds niet, dan zorgden de soldaten voor de vernieling. In 1678 werd aan Oielis Hellincx 6 st. betaald «van eenige reparatie van hetgene de soldaten in het curenhuys hebben gebroken >>. In 1684 werd er weer aan de pastorij gewerkt. Aan de « Heere procurator van Sevenborren ... 16 g. 16 st. voor 2800 « careel gelevert a en de cure ». Die steen kwam van het Kareelgelege, tussen de Heinsput en de molen, dat aldus nog geheten wordt. In 1715 werden 200 bundelen « ge1ay » (stro) tot reparatie van het curenhuys verwerkt door Hendrik Messemaecker (A.P.). In 1742 waren de << houte buysen van de fonteyne bij Japs van tijde » versleten en werden nieuwe gemaakt. In 1751 schrijft pastoor Le Corbisier dat « den grondt ende erfve daer het cuerenhuys met sijne appendentien als nu is op staende beneffens den coolhove, van wegens de fabrique gecedeert ende gelaeten aen de cueren... dat hetselve huys bij verloop van tijde vergroot, de schuere, stallinghen ende backhu;ys met de fonteyne, zijn getimmert ende 283
gemaeckt uyt de revenuen der gezegde fabrique behalve den cleemen hout-stal die ick ( Corbisier) in 17 42 ten mijnen coste hebbe doen bouwen... Het cueren huys onvoorsien sijnde van een waschhuys, daer toe het gerechtigt was ... hebbe van dien cleemen hout-stal... op mijne coste doen bouwen een steerJen wasch-huys met een loote pompe daer in... de reparatie van die edificien altijdt is gebracht tot laste van de fabrique gelijck degene van het capellaen ende costers-huys, behoudelijek de schuere van de cuere : tot laste van de pastor »... De pastorij werd omschreven als « het pastareel huys met den coolhave (groententuin) daer voor en van achter aen liggende, met schuere, stallingen, wasch ende over-buere daeraen sta~nde» (A.P.). De huidige pastorij werd gebouwd in 1756, niet juist op de plaats van de oude, vermits er in een stuk uit 1770 sprake is van « voorbij het onlangs afgebroken oud huys pastareel » (K.A.). In een opgave van 1767 (R.K. 46647) staat de nieuwe beschreven als volgt : « De pastorij heeft een curenhuys met een hof en een kleyne weyde oft boomgaerd daeraen annex in den selven enelos rontorn in sijne haegen te saemen groot salvo justo een 1/2 bunder, welck cuerenhuys beneffens den hof ende de weyde van wegens de fabrique gecedeert ende gelaten is aen de cure ende door de fabrique in het jaer 1756 gebout, in het jaar 1785 gerestatueert ende ten allen tijde door de fabrique moet onderhouden worden ... De pastorije heeft oock eene schuere, de welke als ik pastoor geworden ben tot St. Jan in 1785 in geheelen slechten staat was van stroye daeken en kleeme wanden, maer aangesien datter kwestie was wie deselve moest maeken den pastoor of de fabrique, naer advisen der advocaeten pro et contra gehaelt te hebben, hebben om alle moeylijckheyd en processen te ontflugten met de fabrique in de maend .Meert 1787 een accoord aengegaen om deselve schuere te restaureren het welck gepasseert is voor den notaris Oiblet tot Calevoet »... Aan de pastorij was een << stuck Cureland van 1/2 bunder vast. De pastorij was « in zijne majesteyts Tolkamere belast met 2 deniers 3 meyten sjaers ter oorsaecke van eenen opstal (stukje grond) voor de poortc van de pastorije » ... Verder betaalde de pastorij aan de abdij van het H. Graf te Kamerijk «in qualiteyd als proost van O.L.V. ter Capelle tot Brussel over een grondchijns van 1 cappuyn ende 13 penninghen 17 st 2 o.». In 1894 liet pastoor Bols de voorgevel bepleisteren en in rnde baksteen zetten en hij die gelegenheid het venster hoven de ingangsdeur verhouwen tot een nis, waarin een heeld van de « Goede Herder», \Verk van A. Bressers, gcplaat~t werd. Ten slotte vermelden we dat Bols een nieuwe eikt\nhnutcn gotieke archiefkast in de pastorij liet plaatsen. In 18!lf) spande hij pogingen in om een nieuw pastorijge-
bouw op te trekken, in plaats van de oude vermolmde links bove~ op de. helling, maar zo dat het gezicht op d~ kerk er met zou door belemmerd worden ... De Pastoors
Als ?Prichter van de parochie kan worden beschouwd abt f!arvli!z va~ de a?dij ':a~ Kamerijk (venerabilis Pratris nostn sepulchn abbatls), d1e 111 1155 van bisschop Niklaas V opdrac~.t kreeg om een kapel en andere gebouwen, vermoedel1Jk een hoeve, te Alsemberg te laten optrekken. . . De eerst_volgende herder ontmoeten we pas in 1243 Hl] _h.eette Wzllemus of Willem. Er bestonden toen nog aee~ familienamen. o . Egidius is in t.~oo bekend, doordat Jan Oie1emans ovet hem spreekt. Htj staat ook vermeld op een schilderij, aan de kerk geschonken door éle Broederschap van O.L.V. van Alsemberg ~~ Be~gen en waarop Pastoor Egidius van C?:'L.V. bevel knJgt z1ch naar de kerk te begeven. In die tijd heersten -er grote beroerten in het land en benden kwaaddoeners verontrusten niet alleen het hertogdom Brabant maar ook de graafschappen Vlaanderen en Heneaouwen. Alsemberg had er eveneens onder te lijden, zod~nig dat het ~Idaar ge~ouwde heiligdom bijna geen bezoekers meer ontvmg. DestiJds op een nacht verscheen de H. Maacrd aan een zeer godvruchtig priester, Gillis O'enaamd en ~ei 0 hem : Sta. da~~lijk van uw bed op, en ga mijn k~pel bezoeken. Utt ZIJn slaap gewekt, begaf de priester zich terstond naar het kerkhof en daar zag hij een stoet van heilicre b
De pastorij, vóór de bouw
l'illl
tit• Maria::aal.
JV\aagden, prachtiger dan ooit menselijk oog aanschouwd had. Achteraan kwam een eerbiedwaardige geestelijke, die ter ere van Gods Moeder de H. Mis in de kerk ging opdragen. Ook de koster verklaarde een wonder visioen gehad te hebben, dat hem uitermate verheugd had. De volgende ochtend vond men nevens het altaar een zijden draad hangen. Door deze en nog andere wonderen opgewekt, vatte men eindelijk nieuwe ijver en toog men voorgoed aan het werk om het te voltrekken. Gaandeweg verbreidde zich de faam van de mirakuleuze O.L.V. van Alsemberg wijd en zijd, en gans buitengewoon werd er de toeloop van pelgrims. jan Repellzorst, van Reppelhorst of van Kleef, was pastoor in 1428, later kapelaan en onderplebaan van St. Ooedele te Brussel en « portionnaire >> van de St. Niklaaskerk in 1431 ; vervolgens pastoor van Dilbeek en kanunnik te Anderlecht. Op 7.8.1460 wordt hij nog als dusdanig vermeld. Hij was een edelmoedig begiftiger van verscheidene kloosters (<<ven. Johannis Repelhorst alias de Clevis canoni ei specialis benefactoris nostris », zeggen de annalen van het klooster van Groenendaal (M. Dijckmans S.J., Obituaire de Groenendaal, 1940, bi. 146-147). jan Diericx ( 1425). Vroeger was de kerk de natuurlijke erfgenaam van de pastoor. Bij zijn aanstelling reeds moest hij haar met een gift, een bruidschat vereren en bij zijn overlijden trad ze, als natuurlijk erfgenaam, in het bezit dat de pastoor had verworven (Laenen, Parochiewezen). Pastoor Diericx liet de « priesterhusen » aan de kerk na (K.A. 2323) << Johannes dictus Oiericx pbr curatus de Alsenberge filius quondam Willem dicti Diericx ». Hij moet welhebbend geweest zijn, want hij verschijnt in tal van akten tot aankoop van goederen alhier. Een « jan Diericx aen de \Vaelsche plaetse te Bruessele », die jaarlijks een « mudde coren betae1t hebbe gehadt » aan de kerk, zal wel een van: zijn verwanten geweest zijn ( 1472 K.A. - 12757). I·n R.A.B., G. 6636bis staan verscheidene akten betreffende pastoor Jan Diedericx (6.1.1421 ; Gi11is Diericx zoon WilJem, Gillis Diericx gezegd van der CapeHen (1429). Wouter Knaep (1480-1501). Ook deze schonk, doch in 1468 toen hij hier nog geen pasto.or was, - misschien was hij één der zeven kapelanen - aan de kerk onder meer een << hofstede... boven den molen van ten broecke... tegen thof ter Hacgen » voor « 24 silveren penninghen, geheeten vier·lants anders gen. stuyvers ... aen de kercke gegeven Walterus Cnaepe tot behulpe van Godts dienste ». In 1469 (K.A. 2322) treedt «Wouter van Huffele geheten Knape priester» op in een akte betreffende een hofstede geheten « de lilye metten huyse... gelegen aent kerckhof metten voorhoede aen de dijne trappen ende met den eynde aen de goeden geheten den Ingei ». « Waltercis Cnaepe priestere » schonk ook aan de
~erk ~en « bosch v~n Ste Jans gasthuys ... mits een rente van 2~. s1lvere~ . pennm.ghen ·::die geconstitueert sijn door W"Jien ... ~1coJaus P1erets btJ schepenbrieve van 1468 met
de donatl.e ten behoeve van dese kercke... Aengaende dese hofste.de ts alnoch geweten dat d~sel':'e te voorens bij schepenbnef van 1428 van weghen dte kweleren ende erfgeriaemen va~1 Jan Stevens ende Dieriek B~rckmans noch is getranspot teert geweest a en se keren wtjlen Jan Orimberghs geheeten Hoepsomers, elders Opsomer, op den last van 20_ :Jb. barsegeit aen St Jans Oasthuys ende 10 st. aen de ket cke ... Daernaer noch andermael is getransporteert geworde_n doer sckeren Peeter ende Hennen Wets kinderen Hendncl;: aen sckeren Walterus van der Biest ende jacquemijne Mo.nssens ... >>. (R.K. 19844). Als pastoor. ditmaal, treedt «Wouter van den Huffle geheten ~~:ape pn.ester ende prochiaen te Alsenberge » samen n~et Gtehs de _Rtdder kerkmeester op in een akte van schenkt_ng door « LtpP.ens sone wijlen .Malpens die men hiet Joos Ltppens ende Lijsbetten Popeliers sine wive van eene hofstede metten huyse ... gelegen te Alsenberge ... tusschen sheeren strate aldaer in 3 sicten eommende metten ondersten ende a~n tgasthuys aldaer ... erfelic te houden ende te besitten ... n:tts eene~ cheyns van een gulden penninx geheten peter te vter schelhnghen ende 5 penn. Brab. » (K.A. 2322). In 1426 treffen we een << ... jan geheten Cnape kerckmeester van onser lieven vrouwen van Alsenberghe » aan in een akte van sc~enking d~or « Janne geheten van Dorpe (Dworp) soen w1len Jans dtemen hiet van Dorpe ... van een hofstadt metten huyse daerop staende t' Alsenberahe buten den ket:cmeer aen de clijne trappen metten voorhoede met eenre ztden Iangx den kercmuer ende metten anderen ziden aen de straete streekende tot aen den oudsten stichele daer men te Beersele weert gaet... ». Vermoedelijk is deze kerkme.ester de ~ader van P_astoor ..Knaep. Jan Knape en zijn hutsvrouw stichtten een JaargetiJde van 3 veertel rogge op ~et Hof te Ingendaal en een Egidius Knape en huisvrouw heten twee veertel koren op een huis en drie daawand land palende aan het goed van de kerk bij de ga10', beertijds de b weduwe jan Stevens. (A.P.). In 1664, 200 jaar later, vinden we de naam van die pastnor vermeld in een akte betreffende 2 dw. land rrelegen ter plaatse geh. « tgroot Engeldaelvelt tusschen de goeden heeren Wat~ter Cnaeps, I:riester ... » Een Gillis van Huffle komt voor m een akte wt 1469 « Gielys van den Huffle geheten Cnape sone wilen jans ». Egidi~1s .. Bruylant. Verschijnt in een haardtelling als «heren ÛlehJS Brulants erfprochiaen ende rentmeestere der kercke van .Als. » samen met « Anthoenijs de Neyer, kerd<meester »; m een charter van 31 mei 1499 (K.A. 2322) 1
287
inzake « een hofstad metten huyse daerop staende metten coellochten daer aen liggende ende gelegen tusschen de goeden 1. Peter Hannaerts geheeten · Weyten, 2. de herberghe geheeten de 3 coninghen, commende aen de goeden Jans sCoenincx ende sheeren strate ». Ook nog op 10.2.1501 betreffende « een droge weyde opten Holenbarre » palende aan Andries Lepeleren en aan ToU1·neur << ende metten ondersten sijde den bempt van Hungerijen ». Heeft deze kerk « seer bevoordert >>, staat er over hem geschreven. Hij overleed in 1512. Jakob Coelman (1512). Voor Katarina Ronge en Hieranimus Coolman haar man was een jaargetijde gesticht. Wellicht waren dit bloedverwanten van hem. Godeverd Claes ( 1531). Zoon wijlen Jan ( 0. 638, fo70). Hij stierf omtrent het jaar 1563 en werd begraven vóór het altaar der H. Anna. Wij vinden hem in 1549 vermeld in een akte tot uitgifte « aen Huybrectit de Ververe ende Marie Wets (R.K. 19844), van een hofken van 25 roeden palende aen sheren strate ... den ouden Postweg ... aen van den Bosch en ten zuyden aen de hofstede eerst genoemt den Hert daer naar de 3 coninghen ende nu weerom den Hert. .. » Dit is de latere afspanning « De Ster ». Claes was vermoedelijk van Alsemberg zelf herkomstig. Omstreeks 1560 schonk hij een koperen kandelaar o1n in het midden van het koor te plaatsen. Hij verschijnt ook in een akte van 3.12.1539 ( 0. 6636) samen met de kinderen van Wencelijn de Vleminck, Hubrecht en Jan ; Paeschine gehuwd met Geert van den Eynde ; Margareta gehuwd met Miehiel Verhesen. Margareta Scamps weduwe van Willem Scamps en hun dochter Anna. Hij had ook een jaargetijde gesticht. Laureis Vos ( 1559). << Heer Laureys Vos priester proeh i a en van Rode voerscr. geweest hebbende ende nu prochiaen der kercke van Halsenberg he >> ( 0. 6638). Willem DraZant (15 .... -1569). Hij maakte in 1562 (0. 6638) het testament op van «Jacobus de Molle vleeschouwere ». In de rekeingen over 1532 van de hoogmeier van Rode komt hij tweemaal voor. Een Jan Betten wordt er met 2 gulden bestraft « van dat hij gedreicht heeft heeren Willem . Dralant te slaene, en een Machiel van Brabant tot 3 rijders << van dat hij met eerten potte met biere begoten had de heeren Willem Dralant priestere >> ( R.K. 12777). Deze feiten deden zich denkelijk voor te Dworp. Pastoor Dralant was waarschijnlijk herkomstig van Huizingen. Bartlwlomrus Storms, uit het Bisdom Ieper ( 1570tot bij zijn overlijden in 1580). In e.en dekanaal kerkbezoek van 26.2.1572 (K.A. 2323) vermeldt de landdeken van StPieters-Leeuw « curatus Storms » als zijnde « baccalaurus utriusque juris » en noemt hij ht.\111 een priester « 1audabilis vitae » t vnnrhecldig}.
R_oelaïnd Bauwens ( 1580). Ten gevolge van de verwoestmgen oyeral hier te lande door de Geuzen geplee d hadden. de htsschoppen de grootste moeite om de buit~n~ kfrochte~ van pastoors te voorzien en waren ze gedwCJngen oosterhngen of wel de pastoors van de naaste parochie te verzoeken om de parochie te bedienen Het hachelijke tijd. Dit blijkt ten overvloede uit het gro~a!a::a~ kort achter~~nvo1gende aanstellingen in dat tijdperk. In 1591 ~~nd bDameJ !yck, pastoor van Dworp, tegelijkertijd voor sem erg. Htj was afkomstig van het Hof te Ingendaal Tussen . 1644 en 1665 woonde nog een gezin Daniël Tyck~ O~ertrutde Medaert met negen kinderen op die hoeve Ntklaas Theys, brouwer en schepen te Rode huwde d~ dochter joanna. Beiden overleden in 1683 e~ werden in d~. kerk te Rode begraven. In 1618 treffen we een Daniël TtjCk. « presbyter ..ende capelaen >> te Drogenbos aan. In een r~kemng trekt ..h•J 32 gulden voor drie maand goddelijke dtenst. Was htJ een neef van onze pastoor ? ln de t5de eeuw was er te Ruisbroek ook een gesJacht Tijck. In 1592 werd Frans Roelants, prior van het klooster van Zevenhorren voor Alsemberg en St. Genesius-Rode aangesteld. In 1595 wa_s Jan van der Meuten, ·prior van hetzelfde klooster, desservttor of bedienàar van onze kerk. Hij woonde op het kasteel te Beersel. In .het jaar 1597 werd Willem Eeckeloo benoemd maar bleef hter slechts twee maand. ' In datzelfde jaar kwam Joannes Haremans doch voor zeer korte tijd. Hij was eigenlijk pastoor te R~de ( 1571). Van 1597 tot 1603 zorgde pastoor van Onckele van Rode voor de parochiedienst, behalve dat in 1603 Oaspar Cellens ( Cellino) een maand lang pastoor was. Hij was een premonstratenzer geestelijke. .!n 1604. werd Albertus Pethynus pastoor (sommi{)'en schriJVen Pal mus, maar ten onrechte). o In 16?5 werd hij opgevolgd door Jan Fabricius, die reeds het Jaar daarop te. St. Kwintens-Lennik pastoor benoemd werd « collatus JUre devolutio ». Weer was het pastoor va.n. Onckle die in afwachting van de aanstelling van een ~t.euwe pastoor de parochie bediende. FabnciUs nam ontslag in 1660 met 300 gulden rustgel~ (permutatus sub P.ensione 300 fL). Hij zou 54 jaar l~no pa~toor geweest ZIJn en heeft te Lennik veel veranderingen mgevoerd aan het inwendige der kerk, altaars geplaats~, de beroemde schilderijen van de Crayer aangekocht (F. Vmckx, De kerk van St. Kwintens-Lennik, 1929). Na het vertrek van Fabricius bleef de parochie zonder vaste. herder tot 1612. In 1608 was er een desservîtor en ook 111 1612} nl. Egidius de Beeck. (A. A.). In 1607 zou er
289
288
naar sommigen een pastoor geweest zij~ : Boudewijn yan der Ha.ghen., die omstreeks 1610 kanunmk van het kaptttel te· Anderlecht werd. Hij had gevraagd om te Zevenbotren in het koor begraven te worden. Hoe ook, in 1606 en 1610 stelt de landdeken vast dat er toen noch pastoor noch desservitor was. (A.A.). Egidias de Beeker ( 161 0). W ~s. t.ot dan toe desservHor of hulppriester voor meester Maxtmthaan Walraevens, kapelaan van de kapel van Wolfshagen te Lot. Pastoor de Becker droeg er veel toe bit 0111 de eredienst van O.L.V. te herste1len. . . . Op 29.6.1621 was hij te Dwor.p peter van Emtel Rmt: schaert, zoon van Menaart en Chnshna van ~er Beck~n , de meter was Maria de Duyve. In 1638 stelde hiJ een gedmg in tot terugbetaling van geld. dat· hij gelee~d ha?. aan Jan Pannee] de jonge, toen deze m « gevanckentsse bt] de Hollanders ende Franchoisen » was (G. 8325). Pastoor de Becker bezat « het recht actie ·ende teeseggen van acht kerpers ... op den Gevaert (vijver) te Rode ... ter sacke van een erfve groot een half dagwant daer tegenwoordelijek een nyeuwt huys ende camme op staeL. te Rode aan de kercke ... met twee zijden aen de kercke en~~ met de andere aen de straete ende aen de beecke ». Ht] verzaakte dat recht ten voordele van Henriek de ~aze zoon Bartholomeus en Johanna de Duyve (G. 340). Ht] overleed datzelfde jaar op 20 september en werd in de n1iddelbeuk . . . begraven. Na pastoor de Becker werd de parochte bed1en~ do~r een pater van het kloostar. van Zevenbor.ren,. _N. PanJs, dte later pastoor werd ergens in een parochte blJ I~per. Lukas van Lat!zem (in een schepenakte mt 16~~, 0. 9170, staat Silvester). (Goede Week 1639-16~7). HtJ was een « eruditum virum », een geleerd man, schrtjft Sanderu~. Hij is de schrijver van een geschiedenis van Alsemberg,. dte talrijke uitgaven beleefde. Door hem werden veel fetten opgetekend die anders helemaal onbekend zouden .~ebleven zijn. In een register, dat thans nog op de. p~stonJ berust, schreef hij het << kort verhael van de pnnct~~elst.e ende raerste stucken der kercke van Als. o~ wat hjt. dte ghe ... rnaeekt oft verlooren sijn ende andere circums.tantt.en, alsoo ick die hebbe konnen achterhaelen uut de h1ston~n, oude ende nieuwe rekeninghen over1everinghe der auderlmghe a!s oock van f ghene datter in de kercke van Als~ ghemaeckt lS ten tijde dat ick onwerdich de cure van Als. be~rnt ~~bbe ».:. Over zijn Geschiedenis van de ker.k schnJft htJ : .« Dtt jaer ( 1643) is oock uytgegaen de historte van de bouwmghe der kercke ... ende mirakelen door O.L.V. geda~n_, ghappro: beert door den E.H. Hendrick Galenus archtchaken ende vicadus in sijn leven van den aertsb. van Mechelen Boonen...
wierden dnen gedruckt 3.000 boecxkens int nederlants ende francois, ende waereri al vercocht int jaer 1668 ». Er kwamen toen geweJdïg veel Waalse pelgrims naar Alsembera. De ~ranse uitgave kwam in 1654 van de pers. Tusse0n haakJes gezegd, menig m.onografieschrijver ·van deze tijd kan er niet op bogen zulke oplage te laten drukken en ze op zo korte tijd te verkopen ! In zijn tijd w~rd de kerk meer dan ooit versierd. Hij 11léJg de Jan Bols van zijn tijd geheten worden. De ontzettende brandramp, in 1653, waarbij de toren, 93,5 m. hoog, afbrandde en instortte, gebeurde in zijn. tijd. Door het omhalen van giften enz. beijverde hij zich om de schade te herstellen. · Voorts gaf hij een nieuwe impuls aan de Mariaverering alhier, die onder de tijd van de Hertogen Albert en Isabella een a·lgemeen verschijnsel is, dat men ook vaststelt in andere heiligdommen, als Jezus-Eik enz. Hij liet ook de· reeks grote doeken in de kerk tot voorsteJJing van de legende van de stichting van de kerk door Antoon Sallarts, de Brusselse schilder, maken. Zijn beeltenis komt vermoede1ijk voor op het schilderij dat in de H. Kruiskapel hangt en waarop ook de voornaamste oudste geschiedschrijvers van de ' kerk afgebeeld zijn. Pastoor van Lathem bezette een zaterdagse mis op een dagwand land op het Schoenmakersblok « achter de kercke lancx het weghsken gaende naer HalJen »... Met Kerstdag 1657 werd van Lathem rector van het St. E1isabethk1ooster te Brussel. Uit volgend stuk van zijn h~nd ( G. 8399) blijkt dat hij pas in 1659 naar Brussel gtng wonen « welcke assignatie int jaer 1659 als ick tot Brussel was komen wonen over ghegeven hebbende aen Hr van Biestraeten pastoor in mijne plaets gevaccadeert »... Vroeger gebeurde het niet zelden dat parochianen hun testament Heten opmaken door l1un pastoor. Te Rode vonden we daarvan menigvuldige voorbeelden in de parochieboeken. Op 3. 7.1641 ( G. 8303) maakte van Lathem een testament op waarin Nicl~~s de Ridder zich verbindt om aan Cathe1ijn Wauters 600 RIJnsguldens te schenken « soohaest sij sulJen getra~lt sijn .» ... Op 29.8:1652 een testament voor Maeycken (Mana) Gutllande, waarm deze o.m. beschikte: een aezon()'en mis te doen celebreren bij de Augustijnen te Brusscl ter ~re van O.L.V. van Goet ~ucces; 2 g. 8 st. te geven aan de kerk van O.L.V. van Fmisterre voor de kroon van O.L.V.; 6 g. aan de Kapel van O.L.V. ten voghelen sanck »; 3 g. aan de. O.L.V.-broeders voor een mis in de l<apel van de schapulter ; 50 g. tot het bezetten van een plechtige mis van O..L.V. op een zaterdag; een jaargetijde voor de ziel van haar man en haar kinderen. Zij verlangde dezelfde uitvaart te hebben ais haar man en dat er zoveel brood zou uitge-
290 291
deeld worden als het hun beliefde... << hun lieden bevelende altijt in Jiefde ende vrintschap te leven ende mindelijck te deelen onder malekanderen dat haer Godt verleent heeft als Godt geJieven sal haer van dit sterfelijcke leven te verlossen ». Als getuigen tekenden kapelaan van Meerbeeck en koster Hendrik Hellincx. (A.P.). jan l'an Biestraeten (1657-1664). Hij was herkomstig van Brussel en overleed op 4.1 0.1664. . Pi eter Matlzys ( 1665-23.9.1666, toen hij pastoor van St. Katelijne te Mechelen werd). Pantaleon Stuycker (1667-1679). Was vroeger onderpastoor van St. Rombouts te Mechelen. De « gagie >> van de pasto~r bedroeg in die jaren 200 gulden per jaar. Hij overle~d m 1679. Pastoor .Minten van Rode was zijn testamentuttvoerder en bediende de kerk ad inte(im tot in 1680. j.B. de Clercq ( 1680-1706). Zijn moeder, Magdalen a du ~osse, woo!lde biL hem in. Hij overleed op 29.6.1706 en stichtte een Jaargetijde met verpanding van een « geleegh boven den molen ». . Egidius Le Corbisier (1706-1752). Geboren te Lippelo m 1682. Bols schrijft over hem dat hij het vervallen Broederschap van O.L.V. deed herleven. In 1708 werd door de kerkfabriek de vergoeding van 200 gulden afgeschaft die tot dusver aan de pastoors van Alsemberg betaald werd. Alle jaren maakte Corbisier daartegen bezwaar, maar dit hielp niet. In 1737 was hij dit eindelijk beu en bracht zijn z_aak ~oor ?e hogere overheid. « Aengesien sijne competentren met mmder en conde wesen als 400 g. 's jaers in aandacht nemende de lasten sijnder parochie soo ten regarde van sijne eygene parochiaenen als ten respecte van de vremdelingen die daar daegelijckx hunne devotien quamen doen »... De kerkfabriek werd veroordeeld om hem al de achterstallen van 1708 af uit te betalen ! Bij zijn aankomst alhier in 1706 « te St. Jansmisse aengestelt onweirdigh tot bedienaer ofte desservHor ende het jaer daer naer volgende via concursus vervoorderf tot pastoor » ... had hij « gevonden alhier in het cueren-huys berustende eenen ouden manuael van de rechten ende lasten deser pastorij : desen ouden manuael gecoi1signeert o-eweest sijnde, is bij die gelegenheyt gedemanueert ende verloren». Hij maakte er dan in 1751 een nieuwe op « bij memorie alsoo hi i hem meerrnaels had de doorblaedert ende doorIesen ». Of dat afschrift op zijn geheugen af zeer getrouw zal geweest zijn valt sterk te betwijfelen. Op 23.1 0. t 7 42. « fondeert ende erigeert » hij << een beneficie ]aïcael ofte fondatie ten eeuwigen daeghe in de kercke van Als. van eenen derden priester ofte tweeden capelaen ende cantor, die aldaer te Kersmisse sal moeten gestelt worden... tegen 32 gulden courant geld ... op last van de echtgennoten de 292
Wandeleer-de Geynst op de Roode Poort en landt op het , Cleedtvelt ». Zo g~en priester voor die rente kan aangesteld worden zal men « aenwerven 2 weireltlijcke sangers met toga ende overrock » bij voorkeur uit Alsemberg. De akte werd opgem:=takt op de pastorij in aanwezigheid, onder meer, van Eg. Hrel, theologant in het Seminarie te Mechelen moederlijke neef van Henricus Geets, broodmaker. De kan~ dictaat kapelaan moest biechtvader en predikant zijn. Het openstaan van de plaats moest bekendgemaakt worden : 1) aan de pastoor van Lokeren in den Lande van Waas · in 1773 was die pastoor J.B. de Meersman. Op 18.4 van 'dat jaar schreef hij dat de postulanten « moeten voorsien sijn van hunnen boom genealogicq behoorlijck geverifieert ». (~.P.); ~) aan die van Londerzeel ; 3) aan de pastoor van Ltppelo m Smal-Brabant, welke « de advertentie » de eerstkomende zondag moesten aflezen. Op 4.9.1751 verhoogde hij de begiftiging « daer over gelaeten 3.219 guldens 19 stuyvers ( R.K. 46764). Deze stichting werd door de aartsbisschop van Mechelen goedgekeurd op 14.9.1751 en door de schepenen op 24.2.1752. Pastoor Le Corbisier stichtte ook 4 zaterdagmissen (A.P.). Antoon Balthasar Segers ( 1752-1785). Uit Antwerpen. Zijn overlijdensakte luidt : << 14.4.1785 Obiit Reverendus Dominus Antonius Balthasar Segers pastor in Als. per triginta tres annos sepultus est in cemeterio ecclesiae de Als. retro magnum altare ante crucifixum ibidem ex positum sic ut via circuitus sit intermedia. Erat Antverpiensis cujus exequias solemniter tamquam ejus archipresbyter celebravi 26 ejusdem >>. Was get. F. J. van der Eist, landdeken van St. Pi eters-Leeuw. Van april tot juni was j.B. l'an Aelbroeck desservitor. Jan Hendrik Jozef Verhuyck (1785-1794). Geboren te Mechelen. In 1767 de 91ste gepromoveerd in de Faculteit der Filosofie aan de Universiteit te Leuven. Onderpastoor te WatermaaL Alhier benoemd «via concursus generalis ». Hij deed zeer veel voor de versiering van de kerk ( cujus zelo templum hoc splendidissime exornatum fuit). Hij overleed op 16.1.1794 en liet a11es aan de armen na en werd begraven op het kerkhof vóór het kruis (ante crucem). Pieter Corten (1794-1810). Uit Tienen. Later werd hij pasto.or te Ukkel en stierf te Brussel op 19.12.1819, 63 jaar oud. Toen de kerk in de besloten tijd door de Franse bezetter gesloten werd en de priesters die de eed van haat aan het koningdom niet wilden onderteken opgezocht en verbannen werden, verliet pastoor Corten zijn parochianen niet. Hij verstopte zich gewoonlijk op het Hnngerijenhof. Als molenaar verkleed, reed hij op een kar vandaar naar het dorp om er voor in het geheim opgeroepen gelovigen de zondag de Mis op te dragen, hetzij in een kelder van
293
het Hof de Rode Poort hetzij in de in 1903 afgebroker1 schuur van de afspanning de Ster. Veel kostbaarheden van de kerk werden toen gered door pastoor Corten en zijn broeder Filip, toen theo.Jogant of student in de godgeleerdheid, die op de pastorij verbleef en later deken van Ukkel zou worden. In 1841 besliste de kerkeraad, « overwegende den dinst, die de EE. HH. Pastoors Corten en Petrus Corten in sijn leven ten tijde van de Fransche omwenteling... verscheyde mael in groote gevaeren gesteld hebben om konoen de goederen en meubelen van de kerk... te bewaren... als erkentenisse ten eeuwigen dagen een solemneel jaergetijde » te stichten (A.P.). Dat eeuwig is echter al lang voorbij ...
H. de Preter (1810-11), uit Rillaar. Hij overleed te Alsemberg, 49 jaar oud. In 1816 liet Barbara Meerts, bejaarde dochter, wonende op de pastorij, « eenigtsins onpasselijck van lichaem liggende te bedde op eene kamer haer licht scheppende langs den voorhof >>' haar testament opmaken ten overstaan van J.B. Jacquemijn, meier van Alsemberg. Zij vroeg een lijkdienst te 1.0 uur, een dertigste te Alsemberg en een te Ukkel, de uitdeling van 200 broden van een schelling, een jaargetijde voor haar vader Willem en haar moeder Joanna van den Plas, haar twee zusters Anna Catarina en Maria Anna, een uitvaartmaaltijd te Ukkel en te Alsemberg. De getuigen waren Jan Filip van der Eist, chirurzijn, en Frans van der Meuten, pachter en brouwer te Stalle, Jacobus van Obbergen, schoolmeester, en Machiel Grenaert, broodmaker. Algemeen erfgenaam was haar broeder Jakobus te Alsemberg. Haar vaste goederen waren gelegèn op het Opperste Hoogveld. Vermoedelijk was ze meid geweest bij de beide pastoors Corten (te Alsemberg en te Ukkel). Jozef Niklaas de Houwer (1811-1820). Geboren te Mechelen. Hij volgde de lessen in de wijsbegeerte aan de Universiteit te Leuven en bekwam er op de promotie van 1772 een eervolle plaats. 1n 1787 werd hij desservitor en in 1790 pastoor te WatermaaL Aldaar werd hij aan het altaar, onder de Mis, door de Franse gendarmen verrast en weggevoerd. Over zijn wedervaren schreef hij een « Memorie der goddeloaze vervolginge van het Fransch gouvernement tegens den persoon van josephus Nicolaus Dehouwer, pastoor der Parochie van Watermael, door hem selfs beschreven in gevangenisse zijnde op de Hallepoort, gesijd het Steenpoort tot Brussel, anno. 1798 ». Hij werd gestraft omdat hij geweigerd had de eed van haat tegen het koningdom af te leggen. Die straf bestond uit drie maand gevangenis en 500 livres boete. Tijdens die opsluiting stelde hij ook een aantal liedjes op die met die beroerde tijden in verband staan. Na het Konkordaat. in 1801, bleef hij nog tot 1711 te WatermaaL 11ij overleed 27.2.1820, 69 jaar oud. 294
jan van Hoylant (7.3.~820-1861). Te Overijse geboren 17.9.177? als zoo~. van. Wt11em en van Suzanna Paul. Hij werd prtester gewtjd te Erekern in Westfalen door de bis~ch~.p van Mechelen, onder de Franse bezetting. Onderpétstoor 111 :lJn geboo~~edorp 16.6.1804. Van 1815 tot zijn beno·eming alhter was hiJ pastoor te Attenrode-Wever en tevens van JV\eensel. Hij stichtte te Alsemberg het klooster der ·Zusters en een arme~~chool in 1~~3. T?t een hoge ouderdom gekomen, bl~.ef . hj steeds bltjmoedtg en onvermoeid. Geregeld begaf hlJ ztch te paard .dwarsdoor het Zoniënbos om zijn familie in zijn geboortestreek te aaan bezoeken. In 1834 liet hij in ?e Dorpstraat_ ~e Rode rechtover de Kloosterweg, tegen het huts van de famllte van Rossum een kapelletje van bruine zandsteen bouwen (men weet dat de processie toenmaals doorheen de dorpskom van Rode ging.) In zijn testament v~n 1856 stic~tte hij een jaargetijde voor zijn ouders, zijn. zuster Ther.esta en voor zichzelf. Hij vroeg toelating om twee zerkstenen te plaatsen : een voor zijn moeder en zuster en een voor zichzelf nevens die van onderpastoor de Smedt. De zij~~ vroe.~ hij gratis omdat, zegt hij, « ick zekerlijk binnen miJnen tljd genoegzaam vergeld heb aan de kerk van Als. » Dit was waar. Er werd echter maar één zerk voor hun vieren geplaatst, aan de buitenkant van de kerk teaen het ko6r ten Zuiden. Er staat op te lezen « D.O.M. Hier rusten afwachtende de komst des Heeren den Eerw. heer J. van Hoylant geboren te Overijssche pastoor van Alsemberg gedurende 41 jaren waer hij' na de parochianen door zijne deugden gesticht te hebben overleden is den 3.3.1861 oud 8~ jaren ; zijne moeder gestorven den 1.9.1822 oud 96 jaren, ZIJne z~~ster .Theresia. gestorven de~ 28.11.1854 oud 92 jaren ; ZIJne ntcht Mana Anna Hormts van Hoylant aestorven 20.9.1857 oud 56 jaren. >> o Eugenia van Hoylant was alhier eigenares van 20 are land wijk B 264b. (Popp). Pieter jozef Mariën (1861-1884). Geboren te Turnhout 17.2.181 0. Leraar in de Bruul te Mechelen. Onderpastoor in ..de parochie der Miniemen en van het Begijnhof te Brussel. HtJ herbouwde de Grote Kapel op de processieweg. Hij overleed alhier 28.4.1884 en werd begraven achter het koor, ten noorden, waar ook drie van zijn verwanten rusten. Oustaaf jozef Maria Willem Denijn (1884-1887). Geboren te Mechelen 26.2.1836. Overleden te Alsemberg 1.4.1887 en begraven tegen de kerkhofmuur aan de zuidkant. Hij liet aan de kerk al de kerkgewaden die hij bezat zo ornamenten als zilveren en de twee winkelramen met al wat zij bevatten. fan Bols (25.6.1887-1907). Gebo.ren te Werchter 9.2. 1842. Priester gewijd te Mechelen 22.12.1866. Leraar aan het St. Rombootscollege aldaar 1.1 0.1866. Stichter en be295
stuurder van het St. Jozefsko11ege te Aarschot 12.8.1876. Pastoor van St. Katelijoe te Mechelen 24.12.1884. In 1907 ging hij met rust, na van al zijn parochianen persoonlijk afscheid genomen en aan elk zijn portret met een afscheidswoord geschonken te hebben. Hij nam zijn intrek bij verwanten te Aarschot, waar hij in 1914 de wijk naar Engeland nam. In 1915 werd hij pastoor der Belgische vluchtelingen te Orimsby. Te Aarschot terug, vierde ·hij er zijn gouden priesterjubileum 22.12. t 916 en overleed er 15.1.1 921. Bols was werkend lid van de Koninklijke Vlaamse Akademie voor Taal- en Letterkunde en schreef een twintigtal werkjes, vooral over taalkunde. In samenwerking met Kan. J. ,Muyldermans verzorgde hij een Nederduitse bloemlezing die lange jaren door tal van kolleges enz. gebruikt werd. Hij gaf ook een verzameling uH van honderd oude liederen. Op een der gedenktafels aan de begiftigers der Akademie gewijd, staat zijn naam vermeld samen met die van Gezelle, Edward van Even e.a. Bols was ook lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, officier in de Leopoldsorde en Kommandeur in de Kroonorde. Voor Alsemqerg heeft hij zich ongemeen verdienstelijk gemaak! bij ~e in de jaren 1860 aangevangen grote kerkherstelltng, dte hij to.t een goed einde wist te brengen, dank zij zijn kennis, schranderheid en stuwkracht. Hij zorgde daarbij zoveel hij kon voor de vereenzelviging, de goede plaatsing en het behoud van de kunstschatten in de kerk. In het parochieel archief liggen honderden nota's van zijn hand over de grote kerkherstelling en heel de briefwisseling tot de gewoonste briefkaart toe. In 1910 gaf hij te Leuven bij de «Drukkerij en Boekhandel Ch. Smees.ters », Naamsestraat 20, een werkje uit << De Kerk van Alsemberg en haar Mirakuleus Beeld », waarin hij onder meer zorgvuldig aantekende de verbeteringen en verfraaiingen die onder zijn beheer aan de kerk aangebracht werden, evenals de voorwerpen en de naam van de schenkers ervan. Dit boekje is zeer zeldzaam geworden, doordat de ovei·blijvende exemplaren tijdens de verwoesting van Leuven in 1914 in de brand bleven. Op zondag 17 augustus 1947 werd door het Davidsfonds, bij gelegenheid van een te Alsemberg gehouden kongrest door de plaatselijke afdeling ingericht, een plechtige hulde aan Bols gebracht. Professor Fr. Baur, van de Gentse Universiteit, sprak als volgt over Bols : Het is de plicht der huidige generatie recht te laten wedervaren aan de mannen der oude garde die in een moeiJijke tijd van de Vlaamse beweging de weg naar latere bloei hebben gebaand. Bols behoorde niet tot de paradepaarden ; eerder tot de trekpaarden. Geboren te Werchter, uit een schone onderwijzersfamilie, was hij een dier geboren Ieraars die hun
295
stempel drukken op hele · studentengeslachten. Later als pastoor beletten zielzorg en parochiewerk hem niet zijn voor Vlaanderen zo vruchtbaar wetenschappelijk werk voort te zetten.» De waardering voor Bols bleef niet uit. De Leuven·se Universiteit verleende hem de titel van Doctor honoris causa en de Koninklijke Vlaamse Akademie nam hem als briefwisselend en later als werkend lid op. Steeds vol belangstelling speurend naar folkloristische gegevens, heeft hij de talrijke oude li~deren opgetekend die in Brabant nog gezongen werden. Hij bundelde ze in « Honderd Vlaamse Liederen » die hun plaats vinden naast die van F. van Duyse en Pol de Mont.
Pasfoor jan Bols. (Cl. Koninklijke Vlaamse Akademie).
297
Pastoor Bols was een Vlaming uit één stuk, een Davidsfo.ndser. Theodoor ]aak Willem Verfweghen (10.6.1907-31.1.20). Geboren te Aarschot 25.7.1865. Leraar aan het St. Gommarusgesticht te Lier 23.4.1889, aan het St. Jan-Berchmanskollege te Diest 2.1.1892 ; bestuurder ervan 4.9.1897. Ten behoeve van enkele meerontwikkelden had pastoor Verbaeghen alhier een apologetische· kring opgericht; die om de week vergaderde in een klaslokaal der oude meisjesschool, waar thans het gemeentehuis staat. De voertaal was Frans omdat hij steeds in die taal g·edoceerd had, maar toch vooral omdat hij aldus een paar min of meer ongelovige Frans.sprekende ambtenaren wou bereiken. Ik zelf heb die lessen bijgewoond. Emiel Karel jozef de Ruysscher (7.3.1920-sept. 19~9). Geboren te MeeheleR 3.10.187 4. Leraar aan het St. . JanBerchmanskollege te Diest 15.9.1896. Onderpastoor te _Etterbeek St. Geertruide juli 1901. Oprichtend pastoor van de St. Juliaansparochie te Oudergem, 9.9.1906. Onde.r iijn beheer werd de processieweg gewijzigd die vroeger langs de Beukenstraat over de dorpskom van Rode liep, wat per slot van rekening redelijk was, vermits in de Beukenstraat haast geen huis staat, nauw en bij de minste regen of grote droogte zeer moeilijk begaanbaar is. Pastoor de Ruysscher deed de eerste stappen en voorbereidselen voor de Kroningsfeesten van het Mirakuleus Beeld in 1934. Hij bevorderde zeer sterk de oprichting, de herstelling en het onderhoud van de veldkapellen in de parochie. Om gezondheidsredenen - hij had een oogkwaal - nam hij in 1929 ontslag en ging zich te Jette vestigen. Hij was bijzonder minzaam van karakter, ruimdenkend en meevoelend, een echte Vlaming, .een man van goede raad. Daarbij was hij zeer belezen en welbespraakt. Als eerste erevoorzitter van de in 1924 te Rode gestichte Davidsfondsafdeling, gaf hij vo.or die vereniging een lezing met lichtbeelden over Rome, waar hij een tijd verbleven had, en over jaarschriften, \vaarin hij ongewoon bedreven was. Hij droeg het Davidsfonds een warm hart toe. Nooit ontbrak hij op een bestuursvergadering of een ontwikkelings- of feestavond. Op zonGlag 2.2.1 947 werd zijn gouden priesterjubileum gevierd met een plechtige Hoogmis in de kerk van Alsemberg. Op zijn bedankingskaartje staan de volgende jaarschriften : De jubilaris dankt hartelijk voor welwillende heilwensen. « Dies sanctificatus illuxit infirmo : Laete exultat Jesu Jubilaeum concedenti ejusque genitrici virgine sit laus ! » Hij overleed op 10.11.1949 in het Rustoord St. Jozef, Merderplein 8 te Lier. Remi jan Kestens (15.9.1929-31.8.19l)2). Geboren te Parnel 2.9.1876. Onderpastoor te Heverlee St. Antonius in 298
1?03. Onder zijn pastoorschap, in 1934, hadden de Kro-
n~~gsfeesten van het Mirakuleus Beeld plaats. In 1943 liet
ht] een monumentale Piëta links van . de grote kerktrap, werk van Colruyt van Lembeek, oprichten, evenals een grot van O.L.V. van Lourdes. Hij ging op 31.8.1952 op rust en verblijft te Strijtem. . August Gerard van W.oensel ( 14.9.1952). Geboren te RetJe. 14.9..1.910..Kandidaat in de Wijsbegeerte en Letterèn, Klassieke Ftlologte van de Universiteit te Leuven, 16.8.1934. L~raar aan h~t St.' '~tanislasinstitu;tt te Berchem, 10.8.1936 ; duekteu~ van h~t ~?llege te Aatschot, 12.3.194.3. Hij liet het moOiste schtldenJ van de kerk « De Emmausgangers » opknappen ( 1959), de kerkverwarming aanleggen, een meuwe mantel voor het Genadebeeld aankopen ( 56.000 F) en gewaden, het Mariabeeld van Poels op de bedevaartweg plaatsen enz. Kapelanen en onderpastoors
B~!ten de pastoors werkten op de parochies nog andere ge~~tehJken, nl. de kapelanen of bedienaars van een kape.:.
•.~mJ of een altaar. Aanvankelijk stond in de kerken maar een altaar. Door godvruchtige overwegingen aedreven schonken ~ettertijd gelovigen geld en goederen o~ in d~ kerk een btFonder altaar op te richten en een priester aan te stellen dte tegen door de stichter nader bepaalde voor~aarden het altaar zou bedienen. Elke kapelanij had haar e1gen altaar, haar ;igen benodigdheden, haar eigen in. .kon:~ten .en haar ?edtenaar. Soms waren de kapelanijen zeer talnJ~ ; 111 s.ommtge gro.te kerken telde men er tot dertig, veertlg, zesttg en meer ! (Parochiewezen, Laenen). V!oeger waren er in onze parochies zes kapelanen. So1~11111.gen kunnen dit maar niet aannemen. Zelfs A. Wauters (HtstOtre des En~irons de Bruxelles, III), die bij Goyers gelezen had dat hter « zes kapelaans de canonikale getijden zongen en de sacramenten aan de bedevaarders toedienden » trekt het in twijfel. En nochtans is het zo ! Was Alsemberg dan ni~t ~teeds een zeer vermaarde bedevaartplaats ? Trouwens dtt _1s geen alleenstaand feit. In de parochie van O.L.V. van J?adtzele, in West-VIaand~ren, «zongen tot bij de Hervornung een pas!~or, zeven pnesters en verdere geestelijken elke dag het offrcte van O.L.V. » (D. R. Les Vierges Miraculeuses (bi. ~37). Overigens, bewijzen hebben we genoeg. Zo lezen we 111 een stuk berustende in het kerkelijk archief van het Aartsbisdom : « A1swanneer aldaer sesse cappeiiaenen in 't getal waren gelijck vermeldt het Reglement van 6 Maert 1649 welck Reglement gemaeckt is 40 of 50 jaeren n.~erdat de 6 cappeUaens door de oorlogen ende trouble tiJden vcrstroyt waeren ende die aJdaer choor waeren houdende, per turnum hebben gecelebreert de hooghmisse » in
299
ecclesia nulla sunt fundata capelaniae perpetua, sed editui coctueere solent 7 capellanes ad cavendum quotictie horas canonicas (A.A., 1598. In een akte uit 1742 (0. 6636), tot stichting van een kapelanij, lezen we verder : « Item alsoo in voorige tijden eenen van de sesse alhier resideerende capellaenen, capellaen was van het Hooghweerdighste met Jast van wekelijcx alle donderdaegen, sonder te exponeren ofte uyttestellen het alder H.H. Sacr. des Autaers te singen eene mîsse ter intentie van Roeland Roncquier ende andere weldoeners der fabrique ... ». En lezen we in een verslag uit 1572 (26 februari) (K.A. 2324) van de landdeken niet dat er toen in onze kerk zes geconsacreerde altaren waren ? In het archief van de Abdij van ter Kameren, die te Rode, benevens de hoeven Lansrode en Kreftenbroek, ook elf bunder vijvers bezat, die zeer visrijk waren, vinden we verschillende malen vermeld dat telkens als er gevist werd, naar overoud gebruik, de geestelijken, de huurders, de meier, de ondermeier en de 7 schepenen, alsmede alle de « erfgenaemen daer den loop van onse vijvers voorbij der selve passeert, wel tot twelff derthien, elck eenen carper >> kregen. Welnu, de post der geestelijken vermeldt : « Item voor den prochiaen met nog ses cappelaens ende den coster van Alsenberghe, elck eenen carper ... » In 1571 waren er nog drie kapelanen (K.A. 2324) en later gewoonlijk twee. Als maatregel tegen het heftig verzet van de geestelijkheid tegen de nieuwe onderwijswet en onder voorwendsel van afschaffing van de plaats van 3de onderpastoor in parochies van minder dan 1.500 inwoners, werd in 1882 de 3de onderpastoor afgeschaft. Van plaatselijke zijde werd daartegen verzet aangetekend en onder meer als reden aangevoerd dat Alsemberg een belangrijke bedevaartplaats en de pastoor 72 jaar oud was. Even vóór de eerste wereldoorlog werd de maatregel toch doorgevoerd. De vroegere kapelanen moeten niet verward worden met onderpastoo.rs. Ze stonden buiten de parochiedienst, terwijl de onderpastoors de helpers zijn van de parochieherder. We menen nochtans dat ze alhier in de 16e eeuw reeds met parochiaal werk belast waren, want de drie kapelanen, Hugo Masson en Joannes Paridaens, uit het bisdom Namen, Willem Wets, ook Wijts ( G. 6638, fo 43, 1558), « oriendus ex dicto pago » (uit het do.rp), trokken in 1571 (K.A. 2324) elk 24 rijnsgulden 12 stuiver voor << J\1issen en quotidiane taecken ». De eerste kapelaan was ook gelast « schole te houden voor de kinders» ( R.K. 46764). Buiten de kapelanij van St. Antonius, begiftigd met 7 gulden, vermeld in 1599 (A.A.), is geen van die vele beneficiën bek~nd, evenmin als de stichters ervan. De opbrengst van die renten en cijnsen der kapelanijen verminderde mettertijd zodanig dat ze ontoereikend werd voor het onder300
houd van de priester, zodat het aantal kapelanen gaandeweg verminderde. Jn de 16de, en vooral in de 17 de eeuw, werden · veel kapelanijen met de pastorij verenigd. (Laenen, bi. 43). I~ Alsemberg was dit ook het geval en in een kerkrekening Uit 1676 (K.A. 2324), lezen we: «Item den 16 dito met bijde de kerckmeesters expresselyck geweest silver offerande te verkopen om den Cappelaen te betaelen ... ». « ... besprekende voorder dat den alsoo gesaemenlyck aangestelden Heere Cappelaen van dito Alsenberghe boven sijne functie van t' assisteren in den sanck van alle de kerckelijcke aldaer te doene diensten, sal schuldigh ende gehouden wesen, beneffens den heere Pastoor van aldaer, de bichte te hooren in de kercke van dito Als.; sonder voorder Jast van een ige H.H. Sacramenten te moeten administreeren buyten de voorgemelde kercke van dito Als., ende terwijlen de heeren Pa.stoors van aldaer de saturdaeghsche misse van O.L.V. weckelyckx ab immemoriali aldaer uyt devotie hebben gesongen ende noch singen ende dat de cappellaenen aldaer in plaetse van den docksael volgens hunne obligatie, nu van omtrent 20 jacren den Pastoor in die geseyde misse hebben geassisteert als diaken ofte subdiaken aen den autaert soo sal hij Heeren Cappelaen hierin moeten continueren, immers geen wettelyck beletsel hebbende ... ». « ... dan noch in consideratie dat moet genomen worden dat de voorschreve kercke van Als. eene plaetse van azile ende refugie van pelgrimagie en devotie, alwaer dagelijcx voorvallen gelesene missen te celebreren, die nu ter tijdt door den pastoir ende eenen priester niet alle en kunnen worden gedaen... dat hij tweeden cappelJaen ofte 3n priester oock sa] erehouden sijn beneffens den Pastoir ende anderen cappeU~en inne te haelen ende te ootfangen processiegeweys de heeren pastoirs met hunne gemeyntens komende van hunne pelgrimagie tot de kercke van Als., ende deselve te helpen uytgeleyden naer den middagh, ende te helpen in alle sijne pastora!e fonctien die door hem cappelaen doenelyck sijn, ende dtenvolgens op die Sondaeghen ende HeijJighdaghen op dewelcke men aldaer gewoon is cathechismus te doen, sal hij cappellaen ten een ure naer middagh voor de vesperen doen den geseyden cathechismus voor de jonckheydt deselve in den vasten voor Paesschen onderwijsen ende bereiden tot hunne eerste te doene communie, mitsgaeders te besoeeken beneffens den Pastor de siecken in de prochie bij daeghe ende oock des noot sijnde bij nachte, deselve n1et goede vermaeninghen ende troostelycke beweginghen te disponeeren tot een saligh sterven in den Heere ... ». Tot slot leest men dat «Item om in dense1ven Cappellaen te weiren ende te verhoeden de Iedigheydt, moeder van 't quaedt, sal den selven den pastoor van aldaer ende sijne naer hem volgende successeurs verbonden sijn te assisteren ende te helpen in alle sijne pastorele fonctiën die door hem cappel301
laen doenelyck sijn. Item ende finalyck, alsoo het apparent is dat men in de geseyde. kerck van Als. tot vervoorderen van den Godtsdienst sal assumeren twee cho.raelen, soo is den wensch van _hun fondateur dat den selven Heere Cappellaen cleselve soude leeren den Cantum Gregorianum ofte simpelen sanck, hem nochtans daertoe niet obligerende ... ». . In 1774 (R.K. 46764) zette kapelaan Joannes Buys, hier aangekomen 22.10.1773, zijn lasten en plichten in een verzoekschrift onder meer als volgt uiteen : Na gezegd te hebben dat hij moet biecht horen en daarvoor 40 g. trekt en ·te Alsemberg moet verblijven ; « den sanck in alle goddelijcke diensten moet assisteren », als diaken of subdiaken moet optreden in de hoogmis op de hoogdagen van O.L.V. en in de zaterdagse missen, gaat hij voort : « lek moet op die sondaegen en heylighdaegen op dewelcke men aldaer gewoon is cathechismus te doen ten een uren naer middag cathechismus doen voor de jonckheyt de selven in den vasten voor paesschen helpen onderwijzen ; besoecken beneffens den pastoor de sieckenen in de voirschreven parochie, sonder nochtans gehouden te sij n van hunne bichte te hooren, noch oock niet te geven of administreeren 't viaticum ende H. Olie ten sij in cas van noode. Den tijdt mij toegèlaten van son- · daegs en 't Heyligsdaegs misse te lesen is tusschen de vroeghmisse en hooghmi~se, als wanneer ik verobligeert ben onder mijne misse cathechismus te doen ten waere den heer Pastoor tzy door sieckte of andersints wettelyck beletsel hadde, wanneer en anders niet ik gehouden ben de hooghmisse te zingen en daer 't sermoon te doen. Ik ben verobligeert wekelyckx de donderdaeghsche misse te singen de donderdaegen op heylighdagen vallende uytgenomen, sonder te exponeren 't Alderheyligste Sacrament des Autaers, op die donderdaegen ben ik 20 keeren strickt van intentie, op andere ben ik altijdt liber. Op 't eynde van sijne fondatie verbindt mij de fondateur te moeten doen alle pastoreet fonctiens gedurende onpasselijckheden, siecktens, grooten ouderdom of andere wettige beletsels van hen heere Pastoor ... ». Betrekkelijk weinig kapelanen zijn bekend. De oudste die we aantreffen is « Heer Ots priester ende cappelaen te Halsenberghe oudt 62 jaeren », rentmeester der kerk, in een geding tegen het klooster van Zevenhorren over een « huysje bij den molen » (Tenbroek) in 1563 (K.A. 16089). Zeer waarschijnlijk was hij herkomstig van het Hof te Solheide : in 1483 had de loting plaats onder de kinderen l\1athijs Ots van het «Hof metten grondt enz. gelegen in de parochie van Halsenberg gem. geh. thof te Solheyde » ... met 2 hunder bos gelegen in dezelfde parochie te Duessenbroeck... (0. 6636). In 1571 zijn er drie kapeJanen, nl. Hugo Masson, 302
Par.idaens en W~ts .of Weets (K.A 1 2324). In 1573-1575, Indten deze . Pandaens dezelfde is als Egidius Paridaens, pastoor te St. Martens-Lennik, 1573-1610, dan geldt voor hem wat pastoor;..deken Rouen .in 1595 over hem schreef nL. dat hij nergens en overal woonde (habitat nusquam et U?1que). In 1593 en 94 was hij in elk geval pastoor van· St. Pieters-Leeuw en onderdeken van het distrikt (F. Vennekens, Gesch. van St. Martens-Lennik). Ambrosius Vinckx · in 1576 Jo~nnes de Capella ex Haga Comitis Dioc. Trajecta~ ('s Gravenhage) en Jacob Forier, uit het bisdom Luik. In de 16de eeuw moet er nog een joannes de Beaujean geweest zijn (A.A.). In. 1585 was er geen enkele kapelaan meer. Het was de tijd toen de Kalvinisten te Brussel de baas waren. In het dekanaal bezoek van 1595 wordt een Mgr. WiJlem van .der Haegen vermeld, die meer dan waarschijnlijk he~komsttg was van het Hof ter Hagen te Alsemberg. (Mgri Wilhelmus van der Haegen qui est vicarii ecclesie et auctoris c?mputuum martiny haevere - A.A.). In 1618 is er Lambert Bernier, « priester ende cappeiIaen ». Van 1639 tot 1648, Jakob Meganck. Door de scheP~?bank wordt het volgend eigenaardig, hoewel lovend « BeWIJS van goed gedrag en zeden » aan kapelaan Meganck afgeleverd (0. 832?): Attestatie voer heer Jacob Meganck. Al1en den genen d1e dese Ietteren su11en sien ofte hooren Iesen wij_ Albert Wagnerez hoochmeyer van Rode, Jan Loock ondermeier, Ado1f Rombouts, Gabriel de Naeyere, Peeter de Verwere, Peeter Hasey ende Joos Huyge schepenen der Banck van AJsenberge ende Rode voers. attesteren ende eertitieren ee~en iegelycken voer de gerechte waerheyt desversecht ZIJnde dat Heer Jacobus Meganck Priestere heeft gewoont ende gestaen als cappellaen van onzer Lieve Vrou:-ven kercke tot Alsenberge voers. den tijt van omtrent negen Jaeren, ende dat hij binnen den zeiven tijde zeer eerlycken ende degelijk hem heeft gedraegen ende gecomporteert geJyck eenen priestere toe staet sonder oyt eenich schandael gecommiteert te hebben noch nergens in iemants huysen verkeert te hebben dan dickwils int dooster van Sevenborren, hebbende tsynen huyse in eenicheyt geleefd gelyck eenen Chatrois zijnen fiJt paseerende int oefenen ende repareren van zijnen hof, daerinne geplant ende gemaeckt hebbende overdeckten wegens van buecken hout, ende denselven gecireert in alle hoeeken met gheestelijcke fraeyichheyt als andersints. Ende wantmen schuldich is der waerheyt 0aetuygenisse te geven sunderlinge des versoebt zijnde soe hebben wij meyer ende schepenen bovengenoemt dese jegenwoordige attestatie daeraff doen maecken ende bij Henriek de Kegel greffîer deser hanck onderieeekenen ende onsen schepen zegele daerop laeten drucken opten negenthiensten 303
dach der rnaent van Novembry anno xvje acht en veertich.» Joannes Maes, 1670-1673. In .1675, Adriaan van Meerbeeck, « in sijn leven cappelaen van Als.> die ses gulden aen O.L.V. hadde gelegateert >>. (K.A. 2324). In ditzelfde archief lezen we voor hetzelfde jaar <<Item ootfangen van Michel de N ayer over een en half duym bert voor een /schutsel te maecken (schutsel voor cappelaen sijn gerief)». Egidius Danau, 1679-1681. In 1679 had de pastoor, samen met Filip Platteau, kerkmeester, en jan Hublou zich begeven naar de kapelaanshuizen om er deze kapelaan een stuk af te geven om hem « in sijne possessie te mainteneren ». Ze vonden echter de deuren en vensters gesloten en hadden dan het stuk « op den deulper >> gelegd. (A.P.). Het betreft hier waarschijnlijk een vonnis van « maintenue », waarbij iemand in het bezit wordt gehandhaafd van een recht of van goederen. Petrus Ignatius Huttebize, gestorven 8.1.171 0, « circa tertiam matutinam obiit Petrus Ignatius Huttebize presbyter et sacellanus ecclesiae per annos quator et tres menses & compietos sepultus in navi eccl. prope portam sinistram tempH ». Begraven in het schip der kerk bi,j linkerdeur (A.P.). Hij was « onbequaem om biecht te hooren om dieswille dat hij eenen wael was ». Na onderzoek mocht hij te Alsemberg blijven, maar mocht alleen vreemde Franssprekende mensen biechten. (A.P.). Na het afsterven van deze kapelaan werd door gravin Franciska van Arenberg, vrouwe van Beersel, priester Louis de Caron voorgedragen. Denkelijk was het weer een Vláamsonkundige, want er kwam verzet, dat leidde tot een overeenkomst waarbij bepaald werd dat de pastoor en de « oppervoogdes » van de kerk om de beurt de kapelaan zouden aanwijzen en dat de vrouwe van Beersel àe eerstvolgende zou voordragen ... Of de Caron dan benoemd werd is niet bekend. Zijn naam wordt echter niet meer aangetroffen (A.P. 1710). In een schepenakte van Beersel verschijnen Fransoise en Maria Anna Rosa de Caron_, beiden begijnen in het Groot Begijnhof te Brussel, en Franciscus en Jacobus de Caron, gebroeders, beiden priesters. ( 0. 344). Willem de Riddere, « priester ende cappelaen der kercke van Alsenbergh » (0. 8289). - ESB. 1934, bl. 216). Hij was de zoon van Laureis- de Ridder, kerkmeester alhier en ook een tijd kapelaan ~e Schaarbeek. In 1716 wordt hem door zijn tanten Maria van Orasdorf wed. Martinus van Balle, Maria Joanna van Orasdorf huisvrouw van Karel van der Borcht, getransporteerd 1/2 bunder land te Rode en 3 1/2 dagwand te Alsemberg op de Driesbeemd, met een rente van 12 g. aan het klooster van St. Elisabeth te Brussel. (A.P . }. jan Beemont, benoemd in 1725. Hij hield de schooi. Petrus Albertus de Walsche als vice-pastor (A.A.) 1719. Zijn moeder Ouillelmina Francisca 304
van Dieghem overleed alhier op 31.12.1719 en werd in het koor beg~·.av~.n. Hij gaf hier ook onderwijs. Hendrik Saeffoet. Wa~rsch~JnltJk ~fkomsti~. van Malderen, want hij deed er een JaarliJkse m1s voor ziJ~. ouders bezetten. op zijn goederen aldaar, op de Cauter. HtJ bezat ook vijf dagwand land genaamd << den Coninck onder Calfort » en op de « Maldereauter ». ln West-Brabant waren trouwens <Yeslachten Saeffoet. Hij m~~kte zijn testament op in 1725 e~ overleed 28.4.17 40. « Obut Reverendus Dominus Henricus Saeffaet per septe~num hu~us Parochîae Cappeilanus et confessar et per bten~mm redttuum hujus eccl. et Pauperum Receptor sepultus tn templo sub odeo ad introHum chori » (A.P.). Op 18.5.1740 werden zijn goederen verkocht. (G. 8316) nl. huyssel, houte weeghschaele - p1uysmerckt - tourtpanne met haer decksel - hepmes - koeckschuppeken - hus ~ raep - raester - kevie - vleeschcroone en vliegenvanger - pluysf!:erckt - ~outen graenschuppe - saghe - kapn~~s.- ~IJle moetlle met heeroer - vleeschblock - met SIJn schetle - themoor - koeckbackpanne - pluysmerckt - mandeken met ~~jnroomers - 30 flesschen - ovenpaele -. ovenscheele - lj sere latte - roster - waschcuype 2 waeterheemers - deel postuerkens aen mij (notaris) verkocht - catoene schouwkleef - 8 stoelen - metaele mortier en capere eraene - een kloecke braetpanne met haar spet - copere casserol met zijn scheile - casserol met ha~r scheilr.; capere marruitte - copere ketelken en cassotr - .cupere lampe - de persschappraeye - 3 stoelen - de nwuwe behangsels vant ledikant op de boven caemer ~ horoiogie met haere casse schappraeye met gelas m de keueken - casaek en jupon - nachtrobe - swerten mantel -. riètstock - casaeck - pluymen bedde met hooftpeultnek en matrasse - bedde met hooftpeulinck 2 slechte sa.rgiën witte sarge - 3 caopen eytssel 3 coopen wtshout - stabel wishout met eeni<Ye etsels kruiwag~n - soude~pistool - de twee~e ton~e sijnde bij naer ledtgh - de vterde tonne - de Vtjfde tonne vol bier - een half tonne aen den trap - de eerste volgende tonne - de ?erde volle tonne - de vierde ende leste tonne. D~ « btbliotheque ofte boeeken » werden gekocht door 0. Fncx voor 94 g. 10 st. courant geit die hij beloofde « te betaelen tusschen heden en een jaer >>. .
In 1!65 was alhier kapelaen de heer Nicolaas de No« dte een saterdaeghsche misse fondeerde ». In 1754 vmden we hem reeds als kapelaan in de kastrale kapel van de ?eer van Huizingen (A.P."). Hij overleed op 30.3.1773, 67 Jaar oud, en werd op het kerkhof begraven. Toen stond hier ook Michaël Mercelis, uit Halle, overleden 12.6.1787, b~graven. achter het koor. Hij was 46 jaar kapelaan. Op Zt]n moote grafzerk staat « hodie mihi} cras tibi »J Heden
v~lle,
305
ik, morgen gij. Op 7.11.1779 en op .8.1..1781 doopte te Alsemberg Fr. Joannes B. Lysen « mmonta recoll.». Op 20.12.1780, C. J. Leroy, onderpastoor te Rode. Op 26.7.1784, C.L. Bouchez, onderpastoor te Rode. Op 7.10.1790, J. B. Desmedt, onderpastoor te Rode (ex co1nmissione): In 1789 werd de kapelaan, Philip Hendrik . de Kelver, utt Else.n~, in de kerk bearaven. In 1792 overlijdt te Alsemberg Phthp Johannes Pen;eman, Protonotarius apost. Capel. Kapelaan in 1793 : Engelbertus Leemans., geboren 1.5.1761, op 't Hof te Amelgem, te Oppem (Brussegem). Dat jaar bekJoeg hij zich bij het Bisdom over zijn geringe inkomsten. Juffrouw de Man de Speelhoven, vrouwe van de heerlijkheid, antwoordde aan de geestelijke overheid dat geen opslag kon toeaekend worden omdat de « devotie verslapt is ». Zij voegt er wijsgerig aan toe : << 't en is niet genoegh vrouwe van eene plaetse te sijn men moet sijn devoiren doen». In 1808 en '09 was hij onderpastoor te Opwijk. Hij was de oom en peter van Kardinaal Engelbertus Sterckx en overleed te Leuven. Op 17.8.18.17 overleed hier kapelaan Adriaan Frans Mertens, 66 jaar oud, geboren te Pollare. Wanneer hij alhier kwam is niet bekend. Engelbreekt Leemans, van 10.2.1818 tot 31.3.1819. Wellicht een neef van voorgaande. Frans Van der Auwera, geboren 19.10.1793 ; van 31.3.1819 tot 11.1.1820. Paul Jozef Daenen, geboren 14.3.1794; van 30.9.1820 tot 20.10.1821. Nicolaas de Genst! geboren 21.5.1798; van 20.11.1821 tot 1.2.1823. Frans jozef Strekels, geboren 11.12.1798 ; van 25.2.1823 tot 19.12.1835. Jan Victor van Genechten, geboren 20.7.1810; van 31.12 1835 tot 6.9.18.36. Jan-Baptist Jansen, geboren 14.5.1809; van 12.11.1838 tot bij zijn overJijden 2.4.1843. ~ ..B .. !Jesmet, aeboren te Halle 21.3.1814; van 6.4.1843 tot bt] ZIJn overlijden. Voorheen was hij onderpastoor geweest te Rode v_an 4.7.1839 af. Op zijn grafzerk, achter het koor aan de zuidkant, leest men : « 7 jaar ieverigen onderpastoor tot Als. aldaar te vroeg aen de a1gemeene verlangens door de dood ontnomen den 10.4.1850 en op deze plaats begraven ». Boven leest men ook in het Latijn en dan in het Nederlands : « Maer weinig geleefd hebbende hee~t hij den loop van vele jaren vervuld (Sap. IV)». ]an-Baptzst Van Stalle, geboren 7.3.1817; van 30.9.1846 tot maart 1855. Paul Benedict Ver!zeyden, geboren te Londerzeel op _19.2:1821 ; van 3.5.1850 tot 20.6.1865. Hij gaf een werkje utt : « Alsembe!g, sa Vierge miraculeuse et son Eglise, Extrait de la Belg1que ~>, 1859). Overleden als pastoor van Teralfene 21.11.1879. Lambrecht Van Nerum, geboren te Wever 22.9.1823, onderpastoor te St Pieters-Leeuw 3.7.1852; van 21.6.1855 tot 24.12.1866 te Alsemberg. Pastoor te Tildonk ?6.12.1866; t 1.1.1870. Gustaaf Hubert Kenis, geboren te TIEmen 14.12. 1836, Ieraar aan het St. Aloysiusgesticht te Brussel 1864,
306
onderpastoor alhier van 24.12.1866 tot bij zijn overlijden 5.4.1867, na eèn langdurige ziekte, 30 jaar oud. Jozef Jan janssens, geboren te Antwerpen 4.12.1824; van 17.1.1867 tot 24.3.1871. Jan Marten Moelans, geboren te Retie 14.6.1840. Onderpastoor te Waarloos 1806 ; te Als. van 8.5.1867 tot 27.9.1869. Begijnhof van Turnhout 1869, pastoor van O.L.V. van de Karmei te Zeverdonk (Turnhout) 1874; aalmoezenier van het Gasthuis 1921 ; overleden 13.5.1 930. Hendrik Edward Vermeylen, geboren te Keerbergen 11.6.1!825; van 29.3.1871 tot 25.3.1874; op rust gesteld 1902 te Keerbergen. Leopold Peremans, geboren te Herne 28.8.1832; van 27.1.1870 tot 24.9.1875. Pastoor te Maleizen (Overijse). t te Herne 12.2.1903. Oomaar Frans Augustijn Maria Meylemans, geboren te Lier 29.3.1839 ; onderpastoor te Evere 30.6.1864, te Àlsemberg van 16.1.1875 tot 21. 12. 1885, overleden 20.6.1888. August Verbeeck, geboren te Dessel 10.11.1845 ; van 3.1876 tot 22.,12.1882. Werd toen pastoor te Kortenberg en overleed in zijn geboorteplaats. Modest De Bie, geboren te Mol 12.7.1842 ; .. gewijd te Withem 1866; onderpastoor Als. van 20.8.1883 tot 22.12.1891. Hij was een verdienstelijk medewerker van pastoor Bols bij de jubelfeesten van 1890 en schreef marialiederen. Van 1891 tot 1907 pastoor te Ruisbroek (Bt). Overleden te Mol 20.9.1 923. Emiel Filip jan de Wilde, geboren te Kasterlee, 14.4.1858 ; alhier onderpastoor van 28.4.1886 tot 25.2.1887. Werd later missionaris. Frans Edmond Malbecq, geboren te Halle 28.12.1856 ; leraar St. Romboutskol1ege te Mechelen 1884 ; alhier onderpastoor van 20.3.1887 tot 24.12. 1889, te Waterloo 1889 ; pastoor van St. Libertus te Mechelen 1892 ; aalmoezenier te Jette ; overleden 29.5.1912. Armand .Filip Celestin Pirsoul, geboren te Leuven 10.2. 1860, Ieraar St. Romboutskollege te Mechelen 1884 ; achtereenvolgens onderpastoor te Ottenburg 1885, St. Jan en Stefaan Brussel 1886, Nijvel 1887, Neerwaver 1889, Alsemberg 1889, pastoor te Geest-Gérompont 1892, Monstreux 1899, Sart-Waihain 1901 ; aalmoezenier van de kostschool der Broeders van Barmhartigheid te Alsemberg van 1918 tot 1938; overleden 25.9.1939. Hij schreef een «Guide du Pélerin » voor de bedevaartgangers van Alsemberg. Edmond Albert van Lierde, geboren te St. Pieters-Leeuw 5.3.1854 ; van 30.9.1891 tot 2.9.1896. Pastoor te Linkebeek van 1896 tot bij zijn overJijden 3.4.1 950. jan Augustijn Brusselaers, geboren te Hulshout 27.12.1864. Onderpastoor Steenhuffel 29.2.1892 ; alhier van 9.2.1893 tot 21.2.1898 ; pastoor te Beerzei 8.2.1912 tot 15.4.1935; er overleden .14.3.1945. Korneel Lamhrechts, geboren te Kampenhout 16.4.1854; onderpastoor Budingen 19.11.1880; te Eppegem 17.6.1882;
307
te Alsemberg 7.9.1896, waar hij 22.4.1917 overleed. Hij was een uiterst volksgeliefde priester, eenvoudig en vriendelijk van omgang, een gouden hart. Hij stierf arm, maar droeg de genegenheid van ieder mee. Een bewijs hoe volksgeliefd Nele Lambreellts was moge blijken uit volberijmde oplossing van een raadsel in de « Ware Volksvriend» : ·
romantiek. Daar. waar zijn natuurlijke aard, hart en humor,
a~n het woord waren, was hij op zijn best. In boekvorm
Ult.gegeven kennen we van hem een humoristisch epos « De Bhnkmarchant van Muysen >> door Nelius Cor en een hal'fvoltooide roman, thans in het bezit van de h~er Albert Proost te Alsemberg. Zijn biblioteek schonk hij aan Dr. Emiel Cariier te Rode. BIJ EEN ZILVEREN BRUILOFT
Onderpastoor Lambreclzts. (P,entek. Leo Theys)
Gij vraaat in 't raadseldicht, op Zondag laatst gelezet?, Wie vijl' en twjntig jaar thans 't priesterambt bedient ? . 't Is Lambrechts vast, de eerwaarde, en wie zou 't anders [wezen_? 't Is hij de schrijver zelf van des « VolksWaren Vriend». Zachtmoedig als een lam, dit zinnebeeJd des Heren, Springt hij voor Waarheid op. als een ~?ts staat pal, Noch rechts noch links, door mets van ZIJnen weg te keren, Of het hem meeaaan moog, of dat 't hem kwalijk Val l Hij strijdt als sint Lambert te Luik eens deed voor dezen, Voor Vor~t en Paus, voor Kerk, voor Chri~tus en zijn leer, En is met woord en pen de priester uitgelezen .. Die slechts zijn wapen zwaait voor recht en plicht en eer l Goed heil, Heer Lambrechts, man van troost en vrede ! Heel Alsemberg waardeert uw werken en uw deugd : Des vieren wij, vol dank, uw zilv'ren jubel mede, En juichen blij er toe en delen in uw vreugd ! Schenk Heer, de J ubilaar een lang en heilvo} leven ! Zo klinkt de bede teer, die 't hart van ons preevlen doet ; Blijf lang nog, Waarde: hi~:' va!l ieders liefde omgeven, Dit is de vuurge wens, dte sttJgt wt ons gemoed. J. v. M., Alsemberg. In de tijd dat Lambrechts onder~~stoor Y'as te Eppegem behoorde hij tot de groep jonge schnjvers dte Kanunntk Jac. Iv\uyldermans in die jaren rond zich geschaard had. (C.T. Geschiedenis van Kape11e-op-den-Bos, 1953, bl. 236). Jarenlang was hij de npstelle.r van de «.:"fa~e .Volksvnend », een zeer klein weekblad, uitgegeven btj Dtenckx-Beke Zonen te .Nlechelen. Zijn hutsepotrubriek «.Rond de "Yereld », waarin hij plaatselijk nieuws en wereldmeuws kodd~g dooreenwerkte, werd gretig gelezen. Hij_ schreef. veel dttchtst~k ken, de meeste naar de tijdgeest m een tetwat ranenge 308
Heer Proost en Mevrouw Proost, gezeaende echtelino-en 0 W are 1'k een nachtegaal of een artist in 't zinaen h ' Ik stemde een j ube11ied vandaag voor ulie aa~. ' Sinds vijfent_wintig jaar, zoo. staat het opcreschreven ' Slijt gij in 't huwelijk een onverbasterd I;ven Vol liefde en trouw. Dit doet mijn hert en polsen slaan. Maar wat he.t hert gevoelt r:toet altijd niet gezongen Met opgebnnscht gemoed wt opgehaalde Jongen In davrend maatgeluid dat wegklinkt in de lucht. Ook schoon is 't sti1 gebed, door vriendschap ingegeven , Dat uit de ziele vloeit en hemelwaarts aedreven Al smeekend bij den Heer versmelt in heilgezucht En zoo, beminden, zoo ging het dezen morgen Wanneer ik in den Heer verscholen en verborgen In broodgedaante uw ziel tot spijs en voedsel droeg. W,anneer het. God lijk. Lam op 't altaar in mijn handen Ztchzelf vermetgen het als smeekende offerande En ik Het needrig dan voor U zijn zegen vroeg. 't Is schoon nog 't feestgetij, gevierd naar Vlaamsche zeden,
Dat aanvangt met een kruis en eindigt met gebeden · 't Gaat lustig, lief en zoet als ouders, kloek en fri;3ch: Rond?m denz~lfde~ haard, bij 't zilvren echtverjaren, Met jong en Jeugdtg kroost aan eigen disch vergaren, En als dat kroost dan nog hun troost en leven is. q-o~s zegen rust op u en op uwe kindren, CJehefden, geen verdriet kome ooit uw heil vermindren ' Geen lijden worde uw deel, geen smert uw levenslot ! · G.~Iuk, en vreugde, en peis met zalig aards genoegen Z~~ steeds u toegeschikt des avonds, in den vroegent BIJ dag en nacht... Dit vraagt voor U mijn hert aan God !
En als uw trouwe vriend, de grijsgeworden dichter Die U dees rijmen wijdt, genageld in een lichter ' Op 't kerkhof n~sten zal en wegsmelt met den tijd, Komt met uw ktndren saam bij 't openaaan der rozen Een ~ij1 nog bij mijn graf na vijftig ja~r verponzen En htdden voor mijn ziel, gij die mij dierhaar zijt. Alsemberg, den 30 April I 914. Korn. Lambtechts, oqderpastoor. 309
j.ozef Tlzeofiel Emiel de Laet, geboren te Mechelen 24.3.1867 ; onderpastoor Kagevinne-Assent 1892, Geetbets 1892, Antwerpen St. Katelijne 1896, Schriek 1897, Alsemberg van 21.2.1898 tot 31.1.1912 ;· pastoor te Gottechain 1912 tot 1914 ; gestorven als direkteur van het klooster van Overijse 10.4.1921. Bij het weggaan van E. H. de Laet werd de plaats van tweede onderpastoor afgeschaft. jan Frans de Roeck. Geboren te Londerzeel 7.4.187 4 ; onderpastoor Elsene St. Adriaan 28.11.1899, Alsemberg 29.3.1913 tot 28.3.1918 ; pastoor te ·Tildonk 24.11.1926. Resideert 1953 te Diest. jan Baptist Cesar de Wachter. Geboren te Willebroek 26.8.1872 ; onderpastoor alhier 28.2.1918 tot 21.3.1918 ; pastoor te Liezele 30.3.1930 tot 1946. Resideert te Niel. Paul Desideer Frans Slaghnzuylders. Geboren te Mechelen 25.12.1886 ; o.nderpastoor Schaarbeek H. Familie 25.10.1911 ; Alsemberg van 17.4.1918 tot 5.5.1921 ; aalmoezenier der Apostolinnen, schoolkolonie Averbode 7.9.1933. jozef jan Adriaan van Steen. Geboren te Amsterdam 3.10.1887; onderpastoor Genval 21.6.1913; Alsemberg 5.5.1921 tot 14.11.1931 ; pastoor te Piétrain, daarna te Ransberg 19.3.1 933. Celestin Edward Frans van den Bliek. Geboren te 1V\eche1en 28.3.1907. Onderpastoor alhier 14.11.1931. Hij nam een uiterst werkzaam deel aan de inrichting van de Kroningsfeesten in 1934. Begin oktober 1942 overgegaan naar O.L.V. van Halle. Pastoor te Mechelen St. Jan-Baptist en Evangelist 11.5.1952. Hij bewerkte een Nederlandse vertaling van het « Leven van 0. Heer Jezus-Kristus » van Kan. Tricot, uitgave Desclée. Oustaaf jan Emiel Geuns. Geboren te Tongerlo 10.7. 1914. Onderpastoor Zemst (Laar), Alsemberg 21.10.1942, pastoor te Geel St Gerebernus benoemd 27.4.1960. E. H. Geuns stichtte alhier, in 1948, samen met Jos Rosselle, Piet Theys-van den Bosch, Frans Berghmans, Robert de Villé, naar het voorbeeld van het Brugs Ziekenkaban~t (KAJOKSKA) het kabaret De Zonnestraal en waarvan de volledige opbrengst voor de behoeftige zieken bestemd was. Tot 1957 werden ruim 175 vertoningen gegeven.
De kosterij en de kosters Naast de pastoor was er van hij het ontstaan der parochies bij elke kerk een koster, een custos, een bewaker. Deze was in het begin een lagere geestelijke. Met andere woorden, de kosterij was een kerkelijk beneficie. De koster is de helper van de parochiepriester en zijn ambt is zeer oud. Op vete plaatsen hield hij ook school tegen een vergoeding~ door de H. Geesttafel betaald. Bovendien deelde 310
h~i in. allerlei bijverdiensten, stichtingen, jaargetijden, brood ... wtdehngen, kerkgangen, het luiden van de klokken het opwinden van het uurwerk en tal van andere plaats~lijke gebruiken. ~e Alse!nbetg was de koster doorgaans ook rentmeester of tresoner van de kerkfabriek. Ook Jakob van Huynen was « coster ende tresorier ». In 1593 vindt men in die hoedanigheid Jan Nicolaij (waarschijnlijk de verlatijnsing van Jan Claes), die « oud en mank >> in 1603 overleed · in 1613 Pieter Inghels, in 1621 Jakobus van den Abeele. ' Net als erfparochianen (pastoors) waren er erfkosterî_jen. In een vonnis van de hoogmeier van Rode (R.K. 12777) vmden we het bewijs dat onze kosterij ook een erfkosterij was en dat de beneficiaris zich had laten vervangen door · · een « substituyt ». In 1498 bewoonde de koster een der zeven « geestelijke huizen » die de kerk toen bezat : « ende 't sevenst behoort toe der costerien ende is bij den costere bewoent >>. Dat huis heette « de Engel » en is dat welk de kosters tot in 1952 nog bewoonden. In 1664 vinden. we daarover vermeld ( G. 8404): « Item op het kerkhof een huys gesticht tot gebruyck van de cappelaens bewoont bij Hendrik Hellincx coster deser parochie »... In 1757 staat het aangetekend als het « 8ste staende tegen het kerckhof aen de lange trappen met den bloem ende coolhof daer aen rechtover op d' andere seyde van dezelve trappen, wordt bewoont door den coster >>. (G. 8320). De eerste koster waarmee we kennis maken was Jakob van Huynen, die voorkomt in het verslag over een kerkbezoek van de landdeken in 1571. Hij was « tonsuratus », de kruin geschoren. Feitelijk troffen we hem reeds tien jaar vroeger aan, maar onder andere omstandigheden. In 1561 werd hij te Dworp door Ghisbrecht van Elewijck « bij nachte gestooten oft gesmeten met eender tange >> (R.K. 12777). Net als een ander mens loopt een koster wel eens buiten de schreef. Zo lezen we (R.K. 12776) dat in 1510 <<den coster van Alsenberghe... een en met een en stock had de gesmeten sonder bloeden » en dat hij daarvoor tot 20 st. boete veroordeeld werd. In de 15de eeuw werd Jan van Lîere veroordeeld tot 24 realen « uyt dien hij was befaemt dat hij soude afgebroken hebben sekere tacken oft stuk van een sluetele toebehoorende den cuestere oft cuesterije van Als. dwelck hij doen bediende als substituyt van her Wa1raven Claes erfcuestere doen ter tijt saliger ende men seyde onder tdexsele dat hij selve gedaen hadde om daar mede aen de apport (het geld) te gaen~ maer men cost daer nyet tusschen cammen, gemerckt her Walraven Claes saliger seijde tsclvc te
...
311
sijn, sijnen camer sluetele, gelijck hij oock die camer open dede met meer andere sloten» ... (R.K. 12776). Wegens de bedevaart zal in de regel de kosterij wel een lonende betrekking geweest zijn. In 1571 trok de koster voor de maand september 17 g. 12 st. Onder pastoor van Onckel ( 1606) trok hij 60 g. per jaar. In 1692 (K.A. 2333) vermelden de rekeningen « aen den coster voor den ordinarissen gagie soo van sijn costerije schuere van candeIaren, wasschen van het lijnwaet als sijnen schinck op de kermisse ... 122 g. 8 st.>> Rond die tijd is er ook een onderkoster : aan Cornelis Ingels werd vo.or twee jaar loon als onderkoster 21 g. 6 st. betaald. In 1597 was Jakob van Huynen 38 jaar koster en « oud en kreupel ». Een Claes van Huynen had in 1538 >> bessenrijs gesneden op verboden plaatsen» (R.K. 12549). In 1632 (G. 8284) had koster Antoon Hellincx een geding ingespannen tegen Jakob Beekmans, waarin de schepenen «geconcludeert » hadden tot het betalen van 16 << costerbrooden van 8 jaeren, cum expensis (met de onkosten) ». Deze Antoon Hellinckx was als rentmeester van de kerk op 10.11.1645 naar Brussel gegaan in verband met achterstallige bedragen door de parochie verschuldigd aan de rentmeester van de heren Staten van Brabant. Hij werd aldaar als gijzelaar gearresteerd, tegen welke maatregel hij zich verzette, aanvoerende dat hij als ko.ster « alsdoen de twee heyligdaegen niet in de stadt kon blijven ... dat er te Alsenberghe genoeg ingezetenen te vinden waren ... en zelfs << in de herberghe gem. geh. de Drije Coppen gestaen op de Hoogstraete »... Hij stelde voor er zelf te gaan zoeken. Dit werd hem toegestaan, maar hij trok naar huis zonder een plaatsvervanger te bezorgen ... Als gevolg van het « violeren » van het arrest, werd hij gedaagd om binnen de drie dagen vóór de prokureur fiskaal te verschijnen, waaraan hij geen gevolg gaf, evenmin als aan twee volgende dagingen binnen de acht dagen ... Het Fiskaal Officie was echter sterker dan hij en strafte hem met een boete van 60 gouden realen ! Te zijner verdediging voerde hij aan dat zijn arrest onwettig was omdat het toen een <<vrije merctdag was als wanneer alhier in de stadt geen arresten en mogen geschieden ... dat hij belast was met vrouwe ende zeven levende kinderen ... dat het wel een herte saecke was dat hij in zwaericheyt soude commen ter oorsaecke van eene schuit die hem in ~ijnen eygenen ende privaete naem nyet en was raeckende ... dat dit alles maer en was dienende tot berijckinge van de deurwerders ende exploteurs van den hove (van Brabant) » (F.O. 417). Koster Hellinckx voerde daar wel een gevaarlijke taal... Antoon Hellinckx overleed op 2.1 0.1649. Zijn vrouw, Katarina Bettens op 24.12.1667. Zij werd in de kerk be-
312
graven. Anna de Nayer, « de weduwe van den ouden custer » was op 19.9.1649 gestorven. Bovenbedoelde << vrije marktdag » of « marktvrede » was een van de vrijstellingen die reeds vroeg tot bevordering van de handel ingevoerd geworden waren ten voordele van koop1ie9en op de weg naar de markt, ter vrijwaring tegen vervolg111g van buiten de markt begane misdrijven of aangegane schulden enz. Misschien begonnen die vrijstellingen toen in onbruik te vallen. (Pirenne, De Middeleeuwen). In 1641 werd aan Jan Swalus als onderkoster voor een jaar gasien (loon) 15 g. betaald. (AP). In 1654 (A. A.) treffen we Hendrik Hellincx als koster aan. Hij overleed op 12.12.1673. Het volgend jaar stierven twee van zijn kinderen « Lowisken,, Arnoldus » (7.3.1674). Daarna is Jan Hellincx koster. Deze was in 1674 ziek geweest e~ zijn vrouw verrichtte het gewone kosterswerk, maar WlJl het orgel door iemand anders moest bespeeld worden werd een maand Joon voor het orgel afgehouden : << I tem ontvangen van de kosterse 4 g. over een rnaent gasie v~n de orgel die haer bij abus te veel waeren gegev:en overmits haeren man van 19 No.vember tot kersmisse niet en had de gespelt om sijn sieckte >> (KA 2324). De « kosterse », Katarina Appelmans, overleed op 21.5.1705. De koster overleed op 14.6.1709 « circa decimam matutinam Joannes Hellincx custos ecclesia per annos 36 sepultus est in navi ecclesia sub monumento antiquo familiae ». Hij was dus 36 jaar koster en werd bijgezet in het schip van de kerk in het oude familiegraf. Daarna was het weer een Jan He1Iincx... Zijn vrouw heette Katarina d~ Bois (spreek uit : de Boes). In 1724 mo.et deze overleden zijn, want hun zoon Sebastiaan, 18 jaar oud, wordt « vermombaard >> in verband met een « behuysde hofstede wesende eene smisse met de clijne erfve daeraen wesende » en nog 1/2 bunder land gehuurd door Lukas de Boeck, belast met een rente van 200 g. van Francis Platteau en 16 st. 1 oord grondcijns aan de Kapellekerk te Brussel ( G. 3'71). (In 1771 was er te St Joost-ten-No.de een meester gro-fsmid, Jan de Boeck, 54 jaar oud, •herkomstig van Halsenberg). In 1748 trok koster Hellincx 108 gulden voor het « bedienen der costerije, voor de autaeren te versieren, de kerck te kuysschen, het orgel te bespelen, het schueren van het coperwerck en het wasschen van het lijnwaerd ». In 1766 ( G. 8321) werd de nalatenschap verkocht van « den eersaemen Joannes HeHincx ende wijlen de eerbaere Petronilla van Praet sijne wettighe huysvrouwe ». Hierna volgt de lijst van het huisraad enz. We vinden daarin een beeld van de maatschappelijke stand der kosters in vroeger dagen. « IJsere spit, ijsere croone ende pluysmerckt, ga..ffel, vlegel, 313
waschvat, manden, kast, fusieck poeder en horen ende saetborse, schilderije met nogh 3 pampieren sçhilderijtjes, geltkistken, schrijfkasse, kiste met een deel boonen en erwetten, 2 ijsere cannen, 2 sloten en 1 saege, bijl, schup, houwmes, lessenaer, 2 cuypen, waschcuyp, 2 boterpotten, coperen bluspot, 2 biekorfven met platte en roomsche boonen, stramijn, back met bloem, deel garen en vlas, eenige looten gewichten, houte schaele, temsch, clavecim, groote graencorfven, houte cuype met eenigen ajuin, seysel, huppelinck en cussen, pluymen bed de (matras), 3 spaenscheleiren stoelen, mandeke, schutsel van vier bladeren, een burauken, laeken casack, kasack en 2 jupons, 2 sacken, 2 haemers, 1 matrasse, hooftpeulinck en sargien, houte cuype met eenigh aerdewerck, 2 oorcussens, ro.ster, panne, tange, hoedt en 2 paer slechte coussens, spiegel, mandeken met eenighe boecken, 2 boeeken te weten eene legende, ijseren ketel, 2 boecken, ·houte kisten, ij se re latte en haelen, ijseren pot, ijseren braodeleer met copere bollen, coperen panne, ijsere manuitteken met sijn decksel, coperen marmitten en ketels, kandeleer met een panneke, tennen pispot, tennen thepot, tennen mostaertpot, bieeken moer, tenne commeken met twee soutvaten, copere moorken, 13 tenne lepels, 18 tenne tailloiren, 8 tenne lepels met een sou tv at, 1 tailloir, mostaertpot, 2 tenne tailloiren, dienlepel, 18 tenne schotels, 3 taskens, ijzeren eussel, bierpot, pint, ijseren smoutlamp, 6 stoelen, tafel, Iampe, mutse, handdoeken, ammelaeckens, vuurijser, ijsere ketinge, 10 paer ~laeplaeckens, 15 hemdens, 3 mutsen, 3 collekens, 16 servetten, schouwkleed, pintgelas, roomer, potiche, cruysken, 2 aerde boeterpottekens, pot met boter, tonne met pataten, moeille, vleeschcuype met een vatjen, 11 tonnen, 4 bancken, boonstaecken, 5 korven met bien, 22 ledige korven, de planeken van de Bie ael, 2 strijckijsers, deel stroey, eetschappraeye in de keucken, schaprije in de camer, beddekoefs met haer behangsel, coop terfwe, 4 sister coren, 8 copen coren, paer schoenen met paer gespen, vleeschblock, gritsel, cacadoor, 3 stoelen, 49 ellen lijnwaert » en enkele andere kleine zaken. Bijna tweehonderd jaar was de kosteriJ, vermoedelijk van vader op zoon, in de familie Hellincx gebleven. In 1774 gincr de kosterij over naar Jan Jaak GiJlis Lauwereys zoon ~an de koster van Rode, die met Maria Hellinckx de' dochter van de laatste koster van die naam gehuw·d 'was. Op 2.3.1767 hadden ze hun huwelijkskontrakt c:retekend. In 1782 kwam Lauwereys in konflikt met zijn ~ieuwe pastoor. Tot dan toe werd in het begin van de hoogmis de ketel met het gewijde water door een misdienaar gedragen. De pastoor verlangde dat dit voortaan door de koster zou gedaan worden. Deze weigerde echter, hewerende dat zijn plaats op dat ogenblik op het doksaal was. Ten 314
slotte won hij het pleit. Hij overleed op 25.3.1794 (custos noster diligentissimus, schrijft zijn pastoor) en werd begraven op het kerkhof achter het koor. Samen met zijn eerste vrouw,. Maria H.ellinckx, stichtte hij een « jaergetijde tot laeffemsse der ztelen hunner ouders ten eeuwicren dacre in b b d e kercke van Als. ». Daartoe verpandden zij een << weyde groodt een dagw ... gelegen achter den molen (van Tenbroek) komende aan den Rosenbempt, de ,Molenbel«e, het Godshuis van Zevenhorren en de Leugenbeke » ... J. Coosemans is koster in 1805-1814. Jan Filip Steen 1815, opgevolgd door Hendrik Steen, waarschijnlijk tot 1829,. toen niet dadelijk een opvolger gevonden werd en de dtenst waargeno~1en werd , doof plaatsvervangers, o.m. P.J. de Haes en Damel van der Gucht, die denkelijk doksaalzangers waren. Op 27.8.1829 overleed alhier Jan Frans 0eeus, koster, 2? jaar oud, ongehuwd, herkomstig van OverlJse, zoon van Pteter Jozef uit Libersart en Maria Anna Bredeau uit Overijse. Daarna komt Egidius Renson, 1842. Jakobus Raes, gehuwd met Anna Maria Warnie uit St. Pieters-Leeuw, was koster tot 1848. Niklaas Raes tot in 1886. Koster Jozef Roosen-Struyf van 1886 tot 1907. Pieter Frans Verheyden-Moriau, geboren te St. Gillis-Brussel 27.11.1869 en te Alsemberg overleden 23.3.1 944, na 37 jaar kosterschap. Adolf Maria van de Perre, geboren te Parnel 24.8.1919, is de huidige koster-orgelist. Hi.i is een leerling van het Lemmens-gesticht te Mechelen. Het is de eerste koster die de oude kosterij niet bewoont. Ze is thans in erebrttik van Dries van den Broeck, die er een souvenirswinkel houdt en er een kunstwerkstede heeft opgericht. Deze kunstenaar, maakte zes gepoJychroomde beelden voor de St Alfonskerk te .Matete (Leopoldstad) ; vier grote reliëfbeelden van ·beton, een groot Bacchus-beeld van keramiek voor het Mondial Hotel te B~ussel en m.~straties voor de uitgeverij 't Groeit en het Davtdsfonds. HtJ werd geboren te Opwijk 24.7.1927.
De kapelanijen en kapelaanshuizen Onder de kerkelijke beneficies worden ook de in de 12de eeuw ontstane kapelanijen gerekend. Het waren eeuwigdurende stichtingen, belast met één of meer missen op h~paalde dagen. Deze kapelaniJen waren het gevolg van nteuwe opvattingen over het H. Misoffer, dat niet meer uitsJuitend werd beschouwd als de hoogste eredienst aan God, maar eveneens als een middel om gunsten af te smeken voor de eigen zielezafigheid. een genezing enz. Hierdoor ontstond de gewoonte een aalmoes te geven aan de priester mislezer, wat aanleiding p:af tot de gedachte van een vast bedrag ter beschikking van de priester te stellen, voor het opdragen van een eeuwigdurende mis voor bepaalde intenties. Voorat in de 13de en 14de eeuw werden tatrijke kape315
lanijen gesticht. Door allerlei omstandigheden, als bijvoorbeeld gemis van toezicht op de goederen, stierf het beneficie in vele gevallen uit of verloor het veel van zijn waarde, mede ingevolge muntontwaarding, zodat het na verloop van jaren vaak met andere stichtingen moest verenigd worden. Zoals we het elders zeiden, waren er alhier al zeer vroeg verscheidene kapelanen voor de dienst van het heiligdom. Zó groot was de toeloop van pelgrims en de godvruchtige mildheid der gelovigen. In een register van goedenissen over het jaar 17 43 lezen we daaromtrent dat « in voorige tijden alswanneer de capelle van O.L.V. van Als. is geedgeert geweest in parochiekerk door den pastoor is geschiet, ter assistentie van sesse capellaenen, de welcke alle sesse van einde de revenuen der fabrique aldaer ende uyt de honoraria van hunne respective missen gesustineert geweest sijn »... Niet steeds zijn er evenveel geweest. Hun aantal volgde natuurlijk de wisselvalligheden van het tijdsgewricht. In 1490 waren er maar drie. Op de zeven geestelijke huizen waren er drie bewoond door kapelanen : « d'andere drije bewoont bij drije capellaenen ». In 1572 zijn er ook drie, welk aantal na de Hervorming tot twee verminderde. Deze kapelanen woonden in de kapelaanshuizen. In verscheidene charters uit de 15de eeuw is er spraak van deze huizen. In 1416 \VOrden ze de «Priesters Husen» geheten; in 1520 de « priestraige » (KA 2322) ; in 1532 de «priesterayse ». In dat jaar - er waren toen maar twee kapelaans - worden ze omschreven als volgt : « Item de selve kerke heeft vier huysen daer de pristers inne woonen ghelijc zij aen maleander gelegen sijn alnt kerckhof ende aen de strate aldaer palende vast het carielgelege »... Het tweede diende tot schoollokaal ; het derde was voor 9 g. 's jaars verhuurd aan Pieter de Ridder ; het vierde aan Jan Claes ; het vijfde aan Dinneken de Ridder en het zesde aan Paschyaen de Leen er. In 1553 werden ze, naar een nota van griffier van Poltliet « eerst in steen nieuwt opgebouwt ». In 1517 werd Pieter Reenens met een blauwe kroon beboet «van dat hij hem fassem gemaîct hadde ten huyse van de weduwe Marschalcxs op te pristers, met een en langen messe »... (RK 12776). In het dekanaal visiet van 1595 staat te lezen, dat bij de kerk er een prachtig huis is waarin gewoonlijk zes kapeIanen woonden die elk 400 g. uit het inkomen van de kerk voor hun onderhoud trokken. Sedert enkele jaren waren er echter geen kapelanen n1eer. (juxta ecclesiam est ampla ma ... gnifica domus in quo solent habitare sex Cappenani qui ~nnnes sustente banta 400 florenos stipendia de proventibur ecclesie. Jani aieque annis nullus sunt capellani (AA). In 1642 lezen we de volgende posten : «Item aen waegepeck ende steenpeck gegeven om de gooten van de kercken316
huysen te peeken »... Aan Antoon Matton voor « 46 voeten vlecke go.e~ ende haecken totte kercken huysen »... Ter ~tlle van de belangrijkheid ervan, nemen we hierna de vo11edtge tekst over waarin over die huizen crehandeld wordt « ... soo competeren aen dese kercke ses st~ene huysen, alle !en malcanderen gebouwt in een batiment en onder een dack ; ~oe~ ~aer van de solderinge gelegen boven de tweede stagte m t geheel voor desen altijdt is gebruyckt geweest ende gedient heeft voor deser kercke spijcker tot het leggen haerder graenen soo van haere corenrenten, als
Kapelaanshuizen uit de 16de eeuw. (Foto Herman Theys)
van haere verhuerde goederen in graenen » (ook andere personen legden er hun granen. In de rekeningen vindt men de volgen~de posten : « 20 st. van de wed. Francis de Greef over o weken haer graen geleyt te hebben in het cappe1<;t~nshuys (1676) ; Jan Crocket den ouden 2 g. 18 st. over StJn hoey ende 15raen h~t welcke de kercke van in Augusto 1?76 tot ontren~ kersemts heeft laten liggen op haer solders w e1cke som me tck voor hem betale om dat hij mijn halfbunder een vo·ere heeft gegeven ». Dit \Vil zeergen dat de heer pastoor op zijn beurt betaalde omdat Crocket ~oor hem ce~ halfbunder gelabeurd had. In 1643 diende die kerkensplJker <~ok voor .het dro!Sen van « het pastoorsmaut ». <ï Volhens de mventans van 1819 Jagen « op den spijker belegen boven de Cappelaen huysen 4 leerders (ladders van l
.
.
317
de kerk), 8 plank~n en 11 balken, mitsgaders ander hout met 6 a 700 schaillien, 5 houte postueren » enz. (deze posturen waren wellicht oude houten heiligenbeelden of beelden van de twee biechtstoelen die in 1807 vernield werden ; wat is er van geworden ? ) Over die zolder gaat de oorkonde voort als volgt : « maer welke solderinge als nu ter lenghde van de hier naergemelde wooninghen der twee actuele cappellaenen gebruykt worden door deselve twee cappellaenen het gene alsoo al eenige jaren gebeurt is ende alnoch gecontinueert wordt bij gemeyn mondelinghe consent ende gedooghen tot wederroepen is soo van de vrouwe deser bancke als oppermomboiresse als van den heere pastor ende kerckmeesters in qualiteyt van proviseurs deser kercke met overstaen van die meyer ende schepenen, sonder dat daer over tot hier toe nogh eenighe judiciele acte verleden nochte gepasseert is, gestaen ende geleghen dese huysen met hunnen hofkens daer achter wesende aen... bij dese kercke aidaer paelende... zuydt van vooren langhs henen tegens het kerkhof, west tegens haere weyde geheeten het careelgelege, noordt tegens haer goedt in jaerschaere beseten bij Joos Claes nu Cornelis Houwaert. .. Oost tegens de straete naer Beersel ende tegens de calsije loopende naer ,Brussel; welcke ses huysen ende grondt beneffens den genen van dito jaerschaere eertijds maer bestaen hebbende in drij besandere hofsteden ten behoeve deser kercke sijn opgedraegen ofte gegeven geweest, te weten ter concurrentie van eerste door sekeren wijlen Joannes de Keyser op den last van drije penninghen nieuwe ende eenen halven cappuyn grondcheyns aen de vs. Proosdije mitsgaeders van eenen voorderen cheyns van 2 p]ecken s' jaers altijdt te kersemisse gevallen hebbende aen wijlen den heere Joannes Dierîcx in sijn leven priester ende curatus des er prochie... sone wijlen Willemi als te zien is bij brieve daer van sijnde gepasseerd voor eftaeten van dito proosdije ... » 4.10.1416 « ... weleken Joannes cle Keyser dese hofstede op dien last alsoo voorts te vooren hadde verkregen tegens de geseyden heere Joannes Diericx presbyter volgens eenen anderen brief ... » 12.1.1415 « ... Item ter concurrentie van de tweede hofstede. teghens dito Joannes Diericx op ge lijeken last van 2 penninghen nieuwe ende eenen halfven cappuyn grondtcheyns aen die proosdije, ende van 22 pleeken s' jaers oock altijdt gevallen hebbende te kersemisse die hij heere Diericx voor hem aldaer op was reserverende conform een en 3n brief. .. » 16.9.1425 « .•. Ende voor de derde wcsende ook cheynsroerigh met 3 penn. nieuwe ende een 1 2 cappuyn s' jaers als de voorgaende, mitsgaeders oock den hier vooren eerstgenoemden erfpacht van 318
20 plecke~~ heeft dese kercke de selve verkreghen tegens s~keren W~J Jen Jeannes Slee sone Ambrosii volgens een en v1erden bnef daer over van getijeken aepasseert voor de geseyde Proosdije ... » 7.9.1431 << ••• d~e derde hofstede . te voorens geacquireert tegens sekere Catharina van der Slaeekt dochter Johannis, bij een en 5n brief ... >> 16.6.1430 « . :. J?nde ~en_ vs. erfpacht van 20 pleeken tegens sekeren Egtdms Dtenc~. sone Wilhelm i waerschijnlijck als erfg~naem van.. Wijlen . den. vs:. heer Joannes Diericx sijnen b1 oeder, gehjck te sten Is btj. een en 6n brief ... » 23.7.1428 << ... dat desen Egidius Diericx sone Willerus aen dese kercke desgelijcx heeft gegeven den vs. tweeden erfpacht van 20 pleeken s' jaers, dus dat sij die huysen als nu liberlijck is besittende bestaende alle ses als volght ; Te weten het eerste naest het careelgeleghe wordt gebruyckt ende is de wooninghe van den heere eersten cappe11aen. Het tweede aidernaest wordt eensgeiijckx door hem bewoondt ende is met het eerste nu al van over de 2~0 ende meer jaeren geunieert dogh waer van in het regtster de anno 1532 geseght wordt dat dit 2de huys hem sou de gelaeten sijn voor de schole... Het derde alder~aest plach_t voor desen altijdt verhuert te worden, maer ts nu van 111 het jaer 1751 bij mondelinge gemeyn consent soo van de alsdan vrouwe deser bancke als van den heere pastor, kerckmeesters ende weth gelaeten aen den heere cappelaen ende geunieert met sijn volgende 4de huys, . doch ma er bij provisie ende tot wederroepens ... Het vierde placht altijdt geprofiteert ende verhuerdt te worden door den heere pastor voor het sincrhen van de donderdaeghsche misse ter eeren van het ~lderheyliaste sacrament d~s autaers ..met s~ricte intentie van wijlen Roelandt Ronqtt1er ende SlJne vnenden mitsgaeders oock voor alJ~ d.e. gene aan de welcke dese kerck sonder ha ere ~r·~JUdicte sou.de .moghen verobligeert sijn ex debito justttiae vei grafttudmus als te sien is inden manuael pastoreel de anno 1642, maer is nu door wijlen den lest overIeden Pastor E. F. Le Corbisier gelaeten aen den tweeden cappelaen ende met het voorgaende derde geunieert ; den welcke~. den geseyden last moet continueeren ; emmers moet htj doen deselve gesengene missen daer op die alsnu van _weghens wijlen zijne lest gestorven Em. den heere cardmael d'Alsace aertsbisschop van Mechelen rrered.uceert... op requeste van weghens den heere de nNovdle actuelen besitter van dito beneficie... Het vijfde wordt noch genoten end~ verhuert door de kercke. » In dit huis woonden gewoonhjk de meiers, o.m. van Overstraeten en van Herzele, en na deze, in 1747, Lucas Ragoen. In 1753 'Nerd door vorster Labarre vastgesteld « datter in de bossehen van Coudenberg omtrent de kercke ende ressor319
terende onder den Woudrechte van Zonien een werckelijcke quantiteyt hout was gecapt ». Er werd een huiszoeking en visitatie gedaan, o.m. in het huis van de wed. Lucas Ragoen en aldaar bevonden « eene quantiteyt latten ende roeden noch wesende gansch groen ende .soodanigh vesch gecapt dat er het sap noch eenighsints uytquamp » ... Er werden proeven genomen van het hout en het kwam overeen, zonder de minste twijfel. De verdachte veridaarde het hout gekocht te hebben van Jan Miebiels en Huibrecht De Leu van Dworp, die het gekocht hadden op Sieuninckbroeck (tussen Zevenhorren en Rilroheide te Dworp (W.R., 526). « Het sesde ende leste (huis) naest de calsije wordt oock noch genoten ende verhuert door de kercke >>... In 1673 mocht de weduwe van kerkmeester van Grasdorf er wat meer dan drie maanden blijven wonen na de dood van haar man << bij gratie ende welbehagen van mijn heer den deken, soude sij · daer voor wel moegen gestaen consideratis considerandis 3 g. 10 st. » In 1757 woonde in dit huis griffier van Polfliet (G 8320). De ligging van de kapelaanshuizen staat ook beschreven in de kerkrekening van 1817. (A.P.). Achter die huizen 1ag in 1750 een half dagwand goed, « eertijds geweest sijnde een hofstede» ... palende oost aan de straat naar Beersel ; zuid aan de « hofkens » der kerkehuizen, west de Roiiebaan en het Karee1geleeg. Het werd aan de kerk geabandonneerd door Hendrik van den Plasch voor een «commer» van 17 stuiver. (KA 2324). Het goed dat ligt tussen de kerk, de Brusselsesteenweg, de Kalvarieberg en het pad tussen de kleine trap en de Witteweg, blijkt dus oorspronkelijk niet behoord te hebben tot de eerste fondatie van de kerk. tenzij het reeds vroeg uitgegeven werd en uit nalatigheid of wederrechtelijk, zoals met het « Hooghuis » gebeurde, ingepalmd werd. Later evenwel kwam het opnieuw aan de kerk door schenking enz. In 1789 woo.nden er : « den eersten van t hoekhuys na est het ca reel geleghe (ten westen) : kapelaan Buys » ; in het tweede was de school ondergebracht; in het derde en het vierde kapelaan Penneman ; in het vijfde, Sebastiaan van den Plas ; in het zesde, de kaarsjesvrouw Barbara Heiiinckx ; in het zevende, laatste huis op het kerkhof, dus tegen de steenweg, de wed. Lucas I~agoen. Het achtste aan de 1ange trappen was de koste... (A • I). • ) • liJ In 1833 werd er een lagere school en een kostschool in opgericht en voortaan diende het nog aJleen, zij het met veel veranderingen, als school- en kloostergebouw. (Zie hoofdstuk « Onderwijs »). De kapel aan de steenweg stond er nog niet in 1846. In 187() werd aan de Staat
320
machtiging gevraagd om een huis met aanhorigheden 38 a. 0~ ca. en 42 a. ~0 ca uiterhand te verkopen aan Florence Ltbau (A.P.). Dte dame had het gehuurd voor 49 jaar tegen 300 F per jaar. Omstreeks . 1895 werd het kompleks gebouwen van
d~ kapela~nsh.mzen met cement bepleisterd. In 1952. was dte · beple~stenng aan de zuidkant zeer vervallen. Hele
stukken dte van het metselwerk losgegaan waren, vielen er af. Al het metselwerk werd toen blootgekapt en men kon dan vaststellen dat dit bestond uit mooie 15de of 16de eeuwse baksteen, voetingen en hoeksfenen ook aan d~ vensters, van witte steen. Niettemin werd 'alles opmeuw gecementeerd ! Hoe jammer Had men van de 0creJegenheid gebruik gemaakt om ft et metseiyverk op te voegen, dan was Als~mberg een oud kunstgebouw rijker geweest, dat ongetWIJfeld door de Kommissie der Monumenten zou geklasseerd geworden zijn en. bijgevolg betoelaagd om het degelijk te herstellen. Welke mooi~ tegenstelling zou het niet gevormd hebben met de Gotische ~~rk '· N.u is het te laat. Voor Alsemherg's aantrekkeh]kh.~td 1s het een gr?ot en haast onherstelbaar verlies, tenztJ onze nazaten btnnen enkele tientallen jaren meer oog en kunstzin hebben voor de waarde van een oud en merkwaardig geschi.edkundig gebouw. Het kerkgebouw
In de eerste plaats dient hier opcremerkt dat zelfs de parochiekerk, vooral dan een vrije <~kerk » 'niet noodzakelijk in de kom van het dorp crebouwd werd. Het kwam wel voor, dat bij het opricht~n van de kerk de dorpskom reeds helemaal betimmerd en bebouwd was. Dan werd het kerkgebouw buiten het dorp op de gemene gronden opgetrokken, vaak op een berg of heuvel die voor b~bouwin& minder geschikt was. (Evers, Het Par~chie wezen tn de Zwderkempen, De Zuiderkempen, XV, 1946, 4). .
Er wordt algemeen aangenomen dat er in ons gewest de 12de eeuw weinig of geen stenen kerkaebouwen bestonden. Op .een zeldzame uitzondering na \.Ycfren trouwens tot laat 1n de 18de eeuw alle huizen van klei en stro n~et houten gebinten. Dit verklaart hoe, nadat een booswtcht, Hendrik Vaeck, in 1518 het vuur aan een huis gestoken had, het grootste gedeelte van de dorpskom afbrandde. (Deze Vaeck woonde alhier op een plaats <Yeh~.ten de Haan, nabij een stenen kruis. - Tot straf w~rd hiJ te Brussel levend verhrand. (Geschiedenis van Zevenborren, hs.). 111
Ons eerste kerkje kan dus wel van houtt klei "en stro 321
'geweest zijn. Die gebouwtjes waren natuurlij.k w e i n i g bestan ct tegen de weersomstandigheden, brand, enz ... In elk geval konden ze niet het minste spoor nalaten. Waar heeft abt Parwin van de abdij van Kamerijk, die alhier met de oprichting van een kapel belast was, deze in 1155 laten optrekken ? Was het op de heuvel waar de kerk nu staat of was het aan' de voet ervan ? Vrije kerken, zoals die van Alsemberg, welke De Romaanse kerk zoals ze zou kunnen 1 d · 1 geweest zijn, indien het olld zegel van de n · geen omama e schepenkerk die kerk voorstelt. kerken waren, wer(V. de Buck, bi. 17) den gewoonlijk oprrericht aan het uiteinde van het dorp, op gemene gronden of op ~en heuvel, minder geschikt voor landbouw. Dit laatste lijkt het geval voor onze parochie te zijn. . Ofschoon onze parochie, vergeleken met de naburige, een betrekkelijk jonge stichting is, zijn de inlichtingen die men over de verschillende kerkgebouwen bezit vrij schaars en onsamenhangend. Uit die magere en verwarde ~egevens moeten wij dan trachten een logisch beeld af te leiden. Niet lang na de oprichting van de kapel van Parwin, moet men aan de bouw van een definitieve, Romaanse kerk <redacht hebben en begonnen zijn. Immers, we bezitten o nog een doopvont, die, volgens ter zake bevoegde schrijvers, uit circa 1200 zou dagtekenen. We hebben ook een O.L.V.-beeld, daf eveneens uit die tijd zou stammen. Dit zijn toch geen voorwerpen die passen in een hutachtige kapel van hout en klei. Indien we mogen voortgaan op « sekere cijfers-letteren, die men tegenwnrclig (in de tijd van pastoor van Lathem) siet in de laetste venster der kercken naer den noordeni te kennen gevende den tijd wanneer ze begonst is te houwen : Anno Domini XII c XIX ( 1219) ». zou dus deze laatste datum als aanvang van de houw der Romaan .. sL~ kerk dienen aanvaard te worden. Hij klopt ten andere
322
met al de overige gegevens die met het optrekken van de kerk verband . houden. Het bouwen vorderde maar Janrrzaam, wat niet te verwonderen is, de technische middel~n waren beperk~, wellicht de geldelijke ook en bovendien moet er rekenmg gehouden worden met de wederwaardirrh~den als ~orlogen, ziekten, enz. Hoe lang reeds wordt ~r met gearbeid aan. de basiliek van. Koekelberg, een o-ebouw dat, met onze mtddelen, niet belanrrrijker is dan de kerk van Alsemberg in die tijd. o
~
De. kerk ten tijd_e Pan pasfoor Lucas van Lathem {163{}-!657). Lmks de H. Ellsabetlz van Hongarije,· rechts Hertog jan 111. {Cl. E.S.B.)
..
WelJicht zal dus de Romaanse kerk voltooid geweest tegen_ 1242, toen Sofia, dochter van de H. Elisabeth en gemalm van Hertog Hendrik II de Edehnoedicre het be~Id van O.L. V. schonk, dat zij van haar moede; zou J{Cerfd hebben. Bij die gelegenheid zal <renocmde herto(t m 1238 het Hof van Hongt~rijen gescho~ken hebben tcrt Z1J11
..
323
onderhoud van kerk en parochie. Sommigen vermelden in dit verband Jan Il (1294-1312), maar dit is natuurlijk eeh vergissing. Ook de doopvont zal toen geplaatst geworden ziJ'n. Een jaar later dan, in 1243, op donderdag vóór St. Andries (30 november), werd de nieuwe kerk met het altaar gewijd. . Vaste bewijzen bestaan van dit alles met. Het zijn gissingen, die echter aanvaardbaar zijn. . Uit welk materiaal deze kerk gebouwd was ts evenmin bekend, maar misschien werd daartoe kareel gebakken in het « Kareelgelege comende over ende tegen de kercke aldaer... ende metten ondersten inde a en' de cuerenbempt » (KA 1532). Volgens de overlevering werd op de Steenbos steen aetrokken voor de bouw van de kerk (Wauters, III). Reke~ingen van 1782 en 1789 bevestigen , dit hoewel voor een later tijdstip, nl. van « scheysen van steen, het leveren van gekapten steen ende over het uytscheysen van eenighen steen>>. (AP.). . Hoe zaa die Romaanse kerk er utt ? P. V. de Buck, bl. 16, mee~t dat de afbeelding die op het oude schepenzeael van Alsemberg en Rode voorkomt, onze Romaanse ke~k voorstelt. DH is mogelijk, maar het is een loutere gissing.Zeer waarschijnlijk was die kerk niet groot. D~ er~ dienst tot O.L.V. moet echter spoedig een grote mtbretdina o-en omen hebben, te oordelen naár . de broederschappent> dÎe overal, en bijzonder in Frans- en West-Vlaanderen opgericht werden. In de tweede helft van de volgende eeuw, onder Hertog Jan 111 (1312-1355), werd reeds aan een grotere, de huidige kerk begonnen. Volgens een legende « was hertog Jan naar het H. Land getogen en op zijn teruareis in handen van de Saracenen gevallen. Van de men~en verlaten, nam hij zijn toevlucht tot God en de H. Maao-d en beloofde het koor van Alsemherg's kerk te doen opbouwen 1 in geval hij behouden in zijn vaderland mocht terugkeren. En zi~, kl!!t daarop geraakt.~ hij inderdaad uit de handen van __zl]n VIJanden en kwam ht] terug in zijn vaderland, waar hl] me! ope~. armen ontvangen werd. Doch te midden van de feesteh]kheden, vergat hij heel en al zijn belofte. Toen. verscheen h~.m een Engel om hem aan zijn belofte te hermneren, en htJ deelde hem mee dat een roodzijden draad, a.an de oostkant van de .~erk gespannen, de vorm van het nteuwe koo:. zou aanWlJzet;. Als hertog Jan nu 's anderendaags werkeliJk ..op de ~~n&e \Vezen plaats een dergelijke d~~ad vond, t~EJEelde htj me~ meer aan de waarheid van ZIJn droomgeztch~ en zorgde er voor dat het bouwen van het koor spoed 1g een aanvang Zl;U nemen. Ongelukkig kwam de dood van de ~ertog het werk onderbreken. Er bestaat daarvan een vanante : 32-+
Her~og Jan liJ ter jacht zijnde, \,yerd in het zoniënbos door
strmkrovers overvallen. Hij ·deed een dubbele belofte : de kerk v~!l Alsember?? voltrekken en de rovers op te hangen. Ht] kwam VriJ. De tweede belofte werd gehouden de eerste niet. . . ' Iets in de aard van de gevangenschap bij de Saracenen komt ook voor in de legende van O.L.V.-kapel te Schaarbeek en O.L.V. ter Muilen te Liedekerke. Volgens sommigen is het weinig waarschijnlijk dat bedoelde bouw onder deze vorst zou geschied zijn, èchter een paar tientallen jaren later. A. Wanters situ~ert die datum in 1354 en die van de voltooiing in 1395. Die m·ening steunt op het feit dat er omstreeks 1850 ·nog een kleine ruit bestond, waarop te lezen was << Brabantiae a domo - anno 1395 ». In elk geval, pastoor van Lathem getuigt van de 1cerk, De kerk in 1875 dat ze « seer schoon (Getekend door Karel Buts, burgemeester kl d J ' van Brussel). a er e~ e ~an goec.e .. proportJes ts, langh 160 voeten biJ 68 breed- (Sanderus), hebbende drie beucken, seer net overwelft, verciert met ~en welgesneden oxa·el, drij autaere~, van de h. Maghet, nermeuwt in 1636, de H. Elisabeth, het H. Cruys ». f!et oudste gedeelte, w::t .~e legende ook moge zeggen, 1s het koor, en waarschtJnhJk werd ze in de 14de eeuw begonne~ en in de l5de voltooid, meent Prof. Kanunnik R. Lematre. De overwelving van een kerk komt in de meeste geva1Ien veel, veel later dan de bouw van de kerk zelf. Het ge':"elf werd eerst in 1470 voltooid, dank zij een gift van hertog Karel de Stoute, die hier ter bedevaart kwam op zaterdag 8.2.1465 (Addition à I'Histoire du Roy Louis XI, bl. 341 ). Pastoor van Lathem zegt dat het koor werd gewelfd onder Karel c~e Stoute, zoals zijn v:apen, aldaar omtrent 1.470 gesteld tn 1650, nog aantoont. Zie ook het onderschnft van zijn beeltenis in de sakristij. Te oordelen naar de voorwerpen die er toen aan de k.erk werden geschonken of er geplaatst, moet het intetleur ervan al dadelijk zeer mooi geweest. zijn, o.m. een
325
'lderd koot·venster in 1410 een geschilderd venst~r gesc I11 • • ' t .··k praehboin 1465 muurschildertngen 111 1480, 1.1e tij en ·f koor-.d ok'saa I .m 1485 ' e~venals allerlei . ..geschenken en gt ten van vorsten pelgrims enz. . 1503 Om het gebouw te voltooien ondernam men m de bouw van een toren van . 159 voet hoog~ waarvat1 het benedenste gewelf ech~er pas in 1527 volto~td ;;l~f~~' e~oa~~ blijkt uit een schenktng ~an bomen voo. 2~ 1 152g6 Het timmerwerk door de Domemen ged~an op . . ei e, belfroit daer de aroote klokken m hangen » wer g <' kt . 1519 (AP) Omstreeks 1520 werd de grote beu~ maa ~~d Daartoe . schonk Keizer Karel veel h?ut Ult overwze ..: l)OS. Ûill dt'e reden lieten de « ouderlmgen », het omen kerkmeesters, zijn wapen in het gewelf brengen.
.-.,..,,
!(&.~K
. ' . ."-~~~lifii f\1 J:.t.,.\;<tr_i ''"' t!ll!ll - · • --
De kerk voor de herstelling van de torc1~n~~k!t~;;~ ·l.tm
Tlteys)
ln de kerk bestaan verscheidene schilderijen waar<>~ het kerkgebouw afgebeeld is. ~e dag~ekenr; n~ee.st:IH~;_ l \ 17de t!CUW Naar tijdsorde ZIJn het Cte vo gen<. e . ~er jan IH ga~t om de koor te bouwen en vî:H.i t er t1ed1 groüotng · · zijoen draad afgeteken . » P te \'an tltlgmaa 1s me eet1 , 1 1• H 1\taao~d vermaand de volgende « wor_ dt. jan_. lU _ooor! ft e v..,x·t tl"\ knor . te bnu.. ·· Zt]n ·· l""''>l.tc met .. vervu t e u om(.1at 1UJ ,..... · 1 • t ·l..... k ~ afbeelding wen. .. Er staat echter alleen een ont UH. e IJ e U 1 ). r· t toren np Op een derde « Hertog jan. I -,cgm J~ 11 k~~~ te hoU\\'c.n :.. In één nota uit het archtt~t van de lt
1 l
pastorij staat daarover te lezen : << te kermisse 1686 is gegeven eene schilderij door eenen schilder van Brussel vertoonende hoe de princen van het land bewogen door de mirakelen te Als. geschiedende, haer pelegrimagie doen ter selver plaetse »... Op een vijfde staat de kerk afgebeeld gezien van beneden de ·grote trap en heeft als onderwerp « een vorstelijk bezoek ». Een zesde werd geschonken door de broederschap van Doornik. Een zevende geeft de afbeelding van het kerkgebouw met dorpskom. Ze hangt in de linke~beuk. De meeste van die kerkgezichten komen goed met elkander overeen en schijnen volgens de natuur of althans volgens dok1Jmenten gemaakt te zijn. De meest gedetailleerde afbeelding komt voor op twee schilderijen van Antoon Sallaert. Het is naar -deze dat de grondige herstelling van de kerk in de tweede helft van de 19de eeuw uitgevoerd werd. Ten slotte staat de kerk ook afgebeeld_ op het bekende schildeJij van de beenhouwers van Brussel (1780). In de loop,. der eeuwen onderging het gebouw menige wijziging die echter de kern van haar bouwtrant niet grondig aangetast heeft. In 1642 werd een nieuw portaal in de Renaissance-stijl « van witten arduyn ende blouwe steenen » bijgebouwd. Bij de algemene herstelling in de 19de eeuw werd het in de Gotische stijl omgewerkt. Dit werd toen aan bouwmeester van IJsendijck verweten. De Kommissie der Monumenten stelde hem echter in het gelijk. Over het bouwen ervan in 1642 zijn enkele bijzonderheden bekend gebleven. Om te beginnen werd er een goede pot opgezet : « Item aen de mijtser ende steenhouwer voor den schinck van 't goet beginsel van 't nieuw portael 5 stoopen goet bier ». De kerk bezat toen nog tamelijk veel go~d te St. Kwintens-, te St. Martens-Lennik en te Gooik. · Voor het nieuw portaal had men geld en hout nodig. Pastoor van Lathem trok er naar toe. « Item den Heer pastoir voor 2 daeghen gevaceert tot Goycke om aldaer seker boomen te visiteren in dlant van de kercke en voorts oock tot St. Martens om 't geld fonttanghen tot d'opmaeck van d' nieuw porael » (KA 2324 ). Voor het metselwerk had men een hoeveelheid kalk aangevoerd. 's Nachts was het beginnen te regenen en koster Kornelis Engels, moest volk gaan oproepen om de kalk te blussen : « voor sijn extraordinaris neersticheyt om t volck metten nacht op te roepen om de calck te blussen », trok hij een flinke vergoeding. De « redders » kregen een eetmaaL Aan Datteel de Strijcker werd een bedrag betaald « voor een en ontbijt van de geene die den cakk geblust hadden die \Vclcke in perijckel was van bederven overmidts de grootc regen ». Jan Monocy uit Brussel leverde blatt\\'C .. steen vonr 1
327
det noorderportaal werd omstreeks 1660 aangebouwd : « Item ,aen jan Frederick tot het vo1maecken van de nieuwe
Links de kerk van Rode.
. .
(Naar een tekening van ,Ch. Btllom)
de kalk Hij werd ook belast met het twee d orpe Is en · , . tael » Aan Joos « houwen van den steen van t t~euw kp~an de.n schamewerden betaald de « costen en r~~c ' o tael wrochdecker, steenhouwer, mijtsers toen St] aekn t p ~·· die gelect d. n schailledecker· op de kerc ».. · IJ • tee~he~cle w:rden ook andere herstellingswerken bekostigd, M heauw om de kerck te repareren van nl. aan « Jacus osc 18 000 schaliën verwerkt. ».leverde het « ijserwerck « ~~ 't sloethwerck aen d'nieuw portael »... Joo~ van Linden werd betaald om «' het s:; cristie ende capelaenshuys te pavtJen >>. Vke calck die ·n Meert 1642 aen een erre . 1 nog wtgegeven : <~ J Dons 47 pont ijser envan Arken co men IS » ... << aen an . 4 ont loot de 2 grootte :naelslo~ten met 2 s~eutels :~:~kdeSr ... voor om die ijzers m te gtete~ a et r~horo~~en van den Plas5 pa er lenen ende een gnnge 8 0 • · · an de. kerck te repasche voor 10 daeghen om de geve!s vde . a beis die later reren ». Vermoedelijk geldt het ht~r va~ de l9de eeuw weggebroken werden en aan het emd~evond de architekt weder opgebouwd werde~. In 1 ~ 68 de kerk leidde, die de algen~ene herstellmg~we~de:n ~a:rden nieuwe plansporen van die gabels. Om dte r. dit o zicht in zijn oornen opgemaakt om het gebouwllm (B RA A 1868 hl. spronkelijke toestand te herste en . . . . •t ' 181 ).
g
scrl~o~~ ~l~~~=~~~e;~er~~r~~le ~~r a~~
por:~:! ~e:d
L
cf
328
baneken ende twee raemen met het maecken van het nieut portael naer den noorden ». Voortijds liepen er stenen banken langs de muren. In 1644 werden gemaakt nieuwe bankjes met de << terden ». De stenen banken werden weggebroken en vervangen door houten « terden » == treden (AP) en banken. In de 19de eeuw was er sprake van, << van 't keerskot (waartoe dat portaal toen diende) » een doopkapel te maken. « Eerst het dak wel voorzien dat, er nooit sneeuw of vuiligheid zou binnenkomen » staat er bij. Was dat portaai dan in zulke slechte staat ? In elk 'geval geschiedde de verandering in 1906. In dat portaal werden tevens enkele oude kunstwerken, waaronder de Renaissance-vont, ondergebracht. Datzelfde jaar .werd ook het houten beschot van het groot portaal geplaatst. « Voor eenen coperen appel met een cruys op om op het nieut po.rtael te steJlen » werd aan Berenaert Gallemaert 5 g. betaald. Op het portaal van de grote kerkdeur prijkte een « O.L.V. metten Ingel ende St. Elisabeth ». In 1660 (KA 2324) werden die beelden door Mr. Adriaan .Mennes geschilderd en verguld. Ze bestaan niet meer. Onder pastoor Le Corbisier ( 1706-1752) werden drie stenen ramen vervangen door houten. Bij het keuren van het werk werd bevonden, << dat de eycke houten raemen in plaetse ,van de steenen in de drij gemetselde vensters jnnegeset in langhde ende dickte uniform zijn aen alle ende iegelijcke steene raemen van de andere vensters ende met eene witte olieverve oververft sijn » ... De keurders voegen er aan toe dat het werk <<proper, net en schoon » is. Welke kerkvensters hier bedoeld zijn is niet bekend. Het k1inkt nogal eigenaardig stenen vensters te vervangen door houten .... In 1834 werden 42 koperen sterren aan de kerkgewelven geplaatst en in 1843 werd een nieuwe vloer gelegd. De kerkvloef was waarschijnlijk .reeds lang in zeer slechte staat, want in 1784 bij de afschaffing van het klooster van Zevenhorren vroegen de kerkmeesters om de vloertegels van de afgebroken kerk van het klooster te bekomen om daarmee plaveien en treden aan te leggen van aan de kommuniebank tot aan het hoofdaltaar. Ze kregen echter geen voldoening. ( Caisse de Ia religion, 480). Tussen de kerk en de kapelaanshuizen, op de plaats waar ze het dichtst bijeenkomen, bestond er vroeger een soort van brug waarlangs de kapelanen zich naar de kerk konden begeven zonder op straat te komen. Om die toegang aan te leggen - wanneer is niet bekend - had men een venster moeten afschaffen. Aan de binnenkant.. liep het doksaal tot aan de buitenmuur door zodat dit de bouwkun-
329
di ge harmonie van het gebouw .schaadde. De Kommisste voor Monumenten deed dan· ook die doorgang binnen en buiten afschaffen. In 1863 werden de eerste plans van algemene herstellino- o-oedo-ekeurd en in 1866 onder leiding van bouwmeest~r Juliu~-Jak~b van Ijsendijck werd de algemene restauratie van de kerk aangevat, met de meeste vensters, de .J:>Ortal~n en een dakgaanderij op de zijbeuken. Van IJsendtJCk, dte ook de hersteller is van de kerk van O.L.V. van de Zav~l te Brussel, werd in 1836 te Parijs geboren en overleed m 1901. Zijn zoon Ma·urits zette zijn taak voort. . Het duurde evenwel tot in 1889 alvorens meuwe gedeelten van de kerk onder handen genomen werden. Toen bouwde men gabels op de zijbeuken, plaatste men een dak. . gaanderij op het koor, werden het bovendeel van het hoogáltaar en de houten bekleding van de koorwanden afgebroken de drie dichtgemetselde koorvensters opengemaakt. ' In 1876 w.erd een beeld van St Elisabeth va~ witte steen op de kruisgevel ten noorden geplaatst. Het Is werk van Frans de Vriendt uit Borgerhout en kostte 800 fr. In 1843-44 werd de bevloering van de kerk algeheel vernieuwd. Het is bij die gelegenheid dat de vele graf~erken verdwenen. Door Ph. Verstraeten de Meurs, « courtter de navires », werden 1300 teaels van zwart marmer van cm zijde tegen 0,64 fr. het stuk en 650 witte tegels tegen 1,50 fr. het stuk geleverd. Die tegels moesten ten minste een duim dik zijn. Voor de kleine beuken werden door Plisnier van Halle zwarte tegels van Basècles 31 X 31 tegen 0,68 fr. per stuk geleverd. De « parketvloer :>>- van het koor werd gelegd tussen 1856-59 en kostte 2575,52 fr. De totale vloerbedekking k o s t t e 11.440,87 fr. (A.P.). In 1890 verwijderde men het bovendeel van het St. Elisaheth-altaar, het houten beschot van de zijbeuken en werden de heide zijdelen van het doksaal weggebroken en de kruisweg lager geplaatst. In 1899 werd de beplei,\1et tût•uwt• trap Nl kapel. ·1 (Tçk. Len Thc~~. ct \'.T.H.J stcring van tnuren, pt aren
en gewelven verwijderd en alles hersteld en opgevoegd. Dit werk was echter maa.r,.pas i:n 1904 voltooid. Bijzonderheden over andere .verbeteringen, herstellingen enz. komen verder ' voor in de desbetreffende hoofdstukken. De donderroede werd in 1894 geplaatst. De jongste grote herstelling van de dakbedekking met dakgoten, dakstoelen, zink- en Joodwerk, schilderen, nazien van het uurwerk en de bliksemafleiders, werd uitgevoerd in 1938. Het bestek bedroeg 158.000 fr. De laatste grote herstel1ingen dagtekenen van 1953
Jl
330
De 0.-L.-Vrouwkerk. Ca. 1400. Hersteld 1866• .. Toren en trap herbouwd 18!ll-l8!J3.
'331
waarbij de steunberen van de toren en dde g~~e~~~~I~~~~= delen van gans het gebou'-Y. herst:ld ~er. et!. leaenheid werdroegen meer dan twee milJoen ft. BtJ dte ee e Z den ook de tralies aan de buitenkant weggen~~~~~ht t!rw~~=
~~~1e 1~1~it~~n tegaoe~~ed:~:~le~et~~ ~t~~~~n d~a~~e straatkinderen
er al spelend~ op goo.iden. I de dekanale verslagen wordt voortdurend de groots-
~eid ~n
de pracht
~:na1~et"::~k~=~o~w d~er~~:~: d~!~tu;
~de~ot~lta;~lut~r~~h~~guste~m
1~
est et non sit in conguali. 1597 . tetnplum insigneter amplae a , toto reatone ' . . ! t structur ld pul in 162Z: pulchra structura ; in 1795 ecclesJa es . vaLae Bel= h buitenaewoon fraai (AA)· E. Leclercq, tn caique rar Illustree, ~ se 11rtJ''ft , voor , , de herstelling een . ' dat de dkerk · en~ te stad niet zou ontsieren, dat ze netje~. ~erzorg ts, e . ~~~dig van stijl, zonder fiorituren, maa~ s~t]tdtg gMenoeg geenwteltn. ' · 9 oo d Kommtsste er .onum In een verslag Uit ll'am vl~~r ~es proportions et la situation ·c
)
~~~~t J~~~~~~ ~~~o~cupe~'édifice dominant Ja vallé~, .tont ~:
I'égl fse .ct'
Alsemt~r~ ~1 ~es f~~~ b~~~~ ~;).P~;t~~~g~~~j n~,
~~- pro'::~~e ;~·at 1
dat. de
·k~~k
van' Alsemberg
merkwaa~dig
ts.
~~~e:;~ haar ~t'ijl enz~~~~re;:~si~~t"~~~is~: t k!~k~:~o~~ ~!~ ~;~~~~~gfs~ ~~ ~:~
zo~~d~:td~e~~~e~~~~ . d . uime
geheel genobmen, er thans staat, is het onder te rengen
gftis~~e sti i~~~ ~~e~c~~g,e~af~~~~~~e~]ke~~~re~s ~a~ ~:0~, ~~~~~nen
het
aan de kerk, die de vorm heeft van een La-
Ten Jlaarden. (Pt:ntek.
332
1.~:11 TJ1eys.
cl. Y.T.B.)
tijns kruis, een waarlijk monumentaal voorkomen. Dit grootse uitzicht treft de bezoeker ook bij het betreden van het heiligdom. Het heeft mooie verhoudingen en getuigt van eenheid en harmonie. De prismavormige ribben der fraaie gewelven schieten sierlijk naar beneden op de beloverde kapitelen, cilindervormige pijlers van het schip en de bundelpijlers die de toren schragen. Bloemig stenen maaswerk v~rsiert de ramen en wijst op de spitsbogenstijl in de laatste fase van haar ontwikkeling. Het gebouw beslaat een oppervlakte van 9 a. 90 ca. ; het kerkhof 21 a. 30 ca. ( Popp). In 1892 werd het kerkgebouw opgenomen in de lijst der monumenten der 2de klasse (B.C.R.A.A., d. 31, 1892, bi. 179).
Verlichting en verwarming Zeer weinig weten we over de verlichting en de verwarming van onze kerk oudtijds. Ze volgden natuurlijk de vooruitgang die op dat gebied gedaan werd. Wat de verwarming betreft, was er in de kerken geen, tenzij aan het altaar, waar soms een lo11epot met houtskool enige warmte verstrekte. Tot in 1816 betaalde een inwoner van Rode jaarlijks een cijns van 1/2 mud de boskolen of 14 stuivers. Deze kolen dienden natuurlijk ook voor de wierookvaten.
De Toren De gegevens over de toren lopen terug tot 1480, toen de spil verhoogd werd. Vijf jaar later werd zij nogmaals verhoogd (AP). De Alsembergenaren kregen het al hoger en hoger in hun ... toren. Anderdeels schrijft Pastoor van Lathem, dat de spil dezer kerk is gemaakt in het jaar 1504, gedekt in 1505 en voltooid in 1506. Andere schrijvers kunnen moeilijk aannemen dat in die tijd een toren gebouwd werd zoals van Lathem hem beschrijft en spreken van 1503 tot 1527. « Aangaande den toren, zegt hij, die is wel een van de schoonste en hoogste die niet aJJeen ten platten lande maar ook in de steden van Nederland te vinden zijn, zeer sterk en kunstig gemaakt, hoog zijnde zo ver hij van steen is, 214 trappen, die maken in alles omtrent 160 voeten, luttel min of meer. Hij heeft 10 stagiën en is een wonder van hoogte, ten opzichte dat hij smal is. Het kruis op de spil is hoog 20 voet, breed 14, de totale hoogte van op de grond 324 voet of 93 m. 48. De appel onder het kruis weegt 153 ponden « ... soo bevindt men uyt de oude rekeningen : verscheyde scbaiHedeckers verklaren (die den seJven gemeten hebben) 5 1/4 v0et van 't midden hreet te wesen ».•. een vierendeel voet groter dan het voorste rad van een .. wagen « daer nochtans den selven van beneden rnaer en schijnt
333
root te zijn als het hooft van eenen gemeyne~ mensch> g .. . r· 1 kan hemereken »... In. het mtdden van ~~hJt~~e~et~~~g~;Jc<~ eene croo.ne ofte galerije van .loet en • • . • <:r kt waer men in rondt om de thoren gmg, soo d~~~ hÎje~~~~ dm onder alle d' andere den gekroonden thoren wierdt <:renaemt ». (v. Lathem, bi. 18). .
wo~-
Ma:r de trots van die toren zou weldra gebroken
;:e;
den. Evenmin al~ !1uizen ga~~ek~~e~r e~e v~~;:~n to~~~s den honderden Ja 1 en mee. gt d bliksemafleider wind ~et vbatetkeenn. dl~':soe~~~~d~~uw~~geoe~ou~~werken uiterst no<:r me ' t · d ok rond 0-
bl;otgesteld aan storm en bliks~m_. lt gr~~;~ine odoet op1790 pastoo.r Verhuyck, waar hiJ m ~en 11 g tot 1000 merken dat « de reparatie van d~n t oren ac::nseer <:rroot
gulden beloopen heeft endbeervgern~~~ 1ses:iJ. k~:heel kost~lijck is en verheven op eenen , o 0111 te onderhouden » ... In aevol ae een zwaar tempeest in 1546, me~ d ~n~er en bliksen~ « ;aardoor de toren van de kerk van a e <wam te branden », werd ook onze tor~n zwaar beschadigd. In de pastorale kromek l~est men verder het volgende : « In het. Jaar 1614 op St. Pieters en Paulus.dag IS er zulk tempeest van donder en .bhksem met slagregen zonder win~ gesc~Jed dat geen mens in Alsemberg oOit gezien h~d ... zodat de grote toren bijna omver vtel en de venster onder de roede of kr_oon van de spil door de bliksem en de dwvel, zo men meent afaebroken werd met de kepers, balke~ en oal dat er omtrent was ... V?ort~ zijn er noa zoveel kepers en berden In zo kleine sttf'kken gebroken dat een houtkliever dat niet zou kunnen... Daarenboven heeft een stuk van ee~ ander hout ... dat onder de appel was begmnen t~ branden ... maar weggeworpen ... en Js door de winkelgraad ( hoektrap) gevlogen e;t heeft aldaar een gat gelaten, de stenen ~lt de muur brekende en doo: de ~erk vlteuende ... de kalk uit sommtge ptlaren getrokken ... ook het koordeken dat gespannen stond voor het huisken van het H. Sakrament, en is zo door de ~oo~ gevlogen ... maar heeft zijn boos het~~ met kuJ.l.inm volbrengen, voegt de schnJver er hl), l•:e er niet ver van af is deze gebeurtents ~a n cle duivel zelf toe te schrijven (A.P.). Van uit het w~:~ te:z. <:t .t ( Pentck. I.co 1eys, De grootste ramp die de kerk trof en ct. v.T.B.)
1
\
1
J
334
1
de toren voor mer dan 250 jaar zou vernielen, gebeurde op avont van St. Jan B,aptist ». De bliksem viel· op de toren en er ontstond een brand die 24 uren duurde. Pastoor van Latem tekent daarbij aan « dat de devotie van de H. Maghet Maria hier door noch meer ghewassen is, als , de kercke door dien schroomeJijcken brant in kennisse van verre landen ghekoemen sijnde, door de christene noch meer is besocht geweest, die hier door noch meer occasie hebben ghehadt liberalityt tot de restauratie van dese kercke te betoonen, welcke verdienste sij1ieden niet en souden gehadt hebben waert saecken dat dit o.ngeluck niet en ware ghesciedt, aJsoe oock uyt het quaet ende waerschijne1ijcken uyt den boosen vijant goet ende deucht treckende ... » In rekeningen opgemaakt door pastoor van Lathem staan belangwekkende bijzonderheden over de giften welke bij die gelegenheid ontvangen werden. Leroy, president van de Rekenkamer en heer van Dworp, gaf voor de herstelling van de kerk « een groot boel van een eycke daer uyt ghekomen sijn vier baleken daer den thoeren eerste mede gebannen enqe gheankert is ». De Rekenkamer zelf gaf 12 berken « die ghehamert sijn gratis ». Pater Prior van het Rode Klooster en het konvent elk 2 eiken « die den procurator, ende dispensier is komen teeckenen, ende tot den thoeren verbesicht sij n ». Marie Henriette de Qusance, prinses van Arenbergh en vrouwe van Beersel, gaf 2 eiken « tot het maecken van de be1froye ». De abdis van Terkameren 3 schone eiken voor hetzelfde doel. Pater overste van Groenendaai en het konvent 3 eiken « die met hunnen raedt ende consent verkocht zijn (ten voordele van de kerk) mits die verre ende onghereedt waeren ghelegen, nl. 30 g., ontvangen door Gabriel de Ridder kerkmeester. Van het rijshout (schaarhout) van de bomen van mevrouw van Beersel, ont10 g. vangen van een deel houtafval van Jan de Nayer Hier volgen de voornaamste uitgaven : 18 g. aan Jan de Roy schaliedekker van 18 dagen werk op de kerk ; 12 g. aan dezelfde voor 12 dagen « die bestaydt sijn in de verbrande steenen ende galmgaten uyt te doen, ende stellinghen op de be11efroy helpen maecken » ; 44 g. aan Jacques Scoeps timmerman « voor de vier groote baleken op te trecken, ende te legghen met de kerckmeesters bestayt tot 42 stuyvers het hondert, ende bevonden 2100 »; 20 g. aan jan de Roye, schaliedekkerr Gielis de Roye en Jan de Ro.ye de jonge voor 8 daghuren ; 23 g. 18 st. aan Pieter Pugnaert metser « voor diversche werken ende baleken op den toren te sluyten, ende voor sijn bier elcken dagh twee potten». De kerkehuizen) naast de kerk, hadden ook wat geleden ; jan de Roye trok 10 g. 6 st. « voor diversche reparatiën aen de kercken huysen met 4000 stopnaegels ende een half schotel Jatijser » ; 4 g. 16 st. aan Steven de Kegel en 23 juni 1653 «op den
=
.335
· vakn det eycken t 3 st Pieter Met de Wee voor « 14 wissen hout d te B sel komen sijn op maec en, o . van d.e vr?uw: v~n4 s~er aan Hendrik van den Plasch .voor de wrs » , 3 b' · d 8 wissen hout met 7 wtssen 3 eiken af te kappen « en e ecken >> • 18 st voor drink.. steeken van den afval o~. te J~a eiken i~ kom~n hameren ; geld aan de persoon te n van 1 g 1 d 5 72 g. '12 st. aan Pieter Pug.t~aert voo.~ili ~~u~~ daghure~
daag~2v~r J:.":;s envo~~o~ezlkne~~~:n
~:~ zeyd~ bue~k' naer
den
di!' besteed zijn
~op
nord~~ f: :~!n U:,~~~n d:a~aill~~
c~reel, o~ ~~elf~~u~O~l~t~neono.c~ aen ~~t
klijn toreken, het
~Je~cl~f aldaer ald~rmeest doorbrant w as, ~1etRooc~< f~; ~1 u:l te maecken teghen de dack » ; aan 1at~ d~n b~ant » . S9 g
ct:
k~rck~t g~~~~t ~~e Namen voor 't7.500 in totaal «voor 15 st. aan Anthom e · en « onaelt » · aan Miehiel schaliën tegen 4 g 1~ st. 100~ 5 st o~ 37 ' dagen « geLannau, steenhouwet' 28 g roote ~teenen op malkanderen wrocht te hebben om alle ~e g te legerhen met de metsers, te passen, te effenen, en e .. b er Iden mits waeAronder 4 daegen gherekent StJn totd eedne outot 15 st .. k t ·s gheweest an ere · hij tot S!Jn~ os t Il1e bbende t~t Mter Fransois van mitsal_sdan 111 den kost gewees Grasdort ». ·genaardig 1 er een et In verband met die herstellingen vat gen . · ld . 0 21-1-1677 werd << van we fett te verme en . p er even « aen sekere vrouwe de kercke » een som geld terubg d kerck hadde rregedie te vooren eene groote somme aen e o ven ende nu aerm is ... » hot Na de herstelling werd al het afval enaf~:i e~~~rs~en van het timmerhout verko.cht : d< verco~ft ~~~ckhof en Ó.L.V. ders van eiken boomen l~ggen e opd afval van de timbosch .. I tem eene qua~tittek~rcvkah:f :~n de kerckdeure bijmeragte... gelegen op e eken meier kocht de hoop eengehoopt ». Roeland v~n ct;;_r ~Y ·op het 0 Lv-bosch werd voor 3 gulden. Een CpartlJ ~c teJ.~nge officie~ der schepenackocht door Jan roe <e 't k (0 8309) k Verder waren er nog een tienta open . . an . d 'et in zij'n vroe(J'ere staat hersteld. Er toreneen werdak mmet spits en k rutS ~ op het overgebleven werd De slechts
b
ct!1
deel geleg6d6·.2 (. KA 2324) werd << betaelt aen meester Joos In 1 •. . er erckt te hebben a en den Reydants schalhendec~~env~~en~e:Ok twee tonnen bier gele... toren (29 g.) », e\ ~e d di' schaliën in twee vrachten van verd ... Jan Croque a e 'tt 8 st ontvangen. In 1667 Brussel gehaald en daarvoor g. t ~der de toren tgene werd ook «gerepareerd hetl 0-ga od de kercke gewit». sedert de brand was openge Jleven en e (A.P.).
Jn 1675 werd een nieuw kruis op de toren geplaatst. De pastoor « vaceerde >> op 30 augustus te Brussel met de schaliedekker, de smid en de « koperwercker voor het cruy$ .van den toren ». Aan Jan de Verwer werd 3 schelling betaald << van op het kerckhof uyt den bos te brengen den pinnen boom daer het cruys op staet». Twee «draegherssen (draagsters) hadden het ei era et van het cruys thuys gebracht... » In de rekening van 1675 tekent de pastoor nog aan : « Item om het nieuw werck van de kercke geconfereert met de schaliedecker, timmerman, lootgieter, smet, ketelaer ende vergulder ende hierom binnen Brussel moeten vernachten ». In 1694 vermelden de rekeningen : « Aen Jaeck Schoeps bij ordonnantie van den hr. Pastoor betaelt voor het maken van de stellinghe om den toren te welven ». Dit was dus na de brand van 1653 blijven openliggen. Honderd jaar later werd aan «dheeren Wink en Pisco», architekten voor « hunnen visiten gedaen ten jaere 1780 aen den thoren » 57 g. 14 st. betaald, met het oog op een nieuwe toren of omdat er gevaar voor instorten bestond. (A.P.). In een rekening van 1789 staan voor 1334 g. « carreeJ, papensteen, briketten, paveisel en pannen » vermeld. (A.P.). Op 9.11.1800 werden door een geweldige stormwind in het land weer taJ van torenspillen afgewaaid. Hier kon dit niet meer gebeuren, maar de kerk zal toch wel een geweldige davering gekregen hebben, zodat het niet moet verwonderen dat de toren op de duur daarvan de gevolgen ondervond. In 1803 werd vastgesteld dat «het welfsel der zijde beuken (zijn) drijgende ende den boog onder den thoren zig begevende ... » (A.P.). Pieter Jozef Tellier, in 1799 te Waterloo geboren, zoon van een schoolmeester, vertelt in de vele aantekeningen uit zijn jeugd die hij naliet, vooral over de slag bij Waterloo, dat terwijl hij bij zijn grootvader te Alsemberg verbleef om er bij de pastoor Latijn te leren en in het Groot Seminarie te Mechelen opgenomen te worden om later priester te worden, hij op 17 augustus 1806 naar de kermis kwam en er bij zijn grootvader gesproken werd over de bouwvallige toestand van de toren. Zijn vader beklom hem en zei dat hij er voor geen geld van de wereld een tweede maal zou in opklimmen, want dat er verschrikkelijke scheuren en barsten in waren en dat hij weldra zou invallen, wat dan ook gebeurde op 15 februari daarna. Die dag, inderdaad, te 3 uur na de middag stortte het stenen gedeelte van de toren in en verbrijzelde een oud geschilderd raam, de grote klok; het orgel, twee biechtstoeien en een gedeelte van de gewelven van de middenbeuk en de zijbeuk. Voor het opruimen van het «me... nigvuldig gruys. steenen ende andere objecten te vervoeren » werden gebruikt « menigvuldige persoonen » voor wie er
336 331
aan geld en
bt~r ~5 bd .
8 a
12 st. en 3 o. uitgegeven werd.
tot het herbouwen der kercke
?o~e~ a~e~:~~~~s,J.~~~e:C~ppe;s, tàm.;nerku~~~nbe~~~f2.n~~~~k~~
saegers en schahedeckets >> 378d ~~rwerkt Uit Brussel weraaten werd toen 2004 pond loo · ·ct (A p) Voor ;:,den 15 400 « supermantsen » steen aangevoet . 1 t. : . 1809 · d · we wefsels gemaa < m · kerk en doksaal wer endem~~erstorte~de massa's doorbraDe plekk_en ':"a~r kleinere en anders gekleurde ken zij no~ ~1c~t~~~~ ~:~ t~:n in de kerk gesteld was, blijkt • Oelevert 7 ellen lijnwaert om baksteen. o~e e e <:> ondermeer tut het volgende · « ( 'ld k) die aebruyckt · de seylen zet oe o . te • re pat11 eerhet en choor te beVnJ. ·ct en - teat:. en de injune des h t en ».o 1In 1816 wer den twe e houten pilaren onder e wat loghts doksaal gezet. " . dde voornamelijk in 1823) en De wederopbouw gesc111 e d dat aehuurd was 1 0 daartoe. werd ste~n ge~ak~eg.e Jaat~~or 150 schadeverdoor W tJlem yan a uwe aer e~n « voor het op rnaeken van goeding ontvmg. 203.000 st Karel Lefebure meester den thoren » werden5gebakkkten ~~o~erklieden aan 'de kerk, steenbakker. In 192 wer · en waaronder 5 vrouwen.d d t die nog 147 voet hoog P in 1823 wer e oren, k h as · doch zonder kunstsmaa er0
g.
~=fd {~~~~~ ~~}. ~et;~~~m~estersvandalenwerk :e~n ~:f~ r·d (1855) laat o-eschtedschnJver Wauters opmer t T lJ ' . d' t nheil veroorzaakt, nog vergroo. . de rampen ~ol a h~er dat in 1825 de metselaars, na 1oor.s verme en we laurierbomen offerden en dat er tooung ook eenvan geodffeertdoren, wer d door Sebastiaan van Isterdael,
sorieb~a~a~~e~~~~· van
ervoltoen tre-
het metselwerk was J.B. van den
EyndBe...1 die gelegenheid leenden Pastoor van Hoylant, J.B. J • d 11 Plas kerckmeesters, een Jacquemijns e ~~e;a~~\a~~t~~~a ~an uitgaven voor de toren bedrag van t:.· o t werden o m 200 (A.P.). Tot bestrijding van de ut gaven d 46 ~ik~n en beuken uit de Kerkebossen verkocht et~ew~eJ:ropbouw ver140 sparren _uit h~t 9·~ ~~~~~c~~~rbol en vierkantige buys werkt. Een meuw rms 4 8 ond en 8 st. = 183 g. met vijsen en palm~n >> wegend 5 p samen 184 g. 1 9 st. 4 st. en voor een m~uwe ster \ &'· 1fs;~ wetd de dakbedek. Bij eep gteweldetng kt~~lfe~: ~fokken. en het uurwerk, erg kmg van ete oren , (A p ) beschadigd, goten werdent af~.eru~~n~~z. aek~o~~de spits en De huidige toren me .Zl]n • i ~)id als bekroning gulden ster in. top, wcr<~ tn 18_91 d~o ltgde 'eeuw, welk feit van de herstelhng van de kierkk t7aat in het portaal van de vcrmeld is op de stenen gec en p zuidkant.
31
338
Op zondag 15.11.1891, om 1 uur namiddag, to.en de werken bijna voltooid waren, werd de toren met de stellingen door een orkaan omvergesmeten. Het werd pikdonker, de mensen sloten van schrik hun « blaffeturen >> en staken licht ~an. Het bovengedeelte van het kruis stortte neer op het kerkhof en drong anderhalve meter diep in de grond. Een balk kwam terecht op het dak van het klooster en drong doorheen het dak en de zoldering. Planken, zink en schaliën vlogen als pluimen door de lucht. De toren was de eeuwen door steeds de trots van de kerk geweest. Als de bliksem hem neersloeg werd hi.i telkens vroeg of laat, al naar de tijden mi~ of meer gunstig waren, hersteld en priemde hij zijn slanke spits in de Brabantse lucht, zeer ver verkondigend dat de Moedermaagd hier een bijzondere vereringsplaats uitverkozen had. Wat moet het een heerlijk schouwspel gewee~t zijn, wanneer bij kermis en hoogtij de vlaggen heel hoog boven de huizekens aan de beek, bontgetint in de zomerzon wap-:perden en lezen we niet in oude papieren « Item als voor den 19 augustus 1679· aen den smet betaelt werd 18 stuyvers over 4 oogen te ste11en bij den tooren om de vanen te ste11en met 4 pinnen op kermisdach en 3 ijseren haeken » ? In 1642 werd aan de wed. Hendrik de Hemeleer 11 g. betaald voor 26 pond verf << met het smout ende de olie » om de << clijnen tooren te verven ». Ten tijde van pastoor Stuycker ( 1667-1679) werd de kleine toren hersteld. <<die scheen te wiJlen omvallen tgene niet en heeft konn.en geschieden souder groote bekostinge waertoe gediend hebben edelmoedige aelmoesen van sommige persoonen ». Het kruis heeft gekost van fatsoen, vergulden, enz. 100 patacons 240 gulden.
=
In 1674 werd de kleine toren afgebroken en wederopgebouwd : «Item betae1t aen Jan van Bentum over het afbreken van den clijnen torren ». In 1675 « ... betaeJt aen Jan de Verwer 3 sch. ( 18 st.) van op het kerckhof uyt den bos te brengen den pinnenboom daer het kruys van den torren op staet... aen den koster ende anderen voor extraordinarisse Debvoiren in hout te vergaderen, de gaten van het welfsel tegen het stuyven te stoppen alsmen den to.ren maeckte... » Aan de prior van Zevenhorren werd voor 6 g. 18 st. lood van de kerk overgelaten. De steiJingen, die eigendom van de kerk waren, werden voor 22 gulden verkocht. Aan Jan van Halen werd 2 g. 8 st. betaald « over 900 careel voor de kerck van Brussel tot Alsenberg te brengen ». Er \verd ook nog betaald een halve dag water te voeren om kalk te blussen. Een pnst in de rekeningen vermeldt ook de ontvangst van 3 g. 16 st. overgeschoten van 96 g. « gelicht .. 339
uyt den offer te St. Marie-Magdalena om te betaelen 8.000 schaliën, maer eenighe minder gelevert » (K.A. 2324). Van de heer pastoor van S. ElisabetiJ (klooster) binnen Brussel werd ontvangen 2 g. 8 st. « tot het cruys van den cleynen torren ». Een andere gift luidt : « ontfangen voor een aelmoese tot het opmaken van den toren van den man int papegaeken 1 g. » te Brussel. In 17 45 werd 17 st. besteed aan « ceruys en olie tot het verwen van 't beeltfroy van den cleynen toren aen 2 leeren ende voorts aen naegelen ». I
In de kerkrekeningen doorheen de eeuwen kan men vaststellen dat de kerk steeds een bron van inkomsten was voor allerhande kunstenaars, ambachtslieden, enz. Voortdurenel viel er wat aan te doen. Het hoogkoor
De oudste vermelding van het hoofdaltaar is uit 1243, donderdag vóór het feest van St. Andries, toen het altaar van de nieuwe kerk gewijd werd. In 1514 plaatste men voor 150 g. een tabernakel met kunstig gesneden deurtjes. Later, vermoedelijk bij het oprichten, in 1636, van het hoge Renaissance-altaar, ging het naar de kerk van Drogenbos over. In 1889 werden die deurtjes teruggekocht en sedert 1907 prijkt er een van in de doopkapel. In 1541 werd «gemaakt het oud altaar van O.L.V. met de troon daar nu ter zijde het altaar van Sînt Jan in staat en het gedeelte daar de priesters inzitten ». \'o/ at daar juist mee bedoeld wordt is niet goed uit te maken. Enig verband zal er .wel zijn met de gestoelten die twee jaar vrqeger gemaakt werden. In 1636 werd het tabernakel, het gestoelte der priesters «aan a1taar en doksaal gemarmerd». (het koordoksaal). Ook het hoofdaltaar werd toen geschilderd en gemarm~rd en het gestoelte voor de kerkureesters gemaakt. (A.P.). In 1636 werd het groot Renaissance-altaar geplaatst. Daartoe werden de drie met geschilderde vensters versierde ramen dichtgemetseld. De muren die ook geschilderd waren met figuren waartussen de woorden Ave Maria sierlijk ver... werkt waren, werden overwit Het i~ misschien bij die gelegenheid dat het Beeld op het altaar geplaatst werd zoals het er nog tot bij de verwijdering van dat altaar in 18R9 stond. In de aantekening van een wonderbare genezing in 1650 staat er te lezen dat het genezen kind, «wijzende het miraculeus Beeldt van 0. L. V. staende op het altaer ». Het is ook mogdijk dat het ~childerij van Maria Hemelvaart er sttmd. Ten tijde van Bols stond het in het St. Elisabcth-altaar, waar het toch niet op zijn plaat~ was. I11 een r\?kening van 16..J.I komen d~.· \"!}Igende posten
340
Het Renaissance-hoofdaltaar met O.L. Vrouw beeld.
VO<~r : « Joos 1\''osse1man sij n derde voor elck onder halffen dach aan het scotseJ te werken 4 g. 1 st. · Andries Co t ~~or 70 maet. dene1~ tot 15 st. stuc ende ghescorpt:r~~~~en beleg. 10. st. .t\tr: Anaen Mennens voor scilderen ende me u~ van 3 scotsefs tot 28 g. stuc metten o-rote myels (meten ? ) 79 g. » (A.p.). n , WeJ~.e .?chutsels hier bedoeld worden is niet bekend \VaarschJJnhJk. zuHen. ze wel iets te maken hebhen met d~ grote verandenngen m het koor. F. Het h_oofd~IJaar was een van die kunststukken die door Valentm, EJements de 1'Histoire de l'Art beschreven worden al_s volgt: «De altaren der l7dc eeu~v en van de eerste helft der 18dt'" eeuw hestaan gewoonlijk uit een por<.
341
tiek of een triomfboog met een of meer rijen zuiltJes, versierd met nissen, standbeeldjes, halfverheven beeldwerk. Tijdens de 18de eeuw werd dit beeldwerk vaak door schilderijen vervangen. Veel van die altaren getuigen niet van goede smaak. Ze vullen heel de achterkant van het koor en reiken tot aan het gewelf. Ze zijn overladen met allerlei beeldwerk a.d.z. wolken, door stralen omgeven driehoeken, vazen, toortsen, engelen, enz. In 1642 trok de koster voor het reinigen van het « H. Sacrament huyse », 3 st. Hiermee zal wel het tabernakel bedoeld zijn. In 1869 meende de Buck dat het een << prachtig altaar was, ja zó voortreffelijk dat het spijtig zijn zou er verandering aan toe te brengen » ... 0 Mode, 0 Smaak ! De overbodig geworden vensters werden gewoonlijk toegemetseld. Of dit te Alsemberg onmiddellijk gedaa,n werd is niet zeker. In 1652 nog werd aan een van die vensters gewerkt « van de venster die seer vervallen is achter den hooghen autaer te stoppen ende de selve · posten te passen ende in te gieten in de venster van 't H. Cruys choor met oec die te openen ende in staet te stellen ». Hieruit zou blijken dat het vervallen ·koorvenster toen dichtgemaakt en het raam geplaatst werd in het H. Kruiskoor, waarvan het venster daartoe wederopengemaakt werd. In 1685 werd een vergulden voet gekocht om het « venerabel op te stellen met een vergulde sterre van achter ». Dit kostte 7 gulden en de ster was een gift. In 1791 werd het altaar, samen met de twee andere, opnieuw gemarmerd << Aen Lenoir voor het marmeren der drij autaeren ». In de Franse tijd werd het altaar sari1en met andere kerkmeubelen « door de republicq publiekelijek vercoght ». Gelukkig kon men ze terugkopen : << De selve heeft men gecoght uyt de tweede hand ». In een rekening van 1799 staan de kerkmeubelen geraamd als volgt : « Middenbreem 600 g. ; twee zijbremen 600 g. ; Hooge autaer 300 g. ; twee zijautaers 300 g. ; communiebank en koorboiseering 250 g. ; Boiseering en schapraaien in de sakristij 300 g. ; vier eiken biechtstoelen met doksaal en orgel 200 g. ; boiseering langs de muren in de kerk 150 g. ». Wat daarvan ~'1 werkelijkheid verkocht en verwijderd werd is niet juist bekend. In 1857 werd voor 950 fr. door John Philips uit Brussel nog een autependium geleverd. De mooie marmeren vloer van het koor werd gelegd in 1845 door de firma Dektime Gebroeders. Het werk bestond uit << un parquet formant une demi étoile en marbre hlanct rouge Brocatelle et Gérard et Ste Anne bleu avec un co~ur de jaunc incrusté dans Ie marbre blanc ». 19 1/2 voet op 12 1/4, samen 236 vierkante voet ; twee delen parketvloer naast het altaar van wit en rood marmer, 219 voet, voor een totaal bedrag van 3401,52 fr. 342
In 1889 werd het Renaissance-hoofdaltaar weggenomen en werden de drie koorvensters weder opengemaakt. De .. tabernakeldeur verbeeldende de Discipelen van Em~aus, werd bewaard en staat thans naast het hoofdaltaar hnks. In .1906 werd volgens een ontwerp van hoogleraar Prof. Dr. Ra1mond Lemaire, van Dworp, door beeldhouwer van Uytvanck. van Leuven een nieuw altaar gesneden. Het tabernal~el 1s van verguld koper ; het werd bekostigd door Celestma van den Kerckhoven, geboren te Brussel 24.3.1833 en er overleden 10.5.1 906, •en door J. Wilmotte van Luik gem~~~~: Het andere koperwerk van de altaartombe, de sacnftcten van Abel, Ab,raham, Melchisedech voorstellende, en van h~t gordijnenstel, door Jozef van Aerschodt te Leuven. Het schtlderwerk werd uitgevoerd door Leo Bressers uit Gent.. De viet: groepjes van het retabel hebben een bijzonder geschiedkundige waarde. Het zijn vier beeldjes van het ·weggebroken koordoksaal van 1485, in de aard van die te Aarschot, Diksmuide, Leuven, Lier, Tessenderlo Walcourt enz. Dez.e vier groeJ?jes _verbeelden de Kruisafdoening, d~ Grafleggmg, de VernJzems en de Nederdaling in het Voorgeborchte. De eerste twee, van één meester, zijn de mooiste, de andere twee, van een andere. Op dinsdag 21.6.1910 werd het nieuw altaar gewijd door Z. E. Kardinaal Mercier. Aan de oude herberg De Keizer, op de hoek van de Alsembergse steenweg en de Beukenst~aat, was door de gemeente een prachtige praalboog opgetimmerd en werd Z. E. opgewacht door de stoet van de schoolkinderen, met hun on(jerwijzers en onderwijzeressen,
De kerk binnen.
343
de Fanfaren Laurier-Chêne, de leden van arm-, kerk- en gemeentebestuur. In naam der gemeente wenste burgemeester Xavier Winderickx Z. E. welkom, waarop laatstgenoemde « gepast en hartelijk in vloeiend Vlaamsch » antwoor?de. De plechtiaheid in de kerk duurde 3 1/2 uur. AI de hutzen op de doo~tocht waren allerkeurigst versierd en m~t ja.arschriften behangen. Bij de ingang van het dorp : Hter vtert de aanse parochie aartsbisschop Mercier. Aan de kerkdeur : Reaina cleri benedicat praesuli Mercier. Op het altaar, drie : Ca~dinalis Mercier hoc altare inugit. Libenter praesuli Consecranti benedicat ,Maria. Antistis Cardinalis Mercier altare sacravit. Na de plechtigheid, op het vriendenmaal, dronk Pastoor Verhaeo-hen op de gezondheid van Z. E. en herinnerde hij aan rust;nd pastoor Bols, die het altaar liet uitvoeren en aan hooaleraar Lemaire die het ontwierp. Onderpastoor Lambrechts b drukte zijn verering voor de kerkvoogd uit. in twee jaarschriften : Cornelis juicht hier Kardinaal Mercter. Omnia Cornelii dilecto episcopo vota. Links en rechts vóór het hoofdaltaar hangen twee koperen kroonluchters, geschonken door de bedevaartgangers van Liedekerke in 1885. Het zijn zeer geslaagde namaaksels van een klassiek Nederlands type uit de 15de eeuw op dat gebied. (Jos. Destrée : Oud koperwerk, in « Onz_e Kunst », 1905 nr. 2). De o-eprofileerde, haast balusterachttge stengel is b~kroond met been O.L.V.-beeldje met glorie en Kindje Jezus op de arm. Onder aan de stengel is er een leeuw~~ kop met een ring in de muil. De t":'eemaal acht arn:en ZIJn o-estijlde wijno-aardranken met druiventrossen. De rechterhand van O.L~V. steekt vooruit, maar houdt geen skepter, wat gewoonlijk wel het geval is bij de oude luchters. In de plaats van het koordoksaal werd in 17~~ een kunstia aesmeed hek aeplaatst en tevens werden de ZIJkoren b b b • hek 11eet alh'ter de eveneens met een hek afgesloten. Dlt « breem ». Het is een waar kunststuk van gesmeed ijzer, stijl Loctewijk XV. Priester Thibaut de Maisières schrijft, dat kunstsmid Delmotte uit Brussel de maker ervan is en vergelijkt het met dat van de St Oaedelekerk te Bru.~ sel dat van de abdij van Terkameren voortkomt. De geh]ke~is is volkomen in het bloemenkorfje boven de makelaar, de gecloisonneerde middenschaal vol rozetten, het model der bloèmen, enz. Het hekken van Alsemberg is echter veel hoO'er stevig.er en aan weerskanten versierd. Jan Bols, zegt ' datb Deimotte het in 1791 hersteld hee f t. Pastoor van Woensel is de mening toegedaan dat het hek van elders komt. Het lijkt hem veel te enorm om voor Alsemberg te zijn ontworpen. In de _helft van de. l8de eeuw werden kloosterkerken door ardutekt Dewez 111 paIeizenstijl verbouwd, zoals bv. Affligem, Flor effe, .Orval. Komen ze van elders, dan is het begrijpelijk dat er in 1791 344
Het koorhek van gesmeed ijzer.
moest aan gewerkt worden om ze aan hun nieuwe plaats aan te p~ssen. H~~ hek van de Maes-kapel in St. Goedele te B_russel ts werkelt]k een tweelingzuster van het onze, maar met half zo hoog. De St. Niklaaskerk te Brussel heeft ook een dergelijke koorafsluiting, maar ook heel wat bescheidener van afmetingen. Ze komt van de abdij van Ninove. Die van de Maes-kapel komt van Terkameren en werd in 1804 aangekocht. Hier dient echter in het midden aebracht dat het hek van Alsemberg in 1770 geplaatst werd dus lang vóór de afschaffing van de kloosters door Jozet' II in 1783-84. In 1797 had pastoor Corten vernomen dat de Franse Sansculotten het hek wilden komen uitbreken om ~het aan de ingang van de Warande Brussel te laten dienen. 's Nachts vóór de komst der Fransen werd het ingegraven in de tuin der kapelaansh.uizen. (La Belgique, 1859, 485). Wauters, III, 239, zegt m de tuin der pastorij. . Onder de Franse bezetting in 1799 werden ook al de krwsen van het kerkgebouw afgenomen. P. J. Tiquehen en Haelewijck die daarmee belast waren> trokken daarvoor 3~ g. 4 st. en voor hun verteer nog 4 g. Die mannen verdtenden daaraan een goed stuivertje. De .l?atron~.s vat: d~ kerk is de H. fv1aagd Maria. Oorspronkehjk schtjnt dtt met het geval geweest te zijn te oor345
delen naar een nota in de dekanale visieten van 1596, waarin als « patrona » de H. Elisabeth, thans. de tweede patrones, opgegeven is en in dat van 1597, waann vermeld staat dat deze de patrones van de kerk is, maar dat de. voornaamste godsvrucht die is tot de Moeder Gods en ?at vele bedevaartaangers uit alle streken er komen kntelen (Patr?na ecclestae S. Elysabeth sed proecipia devotione hic co~ttur deipara virgo, ad cujus. it~aginem miraculis ciaram multt ex divers is partibus peregnm confluunt). (A. A.). . De H. Elisabeth van Hongarije, dochter van konmg Andreas 11 van Hongarije, wer? in 1~07 te. Presburg gebo.~ ren kwam als kind naar Thunngen 111 DUitsland, waar ztj de 'bruid werd van de jonge Lodewijk, zoon van __lan?graaf Herman. Als haar gemaal· afwezig wa~, legde ztJ mt ootmoed haar vorstelijke gewaden en vers1ersele~1 af en leef~e in heilige afzonderina. Zij was de eerste DUttse vrouw dte zich in de Derde Orde van de H. Franciscu_s liet opnemen. Niet alleen spijsde ze dagelijks vele armen tn ha~r k~.steel, maar ze liet verscheidene hospitalen bouwen, waann ZIJ zelf de zieken hielp verzorgen. Personen uit haar naaste omgeving keurden haar gedrag af, maar de landgraaf vond alles goed wat zij deed. In 1227 overleed deze echt~r te Otranto, op weg ter kruisvaart en dan braken voor .Eh~abet~ dag;en van zware beproevingen aan. Met haar dne Jeugdt&e kmderen werd zij uit haar woning ~.er.dreven en. daar mema.nd haar durfde huisvesten, moest ZlJ 111 armzaltge omsta~dtg heden wonen sommiaen zeggen in een stal. Door bemtdde0 ling van de bisschop van Bamberg in haar rechten hersteld, bleef zij zoals voorheen de Moeder ~~r ~rm~n en bekeerde er velen door haar heilig voorbeeld. ZtJ stierf 111 1231, ~I echts 24 jaar oud, eh werd reeds in 1235 door Paus Gregonus IX heilia verklaard. . 0 De H. Elisabeth is de beschermheilige van de gast?utsvrouwen en kantwerksters. Een gedeelte van haar :~t~eken berusten in de kerk der Karmelietessen te Br~ssel. ZtJ ts de patrones van de gasthuizen van Aarschot, Dtest, Zoutleeuw en van Ukkel en van de kerk van Haren, waar ze wordt aanroepen tegen de haarworm. . Vlaamse namen afgeleid van de H. Eltsabeth zijn : Liesbeth, Lies, Lieze, Eliza, Elza, Els, J?et, Betteken. Een van onze oude weerspreuken lUtdt : Sint Elisabeth doet verstaan Hoe de winter zal vergaan. Het mirakel van de rozen, waarvan sommige h~giogra... fen spreken en die aan de voorzijde van het St. Ehsabethaltaar voorgesteld is, is slechts een vrome legende. Een van de kerkgedeelten die steeds veel belangstelli~g <renoten hebben is het St. Elisahethkoor. In 1646, op b
346
september, werd de doopvont, die beneden in de ztliderbeuk naast het groot portaal stond, weggenomen en 0aeplaatst onder het koor van St. Elisabeth, waarvan de vloer toen ter hoo~te _van het bestaand altaarblad reikte, zoals nu nqg te z1en JS aan het voetstuk van de koorpilaar rechts en aan de opening van een deurtje in de muur achter het altaar. Het aJtàar van de H. Anna, dat vóór het verhoogde koortje stond, werd weggenomen om er een trap te maken· voor de eronder gelegen doopkapeL Het altaar van de H. Elisabeth, dat tot ~an toe i~ de rechterhoek van dit hoge koortje stond, werd 1n het mtdden geplaatst. Pastoor Lucas van Lathem, die alles optekende wat er maar met zijn kerk ge?eurde, he~~t ook dit feit in een geboorteregister, anno 1646, m het LatiJn opgetekend. Hier volgt de Nederlandse vertaling er van : Dit jaar, op 28 september, werd de doopvont verplaatst. Vroeger stond ze achteraan in de kerk, aan dezelfde kant. Ze werd gezet op een plaats die lang geleden gebouwd werd tussen het altaar en de kapel van de H. Elisabeth. V~oeger was die plaats verstopt en nutteloos, maar door de meuwe deur die aangebracht werd tussen de twee trappen komt ze « in cogninomen » ( ?) en wordt ze nuttig. Doordat vóór het koor van de H. Elisabeth het altaar van de H. Anna stond, waaraan een priester niet zonder gevaar mis kon lezen, wegens de wind en andere bezwaren werd dit .alta.ar met reden afgebroken, met de toestemming van de vtk~rts van de Aartsbisschop, in die jaren de heer Balenus, htsschop van Roermond genoemd. De relikwiën van de H. Euphemia, die zich bevonden onder de schatten ?er kerk, samen met de re1ikwiën van de H. Petronilla, die m het altaar van de H. Elisabeth geborgen waren welk altaar tamelijk leJijk gebouwd was, in de 'hoek van 'die kapel, werd dus met toestemming als boven overgebracht naar het midden van de kapel en op de plaats van het altaar van d~ H. Anna, werden . treden gemaakt, tegen de grotere ptlaar van de kerk en m verhouding met de overige treden. De herstelling werd gedaan ter ere van de H. Elisabeth, stichteres van onze kerk. Volgens de Goddelijke Voorzienigheid (zoals we vroom mogen geloven) daalde de kracht van de H. Geest in de volheid der" doopvont de 19e november, feestdag van de H. Elisabeth (vertaJing onderpastoor C. Uyttenhove, Rode). Van Lathem voegt er bij, dat op 22-9-1646 het laatst op de oude plaats gedoopt werd ~ J.B. Filii Judoci C1aes et Maria Gatty, met als peter en meter, Petrus derarclus Domps in de naam van J.B. Montana en Maria Hauwaerts. Onder .9e vloer van dat hoger gelegen koor bevond zich dus een tl]dlang de doopkapel, waarlangs men met een trap afdaalde. Later ging ze terug naar haar oude plaats in de zuiderbeuk. Dit gebeurde waarschiJnlijk omstreeks 1770, toen men, om de gesmeed ijzeren hekken te plaats..en, de vloer
347
van dat koor verlaagde en de keldering afschafte. De altaartombe, met de ·gebeeldhouwde rozen, werd behouden ter o-edachtenis van het mirakel der rozen, zo vermaard in Elisabeth's leven. Het standbeeldje ·van de H. Elisabeth, dat er nog prijkt is van 1640. De bedelaar die aan haar voeten geknield zit werd er in 1888 bijgemaakt door Leopold Bressers uit Gent, toen het beeld, ontmanteld, gepolychromeerd werd. Pastoor Bols was steeds. geweldig met het raadsel van het St. Elisabethkoor begaan. Allerlei vragen rezen bij hem op. Wanneer werd de doopvont opnieuw veranderd, de kelder toeo-evuld en de vloer van het koor verlaagd ? Misschien toen ct~ nieuwe « breem » geplaatst werd, meende hij. Hij heette het een belangwekkend hoekje dat hij niet aarzelen zou in zijn oorspronkelijke toestand te herstellen. Volgens hem moet er een kripte bestaan hebben en zouden alle mogelijke peilingen moeten gedaan worden ... Zijn gissing was zeer juist. In een landdekenverslag van de~ember 168~ leest men immers, dat de nieuwe doopkapel af ts, dat de. mgang langs de sakristie is, dat de oude als een kelder ts waar men de o-ewoonte had bier te leggen en dat de Pastoor verzocht ~erd dit niet meer toe te laten. (BaptisteriUin novum est clausum. Intratur per sacristiam. Antiquum est instar caveae, in que solebant reponere cerevisiam. Monui D. pastorero ne ulterius permittat.). (AA). .. . In 1903 noteerde hij : « Alles laten geltjk het ts : het o-eo-even venster van pastoor Mariën en de breem verbteden ~e~ veranderino- · ook de geldmiddelen. Maar laten we nog a1les onderzoeke~, bv. met het altaar van St Elîsabeth een\ weg te nemen »... In 1697 werd vóór de schepenbank een eigenaardig geding gepleit ~ussen Joos van. Waelschot en koster Jan Hellincx. De meter had graan t.n beslag doen nemen van van Waelschot en dat graan werd in bewarin.g gelegd aa~ ~et altaar van St. Elisabeth ( 0. 8285). Hendnk Engels, offtcter, verklaarde << ten versuecke van de meyer van Als... hebbe ick... o-earresteert in handen van Jan Hellincx coster ... van al~ulcke graenen als sijnde liggende in de kercke der parochie in de· choor van Ste Lijsbeth, soo men seght toehebehoorende aen Joos van Waelschot »... (14-8-1697, G. 8261). En dat daags vóór Onze - Li~ve - Vrouw - ten~e mel - opneming ! Aan ons, mensen Uit de 20ste eeuw h]kt dat ongelooflijk, maar in de 9de eeuw moest aan de pastoors nog verboden worden het kerkgebouw, na de oogst, nog als voorraadschuur te gebruiken. Dus tijdens de oogst mocht dat! (T. Paaps, de Spycker, 1955, 145-147). Op 31-1-1772 werd door landdeken Van der Eist een reHkwie o-oedo-ekeurd van de H. Elisabeth die toen in de kerk van o.Bui~ngen aanwezig was. (J.M. V.d. Weghe, Geschiedenis van Buizingen, blz. 163).
348
De H.... Kruiskapel Deze kapel is eigenlijk de oorspronkelijke sakristij. Ze ~or~t ook de kongregati~kapel geheten ?tndat de kongregamsten ·er .hun ve~·gadenngen en oefemngen hielden. Bij grote koude 111 d.e wmter wordt er de dagelijkse mis o-elezen. Er staan verschtlle~de oude schilderijen en voorwe:Pen in, ~odat het .. een klem museum lijkt. Filips de Goede liet 111 1453 ZIJn wapen.s in deze kapel stellen. (van Lathem). Pastoor Bols het er ook een kalvarie met al de Joltertui~en . van he.t lijden van Kristus in opstellen, zoals ze, htston~~h gezten, konden geweest zijn. Daartoe had hij alle mogelijke bronnen en geleerden geraadpleegd. In de oude sakristij werden vroeger de schepenakten van Alsemberg en Rode bewaard in een kist, de « scepen. com » geheten. We vinden die bijzonderheid in een vidirrius of echt verklaard afschrift van de schepenen van 14-11-1565 van een akte van 3-5-1526 : «Allen den o-henen die dese Jetteren zelen sien oft hoiren lesen, wij Claes de Ridder, W olfaert van der Cameren, Matheeus ende Peeter Cl a es scep~nen der banc van Halsenberghe ende Rode, saluyt met ken~t~sen der waerheydt doen condt, oirconden oyck ende certtfteeren eenen yegelijcken voer de o-erechte waerheyt dat wij op heden den 14n dach der ma~nd van Novembe; 1565 gesien, gevisiteert ende ernstelijek O"eexamineert hebben tregister oft prothocol van den contra~ten der scepenen der banck van Halsenberghe ende Rode onsen voersaten yan den jaren 1528 berustende inden scepen com staende 1~der kercke. van Halsenberghe » ( 0). Dit register bestaat met meer. Dte « com of coffer » stond in de sakristij want de koster ~1oest « de voorschreven com sluyten ende in sloth doen, m de sacristij ». In de sakristij in een « éomme » werd. ook de. opbrengst van de « offercassen » gelegd en alle Jaren gehcht. Tussen 1727 en 1736 bedroeg ze gemiddeld 130 g. De offerblokken zijn steeds de plaats geweest waar de mensen zich van hun slecht geld afmaakten. In 1672 hadden de kerkmeesters voor 19 st. « quade oorden uyt den apport uytgesocht ».
De sakristij De sakristij, in Renaissance-stijl en dus de enige vlek op de gotieke gaafheid van het kerkgebouw, werd in de 17de eeuw gebouwd ter vervanging van de oorspronkelijke aan de noordkant, in 1879 verbouwd tot H. Kruis- of Kongre_gatiekapei. De zoldering van de sakristij verbeeldt een hemelmtspansel boven balustraden en is, volgens de kenners. een meester~tuk van de perspektief. De wanden zijn bekleed met etkenhouten beschotwerk waarover ... in kerkreke349
nincren van 1804 vermeld staat : « aen sieur van den Elsken (di~ ze van de Franse Repu~liel~ als ~troman i~ 1791 gekocht had) betaald voor de botsennghe m de sacnsteye 15 g. Tegen de zoldering zijn in dat beschot vier omt 1 ij~kte panelen in elk waarvan vier olieportretten van vors e IJ e weldoeners en weldoensters voorkomen. In het parochiaal archief leest men daarover : « gekocht enige oude contrefeytsels ende daer bij noch nieuwgeschildert van de hertogen van Oostenrijck ende Brabant fundateurs ofte weldoeriers der kerck... ende tot memorie der naekomelinge cresteldt in de sacristie». Dit zou in 1655 geschied zijn, ~1 aar « dit staet te ondersoecken » staat erbij geschreven. Onder die schilderijen zijn kartellen aangebracht die do~r Katarina Sallaert, dochter van schilder Antoon Sallaert Uit Brussel (zie hoofdstuk Schilderijen) geschilderd werden, als blijkt uit een rekeningpost (KA. 2324) : « Item betaelt (24-6-1658) voor 15 cartellen daer de hertoghen van Brabant in ghescildert staen ... elck cartel met de kerckmeesters veraccordeert tot 5 g. is t' samen 75 g. » De volgende post heeft betrekking op de lijste~ : « Item aen . Mhr Snagels voor ses leesten met paneelen m om op te schtlderen, staende in de sacristeye bij de andere scilderijen van de h~rtog~en van Brabant » ... 9 gulden. Er werden dus zes schtldenJen gekocht en negen bijgemaakt door Sallaert.
1
Waarom in 1661 de vo·lcrende betaling gedaan werd is niet duidelijk. Waren de po/fretten misschien beschadigd geworden ? ... « conterfeytsels van diversghe ~ertoghen... om de selve te ste11en in de sacristeye tot memone v~n de. naercomelincrhen ende cieraet van de kercke aen Sr Ntcolaes Broeck~ans betaelt 34 g. » Misschien waren het de bovengenoemde « oude conterfeytsels ». Op de « kartellen » zijn in het Lat~jn de naam --van de stichters en becrunsticrers met hun titels vermeld, nl. van St Elisabeth, (1219t Hertogin So.fia (1226), Hertog Hendrik II (1236), Jan III (1354), Hertog Antoo~. (141.0), Karel de Stoute ( 1470), Maria van Boergondte, Ket~~r Maximiliaan ( 1517) Maraareta van Parma, Karel V, Fthp 11, Aartshertog Atbrecht Aartshertogin ~sabella. (16~4), Aartshertog Leopold Willem, Aartshertogm M~na Ehs~ heth. Het '16de portret, van de landvoogdes Man a-!heres1a \verd creschilderd na haar bezoek aan Alsemberg m 1732. Boven~:> elk portret prijkt elks wapen en onderaan een Latijnse tekst met de naam en de reden \vaarom ze als w~! doeners van de kerk beschouwd worden. ~eze teksten ztJn opgenomen in A. Wauters, Histoire des Env1rons de Bruxel... lest deel liL Tot dusver waren de schilders van de eers!e 15 portretten onbekend gebleven. Verderstaande post tut dezelfde
350
rekening onthult ons dat de maker van de zevende tot de vijftiende ook Sallaerts is. « Met Mr. Sallaerts ende kerckmeesters veraccordeert
voor elck c.onterfeytsel van de hertoghen van Brabant te betaelen 6 g. Ende sijn soe van lzem gescildert 9 contrefeytsels maecken 54 g. (opgenomen in de reke.ningen van 1656-
1657).
Vier van de vijftien portretten van Vorsten, weldoeners van de kerk.
Dese 54 g. sij;n voldaen in october Ao 1657. Get. Catarina Sallarts. Voor elke cartelle met de wapen boven elck conterfeytsel van de hertoghen veraccordeert met A1r. Sallarts daer voor te betaelen 5 g: sijn bevonden 15 cartellen ende bedraeghen 75 g. Dese 75 g. kenne onderieeekent ontfanglzen te lzebbe~n den 24 junii Ao 1658 ». Voor elck besereven lanck bert met gronde ende in twee taelen te scrijven voor de g!zene dief hun niet betetelt en hebben met de scildereije staet appaert te wetenen 2 g. 2 st., sijn soo bevonden de seven eerste berders is !zier 14 g. 14 st. Voor de cartellen boven de groote stucken tscildere.n slmder !zet hert Peraccordeert 3 g. JO st., die eerst appaert staen te rekenen voor de glzene die hun wapen met de scildereije niet en hebben hetaelf, ende sijn so hei'onden oeck de sePen eerste berders, want die maer 60 !(. hebben ghegetten ... 23 g. 10 st. Randnota : Noteert dat oock. in de rekf!ninghe in onifanck wordt aehraclzt die 50 g. die ]ouffr. Steenhuyse hadde gegeven. Noteert dat noch is heiaelf aen Nicolaes ]acobs voor diversse/ze leesten ende een panneel glzemaeckt om op te scrijl•en de historie van de 351
kercke ,onder de nieuwe scildereijen, ende crolle die boven de scilderijen staen mitsg.aders dande:e panne~_len, oock te lijme.n 26 g. 6 st. Dit is alsoo ten mmsten pn]se veraécordeert bij den pastoor ende kerckmeesters op den setven dach als het voorgaende accoort gemaeckt is. Ita pastoor van Lathem. Dit is !zet hantteecken van fan Croquet ; Antoen .. Beerens ». Van wie de eerste zes zijn is nog een raadsel, tenztJ Sallarts ze reeds vroeO"er voor een ander doel zou geschilderd hebben. Sallarts schilderde reeds in 1640, in kleuren, op de binnenkant en op het schutbla? er tegenov~r, van het prachtig met Ieder ingebonden regtster propatnaformaat van het broederschap van O.L.V. van Alsemberg t.e Brussel, e~n H. Maagd en de kerk van Alsemberg met landschap., waapn ook hoewel zeer schetsmatig, de kerk van St. OenesJUs-Rode voo~komt. Dit register berust op de pastorij. De sakristij bevat een rijke verzameling van relikwiën, . beelden, kelken, gewaden, enz. Over. die verschillende zaken zijn hierna enkele aantekeningen utt de 16de en de 17de eeuw opgenomen. Volgens een dekanaal verslag van 26.2.1572 bezat de kerk toen 4 kelken en 3 missalen (K.A. 2324). Voor 1565 stipt Bols aan dat de beeldstorme:s de juwelen stalen. Dit zal maar ten dele juist zijn, want ult de .volg~Il:de tekst uit 1571 blijkt duidelijk dat ze, te Brussel tn .vethgheid gebracht werden : « I t~m betaelt a en . een ktste te brinO"he van Brussele met stlverwerck ende andere ornamenten van der kercke die te Brussele gevluecht waren». Oe ziet het, de Alsembergenaren waren hen te vlug af g~ weest... Verder vinden we nog de volgende posten : « m den sey moelen gegeven voor t'verven van een .stuck fraweel tot een swerten casuyfel (1642) ; aen een nieuwe copere lampe om voor O.L.V. int middel van de choor te hanghen mits d' andere lampe toegevende » ( 1661) ;. « Eerst tot volle betaelinghe van het opmaecken van een stlvere laecken. o:nament waer van de stof ghegeven was, van ~.~ fr~nme voyeringhe daer toe ghedaen etc aen jouffr. Cathe.~tJn Ftschbach haer specificatie daer van ghemodereert Stjnde door Mhr Stroobant sijden laecken verkooper... 121 g .. ; a~n joeffr. Fischbach tot opmaecken van een swert anhpendto met de frinnie ende de stof daer toe ghelevert... 16 g. ; Aen 1\\ter Aert Eremts tot het opmaecken van casayfel, dienrocken, antipendien met de sey, frinniene, ende Hjnwaert daer t~e ghelevert. .. 26 g. ». Die antependia werde~ opgeborgen .m èen « kas achter den hooghen autaer » dte m 1642 mtts 37 ct. gemaakt werd door Oovaert Mathijs, schrijnwerker, ~ or~ d'antipendien van de kercke in te sluyten, met een knielschabelfe »... «Item outfangen van mevrouw de Bal.lancourt 5 g. en 14 st. over 12 elle kant di~ de ker~k i~ubl was > ( 1672) ; « den 5 dito betae1t 7 st. m de wissehnge
352
~~n een paer ampullen » ( 1678) lt] ~waedt tot 8 kelckdoec~en plus
; « betaelt aen 2 ellen fijn het rnaeken >> ( 1678). OndeJ de kunstvoorwerpen 111 de sakristij, is de monstrans van .1644, Leuvens :werk, ee1: der schoonste uit de 17 de eeuw· tn ons land. « m 1644 1s gemaekt een zilveren monstrans wegende 119 onsen en 15 engelsche tot 4 a. 10 st d'onse kostende 556 g. 17 stuivers ... waer toe d~bdisse ·van c~~ meren ende andere perseonen hun liberaelhijdt getoont hebben ... » (A ..P). Het opschrift « Splendeat Camera I umine tuo, ~nno Donu111 1644 » Dat de Kamer schittere door uw hcht, zal vermoedelijk zinspelen op de abdij van die naam ~~ t~ee beeldjes die e~ boven aan weerskanten op staa~ ZIJn dte van ?e H. Franctscus van Assisi en van de H. Klara. Een groot ztlveren kruis is er sedert 1718. Een vergulde kelk, stijl Loctewijk XIV, sedert 1756.
=
· Yer der bevinden zich in de sakristij : twee geschilderde aanbiddende engelen n~vens de. tabernakelbrandkast Ze zijn van omstreeks 1500 en werden m 1906 door een ongenoemde ~eschonken. Een ·beeldje van de Moeder van Smarten werd m 1878 door Frans de Vriendt vervaardigd.· Twee offerschotels van gedreven koper zijn Duitse produkten uit de stre~k yan Nuremberg en Augsburg ; ze waren zeer verspreid m de 15de eeuw. 1Y_len vindt er juist dezelfde, wat m~t moet verwonderen vermtts de ornamenten veelal met matn.Jzen werden ingedreven. De kleinste schotel vertoont in het ~tdden een van de t~ferelen die vaak voorkomen op dergelijke schotels : St Jons verlost een jonkvrouw van een draak. De lans heeft de rug van het monster doorboord en is dan afgebrok.en. De H. ~oris gaat er thans met het zwaard op los. De. JO.nkvr~uw ztt op de achtergrond. Rondom dit mid~enversterse] ztet men, als gewoonlijk, een krans van gotische. !ettertekens, die men niet moet trachten te ontcijferen. Het ZIJn slechts naast elkander 0O"estelde letters zonder zin eenvoudig als vetsiering. Op de schotelrand is een dubbei ~noer v~n blaadjes aangebracht. De grotere schotel heeft l11 het rntdden een rozetversiering, waarrond ditmaal een brede en een smaiie ~and met letters loopt en verder op de schot~lrand een shnger ~an gestilîseerde bloemen. (]os. Destree, Oud Koperwerk, 111 Onze Kunst, 1905, nr. 2). Twee zeer 1!1ooie beeldjes boven de knielbanken, St. Helena ~n St. Ehsabeth voorstellende, zijn van rond 1700. Het krUisbeeld op de uurwerkkast is van omstreeks 1750. Het uur.werk zelf, gemaakt door Edward Michiels van Mecheie~ 1s van. 1896. Het O.L.V.-beeldje naast de hinnende}ur 1s van 1680. Tot 1~06 stond het in een veldkapelletje. Het k.operen wasb~kken ts van omstreeks 1720. De spiegel van ctrca 1780. Dtenen nog vermeld : een velum om onder de sermoenen vó6r .het Allerheiligste te worde~ geplaatst, dat werd gemaakt mt een zwaar geborduurd kleed van het 333
O.L.V.-beeld en geschonken door de Broederschap v:tn Doornik. Het woord « Tournay » en het wapen van de stad staan er in aestikt ; een prachtige kanten hoofdsluieî voor het wonderbeeld met het jaartal 1752 gemerkt. Hij is 3.42 m lang en 0,62 m breed. Een M~riabeeld (Onbevlekt Ontvangen1s is van c. 1700. Een volled1g rood gewaad ( 4 stuks) geleverd door Grossé in 1856. Een volledig gewaad van goudlaken ( 4 stuks) c. 1880. Het borduursel van ei~ beste processiehemel of baldakijn is uit 1791. Het baldaktJn zelf staat achter in de kerk. Het werd gesneden door beeldhouwer van Geel (zie Predikstoelen). In de rekeningen staan de volgende aanwijzingen « aen van Geel voor het sneyden van den baldachin - aen den schrïjnwetker de No,(er - voor de gouden fringen - voor het borduersel aen Kindt ». Volgens Bols kostte het 7 49 g. · De kerk bezit een rijke schat kostbaarheden. Van een kelk uit 1636 zegt P. de Moreau, a.w. V, bl. 468, dat hij van de Antwerpse school is en dat die kelken betrekkelijk vroeg op de bol- en eivormige barok wijzen: De mak~r is Hendrik De Vlieghere uit Antwerpen. Hoe dte kelk hter kwam en wanneer ? Van Lathem rept er niet over. Uit een aeschiedkundige en tevens erkentelijke overweging vermeld~n we hîerna de mindere voorwerpen ?.ie vooral door inwoners, maar ook door bedevaartgangers, tljde~s het pastoorschap van Bols geschonken werden. Door hterv_an aantekening te houden handelde pastoor Bols naar het mzicht van Kardinaal Barberini uit Rome, die op 16.1.1636 in een brief aan Provinciaal Egidius Hautmans schreef, dat het redelijk is in een bijzonder register aantekening te houden van de gepleegde beloften, offeranden en· andere ~iften, die dagelijks gedaan worden aan het wonderbeeld m het klooster van BoetendaaL Door inwoners van Alsemberg zelf werden geschonken : Een zilveren altaarbekertje ( 1867) ; grote processie1antarens, blo~~nenmeien, .~e~aden, vaandel van St. Elisabeth ; H. AanschtJn met omh]stmg ; kandelaars (El. v. K.) ; stof voor volledig gewaad (C.M.) ; mantel voor O.L.V. (J.R. - M.S.) ; kommuniekleed (Clem. van Houdt) ; gewaad (wed. J.v.K.). Door vreemde personen: kommuniekleed en stool (vr. v.L.) ; altaardwaal van haakwerk {Th. R.) ; Altaardwaal van Renaissance-kant (M.P.) ; crroot tapijt (wed. H.-O.) ; borduurwerk voor gewaden (C. ~.R.) ; altaarkussens {O.B.) ; stof voor koorkap (O.B.! ; kussens voor knielbanken (Cl. van Houdt) ; doornen, biezen en riet uit de olijfhof te Jeruzalem voor de H. Kruis-kapel meegebracht door Pater Minderbroeder Daniël L.
De Relieken Onder de ·relikwies moeten in de eerste plaats vermeld worden, die welke sedert onheuglijke tijden vereerd worden
a1s. zij~.de (~~ gordel en een haarlokje van 0. L. Vrouw. Deze reltkwten. ZIJn sam~n met andere in een lijst onder alas ge~laats~. In het midden van d.eze lijst is een rechthoekig 1 ~ampJe, 0,06?. x 0,05, met dne haarlok jes, het ene boven het andere. BIJ het onderste staat in Oothische letter : De ene. bee ka thee haar van de H. Katarina ; bij het middelste . De ene maa magd haar van Maria-,M.agdalena ; bij het bovenste : De ene maa vg haar van de Maaad Maria. Het .~a~r dat van O.L.V. zou zijn, is bleek blond~ Het aeschnft 1s waarschijnlijk uit de 13de eeuw. Het lijstje ~an omstreeks 1500. De gordel is een plat bruinachtig lint van ruwe stof en ~,75 lang en 0,017 m breed. Later werden er zilveren v~.rs1ersels op gena,aid, die van omstreeks 1550 schijnen te ZIJn. In nog andere kerken worden zgn. gordels van O.L.V. vereerd. In de onderstelling dat ze alle echt zouden zijn, kan men laten gelden dat de vrouwen in Palestina twee g?rdels droegen, nl. een die de tuniek of het onderkleed ophteld en een voor het bovenkleed, dat ze er meer dan één stel hadden en dat verscheidene kerken zoals Alsembera slechts een gedeelte van een gordel bezitten (Bols). o' Hoe en wanneer zijn deze relikwiën hier aano-ekomen ? Sanderus (T. 3, f 370) schrijft dat de gordel hie? geschonken .en gebracht werd door een Italiaanse hertoa. Voor de ove~tge kan men slechts gissingen maken. Miss~hien staan z~ ,m verband .~!let de schenking van het wonderbeeld. Van voor het h~uwehjk van. Sofia met Hertog Hendrik II, bestonden a~r zekere b~trekktngen tussen St. Eiisabeth en Brabant lmaoma, herto.~m van Brabant, werd immers abdis van het kloost~r _va~ E1s~nach, toen Elisabeth negen jaar oud was en van haai vterd~ Jaar af op het kasteel van Eisenach woonde. I~ elk geval 1s het waarschijnlijk dat de relikwiën reeds hter waren vóór 1413, toen de bisschop van Kamerijk schreef dat Alsemberg rijk was aan veel schone relikwiën. ' . Men hechtte in de Middeleeuwen veel meer belang aan reheken dan aan beelden, vooral bij het oprichten van een l:erk, waarbij . tevens dien.e opgemerkt, dat Lodewijk, de ech!genoot van de H. Ehsabeth, op 11.9.1227 stierf, op kru_I.~vaart naar het H. Land, het land van de « crrote » relikwren. b Verscheidene kerken beroemen er zich op een gordel of f{edeelten van ~en der gordels van de .Moeder vàn de z.ahgmaker te bez1tten. Onder die kerken worden vermeld che van Sancta Maria de Meerdere te Rome. van Atrecht en van 0.~. V. van .l\1aastricht. Deze laatste cr~rdel wordt be\":aard m een zilveren relikwiekast met vergttlde versierselen, Uit de 15de eeuw. Afmetingen 585 x 38 mm met inbegrip van de randen. · Reeds in de eerste eeuwen van het kristendom was
=
=
=
355
354
deze kostbare reliek zeer vermaard te Konstanti~lope~. ~~i zerin Pulcheria bouwde te harer eer twee pra~httge. ast tef ken en verscheidene Griekse Kerkva?e;s zong~n ~t g~rà~l ct . Reeds in de 9de eeuw werden relteken van e. · van. k ·d (Jame Mana Moe et in het koninkrijk der Fran en v~reet . . . M' .· 'bi 144 . ' van J ezus, bi . 67 ) · - (w ichmans ' Brabantta attana, . N Call Eccl. hist. lib. XIV, hst. 49) · V. . . T;en astoor Bolf: de relikwies van 0. L. touw m 1888 doo/de ere es te lij ke overheid liet onderzo~ktn\r he~:t deze er een eshte relikwie van het. kle.ed van . . ~~ke~~ men aan de bovenkant van het kastje ztet, voor alle d heid aan toegevoegd, daarbij verklarende dat steune7.ke .?.P de over ievering, de gordel en de haarlok als ware re I wten mochten vereerd worden. (Bols). dd k . In een dekanaal bezoek van 1595 stelt . de lan e ~n vast dat er in de kerk geen relieken zijn. W~~hcht waren dte in veiliaheid aebracht wegens de troebele tl]den a~ gJv~lg van de bHervo~ming hoewel het wel bevreemdt dat e e en
n~~t e~~;~~~.~~;·egister
v~Igen(~e r~li;ket
dit van 1646 staan de e meld . van de H. Eufemia, de H. Petromlla m e a ~a~r van. St Elisabeth), de H. Elisabeth, _de:· Nar~:::~!e H Cordula, de H. Anna, de H. Appo 1_oma, e . . .. . In vele kerken worden pseudo-reheken ter._verenfeYte~{~k. t ld Men laat ze voorkomen als echt, terWIJl ze . J ~e.:'e:tai ~it het oosten werden meegebracht d?or al te hc~telovi e kruisvaarders, reizigers en pelgrt~lS. 5 O!flmtge v~n di~ relieken hebben natuurlijk. een geschtedku~dttg b~i~= lana maar alleen als dusdanig verdtenen ze bewaar e J ven~ (Vie Spirituelle, Parijs 1.953). 0 L V1·ouw worden · · ' De relikwiën, behalve dte van bewaard in een houten schrijn dat. op h~t ~~~gkoo:rdst~=~ en dat als meigift door de parochtanen m w
schOit:~~~)or
van der Eist van Buizingen, die tevens landdeken was van het distrikt St. Pieters-Leeuw, had een ~~~ zamelina .bijeengebracht van reliek~n van n~er Hda~lJ:~be~~ heiligen~ Daaronder bevonden er ztch van die J31.1.17J;r~ W~~~~: vd~~ het van Hongarije, goe?gekeurd relieken aeworden ts, weet . . van . . n <' ll 163) feit in ziJn Geschiedenis van Buizingen-Etzmgen J • aanhaalt, ons niet te zeggen.
rJP
,Ji .
Allerlei kunstvoorwerpen Onder dit hoofd wordt het schenken, kope~! en~., ver-
n~~~~n~~~ ~:~~r~::~l~~~~~~~J~:~~~~~pw~i~~~~!f z~J~ie~~~Jl~~~=
~~~1d (7mdat ze
misschien eenmaal kunnen dienen tot vereenzeiving van voorwerpen. 35fl
In 1525 w~rden verschillende zilveren vissen geofferd, waarschijnlijk in verband met de toen algemeen verspreide mening betreffende de bijstand van Maria als Ster der Zee. In 1566 werden te Brugge voor 158 gulden juwelen van de. kerk verkocht. Waarom wordt niet gezegd. (A.P.). · Vele kerken en zeker die van Alsemberg m-oeten vóór de beeldenstorm veel kunst- en schilderwerken gehad hebben, te oordelen naar het feit dat de zeldzame kerken, zoals die van Zoutleeuw bijvoorbeeld, die aan de plundering ontsnapten, ongemeen rijk zijn aan prachtige en talrijke kunstwerken. In de andere bleef alleen bewaard wat tijdig in veiligheid kon worden gebracht en dit was niet zo heel veel. De beeldstormers hebben in 1567 haast al de kunststukken in de kerk vernield, << onteerd » staat er in het dekanaal bezoeksverslag in 1599. Ook in 1572 werd ook veel zilverwerk gestolen. Over de gevolgen van de Hervorming is niet veel bekend. De geschiedenis van de grote godsdienstige krisis is nog te maken wat de landelijke gewesten betreft. .. Het zou niet onnuttig zijn die krisis te bestuderen in het konkrete raam van de dorpen, de families, en voor zover de bronnen dit mogelijk maken, in het dagelijks bestaan van hen die ze meegeleefd hebben. ( F. Lemaire, Commission Royale d'Histoire, bi. 219). Na de storm der Hervorming werd de schade geleidelijk hersteld, zodat in een kerkverslag van 1659 de landdeken kon vaststellen, dat er te Alsemberg veel beelden, beeldhouwwerk, schilderijen, enz., waren, waarvan enkele verminkte of beschadigde achter het altaar van St. Elisabeth stonden. Misschien waren dit voorwerpen welke tijdens de beeldenstorm verbrijzeld werden. (A.A.). In 1638 werd een wit gebloemd satijnen ornament met kap, enz., gemaakt. In 1642 leverde Guillam Nerve, stoeldraaier, 12 houten kandelaars en twee grote bollen voor 6 g. In 1655 werd uit het offer 469 g. ontvangen, en werden daarmee zilveren kandelaars gekocht. In 1656 werd een nieuw wit o.rnament gemaakt waartoe van den Winckele, heer van Alsemberg, de stof geschonken had. Op 8.9.1665 werd geofferd een grote zilveren lamp «noch swaeder als eenige van de voorige, van persoonen die niet willen bekent sijn ». Sr. Daniel Gijs uit Brussel wordt in 1679 belast met het schoonmaken en << repareren' van 4 groote siiveren kandelaren, 2 kleyne ende 4 meypotten ». In 1684 werd een zwarte kazuifel gemaakt voor 22 g. In 1685 werden gemaakt vier vergulde houten kandelaars « gelijck aan de silveren ( 12 g. 12 st.) ; zes zilveren vaatjes om de meipotten op te zetten (3 g. 6 st.) ». Datzelfde jaar werd «een groen ornament voor het altaar » van 126 g. gekocht, · dat de aartsbisschop van .t\1echelen hij zijn bezoek in 1684 voorgeschreven had 357
«dat daar ontbrak» (AP). In 1696 werd <<zilverwerk gewassen en hersteld en daartoe besteed enige offerande van zilver. In 1697 werd' uit het offer van O.L.V. in de JV\agclalenakerk te Brussel een nieuwe witte kazuifel met een blauw kruis voor 24 g. 12 1/2 st. gemaakt en vier nieuwe vergulde houten kandelaars voor dagelijks gebruik op het hoofdaltaar gekocht voor 21 g. 12 st. In 1718 werd een zilveren kruis gemaakt en daartoe verwisseld enig zilverwet~k. In 1832 werd gekocht bij P. Segets-Hense 6 koperen verzilverde kandelaars (360 fr.) ; 1 koperen tabernakellamp ( 80 fr.) ; 3 altaarkanons ( 18 fr.) ; 1 paar pleete kandelàars (5,75 fr.). In de 19de eeuw noteert men de volgende zaken : 1814-15, van de pastoor van Drogenbos gekocht enig «parcail » (perkaal, dicht wit katoenen weefsel) voor de kerk, 13 g. 3 st. ; 1829 : betaald aan Pieter Pierret, blauwdrukker, 2 g. 4 st. voor het drukken van enig lijnwaad ; in 1838 : twee kazuifels voor 207 fr. van C. Dees. 1839 : een witte kazuifel en paarse stool van C. L. de Corte-Jacobs. 1856 : rood kazuifel, dalmatiek, tunicella en cappa met aJle toebehoren, van « brocard St. Thomas or fin >~, van John Philip, Nieuwstraat 22 te Brussel, voor 4000 fr. 1863 : nieuw wit gewaad voor 4422 fr. van Neumann en van de Velde ; 1863 : nieuwe hemel, Detrie en Janssens ; 1865 : een nieuw vaan voor 2000 fr. In 1957 werd door een parochiaan een neo-gotieke paaskandelaar uit circa 1870 geschonken. In 1791 waren de erfgenamen van baron de Provins aan de kerk nog 4136 g. 10 st. 10 oord. en 15 mijten schuldig. De dorpsvrouw betaalde daarvoor de kerkrekening van 2538 g. 5 st., maar bleef nog 1598.5.1.15 schuldig « waer van zij segt te sullen moeten c01·ten (afbetalen) eene silvere vergulde remonstrantie ende eenen silveren vergulden kelck, beyde gekoght in de· .Munte der stadt Brussel, alsmede eenigh pristerlijck gewaet soo van nieuwen ha1bens etc. door haer verschoten en waer van sij tot hiertoe de bescheeden niet en heeft bevonden» ... (A.P.). Het Gotisch koordoksaal
In het gotisch stenen koordoksaal dat in 1480 tussen het koor en het schip van de kerk opgericht werd, waren de beeltenissen van de vier kerkleraren, Hieronimus, Augustinus, Oregorius en Amhrosius en die van de H. Joannes en *ie H. \Vilhehnus geplaatst. Sommige menen de plaatsing van he.t koordoksaal te moeten toeschrijven aan pastoor Knape die pastoor werd in 1480. Onzes inziens ten onrechte. Het is immers zeer weinig waarschijnlijk dat hij in het eerste jaar van zijn pastoorschap reeds met dat kunstwerk zou klaar gestaan hebben. Het is bijna zeker dat ht.lt werk geheel of grotendeels bekostigd 35R
werd door zijn vooraano-e. t J . . . der Willem. Het J(an öals d~ Ge~sr oo: aan Dt~~tcx en zijn vaschap geweest zijn Hij deed t onrnod van ZIJn lang pastooraan de kerk o.m. d~ kapeJaan~hen. an ere nog andere giften D I·t ver k!aart meteen d ~k mzen. Jan en Wi11em. Zij behoorJ etuze van de patroonheiligen stellend oud aeslacht van de e~ r~u~ens tot een zeer welbeeld een half daawand land ree . o ~oteren we bijvoorJan Diericx ende Jan van W op ~et Ltnthoutveld « neven Gielijs Diericx die men heet ouwe~mg~en >>. In 1428 kocht land op hetzelfde veld. ( G. 6~~g). er appellen 3 1/2 dw. De verkeerde opv tf te begrijpen wanneer maenll~~e~an Bols en anderen is licht bij geen enkele schrijver beke~~e~en~ dat past?or Diericx t IS. en zou ztch kunnen verbazen over de lange jaren Dit is geen alleenstaand feit ~as oo;sc~ap van Jan Diericx .. Hendrik Cornet, bachelier i.n ~e no e~r ~n we ~erloops. dat lang pastoor van Bierges was (J g~ ge ~erdheld, .52 Jaar 27). Oudtijds werd een ast · o- · .. omam~ Brabantica, I, plaats en voor zijn leven ~ï oor oe~tjd om 111 een bepaalde zoveel mogelijk, o-eboren ehn an~bt Ut~ te ..oefenen. Hij moest, bied van zijn pa~ochie (T oifoevoe ZIJn ~p het grondge145). Dit bevestigt dat .hij ~an ~apst D~ Sp11Jcker, 1955, bl. schijnlijk van Alsembera e e s ree. ze.~ en meer waarer vele landerijen beza~n~ 1f was, vermJts ZIJn familie en hij
:t
In 1485 werden in het d k 1 het leven van. de Zaligmaker aa~gse~ 1 s(tenen ta.ferelen uit leven ende passie 0 H J C rac, · « 15 pomcten vant · · · · voor aen d oxale ») de ~.n ~~!~dw:~d~~n b~~en dat doksaal houten. beelden van Christus. Bij het afbreke~ {~~ ~:fl~atst en een gek~uisigde den buiten achter het koor onde o s~~~ kwerden dte beel1869 boven de in an va r een a a gezet, maar in gesteld. Volo-ens B~s fbl 4~)het ~oor dop hun oude plaats zijn door J~docus S d. . zo~. en eze beelden gemaakt mogelijk, maar ze z~~ a, etge~hjk van Santvoort Dit is een ander beeld . d g~enszms van dezelfde trant afs trap -. dat zeke~~~ h:n1 ai·spei(Za~n Kde _voet van de grote • 1e rUtsen en Kapen ) Naar pastoor van Lathe . . en . dwenen kerkrek . mt vei meldden toen de thans verO.L.V. ende St J~~m;e~,;:a~l ~516.. enkel. «~.et cr~rce met tekeningen, gaande t~t .. · Htj z~If m ZIJn talrqke aanvermeld niet ,_het beeld v~:{n Mve~trek wt Alsemberg in 1657, vermoeden dat dit oude beelda~m hMagdalena, ·wat zou Iaten . oe na 1657 door onze kerk 'Nerd aangekocht So dat het vàn een ·ande~~nw; 1{~nstkenne~s menen trouwens
onder de triomfboog van he~~. dan ~te der drie beelden zittend beeld van iVÎaria-lv . oor, en Uit een latere tijd. Dit middenbeuk. ~agdalena staat thans achter in de 18
359
Het is onder dit doksaal dat in 1661 de offerblok geplaatst werd waarvan spraak is in de volgende tekst : « Ite!n aen Pauwel van Es voor een nieut ijzeren offerkisten om m de kercke te stellen onder doxael om te offeren voor de kercke (KA 2324). In de 17 de tot de 19de eeuw vondep koordoksalen nog bij niemand aenade. Overal werden ze weggebroken. Slechts zes bleven ett;' van behouden, nl. te Leuven, Lier, Diksmuide (inmiddels vernield in 1914-1918), Aarschot, Tessenderlo, Walcourt. (B.C.R.A.A., VI, 1867, bi. 43). Omstreeks 1770 werd ook ons doksaal afgebroken en gingen verscheidene van de stenen groepje.s ~aar de kerk. van Drogenbos over. Vijf ervan werden. geluklog m 1895 opmeuw voor onze kerk teruaaekocht. Vter er van, voorstellende de Kruisafneming, de Graflegging, de .verrijzenis. en de Nederdalina in het Voorgeborchte versteren het m 1906-07 gemaakt~ hoofdaltaar, terwijl het vijfde nu naast het gestoelte (links) in het hoogkoor staat. AI deze groepjes waren niet van dezelfde. n~eester. ~en minste twee er van zijn van een andere, veel mmeter kunstige hand. Wij onderstellen dat deze in de 17de eeuw in de plaats gesteld werden van die welke wellicht omstreeks 1580 door de beeldstormers vernield werden, toen « de kercke inghenomen sijnde van de ketters ... veel beelden verbrant ende verdestruweert hebben » (AP). Over de juiste plaats van het doksaal bestaat ook twijfel. Pastoor Bols heeft er veel naar gezocht vooral in verband met het St. Elisabethkoor. De grafstede van kapelaan Saeffoet aeeft eniae aanwijzing : « 28.4.1740 Hendeus Saeffoet ~ sepult~s in templo sub odeo ad introitum chori ». Een ronde wenteltrap in de hoek gevormd door de dwarsbeuk en het koor gaf toegang tot het . doksaal e~ komt voor op twee afbeeldingen van de kerk mt 1642. Bt] de aanbouw van de nieuwe sakristij werd die trap weggebroken. . . . Indien we op onze beurt een beschetden gtssmg mocl?~en maken dan zouden we vooruitzetten dat het ( oorspronkeltjk) doksaal van vóór 1480, zich boven het St. Elisabethko·or bevond, z~als bv. te Halle. Dit zou dan tevens àe eigenaardige aanleg van dit koor verklaren. }i~t was trouwens ook d~ menincr van leden van de Kommtsste der Monumenten dte het kerkaebouw in 1900 onderzochten. (B.C.R.A.A., deel 39, h 1900, bi. 153). Et zijn dus drie doksalen bekend : 1. het oorspronkelijke boven het St. Elisabethkoor ; 2. het ûotisch koordoksaal van 1480 ; 3. het huidige onder de toren. Pastoor van Woensel meent ergens gelezen te hebben, dat boven op het doksaal een altaar stond. In alle geval kwam dit meermaals voor op zt!Jke doksalen, meer bepaald
+
360
aan de vo~~ ·van. het triomfkruis. Hier te Alsembera zou na te ga~n ZIJn of « op 'toxael » niet kan betekene~ op het St. Eltsabeth, nl. het primitief koordoksaal van vbór 1480 (J. S~eppe, Het koordoksaal in de Nederlanden Brussel 1952 waann aldus vermeld zijn (bi. 38), O.L.V. te St. Omaars;· St. Goedele te Brussel, St. jan te 's Hertogenbos, 0. L. V. te Antwerpen, Alsemberg, Anderlecht, Diest, Lier en 's Gravenbrakel. Gekleurde .ramen . . AI heel vroeg bezat de kerk geschilderde ramen. Niets b!tJft daarv~n over. Sanderus spreekt over een « pictura in v!~rea tempit fenestra » waarop het opschrift stond : « Eenen SJjden draet wordt ghebrocht van eenen enael daer ter stede v~n den Hemel daer eenen priester misse dede » en betrekking heeft op het visioen van pastoor Egidius omstreeks 1400. In 1410 (Lukas ~.~n Lathem _zegt 1395) schonk Hertog A.ntoon van Boergond1e, achteridemzoon van Hertog Jan III, dte regeerde va~ 1404 tot 1415 en Alsemberg dikwijls bezocht, een geschilderd koorraam dat 80 Franse kronen kostte .en gemaakt. werd door Wouter van Pede, uit Brussel ( P~ncl1art~ Archtves des Arts, in Messager des Sciences Histonques, Jaar 1834, bi. 454). Filips .de Goede schonk een glasraam voor de Kruiskapel. De JOnge Karel van Luxemburg, later Karel V, die toen slechts aartshertog was, volgde het voorbeeld van zijn overgrootvader en bij brief uit Mechelen dd. 1.7.1512, verIeende hij 100 pond aan de kerkmeesters van Alsemberg om er een raam. te doen inzetten met zijn wapen er op. Na~r een aantekening in het archief van de pastorij ~etden 111 1504 de vensters gemaakt « waarin de geschiedelltS ~an de kerk staat vermeld ». Die ramen, welke aan de vermelzuch~ der beeldstormers ontsnapten, stelden de voornaamste eptsoden van de legende van de H. Elisabeth voor nl. de verschijning van de Maagd aan de heilige, de dri~ m~agden en het vlasveld, de priester die in de hemel het mtsoffer opdraagt en de engel die de laatste wonderbare draad a~nbrengt. Op een van die ramen stond een datum : Anno, Dt ?<Jic XIX ( 1219). (A. Schoy, Bulletin du Comité Archeolog1que du Brabant, 1870, I, bi. 27, 28). In 1507 werd in de voorgevel onder de grote to.ren het gro~t venster, dat vroeger dichtgemetseld was geworden, opmeuw opengemaakt. Daarin werd in 1517 een raam gep1~atst dat door Maxiruiliaan I van Oostenrijk, in 1493 k~.1zer van .Puitsland geworden, geschonken werd en waarop hl] zelf, ZIJn wapenschild, de wonderbare vlasakker en de stichting van de kerk waren afgebeeld. '!oor 1661 vinden we een · post die op dat raam befrekkmg heeft (KA 2324). «Item aen Cathe1ijn Hermans voor
361
dat haeren man de o·roote 0aelaese venster geheel gerepareet:t had de met oock de ~a pens van keyser Maximiliaen I die deselve ghegeven heeft ende andere _vensters geheel te verv~n en te stoppen ». Bij die gelegenhetd werden al de ramen tn orde o·ebracht : «Item aen Mter Jan Voullens voor de gelaesen0 vensters naer den suyden gheheel te versien die seer vervallen waeren ende die overalle te vernieuwen ende schoon te maecken met loot ». In 1514 schonk het Domein 36 essebomen en een aantal berken voor stellingen te plaatsen van - geschilderde ramen te vergemakkelijken. In 1572 werden vernieuwd of gemaakt de twee grote ramen verbeeldende O.L.V., de H. Elisabeth en de Engel, de andere de H. Anna en de H. Sebastiaan. In K.A. nrs. 2324 en 2330 treft men nog een paar zaken aan die op de ra!:1en betrekkina hebben : << Item aen Anthoon Mattens voor 5 IJSeren trail1~1 ofte netten van ijserdraet ghemaeckt tot bewaernisse van de geschilderde gelaesen naer den zuyden v~n de kercke ». « Jacq. v.d. Abeele ... gemaeckt gelae~en van dte s~ cristye in den cho.or ende den beuck ende dtversche anclet e ge repareert ende de gelél,esen van. het curenhuys »... In 1660 waren er veel herstellingswerken m de kerk, o.m. 54 « gelasen verloot... en in de gelasen gedaen 60 ruyten », door Jan Lau wens, glazenmaker. (A.P.). Op dit ogenblik kan men in de kerk nog de vol~e~de aekleurde ramen bewonderen. Er zijn vooreerst de VIJfhen ~amen die de H. Rozenkrans voorstellen. 1. De Blijde Boodschap geaeven door Anna Elisabeth Mariën, zuster van 0 Pasto~r M ariën en aemaakt door Hendrik Dobbelaere van Brugge. Het st~at in °de Kap.el van het H. Kruis. _2. De Bezoeking van .Maria aan Ehsabeth, door Hendnk Dobbelaere, gegeven door de Broederschap van O.L.V. van Alsemberg te Halle, i.n 1876 ; 3. De Geboorte van Jezus, door Julilts 'oobbelaere, gegeven door Mevrouw Herman-Goens in 1895 ; 4. De Opdracht van Jezus in de Tempel, d?or Hendrik Dobbelaere, door de kerk met Staatshulp ~ekosttgd in 1880 ; 5. De Wedervinding van jezus, doo: Jul.ms Dob- · helaere door de kerk met Staatshulp bekosttgd m 1892 ; 6. De Doodstrijd van Kristus, door Julius Dobbelaere, ~e o-even door twee gezusters van Alsemberg (Klara en Loutsa Dandoy) in 1895~; 7. De geseling ; 8. De Kroning ; 9. De Kruisafdoening, door Julius Dohbelaere..e~ door kerk .en Staat bekosti<rd in 1895 ; 10. De Krmstgmg, door Jullus D<~l;helaere, i~ 1895 gegeven door Désiré Vloeberghs, ee.n geneesheer wonende op de Elsemheide op het land~u~s dat later aan de familie HalkeU en daarna Dr. Lorthtotr toebehoorde ; 11. De Verrijzenis, door JuH_us D(!bbel~ere, cre<Yt;:VCl1 door de <rehroeders August en Xavter ~mdenckx, heklen kartonfab~ikanten en burgemeesters, m 1895 ; 12. De Hemelvaart van !V\aria, door Julius Dohbelaere, ge3{)2
geven door Pastoor Bols in 1895 ; 13. De Nederdaling van de H. Geest, door Julius Dobbelaere, gegeven door de Broederschap van O.L.V. van Alsemberg, te Halle, in 1895 ; 14. De Hemelvaart van Maria,, in het St. Elisabethkoor, door Hendrik Dobbelaere, gegeven door Pastoor Mariën in 1876 ; 15. De Kroning van Maria ; het is het middelste der drie ramen achter het hoofdaltaar ; het is van de hand van Julius. Dobbelaere, en werd door kerk en Staat bekostigd in 1891. De overige ramen zijn : 1. Geschilderde ramen boven het gestoelte. Ze zijn van 1903 en werden gemaakt door Julius Dobbelaere. Die aan de epistelkant verbeelden de patrones en patronessen van de familie der schenkster, Celestina van den Kerckhoven. Op de ramen links het dichtst bij het altaar staan twee patronen en twee patronessen der fan1ilie van de schenker, Frans Bosquet, houthandelaar, te . Brussel, die het kasteel in het Rondebos op de Brusselse steenweg gebouwd had. Op het ontwerp van het raam had de kunstenaar een H. Celestina getekend, maar daar er geen heilige van die naam bestaat, keurde de Diocesane Kommissie het niet goed. Celestina werd dan door de H. CeJestinus vervangen... 11. De ramen aan weerszijden van de Kroning van ,Maria stellen de legende der kerk voor, door Julius Dobbelaere, in 1891. Bij de beoordeling van negen << kartons » werd door de Kommissie de aandacht van de kunstenaars gevestigd op het te groot aantal personen die op de taferelen voorkomen. « ce qui fait qu'ils manquent d'air ».... (B.C.R.A.A., deel 33, 1894). lil. Boven op de grote ingang, op het doksaal, kwam er in de plaats van dat van Maximiliaan uit 1517, een ander verbeeldende Maria Troosteres der bedrukten. Het is van de hand van Coucke uit Brugge en werd in 1830 geschonken door Baron de Man van Attenrode, een nazaat van de laatste dorpsheren. IV. Boven het altaar van de kongregatiekapel prijkt, eindelijk, een roosvormig raam, gemaakt door Hendrik Dobbelaere. Aan glasramen werd voorheen meer belang gehecht dan thans, want in een katechismus van het Franse bisdom Trégnier luidt het antwoord op de vraag «Wat moet men doen bij het betreden van een kerk ? », als volgt : « Een kruisteken maken met wijwater, het H. Sakrament aanbidden en dan rondgaan om de glasrame.n te bekijken ».
De muurschilderingen Toen in 1889 en 1890 de bovendelen van het houfdaJtaar en dat van de H. Elisabeth, evenals de houten beschotten van het koor van de zijbeuken weggenomen werden, vond men enige muurschilderingen, nl. achter het hoofdaltaar de schier uitgewiste letters AVE l\1ARIA menigmaal op de ruwe stenen herhaald en regelmatig afwisselend met de letters ALS en de tekening van een heuveltje met vlasbioempjes. Een
363
drietal van die stenen met die schilderingen werden weggenomen om ze op de pastorij te bewaren. Er werden ook sporen van oude schilderingen o~tdel~t tegen het gewelf van hêt St. Elisabethkoor, de H. Mtchael verbeeldende, en ..op sommige pilaren. Vermoedelijk waren het de afzonderliJke figuren der apostelen (B.C.R.A.A., deel 41, 1902, bi. 352J. Er waren er ook rondom de gewelfsluitstenen. V. ooraan ~n de zijbeuk, aan de noordkant,_ naast de eerste Knnswegsta~te vindt men de merkwaardigste en ~est bewaarde muurschtldering. Ze stelt O.L.V. met het Ktnd jezus, tussen St Jan de Doper en de H. Barbara, voor. De echtelin~~n eronder met hun drie kinderen knielende, hadden dendeliJk de twee vermelde heiligen als patroon en zullen weldoeners der kerk geweest zijn. . . , . .Male, in zijn werk << L' Art rehgteux a pres Ie ConetJe de Trente » bi. 22, schrijft dat de Protestanten de kerk~n bepleisterden om de beefde~ der. heiligen aan het geztcht te onttrekken en dat de Jezweten m hun kerken beelden plaatsten en de muren met fresco's versierden. T~ Al~emberg zal_ dit niet het geval geweest zijn. De muurschtldermgen onzer kerk zijn immers uit de tweede helft der 15de ~euw. In 1638 werd gans de binnenk~nt van de kerk ?epletsterd en gewit. Natuurlijk moest nadten geregeld gewtt worden ..In 1645 werd alzo (aen Mr Jan de Vog~eleer. aen eenen Witstoel >> (hoge vierkantige stelling o~ vier wielen). 52 gulden betaald « om die kercke mede te witten en de spt~nekoppen af te bledderen, met alle sijne toebehoorten, IJser~erck, rayers etc. »: De rekeningen ~ermelden ook een Uitgave voor « vet uit Halle om den witstoel te vetten >>. Een genaamde Anna Bols werd gelast « de kerck te cuysgen ». (KA 2324). Na een herstellina van de kerk in 1674 werd de kerk gewit en gereinigd. « pataccon voor een drinckgelach aen de witters. van de kerck... aen Frans de Wancie.leer 37 st. voor 25 potten bier verteert ?_ij de :wasschersen dt~ kerck hebben gesuyvert na er dat SIJ gewit was ». De wtttet s hadden « 6 bessems gemployeert » (KA 2324) .. Waarschijnlijk werd onze kerk ~epletsterd om effen vlakken te bekomen, want door de haasttge. e.n goed~ope herstellingen die na brand en andere be~chadtgmgen Uitgevoerd werden, nl. baksteen in plaats van wttte steen, vertoonde ~e kerk een vrij slordig uitzicht. Bij h~t wegkappen yan dte bepleistering is die toestand aan het hch~ gekomen! m zulke mate dat grote muurvlakken, in nabootsmg van wttte steen, opnieuw moesten bezet worden. . Als moderne muurschilderingen kunnen '!'e de z:stten wapenschilden beschouwen van de vorst:~ wter geschtlderde beeltenis in de sakristij voorhanden ZtJn. Geno.erf!de wapenschilden werden geschilderd door Leo Bressers mt Gent, in 1891.
Het genadebeeld Het oudste en eerbiedwaardigste beeld in onze kerk is voorzeker het genadebeeld van O.L.V., « qui y est en si grande vénération dans tous les lieux et Pays Chrétîens » (Jo in te des Amortissements, 11, 1755). In een dekanaal verslag uit 1654 staat vermeld dat het beeld reeds 400 jaar oud is. ( A.A.). Volgens de overlevering, aangehaald door Sanderus en anderen, werd het omstreeks 1242 geschonken door hertogin Sofia, dochter van de H. Elisabeth, van wie zij het erfde, en echtgenote van Hertog Hendrik II van Brabant. De H. Elisabeth had een grote verering voor de Moeder Gods en bezat steeds verscheidene beelden van O.L.V. waaronder er waren die zij ontvangen had van de H. Hedwigis, hertogin van Polen, geboren in 1174 en overleden in 1243. Sofia zou ze naar Brabant overgebracht hebben toen zij in 1242 met Hendrik II huwde ... Een van die beelden zond zij naar Oravesande in Nederland, een tweede naar Halle, het derde naar Alsemberg en het vierde werd aan kloosterzusters te Vilvoorde geschonken ...
l
ct:
364
Mirakuleus beeld van O.L.-Vrouw Ster der Zee ca. 1200,
Beeld van O.L.-Vrouw l'an Alsemberg
hersteld 1891.
ca. 1200. Gouden kronen l!J34.
In zijn «Geschiedenis van O.L.V. van Halle» ... , 1756, bi. 6, vertelt Justus Lipsius ( 1547-1606) «dat men het voor ge\\·is houdt dat Sofia enige beelden van haar moeder geerfd heeft», waarvan zij er een schonk aan O.L.V. van Troost te Vilvoorde, en drie andere aan Mechtildis, zuster van haar echtgen()(>f, Hertog Hendrik II van Brat>ant, die 365
_ IV 0araaf van Holland en van crehu\vd was met Fl otens ' .. ·s dat Mechtildis <er t ·· . t d t het aanneme 1tJ 1 ~eeland. HtJ meen b~ Sofia vermits Elîsabeth toen ze zou ontvangen he en. ~an . ' aehad hebben met al overleden was en moethJ~ kennts kan o M chtildis dan 1\1\echtildis. Deze laatste dne beelden zoGu , e de aan d 1 erk van 's ravenzan , en het derde aan de geschonken hebben ~an eH< de kerk der Karmelieten te aar1em
0
kerk vand H~le, ~n
~~26~9"
~;u ~ofi:cd;·ie
vertelt het nog anders. Volgens
mee~~~:ac~,il~~~r~~de:~
hem beelden hebben scheidenlijk gesch?~ken weà de~aatanzal met; wellicht nooit Alsemberg ... Het ftJne van e achterhalen. d h' t ·c s .· p ssoz van Halle, een zeer bevoeg ts on u ' o·t ut'gd dat het beeld van Alsemberg een eeuw was Notaus er van over ouder is dan dat van Halle (Bols). . .. . . werk Graaf de 1\i\ontalembert, maakt ~n zdtJnl bekendde Thu1. b tl de Hongne uc lesse «. Histoire de StTe ~ ts~ e2;8 creen ver~elding van een re~s nnaae », 1846, . ' . ' o . lcr welke de hetin J:rrabant. De plaatseldijkeHlegMean~ged ~~~e~~egebracht hebIf een beeld van e · · t I. tge « zene s ' accorde, se h flJ"ft h'J'1 ' avec aucun des ben ) faits cons a- . tés de la vie d'Elisabeth » (T. II, bl. 4 17 . d ht . ld dat de tweede oe et Zeer ter!oops, v~rme en ~~ren na de dood van haar 227 van de H. Ehsabeth, m .1. g. erd V'"'n het Norbertinesvader, op 21-jarige lee~tJ~ a?dtsT~uring;n (Duitsland). Is senklooster van Alten. er o 111 . ber ontstaan ? (Jeanhierdoor enige verwarnng met Alsem &. 1951 bi 533). '1-I . El' n e Ancelet De H. Elisabeth van Hongan]e, ' h' d ·s van de . tsaUit de onverbloemde gesl~e\~n~~t een derde o.rdelinge beth, weter. Fwe dat ze A~~~iv~no de ~it~rste armoede en ontwas van St rans van . van Briahton, Leven van hechting .beoefende. )(P H~ui~b~etkend datoze die geest tot St Franctscus, 1948 . d H Eredienst doorzette. Zo bein de voorwerpen van e · . de kloosterlinaen geen bezocht ze eens een kloo.~ter waa~an aalmoezen omoesten bezittingen .. hadden en bl]g~voà~ kerk zeer rijk verguld houtstaan. ltj toonden haar 111 d wat 24 aanweziae mansnijwerk. Ze. zei. echter ~a~ ez~~den besteects wot!den aan niken, d~t dte wtgaye~ e e~an die muren. Reeds lang imhun kled1.1g en voedm:::, dan . ·n uw hart moeten dragen. mers, zoudt ge de~e afbeeld111g I nodi e eld beschikken \Vanneer kloo~terhngen over ~~t bo.ve~die~ voor echt innm weelde-artikelen te kopen,. te .. ·s in werkelijkheid, wendige zielen totaal overbodtg zt~l, ~~arlijk behoeftigen bedelen dan iets anders dan aa~ . ~'Oen iemand naar die te ontvfeemden wat hun toeko~?~ i·j~ een voorstelling van moote beelden wees, waar~c ct1~ het haar ongetwijfèid beKristus of van O.L.V., en zet ·
366
vallen zou, antwoo.rdde ZIJ w dezelfde geest : « Ik gevoel er geen nood aan ; ik draag dit beeld steeds in mijn hart >> ... (J. Ancelet, a.w., bi. 39'5). Prof. Dr. H. Devis, ziJnerzijds, meent dat, aangenomen nog dat er in de legende een zekere grond van waarheid ligt, er toch dient vastgesteld dat bedoelde beelden met elkander weinig gelijkenis vertonen en met elkànder weinig verwantschap hebben. Ze zijn het werk van verschillende ateliers, maar hoogstwaarschijnlijk van Brabants maaksel, geen ingevoerd goed. (ESB, 1935, bl. 122). Jos. Destrée is ook van dezelfde merying in zijn << Etude sur Ja scuJpture brabançonne au Moyen-Age ». In het museum van SouthKensington, te Londen, bestaat een gesneden houten Mariabeeld, aangegeven als Vlaams ,produkt, dat zeer veel gelijkenis vertoont met dat van Alsemberg (Bulletin du Comité des Correspondants de la Commission des Monuments, 1889, bi. 25 tJt 29). Het zou ook een -grot'e gelijkenis vertonen met een beeld gevonden in het kasteel van Hermal bij Hoei komende uit de verzameling Hagemans, door de Staat aangekocht en in 1870 bewaard in het Museum der Hallepoort te Brussel. (H. de Bruyn, Comité Archéol. du Brabant, 1870, deel 1.) Niets belet, zegt deze schrijver, het beeld te dagtekenen uit de tijd van de vrome Hertogin van Thuringen. Vvat de omstandigheden betreft die vaak het overbrengen vergezeJJen van sommige mirakuleuse beelden uit verre streken en die soms onwaarschijnlijk klinken, deze moeten voor rekening gelaten worden van naieve kroniekschrijvers die het eerste de volksoverlevering optekenden. Het is trouwens niet uitgesloten dat het Beeld door de heilige in Brabant besteld en bekostigd werd. Ze moet het niet noodzakelijk uit Hongarije hebben laten komen. Zelfs in Brabant gemaakt, was het een geschenk van haar. Op gezag van beeldhouwers Blanckaert van Maftebrugge, die dit zouden vastgesteld hebben toen ze het beeld in 1891 herstelden, schrijft Pastoür Bols, dat het beeld van Hongaarse haagbeuk (Fr. charme) is en ziet daarin een bewijs van de echtheid der legende. Volgens Prof. Devis, integendeel, is het van lindenhout, en deze zal wei gelijk hebben. Veel beelden uit die tijd waren bedekt met dunne plaatjes zilver. Door de oxydatie daarvan werden ze zwart, zoais dat van Halle, Walcourt en andere nog. Vóór de herste;Iing was het Beeld van Alsemberg ook zwartbruin getint en lag het omhulJende linnen op verscheidene plaatsen bloot. Te Leuven is het linnen van de Sedes Sapientiae, en te Alsemberg niet in lange smalle stroken gesneden, zoals te Halle, maar bestaat het uit één stuk dat gans het lichaam bedekt. Tussen deze beelden zou we] enige verwantschap kunnen bestaan.
367
Bij die oude beelden ontbrak nooit de « cabochon », een grote steen van rotskristal, gewoonlijk amandelvormig geslepen, die op de borst is geplaatst en schijnt te dienen tot ]~.aak of gesp om de mantel om de schouders te hechten. Ook de Alsemberg is de plaats van die steen aanwezig. Oudtijds werd daarin een voorname relikwie geborgen. Het is evenwel niet bekend of bij ons een relikwie in het beeld was. O.L.V. is gezeten op een kathedra of zetel, de voeten rustend op een hypopodium of voetbankje, welke voorstelling het beeld -opwekt van de Hemelse Koningin. Deze laatste wijze van voorstellen schijnt op een Byzantijnse invloed te duiden. De zittende houding verleent meer statigheid en voornaamheid aan de voorstelling. O.L.V. biedt ons het Kindje ter aanbidding en schijnt uit eerbied het nauwelijks te durven aanraken. Onder de invloed van de heersende praterige mode in de Spaanse tijd werd het Beeld omhangen met een stijve mantel en een rok. Op het schilderij voorstellend O.L.V. van Alsemberg, dat berustte in de Magdalenakerk en thans bewaard wordt in het klooster der Paters Redemptoristen te Jette, staat op de « rock » van het beeld het wapen van Aartshertogin Isabella afgebeeld. Bij een zittend beeld zoals het onze was men dan wel verplicht het beeld van het kindje en de knieën weg te zagen. Het kindje werd dan ter hoogte van de borst vastgemaakt en het kleed ommantelde alles. Deze werd dan gelijkmatig opengehouden met een wijmen mand. In een rekening van 1642 is de aankoop van zulke mand vermeld : « Aen den mandenmaker van Hal1e werd 5 stuivers betaald «voor een wyem om t belt van O.L.V. te paleren» (KA 2324). Het valt buiten twijfel dat het kleden van standbeelden rechtstr=eks indruist tegen de bedoeling van de beeldsnijder. Het heeft immers geen zin eerst het kleed en de mantel met zorg uit te beitelen om ze daarna te verbergen onder een tweede kleed en een tweede man tel, meent terecht Prof. Devis. F.n Dereusme schreef reeds, dat de devotie tot Maria zo oud is als de Kristelijke godsdienst. Haar ouderdom is haar glorie. Waarom ze onder mantels verhergen ? Het \Vas dan ook een zeer verstandige en prijzenswaardige daad van wege Pastoor Bols het Beeld in 189.~ in. zij~ oorspronkeliike staat te laten herstellen, ho:wel ht] ht.~rbt] op vee; verzet stuitte van mensen voor wte alles bh]ven moet zoals zij het steeds gezien hebben. Anderdeels moet ook gezegd worden, dat alleet1 de voorzijde van het..Beeld onbekleed is en de bekleding van de rug en de ZIJ den met de prachth{e mantels er een mooi geheel van maken. De Borchgrave (fAltena, een goede kenner van onze oude beeldent schrijft anderdeels in ESB, 1958, hl. 169, dat « de Ster der Zee:. van Alsemberg, archaïsch door haar glim1
368
lach en plasticiteit; eveneens h t J overdrtven herstel »... e s achtoffer werd van een De O·Udste vermelding van der I'. een kerkrekening van 1571 (KA ~e tjke maatregel staat in een kjste te brin hen van . · 324) « I!em betaelt van andere vrnamente~ van d kBt uessele met st1verwerck ende waren ». Dit was in de tij~ d erc~e die t~ Bruessele gevlucht schijnlijk werd het Beeld to er ~rvormmg. Meer dan waarbevond het zich in 1580 te~n oo. « gevlucht ». In elk geval stormers het wilden verbrand~~ u~ de kerk, .. t~en de beeld-w:erd door kerkmeesters Matheu 'CJ at nog ~IJdtg voorkomen dJe het van de Oeuzet1 s aes en N tklaas Rombauts fk h ' voor een ton b' van Lathem vertelt die gebeu t . J ter a oe ten. ·Pastoor Jaar ( 1580) ... de kercke i r ems a s ~?lgt : « Ontrent het die veel beelden verbrant. e~~~eno~en Stjnde van de ketters, bereeelt waeren te verbranden vJr t estruee~t hebbende, oeck H.,M. Maria ... sijn tusschen b a weerdtch beelt van de fY~ gekoemen s·ommige godtvruchtige mannen van AI ende andere die dese sa~;il~ ·. ~theus Claes kerckmeester hebben hetselve met beieefttïfi! met connende verdraeghen d~ ketters in sulcker voeged de~an.~on(neert aen dese kuaemmden) hun daer voor ' a St] wetende wat sij be~ekke sij accepterende h~~~~~ ~~~d~n e~n tonne bier, het ntsse ontfangen. Te rïsen sï se ve 1~ hunne bewaereeen klijn saecke niet ~eJsiend Jn ~ese gemtjntenaers geweest besten pant, ende thresoir vat~' d~ soe te be~aeren den aidergoef festimeren en is » In die f. dkercke, dte met geld noch IJ zou ook de wonderdraad verloren geraakt .zijn. · In 1565-66 waren er k d om het beeld te vernielen o~ ree s beeldstormers gekomen ~lleen juwelen konden ze. be~fc~~akten .er ec~ter niet aan. Jaar te Brugge voor 150 po d gein dte ze m dat laatste Buck). n en v aams verkochtten. (de De herstelling toeverfrou d b w aan ee1dhouwer Leopold Bressers van Matte'bruo-ge gezaagde knieën en h~t k'wda.s een zeer teer werk. De \Vegspronkelijke plaats o-esteldlllwJe Jezu~ moesten op hun oorverguld en kunstschilder Ad~:~:n. Bet Beeld :werd geheel 11 polychromie aan het ela • ressers WISt door de king te verlenen. g at een milde en minzame uitdrukDoordat sedert de hersteJI' o- h de mantel en de sluier <}mhan~~b et :eeld no&" alleen met der koorkappen ver-sierd nlet .hoetn wdorf t, werd tn 1892 een ou eestkleed va 0 L v In het kunsttijdschrift « D n · · · Beeld een studie wa . urendal » verscheen over het sa cathédra: son hyp~~~;~i~~~ ~~! vo!ffendde lich~en : ~ Avec peilent I'art byzantin a vee ~es rat e~ ~apenes qut rapfendue laro-ement et 'rnJt"V,. , evres epatsses, sa bouche h "" .... ee au x co ins · ·· · l1on, ses narines dilatées son fr t I' ' son sounre natf et '·' ~ on tsse et ha ut et sou visage
I,
369
ovale qui rappelle la Vierge de Chartres et l'idéal des pieux imaaiers du 12e siècle, cette icone est l'une des plus rema/quables que po.ssède notre pays ». In de loop der eeuwen was het Wonderbeeld het voorwerp van allerlei wederwaardigheden. Voortdurend moest het te Brussel of elders in veiligheid worden gebracht. Vroeaer, in oorlogstijd, was de mens op de buiten weerloos over~eleverd aan plundering. Zelfs bijeen onder de schaduw ~an de dorpstoren, achter een schans, bleef hij nog zeer zwak. De poorter, de burger van de stad, veilig achter de vesten, verdedigd door huursoldaten en burgermilitie, v·oelde zich heel wat veiliger. De eerste « vlucht >> van het Beeld, waarover bepaalde inlichtingen bestaan, geschiedde op 3.6.1643, toen na ..de slag bij Rocroy, op 19.5.1643, de tro.epen van Lodewtjk XIV Binche innamen Brabant binnenvielen en hun voorposten tot vóór Nijvel ~itzonden. Men wist dat veel protestant~n. in het Franse leger dienden en men vreesde voor vermehng van het Beeld, zoals dit bijna in 1580 het geval geweest was. Op bovengemelde datum werd het in der haast, samen met de kostbaarste zaken, overgebracht naar de St. Magdalenakerk ·op de Steenweg te Brussel. Drie dagen later vroeg pas.toor van Lathem a.an het kapittel van St. Goedele de toelati~g om het Beeld tn processie om te dragen de woensdag m het oktaaf van Hoogwaardig. Hij kreeg tevens oorlof om zaterdags een half uurtje te sermoenen zolang het Beeld in de hoofdstad zou verblijven. In zijn geschriften tekent hij daarbij aan d~t de Brusselaars bij die gelegenheid toonden .~oe ze « ~n drift tot de H. Maahet Maria uytnemende ZIJn ende dte processie met groote~ iever volgden». Op 22 juli, bij het sluiten van dé novene door de aartsbisschop, voorgeschreven om zegen te bekomen ove: de « voerspoet. der ~aepe nen » van Koning Filips IV, gmg men prQcesstegewtJS met O.L.V. van Als. naar de Kollegiale kerk van St. Goedele, waar nog andere genadebeelden waren. bije~ngebracht. . Inmiddels was er een grote toeloop m « t Madeteentje ». Van Lathem merkt op dat « het seer waerschijnlijck is ende uyt groote redenen te ghelooven dat onse Patronesse dese vluchte teeghelaten heeft op dat Alsenberghe dat eertijts seer verrnaerf is geweest niet en soude vergaen uyt de memorie der menschen, maer wederom komen in kennisse prin~ipaelijck van de. devote inwoonders van Bru~sel ». In tw~e maand tijd offerde men 1216 g. 13 oorden biJ het Beeld tn de Magdalenakerk. De toeloop groeide nog aan _toen onder het volk verteld werd dat het kind van Katanna van Orten genas toen zijn moeder het aankleedde met een hemdje, dat het Beeld nad aangeraakt, en de kreupele jan Huvel algeheel her370
stelde na de be~ofte gedaan te hebben een kaars te offeren zo zwaar als dte knaap woog ... Toen tegen het einde van juli de kalmte terugkeerde vroe~ de pastoor om het Beeld in processie naar zijn pa~ roc~te te mogen terugvoeren. De pastoor . van Ukkel die het Gen~deb~~ld van O.L.V. ter Nood van StaiJe o~k te Bruss~_J m vethgheid had gebracht, voegde zijn stem bij die van ZtJn kollega. Op 30 juli stemden de kanunniken daarin toe en op 9 augustus werden beide beelden uit de stad ae0 d~agen ~11et « groote menigte van vokk dat sulcks noyt en Wcts gesten ». In dat jaar werd van de klederen van Aartsherto in Isabella « opgemaakt een nieuwe rok voor het Beeld weTke stof gegeven werd door B~sschop Jakob Boonen, uit~oerder van haar testament, waann de hertogin beschikt had dat. haar k!ederen na haar aflijvigheid zouden gebruikt worden . :< to.t ctraet van de miraculeuse Beelden van Brabant ». Het Jaar daarop werd gemaakt een zilveren kroontje van het «.Jesuken vat het beeld met de zilveren staf... te voren gee~n Sl)nde ». ( AP). Het was dus de eerste staf, waaruit misschien v~It op te maken dat de « aankleding » van het Beeld onder ZIJn pastoorschap zou geschied zijn. In een « appen~ix N?tabilis » vertelt pastoor van Lathem de grote devotie « dte tot Brussel is ghesiedt int jaer 1643 aen het out Miraculeus Beelt van O.L.V. het welcke t~t Bruss~J ghevl.ucht is ». Dat jaar op 30 mei « de Fransoysen Bmst (Bmche) mghenomen hebbende» zijn deze met grote troepen. gekom~n tot Nijvel « ende hebben de selve stat oeck opgheetst tot dtversghe reysen al ist dat sij die niet en hebben vercreghen. Het welcke sulck eenen scrîck onder het volck o~er aile gemaeckt heeft (mits dat het coninxvolck van Spatgnen over alle ~erstroyt was, door den slach die sij co.r~s te .~oere!: teghen dte Fransoysen verloren hadden) dat eemghehjck Stjnen huysraet cost dat hij cost over alle tot a~n de poorte van J?.russel gheylucht heeft. » In deze nood, zegt htJ, wanneer de VIJand zo dtchtbij was, was hij vooral bezorgd «om te vl~chten den alderbesten ende alderwerdichsten pant (van matenale ghesprocken) der kercke, te weten het out Miraculeus Beelt van O.L.V. ». . Te Brussel werd het Beeld op 1 juni ten toon gesteld m de Magdalenakerk, op 22 juni in St. Goedele samen met het Beeld van O.L.V. van Bijstand in de St. Jak~bskerk, dat van O.L.V. te: Nood van StaUe. Er werden negen biddagen gehouden_, nl. m de kerk der Paters Jezuïeten vóór het Beeld van Mana Moeder van Barmhartigheid ; in de kapel van de Zavel .voo!. het Beeld van Maria van Victorie ; in de ~apel_lekerk voor het Beeld van l\1aria van Inwendige Victone; m de .~t. Çiorikskerk v?ór het Beeld van O.L.V. van Zev~n Weeen; m ?e St. Ntklaaskerk vóór het Beeld van .Mana van Vrede; m de kerk det Paters Augustiinen vóór
371
het Beeld van O.L.V. van Groot Succes. De biddagen werden in St. Ooedele besloten met een processie. Het Beeld van Alsembera was er aeplaatst in de grote beuk. Daarna kreaen de kloosters va~1 de Arme en Rijke Klaren, dat van St. Elisabeth no.a de 0aunst het Beeld één nacht in hun klooster te mogen ho~den. (Zie de volledige tekst van het appendtx in ESB, 1954, bl. 171-178). Maar in die jaren bestond er geen duur~am~ ·vrede. Loctewijk XIV kon zijn inpalmingszucht !naar n!~t mtomen. In 1654 naderden de Franse troepen opmeuw NIJVel « ~an neer de Fransoysen Binst (Binche) - net als ..elf Jaar vroeaer - inahenomen hebbende, ende hun tot NIJVel vertoon~nde » we~d het Beeld heimelijk naar Brussel ge.bracht en verstopt bij een kruidenier, Thomas _de Broyer « u~ den Oranje-appel op den Steenwegh (Magdalenastraat), dte tevens kerkmeester van de Magdalenakerk wa~: Het Beeld werd opnieuw in de kerk geplaatst en ?adelt]k begon de toeloop van de gelovigen. In de kerkrekenmg.en komen daarover verschillende po.sten voor van « dat mtraculeus Beeldt van O.L.V. in de vs. kercke tot devotie vant volck uytghestelt is aheweest ende dat soo van liberaele almoesen als door het verkoopen van de boexkens van de Fundatie va.n de Kercke, beldekens van O.L.Vr., Roosenkranskens, sllvere ende copere teeckens bij de voors. kerckem. vercocht ». « Eerst hebben de kerckmeesters der voors. kercke verclaert als blijckt uyt de specificatie bij hun onderteekent ontfanghen te hebben van 19 augusti tot den 10 October Ao ~ 6~4 dat het miraculeus Beldt van 0. L. Vr. aldaer gheweest ts tn alles 214-8-0 ». Daarvan trok de kerk van Als~mberg echter 1naar een betrekkelijk klein deel op, wa~lt : << h~ervan hebben sij voor d'oncosten van de solemnele mt~s~n dte op de Saeterdaghen geschiedt sijn, aen de mustctens en~.e andere uytghegeven 70-5-0. Soo dat daer noch overbliJft vande voors. 214 g. 8 st. = 144 g. 3 st.». Hiervan moest evenwel nog af : « ... een derden deel, naer accoert met de Auderlinghen ghemaeckt voor alle de lasten vande kerckm. in den offer t'ontfanghen, ende den gheheelen dach gaede te slaen, ... voor de ker~~e van Ste A\arie .Magdalena bedraeghende 48 g. 1 st., bh]ft voor de kercke van 0. L. V. van Ais. voor twee deelen goet 96 g. 2 st. ». 1k Hierbij diende echter te worden « ghevoecht, hetwe c ·e de kerckm. verciaeren ontfanghen te hebben van bocxkens, heldekens, silverc teeckens etc. 84-11-0 blijckt dat den gheheelen ontfanck aldaer bedraeght 180-13 st. ». Dit was nochtans nog geen zuivere winst. Het drukken en hinden van de « hoexkens », de « beldekens » en het slaan der « silvere ende copen! teeckens » kostte geld. Daarvoor vinden we in de rekening : « Item aen Mter 1\\ommaert aen 372
d.iversghe beldekens van 0. L. Vr. in de kercke van St. Mana Magdalena ghelevert volghens sijne specificatie om aldaer voor de kercke van Als. te verkoopen, het miraculeus Beeldt va~ 0. L. V. alc.iaer ghevlucht sijnde 30-13-0. Item aen Mter , 9w11am Hacquebout voor diversghe boexkens ghebonden u~t wals ende nederlants 8-18-0. » Voor Ouillam Hacquebout vmden 'Ye nog e~n 2n post « voor diversghe boexkens ghebonden mt fransots ende nederlants volghens sijne specificatie 15-0-0. Item a en .M ter Ballaert voor diversghe silvere teeckens to.t den appoert ende ter wijlen 0. L. Vr. Beeldt was tot Brussel 20-0-0. Item Cornelis Coeberghe voor diversghe beidekens ende vaentens te drucken naer uyt wijsen van sijn bi1et 14-0-0. » Er waren ook buitengewone uitgaven : « Item van diversghe missen te b~ijaerden savonts ende smorghens op de saterdaghen ter WIJlen 0. L. V. van Ais. inde kercke van Ste M~ria Magdalena gheweest is, waer van de musiecke van dtversghe personen is betaelt aen Mter Pauwel Nijs d~er voor betaelt 11-2-0. Aen Richardus van Orleij voor vter appelen van de berre te vergulden ter wijlen het miraculeus Beeldt van 0. L. V. tot Brussel was 3-0-0. · Item voor een versiJvert cruijs, ende stoc daertoe 0aeschildert ende een en Christus dienende om met processie te gaen 8-0-0 ». In 1654 is het Beeld dus in de Magdalenakapel gebJeven van 19 aug~tstus .~ot 10 oktober, behalve dat het op 4 oktober << processtegeWIJS naar Ste Oaedele en terug werd aedraeghen door ordonnantie van sijne hoogheijt den 4n October om aldaer een besondere devotie te houden tot welvaert des Lants, doen ter tijt in grooten noot sijnde >>. Aartshertog Leopold Willem van Oosten~ijk had een plechtige bid~ag voorgeschreven om Gods zegen over de krijgsverrichtmgen af te roepen. Men droeg het Beeld van 0. L. V. naar ;fe Ko11~giale kerk, waar een plechtige dienst plaats greep. s Namtddags werd het teruggehaald vercrezeld door de Aartshertog, die de stoet meevolgde. Het is bekend dat deze ee!l zeer godvruchtig man was en een zeer bijzondere verermg voor onze Madonna koesterde. In 1647 was hij in staatsie met heel zijn hof, naar Alsemberg op bedevaart creweest Sanderus geeft in zijn Chorografia Sacra Brabant~e, deel 3, b1. 346, een prachtige ets van Dannoot naar een tekening v~n Ant<~on Sal1aert, waarop de aartshertog vóór het Beeld kntelt. Dtt tafereel werd ook afgedrukt op prentjes welke bij die gelegenheid gedrukt werden : « (ESB, 193233). Item a en Mr. Jan Mommaert voor diversghe beldekens van 0. L. V. daer den Artshertoch Leopoldus áp staet. Ende onder het gebedt int Nederlants ende fransois te drucken 20. 7.0 g. ».
373
Op 11 oktober 1654 werd het beeld in processie gedraaen naar de « kercke van St Peeter bij d'Obbrusselsche poorte, alwaer het met groote salemniteijt is ghebracht uijt de kercke van de Eerw. Paters Jesuiten, alwaer hetselve oock voor eenen dagh groote eere bewesen is, ende is aldaer ghebleven om met meerder bequamichheijt tot Als. te brenghen tot den 18 der maendt voors., wanneer men hetselve met processie, ende groote devotie van het volck wederom tot Als. ghebracht heeft». . . . Hiervan heeft de « Cuestersse verklaert m alles soo hberaele gifte, oft offerande, als oock van boexkens, beldeke~s ende silvere teeckens ontfanghen te hebben 68 g. ». Als Uituitgave wordt ge)oboekt : << Aen de serameispelders als O.L. V. is tot Als. ghebracht uijt de kercke van Sint Peeter aen dObbrusselsche poorte 3 g. ». In de specificatie betreffende het verblijf in laatstgenoemde kerk staat te lezen dat: « de voors. tr-oublen (des Iandts) cesseerende, ende die goede gemeynte van Alsembereil grooter instantie ' doende om het belt wederom te Als. te Wit kapelleke. hebben, tsavens om(Pentek. Leo Thcys, cl. E.S.R.) trent zeven uren noch met grooter solemniteijt (want getal der mensc~en, keersen flambeeuwen ontallijck) inder kercke vant ~lotste_r van St Pieter alwaer theijlich miraculeus beelt, overmtdts dte grooter devotie van Adel en Borghers der Stadt Brussel (want scheen ma er een u ere binnen Brussel geweest te hebben) heeft acht dagen gerust ende isser geof!ert 68 g. ». . . Weer duurde de vrede ntet lang en opnteuw gmg men schuilen in de Magdalenakerk. « Item aJsoo het Miraculeus Beelt van Onse L. V. om de troebelen der oorloghe tot Brussel het naer volghende jaer te weten 1655 is. ghevolcht geweest, soo is als dan ontfanghcn .door Mhr Vtfs kerkm. tot offer in de kercke van Stt> Marra Maghdalena 469 g. waervan door ordonnantie van mijn heer van den Winckel Ouderman der voors. Capelle aen snor Boterman Sîlver smit tot Silvere Candelaers betaelt hebbende 460. ende naedemaels aen flr Joes van Biestraeten pastoor van Als. noch ghegeven hebbende 9 g. ~ ..
Hoelang ·het Beeld er toen bleef is niet bekend. Te oordelen naar de opbrengst van de offeranden moet di~ wel enige tijd geduurd hebben. In de meergenoemde rekemugen treft men dan ook allerlei giften van Brusselaars aan, onder meer van << Pater Vernimmen Oratoor te Brussel » ; van << Mhr Cawerson tot een liberaele gifte voor de kercke » ; van Mhr van den Bendde, idem ; van « Mhr Pipenpoye Brouwer van Brussel vant ghene hij omgehaelt heeft in de paroc~ie van Ste Catharine, Ende bij de rest van dander geit met en was ghedaen »; van Mhr Vleeschhouder meyer van Vorst; van Mhr Crabbe « woonende tot Brussel, voor een liberaele gift tot restauratie van de kercke ontfanghen van de Eerw. Mater van Jericho ; van de Eerw. Mater van 't dooster van Ste Elisabeth ; van Mhr van den Boom outtanghen van ghene hij ontfanghen hadde naer den ommeganck binnen de stat van Brussele ; van mijn heer Staets Canoninck van Ste Goedele tot eenen offer_penninck die hem voor de kerck ghegeven was ; van jouffr. Schockaert int jaer t l b d S h0 l t K ape oven e c (ct r~~s.'B.) 1655 uyt liberaele gifte tot sieraet van de kercke ; van een legaet aen de kercke 0. L. V. gemaeckt » enz. Op 12 oktober kwatn.. het Beeld opnieuw in de Brusselse kerk en bleef er bijna tien maand, nl. tot 20 augustus van het volgend jaar. Het offergeld steeg tot 2~6 g. Een volaend verblijf aldaar begon vóór 21.10.1667. Dte dag bekw~men de kerkmeesters van St. OoedeJe de toelating om op zondag 23, bij de verjaring van de kerkwijding, het Beeld in de processie te mogen meenemen. Pas op zondag 17 .6. 1668 keerde het Beeld naar Alsemberg terug. Weer had het 'oijna tien maand te Brussel \'ertoefd. Als offergiften staat er 267 g. aangetekend. In ma'art 1666 werd door de huisvrouw van Raad-secretaris Marschaer geofferd een gouden ster met 14 fijne diamanten om op de staf van 0. L. V. te stellen, geschat op 72 g., en een zilveren hart. Bij die gelegenheid werd ook geofferd een zilveren lint van 10 ons do~r Anna Daniels huisvrouw van pensionnaris Oaeten in Vlaanderen. Van 25 november 1673 tot in september 1674 verbleef het beeld weer te Brussel : « Item ontvangen den 11 December 1674 uyt den offer van 0. L. V. bekomen te Ste Ma375
374
ria .M.agdalena te Brussel de somme van 502 g. 17 st. conform de specificatie bij Sr Jaspar van de Velde (kerkmeester) van 11 ma enden dat het belt van 0. L. V. is geweest gevlucht tot Brussel» .. ·. (KA 2324). De volaende post Iaat vermoeden dat het Beeld in 1676 en 1677 op~ieuw te Brussel was. Buitendien staat er voor 1675 « ontfanghen 268 1/2 g. voor offer te sul M. Magdalen a » ; do.ch dit zou wel betrekking kunnen hebben op 167 4. Het tegenovergestelde is nochtans niet uitgesloten. Verder « Ontf. uytten offer Ste 1\t\.. Magd. ten opsicht van de presentie van het miraculeus belt van 0. L. V. op 17.1.1676 52 g. ; op 6.5.1676 52 g. ; op 9.11.1676 33 g. 17 st. ; op 2.4.1677 54 g. >>. Er blijft evenwel te bezien of die offeranden gedaan werden terwijl het Beeld er aanwezig was, of wel of er nadat het Beeld reeds terug te Alsemberg was, nog voor dezelfde intentie geofferd werd. Het lijkt waarschijnlijk dat het Beeld werkelijk in de Magdalenakerk verbleef. In de rekenina van 1676 staat ten andere vermeld dat « mits absentie va~ het H. belt ende luttel processiën mede ter oorzaeck van den quaden tijdt » er weinig inkomsten zijn. Op 27.5.1678 en op 4. ·tt.1678 werd onderscheidenlijk 60 g. en 27 g. 8 1I 4 als ontvangen geboekt van << offer » in de Magdalenakerk. In dezelfde rekening vinden we echter voor dat jaar het bewijs dat het Beeld toen wel te Brussel was. Dit blijkt voldoende uit de volgende post voor 1678: Op 30.10.1678 werd aan Peters Cappellemans betaald voor « 1 1/2 pont silGrote kapel. vere madalien en 2 groote (Pentek. Leo Theys, cl. E.S.B.) copere madalien 4~-16-0 ». « Item als luttel processien op saterdagen oft andere dagen om de absentie van het H. Belt ». Hierna volgen dan nog een paar posten in verband met het verblijf van het Beeld te Brussel : << bet. 24 g. aen vreemde biechtvaders niettegenstaende veel kosten geleden om het thuysbrengen van het Heylich belt... » In 1683 brak de O'Orlog opnieuw los. Op 12 oktober, bij het naderen der Fransen, werd het Beeld voor de zoveelste maal naar de hoofdstad gevoerd. Het was hoog tijd, want kort daarop braken de Franse soldaten de kerkdeur open, plunderden ze alles leeg en staken het vuur aan het dorp {Hoc anno... iterum fugeret cum imagine D.V. Bruxelles
376
propter Gallos qui anno sequenti cambuscant quinque ·domos in pa go et ecclesiam prefractis portis spoliaverunt... AP). Het Beeld bleef een jaar weg, nl. töt 20.8.1684. In 1686 werd «gemaakt een kostbare troon om 0. L. V. uit te stellen te kermisse », bekostigd door giften van partikuliere personen. In 1693 had een persoon té Brussel die troon laten vergulden. Dit kostte 60 g. Drie jaar later liet een ju·ffrouw « op den Savel » die troon « hermaken » voor een bedrag van 25 pattacons of 65 g. Het laatste, ditmaal bijna tragisch verblijf te Brussel, begon in 1689 bij een nieuwe oorlog tussen Spanje en F1 ankrijk. De juiste datum waarop het Beeld in veiligheid gebracht werd is niet bekend, maar in elk geval werd in juni 1692 het Beeld in processie rondgedragen op een biddag voor de koninklijke troepen. Toen in 1695 het beeld reeds vijf jaar betere dagen verbeidde, naakte het grootste gevaar dat het ooit bedreigd had, nl. het meedogenloos beschieten van de hoofdstad door de Franse generaal de Villeroy, op 13 tot 15 augustus van op de hoogte van Scheut : << wel een derde deel van de stad afgebrand werd en veel kerken en kloosters Jiggende als een andere Jeruzalem kwalijk de ene steen op de andere» ... Van het Magdalenakerkje bleven alleen een paar muren en een stuk van de toren o.vereind. Gelukkig was de koster een moedig man en onder het sissen van de bommen redde hij het Beeld uit de brandende kerk en bracht hij het in veiligheid in de abdij van Koudenberg. De troon echter ging in de vlammen op. Kwam het Beeld nog terug naar de Magdalenakerk ? Misschien wel, daar het te Brussel bleef tot na de vrede van Rijswijk (20.9.1697) en de kerk reeds dat jaar heropend werd. Toen echter het verdrag getekend was, haastten zich de Alsembergenaren hun schat terug te halen. De lste zondag van oktober werd het Beeld, begeleid door duizenden mensen met fakkels in de hand, onder geschut en vreugdegezang teruggebracht. (Met groete menichte van volck weJck 't Beidt vergese)schapte met licht ende vereerde met op den wegh met het lossen van roeren (geweren) « Oodt geve dat den pays (vrede) langh magh duren »... zucht de kroniekschrijver). In 1689, toen het Beeld in de .Magdalenakerk te Brussel was, werden geofferd : rokken, faliën, en andere versierselen. Een heer Schockaert schonk twee schone rokken van zilveren laken, gebloemd en blauwe fluweel. Al dat over en weer geloop van het Beeld enz. bracht ae pastoor geweldig veel Jast mee. Gedurig moest hij naar Brussel reizen. In oktober was hij er van de 3de tot de 5de gaan « vaceren om de wederkomste van het Belt ende te samen eenige noodige ornamenten gebracht van Brussel met het drinckgelt van draeghen ende voeren »... 377
Inmiddels lnvamen er naar Alsemberg nog wel ptocessies, maar met zeer weinig volle Niettemin m~est de pasto<;>r de beaeleidende priesters trakteren, zoals dtt het gebrutk was : ~ Item om de quaede tijden ende de absentie van het H. Belt, als niet veel processien nu geweest hebbende, voor de lasten van de pastoors tracteren »... « Aen Gaspar van de velde over lasten voor de kerck ten tijde van het belt te Brussel ». In de 17 de eeuw dus werd het Beeld ten minste een tiental maal te Brussel in veiligheid gebracht ! We weten wel dat in vroeger tijden de stad, en vooral de versterkte stad, een toevlucht voor de plattelandsbevolking was. Daar voelde men zich veilig. En toch is dat groot ge~al «vluchten » .va_n het L. Vr. Beeld van Alsemberg iets butten gewoons. Dtt ts wel een treffend bewijs hoe sterk de inwoners aa!l hun Lieve Vrouw erehecht waren. Bij het minste zweempJe van gevaar liepen ~e het in veiligheid brengen. En we weten hoe onveilig die 17de eeuw was. Op 9.8.1679 werd te Brussel een nieuwe kroon voor het Beeld gekocht. Vermoedelijk bestaat. die niet.. meer, t~.n zij het de nog bestaande zilveren in _Louts XV -stljl ~ou zt]n. In elk geval werd er in 1906 ee_n meu~e vervaardtgd door Ferdinand Caudron, goud- en ztlversmtd te Mechelen (KA 2324). In 1715 werd 1 g. 15 st. betaald aan Jar: Timmermans << van eenen bij mij gemaecten throon ten dtenste van ~e kercke ». Het is evenwel moeilijk aan te nemen dat voor dte som een troon, zoals we hem kennen, kon geleverd worden. In 1873 leverde J. P. Malfait, bee~dho~wer te Brussel, een troon voor de som van 2345 fr. Mtsschten gaat het om dezelfde. Het kan evenwel ook de expositietroon zij!! van het H. Sakrament (onder het Lof). De houten neo-gotteke troon waaronder het Beeld gewoonlijk zetelt werd omstreek~ 18?0 door Pastoor Mariën aangekocht. De maker ervan IS met bekend. · 1 In het begin van 1933 werd bij Z.H. de Paus PlUs X een verzoekschrift ingediend om voor het oude Gena~e beeld de gunst der pauselijke ~!oning te bekomen. J?e mventaris van 1774 op de pastonJ vermei~ : 2 grote ztlv~ren kronen versiert met o-rove stenen, 2 kleme voor het Kmd, 16 witte kleren voor Maagd en 16 voor het Kind, 5 rode, 4 groene, 4 purperen mantels voor elk. Ook een n1antel voor de H. Elisabeth. In 1955 werd door een pelgrim een rijke nieuwe mantel voor het beeJd geschonken. . In de Franse tijd werd het Beeld verborgen tn de kelder van de hoeve de Rode Poort. In verhand met omdragen van het Beeld in de processie bestond er een eigenaardiu gebruik, « van over nnmemoriaele tijden ende over gedenckenîsse van menschen » had
de
378
de meier van Alsemberg en die van Beersel in hoedanierbeid va~ hun ambt, in de « teydt van pays », recht op e~n yergoedmg van 4 gulden een blank voor « het uyt ende t~nedragen van het ?eeldt van 0. L. V._ uyt de kercke jaerltjckx op den kernnsdagh ». Dat recht werd hem betaald « in specie van vlies ende wijn ». In 1698 en 1699 had men hem die vergoeding niet betaald, hoewel hij 3 a. en 16 st. verteerde bij die gelegenheid, waarom hij dan° ook zijn beklag deed. (G. Beersel, AP. Als.). In 1826 werd die vergoeding nog betaald aan de schepenen. Dit - al te lange - hoofdstuk kan ni,et beter afgesloten worden dan met de mooie overwegingen die Ernest Claes zo dichterlijk neerprent in het 1Ode hoofdstuk van zijn <<Wonderlijke Tocht» : 0 Moeder der Droefheid die eertijd~ op den Kalverieberg met alsem ... Zie, het een gezegd lijk 't ander, daar is iets aan dat ik niet versta. In de oude boeken die ik over Ons Lieve Vrouw:ke van Alsemberg gelezen heb? komen ze altijd af met dte alsem, dat wrange zure krwd dat ze op jenever zetten om er maagbitter van te maken. Wat heeft Ons Lieve Vro.uwke in Gods naam met die alsem te maken ? Kon zij er tets aan doen dat het in die parochie groeide vóór dat ze er kwam ? En als ~et da~ nog !Tiaar waar is ! In ieder geval, SPrlr>rt dat de heve Smt Ehsabeth van Hongarije de Rozenheilige, in eigen persoon naar Brabant kwam om daar een kerk te doen bouwen ter ete van Gods Moeder is er te Alsember~ geen alsem meer te vinden tenzij in de daam van de parochte zelf. Wel, als er nu iets is dat op aeen manieren of van geen kanten iets te maken heeft met als~m met bitter of zurigheid, dan is dat wel het schone beeld van' Ons Lieve Vrouwke. van Alset?Jberg. Gaat waar ge wilt in het land van de Vlarumgen of m het land van de Walen nieverans of nieverans zult ge een Lieve Vrouwke vinde~ met een zo vr!endelijk rond gezichtje, met een zo innemende hartelijke r,hmJach op haar wezen, de goedheid en de liefde zelf. Als ge er voor de eerste keer vóór staat, kunt 0o-e het bekanst niet geloven en uw gemoed komt er vol van. Dit is nu echt een door en . door Brabants Lieve Vrouwke, dat ziet ge, en zo moeten m het Payottenland en in het Hao-eJand de boerinnekens, de jonge moederkens, langs de ~eldwegen gaan, met dat zelfde open gezichtje, vol goedheid en levensvreugde. !)e artist die dit beeldeke gemaakt heeft moet dikwijls van Ons Lieve Vrouwke gedroomd hebben. Want zo gelijk ze daar te Alsemberg het Kindeke Jezus op haar schoot houdt, de twee handen los op haar knieën om het niet te laten vaUen, zo doen juist onze Brabantse moeders als ze zondags 's achternoens, na het Lof, met hun kleinste op de schootJ bijeen zitten koffie te drinken. Kijkt maar eens
379
<roed, is het niet precies of Ons Lieve Vrouwke met andere ~1oeders te klappen zit over kinderkens ? Precies o,f ze zo pas iets gehoord heeft waar ze juist hetzelfde over peinst en ook het een en het ander weet over te zeggen ? Gaat eens vóór dat bee1deke staan, en als ge zelf kinderen hebt zult ge die daarna nog veel liever zien. En haar moederlijke glimlach vult heel de lichte kerk, een van de schoonste van Brabant. Hij glanst langs de witte muren waar de schilderijen tegen hangen met d.e wonderlijke historie van de heilige Elisabeth van Hongarije, over het hoouaitaar met de blazoenen van hertogen en prinsen, konincre~ en keizers, over de heilige kruiskapel en over de kongr~gatiekape1. En als. het o.rgel de kerk vol muziek doet Z\·vellen, dan weet ge met wat u overkomt van geluk en tevredenheid, ja, dan denkt ge er aan hoe schoon het later in de hemel zal zijn ». Doopvonten
Tot de grote uitroeiing van al de sporen van de Romaanse stijl in de 17 de eeuw behoorde ook de oude doopvont, die althans naar de vorm, to,t de 12de-13de eeuw behoort. Romaanse doopvonten in die trant werden immers tot in de 16de eeuw gemaakt. Op 23.5.1888 werd ze uit het vijvertje in de pastorijtuin opgehaald en in 1906 weer in dienst gesteld nadat ze voorzien was geworden van een voetstuk en een koperen wegdraaiend deksel. In de plaats van de Romaanse vont was, volgens Bols (bJ. 15) in 1725, een kleinere gekomen die, volgens Professor Cumont gemaakt was van zwart (?) marmer uit de streek van Dinant. Of de Romaanse doopkuip onmiddellijk uit de kerk verwijderd werd is niet bekend. In elk geval staat in een inventaris uit 1829 vermeld : in de oude sakristij, dus in de H. Kruiskapel, << eene steene vunt met blekke deksel» (A.P.). Het is niet onmogelijk dat deze vont de kleine doopvont is en dat het deksel in 1832 hersteld of herschilderd werd. Ten slotte nog een post uit 1832 : « geleverd eenen geschilderden bol voor de vont», thans in de sakristij bewaard. De Romaam;e doopt·ont. Inmiddels kan er nog wel een 380
~
derde « doopbak >>·geweest zijn, die in 1844 aan « Oudergem gegeven werd, samen met de balustrade van de kommuniebank >>. (A.P.). In de doopkapel bemerkt men 1inks in de muur « twee schapraaikens met Jieve in ijzer gesmede deurkeus », waarvan het oudste, uit 1514, een tabernakeldeurtje was (Bols, bi. 38), nl. van een H~ Sakramentkastje, zoals dat van Leefdaal en St. Martens-Lennik, en dat van Haren-St. Elisabeth (Frans van Mo11e, Een laatgotisch wandtabernakel in de kerk van Haren-Brussel, 1959), waar de nissen ervan nog bestaan. Te Alsemberg blijft er geen spoor van over. De predikstoelen
.De predikstoelen kwamen in gebruik in de 14de eeuw, toen het koor met een doksaal afgesloten werd. Vóór die tijd werden zgn. ambonen of lage stenen kansels of draagbare stoelen gebruikt. De predikstoelen uit de 14de en 15de eeuw hadden geen klankbord. In de kerk van de Middelhut te Rode zijn zulke ambonen. De kerk bezat vroeger een echte gotieke predikstoel uit de 16de eeuw. Uit die tijd zouden er in ons land slechts twee dergelijke predikstoelen bestaan : die van Nieuwpoort (in 1914-18 verloren gegaan) en van Rou court. Toen de nieuwe geplaatst was werd de oude van achteren in de kerk tussen een hoop oude stoelen gezet. Het kerkbestuur wenste hem te verkopen : << la fa brique d' église a répondu qu'elle voudrait bien vendre cette chaire attendu qu'elle y cléfigure entièrement et qu'il est inutile d'en avoir deux dans une église », schrijft burgemeester Winderickx. Het duurde nog tot in 1863 voordat de Staat hem, voor 1200 fr., aankocht. Thans prijkt hij als een enig stuk in het Museum van het Jubelpark te Brussel. In het Bulletin de la Commission Royale d' Art et d' Archéologie, 1863, deel 2, bl. 3132, lezen ·we daarover, dat de houten predikstoelen uit de 16de eeuw zeldzaam zijn en het derhalve voor het museum een ware buitenkans was hem aan te kopen. Het is een soort van zeskantige kuip rustende op een voet. Aan de buitenkant zijn de panelen versierd met bogen en rozetten, stijltjes en ander sierwerk in laatgotische stijl. In het hoofdpaneel komt buitendiert in nissen het beeld van de vier evangelisten voor. De gehele stoel is 2,50 m hoog. In de inventaris van 1819 staat te lezen dat hij geel geschilderd was ! Niet te verwonderen dat hij er alzo maar petieterig uitzag. In 1893 verroerde Pastoor Bols hemel en aardt.! om hem terug te krijgen. Vergeefs echter. Deze predikstoel zal wel de eerste geweest zijn en er gekomen zijn na de wegneming van het koordoksaaL Immers, zulk doksaai diende voor allerlei doeleinden. Het epistel en het evangelie werden et op gelezen of gezongen} 381
het was natuurlijk ook de plaats van orgel en zangers en er werd op gepredikt. (J. Grauls, Hoe het werd en hoe het moet zijn, bi. 76). Een van de merkwaardio·ste voorwerpen in onze ke~k is voorzeker de huidige predikstoel. Hij is in de Renaissancestijl en past daarom minder in een Gotische kerk. Anderdeels sluit hij beter aan bij de menigvuldige overio-e Renaissance-meubelen, .:ooral de biechtstoelen. De predikstoel heeft ee~ tamelijk bewogen geschiedenis. Pastoor Verhuyck, van wie vermeld staat dat hij de kerk prachtig versierde ( cujus zelo templum hoc ~plen dissima exornatum hUlt) en die in 1787 met Jan Frans van Geel, beeldhouwer i.e chelen een overeenkomst gesloten had voor het maken van vier biechtstoelen « in fio-uren volgens model », te Predikstoel uit de 15de eeuw, pl~atsen tegen Pinksteren thans in het ]llbelparkmuseum 1787 voor 575 g. het stuk te Brussel. of samen 2300 g., bestelde in 1793 aan dezelfde meester een predikstoel. D~ze predikstoel moest de Bergrede voorstelJen, een alleszms treffend onderwerp voor een predikstoel. Voor de beelden, nl. 7 grote figuren, 10 kinderen of engelen, 3 schapen, was de prijs van te voren bedongen : 200, 50 en 50 g. het stuk. « De rest soo boamen als ornamenten in daguren ». Het hout moest zeer oud Hollands hout zijn en het werk moest af zijn, 4 jaar na de aankomst van dat hout. Voor dat hout, dat bestond uit 164 «klossen, zeer oud was en wel een halve eeuw had gedroogd », werd 1~27 g. betaald. In dat bedrag was begrepen het lossen ( 10 &·), het vervoer naar de zaagmolen ( 11 g.), twee « vervoenngen » ( 6 g.), het zagen ( 60 g.), inkomende rechte~ ( 110 g.). A\aar pastoor Verhuyck overleed reeds m 1?.94 en ~al niet vermoed hebben welke de lijdensweg van ZIJn predikstoei en van de mensen die er mee te maken hadden zou zijn : pas in 1837 zou de predikstoel klaar komen ! .Aanvankelijk scht.>en de Franse Omwenteling het werk met te 382
hinderen, want vei·schillende beelden de schrijnwerkers hadden reeds veel meting gebracht. Inmiddels verhuisde Antwerpen, waar hij op 20.1.1830 werk voltooid te hebben.
werden afgewerkt en stukken hout op afde beeldhouwer naar overleed, zonder zijn
Predikstoel uit 1837.
Het was toen nog in de Ho11andse tijd. Pastoor van Hoylant en de kerkeraad zochten naar een oplossing. Beeldhouwer J. B. van Hooi te Antwerpen werd na veel onderhandelingen bereid gevonden om het werk voort te zetten. Men was echter nog niet aan het einde van de wederwaardigheden. De vier kinderen van van Geel, nl. Rumoldus, schilder en winkelier te Mechelen) L. J., beeldhouwer, P. C., onderpastoor te Brussel en « homme de Jettres », die in 1834 te Den Haag verbleef, maar vooral hun schoonbroeder judo, schrijnwerker, weigerden het afgewerkt en niet afgewerkt h(}ut af te Ieveren1 tenzij mits onaannemelijke vergoedingen, waaronder onder meer «voor onkosten van alle het hout 383
twee mael te vlugten naer verbergplaetsen in den fransehen tijd als het in requisitie genomen wird begrepen het terugbrengen... het hout in bewarenis met de revolutie en het ~luyten van de kerken als het werk moeten laeten staen hebbe uyt hoofde zij geen geld meer en hadde van 1796 tot 1820 »... Kortom, ze eisten de betaling van 5411-12-2 gulden ! Ze vergaten echter te zeggen dat Alsemberg op de 3036-7 gulden die de predikstoel moest kosten, reeds 2341-11 gulden betaald had, volgens de stand van het werk, 695-5 gulden te veel. Het werd een geschrijf en gewrijf dat veel geld kostte aan advokaten en deurwaarders, tot Alsemberg in 1833 de zaak vóór het gerecht bracht. In 1834 werd het vonnis gewezen : drie deskundigen, van Hooi, beeldhouwer, van Cuyck en Witdoeck, architekten, allen van Antwerpen, werden aangewezen om een inventaris op te maken van al het hout dat bij Judo lag. Er waren 65 planken van één duim, 107 stukken hout en 41 stukken die reeds klaar waren voor de beelden. Bij die gelegenheid werd ook vastgesteld dat het gekochte hout voldoende was om twee dergelijke predikstoelen te maken ... De eisen van de van Geel's waren zó overdreven en belachelijk - we zouden hiervan staaltjes kunnen aanhalen - dat ze door de rechtbank werden afgewezen en veroordeeld om alles terug te geven. De kosten vielen echter gelijkelijk ten laste van beide partijen, we11ic'ht omdat de anderen minder betaalkrachtig waren. Op 20.3.1834 werd het hout bij Judo gerechtelijk weggehaald. Het scheelde weinig of het oorspronkelijk onderwerp van de nieuwe predikstoel zou een heel ander geweest zijn. De bestelde predikstoel was uiterst kostbaar van uitvoering en de Belgische omwenteling had hier te lande een toestand in het leven gebracht die we thans een zware ekonomische krisis zouden heten. Om de voorgestelde kosten zoveel mogelijk te verminderen, stelde het kerkbestuur voor de volgende veranderingen aan te brengen : « in plaats van den Zaligmaker prekende op den berg te stellen het graf van de H. Maagd, patronesse der Kerk», ze voegden er bij « dat de eerst beraamde afbeelding de grootste bekostiging is van den te voltooien predikstoel ». (O.A.). Tenslotte werd dan toch het eerste ontwerp gehandhaafd. De meeste beelden ervan waren ten andere zo goed als afgewerkt. Met J.B. van Hooi werd een overeenkomst gesloten om de predikstnel, waaraan hij enkele wijzigingen voorstelde. te voltooien tegen mei 1837 voor de som van 8465,50 fr. waarvan 5000 fr. zou betaald worden hij het plaatsen. Ingeval men zeer tevreden was over de uitvoering, zou daaraan nog een beloning van 500 tot 600 fr. mogen toegevoegd wordl'n. {Over J. B. van Hooi, beeldhouwer, geboren te AntwerPL'n 1.:3.1769 en overleden in 1837, dus kort na de afwerking van onze predikstoel. zie Biographie Nationale. T. 9, bi. 454). 38-l:
Judokus .Meerts· pachter d R 1836 de predikstoel te Antwerp:~1af e H . .?re :~ort, haalde in 14. Tobias de Ridder (Bias K d ). ~J ro aarvoor 86 fr. ~ aa ' timmerman. en schrijnwerker alhier hielp he 1 van Hooi (ee'n zoon va~l.Jp ~t ~)n. In 1842 leverde J.F.J. lustradeur op het doksaal. (A.P.). een orgelkas en een ba-
De bieebtstoelen Vóór het einde van de 16d ' biechtstoelen. Bij hete b~:~~~ ~estondeln er geen pnester zich eenvot d" · oren p aatste de biechteling knielde. t a~n m .~nen zettel of een koorstoel en de . ZIJ voe en In SpanJ·e wordt sommtge p 1aatsen zo nog gébiecht (Meded E H V op beeck). · · · . an Meer-
ei~enlijke
stoel~asi:e~:n ~~erk e~de der 16de eeuw plaatste men biechtde biecht te stri. denm, door een openbaar getuigenis van afschafte~. (Dev~tus J~~~~~ de protestanten. dié . de biecht tendi, Delft 1494). s de modo confitendi et peni-
1
De oudtse verme1dino- inzak b' ht t . is van 1607 v 1 ho e tee s oelen m onze kerk hier één b' .h o gens et dekenverslag van dat jaar was sionali sedte~o~s~:~'et~~~c~fnd)er afsluiting (est hic confesos . In onze kerk staan tha d · b· · de derde uit effen berden ve~s n~ t~chtstoe1en, waarvan vreemde biechtvaders aebruikt ~ar~Igt Is en alleen door de e .eerste twee daarentegen zijn kunstig gebeeldhouw~r volgens pastoor Bols in 1648-16~9 enatssance-stukken die andere · 1807 d . ' samen met nog twee .. d oor het Hlstorten van de toren verbriJ'zeld gemaak' ttn ZIJn oor << Vanderscl1 ueren en · corten ». Bols' schrijft dit a · reaister . op c,rond .Yan een aantekening in een kroniekna~r deno~u~~e~ast1~1J << 8emaakt twee nieuwe bichtstoefen
R
~~ yacobus) v~~
d!:U Sc~u:::
(~~er~r~~~!Ne e~aJ; g~~~
In een .kerkrekening van 1661 (KA 2324) t ff .. anderdeels de volge d k ro en WIJzelf << Item aen Mter A er~ 1\t~o;~~:]~e der belangrijke posten aan : stoel met de twee deuo-hde d e snee van den 1sten bichtgeloof ende de vreese o 49 gn aer Itop staende te weten het · »: « em aen Mter Aert Moerneelt van de snee van ·de aende deughden d. n 2n Btchtstoel met de twee naervolj r d aer op staende te weten de hope d ~~h ~.~f. e... 4k9 g. » ; « Item aen ,Mter Jacob van der Schu~~e~ rt]nwerc er voor een eersten bie ht t I alle het scrijnhout daer toe gedaen c ~ 2o0e te maecken met ~· » ; «Item aen Mter Jacob van der Scheuren voo ... veraccordeert ». ( 1650) Aan d ~ tn 2n btchtstoel als voor deuren (of tralies ?) , ~at de !~~d~~~~t~~)e]~~ waren geen 1664 had vastgesteld ( sunt quatuor sedes confessio~aÜso~u~~
1
9
385
ctebitis cancellis. - A. A.). Toen aartsbisschop de ~ erghes op 15.7.1684 een bezoek aan de kerk bracht gaf htj bev~! er te plaatsen, wat het V0 lgend jaar uitgevoerd werd. Btj die gelegenheid offerde ct~ kerkvorst twee dukaten om vóór O.L. Vrouw een « Licht te ontsteken ». Evengenoemde rekeningen hebben ongetwijfeld betrekking op de vier biechtstoelen van 1649. Ze zullen maar later voltooid en betaald geworden zijn. Over twee andere biechtstoelen. weten we niets. Al evenmin van een beeldhouwer Corten. Uit bovenstaande teksten blijkt duidelijk det de eigenlijke beeldhouwer Aert Moorneelt is en van der Schueren slechts het schrijn- en timmerwerk uitvoerde. V er der vinden we nog aangetekend dat het de heer pastoor (Stuycker) op 12 augustus 1679 « expresselijck geweest is mette craweykerre van Hengarijen om aen te brengen eenigh eyckenhout om te becle~den de leesten van de biechtstoelen, ende schilder metten geutsmet te spreken van de saecken die sij hadden verteert voor de kercke »... Maar zijn die biechtstoelen nog wel die welke nu in de kerk prijken ? Dit zal wel niet, wanneer men kennis neemt van de vo.Jgende overeenkomst, die nog in het parochiaal archief van de pastorij berust, nl. « Wij ondergeteeckende verkJaeren overeengecomen te zijn met van Geel meester Belthouwer te Mechelen voor 't maecken van eenen bichstoei in figure geheel volgens model gepresenteert voor de somme van 575 g ... mits hem te stellen tot Alsembergh alles op sijnen kost .ende te gebruycken schoon Hollands hout weleken biechtstoel moet gemael<t ende geplaceert zijn te Sinxen naescnmende ... I 787 » ... onderteEen lJiechfstoel. kend door M.B.J.G. de Man de (Pentek. teo Theys, ct. V.T.B.) 1
386
Speelhoven en J. F. Verhuyck pastor. En van de hand van de pastoor staat er bijgeschreven : « ergo ende voor de 4 bichstcelen 2300 g. 250 voor de beidthouder voor fatsoen soo van bichstoei als voor het leveren van Hollands hout voor , de belden en andere ornamenten » ... In een dekana~l verslag van 1795 staat overigens vermeld dat 5 tot 6 Jaar geleden de kerk vier mooie en fijn bewerkte biechtstoelen had laten maken. (Notamdum quod 5 vel 6. annis expensis ecclesia confectae sunt quatuor sedes confesswnales Pulchrissima et omnis subtilissima elaborate ... » (AA). Aan Sr. P. F. de No.ter, meester schrijnwerker te Mechelen, werd in 1791 650 g. betaald voor twee biechtstoelen en aan Sr. G. van Buscom en J. F. van Geel « beltsnijders tot J\t\e~helen >> 500 g. vo.or de beeldhouwerij ervan. (AP). De « vter schoone eycke btghstoe1en onlangs op nieuw gemaeckt » V\.':rden tijdens de Franse bezetting vetkocht door de repubhek, samen met doksaal en orgel voor 200 g. uit de 2de hand gekocht. In de inventaris van 1819 is er sprake van « 4 postueren in hout van doude biechtstoelen en 2 stukken van d'oude communiebank ». Ten andere, de bestaande twee biechtstoelen hebben heel andere attributen dan de « hoop » en de « liefde » en het « geloof » en de «vrees ». Ze zijn in Loctewijk XVI-stijl en de beelden stellen St. Lukas en St. Matheus, en de Verloren Zoon, de H. Maria de Ellendige ( ?) , Kristus en de H. Jo.annes de Doper voor, welke laatste zijn staf waarmee hij gewoonlijk afgebeeld wordt sedert lang kwijt was en die pastoor van Woensel, die de zaak onderzocht had, in de oorspronkelijke toestand herstelde. De biechtstoelen uit de 17 de eeuw moeten dus vroeger verdwenen zijn en de twee biechtstoelen die in 1807 door het instorten van de toren vernield werden, zijn bijgevolg twee van de vier die in 1787 geplaatst werden. De kunstkenners vergelijken de bestaande biechtstoelen met die van Grimbergen, maar minder kunstig afgewerkt. Van Bemmel (bl. 118) schrijft dat het zeer middelmatige kunstwerken zijn ... , waarin hij onzes inziens sterk overdrijft.
Het triomfkruis . Boven het. stenen koordo~saai stond een gekruiste Kr!stus, aan wtens voeten Mana MagdaJena weHicht gekmeld zat en aan wiens rechterzijde zijn wenende Moeder en aan zijn linkerzijde zijn welbeminde leerling joannes stonden. Die beelden werden daar gesteld in 1516. Toen het koordoksaal in 1770 uitgebroken werd, bestond er bijgevolg geen steun meer voor de beelden en werden ze buiten de kerk achter het middelkoorvenster onder een afdak geplaatst. « Er heerste als een woede, 387
L. y. met Jezus' lijk op de schoot voor en zou van omstreeks 1700 zijn. Het beeld van de H. Jozef, van beeldhouwer H. Bruffaerts, werd in 1876 geplaatst en in 1878 dat van het Verraad van Jezus en dat van Aanziet de Mens in de !-f· Kruiskapel, de groep ond~r het altaar van de Kongregatiekapel, zijn alle van Frans de Vriendt. Dat van de H. Fra~ ciscus van Assisi werd geplaatst in 1897 ter gelegenheid van de oprichting van de Derde-Orde, en d~t van de ~· Lutgart, vervaardigd door Laumans, geboortig van Heist-opden-Berg, in 1891. Dit beeld werd geplaatst door Pastoor Bols. Later werd onze eigen heilige weggenomen om plaats te maken voor de H. Theresia van Lisieux ... de mode van de tijd. Lutgart was een Vlaamse heilige, Theresia een vreemde... Voorts nog twee moderne beelden, de H. Antonius van Padua en de H. Franciscus-Xaverius. Dit laatste beeld werd waarschijnlijk geplaatst in de 19de eeuw, toen overal te lande Xaveriuskringen opgericht werden. De << Suskes » heetten ze hier. Deze vereniging viel weg met de oorlog 1914-18. Aan de buitenkant dienen enkele beelden vermeld, nl. het Varrevuur achter het koor, van Frans de Vriendt, en een Kahrarie van Willem Geefs, van Antwerpen. Beide werken in 1878 geplaatst: Op de top van de zuidelijke k~~k gevel prijkt een beeld van 0. L. V. en boven de noordelt]ke gevel dat van de H. Elisabeth.
De schilderijen Volgens Wauters (Hist. des .Env. de Brux) be:-Yon?erde men vóór de Hervorming, veel uttstekende schtldenJen m de kerk van Alsemberg, onder meer een gekruiste Christus van de Mechelse schilder Miehiel van Coxie (1499-1592). Wanneer Filips II in de streek kwam jagen, zou hij meer dan eens het kunststuk komen bewonderen zijn. Bols (De Kerk van Alsemberg, Leuven 1910, bl. 7) zegt dat het in 1583 door de beeldsto.rmers geroofd werd, terwijl Wauters meent dat het door een koopman van Brussel, Thomas Werry, meerrenomen en verkocht werd aan Kardinaal Granvelle en later het eiaendom werd van Filips Il van Spanje (Descamps, hl. 363). In 1623 bevond het schilderstuk zich in elk geval in de kerk van het Escuriaal in Spanje. In het levensbericht van Coxie in de « Biographie Nationale » deel 4 bl. 458, leest men, dat tal van zijn werken donr Ka'rel V Filips II aangeko.cht werden en dat zijn schoonste schilderij, naar het zeggen van Karel van M~nde;, de Christus op het Kruis tussen de !~vee moordenaars ts! dte te Alsemhercr boven het altaar prtjkte en door Kardmaal Granvelle gekocht werd. Het was 15 voet hoog bij 10 breed. Pa~toor Lucas van Lathem vertelt de zaak als vo.Igt
dn
390
in zijn kroniek .CAP) : « Anno 1583 zijn de geuzen die te voren Brussel mgenomen hadden meester geworden van de kerk v~n Ais~mb~~g en hebben deze beroofd van een ,zee:. kunstig schilder~] van een crucifix (Christus op het k~ui~) he!~el~. van dtverse oude mensen gezien is geweest, die 111 mt)n tiJd no.g leefden (1639-1659), terwijl dat ik de p~stor!J heb b~~tend. De faam loopt dat dit in handen g.ekomen IS van Ftltps II, die het dikwijls te Alsemberg gezten. had, "':'ant als Albrecht en Isabella te Alsemberg waren ~n het Jaar 1614 op de wijding van de grote klok, zo h.eb 1k v~n 9e oude me.nsen horen zeggen, dat er een << her- , ster » ( archter) was dt.e dat stuk alhier had gezien op het altaar van het H. Krws, en toen hij daarna met Atbrecht e~ Is~bella naar Spanje vertrok, hij het in het Escuriaal gezten had. Albrecht verklaarde dat dit zou onderzocht worden Of!1 het stuk terug te geven of wel om de kerk door andere middelen t~ vergoeden, hetgeen door de nalatigheid van de personen dte daarvoor hadden te zorgen, niet gedaan werd ». Nadat het doek door de beeldstormers gestolen werd geraakte ~et welli~ht in handen van Thomas Werry te Brus~ sel van Wie Kar.d111aal Gran~elle het afkocht voor Filips 11. In .de St. Laureis- of Eskunaalkerk zou schilder de Clerck er 111 1623 een kopie van gemaakt hebben voor de kerk van St. Joost-ten-Node, waarvoor Infante Isabella 300 pond vlaams namens FiJips 11 toestond. (De Buck). Verscheidene schilderijen werden in de loop der· tijden als ex voto. geschonken. In 1611 schonk Pieter van der Haegen, meter van Alsemberg, die op de Herisemheide het Hof ter Hagen bewoonde, een schilderij « daer hij knielende ":?or 0. L.. V. op wordt vertoont», uit dank voor zijn schielijke g~nezt~g. In 1641 ontving .M. Jan Carolus Blonde! « voor een sctldenJe van St. Jan Baptist ende die wapenen van 0. L. V. ende de bouxkens van 0. L. V. te sdideren 19 g Tot het vs. werck leverde Joos de Grune voor verve~ end~ 18 boeeken ~ou~ voor 23 g. 7 st. ». Van een schilderij van St. Jan-Baptist IS verder niets bekend gebleven en wie die Blonde] is, evenmin. In een kerkrekening van 1642 staat de volgende post : « It.~m (betaald) aan Mr. Jan Carel Blonde] voor een schildenJe boven de armen te maecken 11 guldens ... voor een geschorste denen bert om daeraen te besigen 18 stuyvers . .. Acn den heer pastoir voor de kosten van vs. Blonde! int vs ..werck 3 stuyvers ... aen den vs. schilder voor de crollen te schtlderen van de vs. schilderije 6 rijnsguldens ... aen Govaert Matthys voor een dachuer aen de crollen te wercken van de ~uysarme~ ... » Waar hing dat schilderij ? In de kerk ? Of tn een biJZonder lokaal of vergaderplaats van de armmeesters. Er bestond in elk geval een zgn. « Armenhuts ». In 391
1725 werd er een kelder aan gemaakt en in 1737 ·werden « 6 mandelen geluy (stro~) gebruikt om het te dekken. In het archief op de pastorij vindt men bovendien de vermelding van de volgende geschonken schilderijen. Een in · 1643 voor de genezing van een breuk ; een in 1653 ook voor de genezing van een breuk. In 1653 schonk Henry Pasture van Eigenbrakel uit dankbaarheid voor zijn genezing << un tableau a la plus grande gloire de Dieu et de la Vierge »... Een in 1654 doo.r kanunnik Sebastiaan Tichon uit Ieper « tot dankbaarbeid haar opgeofferd een schilderij waarop hetzelve (zijt;~ wonderbare genezing) wordt vertoond en beschreven » ; een in 1655 voor de redding van een verdronken kind (te Ternat) ; een in 1682 door een persoon van Doornik, die ongedeerd van een dak gevallen was. Willem _Wafelaert, griffier van de vrijheid van Tervuren en Dmsburg, schonk in 1667 het geschilderde portret van zijn genezen kind, door een schilder van Brussel. Van deze doeken moeten er ongetwijfeld in de kerk nog bestaan, maar hoe ze te vereenzelvigen ? In 1794 schrijft J. L. Suetens, schilder te .Mechelen ( 1), in een brief gericht tot de pastoor over het schilderen, door hem, van een « altaerstuck », dat de voorganger van de pastoor hem zou besteld hebben en waarvan hij hem reeds een schets had laten maken. Of dat schilderij werkelijk gemaakt en geleverd werd, is niet bekend. Op 2-2-1838 antwoordde het gemeentebestuur op een brief nr. 4655 van 6-10-1837, in verband met de schilderijen in de kerk : « Quand aux tableaux i1 est vrai qu'ils ont besoin d'une grande réparation, mais que comme il n'y. a pas de fonds disponibles po.ur effectuer ces ouvrages, tls doivent les laisser dans leur état actuel ». Welke schilderijen bedoeld worde.n, staat er niet bij. De volgende schilderstukken bestaan thans in de kerk : Boven het St. Elisabeth-altaar : een groot tafereel, voorstellende de Hemelvaart van .Maria. De schilder er van is onbekend. Bols dagtekent het van omstreeks 1650. Ten tijde van Bols stond het nog in het monumentaal Elisabeth-altaar. (Schets in het archief op de pastorij). In het hoogkoor, aan de epistelkant : de Maagd niet het kindje Jezus. Het dateert uit 1651 en is het werk van de Antwerpenaar van Hoecke (geh. 1598). Aan de evangeliekant : De Leerlingen van Emmaiis van 1650 of wel licht merkelijk jonger. Het is spijtig dat de schilder ervan niet hekend is, want het is veruit het mooiste doek van de kerk. In 1830 bevond het zich nog op de pastorij. In 1959 werd het doek hersteld door de Konservatiediensten van het ( 1) jan Lodewijk Suetens, historieschilder, geboren te Mechelen 2:Ut1748; er ongehuwd overleden 14.Rl826. (E. Neefs, Histoire de la Pcinture. Gent, IB76, I, 476~77).
392
Instituut voor liet Kunstpatrimonium, Jubelpark, Brussel. Er werd geen ~poo~. yan signatuur aangetroffen. Het schtldertJfJe, ex-voto voor de genezing van een kind vo<;>rstelle.nd. een meisje met een roos in de hand, boven de 14de statte, ts van omstreeks 1750, schrijft BoJs. Schenker en ~~aker waren hem onbekend. De heer Robijns de Schneidauer dte ons ook enkele belangwekkende bijzonderheden over d~ orpsheren van _Dworp bezorgde, vestigde onze aandacht ~~t bwapenscht1d dat op het schilderijtje, waarvan hij een c tc e., ezt!, voorkomt. Het is dit van de graven Cornet de Grez d Elzms, ~eren val? Dworp. Dienvolgens moet het doek van veel late~ Zijn, vermits de Cornet's pas in 1766 te Dworp aankwamen,_ m~evolge het huwelijk van Graaf Cornet, de bekende konstttut_wneel en Vonckist, met Helena de Hem tines dochter van Wtllem. (C.T., Gesch. van Dworp, 1948). p '
or
f!·
De Elisabeth komt naar Brabant bij de Hertogin Maria, aan Wle de volgende. nacht geopenbaard wordt dat 0 .L .V rouw dce kerk te Alsemberg wil.
In. de zuiderzijbeuk volgt er dan een reeks grote doefen, Jdte ~e legende van de stichting der parochie voorstelen. an ol~ zegt dat de meeste van 1645 dagtekenen en ?e. eerste d~te! van een onbekende hand, de beste zïn Dit
:~. 1 (Á~'tr t
JUist dat men ze dat jaar beginnen te sch1Jderen
h Die rekening, die jam_mer genoeg onvoi1edig is, onthulde
oe de naam van de schtlder en wat elk stuk o-ekost had . ~ II uytgeef van scilderijen vert()onende de fundatie van d~ .~rcke, Eerst aan Mlzr Sallarts betaelt voor het stuc scilde!"1Je gegeven door den Artsbisschop van .t\1echelen 50 g .
ttem ~oor het 2de ghegevcn als voor 50 g. ; voor het 3cte' GO g. , voor he_t 4de oock GO g. ; voor het 5de GO g. ; voo; het 6de 80 g. , voor het 7de 60 g. ; 'loor het 8ste 80 g. ;
393
voor het 9de 80 g. ; voor het 1Ode 80 g. ; ende voor het 11 de oock 80 g. ». . Een post, ditmaal in een andere rekent~g mt het kerkarchief zelf luidt : « Item aen Mter Anthomus SaBaerts tot voldoeninahe van de ontcosten van vijf eerste scilderijen van doecken, leesten ende ijseren lenen door . hem versehoeten volgens sijne specificatie, ende accoort hter van met hem gedaen met den pastoor ende kerckmeesters... 44 guldens 15 st.». . In de rand staat aanaetekend : « Noteert dat de qmttantie hier van staet int ~ccoord van de schilderijen met Mr Sallarts ghemaeckt ». Graaf d' Arschot (2) deed een verder onderzoek van ~~ doeken, maar veel meer kon hij ook niet a~hter~alen: HtJ kon alleen besluiten, zoals Bols, maar deze wtst met Wte de schilder er van was, dat alleen de, eerste drie van de elf t~~e relen der legende van de hand van S~llarts müesten ZIJn. Hoe de andere acht verdwenen, beschadtgd of hersteld. werden is wel uit te ·maken. Op. 23 juni 1653 viel de bliksem op de toren van de kerk ( 3) e~1. veroorzaakte een geweldige brand die 24 uren duurde, btj zover dat d~ hoge torenspil en de daken helemaal afbrandden of mstortten, de klokken gesmolten werden, enz. De ~rand woedd~ vooral aan de westzij de, zodat de eerste dne doeken, dte meer naar de oostzijde toe hingen, wellicht aan de ramp ontsnapten. !
OITZderfeeckent veracçordeërt met ·Mr. Sallarts Scilder voertaen · · voer elck stuc mèt leestemetten doeck, ende op beyde seyden (?) te scilderen alsoe die eerste stucken begonst sijn, maer in . plaetse v,an passie sal men naer venant sdideren de historie v.an de kercke ,op de stucken die dat sulle.n verijschen, e1nd8 dander ... met oeck het geschrift. onder int nederlands ende fransais te scrijven dat· daer onder sal moeten gesereven worden. Ende boven de crolle met de wape.tn van de ghe.ne die de selve sullen geven, alles op sijnen cast leverende ende betaelende voor tachentich R. guldens waer bij is gheconditioneert dat soo wanneer de voorscreve.n oft naervolghende sc.ildereije niet en worden betaelt, nacht gegeven, dat de kercke hem int ghe/zeel oft deel het selve sal betaelen, tot sijnder voorsekeringhe. Lucas van Lathem (pastoor) ; Antoon Be rens, kerkmeester ; Dit is + het handteeeken van fan Croquet ; Fransais van 0--asdorff, als rentmeester; Antoni Sallarts. »
Later ontdekte ik echter in het pastoreet archief het akkoord waarvan hierboven sprake is en dat ons bijna vollediere bijzonderheden daarover verstrekt. Het is onbegrijpeliJk hoe het niet vroeger op?,emerkt werd .. Er dient echter aezegd dat het niet gemakkehjk om lezen ts. 0 be oorkonde vermeldt onder meer het « contract tusschen de kerckmeesters van Alsemberghe ende Mr. Sallarts sc_i!der ~>. en luidt als volgt : «Op den 8sten October A0 1649 St]n WIJ (2) In 1934 ontdekte ik die rekeningen op het Rijksarchief te Brussel (E.S.B., 1934, bi. 331-3:~4 en 1952, bl. 229-237). Ik ~tut~~de een overdruk van mijn mede~.elintr aan ~et be~~uur van de KomnkltJke Musea te Brussel, dat me btJ bneve vn~ndehjk dankte en me mededeelde dat tot een nader onderzoek, dat tk vroeg, zou v.:ordep overgegaan. Daaraan werd, voor zover ik weet, . echter no01t e~ng. gevolg gegeven. Ik dac.ht aan dLe zaak c:I. lang ,me!, meer,. ~oen tk !!1 1942 het bezoek ontvmg van Graaf Phtltppe d Arschot, dte van m11n on~ dekkincr kennis Iwd gekregen in een stuk van J. Duverger : ytaamse Bijdragen tot de Geschiedenis van de Nederlandse Kunst, m OudHolland, deel 52. (10:~5), hl. 141, langs een onl\\'eg_ dus! qatzelfde jaar nog werd het artikel « Sallarts » in het A!gemen}~S Lextcon der ·Bildendc Kiinstler, Leipzig H1~~5, d. XXIX, hl. 34n (~tJdr~~e van Dr. Henkei en Zoege von Manteuffel) dienovereenkonu:;ttg biJgewerkt. c:~) Cmnte d Arschot. Tnbl~aux. pcu c!m.nus. et cor~servés. en Brabant, IV, Revue Beige d'Archeologu! et. d Htstmre de I Art, XVI, w.Jt), pp. t Hl-121 et annexe Il (P.j.) p. 12h.
394
De H. Maagd zendt een engel om aan de H. Elisabeth van Hongarije te zeggen dat zij in Brabant een kerk zou bouwen. (13de eeuw).
Dit was evenwel niet de oorspronkelijke o-vereenkomst, waar bij « veraccordert ·was met Mr. Sallarts schilder, dat !zij
voor elck stuc scildereije raeckende de historie van de kercke, l'oor sijn scilderen sa! hebben sestic!z gulden s.onder doncosten van lijw.aert, leesten, ende ijsere lenen daer toe vannood~ sijnde, waer w.1n hij sijn t'ersclzoeten gelt, sal in rekening/ze moglzen breng/zen. Ende hetgene hem te cort compt van weghen de /weren, die soo veel niet en hebben gegel•en, als ons aceort bedrcwg/zt, sa! de kercke hem oplt!gghen, waer van hier volgt den leest, ende rekeninghe. » Op grond va11 dit kontrakt betaalden sommige begiftigers alleen de 60 gulden, zodat de onkosten voor de kerk bleven.
395
Om daarin te voorzien werd dan de prijs van een stuk op 80 g. gesteld en een nieuwe, meer forfaitaire overeenkomst gesloten. Hier volo-en dan enkele gegevens over de schenkers en de betaalde bedragen. « D' eerste sal geven de kercke ende voor scilderettl betaelen 60 g. vo.or d' oncosten... 6 g. 3 st. Randnota : « Noteert dat van de scilderije die de kercke gege-
ven !zeeft int jaer 1646 in rekeininglle gebracht is 66 g. fol. 74, d'andere oncosten bedraeghende 44 g. 15 st. alst hier staet ... moeten noch in rekeni.nghe gebracht ,worden (Memorie). Item op rekening he van d' eerste scilderije die de kercke geven moet aen Mr. Sallarts betaelt den 15 meert A·~ 1647 ... 23 g. item •OP d' eerste scilderije hem geso1nden 200 mu~~aert daer voor, mits .de craweye voor de kercke gedaen sLJnde, hier gerekent... 10 g. Item op d' eerste scilderije die andere oncosten den 12 mey bij assignatie op Jacques Hannaert betaelt ... 40 g. Tot het 2de heeft de bisschop van Mechelen gegeven 30 g., rest aen de kercke noch te bef,aelen voor t' sdideren JO g. voor d'oncosten 6 g. 3 st. Tot het 3de !zeeft dein abt ende pr.oest van den heere Grave tot Camerfjek gegeven 50 g., alsoe rest aen de kercke noch te betaelen voor t' scilderen 10 g. voor d' oncosten vermelt 6 g. 3 st. Het 4de stack !zeeft gegeven deq abt van Ste, Getruden tot Loven ende daer voor betaelt 60 g., alsoe voor t scllderen alhier te betaelen niet. Voor d' oncosten vermeit 6 g~ 3 st. Somma voor de 4 eerste stucken soiTZder de T60 g. die d,aertoe gegeven sijn, resteert de kercke te betaelen 104 g. 12 st. Vorts van de naervolghende scilderijen, heeft den pastoo.r op hem ghenoemen, daer toe sijn nersticheyt te doen, om noch andere petsoene.n te verweck(!Jn om de selve ter eeren l'an .onse L. vrouwen te geven, ma er waert saecken. het selve niet en succederde, soe sal de kercke tot voorsekennglze van de scilder daer !'oer insfaen, ende hem voldoen, alsoe dat t•oorsc!zreven is. Item dc"n se/ven op den JO januari 1648 betaelt voor /zet :::.fuck Jzetwelcke den abt van Dieleghem gegeven heeft 60 g., crRo voor de kercke raeckende dit stuck niet te betaelen voor d' ;mcosten l'ermelt û g. 3 st. Somma van den ghelzeelen ont{anck van de voorsereven t•ijf stucken bedraeght 293 g. ende de selve stucken met d' mzcosten daer toe verse/zoeten bedraeg/zen 330 g. 15 st. Soe resfl'ert tot t'oldoeninghe van dese sonzme ~~eh te beladen 37 g. 15 st. tvaer l'llll ick kenne voldaen te sLJn door Air. Fransais van Graesdorff rentnu;ester der kercke va'! Alsemberghe actum den 15 notlembns J(J49. » w.g. Anlom Sallarts. 390
Item staet te Hetaeleïn !zet stack van den prelaet van Tongerloo. Op dit stuck /zeeft Mr. Sallaert van den abt ontvang/zen 60 g. Item staet te betaelen !zet stuck van den preloet van Cauwenberghe. Is betaelt ende voldaen, maer den prelaet en hadde nzaer ghegeven 60 g. D' ander 20 g. hebbe ick (pastoor van Lathem) betaelt. /1n de rand : Noteert dat d' oncosten int accorderen van de scilderijen den scilder ende sijn geselscap kerckmeesters ende andere persoo'nen hebben bedroeg/zen 7g. ende als oe moet in reke~ninghe glzebrac!zt worden 44 g. 15 st. Item staet te betaelén !zet stuck van .den prelaet van Grimberghe. Heeft betaelt ende gegeven 80 g. Dese 80 g. !zeeft Mr. Sallarts van den abt setver o.ntfanglzen. Item staet het naervolghende 1noch open, dit is oock betaelt ende gegeven door Mevrouwe (de abdis) van Vorst,
8.0 g. Item sta et te b·etaelen het stuc van Mevrouwe (de abdis) van Cameren. Heeft betaelt ende gegeven 80 g. Item heeft Me Vrouwe van Beersele voor een stuck scildereije in de kerck van Alsemberg/ze betaelt 80 g. fan van Opstal kenne dit ontfanghen te hebben. »
De engel boodschap aan de H. Elisabeth !zet verzoek van O.L.l'rouw.
Het elfde en laatste doek werd dus geschilderd door Jan van Opstal. Onder de vier of vijf bekende schilders met die naam is er echter geen enkele jan ! Er blijft dan maar alleen te onderstellen dat de Jan van Opstal, die het voor het schildenverk ontvangen bedrag voor voldaan tekende, een neef of verwante van de schilder is. Over de familie van deze kunstenaars is men echter ook maar schaars ingelicht. Bestaat er misschien verwantschap tussen Antoon Sallarts en Ant<.wn van Opstal ? Had deze een zoon of neef die Jan heette? (C.T. ESB, 1933-34, hl. 334).
397
vermaert door sijne rijke composities ende ordonnanties, als mede oock door sijne schetsen der :schilderijen, alle de besonderste stucken van Rubens op die maniere afgewerckt hebbende ~\. De juiste datum van overlijden van Sallaerts is niet bekend. Hij. moet dus overleden zijn na de voltooiing van de eerste tlen . stukken. De laatste gedagtekende betaling aan hem zelf ts van 15-11-1649 en in 1652 tekende zijn dochter Katarina als erfgename voor een nog te betalen bedrag. SaBaerts stierf dus tussen 1649 en 1652. Antoon Sallaert staat vermeld in het Guldenboek van de Broederschap van St Sebastiaan te Linkebeek waar hij in 1626 en 1627 ter bedevaart ging. '
De klokken
Doek, in de kerk, door Yvonne Reper geschilderd ter herinnering aan de Kroning van Q.L.Vrouw in 1934.
De schilder van die taferelen is dus Antoon Sallarts, historie- en portretschilder en etser, geboren te Brussel omstreeks 1576 en overleden na 1648. Hij schilderde portretten gildenbee1den, godsdienstige taferelen, tapijtenpatronen.' De meeste van zijn werken zijn verdwenen. Vroeger hingen in de St-Huibrechtskapel te Tervuren verschillende doeken van hem. Hij was een vriend en leerling van Rubens en de vleuaelbeelden in de katedraal te Antwerpen zouden door hem o geschilderd zijn. In het museum van het Vleeshuis te Antwerpen hangt een schilderij van Saiiarts met het opschrift « Leefde in 15~l0 ». w auters In « Inventaire des Cartulaires », 1888, haalt de volgende tekst aan over die schilder: «Ten .tijde ( 1613) is als vrij meester aangenomen geweest Antomus Saiiaerts, 398
.. De oorsprong der klokken is enigszins duister. In de tiJd der katakomben waren ze niet nodig interrendeel · . moest vermeden worden. De diensten ' b a ll e ge Iutd werden' na de oefening afgekondigd en de kristenen verwittigden verd~r elkander. Was er iets bijzonders, dan werd aanzeggtng gedaan door de diaken. Onder keizer Constantinus de ~Grote kregen de kristenen de vrijheid. De oefeningen werden dan meestal, naar Oosters gebruik, met een trompet aangekondigd. Pe oude Grieken gebruikten een plank 12 voet lang en 4 breed, waarop ze met een ijzeren of houten hamer sloegen. Naar het schijnt zou de eerste klok door de Doge Ursus Patricius van Venetië naar Konstantinopel gebracht geworden zijn. Tot in de 9de eeuw gebruikte men in het westen een soort van ratel. De Romeinen en de kloosters gebruikten een schel. ln Gaiiië en in Ierland zouden er reeds in de 6de eeuw klokken geweest zijn. Karel de Grote s~hreef in elk geval voor dat elke priester, de jongelingen dte door hem werden opgeleid, de klok zouden luiden en de getijden zingen. De pastoor zelf moest trouwens de klok luiden om aan te kondigen dat hij zal beginnen met het bidden van de Sexten en de Nonen, (T. Paaps, de Spycker, 1955, 146.) Ongeveer gelijktijdig met het in gebruik nemen van klokken, ontstond de gewoonte om deze klokken te wijden. Zoals alles .~at de Kerk voor haar heilige dienst gebruikt, wordt gewtjd om het daardoor aan het profaan gebruik te onttrekken en te verheffen tot een sakramentalie, onttrok zij ook de kerkklok aan de wereldse dienst, om door de zegen, die zij hierover uitsprak, als het \Vare te kennen te geven, dat de klank der klok de klank van haar gemeenschap was en onder haar leiding, aan God de lof te komen brengen, die het schepsel verplicht is hem te schenken. {De Nieuwe Eeuw, 1932.) ,.
399
Over de oudste klokken is niets bekend. Reeds vroeg was er echter ten minste één. In 1493 leest men (RK 12775) « van eenen geheeten Rolleken die welcke bevonden is aeweest te diversen stonden van perden deeden ende andere dingen te hebben gestolen, want hem de meyer geleevert heeft den amman van Brttessel dien heeft doen executeeren metten buste ». Bij die gelegenheid werd een Gielen Maes met 20 st. 0o-estraft « van dat hij ter doeken luyden nyet en was als de voergen. Rolleken metten busten gericht was »... In een rekening van 1571 vindt men een betaling van « 2 clockzeelen ». (KA 2324) Is er te Alsemberg ooit een beiaard geweest ? Waarschijnlijk niet. Maar toch rijst twijfel bij het lezen van wat Pastoor van Lathem in zijn kroniek aan~tipt, nl. « Anno 1583 sijn de o·eusen die te voeren Brussel ingenomen hadden meester ogeworden van de kerck door list en bedrog en hebben als dan de kerk beroeft van zeven (7) schoone kloeken van de beiaert » ... In een rekening komt ook een post voor van 4 gulden betaald « aan Claes om te coomen beyaerden voor 4 ma ent» (van september tot december 1571). Daaruit zal later de mening ontstaan zijn dat de kerk vroeger een beiaard had. Bols ?egt (blz. 28) dat beieren enkel betekende luiden met twee of meer klokken te gelijk, terwijl onder luiden, het luiden met één klok verstaan werd. In 1642 vermelden de rekeningen « Item aen bijaerder te kermisse, item aen layers (luiders), item aen trompetters» ... Dat << beiaarden » moet in de 17de eeuw naar de mode geweest zijn. Onder meer te Overijse : « Ende op de groote feestdaeghen van het jaer dat hij in plaetse van met de hoogmisse te dippen, die sal inneluyden met de groote thiendedock alleen, spelende alvoorens den beyaert op alle de doeken tsaemen tusschen de respectieve geluyden » ... (J. Verbesselt, ESB, 1955, bJ. 43.) Dat Alsemberg eens een beiaard zou gehad hebben, is natuurlijk niet onmogelijk. De beiaard is een zeer, zeer oud klokkenspel. Er waren er soms in kleine plaatsen, bv. te Meise. In 1598 werd « de tweede klok » gegoten, wegende 1220 pond. Dit bevestigt dat de beeldstormers er vernield hebben. Op 24-8-1624 werd een te Nijvel gegoten klok, 1600 pond zwaar, gewijd. Aartshertogen AI?rec~t en Isabella waren er peter en meter van. Het opschrtft Iutdde : « Anno 1624. Augusti fusa sum in honorem Sanctae Elisabeth fundatricis ecclesie B. Marie in Alsenberge me benigne susceperunt Serenissimi Principes Alhertus et lsahella Archiduces Austriae Duces Burgundiae Brabantie >. Deze klok werd samen met andere gesmolten bij de grote brand van 1653. \Vas er de heiaard ook bij ? In ieder geval, nadien werd er niet meer gebeierd ... -100
De « grote klok », die enige tijd te voren te Mechelen ~ergoten e~ tot 2180 p. verzwaard geworden was, werd 111 1639 btJ. ongeluk gescheurd en opnieuw gegoten en ,« be~onden m de waeg te wegen 3780 ponden ». Ze werd gewiJd door ]~f! de Pape, landdeken van Leeuw. De peters waren Ab.t_ Phthp de Surhon van de abdij van het H. Graf te Kamenjk en Charlart ( ?) , proost van de KapelJekerk te Brussel. De meter was mevrouw Ernestine van Withem vrouwe van Beersel en oppermanbaresse van de kerk Bi] deze gelegenheid schonk ze een bedrag van 63 a aa~ de kerk. Haar dochter, prinses van Arenberah, was d~ tweede meter. o Volgens een verklaring van pastoor Le Corbisier in 1727 waren er toen drie klokken « habet duas campanas et unam campanulam ». De eerste, van 1660, werd bekostigd deels door aalmoezen van de gelovigen en deels door de ~e.rk. Het opschrift ervan luidde : Anno 1660 S. E1isabeth ftha Andreae 2 regis Hungarie fundatrix ecclesie Als. in cujus honorem fusa sum (Het jaar 1660 S. Elisabeth dochter van Andreas 2de koning van Hongarije stichteres van de kerk van . Als. t~t wiens eer ik gegoten ben). Om deze klok te gieten diende ook een klok waarvoor de pastoor 50 ohad betaald « in minderwaarde van een meeder somrrf~ we1ck~ hij geloft heeft te telJen aen de kercke van Anderlecht m het overnemen van secker clock tot behoef van de kercke van Ais.» (A.P.). Voor het gieten ervan ter plaatse, werd. 700 halfhout gebruikt tegen 27 g. de {ooo. In 1~77 werd voor 120 g. 12 st. een klok hergoten door Davtd Roelants. Aan de landdeken van St PietersLeeuw werd 7 g. betaald « voor zijn voyagie in het komen wegen van eene cJock » op 20 oktober van dat jaar. (A.P.) Onder het Franse schrikbewind waren de Fransen hier ai weg met de klokken, toen zes kloekgebouwde mannen de . grote .klok heroverden en ze eerst in de Ast op de Metgemheide en later, toen een verrader dit te weten gekomen .was, in de vijver der pastorij verborgen. In de kerkrekenmg over 1799-1800 vindt men daarover de volgende . post : « betaelt voor het afdoen der cruycen a en P.J. Ttqu.ehem en . aen van Haelwijck 38 g. 4 st. en 4 g. voor vertier van dte wekke de kloeken hebhen afgedaen ». Deze men~en handelden maar op bevel. Het waren schaliedekkers <he ge:voon w~:en de hoogte te beklimmen. Men zal h~! h~n met kwahJk genomen hebben, vermits van Haelwtjck try 1808 nog voor de kerk werkte. (A.P.) . Over dte klokken verscheen in « Le National Bruxel1ots » v~n 8-12-1898 een soort van novelle met drie pen tekenmgen. Heiena de V... ck, weduwe van Jan PopeJier, leverde klokzelen van 35 pond tegen 6 st. het pond. De hveede klokt van 1634, droeg als opschrift « L'année 1634~ je fus 401
r e Jacques Sellier Prévost bénite et j'ay Ie nam Jacque m 0 Mater Dei memento . d kl 'nste las men : « . parm ». Op e et 1599 Deze was een grondetgenaar ». mei Thomas Tourneur te Alsemberg. t betaald « aen koordekens om 11 I 1704 trokken de « luyIn 1675 werden 5 72 s . de klo~kse~!en te _repareer~~ ». R~ 46764). ders » JaarliJks 9 stster kor d. ( den offer van de clock Van 1798 tot 1804 wer « ~at~t in rekening gebracht. en de kerckemeubelen >> 200 g. t . den heer van Laer Het jaar daarop werd .~< v~rcog t aet~r ond en 6048 pond 1553 ponden out klok~ptJS ~ L5 ~i~ pwe pniet nader kunnen lood à 4 st. ». De15~~~\e807 obÎj het instorten van de toren bepalen, werd op verbrijzeld. k . 1808 81 g 4 st. voor S. Roelants, klockgieter, tro lllstaan er t~ee klokl<en het gieten van een ~ok. dln ~~rl~klok en de Elisabethklok vermeld. In 1833 wer en eGh en AL van Aerschodt, ~b3 ka cÎe · andere 1000 kg gegoten door A. van den 1 te Leuven. De eerst~ wo~g de too~' re en mi aan. Ze en gaven onderschetdenh]k d gehaald met een wagen kostten 16 st. het pond en wer en bespannen met drie kpaar~e?.nt]'e geaoten door J. Roelants, 01 kg en geeft de toon De klok van h:! oor e t' 1 werd in 1803 gewtjd. Ze weeg
o:f
sol bove!l· kl k d bromklok, de grote August, .ge~ijd De JOngste o ' et d de firma Marcel Mtchtelsop 8-8-1905, werd gego en oo~ door mevrouw August " Bols te Doornik, en ~eschon henar echtcrenoot, advokaat. Bolle, ter nagedacht~ms van ~in deren o waren, woonden Deze echtelingen, . dte zon~er kl k woog 3600 kg en gaf beneden op de Wttt~w·~f'tuiJde .o «Mevrouw August Bolle, de toon do. Het opsc n . . ~an astoor van Hoylant, geboren.. Z?ë H~rnu, k~emmcht 1905pt onder het pasto~r deed mtJ gteten 111 het Jaak0.~~1 Michiels-Bols te Doorntk. schap van .Jan Bols door ar .. de naam van Augustu~ ter Zij was miJ~ meter en gaf mtJ aliger t Xavier Windenckx, nagedachtems van haar man z b 'ef van Kardinaal burgemeester, was mijn peter». d Op zondag-20 ju!i 1940 we;ele~~~ i~l verband met de van Roey in al de mtssen voor~ het Angelus en klokken. Ze mochten, . all~ en ~u~~~n h~to~~f. Geen klokgelui slechts tien slagen vooy e mts e rafenis en na de absolutie was toegelaten d~ags :r.o~r ern'tb v~n 1-11-1941 werd door na de uitvaartnus. Btj )es UI d klokken In de Duitse de bezetter beslag gelegd ~p de Het duu~de alhier toch streken \Vas dit al lang g~tdeu~kelijk bevel O'egeven werd tot 12-2-1943 voordat er utd ~~ 21-3-1943 w~rd in al de ze weg te hal~n. Op zon ab d al de bisschoppen,
~f~:~~e:,e~\·a~~\~1• pr~~~~;t~ke~~t aan°::tekend
402
tegen het door
de Duitse legerleiding voorgenomen wegnemen van de klokken. Na veel tegenstribbelen, werd toegestaan dat in elke toren één klok zou blijven hangen en de oudste het laatst zouden weggehaald worden. Daartoe werden de klokken in vier klassen ingedeeld : A = klokken van na 1850 ; B = klokken van 1790 tot 1850 ; C = klokken van 1700 tot 1790 ; D = klokken van vóór de 18de eeuw. (Dom Joseph Kreps, La BatailJe des Cloches. Revue Générale de BeJgique, juli 1949, bJ. 424). In 1943 kwam een genaamde De Veuster, verwant aan Pater Damiaan, namens de bezetter, de gegevens halen voot het wegnemen van de klokken en op 5-7-1943 werd de aangetekende brief tot opeising, die geadresseerd was « Kirchengemeinde » (Kerkbestuur) door de postbode bij vergissing of onwetendheid afgegeven aan het O.L.V.Instituut, waar hij terzijde gelegd werd. Wat konden de Zusters wei doen tegen de opeising van hun kape11eklokje ? Op 10 augustus daarop, omstreeks 9.30 u. bood de aangestelde en welbekende Van Campenhout uit Machelen met een ploeg arbeiders vergezeld door een Duits officier zich aan op de pastorij. Doordat pastoor Kestens geen kennis had van bovenvermelde brief, weigerde hij de sleutels ter hand te stellen alvorens een officieel bevel te hebben ontvangen. Ten slotte begaven de pastoor en Van Campenhout zich naar het postkantoor waar de vergissing ontdekt werd. De klokken werden dan met behulp van beneden de trap opgestelde takels neergelaten. 's Anderendaags 11 augustus werden de klokken weggevoerd en de 14de kwam de bevestiging van opeising. Op 15-9-1943 werd de brief van 5 juli ingetrokken en werd de laatste klok A IV 694 0 1,16 X 0,97 van 1832 opgeëist. Tevens werd beloofd een andere klok te bezorgen. Op 22-2-1944, na de uitvaart van de zuster van Pastoor Kestens, kwam men de laatste klok halen zodat het kerk het verder met het Angelusklokje moest stellen. Na de bevrijding werd het stoomschip « IJzer » gecharterd om de weergevonden klokken uit Duitsland weer te halen. In de Antwerpse dokken gemeerd, vermeldde de klokkenlijst wel onze Elisabethklok, maar ze was in het ruim niet te vinden ... In 1947 werd de Bolsklok, 997 kg, toon fa, gewijd ; peter en meter waren : Jan Albert, burgemeester, en weduwe De Meyer-Peetroons. In 1950 1 de St Elisabethklok, 1365 kg, toon mi ; peter en meter ; Alfons Winderickx en mevrouw J. De Decker-Van Dionant; 2) de Mariaklok, 2097 kg, peter en meter : Eugeen Geuns, vader van de onderpastoor, en Regine Belleweg. Deze klokken werden vervaardigd door de firrna Miebiels te Doornik en kwamen in de plaats van de klokken die in de tweede wereldoorlog geroofd werden. (Tribus campanis hostile voto turri ereptis, ()c
403
vivos voco atque defunctos plango. Pastoor E. de Rttysscher).
Het orgel Orgels moeten er reeds lang bestaan. ~~bben. Im_mers, bij de Dynter (I 152) leest men dat Ptptjn de Kotte er een ontving van Keizer Konstantijn :. << En ce tamps envoya l'empereur Constantin au roy Pepm unes orgues, ave~ aultres choses, et adoncq n'avoient oncques orgues este veues en France ». Vóór de 16de eeuw ware~1 er alleen draagbare orgels. Van in het midden van dte eeuw af werden orgelkasten opgericht. De meeste ervan werden door de Calvinisten vernield. . . . De oudste vermelding van een orgel alhter. ts mt 153?. Jan van Doerne, bezemmaker, woonde toen m een hms achter de molen van Tenbroek dat op Rode s.~ond, n~aar hij ging te Alsemberg naar de mis « omdat ~IJ ee~ ooet vrient van de heer pastoor was ende uyt dten htj was blaeser van d'orghelen ». (KA: 60189). . In 1570 werd een som « betaelt aen Mr. Machtel Montmorrency van die orgelen te acco~·deren >>. ~KA 234) En een andere nog uit 1571 aan Jons Anthoms om op « doraelen te spelen ». In 1639 werd het org~I « volm~eckt 0 door Jan Mathijs bij diversghe meesters m de Smxen daaen gevisiteert ~n 0aoed bevonden ». In 1642 werd « Mr. M;thijs orgelmaecker betaelt voor diverssche reysen d'orgel terstellen ». (KA 2324) In de volgende rekeningen van 16~5. zou het « o~gelen » begeleid geworden zijn door « mustc~ens », welhcht de kerkzangers die, zoals thans nog geschtedt, op k~sten van de kas daarna een pint gaan pakken. « Item voor d oncosten van de musiciens ghedaen ten huyse van Jan Loocx voor een solemnele misse ende deselve voor hunnen sanck met den orgelist gegeve_n... 4 g. 18 st. ». (K~ 2324) In 16~_1 werd Daniël de Strijcker betaald «voor haten (hun) ontbtjt in de kercke voor de sanghers ». (A.P.). , In 17 40 trok de « orgelblaeser » 3 stster koren a 2 g. 4 st. het sister (R.K. 46764). Bij het instorten van de toren in 1807 werd het orgel verbrijzeld. Of het hersteld of een nieuw werd &eplaa~.st, is niet bekend. Uit stukken uit het gemeentearelnet blt]kt dat de kerkeraad in 1830 toelagen vroeg om 7en orge~ te voltooien, mitsgaders andere werken. De over~etd verlauode echter te weten op <rrond van welke toelatmg dat werk he<ronnen wast waarop de raad antwoordde, dat ze v~lgens ee~ akte « geautoriseerd » \~·aren door de oppermomho!!esse in 1793 (de vrouwe van het dorp). Hij voegde erbtJ . dat de kerk « thans geen penningen heeft om de. hekoshngen der te leveren en te plaatsen voorwerpen te betalen, maar
404
het schijnt dat de aannemers zullen toestemmen hun geld bij gedeelten te ontvangen, van jaar tot jaar mits· daarvan intrest te betalen. » · , Een overeenkomst van 1804-1805 voor de voltooiing van het orgel werd mondeling a~wgegaan met orgelmaker Coppin uit Nijvel. Die man leefde nog in 1830. Toen werd hem geschreven om de « bekastingen te kennen zo van het voltooien van zijn werk als van het plaatsen mitsgaders de som die van hem op rekening· is betaald. » Die kosten zouden 80 Franse kronen bedragen. Daarop had hij ontvangen 13 pistolen mitsgaders 600 pond lood. De kosten voor het plaatsen raamde Coppin op nagenoeg 1400 g. Daarin was niet begrepen het << buffet of de kas waarvan het hantwerk » op 800 g. geschat was. Het nodige hout .. zou men vinden bij dat welk te Antwerpen voor de predikstoel gevoerd was... De overheid had ook gevraagd waar ze het geld vandaan gehaald hadden voor het betalen van het voorschot. Hierop werd geantwoord dat het voortkwam van << sp·aarzaamheden welker derzelver bestuurders in voorgaande jaren hadden gedaen »... We denken dat het orgel nooit door Coppin voltooid werd, maar wel leverde hij in 1819 het « positief van onze orgel » voor 960 g. Het beeldhouwwerk van de orgelkas werd uitgevoerd door Anthonie uit Brussel. E~n nieuw orgel · werd in 1849 begonnen met 44 verschtllende spelen door P.H. Agneessens uit Ninove en acht jaar later voltooid maar het werd in de jaren 1868-69 merkelijk verbeterd en gewijzigd door van Peteghem. Die verandering was nodig gemaakt ter wiiie van de herstelling van de kerk. Het spitsbogig venster in de voor~.evel, dat toegemetseld was, moest worden geopend en btjgevoig moest ook de overgrote orgelkast die er voor stond verdwijnen. Het orgel werd gesplitst, zodat het vensterraam, waarop de H. Maagd, troosteres der bedrukten, op kosten van baron de Man van Attenrode zou geschi1derd worden. Volgens het getuigenis van deskundigen slaagde van Peteghem uitstekend in zijn werk, het nieuwe mechanisme kon niet genoeg geloofd worden (de Buck, a.w. 59-60). Het orgel werd gekeurd door Edward Gregoir. Terloops vermelden we dat de bekende orgelist Jaak Lemmens, op verzoek van de kerkeraad in 1852 het nieuw orgel van Anneessens kwam bespelen. Was het nieuw orgel toen reeds bespeelbaar ? Anderdeels staat bij van Bemmel te lezen dat het orgel van 1871 is ... De orgelkast zou echter pas in 1882 voltooid geworden zijn (B.C.R.A.A., 1882, bi. 92). Met Pasen 1924 werd het vernieuwd orgel gewijd dat door de firma Kerckhoff van Brussel werd herbouwd voor 30 spelen, 2 klavieren en pedaal volgens het pneumatisch stelsel. Het kostte 80.000 fr. en om het te betalen werden vier huizen verkocht : het oude huis «De 'Kleine
405
Sleutel » later het schoolhuis, de herberg Hertog Jan lil, dat er n~ast en het vierde het tweede huis verder. Volaens jaarlijkse gewoonte trokken de «zangers van Ste Ceci'lia >> 7 g., o.m. in 1823. Er waren twee soorten van zanaers. In 1828 trok J.B. v. d. Oucht, zanger van de 1ste kla~se 's jaars 10 g. en Willem en Daniël v. d. Oucht, - zangers van de 2de klasse, elk 8 g. (A.P.)
Het torenuurwerk Uurwerkmaker Roeland van Brussel vervaardigde· reeds in 1380 voor de stad Beraen een groot uurwerk voor de toren van het kasteel der graven. (Biogr. Nation., 19,818). Het is dus niet onmoaelijk dat onze kerk reeds vroeg een uurwerk zou gehad hebben. Dit was voor een kerk een zeer nodig voorwerp. Was het veldwerk geregeld volgens de zon dan was dit niet voldoende voor de kerk, waarvan de ple~htigheden op een bepaald uur in de. ~eek, zeer vroeg, .moesten plaats hebben. Wel~u, wemtg mensen hadden vroeger een uurwerk. Natuurhjk was er de klok die de gelovigen opriep. De oudste vermelding van een uurwerk op onze kerk dagtekent pas uit 1642, toen de koster 1 mud.de koren trok voor het << stellen van de horologie » en tn 1645 to~n « gemaakt werd de wijzer op de toren en de horolog1e gerepareerd ». Bij de grote brand van 1653 werd ~e « horoloaie teenemaal verdestruweert ». In 1685 was er m elk geval een « horologium dat de koster ~irig~.ert ». (A. A.) Het opwinden van het uurwerk werd Jaarlijks vergoed, omstreeks 17 40, met 6 sister koren. . In 1844 leverde J.B. Premereur, horlogiemaker te Alsember<r, een nieuw uurwerk voor 400 fr. Oudere mensen hebben 1~g gezien dat de wijzerplaat vroeger voor. de boogvensters van het stenen gedeelte van de toren ~mg. In 1895 werd ze op de spil zelf aangebracht door de ftrma 1\1ichiels van Mechelen.
In de kerk begraven Buiten de pastoors en geestelijken en een paar andere personen elders in dit werk vermeld, werden tussen 1643 en de Franse Omwenteling de volgende personen in de kerk he<rraven : H544 : Jan Stevens, werkman. 1646 : Cecilia van de~ Berghe, pachteres ; Adriaan Mommaert, « .~ay maecker ». 1650 : «gestorven maycken van den Vt]ver \'rouwe van Adt>lf Rombant die tsamen vijftich jacren gehout sijndc hebben hun jubilee gehouden in de kercke ». Adolf Hom ha ut was schepen. 12-4-1652 : « het kint van Mter Fransnis van Oraesdorf ». 16-10-1653: « Stynchen Cocx wed. Jan Cl aes ende hegraeven in de kercke ». 5-1-1655 : « 1\\aycke Pannaerts huysvr. van Jan Huyghe ende is he-
40{}
graeven in de kercke in den gr~oten beuck >>. 1-9-1655. : « Joos Cl a es ende is begraeven In den grooten beuck 111 de kercke ». 15-10-1655 : <<in het koor vóór het Aller, heiligste sacrament. (Dom. Joannis Bapt. van den Cruycen cujus cadaver Bruxellis hic allatum est) ». 21-9-1684 : « Henricus Ingels vir octog. et amplius sep. in templo ante chorum S. Crucis » (vóór de kruiskapel). 23-12-1662 : « in ecclesiae capitandus ... Ballan ». ?? 1663 in festo St Laurentii sepulta est Maria Anna de Vrees uxor Davidi Crabbe in choro S. Crucis electa ibidem Sepultura maritum ... Bruxellis ... in Als. alecto sive prejudicie libertatis loci hoc et ecclesia reservavit sibi jus sepeliendi. .. alios in eodem loco ». 26-9-1664 : « sep. est in eccl. David Crabbe ». 14-1-1686: «Franc. Loox ... in navi S. Crucis». 16-12-1686: « Petrus Crabbe qui obiit Brux. et hic elegit sepulturam ... ». 16-4-1690 : « Beatrix Mary famula capeliani >>. 8-2-1694 : « Maria van Oraesdorf uxor Laurentii De Ridder ». 3-4-1694 : «Franc. de Wandeleer », 80 jaar oud. 20-121709 : « Maria Catharina Tielmans uxor Fran. van Rossem sep. in navi eccl. prope odeurn »" 14-3-1710 : « Elisabeth Schaeps uxor Joannes Hellincx matricularii ecclesiae sepultus in anteriori parte ecclesiae que navis dicitur prope turrim ». 25-3-1710 : « Anna de Becker uxor Oabrielis Schaeps sep. in anteriori eccl. parte sub monumento parentum antiquo ». 4-6-1711 : «Anna van Rossem parvula aliquot diorum ... >>. 10-6-1711 : «Anna van Rossem puellula ». 30-4-1711 : « Judocus Schaeps rnaritus Catharinae de Ridder». 6-12-1713 : << Oabriel Hasey conj. Barbarae Herînckx ». 16-12-1713 : <<Maria Schuermans uxor Judoci de Leener ». 14-11-1716: « Judocus deLeener ». 4-2-1718: Katarîna Boon, echtgenote Laureis de Ridder. De echtelingen Sebastiaan de Oheynst en Katarina de Bue, wonende in de Drie Koningen, verloren van 1717 tot 1720 de volgende kinderen, waarschijnlijk op jeugdige leeftijd : Jacobus 15-8-1717; Petronilla 4-10-1719; Jan 25-3-1720; Katarina 26-3-1720 ; Theresia 18-5-1720 ; Sebastiaan 16-5-1727. Hijzelf overleed op 13-12-1729. Zijn weduwe, met Willem van den Bosch hertrouwd, overleed op haar beurt op 12-10-1761, 75 jaar oud. Allen werden in de kerk begraven, Katharina in de middenbeuk. 6-4-1719 : Jan Claessens, 70 jaar oud. 26-6-1721 : « domicella Anna Maria Roliers uxor nostri Pretoris ». 13-6-1721 : Jozef, zoon Ouill. Baneliket en Maria Claessens, 7 jaar. 6-4-1724 : Laureis van Rossum, zoon Franciscus, 25 jaar. 26-1-1726 : Frans Tielemans. 8-7-1728 : Jan Baptist van Rossum. 27-2-1729 : Laureis de Ridder, 70 jaar, ontvanger van de kerkfabriek en van de H. GeesttafeL 31-9-1735 : « Dorninia Joanna Francisca du Roseau vidua Prenobilis Domini Pauli de Vits sepulta in choro ad pedam altaris S. Elisahetha ». Aan de voet van het altaar van St. Elisaheth. 19 ... 10-1736 : 407
« Dominia Anna Maria de Vits uxor prenobilis Eugenii Laurentii Nauts Toparchi loci hujus de Als. sep. in cho~o ad pedem altaris S. Elisabthe ». 5-7-1740: Joanna Mana van Rossum, echtgenote Joos van de Velde, begraven in de familiekelder. 1761 : Catharina de Bue... sepulta in medio na vis. 10-2-1762 : Theresia Eugenia, 15 jaar oud, dochter van j.B. van den Elsken en van Katarina .Frigat!, << sepulta in eccles. sub ockzalia a latere austrah ». Dtt araf en een ander meer noordelijk gelegen was boven de kist aevuld met afbraak van het gotisch doksaal (bij de aanleg van de centrale verwarming). 13-5-1795: « Obiit prenobilis Dnus Egidius Franc. Usselmckx. toparch~ de Als. sep. postridie in choro ad pedem altans S. Ehsabthe ». Ten slotte vermelden we nog iemand die, ofschoon niet in de kerk begraven, wel in de grafkelder ~a.n de h~ren van Alsemberg bijgezet werd, nL << Prenobths Dommus Joannes de Pape de Wijneghem », overleden 22-5-1786. Onder Jozef II werd bij een verordening van 26-6-1784 voorgoed verboden nog in .de kerken te ?.egraven. Ook onder Maria-Theresia was tn 1778 dergeh]ke maatregel aetroffen aeworden, maar reeds in 813 werd op het Concilie ~an Main_; en in de capitu1aria van Karel de Grote verboden in de kerken te begraven : « ut nullus deincet::s Î!l ecclesia mortuum sepeliat » (H. Roosens, De Merovmgtsche Begraafplaatsen in België, 1949, bL 23-24). Later, op l~et Concilie van Tribur in 895 werd hetzelfde verbod Uitgevaardigd. Nooit werd daar echter gevolg aan gegeven.
Grafzerken in de kerk
Priesters, kosters, dorpsheren, dorpsbestuurders, notabelen en hun gezinsleden, werden vroeger in de kerk zelf bearaven. Er moeten bijgevolg voortijds veel zerken in de ke~k gelegen hebben, waaronder merkwaardige. Bij het verbouwen van het interieur in de Renaissance-stijl, moeten ze verdwenen zijn. Een van die verdwenen stenen wordt als voJat beschreven in een schepenakte uit 1637 : « Attestatie v~or Joncker Jan Albert van den Winckele. Allen den genen die dese letteren sullen sien oft hooren lesen, Heer Gielis de Beckere, pastoir van Alsenberg, Jan Houwaert ende Adolf Rombouts, schepenen der Banck van Alsen ... berghe ende Rode, Saluyt, met kennissen der waerheyt doen te weten ende certificeren eenen iegelijcken ten versuecke Joncker Jan Albert van den Winckele lest afgegaen schepene der Stadt van ~ruessele, gesien ende gevisiteert te hebhen zekeren blauwen sercqsteen, Ianck negen voeten ende hreet vijf voeten min twee duymen ombegrepen, liggende in den hoogen choor der kercken van AJsenberge ... daèrop ommegaens den hoert staet gesneden in groote letteren aldus : Hier Ieet hegraven heer Wouter van den
408
Winckele, Ridder, Soene Godevaerts van den Winckeie, die sterf int jaer ons heren als men screef M.CCCC acht t'sestich, den 18n dach in October. Bidt voer de sie]e. Int midden van den weleken staet dusdaenige wapene. Ende de vs. Adolf Rombouts verc1eert gesien te hebben over badt (meer) dan vijftich jaeren geleden naer beste onthoudt dat men uyter Stadt van Bruessele, heeft gebrocht het doet Iichaem van Wijlen Mijnheer Jan van den Winckele des vs. Requirants Grootvader was, ende dat tselve onder den vs. sercq is begraven. Ende dat die wapenen des selfs wijlen Mijnheer Jans van de Winckele, die conform was aen de vs. wapene des vs. wijlen heer Wouters van den Winckele veel jaeren daernaer in den Hoogen Choor aen den muer heeft gehangen. In den oirconden van welcker visitatien ende certificatien, hebben wij schepenen. bovengenoempt deze jegenwoerdige, bij Hendriken de Kegel greffier der vs. Banck als mede over dezelve visitatie present geweest zijnde, doen onderteekenen, ende onsen gemeynen zegele daeraen doen hangen, opten 12-3-1637. » (RAB, Cart. en hs. Alsemberg nr 4, 1601-1650, fo 609). (ESB, 1936, bi. 49-50). Er blijven nog twee grafmonumenten in de kerk over. In de noordenbeuk staat in de muur een kleine) kunstig gehouwen zerk van blauwe hardsteen met opschrift : Bidt voir her giles van her1air priester die was canonic tsente gorics te Kamerike speciaJen benefaètor des cloisters ende fondator deser kerke. (Bidt voor heer GiJlis van Berlaar priester· die was kanunnik van St. Go riks te Kamerijk bijzondere weldoener van het klooster en stichter dezer kerk). Deze zerk was uit de borreput van de vroegere herberg << A la Brasserie », gehouden door Louis Michel, herbergier, steenhouwer en kolenverkoper, op het Winderickxplein, opgehaald geworden en aan de straatkant in de muur van de herberg ingemetseld geworden. Pastoor jan Bols ontdekte hem daar, kocht hem voor de kerk en Het hem in de kerk in de muur metselen. (Bols, blz. 37). De in het opschrift bedoelde kerk is natuurlijk die van Alsemberg niet. In een obituarium van het klooster van 9roenendaai (Kon. BibL Hs. Inv. II, 155, cat. nr. 3665) IS van Berlaar aangewezen als volgt : Her Gielijs van Berlaer priester ende prochiaen van Ernbodeghem ende rentmeester oft ontfanger mijns heren van Camerijck. Hij was dus pastoor van Brembodegem en kanunnik van K~merijk. Ais gestichte kerk zal Er.embodegem nog veel nunder dan Alsemberg bedoeld ziJn, want « voorzeker dateert de parochie van Erembodegem van zeer oude tijden » (V.. Oaublomme, Erembodegem, verleden, heden, Land van Aalst~ 1950, bl. 87). Uit het opschrift aU een reeds lijdt het geen twijfel dat het de kapel van het klooster van Zevenhorren is! die overigens in de oorkonden steeds
409
« kerk» geheten· wordt. De viJver die tegenaan de kloosterkapel lag, heet thans nog Kerkvijver. Die kerk werd gebouwd tussen 1433 en 1467. Van Berlaar begiftigde ze met een geschilderd raam (Wauters, III, bi. 699). (Bull. du Com. ArchéoJ. du Brabant, 1870, I, bl. 51). Hij werd dus niet te Alsemberg begraven, maar wel te Zevenborren, net als zeer veel andere weldoeners van de priorij. Bij de sloping van de gebouwen (C.T., De afschaffing van het Augustijnenklooster van Zevenhorren in 1784, ESB, 1943, bi. 157-163) werd de zerk vèrmoedelijk gekocht of eenvoudig weggehaald en als dorpel of deksteen geplàatst aan of op de borreput van de brouwerij Nijvel, waar hij op een schone morgen zal ingestort zijn. Dat van Berlaar een << bijzondere weldoener van Zevenhorren was, blijkt al dadelijk uit een obituarium van dat klooster, waarin men leest dat de eerbiedwaardige heer Egidius van Berlaer. kanunnik van de kerk van St. Goriks, beroemd weldoener en vriend van ons klooster, ons gaf buiten de 100 Franse kronen die hij ons gratis gaf ter stichting van onze nieuwe kerk, daarbij nog voor instandhouding van onze kerkfabriek de opbrengst van zijn goed te Brembodegem van het j :tar 1436 tot en met zijn dood in 1459 de laatste dag van januari ; deze opbrengst bedroeg jaarlijks 10 grote Vlaamse ponden. Daarenboven legateerde hij ons voornoemde klooster 33 g. te heffen op de stad Mechelen. Met het oog daarop en op zijn aanvraag beloofden wij zonder bedrog of argelist 3.000 missen elke week te celebreren vo.or hem en zijn familie, wij en zijn opvolgers in het jaar 1434 op 23 mei. De bovengenoemde Egidius offerde bove11dien voor de zielen van alle overleden gelovigen met ons 100 g. te geven, met de wens dat de boetepsalmen Misereri mei Deus, en het Requiem aeternam enz. a porta inferi enz. en de Coilecte Fidelium enz. door vijf paters van ons klooster elke dag ten eeuwigen dage zouden gezegd worden ter ere van de vijf wonden van Christus. Bovendien gaf hij ons klooster 10 g. voor een glasraam in het koor van onze nieuwe werk. 1V1aar bovendien deed hij ons nog andere weldaden tijdens zijn leven. (KA. 15504). Maar niet alleen van Zevenborren, ook van het klooster van Groenendaal was hij een groot weldoener. Hij schonk het veel geld en goed en verbleef er lang. Bij zijn dood liet hij « alsoe Iangh hij in onsen godshuyse ghestaen ende met ons ghewoent heeft, alle ja eren voir sin en montcost » .•. 24 g. na. In bovengenoemd obituarium staan de verschillende giften vermeld die hij aan dit klooster deed : « gaf ons eens een somme van penningen anno 1431, die gedroech meer dan 100 g. peters ende oic had de hî, in voirleden tijden, ons ghegeven 100 cronen dair wij mede afquyten coren dat wij jairlix gaven uyt onsen hoven van Nyelpir410
tusen (Nil-le-Pierreux), dair voer wij hem jaer1ix hadden bekent met onsen zeghel 5 mudde corens Waverser mate · mer hi en hief ze noyt van ons. Ende noch, synt dat on~ cl oester verbrant is ( 1435) ons doechde gedaen heeft. Voer welke weldaet hebben wij hem gheloeft, met onsen bezeghelden brieven, deelachtig te sine, alzo verre als in ons is, alder goeden werken die in onsen clöester gedaen suJ~~n W?rden. Ende oic voir hem te doen, na sijn doet, gehJC vou onsen bruederen, ende sinen naem met sinen ouders int jaergetide boec te scriven. Ende sijn ouders ende weldaders jaergetide in onsen doester te begaen, na on se gewoonte. Oic is hem ge1oeft te doen· alle weken een memorie... van hem ende sijne ouders ende sijne weldaders ». « Item Heer Gielijs van Berlaer gaf ons noch anno .~432, 5 pont gr. Vlaem~. ende dair omtrent gaf hij o~s SIJn renten van 2 capelnjen, te gader omtrent 100 chnckaerts oft daer omtrent. Voir deze voirscreven ghiften ende aJie ander hier poven ghescreven in ghelde ende in eoeren dair omme ghecocht, wij hem ghelooft hebben metten ghemeyn convente dat men alie jaren eweliken duerende, om ons ende ons nacomelinghe, sijns ende sijnre weldadigher jonsten tot ons wairt te bat te ghedencken, gheven sal den brueders ·in den reefter een pytantie van goeden wine ende oic van spisen : Te weten yegeliker tween eenen halven ghebraden cappuyn, ende dair toe sa] men noch twee scotelen van anderen coeste int ghemeyn van bov~n neder I::ten o~nme gaen. Ende dese vs. pytantie sal alle Jaren, ghehjck vo1rscr. es, ghegeven worden omtrent onser Vrouwen Lichtmisse dach voir oft nae, als den prioer des godshuys ghelieven sal, op eenen vleeschdach als die brueders schuldich sijn te vasten. Item gaf ons dese selve her Gielys int jaer 1451, 50 rinsche guldens tot behulp der nuwen infirmarien te tymmeren, Item gaf noch deselve int jaer 1453, vijftich Rijnsche gqldens en thien gulden croonen, tot behulp onser nuwer infirmarien te temmeren. . Item gaf die selve noch in anno 1454 50 rinsche auidens tot ~eh oef der infirmarien .. Item opt selve ja er gaf hij 20 rmsche guldens toten pnesterstoelen in den choir. Item den j~1:e .~456 ... .~ot behoef der selve infirÎnarije 50 g. ». B11 ZIJn overliJden op 31-1-1459-60 schonk hij op zijn sterfbed nog aan Groenendaal 140 g. voor het verlengen van het koorgestoelte met het houten o·ehemelte er achter evenals een drieluikig retabel van hef hoogaltaar ; 10 om het blauw ornament van fluweel te helpen hetalen · 42 Willemschilden en 30 g. voor de stenen beelden het doksaal ; « Item heeft de selve heer ons noch o·he<reven ende ~~y!gescouwen ~1ae s.ijn ~toot 12 g. die ons god~l1Uys hem Jatrhx ende erfhc schuldtch was te hetalen ; Item ... o~s noch gelaten ende ghegeven jairlix ende erflick nae SIJn doet 33 g. opte . stadt van Mechelen met sekeren
g:
op
411
varwarde ende conditien, te weten dat men alle weken eeuwelick duerende binnen onsen godshuyse 3 missen doen soude van priesters in onsen huyse professet voor die zielen heer Gielys, sijnre ouders ende alle de ghenen dair hi schuldich es voir te biddene ende dair hij begheert voer ghebeden te hebbene. Ende dat men van den vs. goeden oic alle jaer gheven soude de brueders in den reefter eeuwelick duerende drie pytantien, die eene in festo Trinitatis, die ander in festo dedicatienis ecclesiae, ende die derde opten dach als men begaen sal sijn anniversarium, ghelijck dese poenten claerliker begrepen sijn in den brieve dair af gemaeckt, metter welcke wij ons tot den vs. last verbonden hebben ». De tweede zerk is die van Orudius, wiens eigenlijke naam Niklaas Everaerts was, maar die zich Orudius liet heten, omdat, volgens sommige schrijvers, Leuven zijn geboortestad, de bakermat was der Grudii, waarover Julius Cesar in zijn brieven over de oorlogen in onze gewesten schrijft. In zijn levensbericht in de Bibliographie Nationale, deel 6, bi. 756, schrijft Oalesloot dat volgens een handschrift in de Boergondische bibliotheek, Orudius zou begraven zijn in de kapel van het H. Kruis (linkerzijkoor) van onze kerk, wat volgens hem een grove vergissing zou zijn. Niettemin deed CamiJle Piqué, konservator van 's Rijks Muntenkabinet, die in 1873 een medaille met de beeltenis van Grudius ontdekt had, samen met de gemeentesekretaris Proost een onderzoek alhier. Vergeefs echter. Professor 0. Cumont had in 1891 meer geluk. Op zaterdag 30 augustus van dat jaar, zo vertelt hij ( Annales de la Société d' Archéologie de Bruxelles, T.V., 1891, bL 211-217), was hij op wandel te Alsemberg en bracht het toeval en misschien de dorst hem in De Zwaan. Opeens werd zijn aandacht gewekt door de grote steen die vó-ór de dorpel van de openstaande achterdeur lag. Het was de grafzerk van Orudius ! Jammer genoeg was hij niet meer geheel. Een der hoeken was afgebrokkeld, terwijl de andere ontbrak. zodat geen jaartal zichtbaar bleef. Hoe was die steen daar gekomen ? Twee onderstellingen zijn aannemelijk. Ofwel komt hij van de parochiekerk en zou hij daar weggenomen geworden zijn samen met al de andere tijdens de « verrenaissancing » in de 17de eeu. Deze eerste onderstelling is wellicht de juiste, indien men sommige schrijvers mag geloven die zeggen dat Grudius zich bij zijn leven reeds te Alsemberg een grafstede had laten maken. l\·1inder waarschijnlijk, hoewel niet uitgesloten, is de mogelijkheid dat hij in het klooster van Zevenhorren zou hiJgezet zijn en de zerk daar zou gekocht of weggehaald zijn na de afschaffing en sloping van de priorij zoals die 412
van van Berlaer lijk we hierboven gezien hebben. Grudius · was te Zevenhorren geen onbekende. Hij had het klooster begiftigd met een gekleurd raam en later schonk hij nog een .~ostbaar boek « Georgius Valla de Rebus ». Cumont schnJft dat bedoeld raam aan de kerk van Rode aeschonken werd. Dit is een vergissing. Hij heeft dan wDien weten hoe het kwam dat Orudius te Alsembero- begraven werd /::) zijn mededeling' maar van d geen enkel verband. Hij .besloot met de wens dat de regering die interessante steen niet zou l~ten v~rnielen, maar hem zou aankope'n voor het· Oudhetdkundtg Muse~m,_ zodat een relikwie zou gered worden van een man dte m de l6de eeuw in de Nederlanden een ~rote rol in de letteren en in de Staat vervuld heeft. Grudws genoot inderdaad wat wij thans een Europese f~am .~o~de,n het~n. Bu~ten de verschillende hoge ambten die hJj 111 s Ke1ze:~. d1enst bekleed~e, was hij een fijn?es~aard, maar spljftg genoeg, Latijns dichter. Had hij tn etgen taal geschreven, dan zouden we hem wellicht als een onzer groten kunnen huldigen. . Inmiddels Jiet Pastoor Bols de steen in 1895 aankopen en 111 de kerk plaatsen,. wat v?_orzeker de beste oplossing was. Door onze opzoekmgen ZlJn we thans beter ingelicht over de betrekk_i_ngen van ~rudius met ons dorp. We weten nu dat htJ er reeds m 1530 goederen en huizen bezat. ~eer waarschijnlijk heeft hij gewoond op het heren~asteeltje. ~~1m~rs, buiten de huizen waarvan hierna spraak ts,. wa~ htJ ~tgen~ar ~.an dat herenhuis op het latere Wtndenc~xpl~~n. D_~t bltjkt uit de volgende tekst : « over den h. NtcolatJ ... Sijnen hove ende vijvers paelende noordt d_~ straete gaende van Als. naer Rode, oost ende zuydt SlJ~ sel_fs goedt .~nde west de straete naer Nijvel » ... Buttendten had hiJ er een beemd « rechtover de vijvers ende spee1huys van den heere paelende oost teghens het dweersstraetie komende van den Hollebarre naer de Rostrate ... zuydt tegen, de selve straete » ... Later kocht hij nog verscheidene goederen, onder meer : « heere ende meester Nicolaes Nico1aij Ridder greffier der orden van den gulden Vliese ons genedighs heeren des keysers ende o_ntfange~ generael van zijnder majesteyts beden (belastmgen) m Brabant, soen wijlen heeren ende meesteren Nicolaes in zijnder tijt president desselfs ons (Yenediahs he eren in zijnen hooghen Raede tot Mechele~ »... 9-l-1547 kocht hij van Jacob Wolfaerts, koopman te Antwerpen « een dachw. beemts ge1eghen in de prochie van Dorpe (Dworp) cornmende metter eender zijden aen de goeden jans IngheJs ende metten anderen eynde aan de goeden Kerstiaen Hannaert cumende aen de heke die loopt aan de f{~meynte » .•. In 1547 « opten lesten dach Octohris » kocht hiJ van « Berbele van daer achter wedu\ve wijlen Merten van Boussut... een half bunder .. lants. .. gdt:gen
Op
413
in de prochie van Halzenberge aen Gheerts cr~~ys .... lancx den wech die nae Brttessel ghaet (nq.tuurhjk met de huidige steenweg, die pas in 17 40 aange_I~egd werd) metten ondersten eynde aen tgoet van Hongertjen toebehaerende der kercken van Alzenberge ende aender curen lant van Beerssele... ende noch een half bunder beempts geleghen in de prochie van Rode achter Lijsen Beers... pa~Iende sheeren straete... aen de goed~n oft block Claes Rtdders metten eenen eynde commende tegen de goeden der curen van Beerssele ende metten anderen eynde aen die van de goederen der kercken van Alz. cammende o·yck aen Lijsbeth Eerekens ende Wouters Boonen goeden» ... Datzelfde jaar op 16 november kocht hij van « Govaert Claes soen wiji.en Matheus... een dachw. Jants alsnu besayt weesende... geleghen... te Halz. ter plaetse geheeten bij thouten cruys cammende metten eender eynde aen der curen goet van Beerssele metten anderen eynde aen sh. straete aldaer die van Halzenberghe naer Beerssele gaet metten derder teghen des vs. heeren ende meesteren Nicolaes goet welck hij onlanx vereregen heeft van de weduwe ende erfgenaemen wijlen Mertens van Boussut ende tegen de goeden Cl a es (oningevuld) die welcke L~uwereys Spieri_nck nu in pachtinge heeft... ende noch een. d~chw. lants tnsgelijcx besayt gel. tusschen de goeden· des· heeren ende meesteren Nicolaes in dondersten eynde ende tusschen de goeden Henricx de Ri?der... end~ aan de goeden heere~ Willerus Ie Tourneur ndder »... Dtezelfde maand kocht hiJ verder van « Neel Claes soene Jans Claes ... met wettîghen verthienissen ... te weten een en beempt in der groethen als hij geleghen is in de prochie van Alz. tussc·hen de Hoiieborrestraete in deen zijnde ende der kercken van Rode lant in dander »... Nog hetzelfde jaar van « Wolfaert van ..der Cameren costere der prochie kercke van Rode sone WIJlen Jans ... een bempdeken met pampier moelen ende huysinghen daerop staende te Rode ... dweers over tcruysken cammende overen sh. strate metter eender zijden aen de goeden des selfs Wolfaerts ende metter anderen zijden aen tgoet der Kercke van Alz. ». Van Pieter de Munter kocht hij een « huys ende erfve geleghen te Alzenb ... tegen tg.oet wijle~ Oheerems Claes » ... Met Hendrik de Knop verwtsselde hlJ « een stuck Iant met huyse ... aen den beemt van thof van Hongerije... aen den beempt to7beh. wijlen meest~!en J~n van Winderbeke teghen den meuwen wech oft hjde dte de vs. Nicolaes Nicolaij gecoebt heeft van den luyden in de drije coninghen (de herberg in het dorp) met een en huyse metten lande ende boghaert ... metter eender langen zijden teghen die strate die van Alz~ ghaet nae Beerssele ende teghen een straetken streekende aen tgoet jo.ncker \ViHems Ie Tourneur amman der stadt Bruessele »... De laatste akte die we aantreffen is van 1553 ( fo 174)
414
en betreft een rente op « eenen beempt geheeten verloren cost nu toebeh. heeren ende meesteren Nicolaes Nicolaij ... geleghen teghen sheeren beke... teghen tgoet der kercken van Halz ... ende .~et savoir van den drijen coninghen aldaer ». ~enslott~ ZIJn er nog ee~ paar posten uit hoogmeiersrekenmgen dte op een verbhJf van Grudius alhier wijzen. We lezen nl. dat de « huysvrouwe van Jannen van der M?~tten_. gers gesneden had de in den beempt van Nicolaes N~cola~~ »... en dat « Peeter de scepere van mijn heer Nicolaes NtcolatJ » be~.e.urd werd « uyt dien hij hadde afgebroken den thuyn (afslwtmg) van meester Niclaes Nicolaij » (R.K. 12.777). Vo1ens sommige van zijn biografen overleed Orudius te V~netië in 1571. Anderen houden dit voor onmogelijk vermtts het volgens ambtelijke oorkonden zou vaststaan dat hij tijdens zijn verblijf in die stad in 1572 door de beruchte Hertog van Alva aangemaand werd ontslaa te nemen als griffier van de Orde van het Gulden VJie~ en zulks tegen een vergoeding van 2000 gulden ... De aanleiding daartoe zou het volgende geweest zijn ; in 1554 had Maria yan Hong.arije, landvoogdes der Nederlanden, hem laten ~~ hechte?ts .~emen onder beschuldiging dat hij de voor die tijd a.anztenhJke som. van 104.000 gulden uit zijn kas zou verdwster? hebben .. De .procureur-generaal van de Raad van Brabant het hem uit dten hoofde vóór de Souvereine Raad verschijnen. Nicolaij beweerde echter dat hij als griffier van het Gulden Vlies niet vóór die Raad te recht te staan had, en diende bij de Keizer een verzoekschri-ft in om vóór de rechter van die Orde verzonden te worJcot-AvJ den. Dit verzoek werd niet IVS NICOLAJ ingewilligd. Hoe hij zich dan uit de slag trok is niet ~BitABANT bekend, maar in elk geval behield hij zijn ambt van ~A:.s·ORD griffier. Het verging hem IS. echter verder niet goed, want hij nam de wijk naar ELLERJS Venetië, in welke stad hem in 1572 de bovenbedoelde aanmaning van Alva bereikCRJ te, maar waar hij niettemin in hoog aanzien. steeg, bij zover dat hem bij zijn dood aldaar een vorstelijke begrafenis ten deel viel.
D•O•M
. .s .
Gllv
E<t.Q..:
VR.El
Orafsil'en "t:,an Orudius.
415
Samenvattend, zijn qe volgende datums in zijn leven bekend. Te Leuven geboren in 1498. Bezit reeds goederen te Alsemberg in 1530. Wordt door Keizer Karel met een opdracht belast in Spanje, waar zijn eerste vrouw overlijdt.
In de tuin der pastórij liggen nog enkele brokstukken van oude grafzerken, o.m. van de van Orasdorfs, pastoor Le Corbisier enz.
Asylrecht, hondenslagers, wakers en kerkbaljuws (suisse) Oudtijds bestond het asylrecht of schuilrecht Asylen waren onschendbare plaatsen, toevluchtsoorden voor misdadiaers. Bij de oudste volkeren bestond het gebruik dat er op ~ekere heilige, aan de godheid. gewijde plaatsen geen geweld mocht worden gepleegd en memand gevangen kon word:n aenomen. Bij de enen lag de grondslag van de gewoonte tn de eerbiedige vrees voor de ernstige, plechtige rust, die op een aan de godheid gewijde plaats dient te heersen. Bij anderen berustte dit recht op politieke overwegingen, b.v. het bevorderen van de aangroei der bevolking, of de opneming van vreemdelingen. Bij anderen nog was het ingegeven door een gevo'elen van medelijden en menslievendheid. Na het invoeren van het Kristendom ging het asylrecht van altaren en tempels over op de kerken. « Niets is natuurlijker », zegt Montesquieu in zijn Esprit des Lois, « da~ dat de kristelijke leer, bekommerd om het 1ot der onschuldigen, heilige plaatsen aanwees om deze vo~r vervolging te _vrij ... waren ». De Kerk was steeds een toevluchtsoord voor dtegenen die bij haar bescherming zochten. De Synode van Orange ( 441) bepaalde dat zij die in een kerk vluchtten niet konden worden uitgeleverd. De wijkplaats werd naderhand uitgebreid tot op enige afstand van het gebouw. In het begin der middeleeuwen werd het asylrecht in verband met de verbeterde rechtspleging1 die zich niet kon verenigen met het garanderen der straffeloos.heid aan grote misdadi o-ers, ingekort. Karel de Grote was htermede begonnen. De °Kcrk volgde. Partikulieren mochten het asylrecht niet schenden. Zo zij dit wel deden werden ze gestraft. Een verordening van 9.3.1409 verbood uitdrukkelijk iemand in kerken of gewijde plaatsen te achtervolgen. « Item. sow~er eenich gevecht bynnen Loevene gevalt tusschen eemghe heden, ocht tusschen eenighe partijen ... dat nyemandt s?e wye hij sij sinen vyant noch maeghe, noch denghenen d1e da~r twistende geweest hebben ... navolgen en selcn moeghen m kerken of kerkhoven of andere gewijde plaetsen ... ende soo zyc dat dadt\n dat zij verhoeren soude een hedevaert in Cyprus ... » Alles werd natuurlijk in het werk gesteld om de misda... diger de gelegenheid niet te geven hijtijds het asyl te berei... 4Hi
k~n. Het ge.beurde immers dat de delinquent, wanneer hij ZtJn arrestatte verwachtte, zich op tijd uit de voeten maakte en, in geval zijn goederen en bezittingen gevaar 1üpen door de rechter verbeurd verklaard te worden, alles in zekerheid brengt. « Soe waert aJ enewech ghedragen dat hi' hadde ende gevlucht in die kerke eert die meyer wiste, soe dat de meyer besloegh dat selve datter gebleven was ». Om de hand te leggen op de misdadigers was de wereldlijke rechter vetplicht t~et ~e k.erkelijke overheid overleg te plegen. Het was natuur!tJk n,tet m overeenstemming met een rechtsverzorging dat mtsdadtgers aan de verdiende straf konden ontkomen. Het asylrecht vond dan ook in de 18de eeuw geen reden van bestaan meer. (Mr. Dr. A. Schillings, Rechters, misdaden en straffen in vroegere tijden, E.S.B., 1955, bi. 86-87). Op 30.7.1735 was een jongen van 15 jaar, aeboren op 25.1:1720, Piet~r Oerbosch, in ·het koor gedrongen en had er zich verschmld totdat een priester, die er zijn getijden Ias, het koor had gesloten en uit de kerk weggegaan was. Na h~t vertrek van die priester opende de dief een kast door mtddel van een hamer die hij bij zich had. Vervolgens poogde hij een koffer, waarin de meeste schatten en offeranden bewaard werden, met een kleine ijzeren stang open te breken. Hij slaagde er niet in maar beproefde het dan met een grotere. Op al dat lawaai kwamen echter kerkmeesters en andere personen toegelopen en achtervolgden de dief die wegvluchtte en zich trachtte te verbergen boven het gewelf van het schip der kerk, waar hij ten slotte gevat en in de herberg de Drie-· koningen opgesloten werd, om 's anderendaags naar de Stee_npoortgevangenîs te Brussel te worden overgebracht. Inmtddels waren de pastoor en de dorpsheer er bij aeroepen geworden. Wijl, zoals men weet, de "kerk het asYJrecht genoot, d.w.z. dat in de kerk niemand door de wereldlijke n~acht mocht aangehou~en worden, werd de vraag gesteld of d1t ook voor een kerkdlef gold. Meier Ilias van Dworp, die een grote kennis en ervaring in rechtszaken had, werd o-eraadpleegd. Men was van gevoelen dat dit niet het geval w~s want zoniet zouden al onze kerken straffeloos kunnen leeg~ geplunderd worden... De Promotor van Mechelen was evenwel een andere mening toegedaan. Hij wenste blijkbaar het kerkelijk asylrecht ongerept te laten. Het werd een Byzantijnse discussie, waar Sa1omon 7 David, Abner, Jezus en de wisseJaars in de tempel bijgesleurd werden. (F.O. 2627). In vroegere eeuwen kwamen de mensen uit de gehuchten veel naar de kerk met een hond ; ook de pelgrims omdat de wegen vaak onveilig waren. Die honden kwanten dan mee in de kerk zodat de dienst gestoord werd. Om daarin te voorzien werd er iemand aangesteld, zoals Gielis Machiels in 1642, die jaarlijks 2 sister rogge ontving « voor de honden uit de kerck te smijten». (A.P.). Dit was- de « honden-
slager».
417
In de nacht van 12/13 aprill828..w<ttd door onbekend gebleven dieven in de kerk Jrtgebr.oken. Er werd echter alleen geld gestolen, Pastpor Bols -stipt aan dat er tot 1866 een nachtwaker in de kèrk ~~s. Misschien werd deze aangesteld ingevolge voormeld_e diefstaL In elk geval, in 1831 werd Guillaume Massaert als « kerkwagter >> voor drie jaar betaald. Of dit een nachtbewaking of een dienst als kerkbaljuw was, valt niet uit te maken. Deze bewaking werd in 1866 stopgezet. Het is echter ook mogelijk dat ze reeds langer bestond : omstreeks 1740 werd aan « de officieren voor het gaedeslaen der kercke », elk twee sister koren betaald. Wanneer een eigenlijke kerkbaljuw of << suisse » aangesteld werd is niet bekend. Waarschijnlijk geschiedde dit niet vóór 1856 toen een « lans voor de suisse » aangekocht werd tegen 12 fr. Het «kleed van de suisse» is voor 110,50 fr. in rekening gebracht in 1858. De eerste suisse moet J. B. de Peu, veldwachter geweest zijn die een ereloon trok voor het bijwonen van de processie en « ais suisse van de kerk ». In 1745 (KA 2325) werd door de kerkmeesters besloten de « cassen » vaker te lichten « om te verhoeden de voortloopende dieverijen». Nadat eenieder <<in den jaere 1745 naer gewoonte sijn kermisrecht uyt de kercke offer casse getrocken hadde, soo is ten versuecke van de kerskensvrouwe ter oorsaecke van oorlogh het zilvergeldt hetgene sij alleen ten onderen was hebbende op den 10.10.1745... gelicht ende ongetelt gelecht in de comme » (in de sakristij). Kerkhof In 1597 was de omheining van het kerkhof goed onderhouden. In 1652 waren de muren « haer den Westen seer vervallen». Er is toen ook sprake van het maken van een « nieuwen muer van 't kerckhof », die ten dele gemaakt werd met de bak- en arduinsteen van het afgebroken huis de Moriaan. Op het kerkhof stond in 1532 een huis « metter eender langer sijden op den kerckhove ende metter andere sijden lancx den vaerwech die na Brussel recht op treckt ». Dit huis werd dus afgebroken en het pand in het kerkhof opgenomen. In bovengenoemd jaar werden belangrijke werken aan het kerkhof uitgevoerd. In een rekening van Gielis Claes (KA 2324) zien we dat « begost werd te wercken den 1.7.1652 met de meytsers ». Bij die gelegenheid werd « dachx 3 potten bier gedroncken 57 daeghen tot 2 blancken den pot». Er werd ook nog «gewrocht aen de careelhoeven om densetven uyt te setten ende opt kerckhof om te effenen, ende in de straet om desefve heipen te maecken ende oock kaereel aengevuert met een peert op 't kerckhof ». Joos van der Linden werd betaald « voor de ruueren van •tkerckhof... te res ... taureren... ende vo<>r diverssche wercke ngedaen aen de groote kerckdeur ende faiten van de kercke naer uitwijsen
van sijn belet rekening met ·kna,ep ende onderknaep ... » Al . heel vroeg was het kerkhof afgesloten ·met een draaiboom : « Item gedaen den setver tijt ( 1678) tseventich voet rubben tot den draayboom van het kerckhof te repareren, docJ:t omdat het hout noch hadde gedient maer genoemen op 2 g. ». Vermoedelijk geldt het hier een draaiboom aan de grote ingang tegen de steenweg naar Brussel, de draaiboom die in andere stukken de « grote stichel » genoemd wordt. In 1814 werd er gewerkt- aan << den ra ede boom » op het kerkhof... op rekening van de kostersgagie (A.P.). Wordt daarmee de draaiboom bedoeld ? Oudtijds liet men het vee op het kerkhof grazen. Er naast lag de weide het Hemelrijk geheten, die verhuurd werd. In de huurvoorwaarden staat onder meer bedongen dat niet mocht worden geweid << op het hofken geoccupeert bij den heere Buys (kapelaan) soohaest als men aen den huurder een anderen Driest sal geleverf hebben soo en sal hij alsdan sijne beesten niet meer mogen op het kerckhof Iaeten drijven ». Men vraagt zich af hoe er nog vee op het kerkhof kon. Het was immers ommuurd en aan de ingangen stonden « stichels », die juist moesten dienen om vee en voertuigen er van weg te houden. Toch stelde de landdeken bij een bezoek in 1670 vast, dat vee over het kerkhof kwam, wat verschoond werd door te zeggen dat er geen andere toegang bestond om dat vee naar de weide te drijven. Op de kerkhoven in de streek stonden vroeger fruitbomen (o.m. te Ruisbroek, te Drogenbos en te Dworp). In Alsemberg schijnt dit niet het geval geweest te zijn, echter wel andere bomen. In 1642 wordt melding gemaakt van « de grote linde op 't kerckhof >>, waarvan Jan Mathijs en Hendrik de Greve toen << wishout ende spoelen » maakten. Guicciardini, de bekende beschrijver van de Nederlanden in· de 17de eeuw, zegt dat er vroeger in Brabant zeer veel en «mansdikke » linden waren. Voor de middeleeuwse, diep godsdienstige mens, was de dood geen afschrikwekkend iets en was het kerkhof geen akelige plaats ; men vreesde er niet rond te kuieren en te spelen, het was een openbare plaats. Soldaten legerden er op doortocht enz. Op 25.6.1744 legerden er zo « Franse partijen » en dronken er 74 potten « doebel bier» en vele glazen wijn die het dorp hun moest leveren. (Q. 8386). Uit onze jeugd herinneren we ons nog dat het kerkhof de gewone speelplaats van de kinderen was, die er met de bal 1 met de klinkstok speelden, zich langs de handstangen langs de trappen Heten glijden, wat de reden was van het aanbrengen van tralies vóór de ramen en prikkeldraad op de trapmuren. Aan het kerkhof waren ook grachten. Op 25.4.1679 werden 20 st. betaald aan Jan de Nayer over 2 dagen het kerkhof te « grechten ».
418 419
In 1868 was er spraak van een verandering toe te brengen aan de steenweg naar Brussel. Waarin ze bestond, weten we niet, maar vetmoedelijk moest de straat aan de kant van de kerk verbreed worden. Er werd geoordeeld « qu'il y aurait danger pour J'église de toucher la mura11Je du cimetière peu éioignée et les fondements de l'église étant peu profonds »... Ja, hoe diep zijn die wel ? Of ze dat onderzocht hebben is niet bekend, maar in elk geval toen in 1955 de kerkmuur ten westen moest doorgekapt worden om de mazoetverwarming binnen te brengen stelde men vast dat de funderingen buitengewoon diep en breed zijn. Op 29.10.1787 overleed alhier Maria Theresia Josepha Leuckx « clarissa urbanista suppressa conventus in Hogestrata », Na de afschaffing van de vrouwenkloosters in 1784 zal deze kloosterlinge waarschijnlijk alhier, haar geboorteplaats, komen wonen zijn. Zo staat het vermeld in het archief van de pastorij, maar in oude parochieboeken leest men « Thurnolthani » (Turnhout). In 1840 vroeg de toenmalige pastoor om een gemeenschappelijke grafkelder te doen bouwen voor al de geestelijken der parochie, voor zover dezen het wensten, met Jast van 4 missen per jaar en op voorwaarde dat nabestaanden een dienst in de parochiekerk zouden laten opdragen, goede aalmoezen aan armen doen en 5 frank per familie voor laatstgenoemden. Van dat voorstel is niets in huis gekomen. Buiten de nog bestaande zerken vare enige pastoors en onderpastoors op het kerkhof stippen we die aan van B. Berckmans, opzichter van het paleis van Tervuren, geboren te Rode en overleden te Brussel 6.1 0.1862, oud 80 jaar ; van E.H. ]aak de Sutter, onderpastoor van de Kapellekerk te Brussel, aalmoezenier van het Krijgsgasthuis, bestuurder van het klooster van Berlaimont, ridder in de Leopoldsorde, overleden te Brussel 16.6.1870, oud 70 jaar ; daar liggen ook zijn twee zusters begraven. In 1875 bekostigde gravin Constantia de la Serna uit St. GiiiisBrussei een vergunning van 30 meter op het kerkhof ten noorden van de kerk ten behoeve van de Arme Klarissen Kolletinnen van Brussel. Tussen 1852 en 1864 werden afhier tien van di.e zusters begraven. Zij zeJf overleed 2.3.1880, 70 jaar oud. Haar grafkruis staat achter het gedenkteken der gesneuvelden. Een andere grafzerk is die van Enuna Hem·ica CaroIina Lussem 1 dochter van Jan en Eugenia Apolonia Wautcrs, overleden 3.1 0.1884, 29 jaar oud. In 1840 vroeg Pater J. B. Boone, overste van het St MichielskoUege te Brussel, een begraafplaats op het kerkhof bij voorkeur vóór het kruis. Denkeiijk werd op dit 420
verzo.ek niet ingegaan. In. 1845 ging er ook een dergelijke · aanvraag uit van Sr. Marie Colette Ouzée, abdis. In oktober 1953 werden de muur en het gedeelte van het kerkhof tussen het kostershuis en het toegangshekken afgebroken en de grond weggevoerd naar een stort naast de Steenweg op Halle te Tenbroek Er waren sporen van een grafkelder en no.g veel schedels en beenderen in de grond. . Het kerkhof, rondom de kerk, dat 21 are 30 ca. groot was, werd stilaan ontoereikend. Toch werd er nog tot J893 op begraven. Van 1894 .af werd begraven op het nieuwe kerkhof, dat gelegen is aan de O.L.V.-straat, een tiental minuten buiten het dorp, op perceel 196 B, eigendom van Joanna Beiiewegh en de wed. Berghmans. Het is 48 a. groot. De muren en het dodenhuisje zijn volgens plannen van architekt Henry Jacobs gebouwd voor de prijs van 26.545,50 fr. Het werd op 22.12.1895 ingewijd door Deken Boone van Ukkel. Daarna werd het dodenhuisje beneden aan de zgn. Kaivarieberg, op de Witteweg, dat in 1890 gebouwd was geworden door aannemer Ferd. Vastiau voor 638,88 fr., voo.rtaan als petroleumbergplaats gebruikt en in 1945 afgebroken. Lang had er een min of meer abnormale alleenstaande vrouw, .Marianne Bettels, gewoond.
De trappen De trappen, vooral de grote, waren steeds de trots der Alsembergenaren. Alle jaren werd hij schoongemaakt. Op 13.8.1677 o.a., trok IngeJ van den Bosch 6 st. «voor het kuysschen van de trappen van het kerckhof >>. Naar de rekeningen te oordelen was men zeet in de weer om de kerk goed te onderhouden. Zo werd op 22.2.1679 aan Jan Bonnewijn betaald «over het kuysschen van de kercke goeten tegen de sneeuw». De grote trap telde 50 treden. We troffen toen ook de belangrijke uitgaven van 300 g. aan <<die gegeven sijn aen den blauwen steen». Waaraan werd deze verwerkt? Aan de trappen ? Wellicht. Wanneer de eerste trap aan de zuidkant aangelegd werd is niet bekend. Hij zal er in elk geval niet van bij de oprichting van de kerk gebouwd zijn. Men beklom toen eenvoudig de helling. Op de schilderijen en. prenten treft men verschiliende trappen aan, wat bewijst dat deze net als de kerk meermaals veranderingen ondergingen of vernieuwd werden. Op de oudst bekende afbeelding van de « lange trappen » zoals de zuideetrap geheten werd, ligt deze veel dichter naar het westen en is hij in drie vakken verdeeld, nl. een smal toegangstrapje van enkele treden aan de kant van de pastorij en een zelfde trapje hoven aan de kerk, naar links. Op een Jatere prent ligt de trap in de aslijn van de kruisbeuk met dezelfde 421
toegangstrapjes, maar boven staat het middelvak tegen een muur, waar het zijtrapje begint. De trap vóór de huidige, die in 1893 aangelegd werd, zoals het jaartal dat in de bestrating ingewerkt werd, het aanwijst, was in 1750 gebouwd geworden (AA.). In tegen . . stelling met de huidige, die trapeziumvormig is, was hij beneden even breed als boven. De kleine trap aan de westkant is nog die van 1751. De nieuwe trap telt twaalf maal vijf treden. Bij de aanleg ervan waren de meningen nogal verdeeld. De bouwmeesters gaven de voorkeur aan een trap waarvan de voet zou vertrekken aan de 'bovenkant van de steenweg en tot aan de pastorij zou gereikt hebben. Daartoe was het echter nodig al de huizen tussen de steenweg en het kerkhof te slopen. Tenslotte kreeg de huidige opvatting de bovenhand. Groots was het andere ontwerp anders wel, maar de openbare besturen waren niet geneigd diep in de zak te schieten. Een voorbeeldje : In 1868 bedroeg het ontwerp tot algehele herstelling van de kerk 81.800 fr., waarin de kerk moest tussenkomen voor 46.800 fr., de provincie voor 10.000, de Staat voor 20.000 fr. en de gemeente voor 5000 fr. De gemeente weigerde ... In verband met de grote trap lezen we nog in een verslag van Alph. Wauters, namens de Kommissie der Monumenten, dat de trap, die men aanvankelijk meende te herstellen, deel uitmaakt van de openbare weg en dus door de gemeente moest hersteld worden ...
Processies Er is misschien wel geen godsdienstige plechtigheid die meer belangstelling wekt dan de jaarlijkse processie zo in steden als in dorpen ( G. Celis, Folklore der Processies, 1935). Elke parochie heeft de hare en ongetwijfeld zijn ze zo oud als de parochie zelf. Ze volgen gewoonlijk de oudste straten en wegen der gemeente. Over onze processie vonden we eigehlijk niet veel aantekeningen. Onder de meest kenmerkende voorwerpen die in een processie meegedragen worden kan men de vlaggen, banieren en wimpels rekenen. Wauters, a.w., vertelt, naar Kervijn de Lettenhove, Histoire de Flandre, V, bl. 262, dat Karel de Stoute na de oude gemeentebanieren te hebben afgenomen, er enige aan de kerk van Alsemberg schonk, waar de Stad Gent ze na zijn dood liet weerhalen ... Deze banieren zullen wel in onze processie meegedragen geworden zijn. Van Lathemt hL 17, zegt dat kort vóór zijn tijd nog twee oude vanen te vinden waren uit de tijd van Keizer Karel, waarop dezes wapenen waren geschilderd en « daer ook de fondatie van de kerk en de vlasakker werd vertoond». Steeds was onze processie zeer belangrijk, te oordelen naar de groepen die erin voorkwamen. In 1640 werd gemaakt
een nieuwe hemel van gebloemd satijn << om in de processie het venerabel daeronder te dragen ende is veel door goede lieden gegeven » ( AP). In 1642 << rnaeekte den cuyper 3 tonnekens om meyen in te setten ende ander gerepareert ». Gielis Machiels werd betaald voor « mi jen ende ·stroysel ». In 1674 werden << seelkens » gekocht om de vanen op te hangen. Voortijds trok de pastoor een vergoeding van 8 g. voor « sijn ordinaris te kermisse ende mede ganck » met de processie (KA 2324). Ook de heren << die de processie vereert hebben met sanck met diaken ende subdiaken elck eenen pot wijn ende een cappel kuikenen » (AP 1641). Gewoonlijk vereerden schuttersgilden van het omliggende ook de processie, zoals in 1641 « de gulde van Brayn lalu van Linkebeek, Huizingen voor haren scherick » een stoop wijn van 23 st. In de tijd bestond ook nog de gewoonte dat men de « jonckheyt bij den tijde van de processie met het geweer liet schieten ». Bij een verordening van Karel VI, uitgevaardigd 13.6.1718, werd eindelijk aan de gilden verboden de processies, waarin,)1et A1Ierheiligste gedragen werd, te vergezellen' met « slaende trommels, vendels, fusiecken, ende andere diergelijcke instrumenten, op pene van 25 g. amende bij ieder een te misbeuren voor elcke contraventie ». . In 1681 gaf dit verbod in de processie van Hoogwaardig alhier aanleiding tot een geweldige herrie met de pastoor, die tegen dat gebruik gekant was en zei dat hij liever geen processie had dan een processie met trommel en fluit. Een processie was volgens hem « eert zaak van devotie ». De guldebroeders daarentegen, met hun « afgaenden deken aen het hoofde » hielden aan dat gebruik als aan hun leven. Uit het verslag van onderzoek door de deken vatten we de feiten als volgt samen : Toen de processie op het punt stond te vertrekken en de pastoor reeds met het Allerheiligste ter hoogte, van het doksaal gekomen was, .hoorde hij pl:QtseJing de trommel roffelen. Hij liet de processie in de steek en ging naar de sakristij terug, natuurlijk gevolgd door de kapelaan en de koster. Vervolgens gaf hij bevel de « vaenen uyt de processie » te doen weghalen en met luiden op te houden. Maar de schutters lieten die vanen niet wegnemen en de meier van zijn kant gaf order voort te luiden ! De processie zette zich op weg en « is geschiet, zegt het verslag, met sulcke devotie dat niettegenstaende men hen onderwege had willen beschincken) hetseive hebben gerefuseert voortgaende den wech in hunne devotie » ... Bij de terugkeer in de kerk werd er gebeden en een « offerande gedaen ende 0. L. V. door hunnen tambour ende fijfelaars vereert met drije geestelijcke liedekens », waarna de « gulde met behoorlijcke manieren uyt de kercke naer het maeltijdt huys is verfrocken ». Op het uur van het lof was de maaltijd nog niet gedaan, doch het bestuur ging de vesperen horen « ende sijn daarnaer op behoorelijcken tijdt vertraeken om den coninck naer Rode
422
423
th~ys te cony·oyeren volgens d'oude gewoonte »... Hieruit bltjkt dat er mwoners van Rode in de gilde van Alsemberg waren. 's Anderendaags werd gildedeken de Ridder op de pastorij ontboden, waar overeengekomen werd aan de zaak geen verder ge.vol& te geven. Dit gebeurde onder pastoor J.B. de Clercq, dte hJer.pas aangekomen w~s. Wellicht heeft hiJ de vlag moeten stnjken voor de gevesttgde gebruiken. Mogelijk overdreven de mensen toen, maar in Psalm 150 ~taat nochtans te lezen : « Looft de Heer met bazuingeschal, looft Hem met harp en citer; 1ooft Hem met pauken en koren, looft Hem op snaren en flUit, looft Hem met klank van cimbalen, al wat asem heeft, looft de Heer »... Om op vroegere gebruiken te wijzen vermelden we de « publieke verpachting, in 1823, aen den meestbiedende voor het draegen van het widt vaen ten teyde van de prossessien en het luyden van de groote klok ». Het vaandel moest gedragen worden met een overrok in de processies van de 1~ zondag van de r,naand, de processies van vreemdelingen, dte van Hoogwaardtg, op de Kermis, het feest van 0. L. V. van de Rozenkrans. De aannemer van het luiden met de grote klok moest deze luiden o.m. ten tijde van het Magnificat, op de grote feestdagen, kermissen ten minste 20 minuten lang. Toen er nog geen fanfares bestonden, hielden fijfelaars er de maat en het tempo in. Later werden muzikanten aan ... gesteld, zoals in 1827, toen aan Jan Jozef Severin 6 g. 31 st. 43 o. betaald werd voor het eten en drinken van de muzikanten op de « kermisse »; in 1828 aan de muzikanten van HaJle 24 fr. in nederJancts geld of 11-34 cent voor het spelen in de processie. In 1830 aan J. de Bieeekers 42 fr. voor 6 muzikanten voor het spelen in de processie. In 1869 werd bij Detrie en Janssens een processiehemel van 481 fr. aekocht. Dit lijkt ons goedkoop maar 500 fr. was in die tljd heelwat. . . Het is steed~ een gepl~genheid gebleven dat de burgerhjke overheden m. processtes vertegenwoordigd waren. In 1826 bet_aaJde de kerk aan de « marechaussees » 2 g. 04 op de kermts van Halfoogst « voor te compareren in de processies» (A.P.). In de Mariale Stoet op 16.8.1953 kwamen de volgende groepen voor : Ruiters met de oude standaard der Brusselse Beenhouwersgilde (circa 1700). Kerkwachter met Mariastaf (1840). Schooljongens met het beeld der H. Kindsheid. Engelbewaarder met kind. Jezus en St janneken met volgelingen. Groep H. Theresia van het Kind jezus. Groep karmelietjes en kommunikanten. Groep H. Elisabeth van Hongarije. Vlag van 0. L. V. van Lourdes (.Mariakongregatie). 0. L. V. van tourdes en Bernadette. Groep 0. L. V. van Alsemberg. De XV mysteriën van de Rozenkrans. Vlag van 0. L. V* Uit de litanie van 0. L. V. : de koninginnen. Groep van 0. L. V.
424
van Zeven· Smarten. Uit het leven van 0. L. V. (Opdracht, Boodschap, Bezoek, Geboorte, Opdracht in de tempel, Maria, St. jan en Magdalena). Uit de geschiedenis van 0. L. V. van Alsemberg. Reliekschrijn van 0. L. V. (1400). Matroosjes met schip, zinnebeeld van de H. Kerk onder de hoede van 0. L. V., Ster der Zee. Het genadebeeld van 0. L. V. van Alsemberg. Rondom het Beeld, de vlaggen van Kajotters, Davidsfonds, Grote Gezirynen, Alsembloemtoneelkring en Oudstrijdersbond. De koninklijke fanfare « Laurier en Eik ». De eerwaarde Broeders van Scheppers en het Parochiaal koor. Afvaardiging van de St. Elisabethparochie, met vlag en beeld. Vlag van het H. Sacrament. Het H. Sacrament gedragen door Mgr. Devroede, president van het Belgisch Kollege te Rome. Burgerlijke overheid en Kerkeraad. Bedevaartgangers.
De Kapelletjes Onze streken zijn rijk aan kapelJetjes aJlerhande. Onze parochie munt er voorzeker in uit, vooral wat aantal, verscheidenheid van bouwstof en bouwtrant betreft. « La région de Hal et d' Alsemberg abonde en chapelles, dressées le long des sentiers et des routes, par ou cheminent les pélerins » (Annales de la ~ociété Archéologique de Bruxelles, Deel 47). De beeld~tormers zullen wel met de oudste weg ~ijn, want zoals Anton van Duinkerken dicht : Zij sloegen elk Mariabeeld aan gruis, Verbrandden de kapellen langs de wegen En op dit satanswerk gaf Dolle Dries zijn zegen. Het blijkt thans vast te staan, dat de beeldstormers vreemd, ja zelfs betaald gespuis was, zoals we het ook in onze tijd gezien hebben toen bij sommige mensen alles kort en klein werd geslagen of. .. meegenomen. De Franse sansculotten nebben qe kapeHetjes ook niet gerust gelaten : het waren immers «,des ~mblèmes de la superstîtion », zinnebeelden van het bijgeloof. Toch zijn een paar ervan betrekkelijk oud, wat te danken is aan de duurzaamheid van hun materiaal en de vrome handen die er voor zorgden. Gewone kape11etjes, vooral houten, gaan natuurlijk niet lang mee, doordat ze voortdurend aan weer en wind zijn blootgesteld. Oorkonden over kapellen zijn zeldzaam. Ze werden opgericht uit godsvrucht, sommige uit dankbaarheid voor een bekomen gunst, andere tot bescherming bij dreigende ramp of oorlog, ziekte bij mens of dier, droogte, watersnood enz. .Met een paar aanwijzingen togen metselaar of timmerman aan het werk, wanneer de oprichter ze zelf niet aaneenknutselde. Men is al heel blij een plaatsnaam aan te treffen, zoals de volgende ; in 1321 , apud cappellam supra hoghestrate =-= bij de kapel bovet1 de Hoogstraat (KA 2121); « boven Ingendale ten Cruysken in de "Droege wexde gestrect aen de
425
strate van den Cruysken ter Schoenbuke heyde en aen Claes Vrancx goede » ( 1532) (K.A.) ; « te Halzenberghe ter plaetse geheeten bij tlzouten cruys ... aen de straete aldaer die van Alz. na er Beerssele gaet » ( 0.1547) ; « gelegen in de prochie van Halz. aen. Glzeerts cruys ... lancx de wech die nae Bruessel gaet » (0.1547). We hebben de indruk dat er voortijds meer kruisen dan kapellen waren. Het was minder duur en treffender, hoewel moet toegegeven worden dat kruisen meer opgericht werden in verband met een moord of een ongeluk. .. Op de grote processieweg hebben we achttien kapelletjes gekend. Daarvan moeten er drie als verdwenen beschouwd worden, o.a. het « kapeiletje van de voerman », volgens pastoor Bols zo geheten « om wille van· de sneldalende en gevaarlijk
Alsemberg in het teken van zijn kapelletjes.
(Lhw l.cu Theys)
42{)
draaiende helling». Anderen, evenwel, weten te vertellen dat het bestemd was om de voerlieden, die er steeds wanhopig sukkelden en sakkerden om de berg te bestijgen, er toe te bewegen wat minder te vloeken ... Te Elsene heeft zich eenzelfde geval voorgedaan .. In de Buck leest men, dat « de goedminnende heer van der Aa, insteller van het oudmannekenshuis te Elsene, horende het schromelijke vloeken van enige rafters in het opklimmen van de Elsenberg, een tweede fondatie stichtte, bestaande in een paard, dat de houtlasten de berg müest helpen optrekken, om bij dezer wijs het gevloek te doen ophouden>> ... Ze stond vlak naast de afspanning « de Ster », die met kapelletje en al enkele jaren vóór de eerste oorlog gesloopt werd. De tweede stond boven de Nijsberg en was toegewijd aan 0. L. V. van Zeven Weeën. Helemaal bouwvallig werd ze afgebroken toen Frans de Boeck er zijn villa liet bouwen. Het zal de laatste geweest zijn van de zeven kapellen waarvan hierna sprake is. In een geding tussen de Woudmeester van Brabant tegen Eugeen Nauts, heer van Alsemberg, wiens werklieden jonge beuken hadden uitgetrokken op de planterije gen. de Ossepleyn, is er spraak van « in de Alsenbergsche straete van ontrent het eerste wee capelleken .het tweede wee capelleken en het derde wee capelleken ... » Vermoedelijk geldt het hier drie kapellen gewijd aan· 0. L. V. van Zeven Smarten en stonden die langs de oude processieweg. Een tekst uit 1642 (KA 2324) zal wel op deze kape1Ietj es betrekking hebben : « aen Oovaert Mathys schrijnwerker voor het maecken van ~ de 7 puntens van de zeven ween van ons L. Vr. om op onse I. vrouw wech te stellen ». Het derde verdwenen kapelletje, misschien een v a n bovengenoemde zeven, een eenvoudig gebouwtje van baksteen, stond beneden de Beukenstraat tegen het Vuurstraatje en de Lepelstraat, op Rode. (Die weg is daar gemeenschappelijk voor beide gemeenten). Een vierde kapel stond in de muur van het (Cl. V.T.B.) I goed h k Kapel aan de Rodt> Poort. de ~waan op t t: oe r
427
Kapel aan de Rode Poort.
aan de kant van het Winderickxplein. Het werd opgericht door de weduwe van der VeJden-Houwaert en was toegewijd aan 0. L Vrouw. Op de hoek van de Pastoor Jan Bolsstraat en de Fr. de Nayerstraat (RollebolJestraat) stond in 1820 ook een kapel ; misschien stond daar reeds een kapel in .de 15de eeuw : « onder onser vrouwen Jynde int hangbende van den berghe » (AP). Nu staat daar een linde, die denkelijk in de Franse tijd als <<boom van Vrijheid geplant werd, zoals de linde te Rode aan de Bosstraat De eerste van de nog bestaande kapenen is de grote kapel links aan de voet van de grote kerktrap, « op kosten van de in 191 0 overleden Barbara Walschot in 1894 gebouwd en in 1902 geschilderd ». Het altaar is van steen van Roffroy en kostte 650 fr. Later werd ze vervangen door een gotieke volgens plans van J. J. van Ysendijck, de bouwmeester van de grote kerkherstelling. In 1933 werd ze afgebroken om plaats te maken voor de Mariazaal> onder Pastoor Kestens opgetrokken. De stenen werden genummerd en de kapel enkele meters achteruit wederopgebouwd. Ze is toegewijd aan 0. L. V. van Bijstand, maar het beeld dat er in prijkt
stelt deze eretitel niet voor. Het is een zeer fraai houten beeld uit 1552 dat ongetwijfeld dient vereenzelvigd met dat welk bedoeld wordt in een aantekening van pastoor van Lathem, volgens welke 59 g. betaald werd << aen eenen seer konstigen ende vermaerden meester Judocus Sanda tot Mechelen ... het welcke nu luttel is maer doen veel, naer den tijt »... Deze Sanda is niemand anders dan Joos van Santvoort, want op de. achterkant van het beeld. staat het monogram van de kunstenaar dat ook te vinden is op het stadswapen van Mechelen en op andere beelden. Volgens de Buck (bl. 31) hing dat beeld vroeger in de middenbeuk van de kerk en zou }Jet te vereenzelvigen zijn - met « het belt van Onse L. Vrouwe dat in den beuck hanckt. .. » (van Lathem). De smeedijzeren ring steekt ten andere nog in de rugzijde ervan. De volgende kapel is die aan de Rode Poort, op de Brusselse steenweg, nu de Pastoor Bolsstraat Zij dagtekent van 1797 en is stijlvol gehouwen uit een blok blauwe hardsteen. Binnen prijkt een mooi Iievevrouwebeeld in Spaanse mantel, eveneens van blauwe hardsteen. Het ppschrift er vart luidt : « Dese cape} is gebout ter heeren van onze lieve vrouwe van Halsenberg ». Ze gelijkt sterk op de kapel van. SaHelberg te St. Kwintens-Lennik (ESB, 1929, bi. 256). Boven de ingangspoort van de Rode Poort was er ook een kape11etje, dat enkele jaren geiedet:t bij de verbouwing van het hof verdween. · Honderd meter verderop, aan de ingang van de Lievevrouwestraat, rechts, treft men een zeer merkwaardige kapel :aan, eveneens van blauwe hardsteen, in Renaissance-stijl. Ze is toegewijd aan O.L.V. en werd in 1782 gebouwd door Remi van Cauwelaert uit Wambeek, die te Alsemberg de dochter van brouwer Joos van der Velden gehuwd had. Hij was ook brouwer en herbergier in de « 3 Coningen ». Het zinnebeeld van het brouwersambacht, twee gekruiste roerstokken en een drafmand, staat op het voetstuk gebeeldhouwd. Het opschrift luidt ; Hier is geset dese capelle ter heeren van Onse Lievevrouwe van Alsembergh door Remigius van Cauwelaert ende joanna van der Velden sijne huysvrouwe. Achturn 1782 ». Verder de straat op, hebben we links een kapel gewijd aan St. Jozef. Ze werd in 1868 gebouwd door « G. Bergmans en zijne echtgenoote J. M. de Wandeleer », in de wandeling « Lammeke Pepermans ». Ze is van Boomse baksteen met een paar witte sierstenen. Rechts~ schuin erover, weer een kapel van O.L.V., in 1875 gebouwd door de « kinderen van Obbergen ». Wat verder links ontmoeten we ons eerste boomkapelletje, met opschrift « 0. L. V. van den Eik». Het beeld is echter een 0. L. V. van Scherpenheuvel. Het werd omstreeks 1928 geplaatst door de echteHeden Pieter de Ridderde Boeck. Oudtijds had daar altijd een beeldje gehangen. Aan de overkant, aan de ingangspoort var1 een huis werd
428
429
door de vroegere eigenaar, advokaat Cools, een stenen kapel opgericht. Even voorbij het kerkhof, op de hoek van de Bronstraat, oudtijds Holleborrestraat, st.aat e:n kapel van baksteen, toegewijd aan de H. Antomus, dte helemaal scheef aezakt was en in 1934 rechtgezet en voor de tweede maal ~rondia hersteld werd door mej. Filomena de Boeck; die de grond,t:> geheten « het Tiènbunder », gekocht had van de familie Berghmans-Everaerts, welke de kapel omstreeks 1865 had laten bouwen. Wat verder, hangt een houten kapelletje aan een dikke beuk van het Rondenbos. Zo komen we aan de kruising van de O.L.V.-straat met de Beukenstraat, aan onze grootste kapel. Aan weerskanten staat een arote donkere spar. Ze is in gotische stijl gebouwd van Bo01n~e baksteen, met banden en sluitstenen van witte zandsteen en is toegewijd aan ~.L.V. van Lourd.es. Alle jaren, op de 1ste zondag van met_, gaan de paroch.tanen er processieaewijs naartoe onder geletde van de parochiegeestelijkheid e~ houdt de Pastoor er een toespraak. Aan de binnenkant van de kapel leest men op e~n steen : << Door .. ?e aeuzen vernietigd in 1875. Hersteld 111 1876 P.J. Manen, Pastoor». Reeds zeer vroeg moet aldaar een kapel. gestaan hebben : het was aan de arote weg naar Brussel, dte verder langs het Hongerijenhof liep. Waarschijnlijk was. het ee~ boomkapelletje, te oordelen naar een plaatsnaam utt 1448 . « aen onser Vrouwen lindeken ». Een andere tekst luidt : « een geplant nieuw bos gaande naar Hongerijen bij het Beeldt van O.L.V. komende t e g e n den ouden bosch der kercke ». Hier was het dat de Brusselse Broederschap van 0. L. V. « de man tel presenteerde » bij zijn jaarlijkse bedevaart. (Zie hoofdstuk Bedevaarten). Aan een kapel of kruis werden vaak lindebomen geplant. Het kruis van Kristus was gemaakt van linden .. hout en alleen het Kruis en de doornen werden door de blik. geraa kt, b''IJ Kapel l'an Cauwelaert. sem met (Foto .c:r., t934) 430
de dood van 0. L. Heer. Zo wordt door sonu,pige volksmensen gemeend dat .een kapel of een kruis door de bliksem niet ;zullen getroffen worden, als er lindebomen rond staan. Dit is natuurlijk maar .volksgeloof. Even verder, rechts, weer een kapelJetje aan een boomtronk. . Door de zorg van Pastoor van Woensel werd in de Beukenstraat (oudtijds de Schoonbeukheidestraat), 200 m. voorbij de Grote Kapel, in I 954 de Eeuwfeestkapel gebouwd, als aandenken van ·het Maria-jaar door Pius XII afgekondigd ter gelegenheid van de Honderdste verjaring van Kapel van Cauwelaert. de dogmaverklaring van de On(Pentek. Lco Thcys, cl. E.S.B.) b , . kt O ev1e e ntvangems van 0. L. Vrouw: Het 2 m. hoge beeld van de Onbevlekte, in Lavous~een, ts het werk van Albert Poels uit Borgerhout ( Antw.) dte ook het met witte steen overkapte muurvlak ontwierp waartegen het beeld hangt. Het is een indrukwekkend kunst~ wer~! geplaatst in een weids kader. Het werd op 26.9.1 954 geWIJd door Z. Exc. Mgr. Forni, Pauselijk Nuntius te Brussel. .Enkele stappen v~rder beg~oeten we links ee~ eïgenaardtg O.L.y.-kapelletje van wttgekalkte bruine zandsteen ond~r een Jmdeboom. Het draagt het ingekapt opschrift ; << Dteudonne 1832 Halle ». Gezelle zou er wel aedicht hebben « Wees . gegroet mij nauwelijks in de ~orgendoom erkenbaar, Lteve Vrouwken, aan de lindeboom». Nog wat verder, rechts, staat er haast dezelfde kapel ter ere van St. Antonius, eveneens onder een oude lindeboom. Het werd waarschijnlijk gebouwd voor Frans Descarups en Anna Katarina Borremans winkeliers te Halle aldaar op de Klinkaard overleden in' 1839. ' Na een kij~je op het omliggende golvende landschap, dalen we een diep Uitgeholde, schilderachtige straat af met rotsachtige wand van bruine zandsteen. Het was de oeroude weg van de Rodenaren naar Brussel. De volgende vier kapellen staan op het grondgebied van Rode. We vermeiden ze echter ook, omdat, zoals we reeds elders zeiden, ze op de grote omweg, de vroegere grote processieweg van Alsemberg, gelegen zijn. De eerste kapel staat links tegen ~et huis v~n de kinderen. j.B. van Rossum-H{lnssens. Ze ts van brume zandsteen van hetzelfde model ais de twee voorgaande. Ze is trouwens uit dezelfde tijd en werd in 1834 opgericht op last van Pastoor van l:foylant van Al431
sembera. Aan de overkant, op de hoek van de omheiningsmuur v::,an het klooster van de Zusters van Zeven Weeën staat een kapel van Hollandse klinkers. Ze werd door de Zusters een eerste maal in 1847, een tweede maal tussen 1925 en 1930 en een derde maal in 1957, herbouwd met erin een beeld: werk van Dries van den Broeck uit Alsemberg. Verder de Dorpstraat door, op de hoek van de Bosstraat, staat een eenvoudige witgekalkte kapel onder een knoestige breedaekruinde linde., In 1934 werd er een verguld beeldje ::,vari O.L.V. van Alsemberg in geplaatst. Aldaar wordt ook voor de processie van Rode een rustaltaar opgericht. Over de oprichting van die kapel is niets bekend. Vroeo-er stond daar een stenen kruis, dat vermoedelijk onder : .:,de Franse bezetting ve~nie.Id en vervangen werd door de linde, als boom van vnjhetd. Oudtijds volgde de grote processie d~ Bosstraat tot aan de eerste weg rechts. Dit verklaart welhc~t waarom .er daar een kapel staat. Het is een net en stevtg gebouWtJe, in 1889 opgericht uit rode en zwarte Boomse ?aksteen met een band van witte steen. In de voorgevelspits staat inaebeiteld : « 1889 J.M.R. » (Jozef Michiels-Ruys), destijds schrijnwerker, winkelier en herbergier in den Hert, aan de kerk van Rode. Zo komen we weer op het grondgebied onzer gemeen-
Boomkapelletje op het Orootveld.
(Schilderij van Yvnnne Reper}
te. De volgende kapel staat ingebouwd in een huis van de steenweg van Rode, op het Winderickxplein. Het is tameHjk oud, doch werd meermaals verbouwd. Het laatste kapelletje van de ommegang staat ook in een muur van een tierberg op hetzelfde plein. Het werd gebouwd door Firmin Raes-Mommens. Er staat een beeld van de H. Theresia van Lisieux in. Er bJijven ons dan nog enkele kapellen te beschrijven die in de andere wijken van de gemeente verspreid liggen. , Boven de Ro11ebaan op de weg naar Beersel hangt op een ·zeer eenzame plaats een kape1Jetje aan een knoteik. Het dagtekent van zeer kort na de eerste oorlog en werd er geplaatst door de wed. P. Theys-Jude. 1n het midden van de velden Van de heuvJige Alsemgouw Moge het er blijven tronen 't Eikjen en Onze Lieve Vrouw. Door vandalen vernield werd het in 1932 hersteld. Op een prachtige avond in de meimaand van dat jaar vertrok onder klokgelui van uit de kerk een talrijke menigte om een nieuw kapeHetje met O.L.V.-beeldje, geboetseerd door een Alsembergenaar te plaatsen. Pastoor Kestens hield er een toespraak, waarna onder het zingen van Marialiederen de terugtocht langs een omweg in de wijdingvolle avondstilte aangevangen werd. Boven, tegen het sparrenbos op het hoogste punt van de gemeente (123 m.) werd in 1934 door de Wed. Pieter Coenen-de Nayer een ander houten kape11etje opgehangen, ter plaatse. soms geheten het << Tafelke >> omdat er in vroeger jaren de tafeltjes met levensYi' middelen voor de pelgrims opgellll steld werden. Het kapelietje is ge_.·./·'"'"'"''-' wijd aan O.L.V. van Alsemberg. Het pleisteren beeld dat er staat werd geboetseerd door jules Raes. Op. de Meigemheide, op de weg naar de Laarheide, treft men een stevig gebouwde kapel aan, gewijd aan O.L.V. Onbevlekt Ontvangen. Ze werd er opgericht door « Franciscus van Cutsem ter eere van Catharina de Greef overleden den 29 Mei 1876 ». Van binnen hangt er een ingelijst dokument in, in het Latijn gesteld door Pastoor de Ruysscher, tot Boomkapelletje Coenen-.de Neyer. vaststelling van de herstelling en aan de Grofenbos. de inwijding. In 1947 werd door (I\mtek. l.t>l\ The)·s, ct. E.S.B.)
433
de echtelingen Willem Seminckx-Tassignon uit dankbaarheid voor de behouden terugkeer van hun zonen uit de oorlog, op de hoek van de straat naar de Grotebos en de straat naar het Wit Kapelletje, een kapel van baksteen en dak van beton gebouwd, gesloten met een grote ijzeren deur. Het opschrift luidt : O.L.V. van Lourdes I ter eere 1 uit dank voor bekomen gunst 1 Ome Seminckx-Tassignon jjaar 1947.» Een andere kapel staat op de Elsemheide boven de Schoolstraat. Ze is tamelijk oud en staat vermeld op de stafkaart. Op het Heike tegen de grens van Dworp heeft het gezin J.B. Christiaens-van Isterdael in 1926 een schone kapel van rode gevelsteen laten optrekken. Ze is toegewijd aan het H. Hart van Jezus. De volgende leidt ons naar de vallei van de Molenbeek op de steenweg naar Halle, op het gehucht Heidenbroek, naast de herberg « De Drie Gapers ». Ze is gebouwd met rode en zwarte Boomse baksteen en draagt het opschrift « E.F. Winderickx en M.A. Rossel 1864 ». Ze is toegewijd aan O.L.V. Moeder van Barmhartigheid. Te Tenbroek, in de Put, in de voorgevel van het huis van 0. DevilJé is er ook een fraaie kapel, enkele tientallen jaren geleden, uit dank voor een genezing, ingebouwd door Hendrik de Greef, aannemer. Omstreeks 1930 werd in de Grotebos, aan de ·kant van Alsemberg, op de weg doorheen het bos naar de Meigemheide aan een dikke hoge beuk een kapelletje met daarin een mooi porceleinen beeldje van O.L.V. opgehangen en aan de voet van de boom een rust- en knielbank geplaatst. In het begin van de tweede oorlog werden door het volk al die bomen geveld en weggehaald. Het kapelletje verdween ook meteen.
-~
. -<r
Kapel op het Groofl•eld.
(Pentek. l.eo Tlteys, ct E.S.B.)
434
Kapel van Obberghen.
Aan de voet van het Wit Kapelleke.
(Schilderij van Yvonne Reper)
Als laatste kapel vermelden we het bekend «Wit Kapelleke », op de Witteweg naar de Elsemheide. Het staat er... « hoog verheven, albeheersend, albewakend zo lijk moederliefde. doet »... Het is tevens ons oudste kapelletje, stevig van witte zandsteen in 1728 tere ere van O.L.V. gebouwd door Frans en Jan Usselinckx en Joanna van der Linden. Het waren de kinderen van de toenmalige heer van het dorp « prenobilis Dominus Egidius Franciscus Usselincx », die op 13.5.1715 overleed en in het koor aan de voet van het altaar der H. Elisabeth bijgezet werd (sepultus in choro ad pede alfaris sancte Elisabeth). Hij was gehuwd met Margriet Nauts, een dochter van de heer van Alsemberg. Men vindt de kapel dikwijls vermeld, o.m. in 1789 « den eekelen bosch aent wit cappelleken »; in 1812 : « Le Eykelen bosch aboutissant à la ruelle de Blanc Chapel >>, in 1832 : « pastoreel goed gelegen aen het wit capelleke ». (AP.). Pastoor de Ruysscher liet het verweerd, in steen uitgekapt opschrift herstellen, dat nu luidt « Kapel in 1728 gebouwd door Frans en Jan Usselincx en joanna van der Linden. In 1929 hersteld O.L.V. ter eer». Op een der dorpels staat het jaartal 1885. In een lijst van verkoping van sch(,larhout in 1730
(Petttek. I.eu Theys, cT. E.S.B.)
435
(0.8314) op «den Eyckenen bosch » wordt de eerste koop aangeduid als volgt : « coop beginnende aen het capelleken van Platteau >>. Van dat kapelletje is niets anders bekend. Deze eikenbos lag tussen het wit kapelleke en de Waterpoel. We zouden zeggen dat het een voorganger is van het Wit Kapelletje, maar dit bestond toen reeds twee jaar. In 1787 (0. 8323) werd een eerste koop bomen vermeld als volgt : « gehaemert op den Byekenbosch te beginnen aen het wH Capelleken ». Het is nochtans best mogelijk dat de benaming « Wit Kapelleke » geleidelijk die « van Platteau » verdrongen heeft. De kapeJietjes getuigen van de vroomheid van ons volk, ze brengen in het landschap, waarmee ze innig vergroeid zijn een waas van wijding en bescherming. Op wandel ontmoet men ze met een blij gevoel in het veld, aan het kruispunt der wegen, aan de zoom van het bos, onder het schaduwrijke lover. Laten we ze derhalve in ere houden, er mooie bijbouwen, de belangstelling er voor wekken en vooral de vrome poëzie ervan door onze kinderen leren waarderen.
Bedevaart en Broederschappen Alsemberg was de eeuwen door· een beroemde bedevaartplaats. In het « Groot Kerkelijk toneel des Hertogdoms van Brabant», evenals bij andere schrijvers, die elkander echter slechts herhalen, en soms verkeerd, leest men dat de H. Maagd aldaar driemaal verscheen. In de Brusselse « Almanach nouveau ou Guide fidèie » van 1760 wordt Alsemberg geroemd als volgt : « C'est un lieu saint et très renommé par les miracles qui s'y opèrent encore tous les jours par l'intercession de Ia Mère de Dieu qui y apparut trois fois ». Hier wordt natuurlijk verward met de « verschijningen » aan de H. Elisabeth enz. Bij een diploma, te Lens op 8.11.1413 uitgegeven, op verzoek van Hendrik van Withem, heer van Beersel, verleende Jan van Oavere, bisschop van Kamerijk, veertig dagen aflaat aan hen die de kerk van Alsemberg op bepaalde feestdagen zouden bezoeken. In dat stuk staat te lezen, dat de kerk van Alsemberg «rijk was aan veel schone reJikwiën van heiligen en dat er veel mirakelen geschiedden ». In een ander diploma van het jaar 1419, dat in januari 1426-1427 vernieuwd werd) verzoekt jan IV zijn prelaten, edelen~ steden enz. te laten weten hoezeer de tempel gebrek had a3.n boeken en ornamenten, ten gevolge van de aangroei der godsvrucht (Wauters, lil). .. Op sommige tijdstippen was de toevloed van bedevaarders ongemeen groot. Dan kwamen de Minderbroeders van het Klooster van Boetendaal (Ukkel) hier helpen biechten enz. Dit was vooral het geval op de zgn. O.L.V.-dagen.
Die biechtvaders trokken daarvoor 24 g. per jaar. (ESB, 1934, bi. 269). In 1643 was de toevloed zó groot, dat « veJe personen binnen Brussel ende andere plaetsen (waren) gekoemen waerdoor de kercke de naer volghende jaeren seer besocht is geweest, principaelijck op de feestdaegen van O.L.V. wanneer dickwîJs vier biechtvaeders niet ghenoech en hebben geweest om de bichte van de pelgrims te Ilooren >>. (AP). In ee\1 dekanaal verslag van 1664 staat voor dit jaar een gro.te toeloop van volk vermeld ( magnus concursus). Het spreekt vanzelf dat de bedevaarten tijden van slapte kenden. Onder Jozef II vieie.n ze zelfs gans weg. De keizer had immers bij dekreet van 10.5.1786 al de « bedevaarten- in troepen en de jubilé's » afgeschaft, terwijl het aantal processies verminderd werd tot twee per parochie, en het welvoegJijkshaJve, verboden werd er muziek te spe~ Jen en beelden en vaandels van ambachten of andere dergelijke veelkleurige zaken rond te dragen (Pit·enne, V, bl. 40). De kerk ondervond al dadelijk de geldelijke gevolgen daarvan, en in een kerkrekening van dat jaar vernemen we « dat den apport der kercke uyt de ofrandens in de schaelen en offerblokken volgens het gemeyne jaer 250 g. bedraegt maer aengesien dat door het plakkaert van Z.M. alle pellegrimagiën en beganckenissen komen te cesseren » was er maar bev:onden 120 g. (RK 46764). Volgens overoud gebruik trok de pastoor « voor het tracteren der pastoors komende met hunne gemeyntens » 50 g., maar in 1818 «het gouvernement die 50 g .... weigerende, aldus de processies door verzo.ek van het gouvernement ende kerkmeesters niet meer komende ».
Bedevaart, wondere genezingen enz. In dit hoofdstuk zijn de feiten opgenomen die een overzicht geven over de plaatsen waaruit naar Alsemberg ter bedevaart werc~ gekomen of nog gekomen wordt aismede de door sommige pastoors in registers opgetekende «wondere genezingen en treffende feiten». Het hoeft wel geen betoog dat de Kerk zelf al die feiten niet als mirakelen beschouwt en daar gaat het hier ten andere niet om. Benevens het bewijs van de zeer grote verering waarvan O.L.V. het voorwerp was, bestaat er een voldoend historisch belang bij om ze in deze monografie ' die zo volledig mogelijk wil zijn, op te nemen. . In elk geval, waren het geen mirakelen, toch hebben dUtzenden mensen daarin troost in hun nood gevonden, terwijl de Wetenschap hun toch toen niets te bieden had. En zegt Shakespeare met dat er tussen aarde en hemel meer zaken zijn dan wij, mensen kunnen bevroeden? Geschîedschrijver Jan Oielemans, onderprior van Rode~ Klooster ( 1437-1487), heeft reeds dergelijke gebeurtenissen
436
437
opaetekend. Pastoor van Lathem ( 1639-1657) tekende er het me~st op, en schrijft daarover onder meer : << And~re mirakelen boven de voornoemde zijnder noch beschreven m den voornoemden boeck die ick hier achterlate eens-deels om dat den dagh ende tijdt daerop bij soo besonderlijck niet &"~estelt en is noa de mirakuleuse plaetse : anderdeels om-dat Stj de voorn~emcte ahelijck sijn, uyt de welcke wij ghenoech können gekennen° dat Alsenberghe een is van de mirakuleuse plaetsen die de H. Maghet Maria hier in Neder-landt verkosen heef.t, al is 't dat die door de oorloge seer uyt der menschen memone g heaaen is die te voren oock in de zee bekent is gheweest, het wel~ke wi{ konnen bevestighen uyt de offerand~. van diveersche silvere visschen die aldaer over langhen hJ dt gheoffert zijn, seer waerschijnlijck van diveersche persoonen die in de perijckelen van de zee de st.ene der zee tot Alsenberghe vermaerf aeno-eroepen hebben ende ghelijck de voorgaende hare hulpe 'verk~eghen : die ons met hun exempel leeren haer in alle onsen noodt ende benoutheden te aen-roepen, om haren bijstant oock te gheniet·en. » . Toch betreurt hij, dat alle mirakelen die aldaer geschiedt zijn van het beginsel ni·et ·en sijn beschreven door de onachtsaamheydt van onse voorouders ... Het selve beklaeght oock seer gheleerden Lipsius in de geschiedenis van O.L.V. van Halle » ... Niet alle pastoor hielden aantekeningen van de bijzondere weldaden die aan O.L.V. toegeschreven werden. De volgende pastoors hebben er in hun registers opgenomen : Diericx (1425- ... ) 3; Knaep (1480-1499) 2; Bruylandt (1499-1512) 7; Koelman (1512-1531) 12; Storms (15721580) 2; van Lathem (1642-1657) 19; de Clerck (1680-1706) 2; Stuyckers (1667-1679) 4; Claes (1531-1559) 1; Le Corbisier (1706-1752) 2; van Hoy1ant (1820-1861) 2; Mariën (1861-1884) 1; Bols (1887-1907) 9. Na deze pastoor zijn geen aantekeningen meer bekend. Alsemberg: In 1625 geneest de 10-jarige Jan de Lau~ van zijn « gesletenheid », na driemaal rond het beeld van O.L.V. te zijn gegaan. Na veel gebeden te hebben, verkregen de Zusters van het Duits klooster alhier gans onverwacht een bijzondere gunst, zo tekent Pastoor Bols in 1889 op.
Anftverpen. In 1521 woonde er « ontrent de Kammer..: poorte » Cornelius Twaelf en zijn huisvrouw Barbara. Ze hadden een zoon, Lukas) die «bevangen » van een zware ziekte, overleden was. De ouders beloofden de « Maghet Maria tot Aisenberghe » te bezoeken en te begiften met goud en zilver indien hun kind levend mocht worden. Wat geschiedde. Arquennes. Alhier bestaat er een kapelletje dat aan
O.L.V. van Alsemberg toegewijd is. 438
Q·E;B~;~I -l:al~ C9-~v,ccJ.'iew·'JJwuw .;x
Vu:H,
'1'1!' ,,~;,-,.d);~~~J'f·'J~~-,r:a'.,·,,~!r-'l'
:-~"..!,;, ~~~1·,~~~~~·· .c;eeerdPilder de~~ btd t'a" ZJ~ESTER.
OJIOJ.:J~IW !Jl<;Jl W./.JJ)SOJUP! r~t;· !:!_ijl de S'l'IW du• (lll,r, op de ?I'i! det•Attrde ,qdeid. Doór de unnu;d die. /U/Ie' rid l'cl'l'fllde,IJ!Ïdc /.'rihÓI'· tlm!.lc.rl;,~('/frütus. /lt't'Á'rijq tm.r II«J/. ~lld(lt• ltin· dt•mi.rde-hawu drr ~ml~9'Ac•rd te brreil-.-.rf·.
OJIOF:{)foifl W.:tl.JllWJ.:fo'l/Rll)! G_ij Z.fÏl cÛ' 8'/'l•ill
dté 011.ropdr Zf<'th•,/rtrde qdr.it.tJJrJtll'nd;m)(tnid umt droefheiddat !/111(' :ttf>l.tioorbporde;onderltd.Krw.'runn.le.rus-mn.'rtu.r, /lrrkt;tlg on.r IJ{Jt/.defmarle/t(hpjjn~l/le l!errlrtltfen, iJ~ t)(!l'reltlgr'ngmd tuut ,Jinarlrn tWtlt• ;.~riiu•rt l'tlll f/{(•rgZtJOII•
O.JI1JfiiliER DKR Gt;OIUF:! C_ij :tfjt de. S'l'Kil tlie
.Bet miraleleus 111Y'7d vrut fl.t.Vumtdl.remul'{!f flt'.rclion7.-edoor iltillElisal;t'Dl etl ve.reerclsedu-t lu:tJi:wr .J2Jo, orulenh/ lik/. IJOJt Zceo lêl7.
t1TI.\· up de ~Ce rferAarde qrl<>ûl.JJ110rrle madw tlié tlfi Ût denUe1t1d kit :te:•·tu·Cims~Jt~ baif->, vrrlrrjjg <lll.r van. aan de eelüt,igisdupvll!lil:. Ie Dlltmappell. t'l7 à,, 7td ha11ll rfo.. 7/i/verlotm
aa:nkkuttu•.fl,. I
_.
t
Bedevaartprent je.
Asse. Op 4.6.1657 verklaarde Lieven Clerens van deze paroohie, toen hij ter bedevaart kwam, dat hij na alles te hebben aangewend) van zijn breuk genezen was en benev•ens een «zekere offerande>> zijn band in de kerk gelaten heeft.
Bavay (Frankrijk). In 1473 had de vrouw van Jan ~o hier een dood kind gebaard, d;;J.t na 54 uren begraven te zijn en op verzoek van de moeder ontgraven werd, gedoopt en daarna nog 16 uren zou hebben geleefd. De moeder kwam alhier ter bedevaart op 19 april van bovengenoemd jaar. Beerse. Op 1. 7.1524 viel het dochtertJe van Hendrik Herreman achterover jn een kokende ketel water, zodat haar oren, ogen en hoofd helemaal verbrand werden en zij in stervensgevaar verkeerde. De ouders beloofden een bedevaart naar Alsemberg te doen << bervoet ende in wullen ». Het kind genas. Beersel ( 1652). Schonk bij gelegenheid van de grote plechtigheden in 1891 ampullen, een kandelaar en een velumstander.
Beert en Bellingen vermeld in 1652. Bergen. Reeds lang vóór de oprichting, in die stad, van een broederschap van O.L.V. van Alsemberg in 1669, waren er veel pelgrims uit die streek alhier ingeschreven. De aanleiding tot de stichting van die broederschap was de genezing van jan Huvel; de zoon van een burger, en van de vrouw van Bernani Perin, in die stad, waar de pest heerste. Het gerucht
.. 439
van die aenezinaen verspreidde zich toen ze uit Alsemberg b b aenez€n weerkeerden. Die broederschap 'b e k wam een b'"tjzondere kapel in de St. Woutruidkerk die prachtig versierd werd) o.m. met een Mariabeeld, dat in de St. Elisabethkerk gewijd en pl·echtig naar de eerstgenoemde kerk gedragen ~erd te midden van een grote toevloed van volk. In februan 1669 werd het blinde driejarig kind van Marie Buselin-Bastien e1: wonderbaar genezen, wat vóór notaris en getuigen bevestigd werd. Van dat jaar af trok de broederschap elk jaar ter bedevaart naar hier, zondags in het oktaaf van O.L.V,-Hemelvaan. De eerste maal schonken ze een zilveren wierookvat. Volgens het toenmalig gebruik werden ze aan de herberg waar ze vernacht hadden door de pastoor met kruis en vaandels afgehaald en vergezeld naar de kerk, waar een plechtige mis opgedragen werd. Daàrna s-chonk men hun negen zilveren medailles bestemd voor de proost, de grootmeesters en andere bestuursIeden van de broedetschap. Onder de leden werden 60 « banderollen » uitgedeeld. Paus Kiemens X had in 1670 aan de · broederschap twee volle en twee gedeeltelijke aflaten verleend. In de 17de eeuw telde z·e meer dan 300 leden. Onder ~ de leden ingeschreven omstreeks 1775 stipt men de volgende namen aan : Godefroy, vicaris-generaal, Doornik; Laveine, pastoor van 's Gravenbrakei; Raoulx, pastoor van Fr·emeries; Sotteau) plebaan van St. Goedele te Bruss·el; Valentin, pastoor van Baudoux; Sibile Demplié) missionnaire St. Symphorien; CoqueJet en andere priesters van de St. Woutruidekerk; August François Finet, priester; Lefranc, grootkapelaan van St. Woutruid; Maillot, kapelaan van St. E1isabeth. Onder de lekeleden stipt men de grootste namen van onze adel aan : Noblesse et Chapitre de Ste Waudru ... Marie Constance d'Argenteau, Marie Anne Claire de Nassau, Charlotte Auguste Françoise de Stolbergh, Marie Thérèse CharJotte de Ghistelle, . Marie Thérèse Ferdinande lsabelle Comtesse de Hinnisdaei, Marie Thérèse de Warembraine, Abdis Marie Anne Charlotte princesse de Lorraine, Marie Thérèse de Montfort, Marie Ciaire de Warcoing Nassau Conroy, Matie Florence de Trautmansdorf, Philippe, Prinoe de Ohistelle, Matbilde de Damme. In het « Grand registre de la ConfPérie » staan in 1775 149 leden aangetekend. De laatste inschrijvingen zijn van 1826. Het moet wel zijn dat in die bedevaarten niet alles steeds ordelijk verliep. In 1717 werd door de Pastoor en kerkmeesters aan de broederschap geschreven dat om al1e wanorde en verwarring die in de jaarlijkse bedevaart zouden kunnen ontstaan te voorkomen, en om de godsvrucht tot O.L.V. te bevorderen, de broeders in de processie « une branche (draagstokken ? ) de la Vierge » zouden dragen en de andere « branche » zou gedragen worden door de andere broeders « seion les stations». Verder dat er door de Kerkeraad geklaagd wordt dat er grote onkosten zijn ... Aan hun « bonne confrérie» zal de raad jaarlijks J2 g. schenken om uit te geven, 3 grote en 30 kleine
vaantjes ( étendars). De brief was gericht aan C. Levecq receveur de la confrerie N.D. à Mons (AP). Op 2. 7.1769 vierden ze een jubelfeest waarin de gl?.ric van O.L.V. van Alsemberg uitgebeeld werd. Er waren talnJke praalwagens m·et opschriften, onder andere de wagen van. de Staten van Vlaanderen, die vroeger hulp waren komen afsmeken in onze kerk. Van 25 augustus tot 5 september van datzelfde jaar werd opnieuw feest gevierd in de Kollegiale kerk van Bergen, bij gelegenheid van het 200-jarig bestaan van de Broederschap. I·n het boekje dat toen te Bergenuitgegeven werd, staat de versiering van de St. Woutruidekerk en de stoet met opschriften en al, uitvoerig beschreven. « Une cavalcade formée par Ja plus brillante jeunesse de la Ville, précédée de tymbales et trompettes, annoncera au Peuple Ia marche de cette célèbre procession ». De volgende genootschappen stapten in de processie mee : de Broederschap van de H. Geest; di·e van O.L.V. van Bon-Secours; die van O.L.V. van Tongres; die van O.L.V. van Halle; van OLV. van Mont-Serrat, van St. Anna; van Q.L. V. van Alsemberg. Het beeld van O.L.V. van Alsemberg « sera élevée en triomphe sur Ie char de Madame Sainte Waudru ». In het werkje van 1769, dat in 1855 herdrukt werd, staat ook de beschrijving van die stoet. In 1854 telde de broederschap 163 leden. Op zondag 28 mei van dat jaar werd in de St. Woutruidekerk een prachtig vaandel, geschonken door een godvruchtig persoon, plechtig gewijd. In evengenoemde kerk is de vijfde van de 29 zi).kapellen, aan de zuidkant, aan O.L.V. van Alse·mberg geWIJd. Hoog boven het altaar staat een beeld van de H. Maagd van hout en pleister, behalve de blauwe sluier mooi verguld, op een konsole geplaatst. Het is een nabootsing van het beeld te Alsemberg, maar valt onderaan breder uit. Door de Broederschap van Bergen werden verschillende . giften aan onze kerk gedaan~ In 167? .schonk het een schil~e:ij, waarop Kristoffel van Lemens het vtstoen van Pastoor Egtdms voorgesteld had. Op het stuk staat de aanleiding tot die schenking geschilderd. In het hoofdstuk over de schilderijen wordt het uitvoeriger besproken. In 1687 schonk het een « schone witte kazuifel met een velum om de kelk te dekken ». In 1710 kwam de bedevaart met 20 personen en offerden ze 10 g. en 10 st. Voor de mis van de broederschap ontving de koster in 1827 1 g. en 2 st. of 2 frank. Op 28.5.1854 werd het kostbaar vaandel waarvan hiervoren sprake is, alhier gewijd. Het beeld van de H. Moeder Anna, in onze kerk, gemaakt door Leopold Blanchaert, van Maltebrugge, werd ook door meergenoemd broederschap geschonken, in 1894.
Bertem. In 1525 « ontrent half mey » viel het driejarig kind van Pieter Pirijn en zijn vrouw Katelijne, geheten Niklaas, in de beek en bleef er een hele tijd inliggen zodat
440 441
men het dood waande. Het werd nochtans gered en de ouders kwamen kort daarna samen m·et het kind Maria danken.
Bosvoorde. Op 8.5.1650 viel << Louwis de Vadder wonende onder Boytsvoert » in een brouwketel. In zijn val riep hij O.L.V. van Alsemberg aan en tot verwondering van al de aanwezigen, werd hij zonder enige menselijke hulp verLost en was zijn « verbrandtheyt » spoedig genezen. Uit dankbaarheid kwam hij zich op 26 mei daarna te Alsemberg vertonen. Deze parochie kwam ter bedevaart op de zondag na O.L.V. Geboorte. In 1820 offerde ze een bedrag van 6 g. Bousval. Tussen dit dorp en de puinen van de abdij van Villers-la-.Ville staat in het veld op ·het gehucht « Cérisier » een kapelletje t·er ere van O.L.V. van Alsemberg. Broekzele bij St. Omaars (Frankrijk). ln dit dorp werden in 1509 een jongeling en een oud man Amand Boeffens « woonende te Brouckseele bij Ste Omer >>, 16 jaar ouq, en Bauduines Blanckaert, op dezelfde dag van een breuk genezen. De genezen jongeling bracht alhier als dank een « levende herte » en zoveel koren « daer tegen gewogen >>. Te Brugge was onze bedevaart reeds in de 14de eeuw bekend. Op een loterijbriefje uit 1446 (La Flandre, lil, 64) leest men : « On se soet Vrauwe van Alsberghe ende van Allen (Halle), Die moet ons wachten van mesvallen (ongelukken)». Reeds in 1494 bezat onze kerk er « drije huysen met hunne toebehoorten geleghen te. Brugghe in de Swerte leertouwersstraete », die in 1594 of 1595 verkocht werden voor « 50 ponden grooten vlaemsch » (KA 2324). Brussel. Uit Brussel kwamen reeds zeer vroeg pelgrims. Het is misschien bij gelegenheid van een bedevaart dat kanunnik Jan Augustijns van St. Ooedele een grote gift deed aan O.L.V. van Als. (P. Lefèvre, L·'organisation ecclésiastiqu~ à Bruxelles au moyen-äge, 1942). De broederschap van O.L.V. van Alsemberg te Brussd moet zeer, zeer oud zijn. In 1534 werd de « ordonnantie» er van vernieuwd door de « proosten » jan de Swerte en jan Breeme ten bijzijn van Jan en Kristoffel Eleonaert de Oroote, jan de Oruytere, Hendrik Linthout, Francis en Coenraerd van den Bossche « en meer andere ». Hierna volgt de kern van die statuten; ze zijn niet zonder belang. Elk jaar op Halfoogst geven de leden één stuiver; bij hun overlijden 4 oude groten tegen 5 plakken 8 mijten Brabants. Kunnen lid worden : mannen en vrouwen staande « te goeden namen ende famen ». Zij moeten beloven « de ordonnantie te onderhoiden ». Elke broeder en zuster( leden) is gehouden jaarlijks «te comen ten dage als men O.L.V. tot Alsenberg sal ommedragen om onser L.V. den mantel te presenteren die men jaerlycx O.L.V. gewoon is te presenteren ende die de proosten altijdt continuelijek sijn
442
geweest tot hun beider geHeften ende coste te doen maecken» ... Van nu af zal voortaan « gemaeckt navolgingen der oude costumen jaerlijcx ten daege van den maeltijd van Alsenberg twee nieuwe proosten ». De mantel die men O.L.V. preset1teert « sal altijd ten Ciage als m·en O.L.V. ommedraegt haer aengedaen worden tot Alsenberg onder de Linde terstont naër dat het sermoon aldaer gedaen sal wesen ». Hier rijst de vraag waar die linde stond. In een schepenakte uit 1448 is er sprake van « tvelt geheten te Ste·erte beneden Onser Vrouwen lindeken »; in 1612 « een groot bunder lants onder on se vrouwen linde>> (AP). Die linde stond ergens waar nu de Grote Kapel van O.L.V. van Lourdes staat aan de samenloop van de O.L.V.straat en de Beukenstraat Men vergete niet dat de Alsembergsesteenweg pas. in 1740 aangelegd werd ·en dat de pelgrims de oude Brusselweg volgden, die aan de Galg voorbijkwam. Wanneer de mantel, die ze dus uit Brussel meebrachten, gepresenteerd was, werd het beeld van O.L.V. dat aldaar aangebracht was door personen van Alsemberg, « gedragen tot Rode aen de kerk ». Van aan de linde volgde de stoet het langste gedeelte van de oude processieweg die langs de Beukenstraat over de dorpskom van ·laatstgenoemde gemeente liep. Te Lede werd onderweg ook onder een linde « de prediklinde >> gesermoend. « Naer dien O.L.V. wederom in de kercke sal wesen soo selen de broeders ende susters tsamen gaen eten ende drinckèn naer d'oude costumen» ... Tot behoef van de maaltijd zal elke broeder voor zijn gelag schuldig zijn te geven 2 stuiver en de vrouwen 1. De proosten hebben tot opdracht jaarlijks « den amptman te bidden dat hij met desen sal willen mede rijden om de broederschap van O.L.V. eere te doen». De proosten waren ook gehouden de amman of zijn plaatsvervanger « die met hen sal rijden », jaarlijks << te schincken eenen hoed alsoo goet ende sulk als sij daer af eere sullen willen hebben ». De proosten moesten ook alle jaren zorgen voor « vaentjens ende roeykens na er d'oude costume» ... Ze moesten ook « besorgen en onderspreken goede herberge om te logeren alsoo voor de gereede luyden als andersints ... Terstont als het gesel schap ... sal sijn afgeseten soo sullen sij met de proosten ... gaen ter kercke misse hooren die de proosten sullen besorgen »... De rentmeesters der stad waren gewoon te geven « tot des er feesten een billet voor 8 oft 10 gelten Rijnsehen wijn » en daartoe moesten de proosten bezorrren zoveel wijn als het gezelschap «behoeven sal welken ;ijn men sal vaten te Brussele ». De proosten moeten « besorgen tinne schotelen, potten ende gelazen ten dage van de maeltijt van Alsenberge endè tot dien ook ammelakens ende tamelijk »... « Ter macltijd en sal niemant comen eten dan elk op sijn gelag die in de broe-
443
derschap niet en is >>... Niemand en mocht << met iemand vreemd op de kamer als met sijn beminden (eigen volk) of a en tafel komen op straf van afgeleden te worden ... ende als wij zullen naer Alsenberge gaen met koetse of te peerde of te voet» worden alle die zullen uit de «trijn» (stoet) rijden of gaan << zullen, met 3 stuiver boete bestraft worden. >> Iedereen die moet onthouden van bij in de « processie gaen gelijck zij gepaert geweest zijn ». Afwezigheid op de vergadering waar rekening gedaan werd was strafbaar met 4 st. Op de dag der begankenis kwamen ook de pr.ocessies van Ieper en van Doornik en bij die gelegenheid beschonken die van Brussel « de goede htyden van Yperen ende van Doornijck met wijn ende met vaenkens gelijck sij van hen beschonken worden ». Dat moet er op die dagen in ons dorp nog wel feestelijk toegegaan zijn, vooral wanneer men verneemt dat« om desen broederschap minnelijk te onderhouden soo sijn de kerkmeesters van Alsen'berge gewoonelijek desen gesels·chappe te beschincken een schoon tresoir spijsen gesoden ende gebraeden ende tot dien met 15 g. Rijnsehen wijn» ... Ten slotte <<sullen de nieuwe proosten gehouden sijn savons als sij thuys komen den geselschappe die mede gereden sullen hebben het bancket te schincken ende des anderen dags de ouders (de oudermannen) die over de rekeninge die de proosten altijd sullen sijn te doen geroepen su11en worden den maeltijd sonder den wijn daer af elk sijn gelach sal betaelen» ... Bij overlijden van een lid was er een mis met requiem, verplicht bij te wonen op straf van 5 stuiver. Diegenen die het offer mankeerden betaalden « dobbele straf ». Verenigingen ontstaan, bloeien, vervallen, sterven of herleven al naar de omstandigheden. In 1757 werd het « oudt Broederschap van de Stadt Brussel van O.L.V. van Alsenberg» vernieuwd ·en bij die gelegenheid werden er de volgende bepalingen aan toegevoegd : 1. In de « vergaderinghe niet vloccken ofte sweiren nocht elckanderen injurieren nochte den naem Godts, den Genen van de H. Moeder Godts noemen ofie oock den genen van den duyvel » (boete 1 oord); 2. Malkander niet beledigen of slaan « selfs uit te roepen » ( 5 st.), wie zich verweert 10 st. 3. De bijdrage werd gesteld op 1 st. per week; 4. 's zondags vóór de Kruisdagen in de maand mei moeten de leden « hun Iaeten vinden in de herberghe het Koeyken in de Beenhouwersstraete smorgens om 6 u. (7 st.); 5. Die dag moeten ze zich vrij houden van drank (7 st.); 6. Daar vertrekken de leden « broederschapsgewijs naer O.L.V. van Alsenberge met devotie»; 7. De bevelen van de «knaap» naleven ( 7 st.); 8. Zich begeven naar de Maria-Magda1enakerk « opden Steenwegh, alwaer O.L.V. gecert tot Als-enberge gerust heeft, om te bidden voor de overleden confreers », met een mis met drie priesters; 9. Elk jaar aldaar de mis bijwonen ( 1 st.). Het heffen van de boeten werd verpacht en d\! proosten trokken een vergoeding van 3 g.
444
In 1757. teld-e de broederschap 72 leden, die allen .bij naam vermeld zijn. In 1780 brachten ze in stoet de prachtige troon voor het O.L.V ...!beeld en het schilderij waarover elders in dit werk sprake is. Bij de processie staat het Beeld ot~cler die troon. . In 1802 w·erd het reglement weeral aan de tijdsomstat~ digheden aangepast. « Daer is verboden van vloecken en swetren oft malcanderen te verwijten ..': 1 st. voor iedere vloek en slaegen .of vechten ... of ten minste rus ie te maken ... 5 st. boete, zonder iet tegen te zeggen » ... Er moet vergaderd ':"orden daar waar de knaap uitnodigt, op straf van een stutver.. ·Het is «verboden van in de kaemer niet (sic) te smooren » : 2 st. boeten «en seffens de pijp weg te leggen zonder voort te smooren »... « Als wij sullen ingehaalt worden in de gezegde capeile (Magdalenakerk) ·en ook zoo lang wij sullen i.n de dienst oft in de Processie zijn en zal er ook niet gevloekt oft in de herberg gegaen worden ». (boete 5 st.). << Al diegenen die te Alsenberge zijn zullen op straf van 3 st. niet ·mogen mankeren van ten offeren te gaen en de knaep van dese compagni·e zal aengesteld wor-den om te zien die zal mankeeren en als den cnaep sal seggen gij en gij heeft gemankeert die sullen seffens betaelen sonder te seggen het is niet waer oft ciaertegen t·e disputeer-en sal dobbel boet betalen» ... (AP). Noch wat 'de taal noch wat de voornaamheid betreft, was men er sedert de 15de en 16de eeuw op vooruitgegaan, wel integendeel. .. In 1819 bestond de bedevaart uit een « trein >> met als kapitein Pieter van der Roost, als standaarddrager een gen. Parijs; er waren vier << barlengs », waarmee waarschijnlijk « berlines » bedoeld waren. Deze broederschap moet op de duur nog alleen bestaan hebben uit beenhouwers (hun lokaal was gelegen in het Beenhouwersstraatje ... ). De beenhouwers van Brussel hadden oudtijds steeds tot een bevoorrechte stand behoord. Volgens een charter van hertog Jan I, in Luyster van Brabant, deel I, bl. 49, mochten alle burgers van Brussel eender welk ambacht of beroep uitoefenen, behalve dat van beenhouwer, waartoe niemand toegelaten werd, tenzij hij van het << bloed » was, dus van vader op zoon. Bols vermeldt dat de beenhouwers van Brussel voor de laatste maal in 1823 gekomen waren. Nochtans staat er in het archief van de partorij aangestipt dat in 1824 op Alsembergkermis (Halfoogst) de slachters van Brussel, gekomen waren en dat de broederschappen van Doornik en van Bergen en dezl! laatste toen weggebleven zijn. In 1891 hervatte de Broederschap haar jaarlijkse bedevaart. De Broederschap bezat een vierkant klein maar rijk geborduurd vaan dat op bedevaarttocht en processie door een ruiter te paard gedragen werd. Het staat afgebeeld op het schilderij van 1780.
445
· Nadat de broederschap te niet was gegaan, kwam h~t vaantje in het bezit van e~n. heer van der ~o.est, overleden 111 1840 wellicht een bestuurshd van de v,erentgmg-. Dez~s zoon, overl~den in 1869 erfde het, bracht het naar Alsemberg en schonk het in 186S in volle eigendom aan de kerk. Dit werd op 12.3.1891 aan pastoor Bols bevestigd door Felix van der Roest, zoon van de schenker. Het is misschien dat oude, overgeërfde standsgevoel dat de beenhouwersvereniging « SarJabot », waarvan het lokaal was gevestigd Slachthuizenlaan 16 te Bru~sel, en met als voo.rzitter een heer Leemput, onder handtekenmg van de ekretans, Jozef de Vleeschouwer, -ontvanger van de slachthuizen, door bemiddeling van Frans de Neyer-Belsack v~n_ Alse!!lberg, beenhouwer, misschien lid van genoemde veremgmg, biJ gelegenheid van de grote jubelfeesten van 1891, er toe be~oog ,een verzoek in te dienen om, naar oude zede, het vaantJe te mogen dragen in de stoet en voorts alle jaren in de grote processie. Dit werd haar toeg~staan onder de volgende voorwaarden : 1. De maatschappij SarJabot verbindt zich om alle jaren in de grote processie van Alsemberg de zondag na O.L.V.Hemelvaart het vaan te laten dragen door een van haar leden. Indien O'een der leden het in de processie kan dragen zal zij zorgen ~lat het telkenmale wel op tijd in de pastorij van Alsemberg gebracht wordt zodat iemand anders van de parochie het zou kunnen dragen. 2. De maatschappij zal op eigen kosten het ganse vaan in zijn oorspronkelijke staat laten herstellen. 3. Nooit zal zij het vaan uit de .maatschappij laten gaan om het te lenen of te verkopen. 4. Indien de maatschappij geen deel meer nemen zou aan de processie of indien die I~1aat schappij geen deel meer nemen zou aan de processie of indien die maatschappij ontbonden wordt of te niet gaat zal het h~rstelde vaan opnieuw het eigendom worden van de kerk van Alsemberg. Bij die gelegenheid schreef de pastoor aan de Vereniging dat «,Met groot genoeg<.~1 vernomen werd dat er een schoon getal beenhouwers van Brussel zullen zijn om in onze grote stoet van 26 april en 6 mei deel te nemen ... Wij zouden graag hebben dat de groep der vèrmaarde beenhouwers van Brussel, verbeeld op de schilderij in de kerk, zoveel mogelijk getrouw die afbeelding zou navolgen voor de costumes ». In een door Bols samengesteld album met foto!s en persartikelen over de jubilee van 1891 komt er ook een voor van de aroep beenhouwers die in de stoett achter de banier van de doo~ hun voorzaten in 1780 geschonken troon, opstapten. Enkele jaren bleven de beenhouwers de vaan in de processie dragen~ maar ook dat gebruik viel weg. Later werd het te paard gedragen door inwoners, vnl. door Louis Chabert, pachter van het Hongerijenhof1 totdat het op een gegeven ogenblik in het bezit geraakte van partikulieren (beenhouwers van Alsemberg), die het jaren daarna, en nadat het bewijs geleverd werd,
446
dat het aan de kerk toebehoorde, terugschonken. (C.T., Brusselse Post, 15.11.1956). De overneming in extenso van de wonderbare genezingen die in het pastareel archi·ef zijn opgetekend zou al te yeel ruimte vergen, maar voor het volgende geval maken we een uitzondering terwille van de bijzonderheden ervan. In 1629 werd Hendrik van der Straeten « woonende tot Brussel boven het Corenhuys, out ontrent de 78 jaeren », van een zware breuk· genezen, na « drijniae] sijne pelgrimagie » gedaan te hebben; hij liet ·zijn band in de kerk. In 1'643, toen het Genadebeeld « om de oorlogh » zich in de Magdalenakerk te Bnfssel bevond, liet een moeder, het hemdje van haar tweejarig kind « bevangen met eene swaere sieckte van heete korts,en » aan het Beeld raken en beloofde ze negen dagen achtereen in genoemde kerk mis te horen en twee missen te laten doen .voor haar kind. Toen het kind het hemdje weer aantrok genas het op staande voet. De ouders, Joos van Orten en Katarina Bexy verklaarden bov·enstaande op 3 juli 1643. « Een jonckxen heel lam wordt gaende. In 1643 heeft óock Marij Bose huysvrouw van Michael Huvel verklaert bij de waerheyt in de tegenwoordigheyd van vele personen, als dat sij o.a. een jongetje gehad heeft Jan Huvel genaemd, oud omtrent vijf jaar, dat zo gebrekkelijk is geweest, vooral aan een been, dat het nooit kunnen staan of gaan heeft, ja, zich zelfs niet heeft kunnen rechthouden op krukken of in een rolwagen die zij te vergeefs hadden laten maken, want het kind viel steeds om zodat het wel moest kruipen op zijn knieën of zich slepen -op de grond zoals de geburen gezien hebben. De moeder, dit groot gebrek dagelijks voor haar ogen ziende, en zich bedroevende van dat zij dit kind zou moeten gaan zetten in een houten schotel mits het zich le·ed deed door aldus steeds op de grond te kruipen en heeft geen middel zo geestelijk ais lichamelijk gebruikt om het te genezen, want ze heeft daartoe te rade geweest. bij diverse doctoors en meesters, maar daar er geen verb~tenng volgde, heeft zij enige tijd geestelijke middelen gebrutkt, en haar toevlucht genomen tot verscheidene mirakuleuze beelden maar zonder bet~rnis. Ten lange leste is ~e dan samen met haar zuster die het kind droeg, gegaan tot tn de Magdalenakerk in den Ste·enweg tot Brussel, alwaar alsdan gevlucht was het Mirakuleus Be~ld van O.L.V. van Alsemberg, dat met grote godsvrucht door het volk werd bezocht en aldaar de H. Maagd Maria in de presentie van het Beeld met e~!l groot ver.trouwen van bijstand gebeden hebbende, zo ZIJ11 naar huts weergekeerd; waar zij gekomen zijnde, menende haar kind naar gewoonte plat ter aarde te zetten, b_Ieef het alleen op zijn voeten staande, zeggende « Siet moe(~er 1ck staen .~neen »! hetwelk de moeder met blijdschap aanztende, deed ZIJ een. me uwe gelofte te weten negen dagen achtereen het mirakuleus beeld in de kerk te gaan bezoeken,
..
447
het wanneer het weer naar Alsemberg zou weergebracht worden te v·ergezellen en Maria te offeren een wassen kaars, zo zwaar als het jongetje zou bevonden worden f.e wegen. Inmiddels verbeterde de toestand van de knaap verder zodat het tot Alsemberg gedragen zijnde, terwijl de moeder was biddende heeft gezeid Moeder laet mij gaen want O.L.V. zal mij goede voeten geven, g·elijk het ook is geschied, want hij is rondom het Mirakueus beeld gegaan, en tot dankbaarheid heeft hij zijn krukken aan O.L.V. komen opofferen, op de feestdag van O.L.V. Ontvangenis 1643, daarmee in zijn handen wandelende (op zijn. hoofd), daar hij te voren van lammigheid ni·et en kon op steunen. Op 10.10.1645 heeft Maria de Min uer of de Minner, huisvrouw van Hubert CoHn te Alsemberg haar bedevaart komen doen en aldaar verklaard dat haar dochtertje Joanna Margareta, 9 jaar oud, dat op alle beide ogen twee schillen had en bijna blind was, in welke droef.heid zo heeft zij haar toevlucht genomen tot O.L.V. van Alsenberg, haar beeld bezocht in de kapel van St. Maria Magdal·ena met godsvrucht en groot betrouwen aldaar nemende de mantel van O.L.V. en daar mee haar ogen strijkende, heeft voor de eerste maal beter gezien en voort nog negen dagen lang haar devotie voortgezet, g·elijk de moeder beloofd had, heeft het zeer wel gezien en is kort daarna tenemaal genezen, geen letsel meer hebbende in haar ogen noch gevoelende. Op 11.8.1652 heeft Sirnon van Robbraeek op zijn mannelijke waarheid verklaard waarachtig te zijn als dat zijn huisvrouw Antonette de Nauwe totterdood ziek liggende van de pest, en heel uitgeslagen zijnde van de perekoren, zodat de pestmeester .{\'\r. Philips haar het leven ontzegde, zijn toevlucht nemende tot O.L.V. van Alsemberg aldaar beloofd hebbende, 's anderendaags tenemaal veranderd heeft gevonden, en alzo doorgaans genezen is daar er te vor·en vijf van haar kinderen van die zelfde ziekte waren gestorven, hetwelk de pestmeester en de Pater die haar had berecht, hebben verklaard niet zonder mirakel te kunnen geschieden. In 1655 werd Filippina Appelmans weduwe Jacques Pirets uit Brussel « subHelijek » genezen van een zwaar accident dat zij aan haar been had, nadat zij haar toevlucht geno ... men had tot O.L.V. De chirurgijns die het been van te voren hadden gezien en behandeld, betuigden dat het normaal niet zo onmiddellijk kon genezen worden. In 1656 had Guilliam I~enti·ers uit Brussel zijn « pelgrimagîe » naar Alsemberg gedaan met zijn vier maand oud dochtertje Regina «blindt geweest hebbende van de poexkens». Nadat hij een pond was had geofferd en, « heeft het dochtertje het gezicht teruggekregen terwijl men de mis deed die hij tot die intentie had doen doen~ Wijzende het mirakeuleus beeld van O.L.V. staande op het altaar zei het kind tot haar zuster : « Sict dancke Jesttke is daer » .••
Voor 1893 teke1~de pastoor Bols op, dat in dat jaar een bedevaartg_angeres utt .Bruss.el va_n een erge breuk genezen werd. En 111 1897 een JOngeling d1e sedert drie jaar door vier geneesheren werd verzorgd en te Brussel een heelkundiae bewerking onderging die wonderweJ gelukte, dat de hoogl~raar heelmeest.ey er g~ns verbaasd over stond en de jeugdige genez.ene voor de Jonge dokters der Brusselse Universiteit liet verschijnen. De jongeling dankte zij~ genezing aan Q.L. V. van Aisem~erg en liet in de kerk zijn krukken ophangen. U1t Brussel kwam er ook ger.egeld de Broederschap van St. Elooi, die jaarlijks een bedrag van 4,5 g. offerde o.m. in 1642. In 1813 bedroeg het 2 g. 16 st. (AP). In 1821 s~honk Mevrouw Pionnet, de vrouw van een deurW&arder, een ztlveren medaille «verbeeldende het stalleken van O..L. V. van Lorette.n » en een fali~;. het jaar daarop een wit kleed voor O.L.V. met een benedtktiedoek van kant· joanna Steen, een zilver·en kruis met stenen bezet. In 1824 F. Tim·mermans een gouden ring. In zijn juwelig werkje « Toen Ons-Lieve-Vrouwke beuren beeweg d.eed » (~russel, ~ 933, bi. 92), vertelt Ernest Cl a es een sapptg brokJe, geschiedkundig tamelijk juist, over de bedevaart der Brusselse slachters : << En de Gilde van de beenhouwers van Brussel trok vroeger ieder jaar in plechtige bedevaart naar Ons-Lieve-Vrouwken van AJsenberg. Ze d~den dat heel groots. Voo~aan reed de vaandeldrager, op een W_I~ paard, met de vlag (zte het schiJderij in de kerk). Vlak voor de kop van het paard stapten twee kleine kadeekeus met vleugels aan, en een palmtak in de hand. Achter hen volgden de her~n van het komiteit, in hun beste kleren, lange mantels, Wttte kousen, ~~ schoenen met zilveren gespen. Ieder droeg een lange staf lil de rechterhand, en in de linkerhand de ene ~en pond spek, de andere een stuk uit de bil of van een schmkel, een derde een halve hesp, a1Iemaal hadden ze het ene of het andere va? eetw~~ij mee dat ze door mijnheer pastoor van Alsenberg heten WIJden om daarna in de ene of de andere herberg gez~menlijk te feesten ter ere van O.L.V. ... En vraagt er nu temand : wat gingen de die bij O.L.V. van A1senberg doen ? dan zal ik hem antwoorden dat de beenhouwers, als ze achter hun kapblok staan of als ze hun vet aan het smelten zijn, toch ook in hun hart miseries en tegenheden staa~ te overpeinzen, en aan de hemel dingen te vrag~n hebben. d1e ze van de mensen niet kunnen krijgen. Al verdtenen ze dan nog zoveel geld. Van Brussel trokken ze over Vorst en Ukkel te Kalevoet stonden die van St Job en Ukkel te wachten Ón 1761 had de herberg van J.B. Maeck te Stalle als uithangbord : « In O.L.V. van Alsenberghe » E.S.B., 1926-27) en « In de Engel »,.op de AJsenbergse kasseide, zaten die van Linkebeek en van BeerseL Alleman rustte daar en dronk,. een glas geuze.
448 449
Daar was tijd om een potteke te kegelen en om eens naar die vette varkens en kalveren te gaan kijken. Voor een beenhouwer is dat altijd een opwekkend gezicht. En als ze nu kwamen op de heuvel van Alsen~erg, stond heel de processie daar gereed om hen te ontvangen. Zelfs de katten en de honden, die van tijd het vers vlees hadden geroken, kwamen in heelder benden aangedribbeld. Dat jaar, in 1780, toen ze op hun s.chou.ders een tro~n hadden meegebracht om Ons Lieve Vrouwke tn de proce.sste rond te dragen, waren de dorpen van de omtrek, Rode, Brakel, Dworp enz. leeggelopen om ze tegen te gaan. Ze ded~n hun devotie, ze hoorden de mis, ze baden het rozenhoedje vóór het beeld van O.L.V., ze gingen drie keren rond het beeld en drie keren rond de kerk, ze beloofden in hun hart van rechtvaardig te leven en zo, lieten hun vlees wijden door mijnheer pastoor, die zijn paart kreeg voor een heel week, en dan trokken ze naar de herbergen. Ik zal u maar zeggen, daar was de avond van die dag in geen staminee van Alsenberg nog een glaske geuze of een pint kriek te krijgen »... Buizingen kwam op H. Drieëenheidsdag. In 1820, 21 en 22 offerden ze een kaars van 4 pond.
Diegem. In 1822 schonk Theresia van Haegenborg et!n kaars van 11 pond. Diest. In 1893 liet vrouw M.M. de M. uit cHe stad een plechtige mis opdragen uit dank voor een zeer grote «weldaad>>.
Doornik. Reeds vóór 1400 « floreerde seer » in de St. Piatuskerk aldaar een broederschap van O.L.V. van Alsem, berg, waaraan Paus Innocentius op 11.2.1652 ·aflaten .vergunde. Reeds vóór 1462 was, in die kerk, de zijkapel van het H. Graf, gesticht door CollartIe Kien, de kapel van O.L.V. van Alsemberg geworden. Die kapel ligt aan de ingang links. Op het altaar staat een verguld houten beeld en de wanden van die zijkapel zijn versierd met acht op doek geschilderde taferelen betreffende het ontstaan van onze kerk : 1o De verschijning van de ell]'el aan de drie gezusters en van een tweede engel aan St. clisabeth; 2~ St. Elisabeth en de drie gezusters zien het vlasveld in één nacht rijp worden en een rode draad er rond gespannen; 3° De bouw van de kerkwordt door een prinses bezichtigd; 4° Hertog jan JIJ door vijanden overvallen smeekt O.L.V. om hulp; 5° De geredde Hertog belooft het koor der kerk te bouwen; 6<~ Hij komt naar Alsemberg, waar hij het grondplan van het koor door een draad vindt afgespannen; 7° Vergezeld van hovelingen komt hij naar het voltooid koor zien; so Een bedevaart van Doornik wordt te Alsemberg processiegewijs de grote trap op naar de kerk geleid. Deze schilderstukken zijn vermoedelijk van 17 42 en van een zelfde hand .
450
Een tweede beeld berust in het klooster der Zusters in de Cherquefóssestraat. Het is algeheel van zilver en ongeveer 1,50 m. Het dagtekent van 1759 eri ct. raagt d~ maaks~~mp~l van Doornik. Deze beelden vertonen met de mms te geltj kents met dat van onze kerk. Alle jaren, 's zondags na 15 aug4stus wordt het zilveren beeld omgedragen in de geschiedkundige processie van O.L.V. ter Zieken en der Kruisyerheffing. l_n 1953 geschiedde dit op 6 september ( « Provmce du Hatnaut » Bu1letin de Ja Fédération du Tourisme ... , nr. 46, 1953).'
In 1502 staat de wonderbare redding vermeld van een vrouw die « door den arbeydt in groot perijckel van h~er leven zijnde blijde moeder »-werd. Die vrouw heette Katanna Strate. In 1682 viel een genaamde Bon Ab1ay, loodgieter (ten<Jieter te Dornicke) 36 voet hoog van een dak, aanriep O.L.V. ~an Alsemberg en bleef ongedeerd. Bij die gelegenheid werd de kerk met een schilderij begiftigd. Pastoor Bols meent dat het het doek is dat een Bezoek van keizers en koningen voorstelt en in 1686 geplaatst werd. Misschien is het eerder het « Visioen van Egidius » dat in 1684 werd' geschonken:· Sedert onheuglijke tijden kwamen die van Doornik jaarlijks 's zondags in het Oktaaf van O.L.V. Hemelvaart naar Alsemberg en telkens schonken ze een mooi' kleed voor het Beeld, elk jaar verschillend van kleur (wit, rood, groen en paars). «Te kermisse 1655 (G. 8399) gaven de. br?eders des Broederschaps van O.L.V. van Als. tot Doorntck mghesteld in de kerck van St. Piatus... een liberaele gifte. van 40 guldens in plaetse van eenen rock (kleed) te brengen aen O.L.V. miraculeus beeldt». De kerk bezit nog een velum belegd met rijk borduurwerk voortkomend van een « rock » geschonken door Doornik (zie sakristij). De broederschap was eigenlijk opgericht omdat er toch jaren waren dat ze onmogelijk konden komen. In dergelijk geval werd op de 1ste zondag van september aldaar een hoo~ mis opgedragen in de zijkapel van de broederschap en tn processie in de stad uitgegaan. Deze bedevaart werd steeds met luister ontvangen. Zo lezen we dat voor 1642 de lange trappen speciaal schoon<remaakt werden (K.A. 2324). In dezelfde rekening over 1641 hoe « die van Dornick hesehoueken werden met een stuck rentvleesch van 16 pont, 5 potten Franse wijn, 1 quartier hamele vleesch, 1 koppel Ideekenen », terwijl « den predicant van rrelijcken schinck » een stoop wijn kreeg. Het jaar nadien werd er « hesorght aen 3 persoenen van Doornijck op kermisavond het avontmael, s~morgens den ontbijt ende provisie medegeven om te teren op den wech » .•• Evenals Brussel en Bergen kwamen die van Doornik met de pro(;essîe van· Halfoogst. Al de pelgrims of althans een 451
gedeelte ervan kwamen van daags te voren, wat blijkt uit de rekening over 1676, toen betaald werd aan Oabriel Schoeps « over het verteert gelach op kermisavant ende onbijt smorgens van vier persoonen van Doornick die O.L.V. komen vereeren »... Een àndere maal luidt het «Item aen drij persoenen van Doornick op kennisavant besorght het avontmael, slapen smorgens den onbijt ende provisien medegegeven om te teren op den we eh » ( 1675). Op kermisdag van 1672 schonken de pelgrims 20 gulden. Andere jaren, rond die tijd, 10. Alsemberg van zijn kant toonde zich ook edelmoedig en g_astvrij : de kerk betaalde 15 gulden voor een « 1I 4 wijn dat de kerck gegeven heeft a en de confrerie van Doornick ende van gelijcken een 114 aen de confrerie van Bergen ». · In 1672 werden « 2 vierendee1en wijn geschoncken aen de confrerie van Doornick en van Bergen ». Misschien heeft men hier te maken met een herinnering aan het zeer oud gebruik aan pelgrims die uit verre parochies kwamen en zolang nuchter moesten blijven, na de H. Kommunie een glas wijn te laten drinken in de kerk. In 1678 werden betaald « aen twee personen van Doornick ende J van Bergen, gesouden van hunne respectieve broederschappen voor het tractemerit int avontmael ende ombijt te samen 6 sche11inghen mits aen de 2 van Doornick medegegeven in provisie op den wech »... Ja, zo een reis was wat anders dan thans per auto of toerwagen ! In 1692 werden aan de broederschappen van Doornik en Bergen « kieckenen en hameie schauderen » betaald << mits sij oock gewoon sijn eenighe presenten te brenghen, 12 Rg » (K.A. 2333). Het maai werd begoten met 5 potten wijn ... ln een andere rekening leest men nog : « 16 Augustus 1710, item ontvangen van wegens die confrerie van O.L.V. binnen Doornick sijnde vier mans persoonen in den naem van d!andre gekomen, thien guldens ». De bedevaart bleek toen reeds enig verval te kennen. In 1810 kwamen nog 4 personen namens de anderen en offerden ze hun jaarlijkse gift van 10 gulden. In 1823 moet de bedevaart echter voorgoed weggebleven zijn. Duinkerken offerde alhier zilveren vissen, lang voordat Sanderus, in 1659, zijn geschiedenis uitgaf. Hij las dit toen, schrijft hij, in het archief van de kerk van Alsemberg. Van deze offergiften bestaat hier geen spoor meer. Het is opvallend dat, althans te oordelen naar de inlichtingen ·waarover we beschikken, Alsemberg vooral in WestVlaanderen en in Frans-Vlaanderen bekend was. Hierbij verwijzen we tevens naar het feit dat de oudste wondcrbare o·enczingen die vermeld gebleven zijn haast aiie uit die strgck ~ijn, nL in een dorp hij Bavay ( 1473), Ledegem bij Kortrijk ( 1473), Ieper ( 1490), Broekzele bij St. Omaars (1509),
Waasten (1506), Herzele, tussen Kasset en St. Winoksber ... gen (1507), I-lullegem (1520) enz. . . In Brabant is de oudst vermelde plaats Ttenen. Van m 1474 kwam men er naar Als·emberg ter bedevaart. Verder, in het hoofdstuk over de Boetebedevaarten, . zal men zien dat Alsemberg ook reeds vroeg bekend stond als een van onze voornaamsf·e bedevaartplaatsen. Sedert meer dan 200 jaar doen de gelovigen van Drogenbos jaarlijks hun plechtige bedevaart op zondag vóór O.L.V.Hemelvaart (Daelemans, bi. 79). Als geschenken van die bedevaart vermelden we : Een wijwatervaatje in de sakristij, Mis- en Lofboeken, processielantaarns, een traploper, een gr>Dte kandelaar, ·enz. Dwor-p verm·eld van in 1775. Eigenbrakel bestond reeds in 1642. De « gulde van Bryenlalude » werd toen onthaald op een stoop wijn en 24 stuivers geld (K.A. 2324). In 1652 had Henry Pasture van die gemeente « faict son vreu a divers aultres lieux de devotion de Notre Dame » voor zijn kind Pierre « estant 'fort rompu » (breuk). Hij beloofde driemaal met het kind naar Alsemberg te gaan en de derde maal, op een zaterdag, was het helemaal genezen. Van 1820 tot 1827. offerden ze elk jaar een wassen kaars van 5 pond. De begankenis had plaats op O.L.V. Bezoeking. Terkluizen (Eigenbrakel). Door Bols vermeld in 1910. Eizing!?n, een parochie die omstreeks 1800 met die van Buizingen verenigd werd. Elsene. De vrouw van een kerkbediende van Elsene werd onverwacht spoedig genezen in 1891. Essenbeek. Zonder verdere aanwijzing. Galmaarden. Martînus M., uit deze parochie, werd door de bliks(;m getroffen en werd berecht. De vader beloofde een jaarlijkse bedevaart en zijn zoon genas. De genezene kwam ook nog op 12.6.1 906 ter bedevaart met de kongregatie van zijn dorp en vertelde het geval ook aan Pastoor Bols. Geraardsbergen. In 1516 (10 juni) werd de dochter van Pauwel Beerinckx, Helena, 2 jaar oud, in een bornput gevallen, van de dood gered. Halle. Op 29.9.1678 verklaarde Katarina Ie Bacq in het bijzijn van Frans Lacourt en Elisabeth Le Bacq dat haar zoon Louis La Court door de voorspraak van O.L.V. van Alsemberg genezen werd van een erge oogziekte. « in sijne slincke oogc den tijt van 12 daegen ende den appel van de ooge 2 daegen heeft gehangen op de wan ge » ...
In 1812 werd de broederschap waarschijnlijk heringericht of aangepast. De leden er van kiezen een proost, er zal een plechtige mis zijn en ze zuJien plechtig ingehaald worden « gelijck aan alle confreers van ouds is gepleegt ». In de lijst van de leden van 1812 tot 1832 komen 62 « gebroeders » en 100 « gezusters » voor. Het bestuur bestond uit J.B. de Koning, lste ouderman; Armand de Coster, 2de; Matheus de Marez, .J(~e; Willem ,Brichau, fde; Servaas Sencie, 4de ouderman in ,1824 en S.J .C. de la Bruyère, geestelijke proost in 1825 (A.P.). De processie heeft plaats op de maandag na de f.eestdag van O.L.V. Hemelvaart ('s maandags na Alsembergkermis). De eerste bedevaart kwam in 1813 onder geleide van de E.H. van Hellinghen en proost judocus Herremans. Er waren toen 79 leden. Aartsbisschop Boonen had destijds 100 dagen aflaat aan die processie verleend. In 1820 werd 6 pond was geofferd; in 1825 twee zilveren kandelaars en twee « boekees met potten in posseleyn » (te Halle waren toen porseleinfabrieken). Later schonken ze nog een gewone monstrans, een ceremoniestaf enz. In 1891 hervatte de broederschap haar jaarlijkse bedevaart en in 1902 schonk ze de nieuwe kommuniebank, gebeeldhouwd door Pieter Peeters uit Antwerpen. ln 1876 hadden ze reeds ·een gekleurd raam « De bezoeking van Maria aan haar nicht E1isabeth », en in 1895 dat met de « Nederdaling van de H. Geest» geofferd. Maria Anna We·emaels schonk in 1820 een zilveren hartje.
Heikruis. Op 27.2.1654 verklaarde Anna Tits van « Heyccruysen » dat nadat zij twee kinderen dood ter wereld gebracht had, zij haar toevlucht nam tot onze L.V. van Alsemberg en na haar bedevaart gedaan te hebben « e·enen levenden vrucht W·el te pas, ende ghesont verkregen heeft ende behouden ». Dikwijls is ze haar dank komen betuigen. Herzele (tussen Kassel en St. Winoksbergen). In 1517 werd aldaar een pachteres in barensnood plotseling genezen en verlost en kwam ze uit dankbaarheid ter bedevaart. Hoeilaart. In het jaar 1629 verklaarde jan de Ridder, zoon wijlen Jan de Ridder en Maria Speeckaert, te Hoeilaart geboren, aan pastoor Giiiis de Becker, meier Pieter van der Haeghen en schepen Adolf Rombauts, dat hij sedert zijn vijftien jaar «is ghebroecken geworden, rijdende op een weldich pert ». In zijn nood riep hij O.L.V. van Alsemberg aan en na driemaal de bedevaart te hebben gedaan is hij gezond thuis gekomen en liet hij zijn band te Alsemberg in de kerk. Ook vermeld in 1807, toen de «gemeente» 2 pistolen :::::: 21 gulden ais offer schonk, kwam 's zondags na St. MiehieL In 1820 offerde ze een kaars van 5 pond. Later bleef ze echter weg ~ ter oorsaecke van het vegten die jaerlijks van die parochiaenen geschiedt tot Alsenberg en Rode» (Arch. past).
. Dat die bedevaart al zeer vroeg bestond vinden ~e in de volgende feiten : In 1843 besliste de ge·meenteraad v.an Ro~le een weg af te schaffen die door een omstreeks 1.825 mtgeroetd gedeelte van Zoniënbos l!ep. Coghen en Rttt~eger, twee . grondeigenaars, verzetten ztch daart·~gen. <<. 11 :est a ~otre connaissance, schrijven ze, que ·Ge chemtn a .exts!e deputs de longues années et a ·été depuis un temJ?s. tmtne~_onal, la ~ou~e que les habitants de Hoeylaert ont sutvie, en fatsant .Ie pelennaO'e à Alsemberg » ... Daar de w~g echter op geen kadastraal pla~1 voorkwarn, werd hij afgeschaft. .. . Het moet inderdaad een zeer oude weg geweest ZIJn, dte \vijst op ger·egelde, zo niet drukke betrekkingen tussen de overkant van Zoniën ten Oosten, Hoeilaart en verder, want voor de bedevaartgangers alleen zal hij toch niet gediend hebben. In de toponymie vinden we hem verscheidene malen vermeld : 1517, de wech die gaet van Hoelaer nae Halsenberge aan tSchoencruys.e (R.K. 25,228, 2 vo); 1522 : tot op paedeken van Halsenberge (R.K. 25.222); tot nijsdamme ende alz.oo nae Groenendale tot Halzenberge ( R.K. 25.232) ; 1523 : beneden dpedeken van Halsenberge (R.K. 488,8); van aen tpeken van Alsenberge nae den Saromelens aen de eHeboge (tegen Linkebeek (ibidem); 1527 : tot op de pedeken van Boesdale ende Alsenberge (R.K. 25.237,2); singel beginnende aen peeeken van Halsenberge (R.K. 2 25.237,2) (Quyck, Toponymie van Zoniënbos). Het is zelfs niet denkbeeldig dat dit pad tot Nijvel zou doorgelopen hebben, vermits van Alsemberg uit in die jaren ook « een pad van Alsemberg » vermeld wordt : 1532 : den padt van Alsenberge inne tot aen schooneycke ( R.K. 25.241; 25.261).
Huizingen (1652). Deze bedevaart, «de Gulde», werd jn 1642, vermoedelijk naar jaarlijks gebruik, beschonken met een stoop wijn. Oudtijds kwam ze binnen het Oktaaf van O.H. Hemelvaart. Van 1820 tot 1827 offerde ze alle jaren een wassen kaars van 6 pond. Hullegem. In 1520 werd een vrouw «van den boosen vijandt seer gequeit zijnde » op wonderbare wijze verlost. Die vrouw heette Geertrui Klaes. Ieper. Dat, zoals we hierboven zeiden, de bedevaart zeer vroeg ontstaan ist blijkt al dadelijk uit het feit dat te Ieper in 1315 een gilde of rederijkerskamer ter ere van O.L.V. van Alsemberg opgericht werd, onder de titel «De Korenbloem>> 1 met de kenspreuk « Lichtgelaen » (Lichtgeladen) .. Robrecht vau Bethune hechtte zijn goedkeuring aan de stichting. Alsemberg moet dus toen reeds lang een gevestigde faam genoten hebben. Van die tijd af kwamen jaarlijks eeuwen na mekaar leden van die Gilde ter bedevaart. Sedert 1794, na het beleg van Ieper, heeft de Gilde opgehouden te bestaan maar de broederschap
454 455
of het geestelijk genootschap bloeide er nog lang daarna in de St. Niklaaskerk In de sakristij van Alsemberg bewaart men nog een dubbele zilveren plaat, waarschijnlijk het sieraad van een missaal of van een flambeeuw, dat in 1685 door de bedevaartgangers van Ieper geschonken werd. Pastoor Bols· heeft een uiterst fijn uitgesponnei1 verhandeling geschreven, die door de Koninklijke Vlaamse Akademie uitgegeven werd onder de titel « Bijdrage tot de geschiedenis van de Ieperse rederijkkamer de Korenbloem », Gent 1903, Daarin komen enige strofen voor van een brief in verzen die de pelgrims in 1658 zonden om zich te verontschuldigen dat ze wegens de moeiJijke tijden niet konden komen. Sanderus haalt het hele stuk aan. · Elk jaar nam die GnçJe ook deel aan de processie van St. Niklaas te Ieper. In 1564 werd die prooessie geschorst tot in 1593 : « Op den 5.9.1593 zoo was 't Zondach ende 't was den eersten Zondach van der rnaent St Nycolaeys ommeganck ende men drouch schoone processie, ende speilde schoone speJ.en ter ere Gods ende Marie van Hals·enberghe ». (V. Fris, La Chronique d'Ypres d'après Augustin van Hernighem, Bull. de la Comm. Roy. d'Hist., 1921). . Het blazoen van de Gilde bestaat nog. Het behoort tot de rijke verzameling oudheden op het kasteel Beauvoorde onder Wulveringem bij Veurne. In 1951 werd, vooral door de ijver van Pastoor L. de Poorter, in bovengenoemde kerk een nieuw gekleurd raam geplaatst waarin het wapenschild vap. Alsemberg voortkomt, bij wijze van herinnering aan de plaatselijke godsvrucht tot O.L.V. van Alsemberg in oude tijden. Op zondag 19 juli 1953 kwam het kerkkoor van S. Niklaas in de namiddag ter bedevaart, en zong een paar mooie liederen. De volgende << wonderfeiten » staan over Ieper vermeld : In 1473 viel aldaar Rogier HoHebeke, zoon Laureis, van een windmo]en en bleef 5 uren lang buiten kennis. Op aanroeping van de vader genas hij en kwam hij ter bedevaart naar O.L.V. te Alsemberg, «die in V1aenderen seer vermaert is ». Op 1.6.1654 verklaarde kanunnik Sebastiaan Tychon van Ieper dat hij dodelijk ziek zijnde, vier tekenen van de dood hebbende, zijn toevlucht nam tot O.L.V. van Alsemberg. Er werd een prentje van O.L.V. aan zijn sponde gehangen en hij beloofde zijn uiterste best te doen om de broederschap van O.L.V. te Ieper die vervallen was wegens de oorlog, weer op te wekken en jaarlijks zondags vóór het oktaaf van haar Hemelvaart de kerk te Alsemberg te bezoeken, zolang God hem de gezondheid zou verlenen en op zijn kosten zich met de broeders naar het heiligdom te begeven. In het jaar 1658 heeft hij zijn belofte gekweten en te Alsemberg het H. Misoffer opgedragen. Zeven leden van de broederschap vergezelden hem op die pelgrimstocht, nl. Niklaas van Kemmele, goeverneur der broederschap, Kristoffel Potvliet, deken, Jan
456
Fave1Ie, Gijdon Fransen Roobaert, Kristiaan Verleer en Amelrik ·de Blóck, knaap, die O.L.V. twee gedichten hebben opgedragen en in de kerk hebben voorgelezen. Kalke.n. Op 7.11.1502 was Jan Wijckel, zoon van Daniel en van Katarina Braecke, uit een eikeboom gevallen. Door de voorspraak van O.L.V. bracf1t hij er het leven van af en het gezin liet zich opschrijven in de broederschap.
Keulen. Wegens de eigenaardige omstandigheden wordt onderstaand feit algeheel opgenomen zoals het in de parochieboeken. staat opgetekend : «In 't jaer 1498 is er eenen persoon tot Alsenberghe ghekomen gheheeten Jan van Moffaert, bekennende daer op sijne bedevaert, dat hij komende van ' Keulen, van de kinderen van sijnen oom is ghevangen geweest op een slot gheheeten Montfort, al waer sij hem meyn~en sijn Jeef-daegh Iangh ghevangen te houden, om nae st]ne doodt te besitten het goedt dat hij daer hadde liggen, het welcke wel drij duysent guldens jaer1ijkxs weert was, dat nu veel is, maer in dien tijdt noch meer. In desen noodt ghestelt sijnde, ende gheen menselijcke middelen wetende om sijn selven uyt dese onrechtveerdighe ghevangenisse te verlossen, heeft hij met een goet betrouwen aen gheroepen Mariam de Moeder Godts, gheviert tot A1senberghe, maer en is terstont niet verhoort gheweest, misschien om sijne standvastigheyt in het gebedt te beproeven; dan drij weken ende d~-y daghen langh in het ghebet volhardt hebbende, heeft hiJ op den laetsten dagh ghehoort een soete stemme, tot hem segghende : Jan gaet uyt, het is tijdt, de ijsere colomme is in twee, u en sa] niet misschieden. Het welcke hij alsoo bevindende, heeft sijn-selven van desen onrechtveerdighen kerker ende gierige vrinden verlost : door Mariam onse beste vrindinne, die hij standt-vastelijck aengeroepen hadde ». Te K.ortrijk werd O.L.V. van Alsemberg ten minste van 1447 af in de St. Marfenskerk vereerd, zoals blijkt uit de kerkrekeningen van die parochie.
In de 15de eeuw bestond het gebruik reliekschrijnen van Q.L.Vrouw te verhuren aan zgn. «boodschappers» of «questeerders ». Aan die boodschappers werden die schrijnen, rijven of reliekwiekasten verhuurd tegen een vaste som voor drie 1 soms voor zes jaar. De pachter trok met het relièkschrijn naar verschillende steden en plaatsen, die jaarlijks volgens een vast plan werden bezocht. Deze «boodschappen » of omreizen zijn in de Middeleeuwen goed te begrijpen, doordat reizen moeiHjk en zelfs gevaarlijk was. Daarom w~rden de reJiek~n ro~dgedragen, om ze in de kerken ter verenng aan de gelcvtgen utt te stellen. Zo werden in 1447 de relieken van O.L.V. van Alsemberg, benevens die van de Nood Gods van Lede, O.L.V. van Ha1le, van St. Rombout te Mechelen, van St. Hermes te Ronse 1 van
457
St. Antonius te Belle (Frankrijk) in de St. Marfenskerk te Kortrijk ter vere~ing uitgesteld. De plaatselijke kerk ontving daarvoor een kletne vergoeding (J. de Brouwer, Geschiedenis van het Mirakuleus Beeld van O.L.V. van Lede genoemd de N.ood Gods, 1951, bi. 71-72; T. Sevens, Boodschappen, in Lrmburg, Jg. lll, l921, bi. 26).
J<waadmechelen. Op 14.4.1521 was Augustina (zo genoen~d omdat ze op St. Augustinusdag geboren was), anderhalf Jaar oud, aan het spelen bij een << dijselwaghen », zodat een zeel haar om de hals sloeg en zij gewurgd werd. UH dankbaarheid voor haar redding kwam men met het kind naar Alsemberg. . Ledegem, waar een broederschap bestond. In het jaal" 1473 kwam hier uit dit dorp een vrouw die verlost was van een ~ seer ~onderlijker grootten steen » die ze zeven jaar lang tn haar mgewanden gedragen had en die ze naar Alsemberg meebracht. Lembeek ( 1652) . kwa.m. de 4de zondag. n~ Pasen. In 1820 schonk deze processie een wassen kaars van 3 pond. ~p 16.1.~718 werd aldaar genezen Jan Claes, 76 jaar oud, dte van ZIJn paard was geworpen, been en ribben brak zoals hij zelf schreef en ondertekende. ' Lessen. In 1689 werd Medard Gaudisiabois, « borger, seer overvallen van het speen soo dat hij daer van wel 6 weken kreupel heeft gelegen, ende sijne twee beenen achterwaerts soo getrocken dat hem onmogelijck was deselve uyt te rijcken. Aengeroepen hebbende O.L.V. van Als. ende beIoovende aldaer sijne bedevaerf te doen is daer van genesen e~de he~ft .sijne bedevaerf komen volbrengen, doende aldae; SIJn.~ devotie ende dancksegginghe heeft opgéoffert een schiidenJe ». Leuven. In 1504 werd een vrouw « in den aerbeyt in groot perijckel van haer leven zijnde, wonderlijck verlost» (want de vrucht Iagh twee uren ende eene halve uyt-waerts). Ze beloofde aan O.,L.V. een wassen kaars te dragen en de weg om te gaan. Datzelfde jaar en in dezelfde stad kwam een reeds gekist kind tot het leven terug. Liedekerke heeft een zeer bloeiende Broederschap. In 1904 werd de troon van de beenhouwers op kosten van deze bedevaart hersteld; verder schonken ze nog twee hoge kandelaars, misgewaden, bloemenkaarsen, een O.L.V.-vaandel en~. In. het jubeljaar 1959 schonken zij een wit gewaad voor dne pnesters.
Lier. Op 17.3.1650 zond Don Pedro d' Alcantara, goeverneur van deze stad, een « expressen » tot Alsemberg met een offerande van 24 g. voor waslicht ter ere van O.L.V. uit 458
dankbaarheid .omdat hij hetemaal genezen werd van « flerecijn >> zi~k. zijnde in zulker voege dat hij· niet gaan of staan kon en .daatvan verlost sive genezen werd. Verder liet hij te Alsemb~rg nog 12 ·missen lezen.
Limal. In 1820 werd Elisabeth van Pee, geboren te Piétrain, op 24-jarige leeftijd « gekwollen » door de zenuwziekte, zodat zij beroofd was van het gebruik van haar ledematen. Na 16 maand lijden nam zij haar toevlucht tot O.L.V. «en deed haer vervoeren met eene karre bespannen van eenen wonderbaeren grooten os» naar Alsemberg, waar zij haar twee gouden oorringen offerde en te voet naar huis geheel hersteld terugkeerde, waarna zij nog een gouden hart schonk. Linkebeek. Vermeld in 1652, In de 17de eeuw werd de gulde» alhier op een stoop wijn onthaald: Omstreeks 1890 schonk de « processie » van die plaats een koorknielbank en koorstoelen, een koperen blaker bij het St. Antoniusbeeld, een missaal, een vaandelstaander, een albe enz. <<
Lot. Zond(fri·verdere aanwijzing, dan dat er gezegd wordt « Bosvoorde haalt de sleutel en Lot brengt het slot », om te beduiden dat Bosvoorde het vroegst in het jaar kwam en Lot het laatst. Maransart. Vermeld in 1652. Mariemont. In 1521 keerde de achtjarige « Aert sonc Pauwels van Hoen>> (in de Franse versie « Arnould fils de Paul de Hoen »), die veertien uren buiten kennis gelegen had, tot het leven terug, waarvoor zijn ouders O.L.V. kwamen danken. Meilegem. Jan Ghysels, smid, had een zoontje ook Jan geheten, die, terwijl zijn moeder aan het melken was, een stokje in zijn mond gestoken had om er als een « moesel » (doedelzak) op te spelen. Door een val die hij deed drong het stokje achteraan in zijn keel. De vader was echter lid van het broederschap van O.L.V. van Alsemberg en het kind werd gered. Op 16 juli daarna kwam hij O.L.V. bedanken. Nijvel kwam sedert 1647 's zondags na de feestdag van Maria-Magdalena. Tussen 1820 en 1827, onder meer, offerden de pelgrims jaarlijks een zware wassen kaars. In « I'église de l'H<1pita1 » bestond er een broederschap van O.L.V. van Alsemberg met 240 leden. In deze stad werd in 1655 het Gasthuis van St. Nik1aas, na een bedevaart door Katarina Pisnez, verlost van een boze geest die dat gesticht sedert dertig jaar met schrikkelijke verschijnselen verontrustte. Pater Antoon Buron, lektor in de godgeleerdheid, bevestigde zulks.
459
Oetingen. Of deze parochie alhier ter. bedevaart kwam }s niet bekend, maar in elk geval bestaat aidaar een zeer moote veldkapel toegewijd aan Q.L. V. van Alsemberg, met opschrift <<Ave Maris Stella ». In elk geval zal ze opgericht geworden zijn uit dankbaarheid voor een bekomen weldaact Paul Lindemans en Luc de Weerdt maakten er in 1934 ten behoeve van de tentoonstelling van het Geschied- en Oudheidkundig Oenootschap van Vlaams-Brabant alhier een zeer mooie pentekening van. Ophain-Bois-Seigneur-Isa.ac. Vermeld in 1652. Te Ophain bestond of bestaat nog een kapel toegewijd aan O.L.V. van Walcourt en die van Alsemberg. Pepingen. Vermeld in 1775. Roosbeek (tussen Oudenaarde en Geraardsbergen). Op 21.10.1572 was vandaar een vrouw die sedert lang kreupel was naar Alsemberg te voet ter bedevaart gekomen. Halfweg gekomen werd ze gezond en had geen krukken meer nodig, die ze << tot een teeeken ende memorie van ·ait mirakel » te Alsemberg liet. Ruisbroek. Vermeld in 1652 kwam 's zondags na AJsembergkermis. Haar aanwezigheid wordt vastgesteld van 1820 tot 1822. <<Met den nieuwen pastoor is deze achtergebleven » staat er bij vermeld. ln 1891 kwam ze opnieuw. In 1892 gehas mej. M.P. uit die parochie die door de dokters opgegeven was; ondanks haar uiterste zwakheid wilde ze met de bedevaart mee en genas plotseling te Alsemberg. Uit dankbaarheid liet ze een marmeren plaat in de kerk aanbrengen. Schaarbeek (St. Servaas). Kwam op O.L.V.-Bezoeking. Naar aantekeningen, werd de broederschap van O.L.V. er opgericht in 1850. De inrichting van de H. Kruiskapel werd in 1900 bekostigd door de Derde-Ordelingen van Schaarbeek. Ook St. Theresia-Schaarbeek komt sedert enkele jaren regelmatig op bedevaart in september. St. Genesius-Rode komt, vermoedelijk reeds zeer lang, in druk bijgewoonde processie elke eerste zondag van mei. Vrouw 0. van deze parochie dankt met een ingelijst briefje voor de genezing van haar kind dat door twee erge kwalen aangetast was.
St. Ol/lis-Brussel. Vermeld in 1652. St. Pieters-Leecnv. (Reeds vermeld in 1652). Op 6.6.1654 verklaarde Antoon Walraevens van Leeuw dat hij twee jaar lang een breuk had, zodat hij voor werken en lopen « onnut » was. Hij nam zijn toevlucht tot Maria en beloofde haar elk jaar te Alsemberg te bezoeken. Hij genas en liet zijn band plus 14 g. 6 st. aan de kerk.
Ternat. Op 25.9.1655 verklaarden Jan de Valck, borger van Brussel, en zijn huisvrouw Sara de Koninck, dat hun kind Ambroos Adriaan, twee jaar oud, van en gewisse verdrinkingsdood werd gered. Zijn moeder en zijn tante, Adriana, zijn O.L.V. komen bedanken en schonken het geschilderd portret van het kind aan de kerk. Tervuren. In 1667, tijdens de « vlucht » van het Beeld naar Brussel werd Katarina Wafelaerts ,het algeheel verlamd vierjarig dochtertje van Willem Wafelaerts, griffier van Tervuren en Duisburg, en van Helena Parijs, genezen. Pastoor van Lathem vertelt dit uitvoerig en voegt er bij dat de vader beloofde het geschilderd portret van zijn kind als ex-voto v6ór het Genadebeeld te hangen nog vóór de terugkeer naar Alsemberg. Daar de volbrenging van de gelofte achterwege bleef herviel het kind. Nu haastte de griffier zich het portret te Brussel te bestellen. Tubeke. In 1716 werd er een offerande geschonken door een inwoner van die plaats. Van 1820 tot 1827 werd jaarlijks een kaars van 3 poncf geofferd. Ukkel. Vermeld in 1652. Over die bedevaart lezen we in een verslag over de toestand der parochie van Ukkel door Pastoor van den Berghen : « Item uyt eene immemoriaele gewoonte gaet den pastoor van Uccle met sijne gemeynte processie gewijs naer O.L.V. van Alsenbergh sijnde anderhalf ure van UccJe ende seght aldaer eene solemnele misse, daerna als voren met sijne gemijnte wederkeerdende ». « Uckel gratieuste in offer>> staat er in 1820 vermeld, kwam op zondag na St. Jakobus. In 1820 werd geofferd 30 pond was; in 1821 49 pond en een « kleyn cruyske », door verschillende met naam aangeduide gevers. Van 1822 tot 1827 brachten ze jaarlijks een wassen kaars van 50 pond (A.P.). Het is bij de terugkeer van. een bedevaart dat Deken Corten in 1825 goed vond het beeld van O.L.V. ten Troost uit de kapel van Kalevoet, die na de Franse bezetting geen dienst meer doen kon, processiegewijs over te brengen naar Ukkel St. Pieter, waar het thans nog berust. In 1745 brak Pater Frans van Cutsern, minderbroeder en vicaris van het klooster van Boetendaal onder Ukkel, de schijf van zijn linkerknie; hij aanriep O.L.V. van Alsemberg en genas. In 1890 viel Hendrik de M., 22 maand oud, uit een zoldervenster. De moeder vermoedde een ongeluk en riep : O.L.V. van Alsemberg red mijn kind en werd aanhoord. Uit dank kwam ze de grote weg omdoen. In 1892 tekent pastoor Bols het geval aan van L.C. te Ukkel die na twaalf jaar gesukkeld te hebben met een zieke knie, zijn genezing aan O.L.V. toeschrijft. ln 1893 die van een vrouw de M.. ook uit Ukkel tot verwondering van 11aar twee dokters. ln 1821 schonk Maria Anna Michiels een kaars van 3 pond.
460 461
Ukkel. (St. fob-Karlo) kwam de 2de zondag van juli. Haar aanwezigheid wordt aangestipt in 1837. , Venetië. In 1648 « Heeft Sr. Le Josne Jean· verdaert waerachtighe te wesen, hoe dat hij het jaer voorschreven, zijnde op zee van Barbarien in soo groote tempeeste gestelt, dat sij aJie die in 't schip waeren, allen oogenblick meynden te verdrincken, sijnen toevJucht nemende tot O.L.V. van AJsenberghe, onder den titel van zee-sterre geeert, is daer van verlost gewest, belofte doende, van aldaèr te doen celebreren drij missen, ende op te offeren drij diversche offeranden een in goudt, een in silver, ende de derde in koper, beneffens andere devotie, naer het inhoudt van sijnen brief, tot Brussel hier van geschreven, mede-sendende eenen kelck-doeck, ende doeck voor het mirakuleus Beeldt van O.L.V. die in 't jaer 1655 oock van Venetien tot Alsenberghe selver gekomen is, ende is aldaar de Zeesterre voorschreven, die hij op de zee hadde aensien, ende aenroepen, hier over komen loven ende dancken, als wanneer hij aen de kercke noch eenen offerande van eenen Roos-ringh gedaen hebbende, is wederom naer Venetien verfrocken ». Die giften staan opgetekend in schepenrekeningen (0. 8399) : «Item van Snor. de Jon, die van Venezie komen was toe schrijvende aen onse L. Vrouwe diverssche weldaeden door haer verkreghen, onder andere dat hij door O.L.V. van groote tempeeste der Zee is verlost geweest, ende heeft tot dankbaerheydt haer opgheoffert eenen gouden rinck met roede robijntjes ende in gelde 17 g. ». Vorst. Vermeld in 1652. Waasten bij Menen. In 1516 kwam hier uit dit dorp met haar ouders een meisje van 11 jaar dat « verdroncken was en weer levendig werd. »
tynnen scot~Je ende alrehànde cleyne d~ngen ?aJ.r hij. me~ bevonden ende· gevangen waert e.n geleyt tot Halsel!_be!~e In .de vroente >> ... Te Halle ·« voer dte poerte hadde ht] genoeroen eens mans hoycke, slapelaken ende alrehande cleyne.. dingen ... opten dach van den oinmegange tot Halsberge ». Ht] kvy-am er als straf goedkoop van af op verzoek van « goeden mannen mids dien dat het een arm onnoesel mensche » was; (R.K. 12.775).
Hoog bezoek In de loop van haar bestaan kreeg onze kerk veel hoog bezoek. Van de alleroudste bezoeken is alleen in de legendarische overleveringen iets blijven hangen. De oudste, bewezen bezoeken zijn die van Jan IV (14151427) stichter van de Leuvense Unjversiteit, en van Filips van St. P~l (1427-1430), laatste hertog van Brabant, In de rekeningen van de reizen van die vorsten komen de volgende posten voor (Piot, Itinéraires de nos souverains). Hertog Jan IV : 24.7.1419 : «Morgens te Alsemberg komende van Vilvoorde, 's anderen daags terug ter jacht te Vilvoorde. 8/10:9.1419: Tervuren, Alsemberg, Bosvoorde. 21/27.5.1424 ·: Tervuren en Alsemberg. 4/9 juni 1424 : Brussel, Alsemberg, Tervuren. 8/15 juli 1424 : te Brussel; nochtans op 9, 10, 11 en 12 's middags te Alsemberg. 1/13 mei 1425 : « Es te weten dat mijn voirscreve heere reet des zondaigs VI dage in mey mit sijnen Jonekers tot Brussel, om de processie van den Heyligen Cruce op Coudenbergh tsiene; des maendaighs smorghens mijn voirscreve heere te Bruessel; ende des selfs avonts dijsdaighs,
Watermaal, vermeld in 1652. Wezemaal. In 1519 was het vierjarig z·oontje van brouwer Gillis Hertoghen in de herberg de Keizer in een brouwketel gevallen en verdronken. Het kwam tot het leven terug en de ouders kwamen O.L.V. alhier danken. Wilsele. In 1519 werd aldaar het kind van Miehiel van Room:f!, dat van op een hoge zolder op de watersteen gevallen en voor dood opgenomen was, wonderlijk gered. Vroeger, meer nog dan nu, kwamen er op de grote begankenisdagen alle soorten van gebrekkelijken, bedelaars, en" ook wel kerels met minder eerlijke bedoelingen, naar die bedevaarten. Op een schilderij in de linkerzijbeuk kan men dit zien. Uit 1462 kennen we zo een geval : « Pierart Mantoleet had opten dach van der kersmisse tot Linckenbeke gestolen tot des coestcrs huys eene vrouwenpels, enen roeden capruyn, een 462
Vorsfelijk bezoek in de 17de eeuw. (Scltilûerij in ûe kerk)
463
goensdaighs ende donredaighs mijn heere vscr. talsenberg, des donredaighs avonts te Vuren dair hij bleef». 19/30 juni 1425 : te Tervuren, BrusseJ, Alsemberg. 4.11.1426 : te Alsemberg, 's avonds te Bosvoorde.
'Filips v.an St. Pol 29.4.1427 : « den XXIX schiet des mürgens van sijne stat Bruessei om te treeken in pelgrimagien, ende was des noenens talsenberge, ende van dair track hij tot Onser Vrouwen van Haiie ende nachts te Brttessel ». 26/28 november 1427 ter jacht, 's avonds te Brussel, 's morgens t~ Alsemberg, ter jacht, 's middags te Brussel. 20.2.1428 : 's middags te Alsemberg, 's avonds te Ha1Ie. Filips kwam buitendien naar Alsemberg op 10.1.1429 met zijn hovelingen (Bols). Filips de Goede, hertog van Boergondië, Brabant enz. ( 1419-1467) kwam vermoedelijk nooit ter bedevaart, in elk geval niet tussen de jaren 1433-1467, maar in het jaar 1457 geraakte hij in het Zoniënbos verdwaald en kwam· 's morgens tussen 4 en 5 uur terecht bij een jager gen. Loykins, ging daarna mis horen en verbleef tot 's namiddags in het pelgrimshuis, waarvan hierna sprake is, vermoedelijk totdat het Hof te Brussel gewaarschuwd was. Margareta van Vork, moeder van Maria van Boergondië, kwam met deze naar Alsemberg op dinsdag 13.11.1470 en middagmaalde er. 's Avonds waren ze te Halle. (Itinéraires de Charles, duc de Bourgogne, Marguerite d'York et Marie de Bourgogne, 1467-1477, door H. van der Linden). Toen Karel de Stoute nog graaf van Charolais was, kwam hij verschillen:.. de malen ter bedevaart, nl. op zaterdag 14.1.1464, zaterdag 2.3.1465, op zondag 9.2.1466, en op zaterdag 14.2.1467 op doortocht van Brussel naar Halle (ibidem). Hij zou er ook nog geweest zijn op zaterdag 8-2-1465-66 en bij die gelegenheid enkele banieren geschonken hebben die hij van de Gentenaren afgenomen had en die dezen na zijn dood zouden teruggehaald hebben. (Kervijn de Lettenhove, Histoire de Flandre, V, 262). Filips de Schone (1478-1496) zou hier ook geweest zijn. Maria van Hongarije, landvoogdes der Nederlanden (1530-1555), geboren te Brussel op 17.9.1505, overleden in 1558 in Spanje, weduwe van Koning Loctewijk II van Hongarije, kwam te Zevenhorren middagmalen na een jachtpartij waaraan ook haar broeder1 Keizer Karel, deelnam. Het 1s hoogstwaarschijnlijk dat ze toen ook de kerk van Alsemberg bezochten (Wauters, lilt bi. 701). In 1557 kreeg de kerk het bezt>ek van Filips Il en waarschijnlijk was hij er reeds ;n 1549 geweest. In elk geval vierde hij dat jaar het Paasfeest in het Klooster van Zevenborren. Albrecht en Isabella bezochten de kerk in 1614 bij gelegenheid van de wijding der klo.k waarvan ze peter en meter waren. Leopold-Willem, aartshertog van Oostenrijk, landvoogd der Nederlanden, kwam in 1647 met een stoet hovelingen ter bedevaart. Maria-Eiisabeth, 464
aartshertoginvan Oostenrijk en landvoogdes der Nederlanden, kwam hier in 1732 met een vorstelijk gevolg. In 1836 kwam Leopold I met koningin Maria-Louisa en haar tante Mevrouw Adelaïde. Ook de latere vorsten en Prinses Marie-José bezochten de. kerk van Alsemberg. Kardinaal Merci er, geboren te Eigenbrakel, waar hij zijn levenlang op vakantie kwam op het landhuis van z·ijn. schoonzuster, kwam zeer dikwijls O.L.V. groeten. Dit alles bewijst in hoe hoog aanzien ons heiligdom steeds\ stond. De kardinaal-infant van Spanje, de koning van Engeland, Karel IJ, Keurvorst Maximiliaan-Emmanuel bezochten het klüoster van Zevenhorren onderscheidenlijk in 1639, 1658, op 5.5, 1698. Er mag gerust aangenomen worden dat ze bij deze gelegenheid ook een bezoek aan Alsemberg brachten. Het Gasthuis
Kan. Laenen, in een overzichtelijke bijdrage in Collec-
t~nea .M~chliniensia, 1934, XXIII, bi. 152-172. Over gast- en
ziekenhUizen ten onzent vóór 1559, ··schrijft dat in de middel-· eeuwen een bepaald onderscheid moet gemaakt worden tussen g~sthuizen e~ ~odshu~zen. De ~erste zij~ inrichtingen die open. ZIJn voor retztgers dte, hoe etgenaardtg 'Ook, veranderen in hospitaJen voor de zieken. Dergelijke instellingen bestonden te N~jvel, reeds in 887, te Mechelen, Antwerpen, Brussel, Leuven m 1080, (J.C. 0. Theys-Ghysels, Lijst van de Meesters, meesteressen en zusters van het Groot Gasthuis van Leuven, Brabantica, IV, bl. 117), Tienen, Di est en Zoutleeuw. Buiten die hopitalen" waren er passantenhuizen om de reizigers te herbergen. Er waren er tamelijk veel doorgaans langs de grote wegen gelegen, zoals te Asse, Berchem, Eppegem, Kalfort bij Puurs, Lembeek, Merchtem, Ninove, Postel en Boutersem. Te Lot was er ook zo een huis voor de pelgrims waar ze konden vernachten (pro recoJligendis forsan Ha1Iensibus peregrinis). Volgens A. Wauters ontstonden die huizen pas in de 12de eeuw langs ~ruk begane wegen, het waren gasthuizen of liever toevluchtshutzen waar arme passanten en pelgrims onderdak vonden (A. Wauters, Les Libertés communales). · Te. Alsemberg bestond eveneens zulke instelling. Zoals we gezten hebben werd O.L.V. alhier van heinde en ver bezocht, vooral uit West- en Frans-Vlaanderen. AI die bedevaartgangers moesten alhier kunnen vernachten. Bemiddelde mensen kon9en da~ wel in h.erbergen, voor zover er plaats was, en ~rme dutvels dte aan met veel gewoon waren, sliepen op hoot- en strotassen, maar voor de andere moest gezorgd worden, o.p kosten van d.e kerk De oudste vermelding van ons gasthuts dagtekent utt de 14de eeuw bij een haardteUing. Onder de zeven toen bestaande geestelijke huizen komt ook voor ; « 't seste is t' gasthuys bewoont bij eenre armer vrou-
465
wen, in d'welke die arme pelgrimmen logeren » en in 1612 is er sprake van « den Gasthuyslochten (hof) daar die sieke ende arme menselzen pleghen te herbergen maer nu afgebra:nt (A.P.). Het gasthuis ontving soms schenkingen, o.m. in 1532: « de selve ergenamen (Hopsoemers) van den se1ven deinen hove metten schueren stallen huyse daer op staende ende metten bogaerde daer aen gelegen ende alle andere sinen toehehoeren welc achtergelaten es om tgasthuys mede tonderhouden » (K.A. 2326). In een kerkrekening uit 1582 vinden we het gasthuis ook nog vermeld : « Cornelis Moille (vroeger Philips de Tuchs) van sin en huyse gelegen metten eender syden aent gastlzuys ende metter anderer side aent Swinken ende voor aen de gasthuysstrate die recht optreckt na Brussel »... In 1750 van een « plexken grondt » een half dagwand groot << gen. de gasthuyslochtinghe » palende aan Guilliam Everaerts, oost aan de Gasthuisstraat of oude Postweg van Brussel naar Nijvel, zuid het straatje komend van de Postweg naar de kerk. Dit plekje grond werd eertijds « geabondonneert » ten behoeve van de kerk. (K.A. 2324). In 1824, was de Gasthuislochting 12a. 75 ca. of 50 roede of 1/2 dagwand groot. Er was inmiddels een bakkerij en daarna een herberg geweest (A.R.). In 1829 was het gehuurd door Francis Pastenakels (A.P.). (Recht tegenover het gemeentehuis).
Vaantjes, medailles enz.. Het bedevaartvaantje is een driehoekige, meestal papieren prent, waarop de beeltenis van een heilige of een heiligdom is afgedrukt. Het is bevestigd aan een stokje en wordt verkocht aan de bedevaartgangers, die het als gedenkenis en behoedmiddel naar huis meenemen. De verspreiding ervan dagtekent van het begin der 16de eeuw. Het gebruik ervan is beperkt tot een klein gebied waarvan Vlaanderen de kern is en dat zich uitstrekt in het noorden tot Zeeuws-Vlaanderen, Noord-Brabant en Limburg, in het oosten tot het Rijnland en in het zuiden tot Frans-Vlaanderen. (De Katolieke Encyclopedie, IV, kol. 216). Het spreekt van zelf dat een zo belangrijke bedevaartplaats als Alsemberg vaantjes, medaîiies enz. uitgaf. In rekeningen tussen 1642 en 1678 staan de volgende posten daarover vermeld : << den heer pastoor voor mataelen n1adaillen 6 Rg. 10 st... Aen de wed. Ouiiliam de Pape voor 4 'Oncen silverç madaillen ... 16 g. Den 13.8.1672, dus een paar dagen vóór de kermis van Halfoogst en tegen de feestdag van O.L.V.·Hemelvaart, leverde mijnheer van Lathem >>, welilcht een verwante van Pastoor van Lathem, vaantjes voor 6 g. en 3 st. « Aen Pieter Cappellemans 19 g. 13 st. over 4 oncen silver meda.Iies ende twee grossen coper gefevert voor de kerck ... ; Item den 17 July betaelt over de vaenkens. heeldekens ende binden van de hoecxkens van de kerck ... 21 g. »; het betreft hier waarschijnlijk het werkje van Pastoor van Lathem. «Item
466
Zilveren medailles van O.L.V. van Alsemberg uit de J7de en 18de eeuw. (Kon. Bib!., Muntenkabinet)
3 vierendeel en madalies ge1evert op den kermisdach 1672 .. . 3 g. A en Peeter Cappellemans 1 1/2 pont silvere madal en .. . 3 .~roote copere madalien ... 4 g. 16 st.; Item betaelt aen Jan ~IJnenborge op 18.1 0.1678 aen een 1/2 dozijn hou te aroote tlenkens... 5 scheiL het dozijn »; « 2 doz. swerte paters nosters;. 1 doz. bruyne patersnasters ». Maeycken Mechels leverde m 1672 voor 4 g. en 16 st. paternosters en tientjes. (K.A. 2324). In 1661 werd betaald « aen de knecht van Mter Jan ~om~a~rt (de bekende drukker) voor de afJaet van d 0 kermtsse mt 1aer 1648 over alle tot Brussel te plecken, 10 st. » In 1677 bracht de knec!lt van de landdeken van St. PietersLeeuw « de buUe van den jubile ». Tussen de broederschap van Bergen en die uit andere plaats~n was een g~schi1 ontstaan nopens het dragen van het beeld m de pro~esste op O.L.V.-Tenhemelopneming. Bij brief van 10.8.1717 het pastoor Le Corbisier hun weten dat ovcreenge.komen was hun benevens I 2 gulden, 3 grote en 3 kleine medailles en 30 vaantjes te schenken. Op 10.8.1732 werden 30 g. uitgegeven om « te co open
467
tot Halle 1/2 pont silvere medaillen tegens de naestecomende kermisse » (van Halfoogst). -Dat jaar werd ook gekocht : 500 « boeckens van de miraclen in het Fransch, 4 boeeken gemelbert pampier, 4 boeeken wit pampier voor het binden van de selve boeckens » en het drukken van 500 beldekens, << 200 livrouen met gebedt » en 200 kleine Bevrouwen, te , Brussel bij J.B. Laenderen (A.P.). · · . In 1789 leverden Sr. Doude1et en anderen kaarsen, spinnekens, boekjes, medaillekèns. In 1809 leverde Maria Tijvaert te Opdorp 2000 << heeldekens van O.L.V. geëerd onder den titel van zeesterre » voor 40 fr. en nog eens 4.300 stuks voor 85 fr. Aan J.J. van der Borght, boekdrukker te Brussel 303 g. 5 st. << over het drucken van 250 affichen raeckendé den Jubilé >>, en 2500 exemplaren van de historie van O.L.V. In 1822 aan Maluin zilversmid voor 26 zilveren medaillien, 21 g. 9 st. In 1821 waren er 36 gekocht geworden tegen 1 g. 10 het stuk. Prof. Dr. Marcel Hoc, oudkonservator van het Muntenkabinet, heeft over de medailles van Alsemberg een studie geschreven. In 1830 werd aan Antoon Marrete 44 g. 6 c. betaald voor het leveren en drukken van 600 « vaenkens graveren met het rnaeken der plaet, eauleuren » en in 1838 leverde Maria Tijvaert van Opdorp nog 2000 « heeldekens » voor 32 fr. (A.P.). Evenals thans nog in vele bedevaartplaatsen was er in de kerk zelf iemand aangesteld om godsdienstige voorwerpen te verkopen. In 1746 was Maria Claessens huisvrouw van Thomas van den Plas « vercoopersse van de heeldekens en offerkeersen ten behoeve van de kercke ». In de rekeningen van 167 4 staat er een post van 15 g. per jaar voor het « gaedes1aen ende verkoopen van keersen », door Guillam van den Bossche. In 1806 was Sebastiaan Raymaeckers aangesteld om te verkopen « de keerskens en t' outfangen de clijne offerande ». Het had 39 g. 17 1/2 st. opgebracht en hij kreeg daarvan 15 g. (A.P.). In 1812 bedroeg de ontvangst in de kas van,« t'gestorven keersken vrouwken » 5 g. 19 st. en 31 g. 19 st. 1 o. in
die van haar opvolgster. Op 23.9.1819 werd onderpastoor Leemans aangesteld ter vervanging van Joanna Wouters die er moest mee uitscheiden en alle sleutels, kaarsen, medailles en prentjes afgeven en het huis dat zij bewoonde moest verlaten (A.P.). In 1819-1820 bedroeg de verkoop van « keerskens, boecxkens, O.L.V.-beeldekens, medailles en offeranden in geld 178 g., in 1832 : 544,56 fr. . . We menen cfat zoals te Halle dat winkeltje links achteraan in de kerk moet gestaan hebben; tenzij het noorderportaal, dat voortijds het « keerskot » heette, daartoe diende.
468
In de inventaris van 1819 heet het « camerken alwaar men de keerskens verkoopt >> en wordt er vermeld : 1 kopere schotel, 1 bodes· (toon bank) en 2 « herren om de lijken te dragen>>. Na 1820 vonden we geeti ontvangsten uit de verko()p meer vermeld. We onders.telle.n dat de onderpastoor zich mettertijd met de verkoop niet meer zal beziggehouden hebben en het zaakje naar het kostershuis overgebracht werd. Pastoor Denijn liet in 1887 « de twee winkelkramen met al wat zij bevatten » aan de kerk. Zouden dat misschien kramen geweest zijn zoals er zoveel te Scherpenheuvel staan en die bij grote toeloop aan de kerk geplaatst werden ? Strafbedevaarten Een bedevaart naar een of ander bekend heiligdom, .het offeren van kaarsen, het volgen van een processie, soms in een. bepaalde kledij, werd vroeger veel als boete of straf opgelegd. De boeteJfhg was verpJicht zich te begeven naar een van de befaamde heiligdommen van de Kristenbeid en van daar een bewijs mee te brengen waarin door de geestelijkheid bevestigd werd> qat hij persoonlijk het opgelegd viagium afgelegd had (van· Cauwenbergh, Les Pélerinages expiatoires, Leuven 1922), Men is geneigd zich af te vragen of dit voor de overtreders wel altijd een straf is geweest. Bood zi.ch hier geen gelegenheid aan uit duizenden om eens iets meer van de wereld te zien ? Eenzaam of vervelend had men het op zulke reis niet. Aldra sloot men zich aa11 bij reis- of, liever nog, bij tochtgenoten : vrome pelgrims vrijwillig, uit innerlijke geloofsdrang op pad; zondaars, die het boetekleed hadden aangetrokken in de hoop hun zwarte ziel te zuiveren en, erger, schijnheilige schurken - « reynaert peelgrijn » is er het onsterfelijk type van die berouw voorwenden. Men kreeg lange of kortere pelgrimagiën te ondernemen, als daar zijn naar het Heilig Land, naar Rome, naar St jago van Com. postella, nàar het H. Bloed te Wilsnack of de Drie Koningen te Keulen. Ware afstandsmarsen, die deze naam met meer recht konden dragen dan het hedendaagse gewandel in grote kudden, vier dagen achtereen, uit en naar dezelfde plaats. Vaste wegen werden op die tochten gevolgd, en door Franse geleerden is aangetoond van hoe grote betekenis de pelgrimswegen in de vroege middeleeuwen voor de ontwikkeling en verspreiding der literaire en beeldende kunsetn zijn geworden. Stellig viel in deze nadagen der middeleeuwen,. voor wie open oog en oor en een ontvankelijke aard had, heel wat te leren op die lange reizen; Vóór zijn vertrek nam de boeteHng afscheid vóór de schepenbank, ontving er de « sherpe » of reiszak, de met ijzer beslagen pelgrimstaf en een vrijgeleidebrief. Als pelgrim droeg hij een vHten hoed met brede rand, waaraan na de tocht de
469
bewijsbrieven en een schelp, als aandenken van de bezochte plaats gehangen werden, en de « slavinne », een soort .van rok of overkleed, met daarop een gekleurd kruis .. De pelgrim reisde gewoonlijk tè voet. Beschutting en rust vond hij in bijzondere, daartoe langs de wegen opgerichte herbergen, passantenhuizen, zoals er te Lot, St. Pieter~ Leeuw en ook in onze parochie een was, het gasthuis ge ... heten en waarvan elders in dit werk sprake is. Na zijn feruakeer verscheen de pelgrim na eerst in de parochiekerk de Heer bedankt te hebben, vóór de vierschaar om onder eedaflegging zijn << betoon >> of << warachtich letteeken » af te aeven. Dit wàs de voorwaarde om opnieuw in de samenJeving te worden opgenomen. (F. Prims, Rechterlijke Instellingen in de M1ddeleeuwen, 1936; L. T. Maes, Vijf eeuwen stedeJijk strafrecht, 1947, 350, 351, 355, 352_).. Het spr~ekt wel van zelf dat de aldus toegetakelde pelgnm veel opztens zal gebaard hebben en van het gepeupel en van de meedogenloze straatjeugd heel wat te verduren had. Onder de bedevaartplaatsen in de Nederlanden die. in aanmerking kw-amen .voor boetepe1grimagiën bekleedde O.L. Vrouw van Alsemberg een voorname plaats. Wellicht doordat ze in eenmaal konden gedaan worden, werden nogal vaak dubbele bedevaartgangen naar Halle en Alsemberg opgelegd. In 1468 had kapelaan Joos Alsteen van St. OoedeJe tè Brussel vrouw Lucas Pippenpoy uitgescholden « ipsamque putanam piuries appe11ans ». Buitendien was hij uit de gevangenis ontsnapt. Zijn straf luidde : drie bedevaarten : Alsemberg, Anderlecht en Scheut (PI. Lefèvre). In 1504, Henriek Taveniers voor het slachtoffer Oheert Canijs, naar O.L.V. van Halle en « Halsbergen » (R. Peeters, Kempische Zoengedingen en strafbedevarten tot aan de vooravond van de Beeldenstorm, Taxandria, 1956, bi. 21-105), Aldus uitaedost werd hem van het schepenhuis tot aan de stadspoort~n uitgeleide gedaan door een trompetter, die de aandacht van het volk moest wekken. In sommige gevallen was in het vonnis bepaald· dat de weg zonder schoeisel en in hemd moest worden afgelegd, zoals te Arendonk en te Herentais waar de bedevaart moest geschieden in « wuHen >> k1e;en, barvoets en op water en brood (J. Ooris, HerentaJs~ verzoeningen, Ooetschakks, bl. 275; Taxandria, 1954; Enige Zoenakten, Kempisch Museum, 11, 1891 ). In 1503 had Wouter van Ooerrop Pi eter Ruts vermoord. Bij een zoengeding werd hij onder meer veroordee!? tot een pelgrimagie naar O.L.V. van Alsemberg en naar VtJf andere bedevaarten, die hij afzonderlijk doen moest. Na elke tocht mocht hij zes weken thuis blijven (R. Peeters, a.w. bi. 79). In 1511 vermoordde Bartellemeus Vekenmans Bertellomeus zone op de Heizijde Ghert de Hage. Hij werd veroordeeld tot een boetebedevaart naar Alsemberg, Halle, Aarschot, atle drie afzonderlijk te doen (ibid. bi. 84). In 1514 werd Bravo
Borchs die Matheeus · M-oerlants ter dood gebracht had, verwezen 'tot een pelgrimstocht naar Alsemberg (ibid. bl. 85). · In 1515 had « OH vier van Eppeghem... met een en gespannen boge gedaen mit eenen schicht (pijl) daer op I~g gende ende den selven boge alsoe gespaneen gehangen mt huys. van Bernaert Vertommen, aidair hij veel injurieuse woirden gesproken hadde tegen ~i~~hene di~ aidair saten ende droncken ... den selven ten biJZIJne van nngen v~n d~n .scepenen goedt te doene vier bedevaerten te weten dte d.ne tot O.L.V. van Ha1Ie, Alsenberghe ende Aerschot elc van dten mît eenre keersen van een vierendeel ende die vierde tot onser liever vrouwen van Capel1en opten bosch mit eenre kersen van eenen ponde ende daerenbovev 4 rijns&'u1dens (R.K. 12758). In 1517 was het Peeter van Olmen, dte voor zijn slachtoffer, Jan de Backer de Oude, in ,r:rsoon naar Alsemberg komen moest en kaarsen offeren (tbtd., bi. 88). · In 1518 Cornelis Broeckheze Peeterszone tot zoen voor de aedode Wouter van Thielen, een pelgrimagie naar Alsemberg (ibid. bl. 88). In 1523 Stoffel Lange Peeters vo~r Ansem Coonen, een pelgrimstocht naar Alsemberg .en er mts horen. naar St. Adriaan te Geeraardsbergen en te Wtlsnack. In tegenstellina met vroeger mochten die bedevaarten in één « ganck » gedaa~ worden (ibid., bi. 92). In 1.523, Peeter Rommens voor zijn slachtoffer Jan Schueren alias Lang Peeters, naar Alsemberg (ibid., bi. 93). In 1524, Ghijsbrecht van Mierde, voor het slachtoffer Peter Oodens, een bedevaart naar St. Adriaan, O.L.V. van H~lle en van Alsemberg in één « ganck » (ibid., 93). . « Hendrick de Vos en Lijsbet Branders daer de vs. Ltsbet de vs. Hendrick, die een gehuwd man was, în het openbaer aangeklaagd had dat hij haar geweld aangedaa~ en daarna haar klacht weder ingetrokken had, werden betden « genadelijck gecotrigeert » Hen~:ik tot een bedevaart naar St. Servaas te Maastricht, waar htj een wassen kaars van een half pond moest offeren; Lisbet tot een bedevaart naar O.L.V. van Halle en van Alsemberg; op welke beide plaatsen ze een kaars moest offeren van een half pond. Hiervan moest binnen de veertien dagen het bewijs ingebracht worden. De tocht werd aano·evangen op 15.12.1525 en op 29 daarna leverden ze het bewijs binnen (L. T. Ma es, Vijf eeuwen stedelijk strafrecht, bi. 669). In 1526, Miehiel Schoerwege, voor Thomas van Uiden, onder meer een « ganck » naar Alsemberg (R. Peeters, a.w., 94). c In 1527 hadden Hendrik Bauden alias Boucquillon, ola Francko van Hal1e en Pieter Berckmans te Zevenhorren «in felien moede wille~ evelen » met een mes en een breekijzer Jan de Pape) « warandhueder » (jachtwachter) en hem « roeck » en verrader geheten. Bauden werd gestraft om « boven eerikke beternisse... gedragen in sijn lijnen clee-
470 471
deren twee wassen kersen elck van 2 ponden d'een in de kercke van Zevenhorren ende d' ander voer th. sacrament » te )s Hertogenbos. Berckmans moest « tot eerlicke beternisse in zijn lijnen deederen gedragen in de kercke van Alsenberge in de hoochmisse een wassen kersen van 2 ponden metten wapenen van ons heer en des keysers behangen» ... ·(R.K. 12548). In de << Geschiedenis van de Collegiale kerk van St. Germanus te Tienen », door C.F. de Ridder, 1906, bi. 146, leest men, dat << het kapittel in 1540 aan een kapelaan als .straf een bedevaart naar « Halsenberg he » oplegde. Dr. Jan Lindemans, sprekende over verzoeningsgevallen (E.S.B., 1934, bi. 294), citeert << eene pelgrimagie tot ons er vrouwen tot Ha1e ende tot otnser lieven Vrouwen tot Halzenberge in 1551 » en van « te doene eene wech tot onser vrouwen van HalJe ende 1-Jalsenberglze in wullen ende bervoets, met eender kerse van eenen halven ponde, tot elcker piaetse te laten, ende aldaer hertelijek te bidden voer de ziele van den aflijvige >> ••• In 1557, Margriet Leys en haar zoon Wilhort de Bie, voor hun slachtoffer, Katslijne Ooms, o.m. naar O.L.V. van Alsemberg en Halle (idib., R. Peeters, a.w., 104). In een meiersrekening uit 1575 lezen we van «Jan de Muttere die welcke vechtende tegen twee andere onverhoeds zijnen vadere tegen d'eerde gestoaten hadden waeromme soe is hij ... met scepenen vonisse (gestraft) te gaene drie sondaegen Ianck met eender bernder kerssen mitte wapen ons heeren des keysers ende processie tot Alsenberg!ze ende noch daerenboven zijnen vader gebeden om vergheffenesse op sijn bloote knyen » (R.K. 12777). Die vroede mannen hadden nog verstand van straffen ! In 1651 werd een genaamde Peeter de Haze in een proces tegen Antoon Berens, schepen te Alsemberg, gestraft om te geven een « wasse keersse van een pont voor amende om gebrandt te worden in de kercke van O.L.V. van H.alsenb·erg!ze » ... Mettertijd werden de bedevaarten vervangen door de betaling van een geldboete. Dit bracht voor de schepenbank meer op... Die boete was in 1384 voor Alsemberg gesteld op 30 st. (Notre Dame Halseberghe-1ez-Bruxe11e). (J. Ges Ier, Over boetebedevaarten, Brab. Folkl., 1940-1948, bi. 56). In 1695 dienden de dekens en oudermans der schippers een verzoekschrift in bij de wethouders van Mechelen om de hoeten te verhogen volgens « de afgelegenheid der bedevaerten ». Daarop werd door de wethouders ingegaan. Onder de voorwaarden van die toestemming komt onder meer voor, dat zij die in geschil waren met malkaar en vóór de gezwoornen hun zaak kwamen vereffenen en elkaar met malkanderen met verwijten en onbeschofte woorden aanvielen veroordeeld worden tot de weg naar O.L.V. van Halle of van Alsemberg of wel te hetalen 12 st. Deze boete \Verd verhoogd tot 3 g. (De Ambachten van 1\1echelen, zonder naam van schrijver óf jaartal, 6L 272). 472
jubelfeesten
In 1819 werd een jubileum gevierd - ~elk is ons r~!et bekend. Het moet een merkwaardige gebeurtents geweest ZIJn, want een aantal dekens en pastoors van de omliggende parochies kwamen bij die gelegenheid biecht horen, o.m. de landdeken, de pastoors van Rode, Linkebeek, Drogenbos, Ruisbroek, Dworp, Lembeek, Bierk, Heikruis, Asse, St-AgathaBerchem, Brussel (Pi nis Terrae), onderpastoor de Groot van Brussel, onderpastoors Gautier en de Bontridder van de Rijke Klaren te Brussel (A.P.). Bij Pieter Bruneau, schilder te Brussel, werden « eenige cier;;teten en draperijen voor de kerck ten tijde van de jubile » gehuurd voor de som van 61 g. Na de viering werden drie werklieden betaald « dewelcke nae den jubilé eenige dagen hebben gewerckt in het afdoen van de vaenen der artken (praalbogen) en om eenige zaken naar Brussel bij Bruneau terug te dragen». (A.P.). Te oordelen naar de kosten en de arbeid, moet het wel een prachtige « palering» geweest zijn. Nu, de Alsembergenaren hadden verstand van « paleren >> ! Ouden van dagen zullen zich dat uit hun jeugd nog herinneren. De gevels verdwenen letterlijk achter sparrentakken en ander groen. De wedijver « om het schonste te paleren » was geweldig. Op de laatste zündag van april en de eerste. zondag van mei 1891 werd het Beeld in een ongewoon prachtige stoet van 800 deelnemers en onder een toeloop van duizenden vreemdelingen rondgedragen. Van de vele kerkelijke feesten e~ v!eringen zijn geen oorkonden b.ewaard g~blev~n. Van het JUbtleum van 650 jaar ter gelegenheid van de mhahng van h~t herstelde Beeld bestaat nog een plakbrief getekend door archttekt Frans Albert. Hierna volgen << de orde d.er plechtigheden » en de sa.menstelling van de aeschiedkundtge stoet : zaterdag 25 apnl 1891 om 6 uur 's a~onds, aankondiging der feesten door het gelui' der klokken en het grof geschut. Zondag 26 april : om 1 uur, uittocht van de praalstoet naar het kasteel van de weledele heer Baron de Roest d'Alkemade, waar het Beeld wordt afaehaald. Op het plein vóór het kasteel hield Pater Lebon een ge1egenheidssermoon. Bij de t~rugkee:, vóór de gr?te trap, had de uitvoering plaats van « Vtva Mana », op muztek van Edgar Tinel en woorden van Pas~oor Bols, door een talrijk koor van mannen, vrouwen en ktnderen. Daarop volgde een aanspraak door onderpastoor Modest de Bie. Onmiddellijk daarna volgde het plechtig lof met Te Deum. 's Avonds had een algemene verlichting plaats en om 8 u. een fakkeltocht. De volgende zondag, 3 mei, werden de feesten opgeluisterd door de aanwezigheid van de Kardinaal. Te 9 u. had de plechtige hoogmis plaats. Om 1 u. ging de praalstoet voor de tweede maal uit. Bij de terugkeer, zoals de eerste maal, werd « Vfva Maria >> uitgevoerd. Onmiddellijk daarna volgde een feestrede door Pastoor Bols en een plechtig lof met muziek
s.f,
473
van Riga. Om 8 u. 's avonds was er wee: een alge~1ene verlichting en werden op de trap gelegenhetdskoren uttgevoerd. Muziek van Pol. Daniels, Gustaaf Bols en Jozef Roosen, de toenmalio-e koster-orgelist. Het jubileum werd te 9 uur beb • sloten met een << prachtig vuurwerk ». De geschiedkundige stoet, bestond uit drie .delen : 1o de wonderbare stichting van de kerk door de H. Ehsabeth en de -overbrenging van het wöndei:bee1d; 2() De verering van O.L.V. in de verleden· ·eeuwen door de vorsten en vooral door de hertorren van Bràbant; 3() De eredienst tot O.L.V. in de laatste tijden~ Verder was de stoet samengesteld als volgt : 1. Rijkswachters te paard. 2. Bazuinblazers te paard. 3. Een vaandrig en twee karteldragers. 1ste deel : 4. Praalwagen van O.L.V. Twee enaelen ontvangen het plan van de kerk en de draad, de arootte der kerk aftekenende. Een engel die de wagen voe1~i:. Engelen met lelietakken in de hand. 5. Fanfare Les Montaanards van Tenbroek, in kleding van de 13de eeuw. 6. Hendrll< II de Edelmoedige en .Maria Hertogin van Brabant. 7. Lodewijk, .hertog van Thuringen, gemaal van de H. Elisabeth. Gevolg van kruisvaarders te voet en te paard. 8. De drie gezusters met het vlas. 9. Fanfare St. Lambertlts van Beersel in kledij der 13de eeuw. 10. Wagen van St. Elisabeth. Twee en aelen brengen haar het bevel ·de kerk te bouwen en bieden ha~r plan en draad aan. Hofjonker. Een engel die de wagen voert. Engelen. 11. Sofia, dochter van de H. Elisabeth, die het Genadebeeld meebracht en Hendrik III de Zachtmoedige. 2de deel : 12. Jan I, hertog van Brabant. 13. Jan II, hertog van Brabant. 14. Robrecht van Bethune, graaf van Vlaanderen, en zijn gemalin. Hofjonker. 15. Jan lil, hertog van Brabant. Gevolg van ridders. 16. Hendrik van Withem, heer van Beersel en zijn gemalin. Twee hofjonkers. Gevolg van 18 ruiters. 17. Hertog Antoon en zijn broeder Filip. 18. Hertogen Jan IV en Filip I. 19. FHip de Goede en zijn gemalin. 20. Karel de Stoute en Margareta van Vork. 21. Keizer Maximiliaan en Maria van Boergondië. 22. Keizer Karel en gevolg. 23. Matheus Claes en Niklaas Rombouts, burgers van Alsemberg, die het beeld tijdens de Hervorming hebben gered. 24. Filips li en gevolg. 25. Jan van Withem, heer van Beersel, en zijn gemalin. 26. De aartshertogen Atbrecht en Isabella. 27. Markies en markiezin van Montafie. 28. Prins en prinses von Zollern. 29. De hertog van Arenberg. 30. Groep beenhouwers van Brussel met hun oud banier en de troon door hun voorzaten geschonken. 31. De rederijkers « De Alsembloem » met blazoen. 32. De gemalin van Ridder Frederik de .Marselaer, heer van Perk, Eiewijt enz. Hofdame. 33. Ernestine van Withem met hofjonker. 34. Prinses van Herenberge en hofjonker. 35. Markiezin van Turlon en hnfjonker. 36. Gislena de Man de Speelhoven, vrouwe van Alsemberg en hofjonker. 37. Aartshertogin N\aria-Eiisabeth en hofjonkers. 38. Aartshertog LeopoJd WiiJem van Oostenrijk en hofjonkers. 39. Karel van 474
Lo.rreinen en hofjonkers. 40. Jan Jozef van den Elsken, inbo?rlt· na van Alsembera Hooaleraar te· Leuven, Protonotanus Ap~stolicus. 41. Fa~fare va~ Termeulen (St. Genesius-Rode) in kledij Loctewijk XIV. - 3de deel: 42. 1\~atrozen met ~.ter der Zee en schip._ 43. Studenten met bloemtUilen. 44 Pauseltjke lijfwachten. 45. Geestelijken en kot·alep. 4~. Wagen ter yerheerlijking van O.L.V. door de geestehjkhetd. Paus, kardmalen kloosteroversten. Twee engelen. Pauselijke edelwacht. 47. 'Pa~tselijke lijfwachten te paard. 48. Fanfare << Lauri.:r-Chêne >> in de kledij der pauselijke zouaven. 49. MaatschappiJ der Jan?bouwers van Kesterbeek. 50. Wagen van Landbouw en NIJverheid. Dan volgde de eigenlijke ptocessie : 51. Kruis- en kandelaardragers. 52. Afvaardiging va~ Xaxerianen met vaandel. 53. Afvaardiging van kongregamsten met vaandel. 54. Eerste vaandel van O.L.V. 55. De zeven smarten van O.L.V. 56. De litanie van O.L.V. 57. Het tweede vaandel van O.L.V. 58. De rozenkrans. 59. Koraaltjes in het blauw. 60. Wierooken lichtdragers. 61. De vermaarde relikwies .van O.L.V. v.an Alsemberg. 62. Koraaltjes in het rood. 63. Pnesters. 64 ..Wierook- en Iichtdragers. 65. Het mirakuleus Bee~~l. 66. Pne~ter in koorkap, diaken en subdiaken ... 67. BurgerltJk~ ?verheidspersonen. 68. MuziekmaatschappiJ .. 69. Afvaardi~~ngen van bedevaarten. 70. Al de overige muztekmaatschapptJen. De Kroning in 1934 De feestschikking was als volgt : Eerste deel : Godsdienstig gedeelte : Missen in de hertogelijke kerk te 5, 6, 7, 8, 9 en 10 uur. Op ~et Kroningsple~n, Pontifikale Mis door Kard. van Roey, omnngd door de Bisschoppen van België en andere gees!elijke en burgerlijke hoogwaardigheidsbekleders. Gelegenheidssermo.en d?o~ Mgr. Cruysberghs, vice-rector van de Leuven~e Umve~s!tett. Na de mis uitvoerina van het meerstemmtg Magmflcat van Peter B~noit door 3oo uitvoerders, onder de leiding van Frans Verheyden, orgelist van de hertogelijke kerk. Tweede deel : Stoet en Kroningsplechtigheid. Van 13 uur af, torenkoncert met de medewerking van de Fraters van het Missiehuis van Scheut. Te 14 uur, Vorming van de stoet op de Brusselsesteenweg aan het kaste.e! van Baro!l de Roest d' Alkemade. Te 15 uur in de kerk ponttflkaal lof, mtgezonden met luidsprekers. Bij de aankomst van de s~oet o.p het Kroningsp1ein, Kroning van het Genadebeeld. Uttvoermg van de gele(Yenheidskantate van Remi Ghesquiere op tekst van werkman-dichter Pons van de Maele, door 300 uitvoerders. Feestelijke optocht van het Gekroond Beeld naar de kerk Derde deel ; Volksfeesten ; van '18 uur af, torenkoncert door de heer CorneJis, orgelleraar aan het konservatorium te Brugge. Te .19 uur~ v66r het.uitgesteld beeld op de grote trap, uitvoenng van het huldeheeL Kunstkonèert door de fanfare Laurier en Eik onder lei-
475
~
ding van J. Springael. Marialiederen. Verlichting van de toren en van het Beeld. Te 22 uur, Vuurwerk op het Kroningsplein. De stoet en de Kroningsplechtigeid werd uitgezonden door de Katolieke Vlaamse Radio--Omroep. Bij gelegenheid van de kroningsfeesten werd door het Geschied- en Oudheidkundig Oenootschap van Vlaams-Brabant in zeven klaslokalen van het Vittorspensionaat een tentoonstelling ingericht over de Mariaveretiing in Btabant.
De Mariakroon De kroon van het O.L.V.-beeld, die in 1934, bij gelegenheid van de plechtige kroning gemaakt werd, vertoont aan de voorzijde een ster en een schip. De ster schittert met 90 brilJanten en diamanten, a.lle in platina ingezet. Het scheepje vaart op een zee van blauwe natierstenen en is zelf samengesteld uit een groot aantal fonkelende brillanten. Ook het driekleurig vlagje _bestaat uit echte stenen. De mooie ronding van de gouden zetJen geeft aart h'et geheel een buitengewoon mooi tiitz.i~~t. Boven de ster glinstert een vuurgele topaas van Brazthe, een grote steen van onschatbare waarde, gift van Koningin Astrid. Aan de achterzijde van de kroon is een zelfde steen ingezet, een topaas uit Siberië, gift van een dame die onbekend wenste te blijven. Vooraan prijken, rechts, het wapen van Z.H. de Paus en links dat van Z.E. Kardinaal van Roey. Aan weerszijden, de wapens van de Koning en de Koningin (Leopo1d III en Astrid}. Daarop volgen de wapens van Koning Albert en Koningin Elisabeth. Om een gedachte te geven van het werk van de kroon, is het van belang te weten dat alleen aan het wapen van de kardinaal veertien dagen lang door vier vakkundige werklieden gearbeid werd. Dit wapen al1een bevat n:eer dan 100 robijnen. Alles bijeengenomen, vertegenwoordigt de kroon het werk van 10.000 uren arbeid.
De jezuskr.oon Het kroontje van het Kind Jezus is ook bijzonder mooi. De beugels en het kruisje zijn versierd met zeldzame parels en op de band prijkt het wapen van de Hertog van Brabant op een veld van zwart onyx. Het is evenals de Moederkroon vervaardigd uit· massief goud. Vele honderden giften, goud, zilver, edelstenen werden geschonken, o.m. een gouden armband door Koniri'gin Elisa,;beth, haar door Koning Albert bij hun verloving geschonken. 1\~en zal zich herinneren dat àe Koning enkele maanden tevoren jammerlijk omkwam te Marche-les-Dames.
De St. Elisabethparochie Wegens de nogal grote afstand tot de St. Oenesiuskerk en de aangroei van de bevolking te Tenbroek, had pastoor 476
Hermans er reeds aan gedacht aldaar een kerk te laten oprichten. Zulke zaken gaan echter niet snel. Inmiddels werd het aantal inwoners maar steeds groter, ingevolge de aanleg van gas, water en elektriciteit, maar vooral de inlegging van de autobuslijn Ukkel, Dworp, Halle. Pastoor van den Broeck Jiet een grond met huis aankopen gelegen op het kruispunt van de Zavelbergstraat en de Kerkeveldweg, eigendom van de heer Albinus Otte. In 1941 werd door het bisdom beslist, dat er voor Tenbroek op Rode en Heidenbroek op Alsemberg een kapelanie, ·afhangende van de O.L.V.-parochie en toegewijd aan de H. Elisabeth van Hongarije, tweede patrones van de moederkerk, zou opgericht worden. Pastoor Kestens kreeg opdracht. voor de uitvoering ervan te zorgen. De grenzen van het meuwe kerkgebied werden vastgesteld. De kapelanie telde 525 zielen op Rode en 450 op Alsemberg. Weldra waren de plans van het kerkgebouw klaar, maar de oorlogsomstandigheden verhinderden de uitvoering ervan. De kerk, naar een ontwerp van architekt Armand de Mey van Oudergem, werd gebouwd door a·annemers E. Lefebvre en Zoon van Ja uche. De eerste steen werd op zaterdag 8.12.1951, feest van O.L.V. Onbevlekt, gelegd door Mgr. de Smedt, later bisschop van Brugge, en de kerk plechtig ingewijd op 1.6.1952, eveneens door Mgr. de Smedt, het gelegenheidssermoon werd gehouden door Mgr. de Vroede, rektor van het Belgisch Ko1ege te Rome. Het interieur van de kerk werd in 1954 in kleuren geschilderd onder leiding van Pater Fimmers. De kruisweg, van kunstkeramiek 45 x 60, komt uit de kunstwerkplaátsen van Rogier van de Weghe te Brugge. De klok, met fa-toon, weegt 169 kg. en kostte 25.350 fr. Het opschrift ervan luidt : « St. Elisabeth van Hongarije b.v.o. Kapelanie St. Elisabeth J. de Man, Peter M. Armand de Mey, bouwkundige; meter Mevr. Rosa Lefevre-Mottier, aannemer, gevers van deze klok. Me benedixit die 16 nove 1952 R.D. P. van Keerbêrghen Dec. Ucclensis. » De oprichtende kapelaan was jules Gisleen de Man, geboren te St. Kwintens-Lennik 8-10-1917, onderpastoor te St. Genesius-Rode 25-11-1952. In 1956 werd hij benoemd tot pastoor van Sterrebeek St. Pancratius. Zijn opvolger is, sedert 17-12-1956, .Maurits de Rijck, geboren te Zellik 9.11.1918, voorheen onderpastoor te Dworp. De orgelist is Edward Bekkers, uit Eisden.
Geestelijken uit Alsemberg Van de priesters en geestelijken uit Alsemberg zelf herkomstig, zijn er weinig bekend. De oudste die we kennen is Wouter Knaep, alhier pastoor van 1480 tot 1500. Zie Bijzonderheden over de parochieherders.
477
Jan van Grasdorf. Alhier geboren in 1653 geprofe·st in het Minderbroedersklooster van Boetendaal te Ukkel in 1683. Hij vertrok als enige lekebroeder, samen met broeder Frederik van der Hofstadt uit Leuven, en anderen die aanvaard hadden .. in Suriname (Nederlandse kolonie) een missie te stichten onder de Indiërs en de Europese suikerplanters. Buiten onze çiorpsgeno-ot, bezweken allen aan het moordend klimaat. Hij moest dan ook wel terugkeren en overleed te Antwerpen op 16.4.1687. (E. Verwimp, De Wrede missie, Leuven, 1924).
Glaudius Benedikt van Grasdort « in sijn leven pastoor van Melsbroeck ». Hij had zijn « titel sacerdotaal )> genoten op stukken land te Alsemberg gelegen, waarop het Klooster van St. Elisabeth op de Berg Sion te Brussel een rente bezat van 200 g. en waarvan de rente 10 st. 's jaars bedroeg, « dat den pastoor ettelijke jaren door het lezen van missen betaelt hadde bij faute van den huerelinck niet op en paste en veel ten achteren was ». Bij zijn afsterven had hij nog drie zusters in leven, nL Maria, Joanna en E1isabeth. Een broeder was « chirurzijn » te St. Pieters-Leeuw. Wegens de geringe opbrengst van dat land en de zware rente die er op drukte, werd het ten slotte verkocht aan Willem de Ridder, onderpastoor te. Schaarbeek, en eveneens herkomstig uit Alsemberg. Willem de Ridder verschijnt onder meer in een akte van 1715 waarbij hij een half dagwand land verpandt voor een rente « ten eeuwigen dage » van 6 g. per jaar voor twee ge,.. zongen missen met drie priesters 's zaterdags na de kermisdag en de tweede 's zaterdags daarna ten behoeve van Elisabeth van Grasdorf, begijntje te Brussel, en van haar zuster Katarina en van heel de familie. De celebrant zou 1 g. trekken, de diaken, subdiaken en koster elk 10 st. ( G. 8304). We treffen hem verder aan in 1732 bij een verkoop « door Guilliam De Ridder presbyter ende pastoor van O.L.V.-Waver als erfgenaem van wijlen Marie van Grasdort ende Catharina Boon geweesde 1ste ende 2de huysvrouwen van wiljen Laureys de Ridder, rentmester der kercke van Als. van een hofstede, huyse, schuere, stallinghe gelegen boven recht tegenover de kercke aldaer gem. gen. Ste Franciscus », groot 1 dagwand, palende noord « aen het clijn straetje van de kerck naer de Postweg », oost en zuid de Postweg, west, « sheeren straete Joopende tusschen het kerckhof en deselve hofstede » (K.A. 2332). Die hofstede stond dus waar thans de herberg << Concordia » staat. Voor het « ornament » van zijn begrafenis gaven zijn erfgnamen een bonnet, twee alben en twee amikten.
jan jozef 1·an den Elsken werd te Alsemberg op I L 11.1759 gedoopt. Zijn ouders, J.B. van den Elsken, ineier van Hodc en Al~emherg. en IsaheJJa Josine van Herzele he47R
hoorden tot een gegoede burgersfamilie. Zij bewoonden een van de kapelaanshuizen. De _Peter van J~n Jozef was A~olf van Herzele, zijn oom, reguitere kanunmk van Zev.enbotren en zijn meter Mana jozefa Dhandel. Later vestigde de familie zich te Vorst. Jan Jozef studeerde in het aartsbisschoppelijk kollege te Mechelen en in het Atrechtskollege te Leuven, verwierf er het baccalaureaat in de godgeleerdheid en werd omstreeks 1785 tot priester gewijd. Hij kreeg toen zijn benoeming tot biechtvader van het Begijnhof te Leuven en, begin mei 1788 misschien zelfs vroeger - was hij tot leraar jan jozef van den Elsken. van het Atrechtskollege aan(Pentei<. Lt!O Theys, cL V.T.B.) gesteld. Toen de hogeschool in 1790 opnieuw werd ingericht werd van d~n Elske~ tot pre"" sictent benoell].d van het Collegium Busledtanum of ~?llege der Drie Tonaen. Dit geschiedde op 19.2.1790 en hiJ vervulde dit ambttot in 1795 toen de universiteit afgeschaft werd. Datzelfde jaar treffen we hem aan, vereerd met de titel van Protonotarius Apostolicus. Op 14-4-1801 werd hij pastoor van Hombeek. Bisschop de Roquelaure benoemde hem, samen met Huleu, tot lid der Synode. Van den Elsken was achtereenvolgens kanunnik van de St Pieterskerk van Leuven, voorzitter van het Kollege Busleyden aldaar. Hij werd misschien meer berucht dan beroemd onder de deknaam van Keuremenne (zie C.T ., Toerisme, 1939, bi. 783). In de Verslagen en Mededelingen der Kon. Vl. Ak., 1928, bi. 265-292, heeft Kan. J. Muyldermans kla~rheid gebracht over het ]even en de meestal naamloze geschnften van Keuremenne. Dank zij nota's van Pastoor Bols kon .~uylde~mans het troebele leven van zijn tijd en de ware fyswnon11e van de briefwisseling en de naamloze pamfletten tegen de ~ost~n rijkse regerina in een juist dagJicht stellen. Wegens ZIJn vmnige strijd tegen het algemeen seminarie door Jozef II opg~: richt werd van den Elsken op 14.6.1789 aangehouden. HtJ overleed op 2 april 1803.
Loden:ijk 11eymans. -·- Oebnren op 14.3.1812 als zoon van jan, uit St. Oenesius-Rode, 36 jaar oud, en van Joanna
479
Maria Simeons uit Alsemberg 1 ook 36 jaar oud. De huwelijksgetuigen waren Loctewijk Heymans 1 landbouwer alhier, 38 jaar oud 1 en J.B. van der Elst 1 42 jaar oud, veldwachter. Heymans was onderpastoor te Virginal toen hij op 19.6.1852 pastoor werd te Ruisbroek en dit bleef tot 22.9.1891, op welke datum hij overgeschreven werd naar Brussel Assestraat, om opgenomen te worden in de klini·ek van SS. Jan en Elisabeth. Hij overleed op 9. 7.1899 en stichtte een jaargetijde voor zijn ouders en afstammelingen met uitdeling van brood. Daartoe verkocht hij een stuk grond aan J.B. de Greef van Rode, waarop deze dadelijk 700 fr. aan de kerk moest betalen (A.P.).
Pastoor Bols vermeldt ook nog Pater J.B. de Boeck, de eerste direkteur van het Damiaansgesticht te J\arschot en stichter van het Damiaansgesticht te Grave in Nederland; sedert 1898 was hij novicemeester van het Damian Institute te EccleshaJI in Engeland. Hij was te Alsemberg, Heidenbroek, geboren 4.8.1857, als zoon van Frans jozef, uit Dworp, en van Anna Maria Hubloe, uit Alsemberg. De Hubloe's behoren tot een oud kostersgeslacht van Rode.
Frans Sleewagen. - Geboren 28-12.1884 als zoon van j.B. en van joanna Hollemans, schoenmaker en herbergier in de « Vlaamse Leeuw » ih de Dreef. Onderpastoor te LasneC'hapeiie-St. Lambert 1910, te Galmaarden en in de Miniemenkerk te Brussel. Pastoor te Neerijse 9.8.1936. Op 15.5. 1949 overléden als rustend pastoor te Elsene in de Abdij van Terkam eren. Theofiel Jan-Baptist 1f7.inderickx. - Geboren 30.3.1885 als zoon Xavier, kartonfabrikant en burgemeester 1 Heidenbroek. Hij overleed op 25.11.1913 als Ieraar aan het Kollege te Aarschot. Herman Verlinden. Geboren 25.1.1887. Zoon van jozef, hoofdonderwijzer, en van Julia Verhaert. Primus perpetuus aan het Klein Seminarie te Hoogstraten. Doctor in de Wijsbegeerte volgens St. Thomas, kandidaat in de Wijsbegeerte en Letteren. Van 1915 af leraar aan het St. Pieterskollege te Ukkel en later tevens aan het St. Aloïsiusinstituut te Brussel tot 15.12.1935, toen hij pastoor werd' van de St. Servatiusparochie te Wemmel. Op rust gegaan in 1956 (Zie Gesch. van Dworp, bi. 306-307).
1459
Modest jaak Jozef Proost. - Geboren te Alsemberg, zoon van August, gemeentesekretaris, en van Paulina Adriaenssens, schoolhoofd. Leraar aan het St. Aloysiusgesticht te Brussel, 22.11.1915. Onderpastoor van de St. KateIijnekerk te Brussel 12.8.1916 tot 31.1.1940. Op rust te Westerlo. Frans de Bremaeker.- Geboren 2.3.1901, zoon van Pi.eter, landbouwer en kerkmeester, en van Joanna Maria de Hoe. Onderpastoor te Tollenbeek 31.5.1926, Oudergem St. Anna, aldaar pastoor sedert 4.1 0.1942. Frans van lsterdael. - Geboren 4.11.1 908. Zoon van Jozef, landbouwer op de Meigemheide, en van Paulina Berghmans. Onderpastoor te Linkeheek 21.7.1933, later te Ukkel. Pastoor te Kokejane. Thans op rust te Alsemberg.
480
481
REGISTER DER PLAATSNAMEN Aalst 28 251. Aalter 27. Áarlen 195. Aarschot 9 296 298 299. Aat 222. Affligem 344. Aken 231. Altenbez 366. Amsterdam 310 389. Anderlecht 26 129 252 290 361 377 401. Antwerpen 138 145 157 208 293 307 310 354 361 383 389 390 392 398 438. Arles 141. Arquennes 438. Asse 14 193 389. Atrecht 220 355 389. Attenrode-Wever 295. Averbode 310, Bäsweiler 201 202. Bavay 439 452. Beerse 439. Beersel 20 21 25 32 43 47 50 51 54 57 60 62 63 65 70 74 75 78 83 87 88 106 109 111 123 136 141 182 188 190 198 228 230 247 262 289 304 379 389 439. Beert 439. Beerzei 299. Bellingen 439. Berchem 299. Bergen 191 285 406 439 445 451 452 467. Berlijn 208. Bertem 26 156 441. Bierges 359. Binche 219 220. Bodegem 389. Booischot 148. Borgerhout 330 431. Bosvoorde 16 80 124 442 459. Bousval 442. Brecht 156. Broekzele 442 452. Brugge 222 357 362 369 376 389 442. Brussegem 26. Brussel 12 14. 16 18 19 23 25 32 37 41 44 46 47 50 51 53 56 61 62 64 67 68 70 72 73 78 82 84 85 99 101 108 110 111 114 119 127 129 135 136 139 147 153 154 158 166 168 170 171 176 179 191 193 195 202 207 209 212 216 218 220 223 229 233 237 291 295 312 313 344 345 361 370 383 389 417 442 449. Budingen 243 307. Buizingen 13 28 54 83 212 218 247 348 356 389 450. Chalons-sur-Saöne 141. Chartres 370. Colmont 28. Compostelia 469. Dadizele 252 299. Damme 222. De Pinte 14. Dessel 151 307. Diegem 305 450 Diest 99 156 298 310 346 361 450. Dikkelvenne 26. Diksmuide 343 360. Dilbeek 286. Doornik 191 337 392 444 450 451 452. Drogenbos 5 9 24 50 71 73 130 223 228 289 340 358 360 389 419 453. Duinkerken 452. Duisburg 193 389 392 393. Dworp 5 9 11 14 26 32 33 35 36 42 51 54 57 60 65 70 80 83 86 91 102 112 126 130 132 136 137 148 151 152 156 157 175 176 185 187 188 211 214 223 224 228 231 238 247 254 289 311 312 419 450 453. Eigenbrakel 18 20 32 42 43 46 65 154 169 170 189 198 199 389 392 423 450 453. Eisden 477. Elsene ~~2 223 228 230 310 427. Eppegem 307 308. Erembodegem 409 410. Essen 14. Etterbeek 298. Everbeek 14. Evere 103 177 307. F1eury 389. Floreffe 344. Frasnes-lez-Buissenal 15. Gaasbeek I4. Gatmaarden 453. Gavere 26. Geel 310. OeestGérompont :~01. Geetbets :~10. Geldenaken 177. Genève 202. Gent 52 208 232 422. Oenval 59 310. Geraardsbergen 22:~ 453. Godsenhoven 104. Gooik 149 327. Gottechain 310. 's Gravenbrakel 361. Oravenzande :166. Grimhergen :~32 :~87 :~91. Gulik ~~89. Haarlem 366. Hakendover 252. Halle 1:{ 14 W 20 43 54 73 102 153 167 171 176 218 223 231 305 307 328 334 360 362 363 365 367 389 431 441 442 45:~ 463 468. Hanau 2:H. Haren ~~81. Heikruis :~89 454. Heist.. op-den .. Berg :-mo. Herent 26:~. Herentais 27 28 151 152 156.
483
1
Hertelingen 389. Hermal 367 ..Herne 129 307. 's Hertogenbos 389. Herzele 453 454. Heverlee 26 152 298, Hoeilaart 389 454 455. Holsbeek 266. Huizingen f3 28 32 33 35 54 71 72 83 228 231 247 280 288 305 423 455. Hulfegem 453 455. Hulshout 307. Humelgem 62. Ieper 288 389 392 444 452 455 456. Incourt 158. jauche 477. jemappes 229. Jette 298 306 368. Jezus-Eik 291. jupille 167.
Kaggevinne~Assent 310. Kalken 457. Kamerijk 59 60 72 130 254. Kampenhout 307. Kapelle-op-den-Bos 5 9 62 193 227 308. Kasteelbrakel 158 221. Kasterlee 307. Keerbergen 307. Keulen 59 457. Koekelberg 323. Kongo 141 208 210 219. Kortenberg 24 148 307. Kortrijk 23 457. Kraainem 156 389. Kwaadmechelen 458. Laken 158 252. Lampernisse 243. Lebbeke 252. Ledegem 452 458. Leerbeek 266 381. Lembeek 299 389 458. Lessen 223 458. Lettelingen 389. Letterhoutem 239. Leuven 7 59 64 99 156 210 216 221 263 279 307 343 360 367 388 416 458. Libersart 315. Liedekerke 325 344 458. Lier 146 148 156 166 298 307 343 360 361 388 458. Liezele 310. Lillois-Witterzee 18 44. Limal 459. Linkebeek 5 8 9 32 50 51 54 60 64 65 70 72 77 78 80 87 89 102 116 117 126 183 187 214 223 228 247 307 389 399 423 459. Linthout 442. Lippelo 293. Lokeren 293. Londen 186. Londerzeel 293 310. Lot 15 32 33 35 102 127 271 290 459. Lovenjoel 148. Lubbeek 252. Luik 195 232. Maastricht 73 124 129 218 355. Mainz 141. Malderen 305. Maltebrogge 367 369 389, Maransart 459. Mariemont 459. Matete (Kongo) 315. Maubeuge 222. J\lfechelen 154 155 183 197 208 223 267 293 295 298 307 310 378 383 387 392 429. Meense! 295. Metsbroek 478. Menen 166. Merchtem 193. Mesen 252. Mol 149 307. Mollem 134. Monstreux 307. Mont-sur-Meuse 150. Moortsele 26. Munster 389. Namen 195 336 389. Nazaret 14. Neerheilissem 104. Neerwaver :101. Neigem 266. Niet 310. Nieuwpoort 243 381. Nijvel 12 18 19 44 46 47 49 53 59 65 151 158 21J 219 230 370 389 405 459. Nii-le-Pierreux 411. Ninove 14. Nurenberg 92.
St. Quentin 155 157. San Sebastîan 231. Sart-Walhain 307. Schaarbeek 14 156 460 478. Schepdaal 136. Scherpenheuvel 469. Schipdonk 243. Schriek 310. Séez 201. St. Agatha-Berchem 83. St. Amands-Puurs 14. St. Antelinks 150. St. Genesius-Rode 11 12 18 20 32 33 38 41 42 46 47 50 52 54 60 62 64 72 73 75 77 78 83 84 lOl 102 115 117 119 128 133 134 144 147 148 151 153 154 158 170 179 180 184 185 193 208 214 221 223 228 229 231 240 247 258 280 381 389 450 460. St. Gillis-Brussel 26 93 125 157 202 228 230 460. St. Gillis-Dendermonde 14. St. Gillis-Luik 156. St. joost-ten-Node 313 391. St. joris-Winge 27. St. Katarina-Lombeek 179. St. Kwintens-Lennik 26 59 146 148 254 289 327 429. St. Lambrechts-Woluwe 102. St. Martens-Lennik 146 159 197 266 303 327 381 389. St. Pieters-Leeuw 13 19 54 59 60 69 74 189 214 266 288 303 307 389 460 467. Somières 231. Spiennes 12. Steendorp 14. Steenhuffel 307. Sterrebeek 477. Strijtem 299. Terhulpen 42. Terkluizen 453. Ternat 179 392 461. Tervuren 186 193 389 392 398 420 461. Tessenderlo 343 360. Thuringen 366. Tielt (Br.) 26. Tienen 14 252 293 453. Tildonk 310. Tolosa 231. Tongerlo 156 310. Torgau 231. Tours 141. Trente 201. Tubeke 223 461. Turn~ hout 138 156 295 307 420. Ukkel 20 32 50 54 57 67 70 80 83 99 124 126 134 148 171 193 195 219 221 223 228 230 294 346 371 389 436 461 462. Venetië 399 414 462. Villé (Neder-Elzas) 157. Villers-la-VWe 442. Vilvoorde 154 193 219 223 265 366. Vlezenbeek 14. Vorst 32 56 57 92 143 171 222 223 397 462. Waarloos 307. Waasten 453 462. Walcourt 343 360 367 460. Wambeek 83 84 123 179 429. Waterloo 13 32 56 I 11 169 199 219 221 224 240 307 337. Watermaal 69 83 221 224 228 240 293 294 462. Waver 32. Wemmel 26 149 266. Werchter 252 296. Westmeerbeek 148 Westrozebeke 252. Wezemaal 462. Wilsele 462. Willebroek 219 310. Wouterbrakel 87. Wulveringem 456. Zandhoven 81 151. Zaventem 14 156. Zellik 477. Zemst 310. Zinnik 71 157 389. Zoutleeuw 332 346.
Obourg 12. Oetingen 460. O.L.V.-Lombeek 252. Opdorp 468. Ophain-Bois-Seigneur-Isaac 18 44 460. Opheiiissem 104. Opwijk 7 14 :·H5. Orval 344. Ottenburg 144 263 307. Oudenaarde 222. Oudergem 2~18 :181. Overijse 193 295 307 310 315. Paderborn 156. Parnel 298 315. Parijs 75 143 186 213. PauJatem 14. Pepingen 104 460. Pervijze 14. Perwez 177. Peutie 389. Piétrain :~10. PJancenoit 124. Quenast 172. Ransberg 310. Reims 141. .Retie 14 162 307. Rijkevorsel 14. Rillaar 204. Rocroy :-no. Roosbeek 460. Rotselaar 158. Rotterdam 14. Roucourt :181. Ruisbroek 5 n 14 152 166 193 219 223 228 247 252 289 :101 4tH 400. Rttm$t 156.
484
485
REGISTER DER PERSOONSNAMEN v. Aa 67. v.d. Abeele t 16 121 122 260 282 311 362. Aberts 39. Adriaenssens 151 16/. v. Aelbroeck 293. v. Aelst 104. v. Acrschot 260 277 343 402. d'Arschot 394. Agneessens 405. Albe 155. Albert 21 107 118 162 163 185 239 403 473. d'Aicantara 458. Algoet 126 186 187. v. Alsendale 101 152. Alsteen 470. Alva 415. v.d. Ameyden 66' 67 212. Andries 119. v. Anijn 71. Anthonis 404. Anthony 127 405. Appelmans 313 448. v. Arenberg 63 304 401. Arnts 52. Artus 111. v. Assche 184. Avoorts 190. Back 190. de Backer 122 471. Ie Bacq 453. Baers 180. Baes 265. Baetens 280. Ballaert 373. de Ballancourt 352. v. Balie 304. Bandiket 407. Barberini 354. Barry 21 148 149 150 163. Bartholomé 159. Bauden 471. Baur 296. Bauwens 289. Beaulieu de Catboy 231. v.d. Becl{en 74 78 105 108$274 277 290. de Becker, Bekkers 53 71 78 99 105 126 180 189 203 209 221 257 290 388 408' 454 477. Beeckman 71. Beernoot 304. de Beer 114. Beerinckx 453. v. Beeringen 77. Beers 414. Begaeres 159 163 164. v. Belle 105. Belleweg 403 421. v. Hellinghen 454. Belsack 165 446. v. Bemmel 57. Benavidez 219. v.d. Bendde 375. v. Benturn 339. Eerbeldries 189. Berckmans 41 79 80 93 94 203 205 213 278 283 287. Berens 79 110 351 352 393. v.d. Berghen 40 79 80 152 156 182 205 220 265 406. de Berghes 386. Bergmans, Berghmans, Berckmans 21 67 82 139 183 243 265 273 275 310 420 421 429 430 471 472. Bemaerts 112 271. Bernier 303. Bettens 312. Bertelzuet 190. de Bessemmaker 40. de Beuf 111. v. Bever 79 205. Bexy 447. Beysart 138. de Bie 127 307 472 473. Biens 260. v.d. Biest 36 39 274 277 287. v. Biestraeten 292 J74. v. Binst 269. Biot 239. de Bieeekers 424. Bfaes 190. Blanckaert 367 389 441 442. Bleuse 97. v.d. Elieek 310. Blijleven 66. v.d. Bloke, de Block 71 457. Blondel 391. de Bo 27. de Bock 265. de Boeck 80 205 233 275 277 313 429 430 481. Boeffens 442. Boelpaep 162. Boels 71 72. Boems 71. Boennaerts 39. v. Boergondië 77 102 104. de Bois 313. Boisot 72, v. Boixsel 78. Bolckaert(s) 134 135. Bolle 402. Bols 7 9 12 33 35 63 67 117 126 161 197 205 273 284 291 292 295 297 298 338 344 364 381 385. Bolsée 97 128 189. Bon Ablay 451. Bonnewijn 79 I 18 119 143 182. v.d. Boom 375. Boen, Boon Boone 75 82 116 125 139 180 186 205 215 231 279 290 371 407 414 421 454 478. Borchs 471. v.d. Borcht 135 ~104 468. de Borchgrave d' Altena 368. Barremans 163 225 267 431. v. Bartel 271 272. Bose 447. Bosquet 166 185 363. de Bosschere 84. v.d. Bosch, Bossche 14 21 77 80 105 114 118 119 138 145 163 176 219 221 224 260 274 278 280 288 407 442 468. v.d. Bosschstraet 209. v. Boterberge 190 Beulanger 162 187. Bouly 72 80. Boucquillon 471. Bourdon 132. Bourguignon 154. Bourgeois 4:~. v. Boussut 413 414. Bovijn 14. v. Brabant 116 288. Brabants 244. Braecke 457. v.d. Branden 100 122. Branders 47L Brassine 149 150 162, Bredeau :~15. v. Breedijck 129. Breeme 442. de Bremaeker 113 177 275 480. Brempts :152. Bressers 34:1 348 364 :·m9. Breugel 10. Brichau 454. Briffaerts 388 :1fl0. Brigou 163 164. v.d. Broeck 37 9tt 152 16;{ 166 215 257 :115 ·!:12 477. Broeckheze 471. Broekmans 271 272 350, v. Brouckem 74. de Broyer a12. v.d. Brugghen 71. Brugmann
486
37 206. Brune 252. Bruneau 473. Brusselaers 307. de la Bruyère 454. Bruyiant 287 438; de Bruyn 45 273. de Bruyssc:her 220 221. de Bue 80 181 205 280 407 408. v. Bueghem 72. Buelens 213. v. Bulow 125. Buron 459. v. Buseghem, Busingen, Buyssinc 52 53 268. de Busscher 79 209 272. Buyck 71. Buys 71 320 419. Buyselaert 71. Buyters 214. de Cacamp 8 104 202. v. Callenberghe 190. Callewaert 108. v.d. Cameren 78 120 179 268 274 349 414. Cammaert(s) 72 138 144 213. v.d. Cammen 99. v. Campenhout 231 403. Canijs 470. Cappellemans 376 466 467. v.d. Capellen 286 359. Carbonelle 150. Carrier 309. Carnoy 26 28. de Caron 304. Casens 74. Casier 69. Casselot 51. Caudron 378. Y. Cauweiaert 70 123 278 338 429. v. Cauwenbergh 272 469. Cawerson 375. Cellens 289. Ceuppens 136. de Ceuster, Custer 135 262. Chaóert 446. Charis 72. Charlart 401. Charlier 78 166. de Chouquel 180. Christiaens 205 233 434. Christin 187 238 239 275. Chyne 104. Claerhout 14. Claes, Klaes 40 79 93 100 111 120 123 126 143 177 180 202 203 205 221 222 257 260 262 274 277 288 311 318 347 369 379 406 414 438 449 458. Claessens 121 264 274 407 455 468. de Cleermacker 190. Clep 153. (de) Clerck, Clercq 71 278 282 292 424 438. Cierens 71 79 94 134 143 203 205 221 268 439. Cleutinckx 81. de Clievere 202. Cnaepe, Knape, Knaep 41 42 274 286 287 358 438 477. de Cnop, Cnops 100103111119177184414. Cnopf43111. Cobenzl 44. de Cock, Cocq 187 188 280. Coeberghe 373. Coelman, Coolman 264 288. Coeman, Cooman(s) 71 72 152. de Coen 21 163. Coenen 433. Coeremaet 340. Coesters 260. Coex 406. Colaes 272. Colijns, Colin 105 448. Colruyt 299. de Coninck(x) 72 98. Connen 109. Consc:ience 208. Cools 430. Coonen 471. Coosemans 43 80 205 315. Cappens 115. Cappin 405. Cordemans 154. Corekens 130. Cornet 150 359. Cornet de Grez 393. de Corte 224 358. Corten 293 294 345 385 386 461. de Coster 80 187 454. Coumont 136. Coutereels 71. v. Coxie 390. Crabbe 106 225 375 407. v. Craenenbroeck 152 233. Craps 167. Crassaert(s) 233 239 274. Craye 40. de Crayer 289. Cricket 39. Crocket 79 82 93 101 125 143 205 213 221 229 271 272 277 317 336 352 395. Crokaert 98. Crolen 277. v. Croonenbergh 62. v.d. Cruycen 407. v. Cruyckenborch 38. Cruyskens 229. Cumont 11 38 412. Curens 143. Cursol 224. v. Cutsem 78 102 119 124 190 433 461. Cuvelier 201. v. Cuyck 384. de Cuyper 111 123 270 274. Daelemans 181 453. v.d. Dale 77 159 215 216. Dams 151. Danau 304. Dandoy 185 362. Danis 185. Daneel 139 162 163. Daniels 375 474. Danoot 138 373. Dassonville 229. de Beaujean 303. v. Oaerachter 412. de Decker 21 167 239 403. de Dynter 404. Dees 358. Deldime 342 Deleux 239. Delmotte 344. Delvaux 149. Denijn 295 469. de St. Hubert :1:~6. Desmarez 79 203. Destrée 367. Detrie 358 424. Devillé 434. Devis :~67. Devroede 425. Dewez 344. Dhondt 159 l6~t Diefen 239. Diericx, Diricx 100 274 286 318 :·H9 359 438. v. Diest 270. Dieudonné 431. v.d. Dijcke 72. Dijckmans 286. v. Dijoen 71 265 266. DiHon 222. v. Dionant 403. Dobbefaere 362 363. de Dobbeleer 187 241. Dodefeth 79. v. Doerne 257. Domps :147. Doms 156. de Doncker 76 78 93. Donderdag 68. llons 328. Doose 219. v. Doerpe, Dorpe 51 120 261 287. Draegers 240. Dralant 116 288. v.d. Driesche 75. v. Droegen..
487
broec 86 101. Druyts 126. Dubuc 93. v. Duinkerkert 429. Dupont 15. Duson 151. Duvivier 167. v. Duyse 208 297. de Duyve 33 43 79 274 277. Eeckeloo 289. v.d. Eeckhoute 105. v. Eenhuyse 72. Erekeus 414.
v. Eesbeke 102. Egidius 285. v. Egmont 63. v. Elewijck 311. v.d. Elsken 78 181 216 350 408 47fi 478 479. v.d. Eist 79 102 113 150 161 162 163 185 213 215 233 260 274 293 294 348 356 480. Engels 82 143 175 203 205 209 327 348. v. Eppeghem 471. v. Es 360. v.d. Essen 232. v. Even 296. Everaert(s) 67 79 87 92 101 122 124 134 203 205 233 264 265 275 280 412 430 466. v. Exel 205 216. v.d. Eycken 38 43 78 94 104 219 336. v.d. Eynde 288 388. Fabry 74 277. Fabricius 289. Pastenakels 21 267 466. Favelle 457. Fellemans 163. Fernandez 125. de Fever 218. Fievez 182. Filips de Goede 202. Filips de Schone 62. Filips II 62 132 142 390 391. Filips IV 370. Filips 184. Filips van St. Pol 463. Fimmers 156 477. de Finet 132. Fischback 352. Fitte 205. Flecy 163. Flon 21. Plorens 212 215. Pon-. taine 150 159. Porier 303. Forni 431. Forster 167. de Fosse 292. Fremau 240 271. Fricx 272. Frigau 408. Froidmont 280. Galenus 290. Gallemaert 329. Gambier 53 111. v. Gassen 14. v. Gastel 21 93. v.d. Gate 72 268. Gatty 347. Gaublomme 409. Gaudisiabois 458. Gautier 473. v. Gavere 436. Geefs 390. v. Geel 271 354 382 386 387. Geeraerts 185. Geert, Geerts, Gheerts 103 220 215 426. Geets 127 264 274 293. v.d. Gheyn 402. de Genst, Geynst, Ginjst 78 119 134 181 190 225 280 293 407. Gijs 357. Geroms 98. Gerrebos 79 97 205 274 278 417. Geuns, Guenens, Guens 81 101 132 i59 310 403. v. Gheette 77 104. Ghelande 215 291. Gherems 39. v.d. Gheyn 402. Geysels, Ghysels 112 207 459. ûhijs, Gijs 84 85 357. v. Ghindertaelen 52 72 77. Giblet 284. Gielemans 285. Gilbert 266. GilHams 57. Gillis 111 123. Gits 102. Glammans 74. de Glas 265 280. de Glime 180. Gobbe 212. Gohlet 169 170. Godeos 471. Godeverd lil 59 237 255. Goedefroot 245. Goedhere 129. Goemans 57. v. Goerrop 470. Ooeten 375. Goffin 104. Goossenaerts 7. Goossens, Gosens 99 146 148 231. Govaert 278. Granvelle 390 391. v. Grasdorf 52 69 70 77 79 82 85 98 124 131 142 175 179 214 216 257 262 265 271 278 304 320 336 395 406 407 478. Grauls 382. de Greef, Greve 21 37 43 44 66 79 97 100 110 113 120 124 175 179 184 203 205 209 265 269 274 275 277 317 419 433 434 4b"O. Gregoir 405. Grenaert 294, de Grey 102. Orijseels 159. v. Grimberghen, Orimberghs 211 277 287. de Groete, Oroote 71 442. Grossart 43. Grossé 354. Grudius 412 415. de Grune 391. de Grttnne de Merode 57. de Oruytere 442. Gruweels 78 105. v.d. Gucht 122 315 406. Habrich 167. Hackaert 93 98. Hacquebout 373. v. Haegenborg 450. v.d. Haeghen, Hagen 63 74 77 79 82 87 101 102 126 131 137 141 180 257 272 276 290 :-303 391 454. v. Haelewijck 203 345 401. de Haes, Haze 79 100 126 143 205 210 220 221 228 233 260 265 272 274 275 278 :ns 472. de Hage 470. Hagemans ~367. v . .Hagendoren 123. v. Halen 152 :33!~. Halkett 362. v. Hatle 471. Hallet van Hallenstein 62. v. Ham(me) 3:3 48 52 74 112 113 1'40 180 272 280. Hannaert 79 100
488
185 222 262 288. Hansofte 147. Hanssens 431. Hasey 97 117 134 182 205 215 274 303 407. Hautmans 354. Hauwaert, Houwaert 70 79 205 213 216 221 270 278 318 347 408. v.d. Hauwe 71. v. Heelbeke 129. v.d. Heetvelde 119. v. Heffeoen 86. v. l-Iegelsom 81. Hellinckx 79 80 ,101 122 139 142 143 169 175 180 182 203 205 239 265 271 273 292 297 311 315 407. v.d. Helpen 216. de Hemeleer 339. v. Hemelrijck 66 79 211 212 270. de Hemptine 91 393. Hendrik I 210. Hendrik IJ 59 249 258 323 350 355 365. Hendrik IV 219. Hendrickx 164. Herinckx 134 274 407. v. Herisem 52 102 104. v . .Herlaer 77 102 104 131 409. Hermans, Herremans 361 439 454 477. Hertenrijckx 171. v. Herzele 78 273 319 478 479. Heuschling 54. v.d . .Heyden 52 53. Heylen 71 268. Heymans 21 67 78 79 82 116 124 156 177 238 239 275 479 480. de Hez·e 110. Hiel 293. Hin:ckaert 74. Hoe 468. v. Hoecke 392. v. Hoen 459. v. Hoern.e 103. v.d. Hoevorst 12'8. Hofman(s) 72 205 212. v.d. Hofs·tadt 478. HoHant 97. Hollebeke 456. Hollemans 21 243. v. Hool 383 384. Hopsoernets 466. Horemans 289. Hornu 402. Houben 239. Houwaert 428. de Houwer 294. v. Hoylant 150 240 295 338 383 431 438 . .Hubl(_)e, Hublou 72 79 304 481. Hubrechts 190. v.d. Huftle 287. Hulleberghe 257. v.d. Hulst 40 112 274. Hurtebies, Huttebize 265 304. Huv.el 370 439 447. Huyge, Huyghe 79 105 213 260 274 303 406. v. Huynen 84 261 311 312. . Idens 268. v. ljsendijck 327 330 428. Impens 71. Incourt 157. Ingelbrecht 112. lngels 78 204 221 272 311 312 407 413. v. Isterdael 79 82 111 112 117 119 124 125 205 222 231 233 274 275 338 434 480. Jaco,bs 153 351 421. J~acquemeyns. 228 233 270 275 294 338. Jan I 445. Jan II 324 .. jan lil 118 208 324 326 350 361. jan IV 436 463. Janssens 145 307 3·58 424. Jennin .S7. Joanna van Braha:nt 60 109 189. joly 71. Jonekers 66. Jonckmans 79. de )onghe d' Ardoye 219. Jooneau 270. jozef II 198 408 437. jude 176 186 433. justaert 21 153 159. Karel de. Grote 69· 141 208 416. Karef.de Stoute 249 325 350. Karel
V 62 178 232 326 390 416. Karel VI 423. v. Keeröerghen 79 119 154 216 223 230 233 265 270 274 275 477. de Kegel, sKegels 190 197 262 266 335 409. de Ketver 82. v. Kemmele 112 456. v. Kent 40 131. v. Kerck 163. Kerckhoff, Kerkhofs 156 405. v.d. Rerckhoven 343 36~. Kestens 159 197 198 403 477. de Ketelere 75. de Keutel, Keuter 42 75 98 116. de Keyser 40 318. v. Kiezegem 106. Kijenberge 467. Killens 159. Kinnaert 213. v. Kleef 286. Koelman 438. de Koninck, de Koning 267 454 461. v. Koudenberg 62 71. Kremer 21.S. Kuichhoven 75 116. Kumpst 276. Kurth 169 210. Labarre 183 319. Lacourt 119. Laenderen 468. Laenen 465. v. Laer 402. de Laet 310. Lamberti 268. Lambrechts 196 197 307 308 344. Lannau 336. Lannoy 221 274 278. v. Lantwerp 77 85 103. v. Lathem 23 24 28 210 214 251 269 270 272 90 32 325 327 333 335 347 388 390 395 400 422 438 461 466 467. Lathouwers 187. Laumans 390. de Lauw 438. Lauwens 362. Laureys 142. Lauwereys 71 99 270 272 314. Lax 66. Léanne 18 46. Lebeau 238. Lebon 473. Leeleer 42. Le Corbisier 223 264 28:3 292 293 319 329 401 438 467. Le Docte 136. Leemans 55 468. Leemput 446. v.d. Leene 77. de Leener 79 80 87 94 106 113 124 143
489
205 215 251 262 277 316 407. de Leeuw 79 203. Le Febure 62 100 338. Lefevre 477. Le Hoo 131. v. Leiden 471. Le Kien 450. Lelong 229. Le josne 462. Lemaire 325 343. v. Lemens 441. Lemmens 40 80 405. Lenaerts 93. Lenoir 342. Le Paige 62. de Lepeleer, Lepeteers 121 288. Leroy 335. Leskens 87 215. Leuckx 420. Leunens, Leunis 120 123 133 239. Leys 472. Libau 321. v. Lier 124 143 175 203 264 265 311. v. Lierde 307. v. Linckebeke 77. Lindemans 5 7 8 10 14 26 28 76 97 100 102 170 175 177 184 207 460. v.d. Linden 39 100 145 169 328 418 435. v. Linthout 112. Lippens 287. Lipsius 389 438. Lissen(s) 71 130. v. Lo 220. Loctewijk Xlll 219. Loctewijk XIV 218 370.,de Loe 13 16. Loeckx, Loock, Louckx 39 44 48 71 77 82 91 97 12 I I 22 124 126 177 203 205 209 216 239 277 404'"407. Loewe 222. v.d. Logenhagen 62. Lonbois 185. Loots 43 74. Lorthioir 362. Lussem 420. Luyckx 100. Luyskens 40. Luytgaerens 145 154. Machiels 41 423. Maeck 449. v.d. Maele 475. Maenhout 158. Maes 304 400. Maeschalck 124 316. Magnus 156. de Mahieux 157. Malbecq 307. Malfait 378, Malijc 71. v. Mallinckrodt 156. Malot 217. Malpens 287. Maltebrugge 441. Maluin 468. de Man 64 68 417. de Man de Speelhoven 64 275 386: Mantoleet 462. de Man van Attenrode 363 405. v. Mander 390. de Marez 454. Maria v. Boergondië 35D. Maria v. Hongarije 62. Maria-Theresia 408. Mariën 147 148 295 348 362 363 378 388 438. Marissijs, Morissens 39 77 261 287. Marots 40. 'Marrete 468. Marschaer 375. Marfens 129. Mary 407. Massaerf 4i8. Masson 300. Matheeuw 99. Mathijs 82 181 209 257 268 270 277 283 292 352 391 404 419 427. Matten(s) 40 112 362. Matton 80 272 317. Maximiliaan I 361. Mayeur 72. Mechels 467. Medaer(t) 111 143 289. de Medici 219. v. Meerbeeck 15 158 292 304 385. v.d. Meeren 74. de Meersman 293. Meert(s) 21 24 41 55 80 83 106 126 145 186 187 210 233 239 270 274 275 294-385. Meeus 40 111 115. Meganck 78 303. Mennens 340. Mensheren 113 175 218. Mercelis 53 10? 305. Merckx 185. Mercier 158 343. Merfens 39 77 79 98 106. Mes 211. de Mesmaecker 87 225. Mettewie 189 283. v.d. Meulen 274 289 294. de Meurs 153 165 187 330. de Mey 260' 268 477. de Meyer 245 403. Meyers 54. Meyghem 53. MeyJemans 156 307. v.d. Meylen 151 152. Michel 409. Michieis 203 205 221 320 353 402 403 406 432 461. v. Mierde 471. Minner 448, Minten 292. Moelans 307. Moens 98. Moerma•ns 471. Moerneelt 305. v.d. Moesen 265. Moetlont 87. v. Moffaert 457. Moîlle 466. de Moitemont 264. de Mol 78 185 18Y 219. de Molder 131. v.d. Molen 93. v. Malle 381. Mornmaerf 79 80 101 103 106 122 124 136 180 220 269 270 274 278 372 373 406 467. Mommens 42. Monoey 327. v. Mons 71 189 216. de Mant 297. Montesquieu 416. Montmorrency 404. Mottier 477. Moonens 159. de Moor 52 82 125. Moriau 121 315. Mosscheauw 328. Mosselman(s) 71 78 79 212 213 277 341. Mostinck 84 89. de la Motte 75 116. Motteman 272. v.d. Motten 39. de Mulder, Mulders 14 39 100 129. de Munter 21 40 41 80 92 100 124 126 139 162 166 177 182 187 189 203 214 222 414. de Muttere 472. Muyldermans 2!}6 :i08 479. sNagels 350. Napoleon 184 221 2:io 232 282. Nauts 63 64 66 72 87 111 119 176 408 427 435. de Nayer, Neyer 53 72 78 79 82 106 111
490
119 126 142 137 138 152 162 165 185 203 222 231 233 239 243 269 274 277 278 287 ;303 304 313 335 419 433 446. de Nauwe 448. Neelens. 189 Nerinckx 151. v. Nerom 166. Nerve 357. v.d. Neste 15~ 1~5. Ne~ckens 150. Neumann 358. de Neve 78 132 180 264 274. NlcasJ.~s 12-1. Nicolaij 66 111 119 311 413 414. v. Nieuwenhuyse 221 272. ~IJS 43 373. Nivoy 135. v.d. Noot 43 221. de Noter 354 387. de Novllle 305. de Nuweert 128. v. Nysen 52. v. Obbergen 41 79 80 97 100 101 119 176 177 205 224 271 274 280 294. v. Oedenagen 39. Olivet 50. Oliviers 93. v. Olmen 471. v. Onckele 289 312. Ooms 472. Opdenbergh 260. Ophalvens 222. v. Oppens 68 152. Opsomer, ,Hopsomer 63 101 274 277 287. v. Opstal 61 397. v. Orley 373. v. Orten 370 447. v. Osij 268. Oth 78. Ots 78 192 257 274 302. Otte 477. Ouzée 421. Ovenbuer 177. v. Overbeke 180. v. Overlies 7 93 177. v. Overstraeten 78 319. Paaps 348. Paesmans 63 123 136 154 161 165. de Page 135 136. Palijts 111 119. v. Parnel 39. Pannaerts 406. Panneet 205 290. de.Pape, sPapen 69 71 190 401 466 471. de Pape de W!jneghem 408. Pandaens 252 260 300 303. Parijs 274 290. Parvm 285 322. Pastur(e) 219 392 453. Paul 295. Pauli 277. Paulus 107. Pauwels 205. v. Pede 78 361. v. Pee 459. d. Peer 216. Peeters 127 220 262 269 454 471. Penneman 320. Peremans 307. Perin 439. Perneele 71. v. Peteghem 405. Pethynus 289. v.d. Perre 315. Petroons, Pee.troons 163 231 239. Phelo 269. Philip(s) 342 358 448. Piens 158. Pterets 26~ 287. . t 113 163 233 358. Pieters 239. Pietkin 158. Pilette 113. Ptonnet P terre p· .. p· 1 449. Pipenpoy 375 470. Pirard 156. Pirets 448: lflJn 441 . . trsou 156 307. Pisco 337. Pïsnez 459. Pit 150. Pitt01s 163. Pms XI 378 .. Pius XII 431. v.d. Pias(sche) 79 97 106 113 118 143 165 183 ~05 213 233 239 243 260 270 272 274 275 277 278 283 294 320 336 338. Platteau 79 205 219 224 261 269 272 304 313 436. Platteb~rse 39 79 94 124 143 175 278. Platfijnmaker 84. de Plecker 131. Plettnckx 137. Plisnier 330. Plissart 56. Poels 136 299 431. v. Polfliet 81 316 320. Polsbrok 189. v.d. Poorten 157. de Poorter 456 .. Poote 40: Popeleer, Popeliers 39 287 401. Possoz 366. Potvliet 456. Poulleber 219. v. Praet 213 313. Premereur 406. de Preter 13 294. Proenen 71. Proost 61 151 152 162 164 166 184 187 205 208 239 275 309 412 480. Prout 190. de Provins 64 67 358. de Pue 239. Pugnaert 335 336. Putman(s) 36 131. v. Puyvelde 163 164 166. de Qusance 335. de Rademaker 98. de Raedt 187. Raep, Rape 71 126. Raes 97 111 127 150 159 163 166 205 315 433. Ragoen ·-120 149 150 205 319 320. Ramlot 241. Rampelbergh 153. de Rans 270. de Raymaecker Raymaeckers 268 468. Reenens 316. de Regge 126 166. Renson 109 144 145 315. Rentiers 448. Repelhorst 286. Reper 167 168 169. Retour 163 164 166. Reusch f56. Revens 38 39. Reydants ~ 336. Reyndelkalf 75. Reynier 277. Reyntjens 80. Ricquart 272. de Rtûder 20 36 78 79 80 86 94 114 139 145 163 164 177 181 185 190 203 205 215 262 265 268 270 272 273 274 275 277 278 287 291 304 316 335 349 385 407 414 424 429 454 478. de Rievere ~19. de Rijck 477. Rijpelbosch 84 98.
491
;.
'. ,
I
Rintschaert 290. deRivo 108. Robarts 80 274. Robbee~ts ·t30.· Robl?elaert de Robbelaer 133 13'L278. v. Robbroeck 448. Robijhs 'de Schneidauer. 393. de Roeck 310. Ro.elants 289 40i 402 406. de Roestvari.Aikema~e 54 233 v. Roey 168 402 473 475 . .Roggen 86. Rohrbièh 2.02. Rol 64 68. Roliers 407. Rolleken 400. Rombout(s) 76 79 123. 1'80 2Q9·2i8 406. 408 409 454. Rom (m)ens, v. Roo~en 85· 462 471. Ro~cqui~r '269 270 300 319. Ronge, de Ronghe 39 82 184 264 f88. de RoRs ·61 68 104. · de Roo 239. Roobaert 457. de Róo.de 39. Roos, Rqosèn 108 ~8.7 315 474. v.d. Roost 445 446. du Ros·eau 407.. Rosseels l~~.OI~o~sei(ie) 55 310 434. v. Rossum 35 44 53 70 79 92 97 1B1 183 184 295 ~12 213 222 224 274 295 407 408 431. Róusseau 80. de Ro"uwe 190.'v. Roy 10. de Roze 336. ·Ruts 470. v. Rutsvoert 198. Ruttinc 39.• de Ruysscher 123 · 298 404 433 435. . de Saedeieer 158. Saffoet 3o5~ 360. de Saegh~re 2I 1. ;de SainctVictores 77. Sallaert 291 327 350 351 352 373 393 3fl4 396 398 399. Sandberg 9. Sanderus 452. Sanfrihon 21 245. v. Santvoo(t 359 429. Savenberg 164 205. de Sayelere 75. de Scaeldeckere, 39.' Scape 71. Scatters 110. de Scathueder 129 189. Schaeps 407. Schamps, Schampts 120 :260 288. Schappeleens 215. de Scheper 41 219. Scheppers 154. Scheybels 23. Schillings 417. Schockaert 375 377. Schoenmäkere 274. Schoeps, Schoops 79 142 143 182 '203 280 337 452. Sc~oerwege 471. Schoonheydt 134. Schoukens 127. v.d. Schueren 75 110 272 385 386 471. Schuermans 407. Scoef 26D. Scoepaerts 38: de Scraperè 66. Segers, Seghers, Zeghers 39 40 41 83 98 137 190· 274 280 293 358. Selis 149. Sellier-Prévost 402. Seminckx 36 102 434. Sencie 454. t' Serclaes 179. Ser Huygs 71. Serkeyn, S~rkeyn, Cirkijn 111 113 .142. de la Serna 420. Serots 78. t' Serraerts 71; Serranus 66. Servais 146. Seutin 152. Severin 136 424. Simeens 127 166 480. Simon(s) 79 240. Sino 260. v.d. Slaeekt 319. v. dèr Siagmó1en ··101 126. Slagmuylders 310. Slee 319. Sieeckx 208. Sleewagen 21 480. Sleypen 43 '6o 269 270. Slotmaeekers 138. Smeesters 7. de Smet(h) 70 79 80 185 267. Smoldets 39. Stnoutkens 116. Smttlders 163. Soens 41. de Soete (Sóeten) 43 93 98. Sohier 439. Spàak 147. Speeckaert 72 190 211 2'19 270 277 454. Spierinck(x) 134 190. Springael 110 166 476. Sta]laert 141. v. Stalle 153 154. v.d. Stappen de Reeth 154. Steeméln 100. Steen 315 449. v.d. Steene 71 190. v. Steen, Steenen, Steens 144 270 271 275. Steenhuyse 351. Steenweghs 66. v. Steler 211. Steps 80 183. Sterckx 120 145 15L 228 238. Steven.s 83 264 287 406. Stijnen 39. Stoeps 79 87., Stoet 424. Storms 288 438. Stoutkens 39. v. der Straelen 180. Strate 451. v.d. Straten 71 447. de Stricker 221. de Strijcker 327 404. Struyckers 438. Stroobélnt(s) 138 148 208 352. Stroytken 189. Struelens 264. Struyf, Struyve :-3~) :115. Stuycker 292 339 386. de Suene 39. Suetens 392. de Surhon 401. de Sutier 420. Suys 124 181. Swaelus, Swaelensi Swalens 41 118 139 145 162 w:~ 165 187 274 270 280 at3. Swaluwe 71. Sweerts 79. de Swerte 442. Swinken 466. Taelemans t:16. Talon 145 2t58 274. Tamberlan 205. Tasselon 79. Tassignon .:t:{.f Tavcrniers 470. Teir(inck 187 188. Tellier :137 .Temmerman PH. v.d. Tempet H:{. Teniers 72. Tercfaeveren 185. Te~taert 150. Theys 14 20 72 111 115 149 162 16:1 H57 2:·m 28H :no 43:t Thibaut de
\'
•
•
I
. · , Mélisières<~44. ·Thiebault t!n. Thi~le~ans 97 2Ó5. 407. V: Thielen 471. ;. · :;~ · : · Th oen 211: Thoenis 77 78 f04. 17noet i08 274. Thonijs 212. Th urn · · · :. und Taxis;:deUa Torre e T.as·so 47. 'Tichon- 392 456. Ticke: 150. Tickman '· 126. 'fijck:53 .1111143 179 268 289. Tîjvaert 468. ~· TUbo.rgh 216 233 . ..J 275. 'Timmermftbs 274 378 449. :fiquehem 345 401. Ttts 454. de Tombeur · 64 67 276. Tordeur 21 139 162 163:164 166. Tourneur 55 100 105 288 ' 402 414. 'cte T~och 79 87 181. de: Troyère 78. Truy•en '39. de Tuchs ; ·~ 466.' TWa.àlf 438, ..
,
I
f
'
"'
·Uhlrich 157. Usselincx 72 273 4\JB 435. U ter Heele 71. Uyttenhove(n) 80 347. v. Uytva~c~ 343, de' Vadder 442. Vaeck 321. .de Valck 461. Varendey 129 131. 139 140 147 162 164 165 239 421. de Vedeleer 1'67. Vekenmans 470. v.d'. Ve1de(n1 78 .80 97 106 1~3 H4 11$ 117 120 123 125 143 162 163 166 197 208 212 228 231 239 274 277 358 376 378 408 428 429. VelJemam~ 205. v. Velthem 79. Verbeeck 148 31J7. Verbeien 166. . Verbesseit 8 59 25'3. Vercammen 155. Vernaeghen 298 344. Verhesen 288. Verh~veri '21.- 'verh~yden 120: ~75. Verhuyck 43 271 293 334 382 387. Verleer 457.; Verlinden 148,149 161 187 '480. Verlooy 156 159. Vermeyleri, 3Q7. Verniers 143. Vetnimmen 375., Verschueren 72. Verstraeten 330. Vertommen. 471. de Verwe.re 14 69 77 79· 93 108 132 221 268 2'77 288 303 337 33.9. de .Veuster 403, Vialla de la Croisade 231. Vie'rvÖets.38.: v.d. Vijver 406: ,d~ Villé 176 310. ·de Villeroy 377 . de ViUers-'270.' v.d. Vi'11nen 65. de: Visscher 71. de Vits. 374 407 408. Vláes 87. de Vleescliouwer 446. de· Vleminck 85 108 116 137 179 180 288. de VI{~gl)ere 354. v. Vlierden '<142. :Vloeberghs 362. de Vlu~gele, Vleugels 1f6 1~1 190. Voets, Voorts 80 115 205 224 274. de Vogueleer 364. v. Volsem, 185. de Vos, Vos 137 211 268 288 471. Vnullens 3~2. Vouwerman, Wauwermans 36 39.; Vr:anckx 101 111 131 164 166 426. Vrederickx 220. de Vrees 407. de Vrîendt 330 353 390. de Vriese · · 189. de Vroed~ 214. v. Vroenrode 260.
Vasti~u
., i
'
',
.,
;,
.
' ,,
;
·.
de Wachter 7 310. de \Vael 43. Wafelaert(s) 392 461. Wagnerez 30:~. V. Wailh.e.rn 74. Walckiers 113. Walduwee 40. w.alraevens 203 290 460. Walschaerf 274. de Walsche 305. v. Walschot 203 348 428. ' de Wandeleer ·41 70 82 106 113 205 274 277 293 364 407 429. Wauwermans 144. · weernaels 82 203· 205 206 454. de Weerdt 230 231 460. Weets 132. v. Wesenbeke 67 74, \\Tets 101 159 221 239 264 271 273 274. v.d. Weghe 59 102 209 277 287 288 300 477. v. Werden 37. v. Weyenóergh 167 168. Weyte(n) 121 288. Weyts Wijts 39 40 41 78 180 269 277. Wielemans 166 243. Wijckel 457. Wyns, Weyns 21 71 79 106 107 126 165 166 229 274 278. \Vijten 212. v. \Vilde~ de Wilde 71 156 307. Willem(s), Wilhelmus 61 84 2:~2 278 279 285. Wilmotte 343. Wilquet 274. Wilsnack 469·. \Vilson 114. v.d. \Vinckele 62 63 7o 79 110 111 119 257 274 408 409. de Winckeleer 132 238. \Vindelinckx, Winderlinckx 43 53 65 66 67 111 1'19 270 271. v. \Vinderbeke 274 414. Winderick.x :-J4 36 61 72 136 137 138 145 152 165 166 187 198 233 23n 270 275 277 326 344 362 381 3~~} 402 40:~ 434 480. de \Vindt 21. Wind< 337. Winnen .248. de \Vit 185. \Vitdoeck :~84. v. Withem 60 61 62 69 70 401 436. \Vittebo~ 203. van \Voensel 10 159 2flH 344 360
492 493
387 388 431. Wolfaerts 412. \,Yolfs 14. Wouters, Wauters 7 8 21 43 59 60 77 80 99 126 143 162 163 179 182 185 220 221 239 243 269 271 272 275 291 420 465 468. de Wouwe 42 105. v. Wouweringhen 359. Wuyts 98. v. Y sendijck 388. v. Zelleke 71. de Ziene 78. Zuete 78.
0 E·B RU IK TE
AF K 0 R TIN 0 EN
Rijksarchief Brussel : F.O. ::::: Fiskaal Officie. G. ::::: Schepengriffies van het arrondissement Brussel. j. ::::: jachtrecht van Brabant.
K.A. ::::: Kerkelijk Archief. K.P. ::::: Kaarten en Plattegronden. R.K. ::::: Rekenkamer. W. ::::: Woudrecht van Brabant. A.A. ::::: Archief van het Aartsbisdom. A.G. ::::: Archief Gemeentehuis. A.P. ::::: Archief Pastorie.
P.B. ::::: J>aroc!zieboeken. V.T.B. ::::: Vlaamse Toeristenbond. E.S.B.
=
Eigen Schoon en de Brabander.
LIJST DER ILLUSTRATIES 1. 2. 3. 4. 5. 6.
7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Alsemberg en Rode· in de 17de eeuw . Achterkant oude dorpskom Dorpskom in de 18de eeuw Van boven de grote kerktrap . Van op de kerk ten noorden . De· Dreef . Van op de kerk ten westen Van op de kerk ten noorden Luchtfoto De Beukenstr:aat . Ons gewe.st in 1695 De Brusselse steenweg in 1740 Wegennet Wegennet 1934 Het kasteeltje
16. Algemeen gezicht uit het zuiden . 17. Inga•ng van de R'ode Poort 18. Ingang van het dorp aan de Rode Poort . 19. St-Victorsinstituut en fabrieken van Ham . 20. Afspanning de Ster 21. Oud Kostershuis . 22. Oude en Nieuwe Brakelsesteenweg 23. Merktekens van schepenen 24. Onderwijzer Goossens en echtgenote . 25. Meisjesschool . 26. Pensionaat, pastorij en kerk . 27. St-Victorsinstîf.uut . 28. Toneelkring « De Alsembloem » 29. Fanfare « Laurier-Chêne » 30. Yvonne Reper 31. Binnenhuisje . 32. Kommunikant en grootmoeder 33. Schoppenboer 34. Nieuw gemeentezegel , 35. Het gemeentebestuur . 36. Gedenkteken der Gesneuvelden .
37. De kerk vbór 1800. 38. Plattegrond der pastorij in I 640 39. De pastorij
494
12 15 17 20
.
. .
.
. .
25 27 27 29 31 34 37 45 47 49 61 63 105 107 113 118 121 140 143 146 151 153 155 163 165 167 168 169 187
• 237 • 241
. 24o
. 259 281 285
495
40. Pastoor Jan Bols . 41. Onderpastoor Lambr:echt 42. Kapelaanshuizen
43. De kerk ten tijde van pastoor van Lathem 44. De kerk in 1875 45. 46. 47. 48.
De De De De
49. 50. 51. 52.
De kerk ten noorden De kerk ten westen
53. 54. 55. 56. 57. 58. 59.
.
297 308 317 . 323 325 326 328 330 331 332
.
kerk vóór, de hersf.eHingen 189·1 kerk eve~ 1891 . kerk i·n 1895 kerk in 1958
na
334
Het Renaissance-hoofdaltaar De. kerk binnen·
341
Het koorhek van gesmeed ijzer Portretten in de sakristij Het Mirakuleus beeld . Wit Kapelleke
345 35J 365 374 375 . 378 380 382
Kapel boven de Schoolstraat . Grote Kapel .
496
383
Schilderij van de lege•nde in de kerk . Idem . Id-em .
386 393 395 397
Schilderij kroning .
398
Gr.afsteen van Grudius 68. Alsemberg in het teken van zijn kapelletjes 69. Kapel .aan de Rode Poort . 70. Idem . 80. Kapel van Cauwelaert . 81. Idem . 82. Schilderij van een boomkapelletje . 83. Boomkapelletje Coenen-de Neyer . 84. Kapel Grootveld . 85. Kapel van Obberghen . 86. Schilderij \Vit Kapelleke • 87. Bedev.àartprentje . HR. Schilderij vorstelijk bezoek BH. Zilveren bedevaartmedailles UO. Ja·n Jozef van den Elsken • HL Zegel van de schepenbank- 1459 .
A
343
Romaanse doopvo0nt . 60. Prediksto0el 15de eeuw . 61. Predikstoel uit 1837 62. Een :biechtstoel
63. 64. 65. 66. 67.
Het komitee, dat voor de uitgave van d.it werk gezorgd !zeeft) dankt ten zeerste Z.E.H. A. van W oensel, pastoor van 0. L. Vrouw van Alsemberg, het Ko'Ïlege van Burgemeester en Schepenen, /zet Gemeentebestuur. en de heer jan Vastiau, meubelfabrikant, voor hun milde bijdr.age. Het betuigt ook zijn hartelijkste dank aan de voorintekenaars, wier namen volgen :
.
415 426 427
K. Adrîaenssens, Dworp; Amter, Korbeek-Lo.
431 .
432
. 433 434 . 434 • 435 • 439
. 463 . 467 . 479 • 481
Albert, burgemeester, Alsemberg; E.
B ]. Balieu, St-Pieters-Woluwe; C. Balieu, Alsemberg; M. Barry, Lot; j. Barry, Halle; M. Bartholomé, Alsemberg; S. Beens, St. GenesiusRode; G. Begaeres, Alsemberg; R. Begaeres, Alsemberg; R. Belleweg, St. Genesius-Rode; A. Berghmans,' Alsemberg; j. Berghmans, Alsemberg; J.B. Bergmans, Alsemberg; S. Bergmans, Alsemberg; Biblioteek N.M.B.S. Brussel; Biblioteek Universiteit, Leuven; J. Blijkers, Alsemberg; Dokter H. Boon, S.t. Genesius-Rode; j.B. Boon, Alsemberg; ]. Brassine, Alsemberg; j. Brigou, Alsemberg; P. Buelinck, Alsemberg.
c S. Callebaut, Alsemberg; ]. Caris, Alsemberg; Prof. Dr. A. Carnoy, Leuven; Centrale biblioteek, Brussel; F. Chabert, Beersel; P.J. Chabert, St. Pieters-Woluwe; H. Christiaens, Rode; J. Coenen, Alsemberg; Meester Cools, Adv., Alsemberg; E.P. P. Cornelis, Grand-Leez; P. Covens, Menton (France); Crédit Communal de Belgique, Brussel; Mgr Jean Cuvelier, Jette; J. Cuypers, Linkebeek; J. Cuypers, Overijse.
428 430
J.
D J.
Danneel, Alsemberg; De Becker, Rode; L. De Boeck, Alsemberg; F. De Brael, Alsemberg; De Brael-Wouters, Alsemberg; E.H. Frans Debremaecker, Oudergem; M. Debremaecker, Dworp; j. De Decker, Alsemberg; P. De Decker, St. Genesius-Rode; A. Dedobbeleer, Alsemberg; F. De Greef, Alsemberg; E. Dehaspe, St. Genesius-Rode; j. Delbaere, Rumbeke; H. Deieener, Alsemberg; ]. Deleener, Alsemberg; J. Deieener, Alsemberg; A. Delvoye, Kortrijk; G. Demesmaecker, Alsemberg; R. De Meyer, St. Genesius...Rode; G. Demol, Alsemberg; R. DemoJ, Alsemberg; J. Demol, Alsemberg; R. Dernol Ninove; F . Demunter, St. Oenesius-Rode; j.B. Demunter, Alsemberg; J. Demunter, Alsemberg; J. Demunter-Deridder, Alsemberg; \V. Demunter, Alsemberg; M. Denblinden 1 Alsemberg; L. Deneyer1 AJsemberg; E.H. de
497
Rijck, kap. St. Elisabeth, Alsemberg; J. Despiegeleer Alsember . 1 Dero, A.ts:mberg; A. Devillé, Alsemberg; G. Devillé, Alsembetg· ~ H. M. ~evrlle, Anderlecht; A. De Vos, Evergem; · L. De Weerdt' L~t: Gabnella Deweer~t, Vlezenbeek; L. Deweyer, Dworp i 0. o'ewint: Alse~berg; J.B. DdJen.s, Alsemberg; R Dhont, Alsemberg; ). Discart Aarschot; A. Dobbeletre, Alsemberg; E.H. F. Doms, Alsemberg. '
Nationale Bank vari België, Brussel; F·. Nevens, Alsemberg; G. Neyrinckx, Alsemberg; A. Noël, BrusseL
0 Kommissie Openbare Onderstand, Brussel.
F Faculteit der Letteren en WiJ'sbegeerte, mans, Rode; C. Fontaine, Alsemberg.
N
u111vers1 · 't ert·
p
,Gent; j. Felle-
G J.. Gabriel, Alse~berg; Gemeentebesturen van Drogenbos, Dworp Gnmbergen en St~t Genesius-Rode; E.H. G. Geuns, Pastoor, Punt~ Geel;). Geysels, Ltnkebeek; J. Gysens, Alsemberg· M Godeau Alsem
berg· W Godeau AI b G 0 ' · ' ' b . 'T G,.. sem erg; . odeatt, Alsemberg; K. Grijseels Al se m erg; " . flJSeels, Alsemberg. '
]. Panneels, Alsemberg; j. Paumen-Van Eyck, Maaseik; J. Pieters, Serskarop; R. Pi eters, Alsemberg; P. Pi eters, St. Genesius-Rode; L. Polfliet, Brussel; R. Popleu, St. Genesius-Rode; A. Proost, Alsemberg; 0. Proost, Brussel 5; E.H. M. Proost, Westerlo; P. Proost, Brussel; Provinciaal Domein, Huizingen.
A. Queroles, Blankenberge.
Q
H
R
S. Harnie, Schepdaal i ]. Hellinckx, Alsemberg; G. Hemelings, Alsemberg; G. Hemelings, Dworp; A. Hoeylaerts, Rode; H. Herdies, Vorst; K. Hou ben, Alsemberg; j. Hemelings, Rode.
F. Ra es, Alsemberg; F. Raes, Alsemberg; ]. Ra es, Alsemberg; M.
I
K. lmpens, Alsemberg.
s
J H. Jacobs, Vorst; Gaste!, Alsemberg;
R. Janssens Alsemberg· Mevr. J. justaert-Van J. justaert, 'Alsemberg; 'a. Justaert, Alsemberg.
K ~-E·~· ~e~t:ns,
oud-past?or van Alsemberg, Strijtem; Mevr. Keuleers,
St. ?enesws-Rode; j. Ktllens, St. Genesius-Rode; ]. Killens Ukkel·
J.
t:
Ktllens, Alsemberg; Koninklijke biblioteek, Brussel.
'
'
L
Lebeau, .Alsemberg; ~.B. Liekendael, Alsemberg; Graaf Thierry de tmburg-St1rum, St. jons-\Veert; Ir. P. Lindemans, Opwijk; A. Linkens, .Harelbeke; J. Linkens, Gent; F. Loeckxt Alsemberg· j. Lots Alsemberg; P. Lots, St. Genesius-Rode; M. Lots, Alsembe~g. '
M Marcelis, Brussel; J. .~l\.1arshaJ, Alsemberg; j. Massart, Alsemberg· Meerts, Alsemberg~ A. Monbrun, Ukkel; J. Mosselmans St Gene~ sms-Rode. ·' ·
J. 1:
Raes, Alsemberg; R. Raes, Alsemberg; Mevr. j. Ragoen, Leuven; H. Retour, Alsemberg; V. Retour, Alsemberg; j. Rener, Alsemberg; Reynaert, Brussel; F. Reynaert, Brussel; Rijksmiddelbare School, Alsemberg; L. Roels, Alsemberg; j. Rosselle, Alsemberg.
A. Sanfrinnon, Alsemberg; W. Saven berg, Alsemberg; K. Seminckx, Alsemberg; Ph. Serniclaes, Jette; Sint Victorsinstituut en Scheppersnomaalschool, Alsemberg; H. Sleewagen, Drogenbos; Mej. Slickx, Alsemberg; J. Smulders, St. Genesius-Rode; P. Spiliers, Alsemberg; ]. Springael, Alsemberg; Stadsbiblioteek, Aalst; Standaard-Boekhandel, Antwerpen; Stasseyns-Vastiau, Alsemberg; F. Stassyns, Alsemberg; R. Stevens, Alsemberg; René Stevens, Alsemberg; F. Swalens, Alsemberg.
T H. Theys 1 Alsemberg; P. Theys, Alsemberg; M. Thils, St. GenesiusRode; ]. 't Kint, Wolvertem; F. Tordeur, Alsemberg.
V A. van Acker, St Kruis-Brugge; A. Vancraenem, Alsemberg; Dr. J. Van Cutsem, Lot; j. Vandenbergen, Alsemberg; D. Vandenbergen, Alsemberg; E.H. K. Vanden Bergh, St. joris-\Veert; E.H. Van den Blieck, Mechelen; D. Vandenbroeck, Alsemberg; A. Vandenbroeck, Schepene, Alsemberg; Y. Vandenneste, Alsemberg; 0. Vandenneste, Rode; A. Vanderlinden, Alsemberg; R. Vanderlinden, Alsemberg; P. Vandermeylen, Antwerpen; 0. Vandervelden, Alsemberg; J. Vander-
498 499
.
'' '
velden, Alsemberg; J. Van Dionant, St. Genesius-Rode; î::.'H. Van Geet, Hoogstraten; E.H. J. Van Herck, Kontich; E.JLF. 'Van Is.terdael,: Alsemberg; H. Van Kerk, Alsemberg;· J. Van I;~mcker, :Als~mberg;' M,. Van Leuven, Alsemberg; E.H. Van Meerbê~k, Als~mberg; M: ' Vannerom, Alsemberg; V. Van Oppens, Alsemberg; P. Van Puyvelde, Alsemberg; T. Van P.tiyvelde, Alsembèrg; P. Van Roy, Dworp; E.H. R; Van Stappen, St. Genesius..,Rode; J. Van Sümere, Andérlecht; F.' Veldekens, Vlezenbeek; P. Verhelen, Hamme; ]\1. Van ·Weyenbergh, Alsemberg; L Verheven, Alsemberg; E.H. H. 'Verlinden, Pamel; G. · Vermeyen, Huizingen; L. Verniers, \Torst; Vlaamse ~oeristenbond: Antwerpen; E. Vranckx, Alsemberg; J. Vancraenem, Alsemberg; Fr. Vanlaet, Alsemberg; D. Vanh·oedenaghe, Alsemberg; F. V'andervelden; Alsemberg; P. Vandervelden,· Brussel.
·W Ch. Wauters, Brussel; H. Wauters, St. Oenesius-Rode; F. Wets, schepen, Alsemberg; G. Wets; Alsemberg; J. Wets, Sl Genesius-Rode;. G. Wets, St. Genesius-Rode; 0. Wets, St. Genesius-Rode; A. Winderickx, Ukkel; D. Winderickx, Brussel; Edgar Winderickx, Dworp; Ph. Winderickx, Alsemberg;· G. Wouters, St. Genesius-Rodè; Dr. F. · · Vvulffaert, Elsene.
z P. legers, Anderlecht; F. Zelck, Alsemberg.
Voóroe~icht 5. . T~r inleiding. én ter verantwoord.ing 7.
EERSTE DEEL
DE BURGERLIJKE OESCHI~EDENIS HOOFDSTUK I
OUDST BÈKENDE MENSELIJKE NEDER~ETTING Ohtstaàn en ontwikkeling van de dorpskern 18. 'f
HOOFDStf~K 11
DE NAAM DER GEMEENTE HOOFDSTUK lil
AARDRIJKSKUNDIG OVERZICHT De Gemeente 31. De bodemgesteldheid 32. De hoogten 32. De :waters 33 .. B.ebossing en beplanting 36. De wegen 44. De woningen en het bewoningsstelsel 54. De gehuchten 55. Het landschap 56. Toerisme én na(uurbescherming 56. HOOFDSTUK IV
DE GRONDHEERLIJKHEID EN DE BEZITTERS ERVAN 59 Het herenkasteel 65. De schepenbank 69. De meiers 76. De . schepenen :78. De griffiers 80. De officieren 81. De vroente of gevangenis 82. Bestraffing en galg 86.
En, tot slot, voegt de schrt.ijver hierbij zijn diepgevoelde dank tot de heer Albert Proost, zonder wiens geestdriftige e.n onverdroten inspanningen deze m01nograjie wellicht niet het licht zou hebben gezien.
500
HOOFDSTUK V
DE EKONOMISCHE GESCHIEDENIS De landbouw 91. De veeteelt 96. De druiventeelt 99. De pachthoeven 100. Hof ter Hagen 101. Hof te Herisem 102. De Rode Poort 104. Hof te Callewaert 108. Hof te Meigem 108. Hof te In~endaal 11 ~: Hof ter Hulst 112. Nijverheid, handel, ambachten 112. LtnnenblekertJ 114. Herbergen, Brouwerijen en Huizen 114. De. Driekoningen,. De Hert De Blijk of De Ster 118. De Helle of De Lelte 120. De Mor1aan of h~t Mariaanshoofd 120. De Engel 120. De Grote Sleutel of Schotel 121. De Kleine Sleutel 122. De Drie Koningen 122. St. Franciscus 12:'). De Kroon 123. De Zwaan 128. De Horen of Po:;thoorn 124. Hertog jan Hl 126. Nijvel 126. De Balans 127. De Keizer 127. De Achterlap 127. De Groene jager 127. Het \Vit Paard 128. G~aanmol~ns 12ft Kartonfabrieken 136. Meubelmakerij tan. Meubelfahnek Vasttau 140.
501
HOOFDSTUK XIII HOOFDSTUK VI
DE KULTURELE GESCHIEDENIS Het Onderwijs. jongensonderwijs 141. Meisjesonderwijs 150. Bewaar- of Kleuterschool 152. Scheppersgestichten 153. De aalmoezeniers 156. Duitse Meisjeskostschool 156. Rijksmiddelbare school 158. Boekerijen 158. Davidsfondsafdeling 158. Toneel 159. Toneelkring «De Alsembloem » 161. Koninklijke fanfaremaatschappij <<LaurierChêne >> 164. Plaatselijke biografie 166. Taaltoestanden 169. Alsembergse spreuken en gezegden 171. HOOFDSTUK VII
HET ONTSPANNINGSLEVEN Spel en Sport 175. Schuttersgilde van O.L.V. van Alsemberg 178. Koninklijke boogschuttersvereniging «De \Vare Vrienden» 184. Schuppenboer 186. De Alsembergenaar 187. HOOFDSTUK VIII
VOLKSGEBRUIKEN Kerstmis 193. Oe Greef van halfvasten en Sinterklaas 193. Nieuwjaar en Driekoningen 194. Huwelijk 194. Meiboomplanting 194. De loting 194. Pastoorsinhalingen 197. Kermis en jaarmarkt 198. HOOFDSTUK IX
DEMOGRAFISCH OVERZICHT Honderdjarigen 207. De vondelingen 208. Gezondheidstoestanden 209. Barbiers, Chirurgijns en Geneesheren 213. Sanatorium Brugmann 216. HOOFDSTUK X
VROEGERE OORLOOSFEITEN
.DE WERELDOORLOGEN 1914-1918: 243. Oudstrijdersbonden 245. 1940-1944: 245.
DEEL 11 DE KERKELIJKE GES~HIEDENIS Ontstaan van de parochie en de kerk 247. Het primitief kerkelijk bezit 258. Tiendebelasting 262. Allerhande kerkelijke goederen, renten enz. 264. Andere inkomsten 267. Offeranden in natura 267. Gestichte jaargetijden 268. Zaterdagse missen 271. Het beheer van de kerkelijke goederen en de kerkmeesters 272. De H. Geesttafel en de Armmeesters 275. De Pastoors 285. Kapelanen en onderpastoors 299. De kosterij en de kosters 310. De kapelanijen en kapelaanshuizen 315. Het kerkgebouw 321. Verlichting en verwarming 333. De toren 333. Het hoogkoor 340. De H. Kruiskapel 349. De sakristij 349. De Relieken 354. Allerlei kunstvoorwerpen 356. Het Gotisch koordoksaal 358. Gekleurde ramen 361. De muurschilderingen 363. Het genadebeeld 365. Doopvonten 380. De predikstoelen 381. De biechtstoelen 385. De Kruisweg. 388. De 15 Mysteries 388. Andere beelden 389. De schilderijen 390. De klokken 399. Het orgel 404 ..Het torenuurwerk 406. In de kerk begraven 406. Grafzerken in de kerk 408. Asylrecht, hondenslagers, wakers en kerkbaljuws 416. Kerkhof 418. De trappen 421. Processies 422. De Kapelletjes 425. Bedevaart en Broederschappen 436. Bedevaart, wondere genezingen 437. Hoog bezoek 463. Het Gasthuis 465. Vaantjes, medailles 466. Strafbedevaarten 469. Jubelfeesten 473. De Kroning in 1934 - 475. De Mariakroon 476. De Jezuskroon 476. De St-Elisabethparochie 476. Geestelijken uit Alsemberg 477. Register der plaatsnamen 483. Register der persoonsnamen 486. Gebruikte afkortingen 494. Lijst der illustraties 495. Lijst áer voorintekenaars 497.
HOOFDSTUK XI
POLITIEKE BEROERINGEN De Brabantse Omwenteling 227. De Franse Bezetting 228. De Hollandse tijd 232. De Belgische Omwenteling 233. HOOFDSTUK Xll
GEMEENTEBESTUUR EN OPENBARE DIENSTEN IN DE 19de EN 20ste EEUW Het gemeentezegel 2:·n. Het gemeentehuis 238. Burgemeesters 2:·Ut Schepenen 2:~H. Gemeentesecretarissen 23H. Politie 2:~9. Postdienst 2:w Oemeem;chappelijke vervoermiddelen 240.
502
503
Andere verschenen dorpsm.;nografieÍn door C. Tlzeys Geschiedenis van Ruisbroek (Brabant), 1940. Geschiedenis van Drogenbos, 1942. Geschiedenis van Dworp, 1948 .. Geschiedenis van Kapelle-op-den-Bos, 1953. Geschiedenis van St-Oenèsius-Rode, 1959.
In voorbereiding : Beersel.
504
.