Theys Constant, Geschiedenis van Dworp, Brussel, 1948, 158p.

Page 1

THEYS CONSTANT, Geschiedenis van Dworp, Brussel, 1948, ·158p.


GESCHIEDENIS VAN-

DWORP DOOR

CONSTANT THEYS Met een voorbericht van

Dr. JAN LINDEMANS Lid der :Koninklijke Vlaamse Academie

1948 DRUKKERU A. HESSENS KOMEDIANTENSTRAAT 12.

BR U SSE..L

..


VOORWOORD.

• PENTEKENINGEN VAN LEO EN ADOLF THEYS.

Met de Geschiedenis van Dworp /zeeft Constant THEYS zijn derde dorpsnzonografie, uit de streek tussen Zenne en Zoniën, 11oltooid. He:t zal dadelijk OJJllaUen dat we hier met een 11eel uitgebreider historisch werk te doen hebben dan met de monografieën gewijd aan Ruisbroek (1940) en Drogenbos (1942). Inderdaad was Dworp, in het verleden, een aanzienlijk meer uitgestrekte en dus belangrijker gemeente dan de twee even genoemde. Ook historisch gezien was Dworp heelwat merkwaardiger. Dworp is inderdaad zeer -oud: de eerste menselijke nederzetting wellicht in /zet ,hart van Zoniënwoud, op de west~ijde er van; want Huizingen, Heizingen en Buizingen liggen dichter bij de Zenne, op de rand 11an de rivieraanslibbingen en het woud. Doorheen de eeuwen zijn we hier getuigen van een noeste ontginningsarbeid van de mens, waarbij het woud geleidelijk o11erwonnen werd, in de valleien en op. de hellingen, maar tot op heden stand hield op de hoogten. De uitkomst er van is /zet liefelijk, levendig heuvellandschap dat we thans kennen, een van de aanminnigste van het Vlaamse land. Deze ontwikkeling op de voet te volgen en te verklaren, is de taak van de dorpshistoricus. De topografie, belicht door de plaatsnamen, werd dan ook met grote zorg en ietwat uitvoerig behandeld in deze geschiedkundige monografie. Het moge, zo het nog nodig was, eens te meer bewijzen dat de Toponymie een der belangrijkste hulpbronnen is van de Geschiedenis. De gemeente Dworp komt ons voor, tot op de drempel van de hedendaagse tijd, als een «afgelegen !zoek», in haar schilderachtige omlijsting van bossen, heiden en moerassen. En dat was ze inderdaad : niet alleen lag ze aan de taalgrens, maar ook aan de oude landgrèns Brabant-Henegouwen. Deze afgelegenheid gaf aanleiding tot moeilijke toponymische problemen en ingewikkelde grondrechtelijke toestanden. Men mag dan ook van deze Geschiedenis van Dworp getuigen dat het « zwaar werk » was voor hem die er zich voorgespannen heeft; dat voortdurend diepgaande studie vroeg, alsmede een grote belezenheid in de algemene geschiedenis en een vaardige vakbedrevenheid in de dorpshistoriografie. Dat Constant Theys er in geslaagd is zijn werk tot een goed einde te· brengen strekt hem tot eer. Wij weten welke arbeid het gekost heeft om, uit de meest verscheidene archiefbronnen, 5


het nodige materiaal te verzamelen, te schiften, te ordenen, en het daarna te .verwerken tot een helder, boeiend, niet zelden pittig opstel. · Daarom zijn wij gelukkig dit nie~twe boek aan het lezerspubliek warm te mogen aanbevelen, met de hoop dat binnen afzienbare tijd Alsenberg, Huizingen, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, - en welke genzee_nten nog? -· hun beurt zullen krijgen, en met de wens dat aan de onverdroten werker Theys nog vele jaren van gelukkige historische arbeid mochten over-. blijven. Laken, 20 Juli 1948. Dr Jan LINDEMANS, Lid van de Kon .. Vlaamse Academie voor Taal en Letteren, Voorzitter v. h. Geschied- en OudheÛikundig Genob.tschap van Vlaams-Brabant.

·INLEIDING. Sic transit. Zoo gaat het voorbij. Na ons zal het weer anders zijn. Maar dit veranderen te beseffen is het toch ook eenigszins beheerschen, geeft diepte aan onze menschelijke tijdigheid, en zet het venster op het eeuwige open. » · (Floris Prims, Geschiedenis van het Kiel, Antwerpen, 1938.) <<

Dworp had reeds zijn dorpsmonografie, geschreven door Leopold Everaert en. Jan Boucherij, maar dit werk dagtekent van 1877 en buiten een uitgebreid hoofdstuk over de onderwijstoestanden en de volksverenigingen in de 19e eeuw, parafraseert het slechts wat A. Wauters in zijn Histoire des Environs de Bruxelles, omstreeks 1850 over Dworp te boek stelde. Beide bovengenoemde schrijvers hebben geen gebruik gemaakt van de belangrijke bescheiden die op het Rijksarchief te Brussel berusten. In deze nieuwe geschiedenis heb ik al de geschreven en gedrukte bronnen betreffende de gemeente op het voormeld archief, op de afdelingen kaarten en Plattegronden en Handschriften van de Koninklijke Bibliotheek gebruikt en, buitendien die betreffende Alsenberg, Sint-Genesius-Rode, Huizingen, Buizingen en de verdwenen en thans met laatstgenoemde versmolten parochie Eizingen, welke gemeenten op sommige tijdstippen alle. tot een zelfde schepenbank of heerlijkheid behoorden. Alles kan ik verantwoorden, hoewel ik verwijzingen en voetaota's doorgaans weggelaten heb, om de redenen die in tnijn geschiedenis van Drogenbosch aangehaald zijn. S. de SACY (beroemd oriëntalist, 1758-1838) beschouwde de voetnota's als een misbruik. « Souvent », schrijft hij, misschien wel met enige overdrijving - streng wetenschappelijke werken kunnen het n1oeilijk zonder verwijzingen doen

- « c'est l'intéressant qui se trouve rejeté au bas de la page ou à la fin du volume, parmi les éclaircissements et les pièces justificatives. Puls ces éclaircissements ont eux-mêmes leurs notes et leurs notules. Avez-vous quelque chose de bon à faire connaître, anecdote, citation, mot plaisant? Metfez-te dans votre texte, à la place d' honneur et en grosses lettres, et n' obligez pas le patient, je veax dire Ie lecteur, à courir pour l'aller chercher du haut en bas de la page, du cammencement à la fin du volume. Ces voyages sant Jwrriblement fatigants, sans campter qae, les notes étant généralement imprimées en carac6

7


tères plus fins, les yeux du leeleur ne souffrent pas moins que son attention de ce brusque changement. »

Voor ~eze monografie heb ik geen andere indeling en· stofbewerkmg menen te moeten aanwenden, dan die van Ruisbroek en Drogenbosch. Ik meen dat het niet de taak is van· de plaatselijke heemkundebeoefenaars zogenoemde synthesen op te bouwen of besluiten te trekken. Dit is het werk van de specialisten der Algemene Geschiedenis. In zijn voorwoord bij mijn Geschiedenis van Drogenbosch zegt Dr jan Lindemans zeer terecht en gevat dat men « in een dorpsgeschiedenis immers zelden grote schokkende hi~to~i~che gebeurte~issen te b~schrijven heeft». « Zakelijk, mtsséhten nog zakeliJker dan thans, was het leven in óudere tijden. Voor romantiek was er evenmin plaats als ·heden » zegt op zijn beurt de Duitse geleerde Paret van Stuttgart: « Daar kan de vorser nooit genoeg op bedacht zijn.>> Men verwachte derhalve in .deze << Geschiedenis van Dworp » ook geen wonderbare feiten, geen onderaardse gangen, betoverde kastelen en dergelijke meer. De mensen van toen moesten ook wroeten om te leven, den grond bewerken strijden tegen de krachten der natuur en van het kwaad. ' · Sterk anecdotisch is ze wel, « er is immers het lillende pop~lende leven... de lezer die de hem medegedeelde geschiedents o~~rdenkt wenscht nader de personen te begrijpen wier daden hiJ verneemt», zegt Floris Prims in zijn boek Religions.;.. vrede, 1942. Eens te meer gaat mijn allerinnigste dank naar de heer Dr jan Lindemans, de hooggeachte voorzitter van het Ges~hied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, dte me met raad en met daad bijstond om deze voor mij zeer zware opdracht van het schrijven van een Geschiedenis van Dwor~ tot een goed einde te brengen. Van deze gelegenheid maa~ tk gretig gebruik om hem bij zijn 60e verjaardag en de 30e Jaargang van het door hem gestichte en met een zeldzaam bevoegd en wijs beleid steeds hoger opgevoerde alzijdig geschiedkundig tijdschrift « Eigen Schoon en De Brabander » mijn eerbiedige hulde te brengen. ' Verder dank ik al diegenen die me op enige wijze behulpzaam waren, vnl. de heer August Winderickx die me tot het schr!jven van dit werk heeft aangezet en aangemoedigd en me memg belangwekkend stuk uit zijn archief bereidwillig ter beschikking stelde.

C. T.

BRONNEN. I.

I f

Onuitgegeve~

bronnen.

A. Algemeen Rijksarchief te Brussel. (G.) Schepengriffies van het Arroodissement Brussel. Nrs. 7133 tot 71903 ( 1628 tot 1753) 9019; 9684, 9685 ( 1693. 1696, 1750); 9687 -9687bis ( 1711, 1684, 1690); 9805 ( 1555 1557, 1684). , ' Criminele rollen. Arresten. Goedenissen. Ramingen van goederen. Voorwaarden. Processen en informatiën. Rekenin. gen en akten over voogdij en sterfhuis. Procuratiën. Belastingomslagen. B. Kerkelijk archief. Nrs. 2323 (1573); 4023 (1635); 4018 tot 4022,4024 tot 4026 ( 18e e.). Dekanale visieten. Goederen en inkomsten van de kerk: Verhuring van goederen van kerk en H. Geesttafel. Stichting van een beneficie. Kerkrekeningen. Staat van inkomsten der kerk. · Nrs. 5654 (1255), 6583 (1785), 7177 (1756-1764), 7178 (18e e.), 7257 (1626-1628), 11316 (15e-18ee.). Goederen abdij Terkameren, Kouden berg, Vorst, W onterbrakel. · Nrs. 12756 (1616-1778), 12757 (15e-18e e.), 13153 (1789), 13250 (1769), 15635 (18e e.), 15536 (1646), 15642 ( 16e tot l8e e.), 15673 tot 15677 ( 16e tot 18e e.), 16052 (15e tot 17e e.), J6053 (16e-18e e.),16068 (1706), 16096 ( 18~ e.). Goederen klooster van jericho, Sint-Pieter, Zevenhorren. Lenen en Ieenverheffingen. Lenen van Aa en van Gaasbeek. Genadebrieven. C. Leenhof van Brabant. Register nr. 18, folio 303 V (1515) « Hooft-leenboek Brussel». Registers nrs. 71, 72 « Clapper van Brussel Beerse!! Dworp ... ». Register nr. 109 f~' 26 ( 1561) « Nieu~e verCnJgen ab 1555 »; nr. 110, folio 144 V «Nieuwe vercrijgen ab 1626 »;nr. 111, folio 232 (1649) «id. ab 1648 »;nr. 160 folio 169 V Leenbrieven; nr. 37 5. Leenverheffingsrechten; nr.. 106, foli~ 447 « Hooftleenboek van Brussel»; nr. 124, foho 124, foho 157 ( 1466). Leenbrieven. Stoothoek, nrs. 2, 4, 5, 7 (1374, 14e eeuw, 1440); nr. 4121 (1428); nrs. 2292 (1499), 4771, 6762 (17e en 18e e.); nrs. 2085, 2087. Leenverheffingen. « Clapper van Brussel » ( 1686 tot 1768). Heerlijkheden. 0

0

0

8

g


1·747 tot 1765. Register broederschap der Gedurige aanbid~ ding 1820. Register broederschap van ,de H. Rozenkrans 1833 · en van het H. Hart van jezus.

D. Rekenkamer. Domaniale rentenboeken van .het kwartier van Brussel : nrs. 4162-4170 (1403-1421); 4179-4184 (1466-1480) · 4293, 4295 (1614). . Rekeningen van de hoofdmeiers van Rode. Nrs. 12775 tot 12780 ( 1403-1616). Rekening van de meier van Dworp, nr. 12788. Goederen van de kerk, nr. 46796 ( 1786).

Het archief van de parochie. moet zeer belangrijk .geweest zijn. Pastoor Vliegen schrijft in een Manuale : « nota dat in het jaar 1790 een kist met de papiere van de pastreye sijn gestopt geweest om de groote vervolging in het huys van Peêter Michiels (kerkmeester), en sijn bijnaer .altega er met het huys verbrand. » Het zijn· natuurlijk de belangrijkste stukken die men ·in veiligheid wil brengen. .

E. jachtrecht van Brabant.

N. Familie-archief d' Anethan-:-Cornet de Grez d'Elzius. ( 16e tot .1 9e e.)

Nrs. 245 tot 331 (1567-1791). F. Wvudrecht. Nrs. 370 tot 550 ( 1528-1796).

0. Familie-archief Aug. Winderickx-Lindemans. Buitendien is in deze monografie alles verwerkt wat ik in de ·gelijkn;imigé..bronnen betreffende de gemeeritèn SiniGenesiü~-Rode, Linkebeek, Huizingen, Drogenbosch en Ruisbroek, over Dworp aantrof. In het << Archives du Nord » te Rijsel (Fr.): 3H280. Bénéfices à la Collation de l'Abbaye du Saint Sépulchre (1663) staat een lijst van de beneficiarissen van pastorijen en kapellen, waarin ook Dworp voorkomt. We konden dat archief echter niet raadplegen.

G. Kaarten en Plattegroruien. , ,· Nr. 870, Rol van 12 k·aartj es vair goedeten van· het Sint._ Elisabethklooster te Brussel, z. d.; nr. 882; nr. 952, Kaart van de goederen van het klooster van Z~venborren ( 1789) ;· nr. 1019, K~art van de goederen der Jezuïeten van Halle (1774); nr. 2938, Plattegronden, doorsneden en opstanden van de oude kerk van Dworp (2e helft der 18e eeuw); nr. 3008, Plan van ' ·Krab bos; nr. 3055, Plan van de bossen toebehorende aan de abdij van Terkameren, Sint-Janshospitaal, de Prins van Rubempré, de heer van Dworp (1758); nr. 3145, Plan der goederen van het kapittel van Kamerijk. ( 1729).

11. Uitgegeven bronnen. BOLSEE (J.), La Grande Enquête de 1389 en Brabant. Brussel, 1929. BONENFANT (P.), La Notlee de dotzation du Domaine de Leeuw à l' église de Cologne (Revue beige de Philologie et d'Histoire, XIV, 1935, blz. 775-81 0). CARNOY (A.), Dictionnaire étymologique des noms des communes belges. Brussel, 1939.

H. Notariaat. Nr. 8389. I. jointe des Amortissements.

Nr. 61.81.

J. Schepengriffies van !zet Arrondissement Nijvel. Een 200-tal bundels en registers ( 15e tot 18e eeuw). Goed~nissen. Leenbrieven. Processen. Verkopingen en Verpachtmgen. Voogdij. Rekeningen en Verzoekschriften. Criminele informatiën. Beslagleggingsbrieven. Goederenbezichtigingen. Adviezen van advocaten. Benoemingen van meiers, schepenen enz. Belastingen. Militaire lasten.

-

1927. CLAES (Pater Dr Valerius), Niatant, Juffrouw .NIaria Le- maire. Leuven, 1946. COSEMANS (A.), De bevolking van Brabant in de XV/Je en XVII/e eeuw. Brussel, 1939. CUVELIER (J.), Le dénombrement des foyers en Brabant au XIVe-XV!e siècles. Brussel, 1912. D ELHAIZE (J.), La Domination française en Belgique à la

K. Archief van de Commissie van de Openbare Onderstand

van Brussel. Landboeken van het Sint-Jansgasthuis, 1365, 1406. B. 203, Cartularium van de H. Geesttafel van Sint-Goedele, 14e eeuw; B. 210, Cijnsboek van Sint-Ooedele, 1328; B. 213, Cijnsboek van de armen van Sint-Ooedele1 circa 1370; C.S. P. 12, 11, 18, Cijnsboek van Sint-Pietersgasthuis, 1365, 1460,- 1516. L. Archief der Gemeente, Gemeentehuis van Dworp. Atlas der Buurtwegen; Parochieboeken v. 1635 tot 1793. M. Archief der Pastorij. Status pastoratus van 1666. Kerkrekeningen van 1646 tot 1659. Kerkrekeningen van 1832 tot heden. Manuale van 10

Origine des Noms de liettx des environs de Bruxelles.

fin du XV/Ile

l

si~cle

et au cammencement du X/Xe siècle.

Brussel, 1908-1912. DRAYE (H.), De studie van de Vlaamsch-Waalsche taalgrens in België. Brussel, 1942. Eigen Schoon en De Brabander (jg. 1911-1948). van ELST (F.), Dworp, olografisclze monografie. 1909. EVERAERT (L.) en SOUCHERIJ (J.), Oesc!ziedenis ltan P.worp. Antwerpen, 1877. de FLOU (K.), Toponiemen uit de Provinciën Antwerpen en f3tabant ( meded. Kon. Vla. Academie T. en LL., 1925). 11


GALEOTTI (H.). Mémoire sur la constitution géognostique · de la province de Brabant. - Mémoires couronnés par · l' Académie Royale des Sciences et Belles-Lettres de Bru-. x.elles. 1837. Tome XII. · . van GESTEL (C.), Historia sacrp et profana Archiepiscopa~ tus Mechliniensis, 11, blz. 120. 's Gr.avenhage, 1725. GOBLET d'ALVIELLA, Histoirre des Bois et Forêts de Belgique. 4 dln. Brussel~ 1927-1930. GODFRIN (A.), Survey de la régl.on de Tourneppe. Brussel, 1944. . ~ van HAEGENDOREN (M.), lnventaire des Archives de la Foresterie de Brabant. 1932. KURTH ( 0.), La frontiite linguistique en Belgique. Brussel, 1895. LAENEN (J.), Kerkelijk en Godsdienstig Brabant. Voorgeschiedenis van het Aartsbisdom Mechelen. Antwerpen, 1936. LEFE VRE ( M.), L' habitat rural en Belgique. Luik, 1926. LE.FEVRE (P.), De Collegiale Kerk van Sint l\1ichiel en Sint Oaedele te Brussel. Antwerpen, 1942. LE ROY (J.), Het Groot wereldlijk tooneel des hertogdoms van Brabant. 's Gravenhage, 1730. LINDEMANS (J.), De Frankische Kolonisatie in Brabant. E. S. B., 1Q30. Toponymische verschijnselen geografisch· bewerkt door ... Studiën. De heemnamen en ingaformaties. De kouternamen. Brussel, 1940. Brabantse/ze plaatsnamen. Beersel, 1935. (en C. THEYS), Toponymie van Ruisbroek en Oeschie~ de nis van Ruisbroek ( 1940) .. ( ... en E. van der LINDEN), Het Cijnsboek van Duyst, VJ. top. Ver. Toponymica, 111. 1931. van der LINDEN (E.), Geschiedenis van Sint-]ob-Carloo. van LOEY (A.), Het Zuidwestbrabantsclz in de 13e en 14e eeuw. 1937. Studie over de Nederlandse/ze plaatsnamen in de genzeenten Elsene en Ukkel. 1931. MANSION (j.) 1 Voornaamste bestanddelen van de Vlaamse/ze Plaatsnamen. 1935. PIERRON (S.), Histoire de la Forêt de Soignes. Brussel, z. d. de RIEMAECKER (A.), Histoire et Généalogie de la Familie de Hemptinne. Gent, Siffer, 1894. SACRE (M.), Het voormalig Dorpstooneet in Brabant. Merch:.. tem, 1926. De voormalige Dorpsse/tutterskringen in Vlaamsch-Brabant. Merchtem, 1929. SANS EN (J.), Papier en Drukkunst. Oostakker, z. d. van SCHEPDAEL (j.), Esquisse raisonnée de la géplogie, paléontologie, préhistoire des environs de Hal. Halle, 1932. 12

THIBAUT de MAISIERES, de RYCKMAN de BETZ, GEOR-GES DANSAERT, L' Abbaye Gistereienne de la Cambre. Antwerpen, 1948. THYS (A.), Les Sociétés chorales en Belgique. Gent, 1861. VERBESSEL T (J.), Het ontstaan der parochiën in ,Brabant. Overdruk E. S. B., 1943. · · VERHAEGEN (P.), Lq Belgique sous la domination française. Brussel, Parijs, 1922-1929. · Le Conseiller d' Etat Comte Cornet de Orez. Brussel, 1934. WAUTERS (A;), Histoire des Environs de Bruxelles. 1855, 3delen. de WEEROT (J.), Hendrik· Consciencepad. Antwerpen, 1935. van den WEG HE (J.·M.), Uit dè Geschiedenis van Lot. Halle, 1932. Geschiedenis van Buizingen. Hallens ia:

13


'

~ '

.

BIBLIOGRAFIE VAN DWORP. (Hoofdzakelijk volgens het «Repertorium der Vlaamse Gemeenten», door Leo de Wachter. De hiervoren reeds vermelde werken worden niet herhaald.) 1. De Vlaamsche School. Jaargang 1877, blz. 47-50 (Een bespreking yan de Geschiedenis van Dworp van Evetaerts en Boucherij). · . . · 2. ARTS, W., Een arb'eiderskamp voor werklozen te Dworp. Streven, jaargang 1935, blz. 516-522 (over het kajottersgoed). · · 3. COSIJN, A., Sites brabançons, blz. 91-100 (vluchtige !beschouwingen). . 4. - Tauring Club. Termeulenbeek, blz. 321-323, 364-366 (reeks bijdragen over de dorpen in de Molenbeekvallei, aan de hand van « L'Histoire des Environs de Bruxelles » van A. Wauters). 5. - Le Bols de Tourneppe. Bulletin des Amis de la Forêt de Soignes, jaargang 1920, blz. 43-46. 6. - U ne station néolithique dans le bols de Hal. Bulletin des Amis de la Forêt de Soignes, jaargang 1921, blz. 93, 96, 98. 7. CUMONT, 0., Station néolitique de Tourneppe au lieu dit A1eigemheide. Bulletin de la Société d' Anthropologie, jaargang 1899, blz. 222-227. 8. - Emploi du grès cambrien ( quartzites) de .Za région de I'ourneppe par l' homme néolithique de Rode-St-Genèse. Bulletin de la Société d' Anthropologie, jaargang 1900, blz. CVIII (over de kwartsietrotsen van Dworp). 9. ERIAMEL (Lemaire), Polychromie de l' église de Tourneppe. Bulletin des métiers d' art, 1908, nr. 2 (over de muurschildering van de kerk). 10. H. M., Een katholiek jeugdkamp voor Werklozen. De Zondagsvriend, jaargang 1935, blz. 346-347. 11. - Dworp, een ideaal vacantiecentrum. De Zondagsvriend, jaargang 1937, blz. 646-647 (handelt alleen over het kajottersgoed). 12. HAROU, A., De Bosclwilen. Ons Volksleven, jaargang 1894, blz. 168 (folklore). 13. LOE, A. de> Etablissement belgo-romain à Tourneppe, au Ueu dit Meigemlzeide. Annales de la Société d' Archéologie, jaargang 1905, blz. 149-150.

15


14. O'KELL Y, Verrières d' art. Bulletin du Comité d' Arclzéologie du Brabant, 1870, blz. 26-55 (over. kerkramen). 15; SABLON, 0. Destellzeide. Twee landschappen : Crabbosch en Destelheide, in Zennedal, jaargàng 1935, blz. 34-35 (toeristisch). 16. THEYS, C., Dworp. 'Bijdrage in Toerisme, jaargang 1935, blz. 139~146 (historisch-toeristisch). · 17. - Vluchtelingen. Eigen Schoon, jaargang 1940, blz. 416417. 18. - Straffen in 1551. Eigen Schoon, jaargang 1939, blz. 179. 19. - Tonelen uit he( vroegere volksleven. Een « grouwsaeme » :moord en een dito vonnis in 1746. Overdruk uit Eigen Sc/zoon en 'De Brabander, jaargang: l 947, 1.9 blz. (het verhaal van een moord en terechtstelling). In de Gazet van Halle en andere weekbladen van het kanton vindt men af en toe een en ander over plaatselijke feiten (verkiezingen, toneel, muziek, inhalingen, vieringen, enzovoort).

I. GEOGRAFISCHE SCHETS. 1. ,De gemeente. -· 2. De bodemgesteldheid. - 3. De· waters. · - 4. De hoogten.-· 5. De verkeerswegen.- 6. De wonin .. gen. - 7. Het bewoningsstelsel. - 8. De beplanting. 9. Het landschap. - 10. De gehuchten. 1. De gemeente. De gemeente Dworp behoort tot de provincie Brabant, .arrondissement Brussel, kanton Halle. Zij ligt op de taalgrens op 15,5 Km. ten Zuiden van de hoofdstad. De aangrenzende gemeenten zijn : ten Westen, Halle (6,5 Km.), Lembeek (9,5 Km.), Buizingen (4,5 Km.), Huizingen (2,5 Km.), Lot (5 Km.), Sint-Pieters-Leeuw (7,5 Km.); ten Noorden, Beersel (5,5 Km.); ten Oosten, Alsenberg (3,5 Km.), Sint-OenesiusRode (4 Km.), Waterloo (8,5 Km.) (wettelijke afstanden). Als natuurlijke grenzen had Dworp de Diesbeek en de Zenne. Sedert de oprichting van Lot tot zelfstandige gemeente vormt de Kesterbeek de grens tussen beide gemeenten. Als verdere natuurlijke grenzen kunnen beschouwd ·worden Halderbos en de bossen van Zevenborren. Als taalgrensgemeente paalt ze anderdeels aan Eigenbrakel (9,5 Km.), Wouterbrakel (6,5 Km.) en Kasteelbrakel (7,5 Km.). Deze drie dorpen liggen op de beek die oudtijds de Brachene of Braine en thans de Haine heet en parallel met de Molenbeek op 5 tot 6 Km. afstand naar de Zenn:e toevloeit. Het grondgebied van Dworp beslaat een oppervlakte van 933 Ha. Vóór de afscheiding van Lot : 1174,84.40 Ha. Voor het geestelijke behoort Dworp tot de dekenij HaHe; voor het onderwijs tot Halle; voor de Rijksbelastingen tot Alsenberg; voor de Belastingscontrole tot Halle; voor de Registratie en Domeinen tot Halle; voor de Rijkswacht tot Lot; voor de Krijgswerving tot Waver; voor de Werkrechtersraden tot Halle.

2. De bodemgesteldheid. De alleroudste grond die we in onze streek aantreffen en die tevens, naar de mening van de aardkundigen de oudste rotsen van gans het land vormen, is de roze, groene, witachtige en witgeelachtige kwartsteen behorende tot de zgn. formatie van Blanmont. Deze rotsen maken deel uit van het Cambriummassief van Brabant. Ze zouden ontstaan zijn uit sedimenten, 16

17


dit wil zeggen dat ze bestaan uit neerzettingen van de Cam.;.. brium-zee die op dat tijdstip bijna gans ons land besloeg. Bedoelde rotsen komen. alhier te voorschijn aan de beek op de Steenput. Men kan ze enkele minuten volgen, waarna ze onder de alluviale gronden verdwijnen, maar opnieuw opduiken te Sart-Moulin. Met deze rots werden vroeger straatwegen gemaakt. De voornaamste ontgonnen gtoeven waren Dworp, Sart-Moulin, Huppaye en Nil-Pierreux. Grote regens en dooi voeren zand en klei van de toppen naar de laagten, vooral langs de ho11e wegen waar ze inkalvingen veroorzaken. De oudste grondlagen liggen dus doorgaans op de hoogten en de jongste ·vor.men de aangeslibde grond in de valleien (quaternair alluvium). Men vindt ze dus alhier langs de Zenne, de Molenbeek en ten dele langs haar bijbeken, vooral de Zevenbarrebeek en de Kleine Molenbeek.

Verder bestaat de structuur van de Dworpse bodem, in grote trekken, uit Landeniaanse en Ieperiaanse klei met een laag Brusseliaans zand lopende over Zevenborren, Esselt, · Groothei de, Vroenbos en Krab bos. Op de hoogte van Bruineput is er ook een tamelijk dikke laag lichtgeel Lediaans zand, waarin geen fossielen aanwezig zijn,. maar die aan de basis een laag grint heeft die men gemakkelijk in de doorsneden van holle wegen opmerkt. Deze laag bestaat uit tamelijk grote stukken grint, vaak vermengd met zandsteen. Daarin komen annelidepijpen voor van de soort Ditrupa, noctulen nl. die voortkomen van zeesterren; maar vooral vindt men er numulieten, in vrij groot aantal aan de oppervlakte van de door de regen gespoelde grond. Het zijn ronde benen schijfjes van 10 en van t 5 mm. middellijn. Deze numulieten waren zeediertjes uit de tijd toen de Cambrium-zee heel ons land overstroomde. In de holle wegen van het Hanenbos aan het kajottersgoed liggen ze voor 't rapen. Onmiddellijk boven het Lediaans ligt ook een Bartoniaanse laag in de vorm van een weinig belangrijke zandachtige top, bestaa'nde uit rood zand, dat sterk ijzerhoudend en weinig fossielhoudend is. Vroeger werd dit Asschiaans zand geheten ..

3. De waters. Het waternet van Dworp behoort tot de kom van de Zenne. De voornaamste waterJoop is de Molenbeek, op Rode 18

de Termeulenbeek, op Alsenberg de Molenbeek> op Dworp en Huizin-eren de Meerbeek en op Lot de Haakbeek geheten. In de volksmond· heèt ze echter eenvoudigweg « de beek ». De Molenbeek vindt haar oorsprong te Sint-9enesius-J3ode teg.~n Zoniënbos vloeit van Oost naar West m de moote tameliJk brede vall~i die weaens de dwarslopende kwartsietbank aan Steenput st~rk vern~uwt, en mondt te Lot in de Zenne uit. Van aan haar oorsprong tot haar samenloop met de Zenne is ze ongeveer 10 Km. lang, met hoogteverschil van 70 m. tussen beide punten. Onder Dworp heeft ze 16 bruggen en 12 « herken » of molensluizen. · De Molenbeek moet oudtijds tamelijk visrijk geweest zijn. We vinden daarvan een bewijs in 1650 toen Cornelis van Obbergen aan Ignaas Le Roy een « pl_antaigie in de Laekenstra~t beginriende aen St Clarabosch », 111 1649 verkregen van Nl. klaas van Varick, afstond mits 100 gulden eens .<< alsoock .het recht becomen van den prior van Zevenhorren In de helhebt van de visscherije van de beke tot Doorp~ ... » Per slot van rekening moet dat toch met zo verwonde~en~ Immers, op de vijvers van de abdij van Terkameren te SmtOenesius-Rode, waarvan het water de Mole!lbee~ voedt, werd vroeger zeer veel vis gekweekt (~ie Ges.cluedems van Rode) en het spreekt van zelf dat veel JOnge vts met de beek afgevoerd werd. Anderzijds zwom de vis uit de Zenne ook verder de Molenbeek op. . .. Op de rechteroever van de Molenbeek is er slechts .een bijbeek nl. de Kesterbeek, de oude 9~senbe~e. Ze ontspnngt aan de Meigemheide en loopt te Hmzmgen 111 de Mole!lbeek. Aan de rechteroever ontvangt de Molenbeek verscht~len~e beekjes, waaronder de voornaamste de Zevenbarrebeek 1s, dte ook de Kloosterbeek en de Esselbeek geheten werd. Ze ontstaat uit de afloop van de vijvers van Zevenbarren en loopt, van aan de steenweg, in rechte lijn naar de Molenbeek, opwaarts van de graanmolen de Becker. Vroeger mond?e :e meer- afwaarts uit. De oude bedding doorheen de wet de ts nog zichtbaar. .. De Zevenbarrebeek heeft op haar beurt een bt]beek, de Hallebeek die uit Halderbos komt, door Rulrode loopt en aan Heldering~n in de eerstgenoemde uitmondt. Deze zijbeek staat ook wel eens vermeld als Loonenbroekbeek. Van Vroenenbos komt een beekje dat de vijvers van de pastorij voedt en verder door een duiker naar de grote beek vloeit. De volgende bijbeek komt ook uit Halderbos, volgt de ·vallei tussen Krabbos en Vroenenbos. Op de atlas heet ze Molenbeek. Haar oudste naam is Duivelsbeek en vaak werd ze ook Kesterbeek geheten omdat ze beneden tegen het Kesterbeekbos loopt. Ze sluit aan met de grote beek in het _Kasteel... park. · .. . . ~ · d Te Wouweringen aan de molen vloett er een vhet tn e

19


·grote beek die vlak beneden Krabbos ontstaat. HiJ draagt geen naam. · De laatste bijbeek is de Diesbeek, die op het grondgebied van Buizingen haar. oorsprong heeft, de grens vormt tussen Dworp .en Huizingen en op deze gemeente in de hoofdbeek vloeit. Door de Zenne worden 4 Ha. en 24 a. grond besproeid; d~or de andere waterlopen 59 H:=t. en 44 a. Die waterJopen ZtJn de Meerbeek tussen de Sectte D nr. 14 en de Sectie· C 66/72; de Lakebeek jussen Sectie A nr. 94 en A 1.20/2a; de Zevenbarrebeek tussen de Sectie D nr. 409 en D 199ajl89a; de Molenbeek tussen de Sectie E nr. 326 en C 36a/24·· de Kesterbeek tussen Sectie B nr. 92 tot aan de grens van Huizingen; de Desbeek htssen de Sectie E 90 en C nr. 66. In 1893 werd een nieuwe brug te Lot. over de Zenne, de zogenoemde Lakebrug, gelegd voor een som ·van 30.529 fr. In 1940 liet het Engels leger ze springen en na de oorlog werd ze vervangen .door een bredere. betonbrug, zodat het verkeer aldaar grotelijks vergemakkelijkt werd. . Volgens een telling door de schepenbank in 1653 gedaan zouden er te Dworp toen 12 bunder vijvers geweest zijn. In 1687 zijn die cijfers nog slechts 1 1/2 bunder en 6 dagwand. In die jaren zouden er dus een tiental bunder verdwenen zijn. Voortijds werd wel. veel meer vis gekweekt dan thans, maar het verschillijkt nogal groot. Onder de verdwenen vijvers moet die van Wouweringen gerekend worden die tamelijk groot was en in 1840 een weide was, 2 Ha. 62 a. en 50 ca. groot (Sectie C 89). Thans is het weel' een vijver. Een paar plaatsnamen heten nu nog « vijverken ». · · In 1840 waren er de volgende vijvers : Sectie A 111 bis, 9 a. 60 ca.; B 447, 4 a. 70 ca.; C 32, 62 a.; D 100, 41 a.; D 389, 19 a. 90 ca.; E 213, 26 a. 60 a.; E. 823, 19 a. 40 ca. Samen 1 Ha. 80 a. 20 ca. Toen was de grote vijver van Wouweringen reeds in weiland herschapen. Thans zijn er nog vijf niet zeer grote vijvers, waarvan er drie voor de visvangst verpacht zijn. 4. De hoogten. Dworp is een der meest heuvelachtige gemeenten in het Vlaamse tand. Het laagste punt is er 25 m. (bij de Zenne, aan de grens van Beersel) terwijl het hoogste punt 111 n1. bedraagt (bij Buizingen). Een eerste heuvelrug ligt tussen. d~ Zenn~ en de Kesterbeek ( Slangenbe:~' Sollenberg). Hij khmt stetl van aan curve 30 tot 65 m. (biJ de grens van Huizingen) en verderop tot 90 m. (bij de grens van Beersel). Hij daalt daarna even steil naar de vallei van de Kesterbeek. Een tweede heuvelrug verheft zich tussen de Kesterbeek en de Molenbeek. De Kesterbeek ontspringt op de hoogte van Meigenheide bij Winterperre (90 m.) en ligt op peil 36 m .. hij de grens van Huizingen.

20

. Het· landschap vertoont veel glooiingen. De hoogte bereikt 111.m. aan.d~ Rekberg bij Bruineput (hoogstepunt), 115 m. op hellmg aan de overzijde Begijnenbos, Hanenbos · enz. Solhetde 85-90 m. Heuvelruggen die de vallei van de Molenbeek omzomen op de rechteroever : van' Solheide naar Elsemhei?e. Op de Iink.eroèver (doorsnede door de zijvalleien van de Dtesbeek, de kleme Molenbeek, de Hallebeek, de Zevenborrebeek, de Esselbeek enz.). Krabbos ( 90 m.), Kesterbeekbos (80-100), Vr.onenbos (90), Hoogkouter (105), Kampendaal (85-100 m.),. Rulroheide (80-90 m.), Esselheide (90-95 m.), Grootheide (90-110).

9e

5. De verkeerswegen. · . Als grote wegen in ons gewest in de Romeinse tijd· haalt Dr de Maeyer in zijn_ werk J~e Romeinsche Villa's in België ( 1937) aan : Haulchm, ButzLngen, Anderlecht, Elewijt. Een we~ _van Waudrez over Houdeng-Goegnies en verder naar Bu~z~ngen en Anderlecht. Een weg van Ligny naar Ways, Bwzmgen, Anderlecht en Assche. Een weg van Gembloers naar Ways en Genappe en verder naar Buizingen. Een weg van Monceau-sur-Sambre over Courcelles, Trazeo·nies, Pontà-Ce1les, Buzet, naar Nijvel en verderop over Bulzingen naar. Anderlecht en Laken. Van deze grotere verkeerswegen gingen , dan « diverticula » of zijwegen uit naar Dworp. Op de wegenatlas komen 70 wegen voor met een totale lengte van 56.977 m. De oudste en voornaamste daarvan zijn : nr. 1 van Dworp naar Sint-Pieters-Leeuw, nr. 4 van Huizingen naar Beersel, nr. 5 van Dworp naar Eigenbrakel over Rulrode, nr. 6 van Dworp naar Kasteelbrakel over Vroenenbos, nr. 8 over Solheide naar Alsenberg, nr. 20 naar Esschenbeek, nr. 21 van Buizingen over Vroenenbos naar. EigenbrakeL Verder bestaat er een eigenaardige weg, een voetweg maar, de zgn. weg nr .. ?O, van Lot naar Eigenbrakel over Bruineput en Rulrode. HtJ steekt de beek over herteden het Hoogveld, verloopt in an9ere wegen, kruist en herkruist ze. Met 2.814 m. is hij de langste van de gemeente. Dit moet een zeer oud pad zijn van het Westen naar het Oosten, van aan de eniae overgana van de Zenne tussen Halle en Ruisbroek. W a ge~ we ons t~ ver wa~:1eer we voor~~tz~.tten dat dit de rechtstè voetweg was naar Ntjvel, waarschiJnliJk de oudste stad in onze streken ? Slechts één nieuwe provinciale weg werd in de moderne tijden aangelegd, nl. de steenweg van Alsenberg naar de steenweg van Bergen, die een verbinding moest tot stand brengen met de .~teenweg van Brussel naar. Nijvel. Oorspronkelijk heette htJ de steenweg van Mont-Samt-Jean. Hij werd door de staten van Brabant in 1826 vergund en in 1827 aanbesteed voor 23~800 gulden, doch pas in 1833 voltooid. Omstreeks 1900 werd hij « ver!Jeterd » door een steenslagbestrating van 5 m. 50 breedte, dte later vervangen werd door kasseien. Thans loopt er ook een fietspad van beton langs.

..

21


Te, Dworp liggen 27 Km. gekasseide wegen tegen 15 Km.

in 1910. De overige zijn alle aardewegen:.

· ". Er bestaat een ontwerp voor een interconiinunale steenweg om de gemeente rechtstreeks met dè stad Halle te verbinden. Dworp heeft geen spoor- of tràtnverbinding. Bij de· modernisering van de nijverheid, waal'in zuinig vervoer een grote rol speelt, werd dit gemis sterk aangevoeld. Bij zoverre dat men verschillende nijverheidstakken, als de papierfabriek van Steenput, de kartonfabriek van Coosemans op de Esselheide, die van Goossens aan de Duivelsbeek heeft zien wegvallen. In 1898 ·vroeg de gemeenteraad een buurtspoorverbinding aan. In 1939 was ze er nog niet ... en krijgt de Raad bericht dat <<\vijl het onmogelijk gebleken is de nodige kapi(alen bijeen te brengen het ontwerp van buurtspoor Eigenbrakel-Aisenberg..:Halle moet wegvallen». . · Een spoorweg of ·een tramlijn zal er waarschiinlijk te Dworp niet meer komen ... In 1926 had de Maatschappij voor Buurtspoorwegen echter aanzoek gedaan tot aanleg van de volgende autobuslijnen : ·a) Halle-Eigenbrakel over Buizingen-Huizingen-Dworp . en Alsenberg; b) Halle-Bois-Seigneur-Isaac over Kasteelbrakel; c) Halle-Alsenberg-Sint-Oillis; d) Beersel-Brussel (Hallepoort). Deze lijnen waren vóór den oorlog in bedrijf. Wanneer de ciienst weer op normaal peil zal werken, zal het vraagstuk van het personenvervoer opgelost zijn. Anderzijds is door de vrachtauto het goederenvervoer in een nieuwe fase getreden. Aanvoer van grondstoffen en afvoer van fabricaten geschiedt vlug en practisch met de vrachtauto over de weg, zelfs daar waar een spoorwegstation is. Er komt wellicht een tijd dat de weg~ die in de tweede helft van de 19e eeuw voor zwaar vervoer op de tweede plaats geraakt was, zijn voormalige belangrijkheid zal herwinnen. 6. De woningen. De hoeven op kwadraatplan schijnen niet eigen te zijn aan de streek. Meestal zijn ze gebouwd in losse .orde, hoogstens in winkelhaakvorm. Alleen de grootste konden of kunnen als kwadraatvormig beschouwd worden, nl. Het Ho! te Labus 7 het Hof ter Hulst, het Hof te Wouweringen, het Hof te Solhei de. De kleine hoeven zijn van het Brabants langgeveltype, met witgekalkte muren van baksteen en geteerde voeting en met rode Vlaamse pannen gedekt. De voorgevel is haast altijd Oost of Zuid-Oost gericht zonder rekening te houden met de weg. Zo komt het dat het gebouw vaak haaks, soms schuin op de straat staat en haar zelfs de rug toekeert. Misschien speelt de grote helling van

22

' de weg soms een rol : het spreekt vanzelf dat bij een langwerpig huistype het verschil van peil. al te groot zou zijn tussen het ene en het andere uiteinde er van. , Veel· huizen hebben nog een zijgevel van klei e11 stro, zelfs wanneer de rest van het gebouw uit ander materiaal gemaakt is. Hier en daar steekt er nog het oude kaasRot do.or. Waar het weg is, is er nu een ven-:stertje. Door, gaan s hebben die huizen weinig vensters. Die · aan de achterkant zijn stee'ds zeer klein. Het da·k · is meestal sterk v ó o r u i tspringend en rust op de doorlopende zolderribben. Het beschermt de muren (vooral. Huis Seb. Callebaut in 1896, achter de oude die . van k 1 ei) kerk (naar een tekening van R. Lemaire). tegen de regen en is verder een ideale bergplaats vod'r de lange kersen- en notenladders. Ter wille van die Ianggevelige bouw wordt het landschap als « horizontaal ~ bestempeld. Tot in de 19e eeuw werd dat horizontale in de architectuur geëerbiedigd. Hier en daar heeft een «verticale» constructie (huizen met verdiepingen en hoge blinde gevels) het landschap bedorven. Gelukkig niet grondig. Het rijk beplant landschap verbergt de slechte smaak van veel nieuwe huizen (granito, cementbepleistering, smakeloze electrische cabines, rode eteruitdaken). Betonnen afsluitingen zijn gelukkig nog betrekkelijk zeldzaam. De woningen van de Nationale Maatschappij voor Goedkope WQningen op de Grootheide zijn ook niet bijzonder fraai van uitzicht. Het is een nabootsing van een woonwijk in de stad. Hun ligging is gezond, maar ver van all~ verkeersmiddelen. Daarentegen dient gezegd dat er meer gelegenheid is voor landbebouwing.

7. Het bewoningsstelsel. Het oude Dworp vertoont een verspreide (hofsysteem) en zeer gemengde bewoning. De oudste en voornaamste agglomeratie is de dorpskom. Neerdorp, een kleine agglomeratie, thans grotendeels onder Huizingen, zal haast even oud zijn, maar ontwikkelde zich niet tot een dorp. Later verplaatste de bevolking er zich meer rondom de borcht waarnaast ook de kerk gebouwd werd. Verder vormden afzonderJijke hoeven mettertijd tamelijk grote agglomeraties : Kesterbeek, Wouwe-

23


ringen, Essel, Rulrode enz. Ingevolge de' aanleg van de grote. steenweg en het bestraten van sommige wegen ontstond lintbebouwiQg. Het verlangen van bemiddelde stadsbewoners. de Zomer op de buiten door te brengen, en dank zij de aanleg

Oude woning op de Ast.

.

van water, gas en electriciteit tot op de meest afgelegen plaatsen, werden te Dworp reeds veel zgn. viJla's gebouwd, vooral tussen Essel en Zevenborren, en op Krabbos. In 1920 waren er 1306 huizen; in 1930 nog 888 (na de afscheiding van Lot). 8. De beplanting. Dworp is gekenmerkt door zijn lange heuvelruggen met zandige beboste hoogten, waar vooral heide, berk en spar groeien. Holle wegen lopen - steeds over de heuvelrug -

24

naar de hoogste punten. Huizen, weiden, boomgaarden zijn veelal afgesloten met hagen van haagbeuk of esselteer, · bazel· notenhout,. haagdoorn en liguster. Op het Vroenenbos groeien vooral berk, ·populier, beuk,. eik, els,· accacia, hazelnoten. Op Krabbos meestal berk, spar en wilg. In het Begijnenbos~ e11 Bruineput, spar, beuk en eik~ In· de laagten en aan de beken : populier, wilg, kopwilg, haagbeuk en els; wi.lg en vlier in het moeras. In h~t kasteelpark vindt men allerhande sierbomen en struiken. · De· meeste boomgaarden komen voor op de noordelijke helling en bestaan hoofdzakelijk uit kersebomen. Aan de zuidelijke helling overheersen appel-, peer- en kastanjebomen. Vóór veel huizen treft men een of meer notebamen aan. · 9. Het landscliap. Het landschap van Dworp biedt verschillende zeer mooie en uitgestrekte panorama's, waarvan de voornaamstè de volgende zijn : op de heide van Essele in de richting van Halle,. met de kerk van Dworp in het midden, Krabbos aan de einder.,. de kerk van Halle, een stuk van de Zennevallei en de naar rechts zwenkende vallei van de Molenbeek; aan de overzijde Solheide en Elsemheide. Van boven Solheide ligt heel het dorp aan uw voeten en aan de overkant het rijk begroeide klimmende landschap met er tussen genesteld de witte huizen met rode daken, en Zevenbarrebos en Halderbos aan de einder~ Van op de Ziekendries en hogerop tegen het Kesterbeekbos ontvouwt zich weer een aiierliefst panorama· tot Alsenbergr waarvan men de tor~nspits ziet. Het uitzicht van op Krabbos over Halle en verderop is welbekend door de toeristen. En ten slotte overheet=st men van boven de zandgroeve tussen het Hof te Labus en Bruineput heel de Zennevallei en een groot deel van het Payottenland. Het is het landschap dat Hendrik Conscience zo dichterlijk beschreven heeft in Een verwarde Zaak. De spoorweg Brussel (Leopoldswijk)-Halle, over Etterbeek, Ukkel, Beersel, die enkele jaren geleden aangelegd werd" doorkruist ook een gedeelte van Dworp van aan de hoogte van Zittert tot Neerdorp. Gp Zittert ligt hij in een van de diepst bekende uitgravingen, waarvan de grond gediend heeft voor de verderliggende ophoging tot aan het station Buizingen. Dit werk heeft het landschap aldaar een heel ander uitzicht en verkeer gegeven.

10. De gehuchten. Dworp telt veel gehuchten. De voornaamste zijn Solheide 7 Bruineput, Kesterbeek, Meigemheide, Wouweringen, Koeistraat, Krabbos, Kesterbeekbos, Ziekendries, Vronenbos, Orootheide, Rulenrode, Esselheide. Laakt, nu Lot, was een gehucht dat ontstond aan de enige overgang van de Zenne naar het Westen en zich ontwikkelde tot een dorp, dank zij

25


de aanleg van een spoorwegstation, een spinnerij en weverij en later andere nijverheidstakken. . · ' Het gehucht Lot werd in 1924 tot afzonderlijke gemeente verheven. De eerste vraag om zelfstandigheid dagtekent van 1895 en de gemeenteraad van Dworp adviseerde ze gunstig. Buiten de plaatsnamen wordt dat vroeger gedeelte hier dan ook niet behandeld. Het bezit trouwens reeds zijn geschiedenis, van de hand van M. van den WegheI ( 1932). Zie ook de bijdrage in « Toerisme >>, 1935. · Gehuchten zijn kernen van dorpen die niet tot volle ontwikkeling zijn gekomen; ze zijn geen· uitbreidinK yan de dorpskom. Stilaan, echter, groeien de gehuchten aarté~n: ten gevo·lge van de bevolkingsaangroei. Te Dworp zijn nog geen straatnaamborden: De huizen zijn er per wijk of gehucht genummerd.

r

26

11. PLAATSNAMEN. DE NAAM VAN DE GEMEENTE. j

·.D.e schriftelijk.e overlevering. Circa 950 (late copie?) Dorp, Miraeus Op. Dipt., I 141.

Circa 1000 ( ~pie uit de 15e eeuw, maar opgemaakt naar een oudere oorkonde): rivulus Tornepe, Bon~nfant, La Notice de . Donation du Domaine de Leeuw, RB Phil. Hist., XIV (1935), 810. . . 1111 Bernerus de Thornepe, Cart. Afflig. 36. 1138 Tornepia, Mir. I 687. 1191 Wido de Tornepe, Cart. Afflig. 296. 1205 Dornepe, H. 1220 Tornepia (Cartul. St. Jansgasthuis, Brussel, fo 16). 1221 Dornepia, Wauters, Env. lil 713. 1253 Nederdornepe (R.K.). 1255 in parochiade Dornepe (KA, nr. 5654). 126.Q· Dornepe, ·W. _lil 7,19. 1330/1350 de maysniede lieden van Dornepe, RK._rollen, nr. 256. Vormen met n komen sporadisch nog voor tot in de 16e eeuw : Dorne}J'e (Arch. Leenhof Mechelen, nr. 2), Doerneppe (K.A.). Dit zijn echter archaïsmen, want de n moet, in de 14e eeuw, reeds uitgestoten geworden zijn : 1435 Doreppe (R.K.), 1448 Dorrepe (KA, 12757), 1484 Dorep (KA, 11316), ca. 1510 Doereppe, 1561 Doreppe, 1665 Dorr:_eppe, G. Evenwel moet, terzelfdertijd als de elisie van n, de volgende e reeds zodanig verzwakt zijn geweest dat men in 1400 reeds Doirpe schreef (R.K.), welke vorm, in de griffieakten en andere oorkonden van de 16e en 17 e eeuw (tot ca. 1660), zeer gewoon is; - naast Doorpe (oudste vindplaats : 1470, KA 12757; laatste: 1670 Doorppe, G), 1551 Duerpe (RK., Hoogmeiersrekening), 1595 Doerpe, G., en soms ook : Dorpe (oudste vindplaatsen : 1370, Huisarmen St. Goed.; 1523, KA 12757; laatste: 1750, ibid.). . De slot-e moet ook al vroeg weggevallen zijn, niettegenstaande de vormen waarin zij nog voorkomt tot ver in de 18e eeuw (weeral archaïsmen!), vermits reeds in 1484 een grafie Dorep opduikt. Wij vinden dan ook: 1561, 1664, Dorp (KA, 12757), 1640 Doirp, 0; 1630-1640 Doorp, griffier de Fraye; nog in 1679 (Waalse acte). 27


De vonnen met w verschijnen maar eerst op het einde van de 16e eeuw, en wel in de acten van de griffie : 1596, 1610, 1620 Dwoirpe; 1636, Dwoorpe; 1616, 1643 Dworpe· ~KA 12756; oorkonde van pastoor Aerts); eri eindelijk Dworp, tn de schepenakten van de 17e~18e eeuw, vorm die algemeen en officieel werd sedert het begin van de 19e eeuw. en ook b~vestigd ~erd door ~e Kon. Commissie van Toponymie en Dtalectologte, op de ltjst van gemeentenamen in de moderne. speJiing. At en toe vindt men, in de 17e en l8e eeuw, grafieën als. D'Worpe, D'Woorpe, D'Worp, waarin men hetvoo.rstelt alsof d een lidwoord was; zodat men zelfs kon komen tot een vorm Worp: 1620, Mijnheer den Griffier van Worp (0.). De Waal~e vorm is Torneppe of Tourlileppe: 1440 Tour-· ileppe ( 0. Nijvel); 1620 Torneppe, schepengriffie Eigen-· brakel; 1679, Doorp dit Tornep (0. Nijvel); 1753, Ie. Village de Tourneppe en fJamand D'Worp, quartier de Bruxelles, mairie de Rode (Jo·inte des Amortissements)--; thans nog Tourneppe.- Het bestaan van een Fransen vorm· wettigt zich door de nabijheid van de taalgrens.

Het woord in het plaatsetijk dialect. De huidige uitspraak is [ d w re r p]. Hoe komt men van *thornapa tot dit, op het eerste gezicht, vrij zonderling klankencomplex? (1) De normale ontwikkeling moest er als volgt uitzien : *Thornapa > *Doornepe > (mits wegvallen van de onbeklemtoonde lettergrepen en elisie van n vóór p > Doorp· [ d u c r p]; en inderdaad vinden we, . in bovenstaande lijst,. grafieën die zulke evolutie schijnen te bevestigen. Nochtans komt deze ontwikkeling niet overeen met de Iocale uitspraak, waarin we de [re] terugvinden die ook voorkomt in [kret], kort; '[wretel], wortel; [kretse], koortsen, eigenlijk kortsen. Wij moeten dus aannemen dat de o van *thorn niet gerekt werd, maar kort bleef; dus een evolutie *Thornapa > Dornepe· > Dorpe > [d re r p]; ook deze wordt bevestigd door oudere grafieën. Is het mogelijk dat beide vormen [ d u c r p] en [ d re r p] naast elkaar bestaan hebben ? In de volkstaal zeker niet, daar zal het welk [ d re r p] geweest zijn; maar het is niet uitge ... ·sloten (zie de archaïserende vormen die zich wisten te handhaven) dat de plaatselijke klerken een vorm [ d u~ r p] voor correcter of voornamer hielden. Blijft dan een laatste anomalie en de moeilijkste om te verklaren : de hepenthese van de w. Het lijkt wel een « unicum » te zijn in de Nederlandse fonetiek, af is het verschijnsel wel bekend in het Frans (b.v. oui uit oll; huif uit octo; nuit uit noctem, enz.). J. MANSION (Voorn. Best., 157) meent ( 1) Met [u .-] wordt bedoeld een tweeklank o~ + doffe met [re1 een half gesloten eu-klank, zoals in Frans <euf.

28

e; -

dat dwo ontstond uit de difthongering van o; dan zou de w eerst verschenen zijn in de (door ons voor kunstmatig ge-. houdene) vqrm [ d u <! r p], vermits [ d re r p] niet gedifthongeerd is. Wijlen notaris J. POSSOZ meende dat de w voortkwam uit een suggestie die uitging van dè grafie Doirp, om .oi uit te spreken zoals in het Frans : woi. Zo i-ets 'Z-€>tt mogelijk zijn bij een Frans sprekend vreemdeling, maar niet bij de mensen ter plaats; trouwens,. die zeggen [ d w re r p] . Er valt, .. dunkt mij, niets anders te besluiten dan dat w vóór [re] ingeschoven werd en niet vóór [u ~], wat ten slotte fonetisch gemakkeliJker is. o·aé!rbij komt dat een differentiëringstendenz ten opzichte van [ d re r p]; dorp, hier actief kah aan medegewerkt hebben. Etymologie~

, Dworp dankt zijn naam aan de beek, rivulus Tornepe, die, van Sint-Oenesius-Rode en Alsenberg komende, 'doorheen het grondgebied van de gemeente vloeit, om uit te monden in de Zenne. Als naam van de beek werd Tornepe al vroeg vervangen door het banale Molenbeek. Toch wist men nog, in de 13e eeuw en wellicht later, dat dit de naam was, vermits een hof en watermolen, op dezelfde beek gelegen, maar op het grondgebied van Huizingen, bij de primitieve· monding in de Zenne, toen nog den naam Nederdornepe, lnferior Tornepia, kon krijgen. De naam-van de beek werd dan overgedragen op de parochie waarvan de kerk, nabij haar oevers, werd opgericht. _ A. CARNOY heeft uitvoerig de etymologie van Dworp behandeld (Origine des Noms de Lieux des environs de Bruxelles, 89-91 ; Dictionnaire, 151) en kwam tot de conclusie dat wif met een samenstelling te doen hebben, thorn apa, die zoveel betekent als « beek die door· doorn struiken · stroomt>>. J. MANSION (Voornaamste bestanddelen, 156) sluit zich daar bij aan. De samenstellende gedeelten zijn dan : Onl. . thorn, « doorn», en een suffix -apa, dat «water» betekent, en dat een uit het Keltisch overgenomen woord is (zie CARNOY, Leuvensche Bijdragen, XV, 129 vlg.; Hand. CTD" XXI, 1947, 225 vlg.). Die etymologie is taalkundig volledig te verantwoorden en de Waalse vormen Torneppe, Tourneppe, sluiten er goed bij aan ( Germ. tlz werd in het Romaans t; voorbeelden : Nl. Dierik, Fr. Tiry; NI. Deurne, Waals Taurinnes; - naar analogie daarmede werd, omgekeerd, Rom. f in het Nl. d; voorbeeld : Fr. Tournai, NI. Doornik). Daarmede vallen de etymologieën uit toren (geïllustreerd in het wapen van de gemeente, waarop drie torens prijken) en dorp vanzelf weg. De toponymist mag zich echter niet vergenoegen met een etymologische verklaring die phonetisch voor mogelijk kan gehouden worden; ze moet ook semantisch bij de genaamde plaats pass,en. Dat een beek zou genoemd geworden zijn

+


naar de omstandigheid dat doornen .op haar oevers groeien, kunnen wij ons moeilijk voorstellen. De verschillende planten die met het woord « doorn >> kunnen bestempeld worden (haagdoorn, gaspeldoorn, braam, enz.) wassen, in de natuur, ' eerder op droge bodems dan op de moerassige oevers van een waterloop. Misschien is doorn hier op te vatten als een bepaalde doornstruik (grensteken) of een met doornen omheinde ruimte, zoals in de plaatsnamen die Deurne heten ( 1179 Torninis, bij Antwerpen; 1155 Dw·ne, arr. Leuven; 1315 Dorne, Tourin11.es, arr. Nijvel). Het blijft, o. i., stet:ds een semantische moeilijkheid. De mogelijkheid blijft dus bestaan dat thorn- een approximatieve adaptatie van een Germaans woord (volksetymologie) zou kunnen zijn bij een primitief Keltisch woord, vermits het tweede lid van de samensteiJing, apa, ongetwijfeld Keltisch is. Het probleem van de -apanamen is een van de meest omstredene in de toponymie. Deze namen liggen verspreid over een gebied dat reikt van de Main tot de Seine, dat eenmaal geheel Keltisch was. Men heeft gedacht aan een ontlening van dit woord, door Germaanse stammen, aan het Keltisch. Maar welke Germaanse stammen dan ? Noch de Franken, noch de Saksers, de enigen die voor onze streek kunnen in aanmerking komen, hadden dit woord in hun taal; in geen enkel Nederlands dialect is er een woord aan te wijzen dat er zou mede verwant zijn. De Brabantse -epenamen : Dworp, Gemp, Velp - alle drie beeknamen - liggen nabij de taalgrens. De eenvoudigste oplossing lijkt ons nog steeds dat die namen reeds bestonden toen de Franken zich alhier nederzetten en dat zij die eenvoudig bewaard hebben, mits ze aan te passen aan hun taal. Dworp zou dan de uitkomst zijn van een primitieven Keltischen naam die *Turnapa of *Dornapa kan geweest zijn (het onderscheid th, d, t, wordt van minder belang bij een wisselwerking van Romaanse en Germaanse invloeden, die leidden tot een volksetymologische grafie *thorn-). Het eerste lid van de samenstelling kan de Keltische mansnaam Turnus zijn, die in Tornacum (Doornik) schuilt; wat niet zeer waarschijnlijk is daar persoonsnamen zelden of niet voorkomen in waternamen; - of wel eenvoudig Keltisch dubron, «water»; in dat geval een tautologie, wat juist bij waternamen zeer gewoon is. De betekenis zou dan ten slotte zijn : « Waterbeek » of eenvoudig « de beek ».

=

== ==

/,

L Aardgat: 1547, in den Willemscoutere omtrent den heertgathe, L; 1663, seker schoor oft artgat leydende van op het Borrevelt in sheeren straete geh. de Lyckstraete~ G. Toegang tot een gezamenlijk bebouwde en gebeinde landerij, ook schootgat geheten. c

2.

Abeertslochten, K 1480.

Lochten (omsloten erf) van Abeert (overgenomen uit Waals Aubiert, Adelbrecht); f. n. Abierst, te Dworp, 15e eeuw.

3. Akkerman : 1605, 1622, weyde geh. den Ackerman, G; 1770 hofstede ... gen. het Gerief ofte Ackerman, G. Personificering : «het perceel dat een akker is of was»; de f. n. Akkerman is alhier onbekend.

4. Alsberg (C 4, 5): 1499, op den Alffberch opt Molen·· velt, K; 1600, 1680, den Alsberch, K, G; 1783 den Halsbergh. - Landerij tussen Molenveld en Hoogkouter. De lezing Alfsberg (berg waar een alf, aardgeest huist) is waarschijnlijk de primitieve vorm, vermits de plaats niet zeer ver van den Alvendries ligt. Halsberg is anders een vaak voorkomend toponiem (b.v. Alsenberg, vroeger Halsenberg; Halsberg te Anderlecht), waarin hals (lichaamsdeel) metaphorisch gebruikt wordt voor «bovenuit stekend gedeelte». Vgl. Lat. collis, waaruit Fr. cou, col en colline.

5. Alsembeemdeken : 1754, 1783, weyde in 't Alsembeemdeken, K. 6. :Aisenbergstraat (E 4, 5) : B 1844. - Straat van de stenenbrug naar Alsenberg over Solheide. 7. Alvendries (C 3, 4): 1356, Alverdriesch, H; 1406-1621, den Alvendriesch, H, L, G; 1577, aen den Atveren driesch, H; 1780 den Halven driesch, G. - Weiland, te voren onbebouwd land, tussen Geer en Winkel, niet ver van den Alfsberg. Dries (braakliggend land) waar, naar het oude volksgeloof, de alven (aardmannekens, kabouters) huisden.

LIJST VAN PLAATSNAMEN verzameld door de schrijver en l'erklaard door Dr j. Lindemans.

8. Ammansweiken : 1637, weyde geh. het Ammansweycken, G; 1645, het Amptmansbemdeken, G.

AFKORTINGEN. An. Familiearchief d'Anethan-Cornet de Orez. B. =Atlas der Buurtwegen. D. = Domaniale rentenhoeken (Alg. Rijksarchief Brussel). ESB. = Eigen Schoon en De Brabander. Ferr. = Kaart van Ferraris; 1Re eeuw.

9. Asbeemd, Ast (H 4) : 1346, die van Kesterbeke van den obstalle op den Asch, D; 1612-1783, den Ast, G; 1621, de Hast,. Nast, G; 1665-1784 den Aest, An 0; 1649, de *Hasselt; 1652, 1661, 1682, het *Hasselken, G; 1650, 1678, 1756, 1781, den Asbempt; 1783, te Kesterbeecke tegens den _Ast oft Ge-

=

30

== == == ==

FJ. K. de Flou, Toponiemen uit de Prov. Antwerpen en Brabant. G. Schepengriffies Arr. Brussel (Alg. Rijksarchief). Gem. Modern gemeèntearchief (Gemeentehuis Dworp). H. Archief van de Comm. v. Openb. Onderstand, Brussel. K. = Kerkelijk archief (Pastorij Dworp). K. A. = Kerkelijk archief (Alg. Rijksarchief Brussel). Kad. = Kadaster 19e eeuw. _ L. Archief Leenhof van Brabant (Alg. Rijksarch. Br.). Mil. = Militaire kaart. Not. = Notariaat. Popp. = Kadastrale kaart van Popp. R. K. =::: Archief der. Rekenkamer (Alg. Rijksarch. Brussel). V. Volksmond. W. A. Wauters, Histoire des Environs de. Bruxelles. De letters en cijfers, tussen haakjes, achter de naam, verwijzen naar de toponymische kaart.

Wellicht eigendom geweest van een amman uit Brussel.

31


meynte gem. gen. den Aschbempt, G. - Smalle strook wei:tand aan de Keste.rbeek, vroeger « gemeente ». .. Aseh is een oud woord voor ~< in gemeensch<;tppelijk gebruik ,ztJnde grond» (Nl. esch). In Z. Bra9. ts het steeds weiland; vgl. Asch~ broek (Top. Opwijk, nr. 20) en volgend toponiem . .Ast vertoont het ·-tsuffix met zuiver.locatieve betekeni~. Hasselt, Hasselken, is een diminutiefvorm op -el, zoals in volgend toponiem.

10. Asselbeemd (D 3): 1530, den Assenbeempt, L; 1615, 1650, den Asselbempt aen de Boschbeke, G; 1787, het AsseJbemdeken, 0; 16e e., den *EzeJbempt tussen den Winckel .en WHJemscouter. - SmaJie strook weiland aan de Bosbeek .of Kleine Molenbeek, vroeger ook « gemeente ». Assel, van asschel, is een diminutiefvorm van asch.

11. Avoortsborre (E 4): 1598, drooghe weyde geh. den navoertborre, G; 1605, eenen elsbroeck daer den Avoertsbarre inne staet, G; 1604, den *Avoertberch, G; 1613, de Avotsborre, 0; 1666, den Avortsborre, An; 1698, den Avortborre, ·0; 1625, den *Atmosborre, 0; 1740, den *Avontbo,rre, G; 1780, 1788 den Navosborre, G; 1844, den Avorbeurren, Kad. · - Bron boven het Borreveld. Aal'oord, «doorwaadbare plaats (voord) in een water (aa) ». Twee bronnen, een boven en een andere beneden het Borreveld, zetten hun water af in een onaanzienlijk grachtje, dat de scneiding vormt tussen het Borreveld en Kitsem, en uitmondt in de Molenbeek, ·achter het kasteel, omtrent de oude « Stenen brug ». Deze waterzijp is te gering om tot een voord aanleiding te geven. Wij vragen ons dan ook af of met Aavoord aanvankelijk niet een doorwaadbare plaats genoemd werd, door ·de Molenbeek, waar dan later die stenen brug gebouwd werd. De naam van die. voord zou overgedragen zijn op de bron (of bronnen) die aldaar hun water loosden. Het hof dat in de nabijheid van die brug lag heette wellicht Hof ter Avoord, van waar .dan de f. n. van der Avoort (cit. 1620, 1753). .

11 bis. Avoortstraat : 1571; aen de Davoertstrate, G; 1592, aen d'Avoertstrate, 0; 1598, de Navoertborrestrate, G; 1844, de *Lakenbergstraet, B; *Laekenberg, Popp. - Straat beneden het Borreveld, van Bruinenput naar het Dorp (gedeelte ·dus van wat officieel Lakenbergstraat heet). 12. Baard (D 2): 1547-1780, bosch gen~ den Baert, W 0. - Bos bij Kesterbeekbos, op de grens Buizingen~Dworp. Het verband tussen naam en voorwerp is niet duidelijk. Bos dat l1et uitzicht heeft van een baard ? of den vorm van een bijl (Mnl. ba er de)? Of eigendom geweest van een familie Baert ( 1454, « bon a Wilhelmi dicti Baert », An.)?

13. Bakenbos (H 3): 1578, tusschen de Bunderstrate ende den Baeckenbosch, G~ - Bos, ook Slangenbosch geheten, .aan de Kesterbeek. . , Bos waar de zwijnen (Mnl. bake) hun voeder zochten.

14. Baroelsbeemd : 1649, weyde geh. den Baroelsbempt aen de loopende beke, G. - Juiste ligging onbekend. Baroei ziet er uit als een Waals pers. n. (Baroul, mogelijke diminutiefvorm van Baré, Bareit).

15. Batenborg ( 0 3) : 1365, tusschen die goèden Oielijs van Heresim ende der vrouwen van Batenborcht H; 1438, Nicolaes Boote geheeten van Batenborch verkoopt zijn hof geheten Batenborch, te Dworp, W; 1424, \Vouter sone Claes van

32

Batenborch, getuige in een akte betreffende de Abdij Grimbergen, I;:SB XXV, 264; 1460, der vrouwen van Baetenborch, H; 1613, goederen toebehoorende den grooten hove van Batenborch, 0; 1621, thof te Batenburch, O; 1661, thof te Batenborch, G; 1775, 't Hof te Bathenb~rch, G; 1844, de Padenbor, Padenborre, Kad., B; de *Padendorf, Mil.-··. Grote boerderij, thans nog bèstaande, bij de K~sterbeek. - Batenborgweg : 1613, de strate · naer Batenborchvelt, 0; 1844, Padenborreweg, B :weg aldaar.

Batenborg komt op verschillende plaatsen voor ( o. a. Hof van Baten borg, te Peutie). Het is· een ontleende naam, waarvan Batenburg in Gelderland het prototype is. De landelijke kastelen, die in de 14e eeuw gebouwd werden, kregen gewoonlijk een naam op ,-borg (b.v. Kretenborg, Kruikenborg, Mokkenborg, Padenborg, Rokkenborg, Ronkenbor.g, ~t!lkenborg, enz.), allemaal op betzelf~e rt?ode.l samengesteld, . maar moetltjk te verklaren, omdat de omstandtghetd dte het bepalend lid van de samenstelling ingaf ons niet duidelijk is. Batenborg kan betekenen : «borg die baat btengt >> of «borg van Bate (Beatrijs)».

16.. Beek: 4 dagw. geh. de Beke opt Kesterbekevèlt, G. 17. Beekstraatje: 1613, 't Beeckstraetken, .0. - Ligging niet bekend. 18. Beekveld (G 3): 1597, onder den Sollenberch teghen dbeeckvelt, 0; 1649, 1651, op het Bekevelt aen de beke te Kesterbeeck) 0 An.; 1757, lant nu bosch gen. het Beeckyelt, G; - te vergelijke~ met : 1621, opt Beeckvelt toebehorende Mr. Lucas Bexci, G; 1613, bosch geh. den Beeckenen bosch, toebeh. Lucas Becqy, 0; -. 1842, den Beeckvelt, Kad., B. Kleine partij land en bosch aan de Kesterbeek. Het .is niet onmogelijk dat het toponiem Beekveld mede ontstond uit den naam van den eigenaar Becqy. 19. . Begijnenbos ( F 5) : 1646-1787, den Begijnenbosch,. ~;

1738, den bos der infirmerijen van den begijnhove, 0; Begt]nbosch, Kad, B, Mil. ~ Groot, nog bestaand bos,.. vroegere eigendom van de Infirmerie van het Brusse_ls Begijnhof. De oudere naam is Oodsenbroek. 20. Bekkersblok : 1598, 1621, het Beckersblock, G. 21. Bekkersbos (D 5): 1613, int *Berckerboschvelt. .. aent Poeprot, G; 1654, bos eh op de Solheide geh. het sBeckersbE>sch, 0. 22. Bekkersweide ( D 5) : 1621-1749) aen de Beckersweydc aen de Solheyde, 0.

De drie namen gelden denkelijk voor dezelfde plaats, op de grens Dworp-Alsenberg.- Brab. bekker, «bakker»; waarschijnlijk hier een familienaam .

23. Beting (D 4): 1512, den Grooten Belick, 0; den Orooten Belyck, den Clijnen Belyck, 0; 1530, den *Belijt, L; 1577, block geh. den Beelc, G; 1613, opt velt geh. den Be lick achter de kercke, Ûj 1616, 1621) 6 dagw. geh. den Belinck wesende een block, 0; 162 t, op den Grooten *Becht, 0; 1688~ block geh. den Beulinck! 0. - Kl~ine landerij .bij het dqrp.

Beling is een vervormmg van Beltk* Be elk; het ts etymologtsch hetzelfde woord als Westvlaams bilk, Oostvlaams biloke1 Brabants blok, lf: beluik, bijgewonnen en omsloten ruimte:..

24.

Benedenheide ( 0 3) : 1825, Beneden heyde, B Kad. -· • 33


Kleine landerij naast de Bovenheide, op de grens DworpHuizingen. 25. Berk: 1629, weyde gen. den Berck; 1784, weyde nu boomgaert gen. den· Orooten Boomgaert ofte Bercke, 0. --'Ligging niet juist te bepalen. . 26. Bettekensblok : 1648, achter· het Bettekensblock, 0. 27. Beukenstraat (D 6); 1844, Bukestraet, B. · 28. Blekerij (D 4): 1613, 1652, 1686, de BJeyckerije; 1665,, den Blyck, 0; 1686, de Bleycweyde, 0. - Weide. Plaats waar linnen te bleken gelegd wordt.

29. Bleuken : 1784, den Meer ende Bleuken (Manuale) .. 30. Blijdenkeer (D 4): 1530, tsheeren straete gaende aen het kerckhof geh. den Blijden Keer te Dorepe, L. . . Een blijde keer is een keerpunt in een straat, waar een gevoel van blijdschap U aangrijpt, een verademing na de vrees op een lange tocht door een eenzame, beboste streek. Dit is o.. a. het geval met de aldus genaamde plaatsen te lieikruis, Oetingen en elders. Hier, te Dworp, is de Blijde keer het punt waar de straat komende van Krabbos de straat naar Halle, bij het dorp, ontmoet. . 31. Bloempot : 1776, in den Bloempot, 0. - Herberg te

Esse1t. 32. Boeebt (E 2): 1621-1791, den Boucht, 0; 1664, den Bocht, 0; 1763, den Boeght, 0; Kad., den Bougt; 1844, het Bougtve1d, B. -· Landerij te Wouweringen. Een bocht is een schutperk waar de ·preters of veldwachters het dolend vee tijdelijk in opsloten, tot de eigenaar de schade en de boete betaald had. Naas den Boecht ligt hier het Pretersblok

33. Borrestraat (E 4): 1598,. de Borrestrate op de Solheyde, 0. ~Straat die haar naam ontleent aan den Avoortsborre; in. B : Diepstraatje. , 34. Borreveld (E 4): 1565-1783, het Borrevelt, 0 K; 1607,. dBuervelt, 0; Kad., Beurreve1d. ·-· Landerij ten Noorden van het dorp. Twee bronhen ontspringen op den rand van dit veld. Zie Avoortsborre. .

35.

Bosbeek ( C, D 3, 4) : 1650, a en de Boschbeke, 0.

Beek die ontspringt in Halderbos (van daar de naam) en soms. verkeerdelijk Kesterbeek genoemd wordt. Op de Mil. kaart: Molenbeek~

36. Bosstraat 1 (B 6): 1530, de Boschstrate, H; 1591, l613, de Boschstrate, G. - Straat te Rulrode, naar de bossen (gedeelte van Molenveldstraat, B). 2 ( G 3) : 1652, de Boschstraete die van La eet te Huysingen . weert ga et, An.. 37. Bosweg ( 0 5) : 1844, Bosch weg, B. - Tussen Brussel-· weg en Kloetsborre. 38. Bosweide: 1621, 5 bunder weyde geh. de Bosweyde,. 0; 1787, het Boswij ken, R. 39. Bottenbeemd : 1512, bempt geh. den Bottenbempt, G. 40. Bovenheide ( H 3) : 1825, 1844, Boven heyde, Kad. Bovenheydeweg, B. -· Zie Benedenheide. 41. Bredeweide {H I 2) : 1650, de 13reetweyde, G; 1825, Breede weyde, Kad. - Weiland aan de Zenne, op Dworp en Huizingen. 34

42. Breedveld (H 2): 1613, aent Breetvelt, G; 1825, Breeveld, Kad . - 1844, Breedveldweg, B. - Landerij, boven de Breedeweide, op Dworp en Huizingen. . Ereedeweide en Breedveld vormen een geheel; aanvankelijk wel een brede, vlakke strook weiland aan de rivier. Toen de hogere gedeelten er van omgeploegd werden tot akkerbouw kwam de benaming ~veld in de plaats. van -weide in gebruik. lrt 1270 wordt die plaats ·aangeduid als : « de pal ude et belet apud Slangherberghe , dat is : « van het broek en de belet (omheind akkerland) bij Slangherberghe », het eerste is de Bredeweide, het tweede het•Breedveld; vgJ. Brqekveld of Breedveld. " ·

43. Bremsbeide ~ 1648, op de Brem~heyde, G. - Ligging niet juist te bepalen. 44, Broekveld : 1593, opt Braeekvelt ·oft. Breetveld, 0. 45. Bruinebeemd: 1571, op den Bruynen bempt naer Halsenbergh, An. · ·· · . 46~ Bruineput ( F 4) : 1406, a:en den Brtmen putte, H; 1561, ten Bruynen putte, G; 16e e., bos eh gen. den Bruynputte, An.; 1621, op den Bruynen putte, 0; 1825, 1844, Bruyn put, Kad. B. - Bos. - 1632, 1670, Bruynenput straet, 0.

Een oude steengroef waaruit bruine zandsteen gedolven werd, zoals er daar nog wel te vinden is. De oude kerk was grotendeels met bruine steen gebouwd. .

47. Brusselstraat (E F 5, 6): 1719-1787, de Brussel straete, G; 1778, de Brusselsche straté, 0. - Straat v(ln Dworp, over Solheide en Reekveld naar Kesterbeek, waar zij de oude verk'eersweg Halle-Brussel ontmoet. In B en bij Popp : Solheyde· straat. 48. Brusselweg 1 (E 5): 1844 B. Voetweg van Dworp naar Brussel toe. . 2 (H 2): 1766, den Brusselwegh naer Huyssinghen, 0. _, Andere benaming van de heerbaan Halle-Brussel. 49. Bunderstraat: 1567, de Bunderstrate, G; 1618, de Buynderstraete, 0. . 50. Carré (H 2, 3): 1877, in den Carré te Loth. -Werkmanswijk van de fabrieken. 51. Cure (D 4): 1616, boomgaert hetwelck men noemt de' Cure, G. Eigendom van de cure of pastorij.

52.

Daalstraat : 1621, de Daelstrate, G. Wellicht hetzelfde als Delstraat.

53. Dalbroek : 1365, een beemdeken boven Ter Cameren dat Dalbroec heet, H. 54. Deelt (0 4): 1610,. het hofken ter Deelt, met zijne bijvange~ tusschen de Vuylputheyde ende de Deelt straete, tegen de Hoeistra te, 0; 1628, te Kesterbeke op de Deelt, teghen de Vuylputheyde ende de Vuylputstraete, 0; 1610, geleghe geh. Delt, 0; 1622, de Delt, 0. - Zelfde plaats als volgende. Afleiding met -tsuffix, « plaats waar een del (dal) is :., met vocaalrekking vóór dubbele consonant.

55. DeUe (0 4); 1640-1789, te Kesterbeke op de DeUe> 0. 56. Delstraat ( 0 4) : 1587, a en de Delstraete, H. - Straat in de Delle.

35


57. Denaeyersweg: 1844, B. - Voetweg aan de hofstede De Naeyer.· 58. Dertiende lochten : 1652, aen Derthiende lochten, A. Vgl. Zevenlochten, Tiende blok.

59. Diep$traatje (E 5) :. 1844 B, Popp. - Straatje van Lot naar Eigenbrakel, op Kissem. . 60. Diesbeek (E 2): 15e e., op de Diesbeke, H; 1480 (latere gebrekkige copie), Diesbeke, *Diestbecque, *Drietsbeke, *Driesbeke, in dezelfde acte (Van den W eghe, Buizingen, 192 vlgg.); 1559, ter Ditscher beken, 0; 16e e., te Dies beken, KA; 1612, de Diesbeke, 0; 1825, 1844, *Bisbeek, *Bysbeek, Kad., B.; Dis beek, V. De oorspronkelijke vorm zal wel Dietse beek geweest zijn (vgl. Dietsrode), «Vlaamse beek». Zulke benamingen, met als tegenstelling bepalingen met « Waal se », komen vaak voor op de taalgrens.

61. Diesbeekstraat (E 2): 16e-18e e., de Diesbekestraete, KA, O. 62. Diesbeekveld ( E 2) : 1558, het Diesebekevelt alias tHalJevelt, 0; 1613, velt geh. Dietsbeecke velt nu geh. Allevelt, 0. - Kleine landerij bij de beek, op de grens Dworp-Huizingen. 63. Dietsrode (D, C 6): 1402, op den dam van Dietsehen rode, W; 1414, apud Diestrode, KA; 1782, 1787, bosch tot Diest-Rode, 0. - Landerij, te voren bos, op de grens DworpSint-Genesius-Rode. Vgl. Diesbeek. Hier een rooiing op de Dietse zijde van Zoniën· bos, niet ver van. de taalgrens.

64. Dodenrust: 1265, op den Dodenrust, de Flou; 1365, Jan van den Bossche hout een stuck lants ghelegen op den Dodenrust neven de goeden Liesen Leppen ende Jan La bus; 1460, Item Reynyer Spekaert te Dorepe van 2 buend. Jants die Jan van den Bussche te houden plach gelegen in 2 stucken eerst 6 dachw. op den Doedenrust neven de goeden Lysbeets Leppens ende Jan Labus tassche (Cijnsboek Sint. Pietersgasthuis). Een oude begraafplaats ? Ligging niet nader te niet het kerkhof om de kerk.

bepalen~

maar

65. Donderweide (D 5, 6): 1639-1698, weyde geh. de Donderweyde, G; 1809, pièce de terre près de Ja carrière, faisant partie du champ nommé Donderweyde.block, N. Deze weide lag bij de oude steengroef; mogelijk komt de naam van de losbrandirtgen van buskruit gebruikt bij het loswerken van de steen.

66. Dorp (D 4): 1844 B. · 67. Dreefstraat (D 5): 1697, de Dreve~straete, 0.- Losweg van het Molenbroek 68. Driebeuken (F 5): 1842, Drij Beukent Popp. - Drijbeukenwegf B. - Plaats aan de straat van Bruineput naar het Ziekhuisveld. 69.. Drie delen : 1629, te Wouweringen, geh. die Drije deelen, 0. 70. .Drielindenhouw : .1662, den Drije linden houw... op HaJderbosch, 0.

36

71. Dries (B 4): 1650, den Driesch, groot 5 da.~ aen het Groot heydevelt, 0. 72. Drieskeusveld (E 6): 1663, 1766, lant en weyde opt Drieskensveldt ... paelende het bosch geh. Papenroth, G. Lag bij Herisemheide. . · 73. .Driest (E 4): 1608, 1612, boven t Ciaosterken tegen den Driest, 0. - Lag. bij Avoortsborre. . 74. Drieststraat 1 (C 5): 1596, de Drieststrate, 0; 1665, de Driststraete aen de loopende beke, 0; 1665, het Crayenblock aen de Dreestraete, G. - Lag omtrent Essele. 2 (C 3): 1577, den Winckeleer tegen de Drieschstrate, G. -Straat naar Alvendries. . . , . . .. Driesc/z is « ledige, woestlig~en~e grond ». Dnest ts een afletdtng met -tsuffix, «plaats waar een dnes ts ».

75. Drinkeling (C 6): 1454, aen tcloostergoet van Sev~n­ borren geh. Drinckelinck, KA; 1468, opten Mortere .~eh. Drmckelinck, KA. - Moeras aan de Zevenborrebeek, btJ de grens Dworp-Sint-Oenesius-Rode, o.ok geheten Moorter en Kwaad maras. . Personificering met suffix eling van (ver)dnnken : water stanode land ». ,

<<

onder-

76. Drobbelstraatje (C 5): 1632, onder Esselt teghen het . . Drobbelstraetken, 0.

Drobbelen lijkt een frequentatief te zijn van prqbben,. mtenstef van draven, « lopen ». Zie Bijvoegsel Alg. Vla. ldtOttcon, 1. v. drob, drobben.

77. Drogenlochten : 1568, block geheten den Droghen lochtene, G. , 78. Drogeweide: 1568-1686, de Drooghe weyde t Esselt, 0. 79. Drogeweideblok : 1582-1738, het Droghe weyde block te Kesterbeke, 0. . . . 80. Druite : 1578, weyde gen. de Druyte, 0. - Ltggmg met bepaald. 81. Duitstraat Duitstraat : 1791, op de Duylstraete, 0; 1795, de Duyt;traete, 0. - Ligging onbepaald. . Wellicht wordt dezelfde straat bedoeld; een van de twee foutief-;. Zie Hollestraat

IS

dan

82. Duivelbeek ( C 3) : 1724-1754, de Duyvel beke, 0. Andere naam van de beek die uit Halderbos komt en ook Bos.. beek, Kesterbeek en Molenbeek geheten W<?rdt. Evenals in volgend t?poniem, vinden we hter het folklonsbsch sagemotief van de waterdu1Vels of nekkers. •

83. Duivelsborre (D 6): V.- Natuurlijke bron te Hensem. 84. DuUngen (B 4): V.-· Naam van een doole.ge (moeras) te Rulroheide tegen Halderbos. · 85. .Dworp (Hof te-). (D' 4): 15301 aen de goeden des hoefs van Dorepe, L; 1530, thof te Dorepe aen de beke~ L; 1545, thQf van Dorpe, 0; 1567, seker pachthof gem. geh. het groot pachthof te Doirpe, 0. -· Hof gelegen achter d~. ou~e kerk van Dworp en aan de beekt zetel van een heerhjkhetd met laathof; in de t7e eeuw, pachthof met kam. 86. Dworpstraat 1 (G 6): 1406, op den Dorepwech, H;

..

37


1577, Doîrpwech, G; 1651, in de Doorpstraete, 0. - Straat op Meigemheide, hetzelfde als nr. 47 Brusselstraat 2 (D-O 2-3): Thans is Dworpstraat de straat .van Lot naar Dworp. 87. Eegde : 1578, een cleyn stucxken erfve gem. geh. de eeghde, 0; 17e e., .opt Hoogh MolenveiL .. het Egdeken, G. Stuk land in den vorm van een driehoekige. eg.

·

·

88. Eikelenbos: 1683, 6 da. gen. den Eicke1enbosch, 0. 89. Eikenberg (A 4) : 167 5, in den bosch van Ha He op den Eicken bergh, tegens de Groote heyde, 0. 90. Eikenhouw (I 2): 18e e., eenen bosch nu lant; geh. den Eiken houw, tegen de Acche straet (Haakstraat), K. 91. Elsbroek 1 (E 5): 1741, bosch gen. Elsbroeck, aen den Onze Lieve Vrouwen bosch geh. het Hauwken, teg~ns den Begijnehbosch ende het Duytschenbroeck, G. - Bos bij · Avoortsborre, op Oodsenbroek. 2 (D 6): 1771, boomgaert gr. 7 da., ten deele Dworp ten deele Alsembergh, gem. gen. den Elsbroek, 0. - Ligging niet nader te bepalen. 3 (D 4): 1629, Eisbroeck ... teghen den vijver toebehoorende den superintendanten van Mechelen, 0. " 4 : 1621, in den Elsenbroeck, 0. - Misschien hetzelfde als Esselbroek. 5 (0 4): 1689, in den Elsbroeck, 0; 1844, Delsebroeçk, *DeJfsbroek, Kad. - Bos bij 't Hof te Batenborg. 92. Etst (C, D 4): 1356, opt Molenvelt bi der Eist, H; 1408, apucl Dorepe ad locurn dictum ter Eist, KA; 1409, de raspa1ye die me(l heet ter Eist, H; 1609-1787, ter Eist, 0; - 1601, dblock ter Eist, G. «Plaats waar els groeit.»

,

92bis. Eiststraat (C D 4): 1406, 1568, aen de Elststrate, H, 0; 1612, ter plaetse geh. tereist a en deistra te, G; 1783, de Elstraete, G; 1795, d'Eelstraete, G. -. Straat van de kerk naar de Eist. 93. Emdeveld (0 5): 1470, op Demdevelt nu gen. het Middelvelt, KA; 16e e., op Demdevelt alias Middelvelt, KA. Landel'ij te Kesterbeek. Het eerste lid is misschien hemde (hemede), «ingesloten ruimte». Wij hebben dan waarschijnlijk te doen met een corrupte lezing van een copiist. De letters m en d komen voor in emde en middel. Het modern kadaster (1825, 1844) maakt er Tondelveld van, met varianten *Tonidel-, *Condel- en *Condelveld. Voor A. Wauters was het een welgekomen gelegenheid om er Tomdelveld van te maken en er een torn, tumulus, te veronderstellen: Tegen de lezing Middelveld is in te brengen dat zulke naam verondarstelt dat er dan ook een « voorste- » en een «achterste veld::.. moesten iijn; benamingen die alhier echter niet voorkomen. Het akkercomplex (Kesterbeekveld?) is ook niet duidelijk drieledig. De mogelijkheid blijft dus bestaan dat Hemde~ wel de primitieve naam was en Middel- ontstaan is uit een verkeerde lezing (foutieve oplossing van verkortingstekens?) en Torndeveld een approximatieve spelling van de plaatselijke uitspraak 't Hemdeveld.

94. Epelaar (B 5): 1772, den Nepelaer, 0; 178C den EpeJaer, L. - Perceel bij KampendaaL Een epelaar, d. i. een wilde appelboom, als paalboom.

38

95. Essel ( C 5, 6) : 1321, joannes de Essele, ·D; 1328, a pud Essele onder den berch, H; 1346, hofstadt die was Jans van Essele, D; 1406, t'Essele, H; 14.74, de gemeynicht van Essele, L; 1552, op de gemeynte van Hessel, RK; 1559,. onder den bedrijfve van Esselt, 0; 1613, in de gemeynicheyt van Essele, 0; 1637, binnen de prochie van Esselt, 0; 16-48, 1665, t'Es.selt, te Esselt, 0; 1680, t'Essele, G; 1712, onder Essel, 0; 1743, de jurisdictie van Hesselt, 0; 1746, de jurisdictie van Esselt, 0. - Hof, heerlijkheid, en rechtsgebied; ook « gemeente» (Esselheide). -Hoger. aan de beek lag Overessel (zie nr. 395), zodat Esse I moet beschouwd worden als Neeressel.

Verschillende etymologieën zijn mogelijk. - 1.. Indien een h~f de eerste aanleiding was tot de naamgeving : *Adsm-sele, waarUit *Essensele Essele (vgl. Ossele· uit or. · 1148 Osensella; Mazel, uit Masensele' enz.). De betekenis is dan «zaal, groot hof van Adso of Asse >>. - ' 2. Het toponiem kan ook ontstaàn zijn als benaming van de woeste ·streek aldaar, nog grotendeels beide, bos en moèras, tot in de 18e eeuw. De primitieve naam zou dan geweest zijn.* Ask-lo, *Escltlo « met esch begroeid lo ». VgL Boekel e. a., waartn -ele voor -lo. T~gen deze hypothese is in te brengen dat geen vormen met .eschvoorkomen. - 3. Men zou ook kunnen denken aan een diminutief op -el van asch, esch, « weil.and in~ gemeenschappelijk gebruik», wat Essele inderdaad was en, 111 het kadaster van 1840, nog grotendeels eigendom van de gemeente Dworp. Vgl. nr. 10 Asselbeemd. Evenwel, was de « gemeente » te Essel een uitgestrekt terrein,. zeker geen kleine asch zoals. de Asselbeemd en de Ast te Kesterbeek, d1e ook als (h)assel ·genoteerd werd. Bovendien ontbreken hier ook de vormen met -sch .. De meest waarschijnlijke verklaring lijkt ons dan een samenstelling met -sele. Het hof te Essele (met watermolen) lag op dezelfde beek, stroomafwaarts, als het hof te Helderingen. Het ontstaan er van, zoals de meeste sele-namen, is terug te voeren tot het begin van de 7e eeuw, toen ook Beersel gesticht werd.

96. Esselbeek (C, D, 5, 6): 1650, tegen de loopende Esseltbeke beneden tegen de Groote Molenbeke, G. - Beek te Essel, ook Zevenherrebeek geheten. 97.' Esselbeemd (C 5, 6): 1596, den Esselenbempt, 0; 1621, den Esselbempt, 0; 1645, 1678, den Eusselbempt, 0; 1789, den Elselebempt, G. - Beemd te Essel. 98. PEsselbroek (C, 5): 1406, opt Molenvelt. .. aen d'Esselbroec, H; 1650, 1654, den Esselenbroeck, 0; 1787, op het Esselbroeck, 0. - Broekland te Essel. 99. Esselheide (C 5): 1591, aen d'Esleye, 0; 16p5, heylant aeh. t'Essele heyde, de Desselheijde, D; 1724, op de Esselheyde 0; 1844, Destelheyde, Distelheyde, Kad. - Heide te Esse!,' grotendeels gemeenteeigendom van Dworp. - 1825, Destelheidestraat, B. 100. Esselstraat (C 6): 1621, op den Muertre aen d'Esselstraete, 0.- Straat te Essel. 101. Essetveld (C 6): 1499, aen d'Esselveldeken, KA; 1559, 1665, opt Esselvelt, 0. - Kleine partij bouwland tussen de beek en de Esselheide. 102. Esselweide ( C 6) .: 1670, den beeckcant aen d'Esselweyde, G. - Hetzelfde als Esselbeemd. 39


103. Fabeel : 1649, den Fabeel gr. 1 bundèr, 0.

,

Denkelijk een ontlening aan het Waals; de betekenis zal wel zijn « boonhof, boonveld ».

104. Fokaard (E 3}: 1607-1649, den Foccaert, 0. , perceel te Wouweringen.

Een .

Misschien Waalse pers. n..Foucard. (Volkaard); of personificering op -aard van Mnl. toeken, met onzekere betekenis hier (bedriegen? telen?).

105. Oangida (H 3): begin 14e e., la dime. di te Oangida,. W. lH 721, zonder aanduiding van de bron. - Ligging : denkelijk te Kesterbeek omtrent Sollenberg. De oorkonde~ door A. \Vauters ontleed, houdt namen in die blijkbaar uit een veel ouder document (9e eeuw?) overgenomen werden, waarschijnlijk om oude, verduisterde rechten weer op te vorderen. Gangida is, in alle geval, ~en. oude Romaanse vorm van Mlat. *wanaticum, Frans gagnage, « winning, boerderij ». Deze winning zou dan het oude Hof te Slangerberg of Sollenberg (op Huizingen) kunnen zijn. Zie nr. 465 Slangerbe'rg.

106. Oanzeblok (H 4): 1665, tegen de Moesdelle ende het Oanseblock, 0. 107. Oanzestuk (H 4) : 1649, 1688, het Oansestuck, 0. ~· Lag te Kesterbeek. 108. Ganzeveld ( H 4) : 1740, 1783, op het Gansevelt tot Kesterbeke, G. - Waarschijnlijk hetzelfde als voorgaande. Het is niet uitgesloten dat het eerste lid van deze drie toponiemen een volksetymologische ontwikkeling zouden zijn van gangida. Vgl. nr. 211, jansberg; 467, Slangerblok. ·

109. Oanzeweide : 1560, opt Peetersblock a en de Ganze weyde, G. 110. Oaspeldoorn (C 5): 1591-1763, teghen tgoet v:an .Gaspeldoren, G. - Te Rulrode. ·· Eigendom vroeger van de kapelnij van Gaspeldoorn, te SintPieters-Leeuw. ·

111. Oasthuisbos (C 2): 1563, Oasthuysbosch geh. Crayendal, H; 1825, Gasthuys bosch, Kad.- Groot bos, ook Kesterbeekbos geheten, uitloper van Halderbos. Eigendom, vroeger, van Sint-jansgasthuis te Brussel; thans nog beheerd door de Com. van Openbaren Onderstand van de stad BrusseL

112. Geer ( C 4) : 1356, op den Gheer ane den Alverdriesch, H; 1577-1787, den Geer, H, 0, RK; 1825, 1844, den Gîeerd, den Geerd, Kad. B. - Grote landerij, in den vorm van een driehoek . . De naam komt van den vorm, een geer, die als een wig in het bosland dringt.

116., Gemene beemd (E 3): 1762, den Gemeynën bempt, 0. - Lag te Wouweringen. · 117. Gemeente 1 : 1551, de Gemeynte van Doirpe, RK; 1777, de Gemeynte van Dworp, G. - Waarschijnlijk hetzelfde als Gemeente van Essele. 2 ( C 6) : 147 4, de Gemeynichte van Essele, L; 1552, de Gemeypte van Hessel, RK; onderscheiden in : 1795, de Gr~ote gemeynte, de Kleyn Gemeynte, G. - Hetzelfde aJ.s Esselhetde. 3 (E 6) ·: 1655, de Gemeynte van Helisem, G; 1778, te Solheyde ... lanckx de Gemeynte, G. ~ H~tzelfde als Helisemheide, grotendeels op Alsenberg. 4 (G 5, 6} :· 1601, heye gel. te Meyghem, geh. de Oemeynte, G. - Hetzelfde als Meigemheide, ook grotendeels op Alsenberg, maar ook aan den boord van de Kesterbeek op Dworps grondgebied. 5 (B 5, 6): 1678, de Gemeynte van Rullerode, G. - Hetzelfde als Rulroheide. · 6 (B 3, 4): 1568, te Vroonen bossche ... tegen de Oemeynte, G; 1758, int Gemeyn geh. de Groote heyde. - De Groot· heide, op Halle vooral. . 7 (E 3): 1474, de gemeynicht van den opstal Wouwennghen, L; 1621, W.ouweringhen gem~ynte, G; 1755, aen de Gemeynte, G. - Béemden, op betde oevers van de Molenbeek, van hef Kasteel tot voorbij Wouweringen en de grens met Huizinrren, ook Grote beemd genoemd. 0 8 (H 1, 2): 1655, de Gemeynte in de Laecktstrate, G. - Hetzelfde als Bredeweide. 9 (B 3): 1580, bosch ... neven die Ghemeijn heijde van Ijsschenbeke, KA. - Heide van Essehenbeek (Halle), grenzende aan Dworp. . 10 (H 4) : 1783, den Ast oft Gemeynte gem. gen. den Asc~­ bempt, G. -· Strook weiland, te Kesterbeek, aan de beek ( zle boven,· nr. 9, en ook nr. 10 Asselbeemd). . Al deze namen wijzen op gemeenschappelijk gebrutk door de ingezetenen. Vele van ·deze gronden zijn nog eigendom van de ge~ meente. .

118. Genst (H 3): 1621, lant gen. de genst, G; 1636, weyde gen. de Oheynst te Kesterbeke, G; 1760, de Geynst (op het Breedveld), K; 1782, het Oeynst, H. Naam ontleend aan den plantengroei: ginst.

Misschien een andere naam van de Marienborre, die op den Geer ligt?

119. Genstbeide (H 3) : 1566, de Genstheyde, nu bosch, An. - Wellicht hetzelfde als voorgaande. 120. Oerief: 1770, hofstede gem. gen. het Gerief ofte Ackerman, 0 ..

11;1.. Oeertsbos (H 4}: 1632, den Oeersbosch, 0; 1652, den Gertbossche, An. - Bos op Oodsenbroek. Het bepalend lid is waarschijnlijk de pers. n. Geert (Geeraard); -- kan ook Mnl. geerde, « roede >, zijn en dan : « bos waar roeden

121. Gerooide (F 5): 1605, bosch geh. tGeroyd, 0; 1665, 1674, het Oeraedde, G; 1784, bosch geh. den Oeroode ... aen den Begijnenbosch, G; 1780, bosch geh. de Groede, G.

113. Oeersborreken : 1649, anderhalf bunder Iants geh. het Geersborreken, 0. - Ligging niet nader bepaald.

gehakt worden >.

115. Gemeenbroek (E 4): 1577, aen den Gemeyn broeck, G.

40

Boerenhumor in plaatsnàmen.

Uitgerooid bos; daarna weer aangeplant.

122. Geuzettbarre (C 4): Vm.- Bron op Vroenenbos.

41


• 123. Gezette bos (E 5): 1613, 1631, den Oesetteri bosch, 0. -Bos op Oodsebroek. . Nieuw aangeplant bos (zetsel : plantsoen).

124. Gietenbroek ( 0 5): 1621, int Gielenbroeck 0. -- Ligging niet te bepalen. ' Waarschijnlijk hetzelfde als « Y enbroeck neven Oiels Iant van der Hulst» (1470). Zie Ijdenbroek (nr. 209). · ,

125. Gijsblad (G 5): begin 14e e., Ja dîme du lieu dit Obi.. se.nbac, W. Hl 721, zonder aanduiding van de bron; 1470, veltgeh. den Ohyselpat, KA; 1613, den Oyselpat, 0; 1785, opt velt geh. Ohyselpat, H;- 1613, den Gyselspat, G; 1715, den *Gyselput, .An; -. 1621, 1647, opt Ghyselblat, G; 1675, het Ghysblactt, 0; 1768, op het Middelvelt, gem. gen. het Geysblàdt, G; 1792, op het *Chey.risblad: ofte .~eckvelt; tegen den Reckbosch, 0; - wellicht ook : 1582, den *Ohijsblock, 0.·- Landerij op het Kesterbeekveld, omvattende gedeelten van de Hernt, het Rekveld en het Middelveld. Dit zonderling toponiem is een typisch voorbeeld van de ongewone vervormingen die een uit oude oorkonden opgehaalde naam sedert eeuwen vergeten en weer in gebruik gebracht, kon ondergaan~ Deze na~~1 (met andere als Gangida, Pomme~aria (?, Wauters schrijft Pommenete) en Slangenberg) werd opgedtept uit een geschreven oorko~de, die ongetwij~eld zeer ou~ moest zijn {9e eeuw?) ter gelegenheid van een geschil over de ttenden tussen den dienstddoenden pastoor van Dworp en de persona. Zo werd, o. m., vastgesteld dat de pastoor alleen de tienden genoot van de plaats geheten Ghisetzbac. jammer genoeg geeft Wauters geen enkele aanduiding over zijn bron zodat wij het stuk niet hebben kunnen controleren. Maar er kan o.i.' geen twijfel bestaan over de localisering van den plaatsnaat~1. _.!._ Ghisenbac is klaarblijkend een archaïsme; in de 14e eeuw moest dit woord Gisebeke of Gijzebeke luiden. Van een Gijsbeek is, te Dworp geen enkel spoor te vinden. Wij moeten dan aannemen dat dit topo~ niem al lang geheel in onbruik gevallen was en vervangen door een ander. De enige beek, die hier in aanmerking kan komen, is de Kesterbeek. De oudste vermelding van Kesterbeke is van 1265, maar de naam zal wel ouder zijn. In aJle geval bewijst dit dat Gisbeke toen reeds buiten gebruik was. - De naam werd dan weer in zwang gebracht ongetwijfeld door den rechthebbenden tiendeheffer, den pastoor, maa; in zijn archaïsche vorm uit de oude oorkonde; doch hij beging een vergissing : hij las Ghisenbat, in plaats van Ghiserzbac, daar t en c niet altijd gemakkelijk te onderscheiden zijn in het oude schrift. Deze vergissing zou niet begaan zijn zo de naam werkelijk nog voortleefde. -De latere vervormingen zijn dan gemakkelijk te verklaren als herhaalde volksetymologische pogingen om aan het zonderlinge woord een aanneembaren zin te geven. Gisen werd Gijzel en Gijs (bel<tmcle v.~ornamen) en dit laatste dan weer chijns (omdat de naam Gijs op ZIJn beurt onbe~end gera.~kte); - -bat wer~ -pad ('Yegje), -blad, -blok, -put. - Dit alles WIJst op een kunstmattge wedennvoering van een woord, waar de normale taalontwikkelilng zich moeilijk kon bij aanpassen. - Ghisenbac is een homoniem van Gibecq, in ·Henegouwen (1179 Gisebeke), en betekent zoveel als «gistende, opborrelende beek >, een naam die uitstekend past bij de Kesterbeek die gevoed wordt door verschillende, overvloedig borrelende bronnen (zie o.a. nr. 266 Kloetsborre).

126. Ootentachting (D 4): 1565, den Gotenlochten, G; 1607, 16971 weyde geh. den Oothen Jochtinck, aen de Deelstraete (= EJststraat) Joopende naer de plaetse van Doirpe, met een 42

block ende cleyn vijverken daeraen gelegen, 0. -· Plaats bij het dorpscentrum. De ·hier bedoelde goot voerde het water van tle pastdrijvijyers naar de Molenbeek. ,

127. Orendeblok ·: 1663, half bunder Iant gen. het Grendeblock, 0. 128. Grevelenblok : 1662, het Grevelenblock, q. ..

· Beide plaatsen zijn niet nader te ~e~aler.t; misschten ZIJ~ het twee qamen voor hetzelfde. Grend, grind, ts m het Frans gravter, Waals gravel?, waaruit dan grevet. Vgl. echter ook nr. 146 Orouwelenbroek.

129. Grevelenbos ( E 3) : 1665, een dachw. geh. het Grevelenbosch, te Wauweringhen tegen het Vierstraetenvelt, G. 130; ·Groene Boomgaard (D 4): ~1110, den Groenen Boom:_ gaerd, 0. - Herberg aan de Plaats. · 131. Grootblok (o·· 4}:, 1648.-1180, het Groot block, 0. Petceel naast het Kasteel. 132. Groot dagwand (D 6): 1619, 't Groot dachwant achter 't Verbeert hof, G. 133. Grootheide (A, B 4) :, 1474, op de Groote heyde, L; 1484, de Grootheyde, KA; 1517, de Groote heye, KA; 15301758, de Oroote heyde, LG; 1825, 1842, qroot ~~yde, Kad:, B, Popp; Orootheide, Mil. - Grote heide, btJ de gr:ns Dworp-Halle, zich uitstrekkende vooral op het grondgebted van Halle, bij Halderbos. -· 1844, Grootheydeweg, B. 134. Grootheidestraat (B 4): 1665, op de Hoeve tegen de Orootheydestraete, 0. · · 135. Grootheideveld. (B 4): 1568-1665, Grootheyd~ - , Groot hey-, Groot heyenvelt, G. - Akkerland op den uttkant van de Grootheide. 136. Grootveld: 1621, opt Groot velt, G. - Niet nader te localiseren. 137. Grote baan (H 1, 2, 3, 4, 5}: 1784, de Oroote baen van Brussel naar Ha1le, G. - Zie Heerstraat 138. Grote beek (D tot I, 6 tot 1): 1566, de Groote beke, An. - De Molenbeek. 139. Grote beemd (E 3, 4): 1698, den Grooten bempt! 0. Weilànd aan de Molenbeek, achter het Kasteel. Zte Gemeente 7. 140. Grote 'boomgaard : 1784, weyde nu boomgaert, gen. den Orooten boomgaert ofte Berck, 0. 141. Orote eik (D 6): 1723, aen de Groote eycke dat men nu · heet Heyendelle, 0. 142. Grote gemeente : zie Gemeente 2. 142. Grote lochten: 1637, den Oroot~n Jochten, 144. Grote maaibeemd: 1720, den Grooten matJbempt, G; 1780, weyde ten deele gen. den Orooten meybempt, recht over het casteel, 0. - Zie Grote beemd. 145 Groteman (D 3, 4): 1615, bempt gr. 5 da., geh. den Ass~lbempt, nu gen. den Grooten man, 0. - Zie AsseJbeemd.

.SJ·

.

Personificering op -man : « het grote perceel ».

146. Grouwelenbroek : 1577. int Gruwelenbroeck, 0; 1699,

43


1783, het Grauwelenbroeckt 0, KA; 1786, int Grauwoelenbroeck, G. - Ligging onzeker.

Vgl., te Beersel (Top. nr. 64): 1696, het grawoul op den grooten bempt, is 1706, de riole op den Grootten bempt; te Buizingen: de Rawael (:v. d. Weghe). Grawoel, gruwele, schijnt overgenomen te zijn van het Waals riwale (Lat. rivulus). Dus: «het broek waar een riool in ligt >>.

147. Haak 1 (H, I, 1, 2): 1280 Haken (op de Dornepe-beek), W 111 720. - Plaats bij de Zenne, op Lot; in verband daarmede : Haakbeek, Haakbrug, Haakstraat, Haakveld, Haak-· weide. Deze· benaming werd ingegeven door den scherpen .hoek (haak) gevormd door de afleiding van de Dornepe (Molenbeek), van haar monding op het grondgebied van Huizingen, naar de Zenne stroomafwaarts te Laakt (Lot), om een watermolen te meer te kunnen oprichten (de slagmolen van Zittert). Wanneer dit aanzienlijk werk geschiedde is niet met zekerheid te bepalen, wellicht om het jaar 1200. ln 1280, stonden Elisabeth en Margriete Hakinnen hun eigendom .op de helft van twee molens op de Dornepe af aan het klooster van 's HertoginnendaaL In den familienaam Hakinne, vrouwelijken vorm van Hake (later Ha eek)} vinden we denzelfden plaatsnaam.

2 ( C 3) : 1568-17 55, bosch gen. den Haeek, L G KA; Bois du Hack, Ferr.; 1842, den Haekbosch, Popp. - Bos op de grens Dworp-Halle.

Dit bos ligt in den haak gevormd door de beek die aldaar de grens uitmaakt tussen beide gemeenten.

3 (E 4): 1601, op den Haeck aen de herstraete, 0; 1622, op den Bruynen putte tegen den Cleynen haeck, 0. - Plaats op de Hernt. Het is niet uitgesloten dat Twee hier een verkeerde lezing zou zijn voor hemt.

148. Haakbeek (I 1, 2): 1465, de Hakebeke, KA; 1563, de Haeckebeke daer trat van den moelen op draeyende is, G; 1577, 1613, de Haeckbeke, 0; 1837, een graenmolen te stellen op den waterloop de Akebeek te Loth, Gem. - Afgeleide benedenloop van de Molenbeek. Zie Haak 1. 149. Haakbos (C 3): 1842, den Haekbosch, Popp.- 1844, Haecktboschstraet, B (geheten in·1678 het ruymstraetken van den Haeck, of het ruymgat).- Zie Haak 2. 150. Haakbrug (I 2): 1567, aen de Haeckbrugge ... aen de Zinne, 0. - Brug bij Haak t. 151. Haakstraat 1 (I 2): 1837, de Akestraat, Gem.; 1844> Haekestraet, B. - Straat bij Haak 1. 2 (D 5): 1639, de Nepe ... teghen de Haeckestraete, G; 18e e., den Eycken houw tegen de Acche straete, KA. - Straat te Essel. De straat vormt aldaar een rechte hoek of haak. 152. Haakveld {I, 2): 1493, t Haken velt lancx streekende tegen de Sinne, H; 1510, ter staet geh. t Hakenvelt tegen de Zinne 1 H; 1615-1629, opt Haeckvelt, 0. -- Kleine landerij bij Haak L 153. Haakweide (I, 2): 1621, de Haeckenweyde, 0 . - Ook aldaar.

44

154. Hagenlochten (0 5)·:. 1640, tot Kesterbeke, gem. geh. de Hagenentachten aèn den Canteleurs bosch, G. · . 155. Halderbos (A, B, 2, 3, 4, 5) : 1406, a en den Halderbosch, H; 1474, aen Hallersbosch, L; 1621, 1665, tegen Hallerbosch, G; 1680, den Bosch van Halle, 0. - Uitgestrekt bos, op het ,grondgebied van HalJe, bij de grens Dworp-Halle. -· 1844, Halleboschweg, B. 156. Halfweide (I 2): 1756, 1761, tot Lothinde Halfwijde ... .aen de Brugge, KA.

Misschien Alfweide (vgL Alvendries); zo niet : perceel half weide, half bos. 157. Hallebeek J (H, I, 2): 1471, in de prochie va.n Dorpe

op·te Hallebeke, L. - Hfer wordt de Haakbeek bedoeld. 2 (A~ B, C, 5, 6): 1846, Hallebeek, B.- Beek die, uit Halderbos, naar Helderingen vloeit. 158. Halleveld (E 2): 1559~1750, opt Hallevelt, G; 1844, ·*Heuleveld, Ka<;i. -Landerij op de grens Dworp-Huizingen. De Halleweg loopt er door.

159. Halteweg 1 (E 2): 1784, op het Hallevelt aen den Halleweg, G; 184:4, Halleweg, B. 2 (H 3): 1844, Halleweg, B. -Voetweg van Beersel naar Halle, door het Langblokbos. 160. Hallese steenweg (D, E, 2 tot 7). - Steenweg van Al:senberg naar den Bergsen steenweg, oorspronkelijk Steenweg van Waterloo of ook nog van Mont-Sairtt-Jean geheten. 161. Hametenveld : 1794, bempt op hèt Hameien veldt, RK. -Ligging onbekend. 162. Hammeken (E 3): 1596, 1621, int Temmeken, op Temroeken, G; 1625, velt geh. Tammeken, 0; 1670, 1739, int Damme ken, G; 1763, 1789, het Hammeken, G. - Plaats aan de Molenbeek, tussen het Kasteel en Wouweringen. Ligt in een ham, kromming van de beek.

163. Hane, ten: 1597, 6 da. op ten Haene, G. - Wellicht identisch met volgende namen. 164. Hanenborre (F 4): 1414, supra locum dictum den Hanenberre in loco dicto Winenbroecr H; 1613, den gasthuys-bempd van Sint-Jans diemen heet Hanenborre, 0. - Die plaats heet later Hanenbos. 165. Hanenbos (F 4): 1596-1773, den Haenenbosch, G; 1783, den Hannenbosch, 0; 1844, *Maenenbosch, de Haen bosch, Kad. - Partij bos bij Bruineput 166. Hanenveld (F 4): 1559, opt Haenenvelt, 0; 1844, *Handveld, *Landveld, *Leenveld, Kad. - Partij akkerland tussen Hanenbos en Wouweringen.

. Haan komt vrij vaak voor als plaatsnaam, niet alleen voor huizen, .maar ook voor landerijen. Het verband met den vogel is niet duidelijk; misschien, zoals in hanebalk, «bovenste stuk>? De Hanenbost te Dworp, bekroont een hoogte.

167. Hangend bunder (F 4, 5): 1700, hunder lant gen. het Hangende bunder, op den Hert, 0. Perceel in 't « hangen ,. van den berg, op de steile helling; wat

l1ier het geval is.

45


168. Havergewas : 1616, Havergewas, 0.

3 dagw. hetwelck men noempt

. Schrale, onbebouwde grond, waar wilde haver tiert 1 ook.· haver-,

wet geheten ( 1406, lant daer vele haverweys op steet). . · 169. Heerstraat 1 : Eén enkele verkeersweg, op het grond.gebied van Dworp, kon voor een « heerstraat » doorgaan, namelijk de straat van Brussel over Beersel en Huizingen naar· Halle, die voorbij het gehucht I<esterbeek loopt;· komt echter . onder die benaming niet voor. · 2 : Een andere straat wordt wel met « herstraat » bestempeld, nl. de straat die van Alsenberg naar Bruineput loopt en a] ... daar, in een rechten hoek (zie Haak 3), ombuigt naar Laakt : 1640, den herwech Joopende van Alsenberghe naer Laeckt, 0; 1648, onder Laeckt op de Senne, in prochie van Doorpe, op de straete van. Brussel naar Laeckt, 0; 1731, den Cleynell herdt ae·n de Herbaene, 0 . .". .,__ Wij menen nochtans dat dit geen oorspronkelijke heerstraat is en de naam een corruptie is van Herntstrate of Hertstrate (zie Hernstraat): 1601, op den Ha eek a en de· Herstraete, 0; 1621, op den Heert aen de Herstraete, G;- evenwel, 1559, opt Middelvelt aen de Herstraete, 0, kan niet op boven gemelden weg slaan, maar op een veldbaan die naar de Hernt loopt (Kieyne hertweg, B). 170. Heesterken (F 5): 1613, velt geh. 't Hesterken opt Sieckhuysvelt, G; 1613, 't hersterken, hersteken, 0. Een heester als akkerpaaL

171. Heide (F 4): 1558, 1686, 1699, op de Heyde aen den Bruynen putte, 0. 172. Heidebloem (B 4): 1761, het Heyde blommeken ... op de paelen der jurisdictie van Dworp bij Esschenbeek, 0. - Een verdwenen hofstede. 173. Hei~estraat (E 6): 1517, de Heystrate oft Cruysstrate, KA. - Andere naam van de Heerstraat 2, naar Herisemheide. 174. Heienbroek (D, 6): 1613, aen den Heynbroeck, 0; 1632, ten Hyenbroecke t'Essel, 0; 1650, het Hayenbroeck, KA; 1844, Heydenbroeck, Kad. ·- Broek bij Esselheide, op de grens Dworp-Alsenberg. 175. Heiendaal {D, 6): 1475, 1561, 1606, 1643, opt Heyendal~ KA, G; 1618, 't Heyndal, G; 1654, 1675, Heyendelle, 0; 1651, 1686, 1787, Heyendael, G; 1844; *Maenedael, *Maendael, Kad.; 1848, Haendael, B. -· Landerij, op de helling beneden Esselheide. Heienbroek en Heiendaal zijn op te vatten resp. als « het broek en het dal bij de heide van Essel ».

176. Heiendaalblok (D, 6): 1699, opt Heyendael block, 0 ... 177. Heiken (I, 1): 1637, 1787, het Heycken, 0; 1825, 't Heyke, Kad.; 1844, 't Heykeveld, Kad. - Perceel aan de Zenne, te Lot. 178. Heilmoyenlochten (E 6): 1613, tegens over Heyl Moyen Joch ten ... tussen de Straete van Herisem ende de Strecke van Heresim, 0. Lochten van Heile (Heilwige)-moei.

46

179. Heintjes weide : 1734, blocxken gen. Heyntiens weye, KA. 180. Heldetingen (C 6): 1321, Egidius de Eldringhen, D; 1328, do·mistadio heldrin·ghen, H; 1330, .1346, Oilys van Elderinghen, D; 1356, te Hi1deringhen, H; 1406, Goden van Elde-· ringhen, H; 1421, Jan Berckman geh. van EIJering's lant, KA; 1499, OiJJis.~rckman. :van Elleringén, KA; ca. 1500, Gillis Berckman .int. hof t'Elderinge, An; 1568, 't hof van Elderinghen, 0; l:S9~, het hoff t'Elder.Highen, W; 1605, 't goet v,an de11 hove. van Eldetinghen, G; 1628, 't hoff fE11eringhen, 0; · t 654, .'t hof te Heldering he, 0; 1783, het hof te Helderingem, KA. - Verdwenen hof met watermolen op ·de Zevenborrebeek. . ' De primitieve vorm was *Hilderikinga-heim, waaruit *Hilderin-· gem, Hilderengem, waarna (J.3e eeuw?) door suffix-verwisseling Rilderingen en. Helderingen, Elleringen. Dus: het hof betrokken door . den Frank Hilderik bij de Frankische vestiging, in deze streek, ca. 370. - Homoniemen: Heldergem (Oost-Vlaanderen) en Hydrequent (Pas-de-Calais), 1119 Hildringhehem.

181. Helderingenbos (B 6): 1568, 1659, aen den Bosch van Elderinghen, 0, L; 17pl, 1780, Elderingen bosch, 0; 1791, den Helderinghen bosch als nu in landt bekeert, L. - Bos. bij Helderingen. · · · · • 182. Helderingenveld ( C ~) : 1628, opt cleyn veld~ken van Elderinghen, 0; 1613, opt Telderingenvelt, 0. - Kleine lal).derij biJ 't Hof te Helderingen. · 183. Hemmerik (D 5): 1421, den bempt van Sevenborren geh. Hemmerik, KA; 1475, beempt gel. t'Essele geh. Hem-· merijck,- Hemmerickbempt,- tusschen 't Crayenveldt ende Q.en Opstal aldaer, KA; 1686, 1749, bempt geh. het HetDel-· ryck, gr. 1 bunder 7 da., 0, ·KA; 1704; 't Hemelryck bempt, KA. -. Weiland in een kromming van de Zevenbarrebeek Hemmerik, Brab. vorm van hammerik, is een personificering op -rik van .ham, « hamvormige kromming in een beek ».

184. Herisem (D 6): '1321, filius Martini de Herisem, Jacobus de Herisem> D; 1346, die van Heriseril van eenen ghemeinen broecke, D; 1379, 't goet van Herîsem, metten hove, landen, weyden, bosch ende alle toebehoirten gelyck die gelegen is in de prochie van Aisenberghe ende daer óm-· trent, Kon. Bib. Brussel, Hs. Houwaert 11 6496 f' 392; 1365, 1460, de goede Oielijs van Heresim, H; 1472, te Doerpe ... ter plaetse geh. te Herijshem beneden den hove te Herijshem, 0; ca. 1500, Jans lant van Heresom, An; 1571, de goeden des hofs van Heresem,. An; 1613, int goet van *Hesigem daer thof placht te stane, in den wech neven tvijverken, o; 1674, de goeden van Herissem, 0; 1723, Willem van Heresem, 0; 1763, den pampiermolen van Herissem, 0; 1783, op het Heresam, KA; 1787, te Heresim, 0;- 1610, hofstadt te Helesem, 0; 1650, a en He1issem, 0; 1655, de gemeynte van Helissem, 0; z. d., Ie moulin d'Ylenson, W Hl 719, Elsemheide (Alsenberg). - Hof met watermolen vlak op de grens Dworp... Alsenberg.

..

4T


Voor de hand ligt een reconstructie tot *Harjis-heim, <<woon;. plaats van den man geheten Harja », dat normaal Heresem moet geven, vorm die pas in ~t begin van de 16e eeuw in de geschreven oorkonden opduikt. De persistentie van vormen met i, zelfs nadrukkelijk i}, .is een abnormaal archaïsme. Hetzelfde verschijnsel komt voor, bij een gelijknamige plaats te Pepingen (1356, Herijshem:• 1690, Herissem), ook een belangrijk hof, dat langen tijd eigendom was vail de kerk van Halle. Het is moeilijk vooralsnóg uit te maken, welk van de twee hoven het oorspronkelijk *Harjisheim w&s; een van de twee ontleende zijn naam aan het andere,· door bemiddeling van het. geslacht dat den naam droeg. Het is best mogelijk dat, toen het hof te Pepingen o'Vergedragen werd aan de kerk van Halle, het geslacht v~m Herlsem naar den molen op de ·grens Alsenberg-Dworp verhuisde. In .alle geval is *Harjisheim geen nederzetting uit den tijd van d~ eerste Frankische. vestiging~ maar wellicht een stichting uit d~ Be eeuw; en, zo de naam-uit Pepingen komt, uit de 12e of 13e eeuw~ toen de watermolen aangelegd werd. ~ De gediss·imileerde ,vorm Helesem. verschijnt in de geschreven brontien in 't begin van de I1e eeuw, maar kan ouder zijn; deze aneen ' leeft voort in den volksmond : Elsem(hei).

185. Hernt (F 4, 5): 1265, op den Herrent, H; 1480, 1559, op den Herent, KA, G; 1397, 1559, 1629, op den Hert, H, G; 1559, 1568, op den Heert, G; - ingedeeld _in Grote Hernt en Kleine Hernt (F 4): 1470, 1783, den Groeten .Hernt, KA; 1631, 1794, den Grooten Heert, G; 1636, den Grooten Herrent; 1690, den Grooten Eert, G; 1825, 1844, den Hert, Kad.; - 1587, 1627, 1629, den Cleynen Heert, G; 1636, den Cley- · nen Herrent, G; 1731, den Cleynen Herdt, G; 1825, de *Deyn ... hert, Kad.; 1844, den KJeyne hert, Kad., B.; - 18'44, Kleync hertweg, B. - Grote landerij tussen Kesterbeek en Bruinegut Hernt of heernt is een collectief op -t : « plaats waar IÎern (thans : herselteer, herrelaar) groeit». De plaats was dus vroeger · , bebost.

186. Herntstraat (G 4): 1559, 1756, 1807, Hertstraete, G. Not. - Straat van Alsenberg naar Huizingen, langs de Hernt. Zie Heerstraat 2, grafieën Herstraat die aanleiding gaven tot het begrip << heerbaan ». 187. 's Hertogenbos (D 2), 1484, Tsertogen b()sch, KA; 1597, 1621, s Hertogen bosch, G; 1743, 't Hertogenbosch gen. Crabbosch, G. - Oudere naam van het Krabbos. Vroeger eigendom van de hertogen van Brabant.

188. Hespenboer (F 4) : 1844, cabaret Espen boer, Kad. Herberg te Bruineput. WeiJicht de lapnaam van den waard.

189. Hoeislochten (G, H 5): 1601, hof geh. HoelsJochtene ... aen den Meyghembroeck, G. . Denkelijk in verband met het goed ter Hulst aldaar.

190. Hoeve (B 5): 1356; 1484, 1665, 1686, 1783, op de Hoeve, H, KA, 0; 1406, 1568, op de Hove, H, 0; 1705, velt gen. den Hoef, KA; 1769, de Hoef, 0; 1844, de Hoeve, Kad. - Grote landerij tussen Hoogkouter ett Rulrode. Een hoeve is een bepaalde hoeveelheid grond (mansus), hier <Jngeveer 18 Ha.

191. Hofken {H 4): 1578, aen de Quaetstrate opt velt geh. "t Hofken, 0; 1649, op het ·Hoîk:ensvelt, 0. - Kleine partij

land bij het voormalig Hof te Kesterbeek, bij de grens Beersel-Dworp. Zie To'p. Beersel nr. 166 : 1593, 't Hofken van der Motten; 1724, het Hofken.

,

192. Hofstad ( B 4) : 1601, ter plaetse geh. de Hofstadt, bove.n de Atvosborre, G. _ 193. Hofveld (B 4): 1769, op het Hofveldt bij Balderbosch, 0. · 194. Hoge meer ( F 6) : 1585, ten Hooghen Meer, aldaer men van Halsenberghe naer Halle weerts gaet, An. - Een paalsteen op de grens Dworp-Alsenberg. Nu zegt men de Grote ~eer. .

Deze paalsteen staat in het midden van een krutsweg. In de laatste jaren werd er een groot stuk van afgereden -~oor een wagen. Van deze grote hardsteen, die in de streek welbekend ts, W?!dt. gezegd . dat wanneer hij 's nachts twaalf uur « hoort » slaan, htl ztch omkeert.,. Natuurlijk kan een steen niet horen !

195. Hollestraat (H 5): 1618, aen de Hoelstrate, G. -. Hulststraat? 196. Hoogbosweg (D 2): 1844, Hoogboschweg, B.- Weg van Huizingen naar Esschenbeek.. 197. Hooghuis (D 4): 1784, he~ berg i~ het hoogh huys, G. - Herberg in het dorp, thans GildenhUis. 198. Hoge Weide: 1530, aen de armen goet van Doerpe aent goet van Sevenborren geh. de hooge weye, H. I99. Hoogkouter (B, C, 4): 1356, 1406, op de Hoge coutere, H; 1421, 1572, 1624, op den Hoochcouter, KA, G;. 1~30! ~p den Hocgen coutere, L; 1635, op den Hoogeautere Junsdtctte van Esselt, G; 1780, 1786, den Hooghcauter, G; 1825, 1844, de Hoogkauter, Kad.;- 1621, op ?.en Hoycout~re, .~; 17~6, de Hoyecauter, G. - Grote landen], op den zutdehjken Uitkant van de gemeente. ~ 1844, Hoogeauter baan; - Kleyne hoogkauterweg,. B.

Die kouter ligt inderdaad in het hoogste gedeelte v:an de gemeente en vormt een hoogvlakte (95-105 m. boven de zeesptegel).

200. Hoogstraat : 1701, 1713, de Hooghstraete, 0; 1873, de Hoogstraete, Not. . · 201. Hoogveld 1 (G 5): 1768, op het Middelste Hoo~veldt tot Kesterbeke, 0. - Waarschijnlijk hetzelfde als Mtddelveld. . . 2 (D 5): 1825, 1844, Hoog veld, Kad. - Wellicht vergtssmg voor Kloosterveld. 202. Hooszijp (C 5): 1621, half bunder lants op Hoesyp, van den armen van Sint-Guerinckx tot Bruessele, G. - Lag op het Molenveld, bij een bron aldaar. . .. Het eerste lid behoort bij hozen, «water scheppen». Een ZLJP is een kleine waterloop.

203. Houtstraat (B 6): 1406, aen de Houtstrate, nevent scoergat van den Molenvelde, H. - Hetzelfde als Bosstraat Hout hier in den zin van « bos :.. 204. Houwken (F 5): 1665, 1741t 1780, bosch gen. ~et Houwken, 0; 1777, het Houken, 0.- Bos (thans gerootd) op Oodsenbroek, bij Begijnenbos. 49


?05.

EenJzouw is een partij bos die geregeld gehakt werd.

Hulsveld (B 6): 1782, het HuysveJt, H; 1825, 1844,

t Huysveld, Muysveld, Kad. -

Landerij op de O'tens Dworp-

Sint-Gene~ius-Rode (Zevenborre).

o Het hter bedoelde lzuis is misschien het klooster Zevenborre of het pachthof dat er bij behoorde. Nochtans is Muisveld misschien de goede naam.

206. Huizi~~enstraat (E 3): 1825, baen van *Huydewyck (Jees : Hutzmgen) na er Beersel, Kad.; 1844, Huyssinghenstraet, B. - Straat van Wouweringen naar Huizingen, ver· · vangen door Steenweg op ·Halle. 207. Hulst (H 5): 1328, site ter hulst, 1328; l604,·de goeden des hoefs ~an der Hulst, 0; 1781, v.an den hove Terhulst, 0. - LandenJ van het Hof ter Hulst op Middelveld. Het hof ligt op Dworp (wijk B nrs. 93, 94 enz.) tegen de grens van Alsen· · berg, vlak naast de Kesterbeek. 208. Hulstbroek (H 5): 13.f8, site Kesterbeke ane hulsbroec, H. . .. 209. IJenbroek (0 5): 1470, op d'Yenbroeck, KA; 1571, 1587, op Kesterbeeckvelt op ~~n ~ e1_1bro~ck, 0; 1773, het Eyenbroeck, An. - Waarschtjnhjk tdenttsch met Gielenbroek en Meigem broek.

y

Het eerste lid is de vrouwennaam /de.

210. Ijskelder (D 4): V. -Plaats bij het toegangshek van het Kasteel, tegenover de Koestraat naar Krabbos.

. G~noemd naar een << ijskelder » in het parkgoed; waarboven een dtchte rmg van beukbomen om de koelte te behouden.

211. Jansberg (H 3): 1572, den CJeynen Jansbergh te Kester~eeck, 0; 1587, 1613, 1781, den Jansbergh, 0; 1621, den *Insberch, 1621; 1844, *Dans berg, de_* Ansberg, Kad. - Andere naam van Slangenberg en So11eberg. ]ansberg schijnt een vervorming te zijn van Slangenberg.

212. Jan van Habbekebeemd (D 4): 1674, 5 da. beempts onder de Solheyde, langs die vliet oft beke dat jans van Habbeke bempt heet, 0; 1702, bempt onder de So1heyde Jangx de vliet geh. Abbekebempt, 0. .. De hier bedoelde «vliet» kan niet anders dan de Avoortsborre ztJll. Het geslacht van Habbeke heeft zijn naam van de Hakebeke te Lot.

213. jonge weide : 1621, 1636, a en de loopende beke a en den bosch g:h. de Jonghe weyde, G. 214. KaJottersgoed: V.- Kolonie voor de Katholieke Arbeidersjeugd (Kajotters), te Wouweringen, boven den vijver ' omvattend het Hanenbos, tot tegen Bruineput. 215. Kakelrij 1 (C 4): 1610, de Kakelrije aen den Hoochcouter, KA. 2 (D 5): 1651, weyde geh. de Caeckelrije ... aen zekere weyde geh. de Nepe, 0. - Bij 't Hof te Essele. 3 (D 4): 1662, 1708, bempt geh. de Kakelrij ende noch een en ~~~pt geh. de Blijkerije bijde gelegen achter 't Curenhuys, Drie verschillende plaatsen waar kakels, wellicht c: vloertichels .-,

50

gebakken werden. Het woord kakel staat, met die betekenis, in geen woordenboek. Mnl. caecke, « vloertichel », kan gestaafd worden door volgenden tekst : 1527 « Bernardi den potbeekere gegeven aen 45 kaken die verbeesicht sijn aen de stove van den laken makere », waarin tegeltjes bedoeld zijn om den wand van een oven te bezetten (Eigen Schoon, XXII, 1939, 271). Bovendien kent het Nl. een woord kaak, «harde scheepsbeschuit», ablautvorm van koek, waaruit duidelijk de metaphorische betekenis « vierkant tegeltje, als een koek >> kan blijken. Voor den diminutiefvorm kakel, vgl. koeket in plaatsnamen.

216. Kalverweide (E 5): ca. 1500, die Calfverenweyde, An.; 1560-17 51, Calverwei de, 0. -. Wei de ·op Sol heide, bij 't Hof te Herisem, op de grens Dworp-Alsenberg. . 217. Kam 1 (D 4), 1783, gelege de Camrne, 0. -Brouwerij in het dorp. 2 (B 5): 1791, een gelaeghe geh. de Carnme, onder Rilrode, 0. - Brouwerij (bij 't hof?) te Rulrode. 218. Kamerijkbos (E 2): 1736, 1780, Caemeryckbosch, 0; 1844, Katnerijck bosch, · Kad. - Bos op de grens .DworpBuizingen-Huizingen, zich uitstrekkende. op de 3 gemeenten. Was vroeger eigendom van het Kapittel· van Kamerijk.

219. Kammelochting (E 2): 1670, de beeke tegen den cammen lochtinck, 0. - Bij de boven vermelde kam. 220. Kameusel (0 3): 1593, weyde geh. 't Cammeussele te Neerdorp, G. 221. Kampendaal (B 5): 1772, Campendael, 0; 1825, 1844, Campendael, Kad.- Grote landerij in den zuidelijken uithoek van de gemeente, aan Halderbos. - 1844, Kampendaelweg. Op de kadastrale kaart van Popp ziet men nog duidelijk de indeling van het geheel in lange smalle repels van gelijke breedte, die aanvankelijk wellicht afzonderlijk ingesloten waren, zoals kampen. In de toponymie is kamp (van Lat. campus) een afzonderlijk geheind stuk. Het woord is echter zeldzaam in Brabant.

222. K~nteleursbos (0 5): 1640, 1720, 1772, het Canteleursbosch, 0; 1649, het *Controleursbosch, 0. - Schaarhoutbos te Kesterbeek. Canteleur lijkt een familienaam te zijn.

223. Kapelaard : 1649, 3 da. weyde gen. ·den Cappellaert, 0. -Ligging niet bepaald. · Personificering op -aard : « Het perceel waar de kapel op staat » of « toebehorende aan een kapelanij ».

224. Kapelleweide : 1759, op de Cappelleweyde, .0. - Misschien identisch met voorgaande. 225. Kareelblok 1 (I 3): 1621, 't Careelblock onder Doirpe, tegen Zittertbosch, G; 1844, Kareelblock, Kad. - Perceel te Zittert. 2 (D 4): 1670, 1711, het Careelblock, G; 1844, Kareelblock, Kad. - Perceel bij 't Kasteel. Plaatsen die herinneren aan oude kareelovens. De tweede werd waarschijnlijk aangelegd toen het kasteel gebouwd werd. "

226. Kassei 1 (D 5): 1654, 1674, 1723, beernpt ... geh. die Cassie ... aen de vliet aldaer, 0. -Weide bij de Molenbeek. Op die plaats was geen steenweg of kassei. Het verband is niet duidelijk. Misschien een ander woord.


2 (D 6): 1844, Kalseydeweg, B. -Met steen belegde straat van Steenput naar Hallesteenweg. · 227. Kasteel (D 4): 17e-18e e. Het Casteel· 1844 het Kasteel, Kad. - Kasteel van Dworp gebouwd in de 't7e eeuw. 228. Kattenveld (E 3): 1629, opt Cattenvelt te Wouweringhen, G. Veld omtingd van een aarden barm (kat). 229. Kattestaart : 1684, weyde geh. den Kattensteert, G. 230. ~eienbergweg (D 4) : 1844,Kaerenbergweg, B .. Dtal. karen :=: keieren, mv. van kei. 231. Keienblok (G 6): 1684, een bunder 1 da., g.en. 't Keyenblock, t~ Winterperre, G; 1790, opt Keyrenblock, Not. 232. Ketzersblok {C 6): 1742, 1749, te Essel op het Keysers- · block, G. 233. Keldergat ( B 4) : 1844, hameau Keldergat, Kad. Plaats op de grens Dworp-Esschenbeek. · 234. Kelle (H 4): 1600, te Keysterbeke ... geh. de Kele, KA; 1613, 1621, 1681, aen de Kelle, G. - Waarschijnlijk het grachtje dat van het Middelveld naar ct'e Kesterbeek loopt. Een kelle is een kleine waterleiding. 235. Kelleborre (H 4): 1577, opt Kesterbeke velt aen de fonteyne geh. de Kelleborre, G. Bron die aanleiding gaf tot even genoemde kelle.

236. K_erkebosken (B 5): 1753, onder den gehuchte van Rhilrode, 1nt gem. geh. Kerckeboschken, tegen de gemeynte aldaer, G. \Y'ellicht eigendom v:an de kerk van Dworp of een andere kerk, b.v. dte van Alsenberg dte nogal veel eigendom bezat onder Dworp.

237. Kerkenbeemd (B 5): 1601, tegen den Kerckenbempt, 0; 1646, Kercken bempt, P. -Te Essel aan de beek. 238. Kerkenblok ( C 5) : 1594, aen den Kercken block, H. 239. Kerkhofweg (D 4): 1844, Kerkhofweg, B. - Weg htssen Stenebrug naar de steenweg achter gemeentehuis door. 240. ~erk~uisveld : 1680, op het Kerkhuysvelt, G. Mtsschten de landerij achter de Pastorij; of identisch met Huisveld?

241. Kerkveld (0 5): 1621, aent Kerckvelt O· 1795 het Cheynsbladt (Gijsblad) ofte Kerckvelt, 0. ' ' ' Misschien in verband· met de volle kerkelijke tienden die de pastoor aldaar genoot ?

242. Kerreblok : 1621, stuck lants geh. 't Kerreblock G. ~lok, d.i. afzonderlijk geheind perceel, omtuind met cder kerre

teenwllg.

'

'

243. Kesterbeek (H 4) : 1265-1328, Kesterbeke (zie Van Loey, Z.W. Brabantsch, 31); 1272, Casterbeke (ibid.); 1304, 1312, Willelmus de Kesterbeke (ibid.) ; 1321, Heylewighe de Kesterbeke, D; I 330, Hennen Willems sone van Kesterbeke RK.; 1405, een droghe weyde of beempde gel. onder Dorrep~ ter Zennen waert ane, onder thof te Kesterbeke, Cart. Gaasbeek; passim 14e-18e e., Kesterbeke; 1470, Keysterbeek KA· 1559, de goeden wijJen Willems van Casterbeke, 0; 631: te Keysterbeke, G; 1649, een pachthof geh. het hof te Kester-

i

52

beke 1 0; Casterbeeck, Ferr.; 1844, Kesterbeek, Kad., Popp., Mil. -. 1. Beek, die aanvankelijk Oisenbak schijnt geheten te hebben, een zijbeek van de Dornepe of Molenbeek; -. 2. Hof en gehucht aldaar;- 3. Heerlijkheid die zich uitstrekte dwars door de gemeente Dworp, van de grens Dworp-Alsenberg tot de grens Dworp-Buizingen-Halle, en waarvan de zet.el verplaatst werd van een hof bij de Kesterbeek op een hof bij de Molenbeek (Hof ten Stene): 1547, la haute cour que l'on dit de Kesterbeke, avec tour, salie, etc., L; -· 4. Soms (en ten onrechte) een andere zijbeek van de Molenbeek die uitmondt bij het Hof ten Stene : 1547, près le rieu que l'on dit de Kesterbeke, L; - 5. Bos, eigendom der van Kesterbeke's, binnen de heerlijkheid Kesterbeek, maar op den zuidoostelijken uithoek er van (zie Kesterbeekbos). Kesterbeek kan niet anders verk~aard worden dan als «beek bij een kester ». Met kester (van Lat. castrum?) zou bedoeld zijn de

burcht waar de heren van de heerlijkheid (een achterleen van Gaasbeek) woonden, voorzaten van de van Kesterbeke's. Waar die burcht juist gelegen was is niet uitdrukkelijk aangeduid. Het is waarschijnlijk te zoeken op het huidig gehucht Kesterbeek en wel op een plaats, vlak bij de grens Dworp-Beersel, op korten afstand van de beek, aan den ouden verkeersweg Brussel-Halle, waar een oude straat komende van het dorpscentrum Dworp, over Solheide en Meigem, deze ·baan ontmoet. Die plaats heette ter Motten (zie Top. Beersel nr. 166) of het Hofken (zie boven, nr. 191). Een feodale motte was een kunstmatige berg waarop een wachttoren of burcht gebouwd was. - Hier dient de vraag gesteld : was aldaar vroeger een Romeins castrum, een legerplaats of een veiligheidstoren? Deze vraag, die J. Vannérus (Le Limes et les Fortifications gallo-romaines de Belgique, 114-116) geneigd is bevestigend te beantwoorden, kan niet met zekerheid opgelost worden, daa,r geen enkele oorkonde ons daarover inlicht. - Alles komt er op neer te weten of kester als een gewoon appellatief nog kan voorkomen in de taallangen tijd na de Romeinse periode. j. Vannérus onderzoekt grondig dit probleem (op. cit., 64-69). Voor het Frans taalgebied lijkt het zo goed als zeker, vermits het woord in het Frans niets gegeven heeft, zodat plaatsnamen waarin castrum voorkomt tot de Romeinse periode mogen teruggebracht worden (Longnon, Dauzat). In het Oud- en Middelnederlands is kaster, kester, onbekend. Dan zou ons ke-ster te Dworp toch een Romeins vestingwerk zijn? Nog zo zeker niet : er is een andere mogelijkheid, die tot dusver niet op het oog genomen werd. Wij hebben onlangs aangetoond dat een Saksische vestiging, waarschijnlijk in de eerste jaren van de 9e eeuw, in Zuidwest-Brabant voor zeker mag gehouden worden (Eigen Schoon, XXXI, 1948, 1-7). Welnu de Saksers hadden het woord castrum overgenomen in hun taal (Oudengels ceaster, chester7 waaruit ook Engels castle) en hebben er een ruim gebruik gemaakt in de Engelse toponymie. Het woord kan dus alhier ingevoerd geworden zijn door de Saksische inwijkelingen, die ook verantwoordelijk zijn voor het grootste gedeelte van de plaatsnamen op -ingen alhier. Het Kester van Kesterbeek zou dan een Saksische stichting zijn uit de 9e eeuw. De vraag kan zich ook stellen voor Kt!ster (gemeente in Z.-Brabant), alhoewel hier de ligging aan een Romeinse heerbaan en de belangrijke archeologische vondsten betreffende een Romeinse bezetting tot in het midden van de 3e eeuw, het bestaan van een Romeins castrum voor mogelijk maken. - In de Engelse toponymie (zie Mawer en Stenton, Introduetion to the Survey of English Place-Names, I, blz. 145-147) heeft ceaster niet de betekenis van < legerkamp », maar komt aldaar overeen met ons Mnl. begrip motte. - De sporadisch voorkomende vormen met caster zijn hypercorrectismen.

53


244. Kesterbeekbaan (F, G, 4, 5): 1844, B. -· Kesterbeek..; gehuchtstraat (H 4): 1844, B. 245. Kesterbeekbos ( C 2) : 1587-1790, Kesterbeeckbosch, G; 1844, Kad. Popp. - Bos behorende bij de. heerlijkheid Kesterbeek, op verren afstand van de Kesterbeek. 246. Kesterbeekveld ( G 4, 5) : 1559, opt Casterbeke velt, G; 1587, 1682, opt opperste Kesterbeeck velt... tegen de beke, G; 1612, Keysterbeke veJt, G. - Landerij te Kesterbeek die omvatte het Gijs blad, het Middelve]d, de Labus en Baten borg. 247. Kesterblok: 1844, Kesterblock, B. 248. Kesterbos : 1844, Kesterbosch, B. 249. Kesterveld : 1621, Kestervelt, G. 250. Kiekenbeemd (E 3) :. 1530, den Kieckenbempt, H.; 1595, 1629, weyde geh. den Kieckenbempt, G. 251. Kiekenberg : 1779, Iant op den Kiekenbergh; G. · 252. Kinderstraat : 1619-1738, te Kesterbeke tegen de Kinderstrate, G. -· 253. Kissem (E 4) : 1563, opt Kissem int schoergat van den velde, G; 1568, den Kissem, G; 1598, 1641, het Kissem, G, H; 1670, opt Kissem, G; 1718, Ku.esem, G; 1787, Kissom, G; 1788, op het Keessom, G; 1825, 1844, Kitsom, *Ritsom, Kusom, Kad., B. - Landerij, die vroeger Vreekouter schijnt geheten te hebben, ten Noorden van het dorpscentrum. Zoals de uitgang -enz het aanduidt gold deze naain oorspronkeliJk voor een hof, dat we dan te localiseren hebben bij de beek in het huidig dorpscentrum. Denkelijk was het de belangrijke hoeve, later ook kam, tussen de oude kerk en dè beek (Hof te Dworp). De naam *Kis-hem zal vervangen geworden zijn door Hof te Thornepe en zulks vóór de stichting van de parochie, zo niet had deze Kissem geheten, i. p. v. Dworp. De naam bleef behouden voor de landerij achter het hof en, zoals dit gebruikelijk is wanneer elke herinnering aan een hof verdwenen was, voorzien van het lidwoord : het Kissem, zoals: 1484, den Kietem en 1664, /zet Crochem, te Beert; 1613, de Hunderlingen, te Bogaarden, enz. - Het eerste lid is misschien kies, met dezelfde betekenis dan als het diminutief kiezel, « steenachtig zand » (in het NI. overgenomen echter uit het Duits, Ohd. kisil, maar dat "ook in het Ags. cisil voorhanden is). Kissem zou dan betekenen : << de woning in de kiezel ». - De vorm Kitsem is denkelijk te wijten aan contaminatie met Kutsem, onder Sint-Pieters-Leeuw, of met den f. n. van Cu~sem.

254. Kissemblok (E 4): 1621, 't Kisemblock, G.- Een.perceel te Kissem. 255. Kissemborre (E 4): 1596, bij den Kissemborre, G; 1602, opt Kissemvelt daer den Kissenborre uyt compt, aen de strate loopende van Bruynen putte naer Solheyde, G; 1652, den Kyssenborre, An.- Andere naam van den Avoortborre, boven Kissem. 256. Kissemstraat : 1598, de Kissemstrate, 0. 257. Kissemveld (E 4): 1596, op het Kissemvelt bij de Solheyde strate, 0; 1608, 1621, 1697, opt Kisselvelt, G; 1652, opten Vreecouter dat men heet Kissemvelt, 0. - Dezelfde landerij die ook kortweg Kissem genoemd wordt. 258. Kissemweg (E. 4): 1844, Kitsomwegt B.

54

259. Klaas Wijtsweide : 1621, weyde geh. Claes Wijts .. . weyde, G. 260. Klarissenbos (H 3): 1769, sekeren bosch ... biJ Solle.nbergh, gem. geh. den Cleren. bos~h, competerend~ de Clanssen Urbanisten RK.; 1825, =~· Clanssens blok, Kad., 1844, C.Iarissens bos eh, 'Kad. · - Landerij, te voren bos, op de helhng . · van Sollenberg te Lot. Vroeger eigendom van de Klarissen van Brussel.

261. Kleert : 1621, 3 bunder weyde geh. de Cl eet, G; 168.6, 10 .da. eusels te voren elsbroeck, gem. geh. den Cl eet, G: Omtrent Batenborg. .. . .

Een kieerf · dialectisch voor klaart, s.chtJnt een ttttgedund bos geweest te zijn, ~aar de hoogstammige bomen weggekapt werd. Vgl. Top. Beersel, nr. 115 Kleert, later Kleet. . ·

262. Kleine dries (B 4): ·1605, aen den Cleynen dnesch, G. -Zie Dries. 263. Kleine gemeente (C 6): 1795, de Kleyne gemeynte, G. - Zie Gemeente 2. . . , 264. Kleine kassei : 1885, de Kleine kassetde van D Worp, 0 Not. 265. Kleinheide ( C 5) : 1565, 1665, de Cleyn heyde, . Te Essel. Vgl. Grootheide.- 1844, Kleynheydestraet,. B. 266. Kloetsborre (G 6): 1600, den Kloetsborre, G; 1689, gemeynte geh. de Cloets, An; 1773, ~e Clutse, An. - Een van de bronnen van de Kesterbeek, tn het ljenbroek (gemeente), met overvloedig opborrelend water. Bron die klotsend opborrelt. Vgl. Klokbarre ( o. a. Top. Beert, · d y nr. 82).

267. Kloetsweide (G 5): 1587, te Kesterbeke op en enbroeck ... a en· de Cloetweyde ... toebehorende den hove. van der Hulst, G. - Weide waarin de Kloetsborre ontsprmgt. 268. Kloosterbeek (C, D, 5, 6): 1559, de Cloosterbeke, G.Andere naam van de Zevenborrebeek. 269. Kloosterblok (C 6): 1648, 1756, eenen bloke geh. het Clooster block aen het Kloosterlochteken, G. - Lag vermoedelijk- te Essel. Wellicht een eigendom geweest van het klooster Zevenborre.

270. Kloosterken (E 4) : 1558, ter stadt geh. bij den Cloisterken aen die beke commende uit den *Mesbroeck (lees : Oesbro~ck), G; 1646-1783, het Cloosterken, G; 1665, huys en pachthof geh. int Cloosterken, An.- Hofstede aan de Avoortborre, op Kitsem. Was eigendom van Sint-Janshospitaal (thans nog beheerd door den Openb. Onderstand) van Bru~sel. Mogelijk werd het een tijd betrokken door nonnen van dit hospttaal, b.v. als rustoord.

271. Kloosterlochten (C 6): 1607, 1 da. lants tegen den Gemeynen bempt, geh. de Kloosterlochten, 0; 1648, het Kloosterlochteken, 0. - Zie Kloosterblok. 272. Kloosterveld (0, E 4): 1517, de Steynen brugghe opt Cloistervelt, KA; 1608, opt Kisselvelt teghen t .Cloostervelt, 0; 1613, beneden 't Cloostervelt... daer de Thtende schure

55


op staet, G. - Landerij op Kissem, aan de beek; misschien hetzelfde als wat later Hoogveld genoemd wordt. Verband met een klooster is niet duidelijk, tenzij het even ver-· meld Kloosterken, dat wat hoger ·OP ligt, en de Tiendenschuttr.

273. Kloosterveldeken : 1596, opt Kloosterveldeken, G. Misschien identisch met voorgaande, ofwel met nr. 269. 27 4. Knopsbos : 1782, den Cnopsbosch, H. - Ligging onbekend. 275. Koestraat l (D 3): 1567, de Coestrate, 0; 1751, de Koijstraete Joopende naer Crabbos, 0; 1744, 1780, de Koyestraete, de Koeystraet, G. - Straat van Ziekendries naar den HaJJesteenweg. 2 : 1665, te Kesterbeke tegen de Koestrate, 0. - Hetzelfde: · als Kwadestraat 276. Koeveld : 1621, opt Coeyenvelt onder Doirpe, 0. 277. Koeweide: 1613, in de Coeweyde, 0. 278. Kompeerkensgelege (D 4): 1604, 1774, gelege geh .. Compeerkens gelege, 0; 1807, het Compeerkens, Not. - Een perceel. 279. Konijnendagwand (E 2): 1750, 1781, het Conijnen . daghwant op het Halle velt, 0. 280. Konijnenhoek (D 4): V. ·-. De plaats waar, op de jaarmarkt, de konijnen staan. 281. Koningsbos (B 6): 1787, tot Esselt, in het schoorgaf aldaer, comende tegens den Koninckxbosch, 0; 1844, Koninck bosch, B. 282. Konkel : 1530, in den Conckele, L; 1596, op den Conckel, 0. Een konkel is een draaikolk in een water (hier de beek te Hel-

deringen).

283. Korrendries (F 4): 1780, op den Correudries, 0. -· Pleintje bij den viersprong van wegen te Bruineput In 1780 was daar plaats voor 40 beuken toebehorende den heer van Dworp. Een korrendries is een plaats waar voornamelijk dode dieren mogen begraven worden; ook waar allerlei afval mag gestort worden (1360, vuylnesse ott corren, Brussel). Denkelijk was het de oude steengroef Bruineput die aldus gevuld werd. Het toponiem Korrendries komt elders in Brabant nog voor, b. v. te Assche, Sint-PietersLeeuw.

284. Kortenbos (0 3): 1512, den bosch geh. den Cortenbosch, 0.- Lag omtrent Batenborg. 285. Kosterveld (E 5): lg98, den Wayenberch tegen het Costervelt, 0. - Lag op de grens Dworp-Alsenberg. 286. Koudenberg (F 4): 1740, den Clijnen herdt als nu Coudenbergh, G. Wellicht een eigendom van de abdij Koudenberg te Brussel.

287. Kouter: 1560, 1604, opt veldeken geh. den Couter, Q_ 288. Koutergat: 1600, tegen de strate geh. tt Coutergat, 0~ - Te Kesterbeek. 289. Kraaienberg (D 5): 1421, den Krayenberch, KA; 1621, 1676, 1697, den Crayenberch, G; 1750, den *Craenenbergh, 0; 1750, den *Crijnenhergh, 0; 1754, den Cruyenbergh, 0; 56

1825, 1844, Crauwenberg, *Orauwenberg, Kad. - Landerij op de helling tussen· Molenveld en Molenbeek. ....__ 1844, *Cau. wenbergstraet, *Cauwenbergweg, B. Het eerste lid van deze en volgende samenstelhngen kan de vogelnaam kraai zijn~ Er is echter een ander toponymisc}t bestanddeel, Mrtl. craet, crade, craey, << aarden opworp bevestigd door vlechtwerk », dat dient in aanmerking te komen (zie Hand. Kon. Comm. Topon. en Dialect., VI, 1932, 82). Het is waarschijnlijk dat we te doen hebben met zulk een craye in de volgende plaatsnamen. Sporen van zulk werk zijn .nog zichtbaar, op enigen afstand van en parallel lopend met de beek.

290. Kraaienblok (D 5): 1665, het Crayenblock a en de Dreestraete, 0. - Blok aldaar. 291. Kraaienbroek (D 5): 1618, den Creyenbroeck, 0; 1651, het Crayenbroeck .. ~ teghen de loopende' Esseltbeke, 0. Broek beneden Kraaienberg. · · 292.~ Kraaiendal (C 3): 1356, 14 bunder bosch in Crayendal. .. neven den bosch van der Cameren, H; 1406, int Crayendal. .. aen den Halderbosch, H; 1563, het Oasthuysbosch geh. Crayendal, H; 1686, Crayendal, 0; 1754, Crayendael, 0; 1844, Kraeydael, *Kaeydael, Kad. - B?s naast. Kesterbeekbos en Halderbos, ook geheten· Oasthmsbos, etgendom van Sint-jansgasthuis te Brussel. - 1580, Crayendalbosch, T~r Kameren. - Bos naast voorgaande, vroeger eigendom van de abdij ter Kameren. 293. Kraaienveld (C 5): 1421, opt Crayenvelt, KA; 1496,. 't Craenvelt, KA; 1510, 1517, 1616, 1618, 1654, Crayenvelt, KA, H, 0; 1754, Kryenveldt, Not; 1769, .~riJ.nenvel_dt, 0; 1783, · 1795, Crayenveldt, 0. - Kleine landenJ biJ Kraatenberg. 294. Krabbos (D 2): 1605, 's Hertogenbosch geh. den Crabbenbosch, 0; 1668, 1738, Crabbenbosch, W, Pierron; 1724, Crapbosch, G; 1778, 1787, Crabb.osch, 0; 1825, 1844, Krabbosch, Kad.; Crabbosch, Mil. - Latere naam van 's Hertogenbosch, domein van de hertogen van Brabant, op Dworp en Buizingen. - 1844, Krabboschstraat, - Krabboschweg. . - Weg en naar Krab bos. M. van den Weghe (Buizingen, 40, voetnota) deelt, m verband met dè etymologie van Krabbos 1 het vol.gende me~e : .« Het behoorde in 1521 aan Renier Craeye. Ook vond tk het eemge 1aren later vermeld onder den naam Craeybosch. Va!l daar denkelij~ Crq.bosch. » Geen bronnen worden daarbij aangedutd. Deze verktanog ts onmogelijk : Kraaibos kan, in den volksmond, niet Krabbos worden. Zo er, te Buizingen, een bos was dat Craeybosch heette en toe~ehoord heeft aan een Craeye, moet he~ een a11der bos ..geweest ztJn .. Het Krabbos wa.s overigens hertogehjk domem. Het liJkt ons dan uttg~­ sloten dat we hier een familienaam (b.v. Crabbe) zouden kunnen .m vinden Evenmin zullen we aan krab 1 kreeft, mogen denken, verm}tS zulke dieren niet in bossen te zoeken zijn. Denkelijk hebben we hter te doen met een volkse spotbenaming. In het dialect besta.at krabbe, «schreef» ook « schramp in de huid »; men kan een verklarmg zoeken in de schreven waarmede de haakmeesters de te ve!len bom~n ~eken­ den of in de schrampen die bramen en ander doormg gestrutk m een dicht bos veroorzaken. De aanleidit1g tot de benaming ontsnapt ?ns.

295. Krekelbeemd : 1596, den Krekel bempt, G. -· · W elhcht hij de Krekelhaag. · 57


296. Krekelhaag ( G 6) : 1356, ane de Crekelshage; H; 1400, boven de Crekelhage op den Zavel, H; 1601, een bosch gem. geh. de Crekelshaghe,. tegen de Gemeynte aldaer geh. 't Meygen broeck, tegen den Sa vele, G; 1636, te Kesterbeke aen de Crekelshaege, G; 1684, de Crekelhaeghe, G; 1782, Creckelhaeck, H. - Land en bos tussen Winterperte en Rekveld. Haag zal hier wel de betekenis hebben van «woeste grond begroeid met kreupelhout». Krekel (wel de naam van het insect) komt

vaak voor, als bepaling, bij plaatsnamen van woest liggende gronden (Krekel dries).

297. licht 298. . 1aer,

Krekelveld: 1684, lant op het Creckelveldt, G. -Welook bij Krekelhaag. Krelaard (E 5): 1607, op den Crelaert,. 0; . Bois Kr~­ Ferr. - Bos op den rand van Begijnenbos. Personificering op -aard : « perceel dat een kree1, zoom, boord

uitmaakt ». - De kaart van Ferraris geeft ten onrechte die benaming op voor het gehele boscomplex van Begijnenbos.

299. Kring (D 4): V.- De dor-pskom. 300. Kromme doorweg : 1844, Kromme *d' ourweg, B. 301. Kromme weide : ca. 1500, de Cronune weyde, An. 302~ Krom\vegje : 1844, Kromwegske, B. 303. Kronenblok (D 4): 1755, 1769, het Croonenblock, aen de straete gen. de Waele straete, G. 304. Kroontje : 1755, het Kroointjen, G. -Herberg achter de oude kerk. 305. Kroonweide (D 4): 1755, 10 da. weyde en Iant, gem. de Croone weyde, aen de Gemeynçle ... aen de straete loopende naer Wouweringe, G. 306. Kr11;isbeemd: 1665, 1780, den Cr.uy~bempt, G. 307. Krui~straat 1 (C 5): 14'99, den Cruyswegh, KA; 1517, 1674, 1740, de Cruysstraete, G. -· Straat van Hoogkouter naar Rulrode, ook Heistraat geheten en Molenveldstraat (Popp.). · 2 (H 2): 1781, te Kesterbeke omtrent de Cruysstrate, G; 1844, Kruysstraet, B, Popp. - Straat van Kesterbeek naar Sollenberg. Beide straten kruisen een andere.

308. Kuipersveld (B 6): 1866, land gel. onder D'Worp en Sint-Genesius-Rode, ter plaatse gen. Kuipersveld, groot 6 Ha. 50 a., Not. - Landerij, ook Huisveld genoemd, op de grens Dworp-Sint-Genesius-Rode. Naar den naam van den rentmeester Cuypers, wonende te SintLambrechts-Woluwe.

309. Kurelenveld : 1600, opt velt geh. d'Curelenvelt, 0. 310. Kwadeheide (H 4): 1578, opstal geh. den Ast tegen de quaey heyde, G; 1649, 1763, de Quade heyde tot Kesterbeke, 0. - Hetzelfde als Vuilputheide. 311. Kwadehorik (I 4): z. d., Kwaeden horinck, W.; 1844, Zitterbosch of Kwaaden *Hoverinck, Kad. H orfk

= hoek.

312. Kwademarascb (C 6): 1783, bosch gel. tot Diest rode, gen. de Paerde weyde, daer de Maelebeke van Sevenborre

58

doorloopt, groot 1 bund. 3 da., gen. de Quade Marasch, KA_; 1782, de Quade maras, G. --- Hetzelfde als Moorter. Marasch == moeras. 313. Kwadestraat (H 5): 1470, te Keysterbeek aende Quaedestraete, KA; 1568, aen de Quay strate, G; 1572, 1615, de Quade strate, G. - Straat van Kesterbeek naar Meigemheide. 314. Kwetterweide: 1665, 1781, weyde te Kesterbeke, gr. 5 da., geh. de Quetterweyde, G. . . Het eerste lid behoort denkelijk bij kwetteren, «platdrukken, beschadigen ».

315. Laakt (I 2): 1356, te Lake bi Halle, H; 1621, onder Doirpe te Laect, G; 1~21, onder Laeck, G; 1640-1786, Laeckt, 0; 1780, weyde tot Loth, G; 1839, .~ameau de .Laek, Gem.; thans Lot. - Gehucht, oorspronkeliJk op den lmker Zen_neoever, op de gemeente Sint-Pieters-Leeuw, maar dat ztch, vooral in de 19e eeuw, ook ontwikke~de op den rechter oever, gemeente Dworp. Thans afzonderlijke gemee~te, !flet ~rond~ gebjed genomen deels uit Dworp, deels Ult Smt-PtetersLeeuw. De plaats dankt haar naam aan . een laqk, kunstm~tige afwate-

ringsstoot op den linker Zenneoever. Het suffix-t heeft luer allee~ de waarde van ·een intensifi:ërend locatief : « plaats waar een laak 1s ». De officiële grafie Lot is dialect (vgl. : mokt, maakt;, no~t en not, naakt· enz.). Eigenlijk is het jammer, voor de waardtghetd van de taal dat deze spelling officieel bekrachtigd werd.

316. Laakbrug (I 2): 1613, 1698, de Laeckbrugge, G; 1780, de Brugghe tot Laeck, G; 1844, Lotbrug, B. - Brug over de Zenne te Laakt. Zie Zennebrug. 317. Laa~$tràat (I 3): 1621, 1653, de Lakenstrate, G; 1665, de Laectstfate 0; 1681, de Laeckestraete, G; 1787, de Lothstraete, -'Straat van Dworp naar Laakt (thans Dworpstraat). Ook soms de straat van Beersel, langs Zittert, naar Laakt (1613, de Laekstraete de sijde te Beerselewaerts, G). 318. Labus, Hof te ( G 4) : 1558, aen den hove te La bus te Keysterbeke G· 1669 't Hoff te Labus, W; 1825, 1844, de Leyebus, de' Leybus, Kad. - Hof en landerij te Kesterbeek. · De naam komt van een familie Labus. Een Wouter Labus wordt

a:

vermel-d, in 1251, met goederen te Dworp.

319. Lakenberg (H 3): 1841, 1856, chemin dit Lakenberg, Gem.; 1844. Laekenbergstraat, B, Popp. - Straat van het dorpscentrum Dworp naar de brug te Laakt (Popp).

De naam· is niet oud. Misschien be~oelde m~n de hoogte van Sollenberg met de benaming Lakenberg, dte echter m oude oorkon~en niet voorkomt. Het gedeelte van deze straat, van he~. dorp tot Brum~­ put heette vroeger Avoortborrestraat. Lakenberg ltJkt een corruptie te ~ijn van Avoortborre, verward met Lijkstraat en later Laakstraat

320. Lammerenveurle: 1873 (Manuale), Wijk D nr. 416-417. 321. Langblok (H 3): 1625, d'Lanckblock, G; 1825, 1844, de Lang block, Kad. B. - Kleine landerij te Zittert.. ~ 322. Langblokbos (H 3): 1844, de Lange block bosch, Kad. - Bos bij het Langblok. 323. Langbunder (B 4): 1636, 1784, het Lanckbunder op den Hoochcouter, G. 59


324. Langdagwand (H 4): 1621, 1649, weyde geh. het Lanck daghwant, aen de beke, 0; 1757, landt nu bosch gen. het Langhdaghwant, 0. -Te Kesterbeek. 325. Langehaag : 1650, op het veld geh. de Langhe haeghe,. 0. 326. Langeusel : 1460, voir Oielijs Priemshof Jans hof van Huldenberge aen dlange eeusel,' H; 1699, d'Lange eussele, G~ 327. Langeweide (B 6): 1499, de Lange weye te Zevenborren, KA; 1613, bosch geh. de Lange weyde, 0. 328. Lange zes dagwand ( F 4, 5) : 1649, de Lang he sesse. dachwanten op den Grooten beert, G. 329. Leugenbeek (E 3): 1595, te Wouweringen aen de Luegenbeeck, van den co ren molen aldaer; 1623, te Wouweringen aen de Logenbeke, 0; 1697, 1743, tusschen de Leugenbeke ende de Molenbeke, 0. - Afleiding van de Molenbeek bij den molen te Wouweringen.

· Te verstaan als «leugenachtige, onechte beek, beek die buiten haar natuurlijke bedding afgeleid werd ». Komt veel voor bij watermolens.

330. Lijkstraat (E 4): 1663, aen seker schoor oft artgat leydende van op het Barrevelt in sheeren straete geh. de Lyck, straete, G. - Straat ook geheten Avoortborrestraat en later Lakenberg. . .

Een lijkstraat is een straat die naar de kerk leidt, langs waar de overledenen ter kerk gedragen werden.

331. Lindeblok : 1613-1737, een bunder geh. het Lindeblock,. G. - Ligging niet juist te bepalen. Denkelijk een blok bij een lindeboom op de straat.

332. Lindebosken : 1646, het lindebosken te Kesterbeeck, P. 333. Locusweide : 1792, de vaege plaetse met den steenput,. · gr. 1 bunder 3 d., geh. de Locusweyde, 0. 334. Lokaard (D 6): 1665, onder Esselt, geh. den Loockaert,. tegen het He yendal ende de Caeckelrye, G; 1650-1755, Lookaert, Loockart, Lockaert, Loockaert, G. - 1874, de Loe· kaertsweide ( Manuale). Goed van de kerk. lo~e,·

Personificering op -aard : « het perceel dat voorzien is van een afzonderlijk geheind perceel».

335. Looienbeemd: 1654, den Loyenbempt, An; 1759, weyde gen. de Loye, G.- Ligging onbekend. Misschien in verband met een leerlooierij ?

336. Loor : 1652, 1661, 1682, ·weyde geh. de Loor te Kesterbeek, G.

Mnl. !are (voorhanden in : te leur stellen), af~eleid van verliezen (verloren). Hetzelfde begrip dan als in Kwetterwetde, ook te Kesterbeek, misschien dezelfde plaats.

337. 's Loosenlochting (D 4): 1646, 1752, 1783, op Sloosenlochtinghe, KA. - Lag bij de Eist. Van een familie de Loose.

338. Lot, Lotbrug, Lotstraat. - Zie Laakt, Laakbrug, Laakstraat. 339. Luisberg : 1844, de Luysberg, B.

Zoals andere toponiemen, waarin luis voorkomt : « luizige, armzalige berg >.

60

340 .. Lupaard (D 6): 1621, 3 dagw. geh. den Lupaert onder Esse te, G;. 1766, huys gestaen aen de kercke gen. den Iuypaert (Manuale). Personificering op -aard bij Mnl. lupen, « gluipen, loeren ». 341. Maalbeek l (D E, 3 tot 6): 1599, te Wouweringhen tegen de Maelbeeck, G; 1697-1795, äe Maelbeke, G. -. Andere naam van de Molenbeek. 2 : 1783, de Malebeke van Sevenborre, KA. - Andere naam van de Zevenbarrebeek Maalbeek is een Brabants synoniem van Molenbeek.

342. Maandaglochten (D 4): 1616, den Maendachlochten (aldus genaamd) omdat desen is gegeven den pastoir midts daervoor alle weken moet doen een misse van Requiem ende dat 's Maendaeghs, G; 1641, aen de Priesteraige neven den Maendach Iochten, An; 1783, deQ heere Pastoor van Dw. op sijn Maendach lochtinghe, KA.- Perceel bij de oude pastorij. 343. Marienborre (C 4): 1409, ane den Marienborre, H. Bron gelegen ter Eist.

Denkelijk een bron toegewijd aan 0. L. Vrouw, ter vervanging van een heidense bronnenverering. Vgl. Sint-Laureins-borre.

344. Marienveldeken (C 4): 1409, supra campum dictum Marienveldeken inferum loco dicto de Hoge coutere, KA, 1460, Marien veldeken beneden den hoechcoutere, H. Wellicht bij Marienborre. 345. Maroienbeèmd: 1621, weyde geh. den Merryen bempt, G; 1670, den beekkant aen den Maroyenbempt, G. -Ligging niet nader te bepalen. Maroie is· eetÎ Waalse familiare vorm van Maria.

'346. Mattaard (G 3): 1587, 1643, den Mattaert aen Batenborch, G; ~1783, weyde geh. den Mottaert, KA. - Weide bij 't Hof te Batenborg.

Personificering op -aard : « het perceel dat een matte, grasland, is».

347. Meer (F 6): 1621, 1656, 1700, weyde geh. de Meere, G; 1640, den Mere, G; 1782, het Meer, G; 1713, de Meert, G; 1783, te Kesterbeke op de Mere, KA. - Stuk weide te Kester· beek.Het stuk ligt bij de grens Dworp-Alsenberg, zodat meer hier de betekenis kan hebben van « grensteken » (vgl. nr. 194 Hoge meer). Meer komt ook veel voor met de betekenis « ingemeerd, omsloten landerij ».

348. Meerbeek (D 4, 5, 6) : 1844, Meerbeek, B, Popp; 1850, 1853, Ie ruisseau Meerbeek, Gem. - Andere naam van de Molenbeek op Dworp en Huizingen. Die benaming is blijkbaar een vergissing die op niets steunt.

349. Meigem (0 6): 1261, Wido de Mebenghem (schenkt de tiende van Menghem, onder Dworp, aan de abdij van het H. Graf te Kamerijk L W; 1330, 1356, Jan van Meyghem, « meysniedeman » te Dworp, D; 1406, bosch te Meygem gel., beneden de Wachtwillige, H; 1844, de Meijgem, Kad.- Hof bij de grens Dworp-Aisenberg alwaar later het Hof te Winter-

perre. 61


~en kan de ·primitieve vorm reconstrueren tot *Machingaheim, « womng van het gezin van den Frank Macho; een stichting dan uit de .. Frankische vestiging alhier uit het laatste kwartaal van de 4e éeuw. Mehel}gem werd normaal Meingenz, Meigem (vgl. ende, einde, gemeen~ gemem, enz.).

350. Meigembroek (G 5): 1470, *Meybroeck, kA; 1557, 1577, gemeyn broeck geh. Meygenbroeck, G; 1621, den Meygenbroeck, 0; 1794, het Meygenbroeck, 0. - Weiland te Meigem; zie Gemeente 4, Gielenbroek en IJenbroek. 351. ~~igemhei~e ( G, H ~) : 1844, Meyghemheyde, Kad. -. Landenh. vroeger heide, grotendee·Js op Als en berg en. ~eersel. 352. Metnendal (G 6): 1577, velt geh. 't Reckvelt, aen 't MeynendaJ, G. ' In verband met Meigemheide, die een « gemeinte >> was. 353. Meinveld : 1665, aen het Meijnvelt... aen de HalJestra te, D. Denkelijk ook in verband met de « gemeinte » van Meigemheide,

in gemeenschappelijk gebruik voor de zomerweiding van het vee. Dus

veld in den ouden zin van « onbebouwd land >>. 354. Mestweide (I 2) : 1784, weyde te La eekt... tegens de

Mestweyde aen de Zenne, G.

Weide voor het aanmesten van vee.

355. Mi~delblok (E 6): 1792, 5 da ... uyt het Hof te Helissem, gem. gen. 't Middelblock, 0. 356. Middelveld ( G 5) : 1559-1794, opt Middelveld, G. Landerij te Kesterbeek, door het mod. kadaster Tondelveld geheten, vroeger EmdeveJd. Zie Emdeveld en Tondelveld. 357. Mierennest (E 4): V. - Plaats bij Bruineput 358. Moesdelle (D 6): 1665, boven opt Heyendai, tegen de Moesdelle ende het Ganseblock, G. « Modderig dal » .(moes, moos

== modder).

359. Molenbeek I (D, E, F, 2 tot 6): 1621, de Molenbeeck te W ouweringen, 0; 1600-17 80, de Molen beke, G; 1651, de groote Molenbeke, 0; 1700, de~Meulenbeke, G; 1844, Molenbeek, Popp; Mil. - Moderne naam van de ottde Thornepe, aldus genaamd naar de vele molens die er op draaien .. 2 (B, C, D, 2, 3, 4): Molenbeek, B, Mil.- Zijbeek van voorgaande, ook Bosç}Jbeek, Mosselbeek en (ten onrechte) Kesterbeek en Meerbeek genoemd. ·De molen op die beek is verdwenen. 360. Molenbeemd : 1568, aen den Moelenbempt, 0. 370. Molenbosweg (E 3) : 1844, Molenboschweg, B. - Voetweg Molen Wouweringen naar Huizingen. 371. Molenbroeck (D 5): 1551, 1570, Molenbroeck, W, KA; 1621, Muelenbroeck, G; 1645, de MeuJebroeck tusschen beyde de beken, G; 1645, den Meulenbroeck, 0; 1743, het Steenenblock tegens het Meulenbroeck, 0. - Weiland beneden den watermolen van Esse1. 372. Molengat (D ,4): 1604, int Moelegat, int Maelgat, 0; 1675, huys gen. het Meulengat, 0; 1789, onder het gehucht geh. het Molengath, ... huys gen. het Molengat, 0. - «Achter het pastoreet huys ». 62

Een molengat is een toegangsweg tot een molen.

373. Molenslag (D 5): 1652, ter plaetse geh. den Molenslagh, An. --- Op Solheide. .. .. .

·

Een slagboom in een .molenweg, waarschtJnhJk naar Hensemmolen.

374. Molenveld (C 5): 1356, 1406, opt Molenvelt, H; 1499, 1560 opt Moeleveldt KA; 1475-1795, Molenvel(d)t, KA, G; 1825', 1844, Meuleveld, Kad. -.Grote partij bouwland, ~en Zuiden van het dorpscentrum, .nf!.é;lr Essel en Rulrode toe, tugedeeld in Hoog Molenveld (: 1[)96-1675,. Hoochmol~nvelt) en K'tein:. Molenveld (: 1616-1788, Cleijn molenve1.9 .' Het eerste lag op den Alsberg, bij de Eist; het tweede, biJ Essel. -· Molenveldstraat, B, Popp : straat van het dorp naar Rulrode. Molenveldweg, B. Het Molenveld ontleent zijn naam aan den watermolen van Essel.

375. Molenveldeken : 1825, Meuleveldeken, Kad. 376. Molenweg 1 (D 5): 1356, 1406, ane d~n Molenwech, H. --- Weg naar de molens van Essel en Hensem, over Solheide. . 2 (G 3): 1755, aen den Moelenwegh ... aen het Wau~enn­ ghen velt, G. - Weg naar den molen van V'( ouwenngen. Een molenweg veronderstelt een graa~molen; papLermolens.lagen niet in 't dagelijks gebruik van de bevolkmg.

377. Monniksbos (A4, 5): 1613, den .. Halderbosch, G.

Monincxbos~h

nu geh.

Bos, eigendom geweest van de abdtJ.

378. Mooiendal (C 5): 1406, .ane den Molenwech, opt Moyendal, H. - Ergens bij Essel. Mnl. moye, « moet ».

·

379. Moorter 1 (G 5): 1421, de Mortere, KA? 1559, opt Reeckvelt, geh. den Moirter, G; 1652, opten *Morte aent Reckvelt, An. - Plaats op het Reekveld. 2 (C 6): 1448, op Essele ane den. Moerter, KA; 1568, op d~n Mortele, - opt velt geh. den Mort ere, G; 1596, 1629, 9 da. gem geh dE:m Muertere onder Essele,G ; 1769, aen den Meu~tere, · G; 1783, op d~n Muuter, KA. - Plaats bij Esse], ook Kwaadmarasch geheten. Een moorter is een moeras.

380. Moorterman (B 5): 1601-1787, geleghe geh. den Motteman, G, RK. - Perceel met huis, te Rulrode. - VgL Moortermanstraat .

Motteman (Morterman) is een personificermg op -man : « het perceel in een moorter ». De f. nn. Mottemans of Moortermans komen alhier niet voor.

381. Moortermanstraat (B 5): 1496, de Mortemanstrate ende 't Mortelveldt, KA; 1517, de Mottemanstrate, KA; 1612, de Morttermans straete, 0; 1613, de Motermansstraete, 0; 1654, de Motteman strate, G; 1743, de Mottemans straete, 0. Straat van Rulrode naar Esselt, langs Moorter 2. 382. Moorterveld (C 6): 1421, 1~~6, Mortelveldt!. KA; 1743, opt Meutervelt, 0. - Landerij btJ Moorter 2, btJ Overessel (grens Sint-Genesius-Rode).

..

63


383. Mosselbeek (D 3): 1552, over Willemscoutere ... die beke ~ldaer geh. die Mosselbeke, An. - Andere naam van de Kleme Molenbeek of Bosbeek. Wellicht een vergissing voor Bosbeek.

384. Muis~eld ( B 6.) : 1844, Muysveld, Kad. - Landerij die oo kdals. Hutsveld bekend staat (zie nr. 205), vroeger Móorter... ve 1 . Zo Muisvel.cf de g?ede lezing is zou dit een synoniem van Moorterveld kunnen . ~lJn. Mms komt inderdaad veelvuldig in de plaatsnamen voor, als een btjvorm van mose, « modder ».

385. Muur (E 3): 1328, site op den muer H· 1621 op den Muer, G; 1649, 5 bun. lant geh. den Muer'ende Foc~aert G -Ergens omtrent Wouweringen. ' · Hd et yerband met een muur is. niet duidelijk. Misschien een. moer o f . mo denge plaats ? 3.86. Nachte~a~l (E 1): V. -. Bekende herberg « De Nachte-

gaal », te Butzmgen. - 1844, Ie chemin du Rossignol, B. Weg van Wouweringen naar die herberg. 387. Nakel? : 1598, bund. Jant geh. den Nackel, G. 388. Neerdorp (H 1): 1236, apud Nederdorepe, H; 1239, Joanne~ de Neder dorepe, H; ca. 1250, Gerardus de Inferîori Tornepta, W; z. d., te Nederdoerpe .in de prochie van Husinghen, Flou; 1456, achter den moelen te Nederdorpe aen de Molenbeke, KA; 1600, te Nederdorpe aghter den pampiermolen, G; 1617, eenen heerlijeken cheyns tot Nederdoirpe G; 1693, ter plaetse geh. Sollenbergh, onder Neerdorp, ... ae~ de beke, 0. - ~?f en molen, ~:mder Huizingen, op de Dornepe of Molenbee~, .btJ haar mondmg in de Zenn~; uitgegroeid tot gehucht (Hmzmgen). De naam kç~t natuurlijk van de beek, Thornepe~ De bepaling

neder kwam er biJ om de plaats te onderscheiden van het hoger ge-

legen Dorpe of Dworp.

389. Nekkersput (F 3): 1485, 1540, opten Neckersputte, w, 0; 1780, ~~n den Neckersput, 0. - Plaats op de grens Dworp-Hutztngen. ' . Een ne~ker of nikker wa:', in het volksgeloof, een boosaardige

wate.rgeest dte de mensen tot z1ch naar beneden trekt. Thans nog, om de kmdere!l van het wat~r ~eg te houden, zal men hun zeggen dat er een beest 111 het wat~.r z1t dte ze. er zou kunnen insleuren. De plaatsnamen met nekker ZIJn zeer talrtjk.

390. Nepe ( D 6) : 1639, 1650, 1721, weyde geh. de Nepe, 0; 1670, den Nel?! G. - Weide te Essel, aan de beek, palende aan de KakelrtJ en den Lokaard. Nepe is een boom. (vgl. 1309, ju~ta. arborum dietam nepe, te Ukkel). en ~eJ de eep of up (met agglutmatte van n uit het lidwoord : ten epe), d. t. de olm.

391. Onze-Lieve-Vrouwebos (E 5): 1737, aen Onse Lieve Vrouwenbosch geh. Hauwken ende tegen den BegîJ'nenbosch 0. . , 392. Oodsebroek (E 5): 1368, Oedsebroec, H; 1403, Oegibroeck, H; ca. 1500, t'Oetsenbroeck, An; 1574, 4 bun. bosch ~chterde Solheyde op d'Oetssenbroeck, 0; 1574, bosch geh. t Doetssenbroeck, 0; 1648, 1683, den Dootschenbroeck64

bosch, 0; 1650, 1654, 1693, 1720, den Dootschenbroeck, 0; 1674, Doetschenbroeck, 0; 1737, het Duytschenbroeck, 1727; 1723, het *Duystschenbroek, 0; ~ 1560, 8 bun. weyde achter de Solheyde geh. *Droesschenbroeck, 0; 1574, den *Driesschenbroeck, 0; 1654, 1723, *Dunsterbloeck, 0; 167 4, *Deensterblock, 0; 1598, *Dassenbroeck, 0; -. 1530, *Soossenb.roeck, L; 1558, *Mesbroeck, 0; 1596, bosch achter de Solheyde geh. *sVitsenbroeck, 0; 1605, *d Vytsenbtoeck, 0. (Zie· nog talrijke varianten in Top. Beersel, nr. 172.) -Algemene naam van een streek die, in de middeleeuwen, nog geheel woest lag, bestaande uit bossen, heiden en -moerassen. Ze omvatte, onder Dworp, het boscomplex van Bruineput, Begijnenbos, enz., Barreveld en Solheide; verder, onder Al~ sen berg, de Herisemheide en het Gasthuisbos; zij strekte zich· nog 'Uit op Beersel en reikte wellicht tot Drogenb0s en Ruisbroek aan de Zenne : op de grens Beersel-Ukkel ligt het . Oedsbroekveld (Top. Beersel, nr. 172), onder Drogenbosch (Top. nr. 123) en Ruisbroek (Top. nr. 118), het Oedsrod. Voor een mogelijke etymologie van oetse, uitse, uit *tttes(!, een afleiding van ut, uit, in den zin van « uittand, buiten gebruik gelaten land», zie Top. Beersel, nr. 172.

393. Oudetod (E 4): 1613, 1632, d'Ouerot, 0.- Kleine landerij op de Heide, aan 't Borreveld, bij het Rod. Een oude bosrooiing ( rod).

394. Oude smidse (D 4): 1791, behuysde hofstede ... op den Oh eer ... suyt de kercke, gem. gen. de Oude smisse, 0. 395. Overessel (C 6): 1613, 1621, op Overessele, G. · Hoger gelegen gedeelte van Essel. 395bis. Overesselveld (C 6): 1499, 1517, 1574, d'Overesselvelt, KA, G; 1591, opt Overijssel velt, 0; 1600, op d'Euveresselvelt, 0; 1753, het Overesseltvelt, G; 1783, op het Over:Eyssel, KA; 1844, den *Deuveressem, Deuverissem, Kad. Landerij te Overessel. - Overesselweg : 1844, Deuveressen...; weg, B. 396. Overveld (Hof te) (H 3): 1403, Jan Guedens van cleyn henneus van Slangenberghen van goede achter thof tovervelt dat ledich I eet, RK; 1405, Claes van Overvelt, RK. 397. Paardeweide (C 6): 1646, bosch geh. de peerde weyde, P; 1844, Paarde weyde, Kad. - Weide op den Moorter. 398. Paasijn? :· 1621, halfbunder lant gel. opt Paessyn, 0.Niet nader bepaald. 399. Paesmanshof ( 0 4) : 1844, Paesemans hof, Popp. -· Hof te Labus toen bewoond door de familie Paesmans. · 1844, Paesemans hofstraet, Paesemanskerkweg, B. - Wegen bij dit hof. 400. Pachtersveld (D 3): 1782, het Pachtersvelt, H; 1825, Pachtervelden; 1844, Pachter veld, Kad.- Latere namen van den Willemskouter.

Aldus genaamd omdat de pachter van de kasteelhoeve dit land bewerkte.

65


401. Pampiermolen : 1594, opt .lV\ttelenvelt... Jancx eenen pampiermolen ende beAeden aen den kerckenblock, H. ·watermolen waar papier vervaardigd werd. Er waren .er vet-

4t2. Petersblok: 1560, .opt Peeters· block, G . .,-'Niet nader bepaald . . Zie echterPretersblok. 413. Piekpi,jke? : 1568, aen de Pieckpijcke, G. ·

402. ·Papegaai (I 2, 3): ca. 1500, de Papegaeyweyde, Ao ;. 1589, geleeghe geh. 't Papegaeyken, 0; 1652, 16?5, 1791, geJeghe met det\ huyse ... geh. den Pap~~ay, tegens de. Zenne en de Haeckebeke, 0; 1825, den Papegtj, ·Kad. ·_:_ Wetde aan de Zenne, achter de fabriek te Lot. · · · · ··

. Een, op de taalgrens, humoristisch bedoelde tweetalige tautologie (Fr. pique, Nl. pijk)? Of vergissing voor volgend woord?

schillende te Dworp. Hier wordt de molen te Essel bedoeld.

Herinnert aan een wip waar de schUtters van het gild den << papegaai » schoten.·

403. Papenrod '(0, E 6)·: 1572, te Herisem aent Paeprot teghen den Pappiermolen, G; 1613, aen Poeprot, G; 1665, tegen het Papenrot, G; 1763, den bosch ·geh. den Papenroth, .Q. Plaats bij den molen van Herisem, op de grens DworpAisenberg. · · · · . · · Bosrooiing ( rod) door een priester of een klooster ondernomen ..

404. Papierfabriekstraat (E .6): B. -· Straat van Steenput naar Brusselweg. 404.. Parochie (0 4): 1783, weyde, nu cooJhof, omtrent de Parochie, KA. -· Denkelijk hèt dorpscentrum .. 405. Pastoorshoed (C 6): Volksmond. Bosje, -in äe vorm van een pastoorshoed, tegen Dietsrode. 406. Pauwelsgelege : 1686, weyde gen. Pauwels geleghe, Ü~ -·Niet nader bepaald. · · ·· 407. Peekentochten : 1618, op den Peekenlochten, G. - Id~ 408. Peert? ( G 5) : 1613, opt velt geh. den Peert, beginnende a en de strate te Kesterbeeckeweert tot aen de Gijselpat. .. de straete gaende te .Batenborch weert beginnende tegen 't Valveken G. - Een benaming van het Kesterbeekveld. · Peert liJkt een verschrijving te zijn, misschien. voor peere of · perre. Ten voordele van dit laatste pleiten de in de na.bijheid liggende Perreweide en Winterperre. Met « def.l Peert» wordt tromers een landerij aangeduid ·(Kesterbeekveld, of een gedeelte ~r van) waarvan de namen veelvuldig en onzeker zijn : Gijsblad, Emdeveld, Middelveld,. Tondelveld, Leibus, enz.

408. Peperstraat ( D 4) : 1465, te Doerpe... in de Peepe.rstràte, G; 1536-1760, de Peperstraete, G; 1587, de *Pepstraete, G; 1788, de Pere straete, G; 1825, 1844, de Peeperstraete, Kad., B. - Straat van het dorpscentrum naar Vroon bos. Peperstraat is een veelvuldig voorkomend toponiem (de Flou, Wdb XII 593-599 vermeldt er een 30-tal in W.-Vlaand., de oudste reed~ ca. l300). W~arom peper als bepaling bij straat gevoegd wordt is niet duidelijk. . •

· 410. Perteweide (G 5): 1844, de Perreweyde, Kad.- Wetland aan de Kesterbeek (linkeroever). 4 t 1. Pertsdissel : f565. 1 da. lants ter plaets geh. 't Peersdessele, G. ·

. Een pertsdissel is een werktuig om staken aan te punten. Het.zelfde woord komt ook te Beersel als plaatsnaam voor : Peetdy~el (vervormd tot Peert eijser. Top. nr. 188). Die percelen badden denkelijk den omgebogen vorm van zulk werktuig.

4,14. Pieszijp (C 5): 1481, 1499, o!Jt Pierzijpveldt onäer Essele, KA; 1596, opt velt geh. Pijpetsijp, G;. 1605, 9P de *Besype, G; 1613, den Pieszijp, G; 1621, opt Pissijp, G; 1665, opt Piessyp,- opt *Bieszijp, - aen den *Bierseyp, G. - Ligt omtrent Essel, aan de Zevenborrebeek;. missèhien hetzelfde als Hooszijp (nr. 202) op Molenveld. . Vgl. Pijpezijp, te Anderlecht (1463, {>ippenzijpe), een bronwater dat opgevangen wordt in. een pijp (houten buis). Pieszijp en Ho.<?szijp .(nr. 202) houden wellicht verband. met wateraanvoerwerken btJ den ouden waterrooien te Essel.

415. Pijpersgelege ( H 3) : 16JO, behuysde ~9fstede geh. Pîjpersgelege ... aen den Clijnen Jansbergh, G. - Een hofstede te Sol1enberg.. Een pijper is een «speelman», misschien e.en doedelzakspeler.

416. Plaats (0 4): 1607-1678, bij-, op - , aen de Plaetse, 0.,- Het dorpscentrum. . . . 417. Planksken (D 5): 1781, weyde geh. het Planxken, tegen de beke, G. - Weide bij een bruggetje over de Molenbeek, evenals volgende pl.aatsen. 418. Plankskettsbeeînd (0 5): 1621, 6 da. geh. *Plencken bempt, G. 419. Plankskepsblok (D 5): 1730, het *Plancksens block, G; 1763, het Planckxkensblock, oost den Rastenbempt, 'alsnu bosch, G. 420. Plankskensweide ( 0 5) : 1699, Plancxkensweyde, G; 1787, *Plenckens weyde, G. 421. Plattehorse ( C 5) : 1597, de goeden geh. de Plattehorse ... teghen de Gemeynte van Essele, G; 1632, de Plattehorse ... onder Esselt, G. · . De naam komt vap het geslacht Plattehorse dat te Dworp, Alsenberg én Huizingen gevestigd was.

422. Plein ( B 4) : 1740, op de Pieyne... op de Grodte heyde, G. Plein betekent hier « woeste vlakte, heide ».

423. Plompaard ( C 6) : 1723: den Plompaert, G. - Herberg . te Esselt. 424. Pretersblok (E 3): 1597, half bun. lants te Wouweringhen, t'anderen tijden geh. 't Pretersblock, G; 1613, 1621, block geh. 's Pretersblock, G. - Stuk land bij den J3oecht, te Wouweringen. · De preter was, in ouden tijd, de veldwachter die o. m. voor opdracht had het dolend vee in den boecht of schuthok op te sluiten. Voor zijn dienst had hij b. a. het vrij gebruik van een stuk land, bier dit Pretersblok•

425. Priesterage ( D 4) : 1515, a en de Priesterage van Dorepe, H. - Het pastoreet goed. Zie nr. 51, Cure.


426. Puttenblok (E 4): block geh. d'Ouerot; 0. 427. Raapblok (B 4): Groot heydevelt, 0.

1648, tegen het Puttenblockende het - Perceel bij Bruineput. 1606, 1650, het Raepblock aen het

·

.

·

.

Aanvankelijk viel de teelt van rapen (voor het zaad-' waanut .de· olie voor de verlichting) buiten de driejarige teeltop~olgmg .. Daarom moest die· vrucht gekweekt worden op een afzonderhJk gehemd stuk. Het toponiem Raapblok is daarvan een herinnering. .

428. Rapenveld : I 791, het Rapenvelt, G. - Niet nader te localiseren. 429. Raspalie : 1409, de raspalye die men heet ter Eelst, H. - Zie ook nr. 548, Vuilput ~ Van Ofr. raspail, « bos van kreupelhout ». 430. Raste (D 6): 1610, te Helesem teghen de plaetse geh. de Ras te, G; 1637, 1643; bosseiken geh. de Rast, G. - Bosje tegen het Heiendal, te Herisem. Van Ofr. raste, rastel, <<hekwerk». Waarschijnlijk hier een vathekken.

431. Rastelbosselken ( C 5) : 16~ 1, het Rasterbosselken, G; 1637, het Rastebosschelken, G; 1643, het Rastelbosselken, G; 1670, het Restelbosselken, 0. 432. Rastelbeemd (D 6): 1647, den Rasterbempt, G; 1763, den Rastenbempt, 0. - Bos en beemd aan de Molenbeek op de zijde van het HeiendaL 433. Rattennest (E 3): 1665, 1780, gelege geh. den Rattennest, 0.- Te Wouweringen. · 434. Redichveld : 1460, op tredichvelt, H. Misschien Reecvelt? 435. Rek (F 5): 1356, bosch te Meyghem gel. dat men heet de Reect ... neven de wachtwilghe, H; 1406, bosch te MeyO'hem geL beneden de Wachtwillege, dat men 't Ree heet ~lomme en tomme int velt gelegen, H; z. d., die Reet, Flou; 1600, opt velt geh. 't Reek, KA; 1613, bosch ge~. 't Reek, te Meyghem boven tot den *Treek, G. - Bos, etgendom van Sint-Jansgasthuis te Brussel. . · De primitieve vorm is reecf, reec plu~ sufftx-t : « pla~~s waar een reek is ». Reek komt voor als boshenamuig : « reeksgeWIJZe aanplanting van bomen ».

436. Rekberg (F 5): 1593, op den Reckberch, 0.- Hoogte bij Bruineput ( 110 m.), boven het Rekveld. 437. Rekbos (F 5): 1578, 1601, 1789, den Reckbosch, 0; *Dreckbosch, Ferr.; 1825, den *Dreck bosch, Kad.; 1844, het *Rechtbosch 1 Kad. - Hetzelfde als Rek. 438. Rekveld (0 5): 1559, opt Reeckvelt, -op Reckenvelt, 0; 1621~ opt *Heckvelt, 0; 1650-1794, op het Reckvelt, 0; 1782 het *Creetvelt, H; 1777, het *Treckvelt; 1844, den *Dre~kveld, Kad. - Landerij rondmn het Rekbos. 439. Rijpelbos : 1606, onder Rijpelbosch, G. Waarschijnlijk naam van een eigenaar; er was te Dworp en Alsenberg een geslacht Rijpelbosch ook geheten van. Orasdorf.

440. Rod (E 4): 1328, silve int Rot, H; 1559, 1605, 1607, 1613, opt Rot, G; 1755, het Roth, G; 1825, 1844, het Rot, 68

Kad. - Kleine landerij tussen Hanenbos en Wijngaardveld. · Zie Ouderod. - Radweg: 1844, Rotweg, B. - Voetweg naar het Rod. Rod, tatere.bijvorm van rode::::::: bosrooiing.

441. Rode leeuw: V.- Herberg. In· de grensgemeenten bij het oude graafschap Henegouwen (Halle) was de Henegouwse rode Leeuw een graag uitgestoken uithangbord.

442. Roeland ( 0 3) : 1649-1778, weyde geh. den Roelant, · G. Te Kesterbeek, bij den Kortenbos en 't Hof te Batenborg. Zie volgend nr. 443. Roelandsbeemd (G 3): 1738, 1775, den Roelants bempt aen 't Hof te Bathenbergh, 0. - Hetzelfde als voorgaande.

-

Beemd, eigendom van een Roeland.

444. Rogier : 1621, 3 da. lants op den Rogier, 0. Perceel, eigendom van een Rogier.

445. Rondbelijkbroek (C 5): 1616, in 't Rontbelyckbroeck ... a en 't Vierstraeten velt, G. . .. Een broek dat rondom in zijn belijk (beluik) ligt. Vgl. Beling (1512, Belick).

446. Rondebeemd (H 4): 1650, den Rondenbempt gen. de Mere, An; 1649, 1656, het Rontbemdeken a en de beke, G. - . Weide te Kesterbeek. 447. Rondeweide (0 6): 1729, weyde gen. de Ronde weyde paelende aen het Meygembosch, G. 448. Roos ( C 4) : 1724, herberg gen. de. Roos, G. - Verdwenen herberg op Vronenbos. 449. Roosterken (E 5) :. 1615, het Roesterken, G; 1654-1720, het hof dat men heet het Roosterken, 0. - Hof, ook Hof te Solheide geheten. Rooster (vgl. Raster, Rastel, nrs. 430-432) kan een benaming

geweest zijn voor een valhekken. 450. Rotzak ( C 6) : 1873> zekeren opstal of gemeente grond

. . . ter plaetse gen. Rotzak, Not.; 1887, au chemin no 24 au Rotzak, Gem. . Moderne spotbenaming ingegeven door moerassige grond.

451. _Ruimstraat: 1678, het ruymstraetken ·van den Haeck, - het ruymgat van den Ha eek, G; 1785, de ruymstraete van het Cloostervelt, 0. - Naam van verschilJende wegen. Een ruimstraat is zoveel als een « losgat :. langs waar men een bos of een veld ruimt.

452. RuiseJaar ( G 4) : 1570, op den Ruyseler, G; 1572, den Ruysselere, G; 1613, opt velt geh. de Ruysseleere a en de Kesterbeeck straete, 0; 1615, op den Reyseleer tegen de quade strate aen hoofs te Labus, û; 1649, 6 da. Jants geh. den RoseIaer, 0. - Kleine landerij te Kesterbeek. Ruise/aar kan een afleiding zijn (personificering) op ..elaar van ruis < riet :.. Kan echter ook de naam geweest zijn van een valhekken, wegens het ruisend, rammelend geluid : vgl. Rommeleer en Ruyseleer te Ukkel (Cijnsboek van Duyst, nrs. 124b en 126a; Reutelaar, te Hof... stade 0.-Vla. (Kerrebroek, nr. 51, in Med. Vla. Top. Ver., XI. 25); elders nog Rammelaarf Rommelaar, Bommelaar, Lapper, enz.

453. Ruisetboomgaard ( G 4) : 1586, ten Russelbogaert, An;

69


1652,. opt Keysterbeke neven den Rooselbogaert, An; 1652, opten Roosenbogaert, An. - Perceel naast voorgaande.

461. St.-jorisbos (F 4): 16l3, den· bosch van St. Jori~, geh.

Oeze benaming pleit voor de eerste hypothese :. het bestaan aldaar van een ruisel of roosel, :uit Fr. rosel, roseau} « plaats begroeid met riet ». · · '

Denkelijk een eigendom geweest. van het Brussels Sint-jorisgild.

454. Rulrode ( B, C 5) : 1406, te RueJenrode, H; 1448, 1665, 1678, Rullerode, KA, 0; 1517, Rullenrode, KA; 1551, Roeien~ ro, RK; 1555, 't Hof te Roelenrode, Rulenrode, 0; 1558, een winhof geh. 't hof te Ruelenrode, 0; 1613, 't hof te Ru1enrode, 1758, het hof te Rulrhode, aen de gemeynte aldaer, 0; 1783, onder Rilrode, KA; Rildro, V. -Heide en landerij, hof (vroeger eigendom van het klooster Zevenborre) en gehucht, aan de beek komende uit Halderbos, nabij de grens Dworp;...Eigenbrakel. Het eerste .lid is Rueletz of Roelin, naam denkelijk van den mati die de bosrooiing (rode) aldaar tot stand bracht. Uit het hof, dat op Kampendaal lag, stamt een geslacht van Riltoo. . 455. Rulroheide (B 6): 1678, de gemeynte van Rullerode, G; 1825, ob stal Rildereyde, Kad.; 1842, Rilroheyde, Popp; 1844, *Rildenheyde, *Riderheyde, Kad., B; Rilderhei, V. - Heide te Rulrode (zie Gemeente 5). 427. Rulrostraat (C 5): 1499,~ de Ruelenrode straete, KA; 1568, de Ruelenrootsche straete, 0. - Straat aldaar. 456. Scheemaker (I 2) ; 1586, den Scheemaecker bij de brugge van der Zenne, H; 1621, weyde ·geh. den Scheenmaker, 0. -Een weide te Lot. · Personificering,: «het perceel dat een schee, scheiding uitmaakt». .

457. Scheetveld : 1844, Scheetvelt, B. 458. Scholput? (0 5): 1607, opt Schoelpoirt, 0; 1621, SchoeJput, G; 1621, 1636, opt Scholpoet, 0; 1665, het Scholpoot, G; 1724, 1734, het Schol put, G; 1775, den Scholpaert; G; 1780, den Scholput, 0. - Slechte weide aan de Kesterbeek bij den KJoetsborre. Dit zonderling toponiem lijkt ons samengesteld te zijn uit twee aan het Waals ontleende woorden. Het tweede lid kan noch poort, noch put zijn, vermits het een onzijdig woord is; dus geen «schoolpoort» (er was daar noch school, noch poort) en ook geen «scholput» (put waar steenkluiten uitgehaald werden?). \Vij menen dat het eerste lid het \Vaals c/zoule, «speelbal », is, met een approximatieve spelling scoel, waar se- voor Frans eh staat, (v~t 1346 Scoelheyde solheide). Het tweede lid is dan waarschijnlijk Frans pret, « weide ». Dus : een weide waar met den saliebal gespeeld werd, zoals op Solheide en SoHeberg. Die weide kon ook voor niets anders dienen, vermits ze in 1775 nog beschreven wordt als « sijnde van geene waerde, heygrond ende savel ».

=

459. Schoorbeemd : 1510, a en den Schaere bempt, geh_. Vrancx bempt, G. Srlwor komt ook in Z.-Brab. voor met de betekenis « slibgrond bij een heek».

460. Schoorgat : 1406, nevent scoergat van den Molenvelde, H; 1568, int schoorgat van Kissem, 0; 1613, te Kesterbeke ... den wecl1 geh.. 't Scheirgat, G. - Naam van verschiJlende toegangswegen tot akkercomplexen.

70

den Bruynenputte, aen de straete naef Batenborchvelt,

a·.

,

462. St.-Clarenbos (H 3): 1621, boven Sinter Cleerenbosch, HetzeJfde als Klarissen bos. 463. St.-Laureinsborre (D 5): 1730, 1774, 1792, omtrent Sinte Laureys borre, 0 .. - Natuurlijke bron, ·in 't midden van 't veld, beneden Solheide. ··

G. -

De bedevaartgangers naar Sint-Laureins in 'de kerk gingen er . .. . . vroegeï water putten.

464. Slagmolen (I 2) : 1471, in de .prochie van Dorpe op te *Hallebeke (lees : Jiakebeke) ... van eenper watermolen geh. die S1achmo1en, L; 1563, te Laect tegenover den slachmolen, 0; 1665, .1715, den Slachmolen. -_ Watermolen op de Ha.akbeek, bij de monding in de Zenne, in de 19e eeuw vervang_en door de fabriek van Lot. . 465. Slangerberg (H 3): 1270, de palude et belet sitam apud Slangherberg he, Flou; 1328, te Slangherberg he Heylewighe de Slangerberghe, H; 1321, Joannes Roesten de Slanghenberghe, - Cleinhennen van Sclanghenberghe, D; 1346, Jan Roesken van Slanghen'berghe, D. - Oudere benaming .van Sollenberg, later vervonnd tot jansberg en Ansberg. . Op Slangerberg liggen ook Slangerblok, Slangerbos, Slangerveld en een tiendegebied geheten Slangertienden dat toebehoorde aan het Geestbuis van Sint-Goedele te Brussel. Slanger is wellicht een oude vervorming van een vreemd woord (Gangida? zie, boven, nr. 105); men ziet immers niet goed het verband met slang (ter plaatse meervoudsvorm : slangeren) : << berg waar slangen huizen », « berg die kronkelt als een slang »? Men kan ook nauwelijks denken aan een persoonsnaam (de Langere?). - Het Hof te Slangerberge,. waarvan de f. n. van Slangerberge, is het Hof te Sollenberg, op Huizingen, niet ver over de grens Dworp-Huizingen. 466. Slangerblok (H 4): 1656, 1750, 1790, het Slangeren~

block, An, 0; 1784, het Slangerblock" tot Kesterbeke,· 0. Blok aldaar, ook geheten Ganzeblok (nr. 1_06). 467. Slangerbos (H 3): 1636, half dachw. Iant geh. Slangerenbosch, 0. ~ 468. ,.Slangertiende (H 3): 1759, een thiendeken ... op den Winckel ende Jansbergh geh. den Slanger thiende, 0. Misschien de tiende geheten Gángida ? 469. Slangerveld (H 4): 1578, block opt Slangevelt tusschen de Bunderstrate ende den Baeckenbosch, G; 1636, opt Slangervelt, G; 1743, het Slangeveldeken, 0. - Kleine landerij aldaar. 470. Slijpenbroek : 1566, bosch geh. 't SHjpenhroeck, An. Waarschijnlijk aldus genaamd naar een familie Slijpen; een advocaat Sleypen, van Brussel, bezàt in de t7e eeuw nogal veel eigendom in de streek.

471. Slijpmolen : 1743, huys en molen gen. den Sleyp ... molen, G. Watermolen waar messen en wapens geslepen werden. Ligging onbekend.

472. Smeurput ( 0 5): 1759, op het Middelvelt gem. gen. den Smeurput, Not. 71


473. Snelbeemd (E 4): 1605, weyde geh. den Sne1bempt1 G; 1783, op den Snellen bempdt, KA. - Miss~hîen bij Snelborre. 474. Snelborre (E 4): ca. 1500, eenen waterloepe van den Snelborre commende te Doerepe doer eenen beempt al vast aent kerckhoff, An; 1566, den Snelbeurre, An; 1587, den Snellenborre, H; 1612, 1615, weyde groot 1 da. geh. den Snelbotte, 0. - Bron waarvan het water in de vijvers van de oude pastorij opgenomen werd en zich verder in de Molenbeek loosde bij het dorpscentrum. Bron met snel vlietend water.

47 5. Snelbroek : 1587, beempt geh. 't Snelbroeck, H; 1605, 1622, weyde geh. den Snelbroeck, 0. - Hetzelfde als Snelbeemd. , 4 76. Solheide (E 5): 1346, op de Scoelheyde, D; 1517-<1790, Solheyde, G; 1558-1753, Hof te(r) Solheyde, G; 1825, 1842, SoJa, Kad, Popp; SoJheide, Mil. - Voormalige heide. onder Dworp en Alsenberg; ook een hof en gehucht aldaar. Het eerste lid is Fr. choule (vgl. 1346 scoel-), « sollebal >>, een grote bal die met de vuist heen en weer gekaatst werd en die er uitzag als onze huidige voetbal. Zie J. Lindemans, De Speelterreinen van onze Voorouders, in E. S. B., XXVIII, 1945, 49. Solheide betekent dus.: « heide waar openluchtspel mocht ingericht worden ».

477. Solheidestraat (E 5): 1613, de Solheydestraete, G; 1791, de *Seliestraete, 0; 1825, So1astraet, Kad, Popp·; 1844, Solheydestraet, B. - Straat naar .Solheide. 478. Sollenberg (H 3): ca~ 1320, joannes de TsolJenbergh, H; 1356, te TsoJienberghe, H; 1406, te Sollemberge, H; 1516, Solleberge onder Dorpe, RK; 1613, *Sche11eberg, *Schellenberg, 0; 1621, opt Breedvelt bij den Soiienbergh onder Doorp, G; 1665, op Sollenbergh, 0; 1844, *Vollenberg, So1lemberg~ Kad; Mil. -Hoogte, vroeger Slangerberg geheten, op Dworp en Huizingen; hof ~n gehucht te Huizingen. De 14e-eeuwse vorm tsol- wijst op een uitspraak die niet ver afwijkt van Frans cholle, choule. De verkeerde lezing yan 1613 Schelleis te wijten aan een grafie scholle- in een oudere oorkonde, waar gepoogd werd het Franse cholle weer te geven. Vgl. nr. 458 Scholput Dus ook : « berg waar aan openluchtspel gedaan werd .». 479~ Sollendries: 1652, opten So11endries, An. niet nader bepaald.

Ligging

Misschien identisch met Solheide. Een dries was ook een ge.. schikte plaats om te « sollen ».

480. Sollepoei : 1406, tusschen de veweide neven Sotlepoel, H. - Ligging niet nader bepaald. Poel bij een plaats waar « gesold » werd. Misschien identisch met

Scholput.

481. Sollochten (D 4) : 1680, 1739, 1ant geh. den Sollochten .. . bij de kercke, 0. 482.. Speelbeemd 1 (D 6); 1530-1616,in den Speelbempt aen de beke~.. bij Halzenbergh, 0. - Beemd ergens omtrent Herisem. 2 (D 4): Er moet een tweede Speelbeemd geweest zijn, er... gens in de dorpskom waarschijnlijk waar nu de wlp staat:

72

int block boven de speelbempt geleghen tusschen het cueren goet van Dorepe ( 1530). 483. Speelblok (D 4): 1686, 9 dachw. geh. hef Speelblock, 0; 1765, straete geh. de SpeeJblock straete, op het Cloosterveldt, .0. Die straat op het Kloosterveld lijkt de Solheidestraat te zijn, zodat het Speelblok misschien op Solheide te zoeken is. Speelbeemd en Speelblok zijn ook namen van·« speelterreinen».- Men kan zich verwonderen over het grote. aantal plaatsnamen alhier die ons herinneren aan vroeger openluchtspel. Zulke namen komen overal voor, maar men heeft er totnogtoe niet genoeg ·aandacht aan geschonken. Spel en lichaamsoefening is een menselijk instinct, dus van alle tijden. Waarom zoude·n .onze voorouders niet ·aan « sport » gedaan hebben·? Zij beschikten over veel meer vrijen tijd dan wij en er was, in een omgeving als Dworp, on·benuttigd terrein genoeg om n·aar hartelust bewegings. spelen in te richten.

484. Spekbeemd : 1621, 3 da. bempts van de kercke ·aen den Speckbempt,. G. . · . Beemd bij een spek of spik, kensbeemd.

<<

houten bruggetje ». Zie Planks-

485. Staart : 1470, ter stadt geh. ten Steerte, KA. 486. Staartblok: 1699, het Steertblock, 0. Staart is een metaphore die vaak voorkomt in de toponymie met de betekenis « uiteinde ». Staartblok : « blok aan het uiteinde van een landerij gelegen ».

487. Steekaf (H 4); 1750-1850, den Steeckaf, 0. -Plaats te Kesterbeek aan de Heerweg.· 488. Steenblok (D 5); 1517, het Steynen bJock ... bij de Steynen brugghe opt Cloostervelt, KA; 1587, droghe weyde geh. . den Steenblock a en de Moelenbroeck, 0; 1613, 't Steenblock, 0; 1649, het Steynen block, 0; t 770, t 778, het Steenen block tegens het Molenbroeck aen de Molebeke, G; 1825, 1844, Steenblock, Kad. - Grote landerij op den rechteroever van de Molenbeek, van de steengroef bij Herisem tot tegen het dorpscentrum ( Stenenbrug). Zie ook Steenluik. Steenblok zat hier wel betekenen : « omheinde ruimte (blok) bij een steengroef »; hetzelfde dus als Steen luik.

489. Steenblokstraat (D 5): 1670, 1781, de Steenb1ockstr4_ete, 0; 1844, Steenblockweg, B. - Straat van het dorpscentrum naar Herisem langs het Steenblok. 490. Steenhuisveld (D 4); 1844, Steenhuysveld, B. - Naast Stenenhot 49L Steenluik: 1316, achter den Steenloyc, dat beemt es ende lant, H. - WeJlicht een oudere naam van Steenblok. 492. Steenput (D 6); 1475, 1516, 1649, aen den Steenputte, G; 1639, 1713, aen den Steenput bij de beke, 0; 1809, près de la carrière, Not. - Steengroef, nu vijver1 te Herisem. · 493. Steenrots {D 6): 1650, bosseiken geh. de Steenrotse, G. - Plaats waar de rots, de natuursteen, aan de oppervlakte ligt. 494. Steenstraat ( H 4) : 1623-1792) te Kesterbeke a en de Steenstrate, G. - Gedeelte van de oude baan Brussel-Halle, in het gehucht Kesterbeek, reeds met steen belegd in de middeléeuwen. 73


495. Steentje : 1499, aent Steeneken aen de goedeli van EHe~ ringen, KA. , , ?en stenen paal of een klei11 stenen gebouw.

496. Stene, ten (0 4, 5): 1613, daer 't Hoff te Steene stont - tusschen 't Hoff te Steene ende de kercke van Doirpe; G~ -. Hetzelfde als Stenenhof. . . Oudtijdl) was een steen een groot stenen gebouw, een kasteeL Dt! Hof ten Stene was, in de middeleeuwen, de zete·I van de· Heerlijkheid Kesterbeke. , ··

497. Stenen?eemdeken (D 6): ·1585, hofstede t'Essele gem. geh. het Stemenbempdeken; KA. , Waarschijnlijk ook een plaats waar natuur~teen ontgonneh werd:

498. Stenenbrug 1 · ( D 4) : 1514-1780, de Steynen brugghe, de Steyne brugge, An, G; 1652, 1697, ·Steene brugge, 0. Brug over de Molenbeek, tussen _het dorpscentrum en het Kasteel, waar de wegen naar Alsenberg (over Solheide) en Huizingen (over Bruineput) zich splitsen. Vroeger was aldaar · een voord (zie Avoortbarre). 2 (G 3): 1613, d'Beeckvelt aen de Steynen brugge, G.Brug over de Kesterbeek, waai de straat ·naar Laakt de beek overschrijdt; ook Kleine Stenebrug genoemd. 499. Stenenhof (D 4): 1557-1686, pachthof gen. het Steynen hof, 0. - Latere ·naam van het Hof ten Stene, se_dert de 16e eeuw molenhuis bij een watermolen. 500. Stenenhuis (D 4): 1775, het steenen huys, 0. -· Herberg, thans het Gildenhuis. · 501. Stenenkruis : 1791, het. Steene cruys, G. - Misschien verdwenen in de Franse tijd. . Waarschijnlijk een boetekruis, opgericht na een misdaad.

502. Stoel: 1574, velt geh. den Stoel,- 0. 503. Strept (C 4): 1600, 6 da. lants op den Hoochcouter, · geh. de Strept, KA. Afleiding met -tsuffix van streep, «lang, smal perceel». Misschien identisch met nr. 323, Langbunder.

504. Strijbos (H 3): 1621, 6 da. Iants geh. Strijbos te Sollenberghe, 0. Een bos waarom (voor het gerecht) gestreden 1 getwist werd

505. Strijkersveld : 1613, opt velt geh. Stryckersvelt nu geh~ Heyvelt. .. tegens eenen noteltere, 0. Wetlicht genoemd naar de familie de Strijcker of Strijckmans alhier gevestigd. ' 506. Stroobantsblok : 1686, tegens het Stroobantsblock, 0. Genoemd naar de familie Stroobant, alhier gevestigd.

·509. Tarweblok : 1621, een besloten dagw. geh. Terwen block, 0. . 510. Teerling: 1787, landt gen. den Teerlinck, RK. 51 L Terstond : 1577, opt velt geh. Terstont, 0. 512. Tiendagwand: 1844, Thien Dagwand, B. · 513. Tiendeblok (D 4): 1697, 1785, op hetThiende.block, 0. - Beslo.ten perceel bij de Stenenbrug, waar de Tiendeschuur op stond. . . . . 5'14. Tiendeschuur ( E 4) : 1530, a en de loopende beke, daer de Thiende schure op placht te staene, L. -· Schuur voor het bergen van de pastorele tiendenschoven, gelegen bij · de Stenenbrug.. · · 515. Tikebies (H 3): 1781, het Groot Tikebies,- het Cleyn Tikebies,_ 0.-· Twee percelen naast elkaar op Jansberg, aan de baan Brussel-Halle. Van het ·Frans tiquebise1 <<gevlekt door Noordenwind».

516. Tondelveld (G 5): 1825, *Tonidel veldt; 1844, *Condel veld, *Coude1 veld, TondeJveld, Kad, B; *Tomdelveld, W.Verkeerde lezingen voor Middelveld (nr.. 356). · · De gebrekkige grafie· van 1825, tonidel, geeft den sleutel van het geval : bedoeld was tmiddel. Een latere even onwetende klerk liet de i wegvallen en maakte er tondel van. . . .

517. Toren ( D 3) : 1623, geleghe metten huyse gen. den Thoren ... teghen de Drifstrate, 0; 1133, den Thooren, W; 1686, naest den Teurre, 0. Op de Ziekèndries. .· 518. Valveken (D 4): 15e e., 5 da. lants ten valvekene (Leenhof Land van Mechelen, nr. 2); 1574, camme geh. 't Valveken, - seker huys, afgebrant hebbende, geh .. 't Valveken, G. Een valveken is een· valhekken in den toegang tot een veld.

519. Van Isterdael's hof (0 6); V.- Moderne.naam van het Hof te Winterperre, eigendom (Kad. 1844) van de van Isterdael's. - 1844, Van Isterdaelskaitse, B.- Een voetweg naar dit hof. Keitse is een algemeen gebruikt woord, in Z.-\:V.-Brabant, voor een voetweg. Het is nochtans de enige weg.f!-aam waarin ':Vij het alhier noteerden. - De f. n. van lsterdael heeft'ztJn oor$prong 111 het Hof te Heesterdale, te Ha1le-Esschenbeek gelegen niet ver van de grens Dwcrrp-Halle. ·

520. Veeweide : 1406, de veweide neven Sollepoel, H. 521. Vetdeken (0 3): 1621, 't Veeldeken, 0; 1631, eenen bosch geh. 't Vel deken, 0; 1825, Velleken bos eh, het Veile... kens, Kad; 1844, het *Villekens, Kad. - Kleine partij land~ vroeger heide en bos, bij de grens Dworp-Huizingen. 522. Venfelle (E 3): 1440, empres les ventelles qu'on dit I'arche. au tour d'eHe même, An. - Bij den watermolen van de heerlijkheid Kesterbeek.

507. Sukkelstraat : 1662, gem. gen. in de Suckelstraet, 0. 508. Tabbaard (C 6): 1393l aen Tabbaerts Iochten, Flou; 1449, besloten blocxken geh. Tabbartslachten t'Essele, KA; 1613~ block geh. Tabbaert, den dooster van Sevenborre toe-· behorende) (aent) velt geh. den Moirter, G; 1621, 1709, den · Tabbaert, G, KA. - Perceel te Helderingen.

Oudfrans venfelle : houten of stenen afvoerbuis van een ingedijkte waterplas (hier de molenvijver) die toeliet, door schuiven, het peil van het water te regelen.

In oude pachtbrieven is dikwijls spraak van een tabbaard of een ander kledingstuk door den eigenaar jaarlijks te schenken aan den p~chter. Deze verplichting werd dan soms omgezet in het vrij gebruik van een stuk land. Van daar de naam van dit perceel.

Een uitgebrand bos, om de strunken na een grondige kap, te verwijderen.

74

523. Verbernd bos (D 5): Bernen Bosch, Ferr. Steenblok.

Op het

75


524. Verbrandbof (D 6): 1559, achter het Verbett hof o·· 1650, bogaert wesende eensdeels brouckois ... waerop vro~get een huys stond ... gem. geh. 't Verbrant hof O· 1825 bosch Ve r b ran d h of,. Not.. - Stond . ' ergens· ' , eenen :::,o-en · het op Sol . · h etde.

~;to~~!~~~d:t=~~~~G

5):

1649, Verloren ambacht het

BoereJ~u~e~;~~k:~ 1 ~~\t~To~:~~~~~~tsnarpen

die

verLo~en

kost heten.

526 .. Verloren ~agwand 1 (0 5); 1654, het Ver1oren da _

~a(ng op het Mtddelveld, 0.- Identisch met vooràaande g

3): 1699, 't Verloren dagwant op 't \vo~wering.·he vet, · . · I KA. 527. Vette kuip (C> D 4): 1609, den bempt o-eh. de Vette cuype, G; 1621, da. Iants geh. de Vette cuype teg~n d'block :~r Eist,dO; 1752, de Vette cuype paelende aen Sloosenlochtnge en e ~en het Molenveldt1 0. ~ Weide bij de Eist Ukk 1Ve{!ekt( komt, als plaatsnaam, nog voor te Pepingen. en te 146). hHett lijkt een_ boe!enhumoristische .. · waar e vee overvloedtg voedsel vindt

benaemi~g afe zij;{! ~~k~ei~~

528. Vterstraat (C 5): 1406, boven de Vierstrate H· 1421. Of? den Hoochcouter lancx de Vierstraete, KA; 1499, 'aen ct~ VJerstraet van de Groot heyde naer den Craeyenberch KA. 1568, aen de Vierstrate gaende na Ruienrode 0 · 1665 ' h ' ren strate geh .. de *Veerstraete, O; 1786, op het MoJe~vee~t p~e 1ende de Vte~ straeten, G. - Een kruispunt van straten Zie nr. 307, KrUisstraat 1. · 529. Vierstratenveld (E 2): 1596, tegen 't Vierstrate veld G· 1621-1780, .opt Vierstraeten velt, O; 1665, te Wauweridgh~ tegen het V1erstraeteve1t 0. ?3~. V~~fstraat (C 5): t'785, op het Clijn MoJeveJt pae1ende 1n e VIJf.~~raete, 0.- Hetzelfde als Vierstraat maar er was een weg btjgekomen. ' 53L Vijver (D 4): 1613, boven de Steynen brugge legt een b1ocxken weydeken geh. den Vijver 0 532. Vijve~~en 1 (C 5): 1753, omt/ent' de plaetse int geme 11 gen. he: Vtjverken, G; 1795, het Vijverken op Esselt, 0. y 2h (F 5) · 1601, opt Reckvelt, geh. den Viverken aen de Sieckuysstraete, 0. ' 533. Vis~~rsbos (E 5): 1766, 1777, het Visschers bos eh, 0. - Bos }JrJ den Avoortborre op Oedsenbroek. 534. Vherken 6): 1?52, 1763, op veJdt geh. het Vlierken 0. - Tegen Hensemhe1de. '

(f:

Een vlierboom als akkerpaaL

535. VJoedborre (D 4): 1652, aen den Vloetborre, An; 1825, 1844, • Voe~boom, *Voetboom, Kad.- Kleine waterloop die ontsprmgt ~.~ de Elst (Marienborre) en de vijvers van de oude pastonJ van water voorziet. 536. Vloeibeek (E 3): 1755, de Vloeybeke ... te Wouweringen, 0. - Andere naam van de Leugenbeek of de Molenbeek?

76

537. Voedenbeemd: 1749,. bempt geh. den Voeden bempt, KA. 538. Vogeleosgat (B 3): 1356, int Vochelens gat, H; 1515, op Vogelkensgat, H; 1621, weyde aent Vogelsgat van 't Clooster van W aterbrackene, 0; 1699, op het veldt geh. · Vagelensgat alias Vierstraeteveld, 0. - Plaats halfweg de Koestraat, op de Willemskouter. De naam gold eerst voor een gat, toegangsweg, zoals in Koutergat, Schoorgat, enz. Het eerste lid van de. samenstelling wijst op een nog woest liggende ruimte, overgelaten àan de vogelen. Vgl. Vogelweide. ·

539. Vogelweide : 1686, 5 bunder voghelweyde, 0. 540. Vossega~ : 1782, het Vossegat, H. 541. Vranksbeemd: 1468, 1510, den Vrancx bempt, KA. Pers. n. Vrank.

542. Vreekouter (E 4): 1652, opten Vreeeauter dat men heet Kissemvelt, An. - Schijnt de oudere. naam te zijn van het Kissemveld. , . De bepaling vree, Mnl. vrede, wijst op een gemeenschappelijke afsluiting of bevreding van den kouter door de gemene verbruikers.

543. Vrijbeemd : 1499, in den Vrij beempt, KA. Beemd ,waarin al de ingezetenen vrij hun vee mochten laten grazen, na het afhalen van het hooi; een vrijgeweide.

544. Vronenbos (C 4): 1356, den Vronenbosch, H; 1573, te Vroonenbossche tegen de Oemeynte aJdaer, 0; ca. 1580, Vroonenbosch oft Mannickbosch ghel. boven Dworpe, metter eend~r sijden tegen Hallèn bosch ende metter andere tegen den bosch van den heere van Beerssele, KA; 17e-18e e., Vronenbosch, Vroenenbosch; 1825, 1844, Vroenenbosch, *Vroedenenbosch, *Vraenembosch, *Veroonenbosch, Kad; Vroenenbosch, Mil. -Bos, thans gehucht. Vroon is een oud. woord voor «heer»; dus : «bos dat toebehoorde aan den heer ».

545. Vronenbroek? : 1460, ter stat geheten tvrondelen broec, H; 1646, int VrouweJen broeck, P; 1699, ter ·plaetse geh. het *Vroendelenbroeck, 0. . 546.. Vrouwenbeemd (I 2): ca. 1500, aen den Vrauwenbempt, An. 547. Vrouwenweide (I 2); 1586, in de Vrouwe weyde, H.Lag bij de Zenne. ·548. Vuilput (H 3): ca. 1500, van eenre stagelreheyden ende raspae1gien omtrint 3 da ... a en de heyde geh. VuHeputte te Kesterbeke, An. Wellicht ook een oude steengroef later aangevuld met allerlet afval. Vgl. Bruineput en Korren dries.

549. Vuilputheide (H 3): 1651-1780, de Vuylputheyde onder Kesterbeke, 0; 1766, opt Vijlputheyde ... aen den Brusselwegh naer Huyssinghen, G. - Heide te Kesterbeek, op Salieberg. Zie Beneden- en Bovenheide. 550. Vuilputstraat (H 3): 1732, de Vuylputstraete loopende naer Brussele, 0. -· Naam van de oude heerbaan BrusselHalle, aan Vuilput

..

77


~. 551. Waaienbe~g (E 5): 1598-1744, den Wayenberch,

0;

1789, den WeiJenberg, 0. __;_.,. . Hoogte op de grens _DworpAlsemberg te Solheide. . Oe zin is : « berg waar .het· waait >>. 552. Waaienveld: 1598, velt geh. Wayenvelt, 0. . 553. Waaigat: 1613, a en d'waijgat daer 't eautergat staet. ... die scheyt beyde de landen, te. weten Brabant ende Henegouw, aen den bosch geh. 9en Monincxbosch, G. - Een toegangsweg bij Halderbos: · · 5?4. Waalput · (f 6): 1477, op Woelport, RK; f563, op· d waelpoertvelt, 0; 1613, opt Wolpoirt, aen de Wolpoirtstraet, 0; 1665, het waelpoortvelt, .D; 1679, velt geh. het Wolfpoort onder de prochie van Dworpe ende van Alsemberge, 0; 1712, op den Waelpot, 0; 1721, de Wolfpoorte, 0;. 1729, den Wolfputte, G; 1825, 1844, Wolf Poort, Wolfspoot, Kad. Alsenberg. - Plaats op de grens Dworp-Aisenberg. . Dit woord is te vergelijken met nr. 458 Scholput, met allerlei var.tan.ten ook op -poort, -poot, enz. De twet: namen ztjn etymologisch sohdatr. Zo S~holput sameng~steld is uit c~oule en pret dan zal hier O<?~ wel pret m het tweede hd mogen gezten worden. Het eerste lid. WIJSt ten andere op een Waalsen oorsprong. Volgend toponiem is wel-· l!cht de Vlaamse vertaling er van. ,

555. Waalse weide: 1566; Iancx de Walsche weyde, An;. 1621, *Valsche weyde, 0. · 556. Wachtwilgen (~ 6): 1356, ter Wachtwilgen, H; 1406,. beneden de Wachtwtll~g.e, H; 1448, aen de Wachtwilge, H;. 1613, ~en de. Wachtwtlhge beneden den Sieckhuyse aen de Wolpo1rt straet aent schoorgat dat comt van den velde geh. den Haeck tot een en meer staende opt Wolpoirt a en den herwegh daer men van Halle te Halsenberghe weert gaet, 0. Plaats op de grens Dworp-Alsenberg. Wilgen als grenspalen tussen beide gemeenten. 557. Wagenbaan (D 3): V.- Losweg op de Willemskouter~

558. Walestraat (B 4): 1738, 1755, straete gen. de Waelestraete, 0. - Straat naar het Walenland, naar Wouterbrakel enzovoort. 559. Warandebos : 1844, Warannenbosch, B. -Bos van het kasteel. 560. Waterlo9sesteenweg (D, E, 2 tot 6). Andere naam van den steenweg Halle-Waterloo. . 561. Waterpoel (F 6): 1777, 5 bu. Iant geh. het Waterpoel, 0; 1844, weg den Waterpoel, Kad. - Grote landerij op· Alsenberg bij de grens met Dworp. 562. Waterstraat ( C, D 4): V. - Huidige benaming van de straat achter de kerk naar Grootheide. 563. Welst (C 6); 1591, opt Overijssel velt ... tegen de Weist, 0. Te vergelijken met Wilst ( 1356t '\Videlst), te St-Agatha-Berchem. Dus : «plaats waar widels (salix viminale, teenwilg) groeit:..

564. Wijenbroek {E 4); 1328, Winnebroec~ H; 1406, int Winenbroec ... a en Brunen putte, H; 1612, bos eh int broeck geh. den Weyenbroeck, G.- Bos bij Bruineput

.. , H~t- eerste lid is Mnl. wide, «teenwilg, wijm ». Zie Hand. Com. Top. Dtal., V ·(1931), 220.

565. Wijmenhof (I 2): 1465, te Lake ... goed geh. den Wijmenhot 0. · . . ·

Nog een plaats waar teenwilg groeide. Er waren jaarlijks grote ho.eveelheden !eenwilg nodig voor .de akkerafsluitingen en voor de g~bouw~n. Dne. woorden waren luer achtereenvolgens in g~bruik : wzde; wzdels (wule· plus els), wijm. ·

566'. Wijngaard. (E 4): 1825, 1844, het Wyhgaerd, den Wijngaerd, Kád., B. - Hetzelfde als Wijngaél;rdsveld, een Ianderii tuss~n, Wouweringen en· Borreveld. · . · 567. -Wijngaarddelte: 1624, opt Weygaertdell~, 0. 568. Wijngaardeken (E 4): 1652, 1780, stuck lant gen. het Wijngaerdeken, 0. · . 569. Wijngaardstraat (E 4): 1613, de Wijngaert straete, 0 . - St.raat aan het Wijngaardsveld en den Wouweringenbeemd. · . 570.· Wijngaardsveld (E 4): 1559, opt Wijngaert yelt, 0; 1632, opt Weyngarts velt, 0; 1652, te Wouweringhen opt Wijngaertsvelt aen de Roth... ende den· Hanenbosch, 0; 1781, .het Weygaertsvelt, 0.; 1783, op het Wijngaertsvelt 0.

Oudtijds waren er wijnga~den in de streek en de aard van' den gr.ond, alsm~de de liggi_ng ~an voo~gaande plaatsnamen was zeer gunstig voor dte ·teelt (zutdehjke helhng van heqvels). Het Brussels begi~~hof ten Wijngaard had te D~orp goederen, maar geen op het Wt]ngaardsveld, zodat een verklarmg door den naam van dit klooster ons uitgesloten lijkt. Het « bosje» den Wijngaard was goed van de ·kerk en werd in 1865 verkocht (Kad. C, nr. 1622).

571. Wiltemskouter (D 3): 1470, la couture qu'on dit Wil·· lemscautere, An; 1520-1686, op den Willemscoutere, L, 0; 1650-1780, den Willems couter, 0. - Grote landerij tussen Wouweringenveld en de kleine Molenbeek. Deze kouter behoorde bijna geheel toe aan de heren van de heerlijkheid Kesterbeèk. Wie de \Villem was die ~ijn naam gaf is nièt geweten.

572. Windericxhof (C 5): V.- Op Heidenbroek op de grens van Dworp .. - 1844, Windericxhofweg, B. - Voetweg naar dit hpf. Hof genaamd naar de familie Windericx. 573. Winkel 1 (C, D 3): 1530, den winckele aen den Cruysbempt, H; 16e-18e e., den Winckel, 0; 1825, 1844, den Winckel, Kad, B.- Haakvormige landerij tussen de kleine Molen-· beek, Haakbos en Geer, ingedeeld in Grote- en Kleine Winkel: 1605, lant op den Cleynen Winckele, daer de beke loopt, teghen den Orooten Winckele ende teghen den Willems ecutere, G. · 2 (H 3): 1612-1781, den Winckel aen de Zenne, -· aen de groote baene van Bruessel na er Halle, G; 1825, 1844, den Winckel, Kad. - Haakvormige landerij, inspringende in Zittertbos. Winkel is hier een hoekt een driekantig stuk.

574. Winkelaar (D 3): 1577, den Winckeleer, tegen de Drieschstratet 0; 1650, den Ciijnen Winckeleer op den Willemscouter; G.- Andere naam van Winkel 1.

79*


Personificering op -aar van winkel : «het perceel dat eèn winkel vormt». 575. Winkelstraat (D 4): 1465, te Doerpe ... de Wînckel-

strate, 0; 1557, de Winckelstrate gaende na de plaetse oft nae 't Steynen hoff, 0; 1604, op den Oh eer aen het Winckelstraetken, 0; 1650, bij de Winckelstraete met twee seyden · aen de kercke, 0; 1791, het Winckelstraetken, 0. Het is niet zeker dat hier overal. dezelfde straat bedoeld wordt : « straat komende van winkel 1 ·» of « straat die een winkel vormt ».

576. Winterperre (0 6): 1328, op den Winterperre, H; 1574, velt geh. den Winterperre, 0; 1621, het Hof te Winterperre, G; 1699, lant gen. de Winterpeere, G; 1777, pachthof geh. ter Winterperre, 0; Vinterper, Ferr. -· Hof aan de bron van de Kesterbeek gelegen, op de grens Dworp-Aisenberg, vermoede1ijk het oude Meigem. · ,

Een perre is een afzonderlijk gebeinde landerij. Zie nr. 408 Peert en 410 Perreweide, beide plaatsen te Kesterbeek gelegen. Het is mogelijk dat aanvankelijk perre een naam was van een. grote landerij (Kesterbeekveld); Winterperre zou daarvan een gedeelte geweest zijn. De oude drieledige akkercomplexen waren ingedeeld in Winteraard, zomeraard en braak, ook zomerling en winterling geheten; de benamingen winterperre, zomerperre, zouden aldus mogelijk zijn, maar wij kennen er geen voorbeelden van. Winter kan ook een vervorming zijn van een ander woord. Te Ukkel (Van Loey, Top. nrs. 383, 384) komt een Witzterdelle naast Wildersdelle voor, beide in dezelfde oorkonde van 1447. Men zou ook kunnen vergelijken met Witteprik, naam van een hof te. Herne, waarin prik, uit *perik, hetzelfde is als perre. Deze naam kan verklaard worden als « ruimte omtuind met wide·, wijt, teenwilg»>. Een volksetymologie wite, winter lijkt niet onmogelijk. Zie· Witsberg.

577. Wip (D 4): 1842, weide gen. de Wip, Popp.- Oefenplein van het plaatselijk schuttersgild. 546. Wisselbeemd (E, 3): 1440, a Je Wisselinghen beempt, L; 1733, den Wisselbernpt·, G. - Andere naam van den Wauweringenbeemd die «gemeente» was. Beemd waarin de gemene ingezetenen recht hadden op een aandeel hooigras, bij afwisselende beurten aan te duiden:

578. Withuis ( E, 3): 1790, herberg he het wit huys, 0. 579. Witsberg (0 6); 1579, ca. 1640, op het goed geh. den Witsberch te Kesterbeeck, G. ~ Te vergelijken met : 1328, op Witsdel, 8 bun. terre site ane Meyghembosch, H, in de buurt gelegen, in de mibijheid van Winterperre. Die namen staven de hypothese Winterperre uit *Witperre.

580. Wortelenberg (E· 4): 1788, op den Wortelenberch, 0. - Ten Westen beneden den Begijnenbos. 581. Woud (C 6): 1578, Iant geh. den 'Waut, aen 't Hof fEideringhen, G; 1753, opt OveresseltveJt ... de goederen geh. de Waut, G. Woud, mannelijk zoals in het Duits der Wald. De naam staat denkelijk in verband met Zoniënbos : 1566, d'Waut van Sonien. Zie Zoniën.

582. Wouweringen (D, E 3): begin 14e e., \l/oudregem, W; 1321, apud Wolderinghem, D; 1330, Maes van Wouderinghen, RK; 1346, te *Wolmerghem, D; 1356, Maes hof van Wouderinghen, H; 1406, Jan van Wouderingen, H; 1474, de

80

gemeynicht van den opstal Wouweringhen, L; 1525, tegen d'Wouwer~ng.en, W; 1613, boven 't Hof te Wouweringen, 0; 1618, totten have van Wouweringen, G; 17e-18e.e., Wouwering(h)en, G; 1761, den molen van Wouweringhen, KA; 1789, tot Waringhe, 0.; 1844, Wauringe, Kad; Wauveringen, Mil. - Hof, molen en gehucht op de Molenbeek, na&r Huizingen toe. Te reconstruëren tot *Waldrikingalzeim, «hof bewoond door het *Woudren'gem; Woud!~ge.m, dat normaal verder W. ouwergem moest worde~. Een sufffx...verwlsselmg maakte er W ouwenngen van; thans W ourmgen. ge~in ·van den Frank Waldrik ». Daaruit : *Waldringhem,

583. Wouwering~nbeemd (E 3): 1577, 1621, Wouweringenbempt, G; 1652, Woudregembempt, .An. -Weiland aan de Molenbeek, van hefKasteel tot op Huizingen. Zie Gemeente 7. 584. Wouweringenmolen (E 3). -Papiermolen te Wauweringen. - 1844, Waeringhenmolenweg, B. 585. Wonweringenstraat (D, E 3): 1613, de Wouweringenstraete, G. . 586. Wou\veringenveld (E 3): 1559-1755, Wouweringenvelt, 0; 1612, velt geh. Wouderinge, 0; 1795, Waveringhe veldt, G; 1844, Waeringhenveldt, Wauringevetd, Kad, B. -.Grote landerij te Wouweringen. ~ 1844, Waeringhen veldweg, B. 587. Wouweringenveldeke~ (E 3): 1825, Wauweringhenveldeken, Kad. · 588. Wouweringenvijver (E 3): 1621, Wouweringen vijver, G; 1652, Wouderingen vijver, An. 589. Zandpoel: 1472, 1568, den Sampoel; 1571, den *Simpoel, An; 1794, den Simpoel, RK. Vgl. momboor uit mondbore, voor de afleiding van zanä. Kan

« poel bij de Zinqe, Zenne », geweest zijn. 590. Zàvel (G 6): 1328, op den Zavel, H; 1406, boven de Crekelhage op den Zavel, H; 1621, op den Savele, 0; 1785,

ook

op de Savele, G. -·Land van geringe hoedanigheid bij Rekveld.· · Wordt in 1775 beschreven als « synde seer savelachtig ». 591.~ Zavelbeemd : 1621, weyde aen den Savelbempt, G.

592. Zavelstraat : 1652, de Savelstraete, An: 593. Zegersdal (E 3): 1596, onder 't Segersdal, 0; 1650, in het Segersdael, 0; 1791, het Segersdal te Wouweringhen, 0. Pers. n. Zeger.

594. Zenne (1, j, 1-4); 1493, tegen de Sînne, H; 1621, te Laeekt aen de Zinne, G; 1698, weyde te Doorp a en de Zenne, 0. - Rivier de Zenne. De plaatselijke uitspraak, te Lot, is Zinne. . 595. Zen.nebrug (I 2): 1200, octo bonaria ... tam terre arabilis quam prati et pascue ... sita in parochie de Dornepe inter Sennebrugghe et Sollenberghe, KA; 1321, Peter Rase de Zennebrugghe, - de obstal1o a pud Zennebrugghe, D; 1346. Oil1ys van Zennebrugghe, 0; ca. 1500, eenen opstalle t'Sennebrugghe onder Doernepe ... aen de Zenne ... daermen gaet 81


te Beersel waert. .. aen de Haecbeke, An; 1621,- te Laeck aen de Zennebrugge, 0. - Brug over de Zenne te Lot. · 596. Zesdagwand (0 5): 1794, op het Middelvelt tegens dê Sesse daghwanden, 0. 597. Zevenborrebeek (C, D, 5-6): 1517, tot Essele aen de beke van Sevenborre daer het beexken van Rullent'oede inne loopt, KA; 1844, Ruisseau des Sept-Fontaines, B. - Beek die van Zevenbarren komt. De gebouwen van het klooster van Zevenborren, gesticht in 1380, lagen op Sint-Genesius~Rode; de afhankelijkheden ook op Dworp en EigenbrakeL

598. Zevenborrem:ólenweg (C 7): 1844, Septfontainemolenweg, B.·- Weg van den watermolen van Zevenbarren op Sint-Genesius-Rode. 599. Zevenborrestraat, Zevenborreweg : Septfontainestraet, Septfontaineweg, B. - Wegen naar Zevenborren. 600. Zevenlochten (E 6): 1613, Sevenlochten geh. Heylemoyenlochten, G. - Bij Herisem. 601. Ziekeliebos (D 3): 1480, door 's Hertogenbosch ende door de Sieck~lie bosch tot op WiHems eauter neven Dorp, van de Weghe, Buizingen, 196. - Bos te Ziekendries.· 602. Ziekenberg (E 2) : 1652-1665, a en den Sieckenberg tegen 't Wauweringenvelt, 0. - Hetzelfde als Ziekhuisberg. 603. Zie.kendries (D 3): 1620, den Sieckendries, 0; 1?23, ·Siecken Driesch, 0; 1825, 1844, Siekendries, Ziekendri.es, *Kendries, Kad, Popp; Ziekendries, Mil. Gehucht bij Krab bos. Plaats waar, in de middeleeuwen, de leprozen en andere zieken afgezonderd werden.

604. Ziekendriesstraat, Ziekendriesweg (D 3): 1844, Siekendriesstraet, ...weg> B. - Wegen naar Ziekendries. 605. Ziekhuizen (D 3): 1779, lant aen de Siecke huysen, op den Haeck, G. - Hetzelfde als Ziekendries. 606. Ziekhuisberg (E 2): 1652, op den Sieckhuysberch, 0. - Zie Ziekenberg. 607. Ziekhuisstraat (F 5): 1559, de Sieckhuysstraete die van Hal1e naer HalzeNberghe loopt, 0.- Straat aan de goederen van de Infirmerie van het Begijnhof van Brussel; andere naam van Kruisstraat 2. 608. Ziekbuisveld 1 (D 2): 1613, opt Sieckhuysvelt aen den Hertogenbosebt 0. - Kleine landerij aan de ziekhuizen van Ziekendries. 2 (F 5): 1572, 1608, 1694, 1750, 1793, het Sieckhuysvelt tegen den Begijnenbo~ch, _0. - Landerij .~ij Begijnenbos, 1844, eigendom van de Infumene van het Begt]nhof. Ziekhuysveldweg, B, Popp. - Weg van Kesterbeek naar. Begijnenbos. 609. Zittert (I 3): 1321, de bonis apud Zittert, D; 1375) 't hof te Zittert, W; 165; te Lake ... den slachmolen toebehaerende den goede van der Zittert, 0; 1486, die goeden van der Zittart ... aen der Zitterhosch, L; ca. 1500, den hoff te Zittart, 82

gel. in de bantk van Rode in de prochie van Doirpe, tusschen Beersel ende Lake, met a1Jen zijnder toebehoorten, met huysingen ende .wateren, bogaerde, beeq1pde, lande ende bos~ schen, al bij een gelegen ... met eender slachmoeJen dair op die beke te Lake, met den vlyet van den watere dair de moeJen mede slaet, L; 1613, 't hof ter Sittert dat afgebrant· is ende daer een en careelhoven stont opt velt geh. 't Sittersvelt,. 0. - · Beemden aan de Zenne> op de grens Dworp-Beersel; hof, zetel van een heerlijkheid, afgebrand in 1489 door de Brusselaars, toen ook het kasteel van Beersèl verwoest werd. Het Hof te Zittert stond nabij het huidige kerkhof van Lot; die plaats was sedert de 16e eeuw met· bos bedekt. Zie Top. Beersel, nr. 251. Een zittert was een «gemeenschappelijke maaiweide » (Zie Hand. Com. Top. DiaJ., XIX, 1945, 302-307). Het is een collectief ontleend aan het Frans seitrud, afleiding van Mlat. sectura, of seiture, « dagmaal, hoeveelheid gras die één man op een dag kan maaien >>.

610. Zittertblok (I 3): 1613, een block geh. 't Sitte'rblock nu weyde ... tegen 't hof aen de Sitterstrate, 0. - Perceel te Zittert. 611. Zifterfbos (H 3): 1486, Zitterbosch, L; 1825, 1842, Zitter bosch of Kwaden Horinckx, Kad; 1877, het Zitterbosch, Gem. - 1844, Zitterboschweg, B. 612. Zittertplas (I 3) : ca. 1500, a en den Sitterplas, An. Een staande water te Zittert. 613. Zittertplein (I 3): 1621, weyde bij de Sitterplayne, G. 614~ Zittertstraat (I 3): 1613, aen de Sitterstrate, 0. 615. Zittertveld (H 3): 1613, opt ve1t geh. 't Sittersvelt, 0. 616. Zittertweide (I 3) : 1844, de Zetterweyde, B. 617. Zoer: 1649, bunder geh. den Soer, 0. 618. Zoniebroek (B 6): 1659, in de leegde van het eynde van Soniebroeck tegens de Rulenrode heyde, L; 1654, tegens de bane van Soniebroeck loopende naer Sevenborre, L. Plaats te Rulrode niet ver van Zoniënbos. De naam zal wel in verband staan met Zoniënbos. Het woord is interessant omdat wij er het Mnl. zonie, zeunie, « zwijnenvoeder », zo duidelijk kunnen in herkennen : « broek waar de zwijnen hun voedsel vonden». En dit is ook de betekenis van Zoniënbos: «bos waar de zwijnen peisterden ».

619. Zoniën ( B, C 7) : 1566, d'W aut van Sonien, An; 1530, aen d'Wout van Zonie, metten anderen eynde aen 't hof van Elderinghen, metter eenre zijde aen 's Orevenblock, geh. Dits rode, ... de strate die van Esse te te Zon i en weert ga et, L, 0. - Zoniënbos reikte, in de late middeleeuwen, nog tegen de grens van Dworp. 620. Zoning (B 6): 1755, bosch gen. Clijn Seuninck, G. Bedoeld als <Klein Zoniën :.. ln sommige dialecten· betekent

zeaning, < zwijnenvoeder ». 621. Zottenberg ( C 5): V. - In den volksmond, de straat langs het kerkhof op. 622. Zurenbroek : 1540, onder Keysterbeke aen den Suerenbroeck, KA; 1649-1700, weyde gen. het Suerenbroeck, G.


623. Zwaan (D 4): 1725, de Swaen·, 0. - Herberg in het dorp . . 592. Zwaluwendries (B 3): 1756,, aen den Swolmen dries tegens Alderbosch, G. . Dial. zwolm : zwaluw. 624. Zwart Kruis (B 4): V. 't Zwet Kruis. Gietijzeren kruis langs de weg op den Hoogkouter; waar iemand schielijk stierf.

OVERZICHT VAN HET MATERIAAL. BODEMGESTELDHEID. -Aard van den grond ; Za-"' vel, Zavelbeemd, Zandpoel; Grendeblok, Grevelenblok; Keienb,erg, Keienblok. -= Steen aan de oppervlakte : Steenrots; ontginning van natuursteen : Steetzbeemdeken, Steenblok, Steenluik, Steenput; Bruineput, Nekkersput, Smeurp.ut, Vuilput. - Zware klei voor baksteen : Kakelrij, Kareelblok. Moerassen : Drinkeling, Druite?, Muisveld, Moesdelle, Moorter, Moorterman, Moorterveld, Kwaadmaras.- Zure gronden: Zoer?, Zurenbeemd. · WATERS. - Rivier: Zenne (Zinne); - beken, oude namen : Dornepe (Dworp), Oisenbac; - nieuwere namen : Molenbeek, Maalbeek, Orotebeek; Esselbeek, Kloosterbeek, Zevenborrebeek; Hallebeek; Bosbeek, Duivelbeek, *Kesterbeek, Kleine Molenbeek, Mosselbeek, *Meerbeek; Kesterbeek,Diesbeek; Haakbeek; - kunstmatige beken : Laak; Leugenbeek; Vloeibeek; - kleinere afvoerbeekjes : Kelle, Hooszijp, Pieszijp. Natuurlijke bronnen> met een bepaling ingegeven door het oud volksgeloof : Duivelsborre; - in christelijken zin ver..; anderd : Marienborre, Sf ....Laureinsborre; - door de ligging : Avoortsborre, Hanenborre, Kelleborre, Kissemborre, Solheideborre; door een eigenschap ; Kloetsborre, Snelborre, Vloedborre; - of een andere omstandigheid : Geersborreken, Geuzenborre. Staande waters : Vijver, Wouweringenvijver; Waterpoel, Zimpoel; Zittertplas. HOOGTEN EN LAAGTEN_ -De hoogten heten : Alfsberg, Alsberg; Slangerberg, Sollenberg, fansberg,- Kraaienberg; Keienberg; Lakenberg (bij Laakt), Rekberg (bij Reekt), Ziekenberg, Ziekhuisberg. (bij de Ziekhuizen); Waaienberg; Eikenberg, Kiekenberg, Witsberg, Wortelenberg; - spotnamen: Luisbergt Zottenberg. - Koekel? - Hoogkouter, &~~ . . De laagten: Dal, DelleJ Deelt;- Daa(straat;- Heien ... dal, Kampendaal, Kraaiendat, Meinendal, Moesdelle, Mooien ... dal, Wijngaarddelle, Zegersdal. BOSLAND.- Grotere of kleinere, met opgaande bomen of kreupelhout beplante gronden heten bos, met allerlei ander... scheidingsbepatingen, ontleend :

84

' .vorst of heer : 's Hertogenbos, aan een eigendomstitel van Koningsbos, Vroenenbos; -. van een kerkelijke of andere gemeenschap : Begijnenbos, Gasthuisbos; Kamerijkbos, Kerkenbosketz, Klarissenbos, Monniksbos, Onze-Lieve-Vrouwenbos, St.-Jorisbos, Ste-Clarenbos; - van een heerlijkheid : Kesterbeekbos;- van p'rivate personen : Bekketsbos, Oeertsbos,. K anteleursbos, Kno psbos, Vissersbos; aan de ligging: Halderbos (op Halle), Hanenbos, Helderingenbos, Kraaiendalbos, Langblokbos, Molenbos, Rekbos, Ziekeliedenbos, Zittertbos; . aan de beplanting : Eikelenbos, Gezette bos,· aan andere omstandigheden : Bakenbos, Orevelenbos, Haakbos, Kort.enbos, Krabbos, Rastelbosselken, Rijpe/bos, Slanger-: bos, Strijbos, Verbernd bos, Warandebos. Het grote bos heet woud ( Zoniënwoud). Gedeelten van een bos die geregeld gehakt worden heten houw : Drielindenhouw, Eikenholiw, Houwken. Gronden begroeid met laag kreupelhout heteî1 raspalle en haag : Krekelhaag, Langehaag. Oude bosnamen zijn nog de collectieven op -t : Eist, Hernt, Hulst, Kleert, Reekt, Welst. De oude naam· voor aanzienlijke bosrooiingen is rode: Dietsrode, Rulrode; - latere, kleinere ontbossingen noemt men rod: Ouderod, Papenrod, Rod;- of : het Oerooidç. ONBEBOUWD LAND. - De gewone benaming is heide.: Heide, Heiken, Heienbroek, Heiendaal; - met bepalingen die een hoedanigheid uitdrukken : Gemene heide; Grote -, Kleine heide; Kwadeheide; Beneden-, Bovenheide; -of de ligging: Esselheide, Meigemheide, Rulroheide, Vuilputheide; - of den .ópvaUenden plantengroei : Bremsheide, Genst/zeide; - of een oud gebruik : Solheide. Het woord plein wijst ook op onbebouwde gronden : de Pleyne ... op de Groote heyde; Zittertplein;- alsmede: Haverwei, Havergewas, Vogelweide, Krekel/zaag. . _ Nog een· oud woord voor zulke gronden is dries : Dries (= Grootheide), Drieskensveld; Alvendries, Kleinedries, Sol-: lendries, Zwaluwendries;- in de volgende namen hebben we te doen met woest liggende straatkanten ; Driest, Drieststraat; - of met gras begroeide pleintjes op den tweesprong van wegen : Korrendries, Ziekendries. NATTE GRONDEN EN BROEKLAND. - Wij hebben hierboven reeds gewezen op enige plaatsnamen die wijzen op de moerassige gesteldheid van sommige bodems. In vroeger tijden moesten nog heel wat meer moerassen voorkomen, maar zij werden bruikbaar gemaakt voor weide- en akkerland door gepaste afwatering. Zulke plaatsen zijn nog terug te vinden in hun benaming broek: Elsbroek, Esselbroek, Gemeenbroek,. Oielenbroek, Orouwefenbroek, Heienbroek, Hulstbroek, !fenbroek, Kraaienbroek, Meigenbroek, Molenbroek, Oedsebroek, 85


Rondbekijkbroek Slijpenbroek, Snelbroek, Vronenbroek, Wijenbro.ek, Zoniebroek, Zurenbroek. WEILAND. - Het grasland dat ten minste éénmaal per jaar gehooid werd, voor het wintervoeder van het vee, heet beemd. · Daar was vooreerst het « gemene hooiland », waar alle ingezetenen toe gerechtigd waren. In .de volgende plaatsnamen vinden wij de getuigen van dezen vroegeren toestand : Asclz... beemd, Asselbeemd, Ast; Gemeente ( 10 verschillende), Oe me, nebeemd, Gemeinigheid, Grote en Kleine Gemeente; Maaibeemd; Vrij beemd; Wisse/beemd; Ziftert. Mindere beemden werden onderscheiden door een· bepa-; Iing ingegeven door hun ligging : Esselbeemd; Wouweringenbeemd; Molerzbeemd; Plankskensbeemd; Spekbeemd; Zieken ... beemd; - door een voormalig eigenaar : jan van Habbekebeemd; Kerkbeemd; Maroyenbeemd; Roelandsbeemd; Vranksbeen:zd; Vrouwenbeemd; - door den vorm: Bottenbeemd; Rondbeemdeken; Hemme-: rikbeemd; - de bodemgesteldheid : Steenbeemd; Zavelbeemd; - of een andere omstandigheid : Alsembeenzdeken; Baroelsbeemd; Kiekenbeemd; Krekelbeemd; Kruisbeemd, Looienbeemd; Rastelbeemd; Sclworbeemd; Snelbeemd; Speelbeemd, Voedenbeemd. Weiland voor grazing van het vee, gewoonlijk kleinere uitgestrektheden, in de nabijheid van de hoven, heten weide. Zij worden onderscheiden door een bep·aling ontleend hetzij aan de ligging : Bosweide, Esselweide, · Haakweide, Kapelleweide, Kloetsweide, Plankskensweide, Zittertweide; - hetzij aan een vroegeren eigendomstitel : Ammansweiken, Bekkersweide, Heintjesweide) Klaas Wijtsweide, Locusweide, Vrouwenweide; - een hoedanigheid : Brede -, Droge-, Jonge - , Kromme -,Ronde-, Waalse weide; . - de bestemming : Blijkweide, Ganzeweide, Kalverweide, . Koeweide, Paardeweide, Mestweide, Veeweide; - een andere omstandigheid, die niet altijd te achterhalen is : Donderweide, Halfweide, Kroonweide, Kwetterweide; Vogelweide. Schraal grasland heet eusel, maar het woord komt weinig voor alhier; wij noteerden alleen : Kameusel en Langeusel. AKKERLAND.- Het oudste akkerland heet, alhier zoals elders, kouter : H oogkouter, Vreekouter, W lllemskouter, denkelijk de drie primitieve dorpskouters. Daarna werden, op het open veld, achtereenvolgens verschillende, min of meer uitgestrekte landerijen uitgewonnen, die dan l'eld genaamd werden, met een of andere omstandig-:heidsbepaling ontleend, hetzij aan de ligging bij een of ander hof : Esse/- en Overesselveld, Helderingenw!.ld, Kesterbeek-

86

veld (met Gijsblad, Emdeveld - Middelveld - Tondelveld), Kissemveld, Molenveld, Wouweringenveld; - hetzij aan een eigenschap : Hoogvéld, Grootveld, Breedveld. - Later nog kwamen daarbij : Hoeve, Kampendaal, Geer; Borreveld, Rekveld en Hernt, Wijngaardsveld; Diesbeekveld of Halleveld; Kraaienveld; Haakveld,~ Muisveld; -. en nog een aantal mindere uitgestrektheden, die ook met den naam veld en een omstandigheidsbepaling aangeduid werden : Beekveld, Drieskensveld, Ganzeveld, Grootheideveld, Hanenveld, Hofveld, Kattenveld,. Kerkhuisveld, .Kerkveld; Kloosterveld, Koeveld, Kostersveld, Krekelveld, Kuipersveld, Kurelenveld, Marienveldeken, Meinveld, Molenveldeken, ·Moorterveld, Pachtersveld, Rapenveld, Sclzeetveld, Slangerveld,· Strijkersveld, Vierstrate'nveld, Waaienveld, Ziekhuisveld, Zittertveld, Veldeken. Het bebouwde land lag, in de middeleeuwen en tot in de 16e eeuw, zorgvuldig ingesloten in zijn hagen van levend hout (tuin) of stokken. De kouters en de grotere « velden » kregen aldus een gemeenschappelijk beluik. Wij vinden daar de herinnering van in sommige plaatsnamen : Belik, BeZing, Rondbelijk; Steenluik; Lokaard;- Hemde (Emdeveld); -· Perreweide, Winterperre, Peert;- Boecht ( schutruimte voor vee); - Kampendaal; - wellicht ook Kattenveld, Kraaiveld. Kleine, afzonderlijk gebeinde percelen heetten blok. De . toponymie brengt er een groot aantal aan het daglicht. Zij worden onderscheiden door bepalingen ontleend aan : - de ligging : Drogeweideblak, Elstblok, Heiendaalblok) Kesterblok, Kissemblok, Lindeblok, Plankskensblok, Slangerblok, Zittertblok; -· een vroegèr eigenaar : Bekkersblok, Bettekensblok, Keizersblok, · Kerkenblok, Klarissenblok, Kloosterblok, Pietersblok, Pretersblok, Stroobantsblok; - een hoedanigheid : Grootblok, Langblok, Middelblok, Tiendeblok; - de vorm : Staartblok; - de bodemgesteldheid : Grendeblok, Grevelenblok, Kareelblok, Keienblok, Puttenblok en Steenblok; · - de bestemming : Ganzeblok, Raapblok, Tarweblok, Speelblok; - of een andere omstandigheid : Kerreblok, Kraaienblok, Kronenblok. Het omtuinde land, bij een hofstede gewoonlijk boom. . gaard en moestuin, heet lochten of lochting, met bepaling • ingegeven door : - de ligging: Ootenlochten, Hagenlochten, Kammelochtzng; - een eigenaar: Abeertslochten, Heil Moyenloc!zten, Hoelslochten, Kloosterlochten, Sloosenlochting, Peekenlochten; - een hoedanigheid : Drogenlochten, Orotenlochien; - een volgnummer : Dertiende lochten, Zevenlochten; - of een andere omstandigheid : Maandaglocllten, Tabbaardlachten.

..

87


Ook het woord gelege komt voor, met ongeveer dezelfde· betekenis : Kompeerkensgelege, Pauwels,gelege, Pijpersgelege. Andere landerijen werden genoemd naar hun oppervlakte, met oude benamingen van landmaten : Hoeve; Hangend bun-·

der, Langbunder; - Dagwand, Groot dagwand, Konijnen ... dagwand,, Lang dagwand, Verloren dagwand, Tiendagwand,. Zesdagwand, Lange zesdagwand. Weer andere benamingen werden ingegeven door den

vorm van de percelen : Geer,· Hammeken en .Hemmerik; Eegde; Staart, Staartblok, Kattestaart; Haak; Kwade horik;· Pastoorshoed, Winkel en Winkelaar. Op den vorm wijzen nog de bepalingen kort (b.v. Kor-· tenbos) en lang (Langblok, Langbunder, Langdagwand,. Langeusel, Langehaag, Langeweide, Langveld);- bot (b.v .. Bottenbeemd);) - rond (b.v. Rondbeemdeken, Rondbelijk, Ronde weide); -· verder nog Strept (landerij in lange· strepen). Ten slotte zijn er enige metaphorische benamingen,. waarvan het verband tussen het voorwerp en het benaamde~ perceel niet altijd duidelijk is, maar waar toch dikwijls een gelijkenis in vorm zal aan den grondslag liggen ! Baard (een: bos); Pertsdissèl, Piekpijke, Stoel, Teerling. Nog namen voor kleine percelen zijn: Ganzestuk; -.de·

Drie delen; Wijmenhof.

Grote boomgaard, Ruiselboomgaard; -·

Vermelden wij hier nog de plaatsnamen. die herinneren aan ouden wijnbouw: Wijngaard,. Wijngaardeken, Wijngaard-· delle, Wijngaardstraat; de ligging van voorgaande plaatsen was zeer gunstig voor die teelt. TOEGANGEN.- Voor de grotere akkercomplexen-was~ er één toegang : het kouter gat, ·of aardgat (toegang tot den «aard», het beploegde latld), of· schoorgat (toegang tot het << schoor » of << gescheurde, omgeploegde land »}. Dezé benamingen komen voortdurend voor in de toponymie. Ook de· bossen waren dikwijls omheind, gewoonlijk met aarden ber-· men .. Daar ook heet de toegang gat: Bosgat, Vogelensgat, Waaigat.- De toegang tot een molen: Molengat of Maalgat.. In die toegangswegen stonden afsluitingen die zorgvuldig· dienden gesloten gelaten. De namen er van gingen dikwijls. over op het nabijliggend perceel : Raste, Rastel, Roosterken;>

Valveken.

PERSONIFICERINGEN. - Sommige plaatsnamen zijn· eenvoudig personificeringen : de naam van den eigenaar wordt· overgedragen op het perceel : de Roeland, de Rogier; - of een omstandigheid wordt geabstraheerd tot een naamwoord :

de Sclzeemaker, de Zoer.

Verschillende achtervoegsels vergemakkelijken dit procédé: suffix -aard: de Fokaard, de Kapelaard, de Krelaard,_

de Lokaard, de Lupaard, de Mattaard,· suffix -rik : Hemmerik;

suffix -ing : de *Beling, de Drinkeling, de Zoning; suffix -elaar : de Ruiselaar, de Winkelaar; suffix -man : de Akkerman, de Groteman, de Moorterman. SAMENSTELLINGEN MET SUFFIX -t, - De toponymie van· Dworp is·. uitzonderlijk rijk. aan zulke, samenstel- . lingen. In enkele heeft -t zijn primitieve betekenis vart een collectivum·: Eist, Hernt, Hulst, Welst, Zittert; - in·· andere heeft -t alleen de waarde van een versterkend locatief : Ast, Belet, Dèlt, Driest, Kleert, Laakt, Reekt, Strept. - In Essèlt is de -t een willekeurig achtervoegsel.. PAALTEKENS. -Voor het afbakenen van een rechtsgebied of een private eigendom gebruikte men grote stenen of andere zichtbare, bestendige tekens, vooral bomen. Wij vinden die terug in de plaatsnam~ : Hoge meer, Meer; Wachtwilgen; -Berk, Driebeuken, Epe en Nepelaar, Hees-

terken, Vlierken.

GEBOUWEN . ......:- De primitieve stamzaten droegen aanvankeliJk een naam op -heem : Herisem, Hilderengem; Kissem, Meigem, W oudrengem; de namen op .;.engem verwisselden dit suffix voor -ingen (Helderingen, Meiningen, Wouweringen); - of -zele : Essele. · De grote boerderijen heetten later hof, met .een localiseren de bepaling ingeleid door te : Hof te Dworp, - te Esse!,

- te Elderingen, -· te Kesterbeek, - te Meigem, - te Rulrode, -· te Solheide, -te Winterperre, - te Wouweringen, -te Zittert;- of meteen bepaling, door eigendomstitel, ingeleid met van : Hof van Batenborg, - van Labus; - van /( esterbeek (toen de zetel van de heerlijkheid verplaatst was). . In moderne tijden laat men de naam van den eigenal,\lr of pachter voorafgaan : Paesmanshof, van Isterdaelshof,

Winderickxhof.

Soms herinnert de naam aan een historische gebeurtenis :

Verbrandhof;.- een kenmerkende eigenschap : Steen, Steentje, Stenenhof (wegens de zeldzaamheid van stenen gebouwen in de · middeleeuwen) ; -

of een andere omstandigheid : of blijft, in den. naam van een perceel, alleen een herinnering aan een verdwenen gebouw :

't Kloosterken, de Toren; -

't Hofken, de Hofstad, de Muur.

Gebouwen met speciale bestemming heetten : Cure, Priesterage (pastorij); Kasteel; Tiendeschuur; Zieklzuizen; IJskelder. . . Oude herbergen : Hespenboer, Nachtegaal, Rode Leeuw,. Roos, Vossegat, Groene Boomgaard, Bloempot, Heide Blommeke, Plompaart, Kroontje, Zwaan, Stenen Huis,· Wit Huis,. Hoog Huis, Hert, Koning David, Leeuw van Vlaanderen, Zwart Paard, Luipaard. VERKEERSWEGEN.·- Heerstraat, Steenstraat;- Alsenbergstraat, Brusselstraat, Dworpstraat, Grote baan of Hallese steenweg of Waterloose steenweg, Halleweg, Huizingenstraat;- Avoortstraat, Borrestraat, Bosstraat, Daalstraat

gg.

88


of Delstraat, Bies~eekstraat, Elststraat, Esselstraat, Essellzei-

destraat, Groot/zezdestraat, Haakstraat, Heidestraat, Herntstraat~ Hoogkouterbaan, Houtstraat, Kesterbeekbaan, Kissenzstraat, Laakstraat, Lakenbergstraat, Molenveldstraat, Moor- , termanstraat, Overesselweg, Rulrostraat, Sollzeidestraat, Steenblokstraat, Vuilputstraat, Wijngaardstraat, Wouwering~nstraat, Zevenborrestraat, Ziekendriesstraat, Zieklzuisstraat, ZLttertstraat; - Hoogstraat, Koestraat, Kruisstraat Kwadestraat, Lijkstraat, Peperstraat, Vierstraat, Vijfstraal; -· Batenbor.gweg, Beekstraatj~, Beukenstraat, Bunderstraat, DiepstraatJe, Dreefstraat, Drzeststraat, Drobbelstraatje, flallebosweg, Hollestraat, Hoogbosweg, Kerklwfweg,.~ Kindersti:qat, Kromme ~oorweg, Kromwegje, . Molenweg; · Papierfabriekstraat, Ruwzstraat, Sukkelstraat, Walestraat, Waterstraat Winkelstraat, Zavelstraat; - Kassei, Kleine kassei; Steeka{ ' - Blijdenkeer. Wanneer een rijweg een beek te kruisen had, zocht men een doorwaadbare plaats uit, die men dan met steen belegde, een voord. Wij troffen er alhier één aand : Aavoord. - Later bouwde men een stenen brug over het water: Haakbrug, Laakbrug, Stenenbrug (2), Zennebrug; - voor een voetweg volstond een houten plank of spek : Planksken, Plankensweide,

kenberg; Koeveld, Koestraat, Koeweide; Konijnendagwand, Konijnenhoek; Krekelbeemd, Krekel/zaag; Luisberg; Mietennest; Nachtegaal; Paardeweide; Rattennest; Vogelw~ide; Vossegat; Zwaluwendries. PLANTEN. Alsembeemdeken; Berk; Bremsheide; Beukenstraat, Driebeuken; Eikelenbos, Eikenbos, Eikenlwuw, Grote eik, Elsbroek, Elst; Epelaar, Nepe; Gaspeldoorn-; Genst; Havergewas; Heesterken; Heidebloem; Hernt; Lindeblok, Drielindenhouw; Raapblok; Roos; Ruiselaar, Ruiselboomgaard; Tarweblok; Vlierken; Wachtwilgen; Welst; Wijenbroek; Wijmenlwf, Wijngaard. ONT.LENINGEN AAN HET FRANS (WAALS). -

Abeert; Baroel; Fabeel; Gangida ( gagnqge); Grouwelenbroek ( gruwole, riwale); Pasijn?; Rastel; Carré; Choule (Sol-); Pret ( Scholput, Waalput) ; Tikebies ( tiquebise); V entelle. AUTOCHTONE GESLACHTEN. - van Elderingen, van Esse!, van Herisem, van Kesterbeek, van Meingem (van Meyningen), van Rulrode·(Rilro), van Wouweringen.

Spekbeemd. VOLKSKUNDIGE INSLAG. -· Sporen van het oude volksgeloof in aard- en watergeesten vindt men in : Alfberg,

Alvendries, Nekkersput, Duivelsbeek, Duivelsborre. Herinneringen aan volksontspanning, spel in open lucht met de solle leven voort in : Sol/zeide, .·SoUenberg, Sollendries $ollocht-en, Scholput; Speelbeem41 ';Speéiblok. - Het oefen~ plein van het plaatselijk schuttersgild heette den Papegaai of

de Wip.

De Dodenrust bewaart wellicht de herinnering aan een oude begraafplaats; het Stenenkruis, aan een.. b.oete voor een manslag; het Zwart kruis aan een schielijken dood. Uitingen van boerenhumor en spot kan men vinden in : 't Gerief, Hespenboer, deLoor (een teleurstelling?), Pastoors-

hoed, Platteborse, Mierennest, Rattennest, Konijnen/zoek, Rotzak, Sukkelstraat, Terstond, Verlorenambacht, Verlorendagwand, Vettekuip, Zottenberg. PLAATSELIJKE NIJVERHEID. -

Steenontginning :

Steenblok, Steenluik, Steenput, Stenenbeemdeken, Donderweide, Bruineput. -· Kareel- en tichelbakkerijen : Kakelrij (3), Kareelblok (2). ~Leerlooierij : Looienbeemd? -· Brouwerijen : Kam, Kameusel, Kammelochting. - Smidse : de Oude smisse. -Molens, uitsluitend watermolens (8), waaronder vele papiermolens ; Molenbeek, Molenbeemd, Molenbos, Molenbroek, Molengat, Molenslag, Molenveld, Molenweg, Maalbeek, Maalgat,- Pampiermolen, Slagmolen, Slijpmolen. DIEREN. - Bakenbos; Oanzeblok, Ganzestuk, Ganzeveld, Oanzeweide; ten Hane; Kattenstaart; Kiekenbeemd, Kie91

90


Ilt DE OUDSTE MENSELIJKE NEDERZETTINGEN. 1. Prae-Romeinse oudheden.---- 2. Nervisch-Romeins tijdperk. 3. Frankische nederzetting.

.

.

Wanneer men even bedenkt dat volgens de geologenanthropoJogen de aarde reeds veel millioenen eeuwen bestond toen de eerste mens, ongeveer een millioen jaren geleden, er op verscheen) en men een tijdperk vergelijkt van 2000 jaar, dat de geschiedenis van onze gewesten beslaat, met de SU.OOO jaar·, de laagste raming van de ouderdom van H

$ N.olithis~ .lt~t ion 4

V.erJt'r..etd.t. 'Voór W.èrtten .

Neolitisch station op de Meigemheide.

het oudst gevonden mensengeraamte, kan men al dadelijk vaststeilen hoe beperkt in de tijd onze kennis van de geschiedenis. is. Wat we van het verleden van een dorp weten is, alle'S wet beschouwd, dus zo heel veel niet : een oudheidkundige vondst, enkele akten, wat inlichtingen over de kerk, een kasteel, een paar kasteelheren, enkele geestelijke en wereJd... lijke overheidspersonen en plaatsnamen, waaronder veel raad93


selachtige, en, ten slotte, enkele typische feiten, die we dan nog te danken hebben aan menselijke conflicten die in de an ... nalen van bestuur of gerecht opgenomen zijn. Het grootste gedeelte van genoemde zaken stammen dan nog pas uit de 16e of 17e eeuw. . De algemene geschiedenis, hoewel ook meestet1deels deductief, moet ons echter toelaten een overzichtelijk beeld van ons v.erled~n te verkrijgen. Enige kennis van .de algemene geschtedems, het gezond verstand als leidsman, is daarom haast onmisbaar om een dorpsmonografie 1net vrucht te lezen. 1. Prae-Romeinse oud/zeden. De ouds~~ menselijke nederzettingen liggen langs' de waterlopen. Btj ons langs tie Zenneen daarna op de bijrivieren er _v~n. Zo liggen Sint-Gene.sius-Rode, Alsenberg, Dworp, Hutzmgen op de Molenbeek d1e te Rode ontstaat en oudtijds te Huizingen en nu te Lot in de Zenne vloeit. . ~et oerwoud reikte tot tegen de Z~nne, tot op <;Ie hoogte .dte met onder water kon komen. Door dit bo~land liepen een paar paden. Een er van volgde de beek en week er maar van af waar de grond te zompig was. Het binnendringen van çle mens· had natuurlijk plaats daar w:aar de bestaansmogelijkheden voor hem het gunstigst waren. De valleien, vooral, trokken hem aan omdat ze doorgaans mindèr bebost, betrekkelijk goed tegen de wind beschut waren, weiland en water boden voor mens en dier. De alluviale grond er van was geschikt voor groenteteelt Vaak ook liepen de verkeerswegen Jangs de valleien. Men vond er klei voor muren en hutten (Carnoy, blz. 148). Water vooral was van besJissende betekenis. Zonder water is geen menselijke vestiging mogelijk. Er was er nodig niet alleen voor de mens, maar vooral voor het vee, dat er grote hoeveelheden van verbruikt.

Daar Dworp bekend staat als een zeer oude plaats willen we onze voelhorens zo ver moge1ijk vooruit steken, nl. tot de Nieuwe Steentijd, tijdperk waarin onze gemeente zonder enige twijfel reeds door mens bewoond was. De aanwezigheid van de mens in de Steentijd wordt bewezen door de vondsten die vooral te Sint-Genesius-Rode, maar ook te Alsenberg en te Dworp gedaan werden. Die van Prof. G. Cumont aan de oorsprong van de Molenbeek te SintGenesius-Rode zijn de belangrijkste, nL 3591 stenen voorwerpen uit silex van Obourg en Spiennes. Op 9.2.1914 schonk Cumont die verzamelingen aan het Curtius-museum te Luik. Hij beschreef zijn vondsten in het « Bulletin de la Société d'Anthropologie de Bruxelles», t. XVII ( 1898-99, blz. 222). In 1892 vond Cumoht ook stenen gereedschappen op de Mei ... gemheide (BuiL Soc. dtAnthropologie, XIX, 1905, blz. 149) i in 1914, 220 bewerkte stenen nabij het Hof te Winterpene (zie schets). Deze geleerde schrijft in het « Suftetin de Ia Société 94

d' Anthropologie de Bruxelles », dl. XI, 1892-93, dl. XVII, 1898-99, en dL XVIII, 1899-1900, dat de mens uit het Steentijdperk de kwartsietsteen van Steenput voor het polijsten van zijn stenen werktuigen gebruikte. Vermits de mens uit de, Steentijd op de hoogvlakten van Sint-Genesius-Rode en Dworp nabij de waterlopen of vijvers ge1eefd heeft, moet het niet verwonderen dat zowat overal in de streek sporen· van zijn aanwezigheid gevonden worden. . De heer Jan van SchepdaeJ, uit HalJe, · vond omstreeks 1930 verschillende stenen voorwerpen op het grondgebied van . onz-e gemeente. Op de hoogvlakte van Krabbos, evenals in de hoJJe wegen of andere zandwegen daarrond vond hij in groten getale silexstenen of ruwe nucleï, 1 tot 10 cm. groot. Zeer vermoedelijk bestonden er aldaar werkplaatsen voor het kappen van stenen gereedschap. Andere zijn vormeloze stukken, waarvan scherven afgenomen werden. In' September 1928, in een diep uitgeholde weg tussen Smeerhout en Krabbos, ontdekte hij een gedeelte van een gepolijste bijl, ongeveer 11 cm. lang, 2,5 cm. dik, onderaan 5 cm., en bovenaan 2 cm. bt:eed. De bijl was in het midden gebroken. Het was een mooie lichtgrijze silex. Op Ktabbos werden ook verschillende messen van grijs of zwart silex gevonden. Een ander gedeelte van een gepolijste bijl wet=d gevonden in 1930, ditmaal in de holle klimmende weg van Kesterbeekbos naar Vronenbos. Het bestaat uit het snijdend gedeelte van het werktuig en meet 5,5 X 5 X 2 cm. Te Ruienrode in de holle weg doorheen het bos van Tiroberman werd in 1932 een amandelvormig. werktuig van Jichtgrijs silex, met klaarblijkelijk bijgewerkte dubbele snede gevonden. Lengte 3,4 cm., grootste breedte 1,9 cm., dikte 0,5 cm. De houten voorwerpen die de mens uit die tijd gebruikte, evenals die van been enz. zijn, op een paar uitzonderingen na, alge!Jeel verdwenen, 1naar de stenen werktuigen bleven tot dusver bewaard, dànk zij hun . onvernietigbare aard. Tussen de mensen uit de Steentijd werd een drukke handel gedreven. Niet alleen bewerkte voorwerpen, doch .ook grondstoffen werden soms op zeer grote afstanden vervoerd. Dit geschiedde over zee; langs de kust over land of de binnenwateren. De silexstenen van Obourg en vooral van Spiennes werden in een groot aantal neolithische stations gevonden. Van ver kwam men er het zware goedje halen, dat vermoedeliijk met vlotten vervoerd werd, bij ons waarschijnlijk tot aan de Zenne. Volgens de geleerden eindigde deze Steentijd ongeveer 1850 jaar vóór Christus. Daarop volgde de Bronstijd, ongeveer 1000 jaar lang, en de IJzertijd, gerekend tot aan de christelijke tijdrekening, welke laatste twee tijdperken alhier geen sporen hebben nagelaten. Verder wil de overlevering dat er alhier eertijds heuvelen 95


bestonden door mensenhanden gemaakt, die hunebedden geheten worden en de begraafplaats waren van sedert eeuwen verdwenen .volksstammen (A. Wauters, Environs de Bruxelles, t. I, XXVIII). Of de plaatsnaam « op den Dodenrust » of « Doedenrust », die we in 1365 en 1460 aantreffen, daarmee in verband staat is onmogelijk t~ zeggen. 2. Nervisc!z.-Romeins tijdperk.

Sedert de· 3e eeuw vóór Christus, woonden alhier de zgn. Oude Belgen, namelijk de Nerviërs, een sterke Keltische stam. Hun hoofdplaats was Bavacum (Bavay), later Cameracum (Kamerijk). Van de Nerviërs bleef misschien e.en spoor na in de naam van de gemeente (Thorn-apa), waarvan één be. standdeel (-apa) wel Keltisch schijnt te zijn. Het zogenoemd Beigo-Romeins tijdperk van 57 jaar vóór Christus tot in het laatste kwartaal. van de 4e eeuw, is voor ons gekenmerkt door de vondsten die alhier gedaan werden. Omstreeks 1903 ontdekte Baron A. de Loë ( « Annales de la Société d'Archéologie dè Bruxelles>>, 1905, blz. 149150), op de Meigemheide nabij. het Hof te Winterperre, gedeelten van Romeinse pannen ( tegulae) en brokstukken van aarden potwerk Meer naar het Zuiden toe vond een landbouwer, bij het bewerken van zijn veld, een zilveren muntstuk van Trebonianus-Gallus (251-253). Die munt, die toen aan de heer 0. Cumont toebehoorde, wordt beschreven als volgt : IMP. CAE. C. VIB. TREB. GALLUS AUG. (Imperator Caesar Caius Vibius Trebonianus GaiJus Augustus), met het borstbeeld van die keizer. Op de achterkant staat een beeld van de Gesluierde Godsvrucht met beide handen opgeheven. Deze vondsten moeten in verband gebracht worden met gelijkaardige vondsten te Ukkel, te Lot ( Sollenberg) en te Buizingen, waar een zilveren munt van Septimus Severus (222235) opgegraven werd. Te Buizingen heeft men ook substructies van een Romeinse villa, een oven voor tegels en dakpannen en een smederij gevonden. Dit gebied was dus betrekkelijk sterk bewoond tot in het midden van de 3e eeuw ten minste en en het lijkt niet onmogelijk dat toen een Romeins castrum bij Kesterbeek opgericht werd (J. Vannerus, « Le limes et les fortifications GaiioRomaines de Belgique », Enquête toponymique). Een Romeinse weg van Haulchin naar Anderlecht en Elewijt Jiep over Buizingen, Huizingen, Kesterbeek, Brussel.

~

G

8

"'l

:t.

l ..._

j

0

Hoogst waarschijnlijk was er een Nervisch dorp, ter plaats zelf waar thans nog het dorpscentrum van Dworp zich bevindt. Op de oude plannen herkent men gemakkelijk het driekantig dorpsplein, waar de drie wegen op uitkwamen die leidden naar de drie dorpskouters (cultura): de Hoogkouter, de Wil/emskouter en de Vreekouter (Kissem). Aan het pleintje

96

97

...~ "'

..J 0

~

..i A


lagen de woningen van hout, leen1 en stro, waarvan niets kan overgebleven zijn. De kouters zijn het oudst ontgonnen land van een gemeente en doorgaans ook het vruchtbaarste. Van de Nerviërs gingen zij over op de Franken en hun nazaten, in schier onveranderd gemeenschappeJijk gebruik,, tot laat in de middeleeuwen. De uitgestrektheid van een dorpskouter schommelt· tussen 50 en 100 Ha. Daarnaast zijn er kleinere·'hofkouters, behorende bij afgezonderde oude hoven, aangeduid met de naatn van het hof. De hofkouter heeft de uitgestrektheid van een oude hoeve (hova) hetzij 28 tot 36 Ha. . . De dorpskouter werd, in de middeleelJ.Wen, gemeenschappelijk bebouwd door de ingezetenen van het dorp en gezamenl.ijk «gevrijd >>, d. L van een haag of tuin voorzien langs de wegen, de weiden en woeste gronden. Er was maar één toegang, het koutergat, afgesloten met de slagboom, veken of stichel. In de volksmond wordt een plaats aan de Willeruskouter nog het Stichelgat geheten. Aanvankelijk had elke boer een perceel van gelijke grootte in elk der drie « aarden»; meestal was het een lange streep die uitkwam op de gemeenschappelijke kouterbaan;

later een «feodale motte>> heette; zie ook in de Toponymie · Kesterbeek). · Het Frankische rijk behield de administratieve indeJingen der Romeinen. De « civitas Nerviorum », het land van de Nerviërs, vinden we terug in de grenzen van het Bisdom ,Kamerijk.

3. De Frankische nederzetting. Op het Romeinse volgde het Frankisch tijdperk, dat door de geleerden ingedeeld wordt in het tijdperk van Iandneming, van het midden der 3e tot het midden der 5e eeuw; het Merovingisch tijdperk van het midden der 5e tot het midden der Se eeuw. . · · Tot het tijdperk der Frankische kolonisatie behoren Helderingen (Hilderikinga-heim), Wouweringen (Walderikingaheim), Meigen (Machinga-heim) en Kissem uit de Karolingische tijd, terwijl Herisem een naam schijnt te zijn die ontleend is aan een geslacht van Herisem, afkomstig van het hof te Herisem (Pepingen). . De vraag moet thans gesteld worden of Helderingen en Wouweringen geen Saksische nederzettingen zijn uit het begin van de 9e eeuw~ Dr Jan Lindemans heeft daarover treffende zaken geschreven in een bijdrage «Een Saksische Vestiging in Brabant?», (Eigen Schoon en De Brabander, jg. XXXI, nr. 1). Daar voor Buizingen, Heizingen en Huizingen geen twijfel bestaat over de-primitieve vorm op -ingaheim, kan men Wouweringen (waar ook de oudste vorm Wouderegem is) en Helderingen daarvan niet scheiden en aannemen dat hier ook een suffixverwisseling heeft plaats gehad. Maar te Kester'"' beek is het goed mogetijk dat een Saksische nederzetting geschiedde. Het woord Kester (Ceaster, Engels Chester) bestond in de taal der Saksen en niet in die der Franken; zij bedoelden daarmee een kunstmatige opworp, waarboven dan een toren of verschanste woning opgetrokken werd (ongeveer wat

98

99


IV. HET ONTSTAAN VAN DE PAROCHIE EN DE PAROCHIE~ (LATER GEMEENTE~)· GRENZEN. Wij weten thans met zekerheid dat Dworp in een gebied lag dat door een Brabantse edelvrouw Angela aan de SintPieterskerk van Keulen. werd geschonken. Wie deze vrouw was is nièt geweten. Sommigen onderstellen dat ze _zeer goed een abdis van Nijvel kan geweest zijn (Vennekens, « La Seigneurie de Gaasbeek >.-:., 1935). Volgens geschiedschrijver Alfons Wauters ( 1) die de akte het eerst publiceerde, ge. schiedde dit in de tijd dat Hildebrand bisschop van Keulen was, dus tussen 794 en 818. Volgens Bonenfant (2), daarentegen, vond dit pas een eeuw later plaats. De akt~ van schenking vangt aldus aan : « Tradidit Angela, nobilis femina in Brabantia, sancto Petro iri Coloniä, alJodium Lewe dictum in Jongitudine habens septem miJiaria èt unum in .altitt,~dini. .. » Dworp lag in dat domein : « Est ibi silva communis, que vocatur Sonia, in qua, po~tquam transitur rivulus Tornepe ... » Laatstgenoemde geleerde heeft de grenzen van dat gebied bepaald als volgt : op de linkeroever van de Zenne : SintPieters-Leeuw, Oudenaken, EJingen, Sint-Laureins-Berchem, Vlezenbeek, Pede, Itterbeek, Dilbeek en gedeelten van Anderlecht en Sint-Martens-Bodegem; op de rechteroever : Buizingen, Eizingen, Huizingen, Dworp, Beersel, Ruisbroek, Linkebeek, Alsenberg, Sint-Oenesius-Rode en zo voort tot aan de Lasne te OenvaL Al die dorpen, behalve Ruisbroek, echter, volgden hetzelfde recht. In de 12e eeuw behoorde laatstgenoemde parochie nog tot het gebied van Dworp : altare de Tornepia cum Capella de Ruschebroc. Vermoedelijk bleef ze er wat langer van afhangen wegens de geringe waarde van de grond. Het was slechts een zompige strook langs de Zenne, voorbij Neerdorp. Het noordelijk gedeelte van het gebied van Angela kwam ongeveer overeen met de grenzen van de oude dekenij Halle. Het vormde dus niet aUeen een geestelijke, maar ook een juri(l) A. Wauters, « Histoire des Environs de Bruxelles», 1855, dl. I, blz. 77. (2) Paul Bonenfant, « La Notice de Donation du Domaine de Leeuw-Saint-Pierre à l'église de Cologne >, « Revue belge de PhiloJo,;rîe et d'Histoire, t. XIV (1935). nr. 3. - M. J. v. d. Weghe, «Een bijdrage tot de Geschiedenis van Sint...Pieters-Leeuw », Wetteren, 1931.

101


dische eenheid ten opzichte van de aangrenzende streken. Ten Zuiden was het begrensd door het gebied van Halle toebehorende aan de kanunnikessen van Sinte-Woutruid te Bergen; ten Westen door het gebied van Lennik, bezit van de kanunnikessen van Sinte-Geertruid van Nijvel; ten Noord-Westen door de domeinen van de Graven van Brussel, later de Hertogen. van Brabant. De akte van schenking vermeldt enkele belangwekkende bijzonderheden over de verplichtingen van de gebruikers van de grond. Buiten de beboste gedeelten was het gebie·d verdeeld in een part dat voor de heer bestemd was (terra salaricia) en in mansa. Niet allen hadden een mansus (zie verwijzing 7 van de akte van Folcwinus); de << solevagi » of cassaten hadden geen deel in het domaniaal goed ( qui ex parte domini terram non ha bent) en noch ploeg noch paard hadden (de Kotere, de nicht plogh odir perde hebben). Elke man·sus was · belast met een jaarlijkse vergoeding van vijf stuivers, een mudde haver, een kip (voor het gebruik van het bos) en van zeven eieren. Was de mansus in twee verdeeld, dan betaalde elke helft drie eieren en een half en acht vrach.ten staken om de oogst van de heer mee af te sluiten. Elke mansus was buitendien verplicht tot twee vrachtkarweien tot aan ·de « scipbrug >> te Brussel vah waar de Zenne bevaarbaar was, en moest vier mudden tarwe of vijf mudden rogge of zes mudden haver leveren. De pachters die op het aan de heer voorbehouden land de labeurkarwei volbrachten bekwamen dertig deniers afslag. Deze karwei bestond uit negen dagen per jaar op het herenland werken, drie in de Herfst, drie in de Lente, drie in de Zomer. De overigen moesté.n een dag in de oogst arbeiden en een dag labeuren, maar ze hadden recht op brood en bier in voldoende mate en waren niet verplicht het werk te beginnen voordat zij het ontvangen hadden. Wanneer de heer met de koning mee naar Italië moest, had hij het recht twaalf penningen op elke mansus te lichten. De dienstbare mansa, ten getale van zeven, hadden bijzondere verplichtingen : een karwei in verband met vervoer van molenstenen, wat laat onderstellen dat er zeven molens in het gebied bestonden. Gedurende die karwei hadden ze recht op de mondkost. In tijd van oorlog moesten ze een os leveren met drijfstok en een geleider. Deze moest echter door de heer gekleed ·worden. Stierf de os onderweg, dan had de boer recht op betaling van de waarde er van, welke waarde vóór het vertrek door de schepenen bepaald werd. De cossaten betaalden slechts een hoofdcijns van twee penningen voor de mannen en een penning voor de vrouwen. Inzake gerechtelijke verplichtingen moesten de bewoners slechts aan drie oogstwaarheden per jaar deelnemen, tenzij ze betrokken waren in vechtpartijent diefstal of plundering. Het bebost gedeelte van het gebied, gelegen in Zoniën, bestond uit een gemeenschappelijke zone en een zone voor 102

+

+ + +

+

103


de heer. Deze laatste wordt nog aangeduid in de heerlijke rechten (warande en andere). . In het gemeenschappelijke gedeelte hadden de inwoners, voorbij de beek geheten Tornepe, vrij gebruik van het hout. Dit was de oorsprong van de « gemeenten» Essele, Rulrode enz. Voornoemd gebruik gold ook voor de eikels, zonder dat daartoe enig eikelrecht te betalen viel. In het heerlijk bos mochten ze ook hout kappen, maar aan eiken en beuken mochten ze niet raken. Kwamen de eikels tot volle rijpheid, dan mochten ze geraapt worden, mits betaling van een recht dat door de schepenen vastgesteld werd. Werden ze niet rijp, dan mocht men ze kosteloos oogsten. voor de voeding van het vee. Volgens Bonenfan t zou, in de 1Oe eeuw reeds, een groot gedeelte van het goed van Angela door machthebbers ontvreemd zijn geworden. Het is mogelijk dat Richarius, bisschop van Tongeren en van Luik (920-945), een van die ontvreemders was. Mèn denke hierbij aan de zeer verwarde toestanden hier te lande ontstaan door de rooftochten van de Noormannen enz. Het was in 891 dat dezen voorgoed uit onze gewesten werden verdreven. <<West-Europa ging ten onder in de anarchie en in de somberste nood die men ooit gezien had. Tijdens de honderd duistere jaren tussen 850 en 950 verhoedden de grote kloosters dat de vlam der beschaving doofde», zegt Dawson in zijn Geschiedenis van Europa. Richarius zou alzo Dworp wederrechtelijk in zijn bezit gehad hebben. Maar dan komt de actie van Gerardus de Brogne (ca. 930-950) voor het herstel van het kloosterleven. De bisschoppen van Luik kwamen onder de invloed van zijn werking en steunden ze (Pirenne, I). Het is dan mogelijk dat Richarius het voornemen koesterde de parochie van Dworp aan een of andere geestelijke instelling terug te schenken, maar hij zou door de dood verrast zijn geworden (945). Zijn onmiddellijke opvolger, Hugo (945-947), leefde niet lang genoeg om in te grijpen. Het is dan bisschop Farabertus (947953), die de zaak in orde brengt, in 950, door een oorkonde die we hierachter mededelen. Folcwinus moet dan beschouwd worden als een verwante of althans als de erfgenaam van Richarius. Dit zou verklaren waarom, in de akte, de nadruk gelegd wordt op de zielerust van Richarius in de eerste plaats, het zieleheil van de nog levende Farabertus en Folcwinus in de tweede plaats. Ook de voorzorgen en de verwensingsvloek in de laatste twee paragrafen van de akte spreken boekdelen. Ze kenden immers zichzelf. Hierna volgt de tekst van de akte van 950 zoals hij voorkomt in Miraeust « Opera diplomatica et Historica», 1723, I, blz. 141-142, met de vertaling er van (1). (l) Weleerw. Heer Van den Bergh. aalmoezenier van het Schep.. persgesticht te Alsenberg, de uitstekende Latijnkenner, bezorgde de vertaling.

104

Fulquinus, Vir potens, Villam Pagi Bracbatensis, Dorp nuncupatum, dat Monasterio Gemblacensi, circa annum 950. Quisquis bene possideat res in praesenti seculo acquisitas, ille utique optime possidet, qui de terrenis ac caducis sibi mercatur aeterna. Quamobrem ego in Dei nomine Fulquinus, cum consilio vel suasu benignissimi Faraberti Episcopi, pro salute animae beatae memoriae Richarii Episcopi, ipsius etiam .faraberti, pro salute nihilominus animae meae,. filiorumque ac fratrum meorum, sive quoque gratiä aeternae salutis, trado et perpetualiter tribuo Ecclesiae Sanctae Dei Geni- · tricis Mariae, beatique Petri Apostoli Apostolarum Principis, atque S. Exuperii; in loco, vocabulo Gemblaus, ubi praeesse dignoscitur illustris Abbas Erluinus, quoddam juris mei proedium in pago Br.aivibant in loco, qui citur Dworp, cum dimidia Ecclesia, et cum una camba, et sedecim mansis, et cum quodam nomine. lser, seu cum omnibus ibidem aspicientibus, cum domibus et aedificiis, campis, terris, tam cultis quam incultis, silvis, pratis, pascuis, communibus et parvis, aquis aquarumve decursibus, mobilibus, et immobilibus, praesidiis, peculiis, omnia et ex omnibus, quidquid in Episcopio nostra videtur possessio vel dominatio, rem exquisitam et inexquisitam, toturn ad et integrum, tam de allodio, quam de comparato, seu de quolibet attractu ad nos ibidem dignoscatur pervenisse, de nostro jure et dominatione, jam dicto Monasterio per hanc chartulam donationis, sive per festu.;. cam, ad opus Sanctorum, quorum mentionem supra fecimus, a die praesenti donamus, tradimus atque perpetualiter in omnibus transfirmamus. Ea vero ratione, ut Piaeceptores praedicti Monasterii ab hac die hoc habeant, teneant atque possideant, vel quidquid inde facere voluerint, liberam ac firmissimam, Christo propitio, in omnibus habeant potestatem. Et si quis deinceps ( quod tuturam esse non cred9) si ego ÏP.Se, quod absit, aut quisquam de heredibus, vel proheredibus meis, seu quaelibet extera persona, quae contra hanc chartulam donationis venire aut calumniari eam presumpserit, et se exinde non subtraxerit, a liminibus sanctae Dei Ecclesiae excommunicatus et divisus existat, et insuper in die tremendi judicii propter hoc rationero reddat. Contra quem vero calumniam intulerit, auri uncias centum, argenti vero Iibras CCC coactus exsolvat, et quod repetit, nullo modo evindicare praevaleat, sed praesens haec donatio, meîs, et me rogante, bonorum hominum manibus roborata, quorum nomina vel signa subter tenentur, inserta stipulatione, subnixa, per dinturnurn tempus maneat inconvulsa. Signum Gocteranni AdvocatL S. Fulquini et reliquorum. Otto Rex. Cuno Dux. Farabertus Episcopus. Aletrannus Cancellarius. " De machtige heer Fulquinus (1} geeft een landgoed met name Dorp, in de gouw Bracbatensis, aan het klooster van Gembloers, omstreeks het jaar 950. Van al wie rechtmatig eigendom in dit leven verworven heeft, bezit diegene het op de beste manier die met dit aards en vergankelijk goed het eeuwige afkoopt. Derhalve doe ik, Fulquinus, in naam van God en op raad en aansporing van de zeer welwillende Bisschop Farabertus (2) deze schenking tot zielerust van Bisschop Richarius (3) zaliger gedachtenis, (l) Wie die Fulquinus was is niet geweten. In die tijd is er een Folcuinus, abt te Lobbes en kroniekschrijver, een Folcuinus van Gembloers, scholaster te Stavelot, en een Folcuinus, bisschop. (2) Farabertus, bisschop van Luik, 947-953, woonde in het jaar 948 de synode bij die te Ingelheim bijeenkwam op bevel van Paus Agapitus, samen met Fulbertus, bisschop van Kamerijk. Hij was ook Abt geweest van Prüm. (3) Richarius, bisschop van Tongeren en Luik, liet de basiliek van Sint-Pieter te Luik wederopbouwen, die door de Noormannen vernield was geworden. In 935 shchtte hij er een kapittel van 30 kanunniken. Hij overleed in 946.

105


tot zieleheil van voormelde Farabet"tu~ en niet in het minst tot mijn eigen zielewelzijn en dat mijner zonen en broers. Ik sta voor eeuwig af en ik schenk aan de kerk van de Moeder Gods Maria, van de zalige Apostel Petrus, hoofd der Apostelen, en van de H. Exuperius ( 4), ter plaatse Gembloers genaamd, waar, naar algemeen bekend is, de doorluchtige abt Erluinus (5) het bestuur in handen heeft, een stuk, grond dat mij behoort, gelegen in de gouw Braivibant (6),, ter plaatse Dorp genaamd, met een halve kerk, met een. brouwerij, met zestien hoeven (7) en met een zekere man lser genaamd (8) en met al wat er verder bij behoort : woonhuizen, gebouwen, velden, landerijen, bebouwd of niet, bossen, weilanden, heid~gronden, gemeenschappelijke en kleinere, staande en lopende wateren, roerend en onroerend goed, voorrechten en bezittingen, aL wat in ons gebied (Dworp) eigendom of heerlijkheid blijkt te zijn, met of zonder geld verkregen, door eigen inspanning of door erfenis verworven, volkomen alles wat op eender welke· andere manier aldaar in ons bezit wordt geweten g,ekomen te zijn: . .. . . Dat alles dus uit ons eigen goed en heerlijkheid geven we, schenken we, aan het reeds vermeld klooster, door dit schenkingscharter, bij wijze van graszode (9), ter ere van de heiligen waarvan we hiervoren melding maakten, en wel van de huidige dag af. En wel zo dat van deze dag af de oversten van voormeld klooster zullen hebben, bezitten en behouden het vrij en meest onbetwistbaar en volledig beschikkingsrecht om er mee te handelen naar wiHekeur. En zo iemand later (wat niet za1 gebeuren naar ik geloof) of ik zelf (wat God verhoede) of een mijner erfgenamen of enig ander persoon zich het recht mocht aanmatigen tegen dit schenkingscharter op te komen of zijn wettelijkheid te betwisten, zonder die daad te hefroepen, hij weze uit de gemeenschap der kerke Gods gebannen en van haar afgescheiden en bovendien verplicht rekenschap over zijn daad te geven op de vreselijke oordeelsdag. Wie iemands rechtmatige eigendomstitel toch. nog betwisten zal, worde verplicht tot het betalen van 100 ons in goud of 300 pond in zilver en wat hij durft vorderen zal hij op geen enkele wijze op bewijsgronden kunnen vestigen, want deze zelfde schenking, door deze zelfde akte bekrachtigd blijve ten eeuwigen dage onbetwistbaar, erkend als ze is door mijn eigen handtekening en, op mijn aanvraag, door die van de voortreffelijke lieden wier namen en zegels bietonder staan. Zegel van Gocterannus, voogd, van Fulquinus en anderen : Ko(4) De H. Exuperius was de standaarddrager van·l1et Thebaans legioen. Zijn relikwieën werden onder keizer Otto I naar het klooster van Gembloers overgebracht. (5) De eerste twee abten van Gembloers heetten Erluinus. (6) Dr Jan Lindemans meent dat Miraeus hier verkeerd gelezen heeft. Braivibant is onmogelijk. Men zou moeten lezen : Bracnabant of Braina-bant. (7) Volgens Prims is de mansus een hoeve, dit wil zeggen een kultuureenheid van 8 tot 10 en tot 12 bunders groot, volgens het gehalte van de grond. jan Lindemans spreekt voor Brabant van 8 bunder, wat overeenkomt met de goede grond. Het woord hoeve hetekent niet zozeer de gehouwen, maar wel de landerijen, voldoende om een gezin te voeden. (8) Een man die tot leenplichten gehouden was, hij en zijn afstammeling, een vazal. (9) Bij «wijze van graszode 1> of van « heiblok> geschiedde oudtijds de overdracht van een stuk grond, wanneer dit aan een kerk geschonken of toevertrouwd werd. Als overblijfsel van die gewoonte worden thans nog in sommige kerken gras- of heidezoden bewaard, zoals ik me herinner er een gezien te hebben in de sacristij van de Sint-Servatiuskerk te Maastricht, zegt Miraeus.

106

ning Otto (10), Hertog Koertraad (11), bisschop Farabertus, ·en kanselier Aletramtus (12).

Aldus kwam Dworp aan Gembloers, een der abdijen die door Gerardus de Brogne hervormd en tot nieuw leven gewekt werden. Daarna volgt er een tijd waarin de wereldlijk,e machthebbers zich aanstellen als voogden en beschermers van de geestelijke inrichtingen, om op die wijze hun bezit uit te breiden (Investituurstrijd). De graven van Leuven, hertogen van Lotharingen en Brabant geworden, deden zoals iedereen toen. Zo legden zij o. m. de hand op de uitgestrekte bezittingen van Nijvel en andere die in hun bereik lagen. Al wat aan de . Westkant van de Zenne lag kwam in handen van Godevaard van Leuven, l:>roedervan Hertog Hendrik I I. Wat aan de Oostkant lag ·kwam onder de kroon van de· Hertog van Brabant. De graven van Henegouwen deden hetzelfde met de domeinen van Sinte-W outruid van Bergen. pit verklaart dan r:neteen de grens van Brabant met Henegouwen in het voormalig dekanaat Halle. In de eerste helft van de: 11 e eeuw, tijdstip waarop de ·Graven van Leuven hun gezag ovèr 'de naburige domeinen van de abdij van Nijvel opleggen, mag .verondersteld worden dat de voorzaten van de Hertogen van Brabant zich de rechten van de kerk van Keulen te Leeuw toeëigenden vóór 1079, datum waarop de rechten van de kerk van Leeuw reeds in zulke mate vergeten waren dat bisschop Gerardus 11 laatstgenoemde kerk aan d~ abdij van het H. Graf van Kamerijk kon schenken zonder dte rechten te vermelden. Inmiddels komt de nieuwe reactie van de BenedictijnerAbdij van ~lyny in Frankrijk, steunende het optreden van Paus Gregorius VII, tot hervorming van het godsdienstig leven, dat in die tijd diep vervallen was. Van die bron uit verbreidde zich een stroom van nieuwe godsdienstijver over heel Europa. Vooral op de machtigen en groten oefende deze stroming een heilzame invloed uit. Onrechtmatig verworven goed werd aan kerken en kloosters teruggeschonken. De groten werden verplicht de kerkelijke rechten terug te schenken aan de bisschoppen die ze, op hun beurt, afstonden aan machtige abdijen en kapittels, ·die beter in staat waren om te weerstaan aan de wereldlijke heren. Dit is de verklaring van de lange reeks op- en overdrachten van personaten in de tweede helft van de 11 e en gedurende de 12e <:euw ·(Laenen). Zo hebben we in 1138 de schenking van Dworp (10) Otto van Duitsland (936-973), in 962 te Rome tot keizer gekroond, ook bekend als keizer Otto I de Grote, zoon van Hendrik I. Hij zegevierde over oproerige verwanten en schonk de hertogdommen in leen aan zijn getrouw gebleven familieleden. ( 11) Cuno of Koenraad de Rode, hertog van geheel Lotafingen, schoonzoon van Keizer Otto I. Hij sneuvelde in 957 tijdens een verwoed gevecht tegen de Hongaren. (12) Aletrannus was een abt van de abdij van Lobbes.

107


aan de abdij van het H. Graf te Kamerijk, 1137 van Leeuw, de stichting van de Kapellekerk te Brussel in 1134 en die van Alsenberg in datzelfde jé!ar, ook tevoren in het bezit van de hertogen van Brabant. Sommige schrijvers hebben betwijfeld of de hiervoren opgenomen schenking van Folcwinus wel op Dworp betrekking heeft en niet op Tourpes bij Doornik, o. m. wegens de grote afstand van Oembloers .. Zelfs geschiedschrijver A. Wauters, in zijn « Colleefion des Chroniques belges », blz. 360, zegt dat de akte van 950 betrekking heeft op « Tourpes et non pas Tourneppe, comme on l'a répété à tort >>. Wautets wordt niet gauw in twijfel getrokken, maar hij staaft zijn bewering niet en situeert het stuk zelf « à Dorp en Brabant ». De mening van Wauters dagtekent van een eeuw geleden. De. toponymische wetenschap bestond toen nog niet en bepaalde pl~atselijke omstandigheden waren hem niet bekend. In de 14e eeuw behoorden, samen met Dworp, de volgende parochies tot de dekenij Halle : Alsenberg, Arquennes, Beersel, Beert, Bellingen, Sint-Laureins-Berchem, Bierk, Bogaarden, Eigenbrakel, 's Oravenbrakel, Kasteelbrakel en Wouterbrakel, Buizingen, Denderwindeke, Edingen, Eiseringen, Elingen, Oaasbeek, Galmaarden, Oenval, Gooik, Orimmingen, Heikruis, Hennuyères, Hove, Itter of Opitter en Neeritter, Kester, Quenast, Leerbeek, Sint-Pieters-Leeuw, Lembeek, Sint-Martens- en Sint-Kwintens-Lennik, Lettelingen, Liedekerke, Lieferingen, Linkebeek, Borchtlombeek, Sinte-Katharina-Lombeek, 0.-L.-Vrouw-Lombeek, Mark, Meerbeek, Moerbeke, Neigem, Nieuwenhove, Oetingen, Ohain, Ophain, Oudenaken, Pamel, Pepingen, Plancenoit, Poilaar, Siut-OenesiusRode, Rreulx, Ronquières, Rebecq (Roosbeek), Ruisbroek, Seneffe, Sint-Renelde, Zinnik, To1lenbeek, Tweebeek, Waarbeek en Zandbergen. Deze parochies, de ene van Vlaamse, de andere van Waalse landaard, hoorden ten dele bij Henegouwen thuis. Vanwaar deze toestand, vraagt kanunnik Laenen in« Kerkelijk en Godsdienstig Brabant», I, blz. 87, zonder er een antwoord te kunnen op geven. Voor ons is het feit echter van .belang omdat men niet moet verwonderd zijn dat onze parochie aan de abdij van Gembloers geschonken werd en dat daardoor het argument ten voordele van Tourpes veel van zijn waarde verliest. We zouden deze mening nog willen staven met het volgende : In de akte van 950 hebben we gezien dat er te Dworp toen reeds zestien hoeven bestonden. Het zou natuurlijk belachelijk zijn die hoeven thans te willen vereenzelvigen. Niettemin hebben we in ons plaatsnamenmateriaal de oude gelijktijdige hoevenamen opgezocht en er ... zestien gevonden. Daar kan een beetje toeval bij zijn, maar toch stemt het tot nadenken, wanneer we anderzijds vaststellen dat er in 1330 (Rekeningen in rollen 2651) te Dworp vijftien « maysniede

108

lieden» zijn, nl. Jan van Meyghem, Oielijs Coreman, Maes van Wouderinghen, Jan van der Eist, Olivier Bruyns, Jacob Slabac, Jan van Duyoene, Gielijs de Clerke, Oheraert van Alsinghen, Claes de Hansuttere, Jan van Essele, Ja~ van Elderinghen, Oodevaert Mayken Bastart, Hennen Wtlle_ms· sone van Kesterbeke, Oielys van Elderinghen. Het waren de voornaamste boeren. Te oordelen naar grootte en ligging van de stukken met een oude plaatsbenaming moet het aantal landbouwondernemingen reeds vroeg gestabiliseerd zijn geweest. Verder blijkt uit ons feitenmateriaal dat sedert de 16e eeuw geen noemens·waai'dige veranderingen meer ingetreden zijn. Deze constan!e in het aantal landbouwbedrijven alhier - die zeer normaal .1s vermits de oppervlakte bebouwbare grond van een dorp met noemenswaard kan vergroot worden -. is mede een sterk argument ten voordele van onze thesis.. .. .. Uit d~ samenhang van al deze felt~n bh]kt m elk ..geval voldoende dat de schenking_ van Folcwtnus wel degehjk op onze gemeente betrekking heeft. ·

Ontstaan van de grenzen of afbakening van de parochie.' Zoals boven reeds gezegd is was de primitieve p~rochie Dworp vrij uitgestrekt, vermits Ruisbroek er aanvankeliJk d~el van uitmaakte. Men mag aannemen dat ook het grondgebted van Sint-Oenesius-Rode, Alsenberg, Beersel, Linkebeek en wellicht Oenval er in begrepen waren, dus de ~treek tussen Zonîën en Zenne, grenzend aan de. oude pa~ochies Ander~e~ht en Ukkel in het Noorden en Halle 111 het Zutden (met Bmzmgen Eizingen). De Zenne vormde een vaste natuurlijke grens; aan' de overkant lag de parochie Sint-Pieters-Leeuw. Zoniën (met Halderbos) was wel een natuurlijk teken, m~~r een onbestendige grens vermits, door. voortdurende rooungen, grote open plekken in het woud ontstonden en ook de bosrand verlegd werd. Aanvankelijk reikte het oer~?ud tot tegen ~e Zenne altháns tot het moeras dat de nvter omrandde, dte een g~deelte van het 'jaar ver buiten haar oevers trad. Op de rechtoever rijst de bodem steil ?mhoog op k?rte afstand van de rivier. Het bos handhaafde ztch lang op dte hoogten. De eerste nederzettingen geschiedden, zoals we boven gezien hebben in· het woud zelf; bossen bleven alom op de hoogten bewa~rd, zelfs tot op onze dagen. Sint-Oenesius ... Rode, Alsenberg, Beersel, Drogenbos, ontstonden op dezelfde wijze, bij aanzienlijke rooiingen van het oerwoud. Toen deze parochies opgericht werden moesten grenzen afgebakend worden. Waar het kon koos men natuurlijke grenzen, zoals thans nog gebruikelijk is. De nieuwe grens tussen Dworp en Lot is door de J(esterbeek gevormd. Met Beersel was het een beek (Zittertbeek) tot aan haar bron, in het bos; dan het bos (hout, zie Houjem) tot aan een andere beek (~esterbeek). Bij de benedenloop van de Zittertbeek is er een insprong van Beersel

109


over de -beek; denkeJijk werd de loop van de beek aldaar later rechtgetrokken. Met Alsenberg : wederom een beek (Kesterbeek) tot aan haar bron te Meigem (Winterperre); van daar een rechte lijn-dwars door de Reekt (thans nog bos); verder nog een rechte lijn waar wilgen als grenstekens geplant. wer- . den (de Wachtwilgen). Over deze grens werd nog in de 17e eeuw gekibbeld. . De grenzen waren in de oude stukken nooit nauw~eurig of iri bijzonderheden aangegeven. Kaarten, .zoals thans, kende .men immers niet. In 1651 werd tussen Dworp en Alsenberg een grensregeling getroffen voor Kesterbeek en de Meigemheide. De volgende palen werden geplaatst : « Den 1sten pael sal staen in de Steenstraete op den Ast te Kesterbeek; den 2n op den broeck van Kesterbeke; den 5n in de Doorpstraete; den '6n op den ·W aeterpoel van daer linie rechtop; deQ 7n· in de Haeckstraete; den Sn op de linie rech,top het Wolpoortvelt tegen die Doorpstraet. » Dit is de huidige grens tussen beide gemeenten. Bij gebrek aan oorkonden, deed men in 1776 beroep op het getuigenis van oude inwoners. « I tem afgetrocken 8 bunderen int Kameryck bosch daer die van Doorpe susfineeren onder hun prochie te wesen. » De verdere grens met Alsenberg liep door een woeste· .streek (Oodsenbroek, Herisemheide) tot Herisem; daar over de beek, door het Heiendal tot Esselheide. Zoals de namen het zeggen : Heiendal, Heienbroek, Herisemheide en Esselheide, heerste hier, in de miçldeleeuwen, nog de heide. Nochtans moest het gebruik van die heiden, door de onderscheiden ingezetenen van Dworp, Alsenberg, Rode, bepaald worden door grenzen, hoewel al deze gemeenten tot hetzelfde rechtsgebied behoorden (meierij Rode). De grens met Alsenberg, van de Wachtwilgen tot Esselheide, vormt een vrij gri!Jige loop. De grens met Rode, te Dietsrode, is een rechte lijn, door de heide aldaar. Die met Eigenbrakel : een grillige loop door bos en hei ( Rulroheide), en verder een beek die ook Eigenbrakel en Halle scheidt. De grens met Halle : Halderbos; daar tegenover ligt, op Dworp, tussen de twee beken het Kampendaal, vlak aan de grens. Verder op het grondg~bied van Halle overheersen weer bossen (0.-L.-Vr.-bos, Vronenbos) en heide (Grote Heide), tot aan de beek (de Kleine Molenbeek). Op de Dworpse zijde ligt oud ontgonnen land ( Hoogkouter), maar eveneens bosland (Haakbos, Vronenbos, Kesterbeekbos). De grens met Buizingen wordt ook bepaald door bossen (Kesterbeekbos, 's Hertogenbos of Krab bos, Kamerijkbos). De grens loopt gewoonlijk dwars door de bossen. Maar Buizingen (of liever de voormalige parochie Eizingen) springt in, met een rechtlijnig stuk ontgonnen land, tussen Kesterbeekbos en 's Hertogenbos. Het is mogelijk dat de parochie Eizingen vroeger nog verder reikte (tot Willeroskouter), vermits die parochie aldaar zekere tiendenrechten bezat. 110

z :s OI:

LJJ

~

~

~

0

c:z:

LU

<C _J

z:

LU

iJj

9

co

::r::

I

~

z

3:

~

5

1-

§

D

I

1

I

z:

UJ

3::

:::::::>

UJ UJ ...J UJ

~

\

\

~

\

\

UI ~ UI

0

OI:: :>

~ !!!!:: 0..

oe

0

~

111


Met Hui zingen is de grens bepaald door de Diesbeek en verder wederom bossen : een ongeveer rechte hoek die ombuigt, in het Hanenbos, recht naar de Zenne, zonder enig natuurlijk teken, dwars door het Breedvelct. en de Bredeweide. De oude loop van de Molenbeek ? De vroegere dorpsgrenzen waren veelal vastgesteld vol~ gens die der heerlijkheid. Maar deze kwamen niet steeds juist overeen met die ~er parochie. Toen door de Franse Omwenteling de heerlijke rechten afgeschaft werden, bleven alleen de grenzen der· parochie, die dan als nieuwe gemeenteg.rens golden. . Naar tijdsorde zou het ontstaan van de parochies op de rechteroever der Zenne, in hèt Domein ·.:van vrouwe Angela, kunnen geschetst worden als volgt : Reeds bestaande ca. 900 : de oudste, Huizingen (Sint-jan-Baptist); vervolgens Dworp (Sint-Ga.ugericus); Heizingen (Sint-Amand); Buizingen (Sint-Vîncentius). AJJe drie, plaatselijk~ apostelen. Na 900: Beersel (Sint-Lambertus); Ruisbroek (0. L. V.)~ Nog later : Rode (Sint-Genesius); Linkebeek (Sint-Sebastiaan); Genval ( Sint-Sixtus), drie Romeinse martelaars waarvan· waarschijn... lijk relieken bekomen werden. Ten slott~, Alsenberg (O.L.V.), votieve bedevaartplaats.

De parochie van Sint-Gorik te Brussel had goederen te D)'Vorp : ·<<tegen de goederen van Sint-Guerickx binnen de stad Brussel » ( 1756). Van 1598 af behoorde de parochie tot de Dekenij van Sint-Pi eters-Leeuw. Boven de Grootheide tegen Halderbos staan enkelè huizen .op het grondgebied van Essehenbeek (Halle). Wegens de grote afstand tot de eigen kerk werden die huiz·en in paro·chiaal opzicht in 1884 bij Dworp gevoegd ( circumscribitur per axum rivuli et viarum sequentium Spoelbeek, Kwabruggestraat1 private laan, Veertigbunderswég).

Het is waarschijnlijk in h~t Frankisch tijdperk, in de 7e eeuw, dat het volk hier gekerstend werd en een kerk met · christelijke begraafplaats ontstond. . De parochie heeft Sint-Gorik ( Gaugericus, in het Frans Saint-Géry) tot patroon. Deze heilige werd in Luxemburg geboren en om zijn grote deugden aangesteld tot bisschop van Kamerijk-Atrecht, waartoe in die tijd een groot gedeelte van Brabant en Vlaanderen behoorde. Hij zuiverde zijn bisdom van de overblijfselen van het heidendom en overleed op 11.8. 623 of 627. Hij werd begraven in de door hem gebouwde . Sint-Medardusbasiliek bij Kamerijk. Buiten onze parochie en de thans verdwenen Sint-Goriks-parochie te Brussel, hebben in ons· Jand 23 parochies de H. Gorik tot patroon, nl. Aubechies, Baudour, Blaregnies, Boussu, Braine-1e-Comte, Brasménil, Gozée, Orondregnies, Haaltert, Houdeng-Oregnies, Kobbegem, Ladeuze, Limelette, Marche-lez-Ecaussines, Pamel, Rebecq-Rognon, Roncquières, Roucourt, Saint-Géry, Thieu, Vieux-Oenappe, Villers-la-Tour en Willemeau. Het is voorzeker opmerkenswaard dat al die parochies tot het bisdom Kamerijk behoorden en binnen een zeer beperkte kring liggen. Dit wijst vermoedelijk op een periode waarin de H. Oorik, als we het zo zeggen mogen, aan de orde was, onmiddellijk na zijn heiligverklaring, zo er een geweest is, ofwel doordat een bepaald prelaat een bijzondere verering voor hem koesterde. Vermoedelijk geschiedde dit niet lang na de dood van de heilige. 112

l 13


V. KERKELIJKE GESCHIEDENIS. t. Het primitief kerkelijk bezit en de lotgevallen er van. 2. De latere kerkelij,ke inkomsten. - 3. Het beheer van de kerkelijke inkomsten. De kerkmeesters. - 4. a) De pastoor; b) Inkomsten; c) Pastoreet huis; d) Levensbijzonderheden over de pastoors. - 5. Onderpastoors en hulppriesters. 6. Kosters. - .7. Het kerkgebouw en het mobilair,·- 8. Begraafplaatsen. - 9. De H. Geesttafel. - 10. Kerkelijk leven :. a) Godsdienstplechtigheden; b) Processies; c) Kruisdagen; d) Begankenis; e) Waar gaat men ter bedevaart? f) Parochiale genootschappen; g) Kapellen en kruisen. - i 1. Andere kerkelijke .bezittingen onder Dworp. 12. Priesters uit Dworp. Het vraagstuk van oorsprong en ontwikkeling van de parochies is een van de lastigste der kerkelijke geschiedenis, zegt Pater de Moreau S. J. in zijn « Histoire de l'Eglise en Belgique. >>. Reeds veel overzichtelijke en bijzondere studiën werden er aan gewijd, vooral irt Frankrijk en Duitsland, maar ook bij ons. Uit de ene en de andere valt veel te Ieren, maar de werken van plaatselijke geschiedenis zijn nog te klein in aantál. De moeilijkheden spruiten echter vooral voort uit het gebrek aan oorkonden, voegt die zelfde schrijver erbij. -Over de datum van oprichting onzer parochie of de aanleiding daartoe weten we volstrekt niets. De meeste parochies krijgen voor ons maar eerl burgerlijke stand wanneer ze overgaan in de goederen van een godsdienstige insteiiing (abdij, klooster), die voor de bewaring van het archief waakte. Dit is ook het geval voor Dworp. Uit de in het hoofdstuk over het ontstaan van het dorp overgedrukte akte weten we dat omstreeks 950 Fulquinus het klooster van Gembloers begiftigde met een zogenaamde halve kerk, d. i. een kerk die gehouden was tot het betalen van de helft van de cijns aan de bisschop verschuldigd ( Laenen I, blz. 166). Wijl het dorp zich toen reeds tot een belangrijk geheel ontwikkeld had - zestien hoeven, een brouwerij enz. mogen we gerust aannemen dat parochie en kerk reeds geruime tijd bestonden. Van vóór die tijd weten we echter niets. Na het Karolingisch tijdvak treden we in een duistere periode 115


waarvan Pater de Moreau in zijn bovengenoemd werk spreekt van « cette époque mystédeuse de la seconde moitié du IXe siècle et de la première moitié du Xe ». Nochtans moet er in de Karolingische periode een geweldige verbreiding van het parochiewezen gebeurd zijn, zegt Dr Jan Verbesselt in een studie in << Eigen Schoon en De Brabander », 1942, blz. 69. De drieledige verdeling van de tienden zou ook pleiten ten voordele van het bestaan van een parochie in dat tijdperk. Indien dit juist is, zou dit gelden voor onze parochie die ook die drieledige verdeling genoot. De parochies werden geleidelijk opgericht volgens de min of meer. snelle achteruitgang van het heidendom, de belangrijkheid en de behoeften van de christelijke gemeenschappen, de ijver der bisschoppen en priesters, van de gelovigen zelf en van de stoffelijke en plaatselijke middelen. 1. Het primitief kerkelijk bezit en de lotgevallen er van.

Wanneer een nieuwe parochie gesticht werd moest deze naar de kerkelijke voorschriften, bevestigd door Karel de Grote, voorzien zijn van voldoende bestaansmiddelen. Zij moest begiftigd worden van een mansus integer, dit is een hofstede met ongeveer twaalf bunder land, vrij van elke last,, met vier laten om dit land te bebouwen en verder een aandeel in het gemeenschappelijk bos. Daarbij kwam nog het tiende van alle voortbrengselen van de parochianen. Het gezamenlijk bedrag van deze tienden werd dan in drie parten verdeeld : een derde moest dienen voor het onderhouden van het kerkgebouw en de eredienst, een tweede derde ·werd toegewezen aan de bedienaar of pastoor; het resterende derde werd uitgedeeld aan de armen van de parochie. De parochie Dworp bestond reeds ten tijde van de overdracht van het domein van Sint-Pieters-Leeuw aan de SintPieterskerk van Keulen. De stichting e-r van zal dan wel uitgegaan zijn van het domein zelf, dus een villakerk. In de akte van circa 950 wordt zij bestempeld als dimtdia ecclesia, een kerk met gemiddelde inkomsten. Zo ging zij over aan de abdij van Gembloers. Maar, zoals wij reeds zagen, moet deze abdij haar bezit te Dworp al spoedig van de hand gedaan hebben. Uit latere toestanden kunnen wij ons het verloop als volgt voorstellen : In het begin van de 12e eeuw is de kerk in het bezit van een clericus (geestelijke die alleen de lagere orden ontvangen heeft) genaamd Godescalc, wellicht een lid van het plaatseJijk herenhuis. Zoals de meeste bezitters van kerkelijk goed, getroffen door de algemene beweging in die tijden om zulk bezit aan de bisschoppen terug te geven, staat hij zijn recht af aan de bisschop van Kamerijk, die het aan de abdij van het H. Graf, in die stad, schenkt. Godescalc bedingt echter dat hij en zijn zoon Gillis het vruchtgebruik van de parochie Dworp hun leven lang zouden mogen behouden mits een jaar... cijns van 10 solidi te betalen aan abt Parwin (van de abdij 116

van he.~ H. Graf) ?f zijn opvo}gers. Nicolaus, bisschop van KamenJ~, bekrachttgt deze schikkingen in een oorkonde .van 1138 ( ~\traeus,..« Opera di pl. », IV, 33; Le Ghay, « Revue des opera diplomatica de Miraeus », 1856, blz. 60). Hierdoor bekwam de Kamerijkse abdij het patronaat of recht tot aanstellen van e~n .per~oon te Dworp, mitsgaders alle kerkelij.Ke eigendomstitels th~ de kerk nog beza!: Hierin was begrepen de kapel van Ruisbroek, als afhankeliJkheid van Dworp. De door de abdij aangeduide persona of pastoor trad dan in het genot van de inkomsten van de kerk. Hij .was niet gehouden zelf de parochiedienst waar te nemen; hij mocht zich la~en vervangen door een andere priester naar eigen keus, mits hem een gedeelte (de helft doorgaans) van die inkomsten af. te staan. .. Dat zijn middeleeuwse .~:nis bruiken die wij ons thans moeihjk kunnen voorstellen. Zij waren echter algemeen in alle ~~rkelijke benificiën, zoals kapelaanschappen en zelfs kosteft]~~·. Zulke toesta~~~n gaven natuurlijk aanleiding tot vele WriJVlllgen en moeilijkheden; maar juist uit de oorkonden waarin de geschillen bijgelegd worden, vernemen we allerlei bijzonderheden over de. keike1ijke goederen in die tijden. Van het primitief dotatiegoed van de kerk scbijnt niet veel overgebleven te zijn in het begin van de 12e eeuw. In feite niets, vermits het enige wat er van overbleef in het bezit was van q?descalc en n~~t van de kerk. Het ·werd dan opnieuw kerk~h]k goed (abdiJ H. Graf) ten gebruike van de pastoor of ZIJn plaatsvervanger. Het bestond uit : 1) een derde van de tiende denkelijk het derde dat van onheuglijke tijden bestemd was voor de kerkbedienaar. In de 14e eeuw deelden de nominale pastoor en de werkelijke bedienaar ( mercenarius) elk een deel daarvan; 2) een hofstede met een paar perceeltjes land, de zgn. Priesterage of curengoed, inzonderheid de omwalde ruimte waar de oude pastorij zich öevond. Vermoedelijk is dit wel de plaats waar zich de primitieve hofstede van de kerkelijke dotatie bevond. Maar van de twaalf bunder land die er bij behoorden is geen spoor meer te vinden. Die waren wellicht al lang door lekenhanden ingepalmd. Zo verging het ook met de twee overige derden van de tienden. Het ene was een leengoed geworden van de heerlijkheid van Aa (kasteJeinen van Brussel), het andere een leengoed afhangende van de heren van Karloo (Ukkel) «ie ... te Ieene houde van ... janne van Cariloe ... thiende met huere toebehoorten gelegen in de parochie van Dorpe » (Leenhof van Brabant, 1474). · Het derde van de tienden toebehorende aan de heer van Aawasin leen gehouden, in het begin van de 13e eeuw, door Aliss!a van Vlezenbeek, die het in pand gaf aan Wido van Beert (Bregis) en zijn broeder Niklaas. Het derde deel van het tiende moet later aan de kerk gekomen zijn, vermits de rekenboeken van 1601 vermelden : « Outfangen van Matteeus Putman voor tpaert onser kerken 117


van Doirpe dat ze heeft int derde deel .van der gemeynde thinde te weeten het deel van der gasthuyzen van St. jans op den póel binnen Brussel, jaerlijx 11 guldens 10 stuivers. » In 1220 stond Wouter van Aa zijn rechten af aan het Sint-jansgasthuis van Brussel, met toestemming van de abt van het H. Graf, die zich het recht voorhield deze tienden af te kopen, mits aan het Sint-jansgasthuis de hypótheek tetug te betalen waarmede het goed (denkelijk door de Aa's) belast was. Van dit recht maakte de abdij echter geen gebruik, daar de hypotheek misschien te zwaar was .. Deze hypotheek was in handen van een Thomas van den Bossche (de Busco). In 1299 verzaakte jan Slabbaert, zoon van Thomas voorschreven, zijn recht, en zijn broeder Leonys verkocht het zijne het· volgend jaar. Leonys en zijn zwager, Jan van Lombeke, hieven enige tijd de novale tienden op goederen toebehorende aan de abdij van Terkameren. In. het jaar 1299, 's Zaterdags na de Vinding van het H. Kruis, bekenden zij plechtig hun ongelijk. Het Sint-Jansgasthuis bleef é\ldus in het bezit van deze tienden tot op het einde van het oud regime. Het laatste derde van de tienden· moet zeer verbrokkeld zijn geweest. Een gedeelte er van was in het bezit van de heren van Karloo, maar de abten van het H. Graf schijnen geen gelegenheid te hebben laten voorbijgaan om zoveel mogelijk deze tienden wederom aan hun kerk te hechten. In veel gevallen zal het hier wel om novale tienden gaan, tienden op nieuw otftgo1.1nen land. Aldus hadden zij, in de 14e eeuw, de tienden bij Alsenberg ( Herisem, Solheide), die van de landerijen bebouwd door Egidius van Helderingen, Stephanus van Eht (Eist?) en de van Woudregem's; van de beemden toebehorende aan Gillis Elittts ( ?) en van het erf van Faber (de smid). De nominale en de werkelijke pastoor deelden · ze voor een helft. Zij hadden ook elk een helft in een derde van de tienden geheten (naar een zeer oude oorkonde die ten minste tot de lOe eeuw terugging) Gangida, Fommeraria en Slangenberg, te localiseren op Sollenberg. Wie eigenaar was van de overige twee derden wordt niet gezegd; waarschijnlijk de eigenaar van het Hof te Slangenberg of Sollenberg. Dit hof l~g op Huizingen en was een leen afhangende van de heerlijkheid van Aa. Het werd in 1404 met al de goederen die er van afhingen ( o. a. Kamerijkbos) aan het kapittel van Kamerijk verkocht. Misschien was bedoelde eigenaar Willem van Dorpe (Dworp) die in Mei 1222 dertig bunder land, gelegen te SintPieters-Leeuw en te Dworp, aan de abdij van Terkameren schonk « ter will~ van zijn dochter Margaretha die aldaar kloosterlinge is >. In Mei 1248 besloot deze Willem, die in de Latijnse akte zoon van Franciscus de Cimeterio (van de Kerkhove) geheten wordt, na het afsterven van zijn vrouw, 118

zijn leven als cisterciënzerkloosterling te eindigen bij ûjn dochter Margaretha. Bij die gelegenheid schonk hij aan de abdij weder 30 bunder land in de parochies van Leeuw en Dworp, met de insten1ming van zijn beide zusters Oda en Ida. Had hij die goederen misschien ook wederrechtelijk in bezit gekregen? · In 1260, op Sint-jan-Baptistdag, werd het bedrag van de competentie van. de pastoot van Huizingen van ambtsweae vastgesteld door jan Canis, kanunnik van. Mechelen en officia~ I van Kamerijk, en door Niklaas, landdeken van Halle. Krachtens ee~ decreet van de Raad van Brabant van 3.9.1730 zag de abdtj van Terkameren later af van het patronaat van Huizi.ngen en liet zij aan de pastoor al de tienden van dat dorp, dte haar door Leo van Aa ·in 1207 waren geschonken geworden, en de helft van de tiende van Kesterbeek, van welke tiende de pastoor van Dworp de andere helft genoot. Wellicht is het ten gevolge daarvan dat Sollenberg en Neerdorp onder de parochie van Huizingen kwamen. · Maar de tiende geheten Ghisenbac kwam uitsluitend toe aan de.werkelijke pa~toor, alsmede het zesde deel van de hooitienden. De ov;erige vijf zesden waren voor de nominale pastoor, die ook alleen de tienden van de goederen van het patronaat genoot. Zo ook was het gesteld met de tiende toebehorende aan Roeland (van Ruienrode) : hier wederom was een zesde opnieuw kerkelijk goed geworden, verdeeld in twee helften als boven. Maar wie behield de overige vijf zesden ? Opmerkenswaardig is de steeds terugkomende indeling in drie (of zes), wat wijst op de zeer oude oorsprong van deze tienden. Verder is daar de tiende die Wido van Mehenghem (Meigem) in leen had van Geeraard van Karloo. Een, vijfde er van was reeds in het bezit van het H. Graf en het overige werd door de abdij afgekocht, in 1261, en in een allodiaal goed omgezet door Geeraard van Karloo. Enige jaren te voren had. die Wido een geschil gehad tnet de abt van het H. Graf, waarschijnlijk voor het eerste vijfde. Hij was opgetreden met valse getuigen om het recht van de abdij te betwisten. Het bedrog kwam uit en hij werd met zijn trawanten in de gevangenis geworpen. Hij geraakte maar vrij na plechtige belofte zijn vazallen niet meer lastig te vallen en het eigendomsrecht van de kloosterlingen te eerbiedigen, « op pene van een boete van 100 Brusselse marken» (1255) (Wauters, « Hist. Env. Brux. »,lil, 720-725). Eindelijk dient nog aangestipt dat de pastoor van Huizingen en die van Alsenberg alhier een kleine tiende genoten tot op het einde van het oude regime en als dusdanig in 1787 in de bouw van de nieuwe kerk moesten bijdragen. Als andere inkomsten genoot de kerk omhalingen en offeranden van bedevaartgangers in de kerk. In 1663 bedroegen de inkomsten 77 gulden en 19 stuivers « na aftrek van kleine 119


kosten voor kaarsen die de kerk betaalt uit de offerblokken»>. Het « suyveJgeJt » bedroeg in 1791 de som van 18 guldens « waer van in de kerkenblok 1/3 geworpen en moeten de 2/3 bij. den deken gedragen worden het jaer 1792 vermits dit geld gemeynelijck niet gegeven en is op den 3n of 4n Paesdagr daerom word er 's jaers overgedragen naer den heere deken het deel van 't voorlede jaer maer dit van de kerke word aenstonds met beloken Paesschen in den kerken blok geworpen ». A11es tamelijk ingewikkeld. 2. De latere kerkelijke inkomsten. In 1787 bezat de kerk volgens de inventaris~ die bij een edict van Jozef II moest opgemaakt worden, de volgende goederen : «landt genaemt den Teerlinck; Iant gelegen op t'Molenveldt tegen de beke; twee alfbunders grond gelegen onder St. Peeters-Leeuw belast met een sterfelyck laet door den baron van Leeuw; landt op Dworp jurisdictie van Esselt gelegen op het Heyendael; nog landt op het Eyendael; weyde gen. den Lockaert. »Aan renten : << beset op sekere wijde gen." PJenckens wyde; op het Boswîjken; op seker gelege achter de kerck (de oude natuurlijk); op het gelege geh. den Motteman; op het goed ter beke; op de Solheyde; op eenen papiermolen; op een gelege op den Vroenenbosch; op een gelege op den Bruynen Put; op den Hoog Cauter. Als heerJycke goederen ofte Geregtigheden : een partije landt getegen op den Geer; eene Iochtinge geheten ter Eist; eenen bempt in de Loth straete. » De kerk bezat tot in 1755, toen het verkocht werd, 9 dagwand land te Tubeek « omtrent den bosch van Cnost ( Quenast) belast met een corenrente van 7 veertelen ende eene pinte t'jaers aen het hospitael van Lembeecke ». Naar een lijst opgemaakt door Pastoor Druyts verhuurden kerk en arme « 1 bunder land op het Segerdael, 1 dw. opt Vierstraetenvelt, 1 dw. in den Boucht, 1 dw. op t'oude Essel, 1/2 b. aen den Alsbergh, 3 dw. op t'Esselvelt, 2 dw.. opt Middelvelt, 3 dw. op den Grooten Heert, 1 dw. te Rillerode, 1 dw. opt Kissem, 3/4 b. op 't oude Essel, 1 b. opt Klyn Molenvelt, 1/3 b. op den Hooghkauter, 1/2 b. op het Kerckhuysveld, alsmede de volgende weyden : 1 dw. int Grauwelenbroeck, 3 dw. opt Halleveld, 1 beemd geh. den Kieckenbemptt 1 beemd te Heresim. » Ingevolge het edict van 1153 « raeckende de ongeoorloofde acquisitien der doode-handen » moet de parochie moeilijkheden gehad hebben, want door pastoor, arm- en kerkmeesters wordt een « vertoogh aen sijne K. H. gedaen om te mogen blijven in de besittinge en genietinge der goeden competerende aen de pastorye, kercke ende armen aldaer » (Jointe des Amortissements, 68-81). De inkomsten van de kerk waren geen zuivere bedragen. Volgens een manuale uit 1646 had de kerk een heerlijke cijns

120

te betalen aan de van Aa's, aan de heer van Beersel, aan die van Hu~zingen, aan die van Kesterbeek, aan het klooster van Vorst en aan het kapittel van Nijvel. Onder de Franse terreur hadden de kerkrrl'eesters toch iets weten te rèdden van de kerkgoederen, door ze aan te geven «onder den titel van arme goederen» om ze « aen- den roof van het gouvernement te vluchten ». In 1824 werden ze teruggevraagd en in 1829 werd de kerk door de Hollandse regering aldus in het bezit bevestigd van 16 percelen land. . In de 19e eeuw bezat de kerk nog acht perce.len, samen groot 2 Hà. 58 a. 10 ca. · · Van vroegere fundaties bleef er niet veel over. In 1882 werd door de kerkeraad vastgesteld dat al de stukken. aangaande de bezettingen in de Franse Omwenteling geroofd en verbrand werden. · In de 19e eeuw werden 13 fundaties gesticht, waarvan zes bezet op land. Daaronder komt er een voor, in 1859 gedaan door Gillis Ghysels, oud-schepen, van 46 aren land, op last van vier gezongen missen per jaar.

3. Het beheer van de kerkelijke inkomsten. De goederen en inkomsten van de kerk stonden onder het beheer van de gemeenschap ·der parochianen, vertegenwoordigd door twee kerkmeesters die het werkelijk beheer in handen hadden) nl. de pachten en rechten inden, de offergiften in ontvangst namen en de betalingen deden voor het onderhoud van het gebouw en voor de eredienst. Zij werden aangesteld voor twee jaar-: het eerste jaar als bijgevoegd kerkmeester, het tweede jaar als « dienende kerkmeester» die de: rekening van dat jaar voor te leggen had. Hun beheer sto~d onder het rechtstreeks toezicht van de pastoor en de schepenen .. Het kerkmeesterschap. -In 1727 had Pastoor Auwercx zich te verweren in een proces tegen hem ingespannen door Pieter Robijns, heer van het dorp, omdat hij buiten zijn voorkenpis een kerkmeester. had aangesteld. Auwercx antwoordde dat hij gehandeld had volgens een oud gebruik dat sedert « immemoriaele tijden geploghen >> werd. Volgens dit gebruik werd alle jaten. door den « afgaenden » kerkmeester zelf een opvolger aangeduid op een vergadering die omstreeks Lichtmis. gehouden werd. Van die aanstelling werd dan eenvoudig kennis gegeven aan de heer. Maar ditmaal keurde deze de keuze niet goed. Hij benoemde iemand anders. Daar de pastoor die goedkeuring niet afgewacht had en zijn candidaat reeds « in possessie van zijne bedieninghe » aangesteld was « met overIeveren van een geweyde keerse die hem door den coster uyt ordre van den pastoor werd ter handt gegeven als een teeeken van sijne quaJiteyt ende onderwerpinge aen den geaccepteerden last », en anderzijds als « momboir van de schaele varr St. Rochus » reeds met die schaal in de kerk was rondgegaan, werd de zaak ingewikkeld. Heiernaai ongelijk had de dorps-


heer toch niet, bezwaar tegen het stelsel te maken; Zoals hij liet gelden was het niet denkbeeldig dat het « perijckel soude bestaen dat twee persoenen malekanderen altijt den baJ souden connen toewerpen en hun overbant kerckmeester maecken ende oock het kerckmeesterschap in eene familie hereditair. te maecken ». . · . Toch was deze overweging niet de hele grond van de zaak, want inmiddels verneemt men dat er wraaknemü1g in het spel was van iemand die de helft van een afgekapte boom aan de arme moest laten en h~t niet graag deed ... Hoe het afliep kregen we niet te \veten, maar dank zij dat proces weten we hoe een kerkmeester vroeger :in zijn ambt aangesteld werd. . Enkele kerkmeesters zijn bekend : Peeter van den Bossche, Symoen van der Meyningen, 1533; Fransoos de Naeyer, Marten Haeck, 1646; Steven Tassin oe, Hendrick de Boeck, 1647; Merten de Mol, Oi11is de Oreve, Miehiel Meerts, 1650; Cornelis van Ob bergen, 1651; Gillis Mossel mans, Daniel Hanssens, 1652; Mathijs Meedts, 1654; Antoen Berens, 1662; Jan van EJewijck, Gabtiel Mosselmans, Gijsbrecht Huwaerts, 1663; Jan de Back, Dannijs Huwaerts, 1665; Ouillia,m Schoeneyts, Cornelis van der Porten, 1666; Petrus Oheerts, Christiaen de Beer, 1720; Jan Matton, Jaspar Hasselbergh, Da,niel Hanssens, P.D. C. (de Cuyper?), Hendrick Springa~l, Bartholomeus Verhasselt, Francis Daems, 1722; Peeter Leunens, 1751; J. B. Fastenaekels, P. Michie1s, J. vaq der Kelen, R. van Cutsem, P. Bosquet, 1766; Gillis Winderickx, J. B. van Volsom, 1769; Christiaen Meedts ( Meerts?), Sebastiaen VeJlemans, P. Paesmans, J, B. Mosselmans, 1770; J. B. Matton, Filip de Cuyper, Jan Ro1ies, 1774; PH W. (Ph. Walschot?), 1778; J. B. Winderickx, J. B. Walraevens, 1784; Engel Coosemans, Pi eter de Neyer, 1787; Ouilliam Ohysels, Guilliam Portaels, Guilliam Fastenaekels, Peeter de Nayer, Peeter de Neyer (Essel), J. B. van Obberghen, Gillis van Heme1ryck, 1791; ]. B. Michiels, smid, Gillis Busscher, landbouwer, Oui11ie1mus van Roy, kuiper, Philippus Crasaert, linnenblijker te Wauweringen, Franciscus Portaels, winkelier, 1839; J. F. Coosemans, 1840; Christiaan de Nayer, herbergier, 1846; F. Asselbergh, 1855; Eg. Matton, August Vervoort, 1860; Domien Mosselmans, 1865; Daniel van Cutsem, 1869; J. B. Heymans, 1870; P. ]. Michiels, 1871; P.J. Peetroons, fabrikant, 1873; P. Hollemans, landbouwer, 1878; J. B~ Mosselmans, landbouwer, 1882; Felis, 1891; G. Vastiau, 1909; j. B. van Craenem; 1902. 4. a} !Je Pastoor. De oudste christengemeenteu ontstonden in de steden. Toen zich echter ook op het land kerkgemeenten gingen vormen, moesten ook daar gebouwen voor de godsdienstoefeningen worden opgericht. Aanvankelijk zond de bisschop van de stadsgemeente derîci, die de godsdienstige plechtigheden 122

moesten verrichten, maar dat was een .noodtoestçwd, weldra bleek het noodzakelijk, dat deze gee~telijken zich blijvend bij zulke landelijke kerken vestigden. Zo ontstond voor een deel reeds in de .5e eeuw~ het instituut der parochies met de pastoor (parochus) aan het hoofd, een instituut, dat in geen godsdienst der wereld in welken vorm ook zijn weerga heeft gevonden en da~ evenzeer voor de vorming der zeden als voor de verspre~ding van. het Christendom en van de. cultuur van betekenis is geworden. D.e wetenschappelijke en culturele ontwikkéling van deze pastoors stond vaak niet hoog, maar voor met~ige afgelegen plek was dit geen groot bezwaar. Van de landelijke mo.ederkerken drong het Christendom steeds verder door in de gehuchten en de hofsteden. Zo verrezen er weldra bijkerken en kape11en, die van lieverlede zelfstandig wei:den en een eigen pastoor, de zgn. plebaan (in de oudere betekenis van het woord) kregen. In de tijd der Karolingers werd \het pastoorssysteem verder uitgebouwd en werden de. inkomsten der pastoors en plebanen vastgesteld. Deze inkomsten bestonden vaak uit allerlei natuurproducten. De parochiegeestelijkheid deed haar best de christelijke grondbeginselen in de harde boerenschedels te prenten, de oude godenfabelen door iets van hoger gehalte te vervangen, kabouters, aardmannetjes en elfen door klokgelui en gebed te verjagen, want als ~leine kwelgeesten spookten die door het gelovig wordende gemoed van het volk en lieten het niet tot rust komen. Maar vooral trachtten d~ pastoors de ruwe zeden te beschaven, een streven dat in rumoerige tijdsomstandigheden niet altijd met bijval bekroond werd. ·De vermeerdering van de parochies leidde sinds de eeuw tot een aaneensluiting telkens van ongeveer tien parochies onder een deken ( decanus). Maar alle in een bisschoppelijk 'diocees geJegen parochies, respectievelijk decanaten, staan onder de diocesane bisschop (Ignatius Klug, « Het Katholiek Geloof », 1941).

9e

~ b)

Inkomsten der pastorij.

We hebben reeds gezien dat volgens de wetgeving van Loctewijk de Vrome (778-840) elke parochie ten minste een mansus van 12 bunder, een hofstede van vier laten moest bezitten. Die mansus was geen bepaalde hoeveelheid grond. Ze bestond uit een geheel van bouwland, weiden, waarvan de inkomsten voldoende 'zijn voor het onderhoud van een boerengezin, met een recht op het gebruik van de bossen en de weiJanden van de eigenaar. De mansus verschilt van grootte, nl. 10 tot 15 Ha.; in Brabant was ze doorgaans 12 Ha. (deMoreau S. J., « Histoire de I'Eglise en Belgique »). De inkomsten van de pastorij bestonden in de opbrengst van de zgn. curegoederen, de pastorele tienden en de offergiften der gelovigen voor kerkelijke diensten. De grondbezitter die op zijn landgoed een kerk oprichtte1 moest zorgen voor 123


het onderhoud van kerkgebouw en kerkbedienaar, voor de onkosten van de eredienst en de onderstand van de armen der parochie. Dit deed hij met de opbrengst van onroerende. goederen die hij afstond. Vandaar de. cure- en kerkgoederen~ Daarentegen had hij het begevingsrecht van de pastoor. De tienden waren belastingen door de parochianen aan pastoor of kerk verschuldigd op· land- en hofbouw, op stal..; en pluimvee. De tienden op graan en op veldvruchten en op groot vee heetten grote tienden. Die op hofgewas) kleine tienden. Die op schapen, kippen enz. vleestienden. De tienden op van ouds bewerkte gronden waren oude tienden. De tienden op onlangs ontgonnen land (bos of weide in akkerland veranderd) werden novale of nieuwe tienden genoemd. Zij die de tienden genoten waren tiendeheffers; hun aangestelden, tiendestekers. De graantienden werden opgëborgen in een schuur, de· zogenaamde tiendeschuur. Deze stond vroeger beneden het Kloosterveld tegen de beek, zoals blijkt uit volgende tekst : « onder Doorepe... Willem Luykin... een dagw. met huyse ende bogaert... aen de goede meester Karle de Groot ende van aen de· loopende beke daer de thiende schure op placht te staen. » Dit was in 1530. Vermoedelijk werd ze niet ver van daar opnieuw opgericht, te oordelen naar een andere tekst uit 1613 : «beneden t'Cloostervelt ligt een blocxken da.er de tiendeschuur op staet. .. » We hebben vroeger gezien wat er met die tienden gebeurde en hoe ongewis die inkomsten waren. In 1616 werd vastgesteld dat « de prochiaen (van Dworp) heeft 1/6 van de graen thiende va:n welcke twee deel en hebbende is het Gasthuys van St. jans op den Poel ende d' andere twee deelèn tree kt Francboys La Roye ende het vijfde deel den proost van de Cappellen (Brussel). Item die helft van de Vlees thiende tegen den proost vs. ~> In 1646 genoot de pastoor de houttiende van een bosch « gen. de Peerdeweyde, een bosken gen. het veyverken boven het molenvelt, het Lindebosken te Kesterbeek (hîervan had de pastoor van Huizingen ec~ter een deel), een derde op een bosch onder Kesterbeek aan de grote hert, op het bosch aen het Roth den ekelen bosch, op een bosken op Rilroheyde een derde op een bos te Kesterbeek, gen. Langb1ok, op het Veldeken (een deel voor de pastoor van Huizingen), en op een bosken aen de Hoogkouter. » De boeren voldeden natuurlijk niet zeer graag aan hun verplichtingen in zake tienden. De pastoors hadden dikwijls betwistingen met hen. In een manuale van 1791 schrijft de pastoor : «op 22.2.1791 ben ik geaccordeert met Jacobus Hellings pagter den welken ik hadde doen daegen om mij gerefuseert te hebben thiende sijnder viggen, soo dikwijls ergeene elf of meerdere in een worp waeren. :. Blijkbaar hadden de pastoors van Dworp het ingevolge de 124

menigvuldige spoliaties die zij in de loop der tijden te lijden .hadden :vanwege allerhande grondheren, nooit ruim gehad. Zo lezen we onder meer dat de proebiaan in 1406 beboet werd .omdat hij de beek niet geruimd had en er« bij beeden van scepenen van Roede met een kroon van afkwam omdat hij niet rijc en es>>. In 1616--lezen we dat « 5 dagw. lants rontsomme besloten dat men is noemende den Be1inck ... de pastairs in voerleden tijt gegunt ende toegeschickt (werd) van de gemeyntenaeren .midts den cleynen iniddel om hen te leven tot hunne augmentatie »... Indien hun zo iets toegestaan werd, <ian moet het wel nodig geweest zijn. Pastoor de Bruyn uit in zijn « status pastoratus » van 1666 bittere klachten over de magere inkomsten van de pasiarij : « pastor habet non competentiam, et hactenus vixit partim ex proventibus pastoratus, partim ex industria, que ·Consistit in collectione decimarum, cultura agrorun:t, tenendis pratis speetantibus ad pastoratum, que propriis vaccis depascit. » Zijn voorganger was gewoon te zeggen dat de pastoor er niet kon bestaan. De parochie paalt « juxta Sennam Halles Bru~ellas fluentem » en aan de parochies van Beersel, Leeuw, Rode, Alsenberg, Zottiënbos en Halderbos ( silvam Sonie et Hallensem). Het is. een zeer bergachtige en bosachtige streek die de pastoor « ex officio » moet doorlopen, met talrijke zeer diepe en gevaarlijke straten, vooral wanneer de pastoor 's nachts bij de zieken geroepen Wordt. In de lengte is de parochie anderhalve mijl, in de breedte een mijl groot met tal van lasten en persoonlijke gevaren die de pastoor moet ondergaan. Zo gebeurde het dat op 3 Augustus t 666 Pi eter van Cotthem, kloosterling van Zevenborren, bij nacht vermoord werd door een booswicht. Hoe gemakkelijk kan· dit met een priester niet gebeuren, onder voorwendsel geroepen te worden om een zieke bij te staan, voegt hij er bij. ~ De graantienden besloegen de volgende velden : Helderingenbos, Huisveld, Over-Essele, Moorter, Hoeve, Hoogkouter, Avoordborre, Geer, Molenveld, Kasteelveld, Vossegat, Wouweringenveld, Sint-Pietersbos, Rod, Borreveld, Kissem, Solheide, DrieskensveJd, Esse1heide. Zoals men ziet, de oudste velden. De pastoor moet die inkomsten met heren en kloosters delen en onderstaande tekst uit 1613 leert hoe ingewikkeld ze soms waren. « Op t'Eideringen velt beginnende van de poorte van den hove t'Elderingen, ende alsoo voort gaende ten doostere van Sevenborre weert, tusschen de Bosstraete in d'een syde ende het Bosch van Sonien in d' ander cammende metten eenen eynde op stryckende tot aen Diets' roo, op dit velt deylt de thiende in drijen, te weten de patroon ende prochiaen van Doirpe een derdendeel, t'gasthuys van St. jans oock een derdendeeJ, ende het derde derdendeel daer en hebben die van


der Noot an d'erfgen. Francboys du Ie Roy niet inne want het bJijft int vs. Hof van Elderingen. » In 1616 werd op ver:z;oek van « Gielis Breeckman, priestere ende. prochiaen van Doirpe, versueckende augmentatie synder pastori je alsoe. hij seyde (schrijven meier ·Pi eter Abeerts, Bartholomeus de Mesmaecker, Jan de Mesmaecker en Godevaard Boenen); heeft begeert wettelycke attestatie van alle die gronden van erve ende goede de selve zijne pastoreye aen campeterende van Welcke goeden ende zijns innecommen wij hebbende seeckere kennisse als ingesetenen over veele jaeren der prochie ... » Hieraan ziet men hoe ongewis de eigendom van de pastoor was. Eigendomstitels bestonden er haast geen. AJles steunde op overlevering en « kennis >> vanwege overheidspersonen en bejaarde lieden. Hierna volgt de lijst zoals zij toen opgemaakt werd. Het is de oudste. · « Item de helft van 1 dw. 1/2 havergewas opt cJeyne moJenveJdt. Item een vierde van 1 dw. weyde wesende gemijnte opden Speelbempt tegen de loopende beke. Item 1/2 van 1 dw. weyde wesende gemeynte op den gemeynen bempt geleghen tegen het velt geh. d'Wygaerts velt toebeh. tklooster van Vorst. Item 3 dw. het welck men noempt Havergewas. Item 1 bunder lants opt Molenvelt waerdore een cleyn weehelken doorloopt treekende van die kercke van Doirpe naet Esse lt. Item 1/2 b. Iants opt molenvelt Item 5 dw. lants rontsomme besloten dat men is noemende den Be1inck welcke plegen te wesen eertyts een gemeyn speelplaetse (een soort van dries ~itts) ende de pastoirs in voerleden tyt gegunt ende toegeschtckt van de gemeyntenaren mîdts den cleynen middel om hem te leven tot hunne augmentatie... gelegen tegen den boomgaert van Alexander van den Hoeve, tegen een hofstede toecammende de hellicht de kercke ende voor de hellicht de huysarmen ... Item eenen boomgaért wesende omtrent 6 dw. hetwelcke men noemt de cure (dit is de groná van de, tegenwoordige pastorij) ... tegen het weycken toebehoorende het klooster van Zevenhorren... het weycken van Peeter Fastenackels ende sheeren straete aldaer bij de Plaetse ... op den cheyns van 25 oude grooten jaerlyckx aen het gasthuys van St. Jan op den Poel (Brussel). Item een stuckxken weyde daerneffens gelegen wesende een groot dagwant gewoenlyck geh. d~n maendagh lochten omdat dezen is gegeven den pastoor rmdts daervoer a1Ie weken moet doen een misse van Requiem ende dat 's maendaeghs sonder redelyck beletsel ... met twee syden aen sheeren straete tegen een raepblock jan Locus met de 4e syde tegen de cure ... met Jasten en commer aen de heeren van Aa ... » Pastoor Breeckman brengt verder onder de aandacht dat zijn parochie 300 communicanten heeft (personen die verplicht zijn te communiceren) en is « inhoudende de lenghde van ontrent 2 uren gaens en meestendeel bergagiën ende hoschagiën... » 126

Over de levensvoorwaarden onzer dorpsherders hebben we weinig inlichtingen., De enen zullen het wat beter gehad hebben ál naar tijdperk. en omstandigheden. Meestendeels bebouwden ze land en hielden ze ·paard en koe. Van de na de dood van pastoor jan Aerts (1650) verkochte inboedel bestaat nog een stuk dat ons een beeld geeft van de levensstandaard van de parochieherders in die tijd (de koper is tussen haakjes aangew.ezen). « Boeken : deel dietata in philosophiam et theologiam et Jansenius in evangelia (gebleven ··aan de prior van het klooster van Zevenborren). Consilium meg'liniensem dracselius de eternitate, thesaurus sacerdotum compendium Regenalde ende andere cleyn boecxkens (gebleven aan pastoor Trudonius van Eizingen). Thomas a kernpis de imitatione Christi et exercitum Christiani pietatis ·(griffier F. de Fraye). Huisraad : rontdraeyende taefelken, regbanck, 18 tinne tailloiren (meier Jan van Schoonbeeck), tinne tailloir vol gaten, 19 tinne schotels, 2 groote; 7 tinne commekens (Zevenborren), 2 tinne soutvaten, 6 tinne lepels (pastoor Huizingen), wijnpot (pastoor Eizingen), wijnpot (Zevenborren), 2 cleyn bierpottekens, groote bierpot (pastoor Ei zingen), 4 bierpotten, wijnpot (pastoor Huizingen), 4 coperen candelaers (Zevenborren), 2 id. (pastoor Eizingen), 'ijseren rooster, 4 ijseren potheysenspit diemen mette harlt draéyt, copere beddepanne ··( Zevenborren), · ijseren hael en Jatijsere panne, ijsere tange ende schup, een copere met een ijsere 1ampe, 2 groote coperen schouwketeJs, 1 id. wat cleynder wesende, 2 stroyen stoelen, 2 deerborstels met 2 houte schatelkens om bier oft wijn in te setten (pastoor Ei zingen), ijseren potwijnfles (pastoor Eizingen), moiHie, aerden tobbe ende porcelyne schotel~ tempst, aerden pot met een cleyn botercuypken, groote ijseren brandelaer, deel quaede houte schotels, c1eyn quaed houte cuypken, houten eemer, botervat, houte cuyp, tycke ende een bedde met de tycken ende twee oorkussens met een hooftpoluwe gevitlt met levende plu.ymen, bedde met hooftpoluwe ende een oorkussen alle gevult met levende pluymen, witte sargie, groene sargie, 2 sacken, 3 servetten, 2 schoone groote ammelaeckens, 8 hempdens van den heere pastoor saliger, 3 paer slaeplaeckens, 2 flawijnen, nieuwe lijnwaerten calson, 7 neusdoecken, 2 spinnewielen, coop gesponnen garen, hofschuppe, ·coperen wijwatervat, een hoop werck van vlas, hekel, viercante bonette (Zevenborren), groen tafelcleet (pastoor Eiz.), graenschuppe, deel eyseren bannen van eemers, pruymelaeren hantboge, deel· haspen, uyssel, 4 cleyn steene pottekens, tenne waterpot, nieuwe swert laecken cappotte, swerten riem (pastoor Huiz.), swerte cappotte, quaede swerte Jaecken broeck, het mest liggende voor in den mestinck, leren coffer met ijsere bannen (heer landdeken Leeuw), groote schrijnhou te uyttreckende taefel, lanck sittebancke, 8 spaeosleren stoelen, 12 hooge stoelen, stroyen viertel, behanekset ende een ledecant van geel coleur met groen 127


strepen (pastoor Huiz.), ledecant op de caemer daer wijlen den heer pastoor is overleden, ander Jedecant op den solder. Op den solder sekeren tas abbeelen oft populieren hout 600 voet, achter de schouwe noch een coop hout, ter sijden de trappen op den solder noch twee hoopkens eyckenhout, taefel met ·twee schuyfkens (landdeken), 6 biertonnen, een vercken, swerte bonte koye, het hoy liggende in den stal, de hoppe· staecken tegen den vijver. » Als goederen van de pastorij stonden in het kadaster v~n 1840 opgetekend : de kerk 7 a. 40; het kerkhof 11 a. 30; een boomgaard 55 a. 70 ca.; een vijver 19 a. 40; een tuin 15 a. 80; een tuin 23. a. 70; een huis 3 a. 30; een tuin 10 a. 50; de tuin van de pastorij 4 a. 50. Al de veranderingen in de loop der tijden in de goederen aangeven en behandelen zou ons te ver leiden.

c) Past01·eel huis of pastorij. V6ór 1572 lezen we niets over de pastorij. In een landdekenbezoek van dat jaar staat vermeld dat ze goed hersteld werd. Waarschijnlijk was ze tijdens de hervorming beschadigd geworden. Volgens een ander kerkvisiet werd ze in 1595 opnieuw door de Calvinisten afgebrand. Onder pastoor Ereeekman werd in 1617 een nieuwe gebouwd, wat er schijnt op te wijzen dat de vorenstaande feiten het gebouw diep aangetast hadden. Het is zo goed als zeker dat het bij deze gelegenheid is dat, na twee verwoestingen, de nieuwe voor meer veiligheid op het eiland gebouwd werd waarvan hierna spraak is. Want we geloven niet dat de eerste pastarele gebouwen daar vroeger gestaan hebben. Net als de kerk zal de woning van de pastoor welJicht in de bijvang van het oude· hof te Dworp, tegen de beek gestaan hebben. In elk geval in 1406 werd « de prochiaen van Dorpe 9 in Junio » beboet omdat hij « die beke niet gheruympt en hadde ghelijc dat gheboeden was ». En met die beek is de Molenbeek bedoeld, want het gold een recht van de Hertog van Brabant (Rekenkamer). In een stuk uit 1616 vernemen we waar de nieuwe pastorij stond. « Eenen boomgaert wesende omtrent 6 dagw. het welcke men noemt de cure daer een wooninghe van den pastoor op staet welcke wooninghe is omringelt met een water gracht ... » En in de Status pastoratus van 1666 bovendien waaruit het gebouw gemaakt was : «de pastoreye van Doirpe heeft een curenhuys aldaer ghemaeckt een deel van kleem ende een deel van steen ende gheheel met stroo ghedeckt, kleyn, onsterck ende verworpen, met eenen hof die t'saemen outringelt sijn met eenen vijver. » Het gebouw bestond beneden uit een kleine kamer en een keuken van klei en boven een kleine kamer van steen ( cubicullo supra ex lapidibus), een kleine stal, een klein bos en buiten de vijvers een kleine schuur. In 1686 lezen we nog dat « het Curen huys daer den heere pastoor inwoont is van deern ende gedeckt met stroy ». 128

Te oordelen naar de inboedel die in 1650 bij de dood van pastoor Aerts verkocht werd moest die wo,ning toch tamelijk ruim zijn. De vermelding dat in 1651 werd « gewrocht aen de cruysvensters der cure >> bezorgt ons een detail over het gebouw. Het pastoorshuis stond dus op het rechthoekig omwald stuk grond, 19 aren · groot, meer naar achteren in de pastorijtuin. Th a n s staat er nog een zeer oud gebouw op, bestaande uit een p I a ~ t s met haardschoorsteen met daarnaast een klein vertrek dat als stal of bakoven kan g e d i e n d hebben. Het is tamelijk verPastorij. (Foto W. v. Kelst.) vallen en dient alleen als bergplaats. Vermoedelijk is het een afhankelijkheid van de oude pastorij. Misschien was het de woning van- de knecht die voor de boerderij van de pastoor zorgde. In elk geval werd het gebouwd onder pastoor Aerts (1639-1650). Aan de Oostzijde van het « eiland » staan verschillende eeuwenoude beuken en eiken. De ouderdom van een van die eiken mag op zijn minst op 500 jaar geschat worden. Aan de Westzijde staat alleen jong hout; het moet de plaats zijn waar het pastareel huis gestaan heeft. In 1650 is er ook spraak van de « hoppestaecken tegen den vijver ». In 1663, onder pastoor de Bruyn, werden veranderingen aan het pastareel huis toegebracht en is er ·spraak van de stal achter de «waters», van de grote kamer, de keuken enz. Een brug. geeft toegang tot het <<eiland». In de rekeningen komen regelmatig posten voor in verband met de herstelling er van, nl. in 1650 « planeken tot reparatie van de bruggevan de cure ». De ligging van de pastorij ten opzichte van de aanpalende goederen blijkt uit de volgende tekst uit 1761, enkele jaren dus voordat het huidige pastoorshuis gebouwd werd. « Een geleghe over het pastoreel huys aldaer gelegen 2 dw. paelende vooren sheeren straete, aen den baron van Dworp ende aen de goeden der kercke... ende. aen sekeren waeterloop ofte beecke. » De waterloop die hier bedoeld wordt is ongetwijfeld de beek die uit het Kesterbeekbos komt eH tot waar het stuk land zich uitstrekte. 129


Toen er in de 18e eeuw een nieuwewoning moest opge~ trokken worden, bood de omwalde plaats geen beschutting meer. Er waren verder .veel ongemakken aan verbonden en hèt valt te begrijpen dat de huidige plaats verkozen werd. De nieuwe pastorij werd in 1768 gebouwd onder pastoor Milius. In een steen boven de deur staat te lezen : << Ant. Milius S. T. B. F. = Antaon Milius, pastoor, bacl1elier in de Godgeleerdheid. « Tot betaelinge van het nieuw pastoreel huys ende schuere hetwelck . . . geordonneert is herbouwt te worden op den terrain van den Boomgaert der selve pastorije » had JV1aria Catharina Bauduin, « woonende op den Save! binnen dese stadt Brussel» een som geleend van 1000 guldens wisselgeld tegen een erfelijke rente van 35 g. In 1885 werd de pastorij vergroot voor 'het logeren van de onderpastoors, die geen huisvesting te Dworp vonden. De grond waarop de huidige pastorij staat was in 1840 1 Ha., 49 a., 60 ca. groot. In 1845 werd 'hij met 9 a. en 85 ca.· vergroot. Pastoor Huygelen bezat naast de pastorij een goed met huis en hof. « Om de pastorij af te sluiten » lieten de erfgenamen van Huygelen (uit. Ruisbroek, Antwerpen) het aan de kerk mits jaarlijks een zielmis voor hun bloedverwant te celebreren. d) Levensbijzonder/zeden over de pastoors.

Vóór de 16e eeuw vindt men weinig over de pasto"ors van Dworp. De oudst bekende is Amelrik die in 1247 ais bedienende priester een onderzoek vroeg over de inkomsten van de parochie. Na het advies van de abt van de Abdij van het H. Graf te Kamerijk te hebben ingewonnen, en met dezes toestemming, hechtte de officiaal van Kamerijk, die door de bisschop gelast was voor de priesters van het bisdom een vast aandeel (portio congrua) te bepalen, aan de parochie al de inkomsten en rechten die de abdij in de parochie bezat, en bovendien een . tiende op de lammeren, maar op last van een cijns van 35 stuivers Brusselse munt (Zaterdag vóór de feestdag van SintSirnon en juda, in 1247). De volgende bekende is Hem·ik. Hij was de werkelijke pastoor of bedienaar en kwam in betwisting met de persoon, dit wil zeggen de naamvoerende pastoor. Elk van hen hief de helft van het tiende bij Alsenberg, van het tiende op het land bebouwd door Gillis, Steven van Eht, door de Woudregem's. De abdij van het H. Graf stemde er in toe dat het tiende een vrij leen zou worden op voorwaarde hem alle jaren 12 deniers Brussels te betalen (Zaterdag vóór Palmzondag in 1260-1261 ). Men leert daaruit dat de Abdij van het H. Graf zich niet gehouden had aan de bedinging « sine persona -.. (zonder persoon) ·van 1138 en toch een persoon had aangesteld.

130

Dit was ongetwijfeld cle cijns die Godescalc en zijn opvolgers aangenomen hadden te betalen aan de Abdij van het H. Graf te Kamerijk. Antoon de Rota. Verschijnt in een testament van 1537 ... Anthoenis de Rota (verlatijnst uit Van de Wiele of Wieiemans) « priestere ende prochiaen tot Dm·epe ... » Hij geeft een «wassen keers van een half pont te herren (branden) ten eeuwigen dage » en legateert daertoe 26 Rijnsguldens. Hij komt ook nog voor in een akte van 1533 vóór « scepenen van Halsenberge ende Rode » die « doen te wetehen eenen yegelycken dat op heden date deser voer ons c01nmen sijn in propren persoenen heer Anthoenis de Rote priester ende prochiaen van der kercken tot Doirpe ». Samen met hem verschijnen ook al de notabelen van het dorp, nl. « Peeter van den Bossche ende Symoen van der Meyningen, kerckmeesteren aldair, Lauwereys Mosselman ende Jan Cranebroeck, Heyligeg,eestmeesteren, Hendrick Peetroens geheeten Tas, Hendrick Hayss, Gielis Berckman·, Gie1is van Elderingen, Steven van der Zee, Jan Berckman de jonge, Jan Geerts, Gielis Wijts, Govaert Mosselman ende Hendrick de Strycker ». Jan Ketelbetch. Vermeld in 1529 en 1575 «van hennen .Lïppens van dat hij heeren Janne Ketelberch prochiaen van Doireppe heeft geinjurieert seggende ghy pape ick sal uwen sack vol slagen geven ... ende andere woirden ... » Gijsbrec!zt Goederheyden. Vermeld in een schepenakte van 1570 « in synder tijt prochiaen van Doirpe ». In een dekanaal visiet van 1572 wordt hij Ghisbertus Goderheye geheten. Daniel Tyck. In een akte van 1598 leest men : << ten behoef van Daniel Tycke jegenwoerdich prochiaen van Doiq~e >>. In 1591 stond hij tevens voor de parochie van Alsenberg. Hij bezat goederen te Dworp nl. «een gel~ghe .metten huyse ... Doirpe aen den Th oren, aldaer ... ; tusschen de goeden heer Dan i els Tycke priestere ... teghen de Drifstrate » ( 1623). Hij was zeer waarschijnlijk afkomstig van het Hof te Ingendaai te Sint-Genesius-Rode. · FransdeLeuwe (1611-1613). Gillis Ereeekman ( 4 Maart 1613-1627). Oudtijds mochten de pastoors testamenten opmaken met dezelfde bevoegdheid als de notarissen. Ook Ereeekman : « Uyt krachte van den testamente gepasseert ende gemaeckt bij den pastoer van Doirpe heer Gielîs Breeckman in date den 28.12.1622 », lezen we in een akte. Paus Innocentius ( 1330) verbood ten strengste aan de priesters als notaris op te 1reden. Er werden nochtans uitzonderingen toegestaan. Met ingang van de XVIe eeuw werd, vermoedelijk bij wijze van bekrachtiging van een oud voorrecht, aan de pastoors de toelating vergund de testamenten en huwelijKscontracten van hun parochianen als notaris te ontvangen {«Bulletin de Ia Commission d'Histoire :.. dl. 82, 1913, blz. 117). Breeckman werd Ja ter deken van Halle. « Eg.

..

131


Ereeekman S. T. L. nee non decano et pastore Hallensi meritissimo ». Corttelis lrsseliers of van lersel. Hij tekent ook « lrselius Ghelensi S.T. B. F. » (21 Juli 1627-1639). Zoals veel pastoors in die tijd werden vóór « heer ende meester Corn. Irsselius presbyter ende pa~toir van Dwoorpe ». testamenten gepasseerd, zo o. m. in 1688. In 1633 was hij ook desservitor te Eizingen. Deze pastoor was, zoals veel vroegere pastoors, ook een beetje geneesheer. Hij kende van alle kruiden om thee, zalf en papjes te maken. Daarbij gaf hij practische raad om gezond te blijven en lang te leven ... · Zijn leus was dat << de overdaedt oorspronck is van alle quaedt naer ziel ende naer lichaem ». Een Matheus van Yrsel was 40e prelaat van de · Sint-Miebielsabdij te Antwerpen. Jan de Medina ( 1639), uit Brussel. Hij bleef hier slechts twee maand, waarna, hij pastoor werd van Craaibeek bij SintBernards op de Schelde. Hij was waarschijnlijk een Spanjaard. Spaanse geestelijken waren alhier in onze streken niet zeldzaam. Te Buizingen o.m. was een Spanjaard, Petrus de Salcedo, pastoor van Eizingen van 1656 tot 1711. Jan Aerts ( 1639-1650), uit Brussel. Hij stierf te Dworp op 9.9.1650. In zijn tijd werd de schuur vergroot en een bakhuis in de pastorij bijgebouwd. . Jan de Bruyne <<pastor Tornepiensis » (1650-1683). Hij schonk een zilveren ciborie en een vergulden kelk aan de kerk. Hij was het jongste van de 12 kinderen van Willem de Bruyn en Barbara Barremans van Halle. Hij maakte in 1666 een « status pastoratus » op, waarin de financiële toestand van de pas.toors van Dworp, hun vaste ·en toevallige inkomsten, de ligging en de staat van het pastaershuis in het Latijn uiteen..:. gezet zijn. Ten over~taan van hem werd het testan1ent verIeden van de weduwe Gillis de Mol, ten voordele van haar dochter Maria « ter oorsaecke van den langhdurigen dienst, hulpe ende bijstant die sij bij deselve genoten heeft ». Deze krijgt «twee koeyen die Maeyken (Maria) uyt allen haere koeyen sal mogen na haere geliefte verkiesen ... haere slaepkoetse... bed de... paer slaeplaekens... den grootsten setel ende den cleynsten ... suppepotteken en kassartpanneken ..• hofschuppe ende rooster, swerten rocke ende een stuck lijnwaerf van 16 ellen ... » Willem van der Elst (1673-1676). ]acob Nijts (1676-1677). Servaas van der Zee (1677-1679). Matheus Druyts (18 juni 1681-1705). Hij bebouwde 2 1/2 bunder land en hield een paard. Zijn overlijdensakte luidt : « 6.3.1705 obiit rev. Adm. Dnus Matheus Druyts Pastor Tournepie postquam farcit per annos 25 et amplius vigilanUssimus et sep. in eccl. » Cornelis Frans Thielemans « desservHor Tournepie ». Karel Jozef Jaspers « Bruxellensis » (1705 ..13.4.1718).

In 1718 maakt hij zijn testament op vóór de pastoor van Ruisbroek (Br~), waarin bepaald is « ... willende begraven worden in de kercke van Worp plat voor den trap van de choor ... met een uytvaett met 16 pont was ... uytr.ijk~ng van 6 s~steren terwe aen de aenwezige arme ... een fondatle yan 5~0 mtssen : 100 bij de Paters Augustijnen te Brussel alwaer htj beeft gestudeert; 100 bij de Paters Predikheeren; 100 bij de Paters Cellebroeders' van Boetendael; 100 bij de Paters Minnebroeders te Halle; 50 bij de Paters Discalsen te Bru.~sel bov~n den Savel; 50 bij de Can. Reg. te Sevenborre ... » ZlJn overlijdensakte luidt : << 1718, 13 Martii obiit Rdus Admodus nee non viliaentissimus Dominus Carolus josephus· jaspers huius parochi~ pastor nee non S.T. B. F. sepultus in tempi? .ante cho.: rum. » Jaspers was ook desservitor geweest te HUlzmgen. HIJ schonk aan de kerk 3·1 /2 dagwand land gelegen op het « heyendael aent' goet van t'hof Telderinge >> palende aan h~t aoed van advocaat jaspers (in 1755), « op last van een eeuwtg faergetijde voor pastoor jaspers met een ges??ghe misse mette lessen ende een poise geluy ». Verder had hiJ .nog 2 dagwand land naae]aten te nemen uit een stuk van zeven dagwand toeo behorende aan de erfgenamen van advocaat. .Jasper J.~spers, zijn vader, om« ten eeuwigen daghe 44 wekehjksche VtlJdaghmissen ter eeren van het H. Cruys » te laten lezen. In de voorwaarden was bepaald dat de erfgenamen het pand mochten missen terugnemen, bijaldien de pa.stoor _mocht verzuimen te doen ( « jointe des Amorttssements », 1755). Man a joanna, een zuster van onze pastoor, legateerde eveneens 3 dagwand land op het « Heyendal tegen de lopende beke » voor 18 wekelijkse donderdagse missen ter ere van het H. ?acrament. In 1721 liet zij nog zes jaarlijkse donderdagse mtssen bezetten op de Loockaert tegen het Heyendal en de Caeckelrij~. Na Jaspers is Arnout Squaden « Hasseletano » ( utt Hasselt) een tijdje desservitor. Oaspar Auwercx (1719-22.6.1737).- In 1725 stelde h!t een proces in tegen Gi11is Mosselmans, dte gezegd had dat hiJ onrèchtvaardig goed bezat en « eenen sot » was. Mosselmans vroeg vergiffenis en zo eindigde de zaak. Frans Guedens ( 1739-31.10.1741). Zijn zuster Margaretha die bij hem inwoonde, liet in 1741 haar testament opmake~ door J. B. Beemont, pastoo~ van Buizingen .. Daarin Jeaateerde zij 50 missen tegen 7 stmvers voor haar ztelerust, 50 gulden aan haar andere broeder Pater Joannes Gudens, Augustijn, en haar dagelijkse kleren aan een genaamde Leenaerts. . . In 1742 bedient J. B. Beemont, pastoor van Bmzmgen, een tijdje de parochie. Antoon Domien Courtois (1743-Maart 1765). Het opschrift van zijn zerk, die samen met die van pasto?r Milius bij de bevloering van de kerk in 1865 verdween, lm~de : .D. 0. M. Sepultura Rdi Antonii, Dominici Courtois pastons hUJUS

?e

133


parochiae 23 annis Fundavit 2 anniversaria - obiit 18 Febri 1765 etatis suae 55. Op deze steen prijkte het wapen der familie Courtois : gouden veld met Sint-Andrieskruis van keel. Helmdekken van goud en keel, en daarboven> als topsieraad een Sint-Andrieskruis van keel tu.ssen een vlucht, eensdeel~ rood en anderdeels goud. Hij was afkomstig van Mechelen. Zijn overlijdensakte luidt : 1765 Sepultus est hac 18 Febr. Rev. Admodum Dom. Ant. Courtois in Choro ante summum altare qui circiter viginti tribus annis gregrem sibi bic commissum pacifice et in omnia Doctrina pavit etatis 55. » . Antoon flllilius (1765-19.12.1783). Tot in 1865lacr binnen de kerk in het koor aan de epistelkant de grafsteen ~n deze pastoor, met het opschrift : D. 0. M. Hic jacet Rdo adm. Dnus Antonius Arno1dus lvlilius Antverpiensis sacrae theoL bac. form. pastor hu jus parochiae per 19 annos, qui fundato anniversaris obiit 18 Xbris 1783. Anno aetatis 51. Onder zijn pastoorschap werd de huidige pastorij gebouwd. Hij liet 200 gulden voor de armen na met beding « ten eeuwigen dao·e op ofte ontrent sijnen sterfdag» een mis te celebreren. b jozef Epiplzanus van der Saecken, uit Antwerpen, was pastoor van 1784 tot 1791, toen· hij pastoor te Assche werd. Tijdens de Franse Omwenteling had hij geweigerd de eed voor de Republiek af te leggen en werd hij in 1797 naar het eiland Ré verbannen. Onder Napoleon kwam hij terug, maar weigerde· toen ook de eed, bepaald in het concordaat met de ?aus, voor het nieuw staatshoofd af te leggen. Die eed luidde 111 de oorspronkelijke taal als volgt : « Moi soussigné, je. jure et promets a Dieu sur Je Saint Evangile de garder obéissance et fidélité au gouvernement établi par la constitution de la République française et je promets aussi de n' avoir aucune inteHigence, de n'assister à aucun conseil, de n'entretenir aucune Hguej soit en dedans, soit en dehors, qui soit contraire à la tranquillité publigue; et si dans n1on diocèse, ou ailleurs, j'apprends qu'il se trame quelque chose au préjudice de l'Etat, je Ie ferai savoir au Gouvernement. >> Als dusdanig was van der Saecken katholieker dan de Paus en dus Stevenist (wie daarover meer wil vernemen, 1eze het belangwekkend werk « Le Stévenisme », van j./\tt van den Weghe). Bij het optreden van Napoleon I was er veel verbetering gekomen in de godsdîensttoestanden, maar de verdeeldheid bleef bestaan tussen de beëdigde priesters, die in cle kerk dienst deden, en de onbeëedigde, die in de huizen mis lazen en door het grootste deel der bevolking gevolgd werden. Daarenboven waren er duizenden bezitters van kloostergoederen en duizenden priesters en kloosterlingen die de geestelijke staat hadden moeten verlaten. Alleen een ruime wederzijdse inschikkelijkheid kon de rust herstellen en dit was het doei van het Concordaat van 1801. Pastoor van der Saecken werd dan in 1801 samen met pastoor Douillet van Tilly, over de Rijn verbannen~ Dank zij 1

134

de tussenkomst van een Hendrik de Vadder, lakenkoopman te Assche, kwam hij vrij, maar in de brief aan zijn voorspreker zegt de pi·efect : « Mais vous voudrez bien lui dire, que si sa conduite (ten opzichte van de keizer) ne justifie pas J'indulgence que j' ai à son égard, si sa soumission à la loi du 18 Oer-. minal et aux dispositions emanées dans les différentes buBes de Sa Sainteté, ne· prouve pas te désfr qu'il a de contribuer, par tous les tnoyens qui sont en son pouvoir, au rétablissemeqt de la.paix intérieure, je me ven·ai forcé de nouveau à employer. contre lui des mesures de rigueur >> (de Grave, « Geschiedenis van· Assche). Pater j. F. Sibens, procurator van het klooster van Zeven• borren1 verrichtte in 1783 parochiedienst In 1784 zijn C. j. Le Roy, coadjutor, en ]. ]. Premineur desservitor. In 1789 doopt C. J. De Koninck.als coadjutor; in 1791 0. Verheyen «pastoor in boucle » als desservitor. Datzelfde jaar treedt ook pater Van Espen op, evenals E. Leemans, kapelaan te Alsenberg. Willem Vliegen (1792, overleden 31.1.1817) «ad horahl sextam matutinam... rev. adm. Dom. Guiilielmi Vliegen ex Oosthamme fi1ius Joannis et Anna Christina Heyligen, in universitate Lovaniensis S.T. B. F. per 25 annos hujus paradito pastor dignissimum etatis annos 55. » jan Frans Embrechts (22.3.1817 tot 14.3.1832). ~iJ was achtereenvolgens aalmoezenier geweest in een klooster te Leu~­ ven, Antwerpen, Brussel, Roermond en Halle en onderpastoor te Lembeek (7 jaar), te Halle ( 14 jaar) en 16 jaar pastoor te Dworp. jan Baptist Beeckmans (14.5.1832-1838). Geboren te M.erchtem in 1801. Zoon van Willem en van Joanna Verhofstadt. Zijn zuster Anna Petronilla << dilecta mea soror » geboren 30.9.1803, overleed alhier ·op 6.12.1833. Hij werd priester in 1825. Nog vóór hij priester was, werd hij professor benoemd te Mechelen; Datzelfde jaar werd hij onderpastoor te Nijvel en in 1832 pastoor van Dworp, waar hij op gans bijzondere wijze voor het volksonderwijs zorgde. Op 21.4.1838 werd hij tot deken van Antwerpen benoemd. De kathedraal bevond zich in een armoedige toestand. Juist toen ontwaakte de geestdrift voor de gothische kunst. Onmiddellijk sloeg hij de hand aan het werk en hij zou zijn eigen fortuin er voor offeren om van zijn kerk te maken wat de oude geslachten eenmaal gewild hadden wat ze zijn zou. Bij het graf van Beeckmans zal iemand getuigen dat hij « den ogivalen stijl in Antwerpen heeft heropgebeurd :t. Vervolgens ging het om de herstelling van het kerkgebouw, de gedeeltelijke ;mtmanteling van de hoofdkerk, om het herstellen van Ruhens twee meesterstukken, de « Kruisiging » en de « Afdoening». Deken Beeckmans dacht daarbij ook aan het verstrooide kerkarchief en liet het rangschikken. Verder was. het de deken om de Juist35


ter van de Antwerpse processie te doen .. Bij de· kunstfeesten van 1854 ter gelegenheid van de 300e verjaring van de SintLucasgilde, hield deken Beeckmans een kanselrede waarin hij zijn kunstprogramma uiteenzette. jaar aan jaar geraakte de kerk kunstrijker gestoffeerd, en het kunstleven van Antwerpen zelf werd door zijn streven beïnvloed. Hij overleed op 25 April 1868. Paal jozef Segers (28.6.1838 tot 16.2.1839). Pieter Jozef Huygelen (16.4.1839-~845). Zijn grafzerk droeg het opschrift : « D. 0. M. Hier ligt begraeven den eerweerdigen heer Huygelen, geboren te Ruysbroeck.(Antw.) den 22 April 1802 in leven onderpastoor en pastoor te D'Worp alwaer hij overleden is den 4 Januarij 1845. Weest uwe oversten indachtig die u het Woord Gods· verkondigd hebben en bjd voor zijne ziele. » Twee stukken van die zerk liggen rechtover de pastorij als brugje over pe gracht. .. jan Frans Pieter jozef Van der Hasselt (8.3.1845 tot 24. 2.1885). Hij overleed alhier 13.10.1888. In zijn testament beschikt hij een dienst eerste klas met dertigste en voor 200 fr. brooduitdeling aan de armen. Aan de kerk schenkt hij een stuk land op de Beekersweide : 48 a. 20 ca. groot, op last van vier jaargetijden : een voor zijn vader, een voor. zijn moeder, een voor zijn broeder Jan-Baptist en een voor hem zelf. Aan de armen laat hij 3000 fr. Willem Pepijn Lombaerts (24.2 ..1885 tot 7.4.1912). Gewijd in 1865. Vierde in 1910 zijn gouden jubileum. jan Frans Heymans {9.5.1912 tot 4.6.1913). Geboren te Brecht 3.2.1868. Onderpastoor Sinte-Kathelijne Antwerpen 189 I. Leraar Klein Seminarie Hoogstraten 1892. Aalmoezenier van het Sint-Victorspensionnaat te Alsenberg. Pastoor Bonheiden 1910, Dw-orp 1912. Aalmoezenier van het Gasthuis te l\1echeJen 1913. Overleden 6.9.1 929. Albert Romain van den Broeck (14.7.19.13 tot bij zijn overlijden). Op zijn grafzerk staat : « Ter nagedachtenis van Albert Romaan van den Braeek geboren te Heist.. op-den-Berg 29.1.1868, pastoor te Dworp en er overleden 25.6.19 t 9. » Lodewijk jozef Dupont. Geboren te Wolvertem in 1869. Professor aan het College te Lier tot 1914. Van 1914 tot 1917 Aalmoezenier van de vluchtelingen in Schotland. Sedert 5.9. 1919 alhier pastoor. Parochie Lot (Sint-jozef). -Lot was vroeger een gehucht dat door de Zenne in twee delen gespJitst was. Het ene behoorde tot Sint-Pieters-Leeuw, het andere tot Dworp. Door de aanleg van de spoorlijn in 1840 en de oprichting van de weefnijverheid, nam de bevolking er een spoedige uitbreiding en werd er een kapel en pastorij gebouwd. De 14e Januari 1866 celebreerde onderpastoor Goetstouwers er de eerste mis, die gezongen werd door de kerkzangers van Dworp. Ooetstouwers overleefde die plechtigheid niet lang. Tijdens de cholerakwaal, die toen in çle streek uitbrak, offerde hij zichzelf 136

zodanig op dat ook hij aan de ziekte bezweek. Op zijn grafzerk van witte marmer, bekostigd door de N. V. van Lot, en geplaatst tegen de buitenmuur van de ·kerk, stond te lezen : « D, 0. M. lei repose le révérend Pierre Louis Doetstouwers vicaire résidant à Loth né à Essebene Ie 24.11.1829. Décédé à Loth victime de son dévouement pendant l'épidémie cholérique Ie 24~ 11. 1866. R. I. P. -- Hommage du persounel de Fétablissement de la Société Anonyme de Loth. » Na hem werd Jacobus Ghysels, uit Sint-PietersLeeuw, er op 28.1.1866 kapelaan. Van 1863 tot 1865 was hij k~pelaan te Sint-Gertrudis-Pede geweest. Op zijn grafzerk te Sint- Pieters-Leeuw tegen het koor aan de Oostkant staat te I~zen : « D. 0. M.jtot zalig aandenken/van den E. H. Jacobus Ghysels/kapelaan Pastoor ·L. ]. Dupont. tot Loth/ geb. te SintPieters-Leeuw 19.6.1824/ en overleden te Dworp (Lot) 24.4.1877 /Hij was bemind van God en van/demenschenen zijn nagedachtenis/is in zegening Eccl. XIV/R.I.P./Uit toegenegenheid door zijn/bloedverwanten opgericht. » 5. Onderpastoors en hulppriesters. In 1711 bektoegen pastoor en overheidspersonen er zich over dat wegens de uitgestrektheid van de parochie, o. m. twee urefi in de· grootste doorsnede, de « quade straten die 9 rnaenden in het jaer impraticabel sijn », het groot aantal communi... canten (780), de grote afstand van de kerk, zodat al de parochianen « niet connen de clock hooren », mitsgaders tal van andere bezwaren, de parochie niet meer te bedienen was door één enkel «persoon ». Op 1 April 1718, bij een « acte codicillaire », had Fariseau, heer van de plaats, en zijn echtgenote Anna Robyns een fondatie van een « ecclesiastick beneficie » gesticht voor « eenen bequaemen persoon tot het volbrengen der godtsdinsten ende onderpastoreele functiën ». Deze kapelaan zou 4 missen per week celelareren evenals een jaargetijde op de sterfdag van de stichter en de stichteres en catechismus aan de kinderen geven. In de akte was bedongen dat « het recht van patroonschap ofte presentatie van de vs. cappelrye eeuwe...

..

137


l.yck ofte voor altyt sa1 syn ende blijven aen den heere codictllanten ende syne voornoemde comparanten ende maagschap te weten dat voor de eerste reyse die cappelrije sal o·e()'heven worden door den oudtsten hoir oft maegschap van de fa~ilie ». Een verdere voorwaarde was dat de gemeentenaren 60. aulden pet ja.~r zouden bijgedragen hebben, het vastgesteld bedrag namelijk voor het celebreren van de mis op Zondagen en feest. . dagen. Om daarover te beslissen riepen mejer en schepen~n, kerk.;. en armmeesters ongeveer 120 van de voorilaamste ino·ezetenen bijeen, die na besprekirîg de zaak o·oedkeu'rden. b Fariseau liet in 1718 een « cappellaniet::huyse >> optrekken oP. een gtond van 60 roeden, die toen aan .de kerk paalde en bt] het aanleggen van de steenweg doorge~neden werd, toebehorende aan kerk en arme in jaarschaar voor 99 jaar mits aan de kerk en de H. Geesttafel jaarlijks 18 gulden tebetalen. Als tegen~restatie vroeg ~!1 4 missen en 2 jaargetijden, en het begevmgsrecht, voor ZIJn nazaten, ten eeuwigen dage ... De Dw?rpe~~are~ waren niet zeer geneigd om voor de 60 guldens Jaarh]ks 111 te staan. Er waren. er zelfs die oordeelden dat het beterkoop zou gekomen zijn een pater te nemep om de vroegmis te lezen, de catechismus te leren ·en te prediken. Anderzijds waren de erfgenamen van de jnmiddels overleden begiftiger maar bereid om te betalen wanneet de gemeente de rente van 60 gulden zou gevestigd hebben ( 16 September 1729 en 21 Juni 1730). Nadat de ingezetenen op 24 jan~~ri 1734 daartoe toestemming hadden gegeven werd het beneftcte twee maand later door de aartsbisschop goedgekeurd onder de aanroeping van Sint Pieter en Sinte Caterina. Zo kreeg Dworp zijn eerste onderpastoor, dié vermoedelijk Pieter van Dievoet was> die we in een stuk uit 1737 aantreffen. Na hem staat 0. Van Nuffel bekend in 1750 en omstreeks 1756 J. B. Le Hardy. In 1766 trekt de kapelaan 1 g. 4 st. «voor het singhen van het Lof van het H. Cruys ». Op laatstgenoemde volgt J. C. de Bruyn. Deze kwam jammerlijk aan zijn einde. Op 27 Januari 1789, omstreeks 9 uur, werd hij door Pieter de Nayer, oud 16 jaar, « doodgevonden in de Bcke omtrent 25 stappen van het huys bewoont door Gui11am Portaels ». Een onderzoek werd ingesteld waaraan ook deelnam chirurzijn Joannes Waroquet, zoals hij tekent, geboren te Eigenbrakel, die van mening was dat« de ongelukkige per ongeluk in de beek moet gevallen zijn en dat hij geen wonden of contusiën gevonden had ». De overlijdensakte van kapelaan de Bruyn luidt : « 27a Jan. hora 9a inventus est Dnus Jaspar Cornelius de Bruyn bruxellensis hujus ecclesie beneHciatus qui per actis circa ipsum quae juris erant sepultus est. » De volgende onderpastoors waren : J. B. Bruyiûnckx < 1791 ). P. ]. Cloostermanst «coadjutor» ( 1791 ). H. de Preter. coadjutor in Dworp ( 1792). Nikolaas fanssens (30.7.181 i

138

tot 31.12.1820). fan-Baptist Van den Schoor (31.12 ..1820 tot 10.1.1823 onderpastoor te Nijle'tl). Elias De Coster (15.3.1823, onderpastoor Lint 25.5.1831). Piet er jozef Huygelen (I 9.5. 1831, pastoor ter plaatse 16.4.1839). Piet er Van Bael (14.8. 1839, onderpastoor Noorderwijk 31.12.1845). In 1834 werd een tweede onderpastoor toegestaan. Pieter De Vis (30.9.1834, pastoor van het Oasthuis te Antwerpen 8.2.1840). Jan-Baptist Renders (13.1.1842). Oeboren te Di est in 1812; priester in 1838; onderpastoor te Schaffen, daarna te Dworp; werd 17.12.1858 pastoor te JezusEik en overleed 27 April 1864. Michaël Van der Heyden (31. 12.1-845, onderpastoor Haacht 1.6.1849). Jozef Henckens (1.6. 1849-3.1 0.1856). fan Hendrik Monsieur ( 18.10.1856, onderpastoor· Sint-jans-Melenbeek · 31.4.1863). Ladewijk Pieter Goetstouwers (~4.12.1858, pastoor te Lot 27.12.1865). Aloïs Van Roey (27.6.1863, deken te Haacht 24.12.1884). vVillem Pepijn Lombaetts ( 11.1.1866, onderpastoor Assche 1;>.1.1872; in 1885 pastoor alhier). Ftans Vincent Boven (geb. Meerhout 14.6.1846, gew. 1871, ond. Dworp 25.1.1872, pastoor te·Kester 25.9.1886, kapelaan Begijnhof Herentais 1903-1907, gest. 31.1.1 908). fan August Truyens, geb. te Lichtaart 3.1.1861, gewijd 1885, ond. Dworp 1885, St.-Klara Brussel 1888, pastoor Haren l 904-1926, rector Dochtets van St. Jozef Evere 1926, overleden 12.7.1 934. Frans Sc!zuermans, geb. Geel 4.1. 1862, gew. 1886, Dworp 30.9.1886, onderpastoor Berchem (Antw.) 20.1.1891, pastoor Borsbeek 1911, gest. Boekhout 5.-10.1911. Thomas Lodewijk Weckhuysen (27.9.1888, pastoor te Zuun 24.2.1904 tot 1929. Te Aarschot geboren ging hij er ook rusten en overleed er in September 1940. Jan Sylvain Cleynen (21.3.1891, onderpastoor Tielt 0. L. V. 26.9.1893). Victor ]anssens, geb. te Heist-op-den-Berg 30.12.1868 ;"onderpastoor te Vlezenbeek 27 .8.1892, te Dworp 22.11.1893; pastoor te Lot 2.11.1906; thans met rust te Kuringen ( Limb.). Adriaan Van Dun, geb. Meerle 13.10.1878 (3.3.1904-31.7.1913); 1ater onderpastoor in de Rijke Klaren te Brussel en pastoor te LembeeK (Halle); in 1943 als rustend pastoor te Meerle, alwaar gest. 9.2.1943. Jozef Alfons Verrijdt (6~7.1906, onderpastoor te Hoboken H. Hart 18.11.1908). Jozef Jan Florinzond Spanog/ze (19.11.1908, onderpastoor te Liedekerke 9.12.1910), geb. te i\t\ech~len; aalmoezenier der Norbertinen. Pieter Jozef Theresia Stevens (23.9.1913, onderpastoor te Ramset 30.9.1916). Leo Frans Wauters, geb. Galmaarden 30.10.1883, gew. 1910 (te Dworp 9.12.1910-6.6.1913); coadjutor Kapellen (Brab.) 1919... 1920; gest. Galmaarden 27.12.1933. I<amiel jan Van Herck (6.6.1913, onderpastoor Lier Sint-Gummarus 26.10. l 91.7) thans pastoor Christus-Koningparochie te Antwerpen). jan-Baptist Maria jozef ]acobs (30.9.1916, onderpastoor Sint-Jacobs te Antwerpen 17.1.1928); schreef zeér opge... merkte bijdragen in «A verbode's Weekblad:. onder deknaam Houtborg. f ozef Frans Maria Cleeren (31.10.1917, onderpas139


toor Kalmthout 30.6.1921). Emiel De Oryse (19. 9.1921, pastoor Bekkevoort 15.1.1940). jan Maria Raimond Van Stap .., pen (7 .6.1928-26.5.1931) ; later onderpastoor te Sint-JansMolenbeek; sinds Maart 1948 pastoor te Sint-Genesius-Rode. Alfons Frans Proost (27.5.1932, onderpastoor Hoboken SintJozef 20.11.1932). David S.lootmaekers (31.8.1933-31.8.'35) .. }o4ef Hendrik Theodoor Asselbergs (31.8.1 935-28.8.1937). Frans Willem Antoon Maria Maas. (28.8.1937-15.7.1939) . Korneef Moerbeek (31.7.1939-31.12.1945). Magnus, tot 31.L 1944. Maurits De Ryck, sedert 12.7.1944. Jozef Brughmans" sedert 5. 7.1946. De reeds genoemde kapelanie « uytmakende het hoog huys van de Plaets neffens het huys van de koster... met uitzondering van eene kamer langs achter tegen de kasseide die geschikt om te dienen tot Getneyntehuys >>, . werd later verhuurd aan Petrus jozef Marinus, geneesheer, die. nochtans een eigen huis bezat rechts naast de pastorij. De huur bedtoeg 160 fr. per jaar en als voorwaarde werd bepaald « dat de CapeHanie niet tot het uitoefenen eener nering, maar tot particuliere wooning bestemd blijve >>. In 1901 werd het huis voor 7134,78 fr. verkocht aan J. B. de Neyer, nadat de pastorij in 1885 was vergroot geworden en de onderpastoors er hun intrek namen. Het werd de nog bestaande herberg « De Zwaan >>. In 1948 werd August Winderickx er de eigenaar van. 6. Kosters. In een stuk uit 1709 zijn de inkomsten van de koster aangegeven als volgt : vast loon 90 guldens; een som van 19 g. niet nader bepaald; eenmaal 3 sisteren koren en eenmaal 6 s. Van ieder huishouden een « huysbacken » brood, samen 125 voor een waede van 37 g.; van ieder huis << omtrent paeschen » 4 eieren d,een door d'ander, 500 eieren = 8 g.; voor het luiden der klokken en het maken der graven 9 g.; voor de kinderen in de kerk begraven : 30 st.; van ieder lijk op het kerkhof, sam n 6 g.; voor het delven van de graven der armen: 3 g. 30 st.; kinderlijken op het kerkhof : 50 st; voor het zingen van de maandelijksche mis van Sint-Rochus : 3 g. 12 st.; voor de huwelijken « om over te staen met den pastoor » : 1 g. 16 st.; dopen : 9 st.; van ieder pachter en « clynen huysman ~ 3 schoven 35 g. « Oaerenboven is hij altijdt vrij van pat-trollie ende ronde te doen ende vrij van sauvegarde in tijde van oorfogh ende hebben altijdt de beste plaetse in de kercke om alle sijn meubelen daerinne te vluchten sonder daerover van eenighe penninghen te betaefen »; van de « Donderdaeghsche missen te helpen singen het we lek van thien keeren niet· eens geschiedt ende voor het lof van het heyligh Cruys dat noodt en geschiet ende van de orlogie : 30 guldens». Het onderhouden en opwinden van het torenuurwerk was daarin begrepen voor 13 gulden. In de status pastoratus van 1666 staat ook bepaald dat

=

140

de koster een huis bewoont, half van 'de kerk en half van de arme, en al het gras en het fruit, bestaande uit appelen, geniet. Voor het eerst vinden we « den costere van den Dorpe >> verm.eld in 1520. Hij daagt een « Lijnen Scoelappers » vóór ~e .~terschaar omdat deze iets. gezegd had in betrekking tot << Ltjtten der maerten van 'Henncke Zegers ... dwelck nochtans nyemant ges i en en had de ... » De oudst bij naam vermelde koster is Everarclus van Eynde, aangewezen met « tonsuratus et conjugatus >>, in een verslag van de landdeken van SintPieters-Leeuw uit 1572. Willem Mosselmans is koster in 1660-t 665. Hij huurt drie dagwand weide van de kerk, houdt twee koeien en woont « int huys der costerije ». De koster, de custos, W'J.S de bewaker van de kerkezaken : << aen jan Matton, kerkmeester», werd in 1651 een bedrag betaald <<voer eenen leeren riem om sleutels die de cuester heeft van de kercke aen te hangen». David de Blander ( 1672-...... ) « coster ende sijne vrouw doende neringe van cremerije », maakte er zijn bekl.;tg over dat hij. belastingen moest betalen en dat de kosters dat vroeger nooit moesten doen. Van << memorie van menschen » werd het kostershuis staande op 1 dagwand en half steeds onderhouden van s. maj. bede ende dorpslásten. De kosters genoten ook steeds het << fruyt ende gers >> van het kerkhof, buiten vorenvermelde ontvangsten. Daarvoor, zegt de Blander, moet de koster de « clock treeken ende luyden niet alleenlyck als het onweer is maer alle daegen preciselijck drije mael te weten s'morgens, s'middags ende s'avens, alle heylighdagen ende sondags hoogmisse singen ende de vesperen als oock de cruysdagen ende andere differente processen, de mis van den h. pastoor dienen, zich gereed houden dag ende nacht om de siecken te berechten». Maar de kerkeraad had de zaak van te voren onderzocht en er was gebleken dat sedert 1624 de goederen van de arme en van de kerk « vernegligeert » waren geweest en dat dit « ni€t te verwonderen en was vermits pastoor ende costers steeds rentmeester» van die goederen geweest waren. Het recht was, dat voor het kostershuis, thans wijk C nr. 9, waar koster F. Valvekens nog woonde, huur moest betaald worden half aan de arme en half aan de kerk, en het fruit op liet kerkhof moest verkocht worden half tot profijt van de kerk en van de arme. In die tijd werden zowat t\vee dozijn gezinnen door de arme geholpen. We zien hiervoren dat de kosters de klok luidden bij onweder. Dit was een zeer oud gebruik waarvan de oorsprong niet gekend is. Op een klok te Sint-Genesius-Rode stond het opschrift « Defunctos ploro, vivos voca, fulgura frango » (ik beween de doden, roep de levenden en breek het bliksemvuur). Boze geesten werden 1 volgens het oude volksgeloof door het luiden der klokken verdreven. De Romeinen zeiden dat de oude Cerntanen bij zon- of maaneklips op brons sloegen om 141


de maan te verschrikken die de zon dreicrde te· verslinden ... . Klokgelui, als verdrijfsmiddei tegen ~nwcder,. had overtwgde aanhangers en ook tegenstrevers. Velen meenden dat ze door hun wijding de kracht hadden het onweder af te weren. Anderen beweerden dat het gerammel der klokken de lucht zodanig schokte, dat haar physische toestand er door c.rewijzigd en. het ontstaàn van bliksem of hagel vèrhinderd we~d. Op het emde van de 18e en het begin van de 19e eemv werd het fel g~~ekeJd. door de meeste geestelijken, die het aanzagen als biJgeloof, en ook als zeer gevaarlijk, daar het meermaals ~ebeurd was, dat de bliksem in de kerktoren sloeg en er de Iwder doodde. In 1806 richtte de minister van Binnenlandse Zaken aan de prefecten een gedrukte omzendbrief, waarin verboden werd in geval van epidemie de klokken te luiden> voor de stervenden of om het overlijden aan te kondigen van degenen die er aan stierven,. «wijl de ondervinding geleerd had dat de morele aandoenmgen en vooral de droevige gepeinzen een machticte invloed op de inbeelding der zieken hebben >>. ö ~ Als koster vindt men in de 18e eeuw Gillis Meerts ( 1748, 1 I 56); Marten Hermans « den coster ende den provoost staende aen.hunne cleure >> ( 1775); Willem deNayer ( 1777, 1787). .. P1eter Jozef de Neye~· moet lange jaren koster. geweest ZlJn . . tr.effen hem ~.an 111 ~ 832 .~n hij blijft het tot bij zijn overliJden m 1879. HIJ trok JaarliJks 54,42 fr. om het orgel te bespelen. Ferdinand Valvekens trad in dienst op 21.11.1879 en C.?nstanti~~ Valvekens volgde zijn vader op in 1911 tot bij ZlJ11 overliJden op 13.6.1042. Felix de Troy, uit Hoeilaart Is de huidige koster. ' In 1756 treffen we. Hendrik de Haes « bediender van de kerck » a~n. Hij trok een « jaerlijcksche gagie » van 2 gulden en 16 stUivers voor een paar schoenen. Wat zijn, fllnctie juist was, weten we niet. Misschien was hij een soort van « suisse». Jaak Berghmans was de eerste eigenlijke kerkwachter óf « suisse». Hij trad in dienst in 1911 <.:en zijn eerste uniform kostte 96,09 fr.

1Oe en 11 e eeuw. treedt de steen normaal haast overal op op het platteland in de plaats van de min stevige bouwstoffen petzij om de kerken te verbouwen, hetzij om er nieuwe op te . trekken (de Moreau, « Hist. de l'Eglise en Belg. », blz. 245). Over de eerste kerkgebouwen is niets bekend. Daar we zeker zijn dat er reeds een kerk in de 9e eeuw bestond, zullen er wei tal van opeenvoJgende verbouwingen en vernieuwingen geweest zijn, te meer daar die eerste gebouwtjes uit klei, stro en hout niet lang meegaan. Het is zeer waarschijnlijk toch dat onze kerk reeds vroeg, misschien wel in de 12e ·eeuw althans gedeelte1ijk moet gebouwd geworden zijn uit steen en wei de bruine ijzersteen die thans verwerkt is in de onderbouw van het gemeentehuis .. Die ijzersteen moet gekomen zijn van de Bruine Put die reeds vroeg bekend is (zie toponymie).

'!Ie

7. Het kerkgebouw en !zet mobilair. Het primitieve hof was de voornaamste en best bevolkte plaats van het Nervîsch dorp en daar kwam dan ook de kerk. Ze stond als het ware in de bijvang van het hof. De naam van de beek. Dornepe~ Dorp, ging over naar het hof en van daar Of? de kerk en de parochie. De kerk ligt min of meer in het nudden vaty de parochie, al was het primitief parochiaal gebied heel wat Uitgestrekter : het gehele domein van Sint-Pieters op de rechteroever van de Zennevaiiei. In de Merovingische tijd, en zelfs veel later in sommig~ streken van het land, zoals in de VIaanderen en de Kempen, waren de meeste kerken van hout nf van klei en. stro. In de 142

De dorpskom omstreeks 1840. (Cl. V. T.B.)

Onder de regering van Filips II ( 1555-1598} was er in elk geva1 een stenen gebouw dat ongetwijfeld dat is welk aan het einde van de 18e eeuw vergroot werd. In 1595 was ze in brand gestoken geworden door de Calvinisten. AJleen de toren en het koor ontsnapten aan de ramp. Meer dan 400 kerken werden toen in ons land verwoest. Het duurde nog enkele jaren voordat ze hersteld werd. In 1601 geraakte de middenbeuk onder dak, maar er waren nog geen ruiten in de vensters. Het koor dat met stro gedekt was, kreeg in 1608 een schaliedak. Een zijkoor werd in 1608 aangebouwd en was pas in 1612 voltrokken. In 1635 werden opnieuw tamelijk belangrijke werken uitgevoerd, want in de rekening van dat jaar staat een uitgav~ van 56 g. voor 135 vaten kalk die aan . de kerk verbezigd werden. In 1654 werd vooral aan de toren gewerkt. Er werd 143


daartoe « gesneden steen >>·verbruikt en Theodorus de Havie verguldde de haan. In 1667 werd Gabriel Mosselmans betaald << om te maecken de stellinghen aen de vensters van de vunt de groote kercke deure ende a1Ie tgheen dat de fransoisert , hadden stucken gesmeten ende de soldet deure van de kercke te r~I?areren ». Machiel Theys, uît Eigenbrakel, leverde voor 13 nJnsgulden steen « tot het venster van de vunt >>. In 1721 werd gewerkt aan de vensters. Ook in de volgepde jaren moesten er gedurig grote instandhoudingswerken word~~ uitgevoerd. Zo in 1766 werden op de beuken 1000 schahen verwerkt en werd de « sacristije aeplyvijdt » door Arnold Springael. Het jaar daarop werden ~r 48 vaten kalk _ verwerkt. Twee jaar vroeger had ·Encrel Coremans. <<witter en metser ~>, de kerk gëwit ... Bij die gclegenheid we;den door de werklui 110 potten « twee stuyvers bier » en. 148 potten << ~wee blanckse bi~r » verteerd. Tijdens dat werk waren twee Witters van de stelltngen gevallen en hadden dezen zich tame1ij.~ erg gek~etst, want er werden daara~n 16 potten brandeWIJn ve~?eztg~ en aan den « chirusyn » 18 gulden betaald o.~dat hiJ 2 Witters « gecurreert had die in de kerck gevallen SIJn ». Het waren vreetnde werklieden; Christiaan Meerts had ze g~logeerd en daarvoor 14 gulden getrokken. Dat jaar werden ook. « steenen trappen >> en « steen en decksels » geleverd. Deze « decksels » zullen vermoedelijk de stenen zijn waarmee de tore~ gedekt was, vermits in 1779 wordt vastgesteld dat de toren << m plaets van schalien gedeckt is met rouwe en zwaere steenen ». J:iet daaropvolgend kerkgebouw, waarvan nog een af~eeldmg bestaat, was een eenvoudig gebouwtje van baksteen met enkele randstenen, zoals de meeste middeléeuwse dorpskerkje~, die echte~ om hun eenvoud zo wondergoed met hun omgevmg harmomeerden. Op het einde van de 18e eeuw was « door d~n hoogen tydt yan jaeren dat deselve was opge-recht » dte kerk bouwvallig en tevens te klein geworden. Ze bood maar plaats voor 650 personen. In 1785 achtte men het nodig « van te besorgen sonder uytstel eene nieuwe kercke ende thoren van behoorelijcke ende genoeghsame groote om te. behel.~en het getal._Paro~hianen van Dworp dewelcke verpitcht ZIJn de goddehjke dtensten bij te wonen». Ze was zo vervallen dat de toren dreigde in te storten. Het «beJfroot » was gans verrot evenals het dak van het schip. De « mueren waren gebarsten ende buytenloodingh ». In die tijd verkeerden zeer veel kerken in een erbarmelijke toestand. In 1792 werd dit door de overheid vastcresteld en achtte men het dringend nodig « de restaurer les êglises de campagne dont plusieurs sont dans un dénuement honteux ». Verschillende ontwerpen van vergroting werden opgemaakt, o. m. door bouwmeester Wincqz, maar alle vielen te duur uit, hoewel beslist werd de « welfers » af te schaffen en te vervangen door « planeken ofte solderinghe ». Hierdoor 144

mochten de muren minder dik zijn. Verder zou men ook alle sier.a.den b!nnen en buiten weglaten. Het bracht voor de pastoor en de kerkeraad veel miserie mee. Het. was de bekende geschiedenis. Ofschoon de tiendeheffers samen jaren en jaren ongeveer 4000 gulden aan tienden opgestreken hadden, viel het hun te zwaar) a·ls het kerkgebouw doodop was, het nodige geld af. te dokken voor de ·vernieuwing. Die- tiendeheffers waren 1o het Sint-Jansgasthuis van Brussel; 2° de kerk van Alsenberg, de pastoor van Dworp en die van Huizingen, alle voor een zeer verschillend aandeel natuurlijk. De abdij van Kamerijk had haar tienden reeds afgestaan in 1723. Ten slotte kwam het tot een accoord, na wat geprocedeer en knooptloorhakking door de raad van Brabant. De kerk van Huizingen lichtte « een rente van 400 guldens ... als pro parte van den tiendeheffer onder Dworp voor te contribueeren in de opmaeèkinge van een nieuwe kercke tot Dworp » ( 1787). In f781 maakten bouwmeesters Everaerts en Vankerckhove twee ontwerpen van herste1ling en vergroting op. Het ontwerp van 22.600 g., verbouwing voor 1150 zitplaatsen, werd aangenomen en goedgekeurd door- Louis Montoyer, de bekende bouwkundige. · Het· koor bleef bestaan; het was nog zo goed als nieuw vermits het omstreeks 1760 gebouwd was geworden. De eerste steen van het schip werd gelegd op 20. juni 1785 door Graaf Cornet. Op de voorgevel stond te lezen: D. G. Cornet ex comitis - de Elzius, toparcha de Grez, - Dworp, Kesterbeke, - Thimougies, Rosières, ' - P.L.P. 20 junii 1785. Volgens een eerste bestek moest het werk 23.000 gulden kosten, maar doordat enkele bouwdelen instortten, was een nieuwe uitgaaf van 100 gouden louis (1306 gulden) nodig. Het ·schip werd versterkt met vijf grote ijzeren ankers, en de funderingen werden verstevigd door ze op bepaalde plaatsen 10 of 11 voet dieper te maken. Volgens de voorwaarden goedgekeurd door het magistraat van Brussel 30.3.1785, aangenomen door aannemer G. j. De Camps, moest het werk voltooid zijn tegen 1 December van hetzelfde jaar, en de mortel bestaan uit twee delen k?lk en een deel zand. De kerk moest gebouwd worden in baksteen behalve de buitenvoeting van het schip dat van bruine zandsteen moest zijn (afkomstig van de oude kerk), en de vensters en de kornis van blauwe steen van Ecaussines, Feluy of Arquennes. Op het klooster van Zevenhorren werden ook enkele stukken hardsteen gehaald. Het ijzerwerk moest voortkomen van de werktuigen van André Puissant te Charleroi, of van die van Baron de Rosée, en de schaliën uit de groeven van Fumay of Bertrix. De pilasters, naar Dorische stijl, moesten ten hoogste uit vier delen van blauwe hardsteen bestaan. De klei voor de baksteen werd gestoken op de Geer aan de pastorij. Het hout kwam meestal uit de Hanenbosch 145


(kajottersgoed) en uit het kerkebosken. Pieter de Villé zaagde het. Op het kerkhof stonden sparren. Dezè werden ook voor de kerk gebruikt. Het zand kwam van de Solheide. Om zijn deel in de kosten te betalen deed de kerkeraad een lening vah 4000 gulden (vergunning van 18.6.1785). Als verdere bijzonderheden over die bouw vinden we in de rekeningen van 1785 een ontvangst van 70 g. << voortsgecomen van eenige hoornen gecapt voor stellingen tot het bouwen der kerc)(e ende beta'e1t door Meester Metser de Camp ». Drie jaar later werd de kerk gewit door N. Felis en geschilderd door Atbrecht Rombaut. In het archief van de Commissie van Openbare Onderstand der stad Brusselligt de uitvoerige rekening van de bouw der kèrk. - Decamp trok 25.054 gulden. Voor het hangen van de klok werd aan J. B. Winderickx, meester-timmerman, 26 g. 18 st. be~aald. De muui· van het kerkhof werd toen ook hersteld voor 160 gulden. Van de vele stenen zerken van dorpsheren, pastoors en andere voorname personen die in en om de kerk begraven werden is er geen enkele overgebleven. Verschillende werden verwerkt aan deur- en vensteropeningen van de kasteelhoeve. Andere dienden tot afdekking van de duiker voor de afloop, onder de straat, van het water der, pastorij. Toen deze duiker door buizen vervangen werd, werden de zerken tot kasseistenen verkapt ... Everaert en Boucherij vermelden een zerk met opschrift : « Hier leet begrave de eersame Reynier van Meulenbeeck die sterf in 't jaer duset sesse hondert. .. en syn wettelycke huysvrouwe Joanna Saetinck die sterf in de jare Duset sesse honderf en XII den VII ju. Bidt voor de sielen. >> De oude kerk werd gesloopt in 1900 en op de plaats er van bouwde men in 1901-1902 het gemeentehuis volgens plannen van bouwmeester H. Jacobs vader. De bruine ijzersteen voortkomende van de oude kerk werd in het gebouw verwerkt (grondmuur en randstenen). Het haantje op de nokversiering is dîe van de gesloopte kerk. Over de vroegere kerkgebouwen van Dworp, maakte Dr Raymond M. Lemaire, zoon van Herman en neef van kanunnik hoogieraar R. Lemaire, de volgende interessante studie : I. Geschiedenis. - Er zou reeds een domaniale kerk in Dworp hebben bestaan in de IXe eeuw, doch men weet niet hoe ze er uit zag. \Vaarschijnlijk was ze van vakwerk (hout en Jeern). Dank zij een paar oude tekeningen zijn we beter ingelicht ovet het gebouw dat deze eerste kerk in den loop der Xlle eeuw heeft vervangen, en ten dele bleef bestaan tot in 1785. Deze kerk staat schetsmatig afgebeeld in het goederenboek der abdij van Terkameren, in 1719 getekend; anderzijds heeft bouwmeester Wincqz er de plannen van gemaakt, in 1781, voor de afbraak. Ze had toen talrijke verbouwingen ondergaan en hestomi hoofdzakelijk uit een toren ten Westen in de enige beuk ingebouwd, uit twee sterk uitspringende zijkapellen, en een groot koor, even breed als de beuk en afgesloten door een afgeronde absis (afb. 1). Deze verschillende partijen werden niet alle samen opgetrokken; men weet dat het koor rond 1760 werd gebouwd, dat de bouw der

146

zijkapellen tussen 1608 en 1612 werd uitgevoerd, na een kerkbrand door de Calvinisten in 1595 aangestoken, d.at de westertoren ult de Xllle eeuw dagtekende en de beuk ·uit de XHè. " /1. Het kerkgebouw uit de Xl/e eeuw (afb. 2). -- Van de Xlle eeuwse kerk bleven, in 1785, enkel de twee lan~smuren van ~e .b.euk bewaard. Verder licht de tekening van 1719 ·ons tn. over het prtmttteve koor dat toen nog bestond, en pas, rond 1760, bij het op~~)Uwen van het nieuwe verdween. Dank zij deze documenten kunnen WIJ ~et b~~e­ huis met tamelijk :veel zekerheid reconstruëren. Het was btJna JUtst O'eoriënteerd en telde een eenvoudige beuk, ongeveer 10 m. breed en is m. 50 lang, en een rechthoekig koor minder breed en lang. Het

De oude kerk.

(Commissie Monumenten.)

was gebouwd met witte zandsteen, tamelijk onregelmatig verwerkt; de muren waren ongeveer 0,90 m. dik. De beuk was verlicht door drie kleine rondbogige vensters In ieder van de twee langsmuran, en waarschijnlijk door een zevende venster in de voorgevel. Al deze vensters waren, op een na, verdwenen of verbouwd toen men, vó6r de afbraak, de plannen der kerk opmaakte. Dit in de voorgevel verdween in de XUie eeuw, met het opbouwen van de toren. Jn de langsmuren waren de twee vensters

147


naast het koor verqwenen toen men in 1608-1612 de twee zijkapellen optrok, de twee volgende we.rden in 1721 vergroot, het derde venster in de noordermuur werd eveneens in de Xllle eeuw door een Jichtspleet vervangen, terwijl haar overbuur tot in 1785 bewaard bleef. De oude ingang van de kerk was uitgespaard, zoals de Romaanse traditie het in Oost-Brabant wil, in de zuidermLHtr, tussen het eerste en het tweede venster; hij diende nog tot bij de afbraak, maar als hulpdeur, want er bestond toen, waarschijnlijk sinds 1721, een deur in de westwand van de toren, waar er oorspronkelijk zeker geen was. In 1785 was de beuk afgedekt met een vlakke zoldering op balken. ·Deze afsluiting beantwoordde zeker .aan de primitieve toestand: al de Romaanse kerkjes van Brabant hadden vroeger zulke zoldering. Nochtans was die van 1785 niet de oorspronkelijke; men had ze inderdaad vernieuwd na de brand van 1595. De eerste zoldering was zeker, hier

De oude kerk aan de noordkant, volgens een plan in de schepengriffie, A. R. A. (Cl. V. T.B.) zoals elders, vastgespijkerd aan een houten timmer met tamelijk lage helling (waarschijnlijk 45°) waarop dan het rode ticheldak rustte. Door een grote halfronde boog opende de beuk op het smallere koor; deze boog verdween bij de opbouw van het nieuwe koor. In de twee langsmuren waren een paar venstertjes uitgespaard, dezelfde als die van de beuk, en een dergelijke opening bestond in de oostgeveL Het valt moeilijk uit te maken welke de oorspronkelijke afdekking van het koor was. Een gewelf ? Of een vlakke zoldering zoals in de beuk? Uit een archiefstuk van 1595 mag men afleiden dat het koor te dien tijde overwelfd was. Men weet dat de kerk in dat jaar uitbrandde, doch de toren en het koor ontsnapten aan de ramp. Dat de toren niet uitbrandde wordt verklaard door het feit dat hij helemaal van steen was, ook de spil, en dat zijn gelijkvloers door een gewelf was afgedekt. Is het dan ook niet aan een gewelf te danken dat het koor aan het vuur ontsnapte? Zulks gebeurde meermaals in andere kerken ö. a. in de oude abdijkerk van Averbode in 1494, op het einde der XVIIe eeuw, te Assche, en in de loop der XVIIIe te Huldenberg. Men weet verder dat de timmer van het koor vernield werd} enkel een gewelf kan de inboedel er van tegen het vuur hebben beschermd. Er bestond dus een gewelf, maar uit welke tijd dagtekende het ? Het. is best mogelijk dat het in de gothische tijd werd opgeslagen. Doch het kan ook zijn dat het gewelf hier ouder was. De oastermuur van het koor komt op de tekening van 1719 voor, verstevi~d door twee sterk uitspringende atgeschuinde steunberen. Het uîtztcht van deze frijten is typisch Ro-

148

maans; men vindt dezelfde in andere kerkgebouwen uit de Xle en Xlle eeuw, o.m. in de torens van Sinte-Anna te Oudergem, Oostham, Meerhout en Heverlee, Bij. deze laatste beantwoorden ze aan een stenen kruisgewelf over het gelijkvloers gespannen. Maar er is een geval nog nauwer met het onze verw~nt : het koor van Sinte-Verona t~ Leefda.al, bij ·Tervuren. Men ziet er eveneens twee vensters in de langsmuren en een in de oostafsluiting en, wat typischer is, twee frijten zoals te Dworp. Dit koor nu, is met twee stenen kruisgewelven afgedekt. Men mag veronderstellen dat gelijkaardige gewelven te Dworp hebben bestaan. Aanverwante gevallen zijn nog de koren vari Mousty en Kumtich. Misschien ·waren het geen kruisgewelven maar een tongewelf. zoals in het oostelijk gedeelte der voormalige Romaanse kerk van Ukkel. Het is nochtans ook mogelijk. dat de. steunberen er niet waren om een gewelf te schragen maar om de koormuren, die op, een afhellende grond waren gebouwd, tegen atbarsten te vrijwaren. Vöor zover men er kan over oordelen, dagtekende de Romaanse kerk van Dworp uit het midde~ van de Xlle eeuw, zoals die van SinteVerona te Leefdaal, waarmee ze misschien verwant was. De kerk van Ukkel werd ook omstreeks die tijd opgetrokken. . 11/. -Het opbouwen van de toren in de Xllle .eeuw. -De eerste bekende verbouwing van de Romaanse kerk bestond in het inbouwen van een westertoren. Waarschijnlijk was de kerk toen meer dan groot genoeg voor de bevolking van het dorp, want men zag er niet tegen op een toren in het westerdeel van de beuk in te bouwen, waardoor haar nuttige oppervlakte sterk was verminderd. Hetzelfde gebeurde rond 1300 in de Sint-Cotneliuskerk te Breissem onder Kumtich. De nieuwe toren was veel minder breed dan de beuk; hij was dan ook geflankeerd door twee zijruimten waarvan de noordelijke toegankelijk was langs een smalle deur die in de beuk uitgaf, en de houten trap bevatte die naar de bovenverdiepingen van de toren leidde. Deze zijruimten schuilden onder twee afdaken die tegen de torenromp aanleunden en merkelijk lager gelegen waren dan ltet dak van. de beuk. · De toren zelf telde drie verdiepingen, de twee onderste waren vierkant, de derde achthoekig. Het gelijkvloers, ongeveer 5 m. hoog, was door een sp\tsboog met de beuk verbonden. In de zuidwand was een kleïne boog gebroken die toegang verleende tot de aanpalende zijruimte waarin in 1781 de doopvont stond. In de westermuur zag men, op· het einde van de XVIlle eeuw, een brede deur met een klein venster er boven. Doch deze deur was toen nog van tamelijk jonge datum. Al wat ·men er van weet bewijst dat ze uit de XVIIIe eeuw dagtekende. Men heeft ze vermoedelijk in 1721 gebroken, wanneer men ook de vensters van de beuk heeft vergroot. Daar de kerk op een helling stond die afdaalde van West naar Oost, lag de grond van het qmliggende kerkhof aan de westkant van de toren hoger dan aan de oude deur in de zuidermuur, op wiens peil de kerkvloer gelegen was. Toen men de nieuwe ingang heeft gemaakt moest men dan ook het peilverschil tussen binnen en buiten door afdalende trappen in... winnen. Zoals de meeste XIIIe-eeuwse Brabantse torens, en als uitloper van de locale Romaanse traditie, had de toren van Dworp oorspronkelijk geen rechtstreekse verbinding met buiten. In plaats van de latere deur zal er vroeger een venster hebben gestaan. Het gelijkvloers was met een ribbengewelf overkluisd. De zware ribben kwamen in de vier hoeken neer op zuiltjes of op konsolen. Het profiel kan wel hetzelfde zijn geweest als dit der koren van Sinte~Goedele, 0. L. Vr. ter Kapellen en de voormalige Sint-janskerk te Brussel~' alle rond het midden der Xllle eeuw overwelfd. De eerste verdieping was veel mi·nder hoog dan het gelijkvloers. Twee ronde blindbogen luisterden naar buiten elk der drie vrije muren op. In elke boog gaf waarschijnlijk een lichtspleet uit. In de o~st~!­ muur waartegen het dak van de beuk aanleunde, was waarschtJUhJk een deur waarlangs men de kerkzolder kon bereiken. Men weet reeds dat deze verdieping een houten trap had in de noorderzijruimte op-getimmerd.

149


Men kan niet met zekerheid uitmaken hoe men van het vierkante plan. van deze geleding tot het achtkantige van de volgende overging. \Vaarschijnliljk gebeurde dit door vier hoeknissen zoals in Denderleeuw, Willebroek en andere aanverwante gevallen. Aan de buitenkant waren de hoeknissen met kleine driehoekige stenèn afdakjes gedekt. De bovengeleding, waatin het klokkenbel fort stond, telde acht rondbogige galmgaten, een per zijde. Elk er van was van buiten met een inboek versierd. Op een geprofileerde kroonlijst kwam de stompe spil terecht. Uitzonderlijk was ze van steen zoals blijkt uit de opmeting in het archief waarin o.m. in 1779 vermeld wordt dat de toren ....~in plaats 11arz schaliën gedeld is met rouwe en zware stenen » en in 1781 : « son couronnement qui est erz maçonnerie ... ». Z~tlke spillen vond men ten

De oude kerk, naar een schets van Kan. R. Lema1re. (Cl. V. T. 8.) onzent hij na niet en, naar men weet, zou die van .Dworp de oudste zijn geweest van het land. Andere voorbeelden uit de XIIte eeuw vindt men te \Villebroek, Denderleeuw, Mespelaar en Sint-jacobs te Gent, maar alle zijn spitser en vertonen meer ontwikkelde vormen. De oorkonden zeggen niet wanneer deze toren werd gebouwd. Maar we hebben gezien dat het profiel der gewelfribben waarschijnlijk verwant was met dit van andere kerken omstreeks 1250 overwelfd. Anderzijds is de stenen spil hlijkhaar ouder· dan die van \Villebroek, Oenderleeuw en Mespelaar welke tussen 1250 en 1275 werden opgebouwd. Men zal dan niet ver van de waarheid afwijken, indien men aanneemt dat de toren van 0\vorp in het midden der XIlle eeuw werd gebouwd. . Hij vertoont, zoals de torens van Sint-jacohs te Leuven, van Baardegem, van Assche en talrijke andere, al de kentekens van het overgangstijdperk tussen de Romaanse en de gothische stijl. Zijn algemene structuur is nog Romaans en Romaans zijn ook de ronde blindbogen en galmgaten. Gothisch daarentegen, de spitsboog en het ribbengewelf van het gelijkvloers. Anderzijds toont hij zoals die van DenderleeUW1 een merkwaardige samenkoppeling van de Oost-Brahantse ingebouwde en gesloten westet·toren en de Vlaamse achthoekige centraaltoren. Hij is waarschijnlijk de meest zuid- en oostwaartse uit..

150

loper van een rechtstreekse invloed der Vlaamse Romaanse bouwkunst, op de Brabantse. Van daar zijn belang. . ./V. De zijlcapellell (1608-1612). - Het jaar 1595 was voor Dworp zoals voor veel Brabantse dorpen een jaar van droefheid en onrust. De Calvinisten verwoestten de kerk en lieten haar in vuur en vlam opgaan. Men weet reeds dat enkel het koor en de toren min of meer ortgedeerd uit de ramp kwamen. De moeilijke tijden lieten geen onmiddellijke restauratie van het geteisterd gebouw toe. Pas in 1601 staat de· beuk opnieuw onder dak, maar er waren nog geen ruiten iri de vensters. Het koor had reeds een voorlopige strooien bedekking gekregen, wat wel bewijst dat zijn timmer werd vernield en dat enkel het bestaan van een gewelf het van een grotere schade had gevrijwaard. Na het rampzalig einde .der XV Ie eeuw, was. de regering van Atbrecht en Isabella voor de zuidelijke Nederlanden en vooral voor B r a b a n t, eef\ nieuwe tijd van voorspoed. Ook. de kerk van Dworp profiteerde er van. In 1608 begon men haar te vergroten. Aan weerskanten van de beuk bouwde men een vier1<anten zijkapel in laatgothische stijl. Elk van beiden was aan de beuk verbonden door een spitsboog en verlicht door een groot gelijkvormig venster met stenen vulling. De oosthoek der kapellen was door twee frijten verstevigd, de westerhoeken door een enkele. Als afdekking zag men er een pleisteren of een houten tongewelf onder een spitsdak. De werken werden bekroond door de bouw van een kleine De oude kerk tiJ'dens de afbraak in 1901. achthoekige dakruiter, boven het dak van de beuk tegenaan het koor. Al deze werken waren voorzeker geeindigd op 28-8-1612, toen de aartsbisschop van Mechelen, Matheus Hovius, in de pas herstelde kerk drie nieuwe altaren kwam wijden, waarschijnlijk een nieuw hoogaltaar en twee zijaltaren in de pas gebouwde kapellen. V. Het llieuwe koor (ca. 1760). ~ Omstreeks 1760 was het Romaanse koor in een vervallen staat, of men vond het eenvoudig te klein. Het werd totaal afgebroken en vervangen door een nieuw welk tot in 1901 heeft bestaan. Even breed en lang als de toenmalige beuk, was het door een grote afgetonde absis ten Oosten afgesloten. Het was van baksteen met vensteromlijstingen van blauwe hardsteen. Het daglicht drong er in langs zes grote segmentbogig afgedekte vensters. De fangsmuren waren van binnen door sterk uitsprin~ende Toscaanse pilasters in twee get.ijke partijen ingedeeld, de absis m drie. Op deze pilasters kwamen brede bogen neer die de bakstenen gewelven schraagden.

151


Vl. - De nieuwe beuk en toren. ~ Enkele jaren nadien stond men voor de noodzakelijkheid ook het overige van het oude ·kerk.. gebouw te vernieuwen, De Romaanse qeuk en de XIIIe-eeuwse toren waren bouwvalllig geworden. Reeds in 1781 had de kerkfabriek daar... voor architect Wincqz aangesproken, die drie verschillende ontwerpen Jeve~de in. de smaak van de tijd. Doch alle we.rden verworpen omdat de l.utvoermg er van te duur kostte. Een paar Jaar nadien richtten de kerkmeesters zich tot bouwmeester Everaerts die, geholpen door Van Ker.khoven, plannen ontwierp die werden aangenomen. De eerste steen · . werd gelegd op 20 juni 1785. Het nieuwe gebouw had drie beuken van vier vakken, gedragen op Toscaanse zuilen van blauwe hardsteen door korfbogen verbonden. De middenbeuk, iets hoger dan de zijbeuken, was zoals deze laatsten afgedekt door vier zeilgewelven van baksteen. Het interieur van de nieuwe kerk was blijkbaar een vereenvoudigde copie van die van SintPieter te Ukkel, van 1778 tot 1782 door Claude-Jozef Fis.co, naar de plannen van Laurent-Beooit Dewez gebouwd. Ook de huidige kerk van Linkebeek kan men er mee vergelijken. Van buiten kwam het gebouw voor ·als een zeer eenvoudige baksteenbouw met voeting van ijzersteen van Bruineput en arduinen vensteromlijstingen. Ten Westen stond een vierkante toren van drie verdi~pingen .. Ya.n onderen za% men een grote deur, met eenvoudige klassteke omhjshng van ardumsteen, en boven een groot rondbogig venster, dat rechtstreeks licht schonk aan het doksaal en aan de middenbeuk; boven dit venster.zag men eenronde opening uitgevende op de eerste torenverdieping. Het klokkenhuis had vier rondbogige g.~Imgaten en was afgedek.t door een plompe pyramidale spil. Zoals ZIJn voorganger was de meuwe toren geflankeerd door twee bijgebouwen, lager en smaller dan de zijbeuken. Deze kerk werd in 1901 gesloopt. Op haar·.ptaats, en ten dele met haar materialen, werd het huidig gemeentehuis opgetrokken onder leiding van architect jacobs. Bouwmeester De Maeght had intussen een nieuwe kerk gebouwd in neo-gothische stijl, op een honderdtal meter ten Zuiden van'de oude kerk. Het nieuwe huis Gods werd in 1894 ingewijd.

In een verslag over een kerkbezoek in 1572 door de landdeken van Sint-Pieters-Leeuw werd vastgesteld dat er in de kerk twee kelken waren. Aan Jacobus ... goudsmid, werd in 1665 33 gulden betaald « voer het vergulden van .de twee oude kleyn keieken met een nieuwe patene ... » Er waren verder twee missalen, voldoende ornamenten en vier geconsacreerde altaren. In een kerkvisiet van 1599 wordt aangestipt dat ai de altaren geprofaneerd werden door de Calvinisten. Dit moet in 1595 gebeurd zijn toen ook de kerk en de pastorij door brand vernield werden ( kerkvisieten 1595 en 1601). Op 28.8.1618 kwam zijne hoogwaardigheid aartsbisschop Matheus Hovitts of van Hove drie nieuwe altaren wijden en er relikwie~n van de H. Lucia en de 11.000 Maagden insluiten (Parochieboek): « die 28 Augusti anno 1618 consecrata sunt tria altaria in eccl. parochiali Tornepiensis ab illustrissimo dno Matthia Hovio archiep. MechHniensi imposite illis reliquii S.S. Lucie et 11.000 virginum. » Omstreeks 1703 hadden de « voorouders van meester Van den Neucker advocaet postulerende in den souv. raede van Brabant gedisponiert bij hunnen oft haeren testamente eenen autaer te maecken in de kercke van Doirpe ». Van den Neucker 152

zou met een meester schrijnwerker gaan kijken naar de Zavelkerk « waer hij had de gesien een fraij autaèrken ... om denselven te doen maecken voor Doirpe »... Dat altaar was gelegateerd geworden door don Franciscos de Mor ales, die alhier veel goederen bezat. De erfgenamen waren nooit haastig ge:weest om die wilsbeschikking uit te voeren. · In de kerkrekening van 1652 en die van 1661 staan onderscheidenlijk de volgende posten : « Item voor een kassoir betaeldt om kolen op den autaer te plaetsen » en << een vierketel tot behoef. van de kercke ». Waarschijnlijk diende het << kassoir » als verwarming voor de priester en de vierketel voor de gelovigen in de Winter.

De twee op bevel van de Duitsers weggehaalde klokken. · (Negatief A.C.L. Brussel.)

'

Klokken. De vroegste klank over de klokken vernemen we in een parochieboek. Op 14 December 1631 werd de grootste klok aan de H. Laurentius gewijd. « Die 14 decembris anni dei 1631 benedi-cta est maior campana in honorem D. 0. M. et S. Laurentii et hoc est inscriptio campane sUb honore beatl LaUrentil sUb tUteLa me fUdlt tornepla. Egidio Breeck-· ~ man. » Voor die klok verkreeg de parochie een partij bomen uit Zoniên om een stoel voor die klok te maken (Pirenne I, blz. 267). Tussen 1646 en 1652 is er in de rekeningen spraak van drie klokken, nl. «van het hanghen van de groote kloeke»; «een riem tot de klepel der Clocke » (1646); een riem « om den klepel der cleyne clocke aen te hanghen; aen den gheelgieter tot Brussele voer reparatie van de pannen van 153


de groote doek; de beyde doeken te herh.anghen; vatt de groote ende middeldoek » enz. Er waren toen dus drie klok~ ken. NicoJaes Delsin,. zeeldraaier, leverde in 1756 voor 6 g. 6 st. twee klokzelen wegende samen 18 pond. In 1781 werden een ijzeren band en « eraropen >> om de middelklok gelegd. Al die klokken werden ongetwijfeld tijdens het Frans bewind weggehaald want op 20.8.1812 werden twee klokken gewijd uit andere, voortkomende van de abdij. van Vorst ( Duae eampanae, que ex tintinabulo abbatiae Porestensis emptae sunt, facta co1Jectione pecunia in parochia fuerunt benedicta 20.8.1812: major in honorem Sti.Laurentii, minor in honorem Sti Gaugerici). Het opschrift luidde: Andreas van den Gheyn me fudit Lovanii 1792 ( ?) . Wellicht waren die klokken vóór de Franse inval besteld. Tot bij de laatste oorlog bestonden er nog·-twee klokken van vóór de Franse Omwenteling. Ze werden beiden gegoten door Andreas van den Gheyn (me fudit Lovanii anno 1769) zonder andere aanwijzing. De ene heeft een middellijn van 49 cm., de andere van 50 cm. Een er van en de grote uit 183.3 werden door de Duitsers weggehaald. Het opschrift van laatst... genoemde luidde : Andreas Ludovicus van Aerschodt van den Gheyn me fudit Lovanii anno 1833. Patrini prenobilis vidua Comitessa Cornet de Grez et filius ejus Ferdinandus. Pastore R. D. J. B. Beeckmans. De wapenschilden van Dworp en Cornet, en de beeltenis van Sint-Gorik en van 0. L. VroU N van de Rozenkrans stonden er op afgebeeld. Volgens de opeisings-:bon woog ze 600 kg. en was haar middellijn aan de beneden-:rand 102 cm. Torenuurwerk. - De oudste vermelding van een torenuurwerk staat in de kerkrekening van 1647, waarin er spraak is van de « horologie te governeren ». In die van 1651 staat een post «voor twee zeeJen om de steenen van de orlogie aen ·te hanghen » en in 1652 wotdt deze « herrnaeekt door Gillis C01·beau ». I~egelmatig vindt men verder kosten voor onderhoud enzovoort, o. m. in 1721 over de levering van << smaut, seep, olie voor de horlogie ». In 1841 signaleert het gemeentebestuur « que l'heure .de I'horJogc étabiie SUt Ie doeher de réglise a été constamment depuis 3 s~maines 1/2 heure à 3/4 d'heure en retard contt·e Ie régulateur de la ville de Bruxelles et Jes horloges de Ia ville de Hal.» Ten gevolge van het breken van een kabel van het torenuurwerk viel in 1913 een der gewichten dwarsdoor twee gemetselde gewelven in het portaaL 1

Orgel. Over vroegere orgels vonden we weinig inHchtingen. We lezen aJieen dat het huis de Volder van Brussel er in 1848 en in 1891 een grote herstelling aan uitvoerde en dat in 1875 « Anneessens nrgelmaecker te Ninove 1844,95 fr. trok voor 154

het kuysschen en herstellen van den orgel, nieuwe bla'esbalg, eene viole de Gamba, een bourdon van 16 voet, trompet, bas; · pedalen, kost en logies » enz. In 1892 werd het orgel in de nieuwe kerk opgesteld door de Gebroeders de Volder, Terarkenstraat 9, BrusseL Op 15.11.1 938 werd het gans vernieuwd orgel ingezegend. In 1646 << als den authaer van 't heylich Cruys gestelt werd », werd ook daartoe « geschildert pampier » gebruikt. Over vroegere schiJderijen en beelden in de kerk vinden we het volgende in de kerkrekeningen van 1646 tot 1649 ~ << betaelt aen jakes de Clerck schildere voor den hooghen au-· taer vah Ste Gooricx Ste Laureys ende Ste Rochus ... 90 gulden; van de santen te repareren ... voor een raem van een schilderije van 0. L. V. » Aan de procurator van Zevenbonen werd « den doeck betaelt van der kercken schilderije ende naegelen om op te slaen ». Dit schilderstuk komt niet voor in de inventaris die in 1883 opgemaakt werd. Wel een schilderij van 1,20 X 0,60 met de H. IV\aagd en Sint-Dominicus, die thans in de sacristij hangt. Uit rekeningen geven we nog enkele posten die de gewijde vaten, gewaden, versiering enz. van de kerk betreffen : « een geschilderf pampier tot den authaer van het h. Cruys ... twee vaten om de meyen in te setten ... Govaert Matthys van den hemel te verlengen van den predickstoe] ... voor een sereh te leggen in de koore ende 0. L. V. koore te effenen (gelijk te maken met de vloer van de kerk) ... een vleddere om de kerck te kuyschen ... een belle om met ons Lieven heer uyt te gaen ... een leeder (ladder) lanck 53 voeten ... 3 belden tot de sacristye ... betaelt tot Sevenborren voor een si1veren doesken om met het H. Sacrament bij de siecken te ga en ... a en Jan de Clerck voor een silveren ciborie ende een doese voor het H. Olie en het cruys op de remonstrantie ... » Deze monstrans bestaat nog. « Aen jaeck Rimbaudt voor een koorkap te keren ende naeyseyde daer toe van noode ... een reliquaris en een cruys ... een violetten kazuifeL » In 1661 werden de « vrouwenbaneken in de kerck gercpareert ». De vrouwen zaten dus afzonderlijk op banken. Voorheen waren er veel meer honden dan nu en ze volgden hun meesters op naar de kerk. Daarom was er toen in al de kerken iemand die belast en betaald was om die honden uit de kerk te jagen. Omstreeks 1646 trok· Hendrik de Kegel daarvoor jaarlijks 2 sister koren en een paar schoenen ... In de kerkrekening van 1756 vindt men de vennelding van de levering, door het huis Van Daelen te Brussel, van een « Dee ( dais} ofte hemel voor het hoogwaerdigh ». Met de ornamenten kostte hij 151 gulden. Aan Gillis Winderickx, timmerman, werd 2 g. 19 st. betaald « voor te hebben gem a eet vier pillaeren voor dien Dee ofte hemel ende eenen trap voor

155


den autaer ». Een nieuw altaar in 1766 geleverd d.oor. sieur Slavon kostte 400 g. Omstreeks 1776 werden de volgende zaken bekostigd ~ een « doeck voor het venerabel >> van 28 gulden, een <<casuyfel » van ?. g., 2 .:« alpen » van 7 g., . een biechtstoel van. 52 g., een « WIJnwaterketel >? van 1 g., 10 kahdelaars van 52 g. · welke « gebruyneert » werden door vergulder J. B. Reps, acht koperen pannekens voor de kandelaars> een « swerten casuyfel » van 6 .g., een nieuw .communiekleed van 7 g., een « alp en superpeJietmne ( superpit ?) voor 27 g. Er werd ook 252 g .. uitgegeven voor het « vermeiberen ende vergulden van den grooten authaet: » en 50 g. voor het doen « encasseren van het reJiquie van den H. Rochus >> (omstreeks 1775 werd 'met de « St Rochusschaele » jaarlijks gemiddeld 15 gulden omgehaald). Een nieuw baarkleed kostte 41 g. en de landdeken ontving 105 g. voor « gecocht te !lebben over het goudt bJomme stoffe ». Verder Jiet men ook 200 << afJaetbiJietten >'r drukken voor 19 g. In 1788 worden door J. B. Everaerts 10 banken voor de . kerk geleverd. 0. Quassaert, « meester bleeksJaeger » levert voor 35 g. 2 JaHtaarnen, een fonteintje en een kruis, en schilder Grauwels ontvangt 14 g. « over de schilderije van het nieuwe vaendel ». De kruisweg is van 1883 en staat nu in de nieuwe kerk. Hij werd geleverd door het huis Denis van Brussel voor 1800 fr. en kwam in de plaats van een oude waarvan in de kerkrekeningen gezegd wordt dat de «thans bestaende printen ... klein en vuil zijn>>. Hun afmetingen waren 0,60 X 0,4p. Als .oude voorwerpen worden nog in de sacristij bewaard: een fraa1e monstrans van gedreven koper, een kunstwerk uit de XVIe eeuw. Verder een zilveren monstrans versierd met een wapenschild, waarvan de ene helft bestaat uit een tweelingbalk en drie schijven van zilver op azuren veld, en de andere helft uit twee blauwe leliën en een rode bloem op zilveren veld. Ditzelfde wapenschild is met de hand in zijde en metaaldraad geborduurd op een velum, dat ook in de sacristij berust.

Nieuwe kerk. Om.streeks 1870 was de kerk alweer te klein geworden en trouwens enigszins bouwvallig. Toch duurde het nog tot 1886 voordat er van de bouw van een nieuwe werk gemaakt werd. De kerkraad stelde toen vast dat de kerk werkelijk tè klein was voor 4500 inwoners en maar plaats bood voor ten hoogste 500 man. AI dadelijk rees de vraag waar de nieuwe moest komen. De oude plaats bood veel bezwaren. Er was geen voldoende ruimte, te meer daar door de aanleg, even na 1830, van de steenweg de kerk met een hoek van de voorg.evel bijna in de straat stond. Er moest dus naar een andere plaats uitgezien worden. Maar dit was natuurlijk niet naar de zfn 156

van de herbergiérs en andere handelaars die aan de kerk ·woonden.. Verzoekschriften, ortdertekend door . personen die met de zaak ·niets te ma}(en hadden en zelfs door kinderen, zoals de overheid, aan wie ze gericht waren, liet opmerken, ·werden ingedie~d. Nietfèmin besloot de ·kerkraad in ·~ 886 de ".,.

nieuwe kerk op de plaats der oude te bouwen « om alle recta... rnaties te voorkomen:.. De hogere overheid viel daar echter niet mee in en in 188;8 werd een ontwerp voor een nieuwe kerk van bouwme$ter de M.aeght uit Brussel door de Commissie der Moaurnenten goedgekeurd en uitgevoerd door aannemer j. B. Eti-enne van M<lnt-Saint-Guibert. 157


eene kasse, voo,r het antependium ». Voor de 19e eeuw ( 1844) vermelden we nog even . << P. H. van Beveren Moons 2341 fr. voor een fijn goude geborduurt gewaed op zi1ven~ laken en zilveren moor (moiré) met fijn goude galonnen geplaatst in een houte kas met Wqtten. » In het koor staan ook nog een .beeld van 0. L.- V. yan kartonsteen in 1876 geleverd door het huis Billaux-Grossé van Brussel, en een beeld van het H. Hart van VermeyJen. Het zijaltaar links is versierd met een zittend 0. L. V.beeld met Kindje Jezus, evenals. met gewone pleisteren beelden van 0. L. V. van Lourdes, Sint-Antonius van Padua, SinteTheresia van het Kindje jezus. Het zijaltaar teehts is van zwart, wit dooraderd marmer. Men bemerkt er de beelden van

Ze staat, samen met de schoolgebouwen, op een goed · van 2 bun~er en 2 .dagwand dat in de Franse tijd door Gun.. laume Rolt es, Voltatrestraat 671, 2e sectie, te Brussel verkocht werd aan J. B. Winderickx en Ftancisca Meerts. H~t hoorde vroeger toe aan de vrouwenabdij van Vorst. Graaf Cornet de Grez schonk 1.0.000 fr. en het bisdom .t 000 fr. om ze ie help~n bouwe~1~ ~e steen werd gebakken op een stuk Jan? .van het Weldadtghetdsb~;t'reau. · . In een artikel van Pt~of. Kan. Lemaire in het « BuJletin des m~tiers d' art » van . 1908-l 909, blz. 38-44, over de polychromie . van de nieuwe kerk, beschrijft hij deze als v?lgt :. Het IS een kerk v~n gemiddelde grootte bestaande mt drte beuken,. een kru.t.sbeuk en een veelhoekig koor. De Idokketoren, m de asliJn van de vooraeveJ· heeft twee bijgebouwen die als twee kleine werkelijke krui~beuken zijn. De totale _lengte bedraagt ongeveer 56 m. en de hoogte onder de ge~elfsleutel 16 meter; Buiten het triforium, de voetingen, de phnt_~n en een paar andere. delen, is gans het gebouw uit plaatseliJke baksteen opgetrokken en van binnen alaeheel bepleisterd. Zelfs d~ kapitelen en de gewelfsleutels ~erden, bij gebrek aa~ geldmtd~elen, van gegoten gips gemaakt. De pleisteren versierselen ZIJn ,van de hand van Jan Laumans, de bekende beeldhouwer, geboren te Heist-op-den-Berg en in 1906 te Laken overleden. Het schilderwerk werd onder de leiding van architekt Herman Lemail'e uitgevoerd door Oscar Algoet met de medewetking van kunstschilder A. van Gram beren, wat de figuren betreft. Het hoogaltaar is van witte steen in gothische stijl. Op de voorkant (antependium) staat in het midden de voorstelJin a van. Grafleggin~ met aan weerszijden de wapens de~ famllte Cornet en dte van Dworp. Het werk boven de altaartafel is van hout. De trappen zijn van « pierre de-tonnerre » en het beeldhouwwerk van « pierre de Caen ». Het beeldhouwwerk van het hoogaltaar werd gesneden in het atelier van A. F. Malfait te Brussel en, evenals de communiebank en drie gekleurde ramen van Dobbelaere uit Brugge, geplaatst in 1894-1895. Die ramen hebben 4381 fr. gekost. Aan weerszijden van de ingang van het koor staan de gepolychromeerde houten beelden, circa 0, 70 m. hoog, van de H. Gaugericus en van de H. Laurentio.s. Deze beelden moeten van kort na de Hervorming zijn, want voor het eerste werd in 1653 een nieuwe staf gekocht en het tweede zal een van de « twe ~t Laureys belden » .~ijn. die « Niciaes Sterck beldtsnyder » m 1649 leverde. BIJ dtezelfde gelegenheid werd het hoogaltaar « vermelbert » en werden de schiJderijen gevemh~t. Oovaerdt Matheys werd in 1650 betaald « voor te· rnaeken den terdt (trede) van den h. autaer, een tabernakel voor het beldt van St Rochus ende een voor het beidt van St Laureys ende 0

?e

D~

dorpskom in 1719.

Sint-Jozef, Sint-Isidoor en van de H. FamiJie. Het is hoogstaand werk van Herman Lemaire en het koperwerk werd uitgevoerd door Holemans. Tegen de pilaren in de middenbeuk staan de beelden van Sinte-Catharina en van de Gelukzalige Beatrix de Silva, en, achteraan in de kerk, het levensgroot gepolychtomeerd houten beeld van de H. Hubertus uit de 17e eeuw. De doopvont is een gewone kelkvormige vont van gefrijnde hardsteen. Het geelkoperen deksel schijnt van ouderen datum. De oude, die niets metkwaardigs biedt, staat als wiJwatervat in het portaal van de westelijke ingang. De prediksfo,el schijnt van de 18e eeuw te dagtekenen. Hij heeft de vorm van een kelk en op de kuip staan de halfverheven beelden der vier evangelisten met hun attribuut. Hij 159

158

\


is versierd met'veel engelenkopjes. Boven het klankbord, dat de vorm van een. koningskroon heeft, staat een Goede Herder met herdersstaf. In ?.e kerk zijn vier eikenhouten biechtstoelen in Renaissance-~ttjl. De twee bovenste zijn dezelfde, de benedenste verschillende. Ze kome~. va'n .de oude kerk en dagtekenen uit · omstreeks 1790, als bhjkt utt een verklaring, in 1787, van Pastoor Van der Saecken : << voor de men1orie dat de kercke voor.Ieden jaere nieuwt is gebouwt ende dat de selve .nu moet verste.n worden van ban eken, bichtstoeten enz. >> In. de kerkrekenmg van .1646 werd Govaert Matthijs betaald « van den Iess~naer met den doren ende vleugels tot den biechtstoele ». · 1!11944 werd gans het voorplein van de kerk verfraaid. In het nudden staat e.en H. Hartbeeld. Op het voetstuk leest men : « Door de parochtane.~ tt!t dankb~r~ achting opgedragen aan Z.E. H. L. Dupont btJ dtens 25-Jang pastoorsjubilé. Dworp 5.9.1944. » De ijzer~n leuning werd tot op de grens van d~ openbare weg voormtgeschoven. Die afsluiting was in 1928 geplaatst geworden ingevolge een overeenkomst tussen kerkeraad en gemeenteraad. De kerkfabriek zou als gemeenteplein de helft tussen de voet ván de kerk en de steenweg afstaan op yoorwaarde, nochtans, dat er nooit danstenten zouden op~ gencht W.?rden en geen v~rmak~Iijkheden zouden toegelaten worden tljdens de goddehjke dtensten. Jaarlijks zou de ge~eente 200 frank betalen en de overeenkomst was te allen tiJde opzegbaar.

8. Begraafplaatsen. in onze buitendorpen, vóór de parochiale mncht~ng met ke~k en ~erkhof, de doden begraven ? Urt de ou?hetdkut;dJge vondste~ besluiten de desbevoegde geleer~en da! ,1n het me.~w stenen tljdperk, dat een einde nam ~000 Jaar voor onze tijdrekening, in het algemeen de dode hchan:.en aan de aarde toevertrouwd werden, maar er ook tamehjk v~~I verast werden. Dit schij.nt o. m. het geval geweest te ztjn te Boschvoorde, om een geval uit onze streek aan te halen ..In het ijzertijdvak, d. i. van 850 af vóór J.-C., zo~ de ~~rassmg de algemene. regel geweest zijn. In de Ron:emse ~t_Jd, te rekenen van 50 Jaar vóór Christus tot de Fran ... ktsche tiJd (tot o~ze 4e eeuw) zo~.ook al.leen de verassing in zwang geweest ZIJn. De as werd biJgezet tn ijzeraarden urnen of po~ten en doorgaans langs de grote banen begraven. Dit geldt m de eerste plaats voor de tumuli of tommen. Maar de talrijke gevonden overblijfselen van die aard, in het Museum van het Ju.belpark te Brussel bewaard, gelden vermoedelijk personen utt de betere stand. De gewone man werd ongetwijfeld veel eenvoudiger begraven en daardoor bleven er natuurlijk minder sporen van over. Baron de Loë1 de bekende archeololog, meent dat onze kerkhoven Jaat ontstonden, en dat pas in de lOe, maar zeker

. . W. aar werden

160

în de 11 e .eeuw, afgezien werd van de teraardebestelling in open veld en men ze in een geest van vroomheid rondom de ·christelijke begraafplaatsen verenigde. « Le christianisme s'est distingué des autres religions; par une coutume sublime : il a placé la cendre des fidèles dans l'ombre des temples du Seigneur, et déposé les morts dans Ie sein du Dieu vivant», zegt .M. de Chateaubriand. « ... Car dans ces äges de foi, tout convergeait vers Ie sanètuaire, et la maison de Dieu était en même temps Ie plus fidèle asile des souvenirs ... », zegt op haar beurt de Gravin de Richemont, in « L'Histoire de Mlle Gras>>. Toch moet dat gebruik nog ouder zijn, want er wordt aangenomen dàt de heidense priesters hun godsdienstoefeningen hielden in de nabijheid van de dodenakker. Van Lukoergos, fabelachtig wetgever van Sparta uit de ·9e eeuw vóûr Chri.stus, schrijft Ploetarchos, Grieks geschiedschrijver, overleden omstreeks 120, volgens een oud Frans .schrijver : « Car en premier lieu, pour oster toute superstition; ii voulut que les morts s'enterrassent dedans la ville et que les :Sépultures fussent à l'entour des églises (heidense natuurlijk), pour accoustumer les jeunes gens à les avoir tousjours devant ·les yeux, sans s'effroyer de voir un trépassé, comme· si ce fust chose qui, par 1' attoucher seulement, ou passer à travers les :sépultures rendist l'homme .pollu. » · Hierbij laat een biog.raaf van Andries yan Wesel (Vesa1ius) opmerken, dat het treffend is vast te stellen dat de mens, die steeds een eerbiedige vrees voor een lijk betoond heeft, de gruwelijkste wreedheden uitgevonden heeft om de levenden ·te martelen ... Dit is haast al wat de geschiedschrijvers Ons over de vroegere begraafplaatsen weten te vertellen en dan nog brengt dit niet veellicht voor Dworp. Wat ons interesseert is te weten waar, vóór de vestiging van het Christendom, de doden alhier begrayen werden. Sporen zijn daarvan niet overgebleven, na-:tuurlijk. In nog geen honderd jaar blijft van een begraafplaats ·niet veel over. Men neme maar als voorbeeld het oud kerkhof van Sint-Gillis te Kalevoet, dat ÎIJ. de 19e eeuw aangelegd werd en reeds enkele jaren aan zijn bestemming onttrokken werd. Het is thans een tuin met school en weinigen weten dat daar enkele ]aren geleden nog een kerkhof was. Alleen de plaatsnaamkunde kan ons inlichten: Te Dworp bestaat er een plaatsnaam die misschien wijst op een oude begraafplaats, namelijk « op den Dodenrust » (de Flou, 1265). Dit is echter een zeer vage aanwijzing, want waar het gelegen was is niet uit te maken. Everaert en Soucherij schrijven dat men te Dworp hunebedden zou· ontdekt hebben. Jammer genoeg zegeren ze niet waar ze dat gelezen of gevonden hebben. Ove; de begraafplaatsen alhier weten we dus zo goed als niets. Alleen dat van bij de stichting van de kerk, dus zeker reeds in de Karolingische tijd, het kerkhof rondom de kerk lag.

...

161


Misschien wel werden er even vóór die tijd christenmensen aan cle reeds bestaande kerk van Sint-Pieters-Leeuw begraven. De bevolking moet ten andere toen niet zeer groot geweest zijn. Over ons kerkhof staat er in het archief weinig te lezen. In 1635 werd aan de « meur » er van gewerkt. Aan die muren moest gedurig gewerkt worden. In 1646 werden « sercksteenen » van Halle gebracht << tot der kercken mueren en 25 Rg. betaelt om de ruueren van 't kerckhof rontsomme te repareren >>. Rondom het kerkhof was er een geplante haag en een << valveken » (hekken) -, 1651. In 1721 werd aan << den harrier » van het kerkhof gewerkt. In de 14 eeuw moet er aan het kerkhof, aan de kerk dus,. een kleine vleeshal ge'Yeest zijn, want in de Domaniale renteboeken van 1403 staat een post op .naam van « Oheert Scolpaert van eenre vleeschstat om vleesch opt te vercopen aent kerchof die te nyente es» en waarvoor dus geen cijns meer betaald werd. Tot aan het einde van de 18e eeuw, toen Jozef 11 het verbood, bestond het gebruik dat de priesters, de dorpsoverheidspersonen en andere notabelen evenals hun familieleden in de kerk begraven werden. Buiten die welke elders reeds mochten vermeld zijn,. kregen de volgende personen hun laatste rustplaats in de kerk. Onze voorouders hechtten er aan, soms. ten koste van veel geld, hun overledenen in hun midden te behouden, en hen zo dicht mogelijk bij het altaar, zo mogelijk in de kerk te begraven. Elisabeth Fastenaekeis jonge dochter werd in 1650 begraven in de « hooge choor ». Zij legateerde 500 Rijnsgulden op last van aJle Zaterdagen ten eeuwigen dage een mis te lezen ter ere van 0. L. V. en tot lafenis van haar ziel. Werden voorts in de kerk. begraven : Anna Peersyn en Maria Anna Servais ( 1716). Maria Van Roy .( 1718). Maria Van Abeels (1719). Maria Anna De Cuyper (1719). Albert jozef, zoon van Filip van Hemelryck en Maria de Beer (1719). Barbar a van Hemelryck ( 1720). Willem Matton, echtg. Catharina De Gallier, en Martinus Matton ( 1722). Maria de Beer, echtg. Filip van Hemelryck ( 1722). Cornelis Callenberg, preter ( 1722). Catharina, dochter van Willem de Cuyper en Maria van Hemelryck ( 1724). Adriana Wens, echtg. jo.annes Matton ( 1725). Catharina du Gallier, wed. WiUem Matton ( 1726). Filip, zoon van Filip- van Hemelryck en Maria de Broyer ( 1726). Maria van den Abbeelen, echtg. Joannes Paesmans (1728). Filip, zoon van Filip Matton en Catharina de Cuyper ( 1728). Jozef van den Enekei ( 1728). Willem, kind van Filip Matton en Cath. de Cuyper ( 1732). Antoon Callenbergh, echtg. Catharina Waienbergh ( 1733). Barbara, kind van Filip van HemeJryck en Maria Anna de Broyer ( 1733),. Maria de Broyer, echtg. Filip van Hemelryck ( 1733). Pi eter, kind van Willem de Cuyper en Maria van Hemelryck ( 1734). Anna Cassot, wed. Cornelis Callenbergh ( 1735)t wed. van de

prèter. Laurentia de Nayer, echtg. Petrus van Hemelryck ( 1736). Michaël en Emerantiana, kinderen van Philip van Hemel'ryck en Maria Anna de Broyer (1736). Paul van Hemelryck (1739). Magdalena Meert (1742). Frans Dams, echtg. Maria de Broyer ( 1757). Catharina de Cuyper, echtg. Gillis, Meerts ( 1758). Pi eter Rossiau èn Maria-Catharina Barremans (1761). Maria de Broyer, huisvrouw van J. B. de Rauw ( 1768) .. Elisabeth Ilias ( 1768). Filip Bosquet, echtg. van Catharina van Cotthem (1768). Gillis Meerts, echtg. van Catharina de Cuyper { 1769). Catharina van Cotthem ( 1769). Een kind van Renier van Cutsem en Barbara Daems ( 1769). Gillis Winderickx, echtgen. van. Catharina de Nayer (in h_et schip van de kerk), 1784. Het nieuw kerkhof werd in 1875 voor 11.505. fr. gebouwd door aannemer Antoon Hannaert van Alsenberg. liet werd door de deken van Halle plechtig ingewijd op 29 Augustus 1876. De eerste persoon die er begraven werd· was Petronelia Swalus.

9. H. Geesttafel en armmeesters. In de opbrengst van de tienden was in beginsel een derde bestemd om de armen te helpen. De armenzorg werd dus in de vroegste middeleeuwen door de kerk waargenomen. In de arme broeder zag men Christus. Maar reeds in de 1Oe eeuw werd dit werk door de leken ingepalmd. In de middeleeuwen werd het bezit der armen door giften en stichtingen hersteld. De moderne liefdadigheid, ingezet in de 16e eeuw, heeft een humanistisch economische grondgedachte. Openbare weldadigheid wordt meer een leke, officiële instelling. Ook deze stoot op moeilijkheden. Sommige bronnen van weldadigheid verdrogen er bij. Voortdurend moet de wet ingrijpen. Ook Maria-Theresia hervormde de openbare liefdadigheid. De geschieçienis leert dat men veel moge doen opdat er geen noodlijdenden zouden komen, in de werkelijkheid zullen er altijd armen onder ons zijn, en dan dient de liefdadigheid bezield te zijn met een geest van opoffering en met de eerbiediging van de noodlijdende broeder. Te Dworp zoals overal bestond de zgn. Heilige-Geesttafel. Deze bezat als eigendom : de helft van een klein veld, waarvan de andere helft aan de kerk toebehoorde; 12 bunder en 13 roeden land en 3 bunder weide; 100 gulden gehypothekeerd kapitaal; 100 gulden ongehypothekeerd kapitaal; een tiendeken van 15 gulden en voor 72 gulden cijnzen en renten. De armen werden goed geholpen. Tussen 1751 en 1756, onder meer, zien we jaarlijks gemiddeld 200 gulden uitgeven voor klederen alleen, regelmatig gekocht te Halle bij Anna Claes, weduwe Frans de Oreve. Als kledingstukken werden verstrekt « slaeplijven, carseyde lijnwaerd€,n cassacken, hemdens, carseyden juppons v~n ros couleur, slaeplijven van bayen stof, ...

162

163


frissaende caussens, corselekens » enz. Ook veel blokken en blokschoenen werden uitgereikt. Er waren in die jaren een honderdtal families die tnin of meer moesten geholpen worden, << quand on considère ,Ie grand nombre de families qui, pendant l'hiver, y doivent trouver du moins quelque faible secours », staat er te lezen in een stuk uit het archief van de« jointe des Amortissements » (61-81). Op 18.9.1739 werd « seker accordt gernaeckt over de ·administratie van de kercke ende aermen » tussen pastoor. Geurlens en de heer « om te vooreamen alle geschillen die tusschen hun souden connen oprijsen nopende de administratie van kercke ende aerme goederen ende distributie der selve ». Dat accoord .:voorzag << dat den pastoir aen gebreckelijcke aermen sal geven sonder jemant te kennen ... ordonnantiën welcke niet en sullen excederen de twee schellingen in gelde ofte een half sister coren wel verstaende dat in geseyde ordonnantien de aennen sullen gen9mpt worden met naem ende toenaem », « dat den pastoir tsamefi met den aermmeester sullen ordonnantien geven voor de gebreckelijcke armen niet en suilen excederen vier scheil. oft ee:n sister coren ... » Voor « grootere almoesse » is het consent van de heer nodig. << Ingevalle den pastoir noodigh vont te besorgen eenighe verswegene airnoesse aen schaemele armen, sal hij daerover moeten adresseren tot den heere om daer over tsamen te resolveren ende te disponeren. Item den pastoor sal mogen alleen geven ordonnantien tot besorgen ende betalinge van de noodtsaekelijcke ornamenten, utensilen ende cieraten der kercke, autaer oft dinst Oodts welcke ordonnantien jeder niet meer en sal beloopen als seve guldens behalve dat hij pastoor oock alleen sal mogen ordonnantien geven tot het besorgen, caopen ende betaelen van de noodighe lijnwaerdert tot den dinst Oorlts het consent ende intentie sal van den heeremoeten door den pastoor ofte kerckmeesters moeten. versoebt worden tot alle reparatien, restauratien ende melioratien van de fabrique ofte bauw der kercke als oock van het kerckhof, behalven in clyne bagatellen van twee oft drij schellingen. Het noodigh repareren van de daeken ende vensters der kercke sal geschieden door den pastoor ende kerckmeesters. I tem sal het consent ofte intentie van den heere versoght moeten worden voor het cappen, u.ytroyen ofte planten der bosschen oft boamen ofte een deel der selve... Den rentmeester der kercke sal altijdt moeten gestelt worden door den heere alleen welcke den rentmeester sal moeten stellen goede en sufficiente borghe ... en sal desen rentmeester maer wesen voor den tijdt dat het den heere sal goetvinden. Tot kerckmeester autem sullen daer jaerlyckx drij persoonen worden genomineert door den pastoir ende afgaenden kerckmeester welcke drij petsoonen door den pastoor ende afgaenden kerckmeester sullen gepresenteert worden opdat den heere eenen van dyen kiest te weten den genen van de drij den weleken aen den heere sal believen te kisen ingevaiJe den pastoor

164

met afgaenden kerckmeester niet en conde overeencommen om drij persoonen te nomineren sou sullen sij onder handt den pastoor t~ee ende den afgaenden kerckmeester eenen nomineren.» In die jaren was de geneesheer der armen chirurgijn Jan jozef Vercaeren, die een huis van de kerk bewoonde en in de rekeningen voorkomt voor het leveren van <<tinctuur,- dissentieff, fonnentasie, plaesters, 6 potten Fransehen brandewijn (gemployeert door den barbier .in het cureren van den armen ». In 1778 wordt volgens de rekeningen voor de armen uitgegeven : « wijn, Fransehen brandewyn, bier suyker, siroop ende wittebroodt >>. Won den worden meestal met Franse brandewijn « gecureert ». In 1784, o.m., worden alzo << 7 potten ( !) fransehen brandewijn verbruikt aan· het been van den sone van Peeter Springael ». In 1·788 verzorgt chirurgijn V. d. Eist, uit Alsenberg, het << gebroken arm ende been van het kint van Frans Wauters » op kosten van de arme. Er was toen geen. gebrek aan « geneesheeren »; want in die jaren zien we tegelijk te Dworp optreden : Dr Mouroy ( 177 4), David van Grasdorf ( 1774), chirurgijn Vercaeren (1774), M.L. Catpentiers Dr chirurgijn (1784). J. B. De Peer of De Perre ( 1784). In 1784 werden door de Tafel 16 doodkisten voor de armen bekostigd. De rode loop heerste hier toen. De Franse republiek brak totaal met het verleden af. Ze verklaarde de zorg voor de armen een nationale schuld en ontnam ze aan de H. Geesttafels. Het duurde echter niet lang of ze zag haar flater in en moest de oude regeling herstellen. Dit ging op 7.10.1796 in bij een wet die de bestaande liefdadige inrichtingen weer in het bezit van hun goederen stelde. Van dan af viel het onderhoud van de behoeftigen en arme zieken ten laste van de, gemeenten. Aldus werd het erfgoed der armen, door de godsvrucht der vroegere geslachten bijeengebracht, bewaard. ~Officieel heetten di~ instellingen Bureel van Weldadigheid of Armbureel, thans omgewerkt tot Commissies van Openbare Onderstand, maar het volk bleef ze lang de « arme » heten. De «arme» bezit te Dworp 25 ha. 17 a. en 70 ca. goed in 101 percelen. Enkele namen van Heilig-Geestmeesters of armmeesters zijn bekend : Lauwereys Mosselman, Jan Cranebroeck, 1533; Andries Meerts, Gillis de Greve, Joos Hannaert, Jan Wets, 1635; Peeter Stroobant, N. N. de Mesmaeker, 1646; Steven Tassino, Hendrik de Boeck, 1650; Daneel Hauwaerts, Bastiaen de Coninck, 1662; jan Mattoen of Matton, Guilliam Hauwaerts, 1666; D. De Beer, Pieter Gheerts, Christiaan de Beer, 1720; jaspar Hasselberghs, Daniël Hanssens, Lauwereis Fastenakels, Hendrik van den Bosch, Joris Fiefve, 1722; Peeter de Cuyper, Peeter Matton, 1766; Gillis Winderickx, 1770; 165


Filip de Cuyper, 1774; J. B. Matton, Daniël Hanssens, 1778; GuiJJiam de Champ, Guilliam Fastenakels,. 1787.

10. I< erkelijk leven. a) Godsdienstplechtigheden.- Volgens de Status pastoratus van 1666 waren er toen 's Zondags twee missen. De pastoor deed alleen de hoogmis; de vroegmis werd gelezen door een pater van Zevenborren. Daarvoor trok deze jaarlijks 50 gulden en moest hij de pastoor helpen of vervangen bij ziekte of gebrekkigheid. b) Processies. - Een processie is een plechtige omgang van geestelijken en gelovigen in of buiten het kerkgebouw, waarbij biddend en zingend getuigenis wordt afgelegd van het geloof, dank wordt gebracht aan God, boete wordt gedaan of algemene vreugde tot uiting komt. Talrijk zijn de processies in het Vlaamse land, dikwijls vermengd met kleurrijke optochten van minder kerkelijke, meer folkloristische aard. Het processiekruis wordt steeds voorop gedragen. Ook gaan processievaandels mee. De muziek speelt processiemarsen. Onder Jozef II werd verordend dat jaarlijks de processie nog slechts tweemaal zou mogen uitgaan en zulks zonder heiligenbeelden en muziek. De Franse omwentelaars schaften ze totaal af. Processies leven echter langer dan koningen en revolutionnairen, en bij de eerste gelegenheid werd de oude · traditie hervat. Over processies vindt men weinig vermeld in de oorkonden. In 1857 werd voor 242 fr. « eenen drapeau oft rood va en voor de processie » gekocht; in 1870 een vaandel van d~ Onbevlekte Ontvangenis voor 618 fr., in 1881 eet~ paraplu en in 1885 een vaandel van het H. Hart voor 760 fr., gemaakt door èle Zusters van EigenbrakeL De processie volgt de weg hierna : Vertrek aan de kerk, Steenweg tot aan het gemeentehuis, straat tot aan het Gildehuis, Peperstraat, steenweg, achter het gemee-ntehuis door, Kartonstraat tot aan de steenweg, terug naar de kerk. Vóór de aanleg van de steenweg, in 1830, liep de processie denkelijk over Esselheide en de huidige Kauwenbergstraat 7 te oordelen naar een plaatsnaamaanwijzing van 1788 : « op het Maleveld boven tegen den processie weg.» De processie van Zondag 8 Juni 1947 was samengesteld als volgt : een groep van 12 ruiters; HH. Elisabeth, Rosalia, Theresia, Oenoveva, Constantia, Margareta, Gudula, elk met een groep maagdekens; H. Familie; 0. L. V. van Lourdes met Bernadette; beeld van 0. L. V. van Lourdes; groep kajotsters; tussenin attributen van 0. L. V.; beeld van Sint-Jan-Serehmans; H. Petrus (persoon); H. Cecilia (persoon); fanfare de Eendracht; beeld van Sint-Jozef; H. Tarcitius (persoon); beeld van het H. Hart; zangkoor Sinte-CedHa; maagdekens in het wit; flambeeuwen; H. Sacrament onder hemel; overheidspersonen; veel volk. 166

c) De kruisdagen. - De kruisdagen zijn de drie biddagen vóór 0. H. Hemelvaart. De Nederlandse benaming schijnt voort te komen van de oude gewoonte dat de prièster, die de processie sluit, een kruis in zijn handen houdt. De kruisdagen zijn van Franse oorsprong en dagtekenen uit de Se eeuw. In de middeleeuwen was de kruisprocessie een ~chte boetetocht : gewoonlijk gingen de gelqvigen barrevoets mee. De kruisdagen werden oudtijds met bijzondere luister gevietd. De pastoor werd voor die dagen afzonderlijk betaald : « Aen den prochiaen voot de mettene te singhene op de twee heylige cruysdaghen 12 st.; voor de missen 20 st.; voor de sermanen 16 st.; voor het singhene van het lof 24 st. >> Op een van die kruisdagen gebeurden er op 24 Mei 177 5 tamelijk erge « feytelyckheden » waarvan Gillis Winderickx, << gewesen borghemeester », het slachtoffer was. Zijn dochter Maria, huisvrouw van Peeter Leunens, die als getuige optreedt, vertelt dat zij op de « Woensdagh lesten· cruysdagh gecomen om misse te hoàren ende alsdan na de misse te vergeselschappen de processie », de genaamde Elisabeth van der Kelen, jonge dochter, die ook de processie vergezelde, aangekomen aan de herberg « Het steenen huys >>, « stommelinckx heeft vastgepackt Gillis Winderickx ende met zijn eijer (haar) ach·terwaerts heeft getrocken ter aerde, segghende ghij sult hier blijven ». De aangevallene, achtervolgd door de furie, kon zich echter loswringen, zocht zijn heil in de vlucht en liep het huis binnen van koster Willem de Nayer. d) Begankenis. - Was Sint-Gorik de 'eerste patroon van de parochie (patronum ecclesie principalem), dan waren toch de H. Laurentius en de H. Rochus de tweeden (secundarios ecclesia patronos). Het schilderij boven het hoogaltaar stelde (in 1663) die drie heiligen voor~ Dat schilderij met « St Ooorix ende andere personagien daerop staende » werd in 1654 geschilderd door Jacques de Clerck. Op een koperen plaat die gediend heeft om afdrukken te maken staan deze drie heiligen ook samen afgebeeld. In 1790 geraakten de brieven <<.. raeckende de reliquien van St Roebus » verbrand, maar pastoor Vliegen verklaarde « dat men mag gerust sijn, dat die reliquien behoorlijck sijn erkent en goedgekeurt door den aertsbisschop van Mechelen ». De begankenis naar Sint-Laurentius bestaat nog. Aan de linkerkant in de kerk staat een oud beeld van die heilige «.wiens H. Relikwiën bewaard worden in de kerk van SintOurik te Dworp bij Halle, en wiens machtige voorspraak van ouds aldaar bijzonder ingeroepen wordt tegen het Sint-Laurentiuszeer, het vuur, de brandwonden enz. » Het octaaf van de heilige diaken alsmede zijn feestdag op 10 Augustus worden plechtig gevierd en alle tweede Maandagen is er Sin!Laurentiusmis te 8 uur. Deze bedevaart moet vroeger, nl. m de 17e eeuw, tamelijk belangrijk geweest zijn, want volgens een rekening van 1646 werden 400 « teeckens » (medailles) 167


en een van 1649 << 600 teecket1s van Sint-Laureys » geleverd' door Claes van den Plassche. De bedevaartgangers gingen water putten in de SintLaureinsborre, die we als· plaatsnaam aantreffen in een akte· uit 1792 over« eene weyde van 3 b. 1/2:.. te beginnen omtrent Sin te Laureys borre ... op de Beckersweyde in de welke zich bevind eene fonteyn gen. de fonteyn van Sinte Lauwereys met al de boomen daerop staende ( 1823). Nu is het daar een volkomen 'kale plek. Zeer waarschijn-· lijk was de SintLaureinsbron reeds eeil gewijde bron in de voorchristelijke· tijd. Men weet immers dat in weerwil van de invoeringvan het c;hristendom, de gewijde bronnen, bomen en stenen door het volk vereerd bleven en de geloofspredikers ze aan het nieuw geloof toewijdden en De Sint-Laureinsborre op Solheide. hun symbolische betekenis veranderden (Dawson, blz. 209) .. Paus Gregorius vaardigde daartoe voorschriften uit. De be... staande gebruiken moesten geëerbiedigd worden doch naast de bron moest een kruis worden geplant en de bron aan een heilige toegewijd. · De Duive1sborre, boven Steenput, zal wel ook een heidense gewijde bron geweest zijn die misschien niet gekerstend werd en waar dan alleen niet-bekeerden bleven naartoe gaan. Hef feit dat de Katholieke Kerk heidense gebruiken zou hebben overgenomen, moet toch geen verwondering wekken. Indien het een hang en een drang van de menselijke ziel is, de godheid te vereren op een wijze die tot de zinnen .spreekt en de ganse mens bevredigt, hoe zou het katholiek geloof, wiens groot axioom is ; De genade vernietigt de natuur niet, maar vervolmaakt ze, ook niet aan uiterlijke symbolen een bovennatuurlijke betekenis en kracht geven ? («Streven», 1946, blz. 281.) De Apostelen die de zending hadden alle volkeren te onderwijzen en te dopen, hadden geen andere doopvont dan de rivieren en de bronnen. Dat de geloofspredikers in onze gewesten zouden gewacht hebben met dopen tot dat deze « baptisteriums > opgebouwd waren is niet aan te nemen, even-

168

l J

'

min als dat zij met hun bekeerlingen naar een, wellicht ver afgelegen, cultuurcentrum zouden getrokken zijn. · Het .christendom heeft het 'bijgeloof met de uiterste krachtdadigheid bestreden; het was echter zo taai ingeworteld dat er nog hier en daar wat van overblijft. Geloof. en wetenschap hebben ook de volksgeneeskunde, die vooral tot de tovenarij behoorde, bijna algemeen kunnen .uitroeien. e) Waar gàat men.fer bedevaart.-· Tegenover veel ziekten stond oudtijds de genees·kunde totaal onmachtig. Wanneer de mensen dan a1Ies beproefd hadden, namen ze hun toevlucht tot God· en zijn heiligen. Daar hopeloze gevalJen overtalrijk waren, werd er natuurlijk veel ter bedevaart gegaan om, zo niet genezing, dan toch· troost en kracht te vragen en te vinden om het leed te dragen. Zo zien. we b. v. dat in 1707 Anna Danys «de somme van 38 stuyvers 1 oort (ontvangt) van drey bedeweeghen gedaen te hebben mede tot den offer ende licht sijnde den een en geweest naer St Goleyn { Saint-Ghis1ain) den tweeden tot Bois Seigneur Isack ende den derden tot Itter », voor de echtgenoten Goovaert van der Kelen en joanna de Mesmaecker, pachter te Wouweringen. In de vereffening van de nalatenschap van de echtelingen de Mesmaeker-de Groot in 1735 vinden we een post van 1 gulden 10 stuivers betaald aan Joos Peteroeris <<voor sijn de.:.. voiren in het gaeri doen van eene bevaerdinghe naer Lessen ten behoeve van· het kint » van vorengenoemden. In die zelfde rekening staat ook een uitgave van 4 gulden voor het « traeterneut van de jonghe dochtets die gepalleert hebben het kint (dat gestorven was) ende onkosten van spellen daertoe gediend». Thans wordt nog veel ter bedevaart gegaan naar 0. L. V. van Halle. Godsdienstige genootschappen gaan geregeld ter bedevaart naar Scherpenheuvel of naar Oostakker. In de laatste jaren gingen veel inwoners ook naar Lourdes. Een bedevaart naar een bekende bedevaartplaats, het offeren van kaarsen werd oudtijds vaak als straf opgelegd. De boeteling was verplicht vandaar een bewijs mee te brengen waarin door de geestelijkheid bevestigd werd dat hij persoonlijk de bedevaart gedaan had (Van Cauwenbergh, << Les Pèferinages expiatoires », Leuven, 1922). Ook voor Dworp hebben we kennis van zuJke gevallen. In 1452 lezen we in de hoogmeiersrekeningen van «Hennen Lissen die seyde dat de meyer van Uccle een verrader was dair af datten de meyer van Rode te rechte stelde bij cfachte smeyers van Uccle ende want hi met rechte eenen wech te Rome of 20 Rijnsguldens dair vair of dat Hijne selve metten live doen soude, welken wech hy selve gedaen heeft ende dair af bracht bescheit. » In 1530 had Jan Raes van Ruelenrode de « overmeyer van Rode te nae gesproken ». Men had hem echter « laeten camposeeren voor 20 stuyvers ende daerenboven doen draegen een wassen kersse den h. Sacramente tot Alsenbergh ... » In 169


1540 had Jan Craenenbroeck geinjuriert Symoen van den Dale « hem dreyghende met een opsteekere tlijf vol wonden te steeken. ter sacken vàn den weleken hij bij vonisse der scepen van Alsenbergh op een en halven Royael ende ·twee wassen kerssen elck van enen ponde tot behoef van den heyligen sacramenten te Doireppe ende die andere voer 0. 'L. Vr. t'Alsenbergh » werd gestraft. Die Jan was er niet veel mee gebeterd geworden, want later, in 1540 en 1546 zien we hem weer gestraft worden « van· dat hij Willem de Greve gesmeten had met een en stocke eene oepen wonde in zijn hooft ... ende om dat hij met eenen stocke had geslagen Jan Scamp ». . f~ Parochiale geno.otschappen. -Het oudst bekend godsdtensttg genootschap IS dat der « Geduerige é!-anbidding ... herstelt z·ijnde in het jaer 1820 » eri d.at'·in 1913·nog bestond. Waarschijnlijk geldt het een genootschap dat tijdens de Franse overheersing weggevallen was. Het Broederschap van de H. Rozenkrans werd op 6.10.1835 opgericht door pastoor J. B. Beeckmans en bestond nog in 1917. Pastoor Lombaerts (1885-1912) stichtte de Broederschap van het H. Hart' van Jezus. Reeds in 1880 werd met de opbrengst van een inschrijving een H. Hartbeeld gekocht. . In 1885 werd ook de congregatie van Sint-jozef opg~ncht. De leden werden de « jefkens >> geheten. Ze bestaat niet meer. Beter aan de tijdsomstandigheden aangepaste parochiale genootschappen kwamen in de plaats er van, nl. Mannenbond van het H. Hart, Vrouwenbond van het H. Hart, Chiro-jeugd vo~r jongens, idem voor meisjes, H. Kindsheid, Kajotters, KaJotsters, Boerenjeugd voor jongens, Boerinnenjeugd, Kruistocht voor meisjes, Katholieke werkliedenbond, Toneelkring N~t en Vermaak, Boerenbond, Sint-Vincentius, Onderlinge Btjstand, Gemengd zangkoor. · g) Kapellen en kruisen. - Gans ons land stond bekend om zijn kapellen. Zo schreef in 1793 de Franse revolutionnair Publicola Chaussard : « Le long des champs, des bois, des chemins et à l'intérieur des maisons, des croix et des madones étaient J'objet d'effusions sincères et de soins délicats. » « Le peuple de ce pays, zei, in 1793, Courtois, een andere revolutionnair, «est d'une tendresse vraiment courageuse pour ses èhape11es. » · . Te Dworp is er geen gehucht en haast geen straat of men vmdt er een of meer kapellen. De meeste zijn toegewijd aan 0. L. V. en in de Meimaand worden ze bijna alle met loof en bloemen, met papieren linten en wit zand versierd. Meibomen worden er echter niet meer geplant. · Buiten enkele, zijn die kapellen niet zeer oud. Tijdens de Hervorming en de Franse overheersing gingen er immers veel teloor. Verder is hun bouwwijze vaak niet lang tegen weers.. invloeden bestand. De oudste vermelding van een kapel vinden we in een tekst uit 1601, aangehaald door Everaert en Boucherij, blz. 19: 170

<< Item op den paeschdagh aent Cappelleken onder die Polhen doe men de verrijssenisse preeckte, ommeghehaelt een en dertich stuyyers. » We ·hadden ons Jang afgevraagd wat die ·Polhen wel mocht zijn·~ vorengenoemde schrijvers geven geen bron op- toen .we in kerkrekeningen van 1647 het raadsel konden oplossen. Het betreft hier doodeenvoudig een verkeerde lezing voor « Solhey » ( Solheide). Dit kleine- heiligdom moet een tamelijk belangrijke rol gespeeld hebben en de prediking op de Paasdag een zeer oude geplogenheid geweest zijn. Waar de kapel juist gestaan heeft is niet geweten. Was het aan de Sint-Laureisbron ? lV\ogelijk, maar volgens een tekst uit 1874 werd Sint-Cornelius er vereerd : « Lecuyer schilder te Braine Ie Chàteau 9,75 fr. voor het schilderen van het beeld van den H. Cornelius in de kapelle. » In efk geval, voortdurend is er van die kapel. spraak in de kerkrekeningen : « 1647, aent cappelleken; 1649, een slot repareren en een nieuwen sleutel van 't cappelleken; 1649, ràpport van 't cappelleken 3 Rijnsguldens; 1652, Hem betaelt aen Jan Stroobandt van eènen dach met sijnen soen het cappelleken onder de Solheye te maecken; 1653, houdt en naeghelen van de banck voor het cappeJleke onder ·de Solheye; slot van den stock (offerblok) van het capelleken; 1663, om den meye te maecken aen het capelleke. opt Solheye. » Dit laatste zal voor het planten van de Meiboom geweest zijn, zoals vroeger het algemeen gebruik was aan kapellen. Om met onze kapelletjes en kruisen nader kennis te maken zullen we in de geest een vrome tocht doorheen onze mooie streek maken. We raden iedereen aan hem ook in de werkelijkheid te doen. Het is wel geen korte of gemakkelijke wandeling, maar wie oog en oor heeft voor Gods heerJijke natuur, kan er veel genoegen aan beleven. Vertrekkende aan de pastorij, ziet men daar rechtover, in de muur, een kapel met een deurtje van uitgesneden plaatijzers met de letters J. M. J. In de nis staat een H. Hartbeeld. Verderaf, op de hoek van de nieuwe tuinmuren der pastorij, werd~ enkele jaren geleden een kapel ingebouwd, toegewijd aan 0. L. V. van Lourdes. Beneden de Peperstraat, links, aan de binnenkant van het Stenen Hof, tegen de oostgevel, hebben de huidige bewoners, de familie Fontainas-Van Acker, een mooi kapelletje gebouwd met allerhande gebeeldhouwde brokstukken, die echter niet van Dworp voortkomen.· Aan de overkant, op de hoek van de Hallesteenweg en de straat naar Bruineput, staat een mooi gebouwde bakstenen kapel. Zij is de opvolgster van een kapel die in 1779 vermeld wordt en werd onderhouden door de kasteelheren, als blijkt uit posten in rekeningen van~ genoemd jaar : « reparatie van de kapelle van Ste Barbara ende aen de brugge in de dreef. » Datzelfde jaar· ook levert smid Peeter Miebiels « een hoogh (oog) om den gringe1 van het slodt in te gaen van Ste Ba tb ara

..

171


cappelle >> (archief d' Anethan). Het gepolychromeerd beeld van de heilige Barbara dat er thans in staat is zeer oud. 'Het zou voortkomen van het klooster van Zevenborren. Boven de Koestraat, op de Ziekendries, ·staat een kapel van baksteen, gewijd aan Sint-Rochus. Vroeger was de nis a~n .de oostkant, t~ans aan de westkant. Dit geeft een koddig wtztcht aan het zmken dak. Jammer genoeg is de kapel zeer verwaarloosd. Te midden van een bevallig landschap, op de plaats met, de liefelijke naam Fiefelaar, beneden Krabbos, aan het kruispunt van vijf wegen, hangt sedert ènkele tijd aan een breedgekruin de Jinde een houten kapelletje gewijd aan 0. L. V. van de Vrede. Op de Halleweg, boven de Diesbeek, stond vroeger een lindeboom waaraan een kapelletje hing. De nieuwe eigenaar van het g o e d, een Brusselaar, rooide boom en ai uit ... Op de hoek van de Steenweg en de weg naar de beek en de molen, nu kartonfabriek, staat · e e n staakkapel met Christus. Het is van beton en dagtekent v a n 1925. Daar heeft altijd een dergelijke Christus gestaan, maar van hout. . B oomkapel aan Ftefelaar. Te Wouweringen bestaat ook nog een zeer oude, tamelijk grote kapel 1 ongeveer 4 m. lang en 4 m. breed. Ze biedt plaats voor 35 tot 40 personen. Boven de ingangsdeur is een hartvormige steen ingemetseld met het opschrift «Maria ter Nood ». Op het dak staat een klokketorentje tnet. schaliën gedekt. In de zijmuur is er een toegemets~lde nts waarboven nog een mooi gesmeed ijzeren kruis met 1elrevormige armen gebleven is. Bijna vlak vóór de deur der kapel is een oude stenen bron, wat zeer typisch te heten is. Het gebouw schijnt uit de 17e eeuw te dagtekenen. Binnen op het altaar staat een onbeholpen Piëta of Nood Gods. Die kapel kan wei gediend hebben om er mis op te dragen voor de kleine 172

bevolking· çlie er rondom woonde, hpewel toch moet opgemerkt worden dat ze geen kwartier gaans van de dorpskerk ligt. Over die kapel vonden we geen enkele geschreven inlichting. In de Meimaand wordt er door de geburen te 7 uur S avonds de Rozenkrans gebeden, meestal onder de Jeiding van een onderpastoor van de parochiekerk. Het perceel waarop de kapel staat is gekadastreerd C 138 en 20 aren groot. In 1840 was pet eigendom van de echtgenote Bartholomeus Matton, Jandbouwster .. Langs. een steil paadje, dat in de volksmond de Kiekenberg heet, aan de oostelijke kant van ~et Kajottersgoed, komt men in het Hanenbos. Men ziet er een oude beuk, rnet een middeHijn van zowa,t 1 m., waaraan een houten kapelletje 1

De kapel te Wouweringen. (Cl. V.T.B.)

bevestigd is, gewijd aan 0. L. V. Alleen de vvoorden Ave Maria staan er op geschilderd. Aan weerszijden van de beuk staat een linde, zodat het kapelletje heel verscholen is en men er honderdmaal zal voorbijlopen zonder het te zien. Het Hanenbos hoorde vroeger toe aan Graaf Cornetf die het verkoc;ht aan een heer Wenseleers van Brussel, welke het op zijn beurt overliet aan de kajottersorganisatie. Het was een bos beplant met zware beuken en alleen de beuk met het kapelletje en terwille er van werd gespaard. De oudste inwoner aldaar die met kraag, twee emmers met plankjes er in om het water in evenwicht te houden naar een frisse bron door het bos ging, vertelde me dat daar altijd een kapelletje had gehangen en in verband moest staan met een moord ... waaruit Hendrik Conscience zijn « Verwarde Zaak > zou geschreven hebben. Van die moord hebben we echter nooit iets vernomen. Verderop in het Begijnenbos werd in 1947, aan de westkant~ niet ver van de weg langs het bos, aan een beuk een 173


houten kapelletje ?.0 X 50 opgehangen met een banderol er boven, met opschnft « Langs dezen weo· zet geen voet of zeoMaria \Vees Gegroet ». o o Verder naar Bruineput toe, langs de straat, is er nog een ka~el van Boomse ba.kste~n en paapsteen. Er staat een pJeis .... teten .o.L.V.-beeld tn. Vroeger was er op het voorgeveltje geschtJderd : « Langs dezen we~ zet geenen voet of zeg Maria Wee~ G~groet. >>.Een hartvormtge blauwe hardsteen vermeldt d~ .sttchtmg. ~n sttchters : << Deze kapel is gebouwd door L.. van Ntjvel en ZIJne vrouw E. van Craenem. 1879. » . Aan. de ingang van de voetweg nr. 41 treft men weer een met cement bepleisterde kapel aan fuet ijzeren kruis in top en ij z e re n deur. Zewerd 60 ·tot 70 jaar geleden opgericht ter nagedachtenis van hvee putmakers die· aldaar een zeer diepe waterput nl(\akten, die instottte. Pogingen werden door de genietroepen gedaan om ze te redden. Vruchteloos. De l ij k e n konden n o o i t bovengegehaald worden. Naast de weg . tussen de herberg Boomk.apel op de Ktekenberg «Koning David» m de Hanenbos. en het Hof te ·d d ·· L a b u s in een wet ~' ou tiJds geheten ter Deelt, wijk B nr. 401, langs een beekje staat een eenvoudig hardstenen kruis ietwat meer dan een m~ter hoog. Het draagt het opschrift : « Hier is vermoord Fra.nctsca Meerts den 25 juHus 1852 aen den ouderdom van Jaeren 1 mae~d 25 daegen geboren den 2 Junius 1835. Bidt God v_oo~ de ztel. » Bovenaan het kruis is een martelaarskroontje mgekapt. De moordenaar was hoeveknecht bij' haar

1'!

vader.

De volgende kapel ontmoet men aan de kruisinu van de AppoDworpstraat en de Heerweg. Ze is toegewijd aan de

H.

loni.a, wie~ beeld tus~;:en een kleiner beeld van de H. Joz.ef en van cte ·H. Maagd staat. Op een stenen plaat leest men : « De kapel is gebouwd ter eere ·van de H. Appolonia patröones. tegen de tandpijn door P. J. Hanssens en J. N. van Bellinghen. Jaar 1890. >> Volgens de kaart. van Popp (1840) bestond daar toen reeds· een kapel, toegewijd aan 0. L. Vrouw van Scherpenheuvel. . Een volgende .kapel staat op de Steekaf aan de herberg « De Hert ». Ze is 2 m. op. 1,5 m. groot en opgetrokken uit rode gevelsteen. Er staat een gekleurd beeld, 1 m. groot, van de H. Jozef en een beeldje van 0. L. V. van Halle in .. · . Te l<esterbeek · op de. hoek van de weg naar Dworp, op het goed van Willem De Bremaecker, bevindt zich een stevige veldkapel met opschrift « Troost in Nood ». Er staat een mooi beeldje van 0. L. V. in, herkomstig van een klooster uit Brussel, een van 0. L. V. van Lourdes, een van een jonge heilige met een kelk op een doek, en een van de H. Jozef. Beneden ter plaatse geheten den Ast, naast de herberg « In de 3 klakken», in het huis van J. B. van Eyck-Wets, is een goed onderhouden muurkapel, toegewijd aan Sint-CorneIius. Er staat ook een klein beeld van de H. Familie en een tamelijk groot en oud 0. L. V.-beeld in, dat de eigenaars ontvangen hadden van een familielid, non in een klooster te Brussel. Ook op de Ast, in de Donderveldstraat, is er een kapel van de H. Familie met opschrift: «Deze kapel1e is gebouwd door C u v r y en Mommaert. 1894. » De volgende kapel vindt men op· de Meigemheide, niet ver van het Hof te Winterperte, op de oude Op Brusselweg. een d r i e hoekig bord leest men : Stenen kruis op de Solheide. « Anno D o m i n i · (Tek. Leo Theys.} 1866. Hier offert men ter eere van den heiligen Rochus patroon tegen de pest alsook ter eere van den heiligen Dominicus verkondiger van den H. Rozenkrans. » Weer een herinnering aan de cholerajaren. Voortgaande langs de Brusselweg komt men op Solheide aan een stenen kruis met opschrift : « Hier is verongeluckt

174 175


van sijne ka re Egidius de Blaeser den 1. Augusti van het jaer 1768. Bidt Oodt voor sijn siel. » ~eer naar de dorpskom toe, en vlak er boven, aan de rechterkant, ~taat een monumenta.Je kapel, toegewijd aan het H. Hart en ·m 1898 gebouwd tot nagedachtenis van J. B. Everaerts. Beneden Bruineput, ter plaats genaamd Mierennest, staat een grote kapel ter ere van de « H. Roebus patroon tegenpest en cholera ter gedachtenis van het jaar 1866. » Langs de Molenbeek naar de dorpskom toe voortwandelende, ziet men rechts een muurkapel en even verder een .andere kapel toegewijd aan het H. Hart van Maria. Op de Steenput, onder een treurwilg, naast een stenen voetbrugje met ijzeren leuning over de Molenbeek werd een kap~Hetje .opgericht door d~ eigenaars van de toenmalige paprerfabrrek aldaar, de tamdie de Meurs. Bovenaan staat in .een steen _uitgekapt : <<Ave Maria gratia plena », en onder.aan : « Engée par Gustave et Eugénie de Meurs en reconnais:sance des 21 et 3 juiJlet 1848 et 1849. » Aan .de ingang van haar kartonfabriek op de Esselheide ~eeft de famiJie Winder!ckx. een zeer mooie kapel laten opnchten met het opschnft, wgekapt in blauwe hardsteen ; <<Kapel ter eere van 0. L. Vrouw ter nagedachtenis aan Mijnheer en Mevrouw Wînderickx-Ciaes. Gebroeders W. A. J. M. · Winderickx. 1946. >> Boven op de Esselheide, tegenover het oud huis van P. de Dreef (Pîe Kolas), staat weer een kapel. In. het benedeng~deelt.e prijkt een .~teen met een kelk in reliëf uitgekapt. Mtsschten een overbhjfsel van de zerk van een priester. In de nis zie!. men een pleisteren beeld van 0. L. V. ter Zege. Aan weersziJden staat een grote rode en witte Meidoorn die allermooist bloeien in de Meimaand. De volgende kapel brengt ons op de weg naar Zevenborren, aan de herberg « In de Lindebomen ». Het is een· tamelijk grote kapel van baksteen, tussen twee oude thuya's en lindeboompjes. Een groot pleisteren beeld van de H. MarO'areta Alacoque, drie oude schouwkruislievenheren en verschilJende andere godsdienstige beelden versieren de nis. In een ruitvormige steen boven het gesmeed deurtje leest n1en : « Deze kapel is gebouwd door Petrus en Maria Meerts ter ~ere van 0. L. V. 1893. L. S. 0. » Op Rulrode, beneden Kampendaal, prijkt een mooie kapel van gewone baksteen en papesteen met een manshoge deur. Boven op staat een gesmeed ijzeren kruis·en in het gevelveld leest men ; «Ave Maria». Men zou ze de kapel van alle heiligen mogen heten, want er staan wel een dozijn allerhande heiligenbeeldjes in. Boven Rulrode, op de Orootheide, begroet men een met cement bepleisterde kapel, toegewijd aan de ff. jozef, het H. Hart en 0. L. V. van Halle.

176

Ook op d~ Groothei de, wijk E 431, aq.n de herberg van Fastenaekels, ztet men een bakstenen kapel toegewijd aan de H. jozef.. . V~rderop naar de Hoogkouter, op de hoek van een kruis~· wegeltje op het goed :yan dhr. Strijckmans, is er een gec~men­ teerde kapel to~gewt]d aan het H. Hart. Ze staat eigenlijk op het grondgebted van Esschenbeek-Halle. Kerkelijk behoren de inwoners er echter tot Dworp. Dwars over de hoge allesbeheersende vruchtbare vlakte van de Hoogkouter, langs de weg, komt men weldra links aan een gegoten ijzeren kruis. Het ingegoten opschrift is echter bijna gans door de roest weggevreten. Men leest er nog : « 1 Februari 1868 Maria Anna Algoef gestorven ... Dworp den 21 April ... » Het betreft hier echter geen moord maar wel een schieJijke dood. · ' Op Vronebos staat een kapel toegewijd aan het H~ Hart. Afdalende naar het Mo1enveld, aan de kruising der grote weg~n, op de hoek van perceel E 404, goed van de Arme, schmnsover de herberg «In. de Welkom», ook «Bid voor ons >> geheten, bemerkt men een oude kapel tussen twee lindebomen. Het deurtje en het kruis zijn kunstig gesmeed. Er staat een 0. L. V.-beeld in. Verder afdalende ontwaart men aan de kruising van de Kouwenbergstraat en de Hoogstraat (Rulrode), een kapel toegewijd . aan 0. L. V. ter Zege. Wit bepleisterde muren, gothisch deurtje met ijzeren staafjes, gesloten met hangslot. Aan de Steenweg, naast het huis van J. B. Wouters, niet ver van de voetweg naar de Hoogstraat, bestond reeds lang een kapel. In het voorjaar van 1948 werd ze afgebroken en vervangen door een andere, dichter bij het huis, zeer practisch en netjes ingebouwd in de tuinmuur. Ze is thans toegewijd aan de H. Cornelius. En zo wordt de ring van onze vrome tocht gesloten met de laatste kapel, op de hoek van de Steenweg en de straat naar de Brouwerij Winderickx. 11. Andere kerkelijke bezittingen binnen Dworp. We hebben gezien dat onze parochie achtereenvolgens kerkelijk bezit was van de Sint-Pieterskerk van Keulen, van de abdij van Gembloers en later van die van het H. Graf te Kamerijk~ Ze verbrokkelde verder. De volgende geestelijke insteHingen hadden goederen te Dworp : het Sint-jansgasthuis, het Sint-Pietersgasthuis, het Begijnhof, de Infirmerij van het Begijnhof, de Clarissen van Brussel. De abdij van Terkameren en die van Vorst; de kerk van Sinte-Goedele, SintNiklaas, Sint-Gorik en van de Kapelle te Brussel, het klooster van Zevenborren; de kerk van Alsenberg en van Huizingen. Die goederen kwamen in de regel voort van godvruchtige schenkingen. De studie van de oorsprong en de wisselvalligheden zou al te veel plaats in besJag nemen. Bij wijze van

177


voorbeeld vermelden we echter de schenking, in 1222 en enkele jaren later, van Willem van Dorpe (Dworp). Die goederen waren gelegen aan en omtrent Sollenberg.t langs de Lakenbetg aan de zijde van Huizingen (het Veldeken, d'Eye, CattenbroeckveJt, de Genste, Beerveldt, de Cleete, de Bosweide) en besloegen zowat 31 bunder. In December 1268, stond Hendrik van Stalle, zoon vatr wijlen heer Robin van Anglia, aan de abdij van Terkameren, 16 bunder land, weide en bos af, gelegen te Dworp, waarvoor de cijnsplichtigen hem jaarlijks 7 Brusselse stuivers, 4 1/2 mudden haver en twee kapuinen betaalden. De abdij verbond er zich toe jaarJijks een cijns van 32 penningen Lovens te betalen. Leo van Aa, leenheer van dat leengoed, keurde die overeenkomst goed ten o_verstaan van zij ft leenmannen WiHem van der Straten, klerk, Willem van Perk, Willem van Wesembeek, Hugo van ZeiJik, en Jan, zoon van Frank Bole. De abdij van Terkameren bezat verder de volgende goederen : zes bunder bos in het Kraaiendal tussen de. Duivelsbeek en Krabbos; drie bunder te « Dornepe inter Sennebrugghe et Sollenberghe », die « Hugo fi1ius Hugonis dictum Moor » in leen hield van « Gosuinus dicto van den Rode » ( 1531) ; Jand op het « Vogelkengat >>, halfweg de Koestraat, en op het Vierstratenveld, gelegen op de hoek van de Koestraat en de oude sttaat naar Wouweringen. In 1330, 's Zondags vóór half-Mei, verwierf de abdij _van Miehiel van Goyck de volgende goederen, bestaande uit « drie hofstaden in al den ghelegen datse te Doerepe in drie staden liggen dats te wetene d'eene bij sVos van Doerepe met de husen dire op staen dand~re met eenen boengaerde die daer op steet onder tkerchof Ieit van Dorrepe ende de derde aen de steyne brugghe beneden der moelen te Doerrepe ». In 1405 (R. K. 4163) verschijnt een« Roelant tFos soene van Dornepe » in verband met «goed dat was jans van den Broeke welc 111en niet ghevinden en can ». We mogen ons hier afvragen of dit geslacht niet afstamt van ridders Geeraard en Reinier Rufus of de Vos die in 1221 vermeld wórden. Het goed achter de·kerk werd in 1744 verkocht. Land en bos van Terkameren te Dworp brachten ca. 1780 28 gulden op. De goederen van de Kapellekerk te Brussel bestonden o.m. uit «een gelege metten huyse, schuere, stallinghe ... Doorp beneden de kercke tegens het b1ock geheeten den beulinck ... paelende de beke ... de straete loopende Iancx het kerckhof achter tegens de goeden Sr. Morales ... »onder meer belast met 4 kapuinen en 2 ganzen aan de proost der Kapellekerk te Brussel (0. 7149-.1688). Wellicht behoorde dat goed tot de schenking, in 1138t door de Abdij van het H. Graf te Kamerijk aan de Kapellekerk. Zoals men weet werden al de .goederen der geestelijke instellingen door jozef II en door de Fransen verbeurd ver. 178

klaard; Later is een gedeelte er van teruggegaan naar de liefdadige instellingen die ·het werk der kloosters op dat gebied hebben voortgezet, zodat de volgende instellingen thans te Dworp nog eigendom hebben : het Begijnhof van Brussel 27 Ha. 68 a. 90 ca.; de Armen van Sint-Gorik 2 Ha. 91 a. 20 ca.; de Ármen van Sinte-Geerttui 12 Ha. 92 a. 50 èa.; de Armen van Sinte-Goedele 5 Ha., 27 a.; het Sint-janshospitaal te Brussel 48 Ha. 50 a., 90 ca.; het Sint-Pietershospitaal 7 Ha. 90 a.;· de Sint-jan-Baptistkerk 71 a.; de kerk van Dworp 2 Ha. 58 a. 10 ca.; de Armen van Elsene 1 Ha. 20 a. 80 ca.; de kerk van Huizingen 19 a. 30 ca.; de Armen van Sint-GenesiusRode 2 Ha. 22 a. 60 ca.; de Armen en de kerk van Beersel 32 a. 20 ca. 12, Priesters en kloosterlingen uit Dworp. Evenals thans moeten er vroeger te Dworp priesterroepingen geweest zijn. Weinig vindt men daarover echter aan ... getekend. Vóór de 19e eeuw vonden we er maar drie, indien we er niet bijrekenen, << Denis de Ja Tourneppe en son vivant chanoine de Nyvelle » die we aantreffen in het archief van Nijvel, nr. 22. Deze priester wordt vermeld in de ordonnantie van keizer Karel uit 1526, waarin verklaard wordt dat het klooster van Wouterbrakel in vrede en peis het huisje moet genieten dat kanunnik Denis de la Tourneppe hun voor be-. wezen diensten geschonken heeft om als refugiehuis te dienen. De oudste priester uit Dworp die we kènnen is Pieter de Greve, die als pastoor van Sint-Rambouts te Mechelen stierf. Hij stichtte een studiebeurs waarin onder andere de volgende schikkingen voorkomt;n : « Item verciaere ons paert te hebqen 75 Rijnsguldens erfelijek den penninck 16, bebrieft op de Staeten van Brabant int quartier van Antwerpen waermede ick fondere ten eeuwighen daege... eene ofte meer horse ... ten profijte van mijn vrinden ende naeste bloet om daermede ter Glorien Godts ende welvaert der Heyligen Christen kercken te studeren, wel verstaende dat se dese horsen sullen gebruycken als wel bequaem en geleert genoegh sijn om tot Loven oft Duacum ad primium te gaen ofte primarissen te wesende ... » Als beheerders van de beurs stelde hij aan : de Prior van Zevenborren, de pastoor van Dworp, « ende Laureys de Greve mijne neve, ende nae sijn dood altijd eene van mijne naeste vrienden van den bloede bequaemt wesende ... biddende mijne goedeheerende reste te willen doen om Godts wille quia opus pium ... dese verstaen ick mijn naeste vrienden van den bloede de kinderen van Bartholomeus de Oreve, joanna de Greve) Jan de Oreve, WiHem de Greve ende Dirick de Greve, alle voor ende naerkinderen ... ende desgelijckx hun kinderen in hunnen graet... ma er sal oft sullen voordeel hebben de geleerste ·ende apparenste pro Gloria et Decore Ecclesiae, ende studeert niemant van desen voorschreven linie, soo sulJen hun volgen de kinderen oft afcompste van Margrete en Lin-

179


eken van den Bossche, Peters dochters. mijns moeders twee naekinderen ofte andere van de naestè vriendett, ofte isser niemant bequaem om te studeren van mijn bloede, soo sal men nemen de apparenste van Dwoorp alsoo verre sij catholicq sijn ... » . De rente werd tot bij de << Franse invasie » voor de laatste maal uitgekeerd aan Augustinus de Oreve (heeft dese borse van11.10.1790). In 1794 trok hij 81 g. 14 st. In 1844 werden door Jan Covens van Halle stappen gedaan om die studiebeurs te herstellen, maar het onderzoek wees uit dat het manuaalboek der fundaties te Mechelen niet meer bestond. Hij was door het Domein opgeëist geworden. De renten van het Seminarie werden. verkocht en de Bank van Wenen weigerde de interesten te betalen van de obligaties die ten voordele ·van het Seminarie gesticht waren. , In de 18e eeuw was een jan Frans de Oreve uit Dworp pastoor van Buggenhout, wellicht een genieter van meergenoemde beurs. In 1738 wordt een « tittel sacerdotael >> ingesteld ten behoeve van D'heer Gui1Jielri1us Laurentius Paesmans, theologant « in het dooster ende priorije van Sevenborre, sone Jans ende wijlen Marie van den Abbeele ... op een weyde van 7 dagw. geheeten de Beckersweyde waerop alsnu sijn staende twee distincte huysen aen de beke ende aen de straete loopende naer Brussele ende aen het Steenen block ». Paesmans werd later pastoor te Linkebeek. In 1764 bezat hij· goed te W ouweringen. jozef Winderickx, kanunnik van het kapitt~l der SinteOoedelekerk te Brussel, was h~t tiende van de twaalf kinderen van Gillis en Maria de Blander, papierfabrikant te Essele. De jongste zuster van de kanunnik, Maria-Anna, was gehuwd geweest met Joos van den Bosch, die jong overle.ed. Hun zoon Gillis huwde met Elisabeth de Nayer en woonde te Drogenbosch. Ook deze laatste Gillis stierf jong. GiJlis Winderickx « woonende bij sijnen vader, mitsgaeders. Philip van Hemelryck » traden op als voogden. Kanunnik jozef Winderickx overleed 9.2.1781. Zijn grafzerk, een grote blauwe steen met ingelegde witmarmeren letters en sierlijst, is ingemetseld in de muur van het zuiderbinnenportaal van de Sinte-Ooedelekerk te Brussel. Het opschrift luidt : « D. 0. M. et memoriae Rdi Adm. ac Amp. Domini D. josephi Winderickx qui dum viveret, hic fuit annis 7 chorlus 3 cancus 2ae fund. presb. cancis 1ae fundatis 21 connumerari meruit inter quos decus et ornamentum archipresbyteratum Brux. Ais II prudenter crelo quam dignor, obiit 9 Febr. 178L - R. LP.» Andreas Crassaert, alhier geboren 10. 7.1819, was kapelaan te Sinte-Oertrudis-Pede, waar hij een dagboek (Handboek) gehouden heeft (1860-1862). Op 13.3.1869 wordt hij pastoor van Bekkerzeel, waar hij 25.5.1871 overlijdt. 11

180

jan Karel Frans Verheyen, werd te Dworp geboren als zoon van Ledewijk WiJJibrord Verheyen, onderwijzer alhier en nade~hand schoolopziener. Na zijn wijding, in 1903, werd deze pnester leraar aan het Sint-Norbertusgesticht te Antwerpen en overleed te Tienen op 27.5.1907. Rai.~wnd Lemaire werd te Dworp geboren op 8 Januari 1878. Htj studeerde van 1889 tot 1896 in het Klein Seminarie te Hoogstraten. Daarna voltooide hij zijn studiën te Mechelen, waar hij in 1901 tot priester gewijd werd. Toen werd hij naar Leuven gezonden om er philologie te studeren. De talenstudie viel echter niet mee en de jonge priester ruilde ze voor de gesc~iedenis. En daar voelde hij zich in zijn element : de geschiedenis van de kunst, de oudheidkunde. Hij doctoreerde i~ 1904. Daarna legde hij zich bijzonder toe op de archeologtsche kunst en in 1906 promoveerde hij voor het doctoraat in de Kunst. Het volgend jaar deed hij zijn eerste grondige · stu?i.ereis doorheen Italië en nog datzelfde jaar ontving hij offtcteel een leraarsstoel aan de Leuvense Universiteit. Daar doceert hij de godsdienstige bouwkunst, de toegepaste schoonheidsleer, de herstellingskunst, de geschiedenis· van de bouwkunst en de geschiedenis van de schilderkunst van België. Hij schreef verschillende hoogaangeschreven werken en tal van bijdragen over oude en moderne kunst. Dit jaar werd zijn zeventigste jaar gevierd. Kanunnik Lemaire behoort tot een kunstenaarsfamili~~. Zijn broeder Herman was ook een groot en al te bescheiden artist, aan wie de plans van tal van kerken, altaars enz. te danken zijn. Ook zijn zuster .Maria staat als een begaafde miniatuurkunstenares bekend. Zij was de schrijfster v.an de « Brieven van Matant » in de Boerin. Paul Léon Désiré Marie joseph Charles Mercier, alhier geboren op 14.4.1889, was de zoon van dokter Mercier, broeder van de kardinaal. Hij behaalde de titel van Doctor in de Wijsbegeerte en was directeur bij de Broeders der Christelijke Schol-en te Sint-Gillis (Brussel) van 1915 tot 1921. Hij overleed als rustend priester in zijn oudershuis te Terkluizen ( Eigenbrakel) op 24.2.1944. jozef Maria Theresîa Modeslus J(arel Kuyl, geboren te Dworp 17.10.1893, zoon van dokter Clemens Jan Karel en Anna Elisabeth Emiliana De Bie uit Mol. Priester gewijd : 23.9.1917. Leraar aan het Sint-Bonifaciusgesticht te Elsene; 23.9.1914; onderpastoor van het H. Kruis te Elsene, 31.3.1926; pastoor van 0. L. Vrouw van Lourdes te Jette, 1943. Pieter Van Roy~ geboren te Dworp, 22.2.1895, zoon van jan-Baptist Van Roy (gest. 11.8.1909) en joanna Maria DeviHe (gest. begin Juli 1909); humaniora in het Klein Seminarie te Hoogstraten; in het klooster der Witte. Paters; priester gewijd te Carthago (Afrika), 2 L6~ 1921 ; missionaris te Bun ia (Belgisch-Congo) gedurende 15 jaar; te Kilo-Moto (ibid.) sinds 1938. 181


Frans Lodewijk De Greef, geboren te Dworp, 29.1.1898; zoon van Pieter De Oreef (geb. Sint-Genesius-Rode, 11.10. 1864; gest. Dworp, 22.5.1939) en Catharina Anna ~ an Craenem (geb. 22.5.1868; gest. Etterbeek, 3.9.1932); pnester gewijd te Mechelen, 20.5.1923;. onderpastoor te Ttsselt, 29.5. · 1923; overleden te Dworp 30.5.1924. jan Frans Paesman~, geboren •te Dw?rp,. 15._7.189&; zoon van joseph Paesmans Uit Dworp en Adelt~ Berbna Van Cutsemuit Sint-Pieters-Leeuw; priester gewtjd, 31.12.1922; letaar 0. L. V.-gesticht te Vilvoorde, 23.9.1922; onderpas~oor te Zaventem (Sint-jozef), 3.6.1932; thans pastoor te DtegemLoo. Oustaaf Leemans, geboren tè Dworp, 1.~.191.3;. zoon yan jaak Leemans en Virginia Clerens; h~~amora 111 het Stntjozefscresticht te Geeraardsbergen; novtctaat der Paters Jo~e-:­ 0 fieten, 1931 ; priester gewijd, 7.8.1938; leraar aan het H. Dnevuldigheidscollege te Leuven. . jan Albert Clzristiaens, geboren ~e Dworp! 4.7.. 191?; priester gewijd te Mechelen op 16 Apnl _1 939 j Itcenctaat 111 Wijsbegeerte ·en Letteren (Romaanse yhdologte), bac~alau­ reus in Wijsbegeerte en baccalaureus m Godgeleerdhetd; Ie,... raar aan het Sint-Pieterscollege te Ukkelsinds September '41. Alfons Kerremans, geboren te D'Y'orp; p;ies!er gewijd te Mechelen 1945 · leraar aan het Kle·m Semmane tot 1947; \ ' o.nderpastoor ' ... studsdien te Tremeloo. .. . .. Enkele kloosterlingen uit vroegere tt]den tut. J.?worl?. ztJ.n bekend. Franäscus Gulielmus Mosselmans was la1ct fam1hans in het klooster van GroenendaaL Hij tekent de akte yan professing 14.2.1694; zijn vader Gillis, van Dworp, had de verbintenis aangegaan hem 12 gulden lijfrente te vergunnen na zijn dood.

VI. FE:ODALE INSTELLINGEN. l.lnleiding. -. 2. De grondheerlijkheid en de bezitters er van. -··· 3.. Heerlijke rechten: schepenbank, meiers, schepenen en griffiers.. Gemeentewapen. _·:~;"!~Andere heerlijke rechten: a) Gemeentegronden; b) Straten· en ·waterlopen; c) Beptantingsrecht; d) jachtrecht; e) Visrecht. - Gewoonterecht of kostuimen. Hoogmeierij Rode. Schandpaal. 1. Inleiding. Het woord heerlijkheid moet niet geheimzinniger gemaakt worden dan het is. Per slot van rekening is het eenvoudig het verkrijgen, door gunst of ·aankoop, van het recht om een bepaald gebied te beheren. Van Karel de Grote af werd de grondadel belast 'met het gerechtelijk en geldelijk bestuur van het gebied dat die adel in eigendom bezat. Zo verwierven die edelen (bezitters) geleidelijk de titel van hertog, graaf, markgraaf, burggraaf, vrijheer enz. die ze erfelijk aan hun nakomelingen overmaakten. In de plaats van die oude adellijke heren, die tneestaJ een grote landbouwonderneming, ridderhofsteden, dreven 1 kwamen later tal van nieuwgekomenen die naam en titel kochten. Rijkgeworden kooplieden, ondernemers en ambtenaren kopen een heerlijkheid, voegen achter hun naam de naam van het landgoed en laten zich jonker het~n, in afwachting dat open brieven in behoodijke vorm, of eenvoudig de gewoonte, hun de r.ang bezorgen waarnaar zij dorsten (Pirenne> VI, blz. 438). En zo kreeg elk dorp zijn graaf of baron. Zoals a1le zaken had dit zijn goed en zijn kwaad. Knut Hamsun, de Noorse schrijver, zegt ergens in <<Kinderen van hun Tijd», dat de ambtenaren de adel geworden zijn. Wat de heerlijkheden tussen Zenne en Zoniën betreft, is dit de regel. Er werd veel kwaad gezegd van het leenroerig stelsel en vooral van de leenroerige heren. Jongere geleerden zijn daartegen ingegaan .. De ·waarheid zal wel in het midden liggen. In elk geval golden de gewraakte toestanden niet voor onze streek. Galesloot, de geleerde schrijver, is de mening toegedaan dat de feudaliteit in Brabant niet verdrukkend was. Max Lamberty zegt op zijn beurt dat, « terwip de. horighei~. bleef bestaan, in Engeland tot na de Hervormmg, tn FranknJk t?t in 1789, in Pruiee~ tot in 1810, in Oostenrijk tot 1848, tn

~

182

Kan. Prof. Dr R. Lemaire (Cl. De Standaard).

183


Rusland tot in 1861, in Amerika tot in 1862, waren Vlaander.en en Brabant, Jang vóór het einde van de middeleeuwen reeds, een land zonder slaven en zonder lijfeigenen, een land waar zelfs een buitenlandse slaaf vrij werd van het ogenblik af dat hij op onze bodem kwam te staan. » Ten andere, zou er niet heelwat te zeggen vallen over de zogenaamde vrijheid van de moderne mens, b.v. tegenover de Staat? · Belangwekkend in dit opzicht zijn de beschouwingen van Graaf Oommaar Cornet de Orez, de laatste heer va.n Dworp~ Aan het einde van de 18e eeuw was er mettertijd natuurlijk al heel wat veranderd in de leenroerigheid. Het woorä blijft, maar de functie verandert, zoals we nu ook op onze dagen met tal van zaken zien gebeuren... << De sociale orde, zo zegt Cornet, was hier nooit gegrondvest op. het hatelijk leenroerig stelseL » De edele of onedele op wiens leen de kerktoren staat, betitelt zichzelf « heer van het dorp ». Hij benoemt het plaatselijk bestuur, die de zaak van de gemeenschap bereddert onder het gezag van de gemeente, die in de belangrijkste zaken geraadpleegd wordt en waarin elke inwoner zijn medezeggenschap heeft. De heer beschikt enkel over zijn eigen stem. Deze plaatselijke besturen zijn tevens rechtbank van eerste aanleg voor het onderzoek van de burgerlijke en strafrechte1ijke gedingen, en de heer betaalt er de kosten van. Wee de heer die de openbare mening niet raadpleegt over de keus der plaatselijke bestuurders. Men wreekt zich op zijn eigendommen : het is het aangenomen en algemeen gebruik. » Hij zelf had het ondervonden. Reeds. vijftien jaar lang plunderde men zijn bossen en plantages, zonder dat hij dit koR beletten. « De jacht over de gehele uitgestrektheid is zijn tweede yoorrecht, in stand gehouden door lichte boeten. En dan nog wordt ze geüsurpeerd in de twee voornaamste provincies, Brabant en Vlaanderen. In laatstgenoemde jaagde ieder op zijn eigendom vóór de Burgandische prinsen en in de andere is de jacht met de loophond of windhond of wel met de staande hond nog gewoon voor al de inwoners der provincie. De uitvinding van de vuurwapens diende tot voorwendsel om de jacht uitsluitend voor de heer voor te behouden. Het derde en laatste voorrecht bepèrkt zich tot enkele onderscheidingen in de kerk. De tamelijk zeldzame dwangrechten, buiten die van de vorst in de steden en domeinen, evenals het beplantingsrecht, zijn geen leenroerige rechten. De rechtbanken aanvaarden ze slechts op vertoon van een contractuele titel of op grond van een onheuglijk bezit. De niet leenroerige gronden onderworpen aan vergoedingen en cijnzen, evenals de korentiende, zijn doorgaans weinig talrijk en moeten als oorsprong een eigendomskarakter hebben. De cijnzen alleen zijn onderworpen aan rechten van laten in verkoop en dan nog is dat recht niet algemeen, maar is het beperkt tot enkele plaatsen. De overige gronden die geen lenen zijn, zijn vrij, behalve · 184

enkele gronden die vroeger tot het Domein behoorden. Ten aanzien van de lenen, zijn ze in Brabant eveneens .vrij. Zo is de ziensw.ijze van de plattelandsbewoner dat hij in zijn heer geen meester ziet, maar wel een· beschermer, en het is maar voor zover hij, al naar de gelegenheid zich voordoet, zijn weldaden ondervindt, dat hij hem enig tamelijk klein ontzag betoont. » Tot zover Graaf Cornet. Waarschijnlijk overdrijft hij wel wat, maar het was en het zal wel waar zijn dat altijd en overal in een gemeenschap de lakens door enkelen verdeeld worden. Van dat weinige ontzag voor de dorpsheer vonden we wel enige bevestiging in een feit aangetekend in de schepenakten van Eigenbrakel betreffende een meiplanting op 30 April 1688. De heer van Ohain had de griffier van die heerlijkheid voor de schepenen gedaagd om te verantwoorden « les discours insolents faits et prononcez par Me Wautier greffier ». Eerst verscheen Francisco de Rueda die verklaarde dat « le 1er jour de may recognu que les sujets de cette terre par Ie· mespris vers leur seigneur s'estoient mis en devoir de planter un arbre de maij ... voiant le~lit greffier sortir à cheval dans la place l' appelle et Iuy dit : he bi en greffier vous estez la cause de bien du desordre aujourd huy vous estant fait planter un arbre de may, a quoy il repartit que l'on ne pouvait pas l'en ernpescher et après quelques autres discours Ie sieur deposant s'annonçant dit au greffier que madamene s'offensoit pas tant du may qui Iuy avait été planté.que des discours que les paisants quy le firent couper avoit tenus en son mespris, en disant fortement que si l'on ne plantait pas de may au greffier il n'en seroit point planté pour madame ... » Over de adel zegt Graaf Cornet het volgende, sprekende,. natuurlijk, vooral over zijn eigen tijd .. De edele geniet geen enkel voorrecht of geen enkele uitzortdering ten aanzien van de openbare lasten : hij betaalt zoals de onedele. Er wordt geen onder~cheid gemaakt tussen de eigendom van de verschillende soorten van gronden. De onedele bezit lenen of heerlijke gronden met dezelfde vrijheid en dezelfde voorrechten als de edele. De vererving van de enen zoals van de anderen geschiedt volgens dezelfde regelen. Met uitzondering van enkele vrouwenkapittels, waarvan de prebenden meestal door Duitse vrouwen bezet zijn, en een paar ridderereposten in de rechtbanken, worden de onedelen toegelaten tot alle openbare posten en in feite bezetten zij ze haast alle ... Welke zijn dan de voorrechten van de adel te lande ? Zeer klein en zulks in rechte als in feite, evenals in de openbare mening. 1 Het recht tot het dragen van de degen, maar sedert dertig jaar viel het gebruik stilaan weg en thans staat het belachelijk. 2• Als verweerder gevonnist te worden door een hogere rechtbank, meestal samengesteld uit. .. « sansculotten » van geboorte. 3• De vrouwen van edelen worden met «mevrouw», die van onedelen met« juffrouw» aangesproken 1

011

185


en zonder· de vrouwelijke ijdelheid zou niemand van adel willen zijn ... » Een andere schrijver zegt het volgende : « Car èn consultant les plus anciennes chartes· et constitutions de différentes provinces on trouve la preuve que le.s seigneurs n'ont pu en aucune manière vexer les habitants qui, au contraire, jouissaient de privilèges Jes plus étendus et du droit d'appeler en _justice Ie seigneur s'il entreprenait d'empiéter sur ·teurs drotts~ >>

2. De grondlzeerlijkheid en de bezitters er van. In leenro'erig opzicht is Dworp vrij inge~ikkeld. Het h-ing grotendeels rechtstreeks af van de Hertog van Brabant.. Het omvatte echter enkele heerlijkheden zoals Kesterbeek, Zittert en Essele. Al wat tot de Hertog behoorde werd in de 15e eeuw afgestaan aan Hendril< van. Withem van Beersel. Daarfuij kwam nog de zgn. « jurisdictie van Stalle », verbonden met de heerlijkheden Ter Heide en Ten Broeke onder Sint-Genesius-Rode. Na herhaalde verpandingen werd de grondheerlijk. . heid van Dworp ten slotte verworven . door de heren van Kesterbeke en, verbonden met deze heerlijkheid, groeide ze uit tot de Baanderij of Baronie van Dworp in de 18e eeuw. Het historisch verloop er van kan samengevat worden als volgt : 1. De hertogen van Brabant. · 2. 1489 : Hendrik van Withem (alle rechten, behalve het jachtrecht) tot 1518, toen het domein weer ingekocht werd terzelfdertijd als Huizingen. 3. 1558: Pieter Boisot (ook het jachtrecht). 1561· Carel Boisot. Door het Domein verbeurd ·verklaard, wegens de houding van Boisofs in de strijd tegen Spanje. 4. 1600-1626. Weer vorstelijk domein. 5. 1626 : dè van Varick's. 6. 1649 : Le Roy, die reeds heer was van Mesterbeek en dus de grondheerlijkheid Dworp bij zijn heerlijkheid Kesterbeek voegde en het kasteel bouwde. 7. 1693 : Fariseau koopt beide heerlijkheden. Van 1649 af hebben we dus wat we de nieuwe dorpsheren met de eengemaakte heerlijkheid kunnen heten. Op welke manier het allodium of vrijhavig goed van SintPieters-Leeuw, waar Dworp deel van uitmaakte, aan de hertogen van Brabant kwam kunnen we gissen. De hertogen van Nederlotharingen, wier titel op de hertogen van Brabant overging, beschouwen zich als erfgenamen van de Karolingische vorsten, dus van alles wat tot het koninklijk don1ein ·behoorde. In de 1Oe eeuw is het goed van de Keulse kerk al zodanig verbrokkeld dat van een allodium nauwelijks kan sprake zijn; de Nederlotharingse hertogen moeten van die verwarring gebruik gemaakt hebben om hun vorstelijke rechten weder op te eisen. Wat er van die rechten overbleef kunnen wij uit-

186

maken uit de Jatere toestanden, zoals die blijken uit de oorkonden. 1. De grondheerlijkheid zelf, met alle daaraan verbonden rechten: - het aanstellen· van een schepenbank met een ·meier; - de hogere, middelhoge en lagere rechtsmacht en het innen ~an alle boeten, breuken .en keuren, pondpenningen, dode ~ hand,· verbeurde goederen enz.; ~ de eigendom van alle gemene gronden, heiden, woeste landerijen, straten, beken enz.; hiervan werden. gedeelten in cijns uitgegeven; he.t recht van planten qp dat gebied; - het jachtrecht' in de vorstelijke warande en het visrecht op de Zenne voor het aanpalend gedeelte. 2. De suzereiniteit of opperleenmanschap over de in leen gegeven heerlijkhed~n. Hendrik van Withem, ridder, raadsheer en kamerling, verkreeg bij brieven van 1.2 Juni 1489 van Maximiliaari, koning der Romeinen, de heerlijkheid in verschillende parochiën van de meierij Rode, ten einde hem schadeloos te stellen voor de door hem geleden schade bij de onlusten, ·waarin hij voor de koning partij getrokken had. Later, 12 Mei 1495, wordt dit door Filips,. aartshertog van Oostenrijk, bekrachtigd. In het leenboek van Brabant ( 1499) staan de rechten van Hendrik van Withem. vermeld als volgt : « In den iersten tslot ende die heerlichede in hooge, middel ende leghe gerichte in den dorpe ende prochien van Beerssele, Rode, Alsenberg, Lin·Ckenbéke ende Dorpe gelegen met oic alle heerlycke chynsen bedrive van p·ontpenningen, kueren bruecken ontfanck van dooder hant, confiscatie vaJ;I goeden, mannen van Jeene, meye. ren ende scepenen. » In 1558 wordt Pieter Boisot de heer van Dworp. Hij had .cte heerlijkheid verkregen met geleend geld. Op 24 Januari daarop kocht hij tevens, namens zijn zoon Karel, het hoog gerecht van Dworp tegen 1.104 pond van 40 groten Vlaams. Hierfla de oorkonde krachtens welke laatstgenoemde, ·op 5 November 1561, in het bezit der heerlijkheid werd gesteld : « Kaerle Boisot den V november XV c LXI bij doode weylen heere Peetere Boisot in synder tijt riddere ende tresorier generael van den finantien ons voirscr. heeren des Coninckx tot behoef van deughenen diemen namaels bevynden sal in de heerelecheyt naegeschreven gericht te syne, houdt midts coope bijden selven heere Peeteren sijnen vader teghen onsen voirs. heere den Coninck gedaen, die hooghe, middele ende Ieege heerelecheden van den dorpe ende prochie van Dorreppe metten kueren, bruecken ende rechten van den pontpenninghen die onse voirs. heere die Coninck inde selve heerelecheyt g~­ competeert hebben, soe weyt, verre ende breet als huer dte limiten van den voirs. dorpe ende prochie strecken ende extenderende syn. Behoudelyck onsen voirs. heere den Coninck ge-

..

187


reserveert den Clockslach, beden, heergeweiden, resort, re-· missien van overjaerde delicten, Jegitimatien; octroyen ende andere gelycke regalien om de by den voirs. heeren Peeteren Boisot synen hoiren ende nacomelinghen payselyck ende vroedelyck gebruyct ende beseten te worddene, ende die bij hetn ende synen voirs. hoiren ende nacomeHnghen van onsen voirs. heere de Coninck, als hertoge van Brabante, tot eenen vollen Ieene te houdene, soe lange ende to.tter tijt toe dat die wederomme gelost sal wesen. » De familie Boisot had tot wapen : zwart veld met drie zilveren ringen, het hoofd van goud met drie azuren strepen. Hoe lang bleef Boisot in het bezit van de heerlijke rechten ? Het werd immers intussen verbeurd verklaard. Het pand moet echter, door de koning, wederom gelost geworden zijn,. want op 7 November 1600 lieten Albrecht en Isabella de heerlijkheid weder verkopen voor 1104 pond. Daarop volgde een nieuwe inlossing.· Bij open brieven van 8.8.1626 werd de heerlijkheid door koning Filips van Spanje opnieuw in pand gegeven aan Niklaas van Varick, burggraaf van Brussel, voor de som van 4000 pond «ten prijse van 40 grooten Vlaamsche munte ». De heerlijkheid omvatte « de hooghe, middele ende Ieege justitie gelegen onder de meyerye van Rode, mette visscherije, keuren ende breucken ende alJe andere amenden, criminele ende civiele, confiscatie van bastaerde goederen etc. rechten van beleyde van gemeyne wegen ende straeten metten cheynsboeck daertoe behoorende, met recht van te mogen planten op sheeren straete ende gemeyne wegen, lege .ende eydele plaetsen etc. >> Andermaal werd de heerlijkheid ingelost en, steeds on1 dezelfde redenen (berooidheid van de Schatkist), moest zij nogmaals, in 1633, te pand gesteld worden. « Filipe bijder Gracie Goidts coninc ... ter oorsacke van begonste oir1oge tsedert den uytganck van tbestant tegen onse wederspannige provintien van Hollandt ende Zeelandt met hunne adherente als andersints ... onse' innecomen van berewaerts over als den nood dat is verheyschende door dyen deselve geaffecteert sijn tot betaelinghe van de groote ordinarissen laste van voleken van oirloge ... door onze seer lieve ende getrouwe die hooftden tresorier generael ende gecommiteerde van onze Domeynen ... hebben geraetsaem bevonden bij Actvis van onze zeer lieve en zeet beminde moye mevrouweIsabel Cl ara Eugenia infante van Spangien... tot onser mindere schaede ende meesten profîjte te doen vercaopen ende , versetten bij forme van beleeninghe eenige partijen van onse domeynen ... » Zo kwam het dat de heerlijkheid aan de meestbiedende bij de ~ derden stockslagh » aan « onsen lieven ende getrouwen Ignace Je Roij schiltknape, heere van Herba.ixt Raet ende Rekenmeester ordinaris van onse Rekencaemer in Brabant »

188

toegewezen werd voor « 4800 ponden 40 grooten Vlaemsch ». ln de verkoopsvoorwaarden wordt onder meer bepaald dat de koper de heerlijkheid niet mag overlaten aan kloosters, kerken, godshuizen of andere dode hand. noch aan steden « oft : aen degene die tegen ons partije contrarie sijn houd~nde >>. Ignaas was de zoon van Jaak Le Roy, heer van Herbays, voorzitter van de Rekenkamer van Brabant. Jaak werd ridder ,geslagen bij brieven van 27 Augustus 1639 .. Ten einde de toewijding tot de dynastie aan te wakkeren en tevens~ daaruit inkomsten te halen voor het dekken- van de grote oorlogsuitgaven, hadden de Spaanse vorsten van in het begin der 17 e eeuw tal van adeltitels en ereonderscheidingen verleend aan de leidende standen van het land. Tal van ge~ wezen ambtenaren,. rijke burgers en kooplui werden toen geadeld. Omstreeks 1640, zeggen de schrijvers, werden meer edelen gemaakt dan vroeger gedurende honderd jaar.~. «Naguère ce commerce constituait une bonne ·source de richesse pour les gouvernements. Ils exploitaient à leur profit la vanité de financiers orgueilleux de leur fortune nouvelle, de marchands enrichis par des spéculations hardies d'indus~riels ambitieux, qui une fois arrivés à un certain degré 'd' opulence, voulaient mettre le comble à leur position sociale, en briguant la faveur d'être appelé comte ou baron. » Als wapen verkreeg Le Roy twee zilveren arenden met rode bek en klauwen als schildhouders, en een kroon in de plaats van een ringband, bij andere brieven van 6 October daarop. Bij verdere brieven van Filips IV van 12.4.1653 ontving ]aak Le Roy de toelating om de wapens van Dreux samen met de zijne te dragen. Deze wapens. zijn : geruit van goud en lazuur, met twee arenden, die twee banieren dragen; de ene rechts .met de wapens van Le Roy, de andere links met die van Dreux. Jaak Le Roy trouwde met joanna Maes, uit welk · huwelijk Ignaas geboren werd. Hij trad in 1662 in het huweliJk met Suzanna Cathefina Nys. Hij liet het kasteel van Dworp bouwen. Hij overleed in 1667 en liet een zoon na, Jaak Landelijn Le Roy, die Anna joanna van Origon huwde. Twee van hun kinderen werden te Dworp geboren, nl. 2.6.1680 Carolus Franciscus Martinus, die in de Sinte-Goedelekerk te Brussel gedoopt werd, en Paul Ignaas op 8.6.1682, in de Kapellekerk te Brussel gedoopt <<sine nomine (zonder naam) quod hic impositum est ». Jaak Landelinus geraakte, hoe weet men niet, in tamelijk benarde financiële omstandigheden. Hij ontleende veel geld, dat hij niet kon teruggeven, was acht jaar ten achter in zijn verplichtingen, zodat de heerlijkheid « în decreet gelegd .,. werd in 1691. In 1693 leent hij nog 5000 gulden van Cathad na Nocetti, weduwe wijlen Eg. Dom. de Pape op de heer... lijkbeid van Dworp. Ten slotte verkoopt hij deze voor 26.000


gulden aan Pieter Fariseau, heer van Steenokkerzeel, Humelgem, \Vambeek enz. Hierna vo1gt de akte van verkoping. « Compareerden voor mij Francis Wambacq als openbaar nota-

ris ... in propren persoaoen joncker Jacobus Landelimts Le Roij beere van Doorp ende vrouwe Anna joanna Dorigon sijne compaigne ... vercocht. .. te hebben aen ende ten behoefve van heer Peeter Fariseau riddere heere van Steynockersele, Humelghem, Wambeke etc. ende vrouwe Catharina Robijns sijne vrouwe ... dats te wetene de vs. heereHjckheijt van Doorp mette hooge middele ende leege jurisdictie, met het recht van allomme te mogen planten op sheeren straete, het recht van stellen van meyer, schepenen, greffier ende andere officieren mette visscherije (op de Zenne palende aan het grondgebied van Dworp), keuren ende breucken, jaegerije ende älle andere criminele ende civile a menden, pontgelt met alle andere gerechticheden... · · Item alnoch de hoefve van Kesterbeke: metten casteel bij wijlen den heere president Le Roij op doen bauwen, mette landen, hoevingen ende andere appenditien ende dependentien ... groot 41 b. metten 1tuyse, schuere, stallinghen, ende andere edificien ... mede oock dreven ende andere boomen staende op sheeren straeten ende elders op sijns heer en iersten comparants goederen... wordende de vs. hoefve te Ieene gehouden van den heere van Clabbeeck. Item noch ttisschen de 15 à 16 bunderen soo lant, weyde, bempt ende een bosken gelegen soo inde vs. prochie van Deorp, Huyssinghen als Alsenbergh waarvan eenige partijen sijn soo chijnsroerigh als aUodiaal ende eene partije leenroerigh onder den heere van Stalle, mitsgaeders dats den setven heer van Stalle drij daghwanden ofte daeromtrent is pretendeerende tselve Jeenroerigh te sijn onder hem tgene men sustineert ter contrarien. Item alnoch eene novale thiende op .de Vuylputheyde mitsgaeders een cheynsboecxken over verscheyde overgegeven plaetsen ende erfven daer achter oock is staende den cheyns vercreghen van N. Guisman cum suis, van gelycken noch twee renten d'eene van 28 g. 2 st. eenen halven 't sjaers ende d'andere van 17 g. 17 st. uytgaende op eenighe partijen van goederen gelegen inde vs. parochie van Doorp ... om ende mits de somme van 26.000 guldens ... >>

In 1705 verkoopt Jonker « Caerel François Martin Le RoiJ eenighen overgebleven soon van Landelinus » op ziJn beurt ook het Kesterbeekbos « met eene weyde daeruyt geroeyt ». « Bij brief van den Souvereynen Raedt kreeg Petrus Pariseau ridder... toelating om een nieuwen cijnsboeck op te maecken, dewelcke in menigte van jaeren niet vernieuwt en waren geweest soo verre dat de paelen ofte regenoten van de goeden daeronder ressorterende soo cheyns als Ieenroerigh door den langhen laps van tyde, merckelijck verandert synde tegenwoordigh peryckel was, datter vele de selve in prejuditie van den suppliant soude worden verdonckert. .. » Oe inwoners \verden verzocht« naer den dienst der missen het volck meest vergaedert synde naer voorgaende lecture cheynsen in specie van tarwe, haver, gansen, cappuynen, hirtnen oft in geld te verciaeren binnen 6 weken op pene van 6 carolusguldens Dynsdaghs, Donderdaghs ende Saterdags op het casteet » Pieter Fariseau was de zoon van Willem en van Maria de Plecker~ Hij werd op 30.11.1641 gedoopt in de Sinte-Catharinakerk te Brussel en overleed in zijn hotel op de Graanmarkt op 31 #5.1718 en met zijn echtgenote begraven onder een zerk met de wapens van Fariseau en Robyns. Die zerk is afgebeeld

190

in dee.l l, blz. 286, van « Théätre sacré du Brabant » door Le Roy~ H-ij had met zijn vrouw Catharina Robyns het grote en de aanpalende kleine huizen op de Graanmarkt te Brussel gekocht van de Abdij van Grimbergen. Te Brussel was hij ook nog eigenaar van het bekende huis « De Zwaan » op de Grote Markt, waar thans nog een cartouche prijkt, gedragen door twee engelen en met het monogram PF. Pieter Fariseau was een zeer bedrijvig man. Hij was algemeen proveactor van de legers van de koning van Spanje, van de koning van Engeland en van de Staten:-Generaal van de Verenigde Provinciën. Hij vergaderde een zeer groot fortuin\ Bij zijn dood had hij nog 377.472 gulden te goed voor voeder geleverd aan het Engels leger, zodat zijn erfgenamen in 1726 een proces tegen de Engelse kroon instelden voor leveringen gedaan in 1697, 1698... Vermoedelijk werden ze nooit betaald. In 1689 was Fariseau eigenaat van. het schip « Le Saint Bartholomé », dat om oorlogsredenen in een Franse haven verbeurd verklaard werd. Hij werd tot ridder geadeld in 1698 door Karel II van ,Spanje. Zijn wapens waren : gekwartierd 1 en 4 van zilver met tweelingbalk van keel, waarin 3 gulden sterren en 3 leeuwenwelpen van keel met azuren klauwen en tongen .. Omstreeks 1700 kocht hij de tiende die de Abdij van 's Hertogin11endal te Sint-Pieters-Leeuw bezat. Samen met zijn vennoot ]. B. Petrucci liet hij in 1682 te Brussel een schouwburg oprichten waar voor de eerste maal een Italiaanse opera opgevoerd werd. Hij was op 22.11.1666 in de echt getreden met Catharina Robijns, op 22.10.1644 gedoopt te Hekelgem en te Brussel overleden op 25.8.1718. Bij haar teraardebestelling op de 29e daarna was er een grote dienst met gezongen mis en miserere gezongen op de straat. Er waren 48 flambeeuwen, 16 grote lampadaires vóór de kerk. De offer bracht 536 g. op. {)p 13.8.1725 huwde te Dworp een Catharina Fariseau met jan de Back uit een brouwersfamilie. We weten niet in welke verwantschap deze Cathatina met Pieter Fariseau stond. Fariseau liet geen kinderen na en zo ging de heerlijkheid over aan Pieter Robijns, licenciaat in de beide rechten van de U nîversiteit van Leuven. Deze laatste werd geboren te Hekelgem, waar hij op 19.11.1677 gedoopt werd en overleed te Brussel in de Sinte-Catharinaparochie op 24.6.1727 en twee dagen daarna begraven bij de Beggaarden, waar zijn broeder Miehiel provinciaal was. In het overlijdensregister van vorengenoemde parochie staat vermeld : « Kerckelijck naer de paters begaerden mijn hr Petrus Robyns, de misse gedaen, cruys, baerc1eet, fabriek, -10 groote ge1uyten. » Hij had op 18.2.1723 verhef gedaan van de heerlijkheid van Kesterbeke (Dworp dus). Op 17.9.1718 was hij~ in de Sint.. Qorikskerk te Brussel, 191

'


met Joanna Maria Havet gehuwd. Zij werd te Brussel geboren en er in de Sint-Gorikskerk gedoopt op 8.3.1687. Zij stierf in

de parochie van Sint...Catharina op 11.1.1735 en werd twee dagen daarna begraven bij de Reeolietten te Brussel. Zij was de dochter van Jan Alexander Havet, griffier van Ruisbroek, intendant van de baronnie van .Limal en ontvanger van het kapittel van Nijvel. . · Na de dood van Pieter Robyns huwde zijn weduwe· op 9.6.1728 in de Sinte-Catharinakerk te Brussel Willem Frans jozef de Hemptines, ridder, heer van Oeneville, jandrain-jan.. drenoui1Ie, licenciaat in de beide rechten, en zo kwam Dworp aan. de Hemptînes (verhef van 27.11.1736). De heerlijkheid van Dworp werd bij decreet van 6 Juli 1737 door de koning verheven tot baronie, op aanvraag van dezes « cher et amé OuHlaume François Joseph de Hemptfnes ecuyer conseiller et procureur-généraL..:. » in overweging dat hij 14 jaar en zijn vader meer dan 30 jaar bovenstaande posten bekleed had en door hun ambt belangrijke sommen naar de · Staatskas hadden doen tQevloeien ... De aanvrager « ne souhaiterait rien a vee tant d' ardeur que de faire valoir avecq plus de lustre tant les services de feu son père que les siens_ · pour animer ses deseendans et aHiez à suivre 1eurs traces au moien de quelque grace et meriede ... >> Hij heeft ons, nl: de Koning, « très humbiement supplié que notre bon plaisi.r soit de l'honorer du titre de baron applicable à la s~igneurie de Dworp... et à ses deseendans mal es et femelles ... » Wapens der Hemptines : « un ecu de gueules à deux ,estriers d'argent,. les chappes liées de même, au franc canton d' argent à une rose de gueules, d'une couronne à peri es, et de faire supporter Iedit écu par deux Jions léopardés d' or armés et lampassés de gueules et de même forme. » De Hemptines teken~e doorgaans: « Baron De Hemptines ende van Dworp ». Na de dood van zijn eerste echtgenote, huwde de Heroptines Barbara Elisabeth de y reven. Hij overleed op 27.6.1770 en Barbara op 24.9.1779. Zij werd te Dworp begraven in het koor vóór het hoogaltaar (in choro ante summum altare). We bezitten enkele bijzonderheden over haar begrafenis. J. B. Winderickx, meester-timmerman, maakte haar doodkist voor 21 gulden. Voor de dienst werden gewaden gehaald op het klooster van Zevenborren. Uit Brussel liet men 48 flambeeuwen brengen die gedragen werden door personen die daarvoor een vergoeding trokken. Vier andere mannen droegen zware kaarsen en waren ook gelast geworden stro te spreiden op de straten. Er werden ook barelen geplaatst, waar, echter, weten we niet. De kerk werd zeer schoon versierd. Door J. B. Fastenaekels werden 331 broden geleverd voor de uitvaart. In de rekeningen staat ook het leveren van 2 pond bloemen vermeld. Voor het eetmaal kwam vlees en twee Franse broden uit Halle en vis uit Brussel. Er werd gewoon brood, wit brood, eieren, koffie, spek, kip, schapenpoten en -tongen opgediend . 192

In de oude kerk van Dworp stond op een raam van het koor te lezen : 1) Permustris dominus - OuiJlelmus Francis·CUs Jo - sephus,. baro de - ~emptines et de Dworp, -· Dominus de jandram-jandrenoutlle, Kest~rbeke - Anno 1760. 2) Perillustris Domina - Barbara Ehsabeth -. de _Yreven, baro-nissa de Hemptines -et de Dworp. 3) Penllustns- do micella Elisabeth - Maria Barbar a, ba - xonissa de Hem tines et de Dworp. In de zeer volledige en interessante << Histoire et généalogie de Ia Familie de Hemptinne » door A. de Riemaecker, Gent, Siffer, 1894, s-taat een portret van Barbara de.~ Vreven. Uit fracrmenten van rekeningen op het Rijksarchief blijkt .dat de heer de Hemptines zeer rijk wàs en vermoedelijk werd ,een groot gedeelte daarvan ingebra~~t door. ziJ!~ tw.eede vrouw, want in verband met betrekkehjk aanztenhJke uttge- . leende sommen staat vermeld « voorts comende van M. Vreven ». Hij bezat huizen te Brussel op de· Graanmarkt waar hij in 1760 zijn stadsverblijf hield, op de oude Ko.renhalle, ~e . Naamse Poort, Leuvense plein, de Vlasmarkt, m het kletn Vevershoekstraatje, op het Waalse plein, aan de kerk v~n de Bijstand, in de Oroenstraat, in de ..Langewagenstraat, 1n de Korte Nieuwstraat Bossen bezat htJ te Everberg, Alsenberg, Dworp, Kerkom, Neerlinter, Bets, Kortenaken, Eigenbra~el, Orp-Je-Petit, Genville. Andere goederen te Schaarbeek, Smtjoost-ten-Noode, Dilbeek, Zellik, Merchtem, Eisen~, Anderlecht Leerbeek jandrain, Huizingen, Sint-Oeertrm, Jandrenouille, Nederh~embeek, Diegem, Machelen en Vilvoorde, Alsenberg, Oisquercq, Webbekom. Zowat overal meer dan 80 renten van 200 tot 16.000 gulden elk ... Een lijstje van 22 terugbetaalde « capitaeten t'sedert het jaer 1769 van mijnheer Saliger ende het gene sy geprospereert hebben » bedraagt 49.163.12 gulden. Daarond~r k?.mt buitendien een bedrag van 2000 g. van verkochte schtldertjen voor. In een andere opsomming ten bedrage van 106.109 g. komt een post voor van 1892 g. uit de verkoop van boeken en 2043 g. van meubelen. Verder bedragen in .verband met twee huizen « op de houtmerkt » en twee andere tn de « puttestraete » · evenals met een « gecoebt huys den Veygenboom int Kinn~backstraetien (te Brussel) waerinne 500 g. geappHceert va.n de rente gequoteerd nr. 345 gequeten door de Brouwers van Loven » ( 1770). Naast deze roerende goederen waren er de onroerende, waarvan in 1780 « w:gens de erfgeoaemen van wyJen m'heer OuiHelmus Franctscus Baron de Hemptines ende van Dworpe etc. in sijn leven Rae~t ende Procureur Oenerael van Brabant etc. ende van Wt]Ien vrouwe Barbara Vreven sijne gewesene campagne het wettelyck ta193


xaet » werd opgemaakt. Al die goederen, kasteel, hoeve, huizen, land, I?ossen enz. werden geschat op 166.390 gulden. De nalatenschap van de barones haçi aanleiding gegeven tot enige moeilijkheden tussen de twee erfgenamen. Zij had een « fidei commis >> en een andere bepaling laten .·opmaken betreffende het zilverwerk ten voordele van haar oudste dochter gehuwd ,met de Roest. Zij moest daarin evenwel niet gerust zijn want op 18 September 1779, zich zeer,. ziek voelend, had ze haar notaris en advocaat Oambier laten ontbieden door Willem Portaels, hovenier en « Castellaen » op het kasteel. Deze heren werden om de beurt bij haar toegelaten. Ze kon echter geen beslissing nemen en ten slotte liet ze haar biechtvader, wie weten we niet, roeper1. Deze is echter niet verschenen. Bij die. gelegenheid vernemen we ook dat op het kasteel mis gelezen werd, doordat de notaris « est allé entendre la messe qui se fit dans la chapeJJe du Chateau ». De de Hemptines hadden van de kerklijke overheid de toelating bekomen om op het kasteel de mis te laten lezen. Die mis werd er gelezen door « Monsieur Louissart », die evenwel de bedoelde biechtvader niet was, anders zou hij wel gevolg gegeven hebben aan het verzoek van de barones. In de loop van onderhouden die zij met de not~uis had, zei ze o. m. : « lek wilde dat Mijnheer de GreZ hier was, en sal M. de Orez niet comen~ » Ten slotte stelde ze advocaat Gambiet als executeur testamentaire aan : « Stelt mijnheer Gambier aen, maer ick en wete niet wie te stellen voor de kinderen van M. de Orez. >> Eindelijk toch zei ze daarmee baron de Beaulieu te belasten. Zoals men hier zien kan sprak de barones Vlaams. In de Franse stukken worden haar woorden letterlijk in die eerste taal opgenomen. In die Franse akten is er ook van niets anders spraak dan van «een toesiende ». Het testament van baron de Hemptines is trouwens in het Nederlands opgemaakt. De wrijving met haar schoonzoon Graaf Cornet de' Grez is enigszins uit te leggen door het feit dat haar dochter reeds kinderloos in 1771 overleden was en Cornet een nieuw huwelijk aangegaan had. Uit zijn tweede huwelijk met Barbara Elisabeth Vreven had hij twee dochters, die in 1770 de leenverheffing van de heerlijkheid deden. Elisabeth Maria trouwde met burggraaf Frederik de Roest van Alkemade. Joanna Helena Maria trad in het huwelijk met de raadsheer van financies Gommaar Ignaas Antoon graaf Cornet de Grez, geboren te Bergen in 1735, heer van Bois-Seigneur-Isaac, Ophain, Thimougies en Rosières. Door dit huwelijk kwam de heerlijkheid van Dworp in het geslacht Cornet de Grez. De familie Cornet de Grez was aangehuwd met de familie d'Elzius. Sigisbert d'Elzius, in Duitsland geboren, was 15 jaar lang officiaal der Duitse Kanselarij en begaf zich, als taalsecretaris, in 1663, naar de landdag van Regensburg met raadsheer Stockmans. Het volgend jaar werd hij secretaris 194

van de geheime raad en stierf in de parochie van SinteGoedele t~ Brussel op 9;6.1678. Op 10.2.1697 huwde François Cornet, heer van Peissant, Grez, Scaillemont, W avenbroeck, raadsheer bij de Raad van Henegouwen, met Marie Thérèse d'Elzifjs, een van de dertien kinderen die Sigisbert van zijn eerste vrouw, Anna Nettersheim had. De broeder van Maria Theresia, Frans Leonard d'Elzius, een voornaam regeringsambtenaar, in 1711 tot graaf geadeld, overleed in 1747, en liet .zijn titel over aan de zoon van zijn zuster, krachtens een bijzondere beschikking van zijn diploma. Uit het huwelijk van François Cornet sproten vier zonen : Leonard François Cornet, graaf d'EJzius, heer van Peissant, Orez enz. ( 1697-1783), met de volgende afstamming : Jean François Cornet, heer van W avenbroeck, lid van het magistraat van Doornik; Jean Pierre Chrétien Cornet, deken van het kapittel van Sint-Gumrnarus te Lier, en Benoit Cornet, heer van Ways-Ruart, Chenoy enz., raadsheer bij de Raad van Brabant. . Leonard François Cornet, graaf d'Elzius, schepen te Bergen, ging een eerste huwelijk aan met M. L. d'Hannecart de Briffreu1, dochter van een eerste voorzitter van het Parlement van Dowaai, een tweede met Anne-Rose Aye Daneau de Thimougies, waaruit elf kinderen geporen werden. Daaronder vermelden we: Marie Vincent Cornet, graaf d'Elzius, algemeen ontvanger van de StateQ. van Henegouwen, Oommaar Cornet de Orez, die de bekendste van zijn geslacht werd, Jan Baptist Cornet, raadsheer pensiennaris van de stad Doornik, Oabriel Cornet de Peissant, raadsheer bij de Raad van Henegouwen, raadsheer bij het Keizet~lijk Hof te Brussel benoemd in 1811. Gommaire Ignace Antoine Cornet werd te Mons gedoopt op 11.10.1735. Hij kreeg ten deel de heerlijkheid van Grez, waarvan hij de naam aan zijn vaderlijke naam toevoegde. In 1766 huwde pij te Brussel met Helena de Hemptines, dochter van ~Guillaume de Hemptines, baron van Dworp, raadsheer procureur-generaal bij de Raad van Brabant. Helena overleed na vijf jaar huwelijk ( 14.5.1771) en liet een zoon na, FransGommaar, geboren in 1793, en een dochter Rosa, geboren in 1768, in 1793 gehuwd met Charles de Ie Vigne de Deurwaerder, gewezen raadsheer bij het Parlement van Dowaai. Op haar grafzerk, tegen de muur van het kerkhof, stond te lezen : «lei repose Madame Rose Guillelmine Ghislaine née comtesse Cornet de Grez veuve de Monsieur Charles Delevigne Deurwanders en son vivant conseiller au parlement de DouaL Décédée à Tournay Ie 23 de Novembre 1826 à l'age de 57 ans. Mère des pauvres, Elle consacra sa vie à reehereher et soulager I'infortune. » Een tweede maal huwde Gommaar in 1778 met zijn nicht Agnès Thérèse Danea.u, vrouwe van Thimougies, dochter van Ignace-Dieudonné Daneau de Thimougies en van Marie Eléo-

195


nore Thérèse de Belhorome de Quickelberghe. Volgens Verhaegen sproten uit die nieuwe echt twee dochters : Henriette, geboren in 1784, ongehuwd overleden in 1815 na een langdurige en zware ziekte, en Joséphine, geboren in 1785, gehuwd met baron Snoy d'Oppuers, zoon van een oudburgemeester van de stad Mechelen. Volgens de overlijdensregisters nochtans werd op 29.8. 1782 een kindje, dat te Brussel geboren was, te Dworp vóór het hoogaltaar bijgezet Op 9 Fructidor jaar 13 (27.8.1805) verloor hij er een tweede, vier jaar oud, Ermelinda Ghislena, ook te Brussel geboren. Boven de 14e statie in de kerk van Alsenberg hangt een schilderijtje voorstellende een n1eisje met een roos in de hand. Het is een ex-voto voor de genezing van een der kinderen van Graaf Cornet, wiens wapen er op staat. Licenciaat in de rechten en flink werker, was Gommaar op 23-jarige leeftijd, in 1758, raadsheer pensionnaris van de Kamer der Gezworenen van Doornik benoemd geworden. Door de overheden opgemerkt, werd hij in 1764 door de Brusselse regering aan de « jo1nte des Administrations et Subsicles >> verbonden, welke commissie in de hoofdstad zetelde en het beheer van de provincies en gemeenten beheerde. Te Brussel gevestigd ingevolge zijn ~mbt en zijn huwelijk, aangegaan in 1766, werd hij raadsheer bij de Raad der Domeinen en Financies in 1769, rechter bij de Hoge Kamer der Domeinen en Douanen in 1769 en lid van het Comité belast met de vereffening van de in beslag genomen goederen der jezuïeten ( 1773). Bij de oorlog die Jozef II aan Holland wilde verklaren tot het openen van de Schelde, richtte de vorst een nieuw organisme op, de intendantiedienst onder de benaming van Algemeen Burgerlijk Commissariaat. Op 9.11.1784 werd Cornet met de leiding er van belast. Hij kweet zich uitstekend van die taak en werd tot beloning in 1786 tot, de zeer hoge post van Staatsraad benoemd. Cornet bracht de jaren 1788 en 1789 te Dowaai door. Terwille van de Brabantse Omwenteling kwam hij in 1790 naar Gent en naar Brussel om de Staatsen met de Vonckisten te verzoenen. Vergeefs. Daarna keerde hij naar Dowaai terug en verbleef ook te Parijs. In 1791 en 1792 dee:d hij nieuwe pogingen om de democraten met de conservatieven te verzoenen. Bij de afval van generaal Dumouriez werd hij verdacht van medeplichtigheid met dezen, gearresteerd en ontsnapte nipt aan het schavot. De gendarmen die Cornet toen bewaakten werden zijn vrienden en kregen van hem later een levensrente tot beloning. · Van 1793 af is zijn politiek leven afgelopen en ging hij in 1796 zich vestigen te Ophain-Bois-Seigneur-Isaac. Hij hield zich dan nog alleen bezig met het beheer van zijn bedreigde. fortuin en de opvoeding van zijn kinderen. Hij overleed 18.8. 1811, en in het koor der kapel bestaat nog een opschrift tot 196

aandenken aan hem en zijn vrouw. De gravin ontsJiep 9.7. 1813. De geschiedschrijver Dewez getuigt van hem dat het een van de weinige mannen was waarop een natie trots mag gaan. Cornet muntte uit door strenge zeden en door een grote vrijmoedigheid, zelfs aan het Hof. Hij zei de waarheid-aan de Koninklijke Hoogheden, aan de Staten en aan de democraten en kende alleen het belang van zijn land; zijn uitgebreide kennis stelde hij ten dienste van het burgerlijk, politiek en economisch bestuur onzer provincies. Als Vonckist verspreidde hij in 1790 in Vlaanderen een ontwerp van inr~chting, volgens hetwelk het moest. volstaan 2000 gulden te bezitten om kiezer te zijn, wat zijn politieke tegenstrevers, zoals men denken kan, ongehoord vonden. Baron Paul Verhaegen, de bekende geschiedschrijver, die vooral de tijd van Cornet de Grez bestudeerd heeft, heeft aan dezen een werk · gewijd van 37 4 blz. Andere autt:urs schrijven zijn faam meer toe aan zijn titel en fortuin, zaken welke steeds grote invloed hebben gehad op iemands reputatie. Er wordt gezegd dat het volk zich vroeger weinig aanGommaire Ferdinand Cornet de Grez trok van de alge(1797-1868). mene landspolitiek. Toch lezen we in een verklaring uit een geding in 1790 te Dworp van een ge.;. wone man uit het volk : « Cornet heere van Dworp was eenen spie van den keyser ofte tegens het lant noch min noch meer ... >> Dit schijnt echter in strijd te zijn met de mening die Jozef II over hem koesterde, want deze had eens gezegd dat Cornet een eerste deugniet, een verrader was en liet hem uit zijn ambt zetten. Zo gaat het, wie iedereen de waarheid zegt, krijgt ook iedereen tegen. Hij was onze laatste heer van het oud regime. De staatsregeling van 1798 decreteerde dat alle heerlijke rechten, titels, alle Iandcijns, nakoops-, afstervings- en naastingsrechten, van welken aard ook, mitsgaders alle andere rechten en verplichtingent hoe ook genoemd, uit het leenstelsel of leenrecht afkomstig, met aHe gevolgen daarvan, als strijdig met der

197


burger~n gelijkheid en vrijheid, voor altijd vervallen zouden worden verklaard. Het oud regime heeft opgehouden te bestaan. Het viel met de maatschappelijke orde, waarvan het deel uitmaakte. Het viel zoals al de grote instelJingen uit de n1iddeleeuwen, die hun tijd van nut en grootheid gekend hadden, maar die eindelijk in strijd geraakten met de gedachten en de noden van een nieuwe maatschappij. Cornet maakte een onderscheid tussen de stoffelijke organisatie van de godsdienst eensdeels en de dogma's, de moraal, de tucht, anderdeels. Hij was het eens geweest met de opheffing van de Societeit van Jesus, in 1773, en de vereffening van de goederenkloosters in 1783, aan welke vereffening zijn trouwe vriend Cattoir meegewerkt had. . Zijn döchtertje Rosette werd opgevoed bij de Zusters van Berlaymont (Dámes der Visitatie). Hij verklaarde uiterst tevreden te zijn over de opvoeding die zij!J. dochter ontvangen had. Aan hem is het te danken dat de Priorij van BoisSeigneur-Isaac behouden bleef : hij liet ze aankopen door een strooien man. De tijd van de Brabantse omwenteling en van het Franse Bewind was een der meest bewogen periodes uit de geschiedenis. «Nooit, zegt Cornet, waren er zoveel dieven, die ongestraft bleven. Alles is verschrikkelijk duur. Men moet zijn meubelen en kleren verkopen om te leven, ofwel stelen ( 1795). De afgrijselijke hongersnood die in het land heerste bracht overal diefstal en plundering, deed benden ontstaan die het graan en de eetw~ren roofden. Te Alsenberg en te Rode gihg het er zo erg aan toe dat op een gegeven ogenblik een garni·zoen van 150 soldaten moest gezonden worden. » Als besluit over zijn houding tijdens die politieke en andere beroeringen verklaart hij in een brief in 1800 : « j'ai au moins l'avantage d'avoir traversé honorablement cette révolution qui a tant déshonoré d'individus, à qui leur situation deviendra un poids énorme, qui ne pourra être soulagé par leur richesse escroquée que les remords accableront. » In Maart 1796 was zijn zoon François-Marie-Gommaire gehuwd met Thérèse Antoinette van Beughem. François ·werd op 29.5.1806 door Napoleon I te Munchen aangesteld tot « Lieutenant de Louveterie » in het Departen1ent van de Dijle. Hij was gemachtigd om wolven, vossen, dassen enz. te jagen « à cors et à cris, force de chien, fusil 1 baton et pièges ». In 1810 was hij lid van de erewacht die Napoleon en MarieLouise te Brussel escorteerde. Het was een zeer actief man. Zo had hij in 1812 samen met drie andere vennotenJ het « Théàtre Royal » te Brussel gesticht. In 1814 werd hij hoofdinspecteur van Waters en Bossen en onder het Hollands be\Vind benoemde koning WiHem hem tot « Koninklijk Commissaris-Generaal bij de Pruisische Armee ». Op 11.8.1825 werd

198

hij burgemeester van Dworp en bleef dit' tot bij zijn dood. Op zijn grafsteen stond vermeld : «.lei repose - Monsieur FranÇois-Marie-Gommart - Comte Cornet de Grez, en son vivant - membre de Ja seconde chambre des - Etats-généraux des - Pays-Bas et du corps équestre de - la proviilee de Brabant méridional,- commandant de la garde bourgeoise - de Bruxelles, décédé dans la di te ville Ie 28 mars - 1827, agé de 55 ans. - Bon époux, bon père, dévoué à sa - patrie, H sera à jamais pleuré - par sa familie inconsolable et :-regretté de ses nombreux amis ! » Uit het huwelijk van Graaf Cornet de Orez en TheresiaAntonia-Ghislena, burggravin van Beughem, sproten een zoe:n en twee dochters. De eerste, graaf Ferdinand, zetelde in het nationaal congres in 1830, vervolgens in de Kamer der Volksv_ertegenwoordige r s. Hij huwde in 1834 met Eulalia, barones Snoy. Van 1827 tot 1868 was hij alhier b u r g e meester. RaimondFerdinandJoseph-ûommaireGhislain Cornet de Grez, volgde zijn v a d e r als burgemeester van Dworp op. Hij was ook lid Graaf Raimond Cornet (1839-1896). van de Provincieraad van Brabant en ridder in de Leopolds-orde. Hij huwde Olga, prinses Galitzin. Hij overleed 9.9.1896. Zijn enige zoon Ferdinand-Raymond volgde op zijn beurt zijn vader op als burgemeester. Hij was officier in de Leopoldsorde, ridder in de Christusorde van Portugal, en in die van de Rode Arend van Pruisen en tevens vereerd met de medaille van de Landbouwverdienste, oud-gezantschapsraad van de koning, oud-provincieraadsheer voor het kanton Halle. Hij werd 25.11.1869 te Brussel geboren en huwde 26.7.1899 te Muizen met Hélène-Elisabeth-Alexandrine Deudon d 1 Heysbroeck, dochter van Mar ti al-Victor-Antoine en van BerthaMaria-Elisabeth Estrix de Terbeeck, geboren te Brussel 27. 11.1873 en er overleden 19.10.1919. Uit dit huwelijk sproot slechts één kind, Bertha-Oiga, geboren te Brussel 14.11.1900, op 4.5.1922 gehuwd met Ba199


ron Paui-Marie d' Anethan, officier· van het 13e Linieregiment, reserve-kapitein-commandant van de infanterie, ridder in de Leopoldsorde, zoon van Baron Ju les d' Anethan, gezantschapsraad van de koning, en van Jeanne-Caroline-Wilhelmine van Haeften. Uit dit huwelijk zijn geboren : 1) Jean-Henri-Fernand op 26.8.1923 te Sint-Joost-ten-Noode; 2) Robert--Guy op 1.1.1933 te Sint-] aak-op-Koudenberg te Brussel. Graaf Ferdinand-Raymond overleed te Brussel op 4.3. 1947. Met hem verdween de laatste mannelijke telg van deze tak van het adeiJijk geslacht Cornet de Grez d'EJzius. De familiespreuk. der Cornet's luidt : << Fortiter et boneste ». Ze prijkte op de « obiits » die in de kerk van Dworp opgehangen zijn. 3. Heerlijke rechten : schepenbank, meiers, schepenen en griffiers. Het uitoefenen van de rechterlijke macht was, in de midqeleeuwen, principieel verbonden met de grondheerlijkheid. Die rechterlijke macht bestond uit de hogere, middelhogere en lagere rechtsmacht. Het hogere gerecht, de criminele justitie, nl. tot de doodstraf, werd uitgeoefend door de hoogmeier van Rode. Het midde1hogere en lagere gerecht, dit wiJ zeggen mindere rechtszaken, waarop kleinere boeten stonden, burgerlijke geschillen enz., werd waargenomen door de plaatselijke schepenbanken. Aan de grondheer behoorde het rêcht schepenen (vertegenwoordigers van de inwoners om recht te spreken) aan te stellen. Ze werden gekozen onder de schranderste en eerlijkste ingezetenen. Niet altijd werden er personen van goede wil en bekwaamheid aangetroffen, die deze ambten wilden of konden bekleden. Zo treffen we in 1551 noch meier noch schepenen in de gemeente aan. Wanneer de grondheerlijkheid van bezitter veranderdeen dit was in de geschiedenis van Dworp herhaaldelijk het geval, zie voorgaande paragraaf - veranderde ook de schepenbank. Zolang de hertog van Brabant grondheer is van Dworp) behoort het dorp bij het gebied van de bank van Rode. Van in 1391 maakte Dworp één bank uit met Alsenberg, Rode, Linkebeek en Beersel. Jan van Withem bekwam van Hertogin Joanna «consent om in onsen prochie dorpe van Rode van Al senberge van Dorpe van Linckenbeke ende BersseJe ... een en schepenstoel oft een getal van scepenen maken mogen ende die versetten ende vernieuwen als dat genoegen sa1 ende oirberlic dunck ».. Hij mag ze dus aanstellen, afstellen en vernieuwen wanneer het hem goed dunkt. Het rechtsgebied van een schepenbank volgde dus dat van de grondheer en toen de Boisot's, die al heer van Huizingen, Buizingen en Heizingen warent Dworp verkregen, voegden zij deze heerlijkheid bij hun reeds bestaande bank. Af en toe kwam Dworp weer bij het Domein en wordt de schepenbank bij Rode enz. gevoegd. Eindelijk wordt de schepen-

, 11

11

bank onder de Lè Roy's, Fariseau's, de Hetnptine's en Cornet's een afzonderHjke ban·k. . . Ondêr de bevoegdheid van de schepenen viel oo~ het optreden als getuigen bij de verwandeling van een goed (verkoop, verdeling, belasting enz.). Daaruit volgt dat moest rekening gehouden worden met de grondrechtelijke toesta.nd van dit goeq (leengoed, cijnsgoed, vrijhavig goed enz.) en dat alleen gelijkgerechtigden als getuigen konden optreden (mannen van hetzelfde leengoed bijvoorbeeld). Zo had elke aanzienlijkè heerlijkheid een eigen schepenbank, voor zulke verhandelingen 111. Kesterbeek, Zittert, Essele, Stalle, Kamerijk, Zevenborre enz. In de vroege middeleeuwen vergaderden de schepenen in open lucht onder een lindeboom, op stenen of houten banken, van het publiek afgescheiden met een « balie ». Later vergaderden ze in een herberg. In onze oudste notulen wordt de plaats nooit aangewezen maar in die van een « genecht » in 1714, zoals die zittingen geheten werden omdat onze Germaanse voorouders met nachten telden, werd door een andere hand bijgeschreven : « à Dworp dans Ie cabaret ou qu'on tien Ie juge ». Van omstreeks het midden der 18e eeuw wordt de vergaderplaats wel aangewezen : « ten huyse ende herberghe van de weduwe J. B. van Schoonbeke »; « ten huyse ende herberghe van Christiaen Meert » ( 1746) ; << ten huyse ende herberghe de Swaen »; «in de herberghe het Withuys »; «ter herberghe van Gillis Meerts Coster »; in de herberg van jan de Beer; in die van Philip Bosquet ( 1749). Omstreeks 1760 is het in de << herberghe van jan Loris benede de kercke » (dus achter het huidig gemeentehuis); ter « herberghe van Cbristiaen Meerts ». Lat~r, o.a. in 1776, bij Jan Matton. Sedert onheuglijke tijden werd de << oistwaerheyt » of het oogstgerecht, waarop eens per jaar de zaken in verband met de landbouw behandeld werden, gehouden te Dworp op de Bruineput (rekening Ammanie Brussel 21.9.1534), dus ergens achter het kasteel van de heer. Men weet dat de schepennotulen tamelijk vervelend om lezen zijn, wegens· de onbelangrijkheid van de zaken, het diep verval waarin het Nederlands toen geraakt was, de langdradige met Latijnse woorden doorspekte teksten. Hier en daat komt er wel een volks gezegde in voor, als bijvoorbeeld « dat op den gedaeghde weynigh ofte geen verhael en is ende dat men naer triomfe deser saecke vreest van achter de nette te visschen en d'handen te leggen op een eydelen nest ( 1730) ... »; « ende in syn gemoet is meynende van te wesen eenen man vangroodt verstandt ende claer, maer en is een groote Janterne souder licht» ( 1755). Meiers. - De grote grondbezitters, wier bezittingen dikwijls zeer verstrooid lagen, niet zelden in geheel andere verafgelegen gouwen, hadden gewoonlijk een vooraanstaand pachter in een aanzienlijker huis op hun bezit gevestigd, een

200 201


« hof », die de cijnzen, renten, di€nsten enz. der boeren van de heer moest innen, de administratie houden. Hij heette de hofmeier, of, kortweg, meier, de « villicus » van het dorp of villa, die de opbrengsten van al de goederen aan de beer kasteel of klooster - leverde. Deze meier was het hoofd van het dorp. Hij oefende terzelfder tijd een administratieve· en gerechtelijke macht uit. Zijn gezag was uitgebreider dan die onzer burgemeestêrs. Hij zat de vergaderingen voor, tekende de politieverordeningen, hield toezicht op de dorpsfinancies, de kerk- en 1armenrekeningen. Hij arresteerde de betichten, riep de schepenen bijeen en maande ze, d. i. hij verzocht ze recht te spreken. De oudste meier die we aangef~kend vonden was Daniël de Metsere (-l565) ·en d4n volgen .:..·Oillis·van Drooghenbosch (1567). Pietèr Abeerts (1580). Gabriël Pauwels (1583). wu . . 1em van de Velde (1585). Hendrik de Kegele (1596). Bij zijn dood bleef zijn ambt lange tijd onbezet. Pastoor, schepenen en inwoners verzochten Pieter Aelbrechts of waarschijnlijker Abeerts die functies te yervuiien.omdat hij de bekwaamste was. Hij vroeg de goedkeuring van de Rekenkamer om het ambt te mogen aannemen ( 30 Mei 1602). Hij bleef in functie tot in 1620, toen hij vervangen werd door Jan Parys, meier van Sint-Genesius-Rode. Na deze wordt het ambt bekleed door Jonker Laureis van Gindertaelen, eveneens meier van Rode, tot 1638. Van Varick, die de heerlijkheid verkregen had, wou natuurlijk een eigen meier en bepoemde Jan van Schoonbeke, gehuwd met E1isabeth du Chesne. Hij was ook rentmeester van de kerk van Huizingen. De opvolger van van Oindertaelen 1 Albert Wangerer, beweerde dat dit een aanslag op zijn rechten was en de Raad van Brabant stelde hem eerst in het gelijk, maar nadien werd een uitspraak geveld die rechtvaardiger was en van Varick gelijk gaf (17 Juli 1647)'. Deze drie meiers, die buitendien hoogmeier van Rode waren, lieten zich bijna altijd vervangen hetzij door de preter of officier of áoor de toenmalige gezworen klerk van de bank, Jan de Doncker. Dit stelsel gaf dikwijls aanleiding tot klachten. Zo bektoegen de vertegenwoordigers van Henegouwen er zich eens over dat « Jes bailHs et greffiers des seigneijrs féodaux qui choisissaient la Joi à leur gré, bien souvent ne résidaient pas au village et ne se mêlaient des affaires de la communauté que pour en tirer des sommes pour leur vacation, 1aissant 1e peuple sans justice ... »Waartegenover dan ook weer kan gesteld worden dat vreemden vaak onpartijdiger kunnen optreden in plaatselijke aangelegenheden. Christiaan Boon is drossaard in 1661. Arnoldus van Cailenbergh in 1664. In 1669 wordt Jan Antoon van Schoonbeke, zoon van Jan, meier. Hij was het nog in 1700. Hij legde de eed af in handen van Marie-Anne Nys « uyt last, soo sy verdaerde, van de heeren momboors van den heere ». Cornelis van Callenbergh vinden we in 1675 en 1710. Frans Ilias volgt 202

,

hem op. Deze was Brusselaar en ongehuwd. Hij woonde alhier op de « plaats » in een ·« wel geleghen huyse met schuere, stalJinghe, hovenbuer, borreput ende hof daeraen geleghen soo het selve huys bewoont is door den heer llias Drossaert. .. paelende 1. ende 2. de plaetse 3.. de curegoederen 4 .. de goeden. gescheyden met een staecketsel ende eene haeghe ». In 1752 werd dit goed gekocht door Jan van Cutsem en betaald met « wel ende deughdelycken in klinckende ende blinckende penninghen ». . . . . . · Frans Ilias compareerde tn 1747 met schepen Otlhs Wtnderickx voor oorJogszaken << tot Vorst in de her~erghe den Keyzer ». . . Meier Ilias overleed op. 5.8.1780, 86 Jaar oud, en werd In çfe kerk begraven. In zijn eige~handi~ geschreven t~.stamen!~ dat ·van een diepe godsdienstzm getutgt, bepaalt hiJ dat hiJ wil begraven worden in de « kercke deser prochie ... ter plaetse alwaer syhe suster is begraeven ... ende dat tot syn~ begraefnisse sullen worden besorrght ende brandende syn 111 de kercke eerst op den hoogen autaer acht witte autaer keirssen ieder van een half pondt, ende op de twee zeyde autaeren der Chooren van het Heylich Cruys ende Onse L. Vrouwe op iederen der autaeren vier brandende keirsen elcke van een vierde deel... ende dat voor de respective Belden van Sint Anna, Sint Joseph, Roebus ende Sint Laurentius sullen oock brandende gestelt worden eene keirse van een vierendeel ende aen syne Baere van syn dood lichaem vier witte autaet keirsen van een pondt, tot weleken eynde oock sal ontleent en besorght worden van de religieus~n binnen de stadt Hallegenoemt graw susters hen beste wit baercleet voor eenen dagh sonder meer. » Verder was het ook «den expressen wille ende begeirte van den Testateur dat immediatelyck naer den dienst van syne begraernisse souden worden gedistribueert voor aelmoessen a en de schaemele arme menschen ... twee honderf brood en van eenen stuyver ». . De laatste meier van het oud regime was J. J. Catto1r, notaris te Ukkel. Schepenen. - Hierna volgen de namen van schepenen die we in de oorkonden aantroffen. Wijl echter de banken schepenen telden uit de andere dorpen van de schepenbank, zullen er onder die namen wel zijn die behoren tot personen uit die andere dorpen. Matheus de Nayere, Filip de Bast, CorneHs van Obberghen ( 1586); Alexander van den Hove, Willem de ~reve (woonde te Kesterbeek), Hendrik Keyaert (1604); Ntklaas van Cutsem, Bartholomeus de Mesmaekere ( 1608); Jan de Mesmaekere ( 1612) ; Pi eter Abeerts, Godevaard Boonen (1614); Gabriël de Nayere (1615); Pietervan 9en Broeck ( 1618) · Daniël van der Taelen (1619); Hendrtk van der Hoefve,' elders van den Hove) Niklaas Bernaerts, Jan van der

203


Eist, Gielis PJetinckx ( 1624); Adriaan VeJdemans, Peeter Weemaels, Gillis de Greve, Miehiel Ysterdael ( oock lathen van den hoeve van Doerpe), Bernard de Bast, GiJlis de Nayer. ( 1629); Sebastiaan van der Taelen (1630). GiiJis de Cu ster,_ Hendrik Waelravens ( 1633). In 1635 was deze met zijn huisvrouw, Louise Dralants, mulder op de molen van Eizingen. Gillis Keyaerts, Gillis Pauwels, Pieter FastenakeJs, Andries .l\1eerts (1634). Zijn vrouw heette Anna Hanssens en hij was pachter onder Esselt, waar hij in 1662 overleed. Gillis de Bast ( 1637); Willem ~e Greve, Marten yan Cutsent ( 1640). Jan de Broyer, Hendnk de Boeck, C01·nelis van Obberghen, Merten de Mol ( 1650); Hendrik Peeterooms, Willem Mossel mans,. jan de Back (1656); Jan de Becker ( 1662); Niklaas Hauwaert, jan van Elewijt of Elewijck ( 1666); Willem Schoonheydt ( 1670); Andries Meerts, Gillis Keyaerts ( 1678); Ga- · briël Mosselmans, Gillis de Mesmaecker ( 1680); Gillis Mossel mans; jan Matton (1682); Jeroom van den .Bossche, Gillis Hofmans (pachter), Jan van Obberghen ( 1690); Joos van der Kelen ( 1698); Hendrik Meerts, Marten de 1\t\ol, Willen1 Meerts; Jan de Back, molenaar (1699); Jan Duchamps, J. Fr. Schoonheydt ( 1700); jesper Asselberghs (I 703); Daniël Hanssens ( 1712); Laureis Neetens, Nietens of Neitens. ( 1713); Gillis de Mol ( 1717); Jan Hanssens ( 1721) ; Pi eter de Cuyper (1726); Christiaen de Beer (1726); Hendrik van den Bosch ( 1729); Filip van Hemelryck, pachter en brouwer ( 1730); Jan Herinckx, Willem Loris) Frans van Obberghen, Wijnand van Muylder, Meulders, Molders en Mulders, Frans Damsof Daems ( 1733); Michie1 Meerts (1740); Jan deMonceau, Jan van Cut~em, Jan van EJewyck, Wil1em Mosselmans (1743). Gillis Winderickx (1747); Filip Bosquet (1749); Jan Loris ( 1751); Hendrik Aerts ( 1755); J. B. Fastenaeckels. ( 1757); Sebastiaan Veldemans, Renier van Cutsem (1766); Jan van der Ke1en ( 1768); Pieter van den Bosch ( 1773); jan van Creynhem 1 Pi eter Paesmans, Daniël Hanssens ( 1775); Pieter MichieJs, Pieter Houwaert (1776); GiJlis Winderickx, Hendrik Aerts, Willem Loris ( 1790). Griffiers. - De secretaris of griffier, die gewoonlijk een rechtsgeleerde was, was be1ast met het schrijven van alle gerechtelijke en burgerlijke zaken die op de vergadering van de schepenen voor~wamen, alsmede met de bewaring van het archief. Een vaste bezoldiging had hij niet, maar hij stelde geen pen op het papier, geen voet naar de vierschaar of een andere vergadering of hij werd er voor betaald. Daar hij per beschreven blad papier bezoldigd was, valt het niet te verwonderen dat de gedingen oudtijds zo langdradig en ver uiteengeschreven zijn. Het kwam zover dat het landsbestuur zich genoodzaakt zag het aantal woorden per regel en het aantal regels per blad te regelen. Te Dworp ontmoetten we het enig hekend gevat in de streek aan van een klerk, als helper van

204

de griffier, namelijk jan de Doncker « gesworen clerck deser bancke » (.1618). Zeer hoog klimmen de bekende griffiers niet op. Frans de Fraeye tekenen we op tussen 1631 en 1640. Hij was gehuwd met Cornelia Hazart. Ruim honderd jaar zou het griffiersambt in de familie blijven. Frans de Fraye volgde zijn vader op. Hij woonde te Brussel. Na hem is het Willem-Ignaas de Fraeye ( 171 0), die op 21.6.1726 overleed en in de kerk begraven werd. In 1712 wordt een F. Sangliers vermeld, maar denkelijk was dit een plaatsvervanger. De laatste de Fraeye wordt opgevolgd door J. B. Lanné, die tevens meier was van Vorst, waar. bij «in de abdije woonachtigh » was (1742). Zijn zoon Frans volgde hem in 1744 op. jan-jacob Cattoir ( 1743-1801), notaris, is de laatste. griffier van het oud regime. Hij was .tevens << meyer van Uckel ende Beersel, tot Brussel residerende>> op den Berg van 't Hof (in 1783 woonde hij in de Hoogstraat). In 1771 werd hij door Vrouwe Vreven benoemd tot plaatsvervangend drossaard van Ilias, wegens dezes hoge leeftijd. Hij beheerde de goederen van de familie de Hemptine en later die van Gommaar Cornet. Er was een vriendschap tus ... sen beiden ontstaan die verder reikte dan de betrekkingen tussen overste en onderdaan. Dit blijkt al dadelijk uit een brief die Cornet in 1796 aan een dochter van Cattoir schreef en die we hier opnemen, mede terwille dat het ons een kijkje geeft op de tafel van een edelman uit die tijd. «Ma chère Trinette. Voici bien de l'embarras que je vais vous causer. Mais ma femme a dans la tête de bien recevoir M. de Beughem et vous sentéz que je n'en suis pas fàché ! Si donc quelque ·Chose lui manquoit, je ne serais pas mal grondé. ll faut donc : I) 150 l1Uîtres quelqu'en soit Ie prix; 2) Une belle et fine volaille, quelqu'en soit le prix; 3) Une bécasse ou cinq à six grives, ou deux perdrix; 4) Dtt riz-de-veau, s'il est possible; 5) Deux assiettes de dessert, en sucreries, soit amandes, soit bonbons à la canelle, soit annis ... ; 6) Une douzaine de petits pains blancs, les meilleurs que l'on vend. Nous embrassons la chère rnaman et les chères sreurs, et nous espérons que vous viendrez causer avec nous l'un ou J'atttre jour. »

In 1796 ontstond de kwestie van de eed der ambtenaren van haat tegen het koningdom en getrouwheid aan de Franse republiek. Notaris Cattoir lag daarmee geweldig verlegen en vroeg raad aan zijn meester. Deze meende, onder meer, dat het beter was dat de goede ambtenaren op hun plaats bleven : « De af te leggen eed is zó idioot op zich zelf dat men de aflegging er van als een ,,zwans•' kan beschouwen. Dat men zich aan de bestaande wetten moet onderwerpen spreekt van zelf. Maar een eed van haat is onzinnig, want het hangt van ons niet af te beminnen of te haten. Dit is een gevoel, een aandrift afhankelijk van het ogenblik en de omstandigheden die beminnelijk of hatelijk maken ... Gij hebt goed gehandeld,

205


vriend Cattoir, besluit Cornet, in uw ambt te blijven. De verklaring die nien van U voor uw plaats eist is een onnozelheid en er is niets aan gelegen aan hun dwaasheid te voldoen. » Tijdens de politieke beroeringen, waaraan Cornet, zoals we gezien hebben, een groot aandeel had, verbleef hij een · tijdje bij Cattoir te Brussel, waar hij zich veiliger achtte. In 1792 machtigde hij Cattoir zijn kasteJen van Dworp en van Bois-Seigneur-Isaac aan een of andere uitgeweken Franse familie te verhuren. Gemeentewapen. - Er zijn weinig schepenzegels van Dworp bekend. Op het Rijksarchief wordt er een bewaard uit 1592, nr. 16150, maar het bestaat slechts uit een bijna onleesbaar fragment. Een ander, nr. 27668 van 1650, is zeer mooi. Het verbeeldt het wapen van de Withem's van Beersel. Een derde, nr. 27528, is van 13.7.1803. Het draagt een schild met een keper. Een vierde is van 24.10.1781 (Archives Actes Etablissements civils, te Bergen; ook vermeld in Ed. PonceJet, Sceaux et armoiries du Hainaut, Mons 1909). Het draagt als randschrift : « Se gel schabinaeJ voor de prochie van Dworp >>. De<< Schepenen der banke van Huysinghen, Buysinghen, Eyssinghen ende Doirpe » bezaten een gezàmenlijk zegel waarmee zij hun akten zegelden. Het bestond uit een wapenschild, in twee vakken verdeeld, waarvan het onderste een 1eeuw draagt. Boven dit stond een versierd helmet Op het randschrift staat nog te lezen : ... DE HVSING ... BVI ... EYS ... Tijdens het Hollands bestuur droeg het zegel natuurlijk een Nederlands opschrift, doch, eigenaardig genoeg, met de gemeentenaam in het Frans : Plaatselijk bestuur van Tourneppe. Zuid-Brabant. Uit de gevonden bescheiden blijkt dat men reeds in 1838 moest vaststellen dat de gemeenteraad van Dworp nutteloze opzoekingen in zijn archief gedaan had om de eerste oorkonden of brieven te ontdekken waarbij een wapen aan de gemeente zou verleend geworden zijn, welk wapen reeds bij een akte van 9.8.1820 werd toegekend. In 1838 kon alleen met zekerheid worden gezegd dat Dworp een eigen wapen bezat, wapen van keel met drie open torens van goud gekanteeld van drie stukken ( « de gueules aux trois tours. ouvertes d'or, crênelées de trois pièces »). Aldus werd in 1838 besloten, hoewel er daartoe geen nauwkeuriger redenen konden aangehaald worden, dat het hiervoren beschreven wapen werkelijk aan de gemeente Dworp toebehoorde, omdat dit wapen destijds in verband stond met Dworp (Tourneppe) als een sprekend wapen en vervolgens omdat de Hoge Raad van de Adel op 9.8.1820 deze gemeente in het bezit van dit wapen had gelaten.. 4. Andere rechten. - De gemeentegronden, de straten" de beken hoorden toe aan de grondheer. De ingezetenen hadden alleen het gebruik van de « gemeenten » voor het weiden

206

van het vee. Deze gemene gronden waren natuurlijk slechte gronden, meestal heide. · De mensen mochten de straten gebruiken, maar tonder meer. Ze moesten ze zelfs onderhouden. De heer had het recht op al die straten bomen te planten. Zo was het ook met de beken. Het water hoorde toe aan de heert'"\Viide bijvoorbeeld een mu.I.der een n:tolen aa~leg&~n, dan moest hij toelating vragen en; btf vergunntng, een JaarliJks recht .of cijns bett;llen. Om bfjvoorbeeld water ·uit een beek naar een poel voor het vee af te leiden" moest ook een cijns . betaald worden. In een Domeinrekening van 1460 staat aldus het weavaJien vermeld van een cijns die Jan Wegge betaalde « van ~enen waterpoel u ut de beken co mende in sijn hof te Dornepe » èn die « te nyete es ». De heer bezat ook het visrecht op de Zenne voor het gedeelte dat aan zijn heerlijkheid grensde. Hierna vo1gen enkele bijzonderheden over de voornaam-. ste van die rechten. Buiten de grond toebehorende aan een bepaalde eigenaar,. bestonden er van onheuglijke tijden gemene gronden. H~t waren « vage » gronden, die door geen h~ege~aamde exploitatie of andere daad van bezit aan een etgenaar was toegewezen geworden. Ze behoorden gemeenschappelijk, .of liever ze werden gemeenschappelij~ gebruikt door. al de .mwoners van het dorp, die er mettertijd recht van wetden, etkelrapen, hout hakken enz. op verworven hadden. Al die gronden behoorden ct.~s tot de Hertog, tot het domein, en toen Le Roy Dworp btJ koop had verkregen, bekwam hij al de rechten die daaraan waren verbonden. J:iet gebied daarvan is goed omschreven in de volgende verklanng · . . . uit 1776. «Om te doen blycken de uytgestreckth~ydt der Junsdrcbe der Baronnie van D'Worp »1 werd een « mformatien genomen>> waarop compareerden : J. B. Peeteroons, 55 jaar oud, « boeren arbeyder », wonende << ter plaetse geheeten genoemd Esselheyde », Gillis Asselbergh, 50 J., blokmaker, op ~e Esseiheide ten Broeck; Egidius Winderickx den oude, paptermaker van stiel, 65 jaar1 « geboortig van Esselheyde ende alwaer ~y noch actuelyck is woonende ende altijt heeft gewoont; Mane van de Roy, in. de 70 jaar oudl weduwe Jan .de Pue, b~om­ kapper· Marie...Anna de Nayer, 72 jaar, Esselhetde; wed. Pteter Tielem~ns, houdende herberg in den Bloetylpot op de Ess~}­ heide· Henricus de Nayer, 64 jaar, Esselhetde, zager van ZIJn amba~ht korporaal van de patrouiHe; Emerentia van den Bossche: wed. J. B. Aselbergh vader, Gillis en J.-B., 6_:5 j., doende blokmakerij; Francis de Nayer alias Oomkens, 53 Ja~r, zager van zijn ambacht; Franciscus de Nayer Cammeke!l, m de 70 jaar oud, brouwer van stiel omtrent de kerk; Franctsc~s Lemmens officier der parochie, 63 jaar, Vroenenbosch; Egrdius Winderickx, tim·merman, 71 jaar en 28 jaar schepen. Deze


personen.. verklaren ir~. hoofdzaak dat z.e steeds op .hun beurt « exactehjck » patroullle met hun geburen gedaan hèbben ingevolge hare Majesteits plakkaten, op de Esselheide de Oroot~eide, Rilroheide, de Vroenenbos, zoals van << alle ~ude tijden ts geplogen geweest »; dat ze altijd de dorpslasten hebben betaald; dat er steeds de beleiden van straten, beken en waterlopen werden gedaan, dat ze voor het civiel en crimineel terecht stonden voor de wet d~~er Baronnie· van DworP. « ende. noynt voor ~et Wout (Zomen en Halierbos), tenziJ voor een ige calengten voorgevallen in haere Majesteyts Woudt. .. » De rechtspraak berustte in het begin bij al de vrije ingezetenen van het dorp. AI w·ie tot de rechtzitting geboden was, moest aan dit gebod gehoorzamen op straf van boete. Maar naderhand vond men het verkieslijker dat de besten de bekwaamsten op zware boeten verplicht werden zich de z;ken aan ~~ t!ekken en de g.:mene e;n ongeletterde man rustig thuis . en btj ZIJn have zou bliJven. Zo werden de inae·zetenen ontlast doch nie~. uitgesloten, want de drie algem:'ne jaargedingen hebben ZIJ op de dorpen nog lang moeten bijwonen. Schepenen, ho: bekwaam ook,_ hebb(m niet allemans wijsheid. Een <:env~mdtg gebuur met Jaren ondervinding kan dienstige inhchtmgen geven over dutstere punten, al was het maar om zich te herinneren wat vóór dertig of vijftig jaar hier of elders was voorgevallen en welk vonnis de gemeente daar toen over gewezen had. · In 1772 was de toestand der heidegronden te Dworp nog als volgt : << de Ess~lbroek omtrent 7 dagwand; de Kreyenbroeck 6 dagw.; Rtlroheyde met twee clyn huyse bebouwd 6 dagw.; het Campendael met den Nepelaer 5 bunder· de Grootheyde met eenige huysen bebouwd 8 bunder; de Klijn heyde 1 bunder. » Deze <<partijen hebben altydt gereputeert geweest als ~eyde waer v:oren ieder huys jaerlyckx betaelde a~n syne maJesteyt een sister haver, eenen halven braspenntnek te weten de huysen staende op de bovenstaende heijden... ieder huys in consideratie van den cheyns gebruyckt de gemeynde ofte heyde, weleken cheyns ·wordt betaelt van Qver menschen gedencken ... » Bovenbedoelde huisjes, die men zo maar op de heide liet bouwen zullen wel ~rmoedige stulpen geweest zijn, niet veel meer dan kelderwonmgen, zoals men er omstreeks 1900 nog wel een paar aantrof. · Verder wordt over die onbebouwde plaatsen nog het volgende gemeld : « d'Esselheyde is beplant in de leeghdens door den inwoonder aldaer. Den Esselenbroeck is beplant door verscheyde persoonen. Den Kreyenbroeck is beplant door differente persoonen. Rilroheyde is ten deele beplant door differente personen. Het Campendael en de Nepelaer sijn beplant met eenighe clijne poten. De Groot heyde is ten deele beplant met eycken door den heere ende door eenighe particulieren. De klijnheyde is geheel ing;nomen door geringhe menschen

208

die aldaer hebben ge.bouwd .. De Vroenenb?sch is uytgegeven door den l)eere aen dtfferente persoonen mtts betaelende jaerlyckx een vat haever aen den heere. De Heydenbroeck paelende tegens Alsenberge eene heyde bestaende in putten ende bergen ontrent 2 bunderen niet beplant. Op den Cludts liggende ~egens Alsenberg ontrent een bunder niet beplant. Den bergh m de Laeckenstraete gemeynte altijdt beplant door den · heere ... » s.tilaan trachtte de overheid een doelmatiger exploitatie van dte gemeenschappelijke gronden te bekomen. Reeds had de Spaanse Regering daaraan gedacht .in 1572, 1577, 1586. ~nd~r Maria- Th~resia had een verordening van 1772 de ontgmnmg van onbebouwde gronden aangemoedigd. Er werd bepaald dat ze onder de arme gezinshoofden moesten verdeeld worden. In 1772 schreef de overheid een opgave voor van «alle heijdens ende gemeyntiens de welcke sijn' liggende onder de parochie van .Dworp ende de juridictie van Esselt ». Men moest « de signaJuren hebben van. de principaelste gegoeyde om alsoe autorisatie te vercrijgen om te mogen voorts gaen tot het opbrecken der heydens ende gemeyntiens ». Maar de toenmalige barones van het dorp beweerde dat het haar eigendom was. Om het opzet van de overheid te dwarsbomen\ had zij «op het casteel doen bijeenkomen al de innegesetenen der ~heyden te weten d'Esselheyde, Rhilroheyde, Groote Heyde, Clijn Heyde ende Vroonenbosch ». Niemand was echter «gecompareerd» uitgezonderd « borgerneester Gillis Winderickx en Jacobus Fastenaekels, bedezetter. .. » In 1773 had de barones « twee gemeyntens doen opbrecken d'eene genoempt de Cluts ende d'andere het Heyenbroeck >>. Daartegen kwam verzet om reden dat de inwoners van « immemoriaele tijden hebben gehadt het recht van rusch ende gras ende alsoo op de gemelde twee plaetsen met hunnen beesten te pastureren », en dat het « streydende ende contrarie was aen het gemijn. welvaeren der ingesetenen .. ~ » Zijnerzijds beschouwde het domein sommige delen van heiden als zijn eigendom. In 1781 (Woudrecht 522) werden jozef, Niklaas en Pauwel de Nayer, jeroom Tordeurs en Peeter Peeteroens door de vorsters van Zoniën bekeurd voor het « cappen ende saegen van verschijde bomen op het canton van d esselheyde o. a. 4 appelbomen en 2 kersetaeren ... » De betichten beriepen er zich op dat de « booroen gecapt waren ter plaetse alwaer de gedaeghden ende oock hunne voorsaeten van alle oude ende onbedenckelijcke tijden hebben gecapt, gesteund ende den houtwasch hebben geprofiteert... op hun respectieve erven met den opstal daeraen annex». Het waren dus echte overblijfselen van de oude gemeenschappelijke grond. De woudmeester beweerde dat ze « alleen recht hadden op het pastureren met beesten». Langzamerhand kregen die gemeenschappelijke plaatsen en verloren hoeken natuurlijk meer waarde en de grote bezitters trachtten ze in te palmen. 209


Al de feodale rechten werden afgeschaft door de Fransen en zo verviel het recht van de heer en ging .dit over aan het Staatsdomein. Iu de gemeenteraadsnotulen van 1835 leest men dat« il existait dans la communeune quarantaine d'hectares de terrains vagues sur lesquels les habitants av~ient soit un ?ro!t de pature soit un droit de plante. lis payatent pour en JOUir une certaine redevanee au gouvernemeht se montant à 300 florins ». In 1838 werden die gronden aan de gemeente· af-· o·estaan mits betaJing van een rente van 366 fr. 12. In de ~emeentestukken vinden we daarover : « La commune est ~hargée d'une rente annuelle de l'Etat constitué pat ~cte du notaii·e Doudelet de Hal du 18.5.1820 du chef de cesswn des bruyères dites Orootheyde, Rilroheyde et Destelheyde que les domaines ont faites au profit de 1adite commune. » Die 0rremeentegronden hoorden volgens het kadaster van 1840 nog toe aan de gemeente, die er een aantal huizen op jaarschaar, door arme lieden liet bouwen. . . Als .laatste overschot van het Domamaal etg~ndom bestond er toen nog een perceeltje van 13 a. (wijk A 95b, 96b). In 1931 verhuurde de gemeente nog 82 percelen grond die 4469,50 fr. opbrachten. In 1932 werd tot een s~hatting van die goederen overgegaan met het oog op de verdeling met de nieuwe gemeente Lot. Samenvattend, kan de evolutie van de gemeentegronden voorgesteld worden als volgt : . 1. Gemeenschappelijke grond tot bij de Franse Revolutie. 2. Tijdens deze laatste periode aan de gemeenten geschonken tegen betaling van een rente .. 3. In 1821 aan de gemeenten in erfpacht gegeven. 4. In 1921 einde van die erfpacht. Beplantingstecht. - Een ander voornaam recht van de heer bestond in het planten van bomen langs de wegen e~ vage plaatsen. Zoals we hierna kunnen vaststellen maakte htJ daarvan een ruim gebruik. Op de wegen tussen het kasteel en Krabbos stonden 511 bomen; aan het Vierstratenveld, 55 wittebomen en 1 olm; aan het Wijngaardeken te Wouwerinrren den Boeebt of Halleveld, 223 grote en kleine wittehome~; Wouweringen was er ook een « interije » waarop in 1779 « 800 wit plantsoen en een haag aangelegd werden; daar stonden· ook 62 opgaande bomen, en wat verder 211 olmen, eiken en wittebomen; in de Wouweringen beemd waren 135 bomen; op Solheide 79 kleine bomen, aan het hof, 28; aan de oude kam achter de kerk, 118 bomen; tussen de Geer en de Haak bos, 513 beuken en 50 appelbomen; aan het Stenenhof 46 kleine bomen; aan het Kesterbeekbos, 107 bomen· a~n de Kleine Winkel, 50 kleine beuken en eiken; aan de Ratten est,. 202 beuken, wittebomen en appelbomen; op een stuk land palende aan de goederen der kerk, 5275 beukenplantsoen 846 wit plantsoen, 1265 essen «a 3 oorden» het stuk; op Nekkersput, 218 appelbomen, 639 k1eine en grote

bij

de

210

opgaande witte essen en olmen; aan de Laakstraat, 163 witte essen en olmen en 4 7 appelbomen; het Kesterbeekbos bestond uit schaarhout van vijf jaar was, 1400 eiken, 1285 sparren en 1500 plantsoen; op Helderingen 550 opgaande bomen en 100 stuks plantsoen; op het bos het Houwken, 620 beuken en eiken; op het Avoortbos, 244' opgaande bomen; te Kestèrbeek aan de Grote Hert, 120 bomen; in de << plantagie » op Solheide, 89 witte bomen, 134 eiken, 1681 beuken. In 1780 stonden in de straat van de brug van Laak tot aan de Kruisstraat 542 beuken en 23 wittebomen (abelen) ; in de Kruisstraat naar Sollenberg 51 kleine beuken; van aan de Kruisstraat langs de Steekaf tot aan de grens van Beersel 45 kleine bomen, 20 witbom en, 2 eiken, 16 beuken; in de ·straat van aan de Kruisstraat tot aan de grens van Huizingen 168 kleine bomen; in de straat van aan Jacobus Weemaels tot aan de Bruineput 400 bomen; op de Korrendries 40 beuken en 2 witbomen; in de straat van Bruineput naar Huizingen 317 bomen; in de Diesbeekstraat van Huizingen tot aan de dreef (van het kasteel) 45 kleine bomen, 15 witbomen, 61 olmen en beuken; in de grote dreef << leydende voor het casteel >> 342 olmen, 3 witbom en, 206 kleine witbomen; in de Koestraat 2S bomen, 43 kleine bom~n; op het Vronenbos 61 bomen; op de Foccàert naast de Rattennest, 56 olmen; rechtover het huis van j. B. Matton 13 bomen; in de straat van aan de Bruineput tot aan de Kruisstraat naar Alsenberg 1 145 kleine bomen; 3 witbomen, 149 eiken en beuken; in de straat van Solheide naar de Meigemheide 445 kleine beuken. Het landschap moet er toen heel anders uitgezien hebben met al die bomen langs de straten, vooral doordat het houtsoorten waren die th:ans niet meer langs de wegen geplant worden. Een tweede recht van de heer was het jachtrecht (de warande), waarvan het gebied bestond uit een lange strook langs de grens Huizingen-Dworp van de Zennebrug tot Krabbos (~ Hertogenbos). In onderstaande tekst is dat gebied omstandig omschreven. « De jacht liggende onder de parochie van Dworp langhs de slincke zyde beginnende van aan de Lothbrugge Ianghs den wegh leydende over de clyne steenebrugghe liggende over de Maelbeke ende voorts de straete gemeynelyck genoemt de « Brussel straete » leydende langs den « Bergh » voor den Bosch toebehoorende de « Rycke ciaeren binnen Brussel » soo voorts over de Cntysstraete camende van Brussel na. er Sollenbergh laet~nde de voordere straete leydende naer Huys~}n­ ghen ende de Plantagte van den heere van t Dworp op de rechte ZIJde van de straete... leydende na er den gehuchte genoemt den Bruynen put tot boven op de Cruysstraete leydende van Huyssingen naer Alsember~h genoemt de Savelstraete alwaer op den hoeck eenen waterput ts ende alsoo. van aen den steen en pael der limietsch.~ydinghe van de duwiere (duw1er: zoom van een bos, een halve mtJl breed, waarop het wild gaat azen of weiden) va)l Sonien bosch de Savet straete af ter distantie van 30 roeden alwaer eenen paelsteen saJ gestelt worden van daer door den Haenenbosch van St jans gasthuys binnen Brussel Iinia recta op den hoeck van den vs. llaenen hosch ende den

211


bosch van den heere van H uyssingen oock genoemt den Haenenbosch welcke scheydinge van de twee bosschen sal blijven de scheydinge der jachte van daer me~. de haege der weyde beneden den bosch, de haege der weyde aen de vtJvers op de rechte hand en soo tot aen de loopende Maelbeke deselve. beke omtre!lt de 8 roeden af, dan met de haege van d{;! weyde van Ntcolaes dé Rtdder camende soo op het huys van den voorschreven Nicolaes de Ridder genoemt den Rooden Leeuw laetende het huys op de slincke handt van daer de haege van den hof aen het huys van Nicolaes de Ridder ende soo voorts linia recta langhs de haege oft cant van N. Landuyt van Gillis Winderickx den ouden van N. Paesmans ende van jan van der Kelen en soo recht op het losgat van Cameryckx bosch ... tot aen Krapbosch synde jurisdictie van Eysinghen alwaer eensgelyckx eenen pael sal gestelt worden. »

Het hoeft wel geen betoog dat in een bosrijke streek zoals Dworp steeds was, het wild niet ontbrak. Dat er veel wild""' stropers waren zal ook geen verwondering wekken. Trouwens die zijn er nu nog... · Men zou allicht geneigd zijn .te denken .dat het oudtijds gemakkelijker was te stropen. Dat is een vergissing. De jacht was een van de voornaamste pleizieren van heer en overheid en de lust van hun tafel. De voorschriften op de jacht )\'aren zeer streng. Het edict van Filips 11 op de jacht bestaat uit 134 artikelen. Wij lichten daaruit enkele bepalingen : << Wij verbieden dat niemant wie hij sij hem vervoordere te schieten, noch garens spannen, oft anderssints, naer herten, bindent wilde swynen, Iijen, coddaerden, reeden, roode oft andere swerte beesten van wat specien die maghen sijn binnen onse vrije wauden, bosschen, waranden, oft een halve mijle daer ontrent d'welck is het begrijp van henne duwieren daer de wilde beesten hun aes haelen ... >> Honden moeten uit wouden gebannen worden. De inwoners mogen niet benadeeld worden in hun granen en vruchten. Ieder mag zijn goed hoeden en daartoe honden houden. Andere honden inoeten gebonden of opgesloten zijn « Passanten ofte schaepherders sijn gehouden hun honden te Ieyden in lassen. >> Aan bewoners van waranden, bossen enz. is het verboden in hun huizen te hebben « eenige garens, sacken, stroppen, buydels oft diergelycke instrumenten om te vanghen wilde beesten ». Van « reysende luyden passeerende bij daege door onse bosschen enz. met bussen, pistolen, bogen enz. die bevonden worden buiten den gemeynelycken weg», worden de wapens verbeurd en wordt een boete geheven die, zo het 's nachts gebeurde, verdubbeld wordt. Die passanten mochten geen schietwapen dragen geladen met zaad, maar alleen met lood. Broedende patrijzen of dergelijke « edele » vogels mocht men niet op hun nest storen of hun eieren roven. De « horsten » van edele vogels als « havicken, tessels, sperrewers) valcken, smerels ende andere hout of loirvo~els » moeten 's nachts bewaakt worden. De «sneppen, pluvteren, kwakelen, leysters » enz. gelden als emolumenten voor de opperjager. Niemand mag « duyfkoten oft veltcladden en kauwen ten platten lande > houden « ten sij dat hij drij bunderen 212

winn.ende landt te vooren int tselve dorp in eygendom oft in huermghe heeft », op str<;tf van verbeuring der duiven en afbraak van het hok. Het is verboden op duiven te schieten op << duyfkoten of dichtbije te vangen met Iockduyven, koeeken » enz. « Wel sullen onse vassalen ende hunne kinderen gedurende het saisoen van de jacht vermogen conynen oft' ander· wilt .te schieten, met garens ende op sulcke andere bequaeme mantere vangen als het hun sal goet duncken, waertoe sij oock s~llen vermoogen te gebruycken eenen schutter, die in hunnen dmst ende kost sal moeten wesen >>. De jacht was gesloten ' van 1 Maart tot 1 Augustus. Gedurende die besloten tijd mochten vrouwen meiden en kindêren in het veld geen «rekels» (honden) late~ meelopen. Hetkwetsen, doden of stelen van een edele jachthond of hond van de jagerij of van de wolfsjacht werd streng bestraft. Het v~ngen van wolven en vossen was doorgaans toegelaten, maar dtt werd vaak tot voorwendsel genomen om << groote ·kuylen, grachten end~ wo!fspuUen » te maken waarin dan natuurlijk ook ander wild Vtel... Geen « roer >> mocht langer zijn dan « 2 1/2 voeten loops ». Dit alles kon natuurlijk niet beletten dat er nog veel gestroopt werd. Daar het grootste deel van het wild naar de stad ging werd aldaar ook getracht te remmen, maar de zucht naar gewin vindt steeds ergens een gaatje in de mazen. Dat zien we thans nog. Zo was het verboden <: eensgelijckx alle pastijbakkers, weerden, tappers, cabarettters, voorloopers, pouilliers ende andere van gelijcke conditien te vercoop.en suJcke venesien (wild), heymelyck oft int openbaer ». Wild voortkomende van de jagers of de heerlijkheden mocht nergens anders verkocht worden, dan op publieke markten « oft voor de stadthuysen oft vrijheden » ten toon gesteld o~.gestapeld _van 9 tot 11 uur, 's namiddags van 3 tot 5 uur. BIJ gesloten Jacht was geen vervoer van wild toegelaten. Veel « pasteybackers, weerden, taver~ieren, hoender vercaopers ende cabarettiers » trachtten zich uit de slag te trekken met de verklaring dat het wild. uit het buitenland kwam ... Maar niet alleen met de wildstropers, doch ook onder elkander en in. onze st!eek met de opperjagerij van Zoniën, waaraan hun Jachtgebted paalde, hadden de « heren » last. In « acten en notulen getrocken uytten rolle van sijne Majesteyts consistorie van den Horen (elders van den Trompe) tot Brussele » lezen we een en ander over een proces van den opperjager luitenant van den Tempel in 1680 tegen de heer van Dworp. Deze had «. synen meyer ende een en assistent ofte twee », waaronder de koster, geboden te jagen voor « sijne eygene keueken ». In de << Gesetten bosch » werden ze bevonden « geposteert met sijne fusicque ... gelaeden met saet » en had e~n. van hen zich « verstaut van eenen van sijne Majesteyts offtcteren te derven (durven) n1et de tromp van sijne gespanne fusicque op sijne borste te stooten, welcke niet Ieydelyck en is ... » In zijn verweer zei de gedaagde o. m. dat de 213


plakkaarten van 1545 « s.elfs permitteeren dat ieder een buyten de vrije waranden, hunne duwieren ende toebehoorten vermach te schieten de conijnen cammende op sijne erve ... met clausule sonder tegens ons ofte den anderen edelen ende vasaiJen eenichsints te misbruycken. Ende anderdeels om dat daer uyt soude volgen dat eenen heer tegens sijne majesteyts jacht gecocht hebbende, daer hij niet anders soude gecregen hebben dan tgen.e hij tevoren, soo wel als iederen brabander hadde in sijnen boesem in gevolge van de blijde incompsten van onse prinsen ». Altijd had hij gejäagd en geschoten hazen en ander dergelijk klein wild en meer vroeg hij niet dan « soo ende gelijck alle brahanders mogen jagen, om dieswille den primitieven ·nature der jacht ... naerdemael kennelyck is dat onder alle natien tot de jacht sijn gebruyckt geweest alle soorten van offensieve waepenen, spiessen, pijlen ens. selfs in Vranckryck is aen de edele gepenuitteert te jaegen et de tirer de rarquebuse l'oyseau ... » Zo had de heer van Dworp tal van jachtgeschillen met andere ·heren en inzonderheid met Graat du Sart. 5. Andere heerlijkheden. a) De heerlijkheid Dworp, latet Neerdorp en Stalle geheten; b) de heerlijkheid Kesterbeek; c) de borcht en het kasteel; d) de kasteelhoeve; e) de heerlijkheid Aa; f) de heerlijkheid Essele; g) de heerlijkheid Zittert. a) De heerlijkheid Dworp (later Neerdorp en Stalle ge/zelen). - Na de abdij van Oembloers, kennen wij als oudste bezitters van het leengoed : Berner van Tornepe, in 1111; Wido van Torneppe, in 1191; Geeraard de Rode of de Vos (Rufus) van Tornepe, ridder. In het Domaniaal Rentenboek van Halle van 1381 staat een Jan de Vos van Doerpe vermeld. Reinier van Tornepe, later ook ridder. Daarna vinden we Oerarclus de Inferior Tornepe (Nederdornepe), zoon van Reinier, waaruit moet besloten worden dat het leengoed later genoemd werd naar Neerdorp = Nederdworp. In 1236 verschijnt ook een Egerik van Tornepe. Omstreeks 1382 huwt Catherina van Nederdorpe met Pieter van Stalle, hetgeen waarschijnlijk àanleiding gaf tot de naam << jurisdictie van Stalle ». Die goederen moeten echter zeer verbrokkeld geraakt zijn en gesplitst in verschillende leengoederen, o. m. het Cijnsboek van Neerdorpe, de de Kegel's, de Blioul,s, later. In een «register van den contracten der Banck van Halsenberghen ende Rode beghinnende anno 1545 » komen akten voor in betrekking tot de Blioul's : «Wij Lauwereys Mosselmans d'ouwe, Oielis Mosselman, Willem Dralant, als hierbij wettelijeken ontleent, ende Jan Mosselman als laten joncker

fans de Blioul van synen lzeerlyckheyt ende have gelzeeten thoff van Dorpe. » b) De lzeerlijkheld Kesterbeek. - Het geschiedkundig 214

verloop van deze heerlijkheid stelt een uiterst ingewikkeld probleem. Everaert en Bouchery plaatsen de heerlijkheid van Kesterbeek nog op het gehucht van die naam. Dit is een vergissing. Wat die schrijvers voor de heerlijkheid met kasteel en hoeve hielden, was niets anders dan het nog bestaande hof te Labus, dat door de huidige pachters Hof te Leiburg geheten wordt, natuurlijk een misvorming van Labus, dat reeds vermeld wordt in 1438 en in 1558 (hove te Labus te Keysterbeke). Nopit wordt in verband er mee gezinspeeld op een heerlijkheid of een kasteel. · De vergissing van· meergenoemde schrijvers is meer dan begrijpelijk : de Kesterbeek loopt doQr het gehucht ;van die naam en ze wisten niet dat de heerlijkheid niet naar dat gehucht en die waterloop geheten was, maar wel naar de naam van de bezitters. De toponymie van Dworp was hun onbekend, zoniet zouden ze opgemerkt hebben dat v~n al de · goederen die tot de heerlijkheid behoorden er geen enkel perceeltje op het gehucht Kesterbeek lag, maar wel tussen Wouweringen, de dorpskom en Krabbos, langs de waterloop die op de kaart van Popp ook Kesterbeek heet, en het thans gerooide Kesterbeekbos tegen Halderbos. Dit bos en deze beek werden naar de naam van de heerlijkheid genoemd. Overigens, in hierna uitvoeriger opgenomen akten uit 1440 en 1470 is er spraak van een stuk land gelegen « derrière ladite cour au rieu que l'on dit Ie Molenbeke » en in 1701 verkoopt « Jacobus Leroy, de hoofve van Kesterbeke metter casteele bij weylen den voirs. heere President Le Roy daerop doen bouwen, metter landen, weyden, bosschen, bogaerden, vijvers, hoevingen ende andere appendentiën en dependentiën van dyen, groot 41 bunderen metten huyse, schuere,. stallinge ende andere edifitiën daeropstaende op 's heeren straete en elders, wordende de voirs. hoefve te leen gehouden van den heere van Ciabeek >> (Leenbrieven, anno 1699 folio 175 Rijksarchief Brussel). Vorenvermeld kasteel is bijgevolg het nog bestaande, dat verbouwd werd en de « hoofve van Kesterbeke » is de oude kasteelhoeve er naast. In zeer oude tijden moet er wel een heerlijkheid Kesterbeek geweest zijn, met als oudste zetel een hof te Kesterbeke op het gehucht van die naam. Aldaar moet een feodale motte (zie Toponymie) bestaan hebben, gelegen tussen de straten en de beek, misschien een zogenoemd Saksisch ceaster. Maar later moet die zetel overgegaan zijn naar het hof van Kesterbeke, met toren, op de Molenbeek, dat nog later het neerhof van het kasteel werd. Door het huwelijk van Antoon van Grimbergen, erfgenaam van Assche, met joanna de Oroote, kwam de heerlijkheid Kesterbeke aan de de Oroote's. Karel de Oroote, heer van Jette, Ganshoren, Rivieren enz., kanselier van Brabant (1483)t 1485, had als erfgename Maria de Groot (t 1568) die huwde met Jan de Helt, ridder, gemeentemeester van Mechelen 215


(t 1524). Hun dochter Maria de Helt overleed kinderloos in 1599 en vermaakte het Kesterbeekb.os, 25 bunder groot, aan. de «superintendenten van den gemeynen huysarmen» van Mechelen in 1594. In 1661 verkochten dezen het aan Ignaas Ie Roy, volmachthouder van Maria· Anna Nijs, huisvrouw van Seger Frans van Origon. Karel-Frans-Marten, zoon van. Ignaas, liet het bos op 14.7.1705 over aan Fariseau voor de som van 5500 guldens wisselgeld. Wat nu het adellijk geslacht van Kesterbeke betreft, reeds. . tn de XIIIe eeuw treft men een Willem van Kesterbeke aan die het wapen der Brusselse patriciërsfamilie van die .na a~ bezat, nl. het bovenstuk van azuur beladen met drie gouden sterren. In 1285 en 1288 was die Willem van Kesterbeke schepen van Brussel. Zijn zoon WiiJem bekleedde dezelfde waard!~heid in 1321, terwijl de zoon van laatstgenoemde, Wil._ lem, biJgenaamd de jonge, schepen van die stad was in 13691390. Zijn broeder Floris treedt ook als dusdanig op in 13841411, en een andere Willem, zoon van WiUem de Jonge in 1407-1441. Eindelijk bekleedden Filips van Kesterbeke· in 1409-1419 en Jan, broeder van de voorgaande twee in 1412: dat ambt van schepen der stad Brussel. Een van Kesterbeke moet gehuwd zijn met een bastaarddochter van de hertogen van Brabant, want in 1322 bezegelt Jan van Kester.beke het huwelijkscontract van Joanna van Brabant ":Iet Wtllem van Henegouwen,. en betitelt zich bij die gelegenheid oom van hertog Jan Ili. Wtllem, zoon van Willem de Jonge, werd ook burgenleester van Brussel in 1423-1429. Hij stond het leen dat naar zijn familie genoemà werd, af aan zijn neef Jan, zoon van Filip en van Catharina van Brabant die het in 1470 verkocht. ' Omstreeks die tijd verloor 'de. familie van Kesterbeke haar oude voornaamheid. De heerlijkheid viel ten dele aan Joanna de Groote, ec~tgenote van Antoon van Grimbergen, geheten van Assche, dte ze aan haar dochter van Grimbergen naliet. In onderstaande akte wordt het goed uitvoeriger beschreven. «Item Gielis Haeck heeft verdeert te besittene als huerlinck van Henriek van den Hove in den naem van d'erfgenaemen van Assche een hof metten huysen, schueren, stallen ende torren metten bogaert ende andere gronden van erfven groot nae zijn beste kennelyckheyt neghen bunderen ende een half, waer inne begrepen sijn vier bunderen gerneynte, van Gillis de Nayere omtrent 2 dagwanden weyde, 5 dagw. weyden van den setven van den Hove aen dwithuys, van tgasthuys gemeynte 1. dw., noch ":an Francboys du Lorroy 1 dw. weyde, 1 dw. te Wouwennghen van dte van Vorst, van deselve 1/2 dw. weyde van den setven 6 dw. lants tegel) sh~rtogenbos, van den Goedtshuy~~ van der Cameren 7 dw. weyde m vter stucken onder Doirpe, een rnuelen weyde 5 dw. van die van Vorst, tegens den Wauweringen bempt van die van der Cameren 2 bunderen lants in vier daghwant stuckeh, 33. bunderen bempts in 2 stucken waervan zeven dagw. sijn geleghen onder Eysingen besloten campeterende thof vs.t 6 dw. lants van tgoi~tshuys van Vorst geh. het Sieckhuys, 3 bunderen 1 dw. op Wouwermgen velt van .~en selven, 6 dw. opt Hallevelt van den selven .... 3 dw. lants opt WIJgaerts velt... 1 dw ... 3 dw. van tgasthuys ... 1/2

216

bunder der kercke van Doirpe, noch 3 dw. lants geh. het thiendeblock compet. de Lorroy, hout den selven Lorroy van den Gasthuyse ende den patr~on van Doirpe de thiende aldaer ... »

Het zogeno~mde hof van Kesterbeek hing dus ·af van de heerlijkheid van· Klabbeek, die zelf een leen van Gaasbeek w~s .. Het bestond uit een kasteel met toren, zaal, herenpoort, hutztngen, neerhof enz. en was gelegen nabij de Molenbeek. Het hof was ongeveer drie bunder groot. Buitendien omvatte het 28.. bunder zaailand, genoemd de Willeroskouter 7· verder een VIJVer van 7 ·dagwand te Wouweringen en een dertigtal bunder bos, het zgn. Kesterbeekbos. Ook nog een jacht ( warande) op de berg van de Solhei de, qe berg inbegrepen, tot aan de << Brunnenputte ». Een heerlijkheid met lenen en achterlenen te Dworp, Eizingen en Buizingen, welke lenen vrij waren van schatting aan de vorst. Het bezat leenhouders, die jaarlijks kapuinen en haver en deniers betalen moesten, met het recht de twintigste penning te heffen, wanneer de goederen van de onderhorigen op andere hoofden overgingen. In een register van de verheffingen van het land en de heerlijkheid van Klabbeek van het jaar 1440 wordt, in het Frans, de heerlijkheid van Kesterbeek omschreven als volgt : « De toute court condist de Kesterbeke Ie Thour, salle, porte,. maisonnage ainsy qu' elle est en close deu fossey avec la basse court maisons granges estaubles, Ie. vyvier,· sauvoirs, gardins,. pasturaiges et voyes ... en une pièce ... Tourneppe ... 3 bonniers joindant au chemin de u seigneur et d' aultre costet tenant du rieu condist Kesterbeke ... » Tot de heerlijkheid van Kesterbeek behoorden de volgen.;.. de goederen die we uit drie· verschillende akten, 1440, 1470 en een afschrift uit 1777, opnemen met de verschillende zeer slecht gestelde of vertaalde plaatsnamen. ·Men zal hierbij opmerken, zoals we reeds zeiden, dat geen enkel van die goederen op het gehucht Kesterbeek gelegen was. 26 1/2 bunder weide uit een stuk ... en Ia co uiture qu' on dit Wiltemscauter ... palende aan sheerenstraat en «au bois du prince » (Krabbos); 4 bunder en 1 dagwand « derrière ladite cour», «au rieu que I'on dit Ie Molenbeke »; een blok van 3 dw. achter de schuur; 1 dw. weide te Wouweringen ... palende aan de goederen van « Willem Buise meunier »; vijver «te Wauweringhen 7 dagw. tegen de 1\r\olenbeke »; 3 dagw. weide te Wouweringen «au bien terghiliskegele » ( Gillis de Kegel); 1 dw.. «au Jieu con dit Seghere dal a le wisselinghen beempt »; 1 dw. weide aan de Molenbeek; 4 dw. weide aan de Kesterbeek; 1 dw. weide... asselbeempt... palende « à la co uiture de Wîllemscautere »; 2 1/2 dw. weide palende« près Ie Ventellelaene ( empres Jes venteiJes<) qu'on dit l'arche autour d'elle même » (Ie vantelle); 3 dw. Swalend'riesch ( Swalvendriesch aan de Haeck) « entre Ie bois du prince et le bois doudit maître jehan de Oroote »; 1 dw. weide« au lieu Vroulynbroeck (tsvrouwenbroeck) empres le creu que l'on dit sGrouwenbroeck »; 6 dw.. 217


weide << Paul Loye au nom de ·Jehan Ie Messier prêtre homme de fi.ef » (~ou~eringen); een stuk« gisanten langlet (hoek?) au heu qu on dtt Voeghelstraet >> (elders Voegelscautre); fen slotte het Kesterbeekbos 32 bund. groot << bois que Pon appelJe Kesterbeke », palende au bois du Prince ... au bois que l'on dit Baert », toebehorende aan de heer van Stalle » en « au bois dit ·Halierbosch ». Voornoemde Vogelskouter is een andere naam voor de Willemskouter. . In een tekst uit 1530 (Leenhof van Brabant nr. 4121) is de ligging van het hof te Dworp duidelijk. gelocaliseerd : . ~< Luyck sleren molen te Doorepe is man van 1/2 bunder erfven gelegen aen cle gemey.nicht van den opstal te Wouweringhetl. .. commende metten derder zijden aen de goeden des hoefs van Dorepe wijlen meester Kaerle de Groot toebehoirende. » In de inkomsten van de heerlijkheid was ook wel een en ander verlopen, want aan het slot van de akte leest men : ~< Item estoyent trouvet allors XI personnes... qui estoient hommes de fief ... donton ne savait trouver les biens ... >> Omtrent de eenzelvigheid van goederen moet er in de 15e eeuw nogal verwarring geweest zijn, gevolg wellicht van oorlog en besmettelijke ziekten. In de Domaniale rekeningen treffen we aldus posten aan betreffende goederen « die men niet ghevinden en can ... van Her Henric van Stalle van 2,5 dachw. heiden die waren Claes van Overvelt (Kesterbeek, 1405); van Her Jan van Stalle ... idem; Her Henric Esdorens van een deel opstals van een en ·elsbroeck te Kesterbeke :>> ( 1460); van << Roelant tsVos zoene van Dorepe van goede dat was joes van Breedeyck »; van « jouffr. Katheline tsWeerts Gielys Weerts dochtere van eenen opstalle te Kesterbeke ?> (1478). c) De Borcht en het Kasteel. - Toen Ignaas Ie Roy ,de heerlijkheid kocht, was de hiervoren beschreven borchthoeve met de toren vermoedelijk al te vervallen om het te bewonen. Meer ten Oosten liet hij dan een nieuw kasteel bouwen op een plaats die in een verklaring van Jan Matton, schepen, in 1722, toen 83 jaar oud, beschreven wordt als volgt : « dat de plaetse alwaer alsnu den casteele ... is staende is geweest eene verloren ofte verlaeten plaetse, alwaer noch vijver noch dreven oft eenige goede vruchten waeren wasschende, maer met putten ende grachten daer doornen ende bremen op wasschten. » Even « Ieeger naer den Casteele daer hij alsnu staende » was echter een oude toren blijven staen, waarnaast een pachthof gebouwd werd in de p1aats van dat welk « omtrent de veertigh oft vijftigh passen ofte stappen 'Voorder was staende op .de hoogde daernu ( 1722) den boomgaert staet ». Deze beschrijving komt overeen met de afbeelding van het kasteel in 1696 die Baron Le Roy in het « Groot Wereldlijk Tooneel » geeft en die we hier opnemen. Achter het kasteel 218

met wallen en ingangspoo.rt bemerkt men een mÓoie tuin met hoge bo.men rondom kleine parken. Rechts een eenvoudig traliehek en een haag langs de gracht. Daartegenover een effen muur, waarachter een onregelmatig complex van vier eenvoudige gebouwen, met daarnaast een hoge vierkante·. toren met een klein venster en op het dak twee windwijzers: Dit is het zogenaamde hof van Kesterbeek, de borchthoeve. Op verschilJende plaatsen in oude 09rkonden is er spraak van een toren. De oudste vermelding, buiten die van het hof te Dworp, vonden we in een goedenis uit 1623, nl. << een geIeghe metten huyse ... te Doirpe aen den Thoren aldaer ... tusschen de goeden heer Daniets Tycke priestere ... teghen de Drifstrate >>, en in een andere akte van 1686 « Item dry dw. naest den Teun·e ». In de volgende tekst uit 1686 is er weeral spraak van een

Het kasteel door lgnaas Le Rov ~ebouwd omstreeks het miekien van de 17e eeuw.

toren.; « Pieter· Ots bewoont een huys van cleem ende stroy ende in den byvanck staet een viercant torreken van steen ongedeckt den weleken waert saecken hij moest gebrocken worden meer soude costen van dachueren als de materiae]en souden weerdich syn. » Dus veel daghuren uit te geven en weinig baat, wat vermoedelijk wijst op grote stevigheid met weinig wederbruikbaar materiaal als ruwe breukstenen, misschien silexsteen uit de groeven van Dworp of ijzersteen van Bruineput Op die toren was ·geen dak meer ( ongedeckt). Een echte ruïne dus, maar die wegens de dikte van de muren en het stevig materiaal vermoedelijk reeds eeuwen aan de tand des tijds weerstond. In 1733 hielden Balthasar Verpooten en Maria de Wettert weduwe van Miehiel Bourgeois in cijns van de abdij van Nijvel, elk voor de helft, een huis en aanhorigheden geheten 219


·den Thooren, tuinen, een vijver enz. In een goedenis van 1750 (Sg. 7150) wordt het goed zelf beschreven als « competeerende Francis de Back ende sijn suster Margaretha gehuwd met Jan Tobias Mosselmans caoper ten desen, kinderen van Andries de Back ende Margaretha Tordeur .... Item een gele ge met den huyse stalli,nge ende andere edificien daeropstaende geheeten den Thoren gestaen ende gelegen ... met de Dammen, vijver ende steenen huysken met d'hellicht van den hof achter den selven Thoren ... met eenen gracht beginnende van den hoeck ofte haeghe van den Gevel van t'Gelindt naer den vyver campeterende jouttrouwe Ou Pont tot tegens het velt ende alsoo langhs de haege separerende het selve velt tot aen het Steenen huysken met het groot deel van de weyde aen ofte omtrent de vs. goederen groot int geheel met den hof, vijver ende ·weyde ... 3 dw. belast met een cheyns ofte commer· van een sister haver aen het cappittel van St Geertruyt tot Nijvel. .. » Eén van die torens hebben we kunnen vereenzelvigen en we vonden hem op een vrij onverwachte plaats. In 1847 betaalden « Jacobus en Egidius Mosselmans 100 fr. voor kwijting van 2 zesde delen voor hun deel in eene rente ... die hun ouders verschuldigt waeren aen de kercke ende bepand op hun ge lege genaemt den Th oren tot het branden van het. licht van het Alderheyligste ... » Welnu dit gelege is gekadastreerd Sectie E 204, 205a en 205b, welke liggen op de Ziekendries aan het bovenste uiteinde van de Willemskouter. Wat was het voor een toren? We hebben het niet kunnen uitmaken. Verschillende onderstellingen zijn aannemelijk. .was het een uitkijktoren ? Immers, men beheerst er heel de streek naar West, Noord en Oost. · Het kasteel van Dworp zoals het er thans staat is een wederopbouw en verbouwing van het vroegere. Het bestond uit het herenhuis en een groot neerhof en was aan aiJe zijden met water omgeven. In de tuin was een kunstmatige spuitfontein. Een ophaalbrug verleende toegang tot . de woning. Boven de deur prijkte het wapen van de Ie Roy's. Het was, met zijn uitgestrekte warande, 37 bunder groot, een bekoorlijk verblijf. Het kasteel met huizing en hoeve ( chasteau, mayson et cense) werd 17.1.1684 door de legers van Loctewijk XIV in · as gelegd. Jaak Landelijn, zoon van Ignaas, beijverde zich om het weder op te bouwen. Daartoe vroeg hij aan de GoeverneurGeneraal der Nederlanden uit het Zoniënbos eikebomen te mogen halen tot een bedrag van 1600 gulden, tot welke som de achterstallen beliepen van een jaar rente die hij op de banmolens van Dendermonde bezat. De Rekenkamer stond hem de helft toe van de gevraagde bomen, die te Zevenhorren moesten afgehaald worden. Van het wederopgebouwde kasteel zijn enkele delen be220

waard gebleven, nl. het middengedeelte met de vietkante toren steunende op vier pijlers met bogen, nabootsing van het perron van het in 1684 afgebrand slot. In 1878 werden er de zijvleugels met de vier zware vierkante hoektorens aan toegevoegd en aan de voorkant de grachten gedempt. In 1918 werd het kasteel als monument geklasseerd. Vermoedelijk geschiedde dit niet zozeer op werkelijke historische of oudheidkundige gronden, dan wel om het tegen oorlogsgeweld te beschermen. 'Tientallen kastelen werden toen geklasseerd ... In 1701 verkocht « Jacobus Le Roy, de hoofve van Kesterbeke metten casteele bij weylen den voirs. president Le Roy )

'_. I,

...

·(•. -. '( ïi;~

...

. ·:_~,..

.

).)

( '~~-~

•.~~.!:,·''·!-";:

_..-·

Het kasteel zoals het, na de verwoesting door de legers van Loctewijk XIV in 1684, wederopgebouwd werd door jaak Lan~ delijn le Roy.

daerop doen bauwen, metten landen,. weyden, bosschen, bogaerden, vijvers, hoevingen ende andere appendentiën ende dependentiën van dyen, groot 41 bunderen ... metten huyse, schuere, staHingen ende... wordende de vs. hoefve te leen gehouden aen den heere van Clabeeck » aan. Pi eter Fariseau, in wiens voordeel de heer van Klabbeek de drie volle lenen tot een enkel verenigde. In 1750 werd « wegens de erfgenaemen van wijlen m'heer Guillielmus-Franciscus-Josephus Baron Dehemptines ende Dworp etc ... ende van wijlen Vrouwe Barbara Vreven sijne gewesene campagne ... een wettelyck taxaet » van hun· goederen opgemaakt. Het toont ons aan hoe het kasteelgoed er toen moet uitgezien hebben. « In den· eersten den gront van het casteel ende pachthof, hof van het . casteel ende vijvers daer rontsomme ge·legen groot saemen 2 bunderen paelende

221


met de dreve voor aen de straete, ter 2e het Grootblock, ter 3e de beke leydende tusschen de gemeynte, ter 4e de volgende weyde ... de boomen bestaende in 9 essehen ende fruytboomen... eene weyde neffens de dreve leydende naer het casteel paelende 1o de dreve, 21) de beke, 3° de straete na er de steyne brugge, 4o de groot~. ba en~ .... » groot een bunder en 2 dagwand ... « met 110 cl1Jne wttteboome ... den clijnen boomgaert naest de voormelde dreve paelende aen de straete de baene naer het pachthof, den vijver en de dreve na er het ~asteel ... » 3 dagwand ... beplant met 75 appelbomen en 3 kleine ~i ken, In de laan naast de boomgaard naar het pachthof, 17 bomen~ « Een boomgaert deelmaeckende· van het Grootblock ... paeIende aen de gemeynte de beke daer tUsschen beyde loopende ende den veyver (Damvijver geheten) met 40 opgaende boamen ende 93 appelaeren... Een stuck genaemt t'Grootblock paelende aende groote baene naer Huyssingen, de gemeynte ende de baene naer 't pachthof ... 4 bunderen ... daerop .5 fruytboomen ende 60 opgaende boom en... op den grooten meybempt rechtover het casteel ... 421 boomen. » Sedert het vertrek van de laatste graaf uit Dworp, zag het kasteel reeds veel soorten van bewoners gaan en komen. Eerst werd het gebruikt door de familie Waucquez van Brussel, tijdens de eerste wereldoortoa door de Duitsers later ,opnieuw door Waucquez. Geduren°de de tweede oorlo~ Jogeerden er andermaal Duitse opperofficieren. Achter d~ h?eve lieten ze een omheining maken bestaande uit een zeer dt~ke muur van baksteen tot beschutting tegen de bommen. HtJ staat .~r nog. De « barakken » die binnen de omheining stonden .ztJn ech.t.er \Veggebroken ..Na de bevrijding kwamen er Russtsche kriJgsgevangenen, dte er nogal een en ander verschacherden, en thans is er een Amerikaans werk ondergebracht, nL het « Poster Parents Plan for war children » onder leiding van Mme Bogaert. Het doel er van is, alle kin~ deren die het slachtoffer van de oorlog zijn, zonder onderscheid van ras, politiek of godsdienst, tè helpen. Op dit ogenblik zijn er een zestigtal kinderen. Het vv·eleer zo mooie kasteel en park bieden thans wat licht te begrijpen is, een zeer verwaarloosde aanblik. ' d) Kasteelhoeve. - Omstreeks 1650 werd een nieuwe ~oeve nabij de vi~rkante toren bij het kasteel rrebouwd. In die J~:en, nl. in 1664, was Jan Amelrijckx er de p:chter van, maar hiJ. deed slechte zaken en was er met schulden van onder getrokkel~. M~n legde beslag op 4 « roye koyen, 1 witte, 3 veersen, 1 Jaerhnck, 2 verckens op den messinck ». In het « waegenhuys een langhe kerre met haer beslagh » en « 3 peerden met den waeghen die naer Brussel gevoerd was». In 1702 was Marten Lessens « pachter op het Casteel deser prochie ». De hoeve bestond uit : 30 bunder land, 4 paarden1 5 hoornbeestent 2 kalvers van een jaar, 2 van twee jaar~ 1 varken. 82 « schaepen soo oye als rammen». Er was 222

een meid; een. knecht en een schaper. In 1772 was de hoeve voor negen. jaar. verhuurd aan Engelbertus Coosemans van Halle. Ze bestond toen uit een « pachthof met den huyse, stallen ende. schueren... nevens het casteel alwaer tegenwoordi'r woonend is Renier van Cut~~m ... groot 37 bunder saylanden~ 5 b. weyde ende een partiJ bempt achter het casteel »-. De pacht bedroeg 900 gulden per jaar, <<boven den cheynsen op deselve goederen uytgaende ende 100 ponden· boter... ende vier crawayen ... ». In 1779- Engel Coosemans was er toen nog op -. werd het pachthof om zo te zeggen grondig wederopgebo.uwd. Er werd 11.000 kareel aan verwerkt en met schaliën gedekt Arnoud Springael werkte aan het « opmaecken .van de fondamenten, het stellen van rubbenen en cassijnen van den stal >>. Aan het « opmaecken van het hof voor de metselrij en, steenhouwerijen en de besetten met. plavijen werden 201 dagen trauweeten » besteed. Verder noteren we het leveren van «een pont .seep voor de vijseu » en het maken van een « nieuwe steenput en pomp op het neerhof ». De huidige hoevegebouwen· dagtekenen uit 1785 zoals een steen boven de grote deur van de woning getuigt : <~ D. G. (Deo Gratias?) Cornet ex comitis de Elzius top. de Grez D'Worp, kesterbeke, Thimougies et Rosières. P. L. P. 20.6. 1785. » Bijna al de dorpels en bovendorpels, alsmede de raamstijlen zijn gekapt uit hardstenen grafzerken. Het is echter onmogelijk ze te vereenzelvigen.

'

, Het huidig kasteel. (Cliché V. T.B.)

223


In 1808 werd de kasteelhoeve voor negen· jaar verhuurd aan Frans Hanssens en Maria Anna M.eerts. Het hof werd toen beschreven als ·hebbende een grote ingangspoort, een rij gebouwen met paardenstallen, koesta11en, ~chapenstal)en, met pomp, oven enz., alles met water _omringd. Buiten deze wallen was er nog ee_n tweede schuur.. Het lag op 1 Ha. 39 a. grond. Jaarlijks betaalde de heer van Dworp aan de kerk vier kapuinen bezet op zijn pachthof en boomgaard aan het kasteel voor de fondatie van mevrouw van Kesterbeek. e) Heerlijkheid-van Aa. -We hebben ·gezien dat al het goed van Angefa dat• ten Oosten van de Zenne lag in handen van de hertogen van Brabant kwam .. Maar mettertijd verbrokkelde dit ook weer. De heren van Aa bezaten te Dworp uitgestrekte goederen en een tamelijk belangrijk rechtsgebied. Aan hen dankte het Sint-Janshospitaal te Brussel het derde van de tienden der parochie en de abdij van Terkameren tal van bezittingen met vrijsteHing van karweien en lasten. Oenoemde heren waren de grote meesters en eigenaars ten Zuiden van Brussel. Ook de heren van Stalle· hadden hier menig leenman, <L m. de de Kegel's. Ten tijde van hertogin Joanna, hief Gillis de Kegel ongeveer twintig jaar lang de boeten in het leen van Stalle. Hoe de van Aa's en de van Stalle's en op hun beurt de kloosters het goed in bezit kregen is doorgaans niet geweten. Vermoedelijk werd het hun geschonken door de hertog, tot beloning van bewezen diensten of anderszins, zoals het later geschiedde voor de schenking van de heerlijkheid van Dworp aan Hendrik van Withem. Dezelfde vraag kan ook gesteld worden voor de heerlijkheiçl van Essele en die van Kesterbeek. f) De heerlijkheid Essele. -· Essele is ongetwijfeld een latere Frankische vestiging die ar vroeg onder de jurisdictie van de abdij van Sinte-Oeertruide te Nijvel kwam te staan. Hoe dit gebeurde is niet gewetèn. Waarschijnlijk was dit het gevolg van een schenking zoals toen veel het geval was. Esselt is grotendeels zandgrond ofwel tnoerasgrond die onbruikbaar was voor de landbouw. Is het misschien daarom . dat het gemakkelijk weggeschonken werd ? In 1253 beval Hendrik III, die in onmin geraakt was met de kanunnikessen van Nijvel, aan zijn baljuw de onderhorigen van het kapittel te Dworp met vrede te laten. De akten verleden vóór de schepenen van Essele waren, ten minste in 1421, chirografen naar Waals gebruik, en geen verzegelde brieven, zoals dit het geval was in de overige plaatsen van de Brusselse omgeving. In een akte van 1321 wordt een Joannes van Esseleen in een andere van 1346 { Oomaniale rentenboeken) een « hofstadt die was jans van Essele »vernoemd. Op 8.4.1529-30 verleende het kapittel van het klooster 224

van Zevenhorren toelating om een laathof te Essele op· te richten. EsseJe had aldus ook zijn eigen schepenbank. Het stond echter voor· hoger gerecht onder de schepenen van Lennik ( 161 0), dat. ook onder de jurisdictie van meergenoemde ,abdij ressorteerde (Wauters, T. I, blz. 222 en 11, blz. 722 en volg.). In de oorspronkelijke akten luidt het gewoonlijk : << De schepenen ·van Esselt der .capituilen van St Geertru.yden te Nive1le van hunne jurisdictie geleghen fn de prochie van Dworp ende daeron trent. » In 1610 waren Cornelius van Obbe~gen en Bartholomeus de Mesmaeckere de beide schepenen. In.l743 waren « Guillam de Mesmaecker ende Gillis Winderickx schepenen van den eerweerdigen Capittele van Ste Oeertruyde tot Nijvel van hun . heer1ycke jurisdictie van ·Esselt ende Daniel Mosselmans ten dese mael substituut van Sr. François Aertsens meyer· deser bancke. » In de akten van 1773 heet het: Meyer ende Laethen der soo genoemde grondtheerlijckheydt van Ste Oeertruyde bij ofte onder d'Worp. » Het klooster van jericho te Brussel bezat ook goed te Esselt. In 1750 verhuurd « Procut·atesse » Anna-Maria Theys, ,een dochter van Hendrik Theys, pachter van de hoeve van het klooster te Terkluizen, en zuster van J. B. Tneys, advokaat. te Brussel} aan Hendrik Stroobant een blok van 7 dagwand te « Dorpe onder de jurisdictie van Esselt in de Dr~efstrate » (KA. 12756). Bij een akte uit 1743 verleden vóór Franciscus de Liagre, Iicenciaat in de rechten, Philippus Emmanuel Mabeuge -« schepenen van den Eerweirden ende edelen Cappittele Ste Geer, truyde tot Nijvel », en joannes del Vaille, « meyer van de heerelijcke jurisdictie binnen Brussel, Molebecke, Anderlecht, Dworp ende daeromtrent », wordt door Catharina Martina van Busleyden << begeyntjen op den grooten Beggeynhove binnen Brussel<;>> aan de Hemptines, heer van Dworp, een goed verkocht ter plaatse « genoemt Elderingen ... naest Sevenborre". paelende aen de Heyde ... het Wout van Zoniën >>.Aan de akte hangt een mooi zegel met het beeld van ... Sinte-Oeertruid en het omschrift « Sigillum scabinorum d'Esselt ». g) De heerlijkheid Zittert. - Ook een zeer oude plaats van Dworp is Zittert, dat thans tot Lot behoort. Het versterkte hof of borchf was gelegen in het Zittertbos of Kwade Horink. Als leen hing het af van het hertogdom Brabant en was leendienst verschuldigd met vier krijgers te paard. In het « Stootboek» van het Leenhof van Brabant (1370) vinden we daarover alleen : « Henric Loudens zoen van der Lobeke thuis ende tgoed ter Zitterd dat sine was verstarf van Wilieme uten nuwen huis ... » en in het « Spechtboek » van hetzelfde Leenboek (f" 1374): « janne zoen heren Henricx van Stalle die men heit van Berssele hout een goet geheiten ter Zittert ge-

225


legen te Doorpe met allen sinen toebehoirten. Ende dit was. Henricx van der Loebeke diet vercochte. » · Van « joffr. jehanne van Stalle sijn suster met Rogier van Peterssem hoiren man ende momboir » ging net over aan de Witthem's (Henrick van Wittham bij dode h. Henriek sijns vaders anno 1224; h. Henriek van Wittham riddere bij dode Joffr. Jehannen anno 1223) (Spechtbo~k, ibid.). Zittert bestond eerstens. uit een hof enz. en tweedens ·uit een bos zoals hierna beschreven is : « Een hoff te Sittaert gelegen in de bancke van Rode, in de parochie van Doirp, tosschen Beersel en Laken (Lot) met allen sijnen toebeboerten met huysingen, wateren, bogaerde, bempde, lande ende bos;... schen al bijeen gelegen, metter cheynse daertoe beboerende; jaerlycx gevende eenen rinsgulden, eenen Geldersgulden, 27 cappuynen ende 12 schellingen payements; met eenen slach.;. molen daerop die beke te Laken met den vliet van den watere daer den molen mede slaet met alle der heerelyckheyt en,.de bedrijve totten levenen toe ... » ( Clapper van Br.ussel). Hier ziet men dat het gebied van Zittert zich tot aan de Zenne uitstrekte. · Onder Zittert lagen ook particuliere goederen, nl. « van Peteren ende Hugen geheten Gebuer gebrueders 24 in Aprîlle 1477 van allerhande goiden geleghen terSittert die sij ver..: cochten Henric van Wesenmale om 10 cronen >>. Het ·Godshuis van Sinter Kieeren te Brussel was te Zittert een « leen houdende van on se . al re genedichsten heere den Keyser als haertoge van Brabant». Het bestond uit « eenen bosch geheeten Zittert bosch groot ontrint 24 bunderen geleghen in eenen stucke inde prochie van Doirpe tusschen de goeden des jonckeren van prekerssen wijlen waren in deen syde aende strate gaende van Huyssinghen te Lake weert in dandre ... weleken bosch tgoidshuys selven gebruyckt ende jaerlycx doet huwen (houwen) te beerboute (brandhout) ende int goidshuys bringen. » Dit was het zgn. Clarissenbos. In 1489 verwoestten de Brusselaars de borcht van Zittert terzelfder tijd als het slot van Beersel. Het werq nooit wederopgebouwd. In 1613 staat het vermeld als volgt : «boven thoff van Sittert dat afgebrandt is ende daer eenen careelhoven stont opt velt dat geheeten is t'Sittert velt.» Op 21.3.1754 kwam het goed Zittert bij erfenis in handen van Prins Karel van Arenberg en later in die van Prins Loctewijk Engelbrecht ( 1778). Buiten de plaatsnaam, blijft er van het aloude leen sedert zeer lang geen enkel stoffelijk spoor meer over. Het kerkhot van Lot kan als het middenpunt er van beschouwd .worden. De spoorweg Schaarbeek-Halle heeft er een afgronddiepe ingraving door getrokken. ln een stuk uit 1530 wordt de molen, waarvan hiervoren sprake is, geheten : < den. molen wijlen heer Henriek van Staiie » en moet niet lang daarna teniet gegaan zijn, want in

.1703 verklaarden oude ingezetenen van Lot bij eed «'dat aen de btugge van Laeckt ofte Loth op dander sijde van de Laeckhrugge ... aldaer op de Zenne na er den candt van Sin te Peetets Leeuw plachte te staen eenen watermolen die reeds hondert en meer jaer,en was te nyet. .. dat over ettelycke jaeren verscheyde persoon en die de Zenne geruymt hebben aldaer 'in de Zenne noch hebben gevonden ende gesien verscheyde gecapte steenen ende andere steençn gedient hebbende tot het fondament van een en molen ... dat die steen en werden gebruyckt in de wegen ... ende dat er ook werd gevonden een stuck van eenen molensteen ... » (C. T., Geschiedenis van Drogenbosch, blz. 25). · In de vroegste tijden kan deze molen wel op 'de Zenne gelegen hebben. Hij zou dus verplaatst geworden zijn na de afleiding van de Molenbeek die nu Haakbeek heet. Misschien werd dit gedaan om de bevaarbaarheid van de Zenne voor kleine schuiten te vergemakkelijken.

6. Gewoonterecht of kostuimen. In een geding. over een nalatenschap in 1665 staat te lezen dat « men bekent dat de voorschreve heerlyckheyt geene particuliere coustume is hebbendé ri:Iaer dat sy haer moet reguleren volghens de coustume alhier ende alomme ligghende dorpen in observantie is .. ,' naer dewelcke dese bancke ha er altijt heeft gereguleert ... » Die kostuimen komen dus overeen met die van Sînt-Genesius-Rode, waarvan hierna de voornaamste bepéflingen volgen. · « De overlevende echtgenoot bewaart het vruchtgebruik van de helft der goederen van de gemeenschap. De andere helft moet onmiddellijk verdeeld worden onder de erfgenamen van de afgestorvene. » Het echtelijk huis blijft ter beschikking van de laatstlevende echteling) uitgezonderd « 't geleghe souder fortresse » (volgens de mening van Prof. Draye van Leuven, medegedeeld door dl:Ir. A. Volion van Ezemaal, zou dit eigenaardige woord «omwalling>> betekenen), en met zijn afhankelijkheden mag het een half bunder beslaan, wanneer de vruchtgebruiker een meissenierman is, d . w. z. die een hof met 11 of 12 bunder in gebruik heeft en de grondcijns betaalt, en ten hoogste een dagwand, wanneer de vruchtgebruiker tot de cossaten, m. a. w. tot de zgn. lijfeigenen behoort. Dezen behouden slechts de helft van de meubelen der gemeenschap. Indien zij een borg stellen kunnen zij de andere helft echter hun leven lang behouden. » De meer begunstigde meisseniermannen hebben he't vruchtgebruik van al hun meubelen. » At wat niet grondvast is, wat men verplaatsen kan zot1der te breken, wordt als meubelen beschouwd. Zelfs de vissen der stilstaande waters worden onder de meubelen gerekend; die der lopende waters echter niet.

227

226


.

.

» Na de dood der echtelingen wordt de woning eigendom

van de jongste zoon, tenzij de nalatenschap zó gering is, dat die woning, als erfenisgoed zou moeten verdeeld worden. Aan de overige mannelijke erfgenamen wordt evenwel een half bunder of een half dagwand grond toegestaan al naar de erfgenamen meisseniers dan wel cossaarden zijn. » Het erfdeel van de dochters bedraagt slechts het derde deel van dat der zonen, en in de plaats van grond ontvangt zij alleen renten in graan enz., terwijl zij in st~de van huizen, weiden, heidegronden, bossen enz. niets dan renten krijgt, die op een gedeelte van de erfenis bepand zijn. » De meubelen worden onder al de kinderen zonder onderscheid verdeeld. De gehuwden moeten van het erfdeel laten aftrekken wat zij als bruidschat meegekregen hebben. » De stok- of matrimoniale goederen keren steeds terug tot de familie waaraan zij oorspronkelijk hebben toebehoord. » Wanneet een kind uit het eerste huwelijk zonder afstammelingen sterft, en noch broeders of zusters achterlaat, gaan zijn goederen over naar de kinderen van het tweede huwelijk en als er geen zijn naar zijn ouders. » Ieder mag zijn kinderen bevoordelen doch dit moet geschieden in de aanwezigheid van twee bloedverwanten van de vader en van twee van de moeder. » Bijaldien iemand de betaling van een schuld eist en de schuldenaar overleden is, moet de schuldeiser het bewijs leveren van zijn schuldvordering. Kan hij dit niet, dan moet ·hij vóór het gerecht verschijnen met zes andere personen, van wie er zich drie aan zijn rechter- en drie aan zijn linkerzijde plaatsen. Vervolgens knielt hij neder en zweert op de relikwieën der heiligen dat zijn eis gegrond is. Zijn getuigen doen daarna hetzelfde, doch twee aan twee. Eerst de twee die het dichtst bij hem staan dan de twee volgende en e-indelijk de laatste twee. Deze eed heette de eed der zeven handen, in het Latijn Septuma manu, en was een overblijfsel van de Frankische rechtspleging. » In strijd met het overige gebied van Dworp, volgde Essele de kostuimen van Nijvel. 1\\eier Ilias, die in een register dat op het Rijksarchief berust, modellen van goedenissen voor alle mogelijke gevallen van eigendomsovergang enz. verzameld had, tekent daarin ook « den 19n articule » op van vorengenoemde kostuimen : « Item alle d'erfgoederen die eenen man bleven sijn, oft die sijn sijn, terwijlen hij in hauwelijek sidt, blijven alle sijne voorkinderen, alwaert van gemeynen bedde hij kinderen hadde. » Hij voegt er bij : « Dese onder andere costumiere dispositie seght den h. Advoc. Charlier haer uytwerksel te hebben onder het ressort genaemt Esselt. »

7. Hoogmeierij Rode. De heerlijkheid van Dworp behoorde op haar beurt tot

228

de hoogmeierij Rode samen met nog een goede twintigtal andere dorpen. ~. « Doireppe de prochie onderde bancke van Rode al onsen heere de Coninck toebehoirende aldaer alle kueren ende bruecken" zijn als voeren onder Rode ... » In 1389 Jiet Hertogin Johanna van Brabant (t 1406) een groot onderzoek doen over de gedragingen van haar ambtenaren, inzonderheid de hoogmeiers, waarover veel· klachten binnengekomen waren. Jacques Bolsée heeft dat onderzoe~ behandeld in zijn werk « La Grande Enquête de 1389 ». Ook te Dworp waren klachten gedaan geworden over meier Everaard Connen en ondermeier Wouter van Rode. Schepenen Jan Danneels, van Heelbeke en jan van Aa hadden het ook te verantwoorden. Hierover volgen hierna enkele feiten die buitendien interessant zijn voor de namen en de zeden van de iijd. << Item. Andries Strepen ende Gielijs Fellebaert dagen over E'veraert Connen alse dat op tide vairleden huere beider wive sceldende worden omme eoeten die in huere hoeve stonden, also dat quade tongen dairtusschen worren ende dat dit quam voir Everart voirscreven, so dat Everart seggen woude dat Dries wijf in Fellebarts hof om coelen geweest soude hebben, des niet en was, nochtan moist de meyer vors. hyraf van eiken hebben 25 lb. payements. Item, van der ciagen die gedaen hebben Andries Strepe ende jan Fellebaert over Everart Cunnen als dat sij hem geven moesten elc 25 lb. ende ·want Everart die nyt gerekent en heeft, so sal hi mijn re vrouwen dairvoir geven 250 lb., valent 12 gulden. Wouter, d'ondermeyer van Rode. - Item, Cappen Marot ciaecht over Wouteren, den ondermeyer, alse dat hi hem nam enen pant omme gelts wille dat bi niet sculdich en was, want hi dien persone, die soengelt van hem hebben woude, niet en bestont. Ende Wouter voirs. gheloifde dien pant voir scepenen te bringen, dat hi noyt en dede ende blijft sijn pant aldus met allen t'onrecht verloren. - Antwert Wouter, dat Coppen Laurijs Bijts geloift hadde ter hant te staen van soengelde, so dat die meyer Wouteren beval dat hi Coppen dairvoir pande, so datten Wouter pande van enen mottalen pot, dien hi Laurijs gaf. Item van der ciagen die gedaen heeft Coppen Marotten over Wouteren, Ondermeyer van Rode, als van enen pot die hi hem afpande, is getaxt!ert dat hi den man sinen potte wedergeven sal ende mijnre vrouwen beteren mit dat hi in kleinen partien den luden afgenomen heeft, getaxeert te gader 8 gulden. jan Danneels.- Item, Dries Strepen ciaecht over ]anne Daneels dat bi hem geven moest 16 lb. payements ommedat hi ene kerfsage in Henegouwe cocht jegen enen man die se gestolen hadde, des Dri~s, so hi seit, niet en wist, ende dair degene die se vercocht hadde namatls te Rode selve om gevaen was. Her jan van Aa. - Item, Gielijs Mathijs toent ende seid, omme hem te quiten, mair en ciaecht niet, dat want hi, Gietijs Lanen ende Lijsbet, Oielljs Danijs dochter, onderlinJ1en vurwarden ghemaect ende gheordineert hadden, dair scepenen bneve van Aa af waren, welke vurwarden de drie partien eendrechtichlec te nyente daden ende dien brief scorden, ende dis quamen sij bi her Janne van Aa, die here was, ende overste der scepenen dair die brief giternaeet was ende boden hem dairaf te geven wes hi van recht sculdich ware dairaf te hebben voir sinen coep, dat hem gheen stade en dede, ende Oielijs voirs. moist dis geven aUene her jan voirs. 11 gulden. mair wat's d'ander gouden en weet bi niet. Helbeke. - Item, jan Arts ende \Vouter Claes. overmids hen te

229


quiten, so seggen sij op 't point wat broeken de richters geheven hebben etc. dat hen wel cont es dat Gietijs Lippens hont, van Dorrepe gl~ebeten ha?~e jans wijf van der Heijden, dair sij over claechde end~ mtds desen m t recht gestelt worden. Also dat hijraf ende oic met van enen bandune, dien de meyer- seggen wou de dat Gielijs Leppens verbuert soude hebben, pointin'ge gemaect worden te Heelbeecs boif omme 10 francken, mair Gietijs coes hijraf, so sij wenen, genede voir vonnis. Ende op tien selve tijt dat Gietijs voir 't recht was so was Gietijs brueder voit·s. aidair met sinen brueder ende hadde si~en brtteder gerne helpen verantwerden, so dat Heelbeke voirs. de hand sloich ane Gietijs brtteder voirs. ende voirde'n uuter bane van Rode. tot Vorst nochtau dat de s~epenen van der ba~c hem n~eden te verburgen voi; 100 franc~en ma1r en mocht hem met ghescten doch dat hi wederquam, matr of de meyer van hem yet hadde of en dede en wetèn si niet. Antwert Heelbeke dat Gielis Lippens _in '.t recht comen was te . twee stónden om eens banduus wille van lQ francken dien hen Helbeke a~ntee~h dat .hi. gebr?ken sou de hebb_en, end~ ten de.rden genechte coes dte votrs. Gtehs vou· scepenen genade votr vonms ende pointe om 9 francken jegen Helbeke, ende die scepenen hadden 's 1 franc te vertirineken; ende Gielis brtteder dien dede Helbeke vangen om overmoedige worde die hi seide, mer Helbeke liete'n namaels uut sonder cruys ende munt te gheven. »

In de rekeningen van de hoogmeiers van Rode uit d-e 15e en 16e eeuwen vinden we enkele vonnissen over personen van onze gemeente die ons een tamelijk treffend beeld bieden van de eeuwige en steeds dezelfde menselijke miseries van liet dorpsleven uit die verre tijden, maar ook interessant zijn wegens de soms eigenaardige zaken en namen. De meeste feiten hebben betrekking op slagen en verwondingen « metter vuest », << met enen stocke sonder gerakèn in heten strijde ... om hem t'evelne van sijnen lijve (doden): n1et enen messe dat hij bl<.~ede, met eender daggensonderopen wonde, met eenen ploechstocke sonder bloedreysen, met enen potte, een mes, een sweert getrocken, met eenen bol dair eenen yseren raeynagel inne stack, met steenen geworpen, met eenen gemakten stocke, met eene1_1 weymesse (jachtmes) _drie óepen \vonden, met eenen eetden potte, met eender piken gestoken op duere oft vinster bij daege, de slincke hant geaffouleert, een peert geslagen met een messe sonder quetsen, gedaen mescuer (misdrijf) sonder doet, strijbaer geweest ende ingelopen op de duere van Aert de Looze ende gesteken na den setven met eenen pijcken, geslagen met eender javelijnen, met enen opsteekere (groot mes) tlijf vol wonden, bij nachte met eeu ijzere gaffele gesteken duer zijn eersbille êen oepen wonde, met eenen candelaere, met een houten telioere, met eenen soutvate geworpen, met eenen tortsstocket bij nachte gestooten oft gesmeten met eender tange ... » Jan de Witte was in 1554 « strijbaer geweest tegen eenen waele van Wouterbrachen ... eenen ander ter eerden geloopen (1460), ter eerden sassemHjck geworpen ( 1508), metten haren getrocken in gramschapen (1462}, oploep gedaen ... Jan de Cuyper had sijn wijf gesmeten ende sijne maerte gestoten » ( 1464). « Hennen Potaerts knape ghinc uut sins meèsters hure voer dat sine tijt quam ( 1404), de meid van Peeter de Coninck 230

had den thuyn _(afsluiting) afgebroken van Henriek Mosselman, Anthonis Mosselmans hfld in 1554 afgebroken sekeren steen aen den hovenbuere van Peeter de Raymakere ... » · In 1407 had Coppen Smons « enen boem afgehouwen die op Ohelden Tays stont n1aer hij waende dat hij op sijne erve gestaen. hadde >>. In 1464 « erryende joes Springaels sijn lant also hij meynde erreyende op Oielis lant ... » In 1540 had Paeschier van Waelwyck «twee peerden gespannen aan eenen staeek die i~ eenen wech stont op datmen over tocht nyet varen en sou de Wtllende den selvert staeek uyt vaeren om met zijnder kerren over tocht te varen ... >> Evenmin als nu betaalden de mensen graag belastingen. In 1498 werd Aerde (Arnoud) de L?ose bestraft « van dat hij de beerlesetters {belastingheffers), dte . van ons genedichs heeren daertoe geordonneert waren injurieuse woerden gegeven hadde. ~. » · In het volgend feitje .kan men vaststellen dat pijpers o·f doe.delzakspelers te Dw~~p op de bruiloften kwamen spelen. « Stmoen van Cutssem ptjper woenende te Carloo van dat hij Willem Pauwels heeft geslagen met een ra,ppier een oepenen wonde in zynen vinger ende liep metter rappier alle de brulocht duere » ( 1532). Hij verwondde dus iemand met een sabel en liep zwaaiend met dat wapen doorheen de bruiloft. Hier zou een tafereel van Brueghel bij te pas komen ... Toen de mensen nog maar weinig geletterd waren, gebruikten ze, om leveringen op te tekenen die niet onmiddellijk betaald werden, een zgn. kerfstok, nl. ~en lang, plat geschaafd stokje waarop door kerfjes of insnijdingen aangewezen werd hoeveel broden, pinten bier, melk enz. de houder van de stok op krediet gekregen had. De volledige kerfstok bestond uit twee delen, kerf en tegenkerf, waarvan het eerste in bezit bleef van de leveraar en het andere in dat van de verbruiker. Hij werd gemaakt van een stuk week hout dat in de lengte gekliefd werd, zodat goed kon gezien worden dat kerf en tegenkerf uit een zelfde stuk hout voortkwamen. Tot controle of bij betwisting vergeleek men de beide stokken. In 1554 werd alhier Symon van der Meyningen beboet «om dat hij eenen vrouwen eenen vertel (veertel) corens meer op haeren kerf gekerft hadde dan op de zijnen ». Soms werd rekening gehouden met de armoede, zoals in 1464 voor «Hennen Loys omdat hij sloech Lijnen Lissen metter bant» maar « mits sijne arn1oede » kwijtgescholden werd en hetzelfde voor Jacob Keynoet omdat hij eenen anderen man sloech metter vuyst heeft hij gepoint omdat eenen zoe aerm man was». In 1479 werd Jan Oheerts gestraft «van dat hij sijn mes getrocken hadde sonder iemant te raecken » maar « ter bede van goed mannen slechts gestraft met 3 stuivers ». In 1464 was het « Willem Goedgesene dewelcke comen sijnde tot sijnen huyse, vant (vond) Gietijs Craye bynnen sijnen stal wachtende op sijne maerte dair om sij quade woerden tsamen gecregen ende doen nam Gielys Wiltem metten 231


halze ende track hem sijne dagge uut souder daet ». Dit viel onder de rubriek « diverse aveuturen » en << omdat een armen man was » « kreeg hij maar 6 stuivers boete». Maar het jaar daarop werd OieJis beboet «om dat hij Willem Ooetgeselie smeet met eenen stocke ». Bij het lezen van die feiten zou men wel de indruk· gaan opdoen dat door onze voorouders van vóót 500 jaat nogal ·gekapt en gekerfd werd, maar men mag niet vergeten dat dit over een p·eriode van meer dan honderd jaar loopt. Daarentegen treft men haast geen diefstallen aan. Alleen het volgende : In 1407 « berghde Willem Hughs eenen tennen scotel, _ een wailpot ende eene kiste dat Marie Coloys gestolen hadde te Brachene ... » Een heler dus. Een ander << haalde een bo.tt~ hoye in eenen beempt gelegen te Droigenbossche ... Peterken Backers, Gietken Vunens en Willeken Buis dieroen heet de Kever ghingen met jan Buis helpen stelen (1408); «den jonghen joes Thuenis had een sacxken met eten genomen dwelck toebehoorde zekeren wercluden die op tsheeren strate wrochten ende noGh den knecht van den smet tot Linckenbeke met zijnder handt op zijn aensicht gesmeten .. , ( 1546). Willem Craye hàd Adriaen den Ringmaeker in dronkenscape opge.,. seeght dat hij enen dief was » ( 1462). Voor ons volk zal toen wel reeds de mening gelden die Chaussard, een hevig Frans repubJikein, in zijn « Mémoires '>' optekent : << Le vol est aussi rare dans 'la Belgique qu'il est fréquent en France et en Angleterre; d'ou il faut condure qu'il ·y a là moins de misères et plus de mamrs; presque toutes les serrures ne ferment qu'à un tour; heureux peuple qui ne sait pas encore qu'il faut placer entre la propriété et l'homme, des chaînes et des verrous ! » We stipten maar één geval van gelddiefstal aan bedrev-en door een ... Fransman : In 1553 had de meier « eenen~ geheete.n Jacques de Marez van Condé geapprehendeert bij redenen dat hij den huysluyden omtrent Huyssingen ende Doireppe grooten overlast gedaen hadt met geit te halen ende anders ... » Er moet evenwèl op gewezen wor-den dat dïiefstal het zwaarst gestraft werd. Zo werd in 1404 « een wijf geheten Margriete van Assche van diefte daîr om haer oren afgesneden te Rode» (l~e'kenkamer 12775). De strafplaats van de hoogmeierij van Rode bevond zich te Alsenberg, op de plaats die thans nog de Galg heet. Eén zwaar feit moesten we optekenen, nl. e~n moord, in 1746, op een boswachter van Zonil!n, die een houtdief verrast had. Na een lang onderzoek werd hij) doordat hij niet wilde bekennen, te Brussel op de pijnbank gelegd. (De pijnbank werd in 1784, onder Jozef 11, afgeschaft.) Eindelijk viel hij door de mand en het volgend vonnis werd over hem geveld : « heeft verbeurt lijf ende goedt, ordonneren diensvolghens. dat den gevangenen sal worden gebrocht op de Nederm,erckt deser

232

De schandpaal zoals hij aan de achterkant van het kasteel stond.

233


stadt Brussele op een schavot, ende· aldaer geleyt ende gebonden op een rat om alsdan op het selve rat ligghende met een bijl sijn hooft van het lichaem afgehouwen. te worden ~ende het hooft gestelt op eene pinne andere ten exempel, ende het doodt Jichaem ·op het selve rat mitsgaeders het hooft op deselve weyse geexponeert te worden op eenen staeek op de Vaere pleyne (op de hoogte tussen Zevenhorren en Ten broek) ter plaetse waer het feyt is bedrevet} ... ·» (Eigen Schoon en De Brabander, 1947, blz. 168-186). · · . In verband met deze zaak was ook een andere inwoner van Dworp op het Steenpoort te Brussel opgesloten geworden. Op 17.5.1749 werd over hem het volgend vonnis geveld :. « in aendacht neniende sijne lanckduerighe detentie, den selven gebannen uyt desen. hertogdomtne ende ·provintie van Brabant voor den tijdt van 4. jaeren, de selve te ruymen binnen 2 mael 24 uren na er syn relaxatie (vrijlating) met verboth van binnen de 4 jaeren te commen binnen desen hertogdomme ... op pene van naerdere arbitrale ·Straffe ... » 8. Schandpaal. Te Dworp bestond een schandpaal. Hij stond in het midden van de plaats vóór de oude kerk. Thans staat hij aan de achterkant van het kasteel, ten Noorden. Het is een ca. 3 meter hoge achtkantige zuil van blauwe hardsteen met voetstukje ~n kroonlijstje. Op manshoogte heeft hij een Jeeuwenkop,.half verheven gebeeldhouwd. In de muil van de leeuw i~ een ijzeren ring bevestigd. Zulke leeuwenkop komt ook voor op de schandpaal van Fabry, Heist-op-den-:Berg, Ways, Aiseau enz. De twee helften van de achtkantige plaat, in het midden waarvan de paal stond, liggen thans aan de voor- en achterdeur van de herberg de Zwaan. Het gemeentebestuur heeft het besluit genomen. de schandpaal opnieuw op te richten naast het gemeentehuis. In 1793 werden de kaken, schandpalen en alle leenroe,rige zinnebeelden afgebroken door de omwentelaars. Vermoedelijk heeft het volk daaraan ook vvel meegedaan omdat het daarin zijn vrijheid en ontvoogding zag. Voor het schilderachtige van de dorpen was het echter spijtig. Anderdeels kan aangenomen worden dat die schandpalen niet meer of in elk geval niet veel meer gebruikt werden .. In het archief van Dworp vonden we nergens de vermelding van een vonnis daaromtrent. Voor ons gewest treft men een enkel geval aan, nl. in het aangrenzende EigenbrakeL In een schepenvonnis van 1710 lezen we: « veu les charges et confessions, attendu qu'il est suffisamment convaincu par ses propres confessions des crimes et sacrilèges y repris, Ja cour faisant droit à deu semonce at condamné par cette ledit Pottier d'être exposé ce jour d'huy deux heures en... tières a la honte au PiJlory et carquant dece Iieu et au bannissement perpetuel de cette terre et seigneurie ... »

234

VII. HET GEMEENTEBESTUUR EN DE OPENBARE DIENSTEN IN DE NIEUWERE TilDEN. 1. Dorpsa,dministratie sedert de Franse overheersing. a) ·Franse tijd; b) Hollandse tijd; c) Sedert 1830.2. Gemeentebuis en· gemeentediensten. - 3. Politie en Brandweer. - 4. Water en licht. - 5. Post en telefoon. 1. Dorpsadministratie sedert de Franse overheersing. a) Franse tijd.- Tijdens de Franse overheersing (17961815) w·erd de· dorpsadministratie grondig gewijzigd. In de plaats van door de dorpsheer, werden burgemeester en .schepenen, welke laatste tot twee verminderd en verder door gemeenteraadsleden vervangen werden, door het centraal bestuur en later door de kiezers benoemd. Maar in veel gevallen werden de heren nu zelf burgemeester en hun gezag bleef nog een eeuw doorslaggevend in a1les. Het is wel eigenaardig dat er zo weinig bekend. is over het bestuur der gemeenten tijdens de Franse bezetting en overheersing. Ambtelijke stukken, notulen van raadszittingen, aanstellingen van ambtenaren vindt men niet. Wellicht werden ze met opzet vernietigd. Zoals dit steeds het geval is in bewogen tijden, moeten er zaken gebeurd zijn, waarover sommigen nie-t al te fier mochten zijn. In het algemeen werden de Fransen natuurlijk verafschuwd, maar er waren ook mensen die om ideologische redenen of uit winstbejag of plaatsjesjacht de omwentelaars ter wille waren. En het waren niet noodzakelijk diegenen welke hun post moedig bleven vervullen of een zware en ondankbare taak voor hun medemensen op zich namen, die te laken waren. Pieter Paesmans werd «agent municipal »; J. B. Matton, beenhouwer, « adjornt au maire ». Voor eerstgenoemde post was eerst 0. Portaels, koopman, voorgedragen geworden. In 1804 treffen we Bartholomeus van der Kelen als « maire }) aan. Hij was schoolmeester. Een Jan van der Kelen was papiermaker en een Barbara van der Kelen, vroedvrouw. Graaf Oommaar treedt in dat zelfde jaar als burgemeester op. Gillis Winderickx wordt adjunct in 1807. Zijn benoeming luidt als volgt : « République Française. Liberté, Egalité

235


(Fraternité \Vas er toen nog niet bij ... ). Extrait du registre aux arrêtés du Préfet du Département de la Dyle. DoulcetPontecoulant, Préfet du Département de la Dyle, Conformément à .I' artiele 20 de la Loi du 28 Pluviöse, an 8, » conce~nant la division du territoire de Ja République et de PAdministration, nomme adjoint au Maire de Ia Commune· de Tourneppe, Arrondissement de Bruxelles, Ie Citoyen Egide Winderickx. Fait à Bruxelles, Ie 28 Thermidor an 10. Signé, Doulcet-Pontecoulant, Le secrétaire-général de la Préfecture,. signé, Legras. >> In 1810 was G. de Cuyper « ad joint au ma i re ». In de Franse tijd was een de Taverne gemeentesecretaris~ Toen hij ontslagen werd - waarom is niet geweten - weigerde hij de parochieboeken en nog andere papieren af te geven. De adjunct-meier, GiJlis Winderickx, vetgezeld van veldvvachters J.. B. van Grasdorf en Filip Boon, ging hem ten huize aanmanen, maar vergeefs; de Taverne wilde de stukken maar afgeven bijaldien men zijn achterstallig Joon uitbetaalde... ( Dijle-Departement, portef. 1105). · b) Hollandse tijd. - Bij de definitieve val van Napoleon I, in 1815, werden we met HolJand herenigd. Graaf Gommaar bleef aan het hoofd der gemeente tot in 1827, toen hij opgevolgd werd door zijn zoon Ferdinand. Zoals men ziet werd dat benoen1d worden door overweldigers en het aanblijven onder nieuwe regimes niet kwalijk genomen. Iemand toch moest voor de belangen van het volk instaan. Zo, bijvoorbeeld, bleef te Sint-Genesius-Rode Dachicourt, een geboren Fransman, meier onder vier verschi11ende regimes ! c) Sedert 1830. - Evenals zijn vader bij de vorige bewindsovergang, bleef Graaf Ferdinand in 1830 burgervader en wel tot in 1868. Hij staat bekend als een zeer bekwaam en verdienstelijk man. Zijn zoon Raymond volgde hem op tot 1896, toen dezes zoon het bestuur overnam. In 1914 ging deze zich te Brussel vestigen en woonde van 1916 af geen enkele vergadering meer bij. « Na de oorlog neem ik ontslag », verkiaarde~hij. Schepenen jozef Winderickx, kartonfabrikant, en Bartholomeus Hanssens, brouwer, vervingen hem achtereenvolgens als hoofd der gemeente. Van toen af werden .de notulen van Raad en College in het Nederlands gesteld ..• Bartholomeus Hanssens \Vas burgemeester tot 1927" August Winderickx, brouwer, volgde hem op tot 1933. Felix de Mol is de huidige burgemeester. Op de raadszitting van 8.9. 1947 werd hij gehuldigd bij gelegenheid van zijn verering met de gouden medaille der Orde van Leopold 11. Secretaris Pîeter van Roy was de tolk van allen om de burgervader hulde te brengen « voor zijn begrijpende houding tegenover het personeel en voor zijn prachtig vaderlands beleid tijdens (en ook na) de bezetting ». Schepenen. - In 1831 was de gemeenteraad, buiten de burgemeester* samengesteld uit de heren: P.J. de Nayer, J. B.

236

237


de Nayer, J. B. van Cutsem, Gillis Winderickx, 0. de Busscher, J. J. Paesmans. Ze werden nog assessoren ~enoenhl zoals in de Hollandse tijd. De eerste schepenen, m 1835, waren F. Matton en J. J. Paesmans. Later vinden we Gillis. Ghysels en 0. van Roy ( 1848). Fr. van Hemelryck en H .. Meerts (1855). 0. J. de Nayer (1864). J. F. Paesmans en Jan van Roy (1869). J.. F. vaq Hemeh·yck (1884). Jozef Peetraons (1891). Jan Everaerts en Filip de Nayer (1912). Bartholomeus Hanssens en Hendrik van Ob bergen ( 1920). J. F. van Hemelryck, P. J. Peetraons en August Winderickx ( 1926). Louis De Villé en Filip Coosemans ( 1932). Jeroom Smulders. (1937). . ' · Raadsleden. -· In 1835 : Gillis Ohysels, F. van Hemel-· ryck, j. B. vat:t Craenem. 1836 : J. B. de Nayer. !848 : 0. de Meurs Christiaan de Nayer, E. de Busscher, Remer van Laet,. F. As~elbergh, H. Meerts. 1855 : Oomien Mosselmans. 1860 : J. B. Ohysels. 1863 : F. Peetroons, J. B. van Roy. 1869 : Jan Frans van Hemelryck. 1872 : Frans de Neyer, Oregoor J• de Nayer. 1878 : Jan· Everaerts, Filip de Nayer. 1881 : Frans van Nerom, Jozef van der Gucht. 1887 : J. Peetroons, J. B. Oeens, jozef Paesmans. 1890 : Filip de Becker, J. B. van Roy. 1895 : Jozef Winderickx, Victor de Busscher, Albert Deleu, Jozef Michiels. 1900 : j. B. de Bremaecker, Bartholomeus Hanssens. 1908 : Michel Loubers. 1912 : Jules Daneau, Frans de Cuyper. 1920: J. B. de Busscher, A. de Cock, P. de Oreef, Jeanne Kuyl (dochter van Dr Kuyl), Edm. Steels. 1926 : Pi eter van Roy, Arthur de Beider, A. Tommett, Laurent de Smedt. 1932 : J. Buelinckx, H. de Koninck, Felix de Mol, j. B. Leroy, D. van Hemelryck. 1937 : J. P. Coosemans, Jules de Nayer, Eug. van . Laet, Jaak Asselbergh, André de Nayer.. De huidige gemeenteraad bestaat utt de heren : Fehx Demol burgemeester· August Winderickx en J. B. Buelinckx, sch~penen; Frans Debrael, Jozef Dekoninck, Laure~t f?esmedt, Emmanuel Leem-ans, Jaak Ritsmans, Jan-Frans Mtchtels, Edmond Garcet, jozef Hemmeryckx, raadsleden. Secretarissen sedert 1830. - Frans Portaels, 1830, zoon van Willem en van Anna-Maria Stockmans; P. Day, van Buizingen, 1830-1837; J. B. _Walravens, van Lembeek, 1837·1845; Frans de Oreef, van Halle, 1845-1871 (~as ook secn;taris van Huizingen); Marten-Donatus Lemyer, g,eboren m 1846 te Kerkom, te Dworp gekomen als o~detWI)_zer; later werd zijn naam veranderd in .9ie__van Le!'?atre: HtJ nam het ambt van secretaris waar tot btJ ZIJn overhjden m 1913. In de notulen van de gemeenteraad wordt hem hulde gebracht als volgt : « Considérant les services rendus à la commu:te par feu M. Lemaire, pendant une carri·ère 47 année.s; Co?stdérant que ce fonctionnaire modèle a consacré sa vte enttère à la bonne organisation du service communal; Rend un homm~ge ému de reconnaissance à la mémoire de eet homn:e de bten et en témoignage de gratitude aceorde une concess10n à pe~238

pétuité au ci~!etière de Ia commune oi1 repose sa dépouille mo,rtelle. » HtJ ··werd opgevolgd door Frans van Eist die in 1936 op rust. ging. Ook deze was een uiterst verdi~nstelijk ambtenaar. Pteter-Frans van Roy is de huidige secretaris. . Commissie van Openbare. Onderstand. - Mevrouw J. Van den Heuvel-Van Hemelryck, voorzitster; Z. E. H. Dupont, pastoor; Jules de Busscher, Pieter de Busscher, Pieter Hubloux, leden. . 2. Gemeentehuis en gemeentediensten.

Oudtijds vergaderden de schepenen in een kamer van een of an~ere herbèrg. Later, van bij het, begin van de 19e eeuw tot 111 1845, werd kosteloos gebruik gemaakt van een kamer vàn de tegenwoordige herberg << De Zwaan », welk goed toen aan de kerk toebehoorde. Om de reden uiteengezet in het hoofdstuk over het onderwijs, werd dan 300 fr. geëist als « huurprijs van twee gebouwen... het eene bestemdt voor schooJlokaal en het ander, een .kamer van de onderpastorije, voor bureau van het gemeentebestuur». . In 1854 werden· de gemeentediensten samen met de scholen overgebracht naar de nieuwe lokalen op de steehweg op Halle, tussen het kerkplein en de Eiststraat Die lokalen waren eigenlijk gelegen in de schoolwoning van de hoofdonderwijzer. Dit was de goedkope oplossing uit die tijd, welke me~ .op zeer veel plaatsen aantrof, o. t11. te Alsenberg, Rode, Hutztngen en te Buizingen, waar dit nog het geval is, enz. Dit gemeentelo'kaal, slechts 4,50 m. op 4,50 m. groot, was volstrekt te nauw geworden, en tussen 1900 en 1902 werd dan een nieuw ruim raadhuis naar plans van bouwmeéster Henri Jacobs opgericht ter plaatse van de afgebroken kerk. De bruine zandsteen die ter versiering in het metselwerk verwerkt is, komt voort van de oude kerk. Het· oude kruis met haan staat boven op de nok van het gebouw. · Het werd in 1902 plechtig ingehuldigd met een gemeentetoelage van~ 1000 fr. Het gemeentehuis is niet kwaad, maar met zijn trapgevels, onder meer, past het minder goed aan bij ne architectuur en het karakter van de streek. <;

3. Politie en brandweer. Vroeger was de officier· belast met de politie van de veldvruchten, de weiden en de bossen. Als dusdanig werd hij meer « preter » geheten (zie bij de « Plaatsnamen » : Preter en Boecht). Hij riep de schepenen bijeen, was hun bode voor hun ~e~nisgevingen en ?evelen. Hij vergezelde ze bij hun bezichttgmgen of schouwmgen van wegen en waterlopen. Hij kon. digde de verkopingen aan en maande de nalatige belastingplichtigen tot betaling. Van in de XVIIe eeuw werd het ambt van officier veel belangrijker. Hij werd meer beschouwd als een gerechtelijk beambte. Hij stelde het misdrijf vast, arresteerde de schuldige of beklaagde, ondervroeg hem en trok van 239·


·.

ambtswege « pertinente conclusie » tegen hem. Bij afwezigheid van de meier, trad hij gewoonlijk in de~es plaats op. Ook hierin bracht de Franse omwenteling veel veranderina. De officier werd onze huidige veldwachter, die vooral de bewaker der velden zou worden. Het politieambt werd opgedragen aan een zoaenoemde adjunct van de· meier, welke 0 functie later door de eerste schepen, en in de plaatsen van Jneer dan 5000 inwoners door ·een politiecommissaris zou . . waargenomen worden. . . . In de Franse tijd ontlastte de « adjolllt au n1a1re » ztch echter vaak van zijn politietaak op de veldwachter. In een verslag van een Frans ambtenaar in ~et jaar. 12 van de Republiek leest men het volgende : << U n apparhent pas à ces sergents, ttansformés aujourd'hui en gardes champêtres de veiller à Ia conduite des citoyens; c'est aux champs, oit est leur place, .~'est la ·conser~ation des fr~its, 9ui leur est spécialement conftee : leur surveillance ne dott s etendre q~e sur les personnes qui at~~quet~t la n:orale en attaq~~nt, quOIque Iégèrement, Ia propneté d autrut, ce. s.ont les d~_ltts ru.raux qui sont du ressort de la police mumctpale, qu lis. dotvent dénoncer à I' officier de police (adjunct van de meter) ... 11 n'est point convenable, il est même dangereux de leur a~cor~er d'autres attributions ou de leur confier celle de commtssatre, car la plupart de ces gens-là sont ivrognes et paresseux, et l'on doit avouer que ces qualités ne conviennent pas à un agent de police, qui doit à ses concitoyens un exemple de la bonne . · conduite qu'il exige d'eux ... » Hierna volgen enkele dorpsofficieren waarvan we de naam aantroffen : Gillis Thoeniken ( 1432). Frans de Genst ( 1600). jan Springael ( 1613). Christiaan Boon en Lenaart de Genst« belast met de pret~rschappen » (1650). jan..Weemaels (1675). Niklaas Weema.els (1698). jan WtJnants ( 1703). Sirnon Boon ( 1713). Cornelis Callenberg ( 1724). Pauwel Boon ( 1726). Pieter Leunens ( 1726). Peeter Weemaels (1733). Jan Hertogh (1'739). Frans Lemmens (1755). Hij was steeds « gewapend » met een gaan stok. In 1743 wa., hij reeds « aeemployeert tot het planten ende gaede slaen van de hoorneno op s'heeren straete ende gemeyne plaetsen ~ls andersints gelyck oock ... tot het doen van verscheyde comnnssien ende in de absentie van den heer opt casteel te slaepe~ ... » Sommigen \Varen daarop nijdig en verweten hem dat ht] een « corfdraeger », een « verraerder » enz. was. Willem Portaels ( 1785). Filip van den Bosch ( 1792). Hendrik Caudron (1793). Commissarissen. - Omstreeks 1900, toen de ge~1een~e meer dan 5000 inwoners telde, werd de eerste commtssans aangesteld, nl. Alfons Lamers. Op hem volgde Raimo!l~ Schietecatte in 1912, die de laatste was; door de afschetdmg van Lot viel het aantal inwoners immers beneden het gestelde cijfer.

240

Brandweer. - In 1834 stelde het hoger bestuut voor maatregelen te treffen tegen brand. Doordat de meeste huizen uit klei, hout en stro bestonden was brand niet zeldzaam. Op dat voorstel antwoordden onze· bestuurders dat « Jes maisons étant fort dissiminées dans cette commune, les chemins montagneux et mauvais, les hameaux fort éJoignés les uns des autres; Je conseil communal a cru inutile de se munir d'une pompe à incendie ... d'ailleurs chaque maison étant fournie de sceaux en cas d'incendie, il nous est facile de nous procurer Jes ustensiles nécessaires et les habitans riva1isent de zèle et de dévouement pour porter secours là ou un ineendie s'est déclaré, ce qui n'arrive que fort rarement ». Feitelijk mooie voorwendsels om geen uitgaven te moeten doen ... 4. Wat er en licht. De eerste openbare verlichting bestond uit Jantaanten van het stelsel Lu sol en werd aangelegd in 1907. Er waren zes lantaarnen in de dorpskom, twee te Kesterbeek en twee te Lot. Die van de dorpskom werden onderhouden door een aansteker van de gemeente, de andere door de eigenaar van het huis waaraan ze bevestigd waren. Het gasnet werd aangelegd in 1909; de electrische Jichtverdeling in 1912 en de straatverlichting het jaar nadien~ Tevens werd de reinigingsdienst ingericht. Tot in 1939, toen de openbare waterleiding werd aangelegd, waren ·de meeste inwoners nog aangewezen op de gewone waterbronnen in open lucht. Sommige huizen en boerenhoven hadden een bronput met pomp of ophaalemmer. In 1899 kwam in die toestand enige verbetering door het boren van drie openbare waterputten op de hoogstgelegen wijken, nl. de Esselheide, de Grootheide en de Meigemheide. Die putten werden gemaakt door de bekende putmaker Ferdinand Berghmans van Alsenberg en het pompwerk door meestersmid Jaak ~mulders-Algoet van. Dworp. In 1903 werden twee verdere putten geboord· te Krabbos en te Kesterbeek. Al deze putten zijn thans gesloten, behalve die op de Esselheide, welke in tijdperken van droogte nog wel eens gebruikt wordt. In het dorp tegen de schoolmuur aan de benedenkant tegen de steenweg stond ook een pomp met houten kopstuk die vanwege de schoolknapen nog al wat te verduren kreeg ... Over voornoemde oude- bronnen moeten we natuurlijk geen traantje laten, nu ze door een betere watervoorziening vervangen zijn. Vooral in het opzicht van de volksgezondheid is het leidingwater van betekenis. De epidemieën van typhus, die men alhier een paar tièntallen jaren geleden nog kende, zijn verdwenen. Die oude bronnen hadden echter hun eigen poêzie. Vrouwen kwamen er graag bijeen om het nieuws voort te verteilen en hun hart op te luchten en hun leed uit te storten. Ook paartjes vonden er mekaar ... Overbodig geworden, zullen die bronnen vroeg of laat

241


verdwijnen. Enkele zuilen het wel een tijdje uithouden, vooral die welke in de 19e eeuw door de gemeente ommetseld en half afgedekt Werden, zoals de Sint-Laureinsborre bijvoorbeeld. Om ligging en benaming van die bronnen enigszins voor de geschiedenis te bewaren volgt daarvan hierna een lijstj~ : In de Waterstraat SectieE 811. In 1408 staat die bron vermeld aldus : .« a pud .Doreppe ad locurn dictum ter El st inter putea ibidum dictum Marienbarre >>=bij Dworp ter plaatse geheten ter Elst··tussen de. put geheten Mariaborre; in de Vroenenboschstraat E 276; de Avoortbarre op de Grootheide E 497K; de oudst bekende benaming is van 1598. De naam werd op alle mogelijke wijzen verminkt als bijvoorbeeld Navoersborre, Atmosborre, Navosborre, Avontborre, Voetborre, Vloetborre, Avosborre, Ladosborre; de Dokkesborre op Rilroheide E 551d; de Landuitsborre op de Rilroheide E 599a2; de Fonteinbarre op de Rulroheide E 676b; de·Duivelsborre boven Steen. put D 104/2; de Sint-Laureinsborre op de Solheide D 60g; op de Solheide aan het huis Matton C 287f; op de Solheide aan Buskes C 358a, reeds vernoemd in 1596 als «bij den Kissemborre »; in 1602 : « opt Kissemvelt daer den Kissemborre uyt compt aen de straete Joopende van den Bruynenputte naer Solheyde »; aan de Bot~restraat op de Bruineput C 443c; den·· ketijk de Snelborre in 1566; «bij den Bruyh'enputte op de weyde geheeten Snelborre » ( 1615) ; de Schuysborre op de Bruineput C 409b (denkelijk de borre die oudtijds de Hanenbarre geheten was) : « hanenborre (1613), tvelt geh. Ouerot beginnende aent wijngaertvelt tommende aen den Gasthuy~­ bempde aen St Jans diemenheet den Hanenborre » (1613); tn de Boensdelle op de Bruineput C 262g; de Klutsborre, sommigen heten hem ook de Duivelsborre, op de Meigemheide B 156 (Kloetsborre 1600); de Kapellebarre te Wouweringen C 136e; de borre in de Koestraat E 208d; op Krabbos tegen de Schouwbos E 115m; op Krabbos (huis Hubloux) E 139d. Verder bevinden er zich ook nog verschillende dergelijke op privaat eigendom. . : . . Wellicht de allereerste noodwendigheid van een mens dte zich vroeger ergens ging vestigen was het water. Daaruit kan afgeleid worden hoe oud dergelijke bronnen moeten zijn. Hon.. derden en soms duizenden jaren. Bekijk het wegennet en zie hoeveel wegeltjes uit alle richtingen er naar toe lopen. De oudste heiligenlegenden blijken de bronnensagen te zijn omdat zij betrekking hebben op het werk van de eerste geloofspredikers. D~ mogelijkbeid is niet uitg_esloten, dat som... mige dezer sagen tn verband te brengen ziJn met e·en voorchristelijke bronnencultus (Eigen Aard, blz. 202). Zo zou volgens die opvatting de Kerk ook, ter uitroeiing van het heidendamt de bronnenverering hebben overgenomen in een christelijke vorm. D~ Duivelsbarre en de Sint-Laureinsborre zouden volgens die theorie in dat geval zijn : Peeters, de schrijver van evengenoemd werk, voegt daar echter aan toe

242

dat de theorie _der « yerkerstening » onhoudbaar is gebleken en dat de meeste f?lkloristen thans bereid zijn dit verouderde standpunt te he!zten. In el~ geval moeten benamingen van bronnen aJs DwveJsborre, Smt-.Laureinsborre een bijzondere betekenis gehad hebben.

5. Post en telefoon. Tot bij de oprichting van het postkantoor van Buizingen werd Dworp door dat van Halle bediend. · ' Het plaatselijk postkantoor werd in 1898 opo-ericht als ol}derontvangerij met telegraafdienst en zonder uftreikings·dtenst. In 1927 bestonden er nog twee bestelronden voorm!ddags en één 's namiddags (twee op Zondag), door uitretkers van het postkantoor Buizingen. Thans bedienen zes bestellers van dat kantoor de gemeente Dworp waarvan sommige een belangrijk gedeelte, andere slechts e~n paar straten van gemeld dorp doorlopen . De onderorttvangerij Dworp werd o. m. beheerd door volgende titularissen : Mej. Day, M. C. en Mevr. Deknopper, P. J., geboren Van Steyvoort, V. A., die op 1 April 1947 op rustgeld werd gesteld. De telefoonverbinding dagtekent van 1908.

's

243


VIII. E.CONOMISCHE GESCHIEDENIS. t. Landbouw.-· 2. Bos en heide.. - 3. Verkeerswegen.4. Nijverheid en handel: a) Molens; b) Papier- en kartonfabrieken; c) Brouwerijen; d) Ontginning van natuursteen. Gans de nooddruft van de mens komt uit de grond." BiJ· gevolg is de landbouw de oudste, de eerbiedwaardigste en de nodigste. nijverheiq. Dit hebben we in de laatste twee oor. Jo gen aan den lijve ondervonden .. « De eerste en de oudste, in de volste zin van het woord, vruchtbare mehsen·arbeid is de landbouw>>, zegt J. Muis in «De Hofstede in het Dorp en de Kunst », in Streven, 1945. Terwijl keizerrijken oprezen en ineenstortten, in tijd van voorspoed steden werden gebouwd en verfraaid, of oorlog of inval woedden, liet de boer niet veel · van zich horen. Oehecht aan de grond die hij hardnekkig rooide en bebouwde,· bijwijlen door de oorlog verjaagd, maar steeds terugkerende tot zijn hak of zijn ploeg, leefde hij in zijn dorp een haast onbekend bestaan. Boven de leidende klasse en de veroveraars, zegt op zijn beurt Dawson, ging het leven van de boer verder, zonder dat er· veel veranderde in zijn taal, zijn godsdienst en zonder dat men hem er kon toe bewegen veel te wijzigen in zijn maatschappelijke overleveringen en zijn gewoonten ... Omtrenj de oudste nederzettingen van gezinnen of stam:men bestaan geen historische oorkonden. Ooblet d' AlvieUa, in zijn « Histoire des Forêts de Belgique », meent evenwel dat eeuwen vóór onze tijdrekening een gedeelte van ons grondgebied, het vruchtbaarste ongetwijfeld, door de mens gerooid en gebruikt werd voor de aanbouw van graangewassen en de veeteelt, vooral schapen. Daarrond was alles bebost, terwijl de valleien moerassig bleven tot het water binnen nauwere oevers tot beken en rivieren gevormd werden. De oudste streken waren de hoge drooggelegen gronden, de hoge kleibanken, de hoge randen der riviervalleien. De vaste kleibodem werd het eerst bewerkt, terwijl de lage landen en de dorre heidegronden als veeweiden in gebruik werden genomen en lang gemeenschappelijk bezit bleven. Geregelde landbouw mag veel hoger in het verleden opgeschoven worden dan doorgaans gedaan wordt bij gebrek . .


aan oorkonden. En Dr Jan Lindemans zal het ook wel bij het goede eind hebben waar hiJ meent dat de << oude Belgen », zoals in onze schoolboeken te lezen staat, wel van wat anders zullen geleefd hebben dan van wild. en vis. Uit de schenking van Volkwin kunnen we leren dat met de. toen bestaande zestien hoeven Dworp reeds op _landbouw... gebied een uitbreiding had bereikt die in het algemeen geen andere vooruitgang meer zou maken dan op het gebied van beter zaad, alaam, bemesting enz. Ir Paul Lindemans heeft de ontwikkeling van de landbouw in onze gewesten beschreven in zijn interessant werk «De Vlaamsche Landböuw in het Verleden», 1942. De natuur van de grond is te Dworp zeer verscheiden. Kleigrond neemt er echter de grootste plaats in. De talrijke waterlopen brachten n1oderne alluviale formaties tot "Stand. Over het algemeen is hij vruchtbaar. · In 1686 waren de. schepenen nochtans van. een andere mening. De overheid had bevel gegeven een lijst op te 111aken van al de goederen. De schepenen, allen boeren, voelden daar niet veel voor en vreesden te hoog belast te worden. Men .moest ze dwingen met « militaire executie van ses ofte acht soldaeten ... dewelcke expresselyck in hennen dorpe tot grooten cost waeren verblijvende tot dat het cahier soude wesen opgecalculeert naergecijfert ende overgelevert. .. » .Zij haastten zich om « te certifieren ... dat de landen en weyden onder deselve prochie van Doorp gelegen sijn seer .slecht van weerde, emmers de meestendeel sul x. . . datter geenè · oft weynige bevonden worden onder de meyerije van Rode die slechter sijn ... Weliswaar waren er toen nog 40 bunder « vogelweyde ». Van vóór 1653 bezitten we geen gegevens over de bebouwde oppervlakten. Dat jaar besloegen deze, op een totaal van 791 bunder, 457 bunder land, 137 bunder weide, benevens 163 bunder bos en vijvers en 33 bunder heide. Dworp was een landbouwdorp, maar met zeer kleine bedrijven. In 1687 waren de grootste : « het hof te Winterpeer met 12 bunder saeylandt raeckende het hof; het hof ter Hulst met 3 b., de resterende landen ligghende onder Al senberg ende Beersel; het hof te Kesterbeek met 8 b. saeylandt wesende hoflant; het hof te Labus met 21 b. hoflant; het hof te Batenhordt met 12 b. hoflant; Moyses bewoont een hof oock genaemt het hof te Kesterbeeck met 31 b. saeylant, · het hof ende schure is gebrant ende niet opgemaeckt; het hof telderingen met 22 b. hofland; het Steenen hof met 13 b. saeylant, schuere ende stallinghe verbrant; het hof te Rullenrode met 18 b. saeylant; ten slotte een hofken op de Solheide van 6 b. » Acht en vijftig ingezetenen waren eigenaar van hun doening, die meestal slechts twee tot drie dagwand en ten ~ hoogste een bunder groot was. 246

11

In een opnemi~1g door schepenen yan de schade aan « velden, weyden, huystngen, schuere ende stallinge » van pachter Frans H~eck, toegebracht « door ~~ soldaeten van het leger dwelcke 111 de maent van Septembru 1655 gelegen ende gelageert hebben omtrent Halle 4 volle wecken » treft men ·aan · << weggehaelt ofte gentineert >> 5 bunder haver, 7 dw. eh.vten: 1/2 bunder gerst; 1 bunder boekweit. Ook vlas werd er gewonnen. In de 17 e eeuw, onder meeJ· komt de verkoop van vlas vaak voor. ' . In Septe!Uber .1837 verscheen vóór schepen Gillis Ghysels, Pteter van. Lter, dte verklaarde dat men 's nachts 14 Kg. geroot vlas hggende op.de klaveren ,en « bereyd om te spinnen » gestolen had. Men vond het terug op de zolder van een landbouwer op de Esselheide... . . . Op de verkoop van de g:oederen van Jan Loocx in 1676 werden 200 pond hop alsmede hopstaken verkocht. . INDELING DER BEDRIJVEN (TEEL- EN WOESTE GRONDEN) VOLGENS HUN GROOTTE (jaar 1846). . Bedrijven van Eigen exploitatie Gronden in pacht Totaal -1 Ha.

1-5 Ha. 5-10 Ha. 10-20 Ha. 20-30 Ha. 30-50 Ha. meer dan 50

Totaal

volledig

voor meer dan de helft

volledig

voor meer dan de helft

26 16

23 52

162 79 1 2

68 98 6 6

Ha~

44

77

279 245 7 10

3

4

1

1 1

248

178

547

_I~og steeds is Dworp een gemeente van klein IandbouwbednJf. Voor 1929 zijn de cijfers als volgt : Geen bedrijf bewerkte meer dan 20 Ha.; 608 bewerkten minder dan één Ha., 103 tussen één en 5 Ha., 16 van 5 tot 10 Ha. en 14 van 10 tot 20 Ha. Van de 741 bedrijven zijn er 280 volle eigendom, 88 voor meer dan de helft gepacht, 252 algeheel gepacht en 121 voor mind.er dan de helft gepacht. In de dorpskom bestaat er .een strekktng tot verdere verkaveling terwijl daarbuiten klemere stukken door boeren en grondeigenaars opo-ekocht o '"'orden. In 1890 was Dworp 1174 hectaren groot. Gerekend tegen het Brussels bundervan 4 dagwand of 400 vierkante roeden van 17 1/3 voet zijkant of 120.177 1/9 vierkante voet te Dworp in gebruik, het bunder dus = 91.3309 aren, m~est Dworp ongeveer 1274 bunder groot geweest zijn. De in 1686 opgegeven 802 bunder geven dus maar een gedeelte van het gr~n~~ebied aan. Het gedeelte dat leen was en niet bij de meten] Rode behoorde was er vermoedelijk niet in begrepen. Van _1929 ~f was de gemeente nog slechts 961.06.94 Ha. groot. Dtt gebted bestond uit 672 Ha. beteeld, 145 Ha. bos, 53.33 Ha. onbeteeld. De beteelde oppervlakte was be-

247


bouwd met 94.50 Ha. tarwe, 52 a. zomertarwe, 67 a. spelt, 86.28 Ha. rogge, 97 a. wintergerst, 25 a. zomergerst, 50.32 Ha. haver; 20 a. boekweit, 15 a. paardebonen, 10.50 a. tabak, 20 a. suikerbieten, 48.19 Ha~ voederbieten, 50 ·a. voederwortelen, 55 a. rapen, koolrapen enz., 79 Ha. late en halfvroege aardappelen, 3.85 Ha. vroege aardappelen, 23 Ha. klaver, 47.59 Ha. hooiweide, 125.52 Ha. graasweide, 20.64 Ha. moestuinen, 1.44 Ha. groen te oogsten erwten en 15:69 a. witloof. Er waren 68.76 Ha. rapen als nateelt. 64 Ha. boomgaarden, 3.45 Ha. wijmen, 19.54 Ha. lusthoven en parken. Voor de verbetering van de grond werd in 1929, 62.080 Kg. kalk en as gebruikt. Er werden 260.600 Kg. allerhand·~ scheikundige meststoffen aangewend. Voor de voeding der dieren werden buiten de zelf gewonnen voeders verbruikt : lijnzaadkoeken 64.090 Kg.; mais enz. 115.995 Kg.; zemelen enz. 105.175 Kg~; vleesmeel enz. 1550 Kg.; melkvoeders 2700 Kg.; draf 197.480 Kg.; bietenpulp 40.000 Kg.; voedermengsels 15.400 Kg. Hierna volgt een samenvattende en vergeJijkende tabèl over de landbouw voor 1846 en 1929. Verhouding, uitgedrukt in ·o/0 , der teelten t.o.v. de totale opp. der gem.

Aard der gewassen Broodgranen Andere graangewassen Peulvruchten Nijverheidspianten Aardappelen Wortelplanten Voedergewassen Weide en grasland Moesplanten Fruitteelt Boomkwekerijen Wijmen en allerhande

de beteelde opp. der gem.

1846 (a)

1929

1846 (a)

1929

31.15 7.06 1.02 1.53 9.46 0.68 7.57 8.08 2.55

42.90 9.73

2.30

18.94 5.38 0.01 0.03 8.61 5.18 2.59 18.01 2.15 6.67

3.52 3.17

27.87 7.92 0.02 0.05 12.67 7.62 3.81 26.51 3.17 9.81

1.19

0.36

1.64

0,55

72.59

67.93

100.-

1.41

2.11 13.01 0.94 10.43 11.14

100.(a) De totale oppervlakte der gemeente bedroeg in 1846 1175 Ha. In 1929 nog slechts 961 Ha.

Veeteelt. - De voornaamste bekommernis bij onze voorouders was natuurlijk het broodgraan, maar daarnaast nam de veeteelt ook een belangrijke plaats in. Daartoe leende het lage, dikwijls drassige land zich ook het best. Eerst veel later trad in de lage landen de akkerbouw meer op de voorgrond. De weiden, evenals de bossen, waren gemeenschappelijk bezit; men weidde er het vee gezamenlijk. Kudden zwijnen werden in de bossen gedreven en met eikels en beukenoten gemest. De schapenbouderij in onze streek is zo oud als de ges.chiedenis van het Vlaamse volk. De wol werd eeuwen lang op het land gesponnen door de vrouwen bij de huiselijke haard 248

en het ·garen werd bij de dorps- of stadswever geweven tot r~we, sterke stof; die voor eigen kleding gebruikt werd, of dt.e.ade om kousen te breien, wat tijdens de winteravonden· door mannen en vrouwen geschiedde. . In verband met de schapenkweek vermelden we enkele"· feiten die zich alhier voorgedaan hebben en aantonen hoe oud · en belangrijk die teelt alhier was : « Ontvanck van 20 scapen die o,ngheve ( ongaaf) ende besmet waren die bevonden sijn weydende bij anderen gheven (gave) schapen ende dair de gheve scapen pleghen te weyden dwelc niet sijn en mach opte verbuerte van den scapen welcke scapen de meyer aengheveert heeft ende vercocht die niet meer en gouden (golden) want sy seer ongevallich waren, dan 21/2 stuyvers het stuck » (Rekenkamer 12776-1481). « joes·· dé Wolf heeft ter doot gebracht eenen scheper ende noch drie andere vreemde personen doen versmoren irt haar sonden ende gehaelt geweest bij desen meyer op de kercke te Doorpe ende ghelevert den amman van ·Bruessel, die heeften doen executeren mitten sweerde tot Lynckenbeke }> (1481). Een andere schaapherder, «jan Mathys op Solheyden sceper » werd met 6 stuivers bestraft «van dát hy sijn scapen gehuedt hadde op jonck hout·boven dien hij gecalengiert (bekeurd) was van eenen preter >> (veldwachter). Dit gebeurde in 1498. Deze Mathys werd toen ook nog vervolgd omdat hij << syn maerte gesmet-en » had. Men ziet het, herders zijn niet altijd zo dichterlijk als in de boeken te lezen staat. .. In 1532 was het « Loeyen de sceper op de Solheyde van dat hij met eenen steeckzweerde geslagen hadde nae Sertel Vrancx ende naer Peeter de Vluegele » en in 1540 Peeter de - Raemakere had « ontvrempt 5 of 6 scapen de welcke hy naederhant gerestitueert had ende duer bede van scepenen ende gemerct hij noyt yemanden yet ontvrempt oft genomen heeft ». In het begin der 17e eeuw werd de schapenkweek reeds ·als een te weinig renderende teelt beschouwd. Daarom werd van overheidswege het aantal schapen beperkt dat. mocht gehouden worden. Geleidelijk verminderde de belangrijkheid er van om plaats te maken voor de teelt van groter rundvee. Die vermindering was een algemeen verschijnsel toen fijnere wol uit vreemde landen, vooral uit Amerika, ingevoerd werd. Daaromtrent zegt Ouicciardini in 1568 dat « Les laines du pais sant un peu grQssettes, et de beaucoup en bontê différentes à celles d'Espaigne et d'Angleterre : Ja cause, oultre l'air, est que Jes pastures, de pardeça sont tant humides et nutritives, que les besfes en produisent Je poil plus gros, plus lopg et rude. » Toch was de schapenkweek alhier nog vrij belangrijk in het begin van de 18e eeuw. In 1702 bewerkte Gillis de Mor 20 bunderen en bezat hij buiten drie paardent een veuJen, zes koeien, drie kalveren, twee varltens, 125 schapen en twee

249


rammen. Joos van der Kelen hield 85 schapen, Cornelis Callebaut 100, Marten Lessens 82. . Die kudden schapen vonden hun voedsel hoofdzakelijk op verloren hoeken en kanten, maar ook op de talrijke gemene heidegronden. Niet steeds bepaalden ze zich daarbij. De men .. sen hebben blijkbaar altijd last gehad met het dijn en het mijn, en meer· dan eens werden ze betrapt op andermans grond, hoewel daarop strenge straffen stonden, nl. 6 stuivers per dier de eerste maal, 12 stuivers de tweede maal en zo verder. h1 1654 stond Jonker Frans de Bretel van het hof te Wolfshagen te Lot onder Sint-Pieters... Leeuw terecht omdat zijn kudde, samengesteld uit 126 schapen; '2 geiten of « cabarijkens ende eenen boeck >> op de Brusselstraete te Dworp, had laten drijven en pastureren op de weide van Pieter van Hamme. Tegen de neiging om sdiapen te houden op andermans kosten bestond een <<van outs gheuseert lantrecht dat nyemant egeene çudde schapen excedetende de nombre van twelf en vermach af te drijven op de gemeynte ten sy hij is gebruycker van 30 bunderen lants ». Antoon Berens bekommerde zich om dat recht. niet veel en hield 110 schapen ! Dit bracht hem echter vóór de schepenQank. In 1804 stelt een Frans ambtenaar vast «dat de vreemde schapen op hun doortocht het gras langs de binnenwegen' afgrazen, dat de herders hun dieren overal rondleiden, terwijl de reglementen de wegen aanwijzen waarlangs de vreemde kudden voorbij moeten en het aantal kudden bep~tlen die er in elke gemeente mogen bestaan. » Over de paardenkweek vetnemen we in het verleden niet veel. In 1812 werden voor Dworp 63 paarden aangegeven door de volgende personen : Joos Meerts 4; Willem van Laet 4; Wed. van Elewyck 1; Wed. G. Paesmans 3; Gillis Neetens 2; Jaak Hellinckx 1; Willem Ghysels 2; Gillis Winderickx, pachter, 4; Gillis Winderickx, papiermaker, 3; Doruien Hauwaert 4; Frans Hanssens 4; Frans Meerts 4; Jan Mosselmans 3; J. B. Paesmans 4; Daniel Hanssens 2; jan van Obbergen 2; Sebastiaan van Isterdael 3; Willem Daij 2; Hendrik Meerts 4; J. B. van Cutsem 2; Pietervan Hemelryck 4. We zouden er niet durven voor instaan dat deze cijfers heel juist zijn. Bij dergelijke tellingen wordt er gewoonlijk minder dan meer aangegeven, te meer daar het hier het leveren van paarden gold voor wagenvervoer naar de dokken te Antwerpen voor de dienst van het leger van Napoleon I. Voor de jaren 1910, 1920 en 1929 was de veestapel als volgt : 1929 1920 1910 104 75 122 Paarden 254 219 632 Melkkoeien 587 330 837 Andere runderen 296-165 403 524 Schapen en geiten 250

Ezels ? ? 4 Varkens 770 216 ? 7850 785 ? Hoenders ? ? 6660 Hennen Hanen en mesthennen ? ? 354 Eenden ?. ? 30 Ganzen ·? ? 6 Kalkoenen ? ? 1,5 Duiven ? ? 2033 Konijnen ? 328 630 Bijenkorven ? ? 11 Oudtijds werden ook veel duiven gekweekt. In al de kastelen en grote hoeven waren grote duiventillen, echte gebouwen,. soms met een toren. In 1570 vinden we te Dworp ook zulke duiventil of vleug, nl. « eenen . bogaert met een vloghe daerop staende groot 1 bunder ». In 1745 treffen we het .gebruik aan van verhuring van koeien tegen 6 guld~n per Jaar. In 1654 wordt een koe verkocht voor 27 guldén. Mits teruggave van de « goetspenninck » werd de koop ongedaan gemaakt. · Maatschappelijke toestand der boeren. - Ten aanzien van de econo~ische belangen zijn de geschriften van graaf G. Cornet bijzonder belangrijk, en onder meer b~treffende de t~estand der boeren in Brabant vóór 1794. Men is nogal geneigd alleenstaande gevallen van ellende te wijten aan graangebrek of veeziekten, te veralgemenen' ofwel te overdrijven. of lyrische· beschrijvingen uit Franse werken over Franse toestanden ook voor ons land over te nemen. Onze streken za~en er .~elemaal anders uit en dit getuigt ook Cornet, wanneer hiJ schnjft dat men onze landouwen niet doorkruisen kan zonder aangenaam getroffen te zijn door het uitzicht van de landbouw. en zijn voortbrengselen. Haast al de landbouwers zijn ei~ena:art ~egt hij. Dit wordt nog bevestigd door Hatzé, Co!n~1ssan~ bt] de Rechtbank ~er Ourthe, in 1796 : « Er zijn wemtg lan~.en waar de grond zo verkaveld is. De grondeigendommen ZIJn er op ongelooflijke wijze verspreid in handen van particulieren. >> Zoals elke mens kende de boer goede en kwade tijden al naar eigen vlijt en oppassendheid~ weersgesteldheid, vrede of oorlog. Naar de volgende boedelbeschrijving van het landbouwersgezin Jan de Oreve en Barbara Weemaels uit 1647 kunnen we ons een voorstelling maken van hun woning e~ wat er in was. In de boerenhofstede heeft de natuur steeds haar rol gespeeld. Zij bestond uit het woonhuis met het strict aantal nodige plaatsen) vloer, keuken, kamer, kelder zolder stal, schuur, wagenhuis. ' ' Eerst in deCamervoor de Cokene. goede botermanne- moullie - groote waschcuype - vleeschblock - withouten taefel mette schraeve daertoe dienende - schreynhoute sele - pack garen van 41 stringhen - st.rirtghe 2 à drye wasch - 2: scbrynhoute coetsen op

251


ider een ydel bedde tycke met elck een slechte sargie ende stroysack op liggen - 3 slaeplaeckens - schrynhoute taefelblock oft Bedde voetbancke - bombasynen wambuys ende broeck -'- quaeden boeck - waeffelyser - 6 manshemden - quaeden blaesbalck. · In de Cokene. 4 copere ketels- :3 steeoen oliepotten - 3 steeoen bierpotten - 2 houte soutväten - 2 ysere pannen - botercuype ~ melckvat ende vierendeel vat - houten eemer - 38 melckteylen schreynJwuten schapprye - without~n taefelken - houte bancke 2 stroystoelen - 4 haspen- botervat, schaere ende draeyer- yseren brandeleer, rooster, heusch ende poteysch ___:, 2 houte eetschotels 2 eerde plateelen - 4 houte tail101ren - pluysmerckt. In den Kelder. 2 boterpotten - houten eemer - 2 half tonnen oft cuypen -'- botercuypken - houten eemer sönder heysch. Op den vloer. 15 hoenderen - ploegh - kieckenct>rf - quaet houweel ~ pluysmerckt. Op den solder. 9 langhe abbeelen planken - quaeden want 2 ploeghraders - 5 ydel biecorven - stroyen viertel - hantsaeghe boecksaeghe sonder beugels - bert - 3 sistere haver - 5 sisteren coren - 2 calfsvellen. In de sclzuere. 8 oft 9 tîerlingen graen - een deel geluy. In den koestal. 3 swerte veerse de_2 daeraf met witte hoofden 4 roode melckkoeyen. In den verckenstal. 2 roode voedcalverckens. In den hovenbuer. een quaede. kerre mette raedersbert - berde~ waeghen - gritset - yseren schup ende grepen - 10 oft 11 bundels. latten. . In de inventaris, die te Brussel in de « Stroystraete » door a:dvo:.. kaat Cumpst werd opgemaakt, komt ook nog het volgende voor ; «in een sekere kiste een stuck lijnwaert van 30 ellen ende een ander stuck van 7 ellen, een ammelaecke, een violetten rock, een swerten rock met een swert k:oeslijf, 14 diverse tinnen schotels, 4 tinnen tailloiren. >> In geld : 261 Rg. 4 st. waarvan in goud 63 Rg., in Franse stukken van 16 st. en de rest in permissiegeld. Op een verkoop in. 1667 van Hendrik Peeterooms was er o. m. « een aerde flesse, eene serepanne, een coperen schuymspaen, een gelase flesse, een musquet, eenen friquet, een slijpsteen metten drayer ». In 1676 treffen we ook aan «een stampvat metten staf». AI de pachters hadden « karneloenen of kamenoeren ». Hier en daar vindt men in die inboedels een voorwerp dat we nu niet meer kennen, o. m. een « danckaert, een cassartpanne, luyckwanten, een knap met een swinghe, een vlieger ende boet van een huysken, ploeglijnen », in 1662 op de verkoopdag van wijlen pachter Merten Haeck en Anna Hannaert. Anderdeels leert men uit sommige zaken de levenswijze, gebruiken en bezigheden van onze voorouders. Bij evengenoemde Haeck werd ook nog verkocht een « copere weghesebale met gewichten met een .mercktmande, een drayende botervat, een aertwinde, een waefelijser, een deel aerde pottekens en pannekens, een en steynen morteer ». In 1666 treffen we op de koopdag van Antoon Berens en Barbara de Duyve een « appelpes » aan1 waaruit we kunnen afleiden dat ze appelwijn of cider maakten. In de inboedel van mulder en schepen jan de Back (1664) vinden we « drije veters met lmnne sleutels, een druyende botervat, een stampende botervat, een spaenschen snaphaen, een buylder, een bierboom ».

Wij vermelden hier, ten slotte, twee interessante feiten die mede betrekking hebben op de landbouw. De 9e Maart van het jaar 1524 werd de hoogmeier van Rode « versoebt van diversen pachteneren van Doreppe te vangen twee brant. . stichters die gedreyght hadden aidair negen pachthoven af te branden oft dat sij hen geven souden 200 rijnsguldens ... ,.

De meier trok er op af en liet zich « assisteren met achttien gesellen dach ende nacht drie dagen lanck ». De 12e daarop werden de boosdoeners gevangen « met grooter fortssen, gemerct zij wel versien waren van·· bogen, bussen ..ende ander.~ ~geweren ende oock vroem (sterk) waren huers;hjfs >~ en <~~IJ :nachte geleyt tot Alsenbe~ge in ·d~ vroente (gevangems) mtJnS genedigen heeren des Ketzers ». s Anderen daags we.rden ze << gevoert voer scepenen van Rode om te doen examtner~~ >> · de twee booswteh ... ten, geheten de ene, Hans Moitlont, 28 jaar oud, die bekende « in Vlaenderen eenen clerc doet ge- · slage.n ·te hebben om dat hij zijn gelach niet betalen en woude ende noch vele andere quade stucken >>. De tweede· heette Hans Romens, was 32 jaar oud en had « tot VVouterbrachen den prochiaen (p a s t oor) vele gelts doen geven ende met zijnen gesene dair een huys verbrandt». Op 29.11. 1710 te ·. 9 uur 's avonds werd een genaamde K a r e I Springael door enige « domestiquen » van de heer van Huizingen Naar de markt van Halle. « gewaebetrapt (Pentekening Dolf T!zeys.) pent met een fusieck in een stuck raepen gen. het careelblock uyttreckende eenige raepen ». Spring schoot « met haegel als met gesne?en of gecapt loot~ en kwetste dodelijk twee personen. Drie Jaar vroeger had hiJ met zijn geweer ingebroken in de kelder van de koster vap. Dworp. Hij werd bestraft om. gegeseld,. ge~!andme!kt e~. ~}-tt­ ten het land verbannen te worden, maar htJ had z1ch btjttjds uit de voeten ·weten te maken. Reeds vroeger werd er op gewezen da~ de landbouw :=tlhier een belangrijkheid had verworven, dte geen grondtge wijzigingen meer zou ondergaan. Doorheen de eeuwçn zouden

252 253


.

de hoeven rondom het cijfer 15 schommelen en in 1840 telde men 14 landbouwondernemingen die als hoeven beschouwd worden. In de archiefstukken komen tal van benamingen van die hoeven voor. Ze alle situeren is niet mogelijk We zagen reeds dat hoeven vaak van naam veranderen. Verder zijn de gegevens eerder schaars te heten. Alleen ~anne.er de hoeven eierendom zijn van kloosters of openbare mstelhngen bestaat er0 kans dat het archief bewaard werd. Enkele er van w,erden ook reeds behandeld in een vroeger hoofdstuk. Hof te Steen.- Aan de overzijde van de .steenwe&',.rechtover de straat naar Bruineput, staat een etgenaardtg, zeer oud. gebouw met dikke muren .en zware steunberen. Naar de mening van Prof. Kan: Lematre kan het gedeelte tegen de straat <<wel een oude Brabantse toren zijn en, gelet op de mouluratie, wel tot de 14e eeuw opklimmen». Wat het gebouw

Het Stenen Hof.

oorspronkelijk was, valt niet te gissen, maar in een akte uit 1604 wordt het beschreven als het « Steynen hof, .de beke camende uyt Halderbosch Iancx 't steynen hof aen den Willemscouter ... palende aèn de strate camende van Huyssinghen naer Doorpe ( 1661) ; tusschen thof te Steene ende de kercke van Doirpe ( 1613) ; a en den voetpat ga ende van den h,ove te steen ter kercke » ( 1613). De beek naast het goed, die bij Popp de Kesterbeek heet, voedt de vijver (kad. E 213), 26 aren groot, ten Zuiden van het hof « de beke cammende uyt Halderbosch lancx ,t Steynen hof aen den Willemscouter » ( 1661). Het Stenen Hof hoorde achtereenvolg~ns toe aan Raad Fiskaal jaak Bouton. ridder heer van Stalle, Kapelle-op-denBosch, Ramsdonk enz. ( 1665) ; aan een de Beaufort, een Minsart en aan advocaat de Notero. Het laatst aan Graaf Corn~t

..

de Orez, die het verhuurde als kartonfabriek aan Petroons en ·aan Ooosse?s· Thans is het opnieuw een boerderij gebruikt door Vlaemmck. Het neemt het pand Sectie E 215 in. .. Hof te Batenborg. --'- Bij Kesterbeek bevond zich op de weg van Dworp naar Lot het hof te Batenborch, dat Niklaas Bont geheten van Batenborch, in het jaar 1438 verkocht aan de kanunnik An d e r I e ch t van I Thomas de Malacordis, aan wie hij 200 pond tournois schuldig was. In 1423 vinoen we vermeld ·een Wouter sone Claes van Batenborch. Een Clase Batenbatch van werd in 1477 bestraft « van dat hij ge rasteert (in beslag g e n o m e n) goet heeft w e c h gevuert ». In 1613 vinden wij het verschillende malen vermeld, nl. : « beneden thof van Batenborch achter den hovenbuer leyt een block. streekende hem over dander . .. syde lancx de vs. straete 111 deen StJde, ende de weyde desselfs hoefs in d'andere ende desgelycx d'Beeckvelt gaende alsoo oppe totten Sollenberghe ,opt velt geheeten den Jansberch ende uytcommende neven d Beeckvelt aen de plaetse daer de steynen bruggeplacht te staen nu aen de Steynen brugge straete ... de goederen toebehoorende den grooten hove van Batenborch... een cleyn blocxken toebehoorende den hove van Batenborch » Omstreeks het midden van de 19e eeuw hoorde. het goed toe. aan Louis Benoît Powis de ten Bossche, van Brussel. Het hms was gekadastreerd Sectie B 445, de vijver B 447 en 4 a. 7 ca. groot. Hof ter Deelt.- Reeds in 1590 is te Kesterbeek spraak van een « hofken ter Deelt met zijne bijvange tusschen de Vuylput heyde ende de Deelt strate tegen de hoelstrate ... te Kesterbecke op de Deelt teghen de Vuylputheyde ende de Vuylputstraete » ( 1628). ._

<t

255 254


Hof ter Eist. - Ter Eist is een oude plaats ! .ter Eist (1356); apud Doreppe ad locurn dictum ter Eist (1408). Het hof was gelegen aan de ·overkant van de straat vlak achter de jongensschool, Kad. Sectie E 791. We vonden het alleen vermeld op een plan van 1772. Het is nog wel enigszins te herkennen. in een groepje oude woningen aldaar. Hof te Helderingen.- Het hof lag op de linkeroever van de Zevenborrebeek, boven de samenloop met de Hallebeek, aan de benedenkant van een heuvel, in het dal, een tiental minuten gaans van de molen van Zevenborren. Onder dé oudste bezitters van Helderingen treft men aan Egidius van Eldringhem of Gilijs van Elderinghen in 1321 en in 1346; Godenvan Elderingen, in 1406; jan Berckman geheten van Elieringen in 1421 ; « Willem van Elderinghen » in 1568; « Lauwereys Berckman alias van Elderinghe » in 1578; « Bartholomeus Beeckmans diemen heet van Elderingen » in 1628. In 1467 was er een Jan van Helderingen op het Hof te Sollenberg te Huizingen ( quam te net Johannes de Helderingen censitor). « Jan van Merstraeten Inden Caodeleer op de Hoochstrate binnen Brussel had in 1517 over d'erfgenamen van wylen Willemen van Elderip.ghen tot zijnen Jaste genomen int coopen van thof van Elderingen met ·allen s;ynen toebehoorten te betalen aen tcloister van Jericho uyt de vors. 3 mudden 2 1/2 sisters rocx ende 4 mottoenen erfelyc altijt» (K. A. 12757). Op 30 October 1592 verkochten Jan, zoon van voormelde Jan van Merstraeten en zijn huisvrouw Anna van der Keelen, aan Laureis Berckmans het « hoff 't Elderingen », zes bunder land en weiden, een boomgaard, een huis en het derde van hel tiende van 12 bunder, dat een leen van Stalle was. In 1613 staat ook vermeld « een lochten groot ontrent een dachw. gelegen achter de wooninge wijlen Bartholomeus Beeckmans diemen biet van Elderingen ». Jan van den Bossche was in 1665 pachter « opt hof fElderingen onder Esselt ~. Het hoorde toen toe aan Catharina · van der Eist van Brussel en bestond uit 30 bunder voor een « ploeghe » met twee paarden, 5 koeien, 9 vaarzen en kalveren en een kudde schapen. In 1743 werd het hof door de erfgenamen vrouwe A. J. de Tuerhoudt de Paddeschoot voor 300 gulden per jaar verhuurd aan Gillis de Mol-Emerentia van den Kerckhoven, die stierven zonder « kinderen verweckt » te hebben en waarvan de erfgenamen het voornoemde jaar de nalatenschap verdeelden. Daarin vernemen we onder meer «dat de besaetheydt, labeur ende mest bevonden boven de 7 bunderen moesten blijven besaeydt met herdt graen (op het hof geheeten Helderinghen op D'essel) ». De landerijen die hetzij met een of met

256

t1;

twee voren gelabeurd waren d . . tarwe, .het klaverzaad d.e tui ' t~est, de bezaamgen met .stake,_n werden geraam'd op 13j en e tscheJfthouten en boom925 g. 11 1/2 st. op. Er war g. t s . De meubelen brachten In 1840 h . en wee knechten en een meid was et o·oed va H Id . . pachter Gillis Ghysels t::~Het b nl e denngen eigendom van D 42la, b ·en c en was· 1 56 40esHoeg e kadastrale nummers ' . · · . a. groot. Omstreeks 1865 richtten d semans, de huidige eiaenaar e voorouders van Xavier Coode machines in 1918 ;'vergebr:~~:n k~tonfabriek op, waarvan molen van Wouweringen die d we~ en naar de oude graanfabriek verbouwd was. ree s se ert 1903 tot een kartonHet oude hof was stevig o-ebo d D _.steen, zijn zeer dik en de keld~ ~w . e muren, van breukHof te.H . . . rs ZIJn zwaar overwelfd. ertsem. - De oudste vern:te ld"tngen va_n Herisem dagtekenen van 1321 en 1379 . Martini de Herisem. Olîvier e «]Jacobus de !-fensem fHius waren· Gielis van H~risem heb~e~ an van H~nsem kinderen .sem beur oem 't aoet van H . gegeven Wd1em van Heribosch heiden... ~nde aHe t~~~!m ~etten hove landen weyden houten gelyck die gelegen is in de prochie van Alsenb verkochten « Olyvier vaner~he ende daer omtrent. » In 1406 gader... thof te Herysem erysem Jende sijne bruedere te Kronen. · · · » aan an Bossuyt voor 500

d

In 1472 lezen we nog heeten Herijshem beneden van een « plaetse te Doorpe ge« int goet van Herisem dae~e~h~~v~ tehHeryshem >~ en in 1613 neven tvijverken ». « daer be dp ac t te stane m den wech . placht te staene e~nen lochtenue ~ ~aerH thof van Hesigem ge ee en eyl Moyen lochten nu toebehoorende der Wed tussen de Herisemstraete ende ~eeters Faste.naeckels gelegen e weyde geheeten de Raste. » In 1613 hoorde dat Anthonis Thonis riddere e~~:dn~oe aan de ~<.wed. wijlen heer naeckels. beginnende vore dae t~e fwe1. WtjJen Peeter Fastewech neven tvijverken totte rh o pacht te staen, in den sijde te Doirpe weerts Ianc~ oepynwteeckke dneder gaende de 8 ryc en e tot a en Gillis goet. .. » Herishem heeft zijn na gehucht van A1senberg dat ~~ gfgev~n.daan Hetîshemheide, bij de dorpskom van Alsenb s~m eJ .e h~et, en tot dicht besloten dat het goed haast er~ rtkt. Hterutt moet worden dat de hoeve w!larschijnlijk t~: ~~afs~ f:ze gemeente lag en gere kartontabnek van Eugeen d . k g waar nu de vroe. tn ene x gelegen is. L abus.- Het hofteL b • 1' heet het « hove te Lab a us lS weitcht zeer oud. In t 558 feld zijn naam aan deu:i~~~i'rs~rbek~;· Het dankt ongetwijvan 1251 (K. A. 5613 f• 7)· . padc. er er van .. In een akte . . van goe eren der abdij van Ter-

257


kameren « apud Dornepa » komt een Wouter Labus voor en in het Domaniaal Rentenboek van Halle een .jan Labus (1381). Een Gielis Labus sone Joos houdt in 1650 3 dagwand bos «op den Bruyneputte >>. In 1613 is er spraak van «den hove geheeten thof te Labus » en van de « wech die van Schelleberghe te Labus hof weert gaet ». In 1726 leent « die Eerw~ Suster Anthonette Labus moeder van St Jans Gasthuys binnen Brussele » aan « Hendrick Boon ende Jacquemeyne de Rauw gehuysschen binnen D'worp » op 6 dagw. land ter plaatse geheten « den Boucht » « uyt een meerdere partije gescheyden in 1697 ». Sedert 1669 behoorde dit hof toe aan Theodoor Hacken « capiteyn van perden ghereformeert ten dienste van S. M. ende tegenwoirdige Drossaert ende stadtbouder van den Lande van Grimberghen ende Suzqnna van Veen,. die op het pachthof van Sr. Jan Schockaert ende Anna Vits van Brussel 5000 Rg. leende ». Het hof was toen 26 bunder groot. Het hoevegebouw is gekadastreerd B 467 en hoorde omstreeks 1850 toe aan Jean-Zénon-Ghislain de Viton, rentenier te. Brussel. Het hele goed was ongeveer 18 Ha. groot. Thans hoort het Hof te Labus toe aan de familie Huysmans van Lot. In 1944 werden aan de ingangspoort veranderingen toegebracht. Het wapenschild dat vroeger aan de kant van de beek stond werd aan de binnenkant in de andere richting geplaatst. Tussen het hof en de beek ligt thans een weide. Het is moeilijk te zeggen of daar vroeger vijvers waren. Een weg schijnt er gelegen te hebben. Wallen of grachten rondom de hoeve zijn er blijkbaar niet geweest. Hof te Platteborse. - Op 18.1.1581 werd het Hof te, Plattehorse door Gielis Ghysels van Vlesenbeke verkocht aan Jan van Bellinghen, schepen te Halle, voor 150 pond tournoys. De heer Van de Weghe situeert die hoeve op Esschenbeek, maar misschien verwart hij met Plattesteen. In elk geval lagen er veel goederen van op Dworp zoals blijkt uit de volgende teksten : « Aen de goeden gel. te Plattehorse toebehoorende Oielis Winderickx teghen de gemeynte van Essele ( 1597); 1/2 bunder de plattehorse geleghen onder Esselt ... tegen de Drobbe1strate » ( 1632). Onzes inziens n1oet Plattehorse vereenzelvigd worden met het hof van De Dobbeleer op de Esselheide, Kad. Sectie D 318. Het hoorde omstreeks 1850 toe aan Paul T'Sas, advokaat te Brussel, en was ongeveer 10 Ha. groot. Deze hoeve moet zeer oud zijn want zij heeft het aanzijn gegeven aan de talrijke Plattehorse-families die er vroeger te Alsenberg, Huizingen en Dworp waren. Sedert lang is de naam alhier uitgestorven. Te Brussel vindt men nog een paar inwoners met die naam ( nL in het telefoonboek). Hof te Rulenrode.- Het klooster van Zevenborre bezat te Rulroheide « een winhof geheeten thof te Ruelenrode '»'

258

(1558). Vóór « thof te Ru1enrod 1 d .. Beeckmans nu toebehoorende d' 1a den WIJlen _Willem meus van Asbroeck in 1613 erblen.kvan wylen Bartholoboomen' omset is ».'.Twee vel~ee~ o~~ en ... dat met appelbeyde gaet commende omrneo-a « . aer een straete tussen gemeynecheyt van Esseie >> be~s b~yde .den blocken aen de tn ~ 613 « den hove van Ruienrode » toe. Drie bunde~o[a rhodel >> lagen << aen de gemeynte ald~erv>~n(t ;Js~)K Hof te Ru1n 1785 waren de stall . · ne vaillent plus rien » nogdvan << ç.lotsons d' argille qui . wer en ze met de bouwstoffen

f!·

et

To:;

..:..---

.........::s...~-~~

~~-

~I

.,..,_

.

'

~··~~ _, ·--~~f"1X..t:.:

.Overblijfsel van het Hof te Winterperre op de Meigemheide.

van de afgebroken klooste b als een kelder en het wage~;ui~~wen wederopgebouwd evend · In de 19e eeuw floo d - h t Ghislain de Beughem va~ tip~ef~~. toe aan Burggraaf Adolf Het hoevecomplex is nog · f een groepje huizen Sectie E 590m;~ ~9;eer te herkennen aan Hof te Sol/zeide. _ Het h f t S · . tot een fondatie van d'heeren ~ te o1hetde behoorde in 1752 hoeve van charitatieve inste1Il.U !ens ende Mommens ten bearme kinderen van Zaventem If~e~d ~n onder meer van de van Homberghen van die · .n e en en pastoor Antoon van en bekwam de toelati~arochte was er « administrateur » bestond toen uit « seker pacttJ~~] he~t go~d te verkopen. Het stallinghen ... gem. geh. het hof t~eS 0efu 1uyse, schuere ende eyde ... groot 3 dw. met twee seyden aen shee op het Kissem ... 3 dw. op r~~~ ~~et~ ... 5 dw. met ovenbuer Gezien zï r . os erve1dt ». moet het een z~~r ~~~~f en de hoedanigheid van de grond vermelding vinden we e~~~~o;~o.ndi~~~ming zijn. De oudste « hof ter So1heyde •gelegen onder t~e pr · v·oanndHer Jde bbenamh ing . a sen erg e ».

259


In 1654 en 1674 staat het ook onder Al senberg vermeld : << op den hof gelegen in de prochie van Alsenbergh ... geh. Hof te Solheyde ... » . Dit laatste is wel eigenaardig, maar w~ hebben opgemerkt dat in het verleden een grote verwarrmg van grondgebied ·moet bestaan hebben op-de grens van Dworp en Alsenberg. Al de plaatsnamen zijn er reeds geme.en ~an .beide dorpen. In 1686 is er nog spraak van bossen die « m dtspuet zijn met Alsenbergh ». . In 1817 pachtte Joanna Elsocht, weduwe van Wtllem van Laet, de hoeve te Solheide voor 9 jaar. Het hof bestond toen uit woonhuis koer, schuur, stallen, schaapstallen, pomp,. oven enz. en lag 'op 2 bunder 1 dagw. Buitendien behoorde daartoe 8 b. 3 dw. op de Hert, 1 b. 3 dw. op het Heyken, 1 b ... 2 dw. op de Kalverweg, 1 b. 2 dw. op het Vlierken en verder nog een weide van 2 b. 1 dw. achter het Kasteel. Het hof dat gekadastreerd is D 78, was eigendom &~­ worden van Graaf Cornet de Grez, die het samen met al ZIJn aoederen te Dworp, 178 Ha. 64 a. en 35 ca. in 258 ~ercelen, ~erkocht aan een Compagnie lmmobilière te Brussel, \velke het hof op haar beurt verkocht aan van Ho.edenaeken, de huidige pachter. . . Verbrand hof. - Dit hof, dat alleen bekend Is. Uit enkele plaatsnamen : « achter het verbeert hof ( 1559); bogaert wesen de eensdeels brouckois waerop vroeger een huys gem. geh. t'verbrant hof placht te sta en >> ( 1650). In 1650 verkregen << Peeter Geerems ende Joanna van Cutsem van Aert Hublou ende joanna Fastenaeckels eenen bogaert wesende eensd~~ls broeckhuys hof daer een waegenhuys op staet w.aerop eerhJ!S een huys ende stallinge gestaen heeft, gelegen tn de prochte van Doorp gemeynlijck geheeten het verbrant hof ». Het paalde aan de straat, de beek, de go~deren van Sr. Geerems vroeger Cornelis Fastenaeckels, de wetde·~e~~ten de Caeckelrije met het bakhuis, de goederen van Dtontjs Fastenaeckels, en de weide geheten de Nepe. Het lag dus ergens beneden . Solheide, niet ver van de beek. Hof te Winterperre. - Een van 9e ou~ste h?.even ts het Hof te Winterperre op de Meigemhetde, dtcht btj de plaats waar Romeinse munten gevonden werden. Het was de plaa!s van het oude Meigem van het geslacht van Mehengem ( zte « Plaatsnamen »). .. . . In 1684 wordt ze als volgt beschreven btJ gelegenhetd van de «taxatie van de goederen ende hae~ely~ke ~oederen geheeten Winter perre ... uytgenomen dat eemge. partt]en daer van sijn liggende op het uyterste van de prochte van Alsemberg geschiedt by meyer. ende schepenen van Doorp ten vers~~~ke van Jolt Joanna van Zinnicq begijne op den grooten begynhove binnen de stadt Brussele en~e is de .~eerde der selve bevonden gelyck onder ider partye ts gespeclfteert. :. «Inden eersten het vs. hof gen. Winter perre bestaende

260

în huyse, schu~re, stallinge, backhuys, kelder, barreputte ge. taxeert ·1200 guldens; boomgaert metten coolhof daer de vs. huysinge ende andere edificien opstaen groot 1 dw. 45 r ... >> Hof te . Wo'uweringen. - Wouweringen ligt .aan de Molenbeek, tussen de dorpskom van Dworp en die ·van Huizingen. Het is een Frankische vestiging (zie << Plaatsnamen »}. In 1416 is er te Alsenberg een Jan van Wouweringen, die samen met een hofstad, land bewerkt dat gelegen is Ten. Broeke, « opt Middelvelt, op de Keyert, aen de Hoert, Willem Plaetmanslant, WaeJpoortstrate, aen den Haec ».. Een der 15 << meysniede lieden >> van Dworp in 1330 was een .Ma es van Wouderinghen ( R. R. 2561). Meer dan waarschijnlijk was hij de pachter van de aloude hoeve en Gielis « oir van Wouderînghen » in het Domaniaal rentenboek van . Halle van 1381, ziJn zoon. . De hoeve staat vermeld in de volgende teksten : «boven t'Hof te Wouweringen leegt een block geheeten sPietersbloc){ nu toebehoorende Peeters Weernaels d'oude gelegen metten nedersten ·eynde aen de gemeyn straete ende boven met den oversten eynde aen t'Diesbeeck velt nu geheeten t'Hallevelt >> ( 1613) ; « voor thof te Wouweringen legt een block nu toebehoorende der wed. Wijlen Ghijsbrecht de Nayer ... aen de Wouweringen straete » (1613); « opt Wouweringen velt beginnende oock aen s'Hertogenbos·ch ende alsoe nedergaende lancx de Lange W eyde ende daer neder commend tot den hove van Wouweringen >> (1613); <<het Wouweringenvelt ... aen s'hertogenbosch... de lange weyde .. ·. totten hove van Wouweringen » ( 1613). In 1693 waren Gorlevaard van der Kelen en Joanna de Mesmaker op het hof. Zij hadden twee kinderen. In 1707 overlijden ze alle vier ! In het sterfhuis werden onder meer de volgende zaken verkocht : «een veersebeecke, een paer luyckwanten, eene surtout, het saye cleetlt, een paer hantschoènen, een Iuchtvat, een rattevalle, drie cappuynen, een achterlap, twee boomketenen, een quantiteydt boeckwije, een kleerschapprije (dit getuigt voor een zekere welstand), een diepper, een deel hoppe, een sloebberschuppe, 6 veertelen boeckwije, 50 mandelen cloppaerts, boeckwije stroo, de intelrije ». Er was ook een « appelpersse ». In een rekening van de nalatenschap yinden we verder de volgende zaken : «een eghde vertant; vïtr ploege vellinghen ende acht speecken; den ploegh reulle gedaen, een eghdebalk, twee scheeden ende de eghde vertant; 2 vellinghen ende eenen speeek in een kerre radt; vier kerre scheeden; een opscheus ende een en risterstock tot de ploegh; een honscheyn; een ploegh steert boot ende schee daervoer; 4 eghde baleken in eene eghde; een ploegh reullen; een paer eausens met een paer blocken met socken; voor eenen dagh ende nacht gedorssen, daervoor 24 stuijvers; voor twee daghen boeckweye ge dorssen 14 stuyvers :..

In 1707 wordt het hof door Laureins Boon en Catharina van der Poorten gehuurd voor zes jaar ingaande half Maart 1708. Zij moeten al de dorpslasten betalen « volgens costuymen deser prochie », de wegen en straten onderhouden «die

261


aen de Janden en weyden » van het hof palen. Ze hebben ge~n « gesach op de opgaende boom en; alle jaren moeten ze boven de huur 100 geloy st root leveren ». Het hof is thans nog een kleine boerderij. In de 19e eeuw was het een eigendom van ·Hertog Prosper van Arenberg (Kad. E 16). Hof ter I-Juist.- In de toponymie aan.de grens van Alsenberg, Beersel en Dworp treft men tal van plaatsnamen aan in verband met een hof ter Hulst. Algemeen werd gedacht dat het hof verdwenen was en in elk geval kon men het niet situeren. We kunnen thans zeggen dat het beneden de Kluts, op Dworp,. vlak naast de Kesterbeek, wijk B, 93, 94 enz. ligt. Het is een zeer oud hof. De plaatsnamen gaan op tot de 14e eeuw (zie hoofdstuk «Plaatsnamen » en << Plaatsnamen van Beersel », door Dr J. Lindemans, blz. 22). In een belijst ringvormig steentje in de voorgevel van het woonhuis staat ingekapt G. D. P.-M. A.S. E ( edificavit) 10 J uly 1806. De huidige gebouwen dagtekenen dus uit die tijd. . Het goed hoorde het laatst toe aan graaf de Ja Faille, die er tijdens de oorlög koerspaarden hield, waarvoor stalJen gebouwd werden. Ingevolge slechte financiële toestanden werd het goed tijdens de oorlog verkocht voor circa 800.000 fr. Het is thans gepacht door Paul Genevasen-van Bellinghen. Er wordt ook verteld dat. aldaar op ·de Kesterbeek een watermolen zou bestaan hebben. Topografisch is dit niet onmogelijk, maar dergelijke inrichting zou wel enig spoor in de oorkonden gelaten hebben, wat niet het geval is. 2. Bos en heide. Oorspronkelijk zal Dworp wel helemaal bebost geweest zijn. Vermoedelijk werden achtereenvolgens kleine percelen gerooid langs de waterlopen, later de dorpskon1, de Willemskouter, de Hoogkouter, Helderingen, Wouweringen, Kissem, Herisem, om alleen maar de voornaamste plaatsen te noemen, die alle het middelpunt werden van een landbouwexploitatie. In de vroegste tijden werden de vruchtbare valleien het eerst ontbost, maar toch ook vruchtbare plekken op de hoogte (b.v. de Hoogkouter). Terzelfdertijd werd voortdurend hout geroofd voor het bouwen van huizen en vooral voor de wintetverwarming, het bakken en koken. Men kan vermoêden dat daarvoor, in de eerste plaats, het hout in aanmerking kwam dat het dichtst bij de hand was en aan een weg paalde. Zo tnoeten de heiden ontstaan zijn (Meigemheide, Esselheide enz.). Die ontblote heiden - schrale gronden - geraakten niet meer, op natuurlijke wijze, begroeid met opgaande bomen; ze werden dan maar benuttigd voor weiland. in de · Zomer, voor allerlei vee. De werkelijke bossen bleven dan voortbestaan op de hoogten en later beschermd door private eigendomstitels ( o. m.

262

geestelijke insteJiingen). Het Godshuis van Sint-Pieter te Brussel had alhier 10 dagwand bos, dat van Sinie-Geertruide 1 bunder; de abdij van Terkameren 20 bunder; de U rbanisten 25 bunder; het Godshuis van Sint-Jan op de Poel 21 bunder. Buiten de dorpsheer waren er verder nog een paar l~ke. eigenaars, nl. deurwaarder Willerus 1 bunder, Matheus Willenlaerts 7 b., Daniël de Kempenaar 7 b., in de 18e eeuw. Zo bleven volgende bos~omplexen gehandhaafd (zie Toponymie) : Op de hoogte van Sollenberg : de noordelijke he11ing ( Zittertbos, Klarissenbos) ; eri kleinere bossen bij Kesterbeek; op de hoogterug van Bruineput : Begijnenbos, Hanenbos enz., aansluitend enerzijds met de Alsenbergse, anderzijds bij de Huizingse ~9ssen; op de hoogterug ten Oosten van de gemeente :-: ·Kamerijkbos, 's Hertogenbos (Krabbos), Kesterbeekbos, Vronenbos, aansluitend bij Halderbos en Zoniën. Voor de geleidelijke rooiing van het oerwoud, zie de toponymische kaart Het spreekt vanzelf dat eerst de vruchtbaarste en bestgelegen gedeelten ontgonnen werden. Daarna kwamen de uitbreidingen en de minder goede, tot er ten slotte alleen schrale grond en moerC~:s onbebouwd bleef. Tot in äe moderne· tijd zijn er aldus stukken heide overgebleven, die de· heren als hun eigendom beschouwden. In 1686 ramen de schepenen op 33 bunder << de vaghe heyden, die niet en renderen noch van niemant gebruyct en worden ». In een verslag, uit omstreeks 1800, van een Frans ambtenaar, die zijn opstel niet tekent, lezen we het volgende over die heiden en dergelijke gronden (Dijle nr. 1405) ~ dat ze zijn « des terrains qui ne servent qu'à la pature et qui sont cqnstamment à l'usage commun des habitants. On les nomme en langue flamande Broeck, Opstal, Driesse/ze ou Oemeynte. Les dénominations varient, mais la chose est à peu près la même partout : ce sont des lieux publies qui sont à la fois utiles et agréables; ils appartiennent à la communauté; personne n'à Ie droit exclusif d'en jouir, mais d'ancienne date, on a permis aux propriétaires riverains, au seigneur et aux communautés religieuses, d'y exercer un droit de plantation, parce qu'on a considéré ces plantaUons comme utiles au public et à la con.. servation du fond ... ·La régie les a mis en ven te sous la dénomination de Broeck, Opstal, dénomination qui n'a jamais été donnée à une propriété particulière. C'est un idiotisme qui dans te pays donne l'idée d'un bi en commun ... » De bossen van Zevenhorren behoorden vroeger tot het Zoniënbos, zodat dit aan Dworp paalde en zelfs gedeeltelijk op zijn grondgebied lag. Zoniën ~was oudtijds veel groter dan nu. Het strekte zich, onder de eerste hertogen van Brabant, uit tot de gemeenten Eigenbrakei, Waterloo, Sint-OenesiusRode, Alsenberg, Linkebeek, Ukkel, Sint-Oillis, Elsene, Etter... beek, Woluwe, Stokkel, Tervuren, Duisburg, Rixensart, Hoei... 1aart, Overijsche, Terhulpen, Waver, Ottignies, Lasne, Cou-

263


ture Saint-Germain, Plancenoit, Genappe, GenvaL Volgens de kart van Plorens _van Langren .besloeg het bos in . 1630 een oppervlakte van 8.263 bunder of ongeveer 10.390 hectaren,. waarvan 300 hectaren ingenomen door << kleerten >> of open plekken, wegen en paden. ' ·De grote ontbossingen of rodingen namen een aanvang onder het Frans bewind en bereikten hun hoogtepunt tussen 1827 en 1836 onder het Hollands ~n Belgisch bestuur, toen 6000 hectaren in landbouwland herschapen werden. De Helderingenbos moet reeds vroeg vrij goed geweest zijn uit de Frankische tijd, in tegenstelling met Zoniën en Halderbos waaraan het grensde en die koningsdomein waren en gèbleven zijn. De grens tussen beide was goed .aangewezen ·met palen van steen van Arquennes. In 1791 waren verschillende van die palen verdwenen of vernield en werd een « confrontatie ende verneminghe gedaen van eenighe der vs. paelen langhs den soogenaemden Helderinghenbosch alsnu in landt bekeert toebehoorende aan Oraef Cornet de Orez.,. » De onderzoekers hadden zich « getransporteert op den Singel van de lange Laije outrent den Helderingenbosch » geplant in 1ey59. De paal 131 werd bevonden ... « bovenwaerts afgecapt bourgoyns cruys ende benedenwaerts een aleyn ingecapt bourgoyns cruys ... » De palen 132, 133, 134, 135, 137, 138, 140 waren gebroken of verdwenen. De grens van het Zoniënbos is er nog steeds dezelfde als eeuwen geleden. De 11 palen met het Burgondisch kruis bestaan nog en werden zelfs, in 1922, door de Commissie voor Monumenten in de 3e klasse opgenomen. In een vertoog van 1686 tegen het heffen van de « XXe penninck », beklagen de Dworpenaren er zich over dat «Dworp een van· de slechtste gemeynten is .van de heele meyerije van Roo als meestendeel bestaende in berghen ende beyden van oudts uyt bosschen geformeert zijnde ende alsnoch rontsom met bosschen omringelf ». In 1653 besloegen die bossen een oppervlakte van 163 bunders. De mensen welke op die schrale heiden of aan de zoom van het bos woonden vonden na.tuurlijk geen voldoende nooddruft in de opbrenst van de grond. Ze moesten dan ook hun inkomsten verhogen door wild te stropen en hout te sprokkelen" of te stelen. Het stropen van wild kon intussen gelden als een vergoeding voor de schade door het overvloedig wild, vooral konijnen, aan veld en tuin aangebracht. In 1771 klaagt de overheid over de « menigvuldighe diverijen dewelcke begaen worden op de bosschen en plantagiën der prelaeten, cloosteren ende vassallen, ondersaeten ende andere personen ... » Het recht hout te kappen leidde tot misbruiken. Het recht dor hout te sprokkelen bracht de mensen er toe de bomen te doen afsterven. Er waren zelfs personen die aan de zoom

264

van het bos gingen wonen om het gemakkelijker te kunnen plunderen ... Tegen bosmisdrijven werd· streng opgetreden naar blijkt uit de notulen .van de schepengenechten. De oude tijd was lang voorbij toen de Sint-:Pietersmannen, d. z. de onderhorigen van de kerk van Keulen, in volle, vrijheid hout mochten hakken en eikels .rapen in het Zoniënbos. Alleen in het. deel van het woud dat aan de heer voorbehouden was werd hun verboden eiken of beuken te kapp~n (Schenking van Angel a). De « Placcaerten » van 3.2~ 17 53 voorzagen strenge stra-f-fen voor << deghene die hun soo verre sullen te buyten gaen van sonder consent als voorseydt is af te cappen ofte af te houwen opgaende boomen sullen verbeuren voor de 1e reyse een boete van 50 g. voor iederen boom ende daerenboven gebannen worden voor 10 jaeren uyt aJie onse landen, ende voor de 2e reyse gegeesselt ende gebrarttmerckt met eenen-ban van 30 jaeren. >> In ~ rekeningen in rollen van hoogmeier Jan van Heelbeke over 1389 wordt een Hennen de Rademakere gestraft « om dat hi Arde (Arnout) den Beekere een pansier (buikstuk van een wapenrusting) stal ende te Herisem omtrent 24 heroen », gezaagde planken. Vermoedelijk wou de dader niet bekennen, want aan « Petrus den coc werden 23 mottoenen betaelt om dat hi Hennen de Rademakere pijnde». Voor de 16e eeuw tekenden we enkele gevallen aan : «Jan Socke van dat hij hout af werp dat hem niet toe en hoorde maer derfemerie (infirmerie van het Begijnhof) dair hij knape af was» (1457); « Rubben Stevens van dat hij te Dorpe poeten afgehouwen hadde alsoe men seyde » ( 1518); << Willem de Keteleere woenende in Henegouw (grondgebied Halle) van dat hij gruen hout afgehouwen hadde op erayendal » ( 1540); « jan van den Daele woenende op de gemeynte van Doirpe om dat hij hem vervoirdert heeft af te houwen eenen eyck staende op den opstal van den meyer van Halzenberghe zonder consent..·. » ( 1551); << der weduwen wijlen Roelants van den Steenen om dat zij heur gevoirdert heeft zekere alboomen te doen afhouwen op de gemeynte van Hessel op hu eren .opstal sonder consent. .. » ( 1551); « Gillis Beremans om dat hij afgehouden hadden eenen notelerre opte gemeynte van Roelenro voir sijnen opstal sonder consent van den heere ... » {1551); « Werner van Roo om dat hij eenen hanckeyck staende op de gemeynte bij Essele omtrent zijnre erfven getrunckt hadde ... » (1551); «jan den Walduwe d'oude om dat hij zekere bundelen met spuerten ende ander hout gehaelt heeft op den Meygembosch » ( 1554); « Henriek de Strycker om dat hij \.Vech gedragen hadde zekere wortelen toebehoirende Oabriel de Naere .•. » (1554); « Peeter van den Berghe om dat hij sekere boute op den bosschevan St. Jans Ooidtshuyse binnen Bruesse1e gehaelt hadde ... » ( 1554); «De weduwe Jans de Pape alias GheJans om dat zekere bunderen

265


backhouts m hu eren bijvarrek genomen waeren ... ·» ( 1554) ; « Symon van der Meyningen om dat hij hadde afgehouwen groen appelbocmen houdt. .. » ( 1561). · In 1660 zochten de bosofficieren Nieasius Mostyn en Walrant Baudewyns personen op die op Halderbos, toen toebehorende aan de Hertog van Aarschot, ter plaatse geheten « op den rooden Epeleren » en op den « Bueckbosch », 150 « lattehoornen » afgekapt hadden. Op 20 April 1751 deden boswachters Hendrik Raes en de gebroeders Matton een huiszoeking bij Niklaas Leemans en vonden er << 6 à 7 stucken vers afgecapt van eenen espen boom en noch 9 à 10 gras groene eycke stocken outrent drije vin~ren dick ». Toen hem gevraagd werd waar hij het gehaald had, antwoordde hij dat hij het van zijn meester gekocht had. Daarna vertelde hij dat hij het op eigen goed afgekapt had, maar de vorsters vonden · niets anders dan « eenen rotten struyck ... » Zelfs op het snijden van gras en het laten weiden van beesten was men streng. In 1554 werden « Peeter de Raymaker, om dat hij zijn peerden op deri Beghynebosch had doen drijven ... >> en in 1708 Hendrik Springael, Guillam Heymans en Gillis dé Mesmaecker bekeurd « van beesten geweyt te ·hebben en van gaers te snijden op Crabbenbosch ». Een andere «van spaenderen te rapen op 't kamerenbosch ». Oudtijds konden de inwoners de vergunning bekomen om· vee in Zoniën te laten grazen. In de domeinrekeningen van 1415 vinden we daarover de volgende post : « van den goeden lieden woonende in de prochien ende doorpe van Dorppe, EsseJen ende Heresam, die welcke sculdich waren van 91 beesten die dit jaer gegaen hebbÈm opt bosch van Sonien ... » Buiten de natuurlijke bossen waren er oo-k aangeplante. Zo verkreeg in 1554 Matheus van Winckelere de toelating «van te moegen beplanten zekeren berch groot ontrent 234 roeden gelegen in de prochie van Dorpe ondet Solheyde aldaer. .. erfelijk mits eenen cappuynen sjaers » (RK 4259). Tijdens de laatste oorlog heerste een ongewone steenkolenschaarste en was brandhout een kostbaat goed geworden. Er werd toen te Brussel meer hout gestookt dan in de tijd toen er nog geen kachels waren. Uit de dorpen tert Zuiden van de hoofdstad, hoofdzakelijk uit Sint-Genesius-Rode, werden dagelijks grote hoeveelheden kachelhout met alle sootten van vetvoermiddelen aangevoerd. Oudtijds maakte die houthandel ook een belangrijke tak van de houthandel uit, die zelfs aan bepaalde verordeningen onderworpen was. Evenals nu werden. die verordeningen wel eens tot eigen baat toegepast door de daartoe aangestelde stadsambtenaren. In 1721 moesten drie houthandelaars van Dworp het ondervinden. In de notulen der schepenbank ( Sche266

· pengriffie op het Rijksarchief nr. 7148) vonden we hun beklag daarover. · · Op 11.2.1721 had Joos de Busschere een kar mutsaard verkocht in de herberg «·genaemt Ceulen bij Treurenbergh tot Brussele, als wanneer daer is gecomen een en (hout) meter den naem onbekent den weleken hem heeft gearresteert ende gecaJengeert van Conincx wegen op pretexte dat sijnen mutsaert nyet en soude gehadt hebben sijnen behoorlycken bant ende lenghde, dweJck gedaen sijnde soo heeft den meter hem gepraemt om een accoort te maecken ... voor de somme van 3 gulden 4 st. ... soo heeft hij geseyt haelt ·nu den mutsaèrt die ghij noch overigh hebt ende brenght hem .ter merckt, maer als ghij mij sult sien suldij iederen keer eenen blamuur (geldstuk) geven. » Hendrik van den Bossche had verkocht een « kerre mutsaert aen eenen backer in de Forcierstraete ». Daar was dan gekomen « eenen metet woonende in deselve straete » die hem bekeurde en 2 schellingen en 2 stuivers eiste, zeggende dat zulks het recht was. · · · Francis Boon « met eene kerre ter merct gaende » had mutsaard verkocht aan een bakker wonende tussen de herbergen « genaemt het muldershuys ende den Valck tegenover de sijden van den stadthuyse >> en werd er « gecalengiert door eenen pretensen meter aenhebbende eenen blauwen mantel ende witte perucke... die was gaen roepen een en anderen oock met een en perucke op het hooft ouder als den anderen ... » 3. Verkeerswegen. . Zo oud als de straat, zegt het spreekwoord, wat wel betekent dat de mensen de wegen steeds beschouwden als het oudste wat er bestond. En dit is goed te. verklaren. Toen de eerste bewoners zich begaven naar een plaats·waar ze dikwijls moesten zijn hadden ze daardoor reeds een weg gebaand. Diè paden liepen naar de bron, het bos, het veld, de andere huizen, de gelruchten, het dorp zelf en de omliggende, de naaste stad, de grote centra van het land, en dit geeft heel de opgaande schaal van de belangrijkheid der wegen weer. De eerste paden zullen wel gelegen hebben Jangs het beekdal waarvan ze maar afweken om moerassige plaatsen te ontwijken. Dat pad langs de beek bestaat hier nog en wordt alleen onderbroken door het kasteelgoed van Huizingen en dat van Dworp, waar het doodloopt beneden de Bruineput en herbegint aan de overzijde · van het goed te Wouweringen. Van daar uit liepen dan de vertakkingen zoals we hoger aangaven. De grillige en schijnbaar ondoelmatige loop van ons wegennet vloeit voort uit het feit dat de grond grotendeels gemeen goed was en de eerste be·woners de kortste weg baanden. Die wegen verkeerden steeds in een slechte toestand. Het waren modderpoelen of mulle zandbeddingen, zeer moeilijk

267


te berijden. Eeuwenlang waren ze nochtans het. en i~ verkeers-' middel voor mensen en goederen (Goblet, « H•stotre des Forêts », blz. 147). Zelfs nt.J nog, zijn er ~maar enkele die enigszins behoorlijk bestraat zijn. De natuurminnaar betreurt dit niet, maar economisch gesproken is het minder doelmatig. Oudtijds moesten de belendende eigenaars op eigen kosten de wegen, waterlopen en grachten onderhouden. Dat onderhoud bestond ·doorgaans in het aanvullen en effenen, voor de hoofdwegen, te beleggen met hout (balke~. en bomet1 ' of zgn. strijkhout; langs het oud kerkhof lag oudtiJds zo ~en weg, die een houtweg genoemd werd). In een kerkrekenmg van 1650 is er spraak van << heytsel te haelen om de straete te maecken tegen het kerckhof ». Soms werd er ook alle afval van stenen ingestort. De vroegste eigenlijk met. steen bele~de straat zal wel te Kesterbeek gelegen hebben (zte toponymre : Steenstraat). • Verder moesten de hagen worden gesnoeid en de beken en grachten worden geruimd om het water behoorlijk af te leiden. De eigenaar van een goed was tevens eigenaar van de wegen die hij er doortrok en van de waterlopen die het besproeiden. De wegen moesten onderhouden worden door wie er het voordeel van genoten en de waterlopen door de belendende eigenaars. De heer had het recht boeten te heffen voor gebrekkig onderhoud van die diensten (beleiden). Het spreekt echter van zelf dat geno~md stelsel van onderhoud niet bijzonder doelmatig zijn kon, hoewel het door het « lantrecht » geregeld was. Voortdurend moet de overheid optreden. In 1663 lezen we nog in een schepenakte « dat volgens het lantrecht ende daegelijckx gebruyck notoir is dat alle aert oft schoorgaten soo wel onderworpen sijn aen beIeyden als des heeren straeten, overmidts dat dusdaeni~e wegen oyck moeten behoorelyck gerepareert_ worde~ op. SlJn tijt soo wel als des heeren straeten opdat de propnetartssen va~ de landen gelegen op de velden daer dusdaenige aertgaten sijn aenpaelende souden gevoeghlijck hunne graenen in den oogst kunnen aldaer uytvuren. » Het oudste geval dat we kennen dagtekent uit 1405 {RK 4162) «van eenen beleye van eenre straten dat ghedaen was te Herisem tusschen Olivieren van Herisem in deen side ende janne van der Heiden in dander side bij janne van Nysen, Walraven van Buseghem, Oielis Arnts ende Janne Knape scepenen van Rode daer af dat een waerheyt beseten ende ghedaen was ... » Voor 1670 publiceren we een Jijst van beleiden waaruit men kan leren weJke de hoofdwegen van Dworp waren en hoe ze onderhouden werden. Tevens zien we wie de voornaamste eigenaars van de aldaar gelegen goederen waren. Hendrick de Boeck, jan de Back, Daniet Hansens, wed. Hendrik de Kegel moeten de « peperstraete maken met groot hout oft steen ::t>. Danier Hauwaert mo·et de straat maken « met strijckhout >. Daniel

268

Hansens m~et bovendien « stryckhout ,Wggen boven het gat van den Oeer ». Pieter Oe Rohghe « met groot hout ».. Gillis Hauwaert << aen het groot hey velt met hout off steen ». De « cleyn hey is geordonneert den wecl1 te rnaeken met hout oft steen ». Gillis Houwaert « tegens de lwef moet den wech maecken ende de haeghe afschroyen datte wagenen ende kerren ·met graen ende hoy connen passeeren >>.· De erf,genamen van H. de Boeck hetzelfde « lanx den Hoochcoutere ». Daniel Hauwaert en Daniel Hanssens .moeten « de straet maken ende haag cuyssen oft afschroyen ». Gillis Hauwaert in de « Elstraete » _moet de weg maken met groot hout aan « 't dijn molenvelt ». Guillam Hanssens hetzelfde op den Vroenenbosch in de ·« Elstraete tegens den hooch.couter ». «Den meyervan Doorp » (Jan van Schoonbeke) de Eiststraat ,met groot hout of· steen. Guillam Mosselmans hetzelfde. · Gijsbrecht de Busscher de Eiststraat met strijkhout. Gillis Mosselmans, Gillis Walraevens en Guillam Eenens de Elst met strijkhout of steen. De erfgenamen van Hendrik de Boeck de « haeghe op beyde de canten afsnijden ». en « aen 't bunder op den Meuter » de straat maken. De meier moet in het « Molenveltstraetken » de haag snoeien. Guitlam de

De «Berg van Dworp» omstreeks 1910. Mol en Hendrik Peetraons moeten in de Rulroystraete de weg met groot hout maken en de gracht ruimen. Het klooster van Zevenhorren " eveneens. jeroen van den Bosch boven « thof t'Elderingen » de « baen rnaeken » met groot hout. De weduwe Charles de \'A/alschot en de erfgenamen van Pauwel Windericx tot Essel de kanten afsteken. Francis ,Mosselmans en Christiaan Boon moeten den beekkant afsteken. Geeraard de Greve en Gillis van Walschot de Mottemanstraat maken met groot hout. Peeter Stroobant de beekkant afsteken, ruimen en kappen. Merten de Mol aan de Esselweide de beekkant afsteken, omdat het water « gevueghelijck sijnen cours soude hebben ». jan Pastenakels aan de Maroyenbeemd de beekkant .afsteken. Niklaas Five aan het « Plenckxkens weyde. ::t> Joris Amelryckx aan het Resselbosselken de beek ruimen. jan de Back en Adriaan van den Berch de beek « breeden aen het Heyendat ::t>. Oysbrecht Houwaert hetzelfde « aen de weyde geit. de Rast ::t>. joos Fastenakels « tegens over den Nep >. Pieter Stroobants de kanten < afschroyen > en de weg maken aan de Solheide. Andries de Nayer in de Steenblokstraat. Gillis de Mesmaecker en GiJlis de

..

269


Nayer Gijsels de weg breden en de Steenblokstraat maken met hout of steen. Pîeter Pastenakels « int Damrpeken >>. jan van Schoonbecke en Niklaas Five moeten de straat maken met hout of steen beneden de kerk bij de beek. Monsieur van Asbroeck de straat maken met groot hout en de gracht ruimen « in de strate comm~nde tegen· de camme lochtingil ». Joris Amelrycx hetzelfde in· de « koyestraete omtrent de duyvel beke ». De meier van Doorp de weg aan de « drayeboom tegen pachter jans velt ». Guillam de Back en Joris Amelrycx moeten elk een strijkhout leggen tegen het kareelblok Gillis de Nayer Gijsels en Guillam de .Back de straat maken aan het << beginsel van het vier~ stratenvelt ». Joris Arnelrycx in dezelfde straat « wasen » leggen. De wed. Merten Cleren en Geert de Mesmaecker de straat maken loopende van « Huyssinghen naar Doorp ». Guillam Faconnier moet de beek ruimen tot Wouwerin gen. Cornelis van der Poorten moet aan. de beek een els afkappen en een « afgecapten boom liggende over de beke amoveren » en in de « meulenwech » de beek afsteken. Baltbazar Schalckaert « rontsomme sijnen opstal de · beke ruymen ». De Heer van Dorp en « d'erfgen. Henriek de Boeck en Iv1onsieur van Asbroeck de steene brugge stellen in behoirelycken staet ». Merten van den Decker de gracht ruimen en de straat maken. Erfgen. de Boeck << int innecommen van den cleynen bempt de beke ruymen en de willige af-:cappen: Monsieur van Asbroeck tegen den camme lochtinck de beke ruymen ende een sterck vondel met eene lene over de beke te leggen. » Het Godshuis van Brussel en de heervan Huizingen in de Bruineputstraat de « strate te breeden ende de dorpels te vullen met hout oft steene ». Merten van den Decker de Bruineputstraat maken << soo verre sijn goed streckt ». Francis de Bast in de Bruineputstraat << sijn goet schroyen neven de luvers ~'>. jan van Elewijt en mijnheer Hacken de straat effenen. Monsieur van Putte tegen « sijnen bosch tot Doorp de strate van beneden tot boven ruy11Jen ». De weduwe Laureis Pauwels oft Joachim Platteau de straat « openen ». Jan van Elewijt moet de straat op de Bruineput rijbaar maken. Niklaas Meremans, Francis de Mesmaecker en Pieter van Schepdael de. Haeckebeekstraat maken. De « brug ge liggende· op de Haeckebeke is beleydt ». Dezelfde beek «afsteken tusschen deze brugge ende de Senne ». Niklaas Merernans en de Weduwe Vroon Hullebergh in de Laakstraat de gracht ruimen en de goot (duiker) openen. Guîllam Segers, Gijsbrecht Uylenbroeck en de meier van Beersel de straat maken tegen de Winkel. Philip van Schoonbeeck de gracht uitleggen. Gillis Tassino, Frflncis Haeck, Autoon Betens te Kesterbeek de straat maken. Philip van Schoonbeeck de weg maken in de Herstraat tegen het bos. jan de Mol, jan van Elewijt, jan van Elewyck, Gijsbrecht Houwaert, Francis Haeck de Ziekhuysstraat. Guillam de Back op het Kissern. Joris Amelrycx de gracht op het Borreveld, het Wonweringenveld en het Kloosterveld. Hendrik de Boeck de Solheidestraat Guillam Meerts en Niklaas Five moeten de beek ruimen en afsteken in de kleine beemd.

En daarmee zijn we de gemeente rond. Onder voorwendsel dat van wat er bestond niets deugde, schafte de Franse Republiek alles af. Ze zette niets in de plaats en gooide, zoals men zegt, het kind met het badwater weg. Het gevolg daarvan was dat de wegen weldra in een erbarmelijke toestand verkeerden en Franse ambtenaren moesten bekennen « dat men niet kan ontkennen dat de oude gebruiken allemaal nog zo slecht niet waren en in elk geval aan een beginsel van rechtvaardigheid beantwoordden en vlot en goed uitvoerbaar waren. Immers, de vruchtgebruik~r of ei~~­ naar, moest Qij de helft de wegen onderhouden dte aan ZIJn eigendom paalden. De pachter moest ze herstellen naar ver.. houding van de uitgestrektheid van zijn bedrijf. Ze deden dit

met

~eini~ kosten met hun knechten en paarden, wanneer er wetntg werk op de akker was. De mindere man deed het tijdens zijn ledige uren ... » · Barelen.- ~en· weet dat er yroeger op .de grote wegen een tol te betalen vtel. In 1839 werd zulke tol noo- ingevoerd voor «den weg naar Sint-Pieters-Leeuw », 2685 ~. lang; er werd een tol bareel· opgericht te Brucom en te Volsem. Te Wouweringen bestond ook reeds een .bareel. Sedert lang waren die barelen ·een belemmering voor handel en verkeer. Na 15 jaar strijd, werden ze tijdens. de zittijd van 1859/60 do )r de Kamers afge .... .schaft, met tenuitvoerlegging op 21. 7.1860, juist op de verjaardag; van de inhuldiging van Leopold I. Overal werden de octrooibarelen weggenomen, onder het gejuich van het volk. Doorheen de eeuwen onderging de ligging van de wegen menige verandering, die echter niet opgetekend werd. De aanleg van de steenwegdoorheen het dorp bracht Molen de Becker. veel wijzigingen mee om al de wegen er mee aan . te sluiten. In 1856 werd· op aa~vraag van de Brusselse Gasthuizen de weg nr. 32 op· de Metgemheide aan' het Reektbos afgeschaft en in 1865 viel een gedeelte van de weg nr. 6, dubbele weg naar Vroenenbos, weg. . erkeersmiddelen. - Oudtijds gingen de mensen te voet en Wie het. kon te paard of per wagen, meestal te paard echter. Aan het emde van de 18e eeuw werd ook de postkoets genomen, die op gestelde dagen en uren te Brussel vertrok. In de ene of de andere richting werd de koets afgewacht te Halle. Pakken ~n br~~ven konden te Halle 's Maandags, 's Woensdags· en s Vrtjdags afgegeven en afgehaald worden bij Barbassou op de hoek van de «Lieve-Vrouwe-Broeders straet ».

Y

4. Nijverheld en handel. a) Molens.- De Molenbeek en zelfs de Zevenbarrebeek hebben een tamelijk overvloedig en snelvlietend water, zodat er reeds vroeg talrijke waterkrachtbedrijven op aangelegd w.erden. De datum van aangehaalde oorkonden betekent geenszms dat ze maar toen ontstaan zijn. Hij wijst alleen op een ""

270

27t

I l

ri .

~i

i

} t

~

I !


betrekkelijke oudheid. De oudste zijn natuurlijk de .graan- , molens. Daarna kwamen slijpmolens voor het gereedschap en papiermolens. De loop van de beek volgend, hebben we eerst de kartonmolen van Herisem op de grens v~n Alsen.?erg, daarna de oude .papiermolen van Steenput. Dtchter btJ . het dorp ontn1oeten we de eerste o-raanmolen namelijk de molen de Beck_er. De volgende molen. i~ die van de fami~~e P~esm~ns en onmt.~­ delJijk daarnaast die van de brouwertj Wmdeqckx. Het ZIJn zeer oude bedrijven. Onze oudste molen is ongetwijfeld de thans niet meer bestaande molen achter het gemeentehuis. Het oudste stuk over de molen te Wouwerin~en dateert uit 1474 : «Hem Luyck sieren molen te Doorepe IS man van 1/2 bunder erfvegeleghen aen de gemeynich.~ v~~ den opstal te Wouweringhen metten huys ... metter drt] Stjden aen de goeden des hoofs van Dorepe wijlen meester Kaerle d.e Groote toebehoorende » (Leenhof Brabant 2085). In 1613 vmden we hem nog eens vermeld : << achter den molen, leegt een blocxken groot sijnde ontrent anderhalf bunder toebehoorende den Godtshuyse van Vorst tussen de Molenbeke e!lde de gemeyn . straete. » . In 1665 is Jan de Back op de molen. H.îJ houdt hem i~ huur van Graaf van Tassis. Op hem volgt ZIJn zoon « Remt Delback moldere die in huere besit van myn heere den postmeester (Tassis, heer van Huizingen) een huys metten eoeren .. moelen ende lochten groot 1/2 dw. » Een verdere vermelding vonden we in 1723, nl. « gevistteert eenen wegh loopende van Esschenbeke naer den molen van W ouweringe bevonden ... wegh was besloten op den ca.~t van de plaetse gen. den Siecken Driesch met eenen boom btJnaer in form van eenen stichel in su~cken vuege het maer eenen voetwegh en is. » In 1761 staat de molen nog vermeld als bewoo~d door een Herinckx. In de eerste jaren van de 19e eeuw tot !n 1851 was er op Willem Winderickx en zijn huisvrouw Marta-Anna van Laet, 'en van toen af bleef het in de familie van Laet van Bruineput In 1903 werd de molen verbouwd tot een kartonfabriek, thans geëxploiteerd door d~ heer Leo Coosema~s, wiens ouders vroeger een kartontabnek hadden op Heldenngen. De familie Coosemans stamt af uit Zaventem. De molen is kadastraal gelegen S. C nr. 132. . Dit is de laatste molen op het grondgebied van Dworp. De andere liggen thans onder Lot, waar nog veel vroeger een molen op de Zenne bestond. . Op Septuagesima van het jaar 1280 schonken Eh~abetl1 en Margareta Hakinnen aan het klooster van 's Hertogmnendaal de helft van twee molens gelegen te Haken op de Dornepebeek, met een weide en een cijns. 272

De volgende teksten hebben ook betrekking op die molen: « recht af tot der schouwe van seker huys geheeten den slaeh-

molen - komende aen t'breetvelt » en << tusschen de straete die compt van Huyssingen ter slachmolenwech ». << Bartholomeus Leewericx voor wylen Roelant van der Moesen van een . w~ter moelen geh. den slachmoelen met huys ende hof ende met allen den instrum'enten end~ gebruyck ... te Laect op de . beke geh. de lakebeke tegen den Cloosterbempt ... ». . Jn 1837 vroeg Willem Daij, landbouwer, aan het gemeentebestuur· de toelating om een « graenmolen op de Akebeek te stellen langs den straetweg genoemt de Akestraet ». De. toelating werd vergund mits de ·straat te verhogen, te kasseien en te onderhouden. De kinderen van Daij bekwamen in 1852 de verlegging van de « Haekestraet» (nr. 2) op een lengte van 90 m. Deze molen bestaat nog. De muurankers vormen het · jaartal 1837. We vonden ook een smoutmolen vermeld in 1601, nJ. << van Ghysels van sijnen gheleghe dat eenen smautmolen te. zijne placht ... onder de prochie. van Doerpe jaerlijx een quartier smaut ». · In nr. 250 van het Jachtrecht van Brabant lezen we dat Cfaes Neetens in 1615 gestraft werd omdat hij « hem had vervoorderf onder Doirpe te steygen het loopende waeter van de beke tot wel 7 duymen boven den ordinarissen pegel ... » Ietwat vóór 1800 moet overgegaan geworden zijn tot de pegeling van de verschillende molens van Dworp : 1o Pegel van de molen van de erfgenamen van Hemelryck : 6 voet ert 9 duim (Steenput); 2° Pegel van een molen gelegen « leeger . als den n1olen van Henricus van den Bosch : 5 voet en 8 1/2 duim >> (molen De Becker) ; 3° Pegel van twee papiermolens « drayende nevens elkander op twee kilgen gelegen respectievelijk .tot D'Worp leeger als dengenen van d'erfgenamen van Hemelryck ter hoogte van 6 1/2 voet » (molens Winderickx en Paesmans); 4o Molen achter de kerk te Dworp 3 voet en 7 düim (Parmentier); 5° Akte van pegeling van zekere papiermolen « gestaen en gelegen te D'Worp in den center competeerende M. Meerts en den anderen aen J. van der Kelen, 6 voet en 6 duim van op de plaat af. » Over al die molens staan nadere bijzonderheden onder de rubriek « Papier- en kartonfabrieken ». Onder de molenaars vond men soms wel een rare kerel. « Th oenen de Becker » had in 1540 « op Joep gedaen Vroen zijnen zwaeger bij nachte ende den selven met een ijzere gaffele gesteken duer zijn eersbille een oepen wonde ... ende oick met Heynen zijnen broeder strijtbarich geweest bij nachte tegen Vroen de moldere ... » Maar deze had op zijn beurt zijn « swaegere gesmeten met eenen bol dair eenen ijseren raeynagel inne stack omtrent zijnen hoofde». Ze werden alJe twee gestraft. Een andere, Claes de Moelder, had een « jonck meys ... ken geslagen ». Daar hij een poorter van Gaasbeek was, werd

273


hij gevan,gen genomen van den « ambtman yan Bruessele » ( 1546). b) Papier- en kartonfabrieken. - ~lgemeen. wordt aangenomen dat in ons land de eerste paptermolen 111 1405 op.gericht werd door Jean l'Espagnol in de omst.rek~~ van. Hoe11 aan de boorden van de Houyoux. Later nam dte 111Jver~etd een grote vlucht. Tussen 1670 en 1789 werden 37 octrooien V??r het oprichten van papiermolens verleend. J .. Sausen schrtjft in zijn werkje « Papier en Drukkunst >> dat tn de 1?e eeuw. papiennolens opgericht werden te Dworp, Zaventem en Terhulpen. . ) . d t. 1550 Pirenne ( << Gesch. van België_>>, 111, 243 zegt a tn papiermolens in Vlaanderen opgencht werden. Te Dw~rp moet dit veel vroeger gebeurd. zijn, zoal_s we verder zull~n zten. In elk geval reeds m 1460 vmden we daarvan een spoor in een rekening van hoofdmeier Aerde de Mol van de .h?.ogmeierij van Rode St. G. (Rekenkaf!ler 1.2775 op h~t Rtjksarchief). Daarin wordt gezegd dat dte meter « gelast ts te verhalen a en Willem den pappiermolder (van Dworp) van een re eompositie van 36 stuyvers gemaect aerde de mol van eenen brandereele (loden, ijzeren of. meta!en bol, 9ok steen, verbopden aan een riem welke men zwaatde, om temand te kwetsen of te doden. Het' was een verboden w~p~n, Gloss. Stallaert) bevonden over den vs. Willem. » En dtt ts geen alleenstaand feit. In 1462 staat in een vonnis (RK. 12775) verme~d dat «Hennen Gheerst. .. gewacht hadde Rummen den Paptermakere ende nae hem geworpen ~et eenen .stocke » en m 1501 over « Liven Briescap van dat htj den paptermake~. van Sollenberge van sijnen lijve evelen woude met eender IJzeren gaeffelen doer den wandt daer hij op zijn bedde lach hem gevende vele dreygelicke woerden ... » In 1532 ïs e~. spraak van een « Cristoffel Meeus papiermaker van dat ht] ~geslagen heeft Hennen de Cock met vuysten geworpen tegen deer~e en~e met voeten getorden (getreden) ... » Nog datzelfde Jaar !s het << Coppen (Jacob) Inde Cf!tte ge~eeten Permentter dte geslagen hadde Jan Brackemer papt.erf!Iaker met eenen langen messe oepen wonden». Tenslotte ts tn een zetboek van 1551 nog een « Adriaen den papiermakere » ver!fiel~: . . De aanleiding tot de vestiging van dte nt]Verhe.t.d alhter was de nabijheid van een grote stad .~et betrekkei11k groot verbruik, eensdeels, en de goedkope drt]fkracht van de molen·M beek en de Zevenborrebeek. Er bestond toen geen andere drijfkracht dan het water en die nijverheid was dus aangewezen op str~ken waar beken Hepen met een voldoend verval en tevens ntet te ver van d~ verbruiks- en verhandelingscentra gelegen waren. De vallet van de Molenbeek voldeed aan die verei~ten. .. Vermoedelijk was de eerste paptermaker . alhter een vreemdeling, hoewel het niet uitgesloten .is dat temand van Dworp het vak elders zou geleerd hebben. De eerste onder-

stelling is .ons dunkens de waarschijnlijkste. In de geschiedenis van Buizingen spreekt de heer M. van den Weghe over e~_n ~ind~rickx, die o.ok de Moesetaar geheten werd omdat ht] mtS§Chten herkomsttg was van de Moeselstreek. Heeft deze de papi~rvervaardiging alhier ingebracht ? Dit zijn mogelijkheden dte we echter niet met oorkonden kunnen bewijzen. ... ln1683 vinden we vijf papiermolens nl. van Joos de Haze, GI1hs de Mesmaecker, Frans van dèn Bossche, Joos van Volxel?l, Gillis Meerts. Het waren aUe kleine bedrijven, aJJe van klet en ·stro opgetrokken. In 1686 verklaarden de schepenen dat de« neringe van de pampiermolens.nyet en connen geschat worden maer can getrocken worden uyt de weerde van de molens ende· de jaerelyckxsche renderingen na er best vermogen » wordt geraamd op ondersch.eidenlijk 30 stuivers, 2, 3, 2, 2 en 4 Rijnsguldens 16 stuivers. Al die .molens werden door een enkel waterrad gedreven. Later liet de « molenhouder met naeme Gillis Winderickx >> een tweede buitenrad bijplaatsen, zodat hij met twee kuipen kon werken. Er werd voorgesteld de publieke lasten per buitenrad te verdelen, wat logisch scheen, maar Winderickx liet opmerken dat er een << molenhouder was den weleken met een rat oock twee cuypen had, .. met naeme Peeter Houwaert die nochtans niet meer betaelt als van sijn virile quote in den tijde hij met een rat ende twee cuypen soo veel trafiqueert als den voorgaenden met twee cuypen ende twee raeders ».Advies werd gevraagd aan een advokaat van de Souvereine Raad die oordeelde : « dat Peeter Hauwaert hebbende. 2 cuypen in synen molen alhoewel maer een buyten radt, soo veel moet contribueren in de last boeeken als wel Gillis Winderickx hebbende oock twee cuypen in synen molen ende nochtans twee buytenraedere ende dit om dese tastelycke rede te weten dat de evaluatie der molens ten jaere 1686 in de overdracht is gecomen volgens het apparent gewin; het apparent gewin en kan niet genom.en worden als uyt het trafieck, het trafieck en kan niet genomen·worden als uyt de saecke in welcke men trafiqueert, ende de saecke in welcke men trafiqueert wordt geconscribeert ofte omringelt met sekere andere saecke in welcke ofte onder welcke den mensch syne conste oft trafieck exerceert bij exempel het trafieck van eenen biertapper bestaet in het· debiet van syne biere de welcke hij in syne huysinge tapt ofte schinckt tot de consumptie ende naer proportie dat dit debiet groot is wordt sijn apparent gewin getaxeert, ende al wat tot dit debiet ofte neiringe toelijf en rnaeekt geen deel van syne neiringe, als bij exempel niet deure ofte toeganek tot de herberghe ende soo voorts, want bij exempel indien men daer eene ende de selve deur toeganek namp tot twee differente herbergen, daeromme en souden het niet min twee differente herbergen syn al ofte men met twee differente deuren respectivelijck inganek hadde tot iedere herberge in .syn besonder ende aldus van gelycken al is het soo, dat den eenen deser molenhouders twee buyten raeders heeft, ende den anderen maer een buyten radt, sulckx en rnaeekt geen het minste verschil in aensien van het trafieck het welck niet buyten maer binnen den molen {{ebeurt te weten in de cuypen. Atqui P. Hauwa:ert tra:fiqueert van bmnen met twee cuypen, ende met twee cuypen ende met niet meerdere trafiqueert van binnen oock Gillis Winderickx ... jae Peeter HaU\.vaert moet sigh selver geluckigb achten van dat hij met een buyten rat alleen, soo

" 274

275


wel twee cuypen bewercken cart als wel Gillis \;Vind~rickx den welck~n daervoren twee buytenraeders hebben mo~t... ]ae dt.t moet des te ~m vremt voorcomen als men acht nemt dat m de omhggen~e parochten àls onder andere in die van Uccle men oo~k geen verschtl en rnaeekt in aensien der buyten raeders va_n de papler.mo!ens ... ». Daarop a~t... woordden de partijen met één buttenrad dat « mets en 1s soo abustef van te schatten op het apparent gewin, want als men dit systeell} S?tt~e moeten aennemen, dan en sou de d~ quotis~tie noynt vast staen ... ntet en is ·soo tastelyck als dat dusdamgh traftck afhanght van de sor~h­ vtildigheydt, geluck van den oefenaer ende s.elfs van· de onstantvasttgheydt van sijn lot. ... >> .· .. · ·H· •

De eerste papiermolen stroomafwaarts ts dte .van · ensem en werd in 1551 opgericht. Een genaamde Hendnk de. Nayer.~ kocht er een perceel gemeentegrond in de Molenb,r~ek btj Alsenberg en bekwam van de Rek~nkamer de machtlgtng om er een papierwatermolen op te nchten op voorw~arde alle jaren aan het domein een cijns te betalen van 28 stmvers brabants alle jaren drie pond was te leveren voor het onderhoud van het licht van het H. Sacrament in ~e pa~oc~iekerk, en diegenen schadeloos te stellen die ~~n dte mnchtm~ nadeel mochten ondervinden ( 1R9.1551). ZtJn verzoek was .gesteund door de pastoor de kerkmeesters, armmeesters en de mgezetenen, daar Dwo;p op dat ogenblik geen sche~enen had. Hierna volgen de voornaamste bepalmgen van het octrooi :

« Henriek de Nayere van een cleyn horincxken oft erommelken gelegen in de prochie van Dorpe op. den moelen broeck vast aen de loopende beke ende die goeden der. cueren der kercken enden huysarmen aldaer welcke plaetse lanck ts der vs. beken afcommende omtrint hondert XXVIII voeten boven breet XXXII voeten ende beneden omtrïnt XXIIJl voeten om op deselve plaetse te mogen maecken ende erigeren een papier moelen met eenen ra.deken, ende tot dyen de vs. waterbeke te mogen leyden ende steygen tot zijnen vs. moelen, sonder nochtans prejudicie oft achterdeel van yemandt, OJ?!en erfchyns .van XXVIII stuyvers brabants waeraf den iersten termtJn van betaeltnge te kersmesse XVc lj. »

De loop der beek werd toen verlegd zoals blijkt ui~ een stuk uit 1564 « ende tot dyen den cours van den watere m de prochie van Dorpe te herleggen ... » . Deze molen lag op de grens van Aise~1be~g en een openbare weg liep en loopt er nog door. Het .1s m~ts anders dan de huidio-e kartonfabriek van Eugeen Wmdenckx ter plaats thans Hcldenbroek geheten. Tot 1820 werd de mol.en «onder Dworp » geheten, maar dat jaar werd het woonhUis, dat aan de kant van de weg op Dworp stond, wederopgebouwd op Alsenbero- en dan nog maar ten dele : het gebouw sta~t nu nog voor been derde op Dworp. De nijverheidsgebouwen hggen op Alsenberg, de boerengebouwen op Dworp. Na Hendrik de Nayer wordt de molen gedreven door « Ohysbrecht de Nayere ende Mayken de Vos:. (1599). In 1621 staat deze laatste als weduwe vermeld met «noch eenen schoonen pappiermoeten hebbende vier backen ». Omstreeks 1657 ging de mol~n uit handen van de d~ Nayer*s,. want we zien dan Jan Pletmckx en Clara de Nayet~ 276

vermoedelijkeen dochter·van de laatste de Nayer, aan Guillam Pletinckx een rente betalen van 8 Rg. 6 st << bepant op sijn recht paert ende deel van eenen papiermolen gelegen te Dworp , geh. den molen van grooten Gillis de Nayer >>. In 1660. heeft ook een Jonker Antony Beysart, misschien een andere schoonzoon, een recht en part daarop. In een post uit de kerkrekening van Alsenberg uit het jaar 1662 leest men : « Item den pampier molen t'Herisem >>, die aan die kerk jaarlijks 36 stuivers te betalen had, « maer niet gekregen, is verachtert vant jaer 1646 tot het jaar 1660, gelegen onder de prochie van Dwoirp, beloopt de som van 27 guldens>>. In 1727 verkoopt jonker Mathias van Cammaerts, heer van Turnhout, Beerse enz. aan Isabella Slothmaeckers, geestelijke dochter binnen de stad Antwerpen, den papiermolen te Herisem ... «met eenen commer ofte cheyns van eenen gulden ende 16 stuyvers ingevalle men bevindt daer op uyttegaen aen de kercke van Alsenberghe. - lsabella verkoopt den molen op haar beurt in 1743 aan Hendrik van den Bosch en Maria Stroobant. Daartoe leenden dezen van Jan Norhert Danoot 1000 guldens wisselden en verpanden daartoe << se keren pampiermolen ... gem. geh. den pampiermolen te Heresim ... >> palende aan de heide te Herisem. In 1763 laten ze de molen over aan hun do~hter Joanna-Catharina, die ·met Gillis Winderickx gehuwd was. Van toen af zal de molen in laatstgenoemde familie blijven. Het goed wordt beschreven als volgt : « een pampiermolen metten huyse ende toebeho~rten samen 1/2 b. gem. geh. den pampiermolen te Heresim ... tegens de heyde te Heresim .. : belast met een cheyns van 1 g. 16 st. sjaers aen de kercke van Alsembergh ... 4 b. lants ende weyde opt Drisskensveldt teghens den bosch geh. den Papenroth... 1/2 b. lants teghens de Helsem.heyde (Aisenberg) ... tegens het veldt geheeten het Vlierken... 1/2 b. lants onder Rh ode ten broecke ... aen den Vleminckx bempt ende begijnenweyde. » In 1838 vroeg de heer « Winderickx papier fabrikant '~roonende te Alsemberg om de beek genaemt de Molenbeek vanaen zijnen molen van Als. tot aen den molen van Dworp waer hij ook eigenaer is den eersten molen te vernietigen om aen den tweeden den waterval te brengen». Deze tweede molen « maekt de scheyding van de gemeyntens Alsemberg en Dworp », wordt er bijgevoegd. Het geldt hier ongetwijfeld een molen die ongeveer een twee tot driehonderd meter stroomopwaarts naar Alsenberg lag en die de heel oudste mensen nog gekend hebben. In de volksmond heette hij het « stalleken van Betbiehem ».. De vorengenoemde vergunning aan Hendrik de Nayer in 1551 is waarschijnlijk niet de oudste. Het is trouwens logischer dat de oudste papiermolens dichter bij de dorpskom liggen. Wij denken zelfs dat Steenput ouder is. De eerste vermelding dagtekent echter pas uit 1592 in een akt~ van loting voor

211


Claes Pastenakel waarin, benevens een eigenaardige wilsbe,.. schikking, ook bestaan en ligging van een der kammen van Dworp vermeld is. . Op de Rattenmolen van Zaventem was van 1479, af een Willem Fassenach, papiernlttlder. Omtrent 1505 liet deze Wil ... lem het bedrijf over aan zijn zonen jan en Joos (Frans Maes, << De Molens van de Woluwe» in «Eigen Schoon», 1942). Vermoedelijk staari we hier voor hetzelfde geslacht. Uit het testament van Jan Fastenaeckels uit 1609 lichten wij de volgende bijzonderheden. «Wij schepenèn der banck van Huyssingen, Btty&ingen, Eyssingen ende Doirpe doen te weten eetten vegelycken dat op den dach van heden datum van desen voor ons commen is in properen persoon Jan Pastenakel zoene wylen Henriek Pastenakel ende heeft verclaert vaq. meyninge te zyn hem te vertreeken uyt dese nederJanden ende van zyne goeden hem bij God almachtich deser werelt verleent ende heeft by form van testan1ent begeert ende gewilt dat indyen hy binnen drij toecomende jaeren nyet wedercammen is in dese nedertanden ende compt, dit Peeter Pastenakel zvnen broeder ende Lvsbeth Pauwels zyne huysvrouwe zullen hebhen besitten possederen ende als hen proper ende eygen goeden gebruycken ierst het derdende~l actie ende recht hen campeterende aen ende in eenen pampiermolen metten huys-' singhen daerop staende metten elsbraeek daer aen geleghen ... 5 .iw .. tot Dworpe a en de Rast ... ende het heyendal tegen den Loockaert an1 de loopende beke.»

Het zou belangwekkend zijn te weten waarom Jan Pastenakels uit de Nederlanden vertrokken is. Hield dit misschien verband n1et de Hervorming ? of ging hij elders fortuin zoeken ? Met de oprichting van een papierbedrijf in de vreemde ? In elk geval is hij binnen die drie jaar niet teruggekomen, want in '1621 zien we dat de weduwe van zijn opvolger Pi eter onder « Helesim eenen pappiermolen besit metten huys eode ses backen met 5 dw. haverweyde aen den molen». Vermoedelijk houdt zij hem zelf niet in bedrijf, maar haar zoon of verwante Dionys, die «hout in huere eenen papiermolen» ·met 10 bunder, 5 paarden, 1 veulen, 5 koeien, 3 vaarzen en 3 varkens. In een goederenverdeling van 1609 wordt de molen als volgt beschreven : « eenen pappiermolen metten gronde huyssinghe seJmeren ende stallen daerop staende metten moelengerecke ende toebehoorten ter plaetse geheeten moelenbraeek. tusschen de beecke aldaer in twee zijden, item noch het geleghe geh. steenblock ... 3 bunders: .. tegenover den moelen op den commer van een half mudde rocx aen tgasthuys van Ste Geleyns van noch 9 stuvers aen tselver gasthuys van eenen cappuyne ende anderen heerlycken cheyns des hertoghs van Brabant daer men voer betaelt 35 stuvers van 10 Rg. tsjaers a en Aert de Bruyne ende voer den stroom van den waterloop aen de kercke van Doirpe ter oirsaecken dat d'erve daerop den voerschr. moelen staet is geweest gemeynte, twellif ende eenen halven stuver ... »

In 1643 wordt de tnoJen « aen den Steenputte » door Joos Fastenaeckels « sone wijlen Cornelîs ende van Elisabeth de Duyve » aan Pieter Oeeroms en Joanna van Cutsem verkocht voor 4722 Rijnsguldens. In de akte lezen we dat vóór de schepenbank ten behoeve van Pieter Geeroms en joanna van Cutssem verkocht werd « eenen papiermolen metten huys,e daeraen

278

. staende, plaetsen daeraen geleghen metten steenputte daernlede gaende groot 3 dw. teghen t'heyendal... het .Rastelbosselken ... een block van 5 dw. tegen het voors. bosseiken geh. de Rast... tegen den steenput .aen het verbrant hof ». Ook << het verbrant ·hof gelegben teghen het heyken en teglien de Calverweyde » was in het eigendom gelegen, evenals een ander « geleghe van 6 dw. onder Helissem >>. «Ten sterfhuize van Cornelis Pastenaeckel ende Elisabetl1 de Duyve werden de volgende « meuble goeden » verkocht : Twee grepen - hauweet -.Crabber ·:- saege- soutvat ~ drye eemers :._ cuyp-.,t'v\~·ee schuppen lantetrne - panne - rooster - treft - vispael drye ,potheysen - houwmes - drye commekens _,. een tinne gemet coperen plattijn- roelekvat-pispot-spit-.,.- brandelae.r- coperen ketels - suypepanne ende kandelaer .:..-- twee copere kandelaers --.brandelaer - grepen - banderlier ende eene poiniaert - grooten kop·eren ketel - botervat - coperen verserbeek - met een eyseren rooster - rix - tanghe met een grepe - paer wanten - stock banckxken ende een scherfhert - mande met eenen onderbacl(' - cleyn taeffelken - cuype - twee gritseis - eemer - messîehaeck - schabelle - persse - mouille - groote coperen ketel - groot biercruycke - groote co peren ·ketel - drye schotelen ende vier tinne tailloiren - 20 tenne schotelen - commeken - drye lepels - 29 lynwaerte onderste - 14 ,tinne lepels -tinne tailloiren -tinne commekens - mostaertpot - sautvaten - tempst - wit lijf met eenighe slaepmutsen - swerten armoysynen voorschoot - swerte voorschoe.:. den·- een huyck metten hoet ende casse - deel grof lynwaert- twee haelen met eene lat - waeffeleyser _, lynwaerte calson - swerten covel - laec.~en cussens - swert duranten coeslijf --:- bombesynen w~~bays- tJseren ~eten - groote eyse~en ha_mer- Ijseren treftdnJe ktsten - saergten - wande met spmnewtel - korf met spinnewiel - coperen ketels - groote.. copere ketels - bedden - houten commen -.!as hout- stortkerren en.andere kerren- egde- ploege - twee grtJSe koeyen - twee roode koeyen - roode bonte koey swert calf - bruyne merrie - bruyne ruyn - kerresaedel - goreeten metten keten - swerte Iaecken broeck - bombesyne wambuys het hoey mette schelftboomen- toemaete- mest- het hoey liggende op den meulensolder met alle de schelfboomen etc. - deel blauw vodden - deel coolsaert - dertien stucken hout - haver staende bij de erten achter op het bettekensblock - de erten - de boonen haver, geerst, fruyt, hoppe. »

Daarmee ging het bedrijf als eigendom uit de familie Fastenaeckels, die het meer dan honderd jaar in bezit had gehouden. Een Joos Fastenaeckels houdt het voortaan alleen « in huere ». In verband daarmee lezen we nog dat een Hendrik de Boeck uit Brussel « op sijne kerre eenen hoop oude vodden meebracht om t'employeren in sijnen pampiermolen (van Joos). Later is het goed verder ov-ergegaan naar een Niklaas Broeckmans, raad en rekenmeester van de Rekenkamer, van wie Peeter van Hemelrijck en Emerentia de Nayer het in 1721 afkochten. Uit de verkoopakte putten we de volgende bijzonderheden : « sekeren pampiermolen ... plaets met den steenput daer aen geleghen ... daer onder begrepen het roerende werck ende den \Vaeterstroom .•. belast met den commer van 28 stuyvers sjaers onquytbaer ter oorsaecke van den vs. \Vaeter.. ...

279


stroom. » Het geheele goed was ook belast n1et 5 veertel haver « ende twe oude hennen » aan de heer van Steen (Ukkel). In 1789 wordt overgegaan tot de deling, door Pieter van Hemelryck, << momboir, van de vier nogh minderjarige kinderen wijlen Gillis van Hemelryck die broeder was Peeter voornoemd verweckt met- Cathelyne Pillet. .. se keren pampiermolen met zjjn roerende wercken, pachthof schuere stallinge, hof, oplochtingh ... groot 1 b. 2 dw ... partye weyde 45 r. genaemt de kaekelrye chijnsroerigh kapitel van Nijvel... een boschken 83 r ... de vaege plaetse met den steenput groot 1 b. 3 dw. Alles samen 3 b. 3 dw. paelende noordt de pleynkensweyde: .. · zuydt met de halve maelbeke tegens de weyde de nepe ende de cure ... gen. de Locusweyde ... alsnoch 5 dw ... comende uyt het hof te !zelissem gem.· gen. t'middelblock ... plus een stuk land op het heyendael ». Even vóór 183~ werd de Steenputmolen eigendom van de Firma de Meurs, die reeds een betrekkelijk gr.ote papierfabriek te Sint-Genesius-Rode beheerde. Om een betere toegang « entre la route provinciale de Hal Mont-Saint...Jean et sa papeteri~ » te bekomen kocht de Meurs 8 aren grond van de kerk tegen een jaarlijkse rente van 14,51 fr. Zodra de stoomketels opkwamen werd er ook een op de Steenput geplaatst, waarschijn1ijk in 1836, toen de eerste « continu >> aldaar geïnstalleerd werd. In 1850 werd de verlegging van weg nr. 48 gevraagd, die tussen de gebouwen doorliep en in 1883 werd nog een nieuw waterrad aangelegd. Even na de eerste wereldoorlog werd het papierbedrijf er stilgelegd. Het vervoer tot het spoorwegstation Sint-Genesius-Rode, waarop de fabriek aangewezen was, viel te duur uit Het geschiedde met zeer grote wagens bespannen met vijf zware paarden, wat niet te veel was om die wagens uit de diep in het dal gelegen fabriek tot op de steenweg te trekken ... Buiten de woning van de laatste meestergast, Michel Bovry, werden de gebouwen met de grond gelijk -gemaakt. Alles is overgroeid, zodat niets meer herinnert aan de aldaar eens bedrijvige nijverheid. Alleen een kapelletje onder een romantische treurwilg naast de diepliggende kabbelende beek herinnert aan de fami1ie de Meurs die het aldaar in 1860 liet bouwen. De fabriek besloeg kadastraal pand D 96 en heel het goed bestond uit 18 percelen, 4.97.20 Ha. groot Een paar honderd meter stroomopwaarts van de huidige bloemmolen van de familie de Becker moet oudtijds een papiermolen bestaan hebben, ten ware het die molen zelf is. Waarschijnlijk lag de eerste molen stroomafwaarts van de plaats waar de Esseltbeek in de Molenbeek vloeide. Om meer water te hebben werd de Esseltbeek Jater vóór de molen gelegd. Dit kan men thans nog goed vaststellen. Van aan de steenweg loopt de beek in rechte lijn naar de grote beek en het is goed te zien dat ze vroeger de laagte volgde die thans

280

.~~

in de weide· nog te zien is.. In elk geval omstreeks 1850 was de doening een papierinolen gedreven döor Willem de Becker (Kad. D 200). In 1671 verklaart Jan d~ Mesmaeker ... « te besitten eenen pappiermolen met vier backen daer Jiggende 1 1/2 dw. weyde metter hofstadt;. 5 dw. weyde geheeten den Vinckput van die van Jericho 1 bunder lant opt HeyendaJ, 1 dw. weyde geheeten 't vijyerken;. 1/2 bunder in de Pepers~raet ». Over die molen vinden we nog in een akte uit 1665 dat Gillis de Mesmaecker ~<.houdt in huere van joanna Keynaerts weduwe GilJis de Nayer haeren papiermolen ... commende tusschen twee beken » (de Molenbeek en de EsseJtbeek). · De huidige molen Paesmans en de brouwerij Winderickx waren oudtijds twee papiermolens. De oudste vermelding is van omstreeks 1650. « Item den tweeden pampiermoJen .staende naest den voergaenden ter kercken weert heeft tdebehoort Gielis de Naeyere Matheus ·sone ... sijne weduwe, ende betaelen ·den vs. cheyns half en half ». Omstreeks die tijd heeft . «de selve GieJis de Naeyere de huysinge van zijnen pampiermoelen met consente van den pantheere begroot ende zijnen coollochten (moestuin) genomen uyte gemeynte van de Molenbraeek ». · In 1678 gaan de kinderen «ende erfgenaemen van wijlen Gillis de Nayer ende Adriana Locus» over tot een verdeling. De molen wordt beschreven als volgt : « eenen pampîermolen met sijne toebehoorten té pqorp ... palende 1o tegen den parupiermolen van Gillis de Nayer soon Matheus; 2° tegen de beke; 3° en 4° tegen sheeren straete ... voor een chijns van 28 stuyvers ende 2 cappuynen aen den heere van Doorp en 12 st. 1/2 aen de kercke. Item een block gen. Compeerkens gelege palende 1o en 2° aen sheeren straete; 3° a en het goed vàn Zevenbarre; 4o aen het curegoed. » In 1697 is er spraak van «de hellicht van eenen pampiermolen mitsgaeders een vierendeel in eenen huyse bij den vs. 'molen staendetegen het Meulenbroeck tegen wijlen Gillis de Naeyer sone Ghysels ». In 1716 staat hij op naam van « Christiaen de Oreve nu J. B. Meerts van sijnen pampiermoelen cammende ter eenre aen den moelen van Gillis Meerts ». In een andere akte uit 1724 leest men : « Christiaen de Greve nu f B. Meerts bij coope tegens Gillis Meerts van sijnen parupiermoelen gelegen onder d'Worp commende ter een re aen den moelen van Gillis Meerts, ter 2o de beke, ter derde de kerke goederen ». Daaruit blijkt dus dat Christiaen de Greve de molen in 1724 kocht van GiJlis Meerts, die hem had «bij successie van ·amis de Nayer ». Kort daarna staat Filip van Hemelryck aangetekend als « actuelen proprietaris van den seiven pampiermolen Dit moet in 1727 gebeurd zijn, naar een akte uit dat jaar vermeldt. ~ « Filip van Hemelryck ende Marianne de Broyer als cooper van Joanna Pletinckx moeder tegens van wijlen Christiaen de Greve ... eenen pampiermolen ..

»:

281


het Molenbraeek en een block genomen uyt het Steenen block .. tegen. den MoJenbroeck ... » In 1770 verhuren Filip Bosquet « als man ende momboir van Catharina van Cotthem te vorens Wed. Filip van Hemelrijck, pachter », aan Pietet van den Bosch en Marie van der Haegen « seker~ huyse, schuere ende stalle met oock den pampiermolen met 1/2 b. lant gem. geh. het Steenen Biock, 1 dw. 50 r. en 1/2 dw. tegens de Maelbeke ». In 1792 werd «.ten versoecke van den Eersaemen, Frandscus Wijns ende Elisabeth.Mertens gehuysschen ingesetenen van Alsenbergh » arrest gelegd op << se keren .pampiermolen met sijne toebehoorten, soo ende gelyck den sélven in gro-ote ende maniere van gronde met huysinghen ende batimenten daer opstaende, gelegen binnen de prochie van D'worp, paelende ter eenre tegens den pampier molen van Gillis de Neyet, daer naer Philippus van Hemelrijck ende alsnu Hendrick · Meerts causa uxores, ter tweedere·tegens de beke, ter derdere ende vierdere seijden tegens s'Heeren straete ... >> · In 1730 hadden « jeroon Meerts ende Catharina Asselberghs 2000 guldens beseth eerst op een en pampiermolen; item op een block gelleeten · compeerkens geleghe sekeren pampiermolen ... metten 1 syden tegens den pampiermolen van Gillis de Nayer nu Philips van Hemelryck teghens de beke ». Dit was eigenlijk op de eerste molen, nu graanmolen Paesmans, gelegen kadastraal perceel D 23a. Laatstgenoemde papi~rniolen is vermoedelijk die waaraan Frans Van Hemelryck, in 1808 gehuwd met Maria-Anna Winderickx, dochter van Gillis en van Catharina Vellemans, in 1840 een « verandering wil verrigten aen de gesteltenis >> ervan, nl. de « metzelarij en het buytenrad zijns molens toebehoorende aen zijnen schoonvader Gillis Winderickx op de beek van Als. naer Dworp». Het « buitenrad is -begroot op 1 m. breedte voor het .gemeld rad en de scheiding der waters omtrent 2 m. 50 ». Drie jaar later worden er « 2 draeyende raderen » aan die molen gesteld. In 1774 kopen Gillis Winderickx en Cátharina de Nayer van Filip van Hemelryck « eenet1 pampiermolen met den huyse daer nevens geleghen ... op eenen grondt groot 60 roeden paeIende 1o het Molenbroek, 2o Gillis de Nayer, 3° Gillis Meerts ... plus een stuck in het steenen block waer het backhuys op staet ... » Dit goed is thans de brouwerij-mouterij Winderickx. Deze laatste twee bedrijven waren tot in 1872 kartonmolens. Dat jaar veranderde Paesmans het in een graanmolen en enkele jaren later deed Winderickx hetzelfde. In 1909 werd het waterrad door een turbine vervangen. Daar de stroom van de beek tussen de twee gebouwen liep, werd het water door een tnuur in twee gelijke delen gescheiden, zodat ieder evenveel drijfkracht had. Ook op de Zevenbarrebeek waren steeds twee papier-

molens; De. eerste in de oude gebouwen van het Hof te Helderingen, sectie E 132a. De oudste vermelding dagtekent van 1652. Hij hoorde toe aan Willem Hanssens ( Guillam Hanssens van sijnen pampier molen). In 1665 is hij overleden en sta'at het goed, dat tevens een boerendoening is, op naari1 van « Magdale·na de Mesmaeckere weduwe van wijlen Guillam Hanssens Michiels sone besit een huys met' eenen pampier molen... 9 dagwanden groot... met 3 koeien, 4 vaarzen en een veulen ... ·» In 1668 wordt de weduwe Miehiel Hanssens als << pampiermaecker » vermeld. In de 19e eeuw, omstreeks 1860, was de molen gedreven door Jozef Coosemans en zoon Jan-Filip. In 1883 werd er nog een nieuw rad geplaatst, dat in 1902 vervangen werd door een turbine van l m. middellijn stelsel Hercule-Progrès. Thans is· het een kleine hoeve geëxploiteerd door Xavier Coos.emans. Het goed besloeg 2.75.60 Ha. waaronder een vijver van 19.90 ca. De eigenlijke 'fabriek stond op perceel D 388. De tweede papiermolen op voormelde beek is thans een kartonfabriek, eigendom van de heren jules, Frans en Maurice "Winderickx. We vinden dat bedrijf voor het eerst vermeld in 1677, hoewel het van veel oudere datum moet zijn. Ingevolge de doortocht van Franse, Spaanse, Duitse en Hollandse soldaten verloor « GiHis Winderincx pampiermaeckere in den jaere 1677 in den Somer eer~t door de Fransche trouppen een peert ende koy mitsgaders door de Spaensche volckeren 4 koyen ... in December door de Duytsche ende HoUanders in meubelen, coren, hoy, stroy, fouragie, 309 Rijnsguldens ». Werd die schade wat overdreven of verkleinde het bedrijf naderhand ? In elk geval in 1702 werd als grondslag voor de belasting aangegeven : 5 dagwand ·land, 2 koeien, 2 varkens, 2 kalveren en 2 knechten en een meid ... Op die molen zijn aileen Winderiekx'en bekend. In· 1724 wordt hij gesitueerd als volgt : « Gillis Winderickx bij successie van sijne ouders over sijnen pampiermolen... palende ter eenre aen 's heeren straete ende hef Hemelryck in de dry andere. » Die papiermolen lag onder de «jurisdictie » van Esselt. In 1741 maakt Gillis Windericx en zijn huisvrouw hem bij een « goedenis voor Laethen van den cappitele van Ste Geertruyde tot Nijvel » over aan Gillis Winderickx, getrouwd met Barbara Boon : « uyt consideratie dat hunnen soon Gillis hun tot nu toe heeft bijgestaen en dat sij verhopen dat hij sulckx noch sal continueren tot hunner beyden doodt... hebben daeromme den selven wel willen versien van eene occasie om naer de dood van hun -comparanten sijn huyshouden te onderhouden. » De nalatenschap was geraamd op een waarde van 5586 gulden en bestond onder meer uit een « hofstadt metten huyse, schueret stallinghe ende alle andere edificien daer op staende wesende eenen pampiermolen geteghen ... onder Esselt groot 1 1/2 dagwant ... comende 1° aen sheeren straete, 2• aen de goeden van Sevenborren tegens de gemeynte aldaer op last van den grontcbyns aen de heerlyckheyt van Esselt, 8 stuyvers aen den heere van Dworp, 32 stuyvers aen het Clooster van Sevenborren, 6 cappuynen

"'

282

283


Anna ende haer gouden herdt aen Elisabeth Windedckx ende haer ringen sijn verloren in haer leven ».

ende eenen halven braspenninck aen den heère van BeerseL .. » Verderwas er nog een bunder land «op den moorter ... tegens den Tabbaert »; een half bunder land onder Esselt << gemeyn. gèn. den hoogh Ca uter ... teghens den voetwegh van bruyn casteel »; 3. dagwand « bos int· cJeyn molenvelt >> en « 3 dw. op de Solheyde ».

De papiermolen, geschat op 1000 gulden, viel, zoals we hoger zagen aan de oudste zoon Gillis. De overige kinderen erfgenamen waren de E. H. Josephus Winderickx,. kanunnik van de 2e fondatie van Sinter Goedele te Brussel, die het land op de Solheide kreeg, plus 217 gulden in geld; Wi1Iem ·Winderickx en de kinderen van .Gillis, en Pieter van Joos van den Bosch, en Maria Winderickx, beiden "overleden. Het goed op de Solheide ( 3 dw.) was belast met een fondatie van twee « gesongen missen ofte jaergeteyden te celebreeren in de kercke van Dworp tot Laefenisse der zielen van de ouders van wijlen E. H. Jos. Winderickx » (1791). Ten sterfhuize van Marianne De Blander, weduwe wijlen Gillis Winderickx, werden de volgende mobilaire effecten gevonden en verkocht. In die inventaris kan men tevens vaststellen uit welke plaatsen de woning bestond. «In de slaepcamer naest de cockene : cleyn cruysifix van schilt-\t. pat - tems - partij gesponnen garen - partij vlas - meeltonne . . . __. houwmes ende schup - acht graen sacken - rock van jaspe - rock' ende slaeplyf - coeslyf -falie - amlacken - taffel - bayen rock - waffeleyser - een bock weycock eyser - twee spinnewielen; eene kiste waerinne bevonden : tien paer slaeplaeckens - stuck ongesneden lijnwaert - lap lijnwaert - 14 vrouwehemden met deel cleyn lijnwaerf - sesse huyven - cornetten als ander pluysmerckt - 5 servetten - 5 hou te stoelen; Item eene kiste waervan het gene daer inne is, is toehoorende aen Gillis Winderickx soo hij vercleert. In de cockene : moille - taffel - orlogie met cas - 2 roosters - 3 haelen met ijseren lath - keten - 3 kussen van eyser - schup - vispaen - braodeleer - 2 tanghen - vierschup ende blaespijp - 5 thenne schotels - 8 thenne tailloiren - 18 thenne lepels - 2 thenne commekens - 3 poselijoe schotels - 4 eyseren ketels - deel gelijse schotels ende aerdewerck - lichtvat - Janterne - 4 eemers - botervat ende kesbanck- steenen back~ schutsel oft banck. In de kelder; 1 tonne vol bier- 2 half tonnen met 12 ledige- 2 kogcuypen- cuype met pottecaes - ertecaes - bottercuyp - keescuyp - 20 melckteylen. Op de 11/oer : coperen ketel - vleeschblock. Op de solder : want ende 3 vlet{els - 62 à 63 rimen grouw pampier - omtrent 25 timen wit pamp1er hetwelck bij Gillis Windericx ende Van den Bos ten meesten oirboir ende proffyte der gemynen erfgenaemen wordt vercocht graen corf - 2 oude kisten - partij graen van 2 à 3 sisters dienende voor de camsomptie van het sterfhuys soo Ianck den coopdagh niet en sal wesen gedaen - bedde hooppelinck - 2 sargien 2 wercke sargien. In de stal : 3 koybeesten - greep ende meshaeck - 2 vereken en waervan een sal geslacht worden voor het sterlhuys bij gemijn consent soo voor de compsomptie als van den coopdagh. In de schuer : partij coren ongedorsen, haver en stroy - partij erweten - hoy. In het lzoudthuys : partij hoepstaecken partij brandthout - gesaeght houdt - een stuck gesaeght houdt hggende begraeven in de aerde - eenige boomkens liggende op de gemijnte - eenighe eicke plan... eken - 20 wissen houdt bij belsackes. bp de molenzolder (boven de papiermolen): partij voddenen de welcke sullen worden geconverteert in pampier. ~ Er was ook 770 gulden in geld. Bij de kanunnik te BruS3el berustte buitendien nog een < quantithyt in gemunt goud:t ~. Het « silveren eyser > van de moeder i-s gegeven geweest < aen Ste

284

'

Wanneer de papiermolen van Esselt tot kartonfabriek omgewerkt we.rd weten we niet. In 1857 storid hij in elk geval nog aangeschreven als papiermolen : << een pachthof best~ende in woonhuys, schuere, stallingen en alle andere gebouwen met open plaets, hof, boomgaerd en eenen pampiermolen maer zonder de roerende werken en gereedschappen die er aen -betrekkelijk zijn ... ten gehuchte Esselt ... 98 a. 30 ca ... wijk D 318 tot 323 ... » Het « Steynen Hof» (kad. E 215) was ook enkele jaren lang een kartonfabriek, omstreeks de jaren 1900 gedreven door de heer Peetroöns en later door de heer Goossens, die ihans een kartonfabriek heeft te Huizingen, op de Molenbeek. Welke papiersoorten alhier gemaakt werden, weten we niet. Er is alleen spraak van wit papier en grouw papier. Moeste~ we het watermerk k~nnen dat onze « pampiermakers » gebruikten, dán zouden we misschien, wel hier of daar in een oud boek of handschrift van hun fabricatie aantreffen, maar geen mei-I<: lijkt spijtig genoeg nog bekend· te zijn. Van de papierfabriek te Rode bezitten we een vel papier van vóór 1754, dubbel pro-patria, waarin als watermerk de naam van de fabrikant G. Fricx, voorganger van de Meurs, voorkomt. Over grondstoffen en afzetgebied v~nden we enkele schaarse, doch belangwekkende aanwijzingen. In 16.48, op de verkoop van de papiermolen van Steenput, kocht de weduwe van Jan Mommaert er << trespampier », en de nieuwe eigenaar, Peeter Oeeroms, ook een Brusselaar, prespapier, 11 paar vormen grote en kleine, 3 handbomen, « 1 duymbeitel, 3 boeeken groote veJten, 6 boeeken kleine velten (vilt), hangstoelen, de balans met de gewichten, de perse, 500 pond snippeling en snijdeling ». De meeste inlichtingen vonden we in een familieboekje van GilUs Winderickx en Joanna van den Bosch (1763) van de « pampiermolen gemeyne1yck geheeten te Heresim ». Benevens allerlei zaken over de geboorte van zijn kinderen, zijn paarden, koeien enz., lonen van zijn knechten, verhuren van land enz., heeft Winderickx er het volgende in aangestipt over zijn papierbedrijf : buiten een levering papier te Halle (Item naer Halle geleverf 57 riemen groudt -.grauw -en 15 riemen wit), slechts één afnemer, nt F. de Paep te Mechelen, aan wie maandelijks geregeld tussen 50 en 70 riemen papier « grout, halfwit, wit, lichte he (B?) » en soms enkele « boeeken bloudt » (blauw) geleverf worden. Buiten enkele leveringen « blouw vodden, witte vodden » of « Vlaendersche » en eenmaal «Jan Bouket heeft geleverf 6391 pont vodden ::r, levert dezelfde de Paep regelmatig, bij rnaandelijks,e vrachten van nagenoeg 3.000 pond, al de verwerkte lompen. Eenmaal ook fs er spraak van « alnoch 15 pont witte vodden van mijn eygen ~. .. 285


In verband met de fabricage zelf staan er verder de volgende losse aantekeningen: « Alnoch van de gasten van het bloudt te maecken; in den put achter den molen is in 12 stucken schilboog en 8 berders en 4 armen voor het rat. >ó, in de beke 4 stucken voor schilboge; item 10 ellen velt (vilt) bey gecoebt 9 g. 10 st.; item 17 bundelen schipmos o. 4. s. >> Uit een ander stuk kunnen we opmaken dat ook te Gent geleverd werd : «Op heden 4n juny 1779 compareerden voor d'heer Franciscus Ilias Drossard, Peeter Michiels, Peeter de Cuyper, Peeter Paesmans ende Daniel Hanssens schepenen ..• den eersaemen) Peeter Hauwaert. .. fabriquateur vän~~patnpier ... · . den weleken verclaert onder· eedt dat de coopm;inschappen die hij naer Gend sal senden ofte degene hij aldaer sal vert koopen waerlyck sijn van syne fabrique. » . . De papierbrij werd bekomen door stampkuipen die langs de beek opgesteld waren. Ze bestonden doorgaans uit een as door een scheprad in het water in beweging .gebracht. Het andere einde kwam boven de kuip waarin een stamper stond die verbonden was aan een arm die op de as lag en door dezes vierkantigbeid bij het draaien op en neer bewoog. Voorwaar een eenvoudige en goedkope drijfkracht ! Vroeger maakte men uitsluitend handpapier; het werd geschept, zoals nu nog gedaan wordt voor het bereiden van sommige fijne en dure papiersoorten. Hiertoe gebruikte men een schepbak, nl. een houten raam met een bodem van metaalgaas waarvan de randen kun .. nen weggenomen worden. Dit metaalgaas bestaat uit zeer dunne koperdraden, die evenwijdig op een halve centimeter afstand liggen en om de twee of drie centimeter door sterke steundraden of dwarslatjes worden gedragen, om het doorbuigen van het gaas te beletten. Deze schepbak wordt door de papiermaker onder de paplaag aangebracht, opgetrokken en een tijdje heen en weer geschud. Hierdoor wordt het afvloeien van het water bevorderd en worden de vezels van de papierbrij ook in alle richtingen dooreengeschud. Vervolgens wordt de bak van de randen ontdaan, omgekeerd en de bodem neergedrukt op een laag vilt. Dit noemt men « koetsen ». Hèt aldus verkregen papier wordt tussen vilt in stapels gedroogd en geperst en, eindelijk, om de stevigheid ie vergroten, in een bak met dierlijke lijm gedoopt en te drogen gehangen in een tochtige plaats : het papier is gereed. Soms is het aldus. vçrkregen papier versierd met een watermerk. Dit is een tekening waar het papier dunner is. Dit wordt bekomen door in de bodem van de schepbak deze tekening in dikke metaaldraad aan te brengen.

Het blad werd gladgestreken met een steen met schuine kant. Een goed werkman kon aldus wekelijks 100 tot 150 Kg. voortbrengen. Omstreeks 1750 kwamen de door de Hollanders uitgevonden cylindermolens. Ze worden nog bollanders geheten. Uit materieel en alaam dat in 1790 aanwezig was in een papiermolen vlak achter de oude kerk en tevens graanmolen was, geleeg dat toen toebehoorde aan graaf Cornet en in gebruik was van J. B. Winderickx, zoon van Gillis, kunnen we ons een denkbeeld vormen van hetgeen een papiermolen vroeger was, nl.

286

· « het buyten radt van den pampiermolen, den molenboom, het cammerat met de cammen en de armen, den grooten lanteren in het sas met de spellen, den stannart met sijne twee raders en de cammen en armen, den back .met de rolle (cylinder) en lanteren ende kap, de pers met onderdeelen, twee postberders en hefhert en velthert twee persblocken, den grooten en klijnen pesboom (om de pers ~àn te · spanne!~), de travule autens en koetshert (planche tournante et de coucho1r), de schep cuyp en het schietbert, de pasbrugge (passe-pont), de maelherck, twee paer vormen, de vetten, twee buysen waer de stoef en het waeter van den wasseller mede leeg loopt, den wasscher den dudts (douche) die in de schep cuyp is den anck waer het pampie; op ~droogt, noch twee paer vormen 1 seer naer (nauw?) gemaeckt. » Het ijzerwerk van zo een molen b~stond uit·: « de banden van den stannart van den · · pampîermolen, het staeckijser van den ·stannaert · en een bout van boven in den stannaert, de banden van de. goot van de rolle, de. banden van de schep cuyp, vier bouten aen het buyte rat van den ~ampier.molen, noch 16 vijsen, noch 12 bouten, den as van de rolle (cyhnder), de schene van de rolle, om de· banden van de schene vast te houden, den rooster van den douts, ses haubels om de rolle te scherpen, eenen hamer voor den molen 1 negen beien om de steenen te scherpen. »

Na de uitvinding van de papiermachine, verdwenen de oude papiermolens de ene na de andere in het tijdperk van 1835 tot 1845. Bij uitzondering bleef het handbedrijf hier en daar nog voortbestaan voor bijzondere doeleinden. In de papierfabrieken de Meurs te Sint-Genesius-Rode werd tot na de eerste wereldoorlog nog papier « geschept » voor formaatzegel. · De eerste eigenlijke papiermachine of zogenaamde «èontinu» werd in ons land in 1836 in de papierfabriek van de Steenput in bedrijf gesteld. Karton of bordpapier wordt gewoonlijk gemaakt van oud papier dat opnieuw geweekt en vermalen wordt en ook uit stro. Men kan het uit de halfstoffen verkrijgen door een dikke laag op het schepraam te ontwateren (geschept karton), door verschillende dunne lagen opeen te koetsen (gekoetst karton) of door verschillende afzonderlijke vellen opeen te plakken (geplakt karton). Te Dworp wordt gekoetst karton gemaakt. In sommige fabrieken, bijvoorbeeld bij de Gebroeders X. en A. Winderickx te Alsenberg, wordt ook veel stro en klei verwerkt. De voornaamste kartonfabrieken van ons land zijn gelegen te Alsenberg, Brussel, Corroy... Je-Grand, Dworp, GrootBijgaarden, Huizingen, Klabbeek, Sint-GiHis-Dendermonde, Stavelot, Zandbergen. Het .is geweten dat men oudtijds zeer streng was op het naleven van de Zondag:rust. In 1614 (Jachtrecht, nr. 250) waren Ingels Coppens en Joos van .den Plast, papiermulders-er staat jammer genoeg niet bij van waar ze waren, maar het is in elk geval in de omstreken van Brussel ~ecaJengiert geworden omdat ze op Zondag 16 juni van vorengenoemd Jaar « hun pampiermolen soude hebben doen of laten stampen die stoffen dienende tot het maecken van grauw pampier >. «Ter goeder trouwen wandel>, ze~gen ze tot hun verweert «en wilten zij nyet ontkennen dat op 16 juni sijnde geweest sondach hennen

287


pampiermoe1en implicite.r hebben gedraeyt sonder dat daertoe. eenighe stoffen in de backen sijn gekeert oft geruert geweest,. hetwelck .hen bii consente van den E. H. Aertsbisschop van Mechelen i& toegelaten -en.de gepermitteert dat alle pampiermolens op sondagen ende heylichdaeghen soo wanneer daermede nyemant en is becommert (te werk gesteld) om die selve molens gaede te slaen ende de stoffen in de backen te keeren ende te roeren dwelck in desen nyet en is geschiet. » · Op 27 juni daarop werd ook de weduwe Pletinckx ·voor hetzelfde feit bekeurd. Hier hebb.en we vermoedelijk .te doen met iemand van Dworp. Een jan Pletinckx huwde met Clara de Nayer, dochter van de papiermulder van Herisem. Tot staving van hun verweer legden zij een attest voor van de eerw. Deken Pi eter Vinck. van Btussel, dat luidde als volgt : << Onsen alder Eerweerdichsten heere den Aertsbisschop van Mechelen heeft verclaert dat de pampier molens mogen drayen op sondaghen ende heylige dagen bij soe verre als daer nyemant mede becommert en sijn om die gade te slaen ende de stof in de backen te keeren ende roeren ende alsoo nyet calengierbaer en sijn als overtreders der feestdagen dan alleen mogen de molens sluyten welck ick ondergeschreven attestere met onderteekeninge mijns naemps desen 22.6.1610 ende was onderteekent Peeter Vinck lantdeken ». Of onze ·sympathieke papiermulders evenwel zo onschuldig waren als ze het voorgeven lijkt wel twijfelachtig. Waarschijnlijk speelden ze wel wat op de woorden.

c) Brouwerijen.- In een dorp werd de ker~ op de meest bevolkte centrale plaats opgericht en daarrond waren of kwamen herbergen, die zelf hun bier brouwden in een gewone ketel. Liefst werden die bedrijven aan de beek gevestigd, om ... · dat ze veel water en gaandeweg drijfkr.acht nodig hadden. ' Reeds omstreeks het jaar 950 bestaat alhier een brouwerij (et cum una camba), wellicht die welke later steeds de oude kam geheten wordt. Daarna duurt het . echter tot in 1498, voordat we iets over brouwerijen ver!lemen. Da.t jaar is er in de hoogmeiersrekeningen (Rekenkamet 12776) spraak van een « Gielen Mosselman van dat hij die maerte in de camme met bi ere begoten had de ... » Van dan af wordt nu en dan gewag gemaakt van kammen, onder meer in 1516, over een « janne de Neve Peeters soene dat hy zijn messe getrocken heeft op Anthonys In de nuwe camme ». Toen was er dus reeds een tweede kam of brouwerij. Op datzelfde tijdstip was er een «Jan de Incleer de weert van SoJieberge onder Dorp (Neerdorp bij Lot) die sijn bier vercocht sonder consent>>, waarvoor hij met 20 stuivers beboet "verd. De kam, bedoeld in de akte van 950, was ongetwijfeld gelegen achter de oude kerk, en moet vereenzelvigd worden met het oorspronkelijk hof van Dworp. Doorheen de eeuwen werd het natuurlijk dikwijls verbouwd en zelfs van bestemming veranderd. Het was hoofdzakelijk een landbouwbedrijf, maar tevens een kam, een herberg, een tnolen. Pas sedert enkele jaren is alle bedrijf stilgelegd en werd het woonhuis verbouwd en verfraaid. Het oude typische molengebouw en het waterwerk bestaan nog. In het begin der 16,e eeuw was Jan de Beekere op die brouwerij : «Jan de Beekere briedere van Dorepe van eenen

288

bempdeken .. ·. beneden de ~~rcke aen de geineyn straete ... » , « Jan de Beekere ende KatehJnen sBeckers ende van Gielis van 9en Hove wegen geheeten Slotiet briedere van eenre arcken 1n de b~ke achter zijn re camme ende twee meeren ... >> Om~tre7ks 1574 bran~de die «·camm~ geheeten tvalveke~ >> af. « Lmcken ende WtJleken Wijts » moesten ze wederom << opmaecken ende in state stelJen wel ende Joffelijck metter cammen daertoe ·behoorende ». In 1582 vinden we ze voor de eerste maaf omschreven en wel als. volgt: « Een geleghe oft camme met sijnen grond~ d_~er huysmghen op. te stae~.e plaghen ende die nu afgebrant s!~n metten ·Jochtene ende btJVanghe. daer aen geleeghen ende SlJn anderen ge1ege metten grooten meuwen ende clijnen huyse camme ande haeren gerecke, mette stallinghen ende andere~ toebehoorten met het opstaHeken daer aen geleghen:.. te Doorp beneden de kercke ... groodt saemen een half bunder op den cheyns van 2 penninghen Lovens aen den heere van Aa ». In 1656 treffen we WiUem de Back als brouwer aan. De 22e Septem~er van dat jaar koopt zijn vrouw, Agnes du Trieu, te Br~ssel tn de Boterstraat een « bruyn tabbardeken » voor het ktnd van Anna du Trieu. In 1678 verhuurt de Back aan Antoon Rousseau voor 9 jaar een gedeelte van zijn huis nl. << de groote. keueken ende groote camer met de solderingen daerboven de voors. cartieren met de twee kelders daeronder ende den stal daer aen gelegen ende den neersten stal met het verckens kot naest den hof ende den winckel van de schuere naest het kerckhof ». De verhuurder zal «occasie hebben 2 oft 3 mael sjaers te brouwen ... ende moet het camgereck onderhouden soodat de huerder can brouwen... het camgereck moet in staet gestelt syn tegen St. Jansmisse ... de ~erhuerder moet oock 20 tonnen min ofte meer aen den huerlmck leveren» (G. 7168). . 1!1 1ö09 wordt die kamille evenals de andere goederen, d1e etgendo~n ware!l van Gielis Pauwels onder dezes vijf do~hters, Ehsabeth, Louyse, Anna, Marie en Kathelyne bij lotJng verdeeld.· Louyse krijgt ten deel : «het ·gelege' oft Camme daerop huysinghen gestaen hebben ... metten lachtene ende bijvange geh. d'oude camme op den plijden keer tegenover der cueren ... »; het deel van Anna « geleghe geh. d'oude camme met een cleyn gheleeghsken daeraen geleghen naest de kercke aende plaetse aldaer ... cammende a en den bempt geh. de vette cuype ... » .. Later w~s een Jan de Mesmaeker op het hof en de kam. HtJ overleed tn 1698 en in het sterfhuis werden o. m. de volgende voorwerpen verkocht : « 2 talJoerens met eenen cande... laere, cherwetten, 1 candelaer, 1 panneken, 1 ketelken, 1 loellepot, 1 balanse met eenige dosen,. 1 schijfstock, 1 smouttonneket1 met een spu_yt, oude potten ende pinten, eenen danckaert (maat) met eene ptnte, 1 bierboom, 4 bollen, 1-.huysseJ, 1 dees ... 289


tel, claphout, 1 vughbanck, 1 bughbanck, 1 werckblock, riepen, 1 snybanck, beslaegen riepen~ !iepstocken, 1 vug~schaefe. . In 1701 werd door Phthp-Frans van Vanck, heer van Huizingen aan Zeaer de Mol verkocht « eene erfve groot 88 roeden m~t den huyse, schuere, stallinghe enz. geleghen voor aan de. groote ker.cke de ure ende met twee andere syden a.et~ sheeren straete ende aen eenen voetwegh om op het· kerckhof te gaen ... vrij ende onbelast uytgenomen 32 stuyvers heerelycken cheyns daerop uytgaande aen den heer~ ~ercooper uyt crachte van sijn Jaethof van Terborght » (HUtzmgen). In de koop was ook begrepen een er aan palend dagwand boomgaard << dicht aen de ierste partije ... oost de beke noort een en ànderen boömgaert suyt den voetwegh ende het kerckhof ». En ten slotte « alnoch een hofken met hovenbuer (bakoven) met het kerselere prieel ... ingeplant in sijne haegen uyt den vs. boomgaert paelende suytwaerts den vs. voetwegh ende westwaerts de hoogstraete ... » .. In de verkoopakte wordt bedongen « de condttte ~at den cooper oft niemant van sij~e naercomelinget1 ofte actie hebbende (rechthebbende) eemge van dese (verkochte) panden besittende nu nogh oyt hiernaermaels daer op sal mogen stelJen eene kamme ofte brauwerije hetzij groote oft · cleyne ». Vermoedelijk was de verkoper eigenaar van een andere brouwerij die hij niet wou benadelen. De verk?per ma~kte van de eretegenheid gebruik ·om de koper te verpitchten. z~Jn graan te laten malen in zijn molen op Sollenb~rg te Hwzmgen : « de besitters van genoemde panden ... sullen altijt sijn verobligeert te gaen naer des heeren vercaopers molen tot Sollenberghe, soo dat den vs. molen ten respecte van dese panden sal.wesen banael, ende dat op de verbeurte des graens ten profftte des heeren vercaopers die op eenen anderen molen ge.maeldt souden wesen ende op dat den vercooper ... bij de.~e banaliteyt aheene schaede ofte ongemack en commen te hjden soo sal ~en den molder van Sollenberghe. ~. bedwinghen van alJes aoet loffelyck meel te tnaecken ende in contrairen gevallen ~al den aencooper sijn clachte moegen doen ~~n den meyer den weleken het meel met twee schepenen sal vtslferen. » In 1790 bestond het bedrijf uit een papiermolen, graanmolen en brouwerij en... stokerij met herberg genaamd « In het Kroontje ». Het was eigendom van Cornet de Orez en verhuurd aan J. B. Winderickx zoon Gillis en omschreven als volgt : « gelegen op de Maelbeke omtrent de kercke met de huysinghe, kelderlnghe, stall}!lghe vo.?r pee:den ende koyen, schuere, brouwerije, brandeWtJnstokertJe, hovmghe e11:.~e boomgaerf ». Omstreeks die tijd moest het gans~ bednJf tege.nsprekelijk geschat worden. Winderick.x wou z!ch .~aarf!lee r:tet inlaten «omdat hem dat niet aangmg » zet htJ. Mtsschten vreesde hij huuropslag. De schatting werd nî7_ttemin .gedaan door ]. B .. van Volsem, « molenslager v~!-1 SlJn~n st1el » en joseph van Volsem, « molenmaecker van StJnen sbel ::., op 6.4.

290

1?90. De lijstdie .deze deskundigen opmaakten is zeer belancr... 9 rtjk voor de kenms van het molenbedrijf uit die tijd : « Buytenradt van den koerenmolen met halpen (schoepen) 'en

armen, den molenboom (as), het camroerat (tandwiel) met de cammen en armen, de twee puelens met de steenen, de Janterne oft gestel met de ~pellen, de pas~?rugge (passepont) met de twee schenen (levier) en ligboom (sommter), den meelbak met de meelgoot, de cuypdecksels en trommel en tntgel ~n brughotens, de rinck planeken met de blocken, . den Joeper (draaten~e steen) witsteen, den Jigget (vaste steen) w1tsteen 12 1/2 duym dtck, de handt winde en trommel winde,. de wtege met haer spellen, den wieg boom met twee puelens het cam.merat van den meisten (?) molen (moulin à. broyer) met d~ cammen en armen, de~ lanteren met de spellen oft gestel, de pasbrugge met .een scher en ltgboom, den meelback met de meelgoot de cuypdecksels. en tremel en trugel, de rinckplancken met de blocke~ den looper wit steen oft Fransehen 15 1/2 duym dick, den ligger 'witsteen 13 1/2 duym~ Het camroerat van den terven molen met de cammen en armen den. Janterne oft gestel met de spellen, de pasbrugge met een· sehe; en hgboom, den meelback met de meelgoot, de cuyp decksels en tremel en trug~l, de lool?er groudt (grauw) steen van den terven molen 7 duym dtck, den ltgger groudt steen 7 1/2 duym, de rinek. planeken met de blocken, de weJle waer ·den melleusen (?) molen (moulin à braye) mede open gaet, de molster kist oft graenkist de sack winde de mael herck, drij honderf cammen. buyten het werck. ;> Al wat vooraf~ g~at was het hout..: of steenwerk. Hierna volgt het « ijser werck in den molen >> met de ·~etrekkelijke waarde er van : « 8 bannen van drij lanterels en de wtegh 21 gulden; 24 sleeken tot de drij lanterels 8 g.; 4 bouten tot de wegh 2 g.; 18 bannen tot de molebaomen 61 g.; 6 tappen van de rrioleboomen, den haeck om de steenen van den molen OP. te treeken 6~ .. g.; 3 staeek iJ se~~ 70 g.; 3 distels en eene panne 27 g.; 3 graen IJSers 6 g.; 3 hehbjzers 9 g.; 4 bannen tot de vier kamraders 35 g.; de bouten van de 4 kamrader.s 17 g.; 8 spieën tot de lanterels 3 g.; den bant van het kamrad van de pomp 2 g. » In 1826 wordt het alaam van de brouwerij beschreven

als volgt:

Grote kl!iP met ijzeren banden, kleine kuip met idem, een kruisgoot en. lange goot, « 2 loose buym » grote .en kleine kuip, 4 grepen voor rutmen van mo~~t, den losser van de ketels, een slechte stuyekmande, de vloot, 2 IJsere banden, stoockijser, krabber en kotereer slechte houten trefter ». Als ijzerwerk vond men er « 6 bladers van d~ lanteerne tot de wie.g, 24 sleeken voor de Ianteerne, 12 banden van de moleboomen, den hgthaeck, bouten voor de kamraeders lichtijsers ~.taeckeijsers, 3 alzen, 3. rijnijsers, spiert voor de 1anteernen, graen~ IJsers voor de verbeterntsse van de 9 beelen, spillen voor den moute. molen, spetten voor den korenmolen ». In de stokerij : « slange kuyp, krabber, schup, greep, toeter, pomp van ~?ut, een goot ». Er ontbraken 6 stannen. Boven werd «' de ast » redehJk goed bevonden. In 1833 werd een nieuwe roodkoperen brouwk~~el wegende 723 3/4 Kg. geplaatst die 723 gulden 15 stuivers kostte. HIJ werd geleverd door F. Verbeeck, koperslager te Brussel die de o~de ketel, die 3~9 1/2 Kg. woog, voor 148 g. 12 st. overnam. ln genoemd jaar worden voor de graanmolen de volgende voor... werpen opgetekend : « buytenrad, molenas, kamrad, Ianterne, pashrugge en twee scheeren, kuyP., tremel· en trugel, rinkhout. wieg van den moutmoJen, pasbrug, 2 Stijlen van den moutmolen Iooper legger ste~nwinne, haspel en klijn zeel, de welle van den ste~n 3 m~elgoten' 3 hgthoomen met de zeelen, 3 Rijngooten, de maelherk 'en de verlie~ berk. het winnezeei, de belle van den korenmolen >.

Na j. B. Winderickx, kwamen Renier van Laethem en joanna Catharina Meerts op het bedrijf. In 1806 huurde Pieter 291


Paesmans het voor '9 jaar tegen 800 gulden 's jaars. De huurder moet het water op zijn gewone pegel ste1len, de beek ruimen langs het gehuurd goed, hij mag de molen niet voortverhuren, hij draagt al de lasten en moet jaar1ijks vier « corweyden binnen Dworp met kar en twee paarden » voor de verhuurder doen. In 1808 kwamen J. B. van Cutsem en Elisabeth Paesmans, schoonzoon van de vorige huurder, op de molen. Die watermolen op de « Maelbeek » bestond uit een huis met vier plaatsen op de begane grond, .met verdieping. De kelder diende tot herberg. De pacht bedroeg 1800 fr. (Franse tijd). . De brouwerij was toegerust met twee koperen ketels en een houten kuip en lag op 98 aren en 80 ca. grond. Heel de doening omvatte 7 Ha. allerlei land en weide gelegen op het kareelblok, het Vierstratenveld,. W ouweringen, 'de Boecht, de kleine Winkel. In 1818 werd de pacht voor negen jaar vernieuwd tegen 1100 gulden (Hollandse tijd). De brouwerijgebouwen verdwenen in 1930. Ten tijde van Renier van Laet was het bedrijf reeds stilgevallen. In de oude stukken is er gedurig spra~~ van een oude kam, éen nieuwe kam en zelfs van een nieuwe oude kam, zodat het onmogelijk is ze met volle zekerheid << uiteen te houden». In 1516 werd een Henriek de Neve gestraft omdat hij <<gesmeten hadde te Dorp in de Nucamme met .vuysten Jennijn op den Steen putte ... » Toen was er dus reeds een brouwerij bijgekomen. Vermoedelijk was deze gelegen ter plaatse van het latere Hooghuis~ te oordelen naar volgende tekst : In 1530 is « Wilhem van Bruheze sone wijlen Bartholomeus die hij hadde van wijlen Cecilien van Volcxem », huurder van een « hofstadt metten camme, vijver, weyde ende damme ... gehee_ten de nieu camme tusschen tsh. straete ... ende de loopende beke ... comende boven tegen het cuerengoet » (Leenhof van Brabant 4121). . In 1660 was die meergenoemde « nieuwe camme » eigendom van Sr. de Morales. Ze wordt vermeld met een vijver nabij de pastorij en was in leen gehouden van de heerlijkheid van Stalle, wat op zich zelf reeds op een hoge ouderdom wijst. Zoals we reeds zeiden bestond er dus reeds een oudere die in 1559 vermeld staat als «de camroe geheeten d'oude camme toebehoorende den kinderen van wijlen Anthonis de Looze ». Niet lang daarna, in 1609, is er spraak van « d'oude camme op den blijden keer » en ook reeds veel vroeger, in 1571 en 1582, van « Jan Wouters in den bJijen » en « op den blijenkeer >; later « achter de herberghe den blijenkeer > ( 1630), «een geleghe ... achter de herberghe geh. den blijenkeer » (1631). In een stuk uit 1665 in het archief van de familie d' Anethan staat dat « Pieter Marcelis ende Cathelijne Keynae.rts tegen Joanna de Boeck weduwe Oielis-Keynaerts vereregen de

292

./

helft van t~root steynen huys op de plaetse tot Doorp vpor 16.00 gulden ... :·» De « plaetse », te oordelen naat: de bepaling « groot stenen huis » en de betaqlde prijs, een vrij grote som voor dat tijdperk, moest het een belangrijk gebouw zijn. J)e nieuwe kam wordt in 1733 door Pieter J. B. Grassis en Catharina Eleonore van den Neucker verkocht aan baron . de Hemptines die ze verheft en te lene ontvangt. , In de ·akte wordt ze geheten << de nieuwe camme ende alsnu het Withuys ». Ni~.laas van Cothem, een der erfgenamen van wijlen Catharina van Cotthem, weduwe wijlen Filip Bosquet, verkoopt in 1769 voor 2500 gulden aan Maria Josepha Maisin en haar man Willem Claes « huys schuere stallinghe Brouwerije met de brouwketels cuypen ende v o o r d e r camme gerecke... l/2 bunder ... paelende 1. van voten tegen de plaetse 2. de straete comende tegen de curegoederen ». Het is hetzelfde goed waarvan in 1769 transport gedaan werd door de vs. overledene Catharina van Cothem ten behoeve « van Peeter van Hemelryck ende Maria de Cuyper... van sekeren huyse, schuere, stallinghe wesende eene Brouwerije met de camme, brouwketels, stockhuys daer aen annex coolhof daer . aen geleghen onder jozef Julien van Hemelrijck, brouwer op het Hooghuis de Barronie van Dworp - 1861 <·r 1890). · groodt een half bunder; item van een bunder lants genompt het Croonenblock met alnoch 2 b. 2 dw. soo weyde als lant ... » (1769). In een latere akte (1773) wordt het nader beschreven als volgt : « wesende eene brouwerye met den camme, brouwketels, kuypen ende allen het voorder cammegereek daer toe dienende, stoeckhuys daer aen annex ende allen de hustensielen tot de vs. stoeckerye dependerend ende eenigszins noodigh tot het gebruyck der vs. stoeckerije ... van voeren tegens de plaetse ... de straete der curegoederen ... » De brouwerij met herberg, later meestal het Hooghuis geheten, waarschijnlijk omdat hef lang het hoogste huis ter plaatse was, bleef tot omstreeks 1900 aan de familie van Hemelryck. De weduwe van Jules, de laatste van Hemelryck, hertrouwde met een de Wael uit Sint-Pieters-Leeuw. Deze verkochten eindelijk het goed in 1918. Jozef Peetroons kocht de


stallingen en de toenmalige pastoor de brouwerij, het pakhuis -en de woning, om er een GiJdenhuis van te maken. · ' De. naam « Withuis >> moet later overgegaan zijn naar het zeer oud ·gebouw, thans de zagerij van Jozef Houbloux. Tot omstreeks 1914 w~s het nog aan drie zijden omwald met grachten 5 tot 10 m. breed. In 1918 wetden ze voorgoed gedempt. Een Withuis vinden we reeds vern1eld in 1621 << ae~ dwithuys », in 1643 << het withuys metten vijver bogaert ende bijvanek » en in 1660, toen het bewoond was door de ·.weduwe de Glaser, die toen betrokken was in een geding omtrent een huis te Brussel « in het Ruysbroeck >>. In 1664 huurt Jan Matton, meester-schoenmaker, van Sr. Fran~isco de Morales een « bogaert gem. geh. den Withuys - lochtmgh paelende aen sheeren straete; aen de cuerè goederen, .de lopende beke ende ?en yijver>>, die ook meegehuurd is. In de huurvoorwaarden ts perlongen dat benevens de11uursom <ie huurder jaarlijks twee zakken appelen moet leveren en ·dat de vijver half voor de huurder en half voor de verhuurder Inocht « gespijsd » worden. . · In 1650 vinden we een Jan Wynants als brouwer\rermeld. In het jaar 1702 vinden we drie namen van brouwers n1. Giiiis de Nayer, Jan de Beer en j. B. van Schoonbeke; in 1'722 Frans Pilleth. Omstreeks 1660 ontmoeten we Guillam de Proost als b~ouwer, spijtig genoeg als « gecalengierde » voor de schepenVIerschaar. De Proost stond terecht omdat hij « nu onlanx geieen op eenen feestdagh wesende sondach den h. Pastoir van Huyssingen heeft gerescontreert met sijne kerre gelaeden 1net biere omtrent den huyse van den h. Pastoir »~ Welnu" « naer de geschreven rechten, soo wereltlijcke als geestelijcke, moesten de sondaeghen ende andere feestdaghen yolgens de geboden van de H. Kercke bij eenen yegelijcke geviert worden». De pastoor liet hem dit opmerken, maar het viel op geen goede aarde. Onze brouwer schold hem ·uit en ging zo ver te zeggen dat « den pastoor sijn g... soude cussen »! De straf "\Vas niet mals; de schepenen veroordeelden hem om « bloots-:hoofs ende berrevoets » vóór de vierschaar te verschijnen en te« verciaeren ~an herteleed te weesen ».De belediging kostte hem 50, het zondagsrijden 25 Rijnsguldens, alles ten profijte van de arme. Al die brouwbedrijven, zoals trouwens al de dorpsnijverbeden, waren natuurlijk zeer onbeduidend wanneer men ze vergelijkt met onze moderne brouwerijen. In een verslag van de schepenen uit 1686 blijkt ten overvloede dat « de huysen, brouwerijen, herberghen, winckels ende andere trafficq doende ... alle deselve sijn van geenen aensien ofte permanent, jae soo danigh dat den onderganek van den eenen nyet en soude connen wesen den opganek van den anderen, te verstaen dat geene neringe binnen Doorp en is daer een huysgesien soude

294

connen bij leven ». Misschien hebben ze wel wat aangedikt~ want het ging er om belastingen ten voordele van de Staat ... Op het. gehucht Lot was er ook reeds vroeg een brouwerij. In 1668 treffen we er aan, Jan Ohysels << brouwer ende pachter onder den gehuchte van Loth » in een geding in J 668 tegen pachter Willem de Proost, aan wie hij geleverd had « diverssche soorten . tonnen bier » voor 103 Rijnsgulden « breed er ·genoteert op den kerf des aenleggers. ende oock corresponderende op den kerf des gedaeghden >>. De leveringen werden blijkbaar op een kerfstok ingesneden. . · . Ook Kesterbeek had oudtijds zijn brouwerij, die in 1743 door Gillis van de Velde en zijn huisvrouw Catharina Hofmans verkocht werd aan Gillis van de Velde, zijn broeder, en omschreven wordt als volgt : << eene hofstede metten huyse, schue-

Mevrouw Winderickx met kinderèn August en Maria, omringd door het personeel van de brouwerij, omstreeks 1900.

re, stallin'ge, hovenbuere wesende eene camme met den brouwketel, backen ende brouw cuype ... in den gehuchte Kesterbekc ... groot 3 dw. comende aen de Brusselsche straete, de gemeynte geh. den hast >>. Te Wouweringen achter de huidige herberg «In de Fazant», Kad. C 57bis, toebehorende aan de weduwe Gustaaf Boon, was vroeger ook een kleine brouwerij. De drie nieuwe hilizen kwamen in de plaats van het pachthof met brouwerij. Omstreeks 1850 was dit eigendom van Graaf Cornet de Grez. Aan het einde van de 19e eeuw waren er nog drie brouwerijen. Twee daarvan, die van de weduwe de Wael in het Hooghuis en die van Bartholomeus Hanssens, . voorbij de pastorij verdwenen vóór de eerste wereldoorlog.. Deze laatste werd gesloten in het begin van .1914. Kleine brouwerijen zijn niet meer leefbaar. De technische en financiële eisen zijn te groot. Hoe heetten de voortijds alhier verbruikte bieren ? Onze

295


oudste inlichtingen voor Dworp vonden we voor 1650, toen ei· spraak is van « kleyn bier » en voor 1667 in een proces van « Sieur Peeter Stroobants borger tot Brussele ende brouwere tegen myn heer van Asbroeck biertapper te Doorp », die ten achteren was in de betaling van 58 gulden 8 st. voor de leve~ ring van verscheidene tonnen bier plus een « kerre hoepe ». Onder die leveringen vinden we « wi.t dobbel bier » à 8,8 gulden de ton, « braspenninghs » eq. « wit bras » à 5 gulden. In 1754 is er spraak van .« een half tonne go et bier » èn van « dobbel bier ».In 1766 levert Marcelis van Alsenberg aan pastoor Courtais een ton << wit bier »~ In 1742 en 1777 wordt er « klijn bier » gedronkên. In 1783 is het « bruyn bier a 2 stuyvers den pot». Gabriel Mertens levert in· 1778 « een tonrte wit bier met een tonne klijn bier voor 5 g. 14 st.». In 1695 wordt in een herberg in de Lackestraet «gebrande wijn » gedronken. Lambik. vonden we het vroegst vernield in 1856. fran~ ciscus Portaels werd betaeld voor tnondkosten enz. « aen twee vlekslagers ten tijde van 11 dagen en halve ten prijze van 1,27 fr. en 24 liters Lambicq à 24 cm. den Jiter ». Er waren .. ook « 3 scheuten genevel à 0,30 fr. » bij. In het << Newe Kraüterbuch » van Prof. D. Jacobus Theodorus Tabèrnaemontanus van omstreeks 1600 wordt over onze bieren het volgende oördeel geveld : Het Vlaams bier is ook een goed bier, vooral het Dubbelbier zoals het te Gent en te Brugge gebrouwd wordt; het overtreft al de bieren in Nederland, het is zeer voedzaam, maakt goed bloed en geeft een schone gelaatskleur, zoals goed te zien is áan hen die het van jongsaf aan gewoon zijn te drinken. Het Brabants en Gelder~ bier daarentegen, zoals ook dat ·welk te Zutphen gemaakt wordt, geven een kwaadaardig en onzuiver bloed, yooral dat welk van het dorpswater gebrouwd wordt. · -

Steetzontginning . ..,......: De bruine ·ijzersteen die in de oude kerk verwerkt was konlt ongetwijfeld van de Bruineput, aldus g.eheten naar. de kleur· .er van. Of er nog voor andere doeremden van d1e steen « gepoeld » werd is niet zeker. Wellicht · , zal het niet lonend genoeg geweest· zijn. De ontginning van de kwartsrotsen van de. Steenput was reeds ~roeg vrij belangrijk. · De stad Brussel gebruikte die steen voor haar straten. Daartoe kocht ze op 23.4.1473 van Hendrik van Witthem, een .half dagwand te Dworp ter plaats geheten Heryshem. oJ Hensem. In de 18e eeuw was die steengroef nog in volle

Oude steengroef naast de steenweg.

l

I

'

Oude steengroef van Stee,nput.

werking. In een rekenin.g uit 1778 van de heer van Dworp is er naast het planten van bomen, leggen van de goten der fonteinen, ook nog spraak van het « treeken van steen», en in een stuk uit 1784 lezen we dat er bevel werd gegeven « 362.475 nieuwe kasseyde steenen van de 1ste soorte aen sijne maj. steenput van Dworp te Jaeden op den selven, ende te vervoeren ende in magazijn te Jegghen nevens de kasseyde tusschen Cauters hutte en Sint-Hitybrechts hutte » (SintGenesius-Rode), en kort nadien ·nog « 15.000 steenen te Jaeden uyt magazijn tusschen de twee hutten voortskomende van sijne majesteyts steenput te Dworp ... ». In 1780 waren er te Alsenberg nog veel arbeiders « qui laborant in puteis Iapidum "· De oude steenput bestaat nog 297


in de vorm van een diepe en laaggelegen vijver omringd door bomen en struikgewas. Omstreeks 1900 werd door de gebroeders Vigneron uit Ciney} die de steenslagbestrating of macadamisering van de steenweg tussen het station van Buizingen en Alsenberg ondernomen hadden, steen opgehaald. door middel van poeder. In 1904 werd door een heer Hamaide een nieuwe exploitatie be.:. gonnen, maar spoedig stopgezet. De verlaten groeve bestaat nog maar wordt gaandeweg aangevuld met het straatvuil der gemeente. Zolang de verkeersmiddelen moeilijk waren hadden deze kleine bedrijven een kans.· Thans speelt dit geen rol meer. en worden betere steensoorten uit het Zuiden van ons land en uit Zweden aangevoerd. Andere nijverheidstakken. - Buiten de papier.:. en graan..:.; molens bestond er vroeger geen andere nijverheid dan de. landbouw. De moderne nijverheid vestigde zich natuurlijk biJ de in 1840 aangelegde spoorweglijn Brussel-Halle en het een tiental jaren vroeger gegraven kanaal, dus te Lot. Daar dit oude gehucht van Dworp thans een zelfstandige gemeente is: valt een ruimere behandeling buiten pns bestek. · De omstreeks 1850 opgerichte weverijen namen spoedigeen grote uitbreiding. In 1882 werd een motor van 80 Pk. ver-. vangen door een van 300 in een nieuw gebouw. In 1888 komt er weer een bij en in 1911, drie. In 1872 vroeg de heer De Carpentier, ingenieur-chimiste, aan de gemeente de toelating tot het oprichten van een werkhuis « pour.l'extraction des corps gras con1enus dans les eaux provenant du lavage des laines de la fabrique de Loth » en in 1902 richtte ingenieur A. Deckers uit Brussel op het kadastraal perceel A 100a een «atelier de construction de chemins de fer » op. De eerste machine voor de schrijnwerke~ij werd in 1883 geplaatst door de heer Wallebeek. Onderstaande cijfers geven een overzicht van de « nijverheidsinrichtingen » op 27.2.1937. Mechanische stukken (machines) : 1 met 7 arbeiders. Smidsen : 2 met in totaal 3 arbeiders. Metaalbewerking : 1 met in totaal 3 arbeiders. Brood- en banketbakkerij : 1 met 2 arbeiders. Brouwerijen : 1 met 12 arbeiders. Mouterijen : 1 met 4 werklieden. Kaas : 1 met 2 werklieden. Passementwerk : 1 met 18 vrouwelijke en 1 mannelijke bediende, 6 arbeiders en 35 arbeidsters. . Cement- en metselwerk : 2 met samen 8 arbeiders. Schilderwerk: 1 met 1 arbeider. Stukadoors (plakkers) en witters : 3 met samen 8 arb. Bouwnijverheid : 1 met 5 arbeiders. Houtzagerijen : 1 met 2 arbeiders. Schrijnwerkerijen : 2 met samen 3 arbeiders.

298

Meubelbedrijven : 6 met samen 38 arbeiders. Schoenti1akerijen : 1 met 1 arbeider. . Kartonfabrieken : 1 met 16 arbeiders en 5 arbeidsters.

Handel. - De handel is te Dworp nooit zeer aanzienlijk geweest. In 1653 noteert men vier herbergen en een « vettewariet » = kruidenier. In 1686, 4 herbergen, 1 vettewader en 1 schoenmakerswinkel en verder « eenen winckel voor het vercoopen van snijf, touback, sout ende seep ». De inwoners deden, 2!oals. thans nog, veelal hun aankopen te, Halle, waar velen toch naartoe gingen om hun producten van land en stal, hout en wild op de weke1ijkse markt aán de man te brengen en ter bedevaart te gaan. In kerkerekeningen, o. m. van 1875, vinden we ook posten als volgt : Betaelt aen Marie Everaerts, bode op Brussel, de som van 14,40 fr. voor twee beste keerborstels en 't medebrengen».

299


IX. CULTUREEL LEVEN. 1. Onderwijs. - 2. Toneel, Muziek, Zang~ - 3. Culturele verenigingen. - 4. Natuurbescherming. 1. Onderwijs. In de geleerde boeken kan men lezen dat van het begin der 9e tot .de 12e eeuw de ongeletterdheid onder het volk algemeen was. Het 3e Algemeen Concilie van Lateranen in 1179 verordende de herinrichting van het kosteloos volksonderwijs in de kloosters en de parochies waar dit vroeger gegeven werd (Can. XVIII). Het 1ste provinciaal Concilie van Mechelen in 1570 vertrouwde het oprichten van dag- en zondagscholen in elke parochie toe aan de zorg der bisschoppen (Tit. XVII, cap. I, Synodicon I, blz. 121). Het 3e Provinciaal Concilie van Mechelen ( 1607) gelastte de landdekens, met de medewerking van de plaatselijk~ overheden, overal scholen te stichten, daar waar er geen waren, en tevens in het onderhoud van .de schoolmeesters te voorzien (Tit. XX, cap. I, Synodicon I, blz. 397). Dit bevel werd door de Aartshertogen van Brabant bekrachtigd bij plakkaat van 31.8.1608, art. 19 (Placcaerten van Vlaenderen, bd. II, blz. 128). De pastoor was de begever van het schoolmeestersambt Aan hem werd door de nieuwbenoemde onderwijzer geloofsbelijdenis afgelegd en belofte gedaan steeds het goede voorbeeld te- geven. Hij moest ook beloven naar de wens van het Ille Concilie voor jongens en meisjes afzonderlijk onderwijs te geven (Tit. XX, cap. 111, Synodicon I, blz. 397), de arme kinderen kosteloos te onderwijzen, mits uit de inkomsten der armegoederen jaarlijks 6 sisters graan te ontvangen; geen « herberge, taverne ofte cabarette » te houden, « wel te verstaen dat hij niet zou « uyt tappen eenigh bier ofte schincken eenighen brandewijn». De oudste vermelding over het onderwijs alhier vinden we in een schoolrekening van 1668 : «School begonstïn Decembris 1668, tkint Jan Wijns 2 maent; 2 kinders van Francis van den Kerckhoef elck 3 maent; 2 kinderen van Francis Mathijs elck 3 maent; tkindt Jan van den Bossche 3 1/2 maent; de dochter Adriaen Oth 3 maent; Francis Jenne Hijnkens 4 maent. » Het schoolgeld bedroeg toen 4 stuivers per maand (Manuale). Een verdere vermelding over het volksonderwijs is uit 301


1692, toen aan Miehiel de Genst 4 gulden en 16 stuivers werd:

betaald «voor ~en jaer de kinders te leeren ». Over de school zelf vernemen we in een. kerkrekening dat in 1723 een bedrag uitgegeven werd «voor bier en naegelen als den timmerman aen de schole gewerckt heeft». In het jaar 1764 worden als schoolmeester vernoemd Christiaan van den Branden « schoolmeester tot Dworpt », en Willem de Nayer, aan wie onderscheidenlijk 3 gulden en 1 g. 10 st. als schoolgeld wordt uitbetaald. Een Sebastiaan van den Branden « schoolmeester te Dworp », die in 1762 te: Huizingen 1 g. 10 st. voor 3 maand onderwHs trek-t, zal vermoedelijk wel dezelfde zijn als de voorgaande. In de rekening van 1774 staat vermeld dat aan de koster jaarlijks 3 sister· graan of 6 gulden uitbetaa~d worden « voor het leeren der arme kinderen ». Tussen 1783 en 1790 gaf J. B. Asselbergh onderwijs aan de arme kinderen. In 1791 trekt hij van de Arme 15 stuivers « voor 3 maenden geleert te hebben den sone van Peeter De....prins; 3 g. 17 st. en 2 g. 7 st. voor geleert te hebben verscheyde arme kinderen ». Hij gaf ook onderwijs aan meisjes, zoals vermeld is in navermeld kwijtschrift van zijn harid, waaruit blijkt dat hij, hoewel blokmaker van zijn ambacht, verre van ongeletterd was : «lek ondergeschreven Joannes Bapta Assel-· bergh verciaere als dat Joanna de Ridder bij mij heeft ter· schole gekomen den tijdt van een maendt en een half en dat tegen vijf stuyvers ter maent wa-ervan ick bekenne voldaen te zijn. Actum Dworp desen derden April 1783. joannes Saptista Asselbergh, Schoolmeester. » In 1791 vinden we ook als. schoolmeester aangetekend B. van der Kelen. In de Franse tijd ( 23 Primaire, jaar XII) treedt josse Rog_. Reyckaert, onderwijzer, geregeld als getuige voor gemeenteakten op. Of hij te Dworp onderwees weten we niet, want hij woonde te Alsenberg, waar we hem echter niet als onderwijzer weten optreden. In 1804 vinden we als onderwijzer Laurent Horis, op dat ogenblik 33 ja~r oud. Te oordelen naar stijl en geschrift waren het voor hun tijd ontwikkelde mensen •. Onder het Hollands bestuur werd alhier school gehouden door Laureins De Nayer, zoon van de koster. Hij bezat een diploma van de derde rang en vertrok van hier in 1827. Zijn broeder Pieter, onderwijzer van de vierde rang, volgde hem op. Buiten dit gemeentelijk onderwijs was er nog veel ander,. maar welk ! Er was geen gehucht of het had zijn schoolmeester : de ene of de andere zogenoemd geletterde thuis-· werker die voor enkele centen tussen zijn werk door in of na. de dagtaak de kinderen van de omtrek leerde lezen en schrij-· ven. Deze toestand heerste nog in 1835, toen de gemeenteoverheid schreef dat« in deze gemeente geen Iocael en bestaet maer dat er verscheydene personen hier het onderwijs geven» . . Zestig tot zeventig kinderen liepen geen school. Het Hollands bestuur had een toelage van 1689 guldell:.

302

.

'

#

verleend voot het bouwen van een school .. : die er echter niet kwam. Een gedeelte van die som, 500 g., werd in 1832 aangewend tot bestrijding van de cholera, Het onderwijs werd te Dworp toen nog gegeven z.oa.ls onder het oude regime. Het was ingericht door de heer pastoor, die twee onderwijzers en twee. onderwijzeressen onder zijn gezag had. In 1838 was dit O!lderwijs zeer goed te noemen. Ongeveer 400 leerlingen van beide geslachten woonden de school bij. Volgens een verklaring van het toenmalig gemeentebestuur was de heer pastoor « waardig den grootsten lof te ontvangen vanwege het bestuur, alsook van de inwoners, om de zorg en den ijver die hij aan den dag legt voor de opleiding der leerlingen, die ·de .samenleving eens tot nut moeten strekken>>., Voorheen woonde slechts een vierde deel van de kinderen de schol~n bij. Genoemde priester was E. H. Beeckmans1 die later plebaan te Antwerpen werd (zie hoofdstuk « Pastoors »).

Frans van Eist, Schoolhoofd en gemeentesecretaris. ( 1891-1 g 13)

Louis van der Piete, Schoolhoofd. ( 1922-1938)

In 1843 werd Gregoor jozef de Nayer, een der onderwijzers van voormelde school, tot officieel onderwijzer benoemd. Hij was te Dworp geboren in 1817 en onderwees sedert 1835. Daar hij geen diploma bezat, werd in zijn aanstelling bepaald dat hij « devra suivre soigneusemenf les séances de la Société d'Instituteurs », die te Sint-Pieters-Leeuw gevestigd was. Zijn opvolger, in J 850 1 was Sebastiaan Winderickx van Huizingen. Deze had al evenmin een normaalschool bezocht. De school werd gehouden in de gebouwen van de pastorij. In 1845 weigerde de Bestendige Deputatie .aan de gemeente

303


de machtiging om aan de kerkfabriek de som van 670 fr. te betalen als bijdrage tot de wedde van pastoor en onder.. pastoors, zoals van ouds ged~an. werd. Als antwoord daarop vorderde de kerkfabriek van toen af een huur voor de gebouwen die ten behoeve van gemeente en school gebruikt werden. In die. jaren bestonden er eigenlijk drie scholen : een o·emeenteschool voor jongens, een aangenomen school voor ~eisjes en een particuliere school voor beide geslachten. In de Winter werd er bovendien op alle gehuchten school gehouden door particuliere personen. · . In 1850 gaf 0. J. de Nayer zijn ontslag. Seb. Winderickx werd benoemd, maar wijl hij geen diploma had, zoals we reeds zeiden werd de benoeming niet goedgekeurd en Marten Frans van den Eynde benoemd. Deze is alhier de grote opwekker van het onderwijs geweest. . . .. Toen hij in dienst trad waren er slechts. twe~ etgenh]ke lessenaars in de school. De andere waren kletne kerkbanken. Van den Eynde Uet enige lessenaars op eigen kosten vervaardigen. Borden en andere schoolmeubelen waren er ook niet. Kortom, het was een school naar de oude. trant. In de Zomer was er geen klas. Ook daarin bracht de meuwe onderwijzer een verandering, zodat de toestand weldra verbeterde. Het schoollokaal, dat gelegen was op het pand Kad. Sectie C 9, eigendom van het Armbestuur (twee hutzen verder dan de herberg de Zwaan), beantwoordd~ gaande~~g ook niet meer aan de behoeften. Ze waren te klein, te wetmg verlicht en verlucht. In 1854 werd een stuk land gekocht van 17 a. 13 ca., Sectie D 249, voor het bouwen van een school en een woning voor de on~erwijzer met een kamer voor de gemeentediensten. Die gebouwen kostten 14.500 fr. De pomp naast die school was van 1874. . . In 1856 ·werd 30 fr. uitgegeven als. belomng voor de ]eerJingen van de avondschool, 30 fr. als. _huisvestingsverg:oeding en 25 fr. voor de aankoop van VIJf lessenaars. Htervolgens zou er in 1856 reeds een avondschool ~est~an hebbe~. Elders lezen we nochtans dat ze werd opgencht tn 1868, m 1884 opgeheven en in 1889 heropend met ~~ volgende lesrooster: Maandag, Dinsdagt Woensdag en VnJdag van 18 1/2 tot 20 uur. . Meester van den Eynde trad af in 185~ om over !e gaan naar Assche, waar hij nog was in 1888. Ht] werd .alhter vervangen door B. A. Vervoort, geboren te Berlaar tn 18~~ en leerling van de Normaalschool te Lier. In 1876 werd htJ bevorderd tot opziener en nam hij onfslag. Datzelfde jaar werd het gemeentebestuur a~ngem~~nd de schoolgebouwen te vergroten en een ondenVIJ~er btJ ~te benoemen. De bestuurders vonden dat ech~er met . nodt_g, « considérant que s'il est vrai que.le nom.bre ~ enfants tnscnts est considérable, n'est pas n1oms vrat qu d est ass~z rare

n

de les voir tous réunis en classe ... que dans prèsque toutes les écoles ·communales il y a un ou même p1usieurs élèves de la 1re qui aident ordinairement 1eur maître »... !! Toch worden · er •drie nieuwe lessenaars in elke der twee scholen geplaatst. Ofschoon -het aantal: leerlingen in elk der scholen ruim 200 bedroeg, duurde het totin 1866 voordat een hulponderwijzer benoemd .werd, nl. de heer Donaat Lemyer, te Kerkom geboren in 1846, leerling van de Normaalschool van Lier, die later secretaris zal worden. Inmiddels waren de schoolgebouwen evenwel vergroot geworden. In 1871 steeg het aantal leerlingen tot 278 jongens en 273 meisjes en werd een tweede onderwijzer en een dito onderwijzeres benoemd. Reeds dat jaar wordt onderwijzer Lemyer of .Lem·aire gemeentesecretaris en als onderwijzer vervangen door Louis Willibrord Verheyen, in 1851 te Oostmalle geboren, van de normaalschool van Lier. In 1891 z:al ook hij opziener van het Jager on d e r wij s worden te Tienen. In 1889 worden voo1· 17.000 fr. vergratingswerken aan de school uitgevoerd_. Over de schoolstrijd ]aak van den Heuvel, Schoolhoofd. van 1879 hebben we wei(1938--1947) nig feiten vernomen, zomin in het archief als mondelingr Zoals overal zal men hier ook te veel ijver aan de dag gelegd hebben en toonde men zich katholieker dan de Paus. Mgr. Serafini Vannutelli, de toenmalige nuntius, was het eens met onze Kardinaal om de wet te veroordelen, maar meende dat het zou volstaan, om het kwaad te voorkomen, de scholen te verbieden die werkelijk een gevaar voor het geloof boden. Het was immers algemeen bekend dat op tal van pJaatsen 7 vooral op de buiten, onderwijzers, voorbeeldige christenen, aan de kinderen een diepgodsdienstig onderricht verstrekten. En in elk geval-was hun pedagogische kennis veel groter dan die van het personeel dat men zou moeten aanwerven. Het is dus onnodig, zo meende de nuntius, scholen op te richten waar di·e der gemeente voldoende waarborgen van orthodoxie bieden. De g6e·steUjkheid alhier had zich heftig verzet en de we·erbots uit Brussel liet zich niet Jang wachten. Het provin ... ciaal bestuur schrapte uit de kerkrekening de posten die be- ..

305 304


trekking hadden op hun weddetoeslag, onder een spitsvondigvoorwendsel, waarop onmiddellijk volgt, dat .<~ ~e, ~~e~gé ~e Tourneppe s'est, en outre, signalé,.Pour s~n hos!tht~ a 1 apph-· cation de Ia loi du 1.7.1879 sur 1 mstruchon pnmalfe ». Als uitbreiding van het lager onderwijs besliste de ge~· meenteraact dat in de jongensschool de Franse taal en ~e meetkunde en in de meisjesschool de Franse taal en huts-· houdkunde zouden onderwezen worden. ' In 1900 we>rden 24 lessenaars, een schrijfbureau en een boekenkast gekocht voor 700 fr. Hierna volgen enkele nota's over onderwijzers die in de scholen van Dworp stonden of nog staan. Modest de Brabander van Liedekerke (15.6.1866) neemt ontslag in 189!1 ~n wordt vervangen door Jan Frans. Ken~ es, ·geboren 1873 te Varendonk van de Normaalschool van Lier. Frans Verhaert, o-eboren te' Tongerloo 30.6.1876, uit Lier, vervangt de Brabander die ontslag genomen had. André Lamers, geboren te Lan~ken 14.9.1878, van de Normaalschool van St.-Truiden, benoemd in 1901, neemt· ontslag in 1906. Louis van der Piete, geboren te Vorselaar 19.7.1882 volgt. hem op. Augus~ Asfeld, geboren te Sint-O~nesius-Rode 11.6.1873, benoemd m 1~93, neemt ontslag in 1902. Oustaaf jan D~s~n, geboren te. SmtOenesius-Rode 1.11.1851, benoemd m 1872. Werd later schoolhoofd te Sint-Pieters-Leeuw~ jozef Bernard Vertinden, geboren te Westmeerbeek 27.11.1856. Alhier benoemd in 1877. Neemt ontslaa in 1885 en wordt schoolhoofd te Alsenberg; 0 woont thans o p .de pastorij te Wemmel bij zijn zoon Herman, aldaar pastoor. Willem Clemens Backx, geboren te Oostmalle 19.12.1865, tot schoolhoofd benoemd in 1913. Met rust in 1921. Frans Jozef van Eist, geboren te Herselt 31.! 0.186~. Alhier benoemd in 1891, wordt later gemeentesecretans. Lou!s van der· Piete wordt schoolhoofd in 1922 en gaat met rust In 1938. Oeuens, geboren te Mol. Beschikbaar gesteld in 1893. Frans van Mensel, geboren te Tongerloo 7.2.1880 van de normaalschool van Lier. Alhier benoemd in 1900. Matheus Westelaers, geboren te Opglabb~ek 10.2.188~, van de normaalschool van Sint-Trui den. A1hter benoemd tn 1906. Adolf Van Oppens, geboren te Alsenberg 7.8.1884, van de normaals~h?ol van Sint-Niklaas-Waas, benoemd 1906; .na een langdunge ziekte overleden 9.9.1936. Jaak van den Heuvel, geboren te Leest 12.2.1888. Alhier benoemd in 1909. Schoolhoofd sedert 1938. Op rust op 31.8.1947. Victor Kerremans, geboren te Duffel 18.11.1886, van de normaalschool v~n M~~helen, alhier overleden 22.3.1937. Eu geen Ohyssels, UJt Hu1zmgen, van de Scheppersnormaalschool van Alsenberg. Alhier benoemd 18.6.1937. Emiel van Roy, geboren te Dworp, van de normaa_l- , schooi van Ukkel Sint-Thomas. Benoemd in 1920;, ontslag m 1925; overleden. Dit was de eerste onderwijzer van de gemeente zelf. Tot dusver had het gemeentebestuur) om reden

van gezag en « prestige », nooit iemand van de gemeente zelf wiUen benoemen. . . Frans de Nayer, geboren te Dworp 5.7.1901, benoemd · in 1921. Korneef de Decker, geboren te Alsenberg 20.10.1900,. .van de Normaalschool van Lier. Benoemd 18.9.1922. Willetn van Roy, benoemd 1930, overleden 26.11.1939. Frans Bergmans, benoemd 1935, ontslagnemer in 1945. Robert Desmedt,. benoemd 1940, ontslagnemer in 1945. Pieter Albert Wilson benoemd 20.9.1945, was in dienst sedert 1941. Kar:elLodewijk Adriaenssens van Alsenberg, benoemd 20.9.1945. jaak Vanderleyden, benoemd 1.11.1945. Robert Beaujean, benoemd 3. 11.1945. Leopold Frans Deweyer, geboren te Dworp 5. 7.1905, benoemd 6.9.1921, schoolhoofd benoemd op 1.9.1947. In 1925 wordt de vergroting van de jongensschool gestemd met een bestek van 232.209 fr. bestaande in drie rtieuwe klassen en een werkplaats voor de 4e graad. Het werk werd uitgevoerd door aannemers Ferdinand en J. B. Vastiau. Naast de oude school werd in 1938 een nieuwe gebouwd. Het schoolhuis wordt van dan af door de veldwachter bewoond. . Meisjesscholen. - Catharina Paesmans, te Dworp geboren 19.3.1816, werd tot onderwijzeres benoemd in 1844 en nam ontslag in 1858. Zij was «bestuurster van de aano-enomen gemeenteschool » en gaf klas in een huis van de ke~k,. waarvoor de gemeente jaarlijks 100 fr. huur betaalde. Coleta Rosiers, uit Puurs, van de Normaalschool van Herentals, volgde haar op. Deze bleef 27 jaar schoolhoofd en wordt beschouw~ als de stichteres der meisjesschool. Als blijk van waardertng verleende de Raad haar een eeuwige vergunning op het kerkhof in 1886. In 1868 werd ook voor de meisjes een school gebouwd met woning voor de onderwijzeres. In 1866 was reeds tot onderwijzeres, Philomela Ooossens, van de normaalschool van Brussel, benoemd geworden. Twee jaar later nam ze ontslag en werd vervangen door Maria-Anna van Calster, geb.oren te Putte in 1846, van de normaalschool van Herentals, later echtgenote van D. Lemaire, onderwijzer en gemeentesecretaris. Onderwijzeressen. --*·~ Theresia Dams, uit Desschel, benoemd in 1876. julia Verhaert, geboren te Vorselaar 15.8. 1853. Alhier benoemd in 1873. Nam ontslag in 1885, bij haar huwelijk met jozef Verlinden, onderwijzer. Moeder van pastoor Herman Verlinden te Wemmel. Paulina Adriaensen, te Zandhoven geboren in 1862, van de normaalschool van Herentals, die later hoofdonderwijzeres te Alsenberg worden zal,. verving in 1886 de zieke onderwijzeres Rosiers. Huwde later met August Proost, gemeentesecretaris van Alsenberg. Inmiddels hadden de Zusters van de Christelijke Scholen van de H. Jozef Calasanz op 5.10.1886 een vrije lagere school met bewaarschool opgericht in de straat naar Vronenbos. De Zusters zelf woonden in een huis naast de pastorij. Deze orde~ waarvan het Moederhuis zich te Vorselaar bevindt, werd in 110

306

307


·1820 gesticht door Gravin van de W erve de Vorselaar met de medewerking van Pater Doncke S. J. Ze wijdt zich haast uit... sluitend aan de opvoeding van de volksjeugd en telt ruim 130 bijhuizen en scholen, op een drietal na, alle in het aartsbisdom Mechelen gelegen. Haar leuze luidt << Eendrachtig sterk voor Christus' werk ». . Stilaan liep de onderwijzeressenschool ledig ten bate van de Zustersschool en-~in 1886 stelde burgemeester Cornet persoonlijk in de raad voor de leke onderwijzeressen te vervangen door Zusters. Uit de besprekingen l):lijkt dat hij dit deed eensdeels om het vrij onderwijs uit te schakelen, waarop de Raad noch toezicht noch gezag had, en, anderdeels, de gemeenteschool ontvolkte, die toch moest betaald worden. Een bespa... ring van 1500 fr. per jaar moest er uit voortvloeien en· de bevolking had klaar en duidelijk haar voorkeur· aangetoond. Het kwam er dus op aan, telkens als een leke onderwijzeres wegviel, deze te vervangen door een kloosterlinge. Die eerste gelegenheid deed zich voor in 1888 door het huwelijk en ontslag van mevrouw Verbeyen-Van den Broeck, hoofdonderwijzeres. De meerderheid van de Raad benoemde in haar plaats Zuster Renildîs, in de wereld, justina van der Maelen. .J-Iet personeel bestond dus uit de Zuster hoofdondetwijzeres en twee leke onderwijzeressen, die achtereenvolgens in 1891 en in 1892 door Zusters vervang~n werden. In 1895 liet de gemeente een huishoudschool bouwen en in 1897 bouwden de Zusters op eigen kosten drie klassen, op een grond die zij van het Armbestuur gekocht hadden. Toen werden de eerste vrije-schoollokalen verlaten en de nieuwe betrokken. In 1898 werd een vierde onderwijzeres benoemd. Daar de schoolbevolking steeds toenam, werden in 1902 nieuwe schoollokalen, door de Zusters in 1897 gebouwd, betrokken. In 1911 werd een snijschool opgericht die tot 1"925 bleef bestaan. In 1921 werd een 6e gemeenteklas opgericht en het jaar daarop· de enige lagere klas, die nog van het regime van. 1879 overbleef, in gemeentelijke klas herschapen. Toen wetd ook de huishoudschool afgeschaft, daar zij door de inrichting van de 4e graad overbodig geworden was. In 1935 werd nog een Se klas bijgevoegd. Het jaar 1944 zou een werkelijke uitbreiding van de school zien tot stand komen door het inrichten van een vakschool. Sedert de stichting van de Zustersscholen werden deze achtereenvolgens bestuurd door de volgende moeder-oversten: Moeder Renildis, in de wereld justina van der. Maelen, stichteres, 1886-1910; Moeder Celesta, in de wereld Leonie Smulders, geboren te Kontich 16.3.1868, van 1910 tot 1929; Moeder Seraphia, in de wereld Victoria van den Heuvel, van 1929 tot 1944; Moeder Leontine, in de wereld Iv\aria Eelen, sedert 1944.

*** 308

~Iet volksonderwijs bestaat thans uit :·een ge.meenteschool voor Jongens tot de 4e gr~ad; een gemeenteschool voor meisjes tot de 4e graad;. een hutshoudschool voor meisjes; een vrije bewaarschool. De meeste kinderen verlaten de school na de 3e graad. • .. Vo~ksboe~erijen. - Men· moet de zaken zeggen z~als ze Zijn : met altijd hadden de bestuurders een open oog VOOr verbet~ring en yooruitgang. Omstreeks 1860 beval de hogere overheld het sttchten van een volksboekerij aan. Hierop antwoord?e, D~orp: « c?nsidérant que Ie goût de la lecture n'est pas penetre assez Jotn dans les habitudes de la population pour songer à l'érection d'une semblable institution. » De ware reden was ~chter « que la Caisse Communale est obérée » ... Thans ts er .een bloeiende parochiale volksboekerij;

2. Toneel, muziek en zang. Maurits .sacré vermeldt in zijn werkje « Het voormalig Dorp~toneel m Brabant >>, 1926, ge.en enkel feitje op toneelgebted te Dworp. 1\lochtans maakt hij melding van dorpen als Leerbeek, Londerzeel, Meerbeek, Pepingen, Strombeek, Ternat, Tollenbeek, Vlezenbeek, Vollezele enz., waar in vroeger eeuwen toneel opgevoerd werd. Het is dan wel waarschijnlijk dat ook alhier rederijkers bestaan hebben, maar rreen het minste spoor bleef er van over. Dit moet ons niet ~erwonderen. I~mers, welk stoffelijk bewijs blijft er over van het bij pozen . rt]ke toneel1~ven alhier uit de laatste vijftig jaren. Alleen in het geheugen van enkele ouderen blijft het nog bekend. Er was een glansperiode in de tijd toen « De Prior van Zevenhorren» van Prof. R. Lemaire 9pgevoerd werd; in de tijd na de oorlog 1914-1918, toen de Gruyter er onder meer Doiie Hans opvoerde, en de jaren dat Frans Smulders er de Filosoof van Haagem regisseerde en uitbeeldde. Zang-genootschap Sint-Cecilia. - Werd op 11.8.1851 opgericht bij Egîed de ·Busscher «In de Kroon». Het eerste bestuur was samengesteld als volgt : Voorzitter : Gustaaf de Meurs; Ondervoorzitter : Egied de Busscher; Secretaris : F. ~: van den Eynd~; Schatbewaarder: P. Barry; Commissaris btJ de lessen : Wlllem de 1\t\ol; Commissarissen der feesten : Jozef van Hemelryck, P.J. Marinus en H. Meerts. J. B. Walravens, van Halle, was de eerste bestuurder. De muzieklessen werden gegeven in de oude school rechtover de pastorij en later op het kasteel, dat toen onbewoond was. Hier werd 23.5. 1852 een eerste zangfeest gegeven n1et de medewerking van artisten uit Brussel. De zuivere winst bedroeg 228 fr.waarmee brood aan de armen uitgedeeld werd. In 1854 schonk de erevoorzitter, Graaf Cornet, een mooi vaandel en op 29 October van dat jaar werd ter gele~enheid van de opening der nieuwe gemeenteschool een muztekfeest gegeven met de medewerking van de maatsçhappijen « Ro309


lando Lassus >> van Halle, de philharmonie van Eigenbrakel en de harmonie « Union de Waterloo>>. Op 23 November werd voor de leden een wedstrijd gehouden voor het zingen van het schoonste en vermakelijkste zangstukje. De prijs bestond in een zilveren penning, die gewonnen werd door Gustaaf de Meurs, die hem aan de maatschappij schonk. · In 1859 verzwakte de vereniging. Een oproep werd gedaan onder de voornaamste ingezetenen van Dworp, Alsenberg en Huizingen, en 8 September werd een vergadering gehouden waarin een nieuw reglement werd aangenomen· en een nieuw bestuur aangesteld als volgt : 0. de Meurs, voorzitter; Fr. van Hemelrijck, ondervoorzitter; J. B. Walravens, bestuurder; August Vervoort, secretaris; J. B. de Munter, bijgevoegd secretaris, die tevens belast werd met de les van solfege aan da nieuwe leden; Willem de Mol, schatbewaarder; Karel Winterbeek, Commis~aris; Jozef van Hemelryck, P. J. Marinus en Karel van Camps, Feestcommissarissen. In het najaar vo~rde de kring een concert op in het gemeentehuis van _Sint-PietersLeeuw en_ op 21 October werd de bestuurder vervangen door Jan Oppers, muziekleraar te HaJle. In 1860 werd een uitstap gedaan naar Assche om een . bezoek te brengen aan de heer van den Eynde. · In 1862 werd deel genomen aan een wedstrijd te Merchtem en werd er een derde prijs behaald met de koren Les Enfants de Paris, van Derillé, en Blauwe Maandag, van l<iicken. Om dit te vieren werd in de school een feestmaal gehouden. In 1864 werd Gustaaf de Meurs ondervoorzitter ter vetvanging van Ft. Van Hemelryck, overleden. ' Op 9.11.1865 gaf de Meurs, vader, ontslag als voorzitter €n werd hij als dusdanig vervangen door Graaf Çornet. Met nieuwjaar bleef de Meurs alle jaren de vereniging in zijn huis ontvangen. ' Het volgend jaat, op 17 Juli, schreef de vereniging haar eerste festival uit waaraan de volgende verenigingen deelnamen : de fanfare Sint-Cecilia van Kasteelbrakel; de Zangvereniging La Concorde van Sint-Oenesius-Rode; de zangvereniging La Tempérance van Ruisbroek; de philharmonie van Eigenbrakel; de zangvereniging Roland de Lattre van Halle; de fanfaren van Virginal; de zangvereniging Les Artisans Réunis van Eigenbrakel; de zangvereniging Les Amis Réunis van Sint-Gillis; de zangvereniging Les Bardes de la Senne, van Sint-Gillis; de zangvereniging Sainte-Cécile van Ittre; de zangvereniging Société royale l'Union van Waterloo; de Harmonie van Waterloo; de Harmonie Sint-Cecilia van Halle; de fanfaren van Lembeek; de zangvereniging Guy d,Arezzo van Ukkel en het Sint-Ceciliakoor van Beersel. Het weer viel echter geweldig tegen. Het regende en stormde zonder ophouden. Slechts zes verenigingen waren opgekomen. Veertien dagen later werden de verenigingen op310

·n~euw verzocht. Het weer was nog maar zo en zo, maar het gmg nu toch wat beter. Met de opbrengst werd een harmonium gekocht. · _In 1868 deed. de vereniging een uitstapje naar Oostende~ Het Jaar daarop gmg jan Oppers zich metterwoon in Holland vestigen en werd hiJ vervangen door Niklaas Huwaerts leerling van de muziekschool van Brussel en orgelist van de 0.-L.Vrouwkerk van Halle. In de Zomer van dat jaar ging de ver·eniging de Dierentuin en de haven van Antwerpen bezoeken. ·Op 28 Juli 1872 nam de kring deel aan de inhuldiging van het yaandel van de fanfare « Laurier-Chêne. » van Alsenberg. In _October 187 4 werd bestuurder Huwaert vervangen door L. W. Verheyen,. onderwijzer. Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan werd op 28.5. 1876. e~n festival gehouden met de volgende deelnemende -veremgtngen. Zang: Les Echos viiiageois van Bierk; L'Avenir, Le Cercle des gais amis, La lyr~ ouvrière, Les petits Belges ·van Brussel; Roland de Lattre, De lustige Werklieden La parfaite Union van Halle; «Moedertaal vooral» 'Van La'ken; ·Cercle Momus van Sint-Joost-ten-Noode; Sint-Cecilia van B.eersel; La Conçorde en Les chasseurs de la Montagne van Stnt-Genesius-Rode. Fanfareh : Société philharmonique van Klabbeek; Fanfaren van Esschenbeek; Fanfaren van .Hennuyères; Fanfaren van Huizingen, ~int-Martens-Lennik, Lot, Ruisbroek, Vl~zenbee~! Alsenberg, Harmonie van EigenbrakeJ, Fanfare Smt-Cectha van Kasteelbrakel, van Linkebeek, van Sint-Genesius-Rode (Groote Hut), van WouterbrakeL De helft van de verenigingen vergaderden te Wouweringen ·bij de weduwe Struelens in het Zwart Paard, de andere aan de herberg De Steenput. Het feest begon om 1 1/2 uur, na het lof, dat die dag ·om 1 uur· in plaats van om 3 uur plaats had. 's Avonds was er een groot vuurwerk. De 15e Augustus was er een groot banket veor de leden in de jongensschool. In de rekeningen treft men o. m. als uitgaven aan : cocarden 30 fr., vuurwerk 30 fr., 32 medailles van verguld brons, ·drie kiosken met 32 banieren; 30 flessen erewijn tegen 3,50 fr.; 100 caramenen 5 fr.; huur van 97 champagneglazen. Datzelfde jaar werd ook 1,50 fr. voor de Geschiedenis van Dworp van Everaert en Bouchery ingeschreven ... In 1878 werd. een banket van 40 man gehouden dat de moeite waard is te vermelden : « Jigot de mouton - pommes de terre; Fricassée de vea4 - choux-fleurs; Langues de bceuf - raisins; Poulets - salade; 5 tartes chacune de 2 fr. de préférence de Renaux: de Hal; 1 litre de biêre par personne. » In 1927 waren het nog aH een varkenscarhonaden ... Over de viering van het vijftigjarig bestaan vonden we alleen meldenswaard het feestmaal, dat bestond uit 4 kalfskoppen, 8 Brusselse kiekens en 6 kilogram kampernoelies. Buiten de voormelde, deed de kring nog de volgende uit-

..

311


· voeringen en uitstappen : 28.6.1853 Overijssche, ter gelegenheid van de inhuldiging van het standbeeld van Jttstus Lipsius. Juli 1854 Mechelen. 3.8.1856 Tubeke. 17.8.1856 lttre. 14.9. 1856 Waterloo. 23.8.1857 Ukkel. 3.7.1859 Waver. 18.9.1859 Kasteelbraket November 1859 Sint-Pieters~Leeuw. 28.6.1860 Overijssche~ 15.7.1860 Waterloo. 5.8. t 860 Virginai . . Samme. 19.6.1862 Kester. 17.8.1862 Merchtem. 24.8.1862 UkkeL 26.6. 1863 Kontich. 1863 Nijvel. 10.7.1864 Halle. 7.5.1865 's GravenbrakeL 28.7.1867 Virginai-Samme. 1868. Oostende. 12.7. 1868 Assche. 27.6.1869 EigenbrakeL 4. 7.1869 Edingen. 1869. Antwerpen. 23.7.1871 Ittre. 13.8.1871 Roosbeek. 27.7.187,3 Hennuyères. 1873 Oostende. 1874 Elsene. 26.7.1874 Tubeke. September 1874 WouterbrakeL 13.6.1875 Halle. 1875 Laken. 1875 Antwerpen. 23.7.1876 Hei kruis. 8.10.1876 Sint-GenesiusRode (Grote Hut). 1877. Festival Brussel. 1878. Uitstap Eigenbrakel. 1879. Festival Edingen. 1881. Bij die gelegenheid werden in het Nachtegaaltj~ te Buizingen 24 glazen bier gedronken. Festival Huizingen. 1882. Festival BrusseL Uitstap Linkebeek, Tollenbeek 1883. Festival Sint-Gillis. 1884. Festival Lembeek. 1885. Festival Mechelen. 1879. Uitstap naar Huizingen, Beersel, Buizingen, Brussel, Laken, Sint-GenesiusRode."l887 Uitstap Zuun. 1886 Huizingen; Lembeek, waar door de 39 deelnemers een beefsteak gegeten werd; Festival Wouterbrakel; uitstap Sint-Pieters-Leeuw. 5.6.1-887 Festival . De Jagers van het Gebergte tè Sint-Genesius-Rode. 1888 Festival Kt.tregem. Uitstap Boschvoorde. F:,estival Tenbroek . (Rode). 1890 Festival Ukkel. 1895 Eigen.festiva1. 1898 Festival -Eigenbrakel. 1899 Festival Tenbroek (Rode). 1900 Festival Huizingen; Pepingen. 1902 Festival Vlesenbeke, met twee «camions»; festival Dworp. 1906 Festival Sint-JobUkkeL 1908 uitstap Beersel. 1912 Festival Sint-GenesiusRode. 1926 Eigen festival met 500 fr. premies. Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de vereniging en het 50-jarig bestaan van de fanfare « De Onbemiddelden » van Wouwerîngen, werd een festival ingericht op 8.Rl936. Namen er deel aan : De Ceciliakring, De Vrijheictsvrienden en de Koninklijke Harmonie van Huizingen; De Zang.:. vereniging De Landbouwers van Kesterbeek (gesticht in 1884); fanfare Sint-jozef, Esschenbeek; fanfaren : LaurierChêne, Alsenberg; Les Montagnards, Heidenbroek, Alsenberg; L'Union fait la Force, Lot. In 1913 werd het gouden bruiloftsfeest van Hendrik Portaels gevierd. Er werden twee zetels gekocht en ... 14 flessen lambik, aan 0,50 fr* de fles. In 1923 werd voor de japanners 370 fr. gestort. .. Alle jaren deed de vereniging een uitstap. Na 1876 tekenden we op : 1877, met 25 leden. Reiskosten : BuizingenJemelle 61,25 fr.; Grot 2,50 fr.; Hotel 152 fr.; Dinant-Namen 37,50 fr.; jemelle-Ciney 27,50 fr~; Namen-Rode 30 fr. 1870 : Dierentuin 55 man. 1873 : Oostende. 1879 : tentoonstetling van

312

Brussel; 24...25 Augustus 1879 met 28 man. Mechelen, Temsche, Antwerpen. Er werd gêlog:eerd in het hotel I'Ancre Couronné voor 5,50 fr. per man ('middagmaal, avondmaal en ontbijt). In 1881 werd een reis naar Rotterdam en Den Haag " gedaan. 28 man tegen 6,30 fr. per man voor de spoorreis. In de rekeningen stipt men aan.: Drinkgeld donné au garde de ... trains pour renseignements 2 fr.; dépêche lancée de Scheveningen à notre Président 2,12 fr. Ronde de bière à Scheveningen 5,30· fr. In Juli 1883 reis naar Roehefort 1885 naar de tentoonstelling van Antwerpen, 51 rrian; bijhet middagmaal we~den 50 1/2 flessen wijn van 1,25 fr. gedronken. 17 Juni 1888 naar de tentoonstelling van Luik en ·naar Seraing per stoomboot. 1891 naar Brugge en Blankenberge. 1893 naar

Kon_inklijke fanfare «De Eendracht», 1877-1937.

Charleroi, kolenmijnen en glasblazerijen. 1894 en 1898 naar Antwerpen. 1900 Middelburg. 1903 met 40 man naar Rotterdam en Scheveningen. 1905 naar d~ tentoonstelling van Luik met vernachting. 1907 naar Maastricht. 190~ naar Oostende .. 1911 Grot van Han, 34 man. 1913 naar Gertt. 1924 Namen en Dinant met 31 man. 1927 per autocar Namen, Dinant, Han,. Beauraing, Phi1ippeville1 Charleroi, Nijvel. 1929 naar Hoei en Comblain; Van de bestuursveranderingen is in de boeken van de vereniging niet veel te vi~den. Voorzitter Jules de Meurs overleed in 1881. De huidige voorzitter is Willem Algoet-de Nayer. Als penningmeesters troffen we achtereenvolgens aan Filip Ghysels {1882); Frans van Eist tot 1912; jaak van den Heuvel sedert 1914. Tot in 1881 werden de geschriften in het Frans gehouden .. De. Landbouwers van Kesterbeek. - Op Kesterbeek heeft lang een zangkoor bestaan genoemd de « Landbouwers van Kesterbeek » (thans nog onder Dworp). In bloeiende jaren " 313


was het tot 80 man sterk. ·Als eigenaardigheid .di ene vermeld dat de leden bij uitstap of deelneming aan processies en feesten als landbouwers met strooien hoed en kiel gekleed waren en elk een stuk gereedschap uit de landbouw droegen, o. m. een vlegel, distelsteker, rol enz. Het lokaal was gevestigd op de Ast in de herberg « Bij koning David ». Meer konden we er niet over vernemen. Al het archief, tot het ingelijst reglement toe, is verloren geraakt. Fanfare « De Eendracht». - De fanfare- van Dworp « Eendtacht maakt macht», meestal kortweg « De Eendracht >~, werd gesticht op 1 Juni 1877. In 1907 werd een nieuw en kunstig uitgevoerd reglement, getekend 'door Herman· Lemaire, ingehuldigd. Het toenmalig bestuur bestond uit de heren Graaf Cornet, erevoorzitter; Bartholomeus Hanssens, brouwer, voorzitter; j. B. de Neyer, ondervoorzitter; Louis van der Piete, ·schrijver; . Pieter Portaels, schatbewaarder. Jammer genoeg, bezit deze belangrijke vereniging geen archief. We. stipten alJeen aan dat door Graaf Cornet en Bartalorneus Hanssens in 1898 een rijkgeborduurde fluwelen vlag, werk van A. Ooegebuer en P. Lori es van Esschenbeek, geschonken werd. Op 27.5.1927 werd de Fanfare tot << Koninklijke >> bevorderd. In 1937 vierde zij haar 60-jarig bestaan, waaraan de volgende zusterverenigingen meededen : De Onbemiddelden, Sint-Cecilia van Esschenbeek, Oretry's Kring van Beersel, L'Union van Buizingen, Eendracht maakt Macht van Lot, de Kon. Harmonie van Huizingen, Laurier-Chêne van Alsenberg, Sainte Cécile van Kasteelbrakel en de Vrijheidszonen van Huizingen. Op 14.9.1941 gaf de fanfare, samen met de Laurier-Chêne van Alsenberg, een groot openluchtconcert. Enkele"jaren geleden werd ook het heugliJk feit gevierd van een muzikant, Frans de Cuyper, die 50 jaar lid was. Huidig bestuur : Erevoorzitters : August Winderickx, Felix Demol en Charles Waucquez van Brussel; Voorzitter : jozef Peetroons; ondervoorzitter : Evarist Winderickx; penningmeester : Lautent Desmedt; secretaris : Korneel Hanssens. Muziekmeester : Jules Springael van Lot. Eendrachtszonen. - Zoals al de fanfaren gaf de Eendracht alle jaren ten minste één toneelavond. Weinig werd daarover bewaard en alleen uit 1936 en 1937 weten we aan te stippen dat benevens liederen enz. opgevoerd werd « jan Druppelmans », « Om de Meid van de Pastoor », « De Man die zijn Meester vond » en « Majoor Hoogveen ». Op 27 .4. 1938 werd in de schoot van de fanfare een toneelvereniging opgericht die zich ten doel stelt « meer ontwikkeling en gezonde ·ontspanning te bezorgen aan haar leden en onze Vlaamsche letterkunde te Jeeren kennen en hoogschatten ». Sedert de stichting werden de volgende stukken opge-

314

voerd. 1939: De Mooiste Meid van Duinelaar. Pietje. Als de Koekoek roept. Hup Marjanneke. 1940 : De Meid van de Pastoor~ Roosje. Dans, Kosterke dans. 1941 : Hofstade-Plage. 1942 : Het Nieuwe Kindermeisje. Baron Schinkelbeen. 1943 : Willy's vrouw. 1944 : Het Kalf. Roosje. De Moderne Don juans. 1947 : Amor in Travesti. Fanfare «De' Onbemiddelden ».~·De fanfare <<De Onbemiddelden » werd te Wouweringen opgericht in ·1876 (op het reglement staat 1.3.1877). In 1926, op Zondag 8 Augustus, vierde ze haar 50-jarig bestaan samen met de koorkring SintCecilia, die zijn 75-jarig bestaan vierde. Op het ingelijst reglenlent staan de namen der stichters niet vermeld en de maatschappij. bezit ook geen archief. Met de oorlog viel alle werkzaamheid stil en de vereniging geraakt moeilijk weer op dreef. Het huidig bestuur bestaat uit· de heren August Winder!ckx,

Fanfare «De Onbemiddelden » omstreeks 1922.

" voorzitter; Oustaaf Boon, ondervoorzitter; de Bisschop, se-cretaris; Hendrik de Boeck, kasmeester. Het lokaal, dat steeds gevestigd vvas bij Willem Kragmans, «In den Leeuw van Vlaanderen», is het thans bij Emiel Springael, aannemer, beide op de Hallesteenweg. Fanfare Sint-jozef. - Deze vereniging werd in 1899 ·Opgericht te Kesterbeek, dat toen nog onder Dworp lag. Thans behoort het tot de gemeente Lot. Het oprichtend bestuur bestond uit :jan Deneu, voorzitter; Willem Pauwels, ondervoorzitter; jan Carlier, kasmeester; jozef Ruykenst secretaris; Leopold van Cauwelaert en Emiel Michiels, commissarissen. Het huidig bestuur wordt waargenomen door jaak van der Linden, voorzitter; Karel van Roy, ondervoorzitter; j. B. Oarcet, secretaris; Antoon De Greef, kasmeester; Karel Lilemsen, feestbestuu.rder. Het lokaal was steeds gevestigd in de

.

315


bekende herberg « In den Hert >>, waarvan het stenen uithangbord uit 1812 dagtekent. . De to~stand van de meeste. onzer muziekkringen was in de Jaren dte de oorlog voorafgmgen reeds zo zorgwekkend d.at er niet veel nodig was om ze voorgoed ten gronde t~ nchten. En nochtans zou dit ·spijtig zijn. Als men bedenkt dat g~en gebeurtenis van belang in ons maatschappelijk leven doorgmg zonder dat beroep werd gedaan op de medewerking van een fanfare, kan men begrijpen welk een belangrijke rol z~. hebben v:erv~ld. I~ .optoch!~ f~sti~a.l, processie, betoging, btj ~~grafen~s, mhuldtgmg, pnJSUttretkmg, op tentoonstelling en bt] allerlet kunst- en sportgebeurtenissen zien we de onmisbare muziek, die een deel· van het volksleven uitmaakt en dan ?ok .!liet zo licht zal teniet g~an, zolang e~n volk, vergroei.d 1n ZIJn zeden en gewoonten, ztchzelf waardtg zal blijven. Ten onrechte wordt allicht beweerd dat de ontwikkeling van de sport het verval van onze muziekverenigingen in de hand werkt. Kunstzin en sport moeten elkander niet uitsluiten. Volksmuziek is een onderdeel van de volksontwikkeling · en betekent genot en ontspanning niet alleen voor de werkende leden der verenigingen, maar ook voor de gemeenschap (0. Holemans, De Fanfare. Brussel, 1943). Oudstrijdersbonden. -· Een oudstrijdersbond werd eresticht in 1919-1920 onder het bestuur van de heren Jaak ~an den Heuvel, voorzitter; Henri Portaels, ondervoorzitter; J. van Roy, schatbewaarder; Th. Valvekens, secretaris; Hendrik van Roy, Emi~l Devillé, Frans Oscé, bestuursleden. Het huidig bestuur van de oudstrijders 1914-18 bestaat uit de heren j. van den Heuvel, voorzitter; Marcel Borré, ondervoorzitter; Jaak van Roy, schatbewaarder; Frans Boon, secretaris; Emiel Devillé, Frans Oscé, Emmanuel Swaelus, Wwe Filip van Hessen, bestuursleden. De oudstrijders 1940-45 hebben het volgende bestuur : Jozef Peetroons, ondervoorzitter; Albert Wilson, bijgevoegd secretaris; Jaak van der Leyden, Hendrik de Keyzer, Albert Wauters, Julien Mathieu, bestuursleden. De beide groeperingen zijn in een maatschappij verenigd en tellen samen 187 leden onder volgend bestuur : J. van den Heuvel, voorzitter; Marcel Borré, Jozef Peetroons, ondervoorzitters; Jaak van Roy, schatbewaarder; Frans Boon, Albert Wilson, secretarissen. Spaarkassen. - In de streek, en niet in het minst te Dworp, bestaan veel zgn. spaarmaatschappijen. Het is een nogal zonderling spaarstelseL Arbeiders, n1annen en vrouwen, d!agen hu~ sp~argeld alle weken bij een herbergbaas. Op het etnde van het Jaar wordt het geld uitgetrokken en grotendeels haast onmiddeHijk in pleizier en vermaak opgedronken. In 1910 bestonden er 15 zulke spaarkassen. 3. Culturele verenigingen. Davidsfonds. -. De plaatselijke afdeling werd opgericht op 31 December 1928, met het volgend bestuur : erevoorzitter : 316

Z. E. H. Dupopt, pastoor; · voorzitter : Louis van· der Piete, schoolhoofd; ondervoorzitter : E. H. de Orijse, onderpastoor; proost : E. H. van. Stappen, onderpastoor; secretaris : Frans Smulders, regent; penningmeester : Frans Seylders, handelaar.; raadsleden : Willerit van Roy, onderwijzer, Frans Demol, bedtende. Later .werd August de Or~ef, onderwijzer, secretaris. In de loop der Jaren werden de volgende personen in het bestuur opgenomen : Felix de Mol, Victor Leemans, Ferdinand Fe1is, J. B. Onnockx. . pe afdeling o~vatt~. ook een toneelafdeling. en een zangafdehng, onderschetdenhJk «Nut en Vermaak en «Gemengd Koor >> geheten. Onder de bevoegde en bezielende leiding van L. van der Piete voor de zang en Fr. Smulders voor het toneel, w.erd met de f!leeste bijval opgetreden in de afdelingen Rode, Lmkebeek, Et~enbrakel, Al senberg (Kroningsfeesten); Esschenbeek, J3Utsbroek, Halle, Lot. Een twintigtal zang-· en t?neelopvoenngen en een veertigtal voordrachten, meestal met lichtbeelden, werden gehouden. Alle jaren werd het Sporenfeest herdacht. Verschillende verzoekschriften ter bevordering van Vlaamse belangen werden ingezonden. Steun werd ver~ leend aan de Vlaamse leergangen te Leuven, het Werk van Overmaas, het IJzergedenkteken. Het bestuur is thans samengesteld als volgt : Erevoorzitters : Dupont, pastoor; L. van der Piete, rustend schoolhoofd. Voorzitter : Ferd. Felis. Ondervoorzitter : de Rijck, onderpastoor. Secretaris : F. de Weyer, schoolhoofd. Penningmeester : F. Seylders. Raadsleden : V. Leemans: J. B. Onnockx. 4. Natuurbescherming. In de grote Nederlandse Encyclopedie Winkier Prins leest men dat Dworp een schilderachtige Vlaamse taalgrensgemeente is. De bekende geschiedschrijver Alfons Wauters werd ook sterk getroffen door het D w o 1· p s e landschap. Niets romantischer, meer afgewisseld, zegt hij, dan een wandeling tussen Beersel en Dworp. Nu eens zijn het diepe ravijnen, dan weer hoogvlakten van waar het oog een vrije b I i k krijgt op het lachend Zennedal, terwijl naar het Zuiden toe het g r o n d g e b i e d van Dworp zo mogelijk Kapel op de Solheide. nog een eenzamer en (Foto Willy v. Kelst. Mechelen.) woester uitzicht biedt. 317


Dit karakter bezit Dworp thans nog in het algemeen. In· een ander opzicht zal het landschap wel enigszins veranderd zijn, nl. in de houtsoorten. Terwijl men tegenwoordig haast · alleen populieren ziet; waren· het. vroeget vooral eiken, beuken en berken. Men vondt er ook veel notebomen. In Walter Scott's reizen in 1815 leest men dat de bossen in Brabant hoofdzakelijk bestaan uit beuken, afgewisseld door berken, eiken en andere bomen. Qworp is gelukkiglijk nqg gaaf landelijk en,volks gebleven. Opschriften en· uithangborden zijn bijna uitsluitend Vlaams. Het is nog niet aangetast door de ijdele bluf van de stad, door· de ziekte der na-aperij. Laten we onze oude volkse degelijkheid en het pittig eigen schoon in ere houden. Toeristen komen immers juist daarop af. Banale huizen en straten vindt men overal. De toerist stelt belang in alJes wat natuurschoon en kunst is. Er is nieuw schoon en er is oud schoon ' en dit laatste is van beide niet het laagst aan te schrijven. Het is niet noodzakelijk schoon omdat het oud is, maar oude dingen. bezitten de vertrouwelijkheid, de poëzie van het vergane. Hoe eigenaardig en vol afwisseling van uitzicht zijn onze Vlaamse dorpen : de spitse klokketoren, de oude slottoren, de huizen verdoken in het groene schrijn van een dal, aanvleiend tegen de flank van een heuvel, opengekringd over de vlakte, hier samenhokkend, ginds. verspreid over het bruine land of in de groene beemden ! Om voor de toerist aantrekkelijk te blijven moeten ze echter hun eigen stempel behouden en tegen vandalisme bescbermd worden. Een en ander werd in dit opzicht overigens reeds tot stand gebracht door de commissie voor monumenten. Zo werd het landschap, dat gevormd wordt door de Molenbeekvallei, door het deel van de steenweg Suizingen-Alsenberg tussen Huizingen en de dorpskom van Dworp, met inbegrip van de bossen en domeinen op de heuvelflanken en -kammen, in de 3e klasse gerangschikt. In 1931 onderzocht de meergenoemde commissie, op voorstel van kunstschilder Stevens, de klassering van gans de hoogvlakte tussen Zevenborren, Heidenbroek en E~selheide. In dit voorstel leest men : « Cette bruyère est très vaste. Au moment de Ja floraison, elle se révèle sous un aspect délicieux qui réjouit !"reil du promeneur. Nous ne saurions mieux en parter quten Iaissant M. Stevens, qui la connaît bien, Ie soin de nous en décrire toute la beauté. » Du point culminant du plateau qu'elle forme on domine le joli hameau de Esselheide qui égrène ses petites · métairies intiniment pittoresques au pied du coteau et la vue embrasse un immense horizon boisé jusqu'aux lointains brumeux de la vallée de Ia Senne oit se profile la tour de l'église de Hal. C'est un spectacle d'un charme incomparable qui est, à mon avis, 1e plus beau de notre beau Brabant. Ce paysage méri..318

terait d'être cl.assé parmi les sites les plus intéressants. du . , pays. » In November 1947, ·eindelijk, werd het landschap voorgoed geklasseerd, dank zij vooral de bemoeiingen van de heer Grosjean uit Brussel. Men vindt te Dworp overal mooie hoekjes. laten we terloops buiten de reeds aangehaalde vermelden, heel de Molenbeek met Herishem, Steenput, Bruineput, Solheide, Hanenbos, om en rond he( Kajottersgóed, ,de streek tussen Wouweringen en Krabbos, het Kesterbeekbos en het beek~al, de streek langs Halderbos en zo verder. ·

Landschap op Rulrode. (Pent. Leo Theys.)

In een Brussels blad van 1942 leest men in verband met het natuurschoon van Dworp·: «Wie van Halle uit langs de veldwegeltjes, Essehenbeek voorbij, naar Dworp dwaalt, kan de natuur in . heel haar verscheidenheid nagaan. Tussen de bomen, de akkers en de groepjes bos is het prachtig. Rustige boerengedoetjes, die van de noeste en vlijtige arbeid der inwoners getuigen, liggen verspreid in de velden. » · Aan oude gebouwen is er te Dworp ni.et veel. Het weinige dat er was, als oude zerken, werd door « ce stupide XXe siècle », zoals Daudet de 20e eeuw betitelt, vernield. Het was evenwel reeds begonnen met de Franse omwenteling, toen het volk de vrijheid meende te bezitten door het vernielen, binnen en buiten de kerk, van muren en vloeren waarin grafzerken met leenroerige opschriften voorkwamen. Ook met de schandpaal was dit het geval. Thans prijkt hij echter weer op zijn oude plaats. Op Zaterdag 16.10.1948 werd hij plechtig ingehuldigd. Het woord werd gevoerd door

319


schepen Aug. Winderickx, de bezieler van het-herstel, en do?r Kan. Lemaire, die de historiek maakte van de schandpalen tn het algemeen en van die van Dworp· in het bij zo~~ er en hem begroette niet meer als een· teken van heersch~pptJ en onder... werping, maar als een symbool van een bloetende en kunst. · . zinnige gemeente. In de muur van het gemeentebestuur werd een Wttte st~en met het volgend opschrift ingemetseld : « De hiernaast staande schandpaal uit de 17 e eeuw hebbende toebehoord aan de vroe-_

De heer Aug. Winderickx spreekt de gelegenheidsrede uit.

niem van lelijk. Al het nieuwe is per se schoon. Voor hen moge de <<Lof van den ouderdom» gelden die Pater K. Van Isacker S. f. in de Bode van het H. Hart van October 1942 · schreef : -

De schandpaal op zijn nieuwe plaats.

gere heren van Dworp werd door W. H. Baron d'AnethanCornet de Grez aan het Gemeentebestuur afgestaan en door dezes zorgen heropgericht als aandenken aan verlopen tijden 15 October 1948. » moderne geest is de zin van onze aanpassing aan de tijd waarin we leven, en niet de minachting van het verleden samen met de primaire aanbidding van het nieuwe en het recente dat thans rondom ons burgerrecht verkrijgt. Indien het heden van het verleden weggerukt wordt als een ontwortelde boom, dan sterft het. Het in leven houdende « oude ,. sap is de beste levensbron voor al hetgeen elke dag te midden van ons opleeft. Voor velen is alles wat oud is syno-

De

320

« Oude gebouwen zijn innig mooi. Zij hebben het werk en de verwachtingen van vele menschen beschut. Eeuwen gleden langs hun muren, en lieten er hun sporen na. En als we met aandacht door de kronkelende straatjes willen gaan, die de oude huizenreeksen veilig omsluiten, kunnen we het lang voorbije leven ook nu nog beluisteren. Ja, wie met pi,ëteit door de gangetjes van een begijnhof schrijdt, of over de markt gaat waar belfort en stadhuis van vroegere dingen droomen, kan daar beter en intenser het leven der oude dagen aanvoelen, dan men het woelen van een drukke straat zou begrijpen, omdat hier de noodige ingekeerdbeid ontbreekt voor het contact van ziel tot ziel. Onze ziel komt in aanraking met den geest der biddende kloosterlingen van vroeger, wanneer we onder het stille gewelf van een kloosterpand gaan. De golvende lijn van pijler tot pijler rondom een zacht groeiend tuintje is een symbool van het rustig ademend gebed. Onze geest wordt één met den geest van de volders, de wevers en alle ambachtsgezellen, terwijl we de bedrijvigheid van den huisarbeid nog aanvoelen, die vóór eeuwen gonsde achter de kleine ramen van de zeer oude woninkjes met oude daken. » Oude bomen en verweerde bergen en een moegezeild schip, alle getuigen ze van hun verleden voor den vroom .luisterenden mensch. Oude dingen zijn zoo stemmig. Ze doen heelemaal niet .: oud » aan, omdat ze sprankelen van teven, rijk door den geest der geslachten die ze vorm gaf en bezielt. » Alle « oude dingen » zijn mooi, omdat ze in zich de ganschheid van het leven, van eeuwen dragen, daarvan getuigen. »

Dit wil niet zeggen dat krotten, ongezonde en ongerieflijke woningen in stand moeten gehouden worden. Integendeel, doch ze worden best vervangen door gebouwen die harmonil!ren met de omgeving, terwijl het mooie qude met zorg 321


bewaard en onderhouden wordt. Het is pv~~ige~.s niet b~~~~!~

;:~!;:~~::~Et~~~~t·~~:gef[~;~:~{fi~:.~~i~~l~ht:!;~~:

bordessen. << n wa e . T. • t hun lachend alle, ~onder bekommer~ i~ onkl dte? r>f~lefr;:;r~;~ Dr R. Lemaire, geveltje vlak aan. de zonmge an ·

eens ~~~~i~n~elukkig nog niet aangetast door wat eeÎ Btusk

seis blad reed~. vóór 1914. zo· ty~isc~;b~:~~h~~~ ;'a~ ss~ e~n · heette : « ce flot mot}tant de. la vh!e i de la campagne· avant son écume, à chaque enva lssemen par la cité. »

X. SOCIAAL LEVEN. 1~ Algemene sociale toestanden. - 2. , Spel en sport. 3. Schuttersgilden. - ·4. Andere ·maatschappijen. - 5. ·Kermissen.-· 6. Herbergen.- 7. Volksgebruiken. 1. Algemene sociale toestanden. Tot in de 19e eeuw leefden de. Dworpenaars dus haast uitsluitend van de landbouw. Dit wordt nog vastgesteld in een brief van 1835 aan de hogere overheid : << overwegende dat de Gemeynte Dworp geene vernuftheyd hebbende. als den Landbouw hunne vruchten worden zich verkocht te Hal en te Brussel. .. » · Buiten de enkele grotere boeren bestond het overige van de- bevolking grotendeels uit kossaarden (97. in 1653), nL kleine mensen die een stukje grond bebouwden, op de hoeven en in het bos werkten. Dit was de toestand die we reeds leerden kennen in de akte van Angel a uit de 1Oe eeuw en die, weinig gewijzigd, bleef duren tot ver in de 19e en zelfs nu nog in een zekere mate bestaat. In de dorpen vond men vroeger doorgaans alleen de strikt nodige ambachtslieden, strodekker, later pannendekker, smid, rademaker, . timmerman, schrijnwerker, schoenmaker, blokmaker, kleermaker. In 1653 worden zelfs maar vermeld, een schoenmaker en een rademaker. In 1686, een· schoenmaker, een rademàker, twee smeden ( daer geenen eenen en can van leven). In 1687 vindt men nog slechts één «schoenmaker sijn-, de schoenlapper ».en twee smeden. Dworp had echter ook zijn wevers en boomsnoeiers ( trunker, zegt men hier, van tronk, d. i. stam). In de 19e eeuw·waren hier veel bouwarbeiders, grondwerkers, metselaars en plakkers. Al die mensen bewerkten daarbij een stuk grond en in de meeste gevallen zorgde de vrouw daarvoor. Met kruiwagen, alaam en kinderen, de allerkleinste op de kruiwagen en de grotere aan hun blauwlinnen voorschoot togen ze soms vöor de hele dag naar het veld .. Over de toestand van deze categorie van inwoners leest men in een verslag uit de Franse tijd : « car ii est impossible au journalier, même à l'homme de métier, de se procurer à la campagnè les be~mins de Ja vie, s'il n'a une bête ou deux. L~ beurre qu'il retire du peu de laitage qu'il lui fournit, il Je vend; de ce produit, il paye ses contributions et se praeure les objets de nécessité qu'il ne peut recueiUir de sa culture. La vache

322

323


lui procure aussi 1' engrai~ sans l.equel il ne saur~it cu.ltiver ~on petit champ, qui doit lm fourmr, outre !~s ft:Utts necessatres à l'existence de sa familie, un surplus qu tl d01t encore vendre pour payer son propriétair~. Enfin la facilit~ d'élever u~ porc au nioyen du lait rebus qu'tl en amasse apres la formatmn du beurre » (Rijksarch. Dép. Dyle). Zelfs nu· nog hebben ve~l arbeiders. uit onze mod.~rne nijverheid hun stuk grond. Dlt m.aakt deze on::fhankeh]ker dan de gewone fabrieksarbeider, dte alleen op ztJn loon aangewezen is. .. .. . · Over vroeo-ere tt]dperken ZIJn de gegevens over Uitgeoefende ambachten schaars. In 1665 tekenen we op Gielis Wauters, kleermaker; Willem Hanssens, speelman te Es~elt; Hendrik Peeterooms, blokschoenmaker, te. Rulrode; P1~t~r Stroobant, strodekker; Andries Herculier, schoenlapper; Ftltp Wittebaert, zager. In 1702 treffen we aan Jan van den Decke:, strodekker. Hij bewerkt 2 bunder land. Jaspar Asselbe~gh !S holleblokmaker; hij bewerkt 6 bunder land. Jan de Pnns ts wever, hij bewerkt 2 bunder land, heeft .t~ee hoornbeeste~, een kalf van een jaar en een varken. Otlhs Mosselmans 1s wagenmaker. Kornelis de Wij se, barbier. Gillis van der Kelen, schoenmaker. Jan Duchamp, smid. De weduwe Ja~ Cuypers tapt bier. In 17~5 is Ja~? bus ~osens ~p de. Grote Het de << nselmaecker van sttel ». Ht] had tn Zomen afgekapt << seker bue. cken boomken bij forme van penselingh ». ~ Hierna volgt een inboedel van een ambaçhtsman ~tt 1765, vermoedelijk een kuiper, nl. Jan van Volxem. Ht] moest .. . . tamelijk welstellend zijn.

« Bedde ende hoopelauwe, tnJpen casack ende JUppon, perucke, 2 hoeden, paer caussens, paer waggenen, 2 camesolen, 2 wercke sargien 2 paer schoenen waervan een paer met thenne gespen, cruycke, 3 b~tterpottekens, thenne wijwaetervath, 2 eysere haemers: » In een kist vond men : « 9 hemdens, paer hantschoenen, paer caussens, carrewath, paeck rijssnoeren, een post b~th van 9tmen houd!, 2 kerc~­ boecken, casse met differente pamp;eren » (!~tets van etgendom tn perkament). Buiten op de «opstal m den btJvanck » : « sleepsteen, 2 corenmolensteenen, planck van een schaefbanck, pa:tye berd~,. boomgaert met appelaeren, kesselaeren ende !loteleers, wmde, part1Je olme. boten, vleescltblock enz.» Verder, « butten gezaagd hou!~ btecorve, partije claphoudt, crijwaeghen souder vath, tonnen, parttJe palmenhouten houdt busse, 5 saeghen, beslaghbeyl, schuppe .ende ltaecke, grepe ende cr~bberst partije eertelingen van berdt, formotr, boren ende schaven, gossies (gudsen), scheurpsaeghe, 12 servetten, 20 hemden, neteldoecke carwatten, mutse, reyen, laecken en carseyen ~~sacken oi juppon; calmande juppon, lere broeck, 5 schaev~n, 2 sm1messen ende desset cruycke met decksel, eyseren beel met vtetstock, 5 swongen van b~eren, 1 bierboomt 2 gossekens ende 4 beytels, 3 cruysen waterpasch, ende cuypers creuse, 17 thenne lepels, .2 tenne sautvaten, 2 brandeleers met copere bollen, 9 cammen met 3 messen, schoenborstel, gaenstock, huyssel, 2 spijckerboren, 3 veylen, 2 trec~tangen. boute perse 5 eysere eggers, kist van appelaeren houdt. > Als hggende f(eld vond men : « 2 Engelsche gi_nm;en, I ducaet, 1 croy de Malta, 2 croonen van den Slagh de Conmgmne, 2 Fransche halye croonen, 1 scheltinck >. samen ter waarde van 61 gulden en 13 stutvers.

Buiten de boerenJ kassaarden en ambachtslieden 324

was er

nog een laatste categorie van mensen die niets bezaten en in ellendige ~.tulpen woonden. In 1687 telde men '72 van die hu~ten. Bmte~. het ~asteel .~n. de kerk was er geen enkel sterten ~ms, naar bl~jkt Uit de ltjst der huizen van al de voorname mgezetenen hterna : << Competeert Sieur Morales een speelhuys half van steen en half cleem met tichelen gedeckt ende nyet bewoont ter waerde van 300 gulden ... >> « David de Bl~mder deernen huys wesende costerije, Gillis Mosselmans de wed~we Scho.o~eydt, Mi~hiel de Boeck, Niclaes Fieve, Àlexander Fteve, Chnstt~~n de Reuw, Daniel van Roy, Jan Hanssens, Jan Bo.on wonen m een stroyen huys of in een cleemen en stroyen ~uts »; het « curen huys daer den heere pastoor van Doorp mwoont van cleet;t ende gedeckt met stroy; Daniel Houwaert deern en stroy, Pteter de Rouge van deselve stofte en Miehiel Peetroons van 't selve alloy, Laureys Boon woont in een veryallen huys met een cammeken liggende .open ·ende daer. en 1~ geen gerec~ om te brouwen »; Gillis van Walschot, Sebasttaen de Vogelaere, Jan Belsack, Guillam Meerts Gijsbrecht de Busscher, Gillis Jans, de Wed. P. Stroobants 'Merten van den Decker, Gillis Winderickx, Anthoon de Nayer Hendrick Springael, Cornelis Pauwels, Govaert van der Kele~ Guillam Dossé, Niclaes Meremans, Jan Wouters, Gillis T~ssino, de weduwe P. Houwaert bewonen een huis van klei en stro; de weduwe van den Broeck bewoont echter een « huys wesende van st~en » ( misschie~ het Steen en Hof). . Dtt waren de hmzen der meest begoeden. Wat nioeten dte hutten dan geweest zijn ! Van de armzaligheid van sommige er van kan men zich rekenschap geven als men nagaat dat een zekere Gillis de Nayer in 1699, bij wie « eenigh goet bevonden werd in sijne hutte, wesende c?.<;>pmans goeth... tgene hem nyet conne toebehaoren daer stjne aermoede hem is belettende alle traffique ... » Toen men hem wou «vangen, sonder yet te antwoorden in alle haeste door de vlucht heeft gesalveert, soo is hij door de séllauwe van de hufte geeropen ende a1soo doorgelocpen »... . · Voor 1686 lezen we nog dat ,is « te noteren dat alle de r.esterende huyskens ofte hutten worden bewoont bij arme heden wesende over de 60 huysgezinnen int geheel, de welcke hun generen met op den bosch te wercken, dageJyckx hout te cappen ende tselve naet de stadt van Halle ter merckt te draegen op hun hooft in der vuegen dat deselve huysen in geen taxatie en cammen te vallen ende connen de selve lieden de beden (belastingen) ni.et b.etaelen ». Deze zestig gezinnen, de meeste met twee of dne ktnderen en een met vijf werden door de Heilig~Geesttafei geholpen. In een zaak die' in 1736 vóór de schepenbank behandeld werd, vernemen we dat een Henry de .Munter m,et « cleyne mutsaerden ter merckt quamp » en « venalt souvent à Hal avec un tas de bois sur la teste qu'il vendoit au marché ».

325


In 1755 is de toestand van die categorie van personen nog ongeveer dezelfde : « Tourneppe est un village peu considérable situé au eauton peu fertile, assés peuplé, cependant par raport au voisinage de la Forêt de Soigne, ou une grande partie des habitans va gagner sa vie, soit en travaillant, soit, comme il arrive assés souvent, en ij coupant ou ramassaut Ie bois qu'ils y peuvent atraper »,. staat in een vertoog van het archief << jointe des Amortissements » te lezen. Dat aantal vrordt op een honderdtal geraamd. · Men ka''h zich terloops afvragen wat tnen te Halle met al dat hout deed. Men vergete niet dat in de open haarden niets anders gestookt werd en dat dit bleef duren zelfs nadat de steenkolen beter bekend waren en kolenkachels op de markt kwamen. De voornaamste burgers bleven hout stoken en dat was nog steeds het geval tijdens de Franse Omwenteling. In 1792 verontwaardigde zich een afgevaardigde, bij een· bespreking inzake belastingen, over het bestaan van een belasting op de steenkolen, de brandstof van de arme, terwijl er geen was op het hout, de brandstof van de rijke ! Tot in de 17e eeuw bestond trouwens het vooroordeel dat de steenkolen schadelijk waren voor de gezondheid ... Hendrik II van Frankrijk verbood het gebruik er van zelfs aan de smeden, op straf van boete en gevangenis. In de 18e eeuw was er zelfs nog een bewijs nodig om kolen te vervoeren : « Les soussignés Drossard et eschevins du village et Baronnie de Tourneppe pays de Brabant declarons et certifions que ... enhabitant et censier de laditte village et Baronnie se transportent avecq son chariot à Charleroy pour y charger son chariot avec des charbons de forge, et de la transporter à ladite village et J?aronnie pour sa propre consommation de son maiterie. » · Om tot meergenoemde armtierige huisvesting ·terug te komen, een goede veertig jaar geleden bestonden die stulpen nog hier en daar op de heiden en op Krabbos. De laatste die 1nen er zag bestond maar uit één vertrek voor heel het gezin. Onder het dak was een zoldertje waar de kinderen in « puillene », d. i. span-enaalden, sliepen en waartoe men toegang had langs een laddertje. Die mensen stroopten wat, haalden hout uit het bos voor zich zelf en om te verkopen. Ze deden boodschappen voor anderen of bedelden soms. Tussen. Kerstdag en Nieuwjaar gingen ze verkleed aan de deuren zingen en met Vastenavond in de beste huizen de « vastelavondkant » {kant : boterham) omhalen, een thans uitgestorven gebruik .. 1\t\eestal kregen ze dan brood, spek enz. Een· dergelijk gezin woonde toen op de Grootheide. Eens beviel een der dochters van een kind en enkele liefdadige dames gingen er « wat dragen :.. Ze « vonden er het kind gewikkeld in doeken en liggende in een ... boesteringmand », die als wiegje diende ....

. De grootste ramp oudtijds was een ziekte-epidemie en het mislukken van de oogst wellicht de tweede grootste. In 1769 en volgende jaren mislukte de oogst, en armoede en ·ellende volgden, zodanig dat een menigte bedelaars en landlopers alles stalen wat ze maar konden. Daarenboven ontstond ju 1771 de pest onder het vee. De markt van Halle werd voor de ~nwoners verboden voor de aanyoer van boter en kaas. In J~nt 1837 heerste er een geweldige storm die veel schade aannchtte aan ~e daken, waarvan er verschillende afgerukt werden. Twee Jaar daarna was er een grote overstroming waardoor veel schade aan de oogst toegebracht werd. De oorzaak ·er van werd toegeschreven aan het leggen van de spoorweg ; « L' on présume que la cause de cette inondation est à attribuer à l'établisserrient du lit du chemin de fer du Midi (voor het ver~eer ope~g~steld ih Mei 1940), les aqueducs étant trop petlts pour.I_ecoulement des eaux, qui autrefois se partageai~nt sur Jes pratrtes. » -Tijdens een groot gedeelte van vorengenoemde eeuw heerste er een grote armoede in ons Ianö. Omstreeks 1835 vroeg het gemeentebestuur toelagen om de noodlijdenden iets te late_n verdienen met het verbe~eren van de wegen. Het drong gedung aan en verklaart « qu'tl tarde au conseil communal de donner à travailler à une masse de malheureux mourant pour ainsi di re de faim ... » Patrouilles moesten worden ingericht om 's nachts de veldvruchten te bewaken. Daartoe werden de gezonde mannen van 20 tot 60 jaar aangewezen. In 1855 moet weer 1000 fr. uit de Spaarkas gehaald worden « overwegende dat de overgroote duurte der levensmiddelen en den strengen langdurigen winter. niet alleenlijck d_e gewoone behoeftige klasse, maer nog de klem~ landbouwers tn de ·grootste armoede hebben gedompeld.» Het jaar daarop worden weer voor 4396 fr. wegeniswerken uitgevoerd om de armsten te helpen. Om voorts de bevolking \verk te bezorgen, werden 7 Ha. in 1840 met vlas bezaaid, die 510 Kg. gezwingeld vlas per Ha. opbrachten. Zeventien wevers vonden daarin een bezigheid tegen een dagloon van 1 fr. tot 1,30 fr. De spinsters gingen aan huis arbeiden en verdienden ongeveer 80 centiem en de kost. jaarlijks werden gemiddeld 100 stuks lijnwaad in dagloon voor anderen geweven. Dit lijnwaad kostte 1 fr. tot 4,50 fr. de meter volgens de hoedanigheid. Tot slot volgt hier een overzicht van de telling der arbeiders uit nijverheid en handel in 1930. Nijverheid : Steen... groeven, buiten de ·gemeente, 3; in de gemeente, 1. Metaal, buiten de gemeente, 178; i.n de gemeente, 20. Keramiek, in de gemeente, 12. Glas, buiten de gemeente, 1. Scheikundige bedrijven, buiten de geme·ente 33, in de gemeente 3. Voeding, buiten de gemeente, 19; in de gemeente, 28. Textiel, buiten de gemeente 173; in de gemeente 58. Kleding, buiten de gemeente 19; in de gemeente 7. Bouwbedrijf, buiten qe gemeente" 163;

.. 326

327


in de gemeente 118. Hout- en meubelbedrijf, buit~~l de .gemeente 138; in de gemeente 80. Vellen en lederbednJf, butten de gemeente 12; in de gemeente 1. Tabak, buiten de gemeente 1. Papier, buiten de gemeente 51; in de gemeente 16. Boekbedrijf, buiten de gemeente 2. Kunst- en precisiebedrijven, buiten de gemeente 3; in de gemeente 1. Vervoerbedrijf, buiten de gemeente 12; in de gemeente 1. De totalen van die cijfers zijn onderverdeeld in 895 mannelijke en 258 vrouwelijke arbeiders en bedienden. Handel : Verkoop van producten uit mijnen en steengroeven, in de gemeente 2; metaal producten, buiten de getneente 1 ; landbouwproducten 1 ; voedingsproducten, buiten de gemeente 6, binnen de gemeente 3; textielproducten, buiten de gemeente 20, binnen de gemeente 2; hout 1; banken, buiten de gemeente 7; verzekeringsmaatschappijen, buiten de gemeente 5. Tussenpersonen 1. Koloniale maatscl;lappijen 1. De totalen van deze cijfers zijn ondervetdeeld in 933 mannelijke en 270 ;rouwelijke arbeiders en bedienden. 2. Spel en sport. Terecht zegt Dr jan LindeÎnans in een merkwaardige studie verschenen in Eigen Schoon en De Brabander, 1945, blz. 49, dat men in de geschiedenisboeken maar weinig verneemt over spel en vermaak bij onze voorouders en dat ze meer uitweiden over leed en rampen. Dit is licht te begrijpen : haast alleen strafbare feiten, geschillen en moeilijkheden werden door de schepenen opgetekend. Zelfs over de schuttersgilden die zo een grote plaats in het volksleven innamen, verneemt men doorgaans bitter weinig. Gelukkig hebben we de plaatsnaamkunde die ons, op zoveel gebieden reeds, kostbare gegevens verstrekt en het bewijs levert dat eeuwen"_ geleden het volk ook zijn speelplaatsen had. Het vraagt een zekere inspanning van onze verbeelding, zo gaat de heer Lindemans voort, om ons de mensen uit de vroegere eeuwen, zich vermeiend bij een spel in open lucht, voor te stellen. Het waren nochtans ook mensen zoals wij, met dezelfde instinctieve behoefte aan beweging en spel. Zij beschikten waarschijnlijk over meer vrije tijd dan de mensen van nu; zij hadden noch krantent noch boeken, noch fiets, noch kinema, noch radio ... Zij n1oesten de tijd ook doorkrijgen, in de Winter en bij slecht weer, rondom de haard, bij eindeloos vertellen en spitsvondige raadsels opgeven, bij zang en dobbelspel of kaartspel; in de Zomer, buiten op de dries en op de heide. En daar was ruimte genoeg voor vrije beweging. Reeds lang zochten de plaatsnaamkundigen naar de betekenis van het woordje «Sol» in de plaatsnamen. Sommigen zagen daarin een verband tnet de zon, anderen met modder, maar wat dit laatste betrof, kon dit niet opgaan voor de tal-

328

rijke sol-namen die op een hoogte liggen zoals Solheide te ·Dworp en Sollenberg te Huizingen bijvoorbeeld. Dank zij een gissing van de heer M. J. van den Weghe in Hallensia, 3~ reeks 1935, blz. 88, en vooral de vorenaangehaalde studie van Dr jan Lindemans, weten we thans dat de plaatsnamen Solheide, Speelbeemd vermeld in 1530, 1596, 1613, 1616, 1652, 1686; het Speelblok op het kloosterveld in 1765; ten Sollendries in 1652, de Suelbempt in 1605 enz., die wij alhier hebben, mogen verklaard worden als <<plaatsen waar aan openluchtspel gedaan werd». Bij een van de teksten waarin die plaatsnamen voorkomen : « I tem een dagwant weyde wesende gemynte op den Speelbempt tegen ,de loopende beke »,stellen we vast dat het een« gemeente » was, dus. een openbare plaats. De heet Lindemans is z.elfs geneigd de plaatsnamen met « krekel >> als voormalige speelvelden te beschouwen. Indien deze gissing juist is, zou de krekelbeemd ( 1596) alhier zuike plaats zijn. Het woord krekel brengt hij in verband met het Engels cricket en het Frans criquet, krekel, een variante van het golfspel. . En dat dergelijke plaatsen wel degelijk daartoe dienden bewijst de volgende tekst uit een lijst van kerkgoederen uit 1616 :·<<Item 5 dachw. 1ants rontsomme besloten dat men is noemende den Belinck welcke plegen te wesen eertijts een gemyn speelplaetse. » Deze plaats lag tussen de huidige steenweg op Halle, de straat van het gemeentehuis naar het Gildenhuis en die van het Gildenhuis naar. Wouweringen, in d~ volksmond : de Peperstraat Maar in 1616 was het geen speelplein meer. Waarom hield ze op dit te zijn ? Dit is misschien wel te gissen. Het spel met de solle, hetzij men de bal met de kolf, met de arm of met de voet wegslingerde, vereiste een vrij grote ruimte. In de steden werd het gespeeld op de markten en pleinen, in de dorpen op dries of dorpsplaats. Dit was natuurlijk niet zonder gevaar voor mensen en zaken. Reeds vroeg zag de overheid zich verplicht die plaatsen te verbieden. In 1380 was in sommige steden het speelterrein reeds buiten de stad verwezen : << La soule en la manière accoustumé se fist en dehors d'icelle ville de Neufchastel. » Dat sollespel en golfspel veel ruimte vergden kunnen we nu nog vaststellen bij het huidig Engels golfspel, dat ook ~rote terreinen vereist. Men denke maar even aan de Waterloo uolfClub te Sint-Oenesius-Rode, die bij de 100 Ha. groot is. In een register van de stad Doornik, 1396, leest men « que nul ou nulle ne chole sur Ie marchê ou ès rues de Tournay ». In het keurboek van 1550 van Heist...op-den Berg, art. 2, staat een gelijkaardige bepaling als die van Doornik : « Wie op de kercke caetste oft opt kerckhoff ende den bal sloeghe soude verbeuren twee rijnsguldens »,waaruit men moet besluiten dat er dus een speciale speelplaats moest zijn. Er bestaat aldaar ten andere een toponiem .uit 1521 nl. het Speelbergh go~t.

329


Oaandew.eg moest de dorps- of stadsgemeenschap er dus noodzakelijk toe komen vaste speelterreinen aan te duiden. Wel nu, men vindt die terug in de .plaatsnamen, als Sollenbeemd, Sollendries, Solleweide, Solheide. Op de hoogvlakte van de Brabantse heuvels ligt gewoonlijk minder vruchtbaar land, dat over het algemeen maar laat ontgonnen werd. Wat is nu een « solle » ? Een solle is een bal, die men n1et een band of riem of enkel met de hand wegslingert. Dit heet ook een Saliebal (Verdam, Middelnederlandsch Woordenboek). Sollen is een bal over en weer werpen. In Belgisch Museum, VII, blz. 308, leest n1en : << Sollen is een zekere manier van kaatspelen : Wie .met colven tsolt es om twintech scellinghen oft op haer overste cleet. » De kaatsspelers, waarschijnlijk zij die om geld speelden, waren dan strafbaar en zouden 20 schillingen betalen ot hun overkleed afgeven. Men weet dat dit spel zeer oud is. De Romeinen speelden het. In de omstreken van Valendennes heet de bal la cholite en spreekt men ook van la balie pour choler. Heden kent men nog het woord soule. In Picardië zegt men chole en choule. Het « Dictionnaire de l'ancienne langue française » van Oodefroy, Parijs 1892, geeft « soule, soulle, choule, solle, chole, cholle, chaule » en zegt dat het een met zemelen gevulde bal was waarmee vooral in Bretagne gespeeld werd. In het Noorden was het een bal van hout of een andere harde stof die met een kolf voortgestoten werèi. In « Dictionnaire historique de 1' ancien langage français » van La Curne de Sainte Palaye, Niort-Paris, 1881, is het sollespel een soort van lawntennis. ]. Boulanger, Les Dandys, Parijs 1932, haalt een tekst aan uit « Mémoires d'un 6ourgeois de Paris », I, 87. « Et ayant assisté par hasard, en 1843, à une partie de soule entre des villageais bretons, car ce ne sont pas les anglai~ qui ont inventé le rugby ni les autres sports lesquels nous sont revenus de chez eux, comme on sait assez. » ·Vorengenoemde woordenboeken halen teksten aan die teruggaan tot 1147. Het zijn wel Franse teksten, maar ze kunnen ook voor onze streek gelden, vermits de Domeinen reeds vroeg speelterreinen verpachtten. In rekeningen uit 1478 (nr. 4184) lezen we dat « niemant de sollebanen ende clootbanen (bollebanen) ... queecberde ende kegelspele... heeft willen pachten ». Het kolfspel, dat een specifiek Engels spel geworden is en nu nog alleen in de hoge kringen van de maatschappij gespeeld wordt onder de benaming van golfspel, moet ook alhier een zeer oud volksspel zijn, dat hier reeds in de 15e eeuw bekend was. In de Rekenkamer, nr. 12775, lezen we van een « Maes Colijns die sloech Ruelen Mathys met eenre colve souder bloet... reysen ( 1450) en van« Jan Zegers die sloech met eenre ronde colve souder bloetreysen Hennen van Tielen (1451). Ruzie onder het spel, natuurlijk. In 1736 werd aan de herberg de

330

-<< Plompaert gespelt met den colf op d'Esseley end~ daerna met de caerte ... >> In 1757 zien we te Tervuren drie jongens, 13, 14 en 18 jaar, te 2 uur op een. Zondag « met den colf spelen ende al colven de » naar een plaats lopen waar iets gebeurd was. Op 29.12.1 '764 waren Willem Kayaert van Oudergem met Cornelis Stoefs, knecht in de Priorij van Rode klooster, en Rogier .Coosemans, gareelmaker te Oudergem, « gaen colven tot Sintjob .(Ukkel), aldaer ze gecolft » hadden << teghens 3 moldersgasten van den Borre » Men speelde dus dorp tegen dorp zoals dit thans het geval is met de voetbal. Evenmin als nu verschilden de volksvermaken weinig van dorp tot dorp en zeer .zeker was het golfspel oudtijds te Dworp ook in ere. Het kaartspel, dat ook eeuwenoud is, vonden we alhier, .buiten het reeds genoemde geval, nog tweemaal vermeld : Op 17 N <?Vember 1724 zien we in de herberg de Roos 9P Vroenbos vier verbruikers die << alle vier samen waeren ga en houtsen (kaartspelen) om eenen pot bier te verliezen door de minste cruycen ». « Op zekeren daeghe .in 1748... omtrent Alderheyligen in den avont » waren ten huize van Pieter Leunis, gewezen herbergier, Niklaas Leemans, jan Buelens, Stoffel de Bruyne, Hendrik den Duytsch, schoenmaker; en Domien van Laet, die « sigh onder malcanderen hadden ber.oep gedaen om t'saemen met de caerten te spelen het spel van belle bruyt ofte mariage, dat terwijlent van Laet het selv'e spel niet en kende ofte conde spelen, hij alsdan versoebt jan Buelens van voor hem de caerte aen te nemen ende in sijnen naem alsoo te spelen ... ·» Op een gegeven ogenblik trapte Stoffel de Bruyn « sonder gedachten op den stert van den houdt » van Niklaas Leemans. Er ontstond daaruit een gevecht, waarbij ze elkander vooral met het« hayr » trokken en sleurden ... Kleine oorzaken, grote gevolgen. Had Stoffel op de staart van die hond niet getrapt, we hadden nooit geweten dat ze toen de « belle bruyt ofte mariage » te Dworp speelden ... Het ke-gelspel, dat omstreeks de eerste oorlog alhier de genadeslag kreeg, is thans algeheel verdwenen. Het werd hier reeds vroeg beoefend. In 1675, «in den jaere dat de Fransche voor St Ohislain lagen ende Lovigniez op het Casteel van Huyssinghen lach » had er een ruzie plaats in een herberg te « Dwoorpe » waarin er spraak is van het « spelen n1et de kegels » buiten. De duivensport werd steeds op grote schaal beoefend. Na een gedwongen rust tijdens de oorlog, herleeft ze opnieuw met volle kracht, hoewel het wel een dure sport geworden is. De twee volksspelen die sedert enkele jaren de grootste belangstelling gaande makett zijn fietsrennen en voetbal. Het heeft zijn beoefenaars, zijn supporters, zijn dwepers. Eenmaal ook zal het de vlag moeten strijken voor nieuwe volksspelen, in de grond steeds dezelfde, maar onder andere vormen. Vooral de fietssport ( baankoersen) brengt veel n1ensen 1

331


op de been ·en op 24.8.1947 was er ~elfs een. moto-c~oss. ·: do?r de <<Auto-Moto-Club de Rhode-Samt-Genese » ... mgencht 111 de << Ardennes Brabançonnes »... (!) 3. Schuttersgilden. . Indien n1en de oude oorkonden mag geloven was de schutterssport een << alre blijctsten ende genoechelijcksten·spele ende solas ende boven alJe andere spelen n1eest gepresen ... dwelck men met allen redenen noemen mach overste boven alle andere speelen » en in de uitnodigingen to.t wedstrijden worden de « broeders >> verzocht te « teesten ende spele te schietene den scoensten rikelixten ende eerlicxten staet. .. » en begroet met « sal~tt, bliscap, solaes ende alle bruededike minne .. : » ( 1458). In de uitnodigingen om deel te nemen aan een schteting, in 1645, zoals de onderstaande uit het «Bulletin .de la Commission Royale d'Histoire, 1933, blz. 2091, komt dtt ook volmondig tot uiting : « Kennelijck sij eenen jeghelijcken die den edelen hantboáhe geerne hanteren, dat Nicolas van Aken~ weirdt in den Inghel onder de prochie van Heffen, ghelegen onder de jurisdictie van Mechelen, met consent van den coninck hooftman onderhooftman, van den edelen handtboghe der stadt van Mechelen, uyt goede recreatie ende lieffde van de beminders van den zeiven edelen handtboge, om alle melancholie ende druck te verdrijven, zal ophanghen een eerlijck schietspel van diverssche prijsen van fijnen engelsehen tenne ... biddende alle schutterlijcke herten die den edelen hantboghe hanteren ons te commen besoecken ende vereeren ... » Over de aan1eiding tot het ontstaan werd reeds tamelijk veel geschreven en de meningen lopen ook nogal uiteen. Terloops vermelden we alleen dat ~~ 3.~.1369 k?.ning Karel V van Frankrijk, bezorgd om de ve1hghe1d van ZIJn onderzaten, alle spelen als teerling, trictrac, n1et de bal, de kegel-s, de solle, de marbollen enz. verbood en verordende dat hun « esbattementen » zouden bestaan in het schieten met de boog en de handboog op de pleinen der steden (La Politique de nos Rois, Fayard Parijs 1942). In dit werk lezen we ook dat koning uitrrero~pen worden van de schieting tamelijk duur kwam te sta~n doordat hij zijn guldebroeders moest «tracteren». Om de belangstelling gaande te hot~den verordende Fran~ I o~ 18.4.1515 dat « Ils s'y exerc:ro~ent, pourtant, volo~tters! st celui qui mérite d être roi en hr01t un avantage dont d pUtsse jouir durant rannée de sa royauté, ai.nsi que cel.a se fait .en beaucoup de villes du Royaume ... Déstreux de votr notre vtlfe de Paris taujours de mieux .en mieux garnie de .bons arbalétriers et de bons couleuvrinters, pour la proteetion et sa dé.fense nous voulons que celui qui raura mérité, soit et detneure, pour 'r a.nnée de sa royauté, franc et quitte et exempt de tout impöt sur Ie vin qu·n vendra o? fera vendre de son. cru, en gros et en détail. U en sera paretHement pour ceux qut chaque ànnée seront faits rnis de ces jeux. ,. 1

332

Dworp had ·ook reeds' '!'~oeg zijn schuttersgilde. Weinig zou ,er echter over geweten ZIJn en ware het niet dat de schutters zoals alle mensen eens buiten de schreef liepen we zouden er zelfs .het bestaan. niet .hebben van gekend. H'et zijn dus alleen rumder gunsttge felten die we aanhalen en niettemiti zouden we als g~schiedschrij~er bijna moeten uitroepen « Felix Culpa».· Daarmt mag dus met afgeleid worden dat de gildebro~ders maar kra~eelmakers, dronkaards en weerspannigen w.a1 en. Volstrekt nt~t. De· enkele aangehaalde feiten vallen b~~nen een 'la~ge penode en in de registers, die alle verdwenen ztjn, zal ~elhcht wel menig schitterend feit opgenomen o·ewor.den Z4Jn. Hier ~oals altijd en overal, en vooral op het gebted ~an de geschtedenis, moet gewaarschuwd worden terren het afletd~n ~an algemene besluiten uit alleenstaande feikn. He.t 1s met geweten wanneer de eerste ailde ontstond maar. Uit de tw:~ volgende feitjes mag worde~ a~ngenome~ dat ze reeds voor .~530 bestond. Goessen Tyck werd toen beboet <~ van dat .htJ hadde geslagen Machiel de Greve met eenen hantboge » en in, 1546 Lauwen de Vleugel « omdat hij met een en boge geslagen had de Aerde de eoelevere » ( Arnoud de Koelever). Vermoedelijk gebeurde dit op een vogelschieting. Pastoor A~rts, overleden in 1650, maakte er waarschijnlijk deel van tut, zoals de meeste pastoors, want onder zijn nagelaten goe~eren bevond zich ~en << .Pruymelaeren hantboge ». . jaarhJks" verge~e1de de ~J!de niet alleen de processie van D\\orp, maa: ook dte van ~u~ztngen, zoals blijkt uit de notulen van een gedmg naar. aanletdmg van een twist tussen schepen Jan de Back en Chnstoffel van der Eist, die « beneffens de Guldebroeders der gulde van Doorp op 24.6.1679 wesende den .feestdagh van. den H. joannes (hadden) vereert de processte van Huyssmgen ». De twist - over het ambt van schepen - was ontstaan nadat zij « fsamen noenmaeltydt (haddet:? geho_u~en ten huyse van Margriete Schooneydt weduwe WlJlett Gillts Walraevens tot Huyssingen. » De ·gilde van Huizingen, van haar kant, << vereerde » onze processie evenals de nachtmis op Kerstdarr « Item den setven daghe de ~uldebroeders van H uysinghen .. ~ 20 stuivers. » De gtldebroe~ers ~aren op str~f van boete verplicht deel te nemen aa~ de J.aarhJkse processte,. gewoonlijke H. Sacramentsprocesste, Pmksteren en· kermtsprocessie. Elke o-Ude had haar vaste plaats in de optocht en ging in een bep:'aJde orde : de. trommeiaar voorop, dan de vendelier of alferis met het zwaatende vaandel; achter hem, statig op zijn blinkend ros, de < cornet » die de gUdestandaard) de wimpel torste, omhangen met de «breuk», stapte fier de koning voort, ge... volgd. doo~ de hoof~man en de verdere leden .. De volgorde der gdden 1n processtes was nauwkeurig bepaald en de gilde-. broeders stonden er op dat de traditie stipt opgevolgd werd~ In de optochten speeJd~ ~de voor~ang een zeer grote rol en gaf meer dan ens aanletdmg tot btttere geschil!en. Zulk geval

333


deed zich alhier voor in 1720. In de schepennotulen lezen we daarover dat « Lauwereys Pastenakels als coninck der Gulde op den 10.8.1720 wesende den Feestdagh van Ste Lauwereys ·als wanneer de gewoonelycke processie was in ordere, den pastoor draeghende het hooghweirdigh, alhier in de kercke heeft gecomrhitteert eene groote disordere mette blijven staen voor het selve hooghweirdigh ende alsoo beleth te hebben dat. de processie nyet en is voortgegaen tot merckelyck schandaei van alle de persoonen in de kercke wesende, ende over groot: disrespect van Godt waerover den ghedaeghde andere ten exempeJe ~traefbaer is ... >> Jeroom de Bacq, gezel van Pas tenakels, \Verd er van beschuldigd « alhier in de kercke te hebben gecoopereert ende veroorsaeckt eene groote disordere voor soavele hij alsdan Lauwereys FastenakeiS' coninck der Gulde alhier met luyder sterurne heeft geexciteert ende geordonneert dat hy in de processie voor het Venerabel soude blijven staen ende niet hennen gaen voor de schepenen ... » In het ontaarde Nederlands van die tijd vermelden de genechtsnotulen dat de bekeurde in zijn verweer << seght dat men niet en can bevroeden hoe den aanlegger. soo vermeten is om den gedaeghde te derven eaJJengieren over een abusievelyck gefingeerde exces pretenselyck ... » dat, indien het feit echt is, dit tot « den geestelycken hove >> behoort of, in elk: geval, << wesende in sîjn quaJiteyt van ·coninck der vs. Gulde>> te vonnissen door << d'handtboge Gulde tot Brussel van wie de Gulde van Dworp ha ere caerte is hebbende ... » In 1743 betaalde de vereffenaar van de nalatenschap vall' Hendrik van den Bosch aan Michael Peetraons als « cnaep· der Gulde » 1 gulden voor « eenige boeten in de gulde ». Op Zondagkermis 8 September 1754 had Gillis Winde-· rickx « borgemeester » zich met enige personen «van sîjn maegschap ende vrinden» begeven naar de « herberghe gen_ het Withuys ». Aldaar was hij in gesprek gekomen met Willem. de Nayer « coninck van de gulde deser parochie~> en had hij aan laatstgenoemde gevraagd wanneer de prijsvogels gescho-· ten werden en tot antwoord bekomen « ten 10 ure voormid-· dagh van den naestvolgenden dag wesende kermismaendagh »-zoals het bij « kerckgeboth » bekend gemaakt werd. Toen Winderickx liet opmerken dat die schieting gewoonlijk te 2 uur plaats vond 7 kwam Sebastiaan Vellemans, mulder, « al-· feris (vaandeldrager) van de gulde» er tussen en vroeg hem of het « naer sijn sin moest gaen » en kwam het tot een ge-· weldig krakeel, waarbij ze elkaar bij de « cop ofte hair > pakten. Andere personen kwamen er tuss.en en scheidden de· vechters. Maar in het naar huis keren omstreeks middernacht was Winderickx wat achtergebleven en werd hij « in den clynen bempt achter het Withuys afgewacht en met stokken afgeranseld door vier mannen, nL mulder Vellemans, zijn twee schoonzoons j. B. en Jacobus Herinckx en een genaamde· Jan Limboscb. De schepenbank, die de zaak behandelde, oor334

deelde terecht dat « alsoo diergelycke feytelyckheden ende grov"e mis~ruycken naementlijck begaen 'bij nacht ende ontijde met tolleraebel en geoorlooft en sijn in een land van justitie... » ·jaarlijks «op hunne eerste kermisse », op de Pinkster... · d~g~n, werd 's Maandags <<door de Gui1de Broeders op de wtppe met den handtboogh geschoeten den koninck vogel ». In het jaar 1773 werd «den koninckx vogel afgeschoeten ... door sekeren Jan· de Nayer biertapper in den Groenen Boomgaert oock wel int gemeyn het Molengath. geleghen achter het pastoreet huys ... >> Maar << soo saen (dra) den selven is afgeschoten geweest ·is alsdan onder de wi.ppe een dispuet over den coninckx vogel ontstaen dat door de Guldebroers gedecideerd ofte geslicht werd».

De dorpskom in 1795, met kerk, schandpaal, pastorij, wip enz. (Kaart van de Kerkgoederen.)

Een tijdje later, op Zondag 6 Juni, was in voornoemd Jokaal veel volk bijeengekomen «om aldaer vroelijck te sijn ende hun te reereeren uyt oorsaecke ... dat den baes ... hadde voor de ghene de welcke geraept ende bijgebracht hadden sijne peylen alswanneer op den 2n pintsferen dagh sijnde ge-

335


woonte binnen dese· Baronnie dat men Conincx vogel is schiètende ende alreede synde dobbelen coninck met hope van de selven voor de derde reyse te connen becomen ende den naem te voeren van keyser, dwelck onder de guldebroeders wordt gereputeert voor eene eere ende aen de peylraepers vermits hij het geluck hadde gehadt van .den selven af te schieten hadde beloeft eene halve tonne biers ten beste te geven ... » Koning of keizer worden was een grote eer, maar ook een grote last. Wie er het voorwerp van was moest de « broeders » tracteren, zodat er soms schutters waren die er niet zeer... scheutig op waren en hun, zoals we hoger in de verordening van de Franse koning gelezen hebben, een ?f ande~e aanmoediging moest verstrekt worden. We weten met of dte alhier ook bestond. Nu, op vorengenoemd feestje had men ·ook beroep gedaan op « eenen speleman met de viole », zod'at de << jonckheydt hun aldaer hadd~n vrolijck gemaeckt met springen . ende dansen ». Inmiddels was echter niet iedereen met de beslissing van de gildebroeders akkoord en er ontstond « neydt ende gramschap van weghens seekeren Pieter de Nayer, sone Wiltem, pampiermaeker, teghen Arnold van Obberghen ende jan Tordeurs ». Tussen de twee eerstgenoemde ontstond dan ook weldra << een ruzie te voorens aengeleydt om connen te vreeken de ruzie de welcke eenighe weeeken te voorens was voorgevallen ende gepremediteert op den vogelscheudt ... »,.welke twist tot een tragisch einde kwam. Pieter ontving op een o-eo·even ogenblik van zijn tegenstrever een slag op ·het hoofd ~cl een pikkel van een bank die op de << bijvanck » van de herberg vóór de deur stond. Hij overleed nog de~elfde avond. De lijkschouwing werd uitgevoerd door David van .Grasdorf « geadmitteert ende geëedt bij het college des medtcynen binn'en de stadt Brussele ende Martinus Ruolt chirurzijn te Halle >>. Zij « bevonden de citura frontalis opengeslagen ende citura coronalis insgelyckx uyt haere citura. geslaegen ... ende dat op de dura mater was liggende eene massa gestolt bloedt ... en waren van gevoelen dat door de massa van het bloedt aldaer is veroorzaekt geworden eene mortificatie ende daernaer de cangrena ... » Aan het ingesteld proces kwam maar geen einde. De zaak was al even verward als de « Verwarde Zaak » van H. Conscience. Denkelijk al naar de partij door de menigvuldige getuigen gedaagd, zijn de betrokkenen ofwel « vechters » ofwel eenen eerelycken jonghman, godtvreesende, bemint van het pubHeek door sijne sàchtm.~edigheydt ende de liefde wech draeghende met de ghene htJ was verkeerende ... » Van Obberghen had weliswaar de dodelijke slag toegebracht. maar tegen de Nayer werd een bezwarend feit vastgesteld. Chirurgijn Van Orasdorf had, toen hij bij het slachtoffer geroepen werd, twee stenen «ter dickte van eene vuyst » afgegeven, die hij zeide uit de zakken van de Nayer genomen te hebben. Niemand van de omstaanders had hem

336

.echter die stenen zien uitnemen. Toen men· hem dit liet opmerken, verklaarde ·hij dat hij de stenen er « bedecktelyck uytgenomen._ » had. Anderzijds verklaarde een genaamde An, thonette Pnns, huysvrouwe van Joannes Hollemans 54 jaar ·oud, dat toen .ze « is gaen si en in den Groenen B~omgaert -n_~er haeren man... dat ze << aldaer uyt den rechten sack van .SIJn casack (van het slac~toffer) had genomen de snuyfdooze om uyt. de sdve eene prtse. te nemert ende de prise o-en omen hebbende, de dooze weder in den sack heeft gestoke~... ende .geen s!eenen geyoeld » had. Maar van Grasdort hield zijn verklanng plechtig en schriftelijk staande. . Al~ ~en nasleep er van brak er in 1775 nog een geweldige ruzte utt ~~ de Zwaan. We vermelden er alleen van dat bij die g~legenhet~ beroep. werd gedaan op de hulp van << Joannes B1deaux dtenende m de compagnie van den heer van der · ~teghen Dros.saert van Brabant hem actueelijck bevindende 111 de parochte van Dworp in qualitydt van Provoost ofte · Rondtgast en woonende op de plaetse ... vercJaerende evenwel da! hy geen officier en was en geen recht te hebben te ·callengteren ... » Bij .ee.n « Arrêté de pubHeation » van 9 Floreal jaar IV (28 Apnl 179!J) schafte de Franse Assemblée Constituante «les c~mpag_!ltes d'arquebusie~s,. fusiJiers, chevaliers de l'arc -et de I arbalete » af. Hun bezittingen werden verbeurd ver. klaard, de oude registers en oorkonden stuk gescheurd om er ~~rdoezen ~an te maken. De oude vaandels gingen naar Par!JS, waar ZIJ. tot in 1815, toen onder Napoleon I veel gilden opnteuw opgencht werden, aan het gewelf van de Invalidenkerk, als zegetekens, werden opgehangen.

4. Andere maatschappijen. Vermoedelijk werden de gilden alhier ook wederopge~1cht, want de ,mens ~an niet l~':lg zonder verzet en spel en, m elk geval, zten we m 1837 btj de herdenking van de Septemberdagen met de boog schieten en in 1840 wordt de handboogm~atschappij Sint-Sebastiaan op de Bruineput opgericht. In J~ni 1888 W?rdt het Reglement van deze maatschappij verm~uwd. Daann leest men onder meer dat de leden aan de voorzitter moeten gehoorzamen, dat er 1 fr. inkomgeld dient bet~ald, .~at de « uitgebannen » leden alle recht verliezen, dat er vter btjeenkomste~ per jaar zijn nl. 3e Zondag van Februari, 3e Zondag van Met, 3e Zondag van October en de laatste Zondaf: van het jaar, dat er vier spelen gespeeld worden aan 5 centtem met boog, kaartspel of bakspel, dat de afwezigen worden beschouwd als verliezers en 20 centiem aan de kas betale~, d~t de leden geen tegenstand mogen bieden aan de commtssans, dat vlo~ken of slechte klap bestraft worden met geldbo~te of verbannmg, dat de inzet op de vier bijeenkomsten 75 cen.tie!TI bedraagt, dat wie _op ~.et jaarlijks feest niet tegenwoordig 1s 1 fr. betaalt, dat dte biJeenkomsten gehouden wor.

337


den van 4 tot 7 uur 's avonds, dha!~e~e~gge!!~~";:nli~i~e~~~~~: wordt door de leden en voor breerd wordt. . · 1888 bestond uit J. B. Wets, voorzitter; H.et bestucur van ondervoorzitter; Domien Mosselmans,. Hendnk van. r~~nem, L' d schatbewaarder.

schri\~e~~ i:~f;~a:~~ ~~~ d~nv::~niging erg;:t~!~e~;ot:=~~ . wil men ze opnteuw· op de been bren~:rzitter; J. B. Tes1 bestuur : Pieter ~lgo.:t,Av~~ ! TI~~:~f~, schrijver, beide laattaert, ondervo.o!ztttet' ( d~ Bruineput ligt tussen Alsenb~rg~ sten van HHu~z!ngenn) . schatbewaarder : René van Laet, etgeDworp en mzmge , naar en houder van het lo~aal. .. De Ware Vrienden» werd J:?e Handboogmaatsc t~~~lJ 4~ schutters en 30 ereleden.

0

}f~r~fj~~\!~J~~ ~8f i:~te s~?i~:C~~:;:/~d:enJ.g~!vB~s~c~e~~ zitter: H. van Haezen onc ' 71 E Hanssens· 1872 8

g. . 1874 p' OlleKoningen : 1870 J. De Busscher; 18 b h . 1873 J B. van Craenem, · .. ob j. B. van erg en, Obb r.rrhen Van deze vereniging bb]ft e heet ·alleen te zeggen dat er een mans; 1~75 l: B. van geen hennnenng over.h~end w huizen in de straat tussen het. doel betsthaa? heeftdeacpa:~oriej. en een ander voorbij de vergemeen e u1s en dwenen brouweri~·~· H:~s~n~aart l907 opgericht bij Filip Dl e Ooupded~ ~~s~~eide. Het stichtend bestuur be~tond D ege aen o . . J Wouters secretans en uit Sebastien Testaert, yoorzttt~r, aJan Merck~ was keizer Daniël Wouters, p~n;ngr;;J ~~rden lokaal en doel overtussen 191~ en ~9k. 1n rademaker, Hallesesteenweg in ~e ·gebracht btl Lom~ . ee entuur wordt waargenomen door Wtldorpskom. Het hut?tg bes ..1 De elaen secretaris; Jaak lem. Ecker, yoorzttt~r; ~~t~oning~schieting heeft jaarlijks Beelen, peOnmJm~s e\vaart en het dito feestmaal, de 1ste plaats op . d. . V ere De Vereniging is 30 man sterk. Deze Zaterdag van . e as. en~ ter van die welke in 1868 tnaats~happij is welh~h; d~go~:~1~!stuur : Jozef Winderickx, opgencht werd..!Tiet e v · . De wi stond op de Esselvoorzitter; Damel A!goet, sec::::~: l87Ó J. B. Mosselmans; 1 ~~i~:~J:~;ng~~~f ~T;~e~n(keizer); 1874 Frans Momma~rt; l875 J. Fr. van Hemelryck.

al die veren!gingb~o~~!~ne:~ werden opg~~~h~en tï d nadien tijd, kwijnden en geraakten m. de vergeeth ~t in 1 werd werden ze elders w~er op~ledrtc~tp. I~eel~vi~evin' de dorpskom er een Sint-Sebasttaansgt e gesticht. .. . . echter ook verspreid geraakt. Uit het Het archtef er van ts . l d . Regieingelijst tweetalig reglement lichten we het va gen e • « Het is niet

gemakk~Iijk

houden~ Die maatschapptJe~

338

àgs

ment der Maatschappij Sint-Sebastianus op de \Vip gevestigd te· Dworp- in .1898. - Sociéte Saint-Seba.stien archers sur la ,perche. » Het bestuur bestaat uit 7 leden, nl. voorzitter, ondervoorzitter, secretaris, ondersecretaris, schatbewaarder, twee commissarissen. Inkomgeld 1 fr. Maandgeld ·o,30 fr. Boete bij afwezigheid 0,10 fr. Onder de goddelijke diensten is het verboden op de wip te schieten, tenzij er vreemde maatschappijen zijn; boete 0,50 fr. Twist en tweedracht zijn verboden; boete 0,50 fr. De leden mogen elkaar niet beledigen; boete· 0,50 fr. en eventueel uitsluiting. Vloeken of godslasteringen uitspreken is verboden; boete 0,10 fr. Er is alle j.~ren een algemene vergadering en een mis van Sint-Sebastiaan. Een half uur na die mis moeten al de leden in het Jokaal bijeen zijn, op straf van 1 fr. boete. Er is één koningschieting per jaar. Het geschenk aan de koning mag niet meer dan 10 fr~ kosten. Na de schieting zijn de leden ·verplicht de koning te vergezellen bij al de leden die herbergier zijn, op straf van 1 fr. boete. De voorzitter wordt benoemd voor drie jaar; de andere bestuursleden voor een jaar. Alle jaren is er een mis voor de afgestorven leden en wordt er aan al de leden een schieting aangeboden. Aan de wip (in de beemd) zal een «barak>> worden opgericht voor de verkoop van bier verpacht aan de meestbiedende. Acht dagen na Sint-Sebastiaan wordt een feestmaal gehouden. Tijdens de schieting is· alle spel verboden. De vereniging moet blijven bestaan tot er zes leden zijn. Dit reglement is ondertekend door de voorzitter P. J. OphaJvens, ondervoorzitter J. B. de BremaeckerJ secretarissen J. B. van Obbergen en A. van den Bosch. Huidig bestuur: J. B. Mosselmans, voorzitter en penningmeester; Hendrik Portaels, secretaris; Pi eter DemoI en Kamiel Cappoen, commissarissen. Het lokaal is gevestigd bij j. B. Mosselmans << Sana de Paris ». De oudst bekende wip bestond op de Blijk, de grond waar nu de Zustersscholen opgericht zijn. Later moet er één dichter bij de kerk gestaan hebben, zoals blijkt uit een tekst uit de kerkrekeningen van 1860 : «ontvangen van Henricus van Laet brouwer te Dworp de som van 2 guldens brabants courant, zijnde drij fr. 62 cmen, somme die hij nog verschuldigd was als schadeloosstelling van 't laetste jaer dat de wip op zijn gelaeg nabij de kerk gestaen heeft. » De huidige wip is van ijzeren traliewerk en staat beneden in de beemd naast de beek, Kadaster wijk C, nr. 303.

5. Kermis en jaarmarkt. Kermis is feitelijk het woord kerkmis 1 dat aanvankelijk

de kerkelijke ceremoni!n aanduidde" welke ter gelegenheid van de jaarlijkse herdenking van de kerkwijding (dedicatie} van waar het Waals ducasse) plaats vonden en latere o'Aergedragen op de feestviering na afloop van de kerkelijke plechtigheden, die zich voltrokken buiten het kerkgebouw op pleinen

339


en in herbetgen. In de kerkrekeninge~ voor ~èt j.~ar 1646 s!aat een post van 4 Rijnsguldens.« van Pnester~ tmbtJt op kernuss: dach » en « voor een stellagte. te maecken tn. de kercke op ker? misdach >>.Werd daar misschten een mystenesl?el .opgevoer~ . De Se September 1765 <<. synde den .ordtnai~en kermtsdagh deser ger~oemde baenderije » was alhte~ een JOnge doch ... ter in doorreis erekomen « om haer voordets te begeven tot Bruyn Casteel t~n eynde om, aldaer in qualiteyt van meyssen ·ofte dienst maerte de Walsche taele te leeten >>. Ze v7rnachtte hier drie dagen in de schuur van een boer, leerde 111 plaats van de \Vaàlse taal. .. de liefde kennen en bleef te Dworp. jaarmarkt. - In 1848 werd door de Gemeenteraad een jaarmarkt ingesteld Dinsdags na de derde Zondag van October. Feitelijk bestond er reeds vroeger e~n veemarkt op de ket mis. Immers, in 1840 o~ n1. werden op de markt 65 paarden, 641 hoornbeesten, 115 schapen en 400 varkens tentoongesteld. Toen waren de kermissen vastgesteld op de 2e Zondag van September en de 3e Zondag van October. ln 1860 werden ter markt erebracht 97. koeien 115 vaarzen, 35 grote varkens en 1165 vlggens. Daarvan ~erden onderscheidenlijk 21 koeien, 35 vaarzen, 15 varkens e_n 1091 viggens verkocht tegen de eremiddelde prijs van 280, 115, 175 en 18 fr. . l:'l In 1873 werd het 25-jarîg bestaan van de Jaarmarkt met veel· luister gevierd. De feesten duurden drie Zondagen .. Te dier eretegenheid werd door de Ceciliakring een festival gegev~n waaraan de volgende m~atschappiJen deelnamen : Fanfaren : Alsenberg, Linkebeek, Smt-Gen.estus-~~de (Grote Hut), Woutetbrakel. Zangverenigin~en : ~mt-Cecth~ Beersel, De Lustige Werklieden en La Parfatte Um~m, Halle,. La Con: corde en Les Chasseurs de la Montagne, Smt-Genestus-Rode, Société de chreurs, Vorst. . . Op Zonda<r 16 October 1898 werd het 50-Jang bestaan rrevierd met e~n groot festival; Maandag 17 October met « un grand Carroussel pour vélocipè.des »; Dinsdag 18 October met buitengewone priJzen voor de Jaarmar~t. . . In 1934 wetd een Zondagsmarkt Ingesteld, m de Zomet 0 en van 6 u. 30 u. tot 12, en in de Winter van 7 to.t 12 u. p In 1893 vroegen de herbergiers van ,pe Groothetde een kermis in Juli. Op nieuwe aanvragen beshste de Raad geen kermissen meer toe te laten op de gehuchten.:. In 1908 verkrijgen de gehuchten ~{esterbeek en Wouwenngen nochtans . toelating otn een kennts te houden. In 1913 schaft de Raad alle gehuchtkermissen af behalve die van Lot. Later worden ze hersteld en in 1934 wordt ee~ vaste regeling voor de wijkkermissen getrof!en als volgt · Wouwedngen te Zondag na Pasen; E~selhet.de te Zondag van Mei; Kesterbeek 2e Zondag van Met; B~utneput l~ Zonda van Juni; Vroenbos 2e Zondag van jum; Çroothetde .le zo~dag van Juli; Solheide 2e Zondag van juh; Rulrohe~e 3e zondag van juli; Krabbos 2e Zondag van Augustus. e

grOte kermissen hebben plaats : de eerste, de. 2e ·Zondag van September en· daags daarna; de tweede, de 3e Zondag van October, Maandag en Dinsdag: de jaarmarkt. Buiten de kermis waren er v.roeger ook nog andere verzetdagen. Zo .waren er de zgn. ganzekermissen, die in heel ons gewest feltn trek moeten geweest zijn. Er waren verschillende soo-rten van ganzekermissen. Een er van bestond in het door~ schieten van een touw waarmee de vogel met de poot terren een doel omhooghing zoals M. J. van den Weghe in ~ijn « q~sch~edenis van ~ot » uitlegt. Een ander spel . had enige gehjkems met een nngsteking. Om de beurt reden ruiters onder d~ gans d.ie aan een galgpaal kop omlaag vastgebonden was. Wte het dter de kop kon afrukken werd tot konino- uitgeroepen ! Het is maar goed dat dergelijk wreedaardig spel .afgeschaft werd, hoewel men in· onze « verfijnde >> eeuw in , oorlogs- en sommige andere omstandigheden met de mens wat anders wreed te werk gaat. Het redeloze dier heeft blijkbaar aan de beschaving oneindig meer gewonnen dan de met · .· rede begaafde mens. . Op een oude Vlaamse volksprent ziet men een gans aan een boom vastgemaakt en de mannen werp~n er met kluppels naar, terwijl het onderschrift luidt : << .werpene den gans ». Op Zondag 17 October 1723 hield herbergier P. Leunens «_sijne ganse kermis op de Solheyde ». In het relaas van een dtefstal te Dworp leest men dat zulke kermis ook te Alsenberg gehouden werd. .. De kermissen en dergelijke hebben steeds zeer veel aanletdtng. geg~ven tot baldadighed.en en zelfs tot doodslag. De overhetd, dte voor orde en rust tnstond heeft vaak naar middelen uitgezien om dit te keer te gaan. Zo kwam er zelfs op 11.2, 1786 een edict uit waarbij al de kermissen overal op. éénzelfde dag zouden plaats hebben, nl. op de tweede Zondag na Pasen. Daarmee hoopte men te beletten dat naar kermissen in naburige ~orpen zou gegaan worden. Immers, de moorddadige vechtpartiJen hadden steeds plaats tegen vreemde kermisvierders, zo.als zulks tot vóór de eerste oorlog nog vaak het geval was. Het edict kon echter nooit toegepast worden. Anderzij~s feest men in een politieverslag van ·een Frans ambtenaar a~hter dat «.ll a pu observer avec satisfaction que dans Ie pays, ou Jes réumons des habitants dans les cabarets sont fort fréquents et peu sobres, oû les fêtes des villes et des villages ne se passent point ordinairement sans de sanglants désordres il s'est écoulé une année entière, sans qutil ait éclaté aucun~ de ces. dangereuses rixes, quoique des dissensions, dont Je souvemr est encore récent et des dissension& religieuses encore subsistantes, aient dfi en faire naître de fréquentes occasions. ,.

6. Herbergen" ... H~.rbergen en dergelijke inr.ichtingen hebben er.. waarschtjnhJk bestaan van toen de mens zich op zijn reizen en 341

340


trekken niet tneer kon tevreden ·stellen onder de blote hemel of in stallen te vernachten en van toen de tnensen niet meer zo gastvrij waren eender welke passant te eten en te drinken te geven. Lang ook konden reizigers in kloosters logeren" maar er kwan1 dan een tijd dat deze nog alleen geestelijken en pelgrims aannéf:men, zodat stilaan .ineer dergelijke gelegenheden, vooral in de steden, nodig werden. Er was zelfs een tijd dat er betrekkelijk meer nodig waren dan thans, wanneer n1en maar even nagaat dat in normale tijclen op één dag uit eender welke plaats iti ons land kan heen en weer gereisd worden. Herbergen waren steeds de bijeenkomsten waar het llieuws dóor de doorreizenden aangebracht en door de do~ps­ filosofen gecommentarieerd werd. De waarden waren doorgaans de welgestelden van de plaats. Gewoonlijk brouwden zij hun bier zelf in hun kam. Reeds heel vroeg vergaderden de schepenbanken in een of meer plaatselijke herbergen en dit droeg niet weinig bij om hun gezag op te voeren. ledereen weet welke invloed de. herbergen op de openbare n1ening en derhalve op de verkiezingen in onze dorpen kunnen uitoefenen. Dit is niet nieuw: Sta, een bekend Frans revolutionnair an1btenaar in onze streken, schreef in 1792 : <<Je travaille à soulever les cabarets contre Ie gouvernement; vous ne connaissez pas la force de ce levier, il est terrible dans ce pays-là. » In 1460 zien we reeds Dworpenaren in de herberg zitten. Seger Sta1np werd toen gestraft « oîn dat hij n1et onsedighheyden eenen potte gebroken hadde in een gelach daer hij sat. .. » En dat die mannen soms te diep in de kan keken, daarvan hebben we ook een paar bewijzen uit die. jaren. Willekén Henneus werd in 1477 bestraft «van dat hij heeft gequetst Renier Henneus sijnen brueder met eenen stocke in dronken .. schap ». Datzelfde jaar kwam Ploren Tas voor de vierschaar « van dat hij getogen hadde op Gabriël van Wienberge sonder quetsen ... » Men liet hem« camposeren », dit wil zeggen overeenkomen voor een geldelijke boete « om dies wille dat e~n aerm geselle is ende al versmoert droncken was ende ·met wyste wat hij dede ... » Het was ni~t de enige ma~l dat die Gabriël aangevallen werd. Datzelfde Jaar had « Henncke Rombouts... nae Gabriel van Wienberge gesmeten met eenen Jangen tnesse ende gequetst. .. tnaer gecomposeert om dat hij niet vechtechtich en is ... » In 1515 tekenen we nog een geval aan van Hennen Tas die «den weert van Doirpe met enen messe in sijn huys gejaight heeft, waer om hij bij den meyer gedaight is... ende ten leste is Hennen geloopen buyten lande ... » In 1492 was Hennen reeds beboet geweest « om dat hij met eenen stock gesmeten hadde ». In 1508 had een Heynen Thys « eene11 anderen gequetst ». Het is niet onmogelijk dat dit dezelfde 342

persoon- is en Jan Taas of Tasse van zijn familie. Laatst.genoemde vinden we in 1540 vermeld in de volgende feiten : .« Hennen Leppins. van dat hy strijtbarich geweest is ende ,oploep· gedaen heeft Jan Tasse te Ruelrode ende den selven geheeten te zyne een verradere van dat hy oick tèn selven iyde oploep gedaeri heeft ende sijn messe getrocken op Edu·waerdt Goessens ... » « Henriek Suerneus ( Zuurneus !) van <lat hij gesegt hadde opten persoen va.n Jan Tasse van Ruelrode dat hy eenen dief was ende een verraedere om dat hij Jan den heere zijnen huer aenbrocht ... » << Thijs de Duyve van dat hij Jan Tasse alias van Ruelrode gesteken heeft met een opstekere eene oepen wonde boven zijn borst. .. » "' Die drinkebroers hadden een ·kennelijke voorliefde om met potten bier te gooien. In 1516 had « Willem Huyge gesmeten Henneken Gilams met eenen potte vol biers ». In 1520 was b~t << A.nthonijse de Loose van dat hij met eenen potte met btere geworpen hadde naer Jan Taas ende den selven onder voeten getorden >> (getreden). Rubben Wildericx werd in 1518 beboèt « van dat hy der weerdynnen op ZoJienberge begboten :hadde met eender schaeten biers ... >> In 1540 had « Vroen de Moldere ... met eenen potte gesmeten Jacqo de Valck ». . In 1543 had «de Weerdt in d'oudecamme geheeten Jan Serckman (dit is dus de oudst bekende herbergier van Dworp) oproep gedaen Sertelen de Mesmakere daer hy sadt ende ·dranck ende sloech met vuysten nae den vs. Sertelen seggende Jek sal u doot smijten ... » Dit kostte hem 20 stuivers. Zo had Jan het nogal eens dikwijls tegen zijn klanten, die zich dat waarschijnlijk niet lieten welgevallen, want in 1546 trok Heynen van den Steene op hem zijn mes «·Om hem te evelen van siJnen lijve ». Van de dorpsherbergen en -brouwerijen uit vroegere tijden, althans tot omstreeks het midden van de 17e eeuw, mag men geen te groot gedacht hebben. Volgens een stuk uit 1686 zijn « de brouwerijen ende herberghen van cleynen neringhe aengesien gemerckt de prochie van Doorp is heel onbekent, alwaer geene passagien en liggen noch geenelieden noch kerren noch waegen en logeren, maer het vertier van de bieren is alleenelyck tot laeffenisse van de arme innegesetene, soo dat geene huysen dierder worden verhuert ter oorsaecke van den biertap.,. » Misschien, toch, overdrijven de schepenen -enigszins om de belastingen zo laag mogetijk te houden ... In ·elk geval waren die taveernen alle van klei en stro en er waren er zelfs van stro aHeen. « Hendrick de Duyve woont in een deern ende stroyen huysken tapt ofte vercoopt bier »; Wynant van Volxem woont in een « stroyen huysken ende vercoopt bier»; Jan Coppen « vercoopt bier ende woont in een· stroyen huysken op de groote heyde »; Corne1is de Mol, « stroyen huysken ende vercoopt bier ». Af en toe waren de herbergen, veel meer dan thans, wei .eens het toneel van buitensporigheden."" Op Zondag 7.11.1655 343


waren enige « jonghmans· bij hen hebbend eenen spehnan. Guillam Hanssens Scheer inwoonder van Alsenberghe door den jonghmans versoebt te spelen »·bij Jan Wets, herbergier << op de plaetse », te Dworp gekomen. Het duurde niet lang of ze waren aan 't vechten. <<Wat sacramenten valt hier veel te kijven, swijghf of ick bruyde u altemacl voor u hooft >>, dreigde er een en met de tang uit de haard begon hij er mee; rond te zwaaien. Een andere deed het met een koperen kan-· delaar. Ten slotte bleef een er van liggen met een wonde aan het hoofd, die « vermaeckt werd met het wit van een eye ». Elf dagen acht~reen liet de gewonde zich verzorgen bij chirur~· gijn Jan van Grasdort te Sint-Pieters-Leeuw. To_~n deed er · zich echter een « kwade. kortse » voor met dodelijke afloop .. Van Orasdorf weet dit aan het feit. dat het slachtoffer onder-· weg naar Leèuw in de herbergen bleef drinken en « onbehoor-· lycke spijzen » had gebruikt. Zo vindt merl in de oude papieren een en ander over het leven van onze voorzaten en over het stoffelijk en geestelijk midden waarin zij verkeerden. In 1656 verhuurde kos·ter David. de Elander een huis, dat tot herberg diende, aan Catharina. Abeels weduwe jan Coppens. Hij was over deze echter niet zeer tevreden omdat ze het huis niet gadesloeg « gelijck e~nen goettrouwighen huerlinck ende onlanx de .~eulschheyt hadde o-ehadt inde schauwe te werpen .twee a dnje heytsels, soodat de vlammen exessîvelyck hooch boven uyt de schauwe sloegen en het strooien dak in brand zou geschoten zijn >> hadden de· aldaar aanwezige verbruikers de gensters niet gaan uitdoven op het dak. « Wat bruydt mij dat ! » zei ze, toen op haar ver-· keerde handelwijze gewezen werd. Maar het « bruydde » wel koster de Blander, die haar meubelen en effecten op straat liet zetten. Op 25.7.1733 was Miehiel Coosemans van Ukkel, WO-· nende te Waterloo, 31 jaar oud en « gorlier de son stile »· (gareelmaker), met Pieter Romans, zijn neef, ter bedevaart. gegaan naar Sint-Renelde. In het weerkeren over Dworp waren ze zich aldaar gaan verversen in de herbergvan Filip Matton, die hen praamde om een partij schaak te spelen. Ze speelden twee partijen in een uur tijds, waarna ze hun « écot » betaalden en hun reis voortzetten. Omstreeks 6 uur 's namiddags,. een kwart mijl buiten de dorpskom door een bos trekkende, werden ze aangesproken door Pieter Tielemans van Dworp, die om een snuif tabak vroeg. 'Coosemans legde zijn stok neer" trok zijn doos en presenteerde ze aan Tielemans, die een snuif nam en inmiddels wilde weten waar ze vandaan kwamen. Van Sint-Renelde, was het antwoord en te Dworp hadden ze een pot bier gedronken bij Matton. Waarom zijt ge niet rechtover· gegaan waar een mooie vrouw is en waar uw zwager, Korneet Roman~, alle dagen gaat? (Was die mooie vrouw misschien· jenne Marie Hannick « gemenenjek genoemt de bel hotes » ? Woudrecht nr. 4~3 ... 1713.) Daarmee had niemand zaken, was.

344

het _antwoord. Daarop raapte rielcmans de gaanstok van Caosemans op en sJoeg er d~ze zó mee dat dè stok in twee brak · terwij! de aanvaller..met het ene stuk maar bleef voortsJaan: Wat de neef ondertussen deed, wordt-niet gezegd.... · Eindelijk kon Coosemans zich losrukken en zijn weg voortzetten tot in het klooster van Zevenhorren waar een. pater-chirurgijn, als barmhartige Samàritaan, zijn wonden verbond. Op 19.6.1752 kwam een zekere Jan van de Roo in de herberg van Sebastiaan de Mol, waar hij tot 10 uur (sluitingsuur) bleef drinken. Daar hem dan biet geweigerd werd wou hij met geweld doen tappen, zodat de waardin « genoodsaeckt was geweest haeren kelder te sluyten ». Om .zich te wreken begon de w~estaard zich over te geven aan « alle insoJentien ende absurd1teyten als vloeekende en sweirende, -in stucken smeyten van de teylen mitsgaeders uyttrecken van de jonge· haege alsmede de steylen die den messinck waeren besluyt~nde ... » Sebastiaan de Mol, << desen ongeoorloofden handel ntet langer connende verdraegen, nam ter handt sijn jachtmes. ende vroeg oft hij hem wilde retireren ... » In. plaats van op te houden was de andere echter « soo vermeten op den waerd' inne te vaeren, bij het lijf te packen ende sijn jachtmes met gewelt af te nemen ende hem bij het hair te packen ende door den messinck te sJeypen ... », waarna hij de vrouw met het jachtmes een kap op haar hoofd en boven haar linkeroor gaf~ De chirurgijn die haar verzorgde stelde vast dat de kap doorging tot op het << periostium van het cranium ende de wonde· seer peryckuleus was ende daerbij had zij de cortse roose oft ander inflammatie ende haer leven seer Iichtelyck hadde connen verHesen ingevalle sij op haer hooft niet gehadt en hadde haer silvere eyser waerop den cap gevaJien was>>. Evenals haar man, werd ze met het « hair door den messinck geslept >>,. kreeg ze « diversche stampen » hetgeen haar man sulckx ten slot"te niet langer condè aensien ende verdraeghen is ten lestete voorschijn gekomen met sijn fusiecke ». Maar dit werd hem afgenomen en . de beide su}{kelaars, die al op jaren waren, .... werden tot slot op de « straete geslept ende aldaer gesmeten ende gedouwen in een doornen haege ... » ! In «den eersten artiele van het edict perpetuel ende plac-· caerten van 1663 van S. M. raeckende de herberghen om te remedieeren aen de menichvuldige delicten, excessen ende doodtslaeghen » was bepaald dat « niemandt wie hy oock sij herberghe sal moghen houden tsij in besloten steden van Brabant, Limbourgh ofte lande van over Maese oft eenige persoonen te logeren, tracterenofteten te geven ten sij saecken hij versfen sij van attestatie van den pastoir ofte magistraet· van de plaetse, soo nopende de ptaetse sijnder geboorte als van sijn leven, religie ende capaciteyt... op pene van eene· boete van 25 guldens ». In 1680 had Jan Coppens zich « vervoorderf » zonder die toelating een herberg te openen en, « dat 345-


i

'

erger is, in plaetse van de selve herberghe te houden op eene bequaeme plaetse ... hebbende daertoe gecoren een seer suspect quartier bij den boschkant ... dat bij experientie is bevonden , van seer dangereus gevolgh van de gemeynte aldaer als dienende voor retraite voor vagabondën, partije loopers etc. » Volgens de « placcaerten van 10.10.1711 . . . raeckende het onderhouden van de Sondaegen ende feestdaegen... de vergaederingen in de herberghen etc ... was het onder andere wel stiptelyck verboden aen alle herbergiers ten platten lande ofte de opene steden naer den 9 uren 't savondts te tappen wijn, bier, brandewijn, genijvel oft diergelijcke voor wie het oock wesen ende op pene van 3 guldens.:~ ». Frans Lemrp..ens en Peeter Weemaels, officieren, << doende hunne wachten, stelden vast dat Pieter Hauwaert « hem had vervoorderf ende ondernomen van hem op den 29 Juni lestleden alsdoen feest. daege der h. Apostelen Petrus. ende Paulus geboden heyligen-dagh tusschen negen uren en half ende 10 uren des avonts te laeten vinden beneffens verscheyde persoenen in de. herberghe van Peeter van Hemelryck gelegen binnen dese baronnie ... » De « placcaerten » werden in die tijd nogal dikwijls overtreden ! In 1714 wordt Philips van Hemelryck « gecalengiert ». « Soo het verboden is dat niemant onder ofte ten teyde eenighe neerinck biertappen ofte andersints ende gemerkt de huysvrouwe van gedaeghde soo vermeten ende temerair is geweest van op den 29 July lestleden publieckelyck ende tot schandael van andere personen ten teyde men besigh was met den dinst Godts a en verscheyde personen biér getapt te hebben ... » Op 19.7.1723 had Dàvid Janssens « sigh vervoorderf naer den 9 uren savonts te laeten bevinden Inde herberge Int. gemeyn geheeten den Plompaert (bijnaam van den herbergier Frans de Nayer, maar de herberg behield de benamjng) sonder dat hy uyt de herberge ten voors. tyde is vertrocken, maer ter contrarien aldaer bijnaer den geheelen nacht is blijven drincken, tuysschen ende spelen mette caerte ... » Hij kreeg ··een boete van 3 gulden. In een geding uit 1755, dat twee tot drie jaren duurde, tussen Suzanna Everaerts en Jacobus Pastenakel in verband met een onwettig kind, verneemt men het eigenaardige feit dat de verbruikers in de kelder van de herberg« HetKroontje » aten en dronken : « met welke twee lesten sy in den kelder van de herberghe het Crooinken hebben geeten ende gedroncken ... » Deze lag achter het oud kerkhof en behoorde tot de molen en oude kam. Naar de achterkant lag de gelagzaal gelijk met de koerw · « De Zwaan » was een oude herberg. Ze mag niet vereenzelvigd worden met de huidige, die pas sedert 1891 bestaat en waarschijnlijk naar de oude genoemd werd. De oude Zwaan wordt in de 18e eeuw dikwijls vermeld in verband met overtredingen van het sluitingsuur, vechtpartijen enz. In een proces in 1769 verklaart een getuige dat

346

-<< hij was comende langhs den Buelinck ende heeft 0crehoord groot gerucht in de. herberghe de Swaen omtrent de kercke .op de plaetse gehouden door Jan den Nayer, geheeten .Ja·n Oomken ... ende het sloegh · 12 ure op de horQiogie der kerck ... >> In Mei 1770 zien we er ook ganzekermis houden .en tevens was de « speleman er spelende». · Op 8 Januari 1775 vielen er weer << fijtelijckheden voor in de herberge in de Swaen hebbende . voor uythambert de :swaen ... rond 3 ure de vespers geeindight synde ... » Op 22. 1.1775 was het de officier Pieter Weemaels ·zelf die ruzie zocht ! Daartoe was hij « werpende met pattaeten welcke aldaer waeren staende gescheldt ende gereedt om gesoeden ,fe worden ». Daar niemand daarop reage.erde, deed hij hetzelfde .met « differente branden viers uyt den herdt >>. Om hem tot bedaren te brenge~ bood iemand een « scheudt genivel » aan, maar dat smeet htJ op de grond. Ten slotte trok hij naar de herberg het « steenen huys ». . De herberg het << Cammeken », d. i. de kleine brouweriJ yinden we opgetekend in 1776 en bestaat nog. ' Op Kesterbeek vonden we een herberg vermeld bij erelegenbeid van een vechtpartij die er in 1773 plaats had~< op eenen sondagh naer den middagh ... omtrent den huyse van Joos Ritsmans gem. gen. den Steeck-af sijnde eene herberghe >>. Er werd gevloekt en gesakkerd << bij Godt sakerdieu » ·en een der vechters kreeg van Ritsmans een slag op het hoofd en met een << schuppe >> zodat chirurgijn de Peer van Alsenberg ·moest geroepen worden. Tegen Halderbos bestond er reeds in 1761 « een herbergh ·OP de heyde in het Vossegat » die vermeld is in het relaas van de last die een Dworps soldaat van het regiment << Arbergh » in garnizoen te Brugge, J. B.. Boon, alhier was komen verkopen. Om te beginnen had hij de 70-jarige drossaard Ilias met een rieten stok geslagen omdat deze hem geen paard bezorgen wou om naar Bergen te rijden. In de herberg het Wit huis te Wouweringen waar hij samen met officier Frans Lemmens en nog andere personen « gebrande genijvel ofte braniewijn » dronk, beweerde hij de macht te hebben om het water en de palingen in de herberg tot aan hun « uycksels » (oksels) te doen komen. Hij las een papiertje af met een zogenoemde geheimzinnige tekst, waarna hij de « hoedt » van de veldwachter afnam, hem vol water deed en hem weder op diens hoofd plaatste, met het ~evolg, natuurlijk, dat deze van boven tot -onder stond te drutpen en jammerde over de hoed en het uniform, dat de heer baron voor hem gekocht had. De soldaat beweerde ook dat hij gelast was deserteurs te vangen. Inderdaad kwamen er in de namidag negen vaandelvluchtige soldaten« gekleed in het blauw met rode opslagen». Ze kwamen van Namen en begaven zich naar Doornik. Boon ging met hen mee en de gehele groep trok dan verder en bezocht achtereenvolgens de herbergen het Vossegat, '4i. het heyde blommeken

347


sijnde geleghen .op de paelen der jurisdictie van Dworp biJ Essehenbeek », «de herberghe den Botram tot Esschenbeke »,. << de herberghe den Noth te Leembeek » waar hun. spoor verloren liep .. . Tien jaar later, in 1771, werd «omtrent het huys gen. het Vossegath » (herbergh op de heyde in het vossegath tegen Halderbosch - Sg. 1761 _:_) een moord' gepleegd op Glibert,. boswachter van de hertog van Arenberg. De moordenaar was in die herberg gekomen en had aan de waardin o. m. verklaard· « ick soude geirne sterven voor het quaedt dat ick gedaen hebbe ende waer het saecken dat men gesmolten. loodt op mijn Jichaem soude gieten ick en soude niet genoegh leijden ... » Op de verkoopdag van de nalatenschap van Pastoor Aerts had een Jacobus Berckmans, << blockmaeker van stiel », een horlogie gekocht die op een Zondag in Mei 1784 aanleiding gaf tot een duchtige kloppartij in de Groene Boomgaard. « Naer den vesperen omtrent vier u. » was hij naar voormelde herberg gegaan « alwaer men de viole was spelend~ ter occasie van het houwelyck van Sebastiaan · Leemans, dewelcke op die dagh (dus Zondag) getrouwt waeren ende ter dier oorsaecke binhen den Groenen Boomgaert de bruyloft feest gehouden>>. Op een gegeven ogenblik was Jacobus Thielemans <<spottende met Jacobus Berckmans ... ter occasie van een orlogie gecoebt op de pastorije ». Gedurende het gevecht nam iemand de « busse » af van de officier, die natuurlijk ook op de bruiloft was, en sloeg er zijn tegenstrever mee op het hoofd. In 1776 « compareerde Franciscus de Nayer ca·mmeken out omtrent 70 jaren gebortigh op de plaets genaemt Esselheyde brouwer van stiele ende woonende actuelijck omtrent de · · kercke ... » Datzelfde jaar staat een herberg vermeld op de « Esseiheide met de mooie naam « In de Bloempot », gehouden door Marianna de Naijer, 72 jaar oud (houdende herberg in den Bloempot waar zij altijd gewoont heeft). In 1785 verschijnt << Maria de Cuyper huysvrouwe van Peeter van .Hemelrijck oudt 47 jaar houdende aldaer pachterije, brouwerije ende herberghe ... het Hooghuis geleghen op de Plaetse ... » als getuige in verband met een vechtpartij die in haar herberg had plaats gehad « ter occasie van den feestdagh van den h. Gregorius (Gorik) patroon deser prochie ... den 11n der rnaent Augustus ende thaeren huyse is gespeelt geweest op de viole ... » In die twist waren betrokken, J. B. de Pue, jongman, 40 jaar, Engel Algoet «wonende op het hof van het casteel », Jan van de Roy, wonende op de V roenbos, « Peeter Daij sijnen soon Gillis woonende op het hof ten Bloeten onder Eizingen », Engel Coosemans, pachter op het kasteel, Ouillam van Rossum, « pachter tot Sevenborre », Ouillam Algoet, « boschwachter op Altterbosch ». In zijn« Geschiedenis van Buizingen» weet M. J. van den Weghe te verteHen dat Pieter Daij een struis man was die de 348

naam had van ~~ivel noch mens schrik te hebben. Hij placht te zegge~! al~ htJ tet~. verteld had. over Kleudde met zijn keten : «Met mtJn stok, l!l.tJn h?!Jd en mijn sabel, ben ik voor drie .capabel ». De famthe Datj stamt uit een zeer oud geslacht uit de streek, ~aarvan ook versebiJlende leden te Brussel woonde~·., In 1760 ~·.U?· waren er aldaar drie w-apenmakers, allen Dat] s : B. DatJ tn de Anderlechtse straat en P. en F. Daij ·Op de « Pongelmarkt ». .

Hoe _weinig de Frarise Omwenteling per slot van rekening lande meegebracht had, Verzekering », een plaatsehjke. p_ohtte~e~ordening, waarvan enkele. bepalingen nog in het hutdtg pohttereglement voorkomen. Men mag gerust aannemen da.~ die oude ver?rdening « Gedaen op de Zfttinge van de MeyenJe den 30 ApnLJ 819 » en ondertekend door Burgem~e.ster .corn~t de Grez, 1e schepen L. Meerts, 2e schepen Gt_lhs Wmdenckx, raadsheren J. B. de Neyer, Jan Jozef Paesmans, G. De Busscher, J. B. van Cutsem en J. B. de Leener de aloude voorschriften weergeven. ' G~durende ~e maanden October, November, December, Jan_uan, Februan en Maart moeten de herbergen enz. te 9 uur slu~t~n. De andere maanden te 10 uur. Een half uur vóór de sluttmg wordt cl.~. k!ok geluid. De herbergiers moeten een patent hebben. ZIJ dte «op de kermisse of feestdag van den Patro01;1 van de Prochie » begeren te laten dansen moeten daartoe e~p schrif!elijke toelating bekomen « op pene van eene boete gehJkweerdig aen drij dagloonen >>. Elders dan in huis mochten z~ gee~ dans- of drinkgelegenheid geven. Gedurende de goddehjke dtensten, op Zon- en feestdagen, was het verboden ct:an~en te verkopen en mochten de verbruikers of kopers met m herbergen enz. blijven. Overtreding werd bestraft..met ~en boete van 3 gulden en met verbod nog handel te ~riJVen ll1 geval van herhaling binnen de maand. De ver-brutkers werden bestraft met een boete O"elijk aan drie dagIonen en de herbergier moest instaan vtor hen die niet bet~alden... O_?k andere wit;kels moesten onder de goddelijke d!ensten sllllten. Onder dte diensten was het ook verboden ztch « op het kerkhof of in het portaal der kerke versaemelt te houden ». C?.P Zon- en feestdagen was het eveneens ver~?den « slav~hJk. werk» te doen «ten zij groote noodzaekehjkheyd »en m dtt geval moest men een« permissie» bekomen van ~e gemeenteoverbeid en de heer pastoor moest daarvan kenms gegeven worden. De overtreders in het algemeen moesten zich « vertoonen ten bureele van de Meyerije, in de tegenwoordigheyd van den CommunaJen Raad» om zich eventueel te horen veroordelen tot boeten, welke dienden gestort in handen van den heer ,pastoor «om aen den armen deser gemeynte uytgedeyJt te worden». De onwiiHgen werden v&>r de Vrederechter gedaagd. som~tge g~bruiken ten platte mo.~e bhjk~t.J Uit de « Gemeyne Rust tn

349


Dat· verschijnen vóór de gemeenteraad is ook nog een overblijfsel vart vroeger, toen de schepenbank-· ·er waren toen nog geen raadsleden -. als rechtbank voor de kleine inbreuken optrad. In 1874 kwam een nieuw .politiereglement tot stand met 81 artikelen, in 1930 een ander met 91 artikelen. Tot de oudste tekens tot aanwijzing van een herberg behoort een groene sparrentak of· krans. Tot in de laatste jaren trof men.~r soms nog een aan op.gehuchtherbergen. Buiten de n"ámen van.. :herbergen die reeds aangehaald werden, vonden we nog de volgende in de oude oorkonden : Het Steenen Huis (ten huyse van P. van Hemelryck in het Steene huys herberghe op de plaets'e), later « herberg in het Hoogh huys >>. De Hespenboer (Cabaret Hespenboer, 1844). De Hert is een oude herberg te Kesterbeek, ter plaats genoemd «den Heert », een oude veldnaam waarvan de betekenis bij het volk verloren ging en t.hans verward wordt met de naam van het wild van die naam. In een akte van schenking aan de arme door Jaak van Sint Jan wordt het goed genoemd : « een huis met schuur, stallen, hof, weiden en land » « nommée Ie Cerf située au Steekaf à Kesterbeek »,. sectieB 1-2-3, 25 aren groot. Dit goed ligt langs de eeuwenoude heirweg van Brussel naar Halle .. In de gevel prijkt een stenen uithangbord met naam en afbeelding van een hert en daaronder het opschrift : In den Hert is het goed om sijn Men vèrkoopt er bier en wijn. In 1876 telde men 70 herbergen (Lot inbegrepen). In 1947 : 64, Lot niet inbegrepen. 7. Volksgebruiken. · In de folklore worden de Dworpenaren de Bosuilen geheten. In die benaming lag niets krenkends, want ze werd hun gegeven «omdat het omliggende land een wild en woest uitzicht had». Ze is trouwens heel en al teloor_ gegaan. Het schieten bij gelegenheid van huwelijksfeesten vinden we vermeld in 1747. Iemand had een geweer geleend, het zes weken behouden en beschadigd teruggegeven. In het geding, dat daartoe aanleiding gaf, vernemen we dat het wapen ontleend was geworden «om te schieten voor Marianna Paeters ter saecke van haer aenstaende houwelijck ... » Plechtige inhalingen behoren eveneens tot de oude en goede volksgebruiken. Twee slechts vonden wij er van opgetekend. Een van 1865 en een ander van 1899. Inhuldiging van Graaf Raimond Cornet de Orez.- Deze plechtigheid werd gevierd op 22 Augustus 1865. Weken van te voren hadden de inwoners besloten de enige zoon van hun toenmalige burgemeester, Ferdinand Cornet de Orez, met alle luister te ontvangen, wanneer hij zich, na zijn huwelijk met

350

prin~es .O,alitzin, op. het kasteel. van zijn vader zou komen

v~sttgen. s Avonds te voren werd de plechtigheid aangekon-

dtgá met 21 kanonschoten en 's anderen daags te 5 uur 's mor ... werden er weer 21 gelost. De straten waren heerlijk versterd, de praalbogen o.pgerich!,. de ~laggen wapperden overal en op haast alle hutzen pnjkten Jaarschriften waaronder de volgende : · · . ' . · Alle be~oners van Dworp zijn verblijd over uwe langgew~n~chte tntrede !..P~oficiat··.Cornet, proficiat Oalitzin, Dat ts ~~t Susken z9nen zm. --. Pachter mèt zijn pachteres, Verhee.rhJk~ nu d~'P~1nses ! -Vrienden komt allen binnen bij Catherme, t Is hter In Cornet-Oalitzin. - Dworpsche armen snel ! Cornet laaft U fel ! - Ik woon hier in den ingang va~ Dworp ! Ik drink, Ik zing : Lan~ leve Co~~~t, Lang leve zijne vrouw.1 - Er waren er twee m het Lattjn : Clerus ciamat laetabundus (De geestelijken roepen met vreugd}. - Cuncta det caelum fausta ! (Dat de hemel alle zegen u schenke). Er waren ook Franse waaronder : Venez noble Cornet venez, soyez heureux par mi nous. Que I' ange d~ seigneur veill~ sur vous ! - Comte Corn~t, Princesse Oalitzin, insigne honneur. de Tourneppe. - J?tgne Comte, chère Princesse soyez I7s btenvenus ! -. J?ur bten longtemps désiré, Tourneppe célebre Cornet-Oahtzm. - Les élèves de mon école vous resp~cte.nt. -. Auguste Vervoort-Delhez, instituteur, souhaite une vte bten joyeuse au Comte Cornet-Oalitzin. - La familie Crasaert souhaite une vie de paix aux jeunes nobles époux. Boven de deu.r van pachter Ohysels, oud-schepen, prijkte het volgend « gedtcht » : gen~

In 't jaar achttien honderd en tien .Deed p~chter zich bij de inhaling 'zien; In achttten honderd en drij . Was hij er ook bij, En op den dag van heden Heeft hij als garde d'honneur gereden, De graaf schonk hem daarvoor een drievoudig chevron· Doch Nelleken zei : Mijnheer, hij is toch zoo bon· ' Want n~~t dien laatsten regen, ' H~.eft htj alleen ons varken uit 't water gekregen. HtJ heeft ook in Napoleons slagen Zi.~h moedig voor het vuur gedragen. ÜIJ moest hem nog een kruis ophangen, Dan was voldaan gansch ons verlangen, De edele graaf schonk hem dan ook het eerelint En, sakkerloot, 't is door niemand beter verdiend ! 's ,Middags werd de stoet gevormd op de plaats, om te vertrekken te half een en te 2 uur aan de « barreel » van Alsenberg te zijn (die bareel bestond toen aan de samenloop van de steenweg van Halle met die van Eigenbrakel).

351


De stoet bestond uit : Een oppèrbevelhebber. Een koerier. Een krijgsbende sapeurs van 23 man. De leerlingen. der beide scholen ten getale van 400, vaandels dragende met de kleuren van de Graaf. Een tamboer~majoor. Twee trommelslagers. 50 grenadiers. Een bataljonsgeneesheer. De wagen der Nijverheid met 8 personen. De fanfarenmaatschappij van Waterloo met 50 spelers. Een wagen met 31 in het wit geklede maagd jes. De koormaatschappil met 50 leden. Een trompette.r. Een krijgsbende zouaven van !>3 man. Een wag~~ ~1et 31 111 het wit geklede maaadjes. 60 man te paard. Het riJtUig van de Graaf met een ere~acht van 6 personen. Het rijtuig van de gemeenteraad met 12 personen. Twee veldwachters en een nar. De stoet bestond uit ongeveer 785 personen. ·. Intussen was een korps « bijlkappers » en een zestigtal ruiters de jonge gehuwden op het kasteel van baron Goethals te Rode gaan afhalen (thans kasteel van Graaf de jonghe d' Ardoye). « De opperhoofden des stoets » begaven zich d::n naar het rijtujg, waarin burgemeester Cornet nevens ztJn schoondochter en zoon gezeten was, en ~e .heer Gustaaf. de Meurs .ondervoorzitter van de zangveremgmg verwelkomde de jot;ge graaf en bood hem het ereyoorzittersch:lP aan;· dat deze welwillend aanvaardde. De Jeerhngen der betde gemeentescholen, allen met een driekleurig vaantje in de hand, z?ng~n beurtelings een gelegenheids~oor en de stoet stelde ztch 111 beweging onder het «zoetlUidend gektank der fanfar~n va~ Waterloo, die welwillend genoeg geweest waren Qm ztch bt] hun Vlaamsche broeders te voegen». Er werd onder meer aespeeld «Waar kunnen we beter zijn?» Op de grens der ~emeente wachtte de gemeenteraad de stoet af en werd een korte aanspraak gehouden. Aan de kerk verwelkomden de geestelijken de gevierden. Gekomen aan h~t e~rste hek~en van het kasteel, schaarden de voetga~gers .ztch t~ twee riJen langs de weg, terwijl de wagens en rmters .?mnengmgen. Aan het kasteel namen de Graaf en zt]n gevolg plaats op een verhoog. Daar werd door een onderwijzer een redevoering uitgesproken en door een onderwijzeres een. g~~icht gelezen en bloemtuilen aangeboden. De koormaatschappiJ zong er nog drie koren en de fanfaren speelden er een paar stukken. Wanneer dit gedeelte van het feest afgelopen was, werd het tijd voor het feestmaal, dat de Graaf aa~ de deelnemers van de stoet (ongeveer 785 man) schonk. Dtt feestmaal bestond uit vleessoep, gezoden rundvlees n1et groenten, een halve liter bier. o-ebraad met aardappelen, ballekens, brood, boter en kaas,, e:n fles wijn ... Toen de nacht inviel was gan~ het dorp verlicht en te 10 uur werd vóór het kasteel door Rtcard van Brussel een groot vuurwerk afgestoken. . Daags daarna, 's Woensdags, werd te 9 uur een. mts tot dankzegging opgedragen, waarna aan de armen omtrent 300 broden werden uitgedeeld .. De leerlingen der scholen kr~~en ook nog hun beurt met wijn, taarten en andere lekkerniJen. 352

's Zondags daarop hadden volksspelen plaats, nl. te 3 1/2 uur spriet lopen over de kleine vijver van Jozef Petroons. In de zak lopen door meisjes, aan Jozef de Busscher. « Elke m~dedingster moet een eigen zak meebrengen en door de over... hetd_laten onderzoeken ... » Te 4 1/2 uur mastklimmen voor de jongens aan het Hooghuis en paling steken aan de ark van het gemeentehuis. Te 5 1/2 uur zullen de vrouwen hun man voeren op een kruiwagen, aan de weduwe Hanssens. Voor elk speÎ waren vijf prijzen, die. bestonden uit broeken, vesten, halsdoeken, katoenen ·stoffen voor· kleren, alles door de Graaf bekostigd. · Bij het huwelijk van de laatste graaf werd aan deze een << plechti~e ontvangst >> voorbereid op Maandag 18.9.1899. De « prachttge feeststoet », welke bij die gelegenheid uitging, was samengesteld als volgt : · 1. Een koerier. 2. Krijgsbende sapeurs. 3. Fanfarenmaatschappij van Wouweringen. 4. Leerlingen der jongensschool. 5. Groep turners. 6. Leerlingen der meisjesschool. 7. Tamboer-majoor. 8. Twee trommelslagers.. 9. Twintig..grenadiers. 10. Wagen met w!tte .maagdjes. 11. Roorknng Smt-Cectlta. 12. Een trompetter. 13. Dertig karabiniers. 14. Wagen der nijverheid. 15. Vijftig zouaven. 16 Wagen van de landbouw. 17. Ruiters. 18. Koormaatschappij van Lot. 19. Wagen der huishoudschool. 20. Fanfarenmaatschappij van de Kring. 21. Wagen met witte maagden. 22. Regiment gidsen. 23. De Baron van oud Dworp met schildknapen. 24. Rijtuig met de schepenen van oud Dworp. 25. Ridders. 26. Rijtuig van de heer Graaf met erewacht. 27. Gemeenteraad, Armbestuur, Kerkeraad. 28. Vier rijkswachten. De stoet werd te 11 uur op het kerkplein gevormd. Te 1 u. 30 had de ontvangst plaats te Lot aan de grens der ge-

meente en bij de terugkomst werd een Te Deum gezongen. Daarna volgde de optocht naar het kasteel, waar een cantate uitgevoerd werd. Het feest werd besloten met een vuurwerk in het' park aan het kasteel, waarop een « algemene verlichting » van het dorp plaats vond. De aanplakbrief waarop de oude-en de nieuwe kerk,. het kasteel en de nieuwe huishoudschool afgebeeld staan, is het werk van R. Lemaire. Op het gebied van de folklore valt alhier niets heel· bijzonders aan te stippen. Zeden en gebruiken verschillen niet van de omliggende gemeenten en behoren derhalve meer tot de algemene folklore. Op Allerheiligenavond worden nog steeds veel pannekoeken, n1aar toch nog meer wafelen ge-. bakken. Ook hier is sedert enkele jaren het gebruik in zwang gekomen bloemen, vooral chrisanten, op de graven te stellen, in de plaats van kaarsjes zoals vroeger. De vorige generatie van smeden vierde duchtig Sint-E.Jooi. Die dag zouden ze geen slag van een hamer gegeven hebben, al moest de wereld· vergaan. Op Sint-Thomas (21 December) worden de ouders, meestal vader wanneer hij van zijn werk terugkomt, buiteng~,sloten. Na wat tegenstribbe!en wordt dan .wat beloofd om btnnen te geraken. Met NieUWJaar gaan de ktnderen nog van huis tot huis zingen, maar meestal modèrne liederen, terwijl 353


op Driekoningendag nog steeds geklede koningen met een ster rondgaan. Verloren Maandag wordt alleen nog hier en daar als herbergkermis gevierd. · · · Zoals overal wordt op Palmzondag zeer veel palm naar de kerk ter wijding gebracht. Achter het kruisbeeld en op het veld wordt een takje gestoken en de dag zelf dragen de man-· nen er een in hun knoopsgat. De klokken van Rome · gaan en komen. Eieren worden voor de kinderen te vinden gelegd, maar de mode is nu aan de chocolade en dure, grote chocolade-eierén met daarin veel fijn goed; worden ten geschenke gegèven. Wat men heet oude ·klederdrachten zijn er hier geen. Oudere mensen dragen nog wel klederen die een paar jaar ten achteren zijn op de stad. Sommigen denken met heimwee terug aan oude klederdrachten. Oude klederdrach~en kunnen wel eens interessant zijn ter vergelijking met het heden, maar de mode was vroeger even veranderlijk als nu en zal het wel altijd zijn. V el en, zelfs ontwikkelde personen, menen dat de oude klederdracht op de buiten een particularistische overlevering is, die sedert eeuwen gekristalliseerd is. Dit is verkeerd~ De oude landelijke kledij is niet van plaatselijke oorsprongt ze kwam, net als nu, uit de grote steden, maar bleef er wat langer in gebruik. De dag van de. loting, die door de Fransen omstreeks 1810 werd ingevoerd en in 1910 afgeschaft werd, was meer dan een kermisdag. De ene dronk van vreugde omdat hij een goed nummer had getrokken, de andere om zijn verdriet te verdrinken. In plaats van te loten gaan de militieplichtigen thans naar de << uittrek », die ook een soort van loting is. Stilaan komt het gebruik van vroeger, nl. hoed of pet met dure papieren bloemen te laten versieren, opnieuw. in zwang. Baldadigheden zoals vroeger bij de loting gebeuren er echter,. gelukkiglijk, niet meer.

354

Xt DEMOGRAFIE.1. Bevolking. - 2. Anthroponymie. - 3. Vondelingen. _ 4. Oezondbeidstoestanden. - 5. Taalgrenstoestanden. 6. De Dworpenaar. 1. Bevolking. ':'.roeg~r. hield men geen eigenlijke vo1kstel1ingen. Men beschiKt, V~)Or de _18e ~eu'Y, alleen over karige lijsten van per.sonen ~te belastmgphchttg waren. Ze zijn dus zeer onvol_; ledtg vermtts tal van arme lieden geen lasten betaalden. In de 18~ .eeuw maakte men een grove raming. Men nam aan dat er een sterfgeval was op 30-33 lev~nden. Het volstond dus het aant~I sterfgevall~~ met een van die getallen te vermenigvuldigen om het CIJfer van de bevolking te bekomen. Verdere gegevens vindt men in de parochieboeken. die door de p~stoors gehouden werden. Bij decreet van 20.9. 792 werden dte boeken uit de pastorijen weggehaald en thans ber~sten 7e op de gemeentehuizen. Voor Dworp beginnen die regtsters tn 1613. In 1437 w~ren. al?ier 108 huizen; in 1464, 92; in 1480, ?L Er heerste m dte Jaren een verschrikkelijke pestepidemie tn onze gewesten, zoals er een zou heersen van 1578 tot 1580. In 1496 telde Brussel nog amper 25.000 inwoners. 500 huizen sto~d~n ledig. Het moet niet verwonderen dat de Domaniale rekemugen onbetaalde cijnzen vermelden voor braakliggend land : «.Jan Truyen. v~n goeden Wouter Swolfs van Dorpe dat leediCh leegt; Gtehs Vrancx van Henricx Vrancx wegen van een bunder lants wijlen Henricx Breedycke dat leedich leegt» (1478). In 1496 vermeldt men te Dworp «een priestrayge ... bij de~ prochiaen (pastoor) bewoent »; verder « 4 geestelycke huysen, de twee daeraf toebehoorende den ciaostere van Sevenborren ende d'andre twee der kerken van Dorepe, alle vi.er bij werliken personen bewoent ». Demografische .~egevens uit vroe~er eeuwen zijn dus zeldzaam. Daarom ZIJn verderstaande CIJfers uit de 17e eeuw zeer belangwekkend wat de gemiddelde ouderdom van de inwoners onzer gemeente in die dagen betreft Op circa 780 personen waren er 22 beneden 1 jaar, 17 van 2 Jaar, 18 van 3, 11 van 4, 27 van 5, 19 van«6, 17 van 7,. 28 'Yan 8; 12 van 9, 21 van 10, 12 van 11, 28 van 12, 10 van 13, 21 van 14,, 14 van 15, 13 van 16, 16 van 17t 19 van 18,

i

355


11 van 19, 15 van 20, 9 van 21, 6 van 22, 12 van 23, 6 van 24, 13 van 25, 6 vàn 26, 6 van 27, 8 van 28, 8 van 29, 19 van 30, 7 van 31, 12 van 32, 7 van 33, 7 van 34, 14 van 35, 6 van 36, · 2 van 37, 6 van 38, 46 van 39 tot 41 jaar, 4 van 42, 1 van 44, 7 van 45,5 van 46, 1 van47, 7 van 48,39 van 49 tot 51 jaar, 2 van 52, 2 van 53, 6 van 54, 4 van .55, 6 van 56, 1 van 57, 4 van 58, 18 van 59 tot 61 jaar, 3 van 62, 2 van 64, 4 van 65, 2 van 66, 1 van 67, 1 van 69, 1 van 70, 1 van 71, 1 van 74, 1 van 75, 2 van 80 en 1 van 84 jaar. Zoals men vaststellen kan zijn er boven de leeftijd van 60 jaar niet veel meer in leven en vindt men slechts 6 personen qie ouder zijn dan 70 jaar: In 1693 bedroeg het aantal inwoners 780. Daaronder telde men 144 armen : 32 mannen, 46 vrouwen en 66 kinderen. Er waren ongeveer 150 huizen. Voor de 18e eeuw vonden we slechts één aanwijzing, nl. in 1709 : 937 inwoners (A. R. A., KP. nr. 93). Er wordt aangenomen dat de bevolking van Dworp sedert 1693 verdubbelde en met 4,75 inwoners per gezin moet gerekend worden. In 1785 waren er 15 eerstecomnuinikanten, 12 jongens en 3 meisjes; in 1786, 10 jongens en 3 meisjes. In 1786 bedroeg de .bevolking 1757 inwoners, doch tijdens de Franse overheersing daalde ze geweldig, zodat ze in het Vllle jaar der Republiek ( 1799-:-1800) nog slechts .1157 zielen telde. De algeniene ellende bleek ten overvloede utt de beweging van de bevolking. Deze verminderde in de steden als in de dorpen. Tussen 1797 en 1801 waren er meer sterfgevallen dan geboorten. In 1831 waren er 2417,in 1840,2719 inwoners. Er waren toen 87 geboorten. De wijken waren bevolkt als volgt : Dorpskom 325, Vroenbos 168, Grootheide 24~, Esseiheide 395, Rulroheide 284, Solheide 229, Wouweringen 188, Krabbos 196. Op 31 December 1843,2821 inwoners met 106 geboorten, 77 overlijdens en 72 huwelijken. Het getal kiezers bedroeg 76. In 1876 is de toestand als volgt : Dorpskom 98 huizen met 498 inwoners, Vroenbos 41 met 210, Grootheide 49 met 250 Rulroheide 77 met 400, Esselheide 76 met 395, Meigemheide 29 met 150, Solheide 67 met 350, Bruineput 53 met 300, Kesterbeekbos 8 met 50, Wouweringen 38 met 180, Krabbos 58 met 350. De bevolking bedroeg in 1900 : 5428; er waren 216 geboorten en 116 overlijdens, dus een geboorteoverschot van 100 ! 213 personen weken in en 188 uit. In 1930 : 1898 mannen 1815 vrouwen, samen 3713. Aantal huizen 968, waarvan 15 ~nbewoonde, met 983 gezinnen. Dit maakte dus 3713 : 983 3,84 inwoners per gezin. In 1943 waren er 44 geboorten, waarvan 6 buiten de gemeente (in umederhuizen nl.). Er waren 39 ove:Hjdens ~aar­ van 7 buiten de gemeente. 90 personen weken m, 93 utt. De inwijkelingen kwamen uit Mechelen 1, Brussel 76, Leuven 3, Nijvel 6, Brugge 1, Kortrijk 1, Dendermonde 1. De uitwijke-

=

356

Jingen gingen over naar Mechelen 2, Brussel 79 Nijvel 6 Aalst ' ' 3, Charleroi 1, Luik 1 en Hasselt l. · Men telde 24 huwelijken, volgens de leeftijd ingedeeld als vo~gt : 1 man en 7 vrouwen tussen 1~ en 20 jaat·; .9 mannen en 11 vrouwen tussen 21 en 25; 9 mannen en 5 vrouwen tussen 25 en. 3d jaar; 4 mannen en 1 vro!lw tussen 30 en 35 en een man tussen 35 en-50 jaar~ Wat de leeftijd betreft worden de overlijdens van 1943 onderverdeeld als volgt : 1 van 3 tot 5 dagen; ·1 van 10 tot · 15 dagen; 1 van 6 maand tot 1 jaar; 1 man en 1 vrouw van 38 jaar; 1 man van 46 jaar; 2 mannen van 48 jaar; 1 vrouw van 52; 1 man van 55;. 1 man en 1 vrouw van 59 jaar; 2 mannen· en 1 vrouw van 60; 1 vrouw van 65; ·1 vrouw van 66 · 1 vrouw van 69; 1 man van 71 jaar; 1 man en 1 vrouw van 72; 1 vrouw van 73; 3 mannen van 75; 1 vrouw van .76; 1 man en 1 vrouw van 77; 1 man en 1 vrouw van 79; 1 vrouw van 80; 1 vrouw van 83; 1 vrouw van 84; 1 vrouw van 85 jaar. · Oorzaken van de sterfgevallen in 1943. Longtering : 1 man en .1 vrouw. Kanker : 1 man. Hersenbloeding enz. : 1 man en 1 vrouw. Zenuwstelsel : 1 vrouw. Hart: 5 mannen en 7 vrouwen. Chronische brónchitis : 1 man. Pneumonie enz. -: 2 vrouwen. Ademhalingsorganen : 4 mannen en 1 vrouw. Lever : 1 vrouw. Spijsverteringsorganen : 1 vrouw. Zwak gestel : 1 vrouw. Ouderdom : 2 mannen en 1 vrouw. De bevolking van !?worp groeit zeer traag aan niettegenstaande het geboorteCIJfer dat, vergeleken met veel andere plaatsen, gunstig is. Jonggehuwden gaan zich liefst dichter bij hun werk vestigen, nemen een zaak in de hoofdstad over of verspreiden zich in de naburige dorpen met betere verkeersmiddelen..zo zijn er in de laatste jaren o. m. veel jonge Dworpenaren z1ch te Alsenberg en Rode gaan vestigen. Dit alles h_~eft tot gevolg dat de ..bevolking «_veroudert» wat dan op ZIJn beurt het geboorteCIJfer ongunstig beïnvloedt. ~ Honderdjarige. -· Marie Simaer, bijgenaamd Marieke van den Mulder!. geboren 11.10.1832, weduwe van Bryssens, de m_olenaar. ZlJ heeft zeven kinderen grootgebracht, waarvan, tn 1~32, nog twee in leven. Sedert vijftig jaar woonde ze re~~s alhter en haar 100e ~erjaardag werd op grootse wijze gevterd. De gemeenteoverhetd 1 m~t burgemeester August Winderickx af!n het hoofd, kwam de jubilarisse afhalen. De familieIeden reqen per auto, maar Marieke zat in een open koets met Tist en Wanne, haar kinderen, in een weelde van gouden bloemen, dahlia's en chrysanten van aiJe kleuren. Op heel de doortocht was het één onafgebroken hartelijk gejuich. De koets kon meer dan eens niet vooruit tussen het opeengepakte volk, dat Marieke toch even de hand wou drukken. Zij heeft eert ~rafzerk op het kerkhof waarop haar portret in reli~f gebetteld is en met het opschrift «La centenaire». Ze moet ni·et weini.g fier zijn met dat Frans opschrift, zij die geen woord Frans k~Mde. . ~

357


tekening genomen werd van de . name~ der personen die ter

w~re1d kw~men, huwden of stierven en hierbij hadden de

p~t.esters, WlJZ~. De

De honderdjarige (1832-1932).

2. Antlzroponymie en familiekunde. . . Tot in de laatste jaren werd er in dorpsgeschiedenissen haast geen belang gehecht aan de geschiedenis der families. Alleen een of andere hooggeplaatste vond zijn naam soms vermeld. Sedert, onder het impuls van Dr jan Lindemans aan de familiekunde gegeven - zie zijn eigen geschiedenis van Opwijk, zijn bijdragen in Eigen Schoon en elders, en vooral ·zijn werkje« Hoe maak ik mijn stamboom op ? »,is men beter het belang van de kennis gaan inzien van ons voorgeslacht op velerlei gebied. De namen en feitjes in deze geschiedenis van Dworp zullen heel wat materiaal leveren om de stambomen op te maken en aan te vullen, want wij menen dat stilaan velen wat meer over hun voorouders zullen willen gaan weten en aldus de band met het voorgeslacht zullen willen herstellen. Trouwens, geeft de H. Schrift ons daarin niet het voorbeeld, wanneer ze tot tweemaal toe de menselijke afstamming van de Zaligmaker opgeeft ? De oningewijde zal zich verwonderen over de afwijk~nde schrijfwijzen van de familienamen .. Dit is grotendeels te wijten aan het feit dat de namen meestat op het gehoor af moesten opgeschreven worden en iedereen niet dezelfde klankverwoording had. Men mag niet vergeten dat pas in het begin van de 17e eeuw (alhier in 1613) door de parocllieherd,ers aan-

358

dte m~estal vreemden waren, elk hun eigen schrijfene netg?e naar verlatijnsing, de andere volgde meer de Uitspraak. Het ts dus niet te verwonderen dat veel familienamen de fantasie en de ijdelheid van de spelling der Renaiss~nce weergeven door ct:, invoeging van overbodige letters Uit een zucht naar archatsme en Grieks-Latijns pedantisme . (Aibert Dauzat, Les no~s de familie, ~.arijs t 925). De namen zoals WIJ ze thans schrtJVen werden met fouten e~ al, ~ aaraan ~r vaak nog. aan toegevoegd werden, bestendtgd btJ het opnchten van de burgerlijke stand in juni 1796. . Het bestaan van familienamen is zo heel oud niet. In het begm van de mensheid bestond er geen overerfelijke· naam. Elke persoon had' een enkele naam bv. Abraham Hector R.omulus. Door de verfijning en de aristocratische on'cterschei~ dtngen ontvyi_kkelden zich te Rome de geslachtsnaam, de naam van de. _famthetak, de voornaam en de bijnaam. Btj de Franken werd de bijnaam máar sedert de tOe eeuw vastgesteld. De heren, erfelijk eigenaar van hun lenen namen de naam van hun..hee~lijkhei~ _aan. Het gewone volk w~rd aangewez~~ door ZIJn hchamehjke of zedelijke eigenschappen, door ztJn ambacht, door de plaats van zijn geboorte en deze namen werden later vaste familienamen, bv.. de Orijse, de Vroede, de Me~maker, van Roy =van Rode. . In de 16e eeuw nog waren de namen ver van vast want er bestaat een verordening van 1555 waarin op straf v~n een boete verboden wordt van naam te veranderen. De adeltitels werden in 1791 afgeschaft. Ieder mocht ~~ar allee~ zijn familienaam dragen. De voornamen moesten met meer tn de kalender der heiligen gekozen worden. Alles mocht .als .voornaam gegeven worden. Bij een decreet van 24 brumatre Jaar 11 mocht iedereen van familienaam veranderen d~or een eenvoudige verklaring V·óór' het gemeentebestuur. Dit !etdde tot zulk een warboel dat het decreet spoedig moest tngetrokken worden. In onze streek was dit echter niet het geval. De eeuwenoude traditie werd eenvoudig voortgezet. De oudste namen zijn niet van vóór de l2e eeuw. In de regel kan aangenomen worden dat van de 5e tot de 1Oe e·euw alleen één naam, de doopnaam of voornaam geldt. Van de 1Oe tot de 15e eeuw ontstaat het stelsel van de tweevoudige naam, de voornaam gevolgd door een bijnaam die stilaan overgeërfd wordt en vaste voet in de akten krijgt. Eindelijk, van de 16e ~euw af, worden de geslachtsnamen, ingevolge hun opneming tn. ~e parochieboeken voorgoed vast, terwijl inmiddels geleidelijk naar een vermenigvuldiging van de voornamen gestreefd wordt : de burger doet de edelman na, de. gewone man de burger, het dorp de gewone stad en de stad de hoofdstad. De moderne geleerden dringen terecht aan op de wijze waarop het bestaan van de moderne mens .. beTnv·Joed is door

359


zijn voorhistorisch verleden. Maar wat waar is voor onze verre neolitische voorzaten is het nog meer voor onze onmiddellijke voorgangers, waarvan de invloed ons leven nog rechtstreeks blijft beïnvloeden en die ons tot de taal. toe gegeven heeft die wij spreken en tot de plaatsen toe die wij bewonen ( Christofer pawson, Origines de l'Europe, 1942, blz. 15)~ Het pubHek begint op zijn beurt veel belang te stellen iq familienamen en stambomen. Velen denken echter dat de geschiedenis va.n de mindere man minder belangw~kket:td is. Dit is verkeerd : « Nous avons tous une aussi importante lignée d'ancêtres, qu'ils soient éclatants OU obscurs ... >> zegt Aug. Bailly in zijn werk over Richelieu. Parijs, 1939. Hierna volgen de oudste namen uit Dworp die wè in de oorkonden vonden. In het cijnsboek van de huisarmen van .Sint-Goedele te Brussel ( 1370): Jan Lieveris, Claes de Neve, Roesken van Langenbe.rge, Olivier de Slachmolder, Jan de Moutmolder, Jan van Hildeberghe; Aert of Willern van Kesterbeke, Gielijs kynderen van der Haeghen, Jan van Verduen, joes van Nederdorpe, Gietijs Coereman, Govert van äer Cake, ' Gietijs Buys van Nederhem. In 1389 : Andries Strepen, Gietijs . Fellebaert, jan Fellebaert, Coppen Marot, Laurijs Bijls, Gietijs Mathys, Gielijs Lanen, Gielijs Danijs, Jan Arts, Wouter Claes, Gielijs Lippens. . Hennen Potaerts (1404). Henneken lncleterle (1406). Coppen Smons (1407). Ghilden Tays (1407). Dielken Boschman, Aerde Rendelealf (1408). Gielis Rakets, Claye (Niklaas) Craye, Henneken Boschmans, Jans Boschmans sone, Meester jans Spaen sone, Peterken Backers, Oielken V unens, Willeken Buis die men heet de Kever, Jan Buis, Heynken Vijts, Raven (Walraven) Buis (1408). Peeter de Vos, Willeken Hues (1411). Wouter Pipop, Peeter Lemiert (1412). Willem Hughs, Marie Coloys, Henneken en Heinken Goed jans, jan de Coster (1413). Heynen van der Biest, jan de Wijgeerdere, Peeter Loot, jan Braskene (1451). Eertel Craye, Wouter Rape (1452). Wouter van Overbeke, Reynier Craye (1453). Aert de Keghel, jan van Dyoen (1455). Peeter van der Helebt (1456). Hennen den Hont (1457). jan Luys (1460). Hennen Clummen, Willeken Henens, Lenaert Lievens; Lenaert Lievens, Pauweiken Sloetix, Hennen Anaerts, Hennen Sloem, Reynken Scoef, Raven Henens, Hennen Lauwaert, Machiel de Vrome, Hennen Gheerst (1462). Claes Bloemaert, Gieten Speeckaert, Wille.m Int Hof, Cóppen Bloemaert, jan de Cuyper, Wouter Remers, Oielis Motteman, Heynen de Weuwe, Willem Craye, Hennen Sas, Hennen Mosselman, Oheert de Valck, jacob Kerks, Herman Bernaerts, joes Springaels, Adriaen den Ringmaeker ( 1464). Coppen Serart ( 1477). Peeter Abeerts, Olauden de Pape, Heynen Thijs (1478), Willem van Elderingen, Coppen Rekeloos (1482). Aerde de Loose (1498, 1518). Wouter Dries, Ingel de Greve ( 1508). Roelant van den Steen en, Jan van Halsenberghe, Henneken Nyemant, jan van Linckerbeke (1516). jan Tas woenende te Ruelenroo, Karel van Trycht, Hennen Gelans, Jan de Vluegele woenechtich t'Essele (1517). Willem Huyge, Jan Dries, Sertel de Mesmaecker, Lancken de Lathoudere, Willeken de Weyns (1518). Henriek Tas (1520). jan Tans van Ruellenrode, Merten Baten, Edewaerden Goessens, jan de Valck, Steven en jan van den Driessche, jan Tas (1530). joncker Joos van Ruellen Roo, Heyndrick Berckmans (1532). Lauwen de Vlogele, Heyne Keynaerts, Thoenen de Becker Heyn Leppins, Heyn en Roei Rape, Willem de Blyck, Machiel de Oreve, omen Maes, Jan Cranenbroeck, Peeter de Coninck, Symoen van .delil Dale, Paesclner van Waelwyck (1540). Eenen genaemt in de waMdelinge Hennen met den Messe jan de Wttte, jan Maes (1544). Michl·el van den

360

P,lassche, Claes de Moel der, Cla~s. de Becker, Jan de Genst, Joes Tlmems .(1546·). Jan van Tassche, Gtlhs Herman, Machiel Leppens (1551). G~rtts Maes, Peeter de R~ymaker, Laureys de Dorre, Steven Stampe ahas Bertelsents, Anthonts Mosselmans ( 1554). Gielis · Berckmans Henriek Rape, Ghisbrecht van Elewyck, Jacob van Huynen (1561): De volgende personen verschenen in de 15e eeuw vóór de << oogstwaerheid », 1485 : Wouter Speckaert, Gielis Rape of Raeps Marie Oubeert met huer dochter, Hyne Swaluws, Aechte Goelen voe; huer dochter, Goeie Voes, Gîelis Gheerts, Hennen jan Mathys Laukeu Mosselmans, Gielis. Wouters Peeter de Maessche, Truyde Luy~ks Bertel van Elderingen, Gielis Naeyers, Hennen Tas, Ghys de N~eyer Hennen .Littekens, Gielys Craeye, Goen Thys, Gielys Vroemen Willen~ Opsomer, Willem van Möns, jan Diericx, Peeter Dries WilJem van Batenborch, Willem Sierman, Gielis Winne Knape-, Coppen de Lattouwer, Wouter Reyniers, Willem de Greve, jan van Callenberghe Ghys Yswijn, Lonijs van den Bloten. ' . 148~ : Willem Opsomer, Willem van Mons, jan Diericx, Pieter · Dpes, Wtllem BeUeman, Marten Morael, Wuuter Papaeos Hendrik Tas, Willem van Batenborch, Willem Sierman, Coppen de L'athouwer ~?uter Reymers, Willem de Greve, jan van Callenberghe~ Ghijs Ys~ WIJn, Lonys van den Bloten, Mathys van der Steene, jan Sellens, Jan Mosselman, Coppen Boests, Goossen Thys, Wouter Huyge, Gielijs Rape, joannes de Schoenmaker, Gieten de Winne, Pieter Dries Kathelijoe Swaluws, Rener Geens. · ' In de 16e eeuw vonden we vermeld JanScampeen Jan van Beerte « porteren » (poorters). .

Uit een cijnsboek van de heer van Dworp uit het begin van de 17e eeuw hebben we de volgende namen overgeschreven : Henriek van Kemmele sone Henricx, Matheeus van Grasdorp alias Rypelbosch, Peeter Appelman, Marie ende Cornelis van Cothem Will~ms sone en~e doel~ ter, Gielis Rape, Regnier van den. Bossche: Mane van der Btest, Gtehs dochter, Mathys Pauwels, Jan Thoenis, Katelyn~ ~an's geheeten. Rombouts, Claes de Beer, Lauwereys Mosselman, Gtehs van Overhes, Jan Weyts, Eerthel de Greve, Margriete Bru~Iant, Gcdev~ert Bec~ermans lantman, Mertens Waelravens, Jean Nyvmge, Margnete Maetlle te Halle, joes Boel, Willem de Slachmolden~, Marie van der Biest weduwe wijlen Kerstiaen Hannaerts Andries, Marîe ende Lysbeth van der Biest kinderen wijlen Sans ge~ heeten Zegers, Margriete Schuelens, Margrîete van Steenbergen Lysbetken sGrooten, Henriek Otto, jan Otto, Mathys Oste Lantman, 'oeertruyde Water.mans, Jan dè Be<*ere sone jans, Engetbrecht Kraege jaspar Pieter Oemens, Henriek jan Berthelmeeus Keynoots, Aerdt d~ Looze, jan Buys, her Daniets Betten ende her Miebiels de Coster priestere, Jan Wegge, Cornelis van den Plassclte, Kerstîaen Coremans, jan Morys, Henriek de Bruyne, Gielis van Cotthem Goorkens sone, Yde Speeckaert, Zeger Heeuwens, Margriete Vierlays zijnder moeder, Anna van Cutsem, Henriek van Poeluwe, ·FHips de Pape, Peeter van Droogenbroeck, Helena tsbaerts dochter wylen heeren henriek tsbaerts Ridders, claes van Batenborch, her Henriek Esdorens, jan van Yssche vettewarier, jan van den Dale, Matheeus de Winckele, jan Boels gelleeten de pretere, Johanna van de Molkelbeecken, Henriek Schuelincx jan Schuelincx de jonge woonende te Laect inde prochie van Leeuwe; Margriete Hannemans ende Jan de Heere huer man scepman, de goede wijlen meester Karels de Groote wylen cancellier, jan van Merro. jan Mathys ende Roei Mathys te Doerpe van suster Bertele Walebeerts weeghe (1470). Wouter Werregaren (1530). Ohysbrecht van der Linden diemen noErmpt op de Duyve. Jan van Reewardinghen (thans Ruvelinl{en), Sbnon van der Meyningen, Jan Swalue, Joes de Pa.steybackere, Wlllem Uyte:thellen, Klaas Dralant (1555). Genesius Herculier (1634}. Daniel

361


' en Martinus van Roo, van Rooy of van Roeye (1634). Petrus de Soeteconinck (1634). Francisca Mette Wiege vrouw van' Niklaas Uylenbroeck (1671),

3. Vondelingen. Het kinderen te vinden leggen is een zeer oude kwaaL In de 17e eeuw gaf ze aanleiding tot de stichting van de Zusters van Sint Vincentius a Paulo. In de geschiedenis van de eigenlijke stichteres van die orde lezen we dat de kwaal die moest verholperi worden zeer erg was. Volgens de verslagen van de politieoverheid van 1638 werden te Parijs jaarlijks drie tot vierhonderd kinderen te vinden gelegd, langs de straten en op de pleinen evenals aan de kerkdeuren, waar ze vaak stervend door de stadswacht gevonden werden. De heilige Vincentius a Paulo (1576-1660), de stichter der Lazaristen en van de Zustertjes der armen, wijdde een groot gedeelte van zijn werkzaamheid aan die schepseltjes. In 1840 telde men in Parijs nog 130.000 vondelingen. Op onze buitendorpen waren de gevallen zeldzaam. Voor Dworp tekenden we een geval aan op 14.10.1629 : << .N\agdaIena van den Durpel puer exposita qui post translatus est in Lembecam undis devenerat as.sistentibus patrinis. » Vermoedelijk werd het dus op een dorpel gevonden. Een vondeling werd doorgaans genoemd in verband met de omstandigheden waarin hij gevonden werd. Zelfs na de inrichting van de burgerlijke stand bleef dat gebruik nog lang bestaan. Soms werd de naam van de. heilige van de dag gegeven. Thans wordt de naam gegeven door de amb~~naar van de burgerlijke stand, maar deze mag ge·en belachehjke, kre.nkende namen geven, of namen die aan de omstandigheden van de vinding herinneren. Men weet dat op het einde van de beroerde XVIIIe eeuw Brussel gedurig vol soldaten lag, waaronder veel vreemde avontuurlijke huurlingen die de oorzaak waren van veel ellende op zedelijk gebied. In een politieverslag uit 1801 van een Frans prefect alhier staat te lezen dat « les circonstances et surtout les conscriptions militaires ont rendu les mariages moins fréquents. Toutes ces causes ont amené des désordres, qui, avec la misère, ont occasîonné les enfanticides et un grand nombre d'exposition d'enfants ». Dit gold echter haast alleen voor de steden. Ten tijde van Napoleon I stonden de gevonden en verIaten kinderen die op kosten van de Staat opgevoed werden, algeheel ter beschikking van ~e !''Unister van het Zeewezen. Napoleon koesterde het tnzi~ht, door de « rol~ekens », in het Frans « tours » en de gestichten voor vondehngen te vermenigvuldigen, kweekscholen van soldaten en zeelieden tot stand te brengen. Na enkele jaren ondervond men echter de nadelen van dit stelsel, dat de onzedelijkheid bevorderde. De ouders beschouwden de godshuizen voor vondelingen als op362

voedingsgestichten die hun een hoop zorgen ·en uitgaven deden besparen en er openlijk de vruc~t van onwettige of zelfs van wettige betrekkingen aan toevertrouwden. Bij de wet van 30.7. 1834 werd daaraan een einde gemaakt. . Honderden onwettige kinderen werden toen te Brussel ie vinden gelegd in ·het << rolleken », nl. een loket dat van hu,iten naar binnen gedraaid werd. Vaak ging het aldus : een ,gesluierde vrouw legt haar kindje in de molen. Daarna sluit ze de deur en trekt aan de bel. Naar het schijnt bestaat dit stelsel nog in Cuba. In de 13e eeuw is er reeds spraak van vondelingenschuiven. Men oordeelde dat dit beter was dan ·de kinderen te laten van kant maken. Haast al die schepseltjes die te Brussel te vinden gelegd werden, werden door het stadsbestuur op de buiten uitbesteed in de onmiddellijke omgeving van de hoofdstad. . Ook alhier werden toen honderden van die kinderen geplaatst, meestal bij de armste inwoners, doordat dezen. de laagste prijs vroegen om de kinderen te houden. Dit had tot gevolg dat in die gezinnen, wa~r de onwetendheid op hygiënisch gebied, die toen algemeen was, zn mogelijk nog groter was, tal van die << vaderlandskinderen », zoals men ze heette, na enkele dagen, weken of maanden stierven. Tussen 1785 en 1798 vindt men in de parochiale overlijdensregisters bij de 300 sterfgevallen ! De namen van die kinderen zijn echte vondelingennamen zoals men in volgende lijst vaststellen kan : Josephina Buonaparte, Fruytboom, U rgeant, Slijppot, Groenbosch, Polast, Cojaer, Borlaest, Tammer, Bride, Kerast, Binnelandt, Nonnemans, Ganzendijk, Thimotheus Doos, Zizar, Deksel, Patrouille, Futack, Norbertina Nieuwe Bus (misschien de eerste gelegd in een nieuwe bus of « rolleke »), Bovenstraet, Navire, Grasdiep, Sneeuwwater, Dekrekel, Copsteen, Sweden, Bristout, Vertreckt, Canon, Vanboven, Canarie, Steencop, Warek, Eissingen, Tous, Steencap, Minon, Apeliet, Convois, Penrre, Nica, Drapeau, Cevier, Opsmijters, Geramp, Mirijn, Steur, Grisel, Riseau, Bollebeeck, Regens, Hoogberg, Beginsel, Tepaert, Verraedt, Roosaer, Brabenson, Bleeckaeart, Tonnemaeckers, Leegveldt, Reclam, Degeest, Caffé, Van Kelder, Prijsbaer, Servael, Levé, Verlangen, Thimotheus Organist, Fribon, Vollenbosch, Walken, Halmaer, Pette, Sara Volmaent, Koelders, Rondsteen, De Noodt, Avondstondt, van de Cappelle, Muysken, Kortbrugge, Borrewegh, Everdick, Sortel, Bergvalt Clebol, Rivier, Cóliva, Smeer, Van den Hof, Ruyter, Bollekens, Vaertwel, Balans, Noregem, Apolinne, Rampart, Lansel, Lof, Minister, Spors, Darnsuyt, Doops, Mernick, La Rive, Steentrap, Bologne, Marcus Ovidius, Marcus Antonius, Le Noir, De Croon, Verwacht, Dorothea Schiedam, Winter, Renon, Nouvellin, Neu, Verguld, La Layette, Vaillant, Diepbosch, Crusolon, Strijden, Satin, Courtray, Poisson, Thimotheus Indegracht (werd te Sint-Pieters-Leeuw gevonden), Vrolyck. Pamelbosch~ Charitas, Fijngrof .. enz. 363


Vele van die vondelingen of hun kinderen trouwden te Dworp en enkele stichtten er een stam die thans nog bloeit Tussen 1801 en 1836 vinden ·we in de parochieboeken ·de volgende namen, naar tijdsorde tussen die jaren : Materberg, De Gulden, Neu, Slagens, Rampaer, van Wermael, Biermans, Lillesem, Haesendael, van Haume, Louwriers, Terbeeck, Ciaeren of Claris, Van ter Nat, Marszeele, Dollendries, van den Nacht, De Nati, van Breda, Touher, Everstijn, Florens, Genoveva Vogelweyde of Vogelwijn, Tennecop, Parceloos, Gronsel, Allebot, Berbot, de Loe, Buysien, Raps of Raeps, Hoghem, Loubers, Tilander, Papier, Cruysheer, Cattenbal, Ruykens, Simaer,. Tongaerts, den Blinden, Medekeus Veldegem, Maes, Helsocht, Weka (filia patriae), Rapenhof, Oange, Begga Hodemaker, Treur, Pirzack, De Let, van der Straeten, Allendijck, Tibregem, Gilbert, Vosseners, Annimaen, Danice, Hautenwal., de Marat, Hanappers, Bigaer of Begaer, Tohaer, Tertolen, Berge, de Passer, Sigaer, Rats, Boven, Christina Bedroeft, Oculaer, Rijnaerts, Palmhout, Borger, Gillon, Wekaert, Alexander Grimonpont, Morraet, Pas, Knappers, Elias, Wintermaand, Querol, de Maegd, Pijnwater, van Leegstraet, Kinders, van der Beien, Silens, Briguit, Constans, W allebeek, Boeckx, Bauwens, de Petersborg, Asta, Virginie, Monpont, Similo, Gabouret1 van der Doodt, Knuet, Bloem, Petit, Hanus, Lecceur, Breda, Nieuwemaen, Remaeker, Lan, Daniel, Vest, Canus, De Housse, Hurtaux, Rosalie, Kermesse, Corbet, Cardara, Simon, Dernierre, La Veille, Ferret, Primaire, CStnton, Alexandrie, Seigneur, Rikelik, Babet, Profondeus, Colet, van der Waelen, Ballast, La Grasse, Collier, Anselmus, Jean, Le Soir, Deux Têtes, Seins, Le Maigre, Godard, Finquette, Aurore, Amarinthe, Ni ort, Bommel, Ommeganck, · Grisé, Vrij moeder, Lourse, Dominies, Banqué, Volders, Versaille, Pepermans, Jolleghem, Plas, Cordonnier, Belreil, Fris, Cox, Nebeeck, Pamel, Napels, Bouvie, Bouquette, Boisfort, Maisy, Gras, Hambursin,. Craenem, La Clef, Herman, Mouton, Verwangen, Liv~I, Carreau, Capistran, Milan, Leguy, du Tortoir, Painville, Lerssier, Vogelscheut, du Verger, Marksaem, De Vette, Knop, Jeslas, Dolder, de Liège, Flammand, Deuckelaer, Le Russe, Live, Du Chateau, Colonel, de la Plante, Ruisson, de Jongh, Pélerin, Abbatie, Aminite, de Gulden, Lemine, de Schrijver, de Blezer, Le jour, Bazin, Pauline, Sopha, Comelis, Wittebols, Dury, Lukere, Sablon, de Bloets, Rosconi, Melar, Provinciale, Ouders, Morgan, Malingriau, Princesse, van Derret, Oregorius Instituteur, Sabine, Grazer, van Haeck, Lorsont, Oroenval, Cafilan, Lafonce, Senclair, Tardol, Dansers, Maetem, Chantal, Palders, Camade, Lapite, du Bo, Getis, Servan, Bittgenbach, van Linthout (181319)); Rondou, Gentil, Bataille, Schrijven, Drisca, Ludweg, Paternoster, Recolet, Verkeert, van den Bree, jacker, Optand, Bonet ( 1820-30); Poel, De Bidder, Narist, Torinel, van der Huysen, Hougarde, Zout, Arria, Krakot, Boeman, Kattenwald, 364

J.-apaille, Chardon, Opdemessinck Frère, Pijskens infans Patriae, Wal der (tot 1846). ' 4. Oezondlzeidstoestanden. . . Ifl: de oor~onden vindt men niet veel over de besmettelijke ztekten. dte de n:-ensen in de vorige eeuwen teisterden. In ~e parochieboeken ts de oorzaak van de sterfgevallen haast noott _verm~ld. We moeten dus verwijzen naar de algemene geschiedems om d~ toestanden onzer buitendorpen in dat op· · zicht te kennen. In de Middeleeuwen heerste de pest in Europa. « Het ~oeden van een ziekte die voortgezet werd door de mond ~Ie ~e pestlijder .~et zijn adem meeblies, die hij doortrekke~ het 1n alles wat htj gebruikte, had tot aevolg dat de dierbaarste b~trekkingen ophielden, dat steden en°dorpen verlaten werden, dte lange maanden. onbewoond bleven en kudden uitgehongerde wolven aantrokken door de lucht der lijken die er onbegrav.~n ach~erb.lev~~· D; landbouwers zelf, zegt een geschiedschrtjver Uit die tiJd, heten de ploeg in de steek en wierpen het houwee~. weg. Een jaa.r pest bracht een jaar hongersnood, w~lke op ZIJn ~eurt de ziekte terugbracht in een moordende krtngloop waann men lang wentelde ... » (V ie de Mlle Gras par la Comtesse de Richemont, blz. 76). . .. In de Mi?deleeuwen zal ook onze gemeente van dergeliJke kwalen met gespaard gebleven zijn. Hele families moeten verdwenen zijn. Dit merkt men alvast aan het groot verschil tussen de famiJienamen van de 15e eeuw met de latere. . In de 17 e eeuw was er te Alsenberg nog een melaatse, dte afgezonderd leefde. In de 16e eeuw moet er alhier ook nog een geweest zijn. In een meiersrekening lezen we : « Jan van der Hagen om dat hij gebloetreyst (gekwetst) heeft n1et eender latten Jan den Lazarus» (een lazarus is een melaatse). In 15~0 (Rekenkamer 12775) wordt « Walraeven Thonys een lazarus (van Dworp) beboet van dat hij op loep gedaen heeft Ingel Plorens met eenen stocke tot Buyssingen ». In de kerkrekening van 1646 staat er nog een post van een veertel voor de Lazarie. In 1~32 en 1860 heerste de cholera te Dworp zoals in al de omhggend.e gemeenten. In 1832 besliste de gemeenteraad 500 gulden te hebten op de 1639 gulden die de gemeente bij de Berg van Bar!flhartigheid staan had « voor kalk, strooy en alle andere. reymgheden voor de behoeftigen ... » Verschtllende veldkapellen te Dworp herinneren aan die droeve tijden en in de rekening van 1866 staat geboekt als «ontvangen van J. B. Louckx stoelzetter .en jan Asselbergh, veldwachter,.. als rondhalers in de gemeente, de som van 147,30 fr., ztjnde eene offerande der inwoners bestemd tot het aankoopen van eenen mantel voor 0. L. V. om door hare voorspraak de gratie te bekomen van den cholera en andere plagen bevrijd te blijven. » ..

365


In de loop der 19e eeuw tot omstreeks 1910 waren er te Dworp regelmatig sterfgevallen aan typhus. De oorzaak ervan werd geweten aan het drinkwater. Men weet çlat de ge'neeskunde tot bij .de Franse Omwen-· teling op het platteland uitgeoefend werd door zogenaamde: chirurgijns die terzelfder tijd barbiers waren. Wij tekenden verschillende van die chirurgijns aan. Hier en daar vermelden we een feitje betreffende hun werkzaamheden en .in ander.e. hoofdstukken staat ookwel een en ander over hun beroep. .Meester chirurgijn Thomas van Grasdort treffen .we ~~n in 1555. In 1669 cureert J. B. Van der Eist, meester chtrurgtjn,. de zoon van Philip van Sçhoonbeke. Deze wil èchter niet betalen omdat zijn zoon, militair zijnde, geëmancipeerd was en derhalve voor zich zelf moest zorgen .. Een langdurig proces. was er het gevolg van. . . Antoon (Le) Rousseau (meester chirurgijn), 1664-1675. In 1667 moet hij twee cliënten voor de vierschaar aanklagen wegens niet betalen van zijn ereloon. «Hendrik De Kegel 4 g. cureren kwetsuur van zijn zoon; ûovaert Loockx schutter jaeger ende toesiender der jacht gecommiteert bij den heere graevè van Vertairig als opperjaeger gekwetst aen hooft gecu-· reert » 3 weken in een herberg te Huizingen 30 g. Broeder Franscis van Grasdort chirurgijn woonende i,n het Goidtshuys van Sevenborren (1681); Steven van Eyndhoven, ook van Enthoven, cirurgijn tot Dworpt ( 1722), hu jus parochie Chyrur-· gus », overleden in 1732. Joannes du Monceau, « gebortich van Ucclë », is chirurgijn in 1742. Hij rekende 7 stuivers per « visiet >>. Ook een jan van Schelle treft men in ditzelfde jaar aan. In 1754 was. Jan Jozef Vercaeren chirurgijn te Dworp. Op een gegeven dag werd hij geroepen bij schepen Gillis Windesickx om dezes zwager Jan Limbosch te «cureren», die «vier gaeten in het hooft» had en veel bloed verloor. Na onderzoek verklaarde Vetcaeren : « ick moet het haijr af taseren ende ick hebben mijn rasoir bij mij niet. » Iemand moest het gaan halen en « brandewijn meebrengen om de wonde te vermaecken ». jan de Peer is « churigyn in Dworp» zoals hij zelf tekent in 1784. David van Grasdort is chirurgyn omstreeks 1770. Hij was gehuwd met Barbara Winderickx, dochter van Gillis Winderickx en Catharina de Nayer, die in 1771 aan eerst... genoemden voor 99 jaar in erfpacht geven « sekere weyde van 1/2 dagwand beneden de kercke tegen de beke »,. goed dat vroeger onder levenden geschonken was geworden door Gunlam Winderickx en joanna van Schoonbeke. Bij de verspreiding van de pokinenting had alhier P .. j. Marinus « officier de santé » en chirurgieu,. accoucheur ztch buitengewoon onderscheiden. In 1850 werd hij vereerd met een eervolle vermelding, maar hij weigerde deze, als reden aangevende dat hij recht had op de gouden medaille I Het duurde echter tot in 1862 voordat hij voldoening bekwam. 366

In hét archief pikten we ook enkele namen van vroedvrou.wen op : Catharina 8oon. ( 1641); Synte Wouters (1643) ; Bertme van Waelschot ( 1655) ; Lambertyne Meerts << gesworen vroe?evrou~ » . ( 1664) ; !"aria van W aelschot ~ 1665 )-; Anna ; Mana Demn (1757); Ehsabeth Winderickx (1779) · Barbara van der Kelen, geboren in 1757. Vroeger legden de vroedvro~wen een e~d af vóór de pastoor der parochie. Voor Laurentta Meerts vtnden yve zulks vermeld in 1666. Pastoor joannes de Bruyne bevesttgt dat ze de « eedt voor mij heeft gedaen op de forme gelyck die van den aertsbisschop van Mechelen aen alle vroevrouwen wordt bevoelen ». 5. Taalgrenstoestanden. Het ontstaan van de taalgrens is steeds een vinnig omstreden vraagstuk bij de geschiedschrijvers geweest, vooral in verband met het Zoniënbos en met het beruchte kolenwoud waarvan de ligging niet met zekerheid te bepalen is. Lang heeft men. gedacht dat het zich niet uitstrekte van Oost naar ~est! f!laar van Zuid naar Noord (Van Houtte, La Frontière hngUtsttque, Revue beige de philologie et d'histoire, 1928, blz. 116). Men dacht ook dat de Franken vóór het Kolenwoud waarvan ~oniën . ~en overschot Is, waren blijven staan. 'Later~ geschtedschnJvers als Goblet, Carnoy, van der Linden, Lindemans enz. hebben bewezen dat het woud geen hinder is voor veroveraars. Al de dorps- en plaatsnamen in en rondom Zoniën zijn dan ook Frankisch of Vláams. In weerwil van de mening dat de taalgrens de eeuwen do.or weinig veranderingen onderging, blijft het een feit dat, rmm genomen, ten Zuiden van Dworp, zij die de naam gaven aan de aldaar Jiggende en thans Romaanse dorpen Vlaamse mensen waren : Waterloo, Bracheneygen met de wijk Wérishay (in 1735 nog « Wérisel près du Speeldriesch), Habbeke enz. enz., Wouterbrachen, Kasteelbrachen, a1Ie gelegen op de beek de Brachena, thans Ie Hain, Noucelle (ongetwijfeld een zele-naa!fl), Lillois (oudtijds Lentloo. en door de Walen nog L~llo.e Uttge~proken), het gehucht Witterzée (Uitterzele) van Ltllots, Opatn (Ophem), Op- en Neer-Itter, Oisquercq door de inwoners Oskerk uitgesproken, Klabbeek, enz., zonder te gewagen van de menigvuldige minder bekende of verdwenen Vlaamse plaatsnamen. Opmerkenswaardig ook dat die streek nog begrepen was in het oudst bekend gebied van de dekenij Halle. Hoewel Dworp aan de taalgrens en maar een dozijn kilometer van de hoofdstad ligt, is het een der gemeenten die in Vlaams opzicht het gaafst gebleven zijn. Bij de telling van 1930 waren er maar 0,09% eentalige en tweetalige Franssprekenden {20 en 278 op 3.548 inwoners). In strijd met de meeste grensgemeenten, zijn alhier geen gemengde toestanden doordat tussen de b&de spraakgebieden,

367


van Sint-Genesius-Rode over Alsenberg, Dworp tot Halle toe, een haast onbewoonde· beboste strook ligt. die niet gauw zal verdwijnen doordat het meestal Staatseigendom ts. D~ar­ tegenover moet toch. niet onverm~ld gelaten worden dat hefhebbers ·van een « vtlla op de butten » Dworp ook .al ontdekt hebben. Op Krab bos, tegen Helderingen en hier e~ daar sta~n er al enkele van die woningen gebouwd door kapttaalkrachtig geworden Brusselaars. Bij de hiervoren aangehaalde reden van de g!laf ge?Ie~e~ aard der Dworpenaren dient ook nog de excentnsche hggmo van de gemeente ten opzichte van Brussel gevoegd.

:-o

Dworps type van omstreeks 1900.

Sjuine Pezzekapper (Van den Houten).

6. De Dworpenaar. . De mensen zijn overal en altijd dezelfde, .t.s men gewoon te zeg()"en en dat is waar ook. Elkeen heeft ztJn goede naast zï n k~act'e kanten. Het midden echter waar we .gewonnen en gJboren zijn) de levensomstandigheden en het khm.aat ~unnen ons een eiaenaardige trek geven, waardoor we eUigszms van de andere: verschillen. Indien we dan toch de doorsnee Dworenaar moesten typeren, dan zouden we van . he~ kunnen ~e en dat hij niet vrij is van een zekere kopptghetd, vvelke ko~gigheid natuurlijk in het goede zowel als in het kwade t?t uiting komt Een Dworpenaar van zijn gedacht afbrengen .ts naar het schijnt niet gemakkelijk.. Hij laat zich 'to maar met van de wijs brengen. En« opsmijten:. nog veel mt~der. ~eest­ al blijft hij halsstarrig bij zijn vooropgezette memng. Nteuwe partijen en denkbeelden hebben weinig vat .op .hem, doordat hij zich niet gemakkeiijk waagt en eerst wil zten en onde:vinden. Zo komt het dan ook dat de ware Dworpenaar, m 368

~et geheel genomen, bij het beproefde geloof zijner vaderen· ts gebleven. Aan naoorlogse uitspattingen onder de bewoners, zoals er na de twee wereldrampen zowat over-al te belreuren · vielen, heeft hij niet meegedaan. J!ij weet dat stroqlen vuren niet lang duren. De Dworpenaar 1s ook wat stug en schuw. Dit zal hij wel overgehouden hebben· van een gebrek aan contact met de buitenwereld te wijten aan de zeer afgezonderde ·1igging van Dworp tus~en bos en hei. Nu nog zijn er gehuchtjes die haast op zichzelf bestaan. .. · ~ij stond wel eens bekend als een ruw mens, die er geen . doekJes omdeed en sprak met ja en neen, meestal met neen. Hij dronk een stevige scheut jenever, maar zijn v o o r keu. r ging evenwel naar een welgevulde pint faro of lambik van 't vat. Maar onder de ruwe schors z~t een goed hart en veel gezond verstand. Wanneer iemand in last of nood zat vormden vele gehuchten één . familie. Zo wordt ö. m. nog graag het geval verteld van een weduwe die ziek te bed lag, terwijl de mest op het land diende gevoerd te Vader Do worden. (Franciscus Hollemans). Op één nacht speelden de geburen het met 26 kruiwagens klaar ! Was er een vrouw bevallen en moest de man naar zijn werk1 dan mocht hij met gerust gemoed weggaan: de buurvrouwen zorgden voor alles. De oude Dworpenaar heeft het niet gemakkelijk gehad. Hij heeft hard moeten slaven om uit het vaak schrale, heuvelachtige en moeilijk te bereiken veld de nooddruft te halen voor zijn gezin. En zo is hij een noest werker gebleven. Naast zijn dagtaak, zal hij zijn tuin verzorgen, een stuk land bebouwen, een ko·e, een schaap of een geit houden, en vooral een zwijntje mesten tegen hoogdag en kermis, waaraan hij met lijf en ziel kan meedoen. De tijden zijn wel wat veranderd. De mensen komen veel meer samen dan vroeger. Illustratie, film en radio nivelleren alles. Met de veranderde omstandigheden, de betere verkeersmiddelen naar de fabrieken van de ZennevaUei tussen Halle en Brussel, gaan veel mensen er werken en de "nieuwe zeden tasten wei enkelen aan, maar, over het algemeen, houdt de Dwor369


penaar goed stand tegen de ijdele schijn en oppervla~~igheid en de zogenaamde beschaving van de stad, waar· famthegeest, familietraditie en stamverbondenheid . meest wegbrokkelen en de gemeensc~apszin veelal een holle phrase. is. Morren de Dworpenaren in lengte van Jaren, tot hun ware welzijn, het beste van hun oude zeden bewaren ! Vroeger bestond er tussen de dorpen een ze~e:e wedijver die meestendeels op kermissen, wel eens· aanletdmg gaf tot eed bloedige ontknoping. Ter illustratie vermelden we een ~ paar feiten, die we in de schepenboeken opgetekend vonden.

Tiske Callebaut uit de Koeiestraat op zijn zondags.

Boswachter Prins.

Op 29.10.1770 omstreeks 10 uur was << Gillis v~n de Velde woonende binnen den gehuchte van Caelevoet » ?tnn~t:t­ gekomen bij Theresia de Walssche, weduwe van chtrurgt]n Vercaeren die, samen met haar dochter Bello, « haer generende was met houden van herberghe... op de plaetse », en liet er zich een pot bier tappen. Hij verbleef er tot 3 uur namiddags, terwijl bij « ondertusschen het volck passere~de ende repasserende was injurierende ende bedreygende met dtfferente settigheden ende insulten nl. dat de jongens van Caelevoet ciaeek sijn ende vivat de jongens van Caelevoet, ende de passanten ende repassanten wirden binnengeroepen. om !!let hem te drincken ende t'eenewegben te vechten ... » Etndehjk" geen succes hebbende ging hij « daernaer ten huyze van Jan de Nayer » (in de Groene Boomgaard), a~waar hij bleef tot 5 uur en « rusie socht teghens de weerdtnne! brekende heure potten », waarna hij in gezelschap van Hendrtk de Nayer terug naar de eerste herberg trok. Daar begon het spel maar eer~! voorgoed. Omdat niemand met hem wou vechten, beging htj 370

« .verscheyde ongeregeltheden, vloeekende alle. soorten van b1asphemi.en »i wierp hij met potten, pinten en flessen naar de· twe~ vrouwen, zodat ze gekwetst werden en ten slotte de vlu~~t moesten ~~men. Gelukkig daagde inmiddels een patrout1le op van VIJf man, samengesteld uit korporaal Hendrik de. ~aeyer, Jan de Nayer, Peeter De Nayer, Jan de Leu en Gtlhs de Busscher, zodat de «kloeke jongen van Kalevoet » het afstapte, doch zonder zijn gelag te betalen. . Op 1 Augustus 1790 was een genaamde W i 11 e m v a n d e n B os c h, die bekend stond als << deserteur van de patriotten », in de « herbe'rghe het Withuys tot Dworp gekomen bewoont door de kinderen van Jan van Creynhem alwaer men boven op de caemer viole was spelende •.. seggende = desen avont moeten sij er aen, wij su1len se slaegen sij moeten wegh, ons volck is altemael gereet. .. die van Huyssinghen m o e t e n er aen. »; iemand liep in de kelder met de Dworpse burgers van omstreeks 1880. « busse ». Schepen Engel Coosemans, . die er zich wou mee bemoeten, werd bedreigd dat men hem door « de venster s?ude smeyten als e.en koninckxken » (?). Die dag kwam het met tot zeer erge fetten, maar 's anderen daags herbegon het spel voo.rgoed; er werd gevochten met bijlen en ander gereedschap;. Iemand werd in de vijver van het withuis gestoten. In dte. dagen exerceerden er te Dworp «volontairs» van de « patnotten ». Iemand stelde voor hen te vragen .«om te comen met de busse ». Sedert omstreeks de eerste oorJoa behoren dergelijke e:. zeden gelukkig tot het verleden. Door hun geburen, vooral ten Oosten, werden de Dworpenaars de « drankzuiers » (drank = eten voor huisdieren) geheten. Doordat de beek en alles wat-het water meevoert van hogerop naar Dworp vloeit, wordt er ook onder de school371


jeugd wel. eens gezegq : << Hadden die van Alsenb~rg niet gesch ... , die van Dworp hadden geen eten>>, maar d1t wordt ook door· de opwaarts wonende Rodenaren ten opzichte van de Alsenbergenaren gezegd. Dat alles belet ni~t .dat die van Rode en Al~enberg zeer graag naar de .· kermts van Dwo~p komen, er 's Zondags op een of ander gehucht ne pot lambtk gaan ·pakken en er velen een vrouw vinden. Met de grote kermis doet zelfs een gedeelte van Alsenberg en Rode mee {Tep... broek en Heiden broek.).

Burgers uit de streek rond 1890.

Zittend v. l. n. r.: Victor Boulenger; Michel de· Munter; J. B. Swalens; Desiré Winderickx, brouwer. - Staande v. l. t:; r. : Vtctor de Dobbe-

leer· Louis Lemmens later schoolhoofd te Bootscho.t; Clemens Backx,.

ond~rwijzer te Dworp· jozef Barry, later schoolhoofd te Esschenbeek; G~staaf \Vinderickx, brouwer.

Xii. OORLOGSGEBEURTENISSEN. l. In de Middeleeuwen. - 2. In de 17e en t8e eeuw. - 3. Franse tijd, Napoleon. - 4. ,oe twee wereldoorlogen. 1. In de Middeleeuwen. Oe oorlqgen van onze hertogen in Gelderland; vooral de sJag van Bäsweiler, kostten hopen geld. Drie jaar lang moestén 75 personen te Dworp in 1374 een mottoen en meet betalen om de oorJogsuitgaven te. helpen vereffenen. Buitendien moesten onze gewesten soldaten leveren en, zoals het in de wereld steeds gaat, waren er die liever thuis bleven.:. In 1389 liet hertogin Joanna van Brabant een onderzoek ·instellen over de gedragingen van meiers, schepenen en andere overheidspersonen. Ond~r meer hadden de onderzoekers tot opdracht na te gaan « of de ambtenaren ·mits betaling sommige person~n niet vrijgesteld hadden van militaire dienst tijdens de oorlog van Gelderen of hun mobilisatie niet verhaast werd ». Misbruiken kwamen weldra aan het licht. Everaard Konnen, meier van Rode, werd er van beschuldigd zich te hebben laten uitkopen : « Gielijs Gheinst ende Jan Gheinst, ghebruedere, seggen, om haren eet te quiten, dat sij gaven Everart voirs., ommedat sij fhuus bleven in 't ierste orloge, 1 gulden. Heine de Visse seid dat hi gaf Everart Connen, ommedat hi t'huus bleef van den orloge van Gelre want hi niet gaen en mocht, 1 dobbelen motoen. » .Jn de Middeleeuwen had Dworp, voornamelijk wegens zijn ligging op de grens van Henegouwen - Halle lag toen immers in Henegouwen, - dikwijls te Jijden van de menigvuldige oorlogen waarvan onze gewesten het toneel waren. Zo werden in 1488-89, tijdens de inval van de stad Halle door de Brusselaars, alhier tal van huizen vernield. In 1537 moesten Dworp en de omliggende dorpen gedurende vier dagen de soldaten herbergen van veldoverste van Mecklenburg, die er alle slag van baldadigheden uitrichtten. Het was zo erg dat men het vierde de:el van de belastingen moest kwijtschelden. Ook gedurende die lange reeks van onenigheden die men de godsdienstoorlogen heeft geheten, namelijk onder de regering van Filips II en zijn opvolgers, werden hier herhaaldelijk de woningen van de ingezetenen verwoest en geplunderd; een brouwerij onder meer werd met de grond gelijk gemaakt. Hendrik II van Frankrijk ( t 547. . 1559) pocht er mee dat


hij de ontzettendste verwoestingen aanrichtte. De uiterste wanhoop heerst in de N·ederlanden, schrijft hij in September 1553 aan zijn gezant in Engeland, want de laatste veldtocht heeft er zoveel verwoest dat hongersnood dreigt. De schur.en · waren overal barstensvol en het herf~t~aaisel was nog niet gebruikt. Meer dan 3000 dorpen werden aan die << bruslerie » , onderworpen. Nero's zijn er blijkbaar altijd geweest, .. In de Spaanse tijd telde înen van 1528 tot 1598 veertig jaar onlusten en dertig jaar oÓrlog. De 17e eeuw was al niet veel beter, met .de Fransen; van 1633 tot 1715 waren er zestig jaar oorlog tegen 22 jaar vrede... · 2. In de 17e en 18e eeuw. Nog meer had Dworp te lijden onder de menigvuldige oorlogen van Ladewijk XIV, de heerszuchtige koning van Frankrijk. Onder meer verbrandden de Franse legerbenden de stallen en andere afhankelijkheden van het Stenen Hof toebehorende aan de heer van Stalle, Jakob Bouton. In 1646, onder Karel van Lotharingen, gebeurde er een feitje dat erge gevolgen had kunnen hebben. Enkele inwoners van Rulroheide hadden een vaars verstopt in Halderbos. Daar werden ze betrapt door een troep Lotharingse soldaten. Hoe het gekomen was wist men niet, maar de aalmoezenier van baron Chastelet, de E. P. Nicolaas, van de orde van de heilige Franciscus, die de soldatei-i vergezelde, werd bij vergissing doodgeschoten. Pater Nicolaas zat te paard. De dader was Heynrick Nijs. Joos F,astenaeckels, Vroon Buseloth en Henriek W eyts werden als medeplichtigen beschouwd. De « busse was gelaeden met meerle zaed ·ende noch een loot daerop ». Door de tussenkomst van pastoor Aerts en wijl het bekend stond dat « de Loreynoolen seer oultrecuidant leven met den landtman soo tot aftnemen van hun leven en goederen als andefsints » werd aan de voor schuldig gehouden Dworpenaren door de hertog genade verleend. In een· brief van de inwoners aan de Staten van Brabant worden tegen de baldadigheden van die soldaten bittere klachten geuit : « ... bij om..: trent de drije regimenten peerdevalek van S. M. van Lorrainen sijn onversiens ende bij avonde ... binnengevallen ... sij contenteren si eh nyet n1et tgene hem bij de. supplianten van dranek ende geit wierde gegeven... ma er hebben deselve henne vrouwen ende kinderen soo geslaeghen, metten hairen ende voeten getrocken dat sij genootsaeckt sijn geweest om hun leven te salveren de vlucht te nemen ende ailes ten roove latend aen de soldaten tgene sij hadden liggen ende rueren, die tselve dan oyck soo nyet alleen ten opsichte van peerden, coyen, verckenen, schapen ... maar oyck van Iijnwaert, cleederen, broot ende dgl. hebben berooft dat de arme supplianten hun huysinghen soo hebben geijdelt gevonden dat sij geen broot en hadden om feten, deederen noch lijnwaert om aen te doen ... :. « Midts de troublen » hielden de schepenen geen genecht van Mei tot December 1667.. De kostbaarheden van de kerk 374

werden in veiligheid gebracht t~ Brussel, Halle en in het klooster van Zevenbarren : « Item betaelt aen Peetereyn Bauwens met ha'eren soen ;voor kerkendinghen na er Sevenborren te vluchten ·als het fransehen legher te Tubeeek ·was ghecomen ende ·wederom naer Doirpe .te halen ... Item aen den knecht van Sevenborren van kercken dinghen te vluchten naer)3russel endeweder te brengen ... Item gegeven een sister terve aen de Minderbroeders tot Halle om daer eenich kercken dinghen ghevlucht was in 't jaer 1667. » De gewone 'doortocht van soldaten, zelfs zoq.der krijgsverrichtingen, sloeg de mensen met schrik en alles wat enige waarde had werd zo loos mogelijk verstopt. Meestal was dit · in de kerk, omdat die plaats nog enig ontzag inboezemde. In 1709 betaalde pachter van der Kelen van Wouweringen 30 stuivers,« sauve garde geldt tot bewaernisse vant goet tgene als dan in de kercke was». Maar niet altijd was het d~ar veilig. Dat ondervond Maria Matton datzelfde jaar. Zij had « boven het portael van de kerckepoorte gerefugeert eenen sack met deederen ende andere effecten daeronder eenighe craeghen ende. huyven bij gevalle van het onverwacht defileren van eenighe crijghsvolCkeren dewelcke van omtrent de stadt Brussele (waren) comen camperen dicht aen dese prochie heb- · bende dese. plaetse (de kerk) uytgekosen voor een asyl ende seker om van alle rampen ende ongevallen bewaert te wesen ». Wanneer onze vooruitziende huismoeder « laeter den sack vermeynde thuys te brenghen ... bevond zij « dat daer diefelijek ontnomen waeren twee craeghen ende een huyve ... »Op «den feestdagh van den H. Laurentius ter tijde van de vroeghmisse ... » was ze niet weinig verwonderd « dicht nae sittende de vrouwe van koster David de Blander met de seket gestole craeghe om haeren hals en op de schouderen ... draeghende » ! Toen de dienst uit was en de beide vrouwen b.uitenkwamen trok de bestolene de kraag publiek van de hals der andere onder beschuldiging van « filterije ende diverye ». Of de beschuldiging gegrond was en hoe het afliep weten we niet, maar tijdens het geding wordt eensdeels het feit geheten een « volmaakte sacrilegie waerdoor de goddelycke majesteyt ten hoogste geoffenseert werd » en anderdeels in de rechtsvordering die koster de Blander tegen de aantijgster inspande ter verdediging aangevoerd « dat de deur. van de kercke in den vluchtteyt somteyts van ,s morgens tot 's avonts open staet jae somteyts den halven of geheelen dagh door om de menschen daer inne spoedigh te connen vluchten... Ende dat op differente andere plaetsen daer men vlucht in andere kercken, cloosters ende casteelen, jae by naer altijt clachte worden gedaen, oft opspraecke valt van dat den eenen oft den anderen sijne effecten diefvelyck genomen worden door de quaede boeven die daerlnne vluchten ... Daeruyt en can niet besloten worden dat den overste van de resp. cloosters etc. oft den bewaerder van de resp. sleutels hetselve gedaen heeft... OeHjek bij e?Cempel

..

375


nu gepasseert omtrent twee jáeren in het clooster van Sevett borre is gearriveert als wanneer Pauwel van Hemelrijck on-· dersaet van dese prochie eène quantiteyt gheerst in hetselve. clóoster hadde gevlucht dateenen andere boer van deselve ge-vluchte gheerst dieffelyck heeft ontnomen, denwelcken· door· frater-jan op het schelmstuk is geattrappeert geweest... Ende: aengesien dat het se1ve kerckhof notoyrelyck is eene geweyde: .plaetse ende alsoo ·notoyrelyck eene plaetse van asiel, vryheyt ende immuniteyt selfs voor ·pers0nen .die eenigh misdaet be-· dreven hebben ... » ' Zoals ·men ziet, niets nieuw onder de zon .. Ook de geburen, helpen de soldaten ... Op 27.7.1670 had « syne exce1lentie den conestable .van. Castillie uyt Antwerpen gesonden een order aen den Capiteyn Anthoon Coosemans van uyt Henegouwen te marcheeren met. 150 soldaeten naer de prochie van Swijndrecht ». Op 11 Au-· gustus daarop waren die soldaten te Dworp· ingekwartierd,. onder meer bij Willem de Mol, pachter en brouwer, waar een. sergeant met twee soldaten « naer. sonnenonderganck met hun. billet » aangekomen waren .. De tafel werd gedekt en er. werd « hun voorgeset boter ende kaes ende eene schotel met gefruyte: boonen met eenen speek cassart met eyeren ». Deze kost stond. de mannen niet aan. De ene schotel werd naar het hoofd van de dochter en de andere op de grond geworpen «.uyt pure: petulantie ». Vervolgens hadden de « soJdaeten met gewelt. eene vleeschcuype opengesmeten daer een sloth op was ende daer uyt genomen eene begons te hespe met een half vlack ... » Toen de Mol binnenkwam ontstond er over dit alles natuurlijk ruzie en krakeel. De soldaten stonden met blote degen of pistool in de hand en stootten met hun hellebaarden tegen het hoofd van hun gastheer. Maar opeens kwam Cornelis, zoon. van laatstgenoemde, « uyt de camer met een busse » eri legde aan. De sergeant werd « doodelyck in den buyek >> getroffen .. Enige uren daarna was hij « deser werelt overleden ». , In 1675 moest de gemeente weer granen leveren aan het leger van Zijne Majesteit en aan\ dat van de heren Staten .. Alle de granen werden « gefourrageert ». Alles moest zo· hoogdringend geleverd worden dat op het veld zelf uitgedorsen werd, namelijk op het « Breetvelt aldaer uytgedorscht op het velt in tonnen, cuypen en diergelyck gereedtschap gehaelt in de omliggende huysen ». Dit had zelfs aanleiding -ge-· geven tot een proces. Jan Wynants, brouwer van Stalle, was. aldaar met een kar komen aangereden en had twee van de· daar achtergebleven« differente aemvaten ende cuypen » meegenomen die toebehoorden Christiaan Oerbosch brouwer te· Huizingen. In Augustus 1677 passeerden of kampeerden alhier Franse· en Spaanse troepen, en in December Duits·e en Hollandse· troepen die nogal wat meenamen of beschadigden~ De schepenbank maakte daarvan een lijst op waarin t 10 geteh,;terden~

376

voorkomen. Weiden worden rt: .t{)·t ·drijemaal ;.uy.tgeweyt door de gevluchte ··huyslieden » -· ·nattlè1Ijk, door het vee dat de vluchteJingen meevoerden. -.· Onder cle opgeëiste zaken komen .voor : koren, tarwe, haver, boekweit, hooi, stro, erwten, een paar duizend mutsaards, paarden, koeien, meubelen, lijnwaad,. klederen, eetwaren, « cloppelinghen », berd, appelen ènz. Vluchtelingen zoals we in de twee wereldoorlogen zagen,. zijn van alle tijden : « Christiaen Oerbos heeft schade geleden in sijn weyden door de gevluchte huislieden ... ende passerende soldaeten.. . ende in· sijn raepen... van het leger liggende tot Beersel. » De geschiedenis leert ons dat de bevolking in. oorlogstijd alles in de brand moest laten en het vege lijf redden door de. vlucht. Voor zieke of bejaarde mensen en vooral voor vrouwen in de bevallingstijd waren het bange ogenblikken. In onze streken was dit in de XVII ·eeuw nog meer .het geyal nadat Louvois, de ootlogsminister van Lorlewijk XIV, een vreselijke. oorlogsmetbode had ingeluid : de stelselmatige vernietiging,. na de verwoestende plundering, moest overal paniek zaaien; bovendien werden voortdurend de dorpen door onmenselijke opeisingen uitgeput >> (Gesch. v. Vl., V). Het gekozen toevluchtsoord was veelal de stad ofwel het uitgestrekte woud. Daar voelde men zich veilig. Het kwam er immers dikwijls op aan zich aan het oog van de vijand te onttrekken. In de parochieboeken van Dworp vonden we vier gevallen vermeld. van tijdens de ,vlucht geboren kinderen. : << Anno 1635-10-11 baptisatus est Martinus hac filius Martini et Cath. Brusein qui peperit fortuito in hac paroch!a dum vir cum miles esset et hibernana Nivelles exudo in Brania Allodio· susc. Martinus Moll et Cath. Decron. » Twee kinderen. uit gevluchte ouders van Mont St. Aldegonde en uit Mariernoot werden in Halderbos geboren in juni 1643 (fugeruntque in Hal-· derbosch ob insulturn francorum ibique in silva natus). In hei: vierde geval geldt het de doop. in de kerk van Alseaberg va.n een kind· te Zevenhorren geboren, uit ouders. die uit Dworp weggevlucht waren voor de oorlogsverschrikkingen (nota hec proles baptisatus est in Al senberge qua parentes erant fugitivi in 7 fontibus propter bellum). Op 28.5.1668 werd te Ukkel gedoopt Egidius Houwaert zoon van Dionijs Houwaert en Clara Meerts uit Dworp die gevlucht waren voor de Franse legers die toen te Ruisbroek waren (quo parentes fugerunt propter francos inimicis qui tune erant in Ruysbroeck}. · Op 16.6.1678 werd te Rode gedoopt Joanna Matton, dochter van WiHem en van Marie van Uylenbroeck uit Dworp, die alhier (te Zevenborre} gevlucht waren (hic fugitivorum}. Telkens als het plaatselijk bestuur het kon gedaan krijgen kocht het de troepen om, zoals in 1685 toen «op order van de regeerders deser prochie 12 Rg. betaeJt werden over den uytcoop van een fransche partye soldaeten die binnen dese-

311


prochie pretendeerden te logeren ... » Maar datwas natuurlijk niet altijd mogelijk. Trouwens, de andere dorpen deden dat ook en de troepen moesten ten. slotte toch ergens logeren. En als ze dan logeerden waren het kosten en uitgaven. van allen aard; de dorpsrekeningen krioelen er van. Nu is het een «vette beeste gelevert tot Nijvel aen de Frans.chen »,·dan « voor. het verteiren varr .vele ruyters met henne peerden ende andere soldaten soo spanjaerden, adjudanten, fouriers ende andere die uyt ordre van d'Overheyt op dese _prochie waeren gesonden » ( 1686); « aen niclaes Fieve. peerdesruit voor gemeestert te hebben een quaden voet van. een peert van de compagf.Iie van don Jaspar de Spinoza weseride alhier tot laste deser prochie als mede beslaegen te hebben vier peerden » ( 1686). Als ze dan eindelijk weggingen moest al wie paard of kar had helpen vervoeren tot de volgende bestemming, zoals bijvoorbeeld in 1686 toen « Buyssingen, Huyssingen ende Eysingen belast waren met logementen van het regiment van den aide de camp don Antonio Marino ende de bagagien moesten vervoerd worden tot Meerbeke, On se L. V. Lombeke ende Eygom ». De oorlog kostte 94.000 gulden en tal van inwoners kwamen om het leven. Op 28.1.1698 werd het « Ierste genecht gehouden t'sedert de leste troubelen van oorloghe ». In 1686 yernielden de legers der Verbondenen die Dworp hadden moeten verdedigen, 45 huizen. De prestaties ter gelegenheid van de versterking van Halle in het jaar 1690 bestonden vooral in het leveren van pioniers (dit zijn mannen die aan de versterkingen werken), w~gens en. paarden voor het vervoer va~ de stukken hout (paltssaden) en rantsoenen voor de krijgspaarden. Op 29 November 1690 kreeg de gemeente Dworp van\vege een zekere van der Haghen, een ambtenaar van de dienst der Financiën van het land van Henegouwen te Halle, het volgend bevel : « 11 est ordonné aux Oens de -Loij et inhabitants de Tourneppe de se rendre demain 30 Septembre 1690 à 8 h. du matin avecq 6 chariots attelez de 3 ou 4 chevaux prez Ie cloistre de sept fontaines au chesne de St Hubert au bois de soigne pour y entendre les ordres qui leur seront donnés par jacq4es Schops. » De meierij van Rode, waaronder Dworp lag, had te leveren 2026 rantsoenen « chaque ration 3 picotins d'avoine~ 1 boisseau de foin », wegende elk 16 pond, 646 palissaden 12 voet lang. Het zijn deze palissaden die uit het bos van Zoniën met de opgeëiste wagens naar Halle moesten gevoerd worden. Daarenboven moest Dworp alle dagen 8 pie.niers ter beschikking stellen. Op 13, 16, 22 Mei, 1, 10, 19 Juni 1689 werden telkens 6 karren met 4 paarden geleverd «die moeten reyden op Soningen bosch tot die fortificatien van Halle ». Hetzelfde jaar werd bijna het ganse dorp, de kerk en het kasteel verwoest. In een rekening vernemen we de reden van die verwoesting : « I tem den rendant heeft van gelycken be...

378

taelt voor vrachten. (15_7. Rg.) bij innegesetenen met wagens karren t:nde peerden gedaen tot het haelen van de schaillien noodich om te decken den. casteele deser prochie d'welck.Js :_ .afgeb.rant door de soldaten van den Fransen coninck uyt redene. dese prochie was in-faute gebleven va_n te betalen henne contributie (oorlogsbelasting) aen den setven Fransehen Coninck ... » De dorpsoverheid had het ook niet ·onder de markt in die tijden. Schepen Willem Matton wist er van mee te spreken. In 1686 brengt hij 26 Rg. en 9 st. in rek~ning « ter saecken datten selven heeft gedaen vele ende differente vacatien ... tot Halle, Leeuw, Buyssingen, Tubise tot Ma ubeu ge, Waterbraecken, Brenlalieu, Sinternelle, Ter Cameren als elders, soo int vernemen naer de Fransche vijanden als guideren (tot gids dienen) van Spaensche soldaten alhier gelageert hebbende ... » . ~Hettemin werd. toen de betaling van de .belastingen met de mterste strenghetd gevorderd. In weerwil van een besluit van ~e Staten van Br~bant, luide~s welke de"- door de oorlog ger.umeerde dorpen VriJ van belastmg waren, liet de ontvangergeneraal Vandevelde 4 Mei 1693 meier Jan Antoon van Schoonbeke arresteren. Ondanks een vonni~, van 26 Mei, waai·bij hij bevel kreeg die uitvoering stop te zetten, hield Vandevelde voet bij stuk, en daar Dworp als aandeel in het « hooftgeit » nog 327 gulden schuldig was, werd ook schepen Gillis de Mesmaecker in hechtenis genomen op 14 Augustus. Tot overmaat van ramp werden 121 gulden << welcke . som me bij... van der Kelen tot Brussel tot bewaernisse was gedraeghen » tijdens « de bombarderinghe van de stadt ( 1695) verbrant ende geconsumeert. ·: over welck verlies is bij (door) twee advocaeten ende geleerde in de rechten geadviseert dat ieder de hellicht soude moeten verHesen den consignant de helJicht ende den proprietaris de heilicht. .. » lh 1695, na de inneming van Namen, kwamen de soldaten van Willem 111, koning van Engeland, te 's Heren-Izaaksbos logeren. Zij plunderden- Dworp. Het volgend jaar deden de 1egerbenden der Bondgenoten hetzelfde. In 1697 bezette een talrijk Frans leger de stad Aat. De· inwoners der kastelanij van die stad en van het land van Edingen, om zich te onttrekken aan de wreedheden van de benden van Loctewijk XIV, vluchtten naar HaJle en omstreken. De reeds zo vaak beproefde bevolking van Dworp vreesde haar goederen en landouwen door die vluchtelingen te zien verwoesten en versterkte daarom met schanspalen de doorwaadbare plaatsen van de Zenne en hield er de wacht. Op bevel van Brussel kwam een compagnie Spanjaarden haar te hulp. Later in October en November 1711 trokken de legers der Bondgenoten door deze streken en verwoestten de landerijen en plunderden de hoeven. De bomen werden uitgekapt en tot brandhout gebruikt. Daarbij werden Dworp en de overige

379


omliggende gemeenten gedwongen ht,tn deel te betalen in de som van 17.718 pond voor. de behoeften van het leger. In· 1720 werd een zelfde bedrag gevorderd voor het onderhoud der legers. In 1714 was Loctewijk XIV· verplicht om de vrede te verzoeken maar deze duurde niet lang. In 17 40 overvielen ze andermaal onze gewesten, plunderden ze leeg en heften allerhande zware oorlogsbelastingen. Dit d~urde tot 1749~ Vijftig jaar later ontbrandde de Franse Omwenteling met haar nasleep van verdrukking en afpersing, die ·onze streken, onder de dekmantel van vrijlieid, gelijkheid en broederlijkheid, ten toppunt van armoede en ellende voerde.

3. Franse tijd, Napoleon. De Franse Omwenteling is een van de schokkendste tijdperken uit onze geschiedenis geweest. Hoewel veel zeer oude zaken sedert lang krakend liepen en vermolmd waren, bracht de ineenstorting een geweldige beroering, vooral doordat de omwenteling meer gericht scheen op het uitroeien van de godsdienst dan op sociale verbeteringen. Op grond van het neutrale karakter van de openbare weg werden de processies verboden en de heiligenbeelden van de straten verwijderd. Van de priesters werd de burgerlijke eed· en de verklaring van haat aan het koningdom geëist ( 1797). Aartsbisschop van Frankenberg werd uit het land gebannen ( 1797). Het dragen van een geestelijk habijt werd verboden. De Roomse catechismus werd vervangen door die van de zogenaamde rechten van de mens. De kruisen werden van de torens gehaald evenals de klokken. De belangrijkheid der parochiekerken werd verrhinderd .. Halle was nog een gewone parochie met zeven bulpparochies, waaronder Dworp. AI de goederen van geestelijke instellingen werden verkocht ( 1796). . Te Dworp werd tamelijk veel zogenoemd nationaal goed, d. w. z. goederen van de afgeschafte kloosters, verkocht. Een zeer groot gedeelte daarvan werd door Graaf Cornet zelf of door tussengestèlde personen aangekocht. Hierna volgt een lijstje van die goederen : Een huis met kamer, keuken, kelder, zolder, alles van klei en met stro gedekt op een. dagwand, palende aan de « Riderweide ». Dit goed moest feitelijk een hof zijn, te oordelen naar. de belangrijkheid van de bijbehorende grond. Vermoedelijk was dit het hof te Rulroheide, toebehorende aan het klooster van Zevenborren. De veertien stukken grond waren 'samen 40 dagw. groot en lagen op een plaats « appellée Douve (eigenlijk De Hoeve), den Meuter au chemin qui condiut à Riderweyde ( Rulroheide), de Kruisstraat, de Hooge Cauter, de Simpelweide ». De koper was N. Meys van de Putterijstraat te Brussel, voor 150.000 fr. Een andere kleine hoeve van 5 dagwand werd voor 23.009 fr. gekocht door J. F. Stuyck, Olijvenhof 32 te Brussel. Antoon Leva, Beestenmarkt 504 te Brussel, kocht voor 1300 fr. vier bunder aan de voet Hurre (Avoortborre). 380

. Een andere Brusselaar, J. F. Gotemans, van de Grote Zavel te _Brussel, kocht 1 bunder palende aan de Groenstraat voor 3000 fr. J. B. de Pauw, nog een Brusselaar, van de Vis.kaai nr. 1044, kocht 69 roeden. Een andere; ']. Buns; van de Kleine Zavel, kocht een perceel van 1.16 Ha. voor 880 fr. Een enkele Dworpenaar, buiten Cornet· zelf, kocht zwart ,goed, namelijk Paesmans, 3 dagwand voor 1360 fr. en· zeer waarschijnlijk trad hij als strooie man op voor de Graaf, die rechtstreeks 16 stukken kocht, alles samen voor ·7256,02 fr. . Maar ook in Frankrijk had Cornet voor meer dan 570.000 pond kerkegoed gekocht. Uit dien hoofde werd hij in .1793 .aangeschreven tot een deelneming van 68.500 pond in een Staatslening, wat hem in grote geldverlegenheid bracht. Oorspronkelijk was het goed van de heren niet zo heel groot, zoals men ziet. Door aankoop groeide het echter voortdurend aan. Kwam er wat te koop, vooral wanneer het aan hun goed paalde, dan ging het niet gauw uit hun. handen. In 1920 bezat de familie Cornet 335 Ha. grond te Dworp. Ook bet herengoed van Huizingen was niet zo heel groot. Pas in de 19e .eeuw kreeg het zijn huidige uitgestrektheid, toen Albert Vaucamps de gehele Nekkersput met huizen en al kocht. Zogenaamd zwart goed aankopen stond slecht aangeschreven en braaf buitenvolk wachtte zich wel het te doen. Lang daarna nog dacht men dat bij een verandering van regime dat goed zou weergegeven worden. Zelfs werden kopers zeer ongerust toen Napoleon, die de godsdienst opnieuw in eer stelde, aan het bewind kwam. Door het Concordaat tussen de Paus en Napoleon, in 1801 gesloten, werd dat vraagstuk voorgoed van de baan gedaan. Bij artikel 13 van dat Concordaat veridaart «Zijne Heiligheid dat voor het welzijn van de vrede en het gelukkig herstel van de Katholieke godsdienst, noch Hij noch zijn opvolgers de aankopers van vervt=eemde kerkelijke goederen op generlei wijze zullen verontrusten en dat bijgevolg de eigendom van die goederen, de rechten en inkomsten er aan verbonden onveranderbaar in hun handen of in die van hun rechtverkrijgenden zullen blijven. » Over het zwart goed schrijft Maxime Leroy in zijn werk QVer Henri de St Simon, 1925, het volgende : « L' affaire des biens nationaux est une des plus im·portantes de la Révolution ... Du fracas extérieur, rien ne nous a échappé, tandis que nous ne savons pas, ou savons mal, qui a acheté, à qui l'affaire a surtout profité. Est-ce Ie paysan qui est devenu propriétaire ou Ie bourgeois ? La Révolution a-t-elle créé une propriété paysanne ou confirmé Ie bourgeois dans la sienne ? Lorsque Ja Constituante se décide à éparpiller les propriétés du clergé, c' est à un expédient de trésorerie qu'elle songe, sans se poser, du moins au début, ces questions de destination qui nous intéressent tant aujourd'hui : elle va là oû il y a de l'argent; et oû il y aurait lè moins de résistance, 381


tout entière ~ son souci de trouver du numéraire et pour éviter la hidel_Jse banqueroute. - ... 1893, les Terreurs, la rouge et la blanche, 1815, 1848, 1871 rappeilent constamment aux hommes ce qu,ils oublient dans les périodes calmes : l'impuiss_ance de la morale et du droit pendant les grandes commotwns ... » · Er volgden nog lang zeer onrustige tijden. In een brief aan pastoor Vliegen op 12.12.1815 schrijft Cornet de Grez dat, ingevolg~. d~ ononderbr.oken doorgang van troepen, het hem onmogeh]k rs naar Brussel tegaan. « jamais les fripons n'ont été aussi multipliés et aussi audacieux. Tout est hors prix. I1 faut vendre ses effets pour vivre, ou voler. Une effroyable famine désolait Ia Belgigue et engendrait partout Ie pillage amena Ja formation de bandes de voletirs reeherebant Ie~ grains et les denrées alimentaires. Les villages de Rode et d'Alsembergh furent ainsi désolés par des scènes de brîganda-ges qui nécessitèrent l'envoi d'une garnisou de 150 soldats », schrijft hij (Familiearchief d' Anethari). Men weet dat er onder het Frans bewind uit onze gewesten honderden soldaten geworven werden die naar al de slagvelden van Europa gesleurd werden. Luc De Weert heeft daarover treffende bladzijden geschreven in een bijdrage in Eig.en Schoon en De Brabandet. Velen zijn niet teruggekomen. In 1839 vinden we te Dworp nog twee oudgedienden van Napoleon. Het waren Jaak Loubers, geboren te Brussel op 29.8.1792. In de veldslag van Lutzen op 2 Mei 1813 werd hem het linkerbeen afgerukt door een houwitsersplinter evenals de rechterwijsvinger. De tweede is Niklaas Wintermaend, eveneens .te Brussel geboren op 8.12.1792. In dezelfde veldslag bekwam hij een zware verwonding aan een been. Beiden ttokken een jaarpensioen van 64,12 fr. op<< Les fonds de Waterloo». Gijsbrecht Hauwaert werd gevangen of gedood in CataJonië (Spanje); jozef Detry stierf te Parijs op 16.4.1814; Willem Dernol sneuvelde in Spanje. In Maart 1808 bevond een jaak Springael van onze gemeente zich te Florence (ESB,. 1934, blz. 317). Soldaat Maes, fusiJier bij het 50e Iinieregiment, 9e bataillon, 8e compagnie werd op 26.2.1806 opgenomen in het hospitaal van het arsenaal te Ulm, Oostenrijk, en overleed er aan koorts op 1 Maart daarna. Gi1Hs de Prins, 22 jaar, fusUier van het depot te Rijsel, werd in het krijgsgasthuis van Brussel opgenomen op 11.2.1806 en overleed er op 8 Maart daarna aan « fièvre putride ». Pieter DemoJ, 21 jaar, dienstweigeraar, werd op 14.4.1806 opgenomen ;n het krijgsgasthuis te Rijsel en overleed er op 26 Mei nadien, eveneens aan « fièvre putride :.; jozef van Ve1le, fu~,JI;er in het depot van Duinkerken, in het hospitaal opgenomen op 18 Floreai, Jaar ll en er aart koorts overleden de 23e daarna.

382

4 .. Omwenteling van 1830. · Over de Omwenteling van 1830 lezen we in een brief van het gemeentebestuur aan de Centrale Overheid : « betrel$:kelijk de vraag voor den staet der pensioenen op te maecken voor de weduwen, kinderen, vaders en moeders der borgers die in den strijd zoude gedood of gekwest zijn, hebbe de eer u te · melden dat er 19 gewaepende mannen op. den 23 of 24 September uyt deze gemeente naer Brussel zijn vertrokken tot de verdediging van het vaderland en aldaer verbleven hebben tot dat den vijan'd vertrokken was en terug in de gemeynte' gekomen zonder dat er van hun doode of gekweste gebleven zijn. » · · · In de studie van Paul Bonenfant : « Les blessés de 1830 soignés dans les höpitaux de Bruxelles », staat een Alfons van Ardoise, 19 jaar, werkman, geboren te Dworp. Hij was in het Sint-janshospitaal binnengekomen op 30.9.1830 en er weggegaan op 7.10.1830. Waarschijnlijk woonde hij al lang te Brussel. In verband met de toen gestichte burgerwacht liet het gemeentebestuur weten «dat 50 ·Pieken genoegzaem zoude zijn voor de wapening der borgerwacht aengezien dat in deze gemeente vele voorzien zijn van jagt geweeren ... » De Regeringen na 1830 hielden er sterk aan dat dé Septemberdagen alle jaren in elke gemeente herdacht zouden worden. Op een vraag dienaangaande antwoordde het gemeentebestuur in 1837 en. vo1gende jaren « que les fêtes nationales ou les mémorables journées de septernbre ont été célébrées de la manière suivante : La c1oche de retraite. n' a pas sonné. Danser dans toutes les cabarets et des prix ont été donnés au tir à la perche .. ; » 5. De wereldoorlogen. De volgende jongens van Dworp vielen tijdens de oorlog 1914-1918: Donaat Pieter Asselbergh, t St Adresse 9.11. 1917. Adriaan Christiaens, t Mariakerke 6.11.1918. Niklaas de Brael, tDuffel September 1914. Emiel de Busscher, t Antwerpen 12.10.1914. Oustaaf de Greef, t Chatelard (Zwitserland) 22.12.1916. Egied de Knopper, t Moorslede 13.10.1918. jozef de Proost, t Loo 30.1.1915. jan-Baptist Hannon, vermist. Jozef Hauwaert, t Nieuwpoort 23.10.1914. Pieter jans-:sens, t Werchter 11.9.1914. Felix Leemans, t Diksmuide 5.10. 1915. jozef Matton, t Calais 14.12.1914.. Karel Ladewijk Segers, t Diksmuide 19.5.1915. Rust te Dworp op het kerkhof. Jan Springael, vermist. jozef Pieter Springael, t St-KathelijneWaver 1.10.1914. Frederik van der Rusten, t Le Hävre 8.4. 1917. Hun namen staan gebeiteld in het gedenkteken dat naast het gemeentehuis opgericht werd. Op het kerkhof is voor de oudstrijders een eigen omhekte plaats voorbehouden, waar de volgenden onder hen reeds hun laatste rust slapen : Frans Devillé 30.5-:1921 ; jozef de Bus383


scher 2~.4.1923; Michel Tordeur 4.12.1924; jozef Herremans 9.1.1927; Filip van Hessen 26.10.1921; J. Callebaut 15.8.1932; J. van. den Houden 2.9 ..1932; Frans Wets 8.2.1933; Frans Chabert 3.3.1933; de Brael 1.8.1934; 0. van Keerberghen 31.8.1934. Zeven dorpsgenoten sneuvelden tijdens de achttiendaagse veldtocht van 1940. Hun portret met naam komt voor op .een . doodprentje door 11et gemeente.bestuur uitgegeven : Bid ·voor de ziel van onze gesneuvelde dorpsgenooten 1940 ter gelegenheid van den plechtigen dienst op Zaterdag 2 November 1940. jozef jan Baptist Van Rossum, gesneuveld te Leuven 12 Mei; Jan Baptist Lissens, Vroenhoven 13 Mei; jozef Mathieu, Ruiselede 26 Mei; Willem Matton, Tielt 27 M~i; jozef Schees (geboren te Alsenberg), Ruiselede 27 Mei; Marcel Felix Dirix, Izegem 28 Mei; Pietervan den Branden, Orenoble (Frankrijk) 23 jupi. Het is een troost voor de menschen te wordengedood, als wij van Ood~mogen hopen en verwachten dat Hij ons weer doet verrijzen (2 Mach. 7, 14). Ze waren bereid voor de wet en het vaderland hun leven te geven (Mach. 8, 21). · Tijdens de oorlog werden 41 personen naar Duitsland gevoerd. Alfenkeerden gelukkig behouden thuis. Op 7 November 1944 viel te Wouweringen een V 1-bom aan een huis öp de Steenweg. Het huis werd totaal vernield. De twee bewoners werden gelukkig slechts gewond, maar twee scholiersters, Maria Hanssens, 16 jaar, enDenisede Boeck, werden gedood. Van pest, hongersnood en oorlog, verlos ons Heer !

REGISTER DER PLAATSNAMEN . Aalst ......................... ·....... 3571 Aarschot ..................... 139, 266 Aat .................................. 379 Aiseau .............................. 234 Alsenberg 6, 7, 1~, 21, 29, 94, 101, 108, 109, 110, 112, 125, 130, 131, 135, 136, 145, 163, 170, 177, 187, 190, 193, 196, 198, 200, 209, 211, 232,239,241,246,253,257,258, 260, 262, 263, 265, 271, 276, 277, 282, 287, 296, 297, 298, 302, 306, I 307, 310, 311, 314, 317, 338, 340, 341,347,351,357,365,368,372, 377, 382, 384. Amerika. . . .. .. .. . . .. .. . .. . . .. 184, 249 Antwerpen 132, 134, 135, 136, 139, 1 179, 181, 250, 277, 3H, 312, 313, 376,383. . Arquennes ............ 108, 145, 264 Assche 21, 134, 135, 139, 148, 150, 310, 312. Atrecht ............................. 112 Aubechies .......................... 112 Averbode .. ... .. . .. .. .. . .. .... .. . .. 148 Baardegem ........................ 150 Bäsweiler ......... , . . . . . . . . . . . . . . . . 373 Baudour .. . .. . . . .. . .. .... . .. .. . . .. . 112 Beauraing ......................... 313 Beerse .............................. 277 Beers~l 17, 20, 21, 25, lOC 108, 109, 112, 124, 179, 186, 187, 200, 205,206,211,225,226,246,262, 270,284,310, 311, 312, 314,317, 340, 377. Beert ................................ 108 Bekkerzeel . .. . . . . .. .. . .. .. .. . . . . . . 180 Bekkevoort . .. . . .. . .. . . .. . . .. . . .. .. 140 Bellingen .. . . .. .. .. . . . . . .. . . .. .. .. . . 108 Berchem ........................... 139 Bergen ............ 21, 102, 107, 194 Berlaar . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . ... . . 304 Bertrix .. . . . . . . .. . . . . . . . .. . .. . .. . . .. . 145 Bets ................................. 19:~ Bierk ........................ 108. 311 Blankenberge ..................... 313 Slaregnies . . . . .. . . . . . . .. .. .. . .. . . . . 1 12 Boekhout .......................... 139 Bogaarden . . .. . . .. . .. . . .. . . . .. . .. . lOR Bois..Seigneur-lsaac 169. 194, l9fi, 198, 206, 379.

Bonheiden ........................ -136 Booischot . . .. .. . .. . . .. .. .. .. . .. .. . 372 Borchtlombeek ................... 108 Borsbeek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139 Boschvoorde ........ :...... 166, 312 Boussu .. . . . .. .. . .. .. . .. . . . .... .. . . . 112 Brabant ............... 184, .234, 318 Brasménil .............. , .. :.. ..... 112 Brecht .............................. 136 Breissem ........................... 149 Brugge ... 158, 296, 313, .347, 356 Brussel. 21, 25, 96, 101, 109, 124, 126, 130, 133, 135, 139, 140, 145, 146, 149, 153, 154, 156, 158, 150, 173, 175, 177, 179, 180, 181, 182, 189, 191, 192, 193, 195, 196, 198, 199, 201, 205, 206, 211, 213, 216, 222,224,225,226,234,236,249, 252,254,255,256,258,260,263, 265,271,274,279,284,287,288, 289, 291, 294, 296, 297, 299, 305,. 307, 309, 310, 311, 312, 313, 314, 319,323,334,349,350,352,355, 356,357, 362;363, 368,369,375, 379, 380, 381, 382, 383. Buggenhout ....................... 180 Buizingen 5, 7, 17, 20, 21, 96, 101, 108, 109, 110, 132, 133,200,204, 206, 212, 216, 217, 238, 239, 243, 275,278,298,312,314,318,348, 365, 378, 379. Bunia ............................... 181 Buzet ................................. 21 Calais .............................. 383 Carthago ........................... 181 Catalonië ........................... 382 Charleroi ...... 145, :n3, 326, 357 Chatelard . . . . .. . .. . . .. . .. . . ... . . .. . 38:{ Ciney . . . . . .. .. .. .. . . . . .. .. .. . 298, 312 Cluny .............................. 107 Comblain .......................... 3ta Condé .............................. 232 Corroy-le-Grand . ... . ... . .. . .... . 287 Courcelles ........................... 21 Couture St. Germain ............ 264 Cuba ........................~ ...... 363 Denderleeuw . . .. .. . . .. . . . . . . . . •. . 150 Dendermonde ............... 220, 356 Denderwindeke .................. lOR Den Haag ......................... 31:~

385 384


Desschel .......................... , 307 Deurne ............................... 30 Diegem . .. . .. .. .. . .. .. .. . . .. 182, 193 Di"est ................................ 139 Diksmuide ....................... ~ 383 Dilbeek ..................... 101, 193 Dinant .............................. 312 Doornik ......... 195,196,329,347 Do waai .. . .. . . .. .. . .. .. . .. . . 195, 196 Drogenbosch 5, 8, 11, 109, 180, 227, 232. Duffel . . . . . .. .. .. .. .. .. . .. .. . . 306, 38:{ Duinkerken ........................ ~i82 Duisburg ...................... , .... 263 Duitsland .. .. . .. .. . .. 183, 194, 384 Ecaussines ........................ 145 Edingen ............... 108, 312, 379 Eigenbrakel 17, 21, 108, 110, 144, 166, 181, 185, 193, 232, 234, 263, 310, 311, 312, 317, 351, 367, 377, 379. Eiseringen .. :. .. . . . .. .. . . .. . . . .. .. 108 Elewijt .. .. .. .. .. .. .. . .. . .. .. .. .. 21, 96 Elingen ...................... 101, 108 Engeland 183, 191, 232, 249, 374 Essehenbeek 113, 177, 257, 272, .., 311, 314, 317, 348, 372. Esschene ........................... 137 Everberg .. .. . . .. .. . .. . . . .. .. . . .. .. . 193 Evere ............................... 139 Ezemaal ............................ 227 Feluy ............................... 145 Florence ........................... 382 Frankrijk ...... 183, 214, 232, 332 Fumay .............................. 145 Gaasbe~k ......... 9, 108, 217, 273 Galmaarden .. . . . .. .. . . . .. .. 108, 139 Ganshoren ........................ 215 Geeraardsbergen ................ 181 Gembloers 21, 105, 107, 108, 115, 116, 177, 214...... . Genappe ..................... 21, 264 Gent ,. . .. . 150, 196, 286, 296, 313 Genval ... 101, 108, 109, 112, 264 Gooik .............................. 108 Oozée .............................. 112 's Gravenbrakel ...... 108, 112, 312 Orenoble ........................... 384 Grimbergen . .. . ... .. . • . .. . . 191, 258 Grimmingen . ... • . .. . . . ... . .. . . . .. 108 Groenendaal . . . .. . •. .. . . .. .. . . .. . . 182 Grondregnies . .. . . . . . .. . . .. •.. . .. . 112 Groot-Bijgaarden .. . .. .. .... .. . . 287 Haacht .............................. 139 Haalterf . . . . . . . . .. . . . . . . . .. . .• . . . . . 112 Halderbos 17, 215, 218, 319, 347, 348, 374. Halle 10, 17, 2.l1, 101, 102, 107, 108, 109, 110, 131, 132, 133, 135, 154, 162, 163, 167, 169, 175, 176, 192, 199, 2101 214, 223) 226, 238, 243, 247.253,258,261.265,271,280,

386

285, 299, 309, 310, 31·1, 312, 317, 318, 319, 3231 325, 326, 327, 336, 340, 350, 351, 367J 368, 369, ~173, 375, 378, 379, 380. ·(Zie ook Halderbos eri Esschenbeek). Han .................................. 313 Haren .............................. 139 Hasselt .......... ·... , ........... .' ... 35'7 Haulchin ........................ 21, 96 Heffen .............................. 332 Heikruis ..................... 108, 312 Heist-op-den-Berg 136, 139, 158, 324, 329. . . Henego~twen ......... 195, 202, 229 Hennuyeres ......... 108, 311, 312 Herentais ............. , ...... 139, 307 Herselt .............................. 306 Heverlee ........................... 149 Hoboken .............. ~ ...... 139, 140 Hoei ........................... 274, 313 Hoeilaart ........................... 263 Hoogstraten .. .. .. .. ... .. .. . 136, 181 Houdeng-Gregnies ......... 21, 112 Hove ................................ 108 Huizingen 5, 6, 7, 11, 17, 19, 20, 21, 29, 94, 96, 101, 112, 121, 124, 127, 128, 133, 145, 177, 178, 190, 193, 202, 206, 211, 212, 222, 226, 232, 238, 239, 253, 254, 256, 258, 267,270,273,278,285,287,280, 290, 294, 302, 303, 306, 310, 311, 312, 314, 318, 329, 331, 332, 338, 366, 376, 378, 381. Huldenberg ........................ 148 Huppaye ............................. 18 Ingelheim .......................... 105 Italië ................................ 181 Itterbeek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101 Ittre ............... 1Q8, 310, 312, 367 Izegem .............................. 384 jan drain-Jandrenouille . . . 192, 193 jemellè ............................. 312 jezus-Eik .. .. . .. .. .. . .. .. . .. . . .. . .. 139 Kalmthout .. . . .. . . . .. . .. . . .. .. .. .. 140 Kamerijk 96, 99, 105, 107, 108, 112, 116, 130, 145, 177, 201. Kapellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139 Kapelle-op-den-Bosch . .. . •. . . . 254 Kasteelbrakel 17, 108, 171, 310, 312, 314, 340, 367. Kempen ............................ 142 Kerkom . .. . .. . .. . .. .. . . .. .. . 193, 305 Kester .................. 108, 139, 312 Keulen 101, 107, 116, 177, 186, 265. Kilo-Moto ........................ 181 Klabbeek 190, 215, 217, 221, 287, 311t 367. Kobbegem . .. .. •• . . . . . . .. .. . .. •. . . 112 Kontich ..................... 308, 312 Kortenaken . ... . . . .. . .. . .. . . . . . . 193 Kortrijk •.. . . . . .. . . . .. ... .. . . . . .. . . . 356

Kraaibeek . : ....................... ; 132 .. Muizen . . .. . .. . .. .. .. . .. . .. . .. . .. . .. 199 149 München ........................... 198 Kuringen ........................... 139 Nathen .1 . . . . . . . 312, 313, 347, 379 Ladeuze. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 Nederheembeek .................. 193 Lanaken .. . .. . .. .. .. . . . .. . .. . .. . .. . 306 Ned~rland ...... 188, 196, 236, ,311 Leefdaal ........................... · 149 Neentter ....................-....... 108 Leerbeek ............... 108, 193, 308 Neerlinter ......................... 193 Le Hà:vre ........................ ,. 383 Neigem ...................... 108, 378 Lembeek 17, 108, 135, 139, 238, Neuchatel .. .. .. .. .. .. . . . .. .. . .. . .. 329 310, 312, 348, 362. Nieuwenhove ..................... 108 Lennik ............ , .. .. .. .. .. 102, 225 : N!~uwpoort .................. , ..... 383 Lessen .............................. 169 . NtJien . . .. . .. . .. . .. . . . . . . . .. . . . . .. . . 139 Lettelingen 108, 135, 179, 180, 1-81, Nijvel 21, 101, 102, 107, 121, 135, 182, 191, 193. . ' 179,192,219,224,225,228,280, Leuven . .. .. . .. .. . . .. .. 154, 356, 384 .31~, 313, 356, 357,' 377, 378. Lichtaart ................... ; . . . . . . . 139 Nti-Pterreux ........................ 18 Liedekerke ............ 108, 139, 306 Ninove ............................. ; 154 Liefetingen . .. . .. .. . .. .. . .. .. . .. . .. 108 Noorderwijk ....................... 139 Lier . 136, 139, 195, 303, 305, 306 Obourg ............... ~ ......... 94, 95 Ligny ................................. 21 Oetingen .................. :.. .. .. . .. 108 Lillois . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . 367 Ohain .............................. · 108 Limal .............................. 192 Oisquercq ..... ,. ~........... 193, 367 Limelette ........................... 112 0.-L.-V.-Lombeek ......... 108, 378 Linkebeek 6, 11, 101, 108, 109, 0.-L.-V.-Tielt ................ : .... 139 112, 152, 180, 187, 200, 232, 249, Oostakker . .. . . .. .. . .. . .. . .. .. .. .. 169 263, 311, 312, 317, 340. . Oostende ........... ...... : .. 311, 312 Lint ................................. 139 Oostenrijk . .. .. . . .. .. . .. .. .. .. .. .. 183 Lippeloo .. :.. ...................... 259 · Oostham ..................... 135, 149 Lobbes ............................. 105 Oostmalle .. . .. .. .. . . .. .. . .. 305, 306 Londerzeel ........................ 309 Opglabbeek ....................... 306 Loo .................................. 383 ; Op~tain . . . .. .. .. .. .. .. 108, 194, 367 Lot 17, 19, 20, 94, 96, 109, 136, · Opttter . .. . .. .. . .. .. .... . . . .... . . . . . 108 137, 139, 210, 225) 226, 227, 240, Opwijk ............................. 358 241, 250, 254, 258, 272, 288, 295, Orp-le-Petit . .. .. .. .. .. .. .... .. .. . 193 298, 311, 312, 314, 315, 317, 340, Ottignies ........................... 263 350, 353. Oudenaken .................. 101, 108 Lourdes ..................... 169, 175 ·oudergem .................. 149, 331 Lovignies .......................... 331 · Overijsche .. .. . .. .. .. .. .. . .. 263, 312 Luik ......... 94, 104, 105, 313, 357 Overmaas .................. 317, 345 Maastricht ........................ 313 Parnel ........................ 108 ,112 Macheten . .. . .. .. . .. .. . .. . .. .. ... .. 193 Parijs ...... 196, 332, 337, 362, 382 Marche-lez-Ecaussines ......... 112 Pede ................................ 101 Mariakerke . .. . .. . .. . .. .. .. .. .. . .. . 383 Pepingen ......... 98, 108, 309, 312 Mariemont ........................ 377 Philippeville .. .. .. . ..... .. .. . .. .. . 313 Mark ...·............................ 108 Plancenoit . .. . . .. . .. .. .. .. .. 108, 264 Maubauge . . .. .. . . . . .. .. .. .. . .. . .. 379 Pollaar .............................. 108 Mechelen 134, 135, 136, 139, 167, Pont-à-Celles ...................... 21 179, 180, 181, 182, 216, 285, 288, Prüm ............................... 105 301, 306, 308, 312, 313, 332, 356, Putte ............................... 307 Puurs ............................... 307 357. . Meerbeek ........... , 108, 309, 378 Quenast ........................... 108 Meerhout .................... 139, 149 Ramsdonk . .. . .. .. .• . . .. .. . .. ... . . 254 Meerle ........................"...... 139 Rantsel •.. .. . . . . •. .. ... .. .. . . .. . .. . . 139 Merchtem ...... 135, 193, 310, 312 Ré ................................... 134 Mespelaar . . .. • .. . . . . ... . .. . .. . . .. . 150 Rebecq ...................... 108, 112 Middelburg ........................ 313 Regensburg . . . .. . .. . .. • . . ..... . •. . 194 Moerbeke . . . .. .. . ••. . . . . .. . . . •. . . . 108 Rijsel ........................... 11, 382 Monceau-sur-Sambre ............ 21 Rixensart . . . •. . . . .. . . . . .. . . ... . . . . . 263 Roehefort ......................... 313 Mont-Ste-Alde~onde •.........•. 377 Mant-Saint-Ombert ............. 157 Roermond ........................ 135 Moorslede . . . . •.• . . . . .. . . . . . . . . . . . 383 Rceulx .............................. 108 Mousty ............................. 149 Rome ............................... 169 K~mtich .: ..........................

387


Ronquières .. .. .. . .. . .. . . . .. . 108, 112 Roosbeek . . . . . . .. .. . . . . ... . .. . . .. . . 312 Rotterdam ........................ 313 Roucourt ...... : .................... 112 Ruisbroek 5, 8, 11, 21, 101, 108, 109, 112, 130, 133, 136, 192, 310, 311,317,377. Ruiselede .. .. .. . .. .. . . . .. .. . .. .. . .. 384 Rusland ...... , . .. . . . . . .. .. . .. . . . . . 184 Ste Adresse . . .. .. . .. . .. . .... .. .. . 383 Saint-Géry ................... , . . . . 112 Saint-Ghislain .. ~ ........... 169, 331 Sart-Moulin . . . .. .. .. .. .. . . . .. . .. . . . I 8 Schaffen ........................... 139 Scherpenheuvel ............ 169, 175 Scheveningen ..................... 313 Schotland ......................... 136 Seneffe . . . .. . . . .. . .. . .. . .. . .. . .. . .. 108 Seraing .. . . . . . .. .. ... .. .. .. . . .. .. .. . 313 St-Genesius-Rode 6, 7, 10, 11, 17, 18, 28, 29, 94, 95, 101, 108, 109, 112, 125, 131, 140, 141, 169, 170, 179, 186, 187, 188, 198, 200, 202, 226, 227, 229, 230, 232, 236, 239, 246, 247, 253, 263, 268, 274, 277, 280,285,287, 297,306,310,311~ 312,317,329,332,340,352,357, 368,372,373,377,378,382. St-Gertrudis-Pede ......... 137, 180 St-Gillis-Dendermonde ......... 287 St-Katelijne-Waver . . .. .. .. .. .. . 383 St-Katherina-Lombeek ......... 108 St-Kwintens-Lennik ............ 108 St-Laureins-Berchem .. . . 101, 108 St-Martens-Bodegem . ..... .. . . 101 St-Martens-Lennik ....... 108, 311. St-Niklaas-Waas ................ 306 St-Pieters-Leeuw 17, 21, 101, 107, 108, 109, 113, 116, 125, 127, 136, 137, 139, 141, 152, 162, 182, 186, 191, 227, 249, 250, 271, 293, 303, 306, 310, 312, 344, 379. St-Renelde ............ 108, 344, 379 St-Truiden .. .. . .. . .. .. .. . .. . .. ... . 306 Spanje ....................... 186, 249 Spiennes ........................ 94, 95 Stalle 186, 190, 201, 214, 218, 224, 226, 256, 376. Stavelot ..................... 105, 287 Steenokkerzeel . .. . . .. .. . . . . . . .. .. 190 Stokkei •. .. . .. . ... . .. . . . .. . . . .. . . . .. 263 Strambeek ........................ 309 Temsche ........................... 313 Terhulpen .................. 263, 274 Ternat .............................. 309 Tervuren .. .. . .• .. ... 149, 263, 331 Thieu .............................. 112 Tielt ................................ 384 Tienen .............................. 181 Tilly ................................ 134 Tisselt . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . 182

3R3

Tollenbeek ..... -. ..... ; 108, 109, 309 Tongeren ...... ; ............. 104, 105 Tongerloo ......................... 306 Tourpes ........................... '108 Trazegnies ......................... 21 Trerneloo . . . . . . . . .. . . . . . . . . .. . . .. . • 182 Tubeke ......... 108, 312, 375, 379 Turnhout . . .. .. .. .. .. ... .. .. .. .. . . . 277 Ukkel 25, 96, 109; 133, 149, 152, 161, 169, 182, 203, 205, 231, 263, 276, 280, 306, 310, 312, 331, 366, 370, 371, 377. - Zie ook Stalle. Ulm ................................. 382 Valendennes ..................... 330 Varendonk ....................... -t 306 Vieux-Genappe .. . .. .. .. .. .. . .. . . 112 Villers-la-Tour ................... 112 Vilvoorde .. . .. . . . .. .. .. .. .. 182, 193 Virginal ..................... 310, 312 Vlaanderen .... 142, 184, 197, 253 Vlezenbeek ... 101, 139, 258, 309, 311, 312. . Vollezele ........................... 309 Vorselaar .. . . .. .. .. .. .. . .. . 306; 307 Vorst ... 9, 154,158,177,203,230, 340. Vroeohoven . . .. .. .. .. . .. .... . .. .. 384 Waarbeek . .. .. .. . .. . .. . . .. ... . .. . . 108 Wambeek ......................... 190 Waterloo ... 17, 21, 263, 280, 310, 312, 344, 352, 367. Waudrez ........................... 21 Waver .................. 17, 263, 312 W4yS ......................... 21, 234 Webbekom ........................ 193 Wemmel ..................... 306, 307 Werchter .. . .. .. . . .. .. . .. .. ... . . . .. 383 Westmeerbeek . .. .. .. . . . .. . . . .. .. 306 Willebroek ........................ 150 Willemeau . .. . .. .. . .. . .. .. . . .. .. .. 112 Woluwe ........................... 263 Wolvertem .................... :: .. 136 Wouterbrakel ... 9, 17, 108, 179, 230, 253, 311, 312, 340, 367, 379 Zandbergen .. . . . .. . ... . . . .. 108, 287 Zaventem 182, 259, ·272, 274, 278 Zellik . . . .. . .. .. . .. . • . . .. • .. . .. . . .. . 193 Zenne 5, 17, 21, 29, 94,101,102, 109, 112, 136, 183, 187, 190, 207, 224, 226, 227, 318, 379. Zevenhorren 9, 10, 17, 18, 19, 125, 126, 121, 133, 135, 145t 155, 166, 172, 177, 179, 181, 192,201,220, 225, 234, 256, 258, 263, 269, 281, 283,309,318,345,348,355,375, 378,380. Zinnik . . .. •.. .... . .. .• . . . . .. . . 108, 260 Zoniënbos ... 5, 19, 102, 109, 1?5, 183.208,209,211,213,220,225, 232, 263, 264, 266, 326, 367' 378

REGISTER .DER PERSOONSNAMEN. (AUeen de meest gebruikelijke spell1ing is vermeld)

v. Aa ... 9, 121, 126, 178, 229, 289 v. d. Abbeele, Abeels ... 162, 180, 344. Abeerts .. .. .. .. .. .. .. . 126, .202, 203 Adriaensens ....................... 307 Aelbrechts .. . . . . . .. .. .. .. .. .. .... .. 202 Aerts ...... 127, 129, 132, 204, 229, 268, 332, 348, 374. Aertsens . . .. . . .. . .. .. . .. . .. . .. . .. . . 225 Agapitus . .. . .. .. .. .. . .. .. .. . . .. . .. . 105 Atbrecht en lsabella . . . . . . 151, 188 Algoet ... 158, 177, 241, 313, 338, 348. Amelrijckx ............ 222, 269, 270 Amelrik .. .. . .. .. .. .. .. .. .. .. .. . .. .. 130 d' Anethan ... 11, 30, 172, 200, 292, 320. Angela ... 101, 104, 112, 265, 323 Anneessens ........................ 154 Anthonys .......................... 288 v. Ardoise . . . .. .. . .. . .. . ... . .. .. .. . 383 v. Arenberg ................ 226, 348 v. Asbroeck ................ 290, 296' Asfeld .............................. 306 v. Assche ........................... 232 Asselbergh ... 121, 122, 140, 165, 204,207,238,282,302,324,365, 383. Auwetcx ..................... 121, 133 de Back ... 122, 191, 204, 220, 232, 252,268,269,270,272,289,332, 334. Backx ........................ 306, 372 v. Bael ............................. 139 Bailly . . .. . .. .. .. . . . .. . .. . .. . .. . ... . 360 Barbassou ........................ 271 Barry . . . . . .. . . .. .. . . . . .. .. . . • 309, 372 de Bast ............... 203, 204, 270 Baudewijns . . .. . ... . . .. ... .. . .. .. . 266 Bauduin •. . . •. . . . . . . . . .. . .. . .. . . .. • 130 Bauwens ........................... 375 de Beaufort ....................... 254 Beaujean ........................... 307 de Beaulieu ........................ 194 deBecker 19,204,238,272,273, 281, 288. Beekers .. .. . . . . •.• •. . . . . . •. . . . . . . . . 289 Beeckman(s) ...... 126, 130, 135, 136, 154, 170, 256, 259.

Beelen .............................. 338 Beernoot ........................... 133 de Beer ... 122, 162, 165, 204, 294 de Belder .. ... . .. . .. .... .. .. .. . .. .. 238 de Belhomroe ..................... 196 v. Bellinghen ......... 175, '258, 262 Belsack . . .. . ... . .. . . . . ... . . . . .. . .. . . 325 Berckman(s) 131, 142, 241, 265, 256, 307, 303, 343, 348. Berens . .. .. ... .. 122, 250, 252, 270 v. d. Bergh .. .. .. .. . 104, 265, 269 Bernaerts .. .. .. .. .. . . .. .. .. . .. ... .. 203 de Beughem . . . 198, 199, 205, 259 v. Beveren ........................ 159 Beysart ......... ,., . . . . ... . . .. ... . . .. . 277 Bideaux ............................ 337 de Bie .............................. 181 Bijts ................................. 229 Billaux-Grossé . .. .. . .. . .. .... . .. . 159 de Bisschop ....................... 315 de Blaeser .. .. . .. . .. .. . .. .. . .. . .. . 176 de Blander 141, 180, 284, 325, 344, 375. de Blioul ........................... 214 de Boeck . . . . . . 122, 165, 204, 268, 269, 279, 292, 315, 325, 384. Bogaert .. . .. .. . .. . . .. .. . .. . .. .. .. . . 222 Boisot ............ 186, 187, 188, 200 Bole ................................. 178 Bolsé~ .............................. 229 Bonenfant ....... 27, 101, 104, 383 Bont ................................. 255 Boon ...... 202, 236, 240, 261, 267, 269, 283, 295, 315, 316, 325, 347, 367. Boonen .. . . .. .. . .. .. .. .. . .. . 203, 126 Borré ............................... 316 Barremans . .. .. .. .. .. .. .. . .. 132, 163 v. d. Bosch ... 122, 131, 165, 179, 180,204,207,240,256,267,269, 273.275,277,282,284,285,301, 334, 339, 371. Bosquet .•. 122,163,201,204,282, 293. Bossuyt ............................ 257 Soucherij ......... 7, 146, 161, 170 Bouket .............................. 285 Boulanger .................. 330, 372 Bourgeois . . .. . .. . .•. .. . . .. .. . . . . . . 21 9

389


Bouton ..................... 254, 374 Cloostermans ..................... 138 Boven .......... , ................. , . 139 de Cock ....... ,. .. .. . .. .. .. . 238, 27 4 Bovry .............................. 280 de Coelevere ..................... 332 de Brabander ............. ; ....... 306 Colijns ....................... ~ ...... 330 Braekenier . . .. . .. . .. . . . . .. . . . . . . . . 27 4 Coloys .............................. 232 de Brael ............... 238, 383, 384 de Coninck .................. 165, 230 v. d. Branden ............... 302, 384 Coninx .............................. 267 Breeckman(s) 128, 131, 1:i2, 153 Copnen ...................... 229, 373 v. Breedijck ......... ~ ..... 218, 355 Conscience ............ 25, 173, 336 de Bremaecker ...... 175, 238, 339 Coosemans ...... 22, 122, 223, 238, Bretagne ....................... ;. ., 330 257, 272, 283, 331,-344, 345, 348, de Bretel ............................ 250 371, 376. Brijssens ........................... 357 Coppens ......... 287, 343, 344, 345 v.d. Broeck ... 136, 178, 203, 308, Corbeau .......................... : 154 325. · Coreman(s) ............... 109, 144 Braeekmans ...................... 279 Cornet de Grez ... 145, 154, 158, de Brogne .................. 104, 107 173, 184, 185, 194, 195, 196, 197, de Broyer ...... 163, 204, 162, 281 198, 199, 200, 201, 205, 206, 2.23, Brueghel ........................... 231 236, 251, 254, 260, 264, 286, 290, Brughmans ................ .. :.. ... 140 295, 308, 309, 310, 314, 349, 350, v. Bruheze ...... ;, .......... ~ ..... 292 352, 380, 381, 382. de Bruyn ...... 125, 129, 132, 138, de Coster .......................... t39 278, 331, 367, 377. v. Cotthem ... 125, 163, 282, 293 Bruyninckx ........................ 138 Courtais ......... 133, 134, 170; 296 Bru yns . . . .. . . . . .. .. . . . . . . . . . . . . . .. . . 109 Covens .... :. .. . . . ... . . . . .. . . .. . .. . . 179 Buelens ............................. 331 v. Craenem ... 122, 174, 182, 204, Buelinckx .......................... 238 238, 338, 371. Buis, Buise .................. 217, 232 Cranebroeck ......... 131, 165, 170 Buns ............................... 381 Crasaert ............... 122, 180, 351 Buseloth ........................... 374 Craye ... , .................... 231, 232 v. Busleyden ..................... 225 Cumont ........................ 94, 96 de Busscher ... 122, 238, 239, 267, Cumpst ............................ 252 269, 309, 325, 338, 349, 353, 371, de Custer .......................... 204 383. v. Cutsem . .. 122, 182, 203, 204, 23 250 384 223, 231, 238, 250, 260, 278, 292, Ca~e~tub~~~···········16Z 202' 240 349· v.Caletn o ......... ' '307 Cuvry ............................... l75 v. a s er · · · · · · · ·· · · · ·· · · · · · · · · · · · · · 277 d e cu yper . . . 122, 162, 163, 165, t C V. Catllmaer S ••.•...•..••••.•••••. 310 166, 204, 230, 236, 238, 286, 293, V. amps ........ · .. · .. · · · ...... · .. · · 314, 324, 348. · De Camps ........................ 145 . 2.3 6 Cappoen ........................... 339 I Dachtcot.trt ........................ 70 265 Carlier ............................. 315 . v. d. Date ............ 155, 1 · , · Carnoy .................. 29, 94, 367 1 Dams, Daems ...... 122, 153 , 163, Carpentiers, de Carpentier ... 165, 204, 307. 298 Daneau . .. .. . . .... . .. .. .. ... . 195 , 238 Cassot .............................. 162 Danijs ........................ 169, 22~) Cattoir ... . . ... . 198, 203, 205, 206 Danneels .. . . . .. . .. . . .. ... . . .. .. .. . 229 Caudron . . . . ... . .. .. . . . .. .. . . .. . . .. 240 Danooi ........................ · ..... 277 v Cauwelaert ..................... 315 Daudet .............................. 319 v' Cauwenbergh ................. 169 Dauzat .......................... ··. · 359 Chabert . . ... . . . .. . .. . .. . .. .. . . .. .. 384 Dawson .......... '4?f J138, ff~ de Champ ......................... 166 Day 182, 238, 2 , 2 , , · de Decker .. . . . .. . . . . . .270 . . . . . ..324 .. . • 307 Charll· er ........................... 228. 325 Chastelet .......................... 374 v. d. Decker ......... , , de Chàteaubriand ............... 161 Deckers ........................... 298 du Chesne . . . . . . . . . .. . . . .. •. . .. . . . 202 Degelaen ....................... ·· .·. 338 Christiaens . .. . .. . .. •. .. . . . . . 182, 383 Deleu . .. . . . . . . . . . . . . .. . .. . . .. . . .. .. 238 154 Ctaes . . . . . . . . . . . . 163' 176 t 229.• 293 Delsin .............................. 315 Cleeren ............................ 139 Deneu .............................. , . 109 155 167 Denin .............................. 367 de Clerck 156 Clerens . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . 182, 270 Den is ............................. . Cleynen ........................... 139 Detry .............................. 3.82

Wei'

............

390

... •

t

.

. Dewez . . .. .. . .. .. .. . . . .. .. . . 152, 197 Plorens ........................... ; 365 v. Dievoet : ....................... 138 de Flou .......... ·-·............... 16l Diricx . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 384 v. Frankenberg .................. 380 Dobbelaere . .. . .. .. .. .. .. . .. .. . . .. . 158 Frans I ................ : .......... 332 de Dobbeleer ............... 258, 372 de Fraye ..................... 127, 205 Doncke . . .. . .. . .. . . . . .. . . . . .. . . .. . 308 Frémineur ................... , . .. . 135. de Doncker . ; .. .. . .. .. .. . .. 202, 205 Fricx ................................ 285 v. Dorpe ............................ 178 Fulbertus .............. ,, . .. .. .. . .. . 105 Dossé ....... ·....................... 325 GaJesloot . .. .. . .. . . .. . .. .. .. .. .. .. . 183 Doudelet ........................... 210 Galitzin .. . . .. .. .. .. .. .. . . . . . 199, 351 Do uillet ........................... : 134 du Gallier . .. .. .. .. .. .. . .. .. . .. . .. 162 Doulcet-Pontécoulant . . . . . . . . . 236 Gambier ............................. 194 Dralants . .. .. . .. . .. .. .. .. .. .. 204, 214 Garcet ........................ 238, 315 Draye ............................... 227 Gebue:r ............................... 226 v. Draogenbosch ............... '202 Geens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238 Dru yts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 Geerems, Geeroms 260, 278, 285 Duchamps .................. 2041 324 , Genevasen ...................... ~; 262 Dumouriez . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196 de Genst ............ ; ........ 240, 302 v. Dun .............................. 139 Oerbosch ....... : ........... 37(), 377 Dupont ... 130, 136, 160, 239, 317 Geudens .. .. .. .. .. .. .. . .. . . .. .. . .. . 164 v. d. Durpel .. .. . .. .. .. .. .. .. .. .. 362 óeuens ...................... , . . . . . . 306 Duson ............................... 306 Gheerts ... 122, 131, 165, .231,. 274 den Du ytsch ............... ~..... 331 Gheinst .. . .. . .. . .. .... . .. .. .. .. .. .. 373 de Duyve ............ 252, 278, 343 Ghelans ................ :.. .. . .. . .. . 265 Eèker ...................... : .... ·.. . 338 v. d. Gheyn .. .. .. .. . .. . .. .. .. . .. . 154 Eelen .............................. 308 · Ghysels ... 121, 122, 137, 238, 247, Eenens ·.......... ; .................... 269 250, 257, 258, 270, 273,·281, 295, v. Ebt· .............................. 130 306, 313, 338, 351. . v. Elewyck .. :.. ....... 204, 122, 250 Gilams .............................. 343 .v. Elewijt . .. . .. .. . .. . .. .. .. 204, 270 • v. Oindertaelen .................. 202 v. d. Eist 109, 132, 165, 204, 256, de Glaser ........................ 294 332, 366. Glibert . .. . .. . .. .. . .. ... . .. .... .. . .. 348 v. Etst .... :.... 239, 303, 306, 313 Gohlet .................. 245, 268, 367 d'Elzius . .. .. . .. .. .. .. .. .. .. . 194, 195 Godefroy ..................... ; ..... 330 Embrechts .................. 130, 135 Godescalc .. . .. .. .. .. . .. .. . .. .. . .. 131 v. d. Enekei ....................... 162 Godevaard .. . .. . .. .. .. . .. .. . .. . .. . 107 Esdorens ........................... 218 Goederbeyden .................... 131 I'Espagnol ........................ 274 Goedgeselle .... ~ ........... 231, 232 v. ·Espen ........................... 135 Goegebuer ........................ 314 Everaert, Everaerts ... 7, 145, 146, Goethals . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 352 152, 161, 170, 176, 215, 238, 299, Goetstouwers ....... 136, 137, 13gGoossens ...... 22, -255, 285, 307, 311, 346. v. Eyc-k ............................ 175 343. v. Eynde ............... 141, 304, 30~ Gotemans .. . .. . .. ... . . .. .. . .. . .. . 381 v. Eyndhoven ..................... 366 v. Gramberen ..................... 158 Faconnier . . . . . .. . . . . .. . ... . .. . .. .. 270 Gras ................................ 365 Farabertus .................. 104, 105 v. Grasdorf . . . 165, 236, 336, 337, 344, 366. Fariseau 137, 138, 186, 190, 191, Grassis ...................... :. .. . . . 293 201, 221. Passenach ......................... 278 de Grave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135 Fastenaekels ... 122, 126, 162, 165, de Greef, de Greve ...... 122, 163, 165, 170, 176, 179, 180, 182, 203, 166,177,192,204,209,257,260, 204, 238, 251, 269, 281, 315, 317, 269,270,278, 279,33~34~ 374 Felis ................... 122, 146, 317 332, 383. Fellebaert ......................... 229 Gregorius VII. .. .. .. . . .... .... . .. .. . 7 Ferraris . . . .. .. . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 de Clrez ........................... 194 Fiefve, Five •. . 165, 269, 270. 325, de Orijse ..................... 140, 317 v. Grimbergen ............ 215, 216 378. Filips n ... 143, 187, 18R, 189, 212, de Groot ....•. 116, 124, 169, 215, 216, 217, 272. 373. Fitips IV ........................... 189 Grosjean ........................... 319 Fisco ................................ 152 Grauwels .......................... 156 ...

391


de Gruyter ........................ 309 v. d. Gucht ........................ 238 Guedens . . . .. . .. .. . .. . . . . .. . . . . . . . . 133 Guicciardini ....................... 249 Guisman . . . .. . . .. . . .. .. . . .. . .. . . .. . 190 Hacken .. . .. . .. .. . . .. . .. . .. . 258, 270 Ha eek . . . .. .. .. 122, 216, 247, 252 v. d. Haegen· ......... 282, 365, 378 de Haes ......... ,. .......... 142, 275 v. Haezendonck .................. 338 Hakinnen ........................... 272 Hamaide ·........................... 298 v. Hamme ........................ 250 Hamsun .........·.................... 183 Hannaert . . .. . .. .. . .. 163, 165, 252 d'Hannecart .. . .. . . . .. .. .. . .. . . .. . 195 Hannick . . . .. . . .. . .. .. .. .. .. . .. .. .. 344 Hannon ........................... 383 flanssens .. .. . . 122, 165, 166, 175, 204,224,236,238,250,268,269, 283, 286, 295, 314, 324, 325, 338, 344, 353, 384. de Hansuttere ..................... 109 Le Hardy . , . . .. .. .. .. .. . . . .. . .. . .. 138 Harzé .............................. 251 · v. d. Hasselt . ... . .. . .. .. .. . .. .. . . 136 Havet .. :..... ...................... 192 de Havie ........................... 144 Hazart .............................. 205 Hayss .............................. 131 v. Heelbeke ......... 229, 230, 265 v. d. Heiden ......... 139, 230, 268 Hellinckx .................. 124, 250 de Helt ..................... 215, 216 v. Hemelrijck 122, 162, 163, 180, 182,204,238,239,250,273,279, 280, 281' 282, 293, 309, 310, 338, ~46, 348, 350, 376. Hemmerijckx ..................... 238 de Hemptines . . .. . . 192, 193, 194, 195, 201, 205, 221, 225. Henckens ......................... 139 Hendrik I .. . .. .. . .. . .. . . . . .. . . . . . . . . 107 Hendrik 11 ............ 107, 326, 373 Hendrik 111 •.. .. •.. .. •••••.. .. .. ••• 224 Hennens ........................... 342 Henrik .............................. 130 v. Herck . . . . .. .. .. .. .. . .. . .. .. . .. . . 139 Hercutier ........................... 324 Herinckx ............... 204, 272, 334 Hermans, Herremans .. .. 142, 384 . Hertogh ............................ 240 v. Hessen .................. 316, 384 v. d. Heuvel ... 239, 305, 306, 308, 313, 316. Heyligen ........................... 135 Heymans .............. 122, 136, 266 Hijnkens ........................... 301 Hildebrand .. .. . .. . .. . . . . . . . . . .. . . . 10 1 v. Hoedenaeken .................. 260 Hofmans ..................... 204225

392

Hollemans ... 122, 159, 316, 337, 338, 369. v. Homberghen .................. 258 v. d. Hove ...... 126, 203, 216, 289 v. Houtte ........................... 367 Horis ............................... 302 Houwaert ...... 165, 204, 250, 268, 269,270,275,286,325,346,377, 382, 383. Hovitts ........................ 151, 152 Hubloux ~ .............. 239, 260,·294 Hughs .............................. 232 Hugo ............................... 104 Hullebergh ......................... 270 Huwaerts .................... 122, 311 Huyge .............................. 343 Huygelen ., .......... 130, 136, 139 Huysmans ............. ~ .......... 258 v. Ierse I . . .. .. . . .. . ... .. . . . . .. . .. . . 132 Ilias . . . . . . 163, 202, ·203, 205, 228, '347. de I neleer . .... .. . .. .. . .. . . . .. . . .. 288 Innocenthts ........................ 131 lsabella van Spanje . .. .. . .. .. .. 188 v. lsacker .......................... 321 v. Isterdael .................. 204, 250 jacobs . .. .. ... . 139, 146, 152, 239 jan 111 .............................. 216 jans ....... :.. .......... :.. .... 270, 325 jansenhts ........................... 127 Janssens . . . . . . 138, 139, 346, 383 Jaspers ..................... 132, 133 Joanna van Brabant .... 200, 224, 229, 373. de jonghe d' Ardoye ............ 352 Jozef 11 ... 162, 166, 178, 196, 197, 232. Justus Upshts ..................... 312 Karel 11 ............................ 191 Karel V .. .. .. .. .. .. . .. .. .. .. 179, 332 Kayaert ............... : ........... 331 v. Keerberghen .................. 384 de Kegel ...... 155, 202, 217, 224, 268, 366. v. d. Kelen ... 122, 167, 169, 204, 212,235,250,256,261,273,324, 325, 367, 375, 379. v. Ketst ............................ 317 de Kempenaar . .. .. . . .. . .. .. .... . 263 Kennes ............................. 306 v. Kerkhoven ... 145, 152, 256, 301 Kerremans . .. . . .. . .. .. . .. .. . 182, 306 Ketelberch .. .. .. . . . .. . .. .. . .. .. . . . 131 de Keteleere .. .. . . . . .. .. . . . .. . .. . 265 de Kever ........................... 232 Keyaerts ..................... 203, 204 Keynaerts .. .. .... . . .. . . . . . .. 281, 292 Keynoet . . . . . .. . . . . . . . ... . . . . . . . . . . . 231 de Keyzer ........................ 316 Klug ................................ 123 Knape .............................. 268 de Knopper . . . . . . . . . . . . . . . 243, 383

de Koninck .. .. .. .. .. .. .. .. .. 135, 238 Kragmans ~ .................... , ... 315 Kuyl ................... ; ...... 181, 238 Laöus .............................. 257 La Curne de Ste Palaye . . . . . . 330 Laenen ......... 107, 108, 115, 229 v. Laet ... 238, 250, 260, 272, 292, 33 I, 338, 339. v. Laetem. . . . . . . . . . . . . . . .... . . . . . . . . 290 Lamberty ..................... :.... 183 Lamers .. . .. .. . .. .. .. .. . .. .. . 240, 306 Landuyt ...................... : .... 212 v. Langren ........................ 264 Lanné .. .. . . . . .. . .. . .. . . . . . . . .. . .. . . 205 Laumans ..................... , ..... 158 Lecuyer ... ~ ....................... 171 Leemans ...... ·. 135, 182, 238, 266 317, 331, 348, ~83. ' Leenaerts .. .. . . . . .. . .. . .. . . . . .. .. .. 133 de Leen er .. . .. .. .. . .. .. . .. .. .. .. .. 349 Leest ................................ 306 Leewericx ................... ; . .. .. 273 Legras .............................. 236 Lemaire ... 23, 146, 158, 159, 181, .238, 254, 305, 307, 309, 314, 320, 322, 353. Lemmens ...... 207, 240, 346, 372 Leopold I ........................ 271 s'Leren ............................. 218 Lessens . .. .. .. .. .. . .. .. .. . .. 222, 250 de Leu ............................ 371 Leunens ......... 122, 167, 240, 341 de Leuwe ........................ 131 Leva ................................. 380 v. d. _Leyden ............... 307, 316 de Ltag-re ........................ 225 v. Lier .............................. 247 Lilemsen ........................... 315 Urnbosch ................... 334, 366 Lindemans ... 8, 98, 106, 246, 262, 328, 329, 358, 367. V: d. Linden ......... 315, 338, 367 Ltppens . .. .. .. .. .. . .. . 131, 230, 343 Lissen .................. 169, 231, 384 Locus ........................ 126, 281 Lodewijk XIV ...... 220, 221, 374, 377, 379, 380. Loctewijk de Vrome ............ 123 de toë ........................ 96, 160 v. d. Loebeke ............... 225, 226 Lombaerts ............ 136, 139, 170 de Loose ... . . . .. . .. . . 231, 292, 343 Loris, Lories ......... 201, 204, 314 Loeckx ............... 247, 365, 366 Loubers . . . . . . . .. .. ... . .. .. . . 238, 382 Loudens •. . . . . .. . . .. . .. .. . . . . . .. . . . 225 Louissart ........................... 194 Loye ................................ 2lR Loys ................................ 231 Mabeuge ........................... 225 de Maeght . . . . . . .. . . . •. .. . . . 152, 157 v. d. Maelen ..................... 308

Maes ............ 140, 189, 278, 382 de Maeyer ................... ~ ....... 21 Ma~!lus ............................. 140 Mats1n .............................. 293 de Malacordis ..................... 255 · Malfait . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158 Mansion ........ ............. :.. 28, 29 Marcelis . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . 292. de Marez ........................... 232 Maria-Theresia . . . . . . . . . . . . 163, 209 Marie~Louise . .. .. .. . .. .. . .. . .. .. . 198 Marinus ... 140, 309, 310, 366, 378 Marot ............................. ~ 229 Mathieu ..................... 316, 384 Mafthijs ... 155, 158, 160, 229, 249, 301, 330. Matton ... 122, 141, 162, 165, 166, 173, 20L204, 211, 218, 235, 236, 266, 294, 344, 375, 377, 379, 383, 384. de Medina .. .. . .. . .. .. .. . .. .. . .. . . 132 Meedts ............................. 122 Meerts . . . 122, 142, 144, 158, 163, 165, 174, 176, 201' 204, 224, 238, 250, 270, 273; 275, 281, 282, 290, 309..~. 325, 349, 367. Meeus .............................. 274 v. Menset . . . . . . . . . . . . . . ... . . . . . . . . . 306 Mercier ............................. 181 Merckx ............................ 336 Meremans . .. . .. .. .. .. . .. .. . 270, 325 v. Merstraeten .. . .. .. . .. .. .. .. .. 256 Mertens . .. .. .. .. .. . .. . .. .. .. 282, 296 de Mesmaecker ...... 126, 165, 169, 203,204,225,261,266,269,270,. 275, 281' 283, 289, 343, 379. Ie Messier ........................ 218 de Metsere . .. . . . . . .. . . . . .. .. . .. .. . 202 v. Meulenbeeck .................. 146 de Meurs . . . . . . 176, 238, 280, 285~ 287,309,310,313,352. v. d. Meyningen ... 122, 131, 231, 266. Meys ....... :~ ....................... 360 Michiels . . . 11, 122, 171, 238, 286, 315. Milius .................. 130, 133, 134 Minsart ........................... 254 Miraeus .. .. . .. .... . . .. .. .. . .. . 27, 106 Moerbeek . . .. . . . . . .. . . . ... . . . . .. . . 140 v. d. Moesen ..................... 273 Moitlont . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253 de Mol ... 122, 132, 204, 236, 238, 249,256,269,274,290,306,309, 314, 317,339,343,345,376,382. Mornmaerf . . . . . . 175, 259, 285, 338 du Monceau . .. .. . . .. . . . . •. 204, 366 Monsieur ......................... 139 Montoyer .......................... 145 Moor ............................... 178 Mostijn . . . . . .. . . . . . . •... . . . . . •. .. . . 266 Mouroy ............................ 165

393


de Morales . . . 153, 178, 292, 294, 1 Petrucci .................. ·......... 191 .325. I v.d. Piete ...... 303, 306, 314,317 de Moreau ...... 115, 116, 123, 143 Pillet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280, .· 294 Mosselman, Mosselmans ...... 122, Pirenne .. : ...... 104, 153, 183, 274 t31, 133, 141, t44, t65, 182, 204, 1 v. d. Plassche ............ 168, 287 214, 220, 225, 231, 238, 250, 269, PlatteÇtU ........................... ~210 de Plecker ........................ 190 288, 324, 325, 338, 339. · Moyses ............................. 246 · Pletinckx ...... 204, 276, 277, 281. v. Mulder ................... .204, 273 288. Muis························\········· 245 Ploetarchos .... : ................... 161 de Munter .............. , ... 325, 372 Poncelet .. ... .. . . . . .. . . . . . .. . . . ... . 206 Napoleon I ... 134, 198, 236, 250, v. d. Poorten . .. . .. 122, 261, 270 337, 351, 362, 381, 382. . Popp... ;.............. , 175, 215, 254 de Nayer, de Never, ..... 122, 138, Portaels ...... 122, 138, 194, 235, 238, 240, 296, 312, 314, 316, 339 140, 142, 163, 167, 180, 203, 204, 207,209,216,236,238,261,265, Possoz ... , ... ;· ...................... ·29 269, 270, 276, 277, 279, 281, 282, Potaerts ............................. 230 288, 294, 302, 303,304, 307, 313, Pottier ............. ; ................. 234 314, 325, 334, 335, 336, 346, 347, Po wis de ten Bossche . . . . . . . . . 255 . de Preter .. .. .. .. . .. . .. . . .. .. . . .. '138 348, 349, 366, 370, 371. Neefens ............... 204, 250, 273 Prims , ....................... 7, 8, 106 v. Nerom ........................... 238 I de· Prins ......... 302, 324, 337, 382 Nettersheim .. .. . .. .. . .. .. .. .. .. . .. 195 de Proost, Proost ... 140, 294,.295, 307, 383. . v. d. Neucker ............... 152, 293 de Neve .. . . .. .. .. .. . .. . .. . .. 288, 292 Publicola Chaussard ..... ·. 170, 232 Nijs ............ 189; 202/216, 374 de Pue .... ·.................... ~07, 348 v. Nijsen ........................... 268 Puissant ............................. 145 Nijts ................................ 132 v. Putte . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .270 v. Nijvel ........................... 174 Quassaert ......................... 156 Nocetti ........................... :. 189 Raes ............................... 266 de Notero .. .. . .. .. . .. .. . . .. . . . .. . 254 de Rauw ........................... 163 v. Nuffel ........................... 138 de Raymaker ... 231, 249, 265, 266 v. Ob bergen . .. 19, 122, 203, 204, Renaux ............................ 311 Renders ............................ 139 225, 238, 250, 236, 338, 339.. Onnockx ........................... 317 Reps ................................ 156 Ophalvens ................... ~ .. ·· 339 de Reuw ........................... ·325 v. Oppens .......................... 306 Reyckaert .. . .. .. .. .. .. .. .. . .. . .. . 302 Ricard .............................. 352 Oppers ...................... 31Q, 311 Origon ...................... 189, 216 Richarius ................... 104, .105 Oscé ................................. 316 de Richemont ....... ~ .. ~ .......... 161 de Ridder .. .. .. .. . . .. . . .. . . 212, 302 Oth ................................. 301 Otto.l .............................. 107 de Riemaecker .. .. .. .. .. .. .. .. . . 193 v. Overvelt . .. . .. . .. . .. . . . .. . . .. . . . 218 de Rijck ..................... 140, 317 Paesmans .. . . .. 122, 162, 180, 182, · Rimbaudt .. ... .. . .... . .. .. ..... .. . . 155 212, 235, 238, 250, 272, 273, 281, de Ringmaeker . . . .. .. . .. .. .. . .. . 232 Ritsmans .... : ................ 238,347 282, 286, 292, 307, 349, 381. Paeters . .. .. . .. . . .. . . . .. . . . . . •. . . . 350 Robijns ... 121, 137, 190, 191, 192 de Pape . . ... . .. . . . . . .. 189, 265, 285 de Roest van Alkemade . . . . . . 194 Paret .................................. 8 Rolies ........................ 122, 158 Parijs .............................. 202 Romans ........................... 344 Parmentier .................. 273, 274 Rombouts .................. 146, 342 Romens ........................... 253 de Pauw ........................... 381 Pauwels ...... 202, 204, 231, 270, de Ronghe .................. 269, 325 v. Rode ..................... 125, 265 218, 289, 315, 325. v.d. Roo ........................... 345 de Peer 165, 266. Peersijn . . . . . .. . . .. . .. . . . . . . . . . . . . . 162 de Rosée .. . .. . . . .. . .. . .. . .. . .. . . •.. 145 Peeters . . .. .. .. . . . .. .. •. . . . . . 242, 257 Rosens ............................ 324 Peetroons ...... 122, 131, 169, 204, Rosiers . . . . . . . . . . . . . . .. .. . .. .. . . . . . . 307 207,209,238,252,255,269,293, Rossiau . . . . . . . . . .. . . . .. . . . . . . . ... . . 163 v. Rossum ................... 348, 384 314, 316, 324, 325, 334, 353. v* Perk ........................... 178 de Rota ........................... 131 v. Petershem ..................... 226 Rousseau .................. 289, 366

394

le Roy ... 19, 124, 126, 135, 186, 1 v. Stappen .................. 140, 317 188, 189, 190, 191, 201, 207, 215, Steels .. . :...... .................... 238 216,217,218, 219~ 220,221,238, v.d. Steenen ............... 265, 343 381. I Sterck .............................. 158 van Roy ...... 122, 139, 162, 181, .Stevçns ............... 139, 265, 318 207, 236, 238, 239, 306, 307, 315, v. Steyvoort ................. ~ ... 243 316, 3l7, 325, 348. Stockmans ........................ 238 Ru hens .............................. 135 Stoefs .............................. 331 de· Rueda ......................... 185 I v.d. Straeten ..................... 178 ·Rummen ........................... 274 Strepe~ .................... :. .. . .. 229 Ruolt . . . .. . .. .. .. . .. .. . .. . .. .. .. .. . 336 de .Stnjcker . .. .. . . . .. . .. .. . 131, 265 StnJ'ckmans stroobant(s) ...................... . 7 . 177 V ..· d . Rusten ....................... 383 Rutgens ........................... 259 165, 1 1, 225, 269, Ruykens ........................... 315 277,296, 324, 325. Sacré . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309 Stuyck .............................. 380 de Sacy ..... .. : ...... ............. , .. 7 Su~rneus .... , ............ ;......... 343 v. d. Saecken ............... 134, 160 Swalus ............... 163, 316, 372 Saetinck ; ...................... , ...· 146 Swolfs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 355 Sangliers ................. ; .......... 205 Tabernaemontanus .............. 296. Sansen .............................. 274 Taas, Tas ............ 131, ·342, 343 du Sart ........... ·................ 214 v. d. Taelen ............... 203, 204 T'S as ... ~...................... .. .. 258 Tassino . ~....... 122, 165, 270; 325 Scamp .............................. 170 Tassis .............................. 272 Schalckaert ..... : .................. 270 de Taverne ........................ 236 Schees .............................. 384 Tays ................................ 231 v. Schelle ......................... 366 v. d. Tempel ..................... 213 v. ·Schepdael ........................ 95 Testaert ........................... 338 Schietecatte .. .. . .. .. .. .. .. .. . .. . .. 240 Theunis .. .. .. . .. .. . .. .. .. .. .. .. .. . 232 Schockaert ........................ 258 Theys .. .. .. .. .. .. .. .. .. 144, 225, 342 v. Schoonbeeck ... 127, 201, 202, Thielemans, Tielemans 132, 207, 269, 270, 294, 366, 379. 344, 345, 348. Schoonheydt .. , 122, 204, 325, 332 Tijck ........................ 219, 332 v. d. Schoor . .. .. .. . .. .. .. . . . .. .. 139 Thoeniken .. .. .. .. . .. . .. . . •. .. .. . . 240 Schops ............................ 378 Thonis ........................ 257, 365 Schuermans ...................... 139 v. Tielen .......................... 330 Scoelappers ....................... 141 Tiroberman ........................ 95 Scolpa_ert ........................... 162 Tommen ........................... 238 Scott .............................. 318 Tordeur(s) ... 209, 220, 336, 384 Segers, Zegers ...... 136, 141, 210, I de Ia Tourneppe .. . .. . .. .. . .. .. 179 330, 383. du Trieu ........................... 289 . Servais .......................... 162 de Troy ........................... 142 Seylders ........................... 317 Trudonius .. .. .. .. .. . . .. ... .. .... . 127 Sibens-.............................. .135 Truyen(s) .................. 139, 355 de Silva ........................... 158 de Tuerhoudt de Paddeschoot 256 Simaer .............................. 357 · v. Uylenbroeck ............ 270, 377 v. Sint jan ........................ 350. de Vadder .. . .. .. . .. ... .. .. ... . .. . 135 Slavon ............................ , 156 I del Vaille .. .. .. .. .. .... .. .. .. . .. .. 225 Slootrnaekers ..................... 140 de Valck ·........................... 343 Slothmaeckers ................... 277 Valvekens ............ 141, 142, 316 de Smedt ............ 238, 307, 314 Vaucamps ........................ 381 Smons .............................. 231 Vannerus ........................... 96 Smulders ...... 241, 238, 308, 309, Vannutelli ......................... 305 317. v. Varick ............ 188, 202, 290 Snoy d'Oppuers ............ 196, 199 Vastiatt ..................... 122, 307 Spanoghe ......................... 139 Veen ................................ 258 de Spinoza ........................ 39'8 v. d. Velde ... 202, 295, 310, 37H Springael ...... 122, 144. 165t 223, Veldemans ........................ 204 231, 240, 253, 266, 314, 315, 325, v. Velfe ........................... 382 382, 383. Veilemans ............ 122, 282, 334 Sta ................................. 342 Vennekens ........................ 101 Stallaert ........................... 274 Verbeeck .......................... 291 Stamp .............................. 342 Verbesselt ....................... 116

395


Vercaeren ............ 165, 366, 370 Verdam ........................... 330 Verhaegen .. . .. . .. . .. .. .. .. .. . .. .. 196 Verhaert ; . .. .. .. . . .. . . .. . . .. . 306, 307 Verhasselt ....................... : . 122 Verheyen 135, 181, 305, 308, 311 Verhofstadt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135 Verlinden .. .. .. .. .. .. .. . . .. . 306, 307 Vermeylen ......................... 159 Verpooten .................. , ...... 219 Verrijdt ..... .. ... .... ....... .. .. .. 139 Vervoort ............ 122, 304, 351 Vesalius ........................... 161 de Je Vigne . .. .. . .. .. .. .. .. . .. . . .. . 195 Vigneron ........................... 298 de Villé ... 1461 181, 238, 316, 383 Vincentius a Pa ulo ............ 362 Vinck ............................... 288 de Viron ............................ -.. 258 de Vis ............................. 139 Vits ................................. 258 V1aeminck . .. . .. . . . .. .. .. .. . 254, 277 Vliegen ............... 11, 135, 167 de~ Vluegele .. .. . .. .. .. ... .. 249, 332 de Vogelaere ..................... 325 de Volder ................ " ...... 154 Volkwin ........... 104, 105, 115, 246 Volion .............................. 227 v. Volsem ... 122, 275, 290, 292, 324, 343. de Vos ......... ·178, 214,. 218, 276 Vrancx ..................... 249, 355 de Vreven ...... 192, 193, 194, 221 Vunens ............................ 232 de Wael . . . . . . .. .. . .. .. . . . . . . 293, 295 v. \Vaelwijck ..................... 231 Waienbergh ...................... 162 den Walduwe . . .. .... ... .. . .. . .. . 265 \Vallebeek . .. . . .. . . .. •.. .. . . . . . . .. 298 Walravens ... 122, 204,-238, 269, 309, 332. de Walsche ........................ 370 v. Walschot ......... 269, 325, 367 Wambacq ........................ 190 W angerer . . . . . ... . .. . .• . .. . . . . .. . . 202 Waroquet . . .. . .. .. . . .. ... .. . •...... 138 I \Vaucquez .................. 2.22, 314 Wauters, Wouters ...... 7, 96, 101, 108, 139, 165, 177, 225, 229, 292, 316, 317, 324. 325, 336, 367. 1

I

396

Watltier ............................ 185 Weckhuvsen ...................... 139 vVeemaels ...... 204, 211, 240, 251, 261, 346, 347. de Weert ........................... 382 Weerts .............................. 218 Wegge ...................... ~ ....... 207 v. d. Weghe .: . 26, 101, 133, 258, 275, 329, ~41' 348. Wens .............................. 162 Wenseleers . . . . .. .. .. .. . .. .. . .. .. .. 173 de W erve de Vorselaer ......... 30'8 v. Wesemale ..................... 226 v. Wesembeek ................... 178 Westetaers ........................ 306 Wets .:. . . . 165, 175, 338, 344, 384 de Wetter ......................... 219 de Weyer ............... , ... 307, 317 Weyts .............................. 178 v. d. Wiele, Wielemans . . . . . . . . . 131. v. Wienberge ..................... 342 Wijnants .. .. . ... .. . .. 240, 294, 376 Wijns ....................... : 282, 301 de Wij se . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . •. . 324 Wijts ............................... 131 Willem 111 , . .. .. . . .. . .. . •.. . .. ... . 379 WiUems . . . .. .. .. .. .. .. . .. . .. 109, 263 Willernaerts .. . .. . . . .. . .. . .. .. .. .. 263 Wilsou ....................... 307, 316 v. Winckelere ..................... 266 Wincqz ............... 144, 146, 152 \Vinderickx .... 8, 11, 122, 140, 146, 155, 158, 163, 165, 167, 176, 177, 180,192,203,204,207,209,212, 225, 235, 236, 250, 257, 258, 269, 272, 273, 275, 276, 277, 281,.282, 283, 284, 285" 286, 287, 290, 295, 303) 314,315,320,325,334,338, 343,349,357,366,367,372. Winkier Prins ............... , ..... 317 Winterrnaend ...... : .............. 382 v. Withem . . . 186, 187, 206, 224, 226,297. de Witte . .. .. . .. . .. •. .. .. .. . . .. . . • . 230 Wittebaert ''*" ................... 324 de Wolf ........................... 249 v. d. Zee ........................... 132 v. Zellik . . ... . .. .. . . . .. . •. . . .. . . .. . 178 Zie ook ·Antliroponymie, blz. 358, en Vondelingen, blz. 362.

LIJST DER ILLUSTRATIES. Blz. 18 23 24 93 97 .103

G~ologische

(I

doorsnede 0ude woning . Oude. woning ~ Neolitisch station De Dworpse bodem in de voorhistorische tijd De DwQrpse ·bodem in de Romeinse tijd Dwo~p in de vroege middeleeuwen Pastoreet huis · Pastoor Dupont De dorpskom omstreeks 1840 De oude kerk . De oude kerk aan de noordkant . De oude kerk aan de zuidkant . De oude kerk tijdens de afbraak in 1901 De twee weggehaalde klokken De nieuwe kerk · Dt.: dorpskom in 1719 . . De Sint-Laureinsborre . . Boomkapel aan Fiefelaar Kapel van Wouweringen Boomkapel op de Kiekenberg Stenen kruis op Solheide Kan. Prof. Dr R. Lemaire Glaaf Ferd. Gomm. Cornet de Grez (1797-1868) ··Graaf Raimond Cornet de Grez (1839-1896) . Het kasteel gebouwd omstreeks 1650 . liet kasteel in 1684 heropgebouwd Het huidig kasteel De kaak of schandpaal achter het kasteel . De huidige gemeenteraad Naar de markt van Halle . Het Stenen Hof Het Hof te Batenborg in 1762 Het Hof te \Vinterperre . De berg van Dworp omstreeks 1,910 . De molen de Becker jozef Julien van Hemelrijck . Personeel van de brouwerij \Vinderickx ca.. 1900 Oude groef te Steenput • Oude steengroef •

ill

'•

129 137 143 147 148 150 151 153 157 159 168

172 173 174 175 182 197 199 219 221 223 233 2:~7

253 254 255 259 269 271

29:5 295

296 297

397


Frans van Elst 303 Louis van der Piete 303 jaak van den Heuvel 305 Koninklijke fanfare <<De Eendracht» 313 315 Fanfare «De Onbemiddelden » Kapel op de Solheide . 317 Landschap op Rulrode . 319 De herstelde schandpaal, 320, 321 De dorpskom in 1795 · 335 De honderdjarige . 358 Dworpse typen . 368; 369, 370, 371 Burgers uit de streek rond 1890 . . . . . 372 Buiten tekst : Kaart der plaatsnamen van Dworp ..

INHOUDSTAFEL. 5

Voorwoord Inleiding Bronnen

7

9 9

I. 'Onuitgegeven 11. Uitgegeven

11 15

Bibliografie van Dworp HOOFDSTUK I.

Geografische schets . 1. De gemeente .

2. 3. 4. 5.

De bodemgesteldheid De waters De hoogten De verkeerswegen 6. De woningen . 7. Het bewoningsstelsel 8. Qe beplanting 9..Het landschap 10. De gehuchten .

17 17 17 18 20 21 22 23 24 25 25

HOOFDSTUK II. 27

De plaatsnamen . De naam der gemeente De schriftelijke overlevering Het woord in het plaatselijk dialect . Etymologie . Lijst van plaatsnamen . Overzicht van het materiaal

27

27 28 29 30

84

. HOOFDSTUK liL

De oudste menselijke nederzettingen .

93

1. Prae-Romeinse oudheden 2. Nervisch-Rameins tijdperk 3. De Frankische nederzetting .

94

96 98

HOOFDSTUK IV.

Het ontstaan van de parochie en de parochie- (later gemeente-) grenzen 1 Ontstaan van de grenzen of afbakening van de parochie

398

101

ton

399


HOOFDSTUK V. Kerkelijke geschiedenis 1. Het primitief kerkelijk bezit en de lotgevallen er van . 2. Oe latere kerkelijke inkomsten 3. Het beheer van de kerkelijke inkomsten 4. a) Oe pastoor b) Inkomsten der pastorij c) Pastorcel huis of pastorij . d) Levensbijzonderheden over de pastoors 5. Onderpastoo'rs en hulppriesters . 6. Kosters . 7. Het kerkgebouw en het mobilair Klokken . Orgel Nieuwe kerk 8. Begraafplaatsen 9. H. Geesttafel . 10. Kerkelijk leven a) Godsdienstplechtigheden . b) Processies c) Kruisdagen d) Begankenis naar Sint-Laureins . e). Waar men ter bedevaart gaat f) Parochiale genootschappen g) Kapellen en Kruisen . 11. Andere kerkelijke bezittingen binnen Dworp 12. Priesters en kloosterlingen uit Dworp HOOFDSTUK Vl. Feodale instellingen . I. Inleiding . 2. Oe grondheerlijkheid en de bezitters er van . 3. Heerlijke rechten. Schepenbank a) Meiers b) Schepenen . c) Griffiers d) Gemeentewapen 4. Andere heerlijke rechten . a) Gemeentegronden b) Straten en waterlopen c) Beplantingsrecht d) jachtrecht . 5. Andere heerlijkheden a) De heerliJkheid Dworp b) De heerlijkheid Kesterbeek c) De horcht en het kasteel • d) De kasteelhoeve e) De heerlijkheid van Aa . f) De heerlijkheid Essele

400

g) De· heerlijkheid Zittert

115 116

120 121 122 123 128 130 137 140 142 153 154 156 160 163 166 166 166 167 167 169 170 170

177 179

183 183 186

200 201 203· 204 206 206 206 207 210 211

214 214 214

218 222 224 224

6. Gewo'onterecht of kastuimen 7. Hoogmeierij Rode . 8. Schandpaal HOOFDSTUK VII. Het gemeentebestuur en de openbare 'diensten in· de nieuwere tijden . 1. Dorpsaqministratie sedert de Franse ·overheersing a) Franse tijd b) Hollandse tijd c) Sedert 18~0 Schepenèn . Raadsleden Secretarissen · 2. Gemeentehuis en gemeentediensten 3. Politie en·. brandweer 4. Water en licht 5. Post en telefoon . HOOFDSTUK VIII. Economische geschiedenis . 1. Landbouw Veeteelt . Maatschappelijke stand der boeren Hoeven . 2. Bos en heide . 3. Verkeerswegen, Verkeersmiddelen . 4. Nijverheid en handel a) Molens b) Papier- en kartonfabrieken c) Brouwerijen Andere nijverheidstakken . Handel

225 227 228 234

235 235 235 236 236 236 . 238 238 239 239 241 243

245 245

248 251 254 262 267 271

271 274

288 298 299

HOOFDSTUK IX.

Cultureel leven . 1. Onderwijs 2. Toneel, r.:uziek en zang . 3. Culturele verenigingen . 4. Natuurbescherming HOOFDSTUK X. Sociaal leven 1. Algemene sociale toestanden • 2. Spel en sport • 3. Schuttersgilden 4. Andere maatschappijen •

301

301 309 316

317

323 323 328 332 337

401


5. Kermis ett jaarmarkt 6. Herbergen 7.' Volksgebruiken

.

.

339 341

350

HOOFDSTUK XI. Demografie 1. Bevolking Honderdjarige 2. ¡ Anthroponymie en familiekunde . 3. Vondelingen . 4. Geiondheidstoestanden ~5. Taalgrenstoestanden 6. De Dworpenaar

355 355 357 358 362 365 367 368

, HOOFDSTUK XII. Oorlogsgebeurtenissen I. In de middeleeuwen 2. In de 17e en 18e eeuw 3. Franse tijd. Napoleon 4. Omwenteling van 1830 5. De wereldoorlogen . Register der plaatsnamen .

373 373 374 380 383 383 385

Register der persoonsnamen Lijst der illustraties . Inhoudstafel

402

389 397 399


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.