THEYS CONSTANT en GEYSELS JU LES, Geschiedenis van Linkebeek, Beersel, 1957, 272p.
;
GESCHIEDENIS VAN LINKEBEEK
GESCHIED- EN OUDHEIDKUNDIG GENOOTSCHAP VAN VLAAMS-BRABANT
GESCHIEDENIS VAN
LINKEBEEK DOOR
CONSTANT TBEYS EN
JULES GEYSELS
Met een voorbericht van
Dr. JAN LINDEMANS Lid van de Koninklijke Vlaamse Akademie
' , .... ' _..._
1957
DRUKKERU A. HESSENS KOMEDIANTENSTRAAT 12
BRUSSEL
.
VOORBERICHT
Het is de vijfde maal dat ik het vererend voorrecht heb een historische dorpsmonografie van mijn oude vriend en medewerker, CONSTANT THEYS, uitgegeven door het Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams Brabant, te mogen inleiden. Na Ruisbroek (1940), Drogenbos (1942), Dworp (1948), Kapelle-op-den-Bos (1953), komt nu Linkebeek aan de beurt. Zo ziet schrijver de verwezenlijking van zijn idealistische, maar koene droom gestalte krijgen, nl. de geschiedenis van de gemeenten, gelegen tussen Zenne ne Zoniën, de Taalgrens en Brussel te schrijven. Alsemberg ligt persklaar; van de overige, St. Genesius-Rode, Beersel, Huizingen, is het nodige materiaal verzameld. Mochten de gemeentebesturen aldaar zich hierover bezinnen door een ruime financiële steun, de uitgave mogelijk maken. Ik ga hier niet herhalen wat ik, in de vorige dorpsmonografieën van Theys, over zijn waardevol, methodisch) betrouwbaar geschiedkundig werk, reeds herhaalde malen geschreven heb. Deze monografie van Linkebeek moet zeker niet onderdoen voor de vorige. Goede wijn behoeft geen krans! ~Laken,
16 mei 1957. Dr JAN LINDEMANS, Lid van de Kon. Academie voor Taal- en Letterkunde.
TER INLEIDING EN TER VERANTW·OORDING Er moge uit blijken dat een dorp ... waar niets noemenswaardigs voor 's· lands algemene geschiedenis aan te stippen valt, toch rijke geschiedkundige stof kan bieden, alleen omdat daar mensen leefden die hun wet en wee hadden, zoals wij, en het eenvoudig menselijke on~e belangstelling ltan boeien meer weHicht dan het buitengewone. (Jan Lindemans, Geschiedenis van Opwijk). Si te souvenir n'est pas pour tout le monde un culte, combien, même parmi les plus insensibles, ne se sentent pas, à un moment donné, émus par Ie passé ? (Robert Dessatt).
Mijn opzet een geschiedenis van Linkebeek te schrijven dagtekent niet van gisteren. Immers, reeds in 1933 deed ik, ten behoeve van een bijdrage over deze gemeente in Toerisme, het orgaan van de Vlaamse Toeristenbond, een vlugge prospektie in allerlei archiefbronnen en later, bij gelegenheid van opzoekingen voor monografieën over Drogenbos, Ruisbroek, Dworp, inmiddels verschenen, en over Alsemberg, St. Genesius-Rode en Huizingen, nog in handschrift, tekende ik menige nota aan over Linkebeek, zodat ik reeds heel wat over deze gemeente bezat. Toen 'me dan iemand uit Linkebeek zei dat hij voor zijn dorp zou zorgen, liet ik hem dadelijk de kans, maar daar het na jaren bleek dat daarvan niets zou in huis komen, kreeg ik de handen weer vrij en nam ik de draad weer op, ditmaal in samenwerking met dhr. jules Geysels. Zonder zijn grote toewijding, zijn grondige kennis van Linkebeek, zijn geboortedorp, waar zijn voorzaten reeds eeuwen woonden, en mede als toeristisch adviseur voor zijn gemeente, zou dit werk weinig kans gehad hebben het licht te zien. Als gemeenteraadsheer wist hij daarenboven belangstelling te wekken bij de gemeenteoverheid, die, om de zware uitgave verbonden aan het uitgeven van een dorpsmonografie te helpen bekostigen, inschreef voor honderd exemplaren, als prijs uit te reiken aan de beste leerlingen van de gemeentescholen. Het nochtans belangeloze uitgeven van een dorpsmonografie is meer dan ooit een hachelijke onderneming. Op onze dagen wordt dit bijna onmogelijk. En dit terwijl duizenden, ja miljoenen soms, uitgegeven worden aan eendagszaken, aan klatergoud, aan eendagsvlinderwerk, aan wat zand-in-de-ogenstrooierij, de ogen van de massa ... Bij het samenstellen van deze vierde dorpsmonografie is het me opgevallen hoe de algemene struktuur van bijeenliggende dorpen weinig versch.ilt, zod.pt ik in onderhavig werkje haast dezelfde zaken
7
zou moeten herhal~n, zij het dan no.g in enigszins gewijzigde bewoordingen. Welk groot verschil bestaat er bijvoorbeeld in de landbouwtoestanden en het kerkelijk en burgerlijk bestuur van dorpen in een zelfde streek ? Dr. jan Lindemans schreef ten andere reeds dat de ene dorpsmonografie treffend op de andere gelijkt; alleen de namen verschillen en het zijn juist deze konkrete feiten die aan de dorpsgeschiedenis hun blijvende waarde verzekeren. Dit bewijst dat een dorpsgeschiedenis meer analytisch dan sintetisch moet uitgewerkt worden, wat sommigen er ook mogen over denken. « Meer en meer, zegt Camille Tihon, zal in de werken over lokale geschiedenis het ware beeld van het leven en het gebeuren van ons volk in het licht gesteld worden ». Het zijn dan meer de kleine, meer menselijke feiten die de belangstelling wekken, de kroniek « . . . de la Petite Histoire, si l'on veut, schreef iemand, mais il ne faut pas oublier que c'est elle qui a permis à la Grand~ Hist,o.i.re de s'accomplir », en verder weze het ons toegelaten nog een pa~r meningen in die zin aan te halen : Ces « miettes » de l'histoire nous font comprendre les mreurs et les usages d'autrefois et nous fournissent des données plus exactes et plus lumineuses, sur la vie d'un peuple, que les récits .légendaires des batailles et des victoires d'un conquérant. (F. de jaer, Histoire de la Ville et de la Commune de Wavre, 1938). Zonder diepgaande stu~.lie van de plaatselijke toestanden in een bepaald tijdsbestek van · de geschiedenis, beschikt hij, die aan algemene geschiedenis doet, niet over het onmisbare materiaal. (J. Mees, Ons Heem, 1949). Dit alles geldt ook voor de gemeente Linkebeek. Het is de geschiedenis van een klein Brabants dorp met zijn landbouw, zijn parochie en kerk, schepenbank (samen met Rode en Alsemberg), zijn graan- en papiermolens, zijn paar ambachten en zijn familiegeslachten. De autochtone bevolking, de oude families die sedert verscheidene geslachten eeuwenlang vaak dezelfde percelen bewerts:en, worden al meer én meer overstroomd door inwijkelingen zonder rechtstreekse band met het dorp, uit alle windstreken. Het komt er op aan dat de herinnering en de naam van die traditionele families bewaard blijven. Wat de nieuwe inwoners betreft, zonder dat iets bijzonders hen heeft aangelokt dan de mogelijkheid er een huisvesting te vinden, bij dezen moet belangstelling gewekt worden voor alles wat hen omringt, de oude plaatsnamen, de namen van hoeven, de taal en de gebruiken, de overblijfselen uH het verleden, zodat ze aldus op hun beurt aan het heem gehecht geraken. En ten slotte schrijft Dr. jan Lindemans, in zijn voorwoord bij mijn Geschiedenis van Drogenbos « dat in een dorpsgeschiedenis zelden, grote, schokkende gebeurtenissen te beschrijven vallen, maar dat het de vele kleine bijzonderheden zijn die de atmosfeer scheppen en u over het leven van de voorbije geslachten - en ook hun namen - kunnen inlichten... een mtnta.l feiten,. schijnbaar van minder betekenis, maar die ons het leven van ons voorgeslacht nader brengen en het eeuwig menselijke in de geschiedenis laten aanvoelen :..
8
ji r
Uit de zeldzaamheid of de menigvuldigheid van deze feiten die des te belangrijker zÎjn naar mate ze hoger in het verleden opklimmen, kunnen vakgeleerden bepaalde besluiten in de tijd en in de ruimte afleiden. Stellers van sintetische werken hebben immers noch de tijd noch de gelegenheid om in alle dorpen opzoekingen te doen. Dit is in hoofdzaak het werk van plaatselijke zanters en zifters. Mede om die reden, laten we zoveel mogelijk taal, tekst en teken der archiefstukken aan het woord, eensdeels ter wille van de taal zelf, anderdeels, om de lezer aldus meer vrijheid van oordeel en opvatting te laten. Zij die bij het openslaan van het boek het « onmisbaar » wetenschappelijk apparaat als een gemis zouden aanvoelen, wezen hierbij gerustgesteld. De noten staan in ,de tekst zelf tussen haakjes of anderszins. Wij weten het wel, zegt J. Lindemans, elk feit dat de geschiedschrijver aanhaalt, elk woord bijna dat hij neerpent, zouden te verantwoorden zijn door angstvallige verwijzing naar de vindplaatsen in de oude oorkonden. Het wetenschappelijk apparaat kan soms wel wat overdreven uitgerafeld zijn. In de Verslagen· en Mede~ delingen van de Koninklijke Vlaamse Akademie voor Taal- en Letterkunde, 1954, bl. 7~8, schrijft Maurice Gilliams, daarover het volgende : Het is bekend, dat Dr. Floris Prims, de geschiedschrijver van Antwerpen, met het vermelden van zijn bronnen uiterst zuinig was. In tegenstelling met zijn verzuim stellen we thans bij vele jonge historici vast parvenuachtige praal van bibliografische gegevens die, in de grond der zaak, enkel moeten dienen om een blijk van ernstige voorbereiding en verantwoording te leveren : in der waarheid werden de vermelde bronnen niet altijd met even grote toewijding en aandacht integraal gelezen of stelde men zich tevreden met het kompileren van andermans werken over die bronnen, of gaat men zich vermeien in een al te overdreven spel met statistieken en grafieken. De zin der werkelijkheid gaat verloren en het geheel verkrijgt een oppervlakkig uitzicht van geleerdheid, die zich niets meer van de levenswerkelijkheid herinnert. En zo is deze inleiding bijna helemaal geschreven met citaten uit andere werken ... En waarom ook niet. Er zijn wel mensen «een soort~ geleerden... die slechts een boek kunnen schrijven met de boeken van anderen» zegt Gerard Walschap in het «Album Dr. jan Lindemans, 1951, bi. 377 ». Waarom zou ik dan geen inleiding mogen schrijven met citaten van geleerden? Het zijn gedachten die ik graag verspreid zie, die mijn pogen verantwoorden en ik kan het op verre na natuurlijk niet zo goed en zeker niet met zoveel gezag zeggen. «je fais dire aux autres ce que je ne puis si bien dire tantöt par faiblesse de mon langage, tantöt par faiblesse de mon sens », zei reeds Montaigne. Hoewel niet geheel gelegen op het grondgebied der gemeente betrekken we ook de aloude hoeven St. Elooi en Homborch, de Rozemolen in onze geschiëdenis·van Linkebeek. Doorheen de eeuwen hebben .ze. het parOtlbiaaf-,Jel1(m :vart onze g$U.e.ante meegemaakt. Zuinigheidshalve werd afgezien van een afzonderlijke en uitge-
breide studie over de plaatsnamen, zoals in de monografieën van Ruisbroek, Drogenbos, Dworp en Kapelle-op-den-Bos. In de geschiedenis van Linkebeek ziin ze op de meest aangewezen plaats in logisch verband verweefd en verwerkt en werd een beknopte, alfabetisch gerangs9h*te lijst .~an het einde rvan het werk bij de registers opgenomen. · Dat deze dorpsmonografie volmaakt is zullen we de allerlaatsten zijn om te denken of te beweren. Linkebeek heeft trouwens noch rijke bibliografie noch overvloedig archief. De grote Engelse geschiedschrijver Trevelyan zegt trouwens dat vroeg of laat een geschiedkundig werk voor betere boeken van de nieuwe geslachten moet onderdoen.
HOOFDSTUK J.
AARDRIJKSKUNDIG OVERZICHT
Ligging en administratieve kenmerken. -
Wellicht zal er hier of daar nog wel een drukfout blijven staan zijn. Evenmin als vroeger is dit, vooral met de Iinotipe, te vermijden. We troosten ons met de gedachte dat we niet alleen staan. Schreef Diderot (1713-1784) niet reeds dat: Le désespoir c'est qu'on croit avoir vu toutes les incorrections et que l'ouvrage imprimé vous en montre qui crevaient les yeux ... Wij danken de heer gemeentesekretaris Jaak Cuypers en zijn zoon Pieter, opsteller ten gemeentehuize, weleerwaarde heer pastoor Nijs en ere-schoolhoofd Frans Kinat, voor de hulp die zij ons met liefde en belangstelling geboden hebben. En het Gemeentebestuur zelf dat ons een steun verleend heeft om de uitgave van het werk. mogelijk te maken.
De gemeente Linkebeek, 415 ha. groot, ligt op 9 1/2 km. van de hoofdstad en van Watermaal-Bosvoorde, op 4 km. van Ukkel en van Alsemberg; 2 1/2 km. van Beersel en van Drogenbos; 3 1/2 km. van St. Genesius-Rode; 5 km. van Lot; 11 1/2 km. van Hoeilaart. Ze behoort tot de provincie Brabant; het administratief en rechterlijk arrondissement Brussel; het wervingskantoor Waver; het rijkswachtdistrikt Halle. Kort na 1910 werd er een rijkswachtbrigade opgericht, die in mei 1955 werd afgeschaft en samengevoegd bij die van St. GenesiusRode. In de brigade van Linkebeek was ook het grondgebied van Alsemberg begrepen. In geestelijk opzicht behoort de parochie tot het aartsbisdom Mechelen en de dekenij Ukkel. Haar kodifikatienummer is 21.057, zijnde 2 Brabant, 21 het arro.u.dissement Brussel, 057 het symbool van de plaats die ze békleedt in de alfabetische volgorde der gemeenten van het bestuurlijk arrondissement Brussel. Ze wordt bediend door de spoorweglijn 124 (Brussel-Charleroi); de autobuslijn UkkelAlsemberg-Dworp-Halle en Ukkel-Eigenbrakel en UkkelVerrewinkel-Diesdelle. Er is een postonderontvangerij en een telegraaf- en telefoondienst.
De naam der gemeente.·- Het dorp ontleent zijn naam aan de kronkelige beek die het bespoelt en ontspringt aan de voet van de beboste zandheuvels van VerrewinkeL De naam << Linkebeek » klimt op tot in de vroege middeleeuwen. Geschiedkundige oorkonden maken er reeds vroeg gewag van (Linkebeek, 1190). In de 15de eeuw schreef men « Linkenbeke », in de 18de « Linckebeke », in de eerste helft van de 19de « Linkenbeek » en thans officieel « Linkebeek ». Ook « Oplinkebeek » komt reeds vroeg voor, wat er op wijst dat dit gehucht een zeer oud gedeelte van onze gemeente moet zijn. Zoals men ziet onderging de schrijfwijze in de loop der tijden geen andere wijziging dan zijn aanpassing aan de toenmalige spelling. Nochtans is de betekenis van het eerste lid niet zo . eenvo~. at.s net er uit ziet. Cos.ijn had er op gevonden dat «Je rmsseau Linkebeek est nommé ainsi parce 10
11
Kerk en dorp van uit het zuiden. Teken. Poep. (Cliché uit «Op de Uitkijk» orgaan personeel Spaar- en Lijfrentekas, april .1954).
qu'il était à gauche de la Glatbeke » ... Dan zouden er nogal veel beken rechts of links van dit of van dat moeten genoemd worden! Prof. Dr. A. Carnoy, van de Leuvense Universiteit, in z.ijn bekend werk « Origines des noms de lieux des environs de Bruxelles, bi. 87, meent dat «Jink » een in het Nederlands verouderde term is, die in het Engels nog gebruikt wordt in « golflinks », nL een begraasde helling voor het golfspel. Het woordenboek van Oxford bepaalt de tefm als « level or undulating sandy ground near sea-shore with turf and coarse grass >>. In het Angelsaksisch was het doodeenvoudig een hellend terrein of heuvel. De Linkebeek, net als de Lubbeek ( hlid-baki), is dus een beek met begraasde bermen, en als Linkhout in Limburg. In ons land treffen we de naam nog aan te Denderwindeke, waar er een Linkebeekstraat is die werkelijk bestaat uit een helling, waar in de laagte een beek loopt. Er is ook een Linkebeek tussen de Ronnebeek en de grens Bornem-Oppuurs, waarnaar te Lippelo een hof te Linkebeek, dat reeds in de 12dt> eeuw bestond, geheten is. (E.S.B., 1936 224).
Bodemgesteldheid. -
De ondergrond van het gehele heuvellandschap bestaat uit Brusseliaanzand. Langs de heHingen van de valleien der kleine beekjes wordt het Ieperiaanzand en nog dieper de Ieperiaanklei aangesneden. Deze is in de dalbodem doorgaans met moderne beekalluvie bedekt. Op de hoogteruggen die de 100 m. overschrijden is het Brusseliaanzand bedekt door Tongriaan, terwijl een dun laagje doorgaans fossielrijk Lediaanzand tussen beide afzettingen voorkomt. Bij het maken van diepe waterputten werden de volgende 12
grondlagen aangetroffen : I. - Put van Frans de Pauw, Bloemhof, in 1908 gegraven door putmaker Bergmans van Alsemberg : Gele klei tot 2 m. diepte; rood kwartsachtig zand met gerolde keistenen : 0,25 m.; geel roodachtig weinig ijzerhoudend kalkachtig zand : tot 3 m.; wit kwartsachtig kalkhoudend zand : tot 5 m.; bruinachtig zand : tot 6 m. kwartsachtig zand met witte kalk : tot 7 m.; grijs kwartsachtig kalkhoudend zand: tot 11 m.; grijs kwartsachtig zand: 12 m.; hetzelfde, maar witter : to,t 15 m.; grijsgeel kwarts- , achtig zand : tot 16 fn.; hetzel·fde maar witter :· tot 25 m.; hetzelfde, kalkachtig tot 27 m. Waterpeil in de put : 1 m. 11. - Put bij de kleuterschool op het Holleken. Gemaakt door putmaker Berghmans van Alsemberg in 1928. Einddiameter : 1,20 m. Aard van de grond : Klei tot 2 m.; Geel kwartsachtig zand : 3 tot 23 m.; grijsgeelachtig kie?elachtig zand : 24 tot 32 m. 111. - Put van beton van Frans Heymans, juwelier, Processiestraat 1, (thans Dapperensquare). Gemaakt door putmaker Wielemans van St. Genesius-Rode in 1926. Einddiameter : 1 m. Aard van de grond : Geelbruin kwartsachtig zand; 1 tot 3 m.; geel kiezelachtig zeer kwartsachtig zand : 8 m.; grijsgeel een weinig groen kwartsachtig zand : 1 m.; grijsgeel een weinig groen kwartsachtig zand met fijne wrijfbare stukjes biksteen : 1 m.; grijsgeel kalkachtig zand : 2 m.; Brusseliaans zand : 19 m. Waterpeil in de put : 1,50 m.
Hoogten en laagten.- Het hoogtepeil gaat van 70 (Schavei)
tot 65 (Kalevoet). Het stijgt tot plusminus 100 m. op heel Oplinkebeek, het Holleken, de Boecht, tegen het Kieerfbos en bereikt 110 m. nabij de grens van Alsemberg. In de toponymie worden vooral de volgende ho,ogten vermeld : de Eierenberg ( 1680, gem. geh. den eyerenbergh metten huyse ... tusschen de Wijnborrestrate ... ende de Koyestrate... achter den Antenoys G.). Zo geheten omdat de te betalên cijns uit 70 eierèn bestond; de Eksterenberg ( 1581, aen 't stichelgat van den exterenberch tot op Vlierkensveldt, K.A.); de Kattenberg ( 1659, St. Eloy bosch gen. den cattenbergh, R.K.); de Koekefberg (1630: den Coeckelbergh); de Schonenberg ( 1547, een verbrande stede metten boomgaert ende huyse ... aen sheeren strate ... aen spapen block ... aen d'erve geh. Schoenenbergh, A.P.); de Zavelberg , 1655, lant geh. de Savelbergh, 0.). De Boterberg. De dalen zijn beter vertegenwoordigd met het Grootdal ( 1700, op het Grootdael a en de Waelestrate... de capeUe van Caelevoet, K.A.) ; de Grasdelle (de Ghersdelle Iancx de Clete, K.A.); het Schouwendal ( 1431); opt velt geh. Schouwendal Ianghs de lange hage, A.P.; de Meysedelle alias Schouwendael, 0.; de vallei van de « Crommen Elleboghe », 1525; (Schouwendal, waarin het bestanddeel Schoud, « scheef, gebogen,. krom », hetzelfde als krommenelleboog). De Koensdelle (1587, de Koensdelle "'
13
K.A.); aen de KoensdeJJe bij den bosch geh. tHeetebroeck, K.A.; de Kleindelle, de Bunsdelle ( Oplinkebeek) de Ra.nkelsdelle ( 1843) ; de delle geh. het M oyleken ( 1662), reeds in 1502 Moeldye = moelieken, naar de vorm van een bakkerstrog. De Wijenborredelle (eigenlijk een door het water uitgeholde weg. Waters. ·~ Onze gemeente ligt op de Brabantse hoogvlakte tussen de vallei van de Zenne en die van de Dijle in. Kleine bijriviertjes van de Zenne hebben het plateau sterk versnipperd. Het grondgebied wordt doorlopen door de Linkebeek, gevormd door de ganzevoet van de Dweersbosbeek (de Koekoekbeek), de Jezuietenbeek, de Wijenborrebeek en de Verrewinkelbeek. In 1460 onderscheidt men de « grote beke >> en de «cleyne beke» (A.P.). In 1630 is er sprake van de Molenbeek (tusschen het curelant ... ende de molenbeke), in i 683 van de « Molenbeke oft Kerrebane tegen thof ter Schilde ». In 1665 « de Molenbeke van Linckebeek loopende nae Calevoert » (0. 8468). Stroomafwaarts, te Kalevoet, wordt de Linkebeek Zandbeek geheten. Ze loopt uit in de Zenne na de beken van Ukkel opgevangen te hebben. Aan de molens was een leugenbeek gegraven, nl. een onechte beek die buiten haar natuurlijke bedding is afgeleid tot regeling van het waterpeil der molens. (in 1630 : de Logenbeke; tusschen de Leugetibeke ende de MaeJbeke daer op een en papiermolen placht te staen). De Verrewinkelbeek wordt vermei di in 1581 (de beke recht oppe tot Verrewinckel, K.A.) ; teghen de beke van de Homborgh wijde, K.A.). Meestal wordt ze nochtans de Keilebeek geheten ( 1581 : op de Kelle K.A.; 1680 : die clijne Kellebeke, 0.; 1691 : de heere van den Winckele zijn huys op de Kellebeke, K.A.; 18de e. : de KeJiebeke ... den boomgaert van het heerenhuys, Dross.). Een kelle is een kleine afvoerbeek. Het kan ook een watergeul zijn waarlangs het water op een molenrad gevoerd wordt. Hier dus van de Oude molen (Rozemolen). (Zie J.L. Toponymie van Beersel, 106). De naam Wijenborrebeek vonden we slechts eenmaal vermeld, nl. in 1869: de Wijnborrebeek, O.A. Op sommige plaatsen werden deze beken afgedamd of de bronnen opgevangen en vijvers aangelegd. Onder die vijvers telt men deAlaartvijver (1581, den grooten hoevel bij den Alaert, K.A.; 1666 : de herberge ende papiermolen op den Alaert, F.O.; 1666 : bomen op den dam van den Alaert : personificering op -aard van aal, paling, dus palingvijver? Op de Jezuïetenbeek lag een vijver ( 18de e. : bfock aen de vijver van de jesuiten van het Hof ten Heuvel, K.A.). In de 12de eeuw bestond er een vijver, in 1630 (geh. de· Perckvijver, over memorie van menschen in bempt verkeert). Op de Verrewinkelbeek ligt de kasteelvijver (vijver met sijnen dam ... de
14
beke ter eenre de Kellebeke ter Jde den hof van het heerenhuys Dross.). · ' In de t5de eeuw was er een « vijverken geh. den Waterman » ( 0. 994); waar hij lag is niet bekend. In 1665 is er een « Snoeckput » (0.). De Kasteelweide voor het ·hof te Schilde was eertijds ook een. vijver (C.H.), waarschijnlijk te vere~nzelvigen met de AlaaTd. . . . . . l'n 1587 wordt înelding gemaakt van de « ArcRe staende opt goet van h. van den Dijck » (K.A.) en in 1784 « beneden de arcke omtrent het casteel van Baron de Provins » ... Vóór de aanleg van de waterleid~ng waren sedert eeuwen de inwoners die geen eigen barreput hadden meestal aangewezen op bronnen in open lucht, die weldra algeheel zullen verdwenen en uit het geheugen der mensen weggewist zijn. Veel sporen vindt men in de oorkonden niet over die oude bronnen. · De oudst vermelde is van 1356 : ane den Kelleborre. Ook de << Borreweijde regenaten die clyne keUebeke (1680) zal wel naar die bron geheten zijn. Het is het Kelleke in de Dalstraat nabij de spoorwegbrug. In 1637 is er sprake van «den Koeckelborre » (0.). Sedert <<onheuglijke tijden>> hadden de inwoners het recht water te nemen aan de Koekelbeek, de enige die ze konden gebruiken. Door de aanleg van de spoorweg liep deze mogelijkheid gevaar en de gemeente stelde voor ze te verleggen en er een « puisard en maçonnerie >> te l1ouw-en, in 1870. Het bronnetje te Verrewinke1, in de Perkstraat, moet ook zeer oud zijn. De « via dicta den Borrewegh transit silva », door het bos ( 1451 - A.B.) en in 1665 « den Borreweghstrate geh. den Dam (0.), het Borrestraetken (0. 994)» te Verrewinkel leidden er naar toe. Dè St- Wijenborre, waarvan de naam doorheen de eeu~en misvormd werd tot wijnborre en hyperkorrekt Wijnbron, vmdt men voor het eerste vermeld in 1627 (zie hoofdstuk 111). Het Schaveihorretje is gelegen in het << Zuur » aan de oorsprong van de jezuietenbeek. Het diende vooral voor de mensen van de Boecht. Het kasteelhorretje in het dal, vroeger de Koeiestraat bevoorraadde het laag gedeelte van het Holleken. In 1581 lezen we van « sekere osseiken ( euselken) staende aen thuys van jacob de Mol tot aen tgat (toegang) van de Borrenheye ». Op een vraag van de hogere overheid in 1859, in verband met de choleraziekte, verklaarde de gemeente dat er te ~inkebeek gezond en overvloedig water was, maar dat de mwoners het ver en over zeer heuvelachtig terrein moesten halen. Vooral drie plaatsen waren in dat opzicht slecht bedeeld, nl. de Dries, de Langehaagstraat en het HoUeken. Putten zouden daar zeer dienstig zijn, maar de gemeente bezat geen middelen ... Toch werden er twee putten gegraven 15
in 1862. In de Langehaagstraat, waar trouwens maar een paar gezinnen woonden, werd de zaak opgelost doordat water gehaald werd bij een partikulier. De put op de Dries, met metselwerk en overkapping, was gelegen in de hoek van het gemeenteplein, aan de zijgevel van de huidige woning van Van Waeyenberghe, waar toen het gemeentehuis en de school stonden. De put op het Holleken lag aan de verbinding van. de Bellestraat (nu de Hollebeekstraat) met de Koeienstraat Veel voldoening ga( hij evenwél " niet; hij werd buiten gebruik gesteld en ten slotte dichtgemaakt. In 1895 werden twee putten geboord op het Holleken, een aan de inkom van het gehucht, op een perceel gelegen wijk B nr. 94k, toebehorende aan de ouders van gemeenteontvanger Jan Boon, die het aan de gemeente afstonden, en een andere aan de brug van de spoorweg. De politieverordening betreffende die waterputten behelst enkele tekenende bepalingen : het· was verboden ze met modder te bestrijken en de aanplakbrieven die er mochten opgeplakt zijn te vernietigen; om er water te putten moest men ten minste 14 jaar oud zijn; men mocht ze niet .gebruiken bij vriesweder; de « balander » mocht niet losgewrongen worden als hij vastge-:maakt was; voor serren, steenbakkerijen of mortel mocht er geen water geput worden; het was ten slotte verboden water te putten met vuile vaten, kuipen of emmers, alles op een boete van 5 F en 10 F, bij herhaling binnen het jaar. .. In onze streek, vooral te Alsemberg, Beersel en Dworp, bestonden er vroeger, en vindt men .thans nog verscheidene zg. poelen nl. op waterarme hoogvlakten gegraven putten, meestal nooit dieper dan één meter, op de hoek van een stuk land of een weid~., meestal ~bij de doening, waar het regenwater van het veld of van de straat naartoe geleid wordt. Dit water dient voor het vee en bij brand als bluswater. Niet veel van die putten hebben een naam. In 1406 en 1431 treft men aan een « stuck lant van 6 dw. geh. den Waterpoel opt velt geh. Schouwendallanghs de lange hage » (A.P.). Tegen de Bambos bestond in 1484 de «de Hoenderenpoel opt Holleken » ( G. 995) ; in 1581 « het berehelken... tot aen den Hoenderen put» (K.A.), in 1714 misvormd tot« Honderfput » ( G. 3162). Er bestond ook een « Poelstrate » ( G. 994) en een « Ronden Poel op 't ijseren braeek velt met een eynde loopende van Calevoert naer Dorp» (Dworp) (G. 994). Vóór een vijftigtal jaren waren er nog veel hofsteden voorzien van een gemetselde borreput, tot 50 meter diep, waaruit het water met emmer, zeel en katrol opgehaald werd. Een daarvan staat vermeld in een akte uit 1780 : « teghens de schuere ... ende borreput te oplinkebeek » (0. 3162). In 1835 werd er ook zo een put gemaakt bij schepen de Ridder. Toen een diepte van ongeveer 50 voet bereikt was, gebeurde er een grondinstorting en de putdelver, Antoon Denies van 16
Boondaal op Elsene, werd bedolven. De burgemeester ontbood twee putmakers, van Obbergen uit Ukkel en jubin uit Brussel, die een put er naast maakten, maar toen ze 45 voet diepte bereikten, dierven ze niet verder gaan, zo slecht was er de grond, zodat ze het slachtoffer, dat natuurlijk op d~t ogenblik reeds opgehouden had te leven, niet konden bovenhalen. (O.A.). Bebossing en beplanting.- Hoewel er geen noemenswaarde bossen meer overblijven, toch vertoont de gemeente een werkelijk bebost en rijk beplant uitzicht doordat veel hoeken, kanten en glooiingen met boom en struik zijn bezet en het afwisselend plantsoen van de vele' villa's en landhuizen op enkele jaren tijd weelderig gegroeid is, bij zo ver dat die woningen bijna geheel onder groen en loof verdwijnen. Men denke maar even aan de omgeving van het station en de zuid-westkant van de dorpskom. De parochie van Linkebeek is ontstaan te midden van bos en heide en lang nog bleef ze half ingesloten door het Zoniënwoud. In de t6de eeuw, misschien was dit vroeger ook reeds geschied, werd het bos in zijn palen gezet. In de oorkonden zijn die afpalingen in reeksen onderverdeeld. De 9de reeks op Linkebeek lag tussen een boomgaard van de dorpsheer van den Winckele (waarschijnlijk aan het Hof ten Elleboge) en de goederen van het Begijnhof van Brussel en omvatte 98 palen. De tocte reeks liep van de weg naar Verrewinkel, de Geselstraat tot aan de weg naar Stalle en telde 140 palen. (S.P. I. 108) (R.K.A.P. Reg. 188). Rondom Brussel geschiedde de uitbreiding in de 19cte eeuw naar het zuiden en het oosten toe ten koste van veel bossen. Bossen zoals het Melsdaalsbos, waar Etterbeek nu verrijst, het Linthoutbos, het Solbos en de bossen rondom Vorst en Linkebeek, alle aangewezen op de kaart van Ferraris, zijn sindsdien verdwenen. (Go biet, Histoire des Forêts ... I, 421~.
Karlo vormde vroeger een soort van enklaaf in Zoniën. Een paalsteen daarvan lag ergens nabij het station van Linkebeek op de hoogvlakte. (Akte Leenhof van Brabant, 1650). Vooral omstreeks 1825 werd de gemeente ingevolge de rooiing van het Boesdaalbos voorgoed van het grote Zoniënbos gescheiden. Akker- en weideland werden gewonnen uit heide en bos. Zoniën op Linkebeek wordt vermeld in 1266 : apud Linkebeke juxta locurn dietam Silvam Ducissae (W.), tegen Sonienbosch ( 1739) ; het tsHertogen Eist ( 1551). Een eist is een plaats waar els groeit. Andere bossen waren : aen de moelen bij den Cattenbosch (1502); St Elooy bosch gen. Kattenbergh; sekeren haegbosch compet. Jouffr. Honinckx ( 1659) ; opt Boesdaelveldt tusschen den horinck (hoek) van den bossche geh. Elfeboge ( 1431); de baghijnenbosch op 17
Sinter Wijen eyck (1604) ;'de Bambosch van de Bagijnen van Brussel (1581-1680). Dat het Bambos lang is blijven bestaan is te danken aan het feit dat een bambos een gedeelte van een bos is dat niet mocht worden gerooid en waar het vee niet mocht weiden. Zo bleef het woord in de toponymie bewaard. Den bosch van Homborch ( 1485); den Jesuitenbosch ( 1739); op de ghersdelle tegenover tschaveyvelt ende langs het bosch geh. de Cl eet (een kleert is een uitgedund bos) ; den Cortenbosch ( 1570); bosch geh. den grooten Rommeleer ( 16621815); dbosch van Sinte Loijs (1523); den haegbosch van Ste Elooy (1782); het ront houken oft rondenbosch (1659); tegen den Ronden bos eh ( 1581) den Steenboseh ( 143 7-1777) ; bosch geh. d~n Tompt (1502); den Wouterbosch, bij de hoeve Schavets ( 1570) ; · op de heegde tot Verrewinkel (een heegde of haag is een woeste grond met kreupelhout begroeid). Als heidegrond zijn bekend: de Kelleheide (1648) · de Boschhei de, te )! err.ewinkel ( 1659); de Tymmennans~ heyde ( 1587); de Wij.ngaertheyde ( 1748); de Geynsterheyde op den Elleboge (C.H.); het bosch geh. den Winckel (1665) ( G.) was een bos dat een winkelhaak vormde of een driehoek vertoonde. « Eenen bosch geh. den nieuwen ofte thiendenbosch ... Dit was een bos dat vroeger land was en daarom moest er de houttiende voor betaald worden.
« Teghen de straete loopende van L. na er Rode ... deselve straete medegemeten »; ·landt op het groen meynighveldt alwaer den nieuwen steenwegh naer Als. is doorloopende... waervan is geincorporeert in den. selven steenwegh 57 roeden» (COO Brussel - 1742). In 1532 wordt ook een << Drythage » vermeld (KA 2326). Buiten de bossen werden later en thans nog meestal populieren geplant. Vroeger waren het andere houtsoorten. Zo werden in 1629 «achter Verrewinckel. .. afgècapt menigvuldige buecken, hesselteren~ bereken, espen ende pesseleren boomen ». (P.O. 4848). In 1727 werden bij Jacques Heymans de volgende bomen verkocht : 12 eiken, 5 beuken 3 olmen 29 essen en l kerseboom. ( 0. 8314). ' ' Bij een verkoop van bomen op het kerkenblok, achter het Hof te Schilde ende beneden het Hof te Homborch en aan de straat lopende van Linkebeek naar Brussel noteren we in 1684 beneden dit laatste hof 8 abelen en 3 populieren 4 abelen. aan .het Hof te Schilde, 3 essen op het Kerkenblok, 7 tronketken 1n de straet naar Homborg en 4 eiken in de straat naar Brussel (A.P.). In 1752 werden op «den Caeckaert » onder Linkebeek en Alsemberg 20 kopen eiken en beuken verkocht en op de _Bambos 7 eiken gekocht door de pastoor van Alsemberg. Zijn borg was de pastoor van Linkebeek. {0. 352). In de n~Iatenschap van Jan Houwaert, vorster1 in 1754, bevonden ztch « staende omtrent den papiermolen en 18
« op den Haeck » 15 populieren, 16 olmen, 5 elzen en 4 beuken. (0. 8319). Verder noteert men « ten eyxkenen aen de coestrate ( 1483) · de willigkens ... tegen den grooten heuvele ( 1630); het Eistgat (1680), waar dus els groeide; het Iin~eke op scheewegen ( 1674), het lindeken op den Brusselweg (1739), het lindeke staende aen het land van Boesdael ( 1739), het lindeke op den Beerssele weg ( 1771). - Opt Schauwendael geh ... den herselen (C.H.). Hersel is hesselter, hern (witte beuk of steenbeuk). In 1703 stond er ook een linde aan het Hof ten heuvel, waarschijnlijk die welke hierboven op de Beerselweg vermeld is. De linde was de gelielkoosde boom van onze voorzaten. « De linde die als een edele moeder een huisje beschermde tegen noodweer en bliksem; die snel opwast, die schoonheid en schutse verleent en een geurige bloesem. schenkt, welke heelkrachtig is bij vele gevallen. De lieflijke linde is de moeder onder de bomen». (Paul Kel1er, 1873)_. Er werd alg~!lleen aangenomen - en dit zal .wel op erv~nng ~e~teund ztJn. ~ dat men onder de brede krum van een hnde vethg kon schmlen en vergaderen, omdat de bliksem er nooit insloeg. Dit zullen wel de redenen geweest. zijn waarom in oude tijden overheidsen andere volksvergaderingen er onder gehouden werden. Een andere reden was nog dat èr ·geen lokalen bestonden die ruim genoeg waren om veel volk te kunnen bevatten. Linden dienden ook voor wegwijzers op openbare wegen. (J.L.). In Zoniën groeiden ook wilde vruchten. In 1475 werd Jan Vyerlay die men heedt Clymmen woonende te Dorpe (Dworp) gestraft, omdat hij «wilde appelen op Suenien gehaelt hadde ». Boswachters Jan de Suene en Peter Pickaert hadden hem betrapt. (RK 12546). Oudtijds bestonden er talrijke kollektieve dienstöáarneden op de bossen. De inwoners haalden er het nodige hout voor~het optrekken van hun huizen en hutten en ~et vervaardigen van hun alaam. Ze vonden er brandstof ~n heten er hun vee weiden. In de herfst werden de varkens er 111 gelaten voor de eikels, beukenootjes enz. Gaandeweg werd dat. nochtans verboden ter wille van de grote schade die er aangenebt werd. Dat verbod werd nochtans nooit volledig nageleefd. In de rekeningen van loniënbos, bijvoorbeeld, staan voortdurend lijsten van personen die daarom beboet werden. ln 1464 werden de volgende inwoners van Linkebeek bestraft : Jan Spierinck geheten Phales, _Cornelis Speeckaert, Lijsten Stoysens, Jan Blaes, Beelen Leefdaels, Pauw_el van Bo~airden, Wouter Timmers, jan Spe.e.ekaert, Jan Ptckaert, Wtllem de Slupere, jan van Loon en sijn soen. Voor een paard, een os, een koe bedroeg de boete 1 peter, voor een kalf 1/2 peter. Neele Bloemaert, van wie een koe en een kalf in het bos gevonden werd, kwam overeen voor 1 peter « omdat hij arm 19
was». (RK. 12546). In 1466 werd jan Steenman de jonghe ... bestraft met een halve royaal « van dat hem zijn twee peer... den ontlopen waren op Sonien te Lichtmisse » (RK. 12546), In 1472 had Machiel Guens 1 rademaker, een << dom (wiel-naaf) aenveerdt meynende dat sijn hadde geweest » en werd met een royaal beboet. In 1477 hadden Pruysten van Linkebeek en Jan Hoerijek beesten in het jong hout van Zonien laten lopen. Ten overstaan van de steeds grotere schade die in· het woud aangerîcht werd, werden bij verordening van Keizer Karel dd. 11.5.1548, twaalf boswachters meer aangesteld. Voor Linkebeek werd Jehan van Sinte Jans aangewezen. (S.P.
II, 51).
Men werd gaandeweg zeer streng tegen bosdieven. In
1551 werd Heyndrick Coopman gestraft « om dat hij wech gevuert had de houdt dat ge arresteert (aangeslagen) was » (RK. 48476). Het was zelfs verboden gras te snijden. Bij een verordening van 11.3.1778 werd aan dat verbod andermaal herinnerd op plaatsen waar bomen van minder dan 40 jaar stonden, natuurlijk om geen jong hout mee af te snijden, en dan nog alleen met een sikkel. Tevens was het verboden staken, « penschrijven, ertreys, boonstocken » enz. te snijden. Dit was natuurlijk niet naar de zin van de bosburen. Er werd heftig verzet gemaakt Inwoners van Bosvoorde, Terhulpèn, Elsene en Linkebeek zonden verzoekschriften in om ten minste overal gras te mogen snijden. Itf het algemeen kregen ze toch voldoening. In de lijsten van de personen die toelating gevraagd hadden om in Zoniën berkenrijs voor bezems te mogen snijden staat geen enkele Linkebekenaar vermeld. Toch vonden we in de 17de eeuw een « Gîlle Daneels genaemt den bessemaeker ». (Woudrecht, nr. 366). Hij moest als getuige in een bosmisdrijf optreden samen met << Corne1is van der Haegen în de wandelingh den advocaet en Jacobus Miebiels saeger ». «Jan Daneel Vrancx geheten Roekeloos heeft gepoent voer cricken Reynken zijn soene ende Peter Fa1ijs te Linckenbeke om dat sij met stocken ende boghen op soenien waren ende daer vonden een jonck meysken die sij gheloeft hadden dair te commen ende hen daer gheset hadde soet bieeek ende tselve meysken bekende dat sij hen dach gheset hadde ende gheleden te commen want sij den eenen des anderdaechs scheide soe poente die voergen. » (R.K. 12546). Dit gebeurde in 1477. Te Linkebeek werd op het einde van de 18de eeuw een boomkwekerij in Zoni·ën aangelegd. Vorster jan . B. Schoonheydt kreeg machtiging om op eigen kosten een huis te bouwen met genot van een half bunder grond, onder voorwaarde ctat het huis achteraf door het Domein kon ingekocht worden, na raming van de kosten. (S. Pierron, 11, 26 en Woudrecht nr. 10).
20
In 1685 telde men alhier 17 bunder bos, natuurlijk Zoniën niet inbegrepen, dat Staatsdomein was. In 1846 bleef er nog 18,7580 ha. bos over, maar het bestond uit 50 percelen, waarvan het grootste· i~ts meer dan 4 ha. bedroeg. Als heidegrond waren er nog tten p~rcelen, samen 1,8340 ha. Akkerland en grasland. ~ Voorheen meer dan nu, want er bestond geen kadaster, had elk stukje grond zijn. ei~en naam al naar bestemming, grootte, aard van de grond, l~ggmg, vorm enz. Veel van die namen hebben echter alleen m de volksmond geleefd, verdwenen of werden vervan~en door and~:e. Enkele bleven opgetekend in akten, andere ztJn moderne Wijken straatnamen geworden. .. In onze streken met hoogten en laagten ZIJn er natuurlijk natte gronden, zg. broek zoals het « Grootbr~~k » gelegen aen het 0<fOet van Dyedelgem ( 1406); sekeren. WL]mbtoeck tot Calefort ( 1581); het Nijsenbroeck bij de jesmten ( 1665). Als beemden hebben we « den langen bempt » ( 1665); den bempt geh. Teyske.nsbempt ... aen de straete die van Brussel .n~er Alsenbergh loopt ( 1630), niet te verwarren met de hmdtge Alsembergsesteenweg, die pas in 1740 aangelegd werd. D~ Thyskensbempt (1790 G. 3162); den Vrancxbemp~
. d 'f ft De weiden zijn talrijker : vooreerst « aen den rz t o gemeynte » (C.H.). Van drift of drijven. Een plaats wa~r een recht van vee drijven tot beweiding op bestond, en dte gemeenschappelijk door al de ingezetenen mocht bedr~_ven worden. Verder was er de Dikke weyde (C.H.), de BegLJf!eweyde O'en. den Tap ( 1717), op den Elleboge aen de Begt]ne weyde (w. Hl. 689); de Borreweyde aen de clij~e Kellebeke ( 1680) · de Drooge weyde van thof van Hongertjen ( 1581); de weyde <Yeh. den Druyl opt Linckebeeckvelt tegen den Alaert 1622°1 1735 (0. 3162). Een druiler is een talmer. Was het misschie n een plaats waar men zijn tijd en moeite verspeelde? Verder de Kelleweyde (1666); de weyde geh. den Koeckoeck ( 1627); de lang/ze weyde ende de beke ( 1739); de middelste weyde... aen den Coeckelbergh ( 1630); de Perckweyde (1551, 1659); het Schoteleren wijcke (18de e.) de weyde geh. de Willigkens tegen den groot en heuvele ... I?et twee zijden aen het Taetstraetjen ( 1630). Behoort misschten ook tot het grasland : « in de prochie van L. aen tSwerken ». Een groenswaarde of grasboord ? Enkele yan deze percel~n zijn geheten naar een eigenaar of gebruiker, zoals DeniJS (Nijsenbroek}, Mathijs (Teiskensbeemd), Frank (Vrancxbeemd) enz. Akkerland wordt aangewezen met de naam veld, land, blok enz. Onder veld wordt verstaan min of meer uitgestrekte uitgewonnen landerijen. Waarschijn!~jk was he~ o~?ste akkerveld oorspronkelijk gemeenschappehJk. De pnmitteve ( 1581 ) .
21
grote winning was het Linkebeekveld ( 1455), Linckebeeck velt ( 1700, 1746). Daarbenevens was er een Klein veld nu Kleiveld (dialektisch valt zulke n weg), het cleyn veldeke~ ( 1680), het Cly~velt (1777). Een ander gemeenschappelijk veld was het Mamsvelt ( 1581, opt groot Meynichvel t ( 1621), het Hooft... veldt oft Groot Meynich veldt ( 1773), opt cleyn Meynichvelt a.en 't goet van Schilde ( 1630), het Meeneus veldt aen St. jans Gasthuys (1737). (J. Lindemans Top Beersel 154-15 7) . ' . ' ~Jeine, met hagen van levend hout of stokken afgesloten, omtutnde stukken heetten blok. Zulke stukken waren o.m. het Groot Block te Nyeuwenhove (1604), het Franck block (1739), het Heerensblock, 1 b. groot (1746), het Gerekenblock ( 1787), het Pluckenblock aen de beke aen het goet van Homborch (1431, 1771). Hoewel Linkebeek geen kouterveldnamen heeft, bestaat er een plaatsnaam « Kautergat » (Wijk B), zijnde de toegang tot een veld. · Het omtuinde land bij een hofstede, gewoonlijk moestuin, heette lochten of Jochting. Zo was er alhier « een erfve van oudts geh. Abslochten ( 1630), misschien eigendom van een abt of van een familie Abs. Een block geh. Zannekens lochten ( 1581); sBotters gelegen ( 1581); Bottenslachten ( 18de e.) · de Keilelachten (1604). · ' Velden worden geheten naar : hun ~iggin~ : he~ Boesdaelvelt ( 1638 en passim). Over boes = wtld, zte J. Lmdemans, Top. van Beert, 13; op Dueysenbroeckvelt (1581), het Nijsbroeckvelt daer den voetwegh van Caelefort naar Beersel doorloopt (A.P. 1739. Duysbroeckvelt (1789); het Elschotvelt (1407), Elshoutvelt (1455), Eiseratvelt ( 1777 en kad.); het Hofvelt ( 1728, kad.). t> hun vorm. den Haeck opt Menesvelt ( 1728, 1773); de goeden Huybrecht Pepermans geh. den Beel (1450); het Lanckveldt ( 1665); bloke op den Crommen Elleboge ( 1680); 5 dw. geh. het Horeken tot Verrewintkei (1685), het Horeken (1741). Een ho_reken, (eigenlijk horik) is een hoek. Het block geh. den Wmckelaere ( 1581 ). Winkelhaakvormig perceel. naar oude vlaktematen: tvelt geh. d}Elf bunder (1581), de elfbunder ende den Koeckelbergh ( 1739); de Drij Dachwant (C.O.O.). - Tot Calevaort ... de goederen geh. het bunder (C.H.); de vijf dachwant (1665), het halfbunder (1665). naa: paaltekens: den smalen meer (1487, 1755). Op het KletnveJd. naar een historische gebeurtenis: block lants geh. het Verbernt (verbrand) ge lege ( 1627), het Verhert ghelege ( 1693) .. naar de naam van een eigenaar of gebruiker .· de Binst opt S~~ouwendaJ (C.D.~'. apud Verwinckel supra loco dicto de BtJnse (1410). Famthenaam van Binst (Binche)? Het Heu-
22
sekensveldt (1739); het Kerckenblock (1665); het Neysveldt (1739) of Meyersveldt (1750); het Perckvelt (1455); het St. Eloij block (1777); sVrancxveldeken (1581), hetVrancxvelt (1789). na.ar dieren : een hofstad nu in lant bekeert geh. den Coeckoecke tegen de Oplinckebeekstrate ( 1630); lanf in den Wolfsput tegen den Exterenbergh (1604). Een wolfsput is een put waarin het water draaiend (welvend) opborrelt, dus niet het dier wolf. naar planten : op het Kerseieren veldt ( 1587), den Kerselaer op Schouwendael (1746); het Vitsenblock beneden de kercke (1665); het Vlierkensveldt alias · Boesdael (1687); den Swerten kerselaer aen de haeg van Schouwendal ( 1683) ; den Blomhof ( 1717), lant geh. den Bloemhof ( 1787). naar de aard van de grond : }t Quaet block ( 1739), opt Steenblock ( 1581), het Steenblock tot op den hoeck van den Steenbosch (1739), het Steenblok (1855). naar oude rechtsvormen : het Banckvelt tegen de Kellestrate (1356, 1406), het Banckvelt tontsom in sijne straeten (1739). Bij een plaats gelegen ter Banc, aldus wellicht genaamd omdat aldaar de schepenbank haar rechtszittingen hield. (J. Lindemans). Het Bankveld (Wijk C); het Dwancvelt ( 1455), nevens den Dwanck daer een en steen op staet ( G. 994) ? naar de wijze van cijns of belasting : de goeden der cure geh. Inviolata (1628). Zo geheten omdat dit stuk door de kapelaan van Beersel aan de pastoor van Linkebeek gelaten was op last van zondags te zingen de lofzang inviolata intacta (A.P.); de Eierenberg, op last van 60 eieren jaarlijks. personificaties : een gelege den Waterman nu wesende hoplochten in de Kellebeke ( 1630), stuck erfs de Waterman tegen
De dorpskom van uit het zuiden. Pentekening Leo Theys (CUcl1é
v:r.B.).
23
de Bullestrate ( 1658), nl. het perceel bij een water. Hofstad metten wateren, bogarden ... ter stad geh. den Pluckaert aen de Molenbeke aen tVrancx goet ... met een eynde aen de beke loopende aen den pappiermolen aldaer ( 1487 - 0. 995), de Pluckaert (1630); opt Roelant ( 1771). Eigendom van een Roeland; Rodeland wellicht uitgesloten. Volkshumor : den Verloren Co st ( 15de e.), velt geh. Verlo{en ... cost ( 1628); Jan .f'Iouwaert sone Cornelis bewdont een ge1ëge met huys gen. den Verloren kost ( 1683), Verlorencastvelt ( 1687); op Loddersblock ( 1739, 1756). 3 dw. land gem. gen. het keldergat (A.P. 1749). Ten slotte is er nog een block geh. den Antenoy toebeh. de erfgen. Vranc.k ... outcleercooper (1587), Jant nu bosch geheten den antenoy (1680). Block geh. den Naevijl (1581), den Navijl ... soo de Perck wij op ( 1756). Ovyl, later Avijl, navijl (thans officieel te Ukkel Chemin de Nivelles !) is een romaans leenwoord Ovile (schapenkooi) of novi1e (kleine hoeve); een 1/2 bunder land << Op den Cranck » ( 1532). Het Kattenveld is een veld omringd door een aarden barm (kat). (J. Lindemans). Een stuk << lants op het Vlierkeusvelt (tegen Boesdaal) aen een en mergelput >> ( 1604) herinnert aan het bemesten van land met mergel (A.P.). De gehuchten. Als eigenlijke gehuchten kan men beschouwen het Holleken, Oplinkebeek, Verrewinkel en Kalevoet. Het Holleken vindt men vermeld in 1576 in een akte tot verkoop door Louis van der Haeghen zoón Louis en Elisabeth de Ridder, van een hofstede geh. het Houlleken. ( G. 8306), in 1683 (aen 't Holleken) in 1752 (HeulJeken), in 1782 (ten gehuchte het Hulleken). In strijd met wat algemeen gedacht wordt betekent Holleken geenszins « gat » of «.. hol » maar wel « heuvel ». Het is hetzelfde woord als het Engels « hili » en het Westvlaamse «hul». Oplinkebeek, in 1447 « Op-Linckenbeke (0. 9539). 1630 Oplinckebekestraet, Oplinckebekevelt », is het hoger gelegen gedeelte van de gemeente, in tegenstelling met de dorpskom, die dan Neerlinkebeek zou zijn. Verrewinkel wordt alzo reeds geheten in 1258. Het betekent «verre hoek, ver afgelegen uithoek». Het ligt immers tamelijk ver verwijderd van de naburige dorpskommen. Het bestanddeel «winkel» komt in veel plaatsnamen voor : Oostwinkel, St. Eloois-Winkel, St. Kruis-Winkel enz. De betekenis « hoek » van winkel leeft voort in het woord « winkelhaak » en in het gezegde « in alle winkels en hoeken zoeken ». De wijk Kalevoet heeft als snijpunt de Alsembergsesteenweg, waar vier gemeenten : Ukkel, Drogenbos, Beersel en Linkebeek, op één punt samenkomen. Wat de oorsprong en de betekenis van « Kalevoet » betreft, deze naam heeft
24
niets met een «voet » te maken. Het heeft lang aangelopen . voordat aan ondiepe waters bruggen gelegd of gebouwd werden. Eeuwenlang was er te Kalevoet geen brug over de beek. (C. T. Gesch. van Drogenbos, bl. 122). Voetgangers liepen er van de ene steen tot de andere over en wag_ens en paarden reden er doodgewoon door. Dergelijke plaatsen werden << voorden » ;geheten. In vele Janden van Europa leeft het woord voort : als « voorde » in ons land, bv. Bosvoorde, Vilvoorde enz., als « foort » in Nederland, bv. Amersfoort, als furt in Duitsland, bv. Frankfurt, als ford, in Engeland, bv. Oxford enz. Het middeleeuwse woord « voorde » betekende « wad » d.i. doorwaadbare plaats, in het Frans gué. · De stam « voorde » of « voort » vindt men terug in de oude schrijfwijzen van Kalevoet: in 1220: Calenvort, in 1249: Calevoort, in 1539 : « parochia de Linckenbeke locurn dictum Calevaort ». Doordat in het plaatselijk dialekt de << r » van veel woorden wegvalt, bv. in poo(r)t enz. en terwijl inmiddels gaandeweg de oorspronkelijke betekenis van «voorde» teloorging, bleef er alleen «voet » over, zoals wij het nu kennen. De plaatsnaam Kalfort in de gemeente Puurs heeft dezelfde oorsprong als ons Kalevoet. Wegen. - Buiten de straat naar Kalevoet en die naar de wijk << de Eusel », heeft Linkebeek geen rechtstreekse grote wegen naar de naburige gemeenten. Het zijn aUe binnenwegen, zoals de « wech die van Linkebeke loopt naer Halsenberge (1581), de Beerselstraete (1630), de stràat van Beersel naer Linckenbeek (Kad. A) nl. de Beukenstraat Van uit Rode kwam een « Brusselwegh op tot aen den Galghendries (1739), de Rodeweg (1773). Het « Roogat aldaer die van Rode naer Brussel gaet (1739). Het Rogat (1836) was de toegang tot die weg. Vóór de aanleg van de Alsembergsesteenweg liep de «vaarweg» naar Brussellangs de «oude weg» en de huidige Linkeb~ekstraat langs de beek, uitkomende te Kalevoet Zo werd vermeden tweemaal de beek, die eeuwenlang zonder brug bleef, door het water over te steken. Het grootste gedeelte van die weg lag en ligt op Ukkel. In de loop van de tijd kreeg hij verschillende benamingen. De oudst bekende is de << Walsche strate daer men gheet van Onse lieve Vrouwen van Calevoirt (spreek uit Kalevoord) te Linckenbeke wert » (E. v.d. Linden), omdat dit de weg was naar de Steenweg van Waterlo, oudtijds Waalse weg of Steenweg op Namen. Verder heette die weg de Kwadestraat omdat hij zo slecht was, de Brusselweg, de Brusselstraat ( 1738) de oude Linkebeekse straat enz. De huidige Brouwerijstraat was tot in het midden der 19d• eeuw slechts een smal voetpad en de Molenstraat is ook pas uit die tijd. De Alsembergsesteenweg «de casseije van Als. is
25
getrocken onder Linckenbeek » ( 1773-KA. 15685), in 1740 en had geen zeer. gro?.t belang , voor . Linkebeek o~ het grondgebied waarvan htj s~echts eén ktlometer lang tS en er overigens maar tangenttaal loopt. In 1795 (0. 8448) stonden daar nog maar vijf huizen : Hend~ik La?arre, vorster, Jakobus Michiels, Pieter Cuyck~ns, Pteter ~tsea~, jan Cnops. In 1782 was een van die hutzen een smtdse, tn St. Elooi, bij het Hof ten Bluts te Kalevoet ( G. 348). Oude straten zijn.: de Lange Hage (1431), lat~r de Langehaagstraat, verminkt tot Langhe Haesestraet (1860), en Langewagenstraat, hoewel er toch een Waghenstraete was in 1560.- De Snuytstraete (?) (15de e.).- Den Sant hof a en 't Hollenstraete ( 15de e.). De reeds elders vermelde Wijenborre straete (1652); de Sinte Wijenstraet (~.O.O.). De Coestrate ( 1621), Koeiestraat (Kad. B), nu de Vtllalaan. De langhe straete (1759). - De Lepelstraete (1773). Nu de Fons de Haesstraat. - De Molenstraete boven Seven Oaeten ( 1628 1773). Dit is niet de huidige Molenstraat, die omstreek; 1850 aangelegd werd tot verbinding met de Alsembergsesteenweg. .- Het Taetstraetjen (1630), misschien hetzelfde als het Tackstraetken ( 1665, 171 0). Het Lapschiestraetien te Oplinckebe.ke ( 1705) ;. Lapschie.str. ( 1705), Lapsee1str. ( 1780). Misschten heeft dtt woord Iets te maken met een slagboom. - De Zavelstrate (1431). De Luytestraete (1581, 1604) op het Kleinveld. -· De Scheewegh ( 1738, kad. B.) de herbaene oft vaerwegh opt scheewegh beneden in de dellinge (1693).- De Hoelstraete (op het Kleinveld) (1684). - De· weg van Hollenbeek (Kad. B.). - De Kemeldriesstraet ( 1661). - De Karebaen (1739) de Kenebaene (1756).- De Koeckestraete (1773). - d}Omborch straete ( 1710, kad. A.). - Tegen de Kellestrate daer men naer den elleboge gaet (C.H.). De Oeesselstraet ( 1659), waarschijnlijk geheten~ naar de ges lachtnaam Oeysels, Gijssels, die in de streek steeds goed vertecrenwoordigd was. De Bullestraete ( 1658), de Belle~traete ( 1756). - Voorbij de Elsgatstraet ... daer 't Papenstraetjen tusschen beyde loopt (C.H.). - De Boschstraete (C.H.). En ten slotte de weg nr. 42 gen. Spiegelvoetweg (1856) en de« weg nr. 42 de Kasteelbeekweg » (1860). -De Donkerstraet (1860).- De Aronieweg (1860).- De Dorpstraete ( 1665). Verschillende kleine recht doorlopende paden leidden naar de kerk, zoals de Kerckwegh (1703), de lange waege straete noord den cleynen kerckwegh ( 1782). De mensen van Verrewinkel en van Perke volgden een gebaand pad dwarsdoor de velden. Beide paden zijn nog goed te herkennen op de ka~rt v~n Popp, hoewel ze hier en daar reeds ~nder broken ziJn of m andere wegen verlopen. Het kerkpaadJe van Perke liep van aan de hoeve rechtdoor het veld, kruiste de 26
Perkestraat, liep over het kruispunt van de Langehaagstraat en de Kleindelle, weggevallen door de aanleg van de spoorlijn, en van daar naar het Kleinveld en het Wijnborredal. Dat van Verrewinkel gaat uit van het einde van de Perkestraat, kruist de Kleindelle, loopt verder door over Oplinkebeek en vormt thans wat het Oplinkebeekpad heet om uit te komen aan de spoorwegtunneL Pas in het begin van de tse eeuw werd in de Oostenrijkse .Nedeclan.den een. aaR;vang gemaakt met de· aanleg. van steenwegen. Tot dan toe waren er op de buiten aardewegen. Het reizigersverkeer geschiedde meestal te paard en te voet. De wagens waren bijna uitsluitend bestemd voor het vervoer van koopwaren. Deze wegen geleken op onze landwegen. In de diepe kartesporen Hepen de wielen van de wagens, die alle even breed waren. Het enige onderhoud van die wegen bestond in het vullen van de kuilen in de kanesporen door middel van aarde of van rijshout. De voornaamste straten werden dan met groot hout (bomen) of met klein hout ( takkenrijs) berijdbaar gemaakt. Nog in 1843 leverde Jakobus de Beer voor 2, 54 fr. hout voor de wegen. (O.A.). Toch vindt men in een akte van 1603 (A.B.) een «Steenstraete » gelegen te Linkebeek. Waar ze gelegen was is niet uit te maken, maar een gekasseide weg zal het wel niet geweest zijn, wellicht wel een steenachtige straat. De eerste wegverhardingen werden uitgevoerd met afvalstenen van de Alsembergsesteenweg, onder meer in 1828, de St. Sebastiaanstraat. Oudtijds moesten de wegen en waterlopen door de aanpalende inwoners onderhouden worden. De aanleg zelf van straten werd vermoedelijk door de overheid uitgev9erd. In een stuk uit de 15de eeuw lezen we dat de jonge joes Theunis met 10 stuivers bestraft werd « omdat hij een saecxken mit eten dwelck toebehoirde zekeren wercluden die op tsheeren strate wrochten genomen hadde >> (RK. 12777). Elk jàar deden de schepenen een toeziehtsronde om te zien of iedereen zijn deel weg of beek onderhouden had. De bevonden tekortkomingen werden dan op een lijst aangetekend voor verder vervolg. Dit werden beletden geheten. In 1551 werd Jan Windricx gestraft «om dat hij niet verrnaeet en had de een en thuyn (afsluiting, haag) die hem bevolen was van sheeren weghen te maecken » (RK. 48476). Uit de beleiden van 1641 (G. 8405) pikken we volgende zaken op : « ierst onder Linckenbeeck die straete tusschen thof ten Hoevele ende den pampier molen van Gielis Clabbots is seer quaet bevonden ende sal worde11 gemaeckt met hout. .. eenen gracht gemaeckt ende behoirlijck verpeylt met eenen tuyn (haag); de strate gaende van den Speeldriesen naer het huys van mijn heer Frankien als seer quaet (slecht) bevonden, is geordonneert dat jan Mommaert deuselven sal
27
maecken met waesen als wesende processie wech; Iten1 bevonden in de straete gaende . van aen de galge van Beersele naer Sinter Weyden eyck straet lancx de goeden Daniel Tyck is bevonden seer qua et... is geordonneert dat se sal gemaeckt worden met hout; Item aen de galge van Beersele tegen den Steenbosch bevonden de heer baen soe quaet dat ten tijde. yan natt:n wedere n~en daer ._nyet en can passeren met een t]del (ledtge) kerre, Jae qualt]ck met een peerdt, door de claeyaerde oft potaerde ... ». Ook deze straat moest met groot hout gemaakt worden. In een akte uit 1639 (0. 8249) had «Sr. Daneel van der Kelen overmeyer van Jv\erchtene, in den naem ende van weae~ des heeren Raedt ende Fiscael van den hove verclaert'. .. dat is gegundt ende gecon~.enteert te beplanten zoeten proffijte des heeren Raedt ende ztJn~ naercomehnghen, besitteren van zijnen corenmolen tot Lmckenbeke zekere ledige plaetse wesende gemeynte, liggende boven tegens den bogaert Joncker Jans Albert van de Winckele, aen die arcke aldaer die maelbeke doetloopt naer den corenmoelen, commende tegen de goeden wijlen Peeter Dodeleth ende aen de straeten loopende van Linckenbeke naer Beersele, welcke bane alreeds van wegen des heeren raedt is begonst te beplanten met willige ende andere poten, tot onderhout zoe van de vs. strate als van de vs. arcke, welck onderhoud van deselve strate andersints zoude staen tot laste van de aemeynte in aevolge van de vs. 'consente ... behoudelijek dat hij de vs. erv~ nyet en sal moegen besluyten (af~luiten) ende ten eeuwigen dagen te moeten onderhouden d1e strate soe verre als haer die beplantingen extendeert. .. », nl. zo ver die beplanting loopt. Op vele grote wegen moest vroeger tolgeld betaald worden. Nadat de Rekenkamer de Rodestraat had laten herstellen van aan de galg van Stalle tot aan dë Galgenberg te Linkebeek verordende zij er een kleine tol te heffen. In 1659 moest ~an de barelen die daartoe opgericht waren 1 oord betaald worden voor een koe of varken, 6 stuivers voor een kudde van 100 schapen (Reg. f\UX Ch. fol. 270 en 271). In 1820 betaalde de pastoor van Alsemberg voor verteer door hem en kerkmeester van den Plas « alsook van de barreeJen op de reys naer Brusel om het haelen van 't geit uyt den bergh » (A.P. Als.). De tolbareel vvas aangewezen met een paal waaraan 's nachts een brandende lantaarn hing. Ç>m reden van het belangrijk vervoer van graan, hout, papter, bloemmeel enz., vroegen de inwoners van de meierij van Rode en vooral de houtkooplieden van dit dorp een oktrooi voor de aanleg van een steenweg tussen de Hallepoort en Kalevoet Deze steenweg werd door de Oostenrijkse regering gedekreteerd in 1712 en omstreeks 1726 door de Jezuieten aangelegd tot aan de voorde van Kalevoet en in 1740 tot Alsemberg doorgetrokken. 28
Voor Linkebeek was dit evenwel maar een halve oplossing, want om er met een rijtuig te komen moest men, doordat de huidige straat van Kalevoet tot op de Dries toen nog slechts een smal voetpad was, tot aan de Beukenstraat rijden. ln 1854 schreef de burgemeester aan een ambtenaar te Brussel : « om in mijne gemeente aan te komen moet men volgen den steenweg van Brussel naar Alsemberg tot eenen kilometer boven den barreel van Caelevoet. Aldaer bevindt zich eenen bekwamen weg die geleyd tot in het middenpunt der gemeente ». Het was dan ook licht te begrijpen dat de Linkebekenaren er niet erg voor te yinden waren om voor de enkele meters die ze de nieuwe steenweg konden berijden, te betalen. In 1742 laten ze dan ook van wege dorpsvrouw, pastoor, meier en schepenen een verzoekschrift tot de gedeputeerde staten richten waarin ze betogen dat voor enige jaren werd gemaakt een « casseyde ofte steenwegh beginnende outrent St. Giellis buyten deser stadspootte van Halle tot wijnigh voorbij de capelle van O.L.V. van Calevoet », onder Ukkel, één uur van de stad. Tot onderhoud van die steenweg werd een « barrière gestelt voor de perceptie van de rechten ». De weg voorbij genoemde kapel leidende naar Alsemberg, Rode en Zoniënbos was zo << impratkabel » dat na veel klachten en verzoekschriften een houtweg, een weg belegd met takken en twijgen, naar die plaatsen aangelegd werd. Om dit te bekostigen werd een tweede bareel opgericht op enkele stappen van de kapel, aan de kant van de stad. De aanzoekers voeren aan dat voorbij en dicht tegen de kapel een w:eg uitkomt waarlangs de inwoners van Linkebeek gaan en keren met de « voituren » van deze stad gelijk ook een ieder rijdende of komende van het dorp, zonder dat zij enigszins de houtweg konden of kwamen te gebruiken. Desondanks had de « harrierhouder » het half « barriergelt » geëist In het daarvoor ontstane geding werd de tolheffer in heLongelijk gesteld. Naar de ondervinding was de houtweg niet « bestandigh >> en nog minder bruikbaar dan te voren. Om hem te onderhouden zouden ondraaglijke uitgaven vereist zijn. In plaats daarvan werd een nieuwe kasseide aangelegd van Kalevoet tot aan de kerk van Alsemberg. Om dit werk te bekostigen werd de bareel aan de kapel behouden en de inwoners dachten dan ook dat ze daarmee niet meer Jastig zouden gevallen worden, luidens voormeld vonnis. Ze hebben geen het minste « geniet » van de nieuwe steenweg en er mag in Brabant geen weggeld geheven worden tenzij met machtiging en oktrooi van de Raad van Brabant, die zulks maar bewilligt ten laste van hen die de weg gebruiken. Nu gebeurt het echter dat de bareelhouder aan de kapel hetzelfde geld doet betalen. Tot besluit vragen ze dat, bij de aanstaande, verpachting. van het tolgeld,. de voorwaarde zou gesteld worden dat die van Linkebeek zouden vrijgesteld zijn.
29
Dit verzoek werd ingediend op 10.12.17 42 « sonder dat daer op iet is gevolght ». (A.P.). In 1823 verordende het Hollands bestuur vier wegwijzers te plaatsen. 1o aan de Donkerstraat aan het Hof Kuyckens; 2' aan den Dieweg op de steenweg van Brussel naar Alsemberg; 3° aan de Beerselstraat en 4° aan het eautergat op den Galgendries (O.A.). In 1859 stelde de hogere overheid voor een grote verkeersweg aan te leggen van de Steenweg van Alsemberg (Kalevoet) naar de Middenhut te Rode over de wegen 2, 7, 6, 5 en de Linkebeekse dreef. De Raad verkoos echter de aansluiting van genoemde steenweg aan de wijk de Euzel (Bourdon). Van het ontwerp kwam niets in huis. In 1866 was er sprake van een grote verbindingsweg van het centrum van de gemeente tot het station van Ruisbroek. De voornaamste wegènverbetering. in de t9rle eeuw bestond in de verbreding en bestrating van de weg van de Dries naar Kalevoet, die van aan de molen tot in Kalevoet een smal voetpad was. Anderdeels werden er ook veel wegen gedeeltelijk verlegd op aanvraag van partikulieren. In 1870 vraagde Prins van Arenberg dat de weg nr. 18 in het Boesdaalveld van het kadaster zou geschrapt worden, omdat hij geen wettig bestaan had, beweerde hij. Het gemeentebestuur ging daar echter niet op in. Het huidig wegennet van Linkebeek kan onderverdeeld worden als volgt : Provinciewegen : 1 km 325; gemeentewegen : groot verkeer : 3 km 180; klein verkeer : 20 km 220. In totaal 24 km 725. De totale oppervlakte er van bedraagt 22 ha. 82 a. 50 ca. De langste weg is de Hollebeekstraat, de kortste de Trap der Honderdjarige. Het is bijna niet te geloven hoe de meeste straatnamen van Linkebeek in de laatste tientallen jaren ondersteboven gegooid, veranderd en nog eens veranderd werden, bij zover dat er van de oude eerbiedwaardige benamingen niet veel meer overblijft. De Beukenstraat heette vroeger de Aronieweg; de Bloemhofstraat gedeeltelijk de Kleiveldstraat; de Boesdaalstraat, de Hollebeekveldweg; het Bospad, gedeeltelijk de Alsembergweg; de Brouwerijstraat, een gedeelte van de Molenweg, de Molenbeekweg en de St. Sebastiaanstraat. Ze werd verbreed in 1864; de Kommandant Romain Marissaldreef is een gedeelte van de vroegere Kleiveldweg, daarna de Oplinkebeekstraat; de Dapperensquare was eertijds ten dele de Kerkedreef, later de Processiestraat; de Dwersbosstraat was de Jezuietenstraat; de Fons de Haesstraat, de Lepelstraat tot 1935; de Oemeenteplaats" de Kerkedreef of Kerkendries; de Orasmusdreef, ten dele de St. Sebastiaanstraat; de Heide ... dreef, de Ziekenstraat; de Hoekstraat" de Beerselweg, daarna de Kareelstraat; de Hollebeekstraat, bestond uit de Dag0
30
straat, daa.rna de Hoogstraat d.i. het ge.deelte van de Brouwerijstraat tot aan de Wijnborredelle plus een gedeelte van de Bellestraat (tot aan de grens met Rode), verbreed tot weg van groot verkeer in 1864; de Hollebeekweg was de Eistgatweg; de Hongerijenstraat was het Dwersbos-; het juliette en Rodolphe Wijtsmanpad was de Katteweg; de Kasteeldreef was de Kasteelbeekweg en de Spiegelvoetweg (wellicht een verminking van Speelgoed, zoals het kasteel veel geheten werd); de Kasteelstraat was boven de Homborgstraat en beneden de Zavelstraat; de Kerkstraat was een gedeelte van de Kerkedreef en de huidige Grote Kerkenberg heette de Kerkhofstraat; de Kerkveldweg was een gedeelte van de Kerkweg; het· Kleindalpad was er een ander gedeelte van; de Kleindalstraat was de Delleveldweg; het Kleiveld was een gedeelte van de Kleiveldweg en van het Dreefken daarna Nieuwstraat, verbreed in 1894; de Krekelendrie·s wa~ de Scheevoetweg; het Op linkebeekpad was een gedeelte van de Op linkebeekkerkweg; de Oude Weg, een stuk van de Molenstraat; de Rodestraat was de verlenging van de Koestraat; de Schaveistraat was een gedeelte van het Dreefken; de Scheeweg, een gedeelte van de Alsembergweg · de Stationstraat is een gedeelte van de oude Molenweg (verbreed in 1866) en van de Homborgvoetweg bovengedeelte verbreed in 1872); de Steenweg op Ukkel was de Kalevoetstraat, in 1895 verbreed; de Vijverstraat was de Heuvelstraat, de Villalaan was eertijds de Roeiestraat daarna de Vrijheidstraat en vervolgens de Plateaulaan; het Woudpad was de Bosweg, ook de Elstgatveldweg. . . En ten slotte enkele wegen die nog zonder gebouwen ZIJn : de Boechtvoetweg, van Den Boecht naar de Schaveihoeve; de Kasteelstráat : het gedeelte tussen de Blo,emhof en de Pons ·de Haesstraat, eertijds ook Schoolewijckvoetweg geheten; de Schaveiveldweg van de Heidedreef naar de hoeve van die naam; de Trap der. Honderjarige, eertijds de Kleine Kerkenweg; de Rommende straat gaat van Verrewinkel naar Rode over het Hof te Perke. Het zou een al te omslachtig werk geweest zijn al die wegen en straten verder thuis te wijzen. Wie evenwel een bepaalde plaatsnaam verder zou willen onderzoeken, kan in veel gevallen met behulp van de kadasterdokumenten zijn doel bereiken. '"!et is in!l1iddels ?etreurenswaardig dat, bij gebrek aan gesc.htedkundtge kennts en vooral aan kennis van de toponymte, de oude eerbiedwaardige benaming en de juiste schrijfwijze d?or hen, die in zake naamgeving macht hebben, worden vermtnkt of vervangen door zielloze nietszeggende banaliteiten. ) Elke ·gemeente .zou er prijs moeten op stellen haar straatnamen te laten herzien door deskundigen. Dat geen 31
benamingen zonder de tussenkomst van de Bestendige Deputatie of de arrondissementskommissarissen mogen gewijzigd worden is een goede doch onvoldoende maatregel. In· dit opzicht is het overweging waard wat een b;kend Brussels journalist, Louis Quiévreux, schreef : <<Sous pretexte de commémorer Ie souvenir de vagues hommes politiques, on a pris, depuis quelque temps, I~ fac~euse ha~itude .de débaptiser certaines rues. Le nom htstonque ou legendatre été remplacé par des noms f_amille. C'est ain~i que Ie~ beaux noms évocateurs de l'h1stoue locale ont falt place a des titres nouveaux qui n'évoquent plus rien du tout».
a
?e
Kleine hoeve van Kerm} van het langgevelig type, thans onbewoond (Holleken).
De gemeen~e bestaat uit een tamelijk bebouwde dorpskern (een klem Brabants ronddorp rond de kerk) met uitlopers naar het station en naar Kalevoet en biedt verder een zeer verspreide bewoning, vooral samengesteld uit de vr~egere ho~ven, uitgebreid tot gehuchten, kleinere boeredoenmgen en 111 de laatste jaren zeer veel villa's. Een slordige halve eeuw geleden waren de meeste huizen nog zonder verdieping. De kleine hoeven zijn van het Brabants langgeveltype; de grotere ..zijn gebouwd op k~a draatplan in aesloten orde. Toch ZIJn er ook meerbouwtge 0 . of in verspreide orde aangelegde hoeven. De me.este hutzen waren ingedeeld zoals er een beschreven wordt 111 1784, nl. « een hofstede met den huyse, caemer; kelders, voorhuys ofte vloer... een verekenscat ende schuere »; en een ander in 1790 : « hebbende hetselve huys, keucken, caemer> kelder ende stalleken » ( 0. 3162). Sommige mensen woonden in nog meer bescheiden omsta'lil'dh:rheden. In 1665 woonde Jenne de Meur, weduwe Bergmaa~ met een kind« in den ouden ovenbuer » (bakoven)
van Jan Berckmans «voerman opt Bos» (van Zoniën); Maeycken (Maria) Tommaes ,weduwe Filip van Sinte Jans, in een vervallen huis; Hendrik Bergmans bezat een « vervallen huysken oft hutteken », hoewel hij toch een koe en een vaars· kon houden; Lijsebet de Herp, weduwe Guilliam Coqls, in een vervallen huis en Jan Goens, in tocht, een verva11en huisken. Bartholomeus de Bue, « oud catijvig man hem behelpende met een oud peert om sijnen cost te winnen besit in eygendom een vervallen huysken », niettemin houdt hij er 4 koè-ien en 1 vaars op na, die misschien beter gehuisvest waren dan hijzelf ... (0. 8468). Tot in de l9de eeuw waren bij·na al de huizen nog opgetrokken met hout, klei en stro. Een metselaar treft men onder de bevolking nooit aan, wel strodekkers, zoals in 1789 Jan de Cnop, die in de Lepelstraat woonde. Eén enkele plaatsnaam wijst op een vroegere kareelbakkerij nl. « aent careel, sekere erve geh. het careel tegen de strate IL-:>pende van Brussel naer Alsenbergh ( 1660) ». (Dit is niet de huidige Alsembergsesteenweg, die pas in 1740 aangelegd werd). Zelfs op de Dries, het huidige dorpsplein, vroeger beplant met twee rijen lindebomen, verbieven zich witgekalkte huisjes, aan de onderkant met een laag teer bestreken. Deze lindebomen, ten getale van 35, staande nrs. 199, en 200a sektie A, « op den Dries », werden in 1875 verkocht en geveld. jam·mer genoeg, ze zouden thans het uitzicht aldaar niet weinig aantrekkelijk gemaakt hebben. De gebouwde oppervlakte bedraagt op dit ogenblik 21 ha. 65 a. en 21 ca.
De woningen .en het bewoningsstelsel. -
32
Kerk en dorp ten zuiden. Op de voorgrond) vijver en sluis aan de Kasteeldreef (1890). {Copyrl~ht
A.C.!.. Brussel).
33
Ekonomische toestanden. - Buiten een nog belangrijk, hoewel stilaan slinkend landbouwbedrijf heeft Linkebeek, een . paar kleine bedrijven voor mekanische schrijnwerkerij, beeldhouwwerk, kunstsmeedwerk en kunstmeubelen niet te na gesproken, geen noemenswaardige nijverheid en er bestaat zeer weinig kans dat er ooit een tot stand komt. Niets leent er zich toe en er zou daartegen trouwens een geweldig protest opgaan vanwege kunst- en natuurminnaars. Op wetenschappelijk gebied vermelden we terloops de Stichting in zake visserij alhier van de Leuvense Universiteit. De meeste inwoners gaan de kost verdienen in het bouwbedrijf, in de fabrieken en kantoren van Groot-Brussel, wat sterk bevorderd wordt door. de uiterst snelle en prettige elektrische spoorverbinding. Reeds jaren is Linkebeek een zomerverblijfplaats voor rijke of rijkdoende Brusselaars en ook een geliefkoosd verblijf van kunstenaars, vooral schilders. De gemeente groeit uit tot een typisch villa- en forensendorp. Tóerisme en natuurbescherming. - Linkebeek is misschien het mooiste dorp van Brabant. Boven de heuvel steekt de kerktotenspil boven een omhooggolvend landschap van groen en loof en daken uit. Het is het hoogste punt van het dorp. Vandaar uit slingeren en dalen steil kronkelende wegen en paden naar beneden, overwelfd door allerlei boom- en struikgewas waar doorheen de zon haar stralen schiet. De wegen in het dal lijken wel de drevén van een aardig park, waar de kunstzinnîge eigenaar de natuur heeft laten begaan. Het is een overweldigend festijn van groen en eindeloos loof. Donkere boomkruinen steken af tegen rijen populieren. Struik- en schaarhout loopt langs de hellingen, dellingen, bermen en kanten. Kastanjebomen tekenen dreven en wegen af. Boomgaarden liggen verscholen achter het dichte scherm v~n. bosschages en hoge hagen. Allerwegen zijn het doorkijkjes, doorheen het gebladerte, op hoev~n en hovingen, bochtige paden zijn als met groen overwelfde priëlen. Een ruisende klank van stroelend water : het is de Linkebeek die haar klare wateren over haar zandige bedding murmelen doet, luttele watervalletjes vormt en het liefelijk dromend dal met zijn kabbelliedje opvrolijkt. Laten we langs het kasteelpark het beekje volgen. We lopen door een hoJie, bolle weg waarvan de hellingen met beuken zijn begroeid. Men zou zich in volle woud wanen. Het is er stil, eenzaam en fris. Daar in een inham van gras en wiJde bloemen, borrelt de bron van de Linkebeek. Wat is de natuur een heerlijke kunstenares. Wat weet ze alles wisselend schoon te maken. Welke grootsheid in ai die eenvoud. Boven op de hoogvlakte, ontvouwen zich duizenderlei uitzichten. Doorheen het hout zien we het bos van Alsemberg, en op de heuvelklingen in de golvende laagten, de gouden schittering der graanvelden onder het zonne1icht. Allerwegen holle 34
)
De Wijenborredelle. (Foto Ooms) (Cliché F.T.P.B. Brussel).
paden, die men met lust doorloopt, waar de bossen wat van hun wijding hebben laten hangen en waar de wandelaar steeds frisse schaduw en eenzaamheid vindt. Veel schilders hebben de schoonheid van Linkebeek op doek gebracht o.m. Rodolf Wijtsman, die er veel stukken aan wijdde, Frison, Pietercelfe, Truus Claes, Hubert en jan van den Bossche, van Reeth, de Meulenaere enz. In 1891 dichtte Prospet van Langendonck (Werchter 1862 - Brussel 1920), zijn vers «Naar Linkebeek». Ter herinnering aan deze begaafde Van Nu en Straks-er, werd in juni 1954 het Van Langendonckpad (Wijenborredal, Scheeweg, Bospad, Schaveiweg en Kleefboslaan) door de plaatselijke afdeling van het Davidsfonds ingehuldigd. Nadat reeds verscheidene malen gepoogd werd Linkebeek, de Brabantse Parel, beter te leren kennen, kwam op
35
4 juli 1954, op het gemeentehuis, een Vereniging voor Vreemdelingenverkeer en Toerisme tot stand met het doel het plaatselijk toeristisch bedrijf te bevorderen, het natuurschoon en al datgene waarin de toerist belang stelt, te beschermen en in ruimere kring bekend te maken.
HOOFDSTUK. 11
DE OUDSTE MENSELIJKE NEDERZETTINGEN EN HET ONTSTAAN VAN DE DORPSKERN Bij gebrek aan oorkonden is het vrijwel onmogelijk te bepalen hoe en wanneer zich hier de eerste bevolking vestigde, hoe ze zich ontwikkelde en een dorp begon te worden. Het is .een lange en niet meer na te speuren evolutie. Men moet immers niet gaan denken dat er op een gegeven ogenblik iemand gekomen is en tot metselaars, timmerlieden enz. heeft gezegd : « Kijkt, jongens, gij gaat hier een kerk en een troppel huizen bouwen en we gaan dat Linkebeek heten » ... Men kan alleen met zekerheid zeggen dat Linkebeek reeds in de voorhistorische tijd bewoond was. Immers op Verrewinkel vond Prof. 0. Cumont (Stations néolithiques de Verrewinkel et de Rhode St. Genèse, BuJietin de Ja Société d'Anthropologie de Bruxelles, XI, bi. 120-163), over een uitgestrekte vlakte, eertijds bos, talrijke voorwetpen van silex of vuursteen. Waarschijnlijk vestigden de neolitiekers zich bij voorkeur aan de oorsprong van waterlopen, hier de Linkebeek, net als te St. Genesius-Rode aan de oorsprong van de Molenbeek, in Wijde open plekken, klaarten in het bos, want in hun tijd strekte Zoniën zich uit tot aan de moerassige laagte van de Zenne. Vroeger ten andere, waren de oer- en natuurbossen niet zo regelmatig begroeid als thans, nu ze dicht beplant zijn door het baatbedrijf van de mens. Uitgestrekte heidegronden, naakte vlakten, die mede groter werden door rooiing ten behoeve van verwarming, optrekken van hutten en maken van alaam, begraasde velden, moerassige valleien wisselden af met ondoordringbaar struik- en dicht boomgewas. Dit geldt volkomen voor het neolitisch station van Verrewinkel en omgeving, dat volgens genoemde geleerde kan beschouwd worden als een aanhorigheid of afhankelijkheid van de nog belangrijkere neoJi.tische vindplaats van St. Genesius--Rode, 1.500 m. van elkaar gelegen. Te Verrewinkel werden meer dan 800 voorwerpen ontdekt als bijlen, pijlpunten (zie afbeeldingen in Histoire de la Forêt de Soignes, van Sander Pierron, I, bi. 179), slijpstenen, krabbers, messen, kloppers, hamers, zagen, zg. nuclëi enz. De grondstof werd vooral aangevoerd
36
37
uit Spiennes en Obourg in Henegouwen (misschien met een vlot op de Zenne). Er werd ook vuursteen · verwerkt uit Grand-Pressigny, uit de Maas- en Rijnvallei, naast phtaniet of zwart kwartziet uit de buurt van Ottignies. Enkele bijltjes werden mogelijk gans a·fgewerkt ingevoerd. Onze voorzaten vonden hier overigens alles wat ze voor hun bestaan nodig hadden, nl. brandstof (hout en houtskool), zuiver bronwater 1 vis en wild. De nederzetting ligt niet ver van vijvers en bossen, op de zuid- of zuidwestzijde van de hellingen en is aldus beschermd tegen de koude noorden- en oostenwinden (M.E. Mariën, Oud-België, bi. 108). Mettertijd waren of kwamen er mensen die zich meer op veeteelt en landbouw toelegden. Of deze mensen nazaten waren van de neolitiekers zelf, of van elders kwamen en zich met de eersten vermengden, of er Romeinen, Franken of anderen kwamen, daarover is niets bekend. De Neolitiekers zijn immers niet ineens van de aardbodem verdwenen. (J. Lindemans, Top. Beersel, ESB, 1935, bl. 65, 103). De overgang van Steen- naar Metaaltijd is in noord- en west-Europa zeer langzaam en geleidelijk verlopen en heeft geen grote neerslag in het ekonomisch leven gehad. (M.E. Mariën, OudBelgië, bi. 177). Het is het langzame werk der eeuwen. Dat men uit de tijd tussen het nieuw steentijdperk en de historische tijden geen voorwerpen gevonden heeft bewijst hoegenaamd niet dat er hier toen geen mensen leefden. Op een zeldzame uitzondering na bewaart de aarde geen andere voorwerpen dan van steen, terwijl houten en dergelijke reeds lang vergaan zijn. Verder heeft een eeuwenlange bewerking en omwoeling van de grond reeds alle mogelijke sporen weggewist. De neoiitiekers, na zich dus vermengd te- hebben met andere inwijkende stammen, zullen zich gaandeweg ontwik-· keld hebben tot een boerengemeenschap, welke het grootste gedeelte van de Linkebeekse bodem ontgon, zodat ze weldra in gemeenschappelijk gebruik het Linkebeekveld, ( 1455 : het Linckenbeker velt, Cos., 1705 : het Linckenblock met huys ende boomgewas aen het kerckegoet, K.A., 1735 : opt Linckebeekvelt a en den Alaert, G. 3162; 1746 : opt Linckebeeck velt, A.P.) ; het Oplinkebeekveld, beide laatste genoegzaam bekend, te harer beschikking had. Er wordt algemeen aanvaard dat in de nieuwe steentijd tussen 5000 en 3000 jaar vóór J.C., de mens de landbouw verbeterde. Hij begon vee te fokken, huizen te bouwen, potten te bakken en stoffen te weven. (Ivar Lissner, Ainsi vivaient nos ancètres, bl. 28; uit het Duits vertaald). Waarschijnlijk toch moet Linkebeek reeds in de Nervische tijd een dorp gevormd hebben. De huidige driehoekige vorm van de dorpskern, de Dries, en de ligging van de kerk wijzen er alleszins
38
op, ofschoon buiten de plaatsnamen « Linkebeekveld, 1455, Manisveld, 1581, het Meinigveld en Menensveld, het Koutergat», de toponymie geen afdoende bewijzen levert. De oudste vermelding van bebouwd land vindt men in een akte dd. 12.4.1293, waarbij « joncvrouwe A.nski!na:", ser Stev.:ens dochter van Helbeke was ... droegh op in miris ser Lonijs hande vif bonre lans ende eene half bonre hofstade lettel goet meer ochte min, a]soe als ghelegen sin tuschen Linkenbeke ende Rode ... » (Bonenfant, Cartulaire de l'Höpital St. Jean, 1953, bi. 281). Er werden sporen van romeinse nederzettingen gevonden te StaJie, Anderlecht, Huizingen (Sollenberg), Dworp (Meigemheide), Buizingen, dus meer in de Zennevalei van Brussel tot Halle. Wel vond men te Linkebeek een kleïn bronzen geldstuk met op de voorzijde IMPC Tetricus en op de keer-· zijde PAX AUG (Revue Beige de Numismatique, 1925, hl. 237), maar wijl het niet bekend is waar, wanneer juist en onder welke omstandigheden die vondst gedaan werd, kan men daaruit geen . het minst positief besluit afleiden en vermelden we het maar volledigheidshalve. (C. Pius Esuvius Tetricus was een der Romeinse keizers van de reeks der 30 tirannen. Keizer in 268, werd hij in 273 door Aurelianus onttroond en stierf omstreeks 276). Vermits landbouw en veeteelt de enige nooddruft van de mens waren, ontstonden op een bepaald ogenblik op de daartoe beschikbare, meest vruchtbare plaatsen hoeven, waarrond zich gaandeweg andere huizen, een ambachtsman, een molen, een brouwerij met herberg kwamen vestigen en de kern van een dorp of een gehucht vormden. De dorpskom is daarom niet noodzakelijk het oudste gedeelte van een dorp. Welke waren te Linkebeek weilicht de oudste bewoningskernen ? Waarschijnlijk de dorpskom, maar niet de huidige, die vermoedelijk maar ontstond toen de parochie gesticht werd. De· oude dorpskom lag lager in het dal beneden de kerk, aan de beek. Wegens de vruchtbare alluviale grond langs de beek was de plaats er zeer geschikt voor de eerste inbezitnemer. Deze plaats, met het reeds vermelde « Linckenblock » en Linkebeekveld die er lagen, verklaart tevens de naam Linkebeek, naar de beek geheten, zoals dit het geval is voor veel steden en dorpen, bij voorbeeld om in onze streek te blijven, Rode, Alsemberg, Dworp en Huizingen op • de Molenbeek, de oude Tornapa. De waterloop, de voornaamste aanleiding tot de eerste vestiging was daardoor een belangrijk element in de naamgeving. Beekdorpen zijn deswege zeer oud. (Neder-Over)-Heembeek wordt vermeld in 673. In de oude dorpskom ontstonden al de bedrijven die een dorp kenschetsen : een voorname hoeve, mettertijd een herenhoeve, waarschijnlijk het reeds eeuwen verdwenen Hof te Schilde, in 1477 « het Hof te SceJle ... metten torre ... ende
39
alle den huysingen daerop stäende ·metten wateren, weyen, bosschen... ( 0. · 995). Daarnaast lag « den Roothof >> met vleug (duiventil) enz., ook reeds eeuwen verdwenen, alsmede ietwat verder het andere eeuwenoude Hof ten Heuvel. Is het gewaagd te onderstellen dat de primitieve heren, de van Linkebeek's er hun stamzate hadden ? Deze onderstelling is niet vermetel. Het feit dat, nog in 1767, de weide, 2 1/2 dw. groot, «de Casteelweyde gelegen voor 't Hof van Schilde » heette, wijst er op dat het hof in oude tijden als een herenhuis, een kasteel, beschouwd werd. In 1665 bezette pachter Louis Berckmans in huur een « speelhuysken, molen, pachthof, de motte, huys metten vijvere, groot 6 dw. 39 r., een boomgaard 4 dw. 94 r.; een ·blok met winkelhaak 6 dw. 72 r.; een weide gen. de Grote weide vóór het huis komende tegen de Plukblok tot tegen de Leibeke 4 dw. 33 r., toebehorende aan vrouwe Catharina Croen weduwe van de heer. Francken.. Berckmans betaalde· 180 g. pacht per jaar en hield één paard, één veulen en vier koeien>> (0. 8468). Dit goed was dus gelegen beneden in het dorp en omvatte een speelhuis of kasteeltje, een motte ~n een molen, wat wijst op een belangrijk goed. Er bestaan Jammer genoeg geen voldoende gegevens om het nauwkeurig te vereenzelvigen. Wordt hier het Hof te Schilde bedoeld ? Misschien zal iemand eens meer geluk hebben aan de hand van een oorkonde die te eniger tijd kan te voorschijn komen. Op die plaats kwamen ook de graanmolens, de kamme of brouwerij (de camme van Zevenborre, 1556; de oude camme 1608) « eenen bogaert voor 't hof te Schilde, daer op een huys oft camme gestaen heeft geh. de nieuwe verbrande camme tusschen de straete aldaer in twee sijden ende sMolders straetje » (Cijnsboek van Homborch). Een smidse was er ook « sedert onheugelifke tijden ». Cornelis de Bue in 1665, die er een eigen huis had, Cornelis !e Page, die er tevens in 1747 herberg hield, J.B. Bonnewijn m 1843 waren een paar opvolgers van de vele smeden die er hun bedrijf uitgeoefend hadden. Mettertijd kwam er ook een tweede bij, die van Pieter Knops in 1818. Inmiddels was er natuurlijk ingevolge de verplaatsing van de dorpskern een op de Kerkendries bijgekomen, die van jan Colle, in 1665 (0. 8468). Ook de onmisbare timmerman woonde in de oude dorpskom, in 1666 Derick Schoups, timmerman bij den Alaert (P.O.). Wat Oplinkebeek betreft1 en hoewel deze plaats misschien ontgonnen werd door nazaten van de tot boeren geëvolueerde neolitiekers, toch zal dit niet de oudste dorpskom zijn. De benaming verwijst trouwens naar een ouder lager gelegen Linkebeek" aan de beek. ' De primitieve derpskom in de vallei bij de Linkebeek wordt zeer aannemelijk gemaakt door het feit van de naam 40
(Neder)' Linkebeek t.o.v. Oplinkebeek. Het later dorpscentrum lag dus tussen de twee (J .L.). Terloops vermeld, in de Atlas der wegen van 1843 staat de plaatsnaam Haldorp, gelegen rechts van de Hollebeekstraat, lopende naar de ·Middenhut (Rode), tussen de uitmonding van de Perkstraat en het Hof ten EJieboge. Het spreekt wel vanzelf dat daar in volle veld nooit een dorp kan geweest zijn. Is het een verminkte schrijfwijze van een andere plaatsnaam of de naam van een eigenaar of gebruiker aldaar ? Om te besluiten mag gerust aangenomen worden dat, s·edert de nieuwe steentijd, d.i. circa 4090 jaar geleden, het grondgebied er onafgebroken bewoond was en zich gaandeweg ontwikkelde tot het dorp dat we nu kennen.
41
HOOFDSTUK III
ONTSTAAN VAN PAROCHIE EN KERK De in voorgaand hoofdstuk geschetste plaats was gelegen in een gebied dat behoorde tot een dichtbebost parochiedistrikt, nl. Rode, dat waarschijnlijk begrensd was qoor de andere parochiële gebieden van Dworp, Huizingen, St. Pieters-Leeuw, Ukkel, Hoeilaart, Ohain en EigenbrakeL Dit was een gewest dat op zijn beurt behoorde tot het bekende domein, dat een Brabantse edelvrouw Angela in de gde eeuw aan de St. Pieterskerk van Keulen schonk (C.T. Geschiedenis van Dworp, bL 101, 102). Dit domein strekte zich in de lengte uit van Lennik tot Genval en in de breedte van Halle tot Dilbeek. Mettertijd kwam het onder het gezag van het bisdom Kamerijk en de landdekenij van Halle (Laenen L. 87). Gedurende de Franse bezetting stond ·het onder de dekenij van St. Katelijne te Brussel, sedert 24-7-1831 onder die van Ukkel. Bij de kerstening van onze gewesten werden de parochies opgericht volgens het min of meer snelle wijken van het heidendom, de belangrijkheid en de behoeften van de kristelijke gemeenschappen, de ijver der bisschoppen en priesters, van de gelovigen zelf en van de plaatselijke middelen. Op welk tijdstip dit alhier geschiedde is echter volstrekt onbekend. D·enkelijk zullen de gelovigen het op de duur beu geworden zijn naar de kerk van Ukkel of naar de moederkerk te Rode te gaan en zullen ze hun eigen kerk gewild hebben. Algemeen wordt aangenomen dat normaal het ontstaan van de parochies tussen Zenne en Zoniën zou kunnen geschetst worden als volgt : reeds bestaande circa 900 : de oudste, Huizingen (St. Jan Baptist); vervolgens Dworp (St. Gorik); Eizingen (St. Amand); Buizingen (St. Vincentius); alle drie plaatselijke apostelen. Na 900 : Beersel (St. Lambertus); Ruisbroek (O.L.V.); Nog later: Rode (St. Genesius); Linkebeek (St. Sebastiaan); Oenval (St. Sixtus), drie Romeinse martelaars, van wie waarschijnlijk relieken bekomen werden (Gesch. Dworp, ..112). De oprichting van de parochie zou dus moeten geplaatst 43
worden na 900 en vóór 1190, toen de abt van Kamerijk de kerk en het altaar aan het vrouwenklooster van Vorst schonk. Indien een tekst, in 1467 ingeschreven in het bekende Guldenboek van Karel de Stoute, op de pastorij van Linkebeek, als juist mag worden beschouwd, dan zou dit geschied zijn in 1110, door Godeverd 111 gen. met de Baard, die sinds 1095 graaf van Leuven was en in 1106 door de Duitse Keizer Hendrik IV tot hertog van Brabant verheven werd. Deze tekst luidt als volgt : « Mijn edel werdich heere hertoghe Godevaerf metten Barde die int godshuys ende doostere te Haffligem begraven leyt, voervorders keyseren van Roeme, coninghen van Vrankerijke, hertoge van Lotrike, van Brabant ende van Lymbourgh, rnarekgrave des Heylichs Rijcx, grave van Loon. Ende oeck aiJe sijne vorderen sijn sij manspersoeneN oft vrouwenpersoenen die gestorven sijn ende van dien b~oede dat hij comen es. Ende hij oeck selve salégher gedachten. Die deselve prochiekerke van Linkenbeke dede funderen stichten ende maken. Ende stelde daer ghifterse der cueren aldaer der werdeger vrouwen der abdissen des godshuys ende cloosters van Vorst. Ende selve heere vs. gaf a1daer beyde der kerken ende der cueren al dat sij daer te Linkenbeke voirs. houdende sijn, huysen, hoven ende beempden, . bosschen, lant, tseins ende renten a1 vrij eigen, soe ment aldaer . claerlijck tot hier toe ende alnoch openbaer1ijck bevint. Ende daer toe soe gaf hij daer derselyer kerken dat men daer dagelicx sien mach van den selven werden boute daer ons lieve heere God die bitter doet aen starf opten goeden vriendach ». De hertog zou dus daarenbov-en bij die gelegenheid een reliek van het H. Kruishout aan de nieuwe parochie geschonken hebben. Daarvan wordt elders evenwel geen gewag gemaakt. Maar ja, zoveel zaken verdwijnen in de loop der tijden.
Veel schrijvers wijzen er op dat de. o~rsprong van~eel wat van onze parochiekerken te zoeken ts 111 een beschetd.en huis of hoevekapel, die pas na lange jaren tot een parochtekerk uitgroeide. Was er beneden bij het Hof te Schilde zulke kapel ? Of bij het dichtbij gelegen Hof te Homborg ? Doordat dochterkerken geen dooprecht bezaten, mo~sten de Linkebekenaren, na de oprichting van hun parochte en kerk, nog lang met hun borelingen ten doop ..gaan naa~ hun moederkerk te Rode. De te Lin~ebeek verbhjven.de pttester las e-r de mi·s· bediende de s1tervenden, 'maar mocht er het doopsel niet toêdienen noch de begrafenissen leiden. ~en dochterkerk betaalde gewoonlijk later nog een bepaalde CIJns aan de moederkerk ten teken van haar erkenning als parochie.
Onder de goederen die de hertog aan de abdij van Vorst schonk was er een bos dat zich uitstrekte van de Glatbeek tot aan de kluis van monnik Herman (partem silve ab ecclesia Hermanni Monachii usque ad rivurn Gletbeke). Wauters, Histoire des Environs de Bruxe1Ies, III, (Butkens, Op. Dipl. 11 675) vraagt zich af of dit de eerste kerk·van Linkebeek was. Later (B.C.R.H. VII, 1880) is hij eerder de mening toegedaan dat die kapel in verband moet gebracht worden met de parochie van Drogenbos ... De betrekkelijk late oprichting van de parochie in 1I 10 wordt aanvaardbaar onder de overweging dat de bevolking van Linkebeek toen weinig belangrijk moet geweest zijn en de mensen naar andere reeds bestaande parochies in de buurt konden .gaan. Men zag er toen volstrekt niet tegen op verre afstanden af te leggen om zijn godsdienstplichten te volbrengen en thans bestaan er trouwens nog plaatsen genoeg waar de gelovigen een uur ver en meer moeten gaan.
44
Linkebeek in 1768. (RA.ll., K.P. nr. 716).
45
Andere inwoners gingen onder meer naar de kapel van Kalevoet, gesloopt in 1835, die, .gelegen aan een vo?rde .en aan de grote heirweg naar het zutden, reeds vroeg, mtsschten wel in de karolingische tijd, te oordelen naar haar V?rm, (zie Uccle au temps ·jadis, 1925, bi. 92 en Prentenkabmet, alsmede een kaart op het archief van de C.O.O., Brussel) ontstond en waar althans zondags mis gelezen werd. In de eerste plaats dient hier opgemer~t, dat zelfs .~e parochiekerk, vooral dan een vrije « kerk », met noodzakeh]k in de kom van het dorp gebouwd werd. Het kwam wel voor, dat bij het oprichten van de kerk de dorpskom reeds helemaal betimmerd en bebouwd was. Dan werd het kerkgebouw buiten het dorp op de gemene gronden. opge.trokken, va_ak op een berg of heuvel, die voor bebouwmg rumder geschtkt was (Evers, Het Parochiewezen in de Zuide~kempen, De Zuiderkempen, XV, 1946, 4). Wanneer het knstendom tot onze streken doordrong waren de meeste dorpskernen reeds zo goed als gevormd. Wanneer nu later de p~roc~ie tot stand kwam en een kerk diende gebouwd, was er 111 dte dorpskom geen plaats meer en moest no?dzakelijkerwijze na.~r e~n andere plek uitgezien worden. Htervoor werd natuurhjk met het beste bouwland uitgekozen. Dit is de reden.yvaarom vele kerken op minder vruchtbare bodem gelegen ztJn, boven op een heuvel of een berg (J. Verbesselt, Het Parochiewezen in Brabant, I, bl. 124-125). We hebben gezien dat er te Linkebe~k ook reeds e.~n dorpskom bestond, beneden in het dal, en dc:rar zal natuurh]k geen stuk grond meer geweest zijn voor ~e kerk, het kerkh_of en de pastorij, laat staan voor de dotatie va~ de paroch1e. In elk geval zal wel niemand bereid geweest zt]n de beperkte oppervlakte vruchtbare alluviale grond, zijn enige broodwinning, af te staan. De nodige plaats werd da~ g~vonden op de .schrale zandige hoogte boven het dorp dte mets of althans met veel opbracht, de Dries, waarschijnlijk een gemeenschappelijke grond, waar iedereen zijn « beesten » lie! gr~zen en verder tot ontspanningsterrein voor groot en klem dtende. De kerk werd gebouwd aan de meest vooruitspringende punt van ~e heuvel zoals dit ook te Alsemberg en te Beersel het geval ts, denkelhk om dezelfde reden. Door de oprichting van de kerk aldaar ontwikkelde zich er natuurlijk een nieuwe dorpskom die de oude in de schaduw zou stellen. De eerste parochiegrenzen waren zeer onduidelijk. De grenzen van een parochie werden pas nauwkeurig getrokken hij het ontstaan van de tiendeverplichting. Hoe .kon~~n de parochianen immers weten aan welke paroch1e ZlJ hun tiendeschuld moesten voldoen zonder een strenge afbakening van het parochiegebied.? Wanne~r een bi~sc~op . een k~rk inzegende moest in het ltbellus dotts of dotahebnef het gebted
46
omschreven zijn, ·waarvan de priester, de kerk en de armen de tienden mochten heffen (J. Verbesselt, a.w. 164). Lange tijd echter bleven vele parochies door grote bos- en heidegebieden gescheiden en op die plaatsen was die afbakening. niet definitief. Zodra er echter van die bosgedeelten in land bekeerd werden, kwamen de belangen van de aaneenpalende parochies in het gedrang, zodat het nodig was de grens aldaar nader te bepalen. In sommige bosrijke gedeelten van Brabant rezen lang grensbetwistingen. De grens met Rode kwam tot stand toen na de oprichting van Linkebeek en de afscheiding van Rode, het tiendegebied van elk van beide moest worden bepaald. Van het afgelegen gehucht Verrewinkel is weinig bekend. Volgens A. Wauters, betaalden de enkele inwoners er de tiende aan de abdij van het H. Graf te Kamerijk, De grens met Karlo St. Job was er niet duidelijk (E. van der Linden). Als taxaticnes (belastingen) betaalde de kerk aan het bisdom Kamerijk in het begin van de 14de eeuw 10 lib.; in 1567, 12. Ter vergelijking met andere omliggende parochies in verband met de belangrijkheid der parochie moge dienen wat die parochies afdroegen :Ukkel 20, Beersel 10, Ruisbroek 10, Rode 20, Dworp 25, Buizingen 15, Huizingen 1_5. (Analectes pour servir à l'histoire ecclésiastique, deel 28). De schutsheilige van de parochie is de H. Sebastianus. Hij was te Narbonne in het Zuiden van Frankrijk geboren en diende als officier in het Romeinse leger tijdens de kerkvervolging van keizer Diocletiaan. Daar hij kristen was, steunde hij zijn wapenbroeders die leden om wille van hun geloof. Hij werd verraden. Bij de keizer aangeklaagd, werd hij gevangen genomen en veroordeeld om met pijlen doorschoten te worden. Na deze marteling liet men hem voor dood liggen. lrena, de weduwe van martelaar Passianus, vond hem nog zwakjes leventie, verborg hem in ·haar woning en verpleegde hem totdat hij hersteld was. Sebastiaan begaf zich toen bij de keizer en verweet hem zijn ongerechtigheid tegenover de kristenen, die zijn beste onderdanen waren. Als antwoord op deze koene taal liet de keizer Sebastiaan met knotsen doodslaan. Zijn lichaam werd in een sloot geworpen, waar kristenen het ontdekten en het begroeven in de katakombe die zijn naam kreeg. Dit gebeurde in 288. Later werd het bijgezet in de basiliek die te zijner eer werd opgericht. De marteldood van Sint Sebastiaan werd door vele beroemde schilders behandeld. St. Sebastiaan wordt alhier aangeroepen tegen besmettelijke ziekten. Hij is de patroon van de boogschutters. Liturgisch wordt hij samen met de H. Fabianus gevierd. « Sint Fabiaan en Sint Sebastiaan doen het sap in de. bomen gaan ». Volgens een oud volksgezegde is St. Sebastiaan de derde en laatste der hardekoppen; met St. Sebastiaan komen de harde koppen eerst aan. Nit;t zeer veel
47
kerken zijn in onze bisdommen aan de H. Sebastiaan toegewijd. Buiten Linkebeek, zijn er alleen Cetturu (Tavigny), Lantremange, Loyers, Michelbeke, Naomé en Stavelot.
Het primitief kerkelijk bezit. - Bij de oprichting van een parochie moest deze, naar de kerkelijke voorschriften, worden voorzien van voldoende bestaansmiddelen, nl. van een mansus integer, d.i. een hofstede van ong~veer 12 bunder land, vrij van elke last, en een aande,el in het .gemeensch,~ppeiijk bos. Of die voorschri.ft~n·· voor Linkebeek letterlijk toegepast werden is niet bekend, maar in elk geval moesten de nodige inkomsten voorhanden zijn tot onderhoud van de kerk, de bedienaar en de behoeftigen. Tot de primitieve begiftiging behoorde meer dan waarschijnlijk gans de huidige dorpskom tot aan de grens met. Ukkel, dus tot aan het oude goed van het Hof van Homborch. In 1703 hadden de pastoor en kerkmeesters « doen kappen den geheelen kerkendries ofte Speeldries van het eene begin van de kercke tot aen het eynde loopende tot op de straete leydende naer het pagthof gen. Homborgh ofte Ianckx het Homborch veldt ende eynde van den linden boom die Linckenbeke van Uccle separeert >> (A.P.). Het lijkt ons volstrekt niet gewaagd te onderstellen dat het. er van afgenomen werd. De kerk bezat aldaar trouwens nog 6 dagwand land op .Ukkel, palende aan de curegoederen op het Homborgveld, gen. de « Quaede Grauwe », tegen de Brusselstraat, de huidige Linkebeekstraat Het Papenblok, « aen d'erve geheetèn Schoenenbergh, 1547; het Cureland, 1630; het Curegoed, 1717; het Heerenblok ... de cure competerende, 1746 (A.P.) behoren tot de eerste stichting. In 1665 bewerkte de pastoor, buiten de gron_d van het curenhuis en een blok van zes bunder dat er aan lag, nog twee bunder land « op het Homborchveld aan de Kerkendries », misschien ook de <<kerke lochting ... tOplinckebeke » ( G. 8468). Heel die stichting heeft de wisselvalligheden van de kerk- en dorpsgeschiedenis meegemaakt en het spreekt vanzelf dat het niet gaaf tot ons gekomen is. Daarentegen werd het in de loop der eeuwen hersteld of aangevuld door godvruchtige schenkingen of stichtingen en wat er van overblijft maakt thans de kerk- en armengoederen uit. De evolutie van de toestanden is zo ingewikkeld en ongewis dat het onbegonnen werk zijn zou het verloop ervan alhier te willen bepalen.
Inkomsten van de parochie. -
De landelijke parochie, evenals elke kerkelijke instelling, bezat dus haar « eigengoed » of « dotatiegoed ». Zij had recht op de tienden, en de offergaven. Zij ontving giften en leg-aten van haar gelovigen. Zij beschikte over beneficiën (J. Verbesselt, a.w., bi. 279). De voornaamste van die inkomsten waren de
48
tienden. Pippin d·e Korte vaardigde in 764 een edikt uit waarbij verordend werd dat iedereen het tiende deel van de opbrengst van de Iandbouwprodukten en handwerk moest bijdragen. De opbrengst daarvan moest dienen voor het onderhoud van· het kerkgebouw, van de priester. en van de ' armen elk voor een derde deel. ·· Men heeft het tiendenstelsel wel eens als iets vreselijks voorgesteld, maar het moet in het kader van de tijd zelf beoordeeld worden en het valt nog te bezien of de belastingen thans niet veel drukkender zijn dan de tienden in de middeleeuwen ... In 1221 hadden de monniken van het klooster van Affligem hun grondheerlijk recht op het Hof te Linthout en hun tiende te Rode en te Linkebeek afgestaan in ruil voor de goederen die de Vrouwenabdij te Herdersem bezat. Deze. abdij bezat echter niet de volle tiende. Ze behoorde voor de helft aan de pastorij van Rode en de beneficianten van de kapelanij van Beersel bezaten ten minste een derde van al de tienden van Linkebeek (W. 111, 237). Dit kwam vermoedelijk doordat die tiendengedeelten onder Rode en haar dochterkerken Beersel en Linkebeek bij de begiftiging door bisschop Rogier van Kamerijk reeds aan derden toebehoorden. Omtrent deze kapelanij schrijft de abdis van Vorst in 1688 dat de kapelaan van Beersel heeft twee schoven van de tiende en dat « sijn beneficie ter oirsaecke van d'welck hij geniet de vs. 2 schooven niet en is castrael maer is gefondeert in de prochiekercke van Beersel in eene kapelle d'welck oock beseten wordende door eenen geestelijcke persoone, soo en can t'selven geensints voor feudael ende laicael aengesien worden ... noch dat dit tiende komt uyt wereldlijcke handt. .. » dat ook de abdis de hare heeft ontvangen « uyt de liberaele handen van de hertoghen van Brabant » (KA. 7722). Tot bij de gift, door bisschop Rogier van Kamerijk, aan de abdij van ~vorst in 1190 van ·het altaar van Rode en de dochterkerken van Linkebeek en Beersel, bezat de pastoor van Rode alleen het recht te beschikken over de pastorij van Linkebeek en die van Beersel, waarvan hij al de rechten en voorrechten bezat, alsmede de tienden, goederen en inkomsten van die parochies. Door de akte van 1190 verwierf de abdij van Vorst al de vorengenoemde rechten, op last nochtans aan de toekomstige bedienaars voldoende bestaansmiddelen te laten. Wanneer een dochterkerk ontstond, verzaakte de moederkerk haar ererechten, die de blijvende kentekens waren van haar vroegere rechten, niet. Een eerste ererecht was het voorrecht toegekend aan de pastoor van de moederkerk, de bedienaar van de dochterkerk voor te dragen. Een tweede recht bestond in het betalen van een jaarlijkse rente aan de moederkerk (J. Verbesselt, a.w., I, bt 244). In hoever de pastoor van Rode die ererechten praktisch behield kunnen we. echter niet uitmaken.
49
In 1581 werd het gebied van de grote tiende vastgesteld als volgt door Geeraert Pauwels, in deze zaak stadhouder van Anthonis Peyet, meier, Pieter Doudele.t, Jeronimus Machiets en Jakob de Beer, schepenen, met als getuigen Pi eter de Rave, Merten Coppens en Lijsbeth Pauwels weduwe jan Paternostere, wonende te Linkebeek : « Ierst streckt haer de tiende uit » van den Staeek van de sauvergarde staande op den Speeldriesch over Thomborchvelt ... ongeveer 3 dagw. goed toebehoord hebbende Hendrick van den Dijcke. Vandaar <<al de beke recht oppe tot Verrewinckele. Ende van daer na den hovenbure (bakhuis) van thof te Percke. Van daer over 't block geh. den Naevijl tot op een schoorgat van de 6 dagw. toebehorende den vs. Naevijl. Van daar r.ontsom Sonien cammende tot achter den Elleboge Jancx sekere haege staende tusschen dBoesdael ende den Exterenbergh. Vandaar aent stichelgat van den Exterenb.erch tot op Vlierkeusvelt commende lancx den berch meL~enen winckelhaeck voer tSteenblock op enen trunckeycke staende in de haege van tSteenblock neven 2 kesse1eren. Vandaar nae den hoeck van den Steenbosch voirts haer streekende tot aen Sinte Wijen eycke. Vandaar over ts Vrancxveldeken lancx de delle tot tegen den Ronden bosch commende op den hoeck van de Ghersdelle lancx de Clete omme tot op de quade ses dagw. met eenen hoeck. Vandaar op een/ haege staende op den wech die loopt van Linckebeke naer Halsen berge ... lancx henen de Drooge weyde van tHof van Hongerije. Vandaar tot op sekeren trunckeycke staende in de háge van die Droge weyde drijeboom op ... aen tHeetenbroeck. Item opt velt geh. d'elf bunder streekende de 10de uyt van sekeren trunckeyck staende bijnae tegen tschoorgath van Schaveysvelt tot op, sekeren trunckeyck staende opt hofvelt Vandqer naer Dueysenbroeckvelt met een brauwe recht af naer den hoeck van dWijnbroeck ende soe dweersovere tsVrancxveldeken toebehoorende Guilliam de Vaddere op den hoeck van den Vrancxbempt. Vandaar naer sBottersgelege ende soe lancx de beke op tot aen tvijverken toebehoorende Jan de Roydragere... den ho eek van sekeren bogaert toebehoorende jacob de Beer ende van daer doer prochiaens block naer den vs. staeek van Sauvegarde op den Speeldriesch ... ». Men zal opgemerkt hebben hoe dikwijls een knoteik tot grensaanduiding diende. De andere helft behoorde toen dus aan de parochie van Rode en aan de kapelanij van Beersel, uitgezonderd de partijen van velden hierna : « seker velt geheeten Schaveyvelt »; hierop hadden ze slechts de 3tte schoof. en de kapelaan van Anderlecht 2 schoven. Item opt velt achter t8ieckhuys voer thof te Hoevele : voor de pastoor van Linkebeek 1/2 tiende .. Het land van het klooster van Zevenbarre idem. Item opt Ste Jans lan·t voere thof te Hoevele 6 dagw. grote tiende : 50
2 schoven en voor ·de pastoor van Link. de 3c1e schoof. Item het Berehelken oppers tot aen den Hoenderenput : de grote tiende 3 schoven en de pastoor de 4c1e schoof. Item sekere Osseiken staende aen thuys van Jacob de Mol tot aent gat van de Borren haye oppers : de hele tiende voor de pastoor van Linkebeek. Item opt Steenblock onder desen streeck ende soo verre die 1Qda sich uytstreckt : 5 schoven de grote tiende en de 6de schoof voor de pastoor. Item sekeren block geheeten Zannekens lochten : de 1ode geheel voor de pastoor. Item den grooten Hoevel gelegen bij den Alaert : alles voor de pastoor als nieuwe tiende. Item het Robbijns · gelege : alles voor de pastoor als· nieuwe 1ode. Item de Keiieloch ten, idem. Item seker blocxken op de Kelle, nieuwe tiende; « d'opperste blockxken naest de Luyte strate » : de helft van de groote tiende voor de pastoor. Item opt Roelant 1/2 bunder nieuwe tiende. Item het block geheeten den Winckelere : nieuwe tiende, voor de pastoor; Item het block tegen dManisvelt toebehoorende Merten Coppens, nieuwe tiende, idem. Item op sekeren dam gelegen aen tHof te Schilde, nieuwe tiende, idem». De grote bostienden waren : op het bos nevens het « Bambosch van de Bagijnen van Brussel »; op sekeren bosch toebehoorende den heere van Beersel; op sekeren wijmbroeck tot Calevaort toebehoorende aan Johanna Baers. In 1665 werd de tiende aan Jan Berckmans voor zes jaar verhuurd. Een goede 200 jaar later, in 1756, waren de tiendewijken als volgt, waarbij tevens de pachtprijs en de pachter van elke er van vermeld wordt. «De 1ste wijck het Banckvelt rontsomme in sijne straeten. - de 2<1e... is de wijck die nu gespleten is in twee ... begint naest Roo aen den voetwegh loopende aen het Lindeken staende in het lant vant Boesdael soo optreekende door het Steene · block tot op den hoeck van het Steenbosch ende soo door het lant van den pastoir van Roo tot op de straete ofte voetwegh voors. het recht van de boytiende ende het recht vooren uyt van den 6den schoof vast a en het Steenblock, 100 g. De 3de wijck als nu van de vs. gesepareert te beginnen aen de Helbeeck half loopende lancx het separaet der thiende van Roo tot het Lindeken staende op den Brusselwegh op tot aen den galghendries ende alsoe de straete inne tot op het Hof ten Helbeeck met het recht van de hoy thinde ende het prerogatief van vooren af uyt te treeken den 6den schoof vant Steenblock velt, gebleven aan Guilliam Geysels voor 111 gulden. De 4de wijck het veldeken tusschen bijde straeten met het recht van de 1/2 vooren uyt op een streeck beginnende a en thof ten Heuvel tot op het Heuskensveldt ende op het Oasthuys landt op Kesselaerevelt den 3ct.n schoof vooren uyt. Gebleven aan Jacques Lots voor 110 g. De 5de wijck van aen ..net block 51
~
van jan Rogge lancx de beeke tot Calevoort het Franck bloc loopende recht op Loddersblock het Neysv~ldt (elders het Meyersveidt) den Haeck p~t hofveldt tot aen den Jesuitenbosch tot teghens de Langhe weyde ende beeke aldaer 91 g. De 6de wijck beginnende aen den Roelant den voetwech oft waeter loop oploopende tot op de Karebaan ende soo de baene op tot aen het Rogat aldaer die van Rode naer Brussele gaet ende alsoo separerende teghen Langhe Haeghstraete ende deselve straete afcomende tot aen de weyde van Jan Berckmans ende soo opgaende teghen de beeck ende weyde van Francis Everaerts tot aen thuys genoempt de Koeystert van t Quaetblock met het block van tpachthof te Homborgh. Gebleven aan Guill. Geysels voor 100 g. De 7de wijck ... alsnu gesepareert van de voorgaende beginnende van op de schouw van het back huys van Peeter van Keerberghen door de Naveyl over de strate tot teghen Sonienbosch op eenen buecR geteeckent met eene F ende soo Sonienbosch vervolgende tot aen het Hof den Elleboghe ende alsoo de straete in tegen het Elsgatveldt tot aen de langhe straete ende soo tot aen het Rogat ende de wegh oploopende tot aen de waterloop ende soo vervolgende tot aen de Koyestraet. 259 gulden. De 8ste wijck met het recht vande . vleesthiende ende boschthiende die gewoon sijn thiende te geven. 17 g. Item het recht van de-· novael thiende (nieuwe tiende) geheel de parochie door so die van oudt gesteken is met de novae I bosthiende. 96 g. » (K.A. 7623). De nieuwe tienden (novale) wijzen op landerijen die pas ontgonnen werden na de stichting van de parochie en staan in verband met de geleidelijke ontginning van de gemeente. De tiendewijken bleven niet onveranderlijk dezelfde. In 1760 werden ze enigszins gewijzigd. De verpachting had in die jaren gewoonlijk plaats « ter herberghe Den Nachtegael tot Calefort » onder Beersel, door Francis Lanné, meier van Vorst. (KA. 20312). Aan de hand van aJies wat hier voorafgaat over de tienden, valt licht op te maken hoe ingewikkeld het tiendevraagstuk is. Het moet dan ook niet verwonderen dat er veel over gekeven en getwist werd. Bij een onderzoek in 1587 verklaarden getuigen dat ze de tiende op sRaymaeckersblock bij het cuesterijcken ende Speeldriesch ... en op de Wouterbos « daer Ingel Doudeleth een huys op bouwde» door pastoor Arnoldi hadden zien inhalen. ] an en jenneken Camrnaerts nu tertijt woonende tot Bruessele verclaerden eendrachtichleijck dat hun ouders hadden gekollekteerd op twee blokken grond toebekerende de heer van Beersel tegen het Scaveyvelt evenals het stuk van de kapelanij van Anderlecht. Er was ook een verklaring van Peeter Symons- w.onende te Etterbeek betreffende « een block geheten den Bluts gelegen te Calevoert toebehorende de
52
erfgenamen van Gielis de Beer». (K.A. 20313). In 1764 had de abdis van Vorst door landmeter M.F. Delcor laten overgaan tot de meting van de tienden der « pataten ». Dit was een nieuwe teelt, ·die tot dusver in de tiendeheffing onbekend " was. Daaraan besteedde Delcor de volgende vakatiën : van 8 uur .'s morgens tot 1 1/2 en van 3 1/2 tot 6 1/2 's avo~.ds, = 8 g. 10 st~ Voor << ketingslep~n » telde hij 1 g. 8 st.; voor het maken vah twee kaartèn figuratief 10 uur werk ~ 10 g. Voor het schilderen van de kaarten en << coerden » van 7 tot 12 u. = 5 g. (KA. 7 624). Deze kaart werd gedragen bij j.B. Theys, advokaat van 'de abdij. De laatste pachters in het begin van de Franse bezetting ( 1796) waren Peeter Maessçhalck, Berthel Michiels, Peeter Verheyleweghen, Guilliam Berckmans, J.B. Mosselmans, Lauwereys Swalens, Carel Michiels, Hendrick Labarre, Daniël Appelmans, samen voor 762 g. Andere inkomsten bestonden in godvruchtige stichtingen zoals die in 1719 van Jan de Becker en Magdalena de Pense~ leer, ten bate van de pastorij, nl. een stuk land op het Scheewegveld genoemd de « Hoenderenput », op last van een jaargetijde (A.P.). In 1460 ~tichtte Willem Ronge, zoon wijlen Gielis, een zaterdags~. mts ten behoev~. van jan Spierincx zoon wijlen jan en ZIJn dochter KatehJne (A.P.). Oudtijds werd de zaterdag, ~ie op een bijzondere wijze aan O.L.V. gewijd was, vooral gevterd door het opdragen van zg. zaterdagse missen, een gebruik dat waarschijnlijk verviel ingevolge de beroerten van de 16de eeuw. Later werd het hersteld maar eindigde toch met weg te vallen. In de eerste tijden van het Kristendom onderhielden de gelovigen de eredienst en de armen met giften in natura. Dit gebruik is lang blijven bestaan. In de kerkrekening van 1605 staat een bedrag van 4 g. geboekt ontvangen van ""<< den proebiaan van Linckenbeke voor twee viggens bij hem voor de kerckdore gekocht». (A.P.). In 1787 was de toestand van kerk en kerkegoed als volgt : De kerk bezat geen. heerlijke goederen. De pastorij met tuin was een half bunder groot en hoorde toe aan de abdij van Vorst, die voor het onderhoud zorgde. Als vaste goederen bezat de kerk 21 bunder, 1/2 dagwand en 73 roeden, opbrengende 398 gulden. Onder de goederen was er een blok van 9 dagw. genoemd het Oerekenblok, 1 dagw. gen. den Bloemhof. In 1916 vroeg de kerkeraad om de 34 kanactabomen op de glooiing langs de Bloemhof te mogen verkopen. De Kommissie der Landschappen adviseerde daarop dat de 8 beuken nabij het station zouden moeten behouden blijven, 7 of 8 van de 40 overblijvende zouden mogen geveld ~n alleen de hoogste zo~den uitgedaan worden, zodat de omrmgende bomen wat rmmte zouden krijgen en beter gedijen. (BCRAA., 1916, bi. 126). Verder had cle kerk 1
53
bunder op het Schauwendaelvelt, 1/2 bunder tegen de Wijn ... borrestraete, 1/2 bunder op het Banckvelt. Er lag ook 1 dagw. te Ukkel op het ·Ürootdaelvelt. De kerk.« besith eenen dries groot salvo Jusot 3 dagw. beplant met eemghe boomen ». Jaargetijden, huwelijken en dopen brachten gemiddeld 60 gulden op. « Het recht of recognietie van drij differente posten om over het kerckhof te rijden » bedroeg 2 g. 's jaars « dogh dese pretensien sijn slecht ende de betaling wordt geweigerd ». Renten en allerlei kleine zaken brachten een 20-tal guldens op. De kerk bezat ten slotte een eigenaardige. rente die we niet verder kunnen verklaren, nl. « beseth op de meuwe geconsenteerde 2 stuivers met d~welcke de toeback te vorens was belast>>. (RK. nr. 46784). (Uit het RAB., J<.P. nr. 715).
k.
"'
"'>,j ~
--d
,...... Cl
""'
00
,0.:
~~
-.. (:().
1:'.
~
-<
ee:.
........ c;:,
0.. (IJ
~
..0
c;:, u
~ ;::: ~ ~
l:::i ;:..
- ...x ""'
~
Qi
...a ~
~
t:
...:I
I
A
~
.::; (:::1
I..,
-~
ti:
a ~
I..,
ClJ
V.
\\)
~
I...
~
~
54
Kerkbestuur. - Even vóór het midden van de 13de eeuw ontstond er een grote verandering in het beheer van de kerkelijke goederen. De parochianen zelf kregen medezeggenschap in het beheer er van. Over het algemeen werd het bestuur van de kerkeraad opgedragen aan twee kerkmeesters, die door de kristengemeente werden verkozen en rekening en verantwoording aan die verzamelde gemeente gaven. Pas in de 16de eeuw werd de invloed van pastoor en dorpsheer groter, zoniet overheersend. De papieren en het geld van de kerkeraad werden gewoonlijk bewaa-rd in een zg. « comme » of kist in de sakristij. In een kerkrekening van 1608 wordt aan een vrouw een bedrag uitbetaald « om het comptoir gaede te slaen ». Wat daar juist mee bedoeld wordt is niet te zeggen. (Misschien wordt-daarmee die « comme >> bedoeld, die voor meer veiligheid elders bewaard werd). Waarschijnlijk was het een winkeltje waar alles betreffende de bedevaart, als medailles, kaarsen enz. bewaard werd. In de Franse tijd werden de kerkmeesters voorgedragen door meier en pastoor en vervolgens door de prefekt benoemd, nadat het advies van de bisschop ingewonnen was. De benoeming geschiedde de eerste zondag van april. Enkele kerkmeesters zijn bekend gebleven. Zij werden onder de voornaamste van de inwoners geteld. jan van den Huffel « geheyten Buffelman sone wilen Jan van den Huffele die men heet Wouters> komt als kerkmeester voor in een akte van 1431 waarbij na de dood van hem en van « Kathelijne sVos sinen wive » en na de dood van Lijsbet Tays weduwe wijlen jan van den Huffele « sijns soens eerste vrouw », twee missen jaarlijks bezet worden op een huis en hof gelegen aan het Plukkenblok. (A.P.). Hendrik Spierinck, jan Ooetheers dictus van Vlieringen 1451 (A.B.); lngel Tym-
55
merman 1493; Miehiel Cuppens of Coppens 16de eeuw (K.A. 7624). Pi eter Dodeleth; in 1605 kocht hij voor 2 g. 10 st. een « tritsoir » (kast) «der kercken toebehoorende » (A.P.). Pieter Surkeyn. Achter aan in de kerk aan de doksaaltrap ligt zijn grafsteen met opschrift : «Hier leet begraven Pieter Surkeyn in sijn leven kerck Mr van dese kerck geweest die stierf den ... 3 Octobre Ao. 1636 ». Pieter van der Haghen 1700 (K.A. 3419); Pieter Steenbeckeliers, Pietèt Heymans 1717; Miehiel Uytterhoeven; Cornelis Ie Page 1743; Jan Berckmans, Gillis Mosselmans 1748; Gillis van Achter, Gilliam Coosemans 1777; Klaas van Homwegen 1825, thesaurier sedert 3.3.1809; Tobias de Ridder, Jakob de Becker 1825; Jakob de Beer, Pieter Kuyckens 1827.
Armenzorg. - Een derde van de opbrengst der tienden was voor de armen bestemd maar doordat de tienden door wereldlijke machthebbers' ingepalmd waren, werd een zg. Tafel van de H. Geest opgericht die voor de behoeftigen zorgde. Dank zij giften, erflatingen en stichtingen (missen en jaargetijden enz.) beschikte ze op de duur over een zeker inkomen waarvan het beheer, sinds de 13cte eeuw was opgedragen aan twee H. Geest- of armmeesters, aangesteld door de grondheer, na overleg met pastoor, meier en schepenen, die op het beheer toezicht hielden. Over het beheer van de Armmeesters zijn weinig of geen rekeningen overgebleven. Een paar posten vonden we in de 18de eeuw, nl. In 1700 werd « den barbier (geneesheer) van Linckenbeke 18 g. betaelt om gecureert te hebben eene arme dochter ... » en in 1708 werd aan Niklaas Aurrenboirt, barbier te Linkebeek 1 g. 16 st. betaald om een voet te « cureren ». De goederen van de arme, die met de Franse bezetting voor de tweede maal in de geschiedenis in leke handen overgingen, omvatten in 1845 nog 16 huizen, 28 stukken land, 4 stukken bos, 3 boomgaarden, 6 hoven, 1 stuk heide, 1 « huisgrond » en 1 gebouw, samen 15 ha. 75 a. 50 ca. groot. Daarvan moet er sedertdien heelwat verkocht of verkaveld geweest zijn, o.m. in 1928 « 's Heerenblock » gelegen wijk A nr. 143. Een paar H. Geestmeesters zijn bekend gebleven, nl. Golijn Lijssen, 1496; Jakob Heylen, 1496; Pieter Steenbecke ... Hers, 1710; Pieter Heymans, 1710. (K.A. 2419); Adriaan Cooman en Bertel de Bue, die in 1738 verschijnen in een akte waarbij Francis Gysels en Marianne de Bue in jaar... schaar of erfpacht voor 50 jaar aannemen « seker half bunder lants gelegen op het Pluckenblock » palende aan de goederen der Paters Jezuïeten, aan die van jan de Beer, aan de kerkegoederen en aan die van Guillam Heymans. (A.P.).
Pastoor en Pastorij. -
De kerk is het middelpunt van de zielzorg. De pastoor is de geestelijke vader van de parochie, 56
verantwoordelijk voor ieder van zijn geestelijke kinderen van de wieg tot het graf. Zielzorg, dopen en begraven zijn de grote rechten, plichten en Jasten er van. Door de vergunning van een kerk met dochterkerken verkregen de abdijen en kapittels het recht de bedienaar van die kerken, alsmede de kerkmeesters aan te stellen. Op grond daaryan··heeft de abdij ·van Vorst steeds de. pastoors van Rode, Linkebeek en Beersel aangesteld. Herhaaldelijk klaagden de pastoors van Linkebeek over hun ontoereikende inkomsten. Onder pastoor Laureys schreven de schepenen dat « als dat ten teyde van eenige jaeren verloopen van geen pastoor en konnen houden die ons kompt te betoenen den wegh van onse salichheyt ». Dat ze nochtans het recht hebben << van eenen pastoor te mogen hebben ende eerlijck te onderhouden »; dat ze zonder pastoor zouden kunnen vallen. De voorgaande pastoor v-tas uit de parochie << verfrocken uyt gebreek » en ze vrezen hetzelfde voor deze. Hij geniet maar « miserabie >> 91 gulden. Jaren en dagen waren ze zonder pastoor gebleven ... De abdis van Vorst, tot wie de brief gericht was, meende evenwel dat hij genoeg had en dat hij bij de bisschop niet zou durven klagen hebben ... (KA. 7722). In 1708 is het pastoor Verschueren die klaagt dat hij maar 127 g. trekt en hij vraagt er 400. Vorst antwoordt daarop dat « sijn innecomen bestaet in landen dwelck de pastairs gewoon zijn self te bedrijven tot hun meesten profijt ende subsistentie ». De schepenen zouden « hebben gesubtiliseert (verzwegen) dat hij die tot vil en prijse sou de verhue~en . in de miserabie troublen, continuele oirloghe, brants~~chhnge ende verloopinghen om op dit pretext sijne paston]e soo seer te doen verclijnen als oft die van aeen revenu en sou de wesen in plaetse dat hij de goedereno self gebruyckende die S{)U hebben bevrijdt van alle lasten enz. », welke landen nochtans 4 sister per jaar waard zijn vrij van lasten. Andere huurders betalen dit ook aan hun eigenaars en moeten daarbij dorpsJasten betalen. Verder bedroea volgens de verklaring van de pastoor van Rode, die d~ pastorij een jaar bediend had, de kleine tiende van granen, vlees enz. geen 30 maar 72 g. Daarbij rekende de abdis 50 a. allerlei vervallen evenals 133 gulden inkomsten uit 18 sist~r graan die zij hem had « toegeworpen », samen 362 a.; in plaats van 91. .. Hij moet zich « daermee contenteren v~mits hij daerbij heeft huys, se hu ere ende boomgaerdt... sonder ?at hij heeft eenigen aftreck, alsoo sijn huys ende prochie ts buyten alle passagie consisterende alleenlijck in eenige luttele huysen tegens den bosch van Soniën •.. ~. Aan haar, abdis, blijft er maar 7 mud graan over, terwijl ze belast is met het onderhoud van het koor der kerk « staende op eenen hooghen berch, wel te winde daer a en tsedert de 10 iaeren herwaerts meer dan 400 g. van handtwerck ~ uitgegeven ,i
57
werd. Doordat de pastoorgeen gewag gemaakt had van zijn inkomsten van « kerckhoflijcken, sincklijcken » enz., met 9 of met 3 lessen enz., zegt de abdis dat het hem vrij staat zijn rechten beter te leren « ende dat er op 15 jaeren nyet een en sou de voorvallen (overlijden) sulcx belooft aen hem, ende aen de principaelste van den dorpe een lanck leven; dwelck boven alle goedt is te estimeren.;. »; dat volgens het Concilie van Trente het vaststellen van de « competentie » der pastoors aan de bisschoppen overgelaten werd en in de provinciale synode van Mechelen was wel gezegd geworden dat ze 300 tot 400 g. mocht bedragen, wat ook door ad arbitrium boni viri voor Wilsele was vastgesteld. Verder betoogde de abdis dat << den taux » van 8 st. tot 2 wekelijkse missen en zondagsgebed « is mede een mercenaire en verfoyelijck voorwerpsel, dwelck nyet en behoorde gedacht te worden van den ghene die belijden wille de oprechte catholiecke religie ... want waer is oyt gehoirt het H. Sacrifie in de misse te gaen taxeren op den salaris van 8 g. ». (KA. 7722). In 1688 hadden pastoor Noppen van Rode en pastoor Laureys van Linkebeek, « om alle minschap ende vrintschap te onderhouden » het gebruik van de tiende afgestaan daarin begrepen 1 cijns van 9 sister 1/2 koren, mits te betalen 6 g. Deze overeenkomst werd gesloten te Linkebeek in aanwezigheid van pastoor Declercq van Alsemberg en Merten van der Haeghen, officier. In 1701 lezen we dat die overeenkomst zou gelden zolang pastoor Verschueren te Linkebeek zijn zou (voor zijn leven dus). Na de dood van laatstgenoemde werd het akkoord blijkbaar opgezegd of verviel het. In elk geval zijn opvolger, van Geel, zeide dat hij « sijnen voet niet steken soude in den schoen van sijnen voorsaet >>. In 1737 zond pastoor van Geel niettemin een verzoek in waarin hij betoogde dat «van alle oude tijden de pastoor in paisibel bezit was geweest van te lichten de tienden... dat de abdij nu het middel had gevonden om zich door de laatste pastoor te doen betalen of leveren 4 mud rogge, 4 mud haver en 15 mandelen stro, wat hij zelf tot dusver ook had gedaan, hoewel de kanonieke rechten die inkomsten toekomen tot het doen van de godsdienst en tot de zielezaligheid der parochianen. Niettegenstaande had de abdis de « vermetentheyt » gehad niet alleen de tienden publiek te doen verhuren en doen aanplakken maar ook op 13.6.1737 binnen Linkebeek ten huize van meier Lanné « bij pure nieuwigheydt » te doen verhuren hoewel de pastoor daartegen had geprotesteerd « tot soo verre dat den pachter Oiiiis Mosselmans cum suis sigh ai hadde trachten te approprieren eenighe hoye ende saetthiende ... wat niet past in een landt van recht. .. ende strijdig tegen fundamenteele wetten ... dat alhier questie was super alimentaria et quod ventor non partitur moram ». De
58
abdij « een seer machtige partije » mocht niet verpachten ·voordat ze. aangetoond had dat de tiende haar toebehoort. Dit had tot gevolg dat de abdis gedaagd werd om te verschijnen ten huize van Raad Vaes op woensdag 17.7.1737. Ten slotte werd op 25.6.1738 een overeenkomst gesloten tussen Pastoor Paesmans en de Abdis, waarbij deze jaarlijks aan de pastoor, zolang hij te Linkebeek zou « staen » 200 g. als kompetentie zou betalen. Daarentegen zou de pastoor aan het klooster van. Vorst alle tienden, grote, kleine en novale, afstaan, Verder zou de" abdis bijaldien de pastoor de 20 bunder goed die de pastorij te Linkebeek bezit aan de abdij wil afstaan, hem boven de 200 g., jaarlijks 240 g. betalen. (A.P.); In verband met al die tiendekwesties zouden de erfgenamen van pastoor Fenain van Rode nog 995 g. 19 st. 3 o. aan de abdij schuldig geweest z.ijn. In 1788 schrijve.n twee zusters van Fenain aan de abdis dat om alle kosten te vermijden en om de rust te hebben die zij in hun oude dag zo nodig hebben, zullen bijdragen tot de competentie van de pastoor van Linkebeek heel de tijd dat hun broeder pastoor te Rode was nl. een jaarlijkse recognitie van 60 sister koren en haver. De oudste vermelding over een pastorij is uit 1496 : <<Item twee bewoende geestelike huysen d'een toebeboerende der erfcueren ende bij den prochiaen beweent». (Cuvelier, Dénombr., bl. 195). Het andere zal wel de kosterij zijn die in 1587 (K.A.) vermeld staat als volgt : « op sRaymaeckers block bij tcuesterijcken ende Speeldriesch ». Volgens A. Wauters zou de pastorij in dé winter 1546-47 bij ongeval of, meer waarschijnlijk uit kwaadwilligheid door brand geteisterd zijn geworden en zou de pastoor toen machtiging hebbén verkreg~n geld te lichten om ze te herstellen. Dit is juist, met dit verschil dat die brand kort na nieuwjaar 1546 moet gebeurd zijn; vermits de rente van het geleende kapitaal van 96 guläen reeds op 28 februari van dat jaar werd gevestigd, ten behoeve van Jan van den Dijcke, meester van de Rekenkamer, en bepand was op curegoederen, nl. «een verbrande stede metten bogaarde ... met noch een huys daerop staende ... ontrent een bunder groot. .. palende aen 's heeren strate... aen sPapenblock ... met de4de sijde aen d'erve geheten Schoenenberge ... aen Jan van Linth pampiermaecker ... » (A.P.). In 1600 liet een van der Thommen de rente over aan zijn zuster gehuwd met Jan de Massoy. Hij zelf hield ze van zijn grootvader jan van den Dijcke (A.P.). In 1738 was die lening nog niet af~elegd. Ze werd toen door Carolus Brambilla, advokaat biJ de Soevereine Raad, overgedragen aan Maria Anna Ma1uin weduwe jan joyeux (A.P.). In 1741 was die erfelijke rente in handen van de zuster van Pastoor van Geel. 59
Bij gelegenheid van die brand zouden veel archiefst~kken teloot zijn gegaan. (B.A.R.Sc. L.B.A. de Belg. 1882t bi. 414-435). In 1572 staat in een dekanaal bezoeksverslag vermeld dat de pastorij klein is, maar goed hersteld werd. In 1690 werd voor 23 g. aan. het dak gewerkt en werd bij die gelegenheid aan de schaliedekker voor 2 g. 8 .st. aan .<< drinckebier » uitbetaald. Brouwers en herbergiers moesten er. steeds hun part van hebben... Deze pastorij werd inmiddels oud en versleten en in 1733 werd de huidige dan gebouwd door de abdij van Vorst. Kort nadien had de pastoor ook een borreput gevraagd en daarna een dak er op. Tot dit alles had· de pastoor << 100 pattacons gecontribueert >>. De pastoor had gevraagd om de pastorij op een andere plaats op te trekken. ( R.A. 7722). In 1778 werd op het « cureland >> kareel gebakken voor het herstellen van de pastorij. In 1788 werd een overeenkomst gesloten tussen de Abdij van Vorst en de pastoor van Rode in zake de herstelling van het pastoreel huis. Dat jaar betaalde de pastoor aan de abdij 300 g. als aandeel in de grote tiende van Linkebeek. De abdij liet dertien nieuwe ramen inzetten en veranderingen aan de trap uitvoeren. De pastorij, met woning, tuin, weide en heide, was in 1845 0, 7950 ha. groot. (Popp).
Levensbijzonderheden over de/pastoors. - Of de nieuw gestich.te parochie gadelijk haar vaste bedienaar had is niet bekend. Denkelijk niet. In den beginne zal de pastoor van de moederparochie of een andere priester er op geregelde tijden de sakramenten komen toedienen zijn. De namen van de volgende pastoors bleven bewaard : Laureis van den Velde, erfprochiaan in 14~6. Waldor van Ouffusz. « Eerbare ende bescheyde Waldor van Ouffusz priester ende erfprochiaen van Linckenbeke » treft men aan in een akte uit 1512 samen met Reinier Loocx «als kerckmeester ende in presentie van Floreys Grymbergs» waarin bevestigd wordt dat bij het nazien van kerkelijke papieren, de pastoor een brief vond uit 1431 waarin Wouter van den Winckele, jan van den Steene, Reynier van den Steene en Heynrick Spierincx, laten van Heynrick Hertewijcx, heer van Drogenbos, akteren dat vóór Gielis Wouters, meiet van Hertewijcx waten verschenen jan van den Huffele geheeten Huffelmans, zoon wijlen jan van den Huffele die men heet Wouters, goederen aan de kerk schonk nl. 6 dagwand geheten de waterpoel op het veld geheten Schouwendal langs de Lange Haag, aan het Boesdaalveld tussen den horink (hoek) van het bos de Elleboog, en aan Lijsbet Tays weduwe wijlen de jonge Jan van den Huffel. De « eersaeme wijsen ende bescheyden lieden den schepenen van Aisenberge ende van
60
Rode» hingen daaraan op O.L.V~ dag te Halfoogst 1431 hun zegel op verzoek van Waldor van Offusz en Floreys Loocx « ende oick ter Hefd~n van den Heylegen martelaer Sinte Sebastiaene, ridder ende vrindt Godts patrone van de kercke ... ». (A.P.). Deze pastoor zal wel behoord hebben tot het bekende geslacht Ofhuys. ( Zeger Ofhuys, heer ~van Groelst, ESB., 1935, 201). In 1516 had een zekere Eelenen Voenty << den prochiaen (pastoor) van Linkebeecke geinjurieert >>. (R.K. 12776). Jan van den Zande, 1549. Ditzelfde jaar had deze een bewijs. nodig dat hij nog in leven was. De schepenbank leverde hem daartoe volgend stuk af : «'Certificatie voor Jan van den Zande ... Philips van Orley ende Machiel Spierinck scepenen ons heren des Keysers in sijnder genaden banck van A1zenberge ende Rode ... dat wij op heden hebben ges ien in levene heeren Jannen van den Zande priestere prochiaen van Linckenbeke bij Alzenberge die welcke heer Jan stont voer zijn doere tot Linckenbeke ... gelijcker ges ien (gelijckt scheen) ons ende andere persoonen aenspreckende ende versueckende aen ons scepenen van dat wij hem, als vs. staet, in levene gesien heb.ben ... te hebben een en van certificatien geteeckent bij den gesworen clerck der vs. banck die wij hem geaccordeert ende verleent hebben ende zijn dese (letteren) of.n hem te dienen ende daer mede te behelpen... ende heeft Mercelis va'"n Vossem · gesworen clerck » dit algeleverd op 27.1.1549 (0. 6637 90 ro). Jan Arnoldi, 1572; uit Piétrain (Petrini prope Geldenaken) (K.A. 2323). Pastoor Arnoldi was een Waal en kon in de volkstaal niet prediken. Biechten, dat ging wel. Een minderbroeder van het Klooster van Boetendaal kwam om de veertien dagen op zijn kosten sermoenen. Tot 1588 had «jan de Winne priestere ende cappellaen tot Druegenbosch » de parochie van Linkebeek enkele jaren bediend. ~(K.A. 20312). Jan de Winne 1588-1599. Jan Sporman 1599-1624. jacob Oeerts 1624-1668. In 1665 « beset hij het curenhuys », 1 bunder groot, bewerkte hij daarbij nog een blok van 6 bunder en een ander van 2 bunder op het Homborchvelt aan de Kerkendries. Hij had 3 paarden en 3 koeien en zijn gezin bestond uit 4 paasplichtingen. (0. 8468). In een akte uit 1669 betreffende zijn zuster en dezes echtgenoot Antoon van Saeftingen, verschijnt hij ais «Jan Geets », pastoor van Linkebeek. (G. 9170). In 1656 werd op de pastorij een eetmaal gehouden ter ere van een dame (misschien de abdis van Vorst, of wel een ander officieel personage, vermits de onderstaande rekening in de dorpsnitgaven voorkomt) : «Specificatie van wat ick hebbe ... gelevert ten huyse van den heere pastoor 61
tot Linckebeeck van mevrouwe Ca er ... binnen Linckebeeck met haer volck ». 1 koppel kieckens> 4 1/2 pont boeter, 1 dozijn eyeren, 4 pont salm, 6 pont abberdaen, 3 vietelen haever, betaelt tot Sevenborren voor 4 karp.els, foilie, 1 haes, betaelt aen Cornelis Ingels ende Pieter Ingels van diversche saecken a en te haelen : 13 st.; betaelt a en de pastoor voor al huere moyte van koepen, vier ende bier, broodt enz. 8 g., samen 16 g. 10 st. (0. 8462). Pieter de Kersmaker, 1668-1675. Matbias Druyts, 1675-1680. Pastoor te Dworp in 1681. Er overleden 6.3.1705 (C.T. Gesch. van Dworp, 1948, bl. 132). Pieter de Gorrain, 1680-1683. Elders de Gerny. Nam ontslag (K.A. 3414). Inmiddels werd de parochie bediend door pastoor Minten van St. Genesius-Rode. Plorens Laureys, 1683; overleden in 1701. Pastoor Laureys had in 1695 voor 91 g., min 5 hogen van 3 g. en het recht van de palmslag van 6 g., 3 dagwand land en 1 bunder weide, genoemd « den Boeebt », palende aan het « Kersselerenvelt », de straat en de goederen van Aert Boon, te Linkebeek, gekocht. Deze goederen waren wegens 11 jaar achterstel in de betaling van een heerlijke grondcijns van 2 kapuinen jaarlijks «uitgewonnen » (evictie) door de heer van BeerseL (0. 344, fo 122). Thomas Verschuren, 1701-1732. Pas op 9.6.1733 werden zijn huisraad, koeien, paarden enz. openbaar op de pastorij verkocht. Hierna volgt de lijst er van. Van wijn of boeken is er geen sprake; die zal hij naar het heersend gebruik voor zich gehouden, of wel aan andere priesters overgedaan hebben. « Blecke braetcasse met den . druplepel- heeroer met ondervat- heemer met-drie cuypen - bierboom en biertrechter - waefelijser - raeprooster koeckplaete - koeckschuppeken - ijsere croone en triangelhoeek - 2 braetspetten - horloge - 2 strijckijsers plaeten blecke gieters - 5 stenen potten - een snelle ijsere cassoir - schenckback - 3 lijnwaert coorden brandijser met twee copere bollen - ijsere ketel - hopmes en vleescapmes, hus ende gaffeltien - rooster - tange en haemer - saeghe - 2 beytels - ijsere latte - keten blaespijp - caperen scheplepel ~ viespaene - doppanne en lepel - 2 copere vispaenen en scheplepel - tenue mostaertpot - peperbusse - 2 lepels -· trechter en azeyn maetien - tourtpanne met het scheel ende rolle - 2 tennen kandeleers (ingehouden) -- capere panneken - eyer.panneken - moor en 2 treekpotten - copere kandeleer met den keerssnutter, horeken en chocolaetpotteken - tenue suypecomme- soutvat- copere ketel - copere mermitte met het scheil - 2 tenne schotels -· pluymen bedde met hoope-
62
linck - groote capere ketel - grote copere ketel met trechter wijmen setelsteel - 2 botercuypen - beyl - gaffel greep - 3 glase schotels - 3 telioiren - 2 crucifixen - 12 servetten - weeckhoutte tafel - paer slaeplakens - mand met pluysmerckt - slaepbancke - persse - schappra~y --- 2 kerreboomen - knielbanck - ronde tafel - 6 tenne teJioiren - 2 commekens -· 2 soutvaten - 6 biertonnen wascuype - kersadel - achterlap - cusseneel met een paer ketens - gorreel met een paer stelleketen - meshaeck - kraywaghen -- 6 tenne telioiren -. schotel - 2 tenne schotels - kleerschappraye, schappraeyken - 8 schilderijen - 6 spaenscheleren stoelen- schuyftafel ·van schrijnhouthet peert met het veulen, gorreel en stalbant (gekocht door Care] van Haelen in het Bourgons Cruys op. de Diesdelle). kerre - ploegh - eghde ___. Brusselsche veertelmaete en schup - Roosche veertelmaete - eenîge laetercoorden :2 wannen- 2 mandekens-bieeken casken ... >>. (0. 8315). Joris van Geel, 1732 tot .bij zijn overlijden 27.5.1759, 56 jaar oud. Hij werd bijgezet in de kerk <<circa altare B. Mariae ». In 1745 weigerde hij de dorpslas ten, nl. de 20ste penning, « de quaertier lasten als andere personele lasten over de curegoederen » te betalen. (0. 8948). Bij testament liet hij 200 fr. aan de kerk om te bekostigen 10 pistolen «tot het maecken van ·een en throon voor O.L.V. »; aan de huisarmen : 100 g.; voor een jaargetijde voor hem en zijn zuster Marie Anne van Geel, overleden op 25.8.1756 en in de kerk begraven, een gezongen jaargetijde met libera « naer de misse aen de bare>>. ln 1741 had hij van zijn zuster 96 g. in leen ontvangen op goederen van de pastorij nl. een verbrande hofstede met een boomgaard, en nog een huis omtrent één bunder groot aan sPapenblok en aan de Schoonenberg. (A.P.). .. Eertijd§ hadden de meeste pastoors, zo niet alle, een rt]paard en koets. In een berijmde nieuwjaarsbrief van 13 strofen door pastoor van Uyttum van St. Pieters-Leeuw ontvangen van een van zijn vrienden worden de verdiensten opgeht:meld van Pierotje het paard van de pastoor. ~
Ik zing een konstrijk peerd, dat nu ontrent tien jaeren Gelijk het snelste schip doorsnijdt de dikste baeren, Met heel het pastoorskraem, met moeder, cappelaen Met nicht en vreemdeling, de routen heeft gedaen... ' In het gedicht wordt ook verteld : Eens dat tot Linkebeek de pastoor werd ontvangen Zag m'in een vriendenkoets ses snelle peerden hangen· Pierotje was a11een'" nochtans het houdt ze voet : ' Dit maekt onsterfelijk zijn naeme en zijn bloet ...
63
Pieter Steenen, 12.6.1759 tot 5.5.1760. Willem Laureis Paesmans, 1760 tot 12.6.1787. Gebrekkelijk geworden, werd hij een tijdje lang vervangen· door FerdiJ:rand v-an.. ·den Schrieck, coadjutor. Hij was geboren te Dworp (C~T., Geschiedenis van Oworp, bl. 180). Voor 1787 had pastoor Paesmans 75 g. extra ontvangen « ten opsichte van de groote costen van sijn langhduerighe sieckte ende besonderlijck tot het betaelen van den siecken broeder a 15 g. per maendt ». (K.A. 3416). Hij overleed op 12.6.1787, 74 jaar oud en werd op het kerkhof begraven. Ignaas Frans Merckx, uit Ninove. Eerst koadjutor van pastoor Cnudde te Haaltert en er daarna onderpastoor van 1782 tot 1787, toen hij alhier pastoor benoemd werd. (J. de Brouwer, Het land van Aalst, 1955, bl. 318). Paul Jakob Vreysens, 13.1.1818 tot 4.10.)831. Daarna pastoor te Beersel (Bt) tot 5.6.1868. Pieter Theyskens, 31.10.1831 tot 28.6.1847. 'Van 1820 tot 1831 was hij onderpastoor geweest te Ukkel en in 1847 werd hij pastoor te Zemst. Jan.;:.Baptist de Dobbeleer, geboren te Herne 17.2:1802, achtereenvolgens onderpastoor te Merchtem, O.L.V. Lombeek en Evere. Pastoor te Linkebeek van 30.9.1847 tot 16.12.1867. Hij maakte zich zeer verdienstelijk tijdens de cholera. Hij dolf zelfs zelf de graven. In zijn testament beschikte hij het volgende : bij zijn uitvaart moesten 200 broden van 0,50 fr. uitgedeeld worden; een jaargetijde moest ten eeuwigen dage gezongen worden voor zijn vader Willem en zijn moeder Maria Theresia Schouwers, waartoe hij 250 fr. schonk; zijn meubelen waren voor zijn neef Felix de Dobbeleer, toen onderpastoor te Parnel Ledeberg; zijn meid Maria Theresia Carré kreeg 400 fr.; het overige van zijn nalatenschap was voor zijn erfgenamen in het algemeen; zijn kleren mochten niet publiek verkocht worden. Jan Jozef Thomas Goossens, geboren te Londerzeel 13.2.1808. Onderpastoor te Geldenaken en te St. Amand. Van 1837 af was hij 29 jaar lang kapelaan bij markgraafdeRodes op het kasteel van Berlegem. Op 60-jarige leeftijd werd hij te Linkebeek pastoor tot bij zijn overlijden. Zijn grafzerk, tegen de muur naast de kerkdeur links, vermeldt : Bid voor de ziel van Eerw. Heer J.J.T. Goossens, pastoor dezer parochie van 20.2.1868 tot 11.8.1875. Heeft gefondeerd een eeuwigdurend jaargetijde ten 10 ure. R.I.P. >>. Hiervoor schonk hij een goudgeel misgewaad en zijn kelk. Pieter jozef Dierckx, 25.10.1875 tot bij zijn overlijden 8.7.1896. Het opschrift van zijn grafzerk, tegen de muur aan de oude sakristijdeur luidt : D.O.M. Bid voor de ziel van den Eerw. H. P.j. Dierckx geboren te Turnhout den 15.12.1835 pastoor te Linkebeek van den 20.10.1875 tot den 8.7.1896. Gedenkenis van parochianen en vri-enden. R.I.P. ». Pastoor
64
Dierickx had ee11: legaat aan de kerk gedaan, maar dit was niet naar de zin van zijn erfgenamen, en ze maakten er bezwaar. tegen. De gemeenteraad verwierp het onder reden « dat gezien zijn kelk en zijn kerkgewaden door vrienden en kennissen aan de overledene zijn gegeven geweest zeker niet~ om aan zijn familie te laten, maar wel om aan de kerk te blijven. Gezien ook dat hij gans zijn leven zoveel hij kon diezelfde erfgenamen heeft ondersteund, zodanig dat als sommige vrienden hem zeiden dat hij te veel g.af, hij dan blijmoedig\ antwoordde : hetgeen ik hen geef zullen ze na mijn dood niet vinden >>. Edmond Albert van Lierde, geboren te St. Pieters-Leeuw 5.3.1854. Onderpastoor te Nijvel en te Alsemberg. Pastoor te Linkebeek van 2.9.1896 tot bij zijn overlijden op 3.4.1915. Ladewijk Miehiel Maria Verhoeven, geboren te 's Gravenbrakel in 1862. Onderpastoor in de Miniemenkerk te Brussel. Pastoor te Linkebeek van 31.5.1915 tot 10.4.1924. Hij was, vooral tijdens de oorlog, zeer liefdadig, maar niettemin kreeg hij verschillende malen het bezoek van dieven. Uitgeput na een langdurige ziekte verliet hij de parochie en overleed een maand later te Terhulpen. Nestor jozef August Cambier, geboren te Moerbeke 18.7.1894. Onderpastoor te Linkebeek in 1921 en er pastoor van 18.5.1924 tot 7.3.1930 tot bij zijn benoeming tot rektor van de Zusters Dienstmaagden van Maria te Erps. Aldaar overleden 31.5. t937. Victor Theodoor de Koek, geboren te Boom 3.1.1883 . Onderpastoor te Oudergem St. Juliaan en te Schaarbeek St. Elisabet Pastoor te Linkebeek van 26.3.1930 tot einde juni 1953, bij zijn overplaatsing naar Niel als rektor van de zustersschool aldaar. Jozef Nijs, geboren te Etterbeek 25.12.1907, leraar aan het kollege te Herentais 2.1.1932. Onderpastoor O.L.V. van Bijstand te 6russel, te Watermaal St. Klemens. Pastoor te Linkebeek 20. 7.1953. De drie broeders van Pastoor Nijs zijn ook priester : Armand, pastoor van de parochie van het Voorde in de Eeuwfeestwijk; Gas ton, principaal in het Vikariaat Bondo (Kongo); Alfons, Witte Pater van Afrika. (De Ijverige Missiebietjes, sept.-okt. 1955, bL 38-40).
Onderpastoors. - Vóór 1823 waren er alhier geen onderpastoors. Van dat jaar af waren er de volgende : Paul jozef Segers, 15.3.1823. Onderpastoor te Putte 20.12.1824. Filip Frans Huygelen, 3.5.1833. Onderpastoor te Vilvoorde 30.5.1835. Antoon Hubert Beckers, 30.5.1835. Onderpastoor Steen ... huftel 23.1..0. 183-1.... ZaGhartas Elbtckx, 21. t 1.1837-28.12.1849. Frans Robert de Becker, geboren 25.3.1823, van 10.1.1850
65
tot 14.12.1852. Pastoor te Beisem 22.3.1867. Pastoor te Drogenbos 23.6.1875; er overleden 30.5.1901. Zijn jubilee van 50 jaar priester en. 25 jaar pastoor werd in 1899 luisterrijk gevierd. Pastoor Modest de Bie, van Ruisbroek (Bt), oud onderpastoor van Alsemberg, dichtte een gelegenheidsliect, dat door Pastoor Jan Bols van Alsemberg getoonzet werd. (Gesch. van Drog:enbos, 1942, bL 61). jan jozef Ignaas Staes, 14.12.1852. Pastoor te Ouden ... aken 24.6.1870. Felix Lievens, 31. L 1871. Coadjutor te Drogenbos 17.10.1872. jan Ladewijk Albert Ooms~ van 22.6.1874 tot 20.10.1874. Pieter Edward Celis, geboren te Wilrijk 17.2.1850, 12-10.1874. Onderpastoor St.-Genesius-Rode 4.8.1880; pastoor te Londerzeel 1893; t 2.8.1911. Filip Leonard van Doren. Geboren te Diegem 18.2.1850. Onderpastoor Oevel 31.1.1876. Op 4.8.1880 te Linkebeek tot bij zijn benoeming, op 9.1.1893, als pastoor te Kapelle-opden-Bos, waar hij tot opdracht kreeg meisjesscholen op te richten (Zusters van O.L.V. van Zeven Weeën van St.-Genesius-Rode). Ingevolge de wens door Kardinaal Goossens op 12.4.1898 gericht « aan de heren pastoors en oversten van welkdanig geestelijk gesticht om een beschrijving te vervaarà1gen van hun parochie of van hun gesticht {de kennis van parochie en dorp, tevens nuttig en /aangenaam, is' onder het volk te weinig verspreid, had de kerkvoogd ·er...,. aan toegevoegd), maakte pastoor van Doren een ~< Beschrijving der parochie van Kapelle-op-den-Bosch >> op. (29.4.1901), berustende in het archief van het Aartsbisdom te Mechelen, 18 bladzijden. Hij bleef pastoor te Kapelle tot 14.3.1914, overleed in 1922 en ligt begraven op het kerkhof van Evere (C.T., Geschiedenis van Kapelle-op-den-Bos, 1953). Karel de Bisschop, 4.5.1893. Onderpastoor te Merchtem 10.2.1897. Isidoor Rombout Frans van Overstraeten, 12.2.1897. Hij was de stichtende rector. of pastoor van de St.-Barbaraparochie te St.-Genesius-Rode, op 15.11.1900. jan Ladewijk van de Keybus, geboren te Kalmthout in 1875, onderpastoor alhier 16.11.1900, dan te Merchtem 6.12.1915. Later pastoor te Zandvliet Bernard Serafien Ferdinand de Groef, 1919. Onderpastoor te Leest 10.9.1 919. Constant Ladewijk jozef Katarina van Campenhout, 10.9.1919. Onderpastoor te Wilrijk H. Rozenkrans 21.3.1921. Nestor Jozef August Cambier, 23.3.1921. Alhier pastoor 18.5.1924. Alois Jakob Fransen 12.7.1924. Onderpastoor te Lichtaart 4.6.1926, later te Herentals, nu pastoor te Sint-Pieters-Lille.
jozef Gettemans, 31.7 .1926. Onderpastoor Vlezenbeek 30.11.1928. Jozef van der Hasselt, 29.5.1929 .. Onderpastoor te Lembeek 16.4.1931, nu pastoor te Wolvertem. Jozef Frans Theodoor .Broeckhoven, 27 .5.1 931. Onder- ~ pa$1oor te 1\ntwerpel) St.-Augustirtus J24.5.1933. Frans van lsterdael, geboren te Alsemberg 4.11.1 908, alhier te Linkebeek onderpastoor, 21.7.1933. Onderpastoor te Ukkel (Stalle) St.-Paulus, 30.9.1938. Pastoor te Herne O.L.V. Kokejane 14.7 .1946. Sedert 1957 op rust te Alsemberg. Korneet Luciaan Proost, 30.9.1938. In 19,42 kapelaan te Homborch (Ukkel). Karel Gustaaf Isidoor Maria Aerts, scheutist, geboren te Berchem 12.6.1913, onderpastoor te Linkebeek 1942 tot 1945. Thans missionaris op de Filippijnen. Leo Jan Baptist Dewit, geboren te Oudergem, onder- · pastoor te Linkebeek van juni 1945 tot april 1946. Onderpastoor te Kuregem. Renaat Maria August Degreef, geboren te Berchem 27.4.1908, onderpastoor alhier van november 1946 tot november 1952. Johan Seraf Boon, geboren te Elsene 15.1.1924, onderpastoor te Peutie, dan alhier 18.11.1952. Kosters. - De koster is de helper van de parochiepriester en zijn ambt is dus zeer oud. Hinkmar van Reims heeft het over . hem· .wanneer )lij aan; iedere pastoor aanbeveelt zich een clericus aan te S€haffen « die de school kan besturen, het epistel lezen of zingen naar gelang de priester het zal nodig achten>>. Oorspronkelijk hoorde de voorstelling van de kosterij aan de pastoor en de benoeming aan de landdeken. Op vele plaatsen gaf de koster ook school tegen vergoeding door de H. Geesttafel voor het onderwijs van de kinderen te betalen. Bovendien deelde de koster in allerlei bijverdiensten met de pastoor, zoals begrafenissen, stichtingen, jaargetijden, brooduitdelingen, kerkgangen, het luiden van klokken en tal van andere plaatselijke gebruiken. Later kwam daarbij nog een vergoeding voor het onderhoud van het uurwerk. In een boek begonnen in 1450 staat « wat een costere van Linckenbeke alle jaer schuldigh es in der kercke te doen in luyen, singhen ende beyaerden (een klokkenspel met twee, drie klokken). Eerst alle zaeterdagen te noene twee oft drije paoskins beyaerden ende dan de bede clocke clippen etc. Item telken alst beghint zeer te wederen oft donderen soe es hij schuldich te Juydene ende daer voere es hem eenen yegelijcke schuldich die landt houdt ende labeurt al en waert maer een dachwant twee scheeven te wetene eenen rogge ende eenen evene (haver) oft alsoe de goede lieden hem noch meer willen doen oft hij aen hen can verdienen. Ende voere dit altemale te doene heeft de costere 9 rijnsguldens van eenen yegelijcken "'
67
hertstat tsjaers twee brooden alsoe sij gewoonelijcke backen te wetene te kersmis se ende te tsinxene. I tem es hem elke heertstad te sinxene 9 mijten schuldich. » (A.P.). Het klooster van Vorst bezat het begevingsrecht van het kosterschap alhier ( custodia se u matr_ic~larïa) en .van de kapelanij. Dit gaf meer dan eens aanletdmg tot gektbbel en processen. In de 16tte eeuw, het stuk is niet ge?agtekend. (K.A. 7624), hadden pastoor, kerkmeesters en meter,.. Bertel de Groeve die toen « custere » was vervangen. De abdiJ vroeg daarover ~ekenschap. De « prochiaen ende. ketckm(;!esters >> verklaarden dat zij roevrouwe d'abdisse ... nyet en ~ebben geturbeert ende vele m~~ gespolieert van huere poss~sste va~~ de collatie van costertje » ... maar « naer dyen ZIJ groot~.; faulten ende dachten van Bertel de Groeve custer~. hadden bevonden daer duere hij meriteerde van de custenje gedeporteert te wordene hebben hun tot de abdis getransporteert ten eynde daer in te versien naer behooren ende hebbende Bertel bij (door) Janne de Ronghe geswaren prete~ ~er (schepen) banck van Link. doen adverteren aen Mtchtel Coppens ... dat hij als kerkmeester soude cammen aenv.eerden die sluetels, cleederen, juweelen dat hij tevreden was dte over te leveren ofte den prochiaen, kerkmeesteren... opdat den dienst Goidts nyet en zoude verloren gaen » ... Evengenoemde voorwerpen werden dan in handen gesteld ~an ~e pastoor en er werd « zekeren jonghen » aangésteld dte zt] << te vooren aen den proefst van Vorst hadden genomineert » om die << kercke te Iaeten dienen ende die vruchten (opbrengst) der custerije te Iaeten collecteren » ... De Groeve ont~ende echter «dat hij eenige fa uiten sou de hebben gecommttteert ... om van de cu~terije te worden gedeporteert. .. !~ staene te rechte ende ten vonnisse ... » ontkende ook « dat htJ Jan de Ronge of yemanden anders zoude hebben verdeert dat hij de-custerije begeerde te vedaeten ende de sleutels metten ornamenten de kerckmeesters over te leveren ende dat hij de Range daer inne nyet en staet te gelooven ... » Hij had de kosterij bediend tot wanneer hem de sleutels werden afgenomen. Enige kaarsen en « muniteyten » waren verdwenen, maar hij had zich, ze&t hij zodanig gerechtvaardigd dat de anderen beschaamd ( utt vo'rst) waren vertrokken. (RK 3417). Bij beslissing van de Raad van Brabant dd, 20.10.1573 werd de Groeve in zijn ambt hersteld. In elk geval staat er in het verslag over het dekanaal bezoek van 1572 dat « custos Bartholomeus tonsuratus et conjugatus », zijn dienst goed verrichtte. (KA. 2323). De koster bewoonde in 1496 een zg. geestelijk huis «ende d,ander St Sebastiaene aldaer ende bij den coster bewoent » (Cuvelier, a.w., bl. 195). Het staat in 1587 vermeld als volgt : « op sRaymaeckers bJock bij. tcuesterijken ende Speeldriesch » ( K.A.),. Het is vermoedelijk in dat huis dat in 1462 een gen. Pierart Mantoleet « opten dach van der kermissen tot Linckenbeke g~stolen hadde tot des coesters
68
huys aldaer eene v~ouwenpels, eenen roeden capruyn, · een tynnen scotele ende alrehande cleyne dingen, daer hij met bevonden ende gevangen waert, ende geleyt tot Halsenberge in de vroente (de gevangenis) ... Die kennisse gedaen zijnde, heeft den amman van Bruessel ... daer gesouden den scerpen ) richter (de beul) met een en dienaer om ... Pierarde te examineren daer Pierart anders nyet en I eet (niets anders wilde bekennen dan) « daer hij met bevonden was » (dan wat men op hem bevonden had). Maar Pierart had ook « te Halle voer die poerte genomen... eens mans hoycke, slapelaken op ten dach van den ommegange tot Halsenberg » ... Mpar voor deze diefte hadden « goede mannen » voor hem ten beste gesproken bij de amman van Ukkel << mids dien dat een arm onnoesel · mensche was» ... (R.K. 12775). In 1532 was Jan Cautereel koster. Hij bezat toen in pacht-van de kerk van Alsenberg een huis gelegen « tAlsenberge aldaer mèn te Berse1 wert gaet ... aen Goevaert Claes, GiJlis van den Alboome ... · met den voerhoefde a en sheeren strate >> (K.A. 2326). Daarna komt Antoon Winterbeeck, custos in Linckenbeke, gehuwd met Anna Vleemincx. Voor zijn jaarloon trok 'de koster 15 g.; voor het gadeslaan van het << comptoir der kercke », nl. de koffer in de sakrîstij, 6 g.; voor wassen en schuren 3 g.; om de vroegmis te luiden en te dienen 7 g.; samen 31 g. Van « den arme » ontving hij « voor de horologie te dirigeren en op te winden 9 g.; om de arme kinderen te leren 10 g. (onder pastoor Geerts, 1624-1668) (0. 3417). jan Hublou is koster in 1658 ( G. 8352bis). In 1665 woonde hij op de Kerkendries aan het kerkhof. Hij had een koe en een vaars en zijn gezin bestond uit 2 paasplichtigen. Onder het pastoorschap van Laureis Plorens ( 1683-1701) is Martinus Boon ,koster. Zijn gagie bedraagt 50 g. per jaar om de kerk te dienen èn de armen te Ieren. (A.P.). Hij vertrok in 1700. _ Guilliam de Blander, zoon van koster J.B. de Blander van Dworp, werd op 9.10.1700 benoemd. Om welke reden is niet bekend, maar op 11.5.1701 tekende hij de volgende verklaring : « lek Guiliam de Blander doen afstant van de kosterije van Linckenbeeck (K.A. 3417). Aan de rentmeester van de Abdij van Vorst werd medegedeeld dat « pubHeek kerckgebot gedaen werd dat de costerije vacant was en dat de geheele gemeynte wenschte datter eenen koster quaem die kan goede school houden ende een ambacht ofte een werckende lede oock hadde om daer door de ledigheyt te ontgaen ende dat ze hereet waeren nogh twee oft drij rnaenden te wachten tot dat de occasie soude komen van eerîen bequaemea te vin'den ende ick en twijfel niet», voegt de pastoor er aan toe, «ofte daer sullender genogh voor den dagh komen »... Als inkomsten van de koster werd er op gewezen dat zijn jaarlijkse gagie 40 gulden bedroeg « souder sijn kostersschoven en de ver-
..
69
valle·n ... daerenboven kan hij schoolhouden ende eenen win,.. ckel openstellen ». Gemerkt dat de koster tot dan toe geen huis voor zijn eigen gehad had, << sijn ze vastelijek besloten met de eerste occasie een huys voor hem ende naercomelinghen op te bauwen>> ... Sprekende over een koster- hij wordt niet genoemd - schrijft pastoor Verschueren in een· briefje.: « hij heeft geweest restitutie doen aen den pastoor van Jesus Eyck ende heeft hem wedergegeven l stuyver ende vergitfenis gevraegt seggende dat den dievel hem daer toe gebracht heeft maer suleken dingen en kan de eer ende faeme van de gemeynte noch te van hem gerestitueert worden » ... In 1702 werd een nieuwe koster, J.B. de Vadder, schoolmeester te Bosvoorde, benoemd. In 1704 werd hij echter door de kerkeraad afgesteld omdat hij niet bekwaam was. Pastoor Verschueren verklaarde dat hij «in de misse als andersints met suleken extravagantie » zong dat hij genoodzaakt was in zijn plaats te zingen en de mis « al lesende te continueren. » Op 29 juli had hij de koster verboden nog « ivens de handt aen te stecken, seggende dat hij van hem niet meer gedient en was ». De koster weigerde echter de sleutels af te geven, maar de pastoor deed dan de sloten veranderen ... en hem vervangen door een kleine jongen van de gemeente. Dé Vadder liet zich evenwel niet onbetuigd. Hij stuurde een klacht in waarin hij betoogde dat de Abdis hem het kosters- en schoolmeestersambt had geconfereerd. De pastoor had hem in het bezit van het kosterschap gesteld in de naam van de abdis en hem in de kerk «ter presentie vah een groodt a en tal innegesetenen ... hem aengedaen den overrock », de sleutels van de kerk en van de sakristij overhandigd en hem de eed afgenomen. Woensdags daarop was de Abdis hem komengedanken en had hem gevraagd« Wel, coster, hoe hS!eft het al gegaen ? - Wel de heer pastoor heeft mij ingesteld met het singen van den Veni Creator Spiritus. - Dit is wel, antwoordde de Abdis. « In welck rencontre sij hem hadde gegeven voor sijnen willecom twee schoon gemaeckte blommeyen >>.,. Linkebeek is de slechtste kosterij die ik te begeven heb, had de abdis ook nog gezegd, als er een betere openkwam zou ze voor hem zijn. Verder wees hij er op dat hij niet «in peyn en sal wesen om te bethoonen dat daer in seven mijlen in de ronde niemant soo capabel en is als hij, om dergeBjek costerschap te bedieven, geseyt sonder jactantie » ... Niet alleen « can hij sijnen Sanctus Oregorium, alleen vereîs,cht voor het costerschap, tnaer bovendien sijne volle n1usieck ... ende is natuerlijck begaeft met suiker stercke voyse dat daer geen andere costers a en en kunnen... in de fraye in ventien van het paleren der autaeren is er sijns gelijcke niet ... jae, is soo industrieus dat hij ?ud~. althaer cl eederen, cassuyfels ende dergelijcke soodamghhJck reptareert ende te passe brengt äat ze voor nieuw beschouwt worden»... Hij draeght sulcker sorge van die
70
horologie dat die bij naef.te gelijck met de son~e gaet.:. epde weet die doek soo damgh te luyden dat dte parheultere resonantien heeft »... Voor het kosterschap van Linkebeek had hij een « goet schoolmeesterschap » laten varen om nu << al;oD na eekt ende bloodt met vrouwe ende, k1nderen~pp den . · · mesthoop te sitten ». . . Koster de Vadder schreef dat allemaal over zich zelf, en wie kon dat beter weten dan hijzelf ? Hij had natuurlijk mede- en tegenstanders. Meier P. van Lier, schepen Pieter Everaerts en enkele ingezetenen waaronder Joo~ Stoefs, Daniëa en Joris van Keerberghen, jan de Geynst, Joos van den Berghen, Filip de Leeuw, Pieter van St. jan, Tobias de Cnop en Francis van der Eycken, getuigden dat de Vadder een eerlijk man was die zich « ten uyterste wel camporteerde m sijne affairens » ... Nooit hadden ze zulk een koster gekend « soo hervaeren int singen, int paleren en de kerck schoon te houden ... ». Zijn tegenstanders waren Bertel de Greef, 56 jaar oud, jan van der Meren, Guilliam de Knop, Pieter Beymans en Merten van der Haghen, officier. In elk geval, na veel herrie, viel er op 20.8.1705 een sententie waardoor koster de Vadder in zijn kosterschap hersteld werd. De grond van de zaak zou het « Caerels huysken » geweest zijn, toen de sakristij. De Vadder was genoodzaakt geweest << sijne wooninge te nemen in een huys alwaer geen commoditeyt en was om schole te houden ». (K.A. 7722). Het is misschien in verband daarmee dat hij aan de abdij een behuisd blok genoemd de Pitsafgevraagd had. De abdij antwoordde echter àat die grond nooit tot de kosterij behoord had en steeds verhuurd was geworden, weliswaar meestal aan kosters. De weduwe van Jan Ca utere el had dat plekje erf, 1/2 dagwand groot, palende aen het kerkhof, de erfgenamen van Koenraad Mommaert en de Speeldries voor 12 jaar in huur gehad voor 12 stuiver per jaar; daarna Sebastiaan Cautereel, toen het paalde aan Hendrik Momrnaerf nu Christiaen de Ridder, de Speeldries en een klein straatje; in 1601 Filip de Vleeschoudere, meier van Vorst, voor 9 jaar; in 1613 Christiaan de Ridder; van 1623 tot 1631 Joos de Bue; in 1657 koster Jan Hublou voor 36 jaar tegen 3 rg. per jaar. De huurders mochten er een nieuw huis op maken, maar kon de abdij het niet goed verhuren, dan mocht zij het laten afbreken. In 1695 werd het verhuurd aan Pieter van der Haghen en Katarina Ciabots (K.A. 7722). We hebben hiervoren gezien dat koster de Blander afstand deed van zijn kosterschap alhier. Later moet hij toch teruggekomen zijn want voor 1738 staat hij in de zetboeken aangeschreven «over sijne neiringe (winkel) en een hof van 60 roeden ~- In 1742 maakt hij zijn testament op ten overstaan van pastoor van Geel, waarin hij beschikt dat aan zijn zuster Marianne, wonende te Dworp, aan de erfgenamen van zijn overleden zusters Elisabeth en joanna elk 21 gu~dens moeten 71
gegeven worden en het overi.ge ~~n .~ijn .huisvrouw Elisabetl~ · Hofmans. De vier kaarsen dte btJ ztJn uttvaar.t op het alta~t. moeten branden moeten elk van één pond ztjn (A.P.). HtJ overleed op 12.12.1742, na 42 jaar kosterschap. Zij~1 vrouw, Anna Laureys, was reeds ovedede~. op 21.9.1725, 72 jaar oud. Hij moet later een nieuw huwelijk aangegaan he?ben .met Elisabeth Hofmans. Zijn vader David de Blander, dte 50 Jaar koster geweest was te Dworp, was bij hem komen inwonen en overleed op 14.10.1721 80 jaar oud. (A.G.). Al deze personen werden in de kerk begraven. Antoon Libeau, in 1750. (G. 8403). Jakob van Achter (G. 8283) uit Zaventem. In 1745 had pastoor van Geel met toelating van de Aartsbisschop van Mechelen aan van Achter een half bunder land uit een stuk van 5 bunder curengoed op het Homborchveld, palende aan cle straat en aan de Dries, voor 29 jaar verhuurd om daarop te bouwen « een bequaem huys ». Als getu.ige trad ook op J.B. van de Weghe, onderpa-st{)o<r te .Ukkel. (K.A. 7614), Koster van Achter hield ook herberg, winkel en een koe. ( G. 8483). Hij overleed op 25.12.1794, 80 jaar oud, na 52 jaar kosterschap. Zijn vrouw, Elisabeth de Coster, was toen reeds overleden (A.G.). Hendrik jozef Croon, geboren te Peutie, di~. tevens onde~· wijzer was, werd koster in 1828. Later werd hlJ ook raadslid en schepen, maar daar hij 25 fr. uit de gemeentekas trok om het torenuurwerk op te winden, werd daartegen door· zijn tegenstrevers bezwaar aangetekend. De zaak werd echter opgelost door zijn oudste zoon Leopold, die later koster werd te Lembeek, met het opwinden van de horloge te belasten ... Vader Hendrik jozef Croon overleed begin 1880 en werd als koster opgevolgd door een andere zoon, Kamiel Leopold geboren te Linkebeek 26.4.1851. In 1884 bedroeg de wedde van de koster 150 fr.; die van de « suisse >> of kerkbaljuw 120 fr. Prosper Leo van Lishout, geboren te Linkebeek 15.11. 1903, en er overleden 19.11.1935 werd koster nadat Kamiel Croon ontslag genomen had begin 1921. Jan Deville, kosterszoon uit Lembeek, oefende het ambt uit van Kerstmis 1935 tot 1939; hij is thans koster te Halle St-Rochus. Hendrik jan Alhert Segers, geboren te Molenbeersel 24.6.1917, koster van begin 1940 tot september 1946, thans te Overijse. Theofiel Maurice van Horebeek, geboren te Houwaart 2.1 0.1926, koster sedert 15.10.1946.
Kapelanieën.- In het begin van de t4d'" eeuw bestond alhier een kapelanie van O.L.V. (Beate· Marie), die 7 libers als belasting (taxationes} aan het bisdom Kamerijk afdroeg (AnaJectes pour servir à I'Histoire Ecclésiastique, deel 28).
72
In 1567 nog 7 lib., maar er was toen een tweede. k~pelanie, nl. van St. Niklaas, die 8 lib. betaalde. (Pomlles de la Province .. de Reims, Aug. Longnon, 2de deel, Parijs 190~). Meer is er echter niet over bekend. Ze moeten betrekkeltjk belangrijk geweest zijn wanneer men die taxe vergelijkt met die der kerk van Beersel en van Ruisbroek en die van Linkebeek zelf die maar 10 lib. betaalden. Onder welke omstandigheden deze kapelanijen verdwenen is niet bekend.
Kapelanie van St. Sebastiaan. - Oudtijds b~stond alhier ook een kapelanie, begiftigd met 50 gulden per Jaar, gehypothekeerd op de Domeinen va~ Brabant. !<arel de S~oute zou_ .ze gesticht hebben in 1477, ziJn stervens]aar. Om dte reden liJkt het waarschijnlijker dat dit geschiedde door zijn dochter Maria van Boergondië, tot lafenis van de ziel van haar vader. Voor die 50 g. moest de beneficiaris alle dagen een mis opdragen. Buiten « heeren Janne cappelaen tot Linkebeke die (in 1539) ten aenbrenge van Jacob de Wouwe » (boswachter) bekeurd werd << van dat zijn maerte in Zonyen gruen hout gebost» (genomen) had (R.K. 12550), is ~an die kapelanij slechts één kapelaan bekend, nl. mgr. Oregonus de Nayere, die volgens het dekenaal bezoek van 1572 daarvoor 40 g. genoot. In verband met die kapelanij betoogde Pastoor Jakob Geerts in 1636 dat het hem niet mogelijk was, wegens zijn parochiale bezigheden en wegens het feit dat ze maar gefondeerd was op een rente van 50 gulden gehypothekeerd op de Domeinen van Brabant (K.A. 16095) « besorgen 't volbreno-en » er van. De Kardinaal-Infant stemde er in toe die Jaste~ aanzienlijk te verminderen en in 1638 aanvaardden de Paters van het Klooster van Zevenbarren de kapelanij tot wederopzeggens toe tot 1{33 te ·bedienen tegen de 50 gulden per jaar. «De cappelrije gefundeert bij wijlen loffelijcker memorie hertogh Carel van Bourgoignen ende Brabant in de prochie kercke tot Linckenbeke in den jaere 1477 ... van eene dagelijcksche gelesen misse ter eeren van St. Sebastiaen ... » werd << gereduceert tot eene vroechmisse op alle sondaegen ende h. daghen van het geheel jaer ... mitsgaeders oyck op den feestdagh van St. Sebastiaen, asdach, donderdach, vrijdagh ende saterdach van de goede weecke ende oyck op alder zielen dagh ... ». Zo besliste de aartsbisschop van Mechelen op 28.8.1636. (K.A. 16095).
Kerkgebouw. -
Van de eerste parochiekerkjes, tot 1773, is zo goed als niets bekend. Volgens A. Cosijn (Sites Brabançons, bi. 155) was het een gotisch gebouwtje, dat omstreeks 1470 geheel van witte zandsteen werd opgetr.okken. Op een figuratieve kaart van liet St Pietersgasthuis ( C.O.O., Brussel) uit 1716, sta.at een schets van de kerk die niet veel afwijkt "' van de huidige, maar aan de hoofdingang is er een voor-
73
Het totaal verweerde wapen van abdis 'Marie de Bousies boven de kerkdeur. (,Copyright
A.,c.L.
Brussel).
portaaltje aangebouwd. Meer dan eens werd ze verbouwd en vergroot. Zo bemerkt men nog aan de oo~tzijde van de dwarsbeuk een dichtgemetselde toegangsopemng. Hubert Henry vertelt in zijn geschiedkundig-toeristi.sch boekje over Linkebeek, Rode en Alsemberg, 1938, da~ _Ketzer Karel te Linkebeek een jachtpaviljoen bezat, dat hiJ laten bouwen had tegen de grote trap nÇtar de kerk, onge\"'eer op de plaats waar toen, in 1938, de grafmaker woondl. Wordt met dat paviljoen misschien het « Caerels huysken 11 bedoeld waarvan in het hoofdstuk over de kosterij sprake i., ? In 1705 diende dat « huysken » tot sakristij. '!'fas het mjs~.chien. een soort van loge of tribune van waarutt de goddeltJke dtenst kon gevolgd worden, zoals in de kerk van St. Jaak op Koudenberg te Brussel ? Langs een kleine deur in de muur van de kruisbeuk, aan de oostkant, kon de vorst van uit zijn paviljoen rechtdoo_r de kerk.binnen gaan. Het feit. dat de "Cl ochter van ~e « ~rbter} van Keizer Karel zich te Lmkebeek kwam vestigen, hjkt mtJ, 74
zegt de schrijver, dat haar yader.. met zijn meester veel !e Linkebeek moes.t geweest ziJn. ZtJ overleed er en werd m de kerk bijgezet, zoals blijkt uit haar grafzerk onct_er het doksaal (zie verder). Zij schonk aan de k~rk een ztlveren kelk, die nog bestaat. Tot daar H. Henry, dte evenwel geen . . de ininste bron opgeeft... Als bewijs dat Keizer Karel veel naar Ltnkebeek geweest is, is dat anders maar zwakjes ... Vermoedelijk zal Henry dat alhier uit iemands mond hebben vernomen, want een oude inwoonster wist enkele jaren- met trots- nog .te vertellen dat haar huis op het voormalig goed van de Keizer alhier gelegen was. , De dichtgemetselde deur is nog te zien en de grafzerk van de dochter van Karel's barbier ligt thans in de vloer van het verwarmingshok achteraan in. de kerk .... ~ij is er echter zodanig met cementmortel vastgezet dat het Jammer genoeg onmogelijk zijn zal hem op een andere plaats, bv. staande tegen een muur, te stellen. Boven de steen prijkt er e~n wapenschild en de tekst luidt als volgt : « Sepulture 10. (iouffrouw) Maria Tacx dochter wijlen S. Dieriek (Tacx) in sijne leven barbier van sijne. koninck.lijcke Mt C~rel d~n vijfden daer moeder af was 10. Mana Le (~)atge dte gestorven is den 5cten octobre XVI c XXXliL - Btdt voor de siele '>>. Tack heeft· enige bekendheid verworven en werd vermoedelijk geadeld omdat hij deel uitmaakte van de vijftig man dienstpersoneel die Keizer Karel na zijn troonsafstand op 25.10.1555 in het paleis van Koudenberg te Brussel, naar het klooster van St. Jo est te Setubal in Spanje meenam ... Een familie Tack of Tacx leefde te Brussel in de 17de eeu·w. Ze werd opgenomen in de Brusselse Geslachten en leden er van waren schepen van de stad. Ze schijnt geadeld te zijn geworden of werd althans als dusdanig besc.houwd. Misschien was Dierik een voorzaat die men liever met vernoemde omdat hij als barbier, al was het dan nog van de keizel', te gewoon was. (F. de Cacamp). Nog andere grafstenen lagen in het portaal en de middenbeuk van de kerk; ze verdwenen alle omstreeks 1930, toen een nieuwe vloer gelegd werd. Hoe jammer dat geen aantekening werd genomen van de opschriften die nog geheel of gedeeltelijk leesbaar waren. In 1696 werkte Huybrecht Allaerf «negen daghen aen de kerck van schailledecken » en werd er 22 g. 4 st. uitgegeven aan nagelen, kalk, berd, schaliën en bier. (K.A. 3411 ). jan van den Berghe herstelde de « gelasen » en schilderde bet portaal voor 15 st. Aan Henriek Berckman, jan Heymans, Merten de Bue en Merten Moenen werd 4 g. als dagloon uitgegeven « int opmaken van ·de.: kerckmuren ». In 1753 werden kerk, koor en sakristij gewit en in 1756 h'ersteld, alsmede de daken. 75
De kerk ten westen 1 vóór 1890. ('Copyright A.C.L. Brussel).
De huidige toren, van baksteen, (be~alve de onder~te cTedeelten zoals dit trouwens ookhet geval IS voor het ovenge kerkgebo~w), werd in 1773 verbouwd op kosten van de abdij van Vorst zoals een steen, boven de deur, met het wapen van Mari~ de Bousies, de toenmalige abdis, het getuigt. In een stuk uit 1777 (K.A. 16072) is er sprake van «menigvuldige reparaties en restauraties ... bij nae de gehele kerck te herstellen ... hebbende daer om ... doen opbouwen twee seydebeuken met den mid?elste ... >>. AJ~~s .draagt het hoogkoor aan de buitenkant het Jaartal 1778. Bt] dte gelegenheid werden ook de volgende uitgaven gedaan : 237 B'· voor 135 voet « g-tès » en 35 gulden voor het aanpassen van de oude vloer en het vervangen van tegels; 113 g. voor 411 tegels en 70 g. voor de vracht. Die steen werd gebakken op het « curenlandt », waarvoor de pastoor 60 gulden vergoeding trok (K.A. 3413). De toren is een kortgestuikt bouwwerk, opgewerkt met witte hoekstenen. Prof. R.M. Lemaire (C.T. Geschiedenis van Dworp) bi. 152) vergelijkt de kerk met de vroegere kerk van Dworp} die in 1901 gesloopt werd en welke drie beuken omvatte van 4 vakken gedragen op Toskaanse zuilen van blauwe hardsteen, door korfbogen verbonden. De middenbeuk iets hoger dan de zijbeuken, was afgedekt door vier zeilgewelven van baksteen. Het interieur van de kerk was blijkbaar een vereenv:oudigde kopie van die van St. Pieter te Ukkel, van 1778 tot 1782 door CJaude Jozef Fisco, naar plannen van L.B. Dewez gebouwd. De kerk heeft drie beuken, gescheiden door slanke pilaren die er veel te licht uitzien, maar toch volstaan om de last te 76
Noordkant. Pentekening Leo Theys (Cliché V.T.B.).
dragen, hoewel de gewelven schijnen te steunen op die zwakke stutten; men zou ze dikker wensen (Bu1Jetin des Métiers d'Art, 1908, nr. 11). Krachtens een oktrooi van de Raad van Brabant dd. 9.10.1776 werd de kerkfab.riek ..van Linkebeek er toe gemachtigd geld te lichten, ongetwijfeld met het doel de kerk te herbouwen. Bij akte van 10.9.1777 vóór notaris J.J. Cattoir, aan de schepenbank voorgelegd op 23.9.1777, stond het klooster van Zevenhorren een lening toe van 6800 g. wisselgeld a rato van 3 g. 10 st. courant percent, verminderd tot 3 g. procent indien de betaling geschiedde uiterlijk zes weken na de vervaldag. Als waarborg voor deze lening hypetekeerde de kerk al haar goederen, nl. tien partijen land en drie cijnsgronden, samen 9 b. 1 dw. 19 r. (K.A. 16.072). In t 787 staat vermeld dat « de kercke is onlangs nieuw geset doch ontbreeckt veele nootsackelijcke ornamenten ». Vroeger werd er bij het werk veel meer bier gedronken dan thans. Men dronk trouwens bier zoals wij nu koffie gebruiken. Zo lezen we in een rekening betreffende de werken aan de kerk dat de koster van Rode « den 13 Julius ( 1778) geweest was om stelhout voor de kerck ende gedronken met den meyser qnaep 2 potten bruyn bi-er »-. Bij een andere gelegenheid hadden :ze 3 pinten « hoogaert » gedronken. Net als de kerk van Alsemberg en Beersel • en ook
77
enigszins die van Dworp, is onze kerk gebouwd op de hoogste uiterste rand van een schilderachtige steil~ heuvel. Met. haar . warm- en bontgetinte verweerde muren, hgt ze stemmtg en enigszins ouderwets in het midden van he~ laagommuurde kerkhof en de dicht. tegeneen gedrurpde hutzen er rondom. Aan. de zuid- en westkant I,{;Uif>.e.n .. er twee o_verl~v~rde primitieve trappen naartoe, d·ie er menig pretttg tntztcht bieden. Volledigheidshalve stippen we nog aan dat in de vloer van de kruisbeuk aan de linkerkant naast de muur rechtover het altaar, een afgesleten grafsteen ligt, in het randschrift waarvan nog alleen de datum « XXII september XVI c. XXIX » Jeesbaar blijft.
Trap der Honderdjarige.
Beeldenstornn. -
In 1572 stelde de landdeken vast dat er
in de kerk twee kelken, twee missalen en voldoende ornamen-
ten waren. Bij de doopvont was er een « piscina ». Niets was geprofaneerd. Te oordelen naar de kerkrekeningen van kort na de eeuwwende moet de kerk door de beeldstormers, meer bepaald in 1585, geprofaneerd zijn geworden toen van den Tympel de plak te Brussel zwaaide. Toen werd ook de kerk van Alsemberg bestormd. In een dekanaal bezoek van 1599 staat trouwens vermeld dat tijdens de godsdienstige beroerten der 16dt' eeuw de kerk «onteerd » werd door een dubbele moord. De altaren werden ontheiligd en de pastorij afgebrand. In vorengenoemde rekeningen staan vele posten van uitgaven voor vernieuwing en herstelling van mobilair enz. 78
Zo wor?t fn 1603 een ·bedrag van 6 g. 12 st. uitgegeven voor een « nteuw leren autaert cleet ». Is dit misschien een antependium ? Len~p.rf Sloetmake~s trekt 36 st. « voor trepareren van de comptotn.! ende theyhch sacraments huysken »; Jan c1e Bue 15 st. « voor eenen ijzeren haeck te maecken om de l~eren ~~n te hangen»; .Nicolae&. jacops, steenllouvver 4 g. voor dnje autaert steetien en 't verhouwen van de steenen totte nyeuwe kerckdore >>; Henriek Serehmans 30 st. « van dat hij in de kercke waecte die wijle (terwijl) men de nyeuwe dore metste ». . In kerkrekeningen staat de verwerking vermeld van « tiChelen » (29 gulden); « schailien, berdt, kepers, houtscool, loot ( 5 g.). Verder werd aan de schaliedekker 2 g. betaald voor kosten « tzijnen huyse ais hij het cruys van de kercke haelde metten goeden lieden die hem daertoe geholpen hadden » en 20 st. « voor 8 ponden vleesch gehaelt... voor· de Heden die hebben helpen het cruys op de kercke rechten ende den makelaar >>; Pi eter Bonneth, tingieter in 1603 voor « taeffe11oot ». (A.P.). Hieruit zou blijken dat vooral het dak en de toren, door brand geleden hadden en herdekt werden niet met schaliën maar met stenen tichels of tegels. ' De kerkdeur en de altaarstenen waren dus verbrijzeld gew~rden, en voorts de kerk zó gesteld, dat de landdeken van St-P1et~rs-Leeuw ze opnieuw kwam wijden : « qen 19n . Octobt?s 1604 als den deken van Leeuwe wijdde dè~·k~rcke \; van Lmckenbeke den .selven ~eken· alsdoen voor sijn recht bet~elt 2 g. 10 st. ». Dte heugliJke gebeurtenis werd feestelijk gevterd, want « alsdoen voor de verthierde costen bij (door) de priesters, kerckmeesters ende andere gemeyntenaeren » 13 g. 10 stuivers uitgegeven werd. (A.P.). In voormeld verslag uit 1572 (K.A. 2323 fo 21) van de landdeken van ~t.~. Pi~ters-Leeuw, vindt men nog andere belangwekkende mhchtmgen over de kerk. Er waren relieken van de H. Sebastiaan en de H. Appolonia, evenwel noch gekons~kreer~. noch gedateerd. Er waren vijf altaren, waarvan er dn~ geWIJd ~~ren,. nl. van de H. Maagd, St. Sebastiaan en St. Ntklaas. Htenn vmdt men het bewijs dat Linkebeek toen een betrekkelijk belangrijke bedevaartplaats was want dit g:root aantal altaren was buiten verhoudin(j met h~t zeer genng aantal inwoners. Ten minste twee ~an de bestaande ~ltaren moeten uit 1787 zijn : in de rekeningen van dat jaar ts er sprake van «gekochte hautaeren » die 200 gulden gekost hebben* (K.A. 3414).
Hoofdaltaar. - In 1888 werd door de overheid verordend het tabernak~l aan het hoofdaltaar te bevestigen als een brandkast. Dtt altaar was daartoe echter niet geschikt en zo moest dan wel een heel nieuw gemaakt worden. Dit is de reden waarom er in 1889 een nieuw geplaatst werd, dat in --steen 79
van « Caen » is. In 1927 werd het hoogkoor van de elektrische verlichting voorzien. St. Sebastiaansaltaar.- Het huidige hoog Renaissance-altaar van St. Sebastiaan staat rechts, met het gepolychroomd beeld van de heilige. Deze is naakt voorgesteld met lendendoek en drie grote pijlen in het lichaam geschoten. In 1604 werd 4 st. uitgegeven voor het herstellen van « het pees >> van St. Sebastiaan (A.P.). Een zwarte staf met een zilveren St. Sebastiaansbeeld er op bevestigd werd eertijds door de kerkbaljuw gedragen. Het vroegere zijaltaar van St. Sebastiaan werd in 1869 weggebroken. Bij die gelegenheid ontdekte men een bronzen plaat met het wapenschild van een lid van de familie van den Winckele en zijn echtgenote. De Koninklijke Kommissie der Monumenten deed stappen om die grafplaat op een behoorlijke plaats in de kerk te stellen. Pastoor Ooossens stelde voor ze in de kerkmuur aan de binnenkant te laten inmetselen. Zulks is niet gebeurd omdat de kerkeraad oordeelde dat de plaat maar een gering geschiedkundig belang had, dat de gedachtenis aan die verre dorpsheer na tweehonderd jaar lang vervaagd was en « zijn graf toch aan de blikken onttrokken bleef », en ten slotte dat het werk 150 fr. zou kosten en er daarvoor geen geld was... (Brief van de Kommissie van 24.9.1870 op de pastorij). Nog een ándere vondst van die aard werd te Linkebeek gedaan. Op 7.7.1830 vond Kornelia Mattens weduwe van J.B. van Kelegom een stuk koper op het Horekensveld tussen Ukkel en Linkebeek « als wanneer zij naar den graanmolen was gegaan». Wat dat stuk koper eigenlijk was is niet bekend, maar het moet toch een zeker belang gehad hebben, vermits het voor de gemeenteraad de moeite waard ..:was er melding van te maken.
Triomfkruis. -
De versiering van het triomfkruis aan de verbinding der armen is uiterst rijk. Uit de aldus gevormde tuil gaan de beide horizontale armen weg die op een leliebloem eindigen. (Bulletin des Métiers d' Art, 1908).
Muurbeschot. -
In 1849 werd de kerk algeheel geschilderd en gewit. Vermoed wordt dat vroeger heel de omtrek van de kerk met houtwerk bekleed was. Dit is mogelijk. Veel kerkjes, zie o.m. Oaasbeek, waren dit. In geen enkel archiefstuk hebben we daarover echter iets vermeld gevonden.
Ramen. - Voor zover bekend is waren er vroeger slechts twee gekleurde ramen in de kerk en dan dagtekenden ze nog pas uit de 19de eeuw. Het raam in de kruisbeuk links steld\:! O.L.V. van Halle voor en werd geschonken door bedevaartgangers uit Halle toen de cholera in de streek he~rste, nl. tussen 1860-65. In de kruisbeuk rechts stelde het raam een H. Sebastiaan voor met een engel die de pijlen uit de wonden
80
t~ekt. Het ?.Pschrift er van luidde : « Gegeven door J. Ph. Dendder en ztJn echtgenoote An. Mar. Deridder in het jaar 1864.» Het linkerraam werd vervangen door een ander voorstellende de H. Jozef. Het werd geschonken door de ,geb,roeders van l<ieerberghen ·en Marcel en Josée van der Haegen:•.:H·èJt rechterraam werd vervangen door een ander dat ook de patroon van de parochie voorstelt (Anno 1942). De andere nieuwe ramen in de kerk ingezet in 1931 en 1933 zijn een gift van de volgende perso~en : Hoogkoor : H. H~rt, door de parochianen; de H. Elisabeth, door Arnould en Ehsabeth Barman; O.L.V. met de Ster, door de familie Mommaert; de H. Joanna d'Arc, door de familie Hess-Delilez. Zijbeuken : de H. Franciscus-Xaverius, door de familie MeertsDe Ro; de H. Alexander, door de familie Hess-Delilez; de H. Paulus, door E.H. Mahy; O.L. Vrouw van Lourdes door mevrouw van Roye it1 aandenken van Leon van Roye; O.L.V. van het H. Hart, door de familie van de Steene-de Vos· de H. Cami.llus, door de familie Croon; de H. julianus, doo; de wed. juhanus Geysels en zoon julianus; de H. Albertus, door A. van lsterdael en Maria Cuyckens.
De r'omaanse doopvont. - In 1947 bij het uitvoeren van werken in de doopkapel, werd onder de vloer tegen de muur de op haar kant geplaatste goed bewaarde kuip van een Romaanse doopvont gevonden. Er werd een, niet volledig aangepaste voet voor gemaakt en achteraan in de kerk aan de rechterkant, geplaatst. Er is sprake van de doopkapel in Romaanse stijl te verbouwen om er dan de oude vont in te plaatsen. Dergelijke doopvonten, die uit de 12de of 13de eeuw dagtekenen, getuigen mede voor een reeds vroeg ontstaan van onze parochie. (J .. Verbesselt, bi. 114). Wijwatervat~n. -~
Aan de ingang zijn er twee uit steen WIJWatervaten. ~egens hun profiel en hun lijn zijn hoewel eenvoudige stukken. Dat aan de linkerkant ztet er even~el heel wat degelijker uit wat de vorm betreft. Doordat ze tn. het me!selwerk zelf ingebouwd zijn, maken ze er één. mee wt en bteden het voordeel zo weinig mogelijk plaats m te nemen en toch hebben ze een zekere omvang die nog. ve~groot wo~dt door de uitholling er boven in de w'and. (~.ulle~m des métters d'Art, nr. 11, 1908). Aan die plaatsingsWtJze IS het ongetwijfeld te danken dat ze door de beeldstormers niet vernield werden.
gehouw~n h~t moOie
Kruisweg. - De eerste bekende kruisweo- werd in 1841 geplaatst. Het waren evenwel slechts gewon; kleine ingelijste pr:n~en die in 1877 en 1878 vervangen werden door de hmdtge gepolychroomde. Op elke statie, onderaan, staat de naam van de gever vermeld.
..
81
1ste statie : het opschrift werd weggekapt om de lantaarn-~ bak te kunnen plaatsen; 2de : mej. J. Ariën; 3de: L. DierckxMariën en kinderen; 4de : Franciscus de Beeker-de Beer en kinderen; 5de : Jacobus, Eduardus, Franciscus en Livinus Kuyckens; 5c1e : Francisca, Constantia, Joanna en Maria Catharina Kuyckens; 7c1e : Eleonora Kuyckens en haar zoon Josephus van Tassel; sste : Maria, Theresia; Joanna, Ferdinand en Philippina Mottet; 9de : Jacobus van Breetwater en G. Berghmans ter gedachtenis van J.B. Berghmans, Anna Maria Michiels en kinderen; 1ode : Edele Barons Julius d' Anethan, staatsminister, August d' Anethan, minister bij Z.H. de Paus, en familie (met wapenschild); 11de : Parochianen van Linkebeek; 12de : Jacobus Deridder, Cecilia de Boeck, echtgenoten, en kinderen; 13rle : Joannes Philippus Deridder, kerkmeester en zijn huisvrouw Anna Maria Deridder; 14de : Jacobus Berghmans, kerkmeester, Maria Anna de Becker, echtgenoten, en kinderen.
sent van den heren van de wedt». Hij werd tot drie rijnsguldens veroordeeld. Veel ook verdween er uit onze kerken door diefstal. In de eerste helft der 18de e. werden zeer veel kerkdiefstallen begaan, bij zo ver dat aartsbisschop Thomas Filips d' Alsace de Boussu over die afschuwelijke feiten een brief liet aflezen in al de kerken van zijn bisdom en de gelovigen verzocht op 26.6.1739 te vasten en de Zondag daarop openbare gebeden te .doen in de voornaamste kerk van elke stad of dorp, met uitstelling van het Allerheiligste en een generale processie, waarbij 40 dagen aflaat vergund ~erden aan alle degenen die de godvruchtige oefeningen zouden volgen. In die brief leest men dat er diefstallen bedreven werden in de kerk van de H. Lambertus te Heverlee, in die van de H. Petrus te Mol, in die van St. Kwinten te Leuven, in die van de H. Gorik te Dworp en in die van St. Pieter te Archenne.
Schtlderijen. -
Vroeger bestonden er in onze dorpskerkjes slechts kleine stoelen, ongeveer één meter hoog en zonder steunplankje. De laatste verdwenen in de jaren na de eerste wereldoorlog (Rode en Alsemberg enz.). Te Linkebeek werden er een honderdtal, de laatste, voor 231 ,50 fr. in 1922 verkocht. ·
In 1696 werd 16 st. uitgegeven voor het haelen » van de schilderijen; welke is niet bekend. Zijn het misschien de volgende? Op het doksaal hangt een schilderij dat enkele jaren geleden, gans beschadigd, teruggevonden werd op het zoldertje van de sakristij. Het doek - 1,02 m. bij 1.35 m. - werd sindsdien in zekere mate hersteld door kerkmeester 0. Pinkers. Het stelt een eigenaardige compositie voor. In een gotisch tabernakel zit God de Vader met, vóór zich, een Iatijns kruis. Elke kruisbalk is ingedeeld in drie beuken. In het midden, waar de armen elkaar kruisen, zijn drie hosties afgebeeld. Het tabernakel, dat op de wolken zweeft, is gehuld in een manteltje. Aan de top bevinden zich drie boven elkaar geplaatste kronen. Nog een ander weinig gekend en groter schilderij bevindt zich in de doopkapel. Het verbeeldt de marteldood van StSebastiaan in een romantisch landschap van palmbomen. Een geknield engeltje trekt de pijlen uit de wonden. In 1773 werd 24 gulden 4 stuivers en 2 oorden uitgegeven aan twee schilderijen « geplaceert van wederseyden van den autaer in den hooghen choor » nl. St-Kristoffel en St-Rochus met 2 gulctene en andere leesten ». Ze hangen thans in de sakristij.
Kunstvootwerpen. -
Orgel. -
De Predikstoel. - De predikstoel werd in 1794 besteld aan Janssens en de Vleeschouwer te Brussel. In 1809 bleef er 650 gulden te betalen op de kostprijs, die 1000 gulden bedroeg. Van de vroegere « preekstoel » waaraan in 1690 voor 2 g. herstellingen uitgevoerd werden is niets anders, bekend. De biechtstoelen. - In 1875 vroeg de kerkraad de toelating om 750 fr. uit te geven voor de voltooiing van de twee-nieuwe, in 1873 geplaatste biechtstoelen van de kerk; in 1883 om de kalvarie te herstellen die voorheen de noordkant van het koor « versierde » en waarvan nog alleen de omlijsting bestond. Kerkstoelen. -
Als kunstvoorwerpen in de kerk vermeldt de « Inventaire des objets d'art existant dans les édifices publies des communes de !'arrondissement de Bruxelles, E. Guyot, 1924 » een kelk van verguld zilver, 0,28 m. hoog, uit de l7d~ eeuw; 2 koperen kandelaars uit de 16de, in het koor; 2 idem uit de 17de, in het koor; 2 idem uit de 18de, in de sakristij. Kostbaarheden verdwijnen gemakkelijk en zo is het te verklaren dat weinig ouds tot ons gekomen is. In een meiersrekening uit 1493 lezen we: « lngelen Tymtnerman van dat hij sekere van kercken van Lynckenbeke juweelen (geofferd aan St. Sebastiaan ?) verzet hadde als kerckmeester souder con82
<<
Over de oude orgels is niets bekend. We vonden alleen dat er in 1604 een « positief» was, nl. een klein handorgel zonder pedaal, dat twee vrouwen te Brussel waren gaan halen en waarvoor ze 10 st. trokken. De orgelist van Alsemberg ontving ook 10 st. om « opt seJve positif in de kercke te komen spelen». (A.P.). Waarschijnlijk was het groot orgel door de beeldstormers verwoest en voorlopig vervangen door voredgenoemd positief. Het middelste en oudste gedeelte van het huidige orgel draagt het jaartal 1619. In 1854 werd het vernieuwd door de firma Agneessens uit Ninove en in 1885 werden orgelpijpen en het klavier vernieuwd. In 1925 werd het orgel hersteld en vergroot. ' 83
Opgeëiste klok uit 1848. (Copyright A.C.L. Brussel).
De klokken. ~ Over de oudste klokken is niets bekend. We weten echter dat ze tijdens de godsdienstige beroerten, waarschijnlijk omstreeks 1585 vernield we:den. 111: 1598 werden er twee nieuwe geleverd door klokgteter Hmbrecht Pepermans. De grootste woog 1073 pond en kostte 429 g. 4 st.; de kleinste 879 pond en kostte 349 g. 12 st. Voor een klepel werd bovendien 6 g. betaald. (A.P.). In 1756 werd een grote klok gehangen door Karolus de Raeve. David Roelants klokgieter leverde een koppel « metaele pannen » van 49 pond voor 49 g., waarvan werd afgetrokken de oude en twee stukjes v.an een andere klok. Oude mensen weten te verteHen dat men de oude klokken tijdens de Franse bezetting verborg in de vijvers van het kasteel. Dit is zeer goed aan te nemen. Te Alsemberg werden ze in de vijver van de pastorij in veiligheid gebracht. Werden ze, na de storm, bovengehaald en versmolten tot een andere klok ? De tegenwoordige zg. grote klok dagtekent uit 1805. Ze vertoont de beeltenis van St. Sebastiaan en draagt het volgend opschrift : E. van den Plas, kerkmeester en peter. j. de Becker, kerkmeester en M.A. Nerincx sijne huysvrouwe meter. 0. Roelants heeft mij gegoten woonachNg tot Brussel 1805. Ze geeft de toon Sol. De vroegere kleine klok was van 1840. Ze werd bekostigd met de verkoop, aan de gemeente Linkebeek, van een stuk land ongeveer een half dagwand groot op de Kerkendries voor 500 fr. Op de klok stond te lezen : « Carolus jos. Gist Rol toparcha, Carolina Rittweger comitis Coghen uxor patrini. Parocho P. Theyskens - Ad. van Aerschot - van den Gheyn me fudit Lovanii ». Toon Mi. Bij verordening. van 1.11.1941 werd door de bezetter beslag gelegd op de klokken. In de Duitse streken was dit 84
reeds lang gebeurd. Het duurde alhier tot 12.2.1943 voordat er uitdrukkelijk bevel gegeven werd ze weg te halen. Op zondag 21.3.1943 werd in al de kerken een brief, ondertekend door al de bisschoppen, afgelezen, waarin verzet werd aangeteken.ct tegen de ..door de Duitse legerleiding voorgenomen wegneming van de klok~en. Na veel fegenstribbelen, weid toegestaan dat in elke toren één klok zou blijven hangen en de oudste het laatst zou weggehaaJd worden. Daartoe werden de klokken in vier klassen ingedeeld : A = klokken van na 1850; B = klokken van 1790 tot 1850; C = klokken van 1700 tot 1790; D = klokken van vóór de 18de eeuw. (Dom J. Krebs, La Bataille des Cloches, Revue, Générale de Belgigue, juli 1949, bi. 424). Zo werd dan de kleine klok door de bezetter opgeëist en weggenomen door de firma van Campenhout uit Kampenhout op 12 augustus 1943. Bij deze gelegenheid werd het uurwerk nogal ernstig beschadigd. · In de plaats er van werd op zondag 12 februari 1950 een nieuwe klok gewijd, vertonende de beeltenis van O.L.V. van Vrede en het opschrift : Me fudit Michiels j. Tornaci. Regina Pacis ora pro nobis. Cons. Fabr. Berghmans C. Bergmans J.B. Deridder .J.B Meerts Fr. Pinkers Georgius. De Koek Theodorius pastor Animata 1949. Familius Vermeuien Henricus, Mommaert Raymondus, Comus d'Oultremont, Fruy Franciscus, Cappart, Walton, Deny, Dehaes Jacobus, Dedobbele.er josephus, Deraeve, Deridder j.B., Dumont, Geysels juhus, Otten Carlo, Wauters Eduardus etc. Peter en meter waren de heer en mevrouw Hendrik Vermeulen. Sedertdien worden de klokken elektrisch geluid.
De oude Zavel.~fraat met het in 1954 verdwenen St. Elooi-kapelletje.
85
Torenuurwerk, - Over de allereerste torenuurwerken is niets bekend, tenzij dat er in 1691 een << horlogeseet » gekocht werd, zodat er dus toen reeds een uurwerk was. In 1862 werd het uurwerk vernieuwd en werden er drie wijzerplaten aangebracht door de firma Promeneur uit Zarlardinge. In 1902 werd er een nieuw geplaatst, in 1927 vernieuwd en in 1930 werden de wijzerplaten verguld.
Verlichting. - Tot in 1915 werd de kerk met petroleumlampen verlicht. Toen werd de gasverlichting geïnstalleerd. De oude petroleumlampen werden geschonken aan Pastoor Scheiris van Nieuwenrode, wiens kerk die zomer totaal, met meubels, gewaden en al, afbrandde. Bij de aanleg van de electrische verlichting was men van zins een lamp in het koor te hangen. De Kommissie voor Monumenten verzette zich daartegen. « L'éclairage axial d'une églïse par les lampes électriques tue I' aspect du monument. Le collège en a fait Ja triste expérience par ailleurs » staat er in het verslag te Iezen.(B.C.R.A.A., 1928). In de kerk begraven. -
Priesters, dorpsheren en andere notabelen werden vroeger meestal in de kerk zelf begraven. Zeer dikwijls was de Kerk tegen dat gebruik ingegaan, maar vergeefs. Eindelijk op het einde van de 18de eeuw, onder· jozef 11, werd er voorgoed een einde aan gemaakt. Buiten in · andere hoofdstukken vermelde personen, 'werden de volgende in de kerk begraven : Maria, 21 jaar oud, dochter van Niklaas de Becker en Katarina Busselots, 1722; Jan Berckmans, echtgenoot van Maria de Wandeleer, 1724~ Willem Heymans, 1727, 70 jaar; Jan Frans, zoon van Augustinus van Keerberghen en Suzanna Elisabeth Vereli en, 1737; Maria Suzanna, dochter van Augustinus van Keerberghen en Elisabeth Verellen, 1741; Theresia, dochter van dezelfden, 1747; jan Frans Verellen, uit Geel, 33 jaar oud, ongehuwd, een broer of kozijn van Elisabeth Vereli en, 1748; Sebastiaan, zoon van de voorgaande echtelieden, 2 jaar en enkele maanden oud, 1756; jan Antoon, 7 maand oud, zoon van dezelfden, 1756; Jan-Baptist, 6 jaar oud, zoon van dezelfde, 1756; Maria Elisabeth, dochter van Jakobus van Achter, 1757; Jakobus van Achter, zoon van Jakobus en van Elisabeth Maria de Coster, 1765; Joanna Theresia Verellen, dochter van Pieter Jozef en van Anna Katarina Prins, 1765. Dit was de laatste.
Kerkhoven. -
De kerkhofmuur wordt vermeld in 1630 : « sekere erfve gelegen te Linckenbeke aen den kerckhofmuer geheten de Sloorbergh, commende achter aen de Savelstrate ... ende lancx nederwaerts aen den Sloorbergh van wijlen Peeter Doudelet ». Een Pieter van Ertbrugghen had in 1691 een « huys op het kerckhof », waarvoor hij een erfelijke rente van 4 st. per jaar aan de kerk betaalde. Aan het kerkhof bestond in 1685 een « behuyst block gen. den Pitsaf », ook
86
Kerk en kerkhof.
nog vermeld. in 1703. Te Kesterbeek onder Dworp bestaat een plaats geheten de Steekaf. (Gesch. Dworp, Top. nr. 487). Wellicht. z~jq een en ander uitingen van volkshumor, waarvan de aanletdmg echter niet meer bekend is. Waarschijnlijk bestond er aiieen een kerkhofmuur aan de kant v~~ het dal, vermits in 1787 drie personen een recht of rekogmtte betaalden « om over het kerkhof te rijden », wat 2 guld.en V?Or de kerk opbracht. Voor de middeleeuwse, diep godsdtensttge mens, was de dood geen afschrikwekkend iets en was het kerkhof geen akelige plaats. Men vreesde niet er in rond te kuieren en te spelen en men plantte er fruitbomen enz. zoals bv. te Dworp en te Drogenbos en elders. De kerken berg, in 1683 « den Kerckenbergh » ( G.) werd gekasseid in 1842 en in 1848 werd er een muur omhe~n het kerkhof opgetrokken. In 1854 werd een ijzeren hek aan de grote in~aJ:tg tot áet kerkkof geplaatst. In 1872 besliste pastoor uoossens. dat volwassen personen ytouden begraven worden op de 1ste rij, de kinderen op de 2.de en de 3de.
87
Het kerkhof beslaat een oppervlakte van 0,1990 ha.; het kerkgebouw zelf, 0,050 ha. Het was gaandeweg te klein aeworden. Reeds in 1927 werd in de gemeenteraad een ~oorstel gedaan om een nieuw kerkhof aan te leggen nabij de plaats waar oqrspronkelijk het kerkhof van Vorst en dat van Ukkel moest aangelegd worden, niet ver van de steenweg van Alsemberg. Achtereenvolgens was er dan sprake van een nieuwe begraafplaats op 's Herenblok, op de Scheeweg, eigendom van de familie Oreindl. Ten slotte werden stukken grond gekocht op de Boecht, wijk B 152 b, 1 ha. 52 a., en een stuk geruild met Frans Meerts-Dero om een toegang tot de Hollebeekstraat te bekomen. Op 1.1.1947 begon men er te begraven, maar het kerkhof rond de kerk werd pas op 6.11.1950 opgeheven. De architekten van de nieuwe begraafplaats waren Albert en Degroef, de uitvoerder de firma Alboma. Op Allerheiligendag 1956 na het lof werd het hoge kruis, geplant op een voetstuk van blauwe stenen, door Pastoor Nijs gewijd. De laatste personen die op het oude kerkhof begraven werden zijn : op 16.12.1946, Louis Chabert, de voormalige pachter van het Hof van Hongerijen, te Beersel tegen Alsemberg, wonende te Ukkel Godshuizenlaan dicht bij het station en er overleden; en op 7.12.1946 J.B. de Bock, veldwachter, op 4.12.1946 vermoord op het g~meentehuis, waar hij woonde. De alierlaatsten waren, op 24.12.1946, de tweelingskinderen René en Remi Timmermans, daags te voren geboren. Als een zinnebeeld van de kortheid van het menselijk bestaan sluiten ze op treffende wijze de rij van de duizenden Linkebekenaren die hier doorheen de eeuwen hun laatste rustplaats vonden. De eerste inwoner op het nieuw kerkhof ter aarde besteld was, op 27.1.1947, Jozef Weemaels, bijgenat!md Jef den Belsj, oudstrijder, overleden op 24.1.1947. Een Brussels blad schreef in 1935 dat de kerkhoven rondom de kerkjes op de buiten roerende rustplaatsen zijn wanneer ze eenvoudig en landelijk blijven. Het loofde de Kommissie voor Monumenten en Landschappen, die onlangs de goede raad gegeven had ze niet af te schaffen, maar ze zoveel mogelijk rondom de kerk in stand te houden, zelfs wanneer de begraafplaats buiten de bebouwde kom moest verwijderd worden. De schoonheid van die kerkjes en zelfs van het dorp wint niets bij de afschaffing er van, integendeel. Om die reden verzocht de Kommissie de openbare machten, daar waar op de buiten nog een oud kerkhof rondom de kerk bestaat ze samen in stand te houden. Een gezonde moderne geest moet de zin voor aanpassing zijn aan de tijd waarin wij leven, niet de belachelijke minachting van het verleden, de kinderachtige aanbidding van alles wat rondom ons ontstaat. Indien het heden van het verleden wordt afgerukt, sterft het
88
uit als een boom die ontworteld wordt. Sommigen verwarren evenwel de moderne geest met de leke geest zoals velen hem verstaan, wat wel het gekste is wat ooit in de mond en de geest van een mens opkwam. In he~ Bulletin des Métiers d' Art, 1908, nr. 11, wordt de kerk beschreven als volgt : « De kerk is · uitwendig heel , gewoon, doordat ze dikwijls aanzienlijk verminkt en verbouwd werd ». Op zuiver architektonisch gebied kan dat aiJemaal zo zijn, maar zoals ze er staat met de onvermijdelijke sporen van het werk der eeuwen en de tand des tijds, vormen kerk en kerkhof, met de twee overgebleven linden aan de kant van het dorpsplein, een stemmig en schild,erachtig geheel dat terecht op bijzondere wijze dient beschermd te worden, om welke overwegingen het ten andere bij koninklijk besluit van 13.8.1953 (Staatsblad van 5 en 6 oktober 1953) als landschap geklasseerd werd.
'Kerkelijk leven. - In de eerste tijden was er op zondag slechts één mis, wat het geregeld bijwonen er van zeer verhinderde. Immers, de personen uit eenzelfde gezin konden niet samen in een en dezelfde dienst zijn; er moest iemand thuisblijven, want er was gevaar voor het vee, voor brand en diefstal, zoals inwoners het in 1752 onder de aandacht brachten, toen de vroegmis afgeschaft werd. Reeds lang bestond er een vroegmis te 7 uur, opgedragen door Paters ..van· het Klooster van Zevenhorren te Rode, die daarvoor 50 gr. per jaar trokken, wélke som «bij Japs van tijde » onvoldoende werd geacht. De mis werd dan later opgedragen door Paters van het klooster van Boetendaal mits 18 g. opleg, plus 15 g. aan de pastoor voor het logeren van de pater gedurende de drie wintermaanden van 1 november tot 1 februari. In de mis werd echter mettertijd minder omgehaald en uit de kerkelijke inkomsten kon het tekort niet worden betaald, zodat de mis afgeschaft werd. Dit was echter om bovenvermelde redenen niet naar de zin van de inwoners van de << gehuchten van Verrewinckel, Schavey ende Caelvoert » vooral, « waeruyt onder de goede ende godvruchtige gewillige betaelders soo danigh gevoelen is veroorsaeckt dat die menschen niet en sijn om te troosten ... ». Margareta Nauts, de vrouw van het dorp, besliste dan dat de vroegmis zou hersteld worden op kosten van de dorpslasten. De kerk van Alsemberg betaalde ( 1642) aan die van Linkebeek « tot de vroeghmisse t' derdendeel van een blouwe croon » 22 st. 16 o. Zo werd dan o.m. in 1753 « betaelt aen de geestelijcke moeder der Paters Minderbroeders van Boetendael daervoren hij (de rendant van een parochierekening) met den Pater Oardiaen van dat dooster veraccordeert is over het supplement van het komen doen der sondaeghsche ende heylighs... daegsche vroeghmisse ». (0. 8461 ). De bevolking was heel
=
89
wat dunner dan nu, maar het parochiedistrikt was groter. Op 23.2.1705 werd op de Kleine Hut een kind geboren dat door de pastoor van Linkebeek gedoopt werd. Het was de dichtstbij gelegen kerk. In 1608 betaalde de kerk een bedrag « voor de tapitserije tegen kermisdach van Drogenbossche te halen en weerdragen ». Waartoe het juist dienen moest is niet bekend. (A.P.). In 1869 werd de katechismus van. volharding ingericht. jaarHjks werd 30 frank uit de opbrengst van de. schalen gebruikt om prijzen uit te reiken aan de jeugd die twee jaar na hun plechtige kommunie « neerstigJijk den catechismus zouden bijwonen ». In 1911 werd zondags een derde mis ingesteld. De missen geschiedden te 6,30, 8,30 en 10 uur. Omstreeks 1940 is er nog een vierde mis bijgekomen te 11,30 u. In 1926 werd links boven de Eeuwelingetrap een stemmige feestzaal voor de parochiale werken gebouwd.
Broederschap van St. Sebastiaan. -
De St. Sebastiaanschuttersgilde en de Broederschap van St. Sebastiaan worden door de schrijvers gewoonlijk met elkander verward of vereenzelvigd, wat trouwens niet te verwonderen is. Ook Wauters begaat die vergissing. Onder het Boergondisch tijdv~k, een tijd waarin gilden, ambachten en broederschappen hun hoogtepunt bereikten, stond St. Sebastiaan, Linkebeek's schutsheilige, patroon der boogschutters, in de streek en waarschijnlijk ook aan het hertogelijk hof te Brussel in hoog aanzien. De Broederschap werd door Karel de Stoute opgericht in 1467 (zie verder). Anderdeels leest men (Hymans, Oeuvres, IV, bl. 417-420, dat Karel er in 1466 en in 1471 de hoogvogel afschoot en toen tot koning van de Gilde uitgeroepen werd. Ze bloeide een tijd 1 dank zij de giften van Maria van Boergondië en het lidmaatschap van edellieden, hovelingen en kunstenaars. Ondanks de steun van Maxiruiliaan van Oostenrijk, in 1503 en 1508, verviel bij de adel stilaan het gebruik stoetsgewijs naar Linkebeek te gaan om zich in de broederschap te laten opnemen. Deze herleeft onder Atbrecht en Isabella maar vervalt in het midden der 17de eeuw. Slechts landlieden en priesters lieten zich nog opschrijven. Onder de eerste leden treft men een Jan van Vronerode alias van Homborch aan, alsmede een Hektor van Homborch met vrouw en kinderen. Op 12.12.1469 (hij kwam er ook de J7de en was 's avonds te St. Joost-ten-Node - Itinéraires de Charles Ie Hardy, Comte de Charolais, E. de Marneffe, B.C.R.H., 1886 bi. 368), kwam Karel de Stoute ter bedevaart naar Linkebeek, om er St. Sebastiaan te bedanken hetzij omdat hij te Brussel de hoofdvogel had geschoten en tot schutters-
90
koning uitgeroepen werd, hetzij omdat hij door de tussenkomst van die J1. Martelaar te Luik van de pest bevrijd werd. De Vorst offerde aan het altaar een grote kaars en een zilveren borstbeeld wegende 58 mark, 3 onsen en 21 sterlingen, dat door Oeraard Lorzet of Louyet was vervaardigd en waarvoor hij pas in 1477 betaald werd. (Addition à I'Histoite du Roi Louis XI dans l'édition de Cammines de Bruxelles de 1723). Dat borstbeeld evenals dat welk de Vorst aan de Kartuizers te Scheut. Anderlecht schonk, had « la tête garnie d'un chappeau de Duc fait à grandes îeuilles percées à jour et Ie cercle dudit chappeau semblablement garnye de feuilles au ss i faictes à jour, de vermeil dorez dedans et dehors; et sont (les deux chiefs ou bustes cités plus ha ut) habilliez de robes faictes en fachon de drap d'or et au-dessus ung collier de Ia Toison tout vermeil doré, assiez sur ung hault pié garniz dessus et dessoulx de grosses mollures fort eslevées, et par les cosfez garnis de feuilles en losanges aussi eslevées· >>. ( Comte de Laborde, Les Ducs de Bourgogne, 2e partie, t. I, p. 507). Waar het beeld gebleven is, is niet bekend. Er wordt ondersteld dat het tijdens de Franse inval in veiligheid gebracht werd en bij die gele"genheid verdween. Bij zijn bezoek schonk Hertog Karel aan de Broederschap een Guldenboek. Dit stuk op perkament, guldenboek genoemd, zeggen sommigen, omdat er de naam en titels van Karel opstaan in vergulde letter (Charles, duc de Bourgogne, Madame Isabeau, sa mère, Mademoiselle de Bourgogne, sa fille), is verlucht met twee miniaturen, waarop Karel en ziJn gevolg afgebeeld staan vóór het altaar van Sint Sebastiaan. Voorname wereldlijke en geestelijke personen, die in latere tij den de kerk bezochten, hebtien er een kenspreuk of hun handtekening in gesteld. Wauters, Un portrait du Duc Charles Ie Téméraire et la Gilde de St. Sebastien de Linkebeek, Bulletin de I' Académie Royale de Belgique, 3e série, 111, 414. . 435, erï J. Bols, Ouldeboeèk van St. Sebastiaensbroederschap te Linkebeek, Verslagen en mededelingen der K. VJ. Akad. 1903, bi. 97-108, geven er een beschrijving van. De Commissie der Monumenten zond daarover in 1931 B.C.R.A.A., bi. 37) een mededeling aan de Minister, waarin te lezen staat dat het handschrift is beroemd in de annalen va'1 's lands geschiedenis wegens de handtekening van onze vorsten, te beginnen met die van Karel de Stoute en van grote kunstenaars uit de 15de en 16de eeuw. Sommige bladzijden er van zijn echter zoekgeraakt toen het uitgeleend werd voor een tentoonstelling, naar het zeggen van de Pastoor (de Koek). Aan deze werd voorgeschreven het stuk nergens anders dan op de pastorij te laten inkijken en het niet meer te laten ten·toonstellen. Een onderzoek ~ou moeten ingesteld worden om de ontbrekende bladen terug te vinden.
..
91
In het vorengenoemd werk van Bols leest men dat het handschrift op perkament geschreven is en werd begonnen kort na 1467. De lederen band (op hout) is versierd met een koperen middenplaatje en koperen hoeken; op de vooromslag zijn er twee plaatjes, overbiijfsels van de beide sloten. Het bevat 145 bladen; 134 daarvan, het oudste, voornaamste deel, en van dezelfde hand, zijn op de voorkant genummerd en 29 cm. hoog bij 21 cm. breed. De 11 overige, ietwat kleiner, werden er later bijgenaaid. Vóór die 134, aan één kant genummerde bladen, komen er drie, ook van perkament, denkelijk in 1605 bijgevoegd. Daarachter komen. er nog zeven, waarvan de voorlaatste twee van 1600 tot 1627 werden be·~ schreven en de vier overige van 1628 tot 1645. Op de versobladen vóór het titelblad met de voorrede, wordt verhaald hoe in 1467 Karel de Stoute, te Luik ziek zijnde, een bedevaart belooft naar St. Sebastiaan te Linkebeek. Karel de Stoute werd in 1433 geboren. In 1467 trok hij, na de slag bij Brustem, als overwinnaar Luik binnen. Bedoeld, ongenummerd blad draagt het jaartal 1477 en werd geschreven na het optekenen van de namen der 134 volgende bladen. De in het rood gestelde titel had het eerste volgende recto-blad wat bevlekt en de bekladde plaats werd ten dele onbeschreven gelaten. Het geschrift van de ongenummerde bladzijde is kleiner en van een andere hand. Hierna volgt het voornaamste van de tekst : « Het tes te weeten hoe dat h~rtoghe Carole ons"gheduchtege prinche van Brabant in devocien ghenomen heeft dese heyleghe kercke van Sinte Sebastiane martelere Gods bi totLinckebeke patroen zijnde... Omtrint der noen en op een en gonsdach int paleys mins heeren bisschoppen ... quaem hertoghe Carolen de pestilende ommer zijn oexelen en wert zeer flaeu ende sieck zeere~ en doen ghinc hij ter stont alle leyne sonder yemanden daer yet af te segghene ... van der tafelen in zijn oratoer .. : en doen gaf hij hem op met zijne live ende ziele onsen lieven heere God, zijnder liever moeder Marien, sinte Sebastiane onsen patroenen tot Linckebeke, ende woer ter stont verloest ende ghesont. .. Ghenesen zijnde claegede hij zeere zijnen edelen zijnen noet met groeten love van Gode ... ende besoeken sin te Sebastiaens kerke van Linckebeke met allen zijnen edelen heeren met groeter devocien en dede aldaer groete dinste •van offerande, ghevende eene guldenen man en eenen man van waesse. » De titel en de voorrede luiden als volgt : « Dit es tguldenhoeck ende dordonautie van der bruederscap mijns heeren Sinte Sebastiaens, patroen der praebiekerken te Linkenbeke, marscalck van der haesteger pestelencie ende onversiender doet. Het es te weten soe wat persone, geestelic of werlic, van wat state sij sijn, devotie ende minne hebben in deser bruederscap ende bescermenesse Sinte Sebastiaens gesereven te sine. Die moet voor inscriven geven sijn devotie ende te min-
92
sten enen stuver ende a)soe voed van jare tot jare als voren ten mi.n~te enen ~tuver. E~de hier in soe es hem een iegelic ,goetwtlhch mensche te qmte sculdich soude de bruederscap na scout (schuld) onderhouden sijn. Welke bruederscap men als noch 0nderhoudt en om te bat onderhouden soe sijn geordeneert ter eeren Gods ende sijnder liever· moeder ende deswerdegen ridders Sinte Sebastiaens drie gesongen messen te weke, te wetene.: dierste messe van onser liever vrouwen des s.aterdae~s, dander messe alle donderdage van Sinte Sebastt.aens, dte derde m~sse alle maendage van requiem voer alle stelen ende sunderlmge voer alie brueders ende susters die in deser bruede.rs.cap gestorven sijn ende vo~r alle goetdoenders der goetwtlhgher menschen. Welke drie vs. messen niet sekers en weten dan den stuver vs. Soe dat dicke gevallen heeft als hem een yegelic niet en quyt als voren, dat de kerke te groeten laste dan comt ende vele toeleggen moet soe dat sij tot geender reparatie en conste gecomen om tond~rhouden de vs. ordenantie en godlike diensten, ten ware bijder gratiè Gods. W ~nt ons geduchtege prinche Carolus hertoge van Bourgondten ende van Brabant etc. uut devotie hem vernerende met vele sijnder edelder heren ende sinen officiere in properen persone versoebt heeft te weten opten lesten dach july anno 1467 en.de doen scriven gelijc hierna tuyget ende b~sfreven stae~,. mtts well~.e versueke -ende gunsten doene sint dt·cRe ons bewtjst ende SIJn goede edele heren ende officiere ons dagelies bewijsen ende oec alle andere goetwillighe personen daer met den godliken dienst ende reparatie der selver kerken seere ghevordert wert. » Op het eerste der genummerde bladen staat een miniatuur. Ze stelt de H. Sebastiaan voor die op bevel van een rechter door tw.ee beul~n met pijlen wordt doorschoten. Op de voorgro!ld hnks kmelt een vrouw en rechts houdt een engel een schtld waarop een wapen staat dat door latere wijzigingen onkennelijk is geworden. Hierop volgt deze tekst : In nomine P?-t!is et f~Iii~ et s~irit~s sancti et in nomine gloriosissime virgmts mane matns Jhesu Xristi, neenon in nomine sancti Sebas~iani mi~itis et martiris jhesu Xristi, patronis parochialis eccleste de Lmkenbeke ac omnium sanctorum et sanctarum domini. .Amen. Op de achterkant van het tweede blad komt weer een miniatuur waarop een altaar van de kerk van Linkebeek op afgebeeld is. Bovenop staat het beeld van de H. Sebastiaan tussen die van twee beulen met gespannen boog in de handen. Op de voorgrond knielen Jinks een man en een vrouw. Achter hen staan een. aantal toeschouwers en . rechts een engel met een wapenschdd. Daarop volgen de mgeschrevenen in de broederschap : Charle Ie duc de Bourgne et Brabant, conte de Flanders (in :vergulde Jetter geschreven); «·Madame Isabele sa mere (in blauwe inkt); Ma damoseJ1e de Bourgne sa fiUe (in rode 93
inkt). De twee volgende bladen zijn weggesneden. Daarna komen de namen van voorname personen uit het gevolg van de hertog (Bols geeft ze alle op). Ten slotte enkele bijzonderheden. Van het XXXVste blad af staan de ingeschrevenen in de alfabetische volgorde van de voornamen : « Aernt (Arnout) de Koe, Lijsbeth sijn wijf ende kinderen. « Aert van der Roest, sijn wijf ende kinderen. Adriaen van Vorhaute, ridder, ende vrou Lijsbeth Vrancx. Op blad LVI komt een Miehiel Molleman, haermeester, voor. Op de achterkant van blad CXXV komt de volgende aantekening voor : Petrus Deschamps Burgund ex Bisumtina (Besançon) civitate presbiter et suarum Celsitudinem Archiducis Alberti et lsabellae ducu Burgundiae, Brabantiae etc. musicus, anno salutis nostrae 1602 decimo octobris. Daaronder schreef een andere hand : Phi1ips Hamelin out sijnde 42 jaren den iersten meert anno 1603. Daarop volgt een regel muziek, die volgens Bols door deze Hàmelin moet geschreven zijn.
I~ t t r r t o el J~1 J JJ l Jd J a:l 9
0
Sanc-te Se-bas-ti-a-ne o-ra pro no-bis o-ra pro no-bis. Van de aloude Broederschap, in de volksmond << de Sjuinkes » (Sebastiaantjes) blijven geen andere relieken over dan het boek en de rescripten van 29:11.1833 en 25.4.1834, waarbij Z. H. Paus Gregorius XVI gehele of gedeeltelijke aflaten verleent aan de leden en zelfs eeuwigdurende aan alle gelovigen die de vereiste voorwaarden vervullen. Vóór de oorlog kwamen er nog kleine bedevaarten uit het omliggende (Halle bv.) de kerk jaarlijks bezoeken. De bedevaart naar St. Sebastiaan moet tijden van grote bloei gekend hebben. jan Ooge teeckenmaecker tot Halle leverde in 1600 voor 10 gulden « teeckenen » (medailles) en in 1608 werden er nog voor 5 g. 9 st. gekocht (A.P.). De feestdag en de processie van de heilige was een gebeurtenis waaraan heel de streek meedeed. Zelfs te Brussel werd « de dienst van de processie te doen van St Sebastiaan ... tot Brussel de kerkwijdinge dach «uitgebeld ». In 1603, in 1604 « 5 reyzen » en in 1605 ontving de « belleman » « int vercondigen in juli » voor elke maal 4 stuiver. (A.P.). De plechtige mis werd opgedragen door de pastoor, en drie priesters, twee kosters, die daarvoor onderscheidenlijk 8, 6 en 4 st. trokken. De kerkmeester trok 4 st. en de beiaardier (klokspellt.tider) 2 st. o.m. in 1604. Gewoonlijk waren de zustergilden aanwezig van Halle, Ukkel, Huizingen en Alsembergt die daarvoor elk 4 gulden ontvingen. Sedertdien werd er, in 1604, nog voor 4 g. « betaald en beschonken :..
Processies. - Het uitgaan van de processie is zo oud als de parochie zelf, maar h.aast niets is er over bekend gebleven. In 1691 werden drie « wijmen » voor de kerk bekostigd, waarschijnlijk tot omkleding van heiligenbeelden, en in 1696 « drije vaentkens » die 29 st. kostten. . " De oudste vermeldingen in verband met de processieweg zijn uit 1703 : « de Siecke straet ... lancx daer die groote processie ga et »; 1756 : « het Scheewegh veldt boven den papiermolen op d'een zijde de straete gen. den processie wegh » (G. 3162). In 1869 werden verscheidene groepen in de processie vernieuwd. In 1834 verkreeg de pastoor de toelating om een processie te laten uitgaan op zondag na 15 augustus, met lof en met uitstelling van het allerheiligste al de dagen van die week. Deze processie volgde de kleine omweg en viel omstreeks 1925 weg.
Godsdienstige genootschappen. Xaverianen. -
Op 6. 7.1860 hechtte de Aartsbisschop van Mechelen zijn goedkeuring aan de oprichting, in onze kerk, van het << Genootschap van de H. Franciscus-Xaverius tot bekering der zondaren». Dit genootschap werd toen in alle dorpen van onze streek opgericht door toedoen van Pater van Caloen s.j. te Brussel. De Xaverianen werden in de wandeling de « Suskes » geheten, afgeleid van Franciskus. De Suskes vergaderden elke maand na het lof en daarna voor een gezellig uurtje in een zaaltje dichtbij de kerk bij Cornelis Geysels-de Strijcker, later bij Pi eter de Ridder (thans het huis Jan de Ridder, kleermaker), nog later <<Au Lion d'Or » tot in 1927, toen het genootschap overging in een H. Hartbond. Jaarlijks hielden ze een toneelfeest en gingen op bedevaart, vooral naar Halle, BoisSeigneur-lsaac, Maredsous enz. Dit genootschap dchtte 15.11.1912 een volksbibliotheek op, die na de eerste wereldoorlog voorlopig ondergebracht werd in de Zustersschool en nadien voorg.oed naar het nieuwe parochiehuis overgeplaatst werd.
De Mariakongregatie. -
Deze kongregatie werd in de Zustersschool opgericht op 1 mei 1865. De meisjes werden als kongreganisten opgenomen bij hun eerste kommunie en bleven het tot bij hun huwelijk. De vergaderingen bestonden in godvruchtige oefeningen zondags na het Lof. Omstreeks 1935 werd de kongregatie vervangen door modernere verenigingen als de jeugdorganisatie V.K.A.J. en de Vrouwenbond van het H. Hart. In sommige gezinnen vereert men nog het Mariabeeld dat de kongreganiste bij haar huwelijk als bruidschat van haar gezellinnen meekreeg.
Waar ter bedevaart gegaan W()rdt. -
Hoewel Linkebeek in zake bedevaart naar O.L.V. van Alsemberg pas in 1640 95
vermeld wordt, mogen we gerust aannemen dat deze begankenis zo oud is als de parochie van Alsemberg zelf. Er waren toen 28 leden. In 1718 werd de broederschap <<vernieuwd» (A.P. Als.). Bij gelegenheid van die bedevaarten... werd de St. Sebastiaansgilde telkens op een stoop wijn onthaald. Thans heeft die jaarlijkse begankenis of << processie », zoals dat alhier geheten wordt, plaats. op de H. J?.riev~ldig_~ heidsdag, onder leiding van de parochtale geesteh]khetd. ZtJ volgt de Dweersbosstraat en de Alsembergse~tee~~e~. Eertijds woonden de bedevaartgangers de hoogmts btj dte door het kerkkoor van Linkebeek werd opgeluisterd met polyfonie. Sedert een kwarteeuw geschiedt het vertrek in de namiddag om ·te Alsemberg voor het Lof aan te komen. Over giften van de pelgrims vindt men verm7.ld : een koorknielbank en koorstoelen, een koperen blaker biJ het St. Antoniusbeeld, een missaal, een vaande)stander, een albe enz., omstreeks 1890 geschonken. (Bols, De kerk van Alsemberg, b1z. 48). Op de tweede zondag van september, de zondag na het feest van O.L.V.-geboorte, trekt een bedevaart naar het heiligdom van O.L.V. te Jezus-Eik. Zeer waarschijnlijk dagtekent deze begankenis van v·5ór het oud regime. Vroeger liep de bedevaart over VerrewinkeL Nu volgt ze de Linkebeeksedreef om dwarsdoor Zoni@nbos (de. Bunders dreef) de bidplaats te bereiken. Aan de kapel van Willerieken heeft een kort oponthoud plaats. De tocht heen en terug te voet duurt 5 uur. Oude mensen en zij die moeilijk te beén zijn laten zich evenwel per kar of wagen vervoeren. Het is steeds een bloeiende bedevaart geweest. Verscheidene voorwerpen, waaronder een processievaandel, werden aan het heiligdom geschonken. Het Cec.iliakoor luisterde te Jezus-Eik de Hoogmis, het Lof en de processie op met polyfonische gezangen. Omstreeks 1930 is de bedevaart in verval geraakt. Nochtans hebben enkele families de traditie tot dusver in stand gehouden. Sedert 1950 is het aantal pelgrims opnieuw aan het stijgen gegaan. Het Genadebeeld van O.L.V. van Halle krijgt nog dikwijls het bezoek van Linkebekenaren, afzonderlijk of in kleine gezinsgroepjes. Vóór een halve eeuw trokken de Sebastiaantjes (de Sjuinkes) ofwel de Xaverianen er groepsgewijs naartoe, niet zelden op Kerstavond om in de St Martinuskerk de middernachtmis bij te wonen. Pastoor Cambier richtte omstreeks 1925 een bedevaart per trein in naar het Heiligdom van St. Jozef te Leuven. Enkele vrouwen, w.o. mevr. Claus-van Haelen en mevr. DesmedtDerie, hebben die bedetocht tot een traditie gemaakt. Elk jaar in maart of april reizen .zij• met een gro·ep St Jozefs-
96
vrienden per autocar naar de Leuvense bidplaats. Verder wordt nog door moeders met zwakke kinderen beeweg gegaan naar St. Cornelis te Diegem, naar Wemmel of Couture St. Germain.
Straat .. en veldkapellen. -
De eerste kapellen werden door de eerste geloofsverkondigers in de plaats gesteld van heidense beelden. De oudste werden vernield tijdens de Hervorming of later tijdens de Franse bezetting. Nu eens werden ze opgericht uit godsvrucht, uit dank voor· een . bekomen "'{eldaad, dan weer omdat een dorp of gehucht voor een besmettelijke ziekte werd gevrijwaard, iemand aan een ongeval of gevaar was ontsnapt enz. Soms zijn d~ kapelletjes echte kunstwerkjes, soms zijn het eenvoudige gebouwtjes of houten nissen. Ze ·staan op de hoek van de straten in onze oude steden, ingebouwd in de gevel van oude woonhuizen. Ze prijken aan kruiswegen. Langs de wegen ziet men ze opgehangen aan een boom, vaak een eik, beuk of linde of op een eenzame vlakte. In de Vastenbrief van 1943 van Kardinaal van Roey lezen we de volgende treffende woorden in verband met onze kapelletjes : << Het ware het uitzicht van ons vaderland misvormen, indien men er de eeuwenoude sporen van de mariale eredienst zou willen doen verdwijnen. Van aan het zeestrand tot aan de wouden der Ardennen, van aan de zandvlakten der Kempen tot aan het kolenbekken van Henegouwen, is er wel één stad, één dorp, één gehucht waar niet een of meer heiligdommen of kapellen aan de H. Maagd zijn toegewijd ? Het zijn vermaarde kunstgebouwen of nederige landelijke bidplaatsen, bedevaartoorden door grote menigten bezocht of eenvoudige schutplaatsen die.r.baar aan de gelovigen en aan de kinderen van de buurt, mqar aUe gewijde plaatsen waar zich aan onze gelovige bevolking een moederlijke Tegenwoordigheid openbaart, zo teder behulpzaam in al de menselijke noden, zo eindeloos toegankelijk en barmhartig voor al de gewonde en bezwijmende. harten. Is er ten onzent één veld, één bos, één heuvel~ één vallei, één weg, één kruispunt, waar men het beeld van de Lieve Vrouw niet ontmoet, gekend en aangeroepen onder de meest verscheidene en doorgaans de meest bevallige titels ? Het zijn als zovele bloemen gevlochten in de kroon van hun Hemelse Moeder door de godsvrucht en het vertrouwen van de opeenvolgende christelijke geslachten op de Vlaamse en Waalse bodem ... ». Ook in ons dorp bestaan er nog vrij veel kapelletjes.
St. Wijeneik en St. Wijenborre. -· Net als thans in de missie... landen, hadden de eerste geloofspredikers ten onzent geweldig veel la$t om de bij.gel~igQ. g~~Ll!ik.en -. en die waren legio uit te roeien. Welke die gebruiken wátQU v~rnemen we in een sermoen- het enige dat over de predikatie~utf die tijden tot 97
ons crekomen is -
van de heilige Eligius, bisschop van
Noyo~-Doornik, gewijd 13.5.641, die het g~loof pr~dikte aan onze kust in Zeeland ·en te Antwerpen. « Dtegene Js een· echt kristenme~s die geen acht slaat op amuletten of andere ~ui velse uitvindingen; maar zijn hoop op Christus alleen gevestigd houdt. Maakt u nóoit schuldig aan·-·de hei1igschennende praktijken der heidenen,. raadpleegt nooit tovenaar~ ,~f waarzeggers noch diegenen die het lot trekken of bezwe~tng~n doen, hetziJ bij ziekte of om gelijk welke reden. Wte htertegen zondigt verbeurt de genade van zijn doopsel. Toont u onverschillig voor voortekens : wanneer iemand niest, voor de zang van kleine vogels. Wacht niet op een bepaalde dag der maan om een werk te beginnen. Viert de eerste dag van januari niet met speten, geschenken geven, nachtelijke feestmalen, buitensporige drinkgelagen. Verkleedt u dan niet in oude vrouwen of in herten. Een kristen betaamt het niet geloof te hechten aan heksen of haar toverzangen te aanhoren. Danst niet en zingt geen heidense liederen op St. Jansdag of op zonnestilstanden. Houdt u niet op met tover briefjes. Aanroept de duivel niet onder de naam van Neptunus, Oraïs, Diana, Minerva of een andere geest. Rust niet op de dag van Thor of tijdens de meimaand of op de motten- of muizendag. Rust alleen op zondag. Een kristen brandt geen licht nabij tempels, nabij stenen, nabij bronnen, bomen en kruispunten van wegen. Hecht geen linten aan de hals van mensen of dieren, zelfs niet wanneer een geestelijke er u toe aanzet. Niemand gebruike zuiveringsmiddelen, niemand bezwere planten. Drijft uw dieren niet door een holle boom of een onderaardse gang, want hierdoor schijnt gij ze aan de duivel toe te wijden. De vrouwen mogen geen krans dragen van amber, ze mogen de naam van Minerva of een ander afstotelijk wezen niet borduren of schiJderen op stof. Huilt niet bij maansverduistering, want het is op Gods bevel dat de verduistering op bepaalde tijden plaats grijpt Vreest de nieuwe maan niet en wacht er niet op om een werk te beginnen. Noemt zon en maan geen godheden en zweert er niet bij. Trekt de horoskoop niet bij de geboorte van een kind. Wanneer iemand ziek wordt, raadpleegt dan geen bezweerders, hangt geen duivelslinten aan bomen, legt er geen bij heilige bomen of kruispunten, bij zogenaamde heilige bomen maar dat de zieke, betrouwend op Gods barmhartigheid, de H. Kommunie en het H. Oliesel ontvange. Duldt in uw huizen geen duivelse spelen, geen danspartijen, geen heidense zangen, want een kristen die zich daartoe leent, wordt opnieuw aanhanger van het heidendom. Aanbidt alleen God, eert de heiligen, verwaarloost het gebruik van water afkomstig uit de heilige bronnen, kapt de zogenoemde heilige bomen uit, verbiedt het plaatsen van voetafheeldingen nabij de kruispunten van wegen. Waar gij die afbeeldingen ook vindt 1 werpt ze in het vuur. Wat is het toch treurig sommige mensen aan het werk te zien. Ze durven
98
omgevallen bomen niet naar huis brengen, omdat er geloften werden uitgesproken n~bij hun stam. Hoe dwaas de mensen die een onbezield en dood schepsel zoals een boom vereren en de geboden van de levende God verachten. » (T, Paaps, «De Spycker », 1951.-1954. bL 130). Lang nog zulJen de « pagani >>, de << paiens », nl. d~ buitenmensen, getrouw blijven aan hun eeuwenoude gebruiken, de ritussen van zaaien en oogsten naleven en bronnen en gewijde bomen vereren. Dit moet niet verwonderen wanneer maar even nagegaan wordt dat op onze dagen nog linten en kousebanden of wat er moet voor dienen aan kapelletjes enz. gehangen worden, bv. te Wmerieken (Hoeilaart) vooral door stadsmensen> nog wel. Er zijn zelfs plaatsen waar een dergelijk gebruik opnieuw opduikt, zoaJs te Haut-1 ttre, een Waals dorpje tussen Halle en Nijvel, waar sedert een jaar of twee aan het beeld van de H. Laureist die aldaar in de kerk vereerd wordt, een zakdoek van een afgestorven familieJid opgehangen wordt. Ten slotte bleef er aan de eerste geloofspredikers niets anders over dan die gebruiken te kerstenen, d.w.z. een ktistelijke heilige in de plaats te stellen van de heidense godheid waaraan die bronnen en bomen toegewijd werden. Waarschijnlijk is dit ook het geval geweest met de St. Wijeneik en de St. Wijenborre te Linkebeek. Ergens nabij de grens van Alsemberg en Beersel, op een eenzame plaats aan de Galg, stond er oudtijds een eik waaraan een kapelletje of een beeld van de heilige bevestigd was. In de toponymie zijn daarvan o.m. de volgende sporen overgebleven : 1440, tot aen Sente Wijden bome staende opte vs. strate; 1472, aen Sin te Wijnen eycke tussen de strate ... de aoeden GieJis Knape ende Jakernaerts van Nijvele; 1581, den Steenbosch voîrtshaer streekende tot aen Sinter Wijen eycke 1604, op Sinte Wijen eyck de sijde naest den Boecht; 1604, het Kerselaeren veldt den hoeck van den boghijnenbosch op Sinte Wijen eyck; 1641, in de straete gaende van aen de gal ge van Beerssele van Sinter Weyden eyck... 1ancx de goeden van Daniel Tijck; 1664, 1 b. Iants metten eene sijden a en Ste Weydeneycke ende de straete geh. Ste W eydeneyckstrate... de goeden ende bos eh geh. het Steenboschwinckel; 1683, een gelege van 1 bunder gen. Ste Wijens. (0., R.K.). De straat aldaar heette de St. Wijeneikstraat (zoals we hierboven reeds zagen en daarbij, in 1665 : thof te Sc haveyen a en Sin te Wij en straete; in 1764 : de straete loopende na er Ste Wyen eycke straete. ( G.). De bron die aan St. Guîdo gewijd was is de bron in de tegenwoordige Wijnbronstraat, waarvan de benaming gaandeweg verminkt werd nadat boom en beeld en de plaatselijke verering door de tand des tijds in de vergeethoek geraakten. Zo kregen we dan : achtereenvolgens : I 627, de wijckborre; 1674: de Weymborre; 1727, de Weyenborrestraete (0. 3162};
99
1737, west de Weyenborrestraete; 1768, de tegen de Wagenborresttate; 1787, op het Scheewegen a ent lindeke palende aen de Weynberchstrate. . Het ligt wel voor de hand dat de benaming Wijnbarre in de betekenis van bron, waarvan het water als wijn is, louter is wat men volksetymologie heet. Sint Wijen, Gwijde, Wido of Ou i do werd. te Anderlecht ereboren uit arme ouders en overleed er op 12.9.1012. Hij ~ordt er .vereerd tegen de rode loop en de ziekten van het vee. jaarlijks op Pinksterzondag werd er. een paardenoptocht gehouden die een grote bijval genoot, bij zover dat die dag de omliggende kerken haast ledig waren zodat in 1700, achttien pastoors zich daarover bij de aartsbisschop beklaagden. Als gevolg daarvan werd die gebeurtenis verschoven tot 's anderen daags, Pinkstermaandag. (0. van den Berghe, Geschiedenis van Anderlecht). Te Herne en te Hertelingen zijn er nog kapelletjes die aan St. Wijen toegewijd zijn. Nooit Sant/Verheven in zijn land/ Als Sinter Wij en in Brabant. (J. Wouters, ESB, 1937, bl. 51). Misschien moet onze St. Wijeneik ook in verband gebracht worden met de legende van St. Wijen, die vertelt dat de heilige, die als knecht bij een boer diende, op zekere dag zijn stok in de grond stak. De stok, die dor en dood was,· bedekte zich met bladeren en werd een levende eik. Deze eik. zou in 1633 te Anderlecht nog bestaan hebben en thans zou er van het hout er van nog een groot deel bewaard worden in de kerk aldaar. De oudste vermelding in. verband met een kapel dagtekent evenwel uit de 15de eeuw, waar ei sprake is van een goed gelegen «links de beek ... de Kapellewei de, een voetweg naar Vroenerodebos langs de Avijl ». In stukken uit 1683 en 1696 is er spraak van << een huys gestaen bij den Pillaer van Sinte Sebastiaen palende aen het verbeert » _(verbrand geleeg) en van een half bunder land« palende bij den Pillaer >>. Stond daar misschien een paal of zuil met er boven een beeld van de heilige ? Aan de ingang van de oude Processiestraat moet er oudtijds een kapel gestaan hebben die haar naam aan een herberg aldaar gegeven heeft. nl. « de herberghe geheeten de Capelle op den Kercken Speeldriesch » ( 0.); in 1789 werd die herberg nog vermeld in verband met een schepenvergadering die er gehouden werd « ten huyse ende herbergh de Capelle ( 0.). Misschien verdween die kapel tijdens de Franse overheersing of bij een andere gelegenheid en werd ze vervangen in juli t 830. In het parochiaal archief is er spraak van een op den Kerken Dries op te richten kapel door de wed. Nerinckx, die de vraag om toelating bezorgd had aan de pastoor, die ze doorgezonden had aan de landdeken en deze aan de aartsbisschop. 100
In de 18cte eeuw is er spraak van «de cappele gem. gen. den Hot>> (0.). ·Waar ze gelegen was is niet bekend. Zeer oude kapellen bestaan er niet meer. Uiteraard zelf gaan die gebouwtjes geen eeuwen mee en na de Hervorming en later na de Franse Omwenteling zullen er wel niet veel overgebleven zijn. -
Bestaande of onlangs verdwenen kapellen. -
De aloude processieweg of kleine beeweg volgde· de Kerkendries ( Qe... meenteplein), de Processieweg ( Dapperensquare), de Zavelstraat, de Kasteeldreef, de Lepelstraat (Pons de Haesstraat) en de St. Sebastiaanstraat. Hier staan de meeste kapellen. De kapel van O.L.V. van·- Halle bevindt zich aan de Dapperensquare (vroeger de Processiestraat) aan de ingang van de mooie lindendreef die vóór 1876 naar de kerk leidde. Ze bestond omtrent 1840 maar werd in 1860 hersteld door bedevaartgangers uit Halle en· omliggende dorpen, die in 1848 door de cholera bedreigd waren. De Hallenaren offerden later nog allerlei voorwerpen aan de kerk van Linkebeek, O.IJ1. een processievaandel, koorstoelen, lantarens, kandelaren enz. Op het grondvlak van een ciborie leest men <<Het genootschap van den H. Sebastianus van Hal uit erkentenis van de bescherming van den H. Sebastianus, patroon van Linkebeek, ten tijde van den cholera in 1848. 7 Augusti 1871, Felix Vanderoest, bestuurder. » Eert bedevaart uit Halle kwam jaarlijks St. Sebastiaan vereren op de 2de maandag van oktober ( herfstkermis van Linkebeek). De pelgrims woonden de hoogmis van 9 u. bij en deden dan de weg om, die nu nog door verscheidene kapellen uitgestippeld is. Deze bedevaart werd tijdens de oorlog 1914-18 onderbroken en in de jaren 19301935 kende zij haar teleurgang. De kapel van de H. Eligius bestond reeds in 1840 in de Zavelstraat Er stond een tamelijk ruw gesneden beeld in ván St. Elooi. E..r wordt beweerd da.t dit beeld uit een houtsoort van de streek gesneden werd door een herder uit de St. Elooishoeve. De kapel werd een eerste maal afgebroken in 1942, maar dadelijk weer opgebouwd. Ze verdween echter voorgoed bij de verbreding van de Zavelstraat, einde 1954. Het beeld berust thans op de pastorij. De kapel van O.L.V. van Fatima werd in 1952 in de Zavelstraat opgericht door een gemeenschap van Linkebekenaren, volgëns een ontwerp van architekt Aug. Hambursin van alhier. Men wist toen reeds dat het kapelletje van St. Eligius. zou verdwijnen, dat er. schuin tegenover stond. Op '7..12.1954 ( 2de dag van het triduum ingericht ter gelegenheid van de sluiting van het Mariajaar) na het avondlof, werd het beeld van O.L.V. van Fatîma plechtig naar het kapelletje gedragen, dat onder een toeloop van volk door Pastoor Nijs gewijd werd. 101
De kapel va.n O.L.V., een gekroond beeld ongeveer 80 cm. hoog, met het Kind op de arm, werd door de Familie ct' Anethan in de jaren 1860 ingemetseld in een afsluitmuur, op de hoek van de Lepelstraat en de Kasteeldreef. Sedertdien hebben al de kasteelbewoners die elkaar opvolgden, deze kapel onder hun hoede genomen. Aan deze kapel wordt bij voorkeur, tijdens de processie, de zegening met het Allerheiligste gegeven. De kapel van Q.L. V. van Lourdes werd omstreeks 1870 door de Familie Croon in de Lepelstraat thans Fons Dehaesstraat opgericht aan de voet van een rustieke trap, die nu nog naar de tuin van de wed. Cam. Croon leidt.
Kapelletje in de Fans de Haesstraat. Pentekening Leo Theys (Cliché V.T.B.).
De kapel van St. Sebastiaan staat aan de voet van de « Trap van de Honderdjarige », aan de samenloop van de Lepelstraat en de St. Sebastiaanstraat. Zij is mooi beschut door een viertal kortgesnoeide lindebomen. Ze dagtekent eveneens iltit de jaren 1870 en draagt als opschrift : «· H. Sebastianust patroon tegen de cholera ». Het eenvoudige beeld 102
van de martelaar sierde voorheen het zijaltaar van St. Sebas-. tiaan; dat in 1869· werd afgebroken, en nadien het. ~oofdaltaar, dat op zijn beurt in 1889 vervangen wer~l. Eertljds, toen ~e lijken nog gedragen werden, gingen de uitvaarten opzettelijk langs de kapel voorbij. De baar wer~ neerge~et e:n; bleef er_ enkele ogenblikken rusten onder de bhk van de hellige. Reeds vóór 1840 stond er een smal stenen kapelletje in de St. Sebastiaanstraat, ter hoogte van het pad naar de pastorij. Sedert jaren stond e~ geen beeld meer in, maar ~er .gelegenheid van de processie werd er een O.L.V.-beeldje m gezet. Het ding werd in 1927 afgebroken om de straat te verbreden en het pastorijpad te kasseien. , Sedert onheuglijke tijden liep de grote beeweg langs de Zavelstraat, de Bloemhof, het Kleinveld, de Scheeweg (nu de Hollebeekstraat), de Krekel en dries (nu Grasmusdreef), de Dweerbosstraat en de St. Sebastiaanstraat. Ook de processies op de Kruisdagen volgden die weg, waar de volgende kapeflen staan of gestaan hebben. De Kapel der H ..Familie is ingemetseld in de muur van het hoekhuis van de Klei(n)veldstraat en de Hollebeekstraat (Holleken). Voordat deze woning opgericht werd, in 1900, liep hier de glooiing van het ongeveer 2,50 m. hoger gelegen Bankveld. Op halve hoogte stond een kapelletje, dat als vrij oud doorging. Het bestond in elk geval reeds in 1840. Naderhand werd de glooiing tot baksteen verwerkt en de bouwheer, Jul. Geysels, gemeen~eontvanger, liet .!er ~ervan&in~ van het kapelletje, een kapel m de muur van ZIJn etgen hUts mbouwen. Een kapel van 0. L. Vrouw bestond reeds in 1840 in de Dwersbosstraat, aan het landgoed het Hof ten Heuvel (rechtover de inrij van de Grasmusdreef). Het werd na de eerste wereldoorlog onopgemerkt en zonder reden afgebroken. Verder bestaan er nog de volgende kapellen van jongere datum. Een kapel gewijd aan de H. Andreas Bobola werd in 1939 opgericht te Oplinkebeek. Het is van bruine zandsteen in barokstijl met een spiraalvormig voetstuk en overlommerd door een groepje bomen. Het gebouwtje staat eigenlijk op het goed van dhr. van Volxem, die de gedachte er van opvatte. Wijlen kommandant Romain Marissal maakte het ontwerp er van. op. Ijzerhoudende steen werd uit de zandgroeven tussen Linkebeek en Ukkel opgedolven. Tijdens de winter 1938-39 werd in de kelders van Marissal gekapt, gezaagd en geschaafd om de stenen een behoorlijke vorm voor de kapel te geven. Hovenier Pieter de Spiegeleer en twee jongens, Jacques Brigode en Max van Volxem, hielpen mee en Frans van Campenhout metselde de kapel. Over de heilige aan wie de kapel zou opgedragen worden was men het niet direkt eens, maar ten slotte viel de keuze op de jongst heiligverklaarde, Andreas Bobo1a, een Poolse monnikt die in 1657 door kozakken vermoord werd. Kommandant Marissal sneed zelf het beeld uit een blok bukshowt In maart 1939 dan werd het kapelletje door 103
Pastoor De Koek gewijd in aanwezigheid van burgemeester van den Bogaert, schepene Heymans en een aantal inwoners uit de buurt (Bioe1nhof en Oplinkebeek). Op de hoek van de Langehaagstraat en de Perkestraat werd in 1954 een kapelletje gebouwd door de gebroeders Aloïs en Jozef Vergels, aannemers van metselwerk. Kapel en beeld werden plechtig toegewijd aan O.L.V. van Banneux bij de sluiting van de meimaand van vorenvermeld jaar, op 31 mei, feest van O.L.V. Middelares aller Oenaden, als aandenken en ter gelegenheid van de tooste verjaring van de dogmaverklaring van O.L.V. Onbevlekt Ontvangen. Ten slotte vermelden we nog een drietal boomkapelletjes. Het eerste werd in het voorjaar van 1942 geplaatst door wijlen Maria Swaelens in de Rodestraat aan het Kleetbos. Het is een houten kapelletje met een O.L.V.-beeldje er in en met het opschrift : « Door woudtm..:.en dal~n Ave :J\1'ária. >> Het tweede prijkt op de kam van de î!óeek.t,· ~,pad, aan de zoom van het Kleetbos. Het is uit, takken gemaakt en werd in mei 1941 door scouts geplaatst. Het derde werd in 1945 door Hendrik de Becker aliás Albert opgehangen aan een boom vlak vóór de weide van Schavei, Wouter bos. Het opschrift luidt : << O.L.V. van de Vrede, b.v.o. ». De Chirokapel. - Op 11.10.1956 werd nabij het Hof te Schavei aan de voet van de beboste htuve.J, de Ronde Heide, vlak vóór de weide gelegen tussen het Hof te Schavei en het Kleetbos, een kapel van rode baksteen door Pastoor Nijs · gewijd.
August Maria van Lishout; geboren te Linkebeek 27.11.1927; zoon van Prosper en van Jozefina Berghmans; gewijd. te Mechelen 26.12.1955; eremis te Linkebeek 1. t .1 956;
onderpastoor te Strombeek-Bever.
Priesters uit Linkebeek. - Henricus dictus de Linkenbeke, presbyter, staat vermeld in een akte waarbij hij 17 dagwand land en een half bunder weide voor 12 ja.ar in huur gQ·eft aan zijn verwante Hendrik, zoon van Jan de Velde ... (Bonenfant, Cartul. de l'Höpital St. Jean, bi. 294). In 1421 bezat « Willem de Vos priestere sone Vos was wilen Jans van Linckebeke » 6 dagwand land op d'Alsenbergvelt (0.). In 1559 was een Laureis Vos pastoor te Rode en later te Alsemberg (0. 6638). jan Londers, zoon van Louis en van Anna Katarina Boucquet. geboren te Linkebeek 30.8.1885. Gewijd 21.5.1910. Onderpastoor te Piétrain 1910, O.L.V.-Tielt 1921, te Erps in 1923. Pastoor te Kwerps van dec. 1938 tot 1949. Thans op rust te Erps. · jan de Ridder, Witte Pater van de H. Geest, geboren te Linkebeek 17 .5.1 924, zoon van J.B. en van Irene La Barre; gewijd te Heverlee 24.3.1951 ; eremis te Lin'kebeek 1.4.1 951; vertrokken naar de missiên van Kongo 10.1 0.1951 ; 1ste post : Kabambare, 2tte Wamaza, 3d• Moyo (distrikt Maniema Kivoe) ; thans professor aan de normaalschool te Kas:ongo. 104
105
HOOFDSTUK IV
FEODALE GESCHIEDENIS
Grondheerlijkheid en schepenbank. - In zeer oude tijden reeds lag Linkebeek onder de hoofdschepenbank van Ukkel. Dit blijkt mede uit een << certificatie voor den meyere van . Uccle ... , gedaen den 27n dach der rnaent mey, int jaar ons heeren duysent vijff hondert een en vijftich ». (Charterboeken en handschriften, nr. 2044, RAB.) : « Allen den ghenen die dese letteren sullen sien oft hooren lesen, meyere ende scepenen ons ghenedichs heeren des Keysers in sijnder banck ende jurisdictie van Halsenberghe ende Rode Saluyt, met kennissen der waerheyt doen te wetene, oorconden ende certificeren m1dts desen dat die meyerie oft preterije van · Linckenbeke soe verre die a eneleeft ende es resorterende onder de jurisdictie ende bancke van Halsenberghe ende Rode voerscreven, is altijt bij onser ghedenckenisse bedient geweest, bij ende metten meyere oft officier van den bootbanek van Uccle ende alsoe bij ende met eenen persoen ende meyere alleene; anders oyck nyet wetenen die selve meyerije van Uccle ende is altijt metter voersereven meyerije oft preterije van Linckenbeke tsamen verpacht geweest; Ende dat wij noyt contrarije van dyen ghesien, gehoort noch gheweten en hebben; Ende want Ooddelijck es in a1Ie rechtveerdighe saken der waerheyt · ghetuygenisse te gheven sunderlinghe des versoebt zijnde, soe hebben wij vs. scepenen dese yeghenwoerdighe ten ernstigen versuecke Jacobs de Vlemincx nu ter tijt meyere van Uccle ende Linckenbeke vs. in kennissen der waerheyt onsen gheswoeren clerck doen onderteekenen met sijnen ghescrevenen handteekene ». De hoofdschepenbank van Ukkel was zeer uitgebreid. Haar rechtsmacht strekte zich uit over de meeste dorpen gelegen in de hoofdmeierijen Merchtem, Asse, Grimbergen; Kapelle-op-den-Bos, Kampenhout, Vilvoorde en Rode (St. Oenesius-Rode), evenals over de cijnshoven van de omgeving van Brussel. In 1496 is er sprake van «de Amman van Uccle ». (RK. 12775 ). Er mag aangenomen worden, zegt P. Bonenfant, Que1que~ cadtes territOtiàux de rHistoire de Bruxelles, .1934, dat het gebied van het recht van Ukkel op een bepaald tijdstip
samenviel met een gebied dat de dekenij van Brussel omvatte en met een bestuursdistrikt uit de Karolingische tijd, nl. een graafschap. Ze zou onder Karel de Grote ontstaan zijn. Van in de 14d~ eeuw tot in 1431 was de hoofdbank van Ukkel in verval geraakt, wellicht grotendeels ten gevolge van de strijd tussen de meer volkse strekking uitgaande van de steden, met hun stadsrecht, en de leenroerige, landelijke, waarvan het Ukkels recht een uitvloeisel was. De bevolking en voornamelijk de burgerij gaven meer om meer de voorkeur aan de stedelijke rechtsgebruiken danaan die van Ukkel en dit vooral om de volgende reden. Naar het stadsrecht had ieder kind hetzelfde aandeel in de vaderlijke erfenis, terwijl v~~gens Ukkels recht de dochters daarvan uitgesloten waren. Ztj hadden alleen recht op hun deel in de goederen die van de moeder voortkwamen. Linkebeek bleef nog lang daarna de kastuimen van Ukkel volgen die slechts geleidelijk afbrokkelden. In een akte uit 1756 tot verkoop aan Jakobus Coosemans en Anna van den Berghe, pachter en herbergier, door Franciscus Ever a erts sone wijlen El ooi en ... van Keerberghen, zijn eerste huisvrouw, pachter te Verrewinkel onder Ukkel, zijn tweede huisvrouw Katarina van Cutsem, van 5 dagwand land op het Scheewegveld boven de papiermolen teg~n de Pro~essieweg, geschiedt de verdeling « sonder eemg prerogatief van sexe ofte ouderdom alles niettegenstaende de costuymen van Ukkel». (0. 3162). De meeste kontrakten .vermelden dat de belanghebbenden zijn « renuncierende wel expresselijck aen de Costuymen der hoofdbanck van Uccle ». Er bestond nog een ander recht, nl. het << jonkerschap », het recht van de jongste zoon. « Dit jonkerschap gaf aan het jongste kind, -zo schrijft Prof. E. M. Meijers (Het Iigurische erfrecht in de Nederlanden, I. Het West-Brabantse erlrecht, 1929, bi. 56) - een recht van voorkeur voor het huis en de hofstede in de ouderlijke nalatenschap; voor den cossate moest deze hofstede een dachwant groot zijn, voor den r,neiseniedeman een half bunder. Het jonkerschap gaf den jOngsten zoon slechts recht om deze goederen in zijn deel te doen toescheiden; de andere erfgenamen konden gelijkwaardige goederen daartegenover verlangen». Voor Meijers is dit recht van jonkerschap ( droit de juveigneurie) een overblijfsel van een oud stelsel van erfrecht, door hem het Belgo-He1vetisch stelsel genoemd. Hier te lande komt het alleen voor in het zuidelijk gedeelte, waar het recht van Ukkel in zwang was. (J. Lindemans). Wanneer we het hebben over de hoofdschepenl:tank van Ukkel zouden we eigenlijk Homborth moeten zeggen. Het is immers meer dan waarschijnlijk dat de zetel van die bank deze laatste plaats was, gelegen op het grondgebied van Ukkel. Onze beste historici hebben zich steeds afgevraagd
~
hoe het kwam dat Ukkel, steeds bekend als een groot, maar, vooral in de kom zelf, als een onbeduidend dorp, de hoofdzetel van een graafsèhap kon geweest zijn. Nooit werd daarop een bevredigend antwoord gegeven. Dr. Jan Lindemans heeft op zijn beurt over dat vraagstuk een uiterst treffende en nog niet tegengesproken hypotese vooruitgezet in een bijdrage verschenen in Eigen Schoon en de Brabander, 1940, bi. 1-9. Hij gaat uit van de stelling dat ten tijde van het Romeins bestuur, Asse de hoofdplaats was van de noordelijke gouw van het Nervische land. Qnder meer bewijsvoeringen zegt deze goede kenner van bedoeld tijdperk van onze geschiedenis, dat Asse gelegen was in het midden van een vruchtbare, betrekkelijk dichtbevolkte streék, waar de landbouwprodukten overvloedig konden verhandeld worden, ter bevoorrading van het rijk. Wat de lotgevallen van Asse na de komst van de Franken waren is volkomen onbekend, maar vermoedelijk bleef het door allerlei wisselvalligheden heen de hoofdplaats van het graafschap. In de Vita Berlindis (het leven van de H. Berlindis) wordt o.m. verteld dat ten tijde van de Noormannen, dus op het einde van de 9de en het begin van de 1ode eeuw, Odelhard, de vader van Berlindis, het gezag voerde over de streek tussen Condé en Antwerpen, ruw ·geschetst de pagus of het gewest van Brabant. Odelhard zou twee burchten bezeten hebben : Aseurn en Humberch. Bij de inval van de noormannen droeg hij aan zijn zoon Heiighard de verdediging op van de eerste en ging hij zelf de tweede bezetten. Ascum (Asse) werd door de vijand overrompeld, maar Humberch bleef gespaard, dank zij de oninneembaarheid er van. Dit moet geschied zijn omstreeks \870-880, toen gans het noordelijk gedeelte van het Jand in handen van de Nqormannen viel. Bij het onweerstaanbaar vooruitrukken van de Noormannen trok graaf Odelhard zijn wapenmacht eerst samen in de grafelijke burcht te Asse. Wanneer de vijand dan dieper in het land drong, ook langs Dender, Zenne en Dijle, achtte hij de toestand van de gevluchte landslieden, met have en goed, te Asse, te gevaarlijk en bracht hij ze over naar een veiliger plaats, Humberch, terwijl hij een gedeelte van zijn krijgsvolk achterHet te Asse, onder het bevel van zijn zoon. Maar waar lag Humberch? AIIeen naar het zuidoosten was een aftocht mogelijk. Daaruit kon hulp opdagen, zoals trouwens gebeurde toen de Duitse koning Arnulf van Karintië ter bevrijding van onze gewesten aanrukte. Om door de schrijver aangevoerde redenen waarover we hier niet verder uitwijden, zou die plaats niets anders zijn dan Homborg alhier, zodat dit tevens het vraagstuk Ukkel als hoofdplaats va.n het graafs.chap zou oplo~en. Ukkel zou alzo van ca. 881 tot ca. 977 de hoofdplaats van het graafschap geweest zijn. ..
108
109
Op dit Homborch stond in de middeleeuwen een burcht, zetel van een heerlijkheid met cijns- en laathof. Het ligt op een steile hoogte, aan twee zijden omzoomd door de Linkebeek, is naar achteren gedekt door het uitgestrekte Zoniënwoud, terwijl het naar voren heel ver de vallei van noord tot zuid beheerst. Niet zonder reden hadden de Duitsers er in de eerste wereldoorlog een uitkijk- en luchtafweergeschutpost opgesteld. Het ligt wel voor de hand dat Linkebeek, dat aan Homborch paalde en waarvan de dorpskom maar een paar honderd meters af ligt, onder zijn invloedsfeer stond, vooral wat de rechtspraak van Ukkel betreft. Geleidelijk toch brak dat gezag af ingevolge de overhand die de graven van l:.euven, later de hertogen, heren van de grond, verkregen. Verder zullen we zien hoe Linkebeek, samen met St. Genesius-Rode en Alsemberg, een eigen schepenbank bekwam. Van het laatste kwartaal der 11 de eeuw af hebben een aantal kleine leenroerige staten levenskracht gevonden en zulJen ze ieder met eigen dynastie, eigen politiek, hun eigen weg opgaan zonder zich nog veel om de keizerlijke opperleenheer te bekommeren. Onder staatjes van dien aard treedt Brabant op de voorgrond. Het ontstaan van het Brabantse grondgebied is zeer eigenaardig. In 870 telde immers de pagus Bracbatensis, Aalst, Chièvres, Ukkel of Brussel en Halle (tevens dekenijen). De eerste twee werden tussen Vlaanderen en Henegouwen verdeeld. Het graafschap HaiJe werd eigendom van twee abdijen, die van St. Woutruide te Bergen en die van St. Geertruide te Nijvel. Wat nu het graafschap Brussel of Ukkel betreft, dat kwam, bij de aanvang der 11 de eeuw, in handen van graaf Lambrecht van Leuven (1040-1068). (R. van Roosbroeck, Geschiedenis van Vlaanderen, I, bl. 188-189). De borcht van Homborch verviel dan mettertijd tot een landbouwonderneming waarvan we verder in het hoofdstuk over de landbouw de geschiedenis schetsen. Tot in de 14c1(' eeuw bestond er te Brussel een edel geslacht die de naam van Linkebeek droeg, onder meer Jan van Linkebeek, heer van het dorp, wiens dochter LeJia de huisvrouw was van Wouter van der Noot, schepen van Brussel in 1350, naar gezegd wordt vermoord in de St. Goedelekerk te Brussel in 1373. Een Godevaert van Linckenbeke staat ook vermeld in J. Bolsée (La grande Enquète de 1389, bi. 203, nr. 496). In 1383 wordt deze Godefridus de Linkebeke vermeld in een akte betreffende Zweder van Abkoude, heer van Gaasbeek ( ESB., 1948, 309). In de lijst van de oude schepenen van Brussel vindt men de namen van jan van Linkebeek, 1390, 1412; van Reinier van Linkebeek, 1413, 1419; van Oodeverd van Linkebeek~ 1418, misschien dezelfde als
110
bovenstaande Oodefridus; en van Gillis van Linkebeek, 1421, 1430, 143S en 1452. Verder worden nog vernoemd een priester Hendrik van Linkenbeke, een leenman van Jan I (1287 ?), die door de hertog ter beschikking gesteld werd van Amelrik van Watermaal, die geen andere leenmannen had dan zijn )jongste broeder. Frank en geen Jeenhof kon .oprichten. Een Jan van Linkenbeke was in 1298-99 borg voor Makarius van Gooik, die een akte opmaakte verzegeld door de schepenen van die plaats. Gijselbrecht van Linkebeke komt voor in een akte van 23.7.1358. Een Margareta van Linkenbeke wordt in 1368 vernoemd als huisvrouw van Willem van Molenbeek, en een Katarina van Linkenbeke als dochter van Frank van Zelleke, in 1435 en 1480. Een tweede Henficus 'v. Linkebeek had in 1381 «renten toegeset », samen met nog veel andere personen toen van de « capelle van Gaesbeke wert gemaect een prochiekerke». (ESB., 1948, 306). Een EJisabeth Mosselman behoorde tot een Brussels herengeslacht dat van graad tot graad opklom tot Olivier Mosselman van Linkebeke, echtgenoot, omstreeks 1275, van BasiHa 't Kempen. (Tab I. du Brab., 1956, 376). Frank Uter Crommercammen, ridder, schepen van Brussel in 1355, 56 en 1360-61, was in november 1366 echtgenoot van Maria de Hertoghe, weduwe met kinderen van Jan van Linkenbeke, ridder, dochter van Gillis de Hertoghe, ridder, en van Katarina of van Maria de Marbars de LovervaC (ibidem).' Of al die personen te Linkebeek zelf woonden of bleven wonen en of ze « heren » van het dorp waren is niet met zekerheid bekend. In elk geval zou een Maria van Linkenbeke in 1357 gewoond hebben << achter het Gasthuys te Brussel ». (j. Th. de Raedt, Sceaux Armoriés des Pays-Bas ... ; Handschrift van J.B. de Vaddere, kapelaan te Anderlecht, met nota's voor een geschiedenis van Brussel en omgeving, Kon. BibJ. Rep. VIII, hl. 276, nr. 5684). In elk gev.al mag gerust aangenomen worden dat Linkebeek tot in 1391 rechtstreeks afhing van de Hertogen van Brabant. In 1388 vroeg Zweder van Abkoude, heer van Gaasbeek, aan h~rtogin Joanna hem enige dorpen af te staan, waaronder ook Lmkebeek. Everaard 't Serclaes, schepen van Brussel, verhinderde dit. Het kostte hem evenwel het leven. (J.F. Vincx, Gaasbeek, bl. 16). Van 1391 af maakte Lînkebeek één bank uit met Alsemberg, Rode, Dworp en Beersel. jan van Withem bekwam van Hertogin joanna « Consent om in onsen prochie dorpe van Rode van Alsenberge, van Dorpe (Dworp) van Linckenbeke ende Berssele... een en schepenstoel oft een getal van scepenen maken mogen ende die versetten ende vernieuwen als dat genoegen sal ende oirber1ic duncke ... ». Hij Hchtte de helft der boeten, terwijl de andere he1ft ten goede kwam aan het laathof der Honden van Bosvoorde. lll
Jan van Withem was nog juist op tijd- misschien werd hem dit nog gauw toege~taan o~?at hij bij het Hof in hoog aanzien stond- want tn de Bhjde Inkomst van 31.8.1392 verklaarde hertogin Joanna nooit enig deel van ~rabant << te verpanden of te vercaopen iet noch te versetten d~rp of stede ». Maar nood breekt wet en later, op een ogenbhk van geldnood, werd daarvan afgeweken. Omstr:eks 1509 wer~en de beleningen terugbetaald, maat in het begm van de regenng van Filips 11 bracht de oorlog tegen Frankrijk een nieuwe vervreemding van de dpmeinen· mee. · · Zo werd Linkebeek in dat tijdperk dikwijls verpand en herpand onder meer aan Jan Mayeurs, sekretaris van de Raad van Brabant (0. 6636 e 93 v.). Joris Uwens, sekretaris v~n de stad Antwerpen, ridder, was i_n 1611 heer._van St... LauretsBerchem en van Linkebeek. Dat jaar kocht ht] met ZIJn vrouw Anna Bouraois, het kasteel van St. Pieters-Leeuw. (M.J. van den Wegh~, Geschiedenis van St. Pieters-Leeuw, bl. 390). Op 20.6.l646 stond het domein aan Jan Albert van den Winckele die datzelfde jaar raadsheer van Brabant was benoemd' geworden, de hoge, middele en lage rechtsmacht van Linkebeek af voor een bedrag van 1600 gulden ~n verkocht ze hem geheel en voorgoed voor 1700 g. ~eer tn oktober 1650 (verhef van 27.5.1658). Van de~ Wmcke!e woonde te Linkebeek. Zijn vrouw heette Franchmse Cor_neha van Heymen (Akte betreffende de «··Savelberch » te Lmkebeek, G. 3153). b · In 1648 had hij ook de dorpen Rode et:~ Alsem ~:g « tn beleeninghe genomen ». Bij die gelegenheid had ht] door « sijnen aengestelden meyer Jan de Doncke; doen afpersen twee obligatien van 1200 g. voor eene vere~nnghe (~eschenk voor hem) van 600 g. voor iedere par~~bte. ende dte samen doen reduceren met eenige andere .rartt]en tn ~wee tenten ». Vervolgens had hij « andermael stJne. geaffecttonneerde der vs. prochien te gaste genoot tot Lmckenbeeck voor .. den vastenavant ende hen doen consenteren 11 beden tstJnen behoeft voor eenige andere vereringe als absolute heer, hebbende om sijn personnagie des te beter te spelen de boeeken doen setten (het belastingboek opmaken). son.der greffier om dat men nyet en soude connen de parh]en hternamaels ontdecken ... ». Over dat alles dienden in 1654 « die arme Iantwerckers » van Rode en Alsemberg « met behoorelijcke reverentie » klacht in bij bet Fiskaal Officie (nr. 1791) · Jakob van den Winckele, zoon van Jan Albert, werd vervolgens de heer van Linkebeek, Alsemberg en . Rode ( 3.3.1671), wiens erfgenaam, Frans Albert het verkocht aan Jan Nauts, sekretaris van de Raad van Brabant ( 16.3.168~) · Omstreeks de jaren 1730 weigerde de dorpsheer Zt]n aandeel in de dorpslasten te betalen : « De ~eere deser parochie en pretendeert niet te betalen van siJnen bosch, 112
brouwerije ende weyde », laten meier, schepenen en bezetters in de rekening schrijven. Het was nochtans maar 2 g. 17 st. en 1 oord. En wat konden ze er tegen doen ? Hij zelf stelde immers het dorpsbestuur aan en kon het afzetten ... (G. 8487). Jan-Baptist Nauts, zoon van Jan, liet de heerlijkheid over "aan zijn broeder Eugeen Laureis (28.6.1735). Deze overleed in augustus 1741 en werd te Linkebeek in de kerk begraven in het O.L.V.-koor (Sepultus est Eugenii Laurentii Nauts toparcha Rode Linckenbeke et Alsemhergis in choro virginis u bi monumenturn prefa ti Domini de facto - A.G.). In datzelfde familiegraf was reeds op 28.9.1728 Domina Joanna Nauts bijgezet geworden. De goederen gingen over op zijn neven en nichten en nl. op Maria Barbara en Elisabeth de Tombeur, die de heerlijkheid aldus verkregen (15.9.1741). Maria Barbara de Tombeur, alleen vrouwe der heerlijkheid gebleven na de dood van haar zuster (verhef van 1.12.1755), liet haar rechten over aan baron de Provins (verhef van 18.1.1757). Bij haar testament van 24 januari 1756 doet ze « een donatie onder de levende ende met warmer handt » van onder meer 1.000 gulden aan de H. Geesttafel of huisarmen van Alsemberg, 1.000 aan die van Linkebeek en 1500 aan die van Rode, om te worden besteed aan de arme zieken en ook aan andere oude lieden en schamele armen, die zich kristelijk gedragen en hun best hebben gedaan als zij konden om eerlijk hun kost te winnen. Op haar uitvaart moest ook 3 sister koren te Linkebeek en te Alsemberg en 6 sister te Rode voor brood aan de armen uitgedeeld worden. (Par. arch. Als.). In een codicil van 28 januari 1756 liet zij een legaat van 1000 g. wisselgeld aan elk van de parochies van Rode, Alsemberg en Linkebeek. Pastoor en koster van elke parochie bekomen onderscheidelijk 1 g. en een halve gulden voor een jaargetij de voor haar zelven, voor haar zuster Elisabeth, barones de Provins, en voor haar ouders en naaste « vrinden met het stellen van de baere », wat iedere pastoor zondags te voren na de vroegmis moest aankondigen « opdat de armen en ook alle parochianen die mis zouden komen bijwonen en bidden voor hun weldoensters » (A.P.). Na baron de Provins viel de heerlijkheid ten deel aan Maria Barbara Josepha de Man de Speelhoven (verhef van 26.4.1775). Deze overleed ongehuwd op 4.9.1796 te Brussel en werd te Alsemberg achter het koor vóór het kruis naast haar zuster Isabella begraven ( obiit Bruxella Domina Maria Barbara Josepha Ghislena de Man toparcha nostra, quae et bic ejusdem mensis sepulta est in Als. post chorum ante cruei fixum ibidem expositum juxta sororem suam Isabeliam). De de Man's woonden te Brussel «omtrent Ste Oudula ». Zij was de laatste vrouwe van de heerlijkheid. Op 14 februari
113
1834 moest de kerkfabriek van Linkebeek de erfgenamen .9e Man aanmanen tot betalina van de renten en fundahen waarmee de goederen nagelaten door juffrouw de Man belast waren (A.P.). Bij het afsterven van de laatste afstammeling van de laatste heren van het dorp, Karel Jozef Ohislain Rol d' Alsemberg, op 17 .6.1848, werd een kapitale rente van 2116 fr. afgelegd. Wapens van de dorpsheren. - De heren . van ~Jnkebeek hadden de volgende wapens : het geslacht van Lznk~beke : voerde in zilver een rode leeuw en een blauw hartschtld met drie zilveren lelies met afgesneden voet. De van de Winckele's: hadden een gevierendeeld wapen, nl. 1. en 4 in ~wart een gouden ster begeleid van 2 toegewende ztlveren s1kkels, gesteeld met rroud en het scherp getand; 2 en 3 gedeeld en ingeboekt met ~iJver en rood, dit laatste zijnde het embleem van het Brusselse geslacht 's Wee~ts. Perke : haar zegel vertoon~e een leeuw en in het schiltfhoofd, een barensteel of tornooikraag. jan Nauts : in zilver een gesten~elde en gebladerde eikel in natuurlijke kleuren. de Provins : 111 blauw een gouden leliebloem vergezeld van 6 zoomsgewijs geplaatste gouden sterren. jozefa de Man, in zilver een rode keper v~rgezeld van 3 morenkoppen met rode hoofdwrong. ]. A. Rol : 111 blauw een gouden dwarsbalk vergezeld van drie zilveren ringen. (J. Melkenbeeck, E.S.B., 1956, bi. 400-403}. Het kasteel van de dorpsheren. - Men v!ndt g~en sp~or van een eigenlijke herenwoning of -kasteel wt vroegere tljden te Linkebeek. In de tijdperken dat het dorp rechtstreeks van de Hertog afhing werd het bes~uur in ~ijn naam waarge.~om~n door de meier. Toen de Withern's m 1391 de heerh]khetd verkregen hadden ze geen behoefte aan een kasteel te Linl~~ beek vermits ze te Beersel hun burcht hadden. Denkeh]k bou~de Albert van den Winckele er een zomerverblijf toen hij in 1646 de heerlijkheid kocht. In 1665 staat het in een dorpsrekening vermeld als volgt: «Item een spee1huys (kasteeltje) toebehoorende aen den heer van den Winckele liggende rontsomme in 't water ». ( 0. 8468). Dit kasteel stond helemaal aan de benedenkant, naast de huidige ingang. In de kerkrekeningen van 1691. tot 1695 is :! een post volgens welke «mijnheer van den Wtnckele voor ZIJn huys op de Kellebeke » een jaarlijkse erfrente van 8 stuivers betaalt. Of dit met het kasteel wat te maken heeft weten we natuurlijk niet. (K.A. 3411). Men vindt het herenhuis voor de eerste maal vermeld, menen we, in 1680 : « een herzelterre haeg;e waermede deselve partije is gesepareert van den bogaert voor het steenen ofte heerenhuys »... (D. 3151) en in 1696 : « de heer Nauts ... het huys gen. het stenen huys > ( 0.). Men vindt het ook vermeld 114
Jlrenberg
IJ .
--~ .
.
.
de 112a.n
1?oest d'JUI<emade ; :~·, l
T2auts
1(o[
de 1>rovins
le
~oy
van Sta He
:~·.
de tomheuP
de Va"Picb
v.d.Winckel
van Wiffem.
Wapenschilden van dorpsheren uit de streek, waaronder ook die van Linkebeek. Pentekenlrtg van J, Melkenbeeck (Cliché Eigen Schoon en de Brabander).
in 1750 : sekeren bosch met alJen den hoornen ende anderen houtwas daerop staende, huys ende hofstede op d'een eynde ... gelegen onder Linckebeke achter het casteel aldaer ».•. (0.). In een codic:I van 28.1.1756 bij het testament .van Maria Barbara de Tombeur van de 24ste te voren staat de liggincr van het herenhuis nader omschreven als volgt : haar speel~ huys tot Linckenbeke, gelegen beneden den trap ofte Kerckenwegh... met de gebouwen, schuere, stal, brouwerije, hove, 115
vijver, weyde, dreven ende het Clynveldtbosch, beneffens de partijkeus buyten de dreven bestaende in de Kelleweijde ofte boschken, het streepken tusschen de hesselteere ende doreleire haegen, het Camme ende Schoteleire weydeken ende oude Camme, alle aen malkanderen gelegen, behalvens dat dese drij laestgenoemde stucxkens daer af sijn gesepareert met den wegh ende beke tusschen beyde liggende ende dat met allen de ap- en dependentien ». (A.P.). Oorspronkelijk was het kasteelgoed niet groot, maar door geleidelijke aankoop of ruiling van belendende percelen breidde het zich verder uit, buiten den « Enelos », met hof, land en nieuwbos tot 2 bunder, 2 dagwand en 19 roeden. ( 1772). Onder die ruilingen dienen vermeld de volgende goederen die de kerk van Alsemberg te Linkebeek in 1532 in erfpacht of jaarschaar bezat : Jan Parijs 1/3 bunder land « opt Banckvelt », palende aan Willem Ronge, aan de « Lange Hagestrate », aan Willem van den Stene; een 1/2 b. land « op den Cranck », palende aan de erfgenamen van Mathijs Blaes, aan meester Jan Maeyjoer en Willem Roncx, tegen de Koestraat; 1/2 bunder land gehouden door Hendrik de Kegel, meier van Beersel, aan de « Drythage », palende aan de huisarmen van Linkebeek. Deze << partijen van landen » werden door G. de Becker, kerk111eester, en Filip Inghels afgestaan aan Mr. Loys van den Winckele « bij l]Jangelinge >> met een beemd gelegen te Rode, palende met de lange zijde aan de straat van Rode naar Nijvel (de Bosstraat), Oost aan de beemd van de kerk van Alsemberg, waar de beek tussen doorloopt, aan de goederen van Karel van Herlaer (van Boergondië), die nu toebehoren aan Jan Mommaert. (K.A. 2326). Albert van de Winckel kocht in 1648 een half bunder beemd, geheten de « Kelleweyde ». In 1685 kocht Jan ~auts een half bunder land, «gelegen mette langhe seyde tegens de koestraete gaande van Linckenbeke naar den Elleboghen ». Baron de Provins verkreeg door aankoop, in 1767, twee en half dagwand « genoemt de Casteelweyde, gelegen voor 't hof van Scl)ilde » en in 1768 « een gelege met huys, stal en block, achter het casteel, groot omtrent negen dachwanden ». (A.B.). In 1818 bezat de familie de Man de Lennick nog de volgende goederen behorènde tot het vroeger herengoed en waarop de kerk cijnsrechten bezat nl. het « Schotelere wijdeken ende wijdeken eertijds de Oude Camme bijde aen gelegen ende wezende maer een plantagie van boomen », palende heneden aan de beek het straatje gaande van « s'heeren huyse » (het kasteel) naar de kerk boven het blok van Pieter Labarre in de « Savelstraet ». Een « bloksken genoempt den Bastiaen », aan de Brusselstraat naar Alsem.. berg palende aan de Molenweg, het Borrestraatje, Antoon de Genst Een gel.ege langs de straat van Brussel naar Alsemberg palende aan de weide van Hendrik Knops, en het
116
gele ge gen. « het Verberckt » (het Verbrande). De « Alaert », als nu land, dreven en vijver, palende boven aan het pastorijgoed, aan Jakobus Lots en Pieter Houwaert beneden de beek. Een weide langs de grote beek, palende aan de Zavelstraat, h<jf ketkeblok, stuikènde met· een einde aan de grote weide der Paters jezuïeten. In 1846 besloegen de gebouwen 7 a. 9 ca., het park 2,2520 ha. en de drie vijvers samen 59 a. De laatste vrouwe van de heerlijkheid, Maria Barbara Jozefa Gislena de Man de Speelhoven, dochter van J.B. jozef de Man, heer van St. Kwinrens- en St. Martens-Lennik, bleef ongehuwd en zo kwam het goed in handen van Karel jozef Gisleen Rol van Alsemberg, wiens erfgenamen het verkochten a~n baron Jul es Jozef d' Anethan. Deze was burgemeester te Lmkebeek van 1868 tot 1874. Hij liet het middeleeuw3 kasteeltje, tegen de beek, afbreken en een nieuwe woninO' bouwen te midden van het park. Verder legde hij in 1861 ee~ dreef aan - de huidige kastanjedreef - doorheen zijn eigendo~n, in vervanging: van twee paden, de Kasteelbeekweg en de ~ptegelvoetweg, dte. nevens de beek naar de papiermolen hepen. De oude Koetstraat - een ravijn dat evenwijdig liep met. het Wijnbrondal - werd als openbare weg afgeschaft en 111 het kasteelpark opgenomen deels in 1861 en deels in 1869. Naar het uitdrukkelijk verlangen van vader d'Anethan moesten zijn kinderen met handenarbeid vertrouwd worden. Zo werden ?.m. de paden, die in de beboste hellingen van het park rondslmgeren door de baronszonen aangelegd. In 1889 ging het kasteel, bij erfenis van zijn vader en tevens van zijn broeder Victor Marie, over op baron August joseph ~arie d' Anethan, die minister was bij Z.H. de Paus en later m Den Haag. Het werd in die tijd bewoond door een heer Hallot tot het in 1894 verkocht werd aan Alfred Philippe Auguste De Buck7 Portaels, uit Brussel. Door aankoop in 1903 werden de goederen eigendom van Auguste joseph Honoré Marie Pierre Libert-Sanchez de Aguilar, uit Elsene, die ze in april 1905 verkocht aan de Weduwe van Curt Karl Miiser, geboren Clara Augusta Brugmann, uit St. Gillis-Brussel. Bij aankoop in juli 1925 kwam de « Banque de Crédit et d'Entreprises générales immobilières » te Brussel in het bezit van het kasteel, dat in augustus 1927 opnieuw verkocht werd aan Fernand Edouard Alphense Thiébaut-Bouviez, ingenieur en senator, komende van _Ukkel. N~ diens overlijden ging in 1929 het goed over op Stmon Damël Barman-Van Moppen, beheerder van maatschappijen, te Brussel, die in tragische omstandigheden om het leven kwam. In juli 1935 werd het kasteel met omliggend park aangekocht door de N.V. «Compagnie Immobilière et Financière
de Linkebeek» te Brussel. Sindsdien wordthet bewoond door de familie van de heer Graaf Pierre Joseph Marie Oh. d'Oultremont-Pycke de Peteghem.
Bijzonderheden over de Schepenbank. -· In het leenroerig tijdperk was de heer binnen zijn grondgebied haast oppermachtig en rechter van zijn onderzaten. Dit recht liet hij gewoonlijk uitoefenen door een schepenbank of een laathof waarvan hij de meiers, schepenen, griffier en officier zelf uitkoos. De meier was zijn rechtstreekse vertegenwoordiger. Al deze ambtenaren werden onder de bekwaamsten en meest begoeden, feitelijk de grootste boeren aangewezen. Het bestuur van een dorp was vroeger niet zo ingewikkeld als thans. Openbaar onderwijs bestond niet. De financiën waren beperkt tot het innen van de heerlijke cijns en de belastingen aan de hertog. De wegen werden door de aanpalende eigenaars of gebruikers onderhouden. De burgerlijke stand werd gehouden door de geestelijken. Anderdeels waren de schepenen echter rechters in alle zaken. Het was een soort van vredegerecht. Ze waren ook belast met het houden van de registrering of boeking van goederenverkoping; de regeling van erfenissen en testamenten, het toezicht op het stellen van voogden voor minderjarige wezen, de beslaglegging op goederen op aanvraag van schuldvorderaars. Alle verkoopakten en andere overeenkomsten moesten tegen betaling van wetkosten voor de schepenbank gesloten worden. Om die reden werd de griffier gewoonlijk verkozen onder rechtsgeleerden of notarissen uit Brussel. Er bestaat alhier een oude plaatsnaam, « het Banckvelt tegen de Kellestrate » (1356-1406), op een plaats geheten « ter Banc », wellicht zo geheten omdat aldaar de schepenbank haar openbare rechtszittingen hield. Ingevolge de verbrokkeling van het rijk van Karel de Grote ontstonden gebieden door landsheren en kleine dynasten beheerd, waaronder dan nog talrijke heerlijkheden lagen die op bestuursgebied een eigen weg volgden. (A. Schi1lings, Rechters, misdaden en straffen in vroegere tijden, ESB, 1955). Zo kon men te Linkebeek gerechtelijk vallen onder de schepenbank van Alsemberg, de Drossaard van Brabant, het Woud- en Jachtrecht. De heer van Drogenbos had ook een laathof voor goederen hoofdzakelijk gelegen te Linkebeek, en voorts te lV\oorsel, St. Martens-Lennik en St. Gertrudis-Pede. De laatste akte er van dagtekent van 11.9.1793. Onder meer bezat hij « eene brouwerije ofte herberge gen. den Willecom paelende .tegen de jurisdictie van Beersel, Linckenbeke ende Uccle ». Verder ook nog een cijnsboek van goederen onder Linkebeek ter waarde van plusminus 30 gulden. (C.T., Gesch. van DrogenbosJ bL 13, 17, 18, 20). 118
Te Li_nkebeek was. er ook een laathof van de « Honden van Bosvoorde » ( « Sijne Majesteyts Jagerije ende grote Honden van Brabant »), waarvan de inkomsten dienden voor het onderhoud van de jachthonden van de vorst enz. " De gezamenlijke inkomsten er van bedroegen 2366 g. in 1650, welke som het bedrag omvatte van de terugkoop of aflossing van het houden van de honden dat voorheen ten laste viel van de tot kloosters behorende pachthoeven en de waarde, van çle << gisten » (nachtverblijf) di~e de ldoes.ters verpHcht waren te bezorgen aan de ontvanger van en de personen aangesteld voor het ophalen van de kl~ine renten in waals Brabant en de heerlijke pontpenningen te Bosvoorde Ukkel en Linkebeek. ' Het moet dan niet verwonderen dat er gewilde of ongewilde vergissingen geschiedden zoals de volgende : In 1551 werd Wouter Cl a es bestraft. « om dat hij Machiel Loock betrocken h~?de te Rechte tot Halssenberghe ende sij beide sorterende Sl]n onder de honden van Boitsfort »; en Steven van der Velde «om dat hij jan Pauwels betrocken hadde onder Bierssele ende beyde sorteren onder de honden van Brabant >> (RK. 48476).
Galg: -. Bij. elke schepenbank was er een plaats waar doodvonmssen, dte evenwel z~er zeldzaam voorkwamen, uitgevoerd werden, !11. een galg. Dte galg stond op een plaats die in de toponymte sporen nagelaten· heeft, maar die thans niet meer juist kan aangewezen worden. Zo vinden we « aen den Oalge!ldriesch ( 1659); den Brusselweg op tot aen den Galg~ndnesch >> ( 1739) ; den « Galgendries » ( 17 50) ; « het Lmdeke op den Beerssele wegh tot aen den Galgendriesch » ( 1771). Deze plaatsaanduidingen wijzen 0p een galg aan de grens met Beersel. Er was ook een galg aan de grens van A.Jsemberg. Verder stond er een galg aan de Galgendries, die mets anders was "dan het huidig pleintje op het Holleken, nl. « aen het Heulleken op het veldeken tusschen de straeten o~trent den Galgendriesch palende oost de koyestraete zuydt dte straete Joopende tusschen het landt ende den selven Oalgendriesch, west de Weymborrestraete ende noordt sr. Ver Ertbrugghe » ( 1752). Het staat trouwens ook aangewezen op een plan van de goederen van het St. Jansgasthuis te Bruss~J van 1707. (C.O.O. Brussel). Anderdeels spreekt Sander P1erron over een Oa1~enberg gelegen bij de westeJijke grens van. een bos aan de tngang van de weg naar Stalle « aux confins de Linkebeek ». Hiermee bedoelt hij waarschijnlijk de galg op het Homborchveld dicht bij de huidige Kalevoetstraat ~p .19.1 0.1537 ~erden te Linkebeek drie kerels opgehangen d1e u~ de omgevmg> geW&fH~nd. met geweren en lange messen, rondhepen en geld van de boeren opeisten. Niet alleen met de strop, maar ook met het zwaard 119
werden misdadigers gestraft. In 1481 had « Joes de Wolf ter doot gebracht eenen scheper ende noch drie andere vreemde personen doen versmoren in haer sonden ende (werd hij) gehaelt bij (door) desen meyer op de kercke te Doorpe (Dworp) ende· ghelevert den amman van Bruessel, die heeften doen executeren mitten sweerde tot Lynckenbeke » (R.K. 12776). Over een galg leest men in dezelfde bundel de volgende gegevens. « Ander uut gaven van zekere costen bij den meyer betaelt aen doen maken van eenre justicien oft galgen gemaict ontrent paesschen anno 1482 bij den Dorpe van Lynckenbeke. lest soe heeft de meyer betaelt aent houtwerck dair deselve justicie af is gemaict. .. item aen twee gesellen elc van twee dagen dat sij dair ane hebben gewrocht dair voer de meyer hen heeft moeten betalen mids dat een smadich ende onwerdich werck was elcken 5 stuyvers ... Item aen dijserwerck verorbert aen tselve werck soe aen ketenen, haeken, crammen, handen, nagele ende diergelijcken ... ende van het houtwerck te hebben gevoert van Lynckenbeke dairt gemaict was tot op de plaetsé dairt staet gestelt ende van dat te helpen stellen »... (RK. 12776). Zoals men hiervoren verneemt was het helpen oprichten van een galg een « smadich ende onwerdich werck ». Gewoonlijk was men verplicht er sommiO"e personen toe te dwingen (C.T. Gesch. van Kapelle-op-d:n-Bos, bl. 128). :
Meiers. -- Als rechtstreeks gemachtigde van de o-rondheer
stond ~~ meier aan het hoofd van de schepenba~k. Soms, zoals bt]~oorbeeJd te Dworp en te Ruisbroek, heette hij drossaard. Dit waren echter allemaal maar titels voor een zelfde ambt. De meier regelde de agenda der schepenverO"aderingen was belast met de inning van de boeten, waarva~ één heiÛ vo~r .hem en de andere voor de heer. Hij was ook gerechtelijk offtcter, belast met het onderzoek van de kriminele processen en had toezicht op de schepenen en andere' dorpsambtenaren. Te Linkebeek bestond er ook een meierij, die ondermeierij geheten werd omdat ze stond onder de hoofd- of hoogm:ierij van .Rode, samengesteld uit een twintigtal dorpen, een kle111 arrondtssement. Al die ambten werden verpacht aan de meestbiedende, althans tot in 1556 : « van de meyerijen van Berchem, Vorst, Anderlecht, Jette, Uccle, Watermaele Linckebeke ende Rode die welcke men plach te verpachten~ die meest daervoere biedende, maer want de vs. pachting bij placcaerte gepubliceert in Junio 1556 geaboleert ende tot de vs. meyerijen teghenwoordich bedient worden bij o-hifte sonder die te verpachtene. » ( R.K. 4294). Enkele meiersb zijn bekend gebleven. In 1389 liet Hertogin joanna van Brabant een algemeen onderzoek ter plaatse insteUen tegen de vele ambtenaren die het volk bedrogen en met boete en bestaglegging verdrukten. 120
(Bolsée, La Grande Enquète de 1389). Ook alhier waren er verscheidene klachten : « Item seggen die goide lude van Linkenbeke, die minre vrouwen (hertogin Joanna) toehoren dat sij gaven Everaert Connen, ommedat sij t'huus bleven in den_. lesten oorloge van Graven, 5 mottoenen, want in de prochie sitten vele personen toehotende den smalen heren die met hen niet uut en wouden. » - « Janne Pluin ciaecht over Coppen Doyman ende over Mase Sneppen alse dat sij quamen tot hueren huse ende namen huere twe potte ende wouden seggen dat huere man, die over twe jaer te voren doet was, hen sculdich geweest soude hebben, des niet en was, so sij seit, want huere man, doe hi in sinen doetbedde lach, nam op de doet di hi sterven soude dat hi hen niet sculdich en was, ende bliven aldus beide huere potte met allen verloten. Willem de Vos seit dat hi gaf Everart Connen, omdat hi in 't ierste orloge van Gelre ±'huis bleef, 2 francken. Gielijs Breetbart gaf hem, van der setven saken opten selven tijt, 25 libers payement. Jan Cammen seit dat hi gaf Everart Connen, omdat hi wederkeerde van Graven, 1 mottoen, ende 10 grooten ommedat hi van Gaesbeke af quam. Jan Wouters seit dat hi gaf Everart Connen, van deuselven saken 1 mottoen, en 10 groten van Oaesbeke. Jan Neels ciaecht over Everaert Connen dat want Jans brueder vs. met anderen ghesellen bi dage huere vyande in een huus sochten, ende Jan volchde van vers achterna, ende en dede noyt niet dairtoe, noch en quam in 't huis, so dat Jan hyromme gecalengiert wert, ende moist dis den meyer geven 4 mottoenen ». Everaard had die 4 motoenen niet in rekening gebracht en hij werd veroordeeld om aan de hertogin 20 motoenen valent 16 gulden te betalen ... Goden de Creyser ciaecht over Heinen den Meyer dat hi hem enen pot genomen heet voir ene solarie die welke hi hem genoet heet te betalen nochfan blijft sijn pant met alJen verloren, dairenboven heet hi hem noch een en anderen pant ghenomen voir. die selve solarie, den welken hi Janne van Kariloe voir sijns selfs scoud gegeven heet te pande. » In 1496 treft men Heinriek Loock aan (ESB, 1935, 200). Vaak was een en dezelfde persoon tevens meier van meer dan één dorp. Vorengenoemde Loock was ook meier te Ukkel. (Cuvelier, a.w., bi. 193 en 195). Willem Taey, 1573 (KA. 3437); Anthonis Peyet, 1581 (KA. 20312); jan Brumeels, was meier in 1604 (KA. 7624); L. van Gindertaelen, 1624; jan de Doncker, 1632; Gabriet de Ridder, 1655; jan Loocx, plaatsvervangend meier, 1656... 57; Roeland Van der Eycken, 1660-1685; Pieter van Lier, 16941716; jan de Geynst, 1716; jan B. van de Velde, 1716; J. L. van Overstraeten 1726-40; P. van Hersele, 1745-50; j. B. van den Elsken, 1750-1781. Deze bewoonde in 1765 een huis tegen de kerk toebehorende Peeter van Erfbrugge te Drogenbos (0. 8468) (C.T. Gesch. van Drog. 19-75). 121
Schepenen. -
De schepenen beheerden de dorpen die onder hun schepenbank lagen. Zij spraken recht op verzoek van de meier. Met de meier als voorzitter of als rechtsvorderaar, verzorgden de schepenen de rechtsbedeling in burgerlijke zaken. (A. Schillings, ESB., 953, bi. 91). Rode, Alsemberg en Linkebeek telden in de regel elk vijf schepenen. (0. 8304). Vrij veel namen van schepenen zijn ons bekend gebleven. Mewart Scat, 1389; Van Mons en Loecx, 1482; Oolijn Lijssen, 1496; Jordaan van der Donckt, 1532; jan de Pape, 1532; Pieter Doudelet, 1581; Jeroon Michiels, 1581 (KA. 30312); Jakob de Beer, 1581; Mathijs de Beysere, 1587; Jan van den Winckele, 1587; Bartholomeus Pauw els, 1604; Merten Coppens, 1604; Pi eter Dodeleth, 1624; Jan Hauwaert, 1624, nog in 1640; Jan Berckmans, 1632; tot 1692 staat de naam vermeld, maar vermoedelijk geldt het hier twee verschillende personen; Kornelis Hauwaert, 1632, nog in 1669; Pieter van Sinte Jans, 1663; Jan Heymans, 1640; Jan van Sinte Jans, 1651, nog in 1653; Filip van Sint Jan, 1653; Heer ende meester Christoffel Sweerts, was een rechtsgeleerde; Jan de Nayer, 1655, nog in 1681; Hendrik Oeyssels (?), 1657; Jeroon Coomans, 1658, nog in 1665; Pi eter Heymans, 1658, nog in 1681 ; Eertel de Becker, 1665; Miehiel van der Oost, 1676; Gabriel Wauters, 1679, nog in 1688; Joos Stoefs, 1678, nog in 1694; Niklaas de Becker, 1679, nog in 1694; Pieter Claebots, 1683; Hendrik Borremans, 1683; Jan de Broyer, 1679, nog in 1681; Joris van Keerberghen, 1684, nog in 1694; Jan van der Haghen, 1685, nog in 1687; Eertel de Bue, 1684, nog in 1733. Was in 1684 « substituut te desen maele van den h. hoochmeyer in Houwart » ( 0. 8459). Pi eter Everaerts, 1692, nog in 1705; Gabriel Mosselmans, 1700, nog in 1717; Daniel van Keerberghen, 1703, nog in 1717; Merten de Bue, 1704; Pieter de Troch, 1705; Joos Stoefs, 1709, nog in 1717; Joos van den Berg hen, 1710, nog in 1726. De grafzerk boven de << Sepulture van dé familie van de eersaeme Joos van den Berghen en Marie Coomans gehuysschen in sijn leven borgerneester ende schepenen deser prochie sterft den 4 mey 1726 » ligt op het kerkhof vóór de drempel van de oude sakristijdeur. Hij was « 51 vel 52 » jaar oud. Zijn echtgenote werd ter aarde besteld op 20.9.1733. Jan Berckmans, 1710, nog in 1747; Roeland de Becker, 1726, nog in 1727; Pi eter van der Haegen, 1715; Sebastiaan Stellemans, 1726; Pi eter van Keerberghen, 1727; Augustijn van Keerberghen, 1733, nog in 1789. Wellicht geldt het hier weer twee verschillende personen, van vader op zoon. Gillis Mosselmans, 1740; Pi eter van den Berg hen, 1745, nog in 1773; Eertel de Beek er, 1745, nog in 1747; Pi eter Uyterhoeven, 1747; Sebastiaan van den Plassche, 1758; Miehiel Uyter Hoeven, 1773; Pieter de Leener, 1777; Jakobus Coosemans, 1778, nog in 1784; Jakobus Mosselmans, 1781; J.B. Mosselmans, 1789, nog in 1791; J.B. van Keerberghen, 1791.
122
Het ambt ~an griffier, de voorganger van onze gemeentesekretarissen, was een zeer gegeerde betrekking voor rechtsgeleerden. Jacques de Smeth had er in elk geval in 1651 veel voor over om griffier Hendrik de Kegel op te volgen en zelfs om er voor te zorgen dat zijn eigen zoon hem later zou opvolgen. Hij wist er de Kegel toe over te halen zijn post te « resigneren » mits hem een levenslang pensioen van 240 g. uit te keren. Aan meier Jan de Doncker betaalde hij 2400 g. op voorwaarde dat deze hem jaarlijks 150 g. uit zijn pontpenningen of anderszins zou geven om het pensioen van de Kegel te helpen betalen. Alles was voor mekaar gekomen en de Smeth had reeds 9 1/2 jaren pensioen aan de Kegel uitbetaald, toen nijdigaards stokken in de wielen staken. Ze wisten de Smeth op een zwak punt te treffen. Luidens de Blijde Inkomst van 1356 mochten personen die buiten Brabant geboren waren geen officieel ambt in het hertogdom bekleden. Welnu, de Smeth was niet in Brabant geboren maar wel in Vlaanderen, op 3.3.1620, als zoon van Niklaas de Smeth en van Joanna Verbeertbrugge (zijn peter was Sirnon de Smeth en zijn meter Anna sDijekers). Hij verloor zijn betrekking en de Kegel was ook alles kwijt, zijn ambt, zijn pensioen, en werd buitendien veroordeeld tot het betalen van een wegens zijn hoge ouderdom « gemodereerde » boete van 240 g. (P.O. 1791). Zeer waarschijnlijk was de Smeth herkomstig van Opwijk, dat toen buiten Brabant lag. (J.L., Oude Brabantse Geslachten, ESB., 1951). De volgende griffiers zijn bekend gebleven : Mercelis van Vossem, 1549; de Vleeschouwer, 1604 (K.A. 1604); Jacques de Smedt, 1651-1666; Guillam Robarts, 1665-85; Joris Nauts, 1688; GabrieL de Munter « gewesene greffier van Roo, Als. ende Linck. », 17()6; 0. Reyntiens, 1716-37 (0. 8314); 0. L. Cleutinckx, 1740; Joos van Polfliet, 1753. Sommige schepenbanken hadden ook een « gesworen clercq ». In 1589 was dit alhier Vroon .van den Leene.
Griffiers. -
Dorpsofficieren. -
De officier was een door de grondheer aangestelde soort van veldwachter. Hij was belast met het toezicht op velden en bossen, het bekeuren ( kalengieren) van overtredingen en misdrijven. Te Linkebeek werd hij aangesteld door de hoofdmeier van Rode. « Eodem die heeft Boudewijn Pauwels gedaen den eedt van getrouwicheyt als pretere deser banck van Rode, Alsenberge ende Linckenbeke in handen van Sr. Peeter de Moor hoochmeyer van Rode » (1639 - 0. 8249). De officieren legden de volgende eed af : « lek gelove sekere ende swere dat ick mijn heere van Beerssele goet ende getrouw sal sijn ende den meyer altijts gereedt sijne bij daeghe ende bij nachte om die keuren ende breucken getrouwelijek over te draeghen ende die geheele gemeynte van Beerssele ende Rode etc.. (Alsemberg en Linkebeek) soo 123
boschs conijnen coren te velde staende wel ende getrouwelijek te bewaecken ende soo geloove ick noch den voersereven gemeynten soo wel van buyten als van binnen nyet meer af te nemen dan mijn rechtveerdigen loon daertoe staende ende allen tgene ick hier gelooft ende gesworen hebbe dat sal ick houden soo moet mij Oodt heulpen ende allen Oodts lieve heyligen et facta est stipulatio 2.10.1645 ». (0. 325). In de 16nt' eeuw was Jan de Ronghe preter. (K.A. 7624). Willem Oyens vinden we in 1625. Hij werd toen door de luitenant woudmeester van Zoniën bekeurd omdat << voor sijne deure seckeren hazewint bevonden werd dewelcke hem niet toe en behoorde » (Jachtrecht nr. 257). Verder GiJlis Mosselmans in 1654; Adriaan Verbist. Bewoonde in 1665 een gehuurd huisje en hield 3 koeien en 1 vaars (0. 8468). Pi eter Marten van der Haegen, 1688; Eertel de Bue, 1699; Pietervan der Haegen, 1755; Jakobus de Paeuw, 1777; Jan Heymans, 1777.-1789; Francis Lauwereys, in de wandeling gen. Mayeur, 52 jaar oud in 1785, geboren te Rode.
Enkele oorlogsfeiten. - Eigenlijke oorlogsverrichtingen op het grondgebied van Linkebeek zijn niet bekend. Het lag toen trouwens ver van een grote baan verdoken en daardoor had het wat minder kans er in betrokken te worden. Alleen het logeren van legerende of voorbijtrekkende « volkeren van oorlog », ze te zien « fourrageren », ze te eten en te drinken geven, het leveren van keurlingen, gidsen, pioniers enz. en vooral het betalen van zware oorlogsbelastingen aan de koning van Frankrijk vindt men terug in de oude dorpsrekeningen. Na de oorlog met Oostenrijk, in 1497, was de schade alhier zo groot dat de bevolking vijf jaar moest vrijgesteld worden van belastingen. In 1537 logeerden de soldaten van de Prins van Meeklemburg te Linkebeek en omliggende gemeenten en richtten er grote schade aan. De tweede helft der 17<1~ eeuw hadden onze streken het vreselijk te verduren door de gedurige oorlogen die het imperialisme van de Franse koning Ladewijk XIV veroorzaakte. Dorpen en velden waren een land van belofte voor fourrageerders in de zomer en kwartiermeesters in de winter. Voeg daarbij allerhande zware krijgsbelastingen, waarop het afbranden van heel het dorp stond. Krijgslieden die door een dorp trokken leefden en logeerden op kosten van de gemeente. In de dorpsrekeningen deden we enkele steekproeven waaruit dat alles blijkt. Tegen betaling van een (hoog) bedrag konden evenwel sauvegardebrieven bekomen worden, waardoor een dorp zich vrij kon kopen van militaire bezetting. Zo had Linkebeek een sauvegarde geldig van 15.10.1673 tot 15.12.1678. Dit belette niet dat die sauvegarde dikwijls overtreden werd. In laatstgenoemd jaar was er een sauvegarde-wacht « op de Hutte », aan wie twee « kieckenen » moesten geleverd worden. Om 124
<< vrij ende exempt te wesen vat1 des en winter ( 1651) van de volcke van orlooge » betaalde de gemeente een zwaar aandeel in een belasting van 60.000 g. (G. 8464). In 1654 werden paarden afgenomen. In 1660 moest graan, hooi, stro en vracht geleverd worden. In 1656 werd Hendrik Berckmans .als « keurling » van de parochie naar Condé gezonden, waarvoor hij 5 g. 15 st. trok. Drinkgeld kwam er soms ook bij te pas om de zaken te vergemakkelijken. In de rekeningen van 1656 staat er een post voor << 4 gelaesen verterdt tot Brussel in de Berchstraet in den Va1ck om te proposeren eenen schinck voor een en sekeren heer van de financien, daer wij i~1ne verobligeert waeren om de saecken van de quydschelhnge te depesseren » (bespoedigen). Later kreeg die persoon in verscheidene malen nog 15 g. Boden moesten vergoed worden om boodschappen te brengen, zoals Matheus van Haelwijck en Raes van Sinte jans, die verteer moesten betalen in de Valk te Brussel. Op 21.9.1670 moest Katarina Hannaert met haar wagen soldaten wegvoeren. Pieter Ertbrugge reed twee dagen naar Nijvel. Dat jaar moest ook een « paer hantschoenen voor de soldaten van de guarde van sijne excellentie » bekostigd worden. In 1672 moest kalk naar Halle gevoerd worden, Hollandse kaas gebrande wijn worden geleverd en soldaten en paarde~ worden gehlllsvest. In 1676 moest met paard en waaen naar het « ontset » van St. Ghislain gereden worden en °hooi en haver geleverd. In die jaren waren er grote uitgaven voor de Franse en Spaanse troepen aan bier, boter, vlees, brood, en hout, « geroeckt speek », « herte kaesen » en een « haemel » tot Ruisbroek (geleverd door Machiel Geyssels). (0. 8448). In 1673 moesten de inwoners « Spainnaerden » van Ukkel naar Waver wegvoeren. Dat jaar beklaagde Marten de Bue er zich over dat 36 soldaten welke drie gevangenen met zich hadden en 26 paarden het « gers » van zijn weide « gefourrageerd » hadden. Hij had ook 33 potten bier moeten schenken. Pachter Joris van Keerbergen had zes « mandelen » stro moeten leveren <<tot het maecken van de barracken » (0. 8446). Paarden werden geleverd om schepen voort te trekken. Soldaten m?.esten naar St. Renelde gevoerd worden. Nauurhjk waren er ook veel verordeningen die de gemeente of de inwoners moesten naleven. In 1683 verordende « du Fay generael de battaillen dat sij sich souden hebben te reg~Ieren ingevolge van de eerste ordre ... van sijne excell. het khppen van de ciocken ende defenderen als daer vijanden in hun dorpen souden co men... Men waerschaut... dat op pene van kastijdinge, ende ist dat. sij niet en klippen de kloek ende hun defenderen » ( 0. 8448). De heer pastoor gaf in 1685 « en hespe ende hoenderen aen eenen Beutenant ». Er werd kalk en zand ·naai:· Halle gevoerd, een reis naar Gosselies gedaan. 125
De boodschappen bij de legeroverheden werden gewoonlijk gedaan door schepenen, die natuurlijk hun reis- en verblijfskosten in rekening brachten. In 1690 was Niklaas de Becker met een opdracht naar Maubeuge gereisd. Hij vroeg 38 g. 4 st. voor het « montuerpert ende de fascinen die te Halle gelevert sijn ». Dit bedrag werd hem echter niet uitbetaald « als niet sijnde van dese nature ». Een troep van 400 Franse sold'aten kwam op 17.6.1684 te Elsene aan, trok er door het bos en begon dadelijk de huizen in brand te steken in de Diesdelle, te Karlo, Linkebeek, Alsemberg en Rode waarna ze 's avonds Halle gingen plunderen. Hierover leest men in de kroniek van de abdij van Vorst 1684... Ende in alle dese miserie, soo van den voorg.aenden haerten winter, als in deze onuytsprekelike droochte, werden wij nog getyranniseert van de Fransche en de Hollandsche legers. Want op den 16.6.1684, waren de Fransche gecommen tot Asch van Doornijk met 5000 peerden, savents ten vijf ueren, ende den 17 dito 's morgens met 400 peerden tot Eisen, in de Diesdelle ende Carloo veel huysen Ende hebben daer beginnen branden tot Eisen. Vandaer sijn sij gegaen naer Linckebeek, Alsemberch, etc. ende hebben daer oock op den 18 veel huysen gebrandt. .. De vrede werd hersteld, echter voor niet lang. Op 6.5.1689 verklaren de Fransen opnieuw de/oorlog. Ze vallen binnen over Henegouwen, jagen de inwoners uit hun woning, overschrijden de grens van Brabant, terwijl de vltJchtelingen hun vee voor zich uitdrijven en zich in het Zoniënbos vestigen. Gedreven door honger en koude, bezetten zij de weiden van de dorpen tussen Zoniën en Zenne, wel met 400, voorzien van schietwapens en met 1400 hoornbeesten. Ze kregen het natuurlijk aan de stok met de inwoners vooral van Ukkel, Linkebeek, Rode, Vorst en Drogenbos. Ten slotte verjoegen de Brabanders de Henegouwers waarvan er aan beide zijden gedood werden. (Piot, Guerres en Belgique, B.C.R.A., 1880, bi. 46). Om hun vee te voeden hadden de vluchtelingen tuinen en weiden verwoest, het graan te velde afgesneden en de bomen afgekapt om zich te warmen. Bovenvermelde kroniek schrijft daarover dat « als men begonst uyt de miserie op te staen ende alles wederom te redresseren, door bouwen ende planten om de goederen in staet te houden, principaelîken als men daertoe gecourageert wordt door peys ofte treves (wapenbestand), geschiet het dickwijls dat men al wederom in nieuwe miserie compt, principaelick wanneer men met quaeden gebueren woont; hoe qua?en gebuerman den Fr~nsman ons is, heeft de ruyne van de Jaere 1683 en 1684, hter voren betoont. Om treves met denselven .~~ hebben heeft het landt alles gegeven ende betaelt dat htJ dan gevraecht heeft. Den treves van 20 jaeren {vrede van Regensburg 15.8. 1684} is quaHek begonst ofte al
126
nieuwe pretexten van oorloge, die ten langen lesten te voorscheyn gecoromen sijn met eene declaratie van oorloge op den 6.5.1689, toen ons landt, dat soo aenstonds is beschreven geweest door de Fransche met afgrijsselicke contributien, doch op d' ander candt van de Zenne veel swaerder dan op onzen candt... lmmediateJick daer naer camperen de Fransche te Tiroion onder den maréchal d'Humières met 24.000 man, ende beginnen soo te executeren het heel Wals Brabant ende uyt te senden over heel het land rations tot het maecken van magazijnen binnen Philippeville »... Voor heel gewichtige opdrachten bij legeroverheden werden natuurlijk personen aangewezen die meer ontwikkeld waren en de vereiste taalkennis bezaten. Zo werd in 1684 kapelaan Chauftoureau van Beersel met een opdracht te Charleroi belast. In april 1684 moesten al1e personen « peerden ende kerren hebbende bedwongen worden van hun soo datelijek te laten vinden den 5 april int bos van Sonien op den Savele Flosse ende grooten wech van Overijssche boven Drijen horren om aldaer te Iaeden ende te voeren de palissaden tot Brussele » (0.8461). Naar Halle moest haver en hooi gevoerd worden. Een van die vrachten hooi kwam uit het kasteel van Beersel. Aan soldaten en een sergeant, die de wacht gehouden hadden op het kerkhof, werden 6 broden van 4 1/2 st. en twee « danckaerden » bier van 5 potten geleverd. (0. 8448). Voortdurend ook werden pioniers, die aan de versterkingen werkten, opgevorderd. In 1693 betaalde de gemeente 46 g. om Loys de Knop vrij te krijgen « over sijne gevangenisse soo wanneer binnen Linckenbeek was eenen soldaat geschoten». (0. 8948). .. 0~ al .die .oorlogsuitgaven te bekostigen .moest het dorp blJ parttkuhet=e personen geld lenen, wat· dikwijls aanJ·eiding gaf tot processen, doordat het kapitaal en de rente niet bijtijds konden ingelost worden. In 1695, na de inneming van Namen, plunderden de troepen van Willem 11, koning van Engeland te Bois-Seigneur-Isaac gelegerd, Vorst, Ukkel, Drogenbos, Linkebeek, Rode, Alsemberg en Dworp. Overal namen ze de meubelen en het graan mee. « In den bombarderinghe » van 1694-95 hadden de Linkebekenaars voor 25.165 g. schade. Joris van Keerberghen had een rekening van 5500 g. ingediend. Op een vraag van de hogere overheid om de namen te kennen van de oorlogsoverheden, antwoordden de schepenen dat het hun « niet mogeBjck is van te connen preciselijck uyt te drucken de naemen van de veltoversten, generaels ofte officieren doordyen het dagelijckx was voorvallende ... ». (0. 8303). In de 18de eeuw was er wat minder oorlogsellende. In 1742 leverde het do.rp aan de « Essen en Annoversche troppen » 63 sister haver, 802 « mutsaerts », 2500 pond hooi,
121
500 pond stro, 58 sister haver. In 17 46 « onder 't belegh ?~ 311 dagen pioniers, 5 vette beesten, 160 wachte~ enz. Daa~btJ kwamen de uitgaven voor buitengewone v~katt~s van meter, schepenen, officier en griffier, onderschetdenhjk. 140, 250, 75 en 150 g. (0. 8948). · In 1747 moesten ze presteren 160 wagenvrachten, 4 paarden 250 dagen pioniers, 120 gidsen te voet en 2? te paard ~m de troepen de weg te wijzen, verder « fasctnes, schan~corfven ende planeken tot het slae~.en van br~g~en ende maecken van de redouten ende battenJen op de nvtere de Deyle tusschen Loven ende Mechelen ende daerontrent aedurende de campagne van 1747 >~. Daarbij leverden de inwoners brood, potagiën, ende ~ter en andere levensmiddelen te Bosvoorde, Waterlo, Rutsbroek en elders aan de detachementen lichte troepen aldaar gelegen hebben.de. De aehele uitgave bedroeg 2250 g. « dewelke op de procht~ moet gevonden en oinmegesteld worden, als volgt : op trafiek en apparent gewin van 257 b. 1 dw. 58 r. land, ?9 b. 3 dw. 48 r. weide en hof, op de graanmolen, de papt.ermole~, d~ brouwerijen, ambachtslieden en alle~·hand~. nenngen, teder bunder land 10 st., ieder bunder wetde, VIJver en hof. 1 g., de graanmolen 14 g. 12 st., de papiermol~n 5 g. 12 st.; te?ere brouwerij 1 g. 12 st., iedere herberg en wmkel 5 st., de smtdse 1 g., iedere ambachtsman 5 st. De rest op 91 .b. land en 15 1 dw. weide in gebruik van afgezetenen (buiten de parochte wonende gebruikers) op het platte lan?; op 14, b. land en aeplante bos van eigenaars wonende « tn gesloten steden », die maar de helft betaalden... In 17 48 bedroegen de kosten voor « miliciens die binnen desen jaere sijn moeten geleve~t worden aen de Croone van Vranckrijck » 217 g. 4 st., waarUtt blijkt dat toen ook reeds jongens voor vreemde belangen - tegen hun eigen land - moesten optrekken. . De laatste aantekeningen van het oud regt~e (1790) betreffen het leveren van twee wagens om paltssaden !e voeren van Bosvoorde naar Brussel, van koren en haver m het legermagazijn te Brussel, het betalen van jacque~ Crockaert van 20 sister haver en aan de zakdrager om ze naat de zolder van het magazijn te brengen, van ~ wagens om oorlogsammunitie te vervoeren, om de « fust~~ken op te soecken bij de inwoonder sen deselve uyt te rtjken aen de vrijwillige volontairs ( ! ) en om dezen te betalen » ( 0. 8487) · In 1794 werden 16 pioniers « van desen dorpe gesouden naer Valencijn ».
?·
HOOFDSTUK V
EKONOMISCHE GESCHIEDENIS
Landbouw. -
De belangrijkste nijverheid der gemeente, zoals overigens van al onze dorpen, was de landbouw. De grote boeren waren de notabelen. Het waren zij die het ambt van schepen, kerk- en armmeester enz. waarnamen. De voornaamsten onder hen waren de << maysniede lieden van Linkebeke », waarvan we er echter slechts drie vermeld vonden, nl. Hennen Belleman, Vrancke sijn sone en Jan Pennebaert, in 1330-1350 (Rekeningen in Rollen, nr. 2561). In 1686 telde men op een gezamenlijke oppervlakte van 262 bunder, 222 b. bouwland, 21 b. weiland, 17 b. bos, 2 b. vijvers. Gerekend tegen 91 a. 38 ca., ~ hoewel vastgesteld wordt dat ze doorgaans groter was dan 100 are - die een bunder alhier zou geweest zijn, zouden deze 262 b. gelijk geweest zijn aan 239 ha. 42 a., wat ver beneden de 415 ha. ligt die in 1846 geteld werden. Het verschil spruit voort uit het feit dat in de Hollandse tijd een groot gedeelte van Zoniën gerooid werd en dat dit gedeelte aan het grondgebied van de betrokken gemeenten toegevoegd. werd. Vóór die roding immers viel het vorstelijk domein van Zoniën onder een andere zelfstandige jurisdiktie, het Woud- en het Jachtrecht. Hieraan zal het ook toe te schrijven zijn dat er in 1846, nl. anderhalve eeuw later, in strijd met de gewone gang van zaken, ruim één hektare bos meer was. · In een zetboek van 1794 wordt de parochie geraamd op 447 b. 3 dw. 1 r., maar wordt er bijgevoegd, « men bevindt er maar 421 b. 2 dw. 31 r. een tekort dus, zeggen ze van 26 bunder en 70 roeden ... (0. 8455). Zoals men ziet moet men al die cijfers van vroeger met een greintje zout nemen ... Voor de telling van 15.5.1950 vermelden we volgende globale cijfers : Winter-, wissel- en zomertarwe 48 ha. 80 a.; - Rogge 3 ha. 86 a.; - Winter- en zomergerst 20 ha. 16 a.; - Haver 19 ha. 8 a.; -· Suikerbieten 2 ha. 60 a.; - Vlas 1 ha. 10 a.; Aardappelen 14 ha. 47 a.; - Voeder- en halfsuikerbieten 14 ha.; - Groenvoedergewassen 12 ha. 53 a.; - Groenteteelt 8 ha. 12 a.; -· Fruitteelt 21 ha. 50 a.; - Bloementeelt voor de handel 70 a.;- Boomkwekerijen 77 a.;- Glasteelt: groenteteelt 700 m2 ; fruitteelt 685 mt; bloementeelt 705 m2 ; 129
128
boomkwekerijen 15 m2 ; - Tuinzaad, groente- en bloemen~ planten 150 m 2 • De 415 ha. in 1846 waren onderverdeeld in 242 ha. graangewassen, 9 ha. nijverheidsgewassen, 107 ha. wortels en voederplanten, 29 ha. weiland, iets meer dan in 1686, 14 ha. boomgaard, 11 ha. moestuinen. In 1949 werden nog slechts 113 ha. aan graanteelt gebruikt : veel land werd voor villabouw verkaveld. Er werden te Linkebeek tienden geheven op koren, tarwe, gerst, haver, klaver, hooi en er was bovendien een vleestiende en een bos- of houttiende en buitendien een « pauwthinde soo van claeverens ende alle andere potagien ». (KA. 7623). Er werd natuurlijk ook hop gewonnèn : « een gelege geh. den Waterman ... nu wesende eenen hoplochten » (1630). In 1846 werd voor de laatste maal hop verbouwd, nl. 11 are. Een telling uit 1834 geeft ons een zeer uitvoerig beeld van de teelten in die tijd alsmede hun opbrengst in hectoliters per hectare, 20 ha. bos : 30 hl.; 16 ha. weide : 60 hl.; 9 ha. groentetuinen : 100 hl.; 80 ha. tarwe : 80 hl.; 131 ha. koren : 60 hl.; 6 ha. gerst : 60 hl.; 15 ha. haver : 50 hl.; 5 ha. boekweit : 35 hl.; 40 ha. koolzaad : 150 hl.; 7 ha. bonen : 58 hl.; 195 ha. aardappelen en 180 hl.; 2 ha. aJierhande vruchten : 40 hl. Men zal opmerken dat er toen nog 5 ha. boekweit werd gezaaid. In 1846 was dit nog slechts 60 are en in 1880 werd de laatste verbouwd, nl. 3 are. Ook in 1834 werd nog 40 ha. koolzaad gezaaid dat vooral diende om er olie uit te slaan voor de huis- en stalverlichting, die toen nog algemeen in gebruik was. Met de opkomst van de petroleum en andere nieuwe verlichtingsmiddelen viel die teelt spoedig weg. In 1846 : 9 ha. 23 a.; in 1866 : 4 ha.; in 1880 : 1, 79 ha.; in 1895 : 1 ha. en daarmee was het uit. ~ Vo1Iedigheidshalve vermelden we dat in 1846 één are vlas en in 1929 1 ha. en in 1950, 1 ha. 10 a. vlas verbouwd werd. Tabak staat vermeld in 1846 voor 1 a., in 1880 voor 2 a. en in 1910, voor de laatste maal, voor 1 are. De evolutie van de landbouw gedurende een eeuw blijkt àuidelijk uit de onderstaande cijfers, overgenomen uit de officiële tellingen : 1846 1866 1880 1895 191 0 1929 1950 ha. a. 85,54 86,87 86,84 69,25 52,36 47,72 48,80 Tarwe 111,67 64,80 67,72 61,76 59,37 21,62 3,86 Koren 34,25 20,64 17,29 29,75 35,54 39,60 19,85 Haver 58,31 50,52 48,04 37,85 32,04 20,95 14,47 Aardappelen 45,65 27,32 39$66 32,41 26,59 11 ,85 12,52 Klaveren 2,32 0,60 2,77 2,49 0,50 1,57 Rapen Bonen en 4,07 0,94 0,76 0,75 l ,25 paardebonen 0,84 2,92 8,81 18,11 20,80 21,65 14,00 Bieten
130
. Op het gebied van de produktie van de landbouw heeft zich in de laatste eeuw een geweldige vooruitgang voorgedaan. Als voorbeeld daarvan moge dienen dat omstreeks 1850 een bushel graan in de Verenigde Staten 2 uur 13 minuten arbeid vertegenwoordigde en in 1925 nog slechts 13 minuten ...
Teelten.- Aardappelen werden alhier reeds vroeg gewonnen. In een specifikatie van landmeter M.P. Delcor in 1764 (KA. 7624) voor het opmaken van een figuratieve kaart van de tienden vermeldt hij de volgende vakaties : « over de thiende der pataten » van 8 u. 's morgens tot 1 1/2 u~ en van 3 1/2 tot 6 1/2 uur. Op 6.9.1760 gaat dit werk voort voor het « meten te Linckebeek van alle partijen beplant met pataten de geheele parochie door ». Alles· samen besteedt hij daaraan 31 uren, wat er op wijst dat er alhier vrij veel aardappelen gewonnen werden. De schommelingen in de graanprijzen en andere landbouwvoortbrengselen tussen, bijvoorbeeld, 1754 en 1771, zijn goed op te maken uit « de weerde ofte jaarlijcksche randeiringe van de 4/6dt> der groote thiende met ontrent 18 bunder klijn thiende », welke voor die jaren de volgende cijfers bedroegen : 1754 : 673 gulden, 1755 : 551, 1756 : 661, 1757 : 628, 1758 : 816, 1759 : 742, 1760 : 694, 1761 : 559, 1762: 639, 1763: 716, 1764: 743, 1765: 785, 1766: 863, 1767 : 665, 1768 : 734, 1769 : 738, 1770 : 743, 1771 : 827. (KA. 7624).
Veeteelt. -
Onder de vele voorschriften in verband met landen veeteelt, vroeger, was bepaald dat hij die iemands beesten op zijn goed schade zag doen ze mocht « schutten » of naar de «vroente», een daartoe bestemde afgesloten plaats, drijven en dat niemand er deze beesten mocht weghalen zonder toelating van de bewaker er van, welke dienaar, preter, prater, vorster, schutvorster enz. geheten werd. Dit waren dieren die in « iemands scade » werden bevonden, wat kon gebeuren op tweeërlei wijze : het kon op de vroente van een naburige « herdgang » verdwalen, of wel er moedwillig worden opgedreven door hebzuchtige boeren; het kon bovendien, binnen het dorp, doorheen de heiningen breken en in de wassende vruchten schade en vernieling aanrichten. Dit is de reden waarom oudtijds de velden met een levende haag of stokken omtuind waren, en de overheid streng was om ze te doen in stand houden. De oude knoestige hersêlteren of haagbeuken hagen die men hier en daar nog aan oude doeningen aantreft zijn daarvan overblijfselen. In 1551 werd Jan Winricx beboet « om dat hij niet vermaect en hadde eenen thuyn die hem bevolen was van sheeren weghen te maeken » (RK. 48476). Datzelfde jaar, maar het feit staat in dezelfde rekening onder Ukkel vermeld, had een Jan Windrick ... een en scheper
•
131
nae geleopen om te smijten met eenen stocke maer nyet achterhaelt »... In voorkomend geval moesten de dieren door de veldwachter worden gevangen en in de vroente of boecht worden opgesloten. Hier stonden ze onder de hoede van de schuthouder of vroenter die de dieren aan de eigenaar niet mocht uitleveren zonder dat deze eerst de boete van de heer, de schutkosten aan de schuthouder, en eventueel de geraamde schade aan de benadeelde boer vergolden had. (P. Lindemans, Oechiedenis van de Landbouw in België, I. bi. 376). Ook alhier was zulke « schutplaats ». De oudste vermelding is uit 1627 : « aen de Schutstrate ». Ze was gelegen : « de Schuetstraete ofte wegh gaende van L. naer Boesdale » ( 1693). In 1680 heet het << de Scheutstraete (de straat naar de schut) nu geheeten de Wijnborrestraete >>. De schutplaats was een omheind stuk grond en heette de « bocht », en heeft hier ook sporen in de toponymie gelaten : « gelegen ten Boucht » ( 1691); « op den Boeght » ( 1700) ; « den Bocht » wijk B ( 1840); « Boegt » ( 1935). In 1663 zal de plaats wellicht reeds lang haar oorsptonkelijke bestemming verloren hebben. In elk geval staat Jozef de Oteve in de dorpslasten aangeschreven « over den Boeehte >>. ( 0. 8948). In het reeds vermeld groot onderzoek dat Hertogin Joanna van Brabant in 1389 liet instellen, is er oolé spraak van een geval in verband met het schutten van dieren die zich in andermans goed bevonden. « Heinree de Veyser, uit Linkebeek, ciaecht over Heelbeke ende Janne van Husingen, preter van Husingen ende van. Eysingen, alse dat op tide vairleden Heinree vs. hadde een bruystege (dit woord wordt thans nog gebruikt) soch die Heinree vs. ontlopen was wel twe dage dat hi niet en wist waer sij was, so dat de preter ende Heinree vs. hyromme quade worde hadden, alse waerbi de preter daîr Heinree stont ende mayde al naest sinen stoc ophief ende geliet hem of hi Heinree steken soude, so dat Heinree toten preter scoet ende nam hem sinen stoc, ende seide ten preteren : en liet hij 's niet om Gods wille hi soude 'm dien stoc op >t hoet slaen. Doch scieden sij aldus dat dair nemmer toe gesciede, ende dit sach al Jan Oeerts wijf van Dorrepe (Dworp). Dit ghedaen, quam minre joeffrouw 's Rovers cnaep en pointe 't tusschen hen beiden; ende sij baden malcanderen vergiffenis, ende Heinree mayde sint den preter sine even ende voirde m sine appel fhuis. Langhe hyrna quam de preter ende claechde Heelbeken over hem, ende moest Heinree Heelbeken dis geven 2 francken ende 1 mudde evenen dair hi sine coe omme vercopen moest, also hi seit. 1
132
!"ii~rop antwoord.den vari Heelbeke en Jan de preter. <.< dqt Hennc tn der oestwatrheyt bevonden was dat sijn soch ende no~~ 1 verken in der gaider Iude coren gegaen hadden ende datrm gelegen 3 dage of 4 so datten de preter, die 'n hierom scutten wou~en, c~Jengerde, ende hi nam den preter sijn s.toc ende woude m datrtoe slaen, des spracke'n Helbeke aen voir sc~pe.nen ende. boet hem wit ende vonnis ende maicte sijn pomtmge om 2 mottoenen ende 1 mudde evenen die hi niet gerekent, want si den meyer in de oestwairheit t~ehoeren. » In 1750 hadden 73 gezinnen ten minste één koe. Wie toen geen koe had was een grote sukkelaar. Een halve sukkelaar was ~ij .die een koeb~~st .moest huren zoals Jan van der Eycken, dte tn 1710 voor een Jaar van een inwoner van Rode << seker koybeeste met ·een en swerten witten rug ge » huurde (0. 8304). .Dit was hij trouwens nog in de 19de eeuw. Wie zijn koetJe verloor was geruïneerd. Er bleef hem niets anders over dan een verz.oekschrift tot de koning te richten, dat overigens steeds gunsttg onthaald werd. In de jaren 1850 tot 1865 stelden we zo verscheiden gevallen vast. (O.A.). Onder de bovenvermelde 73 gezinnen waren er 36 met 1 koe, 25 met 2, 5 met 4, 4 met 6, 1 met 10 1 met 7 1 met 5 in totaal 152 koeien. Dit getal bedroeg 80 'in 1834 ~n 250 i~ 1866 en 1874. Wat de paarden betreft, waren er 29 in 1829 22 in 1834 ' 26 in 1866 en 30 in 187 4. In 1834 was er ook ee~ ezel.
Schapen. - Oudtijds werden meer schapen gehouden dan thans. Zie daarover de Geschiedenis van Droaenbos 1942 . van Dworp, 1948 .. Elke grote hoeve had oer een ' kudde ' en d;e
met een herder. Boeren die zelf geen voldoende land had de~ om aan schapenteelt te doen konden met andere boeren overeenkomen om een drift schapen te houden. In het land van \Yaas (1674) mocht niemand schapen houden tenzij hij bezitter was van 20 gemet land. Daarop mocht hij 30 schapen houden. Te~ Zu.iden van Brussel, o.a. te Drogenbos in 1661, ten ware hij « 1s hebbende volkomen labeur ten minsten 7 bunderen ter vore », nl. 21 b. winnend land. Dergelijke maat1~gel~n waren nodig om te beletten dat «vreemde schapers », Cile mets bezaten dan hun schapen, andermans goed gingen afgrazen. Het was een algemene kwaal geworden in Vlaanderen. In de 18de eeuw kwam hier ook de plaag der vreemde schapers. In 1731 werd een reglement goedgekeurd, opgemaakt door de drossaarden van Kruikenburg, Wambeek, Ternat en Lombeek, van Kraainem, van St. Ulriks-Kapelle· de meiers van Bijgaarden en Bekkerzeel, van Woluwe, ~an Ukkel en Halle, van St. Agatha-Berchem, Zellik en Kobbegem, van Rode, Alsemberg en Linkebeek, waarbij de schapenteelt wordt toegelaten op hoeven van 10 bunder «ter vore:., met 133
120 schapen per 10 bunder. (Geschiedenis van de Landbouw ... P. Lhidemans, a;w., II, 403). · In 1750 hadden pachters Pieter van Keerberghen en de weduwe Daniel van Keerberghen elk 75 schapen. (0. 8946). Voor het overige hield laatstgenoemde voor zes koeien 39 bunder land en 5 bunder weide. In 1834 telde men 40 en in 1866 93 schapen. De << Dreftweg » (kadaster), ook Schapendrift geheten, herinnert aan de schapenteelt. Het is thans nog een onbebouwde weg. Onderstaande tabel verschaft op sprekende wijze de evolutie van de veeteelt te Linkebeek gedurende de laatste honderd jaar, volgens de offic:ële statistieken. 1846 1866 1880 1895 1910 1929 1950 Paarden 45 38 41 61 84 75 42 Hoornvee 360 263 253 277 275 192 220 Varkens 250 340 246 370 312 103 86 Schapen 79 44 46 39 114 65 120 Oeiten 31 36 82 71 31 26 21 Pluimvee 1056 3758 4458 3464 Ezels 1 2 Of te Linkebeek in het verleden de bijenteelt beoefet1d werd is niet bekend. In de 19de eeuw waren er toch enkele imkers op de zuidelijke helling in de Kerk- en de Lepe1straat, o.a. pastoor Theyskens, bij wie eens een zwerm van een naburige bijenhouder zich neergezet had. Deze ln.yam de zwerm opeisen, maar Theyskens beweerde dat hij er wettelijk recht op had. Hoe het eindigde is niet bekend. Varkensvlees nam voorheen, net als óp onze dagen overigens, een grote plaats in bij de voeding. Volgens de lijst van de in 1732 geslachte dieren, waarvoor belasting moest worden betaald, werden dat jaar, benevens 9 runders, 1 verre, 3 vaarzen, 1 hamel (gesneden ram), 2 lammeren, 1 vigge, 4 kalveren, 45 varkens geslacht; in 1742 28, in 1743 47, in 1744 62 en 1 « leupelinck » en in 1750 58. (0. 8451, 8455). Volgens een statistiek uit 1866 en 1874 telde men toen ongeveer 300 varkens, thans nog een 50-tal. Tijdens de Franse bezetting werd na de afschaffing van de zgn. voorrechten, het weiderecht in Zoniën, openbaar verpacht, maar algeheel afgeschaft in het begin van de Belgische onafhankelijkheid (RAB, 4rlt• sektie, Lias Mengelingen). In de houw van Verrewinkel mochten 400 varkens weiden. In de brigade van Alsemberg, bestaande uit de houwen van St. Oeertruide, Revelingen, de Heide en Zevenborren, waren 1200 varkens toegelaten ( 3 vendémiaire Jaar 12).
Een kerfhuis. -
In een rekening van dorpslasten uit 1734 staat de volgende eigenaardige post : « De wed. Joos van den Berghe passeert haren post omdat haeren sone Peeter van den Berghen gehouden heeft het kerfhuyse van de beesten tot den 134
impost volgens conventie . > Stallaert, in zijn Olossariurn, zegt dat een kerfhuis « een piaats is waar men, van stadswege, rekenschap houdt van in- en uitvoer, inkoop of slijting van bier eiJ. wijn. Vorengenoemde weduwe moest dus haar belasting nl. 1 g. 4 st., niet betalen omdat haar· zoon het bedoelde werkje voor het dorp deed. Wa4rin het juist bestond is ons een raadsel, maar het zal toch wel iets te maken hebben met de verrichtingen zoals hiervoren, maar dan in verband met huisdieren.
Honden. --- In 1886 waren er 95 honden en één ezel opgeschreven, in 1906 waren er ·3 honden die 10 fr. en 105 die 5 fr. gemeentebelasting betaalden, welke laatste meestal wel zullen gediend hebben om de kruiwagens en hondenkarren met twee wielen te trekken, wat in onze bergachtige streek vol~ strekt nodig was, vooral voor de kleine landbouwers die geen paard hadden. Volgens een telling in 1829 waren er toen als voertuigen : 1 rijtuig met twee wielen, 6 landbouwwagens met 4 wielen, 12 karren met 2 wielen, 4 stortkarren met twee en 3 stortkarren met 3 wielen. Deze twee soorten van voertuigen worden sedert enkele jaren niet meer gebruikt. De bedoelde stortkarren met drie wielen waren de bekende zg. kaminoeren of kaminoelen.
Fruitteelt. -
Er werd natuurlijk ook alle soorten van fruit gewonnen, hoewel de gegevens daarover meer dan zeldzaam zijn. In 1483 was er een boomgaard geheten «de Kellelochten >>, in 1484 een « bogaerde ... gelegen ter stad geheten den Pluckaert » (0. 994, 995). Of dit laatste woord in verband dient gebracht met plukken zouden we niet durven beweren, ofschoon dit niet onmogelijk is. Was misschien bepaald dat die boomgaard speciaal moest geplukt worden door of voor de eigenaar ... In 1627 wordt een boomgaard vermeld, de « Cockaert » en bij het Hof ten Heuvel was er een boomgaard van 5 dagwand (0. 6638 fo 50). Benevens 2 sister koren, 1 mandel stro en 1 sister haver, leverde Hendrik Borremans in 167 4 « een en sack appelen » aan de kwartiermeester-generaal. ( 0. 8446). In 1950 waren er nog 13 ha. boomgaarden. In de oppervlakte grond besteed aan boomgaarden en andere fruitteelt kwam sedert een kleine honderd jaar geen grote verandering : 1846 : 14 ha. 05 a.; 1866 : 10 ha. 38; 1880: 26 ha. 77 a.; 1895: 20 ha. 45; 1910: 25 ha. 51 a.; 1929 : 27 ha.; 1950 : 21 ha. 50 are.
Wijngaarden.- Het is bekend dat er in onze streken, vooral te Ukkel aan de zuidkant, vroeger wijndruiven gewonnen werden. Te St. Job, thans in de Visserijstraat, bestonden wijngaarden of wi.fnbergen. ( E. v.d. Linden, Geschiedenis van St. Job, bl. 12). Deze wijn was echter maar van geringe 135
hoedanigheid en niet bewaarbaar. Hij werd, kort na de druivenpluk, afgedronken als zuurachtige en gistende most. Ook alhier te Linkebeek waren er wijngaarden. In 1502 is er onder de landerijen behorende bij het St. Elooishof sprake van een stuk land dat « den ouden Wijngaert » geheten wordt en in 1713 van « een bos eh gen. Wïjngaertheyde >> (K.A.).
Winterbergamotten. -
In 1774 werd Hendrik de Leenheer, 34 jaar oud, geboren te Ukkel, door de Drossaard van Brabant na acht jaar gevangenzitting, voor eeuwig uit Brabant verbannen, omdat hij op de 1ste Augustus 11. « wesende Alsenbergh kermisse rusie hadden gemaeckt tegen twee vrouwpersonen ... die hun op de selve kermis se bevon- . den in de herberge bewoont door Sebastiaen van der Velde ... >>. Hij ontving 7 gulden reisgeld en begaf zich over Middelburg naar Oost-Indië. In 1779 kwam hij over diezelfde haven terug en begaf zich naar Linkebeek waar zijn vrouw inmiddels was gaan wonen. Op een zondagmorgen « co mende uyt de. kercke » werd hij door de dienaar (veldwachter) van Rode opnieuw aangehouden, wegens diefstal van peren in de boomgaard van het kasteel van juffr. de Man de Speelhoven, de dorpsvrouw. Tijdens een verhoor op 22.9.1781, verklaardePieter de ·Ha es 33 jaar oud, officier (veldwachter) van Linkebeek, dat de a~ngehoudene op een zondag, 26 augustus een dertigtal peren gestolen had «van eenen boom staende in eenen hof die besloten is met sijne haeghen ende geleghen is aen het kasteel van jouffr. de Man ... » en drie maand vroeger « met eene leyne hadde gaen visschen in den vijver die gelegen is in den vs. hof». Hij was betrapt geworden door Jan de Cnop van Linkebeek ... De hovenier van het kasteel, Dionisius van den Branden, 28 jaar oud, vertelde dat de Leenheer bezig was « Winter Bergamotten af te slaen die hij daernaer gebonden had in eenen rooden snutdoeck ». Hij had hem de peren afgenomen en ze ter hand gesteld van de meier. De dief had hij laten weggaan langs de poort in presentie van Alexander de Meu1der. Van dat vissen geloofde v.d. Branden inmiddels niets, want hij was de hele namiddag in het goed geweest. Voornoemde de Meulder. 22 jaar oud, « vondelinek der stad Brussel wonende bij GuiJlam van Ste jans als sone van den huyse » had gezien dat Hendrik de Leenheer «was staende onder eenen Peerenboom ende datter outrent hem cenige peiren waeren gebonden in eenen rooden snutdoeck ». Ten slotte bleek dat het afgevallen peren betrof. Op 10.1.1782 werd de beklaagde vrijgelaten « met order van sijnen handt te onderhouden », nl. uit Brabant weg te gaan. (Dross. 194).
136
Hof te Schilde. -
Dit hof is reeds lang verdwenen, bij zover dat de naam totaal uit het geheugen der mensen is gegaan. De oudste vermelding dagtekent uit 1477, in een akte waarh1 « Jan geheten Loeck soen wilen Henrics die men heet Loeck » door bemiddeling van Ambrosius Scotte, ontvanger van de kerkfabriek, zes mud rogge aan de kerk belooft te geven, bepand op zijn « hof te Scelle ... met den torre ende alle den huysingen daerop staende, metten wateren, weyen, bosschen ende alle sin en toebehoirten gelegen tot L ... ende gelijc wilen here Wouter van den Winckele, riddere, d,e selve goeden in sijnen leven hielt ende bes at >> ( G. 994, 995). Het goed was cijnsroerig aan de Grote Honden van Bosvoorde. Met zijn toren enz. moet het een oud en belangrijk goed geweest zijn, wellicht de stamzate van de elders vernoemde van Linkebeek's. Dat de vijver die er voor lag de kasteelvijver heette zou er op wijzen dat de inwoners Schilde als een kasteel aanzagen, misschien wegens de << torre » ( weyde eertijds vijver geweest synde gelegen voor het hof te schilde geheeten de casteelweyde ( 1719-1767 - A.P.). Het veranderde dikwijls van ·eigenaar en van huurder : << Cathelijne van Cutsem wed. jan Berckmans bij uytdaeginge over Cornelis Houwaert bij coope over Aert Lambreellts over Peeter Doudelet te voren Peeter Doudelet zijnen vader over Mr. Philippus de Cocq etc. van de hoeve geh. t'hof van Schilde groot 5 b. 1 dw. 72 r. tusschen de beke ter eenre, de paters jesuiten ter tweede ende ten derde de straete gaende van Linckebeke naer Beersel ». ( G. 994). In een andere akte is er spraak van « den Roothof. .. vluge ende een en bempt... palende 1o tegen de beek oft straete Joopende naer AJsemberghe, ten tweede tegen het hof het SchiJdeken ... » vier penningen Leuvens ... achtereenvolgens gehouden door jan Berckmans over Gabriet Mosselmans bij versterffenisse over d'erfgenaemen van Simon Doudelet ... » (G. 994). Is dit nog een ander hof? Dit zouden dan met het Hof te Schilde en het Hof ten Heuvel drie hoeven zijn op een zeer beperkte plaats. Het hof te Schilde staat ook meermaals vermeld in het cijnsboek van Homborch : « aen het hof van Schilde ... met een en langen hoeck a en den Coeckelberg ... ; weyde eertijts gel. voor 't hof van Schilde geh. de Casteelweyde ... Janckstenent de beke aldaer loopende ... beneden a en de straete die van Linckebeke te Alsembergh weert gaet ». Hoewel in 1710 er nog sprake is van « het hof ter SchiJ ... leken (in 1665 het Hof te Schilde) en in 1683 van Anna Gheets wed. Antoon van Saftinghen » die een weide 1/2 b. bezat palende aan de « Molenbeke oft kerrebane tegen thof ter Schilde », is het niet onmogelijk dat de doening toen niet meer als hoeve bestond, vermits het in 1683 een « geteeg gen. het Schielleken » was. "'
137
Als vroegere eigenaar troffen we ook de naam aan van, in 1656, als atgezetêne (eigenaar van goederen in de gemeente en die in een andere woont) Jacques Goethals 37 g. 4 st. « den $elven over sijn paert in tSchildeken, 4 g. 16 st. » (0. 8464). Naar de mening van Dr .. jan Lindemans (Handelingen van de Kon. Kommissie voor Toponymie en Dialektologie, 1935, IX), zou het element Schoud, Scheld, Schilde dat in de benaming van het hof voorkomt de toestand aanduiden « van twee lijnen of twee vlakten van ongeveer gelijke grootte die schuin naar elkander lopen (a.w. bi. 393). Deze lijnen kunnen afgebeeld zijn door de twee armen van een kromlijnige straat of een beek simmetrisch tegenover het toppunt der kromming. Schauwendal, vroeger Scoutendal, zou bijgevolg een dal zijn waar iets scheef ligt. Welnu, de Linkebeek maakt een elleboog, in het dal gelegen ten zuidwesten van de kerk alvorens van Verrewinkel zuidwestwaarts lopend, zich noordwaarts te richten. In het midden van dit dal, eertijds weideland, doorsneden door de huidige Beukenstraat, die naar de steenweg op Alsemberg leidt, staat thans een herberg «A l'IIe Robinson >>, deze vallei zou dus het .voormalig Schouwendal zijn. Genoemde herberg is een oud en groot gebouw met zwaren onderbouw en kelders. Meer dan waarschijnlijk is het niets anders dan een overblijfsel van het aloude hof van Schilde. Dr. E. van der Linden schrijft dat hij aldaar een hofstede heeft weten staan en zien afbranden door bliksemslag. Ze was toen bewoond door een gezin van der Haegen. Hof ten Heuvel. - Dit hof was gelegen op een kleine heuvel, het Heuvelveld geheten die aidaalt van de Dweersbosstraat naar de Vijverstraat In 1406 heet het daar « aen den hovel », in het cijnsboek van Homborch achter den heuvele op den Druyt; de « Clijnen Hoevel » in 1630; een en opstalle geheten den clijnen hoevel voor den pampiermolen ». De oudst bekende vermelding is van 1587 : « achter de schure ten Hoevele (K.A.); in 1739: «thof ten Heuvel (K.A.); in de 18d~' eeuw : « 't hof ten heuvel tot op het Heuskensveldt; aen de heilicht vooruyt op 't quaet block ende het block van 't pachthof te Hombourgh; Het block aen de vijver van de Jes uiten van het Hof ten Heuvel »; « op het gasthuyslandt hoven het hof ten heuvel » (K.A.). Popp vermeldt nog : 't Heuvel veld ... het Hof ten Heuvel. Op het Hof ten Heuvel moet een oud geslacht van Huffelen gewoond hebben. In 1431 bezet Jan v.d. Huffelen twee missen per week in de kerk van Linkebeek op een huis en hof aan de Pluckenblok. (A.P.). jan moet die schenking even vóór zijn dood gedaan hebben, want datzelfde jaar is Lijshet Tays, zijn vrouw, weduwe.
138
In het Cijnsboek van de Grote· Honden van Bosvoorde (G. 995) staat het vermeld als hebbende achtereenvolgens· toebehoord : « Alsnu den he·ere du Puy, den advocaet Frans de Beaufort bij successie over de weduwe van Jan Badet alias Beaufûrt, over 't godshuys van Auderg~em bij evictie over Christoffel Geerts, te voren Wi11em ende Renier Range, van sijnen hoeve geh. het Hof ten Heuvelen tusschen sheeren straete gaende na er Als. >> en belast met 4 penningen Leuvens: Vorengenoemde Willem Ronge zoon wijlen Oielijs, ten behoeve van Jan Spierincx zoon wijlen Jan en Kateline Spierincx zijn dochter gehuwd Jan v.d. Bloke bezetten in 1460 een. zaterdagse mis voor O.L.V. in de kerk van Linkebeek, op een « hofstede metten huyse lancx de groote beke ende de cleyne beke (denkelijk de Jeibeek). (A.P.). Pieter Cerkijn, vermoedelijk de zoon van Pieter, kerkm~ester, die in 1665 pachter was van het pachthof van advokaat Beaufort, hield 2 paarden, 1 veulen, 4 koeien, 2 vaarzen ~n 1 varken. (G. 8468). In 1683 was het in huur uitgegeven aan Jan de Broyer. Het_ bestond toen uit een p~chthof met huis, schuur en stallingen; <~ vJeuge » (grote duiventil) bakhoven enz., ·weiden, boomgaarden, gem. gen. thof ten Heuvele samen groot, met ongeveer 6 dagwand beemd, 17 bunder, 3 dagwand in diverse stukken. Jaarlijks moest. de pachter leveren drie paar « meertsche kieckens » en 100 hoendereieren, de helft van al het fruit en al de belastingen betalen. Eens per jaar moest hij levere~ één dag « corweiden » met wagen en paard, 200 « gel ut » stro voor de gebouwen; _deze onderhouden van pleeken ende vitsen roeden « van den derden richel nederwaerts ». Jaarlijks de fruitbomen « rontsomme ontgraven ende verdoornen ende beplanten met levende witte doornha:ghen » e~ d~. s!raten onderhouden. Het labeur moest geschieden met vterhJ~Ige voren, er mocht niet verhançlzaaid worden en bij afschetd moesten er. 7 bunder bezaaid blijven. (G. 8468). In 1723 was Loctewijk Frans Duprez eigenaar van het hof en Sebastia.an Stellemans de pachter. Verder bleven er d~ie. andere pachters bekend, nl. Filip de Keyser in 1729; Gtlhs Mosselmans « over thof ten Heuvel consisterende noch in 3 b. 2 dw. 40 r. » in 1735; Jacques Lots « over het go et van den Heuvel 3 dw. 64 r. weide», in 1738. In 1743 was «het goed van den Heuvel» belast voor 4 bunder 1 dagwand en 25 roeden land en 3 dagwand en 64 roeden weide. Het was dus, op dat ogenblik althans, maar een klein bedrijf. ( 0. 8946). In 1845 (Popp) was het goed samengesteld uit bos, boomgaard, huis, hof en land gekadasterd A 276 tot 280 en 2,1 130 ha. groot, eigendom van jozef van Volxem, landbouwet. Het min of meer kwadraatvormig hoevekompleks is op de kaart nog herkenbaar. '
139
Enkele gebouwen waren er van overgebleven maar wer~.en verbouwd tot een landelijke woning << Villa Ia Lune » en ZIJn sedert meer dan honderd jaar eigendom van de familie van Volxem. ·
Hof ten Elleboog. - Deze Iandbouwondernemina dankt haar naam aan de bijna rechthoekige bocht die de straat er maakt (de Koyestraete gaende van Linckebeke naer den Elleboge, 0. 8286). De plaatsnaam komt voor de eerste maal voor in 1517 « op ten Elleboge » (R.K.) en verder in 1549 « een en dries eh gepaelt ontrent den Elleboge camende te Linckebeke weert (R.K. 491). Of d~ar toen reeds een hoeve was is mogelijk, maar als dusdamg wordt ze pas in 1620 vermeld (den pachter ten EJJeboghe (0.). Ze hoorde toen toe aan de heer van het dorp (den he ere deser prochie over den Elleboge 0-10-10 g. (0. 8947). In 1666 was het« pachthof geh. den EIJ.eboge... toebehoorende den he ere Jan Albert van den Wmckele ... » verhuurd aan Geeraerdt van Hemelrijck zoon v~n <<Jan van ~eymelrijck pachter woonende onder Meys », dte he~. met de ms~_emming van· de eigenaar overgelaten had aan zt]n zoon. Htj moet geen voorspoedig bedrijf gehad hebben want sedert 1659 was er een achterstel van 2000 gulden. (0. 8286, 8330). In 1665 had Oeraard 3 paarden, 1 veulen 9 koeien en 1 varke~. Zijn gezin bestond uit 5 personen die hun eerste k?mmume gedaan hadden. (0. 8468). Hij moet er trouwens met lang opgebleven zijn, want in 1671 was Cornelis Claes pachter op « thof ten Elleboghe ». Deze was toen 36 jaar oud. (Woudrecht nr. 397). Het zie~.er niet naar uit dat de El1eboog een zeer winstgevend bedn]f was. Het veranderde al te dikwijls van pachter en _in de dorpsrekening van 1681 leest men dat Matheus van Thtlt « gewesene pachter op thof den Elleboghe is met den nacht gevlucht uyt de prochie sonder sijn lasten te betalen nl. 100 g. (0. 8947, 8330). ' In de dorpsrekening van 1686 werd de betaling geboekt van 1 g. 15 st. aan Christiaan Houwaert om 5 1/2 dagen {reholpen te hebbe~. i~. he~ meten van de goederen van de Elleboog, waarschJjnh]k mgevolge een geschil over de dorpslasten. De andere helft der metingskasten werd betaald door de heer van het dorp, die meestal weigerde zijn belasting te betalen. ( G. 8459). ~ In 1688 waren er legerpaarden gestald bij Joris van Keerberghen op het Hof te Percke en « aen hofsteedt ten Ellehoghe ». Bertel de Bue, smid. moest een van die paarden «meesteren ende laten». (0. 8948). In 1696 had Pieter van Eertbrugge het in huur, het was geschat op een waarde van 520 g. ( G. 8468). Stilaan werd de naam van het hof verminkt. In 1759, 140
het Hof te Helbeek, in 1742 het Hof ten Hellebeugh; in 1756, hof te Holbeek; in 1767, allant en direction sur la Cense Hellebeek située près de la plaine de Linckenbeeck (BR); in 1786, het pachthof den Hellebeeck (BR) en thans officieel het Hof ván Hollenbeek In de volksmond heet het « het hof van den EIJenbeek >>, dit laatste woord zijnde het gewestelijk woord voor « eJleboog », wat de verkeerde moderne spelling, ook op de militaire kaart, verklaart. Er is daar in elk geval geen de minste beek te vinden. In 1843 was het goed eigendom van een Depage, rentenier, later van Carolus de Fierlant, beiden te Brussel. Tegenover de ingangspoort van het hof, aan de overzijde van de Linkebeeksedreef, staat er een zeer oude breedgekruinde linde met een middellijn van circa 1 meter.
Hof ten Bluts. - Dit hof lag op de hoek van de steenweg naar Alsemberg en de straat naar Beersel, die in 1955 verbreed en gebetonneerd werd, te Kalevoet De oudste vermelding is uit 1587 : « bloc geheeten den Bluts gelegen te Calevaort » (K.A.). De oudste bekende eigenaars waren : Don Simeon de Santander ( 1681), Don Augusto de Santander ( 1686) en Franciscode Santander de San Juan (1741). Vóór 1686 is er als pachter Gillis de Becker op en na hem Pieter Everaerts « op het hofken Bluts »; in 174 7 Frans Everaerts en het bestond toen uit 19 b. land, 3 b. weide, een vijvertje van 75 r. (0. 8946). In 1741 vindt men er Jan Claessens en Maria Judock. In 1782 heet het « thof ten Bluts » (0. 348). Bij Popp is het goed gekadasterd A 54 en 16,9670 ha. groot. De eigenares was toen Constantia de la Serna, rentenierster te Brussel. De laatste pachters waren Jan Filip Luypaert tot 1925 en Victor Parmentier-Strijckmans tot in 1938, toen het goed gekocht en verkaveld werd door Alexander Hess. Wat de benaming betreft dit zal wel doodgewoon een persoonsnaam zijn. In 1608 treft men een Jan Bluts aan iu verband met land « opt Pluckenblock ». (A.P.). Het is een oud boerengeslacht, dat we reeds in 1427 aantroffen te Alsemberg : « ad Jo cum t' Alsendale inter bon a Johannes dicti Bluts» (0. 6635). Aan de overkant van de straat, dus op Beersel, bestond er een bloemmolen en brouwerij die in 1875 bedreven waren door de gebroeders Frans en Jaak Kuyckens. Jaak maakte deel uit van de gemeenteraaad van Linkebeek en verbleef misschien meer in de brouwerij dan in het Hof ten Bluts, dat ze ook uitbaatten. Dit werd dankbaar te baat genomen door zijn politieke tegenstrever, Felix Coosemans, die om zijn schrapping van de kiezerslijsten verzocht. Kuyckens antwoordde daarop dat huu bedrijf op Beersel niet meer werkte en de hogere overheid verwierp de klacht. Het jaar daat.oP
141
werd een zelfde klacht ingediend door Pol Labarre en tevens tegen Pastoor Dierckx, dte zijn kiescijns voor 1875 niet zou betaald hebben... Ook deze beide klachten werden afgewezen. In de 19dt• eeuw werd bedoelde brouwerij achtereenvolgens bedreven door Sebastiaan van der Eist (Popp), Kuyckens, Michiels en eindelijk van Haelen.
Hof te Perke. - Het hof te Perke ligt op Verrewinkel boven de linkeroever . van de beek. Oudtijds heette het Hof te Linkebeek. (Thof van Linckenbeke te Verrewende- Hoofd!eenboek). De naam « Perke » zal het wel gekregen hebben m vetband met « perk », een omheind stuk bodem tot bescherming tegen groot en klein wild v·an het omgevende Zoniënwoud (J.L.). Het was de bakennat van een uitgestorven geslacht Perke, dat het zijn naam gaf. Een lid van die familie, Werner van Perke, wordt als getuige vermeld in een charter van 1186, betreffende een schenking aan de priorij van Vorst door Oodeverd, kastelein van BrusseL Op dat tijdstip waren de Perke's leenmannen van de kastelnij ván BrusseL In 1313 wordt Frank van Perke aangehaald onder de leenmannen van H~:tog Jan ~~~. van B~~bant, van wie hij een erfelijke vorsten] van Zomenbos, CIJnzen, landen enz. in leen hield. In 1342 stond Mathilda, dochter van Frank van Perke bijgestaan door haar zonen Jan en Willem, waarbij deze~ beloofden getuigenis af te leggen voor hun broeders Frank en Filip, wanneer ze meerderjarig zouden geworden zijn, aan Jan van Brabant 7 bunder land af gelegen vóór het Hof. In 1427 verkocht Jan de Ridder, gehuwd met Maria van Perke (P.L.) aan lda van der Kelen, echtgenote van Jan van der Noot, het hof met een aanpalende grond, samen twee bunder groot. Deze verkoop ge·schiedde door bemiddeling van Ooswin, zoon van lda, ten overstaan van Jan Ofhuys, heer van Steen, te Ukkel, van wie het hof toen afhing. Dezelfde verkoper stond dan aan lda verscheidene percelen grond af op Koudendal en op het Elsgatveld, nL ongeveer 15 bunder, en een weidegrond. Een aantal leden van het geslacht Perke bekleedden reeds van het jaar 1311 af stadsambten te Brussel. Verscheidene er van waren bergemeester van 1448 tot 1469. De beide Jan·s van der Noot waren schepen, de eerste in 1392, 1400, 1406 en 1416, de tweede in 1443 en 1450. Die familie bezat veel goederen. Een akte van 1455 betreft een rentebeleggging van 3 gouden deniers, kronen geheten, elke kroon gerekend tegen 24 denierst geheten vierlanders of stuivers van Filips van Boergondië. Deze rente was gevestigd op goederen behorende tot het hof, door Laureis van der Noot, zoon van Engelbrecht. Deze verpande goederen waren gelegen op het Linkebeekgoed, het Perkve1d, het Dwangveld. 142
het BoesdaaJveld, het Elshoutveld en het KoudendaL Een perceel ?.aarvan is aangewezen als volgt : « prope patibulum >~. Ltjsbeth van Percke verschijnt in een akte van 1482 waann Jan van den Nuwenhove en dezes huisvrouw Lijsbeth van den Bloke als kopers voorkomen·. Dezelfden verschijnen ook nog in een paar andere akten (0. 6635bis). In 1511 deden Robrecht en Adriaan van der Noot zonen van Jan en kleinzonen van Laureis, het Hof te Perk~, voor 188 . Brabantse ponden van de hand ten behoeve van de lnfirr:terie van het Begijnhof te Brussel, nl. de zg. Stichting Terktsten. De verkoop bestond uit de hoeve met 2 bunder land, verder 40 bunder land, 6 bunder weide en heide en 4 1/2 b. bos, samen 52 1/2 bunder. Omstreeks die tijd werd de hoeve wederopgebouwd op een andere plaats. In 15~0 vermeldt een pachtbrief een boomgaard op de plaats van de oude gebouwen. In dit stuk is er ook spraak van twee vijvers beneden de heuvel en die toen reeds in weidegrond omgezet waren, de ene één bunder, de ~ndere twee bunder groot. Deze laatste vijver was enkele Jaren te voren gekocht geworden van Pieter Was, een garenen lintkoopman. Op dat tijdstip behoorde een deel van de weidegronden aan de heerlijkheid van Duist. In 1581 werd de toenmalige pachter, Willem Pauwels, door soldaten gevangen genome~ en werd zijn vee gestolen. Ook zijn opvolger leed memge schade en schande. de volgende jaren. De ~oevegebou~en werden gedeeltelijk in as gelegd in ~· 635. Pnest er Jan Mtjtens, proost van het Begijnhof, besloot, 111 een vers 1ag .~ot h~rstelling van de gebouwen, zo niet zou men de landenJen me~.. kunnen verhuren, dfe gelegen waren aan de zoom van Zomen en door het wild verwoest werden. In 1660 werd de hoeve « geheten thof te Percke tot Verrewinckel onder Linckenbeke ... met boomgaerden, weyden ende landen weyden ofte groenswaerden ( arasland) samen groot, met het Vitsenblok en nog een a~der stuk ?aartoe gevoegd, 42 b. 3 dw. en 63 roeden, voor negen jaar 111 pacht genomen door Cornelis Houwaert en Anna Breeckmans, tegen 154 g. per jaar, 16 mud 4 sister rogge, 8 mud tarwe en 4 mud gerst. (0. 8286). De hoeve had veel te Jijden van de Franse troepen en moest betrekkelijk grote herstellingen ondergaan. Houwaert was meer dan 1.000 0rr, achterstel verschuldigd, zodat zijn pachtgeld met de helft verminderd werd. .. Cornelis Houwaert, die ook schepen was, hield in 1665 VIJf paarden, 1 veulen, 10 koeien, 4 vaarzen, 4 varkens en een « half c~dde » van.. 70 schapen. Zijn gezin bestond uit 11 kommumkanten. HtJ bezat ook veel goed in eigendom : op het Klein Meinensveld; op de Haak; op het Scheewegveld; op het BoesdaalveJd; op het Elstgat; op het Schouwendalveld en op het Perkveld. ( 0. 8468).
I43
Op de Houwaert's volgden de van Keerberghen's in 1671. Ze bleven tot 1797 op het hof. Op 21.1.1684 wiJden Franse soldaten de hoeve in brand steken, maar pachter Joos van Keerberghen slaagde er in dit te beletten; hierom werd hij door Margareta Carrion, grootmeesteres van het Begijnhof, met een bedrag van 100 gulden beloond. Op 23.1.1691 's avonds werd zijn zoon Gillis, gehuwd en 30 jaar oud, jamerlijk vermoord in Zoniën op de Waterlosesteenweg (oe ei sus est miserii via lapidea sitam Silva Sonia tendente in .vico de Waterloo Aegidius van Keerberghe vir 30 annorum, nuptus, cum Everaerdt filius Jooris van Keerberghe in Lincenbeecke) en begraven op het kerkhof van Rode. (A.P. Rode). Joris was gehuwd met jenneke Claessens en ze hadden onder meer twee zonen, Daniel en Pi eter ( 0. 8304). In 1750 was Pieter van Keerberghen op de hoeve. In een zetting staat hij aangegeven met 10 koeien, wat ongewoon weinig blijkt voor 56 bunder land en weide. Er moet echter bijgevoegd worden dat veeteelt toen geen hoofdzaak was. Er werd meer aan graanteelt gedaan. (0. 8948). In 1831 was Pieter 73 jaar oud en de enige inwoner die de vereiste vervulde om jurylid te zijn « comme payant Ie eens ». Hij was echter te oud om naar de stad te gaan. (O.A.). Met de jaren was de hoeve bouwvallig geworden en werd besloten ze geheel en al weder op te bouwen. Dit is het gebouw dat we thans nog kennen. De pacht werd toen van 300 tot 390 gulden verhoogd. Dit was de eerste maaJ niet dat de hoeve van plaats veranderde. In 1685 spreekt men van << d'oudt hof wesende een en boomgaert >> (0. 8468). De hoevegebouwen zijn in een vierkant gebouwd van baksteen. De voorplaats was in 1922 overschaduwd door zeven dikke linden en afgesloten met haagbeuk. In de geve~ staat een steen met inschrift 1 7ber 1722- me posuit M.C.D. - S.I.M. Deze beginletters zijn die van Maria Katarina de Smedt, meesteres van het Begijnhof ( Suprema Infirmariae Magistra). De hoeve is versierd met hoekstenen, groene steen ( arkose van Klabbeek) rondom de ramen en muren bruine zandsteen (Diestiaanse zandsteen). Voor de wederopbouw in 1772 werden o.m. de volgende uitgaven gedaan : Maken, ter plaats, van 595.000 bakstenen, 7 ovens, met inbegrip van stro en bier 1160 g.; barakken voor de werklieden 53 g.; 211.300 pond steenkolen 1.116 g.; Boomse baksteen en vloerstenen 371 g.; Brusselse kalk en water 1.811 g.; kalk van Arquennes, 6 st. het vat) 295 g.; metselaar ]. Fontijn 3.090 g.; hardsteen van Arquennes een voet hoog « tot het borstgeweer buyten rontsomme het hof», en kribben voor de paarden 517 g.; witte steen «arduyn ende schorresteen uit het land van Willem Thielemans, nabij de hoeve 356 g.; steen van Rode « grauwen 144
steen », uit het land gepoeld van jan Fievez te Rode 435 g.; « clabbeeckschen steen » 326 g.; steenkapper 1.384 g.; ~utten 124 g.; hout en zagen 1.900 g.; j.B. Winderickx, ttmmerman Dworp 3.128 g.; vervoer door pachter Jan van Keerbergen tegen 2 g. 16 st. per dag 1.461 g.; oude kasseisteen van de Waterlosesteenweg 111 g.; schaliedekkers 149.700 schaliën en loon 2.327 g.; pannen 350 g.; loodgiete; 302 g.; ijzerwerk aan Filip van der Eist te Kalevoet tegen 10 oorden het l?ond 2.283 g.; slotenmaker 270 g.; glazenmaker 45 g.; alle~let 631 g.; ereloon van de bouwmeester Jan Bernard Thtbaut; aan raadsheer Hannoset voor zijn advies over een verzoek steen te mogen poelen in Zoniënbos 7 g. 11 st.; alles samen 23.972 g. Na de Franse Omwenteling werd het hof eigendom van de Godshuizen van Brussel, thans de Commissie van Openbare Onderstand. In het woonhuis is er een schoorsteen uit de 17c1e eeuw van gepolijst graniet met belijste benen. Omstreeks 1922 werden verlokkende aanbiedingen gedaan om. het hof te verkopen. Maar al te veel oude hoeven werden in de omgeving van de hoofdstad verkocht en gesloopt tot groot nadeel voor de schoonheid van het landschap en het toeristisch belang. De veelal protserige, met het landschap niet harmoni·ërende villa's, die er in de .Plaats van komen, ziJn geen aanwinst. Hof te Homborch. -
In het hoofdstuk over de grondheerlijkheid hebben we gezien welke de waarschijnlijke oorsprong van Homborg was. Toen het zijn reden van ontstaan en bestaan verloren had, werd het een landbouwonderneming, waarvan we de lange en ingewikkelde geschiedenis zo goed en zo kwaad als het gaat hierna verwoorden. Tot omstreeks 1895 ontmoette de uit Linkebeek naar Verrewinkel gaande wandelaar, op ongeveer honderd meter voorbij de brug over de spoorweg aan het station, rechts van de weg, oudtijds de Homborchstraat, thans de Godshuizenlaan geheten, een oude stenen, steeds netjes witgekalkte hoeve. Het was het pachthof van Homborch, waarvan het hofland op Linkebeek en op Ukkel gelegen was. De laatste eigenaar er van was Jan Crockaert. Zoals de meeste onzer Brabantse hoeven bestond ze uit een reeks gebouwen zonder bovenverdieping. Woonhuis, stallen, schuur, wagenhuizen enz. lagen gegroepeerd rondom een ruime binnenplaats. Noordwaarts, op de straat uitgevend, bevond zich de brede wagenpoort en daarnevens een zijpoortje voor voetgangers. Een duidelijke schets er van komt voor op een« ka crte figuratieve » van de C.O.O. Brussel van 1716. Verder naar Verrewinkel toe, de « Iochting » en, naar
1215
het zuiden, nog een poort, uitgevende op de steile, met fruitbomen beplante helling boven de Linkebeek. Aan de overkant der Homborchstraat, rechtover de hoevepoort, zag men twee boer~nhuisjes met de tot de l;loeve behorende labeurlanden, het Homborchveld, door een veldweg, thans de Homborchveldlaan, gescheiden, lopende naar het Galgenveld en de Valleistraat De naam Homborch, met de bekende spellingen : Homborch, in de 15de eeuw, in 1615, Hombourg in 1665 ( 0. 8948), Homborgh in 1717, Homborghe. in 1777, Hombourgh in 1739, Hombeek in 1750 (K.A.), Humbourg in de 18de e., betekent «hoge burcht», gesyncopeerd ·Uit hogenborch, of liever samengesteld uit een verbogen vorm van hö, bijvorm van hoog voorhanden in oude plaatsnamen als hoborc ( 1164, plaats te Merchtem). Zie Förstemann, I c. 1308-10 bij de woorden Hom berg, Homburg en dgl. (J. Lindemans). In 1525 noteert men een «Heyn in de Hooghportte te Linckebeke» ( ?) (RK.). Van Homborch blijft er niets anders over dan de verminkte naam « Tomberg ». Een moderne wijk met kerk, huizen en villa's kwam in de plaats van de oude burcht en hoeve. Op de plaats der hoeve zelf kwam een rusthuis voor de Paters Jezuïeten. Het was zeker een oude nederzetting die, in de loop der eeuwen, menige verandering zal hebben ondergaan. De oudst bék·ende oorkonden dagtekenen echter pas uH de eerste helft van de 15de eeuw. Vermoedelijk was dit het oorspronkelijk stamgoed van een geslacht Homborch, dat in de 15de eeuw nog andere goederen in deze streek bezat. In 1363 was er een Gobel van Homborch (Th. de Raedt, Sceaux armoriés, I, 462). Het cijnsboek van Duist ( 15de eeuw) vermeldt een Mathias van Homborch en een Anna en Wiltem van Vronerode, geheten van Homborch, als grondeigenaars. In een obituarium uit de 15dP eeuw van het klooster van Groenendaal (Kon. Bibl., hs. 55759) staat een jaargetijde aangetekend voor een Jan van Homborch, onderdiaken. Onder de eerste leden van de in 1467 door Karel de Stoute te Linkebeek opgerichte broederschap van St. Sebastiaan, treft men nog een jan van Vronerode, alias van Homborch, alsmede Hektor van Homborch « zijn wijf en huisgezin» aan. Het geslacht van Vronerode was vermoedelijk afkomstig van het Hof (curia) van Vronerode in de t3de eeuw, toebehorende aan de Abdij van Vorst. Een Gort van Homborch leefde te Leuven in 1374 (J. Cuvelier, Documents iné... dits concernant les institutions de la Ville de Louvain au moyen-äge, B.C.R.H., XCIX, 278). In de 16°" eeuw was Dni Henrici Homborch priester en biechtvader in het St.-Pietersgasthuis te Brussel. (KA. 13121). Het staat niet vast dat al deze namen betrekking hebben
146
op de hoeve, of wel met het dorp Homburg, bij Aubel. Daarenboven komen dergelijke plaatsen vaak voor in Duitse middeleeuwse stukken (Dr. Hermann Oesterley, Historisches geographisches Wörterbuch des Deutschen Mittelalters). Na de 15de eeuw verdwijnt deze naam alhier., Het geslacht was echter nog vertegenwoordigd in de 17c1e eeuw, wellicht in het Bnisselse (Genealogisch Fonds van Hauwaert. Rhapsodie fol. 459, hs. Kon. Bib I.; Wauters, I, 17 voetnota). Ook in Wauters (III, 667) komt de lijst voor van de bekende achtereenvolgende eigenaars van de goederen van Homborch, verkregen door aankoop of erfenis. Ze zijn talrijk en het is wellicht de oorzaak van de verdwijning van de meeste oorkonden. Een van deze eigenaars was in het midden van de 15c1e eeuw raadsheer Claes van Vucht. Bij een akte van 20.10.1462 verleencfe Filips de Goede aan hem en zijn opvolgers het weiderecht in Zoniën voor 12 koeien. en· een stier 6 paarden 40 varkens en 40 schapen. ( Hoofdleenboek v~n Brabant' folio 302, R.:Ä-.B.). Dergelijke « driften op Zoniën », Ien et~ van het· Konststone van den Horen, waren trouwens vergund aan vele pachthoeven rondom het woud. Het recht van verhef besto~d telkens ~it een jachthoren of een gelijk bedrag in geld. Op d1e vergunntng stond een « hergeweide » (recht van verhef) te leveren eenen jachthoren gestoffeerf met een riem ende twee coppelen daer aen hangende ». De akten van verhef die Wauters in verband met Homborch aanhaalt betreffen de « drift » en niet de heerlijkheid. Vorengenoemde Klaas was in beide gemeenten (Linkebee~ ..en ·tikkel) ook eigenaar van 32 bunder bos, palende aan Zomen, ~aar arme mensen en ook andere veel hout gingen stelen. HtJ bekw.~m daarom van de Hertog van Burgondië op 15.2.1461 dat ZlJn bos onder hetzelfde recht als Zoniën zelf zou geplaatst worden, onder het toezicht van de Woudmeester van Brabant. Hij mocht daarenboven een vorster kiezen die gelijkgesteld was met die van Zoniën, maar de eed moest afleggen vóór de Rekenkamer. Toch had hij nog veel schade in zijn bos en daarom verkreeg hij vergunning om alle jaren vier stuks wild te schieten. Bij die gelegenheid werden nogal andere dieren gewond, die dan Zontën binnenvluchtten, waar ze stierven of het aas van andere wilde dieren werden, zonder « eenich prouffit » voor iemand. Dit was dan weer de aanleiding tot een andere vergunning, nl. de toelating om het geschoten wild verder in Zoniën na te jagen en op te sporen. Nog een andere eigenaar was jan Crickengijs « here van der Rekencamer ons her 's keysers », die Homborch in 1506 had gekocht, en wiens naam, zoals we vetder zullen zien naderhand aan het goed gehecht bleef. Nadat de hoeve, met de aanpalende landerijen, in 1722 gekocht werden door Isabella Jakoba van Papenbroeck, echt-
147
o-enote van Jaak Jan Pipenpoy, heer van Bossuit en schepen
~an Brussel begonnen ze voor te komen als heerlijkheid en
betitelden d'e opeenvolgende Pipenpoy's zich als heren niet alleen van Homborch, maar ook van Crickengijs en Ingelstrate (J. Lindemans en M. Sacré, Het geslacht Pipenpoy, ESB., t 929, 68 en volg.). Onder de achtereenvolgende eigenaars treft men verder verscheidene schepenen van Brussel aan, doch geen enkele er van komt voor in de schepenlijst van A. Wauters en Henne, Histoire de la Ville de Bruxelles, als heer van Homborch. Dr. E. van der Linden, die onze streek en haar geschierlenis kende als niet een, heeft nergens de erkenning van deze zoaenaamde heerlijkheid kunnen ontdekken, toch geeft hij toe dat de Spaanse vorsten van het Oostenrijks Huis tal van kleine leengoederen tot heerlijkheden verhie~~n, w~t aan de Staatskas inkomsten verschafte en aan de tjdelhetd en pronkzucht eter leenmannen bevrediging schonk. Een leen van Homborch waren de cijnzen die de eigenaar hief op onO'eveer honderd eigendommen, meestal te Linkebeek aeJeaen r.::et het voorrecht hun teehtsgedingen te laten behandele~ door een laathof met meier, griffier, erflaten en preter of officier. De oorsprong van deze cijnzen en dit laathof is onbekend. Hierna volgen enkele bijzonderheden daarover uit register 0. 9706 : Chijnsboeck des Laethofs van Homborch mette paelgenooten vernieuwt i~ den jare O.J:I. 1630 achtervolgens de opene brieven ~an terne~ versonde~ m den raede van Brabiint wekken chijnsboeck ts leenroeneb onder den leenhove van den heere van Aa metten heerlijeken chijns genoempt het Laethof van Crickengijs Homborch en met het recht v~n te stellen Meyer, gesworene erflaeten en pretere .?m te bedtenen ende t'exerceeren de rechten van de grontheerh]ckheyt daer af·· dependerent met het recht van den tienden penninck dwelck men schuldich is te geven van de verhandelde oft belas!e goederen chijnsgeldende onder de bancke 't lest verheven m den voormelde leenhove van Aa op den 13.8.1699, ten behoeve van heer raede Corselius uyt den hoofde van sijnen heer vaeder V. Corselius gewesene raedt en rentmeester van S. M. Domeynen der stadt ende quartier van Thienen ». Deze cijnzen en andere belastingen waren een leen of liever achterleen van de heer van Aa en telkens als Homborch een andere eigenaar kreeg moest deze « hulde ende eedt v~n trouwe » afleggen in handen van de opperleenheer of ZIJn « stathouder ». In register 0. 9705 staan enkele verslagen over dergelijke eedafleggingen geboekt. In « denombrementen » der heerlijkheid van Aa, uit 1521 en 1536 (L.B., nrs. 3451 en 4475) staat dit leen echter niet aangegeve.n. AII~~n dat de toenmalige bezitter van Homborch, Jan CnckengtJS, voor Aa man van leen is « van sekere goeden gelegen te 148
Linckebeek die hij eertijds had gekocht van Costin (of Hendrik) van Grimbergen, in 1508 heer van Aa. Heeft dit betrekking op Homborch ? Naar Wauters zou Crickengijs het goed in 1506-07 van de van Grimbergen's hebben gekocht. In 150~ nochtans hoorde het nog toe aan Sirnon Droochbroet, kleinzoon van Niklaas van Vucht, waaruit kan besloten worden dat de gegevens hier vrij onzeker lijken. De betaling van de op Kerstdag vervallende cijnzen was gesteld op de Zondag na Driekoningendag « naer ouder gewoonte >> en op de hoeve zelf, na voorafgaande « proclamatie daeraf gedaen >>, door de preters v~!l het Iaathof van Li~ke beek en de meier van Ukkel. De CIJnsrechten waren germg. Toen in 1624 meester Jan Brumeels, griffier der hoofdbank van Ukkel het domein kocht, moet het cijnsboek, reeds eenmaal vernieuwd op het einde der 16de eeuw, ( G. 9705), in verwarde toestand verkeerd hebben, en verkreeg de nieuwe eigenaar, vermoedelijk een nauwgezet zakenman, in 1630 bovenvermelde brieven van « terrier » om klaarte in de zaken te brengen. Te dien einde kwam zijn zoon, G. Brumeels, notaris, te Homborch zetelen « goetstijts in de voornoen ende nanoen » om in aanwezigheid van twee getuigen, Pieter van Ertborn, pachter van het hof, en Benedikt de Meyer, de aa~ aiften der cijnspHchtigen op te nemen. Van het Laathof IS ~chier geen archief overgebleven. Alleen vindt men in G. 9706 de volgende aantekening toen het goed gekocht werd door Isabella van Papenbraeek : Memorie van de regeerende bancke des heerJijeken laethofs van Homborg dd. 1722 ». « Clement de Bue, erflaet; Pieter van Achter, erflaet, nu Christiaen van Achter; Jan Berckmans, erflaet; nu Francis Everaert; Pieter van den Berghe, erflaet, nu Pieter van der Gucht; Jakobus Coosemans; Dieriek de Smet, bij dode Jakobus de Pauw bij dode van Dieriek de Smet, bij dode Jacobus de Smet. Deze personen waren ook officier te U~kel. In 1633 was het officier Oyens, die hetzelfde ambt te Lmkebeek bekleedde. Later vindt men : « d'heere de Landois(?), griffier, Joannes Mosselmans, schepen en erflaet; Christiaen van .Achter, erflaet; Pieter van der Oucht, erflaet; Jan de Wmter, pachter en erflaet. Register 9708 bevat een brok van de « Rolle » van het Laathof over de periode 1753-1754, waaruit blijkt, dat soms, vóór dit eenvoudig boerentribunaal, geschillen over het ene of het andere belaste goed de tussenkomst vereiste van geoefende reçhtsgeieerden. In de vorige denombrementen vindt men trouwens nage ... noeg dezelfde beschrijving : ~ De ondergeschreve Vrouwe Douairiere Pipenpoy, geboren van Reynegom, om te voldoen aen de Brieven van Terrier, in den Souvereynen Raede van Brabant becomen door den Heere Grave van der Noot ende Duras, Baron van Carloo ende Duyst etc. in dato 18 Augustij 1786, geparapheert Crumpipen ende onderteeckent L. Mos-
149
\ selmans, verclaert aen de ondergeschreve te competeren ende over te draegen de naer volgende partijen te weten : Eerst over 't hof ten Hombourgh over Carel Quarré Raedt in Brabant bij erfuytgevinge van de Commanderije van Pitzemburg gepasseert voor schepenen van Brussel op den 2.12.1460 onderteekent h. de Palude. - Item zes buenderen lants luttel min ofte meer gelegen onder de parochie van Uccle. - Item een daghwant lants, item een bunder Jants; item vijf daghwanden lants, item vier b. en half, item 1 dw., item 4 b. item finalijcl< 3 ~:V· Welcke voorschreven negen partijen van goederen actua~IJCk bevonden worden t'samen bij malkanderen vergadert ende m elckanderen geincorporeert te zijn en te maecken maer een stuck groot 18 b., als nu ten deele landt, weyde ende boomgaerf met het vs. hof ende batimenten daerop staende geheten het pachthof ten Hombourgh komende deze vs. goederen metten eenen eynde naest den cant van Linckebeke over de &traete gen. de Hombourghstrate hebbende vs. 18 bunderen salvo justo actuelijck voor re genoten ( aanpalenden) de straete gen. de Hombourghstraete ter eenre, het gasthuys van St. Eloy ter 2de, het gasthuys van St. Jans ter 3de, Franciscus Gijseter ter 4de, het clooster van Sevenberchen (Zevenborren) ter 5de de gewesene Jesuieten, nu mevrouw de Man ter 6de, de kerck~ ende cure goederen van Linckebeke ter 7de. de ondergeteeckende ter 8ste ende finalijck het clooster van St. Peeters te Brussel, welcke vs. negen partijen van goederen in 't geheel uytmaec~ende maer .een stuck van 18 b. met het vs. pachthof ende .ba timenten... mt geheel belast met den cijns van 13 schellingen Lovens, 36 deniers Lovens ende 7 1/2 veertelen even (haver) s' jaers aen den vs. heere Grave in sijnen chijnsboeck van Carloo ende Duyst »... De heer van Karlo, als cijnsheer van Duist, hief van alouds enkele belastingen op verscheidene gronden in de omgeving van Hombotch gelegen, en eertijds de van Homborch's de heren van Pitzenburg of anderen toebehorend. Daar, zoal~ vroeger werd gezegd, sommige later door verkoop met het domein Homborch werden verenigd, was de eigenaar er van ook cijnsplichtige van die heer. Om deze reden staat het beschreven in de denombrementcn van Karlo na 1641 gedaan, nadat de cijns van Duist eigendom was geworden van de heer van Karlo. Hierna de aangifte zoals men ze aantreft in 0. 9539bis, voor het denombrement van 1786, toen Homborch toebehoorde aan de weduwe van jan Ghislain jozef Pipenpoy. Deze aangifte vergt enkele opmerkingen. Vooreerst zal men vaststeilen dat er hier, evenals in de vorige denomhrementen; niet het minste gewag wordt gemaakt van een of meer heerlijkheden. De goederen van Homborch werden door de eerste Pipenpoy (Jaak jan) of liever zijn echtgenote, niet gekocht van Karel Quarré, maar wel, in 1722, van de erfgenamen Corselius, Karel Quarré had
150
~
ze ook niet verkregen van de. heren van Pitzenburg, maar wer geërfd van zijn vader Jan Quarré, die ze geërfd had van zijn moeder geboren Anna Taye ( 1589), (E. v. d. Linden, Hom.· borch, zijn cijnsboek en laathof, ES.B, 1936, 339-.351). In . . 1615 waren Otto Moernaerf en Magdalena van Campenhout op de hoeve, in 1635, 1648 Pieter Vereertbrugghen zoon Geraard, in 1683 Francis van Bever en in 1709 Jan Hublo en Jenneke van Bever (P.L.). In 1666 was Miehiel van der Meulen, toen 36 jaar oud, « pachter op het hof te Homborch » waarvan de weduwe Brumeels toen eigenares was. Deze had een zoon, priester te Brussel. (F.O. )25). In 1662 in de « baemisti,jdt » had Elooi Everaerts, inwoner van Ukkel, zich verstout <<'af te ackeren eene partij lants op den Haseleren struyck » toebehorende de weduwe Brumeels om het zich toe te eigenen en het te voegen bij zijn eigen land er naast. De eigenares had Everaerts daarvoor in rechten gedaagd en wegens dat proces, dat hij << tegens de weduwe Brumeels in sijn hert was draegende », zocht hij zich te wreken. Zo had hij gedreigd het in brand te steken. Aan de pachter, Miehiel van der Meulen, had hij gezegd : « J ae Miehiel dat ghij mij soo goeden vrint niet en waert ick soude het hof daerop gij woont datelijek in brant steken >> ••• en aan Petronelia Clabots had hij hetzelfde gezegd, dat hij het zou in brand steken, zelfs moest zijn schoonvader daar nog wonen, waaruit blijkt dat hij een dochter van de voorgaande pachter van dat hof gehuwd had. Nu gebeurde het dat in de zomer van het jaar daarop het « backhuys » van de hoeve omtrent middernacht in « brandt is gesteken geweest, soo dat thof in de uyterste perijckel was gestelt van mede in brandt te geraeken ten ware sulckx door Godts voorsiehtieheyt ende neerstichheyt van de domestieken hadde belet geweest » en vermoedelijk ook doordat het ovenhuis op enige afstand van de hoeve stond zoals oudtijds het gebruik was, tegen gevaar voor brand. In het oude Hof te Boesdaal te Rode kan men dit nog goed vaststellen : de bakoven staat ver buiten de hoevegebouwen. Dit is ten andere ook nog het geval voor die van Perke en van Scha vei. Everaerts werd er door de « publique faeme » van beschuldigd de brand « heymelijck ende met den nacht » aangestoken te hebben. Er waren echter geen bewijzen. Het jaar daarop werd hij .ook voár schuldig gehouden op 27.10.1664 twee « brandende lonten te hebben gesteken in de schuere van het hof om bij dyen middel tselve af te branden »... Dit was inderdaad een goed middel. .. Op dreigen met brandstichting en brandstichting stonden nochtans gruwelijke straffen. Volgens het plakkaat van 15.7.1556 was het « wel verstaende dat alle degene die yman151
den dreygen met den brandt tzij met opene oft bedeekte woorden. oft hebbende wapens oft egeen sullen gestraft worden met viere » (dus zelf verbrand worden). En volgens het plakkaat van 28.4.1616 « sullen dyergelijcke deJinquanten bij de officieren Jevende gexecuteert worden tzij bij den viere (door het vuur) oft op een rat na er den eysch van het misdaet » ... Inmiddels verzon Everaerts nog andere wraakmiddelen. Niet lang daarna had hij 's nachts « ter assistentie » van nog andere personen, onder meer Hendrick Miebiels en Ouilliam sNagels, elck gewaepent met een roer geschelt (de schors afgestroopt) van over de 250 bomen toebehorende aan de wed. Brumeels << staende altemael in een weyde achter de hoeve (van Homborch). Een getuige, Pieter Heymans, had op een avond « maenschijn wesende, sien schillen den notelaer staende voor het hof ofte schuere ». Twee mannen die daar mee bezig waren gingen op de Joop toen zij zagen dat getuige « met het molenpeert van sijn meester aldaer gereden quamp >> ••• 's Anderen daags had Everaerts aan van der Meulen gezegd dat « hij wiste ofte kende de gasten die sulcx hadden gedaen hij hen sou de beschincken met een tonne bi ers »... Daarmee was zijn wraak echter nog niet « gecoelt ». Op 5.9.1664, 's nachts, had hij zich « getransporteert tot twee andere distincte plaetsen oock campeterende de weduwe Brumeels genoempt de Kelleweyde onder de heerlijkheid van Carloo en had daar geschild meer dan 50 bomen « soo eycken als andere >>. De tweede plaats was gelegen te Linkebeek, genoemd den Alaert vijver, waar meer dan « 20 groote essche boomen >> geschild werden. Twee personen, Jan de Fraye en Pieter Heymans hadden de daders aan het werk gezien en . wel herkend « als wesende plenilunium ». Het spreekt van zelf dat Everaerts met zijn twee voornaamste medeplichtigen in de gevangenis, op de Treurenberg te Brussel, geraakte en dat er een onderzoek ingesteld werd. De tongen kwamen wat losser. << lek salt hem in sijn baeckes seggen », had Anna Mandekens verklaard. Het bleek dat Everaerts met het vernielen van bomen niet aan zijn proefstuk was. Enkele jaren vroeger bv. had hij « ter plaetse geheeten het Borreveldt op het Leerkensveldt ontrent de Croyne tot Stalle » ook bomen afgekapt « ende ter aerde gevelt diverssche poten boomen ». Jan de Oeynst uit Ukkel had dit gezien. Hij was samen met Everaerts naar de Molen van Steen gegaan en van daar naar het BorrebJok. Everaerts was bij drank en «was in sijn handen hebbende sijn callewijde (bijl) die hij van te voren uitgetrokken had. Op het Borreblok had hij dan 3-4 «willige poten afgecapt seggende dat hij jan den J\r\older het hoofd sou de afcappen »..• Omstreeks die tijd ook had hij, naar het getuigenis van
Jan Hasey, aan Hendrik Miebiels opgelegd al de bomen af te kappen die op het goed van pachter Cornelis Hauwaert stonden en dat hij « datelijek dé twee mijten mutsaert van Hauwaert soude gaen in brant steken >>. Jan Hasey had daags na « het pellen oft schellen ten huyse van Miebiels een snijmes lichende ter aerde in de keuken noch besmeurt met het sap of de veselingen van het versch hout gesien ». De vrouw van sNagels zei dat haar man aJieen op wacht had gestaan e~1 zijn zwager Casar had hetzelfde verteld te Brussel in den Bonten Os bij de Augustijnen (nu het de Brouckereplein). De s·chade aan de bomen bij. het Hof te Homborch bedroeg wel tussen 2000 en 3000 g. Buitendien had Everaerts nog van alles op zijn kerfstok. Hij had ook met kruisnetten gevist op de vijvers van de Abdij van Terkameren en Jan de Oeynst had hem die netten afgenomen. Aan Mathijs de .Wever had hij « den malitieusen » raad gegeven al de bomen van de abdis af te kappen en de vijvers in de zomer te laten aflopen. San1en met Michiels had hij op de zwanen en vissen in de vijvers geschoten. Hij ·had ook << eenige blommen uyt de hoven van Sevenborren » heimelijk weggehaald. Het spreekt wel vanzelf dat hij op de duur in nauwe schoentjes zat. Hij trachtte dan de getuigen te beïnvloeden met beloften en bedreigingen en had daartoe zelfs personen naar de Treurenberg doen komen. In die tijd was dat nog mogelijk. Aan sommige getuigen had hij gezegd dat hij hun « met de beenen soude omhooch schieten >>. Intussen bleef zijn famiJie ook niet werkeloos. Zijn vrouw, zi.jn zoon, Jaques Troch zijn oom, Jan de Nayer uit Rode, Jan « Int Schildeken sijn cosijn» werkten daaraan mee. Zelfs zijn moeder had « den persoon van Jan Hasey langen tijd in haar huis opgesloten en « gediverteerd >> omdat hij de waarheid in rechten niet zou verklaren. Hij probeerde ook een alibi op te geven, w~ardoor hij de peilingen zou « impossibiliteren ». Daartoe had hij vijf getuigen gevonden, ·met name jan Thomas, Quinten en Fransen de Oreve, Gillis Locx en Peeter Fleysen. Deze stonden echter niet te goede naam en faam. Ze waren bekend als « infaeme menschen, complicen, pellers, dieven. Pieter Heymans, 24 jaar oud, was eens door de vijvers van de heer van den Winckele gezwommen « ende dimmende over den muer » had hij de abrikozen gestolen. Hoe het afliep is niet bekend en dit heeft hier niet veel belang ook, maar te oordelen naar de hoedanigheidswoorden waarmee de rechters de beschuldigden betitelden, zal de straf niet mals geweest zijn. Het waren allemaal mannen met « ingeboren boosheyt, van quaden handel, vol falsiteyt en goddeloosheyt, perverse naturen, publique malfaiteurs, notoire vagebonden, sich glorierende in sijn quaet. Everaerts had nl. eens gezegd : «dat ick eens met mijn quaetdoenders comme ""
152
153
ick brande den bras al om verre »... en dat moest hij gestraft worden hij 24 uren daarna reeds zijn « remis >> (kwijtschel~ ding) zou hebben ... (FO. 125). Bij de dood van Jaak Jan Pipenpoy, schepen van Brussel, werd het hof vóór het Leenhof van Brabant verheven op 18.1.1757, op naam van Jan Jozef, zijn zoon. Op 27.7.1775, na dezes dood, werd het verheven door zijn weduwe op naam van haar minderjarig kind Jan Andreas Jozef. In 1780, na dezes dood, ,.op 16-jarige leeftijd, verhief zijn moeder, tochtenares, geboren van Reynegom, het op haar eigen naam. (R.A.B., Familiearchief Pipenpoy, suppl.). Op het Algemeen Rijksarchief berust nog slechts één cijnsboek in vier afschriften (0. 9705 tot 9707) met nog een stuk Rol van het Laathot Welnu, toen in 1780 notaris Delcor van Ukkel het griffiersambt van het. laathof van Homborch aanvaardde, . verklaarde hij ontvangen te hebben van de tochtenares van Jan Jozef Ghislain Pipenpoy, laatste feodale bezitster « verschiiJende registers van goedenissen, met enige rollen v~n genechten en transporten ende procuratien tot goedenissen. >> De volgende eigenares was een dochter van vorengenoemde echtelingen, te Brussel omstreeks 1830 overleden, als laatste draagster van de naam van Pipenpoy (Wauters). Later gingen de landerijen over aan de famili~ de Villers, terwijl de hoeve door een Crockaert werd gekocht.
St. Elooisbof.- Op de overzijde van de beek, ook op Verrewinkel, bestaat er een grote hoeve. Eertijds hoorde ze toe aan de van den Winckele's, onder meer aan Oodeverd van den Winckele. Ze heette toen « 't Hoff ten Nuwenhuse ». Op 9.7.1502, bij akten verleden vóór de schepenen van Brussel en van Ukkel, werd ze afgestaan aan het St. Elooisbroederschap te Brussel, door de kinderen van Goswin van der Noot en hun moeder Elisabeth Daneels geheten van Watermaal, dochter van Margareta van den Winckele en derde huisvrouw van Jaspar de Vijle. Het gasthuis van Sint Elooi, onder de hoede gesteld van de « broederschap van St. Elooi », was een liefdadigheidsinstelling die omstreeks het jaar 1000 werd opgericht met behulp van de gemeenschappelijke armbus~en van bepaalde ambachten, zoals de «Grof-smeden, Silver-smeden, Zadelaeren, Schilders, Lormeniers, Mes-maeckers, Broodtmaeckers ende andere» (0. Stryckmans, Brusselt 1699). De broederschap betrok een huis dat zij in 1447 bij gifte verkregen had \ an Jan van den Bossch; en zijn huisvro~. en gel~gen was te Brussel, in de Lange Ridderstraat (de hUidtge Schildknaapstraat), schuin tegenover de Greepstraat De broederschap verdween na de inval van de Franse omwentelaars. Volgens die akten bestond die ho·eve uit 64 b., nl. 20 1/2 b .land, weiden en boomgaarden, 5 l /2 b. bost 1!2 b. braakliggende 154
grond « den ouden Wijngaert
>>
geheten; een elsbroek van
2 b. 32 b. land en 4 b. bos, toebehorende aan Pieter van Her-
bays, heer van Duist. Andere in de verkoop begrepen ~.an palende landerijen staan aangeweien als eigendom van Wijlen Laureis van der Noot, evenals van Margareta van den Winckele. In 1659 (Jachtrecht 266) hadden de « toesienderen van de broederschappe van Sint Eloy .. ·. in hueringe genomen ende in jaerschaer aenveert het winhof ofte pachthof metten huyse, schueren, stallen ... boomgaerden, weyden, winnende landen ... geh. thof te Nieuwen Huyze »... De pachters waren toen Jaak Goethals en Catelijne van VerrewinkeLln 1687 was ~et Hof te Niettwenhuize gebruikt door Elooi Everaerts en zijn huisvrouw Anna Serkijn. In 1720 door hun zoon Frans. In 1737 was de hoeve belast met de volgende cijnzen ten laste van de pachters : 3 schellingen 3 deniers Leuvens, 1/2 kapttin en 3 1/2 veertel haver aàh de heer van Duist; 2 kapuinen, 22 schelling payements 1 denier Leuvens aan de heer van Homborch; 7 1/2 denier Leuvens aan de heer van Steen. De St. Elooishoeve werd herbouwd in 1741, welk jaartal naast de huisdeur ingekapt staat. Ze heeft haar architektonisch karakter uit de 18de eeuw grotendeels bewaard, zoàls blijkt uit de zijgevels, de schuren, de kruisramen, de deurkozijnen en schoormuren. Ook de oude pomp bestaat nog. De breedgewelfde kelders zijn merkwaardig. Jammer genoeg werd het geheel ontsierd toen eerst een stijlloze verdieping en later nog een knalrood pannendak werden aangebracht. De Godshuizen van Brussel (thans de Commissie ':'an Openbare Onderstand), die de liefdadige stichtingen te Brussel na de Franse Omwentéling verkregen, verkochten het goed, op 8.12.1893, samen met de « Bunsdelle », aan J.B. Sanchez de Aguilar, raadsheer bij het Hof van Verbreking. Vandaar ging het over op de familie Libert en thans is het eigendom van de gebroeders Jooris, generaals van het Belgisch leger. Tot voor enkele jaren, toen het ingericht was als « laiteri~-restaurant », stond er een wip in de boomgaard. Het was een uitgelezen dekor voor een Vlaamse kermis van Teniers. Tal van dichters en schrijvers, zoals Prosper van Langendonck, Hegenscheidt, Vermeylen, Teirlinck, om slechts de voornaamste te noemen, hebben hier inspiratie gezocht en... gevonden. De hoeve te Perke en die van St. Elooi waren eenzaam gelegen. Op 27 « apprille anno 1551 des snachts » was te Verrewinkel «op een hoeve aldaer iemand gecomen om geit». Hij werd echter gevat en « gemerckt dat aldaer geen gevanckenisse oft sterckte en was, werd de dief gebracht naer Boutsvoirt en aidair gestelt op de borcht door den preter en twee vorsters van Zoniën ».
Hof te Schavel.- Het Hof te Scha vei. waarvan het woonhuis op Beersel, de andere hoevegebouwen, landerijen en weilanden grotende,els op Linkebeek liggen, vormt een kwadraat ~an 155
onregelmatige gebouwen, waaronder een massale schuur met leien dakbedekking. De naam Schavei wordt op verschillende manieren ge ... speld : « Olierem van Scavey ... te Scavei,. I-1. 1356; lant van de lange scaveide, 1406, RK 44885; Scavets, W. 1440; hof te scaveye, L. 1486; opt lant van Scavey, - te scaveye weert, G. 1474; huys en hof van scavey gelegen in de prochie van Beerssele, met ontrent 2 b. onder lant heyde ende haverweys daer aen gelegen, alsoe tot onder den bosch van Cleert 1ancx den scavey velde opgaende 0. 1482; aent gat van den scaveyvelde, G. 1468; aent schaveyveldt Vo. 1593; tschoorgath van Schaveyvelt, KA. 1581 ; het Schavey-bosch, Vo 1635; h~t schaveyveldt, Vo. 1724; thof te Schaveys, 0. 1730; Scav1e veld, VdM, 1836; hof + Schauwaert, W.; ferme Scavye, Mil. K. (J. Lindemans, Toponymie van Beersel). In de volksmond luidt het Schavaas. Schavei komt van het romaans scavée, cscavée, Iatijn excavata = groeve. Vergelijk te Hekelgem, de. cavee of cavie, in de buurt van de Affligemse groeven van natuursteen, ontgonnen met de hulp van waalse inwijkelingen. (J. Lindemans, Romaanse plaatsnamen te Asse, .1954): Terloops, vermelden we nochtans het woord << scavams », 1~ een cijnsregister uit 1386 van Eigenbrakel, dat door P. Gonssen, Tablettes du Brabant, 1956, bi. 148, verklaard wordt als « holle weg ». Een « Henriek tSneeps soene van Schaveyts >> wordt vermeld in 1520 (R.K. 12549). De oudst bekende efgenaars waren de heren van A;J.. Als leenman staat bekend in 1480 Willem, zoon van Willem van Mons en Bargereta van Familleureux, geh. van Geldenaken. Het kapittel van Anderlecht inde er de kleine tiende op ongeveer 30 bunder, maar van 9 schoven werden er 2 afgestaan aan de abdij van Vorst en één aan de kapelanij van Beersel. In de 16de eeuw was het hof nog in het bezit van de heren van Aa, maar de van Withetn's van Beersel hadden het in leen. In een akte dd. 1603 van de schepenbank van Beersel, waarbij de heer van Beersel de hoeve van het kasteel, de borchthoeve, en het hof van Schavei voor drie jaar verpandde, wordt dit laatste beschreven als volgt : « een pachthof metten huysen schuerc stallen ende andere zijne toebehoirten in alder vuegen ende manieren zoe tselve gestaen ende gelegen is in de prochic van Beerssele gem. geh. het hof van Scavey mette bogaerde daeraen liggende groot ontrent 3 bunders, item een stuck Jants groot ontrent 3 b. gelegen ... opt Kesseleren velt cammende mette eender zijden tegen Sinter weyden strate, mette andere zijden tegen de goeden des Bagijnh~efs van Brussele, ende mette derde zijde tegen den Botebt ( Boeebt) toebehoirende Jan Op . den Bruyneput, item een stuck Iants ... opt Vrancxvelt ... 7 b. cammende mette eender zijden tegen Sinter Weyden Eycke, mette andere zijde tegen de goeden van Ingendale (later het goed Cambier op Rode 156
en Alsemberg), ende mette. derde zijde a en de goeden des vs. heeren van Beersele, item een stuck lants gelegen opt 1-Iofke... 2 1/2, commende mette eender·· zijde tegen den Boicht toebehoirende Jacop de Mol, mette andere zijden tegen de goede)l des vs. heere ... ende mette derde zijde aen de goeden van den Hoeffel (Hof ten Heuvel), item een stuck lants opt Grootvelt .. 6 dachw., cammende mette eender zijden tegen de goeden van O.L.V. van Halsenberge, ende mette andere zijden tegen de goeden des goidtshuys van de Jesuiten ende mette derde zijde tegen de goeden van Ingendale, item een stuck lants ... 24 b. opt Schaveyvelt, cammende mette eender zijde tegen den boscb gen. 't Heetenbroeck ... der Jes uiten, mette twee andere zijden tegen de goeden des vs. heere ende mette 4c1e zijde tegen de goeden der jesuiten, item 5 b. Iants opt selve velt stuyckende mette eender zijden tegen den CJeert
Hof te Schavei.
Pentekening Leo Theys (Cliché V.T.B.).
van den gasthuyse van Sint Jans in Brussele, mette andere zijde tegen de goeden van O.L.V. van Halsenberge, mette 3de zijde tegen de goeden der Jes uiten, stuyckende tegen de heerwech aldaer loopende (de oeroude weg van Nijvel, Alsemberg naar Brussel), item 5 dachw. bempts op de Mere, cammende mette eendere zijde aen de goeden der pitantie van Vorst (de abdij), mette 3da zijde tegen de goeden der vrouw van Schoors, ende mette 4<1e zijde tegen 't Hoffvelt item noch een bunder bempts... gelegen te Calevoirt ende Linckebeke wesende jurisdictie van Beersele, metter eender zijde tegen' het Tappeken, mette andere zijde tegen de beke loopende naer Caelevoirt, ende metter 3 00 zijde tegen de goeden Cl aes Clabboets ... » ( 0. 339). In de lijst van de leengoederen van Aa. opgemaakt in 1586, is vermeld het « hof te Scaveye, metten huysen,
157
schueren, stallen ende andere toebehoorten ende landen tsaemen ontrent 30 buenderen ende was een volle leen ge.houden door den heer van Beersel ». Bij huwelijk, in 1578, van Jan van Withem met Margareta van Merode ging het hof over op dit laatste geslacht. In de 18cle eeuw werd het een eigendom van de Arenberg's. In 1765 was J.B. Momrnaerf als pachter op het hof. Hij maakte toen bij de bedezetters van Linkebeek bezwaar tegen de betaling van de belasting als weide van een « droge weide komende tot in de straat gaande naar de Zeven Qaten », omdat die weide helemaal met bomen beplant was. Thans hoort de hoeve toe aan de Compagnie Immobilière de Belgique, die het oude Schaveiveld voor villa-:bouw verkavelt. Beneden de hoeve liggen de moerassige laagten die men het « Zuur » heet en waarin het Schaveihorretje ontspringt dat de Jezuïetenbeek voedt.
het Nederlands : flier rust. Jan Schavye, minnaar van zijn vrouw, vriend van zijn kinderen en vader van zijn werklieden. (Uccle au Temps jadis, bi. 84). . Aan de moeréJ.ssen van de vijvers van Schavei is een eigena.ardige legende verbonden. In dat broek zou een ridder met paard en la~us verzonken zijn. Nadien zag men. er bij pikdonkere nacht een dwaal1ichtje opstijgen en zich begeven naar het hof, waar het in de muurgaten verdween ...
Andere kleinere _hoeven. -
In het begin van deze eeuw verdwenen er drie kleinere hoeven, nl. het Hof van der· Brugge, naar de naam van de laatste pachter, gelegen· rechtover het station, dat eigendom van de kerk was. Het werd eerst een herberg en onlangs werd het verkaveld door de vennootschap G.A.F.B. uit Brussel, die er een Square aanlegde ter ere van Marcel en Robert Maas. De hoeve de Beer aan de Koeistraat werd verkaveld in 1923 en de straat werd omgedoopt in Villaiaan. De hoeve Labarre in de Hollebeekstraat werd verkaveld in 1932. Niettegenstaànde de nabijheid van de hoofdstad en de villabebouwing is Linkebeek een uitgesproken landbouwgemeente gebleven. Thans nog telt men een goed dozijn middel-grote hoeven.
Pentekening Leo Theys (Cliché V.T.B.).
Op die plaats lagen vroeger de vijvers die Hendrik Loocl< in 1492 overliet aan het klooster van Zeven borren, « ten vivere te scavey toe », L. 1486, gelegen in de nabijheid van de vijvers die de abdij van Dielegem van Jette er bezat in het Hof van Dweerbos, dat hun toebehoorde en later eigendom werd van de Jezuïeten en thans in het bezit is van de familie de Roest van Alkemade. Buiten vorengenoemde, kwam slechts de naam van ééN vroegere pachter te onzer kennis, nl. Marten Dannau in 1679. We vermoeden echter dat er lang een geslacht van Keerberghen op geboerd heeft. In het koor yan ~e St. Pieterskerk.. te Ukkel is er een grafsteen ter nagedachtemsvan J.F. SchavtJe, die in 1812 overleed. Een medaillon van witte marmer, werk van Oodecharles, versiert de steen. Het opschrift is nogal eigenaardig : Hic jacet jeannes Schavye, ortu Brabantinus, conjugis amans, gnatorum arnicus, officinatorum pater. In 158
De Boerengilde. -Werd op 10.12.1911 onder onderpastoor L. van de Keybus en met de medewerking van enkele vooraanstaande landbouwers opgericht « In de Zwaan », bij de weduwe j.B. GiJlis.,.de Beer, in de Kerkstraat 34 leden lieten zich inschrijven. ·Het eerste bestuur was samengesteld als volgt : Pi eter W auters, deken-voorzitter; Eu geen de" Munter, sekretaris; Kamiel Berghmans, penningmeester; Jan Frans de Ridder, Jaak de Ro, Jozef Oi11is, Frans van Uffelen, Pieter Tielemans, Tobie Heymans, raadsleden; Frans de Beer, zaakvoerder; E.H. van de Keybus, proost. De Raiffaisenkas werd opgericht op 15.11.1916. Einde 1926 ging de gilde over naar het lokaal der parochiale werken. Het ledenaantal wa~ intussen gestegen tot 105. Achtereenvolgende voorzitters : 1911 : Pieter Wauters; 1929 : Frans Meerts. Sekretarissen : 1911 : Eugeen de Munter, I 923 ; Kamiel Berghmans, 1927 : Prosper van Lishout, 1936 : Frans de Veen, 1942 : Hendrik Segers, 1946 : Kamiel Schittekat. Huidig bestuur: Frans Meerts, voorzitter; Filip Wáuters, ondervoorzitter; Kamiel Schittekat, sekretaris; Alfons Berghmans; Kamiel Berghmans, Kristiaan Berghmans, Joz~f de Dobbeleer, raadsleden; E.H. Johan Boon, onderpastoor, proost.
159
Nijverheid. - Hoe dicht ook bij Brussel gelegen, is de gemeente haast. uitsluitend een landbouwgemeente, buiten een paar mekanische schrijnwerkerijen, enkele beeldhouwwerkplaatsen en ateliers voor smeedwerk en kunstmeubelen. De watermolens. - De geschiedenis van de watermolens van Linkebeek is een van de meest ingewikkelde puzzles die wè op te lossen kregen. Het waren nu eens graanmolens of slijpmolens, dan weer slijpmolens of brouwerijen en omgekeerd, terwijl in de meeste gevallen de ligging. er van niet nader omschreven is. Het was een ware hoofdbrekerij dit alles enigszins uiteen te houden en te vereenzelvigen en dan nog zijn we niet altijd zeker daarin volkomen geslaagd te zijn ... Graanmolens. - Het hoeft wel niet te worden gezegd dat de oudste vermelding van molens enz. niet noodzakelijk overeenkomt met het tijdstip van hun oprichting. Meestal zijn die molens heel wat ouder. In 1309 stond Ghise1in van Grolst aan de hertog van Brabant zijn rechten af op de Nedermolen en ging hij de verbintenis aan de nabijgelegen « Accor >> ( ?) , die ook KJippemolen heette, nooit in een graanmolen te veranderen. (W. III).
·
Tot 1435 hoorde de korenmolen toe aan qe Hertog van Brabant. Toen werd hij « met huer gronde, voorvange ende achtervange, met beuren arcken, beken, ende alle toehehoerten >> tegen een jaarlijkse, erfelijke cijns uitgegeven aan jan Cools, rentmeester der Domeinen, ten behoeve van Mathijs van der Smissen « geseydt den molder >>, op last van 6 mudde rogge en 6 pond was. Als onderpand stelde van der Smissen een << hofstadt metten huyse, vijvers enz. gelegen te Neerstalle ». Waarschijnlijk was hij dus herkomstig uit die plaats. In 1457 ging de molen over aan Wauters geheten de Hondt, zoon wijlen Wauters geheten de Hondt, en wordt hij beschreven als volgt : « de corenmolen tot Linckebeke metten voirslage ende achterslage ... in allen der manieren die voirtijts gecoebt ende gecregen heeft geweest tegen onsen gen. He ere den Hertog van Brabant saliger gedachten... gelegen en gestaen op de beke aldaer tusschen de goeden Wauters van den Winckele en van Willem van Mons ... ». In 1459 moet het bedrjif overgegaan zijn in handen van « jaceppe geheten Herpijn papier makere soon wijlen jacops die men hiet Herpijn ende Nette van Doyenbergh sinen wive ~. Reeds in 1461 verkocht Herpijn de molen aan Wouter den Hondt, een zoon van de voorgaande Wauters. Van vader op zoon heette de oudste zoon steeds Wouter. In 1468 verkocht Margriete Leenaerts weduwe tsHonten de molen aan Aerde van Jette. 160
Daarna verneemt men .over de molen niets meer voor 1545, toen Clara van Haekelen, weduwe Jan Roseel alias
Pantens vóór de Tolkamer, namens de hertog als heer van de grond, de molen opdroeg ten behoeve van Laureis Stassaert zoon wijlen Roeland Stassaert, zoals Jan Roseel hem binnen zijn leven had bezeten en gebruikt, op last van 6 mudde koren, 6 pond was en een hertogelijke cijns van 9 mudde rogge. In 1548 liet Stassaert hem reeds over aan Barhele sBeeren en haar man Jan Aerts, en weer twee jaar later stond Jan Aerts hem af aan Jan van Linth zoon van Felix. In, 1554 ging hij van Jan van Linth over op zijn vader Felix ( ?) en twee jaar later op dezes kleinzoon, Felix, zoon van Jan. De van Linth's moeten de molen bedreven hebben tot in 1578, nl. « totten tijt toe van die groote troubelen van dese Nederlanden ... » toen hij « bij de rebellen van S.M. gebrandt ende geruyneert >> werd en « nog aiJeen den bloeten grondt » overbleef. Elders staat er dat niets was blijven staan « dan eenen witten steen ». De molen was dus « proffijteloos >> geworden, tm·wijl anderdeels daardoor << de gemeynten soo van Beerssele, Linckenbeke, Calvoert ende andere dorpen daerontrent Iiggen.de genoodsaeckt sijn geweest tot noch toe hun coren te doen malen op andere particuliere molens verre van daer geleghen ... ». De grond waarop hij gestaan had werd dan door de Rekenkamer afgestaan aan Marten Cappens en Mathijs de Keyser, onder verplichting voor hen de molen « de novo » op te bouwen en daarvoor aan Z.M. jaarlijks 9 mudde rogge te betalen. De gevel moest « ghemeyst worden van buyten den gront van de beke soo hooge als den molen placht te draeyen ». Verder zullen ze gehouden zijn <<het waetere sijnen rechten cours te Ja.eten nemen lancx d'oude beke (dit te wijst op een wiJlekeurige of onwiiiekeurige verlegginrr 0 e.~iger tijd) dewelcke suo men verstaet bij lanckheyt van ttjden soo vervuylt was dat men nu ter tijdt nauwelijckx siet datter eene beke placht te sijne » en moeten ze uitgraven. Om hun het opmaken van molen en huis lichter te maken, werden hun « negen eycken papen aengewesen door den haeckmeester op Cortenbosch » (omtrent de huidige Kleine Hut) geschonken. De molen moest op St. jansmisse 1596 draaien. Later verneemt men nog slechts dat in 1673 de bezitters uit de «molen geevinceert »werden en hij gekocht werd door de weduwe van wijlen de heer van Wils. Deze tamelijk uitgebreide gegevens zijn te danken aan het feit dat Pauwel Floris, heer van Steen, beweerde grondheer van de moten te zijn en recht op pontgeld te hebben. Uit de onderzoek bleek weldra dat de hertog daarop « ab immemoriale tempore » cijnzen had getrokken en dat de heer van 161
Steen, te Ukkel, er niets op te pretenderen had. (RAB., P.O., 4232). " De volgende families vinden we van in de 17de eeuw op de molen. Gillis de Mol, 1657; Guilliam de Mol, « molder heeft in hueringe den molen toebehoorende d'erfgen. van den Fiscael hove » voor 13 mud koren. Hij houdt 2 paarden, 1 veulen, 2 koeien. (G. 8468). Jan de Mol is er op in 1662. ( G. 8330). In 1696 huurde Niklaas de Becker den << corenmolen toebehoorende mevr. Wils ». In 1735 vinden wij er Roeland de Becker, met 4 b. 3 dw. en 50 r. land en 1 b. 42 r. weide; in 1747, J.B. de Becker, voor wie ook een vijver van 2 dw. vermeld staat. (G. 8946); in 1760, Niklaas de Becker; - Katarina Boissot in 1788, Judokus de Becker, maalder op de Nedermolen; na hem, in welk jaar weten we niet, komt Jakobus Coosemans, « molder in de Meulenstraete » ( G. 8946). In 1833 is de weduwe Guilliam de Becker op de molen, die toen eigendom was van Marie Nerinckx. In 1843 draagt de molen het nr. 16 en wordt hij bedreven door Hendrik Poortmans. Bij besluit van 2.6.1842 verkreeg hij machtiging om het rad te veranderen en te verbreden. Volgens Popp is de molen gekadasterd Wijk A ni. 142. Op 23.3.1853 vestigde het gezin Pieter Jozef Daij geboren te Halle 22.5.1822, zoon van Pieter en van Elisabeth de Coster, en zijn huisvrouw, Joanna Katarina van der Haegen, geboren te Dworp in 1822, zich op de molen nr. 17 te Linkebeek. Zij hadden tien kinderen waarvan vier geboren te Lot (toen nog onder de gemeente Dworp), en zes te Linkebeek. Pieter Jozef overleed alhier op 29.3.1865. Het gezin verhuisde dan naar Ukkel op 28.1.1868, maar kwam terug op 10.2.1873, om zich te vestigen op de molen nr. 16, de Nedermolen. Een der kinderen, Jan-Baptist, in 1847 te Dworp geboren, huwde op 5.5.1886 met Antonia Michiels, geboren te Linkebeek 26.10.1864. Hij zette het bedrijf voort. Uit zijn huwelijk had hij vier kinderen, en overleed op 16.6.1926. Twee van zijn zonen Frans en Louis namen het molenaarsbedrijf over vlak vóór de oorlog 1914-18. Frans huwde met Marie-Louise Labarre en overleed 26.4.1932. Uit dit huwelijk werd één kind geboren J.B. Paul, 20.4.1917. Na het overlijden van Frans werd de molen stilgelegd, de lossluis weggenomen en het afvoerkanaat naar de molen drooggelegd in 1937. Het goed is thans verhuurd aan de « Justisport », sportvereniging van het Ministerie van justitie, die er mooie hovingen, speelterreinen en een paar zwemkommen heeft aangelegd. Dit was het laatste van een geslacht van molenaars waarvan vele voorzaten dit bedrijf hadden uitgeoefend o.m. 162
te Buizingen (M~J. van den· Weghe, Gesch. van Buizingen), te Lot (C.T., Gesch. van Dworp, 273) de Day's van Lot speelden ook een rol in het Stevenisme (E. Torfs, Het Stevenisme, 1955). Het laatste molengebouw dagtekende van 1672, zoals in een zware balk ingekerfd stond. Het waterrad was zeer groot met spaken van meer dan 2 m. lengte. Jammer genoeg konden het rad en het tipisch molenhuis niet behouden blijven. Ook de geul of kelle werd enkele jaren geleden geslecht. Samen met de vijver en een lange rij knotwilgen en ratelpopulieren, vormde het geheel een mooi landschap. Een afbeelding er van, wet·k van Pol Craps en getiteld « Automne à Linkebeek », hangt in de raadzaal van het gemeentehuis. Papier- en kartonmolens. - Na de uitvinding van de boekdrukkunst kwam er een grote vraag naar papier. Zo ontstonden weldra papiermolens op de vele beken en riviertjes, vooral ten zuiden van Brussel, . Pirenne in ~ijn Gesch.iedenis van België, lil, bi. 243, zegt dat 111 1550 paptermolens 111 onze gewesten opgericht werden. Dit is feitelijk heel wat vroeger gebeurd. We weten immers dat te St. Genesius-Rode reeds vóór 1478 ( C. T. Geschiedenis van Alsenberg, in hs.; te Dworp in 1460 (C.T., Geschiedenis van Dworp, 174); te Huizingen (C.T., Geschiedenis van Huizingen, in hs., reeds papiermolens bestonden. Ook te Linkebeek was dit reeds zeer vroeg het geval. In het Guldenboek van St. Sebastiaan (± 1470) komen onder de leden een Koenraad, een Meeus (Bartolomeus), een Pi eter en een
De oude papiermolen, later karlonfallriek, l'ÓÓr 1912. Ven'angen door ePn landhuis.
163
Kwinten « de Pappiermaker » voor. Daaronder zijn er wellicht · van Linkebeek zelf, maar meer is er niet over bekend. Hoe dichter bij de plaats van verbruik (Brussel), immers, hoe ouder natuurlijk, want meer dan thans nog was het vervoer een belangrijk vraagstuk. Over onze papiermolens bezitten we maar bitter weinig gegevens, hoewel toch voldoende om er ons een bepaald denkbeeld over te geven. Toen Gijselin van Groelst in 1309 zijn rechten op de Nedermolen (zie boven) afstond aan jan IV, had hij de verbintenis aangegaan de nabijgelegen « Accor », die de Klippemolen heette, nooit om te zetten in een graanmolen. In 1459 was het een papiermolen geworden. (W. lil). In 1484 was deze « Clippermolen tot Linckenbeke gelegen achter den pappiermolen » een cijns verschuldigd aan het Laathof van de grote honden van Bosvoorde. (0. 995). De betekenis van Klip en Klippermolen is niet met zekerheid bekend. Prof. Carnoy en van Loey geven verschillende mogelijke verklaringen er voor op, als klip = slag; kleppe stuk hout dat men, nadat men de molen heeft stilgelegd, tegen ·cte kammen van het kamwiel laat vallen; het belet dat de molen averechts draait. Het kan ook een toestel zijn om de graanbak in molens in schuddenge beweging te brengen. De molen dient vereenzelvigd ·met de latere kartonmolen (in de 19dt> eeuw) aan de Scheeweg beneden de kerk. In de 16de eeuw was die molen, welke te eniger tijd een slijpmolen was, nl. waar gereedschap en wapens geslepen werden « van den Slijpmolen tot Linckenbeke bij Henriek van den Dijcke gelost» (R.K. 5085/1499), en gelegen «boven den Co renmoelen aldaer (de Nedermolen) bpnieuw een ·· « pampier moelen » geworden, welke Lijsbeth van den Bloecken « erftelijek te houden plach voor 2 clinckaerts van 14 st. het stuck ... van mr. Henriek van den Sijpe ... vanende half november 1564 » (R.K. 4253). Op de Galgenberg te Watermaal gebeurde op 16.9.1532 een tragisch en tevens roerend feit, waarin een jonge werkman, Pieter genaamd, die te Linkebeek in een papiermolen werkte, de hoofdrol speelde. Te Brussel was een oproer uitgebroken in verband met de overdreven duurte van het graan. Vorengenoemde Pieter werd bij die gelegenheid aangehouden en als rover tot onthoofding veroordeeld. Hij werd overgeleverd aan de meier van Rode en naar de Galgenberg gevoerd. Op het ogenblik dat hij neerknielde « in de rinck oft perck »t kwam er een meisje aangelopen, de haren los en een krans van korenaren van de nieuwe oogst op het hoofd. Ze eiste de veroordeelde op, zeggende dat zij hem wilde huwen, als hij daarin toestemde. Dit was een aangenomen gebruik en Pieter werd in vrijheid gesteld. {W. UI, 339). 164
Sommige molen~ars hadden vroeger geen al te beste fa~m. Nu wordt dat mtnder gezegd, maar enkele jaren geleden z~t
men1 als men sprak van iemand die niet veel van de kerk
h!~ld en ma~r op het .!aatste nippertje, met beloken Pasen,
ZIJn Pasen hteld, dat htJ « met de muilders » te biechten ging. In 15?.1 wer? « Inghel de knape van Willem Putmans, doen ter ftjt motlder tot Linckebeke » beboet « om dat hij gheworpen hadde eenen candelaer naer Steven de Mol "" (R.K. 48476). .. . ,.,., Hoe het ine~~zit is ~iet met zekerheid te zeggen, 'maar later bouw~.e Fthp Pl~ttncx, wiens nazaten er later nog zullen op ZIJn, een kleme papiermolen, die hij kort nadien verkocht aan jan van Lint. Wijl deze echter geen vergunnina van de Rekenkamer had verkregen, werd hij vóór de Tol~ kamer van Brussel gedaagd en verwezen tot betaling van een boete van 16 gouden Karolus. De vergunning werd hem echter toegestaan OJ?. voorw~~rd: jaarlijks een cijns te betalen van één karolus en :~Jn bednJf met om te zetten in een graanmolen, wat natuurhjk ten nadele zou zijn van de reeds bestaande ~edermolen, een. paar . ~onderd meters verder (akte vati ~1.1.1547-48). Dtt schnJft Wauters, maar in een akte van 1554 (RK: 295 fo 203), staat vermeld dat « jan van Linth onlancx b!nnen den dorpe van Linckenbeke ten versuecke deur kenmsse van der gemeynte aldaer geconstrueert heeft gehadt een papier mol eken ... met consent om den waterloop t~t den voors. moleken te mogen gebruycken ... voor één penmnck Lov~ns ... d~er bij is bevonden dat het vs. moleken es staende bmnen Lmcken.beke boven zekeren corenmolen (de Nedermolen). In 1564 vmden w:e van Lint nog vermeld« voer tconsent. hem gedaen van te moegen maecken eenen pampiermoelen m de prochie van Linckenbeke » (RK. 4253). . . In 1666 was Guilliam Pletincx « molder op den molen biJ de KelJeweyde ». Hij had twee knechten, Gabriël Pauls en .In.gel Cla~ots. Deze, « wonende in den pampiermolen van Gutlham, Pletmc~ >>, kwam. i~ bo:r~ngenoemd jaar voor in een zaak yóor het Fiskaal Offtcte. HtJ had in de « herberge ende pamptermole~ op den Alaert aen de vrouw van den huyse ende de dochter» tets gezegd waarvoor hij in die zaak als getuige moest optreden (F. 0. 125). In 1683 was de papiermolen, 3 dw. en 6 r. groot, gelegen aan de straat ~~ aan de Logenbeek, in het bezit van Gillis Clab?ts, denkehJ~ verwant met Ingel. Hij bezat ook het land de Eierenberg btJ de Anten ooi. ( G. 8468). In 1696 was hij nog op .~et huis met de «papiermolen ende herberge oft brouwenJe. (0. 8468). In 1686 werd de molen, toen uitgebaat door Miehiel de Naeyer, door franse soldaten afgebrand. ( G. 8947). Van 1709 tot 174 7 was een Pieter Winderickx t 16 9 174 7. op de molen, vermoedelijk van vader op zoon die beide~ de:
165
zelfde voornaam droegen. Van Iaatstgenoem.d jaar af, d.e weduwe Elisabeth Meerts (G. 8465). De doenmg bestond Ult 1 bunder, 1 dagwand en 95 roeden land; 1 b. weide, en 1 dw. en 29 r. « cureland ». Als opvolger van de familie Winderickx vinden we in 1756 en 1760 Pi eter Hollemans « grouwtpapiermaecker >> ( 0. 8465), op 31.5.1750 gehuwd met Anna Maria Winderickx en overleden 18.8.1777. In 1782 is er « aen de St. Sebastiaenswegh » Engel Hauwaert op (G. 8448). . Tussen de vers·chillende molenaars boterde het met steeds in verband met het peil van het water. In 1830, toen een Coosemans op de papier- of kartonmolen was, maakte de wed. de Becker, die op de verdergelegen graanmolen was, haar beklag bij het gemeentebestuur tegen eerstgenoemde. De burgemeester begaf zich ter plaatse en vro.~g aan Coos.ema!ls waarom· hij op de gestelde hoogdagen ZIJn grondsl~.ts m~t wilde trekken. Hierop antwoordde Coosemans dat ht] noott die plicht had verzuimd, maar dat de wed. de Becker hem wilde doen trekken hetgeen ziçh onder de grondsl.~is .bevindt en waarop dezelve is rustende, hetgeen onbehoorh]k ts ... De weduwe zei dat in 1748 het rad 7 1/2 voet en nu 9 voet groot was ... (O.A.). . . Bii besluit van de Staten dd. 14.4.1831 werd machtigmg verleend om het molenwiel te vergroten. In 1843 was Pieter Hauwaert op de «papiermolen op de Linckebeek, nr. 15 ... die sedert onheuglijke tijden » bestond. Omstreeks 1850 was de papiermolen, gelegen wiJk A nr. 27 4a, eigendom van Louis Edmond Sartiaux, kolenhandelaar te Brussel (Popp). In 1854 werd hij uitgebaat door een genaamde Hern:an uit Nijvel, « fabricant de papier », die dat jaar een vergunmng aanvroeg en bekwam voor het plaatsen van een stoomketel, . de eerste in de gemeente. Wanneer, in de 19de eeuw, de molen een kartontabnek geworden is, is niet bekend. De vellen karton werden te drogen gelegd op de weilanden omheen het kleine Jandelijk bedrijf, dat met zijn hoge schoorsteen en witgekalkte woning onder breedgekruinde bomen HefeBik gelegen was aan het einde van de Kasteeldreef met haar statige kastanjebomen. Lang nog nadat de gebouwen ge.sloopt werden, bleef h~t rad, vermolmd en verbrokkelend, ztchtbaat. Toen ook dtt laatste overblijfsel weggenomen werd, verdween voorgoed het laatste spoor er van. Thans staat daar een villa en niets herinnert er nog aan dat daar eeuwenlang de beek het rad van Linkebeeks oudste nijverheid deed draaien.
De Rozemolen,. -
Om dezelfde reden als voor het Hof te Hnmborch en het Sint-Elooishot vermelden we ook de Roze166
molen. Het was de «Molen aan de Kelleweyde » later de molen van de familie Crockaert Hendrik jozef ± 1850 op de Verrewinkelbeek. De molen zou eertijds een papiermolen geweest zijn, in~ 1563 opgericht en in 1718 in graanmolen veranderd. (Ucde au terups jadis). Thans ligt daar in een vredige afzondering, ingesloten tussen groenende heuvels en golvende weilanden, een dichterlijke verbruiksgelegenheid. Maar het klokkende, rekketekkende, uitgemergelde houten rad is thflns vervangen door een metalen en het edele graanmalen heeft de plaats geruimd voor een eigen elektriciteitsproduktje. Aldus verdwenen, de ene voor de andere na, de typische getuigen uit een ver en nijver verleden. Slechts een paar schil:derijen en wat prentkaarten bewaren het beeld van deze aan-: vallige Linkebeekse plekjes. Het is bekend dat men oudtijds zeer streng was op het naleven van de zondagsrust. In een bisschoppelijke brief van 9.9.1598 o.m. werd er aan herinnerd en tevens de zondagsrust in de graan- en papiermolens geregeld : « Mathias, aertsbisschop van Mechelen, allen den ghenen die dese onse letteren sullen sien oft horen lesen, Saluyt in den Heere, wij doen te weten, hoe dat men bevindt als dat deur die verwoestheyt van de Janghdurighe oerloghe ende ongeschicte verhinderinghe ·des tijts soe ter steden als ten platten lande seer quaelijek geviert ende onderhouden worden die heylighe sondaegen ende vierdagen der beylighen kercke, tot groote quetsingen der conscientien, soe eest dat wij eenen geJijeken binnen onsen aertsbisdomme ... wel scherpelijcke verbieden op eenighe dc;r sondagen, hoochtijden, onse lieve vrouwen daegen, aposteldaghen, twee feestdaghen naer kersmisse, twee naer Paesschen ende twee Sinxenen, nieuwe jaers dach, drije coningfien dach, heylich cruysvindinghe, ascensioens dach, heylich sacraments dach, Sint Jans Bapt!sten dach, Sincte Laureys dach, Sinte Miebiels dach, op den patroon oft patronesse dach van elcker prochien aldaer heylich dach sijnde, te doen eenighe slaevelijcke wercken deur hen oft deur sijne huysgenoten oft andere werckluden als van ambachten, lantbouwinghe, schepen oft wagens te laden oft lossen bier, hout, colen, kareel, kalck, steen oft andere materialen oft aerbeyde1ijcke vrachten te voeren. Ierst aengaende de meulders, midts dyen de gemeynten nootelijek is allentijts versien te sijn van meel, ende nochtans dickmael noch water noch wint en dient, sal den selven geoirloft sijn op alle sondaghen ende heylighe dagen uytge ... nomen die vier hoochtijden, onse L. vrouwen daegen. jaers dach, drije coninghen dach, ascensioens ende heylich Sacraments dach, midtsgaders de patroonen ende patronessen daeghen van elcker plaetsen, te muegen malen den geheelen 167
tijt door, behoudens dat sij ophouden v~n sesse urèn s1~1or-- · c.rens tot den sesse uren tsavonts, van half merte tot Bamtsse, ~nde van Bamisse tot half merte, sullen sij moeten ophouden te seven uren smorgens, ende mogen beginnen te vijffve ure tsavonts, te waere dat noot anders verheyschte, in weleken gevalle sij sullen moghen aen ons oft aen onsen vicaris ofte Iantdeken voorder consent begeren, wel verstaende nochtans dat men op gheene soudagen oft heyliche dagen en sal vermogen op rosmeulens malen nocht graen ter meuten oft meel van daer moghen draghen oft vueren ». · In 1614 (Jachtrecht 250) waren Ingel Coppens en Joos van den Plast, papiermulders gecalengiert geworden omdat ze op zondag 16 juni van dat jaar op hun « pampier molen soude hebben doen oft laten stampen die stoffen dienende tot het maecken van grauwt pampier... Ter goeder trouwen wandel en » wilden zij niet ontkennen « dat zij op 16 Juny sijnde geweest sondach hennen pampiermolen implidter hebben gedraeyt sonder dat daertoe eenighe stoffen in de backen sijn gekeert oft geruert geweest. .. ». Op 27 juni· daarop werd ook de wed. Pletinckx voor het zelfde feit bekeurd, en in 1617 Ingel Heymans er op betrapt dat hij << op de 2de ende 3«e kersdach hadde doen ende laeten draeyen sijnen pampier muelen ». Er moest toch wel iemand, zo luidde zijn verweer, bekommert geweest sijn om die gaê te slaen ... gemerckt den selven had de ledich gestaen ende nyet gedraeyt op te 1ste kerstdach daerdeur notsaeckelijck moet v0lgen dat de gedaeghde oft yemande van sijnentwegen den selven heeft doen draeyen ende daertoe gereedt gemaeckt tegen den 211 kerstdach » (ibid. 251). De betrokkenen lieten zich echter niet onbetuigd en legden een bewijs vóór van landdeken Vinck van Brussel, dat luidde als volgt : « Onsen aldaer Eerweerdichsten heere den Aertsbisschop van Mechelen heeft vercJaert als dat de pampier molens mogen drayen op sendaghen ende heylighe dagen bij soe verre als daer nyemant mede bekommert (tewerkgesteld) en sijn om die gade te slaen ende de stof in de backen te keeren ende roeren ende alsoo nyet calengierbaer ( bekeurbaar) en sijn als overtreders der feestdagen dan allen mogen de molens sluyten, welck ick ondergeschreven attestere met onderteeckeninge mijns naemps des en 22.6.1610 ende was onder teeckent Peeter Vinck lantdeken ». Of onze simpatieke papiermulders wel zo onschuldig waren a1s ze zich voorgaven, laten we maar liefst in het midden. Brouwerijen en herbergen. - Zoals tot in het kleinste dorp toe, waren er te Linkebeek reeds vroeg brouwerijen. De oudst vermelde is die welke in 1556 vernoemd wordt als de « camme van Sevenborren ». Dit zal een eigendom geweest zijn van het Klooster van Zevenhorren (St. Oenesius Rode) dat aan een 168
brouwer verhuurd was. (ESB, 1936, bi. 349). In elk geval, voor 1686 staan er volgens een telling van overheidswege, twee brouwerijen vermeld. Waar die brouwerijtjes gelegen waren is moeilijk tè achterhalen tenzij die te Kalevoet, die in 1782 ( G. 3159) beschreven wordt als volgt : << Item eene weyde met de · brouwerije ... gelegen tot Calevoet ... onder Linckebeke met sijne ketels ende backen paelende tegens de casseyde van Alsembergh, groot 3 dagw. 66 roeden paelende oost de beke suydt den h. Santander ... West de casseyde van AJsembergh ». Op dat goed werd datzelfde jaar arrest gelegd door Josepha Ghislena de Ruysscher gravinne van Elishem, ten laste van Paulus Everaerts,. jongman. In de 16de eeuw was ze gehouden door Gielis de Beer, die aan de Rekenkamer een jaarlijkse cijns betaalde van één denier Lovens oni << dwater te mogen leyden in de camme achter de CappeJie van Calffort ». Een Froon Huyge had toen aldaar << boven Calfvoirt » een papiermolen. (RK. 50856). Of « eene brouwerij ofte herberge gen. den Willecom paelende tegen de jurisdictie van Beersel, Linckenbeke ende Uccle » met vorengenoemde brouwerij mag vereenzelvigd worden valt niet uit te maken. In 1630 staat er een « kamme » vermeld als volgt : « aen 't hof van Schilde ... eertijts vijver geweest sijnde ende gen. den nedersten vijver... een en bogaert voor 't hof te Schilde, daer op een huys oft camme gestaen heeft, geheeten de nieuwe verbrande camme, tusschen de straete aldaer in twee sîjden ende smolders straetje ter andere >>. (ESB, ibidem). In 1664 waeren GuiiJiam Vlemincx en zijn huisvrouw Magda1ena van Haelen «op seckeren hennen hofstadt metten huyse schueren stallinge, cammeende boomgaert groot 5 dagw. » In 1605 betaalt Ingel ·coppens een cijns van 20 st. aan de kerk van zijn« huys geh. d'oude camme » (A.P.), en in 1691 is er nog eens spraak -van « een gel eg he de oude camme » (KA.). Een Jan Coomans vindt men vermeld tussen 1672 en 1703 als brouwer; Pi eter van der Gucht als belast voor een « ertstede, brouwerij e en herreberg he » ( G. 8483). Waar brouwerijen zijn, zijn natuurlijk ook herbergen. Gewoonlijk waren die brouwerijen ten andere tevens herberg. De herberg « den Bastiaen » vinden we vermeld in 1551. Lincken Cammaerts had er Meynken Wijns «metten haire getrocken ende ter eerden getrocken. » In 1664 staat de pastoor in de dorpslasten voor « het geleghe van Ste Sebastiaen » ( G. 8444). En in 1665 was het « een ledig huis gen. de Bastiaen 3 dw. groot « rontsomme sheeren straete » en in huur bezeten door Marten de Bue voor 16 gulden per jaar. ( G. 8468). In 1683 is het « een huys geh. den Bastiaen 2 dagw. groot wesende bogaert oft weye ». Verhuurd voor 30 gulden per jaar en belast met een cijns aan de kerk en de Honden van Bosvoorde. (0. 8468). Datzelfde ja._ar wordt ook een huis vermeld « gen. St. Sebastiaen » op een dagwand 169
<< palende de straete van Beersel naar Alsemb. en ten derde den MoJenweg ». Dit kunnen twee verschillende eigendommen zijn, waarvap het ene nog herberg was en het andere er de naam van behield. (KA. 3411). In een akte uit 17 41 kan de ligging van « den Bastiaen » enigszins opgemaakt worden uit de volgende tekst : « beneden de kercke... palende aen de Langewaegestraete gaende van den Bastiaen naer het castee1... belast met een oude hinne »... ( 0. 358). Vijftig jaar later bestond er het « huys ende herbergh Sin te Sebastiaen » ( 0. 8487). Of dit dezelfde herberg is, is niet uit te maken. Het Tappeken staat vermeld in een schepenakte uit 1603 : << het Tappeken ... tegen de beke loopende naer Caelevoirt (0. 339). In 1691 was Gillis de Vadder er de waard van (K.A.). Omstreeks die tijd zouden er dus twee of drie herbergen geweest zijn; nochtans wordt er van overheidswege slechts één vermeld in 1686. Ook deze herberg betaalde een erfelijke rente van 15 st. aan de kerk. De voornaamste herberg was wel steeds de Zwaan, dicht bij de kerk; in 1665 vinden we daarop Hendrik Verhelen, brouwer, die in huur heeft << seker huys ende camme geh. de Swaene toebehorende den cancellier van den Winckele, 1 dw. groot palende aan de straat en aan het curengoed. Verbeien hield 3 paarden, 3 koeien, 2 vaarzen eq 4 varkens. ( G. 8468). In 1683 was ze gehouden door de weduwe Merten de Bue. ( G. 8468). In 1685 door Guilliam Heymans. In 1648 en in 1700 staat het goed vermeld als eigendom van de weduwe Karel Herbos en bewoond door Jaak Heymans. (G. 8303, 8304). In 1714 verpandden Joos Stoefs en Anna de Haes, pachter, ten behoeve van hun dochter Klara «novisse op den grooten begijnhave te Brussel... voor de dole van haeren begijnelijcken staet een jaarlijkse erfelijke rente van 50 g. op eene hofstede met de schuere, stallen enz ... wesende cene herberghe waer is uythangende de Swaene gestaen ende gelegen te Linckenbeke... metten voorhoofde aen sheeren straete en met de àndere drie zijden tegen het curenblock ... 1/2 bunder groot belast met een swerte hinne aan de cure, sjaars. Item een gelege oft onbehuysde hofstede 1 bunder groot. .. te Oplinckebeek palende met de achterste zijde aan de vijf dagwanden ... Item 1 1/2 dagwand land op het schouwendaaL (0. 8304). Juffrouw Klara Stoefs verkocht de « Swaene » aan Jacobus Coosemans en Anna Vanden Berghen, volgens « goedenisse gepasseert voor de Bancke van Linckebeke op 23.11.173 » (Familiearchief Moorkens-Croon). In 1759 (ook nog in 1772) was Jakobus Coosemans waard in de Zwaan. Aan een van zijn zonen, Engel, overkwam dat jaar op de kermis van Huizingen bijna een tragisch ongeluk. Engel C1aessens, jongman, kozijn van Sebastiaan Ciaessens te Huizingen herbergier in de « Croone », en die te
170
· ·"
Ukkel bij zijn moeder woonde omtrent de Sirooppot, een vroeger welbekende herberg, was tussen 1 en 2 uur « gecomen tot Linckebeeck om aldaer wegens sijn ouders tegen (de 29ste mei) wesende kermisse tot Uccle te gaen nooden Jacobus' Coosemans herbergier in de Swaene ende had aen de twee sonen van Coosemans gevraagd om naar « Huyssinghen kermis >> te gaan. In 't passant waren ze ook nog J .B. van Haelen te Drogenbos gaan oppikken. Om 9 uur waren ze gekomen bij Jaspar vap Haelen, kuiper te Sollenberg (Huizingen), « om aldaer te gaen vinden. de dochter van Gil1is Daij di~. Engel Coosemans vermijnde te wesen ende die hij was vnjdende »... Doordat het gezelschap echter niet juist wist waar van Haelen woonde, waren ze hier en daar aan de huizen gaan Juisteren of ze de stem van de· << uitverkorene » niet hoorden. Zo kwamen ze ook aan het huis van Pieter de Mesmaecker en klommen er op het hout dat er vóór het venster opgestapeld lag. Dit was niet geluidloos gegaan en binnen het huis had men dat verdacht gerucht gehoord. De Mesmaecker greep naar zijn « fusieck » en knalde er in de duisternis maar op los. De kermisgasten stoven uiteen, maar in de vlucht kreeg Engel Coosemans een kogel in de rug die langs de borst uitkwam. Gelukkig werd hij niet dodelijk o-etroffen. Engel Claessens vertelde 'later dat het « een onm~n schelijke behandeling was en dat hij om het perijckel te ontvluchten genootsaeckt geweest was doer eene haege te cruypen alwaer, hij sijn (zondags) jupon had gescheurt »... Op 5.9.1788 werd «de Zwaan aan een der zeven kinderen Coosemans toebedeeld, Jacobus, die gehuwd was met Judoca Maes. Een gedeelte van het goed « een schuere met de keldering daeronder en hovinge groot 40 roeden » werd verkocht 26.9.1792 aan Ouillam de Leenheer en Maria Louckx, die « sullen liber syn sooda,n.igh uithanghert te moghen hangen·als hun belieft, maar en. sullen noynt de Swaene, mogen uythangen. » Begin 1790 hadden de echtgenoten Jacobus Coosemans-Maes 700 gulden wisselgeld geleend bij Gaspard Joseph de Villegas Clercamp en Marie Sebastienne van den Broeck uit Brussel tegen verpanding van hun herberg. Had de Zwaan niet zoveel trek meer tijdens het Franse regime, en waren de verdiensten aldus aan 't slinken gegaan ? . I~ alle geval, de rente van dit kapitaal was sedert drie jaar met meer betaald toen op « 24 ventöse An 10, Ie Tribunal civil de }'Arrondissement de Bruxe1Ies, Département de Ja Dyle » de waard veroordeelde tot onmiddeHijke vereffening van 84 gulden wisselgeld of 177,77 franc (Familiearchief MoorkensCroon). In 1743 waren er drie herbergiers : Marten de Bue, Pieter de Nayer en J.B. Heylenbroeck. (0. 8946). Het zal menigeen vreemd doen opkijken dat met het woord « zwaan » oorspronkelijk niet de bekendè zwemvogel 171
bedoeld was. Bij elke brouwerij was er een vijvertje dat oudtijds een « zwaan » geheten werd. Dit is de reden waarom zoveel herjjergen die tevens brouwerij waren, de zwaan als uithangbord droegen. In al de dorpen van onze streek was er een. De eerste betekenis van het woord ging echter verloren en men dacht nog alleen aan de vogel. De betekenis van dit «zwaan>> was dus <<open waterput>>. Vandaar ook de betekenis van Zwaanput, die men o.m. te Ruisbroek in 1727 aantreft (J.L.). Vroeger werd het nodige water uit de beek, vijver of zwaan geschept met een << schadoef ». ·Met houten goten liep het water dan verder naar binnen in kuipen en ketels. In 1658 staat Hendrik Berckmans vermeld als wonende « in de Geusenkerck >>, wellicht is dit volkshumor voor de naam van een herberg. ( 0. 8946). In 1716 had de meier een genaamde Gabriel Mosselmans van Rode/ gedaagd, wiens « dochter Marie. op den tweeden J unij lestleden is geweest in de herberge den Spithof tot Linkebeke (die) aldaer ha er heeft vervoordert met jonghmans te drincken en te dansen »... waarvoor de beklagenswaardige vader 6 gulden boete te betalen kreeg ... Deze herberg, die bij de kerk gelegen was, heet in andere stukken de « Pitsaf ». In de « herberge geheeten de Capelle gestaen op den kercken Speeldries » gebeurde er op 4.8.1776 een « rusie ende gevecht ». In de voormiddag waren alda.ar, zo verklaarde « Catharina de Bue bejaerde dochter in de< 60 geboren en woonende te Linkebeek in de gemelde her berge ... t'haeren huyse gekomen twee provoostgasten, nl. een brigadier benetfens de cavalier Chalbon der compagnie van justitie geseyt de roode roede ... in het blouwt gekleedt. .. dewelcke doen vergaederen hadden de patrouille van de prochie », welk bevel uitgevoerd werd door officier Pieter van der Haegen. Die provoostgasten, nu zouden we zeggen de rijkswachters, hadden verder <<geeeten ende gedroncken mitsgaeders sich wei gedraegen ». 's Avonds te 11 uur, alvorens weg te gaan, gaven ze aan de waardin verbod « van den nachte voor iemandt eenigh bier meer te tappen ». Op dat ogenblik kwam daer <~ eene geheele compagnie van jonghmans ... » die vroegen om eten, drinken en « logist op eene f(aye bedde met eene brandende keersse voor den geheelen nacht », wat hun geweigerd werd. Inmiddels werden de provoostgasten in de kamer gestoten en de deur toegetrokken « soo dat sij daer niet uyt en konden». Een gevecht ontstond, zodat de ene provoost aan de wang werd gekwetst en de andere « sijnen kasack gescheurt was aen eenen knopgadt »... Uit het onderzoek, op verzoek van meier J.B. van den Elsken ten overstaan van schepenen Augustinus van Keerberghen, Miehiel Uytterhoeven, en griffier Joos van Po1fliet ingesteld, bleek dat de voornaamste belhamels jan Wijns zoon Albert en Karolus Cammaert van Beersel waren.
172
Als getuige; door officier jan Heymans gedaag~ van wege de kinderen van Martinus de Bue, vermoedeliJk de eigenaars van de « Capelle », verscheen ook de « eerbaere Ursula Eemers, 52 jaar oud, weduwe Jan Re~ers >> vanLinkeheek welke die dag had helpen tappen en dtenen « het volck dat 'soude hebben komen eeten en drincken ». Ze was er gebleven tot 1 uur 's nachts en was onder de ruzie in de kelder gevlucht. .. (0. 370). In de Put van Kalevoet, die een belangrijk kruispunt was van wegen naar Brussel, Drogenbos, Beers.el, Alsemberg en Linkebeek stond de oude herberg in << De WelJekom », in 1783 verm~ld als volgt : « den Wilkom ... alsnu wederom twee huysen gelegen' deels op Drogenbossche, Beersel en Linckebeeck te Caelevoert tegen de kasseyde van ~lsemberghe >~. Aldaar bestond ook de Bisschop, gehouden, m 1665, door Merten de Bue in den Bisschop ( 0. 8948). Een herberg met een echte boerennaam was in 1730 «het huys 0aen. den Koyesteert » (KA.), evenals in 1739 «de herbergh den Ruynenstal » (KA.). Even vóór 1758 woonde er Pieter Everaerts, zoon van Elooi, wellicht een kleinzoon van pachter Elooi van het St. Elooishof. Zijn eerste vrouw was Petronelia Hauwaert van Verrewinkel, een dochter van Houwaert, vorster in Zoniën, die vroeg overleed en hem e~_n enig kind een dochter naliet. Hij ging een tweede huwelijk aan met Agnes Berlaimonts en overleed reeds voordat zijn dochter meerderjarig was. Ais voogd van de wees werd ..~ang~steld haar oom Pieter Houwaert, ook vorster op Zomen, dte de voorzorg had genomen enkele voorwerpen van waarde op te sluiten in een « schappraije in de groote caemer van den Ruynenstal >> en de sleutel doen behandigen aan pastoor van Geel van Linkebeek. Op 2.11.1758 werd dan op zijn verzoek, door meier en schepenen, overgegaan tot de opening va~ de kast en de overhandiaina van de « effecten » aan de JOnge erfgename, nl. « 2 ho~te o ende 2 kaertpapieren doos en daer inne waeren een deel doecks, treckmutsen, neteldoecke halsdoecken, 1 roode voorschoot, 1 paer catoene hantschoenen, 2 catoenen voorschaoten 3 coeslijven, 1 goed en 2 slechte, 1 stoffe capotte, 1 r~ck, 1 calamanden rock, 1 swe~te seye faille, 1 goude cruys, 2 goude oorringen, 1 paer stlvere gespen, 1 kerckboek met 2 silvere sloeten ende 1 silvere randtplaete ofte lees te rontsomme beleght »... ( 0. 8306). Er bestond ook een herberg « De Koestaart » te Brugge. De Koeisteertstraet, vroeger Peerdestraetken, werd aldus genoemd naar het huis « De koeisteert ». in deze straat gelegen. De naam werd in 1900 vervangen door Pieter Pourbusstraat, door toedoen van burgemeester Visart, die in deze straat woonde en een voornamer straatnaam wenste. Vóór Visart woonde er een Engelse majoor, die met de eigenaardige
173
benaming ingenomen was en zelfs een schilderij .liet maken van het huis en een gedeelte van de straat, en waarop het achterste van een kwisperstaartende koe voorkwamen. (Biekor1, 1957, bl. 37). Thans nog bestaat er te Brussel, Ossegemstraat 198, een « Café de Koestaart ». (Telefoonboek, en aangehaald door Dl'. Jan Grauls in de Linie van 5.4.1957). De Kroon vindt men eenmaal vermeld, in 1782, nl. « ten huyse van den eersaemen Jacobus Refuge weert in de herberghe de Croone ». ( 0.3162). Of « een huys... geh. den Schoonenbergh » in 1601 (A.P.) een herberg was, weten we niet. Omstreeks 1845 waren de volgende houders van herbereren bekend : Jan Jozef van Tassel, Wijk A 220; Cornelis Geysels-de Strijcker, Wijk A 233; de ~ed.uwe 1·~: de Knop, wier man .sedert 1827 een beenhouwenJ hteld, Wt]k A 247a; Eustaas Labarre, Wijk C nrs. 57, 58, 59. Tot in 1871 was het sluitingsuur der herbergen gesteld op 10 uur, daarna tot 1888 tot 11 uur en van dat jaar af tot 12 uur. Kort geleden bestond er nog slechts één brouwerij! dlé in de laatste jaren versmolten was met de oude brouwenj van de Merlo te Ukkel-Stalle en toebehoorde aan de familie Theunissen. De molen, nr. 17, later dê brouwerij Theunissen, moet omstreeks 1810 opgericht geworden zijn. In 1824 hoorde hij toe aan Joos of Judokus de Becker en was het een kleine papiermolen toen bij besluit van het provinciaal bestuur van 9 januari van dat jaar machtiging verkregen werd om het waterrad te veranderen en het bedrijf om te zetten in een graanmolen. In 1843 was het eigendom van Frans van der Eist, en daarna van August Menu, rentenier te Brussel, Aucrust Menu, zijn zoon, wonende te Ukkel, vroeg in 1844 aa~ zijn moeder, Marie Française Muller, de toelating om naast de graanmolen een brouwerij op te richten. In 1858 i~ de familie Day op de molen, in 1868 F. Kuyckens, in welk jaar een nieuw waterrad geplaatst werd. (O.A.). Dit bedrijf, dat drie kwarteeuw geleden, uitgroeide tot de Brouwerij Theunissen, werd onlangs stilgelegd; de gebouwen zijn thans geheel ontruimd.
"
Buiten de eerste instaJJaties, ~ijn er thans 45 vijvers, poelen of gra~hten aangelegd, waarm om zo te zeggen alle zoetwatervtssen gek.'Yêekt worden, die voor ons land belang hebben, met daarbq enkele .Kongolese vissoorten. De inrichting ~ ·kreeg de benammg « Centre de Pisciculture de la Pondation Hoever. pour Je développement de l'Université de Louvain », ~aarbtJ .bleek dat de Vennootschap Espinette-Linkebeek haat mstallattes ter beschikking stelde van de studenten der Leu~ense ~I ma Mater (en ook van andere agronomische instellingen 111 het land). Het, goed staat ook onder, de bescherming van de V.Z.W. «Les Reserves Ornithologiques de Belgique ». H~ndel. - In het midden der t7<~e eeuw waren er twee wmkels, waaronder de gewone specerijwinkels van de buiten moeten verstaan worden (K.A. 7237). Meer vindt men over· de vroegere hand~] niet. Zelfs tot aan de eerste wereldoorlog was de .handel hter. volstrekt onbeduidend. Voor 1907 bv. waren hter maar dne personen die handel dreven nl één « hand.~laar »,.. één houtkoopman en één leurder. ' · · . ~tj. de .ntJVerheidsteJJing van 1947 waren er 22 nijverhetdsmnch.~mgen, met een totaal van 4 bedienden, 3 helpers, 76 mannehjke en 37 vrouwelijke werklieden. Er waren 50 alleenstaande handarbeiders behorende tot 21 kategorieë? van bedrijven waarvan de belangrijkste vertegen~oordtg~ waren door 7 personen die zich met de vleesvoedmg beztghouden. Het ·aantal handelsinrichtingen (produkten van mijnen en gro~ven en voedingsmiddelen) bedroeg 2 met samen 4 bedtenden en 1 werkman. Het aantal zelfstandige handelaars was 95 behorende tot 16 ~roepen van bedrijven, waaronder de ~erkoop van levensmtddelen voor onmidde1Iijk verbruik (30) en de herber&"en enz. G30) de talrijkste groepen uitmaken. (Nationaal Instituut voor de Statistiek (6 BR./50/1685).
Viskwekerij .. -
Een Frans industrieel, Daniël Vager, die een villa bewoonde boven het Wijnborredal, liet in 1908 in zijn goed, tegen de Dwersbosstraat, langs de Jezuietenbeek, een viskwekerij aanleggen. De instanaties bestonden oorspronkelijk uit een viertal vijvers en zeven gemetselde bakken. Men deed er vooral aan forellen teelt, die zowat 1000 kg. vis per jaar opbracht. In 1927 ging het goed over op de N.V. «Espinette-Linkebeek :. die de viskwekerij herinrichtte en uitbreidde door toevoeging van verscheidene stukken grond, opwaarts tot tegen de bovenste bronnen der jezuietenbeek. 174
175
HOOFDSTUK VI
r. -· -·
~
.
KULTURELE GESCHIEDENIS '
· Volksonderwijs. -
Aan de hand van een heel aantal dokurnenten toont prof. Dr. R. Post, (Nijmegen) aan in welke ruime mate het volksonderwijs in het Nederland van vóór de Hervorming ingericht was. Op zijn beurt bewijst dhr. F. de Koek met feiten in het Vlaams Opvoedkundig Tijdschria XXXV,. 6, bl. 315 en daaraanvolgende, dat het Jager onderwijs in Zuid-Nederland (België) sedert onheuglijke tijden al evenzeer verspreid was. (Wetenschappelijke Tijdingen, september 1955, kol. 304). Het concilie van Mechelen 26.6.1607 was gewijd aan de hervorming van het onderwijs. Besluiten betreffende scholen, handboeken en leerkrachten werden bekendgemaakt op 19.7 en bekrachtigd bij een plakkaat van hertogen Albrecht en Isabella 31.8.1608, waarbij o.m. voorgeschreven werd dat, waar er geen zijn, scholen moeten· opgericht worden op straf van boete. Ouders, die er hun J<inderen niet zouden naartoe zenden, zouden geen armensteun meer genieten enz. Oudtijds was het volksonderwijs dus geen staatszorg. Het werd verstrekt door de parochiegeestelijkheid, gewoonlijk door bemiddeling van de koster, tegen een kleine vergoeding per leerling en per maand. Voor d~ arme kinderen betaalde de H. Geest- of ArmentafeL Zo trok in 1624 de koster 10 gulden « om de arme kinderen te leren >> ( 0. 3417). In onze verlichte eeuw (alle eeuwen heten zichzelf verJicht) wordt door sommigen nogal smalend neergezien op de middeleeuwse toestanden. Alles moet echter in zijn eigen tijd en betrekkelijkheid gesteld worden. Voor een naar de omstandigheden geschikt onderwijs heeft de Kerk steeds gezorgd, maar het was zeer moeilijk van wege ouders, voogden en kinderen een geregeld schoolbezoek te bekomen. Dit moet niet zozeer verwonderen wanneer men even bedenkt dat de schoolplicht, ingeschreven in de wet van 1842, in de jongste wet nog trioest worden verscherpt, waaruit blijkt dat voor heel. wat zaken van openbaar belang als soldatendienst enz. een zachte zoniet gebiedende äwang van node is ... waarbij dan nog moet in aanmerking genomen worden dat onze voorouders die geleerdheid heel wat minder nodig hadden dan wij. .,
177
Alle tijdperken waren natuurlijk ?ok niet gelijk .. Het spreekt vanzelf dat tijdens politieke of andere beroermgen zoals bijvoorbeeld de vele oorlogen en bezettingen in de 17c1e erl 18de eeuw in onze streken, toen dorpen platgebra~.d werden en de inwoners moesten vluchten, het onderW.tJS daaronder geweldig leed~ terwijl intege.~deel o~1der Ma~t: Theresia, bijvoorbeeld, toen een on?erWIJSWet wtgevaardtod werd die weinia minder was dan dte van 1842, hoewel zeer slecht uitgevoe~d, het volksonderwij~ heel wat hoger stond. Zo bijvoorbeeld tek.~nen in 175~ meter,. schepenen en bedezetters zeer behoorhJk hoewel dtt ges~htedde ':let een ganzepen of een rieten stokje op ruw papter. Oveng~ns zou men allicht kunnen gaan denken dat onze voorza.ten, dte noch lezen noch schrijven konden, zich wel ongelukktg m.o~sten voe~en en zich moeilijk door het leven kon?en. slaan. Dtt ts g~enszms het geval. Ze hadden ~mmers hun .mstt~kt, hun ervann~! h~n aezond verstand en dtt laatste mtsschten meer dan WIJ, d1e ~aak verkeerd redeneren door al onze geleerdheid en lektuur. << j'aime les paysans, schreef Montesquieu, ils ne sont pas assez savants pour raisonner de travers ... ». Wat ze als levensregel hadden te volgen werd hun in de kerk mondeling geleerd en wat de overheid hun te zeggen had werd. hu.n zondags na de hoogmis gezegd of voorgelezen. Dtt 1s natuurlijk geen verheerlijking van het oude, doc.h sle~hts e~~ verklaring van vroegere toestanden want het ts butten ktjf dat· kennis en wetenschap een grote weldaad voor de mens zijn. Uit de Franse tijd is alleen bekend dat .er v.anwege de bezetter slechts belangstelling was voor een mtslUltend Frans middelbaar onderwijs tot het vormen van kaders. y,?-n 1793 tot omstreeks 1828 gaf in elk geval Karel Dekens h1er on.derwijs in een schoollokaal dat hem toebehoorde. I~1. de wmter had hij een dertigtal jongens en evenveel meiSJeS. In de zomer geen ( 1826). Wanneer men er ~chter e~nsd~els rekening mee houdt dat er toen geen vakantie met meuw]~ar of met Pasen was en anderdeels met onze tegenwoordtge lange zomervakantie, zal het verschil van bijwoning niet zo heel groot geweest zijn. In 1828 kwam alhier als koster Hendrik jozef Croon, die een diploma had van de 4<1e rang en een tijdje ondermeester geweest was te Brussel. Als dus_danig werd ~ij o?k belast met lesgeven aan onze kinderen, tp een aanhon~hetd van de pastorij, die tevens tot keuken dtende e~ waann maa~. één venster was. Dit onderwijs bestaande 1n lezen, schrtJV~n) rekenen en katechismus, werd door de Hollandse regermg goedgekeurd en gekfelijk gesteund. Het bleef na 1830 bestaan. Mettertijd had Croon zijn school overgeb~acht naar zijn eigen huis. De gemeente verklaarde geen mtddelen te bezitten om een school te bouwen .. 178
In 1832 vroeg Croon opslag, zonder gevolg echter. Het gemeentebestuur liet gelden dat hij inkomsten genoeg had als koster, onderwijzer, winkelier, landbouwer, etgenaar van · ) zijn huis en slechts voor vrouw en één kind had te zorgen. Hij trok 0,63 fr. per leerli.ng en per maand van de 42 jongens en 20 meisjes die toen zijn school bijwoonden, tegen 27 jongens en 11 meisjes het jaar te voren. Wat de uitslag van dat onderwijs was is niet bekend. Als een kleine aanwijzing moge dienen dat op de 20 werklieden die in, 1842 aan het onderhoud der wegen hadden gewerkt er 12 waren die hun naam niet konden zetten. (O.A.). In 1837 was Croon ziek gewordert en trad in zijn plaats op, Pieter de Becker, die in 1843 gemeentesekretaris zou worden. De Becker gaf klas in een klein, schaars verlicht en verlucht lokaal. Hij had gemiddeld 80 leerlinge~. Daaronder waren er een goed dertigtal behoeftige. In 'die tijd waren er nog geen lessenaars. De leerlingen hielden· een letterplank op de schoot en moesten het door de mees'ter aangegeven woord vormen, de plank tonen en het gevormde woord uitspreken. In 1844 schreef de schoolopziener voor dat de onderwijzer een << bureau typographique », een « tableau de lecture », een twaalftal « planches à Jettres », een tweede << pJanche noire » en een stel maten en gewichten nodig had. Met de onderwijswet van 1842 kwam er een merkelijke verandering. Er moest een officiële school gebouwd en een dito onderwijzer aangesteld worden. Om de grote uitgave voor een nieuw schoollokaal uit te sparen, stelde de Raad voor de vrije school van Pieter de Becker aan te nemen. In geval van beno·eming zou deze zijn herberg sluiten en « Je salon servant actuel1ement d,estaminet, lequel est très grand, très bien- aéré et bien éclairé » (gelegen Wijk A, nr. 193a) tot klaslokaal inrichten. Hij bekwam echter maar drie stemmen en zo werd dan Karel jansens uit Itegem, die van 1837 tot 1842 onderwijzer geweest was te Westma11e, benoemd. Hij begon zijn school in de sakristij van de kerk, maar na enkele maanden huurde de gemeente een groot lokaal van 12 x 6 x 4,50 m. tegen 116 fr. per jaar. Voor de eerste maal waren er lessenaars, maar een speelplaats was er om zo te zeggen niet. De schoolopziener had înmidde1s laten opmerken dat er geen ingangscleur aan de school was. Men moet nu niet gaan denken dat dit hetzelfde geval was als dat van de boeren van OJen, die een huis hadden gebouwd en aan de opening voor de deur niet gedacht hadden. Hier betekende het alleen dat er geen rechtstreekse ingangsdeur was en dat men van in de keuken in de klas kon kijken en er binnenkomen. De meester trok toen 60 fr. Aan bord, less~naar en banken werd 80 fr. uitgegeven. Voor eigen schoolgerief 179
moesten de kinderen zelf zorgen, behalve dan de arme kinderen, voor wie de armenzorg instond. Niet behoeftige kinderen betaalden 0,75 fr. schoolgeld per maand. In 1848 schreef de overheid voor de volgende schoolvoorwerpen te kopen : 4 lessenaars (96 fr.), 12 inktpotten ( 4,00 fr.), 12 letterkassen ( 18 fr,), 7 aardrijkskundige kaarten ( 14 fr.), 1 stel maten en gewichten ( 60 fr.). · Buiten dit officieel onderwijs werd er ook, vooral op de gehuchten en afgelegen uithoeken door de ene of andere dorpsfilosoo1: school gehouden. Een J.B. Berckmans o.m. hield toen avondschool. In 1840 en later nog werd ook school gehouden door Jakobus Hauwaert in een huis nabij de P. Hauwaertkapel ( 1672), waar ook wel Linkebeekse kinderen zullen naartoe gegaan zijn. In 1845 hield ook een genaamde van der Vorst school op de Kleine Hut. (E. van der Linden, Carloo St. Job in het Verleden, 1922, bi. 105). Op 22.3.1845 besliste de Raad een school voor beide geslachten, 10 x 7 groot, met woning te bouwen, die in 1845 voltooid was. De gemeente had de grond reeds aangekocht van de kerkfabriek in 1839. Er waren toen 128 schoolgaande kinderen. In 1846 woonden ook 9 jongens en 4 meisjes boven de 14 jaar de school bij, wat er op .~ijst dat er ook ouders waren die meer belang aan onderwiJS hechtten dan andere, te. meer daar deze kinderen geen recht hadd_en op kosteloos on'derwijs wat maar gold voor kinderen van 7 tot 14 jaar. In 1856 ~aren er zelfs leerlingen van minder dan 7 jaar. Meester Jansens bleef aan het hoofd der school tot in 1866, toen hij plotseling de wijk nam zoals we e~ders hebben gezien. Volgens de overlevering stond de bevolktng daarover geweldig verslagen. Ouderen van dagen weten. nog te vertellen dat hun ouders vertelden dat hij een puike kracht en aaarne aezien was. In de raadsverslagen leest men anderdeels dat hij ~en grote « iever betoonde voor het onderwijs ». Kiemens Backx, uit Oostmalle, van de normaalschool van Lier, was zijn opvolger. 59 jongens en 60 meisjes ontvingen toen onderwijs. Er waren 27 betalenden van 9 fr. Het aandeel in het onderwijs der behoeftigen bedroeg voor de gemeente 138 fr. voor het Armbestuur 200 fr. In 1867 werd het eerste schoolreglement opgemaakt. Elke leerling moest kunnen beschikken over een plaatsruimte van 75 cm~ en 4 m3 lucht. Het schoolgeld bedroeg 12 fr. per jaar. De schooluren waren gesteld van 8,30 tot 11,30 en van 1 .tot 3,30 uur. De feest- en speeldagen waren : zondags en donderdagsnamiddags, O.L.V. Ontvangenis (8/12); 25 en 26 december (Kerstdag); 1 januari (Nieuwjaar); 6 januari (Driekoningen) ; 20 januari (de Patroon der parochie) ; 2 februari (Lichtmis); O.L.V. Boodschap, O.H. Hemelvaart; Pinksteren; H. Sakramentsdag; 29 juni (St. Pieter en
180
Pauwel); 21 juli (nationale feestdag); O.L.V. Geboorte (8/9). . Onder het oud regime waren er nog meer verplichte feestdagen. Het Mechels Provinciaal Concilie noemt er 41 op. Ze waren ten getale van 34 toen, op verzoek van keizerin Maria-Teresia, Paus Benediktus XIV, op 3.4.1751, in gans de Oostenrijkse Nederlanden, voor 17 er van de verplichting zich van slafelijke arbeid te onthouden, maar niet die van mis te horen, afgeschaft werd, nJ. 1 en 6 januari; 2, 28 of 29 februad; 19 en 25 maart; 1 en 3 mei; 24 en 29 juni; 25 en 26 juli; 10, 15 en 24 augustus; 8, 21 en 29 september. Verder de 2de en 3de Paasdag; O.H. Hemelvaart; 2d.e en 3de Pinksterdag, H. Sakramentsdag en de feestdag van de voornaamste patroonheilige der parochie. Sedertdien zijn er, ook in het onderwijs, nog heelwat weggevallen en sommigen hebben dat beschouwd als een « vooruitgang », maar inmiddels komen er weer veel andere, weliswaar minder kerkelijke feest- en verlofdagen bij. Steeds ebbe en vloed, waaruit blijkt dat Roger Avermaete, Lamoral d'Egmont, bi. 17, wel enigszins gelijk heeft te schrijven dat « Comme il arrive souvent, ceux qui veulent tout renverser, loin de se montrer novateurs, retourneut volontiers au passé ... ». In 1886 werd een nieuw schoolreglement met zo maar 52 artikelen door de Raad goedgekeurd. Ingevolge de toeneming van de schoolbevolking werd reeds in 1867 gewezen op de ontoereikendheid der schoollokalen. Provinciaal bouwmeester Spaak stelde voor een gans nieuw gebouw op te trekken. De Raad was echter van oordeel dat reeds veel geldelijke offers gebracht werden voor de oude school en verbaasde er zich over dat het door Spaak ontworpen en onder zijn toezicht uitgevoerd gebouw, nu ineens door hem afgekeurd werd ! En dat er trouwens ten hoogste 93 kinderen te gelijk in de klas· aanwezig waren en de schoolopziener de lessenaars had goedgekeurd voor 108 kinderen. Toch maakte Spaak een ontwerp op voor een nieuwe, gemengde school. De Raad achtte het bestek veel te hoog, te meer daar er veel kosten te bestrijden vielen voor het verbeteren van de wegen en de aanpassing aan de nieuwe spoorweglijn. Ten slotte werd een ontwerp van architekt Hansotte ten bedrage van 30.9?8, 89 fr. goedgekeurd. Er waren toen 78 jongens en 63 metsJes. Voor de ligging van de school werd een grond van de kerk verkozen nabij de oude school. Een oud huisje moest worden afgebroken, wegen 51 en 52 afgeschaft en wegen 9 en 21 rechtgetrokken. De koopprijs bedroeg 1956 fr. Zacharias van der Eist uit Ukkel, voerde het werk uit voor ~ 32.575 fr. Aanvankelijk had men er aan gedacht de oude school
181
als gemeentehuis te gebruiken, maar door de laatste storm werd het gebouw zó toegetakeld dat herstelling de moeite · · niet loonde. Het gebouw bestond uit twee klassen, een woning voor het schoolhoofd en gemeentelokalen. In 1877 werd er een waterput met pomp aan toegevoegd. De oude school met de grond werd verkocht en bracht 9000 fr. op. Ze was gelegen wijk A, nrs. 206, 221 en 221e en 8 are 10 ca groot. De paasvakantie duurde van Witte Donderdag tot drie dagen na Pasen. De grote vakantie van 15 september tot 1 oktober. Als tuchtmiddelen waren bepaald : de vermaning, · afzonderlijk of in het openbaar; het rechtop in het midden van de klas staan; de beroving van speeluren; de uitsluiting voor een tijd en de wegzending. Als beloning was een prijsuitdeling voorzien. De eerste officiële prijsuitdeling, waarop de kantonnale schoolopziener van het distrikt Brussel, Lindemans; uit Pamel-Ledeberg (Zie J. Lindemans, Geschiedenis van Opwijk, bl. 213) op uitgenodigd was, had plaats in 1852 op een zondag in september te 10 uur op het gemeentehuis. Daartoe had de Raad 25 fr. toelage verleend. Als hulponderwijzer werd in 1878 benoemd, Louis van der Vorst uit Montenaken, van de normaalschool van Gent, met algemene stemmen~ Twee jaar later nam hij evenwei reeds ontslag om over te gaan naar Bellingen. Er boden zich geen kandidaten aan en voorlopig werd dan de zoon van schoolhoofd Backx, Willem Klemens, later schoolhoofd te Dworp (C.T., Gesch. van Dworp, hl. 306, 372) aangesteld. Hij werd echter nog datzelfde jaar vervangen door hulponderwijzer de Vos uit Beersel, die echter ziekelijk was, maar er was geen keus. Er waren toen een honderotal schoolgaande jongens. De Vos nam reeds ontslag in 1881 en werd opgevolgd door Theofiel Wulffaert van de normaalschool van Gent (1.10.1881 ). Inmiddels was ook gezorgd geworden voor modern didaktisch materieel, waarvan de omstandige lijst 25 artikelen omvatte, voor een bedrag van 2212 fr. Over de schoolstrijer van 1879-1884, als gevolg op de wet die 18.6.1879 met 33 stemmen tegen 31 goedgekeurd werd en in den lande zulke geweldige beroering veroorzaakt~, vindt men, buiten wat in het hoofdstukje over het meisjesonderwijs vermeld ist niets meldenswaards. Mevrouw Backx, die als meesteres voor de naad was aangesteld geworden voor enkele zeldzame meisjes die de gemeenteschool bijwoonden en waarvan er in 1885 geen enkele overbleef, trok een wachtgeld op haar wedde tot bij haar overlijden. De gemeenteraad besliste dat jaar dat « I'enseignement de Ia religion et de la morale du culte catholique fera partie du programme ». De hoofdonderwijzer had toen 46 leerlingen, de hulponderwijzer 72.
182
Wulffaert nat~~ ontslag in 1887 om over te gaan naar St. Job-UkkeL HIJ werd vervangen door Karel Ladewijk Bogaerts, geboren te Haacht 8.10.1866, van de normaalschool van Lier. Inmiddels nam Backx ontslag in 1894, zodat Bogaerts hoofd benoemd werd en Emiel jozef SJaets, geboren te Putte 12.6.1875, van de normaalschool van Mechelen als h~Iponder~ijzer benoemd werd. De hoogste klas telde toen VIer afdelingen met 68 leerlingen, de laagste twee met 9ö leerlingen. In de maand augustus bleven nog 'Steeds veel kinderen uit de schooL Om dit enigszins tegen te gaan werd in 1889 de grote vakantie vastgesteld van de 1ste 'maandag van augustus tot de 1ste maandag van september. In 19~2 ~~m Slaets ontslag om ~aar Ukkel over te gaan en kwam In ZIJn plaats Kiemens Mana Jozef Aloi's van Gutte, geboren te Haalterf 25.3.1881, van de normaalschool van Malon~~· Reeds in de maand december van hetzelfde jaar nam ht] ontslag om te Aalst in het vrij onderwijs te gaan. Hij werd vervangen door Pieter August Moorkens, geboren te Grobbendonk 19.2.1881, van de normaalschool van St. Trui den. Gedurende het schooljaar 1904-05 werd het onderwijs uitgebreid. Er kwam een derde klas bij van 9 x 6,5 x 4,5 m. De bestaande waren 10 x 8 x 4,5 groot. Tot 1905 waren er in de klassen geen andere dan door <ie oudsten onder ons nog bekende lange zwartgeschilderde banken, waar gewoonlijk zes leerlingen aanzaten, maar waar er ~es~_oods een paar bijkon?en. Ze waren niet zo sierlijk en genefhJ k als de tegenwoordtge. Ze hadden geen rugleuning en het bankje was smal, maar men kon tegen de bank er ~c~ter aan_leunen en men had heel wat meer bewegjngsvrijheid jUtst wat JOnge mensen steeds naar waarde hebben weten te schatten ... In elk geval, toen we moderne tweezitlessenaars kregen, moet ge nu niet gaan denken dat we daarover zo heel opgetogen waren als men misschien wel denken zou. Als derde onderwijzer werd toen aangesteld Emiel Poppe geboren te Kaprijke 1.9.1883, van de normaalschool van st: Niklaas. In 1906 ging hij over naar St. Maria... Horebeke en werd hij opgevolgd door Frans Xaveer Kinat, geboren te Mantenaken 8.3.1884 van de normaalschool van St. Roch. In 1910 werd hij ziek en voorlopig vervangen door Paul Hugo Smits, geboren te Vroeningen 12.11.1889 van de normaalschool van St. Truiden, die het jaar daarop zelf vervangen werd door J.B. Minten, geboren te Heverlee 9.12.1891, van de normaalschool van Lier. In 191 9 werd als onderwijzer aangesteld Urbaan Teirlinck, geboren te Mullem (O.VJ.) 24.2.1899, van de St. Paulusnonnaaischool van Ukkel die in 1924 naar. St. Pieters-Woluwe overging. In het schooljaar 1911-12 waren er 147 leerlingen. ..
183
In 1916 werd de 4de graad ingevoerd. De.ze maatregel had evenwel maar een beperkte uitslag doordat zeer veel leerJingen de school na de derde graad verlaten om verder middelbare of normaal studiën voort te zetten. De opvolger van Teirlinck was Leo Jozef Armand Dans, geboren te Vorsen in 1904, van de bisschoppelijke Norh1aalschool van Mechelen-aan-Maas, die hier bleef tot de grote vakantie van 1929. Hij werd vervangen door Tobie jan Filip Deplechin, geboren te Linkebeek in 1906. Dertien kandidaten hadden zich voorgesteld. De tijd was voorbij dat men met de grootste moeite een onderwijzer vinden kon. Niettemin vertrok Deplechin reeds in oktober van het volgende jaar naar Anderlecht en werden er twee benoemingen gedaan, nl. August Arseen Kinat, geboren te Mantenaken 29.8.191 0, van de normaalschool van Tienen, en jozef Swaelens, geboren te St. Genesius-Rode 25.1.1907 van de normaalschool van Brussel deze 'laatste ingevolge de opening van een vierde klas. Op 30.7.1 932 nam schoolhoofd Bogaerts ontslag en werd in zijn plaats· aangesteld Frans Xaveer Kinat voornoemd, die na het groot verlof van 1947 opgevolgd werd door zijn neef August Arseen Kinat. Het aantal leerlingen was intussen fel afgenomen zodat er slechts twee klassen overbleven : Bogaerts en Kinat Sr. werden als onderwijzer niet vervangen. Op 22.8.55 werd besloten een transmutatieklas bij het gemeentelijk onderwijs te voegen. Als titularis werd aangesteld Annie Langleit, geboren te Ukkel 17.7.1935, van de normaalschool Emi1e André te BrusseL
Meisjesonderwijs. - Misschien nog meer dan dat der jongens, was het onderwijs van de meisjes in de-eerste helft van de 19de eeuw armzalig. Daarbij hadden weinig vrouwen verstand van koken, breien, naaien, verstellen enz. Zo waren er bv. heel wat vrouwen die van naaien niets anders kenden dan kapotte kleren met een grote stopnaald zowat toe te trekken ... In 1860 wendde barones d'Anethan, echtgenote van baron d' Anethan, minister en senator, zich tot de Kongregatie van de Zusters van O.L.V. van Zeven Weeën te St. Genesius-Rode om alhier een meisjesschool op te richten. Drie zusters, Zuster Fidelia, zuster Angela en Zuster Klara, in de wereld Barbara de Becker, Oktavia de Raeck en NN. de Visscher, werden met die taak belast. Ze begonnen rnet twee lagere klassen en een kleuterklas in een gewoon burgershuis, door barones d' Anethan te hunner beschikking gesteld. Een van die klassen werd ingericht op de benedenverdieping, één op de zoldér en één in de keuken van de zusters. Het volgend jaar werden echter reeds twee klassen (7 x 6 x 4) gebouwd. De leerlingen waren verdeeld over zes afdelingen. De arme kinderen ontvingen kosteloos onderwijs. De zusters vroegen de184
officiële aanneming van hun school aan. De gemeente steunde dat verzoek zeer sterk. Het bood het voordeel de vergroting van de jongenss-chool nog lang uit te stellen en ten tweede « elle. permettra la séparation des sexes, chose désirable au point de vue de la moralité, et de donner aux fitles une instruction plus conforme aux exigences de leur sexe » ... De school, die op 24.9.1860 geopend werd, verkreeg haar erkenning in 1861 en ontving een jaarlijkse vergoeding van 375 fr. Op dat ogenblik verbleven er ook een paar meisjes te Linkebeek, uitbesteed door de toenmalige kommissie van de Openbare Onderstand van Brussel. De direktie er van verbood aan die kinderen naar de zustersschool te gaan. Ze moesten naar de jongensschool. De gemeente verzette zich daar echter tegen omdat dit in strijd was met een omzendbrief van de Gouverneur dd. 10.7.1856. Ingevolge de wet van 1879 verzaakten de Zusters het voordeel van de aanneming en zorgden ze ook voor een jongensschool in twee lokalen, de « orangerie » (winter- en zomerserre) in het park van het kasteeL Zuster Angelina Taekels had de leiding van die school. Zusters Celina van Keerberghen, Kornelia Mommaert en Maria Huberts waren de andere onderwijzeressen. 98 m~isjes ontvingen toen onderwijs. Daarvan gingen er in het begin een tiental naar de gemeentelijke jongensschool. Van de 96 schoolplichtige jongens gingen de meesten naar de zustersschool. Er werd evenwel om de minste reden van school veranderd. Na 1882 was er geen enkel meisje meer in de gemeenteschooL Als reaktie tegen de bijval van de zusterschool werd de gemeente in 1884 door de arrondissementskommissaris verzocht de vrije onderwijskrachten die de gemeente bewoonden aan te slagen voor de personele belasting... Datzelfde jaar echter werd opnieuw de aanneming aangevraagd, die met eenparige stemmen toegestaan werd voor de kinderen van 6 tot 14 jaar. De jongensafdeling werd meteen opgeheven en de mannelijke leerJingen keerden terug naar de gemeenteschool. In 1898 werden de klassen vernieuwd en verbouwd tot lokalen van 7 x 8 en 9. x 9 bij 4 m. hoogte. In 1905 werd de school met een verdieping verhoogd voor twee nieuwe klassen, waarvan de ene echter pas in 1911 in gebruik werd genomen, na een nieuwe splitsing. Er waren toen 117 leerlingen. In 1924 werd de open speelplaats verlegd naar de tuin van de zusters en in 1929 de overdekte speelplaats omgebouwd in een paar nieuwe klassen voor de transsprekende leerlingen. ln 1928 werd op het Holleken een bewaarschool op kosten van de Kongregatie gebouwd. Bij wijze van onderwijs voor volwassenen hielden de zusters ook school zondagnamiddags. Op w~rkdagen hadden de meisjes daarvoor geen belangstelling doordat ze afgemat
185
waren van het werk, zo wordt in een raadsverslag gezegd. In 1869 bv. volgden et;n veertigtal meisjes die lessen.
Avondschool. -
Er was nu wel gezorgd voor een geregeld en aan de t~jd aangepast onderwijs voor de kinderen, maar er bleven een belangrijk aantal ouderen die de nieuwe maatregelen niet meer konden genieten. Na een eerste bespreking in 1867, werd in die behoefte voorzien. in 1869. De lesuren waren gesteld op zondag van 4 tot 6 uur 's namiddags en op donderdag van 7 tot 9 uur 's avonds. Het schooljaar liep van 1 november tot 1 april. Dat onderwijs werd verstrekt door de onderwijzers van de dagschool tegen e~n vergoeding van 275 fr. voor het schoolhoofd en vat1 225 fr. voor de hulponderwijzer. Hoe eigenaardig ook, die avondscholen kenden nooit en nergens een grote bijval. Daarbij vielen de oudere geslachten weg en voor de jongeren, die dagonderwijs genoten hadden, was de behoefte a2.n avondlessen minder groot. In 1884 moest de school voor volwassenen worden afgeschaft, maar op 21 oktober 1912 werden er opnieuw twee klassen opgericht ; de << aanvankelijke» leergang en de leergang van « herhaling en voortzetting ». De gemeenteraad oordeelde dat «vele jonge lieden het lager onderwijs onvoldoend bijgewoond of er geen genoegzame vruchten uit getrokken-,hadden >>. De avondschool zou hun de gelegenheid geven een klaar, eenvoudig en snel onderwijs te genieten. De school voor volwassenen mocht bijgewoond worden van het 14e jaar af, ook van het 12e jaar af indien de leerling, om een wettelijke reden, de lagere school niet meer kon volgen. Het schooljaar liep van november tot maart en omvatte 108 lesuren. De lessen werden gegeven op maanda-g, woensdag en zaterdag van 6 3I 4 tot 8 3 I 4 u. De laagste klas viel weg in 1921, toen haar titularis, dhr. August Moorkens, ontslag nam. In de hoogste klas onderwees dhr. Karel Bogaerts. Daar de schoolbevolking tot een onbeduidend aantal leerlingen geslonken was, werd ook deze klas in 1932, bij het ontslag van dhr. Bogaerts als schoolhoofd, geschorst.
Tekenschool. - De vraag naar technisch en teoretisch beter gevormde ambachtslieden gaf aanleiding tot het oprichten van een tekenschooL Samen met de avondschool (2de periode), kwam de tekenschool tot stand in oktober 1912, in de lokalen der gemeentelijke jongensschool. De tekenschool omvatte twee klassen, nl. de «aanvankelijke leergang met het lijntekenen» en de « beroepsleergangen aangepast aan de noodwendighe... den van de leerlingen en het gekozen ambacht -». Het school-jaar ging van november tot maart en omvatte oorspronkelijk 108 lesuren : van 6 3/4 tot 8 3/4 u. op dinsdag, donderdag en vrijdag. In december 1913 werd het aantal uren op 150 186
gebracht, zodat er ook zondags van 9 112 tot 11 112 u. les gegeven werd. De tekenschool k~nde haar toppunt in 1931 toen, op yoorstel van haar beheerraad, de gemeenteraad. zijn goedkeurtng hechtte aan de verbetering van de meubilering Ei:11 instemde met de aankoop van 2, kasten en 40 tekenplanken. In september 1933 was de beheerraad samengesteld afs volgt : Frans Berghmans, meester-meubelmaker; Frans BunHnx, meester-schrijnwerker; Jan Mosselmans, houtbewerker; Michel (geheten Edward) Van Leliëndael, meubelmaker; Alfred Pietercelie, kunstschilder; Adolf Led el, kunstbeeld;-' houwer. De algemene Jeergangef! werden 25 jaar lang (tot 1937) verzorgd door dhr. Frans Xaveer Kinat. Voor het vaktekenen traden volgende leeraars op : de heren Jaak Albert (tot 1916), Devos (tot 1919) frans Buntinx (tot 1.921), jozef De Cock (tot 1 januari 1940, datum waarop de lessen om reden van ontoereikende schootbevolking geschorst werden). De nabijheid van en het ger.nakkelijk verkeer met de hoofdstad en haar agglomeratie, waar intussen tal van modern uitgeruste vakscholen (dag... en avond!(ttrsussen) opgericht werden, hadden het einde van de tekenschool van een kleine randgemeente als Linkebeek ingeluid.
Kulturele verenigingen. - Davidsfonds. - Deze plaatselijke afdeling werd opgericht op 23.1.1929. Het stichtend bestuur bestond uit de heren Dr. Marcel Cordemans, voorzitter, Jules J\1archa1, sekretaris, Pieter Meert, penningmeester; Oktaaf Theys. Het ledental steeg van 30 in 1929 tot 50 in 1955. Elk winterseizoen werden er, buiten een toneelavond met eigen of met vreemde krachten, twee tot drie voordrachten met of zonder lichtbeelden gegeven w.o. in 1929 een Hullebroeckavond, in 1930 een Oezelleviering, in 1931 een Rodenbachavoqd, in 1933 een Benoîtherdenking. In 1933 en 1934 werden opstelwedstrijden ingericht voor jongens en meisjes. Tijdens de jongste oorlog ontstond er een flinke heemkundige beweging om onze gemeente beter te leren kennen, waarbij verscheidene voordrachten en lezingen over geschiedenis en folklore alsmede wandelingen in de streek te pas kwamen. Sedert 1950 gaat de belangstelling vooral uit naar filmavonden of lezingen met lichtbeelden. Op 27 juni 1954 vierde de afdeling haar zilveren jubileum met. een p~e~htige dank mis, een ontvangst op het gemeentehuis, de mhuldtgmg van het van Langendonckpad en een akademische zittmg. De afdeling stond achtereenvolgens onder de leiding van de volgende voorzitters; Dr. Marcel Cordemans 1929-31; jules Marchal 1931-41; Oktaaf Theys 1941~1943; August Kinat 1943-51; j.B. Deridder 195L Huidig bestuur : ere... voorzitter : Oktaaf Theys; voorzitter : J~B~ De ridder; onder... voorzitter : Kamiel Schittekat; sekretaris : Làurent Wauters; 187
penningmeester : Jan Wauters; raadsleden ~ Jules Geysels, August Hambursin, Michaël van Kelegom; wijkmeesters : jan Beting, Renaat Heymans, jozef Motté. Zangvereniging St. Cecilia. - De juiste datum van oprichting van deze veieniging is niet bekend maar het staat vast dat. het de oudste thans nog bestaande is. In april 1842 bepaalde pastoor Theyskens dat er « voor ieder lid van de kerkeraad en voor ieder zanger die het reglement goed volgde, bij zijn aflijvigheid, daags na ?e uitvaart die er gedaan is door de familie, een andere mtvaart zal aedaan worden ten Jaste van de kerk, te weten de vigHie ener gezongen mis met drij priesters », Het lokaal van de kring was gevestigd ten huize van koster Jozef Hendrik Croon, die tevens onderwijzer was e_n een winkel hield, waaraan de kinderen Croon later een krUIdenierderij, een varkensslachterij en een dorpsherberg toevoegden, die « In de Kroon » heette (bij Keustes zeide men), thans de huizen Moorkens. · Onder de leiding van koster Kamiel Croon, dirigent ~r~ns Croon en tenorzanger Jozef Croon, ken~e de zangverem.gmg een flinke opgang. Butten de medewerkt.ng aan. de e.redten~t in de parochie zelf, gaf het koor polyfomsc~e mtvoenng~n. m de kerk van Alsemberg, jezus-Eik, St. Genesms-Rode, Hmzmcren Beersel Dworp Schaarbeek St. Elisabeth, Brusse. I O.L.V. 0 ' ' ' van de Zavel, Brussel Begijnhof, Ukkel St. Anna, Halle st. Rochus Wolvertem enz. Sedert de stichting hebben de leden, van vader op zoon, tradities van ~eloof, samenhori~~eid en kunstzin tot op onze dagen levendtg gehouden ( famthes Deridder Wauters, Heymans, Berghmans, Geysels, Motté, Vanlishout Van Uffelen, Vanderhaegen en andere). . Als voorzitters kunnen we vermelden : Jan Frans Dendder, ± 1900-1919; J.B. Deridder: 1919-... Als dirige~ten: jozef Hendrik Croon; Frans Croon ± 1865-1916; Jean Dtrckx 1916-1922; Alfons Vanlishout 1922-1927; Jul es Geysels sedert 1927. Het banket ter gelegenheid van het St. Ceciliafeest, eertijds voorafgegaan door een gezellig uitstapje in het do:p w.as en is nog elk jaar, een hoogtepunt van gezonde gezelltghetd. Steeds stond het koor in hoog aanzien bij de parochiale rreestelijkheid de Jeden van de Kerkeraad en de parochianen. a Na de o~rlog 1914-18 v7!huisde .de yereniging ?aar het lokaal « Au Lion dfür » en btJ de opnchttng er van m 1926, naar het parochiehuis.
Muziekverenigingen. - Koninklijke Fanfare St. Sebas~iaan. -:: Deze muziekvereniging werd op 7 ~ 11.1875 opgencht btJ Polke Labarre in de herberg « A t•Etoile du Nord », van 1913 af « Au Lion Beige » geheten, door Felix Coosen:ans, Jozef Croon, Jan Frans de Ridder, Leopold Labarret Louts Londers,
188
die later met de weduwe van Labarre trouwde, Frans Wauters, J.B. Wauters en Pieter Wauters. Ze kreeg als schutsheilige St. Sebastiaan, de patroon van· de parochie, en had tot doel de << eendracht en de muziekkunst te bevorderen ». De vlaginhuldiging had plaats op 7.10.1888. Uit de eerste jaren zijn geen bescheiden bewaard gebleven. Het is alleen. bekend dat ze deelnam aan het festival ingericht ter gelegenheid van het 25-Jarig bestaan.van de jaarmarkt te Dworp en dat ze in deze gemeente op 28 ..5.1876 aanwezig was bij de viering van het ziJveren jubelfeest van het zanggenootschap St. Cecilia; in 1891, op 26 a priJ, op de viering van de voltooide kerkherstelling te Asemberg, Elk jaar in het winterseizoen werd een :· avondfeest gegeven met toneel en muziek. Steeds verleende ze haar bereidwi11ige medewerking aan godsdienstige, vaderlandlievende en liefdadige gebeurtenissen. Haar voorzitters waren achtereenvolgens : Felix Coose- · mans (1875-1880); Jozef Croon (1880-1890); J.B. de Ridder (1890-1910); jan Dierckx (1910-1925); Frans Meerts (19251927); Jaak Raes (1927-1937); Rafaë] CJaus (1937-1946); René Vercammen (1946-1947); Edward Wauters (19471951); ju les Geysels ( 1951-... ). De muziekleiders waren : Jakob Gerard, uit Ukkel ( 18751885); Jozef Maeck, uit Ukkel (1885-1890)); Frans Staes, uit St. Gillis (1890-1902); Karel Bogaerts, uit Linkebeek ( 1902-1912); Arthur van der Stichel, uit St. Oenesius-Rode (1912-1920); Nikolaas Hellinckx, uit Ukkel (1920-1927); Jan de Bie uit Jette ( 1927 -1929); Jozef Kempen eer, uit Ruisbroek ( 1929-1945); Frans Sermon, uit Linkebeek ( 1945-... ). De vereniging trad op in 1879 te Blankenberge op het festival van de « Noordzangers >>; in 1881 bij de 50ste viering van 's lands Onafhankelijkheid; in 1886 te Lembeek tijdens de Gemeentefeesten. In 1887 te Vorst op de Oemeentefeesten. In 1887 le Namen op het internationaal festival. In 1889 te Alsemberg bij de vlaginhuldiging van de fanfare << Les Montagnards » (Ten broek). Datzelfde jaar"'-te Ruisbroek bij de vla~nhuldiging van « Le Progrès ». In 1890 te Ruisbroek op de uemeentefeesten. In 1892 te St. Gillis bij de Gemeentefeesten. In 1895 te Brussel op de Italiaanse tentoonstelling. In 1896 te Drogenbos op het festival van de « Fraternité ». In 1897 te Brussel op de tentoonsteJiing. In 1898 te Dilbeek op het St. Ceciiia-festivaL In 1900 te Lot op het festival van «Eendracht maakt Macht». In 1904 te St. Genesius-Rode op het festival van de fanfare « Wel doen en laten zeggen ». In 1905 bij gelegenheid van de 75ste verjaring van 's lands onafhankelijkheid. In 1907 te Huizingen op het festival der « Vrijheidsvrienden »•. In 1909 te Mechelen op het Katoliek Kongres. In 1912 te Rode St. Barbara bij de vlaggewijding van de St. Jozefsbond. In 1914 te St. joost-ten-Node op het festival van de « Cercle St. Josse ». In 1913 werd een nieuwe feestzaal gebouwd.
189
•
Drie van haar leden lieten het leven voor het vaderland : jan-Batist Wauters te Angleur 6.8.1914. Karel van Opbergen te Soltau 20.4.1915. Alfons Merci er aan de IJzer 29.11.1915. Hun beeltenis in het marmer prijkt vooraan in de muziekzaal Enkele jaren na de eerste oorlog was de maatschappij bijzonder bloeiend met 250 leden en een dertigtal muzikanten. Op 24.6.1921 werden de statuten herzien. Op het nieuw reglement prijkt bovenaan de beeltenis van St. · Sebastiaan en onderaan de kerkheuvel te midden van de dorpskom. Bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan werd ze op 30.5.1924 vereerd met áe titel van Koninklijke. Ais prestaties na de eerste oorlog vermelden we : In 1921, te Linkebeek, het 25-jarig bestaan van de onderlinge bijstand « Help U Zelf >>. In 1922 te Linkebeek, Festival van <<De Bergengalm ». In 1929 te Rode. Festival «Weldoen en · laten zeggen ». In 1929 te Linkebeek we1dadigheidsfeest voor de overstroomde gewesten. In 1930, het eeuwfeest van 's lands onafhankelijkheid. In 1932 te Linkebeek, Festival van de « Bergengalm ». In 1934 te Alsemberg, Kroning van Q.L. . Na de tweede wereldoorlog : 1945 te Linkebeek, het. Feest der Overwinning. In 1947 : Fancy-fair in de hovingen van het Kasteel. In 1948 te Linkebeek, Festival van de Koninklijke Harmonie « De Bergengalm ». In 1949 te Ruisbroek Festival van de Koninklijke Fanfare St. Cecilia. In 1950 Ukkel St. job, Festival van de Koninklijke Harmonie « Xaveriuskring ». In 1950 te Beersel, Festival van de Koninklijke Fanfare «St. Lambertus ». Het 75-jarig bestaan van de vereniging werd gevierd op zondag 1.7.1951 met een Jubeltocht naar het Holleken; op zondag 22 juli met een zielmis en~ een herdenkingsplechtigheid bij wijze van akademische zitting; op zaterdag 28 juli met een festival van fanfaremaatschappijen; op zondag 29 juli met een jubelstoet, een hulde aan de gesneuvelden, een plechtige ontvangst op het gemeentehuis en een festival van muziekverenigingen, en ten slotte op maandag 30 juli met nog een festival waarbij de feestvierende maatschappij zelf optrad. Bij deze gelegenheid sloot de fanfare aan bij het Muziekverbond van België onder nr. 167B en ontving ze van wege de Bestendige Deputatie de grote zilveren medai11e van verdienste. Op 19.11.1951 werd de toneelafdeling « De Wijnborre » opgericht en Rik van Bochaute als speHeider aangesteld. Op 18.4.1955 sloot de toneelkring aan bij het Nationaal Kristen Vlaamse Toneel. De fanfare nam deel aan de Iiefdadigheidsfeesten ten voordele van de geteisterden van de watersnood ( 12.4.1 953), aan het festival van de Kon. Fanf. « Wel doen en laten zeggen:. te St. Genesius ...Rode {30.5.1954) en aan de viering Vrou~
190
v~n het 35-jarig b~staan van de Nationale Strijdersbond van Lmkebeek (6.6.1955). . Ten. slotte ve!melden we nog de overschakeling naar de meuwe dtapasonemde apri11952 en het in gebruik nemen van metalen lessenaars op het jaarlijks winterfeest van 8.1.1 956. Het bestuur is thans samengesteld als volgt : Voorzitter : Ju les Oeysels; ondervoorzitters : Charles Wauters en Hendrik Deneyer; se~retaris : Pol Deridder; adj.-sekretaris : Frans Motte; penmugmeester : Pi eter Londers; kommissarissen : Jozef Govers, Emiel Deridder, Frans Wauters Jozef Develders, Jules van. LeliëndaeJ, Frans Van Kelegom J.B. Berghmans, Michaël Van Kelegom en Yves van Uffelen · erevoorzitters : Graaf P. d'Oultremont, Gebroeders va~ H~~len, Raph. Claus, Edward Wauters, August Moor.kens <:tJn zoon ~lbert ~edert november 1956) en Marcel Buntinx; ete-sekretans : R1chard Demol; vaandrig: Victor Vanderhaegen.
Verenigde Maatschappijen Koninklijke Har·monie «De Bergengalm» en Koninklijke Toneelkring «De Eendracht». - In 1~68 schonk het gemeentebestuur een toelaae tot aanmoedigmg van ~~.n zan~vereniging die «pas gestkht was>> om de geme~n~ehJRe feesten 9P te luisteren. Het gold hier de zangverenJgtng «De Bergengalm », waarvan Baron d'Anethan minister van Buitenlandse Zaken, in 1870 erevoorzitter was' Op 11 juni van dàt jaar nam de zangvereniging deel aan ee~ festival te Lier, waar opgetreden werd met « La Muette de Portici » van Auber, en << De Vlaamse Mannen >> van Katto. In 1872 werd de zangvereniging omgewerkt tot een fanfare en twee jaar later tot harmonie. Onder de medewerkers van h~t eerste uur dienen vermeld : Kiemens Backx schoolhoofd Pteter Labarre, Emiel Derie, jozef Vanderste~n Pieter va~ U.ffelen, J.B. Engels, Pieter. Dehaes, Jan Daij, J.B. van Lmthout, Jan van Heme1rijck, Hendrik NeHens Hendrik de Smet. ' D~ maatschappij was eerst gevestigd bij Pieter Labarre (Au Lton Beige). Omstreeks 1890 verhuisde ze naar een du~bel lok:1a1 : bij J.B. Engels (Au Duc de Brabant) en bij Emte1 J?ene (Au Mont St. Gothard), waar ze sedert 1895 haar e~tg lokaal ~eeft (thans wed. Frans Derie). In 1891, op 26 apnl en 3 me1 was deze aanwezig op het feest van de grote kerkherstelling te Alsemberg. · J:?e harmonie wer? tot Koninklijke verheven op 26.5.1 924. ZtJ. v~erde haar 50-Jarig bestaan in 1922 en haar 6Qste yerJarmg werd op 28.8.1932 herdacht tnet een kunstkoncert ~~.het p~rk. van h~t ~as teel, met 6 deelnemende maatschapPIJen. BtJ het 75:-Jang bestaan .we:d een feest ingericht op het Gemeenteplem ( ?.' 5 en 6 JUnl 1948) 1 met .zeven deelnemende maatschappiJen waaronder de feestvierende,. Onder de bekroonde prestaties van de hannonie diènen vermeld : H
191
Luik 1903 : 2dl' afdelinO', l ste prijs met gelukwensen van de 0 jury. Rijsel (Frankrijk) 1922. Internationale muziekwedstrii.?· Van het blad lezen : 1ste prijs; uitvoering : l ste prijs; 1ste prtjS van uitmuntendheid. Vilvoorde 1926. Ere-afdeling : van het blad lezen : 1ste prijs, direktie 1ste prijs, uitvoering 1ste pr!js. Knokke 2.7.1950 Mars : pte prijs, grootste onderschetdmg met gelukwensen van de jury. 1ste afdeling A 1~te prijs~ gro?tste onderscheiding met gelukwensen va~ de JUry; dtre~tte : 1ste prijs; met gelukwensen van de to.ondtchter. Ere-afdeling : grote prijs met gelukwensen van de JUry. Als voorzitters had de vereniging achtereenvolgens : Emiel Derie, Louis Berger, Frans Albert (1912-1919); Frans Day (1919-1932) Alfons Dehaes (1932-1933); Paul Vankerm (1934). Als dirigenten: Kiemens Backx, vader (1872-1916); Frans Back x ( 1919-1929); J .B. BeJlemont ( 1929-1945); Fredqy Brans (1945). .. . . De harmonie sloot aan btJ het Belgtsch Muziekverbond onder nr. 67B. Omstreeks 1932 sloot de zang- en toneelkring « De Eendracht » bij de Harmot"!je aan. Deze ton~elkring was in 1901 opO'ericht O'eworden tn de herberg Emtel Hocq op de Processi~weg, m~ar ging weldra over naar. het lokaal « D.e Vooruitgang» bij jaak Dehaes in de Statwnstraat, tot dtt lokaal tot woonhuis verbouwd werd ( 1930). Gedurende een paar jaar was de kring ondergebracht bij Miehiel Berghmans (BetJe Vue, Langehaagstraat). Als oprichters staan bekend : Emîel Hocq, Alfons Dehaes, André Beckers, Frans Van Uffelen, Frans Vanderlinden, Jozef Decock, Matheas Deneyer, Frans Albert en Herman Teirlinck, die er in vele stukken meespeelde onger de ~ek namen Kni1riet en Hermelijn. Onder invloed van deze schnJver stond het kunstpeil van de kring in die jaren zeer hoog. Buiten de toneelkunst beijverde de Eendracht zich ook voor het verspreiden van lektuur door het oprichten van een volksboekerij die evenwel mettertijd teniet ging. Na de eerste wereldoorlog kwam in de schoot van de toneelvereniging ook een zangafdeling tot stand. onder de leiding van Frans Backx ( 1919-1925) ; Q.J. Van Tngt ( 19251929); Jan Van den Eynde (1929-1932). Op 7 en. 15 apr!! 1951 vierde de toneelkring zijn halfeeuwfeest en nch tte htJ een tornooi in met de deelneming van vier toneelkringen, waaronder de jubilerende. De bevordering tot « Koninklijke » dagtekent van 16.4.1951. . Voorzitters: Frans Albert ( 1901-1919); Jan Dendder (1919-1932). Toneelleiders: Alfons Dehaes (1901-1933); Hendrik Vanlishout ( 1934). De Eendracht is aangesloten hij het Verbond der ToneeJ ... kringen van de Zennevallei. . . In 1929 en t 953 namen de tonee lknng en de harmome
192
deel aan de weldadigheidsfeesten ten bate van de geteisterden dE{r overstroomde gewesten. Jl. Het bestuur van de Verenigde Koninklijke Maatschappijen is samengesteld als volgt : voorzitter : Paul Vankerm; ondervoorzitters : Jozef van den Bosch en Antoon Deneyer; sekretaris : Louis Decock; adj. sekretaris : Frans Vanlishout; penningmeester : Jozef Deleux, adj. penn~ngmeester : jan Hofmans; feestbestuurders : jozef Peeters en Henri Barlé; kommissarissen : Jules Berghmans en Frans Van Campenhout Erevoorzitters : Jaak Dehaes, Oebroedert) Van Haelen, Pieter Vanhandenhoven; vaandrig : Jules Pauwels. ·
De fanfare en de toneelkring van het Holleken. - Deze fanfare werd opgericht tijdens de winter 1923-24, in het zaaltje van Van den Hoof, Holtebeekstraat De muziekleider was Pol Backx. Deze vereniging brokkelde uiteen na de gemeenteverkiezingen van 1926. De toneelkring kwam samen met de fanfare tot stand in het 1okaal « De Moellekens >>, bij Hendrik van Kelegom, Langehaagstraat, onder de naam « De Lustige Toneelspelers ». Hij behaalde de 2'de. prijs in een toneelwedstrijd te Vorst, met « Prima Donna>>. De voorzitters waren achtereenvolgens Frans de Munter en Jan de Strijcker. De toneelleider was Pieter· van Campenhout De kring werd in 1929 opgevolgd door « Jong maar Moedig», gevestigd in de «Groene jager», bij de wed. Wouters-Desmedt, Hollebeekstraat Hij voerde vooral zangspelen op zoals « De Zwansbaron », « Peer de Koster », << Hogerop » enz~ Hij verdween in 1945. Voorzitter was Albert van der Haegen; toneelleidster: mevr. P. Hannaert-van der Velden; zangleider: jules Geysels.
De Flierefluiters. -
Folkloristische vereniging die omstreeks 1926 als spaarmaatschappij opgericht werd in het lokaal Hendrik Peeters (Au Vieux Moulin, Brouwerijstraat, rechtover de molen Day), later Pol Deleux. In 1935, na een banket, werd de vereniging omgevormd tot muziekmaatschappij die een werkelijke uitbeelding zou zijn van de naam « Flierefluiters ». De instrumenten van alle slag en grootte zijn uit vlierhout gesneden; als mondstuk fungeert een fluitje dat een zeurig-snerpend geluid laat horen ; de grote en kleine trommel zijn bespannen met triplexhout in plaats van met ezelsvel; het vaandel vertoont een verdraaide notenbalk met verkeerd geplaatste noten De Flierefluiters zijn voorname in het zwart uitgedoste mannen, met een hoge buishoed en een pitteleer; alles gaat er « à rétiquette ». Bestuursleden 1935 : Henricus Peeters, voorzitter, Pieter Mommaert, Hendeus Ryckaert; sedert 1945 : Frans Chantrain, voorzitter) Antoon Deneyer> sekretaris, Pol Deleux, penningmeester. Muziekmeesters: Pol Deleux (tambper... majoor)t Robert Van den Berghe (Mozart), Jan Swalens (Toscanini).
193
De Flierefluiters.
Voornaamste bedrijvigheden : serenades, bals, deelneming aan kermis- en karnavalstoeten, jubelfeesten, braderijen en volksvèrmaken.
« Royal Cercle joyeux ». - Gesticht in 1930. In de winter werden de vergaderingen gehouden in lret lokaal « Au Mont St Oothard », Gemeenteplein; in de zomer <<A l'Ile Robinson>>, Vijverstraat Pioniers : E. Houben, J. Arijs, F. Marchal, F. Vanderheyden, A. De Cooman, F. Dierickx, M. Schoonheydt, C. Basteleysens e.a. De Vereniging richtte feesten in en besteedde de opbrengst er van aan menslievende-doeleinden, slachtoffers van rampen, behoeftige mensen, evenals voor het Sinterklaasfeest der schoolkinderen. In 1955, ter gelegenheid van haar zilveren jubelfeest, werd ze tot «koninklijke» bevorderd. Voorzitters : M. Schoonheydt, 1930; E. Hou ben, 193054; J. Arijs, 1954 .... Verder Bestuur: H. Maeckelberghe, ondervoorzitter; R. Arijs, penningmeester; j. Vandenbergen, sekretaris; M. Ramboux, adjunkt-sekretaris; A. Vandeneck, feestbestuurder; P. Hemels, A. ,Nozeret, 0. De Decker, kommissarissen; G. Clement, orkestleider; Erevoorzitters : P. Vanhandenhove, A. Van Volxem, J. Vanderwee. De Volkstaal. - Linkebeek is steeds een door en door Vlaamse gemeente geweest. Buiten een paar oude Latijnse akten, zijn tot aan de Franse bezetting al de stukken in dt' volkstaal gesteld. Trouwens, zelfs met Brussel was dit het geval. In een bespreking over bijdragen in de « Annales de la Société Royale d' Archéologie de Bruxelles, XXXIX ( 1935) 194
schrijft Jan Lindemans ( ESB., 1936, bl. 62) 1 dat << het treffend ~s hoe al die oude Brusselse excerpten, maar volstrekt alle, tn onze oude Nederlandse taal gesteld zijn. Brussel was eenmaal de meest Vlaamse onder a1Je belangrijke steden van ons land ! >>. In 1846, ten andere, waren er in de hoofdstad nog 60,28 % uitsluitend vlaamssprekenden, te Etterbeek 96,14 % en in de andere voorsteden navenant, volgens de officiële te11ingen. Linkebeek was toen de meest Vlaamse gemeente uit de omtrek met 100 % vlaamssprekenden.'Ukkel had er 94,85 %, Drogenbos 88,85 %, Beersel 99,36 %, Alsemberg 96 80 % e~ Rode 93,95 %. Volgens de jongste telling (194'7) telt Ltnkebeek er nog 56,23 % en 3,15 %die noch Nederlands noch Frans spreken. De Franse bezetter negeerde volstrékt de volkstaal. en richtte ~~ Brussel een lyceum op, waar vele elementen mt de burgen], dte de toekomstige kaders zouden vormen, grondig verfranst werden. . . In de Hollandse tijd waren al de bestuurstukken opnieuw m de volkstaal. Baron de Roest van Alkemade, die hier toen burgemeester was, schreef een voortreffelijk Nederlands. Met 1830 werd de bestuurstaal weer Frans. De regering te Brussel bestond uit Fransen, nazaten van Fransen Walen en tijdens de bezetting verfranste Vlamingen. In de mi~isteries zaten haast uitsluitend Walen die men vooral uit Luxemburoen Namen had laten komen. · o Het volk dat volstrekt niets in de pap te brokken had er waren toen trouwens maar een dertigtal kiezers voor de gemeente (34 in 1844) -- moest zich daarin wel schikken. In 1842 had er zich nochtans een incident voorgedaan dat opgetekend staat als volgt : « 1o lorsque le bureau était formé, Ie Sr. Coosemans, choisi secrétaire par Je Président, a donné leerure de la Joi en langtie française, en ce qui concerne les élections, dont une partie des électeurs n'ont rien compris quoique cependant il était donné I'explication de quelques articles en langue flamande, que des électeurs ont observé qu'en traduisant on pouvait leur faire accroire ce que l'on voulait, que les sieurs Sébastien Berckmans et Jacques van Keerberghen, scrutateurs, sont allés fumer leur pipe, Ie P!ef!Iier derrière. 1~ bureau. à une distance à ne pouvoir dtstmguer ce qut s y passatt et le second derrière celui-ei dans un coin de la place ... ». Wanneer men bedenkt dat ee~ « partie » van het dertigtal kiezers, die nochtans tot de notabelen van het dorp behoorden, er niets van snapten wat dan te denken van de overi~e inwoners Zulke ongelooflijke toestanden gaven natuurlijk soms aanleiding tot koddige toestanden, zoals in 1843 in een verslag vermeid staat : « Le bourgmestre invite en conséquence les membres (raadsleden) qui approuvent la révocation d'inscrire sur leur bulletin te mot ja, c'est à dire oUi et ceux qui la rejettent ceiui neen, 195
c'est-à-dire non ... ». Aan die mannen van Brussel, voor wie het verslag bestemd was, mocht men het immers niet te moeilijk maken of ze krenken... Onder de dwang van het aezond verstand en de omstandigheden duikt er gaandeweg toch een stuk in de eigen taal op. Zo vindt men van omstreeks 1850 reeds heel wat stukken in de volkstaal, maar het zou toch nog tot in de jaren dertig duren voordat de ~oestand enigszins gezond werd. Met de wet op het taalgebrutk wordt de toestand normaal, en in 1938 neemt de raad een besluit waarbij « de bestaande toestand in zake taalregime met het Vlaams op de voorrang moet behouden worden ». Linkebeek ligt niet op de Waalse taalgrens, hoewel er niet zo heel ver van af, maar uit het noorden, uit het aloude Vlaamse Brussel, schuift een andere taalgrens aan ... Het zijn vooral de ingewekenen die de toestanden veranderd hebben. In 1907 waren er alhier op de 423 kiezers 196 die elders geboren waren. Bij de jongste verkiezingen waren er op de 2258 kiezers van beide geslachten slechts 651 die te Linkebeek zelf geboren zijn.
Heemkundige biografie. -In onze Geschiedenis van Kapelleop-den-Bos, 1953, hl. 232, wijzen we er op dat de biografie. in de heemkundige studiën wat meer plaats zou moeten ingeruimd worden. De personen moeten daarom niet noodzakelijk van wereldformaat zijn. De toetssteen ter zake is de plaats die zij in het raam van het geboortedorp hebben bekleed en de bijzondere verdiensten die zij in datzelfde verband hebben verworven. Te Linkebeek zagen twee uitstekende muzikanten het levenslicht, nl. Marcel Maas, koncertist en Ieraar aan het muziekkonservatorium te Brussel en zijn broeder, Robert Maas, violoncellist met w.ereldfaam, schielijk overleden tijdens een koncert dat hij in Kalifornië gaL Te hunner eer werd in 1955 de nieuwe square opgericht in de boomgaard van de familie van der Linden, rechtover het station. De volgende kunstenaars verdienen eveneens vermeld te worden: Ferdinand Schirren, beeldhouwer, geboren te Antwerpen 8.11. 1872. Woonde alhier Kerkstraat 13 ( 1904). Hubert van den Bossche, kunstschilder, geboren te Ninove 31.10.187 4. Gehuwd met een Roidot. Woonde na 1918 alhier Hoogstraat 30 (thans Hollebeekstraat) s~men met zijn zoon Jean van den Bossche, eveneens kunstschilder, geboren te Ukkel 19.8.191 0. Alfred Petercilie, kunstschilder, geboren te Antwerpen 19.2.1879. Woonde alhier Heidedreef 5 ( 1906). Rodolf Wijtsman, kunstschilder, geboren te Dendermonde 11.3.1860, en echtgenote Juliette Trullemans, kunstschilderes, 1892t woonden alhier Oplinkebeekstraat 7 (nu Wytsmanpad). Hun woning, villa «Les Tournesols», was
196
jarenlang na het afstetven van haar eigenaars als een tehuis voor kunstenaars ingericht. Frans van Reeth, kunstschilder. Geboren te Rumst 29.5.1888. Woonde alhier Hoogstraat 6 (na 1912), thans Hollebeekstraat Dolf Ledel, beeldhouwer. Geboten te Schaarbeek 5.7. 1893. Woonde alhier Grasmusdreef 2 ( 1922). Jean Louis Frison, kunstschilder. Geboren te Brussel 27.1.1882. Woonde alhier Vrijheidstraat 2, nu Villalaan 71 (na 1912). H€rman Louis Cesar Teirlinck. Geboren te St. JansMalenbeek 24.2.1879. In de kiezerslijsten vermeld als <<employé». Woonde alhier Brouwerijstraat 21, nadien Koekoekpad ( 1905). Arthur Om er de Waegh, kunstbeeldhouwer, geboren . t'2 St. Gillis 15.11.1897. Woonde alhier eerst Hoogstraat 2, dan Kerkstraat 28 (1923). Gertrude Henriette Claes, kunstschilderes. Geboren te Amersfoort. Woonde hier Villalaan 69 (1921) (Truus Claes). Jules Heyndrickx, kunstsmid, geboren te Linkebeek 12.11.1910. Woonde alhier eerst Statiestraat 18, dan Oude Weg 40, nu Kerkstraat 2. Ook enkele verdienstelijke alhier geboren kunstambachtslieden mogen niet onvermeld blijven, o.m. beeldsnijders Karel Swalens, Egide Berghmans en zoon Henri; graveerder Georges Dedecker; aquarellist en fabrikant van kunstmeubelen Jozef De Cock.
Zangkoor Sr...Cedlia, op 7.11.1952. bij de viering van jan Deridder 11oorzitter (50 jaar lid) ·en jules Geysels;"dirigenl. (25 jaar). '
197
HOOFDSTUK VII
ONTSPANNINGSLEVEN
Spel en sport.- Maar wanneer de mens zijn stoffelijk bestaan heeft verzekerd, zijn openbaar leven heeft geregeld, zijn geestelijke verzuchtingen heeft bevredigd en voor zijn veiligheid heeft gezorgd, zijn daarmee al zijn wensen niet vervuld. Na de arbeid, de zorgen, de last, de vermoeienis van het leven van elke dag, vond de buitenmens ontspanning in knutselen en vertellen aan de haard, in dorpsvergaderingen, kermissen, godsdienstige plechtigheden en allerlei spelen in open lucht. Net als nu, en misschien meer nog, hadden de oude Linkebekenaren hun gezamenlijke volksspelen in open lucht. Ze hadden immers niet de vele ontspanningsmiddelen als lezen, reizen, enz. die wij thans hebben. De plaatsnamen : « den Speeldriesch in 1501, 1505 en 1685 (K.A., «de herberghe geh. de Capelle gestaen op den kercken Speeldriesch » in 1776 ( 0.) ; « de staeek van de sauvegarde staende op den Speeldriesch over tHomborchvelt in 1581 (K.A.); «op sRaymaeckers block bij tcuesterycken ende Speeldriesch in 1587 (K.A.); op den Speeldriesch in 1748 en 1776 (0.) wijzen op · een openbaar plein aan de kerk, in de dorpskom, waar met de bal, met de kolf, enz. werd gespeeld. Slechts eenmaal vonden we voor dat plein een andere benaming, nl. in 1665 : een huis op 1 dagwand gelegen « op de p1aets ». In alle dorpen w~s dit hetzelfde. In het cijnsboek nr. 9544 fo 77 vo, vindt men vermeld dat « Barbara AJJewijck geldt jaerlijckx een cappuyn ofte 18 st. recognitie dat den heer Baron van Carloo haer laet genieten de rollebane op de gemeynte tot spel ende divertissement van dat sij daer op sal }aeten spelen »... (1671). Te Waterlo, ter plaatse geheten « Reudinghe » (Revelingen), wordt in 1735 ook een plaats « werisel près du Speeldriesch » vermeld (RK. 1418). In 1702 was ingevolge de oorlogsomstandigheden (Ledewijk XIV in 1696) de kerkeraad in schulden geraakt en voornemens enige « quaede boomen af te cappen op den Speeldriesch ». Dorpsheer Nauts verzette zich daartegen op grond van de algemeen geldende regel dat alles wat op openbare wegen en plaats,en groeide zijn eigendom was . ..Oe kerk had 199
het echter niet moeilijk om te bewijzen dat de Kerkendries en alles wat er op stond haar eigendom was. Daartoe kon ze verwijzen naar oude stukken en rekeningen. Zo werd in 1506 « al den houtwas wassende op den Dries geh. den Speeldriesch gelegen tusschen het kerckhof aldaer ende aen de prochie van Uccle a en ... onbeheymt ende ongelabeurt... ende campeterende aen de kercke »... verkocht. Koster J.B. de Vadder en een andere getuige <<attesteerden dat den Ketekendries oft den Speeldries alsoo ghenoempt om dies wille dat men daer compt te schieten met den hantboge oft wel de kinderen daer spelene ». Jan van der Haegen verklaarde dat zijn vader hem meer dan eens gezegd had dat hij er de << Roethannes » geschoten had. ( roethannes = de « vogel >> van de wip, samenstelling van« roetaard »en << hannes » ekster, J.L.). Van hun voorzaten of voorouders hadden ze horen zeggen dat de kerk er altijd de bomen gekapt en getrunkt had. In 1608 werden op << den Kerckendriesch geh. den Speeldriesch » drie eiken in drie kopen verkocht. De 1ste koper moest in de plaats van de gekochte boom twee plantsoenen planten, de 2de twee, de 3de vier, nl. twee eiken en twee linden. Pastoor Jan Sporman had de 2de koop gekocht met zes « hogen». In 1621 werden 68 jonge olmen op den Dries geplant en Leonard de Cnop werd betaald <<voor doornen ende wissen te haelen om die boomen te verdoornen ». In 1637 werden weer 36 olmen geplant en << verdoornd ». (Rekeningen van de kerk). In 1777 is er nog spraak van << sekeren driesch geh. den Kerckendriesch beplant met schoone booroen » (K.A.}. Dat « verdoornen » van de bomen, d.w.z. ze met doornen beschutten, zal wel zijn reden gehad hebben, wanneer we ' vaststellen dat met de boog naar die bomen wercf geschoten en de kinderen er speelden. Verder vernemen we in de oorkonden bitter weinig over het ontspanningsleven onzer voorzaten. Hier en daar een glimpje slechts zoals b.v. in 1666 dat Ingel Ciabots « 's nachts van de dansscole quam met den sone Pauwel Pauwels en passerende was aen de Kelleweyde » ... (FO. 125). Wat was dat voor een dansschool ? Wellicht was die te Brussel gelegen ... of was het zo maar een kursus te Linkebeek zelf ?
Schuttersgilde. -
Sedert onheuglijke tijden bestond er te Linkebeek, zoals in schier alle Vlaamse dorpen, een boogschuttersgild. Meestal hadden deze gilden St. Sebastiaan als schutsheilige en doordat deze heilige de patroon van onze parochie was, bestond er een reden te meer om hem voor onze gilde te verkiezen. Aan dit tweevoudige feit ligt het misschien dat verscheidene steden waaronder Mechelen (ordonnantie van 1432 der magistratuur van Mechelen - Provincie, Stadt ende distrikt van Mechelen, II, 374} handbooggezellen voor 200
bepaalde overtredingen van statuten, ter strafbedevaart naar Linkebeek werden gezonden. Deze omstandigheden verklaren misschien ook de voorkeur van Karel de Stoute voor een anders onbekend en onbeduidend dorp. In 1486 werd een « Hennen die Rinckmaker, omdat hij op eene kermisse te Linckenbeke hadde g~spannen eenen hantboge sonder daermede te hebben geschoten », bestraft m~t een boete van 30 st. Was het een lid van de gilde? WeJiicht. We ontmoeten het schuttersgild voor de eerste maal echter pas in 1565 op het haagspel te Brussel. (van Oesbroeck, bi. 111). Het verscheen jaarlijks in de processie van Drogenbos op de zondag onder het oktaaf van het H. Sakrament et1 in de processie van Ukkel zondags na St. Jan en ook op de kerkwijdingsdag van de kapel van Kalevoet, op 3de Paasdag, waren ze jaarlijks aanwezig (C.T. Gesch. v. Drog., 33). · Het deelnemen aan processies was wederkerig : « Item cînque esquelins pour Jes tambours et chifloteurs (fijfelaars) qu'ils doivent avoir de Ia dédicace. Ce sont ceux du serment de Linckebeek » ( 1 g. 10 st.). In 1698 staan ze vermeld als de « tambours ende fluytspeelders »; in andere stukken nog heten. ze de « trommeleers ende fluytspelders van Lincken-· beke ». Waarschijnlijk dunde mettertijd het aantal gildebroeders, vyant van 1714 af zijn ze nog slechts met twee, nl. « Gillis de Haese ende Joos van Haelewijck feyfelaer ende tambour over het spelen ende verheren van de processie met de gylde »... (ibid. 108). Voor 1638 vinden we in de kerkrekening : « Item aen den guJdecnaep van dese prochie van Drogenb. 30 st. Dl! cnaep van de gulde van Ruysbroeck ende Linckebeeck op den kermisdag » trekt dezelfde som. Het is bij zulke gelegenheid dat het feit gebeurde dat de aanlegger van een geding in 1666 aan een genaamde Miehiel van der Oost, een getuige in de zaak, aanwreef om deze in een minder gunstig daglicht te stellen. Enige jaren vroeger was van der Oost op een kermisdag van Drogenbos met de St. Sebastiaansgilde geweest ten huize van Adriaan van Halle en er met de andere gildebroeders «vrolijk geweest was ende gedronken » had. « Tot daer toe » leest men verder, « dat naer gewoonte de gilde broeders met de broecke (gildebraak) om den hals den selven oock alsoo heeft gedroncken ende alsdan, ziende dat niemant preciselijek en namp hoochmerck alwaer de broecke was voleyndende( ?) hij die selve, met reverentîe, heeft gesteken in sijn broeck. Corts daer naer is bij de dekens ende hunlieder vrouwen ondersoeck gedaen bij een ieder van de guldebroeders ende is de broecke alsdoen bevonden bij hem (van der Oost) ende geJanght uyt sijn voorbraeek »... Als gevolg daarvan werd hem de gilde « verboden » en werd hij veroordeeld tot .. een boete van 6 gulden ... (FO. 125).
201
Op zaterdag 3 augustus 1698 « ende kermisse ·tot Linckenbeke » was Willem de Mesmaecker « aldaer met de gulde van Droegenbosch waeronder hij guldebroeder was naer oude gewoonte gecompareert in de jaerlijckxsche processie ende ommeganck ». In de vooravond was hij teruggekeerd « met differente andere gulde broeders en onder weghe hadden ze gediscoureert gelijck men segt van erayen ende duyven ». Stilaan was er ruzie ontstaan over de kwestie van het « aenJeeren van een en stiel ».. Aan de woning van een van Haelen gekomen, sloeg deze de Mesmaecker met een stok op het hoofd en beet hem in een vinger. Het moet nogal erg g~weest zijn, want het slachtoffer moest zich laten << cureeren door eenen cirurzijn, delicate spijzen gebruiken », 3 potten brandewijn « betalen voor het cureeren van de quetsuren » en leed « 3 weken verlet van handtswerck ende coopmanschap int coopen ende vercaopen van beesten »; ten slotte rekende hij nog een vergoeding voor «pijnen ende smarten ». (C.T. Gesch. v. Drog. 108, 109). Alle jaren trok de gilde ook naar Halle ter herinnering aan het feit dat O.L.V. de inwoners weleer van een besmettelijke ziekte bevrijd had. (Den Pelgrim van Halle, bi. 202). Meer dan 300 jaar droegen de meiers van Beersel het beeld van St. Sebastiaan gedurende de processie van Linkebeek. Dit bracht hun telkens 16 stuivér op (W. III, 683). Die meier had ook hetzelfde voorrecht te Alsenberg, waar hij het beeld van O.L.V. droeg. Op 18-2-1701 verscheen een verordening van wege Filips V, waarbij al de gilden der ongehuwde lieden verboden werden. Doch velen van hen waren zo listig dat zij zich daarna !n het een of ander gild van gehuwden lieten inschrijv~n, want bij een verordening van 10-7-1711 verbood Karel III «zich te begeven in de guldens van de getrouwde mans, op pene van 25 guldens amende ». In de meeste plaatsen ontstond een jong gild in de schoot van het oude en ofschoon het samengesteld was uit jongelingen bleef het onder het toezicht van de oude schutters. In 1738 werden Pieter van der Gucht « coninck van de tweede gulde van Linckbeeck » en andere bekeurden vóór de schepenbank gedaagd omdat « de gecallengierden ende gedaechden » op 3 Augustus van dat jaar «wesende kermisse tot Linckenbecke hebbende gedooght dat verscheyde jonghmans in de selve gulde wesende, als gildebroeders hebben ge... ga en in de processie ». ( 0. 8285). In de nalatenschap van wijlen de eerzame Jan Houwaert, vorster van Zoniën en officier van Beers,el, bevonden zich zeven handbogen en een deel pijlen. Deze zal dus wellid geweest zijn van de schuttersgilde. Deze Houwaert moet een welstellend man geweest zijn te oordelen naar de inboedel die hij naliet en die in 1754 verkocht werd. Er waren onder meer 49 202
tinnen schotels en telloren. Als vorstersgerief was er : een zakpistool en een «busse met ijzeren stemper », en een << casse », 6 vorsterskazakken en 4 vorstershoeden. Er waren ook drie « perrocken >>,een nieuwe en twee gebruikte. (G. 8319). Ook in het sterfhuis van Pieter de Nayer en Katarina Windericx in 1760, die. vier kinderen achterlieten, nl. Katarina, Joanna, Anna-Maria en Pieter, onderscheidenlijk 23, 22, 20 en 19 jaar oud, waren er ook drie bogen met pijlen en kas. Vermoedelijk hielden ze een kleine kamme en herberg, te oordelen naar enkele voorwerpen in de inbo~del, nl. 10 potten, 6 pinten, 6 stenen « bierpottekens », 2 bierpotten, 6 stenen « bottelkens », 9 ·aarden potten, een deel flessen, bierglazen en veel tonnen. << een coperen camketel , 1 aarden brandewijnvat, 1 schenckbert, bierboom. Terloops vermelden we ook 1 koeckeyser, 1 wafelijzer, 1 perse, 8 schietijzers, 9 aspen én een marktkorf, 4 spinnewielen, 1 koffer met ijzeren banden, 1 lessenaar, 2 bussen, veel tin, 1 deel slagersmessen, tafels, kasten en kisten, servetten en ammelakens, bonen, ajuinen, enz. (0. 8321). Op een plan van Linkebeek uit 1768 (RAB, Kaarten en Plattegronden nr. 716) staan twee wippen bijeen, aan het noordelijk uiteinde van de Dries. Op diezelfde plaats vertoont een plan uit 1716 (C.O.O. Brussel, kaart 14) slechts één wip. Waar de handvesten van de gilde verbleven en wanneer deze ontbonden werd is niet bekend. Toen de Fransen ons land innamen en bezetten schaften ze al de oude gilden en broederschappen af, verklaarden hun bezittingen verbeurd en verkochten het als nationaal goed. De oude registers en bescheiden der gilden werden grotendeels gebruikt om er kardoezen van te maken. De oude vlaggen werden overgebracht naar Parijs en hingen er in de Invalidenkerk als zegetekens tot in 1815.
Voetbalklub. -
De eerste vo.etbalklub « F.C. Linkebeek >> ontstond omstreeks 1910, in de herberg «Au bon Faro » (bij Frans Motté, hoek Bloemhof- en Kleiveldstraat). Aanvankelijk werd er gespeeld op de weide van het hof van Perke. De ploeg nam deel aan enkele wedstrijden, zelfs tijdens de oorlog 1914-18, maar verdween in 1919 doordat de spelers voor het merendeel overgingen naar Ukkel Sport. Een andere ploeg « Linkebeek Sportief», gevestigd in « De drie Patrijzen » (bij Bertrand Berghmans, Hollebeekstraat, spoorwegbrug), had maar een kortstondig bestaan. Op 6-6-1936 werd in de herberg «A la petite Suisse » (bij Louis Wauters, Hollebeekstraat) de « Holleken Voetbalklub Linkebeek » opgericht door enkele jonge mannen die reeds geruime tijd op het «plateau» aan het voetballen waren, o.a. Frans Wauters, Joris Deneyer, Karel Vandermeulen, J.B. Debecker, Jan Londers, Pieter Londers, Pieter Housiau, Frans MosseJmans, Oaston Wuyts, "Frans Bergh203
mans, Arthur Verkist, Odilon Vandenbosch, Jan Wouters, Frans Van Calster, Frans Van den Bosch. Oudere stichters : Louis Wauters, Frans Debecker, Emiel Machiels, Jan Ost, Jozef Terrij,n, Jozef Vanleliendael. Kleuren : groen-wit. Speelterrein : Verrewinkel (tot 1938); weide Frans Meerts, Boesdaalveld (tot 1953); weide Alfons Berghmans, Hollebeekstraat (tot 1955); gemeenteplein Bambos, sedert 1955. Voorzitters : Jozef Vanleliendael (tot 1~38); Karel Demol (tot 1940); Frans Vankelegom (tot 1949); Karel Wauters (sedert 1949). Huidig bestuur : Karel Wauters, voorzitter; Frans Michiels en Jozef Vanderwee, ondervoorzitters; Frans Wauters, sekretaris; Louis Wauters, penningmeester; Frans Vandenbosch, Cyriel Hermie, Frans Debecker, Pieter Debecker en Jozef. Govers, afgevaardigden.
Ker-missen. -
De kermis, of oorspronkelijk kerkmis, was en is nog het jaarlijks herdenkingsfeest van de eerste kerkwijding. De kermis is dus zo oud als de parochie zelf. Een van de voornaamste gebeurtenissen van die dag was de processie, waarop buiten de plaatselijke schuttersgilde, ook gilden uit het omliggende aanwezig waren .. Zo waren bv. op de « kermisdach >> van 1608 de volgende gilden opgekomen : die van Halle, van Drogenbos, van Ukkel, van Alsemberg, van Huizingen. Daartoe trokken ze van de kerk -onderscheidenlijk 4 g., 30, 20, 20, 20 stuiver (A.P.). Op een vraag van hogerhand antwoordde het gemeentebestuur in 1840 dat de 1ste kermis in het dorp gesteld was op de eerste zondag van augustus en de 2cte op de 2cte zondag van oktober. Te « Kaelevoet », dat gedeeltelijk op de gemeente ligt, vielen de drie kermissen als volgt : tweede paasdag, 1ste zondag van juli en Allerheiligen. Het is bekend dat het op onze dorpskermissen vroeger niet steeds vredelievend verging. ln 1843 vroeg de burgemeester om toezending van een brigadier en twee rijkswachters om de rust en de orde te handhaven. Of dit alle jaren het geval was, is niet bekend, maar het laatste verzoek is uit 1870, doch voor slechts 2 manschappen. Er was verbetering ...
jaamtarkt. -
In 1867 vroeg onze gemeenteraad de toelating om een jaarmarkt in te richten. De gemeente Dworp verklaarde er zich tegen omdat het juist acht dagen vé~r de hare viel en dit haar nadeel zou berokkenen. Daarop werd geantwoord dat er bijna twee uren afstand tussen beide gemeenten ligt; de toelating werd bekomen in 1868. Er werd 165 fr. toelage voor verstrekt. Aanvankelijk was de jaarmarkt vastgesteld op dinsdag na de tweede zondag van oktober. In 1870 werd ze verschoven naar de maandag na die 204
datum. Zeer waarschijnlijk beantwoordde de jaarmarkt niet aan de verwachtingen, want reeds in 1874 was men van oordeel dat de jaarmarkt niet meer de moeite loonde er~ uitgaven voor prijzen of andere kosten aan te besteden. (Gemeentelijk verslag). Nochtans werden volgende prijzen in 1875 door de gemeente toegekend : Voor het grootste aantal hoornbeesten, 20 fr.; voor de schoonste melkkoe, 20 fr.; voor het zwaarste varken, 20 fr.; voor de schoonste vaars met twee tanden, 15 fr.; voor de schoonste vaars van 1 jaar zonder tanden, 15 fr.; voor de grootste kudde varkens, 15 fr. Omstreeks 1934 vroegen de inwoners van het Holleken ook een jaarmarkt. De gemeenteraad besliste dan dat de jaarmarkt om de. beurt op even jaren in het dorp en op oneven jaren op voormeld gehucht zou gehouden worden. Deze nieuwe schikkingen vervielen ingevolge de oorlogsgebeurtenissen 1940-45. Daarna werd de vroegere regeling opnieuw ingevoerd.
Verdwenen en bestaande volksgebruiken•.De loting. ~ Tot in 1909, toen de loting afgeschaft werd, was de dienstplicht vroeger niet algemeen. ln 1866 bv. bedroeg het kontingent soldaten der gemeente slechts drie op dertien jongelingen die daarvoor dat jaar in aanmerking kwamen. Er moest dus een loting plaats hebben om te zien wie moest optrekken.
252
l
Deux cent cinquante-deux. Tweehonderd twee-en-vijftig. Loting briefje.
Die loting geschiedde in de hoofdplaats van het kanton, bij ons dus te Ukkel op het vredegerecht. De loteling moest uit een trommel, die telkens enige malen rondgedraaid werd, een nummer nemen dat vast opgerold zat in een kleine houten sigaarvormige koker. Met de afschaffing van de loting zijn tal van gebruiken weggevallen, die geen spijt moeten verwekken, zoals andere volksgebruiken het verdienen, want het waren dagen van baldadigheid. In 1901 nog, op de dag van de loting, die toen plaats had op 30 januari, verordende de gemeenteraad de ' sluiting van de herbergen te 21 uur. 205
Allerhande middelen werden aangewend om een goed nummer te trekken. Missen werden opgedragen, bedevaarten en novenen beloofd en bij waarzegsters werd te rade gegaan. Dit was enigszins te begrijpen. Een slecht nummer « er in zijn », was een hele ommekeer in het leven van het gezin en in dat van de loteling zelf. Het soldatenleven was toen heel anders. De regering trachtte zoveel mogelijk de beide taalgroepen te mengen; w.ijl daarbij de Vlamingen talrijker waren dan de Walen, werden ze grotendeels in de grote garnizoensteden van de Waalse streek, vooral Namen, Luik en Aarlen gezonden. Ze moesten drie tot vier jaar « dienen >> en kwamen, wegens de tragere verkeersmiddelen, zeer zelden naar huis. Voor lotelingen, die reeds een gezin gesticht hadden, was het bijna een tragisch geval. Vrouwen en verloofden vreesden ontrouw, want de Waalse meisjes genoten de faam aantrekkelijker en moderner te zijn. Feitelijk was die vrees overdreven, want er bleven er niet zo heel veel op de vreemde << plakken ». De dag van de loting was er een van plezier en uitgelatenheid. Lang van te voren werd er over gesproken, werd er voor gespaard. Het was een mijlpaal in het leven. In een gesprek hoorde men vaak zeggen : « Het was het jaar van mijn loting of het was zoveel jaren- er voor of er na; die en die was van mijn loting » enz. 's Morgens van de gedenkwaardige çlag vertrokken de opgeroepenen te voet in groep naar Ukkel, de enen natuurlijk meer onder de indruk dan de andere, al naar ieders temperament en vertrouwen in een gelukkige ster. Enkelen trokken al drupneuzend op en van deze zei men dat ze er zeker zouden « in >> zijn. Als de loting afgelopen was lieten de lotelingen zich hoed of klak vol dure papieren bloemen steken door leurders die met hopen aan het lotingslokaal stonden. Zo uitgedost begon de moerlemeie. Geen herberg werd er om zo te zeggen overgeslagen, vaak in gezelschap van familieleden of verloofde, die allen duchtig meededen wanneer de held een goed nummer had getrokken. Soms deden ze ook wel mee om hun verdriet af te drinken of om over hem te waken wanneer er aan het vechten gegaan werd, wat ook meer dan eens gebeurde. Die er « in » was vierde mee, maar vaak nu eens al te luidruchtig, dan weer te neerslachtig, welke neerslachtigheid tot huiJen overging wanneer de drank begon te «werken ». Er waren ook de twijfelachtige gevallen, die pas op de « uittrek » of herzieningsraad, enkele maanden later op het stadhuis te Brussel, opgelost werden. De lotelingen, zonen van welstellende .burgers, trokken het zich minder aan. Zij zouden in geen geval soldaat worden. Ze werden « uitgekocht ,. voor 1600 fr., zijnde de prijs van een plaatsvervanger, die gemakkelijk gevonden werd. Voor
206
hun ouders was het echter een bittere pil : 1600 fr. was een hele som, waarover velen echter bij het uitbreken van de eerste oorlog ( 1914-18) geen spijt zullen gehad hebben. En_ zo kwam het dat buiten de officieren OJ.1.S leger in die oorlog haast alJeen bestond uit mensen van de mindere standen. Heel de dctg en 's anderen daags. duurde het drinken, springen, zingen en schreeuwen, en dagen nog werd er over niets anders gesproken, tot men weer ging denken aan de volgende lichting. De liederenschat der loteJingen was niet rijk. Hij beperkte zich tot de volgende, aangevuld met « tralaliere ». Zij die een goed nummer trokken zongen van << Hoe groter beest hoe meer geluk ! Tweehonderd twaalf is voor mij gedrukt. En soep en zullen wij niet eten; en soep en zullen wij niet eten>>. Die er in was zong : «Hij heeft gelaten; Hij is er in, Piotje zal hij zijn, en voor lancier is hij te klein ». « En alle dagen vlees en soep, zonder werken zonder werken, En alle dagen vlees en soep~ zonder werken bij den troep >>. « De troep is goed, Hij kan niet beter wezen, De troep is goed, Hij kan niet beter zijn ». Soms droegen de lotelingen of een verwante een reisduif mee die met de uitslag werd « opgelaten » om het nieuws zo spoedig mogelijk aan de huisgenoten te melden.
De Greef van Halfvasten. - Omstreeks tot vóór de eerste wereldoorlog werd hier haast uitsluitend de Greef van Halfvasten als kinderfeest gevierd. De oorsprong van de Greef van Halfvasten zou naar het schijnt de volgende zijn : « In oude tijden kwam de landgraaf enige malen 's jaars de gerechtszaken van zijn gewest (pagus) in persoon voorzitten, doch daar dit hem weldra onmogelijk werd ter oorzake van overlast van het bestuurswerk, oorlogen enz. beperkte hij zijn omreis tot eenmaal 's jaars, omtrent halfvasten. Men zegt dat de uitdrukking : De Greef van halvasten daarvan voortkomt. Vermoedelijk zal de. graaf, op zijn reizen tot rechtspraak, gebruik gemaakt hebben van een wit paard. Eindelijk kwam hij nooit meer en liet hij de rechtspleging over aan zijn vertegenwoordigers. Een rechtsgebruik in verband met het bovenstaande treft men aan in het hertogdom Brabant : In de 12de eeuw hield de amman van het kwartier van Brussel tweemaal 's jaars zijn algemene rechtszittingen na Kerstdag en na Pasen te Brussel, Ukkel, Op-Brussel, Overijse, Merchtem, Vilvoorde, Tervuren, Duisburg, Asse, St. Genesius-Rode, Ruisbroek en Kapelle-op-den-Bos. In onze tijd werd onder de Leuvense kachel een « broodplatinne », een mandje of een bakje of een holleblok geplaatst, gevuld met op hoeken en kanten getrokken droog gras en een biet of een wortel, alles voor de ezel van de Greef. Bij peter of meter, grootvader en grootrnoeder werd 207
in de week vóór het feest een << platinne » o( een mandje als hiervoren, geknoopt in een versgestreken handdoek, gedragen. Op Halfvasten dan zag men van overal de kinderen met · « hun » gevuld mandje weerkomen. Onder de geweldige reklame van de grootwarenhuizen voor St. Niklaas en het voorbeeld van de hogere stand vooral uit de stad, is de << Greefdag » zo goed als van zijn troon. Weer een bewijs dat de meeste gebruiken, de mode enz. uit de stad naar de buiten overwaaien. De Linkebeekse kinderen zingen thans het Klaaslied : Sinte Nikluis kapoeinke, Wa legde ga in ma schoeinke ? 'n Nu ikke (nootje) oem te kroke, Da zal ma beter smöke. Ien, twie, dra, Sint Nikluis komt uit de scha. Zen de kinderkes nog ni slöpe, Doet ze slöpe, doet ze slöpe; Ju, ma piëke (bis).
Meiboomplanting. -· Over de meiboomplanting die oudtijds overal bestond vindt men een zeer Ol1de vermelding, uit 1575. Een Steven de Mol werd toen nl. tot 20 stuivers bestraft « van dat hij bij nachte in des prochiaens hof te Linckebeke genomen hadde eenen Rosemarijnboom o-m den mey te planten ». ( R.K. 12777). St. Thomasdag.- St. Thomasdag (21 december), de kortste dag van het jaar, geldt als de inleiding tot het midwinterfèest, tot het tijdperk der Twaalf nachten. Tipisch vlaanrs is het « Thomassen », waarbij de kinderen hun ouders en de schooljeugd haar meesters buitensluiten. De deur wordt maar geopend nadat een of ander werd beloofd. In sommige gezinnen wordt vader of moeder nog buitengesloten tot ze iets beloven, een versnapering enz. Vroeger werd dikwijls bij die gelegenheid een wafelbak of koekenbak beloofd. Nieuwjaar en Driekoningen. -Van Kerstdag tot Driekoningen, zoals elders, liepen kinderen en soms ook wel eens groteren, min of n1eer tot koningen verkleed, met een vergulde ster op een stok, het dorp en de gehuchten af en zongen van deur tot deur hun kerst-, nieuwjaars- of driekoningenliedjes. Ze kregen dan wat centen, een wafel, een appel en zo meer. Waar de deur gesloten bleef, trokken ze weg ai joelende « Zwet huis, zwet huis ! » (Zwart huis). Tijdens de oorlog 1914-18 was dit gebruik zo goed als verloren gegaan, maar na 1940-45 flakkerde het weer op en konden .we een paar liedjes met hun eigenaardige woorden en wijsjes optekenen. 208
Nieuw jaarslied. Neuve jorke zoete, Ons varke è veer voete, Veer voete en iene sjèèt, Es da nog gin wöfel wèèd ? Wee zal dei wöfel droge ? Legd' eu op de wöge. De wöge es in 't bakhuis. 't Bakhuis es geslate Mee veer ijzer pote Mee veer ijzer banne ... Nëuve jorke, 't ander land, Ma moeier è-d-heu gat verbrand. Ha ze, da ni gedaan, Za ni moete zinge goan.
Driekoningenlied. Op iene drakeuningenöved, Op iene drakeuningendag, De bekker sloeg za wijf af mé ienen öte knuppel. De knuppel brak, De vrö dee sprak : Hoe zal da kinneken iete ?
Onnozele-Kinderdag.- De Onnozele-Kinderdag (28 december) is een feestdag voor de arme kinderen die, uit medelijden met de vermoorde kinderen van Bethlehem, alsdan met giften en gunsten worden bedacht. Er waren gezinnen waarin het de gewoonte was op die dag de kinderen « baas >> te laten. Ze verkleedden zich met vaders kleren en mochten dan iets bevelen, bv. wafels of pannekoeken te baKken. In vele kloosters, o.m. bij de Augustinessen-gasthuiszusters van Leuven, wordt dit nog geregeld geplogen. Er wordt dan voor die dag een moeder gekozen onder de gewone zusters en versnaperingen worden uitgedeeld. In 1775, op 27 december, feestdag van St Jan de Evangelist en vooravond van de HH. Onnozele Kinderen, omstreeks 8 uur, toen Petronella van Achter, dochter van de eerzame Jacobus van Achter, koster te Linkebeek, «alreeds in haer caemerken slaep was gegaen beneffens de drij jong leste kinderen »... hoorde zij « aen het vensterken van het caemerken beginnen te breken met eenigh instrument ». De kinderen vluchtten in de kamer daarnaast met lijnwaad en kleren en de vader, die nog in de keuken was, kwam toegelopen, vergrendelde de deur, riep tegen de inbrekers, die al binnen waren : « siet wat dat gij doet ick sal UI. overdrag.en, want dat gij lieden niet op en houdt» ... «Wij moeten hier innè sijn kost 209
dat het kost, wij en houden niet op »... Het ogenblik daarna sprongen ze binnen, nadat ze de « deur lenen >> met een deel van de deur hadden afgetrokken. Het waren drie jonge kerels, nl. Daniel Heymans, in de wandeling « Craekens >>, Jozef Struelens, zoon Sebastiaan, Francis de Hoey, zoon Niklaas, alle drie van Beersel. Ze gingen in de keuken aan het vuur zitten en vroegen om brandewijn. Er was er geen in huis. Daarop begonnen ze de dochter Franciska vast te pakken. « Laet mijn kinderen gerust », zei de koster, maar hij bood hun toch een stoop bier aan. Ze dronken er zes « beneffens twee voordere potten », zodat ze dronken werden en Struelens begon te spreken « den alder rhuygsten klap den weleken de coster tevorens noynt gehoort had de ». Bovendien trok hij de « ijsere latte uyt de schouwe daer men den hael, ketels, schuppe, tanghe, etc. aenhanght », sloeg met een stoel naar alles wat hij maar raken kon, deed zich « par force » nog een pot bier tappen, die hij echter « in sijne coleire » op de stenen uitgoot. Toen de beide dochters de kerels ten slotte toch de straat op kregen, klopten dezen nog « grauwelijk onder extravagante vloeken » op de voordeur en op de vensters. Men zal al dadelijk merken dat men bij deze « mesusen, ondernemingen ende fijte1ijckheden », zoals schepenen Pieter van der Haegen, Augustinus van Keerberghen en Miehiel Uytterhoeven het heetten, niet te doen heeft met een gewone diefstalinbraak Trouwens, een der getuigen, die aanvankelijk in het gezelschap was, nl. Jozef Bonnewijn, jongman, 18 jaar oud, «woonachtig bij Simon Bonnewijn tot Beersel de welcke hij altijdt voor sijnen vaeder gehouden heeft sender dat hij weet van waer hij just geboortig is ende wie sijne ouders sijn», verklaarde dat zij in het kostershuis « gestaen op de-n Kercken Speeldriesch ... aldaer vermeynden inne te geraecken om eens te gaen drincken ende de dochters van den huyse te kinderen, volghens gewoonte in het quaertier geploghen »... Eerst hadden ze aan de voordeur geklopt. De dochter Franciska was voorgekomen en hoewel ze aan het voorvenster nog bijna een uur geklapt en parlementeerd hadden, mochten ze niet binnen. Vader wilde niet. .. Heymans had dan grote middelen gebruikt en met 's kosters « ploegh eauter de coiJomme van het vensterken opengepranght »... Wat er verder op wijst dat de zaak aan de betrokkenen niet zó erg leek, ligt in het feit dat de knecht van de koster, Lucas de Ridder, jongman, 23 jaar oud, zoon van Pieter, uit Alsemberg, de inbraak gezien had toen hij omstreeks die tijd de paarden van zijn meester was gaan bestellen. Alleen was hij even gaan horen of er binnen geen « rusie oft ramoer en was » waarna hij was gaan slapen in de paardenstal. Wellicht gold het een oud gebruik in verhand met Onno210
zele-Kinderendag, dat voor de zeden en gebruiken van het . , einde der 18de eeuw enigszins grof geworden was. Om te sluiten een detail : joannes Weemaels, een 23-Jange jongman v~n Ukkel, verkla~rd~. dat hij << geentsints sijne ~ depositie en wtlde geven ten SlJ hiJ eerst betaelt werde voor sijn verlet >>, nl. 14 stuivers. ( G. 371).
Volksgeloof. , De Bloedzuiper. - Te Drogen?os, Beersel, Linkebeek St. Job en omliggende gemeenten ts de Bloedzuiper go~d bekend. De kollebloe!llen, die.!n h~t koren staan, heet men te Drogenbos Bloedzmpers : ZIJ zu.tpen het bloed uit van de kinders, die in het koren lopen om ze af te trekken. Te Linkebeek - het is een veertigtal jaren geleden - was een nieuwe schoolmeestet gekomen. Hij was reeds getrouwd en had een kindje van omtrent twee Jaar oud. Op een keer was hij met dat manneke gaan wandelen. En als hij kwaf!l · op een veld naar Ro toe, zag hij dat een boer het kouter L!~t zijn ploeg trok en er mee naar hem kwa~ gelopen. «.oe ZIJt de bloedzuiper, riep hij tot de meester, ~lJ hebt dat kmd gestolen, gij moet mij dat kind ~~ven of tk .sla u dood ! » De boer kende de· nieuwe onderWIJzer nog met en . ?eze moest zijn eigen kind afstaan. Een uurtje daarna kr~eg htj het terug : hij was een getuige gaan roepen - den SJampetter, geloo~ ik - die aan de boer verklaarde dat de meester wel de vadet van ·het kind was ! Lodder doet zich dragen. - Mijn moeder heeft mij meer dan eens verteld dat haar vader eens door « den bosch » kwam ! 't Was laat in den avond en pikdonker. Daar hoort hij achter zich 't gerammel van een ketting. Dat was Lodder ! En op hetzelfde ogenblik zat Lodder op de schouders van grootvader en deze moest· hem dragen tot huis. Vóór de .deur spr,ong lodder weg en hij lachte grootvader uit. De Cock en Tetrhnck hebben dit uit de volksmond opgetekend. Tot vóór een vijftigtal jaren werden de jonge s.naken, die al te rumoerig werden of kattekwaad ~.adden _verncht, af en toe nog bedreigd met « Lodder met ztJn ketting». Oudtijds werd ook wel geloofd aan dwaallichtjes, die hier stalkeers heten. De schim « Kleudde » werd ook gevreesd. Iemand die plots het spoor bijster werd, was van.« de mare bereden». Oude vrouwtjes, dte soms wat zonderhng deden, werden voor geduchte heksen aangezien en uitgescholden. Op de hoeven, waar men, na lang karnen, gee~ boter bekwam, sprak men van toverij en liet men de stalhngen overlezen. jonge kinderen die met hoge koorts lagen, k~n men redd~_n wanneer men achtereenvolgens al de spelden uit het naastbiJgelegen speldenku~sen. trok. Ter. il}ustratie volgt hier een passage uit het htstonsch-humonsttsch verhaal «Het Oud Kasteel en zijn laatste bewoners» (J. Geysels). Het Oud I<asteel was een ouderwetse afspanning aan de hpek van het 211
Kleinveld- en de Koeistraat. Daar leefde een oud kinderloos paar : H~intj.e (Vandenbosch) en Bi ene (Barbara Coenraerd). « Btj winteravond zaten we, dreumessen, bij Heintje en ·Bien~ rond de !1aard geschaar?. De lamp werd vroeg aangedraatd en sprerdde een gezelhge klaarte op de oude bultige wanden en de lage zoldering. Buiten floot de wind door het vlierhout in de diepe en donkere modderstraat Heintje vertelde dan uit een lang en ver verleden de verhalen die hij zelf eertijds uit de mond van moeder Marianne gehoord had. » Soms bibberde ons hartje bij het horen van de meest fantastische spookverhalen. In een woning als het « Oud Kasteel » met haar doorgezakte balkenzoldering en gebarsten mu:et~, kwamen dergelijke vertelsels ons nog griezeliger voor. HemtJe keerde eens terug van Beersel-kermis. Zijn broer Tist was bij hem. Middernacht. Pikdonker. Eensklaps een geklepper als van een bende krassende kraaien. Hoep, hoep, ze werden beiden opgetild en in een duizelingwekkende vaart voortgedreven. 's Morgens ontwaakten ze in de nabijheid van de Leeuw van Waterlo. Ze waren 10 km. uit hun richting geslagen. Of wel had de hand van Kleudde ze geraakt, ofwel had Lammeke Passant met de vliegende framassons ze op sleeptouw genomen. » In Heintje zijn jonge tijd sprak men veel over Katriene Krol, een heks die het vooral op vrijers en verloofden gemunt had. Niet zelden hoorde men op de trouwdag, zonder dat er iemand te lijke lag, de doodsklokken luiden : daar had Katriene Krol de hand in. Zeker-e avond - Heintje kwam van zijn vrijage terug - geen twintig stappen van het donker gat waar de weg naar Termeulen zich in de diepte wringt.., plets, daar kreeg hij zo een klinkende oorveeg dat zijn linkerwang er van gloeide. Hij was ten gronde gezakt en, toen hij weer bijkwam, stond daar warempel vóór hem een altaar met brandende kaarsen. Op een kerkstoel zat een blanke maagd te bidden. De takken van de omstaande bomen leken zoveel orgelpijpen waaruit een zoete muziek vloeide. Eensklaps verscheen een vurige hand die boven 's meisjes hoofd langzaam op en neer bewoog. Gans uit zijn Jood geslagen, slap van lijf en !eden en met de koorts in de mond, is Heintje die nacht thu1s gekomen. Een week duurde het voordat hij op zijn effen kwam. De zevende dag stak Katriene Krol haar snuit het « Oud Kasteel » binnen, maar rap 1 rap, rap ... Heintje klopte driemaal op haar 1inkerschouder. De heks ijlde grijnslachend de herberg uit : een teken dat zij overwonnen was ! »
212
HOOFDSTUK Vlll
DEMOGRAFISCH OVERZICHT
Bevolking. -· Over het aantal inwoners doorheen de tijden bestaan er slechts sporadische en onvoJJedige cijfers. De oudste aanwijzing in verband er mee dagtekent uit 137 4, toen een lijst opgemaakt werd van de volwassen personen van het hertogdom Brabant die bij machte waren drie jaar lang jaarlijks ten minste een gouden mottoen te betalen waarvan de opbrengst moest dienen om de verschrikkelijke kosten van de slag en de neerlaag bîj Bäsweiler te betalen. Zulke personen waren er te Linkebeek 44. In 1496 waren er 18 bewoonde, 6 arme en 7 onbewoonde huizen. Tegen 5 personen per gezin of huis zouden er toen zowat 120 inwoners geweest zijri. In 1435 telde men 45 huizen ~n in 1480 nog slechts 17. In 1525 waren er 33 woningen en 111 1686 24 « hutten ». In 1698 werd een « Liste van de familie van de mans, vrouwen, kinderen ende domestiken » opgemaakt waarin voor elk gezin naam en voornaam van het gezinshoofd, de voornaam van de vrouw en van de kinderen, en de naam en voornaam van de meiden en knechten vermeld zijn, bv. Joris van Keerberghen, zijn huisvrouw Joanna en vijf kinderen Marie, Magdeleen, PhiJip, Peeter en Catharina, drie knechten Nicolaes de Bëcker, Joos de Broyèr. .. een meysen Marianne Everaerts. Er waren 9 gezinnen zonder kinderen, 9 met 1 kind, 10 met 2 kinderen, 7 met 3, 9 met 4, 5 met 5, 1 met 6, 1 met 7. Er waren 3 weduwnaars, 5 weduwen, 9 meiden en 11 knechten; het gezin van de pastoor bestond uit hemzelf en zijn zuster, samen 244 inwoners voor 53 gezinnen en nog geen 50 huizen. {0. 8468). In 1709 zouden er 245 inwoners geweest zijn. (K. PL nr. 93). Dit zal kloppen vermits er het jaar te voren ongeveer 170 kommunikanten geteld worden. {KA. 7724), personen nl. die tot de paasplicht gehouden waren. De zetboeken geven ons ook een belangwekkende~ hoewel onvolledige kijk op de bevolking in 1773. Zonder rekening te houden met kinderen beneden 7 jaar, waren er toen de volgende gezinnen : l 0 met 1 persoon; 29 met 2; 31 met 3; 17 met 4; 18 met 5; 1 met 6; 2 met 7 en 1 met 9 personen, samen 358. 213
In 1772 woonden de volgende gezinnen te Linkebeek.
«Op Verrewinckel » : Jacobus Swalus; Jan Gîjssels, Joannes van Keerberghen. «Op de Rodeweg » (de weg naar Rode) : Con1elis Berckmans; Jacobus Berckmans; Carolus de Lienaert. «In de Lang/ze Haesestraete » : Cornelis van der I-Iaghen den jonghen; Laureys Swalus; I-I endriek van Sin te Jans. « In de Bellestraete » : Augustinus van Keerberghen, borgemeester ( 1ste schepen); Con1elis van der Baghen den ouden; de wed. Guilliam Moonens; Matheus Wastiau; Guilliam de Leen er; Francis de Raef; Guilliam de Ridder den ouden; Peeter La. Barre, vorster en herbergier; Peeter van der Velde. « Aen !zet Holleken bij den Galgendriesclz >> : Wed. Jan de Greef; Wed. Martinus Berckmans; Eertel de Leeuw; Gabriet de Mol; Jan van der Haghen; Elooy van der Haghen (herberg); Anthoon La Loy; Louis van der Haghen; Jan Berckmans Tamboer; Lambertus van Sinte Jans; Wed. Jacobus Heymans; Wed. Peeter van der Haghen. «Op het Holleken » : Guilliam van Halewijck; Sebastiaen van den Pleyn. «Op de Bocht» : Nicolaus van Sinte Jans; Francis Boon. «Op den Scheewegh»: Jan Gillis. « t Oplinckebeke » : Peeter Mosselmans; Jan de Leener; Philippus Steenbeckeliers; Guilliam de Ridder den jonghen; Daniel de Beer; Jacobus de Bue : Daniel Appelmans; Jan Heymans; Guilliam Gîjssels; Peeter Berghmans; GiiJis van den Bossche; Jan Mosselmans sotfe Peeter. « De K oeckestraete » : Guilliam van lsterdael. « In de straete naer Verrewineicel » : Miehiel Uytterhoeven. «De Lepef.straete » : GuilIiam van Sinte Jans; Anna de Mol; Hendrick de Leener; Martînus de Bue; Carolus Beggena; Peeter Knocx; Wed. Peeter Mosselmans alias Cossen; Peeter Steenbeekeli ers; Peeter de Windt; Guilliam de Knop; Jacobus de Ridder; Henctriek de Ridder. «Sint Sebastiaenswegh » : Gillis Boon; Henctriek Knops (smidse); Peeter Hollemans; Peeter Brugghemans (papiermolen); De kinderen Jacques Lots (Heuvel); Francis van Craenenbroeck; Peeter van den Berg he ( schepen); Gillis Mosselmans; Jan Mosselmans broeder Gillis; Jan de Windt; Jan de Knop den jonghen. «De Keef» : Cornelis Philippus. In 1773 wordt in een verkoopakte « de Kefweyde aen de Casteelweyde » (Hof te Schilde) vermeld. (A.P.). «De straete naer Beersel » : Jan de Knop den ouden; Paulus de Groot; Peeter Maes; Jan Reniers; Martinus de Haes. «In de Meulenstraete » : Jacobus· Coosemans, molder ( graenmolen). « Casseyde » : Hendrick La Barre1 vorster (herberg); Jacobus Michiels; Jan van Achter, bedesetter; Gillis van Achter; Philippus Keyaert (herberg en smidse) ; Philippus van der Eist. « Meulenstraete » : Hendrick Jacquemeyns. « Aen den Speeldriesch » : Peeter de Mol; Jacobus van den Berghe; Jacobus van Achter . (koster, herberg en winkel); Anthoon Michiels; Jacobus Coosemans, (bedesetter); de Pastoor; Daniel van der Meeren; Quintinus Ignatius, Kinderen Martinus de Bue (herberg); Peeter van Sin te Jans; Gillis de Becker
214
(schoenmaker); Gillis van Achter (herberg en winkel); Jan Baptist UyJenbtoeck (herberg); Maximiliaen Arealiers (herberg en' winkel); Sebastiaen Heymans; Peeter Wouters; ) Anthoon Veltjens; Peeter van den Bossche; Peeter de Vorster; Thomas Criton of Cretton; Francis de Becker (schoenmaker) ; Peeter Moonens ( G. 8448). . In 1786 steeg de bevolking tot 646 inwoners, maar onder de Franse bezetting liep ze terug tot 348. In 1831 was ze echter opnieuw gestegen tot 978 zielen. In 1828 was de bevolking over de gemeente gespreid als volgt : Kring : 1.53; Buiten de kring : 134; Heulleken : 414; Bocht : 44; Kaelevoet : 29; Oplinkebeek : 128, samen 902. Volgens een statistiek die door het gemeentebestuur op hoger bevel werd opgemaakt, bestond de arbeidersbevolking toen uit de volgende kategorieën : ambachts- en werklieden, mannen 15, vrouwen 3, kinderen 8; dienst- en werklieden : mannen 21, vrouwen J 8, kinderen 7; dagJoners en arbeiders : 35, vrouwen 23, kinderen 8; pakkers, schouwers (sjouwers ?) , voerlieden ·: mannen 2; oppassers en dgl. : vrouwen 2; rondventers : mannen 1; samen 143. Van landbouwers is er geen sprake. Vermoedelijk betrof het het verzamelen van inlichtingen, door de Hollandse regering, tot het nemen van maatregelen ten. voordele van de arbeidende stand. Deze overzichtelijke tabel geeft een beeld over de demografische toestand op 1-1-1830 : Vrouwen: Mannen : Ongeh. Geh. Weduwnaars Ongeh. Oeh. Weduwen
van 0 tot 1 jaar van 1 tot 2 · van 2 tot 3 van 3 tot 4 van 4 tot 5 van 5 tot 6 van 6 tot 8 van 8 tot 10 van 10 tot 12 van 12 tot 14 van 14 tot 16 van 16 tot 20 van 20 tot 25 van 25 tot 30 van 30 tot 35 van 35 tot 40 van 40 tot 45 van 45 tot 50 van 50 tot 53 van 53 tot 56 van 56 tot 59 van 59 tot 62
32 21 14 15 6 7 30 26 24 22 12 40 34 22
5 6
4
24 14 10 10 15 9 22 25 17
26 26 38 36 16 6 5 2 2
5 29 27 26 13 21 8 9 11
10
2 1
5 29 34 24 20 16 12 7 7 17
1 2
2 2 3 4 215
Mannen:
Vrouwen:
Ongeh. Geh. Weduwnaars Ongeh. Oeh. Weduwen
van 62 tot 65 6 4 1 van 65 tot 67 3 1 van 67 tot 69 1 1 1 van 69 tot 71 1 1 2 2 van 71 tot 73 1 2 van 73 tot 75 1 1 1 van 75 tot 77 3 1 2 van 77 tot 79 1 1 van 79 tot 81 2 van 83 tot 85 1 van 85 tot 87 In totaal 486 mannen en 482 vrouwen = 968 inwoners. Er waren geen gescheidenen. Anders uitgedrukt, waren er van het mannelijk geslacht : 320 ongehuwden, 158 gehuwden en 8 weduwnaars; van het vrouwelijk geslacht : 302 ongehuwden, 158 gehuwden en 22 weduwen. Het aantal huizen bedroeg 186, wat ons gemiddeld 968 : 186 = 5,2 inwoners per huis geeft. In 1840 bedroeg de bevolking ·1.005 inwoners; op 15-11-1846, 1.206 inwoners voor 241 gezinnen. Er waren toen 256 huizen waarvan 15 onbewoond, het gevolg waarschijnlijk van de toenmalige ellendige ekonomische toestanden, nasleep van de scheiding in 1830, de industrialisering en mislukte oogsten. Nog een kleine demografische inlichting over 1867 : Er waren dat jaar 25 mannelijke en 23 vrouwelijke geboorten en 6 doodgeborenen, 15 huwelijken, geen scheidingen ..en 36 mannelijke en 39 vrouwelijke overlijdens. Uit de gemeente vertrokken 39 personen en er weken er 29 in. Verder waren er toen de volgende kiezers : 50 voor de gemeente, 10 voor de provincie en de kamers. De gemeentelijke ontvangsten bedroegen 5.260,33 fr., de uitgaven 4.986,45 fr., zodat er een batig slot was van 273,88 fr. ! Het was in een tijd dat men met andermans geld zuinig, wellicht te zuinig, omsprong en de besturen maar werken, enz. lieten uitvoeren als ze daartoe het nodige geld hadden. Leningen waren er niet. Door middel van leningen kunnen werken uitgevoerd worden en het is maar billijk dat de uitgave gespreid wordt over onze nakome1ingen, die er ook zullen van genieten, hoewel hier mag aan toegevoegd worden dat men zijn nakomelingen toch niet mag verpletteren onder de last. .. Later steeg de bevolking geweldig: 1869: 1294; 1874: 1313; 15-5-1900 = 1795. In 1896 telde men 330 huizen; einde 1910 waren er 2120 zielen, einde 1920: 2220 en einde 1930: 2496; in 1935, 2696 inwoners voor 717 huizen. Op 100 216
~
jaar tijd, nl. van 1840 tot 193~ nam de bevolking met 160, 9 % toe. Einde 1940 telde men 2803 en einde 194 7 3050 inwoners in 890 woningen. Thans zijn er 3350 inwoners voor circa 950 woningen. De parochieboeken beginnen te Linkebeek in 1624 voor de geboorten, in 1641 voor de huwelijken en in 1670 voor de overlijdens en lopen tot 1796. Daarin komen voor 2330 dopen, 1246 huwelijken en 2299 overlijdens. We tekenden de naam op van twee vroedvrouwen : Anna de Mol in 1749 en Barbara de Houwaert in 1790. (A.G.). · De bevolkingsaangroei van Linkebeek ( 170 %) valt samen met Wemmel (198 %), St. Genesius-Rode (197 %); Zellik (196 %); Groot-Bijgaarden (189,5 %) Halle (175 %); St.-Stevens-Woluwe, in de kategorie der dorpen die zich. ongeveer in dezelfde omstandigheden bevinden, nl. die onder sterken invloed van Brussel staan. Hun aangroei is vooral die van een ingeweken stadse bevolking, wat ook te zien is aan de nieuwe woningbouw : villa's bedienden- en werkIiedenwoningen. (Dr. J. Lindemans, De beweginig der b.evolking in het arrondissement Brussel de laatste 100 jaar, ESB, XVI, nr. 10).
Vondelingen. - Steeds zijn er, maar vooral in de grote steden, vondelingen geweest. Te Brussel waren er in 1690 964 en in 1700 rond de 1200. Er was een persoon, een « cnaep » aangesteld om voor de naamgeving en de plaatsing van die kinderen te zorgen. Hij was volkomen vrij in het geven van een naam, volgens dat het hem inviel, doch doorgaans in verband met de omstandigheden waarin het kind gevonden werd, a.d.z. de plaats, de dag, het ogenblik van de dag, de feestdagen, de naam van de straat of het huis, kerken, kloosters en openbare gebouwen enz. Op het einde van de 18ci·E' eeuw waren het vooral politieke of andere verzonnen namen. (L. de Man, Vondelingen en hun naamgeving te Brussel, Med. Ver. Naamkunde, 1956, 15-47). Zelfs na de herinrichting van de burgerlijke stand bl_eef dat gebruik nog lang in zwang. Thans wordt de naam gegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand, maar deze mag geen belachelijke, krenkende namen geven, of namen die herinneren aan de omstandigheden van de vinding. ( C. T. Geschiedenis van Dworp, bi. 362-365). Op het einde van de 18dt• en de aanvang van de 1Qde eeuw lag Brussel steeds vol soldaten. Meestal waren het vreemde, avontuurlijke huurlingen, die oorzaak waren van veel zedelijke ellende. In een politieverslag staat er daarover te lezen, dat de omstandigheden en vooral de militaire « conscriptie » het aantal huwelijken hebben verminderd. Dergelijke ongeregeldheden zijn eigen aan a1le militaire bezetting. Uit officiële cijfers is gebleken dat van 1945 tot 1956 in Duitsland 68.000 onwettige kinderen uit Duitse moeders en soldaten geboren 217
werden. 37.000 daarvan ~omen voor reken.ing van Amerikanen, 10.000 van Fransen, 8.500 van Engelsen, 1.800 van Belgen en de rest van Nederlanders, Kanadezen, Russen en Noren ... Deze kinderen werden niet te vinden gelegd zoals vroeger, maar toch wordt getracht een regeling te vinden voor de juridische verplichtingen van de vaders der onwettige kinderen tegenover de Duitse moeders, wat mede nogal wat mizerie zal meebrengen. Al die oorzaken hebben wanorde1ijkheden meegebracht die, samen met de ellende, aanleiding hebben gegeven tot kindermoord ·en het te vinden leggen van kinderen. We zagen reeds dat er honderden onwettige kindereh op het einde van de 17de eeuw te Brussel te vinden gelegd werden. Doordat er aldaar geen inrichtingen bestonden om al die kinderen onder te brengen, werden ze door het Brussels stadsbestuur op de buiten rondom de stad uitbesteed. Ook te Linkebeek werden toen een zeer groot aantal kinderen geplaatst, meestal bij de armste inwoners, doordat dezen de laagste prijs vroegen. Dit had tot gevolg dat in die gezinnen, waar de onwetendheid in zake hygiëne, die toen algemeen was, zo mogelijk nog groter was, tal van die « vaderlandskinderen » zoals men ze heette, zo bv. « Jacobus Sandrac meerderjarige zoon van het vaderland» (1828), na enkele weken of maanden stierven. Tussen 1785 en 1798 vindt men in de overlijdensregisters bij de 300 gevallen ! Op enkele uitzonderingen na, stierven deze. kinderen, waarvan de meeste slechts enkele dagen oud waren, all)ier en werden er begraven, nl. Petronilla van Hamme, 1749; joanna Peyster, 1753; Robert Niel, 1754; Oertrudis Bots, 1755; Katarina Isters, Antoon Din Oot, 1756; Vincentius Verlaet, Maria Gevon, Maria de Smet, Suzanna Post, Robert God on, 1757; Maria Lurin, 1758; Rosa Cl ossen, Petronilla Hoetens, jozef Doger, Michaël Middagh, 1761; Petronilla Hofkens, 1762; Engelbertus Beuseler, 1765; Begga junior, 1766; Theresia Watnbe, 1767; Rosa Di spe, een zonder naam, 1767; Maria Valckeneer, Barbara de Blinde, Thomas Sneeuwaert, 1768; Maria de Jonghe, 1769; Begga de Ruyt, Helena of Alena, Niklaas, Verpoorte, Anna, 1772; Elisabeth Hoc(x), .Joanna van Cortenberge, Maria Pelsenaet, 1773; Helena van Smalbrugge, Magdalena Merckmans, Jacobus Verpast, joannes Tijdemans, Theresia Luppens, Petrus Mali,is, 1774; Cecilia Spiglas, Kornelia Kruysheer, Willem Doubers, Maria de Peers, Gertrudis Edenbergh, Benendiktus Lovrens, jozef van Eist, Barbara SchHndei, 1775; Petrus van der Strijcken, Elisabeth Wittebroodt, Maria de Vorster, Klara Mak els. Eduard Malcan, Lambert In de Pot, 1776; Willem Stern, Niklaas Rijpen, Petronilla Broeckaert, Elisabeth van Peys, Kwirinus Sierebeeck, Longinus Tijllet, Kunegonda Madont, Agata Fernel. 1777; Victor de Vaert. Paulus de Sneeuw, Robert Rijsbergh, Dominikus Jodts, Ludovika Pieckaert. Bernard Zoutbroeck, Bruno Slotmans, Sirnon Rollekens, Hubertus Spogel, 1778; Petrus La Montage, Remi Luppens, Dorotea Appeleer, Maria Timmermans, jakobus Schailimans. Eligius van Meetsbroeck, Barbara Morius, Marta La Lieu, 1779; Magdalena Latters, Rlias Wieroock, Thimotea Everdick, FerdinandSpijckers, Norhert van Aerdijck, Micha!l Greveleers, David Sieckhout, Sirnon van Suydt, Helena Eyserdijck, 1780; Petrus Schneider, Niklaas Pilaster, Marta van Spolt; Filip Lollens, Luda. ··t Martinus ... , Hilarius Cannegem, Frans Ansems, Maria Etienne, Jozef
218
Manferry, Hubertus Oders, Elisabeth Debens, Uvina joningh, joannes Omvre, .Ç:gidius van Zuen, Willen Wijsbeeck, Andreas Robeeck, Suzanna Nevens, Karolus Lippens, juliana Lusters 1782; Rosa Frisar 1782; J.B. Smith, Florentina Zemels, Frans Bisselot, een wettig kind, dat echter ook te vinden gelegd werd, Cunigondis de Lange, Carolina Buyser, Petrus Geysels, Carolus jos. Steuvers, Egidius Possis, Sirnon Kaeckvol, Egidius Vellemans, Anna Willeput, Paulus Sollegem,1783; Regina Sebel, Michaël Bollekens, Egidius Billens, j.B. Lanson, Barbara Merrock, Victoria Virlamps, Gregorius Leen er, 1784; Thimotea Birens, Martinus Ratters, Maria Ther. La Piere, Michaël Birsack, Willem de Wael, Adriaan janssens, 1785; Carolina Jodemaeker, Livina Dojan, Egidius Kingers, jozef Groenendael, 1786; Egidius V~rpacht, Kristoffel van Namen, Antoon van den Sand, David Penock, Petronilla Paesters, Magdalena de Vleminck, Cl ara Colline, 1787; Petronilla den Neus, Niklaas Pikelsteen, Frederik jerendonck, Willem Grevelaer, Pieter Tourelle, Petronilla Lovens, Bruna Leyssens, Timotea Galanders, Sara Bayonnet, Emmanuel Rommaer, Gasper Aerpeer, Adriaan josmarchant, Elisabet Sistervat, Norhert Renegauw, Willem van Duysbroeck, · Rosalia Pachthuys, Willem Chassez, Maria Albertina Olodo, Maria Anna du Bois, Filippina Arcenal, Regina Hoogbergh, Paulina Schoorsing, Gerard Veruren, Frederik Gilmet, Helena Langganck, joanna Bosmans, 1790; Agnes Lersem, jakobus. François, jozef Henriques, I 791; Filippina Pittens, Elisabet Gij gers, Kristina Creftens, Albert de Daem, Kristin a Haudegem, Hendrik van Nestel, 1792; Baptista Villard, Domien Lammerenberg, Klara Bordens, Barbara Gilliard, Ambrosius Bougie, Eli as van Eeck, Emmanuel Kerssemis, Pi eter Leegveldt, I 793; Maria Gesusters, Domien Smalvelt, Ferdinand Laum, Suzanna Brossi, Regina Druyts, joanna Hovinck, Petronilla Renonckel, Norbertina Oppast, Suzanna Wikens, Ferdinanda Baters, Raimond de Munt, 1794; Katarina Orisel, Maria Schoevaerts, Willem de Meurs, Victoria de Borre, Kwinten Vestiers, Ferdinanda Orisel, Kiemens Pasijser, Augustinus Primus, Hendrik Cordemans, Guido van Hollestraet, Helena Bereyst, Helena Gualanders, 1795; Adam de Boom, Willem Spirsel, 1796; Vincent Blanchir, Gertrudis de Laye, 21 jaar oud, Anse1mus Resida, 1797.
Een zeer eigenaardig feitje : een van die vondelingen nl. Thomas Roosenboom, overleden 10.1.1'174, werd in de kerk begraven àan de zuidkant, niet ver van de toren ( sepultus in ecclesia a parte australi non ... a turri). Een paar-vondelingen die het alhier overleefden hebben later een gezin gesticht : Thomas Creton met Katarina van Halewijck; Willem Plaisir met Reniers; Willem van Hoogvelt; Martin Agoni(e) met Anna Maria Lip uit Duisburg; Paulus de Vroegh. In 1842 treffen we aan, Maria-Anna RépubHcain, in 1845 Vincent Bergaf.
Honderdjarige. - joanna van der Haegen, in de wande1ing Wanne Broers, weduwe van Judocus Londers, geboren te Ukkel I 0.1.1832, overleden te Linkebeek 22.2.1933. Bij het vieren van haar honderdste verjaring werd de trap waarlangs zij dagelijks naar de vroegmis ging, officieel de Trap der Honderdjarige geheten. Uit het verslag, verschenen in het Brusselse weekblad « De Vlaming» van 17.1.1932, over de luisterrijke feesten die op 11.1.1932 plaats hadden, ontlenen we de volgende bijzonderheden. Nog nooit is te Linkebeek zo schoon gepint en gepalleerd geweest als verlèden maan219
dag. ,Nog nooit heeft de gemeente in zulke algèmene vreugde feest gevierd, omdat nooit de inwoners daartoe zulke treffende gelegenheid. werd geboden. Moedertje Landers was daar algemeen bekend en bemind en met innige genegenheid door ~root en klein b~~roet .~Is « Meter ». Bijna heel de gemeente IS van haar famtile. ZtJ zelf heeft negen kinderen grootgebracht en heeft ":ijftien kleinkinderen, die zelf een groot gezin hebben. MoedertJe Landers telt alzo meer dan tachtig nakome1i!lgen in rechte lijn ... Pastoor de Koek, burgemeester Theumssen en andere vooraanstaanden wensten d,e eeuwelinge geJuk. Dan kwam de familie met E.H .. Jan Londers, onderpastoor te Erps-Kwerb.s aan het hoofd. Toen de honderdjarige haar eerwaarde klemzoon bemerkte, weende zij van ontroering. Dag, Meter, zei deze, terwijl hij haar omheisde, vandaag niet wenen, we gaan. feesten. Ik draag straks de H. Mis voor u op ... Ja, dat is het beste, dat is het schoonste antwoordde Meter ... Op haar grafzerk op het kerkhof staat' alieen : Hier rust het honderdjarige Moederke Landers 1832-1933 ». ~esmett~Iijke zi~kten. - Over het heersen van besmettelijke Ziekten 1n de middeleeuwen alhier bezit men geen gegevens. Toch zal onze gemeente daarvan niet helemaal gespaard ge?Iev~n zijn: Brussel en omgeving werd. door de pestepxdenue getetsterd vooral in 1310, 1489, 1555, 1636, 1651. De laatste grote pestziekte dagtekent van 1668 en viel dus samen met. de ongeluksjaren die volgden op de dood van aartshertogltl Isa~;Ha en die gekenmerkt zijn door de oorlogen van Lodewt]k XIV. Te Brussel alleen stierven er toen 4046 inwoners aan de kwaal. Te Ukkel maakte ze van 25 juli tot AllerheiJigen 141 slechtoffers. Te Kalevoet en te Verrewinkel, die toen afgezonderd lagen, waren er geen. Te ~~ogenbos 7, te Sta1Ie 68 en te Kar1o-St. Job 53. Deze hoge CtJfers werden~ geweten aan het feit dat ze aan een drukke verkeersweg gelegen waren. (E. van der Linden ES B 1939, bl. 22). ' . . ., In ~e middeleeuwen heerste overal in Europa, zoals bekend 1s,. d~ melaatsheid, !n die tijden van diep geloof geheten : « dJe gave Gods van den lazerne ». De gevallen wáren niet zeer talrijk, maar er was geen dorp of er waren er een paar. Voor Linkebeek is ons één geval bekend nl. dat van Martinus Volckmans, die in het Klooster van Te;bank te Leuven onderzocht was geworden en op 17.3.1663 « verwezen »werd (R.K. 14560), dit wil zeggen buiten de gemeenschap der gezonden moest verwijderd worden. Afzondering was het enige middel om de uitbreiding van de kwaal tegen te ~~an. _Daartoe werd dan op een afgezonderde plaats, natuurlijk ntet de vruchtbaarste, een huisje, een « ziekenhuis » opgetrokken. Zulk huis bestond er ook te Linkebeek. Men ymdt er sporen van in de toponymie. In 15371 aen tsieckhuys; m 1581, opt velt gelegen achter tSieckhuys voer thof te
220
,f
Hoevele; in 1750, de Sieckhuysstraete; lant gem. geh. de Sieckhuysheyde ... gen. de Sieckhuysheyde ten westen tegens de plaetse ofte erve van 't voors. Sieckhuys... tegens de Sieckhuysstraete ... den Wauterbosch van Ter Caemeren ... de straete loopende van Linckebeke naer thof Schaveys » (0. 8286). Op 21.10.1824 braken alhier de kinderpokken uit. Dat jaar waren er 8 overlijdens en het volgende nog 4. Ook de rode loop heerste toen. In 1831-32 heerste de cholera over gans· Europa. Alleen in dit laatste Jaar vielen er te Parijs 20.000 doden. Te Antwerpen heerste·de cholera in 1832 en 1833. In vier maanden tijd stierven er 870 personen op 1022 gevallen. In 1848 brak ze er opnieuw .uit, duurde ongeveer een jaar en maakte tot. 40 slachtoffers per dag. In 1859 heerste ze en in 1860 voor de laatste maal. Ook in onze streek woedde de kwaal. Te Alsemberg waren er 8 slachtoffers, te Rode waren er 46 overlijdens op 181 gevallen. De gevreesde ziekte, die in 1866 opnieuw uitgebroken was, woedde te Rode het ergst. Alleen op inaandagkermis, na 2 augustus, waren er 21 lijken. Elk jaar wordt dit feit herdacht met een choleramis op kermismaandag. Of ook in 1832 de ziekte te Linkebeek heerste is niet bekend, maar in elk geval had het gemeentebestuur verordend de huizen van binnen te witten en zindelijkheid aan te bevelen bij de behoeftigen en uitdelingen te doen, wat de mening kracht bijzet dat· de ellende onmidde1Iijk na 1830 bij het mindere volk niet vreemd was aan de besmetting. Dezelfde aanbevelingen werden trouwens ook bij een volgende dreiging van de ziekte in 1848 gedaan, nl. het armbestuur moest de toestand van de behoeftigen verbeteren, hun huizen doen witten, hun kjeding, beddegoed .en behoorlijk voedsel verschaf;en en seffens de geneesheer bijhalen. Buitendien werd nog aanbevolen als algemene maatregelen tegen de cholera : 1. De wegen reinigen; geen mest- of dampputten laten openen en mestputten langs de wegen laten aanleggen. 2. De waterlopen goed ruimen en er geen stinkende waters laten inlopen. 3. de « oorsprongen » van de fonteinen en algemene putten tegen het vervuilen bewaken. 4. De beestenstaHen zuiver houden. 5. De schoollokalen goed verluchten. 6. De begrafenisvoorschriften doen onderhouden. De gemeenteoverheid schreef dat er ditmaal geen gevaar voor besmetting bestond. Tien jaar later echter had men weer met de ziekte af te rekenen. Het aantal sterfgevallen per jaar dat, in die tijd, tussen 25 en 30 bedroeg, steeg in 1858 tot 48. Het jaar daarop, op 3 september, viel het eerste slachtoffer van dat jaar, joanna Maria Mathijs, 12 jaar oud, Dokter de Preter van Ukkel verklaarde dat «deze dochter gestorven was aen221
~
geraeckt van den Asiatischen cholera ». Op dat ogenblik waren er geen andere gevallen b~kend. . Enkele jaren later, in 1865 vtelen er 54 en 111 .1866, het laatste cholerajaar, 81 doden te betreuren. De ztekte had tamelijk fel gewoed in de eerste helft van 1865 (38 overlijdens. In de tweede helft was. de epidemie gaan luwen en de eerste helft van 1866 was opnteuw normaal, wat het gewoon aantal sterfgevallen betreft, nl. 12, toen op 4 juli de dorpsoverheid aan hogerhand moest melden << que Je cholera vient de se déclarer dans notre commune et que deux personnes en sont mortes ». In 2 1/2 maanden tijd~ telden men 63 lijken : 19 in juli, 28 in augustus, 16 in september. De maand augustus was de ergste. Sommige dagen stierven er 2, 3 tot 4 personen en op 16 augustus .5. 40 % van de slachtoffers waren kinderen beneden de 15 Jaar. Gedurende heel die rampspoedige tijd had de doodsklok niet opaehouden te luiden. De teraardebestelling geschiedde onmidd~llijk en op de eenvoudigste wijze, soms in een gemeenschappelijke kuil, doordat er geen mannen genoeg waren om putten te delven. De parochiale geestelijkheid was. overmand door de ononderbroken huisbezoeken, hulpverlenmg en opbeuring. Pastoor de Dobbel~er hielp de lijk~n dra~en en de putten graven, las missen en hteld bo~tprocesstes .. 64 Jaar oud, overleed hij het jaar daarop. Van utt de omgevtng tot Halle toe kwamen lange bedevaarttochten naa~. Lin~ebeek om er St. Sebastiaan, patroon tegen de besmetteliJke ztekten, te aanroepen. Men kroop biddend voort op han.den en voeten. Nog lange jaren nadien woonden onz~ p~~oc.htanen en bedevaartgangers uit het omliggende de mts biJ dte, ter ere van St. Sebastiaan, opgedragen werd. .. Vele veld- en straatkapelletjes herinneren aan die donkere tijd, te Dworp o.m. (zie Gesch. van Dwo.rp, bl. 175,..17~). Ook de kapel in de St. Sebastiaanstraat alhter werd btJ dte gelegenheid opgericht.
Algemene sociale toestanden. - Een lijstje l.!!t het tpidden der 17d~> eeuw dat we aantreffen in het kerkeliJk archtef, nr. 7237, geeft ons een overzicht van de algemene ekonomische toestand onzer gemeente. De 222 bunder zaailand brachten tegen 4 gulden 5 stuiver per bunder, op . 943-10 de 21 bunder weide tegen 8 g. (een bunder wet de bracht dus het dubbele op van een bunder 168-0 graangewassen) 102-0 de 17 bunder bos, tegen 6 g. 14-0 de 2 bunder vijver waren getaxeerd tegen 7 g. 234-0 de universele tiende : 157-0 de korenmolen : 40-0 « het huys van den heere van de plaetse » : 12-0 « dat van den heere pastoor » : :!22
~
de papiermolen : 60,0 de twee brouwerijen, de herberg, de vier bakkers, de smid en de twee winkels : 102-0 de 24 huizen « ofte woningen van cossaerden >>, de gewone mensen, tegen 4 g. elk : 96-0 Dit waren de « dorpslasten ». Daarbuiten waren er toevallige, tijdelijke belastingen die in oorlogsuitgaven of andere u.itgaven van de vorst moesten voorzien. Deze heffing, gewoonlijk in de vorm van een 20ste penning, mo~st telkens door de algemene staten worden goedgekeurd. Het aan. een dorp opgelegde bedrag werd over de inwoners verdeeld door bedeof belastingzetters, gewoonlijk twee. Buiten de strikt nodige ambachtslieden zoals een timmerman, een strodekker, een wever, een smid, een kleermaker, · een wagenmaker, een schoenmaker of klompenmaker, waren er in onze dorpen geen ambachtslieden. Te Linkebeek noteerden we dat iemand « den knecht van den smet tot Linkenbeke mit zijnder handt op zijn aensicht gesmeten » had. ( RK. 12777- tscte eeuw); in 1691 wordt een« huys bij de smisse» vermeld (KA); een wagenmaker staat vermeld in 1562 : «Item ontfaen van Miehiel Cuppens raeymaker tot Linckenbeke voer de pontpenninghen van den coop van een weyde gelegen onder den smalen cheyns bij hem gedaen tegen de erfgenamen der weduwe Hunculum » (G. 3192); in 1618 is er sprake van Jacques Boddaert de gelaesemacker tot Linckebeke ». Niklaas Hickx wever, huis in huur, 1 koe. ·Over het algemeen gesproken, is er in de vroegere eeuwen nooit grote weelde geweest. Zelfs de zgn. bemiddelden hadden het per slot van rekening niet zo heel ruim. In een gewoon dorp en op enkele jaren tijd een vermogen vergaren, zoals thans soms, was iets vrij zeldzaam. In 1832 was er geen enkele Linkebekenaar verkiesbaar voor de Senaat. Alleen oorlogsleveraars, oorlogswoekeraars, hoge ambtenaren, prokureurs, enz. uit de stad konden dat en dezen waren het die hoeven, landerijen en heerlijkheden kochten. Landbouwers en ambachtslieden leefden eerder zuinigjes en onder de overige inwoners was meer armoede dan wat anders. Veel gegevens bezit men daarover niet uit vroegere eeuwen, maar de bedeof belastingboeken laten in dit opzicht veel vermoeden. In 1747 bijv. waren er 35 gezinnen die hun, nochtans niet zware dorpslasten, niet konden betalen, wat vastgesteld werd door pastoor, armmeesters en schepenen. (0. 8468). Een van de zwartste en zwaarste tijdperken voor het grootste gedeelte van de bevolking van Linkebeek, zoals trouwens voor bijna al de dorpen, was de t9dt!o eeuw. De voornaamste oorzaak daarvan waren de naweeën van de Franse bezetting, de oorlogen van Napoleon, de opkomst der stoommachines en, na 1830, de afscheiding van Noord-Nederland. Vooral de arbeidende stand betaalde zeèr duur de
223
prijs van onze onafhankelijkheid. Werkgebrek, mislukte oogsten, epidemische ziekten volgden elkander haast zonder onderbreking op. De uitvoer naar Nederland en zijn koloni·ën werd stopgezet. Anderdeels deed Engeland, waar de stoommachines teects geruim~n tijd. werkten, ons een ongelijke mede~inging aan. Vooral 111 de Jaren 1845-48 · ontstond er ~en knsis en werkloosheid die ook te Linkebeek zwaar gevoeld werd. Tot overmaat van ramp mislukte in die jaren de graanoogst en werden de aardappels in 1845 aangetast door een plaag de roest, die hele velden verwoestte. ' Paul de Mont schrijft daarover in zijn roman « De Bloeiende Gaarde » : << met een oogopslag ziet ge het aan de kale, bruine plekken op het veld. Het loof is gaan slap hangen, als was het bevroren. Dan is het geel geworden, verslenst, zoals wanneer de struiken rijpen en droog vallen. De aardappelen zijn echter nog niet halfwas en verdikken niet meer. Eerst vertonen ze donkerbruine stipp~ltjes; wanneer . ge ze bloot krabt, krijgen ze bredere zwarte plekken; ten slotte rotten ze. Zo rot als een mispel. En geen zalf aan te strijken. De witte aardappelen weerstonden eerst, maar al de rode en de blauwe gingen er aan. De 15u.. juli stuurde Minister d'Anethan een rondschrijven om aan te bevelen overal, naast de armbesturen, burelen van weldadigheid in te stellen. Er werd twee miljoen van Staatswege uitgetrokken ». Volgens een officiële statistiek werd de ·kwaal voor het eerst opgemerkt op 15 juli. Er waren hier 70 ha. met aardappelen beplant. De gewone oogst bedroeg 175 hl. per ha. De opbrengst van dat jaar bedroeg maar 25 hl. en daarvan waren er ter nauwernood 5 hl. gezonde vruchten .Dit had dan tot verder gevolg dat er het volgende jaar geen plantaardappelen waren. De gemeente had geen « zaadaardappelen kunnen leveren aan kleine boeren die er geen hadden of konden kopen ». Voor die << ongelukkigen » werd dan hulp aan de hogere overheid aangevraagd. In 1847 waren de aardappelen ziek geworden in de kelders. Het verlies bedroeg voor de witte 1/4, voor de rode 2/3 en voor de blauwe 2/3. Er werden dat jaar meer witte geplant dan gewoonlijk. In die jaren werden 135 personen door het armbestuur geholpen. Over de besmettelijke ziekten die het dorp toen teisterden spraken we reeds in een voorgaand hoofdstuk. Het aantal bedelaars steeg op ontzettende wijze. Daarvan werden er een groot aantal opgenomen in de abdijgebouwen van Terkameren, die tot een bedelaarsgesticht ingericht waren. De gemeente betaalde daarvoor zeer anzienlijke onderhoudskosten, wat de algemene toestand natuurlijk niet verbeterde. De eliende en werkloosheid gaf ook aanleiding tot landloperij en diefstaL In 1831 werd een lijst opgemaakt van 22 personen die tot gevangenzitting veroordeeld waren. In 1845
224
werden bij j.B. Philippus, die «sedert onheuglijke tijden »(!) een blekerij had, twee stukken lijnwaad gestolen ( 1). In 1852 werd zelfs de veldwachter jaak Boon bestolen ! -'Uit een kuil bij zijn huis had men 2 zakken aardappelen en uit zijn schuur een « kordewagen » en twee zelen gestolen .. : Verder worden nog vermeld diefstalJen van kleten, rode koolkroppen, appelen, enz. Enkelen hadden het natuurlijk beter, maar dat wekte dan de afgunst bij de minderbedeelden. Zo werd in 1852 door zes personen een klacht ingediend tegen sekret~ris de Becl(er, die verscheidene posten bekleedde, wat hem .met belette de toelating te vragen om zijn funkties van boswachter, sekretaris en ontvanger van het weldadigheictsbureel te mogen voortzetten. Een lijstje van uitgaven over 1866, in verband met de cholera vermeldt : Uitgedeeld in geld 213,50 fr.; aan brood 894,44 fr.; aan kleding 660,69 fr.; aan pensioen 510,89 fr.; aan brandstof 31,08 fr.; aan onderwijskosten 200 fr.; aan genee'sstoffen en erelonen 200 fr. (O.A.). De Frans-Duitse oorlog van 1870 bracht een korte weivaartsperiode, maar pas omstreeks 1890, met de toenemende opbloei van landbouw, nijverheid en handel, zouden er menswaardiger levensvoorwaarden gaan heersen. Als eerste sociale voorzorgsinstelling, buiten de armenzorg, dient vermeld de vereniging « Helpt U zeiven », op 14-4-1894 opgericht in het lokaal van Emiel Derie, Gemeenteplein, door toedoen van P. van den Houten, schoolhoofd te Ukkel. De oprichtende leden waren : Ereleden : Kamiel Croon en. Pi eter de Str~jcker; Wer.kende lede.n : jan de Hertog, Hendnk van der Lmden, Louts van Schepdael, Emiel Geysels, Gillis de Mol, Emiel Derie, August van Lishout, Frans Chantrain, J.B. Barlé, ·Hendrik Calvaer, Theofiel Philippus, judo Mosselmans, Felix Mosselmans, jan de Bondt, Hendrik Deplechi~, J.B. de· Cock, Jules Geysels (vader), J.B. Engels, Hendnk Anneet, Frans Opdegrecht. Het eerste bestuurskamitee was samengesteld als volgt : Kamiel Croon, voorzitter· jozef Vandersteen, penningmeester; August van Lishout, op~ ziener; Hendrik Calvaer en Theofiel Philippus, kommissarissen. De maatschappij werd erkend bij K.B. van 20-1-1896 en sloot op 25-12-1924 aan bij de St. Michielsbond. De volgende bestuursleden volgden elkander op : Als voorzitter : Kamiel Croon 1895-97; J .B. Engels 1897-99; August van Lishout 1899-1914; Jozef Vandersteen 1914-37; Frans Xaveer Kinat 1938-47; Jozef Peeters 1947-56; August Arseen Kinat 1956. Als sekretaris : Emiel Derie 1895-1902; ( 1) }." die blekerijen. liet~n de inwoners tegen betaling de stukken h1nwaad bleken dte ZIJ zelf, of wevers te hunnen huize hadden geweven. De stukken werden opengelegd op stroken weide~ gron~. gescheiden door watergreppels waaruit met e~n houten schop het liJnwaad besprenkeld werd. In 1843 waren er dne wevers in de gemeente. "'
225
Jozef Vandersteen 1902-14; Frans Xaveer Kinat 1914-38; August Kinat 1938-56; Paul Van Lishout 1956. Als penningmeester: jozef Vandersteen 1895-1902; Jozef Derie 1902-09; J.B. Barlé 1909-25; Pieter Meert 1925-34; Frans Berghmans vanaf 1934. Linkebeek was vijftig jaat geleden nog een landbouwen arbeidersdorp. In 1907 telde men 2 pachters en 42 land.bouwers. De overige bevolking bestond uit ambachtslieden hoofdzakelijk van het bouwbedrijf, die bezigheid vonden in de sne11e uitbreiding die de ~oofdstad en de voorsteden toen namen. Wat vooral opvalt is het aantal plafonneerders, of « plekkers » zoals ze in de streek heten, nl. 91, gevolgd door 20 metselaars, 18 schaliedekkers, 38 schrijnwerkers, 35 meubelmakers, 7 schilders, 5 Joodgieters en 1 blikslager, 3 smeden, 3 voerlieden, 18 dagloners, 7 kuipers, 10 fabriekwerkers, 4 landbouwwerklieden, 5 brouwersgasten, 5 schoenmakers, 4 spoorwegarbeiders, 10 hoveniers, 3 kleermakers, 2 magazijniers, 2 drukkers en 12 bedienden. Van de volgende beroepen waren er ·elk één : marmerbewerker, rentenier, eigenaar, bareelwachter, slachter, beeldhouwer, sertiseerder, metaalopwerker, vergulder, grondwerker, wagenmaker, beenhouwer, handelaar, fabrikant, maalder, knecht, langzager, leurder, Werktuigkundige, polijster, machinist, houthandelaar, sloten~aker, bakker, jachtwachter, maaldersgast, wasser, brouwer, mpakker, stoelmaker, zonder beroep. 19 herbergjers zorgden voor het lessen van de dorst. Wat de betrekkelijke welstand, ontwikkeling en politieke macht betreft, deze kunnen enigszins afgeleid worden uit het toenmalig kiesstelsel. Voor de Kamers waren er 273 kiezers met 1 stem, 64 met 2 stemmen en 80 met 3 stemmeQ; voor de Senaat en de Provincie 189 kiezers met 1 stem, 62 met 2 stemmen en 80 met ~; voor de gemeente, 150 met 1 stem, 50 met 2, 42 met 3 en 42 met 4 stemmen. Oudtijds gingen veel meisjes van de buitendorpen in de stad « dienen ». Daktylo's waren er toen natuurlijk niet en kantoorbedienden, enz. niet veel. Een van die meisjes uit Linkebeek, Joanna Katarina Berckmans, 19 jaar oud, meid in de « Coninck van Spanje » te St. Agatha-Berchem, had op 19.1.1780 een eigenaardig avontuur. Op die dag omstreeks 5 uur, was zij boven naar haar kamer en nadien naar de zolder gegaan. Daar betrapte zij een onbekende jonge vrouw achter de schoorsteen, die haar sajetten handschoenen aanhad. Ze rukte deze uit en nam haar ook een pak af, waarin zij haar vier schoon hemden, een « oostindische neusdeeek » en een « eoeslijt » herkende die haar toebehoorden. Drossaard de Waegheneer werd gewaarschuwd en dezes mannen kwamen de vrouw aanhouden. Ondervraagd, verklaarde deze te heten Anna Katarina F., 17 jaar oud, geboren te Lummen bij Hoegaarden, waar ze door de H. Geesttafel grootgebracht was.
226
Sedert Allerheiligen twee jaar, dus toen ze 15 jaar oud wa~, had ze Lummen verlaten en te Tienen een heer ontmoet, dte haar << verleden » had en met wie ze naar Holland gegaan "'was, en die haar te Antwerpen had laten zitten omdat hij terug naar Bergen moest om later naar Engeland te vertrekken ... Te Brussel aangekomen, was ze gaan logeren in h~! « Swaene straetien omtrent den Vlaemsellen steenwegh btJ seker Waevermans weJcks vrouw is werkende op een cussen >> • Veertien dagen geleden was ze daar ~eggegaan en gaan werken bij de boeren van het ene dorp naar het andere, waarvan zij echter geen bij naam kende. In de herberg waar zij aangehouden werd, had ze << haer verberght als niet wetende waer te gaen slaepen >>. Op het bed had ze een pak gevonden, dat ze niet van zins was weg te nemen. De handschoenen had ze aangetrokken omdat het koud was (het was inderdaad in de maand januari). Toen de meid op de kamer kwam had ze zich verborgen in een << quaede kiste » en later was ze naar de zolder gevlucht. Bij cte aanhouding waren in de h~rberg aan~ezig, J..~. Anneet, 37 jaar oud, geboren ~e St. Kwt~tens-Lenntk, en ZIJn vrouw Anna Maria Anneet, 29 Jaar oud, utt Drogenbos. Verder Guilliam Francis Wielemans, 54 jaar oud, geboren te Laken, timmerman en molenmaker te Molenbeek, en Jacobus de Boo. . ger, 52 jaar, bourkois, geboren te Molenbeek. . In zijn vonnis zegt de drossaard dat « m mtsachtmge van de placcaerten, in plaetse van haer aen het werck te begeven ... een Iedigh leven te houden ende al?us ten plat~en lande te rouleren ende vagabonderen sonder ~~mge destm~tte ... ende betrapt diefte b~sigh ~as te do.en ... ZIJ voor eeuwtg het hertogdom moet rutmen bmne11 dne dagen, op pene van zwaardere straffen ». ( RAB., Drossaarderij, nr. 188).
De Linkebekenaar. -
In onze Geschiedenis van Dworp schreven we reeds dat de mensen overal dezelfde zijn. Elkeen heeft zijn goede naast zijn kwade ~anten. Het midde~ echter waar we gewonnen en geboren zij~, de levenson:standtg~eden en het klimaat kunnen ons misschien wel een etgen en etgenaardige trek geven, waardoor we dan toch enigszins van andere groepen verschillen. En wanneer we over de Linkebekenaren spreken bedoelen we de oude Linkebekenaar, behorende tot geslachten die er lang verbleven. Deze is niet meer zee~ ta!rij.k i~. de bevolking die thans grotendeels samenge.steld ts utt mWtjk:lingen vooral uit de hoofdstad. Het fett dat veel van dte inwijk~lingen Franssprekend zijn heeft.. tot gevolg dat het nieuwere Linkebeek nogal sterk afWijkt van de oudere psychologie van het dorp. tri 1907 waren er op 423 kiezers 196 die niet . alhier geboren waren, en in 1952 op 2258 kiezers, ll!annen en vrouwen, slechts 651 die in Linkebeek zelf geboren waren !
227
Indien we dan toch de Linkebekenaar zouden moeten
~yperen en gelo~! hechten aan wat burgemeester Cuyckens
m 1835 over ZIJn gemeente schreef, nJ. << une misérable commune toujours divisée », dan zouden we kunnen besluiten dat het s~.det:tdien niet verergerd is ... en dat voor het overige, wa.~r stnjd Is er. ook leven is : en leven is er te Linkebeek alttjd geweest. Dtt was en is, politiek gezien een noodzakelijk k~aad, zon~er welk er veel minder ruzie en onenigheid zou ~IJn ... De Ltnkebeken~~ar heeft h~~ trouwens niet gemakkelijk oehad. Steeds heeft hiJ n!oeten r~Jden en omzien, schipperen ten overstaan van vaak tnvloednjke en eerzuchtiae mensen. M~er ~an een h~~ft. er zijn aard en zeden bij i~geschoten. Mtsschten heeft htJ ztch nogal gemakkelijk laten verbluffen en o~~r.bluffen, maar dit ligt aan zijn tegemoetkomend karakter. HtJ IS toegevend en gastvrij en geen ruziemaker. De enkele alleenstaande feitjes die we uit de oude geschiedenis optekenden, kunnen daaraan geen afbreuk doen. Het oudste feit dat we aantreffen dagtekent uit 1450 O.l~eert de ~riese, jorijs de Meyer, jan van Linthout e~ Wtllem Capnc hadden « onlancx leden tot Linckenbeke bij Halsenberg~ van leven ter doot » gebracht jan van der Straten. Wtjl naar ~et getuigenis.« en ter bede van eenigen goede_n mannen » dte aan de meter « voir wair bijbrachten (getu~gden) dat de << dootslach zeer onnoezelijc bijquam ende dat dte gesellen arm ende anders van zeer goede wandeling (gedrag) waren, mochten ze « pointen », nL een minnelijke overeenkomst sluiten « om 40 clinckaerts ». (R.K. 12530). .. I~ 1477 h.ad Daneei Vrancx geheten Roekeloos (hij had ZIJn biJnaam met gesto~en) gepoent (een minnelijke schikking aan.~enomen) voer.. eneken Reynken sijn soene ende Peter FahJs ... om dat StJ met stocken ende boghen op Soenien waren ende daer vonden een jonck meysken die sij gheloeft (beloofd) hadden daer te co men ende hen gheset hadde soet (zo het) bieeek ende tseive meyseken bekende dat sij hen d~ch geset hadde (afgesproken) en de 0abeleden (ge letd) te commen, want sij den eenen des anderdaechs s~kerde ... » (R.K. 12546). Wat er juist van was is niet goed UJt te maken, maar de vader werd toch beboet. In de rekeningen van « den groot en honden van Brabant » van 10 44 tot 1551 lezen we dat Dieriek de Ridder en Kornelis Haezaert « eenen palysterer ter eerden geworpen hadden ende den selven met vuysten geslaegen ». jan Daemen had een vrouw « gesmeten met zijnder vuysten »; Pi eter Heymans had te Ukkel « voer de camme aidair tegen den want geworpen der zelver cammen .Jan de Pretere van Vorst ende ciaerenboven n~ch Clement ZIJnen swaegere omdat hij hem te hulpe quam nnt der vuysten geslaegen op zijn borst aen eenen doernenen ... ». Anderdeels wilde Clement zijn mes treeken op jan de Pretere om hem te sJaen •.. »; Amelrijck van der Meeren had willen werpen « mit eenen candelaere naer joes
Betken ... >> jan Windriek had een «schepen nae geloopen om te smijten met een en stocke maer nyet achterhaelt ... ». _.Hij kon hem niet krijgen ... In 1551 had « Mack Pinnieel een Willem Loock ghedreyght met een en opstecker (groot mes) » (R.K. ·48476). In 1632 had Guillam de Troch een gouden ring gegeven aan Cathelijne Pannis of Pannaerts en anderdeels bezat OuiiJam een ziJveren ring, een kerkboek en twee « snufdoeeken » van Cathelijne. Vermoedelijk stond dit in verband met een huwelijksbelofte, maar het fijne weet men niet. In elk geval kwam het tot een proces vóór de schepenbank .CatheJijne ontkende dat Guillam haar zoude gegeven hebben den gouden rinck op gelofte van eenen pretensen trouw maer . ter contrarie den rinck gegeven had simpliciter et gratis ... >>. Verscheidene malen had zij « gepresenteert hem te restitueren ende mitsdyen hij hem. nyet en wilde aenveerden heeft hem gewonden in een pampierken ende hem voer de voeten geworpen ... » en zou hij hem opgeraapt of doen oprapen hebben ... « Belangende den silveren rinck ontkende zij hem aan de Troch gegeven te hebben ». Deze zou integendeel hem << tegen haeren danck uyt haeren vingere getrocken ende behouden hebben ... en haar eveneens het kerkboek en twee snutdoeken afgenomen hebben » ( 0.8248). Die familie Pannis bezat goederen te Linkebeek die in 1652 door « Marie ende Margriet Pannis, dochter wijlen Pieter daar moeder af was Cathelijoe sRidders, met Joos Huyghe en Pieter van Campenhout, hun onderscheiden echtgenoot, overgelaten werden aan Pieter van der Eertbrugeghen, zoon wijlen Oielis en zijn huisvrouw Klara Pannis, zuster van Marie en Margriet. In 1659 staat Pi eter aangetekend als pachter ( 0. 8303). De goederen bestonden uit een << hofstede metten huyse, schuere, stallinghe ende andere edificien daerop staende, hove ende bogaerde daeraen gelegeri" enz. in de prochie ·van Linckenbeke bij het kerckhof daer een straetken tusschen beyden loopt, commende voer tegen tselve straetken metten andere seyde _tegen de goederen geheeten den Sloobergh ende achter aen de gemeyn straete; Item ... een ander hofstadt daer eertijts huysen op te staene plaegen palende metten eender seyde tegen de vs. hofstede nu beyde in een bekeert commende boven aen het kerckhof ende beneden a en de Zavelstrate ... » samen groot 2 1/2 dagwand (0. 9170). Jacques Claes, moet ook een raar man geweest zijn. In 1666 trad hij op als getuige in een gerechtszaak. Hij werd in de wandeling « jaak den Dullen » geheten «omdat hij in de herbergen gaet staen op hooghe stoelen spreken, ende van sijnen hoef rnaeekt een bonette, prediekende tegen de reUgiet ende dat hij in den vasten eyeren eedt, seggende sulcx te doen om te sien ofte Godt hem nyet en soude straffen ... » (F.O. 125). Tijdens de Tachtigjarige Oorlog ( 1568-1648) had een
228 229
Linkebekenaar met name << Antoon de Riddere sone wijlen daer moeder af was wijlen Anna Taeij... vedaetende zijne residentie ... hem begeven in dienst als soldaet onder de rebellen van de geunieerde provinden tegen zijne majesteyt ». In 1633, «na diverssche jaerene >>, was hij « etaerenboven zo temerair geweest te commen binnen den dorpe van Linckenbeke ende aldaer te committeren sekere enorme delicten », luidt het in een verslag van een schepenvergadering, waarop hoogmeier Laureis van Ohindertaelen, de schepenen Pieter van der Hagen en Joos Claes bevel gaf de Riddere te « proclameren », nl. hem bij een bericht « op de kerckdore » aan te manen zich gevangen te geven (0. 8248). Welke die « enorme delicten » waren en of de Riddere. ingerekend werd staat nergens vermeld. In 1635 verkocht hij een stuk land te Rode aan Alexander de Miliaris, gehuwd met Anna d Haeze, voor 375 g. (K.A. 16072, G. 9638). En ten slotte een feitje dat zich een goede honderd jaar geleden voordeed. In juni 1843 was de negenjarige zoon van Laureis Mommaert, landbouwer, uit het ouderlijke huis verdwenen. Hij was blond van haar en gekleed met een katoenen bloes tnet blauwe strepen. Een inwoner van Nijvel, waar men hem terugvond, bracht hem op 29 juni bij zijn ouders terug. (A.P.). Vl at voor personen het geval is geldt ook voor de gemeenschap. Naijver en afgunst, die de bewoners der naburige dorpen bezielden, onrechtvaardigheden en plagerijen, niet het minst echter de spotzucht, gaven aanleiding tot spotnamen. (Peeters, Eigen Aard, 132). De spotnamen van steden en dorpen berusten grotendeels op een bekrompen gevoel van plaatselijke zelfgenoegzaamheid en laatdunkendheiá, dat ruime wederzijdse waardering, ja zelfs erkenning van volksen stamgenootschap belet. Na tuurlijk draagt een te nauw besloten zijn binnen de wallen en een te eng vasthouden aan de plek waar men geboren en getogen is, hiervan de meeste schuld. (Prof. Schrijnen). Eens in zwang, werd deze trouw van geslacht tot geslacht overgeleverd, ofschoon niet zelden, in de loop der tijden, de oorzaak die de spotnaam had doen ontstaan, vergeten of verkeerd uitgelegd werd (Cornelissen, II, bi. 287-289) ... vooral door folkloristen ... Linkebeek's ingezetenen heette men oudtijds de « Bosuilen ». Dit lijkt op het eerste gezicht geen vleiende benaming, want ze betekent thans « onbeschaafd mens ». Oorspronkelijk echter zal ze wel hetzelfde geweest zijn als bewoner van een bos, wat op de oude Linkebekenaar wel toepasselijk was, wegens het feit dat het dorp om zo te zeggen door bossen ingesloten was. In de 2d" helft van de 18d• eeuw moet die spotnaam nog in zwang geweest zijn, zoals uit volgende anekdote blijkt. Toen in 1773-1779 de kerk hersteld en vergroot werd, moest ook de toren op dezelfde wijze verbouwd worden als
Jans
230
die van Vorst, Drogenbos en Beersel. Het plan wees er echter de hoogte niet van aan. De metselaars gingen dan om raad ,.naar de abdij van Vorst die, zoals men weet, het patronaat van die kerken bezat. Welnu, vroeg de abdis, hoeveel voeten is hij reeds hoog ? Dat weten we niet juist, was het antwoord, maar hij komt nu al gelijk met de top van de hoogste bomen. (Misschien stonden er toen, zoals algemeen gebruikelijk was, bomen op het kerkhof.) - Goed, oordeelde de abdis, stopt dan I Dat is hoog genoeg voor de bosuilen van Linkebeek ... Of de eerwaarde dame hierbij dacht aan het verstand van haar geestelijke ondet·danen, dan wel aan de bekende nachtvogel, zullen we maar in het midden laten. De naam «Bosuilen » is thans zo goed als verdrongen door de koddige en schijnbaar onschuldige benaming « Moelieduwers », in plaatselijk dialekt « moeledövers ». Wat is de oorsprong van die spotnaam ? Sommigen brengen die spotnaam in verband met het volgende feit dat zowat honderd jaar geleden alhier zou gebeurd zijn. Op een kermisdag hadden dronken kermisvierders een baktrog uit de keuken van de herberg, waar ze zaten, gehaald en er iemand van het gezelschap, een bultenaar, ingeduwd en het deksel goed dicht gedaan, waarna ze er een wilde dans rondom uitvoerden. Toen ze na een tijdje het deksel oplichtten, vonden zij er het bultje levenloos in liggen ... Meteen werden ze klaar nuchter van ontsteltenis ... Deze verklaring is even goed als een andere, maar ze blijft inmiddels vrij onwaarschijnlijk. Anderdeels mag, volledigheidshalve, een gebeurtenis niet onvermeld gelaten worden die in 1862 aan het licht kwam. Op het veld geheten << Reyneghembosch » werden dat .ïaar mensenbeenderen gevonden, die waarschijnlijk aan twee verschillende personen hadden toebehoord. Mensen uit de buurt werden ondervraagd en een bejaard man wist te vertellen dat hij vroeger had horen zeggen dat, 120 jaar geleden, in de tijd toen dat veld nog bos was - wat het een vijftigtal jaren geleden trouwens nog was - , aldaar een « schoonvader » (stiefvader) woonde, die in grote onmin leefde met zijn twee stiefzonen. Op een zekere dag waren die zonen verdwenen en hoorde men er niets meer van. De stiefvader verklaarde dat ze naar het buitenland vertrokken waren en verder werd aan die zaak geen aandacht meer geschonken. De gevonden beenderen zouden dus het drama verklaren dat daar omstreeks 1740 zou gebeurd zijn. (O.A.). In een zetboek van 1772 (0. 8448) staat «Baron Reynegem », aangeschreven voor zijn « nieuwbos », 4 b. 3 dw. 32 r. groot. Of de twee ongelukkige slachtoffers eerst misschien in een baktrog in het deeg versmacht werden) hebben we niet kunnen achterhalen. De Cock en Isidoor Teirlinck vertellen het ..de Raadt (Les Sobriquets) bt 379) na, die het als hierna zou gehoord
231
he~ ben te. Beersel, Vorst en Brussel : Jaren geleden besloten emge lotehngen aan een makker een poets te bakken; ze wisten er niets anders op te verzinnen dan hem in een moelie (baktrog) te sluiten, er het deksel op te leggen en daar boven op te gaan zitten. Dan begonnen zij pinten te drinken en liedjes te zingen. Wanneer ze dachten dat hun gekkernij lang genoeg geduurd had, wilden zij hun gevangene verlossen, maar de ongelukkige was verstikt. Men vertelt nog, zeggen ze, dat een inwoner van Vorst die veel van kluchten en poetsen hield, eens· te Linkebeek zijt~ toeren speelde. Op de duur verveelde dat de Linkebekenaars. Zij wilden hem ook een poets bakken en staken hem in een « moele ». Zij duwden het deksel toe en zetten er zich op. Toen riepen ze luid : << Hie zit er in, hie zit er in ! » In den beginne deed de opgeslotene geweld om vrij te geraken. Doch toen de spotvogels gewaar werden dat hij niet meer roerde deden zij de moele open en vonden er den armen kerel dood: Hij zat er in en bleef er in ! A. W auters vraagt zich af of ze de naam niet zouden te danken hebben aan de betrekkelijk vele bloemmolens die er alhier zouden geweest zijn. Als aanleiding tot die spotnaam lijkt dat nogal zwakjes. Hoop en al waren er hier één, soms twee kleine bloemmolens. Te Ukkel, evenwel, waren er veel. Er bestaat waarschijnlijk een betere verklaring. In stukken op het Rijksarchief te Brussel (K.A. 7237) uit de 17ck· eeuw en uit 1686 (0. 8948) staat vermeld dat er toen te Linkebeek niet minder dan vier bakkers waren. en dit voor een bevalkina van een paar honderd zielen en terwijl men er in de ander~ dorpen ten Zuiden van Brussel nooit een aantreft. Iedereen bakte toen zelf, zoals dit overigens de overgrote meerderheid der buitenmensen een halve eeuw geleden nog deden. In 1828 had het gemeentebestuur reeds geschreven dat « luttel inwoners deze~ gem~ente hun brood bij den bakker gaan halen ». (GA). Ntettemm waren er in 1843 twee bakkers, nl. J.I-1. Croon, sedert 9 jaar, en Pi eter Philip pus, sedert 40 jaar. (AG.). De bakkers waren in de bedeboeken speciaal aangeslagen, wat er op wijst dat hun bedrijf betrekkelijk belangrijk was. In 1696 was Pieter Heymans een van die « brootmaeckers ». Het is ook opvallend hoeveel gezinnen de naam de Bccker droegen. Thans nog zijn er verscheidene. Wat zou de reden van dat ongewoon groot aantal gevestigde bakkers kunnen zijn ? Onzes dunkens heel eenvoudig dat ze voor de stad bakten, hetzij ze het brood aan huis bezorgden, hetzij ze er mee op de markten stonden, zoals thans nog gebeurt, bijvoorbeeld aan het Zuidstation te Brussel, vnl. het « boere... brood:.· of, eleganter ( ?) gezegd, de « pain campagnard ». Meest al de dorpen die aan de rand van Brussel liggen hadden hun eigen nijverheid. De Paretters van Beersel, die de boter, plattekaas, enz. die ze daags te voren op de markt
232
te Halle hadden gekocht en na zouten, bewerken enz. te Brussel op de markt of elders gingen verkopen en waaraan ze ook . hun naam zullen te danken hebben. « Baratteren », oorspron- . ) keiijk kopen op krediet en verkopen met gereed geld (van Dale), in deze betekenis bekend in de meeste Europese talen, vooral de Spaanse en de Italiaanse. De uitdrukking had steeds een min of meer pejoratieve betekenis, die. volgens jaloerse mensen, ook de Paretters zouden verdiend hebben, omdat ze er niet tegen opzagen margarine en veel water en zout in de boter te verwerken. Dat die van Beersel daar ooit op betrapt werden, heb ik nochtans nooit horen zeggen... Die van St. Genesius-Rode brachten naar Brussel bezems, kachelhout en de bekende thans niet meer gemaakte taartjes. Die van Drogenbos hielpen de Brusselaars (die om de mensen van · Drogenbos aan te wijzen hun neus dichtknepen) aan de, eufemistisch gezegd, geurige Brusselse « Hertekaas » en daarom de kaaskrabbers en kaasdrogers geheten werden. Zo hadden al de dorpen uit de Brusselse omgeving hun specialiteit waarmee ze in de hoofdstad handel dreven en waarnaar ze geheten werden, die van Drogenbos de Kaaskrabbers of Kaasdragers, die van Beersel de Paretters, die van St. Genesius-Rode de Bezembinders en die van Linkebeek de « Moelieduwers >> ... Spot- en bijnamen. - Het is nu eenmaal een menselijke hebbelijkheid de fouten van anderen zeer scherp of door een vergrootglas en die van zich zelf niet te zien. Om op zijn buren te schimpen en te smalen neemt men alles te baat. De geringste zaak, die aanleiding tot spot kan geven, wordt vergroot, verdraaid en rondgebazuind en legt doorgaans de grondslag tot een spotnaam. Persoonlijke spo.t- of althans toenamen zullen er zoveel geweest zijn als er mensen waren, maar worden zulke namen veel uitgesproken, daarom komen ze nog niet op het papier. Slechts enkele oude vonden we er. J.B. Boone heette in 1856 « Druppelken ». Het is een algemeen bekend feit dat op onze dorpen de ingezetenen vaak beter bekend staan met een bijnaam dan met hun familienaam. Te Linkebeek is dit ook het geval en zo werden de volgende bijnamen opgenomen die in de 25 jongste jaren in zwang waren. We hebben ze ingedeeld als volgt : Families : de Baronnekes, de Basjoines, de Breemes, de Bruus, de Flupkes, de Kadakest de Kalottes, de Keuskes, de Klontes, de Kwarses, de Matillekes, de Meinkes, de Mullekes, de Passantes, de Pikkes, de Pluimes, de Preuttes, de Poentes, de Razes, de Scheutes 1 de Slikses, de Siuikkes, de Soeppes, de Stroppes, de Zillekens. Afgeleid Yan beroepen, enz. : Boerke, Buskop, Sjampetter, Duc, Duvel, Karielbekker, KJopper, Pachter, Ptins, Masjer (metselaar), Schipper, Schokker, Zotke. 233
Afgeleid van planten, vruchten, enz. : Bufsteek, Druppel, Faro, Kezze, Kuul, Mostuit, Pannekoek, Pap, Pens, Stroe, Terf, Zwozze. Afgeleid van Lichaamsdelen en kledingstukken : Biestroot, Bille, Blok, Booit (baard), Bril, Broek, Krol, Neus, Pit, Poot, Schoen, Slip, Tip. Afgeleid van dierennmnen : Bieke, Koko, Ezel, Foks, Kokske, Minneke, Mol, Mossel, Muis, Mus, Raar (mannelijk konijn) ; Stokvis, Uil, Vos. Afgeleid van gereedschap, enz. : Bijl, Bessem, Beuzze, Cinema, Fles, Gazet, Kanif, Kegel, Klets, Kuip, Matras, Mes, MoeiJe, Papi~rke, Plancher, Potter, Seuzze, $teel, Stek.
HOOFDSTUK IX
POLITIEKE GEBEURTENISSEN EN BESTUUR IN DE NIEUWERE TIJD
Afgeleid van een eigenschap of een plaats van herkomst : Bazin (Franse uitspraak), Beige, Beste, Bruine, Fijn, Flink, Ooeiekoop, Keurre (uit Korbeek), Krak, Peu, Slinke, Vet, Vit, Wutte, Zure, Ket. Allerhande : Abber, Brazje, Sjatendol, Den Boet, de Chasse, de Siezer, den Do, de Fan, de Farze, de Fo, de Koerre, den Hure, Fafke, Faluu, Flitse, Zjaskaar, Jeulle, Kajas, Kappendul, Kaweur, Keusj, Kleurre, Kloeter, Kloois (Klaas), Kwat, Lafosse, Lajuur, Larp, Lepper, Luifer, Meits, Marjeis (mariage), Mekke, Mettes, Moens, Neitt, Neut, Ni el, Pasta, Peutte, Plaket, Poeper, RavazjoJ, Roei, Scharre, Seroen, Sezuît, Son, Sprit, Stol, Streuve, Tarre, Teikke, Toep, Vageuzzel.
Brabantse Omwenteling. - Over de Brabantse omwenteling, die in 1789 uitbrak terren de verordeningen van Jozef 11, hoofdzakelijk gericht tege~ de Kerk, en d'.e aanvankelijk slaa~d~~ (zege bij Turnhout 27.1 0.1789), maar teloorging door onemgheid in eigen boezem, doordat reeds vele aanhangers van de beweging doordrongen waren van de .Franse geest, zodat de Oostenrijkers reeds op 2.12.1790 opmeuw te Brussel waren, valt er plaatselijk niets te vermeld.en. . Het verloop is bekend : De patnotten, opmeuw de Oostenrijkers een eerste maal de sanskulotten, andermaal de Oostenrijkers' van her de sanskulotten, de Republiek en ten slotte Napol~on. Men heeft geteld dat de overheidspersonen in 26 jaar tijd tussen 1789 en 1815 achtentwintig verschillende eden hebben moeten afleggen... (Paul de Mont, De Bloeiende Gaarde). In 1792 overweldigden de Franse sanskulotten onze gewesten die ze twintio- jaar lang zouden bezetten, onder de leuze ~an vrijheid geÏijkheid en broederlijkheid. Dit behoort echter ook veeleer' tot cie algemene geschiedenis en bij gebrek aan oorkonden, die de toenmalige kollaborateurs zoveel mogelijk zullen hebben doen verdwijnen, valt er in plaatselijk opzicht alleen te vermelden, dat op 7.1.1809 vijf onder dwang ingelijfde soldaten te Brussel uit d~ gevangenis braken, nadat zij de ijzeren staven van een venster hadden losgewoeld, en dat onder hen zich een J.B. Sasse uit onze gemeente bevond. (L. de Weerdt, Payottenlandse jongens onder Napoleon, ESB, 1935, 258).
De Franse bezetting. - Het is bekend dat ingevolge de inlijving van ons land bij Frankrijk, op 1 oktober 1795, op 1.9.1797 de kloosters, kapittels en al de geestelijke orden werden afgeschaft. Nog geen maand later moesten al de uitwendige tekenen van de eredienst verdwijnen. Het drag~n van geestelijke kledij was ten strengste verboden. De knusen en heelden moesten verwilderd worden van kerken ... kerkhoven, kapelletjes en huizen. Tot zelfs de uithangborden van berber-
234
235
gen die herinnerden aan de godsdienst en het koninkdom, zoals in de Keizer, in de Koning van Spanje,, de Drie Koningen enz. De priesters kregen tien dagen tijd om trouw aan de republiek en haat aan het koninkdom af te leggen, zo niet moesten zij hun bediening staken. Doordat de overgrote meerderheid der geestelijken weigerde, vielen bijna overal de kerkeli_jke diensten stil. Een wet werd uitgevaardigd waarbij de pnesters konden verbannen worden, bv. naar Frans Guyana, de eilanden Oleron en de Franse Atlantische kust. Niettegenstaande deze zware venrolging ging het kerkeJijk leven voort zo goed als het ging. Na enkele maanden verslapte de vervolgingswoede en na de staatsgreep van 18 Brumaire VIII (9.11.1799) kwam er een volledtge ommekeer, dit bij het konkordaat van 1801 tussen de Paus en Napoleon. Over de plaatselijke bestuurders die de bezetters met grote moeite aangesteld gekregen hadden, waren ze ver van tevreden wegens hun aktief of passief verzet. Op 4 Fructidor Jaar 7 (26.8.1799) schreef Dassonville van uit Brussel, o.m. gue les autorités semblent avoir été successivement antagonistes au gouvernement par leur inertie circonstancielle (?) en faveur de leur égoïsme ... de ce principe y est émané l'ignorance sur Ia circonscription militaire, c'est-à-dire gue l'on ne se doute pas des artkies bienfaisants de cette loi, gu'on la croit un décret de mort pour celui gui se présente et pour tous les äges ... L'habitant est en outre entouré et poursuivi par les furies du fanatisme. Vous n'ignorez pas, citoyens, que les chapelles, après avoir été fermées et abattues, sont rouvertes ct relivrées et fréguentées publiguement depuis Iongtemps telle la chapelle de Calvoet et de Draogenbosch etc. Ce n'est qy'une ciameur publigue gue ce canton (Ukkel) est infesté de moines et de prêtres gui y tiennent continuellement, dit-on, Jeurs conciliabules. Aussi devez-vous être informé que la plupart des fonctionnaîres publies de ce canton semblent identifiés ou animés du même esprit. Observez, citoyens administrateurs, que d' après votre opération salutaire termoyer est une conséquence nécessaire (?!). Je vous propose donc d'arrêter par mesure de salut publîc gu'une force armée aura assuré la tranquillité de Bruxelles : ti) que les fonctionnaires publies actuels du canton d'Ucde seront destitués; 2° que tout prêtre non assermenté sera recherché et déporté; 3-o que toutes les chapelles seront fcrmées et démolies » (ESB, 1939, bi. 142-153). Enkele gemeentebestuurders uit die tijd bleven bekend, nl. Georges Augustin van Keerberghen, agent municipal, 1798 en later; ]aak van Keerberghen, maire, van 1801 tot 1805; Ouillaume van Tassel, maire, van 1807 tot 1813; hij overleed 28.3.1817, 49 jaar oud. Zijn grafzerk waarop ook zijn broeder Frans, overleden 18.1.1845, 70 jaar oud, dezes vrouw Barbara Heymans, overleden 30.7.1821, 47 jaar oud, en hun zuster Barbara overleden 21.3.1829, oud 56 jaar, voorkomen, staat
236
~
tegen de muur van de· kerk. Gillis van den Plas, maire, van 1813 tot 1815; Daniël Thie]emans, maire adjoint, van 1814 tot 1815. Ze waren wat men onder de Duitse bezetting « collaborateurs » zou geheten hebben. Waren de mensen toen minder vaderlandlievend of wat ? In elk geval werd hun dat niet kwalijk genomen en enkelen er van bleven aan onder het Nederlands bestuur en zelfs na 1830. Dat er in die tijd wel enige wanorde in het bestuur heerste is bekend. ~o was er in 1818 een vonnis nodig om de geboorteakte m regel te stellen van Elisabet van den Berghen die weliswaar op 15.5.1800 geboren was, maar nergens opge~ schreven stond ...
Hollandse tijd. -
Over deze tijd zijn er weinig <Jegevens te vinden. In 1823 en tot 1830 was G. de Roest va~ Alkemade alhier burgemeester. Hij was dit ook te Alsemberg. Als assessoren of schepenen kunnen we vermelden, Frans van Tassel in 1823 en Tobias de Ridder in 1825. De laatste akte van de gemeenteraad onder het Hollands bestuur is gedagtekend 24.8.1830.
De St.-Sebastiaanstraat omstreeks 1900.
Nagetekend door Leo Tlteys.
Belgische Omwenteling. -
Veel sporen hebben de gebeurtenissen van 1830 alhier niet gelaten, zelfs geen enkele monrtelinge overlevering. In het gemeentelijk archief vindt men enkele sc~aarse aanwijzingen. De eerste raadszitting na de omwentehng had plaats op 24.10.1830. Men verneemt daarin àa.t ~et dorpsb~stuur een wacht had ingericht om als « but prmctpal » de etgendommen te beschermen. Dit was natuurlijk het gevolg van wantlrdelijkheden die te Vorst en te Drogenbos uitbraken en waarbij Brusselse arbeiders, die werkloos geval-
237
~
len waren door het in gebruik nemen van de gehate « stoomtuigen >> er de spinnerijen en weverijen kort en klein geslagen hadden. Te Linkebeek had men dat per slot van rekening niet te vrezen, want er waren geen fabrieken. ledereen trouwens dacht toen dat het ging om een sociale en ekonom.ische beroering en weinigen wisten of dachten er aan dat het achter de schermen om een politieke beweging ging. Vier inwoners van de gemeente worden in verband met die gebeurtenissen vermeld, nl. Jozef de Coster, schoenlapper, J.B. van der Linden, brouwersgast, Willem Weemaels en Gillis Gilbert, alsmede enkele anderen waarvan de namen niet bekend zijn. Ze waren naar Brussel getrokken om te « vechten ». Van der Linden zou zelfs lichtjes gewond geworden zijn en een klein pensioen bekomen hebben. Wat jozef de Coster betreft, werd in 1832 geoordeeld dat hij zich zeer slecht gedroeg en geen aanspraak kon maken op de « welwillendheid van Zijne Majesteit ». Op een vraag in 1842 door de overheid gesteld, werd geantwoord dat niemand in 1830 in de gemeente het IJzeren Kruis had verkregen; en in 1843, op een andere vraag, dat niemand in de gemeente enige schade door de omwenteling had geleden. Kort na de omwenteling werd in de gemeente een inzameling gedaan ten voordele van de Brusselaars. Ze bracht 44 gulden 11 cent, 17 zakken aardappelen op, wat veel was, meende de burgemeester, gelet op het feit dat zijn gemeente klein was en bijna heel de bevolking bestond uit arme houthakkers ... De overheid wenste ook te weten welke voorraden er bestonden. Er werd opgegeven : 515 hl. tarwe, 998 hl. koren, 550 hl. haver en men hoopte daarmee rond te komen tot de volgende oogst. _ Het is bekend dat in 1831 Surlet de Chokier, een onbenullig, rijkgeworden schapenkweker, die men tot regent had aangesteld omdat men van hem geen staatsgreep te duchten had, zich in het hoofd gestoken had pijken of lansen te laten maken om ter verdediging aan de gemeenten bezorgd te worden. Niemand wilde echter van die pijken weten en Surlet werd « le Roi de pique » geheten ... Ook te Linkebeek weigerde men die wapens. De gemeente antwoordde dat niemand er van wilde en dat er trouwens wapens genoeg waren in de gemeente, nl. 16 geweren in goede staat, 4 in slechte staat, 4 bajonetten. Daarvan waren er drie geweren op het gemeentehuis. Er werd ook een burgerwacht ingericht van 27 man, waaronder 6 behoeftigen waarvoor de gemeente dan zelf de uniform moest bekostigen. Het duurde evenwel niet lang of die uniformen waren versleten, tot zelfs de shako's toe. De meesten hadden er het stuk karton uitgetrokken en droegen het ding als een gewone muts ... De gemeente zou nieuwe uitrustingsstukken hebben moeten bekostigen, maar daartoe was er geen geld. Wilde de . overheid een toelage schenken, dan zou ze natuurUjk het nodige doen ...
238
In 1834 wetden · inlichtingen gevraagd en verstrekt in verband met de logeermogelijkheden voor troepen. Men kon beschikken over 89 militaire logementen. en stal1ing voor 27 ' paarden. Er bestonden in de gemeente 22 paarden, 3 wagens met 4 wielen en 4 met twee. In 1905 stemde de Raad een toelage van 5 frank voor de Frederik de Merode-herdenking te Berchem.
Bestuur na 1830.- Was de taak van een dorpsbestuur vóór de Franse omwenteling minder ingewikkeld dan thans, toch was ze geduren~e de eerste decenniën van de t9de eeuw heel wat gemakkelijker geworden. De werkzaamheden in verband met goederen, erfenissen, wezenvoogdij en beteugeling der misdrijven waren weggevallen en geen nieuwe opdrachten, in het begin zelfs weinig of niet het onderwijs, waren er bijgekomen. . .. Uit de cijfers van de begroting van 1850 valt dit gemakkeliJk op te maken alsook dat ze het toen zeer zuinig wisten aan boord te leggen om een flink overschot te boeken ... Ontvangsten 4658,13 Ontvangsten buurtwegen 377,95 Uitgaven 3271,00 Uitgaven buurtwegen 217,14 Overschot
1387,09 fr.
Overschot
160,51 tr.
Burgemeesters.
~ Daniel Thielemans, geboren te Neten, 1830. Pieter Kuyckens, 1835. Egide de Ridder, geboren in 1822, overleden in 1890, echtgenote van Teresia Puttaert. J.B. Coosemans, 1845. Baron d' Anethan, 1868. Frans Cuyckens 1874. Hendrik Frans Felix Coosemans, geboren te Linkebeek, 3.8.1845. Woonde alhier Hoogstraat 6.-1886. In 1912 was er geen burgemeester. Een deel van de leden weigerden nog te vergaderen zolang er geen zou benoemd worden. Gillis Berckmans, 1912. Frans Albert, bouwmeester, 1915. Kamiel Berghmans, 1ff20. Paul Theunissen, 1929. Louis Frans van den Bogaert, 1938. Louis Day, 194 7, ongehuwd overleden 5.11.1953. Joseph Van der Wee, 1954. Godfried Vandebroek, 1956. Schepenen. - Tobie de Ridder, 1831, toen 44 jaar oud. Jaak de Becker, 1830; in 1833, 64 jaar oud. Sebastiaan Berckmans, 1845. Joachim La Barre, 1845. Niklaas de Haes, 1851. J .B. Coosemans, 1851. J .B. Berghmans, 1851, overleden in 1877. Pieter Weemaels, 1851, overleden in 1853. jozef Hendrik Croon. Zijn eedaflegging bij de aanstelling als schepen in 1852 in handen van de burgemeester geschiedde nog in de volgende vorm : « den welken in uytvoering van den artikel 61 van de gemeentewet van 30.3.1836 den volgenden eed in onze handen heeft afgelegd, na dat wij hem verklaard hadden dat de uytsluyting, ten eeuwigen dage der leden der familie van Oranje .Nassau, van alle magt in B~Jgië, deel rnaeekt van de constitutie. Ik zweer getrou\l\)'zaemheyd
239
aen de Koning, gehoorzaemheyd aen de Grondwet en aen de wetten van het Belgisch volk ». Eeuwige haat is aleven gauw vergeten als eeuwige liefde ... J.P. de Ridder, 1866. Jaak Cuyckens, 1870. j.B. de Ridder, 1870. Frans van Tassel, 1875, 1879. Hendrik Berghmans, 1877. Jaak Swaelens, 1881, 1887. + 1896. Louis Ghyssens, 1884. Pi eter Labarre-van den Bosch, 1896, ook in 1921. Pi eter Berghmans, 1907. Frans Albert, 1912. jan Tobie Heymans, 1914. Laurent Wouters, 1921. Alfred Cap el, 1926. Tobie Swaelens, 1932. J.B. Barlé, 1933. Alfons de Haes, 1933. De Lepelstraat werd naar hem in de Alfons de Haesstraat omgedoopt. Martin Mossel mans, 1934. Frans de Veen, 1938. Frans Heymans, 1938. Karel $walens, 1944. Leopold Claus, 1944. Arthur Verachtert, 1947. Godfried Vandebroek, 1947. Paul Vankerm, 1949. jozef Deleux, 1956. Raadsleden~ -
Eustache La Bane, 1840. In 1842 was deze opnieuw kandidaat maar doordat hij de vereiste cijns niet meer betaald had, was hij geen kiezer meer. Sebastiaan Berckmans, 1840. Jaak de Becker, 1840. Van Keerberghen, 1845. J.B. Mosselmans, 1845. Antoon de Ridder, 1845. Engel Hauwaert, 1849. Jan jozef van Tassel, herbergier, 1849. B. de Ridder, 1850. Pieter Weemaels, 1850. de Becker, 1850, J.B. Coosemans, 1850 en 1870. Deze had zich reeds in 1842 laten voorstelJen, maar was te jong; hij was geboren in 1817. Fr. Mosselmans, 1850.. Jan Jozef van Tassel, 1850. Antoon de Ridder, 1850. j.B. Berghmans, 1850. Poortmans, 1850. de Haes, 1855. Casimir Meert, 1861. Sebastiaan Berckmans, 1861. Baron Jules joseph d'Anethan, 1863. Jozef Hendrik Croon, 1866, ook in 1870. J.B. Berghmans, 1866. Nikolaas de Haes, 1866. Hendrik Poortmans, 1866. J.B. Berckmans, 1866, overleden in 1877. Baron jules Joseph d'Anethan, 1866. J.B. de Ridder, 1867. Sebastiaan Berckmans, 1867. j.B. Mosselmans, 1867. Jan Jozef van Volsem, 1866. J.B. Berghmans, 1870. Jaak Kuykens, 1870. Jan Filip de Ridder, 1872. Frans van Tassel, 1872. Pietet Berghmans, 1872. Frans de Pauw, 1876. Hendrik Berghmans, 1877. Frans Kuykens, 1879. Kamiel Croon, 1879, neemt ontslag in 1881. J.B. de Ridder, 1882. Jaak Berckmans, 1882. Hendrik Frans Felix Coosemans, 1882 en 1904. Joos de Beer, 1885. J.B. Daij, 1885 tot 1897. Overleden 16.6.1926. Pieter Dielen, 1886. ]aak Swaelens, 1888. Frans de Ridder, 1888. j.B. van den Hoof, 1888. Pieter Labarre, 1891. Tohie Heymans, 1894. In 1899 werden Pieter Berghmans, Louis Jozef Ohijssens, jan Tobie Heymans, Karel Wauters, zonder strijd herkozen of gekozen ... Pieter Labarre-de Ridder, 1904. Laurent Wauters. 1908. J.B. Barlé, 1911. Gillis Berckmans. 1911. Max Müser, 1912. Pi eter Mossel mans, HH 2. Jozef van dct Steen, 1912. Louis
240
Londers, 1920. Jan Filip Heymans, 1920. Mathijs Leenders, 1920. Pa ui Theunissen, 1920 tot 1947. ·Frans Der ie, 1920, ·1· 1921. Kamiel Berghmans, 1920 tot 1932. Alfred Capel 1 1927. Tobie Swaelens, 1927. Alfons Dehaes, 1933, overleden 24.12.1933. J.B. Louis Dirckx, 1933. Hendrik Wauters, 1933, bankwerker, geboren te Croix (Frankrijk) in 1886. Louis Daij, 1933, ongehuwd overleden op 5.11.1953. Martin MosseJmans, 1933. Overleden 1.4.1942. Frans Heymans, 1933. Leopold Claus, 1933. Martin Gerard Beleyn, 1933. Louis Van den Bogaert, 1939. Pieter Frans Meerts, 1939. LeopoJd Alfons Berghmans, 1939. ]o?:ef Deleux,. 1939. Frans Deveen, 1939. Ja.ak Raes, 1947. Overleden 19.8.51. Jan Baptist Berghmans, 1947. Godfried Vandebroek, 1947. Paul Vankerm, 1947. Arthur Verachtert, 1947. Overleden in 1949. Jean Larroze, 1949. Ontslagnemer in 1951. Aimé Vlemincq, 1951. Karel Wauters, 1951. Jo~ef Vander Wee, 1953. Jan Baptist Deridder, 1953. Frans Vanhshout, 1953. Ju1es Geysels, 1953. Pieter Kamiel De Bisscop, 1953.
Gemeentesekretarissen. -
In de HoJJandse tijd was P.J. Pierret, notaris te Ukkel, alhier sekretaris, evenals te Rode en te Alsemberg. Hij was zeer stipt en schreef een voortreffelijk nederlands. In 1825 werd hij opgevolgd door Jacques Jan Biot, zijn klerk, een Brusselaar, 38 jaar ouck Deze bleet in dienst der gemeente tot 1843, maar stilaan was hij slordig en eigenzinnig geworden. Doordat hij niet te Linkebeek woonde was hij maar zelden op zijn post en liet hij zich soms vervangen door een onbevoegde. Hij weigerde de gegeven bevelen uit te voeren, hield stukken achter, bij zover dat hij moest afgezet worden. Ten slotte bezorgde hij de ingehouden stukken aan de heer pastoor, die ze aan de burgemeester doorgaf. Hij- werd vervangen door Pieter de Becker, onderwijzer, gehuwd met Cornelia La Barre, die het ambt vervulde tot bij zijn overlijden op 31.1.1877. Clemens Backx, geboren te Rijkevorsel 28.4.1841. Uit d~ normaalschool van Lier. Alhier onderwijzer van 1862 tot 1896. Sekretaris van 1877 tot 1906. J.B. Labarre, geboren te Linkebeek 6.2.1859, bediende van de burgerlijke stand sedert 1896, tot 1927 bij zijn ontslagneming. Hendrik Tulkens, tot 1929 bij ontslagneming wegens ziekte. Filip van den Bauw, uit Ukkel, tot 1930 bij ontslagneming. Robert van den Daele, uit Gent wordt benoemd, maar trekt zijn kandidatuur in. ]aak Edward Maria Cuypers, geboren te Deurne 15.8.1899, oorlogsverminkte, van 1930 aL
Gemeenteontvangers.. - In 1833 werd Emiel Emmanuel August Frederickx, 22 jaar oud, gemeenteontvanger. Hij nam ontslag in 1843 en werd geprezen om zijn goed beheer. Daniël Thielemans volgde hem op tot 1849. Zijn opvolger was Joos WiiiL'm de Becker en later Edward Mosselmans tot 1861, toen 242
Karel Jansens, onderwijzer, hem opvolgde. Deze vertrok i~~ 1866 met have en goed zonder adres achter te laten. Wat htj wel achterliet was een briefje waarin te lezen stond « Oroote ""ongelukken dwingen mij ontslag te nemen als ontvanger deser gemeente » en een kastekort van 10.060,62 fr., een zee~ aanzienlijk bedrag voor die tijd. Jarenlang heeft dat verhes de financiële toestand der gemeente gedrukt. Later vernam men dat zijn vrouw, Anna Katarina Kennis, en zijn kinderen, naar Oostmalle vertrokken waren. Hij werd vervangen door ]aak Leopold de Becker, herbergier, landbouwer en << piqueur. ca.ntonnal » of toezichter op de provinciewegen. Zoals men ztet waren e; toen ook al « cumulards »... In 1877 nam hij ontslag en werd hij vervangen door Jaak de Becker, wellicht zijn zoon, die in 1886 ook ontslag nam met een tekort van 7.513,85 fr .... Waarlijk de gemeente had .geen geluk m~t haar o~!vang~rs Zijn opvolger was julten Geysels, dte met « l etat depJorabie de la o-estion » van zijn voorgangers nogal last zal gehad hebben. Hit overleed in 1922 en zijn weeluwe zette zijn ambt voort tot in 1924, toen ]:B. Boon benoemd werd.
Gemeentehuis. -
Wat we thans een gemeentehuis heten, bestond vroeger niet. De « genechten » of schepenvergaderinaen werden o-ehouden in een « kamer » van een herberg, soms ::::. in het verslag vermeld. In de 17dl• en 18de eeuw vergad~rde de schepenbank gewoonlijk in de Zwaan; in 1771 en in 1789 « ten huyse ende herberghe de Capelle onder Linckebeek bij de Wed. Merten de Bue »; in 1791 « ten huyse ende herberghe Ste Sebastiaen met open deuren ». ( G. 8455). Vóór 1830 had het bestuur een kamer in huur in het huis van de wed. Dujardin om er zijn vergaderingen te houden en het archief te bewaren. Na 1830 moeten de diensten naar elders verhuisd zijn, maar niettemin vorderde de eigenares twee jaar huur. Er werd ha~r één jaar t~~gesta~n omdat ~r in een uithoek van de kamer emg gemeentehJ k archtef was bhjven liggen... Daarbij eiste ze nog een vergoeding voor vuur en licht, wat het bestuur weigerde, om reden dat er « 's nachts nooit vergaderingen gehouden worden en er overdag noch bougie noch kaars gebrand wordt». Waar inmiddels vergaderd werd is niet bekend, en pas in 1839 wordt van de kerk een perceel grond gekocht ongeveer een half dagwand groot, gelegen Wijk A nr. 221, op de Kerkendries, palende oost aan de Dreef, zuid aan het kerkhof, west aan het goed van van Tassel en noord aan dat van de kinderen Thîelemans, voor 500 fr. om daarop een gemeentehuis met schoolhuis en klas te bouwen. Het ontwerp werd door provinciaal bouwmeester Spaak pas in 1843 opgemaakt, en in 1845 was het voltooid. fnmiddels had de raad een lokaal gehuurd, waarin hij « zitting hield en dat tot « gemeynte huys » diende». Van 1845 af vormden gemeentehuis en school steeds een zelfde gebouwencomplex. De vergaderingen haddetr plaats op ::::.
243
de verdieping die 42,90 111 2 groot was en waar in 1859 voorlopig een klas ingericht werd voor 58 leerlingen. Het huidig gemeentehuis werd in 1877, samen met de jongensschool gebouwd op een grond die van de Ketkfabriek werd gekocht, wijk A, petcelen 200 en 199 (zie hoofdstuk Onderwijs). In 1933 kreeg het bestuur ook de beschikking over de woning van het schoolhoofd, die met het gemeentehuis een geheel vormde. In 1883 had de hoge overheid de gemeenten aanaemaand donderroeden of bliksemafleiders op de gemeentegeb~uwen te ?tellen. De g~rneente antwoordde dat dit niet nodig was, dat er m de omgevmg zeer hoge bomen waren die als evenveel bliksemafleiders dienst deden. . D_e famili~. Hess-J?elilez schonk ter herinnering aan haar 25-Jang verbliJf te Lmkebeek een doek dat een schilderachtig hoekje van de gemeente voorstelt. Het hangt in de f~aadzaal, samen met twee doeken van schilderes Truus C1aes in 1955 overleden. '
Gemeentez,egel . .._ In 1857 verklaarde de aemeente aeen bijzonder zegel te bezitten. Pas in zitting van 1B mei 1955, op voorstel van jules Geysels, besliste de Raad om de erkennino· te verzoeken, als gemeentewapen, o van het embleem der familie de Man. ' Onder het oude regime werd het ze· , gel van dit geslacht door de sche. penbank het laatst gebruikt terwijl Maria Barbara jozefa Gisiena de Man de SpeeJhoven, dochter van de Heer van Lennik, Vrouwe van Lin' keheek was ( 1775-1796). Officieel en in de heraldieke taal luidt dit blazoen als volgt : in zilver een keper van keel, vergezeld van drie morenkoppen, twee boven en een onder, omwonden van het tweed~. In gewone taal ~~nt 1~1en zeggen : een rode keper in een wit veld, met daarbtJ dne zwarte koppen, die elk met een rood lint omwonden zijn. Hieruit vloeit voort dat de kleuren wit en rood zijn.
Jllfi/J--
Openbare diensten. Verlichting. - In 1905 sloot de gemeente met de Engelse Keizerlijke en Kontinentale Gasmaatschappij te Brussel, waarvan de leidingen reeds op Drogenbos tot aan de grens met onze gemeente lagen, een overeenkomst voor de aanleg van de verlichting van de Brouwerijstraat) de dorpskom, de HoH:?eekstraat met enkele vertakkingen. In 1913 kwamen de VIJVerstraat, de St. Sebastiaanstraat en de Lepelstraat aan de beurt. Pas in 1921 werd van een verdere uithreiding gesproken. Vijftig Jantaarnen zouden in de winter 244
van 17 tot 21 uur branden. In 1927 werd een aanvang gemaakt met de openbare elektrische verlichting van gans de ,..gemeente, evenals van de kerk (in 1928).
Postdienst. - Tot op 1.12.1850 werd Linkebeek bediend door een brievenbesteller van het kantoor Halle, na die datum door het kantoor Ruisbroek. Het eerste eigen postkantoor, nl. een overdraagkantoor, beheerd door een brievenbesteller, werd opgericht op 25.8.1899, met Ukkel als hoofdkantoor. Van toen af werden de poststukken door het kantoor van Linkebeek uitgereikt. Op 24.4.1911 werd het overdraagkantoor van Linkebeek verbonden aan de outvangerij St. Oenesius-Rode. Op 23.1 0. 1920 werd Linkebeek een onderontvangerij, maar bleef verbonden aan St. Genesius-Rode. (Inlichtingen verstrekt door het Bestuur der Posterijen, nr. 7.556). De huidige houdster van de onderontvangerij is mevrouw Anna Maria van AsschePieter Philippus, die in 1925 haar vader Gustaaf van Assche opvolgde. Telegraaf en Telefoon. - De telegraafdienst werd alhier opgericht in l 901. Wat de telefoondienst betreft zijn de abonnenten van Linkebeek aJ naar de ligging aangesloten bij de telefooncentralen van St. Genesius-Rode of Ukkel, die onderscheidenlijk 1.780 en 17.259 abonnenten telden in 1955. Het openbaar kantoor te Linkebeek, met gemengde cel en vooruitbetaling, werd op 2.3.1955 in het station Linkebeek in dienst gesteld. Spoorweg. - Onze streek werd betrekkelijk laat door een spoorweglijn bediend. Terwijl de lijn Brussel-Tubeke reeds op 17.5.1840 ingehuldigd werd, geschiedde dit voor de lijn 124 pas in de jaren 1873-1874. Het vak Brussel-Ukkel (Kalevoet) werd op 20.9.1873 in bedrijf genomen. Het vak Kalevoet-Rode op 22.9.1873 voor de dienst der « reizigers, het reisgoed, de financiën en de goederen ». (Staatsblad van 22.12.1873). De algemene Joop van de lijn is niet zeer gelukkig te heten. Dit is gemakkelijk te verklaren. De spoorwegen werden toen hoofdzakelijk aangelegd om de grote centra te verbinden, in de eerste plaats voor de afvoer van de nijverheidsprodukten. Wat er tussenin lag had veel minder belang. Dit blijkt reeds voldoende uit het feit dat het spoorwegbestuur niet haastig was om een station of zelfs een stilstand aan te leggen. In 1874 deed het gemeentebestuur daarover zijn heklag: «dat ze nog geene statie noch geenen stilstand hadden en dat dus in plaats van verbetering toe te brengen aan koophandel, nij· verheid en aan de onderhandelingen der inwoners, deze berooft blijven van allen deze voordcelen en zelfs blootgesteld zijn aan alJe ongemakken ». Ze vragen dus « een statie of jen minste l'en stilstand :..
245
Achteraf bekeken ligt het voor de hand dat de lijn vai1 in Kalevoet rechts van Linkebeek en verder tussen Rode e11 Alsemberg naar het zuiden had moeten Jopen. De aanleg van de spoorlijn bracht een grote verandering in het landschap. Door de diepe uitgravingen en de hoge aanaardingen werd heel het dorp middendoor gesneden. Wegen moesten worden verlegd, aangepàst en zelfs afgeschaft. Men denke maar even de hoge berm boven het beekdal aan het station weg ... De opmetingen werden gedaan in 1868, vóór de oogst, zodat er veel vertrappeld en beschadigd werd, bij zo ver dat de ~oeren om vergoeding verzochten, wat hun echter toegestaan werd. In het begin was het treinverkeer natuurlijk niet zo heel druk. Zelfs in 1876 moesten er nog verzoekschriften ingezonden worden om een trein uit Brussel te 8,36 u. 's avonds te bekomen. In ekonomisch opzicht bracht de spoorweg alhier geen grote ommekeer, het waren vooral de arbeiders die er het grootste gemak van hadden. De verkeersmiddelen naar Brussel of naar het zuiden waren vóór de aanleg van de spoorlijn haast onbestaande. Wie geen kar, paard of ezel had moest te voet gaan. Alleen de ruiter kon tamelijk vlug vooruit. Wegens de toestand der wegen en de aard der voertuigen ging men doorgaans vlugger te voet. De werklieden ging.en gewoonlijk voor acht dagen van huis weg. In hun « boekzak » of << tweezak » namen ze brood, spek, een potje boter of vet en een grote « Herenaar » mee. Ze betaalden alJeen slapen, koffie en soms soep. Het spreekt van zelf dat ze zaterdagsavonds met hun « pree » op de soms lange terugweg gelegenheid hadden om menig «kapelletje » te bezoeken, maar dat was er de goede kant van... als ze niet overdreven. Sedert 1837 evenwel (vergunning van 20.5.1867 aan de heer Claret) vertrok er aan de Afspanning << den Euzzel » ( 1) .. (I) Die « Bourdon » is de vertaling van « Euzzel » zoals de WIJk er vroeger heette. maar dat euzzel is niet de horzel of hommel, maar het oude woord « eusel » dat beemd betekent. Dat komt er van als men de plaatsnamen wil vertalen. Zelfs van Franse zijde werd dat betreurd. Zo schrijft dhr. Massart in een verstag op 22.8.1 014 voorgedragen op een vergadering van de « Commission Royale ct• Art et d'Archéologie:. : «A mesure que les viJles tentaculaires s'étendent vers les campagnes, Jes lieu:x:-dits sont successivement englobés dans les agglomérations urhaines, Le plus souvent les rues tracées à travers les am:iens lieux: ...dits reçoivent des noms qui n'ont aucun rappr>rt avec les dénominatîons plusieurs fois séculaires. Parfois Ie nom traditionnel est conservé, mais modernh:;é. Aux cnvirons de Bruxelles, n est Je plus souv~nt traduit plus ou moins en français ... C'e~t ainsi qu'à Etterheek 1 Keumn$~Weld est devenu la Rue Champ du Rm; Scheidshaag, la rue de la Grande Haie; Biesput, la rue jonchaie... A Ucde, sur le Lan~e veld pas,."le l'avenue de Longchamps, qui n'a plus l'air que dun pastiche de Pa ris ... Cette façon d'agir est défectueuse ... -... \Varen de vertalingen dan nog juist, maar de eeuwenoude Rodeweg (de weg naar Rode) is vertaald door .. rue Rouge :. !.
246
op de hoek van de steenweg van, Drogenbos en die van Alsemberg een « omnibus » die laatstgenoemde steenweg volgde tot ) St. Gillis aan de Bareel, vervolgens de Waterlosesteenweg en de Hoogstraat tot op de wijk de Putterij te Brussel, aan de herberg itt Hertog Jan liL Er waren vier reizen per dag en het trajekt duurde van één tot anderhalve uuc De voornaamste halten waren aan de herberg De Spijtige Duivel en de Bareel. Daar stonden « rustbanken » on gever 1,60 m. hoog waar de reizigers hun last konden op neerleggen zonder zich te moeten bukken om hem weer op te nemen. Vooral de h1arktvrouwen die grote platte manden met fruit, groenten, boter, kaas ( ettekees) op hun hoofd droegen, hadden daar baat bij. Bij de indienststelling van dè spoorweg viel die dienst weg en werd hij vervangen door een paardentram, die echter niet verder dan de « Globe » kwam. Bij de bespreking, in 1869, van· de inrichting van een avondschool, waarvoor 50 mannelijke leerlingen in aanmerking kwamen, werd in het midden gebracht dat << allen d~zc zich dagelijks begeven naar het werk en niet terugkomen in de gemeente dan omtrent 8 uur en zelfs dat er enigen blijven vernachten in de stad ». (GA.). Er moet anders niet dadelijk sprake geweest zijn van een &tation te Linkebeek want het gemeentebestuur dringt aan op de oprichting er van; « het zou wenselijk zjn een halte aan te leggen vermits de omnibus tot Kalevoet zou wegvaJien ». Het steJt voor daartoe een grond van de kerk te gebruiken, nl. Sektie A, nrs. 182, 183, 184. Pas in 1888 wordt dat stuk grond verkocht om er een haJte op te bouwen. In 1889 was er nog geen halte. Er was slechts de kast van een versleten go'2derenwagen, in twee delen gescheiden, dé ene helft voor de dienst, de andere voor de reizigers ... Door de .aanleg ( 1923-24) .van de lijn Sci:a~rbeek-H~Ile en de verbindmg daarmee met dte van Charleroi, ts het statton van Linkebeek een vrij belangrijk knooppunt geworden. De aanleg van die lijn en van die verbinding is echter een vergissing geweest. Burgemeester Max was geweldig tegen de Noord-Zuidverbinding gekant en onder zijn invloed werden verschillende dure werken uitgevoerd om de verbinding overbodig of onmogelijk te maken, zoals de nutteloze vergroting van het Station Schaarbeek, enz. <<La ligne de SchaarbeekHal, faite en toute hate pour empècher la jonction » kostte 83.500.000 fr. « Cette ligne ne rapporte presque rien, en dehors du trafic enlevé à Bruxelles-Ouest » (Senaat, Annalen, 27.1.1931). In 1933 werd op de wijk het Holleken een zg. bewaakte stopplaats ingericht, waar de « trottinetten », nl. een Iokomo ...
tief met een of twee kleine wagens, reden. In 1935 werd de lijn Brussel-Antwerpen geëlq,ktrificeerd. Vervolgens zou de lijn Brusset...Charleroi aan de beurt komen. 247
De uitvoeting werd vertraagd door de oorlogsgebeurtenissen. Deze elektrifikatie vergde grote uitgaven. Overwegen moesten worden afgeschaft, bruggen verhoogd, enz. De elektrische dienst werd officieel ingehuldigd op 19 november 1949 doch alleen voor doorgaande treinen, weldra gevolgd door halfdoorgaande en boemeltreinen
Autobusdiensten. - In juli 1927 verkreeg dhr. Ramlot vergunning tot het inleggen van een autobusdienst Ukkel (Globe) - Linkebeek (Dorp). Deze dienst ging in november 1928 over op de « Transports Régionaux Automobiles » die met de gemeenten Ukkel en Linkebeek een overeenkomst afsloot die normaal in 1937 zou vervallen. Maar reeds in april 1931 moest de maatschappij, die met verlies werkte, de dienst stopzetten. In juni 1939 was er sprake van de autobuslijn Brussel (Noord) - Zuid te verlengen tot Ukkel-Kalevoet. Ons gemeentebestuur drong er op aan de dienst door te trekken tot op de Dries « opdat vele inwoners er zouden kunnen van gebruik maken », doch de oorlogsgebeurtenissen verijdelden dat ontwerp. Na de oorlog 1940-45 kwam de huidige autobusdienst Gl?be - Diesdelle tot stand met halte aan het station en op de Dnes. Anderdeels verleende het gemeentebestuur in 1928 aan vorengenoemde heer Ramlot en voor 18 jaar op de Alsembergsesteenweg de vergunning om een autobusdienst Ukkel (Kalevoet) - Beersel en Alsemberg in te richten, met halte aan de Brouwerijstraat en de Beukenstraat Deze dienst werd nadie_n overgenomen door de Buurtspoorwegen en uitgebreid tot Etgenbrakel, Dworp en Halle en later Huizingen. De :vergunning werd in 1947 voor tien jaar bevestigd. Waterleiding. -· In 1935 werd aan het Hof te Schavei een aanvang gemaakt met een watervang, bestaande uit een ondergrondse galerij en drie putten met een persleiding naar de watertoren die echter tot dusver niet gebouwd werd ... In afwachting werd dan in 1938 een overeenkomst gesloten met de Interkommunale en de gemeente Ukkel, die echter in 1943 opgezegd werd wegens onvoldoende druk .. , Thans betrekt de gemeente haar water uit Alsemberg w~armee ook de gemeenten Beersel en Dworp een overeenkomst gesloten hebben. Brandweer en brandverzekering. - Pas in 181 9 werd de eerste brandverzekeringsmaatschappij in ons land opgericht, nl. de Securitas te Antwerpen. Een paar jaren later volgden De Schelde, A.G., P.R., La Belgique enz. (C.T., Brandweer en brandverzekering te St. Genesius-Rode, ESB, 1939, bl. 117-121 ) • Pas in 1868 werden kerk en pastorij alhier tegen hrand verzekerd. 248
Het dorpsplein, ten noorden, omstreeks 1900. Nagetekend door Lco Tlu•ys.
Toen vroeger een brand uitbrak brandden de huizen van hout, klei en stro helemaal uit en af. Er was een troost, dat ze spoedig weer konden opgetrokken worden uit dezelfde materialen. Het was echter gewoonlijk een echte ramp en er bleef aan het slachtoffer inmiddels niets anders over dan, voorzien van een getuigschrift van het dorpsbestuur, een bedeltocht in de andere dorpen, soms zeer ver te ondernemen. Op het Rijksarchief liggen er zulke bewijzen zelfs uit vreemde landen. In 1841 was er brand uitgebroken bij J.B. van Lclienclael. Het huis was van klei en gedekt met pannen. Van Leliendael die metselaar van zijn ambacht was, vier kinderen had onder de 9 jaar en 2 bunder land huurde, zond een smeekschrift aan de Koning dat door de gemeente gesteund werd. Het schoonste van al was dat hij een verzekering had aangegaan, maar de laatste termijnen had laten verlopen ... In 1932 werd het geraden geoordeeld een gemeentelijke brandweerdienst op te richten, doch gelet op de technische en financiële bezwaren waarmee de oprichting van een brandweer gepaard gaat, sloot het gemeentebestuur een overeenkomst met de brandweer van Ukkel. Het hesluit van de sekretarissen-generaal dd. 28 mei 194 J verplichtte de gemeenten tot het oprichten van een eigen brand... weer. Alhier kwam een vrijwilligerskorps tot stand, onder de leiding van officier-bevelhebber Frans de Risseau en eersteluitenant Dr. Ostijn. Het reglement bepaalde een gemeentelijke toeslag van 750 fr. per jaar. Elke brandweerman had recht op een aanwezigheidspenning van 5 fr. voor elk~ verplichte oefening of «betoging ». In geval van brand bedroeg de ver249
goeding 7 fr. per uur bij dag en 10,50 fr. bij nacht. Na de oorlog viel het vrijwilligerskorps uiteen en krachtens een besluit van de raad van 27.1.1948 werd met de brandweer van de stad Brussel een overeenkomst gesloten tegen een vaste jaarlijkse bijdrage van 6000 fr.
Vuilnisdienst. -
Een openbare vuilnisdienst werd ingericht bij het gemeentelijk besluit van 18.2.1930. De vuilnisafhaling ingericht bij openbare aanbesteding geschiedde tweemaal per maand. Sedert 1949 beschikt de gemeente over een eigen vrachtwagen· en heeft de afhaling wekelijks plaats. DE WERELDOORLOGEN
Eerste Wereldoorlog. - Over het dorpsleven gedurende de eerste werelqoorlog werd hier weinig opgetekend en ook het gemeentearchief zegt er ons niet veel over. Buiten de werking van het Comité voor Hulp en Voeding en van het Gemeentemagazijn, dat in 1916 opgericht werd, verliep het bestuur van de gemeente blijkbaar betrekkelijk rustig. Als verdere maatregelen treffen we aJleen aan dat het gemeentebestuur in 1916 voot de duur van de oorlog verbood tn de herbergen en openbare plaatsen muziek te maken met draaiorgels, automatische piano's » enz. Vooral met het oog op de bewaking van de veldvruchten, werden ook hulpvelclwachters of « stokchampetters >> aangesteld. De klassen werden bij het binnenkomen van de troepen voor een week geschorst. Op een maandag in augustus 1914, de lopende maandag geheten, trokken duizenden vluchtelingen uit het oostelijk gedeelte van het land door het dorp. Ze zakten af van de Wäterlosesteenweg om over de Stationstraat, Drogenbos, Ruisbroek, Halle te bereiken en aldaar langs de Bergensesteenweg naar het zuiden te trekken. Het Duitse leger had in het spoorwegstation een post opgesteld waarvoor de gemeente allerlei benodigdheden moest leveren. Op 27.9.1915 bedroeg de uitgave 353,57 fr. en het Duits hestuur legde daarbij nog een boete op van 500 mark en een andere van 600 mark, samen 1375 fr. Om die kosten te bestrijden evenals die in verband met inkwartiering van troepen~ bevoorrading van de bevolking, steun aan de werklozen, enz. leende de gemeente geld bij het Gemeentekrediet De oorlogsuitgaven heliepen alzo 113.480,39 fr. In 1915 werd hurgemeestet Gillis Berckmans hij besluit a~·gezet en vervangen door de eerste schepene. Op 24.2.1 916 werd, hij een advies van de voorzitter van het burgerlijke be... stuut en het besluit van de bestendige deputatie, Jan Filip de Becker door de raad aangesteld om voor een onbepaalde duut de gemeentelijke politie aan te vullen. Deze maatregel was echter onvoldoende om de aanhoudende diefstallen in velden 250
en hoven en de nachtelijke overvallen te keer te gaan. Op 11.7.1916 werden nachtwachten ingericht. Elke nacht zoliden er acht mannen, verdeeld over drie groepen, door de akkers trekken. Om de kosten te dekken, nl. 2 fr. per persoon en per nacht, zou men drie maand lang een belasting heffen op al,d.~ bouwlanden en hoven. Deze beschikking werd echter vnj spoedig ingetrokken en vervangen door de volgende, op 21.8.1916 : aan een veiligheids~acht werd opdracht gegeven de plaatselijke politie bij te stafl.ll in het han,dhaven van de openbare orde. De wacht bestond, uit al de weerbare mannen der gemeente van 21 tot 40 jaar, onder het gezag van de bûrgemeester. Het hoofd van die wacht was brouwer Paul Theunissen; zijn adjunkt : veJdwacht~r Frans Huygh. . . Het «Hulp- en Voedingskomitee » (hulp. Uit A~1enka) · kwam dadelijk bij het uitbreken van de oorlog Hl werkmg. Op 22.6.1916 nam de gemeenteraad deel aan de oprichting.. van de Samenwerkende Vennootschap « De GemeentemagaziJnen van de Provincie Brabant » en tekende in voor zes aandelen van 1.000 fr., of 3 fr. per inwoner. Een plaa~selijk komitee van vijf man werd aangesteld op 11:7.1?16. Bmten de Oogstkommissie, eveneens op 11.7.1916 opgencht, kwam ook nog op 16.12.1917 een Huishoudkommissie tot stand, samengestelel uit 3 man nl. een voorzitter, een voortbrenger en een verbruiker. Haar' taak bestond in de bevoorrading met niet-eetbáre produkten. Zeer bijzondere feiten zijn er ni~t te vermelden tenzij de oprichting van een burgerwacht dte samen met de boerenwacht, de plaatselijke politie en de rijkswacht belast was met een nachtdienst om de eigendommen te bewaken, de toenemende diefstallen te keer te ~~an en de « boosdoeners in hinderlagen te verrassen ». De letdmg van deze wacht was opgedragen aan de Overste van de Boerenwacht De prestaties werden vergoed tegen 10,50 fr. per uur. Dat er voedselschaarste was zoals overal, behoeft geen betoog en de levensmiddelen waren gerantsoeneerd. Bij wijze van voorbeeld geven we hiern~ de ~antsoenering p~r dag van de levensmiddelen van 27 Januan tot 26 februan 1943. Het rantsoen peulvruchten en haverderivaten werd toen verdubbeld. Naar keuze : 225 gr. keukenbrood; 1.66 gr. wettelijk meel; 125 gr. deegwaren; 125 gr. beschUJten en biscuits; 175 gr. dieetlevensmiddelen; 250 gr. peperkoek; 300 gr. banketgebak; 175 gr. zetmeelhoudende produkten; 3,33 gr. gebrande gerst; 3,33 gr. tpargarine; .6,66 gr. boter; 3,33 gr. cichorei; 3,33. gr. geraffmeerde sutker; 16,66 gr. peulvruchten; 8,33 gr. haverderivaten; 5 gr. magere smeerkaas; 30 gr. vers en bevrore~ vlees alsm~de vlee~konser~en; 7,5 gr. kunsthoning, invertswker en vloetba!e sutkert .sutk~r en kandijstroop, broodsmeersel; 15 gr. konfttuur, gelei, frmt
Tweede Wereldoorlog. -
251
of bietenstroop, vruchtenmoes; 500 gr. aardapelen. Dit was de offici-ële lijst, maar daarom moet men nu niet gaan denken dat men het allemaal krijgen kon, verre van daar l Op 11 mei 1945 besloot de gemeenteraad tot het inrichten van openbare feestelijkheden om de vrede te vieren en hulde te brengen aan de krijgsgevangenen, de politieke gevangenen en de weggevoerden, die stiJaan naar hun haardstede terugkeerden. Het gemeentebestuur verleende zijn bescherming aan een comité, dat de voorzitters omvatte van a1 de plaatse1ijke verenigingen. De kosten werden gedekt door een geldomhaling en een gemeentelijke toelage van 5000 fr.
Oudstrijdersbond. - Deze bond werd in 1919 opgericht in het lokaal «A Ia Belle Vue », Stationstraat, bij Jozef Vandersteen, thans Jackie Demunter, door de oudstrijders van 1914-18 : ju1es Berghmans, Michel Berghmans, Frans Debondt, Emiel Dekelver, Jozef Depauw, Hendrik Depessemier, J.B. Deridder, August Doupagne, Pieter Heymans, Jaak Theys, jan Thîelemans, Frans Swaelens, Frans Vandersteen, Xavier Vandersteen, Jaak van Homweghen, Leo Vermettlen. Tot de oprichting van een oorlogsgedenkteken werd besloten in de vergadering van de . gemeenteraad dd. 26.4.1920 Het gedenkteken zou opgericht worden « aan de in- en uitgang van de gemeenteschool ». De groepering « Rappel patriotique » kocht een grond gelegen aan de Processieweg. Het gedenkteken, opgericht aan het oostelijk gedeelte van dat perceel, werd onthuld in de zomer van 1923. Op 18.5.1928 besliste de raad dat de gemeente de grond en het standbeeld zou overnemen voor een bedrag van 10.930 fr. In het begin van 1929 werd het gedenkteken meer naaf de weg verschoven, die middendoor ·het perceel liep en aldus wegvieL Toen in 1930 de vrijheidsboom geplant werd, kreeg het kleine park omheen het gedenkteken zijn benaming « Dapperensquare ». Enkele jaren vroeger was reeds achteraan in de kerk rechts een zwart-marmerenplaat met kroon- en voetversiersel in de wand vastgezet. Het opschrift luidt als volgt ; « Bidt voor hen die sneuvelden voor U. - J.B. Wauters 1ste Jagers te voet, Angleur 6.8.1914.- Jaak Oeyssels tste Jagers te voet, Kales 27.10.1914. - Charel van Boitshoek 26.10.1914. Obbergen JOd!* Linie Soltau (Duitsland) 20.4.1915. - j.B. de Ridder 15d'" Linie IJzer 2.5.1917.- J.B. Testaert lld• Linie (gevallen) Lendelede 15.10.1918 t Hoogstade 20.1 0. 1n18. - Frans de Becker 711.. Linie Moorslede 29.9.1 918. Zij stierven a:Js helden. Heer jezus geef hun den eeuwigen Joon. Dolf Ledel scuip :.. Na de oorlog 1940-45 voegden de jongeren zich bij dè strijdmakkers uit de vorige oorlog, wier rangen reeds zeer gedund waren.
In de kerk werd een tweede gedenkplaat beves!igd met de namen van de gesneuvelden, de gev~llen. verzetsiteden en de burgerlijke slachtoffers. Deze plechttghetd had plaats op , zondag 5.6.1 955 na de Hoog.mis, med~ .ter gelegenhetd. van I~ et 35-jarig bestaan van de Nattonale Stnjdersbond afdehng Lmkebeek. Op die gedenksteen staat vermeld :. « 1940 194~ Bid voor hen die vielen voor U. J. Bourdouxhe,, ~ ste Lancters, Celles 30.5.1940; A. van Dormael, 3Sste Ltme t Hael.en 16.4.1945; p. van Mulder t Antwerpen 11: 12.1944; F. Despieaeleer t Evergem 20.5.1940; j. van Ltshout t Sa~dbostel 14.5.1945; F: Mosselmans, t Albertkanaal 14.1 0.1944, F. Degreef t Geluwe 26.5.1940; P. Peeters t Nieuwpoort ~6.5.1940. Zij stierven als helden. Heer jezus, geef hun het eeuwtge Ioo~.» Elk jaar, op Allerheiligendag, heeft de dodenherdenkmg . plaats met het bijwonen van de hoogmis en een bezoek aan cle graven der oudstrijders en aan het gede~~teken. Aan ~~ze plechtiaheden nemen de overlevende oudstnJders, de .famtlteleden der overleden oudstrijders, de gemee~teoverhetd. en. al de plaatselijke verenigingen deel. Een zelfde plechttg~etd, maar van meer intieme aard, heeft plaats op 11 n~yembet. In 1955 werden de overblijfselen van de overleden stnjdet·s overgebracht nar het ereperk op de nieuwe begraa~plaats. De bond had achtereenvolgens tot voorzitter. : August Doupaane (1919-20); J.B. Deridder (1920-33); Pteter Beymans (1933-45); Fried Vandebroek (1945-49); Jozef Depauw (1949-51); Ladewijk Vandoren (1951-). . . .. Het huidig bestuur is samen~esteld als ~olgt . Voor~:tter, Loctewijk Vandoren; ondervoorzttter !-fendnk Dele.ene~, Sekretaris : Louis Decock; adj. Sekretans : August Kma!, penninO'meester Marcel Robberechts; feestbestuurders Emtel Dekel~er en Hendrik Debecker; vaandrigs: Jan De bast en Frans Surkijn. , · . B D Erevoorzitters ; Kolonel Kort, Pteter Heymans, J. . eridder; ereleden : Louis van den Bogaert, Dokter Otten.
t
t
252
253
REGISTER DER LOKALE PLAATSNAMEN
AANVU.LLINGEN ;
Bladz. 62.
Het is wel degelijk de abdis van Vorst, nl. Katarina Quarré, die met haar gevolg een bezoek aan Linkebeek bracht en een eetmaal op de pastorij hield. Bladz. 71 en 86: Pitsaf.
Te Ninove was er ook een Pitsaf, door Dr. H. van Oassen vermeld in « Plaatsnamen van Ninove, Land van Aalst 195.5 bi. 1-5. Deze schrijver vermoedt dat men hier te doe~ heeft met een schertsende imperatief. Bladz. 123 : Dorpsofficieren.
Door de abdij van Vorst werden jaarlijks arote brood-
u~t?elints:en gehot.lden. Op de kleine vastenavond:~ (donderdag
voor Qumquagestma) aan « alle den ghene dier comen willen elker twee brooden ». Ook de meier van Anderlecht en de preters van Anderlecht, Ruisbroek, St. Pieters-Leeuw Beersel Ukkel en Linkebeek hadden recht op deelbroden ~ ende t~ vastelavondt plegen sij een stuck vleesch te halen ende te gaen drincken. >> (Paul Lindemans, ESB, 1948, blz. 352).
GEBRUIKTE R.A.B. : Rijksarchief Brussel; 0. : Schepengriffies van het arrondissement Brussel; K.A. : Kerkelijk Archief; A.A. : Kerkelijk archief Aartsbisdom Mechelen; R.K.: Rekenkamer; K.P. : Kaarten en Plattegronden; F.O. : Fiskaal Officie; \V. : Woudrecht van Brabant; 1. : jachtrecht van Brabant; K.O.<>. : Kommissie van Openhare Onderstand Brussel;
254
AFKORTINGEN L.B. : C.H. : A.P. : A.G. :
Leenhof van Brabant· Cijnshof van Hombor~h · Archief op de pastorij·' Archief op het gemee'ntehuis; A.B. : Archief stadhuis Brussel· Bon.: Bonenfant; ' Verb. : Verbesselt; Bra~;a. : Brabants Sageuboek, door A. de Cock en Is. Teirlinck, 1909; J.L.: Dr. jan Lindemans.
Al aard 15 21 22 38 40 117 152 165; Abslochten 22; Antenooi 13 24 165; Alaardvijver 14 152; Aronieweg 26 30; Avijl 24; Alsembergsesteenweg 24 26 31 33 88 96 248; Alsembergweg 30. Bambos 16 18 51 204; Bank 23 118; Bankveld 23 51 54 10:~ 116 t 18; Beel 22; Belle Vue 192 252; Beukenstraat 25 29 30 138 248; Beerselstraat 25 30; Belleman 129; Bellestraat 16 26 31 214; Beerselweg 19; Begijneweide 21; Bloemhofstraat 30 203; Bloemhof 13 23 31 53 103 104; Bluts 52 141; Boecht 13 15 31 62 88 104 132 156 157 214 215; Boterberg 13; Bottersgeleeg 50; Boechtvoetweg 31; Boesdaalveld 17 22 30 143 204; Boesdaal 19 23 24 50 51 132 151; Bottenslachten 22; Bottersgelege 22; Bon Faro 203; Bospad 30 35 104; Barreweg 15; Bosstraat 26; Boesdaalstraat 30; Bosweg 31 ; Barrestraatje 15 116; Bosheide 18; Boesdaalbos 17; Barrenheide 15 51; Barreweide 15 21; Brouwerijstraat 25 30 31 197 244 248; Brusselweg 19 25 51 119; Bunsdelle 155; Brusselsestraat 25 48 116; Bullestmat 24 26. Cu re goed 48; Cureland 48 76. Dagstraat 30; Dalstraat 15; Dam 15; Dapperensquare 13 30 101 252; Deisenbroeckvelt 22; Delleveldweg 31; Dikke weide 21; Donkerstraat 26 30; Dorpstraat 26; Dreef 243; Dreefken 31; Drie Patrijzen 203; Dries 15 16 29 30 33 38 46 72 200 20:1 248; Driethaag 18 116; Drift 21; Driftweg 134; Droge Weide 21 50; Druil 21; Druit 138; Duc de Brabant 191; Dueysenbroeckveld 50; Dwang 23; Dw:ll1gveld 23 142; Dwersbos 31 158; Dwersbosbeek 14; Dwersbosstra~t 30 96 103 138 174. Eierenberg 13 23 165; Eksterenberg 13 50; Elleboog 17 18 21 26 50 60 116; Eistgat 19 143; Elsgatstraat 26; Elsgatveld 22 142; Elsgatveldweg 31;. Elsgatweg 31; Elshoutveld 143; Eter:b~ nek 14 50 157; Etoile du Nord 188. Fons de Haesstraat 26 30 31 101 102 240. Galg 99; Gálgenberg 28 119; Galgendries 25 ~10 51 214; OasthuisJand 51; Gemeente 21; Gemeenteplein 30 101; Genstheide 18; Oerekenblok 22 53; Geselstraat 17 26; Geuzenkerk 172; Glatheek 12; Grasdelle 13 18 50; Grasmusdreef 30 103 197; Grootblok 22; Grootbroek 21; Grootdal 13; Grootdalveld 54; Grootveld 157; Grote Heuvel 21. Haak 19 22 52 143; Haldorp 41; Heidedreef 30 :n HJ6; Helheek 39 51; Herenblok 22 48 56 88i Hertogen Eist 17; Heuvel W 1:~8 214 221 i Heuvelveld 138; Heuvelstraat 31; Heusekeusveld 23 51 t:~H; Hoekstraat 30; Hoendere-nput 16 51 53; Hof ten Elleboog 17 41 51 52; I-J.of ten Heuvel 14 19 27 40 50 51 103 135 137 157; Hofstad 24; Hofveld 22; Hof te Homborch 18 48 52; Hof te Perke 31 50 140; Hof te Schavei 18; Hof te Schilde 15 18 22 39 40 45 51 116; Hollebeek 26; Hollebeekstraat l ö 30 41 88 103 159 193 196 197 203 204 244; Hollebeekveldweg 30; Hollebeekweg 31; HoUeken 13 15 16 24 32 10..1 1W 185 190 193 ~0!5 214 215 247; Hollestraat 26; Hongerijenstr1at 31; Hoogstraat 31 196 197 239; Homhorch 9 22 -10 4~ ..JR !JO tOR 100 110
255
137 138 155 166; Homborchbos 18; Homborchstraat 26 31 145 146 150; Homborclweld 48 50 61 72 119 199; Homborchveldla.an 146; Homborchvoetweg 31; Homborchweide 14; Horeken 22; Hot 101.. Jle Robinsort 138 194; Jnviolata 23. jezuietenbeek 14 15 174; jezuïetenbos 18 52; jezuïetenstraat 30. Kakaard 18; Kalevoet 13 14 16 21 22 24 26 28 29 30 32 46 51 52 141 145 157 161 169 170 17:~ 201 204 215 220 236 246 24 7; Kalevoetstraat 31 119; Kapel 100 172 199 243; Kapelleweide 100; Karebaan 26 52; Kareelstraat ~0; Kastanjedreef 117; Kasseide 29 214; Kasteelbeekweg 26 31 117; Kattenveld 24; Katteweg 31; Kefweide 214; Keldergat 24; Kelle 51; Kelleborre 15; Kelleheide 18; Kasteeldreef 31 53 66 101 102; Kasteelstraat 31; Kasteelvijver 137; Kasteelweide 15 40 116 210; Kattenberg 13; Kattenbos 17; Kelleke 15; Kellelochten 22 51 135; Kelleweide 21 116 152 165 167 200; KeUestraat 23 26 118; Kellebeek 15 21 114; Kemeldriesstraat 26; Kerkedreef 30 31; Kerkenberg 31 87; Kerkenblok 18 23; Kerkendries 30 40 48 61 69 100 101 200 243; Kerkhofstraat ~~I; Kerkstraat 31 159 196 197; Kerkenspeeldries 210; Kerkveldweg 31; Kerkweg 26 115; Kerrebaan 14 26; Kerselaar 23; Kerselarenveld 2:3 51 62; Kleert 13 50 156 157; Kleerttbos 1:~ 18 104; Kleertbosl.aan 35; Kleindelle 14 27; Kle,indalpad 31 ; Kleine kerkweg 31 ; Kleinveld 22 26 ~i 1 103; Kleinveldbos 116; Kleinveldstraat :30 31 103 203 212; Kleinveldweg 30 31; Klippemolen 160 164; Koekeibeek 15; Koekeiberg 21 , 137; Koekeibarre 15; Koekestraat 214; Koestraat 13 15 16 19 26 31 52 116 117 119 140 159 173 212; Koekoek 21 23; Koekoekbeek 14; Koekoekpad 197; KoekoekRfraat 26; Koensdelle 14; Kommandant Marissaldreef 30; Kortenbos 18; Koutergat 22 30; Krank 24 116; Krekelendties 31 103; Kromme Elleboog 13 22; Kring 215; Kroon 174 188; Kwaadblok 23 52; Kwade Grauwe 48; Kwadestraat 25. Lange Beemd 21; Lange Haag 13 60; Langestraat 16 26""27 52 104 116 192 193 214; Lange Weide 52; Langveld 22; Lapschiestraat 26; Leugenbeek 14 165; Leibeek 40; Lepelstraat 26 30 33 102 134 210 240 244; Lindeken 51; Linkebeekstraat 25 48; Linkebeekveld 22 :38 39; Linkenblok 38 39; Linkebeeksectreef 30 96 141 ; Lion d'Or 95 188 1HI ; Leutestraat 26 51; Loddersblok 24 52. Manisveld 51; Meiersveld 23 52; Meinigveh.I 18 22 :39 143; Meisedelle 1:3; Mere 157; Middelste weide 21; Moeleken 14; Moellekens w:1; Molenbeek 14 24 137; Molenbeekweg 30; Molenstraat 25 26 31 40 162 214; Molenweg 30 116 170; Mont St.-Oothard 191 194. Nachtegaal 52; Navijl 24 50 52 100; Nedermolen 160 162 164 165; Nieuwenhove 22; Nieuwstraat 31; Nijsbroekveld 23; Nijsenhroek 21; Nîjsveld 52. Oplinkebeek 13 14 16 24 26 27 40 41 4B 103 104 170 214 215; <>plinkeheekkerkweg 3 I ; Oplînkeheekpad 27 31 ; Oplinkebeekstraat 23 24 30 196; Oplinkebeekveld 24 ~~8; Oss,elken 51; Oude Kamme 116; Oude Weg 31 197; Oud Kasteel 212; Ovijl 24. Papenblok 13; Papenstraat 26 48 59 63; Perke 26 114 151 155 203; Perkestraat 15 27 41 104; Perkveld 23 142 143; Perkvijver 14; Perkweide 21; Petite Suisse 20..j; Pilaar 100; Pitsaf 71 86 172; Plaats
256
199; Plateaulaan 31; Plukaard 24 135; Plukkenblok 22 40 55 56 138 141; Poelstraat 16; Processiestraat 13 30 100; Processieweg 101 108 192 252; Put 173. Raymaeckersblok 52 59 68; Reynegembos 231; Robijnsgeleeg 51 i Rodegat 25 52; Rodestraat 28 31 104; Rodeweg 25 214; Roeland 24 51 52; Rommelaar 18; Rommendestraat 81; Rondebos lR 50; Ronde Heide 104; Ronde Poe{ 16; Rond Houwken 18; Ronkelsdelle 14; Roothof 138 · Rozemolen 14; · Ruinenstal 173. Sauve~arde 50; Schavei 13 89 99 104 151 159 221 248; Schaveibarre 15 158; Schaveistraat 31; Schaveiveld 18 50 52 156 158; Schaveiweg 35; Scheevoetweg 31; Scheeweg 19 26 31 35 88 94 103 164 210· Scheewegveld 53 108 143; Schilde 169 214; Schoneberg 13 48 59 63 174; Schoolwijkvoetweg 31; Schotelerenweide 21 116; Schouwendal 13 16 19 23 60 138 170; Schouwendalveld 54; Schutstraat 132; St.-Elooi 9; St.-Elooisblok 23; St.-Eiooisbos 1317 18; St.-Elooishof 101 136 166 173; St.-Elooikapel 85; St.-Sebastiaanstraat 27 30 101 103 222 237 244; St.-Sebastiaansweg 166 214; St.-WiJe·nborre 99; St.-Wijeneik 18 50 99 100 156; St.-\Vijeneikstraat 28 99; St.-Wijenstr~at 26 156; Sloorberg 86; Slooberg 229; Snoekput 15; Snuitstraat 26; Speeldries 27 48 50 52 58 68 71 100 199 200 214; Spiegelvoetweg 26 117; Spithof 172; Staak 50; Stationstraat 31 192 197 250 252; Steenblok 23 50 51; Steenbos 18 23 28 51; Steenboswinkel 99; Steenstraat 27; Swerken 21. Taatstraatje 21 26; Tap 21; Tappeken 157 170; Teyskensbeemd 21; Tiendenbos 18; Timmermansheide 18; Tamptbos 18; Tournesols 196; Trap der Honderdjarige 30 31 78 90 102 219. Ukkelsesteenweg 31. Valleistraat 146; Verbrand 117; Verloren Kost 24; Verrewinkel 11 14 15 17 18 21 24 26 27 37 50 89 96 108 134 138 142 145 154 155 167 173 204 214 220; Vieux Moulin 193; Vijverstraat 31 138 244; Villa Ia Lune 140; Villalaan 26 31 159 197; Vitsenblok 143; Vlierkeusveld 13 23 24 26; Vrancxbeemd 21 50; Vranckxblok 22 23 50 52 156; Vrancxgoed 24;· Vr.anckxveldeken 23; Vrijheidstraat 31 197; Vroenerodebos 100. Waalsestraat 25; Wagenstraat 26; Walestraat 13; Waterman 15 23 129· Waterpoel 16; Welkom 118 169 173; Wijenborre 15; Wijenborreb~ek 14; Wijenborrestraat 13 26 54 99 100 119 131; Wijnborredelle 14 27 31 35; Wijnbrondal 117; Wijnborreda1174; Wijngaar~ 155; Wîjngaardheide 18 136; Wijtsmanpad 31 196; Winkelaar 51; Wmkelbos 18; Wolfsput 23; Woudpad 31; Wouterbos 18 52 104 221. Zandbeek 14; Zandhof 26; Zannekenslochten 22 51; Zavelberg 13 112· Zavelstraat 26 31 85 86 103 116 229; Zevengatenstraat 26; Zieken~traat 30 95; Ziekhuis 50 220 221; Ziekhuisheide 221; Ziekhuisstraat 221; Zoni~n 17 20 21 23 29 33 37 43 50 52 57 73 96 110 124 126 129 133 142 143 144 145 147 155 173 220; Zuur 15 158; Zwaan 170 171 243; Zwarte kerselaar 23.
257
REGISTER DER PLAATSNAMEN BUITEN LINKEBEEK Aalst 110 183; Aarlen 206; Affligem 44 49; Alsemberg 7 8 11 13 16 18 21 25 28 30 33 34 39 46 50 58 60 61 65 67 69 74 77 78 82 84 88 89 94 96 99 104 107 110 113 116 119 122 123 126 127 133 134 136 137 141 157 16:~ 169 173 188 189 190 191 195 202 204 210 221 228 237 242 245 246 247; Amerika 218 251; Amersfoort 25 197; Anderlecht :~9 50 52 91 100 111 120 156 184; Angleur 190 252; Antwerpen 9 67 98 109 112 196 221 227 247 248 253; Archenne 83; Arquennes 144; Asse 107 109 126 207; Aubel 147. Banneux 104; Basweiier 213; Beersel 5 11 14 16 22 24 25 28 38 43 46 47 49 50 51 52 57 62 64 73 77 88 99 111. 114 116 118 119 123 127 137 155 158 161 169 170 172 173 182 188 190 195 202 210 211 214 231 232 248; Beert 22; Beisem 66; Bekkerzeel 133; BeHingen 182; Berchem 67 239; Bergen 110 227; Berlegem 64; Blankenberge 189; Boetshoek 252; Bois-Seigneur-Isaac 95; Bondo 65; Boom 65; Bornem 12; Bosvoorde 20 25 70 111 119 128 137 139 155 164 169; Brugge 173; Brussel 5 11 12 17 18 21 25 28 30 33 34 39 43 46 51 52 64 65 t}g 73 75 78 82 83 84 90 94 95 107 108 110 113 117 120 125 128 133 135 141 142 145 146' 148 150 154 157 159 160 163· 164 165 166 170 171 173 174 178 182 184 185 188 189 194 195 196 197 200 201 203 207 217 218 219 227 232 235 236 237 238 ?44 246 247 248 250; Brustem 92; Buizingen 39 43 47 163. Calais 252; Celles 253; Cetturu 48; Charleroi 11 127 247; Chièvres 110; Condé 109 125; Couture St.-Germain 97; Croix (Fr.) 242. Dendermonde 196; Denderwindeke 12; Den Haag 117; Deurne 242; Diegem 66 97; Dilbeek 189; Doornik 85 98 126; Drogenbos 5 7 8 10 11 24 25 44 61 66 87 90118 121 126 127 133 173 189 195.201 204 211 220 227 231 232 236 244 247 250; Duisburg 207 219; D~its land 25 218 237; Dworp 5 7 10 16 17 39 43 47 62 69 71 72 76 78 83 87 111 120 127 1:~2 133 145 162 163 182 188 189 204 217 222 227 248. Eigenbrakel 11 43 156 248; Eizingen 43 132; Elsene 17 20 67 I 17 126; Engeland 25 127 218 224 227; Erps 65 104 220; Etterbeek 17 65 J95; Evere 64 66; Evergem 25:~. Filippijnen 67; Frankfurt 25; Frankrijk 44 112 124 218 235. Gaasbeek 80 110 111 121; Geldenaken 61 64; Geluwe 25:~; Gent 182 242; Genval 43; Gooik 111; Gosselies 125; Grand-Pressigny 3H; Graven 121; 's Gravenbrakel 65; Grimbergen 107; Grobhendonk lH:~; Groenendaal 146; Grootbijgaarden 133 217; Guyana 236. Haacht l8:~i Haaltert 64 183; Halen 253; Halle 11 39 43 69 72 80 H4 95 ~}6 99 JOl I 10 125 127 133 162 188 202 204 217 222 232 244 247 248 250; Haut-Ittre 9~l; Hekelgem 156; Herdersem 49; lterentals 66; Herfelingen 100; Herne 64 67 100; Heverlee 83 104 183; Hoegaarden 225; Hoeilaart 11 43 96 99; Homburg 147; Hoogstade 252; Huizingen 5 7 39 43 47 94 1:12 163 170 171 188 189 204 248. ltegem 179. Jette 120 158 160 lHH; jezus-Eik 70 96 188.
25R
Kalf0rt 25; Kalifornië 196; Kalmthout 66; Kamerijk 47; Kampenhout 85 107; Kanacta 218; Kapelle-op-den-Bos 5 10 66 107 120 196 .-207; Kaprijke 183; Keulen 43; Klabbeek 144; Knokke 192; Kobbegem 133; Kongo 104; Kraainem 133; Kuregem 67; Kwerbs 104. Laken 5 227; Lantremange 48; Leest 66; Lembeek 67 72 189; Lendelede 252; Lenni k 43 244; Leuven 12 34 44 83 84 96 110 128 146 175 209 220; Lichtaart 66; Lier 180 183 191 242; Linthout 12; Lippelo 12; Lombeek 133; Londerzeel 64 66; Lot 11 162 163; Loyers 48; Lubbeek 12; Luik 91 92 192 206; Lummen 226 227. Malonne 183; MareusOLts 95; M.aubeuge 126; Mechele·n 11 58 64 66 72 73 104 118 128 168'177 183 189 200; Mechelen-aan-Maas 184; Meisse 140; Merchtem 28 66 107 146 207; Michelbeke 48; Middelburg 136; Moerbeke 65; Mol 83; Molenbeersel 72; Montenaken 182 183 184; Moorslede 252; Mullem 183. Namen 25 127 189 206; Naomé 48; Narbonne 47; Nederland 25 30 177 218 223 224 227; Neder-over-Heembeek 39; Neten 239; Niel 65; Nieuwenrode 86; Nieuwpoort 253; Nijmegen 177; Nijvel 65 99 110 116 125 157 166 230; Ninove 64 83 196; Noorwegen 218; Noyons 98. Obourg 38; Oevel 66; Ohain 43; Olen 179; Oleron 236; O.L.V.Tielt 104; Oostenrijk 124 235; Oost-Indië 13<6; Oostmalle 180 243; Oostwinkel 24; Ophain B.-S.-1. 127; Oppuurs 12; Opwijk 7 123 182; Ottignies 38; Oudenaken 66; Oudergem 65 67 139; Overijse 72 127 207; Oxford 12 25. Parnel 64; Parijs 73 116 203 221; Perk 24; Peutie 67 72; Philippeville 137; Piétrain 61 104; Putte 65 183;. Puurs 25. Regensburg 126; Reims 67 73; Rijkevorsel 242; Rijsel 192; Rome 44; Ruisbroek 5 7 10 30 43 47 66 73 120 125 128 172 189 190 201 207 250; Rumst 197; Rusland 218. Bandbostel 253; Schaarbeek 65 188 197 247; Setubal (Spanje) 75; St.-Agatha-Berchem 120 133 226; St.-Amand 64; St-Elooiswinkel 24; St.-Genesius-Röde 5 7 8 11 13 18 25.28 29 30 31 37 39 40 41 43 45 47 49 50 51 52 57 58 59 60 62 66 74 77 82 89 104 107 110 111 112 113 116 120 122 123 124 126 127 133 144 145 151 156 16:~ 164 168 172 184 188 189 190 207 211 214 217 221 230 242 244 248; St.Gertrudis-Pede 118; St.-Ghislain 125; St.-GHiis-Brussel 29 117 189 197 247; St.-jaos-Molenbeek 197 227; St.-joost-ten-Node 90 189; St.Kruis-Winkel 24; St... Kwintens-Lennik 117 227; St.-LambrechtsWoluwe 133; St.-Laureins-Berchem 112; St.-Maria-Horebeke 183; St.-Martens-Lennik 118; St.-Niklaas 183; St.-Pieters-Leeuw 43 63 65 79 112; St.-Pieters-Lille 66; St.-Pieters-Woluwe 183; St.-Renelde 125; St.-Roch 183; St.-Stevens-Woluwe 217; St.-Truiden 183; St.-UlriksKapelle 133; Soltau 190 252; Spiennes 38; Stavelot 48; Steenhuffel 65; Strembeek-Bever 105. Tavigny 48; Terhulpen 20 64; Terkameren 153 221 224; Ternat 133; Tervuren 207; Tienen 148 184 227; Timéon 127; Tubeke 2tf4; Turnhout 64 235. Valenciennes 128; Verenigde Staten 129; Vilvoorde -e5 65 107 192 207; Vlezenbeek 67; Vorsen 184; Vorst 17 44 49 52 53 57 59
259
60 61 68 69 71 88 120 126 127 142 146 156 157 189 193 228 231 232 237; Vroeningen 183. Ukkel 11 14 17 24 25 28.29 39 43 46 48 54 64 67 69 72 76 80 88 94 103 107 110 117 120 121 125 127 131 133 135 136 142 145 147 149 152 154 158 159 162 167 168 169 171 174 180 181 183 184 188 180 190 195 196 200 201 203 204 205 207 211 220 221 225 228 232 236 242 244 248 249. Wambeek 133; Waterlo 25 128 144 199 212; Watermaal 11 65 111 120 154 164; \1\Taver 8 11 125; Wemmel 97 217; Westmalle 179· ' \Vilrijk 66; Wilsele 58; Wolvertem 67 188. Zandvliet 66; Zarlardinge 86; Zaventem 72; Zellik 133 217; Zemst 64.
2HO
REGISTER OER PERSOONSNAMEN · v. Aa 148 156; Abs 22; v. Achter 56 72 86 149 209 214 215; v. Aerschot 84; Aerts 67 161; Agneessens 83; Agoni 219; Albert 88 187 192 239 240; Albr·echt 90 177; Allaert 75; d'Alsace de Boussu 83; d'Anethan 184 191 224 239 240; Angela 43; Anneet 225 227; Anskin.1 39; Appelmans 53 214; Arceliers 215; v. Arenberg 30 115 158; ArH~n 82; Arijs 194; Arnoldi 52 61; Arnulf van Karinfi.ë 109; Auber 191; Aurelianus 39; Aurenboirt 56; Avermaete 181. Basteleysens 194; v.d. Bauw 242; de Beaufort 139; de Beeker 53 56 65 82 84 86 104 116 122 126 141'162 166 174 179 184 204 213 214 215 225 233 239 240; Beekers 65 192; de Beer 27 50 5:~ 56 82 122 159 169 214 240; Backx 180 182 191 192 193 242; Badet l:·m; Ba ers 51 ; Barlé 193 225 240; Barman 81 1 17; de Bast 253; sBeeren 161; Beggena 214; Beleyn 242; Beting 188; Bellemout 192; Benoit 187; Berckmans 33 40 51 52 53 56 75 79 86 122 125 137 149 172 180 195 214 226 239 240 250; Bergaf 219; Berger 192; v.d. Berghen 71 75 100 108 122 134 149 170 193 194 214 237; Berghmans 13 32 33 82 85 105 159 187 188 191 192 197 203 204 214 225 239 240 241 242 243 250 252 253; Berlaimont 173; Berlindis 109; Betken 229; van Bever 151; de Beysere 122; de Bie 66 189; Biot 242 de Bisschop 66; de Bisscop 241 242; Blaes 19 116; de Blander 69 71 72; Bloemaert 19; v.d. B~oke 139 143 164; Bluts 26; v. Bouchautc 190; de Bock 88; S.odd.aert 223; de Boeck 82; v.d. Bogaert 104 239 240 242 253; Bogaerts 183 184 186 189; van Begairden 19; Boisot 115 162; Bols 65 91 92 94 96; Bolsée 110 121; de Bondt 225 252; Bonenfant 39 104 107; Bonneth 79; Bonnewijn 40 214; de Booger 227; Boon 16 62 67 69 159 214 225 233 243; Barremans 122 135; v.d. Bosch 35 193 154 196 204 212 214 215 240; Boucquet 104; Bourdouxhc 253; Bourgois 112; de Bousies 74 76; Bouviez 117; Brambilla 59; v.d. Branden 136; Brans 192; Ereeekmans 143; Breetbart 121; v. Brectwater 82; Brigade 183; Broeckhovens 67; de Brouwer 64; de Broyer 122 193 213; v.d. Broek 171 239 240 242 25:~; Broers 219; v.d. Brugge 159; Brugghemans 214; Brugmann 117; Brumeels 121 149 151 152; de Buek 117; de Bue ~13 40 56 71 75 79 122 124 125 140 14H 16U 170 171 172 173 214 243; Buntincx 187 191; Busselotz 86. de Cacamp 75; v. Calcoen 95; v. Calster 204; Calvaer 225; Cambier 65 66 96 156; Cammaert(s) 52 169 172; v. Campenhout 66 85 103 151 193 229; Cape! 240 242; Cappart 85; Capric 228; Camoy 12 164; Carré 64; Carrion 144; Casar 153; Cattoir 77; Cautereel6!l 71; Celis 66; Chahert 88; Chalbon 172; Chantrain 193 225; Chauffeureau 127; Clabbots 27 71 122 151 157 165 200; Claes ~~5 119 140 197 22!1 230 244; Clae~<.Jens 141 144 170 171; Claret 246; Claus 96 lRfl HH 240 242; Clement 194; de Clercq 58; Cteutincke 123; Clymmen lH; de Cnop 33 59 68 71 121 136 146 200; Cnops 26; Cnudde 64; de Cock 137 187 192 193 197 2ll 225 231 253; v. Coclfaert 135; Coenraed 212; Coghen 84; Calle 40; Connen 121; Cools 33 160; de Cooman 194; Cooman(s) 56 122 169; Coopman 20; Coosemans ~6 108 122 141 149 162 166 170 171 188 189 195 214 ·239 240; Coppens
261
50 51 56 68 122 161 168 169; Cordetnans 187; Cornelissen 230; Cornet de Grez 115; Corselîus 148 150; Cosijn 11 73; Cossen 214; de Coster 72 86 162 238; v. Craenenbroeck 214; Craps 163; de Creyser 121; Crickengijs 147 148 149; Criton 215 219; Cuyckens 26 30 56 81 82 141 142 174 228 239 240; Guypers 10 241 242; Crockaert 128 145 154 167; Croen 40 72 81; Croon 102 170 178 179 188 189 225 232 239 240; Crumpipen 149; Cumont 37; Cuppens 223; v. Cutsem 108 137.
Herman 44 166; Hermie 204; de Hetp 33; Herpijn 160; v. Hersele 121; Hertewijcx 60; de Hertogh 225; Hess-Delilez 81 141 244; v.d. Heyden 194; Heylen 56; Heylenbroeck 171; Heymans 13 18 56 71 75
v.d. Daele 242; Oaemen 228; v. Dale 232; Daneels 20; Daneels 154; Dannan 158; Dassonville 236; Daij 162 171 174 184 191 192 193 2:·m 240 242; de Decker 194 197; Dekens 178; Delcor 53 131; Denies 16; Deny 85; Depage 141; Depiechin 184 225; Derie 96 191 192 225 226 242; Deschamps 94; Dessart 7; Develders 191; Devillé 72; Dewez 76; Diderot 10; Diefen 240; Dierckx 64 65 82 142 194; Van den Dijck 15 50 59 164; sDijekers 123; Diodetaan 47; Dirckx 188 189 242; de Dobbeleer 64 85 159 222; Dodeleth 28 50 52 56 86 122 137; de Doncker 112 121 123; v.d. Donckt 122; v. Doren 66 253; Doupagne 252 253; v. Dormael 253; v. Doyenbergh 160; Doyman 121; Droochbroet 149; Druyts 62; Dujardin 243; Dumont 85; Duprey 139. · Eemers 173; Eertbrugghen 86 119 121 123 125 140 229; Egmont 181; Elinckx 65; v.d. Elsken 121 172; v.d. Eist 142 145 174 181 214; Engels 191 225; v. Ertborn 149; Everaerts 52 71 108 122 141 149 151 153 155 169 173; Evers 46; v.d. Eycken 71 121 133; v.d. Eynde 192.
Fatijs 20 228; Farïseau 115; du Fay 125; Fenain 59; Ferraris 17; de Fierlant I 41; Fievez 145; Filips 11 112; Filips V 202; Filips de Goede 147; Fisco 76; Fleysen 153; Förstemann 146; Francken 40; Frankien 27; Fransen 66; de Fraye 152; Frederickx 242; Frison 197; Fruy 85. v. Geel 58 58 63 71 173; Geerts 61 69 73 132 137 139; Gerard 18D; Gettemans 67; de Geynst 71 121 152 15:1; Geysels 7 26 51 52 56 81 85 95 103 122 125 174 188 189 191 193 211 225 241 242 243 244 252; v.d. Gheyn 84; Ghijssens 240; v. GhindertaeJen 230; Gijseler 150; Gijsseis 214; Gilliatns 9; Gillis 159 214 238; v. Gindertaelen 121; Gohbiet 17; Gadecharles 158; Godeverd UI 43; Goens 33; Goethals 155; Goetheers 55; Goossens 64 66 80 87; de Ooram 62; Oorissen 156; Govers 101 204; Grauls 174; de Oreef 67 71 132 15~i 214 253; Gregorius XVI 94; Greinol 88; v. Grimhergen 149; Grimbergs 60; de Groef 66 68 88; van Groelst 164; de Groot 214; v.d. Oucht 149 169 202; Guens 20; van Gutte 18~1; Guyot 82. v.d. Haegen 24 56 58 71 81 122 124 162 172 188 191 19~-l 200 210 214 219 2:m; van Haekelen 161; van Haelen 96 142 169 171 Wl W~~ 202; Allewijck WH; van Haelewijck 125 201 214 210i de Haes 85 J:{() 170 191 W2 W~1 201 214 2:·m 2:i9 240 242; Haezaert 228;. van der Hagen 20; Van Halle 201; Hallot l17; Hamhursin lOl 188; Hamefin U4: v. Handenoven W3 194; Hannaert 125 19:~; Hansotte lRl; Ha:nnoset 145; Hasen 153; v.d. Hasselt 67; Hauwaert 166 173 180 202 217 240; Hegenscheidt 1!55; van HeUebeke 115 132 13:1; Hellinckx 189; v. Hemelrijck 140 191; Hemels 194; de Hemptinne 115; Hendrik IV 44; Henne 14H; Henry 14; v. Herbays 155; Herhos 170; van Herlaer I 16;
202
•
.. 86 104 112 122 124 152 153 159 168 170 173 188 210 214 215 228 232 236 240 242 252 253; Heyndrickx 197; Hickx 223; Hincmar 67; Hocq 192; Hoerijek 20; de Hoey 210; Hofmans 72 193; Hollemans 166 214; v. Homwegen 56 252; de Hondt 160; Honînckx 17; v.d; Hoof 193 240; v. Hoogvelt 219; Hoover 175; van Horebeek 72; Houben 194; Housiatt 203; ct. Honten 225; Houwaert 18 24 72 117 122 137 140 143 144 147 153; Huberts 185; Hublou 69 71; v.d. Huffel 55 60. 138; Huffelmans 60; HuHebroeck 187; d'Humières 121; Huncuturn 223; Huyge 169 229 · 251; Huygelen 65; Hymans 90. Ignatius 214; Ingels 62 116; Isabella 90 177 220; v. Isterdael 67 81. jacops 79; jacquemeyns 214; de jaer 8; jan I ll; jan Ill 142; jan IV 164; jansens 82 179 180 243; jooris 155; joyeux 59; jozef II 235; jubin '17; judock 141. Karel lil 202; Karel V 20 74 75; Karel de Grote 108 118; Karel de Stoute 44 73 90 91 92 146; Katto 191; v. Keerberghen 52 71 81 86 108 122 125 127 134 140 144 145 158 172 185 195 210 213 214 236 240; de Kegel 116 123; v. Kelegom 80 188 191 193 204; v. d. Kelen 28 142; Keiler 19; de Keiver 252 253; 't Kempen 111 ; Kempeneer 189; Kennis 243; v. Kerm 32 193 240 241 242; de Keersmaker 62; v. Kestebeke 115; Keyaert 214; v.d. Keybus 66 159; de Keyser 139 161; Kinat 10 183 184 187 225 226 253; Knape 99; Knockx 214; de Knop 127 174 214; Knops 40 214 116; de Koek 65 85 91 104 177 220; de Koe 94; Kort 253; Krebs 85; Krol 212. Labarre 26 53 104 142 116 159 162 174 188 189 191 214 2:~n 240 242; de Laborde 9·1; Laenen 43; Lambrecht van Leuve·n 110; Lambreellts 137; de Landais 149; v. Langendonck 35 155 187; Langlcit 184; Lanné 58; Larroze 242; Laureys 57 58 69 72; Lauwereys 124; Led el 187 197 252; Leefdaels 19; Leenaerts 160; Leenders 242; v. d. Leene 123; De Leener 122 214 253; De Leenheer 136 171; De Leeuw 71; v. Leliëndael 187 191 204 249; Lemaire 76; Le Page 40 56; Le Paige 75; de Leux 193 240 241 242; Libeau 72; Libert 117 155; de Lien:aert 214; v. Liet 71 121; v. Lierde 65; Lievc·ns 66; Lijssen 5·6 122; Lindemans 5 7 8 9 l9 22 2:1 24 38 lOS 109 132 1~{4 t ~'h~ 146 148 t 56 182 195 217; V. d. Linden 47 J3!)_ 13R. 148 lPO 192 196 220 225 2:~H; v. Lint 59 161 165; v. Lintbout HH 228; Lip 219; v. Lishout 72 105 159 188 192 193 225 226 241 242 253; Lissner :is; Loclewijk XI n 1; Lodewijk XIV 124 220; van Loey 104; Landers 104 188 IHf zm~ 2W 220 242; Longnon 13t Loocx, Loucx 60 61 1 Hl 121 122 J:n t:m I!i:i 158 171 229; van Loon 19; Lotg 51 117 214; Loyet 91; Luypacrt 141. Maas 159 196; Machiets 50 204; Maeck 189; Maeckelberghe 104; Maes 171 214; Maesscbalck 53; Mahy SI; Ma.fuin 5iJ; de Man 115 116 150 217 244; de Man de Speelhoven ll:i 114 117 136; Mantoleet 68; de Marbahl d~ Loverval 111; Marchal 187 194; Maria-Theresia 17H 181; Mari.a van Boergondië 7a ~lO; Ma6ën 38 32; Marlssal 103; de Marneffe 90; Mas.<qtrt 246; de Massoy 5!J; Mathijs 22t; Max 247:
263
'
Maxitnili.a.an van Oostenrijk 90; Mayeurs 112116; v. Meeklemburg 124; v. d. Meeren 214 228; Meerts 81 85 88 159; Meert 187.226. 240; Meert(s) 166 189· 204 242; Mees 8; Melkenbeeck 114 115; Meijers 108; Menu 174; Merder 190; Merckx 64; v.d. Meren· 71; v. Merode 158 239; de Mesmaecker 202; de Meulder 136; v.d. Meuten 151 152 203; ,. de Meulenaere 35; de Meur 32; de Meyer 121 149 228; Michiels 20 2•6 53 82 85 122 142 152 153 162 214; Mijtens 143; de Miliaris 230; Minten 62 183; Moenen 75; Moernaert 151; de Mol 15 51 157 162 165 191 204 208 214 217 225; Molleman 94; Mommaert 27 71 85 116 158 185 193 230; Mondekens 152; v. Mons 122 156 160; de Mont 224 235; Montesquieu 178; Moonens 214 215; de Moor 123; Moorken-3 170 171 183 186 188 191; v. Moppen 117; Mosselmans 53 56 58 111 122 124 137 139 149 172 187 203 214 225 240 242 253; Motté 188 191 203; Mottet 82; Mozart 193; v. Mulder 253; Muller 174; De Munter 123 159 193 252; Muser 117 240. sNagels 152; Napoleon 223 235 2:~6; N.a.uts 89 112 113 114 115 123 199; De Nayer 73 122 15:~ 165 171 203; v.d. Neck 104; Neels 121; Nellens 191; Nerincx 84 162; De Neyer 191 192 193 203; Nijs lO 65 80 101 104; v.d. Noot 110 142 143 149 154 155; Noppc·n 58; Nozeret 194; v.d. Nuwenhove 143. van Ob bergen 17; Odelhard 109; v. Oesbroeck 201; Oesterley 147; Ofhys 61 142; Oiseau 26; Ooge 94; Ooms 35 66; v.d. Oost 122 201; van Opbergen 190 252; Opdegrecht 225; Oranje-Nassau 239; v. Orley 61; Ost 204; Ostijn 249; Otten 85 253; van Ouffusz 60 61; d'Oultremont 85 118 191; v. Overstraeten 66 121; Oyens 124 149. Paaps 99; Paesmans 59 64; de Palude 150; Pannaerts 229; Pannis 229; Panfens 161; de Pape 122; v. Papenbraeek 147 149; Parmentier 141; Karel de Stoute 201; Passant 212; Paternoster 50; Paul(s) 162 165; de Pauw 13 124 149 240 252 253; Pauwels 50 118 122 123 143 193 200; Peeters 193 196 225 230 253; Pennebaert l29; de Penseteer 53; Pepermans 22 84; de Pessemier 252; Peyet 50 121; Phales 19; Philippus 214 225 232 244; Pickaert 19; Pierart 69; Pierret 242; Pierron 20 37 I 19; Pieterselie 35 187 196; Pinkers 83 85; Pinnieel 229; Piot 126; Pipenpoy 148 149 150 154; Pippijn de Korte 49; Pirenne 163; Plaisir 218; v.d. Plas 28 84 122 169 237; Pletinckx: 165 168; v.d. Pleyn 214; Ptuin 121; Poep 12; Polart 54; v. Polfliet 123 172; Popp 26 60 139 141 162 183; Portaels 117; Post 177; de Preter 221; Prims 0 86; Promeneur 86; de Provins 15 113 114 115 116; Pruysten 20; Putmans 165; Puttaert 239; du Puy 138; Pycke de Peteghem 118. (,luarré 150 151 254; Quiévreux 32. de Raadt 111 146 231; de Raeck 184; de Raef 214; Raes 180 242; de Raeve 50 83 85; Ramboux: 194; Ramlot 248; v. Reeth :{5 Hl7; Refuge 174; Remers 173; Reniers 2141 Républicain 219; v. Reynegom l·tn 154; Reyntiens 123; de Ridder 16 24 56 71 81 82 85 95 104 121 142 159 187 188 189 191 192 210 214 228 229 230 237 239 240 241 242 252 ~1)3; de Rinckmaker 201; de Ro 81 88 159; Robarts 123; de Rissenu 249; Rittweger 84; Robberechts 253; Robyns 115; Rodenbach 187ide Rodes 64; Roekeloos 20 228; Roefants 84; v.d . Roest 94 lOI; de Roest v. Alkemade 115 158 195 Zi7; v. Roey 97; Roosenhoom
264
219; Roseel 161; Rovers 132; Je Roy 115; de Roydragere 50; v. Roye 81 ; de Ruysscher 169; Rijckaert 193; Rogge 52; Rogier 49; Roidot 196; Rol 84 114 115 117; de Ronge 53 68 116 124 139; v. "' Roosbroeck 110.
Sacré 148; v. Saeftingen 61 137; Sanchez de Aguilar 117 155; Sandrac 218; de Santander de San juan 141 169; Sartiaux 166; Sasse 235; Scat 122; Schaveye 158; Scheiris 86; v. Schepdael 225; Schillings 118 122; Schirren. 196; Schittekat 159 187; Schoonheydt 20 194; v. Schoors 157; Scho'Lips 40; Schouwers 64; v.d. Schrieck 6'4; Schrijnen 230; Scotte 137; Segers 65 72 159; 't Serclaes 1'1 1; Serkeyn 56 139 155; Sermon 189; de Ia Serna 141; van den Sijpe 164; V. s;ntjan 20 33 71 122 125 136 214; Slaets 183; Stoetmakers 79; de Slupere 19; De Sme(d)t 96 123 144 149 191 193; v.d. Smissen 160; Smits 183;· tSn·eeps 156; Sneppen 121; Spaak 181 243; Speeckaert 19; De Spiegeleer 10:~ 253; Spierincx 19 53 55 61 139; Spormat• 61 200; Staes 66 189; Stassaert 161 ; Stallaert 135; v. Stalle 115; v.d. Steen 60 81 116 161 191 225 226 240 252; Steenbeckeliers 56 210; Steenen 64; Steenman 20; Stellemans 122 139; v.d. Stichel 189; Stoefs 71 122 170; Stoysens 19; v.d. Straeten 228; De Strijcker 95 174 193 225; Stdjckemans 141 154; Str·uelens 210; de Suene 19; Surld}n 253; Surlet de Chokier 238; Swalens 53 104; Swaelens 184 1U3 197 240 242 252; Swalus 214; Sweerts 122; Symons 52. T.acx 75; ïaekels 185; van Tassel 82 174 236 237 240 243; Taye 121 151 230; Tays 55 60 138; Teirlinck 155 183- 192 197 211 231; Teniers 155; Terrijn 203; Testaert 252; Theunis 27; Theunissen 174 239 242 251; Theys 5 23 53 77 102 157 158 187 237 249 252; Theyskens 64 84 134 188; Thibaut 145; Thiébaut 117; Tilielemans 144 150 237 239 242 243 252; v. Thilt 140; Thomas 153; v.d. Thommen 5H; Tihon 8; Timmers 19; Tijck 28 99; Timmermans 88; de Tombeur 113 115; Tommaes 33;. Torfs 163; Toscanini 193; Trevelyan 10; v. Trigt 192; de Troch 122 229; Tntllematts 196; Tulkens 242; Tymmerman 55 82; v.d. Tympel 78. van Uffelen 159 188 191 192; Uter Crommercammen 1 I l; Uwens 112; Uylenbroeck 215; Uytterhoeven 56 122 172 210 214; v. Uyttum 6:~;
de Vadder 50 70 71 111 170 200; Vaes 59; v. Varick 115; de Veen 240 242 159; de Velde 104; v.d. Velden 60 119 121 1~~6 Hl8 214; Veltjens 215; Verachtert 240 242; Verbeien 170; Verbesselt 46 47 48 49 81; Verbist 124; Vercammen 189; Verellen 86; Vergels 104; Verheyleweghen 53; Verhoeven 65; Verkist 204; Vermeuten 85 252; Vermeylen 155; Verschueren 57 58 62 70; de Veyser 132; de Vijle 154; de Villegas 171; de Villers 154; Vincx 111 168; Visart 173; de Visseller 184; de VIceschouder 71; de Vleeschouwer 82 123; Vleminckx 6U 16H 242; v. Vlieringen 55; Voenty 61; Volckmans 220; v. Volxem lO:i 13H 194 240; van Verhoute 94; v.d. Vorst 180 182; de Vorster 215; de Vo~ 81 104 121 182 187; sVos 55; v. Vossem 61 123; Vrancx 20 24 94 228; Vreysens 64; de Vriese 228; de Vroegh 219; v. Vronerode 90 146; v. Vucht J47 149; VyerJay 19.
265
de Waegh 197; Waegheneer 226; Waevermans 227; van Waeyenberghe 16; Walschap 9; Walton 85; Was 143; .Wastiau 214; de Wandeleer 86; Wauters 44 47 '59 85 91 122 147 148 159 160; Wieiemans 13 227; \Vijns 169172; Wijtsman 35 196; Willem JI 127;van Wil~ 161; v.d. Winckele 14 17 28 60 80 112 114 115 116 122 137 153 154 155 160 170; Winderickx 27 131 145 165 166 203 229; Wauters 165 187 188 189 190 191 203 204 232 240 241 242 252; v.d. Wee·194 204 239 241 242; Weernaels 88 211 238 239 240; de Weerdt 235; 's Weerts 114; v.d. Weghe 72 112 163; de Wever 153; de Windt 214; de Wînne 61; de Winter 149; de Wit 67; v. Withem 111 112 114 115 156 158; de Wolf 120; Wouters 193 204 215 240; Wouters 55 60 100 121 193 204 215 240; de Wauwe 73; Wulffaert 182; Wuyts 203. Vager 174. v.d. Zande 61; v. Zelleke lil; Zweder van Abkoude 110 111. Zie ook Vondelingennamen bl. 218 en 219,
LIJST
DER
ILLUSTRATIES Blz.
Kerk en dorp van ·uit het zuide·n De dorpskom van uit het zuiden KJeine hoeve van Kerm Kerk en dorp ten zuiden De W.ijenborredelle Linkebeel_< in 17-68 Linke1beek in 1755 . · Linkebeek in 1634 . Wape·n van Abdis de Bousies De kerk ten westen vóór 1890 . De kerk ten noorden . Trap der honderdjarige . . Opgeëiste klok uit 1848 De oude Zavelstraat Kerk en kerkhof Kapelletje in de Pons de Haesstraat Wapenschilden van dorpsheren Hof te Schavei Hof te Schavei De _oude papiermolen De Flierefluiters Zangkoor St-Cecilia Lotingbriefje De St. Sebastiaanstraat Het gemeentebêstuur Het gemeentewape·n Het dorpsplein ten noorden .
266
12 2~~
32 33 35 45 54 55
74 76
77 78 84 85 87
.
102
115 157 158
163 194
197 205 2:~7
241
244 240
267
INHOUD Voorbericht 5. Ter inleiding en ter verantwoording 7. HOOFDSTUK I
AARDRIJKSKUNDIG OVERZICHT Ligging en administratieve kenmerken 11. - De naam der gemeente 11. _, Bodemgesteldheid 12. - Hoogten en laagten 13. Waters 14. - Bebossing en beplanting 17. - Akkerland en grasland 21. - De gehuchten 24. - Wegen 25. - De woningen en het bewoningsstelsel 32. - Ekonomische toestanden 34. - Toerisme en· natuurbescherming 34. HOOFDSTUK 11
DE OUDSTE MENSELIJKE NEDERZETTINGEN EN HET
ONTSTAAN VAN DE DORPSKERN HOOFDSTUK fll
ONTSTAAN VAN PAROCHIE EN KERK Het primitief kerkelijk bezit 48. - Inkomsten van de parochie Kerkbestuur 55. - Armenzorg 56. - Pastoor en pastorij 56. - Levensbijzonderheden over de pastoors 60. - Onderpastoors 65. Kosters 67.- Kapelanieën 72.- Kapelanie van St.-Sebastiaan 73.Kerkgebouw 73. - Beeldenstorm 78. - Hoofdaltaar 79. - St.Sebastiaansaltaar 80. - Triomfkruis 80. - Muurbeschot 80. - Ramen 80. - De Romaanse doopvont 81. - Wijwatervaten 81. - Kruisweg 81. - Prt!dikstoel 82. - De b1echtstoelen 82. - Kerkstoelen 82. - Kunstvoorwerpen 82. - Schilderijen 83. - Orgel 83. - De klokken 84. - Torenuurwerk 86. - Verlichting 86. - In de kerk begraven 86. - Kerkhoven 86. - Kerkelijk leven 89. - Broederschap van St.~Sebastiaan 90. - Processies 95. - Godsdienstige genootschappen. Xaverianen 95. - De Mariakongregatie 95. - Waar ter bedevaart gegaan wordt 95. - Straat- en veldkapellen 97. - St.Wijeneik en St...Wijenborre 97. - Bestaande of onlangs verdwenen kapellen 101. - Priesters uit Linkebeek 104. 48. -
HOOFDSTUK IV
FEODALE GESCHIEDENIS Grondheerlijkheid en schepenbank 107.- Wapens van de dorpsheren 114. - Het kasteel van de dorpsheren 114. - Bijzonderheden over de schepettbank 11ft - Galg 119. - Meiers 120. -- Schepenen 122. - Griffiers 123. -- Dorpsoffideren 12:t - Enkele oorlogsfeiten 124. "'
269
HOOFDSTUK V
EKONOMISCHE GESCHIEDENIS Landbouw 129.- Teelten 131.- Veeteelt 131.- Schapen 133. - Een kerfhuis 134. - Honden 135. - Fruitteelt 135. - Wijngaarden 135. - Winterbergamotten 136. - Hof te Schilde 137. Hof ten Heuvel 1:~8. - Hof ten Elleboog 140. - Hof ten Bluts 141. - Hof te Perke 142. - Hof te Homborch 145.- St.-Elooishof 154. Hof te Schavei 155. - Andere kleinere hoeven 159. - De Boerengilde 159.- Nijverheid 160.- De watermolens 160.- Graanmolens 160. - Papier- en kartonmolens 163. - De Rozemolen 166. Brouwerijen en herbergen 168. - Viskwekerij 174. - Handel ·175.
Gemeentesekretarissen 242. - Gemeenteontvangers 242. - Gemeentehuls 243. - Gemeentezegel 244. - Verlichting 244. - Postdienst 245. - Telegraaf en Telefoon 245. - Spoorweg 245. ~ Autobus-dien:sten 248. - Waterleiding 248. - Brandweer en \brandverzeker.ing 248. - Vuilnisdienst 250. -De Wereldoorlogen : Eerste wereldoorlog 250. - Tweede wereldoorlog 251. - Oudstrijdersbond 252. Aanvullingen 254. Gebruikte afkortingen 254. .Register der lokale plaatsnamen 255. Register der plaatsnamen buiten Linkeheek 258. Register d"er persoonsnamen 261. Lijst der mustraties 267.
HOOFDSTUK VI
KULTURELE GESCHIEDENIS Volksonderwijs 177. - Meisjesonderwijs 184. - Avondschool 1St>. - Tekenschool 186. - Davidsfonds 187. - Zangvereni<ring St.-Cecilia 188. - Koninklijke Fanfare St.-SebasHaan 188. - Ko·njnklijke Harmonie de Bergengalm en Koninklijke T.oneelkring De Eendracht 191. - Fanfare en Toneelkring van het Holleke·n 193. - De Flierefluiters 193. - Royal Cercle Joyeux 194. -De Volkstaal 194. Heemkundige biografie 196. HOOFDSTUK VII
ONTSPANNINGSLEVEN Spel en Sport 199.- Schuttersgilde 200.- Voetbalklub 203. Kermissen 204. - jaarmarkt 204. - Loting 205. - Greef van H.alfv~sten. 207. !"leib?omplanting 208. St.-Thomasdag 208. NleUWJa.ar en Dnekomngen 208. - Onnozele-Kinderdag 209. - De BloedzUiper 211. - Lodder doet zich dragen 211. HOOFDSTUK Vlll
DEMOGRAFISCH OVERZICHT Bev?.lking. 213. - Vondelingen 217. - Honderdjarige 219. n:smettehjke Ziekten 220. - Algemene sociale toestanden 222. - De Lmkehekenaar 227. - Spot- en bijnamen 233. HOOFDSTUK IX
Andere verschenen dorpsmonografieën door C. Theys Geschiedenis Geschiedenis Geschiedenis Geschiedenis
van van van van
Ruisbroek (Brabant), 1940. Drogenbos, 1942. Dworp, 1948. Kapelle-op-den-Bos, 1953.
In voorbereiding : Alsemberg; St.-Genesius-Rode; Beersel; Huizingen.
POLITIEKE GEBEURTENISSEN EN BESTUUR IN.. DE NIEUWERE TIJD Braba.~tse Omwenteling 235. - De Franse bezetting 235. _ Hc~llandse hJd 237.- Belgische omwenteling 237. -Bestuur n.a 1830 23.1. - · Burgemeesters 239. - Schepenen 2:-Jfl. -- Raadsleden 2~0. _
270
271