KIK 56. Beiaardklavier, ca. 1752

Page 1

KUNST

IN

DE

K I J K E R - 56

BEIAARDKLAVIER, ca. 1752 - Hasselt (?); - 122 x 109,5 x 35 cm; - 40 manuaaltoetsen (e° tot g3), 15 pedaaltoetsen (c° tot e1), bestemd voor een beiaard van 42 klokken; - in gebruik van 1752 tot 1958; - bewaard in het Stedelijk Beiaardmuseum Hasselt (ondergebracht in toren Sint-Quintinuskathedraal).


INLEIDING

W ellicht was u verrast toen u las dat een buiten gebruik gesteld beiaardklavier zou worden besproken als kunstwerk van de maand. Nochtans zijn hier drie gegronde redenen voor. Ten eerste: is een beiaardklavier zelf misschien geen kunstwerk, dan is het toch een instrument dat kunst creëert in de vorm van beiaardmuziek. Verder is het 18de-eeuwse Hasseltse klavier één van de zeer weinige historische beiaardklavieren die de tand des tijds hebben overleefd. Tenslotte loont het de moeite om w at dieper in te gaan op het object "beiaardkla­ vier" op zich. De toevoeging van een klavier aan een klokkenreeks, ongeveer 500 jaar geleden, betekende immers de geboorte van de beiaardkunst. Het stokkenklavier "emancipeerde" de klok van signaalgever of eenvoudig speeltuig to t volwaardig muziekinstrument en is bijgevolg de factor die de beiaarükunst van de lage landen uniek maakt binnen het Europese klokkenlandschap. Dat is ook de reden waarom w ij eerst enige aandacht zullen besteden aan de oorsprong en de ontwikkeling van het beiaardklavier. Daarna gaan we dieper in op de geschiedenis en eigenheid van het Hasselts klavier.

DE OORSPRONG VAN HET BEIAARDKLAVIER

De beiaard heeft tw ee wortels: de luiklokken en de uurklok. Bij de opkomst van de middeleeuwse steden werd de luiklok, die to t dan toe enkel een religieuze functie had, geseculariseerd. De banklok, de storm klok en hun soortgenoten werden geluid door gezagsdragers en dienden als officiële berichtgeving. Een luiklok kon echter ook geklept worden. Hierbij trok men aan een to u w dat aan de klepel was bevestigd. Het kleppen werd onder meer gebruikt om melding te maken 'van brand. Indien met meerdere klokken werd geklept, ontstond een snelle opeenvolging van klanken, w at een feestelijk effect had. Deze techniek werd beyaerden of beieren genoemd. Ten laatste in de 12de eeuw speelden beyaerders driftig en tegen betaling bij elke feestelijke gelegenheid. In de stadsrekeningen werden het luiden en het beyaerden duidelijk van elkaar onderscheiden: " [...] den beyaerders ende luyders van deser stede, te weten die van [...], van da t z ij ghebeyaert ende geheluudt hebben te r incomSte van [M aria van B urgondië]” (Stadsrekeningen Gent, 1476-77, f° 216v°)

2


Door de touw en met elkaar te verbinden en ze te koppelen aan primitieve pedalen, kon één speler meerdere klokken bespelen, waarschijnlijk ten koste van veel acrobatie. Deze speeltechniek bestaat nu nog in een aantal streken van Europa, zoals Wallis, Zuid-Frankrijk, Scandinavië en Rusland. Tot in de vorige eeuw werd ook in WestVléamse dorpen nog gebeierd met prim itief getuig. En in het begin van dezé eeuw werden ook op de toren van de Hasseltse Onze-Lieve-Vrouwekerk de drie klokken bij feestelijke gelegenheden gebeierd! W ellicht Werden deze primitieve speeltuigen reeds beyaert genoemd. Dit kan worden afgeleid uit een - overigens vrij pikant - fragment uit het dierenepos Van den vos Reynaerde: H i spranc dien pape tusschen die been Ende trac hem u u t da t eene dinc, D at tusschen sine been hinc in die burse ai sonder naet, Daer men dien beiaert mede s/aet. (vv. 1266-1270) Uit de verdere context blijkt duidelijk dat beiaert verband houdt met het bespelen van klokken. Ook in oude gemeenterekeningen kom t het woord beyaert voor in verband met een spel van slechts enkele klokken: "Item betaelt W m Vanneste van de stellinghe te makene daer men mede beijaert 24 sch. par. Item betaelt Claeijs Gheldof van houte dat hij ghelevert omme tw iel van de clocke ende aners (?) om de beijaerdinghe te makene van al 15 sch." (Rumbeke, 1537, in verband met 3 klokken).

Als we ermee rekening houden dat de Franse term voor beiaard carillon ook gebruikt w o rd t voor ensembles van enkele klokken waarop gebeierd w ordt, w ordt het plausibel dat de overgangsvormen die het beiaardklavier voorafgingen ook reeds beyaert werden genoemd.

De tweede wortel van de beiaard is de uurklok. In de 14de eeuw werden de eerste uurwerken in onze torens geplaatst. De eerste exemplaren konden enkel via een aantal slagen op een klok het uur meedelen. Al snel werd de uurslag dan ook voorafgegaan door een verw ittiging ("appeelkens", "w ekkering", "voorslag", later "rammel" en "kwartierspel"). Die verw ittiging was w ellicht aanvankelijk een ding-dong op twee klokken. In sommige Europese streken w ord t de uurslag nog steeds door een ding-dong voorafgegaan (bv. Frankrijk). Vaak werd het uur geslagen door een houten personage dat Jacquem art werd genoemd. Geleidelijk nam het aantal klokjes van de voorslag toe, zodat ook herkenbare melodieën konden gespeeld worden. De oudste vermelding van een herkenbare 3


voorslag vinden we in de abdij van 't Park bij Leuven. In 1749 klonk uit de abdijtoren immers elk uur de Mariahymne Inviolata casta e t integra est M aria. Vanaf het ogenblik dat het aantal klokjes voldoende was om herkenbare melodieën op te spelen, werden ze ook manueel bespeeld door middel van hamertjes. Het ontstaan van het klavier zouden we als volgt kunnen reconstrueren. Aangezien het aantal luiklokken in een toren meestal niet voldoende was om muzikale melodieën op te spelen, bleef het beieren beperkt to t een spel met touw en en primitieve pedalen. Maar de doorlopende reeks klokjes van de voorslag maakte een volwaardig muzikaal gebruik wél mogelijk, zodat de primitieve beyaert van de luiklokken zich op de voorslagklokjes kon ontwikkelen to t een instrument met een klavier. De ontwikkeling van het klavier kan niet los worden gezien van de ontwikkeling van de andere klavierinstrumenten. De oudste orgelklavieren bestonden bv. uit dikke latten, die vermoedelijk veel gelijkenis vertoonden met de oudste toetsvorm van beiaardklavieren. De oudste vermeldingen van "nieuwe manieren van klokspelen" vinden we in Duinkerke, waar Jan van Bevere in 1478 liedjes speelt op geheel nieuwe wijze, en in Antwerpen, waar ene Eliseus in 1482 begint met op klokken te spelen, naar een vinding van "een zot van A alst". De oudste ondubbelzinnige vermelding van een beiaardklavier vinden we echter pas terug in 1510 in Oudenaarde, waar 9 klokjes van de voorslag verbonden worden met een "clavier in torrekin om te beyaerdene". De Oudenaardse archieftekst is erg neutraal en spreekt over het klavier als iets vrij "gew oon". W ellicht kan het geboortejaar van de beiaard dus toch worden gesitueerd rond 1840. Maar bij gebrek aan expliciete oudere bronnen blijft Oudenaarde voorlopig de "canonieke" geboorteplaats van de beiaard.

DE VERDERE ONTWIKKELING VAN HET BEIAARDKLAVIER

De oudste klavieren hadden w ellicht dikke latten en werden bespeeld met de volle hand of zelfs met houten spoelen die in de hand werden gehouden. Aanvankelijk kenden de klavieren enkel diatonische toetsen (de w itte toetsen van de piano). Ten laatste in de tweede helft van de 16de eeuw werd een pedaal bij het klavier gevoegd. De oudst bekende afbeelding van een beiaardklavier is te vinden in het boek De Tintinnabuiis van Hiëronymus Magius (1608). Het toont op vrij rudimentaire wijze de Antwerpse stadsbeiaard, die w ordt bespeeld met vuisten en voeten.

4


Het oudst bewaarde beiaardklavier dateert van 1656 en bevindt zich in de Zuidertoren Te Am sterdam . In essentie is het reeds zeer goed vergelijkbaar m et de huidige beiaardklavieren. Parallel m et het toenemend aantal klokken nam ook de om vang van de klavieren uitbreiding. Bij gebrek aan materiële overblijfselen lopen de meningen over de kw aliteit van de 17de- en 18de-eeuwse klavieren en tracturen sterk uiteen: enerzijds kennen w e de 18de-eeuwse beiaardmuziek die een zeer virtuoze speeltechniek vereist; anderzijds leren w e de beiaard uit reisverslagen kennen als een prim itief instrum ent waar enkel op gespeeld kon w orden ten koste van veel bloed en tranen. In de tw eede he lft van de 19de eeuw werden pogingen ondernomen om het als prim itief bestempeld klokkenklavier te vervangen door een pianoklavier. Men tra ch tte hiermee het speelgem akte vergroten, zodat "zelfs dames" het instrum ent zouden kunnen bespelen. De constructeurs Smulders, Lovaert, Collin, Bollée en anderen stelden elektrische, pneumatische o f andere overbrengingssystemen voor. A anvankelijk kenden zij bijval, gezien het fe it dat de beiaarden van bv. A ntw erpen, K ortrijk en M aastricht m et zulk een klavier werden ingericht. Het speelgemak van deze system en w as echter kleiner dan de constructeurs het voorstelden. Bovendien lieten deze systemen geen verschillen in klankvolume toe, iets w a t het stokkenklavier m et zijn mechanische overbrenging wél kon. Daardoor werden deze klavieren meestal een aantal jaren na hun plaatsing verw ijderd. Intussen ontw ikkelden zich diverse speeltechnieken. In België werd de vuisttechniek toegepast, die virtuoos spel mogelijk maakte. In Nederland, en w e llich t ook in Duitsland, werden de toetsen bespeeld m et de vlakke hand. Deze techniek liet slechts toe om eenvoudige liederen te spelen in matig tem po, en verdween dan ook vrij snel in de loop van deze eeuw. Tussen 1500 en 1900 was er van een standaardisatie van beiaardklavieren geen sprake. De onderlinge verschillen tussen de enkele bewaarde klavieren zijn aanzienlijk. Rond 1890 begon de Mechelse stadsbeiaardier Jef Denyn instrum enten in te richten naar het model van de Mechelse stadsbeiaard. Het klavier van die beiaard w erd als basis genomen voor de maatvoering van andere klavieren. Na 1920 kende Noord-Amerika een boom van beiaarden en ontw ikkelde zich de Amerikaanse standaardmaat, die op een aantal punten geïnspireerd was door de orgelbouw . In 1949 w erd de Mechelse standaardmaat in Nederland aangepast, onder meer aan de toegenom en lengte van de bespelers. Tenslotte w erd in 1983 te Leuven een overeenkom st getekend to t aanvaarding van een Europees standaardklavier. Maar intussen blijken weer meer en meer nieuwe klavieren af te w ijken van deze standaardmaten. Binnen de Beiaardwereldfederatie is een Klaviercommissie actief om d it proces op te volgen en eventuele verbeteringen aan de Europese standaardmaat voor te stellen. Een synthese tussen Europese en Amerikaanse standaardmaten is in principe w enselijk, maar zal w e llich t politiek niet haalbaar zijn. 5


DE TOEKOMST VAN HET STOKKENKLAVIER

T o t nu toe w ee t het stokkenklavier zich nog steeds te handhaven, hoewel hier en daar gezocht w o rd t naar aanslaggevoelige systemen m et pianotoetsen. Zelfs indien men hierin zou slagen, v a lt het te betw ijfelen of een pianoklavier het stokkenklavier zal kunnen terugdringen. Vooreerst legt het stokkenklavier aan de speler technische beperkingen op die een gunstig e ffe ct hebben op de kw a lite it van de muziek. Een voorbeeld: dikke akkoorden klinken niet mooi op klokken en zijn - gelukkig - m oeilijk te spelen m et een stokkenklavier. Anderzijds staat de courante beiaardliteratuur vol van muzikale form ules die gem akkelijk speelbaar zijn op een stokkenklavier, maar veel m oeilijker op een pianoklavier. In een wereld zonder stokkenklavier zouden bijgevolg de w erken van M atthias Vanden Gheyn, met hun talrijke figuraties van gebroken akkoorden, en die van de Mechelse school, met hun typisch trem olospel, haast niet meer gespeeld w orden.

HET HISTORISCH BEIAARDKLAVIER VAN HASSELT

Het oudste Hasselts klokkenspel waaraan een klavier verbonden w as, w erd in 1531 geleverd door Jan van Trier. De beiaard bestond uit 12 klokken. De klavierstokken werden geleverd door Tew is der Rayemeicker, w e llich t een plaatselijke schrijnw erker. Over de evolutie van het klokkenaantal en eventuele aanpassingen aan het klavier voor 1751 zijn w e niet goed ingelicht. Het huidige klavier werd Vervaardigd voor de beiaard die Andréas Jozef Vanden Gheyn in 1751 goot voor de stad Hasselt als aanvulling van 12 bestaande klokken van A ntoine Bernard. D it kan met quasi-zekerheid gesteld w orden, aangezien het klavier bestemd is voor 4 2 klokken, evenveel als de Vanden Gheynbeiaard bevatte. Het manuaal loopt van e ° (mi) to t g3 (sol) en het pedaal van c ° (do) to t e1 (mi), w a t in die tijd een normale omvang was. Het klavier is niet gesigneerd, in tegenstelling to t de klokken en het trom m elspeelw erk. W ellicht w erd het klavier vervaardigd dooreen plaatselijk schrijnw erker, zoals toen de gew oonte w as. Tegenwoordig w o rd t het klavier steeds geleverd door de klokkengieter o f door een gespecialiseerde beiaardinstallateur. Uit talrijke bronnen w eten we dat de toentijdse stadsbesturen meer belang hechtten aan de kw a lite it van de klokken en het trom m elspeelw erk dan aan het klavier. Dit merken w e ook in Hasselt: de auteur van het fameuze T rium phdicht o ve r den nieuw en Cartejon spreekt over de klokken en de trom m el van de Luikenaar Gilles 6


de Beefe, maar spreekt niet over het handspel. Eigenlijk hoeft ons dat niet te verwonderen: de klokken en de trommel vergden veel grotere investeringen dan het relatief eenvoudige klavier. Toen Jef Denyn de Hasseltse beiaard in 1911 aanpaste aan zijn inzichten, bleef het klavier bewaard. Mogelijk werd toen het tuimelaarsstelsel dat de pedalen koppelt met de manuaaltoetsen, gereviseerd of vernieuwd. Pas in 1958 werd het klavier vervangen door een exemplaar met de Mechelse standaardmaten die rond 1920 door Jaf Denyn werden vastgelegd. Gelijktijdig met de installatie van het nieuwe klavier werd de klokkenreeks een toon verschoven, zodat de basklok verbonden werd met een Bes-toets (si bemol) in het pedaal in plaats van de C-toets (do). Ook dit was een aanpassing aan de Mechelse beiaardtraditie. Het Mechels klavier werd geleverd door de gieterij Sergeys. Bij de laatste restauratie van de beiaard in 1982 werd het Sergeysklavier vervangen door het huidige Eysboutsklavier dat al dicht aanleunt bij de huidige Europese standaardmaten. In 1993 werd het historische klavier geconserveerd in het Nationaal Beiaardmuseum te Asten (Nederland), het houtwerk werd gereinigd en geboend met bruine antiekwas. De lessenaar werd vervangen en onder de toetsen werd v ilt bijgeplaatst.

Opvallend aan het klavier uit 1751-52 is het feit dat het op een aantal vlakken sterk overeenkom t met het huidige Europese standaardklavier. De volgende tabel kan dit aantonen: Hasselt 1

Mechelen ( = Hasselt II)

Europa ( = Âą Hasselt III)

diepgang van de: - diatonische toetsen - chromatische toetsen

5.7 cm 5.7 cm

7.5 cm 5.5 cm

5.5 cm 5.5 cm

afstand tussen manuaal en pedaal

75,2 cm

69,5 cm

76 cm

Op een aantal andere vlakken vertoont het dan weer gelijkenissen met de huidige Amerikaanse standaardmaten (de horizontale positie van het manuaal ten opzichte van het pedaal en de lengte van de toetsen). M et het klavier kan men momenteel drie klokjes bespelen. Die demonstreren de drie belangrijkste tractuursystemen: 1 . broeksysteem 2. tuimelaars 3. gerichte tuimelaar

(in onbruik geraakt) ("Jef Denyn-stelsel") . (die tegenwoordig vaak wordt gebruikt, vooral bij beiaarden in kleinere torens)

7


BESLUIT

In de Hasseltse Sint-Quintinustoren bevinden zich de drie beiaardklavieren die sinds 1752 ononderbroken in gebruik zijn geweest. Dit is w ellicht een unicum. Alledrie werden ze trouwens bespeeld door de huidige stadsbeiaardier RenĂŠ Vanstreels.

Het klavier van 1751 -52 is een van de uiterst zeldzame 18de-eeu wse beiaardklavie­ ren en w ellicht het best bewaarde.

De drie klavieren illustreren drie belangrijke fasen in de beiaardkunst: 1. de eerste bloeiperiode van de beiaardkunst (1650-1790); 2. de heropleving onder Jef Denyn; 3. de hedendaagse beiaardkunst.

*

*

*

8

*

*


LITERATUUR

A. LEHR, Van paardebel to t speelklok. De geschiedenis van de klokgietkunst In de Lage Landen, Zaltbommel, 19812, p. 164. IDEM, "M et losgem aakte ringkraag en in hevig zw eet". Een oriÍnterende verkenning in oude beiaardtracturen, in: Todd FAIR en Gilbert HUBENS (edd.), A specten van de 18de-eeuwse beiaardkunst in de Nederlanden (Jaarboek van het Vlaams Centrum voor Oude Muziek I), Peer, 1985, pp. 109-220 (inzonderheid p. 147). W. ROGGEN, De Hasseltse beiaard, Hasselt, 1996. L. ROMBOUTS, Voormalig klavier van de Hasseltse stadsbeiaard, in: J. VAN DER STOCK (ed.), Stad in Vlaanderen. C ultuur en m aatschappij 1477-1787 (tentoonstel­ lingscatalogus), Brussel, 1991, p. 552.

*

*

*

9

*

*


juni 1996

tekst:

Luc ROMBOUTS, stadsbeiaardier Tienen en universiteitsbeiaardier Leuven

foto:

Stedelijke Fotodienst

copyright:

STEDELIJK MUSEUM STELLINGWERFF-WAERDENHOF Maastrichterstraat 85, 3500 Hasselt te l.(0 1 1 )2 4 10 70

in dezelfde reeks verschenen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27 . 28. 29. 30 . 31. 32 . 33 . 36 . 37 . 38 . 39 . 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55.

Olieverfportret van keurvorst-prinsbisschop M.-H. van Beieren, anoniem, 2de h. 17de eeuw Catharinapaneel van de oude handboogkamer, anoniem, e. 17de - b. 18de eeuw Lusterglazuurvaas uit voormalige Hasseltse keramiekfabriek, tussen 1895 err 1914 Blazoen van de Hasseltse rederijkerskamer 'De Roode Roos', D. Van Vlierden, ca. 17 00 Olieverfschilderij 'Week-end', L. Pringels, 1950 Zilveren kruisvormig reliekostensorium op voet, F. Jans Burduin Gent & I.F. Frederici Hasselt, 17 03 Kledingsstel van het Virga Jessebeeld, 1689 - 1863 - 1901 Olieverfschilderij 'De Grote Markt', J.N. Grauls, 1863 Rijksdaalder van prins-bisschop G. van Groesbeeck, Hasselt, 1 5 6 8 , zilver Geschilderd kaartlandschap met paalstenen tussen Hasselt en Zonhoven, anoniem, 1661 en 1666? Schilderij 'De Grote Man', F. Minnaert, (1983) Mirakelprent O.-L.-V. Virga Jesse, R. Van Orley, wsch. 1689 Zilveren wierookvat, J. Vinckenbosch, Hasselt, 19de eeuw Kaart van Midden-en Zuid-Umburg, L. Capitaine, 1795 Lederen Hasseltse brandblusemmer (1782) en vuurhaak Zilveren reliekhouder van H. Barbara, ca 1702 Portret van abt Eucherius Knaepen, P.J. Verhaghen, 1792 Studiocamera 18 /24, ca. 1920 Olieverfschilderij'Het bos', Djef Anten (1 851-1913) Juweel - zgn. 'reukappel'- van Virga Jessebeeld, e. 16de - b. 17de eeuw Schilderij '0.-L.-V rouw met Kind', Antwerpse paneelmerken, 1ste h. 17de eeuw Liturgische gewaden van St.-Vedastus Hoepertingen, 1ste h. 16de eeuw Mirakelprent van het H. Sacrament van Herkenrode, Hasselt, P.F.Milis, 1854 Gevelsteen "Den Soeten Naeme Jezus", 16 64 (Hasselt) Set van vier vazen, Piet(er) Stockmans (1940-) Portret van Ulysse Claes (1 792-188 0), G. Guffens (1823-1901) Sacramentsostensorium of "de monstrans van Herkenrode", Parijs, 1286 Schilderij 'Strandtafereel', 1930, Jos.Damien (1 879-1973) Gezicht op Hasselt naar Remacle Le Loup, kopergravure Beeld "Heilige Cecilia", 1 5 30-1 540 Barokke zonnemonstrans, N. Sigers & S. Vander Locht, Hasselt, 1669 Biechtstoel, Brabants atelier, 16 64 Uurwerken van de Hasseltse uurwerkmaker Leonard Joosten (1762-1849) Gouache 'De Meukes', ca. 1890, Paul Marie Bamps (1 862-1932) Kroningsprent O.-L.-V. Virga Jesse, Parijs, Lith.Fabre, 1867 Het Hasseletum en de Historia Lossensis, twee historische werken van Joannes Mantelius (1599-167 6) Litho "Heusden 2", uit reeks (5) Heusden, Herman Gordijn, 1992 Ontwerp voor "Overhandiging...’ muurschildering Beurs Antwerpen, olie op doek, G.Guffens (1823-190 1) Aquarél 'Strijdtoneel uit de Tiendaagse Veldtocht, Kermt, 7 augustus 18 31', A.von Geusau, 1835 Geveiplaat "Veloce-Club hasseltois 'Utile * Dulci' - 2 mai 1892" Olieverfportret van Arnoldus van Melbeeck op zijn sterfbed, 17de eeuw Acryls van Ray Remans, 1989 De pronkbeker van J.-J.Thonissen, deels verguld zilver, P.Bruckmann & Söhne, Heilbronn, 1888 Begijnenschotel, 16 23, zilver, meesterteken: 3 zespuntige sterrqn in schild Vaste kunstwerken Herman Blondeel, Hugo Duchateau, Piet Stockmans in Museum Stellingwerff-Waerdenhof Schilderij "Ijzel en mist", Djef Anten (1851-1913) Aquarellen "Hasseltse watermolens, 1 8 93/9 4", Paul Marie Bamps (1862-1932) Foto "Jongeman met badmuts”, gomdruk, 1 /1 0, Jean Janssis Zilveren reliekhouder H.Hubertus, (1 741-174 2), Lambertus Hannosset, Antwerpen Olieverfschilderij "Zegening van boerenkrijger? op de Grote Markt", 1899, Djef Swennen (1871-190 5) Olieverfportret van N.G. Vaesen (1 768-186 4), 1819, M.G. Tieleman Vaandel "Kunstkring Alexis Pierloz Hasselt 1920", Hasselt Groepsportret "Leden van de Virga-Jessebroederschap bij haar beeld", 1709, olie op paneel


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.