STRATEGIE GROENSTRUCTUREN IN DE WEDEROPBOUWWIJK
BIJLAGE HILDE BLOEMERS URBAN DESIGN
2
INHOUDSOPGAVE Wederopbouwperiode - uitgebreide onderzoek Maatschappelijke ontwikkelingen en de gevolgen voor de ruimtelijke inrichting Reactie op de voor-oorlogse stad, groen wordt structurend element Bouwstromen tijdens de wederopbouwperiode: traditionalisme en modernisme Totstandkominging van het ontwerpen casestudies
5 - 19 6-9 10 - 11 12 -15 16 - 19
Nu - uitgebreide analyse Introductie casestudies Slotermeer Pendrecht Nagele Ens
20 - 39 22 - 23 24 - 27 28 - 31 32 - 35 36 - 39
Gesprekken Charlotte Buys Pieter van Boekschooten Mostafa El Filali Bronnenlijst
40 - 47 42 - 43 44 45 46- 47
3
WEDEROPBOUWPERIODE
MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELINGEN EN DE GEVOLGEN VOOR DE RUIMTELIJKE INRICHTING De Wederopbouwperiode loopt van 1945 tot 1965. Hij begon na de Tweede Wereldoorlog. Nederland lag na de oorlog in puin en telde 230.000 doden. De hele Nederlandse binnenvaart lag stil door vernielde bruggen en gebombardeerde havens en 375.000 hectare landbouwgrond was onbruikbaar geworden. De eerste regering, het ‘nationaal kabinet’, had zich voorgenomen Nederland weer te doen ‘herrijzen’. Zelden had de Nederlandse regering zoveel invloed op het economische en maatschappelijke leven als in deze periode. Het sterkst was haar invloed op het lonenbeleid. In 1945 werd de Stichting van de Arbeid in het leven geroepen, en in 1950 de Sociaal- Economische Raad. Zij overlegde met werkgevers over de arbeidsvoorwaarden en loonontwikkeling. Zodoende bleven de lonen laag, waardoor de aandacht werd getrokken van de buitenlandse investeerders. De grootste opgaven voor Nederland waren het herstel en de groei van de economie, de verbetering van de landbouwproductie en de voedselvoorziening en het opheffen van de woningnood en het herinrichten van de steden die verwoest waren. Toch staat de wederopbouwperiode bekend als een tijd met veel optimisme en modernisering.
een gezonde gemeenschapsvorming maakbaar is door de ruimtelijke inrichting van een wijk, door middel van wooneenheden. De wijk is geen onderdeel van de stad maar een op zichzelf staande ruimtelijke eenheid waar een samenhangende gemeenschap zich beweegt. Gemeenschapsvorming was volgens hem de norm voor een menswaardig bestaan (2).
Het idee van de maakbare samenleving uitte zich in de ruimtelijke inrichting in het idee van de functionele stad. Dit principe is bedacht door de Congres Internationaux d’Architecture Moderne (CIAM), dat een reeks internationale conferenties hield over de moderne architectuur en stedenbouw. Grote namen zoals Le Corbusier en Van Eesteren namen hieraan deel. Deze belangrijke bijeenkomsten hadden grote invloed op de internationale manier van denken over de stad en architectuur (3). De hoofdgedachte van de functionele stad bestond eruit dat de functies wonen, werken, verkeer en recreatie in een wijk strikt moesten worden gescheiden. Water, wegen en groen waren in het ontwerp de structurerende elementen. De hoofdwegen liepen niet door de wijk, maar er langs. De groenstructuren waren Maakbare samenleving het verbindende en scheidende element van de wijk. In de groene tussenruimtes was een recreatieve invulling gepland. Belangrijk van het groen was dat het geen Zoals gezegd had de Nederlandse regering veel invloed op het economische en maatschappelijke vlak in deze periode. De regering wilde voor haar burgers zorgen. kijkgroen was, maar echt in gebruik werd genomen. Men veronderstelde dat het verrichten van activiteiten in een natuurlijke omgeving een stimulerend effect zou Onder leiding van Willem Drees, beter bekend als ‘Vadertje Drees’, ontstond in hebben. deze de moderne Nederlandse verzorgingsstaat. Willem Drees was 10 jaar lang minister-president van Nederland (1). In de wijk was een integraal stelsel bedacht van sociale voorzieningen, met daarin centraal de wijkgebouwen en door omheen buurtfuncties gesitueerd. Vanaf de In 1947 bracht Drees een Noodwet Ouderdomsvoorziening tot stand, de tekentafel werd bedacht hoe men zich in de wijk moest gaan gedragen. grondlegger voor de AOW. Ook kreeg Nederland de Marshallhulp vanuit Amerika. Deze leverde een grote bijdrage aan de opbouw van het land. De regering (en ontwerpers) hadden veel invloed op de maatschappij. Op Welvaartsstaat economisch, maar ook op sociaal vlak had de regering een bepalende invloed. Het Marshallplan uit Amerika betekende een belangrijke inkomstenbron. Amerika Vanuit de bevolking klonk weinig kritiek. Omdat er grote woningnood was had weinig geleden onder de oorlog en kon Europese landen helpen uit de werd het bouwen van nieuwe woningen gedecentraliseerd: ‘Uitwerking en economische crisis te komen. Nederland was een van de 16 landen die geld realisatie liggen bij de lokale overheden en provincies’, aldus de Tweede nota ontving in de vorm van een lening. Ruimtelijke ordening. De stedenbouwkundige/architect ontwierp het geheel van De regering had door het ‘geleideloonbeleid’ in het begin van de de uitbreidingswijk en was supervisor. De uitwerking van het groen was het werk wederopbouwperiode sterke invloed op de economie, waardoor Nederland van de tuin/landschapsarchitect. Vaak ging dit per buurt. De discipline van het goedkoop producten kon gaan produceren. In 1945 werd de Stichting van de Arbeid stedenbouwkundig ontwerp werd gevoed door een jonge generatie ontwerpers. Ze in het leven geroepen, en in 1950 de Sociaal- Economische Raad. Zij overlegde met konden experimenteren, wat interessante ontwerpen opleverde. werkgevers over de arbeidsvoorwaarden en loonsontwikkeling. Nog voor de Tweede Wereldoorlog bestond het idee bij de overheid en ontwerpers Buitenlandse investeerders raakten geïnteresseerd in het Nederlands van de ‘maakbare samenleving’. Dit werd onder andere door Amerikaanse handelswaar. Dat succes leidde tot steeds meer nieuwe banen, maar ook tot socioloog Clarence Perry in 1929 uitgelegd in zijn onderzoek. Hierin stelt hij dat spanning op de arbeidsmarkt. Er was meer werk dan dat er werknemers waren. 6
Werkgevers begonnen zwart uit te betalen, om hun arbeiders niet te verliezen. Na 1974 barstte de bom door een loonexplosie. De regering verloor dan ook zijn greep op de lonenpolitiek (4). Na verloop van tijd kon Nederland zijn vruchten plukken van het harde werken. Men kreeg meer tijd en meer geld te besteden om te recreëren en luxe goederen te kopen zoals bijvoorbeeld wasmachines, koelkasten, platenspelers en stofzuigers. Onder invloed van Amerika ontstond er een consumptiemaatschappij (5). Hier werd door de reclamebranche tactisch op ingespeeld. Overal verschenen reclameborden op straat. Later volgde op tv reclamespotjes. Begin jaren zestig werden de brommers omgeruild voor auto’s. De auto werd gezien als een statussymbool. Deze werd zeker in het begin, meer gebruikt als recreatiemiddel dan als praktisch vervoersmiddel. Er ontstond bermtoerisme. Mensen gingen op zondag langs de snelweg zitten om auto’s de bekijken. Voor doordeweekse bezigheden gingen mensen nog te voet of met de fiets. De opkomst van de auto was een belangrijk uitgangspunt voor de uitbreidingswegen. Profielen van hoofdwegen werden extra breed. Maar ook werd goed gerekend met de afstanden tot de voorzieningen. Alle belangrijke voorzieningen moesten bijvoorbeeld op kinderwagenafstand liggen (400 meter), anders was het te ver en moest er een voorziening bij komen. (Van Eesterenmuseum) Niet alleen in de stedenbouwkundige ordening werd er rekening gehouden met de huisvrouw. Ook in de architectuur en inrichting van de woningen moest haar leven zo gemakkelijk mogelijk gemaakt worden. Alles in de woning was gemakkelijk verplaatsbaar.
Wijkgedachte Behalve van een groot optimisme was ook sprake van saamhorigheid onder de Nederlandse bevolking. De wil om het land gezamenlijk weer op te bouwen was groot. ‘Wanneer wij thans plannen overwegen voor het bouwen na de oorlog, is het wellicht het allerbelangrijkste om te bedenken, dat onze taak niet louter bestaat uit het eenvoudig herbouwen van onze vernielde huizen en verwoeste steden. Indien alleen de stoffelijke vorm van onze maatschappelijke herstelling behoefte, zouden onze ontwerpen vertrouwde lijnen kunnen volgen. Maar onze taak is veel zwaarder: wij moeten een versleten beschaving vervangen.’ zei Amerikaanse cultuurcriticus Lewis Mumford in 1943 (in NL 1946). Dit gaf aanleiding tot het realiseren van veel sociale voorzieningen in de nieuwe uitbreidingswijken. Het idee van de wijkgedachte ontstond hieruit. Het gezin staat centraal als ‘hoeksteen van de samenleving’. De wijk moest een stabiele, sociale en gezonde
Wijkgedachte, opbouw en afstand van groen
7
gemeenschap worden. Ze zouden de bewoners beschermen tegen gevaren van de moderne stedelijke samenleving zoals anonimiteit, eenzaamheid en zedenverwildering. De wijken moesten een plek worden waar iedereen, ongeacht leeftijd, leefstijl en maatschappelijke klasse zou kunnen samenleven en betrokkenheid zou kunnen voelen (6). De integratie van een stelsel van sociale voorzieningen op wijk- en buurtniveau was cruciaal voor de voor de vorming van de ‘massamens’ als individu en als onderdeel van de maatschappij. In de uitbreidingsplannen werd bijzonder goed nagedacht over de doelgroepen in de woningeenheden. Vaak had elke buurt een eigen gemeenschappelijke overeenkomst, hierop werd de sociale voorziening(en) aangepast. De woningen werden toegewezen aan de doelgroep waarvoor die bedoeld was. Het netwerk van sociale voorzieningen werd ook doordacht en gepland. De sociale voorzieningen werden verbonden door de groenvoorzieningen in de wijk. Deze groenvoorzieningen dragen ook bij aan de wijkgedachte. Net als de wooneenheden en functies is het groen ook opgebouwd uit verschillende elementen, met voor iedere doelgroep een ‘activiteit’.
Woningnood Er was sprake van een explosieve bevolkinsgroei. Het aantal geboortes steeg bijvoorbeeld in Amsterdam van 13.000 (1945) naar meer dan 20.000 (1946). Er was sprake van een babyboom door de huwelijken die uitgesteld werden door de oorlog. Door de betere leefomstandigheden was er minder sterfte door gezondheidsproblemen. Er kwam ook een grote migratiestroom op gang, van Nederlanders vanuit het buitenland (7). Er heerste een grote woningnood in de wederopbouwperiode. Veel woningen waren verwoest in de oorlog. Er moesten dus veel woningen bij worden gebouwd. Ook was er sprake van sanering van verpauperde stadsdelen. Vooral in Rotterdam was sprake van saneringswoede. De opbouw werd door twee groepen opgepakt, namelijk de modernisten die vonden dat de oude stad passé was en de traditionalisten die vonden dat de oude stad nog niet historisch genoeg was. De opbouw kwam laat op gang. Hiervoor was namelijk veel materiaal en mankracht nodig, die niet beschikbaar waren. Overal werden grote uitbreidingswijken en dorpen aangelegd. In de uitbreidingswijken werd voor verschillende doelgroepen ontworpen. Woningtoedeling was ook heel gewoon in die tijd (zie afbeelding). De bevolkingssamenstelling werd gereguleerd vanuit de overheid. Voor de doelgroepen werden ook de voorzieningen (in het groen) aangepast (8).
Spandoek woningnood, bron: beeldbank Amsterdam
Woningtoewijzing 8
Standaardisatie woningbouw De rijksoverheid had een strakke hand in de ontwikkeling van de woningbouw. Dit werd gecontroleerd door onder andere de toewijzing van woningbouwcontingenten, oftewel het jaarlijks maximaal te bouwen woningen aan gemeentes en door eisen te stellen aan de subsidies. De overheid zette hoog in op de industrialisatie van het bouwproces. Zo konden snellere en betaalbare bouwmethoden worden ontwikkeld (9). De technologische ontwikkelingen gingen steeds harder. Door de woningnood werd men gedwongen om te kijken naar een snellere, makkelijkere en lichtere manier van bouwen. De traditionele manier van bouwen met baksteen werd te duur en te arbeidsintensief. Het nieuwe bouwen, oftewel het functionalisme, deed zijn intrede in de Nederlandse architectuur. In deze stroming werd gebruik gemaakt van gewapend beton, staal en glas. Nieuwe bouwmethoden zoals montagebouw met geprefabriceerde materialen deden hun intrede. Het standaardiseren werd belangrijk, zo kon er snel en efficiĂŤnt worden gebouwd. Repetitie, glazen puien en het gebruik van overstekken zijn kenmerken van deze nieuwe bouwstijl. Deze manier van bouwen maakte het ook makkelijk om hoogbouw te realiseren (10). De nieuwe vormen van bouwen hebben geleid tot nieuwe bebouwingstypologie. Door het standaardisatieproces is in veel gevallen dezelfde plattegrond gebruikt. Kenmerkend zijn de doorzonwoningen. De woonkamer grenst aan zowel de voor als achterzijde van het huis. Zo valt aan beide kanten van de kamer licht. De portiekwoning is een bebouwingstypologie die vaak voorkomt in de wederopbouwwijken. Landbouw Tijdens de wederopbouwperiode werd ingezet op de opbouw van de landbouw. In totaal 375.000 ha. landbouwgrond was onbruikbaar geworden door bombardementen. De hongernood tijdens de oorlog zorgde ervoor dat de landbouw was gericht op groei en op een snelle productiestijging. Zo werd Nederland zelfvoorzienend wat betreft voedselvoorziening. Door ruilverkaveling werd de versnipperde landbouwgronden samengetrokken en kon de boer efficiĂŤnter gewassen verbouwen. Deze ontwikkeling heeft veel gevolgen gehad voor het landschap. Eeuwenoude landschappelijke structuren verdwenen tijdens deze periode. Bij het realiseren van de uitbreidingswijken hield men rekening met het vervoeren van het voedsel. Zo werd in Slotermeer een vaart aangelegd om de oogst van de tuinbouw naar het centrum te kunnen vervoeren via het water. In het ontwerp is in bijna geen vrijwel geen enkel geval de ecologie als uitgangspunt gebruikt, doordat
er in de groenontwerpen een verscheidenheid aan beplanting is aangelegd. Dit leidde automatisch tot een grotere biodiversiteit in de wijk (11).
Ruilverkaveling, bron: beeldbank RWS
9
REACTIE OP DE VOOR-OORLOGSE STAD, GROEN WORDT STRUCTUREND ELEMENT Vooroorlogse stedenbouw De modernistische architectuur en stedenbouw was een reactie op de bedompte vooroorlogse stad. Eind 19e eeuw kwam in Nederland de industriële revolutie op gang. Dit leidde tot grote groei van de steden. De woon- en werkdruk kwam hoog te liggen. Grote plattelandsgezinnen trokken naar de stad en kwamen in te kleine en onhygiënische woningen terecht. De steden maakten uitbreidingsplannen, maar de druk bleef hoog. Gemeente wilde zo efficiënt en goedkoop mogelijk woningen bouwen (1) (2). Net voor de Tweede Wereldoorlog bevond Nederland zich in een grote economische crisis. Het inklappen van de Amerikaanse beurzen in 1929 leidde wereldwijd tot een grote depressie. Dit had ook veel invloed op de Nederlandse arbeidsmarkt. Veel bedrijven werden gedwongen te stoppen of hadden minder werk. Dit leidde er toe dat in Nederland in 1935 600.000 werklozen telde. Er was dus ook weinig geld voor goede huisvesting (3). Kenmerken De stedenbouw van eind 19e eeuw kenmerkt zich door de gesloten bouwblokken met een statige voorgevel en een informele achterkant en benauwde straten met weinig groen. Dit is terug te zien in het uitbreidingplan van de directeur van Publieke Werken Amsterdam Jan Kalff, in 1877. Het plan was op een zo goedkoop mogelijk manier ontworpen. De oude landschappelijke structuren werden gevolgd, wat minder geld en arbeid kostte. Opvallend is dat alleen de straten in het ontwerp zijn aangegeven. Het ontwerp van de bouwblokken werd overgelaten aan de private sector. Minimale kwaliteitseisen voor de woningen werden niet of nauwelijks gesteld, waardoor de kwaliteit van het wonen van de arbeiders laag bleef. Begin 20e eeuw kwam er een reactie op deze manier van ontwerpen. De leefkwaliteit voor de arbeiders moest beter worden vond men. Een van de eerste reacties in Amsterdam kwam van H.P Berlage die Plan Zuid ontwierp in 1917. Het silhouet van het gebouw, meer groenvoorzieningen, waterwegen en het perspectief van de straten en lanen ontwierp hij met veel aandacht. Dit zorgde ook voor eenheid in het plan. Berlage zette zich in voor een betere leefkwaliteit voor de arbeider. Maar nog steeds is er dan weinig openbaar groen in de publieke ruimte. Binnentuinen werden gezien als een belangrijke groenvoorziening. Er was weinig connectie tussen de openbare ruimte en de private binnentuinen (4).
10
Naoorlogse stedenbouw Al voor de oorlog werden internationaal ideeën gevormd over een nieuwe manier van stedenbouw en de huisvesting van de arbeidersklasse. Er waren verschillende stromingen binnen de architectuur/stedenbouw, de twee belangrijkste in Nederland waren het ‘traditionalisme’ en het ‘modernisme’. Beide stromingen streefden naar een sobere manier van architectuur. Het grote verschil tussen de stromingen was de stedenbouwkundige typologieën. Het traditionalisme grijpt terug op de traditionele vorm van bouwen, oftewel het gesloten bouwblok met een formele voorgevel en een informele achtergevel grenzend aan een binnentuin. Het modernisme gaat daarentegen experimenteren met nieuwe vormen van typologieën. In de opzet van de wederopbouwwijk is de gedachte van ‘licht, lucht en ruimte’ goed terug te zien. De bebouwing is vrij in de ruimte geplaatst, De groenvoorzieningen worden een structurerend element voor de opbouw van de wijk. Dit is iets wat nog nooit eerder werd gedaan. In de modernistische wijken moest overal groen te zien zijn. Een uitleg is te lezen in het volgende hoofdstuk.
Uitbreidingsplan Kalff, 1877
Ontwerp Slotermeer, van Eesteren
Volgelvlucht de Pijp Amsterdam, gesloten bouwblokken
Vogelvlucht naoorlogse stedenbouw Amsterdam, strokenbouw 11
NEDERLANDSE BOUWSTROMEN TIJDENS DE WEDEROPBOUWPERIODE: TRADITIONALISME EN MODERNISME Traditionalisme Filosofie Het basisprincipe van het Traditionalisme gaat ervan uit dat er van oudsher een oerbron (van goddelijke oorsprong) bestaat en dat alle religies hieruit voort komen. Deze traditie moet door de mens worden nagevolgd. Volgens de traditionalisten raakt de (Westerse) mens steeds verder van deze traditionele bron af. Dit heeft volgens hen geleid tot de ‘crisis van de moderne wereld’ (boek Guénon). De mens is de verbinding met de Traditie kwijtgeraakt wat leidt tot een oppervlakkig leven. Men moet dus meer terug grijpen op de oeroude Traditie. Centraal staat het overleveren van de oude principes aan de volgende generatie, waardoor de traditie in stand blijft. Dit gedachtegoed leefde vooral in de periode van ongeveer 1885 tot 1950. De filosofische stroming is opgericht door René Guénon, een Fransman. Hij was ervan overtuigd dat de Westerse wereld in een langdurig proces van verval zit en dat onze maatschappij gedegenereerd is (1).
Uiting in ontwerp Het traditionalisme heeft zich in Nederland tijdens de wederopbouwperiode verder ontwikkeld. Vooral in het landelijk gebied ontwierp men in de bekende ontwerptradities. Het was een bouwstijl die zich afzette tegen de expressieve stroming van de Amsterdamse school, maar ook tegen het modernisme (ook wel het functionalisme). Bij het modernisme komt de vorm voort uit de functie en constructie. Bij het traditionalisme streefde men juist naar de universele waarden en schoonheid door midden van de juiste ruimtelijke verhoudingen, licht en harmonie. Aan het gebouw moet af te lezen zijn wat zijn functie is, in alle bescheidenheid. In architectuur die de traditionalistische stroming omarmt grijpt men terug op de tradities van het bouwen wat betreft vorm, constructie en functie. Hierbij werd eerder gekeken naar de traditie in regio dan op de stijl op nationaal of internationaal niveau. De grootste stroming binnen het traditionalisme in de architectuur en stedenbouw is de Delfste school (1925-1955). De Delftse hoogleraar ir. Marinus Jan Granpré Molière was hiervan de grondlegger. Samen met Pieter Verhagen heeft Granpré Molière de eerste zes dorpen ontworpen in de Noordoostpolder volgens de principes van de Delfste school. Delfste school had een visie op de maatschappij, waarin hiërarchie, gemeenschapszin en traditie een belangrijke rol speelden. Granpré Molière was bekeerd tot het katholicisme, wat grote invloed had op zijn ideeën over de maatschappij, wat zich uitte in het stedenbouwkundig en architectonisch ontwerp. Zo is er een opvallend verschil tussen de architectuur van ‘gewone’ woonhuizen 12
en de publieke gebouwen. De woonhuizen waren eenvoudig en sober van karakter. Publieke gebouwen zoals kerken en gemeentehuizen waren daarentegen monumentaal en formeel en refereerden vaak aan classicisme, de romaanse stijl of de Hollandse renaissance. De architectuur van de Delfste school staat bekend om het gebruik van baksteen. Niet in een moderne expressionistische manier zoals dat voor de oorlog werd gebruikt in de Amsterdamse school, maar juist een sobere manier waarin symmetrie en oppervlak centraal staan. Maar ook werd er veel gebruik gemaakt van natuurlijke materialen zoals hout en natuursteen. Gevels kregen een sobere en symmetrische uitdrukking. Bekend zijn de ‘Delfts rode huizen’. De architectuur van de huizen kenmerkt zich in het gebruik van rode bakstenen en rode dakpannen. Deze huizen zijn makkelijk te herkennen en zijn door heel Nederland te vinden. In de stedenbouw komt het traditionalisme in harmonie tot uiting. De afwisseling van open en geslotenheid en morfologische en visuele samenhang zijn bekende esthetische ontwerpprincipes. Het ontwerp vanaf de plattegrond is in het ontwerp belangrijker dan de ruimte die gecreëerd wordt op een groter schaalniveau. In het ontwerp werd er met zorgvuldigheid omgegaan binnen de bestaande context. Het ontwerp moest in continuïteit en harmonie met zijn omgeving staan. Het gesloten bouwblok is een veel voorkomende bebouwingstypologie in de ‘traditionele’ wijk, dat komt voort uit het ontwerpprincipe van introverte beslotenheid. De rooilijn van de bebouwing is strak en gesloten en vormt hiermee de openbare ruimte. Vaak krijgen de hoeken in het bouwblok speciale aandacht in vorm en detaillering (2).
Modernisme Filosofie De modernisten zetten zich af tegen het traditionele gedachtegoed. Zij vonden dat er niet naar het verleden maar juist naar de toekomst gekeken moet worden om los te kunnen breken. Het is een uitingsvorm van het rationalisme van de Westerse samenleving, vooral in religieus opzicht. Het modernisme wordt in verband gebracht met het protestantisme. Er waren grote maatschappelijke en technologische ontwikkelingen in de wederopbouwperiode. De modernisten vonden dat in de literatuur, toneel, poëzie en architectuur de moderne geïndustrialiseerde maatschappij beter weerspiegeld moest worden. Daarvoor moest men niet terug kijken naar het verleden maar juist kijken naar de toekomst. De modernisten vonden identiteit en ontplooiing van het individu maatschappelijke belangrijke elementen. Men geloofde dat de ruimtelijke
ordening ingezet kon worden als instrument om de bewoners gelukkig te maken, de maakbare samenleving (3).
Uiting in ontwerp Het modernisme heeft zich ontwikkeld vanaf begin 20e eeuw en was in Nederland in de jaren ‘50 en ‘60, tijdens de wederopbouwperiode, op zijn hoogtepunt. Het modernisme staat ook wel bekend binnen de stedenbouw en architectuur als het ‘functionalisme’ of ‘het nieuwe bouwen’. De stad moest in plaats van centristisch zoals de traditie van de stad was, maar juist decentralistisch groeien. Wijken en buurten moesten op zichzelf staande wooneenheden worden. Het modernisme was in grote mate een sociale beweging, geïnspireerd door het socialisme. Gericht wetenschappelijk onderzoek werd voor het eerst uitgevoerd. Dit werd een belangrijke onderbouwing voor de architecten en stedenbouwers. Een belangrijke factor in de architectuur en stedenbouw binnen het modernisme was een reeks internationale conferenties van het Congres Internationaux d’Architecture Moderne (CIAM). Hier werden alle moderne ideeën over de samenleving en de manier waarop deze vorm gegeven kon worden door middel van de ruimtelijke ordening. Zij stelde zichzelf de vraag wat de beste manier was om de arbeidersklasse onder goede omstandigheden te huisvesten. In 1928 werd het opgericht als overlegorgaan en in 1960 was de laatste bijeenkomst. In Nederland werd ‘de 8’ opgericht waarin Cornelis van Eesteren een sleutelfiguur was. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld voor het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) in 1935 voor Amsterdam, dat strikt volgens de gedachte van de functionele stad van de CIAM werd ontworpen (4).
Noordoostpolder die niet op de traditionele manier is ontworpen. De modernistische architectuur kenmerkt zich door de strakke en rechte lijnen, abstracte en geometrische vormen, grote ramen, lichte skeletconstructies van beton, staal en glas en een vrije gevelindeling die vaak wit waren gepleisterd. De indeling van de woning werd zo praktisch mogelijk ingedeeld, zodat de huisvrouw het leven zo makkelijk mogelijk gemaakt werd. De vorm van de architectuur komt voort uit de functie van het gebouw. Er zijn in de architectuur geen onnodige versieringen aangebracht in de woningbouw. De functie van de woning is het belangrijkst (5).
MODERNISME
GEDACHTEGOED OVER DE MAATSCHAPPIJ
TRADITIONALISME
ONTWERP
De functionele stad was het uitgangspunt voor de modernisten, waarbij EN functie en de ordening centraal stonden. De scheiding van wonen, werken, STAD DORP DORP UITWERKING verkeer en recreëren was hiervan een uiting. Structurerende elementen voor het ontwerp waren het sociale programma, de groen- en waterstructuren en de wegenstructuur. Hieromheen werden wooneenheden gegroepeerd die op zichzelf Schema gedachtegoed en uitwerking traditionalisme en modernisme staande gemeenschappen werden. De wetenschappelijke onderbouwing was essentieel voor de inrichting van deze wooneenheden en de plaatsing van de verschillende functies en samenstelling van de bevolkingsgroepen. De stedenbouw kenmerkt zich door de open plattegrond, strokenbouw en veel openbaar groen. Het ontwerp is een hiërarchisch opgebouwd geheel dat helemaal is uitgedacht. Het modernisme werd voornamelijk in de stedelijke uitbreidingsplannen toegepast, zoals de Westelijke tuinsteden in Amsterdam, Pendrecht in Rotterdam en Escamp in Den Haag. Een bekende dorpskern die wel is ontworpen met het modernistische gedachtegoed is Nagele in de Noordoostpolder. Dit is de enige dorpskern in de
STAD
13
Ens, traditionele stedenbouw 14
Nagele, modernistische stedenbouw 15
TOTSTANDKOMINGING VAN HET ONTWERP VAN DE CASESTUDIES
Algemeen Uitbreidingsplan Amsterdam
Slotermeer, Amsterdam Algemeen Uitbreidingsplan Slotermeer vloeit voort uit het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) in Amsterdam. Dit uitbreidingplan speelde in op de explosieve bevolkingsgroei waar Amsterdam mee kampte. Er was in het AUP veel aandacht voor wetenschappelijk onderzoek over bevolkingssamenstelling en bevolkingsontwikkeling. Er werd grootschalig gekeken. Amsterdam mocht niet groeien zoals de stad dat altijd deed (zoals een boom), maar gedecentraliseerd (zoals vingers). Er werd nagedacht over de voedselvoorziening en de aanvoer hiervan naar de stad. Ook over uitbreidingen van de Amsterdamse haven werden uitspraken gedaan. Het AUP was een vooruitstrevend plan. De uitgangspunten van het AUP kwamen overeen met die van de Congrès Internationaux d’Architecture Moderne (CIAM). Cornelis van Eesteren was destijds voorzitter van de CIAM en was ook verantwoordelijk voor het AUP. Hij volgde een opleiding aan de Academie van Beeldende kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam en staat bekend als de grondlegger van de ‘functionele stad’. Van Eesteren: ‘Dienovereenkomstig moet elk deel der stad, de woonwijk zoowel als het werkgebied en het ontspanningsgebied zoowel als het verkeerssysteem goed functioneren en gezond zijn indien het geheel – de stad – leven en bloeien wil.’ (1) ‘Licht, lucht en ruimte’ was de hoofdtoon van het uitbreidingsplan. Dit leidde tot grote groenstructuren die tot in de stad reikten. Deze groenstructuren liggen er grotendeels nog en worden door de Amsterdamse bevolking hoog gewaardeerd. Van Eesteren wilde zich afzetten tegen de oude stad. Dit is ook duidelijk op de stadsplattegrond te zien (zie afbeelding). Van massieve gesloten bouwblokken naar strokenbouw met daartussen veel ‘licht, lucht en ruimte’ (2).
Uitgangspunten ontwerp In het ontwerp is een aantal uitgangspunten gebruikt. De structurerende elementen waren de plaatsing van functies met daartussen groen -, water- en verkeersstructuren. Al deze elementen zijn hiërarchisch opgebouwd en strikt gescheiden zoals dat wordt verwacht binnen de ‘functionele stad’. De hoofdroutes door de wijk zijn de stadslanen met een asymmetrisch ontwerp. Hier is veel ruimte gereserveerd voor de auto, maar de voetganger was het belangrijkst. Hiervoor werden brede boulevards aangelegd (3).
Ontwerp Nagele 16
Uitbreidingsplan Linker Maasoever
Pendrecht, Rotterdam Uitbreidingsplan Linker Maasoever Het uitbreidingsplan Linker Maasoever is in 1946 opgesteld voor toenmalige directeur dienst stadsontwikkeling ir. C. Van Traa. Het plan voor Rotterdam Zuid is gebaseerd op de studie van ‘de stad der toekomst, de toekomst der stad’ van de studiegroep Bos. Dit was een naar over de sociaal-culturele en stedenbouwkundige delen van de groeiende stadsgemeenschap. Het was een pleidooi voor de wijkgedachte: het laten samenvallen van het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid maar ook van de individuele ontwikkeling. De woonwijk werd hier gezien als het verbindende element tussen de gehele samenleving en de individuele woning. Het uitbreidingsplan moest de druk op de woningnood afnemen. Ook binnen dit plan is er veel tijd besteed aan de huisvesting en de doelgroepen die in de buurten en woningen moesten gaan wonen. (1) In het plan werd gepleit voor een aanleg van een groengordel ten zuiden van de vooroorlogse stadsrand, het Zuiderpark. Hiermee werd de oude stad afgescheiden van de nieuwe stad. Wijken zoals Pendrecht werden op zichzelf staande elementen in het groen. Het Zuidplein zou het centrale punt van het zuidelijk stadsdeel worden. Een randweg en havenspoorlijn werd de beëindiging van de nieuwe stad. Pendrecht vloeide voort uit het ontwerp van het Uitbreidingsplan Linker Maasoever. Dit werd ontworpen door Charlotte Stam-Beeze. Charlotte Ida Anna Stam Beeze was geboren in Reisicht (Rusland) en deed haar opleiding aan Bauhaus in Dessau (Duitsland). Ze trouwde met Nederlandse architect Martin Stam waarna ze verhuisden naar Nederland. Na de oorlog zijn ze verhuisd naar Rotterdam en werkte ze bij gemeentelijke Dienst Stadsontwikkeling. Daar heeft ze vijf Rotterdamse wijken ontworpen, waaronder Pendrecht. Ze ging ervan uit dat groen van iedereen moet zijn. (2)
Uitgangspunten ontwerp De wijkgedachte neemt een bijzondere plek in in het ontwerp van Pendrecht. Dit uit zich in de centrale core met de centrumfuncties met daaraan grenzend een groene kern met maatschappelijke functies die leidt naar het Zuiderpark. Om Pendrecht heen is sprake van een duidelijke rand met daarin recreatieve functies. De wijk is duidelijk opgebouwd uit wooneenheden met daartussen gebruikstuinen. Deze gebruikstuinen waren een belangrijk element voor de wijk, dit mochten geen kijktuinen worden zoals in de oude stad. (3)
Ontwerp Pendracht 17
Ontwerp Noordoostpolder
18
Noordoostpolder Nieuwe polders De Noordoostpolder is 48.000 hectare nieuw land, drooggemalen uit de Zuiderzee. Het was de tweede drooggemalen polder en was klaar in 1942. Toen het gebied droog was kwam er een enorm stuk land vrij om in te delen. Dit werd gedaan volgens ‘de centrale plaatsen’ theorie van de Duitse Geograaf W. Christaller (zie afbeelding). Tijdens WOII zijn de ontwerpers doorgegaan met het verkavelen van het gebied, omdat de Duitsers dit land graag onder hun bewind wilden hebben. Aan het plan hebben veel ontwerpers meegewerkt. Ze hebben lang de tijd gehad om tot een uiteindelijk verkaveling- en spreidingsplan te komen. Het verkavelingpatroon is ontworpen aan de hand van vier basisprincipes: 1. Modulair systeem (800x300 kavel), randen aparte kavels, wegen liggen 1600 meter uit elkaar, duidelijk assenkruis, water vormt hier de grens van kavels. 2. Anticiperen op ondergrond (bestemming landbouwgrond). 3. Concentrische opbouw van het boeren erf (middelpunt –veld –lijst van bomen). 4. Hiërarchische indeling (kernen: groen, water, weg) dit werd gezien als het ideale zelfvoorzienend spreidingsschema. Emmeloord werd het middelpunt. Iedere kern kreeg een brink, drie kerken, drie scholen, een dorpsbos en een winkel- of voorzieningencentrum. De groenstructuren zijn onder te verdelen in drie schaalniveaus, namelijk die van de polder (zware beplanting), die van het dorp (lichtere beplanting en windsingel met daarin functies) en die van het erf (vaak in de vorm van essen, populieren, eiken of iepen). Voor de boeren erven is een standaard type boerderij ontworpen, de ‘motageschuur’ met daarbij losse woningen. Op heel veel plekken is dit type toegepast. Alle dorpen, op een na, zijn op een traditionele manier ontworpen. De uitzondering is Nagele, dit is een klassieke moderne kern. Dit was voor die tijd een toonaangevend voorbeeld voor de modernistische stedenbouw . Alle dorpen in de Noordoostpolder zijn te herkennen aan een aantal kernmerken (1): 1. Ligging aan de dorpenring 2. Ligging aan het water 3. Bedrijven aan de rand en aan het water 4. Vizier op het landschap 5. Elk dorp een groene mantel 6. De groene polderstraat 7. Drie kerken rond de brink/kern 8. Drie scholen in de buurt
Ontwerp Nagele
Uitganspunten in ontwerp van Nagele Nagele is de enige kern in de Noordoostpolder die volgens de modernistische principes is ontworpen. Het is een collectief ontwerp van ‘de 8’, een groep modernistische ontwerpers die samen veel plannen ontwierpen. Aldo van Eyck speelde een centrale rol in het ontwerp. De stedenbouwkundige opzet van het dorp is op een unieke manier tot stand gekomen. Omdat de polder in principe een wit vel was, hoefden de ontwerpers geen rekening te houden met de bestaande omgeving. De 8 is dan ook ver gegaan in het doorvoeren van de principes van het modernisme, de functionele stad. Dit is te herkennen aan de groene core in het midden van het dorp met maatschappelijke functies. Daaromheen zijn zeven woonhoven gegroepeerd. Deze groepering moest de gelijkwaardigheid tussen de hoven uitstralen. De winkelfuncties zijn gecentreerd bij de entree van het dorp. Het stedenbouwkundige concept en de groenstructuur is volledig verweven met elkaar. Een dichte windsingel scheidt het dorp van de polder. Dit was volgens Van Eyck belangrijk: een ‘ruimte binnen de ruimte’ was het afbakenen van een binnenruimte in de eindeloze buitenruimte. Vanuit de windsingel lopen groene ‘vizieren’ naar de groene core. Deze scheiden de woonhoven van elkaar en zorgen voor een bepaalde mate van beslotenheid. In de hoven zelf zijn groene ruimtes die moesten dienen als de sociale ontmoetingsplek (2). Uitganspunten in ontwerp van Ens Ens is ontworpen vanuit de traditionele ontwerpgedachte. Het dorp is op dezelfde manier opgebouwd net als de andere dorpen in de Noordoostpolder. De stedenbouwkundige opzet bestaat uit een groene brink, die het dorp doorkruist met daaraan dichte wanden. Aan deze brink grenzen aan de koppen en de zijbrinken belangrijke maatschappelijke functies, zoals kerken en scholen. Ook grenzen de winkels aan deze brink. De stedenbouwkundige typologie van het gesloten en halfopen bouwblok wordt gebruikt. Hierdoor ontstaan formele voorkanten en informele achterkanten met achtertuinen. Er is weinig openbaar groen te vinden in de traditionele kern. Bij de entree van het dorp bevindt zich het waterfront. Dit is een belangrijk kenmerk voor de dorpen in de Noordoostpolder. De vorm van Ens volgt sterk de landschappelijke structuren van zijn omgeving. (1)
Ontwerp Ens 19
NU
INTRODUCTIE CASESTUDIES Slotermeer, Amsterdam
Pendrecht, Rotterdam
Uitbreiding: stedelijk Stedenbouw: modern
Uitbreiding: stedelijk Stedenbouw: modern
Start uitvoering: 1951 Belangrijkste stedenbouwkundige: C. van Eesteren
Start uitvoering: 1951 Belangrijkste stedenbouwkundige: Lotte Stam-Beeze
Aantal inwoners: 25745 Oppervlakte: 489 ha Bevolkingsdichtheid: 5.317 inw/km2
Aantal inwoners: 11645 Oppervlakte: 122 ha Bevolkingsdichtheid: 9.471 inw/km2
22
Nagele, Noordoostpolder
Ens, Noordoorspolder
Uitbreiding: dorpskern Stedenbouw: modern
Uitbreiding: dorpskern Stedenbouw: traditioneel
Start uitvoering: 1954 Belangrijkste stedenbouwkundige: A. van Eyck in samenwerken met ‘de 8’
Start uitvoering: 1954 Belangrijkste stedenbouwkundige: Kompter
Aantal inwoners: 1070 Oppervlakte: 90 ha Bevolkingsdichtheid: 1.231 inw/km2
Aantal inwoners: 2070 Oppervlakte: 65 ha Bevolkingsdichtheid: 3.206 inw/km2
23
CASESTUDY: SLOTERMEER - KERN Groene kern
Groene kern Wederopbouw: In de foto van de wederopbouw is te zien dat de stedelijke kern een vrij open gebied is met wat hoogbouw. Er is een marktfunctie en een afvalverwerkingshaven aan de noordzijde. Ruimtelijk: Er zijn veel grote massa’s bijgebouwd. Het gebied is verdicht. Sociaal: Iedereen uit de wijk komt hier voor de noodzakelijke boodschappen. Functioneel: Wat je ziet op de foto van nu is dat de marktfunctie altijd is gebleven. De afvalverwerkingshaven is verdwenen. Er zijn veel winkelfuncties te vinden in de nieuwe massa’s. Stedelijke kern Op de foto van de school uit de wederopbouwperiode is te zien dat de school onderdeel is van de groenstructuur. Er zijn geen barrières tussen de school en de omgeving. De kinderen kunnen veilig oversteken en vrij rondlopen. Ruimtelijk: Op de foto van nu is te zien dat de school een op zichzelf staand element in een groene ruimte is geworden. Overal om de school heen staan barrières in de vorm van hekken en struiken. Deze zijn tegen inbraak geplaatst. Sociaal: Kinderen kunnen zich niet meer vrij in de openbare ruimte bewegen. Dit komt onder andere door de drukte op de weg. Functioneel: De school heeft een eenzijdige functie als school. Voor en na schooltijd is er niets te doen in het gebouw. 24
Stedelijke kern
CASESTUDY: SLOTERMEER - WOONEENHEDEN
Wederopbouw: In het ontwerp voor Slotermeer ging Van Eesteren uit van het het standpunt dat de binnenhoven geen kijkgroen mochten worden. Het moesten juist gebieden worden die gebruikt werden als ontmoetingsplek voor bewoners. Ruimtelijk: Opvallend aan de wooneenheden in Slotermeer is dat veel binnenhoven tussen gestapelde woningen af zijn gesloten. Deze zijn voor niemand toegankelijk. Deze hoven zijn afgesloten door de woningcorporatie in het kader van ‘veiligheid’. De binnenhoven zijn vaak moeilijk te bereiken, omdat er geen directe toegang is vanuit het gebouw naar de binnenhoven. Sociaal: Er is weinig tot geen sociale interactie in de hoven. Er heerst heel sterk een hokjescultuur onder de bewoners. Mensen blijven binnen en willen of durven elkaar vaak niet op te zoeken in de (semi-)openbare ruimte buiten hun bekende kring. Functioneel: Wat ook opvalt is dat de groene binnenhoven weinig tot geen programma bevatten. Dit zorgt ervoor dat er weinig gebruik gemaakt wordt van de binnenhoven waardoor het anonieme ruimtes zijn.
25
CASESTUDY: SLOTERMEER - NETWERK Infrastructuur
Hoofdweg Wederopbouw: Er is te zien dat er weinig auto’s rijden. Wel zijn er heel veel voetgangers in het straatbeeld die gebruik maken van een breed trottoir. Ruimtelijk: Het beeld komt een stuk onrustiger over door de verschillende toegevoegde elementen zoals verlichting, parkeerplekken, verkeersborden, etc. Sociaal: Er is weinig sociale interactie tussen mensen. Ze passeren elkaar alleen in de openbare ruimte, het contact is oppervlakkig. Functioneel: De auto domineert het straatbeeld. Wat ook opmerkelijk is, is dat er deels jonge bomen in het profiel staan en deels volwassen bomen. Water Wederopbouw: Het water in Slotermeer is ontworpen met een functionele reden, namelijk afwatering en vervoer van voedsel en afval. Ruimtelijk: Het profiel van het water is heel breed. Ook lopen er belangrijke routes langs voor langzaam verkeer. Sociaal: Er is oppervlakkig sociaal contact aan het water. Er worden vaak honden uit gelaten. Functioneel: Het water nu heeft alleen afwatering als functie. Het wordt ook weinig op een recreatieve manier gebuikt. Aan de oevers van het water gebeurd weinig, hier en daar is minimale beplanting toegevoegd. 26
Water
CASESTUDY: SLOTERMEER - RAND
Wederopbouw: Tijdens de wederopbouwperiode werd er veel recreatief programma gepland aan de rand. Zoals te zien op de eerste foto werd er veel gebruik gemaakt van het strand. De hele wijk kwam hier samen om te zwemmen tijdens zonnige dagen. Ruimtelijk: Opvallend is dat de wegen in de rand een barrière vormen. Er zijn weinig goede verbindingen voor langzaam verkeer vanuit de wijk naar de functies aande rand. Aan de zuidzijde van Slotermeer ligt de recreatieplas ‘Sloterplas’ en aan de noordzijde ligt het groene gebied de ‘Spieringhorn’. Deze twee gebieden worden verbonden door de randen van Slotermeer. De entrees vanuit de rand naar de wijk zijn vaak heel plots en ingericht voor de auto. Sociaal: Wanneer je de foto van het strand van de Sloterplas bekijkt, zie je dat er veel mensen genieten van de zon en het water. Maar dit is wel een beperkte doelgroep. Dit is ook terug te zien in andere functies aan de rand. Functioneel: Er zijn veel recreatieve functies aan de rand van Slotermeer. Deze hebben geen connectie met elkaar of met de wijk. Ze zijn vaak moeilijk te bereiken vanuit de omliggende buurten.
27
CASESTUDY: PENDRECHT - KERN Groene kern
Groene kern Wederopbouw: In de groene kern in Pendrecht zijn alle maatschappelijke functies Stedelijke kern gepland. Samen vormden ze een groene verbinding tussen de kern en het Zuiderpark. De gebouwen liggen los in de ruimte en zijn onderdeel van de groenstructuur Ruimtelijk: Op de foto van nu is te zien dat de maatschappelijke functies geen fysieke relatie meer hebben met de groenstructuur. Er is weinig van de groene kern over. Sociaal: Het is een sociale ontmoetingsplek voor de mensen in de buurt. De scholen brengen veel interactie met zich mee. Functioneel: Opvallend is dat een aantal van de maatschappelijke functies leeg staan of zijn gesloopt. Stedelijke kern Op de foto is te zien dat er veel groen aanwezig was in de openbare ruimte. Er zijn luxe winkels. Ruimtelijk: Op de foto van nu is te zien dat het groen in de stedelijke kern is verdwenen op een aantal bomen na. Sociaal: Er is te zien dat alle bewonersgroepen hier samen komen. Functioneel: De winkelfuncties zijn veranderd van luxe winkels naar een eenzijdiger en eenvoudiger aanbod. 28
CASESTUDY: PENDRECHT - WOONEENHEDEN
Wederopbouw: Lotte Stam-Beese heeft duidelijk uitspraak gedaan over de hoven, namelijk dat ze absoluut niet uit kijkgroen mochten bestaan, maar uit gebruikstuinen voor bewoners. Ruimtelijk: Opvallend aan de wooneenheden is dat bijna alle gestapelde woningen geen privétuin hebben. Alle hoven zijn openbaar, maar worden wel afgesloten met een hekje en ‘verboden-toegang-voor-onbevoegden-borden’. Vaak zijn de binnenhoven grenzend aan de gestapelde woningen moeilijk te bereiken, omdat de tuinen niet in direct verband staan met de woningen door bijvoorbeeld een entree naar het hof. Opvallend is ook dat de hoven tussen grondgebonden woningen vaak slecht onderhouden zijn of versteend. Er is hier vaak geen duidelijke grens tussen openbaar en privé. Hierdoor ontstaat er een rommelig straatbeeld door verschillende schuttingen en geprivatiseerde stukjes grond. Sociaal: Er is in de binnenhoven weinig tot geen onderling contact. Er heerst een hokjescultuur met vrijwel iedereen in zijn eigen huis. Functioneel: De hoven hebben nu het karakter van kijkgroen. Er is weinig tot geen programma in de hoven. Hier en daar is er een verborgen speeltuintje voor de allerkleinsten. Onder andere dit zorgt ervoor dat de hoven niet of nauwelijks worden gebruikt door de omwonenden.
29
CASESTUDY: PENDRECHT - NETWERK Hoofdweg: Slinge
Hoofdweg Wederopbouw: Op de foto uit de wederopbouwperiode is een brede weg te zien met hier en daar een auto geparkeerd. Ruimtelijk: Een brede groenstrook zorgt voor de continuïteit van de straat. Maar dit groen wordt door niemand gebruikt. Overal staan auto’s geparkeerd. Het is een verkeersonveilige straat. Dit zorgt ervoor dat de weg een barrière vormt in de wijk. Sociaal: Er is oppervlakkig sociaal contact tussen mensen. Ze passeren elkaar alleen maar en maken alleen met bekenden een praatje. Functioneel: In de bebouwing die grenzen aan de infrastructuur zitten veel eenzijdige functies zoals horeca. Water Het water heeft van oorsprong een functionele functie. Zo wordt het water nu nog steeds behandeld. Er gebeurt weinig in, op of langs het water. Ruimtelijk: Aan deze groenblauwe structuur liggen veel achtertuinen. Deze zijn door de tijd heen afgeschermd door bewoners met verschillende (hoge) schuttingen. Hierdoor wordt deze structuur een anonieme ruimte. Sociaal: Opvallend is dat heel veel mensen hun hond hier uitlaten. Functioneel: Langs de waterverbindingen lopen belangrijke routes voor langzaam verkeer. Het water is een belangrijke factor voor de afwatering in het gebied. 30
Water
CASESTUDY: PENDRECHT - RAND
Wederopbouw: Aan de noordzijde van Pendrecht ligt het Zuiderpark. Dit was een belangrijk onderdeel van het oorspronkelijk ontwerp. Pendrecht werd in het ontwerp omringt door een robuuste groene rand met daarin veel recreatieve functies. Ruimtelijk: Rondom Pendrecht ligt nog steeds de brede rand. Pendrecht wordt duidelijk omsloten door belangrijke wegen die een barrière vormen. Er zijn weinig goede verbindingen voor het langzaam verkeer om vanuit de wijk in de rand en omgeving te komen. Door de tijd heen heeft het groen in de rand plaats moeten maken voor nieuwe bebouwing., nieuwe functies zoals een parkeergarage en nieuwe wegen. Hierdoor is de rand smaller geworden. Sociaal: De evenementen en functies in de rand worden vaak door eenzelfde doelgroep gebruikt. Functioneel: In de rand liggen verschillende recreatieve functies. Wat je ziet in het Zuiderpark is dat het park vooral gebruikt wordt voor grote evenementen. De recreatieve functies die in de rand liggen zijn divers, maar er is geen sprake van interactie.
31
CASESTUDY: NAGELE - KERN Groene kern
Groene kern Wederopbouw: Op de foto van de school is te zien dat de school duidelijk onderdeel is van de groenstructuur. Ruimtelijk: De maatschappelijke functies zijn onderdeel gebleven van de groenstructuur. Sociaal: De groene kern is niet meer de sociale ontmoetingsplek van het dorp. Wel trekken de maatschappelijke functies veel mensen aan. Functioneel: Het programma in de maatschappelijke functies is veranderd in de groene kern. Sommige gebouwen kregen een nieuwe functie. Naast de maatschappelijke functies is sprake van weinig programma in het groen. Stedelijke kern Wederopbouw: Een grote strip winkels vormde de entree tot het dorp. Er was ruimte voor veel verschillende winkels. Ruimtelijk: In het groen in de stedelijke kern is weinig veranderd. Het zijn groene grasvlaktes met hier en daar een boom zonder programma. Sociaal: Er is nu weinig sociaal contact, dat beperkt zich voornamelijk tot de supermarkt. Functioneel: Het meest opvallende verschil tussen de wederopbouwperiode en nu is dat bijna alle winkelfuncties zijn verdwenen. Er is alleen nog een supermarkt en een snackbar aanwezig. 32
Stedelijke kern
CASESTUDY: NAGELE - WOONEENHEDEN
Wederopbouw: De groene hoven waren in Nagele bedoeld als ontmoetingsplek voor de bewoners. Ze vormden gelijkertijd een drempel voor de wooneenheden. Om de hoven heen waren de huizen gegroepeerd. Ruimtelijk: Wat opvallend is aan de hoven in Nagele is dat ze allemaal openbaar zijn. Bijna overal grenst de voordeur van de woningen aan de hoven. In verhouding met het de bebouwingstypologieën zijn de hoven groot. Wat ook te zien is, is dat bewoners hun tuinen afzetten met eigen hekken en schuttingen. Dit zorgt voor een rommelig straatbeeld. Sociaal: In de hoven ontmoeten vooral kinderen elkaar. Lang niet zoals de bedoeling was zijn de hoven ook een ontmoetingsplaats voor bewoners. Functioneel: In de meeste hoven zit programma in de vorm van speelplekken voor kinderen. In een aantal gevallen zijn deze functies gedateerd. Een mooi voorbeeld is de jeux de boulesbaan die er momenteel verlaten bij ligt. Ook worden hier de auto’s geparkeerd. Er zijn in Nagele meer auto’s dan gemiddeld. Dat komt doordat er weinig OV-verbindingen zijn en veel mensen ver moeten reizen voor hun werk. Dat houdt in dat ieder huishouden minimaal 2 auto’s heeft.
33
CASESTUDY: NAGELE - NETWERK Hoofdweg: RIng
Hoofdweg Wederopbouw: Op de foto is te zien dat er weinig tot niks is veranderd in de ruimtelijke opzet van de Ring. Het was een redelijk brede weg met daaraan parkeerplekken. Ruimtelijk: Ook valt op dat de bomenstructuur aan de ring is vervangen. Er is in dit geval is dus blijkbaar nagedacht over een (integraal) plan voor het vervangen van de bomenstructuur. Sociaal: Het sociaal contact tussen bewoners is redelijk goed aan de Ring. Wanneer mensen elkaar tegen komen wordt er vaak een praatje gemaakt. Functioneel: Te zien is dat er meer auto’s staan geparkeerd. Het groen heeft plaats moeten maken voor parkeerplekken. Water Wederopbouw: In de waterstructuur is ook weinig veranderd. Het water was dan ook ontworpen met een functionele reden, namelijk afwatering en vervoer. Ruimtelijk: Sociaal: Er is weinig sociaal contact rondom het water. Functioneel: In, op en naast het water gebeurt weinig. De afwatering is nog steeds een belangrijk thema. Maar het vervoer van producten is niet meer belangrijk. Er zijn geen recreatieve functies voor het water. 34
Water
CASESTUDY: NAGELE - RAND
Wederopbouw: De rand is voor het ontwerp een belangrijk element geweest. Het heeft een bijna symbolische functie voor het dorp. De rand maakt het dorp een ruimte in een grotere ruimte. De rand moest ervoor zorgen dat bewoners zich niet verloren voelden in de ruimte om zich heen. Deze functie bestaat nog steeds. Daarnaast heeft de rand de functie als windsingel. Doordat de polders plat en groot zijn is er veel wind. De windsingel breekt de wind. Ruimtelijk: Opvallend is wel dat vanuit het dorp de verbinding met functies in de rand moeilijk te bereiken zijn. Sociaal: De rand is belangrijk voor het (voetbal)verenigingsleven in het dorp. Functioneel: In de rand zijn twee functies gepland: de voetbalclub en de begraafplaats. Beiden zijn van groot belang. De begraafplaats is een prachtige plek waar veel (oudere) bewoners even tot rust komen. Veel bewoners zijn bij de voetbalclub betrokken.
35
CASESTUDY: ENS - KERN Groene kern
Groene kern Wederopbouw: Op de foto’s is te zien dat er door de tijd heen weinig is veranderd. Het is een groene strook met bomen zonder programma. Ruimtelijk: De groene kern is in Ens anders opgebouwd dan in de rest van de wederopbouwwijken. In Ens staan de maatschappelijke functies niet in het groen, maar aan de koppen ervan. Ze vormen geen onderdeel van de groenstructuur. De groene kern is de langwerpige brink in het midden van het dorp. Sociaal: De brink is wel een plek waar sociale interactie plaatsvindt omdat de winkels en maatschappelijke functies hieraan grenzen. Functioneel: In de groene kern zit weinig programma. Stedelijke kern Wederopbouw: De stedenlijke kern bestond uit een strip aaneensluitende winkels, grenzend aan de brink en hoofweg. Ruimtelijk: Er is in Ens geen eenduidige stedelijke kern aan te wijzen. De meeste dorpsfuncties grenzen aan de groene brink. Sociaal: In de stedelijke kern ontmoeten mensen elkaar. Het is nog steeds de sociale ontmoetingsplek in het dorp. Functioneel: Er is veel leegstand in de winkelpanden. De belangrijkste winkel is de supermarkt. Deze plek trekt alle mensen uit het dorp. 36
Stedelijke kern
CASESTUDY: ENS - WOONEENHEDEN
Wederopbouw: In Ens zijn de bebouwingstypologieĂŤn anders dan in de moderne kernen. In de moderne kernen zijn het open bouwblokken met daartussen hoven. In Ens is dat anders. Er zijn namelijk traditionele bouwblokken. De bouwblokken hebben een formele voorgevel en een informele private achterzijde. In dit type bouwblok in Ens zijn er geen binnenhoven te vinden. Ruimtelijk: Er is weinig openbaar groen in het dorp. Het groen dat vanaf de straat is te zien is het groen in het straatprofiel en de voortuinen. Sociaal: Er zijn weinig plekken in het groen waar mensen samen kunnen komen. Functioneel: Het openbaar groen in het straatprofiel is kijkgroen of doet functie als erfafscheiding.
37
CASESTUDY: ENS - NETWERK Hoofdweg: Brink
Hoofdweg Wederopbouw: Het profiel is breed opgezet tijdens de wederopbouw. Ruimtelijk: De groene brink is onderdeel van de hoofdroute door het dorp heen. De baan (N352) snijdt het dorp doormidden. De bomen die er staan zijn volwassen bomen. Binnen een kort tijdsbestek moeten deze bomen een keer vervangen worden. Sociaal: Het contact tussen de mensen is goed. Vaak maken ze een praatje, iedereen in het dorp kent elkaar. Functioneel: Het brede profiel zorgt ervoor dat auto’s vaak te hard rijden. Er staan op veel plekken waarschuwingen en verkeersborden om de snelheid uit de weg te halen. Water Wederopbouw: De waterkop was in het ontwerp een zeer belangrijk element. Het is de entree naar het dorp en aanlegplaats voor transport via water. Ruimtelijk: Het is een brede waterpartij die lager ligt dan de rest van het dorp. Sociaal: Veel mensen laten hier hun hond uit. Vaak maken ze even een praatje. Functioneel: De functie van de waterkop is veranderd. Het is nu een aanlegsteiger voor kleine boten.
38
Water
CASESTUDY: ENS - RAND
Wederopbouw: Rondom Ens ligt een windsingel die de rand vormt van het dorp. Die heeft een bijna symbolische functie voor het dorp, net als bij Nagele. De rand maakt het dorp een ruimte in een grotere ruimte. De rand moest ervoor zorgen dat bewoners zich niet verloren voelden in de ruimte om zich heen. Deze functie heeft de rand nog steeds. Daarnaast heeft de rand de functie van windsingel. Doordat de polders heel plat en groot zijn is er veel wind. De windsingel breekt de wind. Ruimtelijk: In de rand lopen veel wandelpaden. De entrees zijn redelijk goed te bereiken vanuit de buurten. Sociaal: De rand is belangrijk voor het verenigingsleven van Ens. De paden in de rand zijn een sociale ontmoetingsplek voor mensen met honden. Ook wordt er af en toe een bbq gehouden. Functioneel: In de rand liggen twee functies: een voetbalclub en een begraafplaats. In de rand liggen ook wandelpaden.
39
OVERIGE DOCUMENTEN
VERSLAGLEGGING GESPREKKEN Er zijn drie gesprekken gevoerd met professionals die bezig zijn (geweest) met naoorlogse groenstructuren. Alledrie zijn ze bezig in en rondom Slotermeer. De gesprekken zijn ingedeeld in de drie tijden ‘wederopbouw’, ‘nu’ en ‘toekomst’. Hier volgt een samnvatting van de gesprekken in steekwoorden/zinnen. Charlotte Buys, landschapsarchitect gemeente Amsterdam, Woensdag 8 maart 2017, Weesperplein 8 Wederopbouwperiode - De filosofie van ‘Lucht, licht en ruimte’ is op alle schalen terug te vinden in het plan. Maat en schaal van het groen, maar ook in de stedenbouwkundige structuur en zelfs in de woning zelf. - Er is over de functies heel goed nagedacht. Plaatsing van bijvoorbeeld de kerk: midden in het groen met allure, interdisciplinair ontwerp met bijvoorbeeld kunstenaar. - Maatschappij anders, mensen werkte de hele week heel hard en waren zondag vrij. Speelde de kerk weer een belangrijke functie. Mensen gingen in hun mooie kleren naar de kerk. - Kerken en scholen waren een belangrijke ontmoetingsplek in de wijk/buurt, maar dat zijn het nu nog steeds. - Woonde voornamelijk middenstandsbevolking in de wijk. - Onderhoud en beheer werd gedaan door voorname hoveniers die verstand hadden van zaken. Was belangrijk voor de rijkdom van de beplanting. - Zeer goed nagedacht over de verdeling van functies en groen. Afstand en tijd belangrijk voor het inrichten ervan. Ontworpen met radialen, zo is precies uitgedacht hoe het gepositioneerd moest worden. - De functies in het groen zijn heel erg gefragmenteerd per leeftijdsgroep: mag nu veel meer naar een multifunctionele ruimte voor verschillende doelgroepen. - Ze hadden lang de tijd om te ontwerpen, in de oorlog al begonnen. Dus alles is heel erg uitgedacht wat betreft plaatsing van functies en groen, etc..
Nu - Openbare ruimte moet aanleiding geven tot spelen, daar is voor nodig de elementen: water zand, vuur en ... (nog iets). - Er trekken weer veel jonge mensen naar de wijk:relatief goedkope huizen in een stedelijke omgeving (Amsterdam is heel duur), veel jonge kinderen weer in de wijk, wijk gaat weer op een andere manier functioneren. - Kinderen zijn een verbindend element in de wijk, scholen spelen daar een 42
belangrijke rol in. - Nieuw soort vorm van spelen: belevingsspeeltuinen. De ‘ouderwetse’ speeltuinen gaan langzaam allemaal weg. - Middenstandsbevolking is weggetrokken, multiculturele samenleving, wel ‘één kleur’, daar komt nu dus weer verandering in. - Beheer wordt voornamelijk door de gemeente geregeld. Vaak geen echte vakmensen, wat ze erg jammer vind. Dit leidt vaak tot problemen met de beplanting omdat ze niet goed worden onderhouden. Er wordt steeds meer bezuinigd. Eigenlijk moeten echte vakmensen het weer over gaan nemen. - Beheer en onderhoud is een belangrijk thema: Nieuw modern park aangelegd, zeer kwetsbaar qua beplanting, wordt nu wel goed onderhouden > maar de beplanting van wederopbouw was toen ook nieuw en mooi en interessant, dat is het nieuwe park ook nu, dat zal misschien langzaam ook veranderen - Bewoners kunnen stukken openbare ruimte ‘adopteren’: denk aan een prullenbak, perkje, etc... Dit zorgt voor een bepaalde zekerheid dat de openbare ruimte netjes blijft en mensen voelen zich betrokken met de buurt. - Scholen kunnen worden betrokken bij het onderhoud, nu al een project van schooltuinen. Ieder kind op de basisschool krijg een seizoen een eigen moestuin. - Wat haar opviel is dat kerken zichzelf opnieuw aan het uitvinden zijn. Ze ondernemen andere dingen dan eerst. Geloof is begint ook weer een actueel thema te worden onder jongeren (die niet gelovig zijn opgegroeid) > lijkt mij dat het te maken kan hebben met het thema eenzaamheid, bij veel jonge generaties is dit een thema dat speelt, veel depressie: kerk kan helpen - Er zijn heel veel verschillende hoven, ontsluiting is belangrijk hierin. Woningen zijn georiënteerd op de zon: doorzonwoningen. - Er moeten wel op alle schalen functies zijn in het groen voor verschillende doelgroepen: bankje voor de oude mevrouw/meneer, speelplekken voor de kinderen, hangplekken voor de jongeren, hardlooproutes voor de 30’ers/40’ers, etc...
Toekomst - Actief bezig met zelfvoorzienend in bijvoorbeeld voedsel: verbouwen van voedsel in de wijken (lucas community), zijn ze al mee bezig. > interessante ontwerpopgave: hoe goed te implementeren - Moestuinen zijn een interessante manier van samen komen in de wijk, zeker met een multiculturele buurt: het zin in de genen van de mensen, ze willen graag hun eigen groentes verbouwen, hebben die kennis nog! - Duurzaamheid een belangrijk thema voor de gemeente.
- Amsterdam wil intensiveren, kijken waar daar ruimte voor is voor meer woningen in de groenstructuur > interessante ontwerpopgave - Idee van het adopteren van openbare ruimte: zorgt voor zekerheid voor een nette openbare ruimte. - ‘ De openbare ruimte is voor iedereen!’ - Onderhoud moet gedaan worden door echte vakmensen. Transitie binnen de gemeente dat dit nodig is. - We moeten meer toe naar een situatie waar functies multifunctioneel zijn: zorgt er ook voor dat de hoge hekken niet nodig zijn. Vb school is ook een buurthuis, dus ‘s avonds ook in gebruik. > Hoe kan ik ervoor gaan zorgen dat de hekken rondom de functies die in het groen staan verdwijnen?!
c
43
Pieter Boekschooten, landschapsarchitect bij gemeente Amsterdam, Van Eesterenmuseum, 3 maart
Wederopbouwperiode ontwerp - Alles van het plan in Slotermeer vloeit voort uit het AUP. Alle basisstructuren in de wegenstructuur en groenstructuren zijn hieruit af te leiden. - Bijzondere manier van groeien Amsterdam, normaal groeit een stad als een boom, Amsterdam is een vingerstad. - Licht, lucht en ruimte voert in alles door, AUP tot in hoven. - Groenverbindingen waren heel belangrijk: noord-zuid, oost-west - Veel van de bedoelde verbindingen zijn niet helemaal uitgevoerd, vaak wel aanleiding in het landschap, maar niet afgemaakt. - Kerken bijzonder: zijn katholieke (traditionele) kerken. - Veel verschil in ‘opmaak’ van bouwblok: traditioneel vs modern, met geloof te maken (katholiek is traditioneel - Het water is puur functioneel ontworpen, nooit recreatief zoals vaak wordt gedacht: nagedacht over transport van o.a. voedsel uit de ommelanden, veel tuinbouw bedacht in landschap - ‘ Jaren 80: inspraak van bewoners! Erg belangrijk. - ‘Jaren 90: Ecologie wordt hoofdonderwerp. - Nu: bewoners opnieuw veel inspraak, gaat soms wel eens te ver: in hoeverre kan een leek iets vertellen over het vak van iemand anders? - Schip aan Sloterplas - Door de tijd heen veel veranderd. Geld was toen en nu een structurerend thema, veel projecten zijn blijven steken hierop. - Gerbrandypark is hierdoor anders in het ontwerp komen te liggen: te weinig geld voor meer ophoging, polderpeil vs stadspeil, park werd een overgangszone, functies zijn wel blijven liggen op oorspronkelijke plek.
Heden - Er wordt nu meer ‘opgeleukt’ dan structureel iets te veranderen. Dit geeft een rommelig straatbeeld. - Beheer is een zeer belangrijk punt voor het groen in wederopbouwwijken: in nu niet goed, moet wat aangedaan worden. - Mensen vormen het landschap en vinden manieren tussen de regels door om het 44
te kunnen gebruiken. - Individualisatie is een belangrijk thema nu, veel afgesloten hoven, niet ten behoeve van de kwaliteit van de openbare ruimte. - Gerbrandypark is erg goed opgeknapt. Veel inspraak bewoners (niet extreem veel invloed) , maar wordt nu erg goed gebruikt. > functietoevoeging zorgt ervoor dat het weer gebruikt word, belevingsspeeltuin komt weer naar voren
Toekomst - Terug grijpen naar het ontwerp, hieruit valt veel te verklaren en te verdedigen. - Het verhaal achter een ontwerp is heel belangrijk! Zeker als er een beetje humor bij zit, dit zorgt ook voor meer waardering bij mensen. - Stadstuinieren is niet de oplossing voor het voedselprobleem, wel een sociale samenkomst plek. Mensen steken vaak meer tijd en energie in tuinieren dan eruit komt.
Mostafa El Filali, ecoloog, trekker van de Lucas-community in Osdorp, 24 maart 2017, Lucas-community Wederopbouw: - De wijk is ontworpen voor de blanke middenklasse, grote grasvelden met bomen en grote openbaarheid. - Toen ontworpen als sociale ontmoetingsplek. - Moeders konden hun kinderen laten spelen in de binnentuin en vanuit de keuken (samen met de andere moeders) vanuit de keuken de kinderen in de gaten houden. Nu: - Al het gebruiksgroen is kijkgroen geworden, kost veel geld om te onderhouden: ‘Het is alsof je een mooi huis huurt maar er in een tentje naast wonen en er alleen naar mag kijken. ‘ - Er is een grote instroom van allochtone gezinnen, zij hebben weinig te zeggen over de invulling van het groen. - Het groen sluit niet aan bij de behoefte en beleving van de allochtone bevolkingsgroepen! - We zitten nu in een systeem waarin de blanke ouderen het meeste hebben te zeggen over de omgeving, zij zitten in de bewonerscommissie. Ze hebben andere behoeftes (voornamelijk rust) dan bijvoorbeeld de grote allochtonen gezinnen. - Om een project in de binnentuinen tot stand te laten komen moet er een draagvalk van 70% van de bewoners zijn. Het is een langzaam en moeilijk proces om iets tot stand te laten komen omdat veel mensen bang zijn voor verandering. Dit participatieproces moet langzaam opgebouwd worden, dat duurt ongeveer 1,5 tot 2 jaar.
- Lucas-groen: project van de Lucas-community, op vrijwillige basis gaan onderhouden van openbaar groen om verantwoordelijkheidsgevoel van bewoners te stimuleren. Ronde door de wijk: - Veel slecht onderhouden achtertuinen waar je in kan kijken, veel mensen hebben het geld of de tijd er niet voor om het te onderhouden. - Veel van de binnentuinen zijn afgesloten door de woningcorporatie. Niemand mag die tuinen in. - Aan achtertuinen is ook te zien dat er behoefte is aan moestuinen, sommige mensen verbouwen hun eigen groeten in hun achtertuin. - Veel openbaar groen is slecht onderhouden, er komt veel zwerfvuil in terecht. Hier komt veel ongedierte op af en geeft een rommelig straatbeeld. ¬¬
Toekomst: - Project ‘Meer doen met groen!’ - 1. Groen moet een functie hebben: bijvoorbeeld stadslandbouw, bewoners leren de openbare ruimte te onderhouden! - 2. Ontmoeting en recreatie: invulling van het groen aan laten sluiten bij de behoeftes van ALLE bewoners. - 3. Adaptief groen: struiken en planten plaatsen langs de weg die snel CO2 opnemen, duurzame invulling. 45
BRONNENLIJST Maatschappelijke ontwikkelingen en de gevolgen voor de ruimtelijke inrichting (1) http://www.isgeschiedenis.nl/invloedrijke-mannen/willem-vadertje-drees-premier-van-dewederopbouw/
(2) https://cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/publications/typologie-van-de-vroeg-naoorlogsewoonwijken.pdf (3) https://www.archined.nl/2008/04/de-functionele-stad (4)Kam F. van, (2015) Land van Beloften
(5) http://www.studiegids.science.ru.nl/2006/arts/course/6897/
(6) (http://www.canonsociaalwerk.eu/nl_wmo/details_verwant.php?cps=0&verwant=364) ( 7) Beekers, W., Woude, R. van de (2008), Niet bij steen alleen (8) Meeuwisse, M. (2015), Psygologie van de stad
(9) https://www.geschiedenisvanzuidholland.nl/verhalen/de-wederopbouw-architectuur-en-stedenbouw (10) http://www.architectuur.org/stroming_functionalisme.php
(11) http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Leeuwarden/445058/445058_1. html
Reactie op de voor-oorlogse stad, groen wordt structurend element (1) http://imagebase.ubvu.vu.nl/cdm/ref/collection/krt/id/2684
(2) https://issuu.com/movement1537/docs/de_pijp_2018_toelichting (3) http://www.entoen.nu/crisisjaren/po
(4) https://archief.amsterdam/stukken/plannen/uitbreidingsplan_berlage/schat_format.nl.html
Nederlandse bouwstromen tijdens de wederopbouwperiode: traditionalisme en modernisme (1) Baudet, T., Visser, M. (2012), Revolutionair verval
(2) http://dnanoordoostpolder.nl/dna-emmeloord/het-stads-dna/delftse-school-en-het-nieuwe-bouwen/ (3) http://www.emmeloord.info/nagele-dorp
(4) https://cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/publications/11_westelijke_tuinsteden_amsterdam.pdf (5) Van Eesterenmuseum, http://kunstgeschiedenis.jouwweb.nl/architectuur/20-eeuw
Slotermeer
(1) Van Eesterenmuseum, vaste expositie
(2) Blom. A, (2013) Atlas van de wederopbouwperiode, Nederland 1940-1965, Rotterdam: NAi uitgevers (3) http://vaneesterenmuseum.nl/nl/de-tuinsteden/slotermeer-2/
46
Pendrecht
(1) https://ouderenhuisvesting.hetnieuweinstituut.nl/de-wijk/de-stad-der-toekomst-de-toekomst-derstad-1946-bos (2) http://www.mario-bosch.nl/pendrecht-lottestambeese.htm
(3) Zweerik, K. (2005) Van Pendrecht tot Ommoord, Bussum: De auteurs en uitgeverij THOTH
Noordoostpolder
(1) Beurmanjer, T. (2010) De Noordoostpolder-dorpen, DNA van een dorp alss bouwsteen voor de toekomst (2) Nagelemuseum, vaste expositie
Algemeen gebruikte bronnen
• Hoop, A. de, Aalderen, R. van, Haitjema, K. en Khandekar, S. (2009) Naoorlogse stadswijken tussen stad en land, Amsterdam: Blauwdruk • Blom. A, (2013) Atlas van de wederopbouwperiode, Nederland 1940-1965, Rotterdam: NAi uitgevers
• Steenhuis, M., Hooimeijer, F. (2009) Maakbaar landschap, Nederlandse landschapsarchitectuur 19451970, Rotterdam: NAi uitgevers
47