Afgiftekantoor Koririjk X
Dit tijdschrift staat onder de bijzondere bescher ming van Onze—Lieve-Vrouw—van—GoedeRaad. Het wil een ketting van naastenliefde smeden onder zijn lezers. Het is onder andere de bedoeling dat ervaringen en resultaten op het gebied van de Hildegard-geneeskunde aan mekaar worden mede gedeeld. Het wil eveneens een bescheiden bij drage leveren aan de herevangelisatie van ons vo1lc. INHOUD - Voorwoord P• - Over de liefde tussen man en vrouw P• - Begin van het boek SCIVIAS P• - Hilde gard en haar Nederlandse vrienden P • - Begin van boek LIBER VITAE MERITORUM P• - Het wonder van de Hildegard-geneeskundep. (Over de vier wereld-elementen) - Uit het boek der bomen (de hazelaar) P • - Uit het boek der planten (de alsem) P • - Uit he t boek der dieren (de kip) P• - Uit het boek der reptielen - voorw. P • - Uit het boek der metalen (het goud) P • - Begin van het boek LIBER DIVIN.0PERUM P •
1 2 4 7 12 18 22 23 24 25 26 27
Eerste jaargang, eerste nummer, januari 1991 Dit tijdschrift verschijnt driemaandelijks. IMPRIMATUR: Brugge 8/1/91, Herman Vandecasteele (vicaris generaal) Gewoon abonnement Buitenlands abonnement Steunabonnement
300 BF 400 BF 500 BF
Te storten op p.r.:000-1619346-28 van verantwoordelijke uitgeefster: Mevrouw Helena Aerts Marie Curielaan 5, B - 8500
KORTRIJK
1
De eerste plicht van een onbekend schrijver is interessant te zijn. Vervelend zijn mogen al leen reeds beroemde schrijvers. Emile Berr Beste Hildegard-vrienden, Eindelijk is het dan zo ver. Hier ziet u voor u het eerste echte Hildegard-tijdschrift voor de Nederlandssprekenden. Waarom een specifiek blad helemaal gewijd aan deze middeleeuwse heilige? Zijn haar geschrif ten dan zo belangrijk? Het antwoord hierop is gewoonweg ja! Hilde^gard leefde in de twaalfde eeuw, een tijd die al minstens zo woelig was als de onze. Normaal gesproken zou zij nochtans van al die problemen weinig gewaar geworden zijn, daar zij van jongsaf aan in een klooster opgroeide. God had haar echter met een speciale opdracht belast. Van in haar kindertijd schouwde zij hemelse visioenen en in haar drieënveertigste levensjaar kreeg zij de opdracht, die neer te schrijven. Zo ontstonden buitengewoon belang rijke werken, waarin God uitlegt wét de opdracht is van de mens en hoe Hij alles geschapen heeft ten dienste van de mens. Hildegard werd zo tot raadgeefster van alle groten van haar tijd, van Kerk en wereld. Van heinde en verre zocht men haar hulp. Ook vandaag kunnen wij haar raadgevingen nog goed gebruiken, onder andere, omdat God haar ook een heel geneeskundig systeem openbaarde, dat dan nog speciaal voor onze tijd bedoeld is. Maar ook haar geestelijke aanwijzingen vormen een houvast voor de ontspoorde mensheid van de twintigste eeu w . Hildegard schreef theologische, psychologische en geneeskundige werken. Al haar inspiratie stamde uit visioenen. Verder schreef zij ook nog muziek, zij maakte gedichten en liederen, en kreeg een onbekende taal en letters gedicteerd. Haar werken vormen een onuitputtelijke bron. Helena
2
OVER DE LIEFDE TUSSEN MAN EN VROUW Hildegard ziet in haar weidse visioenen de mens vanuit een drievoudige invalshoek: hij is een schepsel God (opus Dei), dat zich in intermense lijke betrekkingen verwezenlijkt (opus alterum per alterum) met een opdracht tot de wereld (opus cum creatura). In die intermenselijke verhouding speelt de liefde tussen man en vrouw een grote rol. De volgende tekst uit het twaalfde hoofdstuk van de "geneeskunde" (Causae et Curae) toont de onbe vangen theologische waardering van de verhouding tussen beiden, hun "tot-mekaar" en "met-mekaar". De geslachtelijke gemeenschap van man en vrouw wordt als "hemels" geprezen: "Als één partner de ander aanziet, kijkt hij in de hemel!" "Toen God Adam schiep had Adam een grote liefde in zijn slaap, die God over hem zond. En God gaf de liefde van de man gestalte en zo is de vrouw de liefde van de man. Als nu de vrouw ge vormd was, gaf God de man die scheppingskracht waarmee hij uit zijn liefde, die de vrouw is, kinderen verwekken kan. Als Eva echter Adam aanzag, keek zij hem zo aan, als keek zij recht in de hemel en als richtte zij haar ziel omhoog, die heimweeheeft naar de hemel, want haar hoop was toch op de man gevestigd. En daarom zal het een enige liefde zijn, en slechts zó zal het zijn in de liefde tussen man en vrouw en niet anders! de man is in De liefde van zijn hartsde brand vag^» het vuur tocht , als brandende van een nauwe1ij ks berg, dat men is; in te dam van de de liefde Rm M entegen vrouw daarde vlam gelijkt op
3
van een houtstapel, die men gemakkelijk weer kan uitdoven. Haar liefde tegenover de man is als de harmonische warmte van de zonnegloed, die vruchtbrengend werkt in vergelijking met de reusachtig 贸pschietende vlam van de brandende bossen. Daarom kan de vrouw op een aangenamere manier haar vrucht uitdragen. Deze geweldige liefdegloed echter, die in Adam opkwam, als Eva uit hem getrokken werd, en de zoetheid van de slaap waarin hij toen gevallen was, is door zijn misstap in een zoetheid van tegengestelde natuur veranderd. Nochtans voelt ook nu nog de man die sterke zoete drang in zich, en zoals het hert naar de frisse bron verlangt, zo snelt ook heden nog de man naar de vrouw. De vrouw echter verhoudt zich tegenover de man meer als een korendorsvloer, die door krachtige slagen geschokt wordt en die, zoals de graantjes in haar stukgeslagen worden, zich daarbij flink verhit. Hildegard (Uit "Bronnen van het geestelijk leven" De middeleeuwen, van Greshake/Weismayer)
Tekeningen van Ton Smits
4
Begin van het boek SCIVIAS (Ken
de wegen des Heren)
Aan dit eerste en grootste mystieke werk van Hildegard arbeidde zij gedurende tien jaar. Zij ontving deze visioenen en openbaringen ten tijde van Hendrik aartsbisschop van Mainz, van de Roomse koning Koenraad en van Kuno, abt op de berg van de heilige Disibod, onder het pontificaat van paus Eugenius III. De SCIVIAS bestaat uit drie boeken: - Eerste boek: over de val van de mens en de gevolgen daarvan - Tweede boek: over de leer der sacramenten - Derde boek : over het bovennatuurlijk leven der Kerk, met als slot, de uiteindelijke voltooiing na de Antichrist en de scheiding in hemel en hel. Over het eerste visioen: Ik zag een grote ijzerkleurige berg; daarop zat een man in zulk een lichtglans, dat deze mijn ogen als verblindde. Uit zijn beide zijden strekte zich een lichte schaduw uit als een vleugel van ver足 wonderlijke breedte en lengte. En voor hem, aan de voet van die berg, stond een gestalte vol van ogen. Ik kon er geen menselijke gestalte in ontdekken, vanwege de menigte der ogen. Voor deze gedaante stond een andere, jong als een kind, in een dof bleek gewaad en met witte schoenen aan. Op zijn hoofd daalde vanaf diegene die 旦p de berg zat, zulk een glans, dat ik zijn gelaat niet kon aan足 schouwen. Van de gestalte op de berg gingen vele levende vonken uit, die d'e genoemde gedaante liefelijk omvlogen. In de berg zelf zag men een groot aantal venster足 tjes, waarin hoofden van mensen verschenen, bleke en witte. En zie, die op de berg zat, riep met een zeer luide alles doordringende stem:
5
6
"O, mens, broos maaksel uit het stof der aarde, as van as, en stof van stof, roep en spreek, over het begin der onbevlekte verlossing. Laten zij onderricht worden, die het merg der Schriften kennen en het niet willen verkondigen en prediken. Zij zijn te lauw en te laf om Gods gerechtigheid te bewaren. Ontsluit voor hen het slot der mysteri谷n die zij bang verbergen in een geheime akker, die geen vrucht draagt. Breid u derhalve uit tot een stroom van overvloed en vloei uit in mystieke wijsheid, opdat zij door uw overstromende uitstorting geschokt worden, zij die u voor verachtelijk houden, omdat Eva eens zondigde. (nota: omdat zij een vrouw was dus) De verhevenheid dezer diepten hebt gij immers niet van een mens ontvangen, maar van de hoge, angstwekkende Rechter hierboven, waar de helder足 heid van het licht alle lichten verre overtreft. Sta dus op, roep en spreek, wat u door de aller足 sterkste kracht der Goddelijke hulp geopenbaard wordt. Hij die al Zijn schepselen met macht en welwillendheid bevelen geeft, overstraalt met de helderheid van Zijn bovennatuurlijk licht allen, die Hem vrezen en Hem met zacht liefde in een geest van nederigheid dienen. - Zo ontvangt Hildegard.de opdracht om te spreken en te schrijven, om als profetes op te treden, vooral ten opzichte van de priesters, die na足 latig waren geworden. (wordt vervolgd) De grote berg duidt op de standvastigheid van het Rijk Gods. Aan de voet van de berg staat de vreze des Heren, vol van ogen om God nooit te vergeten, en de arme van geest wordt door Goddelijke klaarheid overgoten.
7
HILDEGARD EN HAAR NEDERLANDSE VRIENDEN
rijkste figuren Eén der belangwogen twaalfde uit de veelbetwijfel de heilige eeuw is zonder Bingen. Hildegard van de het levenslicht Zij aanschouwBochelheim in het op het slot Kreuznach in middenNahe-dal, nabij Zij was de laatste Duitsland. ren waarmee God het der tien kindehuwelijk van slotvoogd Hildebert en zijn vrouw Mechtild zegende, Op haar achtste / //vo jaar werd de opvoeding van Hilde-K ^ gard toevertrouwd o r*> Til f n 7 r\ n Sponheim, een bloedaan Jutta TVon Ais van de kluis, verwante en ab kerk der Benedikdie tegen de tijnerabdij Disibodenberg aangebouwd was. Haar ouders hadden reeds vroeg de speciale begenadi ging van hun jongste kind opgemerkt en ook be schouwden zij haar als een speciale gave, en daarom stonden zij deze dochter als "tiende" aan de Heer af. Met de loop der jaren groeide de roep van heilig heid, die Hildegard genoot, zodat zij als vanzelf, na de dood van meesteres Jutta, tot abdis gekozen werd. De abdij was intussen aangegroeid tot een groot en invloedrijk klooster, dat in bloei niet onderdeed voor de monnikengemeenschap. Gehoor ge vend aan haar gezond verstand en door een open baring gesterkt, besloot de nieuwe magistra haar communiteit naar de Rupertsberg in Bingen over te brengen, een plaats die haar door God zelf aange wezen werd. Dit nieuwe klooster kwam weldra even eens tot grote bloei, zodat later tot nog een nieuwe stichting, in Eibingen bij Rudesheim over gegaan werd. Hildegard was een godgewijde maagd die in haar kloosterleven de regel van de heilige Benediktus volgde. r~\
f
8
Zij was dus voor alles geroepen tot een beschou wend leven, waarop zij zich dan ook gedurende de eerste helft van haar leven, in de verborgen heid van haar kluis, met ijver heeft toegelegd. De visioenen echter, waarmee zij vanaf haar prille jeugd begiftigd werd en die zij sedert 1141 op Goddelijk bevel optekende, maakten haar weldra tot ver buiten de grenzen van het Duitse Rijk be kend. Steeds breidde de stroom der bezoekers, die de heilige zieneres over hun moeilijkheden kwamen raadplegen of om haar voorbede vragen, zich uit; steeds omvangrijker werd ook de brief wisseling der abdis. Nog meer nam haar invloed toe, als na 1150 het Goddelijk bevel haar ook oplegde verre reizen te ondernemen, teneinde de verslapte tucht in kapittels en kloosters te herstellen. Zij moest ook de verwereldlijkte prelaten onder bedreiging van Gods wraak aanmanen ernstige maatregelen te treffen tegen de steeds verder voortwoekerende ketterij. De uiterste punten van haar reizen naderden zeer dicht de tegenwoordige grenzen van België en Ne derland. Het is met zekerheid bekend dat Hildegard onder haar bezoekers ook personen telde uit de Nederlanden afkomstig, en dat zij met landge noten in briefwisseling stond. Deze Nederlandse vrienden der abdis van Bingen vormden twee groepen, een Utrechtse en een Bra bantse. Tot de eerste behoorden bisschop God fried en zijn kanunniken Hendrik en Boudewijn, bij wie zich nog de abdis van Oudwijk aansloot. De Brabantse groep werd in hoofdzaak gevormd door bisschop Rudolf, de Norbertijnerabt Filip van Park, de monnik en latere abt van Gembloers, Wibert (die trouwens later haar sekretaris werd) en diens vrienden, en tenslotte de cisterciënsers van Villers in Brabant. Zeer waarschijnlijk stond zij ook in verbinding met de abdij van Averbode.
9
De voornaamste van Hildegards correspondenten te Utrecht was bisschop Godfried van Rhenen. Twee brieven van Hildegard aan deze prelaat zijn bewaard gebleven. Godfried had raad ge vraagd over de aan te nemen houding in de moei lijke tijden van het schisma. Keizer Barbarossa had namelijk een tegenpaus aangesteld, en beide partijen bekampten elkaar hevig. Hildegard maan de de bisschop in versluierde bewoordingen aan, alle scheiding die droefheid en dood voor de ziel meebrengt, te vermijden. In zijn tweede brief vroeg bisschop Godfried haar voorspraak om van God vergeving voor zijn zonden te bekomen. Hildegard spoorde hem aan tot ver trouwen in Christus, die gekomen is om de mensen vergiffenis voor hun zonden te brengen. Zij maande de kerkvoogd aan zijn volk het voorbeeld der deugd te geven, opdat zijn onderricht niet zonder vrucht zou blijven. Ook Hendrik, één van Godfrieds kanunniken, stond met de beroemde abdis in verbinding. Hij zette haar in een keurig opstel, doorweven met schriftuurteksten zijn problemen uiteen; dat hij zich bezwaard voelde door zijn zonden. Hij vroeg haar hem de ware natuur van zijn moeilijkheden aan te geven en eveneens verlangde hij te weten of hij tot het getal der uitverkorenen behoorde. Hildegard was in haar antwoord zeer voorzichtig. Zij bracht meester Hendrik de bekende leer der twee wegen in herinnering. "Dat hij als een goed soldaat moedig de stijd aanbinde met al wat hem nog aan het aardse hecht, en God zal met hem zijn. Een andere korrespondent van Hildegard, onder de Utrechtse kanunniken, was proost Boudewijn van Sint-Marie. Deze zoon van graaf Dirk VI van Hol land was zeer vroom en van ongerepte zeden. Zijn hoge geboorte echter wikkelde hem in allerhande wereldse beslomeringen. Geen wonder dat hij zich tot de heilige wendde die in Utrecht zo wel bekend was, om voorlichting in de tweestrijd, die het
10
M l h /itu iu
-fEibinKCii „ \
v >”“-•>f o ■ o;-»^s i M t tz / „
\
I \-y
Sv&*
' \
\
?
!i
f) / '
o M-'jv«U
1
5 | >*'./„ o / ' 'v
}■*!>-.
/ O
J .V r W a lb u r,0
"S> i .1
L_/'"w .Sp'y- 4
Kf«aftel
VVünbort c5° 'V ’
1O
O
•■‘S traaisburif
'
^
'
g,
so V
M v /rW » , 0 / 1 ' £ - ^ ‘ * 0 /
O .SV C to i^ rn
Q
^
/'Z w iefaJua
v
N a a r de oudste m an u scrip ten en de V ita, G ebied w aarin H ild eg ard acl 'c ^ was m et re‘zen’ briefw isseling en preken
Z l l r v a u x '^ ^
4 Eibingen (Rüdesheirn a d Rijn) St H ild eg an lab d ij üt abdij op de Ruperisberg is des tijds door de /.weden verwoest
11
gevolg was van het dubbele leven dat hij leidde. De schrijver zou graag Hildegard persoonlijk be zocht hebben. Hij verklaarde verder geen aardse winst te zoeken. Ook hij werd door Hildegard tot oprechte boetvaardigheid aangespoord. Hildegard onderhield eveneens vriendschappelijke betrekkingen met haar ordesgenoten, namelijk met de abdis van Oudwijk, Sofia. Deze abdis schreef aan Hildegard om haar voorlichting te vragen in een zeer moeilijke aangelegenheid. Sedert enige tijd voelde zij een grote neiging, haar waardig heid neer te leggen en zich in een kluis terug te trekken. Maar was die gedachte wel van God? Hildegard spoorde haar echter aan haar post niet te verlaten. God had haar daar geplaatst en dus moest zij alle gedachten aan een kluizenaars leven als verleiding van de duivel van zich af zetten.
Als middelpunt van een studie betreffende de Luikse vriendengroep kunnen wij gemakkelijk Wibert van Gembloers terugvinden. De levensbe schrijving van Wibert kan samengesteld worden aan de hand van drie bewaarde handschriften in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel. Zijn levensloop is als volgt samen te vatten: Hij werd geboren in 1124 te Gembloers in Brabant en nog op jeugdige leeftijd ontving hij in zijn vaderstad het habijt van Sint-Benediktus, waar schijnlijk als oblaat. Onrust echter als gevolg van de geschillen met de burgers van Gembloers en een brand, die in 1156 het klooster groten deels verwoestte en de monniken dwong zich ten dele te verspreiden, deden langzamerhand de tucht verslappen. Slechts enkelen, waaronder Wibert, leidden zo goed en zo kwaad als het ging een strer en geregeld leven temidden der bouwvallen. Rumoerige elementen spanden ondertussen samen teg« abt Odo en het gelukte hen hem te doen afzetten ei vervangen door abt Jan, van wie zij meer gewillig heid verwachten. Zij zagen zich echter ten dele bedrogen. (wordt voortgezet)
12
Begin van het Boek VITA MERITORUM (Over het verdienstelijke leven) "Toen ik zestig jaar was, zag ik een sterk en wonderbaar visioen, waaraan ik vijf jaar gewerkt heb. Opnieuw vernam ik een stem uit de hemel, die tot mij sprak en mij beleerde." Ik zag een man van zulk een lengte, dat hij reik te van de hoogste hemelwolken tot de diepste af grond. Van zijn schouders af naar boven gerekend stond hij boven de wolken in de helderste luchten, en van zijn schouders af tot zijn heupen onder die wolken in een andere witte wolk, en van zijn heu pen tot zijn knieen in de aardse lucht en van zijn knieen tot zijn kuiten in de aarde en van zijn kui ten tot zijn voetzolen in het water van de afgrond, zodat hij ook boven de afgrond s^tond. En hij had zich naar het oosten gewend, zodat hij het oosten en het zuiden aanzag. Zijn gelaat schitterde van zulk een glans, dat ik het niet helemaal zien kon. Bij zijn mond was ook een witte wolk, die op een bazuin geleek en die vol was met klanken, die snel uitgestoten werden. Wanneer genoemde man blies, liet hij die geluiden horen, waarvan één vergezeld ging van een vurige wdk, een ander van een donkere, een derde van een lichte wolk, zodat dezelfde geluiden dezelfde wolken deden zien. De bazuinstoot, die vergezeld was van een vurige wolk, bleef voor het gelaat van de man zweven; de andere twee daalden met hun wolk tot zijn borst af en breidden daar hun lucht uit, maar het geluid, dat voor zijn gezicht was gebleven met zijn wolk, breidde zich uit van het oosten naar het zuiden. In gezegde vurige wolk was een levende, vurige menigte, allen verbonden door één wil en één leven. Voor hen was een hou ten bord opgesteld, van alle kanten vol veren en
13
het vloog met Gods geboden, die het omhoog hief. Gods wijsheid had er enige geheimen op geschreven; de menigte beschouwde het vol aandacht. Terwijl zij die tekst lazen, gaf de kracht Gods hen, dat zij als een sterke bazuin eenstemmige muziek maak足 ten van allerlei instrumenten. De windstoot, vergezeld van genoemde donkere wolk, strekte zich uit van het zuiden naar het westen, zodat de lengte en de breedte van die wolk als een straat was, die het menselijk verstand, wegens zijn ruimte niet kan bevatten. In die wolk nu was een zeer grote menigte gelukzaligen, die allen de geest des levens hadden en die niemand tellen kon. En hun stemmen waren als het geluid van vele wateren en zij zeiden: "Wij hebben woningen uitge足 z坦cht door de bazuinblazer. Wanneer zullen wij ze ontvangen? Want als wij ze zouden bezitten zouden wij ons meer verheugen dan nu." Bovengenoemde menigte, die zich in gezegde vurige wolk bevond, antwoordde op de wijze van psalmzingenden en zei: "Als de Godheid zijn bazuin strekt zal zij bliksems en donder en gloeiend vuur over de aarde uitzenden, ook als zij het vuur, dat binnen in de zon is beroert, zodat de gehele aarde zal bewogen worden. Dit zal geschieden, wanneer God zijn grote tekenen zal willen tonen. Dan zal Hij met die bazuin roepen tot alle stam足 men der aarde, tot de volkeren van allerlei talen en tot allen, die op die bazuin geschreven staan. Dan zult gij uw woningen ontvangen." De windstoot, waarboven genoemde lichtewolk was, verbreidde zich met die lichtwolk van het oosten naar het noorden. Maar dichte duisternis, zeer diep en verschrikkelijk kwam van het westen en breidde zich tot die lichtwolk uit, maar kon door die wolk van licht niet verder gaan. In die lichtwolk nu verschenen zon en maan. De zon was een leeuw en de maan een steenbok.
14
15
Dezelfde zon scheen boven de hemel en in de hemel en op de aarde en onder de aarde en zo ging zij op bij haar verschijnen en keerde zij terug bij haar ondergang. Als de zon voortschreed, ging de leeuw met haar en in haar terug en brulde sterk van vreug de. De maan, waarin zich de steenbok bevond, volgde geleidelijk de zon in haar voortgaan en te足 rugkeren, samen met de steenbok. En dezelfde wind stoot deed zich horen en zei: "De Vrouw zal een Kind baren en de steenbok zal strijden tegen het noorden." In gezegde duisternis bevond zich een ontelbare menigte verloren zielen, die afgeweken waren van de zangers in het zuiden, daar zij hun gezelschap niet verlangden. Hun aanvoerder heette "verleider en diens werken volgden zij na. Door Christus ver slagen vermocht hij verder niets meer. De zielen nu klaagden en jammerden, zeggende: "Ach, ach, welk een ramp en verschrikking, dat hij het Leven ontvlucht is en dat hij in ons de dood tegemoet gaat." Toen zag ik een wolk, die van het noorden kwam en diezelfde duisternis naderde. Zij was ontdaan van alle vreugde en van alle geluk, want noch de zon bereikte haar, noch vertoonde deze zich haar. Maar zij was vol boze geesten, die in haar heen en weer liepen en de mensen hinderlagen zochten te leggen; maar voor genoemde Man schaamden zij zich. Ik hoorde de oude slang bij zichzelf zeggen: "Ik zal mijn sterkste krachten tegen de vesting aanwenden en tegen mijn vijanden strijden, zoveel ik maar vermag." Hij spuwde nu uit zijn bek het schuim van vele onreinheden met alle ondeugden, tegen de mensen uit en hij blies de scherpste spot en sprak: "Ha, hen, die zich om verlichte werken "zonnen" noemen, zal ik tot slechte, nachtelijke en verschrikkelijke duisternis maken." En hij blies een zeer dichte nevel uit, die de gehele aarde als een zwarte rook bedekte. Daaruit weer足 klonk een groot gebrul, en hij zei: "Geen mens zal een andere god aanbidden dan die hij ziet en kent. Waarom vereert een mens wat hij niet kent?' (wordt vervolgd)
16
Woorden, van de liefde tot de wereld Het eerste beeld had de gedaante van een man, zwart als een Ethiopiër en ongekleed. Hij om vatte met armen en be nen een boom onder de takken, waarop aller lei soorten bloemen groeiden. En met zijn handen plukte hij de bloemen voor zichzelf af en hij zei: "Alle landen der we reld met hun sierlijke bloemen zijn van mij. Waarom zou ik uitdro gen, waar ik alle bloesems hebben kan? Waarom als een oude man leven, terwijl ik in de bloei der jeugd ben? Waarom als een blinde zijn, terwijl ik het schone kan zien? Als ik dAt zou doen, zou het schande zijn. Zolang ik de schoonheid van deze wereld genieten kan, doe ik dat heel graag. Een ander leven ken ik niet; wel hoor ik daarover aller hande gebazel." Toen hij dit gezegd had, verdorde die boom plotseling tot aan de wortel en hij viel in de duisternis er^het visioen verdween daarmee.
17
Antwoord, van de hemelse liefde: Uit bovenvermelde donkere wolk hoorde ik een stem, die aan het beeld antwoordde: "Gij zijt een grote dwaas, dat gij in gloeiende as verlangt te leven en niet dit leven be geert, dat in jeugdige schoon heid nooit zal verdorren en in de ouderdom nooit zal bezwijken Het ontbreekt u aan alle licht en gij zijt in de zwartste duisternis en wentelt u als een worm naar de wil der men sen. Gij zult als het ware maar één ogenblik leven en dan verdorren als gras en zo in het meer des verderfs vallen en daar zult gij met al uw omhelzingen uw einde vinden, en die noemt gij met beslistheid "bloemen". Ik ben de zuil der hemelse eendracht en ik verwacht alle vreugden des levens. Ik versmaad het leven niet, maar ik veracht al het scha delijke, zoals ik ook uzelf veracht. Ik ben immers de spiegel aller deugden, waarin iedere gelovige zich zelf duidelijk kan zien. Gij echter loopt op een donkere weg en uw handen bewerken zonde."
HET WONDER VAN DE HILDEGARD-GENEESKUNDE
VIII
Voor de nieuwe lezers wil ik even vermelden dat de zeven vorige afleveringen, verschenen zijn in het "Emmerick-blaadje" van de Heer Jef Leysen, uit Mechelen, tel.: 015/55.03.00, die we bij deze gelegenheid nogmaals hartelijk bedanken voor zijn gastvrijheid en zijn hulp, bij de lancering van dit nieuwe tijdschrift! Over de vier wereld-elementen In de tijd van Goethe (Duitsland 1742-1832) beschouwcb men waarschijnlijk de natuur nog als de grote wereld, en de mens als de kleine wereld. Volgens de oeroude mensheids leer kan men in het menselijk lichaam, in die kleine ruimte alle in richtingen en gebeurtenissen van het ganse uni versum terugvinden. Sedert er een Europees we tenschappelijk denken bestaat, gold het tot Paracelsus, in kringen van geleerden, als een uitge maakte zaak, dat in de opbouw van de mens, de microkosmos, dezelfde principes gelden als in het bouwplan van de natuur, de macrokosmos. De mens was geen dier onder de dieren, zoals vele geleerden het heden beweren,
maar hij was alle
dieren, planten, sterren, rivieren, zeeën, jaar getijden, kortom alle gezamelijke verschijnselen van de grote wereld in één. Tegenwoordig naderen wij dit standpunt weer, in zoverre wij het doorlópen van de mens en van de ganse 'wereld, van dezelfde natuurkundige wetten, terug erkennen. Nadat wij de natuur en de mens op dusdanige wijze in haar kleinste bestanddelen opgelost hebben, ontbreekt alleen "de geestelijke band" en de blik op de grotere samenhang. Als wij Hildegard ernstig nemen, dat betekent de inhoud van al haar boeken als deelhebben aan het Goddelijk oerweten en uitvloeisel uit de Bron van zuivere kennis aanzien, dan moeten wij vast—
19
stellen, dat van de menselijke oerwijsheid en haar leer van de macrokosmos, en zijn menselijk evenbeeld de microkosmos, iets waar moet zijn. Toen ik (Dr.Hertzka) tegen het einde van mijn medicijnenstudie de eerste maal gekonfronteerd werd met Hildegardische gedachtengangen, had ik uitsluitend de natuurwetenschappelijk-medische vorming van een modern arts gehad. Merkwaardiger wijze vond ik daardoor Hildegard helemaal niet weerlegd of achterhaald. Veeleer werden mij bij het lezen en studeren van de Hildegard-geneeskunde belangrijke inzichten over grotere samenhangen van de geneeskunde duidelijk, die mijn schoolse kennis mij niet meegedeeld had. Ook Goethe stelde daarbij reeds het volgende vast: "Wie al het levende wil herkennen en beschrijven, probeert eerst de geest eruit te drijven; dan heeft hij de delen in zijn hand, maar ontbreekt, helaas, de geestelijke band!" Bij Hildegard wordt het onwaarschijnlijke waar, dat men losse delen èn geestelijke band ineen schone harmonie samen vindt. Van een geneeskunde uit de oergronden van het Goddelijk weten, ver wachten wij ook niets anders. Dat de Hildegardgeschriften daarbij uitdrukkingswijzen en vakuitdrukkingen van haar tijd gebruiken, en God zijn Hildegard niet van atoomkernen, elektronen, gravitatiewetten en golflengtes sprak, wie kan daarover verwonderd zijn? Dit alles steekt er nochtans in, zij het ook onder andere benamingen. Tot dit oerweten behoort de leer van de vier grote alomvattende onderdelen, waaruit de wereld zich opbouwt. Als de Romeinen dit weten van de Grieken overnamen, noemden zij het de "elementen". Bij Hildegard staan de volgende klare zinnen: "De elementen der wereld werden door God gemaakt, en al het doen en laten van de mens gebeurt in samenhang met hen.
20
Zij heten vuur, lucht, water en aarde. Deze vier elementen zijn zo in elkaar vervlochten en in af hankelijkheid gebracht, dat geen enkel van de an dere scheidbaar is. Zij houden zich wederzijds zo vast samen, dat men van een firmament spreekt. (Causae et Curae) Het element "vuur" cipe is geen vuur kachel brandt, maar lijker vuur van soort. Op de dragen, ziet het anders uit: hier wezen van het zenuwsysteem waartoe volgens merkwaardigerbeendermerg beAls Hildegard schrij ft dat het levendige mens vertegen eerst dan een gedacht voud van de uitingen die gardische vuurgevat worden.
als kosmisch prinzoals het in een een veel werkeeen hogere mens overge er helemaal ligt het vuur in het (de hersenen), Hildegard wijze ook het hoort . nu verder de vijf zinnen vuur in de woordigen, krijgen wij over het veelmenselijke in het Hildebegrip samen
tuigen komen De vijf zinvijf planeten: overeen met de Jupiter, Mars, Sa turnu s , Venus. In kosmiMercurius en "maan en sterren" sche taal betekenen de ogen. Weer op andere plaatsen wordt de kijkkracht met het principe van het oosten vergeleken. De dingen liggen dus uitermate gecompliceerd. Hoe vanzelfsprekend klinkt het, wanneer er op een bepaalde plaats geschreven staat, dat de vergeeste-
21
lijkte mens, de ogen om te zien, de oren om te horen, de mond om te spreken, de handen om te handelen en de benen om te wandelen heeft. Dat is alles wat een gezond mens nodig heeft; ja, wat een mens zelfs eerst laat gezond zijn. Wie zou daarin opnieuw het principe "vuur" en de vijf zintuigen herkennen, wanneer hij er niet nadrukkelijk op gewezen wordt? Als wij het over een vurige toespraak hebben, steekt daar dan het begrip "vuur" niet in? Volgend Hildegard is het horen, handelen en wandelen van de vergeestelijkte mens, ook een functie van het vuur, en daarmee eigenlijk élk van de belangrijkste levensultdrukkingen van de mens. Verwondert het ons dan nog, als Hilde gard op een andere plaats het besturen door de Heilige Geest, met deze vijf beschreven wer kingen van het vuur stuk voor stuk vergelijkt? Als dan verder de uitleg voor het zegel "vuur" in de gestalte van de vijf deugden gebeurt, dan vermoeden wij, hoe dwars door alle Hildegard-boeken, hetzelfde weten gaat, nu eens in de gestalte van de geneeskunde, dan weer in de theologie, dan weer in de psychotherapie. Als het waar is dat elke ziekelijke storing in de mens uiteindelijk door wanorde in de kosmische struktuur van de mens veroorzaakt wordt, en een "genezing" die daarmee geen rekening houdt, de storing slechts verschuift naar een ander gebied, dan zal de geneeskunde, die zoals bij Hildegard, met kosmische principes rekening houdt, zich tenslotte als beter gefundeerd bewijzen. Eerst door Hildegard weten wij, wat met Goddelijke wijsheid bedoeld is. Wat in haar Medicijnenboek aan (kosmisch) detailweten geleerd wordt, blijft in de ganse wetenschapsgeschiedenis ongehoord. Wie Hildegard kent, houdt dit niet meer voor een overdrijving. Slechts bij Hildegard vinden wij het Goddelijk beeld van de mens terug.
22
Vervolg uit HET BOEK DER BOMEN Hoofdstuk 3-11: van de hazelaar
h a z e ln o o t
De hazelaar is meer koud dan warm en hij deugt weinig voor de genees足 kunde. Hij betekent de uitgelaten-] heid. - Neem echter zij"n knoppen, dit wil zeggen, waar later de bloesems zullen ontspringen, en droog deze in de zon, en maal ze tot poeder, en waar kliergezwellen de mensen hinderen, strooi dit poeder daarop, en hij zal genezen. - Een man, wiens zaad van dunvloeiende aard is, zodat hij geen..kinderen kan verwekken, zal deze hazelbotten nemen, een derde deel ervan muurpeper, en zoveel als ket vierde deel muurpeper winde, en ook nog eert-beet j e gewone peper.. Dit koke hij samen met de lever van een jonge, maar reeds geslachtsrijpe bok, nadat ook nog een beetje versgeslacht,, vet varkensvlees toe足 gevoegd wordt. Dan zal hij, nadat die kruiden verwijderd werden, dit vlees eten en daarbij brood kauwen, dat in het water gedoopt wordt, waarin dit vlees gekookt werd. Als hij dit vaak doet zal hij kinderen bekomen, als het gerechte raadsbesluit Gods dit niet ver足 hindert. (!) - De vrucht echter, namelijk de hazelnoot, schaadt de gezonde niet erg, maar ze is hem ook niet nuttig. Maar de zieke schaadt zij wel, omdat zij de borst kortademig maakt. Nota : Het tweede recept lijkt ons erg ingewikkeld. Maar het is zo dat wij verschillende van de ingewikkelde Hildegard-geneesmiddelen in de Hildegard-apotheken kunnen kopen. Het aangehaalde probleem is tenslotte ook zeer ernstig. Daarom zullen getroffenen extra moeite doen om hierin (Gods) hulp te verkrijgen. Ook worden soms voor specifieke problemen op andere plaatsen nog andere hulpmiddelen opgegeven.
23
Uit HET BOEK DER PLANTEN Hoofdstuk 109: van de alsem De alsem is zeer warm en zeer krachtig en de belangrijkste meester tegen alle uitputtingstoestanden! - Giet van zijn sap in war me wijn, en als de mens hoofd pijn heeft, bevochtig dan het hoofd,, tot aan de oren, de ogen en de nek. Doe dit 's avonds voor het slapengaan, en bedek het hoofd met een wollen muts tot 's morgens. Dit verdrijft de hoofdpijn. - En giet van zijn sap ook IP in olijfolie, zodat de olie het sap met // twee delen over足 treft, en warm dit in een glazen bokaaltje in de zon, eri bewaar dit een jaar lang. En als de mens in of rond de borst pijn heeft, zodat hij daarvan hoest, dan zalve hij de borst daarmee in, en dit geneest hem inwendig en uitwendig. - Met dit buitengewone kruid kan men ook een zalf maken tegen jicht en reuma. Ze is te verkrijgen in de Hildegard-apotheek. - Als het alsemkruid vers is, maal het en bewaar zijn sap. Ofwel kan men ook de verse bladeren rechtstreeks in de wijn inkoken. Zoniet moet men eerst de wijn met honig koken, zodanig dat het sap de smaak van de wijn en van de honig overtreft, en het sap nadien bij de honigwijn voegen. DRINK DIT NUCHTER VAN MEI TOT OKTOBER ELKE DERDE DAG EEN LIKEURGLAASJE. Deze gemakkelijk zelf te bereiden gezondheidsdrank heeft een buitengewone en veelvoudige werking: Hij onderdrukt de melancholie, maakt de ogen klaar, sterkt het hart, laat niet toe dat de longen ziek worden, hij verwarmt de maag en zorgt voor een goede vertering. HIJ IS HET BESTE MIDDEL TEGEN ADERVER足 KALKING EN VOORTIJDIGE 0UDERD0MSVERSCHIJNSELEN !
24
Vervolg uit HET BOEK DER DIEREN Hoofdstuk 6~14: van de kip De haan en de hen hebben beide een koude en droge natuur en zij vliegen niet hoog, omdat zij voornamelijk iets van de lucht van de land dieren hebben, - Hun vlees is voor gezonde mensen goed en maakt hen niet vet; de zieken verkwikt het een weinig. Een zwaar zieke zal echter geen kippevlees eten, omdat het in de maag slijm verwekt en de maag ziek maakt. De hen is als ziekenkost beter dan de haan, omdat haar vlees zachter is. Een gezonde kan van beide eten. - De veren van de kippen deugen niet als vulling voor het hoofdkussen, omdat zij jicht in de mens verwekken. De rest van de kip deugt eveneens niet voor geneesmiddelen. * De eieren van gevogelte zijn eerder van een koude natuur en zijn schadelijk om te eten, maar de eieren van tamme kippen kunnen gegeten worden, zij het met mate. - Wil een zieke eieren eten, dan menge hij water en wijn en late dit in een pot opkoken. Hierin koke hij de eieren, terwijl de schalen weggeworpen worden. Zo gegeten en toebereid zullen de eieren hem niet schaden. - Een mens die buikloop heeft, die slage eier足 dooiers in een schoteltje, voege daar komijnkruid en wat peper bij, en giete dit opnieuw j_n de eier足 schaal; bak dit, na eerst een stukje oud wit brood gegeten te hebben. Al wat deze zieke eten mag, moet warm en week zijn, zoals zacht kippevlees. Maar geen haring en zalm, geen runds- of varkens足 vlees, geen kaas, rauwe en grove groente, prei, rogge- of gerstebrood. Hij ete niets dat met vet gebakken is, maar wel gestoofde appelen en peren, en hij drinke wijn!
25
Uit HET BOEK DER REPTIELEN Voorwoord God heeft in het begin elk schepsel goed geschapen. Maar nadat de duivel de mensen door de slang bedro gen had, zodat zij uit het paradijs verdreven wer den, hebben bepaalde schepselen, omdat zij Gods wil betrachtten, zich tot straf der mensen, in iets slechts veranderd. Daarom ook zijn de kiemen van wrede en giftige wormen ontstaan voor straf, omdat zij moesten aanduiden dat deze straffen hels zijn en omdat zij de mensen vrees voor de hel zouden aanjagen. Met Goddelijke toestemming kunnen zij eventueel de mens doden, terwijl zij nochtans voor de val van de mens niets doodbrengends, maar een aangenaam sap in zich hadden. Als echter de aarde bij het vergieten van Abels bloed bedorven werd, ontbrandde er onmiddellijk een nieuw vuur in de hel, omdat de mensenmoord gestraft werd en even snel borrelde er uit de hel, door Gods wil een zekere nevel, die zich over de aarde uitbreidde en haar met een slecht sap over goot, zodat zekere gevaarlijke en giftige en doodbrengende wormen uit de aarde ontsproten. Dit ge beurde opdat het vlees van de mens zou bestraft worden want hij had een ander mens gedood.
En als nadien door een Goddelijke straf de mens in de zondvloed vernietigd werd, dan verdronken ook deze wormen, die niet in het water leven konden. Toen echter hun kadavers door de overstro ming over de ganse aarde verstrooid werden,: ont stonden, na het ophouden van de zondvloed,- uit die vuilnis, andere wormen van dezelfde soort, en.zo werden zij over de ganse aarde ’verspreid. Sommige wormen doden met hun gift mensen en dieren, andere alleen mensen. Deze wormen gelijken de duivelse kunsten. Sommige.hebben zwakkere giften, die de mens ziekten en gevaren brengen en soms de dood, maar de andere levende wezens doden zij niet.
26
Uit HET BOEK DER METALEN Voorwoord Als bij het begin Gods Geest over de wateren zweefde en als het water de wereld overstroomde, en als de geesten zonder de vloed van de overstroming bleven, bracht God hen vanuit Zijn adem tot stromen, en zo doorgoten deze wateren de aarde en vestigden zich, opdat de aarde niet in stukken zou vallen. En waar de vurige kracht de aarde doordrong, veran足 derde het vuur deze wateren in goudsubstantie. Waar echter de zuiverheid van de overstroming de aarde doordrong, daar veranderde de reinheid de aarde in zilversubstantie. Maar waar de door de winden bewogen watervloed de aarde doordrong, daar veranderde de vloed zich in de substantie van staal en ijzer, samen met de aarde, die zij doorgoot, en daarom zijn ook staal en ijzer sterker dan de andere substanties, omdat de door de winden bewogen watervloed sterker is dan de rust van de luchtadem. En zoals de .Geest des Heren de wateren eerst tot overstroming bracht, zo wekte hij ook de mensen tot leven en gaf de kruiden en de bomen en de stenen hun "groenkracht". Hoofdstuk 9-1: van het goud
//
Het goud is warm een heeft een natuur als de zon en is als het ware van de lucht. - Een mens die aan jicht lijdt, die neme' goud, en koke het zo dat er niets verloren ga. .. *
Deze recepten zijn zeer moeilijk en zeer duur en men vindt die geneesmiddelen allicht in de Hildegard-apotheek.
27
Begin van het Boek LIBER DIVINORUM OPERUM (Uit het Boek der Goddelijke Werken) Bovennatuurlijk ontstaan van het boek en tegenstribbelen van de schrijfster
"In het zesde jaar gebeurde het. Vijf jaar lang had ik mij afgemat met wonderbare en echte visi oenen. Een ware schouwing van het onvergankelijke Licht had mij, uiterst onwetend mens, de verschei denheid van de veelvoudige levensvormen uitgelegd, (in de Fysica en de Causae et Curae) En dit was het begin van het eerste jaar van de huidige visioenen. Ik was toen 65 jaar oud. Daar kreeg ik een visioen van een dergelijke geheimzinnigheid en gewicht, dat ik in mijn ganse wezen begon te beven. En ingevolge de zwakte van mijn lichaam, werd ik vanaf dat ogenblik ziek. Dit visioen duurde zeven jaar. Het neerschrijven ervan is mij slechts met veel moeite gelukt. Ik, armzalige, onbeholpen vormgeefster, door vele ziekten vermaald, legde sidderend de hand aan het schrijven. Als getuigen dienden mij de monnik Volmar en een zeker meisje. Bij al deze opgaven werd het innerlijke van mijn lichaam als in een oven gekookt, zoals God er ook velen beproefd heeft, die Hij bevel gaf Zijn Woord te verkondigen. Daarvoor zij Hem lof gebracht. Telkens ik mij aan het schrijven zette, schouwde ik o/ahoog naar het Ware, Levendige Licht, om te weten wat ik schrijver moest. Want alles, \at ik sedert het begin van mijr visioenen geschreven heb of wat ik later te weten kwam, dank ik de hemelse geheimen. Daarbij was ik lichamelijk geheel wakker en bij volle bewustzijn. Met de innerlijke ogen heb ik het geschouwd en met de innerlijke oren heb ik het gehoord. Ik heb niets voortgebracht wat van menselijke zinswaarneming stamt, maar alleen dèt wat ik in de hemelse visioenen geschouwd heb.
28
Eerste visioen: DE MENSENZOON, HET OERBEEID VAN DE GANSE SCHEPPING
En ik, opgenomen door de Goddelijke geheimen zag, omringd door zuidelijke luchtstromingen, een won derschoon beeld, dat de gedaante van een mens aan genomen had. Zijn aangezicht had zo'n schoonheid en schittering dat ik gemakkelijker recht in de zon had kunnen kijken dan in dit gezicht... Een brede gouden band omringde zijn hoofd. In deze ring verscheen boven het hoofd een tweede gezicht, dat er uitzag als dat van een oudere man. Diens kin en baard rustten op de schedel van het eerste hoofd. Vanaf de nek staken aan weerskanten vleugels uit. De vleugels strekten zich tot boven de gouden band uiten raakten e1kaar daar. Bovenop de rechtervleugel verscheen de kop van een adelaar. Zijn ogen waren als vuur dat gloeide gelijk de glans van engelen in een spiegel. Bovenop de linkervleugel bevond zich een mensenhoofd dat lichtte gelijk de flonkering van sterren. Beide gezichten waren naar het oos ten gekeerd.“ Vanaf de schouders van deze gedaante reikte een vleugel tot aan de knieen. Zij was ge huld ih een gewaad dat schitterde als de zon. In haar handen droeg zij een Lam, dat glansde gelijk helder daglicht. Onder haar voeten hielde de ge stalte een monster in bedwang, gruwelijk om aan te zien, giftig en zwart, en ook een slang. Deze slang hield het rechteroor van het mohster in zijn beet. Zijn lichaam omknelde de kop van het monster. Hij sprak als volgt: "Ik de hoogste en vurige kracht, heb de vonken des levens ontstoken. Niets dodelijks gaat van mij uit. Ik bestuur de gehele werkelijkheid. Ik het vurige leven van Goddelijke aanwezigheid, leg alle schoonheid van het bestaande in mijn gloed. Ik doorstraal de wateren, ik brand in de zon, de maan en de sterren. Zo ben ik als vurige kracht tegenwoordig in al. wat bestaat. Alles brandt door mij , zoals ook de adem van een mens voortdurend in beweging is, gelijk een vlam die flakkert in het vuur." (wordt vervolgd)