HKIJ 1(1976) -16 (1980)

Page 1

Historische Kring

'hJ~

-'-nsselstem„..:.fe2 „,^ \4:^a7C^ V\>W0^ /U..X-I- i O - ^

^ ^UU^U-

^^>is S ; f : ± f e : » ^ ^

l

^^J:/-"^ '^t^^ ^^*^ ""H^^ f^^

7^

.crv. ^w^ ^u^XL iSL,;-K», ,it!c;)^;^ ^ ^ ^ •

/ '


Deze pagina is gereserveerd voor

Bouw- en Aannemingsmaatschappij

R.I.Z. B.V. te Lopil<

die mede de uitgave van dit blad mogelijk heeft gemaakt.


nr

1. oktober

1976

UITGAVE STICHTING HISTORISCHE KRING IJSSELSTEIN BESTUUR; Voorzitter

: L.Murk,

Secretaris

: W.J.A.van

Penningmeester:

^

REDACTIE

IJsselstraat

24

Wijk, Kloosterstraat 1 1

« G.C.A.Pompe-Scholman, K r o n e n b u r g p l a n t s o e n 22 B a n k : AMRO-bank I J s s e l stein, rek.nr.218400217 gironr.bank 2900

: F.A.G.T.Mesman-Rei]n13 es Drs. M.H.H. \

W.J. van

Doesburg

Impelen

A.Kemme LAY-OUT

: G.Otter R.Pasman

\

R E D A C T I E - A D R E S ; F.A.G.T.Mesman-Reijnt3 es Paulus P o t t e r l a a n 23 t e l , 1872


ER WAREN EENS... door

L. Murk W . J . A . van Wijk G. C. A.Pompe-Scholman

enige inwoners van IJsselstein, die zich voor de historie van hun woonplaats. Zij hielden zich bezig met het verzamelen en reproduceren van foto's en krantenartikelen van Oud-IJsselstein en met onderzoekingen naar de geschiedenis van oude historische panden. Vanwege de stroom van aangeboden materiaal werd in mei 1975 de groep uitgebreid tot 12 personen. In november realiseerde de groep zich dat zijn werk alleen dan zinvol zou zijn, wanneer de resultaten ervan naar buiten zouden worden uitgedragen. Een en ander leidde ertoe, dat op 7 november 1975 de "Stichting Historische Kring IJsselstein" werd opgericht. En inderdaad bleek buiten genoemde groep een grote belangstelling te bestaan voor de resultaten van dit speurderswerk. Binnen 5 maanden werden 200 donateurs geregistreerd. Velen hebben al deelgenomen aan georganiseerde excursies, zoals naar Oudewater, Wijk bij Duurstede, de twee grote IJsselsteinse kerken, het stadhuis tijdens de restauratie en het Rijksarchief te Utrecht. De excursie naar de boerderij, waar men nog kaas maakt met de hand, moest i.v.m. de grote belangstelling over drie ochtenden verdeeld worden. Ook de dia-avonden trokken volle zalen. De Stichting heeft reeds diverse waardevolle documenten en voorwerpen ontvangen van schenkers die ervan verzekerd wil den zijn, dat hun bezittingen voor het nageslacht behouden zouden blijven. In de praktijk kunnen we de kring splitsen in leden en donateurs. De leden hebben werkgroepen gevormd, ieder met zijn eigen onderzoekingsterrein.De donateurs ontvangen uit nodigingen voor lezingen met films en dia's, kunnen deelnemen aan excursies, en krijgen informatie over de activiteiten van het Kring-bestuur en werkgroepen.

2


De Kring stelt zich ten doel belangstelling te wekken voor de geschiedenis in het algemeen en voor de geschiedenis van IJsselstein e.n de Lopikerwaard in het bijzonder Zij wil dit doen door o.a. - het bevorderen van het bewaren van historische monumenten en voorwerpen, - het oprichten van werk- en studiegroepen, - het organiseren van dia-avonden en excursies, - het publiceren van gegevens en beschouwingen door middel van een periodiek. Aan de realisering van dit laatste punt is de Kring door de presentatie van dit 'tijdschrift' zojuist begonnen.

|. _u

i 'Ăˆ

HET VIGNET, door Ton Bruinink

Stichting

Historische Kring IJsselstein

Toen de Historische Kring IJsselstein in 1975 zodanige vormen ging aannemen, dat er correspondentie noodzakelijk bleek, was men het er unaniem over eens, dat deze correspondentie ook een eigen herkenningsteken behoorde te hebben Door het woord historie komt men al snel in een gericht gebied, mede omdat de stichting zich ten doel stelt belangstelling te wekken voor de geschiedenis in het algemeen en voor die van de Lopikerwaard en IJsselstein inhet bijzonder. De blijvende herkenningspunten, zoals kerk, (stads)huizen, molen, al dan niet in een bepaalde bouwstijl opgetrokken.


geven een voorstelling van hoe het vroeger geweest is. Deze herkenningspunten worden ook vaak vereenzelvigd met een bepaalde stad of dorp. En daar deze punten zeer veel met het wel en wee van de mens te maken hadden, heb ik geprobeerd enkele van deze karakteristieke punten, gecombineerd met dag en nacht verschijnsel, te bundelen.

EITEREN IN IJSSELSTEIN door R. J. Ooyevaar

I. INLEIDING. In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan Achterveld is een onderzoek ingesteld naar de historische gegevens over Eiteren, welke archeologisch gezien van belang kunnen zijn. Dit onderzoek richt zich dan ook vooral op de volgende drie vragen: a. Hoe oud is Eiteren? b. Waar heeft Eiteren gelegen? c. Wat heeft er in Eiteren gestaan? Het antwoord op deze vragen kan bij het lezen van de bodemsporen in een archeologisch onderzoek van veel belang zi jn. II. HOE OUD IS EITEREN? De oudste vermeldingen van Eiteren komen voor in enkele oorkonden, die hierna achtereenvolgens worden genoemd. Eiteren wordt voor zover bekend voor het eerst genoemd in

4


III. WAAR HEEFT EITEREN GELEGEN? Eiteren omvatte grotendeels de huidige polders tussen Achtersloot en Noord-IJsseldijk, waaronder het stadsgebied van IJsselstein en de Rijpickerwaard. Binnen dit gebied heeft de karolingische villa en later kerkdorp Eiteren gelegen. Voor de ligging van het kerkdorp Eiteren is gezocht op verschillende oude kaarten. De enige kaart, die ik heb kunnen vinden, waarop Eiteren redelijk aangegeven is, was getekend door Jacob van Deventer omstreeks 1550 (fig. 1 ) . Bij vergelijking van deze kaart met de huidige situatie (fig. 2) blijkt dat de ligging van de Eiterse Steeg ongewijzigd is en dat het tracĂŠ van de weg, genaamd Eiteren, vanaf de IJsselpoort, ongeveer hetzelfde verloop heeft. Op basis van deze gegevens is aangenomen, dat het gearceerde perceel in fig. 2 de oorspronkelijke plaats van het kerkdorp Eiteren is geweest. Het betreffende perceel ligt duidelijk hoger dan zijn omgeving. Een onderzoek ter plaatse heeft een aantal oppervlakte vondsten opgeleverd, die voornamelijk uit de 13e en 14e eeuw dateren, met uitzondering van de hiervoor reeds beschreven randscherf uit de

5


a\

EITEREN

Hü^re.

West

fig. 1

KAART VAN JACOB VAN DEVENTER, omstreeks 1550


9e eeuw. Verder is er een benen dobbelsteentje gevonden van 5mm groot, dat mogelijk ook karolingisch (9e eeuw) is, maar waarschijnlijk later. Bovendien is er een pijp-aarden Mariabeeldje gevonden, dat van omstreeks 1470 dateert. Door de vondsten op dit terrein wordt duidelijk aangetoond dat op deze plaats het kerkdorp Eiteren gelegen heeft. Dit wordt ook bevestigd door een proefopgraving in het najaar van 1972, waarover in een later nummer meer zal volgen. Om na te gaan of de bewoning van Eiteren zich ook buiten het gearceerde perceel uitstrekte, zijn de aangrenzende terreinen aan de zuidoost- en zuidwestzijde door middel van grondboringen onderzocht in december 1973 en februari 1974. Bij deze grondboringen zijn geen sporen van bewoning aangetroffen. Ook de weg, die in fig. 1 schuin naar de kerk van Eiteren loopt, is niet terug gevonden. Vermoedelijk is deze met het omploegen van het land totaal verdwenen . IV. WAT HEEFT ER IN EITEREN GESTAAN? Welke gebouwen in Eiteren gestaan hebben, is niet zo goed bekend. Hierbij moet direct onderscheid gemaakt worden tussen het eigenlijke kerkdorp Eiteren op het gearceerde perceel van fig. 2 en de rest van het gebied, waaronder ook de stad IJsselstein valt. In ieder geval is het zeker dat de kerk van Eiteren in het dorp zelf gestaan heeft. Van de overige hierna te noemen gebouwen is het min of meer onzeker op welke plaats deze precies gestaan hebben. 1. De kerk van Eiteren. In Eiteren stond oorspronkelijk de parochiekerk. Het stichtingsjaar van deze kerk is niet bekend, maar in het jaar 1200 wordt hij als reeds lang bestaande kerk genoemd. Hij was gewijd aan Onze Lieve Vrouwe Hemelvaart. Van het kerspel (parochie) Eiteren dat begrensd werd door de kerspelen Jutphaas, Vreeswijk, Lopik, Benschop en Heeswijk, is in 1217 een deel afgesplitst. Dit deel van Eiteren, waaronder de landen van de Rijpickerwaard, vormde sa-


men met een deel van het kerspel Vreeswxjk xn genoemd jaar het nxeuwe kerspel van het Gexn. In het jaar 1293 xs door Agenes, de weduwe van Rxdder Werenbold Vlamxnck, xn de kerk van Exteren een vxcarie gestxcht, waarvan de vxcarxs werd aangesteld door het kapxttel van St. Marxe te Utrecht. De parochxekerk is echter verplaatst van Eiteren naar IJsselstexn. De bouw van de nieuwe kerk in IJsselstexn xs xn

Situatie omstreeks 1967

1307 begonnen. In 1310 xs hxj ingewijd door Joannes Scopxa wijbisschop van de Utrechtse bxsschop Guy van Avesnes, en toegewxjd aan de H. Nicolaas. Hiermede xs het kerspel Eiteren veranderd xn het kerspel IJsselstein. De kerk van

8


Eiteren bleef echter bestaan als kapel, waarin de dienst verricht werd door de Vicaris van de O.L.Vrouwe vicarie tot 1579, het jaar waarin de kapel door de protestanten is verwoest. 2. De kapel van Eiteren. Volgens een legende is in de veertiende eeuw schuin tegenover het melaatsenhuis op een akkerland, grenzende aan een middeldijkje achter een boomgaard van de St.Nicolaaskerk te IJsselstein, het beeldje van O.L.Vrouwe van Eiteren gevonden. De slootgravers, die het vonden brachten het beeldje naar de pastoor van IJsselstein, die het in de kerk plaatste. Het beeldje verdween echter twee of drie keer en werd telkens op de vindplaats weer aangetroffen. De pastoor overlegde daarop met de geestelijke overheid in Utrecht, die antwoordde dat ter plaatse een kapel voor O.L.Vrouwe moest worden opgericht om het beeldje daarin te plaatsen om het te vereren. Dit is gebeurd en terstond trok het beeldje veel belangstelling. Er zijn nog meer legenden over het beeldje, maar deze zijn voor dit onderzoek minder van belang. Het beeldje, dat dateert uit de tweede helft van de 12e eeuw, is in ieder geval gevonden na 1310, het jaar waarin de kerk van IJsselstein ingewijd is. De vondst heeft echter voor het jaar 1399 plaats gevonden, omdat in genoemd jaar de oprichting van een broederschap in de kerk van IJsselstein ter ere van Maria van Eiteren door de Paus bevestigd wordt. De vondst heeft dus in ieder geval tussen 1310 en 1399 plaats gevonden. In de voorafgaande legende is er sprake van dat in Eiteren een nieuwe kapel gebouwd is. Het is echter bijna zeker dat het beeldje in de toen nog bestaande parochiekerk of in een gedeeltelijke verbouwing daarvan geplaatst is geweest totdat deze in 1579 werd verwoest. -s 3. Het klooster van Eiteren.

— •

In 1342 werd te Eiteren een Cisterciënzerabdij gesticht. Dit klooster blijkt in 1349 verwoest te zijn. In dat jaar vraagt namelijk het generaal kapittel aan de abdijen van


de omliggende streken hulp en bijstand om de verdreven monniken te steunen en het klooster weer op te bouwen. De eerstvolgende vermelding van het klooster is pas in 1394, waarbij het klooster als priorij opnieuw gesticht is op het terrein genaamd de "Nieuwpoort" bij IJsselstein. Dit terrein lag toen binnen de stadsmuren, die in 1390 waren opgetrokken. De ligging van het eerste klooster te Eiteren is echter niet bekend. Het is mogelijk, dat het op dezelfde plaats heeft gestaan als het latere klooster op de Nieuwpoort. Anders zal het waarschijnlijk gezocht moeten worden in de directe omgeving van de stad IJsselstein waar sinds 1310 de parochiekerk staat. In het jaar 1349 is de stad IJsselstein door de maarschalk van Utrecht belegerd en ingenomen, waarbij het klooster vermoedelijk verwoest is. Mede om deze reden heeft het klooster het meest waarschijnlijk in of direct bij de stad gelegen. 4. Het Lazarushuis van Eiteren. In de omgeving van de kapel van Eiteren heeft een melaatsen huis gestaan. Hierin werden de zieken geschouwd, hetgeen noodzakelijk was voor opname in een leprozenhuis of om toestemming te krijgen om met een witte band om het hoofd en de lazarusklopper in de hand rond te gaan om aalmoezen te ontvangen. De melaatsen hebben zich voor 1447 verenigd in een gilde ter ere van O.L.Vrouwe van Eiteren. Volgens een ordonnantie van 1447 moesten in de kapel van Eiteren wekelijks vijf missen gelezen worden voor het welzijn van de leden en weldoeners van het gilde. Tevens moesten de leden de jaarlijkse processie ter ere van O.L.Vrouwe van Eiteren volgen met een schone kaars. Ook niet-melaatsen traden tot het gilde toe, waaronder Jacoba van Beieren en Frank van Borselen. Het melaatsenhuis is in april 1684 afgebroken. Het is niet bekend tot welk jaar het als Lazarushuis dienst heeft gedaan.De ligging van het melaatsenhuis moet gezocht worden in de directe omgeving van de kapel van Eiteren, omdat het buiten de stad moet liggen; de exacte ligging is niet bekend, vermoedelijk heeft het langs de weg "Eiteren" gestaan.

10


V.

STAND VAN ZAKEN.

Het v o o r b e r e i d i n g s b e s l u i t vormde v o o r m i j de a a n l e i d i n g een s c h r i j v e n t e r i c h t e n aan h e t C o l l e g e van B u r g e m e e s t e r e n W e t h o u d e r s v a n I J s s e l s t e i n om h e n t e a t t e n d e r e n o p d e a r c h e o l o g i s c h e w a a r d e v a n h e t b e t r e f f e n d e p e r c e e l . De r e a c t i e h i e r o p was z e e r p o s i t i e f . Het p e r c e e l h e e f t namelijk een groenbestemming gekregen i n h e t ontwerp b e s t e m m i n g s plan . I n t u s s e n z i j n er twee p r o e f o p g r a v i n g e n geweest waarover l a t e r meer z a l v o l g e n . Literatuur; J . J . d e G e e r . B i j d r a g e n t o t d e G e s c h i e d e n i s en Oudheden d e r p r o v i n c i e U t r e c h t I : E i t e r e n en I J s s e l s t e i n . 1860. D r . G . B r o m . R e g e s t e n en o o r k o n d e n b e t r e f f e n d e h e t S t i c h t U t r e c h t .

1908"."" A^van de K o p p e l . Geschiedenis der op 10 augustus 1911 afgebrande kerk der Nederl.Herv.Gemeente t e I J s s e l s t e i n . 1911. L . J . v a n d e r H e i j d e n . Het miraculeuse b e e l d j e van Onze Lieve Vrouw van E i t e r e n en de p a r o c h i e van de H.Nicolaas t e I J s s e l s t e i n . 1936. Mr. J . J . A b b i n k S p a i n k . I J s s e l s t e i n v e r l e d e n en heden. 1963. D . H e e s t e r s O . C i s t . Vrouwenberg t e I J s s e l s t e i n - i n : Jaarboekje van ~Oud-Ăœtrecht. 1968. W^F. J ^ d e n _ U i j 1 . De Lopikerwaard d e e l I : Dorp en k e r s p e l . 1963. J.G.M_^Boon. I J s s e l s t e i n Uw woonstede. 1971. R . J . O o y e v a a r . E i t e r e n b i j I J s s e l s t e i n . Westerheem XXI-3-1972.

(bordje b i j de ingang van de I J s s e l p o o r t omstreeks 1920) De de de de

d r i n k e r s w o r d e n dun en m a g e r t a p p e r s d i k en v e t drinker gaat naar het pandjeshuis t a p p e r n a a r de s l a g e r .

>


FOTO-WERKGROEP VAN DE HISTORISCHE KRING IJSSELSTEIN VRAAGT MEDEWERKERS Deze werkgroep heeft zich tot taak gesteld bestaande situaties en gebouwen, die op het punt staan of gevaar lopen te verdwijnen of ingrijpend gewijzigd te worden, fotografisch vast te leggen. De werkgroep laat ook van oude foto's van IJsselstein copie ĂŤn maken. Daardoor beschikt zij nu reeds over een ruime collectie afbeeldingen betreffende IJsselstein en zijn bewoners vanaf ongeveer 1890. Van de meest interessante foto's worden dia's gemaakt. Daarmee zijn twee dia-avonden gegeven, die een groot sucses werden vooral bij de geboren-en-getogen IJsselsteiners vanwege de "zo-was-het"-sfeer. De dia-collectie is opgebouwd uit opnamen van belangrijke feesten en gebeurtenissen, bv. het Onafhankelijkheidsfeest in 1913, de begrafenis van zigeunerkoning Petaio in 1939; verder uit opnamen van oude beroepen (bv. teenschillen)en van gezichten binnen en buiten de stad. We zijn ervan overtuigd, dat onze collectie slechts een klein deel omvat van wat er in en buiten IJsselstein aan foto's, prentbriefkaarten, tekeningen enz .,betrekking hebbende op IJsselstein en zijn bewoners, nog aanwezig is infamiliealbums of in vergeten dozen op zolder. Daarom doet de fotogroep een beroep op alle lezers, oude foto's tijdelijk af te staan om haar in staat te stellen daarvan afdrukken en dia's te maken. U ontvangt ze daarna weer terug. Wanneer onze collectie flink is uitgebreid, zult U op komende dia-avonden daarvan mee kunnen genieten. Oude foto's kunt U brengen bij de heren:

12


L.Murk, IJsselstraat 24, tel.03408 - 1627 en W.Wiegand Bruss, Utrechtsestraat 64, tel. 03408 - 1916 (s'avonds 4697) Beide heren zijn gaarne bereid bij U langs te komenl Bij dezelfde heren kunt U ook Uw antwoord inleveren op de vragen betreffende bovenstaande foto. vraag 1. Wanneer zijn de bomen vóór het pand, waarin nu de Jong's viswinkel is gevestigd, gerooid? vraag 2. Wie was de eigenaar van de auto? vraag 3. In welk jaar zijn de stoepen vervangen door trottoirs?

13


DE GEMEENTETOREN VAN IJSSELSTEIN EEN WONDER IN BAKSTEEN door A. G. Cool sr.

In het Sticht, een kwartier gaans westwaarts van de plek, waar bij de samenkomst van "Kromme IJssel" en "Doorslag" de "Gekanaliseerde Hollandse IJssel" begint, ligt aan dit water de stad IJsselstein met de oude Gotische Klaaskerk van omstreeks 1310, waaraan in de jaren 1532 en volgende een toren is gebouwd, het eerste Nederlandse bouwwerk in de stijl der Italiaanse Renaissance. De Italiaanse bouwmeester Alessandro Pasqualini, artilleriemeester van Maximiliaan graaf van Buren, heer van de baronie IJsselstein, bouwde deze toren op last van zijn meester. Over de vorderingen van de bouw schreef Alessandro aan Maximiliaan brieven, die bewaard zijn gebleven en waaruit gewestelijke historici naarstiglijk hebben geput. Deze Maximiliaan was de vader van Anna gravin van Buren, die in 1551 trouwde met Willem de Zwijger. Zo werd IJsselstein een souvereine Baronie der Oranjes binnen de Republiek der Verenigde Nederlanden. Tot de "Unie van Utrecht" heeft de baronie evenwel nooit behoord. De "Anschlusz" kwam bij de stichting van de Bataafse Republiek in 1795. De - lichamelijk - kleinste Corsicaan, die ooit keizer is geweest, had in 1810 en volgende jaren de Nederlandse kerktorens als uitkijktorens nodig. Hij wou met kerkbestuurders niets te maken hebben en naastte daarom voorde burgerlijke gemeenten alle kerktorens. Zo werden de torens van alle toen hier te lande bestaande kerken gemeentetorens, ook die van IJsselstein.

14


1*1

Toestand voor de brand

15


Op 10 januari 1911 woeien vonken uit de fabrieksschoorsteen van een naburig houtbewerkingsbedrij f te IJsselstein over naar de hervormde kerk en gemeentetoren. Een felle brand brak uit. De kerk brandde uit, de toren werd zwaar beschadigd. Architekt J.E.L.Frowein bouwde de kerk vrij spoedig weer op. De toren bleef tien jaar een bouwval doordat de gemeente IJsselstein geen geld had voor herbouw. De toren was in goede verhoudingen opgetrokken in vierhoekige geledingen, drie boven elkaar, waarboven twee dito achthoekige. Daar bovenop had de "spits" gestaan, een goeiig houten geval, zoals er twaalf in een dozijn gaan. Het was geen aantrekkelijk idee deze "bekroning" bij de restauratie angstvallig te kopiĂŤren. In een helder ogenblik werd een betere oplossing gevonden. Men was in contact gekomen met de veelbelovende architekt M. de Klerk, voorman van de "Amsterdamse School" in de bouwkunst. Die toog aan het werk, had er zin in. Ontwierp verschillende modellen voor de nieuwe spits. De beste in zijn ogen werd gekozen. Maar geld was er nog niet toen de geniale heer De Klerk in 1923 stierf. Nu sprong Dr J.Th. de Visser, toen minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen, op de bres, bijgestaan door zijn adviseur Dr Jan Kalf. De minister besloot de nagedachtenis van de jong gestorven kunstenaar te eren door de gemeentetoren van IJsselstein naar diens ontwerp te doen herbouwen. De Klerk's vriend;.en geestverwant, architekt H.J.A. Baanders , aanvaardde de mooie opdracht het luchtkasteel van zijn gestorven vriend in steen gestalte te geven. Het resultaat is verrassend: een renaissance onderbouw, een hypermoderne bekroning en niettemin is de harmonie volkomenl 'k Woon er 47 jaar schuin tegenover en wordt niet moe dit bouwkundig wonder met m'n ogen te strelen. 'k Geef U enige details van de vernieuwde toren: De met lood beslagen top ervan draagt de Amsterdamse keizerskroon. (De heren van IJsselstein van omstreeks 1300 waren naverwant aan het geslacht der heren van Amstel. De legendarische heren Gijsbrecht van Amstel en Gijsbrecht van IJsselstein waren neven van elkaar.) De acht "spuwers" aan de torentop zijn funktioneel en een voudig, niettemin bekoorlijk van vorm.

16


lf1f

''^lE/^ }

/ ^ '

.^ ftiUt Voorontwerpen

Architect M de Klerk

17


De b e e l d h o u w e r Hildo Krop schiep -binnen de hoofdvorm van de in o o r s p r o n g Ionische kapitelen van de twaalf p i l a s t e r s der b o v e n s t e vierhoekige geleding (de achterzijde heeft geen p i l a s t e r s ) - naar zijn eigen fantasie twaalf verschillende i n v u l l i n g e n . Op de h o e k e n van de bovenste vierhoekige geleding had De Klerk ranke (toch stevige) p i n a k e l s o n t w o r p e n . Hildo Krop b e k r o o n d e ze met de symbolen der vier e v a n g e listen: de e n g e l , de leeuw, de arend en de stier. Als U v r a a g t : "Wat is de Amsterdamse School in de b o u w k u n s t ? " zou ik v o o r b e e l d e n ervan w i l l e n n o e m e n . A f g e z i e n van de spits van de IJsselsteinde g e m e e n t e - t o r e n , begin ik in de b a k e r m a t van die b o u w r i c h t i n g : Amsterdam. De Reinier V i n k e l e s k a d e in A m s t e r d a m - Z u i d bv. is althans g e d e e l t e l i j k in die stijl gebouwd. Maar ook dichter bij h u i s k u n t U die speelse wijze van bouwen b e w o n d e r e n , en wel te J u t p h a a s aan de D o r p s s t r a a t van de gemeente N i e u w e g e i n , w a a r nabij de Sluis in de Doorslag bij een blok van twee w o n i n g e n onder ĂŠĂŠn dak die b o u w t r a n t is t o e g e p a s t . Een ware anekdote o m t r e n t de v e e l b e s p r o k e n toren volgt hier : In 1929 raakte in de avond van de b l o e d h e t e achtste juni I J s s e l s t e i n in rep en roer: de g e m e e n t e t o r e n stond in brandi Weer na 18 jaarl Rookwolken kwamen al uit de toren De b r a n d w e e r werd g e a l a r m e e r d . Een w e t h o u d e r stond het h u i l e n nader dan het l a c h e n . Rappe b e n e n beenden naar boven Daar was evenwel niets te merken van onraad ... Maar w e l d r a zag m e n , d a t , wat voor rookwolken was a a n g e z i e n , dichte zwermen m u g gen wareiil Bij de spotnaam " A p e l u i e r s " kregen de I J s s e l steiners een tijdlang de scheldnaam " M u g g e n b l u s s e r s " . (Dat was geen nieuwe v o n d s t : M e p p e l e r s heetten -naast "Meppeler k l u i t e n " , vanwege hun beste b o t e r k l u i t e n , - ook "Meppeler m u g g e n " , omdat m u g g e n z w e r m e n ook rond hun t o ren voor rookwolken w a r e n a a n g e z i e n ) . '

I J s s e l s t e i n , zomer

18

1976


DE ANTONIUS EN CORNELIUSSTICHTING TE IJSSELSTEIN doorW.J.A. van Wijk Deze stichting begon haar verzorging van bejaarden in 1901 in wat nu "Het Centrum" aan de Kloosterstraat is. De gevelsteen in dat pand herinnert er nog aan. Tot 1962 was het een tehuis voor R.K.Oude Lieden. In laatstgenoemd jaar zette het Bejaardencentrum "Mariënstein" de werkzaamheden voort. Een belangrijke gift van de Gebroeders van Kippersluis maakte het mogelijk dit bejaardenwerk te beginnen in de aanvang van deze eeuw. Wij prijzen ons gelukkig met het feit, dat het huidig bestuur van Mariënstein ons toestemming heeft gegeven de oudste geschiedenis aan de hand van een dagboek te publiceren. Dit boek is zo belangrijk, omdat het een goede beschrijving geeft van de (armoedige) situatie rond de eeuwwisseling hier ter plaatse. Het is niet de bedoeling het dagboek volledig te publiceren. Dit zou spoedig tot verveling leiden. Zo staat er bv. van iedere bewoner vermeld wat bij binnenkomst werd medegebracht. Wel zal letterlijk geciteerd worden, waarbij taal- en stijlfouten overgenomen zullen worden. U bedenke echter dat de Nederlandse taal in 75 jaren veranderingen heeft ondergaan, zowel in zinsbouw als in spelling. Ook zullen de achternamen van de bewoners afgekort worden. ri 1901 worden de e( -•;-i/q = ^ ^ov- maand is het gesl

19


" 3 broeken, 3 vesten, 4 boezeroenen, 2 onderbroeken, 2 borstrokken, 5 hemden, nogal oude,3 paar kousen, 3 halve halsdoeken, 1 paar lage schoenen, 1 paar klompen, 2 petten, 4 roode zakdoeken, bed met peluw, 2 kussens, een kat, dekens en een gewatteerde sprei. Vrouw U. bracht mede een zondagsche jurk, een zwarte rok, 3 versleten onderrokken, een hemd, een oude borstrok, een versleten broek, 2 paar schoenen, een paar kousen, een mantel, een paar klompen, een zakdoek, 3 daagsche jakken, 2 halsdoeken, 1 daagsche halsdoek, 2 friesche boezelaars - 1 blauwe en 1 zwarte- en 4 mutsen." Binnen enkele dagen voegen zich bij dit gezelschap: Vrouw B., K. en de Wed. P. Dat het niet alleen een IJsselsteinse aangelegenheid was, blijkt uit het volgende: " Op 15 februari 1901 is Hermanus van B. in het gesticht gekomen uit Benschop voor ƒ 1 3 0 , — per jaar. Hij heeft een bed en 2 kussens meegebracht, doch al zijn goed was zeer oud. Hij had slechts een winterjas en een voor de zomer, 2 broeken, 2 vesten, 1 onderbroek doch de familie heeft er later in voorzien." Ook de gemeenschap leefde mee, ik citeer: " Kregen wij van de Wed. Van Sijl voor het gesticht 1 borstrok, een mantel en 2 onderlijfjes. Stuurden de meiden van de pastorie 2 rokken en 2 nieuwe boezelaars. Ontvingen wij van een dame uit Den Haag ƒ 10,--, waarvoor enig ondergoed is aangeschaft. Op 23 februari zijn de oude menschen op wijn getracteerd door Z.E.W.Heer Pastoor wegens de verjaardag van Z.E.W." Een dag later: " Stuurde Mijnheer B.Schilte een kistje sigaren." In maart doet een "rijkaard" zijn intrede: " Is Jacobus van D. in het gesticht genomen. Hij was goed voorzien van boven en onderkleding, tevens had hij 7 schilderijen, een kastje met kruisbeeldje, 4 beeldjes, 3 ervan met glazen stolp, 2 vaasjes, een wekkertje en een aschbakj e." Pas op 10 april komt er officiële belangstelling. " Kregen wij bezoek van den Burgemeester en Mevrouw. Zij

20


" vonden het gesticht zeer mooi en waren erg vriendelijk tegen de menschen." Gelukkig waren er ook andere "uitschieters" voor de mensen: " Op 6 juni 1901 zijn de oude menschen door onze Eerw.Mère Superieure getracteerd op broodjes, koekjes en cigaren. Ook kwam de moeder van Soeur M. Luciana bij de oude menschen en bracht ballen en koekjes voor hen mede. 13 juni 1901, feestdag van den H.Antonius, hebben de menschen 's morgens gehad een boterham met vleesch, een snede krentenbrood, koffie met koek, 's middags gehakt met gedroogde appelen en de mannen ieder 2 cigaren." Aan het volgende is weinig toe te voegen omdat de situatie duidelijk is opgetekend tot eind 1901: " 18 oktober is Gijsbertus v.d.W. naar het St Andreasgesticht gegaan ter operatie van zijnen duim. 1 november stuurde Mej.Poot tabak cigaren, suiker en koffiebonen wegens de verjaring van Bertus. 4 november bracht Zijnen Doorluchtigen Hoogwaardigheid den Aartsbisschop een bezoek aan het gesticht, ook zijn de oude menschen door Zijnen Doorluchtigen Hoogwaardigheid getracteerd. 7 november: stuurde M e j . A.Assink enig geld, waarvoor is aangeschaft 5 dassen voor de mannen, enige paren wanten en eene muts voor Kornelia. 15 november stuurde M e j . A.Poot chocolade en melk voor de menschen wegens hare verjaring. 19 november kwam Gijsbertus v.d.W. uit het ziekenhuis terug, doch moet nog meermalen terugkomen om zijnen duim te laten verbinden. 5 december is St. Nicolaas met Piet in het gesticht geweest Zij hebben pepernoten gestrooid, des 's avonds hebben de menschen hunnen klomp gezet, 's morgens was er bij eenen pop van 0,10 centen, 2 krentenbroodjes, voor de mannen 1 cigaar van chocolade, voor de vrouwen een zakje pepermuntjes. 26 december: Is Gerrit B. des avonds onverwacht, na eene kleine ongesteldheid zonder bedienen overleden. 30 december: Is Gerrit B. begraven, de Zusters en de oude menschen zijn ter H. Communie geweest, de scholen zijn een half uur later begonnen. Van nu af is bepaald dat de armen uit het gesticht door de congreganisten worden begraven. Vóór het begraven gebruiken de dragers een kop koffie. Is er een overleden die in het fonds is, dan moet de Prefect der Congregatie

21


ƒ 5,00 voor de dragers hebben. Er wordt niemand van de familie verzocht, "de oude menschen krijgen broodjes met kaas". Ten tijde van de jaarwisseling 1901/1902 wordt het tehuis bewoond door 9 personen.

(wordt vervolgd)

ARCHIEFONDERZOEK EN OUD-SCHRIFT door M.H.H. Doesburg

Bij het naspeuren van de geschiedenis van een oud stadje als IJsselstein vormen de archieven een onmisbare bron van inlichtingen. En voor IJsselstein levert die bron overvloedig water! Niet alleen beschikt de gemeente IJsselstein over een rijk-voorzien oud-archief, maar ook in de rijksarchieven te Utrecht en 's-Gravenhage ligt materiaal opgeslagen, dat aan vele onderzoekers werk biedt voor vele jaren, Nu stuit men bij archief-onderzoek vrij snel op een barrière: het schrift van vóór 1700 (globaal genomen) is dooreen ongeoefende lezer niet of vrijwel niet te ontcijferen, zowel door de afwijkende lettervorm als door de veel toegepaste afkortingen. Die barrière is gelukkig niet onoverkomelijk. Ook hier baart oefening de kunst (van het lezen). Dat bij die oefening enige (bege)leiding raadzaam is, ligt voor de hand. Enerzijds

22


kan men die vinden in boekjes, die dit oudere schrift en de ontcijfering ervan behandelen; anderzijds is begeleiding door een "geoefend" lezer nagenoeg onmisbaar. Om de leden van de Historische Kring IJsselstein, die belangstelling toonden voor archiefonderzoek, over deze barrière heen te helpen, heb ik hun in een achttal "lessen" de eerste beginselen van het lezen van het oudere schrift bijgebracht, aan de hand van 17e-eeuwse stukken uit de archieven van IJsselstein en Benschop. Dit groepje van zes heeft zich met veel enthousiasme op de moeilijkheden geworpen. En terwijl hun eerste prestaties nauwelijks de naam van "ontcijfering" verdienden en vaak stof tot vrolijkheid opleverden, raakten zij geleidelijk enigszins vertrouwd met het afwijkende schriftbeeld. Enigszins vertrouwd -méér kan een "cursus" van acht wekelijkse lessen niet opleveren. Dat aantal lessen is voornamelijk op practische gronden gekozen: de cursus moest niet te lang duren en vóór de vakantie zijn afgesloten. Doel was: de cursisten de weg te wijzen en een goede "aanpak" bij te brengen. Willen deze lessen werkelijk vruchtbaar zijn, dan moet natuurlijk ervaring worden opgedaan door zelfstandig en vooral regelmatig archiefonderzoek. Dat kan het best worden verricht in het kader van de archief-werkgroep van onze historische kring, waar steeds deskundige leiding aanwezig is. Ik hoop dat de cursisten waardevolle leden van die werkgroep zullen worden. Wanneer er bij anderen belangstelling blijkt te bestaan voor herhaling van deze lessen, ben ik bereid een wintercursus op touw te zetten voor een groep, die om practische redenen beperkt moet blijven tot 6 a 8 personen. Aanmelden graag vóór één december a.s. bij de heer Drs M. H.H.Doesburg, Kloosterstraat 12, tel. 03408 - 1359. De cursus zal dan vermoedelijk begin januari starten.

23


INHOUDSOPGAVE Er waren eens Het vignet Eiteren in IJsselstein Foto-werkgroep van de Historische Kring IJsselstein vraagt medewerkers De gemeentetoren van IJsselstein een wonder in baksteen De Antonius en Comeliusstichting te IJsselstein Archiefonderzoek en oud-schrift

Eerst tot tien tellen voor we gaan slopen.

24

2 3 4 12 14 19 22


Zoiets laat je niet door iedereen schoonmaken!

Kasteel 'Rijnhuizen' Nieuwegein, foto: O. v. Zanten

Daarvoor vraag je SCHOONMAAKBEDRIJF

W.J. Dolmans b.v. Benschopperweg 4, iJsselstein tel. 03408-1601


Ool< de aan- en verkoop van klassieke panden in IJsselstein verzorgen wij gaarne voor U.

Makelaardij in onroerende goederen — beëdigde taxaties

Utrechtsestraat 11 — IJsselstein


4.1-. J.\-^.;rt.:"^-^*'*<^"--^---^x~ v_

^-^

Historische Kring -^IJsselstein »^cp2 '::^ \<:^uJ€t^

i-l^r/;'^ '^tv^r'^^'--'^ ^H^- ^ - -^^

^Z^ ^^ ^ V%C^,s^

/

.Cf., wtó .£4%^L ^^,;-Ki, .t-t^ï)^:^

ir:.^


Als iets de eeuwen heeft doorstaan Dan heeft een vakman het gedaan Wil Iemand dus iets blijvends bouwen Dan kan hij het best op ons vertrouwen

Bouw- en Aannemersmaatschappij

R.LZ.LopikB.V Lopikerweg O. 36 a

Tel. 03475 - 1380

Lopik


^^s.

nr. 2. februari 1977

ÂŁis

BESTUUR: Voorzitter: L. Murk, IJsselstraat 24

Secretaris: W.J.A. van Wijk, Kloosterstraat 11 Penningmeester: G.C. A. Pom pe-Scholman, Kronenburgplantsoen 22 Bank: AMRO-bank IJsselstein, rek.nr. 218400217, gironr. bank 2900 REDACTIE: F.A.G.T. Mesman-Reijntjes Drs. M..H.H. Doesburg W.J. van Impelen A.P.F.M. Kemme LAY-OUT: G.M. Otter R. Pasman REDACTIE-ADRES: F.A.G.T. Mesman-Reijntjes, Paulus Potterlaan 23, tel. 1872

Inhoud: Het omslag DenieĂźwehihliotheek, door C. van Schaik en A.Swanink De wording van de IJsselsteinse binnenstad, door Roelof Pasman Kleuren in Oud IJsselstein, door de Welstandscommissie voor de binnenstad van IJsselstein De Antonius en Cornelisstichting te IJsselstein, door W.JA. van Wijk De boerderij Rijpickerwaard, doorRJ. Ooyevaar Het Rampjaar 1888, doorL. Murk Het lot van het IJsselsteinse Slot Foto werkgroep Overzicht belangrijke data 1975-1976

pag. 2 3 .... 7 9 10 14 18 21 23 24 1


Het omslag

I

De lay-out-groep heeft bij het ontwerpen van de kaft van ons tijdschrift, het geijkte prentje of fotootje willen vermijden. Zij vonden in de archieven verschillende goede mogelijkheden, zoals schetsmatige tekeningetjes van werkoprichters en belastingheffers. Zij kozen voor het afdrukken van een historische tekst, welke hier volgt in leesbare letters. Dit (sijn) alsulcke ordinantien als heer Willem van Egmont, heer tot IJselsteijn, gemaect ende geordineert heeft in sijnre stede van Iselsteijn ende voort in sijnen lande aftersloot, benscop, polsbroeck, roerende van allerhande saecken, hem selven en zijnre gemeente ende den gemenen oorbaer aengaende, durende altijt tot onsen wederseggen toe. Eerst zall niemant sijn koorn anderswaerts ter molen brengen dan tot Isulsteijn off binnen der heerlicheijt van Isulsteijn tot der molen, die de heerlicheijt toebehoren, op haer mulster, als van outs gewoonl(ijck) is, ende waert dat hier in iemant gebreecklijck viell, die soude verbeuren een vrancrijcxsche schilt alsoo dick als hij dat dede. Voort alle goet, dat waechbaer is, ende zij verkeren willen, dat sail tot IJselsteijn ter wage comen, als dat gewoonl(ijck) is, op die pene voors. Voort van de mate soo en sail niemant meten met uijtheemsche mate noch met andere mate dan die de heerlicheijt toebehoren, op pene voors. Item soo sullen alle de tappers binnen der stede ende binnen den lande voors. tappen ende haer bier vercopen metten gebarnden maten van Isulsteijn om alsulck geit als die Schout van des heeren wegen mitten gerechte van Isulsteijn daer toe ordineren ende setten zullen, ende den lieden haer volle mate geven, op een pene van vijff cromst(erten), alsoo dick als hij dat verbeurde. Item alle die backers sullen haer broot backen op een seecker wicht en om een seecker geit, gelijck als die schout mitten gerechte ordineren sullen, op dat broot te verbeuren ende op den peen van den ( ) alsoo dick als dat bevonden werde. Dit is de eerste bladzijde van het handvest van heer Willem van Egmond, heer van Ysselstein (circa 1450), dat zich bevindt in het Oud-archief van de gemeente Ysselstein (inventarisno. 1) 2


De nieuwe bibliotheek door

C. van Schaik A. Swanink

Wanneer U dit leest, is de officiële opening van het nieuwe gebouw van de bibliotheek „Het Goede Boek" aan de Schuttersgracht al achter de rug. Die datum, 12 februari 1977, vormt een mijlpaal in de geschiedenis van die bibliotheek; maar ook daarvóór was men al diverse mijlpalen gepasseerd, want de weg was lang! We willen U hier die lange tocht in het kort schetsen.

Hoek Weidstraat — Koningstraat (Schuttersgracht).

Op 5 februari 1905 werd in IJsselstein door de Hervormde Gemeente een Jongelingsvereniging opgericht. Die zag het als een van haar taken een bescheiden bibliotheekje te verzorgen, waarin naast Bijbelstudieboeken ook ontspanningslectuur voorkwam. De eerste bibliothecaris was de hr. E. van Voorst (Lagedijk 10). De inkomsten kwamen uitsluitend van donateurs en leesgelden. Toch breidde het boekenbezit zich geleidelijk uit. Toen in de oorlogsjaren het gebouw UZAI door de Duitsers werd gevorderd, is onder de ogen van de Duitsers de bibliotheek weggehaald en opgeslagen in het achterhuis van kolenboer Verwey (hoek Touwlaan/Achtersloot). Daar werden al spoedig de uitleningen hervat, op zaterdagmiddagen — want er was geen verwarming of verlichting. Na de bevrijding werd de bibliotheek gereorganiseerd. Er werd een subsidie aangevraagd bij het Provinciaal Bestuur, en verkregen! Van de gemeente IJsselstein werd echter, ondanks vele verzoeken, nimmer subsidie ontvangen. De bibliotheek beleefde een bloeiperiode, het aantal boeken steeg tot 2500. Intussen wa3


ren diverse bibliothecarissen gekomen en gegaan. Vermeld moeten hier worden de heren J. Roskam en H. Kars, die ongeveer llVi jaar de leiding hadden. Toen bleek, dat in IJsselstein de tijd rijp was voor het stichten van een goede openbare bibliotheek, zijn de aktiviteiten gestaakt. Aan Katholieke zijde heeft er een leesgezelschap bestaan, genaamd „Encyclopédie", waarvan de hr. J.G.M. Boon in zijn boekje „IJsselstein voor en na 1900" vermeldt, dat het in 1852 werd gesticht en nog in 1908 bestond. Overigens is van dit leesgezelschap weinig bekend. Omstreeks 1920 werd in het achterste lokaal van de R.K. Jongensschool aan de Molenstraat een dependance gevestigd van de R.K. Leeszaal te Utrecht, die toen zelf nog maar enkele jaren oud was. De leiding over dit „filiaal" heeft jaren in handen gelegen van hr. Th. Bissels, hoofd van genoemde school, en van bakker D. Koch. De boekenvoorraad werd regelmatig vanuit Utrecht vernieuwd. Uitlening vond iedere zondagmorgen plaats. Via een smal paadje en de grote achterdeuren van de school bereikte men het uitleenlokaal. Met letters op de ruggen van de boeken was aangegeven, voor welke categorie van lezers ze geschikt waren: E-boeken waren bestemd voor de jeugd, B-boeken voor volwassenen, BC-boeken voor lezers „ met rijpe levenservaring". Dit filiaal heeft tot de jaren '34/'35 stand gehouden. Een particulier bibliotheekje was in 1941 opgericht door de hr. G. van Doorn (Walkade). Eerst bestond het uitsluitend uit Lord Lister's en Buffalo Bill's; later werd het uitgebreid met wat stuiverromans. Op een gegeven moment kreeg hij het aan de stok met de toenmalige pastoor-deken de Grijs, die vanaf de spreekstoel bekend maakte, dat van Doorn een boek uitleende, dat op de lijst van voor Roomsch-Katholieken verboden boeken stond, en dat men dus bij hem geen boeken meer mocht lenen. De waarschuwing had een averechts resultaat: van Doorn kreeg het juist drukker! Deze particuliere uitleen-bibliotheek is in 1947 overgenomen door een andere, nog maar kort bestaande, nl. „De Magneet", opgericht en geleid door de heren Th. Mulder jr. en E. v.d. Neut en gevestigd in het pand Kerkstraat 22. Toen dat pand in 1951 ontruimd moest worden en er geen geschikte, vervangende ruimte te vinden was, werd de boekenvoorraad aangeboden aan de bibliotheek der Kajotters. In de dertiger jaren was ook de R.K. Werkliedenvereniging in het oude „Concordia" (hoek Utrechtsestraat/Hofstraat) begonnen aan een uitleenbibliotheek. Hier was de hr. J. Bongenaar de drijvende kracht. In de oorlogsjaren heeft de hr. Bongenaar de boeken meegenomen naar zijn huis in de Voorstraat en daar zo goed en zo kwaad als het ging de uitleen voortgezet. De lezers moesten halsbrekende toeren verrichten om via een zeer smalle trap op zolder te komen, waar in een hoek de boeken lagen. Toen de hr. Bongenaar oud en gebrekkig werd, heeft de hr. H.J. Tersteeg, de huidige koster, de boeken overgenomen. Maar omdat hij voor dit werk over te weinig vrije tijd bleek te beschikken, bood hij de boeken te koop aan aan de Kajotters (januari 1948). Toen dezen op dat aanbod ingingen, kwam de boekerij dus weer in zijn oude omgeving terug. Na een grondige opknapbeurt startte de uitlening op 13 maart 1948: opbrengst eerste dag ƒ 1,15! De boeken waren ondergebracht in twee kasten in het Kajotterszaaltje van het nieuwe Concordia (nu het Fulco-theater). Hoewel de Kajotters de bibliotheek eigenlijk bestemd hadden voor hun eigen leden, vond ze al spoedig een breder publiek. Het aanbod van de boekerij van „De Magneet" was dan ook zeer welkom. Kapelaan Veldman, ijveraar voor de bibliotheek, wist aan een renteloze lening van de benodigde 1500 gld. te komen. Wel werd de boekenvoorraad van „De Magneet" grondig gesaneerd. 4


maar toch kon men nu met de 2 kasten niet meer volstaan. Weer bracht Kap. Veldman een oplossing: men verhuisde naar het achterste gedeelte van het z.g. KJ.V.-huis, hoek Plantsoen/Kapellestraat. Maar ook deze ruimte, met zijn ingang in de Kapellestraat, was eigenlijk al vanaf het begin te klein, en, wat erger was, te vochtig, als gevolg van de slechte staat van het dak. Wanneer er regen werd verwacht, moest men een partij boeken verzetten en er een teil plaatsen! Steeds meer IJsselsteiners vonden de weg naar deze bibliotheek. Er werd zelfs een jaarlijkse subsidie van 100 gld. verkregen van het R.K. Kerkbestuur, dat daarmede zijn waardering voor dit werk toonde. Ook de organisatie-opzet werd verbeterd. Er werd een bibliotheek-commissie in het leven geroepen, waarin zitting hadden het echtpaar TersteegBerkien en de heren C. van Schalk, J. van Doorn en J. Hazendonk. Een reglement werd vastgesteld, waarin de verhouding tussen deze commissie en het K.A.J.-bestuur werd geregeld. Toen ontstond ook de naam „Het Goede Boek". De band met de Kajotters bleek duidelijk uit de bepaling, dat 10% van de bruto-opbrengst in de afdelingskas van de Kajotters moest vloeien. Een als grap bedoelde opmerking had kwalijke gevolgen. Op zekere Eerste Paasdag droeg het commissielid Hazendonk een nieuw pak. Toen hij op de hoek bij Batenburg een stel vrienden passeerde, riepen ze: ,Joop, wat heb jij een mooi pak aan!" Joop antwoordde: „Van de bibliotheek gehad!" Maar toen de commissie in mei de jaarlijkse subsidie van 100 gld. wilde gaan innen bij het Kerkbestuur, zei kerkmeester Aelbers: „Zolang jullie Hazendonk een nieuw pak kunnen geven, is de subsidie van de baan!" En daarbij bleef het. In de vijftiger jaren hebben de heer en mevrouw Tersteeg-Berkien zich bijzonder voor de bibliotheek ingezet. Altijd waren ze bij het uitlenen aanwezig, vergezeld van hun twee honden, Shylock en Nora, die als het ware de mascottes van de bibliotheek werden. Al werd in 1957 de ruimte in het K.V.J.-huis vergroot met een van de aangrenzende kamers, men bleef zoeken naar een betere en vooral drogere behuizing. Die vond men in het pand Benschopperstraat 40, dat door de gemeente was aangekocht. In december 1962 trok men erin, uiteraard in een hoera-stemming. Maar even snel als IJsselstein in die jaren groeide, groeide ook het inzicht dat men er nog niet was! Ondanks een groeiende boekenvoorraad kon men aan de steeds toenemende en gevarieerder wordende vraag van het lezerspubliek niet voldoen, mede door de opkomst van diverse scholen voor voortgezet onderwijs. Na langdurige, vaak moeilijke besprekingen werd in 1967 de grote stap gezet: opgericht werd een Gemeenschappelijke Openbare Bibliotheek, waarin alle gezindten waren vertegenwoordigd en die voldeed aan de eisen voor Rijks- en Gemeentesubsidie. Men vergrootte nog wel de beschikbare ruimte in het pand Benschopperstraat 40 met een houten aanbouw, maar ieders gedachten gingen toch uit naar een eigen, definitieve behuizing, ruim genoeg om ook aan de toekomstige vraag te kunnen voldoen en om gevarieerder aktiviteiten te kunnen plegen naast de biblio- en fonotheek. Dat alles zal verwezenlijkt kunnen worden in de hypermodern ingerichte nieuwbouw aan de Schuttersgracht, waarvan, zoals in de aanvang gezegd, de eerste fase op 12 februari 1977 in gebruik is genomen.

5


Benschopperstraat 40


De wording van de IJsselsteinse binnenstad door Roelof Pasman

Dit stukje wil een inleiding zijn tot een nadere beschouwing over de IJsselsteinse binnenstad. Het gaat hierbij om het proces van ontwikkeling t.a.v. bebouwingen te kunnen zien in relatie tot hun aanzien, ambacht etc. Hoe en waar is IJsselstein begonnen stad te zijn en waarom op de wijze zoals we haar nu kennen? Het nu volgende wil een blik-terug zijn, toegespitst op de plattegrond, waarbij alle geschiedkundige feiten enigszins bedekt blijven. Lange tijd was de Lopikerwaard een ruigte, welke geen of nauwelijks mogelijkheden van bestaan bood. De Hollandse IJssel is de „noord-grens" van dit gebied. De binnenstad van IJsselstein maakt hier dus deel van uit. Het verveningsproces in de waard liep in de 10e eeuw ten einde en de ontginning kwam spoedig op gang en eindigde in de 13e eeuw. In het gebied van IJsselstein was echter al van bewoning sprake, namelijk op de hogergelegen kleistroken langs de IJssel. Over de geschiedenis van de IJssel bestaan verschillende opvattingen; duidelijk is wel, dat de rivier in de zin van water-transporteur een grote betekenis heeft gehad. Het ontstaan van hogere gronden zou mogelijk te verklaren zijn als afzetting van materiaal uit het water. Als zij-arm van de Lek was de IJssel ooit misschien wel gelijkwaardig of méér dan dat; maar water verkiest de gemakkelijkste weg; en wanneer er gelegenheid voor is, dan baant ze deze. De IJssel verlandde meer en meer, en de Lek nam haar taak geheel over; daarbij damde ze de inlaat van de IJssel op een natuurlijke wijze af. Later, in 1285, maakten de mensen een plan tot een definitieve vorm van deze blokkade; in 1291 was de afsluiting bij Klaphek (of ook Hoppenesse genaamd) gereed. Het is wel merkwaardig te noemen, dat juist vanaf deze periode IJsselstein als stad in opmars is. Vóór de grote ontginning van de Lopikerwaard waren de hogere landen reeds bewoond. In de 9e en 10e eeuw waren in het IJsselsteinse land gelegen de villa's Eiteren (Aituron) en Opburen (Ubburon) (bur=woning; buren=groepje woningen, gehucht). Waarschijnlijk is deze bewoning verantwoordelijk voor de grillige verkaveling van grond. De kavels scheidden zich door sloten of beter mogelijke watergangen, waardoor het land zijn overtollige water loosde op de IJssel. Deze watergangen stonden haaks op de IJssel. Later ging men waarschijnlijk over tot de aanleg van duikers, waardoor bij laag water geloosd kon worden. Het dichtslibben van de IJssel en de inklinking van het nieuwe land in de waard bemoeilijkten de afwatering zo, dat ze bijna niet meer mogelijk was. Tussen het hogergelegen 7


oude land en de nieuwe polder ontstonden watergangen, welke min of meer parallel liepen aan de IJssel. Eén ving het water van het oude land op, en een ander dat van het nieuwe land. Beide waren gescheiden door een „kadedijk" (Achtersloot). Bij de ontginning mondde de Benschopperwetering nog rechtstreeks op de IJssel uit; bovengenoemde redenen zullen ook deze vermoedelijke afwatering dwarsgezeten hebben. Het gebied, waar IJsselstein ontstond, is nu zichtbaar geworden: in het noorden de IJssel; in het zuiden de „achterwetering" (Achtersloot); in het westen en oosten kavelsloten. Mogelijk zelfs is een van beide de oorspronkelijke Benschopperwetering geweest. In de 2de helft van de 12e eeuw weten we van het kasteel van IJsselstein in het gebied tussen de huidige Touwlaan en de westelijke stadsgracht. Vermoedelijk betrof het hier een verbouwing van een al aanwezige versterkte woning. Wanneer heer Gijsbrecht van Amstel in 1279 enkele goederen in leen krijgt van het kapittel van St. Marie te Utrecht, spreekt hij van voorouders, welke reeds heer van IJsselstein waren. Ook wordt hierover in 1144 reeds gesproken. Aan het eind van de 12e eeuw en het begin van de 13e eeuw „betrekt" men het boven aangehaalde gebied als stad. In 1310 vindt de inwijding plaats van de nieuwe kerk te IJsselstein van de parochie te Eiteren. IJsselstein had toen zijn huidige vorm qua binnenstad, met dien verstande dat de haven de oostelijke gracht vormde. De stad kende dus van noord naar zuid één „erfstraat", waaraan enkele dwarsstraten. De Benschopperwetering mondde uit in de stadsgracht, later via een sluis. De ontwikkelingen leken zich voorspoedig voort te zetten: men had al gauw behoefte aan uitbreiding. In 1331 worden de bewoners reeds aangeduid met poorters; we mogen dus aannemen, dat muren/stadswallen aanwezig waren. Vanaf 1343 groeide de stad vanaf de huidige Haven in oostelijke richting tot de Paardenlaan; en men noemde dit de „nieue poorte". De noordelijke en zuidelijke begrenzing bleef in het verlengde van de bestaande. Over straten in dit gebied is weinig bekend. Wel weten we van de stichting van een klooster van de Cisterciënser Orde in het zuidelijk deel, ter vervanging van dat te Eiteren. Mede door de geöriënteerdheid van IJsselstein op het Hollandse gewest was het ten opzichte van het Sticht aan het front gelegen. Was er in 1349 nog sprake van een beleg, in 1418 werd het stadje geheel verwoest op die bebouwing na, die aan de geestelijkheid toebehoorde. Men bouwde het geheel weer op, tot in 1468 belegering door de Geldersen plaatsvond, gevolgd door inname en brandstichting. De Nieuwpoort werd hierna niet meer herbouwd, alleen het klooster bleef gehandhaafd. Tevens bleef een terrein oostelijk over de volle lengte langs de Haven (tussen de Haven en de Walkade) bebouwd. Veertien jaar later gebruikten de Utrechters bij een nieuwe belegering het klooster als bastion. Nadat de aanval was afgeslagen, besloot men het klooster af te breken en binnen de stad te vestigen. De begrenzing van de binnenstad is sindsdien ongewijzigd gebleven.

Bronnen: Den Uyl „Lopikerwaard" I en II. Boon „IJsselstein uw woonstede". Abbink Spaink „IJsselstein, verleden en heden". 8


Kleuren in oud IJsselstein door de Welstandscommissie voor de binnenstad van IJsselstein

Onze oude steden bergen een rijkdom aan kleuren, die voortkwam uit de vanouds gebruikte materialen in al hun natuurlijke schakeringen. In de straten en stoepen zaten de kleuren van klinkers, keien of hardsteen. Lang niet alles is daar nog van over. Maar in de gevels zitten veelal nog de rijke rood- bruin- geel- nuances van de zachtere baksteen, afgewisseld met pleisterwerk in omber-grijze tinten en soms verrijkt met natuursteen — meestal hardsteen. En in de daken van de stad zitten de „roden" en de „grijzen" van de pakpannen of het glanzend blauwgrijs van de leien. Tussen dit kleurvertoon van de steenachtige materialen is het schilderwerk op het hout van kozijnen, deuren, ramen, puien, gootlijsten of dakkapellen een eigen leven gaan leiden. Vooral vroeger was het „gebroken wit" — helder en markant, soms met een béétje oker, geel of omber op de kozijnen en ramen de speelse tegenhanger van het „ernstige" standgroen voor deuren, zonneblinden, luiken en soms ook wel de ramen. Ook bruin kwam voor, maar niet op de kozijnen! Ter bescherming kreeg een baksteengevel (Amsterdam) soms een ossenbloed- of teerhoudende laag, dieprood of tégen het zwart. Later verschenen de bepleisteringen, op hun beurt beschermd met verf in witte of grijzige tinten, niet zelden met omber, zwart of oker gebroken. Zo ontstond een fraaie tegenstelling tot het bruinrood van de baksteen in de omgeving. Veel van dit alles is volop „van kracht" voor IJsselstein. De Welstandscommissie Binnenstad gebruikt dit beeld gaarne als achtergrond voor de beoordeling van schilderwerken, die om advies worden voorgelegd. Elk geval heeft zijn eigen schakeringen en grenzen, a.h.w. ingegeven door de aard en indeling van een gevel, die op hun beurt bepaald worden door de daarin aanwezige of ook wel „ontbrekende" elementen. Bij veranderingen in een geval komen oud en nieuw soms moeilijk tot elkaar. Een vernieuwde gevel kan zo anders uitvallen dan zijn „buren", die hun karakterontlenen aan oude vertrouwde beelden. Een gemoderniseerde winkelpui krijgt soms nieuw metselwerk dat niet passend te maken is bij de oude steen in de bovenbouw. Op bouwplannen in de binnenstad is in die zin, donkere kleur geadviseerd op metselwerk van een winkelpand als tegenhanger van een geadviseerde lichte kleur op een bepleisterde aangrenzende magazijngevel. Dit alles om het architectonische verschil van dit (hoek) pand met zijn omgeving wat te verzachten en het voor de hand liggende onderscheid tussen het levendige hoekgedeelte met etalages en het stillere magazijngedeelte tot uitdrukking te brengen. Zo is ook een donkere kleur geadviseerd, op b.v. een gemoderniseerde winkelgevel in de Utrechtsestraat, ditmaal met de bedoeling om de gewenste eenheid te krijgen tussen „onder" en „boven". 9


Daarentegen is het te betreuren dat zonder een advies in te winnen, gevels in een zeer opvallende kleur werden geschilderd, zoals in de IJsselstraat is voorgekomen. En dan nog niet eens omdat het een nieuwe „vreemde" kleur is, maar omdat hij onnodig is aangebracht op een pand, dat met zijn natuurlijke kleur in het beeld van de straat alle kans zou hebben gelaten voor kleuren in de etalages of de kleur van een deur of markiesje. Dat zijn de „natuurlijke" plaatsen om werkelijk kleur in het gevelbeeld te krijgen.

De Antonius en Corneliusstichting te IJsselstein (II) door W J.A. van Wijk

Met kerkelijke feesten deed men ook in het tehuis iets extra's, zoals met Pasen 1902: „De oude menschen hebben beide Paaschdagen 's avonds ieder 2 eieren gehad en krentenbrood. Behalve het brood van Schilte hadden wij 2 krentenbroden besteld, ieder van ƒ 0,50. Mijnheer A. Kippersluis stuurde een koek en een kistje cigaren" Bij het Kerstmenu ontbrak de kalkoen, maar wel „hebben de menschen aan het ontbijt worst gehad, des middags aardappelen, gedroogde appelen en gehakt" Terwijl de mannen gescheiden leefden en woonden van de vrouwen, kwamen zij bij feestdagen gezellig bij elkaar „Feest van den H. Antonius op 13 j u n i . . . De Heer A. Kippersluis is des morgens met Mietje op de koffie geweest. De vrouwen hebben toen met de mannen in de voorkamer van het mannengesticht koffie gedronken" (Mietje was de huishoudster van A. Kippersluis).

Nu en dan wordt er in het dagboek melding gemaakt van het feit dat een van de bewoners jarig is en tracteert (c.q. kan tracteren): „Op 27 februari 1904 is Van Doorn jarig. Hij heeft op zijn 84ste verjaardag de oude lui op gebakken visch getracteerd". 10


In 1906 wordt de kapel ingewijd.

Op 7 november 1910 is er grote rouw, ik citeer: „Stierf de Edele Stichter van ons huis, de Heer Ant. van Kippersluis (Toonoom) in de ouderdom van 85 jaar en 8 maanden. Wat hield hij veel van zijn Stichting, wat hield hij veel van hen, die hij zo gaarne zijne Oudjes noemde. Altijd was hij er vol van en tot in de laatste dagen gaf hij nog blijk van de buitengewone zorg, die hij voor hen had. Om aan zijn hartewens te voldoen verlangde de familie dat bij de begrafenis de Oudjes onmiddellijk achter de lijkkoets zouden lopen. 22 Oudjes volgden de lijkstoet. 4 waren door ouderdom thuisgebleven. Bij het thuiskomen en aan het middagmaal werden allen, alsook de Eerw. Zusters ruim getracteerd. Toen dan ook onder de H. Mis van Requiem onze Zeereerw. Heer Pastoor C. Brom een woord van lof over de edele daden van de grooten weldoener der Parochie deed horen werd ook vooral de Stichting van ons huis genoemd. De ouden van dagen, die hier zo gelukkig verpleegd worden, werden aangespoord om veel voor de geachten Ontslapene te bidden. Hij ruste in Vrede. Amen" Enige tijd later: ,Jan van S., al geruime tijd tobbende, werd op raad van onze dokter naar Utrecht gebracht om geopereerd te worden. Daar onderzocht, constateerde men dat Jan een inwendigen kanker had en dus ongeneeslijk was. We konden hem daarom onmogelijk terugnemen. Het R.K. Armbestuur van Jutphaas zorgt voor de verdere onkosten. Jan moet nu of in het St. Antonius Gasthuis te Utrecht blijven of naar het Gesticht voor ongeneeslijken kwalen te Rotterdam worden gebracht. Dezelfde dag dat Jan naar Utrecht vervoerd is, hebben we R. van W. in ons huis opgenomen. Hij is nog wel te jong voor het Gesticht, maar om zijne zeer minne ontwikkelde geestvermogens was hij vooral na de dood zijner moeder de verstoteling in het huis zijner zuster en een voorwerp van bespotting voor de straatjongens onder wie hij zowat de geheelen dag moest doorbrengen. Hier in ons huis is de jongen overgelukkig, hij is nu weer naar ziel en lichaam bezorgd en kan als knecht in ons huis goede diensten doen".

Het blijkt regelmatig dat de verzorging nogal wat zorgen baart: „Donderdag 13 juli 1911 werd onze Oude Heintje, de Wed. V. door onze Eerw. Soeur Superieure en Soeur Marie Justa naar het St. Antonius Gasthuis gebracht. We hadden ongeveer 5 jaar geleden ons vrouwtje lam in huis gekregen. De Zusters hebben heel wat last met haar gehad, vooral omdat de zieke bij haar lamheid zoo verbazend zwaar werd. Na nog verscheidene beroertes begon onze zieke van binnen te rotten, waardoor de toestand voor onze Zuster bijna onhoudbaar werd. Met heel veel moeite konden we onze Heintje op voornoemde datum in een ziekenwagen naar Utrecht vervoerd krijgen, maar in het ziekenhuis gekomen ging Heintje hard achteruit. Zaterdag 22 juli kregen wij al de tijding dat Heintje den vorigen dag was overleden"

Wanneer men een dagboek volgt valt men van het ene uiterste in het andere. In juli 1913 is er groot feest: 11


A. van Kippersluis 1825-1911 „Het was twaalf en een half jaar geleden dat het Gesticht voor onze Oudjes werd gesticht. Toonoom van Kippersluis, die in november 1911 was overleden, had nog kort voor zijn overlijden gezegd, dat met het 12y2 jarig bestaan van het huis de Oudjes feest moesten hebben, Soeur Superieure herinnerde een week van te voren onze Pastoor daaraan, die er ook duidelijk oren naar had. Pastoor zou Gezongen H. Mis doen en Soeur Sup. moest voor tractatie zorgen. Daags voor het feest hoorden we dat Pastoor en de Kerkmeesters zouden komen, 't Zou dus groot feest zijn". „De Zusters fluks aan 't versieren en anderen aan 't liedjes oefenen. Terwijl wij daarmee bezig waren kwam de Burgemeester en Mevrouw ons bezoeken. Zij kwamen feliciteren, wijl zij om de verkiezingen voor de gemeente den volgenden dag niet konden komen. Zij zegden ook de tractatie toe voor den volgenden dag. Den geheelen dag hadden dan ook de Oudjes volop feest. Zuster Justa droeg de geheele geschiedenis van het ontstaan van het huis voor en werd op haar beurt door één onzer Zusters met een kleine gelukwensch vereerd, 's Avonds kwam de Heer Goes de Oudjes door zijn kluchten vermaken. Om 9 uur gingen de Oudjes overvoldaan naar bed." In 1915 wordt een lijkenkamer ingericht. 2 Jaar later kwam de 100ste bewoner. Normaal zijn er 20 tot 25 bejaarden. Mannen gescheiden van de vrouwen. Slechts 10 personen zijn tot heden uit het tehuis vertrokken. Meestal naar familie. De bewoners hadden ook hun wensen resp. eisen: „ verliet H.B. ons huis en ging in een huisje aan het Plantsoen in IJsselstein alleen wonen. Zij kon — zegde zij — de lucht van het eten door elkaar niet verdragen". „Van R. vertrok uit ons huis. De mannen waren hem te boers". Het dagboek verhaalt jaar-in jaar-uit de dagelijkse gebeurtenissen. Helaas wordt er niets bijzonders gemeld over de eerste wereldoorlog. 12


„In het laatst van juli 1921 is Johannes Leonardus K. in het Gesticht gekomen. Het bestuur heeft hem opgenomen omdat hij de kost niet kon verdienen en werkloos was en geen onderkomen had, zodat hij 's nachts in een schuur moest slapen. Nu krijgt hij ƒ 7,88 van de invaliditeitswet. Jan zegt dat Armmeester Wolffenbuttel voor hem geplakt heeft". De bovengenoemde uitkering geschiedde wekelijks. Oranjefeesten waren altijd grote volksfeesten en vooral in IJsselstein . Ik haal aan hetgeen op 12 en 13 september 1923 genoteerd staat. „Groot feest. Zilver Jubileum van onze geëerbiedigde Koningin. De Oudjes gaan 's morgens naar de Plechtige H. Mis. S.M. Justa en S.M. Turbutia hebben de zitkamers der Oudjes met groene slingers versierd. Beide dagen is wat eten betreft als op Zondag. Ze moesten beide avonden om 6 uur thuis zijn. Dat was voor de mannen wel wat teveel gevraagd. Kapelaan Sinninge deed een goed woordtje voor hun en zoo mochten ze 's avonds tegen 9 uur, 13 september, de mooi versierde straten gaan zien en om half tien het vuurwerk. S.M. is niet te bed gegaan voor ze thuis waren, want de Overste had er even als zij erg veel zorg over dat ze zich netjes zouden gedragen. Doch alles liep — den Goeden God zij dank — heel netjes af en voor 11 uur kon S.M. Justa ook ten ruste gaan. Ook moet nog vermeld dat we een bus vol melk cadeau kregen, wat van de tractatie van de kinderen was overgebleven". Op 4 januari 1926 wederom een Zilveren Jubileum: „Deze dag bestond het Corn. Ant. Gesticht vijf en twintig jaar wat dan ook bijzonder groot gevierd is. Reeds dagen tevoren waren de Zusters druk in de weer om de Oudjes een prettige dag te bezorgen. Daags tevoren werden de zitkamers versierd en in de vrouwen ingang keurige palmen aangebracht. Ook de spreekkamer kreeg een meer feestelijk aanzien. Maandag 4 januari gingen bijna alle Oudjes tot de H. Communnie voor de H. Mis van 7 uur, die werd opgedragen voor de overleden weldoeners en Stichters Antonius en Cornelius van Kippersluis. Toen ze thuis kwamen stond er een feestig ontbijt klaar wat zich goed deed smaken. Om 9 uur werd er eene H. Mis met assistentie opgedragen uit dankbaarheid en na de H. Mis plechtig Te Deum. Daarna mochten de Oudjes vergezeld van Soeur Sup. Petra (die voor dit feest was overgekomen) en S.M. Justa naar de Pastorie op de koffie. Na een gezellig half uurtje trok de stoet weer huiswaarts, waar ze met pianospel werden verwelkomd. Een glaasje wijn voor het eten mocht op die feestelijke dag ook niet ontbreken. Daarna feestig diner. In den loop der middag werden de Oudjes verrast met de grabbelton, waarin elk een klein geschenkje vond. 's Avonds om 6 uur grote bijeenkomst en nog wel in de recreatiekamer van de Zusters, die voor dit doel gebruikt mocht worden en keurig tot dit doel was versierd. Hierbij werd het feest opgeluisterd door de Eerw. Heeren Kapelaans en het Kerkbestuur. Heel gezellig is deze avond doorgebracht, afwisselend door zang en voordrachten. S.M. Justa die 25 jaar in het Gesticht werkzaam was geweest werd door het Kerkbestuur een keurig karpet aangeboden voor de ziekenkamer. Marie Voorendt onze trouwe werkster sedert al die jaren kreeg een prachtige pendule. Ten slotte werd een keurige serenade ter eere van de Jubilaresse gebracht".

(wordt vervolgd) 13


De boerderij Rijpickerwaard door

R J. Ooyevaar

Zowel door de aanleg van de raillijn van Utrecht via Nieuwegein naar IJsselstein, als door de verlegging van rijksweg 2 naar het westen, bestaat er grote kans dat de boerderij Rijpickerwaard zal moeten verdwijnen. Als het niet mogelijk is de boerderij te sparen, dan dient ongetwijfeld de nodige tijd beschikbaar gesteld te worden voor een gedegen onderzoek. Deze hofstede heeft namelijk een zeer oude geschiedenis, die hier in het kort volgt en waarbij de nadruk vooral gelegd is op de gebouwen. De Rijpickerwaard is van oorsprong een waard in de IJssel, gelegen tussen de Randdijk en de IJssel. Binnen deze waard ligt de gelijknamige hofstede, die er een groot deel van beslaat. Het is mogelijk, dat reeds in een oorkonde van 27 mei 1122 de Rijpickerwaard bedoeld wordt. Volgens deze oorkonde herstelt keizer Hendrik V de abdij van Werden in het bezit van een landgoed onder de villa Eiteren, gelegen tussen de Rijn en Lek, Lek en IJssel. Op welke stukken rivier deze namen betrekking hebben is niet volledig duidelijk, maar verschillende schrijvers nemen aan, dat er langs de Randdijk achter de Rijpickerwaard een oude Rijnarm gelopen heeft. Bij recent bodemkundig onderzoek door de universiteit van Utrecht is er op deze plaats echter geen rivierbedding gevonden, maar het wordt niet uitgesloten geacht, dat er toch een kleine Rijnarm gelopen heeft. In ieder geval is de Rijpickerwaard bewoond geweest in 1217. In deze tijd trad namelijk bij ruw weer en in de winter de IJssel buiten haar oevers. Hierdoor konden de bewoners van het Gein hun kerk in Eiteren niet bezoeken, evenals een vijftiental gezinnen onder Vreeswijk, die om dezelfde reden van hun kerk gescheiden waren. De bisschop gaf daarom in 1217 vergunning om in het Gein binnen het kerspel van Eiteren een kerk te bouwen. Hierdoor is een nieuw kerspel gesticht waaronder tevens de „Repplickerwerth" kwam te vallen. In 1401 wordt de Rijpickerwaard omschreven als „Rippickerweert, gelegen tussen den IJsseldijc ende den Randt en van den Randt tot aan den IJsseldijcshoec toe". Uit het voorgaande blijkt, dat de Rijpickerwaard in de 13e eeuw en mogelijk zelfs vroeger al bewoond is geweest. Vermoedelijk zal het eerst een houten huis geweest zijn, dat later door een stenen is vervangen. In de loop van de 13e eeuw wordt pas meer in het algemeen in baksteen gebouwd. Het is echter niet zeker, dat er een houten huis gestaan heeft en het is ook niet bekend wanneer het eerste stenen huis op de Rijpickerwaard gebouwd is. Op een anonieme kaart van het gebied tussen Lek en Oude Rijn van omstreeks 1500 is echter langs de IJssel tussen IJsselstein en Lopikerkapel een huis getekend. Helaas is de er boven staande korte naam niet meer leesbaar, maar het is mogelijk, dat de Rijpickerwaard bedoeld is. De hofstede komt in ieder geval voor op de kaart van Hornhovius van de provincie Utrecht uit 1599. Op deze kaart staat namelijk tussen IJsselstein en het Gein een huis met toren getekend, waarnaast Bax geschreven staat, hetgeen duidt op de toenmalige bewoner. Het stenen huis zoals op de tekening van Jan de Beijer uit 1744 is weergegeven, dateert dus in ieder geval van voor 1599. De afbraak van dit grote huis heeft waarschijnlijk plaats gevonden tussen 1763 en 1789. In 1763 wordt de Rijpickerwaard namelijk nog omschreven als 72 morgen land met het huis daar op, terwijl er in 1789 sprake is van huis, berg, schuur, wagenschuur en bakhuis met 64,5 morgen land en nog 7 morgen waarop erfpacht rust. De eerste boerderij zal dus tussen 1763 en 1789 gebouwd zijn. 14


< ^V««IJ

^ ^ » t i * » ^^t.J

if

J U*<4t«.J^. w'

Jt . f . » , , , J -

tïta

Het huis Rijpickerwaard bij IJsselstein, 19 augustus 1744 Tekening door Jan de Beyer Museum Flehite, Atlas Coenen van 's Gravesloot

In het midden van de 19e eeuw toonde de bouwtrant van deze boerderij volgens een beschrijving uit die tijd nog duidelijk de sporen van een voormalig herenhuis. Midden achter de boerderij lag een kleiweg naar de Randdijk, die via de Groene Steeg een verbinding met Jutphaas vormde. Aan de voorkant van het huis lag eveneens een kleiweg. Het onderhoud van deze weg, de latere Utrechtseweg, is in 1862 overgedragen aan de gemeente IJsselstein, die er terstond een zand- of grindweg van maakte. De oude boerderij is in 1889 afgebroken, waarna de huidige boerderij gebouwd is. De voorgevel van deze nieuwe boerderij is naar achteren verplaatst, terwijl de boerderij zelf langer is dan de vorige. In de vloer van de deel is nog duidelijk aan het verschil in formaat van de stenen te zien waar de deel van de oude boerderij eindigde. Omdat een groot gedeelte van de huidige boerderij op dezelfde plaats ligt als de vorige, zal waarschijnlijk voor zover mogelijk gebruik zijn gemaakt van de oude funderingen. De fundering van de oude voorgevel en van de uitbouw aan de zuidoostzijde deed dienst als beschoeiïng van de gracht. In 1908 is het oude bakhuis afgebroken en is op een andere plaats een nieuw zomerhuis gebouwd, zoals op de tekening is aangegeven. Het land rondom de boerderij is in 1928 in verband met uitbreiding van de veestapel en het tekort aan stalruimte in tweeen gesplitst, namelijk Rijpickerwaard met 29 ha. en Arbeid Adelt met 28 ha. De boerderij op dit laatste stuk is in 1930 gereed gekomen. Het overgebleven land van de Rijpickerwaard is daarna in 1932 weer in twee stukken verdeeld door de aanleg van de rijksweg van Utrecht naar 's-Hertogenbosch. Bij een fel onweer in 1937 is de bliksem ingeslagen in de schuur van Rijpickerwaard. De schuur brandde volledig af, maar met behulp van de brandweer kon voorkomen worden 15


De Rijpickerwaard omstreeks 1950 met de gracht en het bruggetje nog aan de voorzijde.

dat het vuur naar andere gebouwen oversloeg. Na de brand is er een nieuwe en grotere schuur gebouwd en is er ook achter de boerderij een nieuwe hooiberg en loods neergezet. In hetzelfde jaar is het schapenhok afgebroken. Het pad, dat eerst midden achter de boerderij uitkwam, is hierbij verlegd langs de noordwestgevel van de boerderij. De weg voor de boerderij was nog steeds in eigendom van de Rijpickerwaard, maar werd alleen onderhouden door de gemeente IJsselstein. Pas in 1957 is deze weg in handen van de gemeente overgegaan. De weg is daarna aanzienlijk verbreed, waarbij de gracht voor de boerderij gedempt is. Het bruggetje, dat aan de voorkant van de boerderij lag, is toen naar de zijkant van het huis verplaatst, waar het laatste restant van de oude gracht ligtOver de geschiedenis van de Rijpickerwaard en zijn bewoners is nog veel meer te vertellen, maar daar is in dit bestek geen plaats voor. Hierbij kan gedacht worden aan het feit, dat Rijpickerwaard een IJsselsteins leen was en dat de leenmannen verwant waren aan de heren van IJsselstein, zoals ook uit de lijst van leenmannen blijkt. Rijpickerwaard wordt ook wel het Apehuis genoemd, waarnaar de inwoners van IJsselstein Apeluiders genoemd worden. Er zijn verschillende twisten geweest over de afwatering van Rijpickerwaard. Wie belangstelling heeft voor deze zaken dient vooral het boekje van Z. van Doorn te lezen. Voornaamste bronnen: J. Craandijk. Wandelingen door Nederland. 1875 Z. van Doorn. Uit de vroege geschiedenis van Rijpickerwaard en omgeving. 1959 Dr. S.W.A. Drossaers. Het archief van den Nassauschen Domeinraad, deel II. 1955 J.J. de Geer. Bijdragen tot de geschiedenis en oudheden der Provincie Utrecht. 1861 16


J.J. de Geer. Het landgoed Rijplickerwaard onder IJsselstein. Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde 4e reeks, 2e deel. 1902 Dr.Mr. F. Muller Fz., Dr. A.C. Bouman. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301, deel 1.1920 R.J. Ooyevaar. Onderzoek naar de historische gegevens van het Gein en het aldaar gelegen klooster Nazareth. Westerheem XIX, 5,1970 Het leenhof van IJsselstein. Rijksarchief Utrecht. Stukken in het bezit van W. van Dijk, die zo bereidwillig is geweest deze mij ter inzage te geven.

Leenmannen en eigenaren van de Rijpickerwaard 1278 - (1300) 1311 - (1343) 1364 1401 - 1468 1468 - 1507 1507 - 1539 1539 (1545)- 1577 1577 (1599)(1621)- 1627 1627 (1633) - 1685 1685 - 1695 1695 - 1724 1724 - 1729 1729 - 1761 1761 - 1763 1763 - 1789 1789 - 1807 1807 - 1832 1832 - 1839 1839 - 1869 (1900) - 1917 1917 - 1935 1935 - 1953 1953 - heden

Johanna, weduwe van Arnoud van Amstel (gest. 1291) Otto van IJsselstein Guyotte, echtgenote van Jan van Egmond Aelbrecht van Egmond, Jansz. Aelbrecht van Egmond, Aelbrechtsz. Aelbrecht van Egmond, Aelbrechtsz. Jan van Egmond, Aelbrechtsz. Frederik van Egmond Jan van Egmond (in 1590 mondig) Johan van Baex Geertruid van Dort, weduwe van Johan van Baex Amelis van Matenesse Hendrik Valckenaar Florentine Valckenaar Clementia Hendrina van Rhemen, later weduwe van Barnardo Henrico Staats Christoffel Wambolt, Baron van Umstadt Frederik Spindler Johanna Catharina Kirsch, weduwe van Frederik Spindler Johan Willem Swellengrebel Willem Middag Anthonij Baars Otto van Romondt Willem Jan Adriaan van Romondt Cornells Constant Willem Romondt Vis Carl Johan Heinrich Muller Frits E. Muller Willem van Dijk

N.B. De jaartallen tussen haakjes kunnen vroeger, respectievelijk later zijn. 17


Kadastrale situatie schaal ca. 1 :2500

situatie in 1810

1 boerderij gebouwd omstreeks 1775 2 gracht 3 bakhuis tevens zomerhuis gesloopt 1908 4 schuur afgebrand 1937 5 loods 6 hooibergen waarvan de achterste omstreeks 1750 al bestaat

situatie in 1937

1 2 3 4 5 6 7 8

boerderij gebouwd 1889 gracht zomerhuis gebouwd 1908 schuur gebouwd 1937 loods gebouwd voor 1889 hooiberg gebouwd 1937 loods gebouwd 1937 schapenhok gebouwd voor 1889 en afgebroken in 1937

„Het Rampjaar 1888" door L. Murk

Een rampjaar was het voor IJsselstein zeer zeker, in dit jaar werd het kasteel IJsselstein afgebroken. Alleen de trappentoren werd dankzij de inzet van enkele stadgenoten en het gemeentebestuur van een totale ondergang gered. Door het overlijden in 1886 van de laatste bewoonster en eigenares Jonkvrouwe Louise Strick van Linschoten, hadden de nabestaanden besloten tot verkoop van het eeuwenoude kasteel. Dit besluit had voor het Kasteel vreselijke gevolgen. In december 1887 verscheen in de dag- en weekbladen het bericht dat het Kasteel, bestaande uit 24 vertrekken en 7 zolders, gebouwd met zware muren, veel zware eiken balken, lood, dakpannen en 18


leien, voor afbraak te koop was. Als aanmoediging was vermeld „gemakkelijk per schip te bereiken". Vóór 31 december 1888 moest „het vonnis" voltrokken zijn. Voor toegang tot het Kasteel moest men zich melden bij de aanwijzer Jan van der Roest Gz. wagenmaker van beroep te IJsselstein.

Door toevallige omstandigheden zijn wij in kontakt gekomen met de kleinzoon van deze aanwijzer die ook de naam draagt van J. v.d. Roest (Pz.). Deze heeft met veel speurzin en liefhebberij vele gedichten van zijn grootvader achterhaald. Met welk een weemoed en tegenzin moet deze stadgenoot de gang naar het Kasteel hebben gemaakt als er weer een kandidaat koper zich meldde om rond geleid te worden in het vervallen Kasteel. Deze zo gevoelige eenvoudige ambachtsman heeft in zijn liefde voor het Kasteel, zijn gedachten neergeschreven in een gedicht. Dit gedicht is toen opgenomen in de week en dagbladen genaamd „de IJsselsteiner" en „de Vijfheerenlanden". Deze gevoelsmens was een regelmatig schrijver van diverse gedichten en verzen, waaronder ook de legende van „De Apenluiders in dichtvorm" waarvan in 1884 de eerste druk verscheen. 19


UIT DE HAND TE KOOP: bet

eeix^wenonde

Kasteel U S E L S T E I N , met de daarbij behoorende TUINEN, WATERPARTIJEN, YIJVERS, HOUTGEWASSEN, GRONDEN, BROEIRAMEN en ZONNESCHERMEN, gelegen te IJselstein, aan de Stadsgracht, ter grootte van 3 Hectaren, 8 8 bit Kasteel bevat vele en groote VERTREKKEN, KELDERS en ZOLDERS, voorts op het binnenplein DIENSTBODENWONINGEN, STALLING, KOETSHUIS, BERGPLAATSEN, benevens een zeer merkwaardigen T o r e n , waarin toegang is tot eene onderaardsche gang, loopende naar het Stadhuis. De TUIN, waarin zeer vele fijne Vruchtboomen staan, is aangelegd tot terrein van vermaak en moestuin, waarin eene Schuur staat; het overige terrein is beplant met zeer dikke en gave eike-, ijpe-, essche-, eke-, wilge-, linde- en noteboomen en ander houtgewas. Nadere inlichtingen zijn te bekomen ten kantore van den Notaris N. IMMINK, te IJselstein^ alwaar de koop-ofFerten worden ingewacht rddr 15 December 1886. Het Kasteel is dagelijks te bezichtigen, met uitzondering van Zon- en feestdagen. ^^y/^y^.O'^^^.^^ ^^ ,,y/7^ jn^^y^^ 32232 20


Hier enkele regels uit het voorwoord, wat ook goed van toepassing is op het volgende gedicht over het Kasteel: Dan gunt gij U voor dit mijn vers Een oogenblikje tijd. Dan heejĂŻ niet tevergeefsch de pers Haar Kracht er aan gewijd. Dan schenkt het U misschien een uur Van stil genot en vree. En 't gaat vooreerst nog niet in 't vuur Of met den aschkar mee.

Met deze kleine inleiding laten we nu de woorden volgen van onze oud-stadgenoot.

Het lot van het Usselsteinsche Slot

Geteld, helaas! geteld zijn thans de dagen Van 't oude IJselsteinsch Kasteel; Reeds klinken dag aan dag de forsche slagen Van moker, hamer en houweel. Een ruwe drom van jongens en van mannen, In 't sloopen en in 't breken sterk, Volvoert met gruwb'ren ijver reeds de plannen. Beraamd voor het vernielingswerk. Hun klompgeklots klinkt door de leege zalen. Op brug en plein en straat en trap. Door poort en gang en kamers en portalen Met luid gedruisch bij eiken stap. Uw stille rust en vrede zijn verdwenen. Uw naam en adeldom ontwijd, Eerwaardig slot, uw beulen zijn verschenen. Bereid U voor; 't is stervenstijd! Gij, die de macht des vijands van u keerde, Den stormloop van den strijd weerstond. Als oord der rust, geen mensch ter wereld deerde. Wordt nu, hoe wreed, gelijk een hond. Die lang en trouw zijns meesters hof bewaarde. Maar oud, het water niet ontloopt. Trots al uw roem, met torens bosch en gaarde Verwoest, verbrijzeld en gesloopt. 21


Reeds is het dak tot aan de muren open En aklig grijnzen spar en lat, Door koude mist en natte sneeuw bedropen, Na eeuwen weer op d'oude stad. Zij schijnen zich haar naakte staat te schamen. Zoo oud voor aller oog ontbloot. Lang lagen zij zoo warm en rustig samen, Gedekt door pannen, lei en lood. Nu hoort men snachts hun droevig, klagend knerpen. Vermengd met huiverig spookgeraas; Verhaast het uur, ons naar omlaag te werpen, Bij 't andre puin, O! sloopersbaas.-... Vergrijsde Burcht, gij moet uw luister derven, Uw schoonheid wordt als kaf verstrooid. Uw glazen, eens zoo helder, zijn reeds scherven. Door 't jong Janhagel ingegooid. De oude poort, die elks bewondring wekte, versiert uw gevelspui niet meer: 't Behangsel, dat uw dikke muren dekte. Hangt nu gescheurd aan flarden neer; De luiken en de deuren van de kamers Staan op het binnenplein te koop, Het eikenschot week voor den slag der hamers En vormt een ordeloozen hoop. Verschrikt en schuw door 't kloppen en door 't razen. Loopt hong'rig en belust op buit Een aantal ratten, groot, en vlug als hazen. De naakte kamers in en uit. Wie er ontdekt eer z'in de vele spleten Van muur of vloer verdwenen zijn. Is door den schrik Kasteel en al vergeten En denkt aan poort noch gevellijn; Maar spoedt zich ras de voordeur uit naar buiten In reiner, fijner, frisscher lucht. En wijl hij achter zich het knaagdierhol hoort sluiten. Ontsnapt zijn borst een dank'bre zucht. Dit is nu 't eind van al uw roem en grootheid Door goud gebouwd, hoog - adelijk slot; Men sloopt u om wat lood, en in uw doodstrijd Zijt gij nog aan het grauw ten spot. Ach, waart gij maar voor vier maal honderd jaren Door 't bla'krend oorlogsvuur vernield, Toen gij de macht der sterke Stichtenaren Van uwen wal en muren hieldt Of had de vrouw, die menig man beschaamde, Wier geest nog door uw hallen zweeft, Die 't snoode plan, dat uwen val beraamde, Door dapperheid verijdeld heeft, 22


Dit niet gedaan; dan hadt gij kunnen sneven Vol eer, zoo als gij hadt geleefd, Dan waart gij van de schande vrij gebleven, Waar ieder oud kasteel voor beeft. Maar 't is beslist. O, roem der Nederlanden, Gedenkstuk uit den Graventijd, Gij sterft, onteerd door ruwe beulenhanden. Geschiedenis en kunst ten spijt. Eens, vroeg of laat, in ruwe najaarsnachten, Wanneer de storm de wolken jaagt En ongestoord met onvermoeide krachten De bladerlooze boomen plaagt. Spookt op de plek, waar eens uw muren stonden, Een somber heir van geesten rond, Die klagend 't feit van uwen val verkonden Tot aan den vroegen morgenstond. Wanneer het licht, aan d'Oosterkim verrezen Zijn macht en kracht opnieuw bewijst En u en ons een profetie mag wezen Dat g'eens weer uit uw asch verrijst. J. van der Roest Gz. IJselstein den 1 sten van Sprokkelmaand 1888

Foto werkgroep De gegevens die bij ons zijn binnengekomen naar aanleiding van de vragen in ons eerste nummer zijn als volgt: 1. De bomen op de foto's zijn gerooid kort nadat de heer Pouw.v.d. Roest het huis op 26 november 1930 verkocht had. 2. De eigenaar van de auto waarvan wij helaas het nummer niet kunnen ontcijferen, is de firma van Weesel te Utrecht, groothandel in bakkers-artikelen en bedrijfskleding. 3. De stoepen zijn in de zomer van 1954 door de firma Stomphorst te Utrecht gesloopt. Daarbij werden ook de natuurkeien de z.g. kinderhoofdjes vervangen door „mooie" gladde bakstenen. Deze gegevens zijn door enkele stadgenoten die een goed geheugen hebben medegedeeld. 23


Overzicht belangrijke data 1975-1976 1975 ZOMER

Met vertegenwoordigers van het Streekarchivariaat te Benschop wordt overleg gepleegd over de oprichting van een Historische Kring in IJsselstein

30 okt.

De Kring treedt voor de eerste maal naar buiten met een film en voordracht, verzorgd door de Heer A. Smaal van Monumentenzorg te Zeist

7 nov.

De Stichting Historische Kring wordt officieel opgericht door het ondertekenen van de stichtingsakte bij notaris B. Stasse te IJsselstein

1976 3 jan.

Er wordt een rondleiding gehouden in de N.H. Kerk en de R.K. Basiliek

24 jan.

De Heer H. Jonkers organiseert een excursie naar Oudewater

febr.

De Heer L. Murk verzorgt in beide bejaardenhuizen dia-voorstellingen met betrekking tot Oud-IJsselstein

14 febr.

De Heer J.C. Schroder wordt als 100ste donateur ingeschreven

11 mrt. mrt/juni

De dia- presentatie over Oud- IJsselstein trekt een volle zaal in „De Ridder St. Joris" Een cursus oud-schrift wordt door Drs. M. Doesburg gegeven aan 7 belangstellenden. Zij sluiten zich aan bij de archiefgroep

1 april

Op verzoek van velen worden nogmaals de 120 dia's over Oud-IJsselstein vertoond. Zowel de Heer L. Murk als de aanwezigen verzorgen het commentaar. Wederom ongeveer 130 aanwezigen

30 apr.

De Kring stelt - in overleg met de plaatselijke Oranjevereniging - een puzzeltocht voor de jeugd samen. In de binnenstad van IJsselstein moet zij bepaalde raamvormen opsporen

9 mei

De Heer C. Vink organiseert voor de donateurs een rondleiding in Wijk bij Duurstede

15 mei

Er wordt een bezoek gebracht aan een kaasmakerij op Achthoven

29 mei

Nogmaals, wegens grote belangstelling

5 juni 10 aug.

Idem De Heer J. Leering meldt zich aan als 200ste donateur

5 okt.

Mej. Drs. L. van Tongerloo uit Utrecht verzorgt een dubbel diabeeldvoorstelling met toelichting onder de titel „Beelden uit de Middeleeuwen"

8 okt.

I" 66" bijeenkomst van de leden der werkgroepen wordt het eerste nummer van ons tijdschrift gepresenteerd

30 okt.

1^6 donateurs krijgen gelegenheid om het stadhuis van binnen te bezichtigen i.v.m. de vergevorderde restauratie. De Heer H. Mesker, belast met de dagelijkse leiding, geeft een toelichting

4 nov.

De Heer C.G. Burghard uit IJsselstein wordt de 300ste donateur!

16 nov.

Wederom wordt op verzoek van velen de diavoorstelling, welke reeds op 11 maart en 1 april werd verzorgd, herhaald. Ook nu weer ongeveer 130 belangstellenden

31 dec.

Het aantal donateurs is nu gestegen tot 391!!

24


Zoiets laat je niet door iedereen schoonmaken!

^

» ''-'-Ww-^a,jit^^,_..

i

Wu^

Kasteel 'Rijnhuizen' Nieuwegein, foto: D. v. Zanten

Daarvoor vraag je SCHOONMAAKBEDRIJF

WJ. Dolmans b.v. Benschopperweg 4, IJsselstein tel. 03408-1601


Ook de aan- en verkoop van klassieke panden in IJsselstein verzorgen wij gaarne voor U.

»

f

Makelaardij in onroerende goederen — beëdigde taxaties

Utrechtsestraat 11 — IJsselstein


Historische Kring S

nu

IJsselstein *-<^<^ = . , . 4 ' '

^/i^--», i ^

1

-

AC4

^^I^S*ƒ

^

fv fc»-j4

^-4.

—,-1«.*^ ,^^/.. « ! / ƒ / ^

I <6 m »

•vttw

r^t- , . / X ^ . ^ y ; ^ s j ^ ^ ^

r}^'


Als iets de eeuwen heeft doorstaan Dan heeft een vaknnan het gedaan Wil iemand dus iets blijvends bouwen Dan kan hij het best op ons vertrouwen

Bouw- en Aannemersmaatschappij

R.I.Z.LopikB.V, Lopikerweg o . 36 a

Tel. 03475 - 1380

Lopik

Walkade 55 Restauratieplan


no. 3 juni 1977

UITGAVE STICHTING HISTORISCHE KRING IJSSELSTEIN BESTUUR: Voorzitter: L. Murk, IJsselstraat 24 Secretaris: W.J.A. van Wijk, Kloosterstraat 11 Penningmeester: G.CA. Pompe-Scholman, Kronenburgplantsoen 22 Bank: AM RO-bank IJsselstein, rek.nr. 218400217, gironr. bank 2900 REDACTIE: F.A.G.T. Mesman-Reijntjes Drs. M.H.H. Doesburg W.J. van Impelen A.P.F.M. Kemme LAY-OUT: G.M. Otter R. Pasman REDACTIE-ADRES: F.A.G.T. Mesman-Reijntjes, Paulus Potterlaan 23, tel. 1872

Inhoud: De overval op het gemeentehuis van IJsselstein op 13 maart 1944 De geschiedenis van Rijpickerwaard en omgeving doorL. Hamerslag Alexander Pasqualini door Martin van Bruggen e.a Nog eens Alexander Pasqualini door M.H.H. Doesburg De Antonius en Corneliusstichting te IJsselstein III(slot) door WJA. van Wijk De oude St. Nicolaaskerk van IJsselstein doorMartijn Vergouw en Peter Siccama


De overval op het gemeentehuis van Usselstein op 13 maart 1944 Naar aanleiding van deze overval, waarbij vele distributiebescheiden werden buitgemaakt zijn destijds twee rapporten uitgebracht, n.l. een door de toenmalige burgemeester H. Moot, en een politioneel proces-verbaal. Om deze verzetsdaad aan de vergetelheid te onttrekken, drukken wij hier beide rapporten af. N.B. De naam van de bewaker is vervangen door N.N. of „de bewaker" of geheel weggelaten. Rapport inzake de overval op het Gemeentehuis van Usselstein d^. 13 maart 1944 In verband met een plaats gehad hebbende overval op het Gemeentehuis op Maandag, 13 Maart j.l. acht ik het noodzakelijk een omstandig rapport uit te brengen t.z. de door mij genomen maatregelen voor de beveiliging van het Bevolkingsregister en het waardemateriaal der Distributiedienst. Zoowel het Bevolkingsregister als het waardemateriaal der distributiedienst zijn door mij geborgen in het gemeentehuis, in een goede braakvrije kluis. In de kluis bevindt zich het archief in de rekken. Achterin staat een brandkast, waarin een safe-loketje is, waarin opgeborgen waren de blanco persoonsbewijzen en de zegels van de tweede distributiestamkaart. De overige distributiebescheiden bevonden zich in een gesloten stalen kantoorkast. Toen ik medio Januari j.l. mijn ambt als Burgemeester der gemeente Usselstein aanvaardde, vond ik het gemeentehuis en het distributiekantoor niet voldoende beveiligd. Het distributiekantoor in het bijzonder vond ik onvoldoende beschermd tegen overvallen. Mijn ambtsvoorganger was daarop ook reeds attent gemaakt door controleerende instanties. Men was daarom ter plaatse reeds bezig met verschillende veiligheidsmaatregelen, die op mijn verlangen bespoedigd zijn. Uiteraard bracht de verbouwing van het distributiekantoor het sloopen van deuren en muren met zich mede, zoomede het aanwezig zijn van werklieden. In de kluis zelve moest een binnenmuur met deur gemetseld worden. Redenen waarom het waardemateriaal werd overgeplaatst van het distributiekantoor naar het gemeentehuis. Ik zorgde toen voor doorloopende politie-bewaking van het Gemeentehuis, zoowel op den dag als des nachts. Van het personeel, dat ten Gemeentehuize werkzaam was, nam ik de sleutels in van alle buitendeuren. De binnendeuren werden van sluitingen en schuiven voorzien. De politiebewaking kon ik niet handhaven wegens personeelgebrek. Daarop heb ik de burgerbewaking ingesteld, speciaal voor bewaking ten tijde dat op het Gemeentehuis geen personeel aanwezig was. Verder heb ik de openstelling van het Gemeentehuis tot een minimumtijd beperkt. Was dit voorheen geopend des voormiddags van 9 - I2V2 uur, thans stelde ik het open des voormiddags van 10'/2 - llVi uur. Tijdens de openstelling bepaalde ik nog, dat de buitendeuren gesloten moesten blijven en dat de bode alleen die menschen mocht binnen laten, welke zich behoorlijk konden legitimeeren. Personen, die zich niet behoorlijk konden legitimeren, mocht de bode alleen toelaten met machtiging van den Secretaris of van mij. Aanvankelijk was ik nog in staat een politieman ten Gemeentehuize te plaatsen ten tijde

2


van de beide uren, waarop het Gemeentehuis voor het publiek geopend was, doch ik was helaas, ook al weer als gevolg van onvoldoende politiepersoneel, spoedig genoodzaakt den politieman aan het gemeentehuis te onttrekken. Het personeel van de secretarie alsook de werkvrouw en de bewakers hebben strenge instructies van mij ontvangen. Een exemplaar dezer instructie leg ik ter kennisneming nevens dit rapport over. Ten aanzien van de bewaring der sleutels waren de volgende maatregelen getroffen. De sleutel van de kluisdeur lag op een geheime plaats in de Secretariskamer, waarvan alleen de Secretaris en ik op de hoogte waren. Indien nodig, werd de sleutel tijdelijk afgestaan aan den ambtenaar, die hem noodig had. De cassière had onder haar berusting de sleutel van de stalen kast van den distributiedienst. De sleutel van de brandkast was steeds onder mijn berusting. Ik droeg deze sleutel nimmer bij mij, doch ik had die geborgen op een alleen mij bekende geheime plaats op mijn kamer. De sleutel van het safeloketje was onder berusting van de politie. Ondanks reeds alle getroffen veiligheidsmaatregelen, achtte ik het noodzakelijk nog een voor 100% betrouwbare bewaker voor het Gemeentehuis aan te stellen. Deze persoon vond ik in den heer N.N., groepsleider der NSB hier ter plaatse. Hij is drager van het insigne „Strijd en Offer". Deze persoon trad des morgens ongeveer 10 uur op den dag van den overval in functie. Door een bespreking, die ik had, kon ik hem niet voldoende instrueren en kennis laten nemen van de door mij uitgevaardigde veiligheidsvoorschriften. Op den dag van den overval vroeg de betrokken ambtenaar mij eenige voorraad distributiezegels, die hij den middag van denzelfden dag noodig had. Daartoe liet ik hem van de politie halen den sleutel van de safe in de brandkast. Het was tegen llVi uur, dat ik mij naar de kluis begaf. Door de bewaker werd de kluis geopend. Achteraf bleek, dat de ambtenaren, w.o. de Secretaris, juist naar huis gingen. Ik zelf telde in de safe het aantal zegels na en droeg den bewaker op den betrokken ambtenaar te roepen om de zegels in ontvangst te nemen en daarvoor kwijting te geven. Op hetzelfde moment drongen met den ambtenaar de overvallers binnen. Ten aanzien van het verloop van den overval wordt kortheidshalve verwezen naar het opgemaakte procesverbaal. Ik mag zoo vrij zijn op te merken, dat de overvallers niet alleen overrompelend maar deskundig optraden, d.w.z., dat zij de aanwezige ambtenaren met hun revolvers onder bedwang brachten, terwijl zij onmiddellijk naast hen stonden en daarbij fluisterend spraken, om daardoor geen argwaan te wekken. Als voorbeeld dient de wijze van hun optreden tegen de ambtenaren Kemme en Schippers. Resumeerende komen zij binnen zonder revolver en richten deze pas op de ambtenaren, indien zij zich tegen alarmeering volkomen gedekt voelen. Helaas slaagde deze overval rechtstreeks, omdat hun alles op de fractie van een seconde af meeliep. Echter meen ik hier nog te moeten opmerken dat de overval uiteindelijk toch geslaagd zou zijn, omdat zij eenmaal binnen waren en waarschijnlijk wisten, dat op dat moment alle sleutels, die voor hun doel noodig waren, op dit tijdstip aanwezig waren, omdat de coupuregroep om 13 uur zou komen. Aldus opgemaakt, den 14 Maart 1944. De Burgemeester van IJsselstein, Politiegezagsdrager, (de handtekening van H. Moot ontbrak op de copie)

3


MARECHAUSSEE GEWEST AMSTERDAM AFDELING UTRECHT GROEP OSSELSTEIN — No. 83. PROCES—VERBAAL van een gewapende overval, gepleegd op het Gemeentehuis te Usselstein, op 13 Maart 1944 omstreeks 1230 uur, door 6 a 7 onbekende manspersonen. Op Maandag dertien Maart 1900 vier en veertig te omstreeks 14.15 uur werd mij, Antoon Marinus Langerak, Hoofdwachtmeester der Marechaussee, waarnemend Groepscommandant te IJsselstein, tevens onbezoldigd Rijksveldwachter, door den Wachtmeester der Marechaussee, H.G. Kemink, behoorende tot opgemelde Groep, medegedeeld, dat er te omstreeks 12.35 uur een gewapende overval op het Gemeentehuis te IJsselstein had plaatsgehad en dat vermoedelijk een groot aantal distributiebescheiden, stamkaarten, persoonsbewijzen en persoonskaarten waren ontvreemd. In verband met vorenstaande verklaarde hij als volgt: „Hedenmiddag te omstreeks 13.40 uur kwam de mij bekende F.J.A. Koteris, gemeentebode te IJsselstein, wonende Walkade 27 f, naar mij toe en vertelde dat hij geen toegang kon krijgen tot het gemeentehuis. Onmiddellijk heb ik (H.G. kemink) getracht mij telefonisch met het gemeentehuis in verbinding te stellen, hetgeen echter niet gelukte, aangezien de telefoon zoo'n raar geluid gaf, dat ik vermoedde dat hij defect was. Ik ben toen onmiddellijk met Koteris naar de achterzijde van het gemeentehuis gegaan, ben daar over een muur geklommen en door het intrappen van een ruit heb ik mij toegang tot het gemeentehuis verschaft. In het gemeentehuis trof ik geen levend wezen aan, maar toen ik bij de kluis kwam werd er vanuit de kluis geroepen: Er heeft een overval plaats gehad. Onmiddellijk heb ik Koteris opdracht gegeven de reserve-sleutel van de kluis ten huize van den burgemeester op te halen, daar dit mij door den burgemeester vanuit de kluis werd medegedeeld. Vervolgens heb ik bij den waarnemend burgemeester telefonisch de instanties in kennis gesteld. Te omstreeks 13.50 uur kwam Koteris voornoemd met de reserve-sleutel van de kluis terug en heb ik de kluisdeur geopend en de burgemeester met zeven ambtenaren van het stadhuis en een ambtenares van den distributiedienst bevrijd". In verband met vorenstaande hoorde ik Ie Johan Mondria, oud 56 jaar, gemeente-secretaris van IJsselstein, wonende aldaar, Hoogebiezen, Nummer 18, die verklaarde: „Heden, dertien Maart 1900 vier en veertig, te omstreeks 12.35 uur, begaf ik mij vanaf het gemeentehuis met de bedoeling naar huis te gaan om te eten. Ik verliet het gemeentehuis door de zijdeur aan de Weidstraat, gevolgd door de ambtenaren ter secretarie, A.B. Haefkens en J.G. van Pienbroek. De Heer Van Pienbroek opende voor mij de deur en wilde mij laten voorgaan. Op het moment, dat ik op den drempel stapte om het gebouw te verlaten, traden mij twee onbekende manspersonen tegemoet, die mij zeidden: „Een oogenblikje alstublieft". Verder zeidden zij: „Heeren er gebeurt geen kwaad, maakt U maar niet ongerust," en gelijktijdig hielden zij een revolver op mij gericht, gevolgd door: „Gaat U maar mee naar binnen". Zij gelastten ons voor hen uit te loopen en de handen omhoog te steken. Wij hadden geen wapenen om ons te verweren en staken dus onze handen omhoog. Zij voerden ons naar een kamertje van de afdeeling Sociale Zaken van genoemd gemeentehuis en plaatsten ons in een hoek van die kamer met het gezicht naar de muur gericht. De hier aanwezige cassière, die in dat vertrek zat te werken, werd eveneens tegen de muur geplaatst. Hoeveel overvallers er daarna nog zijn binnengekomen, is mij geheel onbekend. Wij kregen van hen het bevel niet te spreken en niet om te kijken. Even later kon ik hooren dat verschillende personen binnengeleid werden. Nadat wij 4


ongeveer 20 minuten in die houding hadden gestaan, moesten wij ons omkeeren en werden wij in de kluis opgesloten. Nadat wij een uur in de kluis hadden doorgebracht, werden wij door den Wachtmeester der Marechaussee Kemink verlost. Van de twee overvallers, die het eerst binnenkwamen kan ik het volgende signalement opgeven: I. Vermoedelijke leider: Donker type, ovaal vol gezicht, droeg bruine hoed, donkere winterjas, lengte omstreeks 1.80 meter, leeftijd ± 30 jaar. II. Schraal postuur, droeg bril, lengte omstreeks 1.75 meter. De overige daders zijn door mij niet gezien. Wat er precies ontvreemd is, kan ik thans nog niet verklaren." 2e. Henri Moot, oud 34 jaar, burgemeester der gemeente IJsselstein, wonende aldaar, Achtersloot, nr. 1 C, die verklaarde: „Hedenmiddag, dertien Maart 1900 vier en veertig, te omstreeks 12.35 uur, was ik in het gemeentehuis te IJsselstein in de kluis om den heer Labouchere, controlezegels voor stamkaarten en persoonsbewijzen af te geven. De door mij aangestelde bewaker had ik opgedragen, dat hij Labouchere moest roepen om de zegels van mij in ontvangst te nemen. Voor deze gelegenheid stond de kluisdeur open. De heer Labouchere was inmiddels bij de kluis gekomen om de zegels in ontvangst te nemen, maar omdat ik nog niet geheel klaar was met aftellen, moest hij een oogenblik wachten. De toestand was dus zoo: Ik in de kluis en de ambtenaar met den bewaker vóór de kluis. Een oogenblik later kwamen twee mij onbekende personen eveneens voor de kluis. Eén van deze personen richtte op mij een revolver en voegde mij de woorden toe: „Handen omhoog heeren". Ik dacht eerst meer aan een grap en wilde hen nog zeggen: „Geen flauwe grappen hier, daar is de tijd te ernstig voor." Deze woorden kon ik echter niet meer uitspreken, want toen zag ik al, dat het ernst was en weer voegde hij mij toe: „Handen omhoog en mij volgen". Ik had geen wapen om mij te verdedigen en zoowel ik als de bewaker en de heer Labouchere staken onze handen omhoog. Ik werd met de bewaker in de localiteit der afdeeling Sociale Zaken en Registratuur gebracht en aldaar met het gezicht naar de muur gezet. Wij werden aan de kleeding onderzocht of wij geen wapens droegen, terwijl mij tevens werd gevraagd of ik de burgemeester was. Na ongeveer 20 minuten in die houding te hebben gestaan, werden eerst de bewaker en ik naar de kluis gebracht en daarna volgden de andere ambtenaren met de ambtenaresse van den Distributiedienst. Toen wij in de kluis werden gebracht, hadden de overvallers zich zoo opgesteld, dat wij er maar twee te zien kregen, alhoewel het voor mij vaststaat, dat er minstens 5 of 6 zijn geweest. Omstreeks 13.50 uur werden wij door den Wachtmeester der Marechaussee Kemink verlost. Van twee personen kan ik een signalement opgeven: I. Forsch gebouwd persoon, typisch vierkant vol gezicht, lengte omstreeks 1.80 meter, was gekleed in bruine vischgraat winterjas, bruine gleufhoed, leeftijd omstreeks 35 jaar, blond haar. II. Tenger persoon, zwart haar, donkerblauwe alpinomuts met vischgraat regenjas, leeftijd omstreeks 28 jaar, lengte omstreeks 1.70 meter. Wat de overvallers precies ontvreemd hebben, is mij nog onbekend." 3e. NJS., oud 32 jaar, bewaker gemeentehuis te IJsselstein, wonende aldaar, die verklaarde: „Ik ben door den heer burgemeester van IJsselstein aangewezen om de kluis in het gemeentehuis te IJsselstein te bewaken. Heden 13 Maart 1900 vier en veertig te omstreeks 12.35 uur had ik voor den burgemeester de kluis in het gemeentehuis opengesloten, aangezien deze daaruit contrólezegels moest halen. De burgemeester droeg mij op, dat ik den ambtenaar Labouchere moest roepen, omdat deze de zegels noodig had. Ik voldeed daaraan. De heer Labouchere kwam even later van de afdeeling Sociale Zaken door de deur heen naar het gangetje voor de kluis. De burgemeester was alzoo in de kluis en Labou-

5


chere en ik stonden ervoor. De burgemeester moest nog even de zegels aftellen. Enkele oogenblikken later kwamen van de afdeeling Sociale Zaken en Registratuur twee mij onbekende manspersonen binnen. Wat het voor personen waren wist ik niet, omdat ik al de ambtenaren nog niet kende, omreden ik dien morgen eerst in dienst was getreden. Een van deze personen zei: „Handen omhoog" en meteen hield hij een revolver op mij gericht. Ik draalde nog even, omdat ik meende dat het gekheid was, maar onmiddellijk daarop zei hij weer: „Handen omhoog en mij volgen." Eerst toen bemerkte ik, dat wij met overvallers te doen hadden. Ik had geen wapenen en kon me niet verdedigen en was dus genoodzaakt evenals de heer burgemeester en de heer Labouchere mijn handen omhoog te steken en mij over te geven. Ik werd naar een kamer der aftleeling Sociale Zaken en Registratuur overgebracht en aldaar met de handen omhoog en het gezicht naar de muur geplaatst, waar reeds eenige ambtenaren, waaronder de secretaris, in dezelfde omstandigheden aanwezig waren. Nadat ik daar ongeveer twintig minuten had gestaan, werd ik met de anderen in de kluis gevoerd, waaruit we na ongeveer een uur werden bevrijd. Tegelijk met de burgemeester was ik voor de insluiting nog gefouilleerd. Ik heb drie overvallers gezien en kan van twee hunner het volgende signalement geven: I. Ovaal hoekig gelaat, donkergrijze jas en bruine hoed. II. Lichte gabardine jas, alpinomuts, bruinen hoornen bril, ovaal rond, bleek gezicht." 4e. Jacobus Gijsbertus van Pienbroek, oud 24 jaar, ambtenaar ter gemeente-secretarie IJsselstein, wonende aldaar, Utrechtschestraat nr. 20, die verklaarde: „Op heden, dertien Maart 1900 vier en veertig, te omstreeks 12.35 uur, wilde de gemeente-secretaris dezer gemeente, de ambtenaar ter secretarie, de heer Haefkens en ik het gemeentehuis te IJsselstein verlaten teneinde te gaan eten. Daartoe opende ik de zijdeur van de hulpsecretarie aan de Weidstraat, welke deur met een schuifslot was gesloten, en liet den secretaris, als meerdere voorgaan. De secretaris deed een stap op den drempel om het gebouw te verlaten, doch ik zag hem terugstappen, waarop ik langs hem heen keek en twee mij onbekende manspersonen naar binnen zag komen, waarvan er een de opmerking maakte: „Een oogenblikje alstublieft Heeren." Dadelijk daarop trokken die beide personen een revolver en richtten die op ons. De eerste persoon, vermoedelijk de leider, zei fluisterend tegen ons: „Kalm aan, wees maar rustig." en beduidde ons met een gebaar, dat wij de handen omhoog moesten steken. Wij hadden geen wapenen om ons te verweren en staken onze handen omhoog. Vervolgens werden wij naar binnen gedreven in de afdeeling Sociale Zaken en Registratuur. Onderweg werd ons nog gezegd: „Rustig aan, wij komen voor een goede zaak". In de bureauruimte van genoemde afdeeling werden wij daarop in een hoek geplaatst met het gezicht naar de muur. Ook de in dat vertrek aanwezige cassière van den distributiedienst werd in dezelfde houding naast ons geplaatst. Even later hoorde ik een der overvallers zeggen: „Die juffrouw kan haar handen wel in haar nek leggen, dat is gemakkelijker". Gedurende den tijd, dat ik daar stond, hoorde ik achter mij geregeld gestommel en gefluister en bemerkte wel dat de andere ambtenaren ook werden binnengeleid. Door hoeveel personen of de overval is gepleegd kan ik bij geen benadering zeggen. Verder heb ik nog gemerkt dat de cassière werd weggeroepen. Na ongeveer twintig minuten moesten wij ons omdraaien en werd ik met de overige ambtenaren naar de kluis gevoerd. Van de twee personen, die ik gezien heb, kan ik het volgende signalement opgeven: I. forsch gebouwd persoon, hoekige gelaatsvorm, bruine hoed en bruine jas, lengte 1.80 meter. II. Slank postuur, bril met zwart montuur, naar ik vermoed, droeg hij een pet en lichte regenjas, lengte 1.70 meter. Nadat wij ongeveer een uur in de kluis hadden doorgebracht, werden wij door den 6


Wachtmeester der Marechaussee Kemink verlost." 5e. Abel Cesar Labouchere, oud 22 jaar, ambtenaar ter gemeentesecretarie IJsselstein, wonende aldaar, Kapellestraat 2, die verklaarde: „Op heden, dertien Maart 1900 vier en veertig, te omstreeks 12.35 uur, werd ik door den bewaker van de kluis geroepen om even bij den burgemeester, die zich in de kluis bevond, te komen, ten einde controlezegels voor de nieuwe stamkaarten in ontvangst te nemen. Daar de burgemeester nog niet klaar was met tellen, stond ik met de bewaker voor de kluis te wachten. De burgemeester was in de kluis. Eén moment later werd de deur van de afdeeling Sociale Zaken en Registratuur naar het gangetje van de kluis open gedaan en kwamen twee mij onbekende manspersonen binnen. Deze zeiden: „Handen omhoog heeren" en meteen richtten zij met een revolver op ons. Vervolgens kwamen nog twee onbekende manspersonen met revolvers in hun hand binnen, waarvan de een zich plaatste voor de deur naar de secretarie en de andere voor de deur naar de telefooncentrale. Omdat ik op geen enkele manier tegenstand kon bieden, stak ik mijn handen omhoog en werd ik weggeleid naar de afdeeling Sociale Zaken, waar reeds eenige ambtenaren en de cassière van den distributiedienst met hun handen omhoog stonden. Nadat wij daar even gestaan hadden, werd de cassière van den distributiedienst weggeroepen en deze keerde eenige oogenblikken later terug. In genoemde houding hebben wij zoo omstreeks 20 minuten gestaan en toen moesten wij ons omdraaien en werden wij naar de kluis gevoerd en daarin opgesloten. Toen wij daar opgesloten werden, vroegen de overvallers, of wij wel versche lucht in de kluis hadden. Door hoeveel personen de overval gepleegd is, is mij onbekend, doch het moeten er minstens vijf of zes zijn geweest. Geen dier personen had ik ooit eerder gezien en met het wegleiden naar de kluis, heb ik er maar twee gezien. Waar de anderen op dat moment waren, weet ik niet. Van drie overvallers, kan ik een signalement opgeven: I. stevig gebouwd persoon, grove gelaatstrekken, bruine hoed en jas, lengte ongeveer 1.80 meter. II. klein van postuur, blauwe alpinomuts, was gekleed in een vischgraat regenjas. III. flink persoon, blozend uiterlijk, lengte 1.80 meter, gekleed met een lichte regenjas en een lichte geruite pet op." 6e, Geertruida Margrieta Maria van Woerden, oud 23 jaar, cassière van den distributiedienst IJsselstein, wonende te IJsselstein, Kapellestraat 2, die verklaarde: ,,0p dertien Maart 1900 vier en veertig, te omstreeks 12.35 uur, zat ik op de afdeeling Sociale Zaken op het gemeentehuis te IJsselstein in de administratie van den distributiedienst te werken. Ik zat met mijn rug naar de Weidstraat. Op genoemd tijdstip verlieten drie ambtenaren en wel de heer Mondria, de heer Van Pienbroek en de heer Haefkens, het gemeentehuis met de bedoeling naar huis te gaan. Een oogenblik later kwamen genoemde heeren terug met hun handen omhoog, gevolgd door twee mij onbekende manspersonen, die elk een revolver in de hand hadden. Een van deze personen zei tegen mij: „Staat U maar op juffrouw, steek Uw handen maar omhoog en ga maar met Uw gezicht naar de muur staan." Even later werd ik door een der overvallers geroepen en onder bedreiging van revolvers gedwongen de stalen kast, waarin het waardemateriaal van den distributiedienst is opgeborgen, te openen. De sleutels moest ik afgeven, waarna ik weer op mijn plaats mocht gaan staan. Van de overvallers kan ik geen enkel signalement opgeven, daar ik totaal overstuur was. Hoeveel personen aan de overval hebben deelgenomen, weet ik ook niet. Tenslotte werd ik met de andere ambtenaren in de kluis opgesloten, w aaruit wij na eenigen tijd werden verlost." 7e. Joseph Antonius Gerardus Kemme, oud 25 jaar, ambtenaar ter secretarie te IJsselstein, wonende te Montfoort, Hoogstraat B 2, die verklaarde: „Op dertien Maart 1900 vier en veertig te omstreeks 12.35 uur, ging ik naar de telefoon-

7


centrale in het gemeentehuis en werd door den wachtmeester Kemink van de Groep IJsselstein, wonende aldaar, vanuit Utrecht opgebeld, die verbinding vroeg met het politiebureau te IJsselstein en nadat ik merkte dat er niemand op het politiebureau aanwezig was, heb ik hem doorverbonden met zijn vrouw. Tijdens het telefoongesprek, kwam een mij onbekend manspersoon bij mij in de telefooncentrale en deze liet mij het telefoongesprek uitspreken. Toen ik het gesprek beëindigd had, vroeg bedoelde persoon mij, waarom het telefoontoestel zich op een stoel bevond en niet op de tafel. (Dit was in opdracht van den heer burgemeester voor een eventueele overval van buitenaf). Hierop antwoordde ik: „Het toestel stond toen ik hierkwam reeds op de stoel." Direct daarop gelastte die persoon mij met hem mee te gaan en gelastte mij dit onder bedreiging met een revolver. Ik voldeed daar niet onmiddellijk aan, omdat ik meende met de mij nog onbekend zijnde nieuwen bewaker van de kluis te doen te hebben en zei: „Duvel op vent, wat heb ik met jou te maken." Hij antwoordde: „Dat zal je wel zien, wat je met mij te maken hebt, als je nu maar snel meegaat", terwijl hij de revolver op mij richtte. Ik zag dat het ernst was en omdat ik geen enkel wapen had om mij te verdedigen, heb ik aan zijn bevel voldaan. Hij voerde mij naar de afdeeling Sociale Zaken en daar moest ik bij de andere ambtenaren, die daar reeds stonden, met mijn handen omhoog gaan staan en ongeveer twintig minuten blijven staan. Na afloop van deze twintig minuten werden wij in de kluis opgesloten. Hoeveel personen er aan de overval hebben deelgenomen kan ik bij benadering niet zeggen. Van twee personen kan ik een signalement opgeven: I. dik gezicht, bruine hoed, winterjas, lengte ongeveer 1.80 meter. II. schraal postuur, lang 1.80 meter, droeg bril, gekleed lange jas en grijze pet, had zoogenaamde soldatenschoenen met beenkappen aan. Na met de overige ambtenaren ongeveer een uur in de kluis te hebben doorgebracht, werden wij door den Wachtmeester Kemink verlost." 8e. Gerardus Cornells van Zanten, oud 61 jaar, groentenboer, wonende Voorstraat 62, te IJsselstein, die verklaarde: „Op Maandag dertien Maart 1900 vier en veertig te omstreeks 12.25 uur, was ik in de IJsselstraat te IJsselstein. Op dat moment kwam een blauwe auto vanaf de IJsselpoort de IJsselstraat inrijden. Het was een auto, die op benzine liep. Bij den slager J.M. Kemp, wonende IJsselstein, IJsselstraat 26, stopte die auto, en stapten er vijf manspersonen uit en een persoon, vermoedelijk de chauffeur, bleef in de auto zitten. Die vijf personen liepen eerst de Kerkstraat in, maar onmiddellijk daarop kwamen zij terug en gingen de Voorstraat in. De auto stond nog op de plaats, waar die 5 personen waren uitgestapt. Eén van die vijf personen is nog even teruggeweest naar den chauffeur en heeft nog even met hem staan praten. Heel spoedig haalde hij echter de andere vier personen weder in. Ik was inmiddels thuis, doch zag nog dat genoemde vijf personen de Weidstraat ingingen in de richting van het gemeentehuis. Het staat voor mij vast dat door die personen de overval is gepleegd. Een signalement van die personen kan ik niet opgeven." 9e. Antoon van Doorn, oud 39 jaar, loodgieter, wonende Poortdijk nr. 18 a, te IJsselstein, die verklaarde: „Op Maandag 13 Maart 1900 vier en veertig, te omstreeks 13 uur liep ik in de Kloosterstraat, richting Utrechtschestraat, te IJsselstein. Toen ik op de hoek KloosterstraatUtrechtschestraat kwam, viel mijn oog op een auto, die in de Weidstraat nabij het gemeentehuis geparkeerd stond op een afstand van ongeveer 50 meter van mij af Het was een luxe-personenauto, blauw van kleur, naar ik meen gestroomlijnd. Ik stond even te kijken en zag toen vier heeren uit het vroegere distributiekantoor, thans hulpsecretarie, komen. Die heeren vervoerden twee volgeladen zakken, welke zij in de auto laadden. Daarna stapten zij in en reden met de auto weg in mijn richting, verder links af de Benschopperstraat in, richting Benschopperpoort. De auto is vlak langs mij heen gekomen. 8


Op het nummer en letter van de auto heb ik niet gelet. Hoe zij verder gereden zijn, is mij onbekend. Later vond ik het toch wel eenigszins vreemd, dat er op dat tijdstip vier personen uit genoemd perceel gekomen waren, maar dat er een overval gepleegd zou zijn, kon ik mij niet indenken. Ik wist ook niet, dat daar wat te halen was. Ik ben later nog even bij H. Kleij, schoenmaker, te IJsselstein, wonende aldaar, Utrechtschestraat nr. 58, geweest. Ik heb dien persoonlijk gevraagd of hij wist, dat er op de secretarie wat te halen geweest zou zijn, maar hij wist het ook niet. Had ik hetzelfde gezien op de Walkade bij het Distributiekantoor, dan had ik veel eerder aan een overval gedacht en had ik zeker alarm gemaakt. Een nauwkeurig signalement van die overvallers kan ik niet opgeven, slechts heb ik gezien dat er twee groote en twee kleine personen bij waren." Ik, verbalisant, Langerak, voeg hier het volgende aan toe: „Uit het gehouden onderzoek is niet komen vast te staan door hoeveel personen precies aan de overval werd deelgenomen. Naar ik vermoed zullen het er 5 of 6 zijn geweest. Bij nader onderzoek bleek de kabel van het centrale telefoontoestel in het gemeentehuis te IJsselstein te zijn doorgesneden, zoodat het contact met de buitenwereld verbroken was. Voor een opgave van het ontvreemde wordt verwezen naar de overgelegde bijlagen. De gehoorde personen staan mij allen gunstig bekend en de verklaringen door hen afgelegd behoeven niet in twijfel te worden getrokken. De bewaking van het gemeentehuis, inzonderheid die van de kluis, is door den burgemeester als volgt geregeld. Gedurende de uren, waarop personeel in het gemeentehuis aanwezig is (8.30 - 18.00 uur), is als bewaker aldaar aanwezig den daartoe door den burgemeester aangestelden N.N. Onder zijn bewakingstaak valt ook het openen en sluiten der deuren van het portaal voor de kluis en die van de kluis zelve, wanneer dit voor de uitvoering van den dienst noodzakelijk is. Van 18.00 - 8.30 uur is het gemeentehuis bewaakt door twee burgerbewakers. Genoemde bewakers hadden van den burgemeester instructies ontvangen. De maatregelen door mij genomen ter opsporing van de daders zijn als volgt. Onmiddellijk zijn telefonisch gewaarschuwd: de Groepscommandant der Marechaussee te Vreeswijk, de Groepscommandant der Marechaussee te Jutphaas, de Korpschef van Politie te Schoonhoven, de Groepscommandant der Marechaussee te Montfoort, en de Gemeentepolitie te Utrecht, alsmede de Groepscommandant der Marechaussee te Vianen en aan allen is verzocht de wegen, die daarvoor in aanmerking komen af te zetten ter aanhouding van de auto, waarmede de overvallers vertrokken waren. Verder zijn telefonisch in kennis gesteld de Luitenant-Kolonel, Commandant van het Marechausseegewest Amsterdam, te Amsterdam, de Afdeelingscommandant der Marechaussee, te Bilthoven, de Polizei-Offizier beim Beauftragten des Reichskommissars fßr die Provinz Utrecht, te Utrecht." Waarvan door mij op afgelegde ambtseed, als onbezoldigd Rijksveldwachter, is opgemaakt dit proces-verbaal, ten einde te worden gezonden naar de autoriteiten, waar het behoort. Gesloten te IJsselstein op 14 Maart 1944.

A.M. Langerak.

9


De geschiedenis van Rijpickerwaard en omgeving door L. Hamerslag Allereerst wil ik uitdrukkelijk stellen, dat dit geen wetenschappelijk en uitgediept verhaal is en het wel nooit zal worden. Vooral de waterwegen zijn dermate veranderd, dat wel gegist moet worden, ook naar de vroegste geschiedenis van Rijpickerwaard. Het is de geschiedenis van de omgeving - zoals IJsselstein, Utrecht, Oudegein, het Gein (13de-eeuwse stad en middeleeuws klooster) en verder de IJssel, de Lek en de Vaartse Rijn, die onbetwist het wel en wee van Rijpickerwaard beïnvloed hebben. Daarmee helemaal verweven is de machtsstrijd tussen de Hollandse graven en de Utrechtse bisschoppen (daarover later meer). Als hypothese wil ik stellen, dat Rijpickerwaard een koningsgoed of kroondomein is geweest. Een oorkonde van 1036 (Oork. boek Utrecht no. 191) spreekt van een gouwgraaf Erimannus in de pagus Eitthere. (Zie AJ. Maris „Van Voogdij tot Maarschalkambt" pag. 65-74) De gouwgraven Waldger en Radbod bezaten goederen (land) in de gouw Lek en IJssel. In een oorkonde van 27 mei 1122 (Oork. boek Utrecht no. 307) stelt keizer Hendrik V de abdij van Werden weer in het bezit van een goed (Rijpickerwaard?), behorende tot de villa Eiteren en gelegen „inter hos fluvios Renam et Leccam, Leccam et Islam". Tot 1217 is en blijft het mistig met de historie van Rijpickerwaard, en er zal nog veel archiefwerk verzet moeten worden om de mist te laten optrekken. Vóór 1217 behoort Rijpickerwaard kerkelijk en gerechtelijk tot Eiteren, maar vóór 27 juli 1217 werd het Gein als zelfstandig kerspel afgesplitst, waartoe ook Rijpickerwaard ging behoren. Toen het Gein in 1294 stadsrechten verkreeg, werd het een afzonderlijk gerecht tot in de Franse tijd, welke tijd vele bestuursvormen op zijn kop zette en veranderde. Het hoge gerecht berustte bij de bisschop en daarna lange tijd bij de Heer van Oudegein. Na de Franse tijd behoort het Gein en daarmee Rijpickerwaard tot de gemeente Jutphaas. En Jutphaas is weer opgeslokt door Nieuwegein, dat een onvermoeibare landhonger heeft (stadsuitbreiding). Alvorens verder te gaan met waterstaat en economische belangen wil ik eerst de namen van de leenmannen/eigenaren van Rijpickerwaard met u doornemen; ze zijn ons vrij volledig bekend. 1278 1311,1343

vóór 1418 1539 vóór 1577 1577 1627

10

Vrouwe Janne, haar als lijftocht vermaakt door haar echtgenoot Arnoud van Amstel. Otte van IJsselstein Over deze Otte is een oorkonde (Arch. Nass.Dom. II, reg. van oork. no. 41, van 14 augustus 1311), waarbij Ghisebrecht van Yselsteyn, ridder, en zijn vrouw Berte hun zoon Otte als erfdeel toewijzen o.a. 59 morgen land in Rijpwikerweert. Aelbrecht van Egmond van Meresteyn Jan van Egmond Aelbrechtsz. Frederick van Egmond Jan van Egmond Jhr. Amelis van Matenesse


1633 1695

1724 1729 1763 1789 1807 1832 1917

Jhr. Hendrik Valkenaar als man en voogd van Vrouwe Florentine van Matenesse. Mr. Gerard van Rhemen, voor het eerst met inbegrip van 2 erfpachten, n.l. Bockhovel en de Killen, resp. 5 en 7 morgen, in 1763 door Willem Swellingrebel definitief bij Rijpickerwaard gevoegd en in 1841 door mr. O. van Romondt afgekocht van Rijksdomeinen en bij de hofstede gevoegd. Jhr. Christoffel Wambold, baron van Umstad. Frederik Spindler Willem Swellingrebel, kanunnik van het Kapittel van St. Jan te Utrecht, tevens eigenaar van de hofstede de Batau, gelegen aan de Nedereindseweg. verkocht aan Willem Middag, de eerste boer-eigenaar voor ƒ 19.800,— , met inbegrip van 2 erfpachten, tesamen 77 morgen. verkocht aan Anthonie Baars voor f 30.000,— verkocht aan Mr. Otto van Romondt voorƒ 23.000,— verkocht aan Carl Johann Heinrich Muller, eigenaar van de beruchte beenzwartfabriek te Utrecht, voor/ 163.831,— voor 62 HA.

In 1928 werd de boerderij in verband met uitbreiding van de veestapel en onvoldoende stalruimte in tweeën gesplitst: Rijpickerwaard met 29 HA, Arbeid Adelt met 28 HA. Laatstgenoemde boerderij kwam gereed in 1930. De heer Nieuwenhuizen heeft zich toegelegd op de veehouderij, de heer van Dijk op fruitteelt en veehouderij. In 1888 was Rijpickerwaard verpacht aan Willem van Dijk, met 72 morgen. Dat was de vader van de huidige eigenaar, die Rijpickerwaard kocht in 1953. Arbeid Adelt werd gekocht in 1957. Het Galgenkampje en de Killen behoren hiertoe. Over het Galgenkampje is nogal wat te doen geweest. Op de topografische kaart 1 : 25000 (blad 464 Vreeswijk, verkend in 1887, gedeeltelijk herzien in 1900) vindt men de naam Apehuis voor Rijpickerwaard. Waar komt die naam vandaan? Het verhaal zegt, dat er een Oost-Indisch Heer op Rijpickerwaard woonde, die een knecht en een aap had, die beide Kees heetten. Op zekere dag kwam de aap te overlijden en de Heer gaf opdracht de klok de laten luiden voor Kees. In de stad dacht men dat Kees de knecht dood was. Toen de aap uit de mouw kwam, was de schout zeer verbolgen. Hij begon een belegering, die op niets uitliep, maar de Heer moest land afstaan, waarop de galg werd geplaatst. Een kern van waarheid schijnt het verhaal wel te bevatten, want op kaarten van 1626 en 1690 staat de galg dicht bij de IJssel en Rijpickerwaard. Op een kaart van 1740 staat hij veel dichter bij IJsselstein. De Killen is ook een moeilijk punt. De oude IJsselsteiners noemen het de Kil. De Kil is een IJssel-tak, die even voorbij Rijpickerwaard in de polder „den Hoogen Weert" kwam en hem dwars doormidden sneed. Het stuk bouwland van de Rijpickerwaard was stroomrug-grond, en deze grond is een moeilijke grond voor de boer. De structuur ervan is, dat een kleilaag op zarid ligt, aangevoerd door de rivier en daar afgezet. De grond moest zwaar bemest worden om rendabel te zijn. Op een kaart van 1700 is de polder „den Hoogen Weert" groot 62 morgen en 77 roeden. De Kil kwam geleidelijk op de IJssel af, waar de Poelweert begon. De polder Rijpickerwaard was in 1700 groot 77 morgen 2 roe, verdeeld over bouwland (42 morgen 4 hond 98 roe), weiland (30 morgen 3 hond 5 roe) en boomgaard (3 morgen 3 hond 99 roe). Over dit bezit werd tiend geheven door het „Keijserlijcke Capittel der

11


Kercke van St. Marie binnen Utrecht". De machtsstrijd tussen de Hollandse Graaf en de bisschop van Utrecht is in het nadeel van de laatste uitgevallen. Bij oorkonde van 19 juli 1285 (Oork. boek Sticht no. 2230) sluit de graaf een verdrag met bisschop-elect Jan, waarbij deze toestemming geeft om de dam te leggen bij Hoppenesse. Op 14 juli 1285 (Oork. boek no. 2223) heeft de graaf hem daarvoor beloofd 4500 ponden Hollands. Wat was de bedoeling van de graaf? Hij wilde twee vliegen in één klap slaan. De eerste was: beveiliging en bescherming van Holland tegen het opperwater; de tweede was het handelsbelang voor Holland. In die opzet is hij geheel geslaagd; ten aanzien van de Vaartse Rijn heeft hij moeten toegeven. De strijd om de macht blijft doorgaan, al zijn de omstandigheden anders dan in de tijd van graaf Floris V. Nu blijkt de inzet: Rijpickerwaard of rail-lijn.

Alexander Pasqualini door Martin van Bruggen e.a. In 1976 hebben 5 studenten van de Rijks-universiteit van Utrecht*, deel uitmakende van de projectgroep Renaissance, een scriptie gemaakt over IJsselstein. Een hoofdstuk daarvan behandelt de toren van de oude Nicolaaskerk. Die toren is tussen 1530 en 1540 gebouwd. Bouwmeester was, naar het oordeel van de meeste deskundigen, de Italiaan Alexander Pasqualini. (zie ook het artikel van A.G. Cool „De gemeentetoren van IJsselstein, een wonder in baksteen" in ons eerste nummer). Met toestemming van de schrijvers nemen wij uit dat hoofdstuk het gedeelte over, dat gegevens bevat over het leven en werk van die Italiaanse bouwmeester. De geboortedatum van Alexander Pasqualini, de vermoedelijke bouwmeester van de toren van de oude Nicolaaskerk te IJsselstein, kan gesteld worden op vijf mei 1493. Over deze datum heeft tot het jaar 1925 enige onzekerheid bestaan, maar in dat jaar is door G.C. Labouchère een doopakte gevonden in Bologna, die alleen maar kan slaan op Pasqualini. De Duitse nakomelingen van Pasqualini hebben papieren bewaard, waaruit zou blijken, dat Pasqualini uit een adellijke familie zou stammen. In Nederlandse stukken komt de afkomst van Pasqualini uit Bologna alleen naar voren uit een vermelding van hem in de Amsterdamse Thesauriersrekening van 1545; voorts blijkt het nog uit de kroniek van Gulik. Pasqualini verliet op 37-jarige leeftijd Italië, vanwege het politieke klimaat. Dit was namelijk de tijd van de plundering van Rome met alle nodige verwikkelingen daaromheen.

* t.w. Martin van Bruggen, Brord van Ham, Dianne Hamer, Paul Teunissen en Chris Will.

12


Na een kort maar zeer druk bezet verblijf in Nederland, ging hij naar het Rijnland in Duitsland, waar hij tot zijn dood werkzaam was. Men weet niet zeker, wie zijn leermeesters geweest zijn, men heeft het vermoeden dat hij er verscheidene heeft gehad, zoals een zekere Andrea Formigine, architect van o.a. het Palazzo Fantuzzi. Hij heeft enkele jaren in Rome gestudeerd en zich later gespecialiseerd in militaire architectuur. op de 24ste februari 1530 vond de kroning van Karel V plaats in Bologna. Deze gebeurtenis bracht een toestroming van buitenlanders teweeg. Hieronder bevonden zich uit Nederland o.a. graaf Hendrik III van Nassau, Maximiliaan van Egmond, de heer van IJsselstein en Floris van Egmond, graaf van Buren. Bovendien waren er enorm veel kunstliefhebbers aanwezig, zij waren allen aangetrokken door de magnifieke decoraties ter gelegenheid van de kroning. Pasqualini heeft veel van deze buitenlandse kunstliefhebbers ontmoet, die zijn verlangen tot emigreren zeker gestimuleerd zullen hebben. Hij is waarschijnlijk meegetrokken in het gevolg van de heer van IJsselstein; de eerste keer namelijk, dat erover hem gesproken wordt, bevindt hij zich in IJsselstein. Het werk van Pasqualini in Nederland: Tussen 1531 en 1532 schijnt hij gewerkt te hebben aan de verfraaiing van het kasteel van IJsselstein. Met name in de vierkante toren, die nog als enig overblijfsel van het kasteel aanwezig is, is een Italiaanse invloed te zien volgens Hardenberg. Beter bewaard dan het kasteel is de kerktoren van IJsselstein. Deze toren gaat door voor het eerste monument ten noorden van de Alpen, dat ontworpen is door een Renaissance-Italiaan. Algemeen wordt aangenomen, dat Pasqualini de toren heeft ontworpen, behalve door E. Vermeulen, die het toeschrijft aan een andere kunstenaar uit Bologna, Tomasso Vincidor da Bologna, die vanaf 1520 in België woonde. Deze was door paus Leo X naar de Nederlanden gestuurd om te zorgen voor het weven van tapijten volgens cartons van zijn meester. Men heeft zijn naam in de archieven van de heren van IJsselstein gevonden; er is een kwitantie van 1523, die verklaart, dat een zekere „Bologna" 22 pond heeft ontvangen voor niet duidelijk omschreven werkzaamheden. Op deze gronden heeft Vermeulen zijn vermoeden gebaseerd; het jaartal 1523 is echter te vroeg, omdat de toren op z'n vroegst in 1530 is begonnen. Pasqualini woonde in Buren, dit is afgeleid van een simpele rekening van een glaszetter, van het jaar 1534. Hier heeft zijn gezin zich gevormd, de naam van zijn vrouw is echter onbekend. Wel bekend is de geboorte van zijn zoon Maximiliaan op 12 augustus 1534; waarschijnlijk is het kind door Maximiliaan van Egmond ten doop gehouden. Hierna volgden nog een zoon Jean en twee dochters Camille en Catherine. In 1538 was Pasqualini druk bezig met restauratiewerken aan het kasteel van Buren, dat in de jaren 1806 en volgende is gesloopt. De overblijfselen hiervan zijn tot een gedenkteken samengevoegd. Van zijn hand is ook het ontwerp voor de galerij van de binnenplaats van het kasteel van Buren, de plannen hiervoor liggen in de grafelijke archieven. Aan de andere kant van deze hof zou een arsenaal komen. Pasqualini leidde van 1538 tot 1540 de bouw. Men veronderstelt dat de kerktoren van Buren ook behoort tot het werk van Pasqualini; dit is o.a. afgeleid van het feit, dat de toren te IJsselstein zekere overeenkomsten vertoont met die te Buren. Pasqualini heeft als militair architect veel werk kunnen verrichten: het hertogdom van Gelre namelijk weigerde zich aan te sluiten bij Bourgondië. De andere steden werden

13


hierdoor genoodzaakt sterke fortificaties op te richten om zich tegen de Geldersen, onder leiding van Maarten van Rossum, te verdedigen. Pasqualini werkte als zodanig in Diest, Luik, 's-Hertogenbosch, Buren, Amersfoort, Leerdam en Mechelen. Hij verblijft ook een tijdje in Amsterdam, waar hij ontwerpen maakt voor de muren van deze stad. Op 6 oktober 1546 is hij in Zeeland, waar hij werkt aan de fortificaties van Middelburg. Naar alle waarschijnlijkheid is hij hierna teruggekeerd naar Buren en opnieuw begonnen met het kasteel. Door de plotselinge dood van Maximiliaan van Egmond op 23 december 1548 stond Pasqualini zonder opdrachtgever. Op 15 april 1549 treedt hij in dienst van de hertog van Juliers (Jülich = Gulik) in het Rijnland. Pasqualini vestigt zich in Juliers en begint aan de reconstructie van de stad en het kasteel, die verwoest waren door een brand. Pasqualini overlijdt in 1559. Bronnen: H. Hardenberg „Pasqualini, architecte Bolonais aux Pays-Bas" in Studi in onere di R. Filangieri II pag. 383-395. G.C. Labouchère „De toren der N.H. St. Nicolaaskerk te IJsselstein" in Oudheidkundig Jaarboek, 3e serie, van het Bulletin van de Nederlandse Oudheidkundige Bond, 1922. idem „Aantekeningen over Alexander Pasqualini en zijn werk" in Oudheidk. Jaarb., Buil. Ned. Oudh. Bond, 1938. E. Vermeulen „Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse Bouwkunst" II, 129-135.

Nog eens Alexander Pasqualini door M.H.H. Doesburg Nadere gegevens over het gezin van de in voorgaand artikel genoemde bouwmeester Alexander Pasqualini vond ik op een onverwachte plaats, n.l. in de transportregisters van de stad IJssektein (Rijksarch. Utrecht, rechterl. arch., inv. no. 648). Twee akten maken melding van Alexander's weduwe en kinderen: 1) transportakte van 14 oktober 1569. Daarin wordt, na gerechtelijke verkoop, het huis de Moriaan, gelegen aan de Achterstraat (nu Utrechtsestraat) binnen IJsselstein, in eigendom overgedragen aan Elysabeth, weduwe van Alexander van Pasqualijn, voor 950 gulden. Dat huis was belast met 800 gld. ten behoeve van genoemde Elysabeth. Het stond op de hoek van de Hofstraat, ter plaatse van de huidige percelen Utrechtsestraat 46 en 48, dus waar vroeger „Concordia" stond. 2) transportakte van 3 juli 1596. Daarin dragen de erfgenamen van voornoemde Elizabeth, nu voluit genoemd Elizabeth Schouten, het bovengenoemde huis „daer deeser tijt den Moeriaen uuyt hanght" 14


in eigendom over aan Harman Adriaenss., waard in de Moriaan. Deze akte levert ons niet alleen de volledige naam van Alexander's weduwe, t.w. Elizabeth Schouten, maar ook die van hun beider erfgenamen: a) Margrieta van Pasquelijn gehuwd met „den edelen ende erentfesten joncker Willem van Hattum, woenende tot Wijck". Zij hebben in 1596 geen kinderen. Margrieta was een dochter van i" Maximiliaan van Pasquelijn en diens echtgenote Ida Tack. Deze Maximiliaan was ongetwijfeld de op 12 augustus 1534 geboren zoon van Alexander Pasqualini. b) Alexander van Pasquelijn wonende te Dusseldorp c) Lucretia van Pasquelijn gehuwd met Reynardt Hardtsfelt. Dit echtpaar had op 7 oktober 1594 zijn aandeel in de nalatenschap verkocht aan de onder b genoemde Alexander. d) Camilla van Pasquelijn zij was moei(=tante) van de onder b genoemde Alexander, en moet wel de in voorgaand artikel genoemde dochter van de bouwmeester zijn. e) Catherina de Valle, weduwe van Johan (van) Pasquelijn (m.i. de 2e zoon van Alexander sr.) met haar 2 mondige dochters: Elizabeth en Mechtelt van Pasquelijn. f) de weduwe van Reynaut van Lansberch (haar naam wordt helaas niet genoemd) met haar onmondige kinderen. De onder b genoemde Alexander treedt in deze akte niet alleen voor zichzelf op, maar ook als gemachtigde van de onder d, e en f genoemde erfgenamen (procuratie's resp. van 10 oktober 1594,17 januari 1595 en 10 december 1594). Gelet op deze data en op de datum van de onder c genoemde verkoop zou men kunnen aannemen, dat Elizabeth Schouten in 1594 is overleden. Ze heeft dan haar echtgenoot 35 jaar overleefd. Van haar 4 kinderen leeft dan alleen nog Camilla, die m.i. ongehuwd is gebleven (ze wordt noch huisvrouw, noch weduwe genoemd). Niet vermeld wordt de dochter Catherine; zij is wellicht jong gestorven. Vanwege de volgorde, waarin de erfgenamen worden opgesomd, is aannemelijk, dat a, b en c kinderen zijn van de oudste zoon Maximiliaan, en dat de onder f genoemde weduwe van Reynaut van Lansberch een gehuwde dochter is van de tweede zoon Johan (de onder e genoemde 2 mondige dochters waren kennelijk nog ongehuwd). De hierboven genoemde procuratie's waren alle geschreven „in Cleeffsche letteren", waaruit te concluderen is, dat de familie nog steeds in het Rijnland woonde (met uitzondering van Margrieta). 15


In verband met de geboortedatum van de oudste zoon Maximiliaan (12-8-1534) zal het huwelijk tussen Alexander Pasqualini en Elizabeth Schouten wel in 1533 zijn gesloten. De bruidegom was ongeveer 40 jaar oud, zijn bruid m.i. aanzienlijk jonger, gezien de vele jaren dat zij hem overleefde. In de jaren van zijn verblijf in IJsselstein (ongeveer 1530 tot 1533) zal hij Elizabeth hebben leren kennen. Of het huwelijk in IJsselstein is gesloten of in Buren, waar zijn oudste zoon werd geboren, is niet bekend. Wel heb ik het sterke vermoeden, dat Elizabeth Schouten een Usselsteinse jonge vrouw is geweest, omdat uit andere bronnen vaststaat, dat er in de 16e eeuw diverse personen met die familienaam in IJsselstein woonden. Dat zou ook kunnen verklaren, waarom Elizabeth, hoewel wonende in het Rijnland, haar Usselsteinse huis „De Moriaan" niet heeft verkocht: het was voor haar een band met haar geboortestad. Wellicht heeft zij zo nu en dan IJsselstein bezocht en dan gelogeerd in haar eigen logement „De Moriaan". Haar erfgenamen leden niet aan dat nostalgische gevoel en verkochten „De Moriaan" aan Harman Adriaenss. (van Eijck), de waard van het logement, die misschien al jaren op deze kans had gewacht. Op grond van het voorgaande kom ik - met enig voorbehoud - tot het volgende overzicht: ELIZABETH SCHOUTEN wellicht in IJsselstein geboren gestorven ± 1594

ALEXANDER PASQUALINI geboren 5-5-1493 te Bologna gestorven in 1559

MAXIMILIAAN geboren 12-8-1534 in Buren is in 1596 al dood

CAMILLE leeft nog in 1596 vermoedelijk ongehuwd

CATHARINE wordt in 1596 niet genoemd

JOHAN is in 1596 al dood

X

X

CATHARINA DE VALLE leeft nog in 1596

IDA TACK verm, in 1596 al dood

l

MARGRIETA

Jo.r WILLEM VAN HATTUM wonen in 1596 in Wijck

ALEXANDER woont in 1596 in Dusseldorp

I LUCRETIA

REYNARDT HARDTSFELT

2 dochters in 1596 mondig en ongehuwd

1 3e dochter is in 1596 weduwe van REYNAUT VAN LANSBERCH

onmondige kinderen 16


De Antonius en Corneliusstichting te IJsselstein III (slot) door W J.A. van Wijk Over de leiding heb ik nog niet veel geschreven. Vanaf de opening tot 1929, dus bijna 30 jaar heeft Soeur Mere Justa onvermoeid voor de bejaarden gewerkt. De leiding gaat dan tijdelijk over naar Soeur Mere Crispina. In 1930 komt er een nieuwe bezetting. Soeur Beata wordt dan de Moeder van het Gesticht „tot grote vreugde van de Oudjes". Soeur Sebastienne is voor de keuken en Soeur Otgera voor het overige werk. In 1932 werd het electrisch licht aangelegd. Eerst in het Gesticht, later in het klooster. Op 31 december 1932 vermeldt het dagboek: „In het Gesticht zijn 7 vrouwtjes en 11 mannetjes". Op de eerste januari 1933 staat: „Het nieuwe jaar begint met 11 mannen en 7 vrouwen". Men is blijkbaar in één nacht groot geworden. Op 7 januari 1937: „Onze oudjes vierden dapper mee het feest der huwelijksplechtigheid van onze geliefde Kroonprinses Juliana met Prins Bernhardt van Lippe Biesterveld. Van de feestcommissie werd op 50 et per persoon gerekend — nu ze hadden het best. Een dag later kwam de autobus voor, die de Oudjes welke zulks verlangden gratis door de versierde stad en omstreken zou rijden. 7 mannen en 2 vrouwen stapten in, de anderen hadden griep. Ook Oudjes van het Ewouds Gasthuis reden mee. Onderweg werden ze nog getracteerd. De vrouwen op koffie met koek en de mannen op een glaasje. Wat hadden ze schik". OVer de 2e wereldoorlog wordt helaas nagenoeg niets vermeld. In oktober 1948 luiden de klokken van de Katholieke Kerk voor het eerst. In januari 1951 wordt het gouden feest gevierd met Pastoor, Kapelaans, de Heer Pompe en de Heer P. Kromwijk. In datzelfde jaar wordt de slaapkamer van de vrouwen veranderd. ledereen krijgt nu een eigen cel. Er wordt zeil op de vloer gelegd en er komen spiralen in de bedden. Nu mogen ze geen nieuwe schilderijtjes meer ophangen, maar elke cel krijgt een mooi nieuw kruis. De mannenafdeling ondergaat korte tijd later eenzelfde beurt. In de vijftiger jaren wordt niet meer gesproken over het „Gesticht" maar over het „pension". Ook valt het op dat de altijd gebezigde term „oudjes" wordt vervangen door „dames en heren". En dan op 25 oktober 1960: „Een heuglijke dag waarop de eerste steen gelegd wordt door de voorzitter, de heer Jac. Th. Bissels van de Stichting katholieke bejaardenzorg IJsselstein van het Streekbejaardencentrum „Marienstein". Hierbij waren vele genodigden aanwezig, o.a. Z.E. Heren Geestelijken Pastoor Dooper uit Vreeswijk, Pastoor Cosijnse uit Benschop, Pastoor Jansen van Jutphaas en kapelaan Altenberg van IJsselstein". 17


Nadat in juli 1961 de vlag in top van Huize Marienstein was gegaan, werden in januari 1962 de voorbereidingen getroffen voor de verhuizing. „Met de nieuwbouw van het nieuwe bejaardencentrum Marienstein is het zover gevorderd dat het eerste gedeelte, waarin zich tevens de hoofdvleugel bevindt, bewoonbaar wordt. In het bestaande bejaardenhuis wordt druk ingepakt en de kasten leeggemaakt, tekenen die wijzen op de aanstaande grote verhuizing." Op 27 januari 1962 worden de laatste kisten en koffers uitgedragen. De bejaarde dames en heren worden per auto en busje naar het nieuwe bejaardencentrum gebracht. Het dagboek wordt afgesloten: „'s Avonds om 5 uur wordt het bejaardenhuis van de Antonius en Corneliusstichting voorgoed gesloten. Alle bejaarden hebben hun intrek genomen in het nieuwe moderne bejaardencentrum „Marienstein", waar allen zich op hun eigen kamer, met alle comfort daaraan verbonden, spoedig thuisvoelen, maar nog wel eens terugdenken aan het vele en goede dat zij genoten hebben in de ruim 60 jaar bestaande A. en C-Stichting in de Kloosterstraat. Alle hulde en dank aan degenen, die het initiatief tot het stichten van dit huis hebben ondernomen, waarin zoveel mensen hun laatste levensdagen rustig mochten doorbrengen en tot een goed einde mochten komen".

.#

S

'\. ?? l" '"

# # 'f^... .

• ' 1 ^i#^;" '^

'

De bovenstaande toto werd gemaakt in augustus 1961 De?e groep bewoners van de Antonius- en Corneliusstichting vormden de eerste bewoners van „Marienstein" Op de voorgrond van links naar rechts de dames Goedhardt, Knevel Van de Berg en Zuster Claudine 2e ril zittend de dames Scheel van Amstel. Van Vliet Tersteeg en Verbeek dn rolstoel) Heer Bloos en Mevrouw Cuppens Staande Mej de Groot, Neuten, Mevr De Rooy, Van Leur, Mej van Rossum, Kooien, Zuster Pnsca, Zuster Prisca is nog steeds werkzaam in „Marienstein"

wrtWfsSf^

ij'xii.im^i

mm.i±.ït%

H-^Cf-*-

Gevelsteen in de voorgevel van Kloosterstraat 5 te IJsselstein

^l'^ ^^^ 1

•(#r-, 'Xié^A

18

- 4

«-iiB«--«i#fei|m^fe,,i*

(thans Het Centrum)


De oude St. Nicolaaskerk van IJsselstein door Martijn Vergouw en Peter Siccama 1309. De Pausen verplaatsen hun zetel te Rome naar een kasteel in Avignon, de 70-jarige Babylonische Ballingschap der Pausen neemt een aanvang. In IJsselstein is men inmiddels begonnen met de bouw van de St.-Nicolaaskerk. Het initiatief hiertoe nam Gijsbrecht van Aemstel, Heer van IJsselstein. Met deze kerk waren de Heren van IJsselstein nauw verbonden. Hun kasteel, hun na het beleg van 1297 ontnomen, werd op Driekoningenfeest van het jaar 1309 door graaf Willem III van Holland aan hen teruggegeven. Het spreekt vanzelf dat dit kasteel toen hersteld en uitgebreid werd en in het kader van deze aktiviteiten kan men ook de bouw zien van de kerk. Zij werd immers vlakbij het kasteel gebouwd en lag excentrisch ten opzichte van het opkomende stadje. Zij was dan ook min of meer bedoeld als hofkapel en mausoleum, maar fungeerde op de eerste plaats als parochiekerk van IJsselstein. Lang heeft men trouwens geloofd dat er een onderaardse verbinding bestond tussen kerk en kasteel en een pseudo-wetenschappelijk onderzoek in 1937 (met behulp van een wichelroedeloopster!) leek dit te bevestigen. Toestemming tot de bouw verkreeg Gijsbrecht van de Utrechtse bisschop Guy van Avesnes op voorwaarde dat zijn zoon Aernout zou huwen met 's bisschops dochter Maria. Dit was tevens de voorwaarde om zijn tevoren belegerde kasteel terug te krijgen en om de ridderslag te verkrijgen. Het huwelijk van Aernout met een bastaarddochter, en nog wel van een bisschop, werd tot aan het eind van de 14e eeuw algemeen afgekeurd en wierp een smet op het blazoen van de nieuwbakken ridder Gijsbrecht. Heer Jan van Culemborg, wiens broeder huwde met de kleindochter van Aernout en Maria schreef vertoornd en cynisch toen er uit dit huwelijk kinderen voortkwamen: „Danck hebben onse Papen, Dat sij Hertoch ende grauen connen maken". Zover reikte het geheugen van de mensen. De kerk bezat geen toren. Deze werd pas twee eeuwen later gebouwd naar een ontwerp van Alexander de Pasqualin uit Antwerpen, mogelijk lid van de beroemde familie Pasqualini uit Bologna. De kerkwijding vond plaats op Pasen 19 April 1310 en geschiedde door de Utrechtse wijbisschop Joannes Scopia (Johan van Konstanz). Guy van Avesnes, gekozen bisschop, was immers net als zijn voorgangers en opvolgers een politieke figuur die trouwens volgens beproefd recept pas na het nodige geharrewar de zetel van Willibrord beklommen had. De geestelijke zaken werden toevertrouwd aan de hulpbisschoppen waarvan de wijbisschop (zoals zijn titel reeds aanduidt) zorg droeg voor de wijdingen: toediening van bepaalde sacramenten en consecraties van kerken en andere materiële goederen. Na de inwijdingsplechtigheid die, naar Middeleeuwse trant, een volle dag duurde, hield de parochie van Maria-ten-Hemelopneming te Eiteren op te bestaan en was de stichting van de parochie van IJsselstein een feit. Deze parochie verkreeg het patronaat van de H. Nicolaas, een heilige wiens verering door de Abdij van Werden in ons land werd geïntroduceerd. Deze Abdij bezat, zoals bekend, land in Eiteren. De kerk van Eiteren werd een kapel met aan het hoofd een vicaris (d.i. plaatsvervanger). Op Paaszaterdag, 18 april van het jaar 1310 is de jonge, zojuist geridderde Gijsbrecht van IJsselstein te Utrecht waar hij voor het kapittel van St.-Marie en in aanwezigheid van bisschop Guy van Avesnes de grond waarop de nieuwe kerk van IJsselstein en het kerkhof is overgebracht, in eigendom geeft aan dit kapittel. 19


Hij erkent hierbij het patronaatsrecht van dit kapittel over de nieuwe kerk te IJsselstein en de oude kerk te Eiteren: „In aanwezigheid van oog- en oorgetuigen groet u Ridder Gijsbrecht van IJsselstein en belooft hierbij voor nu en altijd de waarheid te spreken. Onze eerwaarde vader in Christus Heer Guido, bisschop van Utrecht, heefit op mijn nederig verzoek de parochiekerk en het kerkhof van Eiteren na beoordeling in aanwezigheid van dit eerbiedwaardig gezelschap der heren Dekens en het kapittel der Zalige Maria te Utrecht, overgebracht naar de plaats die daarvoor door mij te IJsselstein is gesticht, vergezeld van de welwillende toestemming van voornoemde dekens en kapittel. Deze overplaatsing biedt mij zeker voordelen op dit moment, maar meer nog voor mijn opvolgers in de toekomst, want zij betekent geen verlies, neen veeleer een belofte voor het nageslacht. Ik sta hierbij de kerk en het oude en nieuwe kerkhof af en draag ze aan U over. Ik erken openlijk het patronaatsrecht van dit college betreffende de overgeplaatste kerk te IJsselstein en de voormalige kerk te Eiteren. Aan U blijven alle rechten zoals Gij die ook bezit ten aanzien van de voormalige kerk te Eiteren. Zowel voor mezelf als voor mijn toekomstige erfgenamen garandeer ik U mijn trouw en beloof ten opzichte van deze nieuwe kerk en oude kerk nimmer enig aards gewin, noch voor mezelf, noch voor mijn opvolgers, na te streven. Bovendien zweer ik nimmer op Uw rechten aanspraak te zullen maken. Aan dit getuigenis zal ter eeuwige bevestiging onze Heer Bisschop, voordat het aan de Dekens en het kapittel verzonden wordt, op mijn verzoek zijn zegel hechten." Hierna volgt een formule van bisschop Guy: „En wij, Guido, door Gods genade bisschop van Utrecht, hechten ons zegel op verzoek van Ridder Gijsbrecht aan dit aanhangsel in groot vertrouwen." „Gegeven in het jaar onzes Heren 1310 op de zaterdag na het feest der Zalige Tiburtijnse Martelaren". De woensdag daarop vindt er op het nieuwe kerkhof te IJsselstein een plechtige bijeenkomst plaats waarbij Gijsbrecht in aanwezigheid van wijbisschop Johannes Scopia, de afgevaardigde van het kapittel van St.-Marie kanunnik Arnold van Xanten, de heren van het gerecht van IJsselstein en de parochiegemeenschap deze transactie bekrachtigt: „Wij, Johannes, door Gods genade bisschop van Konstanz, maken bekend in aanwezigheid van oog- en oorgetuigen en in tegenwoordigheid van de begunstiger, en namens onze eerwaarde Heer in Christus, Heer Guido, bisschop van Utrecht, in wiens bisdom wij de plaatsbekleder zijn, dat bij de wijding van deze nieuw-gestichte parochiekerk, die van Eiteren is overgeplaatst, wij bevestigd zien en horen dat de bekwame man. Heer Ridder Gijsbrecht van Aemstel, opgeroepen door deze mensen van het gerecht en de verzamelde parochianen, openlijk het patronaatsrecht over deze nieuwe kerk erkent van de eerbiedwaardige mannen, de Heren Dekens en het kapittel der Zalige Mariakerk te Utrecht, voor altijd, zoals ook hun recht over de kerk van Eiteren, die naar hier is overgebracht, blijft gehandhaafd. Wij verklaren de rechten van deze Ridder voor nietig en dragen hierbij plechtig en getrouw, zowel mondeling als schriftelijk, aan Arnold van Xanten, kanunnik aan ge-

20


noemde kerk der Zalige Maria te Utrecht, die hier ook tegenwoordig is als vertegenwoordiger van genoemde Dekens en het kapittel, het eigendomsrecht van deze nieuwe kerk en het kerkhof, die zolang zullen bestaan als ze gewijd zijn, over. Aan dit getuigenis hechten wij ter eeuwige herinnering ons zegel. Gedaan op genoemd kerkhof en gegeven op de vierde dag van Pasen in het jaar onzes Heren 1310." Pas in 1524 zal het patronaatsrecht aan de Heer van Hsselstein toevallen. Een reden toen om spoedig daarna de kerk te voltooien met een fiere toren. In 1319 sticht Heer Gijsbrecht drie altaren in de kerk, gewijd aan het H. Kruis, de H. Maagd en St. Jan de Doper. Dit kan erop duiden dat toen het beeld van O.L. Vrouw van Eiteren in de kerk geplaatst werd. Haar feestdag viel namelijk op die van St. Jan de Doper (24 juni). In 1328 is er reeds sprake van vier kapelaans. „Anno 1333 Woensdag na St. Mertensdach in den winter. Door Gisebrecht, Here van Iselsteine, aan 't cappittel gegeven enen vriên eigendom van eenre vierteil lants, dy vir morgen hout, ende dy geheten is dy oude hofstede te Meerloe." Van de Koppel geeft dit citaat, kennelijk om te suggereren dat de kerk reeds een kapittel had. Wij hebben de tekst niet kunnen vinden en kunnen deze suggestie dus niet verifiëren. Rond 1336 wordt Herberen, jongste zoon van Gijsbrecht van IJsselstein (Van Aemstel) gedood bij een duel. De uitdager sticht ter voldoening een nieuw altaar in de St.-Nicolaaskerk. In 1341 wordt als pastoor en vicaris van het Maria-altaar genoemd Elyas van Eijke. Twee jaar later spreekt men van pastoor Mauricius de Embrica (Maurits van Emmerik). Mogelijk was deze een broer, althans familie van Bernardus de Embrica, een geleerde Karthuizer die rond dezelfde tijd doceerde aan de Sorbonne te Parijs. In 1344 sterft Gijsbrecht. Zijn lichaam wordt in de St.-Nicolaaskerk bijgezet. In 1349 krijgt het kerkgebouw haar eerste vuurproef te verduren. De stad IJsselstein ondergaat in die tijd dezelfde dubbele ramp die de stad Londen in 1666-1667 doorstond, namelijk een pest-epidemie gevolgd door een stadsbrand. In IJsselstein werden die calamiteiten gevormd door de Zwarte dood van 1348 en het beleg door Utrecht het jaar daaropvolgend. Hierbij werd onder andere het IJsselsteinse klooster in de as gelegd. De kerk schijnt echter geen ernstige schade opgelopen te hebben. In 1355 verleent Paus Innocentius VI grote aflaten aan de kerk. Aernout I, Heer van IJsselstein, sticht in 1359 zes kapellen (vicarieën) waardoor er nu elf kapelaans aan de kerk verbonden zijn. De geestelijken, verbonden aan de laatstgenoemde kapellen, kregen het bijzondere voorrecht zich op hoogtijdagen te tooien met „almuysen", schoudermantels, die normaal slechts voor kanunniken waren voorbehouden. Jan van Arkel, bisschop van Utrecht, bekrachtigde deze stichting bij wijze van verzoening met zijn „beminde zoon" Aernout. In 1359 is er ook nog sprake van de altaren van St. Egidius, St. Joris, St. Silvester en St. Theobaldus.

21


In 1360 lezen wij: „Verscheide landerijen door Arnold, heer van IJsselstein, aan de kerk geschonken, om de opkomsten derzelve uit te delen aan diegenen welke de horae canonicae in die kerk zouden zingen" (citaat van v.d. Koppel). Wederom kan hieruit blijken dat de kapelaans toen reeds beschouwd werden als kanunniken, zij zongen immers de horae canonicae, het koorgebed van de kanunniken. Op 7 februari 13% volgt dan een onderzoek dat Paus Bonifatius IX laat instellen in verband met de definitieve verheffing tot Collegiale kerk. Nog in datzelfde jaar vindt deze verheffing plaats en aan de kerk wordt verbonden een kapittel van acht kanunniken onder de leiding van een proost. De zielzorg werd toevertrouwd aan een deken. Pastoor Robert Helie wordt met pensioen gestuurd. Overigens werd een kapittel vaak alleen maar aan een kerk verbonden tot meerdere glorie van de landsheer of de plaatselijke adel. Dit laatste was duidelijk in IJsselstein het geval. In het Noorden der Nederlanden bestonden vrijwel geen kapittels, terwijl ze in het Zuiden zeer talrijk waren. Rondom Utrecht waren er rond 1400 nog Collegiale kerken te Wijk bij Duurstede en Amersfoort (St.-Joris). Al is een college van acht kanunniken vrij bescheiden (de thans verdwenen stad Reimerswaal b.v. bezat een kapittel van 45 koorheren), men mag aannemen dat het later is uitgebreid omdat rond 1510 het koor van de kerk aanzienlijk werd vergroot. Het huidige koor is even groot en in breedte zelfs groter dan het schip der kerk. We weten helaas niets over koorbanken. In 1399 werd in de kerk een broederschap van O.L. Vrouw van Eiteren en St.-Nicolaas opgericht. Op zaterdag, de dag die traditioneel gewijd is aan de H. Maagd, vierden de leden van deze broederschap een gezongen mis in de kapel van deze kerk, die aan Haar was toegewijd, denkelijk de kapel van 1319 (zie boven). Overigens was dit niet het enige geestelijke gilde te IJsselstein, want in 1470 is er tevens sprake van een St.-Barbaragilde. In 1448 wordt nog van een St.-Anthoniusaltaar gesproken. In 1561 tenslotte spreekt men van een altaar gewijd aan St.-Catharina. Wanneer het beeld van O.L. Vrouw van Eiteren in de kerk kwam, is niet bekend. Zeer ruim genomen was dit uiteraard tussen 1310 en 1399 omdat in het eerste jaar de kerk van Eiteren haar rechten en wellicht ook haar devotionalia overdroeg aan de nieuwe IJsselsteinse kerk, het tweede jaar omdat toen de hierboven genoemde broederschap werd gesticht en voor het eerst de O.L. Vrouwekapel genoemd wordt. Het meest waarschijnlijk komt ons echter voor het jaar 1319 toen Gijsbrecht de altaren van Maria en St.-Jan stichtte. Hoewel historisch nooit bewezen, wordt algemeen aangenomen dat het beeld later naar Eiteren is teruggekeerd. Waarschijnlijk gebeurde dit op het verzoek der pelgrims, die de historische kapel te Eiteren in hun bedevaarten bleven betrekken, ja zelfs prefereerden boven de IJsselsteinse kerk. We kunnen de terugkeer naar Eiteren rond 1440 dateren, omdat rond die tijd de melaatsenbroederschap was opgericht en de kapel te Eiteren vergroot c.q. verbouwd was tot een respectabele kerk. We zien dus, indien dit zo is, dat IJsselstein, volwassen geworden en met een kerk, opgeklommen tot hoge rang, zich nu kon permitteren iets van die roem weer af te staan door het Mariabeeld terug te schenken aan een kapel die, ondanks haar degradatie in 1310, nooit vervallen was maar integendeel tegelijk met de IJsselsteinse kerk een steeds groter aanzien kreeg, tot ze een eeuw later getransformeerd zou worden

22


tot een kloeke kerk. Nimmer ging dus, zoals vaak gemakkelijk gekonkludeerd wordt, de faam van de een ten koste van de ander. Waar zich overigens in de St.-Nicolaaskerk de Mariakapel bevond is uit het huidige gebouw niet meer af te leiden. Men moet er immers rekening mee houden dat de kerk reeds in 1418 werd verwoest. Ook in 1466 moet zij het weer ontgolden hebben, terwijl er in 1482 (slechts geringe) schade werd aangebracht. Volgens M.A. Prins-Schimmel en G.E. van Leersum („Langs de oude Utrechtse kerken", 1975) vond er eerst rond 1500 een totale nieuwbouw plaats. Wij weten echter dat er in 1510 „slechts" een nieuw koor met kooromgang en sacristie (de huidige gerfkamer) werd gebouwd, volgens onze mening ten behoeve van het kapittel dat zich een ruimte van hogere standing wenste. Mogelijk ook gestimuleerd door de vergroting der Eiterse kapel en de wederopbouw van het IJsselsteinse klooster. Het is wel te verwachten dat de O.L. Vrouwekapel zich bevond aan of vlakbij het Noordertransept, waar zich ook het grafmonument der Van Aemstels bevond. De Noordzijde van een kerk was immers altijd gereserveerd voor de verering van de Maagd Maria, daar bevond zich ook altijd het Maria-portaal. Als interessante kanttekening signaleren wij dat de IJsselsteinse adel het Maria-gedeelte van de kerk koos om te worden bijgezet. Daar bevonden zich de twee monumenten en de grafkelders der Heren en Vrouwen van IJsselstein. Daar dit elders, uitgezonderd in kerken gewijd aan O.L. Vrouw, niet het geval was, moet men wel een speciale reden daarvoor gehad hebben. Guyotte van IJsselstein, genoemd naar haar grootvader bisschop Guy, liet het grafmonument van haar ouders en grootouders juist daar oprichten toen het beeld van O.L. Vrouw van Eiteren zich op dezelfde plaats bevond. Aan het huidige gebouw, gerestaureerd na een brand in 1911 op een naar ons inzien kunsthistorisch uitstekende maar technisch discutabele wijze, is er aan de Noordzijde geen uitbouw meer. Wel aan de Zuidzijde waar zich de gerfkamer en het uitgebouwde Zuiderportaal bevinden. Het is niet onmogelijk dat het oorspronkelijke beeld de verwoes-

Monument der Van Aemstels, vervaardigd m opdracht van Guyotte, Vrouwe van IJsselstein, omstreeks 1370. Grote ot St.-Nicolaaskerk te IJsselstein. Dit monument werd voor het eerst gerestaureerd van 1855-1859 op initiatief van de Leidse hoogleraar Dr. L.J.I*. Janssen "door wiens hand de grafsteen werd veroverd op den tijd" (S.J. van den Berg in 'Aurora' ,1856). BIJ de identiticering der beelden werd onder meer gebruik gemaakt van een schetstekcnmg van Frans van Mieris (17e eeuw). Na de kerkbrand van 1911 werd het opnieuw hersteld, hoewel thans bhjkt dat deze restauratie niet geslaagd is geweest.

23


ting der kerk in 1418 niet heeft overleefd en dientengevolge rond 1440 een kopie (verkleind) naar Eiteren terugkeerde. Dit zou dan het huidige beeldje zijn. Over de juistheid van deze stelling valt nog geen uitspraak te doen. In de officiële kunstwetenschap wordt het beeldje steeds gedateerd rond 1200. Tot aan de sluiting der Eiterse kapel in 1579 zou het beeldje daar gebleven zijn. Tot slot zij nog opgemerkt dat er na de brand van 1911 nog slechts een muurschildering in het koor en twee 15e eeuwse houten beelden uit de viering van het gewelf te voorschijn kwamen. Deze spaarzame resten van een bijzonder rijk interieur zijn thans niet meer aanwezig en de vraag rijst wat er mee gebeurd is. Vicarieën in de St.-Nicolaaskerk. H. Anthonius, patroon tegen besmettelijke ziekten en van veetelers (spec, varkenshouders) (17 jan.) H. Barbara, patrones der klokkenluiders en schutters (4 dec.) H. Catharina, patrones der molenaars (25 nov.) H. Egidius, patroon tegen onvruchtbaarheid, uitslag, epilepsie en van boogschutters, paardenhandelaars en schipbreukelingen (1 sept.) H. Georgius (St.-Joris) patroon der ridders (23 april) H. Joannes Baptista, patroon der snijders, wevers en leerlooiers (24 juni) H. Kruis (H. Kruisvinding) (3 mei) O.L. Vrouw (belangrijkste feestdag 15 aug.) H. Silvester (31 dec.) H. Theobaldus patroon der gordelmakers en leerlooiers (30 juni, 1 of 3 juli) Behalve St. Silvester en St. Theobaldus zijn het heiligen die in vrijwel iedere grotere kerk hun altaar hadden. Opvallend is wel dat er van de leerlooiers twee patronen te IJsselstein vereerd werden. Literatuur: 1. S.W.A. Drossaers: Het archief van de Nassause Domeinraad (1955) 2. H.J. Kok: Enige patrocinia in het Middeleeuwse bisdom Utrecht (1958) 3. A. v.d. Koppel: Geschiedenis der op 10 Aug. 1911 afgebrande kerk der N.H. Gemeente te IJsselstein (1911) 4. G.C. Labouchère: Toren der N.H. St.-Nicolaaskerk te IJsselstein, een bijdrage tot de geschiedenis der strengen Renaissance-stijl in Nederland (Oudheidkundig Jaarboek, 1922, pag. 37-60) 5. S. Muller: Oorkondenboek van het Sticht Utrecht (1958) 6. RJ. Ooyevaar: Verslag van de proefopgraving te Eiteren bij IJsselstein van 28 oktober tot 18 november 1972 (1973) 7. M.A. Prins-Schimmel/G.E. v. Leersum: Langs de oude Utrechtse kerken (1975) 8. A. Schmeddinghof: Beitrage zur Geschichte der Familie von Pasqualini (Westfalische Zeitschrift, Band 93,1937, blz. 1-39) 9. A.G. Schulte: Nederlandse monumenten in beeld: Overijssel, Gelderland, Utrecht (1974) 10. W.A. Rijksvrijheer van Spaen: Historie der Heeren van Amstel, van IJsselstein en van Mijnden (1807) 11. Utrechtsche Volksalmanak jg. 1859

24


Zoiets laat je niet door iedereen schoonmaken!

Kasteel 'Rijnhuizen' Nieuwegein, foto: D. v. Zanten

Daarvoor vraag je SCHOONMAAKBEDRIJF

WJ. Dolmans b.v. Benschopperweg 4, IJsselstein tel. 03408-1601


Ook de aan- en verkoop van klassieke panden in IJsselstein verzorgen wij voor U.

Makelaardij in onroerende goederen — beëdigde taxaties

Utrechtsestraat 11 — IJsselstein


4.-f.

Historische Kring f.i \ r-

IJsselstein

*^-z ,...e?

\ a.

' - 1 ' <.-•.

r-"

S w'^v

M-K

.^«~

-/

f

/--' .V

^^^1. --S

1 ril,

.

i.vHJvl,

'-C7~t V

II

4.

•f

>

^

i: «J iV

/ 'i


Als iets de eeuwen heeft doorstaan Dan heeft een vaknnan het gedaan Wil iemand dus iets blijvends bouwen Dan kan hij het best op ons vertrouwen

Bouw- en Aannemersmaatschappij

R.I.Z.LopikB.V. Lopikerweg o . 36 a

Tel. 03475 - 1380

Lopik

^^^

Walkade 55 Restauratieplan


nummer 4 september 1977

^

' :

*

UITGAVE STICHTING HISTORISCHE KRING IJSSELSTEIN

BESTUUR: Voorzitter: L. Murk, IJsselstraat 24 Secretaris: W.J.A. van Wijk, Kloosterstraat 11 Penningmeester: G.C.A. Pompe-Scholman, Kronenburgplantsoen 22 Bank: AMRO-bank IJsselstein, rek.nr. 218400217, gironr. bank 2900 REDACTIE: F.A.G.T. Mesman-Reijntjes Drs. M.H.H. Doesburg W.J. van Impelen LAY-OUT: G.M. Otter R. Pasman REDACTIE-ADRES: F.A.G.T. Mesman-Reijntjes, Paulus Potterlaan 23,tel. 1872

Inhoud Op 5 oktober 1976 hield Mejuffrouw Drs. L. van Tongerloo, wetenschappelijk hoofdmedewerker aan het Instituut voor geschiedenis van de Rijksuniversiteit te Utrecht, een voordracht in IJsselstein onder de titel „Beelden uit de Middeleeuwen". Deze voordracht, die ondersteund werd door dia-beelden, was dermate interessant, dat wij Mej. Van Tongerloo gevraagd hebben hem op schrift te stellen. Dit vierde nummer van ons blad is uitsluitend gewijd aan haar lezing, die blijkens de lijst van geraadpleegde stukken het resultaat is van een uitvoerig onderzoek. Wij betuigen Mej. Van Tongerloo hierbij onze hartelijke dank voor haar zeer gewaardeerde bijdrage. 1


Middeleeuws Usselstein Wat is er van Usselstein bekend vóór 1500? Als je er de bekende boekjes van Abbink Spaink en Boon op naleest (1), krijg je een beeld van een klein stadje dat omstreeks 1300 zijn intree in de geschiedenis deed, maar dat daaraan 2 eeuwen weinig plezier beleefde, omdat het door de heren die het gesticht hadden telkens weer in oorlogen verwikkeld werd. Zeker vier gehele of gedeeltelijke verwoestingen waren het resultaat van hun hoge politiek!

De Heren van Usselstein Over die heren van Usselstein kun je nog wat meer vinden in de inleidingen die archivarissen bij een paar inventarissen schreven: Mej. Drossaers bij het Archief van de Nassause Domeinraad — de Usselsteinse goederen zijn immers door de eerste vrouw van Willem van Oranje aan de Nassau's gekomen — en Fruin, die eind vorige eeuw het archiefvan de gemeente Usselstein ordende (2). Dan gaat het je al duidelijker worden waarom Usselsteiners zo vaak oorlogsslachtoffers werden. Hun oudste heren, uit de familie van Amstel, hadden n.l. carrière gemaakt in dienst van de Utrechtse bisschoppen. In Middeleeuwse verhoudingen wil dat o.a. zeggen dat ze door de bisschop beleend waren met goederen en rechten, in ruil waarvoor ze hem trouw moesten dienen. Maar zulke leenmannen waren er tuk op hun geleende goederen zoveel mogelijk als eigendom te beschouwen, ook om er zoveel mogelijk te verwerven van verschillende heren, en als je die leenheren dan tegen elkaar kon uitspelen, kon je het van gewillig leenman brengen tot een kleine onafhankelijke vorst. Dat spel hebben de heren van Usselstein dapper gespeeld, met wisselend succes, totdat in de 16e eeuw hun vrije heerlijkheid Usselstein, waarvoor toen de titel baronie in zwang kwam, zich souverein kon gedragen. Geografisch was dit spel wel begunstigd door de ligging van de heerlijkheid in het grensgebied van Holland en Utrecht, terwijl later ook de hoge positie van de heren — uit de families van Egmond en Nassau — natuurlijk meegeholpen heeft (3). De Amstels waren het spel al begonnen door óók, en in groeiende mate, leenbanden aan te gaan met de graaf van Holland, die er van zijn kant op uit was steeds meer invloed te krijgen in het Sticht, het gebied waarover de middeleeuwse bisschoppen van Utrecht als wereldlijk vorst regeerden. Dat de Amstels en later de Egmonds nu eens de ene leenheer steunden en dan weer de andere, terwijl die telkens met elkaar overhoop lagen, dat heeft de nederzetting Usselstein, zoals gezegd, herhaaldelijk op ruwe wijze moeten merken. Maar ook vreedzamer onderwerpen kom je in die inventarisinleidingen tegen. Dat twee * jongere zoons van heer Gijsbrecht omstreeks 1340 kanunnik waren in het Domkapittel en het kapittel van St. Marie in Utrecht, d.w.z. behoorden tot de vijf colleges van geestelijken die zowel het aantal erediensten in de bisschopsstad in betamelijke en luisterrijke hoeveelheid verzorgden als de bisschop in zijn taken van zielzorg en landsbestuur bijstonden (4). En hoe het stadje Usselstein bestuurd werd bijvoorbeeld. Of op welke dag men er het nieuwe jaar begon; een zaak van belang om te weten voor ieder die zich met middeleeuwse geschiedenis wil bezighouden (5).

Zie pag. 16. 2


-^-)r,-.

* \ '•^'V "*

^^ y/-:^. •-':•/:

^f%vin^ Christoforus met een knielende figuur die blijkens de wapenschilden tot de Amstelse familie van IJsselstein behoorde. Deze miniatuur bevindt zich in een handschrift uit de tweede helft van de 14e eeuw met Maerlant's Der naturen bloeme, maar hoort er oorspronkelijk niet in (Oud-Holland, 78 (1963) (30). (Universiteitsbibliotheek Leiden, hs. BPL 14A, fo 25 vo).

3


Het Klooster Van de kerkelijke zaken in het middeleeuwse IJsselstein is ook al het een en ander beschreven. Ik herinner maar aan Ooyevaars brochure over de St. Nicolaaskerk en vooral aan die van Van der Heijden over dezelfde parochie (6). Hierin komt ook het klooster O.L. Vrouwenberg ter sprake, dat in 1342 door heer Gijsbrecht te Eiteren bij IJsselstein gesticht was en dat later bij en tenslotte in IJsselstein herbouwd werd. Dat kleine Cistercienserklooster heeft trouwens meer onderzoekers geĂŻnteresseerd, vooral om het opvallende aantal handschriften en boeken dat, ondanks de verliezen zoals bijvoorbeeld door de brand van 1537, in enkele Europese bibliotheken terecht is gekomen (7). Ikzelf hoop binnen afzienbare tijd in het jaarboek van Oud-Utrecht een artikel te publiceren over de ramen die het na diezelfde brand voor zijn nieuwe kerk ten geschenke kreeg. Ook het goederenbezit van het klooster, en van het dadelijk te noemen kapittel, zou wel onderzocht kunnen worden (8). Maar over de mensen die deze kloostergemeenschap gevormd hebben weten we buiten een aantal namen nog zo goed als niets. Om een voorbeeld te noemen: waar kwamen die kloosterlingen vandaan? Uit stad en land van IJsselstein zelf? Of ook uit verder weg gelegen streken?

n

t

.M

4

Het zegel van het klooster zoals het bewaard is gebleven aan de molenoorkonde van 1415,weliswaar wat beschadigd, maar het is het oudste tot nu toe bekende van dit klooster


cetjïil Unmi dilhii tatioi

liotuit

0twro ïmittötSalitiBfitfeèAö*i)ofettööwwe

ttmd

tutsimten^ impo(m uairtttui*$ ^mu'/mf mmm Mst mmhim ^ ^ Immtintm

u0$ U edtm-

aiï liiti«m**ivplimtmöil piittmr; i» mm* öimt fotttm fc mntm tmxmiatitc mbhtt

ttt f^rf UM ai

Twee Cisterciensers ter weerszijden van Christus. Versierde hoofdletter in een bijbel, geschreven en verlucht door Nicolaas van Delft, monnik van Onze Lieve Vrouwenberg ( f 1415). (Koninklijke Bibliotheek Kopenhagen, hs. Thott 2 in-folio, fo 189).


Het Kapittel Dat kun je je ook afvragen omtrent het kapittel, dat heer Arnoud in 1398 tot meerdere luister van . . . . (naar believen in te vullen) in de parochiekerk van zijn stad instelde (9). En welke sport van de sociale ladder voor geestelijken vormde dit college? Voor Arnouds familie, de Egmonds, was het te min, denk ik; maar uit wat voor een milieu kwamen de zeven, later acht kanunniken en hun deken dan, als de gegadigden uitsluitend door de heer van IJsselstein voor benoeming mochten worden voorgedragen? (10).

Stichting van Kasteel en Stad Dit is een type vragen waarvoor de laatste jaren meer belangstelling bestaat dan voor het doen en laten van de heren van heerlijkheden — ook al valt er binnen dat kader nog wel wat op te helderen, bijvoorbeeld rond hun vestiging IJsselstein, kasteel zowel als nederzetting, binnen de véél oudere parochie Eiteren (11). Wanneer en door wie is nou eigenlijk het kasteel neergezet? Daarover en over de ingewikkelde leenverhoudingen, die ik daarstraks heel summier schetste, zou méér duidelijkheid dan nu door verschillende publicaties vertoond wordt, zeer welkom zijn. Ik vind het een aantrekkelijk idee te veronderstellen dat de Amstels of hun eventuele voorgangers in het latere land van IJsselstein begonnen zouden zijn als „zetbazen" van de bisschop, op een bisschoppelijk kasteel, zoals dat van de burggraven van Montfoort bekend is. De burcht Montfoort is inderdaad omstreeks 1160 op last van een bisschop gebouwd in de oudere parochie Heeswijk, en de kasteelbewaarders daar kwamen uit hetzelfde milieu als de Amstels: de dienstmannen van de bisschop. Maar mijn idee is een pure gissing! Over het kasteel IJsselstein is tot nu toe helaas niets bekend vóór 1279, en dan blijkt het (al?) een leen van de Hollandse graaf te zijn, althans zo wil het een stuk uit 1321 (12). Dat Arnoud van Amstel al eerder in het IJsselsteinse gebied actief was, daarvan is maar één oudere aanwijzing bekend, en die dateert dan nog pas uit 1277, toen hij het recht van rechtspraak in Eiteren verwierf. Bovendien vermeldde zijn zoon Gijsbrecht in het zojuist genoemde stuk van 1279, dat niet alleen zijn vader, maar ook al zijn „voervaders" heren van Benschop, half Polsbroek en „tot IJselsteyne" geweest waren (13), maar dat zou ook op familie van moederszijde kunnen slaan. De nederzetting IJsselstein, die naar het kasteel genoemd lijkt — het valt in dit verband wel op dat reeds in 1279 van Eiteren wordt gezegd, dat het in het land van IJsselstein ligt (14) — zal wel vanzelf aan de voet van de burcht ontstaan zijn, maar moet toch al gauw volgens aanwijzingen zijn aangelegd. In 1344 wordt zelfs de Nieuwpoort al genoemd, een uitbreiding die na een van de 15e-eeuwse verwoestingen niet herbouwd werd (15). Die geplande aanleg valt niet alleen af te leiden uit de regelmatige plattegrond, nu nog, maar ook kaarten uit de 15e en 17e eeuw laten dat heel duidelijk zien. Alleen moet je dan wel van de veronderstelling uitgaan dat de wederopbouw na oorlogsgebeurtenissen of vreedzame branden telkens het stratenverloop onveranderd liet!

6


c Ti

c

3

t;

§

^

•e V

> •c

o

'S

00

o c u 's O o

> 'S o o

a s o

>

m

a o

u

o o •o "ö

c .3 c .2 "?> <L>

3 3

t;

X

o T3

c eS

o o

o o

S c o o

o c o o

"O

o

& o

.is •o c u

o C u

a es •E

c

(L> CS

c Ui

<

CS

O

o

es 43 CS

^ o o o. Cu < a o o

(U

•^

J5

<U

IA

-g 43

'so

o 3 O

<A

''S

G O

u c c

:^

.2

V

-Kr

'C

bo

o

Q

^

O

W

CS

Register van de leden van het Onze Lieve Vrouwen-gilde 1507-1598 Afgebeeld is een gedeelte van pagina 62 Oud-archief gemeente IJsselstein, inv. nr. 614

7


Wat heeft heer Gijsbrecht ten bate van deze nederzetting (en zichzelf) gedaan? Voor een parochiekerk heeft hij gezorgd, die in 1310 gewijd werd (16). Ook voor jaarmarkten: het moet wel op zijn verzoek zijn geweest dat de bisschop, eveneens in 1310, drie jaarmarkten in IJsselstein instelde en aan alle bezoekers vrijgeleide beloofde (17) — een maatregel om deelname aan die markten voor handelaars aantrekkelijk te maken. Heeft Gijsbrecht ook aan gunstige woonrechten gedacht oftewel aan een stadsrecht, zoals Wijk bij Duurstede dat in 1300 van zijn heer gekregen had? In 1310 wordt de plek, waarheen de kerk van Eiteren wordt overgebracht, door hem nog gewoon „locum sive fundum meum in Iselsteyn" genoemd, vage omschrijvingen die je niet vanzelfsprekend met stad(je) kunt vertalen. Volgens Drossaers bezit IJsselstein in 1331 stadsrecht; die mening zal wel berusten op het stuk uit dat jaar, waarmee de bisschop vrijstelling van de Geinse tol verleent aan de inwoners van IJsselstein, waarbij ze door hem „poorters" worden genoemd (18). Voorzover ik weet, is dit de eerste vermelding van die status. Maar dit betekent allerminst automatisch dat hun woonplaats al stadsrecht had gekregen. De benaming stad was blijkens allerlei andere vermeldingen destijds kennelijk geen exakt-juridische omschrijving. Pas in 1360 geeft de vrouwe van IJsselstein haar „poirteren" een geschreven stadsrecht, dat in zijn bewoordingen niets laat blijken van een herformulering of nieuwe verlening van een ouder recht (19).

Het nog uit de middeleeuwen stammende stadszegel van IJsselstein: binnen een gekanteelde muur met poort tHee hoge geestelijken, van wie de rechtse, gemijterd, een banier vasthoudt waarop het thans gebruikelijke wapen van IJsselstein is afgebeeld, (overgenomen uit de Geer. Bijdr. tot de gesch. en oudh. der provincie Utrecht (Utrecht, I860)).

8


Gewone mensen Maar laten we terugkeren naar het nieuwere soort vragen. Hoeveel kunnen we over de gewone, niet-geestelijke inwoners van IJsselstein te weten komen? Hoeveel waren het er eigenlijk? Waarvan leefden ze? Wie voerden er de boventoon, anders gezegd wie van hen bestuurden de anderen (20)? Hadden ze nog met andere hoge heren te rekenen dan die op het kasteel zetelden?

Waar de gegevens te vinden zijn Een vluchtige oriëntatie heeft me geleerd dat de antwoorden hierop, èls ze te vinden zijn, veel tijd zullen vergen. Dat komt omdat uit de late middeleeuwen overal in het algemeen maar weinig materiaal in druk is uitgegeven; de hoeveelheid bronnen is dan n.l. veel groter dan voor de vroegere middeleeuwen (21). De meeste bronnen liggen dus in de archieven te wachten, en die moeten dankzij IJsselsteins „heerlijke" verleden niet alleen in deze provincie, maar ook in Zuid-Holland gezocht worden! Het archief van de gemeente wordt door het streekarchivariaat Zuid-West-Utrecht in Benschop beheerd, maar het gedeelte dat op jurische zaken betrekking heeft (die behoorden vroeger ook tot de competentie van een stadsbestuur) berust in het Rijksarchief te Utrecht. Daar zijn ook registers met leenmannen uit de 15e eeuw te vinden (22). Bovendien zitten veel gegevens over IJsselstein in de archieven van drie Utrechtse kapittels: De Dom, Oudmunster en St. Marie, want die hadden alle drie landerijen in het land van IJsselstein, die ze aan de heren en inwoners in leen gaven of verpachtten. Ook andere rechten hadden die kapittels daar; St. Marie bijvoorbeeld benoemde de pastoor van Eiteren en nadat die verplaatst was die van IJsselstein (23). Ik wees al op het belang van het archief van de Nassause Domeinraad voor stad en land van IJsselstein. Daarvoor moeten we dan in Den Haag in het Algemeen Rijksarchief zijn. Daar worden ook de archieven van het oude graafschap Holland bewaard, waarin IJsselstein vanwege de Utrechts-Hollandse grensconflicten vaak vermeld moet zijn.

Belastingen en inwoneraantal IJsselstein heeft ook wel bijgedragen in de Hollandse belastingen. De heren hadden zich namelijk zó aan de Utrechtse invloed weten te onttrekken, dat hun gebiedje niet voorkomt in de huisgeldregisters, met behulp waarvan ambtenaren in het Sticht belasting hieven van 's bisschops onderzaten (24). Toch wisten de IJsselsteinse Egmonds zich ook aardig zelfstandig op te stellen tegenover de Hollandse belastinggaarders. In 1462 bijvoorbeeld moest de graaf van Holland erkennen, dat de heerlijkheid IJsselstein * vrijwillig een grondbelasting zou opbrengen, zonder dat dit een precedent zou vormen (25). Over de Hollandse belastingen ben ik nog onvoldoende geïnformeerd. Mochten deze en dergelijke belastingkohieren er niet meer zijn, of zou er niets of te weinig over IJsselstein in staan, dan moet onze voorstelling van het aantal inwoners op het eind van de Middeleeuwen voor altijd erg vaag blijven. In dat geval zou er namelijk niets anders opzitten dan het aantal van ruim 1600 inwoners, dat volgens Boon rond het midden van de vorige eeuw in ruim 300 woningen binnen de omwalling leefde (26) m i n of m e e r terug te projecteren naar de tijd omstreeks 1500. Waarbij extra verondersteld zou moeten worden, dat *ziepag. 17. 9


"Hoort

.Tfgf :

f^ ^

,,,„.^0^00^

IJsselstein ca. 1565, in kaart gebracht door Jacob van Deventer (RAU, Top. Atlas, 561).


5 4ir5V»V9

1 J>c Kerch

| ?

2 StdJtht^s

I A^ctduooperysatt

^TeJes

y^lp^orf

G-remetfut ^

,12 9 4^ 2 " 4 l a « 9 ft Q ft 0 5

Usselstein in het begin van de 17e eeuw, uitgegeven in 1648 in de stedenatlas van Blaeu (RAU, Top. Atlas, 562)


het bebouwde oppervlak uit het begin van de 17e eeuw, zoals de bekende kaart van Blaeu het afbeeldde en dat samenviel met de 19e-eeuwse binnenstad, óók gelijk was aan de bebouwing omstreeks 1500. Hoe zware tol oorlogsgeweld en epidemie af en toe van de bevolking hieven, zullen we alleen door losse details kunnen bevroeden (27).

Middelen van bestaan De zeer gedetailleerde uitvoering van die vroeg-17e-eeuwse plattegrond geeft ons met zijn ruim 50 hooibergen de indruk dat er heel veel landbouwers in IJsselstein woonden. In de Middeleeuwen moeten we ons weliswaar alle steden agrarischer voorstellen dan wij nu gewend zijn. Maar IJsselstein, aangenomen alweer dat we de Blaeu's kaartbeeld mogen terugprojecteren, maakt dan de indruk tot het sterk landelijke type stadjes behoord te hebben, waarvoor de Duitse wetenschap de treffende benaming „Ackerbürgerstadte" bedacht heeft. Schriftelijke bronnen bevestigen dit agrarische karakter in zoverre, dat het stadje tevens een marktcentrum voor het omliggende land geweest moet zijn; inderdaad moest zijn, want de heren hebben die functie met hun voorschriften wel helpen creëren. Zo stelde Floris van Egmond op 6 maart 1524 de woensdagse weekmarkt in, waarop de

Floris van Egmond (14691539) geschilderd door Jan Gossaert van Mabuse (1478/88-1532). Mauntshuis, Den Haag, in bruikleen van het Rijksmuseum (foto Rijksmuseum Amsterdam).

12


* inwoners uit de hele heerlijkheid IJsselstein hun „koren, beesten, botter, casen ende alle anderen goeden" moesten veil houden, eer ze ze elders mochten proberen te verkopen (28). Geen wonder dat boeren en korenkopers in de 15e eeuw voorkomen in de ordonnantie die op de processie naar Eiteren gemaakt werd (29). Aanvoer van boter en kaas was tegen 1450 ook al gebruikelijk, zoals blijkt uit bepalingen over de waag van IJsselstein (30). Die vermelden ook aanvoer van hennep en vlas uit de omgeving; voor het eerstgenoemde gewas wordt zelfs verordonneerd, dat alle hennep uit het hele land van IJsselstein eerst in de stad gewogen moet worden. Misschien is een deel daarvan wel naar Holland geëxporteerd, door de IJsselsteinse vaarlui die ook in de processieordonnantie genoemd worden. Een eeuw tevoren hadden de poorters van IJsselstein tolvrijdom gekregen in Holland en Zeeland (31). De grondstoffen werden echter ook in IJsselstein zelf tot linnen verwerkt. Zo zien we onder de Eiterse processiegangers dan ook een groep linnenwevers. Ook wevers van wol zijn er bij, en dat klopt met het verlangen van het stadsbestuur na de wederopbouw, die in 1423 begon, om ook zelf bepalingen te mogen maken voor de weef- en brouwnijverheid; wat later mag het inderdaad de hele productie van laken, een wollen stof, regelen (32). Er werd dus ook bier gebrouwen in IJsselstein? Uit de 15e eeuw is één brouwerij bekend (33), maar er zijn kennelijk toch niet zoveel brouwers geweest, dat die als groep een vaste plaats in de processie naar Eiteren kregen.

Molen Het kasboek van de kloosterlingen vermeldt dan ook dat zij niet voor alle bijzondere inkopen naar Utrecht trokken: verschillende soorten stof waren bij een ingezetene van IJsselstein te koop. Dat zij ook bij een smid ter plaatse terecht konden, is natuurlijk niets bijzonders (34). Een windmolen hadden veel dorpen óók, juist als bron van inkomsten voor hun heer. Hoe lang er al een windmolen in IJsselstein gestaan heeft kan ik niet zeggen, maar in elk geval al in 1415; dan krijgen de monniken namelijk toestemming van ** Jan van Egmond om voor eigen gebruik een rosmolen bij hun klooster te bouwen omdat „die wech toter wintmolen ( . . . . ) winters seer diep ende slikich" is (35). Jacob van Deventer tekent omstreeks 1565 op zijn stadsplattegrond een windmolen op de zuidoostelijke hoek van de stadsmuur (36). Op de reeds vaak genoemde plattegrond van Blaeu, die de toestand uit het begin van de 17e eeuw weergeeft, blijkt er op de zuidelijke muur nog een bijgekomen te zijn (37). Voorzover deze weinige gegevens ons iets duidelijker maken over gewone mensen, is het wel, dat het IJsselstein van hoep- en mandenmakers toch een heel ander soort woonplaats is geweest dan het Middeleeuwse! Louise van Tongerloo

* zie pag. 18 + 19 ** zie pag. 20

13


Noten 1) J.J. Abbink Spaink: IJsselstein, verleden en heden (IJsselstein, 1962), J.G.M. Boon: IJsselstein uw woonstede, in historische en hedendaagse beelden (IJsselstein, 1971). 2) Het archief van de Nassause Domeinraad, door S,W,A. Drossaers, II Stukken betreffende de rechten en goederen van Anna van Buren (5 banden, Den Haag, 1955); I I 1 , pag, 2-5. R. Fruin Th. Azn. in: Verslag omtrent oude gemeente- en waterschapsarchieven in de provincie Utrecht over 1892,3-53. 3) R. Fruin: De vrije heerlijkheden, gelegen in het grensgebied tusschen Gelderland, Holland en Utrecht, in: Verslagen en Mededelingen der Vereeniging tot uitgaaf der bronnen van het oud-vaderlandsch recht, 8 (1934), 352-374. 4) Archief Nassause Domeinraad, II 5, tabel II achterin. 5) Fruin, in: Verslag, 15-28, 48-52; de jaarstijl samengevat ook in R, Fruin: Handboek der chronologie (Alphen/Rijn, 1934)97. 6) R.J. Ooyevaar: De St. Nicolaaskerk te IJsselstein (IJsselstein, 1972). LJ. van der Heijden: Geschiedenis van het miraculeuse beeldje van O.L. Vrouw van Eiteren en van de parochie van de H. Nicolaas te IJsselstein (1936). 7) B. Heesters: O.L. Vrouwenberg te IJsselstein, in: Jaarboekje Oud-Utrecht (1968) 41-51; hierin ook literatuur over de opgravingen op een van de terreinen waarop het klooster gestaan heeft, de Nieuwpoort. P.F.J. Obbema: The IJsselstein manuscripts in the Orange-Nassau library, in: Litterae textuales, essays presented to G.I. Lieftinck (Amsterdam, 1972) 1,61-74. 8) Archief van het klooster bewaard in Algemeen Rijksarchief (afgekort ARA), Nass. Domeinraad, II, inv. nrs. 95 - 104, 308 - 310, 1217; streekarchivariaat Z,W, Utrecht te Benschop (afgekort SAB), gemeentearch. IJsselstein, inv. nrs. 595-603. 9) Rijksarchief in de prov. Utrecht te Utrecht (afgekort RAU), St. Marie, inv. no. 826; uitgegeven door J.J. de Geer in: Codex diplomaticus 115 (volledige titel in noot 21). Zie ook ARA, Nass, Domeinraad, II, inv. nr. 1214. 10) Kapittelarchief bewaard in ARA, Nass. Domeinraad, II, inv. nrs. 92-94, 202-307, 911, 1212-1216; SAB, gemeentearch. IJsselstein, inv. nrs. 604-610 (het voordrachtrecht blijkt uit nr. 608); zie ook inv. nrs. 613614, de ledenlijsten van de O.L. Vrouwebroederschap. 11) Zie voor Eiteren het artikel van R.J. Ooyevaar in nr. 1 (okt. 1976). 12) Codex diplomaticus, 85 (zie noot 21); Regesten van oorkonden betr. de bisschoppen van Utrecht uit de jaren 1301-1340, door J.W. Berkelbach van der Sprenkel (Werken Historisch Genootschap, 3e serie, 66, Utrecht, 1937) nr. 486: het huis te Yselsteyne en 32 morgen, waar huis en stad op staan, hadden Gijsbrechts voorouders in leen van wijlen graaf Floris (= Floris V). Bij Gijsbrechts herbelening in 1309 sprak de Hollandse graaf alleen van zijn voorouders in het algemeen (ARA, Nass. Domeinraad, II, inv. nr. 7; F. van Mieris, Groot charterboek der graaven van Holland, II, Leiden, 1754, 71). 13) 1277: ARA, Nass. Domeinraad, II, inv. nr. 3; Oorkondenboek Sticht Utrecht, IV (1954) nr. 1949. Voor het eerst is dit stuk in de literatuur genoemd door WJ. den Uyl, De Lopikerwaard, I (Utrecht z,j.) 296; de vermeldingen uit 1267 en 1275 door hem zijn niet te achterhalen. 14) Codex diplomaticus, 86. De naam IJsselstein komt nog niet voor in M. Gysseling, Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226), 1 (1960). 15) RAU. Dom. inv. nr. 3855 (nr. 1126). 16) RAU. St. Marie, inv. nr. 825; Codex diplomaticus, 98-100,

14


17) ARA,Nass Domeinraad, II, inv nr 54, Codex diplomaticus, 100 18) ARA,Nass Domeinraad, II l.pag 3,SAB,gemeentearch IJsselstein, inv nr 78 19) Rechtsbronnen, 17-25 (zie noot 21) Zie de opmerkingen van H Bruch in Verslagen en Mededelingen v d Vereniging tot uitgaaf der bronnen v h oud-vaderlands recht, 10 (1952) 650-653 20) Daarvoor is meer nodig dan het opstellen van lijsten met namen van schouten en schepenen, zoals ze telkens genoemd worden in allerlei akten in de telkens genoemde archieven 21) De belangrijkste bronnenpublicaties voor IJsselstein zijn nog steeds Onuitgegevene oorkonden betreffende het slot, de stad en de heerlijkheid van IJsselstein, door JJ de Geer, in Codex diplomaticus neerlandicus, 2e serie, IV 2 (Utrecht, 1860) 78-167 (geciteerd als Codex diplomaticus), en De Middeleeuwse rechtsbronnen der kleine steden van het Nedersticht, uitg door R Fruin (Werken der Vereeniging tot uitgave der bronnen van het oude vaderlandsche recht, Ie reeks, 13) III (Den Haag, 1903) (geciteerd als Rechtsbronnen). Alleen de stukken v贸贸r 1301 zijn in een nieuwere uitgave te vinden Oorkondenboek van het Sticht Utrecht, uitg door F Ketner 22) Getypte inventaris Archivalia betreffende de goederen behorende onder het leenhof en de rentmeester van de heren van IJsselstein (1950) Het rechterlijk archief in het RAU bevat een paar schepenregisters en verder charters uit de 15e eeuw 23) Zie noot 16 24) RAU, Staten, inv nr 54 (over 1525 het uitvoerigste kohier) 25) ARA.Nass Domeinraad, II, inv nr 46 vgl de nrs 49-50 Volgens Fruin in Verslag, 14, droeg IJsselstein in de Hollandse verponding nooit bij, het komt niet voor in de Enqueste gedaen in den jaere 1494, de Intormacie gedaen in den jaere 1514, en de bijbehorende Zettingen en omslagen van 1496, 1515 en 1518, alle drie uitgegeven door R Fruin (Leiden, 1876, 1866 en 1877) In 1553 draagt het wel bij in de 10e penning (Archieven van de Staten van Holland v贸贸r 1572, door P A Meilink (Den Haag, 1929), inv nr 846. 26) Boon, 30 27) In 1457 vielen er 14 pestslachtoffers in het klooster (Heesters in Jaarboekje Oud-Utrecht (1968) 44-45 28) SAB, gemeentearchief IJsselstein inv nr 7 29) Rechtsbronnen, 62 Fruin plaatst de ordonnantie hier bij een groep ongedateerde stukken, die hij in de 14e15e eeuw situeert, de wel voorkomende datum 1447 stamt uit De Geers verhandeling Bijdragen tot de geschiedenis en oudheden der provincie Utrecht (2 dln , Utrecht, 1860-1861) 370-373 30) Rechtsbronnen, 39,44, een tussen 1425 en 1451 opgestelde keur 31) Codex diplomaticus, 110(1350). 32) Rechtsbronnen 36, het lakenrecht 59 62 (een ongedateerd, tot de 14e- 15e eeuw gerekend stuk) 33) Vermeld in de ordonnantie op de meent (Rechtsbronnen, 56, zie noot 35) 34) SAB gemeentearch IJsselstein, inv nr 597, kloostermanuaal 1473 1522, ongefoheerd uitgaven in 1515 aan Arien Ariensz resp in 1479 aan Jan de smid 35) ARA Nass Domeinraad, II, inv nr 103 36) Nederlandsche steden in de 16e eeuw Plattegronden van Jacob van Deventer, uitg d R Fruin (Den Haag, 1916 1923) nr 59, origineel in RAU Zie hierover J C Visser, de Waarde van de Stedenatlas van Jacob van Deventer voor de topografie van de laat-middeleeuwse stad, in Beitrage zur Wirtschafts und Stadtgeschichte (Wiesbaden, 1965)116 123 37) Dit moet na 1594 gebeurd zijn (SAB, gemeentearch IJsselstein, inv nrs 582-f 584, stukken betreffende de windkoren- en rosmolen)

15


Zegel van Gijsbrecht van Amstel heer van IJsselstein overleed in 1343

Zegel van Gijsbrechts zoon Jan kanunnik van het kapittel van St. Marie te Utrecht * f | ^ ^ - W ^ S ^

Zegel van Gijsbrechts zoon Willem kanunnik van het kapittel ten Dom te Utrecht.

Zegel van Gijsbrechts zoon Arnoud heer van IJsselstein 1343-1363

Aan een oorkonde uit 1318, waarin Gijsbrecht van IJsselstein met toestemming van zijn vijf zoons land verkoopt aan het kapittel van Oudmunster te Utrecht, hangen de zegels van hemzelf en van de oudste zoons Jan, Willem en Arnoud. De kanunniken Jan en Willem hebben hun zegelbeeld afgestemd op hun eigen kapittel. (RAU, Oudmunster, 1523).

16


i » » * !

frWvW^»<ï»»

^XM»VVH3^*M»»» I » ^

^

^

^»f«»rfHM*&£^ fllS<^ -9*»*- » « * i t M»C+ *1.V*t«*i-

!9f^ V «"^'^'ivn.V.S^-A*-WW« «f<Jf* 4 > ^ - ^ - '

Fihps van Bourgondie verklaart in 1462, dat het morgengeld, dat hij dan mag laten innen in stad en land van IJsselstein vanwege onkosten in verband met werkzaamheden aan de Lekdijk, geen precedent zal betekenen. (ARA, Nass. Domeinraad, II, 46).

transcriptie van een gedeelte van de oorkonde (regel 8 2e helft t/m regel 12): Soe bekennen wij nochtans mit desen brieve dat die heerlicheyt en(de) landen van Yselsteyn in toecomenden tijden dair mede nyet ontvryet noch belast en zullen wesen om dair mede getogen te w(er)den in consequencye, dat zij van rechts wegen sculdich zullen wesen ons noch onsen nacom(m)elingen enich margengelt te geven, maar dat geënt dat zij hier in gedaen hebben, dat hem gheen p(re)iudicie dragen en zall in toecomenden tijden.



Floris van Egmond, graaf van Buren en Leerdam, heer van IJsselstein, enz., vergunt op 6 maart 1524 zijn stad IJsselstein voor altijd „enen vrijen woensdaichsen wekemerct" te houden. (SAB, gem. arch. IJsselstein, 7, zegel verloren; foto RAU).

Transcriptie van een gedeelte van bovenstaande oorkonde regel 1 regel 2 regel 3 regel 4 regel 5 regel 6 regel 7: regel 10: regel 11: regel 12: regel 13: regel 14: regel 15: regel 16:

Florijs van Egmonde, grave tot Bueren, tot Lederdam(m)e, here tot IJselsteijn, tot Cranendonck, tot Sinte Martijnsdijck, tot Cortgene, tot Scerpenisse etc. Alsoe wij aengemerct ende aengesyen hebben rechten ende zonderlingen oorbair, profijt ende welvaren onser steden ende poorteren van IJselsteijn voirs., hebben wij ter versoeck ons(er) burgeren ende poorteren ons(er) steden voirgen(oemt) dairomme hemluden gegont ende gegeven, ende mits desen gonnen ende geven erflicken durende enen vrijen woensdaichsen weke merct goet van weerden te houden, ende geven hierom(m)e mits desen enen ijgelicken, die tot onser steden commen om{m) e hair comanschap te doen, vrij vast ende sterck geleijde of ende aen te reijsen mit horen goeden nae gewairsaemheyt, onbelet, onbeset ende onbescadicht van ons, onsen poorteren ende lantsaten, te voet, te wagen, te peerde ofte te scepe, hoe dat gebueren mochte, uutgesondert ballingen, voirvluchtigen ende die gene die brueckich ende misdadich sijn tegen die greeflickheijt van Hollant ofte tegen onser heerlickheijt. Voert soe bevelen wij scerpelicken allen onsen poorteren ende ondersaten van IJsselsteijn, Benschop, Polsebroeck, Aftersloet ende IJseldijck etc, dat sij goetwillichlicken dese selve onsen voirs. vrije weke merct helpen houden ende stereken mit horen koren, beesten, botter, casen, ende alle(n) anderen goeden, weechbair ofte onweechbair, dat . . . bair is, nijet uutgesondert; dat sij genen anderen vreemden mercten mit horen goeden, hoe die wesen mogen, tot anderen steden, dorpen ende plaetsen en zullen versoecken, ten sij dat sij eirst haren merct mit haren goeden, die sij buten vercopen willen, te voren op onse woensdaichse merct voirs. dair mede kenlicken gehouden hadden, ende indien sij alsdan hoer goeden op onsen woensd(aichsen) vrije weke merct nijet en konnen v{er)copen, zullen sij die selve hoe{re) goeden, die sij scijnlicken op onse wekemerct opgedaen ende gepresenteert hadden te vercopen, wederom mogen vervoeren, buten vercopen ende mercten tot hoe(re) wille ende believen, ende anders nijet.onbescadicht van ons, ons(en) drossart ofte enigen anderen substituten officie(re)n in der tijt.


W*«p«<»»<*«« •W-;^f^f^«qwJ^«^^

!

fn*,6 m<M« tot-yftffi^

^*^^'>^^^nêï^W^*t

l^ ^^ .__^ i ^ -^ Het klooster te IJsselstein erkent in 1415, dat de vergunning van Jan van Egmond, heer van IJsselstein, om een rosmolen bij hun klooster te bouwen niet eeuwigdurend is. (ARA, Nass. Domeinraad, II, 103).

Transcriptie van een gedeelte van de oorkonde. regel 1: regel 2: regel 3: regel 4: regel 5:

Kundlich en(de) openbaer sy allen ghelovighen menschen in cristo ihesu, hoe dat uut gherechtigher caritatie in der eren goods Jan, heer van Egmond en(de) tot Yselsteyn, heeft anghesien noterfte ons(er) bruede(re)n siins convents tot Yselsteyn voirs. van der oirden en(de) reghel sinte b(er)naerts in deser maniere(n) omme dat wi ghebrec hadden van onse(n) coern te breken, dat wi behoefden tot ons(er) noterfte, want die wech toter wintmole(n) van onse(n) conve(n)te voirs. es winters seer diep en(de) slikich, en(de) oec om(m)e ander meer ghebreke, die wi niet alle en scrive(n) in desen lettere(n) enz.


Zoiets laat je niet door iedereen schoonmaken!

Kasteel 'Rijnhuizen'

Nieuwegein, foto: D. v. Zanten

Daarvoor vraag je SCHOONMAAKBEDRIJF

WJ. Dolmans b.v. Benschopperweg 4, IJsselstein tel. 03408-1601


Ook de aan- en verkoop van klassieke panden in IJsselstein verzorgen wij gaarne voor U.

Makelaardij in onroerende goederen — beëdigde taxaties

Utrechtsestraat 11 — IJsselstein


Il

^'"^

no.5 decembetl977

Historische Kring IJsselstein

-«V*"•

^"^

.„(.f

. - /

'^"*^'

-

' ^ i

,^<. . ^ '

i.

a Mf - i

-X» ( f t y ' ^ t r A ' '

-'^'-i

Cl,

^^ vj£_

/ t(. f

t<^i^.i-

» i - s ' j i , v r« t »

i ^

t w.

.

^ t^

>

..O"

.£'/

' ^'-Tï'

'- ^"' ^^-^ ^•^^^'^s /ii^^t.

' J^'


Als iets de eeuwen heeft doorstaan Dan heeft een vakman het gedaan Wil iemand dus iets blijvends bouwen Dan kan hij het best op ons vertrouwen

Bouw- en Aannemersmaatschappij

R.I.Z.LopikB.V Lopikerweg O. 36 a

Tel. 03475 - 1380

Lopik

3 woningen aan de Havenstraat i.o. en onder architectuur IJsselsteinse woningbouwvereniging. (foto G. Geeraerts.) Havenstraat 50, 51 en 52


•^^.

fjJL^ \[ t |ll y ^

no. 5 december 1977

UITGAVE STICHTING HISTORISCHE KRING IJSSELSTEIN

BESTUUR: Voorzitter: L. Murk, IJsselstraat 24 Secretaris: W.J.A. van Wijk, Kloosterstraat 11 Penningmeester: G.C A. Pompe-Scholman, Kronenburgplantsoen 22 Bank: AMRO-bank IJsselstein, rek.nr. 218400217, gironr. bank 2900 REDACTIE-ADRES: F.A.G.T. Mesman-Reijntjes, Paulus Potterlaan 23, tel. 1872

Donateurs ontvangen het tijdschrift gratis (3 of 4 nummers per jaar) en worden op de hoogte gehouden van alle aktiviteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij het bovengenoemde secretariaat (tel. 03408-3941). Voor donateurs, wonende in IJsselstein, bedraagt de contributie minimaal ƒ 12,50. Donateurs, wonende buiten IJsselstein, wordt verzocht ƒ 5,— extra over te maken i.v.m. de verzendkosten van het tijdschrift.

Inhoud. Het uurwerk in de stadhuistoren doorL. Murk Reglement van orde anno 1917 IJsselstein 1840-1860 doorDésiréeParidaens De pomp op de Plaats doorHennieBeenen Iets over monumenten doorH. Jonkers Honderd jaar IJsselsteinse scholen doorLJ. Goedemondt De kerk van Eiteren gelocaliseerd doorRJ. Ooyevaar Overzicht belangrijke data 1977

pag. 2 pag. 3 pag. 4 pag. 12 pag. 14 pag. 16 pag. 20 pag. 23 1


Het uurwerk in de stadhuistoren

door L. Murk

Tijdens het restaureren van het stadhuis is ook het uurwerk in de toren onder handen genomen, zodat de IJsselsteiners weer „bij de tijd" zijn. Het is een 17de-eeuws uurwerk met een zogenaamde spillegang. We mogen wel aannemen, dat het van vóór 1671 dateert. In dat jaar werd nl. de ankergang uitgevonden, die sindsdien vrijwel steeds werd toegepast. Het uurwerk, dat op de zolder onder de toren staat, bestaat uit een frame, opgebouwd uit metalen platen en geheel met spieen vastgezet. Hierin bevinden zich achter elkaar het gaande werk, het kleine slagwerk en het grote slagwerk. Alle tandwielen ervan zijn met de hand gesmeed, de wijzerplaten zijn van roodkoper, met de hand uitgewalst en in een houten lijst gemonteerd. De wijzers en de cijfers zijn verguld met dubbeldik 18-karaats bladgoud (ter dikte van 0,05 mm). Tussen de cijfers zijn lelies als half-uur-tekens aangebracht. Het uurwerk is uitgevoerd met één wijzer, die de functie heeft van kleine wijzer, d.w.z. dat de wijzer in één uur van bv. een naar twee gaat. Aan de stand van de wijzer tussen 2 cijfers in kan men globaal de kwartieren en halve uren aflezen. En dat vond men vroeger voldoende! Vermeld dient te worden, dat het oude uurwerk werd gerestaureerd door de firma J.M. Edelhorst te Zoeterwoude, welk bedrijf sinds 1912 gespecialiseerd is in het onderhoud van toren-uurwerken en klokken. 2


REGLEMENT VAN ORDE voor het

Personeel der Firma Gebroeders van Rooyen te IJsselstein. Werktijden. Vanaf 1 Mei 1917 zijn de werktijden geregeld als volgt 6 uur—8 uur, 8'/j uur—12 uur, 1 uur—6 uur, des Zaterdags eindigen 1 uur Vijf minuten voor den aanvang der werkzaamheden fluit de stoomfluit der fabriek ten teeken, dat de werklieden zich naar hun werk moeten begeven Zoodra ten tweeden male is gefloten, moeten de werklieden aan hun werkbank of machine aanwezig zijn, gekleed om het werk aan te vangen Voor het met op tijd aanwezig zijn gelden de volgende boeten De werkman, die bij het gaan der 2e fluit niet aan zijn bank of machine aanwezig is, 5 cent, 5 minuten te laat komen 10 cent boete en '/i uur verzuim, I schaft verzuim, zonder wettige redenen, 25 cent boete en verzuim, 1 dag verzuim, zonder wettige redenen, / l — boete en verzuim, terwijl wij het recht voorbehouden deze boete te verhoogen en I dag onvrijwillig verzuim te geven Deze dag onvrijwillig verzuim zal gegeven worden des Vrijdags BIJ het eindigen der werkzaamheden is het verboden zich gereed te maken tot vertrek vóór het gaan der stoomfluit De R-K Zondagen en 2e Paaschdag, Hemelvaartsdag, 2e Pinksterdag, 2e Kerstdag en Nieuwjaarsdag worden aan alle werklieden uitbetaald naar verhouding van het daggeld hetwelk zij verdienen De uitbetaling van het loon geschiedt des Zaterdags 1 uur 5 minuten Handhaving der orde. Het is m de fabriek of op de terreinen ten strengste verboden te zingen, schreeuwen, praten enz , waardoor de algemeene rust en orde verstoord kan worden Op deze overtreding staat een boete van minstens 25 cent Voor het vloeken of spreken na" Godslasterlijke en onzedelijke taal zal een hooge boete geheven worden. Hel onnoodig veel gebruik maken van privaten, waterplaatsen en drmkgelegenheden zal ten strengste worden tegengegaan Het koffiedrinken of broodeten op de fabriek is ten strengste verboden Ook hebben kinderen of andere familieleden van hel personeel geen toegang in de fabrieken of op de fabrieksterreinen Des Zaterdags moeten voor het eindigen der werkzaamheden de werkplaatsen, fabrieken, machines enz behoorlijk schoongemaakt worden Daartoe eindigen des Zaterdags in het machinaal gedeelte der fabriek de werkzaamheden al naar gelang de chef zal bepalen Dit hangt natuurlijk geheel af van de grootte der machine, waaraan de werkman geplaatst is

In het handwerk mag des Zaterdags hoogstens een half uur voor het eindigen der werkzaamheden met opruimen begonnen worden De chefs der afdeelingen zijn verplicht ook in de afdeelingen, waarover zij niet zijn gesteld, de overtredingen te constateeren en aan den betrokken chef mede te deelen Verder wordt het personeel gevraagd mede te werken tot handhaving der algemeene orde, het zorg dragen voor het met vernielen van werkstukken of alles wat behoort tot de eigendommen der firma Qebr. van Rooyen Regeling der werkzaambeden. De werkzaamheden op de meubelmakerij worden geregeld door den Chef-Meubcimuker A Merckx De meubelmakers zijn verplicht dezen als hun meerdere te erkennen en zijn orders stipt op te volgen Hij is echter ook verplicht eventueele klachten der meubelmakers over te brengen en daarover behoorlijk rapport uit te brengen Gedurende de werkzaamheden mogen de patroons niet worden aangesproken Geen meubelmaker mag zich van zijn werkzaamheden verwijderen zonder zijn voorkennis De werkzaamheden in de stoelenmakerij worden geregeld door den Chef-Stoelenmaker E Ubels Voor deze afdeeling gelden verder dezelfde bepalingen ala voor de Meubelmakerij De werkzaamheden voor de politoerders worden geregeld door C Voorendt, en is iedere pohtoerder of stoelenbeitser verplicht naar zijn bevelen te handelen Verder gelden ook voor deze afdeeling de bepalingen, genoemd onder Meubelmakerij De werkzaamheden voor de beitsers der Meubelmakerij worden voorloopig geregeld door G van Schaik De sloffeerderij staat onder leiding van den ChefStoffeerder A Douwerse, en gelden voor deze afdeeling ook dezelfde bepalingen De werklieden, die niet vallen onder bovengenoemde afdeelingen, dus werkzaamheden verrichten in het machinale bedrijf of als sjouwer, smid enz dienst doen, staan allen onder den Chef van het machinaal bedrijf M Peek Zoodra ons klachten ter oore komen, dat aan zijn bevelen met stipt gehoor wordt gegeven, zal zware boete of ontslag volgen Alle avondwerk Is vanaf 1 Mei ten strengste verboden, tenzij een bijzondere vergunning daartoe wordt verleend Geen werkstukken of materiaal van welken aard ook, mogen door de werklieden medegenomen worden, tenzij ZIJ in het bezit zijn van een volgbriefje, uitsluitend af te geven door de chefs der afdeelingen

3


I Jsselstein 1840-1860

door Désirée Paridaens

Als leerlinge van een eindexamenklas heeft Désirée Paridaens (17 jaar) een werkstuk gemaakt voor het vak geschiedenis. Zij koos daarvoor het bovengenoemde onderwerp. Niet alleen haar lerares was enthousiast over de wijze, waarop zij de stof had behandeld; ook de redactie van dit tijdschrift vond èn het onderwerp èn de uitwerking zo interressant, dat zij de lezers graag wil laten kennismaken met enkele fragmenten uit die scriptie.

De taken der Gemeente Usselstein De gemeente Usselstein had, zoals iedere andere gemeente in Nederland, haar taken. Om een goed beeld van die taken te krijgen, kunnen we misschien het beste een gemeenterekening uit die tijd bekijken. Als voorbeeld volgt hiernaast een gemeenterekening uit het jaar 1860. De bedragen, die vermeld staan, zijn bedragen van het werkelijk uitgegevene, of ontvangene. In de originele gemeenterekening staan er n.l. drie kolommen naast elkaar: a. Bedrag der ontvangsten/uitgaven geraamd bij de begroting. b. Bedrag van hetgeen moest ontvangen/uitgegeven worden. c. Bedrag van de werkelijke ontvangst/uitgave. De gemeenterekeningen waren alle ingedeeld in hoofdstukken, zie hiernaast met hoofdletters, en deze hoofdstukken waren op hun beurt weer ingedeeld in afdelingen. Men moet niet denken, dat de gemeenterekening zo eenvoudig is als hij hiernaast afgebeeld staat! Ik heb namelijk vele kleine onderdelen onder één noemer gebracht, om het geheel wat overzichtelijker te maken. Sommige hoofdstukken waren namelijk tot in de kleinste details uitgewerkt, en er waren bepaalde woorden onleesbaar. Deze rekeningen werden, evenals alle notulen uit die tijd, nog met de pen geschreven. Ontvangsten: Men ziet dat de verschillende tollen nog aardig wat geld in de gemeentekas brachten. Opgeteld een som van ƒ 1243,—, wat neerkomt op 8,32% van de totale ontvangsten. Maar de overige belastingen en heffingen leverden een som v a n / 11459,78 op, wat neerkomt op 76,69% van de totale opbrengst. Uitgaven: Hieruit kan men de taken der gemeente opmaken. Allereerst zien we de post: Politie. De ƒ 25,— achter medische politie werden uitgegeven voor inentingen. Maten en Gewigten Met de dagelijkse handel had het stadsbestuur bemoeienis o.a. in de vorm van toezicht op de maten en gewichten. Voordat men tot het verhandelen van goederen mocht overgaan, moest men deze goederen eerst laten wegen in de Waag van Usselstein. Hiervoor diende betaald te worden (alleen water en lucht waren niet belast). De waagnieester moest een pachtsom betalen en deze kwam ten goede aan de schutterij. In 1779 werd de oude waag, die in 1599 gebouwd was, vernieuwd en op deze plaats heeft men nog 4


tot ver in de twintigste eeuw gewogen. De ƒ 4,— zullen waarschijnlijk voor het ijken betaald zijn. In het verslag van Gedeputeerde Staten over het jaar 1835 (blz. 32) staat het volgende vermeld: „Ijkers werden aangesteld in plaatsen, waar aanmerkelijke hoeveelheden vaatwerk voorhanden waren, als te Utrecht, Amersfoort, IJsselstein, Amerongen en Breukelen." Gemeen terekening van 1860 Ontvangsten ONTVANGSTEN WEGENS VROEGERE DIENSTEN OPBRENGST VAN BELASTINGEN EN HEFFINGEN a. belastingen op voorwerpen van verbruik b. opbrengst van verpachte tollen 1. Tol op den weg naar 't Gein 2. Tol van 't Gein naar den Doorslag 3. Tol langs den krommen IJssel c. overige belastingen en heffingen, niet onder de vorige afdeeling vermeld, BATEN EN OPKOMSTEN, SPRUITEND UIT VOORWERPEN, IN EIGENDOM AAN DE GEMEENTE BEHOORENDE OF DIE DOOR HAAR WORDEN BEHEERD BUITENGEWONE ONTVANGSTEN ONTVANGSTEN VAN VERSCHILLENDE AARD, EN TOEVALLIGE BATEN (enkele restituties en bijdragen) Totaal

ƒ

39,27 —,—

ƒ 673,— ƒ 530,— ƒ 40,— ƒ 11459,78

ƒ

539,82 geen

ƒ

1661,81

ƒ 14943,68

Uitgaven KOSTEN VAN HET BESTUUR DER GEMEENTE * POLITIE a. Medische politie b. Plaatselijke politie c. Maten en Gewigten KOSTEN VAN OPENBARE WEGEN, WERKINGEN EN INRICHTINGEN KOSTEN VOOR GEMEENTE-EIGENDOMMEN EN WEGENS DIE EIGENDOMMEN VERSCHULDIGDE LASTEN Nijverheid (toelage voor het houden van markten) ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN a. openbaar onderwijs b. overige uitgaven ARMWEZEN FINANTIEN a. renten en aflossingen van aangegane geldleeningen b. pensioenen, lijfrenten en tontines ANDERE UITGAVEN NIET ONDER DE VORIGE HOOFDSTUKKEN BEHOORENDE ONVOORZIENE UITGAVEN Totaal

ƒ 2722,30 ƒ 25,— ƒ 2854,67 ƒ 4,— 2251,67 ƒ ƒ

971,63 32,12

ƒ

1975,16 —,— ƒ 2199,89 ƒ ƒ

1700,93 32,—

ƒ ƒ

13,— 104,11

ƒ 14886,48

Politie heeft hier nog de betekenis van bestuur(smaatregelen) (Red.) 5


Onderwijs Rond 1830 was de situatie zo, dat van elke honderd lagere scholen er stellig tachtig in particuliere handen van de onderwijzers waren. In de regel kreeg men hier klassikaal onderwijs. Maar in een uitgegroeide school zaten negen afdelingen onder één dak, die ieder apart onderwijs genoten. Deze afdelingen behoorden tot drie leergangen, die ten nauwste samenhingen met de opbouw van de toen nog zo sterk statische maatschappij. Men wilde n.l. de kinderen alleen dat geven, wat voor hun verdere werkkring nodig was. I) De eerste leergang was bedoeld als eindonderwijs voor het kind uit de lagere volksklasse. Het leerde in de drie afdelingen ervan lezen, schrijven en hoofdrekenen. Daar de jongens dan een baas zochten en de meisjes een „dienst", hadden ze aan deze vakken genoeg. Zij verlieten daarna, op acht- of negenjarige leeftijd de school. Het schoolgeld was hier heel laag, soms een dubbeltje per week. II) Na de eerste leergang volgde op menige school de uittocht der schamelen. Iets beter gesitueerde ouders lieten hun kinderen de tweede leergang volgen. Die leerlingen kregen als nieuwe vakken o.a. Nederlandse taal, aardrijkskunde en natuurlijke historie. Het kind was na het verwerken van de leerstof in de tweede leergang zo ongeveer elf jaar. III) Wie nu nog naar de derde leergang ging, kwam wel uit een financieel zeer bevoorrecht gezin. Hier kwamen algemene en vaderlandse geschiedenis, algebra, meet- en zeevaartkunde (met name havenplaatsen) en moderne talen het lesrooster aanvullen. Rond 1859 was de toestand in het onderwijs gunstig. Het lezen was verbeterd, de onderwijzers trachtten meer en meer het gelezene te doen begrijpen. Ook het schrijven ging goed, ofschoon er op sommige scholen in de Provincie Utrecht nog niet genoeg werk van werd gemaakt. Op sommige scholen werden de kinderen in het rekenen-uit-het-hoofd geoefend, maar over het algemeen liet het rekenen nog wel wat te wensen over, vooral op de meisjesscholen. IJsselstein telde in 1860 slechts één lagere school. De leeftijd van toelating was 5 jaar. De hoofdonderwijser verdiende in een jaar ƒ 750,—, de Ie hulponderwijzer ƒ 400,—, de 2e hulponderwijzer ƒ 300,— en tenslotte een kwekeling/ 25,—. De schoolgelden, die iedere week vooruit betaald dienden te worden, bedroegen: Dagschool 2 kinderen elk kind meer

ƒ0,125 ' ƒ 0,20 ƒ 0,05

per week

Ongevaccineerde kinderen werden op de school niet toegelaten. In de eerste helft van de 19e eeuw zijn van regeringswege tal van pogingen gedaan om de openbare school voor alle groepen van de bevolking aannemelijk te maken. Een laatste poging deed men in 1842 door te bepalen, dat bij benoeming van onderwijskrachten gelet moest worden op de godsdienstige gezindheid van de bevolking; dat de geestelijkheid invloed kon uitoefenen op leermiddelen en dat de lokalen dagelijks gedurende een uur open 6


gesteld konden worden voor godsdienstonderwijs. Deze maatregelen bleken niet voldoende, want meerdere groeperingen bleven bij hun verlangen naar volledige vrijheid van onderwijs. Hieraan werd voldaan in de Grondwet van 1848. Bij de uitwerking van het betreffende Grondwetsartikel botsten de meningen hevig en het bleek toen een moeilijke zaak om bij de volksvertegenwoordigers een nieuwe onderwijswet aanvaard te krijgen. In 1857 gelukte dit eindelijk. Volgens deze nieuwe wet kon men tot stichting van bijzondere scholen overgaan, maar van subsidie aan dergelijke onderwijsinstellingen wilde de kamer niets weten. Tot aan de onderwijswet van 1857 was de oprichting van niet- gemeentescholen practisch onmogelijk. Armenzorg In de gemeente Usselstein bestond geen Burgerlijk Armbestuur, zodat de kosten van armenzorg betrekkelijk niet veel bedroegen. Niemand die wezenlijk behoeftig was, werd door de verschillende instellingen van weldadigheid afgewezen, maar ook ontving niemand méér dan voor zijn onderhoud werkelijk vereist werd. „Te Usselstein hebben eenige vrouwen eene vrij aanzienlijke som bijeengebragt uit het provenu (frans: opbrengst) eener verloting van handwerken, door denzelven vervaardigd, welke gebezigd zijn tot de verzorging van kleederstukken aan behoeftigen, door de leden dezer vergadering eigenhandig bewerkt." (Verslag Gedeputeerde Staten 1836) Van de gecombineerde armbesturen bestonden er 3 in de provincie, als: 1 te Usselstein en 2 te Loosdrecht. Usselstein: „Het beheer dezer instelling is opgedragen aan leden van het Hervormd Diakonie-bestuur, onder toezigt van de stedelijke regering. Dit armbestuur stelt zich ten doel het verleenen van onderstand aan zoodanige behoeftigen, die geene belijdenis des geloofs hebben afgelegd en aan hunne kinderen. De toestand dezer administratie wordt niet als gunstig opgegeven, aangezien eene subsidie uit de stedelijke kas a d / 600,— sinds eenige jaren aan dezelve verstrekt, op lang na niet toereikend is, om in de verpleging van het betrekkelijk groot aantal behoeftigen, hetwelk van 150 tot 200 bedraagt, te kunnen voorzien, waarom, sedert eene reeks van jaren, het tekort op de uitgaven telken jare uit de diakonale kas der Hervormde Gemeente wordt gesuppleerd." (Verslag Gedeputeerde Staten 1850) Vergadering van donderdag den derden Dezember 1800 zes en veertig: „.. . .Nog deed de Burgemeester mededeeling, dat door het R.C. armbestuur alhier een request was ingediend aan Gedeputeerde Staten, inhoudende kennisgeving, dat hetzelve zich onlangs had vervoegd aan deze vergadering ter bekoming van eene som van duizend gulden, ter voorziening in de dringende behoefte van deszelfs armen, ten einde de bedeeling te kunnen voortzetten." (Notulen Raad, folio 213) 7


De eerste wettelijke regeling van de armenzorg werd in ons land getroffen bij de armenwet van 1854. In overeenstemming met de praktijk ging deze wet uit van het beginsel, dat de burgerlijke armenzorg eerst dan zou optreden, als hulp van de zijde der kerkelijke of particuliere armenzorg niet kon worden verkregen. In ander opzicht sloot de wet van 1854 zich aan bij de praktijk door de gemeenten te voren steeds betracht: onderstand zou alleen worden verstrekt „bij volstrekte onvermijdelijkheid en in niet grootere mate dan noodig was om den arme in leven te houden." De burgelijke armenzorg had niet het karakter van liefdadigheid, niet het karakter van „opheffing van den arme uit den nood; zij strekte slechts om hun niet van honger te doen omkomen, dat hij zich niet zou vergrijpen aan hetgeen hem niet toebehoorde." De wet van 1854 kende als zogenaamd domicilie van onderstand de geboorteplaats van de ondersteunde. De gemeente, waar hij was geboren, bleef voortdurend tot bekostiging van de onderstand verplicht. J^Dit beginsel van de wet van 1854 leidde tot hoogst ongewenste gevolgen. De gemeente van inwoning besliste op aanvragen van onderstand. Misbruiken waren daarvan het gevolg en grote ontevredenheid niet minder. Hierover verscheen het volgende in het verslag aan Gedeputeerde Staten over het jaar 1860: „De verpligting tot restitutie drukt vooral zwaar op de kleinere gemeenten, hetwelk voornamelijk wordt toegeschreven aan: 1. De omstandigheid, dat de mingegoede ingezetenen uit de kleinere gemeenten dikwijls reeds op jeugdigen leeftijd, om werk te zoeken, naar grootere plaatsen trekken, terwijl het omgekeerde in den regel geen plaats heeft, en zich steeds onder bepaalde omstandigheden, zoo als bij het aanleggen van spoorwegen of andere groote werken, voordoet. 2. De ligtvaardigheid, waarmede somtijds de besluiten tot verpleging worden genomen, ook wanneer het domicilie van onderstand elders is gevestigd. 3. De wetgeving van sommige kerkelijke armbesturen, om hunne armen te bedeelen, die elders burgerlijk domicilie van onderstand hebben, waardoor de gemeente-kassen met kosten van onderstand worden bezwaard, die bij gereede opvolging der kerkelijke voorschriften door de armbesturen behooren gedragen te worden." Vaak kwam het voor dat er een besluit van bedeling uit de hoofdplaats van een naburige provincie ontvangen werd, ten behoeve van iemand, die naderhand bleek niet in behoeftige omstandigheden te verkeren, maar die zich op raad van anderen, bij wijze van bezuinigingsmaatregel, voor bedeling had aangemeld. Er werd in het verslag dan ook het vermoeden uitgesproken, dat ook dan, wanneer de wet, in navolging van de beide grote afdelingen van de christelijke kerk in ons vaderland, de ^ Hci beginsel, dat armlastigen moesten worden onderhouden door de plaats, waar zij geboren waren, is al yan veel oudere datum. Wilde iemand zich elders vestigen, dan moest hij aan het bestuur van zijn nieuwe woonplaats een verklaring overleggen, dat hij bij onverhoopte armoede ondersteund zou worden door zijn geboorteplaats. Die verklaringen, die ..akten van indemniteit" heten, vormen een belangrijke bron van inlichtingen bij stamboom-onderzoek. (Red.)

8


WOONPLAATS binnen de gemeente zou stellen in plaats van die van de GEBOORTE, er tal van bezwaren zouden blijven, maar toch aanzienlijk minder. „Bij de zeer mobile klasse toch, waartoe vele behoeftigen behoren, zal het dikwijls moeilijk vallen, de plaats van TIJDELIJK VERBLIJF juist te onderscheiden van de WOONPLAATS: en uit deze moeilijkheid van het onderscheid (bij zeer waarschijnlijke weigering van het kerkelijk armbestuur om de zwerver te bedeelen) zal strijd over de woonplaats en over de verpligte restitutie van harentwege moeten volgen." De Godsdienst in Dsselstein. In de verslagen van Gedeputeerde Staten aan de Provinciale Staten van Utrecht over de jaren 1852 t/m 1856 en 1859 verschenen staten met betrekking tot de godsdienstige verhoudingen in de provincie Utrecht. De Hervormden, en wel de Nederduitsche, waren gemiddeld het sterkst vertegenwoordigd, meteen gevolgd door de Roomsch-Katholieken. N.B. in IJsselstein waren de Katholieken in de meerderheid. Hieronder heb ik 2 statistieken gemaakt: I. deze statistiek gaat alleen over IJsselstein. Men ziet, dat de verhoudingen vrij constant bleven in de Periode 1852-1859. II. Hier wordt een vergelijking gemaakt, in procenten, met de provincie Utrecht. Buiten het feit, dat in IJsselstein de Katholieken in de meerderheid zijn, komt het geheel redelijk overeen.

STAAT der bevolking volgens de godsdienstige gezindten

I IJsselstein (in aantallen)

1

HERVORMDEN

>, ë c

rt II

OS

3

1

IE 2

1303

3

1323

3

1395

5

_ -

0,1

-

1308 1312

2

1319

3

il

o o

T3

-o

as

II 1 O.

i3 1

10

1

10

-

10 10 10 10

6 6 7 7

E-s

3

•o •a

E .o 6

c

i^

i 5

ISRAELITEN

u

o

a.

-o

-

J

(U

•-

o >

-

-

1711

-

-

55,7

1723 1732 1709 1720 1832

-

uc

50 45 39 39 40 41

3 O

-

'1 QO O

< < o

u

ë

2 a 1

H 3089

1

3101

1853

-

3110

1854

3071

1855

1852

3104

1855

3291

1859

I in percenten IJsselstein 42,41 prov. Utrecht 5 7 -

-

0,32

0,32 0,004 0,01 1,3

-

0,03 0,19

0,07 0,2

0,11 0,18 1.03 37,2

-

1,3

0,78 0,98

-

-

0,01 0,02

1854 1854

9


De Cholera Geregeld werd ons land in de loop van de 19e eeuw geteisterd door de cholera, de „Aziatische braakloop": tussen 1830 en 1860 had deze ziekte duizenden slachtoffers geeist en dit was waarlijk geen wonder. In vele steden werd grachtwater gedronken, terwijl op diezelfde grachten riolen uitkwamen; dit water werd niet ten onrechte „riolenaftreksel" genoemd. Vele pompen in de steden gaven ondeugdelijk drinkwater, doordat de grond daar in de loop van de eeuwen volkomen vervuild was. In het verslag van Gedeputeerde Staten over 1849 staat vermeld: „Nadat in het najaar van 1848 de cholera Asiatica tot dit gewest was doorgedrongen en vele slagtoffers had gemaakt, bleef zij in de eerste maanden van 1849 nog voortduren. Zij verminderde toen, doch brak in den afgeloopen zomer met vernieuwde woede uit, en eindigde eerst in het late najaar van 1849. (IJsselstein wordt hier niet met name genoemd) Cholera heerscht daar het meest algemeen en wordt het spoedigst ontwikkeld, waar óf meerdere lijders in eene kleine ruimte bij één zijn, óf achter een volgend meerdere door een ziekte worden aangetast. Het werd daarom van belang gerekend, deze woningen zoo veel mogelijk te kunnen zuiveren, waartoe het chloor als het beste middel kan worden beschouwd." Dit was niet altijd voldoende. Dat bleek wel uit de hervatting en grotere hevigheid van de epidemie in 1849 in vele met zorg berookte en gezuiverde woningen. Sedert 1848 werd er tot het bijeenbrengen van liefdegaven besloten, ten einde de commissie in staat te stellen de uitdelingen van spijzen zo snel mogelijk te beginnen. Dit had een gunstige werking; door beter voedsel is menigeen voor het krijgen van de ziekte behoed gebleven. Hier volgt een klein gedeelte uit: de Staat over den loop der Cholera-ziekte in de provincie Utrecht, over een gedeelte van 1848 en gedurende 1849.

— Dag of tijdstip van het ontstaan der cholera: IJsselstein 1 juli 1849 Benschop 11 dec. 1848 Jutphaas 3 aug. 1849 — aangetasten sedert het ontstaan der ziekte: IJsselstein Benschop Jutphaas

72 14 89

— Herstelden IJsselstein 18 Benschop 4 Jutphaas 46

— Overledenen IJsselstein 54 Benschop 10 Jutphaas 43

In 1854 waren in de gehele provincie geen gevallen van cholera meer bekend, behalve in IJsselstein! 10


STAAT, aanduidende de voornaamste fabrieken in Usselstein het jaar

soort van fabriek M

V

Volw.

K

MAX.

MIN.

*

*

*

*

«

)?

)7

>J

1850

1 bierbrouwerij . .

*

1851

1 touwslagerij . . 6 hoepelfabrieken . 1 klompenfabriek .

») >»

1852

1 1 7 2

bierbrouwerij . . touwslagerij . . hoepelfabrieken . klompenfabrieken

)5

»5

1 lijnbaan . . . 7 hoepelmakerijen 1 klompenmakerij 1 leerlooierij . .

. . . .

28 125 6 3

1854

1 7 1 1

lijnbaan . . . hoepelmakerijen leerlooierij . . bierbrouwerij .

. . . .

20 141 2 1

1 lijnbaan . . . 1 hoepelfabriek . 1 klompenmakerij 1 leerlooijerij . 1 bierbrouwerij .

. . . . .

20 105 5 2 1

1 8 1 1 1

lijnbaan . . . hoepelfabrieken klompenmakerij leerlooijerij . bierbrouwerij .

. . . . .

20 111 7 2 1

1 9 1 1

lijnbaan . . . hoepelfabrieken leerlooijerij . bierbrouwerij .

. . . .

9 104 2 *

1 7 1 1 1

lijnbaan . . . hoepelfabrieken leerlooijerij . bierbrouwerij . vernisstokerij .

. . . . .

II3

1856

1859

1860

55

1853

1855

werklonen

werklieden

* *

-

-

-

22 96 6 3

6 29

f6,f6,f6,f6,-

f 1,50 f 1,50 f3,50 f3,50

20 107 2 1

6 34

f6,f6,f6,f6,-

f f f f

1,50 1,50 1,50 1,50

20 105 5 2 1

4 30 2

f7,50 f7,50 f7,50 f7,50 f7,50

f f f f f

1,90 1,90 1,90 1,90 1,90

20 111 7 2 1

4 26

f7,41

f 1,94

*

9 104 2 *

* *

15 82 3 * *

f5,24j. *

8j. * *

Het loon bedraagt voor mannen f4,80 a f 7,-en voor jongens f 2 , - a f 3,25 Het loon bedraagt voor mannen f3,60 a f 6,50 en voor jongens f 1,30 f2,30

Overgenomen uit de verschillende verslagen van Gedeputeerde Staten aan de Provinciale Staten.

11


De pomp op de Plaats te IJsselstein.

door Hennie Beenen.

Najaar 1975 is de IJsselsteinse Woningbouwvereniging vanuit de Weidstraat verhuisd naar de Utrechtseweg 39. Sommigen vonden het wegtrekken uit de binnenstad niet zo'n gelukkige keuze en meenden dat er iets tegenover moest staan. De gedachte is toen geopperd de gemeenschap een bedrag ter beschikking te stellen voor plaatsing van een waterpomp op de Plaats voor het raadhuis. Naast dit bedrag stelde zij tevens haar know-how voor ontwerp en realisatie ter beschikking.

Ten aanzien van bouw en sloop is er niet zo gek veel bekend. De bouw zal omstreeks de eeuwwisseling plaats gevonden hebben, terwijl verwijdering vrij spoedig na '40-'45 plaats vond. Oorspronkelijk vervulde deze pomp diverse funkties. Naast het oppompen (grondwater) van drinkwater voor de bevolking, alsmede in een drinkbak, welke voorliggend was, voor de veemarkt vormde de pomp met het pleintje een middelpunt van samenkomst, alwaar de stadsomroeper van zijn boodschappen kond deed. Nadat de meeste inwoners echter op de waterleiding aangesloten waren en ook de veemerkt er niet meer was. is de pomp verwijderd.

Nu staat dan, als kompletering van de restauratie van het raadhuis en de uitvoering van het luifelplan, herplaatsing voor de deur. Hoewel menigeen vindt dat de oorspronkelijke pomp geen juweel van schoonheid was, is om historische en voor velen toch ook nog sentimentele redenen gekozen voor uitvoering konforni de oorspronkelijke pomp. Aan de hand van foto's en mede met behulp van adviezen van de welstandskommissie binnenstad is vorm, maat en detaillering thans zodanig op tekening gezet, dat met uitvoering begonnen kan worden. En dan bezit IJsselstein weer een extra stukje historie.

Als aanvulling nog enkele technische gegevens. Uitwendig meet de pomp ca. 100 cm vierkant, terwijl de hoogte bijna 3.00 m bedraagt; de plaats is vrijwel centraal voor het raadhuis. Er wordt rond een kern van metselwerk een bekleding van grijze hardsteen (afkomstig uit de Ardennen) aangebracht. Deze bekleding, voorzien van borsings, wordt gefrijnd (frijnen = met behulp van beitels een bepaald patroon, reliĂŤf ophakken). Voorts zal ook een lamp, die reeds voor zijn sloop verwijderd was, zijn licht doen stralen. Deze lamp, zeshoekig van vorm, staat op een diagonaal geplaatste kruisvoet, alles handsnieedwerk. Voorts zal watertoevoer via aansluiting op het waterleidingnet plaatsvinden; wel zal verkrijging van water door middel van zwengelen dienen te geschieden. 12


13


Iets over monumenten

door Hans Jonkers

Wanneer men het woord monument of monumentenzorg leest, vraagt menigeen zich wel eens af: Wat is eigenlijk een monument? Oorspronkelijk had het woord monument de betekenis van gedenkteken voor iemand of ter nagedachtenis aan een bepaalde gebeurtenis. In de 19de eeuw heeft het woord monument nog een andere betekenis gekregen, n.l. een gebouw of bouwwerk van zodanige bouwkundige of historische waarde, dat behoud ervan voor onze cultuur belangrijk is. Een monument behoeft niet perse een groot bouwwerk te /.ijn. Op vele monumentenlijsten van dorpen en steden staan ook zaken als stoepen, grenspalen, of een brughek. Het aantal monumenten in ons land bedraagt ongeveer 55000, waarvan 5000 grote monumenten als kerken, kerktorens, kloosters, hofjes, stadhuizen, landhuizen en kastelen, stadswallen, poorten e.d. En 50.000 kleine monumenten zoals molens, boerderijen, woonhuizen en pakhuizen. De meeste monumenten treft men aan in de provincies Noord en Zuidholland. Dit waren in de 15e en 16e eeuw de rijkste gewesten van ons land, met name de steden Amsterdam, Haarlem, Hoorn, Leiden, Dordrecht en Delft. Maar ook een stadje als Zierikzee telt ruim 550 monumenten, wat er wel op duidt dat het in die tijd een belangrijke stad was. Van de verschillende soorten monumenten is de ene soort soms veel gaver bewaard gebleven dan een andere soort. Kerken en kerktorens b.v. zijn over het algemeen goed bewaard gebleven, doordat zij niet aan bestemmings-veranderingen onderhevig waren. Wat er ook veranderde in dorp of stad, de toren bleef ongewijzigd op zijn omgeving neerzien. Dat kan helaas niet gezegd worden van de monumentengroep van kastelen en landhuizen, die vaak erg aan de voor die tijd geldende modegrillen onderhevig waren. Ook de laatste vijfig jaar zijn er door bestemmings-verandering nog vele verloren gegaan. Langs de Vecht en op de Utrechtse heuvelrug treft men maar weinig originele landhuizen meer aan. De kastelen komen er gelukkig wat beter van af, mede dank zij hun minder geschikte aanpassings-mogelijkheden voor onze moderne tijd. Maar hoewel de toestand van de Nederlandse kastelen nog niet 70 zorgwekkend is als in andere West-Europese landen, blijft hier toch wel waakzaamheid geboden. Dit geldt eveneens voor de vestingswerken, forten e.d. Specifiek verdedigingsmiddel in de lage landen was het graven van grachten als hindernis voor binnendringende troepen. In de 17e eeuw bleken veel steden te slecht beschermd door een enkele gracht, zodat men er buiten omheen nog een vestingwerk ging aanleggen. In de tweede helft van de 19e eeuw verloren de vestingsteden hun eigenlijke funktie door de veranderde oorlogswapens. Ten gevolge daarvan werden naar hartelust grachten gedempt en wallen, muren en poorten gesloopt, waardoor de steden naar buiten uitgebreid konden worden. Gelukkig zijn er nog wel enkele fraai aangelegde verdedigingswerken gespaard, zoals o.a. Naarden, Willemstad, Woudrichem en Heusden. Dit laatste stadje is trouwens helemaal een juweeltje van aanleg en goede restauratie, en zeker een snipperdag voor een bezoekje waard. In 1965 heeft het ministerie van defensie een aantal forten, die nog in militair bezit waren, overgedragen aan de dienst der domeinen en gemeentes, waardoor dit restant van oude verdedigingswerken gespaard bleef. Een monumentengroep die snel in verval raakt zijn de molens. De vele molens, die Nederland heeft geteld en nog telt. weerspiegelen de waterbouwkundige traditie van ons land. Zo'n 100 jaar geleden telde ons land nog meer dan 9000 molens. In 1923. het oprichtingsjaar van de vereniging „de Hollandse Molen", waren het er nog ongeveer 2000. Thans ligt dit aantal rond de 950. 14


Deze snelle teruggang wordt mede veroorzaakt door het in onbruik raken van de molens; door konstruktie en aard raken zij dan zeer snel in verval. Slechts 10% van ons molenbestand wordt bemand door beroeps molenaars, wat nog extra reden tot bezorgdheid is. Om een zo groot mogelijke groep molens uit de greep van stilstand en verval te houden, is een groep vrijwillige molenaars opgeleid, die de molens, welke in goede staat verkeren doch stilstaan, van tijd tot tijd laten draaien, en het onderhoud op tijd laten gebeuren, in het belang van het behoud der molen. Tot slot iets over de boerderijen. Het totaal aantal van de boerderijen en verwante gebouwen, die als monument kunnen worden aangemerkt, bedraagt ongeveer 9000 stuks. Er zijn in ons land diverse typen boerderijen, al naar gelang de streek waar zij voorkomen. Zo kennen we het Gronings „Dwaarshuus", het Friese „kop-hals-romp type", de Drentse boerderij met stookhut, het Twentse „Los hoes", het Gelders T.huis, de Noordhollandse „stolp" de Zuidhollandse en Zeeuwse boerderij langs de dijkvoet, de Noord-Brabantse langgevel-boerderij en de Limburgse boerenhoeve. Naast de boerderijen zijn er specifieke landelijke elementen, waarvan behoud zeker na-' gestreefd moet worden. We bedoelen hier o.a. tol- en veerhuizen, dorpspompen, waterputten e.d. Wanneer men zich in de geschiedenis van de monumentenzorg verdiept, blijkt dat er al vroeg bindende maatregelen zijn genomen om monumenten voor de ondergang te behoeden. Reeds in de tijd van het oude Griekenland werden monumenten als onschendbaar beschouwd. De meer systematische zorg voor de monumenten krijgt in Nederland eerst in het laatste kwart van de 19e eeuw gestalte. Met name jhr. Victor de Stuers heeft een belangrijke rol gespeeld in de verandering van de instelling der overheid ten opzichte van monumenten en monumentenzorg. Vooral als kamerlid heeft hij veel ertoe bijgedragen om het besef ingang te doen vinden dat monumentenzorg van algemeen belang is.

Geraadpleegde literatuur: Monument en samenleving. Diskussienota van de raad der europese gemeenten. Diverse gegevens M. 75.

15


Honderd jaar IJsselstemse scholen

door L J. Goedemondt

Bij het begin van het schooljaar 1977-78 beschikte IJsselstein over 14 scholen voor basisonderwijs, maar er ligt er slechts één binnen de stadsgrachten. Van de 12 kleuterscholen ligt er nog slechts één in de oude stad. Toch geven de parkeerruimten bij het Fulcotheater en aan de Molenstraat, het gebouw aan de Walkade waar „de Kajuit" huist en het gebouw tegenover de Kleuterschool aan de Kloosterstraat mét de SIO-school in de Schapenstraat de plaatsen aan, waar een groot deel van het vroegere IJsselsteinse schoolleven zich voltrok. De 30 scholen van heden (inclusief de scholen voor voortgezet onderwijs) met hun 4140 leerlingen vormen de kruin van een boom die door de eeuwen heen wortelt . . . wie weet, wellicht in een kloosterschool. Het boompje is feitelijk pas de laatste kwarteeuw uitgegroeid tot de forse knaap, hieronder getekend )Fig. 1 — alleen basisonderwijs). Over de laatste 100 jaar van de veel langere schoolgeschiedenis gaan de volgende aantekeningen.

f^,K V •

>

• li

n

• 'é« • SS

CL 7fl..wU a

i

• ro

lahflcta

a H l . er ir

\3S\<.

C i i O 'l t,

li col

'cl

U ^ >)

. rfc o

V /

•fa

Be

tooM* d<r

Ackolci

137}

a. Een eeuw terug vermeldt het Verslag van den Toestand der Gemeente (dat we kunnen volgen tot 1930) „eene Openbare school voor dagonderwijs" met 188 leerlingen, onder een hoofd en drie hulpkrachten. Het Verslag van den Toestand der Provincie Utrecht (1880) geeft als adres Kerkstraat 428 (nu Korte Kerkstraat oostzijde, tussen plantsoen en steeg). Het hoofd genoot „eene wedde van ƒ 950,—" en de hulponderwijzers een van ƒ 600,—. Het schoolgeld bedroeg 15 et. per kind per week; voor twee kinderen 25 et. en voor elk volgend kind 5 et. Maar er waren nogal wat „minvermogenden" die geen schoolgeld hoefden te betalen. In 1892 bijvoorbeeld staan er 165 betalende en 156 niet-betalende leerlingen vermeld. Het valt dan tevens op, dat het aantal jongens (106 + 114) véél groter is dan dat der 16


meisjes (59 + 42, waarbij het laatste getal telkens de niet-betalers aangeeft). Naast deze school waren er (1877) nog „eene gesubsidieerde bijzondere Jongensdag- en kostschool" met 30 leerlingen — voor MULO — én een dito voor meisjes, gelegen aan de Kloosterstraat 305. Het schoolgeld dair bedroeg ƒ 25,— tot ƒ 50,— per jaar. Het Verslag v.d. T. d. Gem. 1891 vermeldt bij Hfdst. V: „Niettegenstaande de herhaalde pogingen om de voormalige gebouwen der Kostschool in de Kloosterstraat eene bepaalde bestemming te geven, is men daarin nog niet kunnen slagen". Pas in 1901 heet het: „verkocht het schoolgebouw Kloosterstraat aan de IJsselsteinsche Bouwmaatschappij" b. De R.C. Parochiale School voor g.l.o. onder leiding van R.C. Geestelijke Zusters wordt pas genoemd in het Verslag van 1878, en in 1880 „eene brei- en naaischool met 62 leerlingen". De Annalen van het Moederhuis te Amersfoort vermelden: „ . . . .op den 7-den dier maand (= September 1876) vertrok alzoo naar IJsselstein Zr. M. Crescentia als Overste, met de Zusters Melanie, Ludgardis, Ildephonse en Antonine". De zusters begonnen terstond met een bewaarschool onder „eene onderwijzeres met acte hoofdonderwijzeres en twee helpsters". Het aantal leerlingen bedroeg 138 = 5 8 j . en 80 m. Ook werd er een naaischool begonnen met 12 leerlingen. In 1877 wordt de Lagere School „in den aanvang van November geopend met eene hoofdonderwijzeres, mej. E.C. Heuvelmans (= Zr. Thimothée)". Het aantal handwerkmeisjes is dan al 80 geworden. Na de opvolgster van Zr. Thimothée volgt in 1883 Zr. Angelica (= V.M. v.d. Meer), die in alle Verslagen der Gemeente zal blijven opduiken, want niet minder dan 50 jaar — dus tot 1933 — blijft ze aan de school verbonden! ( 1942 te Lage Vuursche). Ruim 30 jaar later wordt de school „gemengd" en in 1967 wordt ze overgedragen aan leken; de Zusters van O.L. Vrouw nemen afscheid van de Lagere School. Het gebouw tegenover de Kleuterschool in de Kloosterstraat dateert van 1905, toen de oude school aldaar werd afgebroken. „Met goedvinden van den Burgemeester wordt school gedaan in de Stadswaag en (de 1-ste klas) in de bovenwoning van mej. Benschop" (thans Benschopperstraat 32). De prachtige nieuwbouw aan de Zomerdijk 43, in 1976 onder het eerste lekenhoofd, dhr. S. Jongerius, betrokken, is de eindfase van dit hoofdstukje Schoolgeschiedenis. (a') Hoe verging het intussen de Openbare school? In de Raadsvergadering van 2 Mei 1887 werd „wegens toenemende schoolbevolking B. en W. gemachtigd tot het doen ontwerpen eener begroting aangaande stichting eener nieuwe school op een gedeelte van het terrein, in gebruik bij Dhr. J. Daalwijk, hoofd der bijzondere school" (d.i. op Gemeentegrond). Op 5 november 1888 werd „in tegenwoordigheid van de Heeren Raadsleden . . . de school geopend door den Heer Burgemeester". De parkeerruimte Hofstraat/PIantsoen geeft de plaats aan waar deze school tot 1973 stond (toen reeds meer dan 40 jaar de Ds. Moorreesschool). Het openbaar onderwijs moest een veertje laten, toen in 1896 op 1 september de School met den Bijbel aan de Haverstraat werd geopend (thans SlO-school, SCHAPENSTRAAT). De O.L. School groeit echter tegen de verdrukking in: 1893, aantal leerlingen 321. En als in 1894 de welbekende meester J.H. Nieuwenhuis benoemd wordt, zwaait die de staf over 6 onderwijzers en 1 handwerkonderwijzeres. Maar . . . het bijzonder onderwijs ( = niet door de Overheid bestuurd) is in opmars: In 1906 wordt aan de Havenstraat een nieuwe Christelijke School gesticht met 110 leerlingen. En een nog veel grotere aderlating heeft plaats, als op 1 januari 1915 de Sint-Nicolaasschool aan de Molenstraat wordt geopend met 158 jongens. Van de 647 basisschoolkinderen gaan er in het nieuwe schooljaar 1915/1916 25 (15 j . en 10 m.) naar het grote gebouw aan het Plantsoen. En nog is het leed niet geleden, want in het fatale jaar 1950 zijn er nog . . . . 7 leerlingen over (zie fig. 2). De Gemeente wil de school opheffen en-er e.een beslissing van de Kroon nodig om haar leven te sparen. 17


/_££•

sr

-.ji.^ooo,

-,1

'7

XX •i-'

'n 'J 7 '•>! y

'^i. 'n

''^ '^Z /^ JL

Maar vóór het zover is, heeft er een verhuizing plaats. De 2 Christelijke scholen, met enige moeite onder één bestuur gebracht en verenigd tot de „Ds. Moorreesschool", betrekken het oude gebouw van de o.l.s. (heden parkeerruimte tegenover de Kasteeltoren) en de Openbare School verhuist naar het gebouw Havenstraat (thans „de Kajuit"). Vanaf 1914 zal het 50 jaar duren, eer het aantal van dat jaar weer is bereikt (fig. 2). In 1970 heeft er weer een verhuizing plaats: de Openbare School betrekt de voormalige Landbouwschool aan de J.W. Friso-laan, onder de naam Touwladder; kort daarna wordt er een tweede school in IJsselveld gebouwd, de Lanceerbasis, die in 1971 onder de heer Gaakeer „start", terwijl de Touwladder onder de leiding komt van de hr. Burghart. In 1976 vormt „de Tandem" de derde streng aan deze o.l.o.-kabel. c. De enige school die zich nog op haar oorspronkelijke stichtingsterrein bevindt is de Schapenstraat-school. Hier -in de Haverstraat- werd op 1 September 1896 „eene School met den Bijbel geopend". Die begon onder meester W.G. Schroder („aan deze school is geen hulppersoneel verbonden") met 30 jongens en 32 meisjes. Het Verslag van 1903 spreekt van een bijzondere school voor g.l.o. „aanspraak makende op de Rijksbijdrage, zijnde eene School met den Bijbel". Er was toen al een onderwijzeres (66 j . en 56 m.) en het adres: Haverstraat 506. De leerlingenschaal wordt blijkbaar drastisch gewijzigd, want in 1912 zijn er naast het hoofd 3 leerkrachten, terwijl het leerlingenaantal gedaald was tot 60 j . + 54 m. = 114! In 1906 krijgt de school een mededingster in de Havenstraat (zie d), maar als er o.a. moeilijkheden met „lebensraum" ontstaan, worden beide scholen na enige s:rubbelingen verenigd tot de „Ds. Moorreesschool"; het gebouw aan de Schapenstraat blijft even leeg. Het wordt gebruikt als tekenschool en wordt in de jaren '40-'45 bezet. In 1956 wordt het VGLO er ondergebracht en later wordt dat de LEAO-School. Intussen is er grondig hernieuwd en thans huist er — sinds 1970 — de School voor Individueel Onderwijs (Fig. 1-c'). d. De hierbovengenoemde school aan de Havenstraat werd in 1906 als „eene Bijzondere Dagschool met den Bijbel" geopend. Interessant lijkt me, dat van de 52 j . en 58 m. geen enkele niét-betaler werd ingeschreven. Hadden de Gereformeerden wellicht méér voor hun onderwijs over? Het hoofd. D. Bijkersma, werd door drie leerkrachten bijgestaan. 18


Tussendoor zij hier opgemerkt, dat de bevolking in de laatste kwarteeuw gestegen was van 3290 tot 3900, d.i. ruim 18%! (zie Fig. 3). En wat die nietbetalende leerlingen betreft: ook als in 1910 het leerlingenaantal reeds verdubbeld is, zijn er nóg slechts 18 „minvermogenden" of niet betalers. Deze Bijzondere Dagschool heeft het gebouw slechts enige tientallen jaren betrokken, want ze verhuisde in 1930 als „Moorreesschool" naar het Plantsoen. De O.L.S. verliet daar het oude vertrouwde gebouw en trok naar de Havenstraat. -K <

I

hl inwoners

aan Cal

Uss^ljfcin

II «M. lO"»-

9ftM -

5w. -

foo"

XQA*'

Het Protestants Christelijk onderwijs kreeg er een nieuwe tak bij, toen in 1967 de school aan de Poortdijk/Duitslandstraat gesticht werd. Ze kreeg de naam van een man die voor het IJsselsteinse P.C-onderwijs veel had betekend: Jan van de Wijngaard (Fig. 1-h). Intussen verouderde het gebouw aan het plantsoen én . . . werd er een begin gemaakt met stadssanering. Zo kon in 1973 feestelijk de nieuwe Groenvlietschool (d') aan de Achtersloot betrokken worden. Tenslotte werd in 1973 de derde streng aan de kabel gevoegd: op Robijnpad 1 werd „de IJsselsteen" geopend. e. Zoals reeds boven werd aangehaald: op 1 Januari 1915 werd de splinternieuwe SintNicolaasschool aan de Molenstraat geopend (thans parkeerterrein). Het eerste hoofd kwam uit Mijdrecht: E. van Straaten, vader van de befaamde „spekpater" Werenfried en van pater Modestus, professor klassieke wijsbegeerte, die beiden toen nog peuters waren. Gestart werd met 158 jongens (vandaar „de Jongensschool", naast „de Meisjesschool" aan de Kloosterstraat). Deze school groeide uit tot 300 leerlingen ('45) en in de 20-er jaren werd er zelfs — vruchteloos — even geproefstoomd met MULO! Met inbegrip van het VGLO liep het aantal in de 50-er jaren zelfs op tot 318. Gelukkig werd dat VGLO per 1-9-59 afgestoten én werd er ook een nieuwe, voor het eerst ..gemengde", school gesticht, nl. f. de O.L.V. van Fatima, kortweg de Fatimaschool. Ook daarvan kwam het eerste hoofd, Th. Daams, uit Mijdrecht. Wachtende op de — toen zeer moderne — nieuwbouw pionierde hij in het noodgebouwtje naast de St. Nicolaasschool en het belendende schoollokaal. Maar toen de nieuwe school aan de Touwlaan eenmaal betrokken was, zat de vaart er in en volgde de ene vergroting op de andere. Geen wonder, dat — overigens tevergeefs — gelonkt werd naar het leegkomende gebouw van buurman MAVO. 19


(e) Intussen begonnen allerlei kwalen het gebouw aan de Molenstraat te teisteren en werd, geholpen door het wonderwoord „stadssanering", besloten tot renovatie. In 1973 werd het nieuwe gebouw „Nicolaasschool" op Groenvliet betrokken en maakte de oude Sint plaats voor parkeerders. g. De groei van het Europakwartier en IJsselveld maakte nieuwe voorzieningen noodzakelijk. Eén daarvan was een vierde R.K. school: in 1967 werd aan de Oostenrijkstraat de Paulusschool gebouwd met als eerste hoofd dhr. De Vette. De gemeenschapsruimte werd enige tijd gebruikt als noodkerk, wachtende op de nieuwe Pauluskerk, en veel langer bood die ruimte onderdak aan een halve kleuterschool. i. Tenslotte kreeg R.K. IJsselstein zijn eerste K.B.O.-school (kleuter en basisonderwijs onder één dak) in „de Wegwijzer" aan het Hitteschild en wel onder het hoofd R. de Graaff k. Het nieuwste twijgje aan de scholenboom is de in 1976 geopende Jenaplan-school. Voorlopig zit het hoofd. Jan de Jong, nog in een der semipermanente gebouwen aan het Journaalpad, maar daar zijn meerdere pioniers begonnen. Over Kleuterscholen, Voortgezet onderwijs en Streekscholen werd hier niets gezegd; dat is een verhaal apart.

De kerk van Eiteren gelocaliseerd

door RJ. Ooyevaar

Op grond van schriftelijke en kartografische gegevens was de ligging van het verdwenen kerkdorp Eiteren vrij nauwkeurig te bepalen (zie het eerste nummer van dit tijdschrift). In overleg met de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek werd besloten een kleine proefopgraving te houden. Het doel van deze opgraving was volledige zekerheid te krijgen over de ligging van de nederzetting en zo mogelijk van de kerk. In dit verband speelde ook mee, dat voor het betreffende gebied het bestemmingsplan Achterveld in voorbereiding was. Van 12 oktober tot 18 november 1972 is door de Archeologische Werkgroep Zuidwest Utrecht een opgraving gehouden. Als plaats voor deze opgraving is de overgang gekozen naar een geringe verhoging in het terrein. Hier is een put gegraven van ongeveer 3,40 x 3,30 m (zie kaart 1). Op een diepte van ongeveer 70 cm onder het maaiveld werden enige vlakliggende bakstenen en een puinbaan aangetroffen (zie kaart 2). Het bleken de funderingsresten te zijn van een rond gesloten koor met steunbeer (zie foto 1), waarvan nog maar enkele stenen op hun oorspronkelijke plaats lagen. Deze laatste waren niet gemetseld, maar gestapeld, met zand ertussen. De oude mortelresten, die aan sommige stenen kleefden, wijzen op secundair gebruik. Voor zo ver zij gemeten konden worden, waren de steenformaten de volgende: 31 x 15 x 6,5 cm, 28 x 13,5 x 6,5 cm, 28 x 13,5 x 6 cm en 27 x 15 x 6,5 cm. De straal van de boog, gevormd door de funderingsresten van het koor, was ca. 5 m buitenwerks gemeten. De vondsten bestaan voornamelijk uit bouwfragmenten en skeletdelen. Zo kwamen over het gehele oppervlak van de put en op elke diepte stukjes leisteen voor. Een aantal gele en bruine-groene driehoekige en vierkante tegeltjes dateert uit de 14e-15e eeuw. Er werden ook enige menselijke skeletten gevonden. Zij waren alle georiënteerd, d.w.z. westoost gericht, met het hoofd in het westen, en liggend op de rug. Van de weinige aardewerkscherven stammen de oudste misschien uit de 10e eeuw. Daar het echter bijzonder kleine fragmenten betreft, is een exacte datering moeilijk te geven. Gezien de steunbeer heeft de kerk, waarvan de resten nu gevonden zijn, een gotische constructie gehad. Drs. H. Halbertsma dateert haar daarom in de 14e-15e eeuw. 20


kaart 1

SiJisxas. Stgsfi

r\

pr< ef pu

50 m

kaart 2

skelet

± 70 om onder h e t maaiveld

-.

Q> -^ 1 n

21


De steunbeer met een deel van de puinbaan en van de fundering

1 . . iSL-.J

De fvndenng met het grootste deel van een skelet van een man op middelbare leeftijd

22


Volgens de schriftelijke bronnen moet er echter reeds in 1200 te Eiteren een kerk gestaan hebben. Van dit gebouw zijn geen sporen in situ aangetroffen. Er zijn evenwel aanwijzingen, dat het binnen, of in ieder geval in de buurt van de latere kerk heeft gelegen. Duidelijk bleek namelijk, dat een van de skeletten bij de aanleg van de 14e- 15e eeuwse fundering was vernield (zie foto 2). Het moet dus ouder zijn en gelegen hebben op een begraafplaats, die behoorde bij een oudere kerk, maar wel buiten de muren daarvan, gezien het feit, dat de gewoonte binnen de kerken te begraven pas later, in de 15e eeuw, opkomt. Mogelijk is het skelet door uitbreiding en nieuwbouw van deze oudere kerk gedeeltelijk binnen de gevonden latere kerk komen te liggen. Natuurlijk kan niet bewezen worden, dat de veronderstelde oudere kerk inderdaad die uit 1200 is, aannemelijk is het echter wel. Waarschijnlijk is zij van tufsteen geweest, daar bij de opgraving verscheidene stukken van dit materiaal zijn gevonden.

In het reeds eerder genoemde artikel in dit tijdschrift werd er op gewezen, dat het begin van de nederzetting van Eiteren voor het jaar 900 A.D. gesteld kan worden, dus in de karolingische tijd. Sporen of vondsten uit deze periode zijn echter tijdens het proefonderzoek niet aangetroffen. Wel is er op de oppervlakte van het terrein een randscherf van Badorf gevonden, die uit de 9e eeuw dateert. Ook is er een benen dobbelsteentje gevonden, dat karolingisch zou kunnen zijn.

Overzicht belangrijke data 1977 7 januari

De Heer J.S. Berende meldt zich als 400e donateur

12 januari

Dia-voorztelling in bejaardencentrum MariĂŤnstein (2e serie).

26 januari

Idem in Ewouds Bejaardencentrum.

februari

Het 2e nummer van ons tijdschrift komt uit.

10 februari

De klok van het gerestaureerde stadhuis slaat weer.

28 februari

De dia-voorstelling van de 2e serie werd door Âą 140 belangstellenden bijgewoond.

1 maart

Idem.

10 maart

Idem.

17 maart

Aanbieding van een buigbank door de Heer W.J. Dolmans.

maart

Aan het gemeentebestuur wordt een verzoek verzonden om straten in Achterveld te vernoemen naar oude ambachten en beroepen (of 23


daarbij gebruikte werktuigen), die in het verleden in IJsselstein en omgeving een belangrijk middel van bestaan zijn geweest. maart

Het weekblad „Zenderstreeknieuws" start op ons verzoek met gratis publicatie van de advertenties over monumenten, uitgegeven door de Stichting Ideële Reclame (SIRE).

30 april

De Kring zet een familie-fiets-puzzeltocht uit.

28 mei

Excursie naar de kaasmakerij te Achthoven.

juni

Het 3e nummer van ons tijdschrift verschijnt.

augustus , september

Aanvang van de realisering van het z.g. Luifelplan (voetgangersgebied) in de IJsselsteinse binnenstad, Het 4e nummer van ons tijdschrift ziet het daglicht.

4 oktober

Herhaling van de 2e dia-serie over oud-IJsselstein.

9 oktober

Excursie naar het Ambachtsmuseum Verborg te Haastrecht (50 deelnemers).

20 oktober

Vertoning van de 3e dia-serie in Ewouds Bejaardencentrum.

27 oktober

Idem in Mariënstein.

7 november

Idem in de Ridder St. Joris (volle zaal).

8 november

Idem. De heer T. de Gier uit Bunnik wordt als 500e donateur in de bloemetjes gezet. Rondleiding op de steenfabriek „De Overwaard" te IJsselstein. Herhaling van de 3e dia-serie (150 bezoekers). De avonden van 7, 8 en 17 november trokken bezoekers uit Franeker, Breda, Zeist, Cuyk aan de Maas, Utrecht, Amsterdam, Nieuwegein, Scheveningen, Vinkeveen, Rotterdam, 's-Hertogenbosch, Teteringen, Vlijmen e.a. Het 5e nummer van ons tijdschrift bereikt de donateurs. Het aantal donateurs is gestegen tot 528.

9 november 17 november

december 31 december

24


Ook de aan- en verkoop van klassieke panden in IJsselstein verzorgen wij gaarne voor U.

t^ Makelaardij in onroerende goederen — beÍdigde taxaties

Utrechtsestraat 11 - IJsselstein


mijn huis is oud met zorg gebouwd mijn deur is zwaar maar handelbaar en binnen heeft men goed licht dat dank ik aan het bovenlicht dat is het teken van mijn zaak het merk, embleem noemt men dat vaak het zij voor U een baken hier doet men eerlijk zaken want mijn devies is: zekerheid met een advies van kwaliteit

Kloosterstraat 11

(foto: J . van Ierland)

verzekeringen

W.J.A. VAN WIJK financieringen hypothelten kloosterstraat 11 — ijsselstein telefoon (03408) 3941


.978

* *v

Historische Krinff ^^i

'•> 11»

.*

^ i^hJ:/^"^ 'vci,. ^•^•*^ . . . ^ H --^^^/Y'^^v^T 4.^^ ^ i ^ ""H^^ £^ A/i_. ^-^ -^ -rt^-) .>-< >^* \,^ . , a2

L^J^T-*^


Benschopperstraat 31

foto J van Ierland

boekhandel bruna p.f. nieskens Ijsselstein tel. 03408 - 2889


no. 6 maart 1978.

UITGAVE STICHTING HISTORISCHE KRING IJSSELSTEIN BESTUUR: Voorzitter:

L. Murk, IJsselstraat 24, IJsselstein

Secretaris:

W.J.A. van Wijk, Kloosterstraat 11, IJsselstein, tel. 03408-3941

Penningmeester: G.C.A. Pompe-Scholman, Kronenburgplantsoen 22, IJsselstein Bank:

AMRO-bank IJsselstein, rek.nr. 218400217, gironr. bank 2900

Donateurs ontvangen het tijdschrift gratis (3 of 4 nummers per jaar) en worden op de hoogte gehouden van alle aktiviteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij het bovengenoemde secretariaat. Voor donateurs, wonende in IJsselstein, bedraagt de contributie minimaal fl. 12,50 per kalenderjaar. Donateurs, wonende buiten IJsselstein, wordt verzocht fl. 5,— extra over te maken in verband met de verzendkosten van het tijdschrift.

Inhoud: Gevelstenen

?

door Ch.M.J. Versteegh-Koch te Utrecht

2

De herbouw van de Kloosterkerk binnen IJsselstein na de brand van 18 mei 1537 door M.H.H. Doesburg H. Jonkers R. Pasman

4

Het distributiekantoor te IJsselstein doorM. L. M. Pompe

19

Naambordjes bij bomen door G.M. Otter

23 1


Gevelstenen

?

door CH.M.J. Versteegh-Koch utrecht

Ze zijn er nog de door ons "vijftigers" misschien "zestigers" met de hand gegroefde gevelstenen in 't pand Kloosterstraat 8, thans bewoond door de familie Mastwijk. Gaat u 'ns kijken en dan met uw rug gekeerd naar de St. Agnesschool. Onder het linkerraam zitten de verticale sleuven, uitgehold in de muurstenen. Die sleuven hebben we er met onze griffels ingeslepen om ze van de mooiste en scherpste punt te voorzien. We waren wel zo slim dit werkje aan de overkant van de school te doen! Wie zou dit gewaagd hebben in de schoolmuur onder de altijd wakende ogen van Zuster Angelica, Juffrouw van de Berg, Juffrouw Mulder enz.'' In de winter deden we het nog heel verwoed met verkleumende tintelende vingertjes. We slepen de stenen steeds dieper uit.

Drie sleuven zijn dicht gesmeerd.

Toen waren het trouwens nog eens echte winters! Herinnert u zich nog die lange "glisterbanen" in de sneeuw? En dan die warme zomers'' We bikkelden dan in de Kloosterstraat op de blauwe stoepen, omdat daar de glazen grote knikkers zo hoog opsprongen. Ik zou nog een late hulde willen brengen aan alle bewoners van de toenmalige Kloosterstraat, die zonder klagen en met grote verdraagzaamheid hun straat een paar maal per dag zagen veranderen in een grote wriemelende meisjesspeelplaats, waar alles mogelijk was: hinken, springen, tollen, touwtje springen, noem maar op! Misschien zijn ze wel eens uitgegleden op onze meterslange glijbanen of in 't donker gestruikeld m de knikkerkuiltjes.

Mocht u gaan kijken; zoekt u de griffelsleuven 'n beetje laag bij de grond. Toen ik ze laatst zocht, om ze mijn man te laten zien, was ik verbaasd, dat ze zo laag zaten en ik vroeg me verwonderd af: "Waren we toen zo klein''" Ik hoorde op de avond over Oud-IJsselstein, dat de Kloosterstraat in zijn geheel opgehoogd was, dat verklaarde veel. Zo klein waren we dus ook weer niet! 2


Hei huis uiterst link s u ordi ihans hew ootid door de familie Doesburg De m ee panden ernaast H erden gesloopt Daar bevindt ztih nu de Theresiakleulersc hooi met speelplaats

Na de houss van de kleuienchool De speelplaats naast de school is er nog niet Dat de Kloosterstraat nog met is opgehoogd kan men duideli/k aan de sloepen zien


De herbouw van de kloosterkerk binnen IJsselstein na de brand van 18 mei 1537 door M.H.H. Doesburg H. Jonkers R. Pasman Het vormen van een bouwfonds door prior Frans Clemensz.

^Q^^ M.H.H.

Doesburg

Het in 1394 door Arnold van Egmond, heer van IJsselstein, gestichte klooster Marienberg lag aanvankelijk binnen de muren van de stad. Maar na de verwoestingen van de stad in 1418 en 1466 werd het door grachten en muren omgeven stadsoppervlak verkleind, zodat het klooster buiten de grachten kwam te liggen. Hoe gevaarlijk die situatie was, bleek in 1482, toen IJsstelstein belegerd werd en de belegeraars het klooster als een bolwerk gebruikten. Nadat de aanval was afgeslagen en de vijand zich had teruggetrokken, hebben de inwoners van IJsselstein, om herhaling te voorkomen, het klooster afgebroken. Het werd binnen de muren herbouwd, waar na de verwoesting van 1466 kennelijk nog voldoende ruimte beschikbaar was. Het kloosterterrein omvatte n.l. vriiwel het gehele blok Benschopperstraat, Schapenstraat, Plantsoen en Kloosterstraat. Alleen de noordzijde van de Benschopperstraat moet al met particuliere huizen bebouwd zijn geweest. De herbouw als klooster is, volgens verklaring van een latere prior, begonnen omstreeks 1495. Waar in de jaren 1482 - 1495 de monniken hebben verbleven, is niet bekend; weĂźicht in tijdelijke bouwsels op het hun toegewezen terrein. De bouw was nog niet geheel voltooid - de kerk had nog een voorlopig dak - toen in de nacht van 18 mei 1537 brand ontstond, die de kerk in de as legde en ook de aan de kerk grenzende gedeelten van de kloostergebouwen beschadigde. De toenmalige prior, Frans Clemensz. van Amsterdam, begon terstond met voorbereidingen voor de wederopbouw. Van die voorbereidingen en van de uitvoering van het werk heeft hij zeer nauwkeurig boek gehouden, om daarvan verantwoording te kunnen afleggen aan zijn kloosterbroeders. Zijn verslag is bewaard gebleven en berust in het oud-archief van de gemeente IJsselstein (inventarisnummer 599), waar zich ook nog twee bestekken van het houtwerk van de nieuwe kloosterkerk bevinden (inventarisnummer 600). Hoe moet men zich dit klooster voorstellen? De gebruikelijke vorm is een gebouwencomplex rond een rechthoekig binnenterrein. Dat binnenterrein heet de kloosterhof; aan drie zijden ervan liggen de kloostergebouwen, de vierde zijde wordt gevormd door de kerk. In de gebouwen treffen we aan de kapittelzaal (de vergaderzaal van de kloostergemeenschap), eetzaal of refter, slaapzaal of dormter, boekerij, ziekenzaal, keuken enz. Verspreid over het omliggende terrein liggen allerlei dienstgebouwen (schuren, stallen); we vinden daar ook de moestuinen en de boomgaarden. Zo zal ook het klooster in IJsselstein er hebben uitgezien. Uit de bewaard gebleven archiefstukken blijkt, dat de kloosterkerk binnenwerks lang was 140 voet (dat is bijna 44 meter) en breed 32 voet (dat is ongeveer 10 meter); de muren waren V^k. voet dik (Âą 1.10 meter). Prior Frans Clemensz. begon zijn herbouw activiteiten met pogingen zich van het benodigde kapitaal te voorzien. Dat lukte hem wonderwel. De bronnen, waaruit hij putte, waren in grote lijnen de volgende: 1) verkoop van land dat eigendom was van het klooster 2) het aangaan van leningen 4


3) 4)

giften van derden verkoop van hout, stenen enz

ad 1) Dit vormde wel de voornaamste bron van inkomsten. Verkocht werden landerijen, die buiten de baronie van IJsselstein waren gelegen en dus met door de monniken zelf werden bewerkt. 14 morgen land (1 morgen is + 0,85 ha), gelegen in Capel (Lopikerkapel) op Zevenhoven, werden verkocht voor 80 gulden de morgen, VA morgen land (ligging met vermeld) bracht 94^/4 gulden op, 7 morgen land onder Abcoude 220 gulden 5 morgen land onder Woerden 250 gulden 12 morgen land onder Lopik 1100 gulden 10 morgen land onder Woerden 660 gulden (waarvan 360 gulden contant werd betaald en 300 gulden op rente werd gehouden) Tesamen ongeveer 3150 gulden ad 2) Hierbij paste men twee systemen toe a een "normale" lening, die te zijner tijd moet worden afgelost, tegen een vaste rente, b een lening tegen een hogere rente, die betaald moet worden zolang een met name genoemde persoon leeft, bij diens dood vervallen alle verplichtingen Volgens het eerste systeem leende hij ongeveer 1300 gulden Volgens het tweede systeem leende hij 350 gulden ad 3) De grootste gift, te weten 100 gulden, werd ontvangen van heer Floris, graaf van Buren en heer van IJsselstein Iemand schonk een gouden ring, die getaxeerd werd op 3 gulden en 12 stuivers. Met nog enkele kleinere giften vloeide er op deze wijze Âą 110 gulden in de kas Onder dit hoofd moet men eigenlijk ook de gebrandschilderde ramen vermelden, die door verschillende personen en instellingen voor de nieuwe kerk werden geschonken. ZIJ komen later nog ter sprake ad 4) Van het voor de herbouw aangekochte hout en van de zelf gebakken stenen werden soms aanzienlijke hoeveelheden aan derden doorverkocht Dat bracht rond 300 gulden op. Met nog enige andere inkomsten ontstond er een bouwfonds van rond 5300 gulden. Dit bedrag was nagenoeg gelijk aan de uitgaven, die blijkens de rekening eveneens ongeveer 5300 gulden bedroegen De genoemde bedragen maken duidelijk, dat een gulden destijds heel wat meer waard was dan nu' Een morgen land bracht gemiddeld 70 gulden op Voor 1000 bakstenen betaalde men iets meer dan 2 gulden Zie ook hierachter de aan metselaars en timmerlieden betaalde daglonen! Uitgaven Omdat soms een wat rommelige opsomming werd gegeven van de verschillende uitgaven, heb ik er korte samenvattingen van gemaakt. 5


Een vergroot detail van een plattegrond van IJsselslein in hel begin van de 17e eeuw. uitgegeven in 1648 in de Stedenallas van Blaeit. Hel valt op dat de Kloosterkerk niet is georiënteerd (hei k oor is niet naar het oosten gericht), hoewel daar zo te zien ruimte genoeg voor HÖÏ. Ook is de Kloosterhof niei getekend.

6


Schilderwerk. Gosen, de schilder te Utrecht, verfde de twee kruisen, de pijnappel en de weerhaan, die boven op het dak van de kerk werd geplaatst voor 28 stuivers. Hij schilderde ook de deur van het koor. Mathijs, de schilder uit Montfoort, schilderde de kerkdeur en verguldde de kandelaars en de kruisen. Het grote kruis, dat op het torentje van de kerk werd geplaatst, was gekocht van Jan Dirckss, de leydecker, voor een prijs van 50 stuivers. Het woog 53 pond. Gebrandschilderde ramen. Zii werden geschonken door de bisschop van Luik, de bisschop van Utrecht, het kapittel van de Dom te Utrecht, Oudmunster, het kapittel van Sint Jan, het kapittel van Sint Pieter, Floris heer van Buren, Maximihaan heer van IJsselstein, de stad Amsterdam en de heer van GrootOudert in Friesland.

Het uurwerk. Hiervan valt te vermelden dat meester Jan van Vianen, de slotemaker, het op de kerk plaatste. Voor 1 jaar onderhoud kreeg hij 14 stuivers. Kosten in verband met de overdracht van landerijen. Het transport van de hoeve land in Capel kostte 3 gulden en 48 stuivers. Een bekendmaking geschiedde voor Wi stuiver. Soms werd er ook wat bij gedronken, want we lezen dat er aan wijn 52 stuivers werd verteerd. Het gerecht te Abcou rekende voor het transport van het daargelegen land 27 1/2 stuiver. Voor de overdracht van de halve hoeve in Capel en van grond in Woerden was 9'/i gulden nodig. Reis- en verblijfkosten. Deze werden zoals hieronder zal blijken o.a. gemaakt om geschenken los te krijgen. Zo werd Aert Knoop naar de abt van Camp gezonden om verlof te krijgen om land te verkopen; kosten IM. gulden. Een reisje om van de abt geld te lenen kostte iets meer: 3 gulden. Er vond ook een reis naar Utrecht plaats om de bisschop te spreken over hetgeen deze had toegezegd in verband met de herbouw van de kerk. Kosten 16 stuivers. De supprior werd naar Friesland gezonden "tot heer Georgien Scenck" met brieven van "den ouden heer van Buren", om zekere boeken te verwerven. Reiskosten en dergelijke 4'/i gulden. Eveneens vonden reizen plaats naar de heer van IJsselstein te Buren en naar de bisschop van Utrecht "om 't geld dat hij ons beloofd had". Daarbij werden 2 guldens en 4 stuivers verteerd. Men ging ook wel eens voor niets op stap zoals naar Buren "om daar de bisschop te vinden" maar die was intussen al verder gereisd. Gereedschap. Het maken van messen, beitels en een houhamer door de smid kostte 18 stuivers. 4 houhamers werden geslepen voor 11 stuivers. Het maken van 100 spijkers, door jonge Jan, smid, kostte 2 stuivers. Gerrit de slootmaker heeft iedere dag de houhamer twee keer gescerpt. Voor 12 stuks ontving hij 1/4 stuiver. 7


Goudsmid. Thomas Gijsbrechtszoon, de goudsmid, maakte een zilveren ciborie. Om deze te kunnen vergulden werden hem 5 ungersche (Hongaarse) ducaten gegeven. Hij rekende 36 gulden arbeidsloon, terwiil als drinkgeld voor zijn knecht 6 stuivers wordt opgegeven.

Boeken. Zuster Anna uit Gheyn kreeg 25 stuivers voor het verluchten van het Collectarium (gebedenboek). Zij ontving nog eens 28 stuivers omdat zij ook het nieuwe missaal verfraaide, dat de cantor had geschreven. De boekbinder werd 20 stuivers betaald omdat hij dat missaal en het brevier van de supprior had ingebonden. Ook werd 30 stuivers uitgegeven voor een vel zeemleer waarmee het nieuwe missaal en het CoUestarium werden overtrokken. 2 katernen perkament om een evangelie- en een epistelboek te schrijven kostten 7 stuivers.

Diversen. Bij het kopen van het lood voor de kerk werden 2 kannen wijn verteerd. Kosten: 7 stuivers. Het reinigen van de kerk door 2 man duurde 3 dagen. Hiervoor werd 18 stuivers betaald. De prior is samen met de keldermeester (econoom), en broeder Jan, en de „glaesmaker" naar Utrecht gereisd om de bisschop de tekeningen te laten zien van het gebrandschilderde raam. De kosten worden niet vermeld. Men is drie keer met de schuit naar Utrecht gevaren om de preekstoel te halen en om kistemakers (meubelmakers) en beeldesnijders van Utrecht naar IJsselstein te vervoeren. In het najaar van 1540 reden broeder Joharmes en de secretaris van de stad naar Culemborg en Buren om uitnodigingen te brengen voor de plechtige ingebruikneming van de nieuwe kerk. Toen de bouw zijn voltooiing naderde reden broeder Johannes en de secretaris van de stad naar Culemborg en Buren om uitnodigingen te brengen voor de plechtige ingebruikneming van de nieuwe kerk. Ook Woerden en Montfoort werden uitgenodigd. Over de kosten van deze plechtigheden is destijds een aparte rekening opgemaakt, maar die is helaas verloren gegaan. Van meester Claes Ruysch heeft men een "positijf' (orgel) gekocht voor 58^/i gulden. Gerrit de slootmaker bracht het hang- en sluitwerk aan dat ten dele in Utrecht was gekocht bij een slootmaker in de Mariastraat. Van het "lazaruswijff (op Eyteren) kocht men twee witkwasten voor 2^h stuiver. Men is ook nog met de oude heer Jacob naar Utrecht geweest om de houten kap-constructie van de kerk te laten ontwerpen. Aert Loefsz., de timmerman, heeft die kap geplaatst voor 150 gulden.

8


Verwerving en verwerking van hout

door H. Jonkers

Algemeen. a. Het inkopen van het hout, nodig voor diverse doeleinden, zoals steigerhout, balkhout en verdere timmerwerken, de eerste houtaankoop dateert van 4 oktober 1537. b. Het verwerken van het hout; de houtzagers waren werkzaam van 9 november 1533 28 oktober 1539, van 25 april 1540-20 juni 1540,van 11 juH 1540- 18juh 1540 en van 5 november - 6 november 1540. Bij de timmerheden zijn geen data vermeld, maar aangenomen mag worden dat het begin van de timmerwerken kort na het begin van de houtzagers zal zijn. c. De kistemakers werkten van 20 april 1540 - 29 september 1540 en van 3 maart 1541 11 september 1541. d. De beeldesnijders werkten van 8 augustus 1540 - 29 september 1540 en van 6 maart 1541 tot 29 mei 1541. e. De smid werkte van 19 februari - 10 augustus 1539 aan de kerk. Het kopen van hout Het hout werd „op vlot" gekocht, waardoor men naar diverse plaatsen moest reizen, om de aanstaande koop te gaan keuren. Was het hout eenmaal aangekocht, dan werd het vlot via de rivieren en vaarten naar IJsselstein gevaren. Hier aangekomen moest het uit het water gehesen en naar de bouwplaats gesleept worden. Dat uit het water halen gebeurde met behulp van een takel in een toren van de stadsmuur. Er wordt melding gemaakt van het "toemetselen van een gat in Lijskens toorn, daar wij het hout doorsleepten". Deze reparatieopdracht werd gegeven aan Willem die Reus. (Er is evenwel niet vermeld of dit gat er speciaal voor het werk in was gemaakt, of dat het een schade-geval betrof)* * Waarschijnlijk is voor de grote houtlengten een gat gemaakt voor het hijswerk. De houtzagers Zoals vermeld, werd het hout "op vlot" gekocht, waaruit volgt, dat al het hout op de bouwplaats eerst tot balken, planken en latten gezaagd moest worden, voor de timmerlieden er iets mee konden gaan doen. Hiervoor werden in dienst genomen, Aelst den houtzager met zijn metgezel. Jan genaamd, "om dat hout te sagen van ons kerck op haren cost, ende sullen hebben van elcke 100 6'/i stuijver ende een vat biers op den hoop toe". De timmerlieden Jan Willemsz. ende Cornehs Willemsz. waren de timmerlieden, die aangenomen hadden "te timmeren dat houtwerck van ons kerck op haren cost" naar het daarvan gemaakte bestek, 9


MariĂŤnberg m zijn huidige staat.

voor een bedrag van 190 gulden en 25 smalle vaten biers (1 smal vat = %vat). De timmerlieden moesten ook de ladders maken, nodig op de bouw, alsmede de benodigde mallen voor de metselaars e.d. Naast de werken aan de kerk, deden de timmerlieden ook nog andere voorkomende werken zoals "het setten van een bedstee in het sieckhuys", het maken van een steiger in Lijskens toorn "op die graft", alsmede reparaties "int brouhuys ende het Loosken van de vleyskelder". Voor het werk int sieckhuys werd een dagloon betaald van 9 stuiver voor Jan Willemsz. en Cornelis Willemsz. met hun jongen. Ook wordt er melding gemaakt van een betaling aan Jan van Nyeren "daer hij aant wagenhuys ende schuur vant Loy een hoop werk gedaan heeft". Dit Loy is een vrij groot stuk grond bij de Looye brug, dat vroeger aan het klooster behoorde.

De kistemakers De kistemakers zijn de mannen die de koorbanken, de preekstoel alsmede het altaar maakten; wij zouden het de meubelmakers noemen. Dit werk werd gedaan door Ewoudt Henricksz. en zijn jongen voor 4'/i stuiver per dag, door Ghijsbert, voor 3 stuivers per dag, ende door Roelof van Bemmel met zijn zoon voor 4 stuivers per dag. Omstreeks 10 maart heeft Roelof het werk willen staken, omdat hij met dat loon met wist rond te komen, zijn dagloon werd toen verhoogd tot S'/i stuiver per dag. Aangenomen werd ook Dirck Jacopsz. voor 3!^ stuiver per dag. Op 22 mei 1541 is aan al de kistemakers ont10


slag gegeven. Onmiddellijk daarna werd Roelof weer aangenomen en korte tijd later ook Ewoudt, maar voor een lager dagloon! Op 17 juli 1541 is Roelof ontslag gegeven, waarbi] wij echter moesten beloven zijn gereedschap met een schuit thuis te brengen Waarna ene Hennck in dienst kwam als knecht voor Vh stuiver om met Ewoudt te werken De beeldsnijders Aangenomen werden Jan Gerritsz. en zijn zoon Gerrit Hun dagloon bedroeg samen 7 stuivers, waaruit duidelijk blijkt, dat hun ambacht hoger werd aangeslagen en zijn knecht Herman voor 3 stuivers en 2 duiten 's daags. Hun werk bestond uit het maken van beelden en ander snijwerk aan het altaar, de koorbanken enz. Er wordt speciaal vermeld dat m de week van 8 augustus 1540, de Beeldsnijders niet op het werk waren, maar thuis te Utrecht werkten, "overmits die Keyser in die stad was". Hier wordt het bezoek bedoeld dat Karel V op 14 augustus 1540 en volgende dagen gebracht heeft aan de stad Utrecht. De leidekkers Jan Dircksz. heeft aangenomen "te decken ons kerck, te leveren leyen ende nagelen ende dat loot te leggen" Hij krijgt voor elke vierkante roede 5 gou guldens min een oort (1/4) van een gou gulden (28 Brabantse stuivers voor den gou gulden gerekend). Verder werkten aan het dak Gheysbert de zoon van Jan Dircksz en zijn knecht genaamd Proper Het lood werd gekocht van Jan van Swol voor 2 gulden per 100 pond, plus 4 kannen wijn van 3H stuiver elk. De smid Jan Gerritsz heeft aangenomen al het ijzerwerk te maken, dat wij nodig hebben voor onze kerk "die een helft het pont om een halve braspenninck ende die ander helft het pont om 9^/4 penninck". Al de middelnagelen, 100 stuks voor 3'/i stuiver, "ende al die men in dat selfde gat maeckt, ende die ander nagelen daer na advenant, ende wat meer is dan 4 vout, dat sal pontwerck wesen" HIJ heeft geleverd vanaf het begin van het metselwerk, in 't begin van de vasten (19 febr. 1539) "51 royen in die glaesen wegende 1950 pont ende 6 pont". De ankers die aan de gordingen en balken komen, en in de muren gemetseld worden wegende "1300 pont ende 10 pont". Alsmede de sluitnagels wegend 61 pont. Voorts nog ankers voor balken, en roeden en nagels die daar nog aan ontbraken. "Ende voort aen nagelen, die aan die wormen in die huyf verbesicht sijn, ende voort aen scort anckeren in die middelstilen aen die drie gebynten in die huyf 1558 pont". Voorts nog ankers aan balken in de achterkerk en nagels voor de muurplaten 922^/4 pont. "Noch gelevert 451% pont aen den toom ende clockenraempten ende ijssers onder die gueten ende haecken aen die doren vant coor 398 pont". 1600 dubbele middelnagelen 7 stuivers de 100 11


2600 middelnagelen 3% stuiver de 100 1000 lasnagelen 2 stuiver min 1 oort de 100 decknagelen tot die kerck 30 M ende 2 C Het repareren van het kruis en de ringen aan het kruis, alsmede het ijzerwerk voor de leidekker, het vermaken van de klepel, alsmede deze te verstalen, en banden aan de hoofden der klokken te maken. Hij leverde ook de roeden in de "10 glaessen" ende sal hebben van elcke roechgen mit die ijsserkens 11 penningen". Verder geleverd: sponnagelen, lasnagelen, vensternagelen, henxelen van die coordoren, grundelen ende crammen aan die roosteren vant gestoelt.

Verwerving en verwerking van steenachtige materialen door R. Pasman

De aankoop van steen. De funktie van het te metselen onderdeel was waarschijnlijk bepalend voor de soort en de kwahteit van de aan te kopen of aan te maken stenen. Te onderscheiden vallen grote en kleine stenen, bleke steen, gesneden steen, dubbele ijsselsteen naast oude steen waarvan geen nadere aanduiding aanwezig is. Daar de kerk inwendig gepleisterd en gewit werd, zal het achterliggende metselwerk als "vuil werk" te bestempelen zijn; met uitzondering bij construktie-voorwaarden zal soort en kwaliteit hierbij in mindere mate een rol gespeeld hebben. Aan in het zicht blijvend werk werden zekere eisen gesteld; zo werden voor de gevel grote stenen gebruikt "om die gevel van die kerck daarmede op te maken"! In 1538 geeft de genadige heer Floris van Egmondt, graaf van Buren en heer van IJsselstein toestemming om uit zijn land tot de hoeveelheid van 2 ovens (waarschijnlijk veldovens) klei te winnen voor het bakken van stenen voor de kerk. De grondstof (klei) wordt dus ter beschikking gesteld. Men vindt voor het bakken van de stenen zelf twee personen, welke waarschijnlijk voor eigen gebruik er belang bij hebben de kosten van het bakken samen te delen. Deze heren Jan van Huchtenbroeck en Gijsbert van Baecx, dragen dus in de helft van de kosten bij. Bij steenbakker Claes Elbertsz. besteedt men het bakken van 2 ovens steen aan, waarbij met deze werd afgesproken, dat het aantal bleke stenen de 10% van het totaal niet zou overschrijden; "twelck hij qualijcken gehouden heeft doar sijn versuymenisse". Met bleke steen is bedoeld een niet goed doorbakken steen; dit alles voor een prijs van 7 stuivers per 1000 stenen en voor de "werckluyden een vat biers". De levering begint in de eerste week van de vasten 1538 en in augustus van dat jaar is zij afgerond. Welk formaat deze stenen hadden is niet geheel duidelijk. Er wordt onderscheid gemaakt tussen grote en kleine stenen en voorts worden genoemd: ijsselformaat en dubbele ijsselstenen. 12


De gravers van de klei werden betaald, evenals degenen welke voor de aanvoer van brandstof t b v de oven zorgden 4 stuivers per dag op eigen "cost" Wanneer men voor voedsel moest zorgen, kostte dit de werkman P/i a 2 stuivers van zijn loon De benodigde regelmatige aanvoer van turf leverde nog wel eens problemen op, zo gebeurde het dat "den groten broeder Jan tsavonts ut liep omtrent VIII uren tot Floris Jansz , datter torfgebrek was int barnen (= branden) van den steenoven" (het leverde Jan 3 stuivers op) De grootste leverancier van turf was Tonis Vinck ("den veenmen"), welke ook als stoker van de oven optrad In de relatie tot de heren van Huchtenbroeck en van Baecx blijven enige vragen bestaan gezien de hierna geschetste situatie Men kwam met hen overeen de kosten van het bakken van de door de heer van IJsselsteijn ter beschikking gestelde klei te delen, terwijl ze de grondstof gratis verkregen Even later zien wij, dat het klooster ruim 70 000 stenen van hen koopt, gebakken in de eerste oven voor gemiddeld 40 stuivers/1000 stenen Het klooster verkoopt dan 89 5000 stenen aan de stad Utrecht voor 45 stuivers/1000 stenen waarbij de betaling hiervan moeizaam verloopt, zo dat de heer van Huchtenbroeck mee naar de kameraar van Utrecht (stadspenningmeester) reist om het geld te verkrijgen De kosten van transport naar Utrecht bedroegen 88 stuivers, zodat de "winst" 4 stuivers/ 1000 stenen was Denkbaar is, dat het werk zoveel stenen vereiste, voordat de tweede veldoven ter beschikking kwam, zodat men gedwongen was andere steen te kopen De verkoop van stenen aan Utrecht kompenseerde dat, hoewel nergens uit blijkt,dat aan de dom stad verkochte stenen uit de tweede oven zouden komen, wat dan voor de hand ligt Voor bepaalde konstrukties, hoeken en beĂŤindigingen in het metselwerk werden speciale stenen gemaakt n 1 vierkante en gesneden steen Deze vielen buiten de gewone prijs en werden apart verrekend, evenals de extra aandacht welke de grondstof hiervoor kreeg Jan Aertszn mengde voor de gesneden steen drie dagen lang de klei tot ze de gewenste samenstelling had en ontving hiervoor vijf stuivers per dag Stenen, welke niet uit de ovens kwamen maar elders werden gekocht, moesten worden aangevoerd Het hierbii noodzakelijke transport ging met altijd gemakkelijk Naar Culemburg reisde men om grote stenen t b v de gevel van de kerk te kopen bij den rentmeester Gherrit van Dichteren De eerste koop betrof 20 000 en de tweede 18 000 stenen Vanuit Culemburg werden de stenen bij de Lek gebracht en dan op een schuit overgevaren tot aan "den ouden diick in Coppel" (= Lopikerkapel), waarna met wagens de bouwplaats werd bereikt Het transport werd vanuit het klooster geregeld, wat inhield, dat verschillende personen steeds op pad dien den te gaan om "te vernemen naar dese steen" Beloning van verkregen arbeid geschiedde soms zeer afwiikend Een aantal voorbeelden bn het transport van stenen illustreren dit de stenen te Culemburg op de schuit brengen ("op het water brengen") ging voor 3 stuivers per 1000 stenen, het overvaren kostte 5 stuivers per 1000 stenen vermeerderd met een afgedwongen drinkgeld van 3 stuivers Ene Ewoudt kreeg voor het lossen van dezelfde schuit slechts IVz stuiver Tussen Culemburg en Coppel (nu Lopikerkapel) bleek een tol te zijn "bleek" omdat veron dersteld mag worden uit de toon van het geschrift dat men hiermee niet bekend was of dat men de tollenaar van Ameide met serieus nam De tollenaar hield echter de schuit met stenen bezet en hief een tol van een halve braspenning (= 10 duiten) per 1000 stenen per dag, gedurende een periode van 28 dagen Men betaalde met direkt en nep de hulp in van Frans die Veer uit Vianen, welke borg wilde staan voor betahng aan de tollenaar "ende Frans die Veer een paar kanne wynts ghesconken tot dangbarheyt" 13


Voor het maken van de omlijstingen van de ramen werden te Oudewater en te Gouda dubbele ijsselstenen gekocht, welke per schuit werden aangevoerd. Ook te Gouda werden vloertegels (estrichen) gekocht bestemd voor het brouhuis. Te Utrecht kocht men leien, waarvoor maar liefst zeven schuiten nodig waren, welke door bij de Tollesteeg in Utrecht gehuurde paarden tot IJsselstein getrokken werden. Hierna werden ze d.m.v. mankracht in de stad gebracht. Bij deze tochten vanuit Utrecht werd ook het kruis van het torentje "wederom gebrocht" evenals een balk, welke wordt aangeduid als "makelaar", daksparren voor het brouhuis en tenslotte het koorgestoelte. De term "makelaar" is ook nu nog in gebruik, hiermede wordt de balk bedoeld, welke de hanebalk of de trekplaten in een houten kapkonstruktie met de nok verbindt. Ook in Utrecht werd bij Franck Volperszn. hardsteen (avennen steen) gekocht voor dorpels, pilaarvoeten etc. Na per schuit te zijn aangevoerd werd ze per door paarden getrokken slede verder gebracht. Overzicht van aangewende steen opgemaakt n.a.v. inventarisstuk 599. 1. OUDE STEEN

gekocht te Linschoten gerooid uit het land van Willem Aertszn.

2. GROTE STEEN

gekocht te Culemburg eerste levering tweede levering

3. VUILWERKSTEEN 4. KLEINE STEEN

a)

: 20.000 st. : 18.000 st.

uit eerste oven uit tweede oven gekocht van G. Baekx gekocht van J. van Huchtenbroeck

139.975 st. 32.000 st. 50.800 st. 17.500 st. 5.900 st. 20.000 st.

uit eerste oven uit tweede oven

5. GESNEDEN STEEN - uit eerste oven 6. BLEEKE STEEN

2.000 st.

uit eerste oven uit tweede oven gekocht van G. Baex

Totaal aangewende steen verkocht aan Utrecht Totaal verwerkte steen 7. LEIEN 8. DUBBELE IJSSELSTENEN

24.685 st. 9.000 st. 6.500 st.

^

: 307.560 st. : 89.500 st.

_

: 218.060 st. :

14.900 stuks

: 6.500 stuks a) De oude steen gekocht te Linschoten, was afkomstig van het huis de Nes, ook wel te Nesse genoemd. 14


Dit vanuit de 14e eeuw daterende huis heeft in z'n geschiedenis verschillende malen een ingrijpende wijziging ondergaan, totdat het na 1757 gesloopt werd De steenhouwer De aangekochte steen was bedoeld om door de steenhouwer te worden verwerkt tot elementen vooral van konstruktieve aard Vanwege eigenschappen als grote dicht- en vastheid van het materiaal, is het uitermate geschikt om op die plaatsen te worden verwerkt, waar veel van bouwkundige materialen gevraagd wordt (dorpels, balkopleggingen) De steenhouwer bewerkte de grote blokken hardsteen tot de benodigde formaten, waarbij hij dikwijls in vorm en detail voor van een eigen artistieke opvatting getuigde Bij de herbouw van de Kloosterkerk werden deze werkzaamheden verzorgd door Meester Mercehs en zijn knecht Hansken Gehouwen werden waterlijsten, boog- en onderstukken voor de ramen (incl slotstenen). arketten, evenals lijsten, bilonen (gekante opsluit stenen), kapittelen op de pilaren voor de oplegging van balken, een priemsteen waarop het kruis op het torentje stond en altaarstenen BIJ de steenhouwer valt het op, in grotere mate dan bij andere uitbetaalden, dat naast beloning voor betoonde diensten ook menig handgeld werd gegeven in de vorm van dnnkgeld of "wincoop" De steenhouwer heeft z'n opdracht vermoedelijk uitgevoerd in de winterperiode 1537 1538 Om het bouwproces later met op te houden dienden alle benodigde onderdelen van te voren gereed te zijn Meester Mercehs is waarschijnlijk tevens als bouwmeester opgetreden, welke kombinatie van aktiviteiten toen met ongewoon was HIJ mat dan ook de restanten van de Kloosterkerk op en baseerde daar de maatvoering voor de herbouw op Aanvoer van kalk en zand Aanvoer van materialen geschiedde veelal los (bulk) of het werd ter plaatse vervaardigd Hier voor diende men een onafhankelijke, door anderen ook gebruikte maat of gewicht te hanteren In dit geval reisde men naar Dordrecht om zich een "dortse scepel kalk" aan te schaffen Vele steden kenden verschillende maten De aankoop van kalk was gebonden aan de verwer kingswijze, deze behep een periode van najaar 1538 tot in 1541 toe, iedere fase had eigen kalkbehoeften Naast de dortse scepel komen ook de maataanduidingen hamburger ton, loop en hoet voor (32 hoet = 1 scepel) De verschillende maten duiden al op verschillen van herkomst, zonder dat er duidelijkheid in is of er ook verschil in kwaliteit of eigenschap aanwezig is De grootste hoeveelheid werd betrokken van Peter Roelofszn , alias keizer, wonende op die Vaert (= Vreeswijk), Van Toorn te Montfoort en Alfert te Utrecht Ook dit materiaal werd meestal per schuit aangevoerd Voor het lossen en het hierna "beslaan" en vermengen van de kalk/zand werden andere personen ingeschakeld dan voor andere werken De beloning was gemiddeld lager dan die van de sjouwers en metselaars en bedroeg 2 a 3 stuivers per dag In november 1538 besloeg Aert Goortzn elfen een halve dag kalk en ontving hiervoor 2 stuivers per dag Adnaan hielp hem hierbij voor anderhalve stuiver per dag Adriaans moeder bepaalde echter anders en ont ving na afspraak met het klooster zelf 7 stuivers, waarbij er voor Adnaan maar tien over ble 15


ven. Een zekere Jan van Royen verzorgde het transport van kalk vanuit Utrecht. Voor het zesmaal halen en brengen van schuiten van Utrecht - IJsselstein v.v. ontving hij 17 stuivers. Uitgegeven aan de metselaars. Het metselwerk kon in februari 1539 een aanvang nemen: de steen was gekocht en aangevoerd, de hardsteen gehouwen en de kalk aanwezig. Als opzichter werd aangeworven Meyster Cornells van Woerden met zijn twee zoons. Deze verdienden gedrieĂŤn 18i^ stuiver per dag op eigen "cost". Tevens bedongen zij van elke "brou" een half vat bier.

1 oorl()i>ii;e schenplan rooi reslauralie door Bureau \oor Resiaurane Temmmck Groll, gemaakt in 1971 in opdrai ht van de Gemeente IJ<i^ehtein.

metselaars

opperlieden

A B C D E

H Hendrick makenDans I Sterk J Jan Botterboot

Cornells van Woerden Melchior van Woerden Willem Janszn. zijn zoon Willem Smit

F Jacop Janszn. G AertClein

K Gerrit van Logeam L Cornells die Man M Jan Smit N Sibrande 0 CortJan P Henrich Bud Q Rembouts Janszn.

16


Aanwezigheidsschema metselaars en opperlieden. metselaars X dagen per periode A B C D E F G H I

J

K L M N O P Q

tot 22.2.1539

1^2 5 5 2 - - 184 3 2

25.2-2.3

5 5 5 5 3 5 5

5- - 5 5

2.3-9.3

6 6 5 5 - 6 4

6-

9.3-16.3

5 5 4V44i/i- S'-Mm'A-

16.3-23.3

5 5i/45Vi4'/i4V4- 5 6 - - 6 - 6 - - - -

23.3-30.3

4 4 41/^41/^- 4'/44ii5 - - 5 5 5 - - - -

30.3-6.4

5 5 5 5 5 5 5 4 - - 5 4 4 4 - - -

pasen

- - 3 3 - 3 - 3 - - 3 3 3 - 3 - -

- 5 6 - 4)6.- 4Vi- - - •

10.4-12.4 13.4-20.4

- - 6 6

6 - 6 -

6 6 6

6

20.4-27.4

5 5 5 5

5 6

6-

6 6 6

6

27.4-4.5

5 5 5 5

5 4

4-

4 4 4

4

4.5-11.5

4 4 3 3

5 4^5 -

5 5 5

5

11.5-18.5

5 5 5 5

- 5 2 5

5 4 5

5

18.5-25.5 pinksteren

4 4 3 3

6 6 4iM'/i- 4 4^/2.4^/1-

27.5-8.6

3 3 2 2 - 3 - 3 - - 3 3 3 - 3 - -

8.6-15.6

5 5 2 2 -

15.6-22.6

5 5 6 6 - 5 5 5 - - 5 5 5 - 5 - -

22.6-29.6

- - 6 6 - 5 4 4 - - 4 41M - 4 - -

29.6-6.7

4 4 6 6 - 4 5

kermis

55

5 5 5 - -

4H-

5 5 5 - 5 -

4 - - -

-

1 - -

13.7-20.7 25.8-31.8

4'A4'M'MVi- 4\i4'-M]6.

31.8-7.9

- - 6 6 - 6 - 6

7.9-14.9

- - 5 5

19.10-2.11

4>/24'/4 6 6 4

4'^

- 5 5 17


Op het afmaken van de in het zicht blijvende gevel na was het werk bij de kermis van dat jaar (6-12 juni 1539) gereedgekomen. In augustus-september van hetzelfde jaar was ook de gevel voltooid. Dezelfde Cornells van Woerden voerde later ook het pleisterwerk uit, tegelijk met het maken van "posten in die glaesvensteren te setten in die kerck", het witwerk te doen, voor een totaalbedrag van 50 gulden. Er werd aan hem 2 gulden minder uitbetaald, daar hij de ramen aan de westzijde niet uitvoerde. Juist bij de metselaars en de opperlieden werden uit te voeren klusjes elders in het kloosterkomplex vermeld. Een gedeelte lijkt normaal onderhoudswerk; andere zaken hebben wel te maken met beschadigingen, welke verband hielden met de brand. Voorbeelden hiervan zijn het metselen van Meyster Cornells en zonen in april 1540 gedurende een week, aan het brouwhuis en in maart 1539 werkten Willem Janszn. met zijn zoon, alias die Rues aan het privaat in de ziekenafdeling. Vermoedelijk waren het ook deze twee, die de vensteromlijstingen afrondden. Ze verrichtten ook nog reparatiewerk aan de dakkonstruktie van het brouwhuis "dat ghetreden was overmits het sincken van den kercke".

De opperlieden. De opperheden zorgden voor een goed verloop van de aanvoer van materialen vanaf de opslagplaats naar de verwerkingsplaats. Het aantal opperlieden was nogal groot in verhouding tot nu. Men moet hierbij evenwel bedenken dat mechanisatie nu veel heeft overgenomen. De hoogte van het bouwwerk speelde de opperlieden bij de aanvoer van de stenen parten en wij zien dan ook dat op kritieke tijden enkele krachten extra werden gehuurd (maart-april 1539). Het opperen van Hendrick Bud wordt dan ook als volgt omschreven: "op diversche tiden als die upperlieden die steen niet aendragen mochten (= wilden) overmits die hoocht ende dat werck spoedehck was". Hiermede is van de steen verteld.

18


Het Distributiekantoor te IJsselstein

door M.L.M. Pompe

^ I n f "''""''^'!,"'' ^"^i?J'*^"^ ^' tweede wereldoorlog tot taak de schaarse consumptieNederland werd verdeeld in distributiekringen. De distributiekring IJsselstein omvatte aanvankelijk de gemeenten IJsselstem, Montfoort, Linschoten, Willeskop en Snelrewaard N^de oorlog werden de aangesloten kringen Benschop en Lopik opgeheven en bii IJssdstein ee voegd. De burgemeesters van de aangesloten gemeenten vormln tezamen d ^ r ^ d ' De burgemeester van IJsselstein was ambtshalve voorzitter van de kringraad S n ï i ' ' p^ t^ u^^' instructies blijkt dat in 1941 en 1942 de dageli]ke leiding berustte

De circulaire van maart 1942 was een oproep aan de bevolking tot het afhalen van bonkaar Z T \ ' ' r ^T^' T ^ "^'^"- °^ ^^Sifte van de bonkaartL werd aang eke^d op 5 d stributiestamkaart, die in 1939 aan iedere inwoner was uitgereikt. Regelmatig werden bon n n van deze bonkaarten aangewezen voor bepaalde levensmiddelen, wfnkd s mochten alleen tegen inname van bonnen deze artikelen aan hun klanten verkopen. Uit de circulaire van 1941 blijkt o.a. dat detailhsten de ontvangen bonnen, naar soort gen S n VTZ7 ' T ' " ^ ' " ^ ' ' ' ' ' ' ' ' opplakvellen, bij de'distributiedienst moe t'en inleveren. Zi, ontvingen daarvoor z.g. toewi zingen, waarmede zij bij fabrikant of grossier hun voorraad weer konden aanvullen. lauuKdni oi grossier kLViU^?!""' ^ ^ 4 ^ ' ° ' " ^^ werkzaamheden steeds minder werden, werd de distributiekring IJsselstein opgeheven en ondergebracht bij de kring Utrecht, waardoor geheel ZuidAVest Utrecht vanuit de stad Utrecht werd bediend. uoor geneei ^uid West

19


i i e EN nm P E R I O D E 2944 (l OCTOSEE-X> S O V E M B E S )

EC41M12

m»»

X l)

;.ï«^]^¥ nU^éhtÈ. $(m%mf^ fiks^zmk ^&m

DISTRIBUTIEKRING IJSSELSTEIN. Uitreiking van bonkaarten voor de periode van 21 maart t/m 18 april 1942. De uitreiking is als volgt geregeld: Inwoners der Gemeente IJSSELSTEIN. Uitreiking heeft plaats in de groote zaal van "Hotel de Ridder St. Joris", ingang Weidstraat, Maandag 9 Maart Dinsdag 10 Maart Woensdag 11 Maart Donderdag 12 Maart 20

0.9.30 13.30 0.9.30 13.30 0.9.30 13.30 0.9.30 13.30

-

12.30, 16.30, 12.30, 16.30, 12.30, 16.30, 12.30, 16.30,

voor de letters A t/m B voor de letters C t/m F. voor de letters G t/m K voor de letters L t/m M voor de letters N t/m R voor de letters S t/m T. voor de letters U t/m V voor de letters W t/m Z


Huisslachtingen en Bakkers van graan uit eigen oogst, worden tegelijk met de uitreiking verrekend. BIJ de uitreiking behooren alle stamkaarten, alle inlegvellen en voorraadsopgaven van aardappelen te worden medegebracht. Zonder deze voorraadsopgaven worden geen aardappelbonnen verstrekt. Een ieder wordt aangeraden om bii deze uitreiking op den datum en op den tijdstippen, waarop men aan de beurt is, aanwezig te zijn, aangezien de nauitreiking met kan plaats hebben vóór Woensdag 25 Maart Uitreiking kaarten voor zwaar en zeer zwaar werk. Tegelijk met boven aangegeven uitreiking, worden de toeslagkaarten voor zwaar en zeer zwaar werk uitgereikt. Tijdens de uitreiking worden geen nieuwe aanvraagformulieren aangenomen of in behandeling genomen. De Leider der Distributiekring IJSSELSTEIN, P. Wentholt.

DIT PAPIER ZORGVULDIG TE BEWAREN! ! ! ! DISTRIBUTIEDIENST IJSSELSTEIN A.

PUBLIEK Het Distributiekantoor aan de Weidstraat is voor het publiek geopend Maandagmorgen 10.00 - 12.30 Dinsdagmorgen 10 00 - 12.30 Woensdagmorgen 10 00 - 12.30 Zaterdagmorgen 10.00 - 12.00 Op andere dagen en uren wordt het publiek niet geholpen.

B.

DETAILLISTEN Voor de inlevering van opplakvellen en inwissehng van Duitsche Weermachtbonnen is een speciale regeling getroffen. Voor hen is het kantoor geopend op Donderdag en Vrijdag, ledere detaillist behoort te komen op de bij hem aan huis bezorgde schriftelijke oproep aangegeven dagen en uren.

C.

ZELFKARNERS Zelfkarners behooren lederen Donderdagmorgen tusschen O 9 30 en 12 30 hun opplakvellen in te leveren.

D.

BAKKERS Bakkers behooren hun opplakvellen voor brood in te leveren Dinsdag- en Vrijdagmiddag tusschen 14.00 en 16.00. Bovendien kunnen degeenen, die zeer krap zitten in hun meelvoorraad, nog komen op 21


Maandag-, Woensdag- en Donderdagmiddag tusschen 13.30 en 14.00 en op Zaterdagmorgen tusschen 11.00 en 11.30. Men wordt echter verzocht om hier niet anders dan in zeer dringende gevallen van gebruik te maken. (Voor andere artikelen behoort de bakker te komen op de dagen en uren, welke voor detaillisten zijn aangewezen) E.

AARDAPPELHANDELAREN Aardappelhandelaren behooren hun opplakvellen met aardappelbonnen in te leveren op Dinsdagmiddag tusschen 14.00 en 16.00.

F.

SLAGERS De opplakvellen voor vleesch behooren lederen Maandagmorgen tusschen 10.00 en 11.30 ingeleverd te worden. Voor overige artikelen behoort men op de voor detaillisten voorgeschreven dagen en uren te komen.

G.

AANVRAGEN VAN SCHOENEN- EN RIJWIELBANDENBONNEN De aanvraagformulieren kunnen uitsluitend op de boven onder A aangegeven dagen en uren - voorzoover deze vallen in de eerste tien dagen van lederen nieuwen maand - op het Distributiekantoor worden afgehaald en daar na invulling wederom worden teruggebracht. De fietsenbanden (uitsluitend toerbanden), welke vernieuwing hoeven, moeten bij de inlevering der aanvraagformulieren worden getoond. Voor het toonen der fietsenbanden bestaat bovendien nog gelegenheid op alle Vrijdagavonden tusschen 18.00 en 19.00, voorzoover deze Vrijdagavonden vallen tusschen den eersten en tienden datum van eiken nieuwen maand. Aanvragen voor toerrijwielbandenbonnen, waarbij de fietsen en banden niet zijn getoond, worden afgewezen. Aanvraagformulieren ter bekoming van rijwielbanden- en schoenenbonnen, welke niet behoorlijk ingevuld zijn, worden eveneens afgewezen. Alle vragen moeten beantwoord zijn. Het is onnoodig om over een beshssing inzake de toewijzing van schoenenbonnen of rijwielbandenbonnen te correspondeeren of daarover mondeling reclames bij het distributiekantoor naar voren te brengen, aangezien hier niet verder op wordt ingegaan en op correspondentie niet wordt geantwoord.

Bovenstaande regeling gaat in op Maandag 3 November a.s. De Leider van den Distributiedienst IJSSELSTEIN P. Wentholt. !!!!!!!!!! DITPAPIERZORGVULDIG TE BEWAREN !!!!!!!!!!


Naambordjes bij bomen

door G.M. Otter

Het heeft lang geduurd, maar in maart, uiterlijk april, zullen een aantal van de oude, historische bomen van het Kronenburgplantsoen voorzien zijn van naambordjes Het initiatief hiertoe is genomen door de Historische Kring met het verzoek aan de gemeente om hiertoe opdracht te verstrekken aan de Plantsoenendienst De bedoeling hiervan is de oude IJsselsteinse bomen op te nemen in de 'histonsche wandelroutes' Op de bordies staan de Latijnse- en de Nederlandse naamgeving, de geschatte leeftijd en in één geval nog enkele gegevens Het grootste probleem gaf, overigens onverwacht, de Latijnse naamgeving Bij determinatie van de Linden en Platanen kwam ik er met uit Hiervoor heb ik de hulp ingeroepen van de Nederlandse Dendrologische Vereniging Een van haar leden, de heer Vink uit Schelluinen heeft op twee verschillende tijdstippen in het groeiseizoen de bomen bekeken en benaamd Het lijkt misschien eenvoudig voor een vakman om zulke bekende bomen even van de juiste naam te voorzien Het tegengestelde is, in dit geval, echter waar Momenteel zijn soorten en variëteiten bomen wat men noemt 'soortecht', door de wijze van vermeerderen Dit geschiedt doorgaans door middel van vegetatieve vermeerdering Vroeger echter vermeerderde men gewoonlijk slechts door middel van zaad (Welke methode de meest gewenste is, in breder verband gezien, laat ik hier graag in het midden) Zaadprodukten zijn echter wel minder vorm- en herkenningsvast, door de mogelijkheid tot onderhng kruisen Daarnaast is in vakkringen nog steeds een discussie gaande over de Platanen Ik mag wel zeggen over de paar Platanen die we kennen 'Is deze soort wel een echte soort of IS het een kruising tussen twee andere en dus een vaneteit' Hierop wachten is met doenlijk, daarom ben ik uitgegaan van de gegevens mij verstrekt door de heer Vink De leeftijden zijn doorgaans geschat Bi] één boom weten we de datum vrij nauwkeurig. Dit IS de 'Koninginneboom' Geplant in 1899 (en met in 1898 zoals u misschien zou verwachten) Deze boom is geplaatst ter herinnering aan de troonsbestijging van H M Koningin Wilhelmina Uit archiefstukken bleek dat hij tijdens de laarwisseling '98-'99 nog niet was geplant Voor het bepalen van de leeftijd van bomen zijn verschillende moeelijkheden voorhanden Archiefonderzoek, boringen en nog enkele andere Archiefonderzoek heeft tot op heden nog mets exacts opgeleverd, behalve bij de Koninginneboom maar dat wi'^ten we eigenlijk al Boringen is bij verschillende soorten zoals Kastanje slecht mogelijk Bovendien zijn de hier te onderzoeken stammen vrij dik Ook andere manieren komen hier met in aanmerking Schatten dus, als we ze met om willen kappen om het precies te weten Het IS in dit historische verband misschien wel aardig om er in zijn algemeenheid nog wat ge gevens betreffende bomen aan toe te voegen De leeftijd die bomen kunnen bereiken is onder gunstiee omstandigheden welhaast onbeperkt Deze opmerking zal u verbazen en u zult hem met een korreltje zout willen nemen'' In Sambeek staat Nederlands vermoedelijk oudste boom Een etage-linde van 800 a 1000 laar In Erie in Duitsland staat een 1500-jange holle Eik Ten tijde van Karel de Grote werd reeds melding gemaakt van het feit dat in de holle stam 34 gewapende soldaten konden staan (dikkerds zullen het niet zijn geweest) 23


Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine Beuk Zo komen de naamhorilies

geplant Âą1870 er uu te zien

Deze Eik is niet de dikste bekende boom, dat is een Eucalyptus in AustraliĂŤ met 150 m stamomvang. Ook niet de oudste ter wereld. Dat is de Pinus aristata in de V.S. met 6000 jaar (u leest het goed), Moerascypres in Mexico, Japanse Cypres in Japan en Korea en Apenbroodboom in Afrika allen met 6000 jaar. De bekende kamerplant Ficus benjaminii, de Banyan uit India, is daar bekend met een leeftijd van 5000 jaar. Elke keer als ik deze leeftijden zie vraag ik mij af wat zich aan de voet van zo'n gigant al niet afgespeeld zal hebben. Opkomende en weer vervallende beschavingen. Legers die heen en weer trekken. Een enkeling met zijn kudde. Het lijkt allemaal zo futiel in het licht van zulk oud leven. Levend in de tijden van verandering wilde ik u, historisch hefhebber enige notities over de onwrikbaren niet onthouden. Overigens merk ik hier wel enige discrepantie. Historisch zijn ze ruimschoots, maar in tegenstelling tot wat we gewend zijn, zijn ze nog actief doende deze historie bij te werken.

24


Walkade 55

fcto J van Ierland

R.I.Z. Lopik B.V, Lopikerweg o

36 a Lopik

Tel 03475 - 1380


Achtersloot 19

Makelaardij in onroerende goederen — beëdigde taxaties

foto: J. van Ierland

Utrechtsestraat 11 — IJsselstein


^M-

Historische Kring

vITsselstein^*:.%t1?r^l2^ •

- •

,X4 ^-Ci- - ^ t ó w . . ^ . 4

^

k^^v^ ^ ^ t , ^ |^^^_

z-^/^

0)^

^4.s r.v r^o^ .^^^ 4,^^^ 4..^^^ pp^^\ > » ^ ^


Zoiets laat je niet door iedereen schoonmaken!

Daarvoor vraag je SCHOONMAAKBEDRIJF

W.J. Dolmans b.v, Benschopperweg 4, IJsselstein tel. 03408-1601


no. 7 juni 1978

UITGAVE STICHTING HISTORISCHE KRING IJSSELSTEIN BESTUUR: Voorzitter:

L. Murk, IJsselstraat 24, IJsselstein

Secretaris:

W.J.A. van Wijk, Kloosterstraat 11, IJsselstein, tel. 03408-3941

Penningmeester: G.C.A. Pompe-Scholman, Kronenburgplantsoen 22, IJsselstein Bank:

AMRO-bank IJsselstein, rek.nr. 218400217, gironr. bank 2900

Donateurs ontvangen het tijdschrift gratis (3 of 4 nummers per jaar) en worden op de hoogte gehouden van alle aktiviteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij het bovengenoemde secretariaat. Voor hen, wonende in IJsselstein, bedraagt de contributie minimaal fl. 12,50 per kalenderjaar. Zij die buiten IJsselstein wonen, worden verzocht fl. 5,— extra over te maken in verband met de verzendkosten van het tijdschrift.

Inhoud: Hoe vind je je stamboom door J. H. Witte te Maarssen Geschiedenis van de grienden in kort bestek door CA. van Duuren te Lopik A.H. Goes te IJsselstein Ch. W. Vink te IJsselstein 40 jaar geleden — de begrafenis van Peter Petaio in IJsselstein door L. Murk

2

6 18

1


Hoe vind je je stamboom door J.H. Witte, Maarssen

Wie heeft zich nog nooit afgevraagd: ,,Waar komt mijn naam vandaan?" of: „Wie zouden mijn voorouders zijn?" Meestal blijft het echter bij deze gedachten, want voor vele mensen is een onderzoek naar hun voorfamilie als een berg, die niet te beklimmen lijkt. Ja, inderdaad ,,lijkt", want iedereen die over een beetje doorzettingsvermogen beschikt, is — in de meeste gevallen — in staat om die vragen zelf te beantwoorden. Stamboomonderzoek, vroeger wel sibbekunde genoemd, kan op meerdere manieren worden uitgevoerd, en wel: 1° het stamboomonderzoek in engere zin ofwel de genealogie, d.w.z. we beperken het onderzoek tot de dragers van de familienaam (zie model 1). 2° we breiden het onderzoek uit tot de voorouders van zowel vaders- als moederszijde. We stellen dan een kwartierstaat op (zie model 2a en 2b). 3° we bepalen vanuit een bepaald echtpaar — van een x-aantal generaties terug — alle nakomelingen, zowel in manlijke als in vrouwelijke lijn.We maken dan een parenteel. In deze volgorde zit tevens een opklimmende moeilijkheid en het is daarom raadzaam te beginnen met een stamboom. Nog 2 raadgevingen voor hetgeen in het begin nog wel eens over het hoofd wordt gezien: alleen de gegevens die juist en waar zijn worden genoteerd, d.w.z. gegevens die U zelf vindt in officiële papieren. Tenslotte moet U zeer systematisch te werk gaan ofwel stap voor stap terugwerken. Na deze inleiding gaan we spijkers met koppen slaan. Waar halen we onze gegevens vandaan? Er zijn (voorlopig) drie perioden met de daarbij behorende bronnen te onderscheiden, n.l.: a) van nu tot + 1928 b) van ± 1928 tot 1811 c) vóór 1811 Periode a) bevat de gegevens van het eigen gezin, de ouders en vaak ook de grootouders. Deze zijn gemakkelijk terug te vinden in trouwboekjes en identiteitspapieren. Van belang zijn in ieder geval: plaats en datum van geboorte, huwelijk en overlijden. Bij het huwelijk wordt de datum van het wettelijk huwelijk genoteerd, de datum van het kerkelijk huwelijk kan er onder worden gezet. Verder schrijven we de officiële voornamen op, desgewenst de roepnaam tussen haakjes toevoegen. Wanneer er geen familiepapieren zijn, dan kunt U deze gegevens opvragen bij de ambtenaar van de Burgerlijke Stand. (N.B. U dient dan wel leges te betalen) of bij het bevolkingsregister ^dikwijls meer gegevens). De gevonden of vei kregen gegevens worden voorlopig per gezin bij elkaar gehouden, b. v. volgens het volgende model: 2


Naam

(man)

Zoon van Geboren te

op

Beroep Overleden te

op

Trouwde te

op

met Dochter van Geboren te

op

Overleden te

op

(Eventueel beroep) UIT DIT HUWELIJK GEBOREN namen

geboortedatum - geb plaats

1 2 4 enz We kunnen deze gezinsbladen nummeren Feitelijk zou dit moeten beginnen met de oudst bekende stamvader, maar aangezien we die nog niet hebben, nummeren we voorlopig van het heden naar het verleden (met potlood') Wanneer in bovenstaand model kind nr 1 een zoon is en zelf ook al gezinshoofd, zetten we achter zijn naam een verwijzing naar zijn eigen gezinsblad Dit geldt ook voor de andere zoons Omdat ze allen tot een en dezelfde generatie behoren is het gemakkelijker ze b V te nummeren Ila, lib, lic enz Voor de dochters geldt dit niet, zodat we in bovenstaand model bij de dochters tevens een evt huwelijk (plaats, datum, echtgenoot, zijn geboortedatum en -plaats en zijn ouders) noteren Periode b) Na SOjaar, vanaf nu gerekend, moet de Burgerlijke stand zijn gegevens overdragen aan de Rijksarchieven Deze perioden loopt terug tot 1811, omdat toen op last van Napoleon de Burgerlijke Stand werd ingevoerd Per provincie is een Rijksarchief, dat de gegevens bevat van alle gemeenten uit die provincie Dat betekent dus, dat de gegevens van IJsselstein in het Rijksarchief te Utrecht (Alexander Numankade 201) zijn te vinden De openingstijden zijn van 9 OOtot 17 00 uur dagelijks en zaterdags van 9 00 tot 12 30 uur, behalve in juli en augustus Het telefoonnummer is 030-710044 Het voordeel van het Rijksarchief boven het Bevolkingsregister is het kosteloos zijn van de Archieven en de mogelijkheid zelfde akten in te zien Het enige wat het U kost, is tijd 3


Hel Ri/ksarihief tt' Ulrechl

foto: J. v. leiland

Hoe zoeken we in het archief verder? In de studie- of leeszaal vinden we de zg. tienjarige tafels. Dit zijn de alfabetische overzichten van geboorten, huwelijken, overlijden en echtscheidingen, gerangschikt op achternaam. Achter elke naam is een nummer vermeld, dat overeenkomt met het nummer van de officiële akte. Via deze tabel en het nummer kunt U de akte nu aanvragen bij de dienstdoende ambtenaar. Wat leveren deze akten nu op? Uit de geboorteakte leren we de datum en plaats van geboorte, de vader met vaak zijn beroep, leeftijd en plaats van geboorte, de moeder met dezelfde gegevens en de getuigen. Hiermede zijn tevens de ouders van de opgezochte bekend en komt U via de tienjarige tafel enz. weer een stap terug. Uit de trouwakten leren we de gegevens nogmaals, met bovendien die van de bruid en haar ouders. Bij elke huwelijkssluiting moesten de nodige papieren worden overlegd, de z.g. huwelijksbijlagen. Hier moet men apart om vragen. Zij leveren soms veel materiaal op. De overlijdensakte zal de gegevens meestal bevestigen. Op deze manier terugwerkend bereiken we het jaar 1811. N.B. de datum vermeld in de akte van geboorte of overlijden is de aangiftedatum! Periode c) Vóór 1811 bestond er geen Burgerlijke stand. De gegevens van doop, huwelijk en overlijden moeten we gaan zoeken in de Kerkelijke Boeken (waarvan de uittreksels op alfabet in de leeszaal staan), kortweg DTB genoemd (= Doop-, Trouw- en Begrafenisregisters). De volgende tekens worden vaak gebruikt voor: •k geboorte IZ3 begraven 'w doop S crematie X huwelijk G godsdienst )( echtscheiding B beroep/ambt -|- overlijden K kinderen Dat dit niet alle bronnen zijn is duidelijk. Maar al werkend aan een eerste aanzet van een eigen onderzoek voorlopig voldoende. Meestal leert U de andere mogelijkheden, spelenderwijs kennen, maar misschien dat een lezer van dit artikel, beter bekend met de andere bronnen dan ikzelf hierop in een volgende aflevering zou willen ingaan. Wie neemt de pen op? 4


VOORBEELDEN Model 1: fragmentgenealogie 1. Leendert Wittese, gehuwd met Laurijntje vóór 1636 (De DTB's van Ouddorp gaan niet verder terug). 2. Pieter Leendertsz Witte, gedoopt 27-9-1643 te Ouddorp gehuwd met Trijntje Jans 3. Jan Pietersz Witte,

gedoopt 17-1-1672 te Ouddorp, beroep bouwman huwde 1-1-1699 te Ouddorp met Catharina Gerrits van Hemert.

4. Cornelis Jansz Witte, gedoopt 9-9-1703 te Ouddorp, beroep bouwman huwde 26-5-1750 te Ouddorp met Klaartje Pieters Breen. enz. Model 2a: fragmentkwartierstaat (in tabelvorm) Samuël Twigt Ged. 4-8-1743 Ouderkerk a.d. IJssel Gehuwd 28-5-1775

Klaasje Schouten

Leendert Twigt Gedoopt 4-12-1787 Ouderkerk a.d. IJssel Gehuwd 10-3-1814 Ouderkerk a.d. IJssel

Cent Vuyk ged. 15-6-1755 Ouderkerk a.d. IJ. geh. 27-7-1783

Anna Luca

Debora Vuyk Gedoopt 13-5-1790 Ouderkerk a.s. IJ.

Saartje Twigt gedoopt 21-6-1827 Krimpen a.d. IJssel Gehuwd 10-7-1852 Krimpen a.d. IJssel Model 2b: dezelfde kwartierstaat (nu volgens een nummersysteem) 1. Saartje Twigt gedoopt 21-6-1827 te Krimpen aan den IJssel gehuwd 10-7-1852 te Krimpen aan den IJssel met Cornelis Schouten enz. enz. ouders

2. Leendert Twigt gedoopt 4-12-1787 te Ouderkerk aan den IJssel gehuwd 10-3-1814 te Ouderkerk aan den IJssel met 3. Debora Vuyk gedoopt 13-5-1790 te Ouderkerk aan den IJssel.

grootouders

4. 5. 6. 7.

Samuel Twigt enz. enz. Klaasje Schouten enz. enz. Cent Vuyk enz. enz. Anna Luca enz. enz.

overgrootouders 8. . . . Enzovoort In dit nummersysteem hebben de mannen de even nummers, en deze zijn telkens 2 x het nummer van het kind. 5


Geschiedenis van de grienden in kort bestek door CA. van Duuren - Lopik A.H. Goes - IJsselstein Ch.W. Vink - IJsselstein Inleiding De werkgroep „oude ambachten" van de Stichting Historische Kring te IJsselstein, bestaande uit de bovengenoemde heren, heeft zich bezig gehouden met een onderzoek naar de historie van de grienden en de zaken die daarmee samenhangen. Jarenlang verdienden veel mensen in IJsselstein hun dagelijkse boterham in de griendcultuur of met een daarmee verband houdend beroep. Thans vindt een enkeling er zijn werk nog in, daar er vrijwel niets meer over is van de eens zo grote oppervlakte griend hier ter plaatse. Bovendien is de huidige plaatselijke meubelindustrie in belangrijke mate voortgekomen uit de hoepmakerij, zodat historisch bezien, ook daardoor de griendcultuur in IJsselstein van groot belang is geweest. Het onderzoek strekt zich uit over de periode van ± 1850 tot heden. Uit de jaren vóór 1850 zijn de gegevens zeer summier. Wij hebben getracht door archief-onderzoek, bezoeken aan grienden, het bestuderen van notulen van de teenpachtersbond en de bond van griendhoutpachters, het raadplegen van vakliteratuur en door gesprekken met personen die werkzaam zijn of waren in de griendcultuur belangrijke gegevens op te sporen en vast te leggen. Tevens verzamelden wij gereedschappen van beroepen uit deze sector, dit in verband met een in te richten stadsmuseum in het gerestaureerde stadhuis van IJsselstein. In deze aflevering vertellen wij U het een en ander m.b.t. de griendcultuur in het algemeen en de zogenoemde snijgrienden. In de volgende afleveringen behandelen we de hakgrienden, de situatie in IJsselstein en de geschiedenis van de hout- en teenpachtersbond. Rest ons iedereen te danken voorde directe of indirecte hulp, bij ons onderzoek geboden. De griendcultuur Voordat we onze aandacht richten op de grienden in IJsselstein, zullen we iets meer moeten weten over de griendcultuur in het algemeen. Een griend is een meestal langs water gelegen strook grond, gewoonlijk verdeeld in een aantal smalle percelen, die beplant zijn met verschillende soorten wilgen. Een griend kan binnendijks gelegen zijn, b.v. in de omgeving van IJsselstein, Langbroek, de Gelderse IJsselstreek en de Bommelerwaard of buitendijks „op de jongste gronden" in de Biesbosch, langs het Hollands Diep, de Merwede en in het land van Heusden en Altena. De binnendijkse grienden zijn veelal in handen van boeren, jachtliefhebbers of bezitters van landgoederen. De buitendijkse grienden zijn vaak het eigendom van handelsbedrijven voorgriendhout, aannemers van grond- en waterwerken; een gedeelte is eigendom van de staat, die ze verpacht. 6


Vóór de aanleg van een griend wordt de grond ca. 60 cm diep omgedaan, men noemt dat zinken of tweediepen. Dit handwerk verschaft veel mensen zware arbeid in de wintermaanden. In het voorjaar gaat de griendteler zijn teen poten. Om de juiste afstand te krijgen gebruikt hij een pootketting. Dit is een ijzeren ketting met staven op 50 cm, die een oog hebben, waarin de teen gepoot wordt. Met een krom teenmes snijdt hij de teen even boven de grond af. De zogenaamde ,,pin" blijft staan. Daar groeien de twijgjes uit. Meestal loopt de griendteler op klompen en dat is veiliger voor zijn (menselijke) tenen. De grienden worden verdeeld in twee soorten, te weten de snij- en de hakgrienden. De snijgriend wordt jaarlijks gesneden; bij de hakgrienden wordt het hout om de 2-4 jaar gehakt. Over de totale oppervlakte aan grienden in Nederland zijn alleen van 1932 exacte gegevens bekend. Dan is 13.000 ha. met grienden aangeplant. Deze zijn weer onderverdeeld in: 7


— 4-jarige hakgrienden met een oppervlakte van 4400 ha. — 2- en 3-jarige hakgrienden beslaan een grondgebied van 2700 ha. — de snijgrienden: 5800 ha. Dat de griendteelt een zeer arbeidsintensief bedrijf is, blijkt wel uit het rapport dat dat Algemeene Vereeniging voor Griendhandel en Teenbedrijven te Utrecht aan de regering in genoemd jaar aanbood. Wij citeren: „Er is schier geen bedrijf, dat zoveel handen werk verschaft, als het teen-, griendhout- en hoepelbedrijf, dat wil zeggen, waar de factor loon van zoo grote beteekenis is. Machinale arbeid is uitgesloten". Zij stelt het loon voor het hakken, schillen en hoepmaken van 1 ha. 3-jarig gewas op f600,— tot f 800,—. Mede naar aanleiding van bovengenoemd rapport heeft de regering toen besloten de griendcultuur te helpen via steunmaatregelen. Een vijftal functies, die we aan de griendcultuur toekennen, geven goed de betekenis weer: 1. het rendabel maken van lage of afgelegen percelen


2. het rendabel maken van gebieden met onhandelbare grond of van ongeschikte vorm b.v. een kade 3. grienden als ondercultuur in peppelbossen en boomgaarden 4. als kweek- en schuilplaats voor wild 5. de buitendijkse grienden als landaanwinning („de jongste gronden"). Zo te zien een nuttige vorm van bodemgebruik. Toch is het aantal hectaren land bebouwd met griend sterk verminderd. Als oorzaken hiervoor kunnen genoemd worden: de verbetering van de waterhuishouding met als gevolg omzetting van grienden in bouwland, grasland en boomgaard; de lage prijzen door de geldende handelsbelemmeringen; de concurrentie van Polen en België; het verminderd gebruik van griendhout en het „versleten" raken van veel grienden. Snijgrienden De snijgrienden worden elkjaargesneden. Met zijn vlijmscherp sikkelvormig mes gaat de griendteler in november als het blad gevallen is beginnen met het snijden van teen, welke hij bijeen bindt tot bossen. Een bos wordt 15 cm. van onderen zo strak mogelijk gebonden en moet dan een omtrek hebben van 80 cm., althans volgens de IJsselsteinse en Langbroekse maat. Indien de omtrek beneden 80 cm. blijft hanteert men de „Lijst onmisbaar bij het afkeuren van teen", om te weten hoeveel bossen erbij geleverd dienen te worden. Niet overal gaat men van dezelfde bos-omvang uit. In Lopik meet een bos 86 cm. (zie onderstaande lijst) in Zwolle en Brabant 75 cm. We drukken op blz. 11 ook de in IJsselstein en Langbroek geldende lijst af (80 cm).

•40^-

qQP'

•"^>

pootkcf tin(

9^

-<>-

9


Inierieur \an de s^nendkeel

'•"*,

Hel SI lullen \an lelhoiii

10


k* ^^ ^^^^^^^0^0^^^0^0^0^^^0^^

^k^k^k^fe ^k^k ^k^k ^k ^^ ^k^k ^k^k ^k^k^k^k^k^k^k ^k ^k ^k •«

•ji*^^^ ^^% ^^^ ^^% ^^^ ^^^ ^^^ ^^^^^^ ^^^ ^^^ ^«^^^^ ^^^ ^^^ ^^^^^^ ^W^ ^^^ ^^^ ^^^ ^«^ ^^^ ^^^ ^^^ ^^^ ^^^ ^^^ ^^^^^^ ^^^ ^^^ ^^^ ^^^ ^^^ ^^^^^^

*

t JjT jjT t •a

t ir ^f 2

* 5 5 J^ * * * * S ^ ^ •X*

t7

* ï 2 ^ •X> * * *

Jfc

De Lijstteenpachtersbond onmisbaar bij het afkeuren van teen. Lijst onmisbaar bij het teen. moet hebben. Berekening van een bosafkeuren die 86 cmvan omvang R»ii-*aL-or>ir»rt \ / Q n f**:*r» K r \ c Hif» S A r - m r\m\7Ci n a m r ï f t V»AKK*»n

Omvang van de bos

Cirkeloppervlakte

86 cm 85 cm 84 cm 83 cm 82 cm 81 cm 80 cm 79 cm 78 cm 77 cm 76 cm 75 cm

5811cm 5776 cm 5544 cm 5413 cm 5283 cm 5155 cm 5028 cm 4907 cm 4780 cm 4658 cm 4538 cm 4419 cm

^J 7J

f*

*

Aantal bossen die op elke 100 bossen toegevoegd moeten worden. — bos V/j bos 5 bos 71/2 bos 10 bos 123/4 bos I51/2 bos IS'/j bos I21/2 bos 243/4 bos 28 bos 31/2 bos

Berekening van een bos die 80 cm omvang moet hebben: 80 cm 5028 cm — bos 79'/2 cm 4966 cm 1 % bos 79 cm 4907 cm 21/2 bos 781/2 cm 4841 cm 3^/4 bos 78 cm 4780 cm 51/4 bos 771/2 cm 4718 cm 6'/2 bos 77 cm 4658 cm 7^/4 bos 76'/, cm 4598 cm 91/4 bos

^ ^ jr * * J ^ ^ ^ * * ][ 2 11 ^ «

*j t # * J 2 S ^ # •

Ir

76 cm

4538 cm

10^/4 bos

5 ^ •X* * * « J ^ * * *

751/2 cm 75 cm 74'/2 cm 74 cm 731/2 cm 73 cm 72% cm 72 cm 71% cm 71 cm 70% cm 70 cm

4478 cm 4419 cm 4360 cm 4300 cm 4294 cm 4186 cm 4128 cm 4073 cm 4016 cm 3960 cm 3903 cm 3850 cm

12% bos I33/4 bos 15% bos I63/4 bos 18% bos 20 bos 2 P/4 bos 23% bos 25% bos 263% bos 283% bos 30% bos

If J ^ # # * * 2 ï ^ ^ -X"

J

*

*• ^P ^^ 1* *^ ^^ ^^ *^ ^P ^^ ^* ^* ^^ ^^ ^^ ^* ^p * P * | * ^ * 3|?3|5*|*3|%3|>?|53jC3jC5|*3p3p3|%3p3P^P3^^^^P (Hl

11


Hel lellen en hinden \ an hei houl

'4I f If II r<

Giiendhoui

midden in de gi lenden


De bossen moeten „aan de harde weg" of „aan het water" worden geleverd. Dit laatste zien we vooral in de Biesbosch, waar de griend werkers vaak de hele week van huis zijn. Zij verblijven dan in de griendkeet, waar ze voor hun eigen huishouding zorgen. De teen wordt dan op platte schuiten (pramen) geladen en vervoerd. Dat vervoer noemt men „uitvaren" van de teen. Het „uitrijden" gebeurt nu vaak met een tractor in plaats van met paard en wagen, tenzij de grond te zacht is. Bij gebruik van de tractor zou in zo'n geval teveel schade aan de griend ontstaan. Een verschil tussen snij- en hakgrienden is ook het feit, dat teen uit de snijgrienden wordt verkocht bij de vim. In het dagelijks leven gebruikt men termen als dozijn en gros om hoeveelheden aan te geven; in de wereld van de teen is het woord ,,vim" een gangbare term. „Bij de vim" wil zeggen: per 104 bossen. De verkoop ervan geschiedt meestal bij openbare verkoping. De teen van het eerste jaar na aanplant noemt men pinteen. Ze heeft weinig waarde. Men kan er nog eendenesten of pakmanden van maken. De teen van het tweede jaar kan waardevol zijn. Ze dient voornamelijk voor de mandenmakerij en voor binddoeleinden. Als de koper de teen wil schillen gaat hij ze sorteren. Hij onderscheidt 5 soorten: — telhout — mandenmakei — davidjes 3-^ — stikteen mopjes Teemchili/zer

Siuiken

13


•'''«I»Hel leenuhillen door kinderen

Op hel „aihteruiiie" werd door moeder en kinderen leen genhild

14

"JW*^


Het telhout, mandenmaker en davidjes worden op maat in bossen gebonden en in het water gezet. De langste teen, het telhout, moet men „uitschieten" d.w.z. van de zijtakken ontdoen alvorens tot schillen kan worden overgegaan. Wanneer de teen enige maanden in het water heeft gestaan, zodat de bast los is gaan zitten, gaat men ze schillen met behulp van een schilijzer (zie tekening). Dat gebeurt in de maand mei. Hier kan men 4 a 5 weken over doen. De teenschillen of basten worden na het schillen van iedere bos netjes bijeen gebonden, gedroogd en na het beÍindigen van het seizoen door de schiller aan bakkers verkocht voor het stoken van de oven. In IJsselstein komt dit nog voor tot 1958. De geschilde teen wordt zodanig geplaatst, dat zij snel kan drogen. De schiller bindt ze tot een bos, waarna de teenbaas de teen opslaat in „stuiken". De teen heeft dan nog 2 maanden nodig om geheel uitgedroogd (uitgewerkt) te zijn, om daarna te worden verkocht aan de mandenindustrie. De stikteen en mopjes worden niet geschild, doch worden na gedroogd te zijn, verwerkt tot manden. De grove stikteen tot pakmanden en de fijne teen uit de mopjes voor b.v. flessenmanden. (Wordt vervolgd) (Enkele foto's werden beschikbaar gesteld door de N.C.R.V. schoolradio).

Hel wateren van leenhoul

15


40 jaar geleden: Begrafenis van Peter Petaio in IJsselstein door L. Murk In de dertiger jaren had IJsselstein een niet officieel erkend woonwagenkamp, dat gelegen was op de hoek Paardenlaan-Panoven. Er konden slechts 7 woonwagens staan. Hier was het altijd een komen en gaan van zigeuners, waaronder de familie Petaio. (De nu regelmatig in het nieuws zijnde Koko Petaio, de ongekroonde zigeunerkoning, is tevens een familielid. Hij behartigt de belangen bij plaatselijke overheden en de regering). In 1938 was deze familie weer voor enkele dagen in IJsselstein. Een van de zonen van de toenmalige zigeunerkoning Korri Petaio, Peter genaamd, kwam plotseling op 38-jarige leeftijd te overlijden. Drie dagen en nachten hield meneendodewake. Met grote verbazing en belangstelling werden de ceremoniële handelingen en eerbewijzen door de plaatselijke bevolking gadegeslagen. Voor de IJsselsteiners was dit een tafereel, dat met bepaalde argwaan, maar toch ook wel met medeleven werd beleefd. Alle familieleden, mochten zolang de overledene boven aarde stond niet slapen of zich wassen. Alleen het eten van brood en het drinken van voornamelijk bier was toegestaan. Het kampvuur werd ontstoken aan het begin van de dodewacht en bleef branden tot de begrafenis. Alvorens de dode werd gekist trok men hem nieuwe kleding aan, waarbij schoenen en pet niet ontbraken. Hij werd opgebaard in zijn woonwagen. Iedereen die dat wilde kon afscheid komen nemen, waarbij dan tevens een glas bier werd gedronken. Hun manier van rouw beleven was zo geheel anders dan de onze. Met veel vioolmuziek en klaaggezang konden deze mensen — diep bedroefd — hun gevoelens tot uiting brengen. Enkelen raakten daarbij in extase. De snaren van hun violen bleven trillen totdat de spelers uitgeput waren. Een sfeer die voor ons onbegrijpelijk was.

De kist wordt onder treurmuziek uit de wagen naar buiten gelild. Op de plaats waar de zigeuners dagen en nachten onder hei afdak hadden gewaakt, ontstond grote beroering.

16


Voor de stoel liep ,,Amicita" uit IJsselstein, dal ireurmuziek speelde.

De overledene kreeg veel voorwerpen mee in de kist zoals: geld in diverse valuta om daarmee . . . . te kunnen betalen, zijn rijzweep, — want hij was ook paardenhandelaar, — zeep, een handdoek en ansichtkaarten met reeds beschreven adressen — Peter was analfabeet — want als hij elders op de wereld zou opstaan, kon hij bericht sturen. Voor het sluiten van de kist heeft zijn moeder een persoonlijk geschenk aan hem meegegeven; niemand mocht zien wat het was. Pastoor De Grijs had toestemming gegeven om de overledene op de R.K. begraafplaats, volgens de R.K.rite, te begraven. Muziekvereniging Amicitia begeleidde de stoet met treurmuziek en langs de weg stonden veel mensen te kijken. Regen en wind geselden de toch al zo droevige stoet. Op de begraafplaats aan de Groenedijk waren veel zigeuners uit de wijde omtrek gekomen om de laatste eer te bewijzen. In het graf werd door verschillende familieleden nog geld gegooid. Kapelaan Poot leidde de beaardingsplechtigheid. De Petaio's behoren tot een groep zigeuners, die van oudsher uit Oost-Europa kwamen geheel Europa doortrokken, maar IJsselstein bleef na de dood van één van hun zonen een pleisterplaats. In de tweede wereldoorlog hebben deze mensen dan ook dikwijls IJsselstein aangedaan en zij werden evenals de Joden door de Nazi's vervolgd. Als eerste daad daartoe mochten zij niet meer in hun wagens wonen. Die werden daarom afgenomen en meestal verbrand. Het gemeentebestuur van IJsselstein heeft geprobeerd deze mensen. 17


ondanks de woningnood, een onderkomen te geven. Een groot gedeelte van de familie Petaio werd gehuisvest in de Koningsstraat, thans Schuttersgracht, en aan de Panoven. Omdat ik toen in de Koningsstraat woonde en zo tussen de Petaio's kwam te wonen heb ik deze mensen goed leren kennen. Zij waren eerlijk en je kon er goed mee leven. Er heerste een strakke familie-discipline en eensgezindheid. De woontoestand was erbarmelijk. In ieder slopje, steegje of op een steigertje waar een schuurtje stond, werden mensen ondergebracht. Ook in die tijd hebben wij nog twee zigeunerbegrafenissen meegemaakt. Omdat de bezetters alle ceremonie, muziek en zang hierbij hadden verboden, was het voor deze mensen nog moeilijker om afscheid van hun overledenen te nemen.

De dode is geheel in nieuH e kleren gestok en In de k isr ii erden hem allerhande zaken meegegeven, geld, zeep, een handdoek, zi/n zweep, opdat hei hem daaraan nooil onihreken zou

18


G E M E E N T E I j S S E L S T E I N (U.) Aan . da Raad der gemeente Nummer : 1978/80

I 3 S S E L S T E I N .

Ondaruerpi Straatnaamgeving in plan Achterveld 1e fase.

lOsselstsin,

9 nal 197B.

Zoals u bekend zal zijn is met de gronduerkzaamheden voor de realisering van de Ie fase van het plan Achterveld inmiddels een aanvang gemaakt. Gezian het vorenstaande verdient het aanbeveling nu reeds aan besluit te nemen, omtrent de straatnaamgeving In dit gebied. Uan de uerkgroep "oude ambachten" van de Stichting Historische Kring lOsselstein is reeds in maart 1977 een schrijven ontvangsn, uaarin luerd verzocht bij de straatnaamgeving in Achterveld, nemen te ontlenen aan een typisch IJsselsteina handuerk, uaarin vroeger een groot deel van de IJsseleteinee bevolking uerkzaam uaSf n.l. de hoepmakerij. Een fotokopie van dit schrijven met een bijgevoegde lijst met namen liggen voor u bij de raadsstukken ter inzage. Het lijkt ons een goede gedachte, de herinnering aan dit typisch IJsselsteina handuierk levend te houden, door de straten in hst plan Achterveld namen te geven, die verband houden met de hoepmakerij. liJiJ stellen u voor aan de stratsn, zoals deze op bijgaande situatie—tekening zijn vermeld, slechts 2 nemen te geven, daar dit gelat op de aituering van de straten, ds minste kane op veruarring geeft. Uit de overgelegde lijst mat namen uare dia van "Haanderlk" en "Dissel" te kiezen, zonder de toevoeging van straat, plein of iets dergelijks. Naar onze mening zijn dit ujslluidende namen, die uialnig moeite zullen geven. Een concept-besluit treft u hierbij ter vaststelling aan. De commissie voor Algemene en Bestuurlijke Zeken kan zich met dit voorstel verenigen.

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS UAN IJSSELSTEIN, De secretaris. De burgemeester.

Red. Typ. 14B2 Coll. ^

Het voorstel werd door de Raad aanvaard (redactie).

19


DE AAP EN DE DOODSKLOK 'n Marskramer uit Utrecht in zwart laken en flanel Die overal bekend stond als een boertige gezel Verliet de Domstad 's morgens vroeg. Zijn doel was IJsselstein Waar iedereen hem kende bij zijn bij-naam "Laken-Hein" Hij naderde de Apeboer bij 'n bocht in de rivier En dacht: "Als ik geluk heb zit mijn eerste winst wel hier". Maar ach, hij vond de boer, die zat te zuchten op de deel Die keek niet op of om en ook zijn vrouw die zei niet veel Hein schrok en vroeg de boer: "Wat is er toch wel aan de hand? " En snikkend zei toen de boerin: " 't Is net zo erg als brand!" "Maar zeg me dan, waar zit de pijn, ik help je uit de nood" Was dat maar waar, zei toen de boer. Kees is hardstikke dood. Maar Kees de knecht mankeerde niks, die werkte op het veld Het ging om Kees de aap, waarop de boer zo was gesteld. De baliekluiver gniffelde en stapte welgemoed Het erf af met z'n handel en een ghmlach op z'n snoet. Hij ging naar IJsselstein, z'n eerste gang was naar de kerk En zei tegen de koster: "Teun, je mot direct aan 't werk" Ik kom net van de Apeboer, de man z'n smart is groot Hij zit verslagen in zijn stoel - gebroken - Kees is dood". De koster, die men kende als zeer ijverig en trouw Hing vijf minuten later aan het dikke klokketouw. En somber klonk de doodsklok, 't nieuws ging snel van mond tot mond "Kees van de Apeboer is dood" - "Was gister nog gezond". Toen 's avonds Kees de knecht een pils ging drinken in de stad Keek iedereen verbijsterd, niemand wist hoe hij het had. De aap kwam weldra uit de mouw en Kees lachte zich rot Bestelde nog een pils en zei: " 'k Ben lang nog niet kapot". Sindsdien staat IJsselstein bekend als Apeluiers-stad Wat is zo'n bijnaam waardevol, want als je die niet had Was er toch een band minder met 't verleden, IJsselstein Jij fraaie Baronie-stad tussen Benschop en Het Gein. J.A. Jansen Stadskanaal.

20


Walkade 55

R.I.Z. Lopik B.V. Lopikerweg O

36 a Lopik

Tel. 03475 - 1380


Achtersloot 19

IVIakelaardij in onroerende goederen — beëdigde taxaties

Utreciitsestraat 11 — IJsselstein


no. 8 september 1978

1

Historische Kring IJsselstem

(,'1 t V t C-

/ '

o ..

u>^

«flt*3

' aC4

.iC.»."^^% | ^ « , ^ « ^ 4 ^

/^^.H4^.

•"^^^ C^^^

^-^ ^-^

J.

f..v.,,

t

C(.

.V

A. ....i,,_

f^^lr

.


Zoiets laat je niet door iedereen reinigen!

M i i j i i « n K i O i i i II i t i »

I.

iy''ll'^il!L'!i>U.ltM!MltiJUl««.'«#()>lft.WI*''<ili^lil.<i.iiflj!iitiii

Daarvoor vraag je

SCHOONMAAKBEDRIJF

W.J. Dolmans b.v, Bf-Tischiopporwoq 4, IJssolstem t(;l 03408-1601


no. 8

september 1978

UITGAVE STICHTING HISTORISCHE KRING IJSSELSTEIN BESTUUR: Voorzitter:

L. Murk, IJsselstraat 24, IJsselstein

Secretaris:

W.J.A. van Wijk, Kloosterstraat 11, IJsselstein, tel. 03408-3941

Penningmeester: G.C.A. Pompe-Scholman, Kronenburgplantsoen 22, IJsselstein Bank:

AMRO-bank IJsselstein, rek.nr. 218400217, gironr. bank 2900

Donateurs ontvangen het tijdschrift gratis (3 of 4 nummers per jaar) en worden op de hoogte gehouden van alle aktiviteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij het bovengenoemde secretariaat. Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de contributie minimaal fl. 12,50 per kalenderjaar. Zij die buiten IJsselstein wonen, worden verzocht fl. 5,— extra over te maken in verband met de verzendkosten van het tijdschrift.

Inhoud: De restauratie van het stadhuis te IJsselstein door architect ir. R. Visser b.i. te Schoonhoven Dissel en Haanderik Geschiedenis van de grienden in kort bestek (II) door CA. van Duuren - Lopik A.H. Goes - IJsselstein Ch.W. Vink - IJsselstein

2 11 14

I


De restauratie van het stadhuis te IJsselstein door architect ir. R. Visser b.i., Schoonhoven

De bekende eis van J de Bei;er, \oorstellende het siadhwi en de markt te IJsselstem m 1744

Het bouwjaar van het raadhuis kan gesteld worden op 1560 (zie IJsselstein Uw woonstede pag. 64 van J.G M. Boon). De tekening toont het gebouw met kruisvensters afgedekt met timpanen en twee in baksteen en natuursteen uitgevoerde dakvensters met kruiskozijnen boven de goot en o a een schoorsteen ca 3 m vanaf de noordoostelijke topgevel. In het raadhuis en de aangrenzende panden Weidstraat I en 3 waren de ruimten aanwezig voor het gemeentebestuur met kantoorruimten voor de verschillende afdelingen waaraan toegevoegd een tijdelijk houten gebouw De beganegrond werd benut voor archiefruimte en enkele bergingen De hoofdverdieping bevatte de raadzaal en de kamers voor de burgemeester en de secretaris Op de eerste verdieping was een archiefruimte en een berging waarboven een zolderruimte 2


De wensen van het gemeentebestuur t.a.v. de indeling van het gebouw waren als volgt: 1 e. Beganegrond (kelder) van het raadhuis te bestemmen voor restaurant met keuken etc. in het aangrenzende pand Weidstraat 1. 2e. In de hoofdverdieping alle muren te verwijderen en op ca. 3 m. vanaf de n.o. gevel de oorspronkelijke scheidingsmuur tussen secretenkamer en grote zaal weer te maken; de grote zaal zal worden gebruikt voor vergaderingen, recepties en huwelijksvoltrekkingen, (zie de tekeningen hieronder en op blz. 12 en 13) 3e. De Ie verdieping en de zolder geschikt te maken als tentoonstellingsruimte. 4e. Het pand Weidstraat 1 te benutten zoals sub 1 genoemd voor keuken en kleedruimten met toiletten voor het personeel en garderobe met toiletten ten behoeve van het raadhuis en het restaurant. 5e. Het pand Weidstraat 3 te verbouwen tot woonhuis voor de beheerder van het restaurant.

, »,

1W

.1*1»

-^rt

, ie>7, -1»:

ï» .

-'j'a

.i-t.

^" v^rtJlcprii

^"5

/ ,..•

, „

--i ( Op de bovenstaande plattegronden van de Ie verdieping kunt u duidelijk het verschil van indeling zien. De tussenmuren op de bovenste tekening (oude situatie) zijn uitgebroken, zodat op de onderste tekening (nieuwe situatie) één grote ruimte gemaakt is als burgerzaal met garderobe.

3


Het gemeentebestuur gesteund door de wensen van de bevolking zou gaarne zien, dat de gevels weer zouden worden gerestaureerd overeenkomstig een tekening van J. Ekels de Oude. Aangezien in het bestaande gebouw geen aanwijzingen konden worden gevonden omtrent juiste afmetingen en materiaaltoepassing van de op bedoelde tekening aangegeven elementen kon de Rijksdienst voor de Monumentenzorg daaraan geen medewerking verlenen. Om toch te proberen de benodigde aanwijzingen te vinden werd door de archivaris de Heer Boon en zijn medewerkers een uitvoerig onderzoek ingesteld aan de hand van gegevens uit het archief, hetgeen resulteerde in een lijvig en zeer interessant rapport van 60 pagina's. Dit rapport leverde echter geen concrete gegevens op, zodat na uitvoerig overleg werd besloten in de voorgevel het metselwerk met de natuursteen speklagen alsook de aanwezige empire ramen te handhaven. Voorafgaande aan het maken van het restaurantieplan werd een nauwkeurige opmeting van de gebouwen gemaakt waarbij o.a. zeer duidelijk bleek dat de eerder genoemde schoorsteen op 3 m vanaf de noordoostelijke topgevel er inderdaad geweest moest zijn en dat ook de dakdoorbrekingen boven de goot in de voorgevel er vroeger waren.

De uitvoering van het werk vond plaats in 3 fasen nl.: 1. Kap. raadhuis tot onder de goot met 2 topgevels en toren uitgevoerd in de periode van 8 augustus 1974 tot maart 1975. 2. Woonhuis uitgevoerd in de periode mei 1975 tot maart 1976. 3. Raadzaal-restaurant in de kelder en Weidstraat 1 uitgevoerd in de periode 22 mei 1975 tot 1 februari 1977.

In de eerste fase werden onderdelen van de kapconstruktie waarnodig vervangen o.a. alle sporen. Een dakbeschieting werd aangebracht, waarbij isolerende dakplaten werden toegepast. De panbedekking werd afgenomen en opnieuw aangebracht, met vervanging van de beschadigde pannen. De loodbekleding werd verwijderd, houten konstruktiedelen van de toren werden vervangen waarna een nieuwe loodbekleding werd aangebracht. De windwijzer werd gerestaureerd en werd geplaatst door de Burgemeester op 23 december 1974 in tegenwoordigheid van een aantal wel en niet klimlustige genodigden. De wijzerborden werden geschilderd en voorzien van bladgoud en het jaartal 1976. De zuidwestelijke topgevel werd tot de hoogte van de dakgoten gedemonteerd en opnieuw opgemetseld met zoveel mogelijk afkomend materiaal. De stenen van de gemetselde bogen boven de kruiskozijnen werden genummerd voor het wegnemen en werden bij het opmetselen weer op hun oude plaats aangebracht. 4


Voor zover mogelijk werden de speklagen van zandsteen weer gebruikt en waar nieuwe stukken moesten worden aangebracht werd de uit Frankrijk afkomstige natuursteensoort Anstrude toegepast, zulks in verband met het verbod op het verwerken van zandsteen. Verwerking van zandsteen is wegens het gevaar voor longziekte verboden sinds 1951. De noordoostelijke topgevel verkeerde in vrij redelijke staat en slechts enkele kozijnen moesten vernieuwd worden. In het dak aan de zuidoostelijke zijde boven de trap zijn stofluiken aanwezig die vermoedelijk dienen om het doorstuiven door de onbeschoten kap plaatselijk te voorkomen. Op de zolder was een „tweepersoons" ladder aanwezig met drie bomen en twee rijen sporten. Deze ladder zou vroeger gebruikt zijn door de beul om vonnissen tot ophanging van veroordeelden uit te voeren. In het zolderkozijn aan de zuidwestzijde zijn ijzeren staven aanwezig vertikaal op ca. 12 cm afstand. Vroeger was daar blijkbaar een gevangeniscel gemaakt, (zie onderstaande foto)

Zolderraam met spijlen.


In mei 1975 werd begonnen met het restaureren van het pand Weidstraat 3 tot woning voor de beheerder van het restaurant. Bijzondere problemen deden zich daarbij niet voor.

De restauratie is in volle gang. De derde fase was wel het meest interessante gedeelte van de restauratie. Het metselwerk van de voorgevel werd ingeboet en de speklagen werden gedeeltelijk vervangen door nieuwe stukken. Bij het vervangen en herstellen van deze speklagen werden twee stukken natuursteen gevonden, die met de vlakke kant in het gevelvlak waren gesteld en aan de muurzijde voorzien waren van een profiel van zodanige vorm, dat hieruit moet worden afgeleid, dat deze stenen deel hebben uitgemaakt van één van de timpanen boven de kruisvensters. Deze stenen zijn aanwezig op de expositiezolders. Merkwaardig zijn de inkervingen in de dagkanten van de natuursteenblokken van de hoofdingang. Een veronderstelling van het ontstaan van deze inkervingen zou zijn dat door de bevolking tijdens pestepidemieën door het maken van deze kerven natuursteenslijpsel verkregen werd ter bereiding van een geneesmiddel tegen pest. De balklaag van de hoofdverdieping werd gerestaureerd waarbij het noodzakelijk bleek alle moerbalken door nieuwe balken te vervangen. Ter ondersteuning van deze moerbalken waren nog 2 geprofileerde natuurstenen kraagstenen aanwezig, waarvan één beschilderd met het wapen van IJsselstein. (zie foto op blz. 7) De archivaris, de Heer J.G.M. Boon, maakte een voorstel voor beschildering van de overige kraagstenen. Dit voorstel werd uitgevoerd. Op de 8 kraagstenen werden geschilderd; de wapens van Amstel, Buren, Oranje, Nassau, de vlag van IJsselstein en de wapens van Polsbroek, Benschop en IJsselstein. 6


Kraagsteen beschilderd met het wapen van IJsselitein.

De tegen de noordoostwand aanwezige schouw werd zorgvuldig gedemonteerd en opnieuw opgebouwd tegen de muur tussen de grote zaal en de secretenkamer (garderobe). De vloer van de grote zaal werd belegd met hardsteenplaten waaronder een vloerverwarming. De kleuren van moer- en kinderbalken van de grote zaal werden bepaald op basis van de oude aanwezige verflagen in groen en gebroken wit. Om in het souterrain een restaurantruimte te maken was het noodzakelijk om een minimale hoogte van 2.50 m te maken om aan de drankwet te voldoen. In verband met de variĂŤrende hoogte van de gewelven werd hiervoor met de betreffende instantie een maat vastgesteld, hetgeen betekende dat de vloer ca. 0,50 m. moest worden verlaagd. Onderzocht werd via informatie bij de Dienst Gemeentewerken of deze verlaging mogelijk was in verband met de in de binnenstad van IJsselstein blijkbaar zeer wisselende grondwaterstand. Tijdens de uitvoering van deze fase van het werk ging een kolom plotseling bezwijken. Hoewel vroeger deze kolom was belast met een gedeelte van het gewicht van de muur op de hoofdverdieping tussen de grote zaal en de secretenkamer bleek dit opnieuw aanbrengen van de vroegere belasting zetting van deze kolom te veroorzaken. De kolom draaide om zijn vertikale as en voorzieningen door middel van stalen balken werden getroffen waarbij het gewicht van de genoemde muur tijdelijk op de bouwmuren werd overgebracht en de gewelven door tijdelijke muren op de stalen balken werden opgevangen. Uit sonderingen ter plaatse van de voormalige kolomfundering bleek dat de draagkracht van de bodem zeer slecht is. Een betonkonstruktie werd gemaakt om het draagvlak te verbreden waarna de kolom 7


De kolom in moeilijkheden.

opnieuw werd gemetseld rondom een stalen kern in de vorm van een kokerprofiel, waarop een kapiteel van hardsteen werd geplaatst, (zie foto) Tijdens de derde fase werd ook het boogvormige element in de gevel van het pand Weidstraat 1 schoongemaakt en het bleek dat daarop de woorden ,,Huis van Bewaring" waren aangegeven. Inwendig in dit pand werden nog de aanzetten van de muren tussen de cellen gevonden. Blijkbaar waren er 6 cellen, (zie de foto's op blz. 9) De ingangspartij van het pand Weidstraat 1 kon worden gereconstrueerd aan de hand van een foto uit ¹ 1920. Aanvankelijk was deze ingang gedacht aan de linkerkant van de gevel, maar uit de onverwacht opgedoken foto bleek deze rechts geweest te zijn. Op de gewelfribben waren schilderingen aanwezig waarvan aanvankelijk werd gedacht dat deze historische betekenis zouden kunnen hebben. Na onderzoek bleek dit echter niet het geval te zijn. Het gebouw is voorzien van een gasgestookte centrale verwarmingsinstallatie met radiatoren en vloerverwarming voor de vergaderzaal. Voor het restaurant en voor de vergaderzaal is bovendien een luchtverwarmingsinstallatie, tevens ventilatiesysteem, gemaakt. De totale restauratiekosten inklusief installaties en directiekosten bedroegen ca. f. 1.800.000,—.


Deiailopname van een boog Voor de sloop nerden de stenen van de hoog genummerd Zo konden ze later Heer m de luiste volgorde geplaatst Horden

Ji-

^^S^^J^S'^

Nieuwe doorsnede gezien van uit de Weidsiraat Hier kunt u zien dat men van uit hel huis Weidstraat I op de zolder van hel stadhuis kan komen

9


Het pand Weidsiraat I voor en na de restauratie. In de ho(jff hoven de ramen heeft vroef;er f^esiaan en het is nofi een heel/e leesbaar. ..Huis van Bewannfi".

Namens de Rijksdienst voor de Monumentenzorg werd supervisie uitgeoefend door Ir. R. Apell b.i. De restauratie werd uitgevoerd door aannemersbedrijf Woudenberg B.V. te Ameide onder leiding van hoofduitvoerder R. Lakerveld en uitvoerder H. Mesker. Namens de Gemeente werd het werk aanvankelijk begeleid door de Heer W.F. de Boer ing. en daarna door de Heer W G. Knoppert. Het toe/icht namens het architectenbureau Ir. R. Visser b.i. B.V. werd uitgeoefend door de Heer N. Slob. Ir. R. Visser b.i. Foto's en tekeningen werden door de architekt beschikbaar gesteld. 10


Dissel en Haanderik Op bladzijde 19 van ons nummer vanjuni 1978 hebt U gelezen, dat op voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders door de Raad is besloten aan 2 straten in Plan Achterveld normen te geven, die de herinnering vasthouden aan de hoepel- en mandenmakerij van IJsselstein. Als namen werden gekozen: Dissel en Haanderik. Velen van U zullen zich hebben afgevraagd, wat dat voor „instrumenten" zijn. Daarom drukken wij hier 2 foto's af, waarop ze voorkomen.

De dissel wordt gebruikt om de slok in tweeĂŤn te kloven. Het is een hi;l, waarbij het vlakke of holle blad dwars op de steel zit.

Een haanderik is een mand, die gebruikt wordt bil het plukken van kersen. De inhoud is meestal 10 pond. Op de foto ziet U Koos Tersteeg en Jan Fokker ..bekende ker.senplukkers" in IJsselstein mei ieder een haanderik aan de arm (1938).


12


13


Geschiedenis van de grienden in kort bestek (II)

door CA. van Duuren - Lopik A.H. Goes - IJsselstein Ch.W. Vink - IJsselstein

Hakgrienden Houthakker met hakoord.

Het bewerken van de grond en het bepoten van de hakgrienden gebeurt op dezelfde wijze als bij de snijgrienden. Dit hebben we reeds in het eerste deel beschreven. De hakgrienden worden ruimer gepoot (75 x 50 cm), maar eveneens met de pootketting. Het éénjarig gewas in de hakgrienden wordt gestikt d. w.z. dat de dunne, lelijke en de overtollige tenen met een klein teenmes van de stommel worden gesneden om de zwaardere tenen meer ruimte ruimte te geven om te groeien. Na 2, 3 of 4 jaar wordt het hout gehakt, afhankelijk van de vraag. De houthakker hakt met het „hakoord" het hout van de stommel en brengt het naar de ,,paar'. Bij de paal staat de „sneuer". Hij snoeit het hout één voor één op. Tegelijk sorteert hij de stokken op lengte en dikte, hakt ze op maat en verzamelt ze om zich heen. Als de stapels te groot worden, gaat hij met de houthakker de stokken tellen en opbinden. Ze maken dan bossen hout van de volgende maten:

IJ'isehiemse griendwerkers met hakoord en snoeunessen. De drie gebroeders Westland met, als tweede van links, G Roest.


Sneuer bij de inoeipaal Ver'ichillende sortimenten hout kit 4'/2 voet = 1,25 cm, 104 stuks per bos karreband 5'/2 voet = 1,62 cm, 52 stuks per bos halffaas 6 voet = 1,85 cm, 39 stuks per bos tonneband 8 voet = 2,30 cm, 26 stuks per bos bonenstaken 9 voet = 2,85 cm, 25 stuks per bos 10 voet 10 voet = 3 00 cm, 20 stuks per bos De zeer dikke stokken worden eruit gehouden voor schop- en harkstelen etc De toppen van het hout, de takkenbossen, worden o a gebruikt als dakbedekking voor de stuiken, erwtenrijs (ong 1,60 m) en voor de oven van de bakker De rietdekker gebruikt de deklatten voor het bedekken van rieten daken Het minst mooie hout wordt samengebonden en gebruikt als rijshout bij de waterwerken

Rijswerkers worden per schip he\oorraad In tegenstelling tot de snijgnenden wordt bij hakgnenden het produkt bij „de hoek" verkocht en door de koper zelf gehakt en uitgevaren De meeste verkopingen vinden plaats via de notaris Ter illustratie een stukje uit 1910 15


Condities verkooping hakhout en teenen te IJsselstein in 1910 Op donderdag 1 december 1910 worden in het Koffiehuis „Het Wapen van IJsselstein" verkocht door notaris M. de Bleker te IJsselstein 230 percelen hakhout en teenen. Onder andere wordt voor Douairière Jhr. J.J. Lampsins van den Velden het volgende perceel verkocht met de volgende bepalingen: No. 5. Ongeveer 1 ha. stikteen, strekkende van de dwarsgreppel tot de ruige kade, gemerkt met nummerpaal G7. De te verkoopenteen wordt vóór ISmaart 1911 geleverd aan de losplaats aan de Knollemanshoek, op den tijd dien Timmer, de aanwijzer zal goedvinden, en moet alsdan binnen 10 dagen zijn vervoerd, op straffe van f 1,— per dag boete ten behoeve van de Algemeene Armen van IJsselstein. Aanwijzer T. Timmer, op de Hoekschen molen, in de Achtersloot. Het schilhout wordt in het water gezet om in de meimaand geschild en gedroogd te worden. Daarna wordt het geschilde hout opgeslagen in struiken Vervolgens wordt het geschilde hout verkocht aan de hoep-, de manden- en de stoelmakerij.

Schillen van houl aan de Eilerse steeg. U ziel G. Roest aan het werk. Hoepmakerij De man, die in de hoepmakerij werkt heet in de volksmond: hoepmaker. Feitelijk moet dit zijn: hoepelmaker. De hoepmakerij is de eerste „industrie" van enige omvang in IJsselstein geweest. In de bloeitijd zijn er zo'n 300 werknemers in werkzaam geweest. De hoepelbaas koopt meestal zelf zijn houtgrienden op de verkopingen. Hij laat deze dan hakken, bewerken en schillen. Daarvoor kan hij meestal geen gebruik maken van de hoepmakers, want zonder te beweren dat de hoepmakers een teer gestel hebben, is het 16


werk voor hen toch te zwaar. Het verschil in werk is zo groot, dat een man die gewend is veel binnen in een schuur te werken, niet geschikt is voor het veel ruwere en zwaardere werk 's winters in de grienden. Geschild hout weegt nog maar 1/3 van het gewicht van groen hout. De hoepmaker verwerkt meestal geschild hout. Stok voor stok moet hij kloven met zijn dissel. De dissel moet de stok precies in tweeen kloven, de ,,pit" in het midden, om de snijder op de snijbank niet teveel extra werk te bezorgen. Deze moet immers de halve stokken aan de binnenkant glad snijden en zorgen voor een egale dikte. Daarna worden de stokken samengebonden en enige uren in een bak met water gelegd om de stokken buigzamer te maken. De boger kan nu aan het werk op de buigbank om de geweekte halve stokken rond te maken. Tot slot worden ze in een mal tot hoepels gemaakt. De meeste hoepels worden gebruikt om rond de haring- en botervaatjes te doen. Bossen hoep* worden ook naar Denemarken en Engeland geĂŤxporteerd. Wanneer er weinig export is, ziet het er voor de prijzen slecht uit. Vooral na de oorlog van 1914-1918 is dat ervaren. * (25 stuks in een bos).

Hoepmaker loont

eindprodukl.

17


Thans worden er niet veel hoepels meer gemaakt. Hoepelmaken vindt uitsluitend nog plaats om er kransen van te maken. Een totaal overzicht van het aantal hoepmakersbedrijven en de hoeveelheden die zij produceerden is niet mogelijk, omdat daarvoor onvoldoende gegevens bekend zijn. Toch hebben we geprobeerd om een overzicht samen te stellen waaruit de omvang en dus de betekenis van de hoepelfabrieken te IJsselstein enigszins blijkt. In 1815 wordt door de Commissaris-Generaal van het Departement van Oorlog Coltz een enquête-formulier gezonden aan alle gemeenten. Het gaat hier om informaties te verkrijgen voor een eventuele inkwartiering. De vragenlijst is ingevuld en ondertekend door de toenmalige burgemeester van IJsselstein Herm ter Bruggen. We treffen hier o.a. de volgende gegevens aan: — naast een lijnbaan en twee leerlooyerijen zijn er 9 hoepmakerijen — het jaarlijks debiet (afzet, verkoop) daarvan bedraagt 220.000 stuks — er zijn 12 grienden. Als IJsselsteinse produkten worden nog genoemd: hoephout, geen timmerhout, geen rijswerk en een geringe hoeveelheid brandhout. We maken nu een sprong naar het jaar 1852. In dat jaar treffen we voor het eerst namen aan van hoepelfabrikanten. We noemen U: G. van Dorssen, A. Schalij, J. Cambier, K. van Rooyen, J.G. van Lexmond en later komt hier nog bij J.D. de Man Lapidoth. Pas in het jaar 1864 worden weer namen vermeld: J. Nieuwersteeg, A. van Dorssen, J. Kranenburg, J. Geurts, A. Vierbergen (of Veerbergen), H. van Dorssen, J.F. Schalij, en H.R. Bennik, die later ook H.R. Bunnik wordt genoemd. Dezelfde fabrikanten worden ook nog genoemd in 1871. Bovendien komen er nog 3 fabrieken bij n.l. van R. Kars, G. de Hartog en H. de Vos. Alle namen, die we in 1864 aantreffen zijn in 1881 reeds verdwenen. De laatste naam die genoemd kan worden is die van G. van Rooijen, die in 1882 een meubelmakersbedrijf met een hoepelfabriek gecombineerd heeft. In de fabrieken werken gemiddeld zo'n 10 arbeiders en 2-5 jongens. Het onderstaande schema geeft een overzicht van het aantal bedrijven, het aantal mensen dat daarin werkzaam is en de lonen welke zij verdienden. De cijfers zijn ontleend aan de Provinciale verslagen, welke zich bevinden in het Streekarchivariaat Zuid-West-Utrecht te Benschop.

18


1852 1853 1854 1855 1856 1857 1858 1859 1860 1861 1862 1863 1864 1865 1966

aantal

aantal

aantal

loon

aantal hoepelfabr

aantal volwass

aantal kinderen

loon volwass per week in f

loon kinderen per week in f

6 7 7 7 7 8

96 107 105 lil

6,00 6,00 7,50 7,41

1,50 1,50 1,90 1.94

7

?

9

7

9 7 9 10 10 8 4 8

104 82 133 120 78 106 70 106

29 34 30 26 ? 7 8 11 14 17 19 13 19

4,80-7,00 3,60-6,50 3,60-6,50 3,60-6,50 3,60-6,50 6,50 6,50 6,50

2,00-3,25 1,30-2,30 1,30-2,35 1,35-2,20 1,35-2,20 2,20 2,20 2,20

•••

1 t 1871 9 38 89 Van de jaren 1867 t/m 1870 zijn geen opgaven bekend wel wordt verme ld dat de handel in hoepels „kwijnend" is

In aanvulling op het bovenstaande schema geven wij U nog cijfers van de beroepstellingen uit 1886 1889 1891 1896 1916 1921 1930

aantal hoepelfabrieken 12 8 13 12 7 4 5

werkzaam aldaar 111 volw + 13 jongens 128 (w o I vrouw) 103 129 60 14 28

Over de werkgevers in de teen- en houtschillerij en van de hoepelmakerij het volgende. We bezien eens in welke straten de genoemde bedrijven gevestigd zijn. De cijfers tussen de haakjes geven het aantal werknemers aan.

1895-1899

Hooge Biezen Havenstraat houtschillerij idem

Weidstraat Kerkstraat Touwlaan Walkade Voorstraat

teenschillerij Dirk Boer hoepelmakerij J.L van den Berg (12) teensch + hoepelm Wed G v Rooijen houtsch -I- hoepelm G van Rooijen (22) teenschillerij D Ruven (5) houtsch -I- hoepelm P Tersteeg (14) houtschillerij J Kranenburg (8) hoepelm + teensch J Tersteeg (7) teenschillerij C Kranenburg teensch + hoepelm C Kopier (5) houtschillerij H van Eijk teensch -I- hoepelm D Versteeg

-

- -

19


I90I-1903 1904 1905

1906 1907 1908

Poortdijk Koningsstraat Panoven a d Bleekerij Voorstraat Weidstraat Achtersloot Voorstraat Walkade Koningsstraat Havenstraat Poortdijk Eiteren Utrechtsestraat Molenstraat IJsselstraat

• teensch + hoepelm J v Zanten (12) teenschillerij H de Jong teensch + hoepelm J Geurts (10) teenschillerij A Tersteeg hoepelmakerij G van Rooijen teen- en houtsch W Vink hout- en teenhandel J Boer teenschillerij W Boer meubelfabr -I-hoepelm J A van Rooijen teenschillerij J Voorendt . teenschillerij J van Zoelen hoepelmakerij J van den Heuvel • teenschillerij H van Montfoort hout- en teensch W van de Akker hoepelmakerij H Heimans : hoepelmakerij G Voorendt houtsch -|- hoepelm C Voorendt hout- en teensch G v d Linden

(gegevens uit het bock „ I Isselstein voor en na 1900" door de Heer J G M Boon, streekarchivaris, geschreven )

In 1930 treffen we in IJsselstein nog 33 hoepelmakers aan. De grondstoffen voor de hoepelmakerij worden geheel betrokken uit de in IJsselstein gelegen grienden. In 1929 bevindt zich in IJsselstein nog 74,49 ha grond bebouwd met griend, terwijl in 1978 slechts enkele, kleine stukjes met griend zijn beplant.

20

Fragmenl

van een schilderij

van Boursse uil ± 1650


Mandenmakerij Het materiaal heeft zich altijd al geleend voor het maken van gebruiksvoorwerpen zoals de bakermand op dit schilderij het Boursse uit Âą 1650 (zie foto op vorige pagina). Ook buitenshuis bewees het zijn diensten. Onderstaande foto laat een boer zien die een horde vlecht voor een afrastering.

In de eerste jaren van deze eeuw is de mandenmakerij in IJsselstein op gang gekomen. Het zijn Leen Boer aan de Hoge Biezen en J. Schoonen aan de Walkade, die met enkele hulpkrachten het vlechten van manden van griendproducten een aanzet geven. Hieruit zijn naderhand nog enkele mandenmakerijen voortgekomen, waaronder W. Vink en Zonen en weer later H, van Mil en de Gebroeders Van Mourik. Veel archiefmateriaal is er niet over te vinden. Wel in het Adressenboek van Nederland, uitgegeven in 1934. Daarin staan als mandenmakers vermeld: W. Vink en Zonen in de Weidstraat en G. van Zeist, Poortdijk 146. In het Nederlandse Industrieboek van 1947 worden vermeld onder de rubriek mandenmakers: W. Vink en Zonen, H. van Mil en Gebr. Van Mourik. 21


Deze mandenmakerijen danken hun bestaan aan de vele kersenboomgaarden waarvoor bussels moeten worden gemaakt en aan de appel- en pereboomgaarden waarvoor de netmand voor het vervoer moet zorgdragen. In bussels — een bepaald soort mand — worden de kersen naar de markt en veiling vervoerd. Later worden bussel en netmand vervangen door houten kisten, gaat men over naar meer luxe werk en worden wasmanden, fietsmanden, papier- en linnenmanden in grote hoeveelheden gemaakt. Tevens komt de hondemand meer in gebruik. De Gebroeders van Mourik zijn gespecialiseerd in het maken van bloemen- en fruitmanden. In de twintiger jaren zal de mandenindustrie in IJsselstein met zo'n 40 mandenmakers haar grootste bloei gekend hebben; nadien gaat het bergafwaarts. In 1947 zijn er nog 15, maar in 1960 is dat al teruggelopen tot 3 en na 1970 is er niemand meer als mandenmaker werkzaam. Het zoeken naar een all-round vakman kan in Nederland vergeleken worden met het zoeken naar een naald in een hooiberg.

Hollands mandwerk. Links ziet U achter de ronde manden de haanderik (2 kersenmanden) en rechts voor de grote hondenmand een kubbe (voor de paling).

Een mandenmaker, die alle soorten manden kan maken heeft zich het langst kunnen handhaven. Dat zijn er maar enkelen geweest. De mandenmaker is aan zijn streek gebonden en maakt die manden waar de meeste vraag naar is. Zo worden in de omgeving van Zwolle vooral aardappelmanden gemaakt, die in het najaar afgezet worden in de noordelijke provincies voor de aardappelteelt. Langs de Zuiderzee vormen zich mandenmakers die bijna alleen kubben maken. Dit zijn van geschild teenhout vervaardigde mandjes voor het vangen van paling. Echte kunststukjes! In de bollenstreek kan de mandenmaker het beste manden voor bloembollen maken en in het Land van Maas en Waal is een chemische fabriek gevestigd die duizenden en duizenden manden nodig heeft voor flessen. De vlechters hebben daar hun specialiteit in gevonden. 22


Manden voor flessen voor een chemische fabriek.

Rond Boskoop zitten de makers van pakmanden, die in de behoefte aan manden voor verzending van planten voorzien. Rond Ameide en Meerkerk zijn de mandenmakers voor de vleesindustrie. Natuurlijk is deze opsomming niet volledig, zo vraagt het Westland naar peenmandjes en de Betuwe naar plukmanden. De all-round mandenmaker moet men zoeken in de kleinere bedrijfjes, meestal achter een winkel, waar hij met ĂŠĂŠn of twee mensen aan de vraag van verschillende klanten moet voldoen en daardoor het gehele vak gaat beheersen. We zouden kunnen zeggen, dat in het griendwerk, de hoepmakerij, de mandenmakerij en de stoelenmakerij (welke laatste in IJsselstein nooit van enige betekenis is geweest) altijd heel hard en lang gewerkt moest worden om slechts een karig loon te verdienen. Wellicht is dit aanleiding geweest uit te zien naar beter en beter betaald werk en is men zo gekomen tot het maken van meubels. De meubelfabriek Van Rooijen heeft eerst hoepels gemaakt en later pas meubels en is hiervan als zodanig een treffend voorbeeld. De grotere importen uit de Oostbloklanden, welke na 1956 op gang komen, en de vervangende emballage-produkten, die op de markt komen, hebben er in een versneld tempo toe bijgedragen, dat er voor de Nederlandse mandenmakers zelfs geen droog 23


sneetje brood te verdienen valt en velen hebben moeten afhaken. Nederland telt thans nog 1 bedrijf dat uitsluitend fruit- en bloemenmanden maakt. Wees daarom zuinig op een stukje Hollands vlechtwerk, het is spoedig niet meer te koop! Leidt dit tot een totale verdwijning van de Nederlandse mandenmakerij? Ja en neen! Ja, want om dit moeilijke handwerk volledig te beheersen zijn jaren praktijkervaring nodig. Men zal er jong mee moeten beginnen en nog wel voor een laag loon. Neen, zowel in Alphen a.d. Rijn als in Heerde wordt reeds enige jaren een cursus mandenmaken op creatieve basis georganiseerd. Vooral in Heerde is men zeer enthousiast en is men zelfs zover gekomen, dat de mandenmaker in samenwerking met de gewezen consulent voor Griend- en Rietprodukten Ir. W.D.J. Tuinzing een boekje heeft samengesteld met als titel „Het vlechten van ronde tenen manden". Dit boekwerkje wordt ook als handleiding voor de cursisten gebruikt. Tenslotte wijzen wij U op een prachtig mandenmuseum in Michelau in Boven-Franken aan de Oost-Duitse grens. U zult verbaasd staan, als U ziet wat in de loop der jaren aan vlechtwerk is gemaakt. Van een tenen kabinet tot een korsetje toe. Maar het meest verwonderd staat men wellicht te kijken naar een grote kruiwagen, waarmee gevlochten manden en andere zaken zijn weggebracht tot in Turkije toe. Bescherming van mandewerk tegen molm en schimmel Molm is het werk van de larve van een kevertje. Deze larve gebruikt graag griendhout als voedsel. En ongeschilde teen geniet de voorkeur boven geschilde teen. Een niet al te droge en matig warme omgeving, waarin het materiaal met rust wordt gelaten, zijn ideale omstandigheden voor een snelle uitbreiding van het verschijnsel. De larven groeien al knagende tot ze de vereiste grootte hebben gekregen. Er treedt dan een rusttoestand, de poptoestand, in. Deze wordt gevolgd door het uit de pop naar buiten treden van het kevertje. Na paring leggen de vrouwelijke exemplaren een aantal eitjes op het hout. Hebben de kevers hun taak vervuld, dan gaan ze dood. De larfjes, die uit de eitjes komen, vreten zich in het hout naar binnen en de geschiedenis herhaalt zich. Mandewerk heeft de eigenschap niet alleen gemakkelijk te vermolmen, maar ook gemakkelijk te schimmelen. Het laatste gebeurt vooral in een vochtig warme omgeving. Schimmel treedt eerder op bij ongeschilde dan bij geschilde teen. Buffteen echter beschimmelt juist weer heel graag. In de stof pentachloorphenol (PCP) beschikken we over een middel dat èn molm èn schimmel tegengaat. De fabrikanten hebben deze weinig hanteerbare verbinding in zodanige vorm weten te brengen, dat ze zelfs voor huishoudelijk gebruik geschikt is geworden. De stof is kleurloos en voorzover het middel ruikt, is dit het oplosmiddel ervan. Om misverstanden te voorkomen, nog dit. PCP werkt afdoende, maar de larven die reeds in het hout zitten, kun je niet bereiken. Een behandeling met deze stof voorkomt echter, dat opnieuw larven zich een weg naar binnen toe banen. Na toepassing kan zich dus korte tijd nog wel molm rondom het hout verzamelen, maar nieuwe gangen komen er toch in elk geval niet bij. PCP maakt het oppervlak van ons hout ongeschikt voor de ontwikkeling van schimmel. En wat al aanwezig is, gaat dood. (wordt vervolgd)

24


Walkadc 55

R.I.Z. Lopik B.V. LopikerwegO

36 a Lopik

Tel. 03475 - 1380


Achtersloot 19

Makelaardij m onroerende goederen — beëdigde taxaties

Utrechtsestraat 11 — IJsselstem


Historische Kriiiff ^

'SL-^'

fe;';'^ :rhH,^^ , ^

'^^A^t -^^^H1-^^- ^ - -^^^^ ^

, ^ ^ <£2rr^


N.H. Kerk aan het Kronenburgplantsoen. De foto is van ± 1902 en werd genomen vanaf de Utrechtse straat. Het boompje binnen het hek links is de Wilhelminaboom, gepoot in 1898. Deze boom staat er nog steeds.

Prettige feestdagen en Gelukkig Nieuwjaar

't was nacht, 't was nacht, 't was midde-n-in de nacht. Me vader en me moeder hebbe-n-een varreke geslacht; Bure, bure, bure, kom is kai-haike, Want d'r zit 'n duvel in ons hois. En die wil dat beessie sté-hille. Sté-ennebakkerai, sté-ennebakkerai, Geef ons maor een klaineghaid, dan gaon we weer verbal. Als Sinterklaas en Zwarte Piet uitgedost en met maskers voor trekken de kinderen van het Utrechtse IJsselstein de buurt door. Sinterklaas stampt dan met de staf, zijn knecht rammelt ,et de ketting. Deze soort viering, primitief en hevig, gaat aan de later opgekomen braafheid van ons huidige Sinterklaasfeest vooraf. Uit: Onze volksrijmen van Dr. de Haan.


no . 9

december 1978

UITGAVE STICHTING HISTORISCHE KRING IJSSELSTEIN BESTUUR: Voorzitter:

L. Murk, IJsselstraat 24, IJsselstein

Secretaris:

W.J.A. van Wijk, Kloosterstraat 11, IJsselstein, tel. 03408-3941

Penningmeester: G.C.A. Pompe-Scholman, Kronenburgplantsoen 22, IJsselstein Bank:

AMRO-bank IJsselstein, rek.nr. 218400217, gironr. bank 2900

Donateurs ontvangen het tijdschrift gratis (3 of 4 nummers per jaar) en worden op de hoogte gehouden van alle aktiviteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij het bovengenoemde secretariaat. Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de contributie minimaal fl. 15,— per kalenderjaar. Zij die buiten IJsselstein wonen, worden verzocht fl. 5,— extra over te maken in verband met de verzendkosten van het tijdschrift.

Inhoud Geschiedenis van de grienden in kort bestek (slot) door CA. van Duuren - Lopik A.H. Goes - IJsselstein Ch. W. Vink - IJsselstein Hallehuizen in de Lopikerwaard door H.P.J. Nota - Oldenzaal „Utrecht Monumenteel" een afrader door M. Vergouw - Amsterdam Jaaroverzicht 1978 door W.J. van Wijk - IJsselstein

1


Geschiedenis van de grienden in kort bestek (slot) door C A . van Duuren - Lopik A.H. Goes - IJsselstein Ch.W. Vink - IJsselstein In beide vorige afleveringen hebben we u het een en ander verteld over de grienden en de werkzaamheden die hierin verricht worden. In dit laatste deel ook iets over de werkomstandigheden en het tot stand komen van de hout- en teenpachtersbond. Tijdens het „teenkijken" te Langbroek opperen enkele pachters het plan om iets te gaan doen aan de buitensporig hoge prijzen voor de teen. Diezelfde week wordt een vergadering belegd en in tegenstelling tot alle eerdere pogingen is iedereen eensgezind om te trachten uit de moeilijke toestand te geraken. En zo wordt op zaterdagavond 30 november 1918 de Teenpachtersbond in het leven geroepen. Direkt al worden opzetgelden vastgesteld, percelen getaxeerd en waarborgsommen gestort. De bond telt dan 62 leden. De eerstvolgende teenverkopingen geven een lichte daling van de prijzen te zien, zodat het nut van de bond bewezen lijkt. Er worden statuten en een huishoudelijk reglement opgesteld en ter koninklijke goedkeuring aangeboden. Deze goedkeuring wordt verkregen op 25 april 1919 (zie hieronder). i,AW,, UillrekiCl

Beschikkende np de vcruK'kschnlUn van de daarin genoemde

Ier bekonnng van erWennmi;

vnnr minder dan dertig jaren aangegane

vereenigingen iluor goedkeuring van hare daarhij overnekgde slalulen Gelei up de voorsihnficn der wei van 22 April 1855 (Staatsblad N

32) m hei algimeen en up an 6 tv^eede lid dier wel m het bi]ionder Op de voordracht van Ün^en Mmisier van Jiistitu van den _,-.,

/^jtt'

./ •!

1' Afdeeling B N" * ' / y ,

HEBBEN ü O t D ü b V O N D E N EN VERSTAAN de overgelegde Slalulen der navolgende vereenigingen goed te keuren en deie vereenigingen milsdien Ie erkennen, te weten

Onje Miniflcr van JuMilii is hela*.! mei de iiitvüerin[]; van dit besluil./xa

J "^A^ff^afC

dtn

,'

f*7,t'

(\lit} UIIHUMINA De Mini-,Ii.r van Justitie

191y


Enkele gegevens uit het eerste bestaansjaar van de bond — Door de leden van de bond zijn in het afgelopen jaar gekocht 618 percelen teen, getaxeerd op 2340 vim, door in totaal 77 teenpachters, tegen prijzen tussen de f 384,— en f 875,— per vim — De geschiedenis van de bond wordt gekenmerkt door een voortdurende strijd om lonen en prijzen Veel moeilijkheden ontstaan over de prijs van het teenschiUen Maar door bijvoorbeeld plaatselijk een maximum prijs te stellen, kan geen prijsopdrijving ontstaan De arbeidersbond komt in 1919 met een aantal looneisen wat betreft het teenschiUen één bos van 75 cm 21 et/bos éen bos van 80 cm 25 et/bos davidjes van 40 cm 7 et/bos De patroons vinden deze eisen naar de tijdsomstandigheden te hoog en komen respectievelijk tot 17, 20 en 5 et/bos In een moeilijke tijd zoekt men vaak steun bij elkaar Zo gebeurt het dat in 1919 de Bond van Mandenmakerspatroons en de teenpachtersbond bijeenkomen om gezamenlijk een middel te vinden om goedkoper teen te kopen Hiertoe worden verschillende voorstellen gedaan Het voorstel om de teen door enkele teenpachters voor gezamenlijke rekening in te laten kopen, is om financiële redenen niet uitvoerbaar Een ander oppert de mogelijkheid om iedere pachter minder te laten kopen dan vorige jaren, waardoor een overschot ontstaat en de prijzen vanzelf zullen dalen Deze mogelijkheid lukt alleen als iedereen zich hieraan houdt De mandenmakerspatroons mogen daarom geen teen kopen van teenpachters die geen lid zijn van de teenpachtersbond Bovendien zullen de teenpachters de mandenfabrikanten aanschrijven, dat zij geen zaken meer kunnen en mogen doen met mandenfabrikanten die gen lid zijn van de Bond van Mandenmakerspatroons Tenslotte moet in alle gebieden waar teen groeit een bond van teenpachters opgericht worden Al deze maatregelen worden in detail uitgewerkt inclusief verbeurdverklaring van waarborgsommen voor hen die zich met aan de regels houden Verder wordt nog besloten om de teen alleen nog te kopen op publieke verkopingen omdat volgens een der leden ,,bij verkoop van teen bij inschrijving de gemeenste afpersingen en oneerlijkheden voorkwamen" Om de prijzen te kunnen vergelijken worden ook afspraken gemaakt m b t een bos teen de bos moet een omvang hebben van b v 80 cm , gemeten op 15 cm van onderen, de bossen moeten goed gebonden en goed gevuld zijn Met plaatselijke gebruiken maggeen rekening gehouden worden Duidelijk blijkt dat de teenhandelaren een moeilijke periode door maken en door samenwerking met anderen probeert men het hoofd boven water te houden Ook de arbeiders hebben het zwaar in die dagen, hetgeen blijkt uit de volgende opmerking bij de inkoop moet rekening gehouden worden met een stijging van de lonen, en wel zo dat de arbeider een ,,menswaardig" bestaan krijgt Ter sprake komen in dit jaar (1919) „het zegels plakken" en „den 8 uren dag" * * De pachters zijn allen van mening dat een 8-urige werkdag in het teenschillersbedrijf onuitvoerbaar is Er worden dan ook alle mogelijke stappen ondernomen om een onbeperkte arbeidsdag in het teenschilseizoen te verkrijgen

3


In 1921 wordt door de Minister van Economische zaken de uitvoer van teen stopgezet met het oog op de binnenlandse behoefte. De teenpachters vinden dat onbegrijpelijk en achten de uitvoer van teen noodzakelijk, omdat zij de teen in Nederland zelf niet kwijt kunnen. Oorzaken: de manden industrie in Vlijmen ligt stil; de flessen fabrieken moeten het „betenen" van demi johns stopzetten en de mandenfabrikanten bieden zelf teen te koop aan. Uit de notulen van de Bond van Griendhoutpachters komen we veel te weten over de periode 1939-1947. De tweede wereldoorlog kondigt zich aan waardoor het leven duurder wordt. Daarom moeten de lonen van het hoepelmaken, het hakken en het teenschillen omhoog. Problemen genoeg dus om de bond bezig te houden. In 1940 bijvoorbeeld kan door het slechte weer 2 maanden niet gehakt worden, bovendien is er door de defensie-werken een tekort aan arbeiders. Het gevaar bestaat dat het hakwerk niet op tijd klaar zal zijn. Door het bakloon te verhogen probeert men ook dit weer op te lossen. De volgende tabellen geven u een indruk van de lonen uit deze periode: 1940 1941 1945 1946 1947

Houthakken 8 et. bos 10 et. bos 20 et. bos 22 et. bos 20-26 et. bos

Houtschillen 8 et. bos 10 et. bos 20 et. bos 25 et. bos 25 et. bos

Hoepelmaken 12 et. bos 12'/2 et. bos 20 et. bos 30 et. bos 35 et. bos

Om nog even bij de „statistiek" te blijven vermelden we een aantal punten uit de CAO van 1 oktober 1948 - 30 september 1949. De CAO is gesloten tussen de Griendhoutpachtersbond Vianen en omstreken en de Teenpachtersbond IJsselstein enerzijds en de Ned. R.K. Landarbeidersbond St. Deusdedit (Haarlem), de Ned. Chr. Landarbeidersbond (Utrecht) en de Alg. Ned. Landarbeidersbond (Utrecht) anderzijds. In artikel 21 van de CAO lezen we het volgende: 1. Het weekloon voor vaste arbeiders (welke zijn aangenomen voor één of meer contractjaren) bedraagt f 42,— per week. 2. Het loon voor losse werknemers bedraagt f 7,50 per werkdag. In de CAO komen nog twee interessante bepalingen voor met betrekking tot de losse arbeiders. De werkgever is verplicht aan de arbeider wiens werk wordt onderbroken door vorst of sneeuw, een bewijs van onderbreking uit te reiken, waarin staat, dat hij geen bezwaar heeft, dat de arbeider tijdens de onderbreking arbeid voor derden verricht. Dit geldt niet, indien de betrokken arbeider een wachtgeld geniet, zoals bedoeld is, in artikel 10 van het Buitengewoon besluit Arbeidsverhoudingen 1945. Deze „sociale voorzieningen" zijn wel in scherpe tegenstelling met die van rond 1900. In die tijd is alles seizoenwerk, en dat wil zeggen: geen werk, geen geld! De losse arbeiders hebben gedurende het contractjaar recht op 12 vakantiedagen, waarvan 6 snipperdagen, doch zonder behoud van loon. Er is al wel een soort vakantiebonnenregeling. Verder zijn in de CAO alle tarieven voor een jaar vastgelegd. Het bakloon bedraagt gemiddeld 22 et. per bos en het schillen varieert van 15-25 et. voor de Davidjes tot 35-50 et. voor de Duitse Dot. 4


Verder gelden nog de volgende bepalingen, nl.: a. voor alle afwijkende en afgelegen grienden worden de tarieven met 10-30% verhoogd. b. voor extra goede grienden, bedraagt het bakloon voor kit- en teutband, karreband, halffaas, tonneband, boonstaken en without 20 et./bos. c. indien bij het sorteren, bandsnijden en schillen een afwijkende bos-maat wordt gehanteerd, dan zullen de genoemde tarieven naar verhouding worden verhoogd of verlaagd. d. voor grienden, die zodanig liggen dat de arbeiders de gehele week van huis moeten blijven en ondergebracht in volksketen of volksarken, zal het loon of zullen de tarieven met 10% verhoogd worden. Met betrekking tot de gehakte of gesneden materialen wordt nog bepaald, dat deze dienen te voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen en ook de voorgeschreven maten en aantallen per bos moeten bevatten. Zo niet, dan kan de werkgever op advies van de geschillencommissie een korting toepassen. De arbeider, die in „accoordloon" werkt kan wekelijks maximaal f40,— als voorschot opnemen; terwijl eventuele reiskosten voor rekening van de werkgever komen. Bij de wekelijkse loonbetaling zal iedere arbeider een vakantiebon ter waarde van f 2,40 ontvangen. De arbeidstijd bedraagt 48 uur per week. Behalve de „statistische" gegevens bevatten de notulen van de Bond van Griendhoutpachters ook belangrijke gegevens over de moeilijke toestanden net vóór en tijdens de 2e W.O. In 1939 wil men graag maatregelen om te voorkomen dat de prijzen van grienden abnormaal hoog worden. Bindende afspraken kunnen echter niet gemaakt worden, maar iedereen zal „grote voorzichtigheid betrachten". In juli 1940 wil men door middel van export het afzetgebied van witte hoepels vergroten, omdat men bang is dat het weer verkeerd zal gaan. Voor de export is echter toestemming nodig van de Akkerbouwcentrale. De Akkerbouwcentrale zegt zelf geen besluit hierover te kunnen nemen, maar zal dit ,,ter bevoegder plaatse" bevorderen. Om een zo hoog mogelijke prijs voor de hoepels te maken, zal de bond proberen zelfde export ter hand te nemen. 1941. De Akkerbouwcentrale heeft de Stichting Griend- en Rietproducten (G.E.R.P.) ingeschakeld. De Bond zal hier lid van worden, om zodoende de export te kunnen bevorderen. September 1941. De prijzen van de hoepels moeten omhoog, maar dat kan alleen met hulp van de Rijksbemiddelaars, welke de „betrokken instantie" moeten overtuigen. Zolang de prijzen van de hoepels niet omhoog mogen, kunnen de hoepelmakerslonen niet verhoogd worden, hetgeen toch wel noodzakelijk is. Op 14 juli 1945 wordt de eerste vergadering sinds 3 jaar gehouden (i.v.m. oorlogsomstandigheden). De bond is echter niet ontbonden en er wordt een nieuw bestuur gekozen. Dit bestuur stelt een aantal lonen en prijzen vast om uit de moeilijke situatie te geraken. Tevens wordt bepaald, dat het hakhout vrij verkocht zal worden. Echter alleen aan kopers, die erkend zijn en gekocht hebben in de basisjaren 1936-1941. In 1946 is er sprake van een landelijke organisatie. Men is het nog niet geheel eens over het aantal afgevaardigden, dar daarin zitting zal moeten nemen. Bovendien gaat men spreken over een samenwerking tussen hout- en teenpachtersbonden. 5


In 1968 IS er van die samenwerking nog mets te merken, maar aan de agenda voor de vergadering van 1 juni 1968 kunt u zien dat er steeds weer pogingen worden ondernomen Reeds in 1946 wordt duidelijk, dat een landelijke organisatie er met inzit Hierbij nodigen wij u uit voor de vergadering op ZATERDAG 1 juni 1968 om 10 30 uur in Hotel Centraal te Utrecht Agenda 1 Opening door de voorzitter 2 Voorstel tot beëindiging hout- en teenpachtersbonden 3 Voorstel tot doorgaan van bovengenoemde bonden 4 Voorstel tot samenvoeging van bovengenoemde bonden 5 Voorstel tot samenwerking hout- en teenpachtersbonden met de Nederlandse Mandenmakerspatroonsbond 6 Welke bestuursleden stellen zich niet herkiesbaar 7 Verkiezing aanvulling bestuur 8 Contributie 9 Rondvraag 10 Sluiting Daar van de punten 2, 3 en 4 zal afhangen ot de punten 5, 6, 7 en 8 van belang zijn, doen WIJ een dringend beroep op de leden om deze vergadering te bezoeken 25 mei 1968, namens het bestuur. In 1947 wordt besloten, dat iemand die geen erkenning heeft, ook geen griend mag kopen en diegene die voor hem als koper zal optreden, zal zijn erkenning verhezen Oktober 1947 de Centrale Bond voor Transportarbeiders te Rotterdam wil een landelijke regeling voor de gnendarbeiders Volgens die Centrale Bond moeten de griendhoutpachters een garantieloon stellen van f 30,— voor buiten-gnenden en f 27,50 voor binnengrienden Verder laarzen of f 1,80 per week, rijwiel of f 2,40 per week en f 0,80 per uur reisvergoeding Deze eisen worden echter afgewezen door de vergadering Om u tot slot een indruk te geven over welke bedragen men beschikt, kunt u onderstaande „kasboeken" vergelijken Stand per kas op 1 september '38 ontv rente contributie

f 95,23 2,60 30,—

Uitgaven '38-'39 Saldo 31 aug '39

6

31 augustus'48 contributie '48-'49

f376,26 72,—

f 127,83 -31,75

Uitgaven'48-'49

f448,26 44,14

f 96,06

Saldo 31 aug '49

f404,12


We willen niet pleiten voor die goede oude tijd, want dat is het niet geweest. Wel vinden we het bijzonder jammer dat de beroepen uitsterven. Jonge mensen hebben geen animo om dit zware en weinig betalende werk nog te verrichten. De mandenmakers en hoepelmakers treffen we alleen nog op jaarmarkten aan. Misschien dat ons artikel toch de belangstelling gewekt heeft voor de oude ambachten die toch in IJsselstein zo lang beoefend zijn. Aanklacht wegens heling Volgens de heer R. is de heer G. schuldig aan de heling van gestolen teen. R.: heer G. heeft bedrieglijk gehandeld door teen te kopen, waarvan hij wist dat deze van diefstal afkomstig was. G. had via een achterdeurtje de politie moeten waarschuwen. G.: ik vermoedde allerminst dat de teen van diefstal afkomstig was. Eén van de dieven is ongeveer eenjaar bij mij in dienst geweest en nooit op diefstal betrapt. Hij is daarna — met een broer — voor zichzelf manden gaan maken, die zij langs de huizen verkochten. Meermalen hebben ze bij mij teen gekocht. Zij kwamen bij mij met het voorwendsel, dat ze 100 bos teen gekocht hadden van een oom in Wijkerbroek (daar woonde inderdaad een oom) en omdat de oudste broer in dienst moest, hadden ze teveel teen en ze wilden er 80 bos van verkopen. Omdat de vaart 14 dagen gestremd was en zij op klaarlichte dag de teen brachten vermoedde ik niet dat de teen van diefstal afkomstig was. Heer R.: tijdens het,,verhoor" hebben de dieven bovenstaand verhaal bevestigd. Er waren dus onvoldoende bewijzen dat G. kon weten dat de teen gestolen was en R. was dus erg snel met zijn beschuldiging geweest. G. belooft nooit meer zo lichtvaardig te kopen. De heren geven elkaar een hand en met ,,een rondje" wordt de zaak ,,afgedronken en in doofpot gestopt"

Het stropen in de grienden Het zal U inmiddels duidelijk zijn, dat in de grienden zware arbeid werd verricht die een karig bestaan voor de griendwerkers opleverde. Maar onder het werk keek men rond en men ontdekte dat het wild graag in de grienden verbleef, waar het vooral in de wintermaanden, voedsel en bescherming vond. U kunt zich de gedachten van een griendwerker voorstellen. Een haas gevangen tijdens het werk zou een welkome aanvulling betekenen op het eenvoudige maal in zijn gezin. Maar als kleine man was hij al eeuwen geleden uitgesloten om voor zichzelf wild te bemachtigen. Hij mocht wel mee om bij jachtpartijen van de landheer te drijven, maar als hij zelf iets ondernam zou dit als een misdaad worden bestempeld. Omdat hij en zijn gezin volledig afhankelijk waren van de landheer, zal het stropen maar zeer beperkt zijn voorgekomen. Alleen lieden die buiten deze gemeenschap stonden konden zich iets meer permitteren; dat waren de kooplieden en de mensen die bij hen werkzaam waren. Toen dan ook de griendteelt enkele honderden jaren terug meer in trek kwam, en,,vreemden" zich vrijelijk op de landgoederen konden begeven, zal de stroperij meer en meer zijn toegenomen. 7


Op de meeste landgoederen was gnendteelt te vinden en zolang dit maar snijgnend was, had de landheer alles in eigen hand De teen werd vanwege de landheer gesneden en aan de harde weg of vaarbaar water geleverd Buitenstaanders kregen geen kans zich enige tijd in de griend op te houden Anders werd het m|t de hakgnenden Deze werden bij de hoek verkocht en de koper moest deze zelf hakken en vervoeren Nu kreeg de landheer mensen in zijn griend die hij niet kende en waarover hij geen zeggenschap had De jachtopzichters kregen meer werk, want aan dergelijke heden moest meer aandacht worden geschonken Een kundig jachtopzichter, en die waren er veel in die dagen, had vlug genoeg gezien wat voor vlees hij in de kuip had, door de houthakker en de sneuer op de juiste tijdstippen te observeren en een praatje met hen te maken Hij wist dat er waren die met konden stropen Zielig, zo'n beestje' Maar ook dat sommigen het met konden laten De houthakker en de sneuer werkten in aangenomen werk d w z ze werden per bos gehakt hout uitbetaald Wilden zij wat verdienen, dan moest de gehele dag hard worden gewerkt Er was met veel tijd over en dus moesten zij ook tijdens de werkzaamheden hun ogen goed de kost geven Zoals de jachtopzichter hen controleerde, hielden zij evenzeer de bewegingen van de jachtopzichter in de gaten Na enkele dagen hadden zij al bekeken welke mogelijkheden er waren Strikken^zetten b v Een haas heeft de gewoonte zich steeds over hetzelfde spoor te verplaatsen, zodat men vnj gemakkelijk een strik kon plaatsen Men moest echter tot de volgende dag wachten om te zien of er wat ingelopen was De jachtopzichter wist dat ook en daarom kwam hij na het beëindigen van de arbeid van de houthakker en de sneur nog wel even rondneuzen Als hij dan de strik ontdekte, was het oppasseM geblazen Maar een stroper die zijn „vak" verstond ging niet over een nacht IJS en had met „een half oog" gezien wat er aan de hand was Door het neerleggen van takjes en het spannen van drdadjes garen kon hij zien, of er tijdens'zijn afwezigheid ,,bezoek" was geweest Wanneer er een haas in de strik zat, ging hij de jachtopzichter op de proef stellen door in de richting van de strik te lopen of zelfs zeer dicht bij de haas zijn behoefte te doen om te zien of de jachtopzichter zich verdekt had opgesteld Zo op zijn hurken kon hij even rustig rondkijken' De jachtopzichter kon pas overgaan tot bekeuren als de stroper de haas uit de strik haalde De stroper die de hele dag de tijd had, hoopte op het ongeduld van de jachtopzichter en wanneer de laatste dan te vroeg uit zijn schuilplaats te voorschijn kwam, wist de eerste van de prins geen kwaad Dit spel van kat en muis heeft menige stroper veel plezierige uurtje gegeven en hij die zich het beste beheerste kwam als winnaar uit de strijd Soms was er sprake van een gelijk spel zoals uit het volgende waar gebeurde verhaal moge blijken Een jachtopzichter was door de politie getipt dat een beruchte stroper weer vrij kwam De jachtopzichter ging toen het goed weer was om te stropen, op de kade die toegang gaf tot het jachtcomplex zitten posten Op die kade stond een stuik hout en daar ging hij achter zitten Na geruime tijd (de jachtopzichter zat op zijn hurkjes en was wat ingedut) merkte hij plotseling, dat iemand met de fiets passeerde en zag daarin de beruchte stroper. Pietje genaamd De jachtopzichter, met wetend of Pietje hem gezien had, besloot nog even te wachten om daarna de fiets op te zoeken en te wachten totdat Pietje terugkwam Pietje had de op/ichter wel degelijk opgemerkt en wachtte wat verder op de kade af of de jachtopzichter hem wel gezien had De jachtopzichter op zoek naar de fiets, hoorde ineens de stem van Pietje achter zich De jachtopzichter probeerde of hij Pietje kon pakken door hem opdracht te geven zijn zakken leeg te halen Dan /ou hij de strikken of vallen in beslag kunnen nemen Pietje zei ,,Wat denk je nou'" ,,Ik zag datje rustig zat te slapen en ben toen heel zachtjes 8


door gereden" „Maar ik heb intussen wel mijn strikken verstopt" daar stonden ze beiden in het holst van de nacht, de jachtopzichter kon Pietje met pakken en Pietje kon geen haasje stropen Pietje stelde voor om naar een ander jachtgebied te gaan, dan kon de jachtopzichter, die toch al zo'n slaap had, lekker naar bed Pietje beloofde dat met zijn hand op zijn hart en zo hepen beide de kade af en ging de stroper Pietje links en de jachtopzichter rechts Thuis aangekomen vertrouwde de jachtopzichter toch weer Pietje niet en besloot terug te gaan om te kijken of Pietje woord had gehouden Heel voorzichtig liep de jachtopzichter de kade af en vond ook Pietje op zijn weg De jachtopzichter ging erg tegen Pietje te keer, maar Pietje zei wijselijk mets en het alles over zich heen komen Toen de jachtopzichter was uitgesproken zei Pietje „Ik was bijna op het andere jachtterrein, toen ik merkte dat ik de strikken had vergeten en die kwam ik nu halen" En voor de tweede maal gingen ze samen lopend de kade af, midden in de nacht De een zonder haas en de ander zonder proces verbaal Als er meer mogelijkheden waren of indien men had gehoord, dat de jachtopzichter van huis was voor enige tijd (uurtjes) dan werd besloten de gehele griend met strikken af te zetten en deze dan uit te drijven, waarna de strikken weer werden opgehaald, en de buit in de zakken verdwenen De sneuer leefde de gehele dag met de natuur en zag de beestjes komen en gaan Zo nam hij, indien daar ruimte voor was in zijn jute zak, een buks mee naar de griend, vaak ook onder zijn dikke kleren verstopt en dan kon hij met de vuurbuks een haasje pikken en moeder de vrouw 's avonds verrassen met een extra stuk vlees in de pan De buks bleef dan in de griend verstopt onder de takkenbossen en ging bij het uitvaren weer mee naar huis De jachtopzichter, bekend op zijn terrein, miste natuurlijk de hazen en zo werd het stropen steeds moeilijker De hazen werden dan niet meer meegenomen maar onder de vele kleren verstopt Controle op de sneuer werd maar zelden toegepast Was het toezicht te streng en waren er nog al wat eenden rond de griend, dan probeerde de sneuer een eendie te verschalken HIJ plaatste dan een klem op de bodem van de sloot, strooide wat fazantenvoer op en om de klem en als dan 's avonds en 's nachts de eenden kwamen azen tikten ze met de snavel op het bledje van de klem om het voer te bemachtigen De klem sloeg dicht en de eend was met zijn kop onder water gevangen De jachtopzichter zag dan wel een duikende eend maar dacht met dat deze was gevangen Dergeli|ke klemmen moesten natuurlijk op de juiste plaatsen en met de nodige voorzichtigheid neergezet worden Dezelfde klemmen werden ook overdag gebruikt voor fazanten die ook het voer oppikten 's Avonds werden de klemmen dan weer verstopt Het volgende verhaal illustreert nog eens het spel van kat en muis tussenjachtopzichter en stroper Van een gelijk spel is hier geen sprake Twee IJsselsteinse houthakkers waren al enige tijd in de griend aan het werk Om in de griend te komen, hepen ze over een plank die over de sloot lag Dejachtopzichter, wiens gewoonte het was om vallen e d op de plank te zetten om b v een bunzing of verwilderde kat te vangen, had ook op deze plank een val geplaatst Op een morgen zagen de griendwerkers dat een haas in de val was gelopen Doordat de val uit een houten kistje 9


bestond, leefde de haas nog en besloten ze, na eens om zich heen gekeken te hebben, de haas onder water te houden totdat hij dood was. Ze haalden de haas vervolgens uit de val en namen hem mee naar het werk en verstopten het dode dier onder de takkenbossen. Enige tijd later kwam de jachtopzichter voorbij en bleef even bij de plank stil staan, maar liep zonder iets te zeggen door. De houthakkers vertrouwden hem niet en besloten de avond niet af te wachten maar vlug tussen de middag de haas naar huis te brengen. De jachtopzichter echter vond het vreemd, dat de val op de plank drijfnat was en dacht: „Als ze wat hebben gevangen dan kon het weleens zijn dat ze het tussen de middag thuisbrengen". Hij besloot daarom een oogje in het zeil te houden. Bij het passeren van de jongste, vroeg de jachtopzichter wat hij in de zak had en toen was de zaak vlug bekeken. Er volgde dan niet alleen een proces-verbaal, maar men was tevens onbetrouwbaar geworden en de toegang tot de grienden werd verboden. Zo was het steeds uitkijken en dagen tellen voor de stroper. Vertrouwde de jachtopzichter de sneuer teveel, dan raakte hij het wild kwijt, en vertrouwde de sneuer teveel op de jachtopzichter, dan liep hij tegen de lamp. Het was steeds elke dag opnieuw verrassend wat dan de een en dan de ander bedacht had, maar de slimste was meestal te sterkste.

Hallehuizen in de Lopikerwaard door H.P.J. Nota - Oldenzaal In dit artikel wil ik in het kort de verschillende boerderij-typen in ons land weergeven en nader ingaan op het type in de provincie Utrecht. De boerderijen in de Lopikerwaard hebben mijn bijzondere belangstelling. Hoe delen we de boerderijen van ons land in? (1)* We kennen: 1. De groep der Friese huizen, in Noord-Holland, Friesland en Groningen; 2. Hallehuizen (zo genoemd door hun. driebeukigheid, vergelijk het met de typering hallekerk = een kerk met meerdere ruimten), in Utrecht, Zuid-Holland, Drente, Overijssel, Gelderland, en het Gooi. 3. Dwarshuizen, in een groot deel van Noord-Brabant en Limburg. * De cijfers tussen de haakjes geven de noten weer welke op het eind van het artikel zijn afgedrukt.

10


Naast deze drie hoofdgroepen kennen we nog twee kleinere groepen n.l. in westelijk Noord-Brabant de Vlaamse schuurgroep en in Zeeland de Zeeuwse schuurgroep. In dit artikel concentreren we ons op de drie hoofdgroepen, in dit kort bestek zou het te veel worden om de ontwikkeling van de twee kleinere groepen te behandelen. Hieronder volgen de plattegronden van het boerderij-type uit Friesland en dat van Limburg:

iĂŻ~"f

1—

1 5 1 ^ 2

4

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.

Woonruimte Koeien Paarden Tasruimte Dors Melkkelder Berging Bakoven

_ 1 .1 i-

.

6 1

Plattegrond 1

Platte^ond

2

Plattegrond 1 geeft de Friese boerderij weer, het zogenaamde kop-hals-romp type. In de kop vinden we de woonruimte, in de hals de keuken en bedrijfsruimte als overgang naar de schuur (romp). Deze boerderij behoort tot de Friese huis-groep door de volgende kenmerken: 1. de tas (ruimte voor hooi en oogst) neemt in het grondvlak de centrale plaats in; 2. de koeien staan in boxen met de koppen naar de buitenmuur gekeerd; 3. in de gebint-constructie vinden we dekbalken. Hieronder volgt een tekening van het dekbalkgebint (2):

Als we het over gebinten hebben, dan spreken we over de bouwconstructie van de stal; hierin vinden we de opzet van de constructie duidelijk terug. Een gebint ontstaat als stijlen (rechtop staande palen in het grondvlak) met behulp van dwarsbalken met elkaar worden verbonden. Hierboven zien we dat de dwarsbalk op de kop van de stijlen is gelegd, we spreken dan van dekbalkgebint. Op de gebint-constructie kom ik later terug. Il


Plattegrond 2 geeft de Limburgse boerderij weer De zgn gesloten hoeve Deze boerderij behoort tot de dwarshuizen omdat de bednjfsgedeelten dwars op elkaar zijn gegroepeerd Vanuit de koestal in een afgesloten ruimte komen we opnieuw in een afgesloten ruimte in de paardenstal De tekening geeft weer dat alle ruimten rondom een binnenplaats zijn gegroepeerd Deze twee voorbeelden geven ons een indruk van de algemene kenmerken van de hoofdgroepen 1 en 3 zoals hierboven weergegeven Een bekende variant van 1 >s de \oord-Hollandse stolp, de woonruimte en bedrijfsruimten vinden we alle onder een dak Groningen kent zo ook zijn eigen variant, een groot voorhuis met daarachter de schuur, soms met twee tot drie schuren naast elkaar Doch alle varianten nebben dezelfde gemeenschappelijke kenmerken behorend bij de Friese huis-groep Zo zijn er OOK varianten op hoofdgroep 3 te noemen, doch ook deze behoren tot de dwarshuizen, met als gemeenschappelijk kenmerk de op zichzelf staande ruimten naast elkaar op een rij gelegen en verbonden door het dak Een variant is b v een brabantse langgevei-boerdenj, ze heeft een rechthoekige plattegrond met stal en deel dwars op de lengterichting van het bouwwerk We zijn nu op het voor ons belangri|ke punt aangekomen namelijk de nallettuizen (hoofdgroep 2) Net zoals in de twee voorgaande hoofdgroepen Kunnen we ook gemeenschappelijke kenmerken aangeven voor de hallehuizen 1 de ruimte binnen de muren is in drieĂŤn geleed, we spreken dan ook van een dnebeukige ruimte, 2 bij het samenvoegen van de stijlen en dwarsbalken tot gebinten wordt de ankerbalkconstructie toegepast, 3 de koeien staan met hun kop naar de deel gekeerd Hieronder de tekeningen van de plattegrond van het hallehuis en de gebint-constructie (3)

stal Tek.2

Tek.3

1

2

^,

In tekening 3 zien we dat de dwarsbalk door de stijlen heen steekt en daarachter is verankerd met een of twee wiggen Ankerbalkgebinten vinden we ook in onze provincie Over de ankerbalken worden stammetjes gelegd als zoldering en hier tast men het hooi of de oogst op Met deze constructie heeft men onder het dak meer ruimte In de boerderijen met dekbalkgebinten (zie hierboven) wordt de oogst altijd op de bodem opgetast 12


We vinden hallehuizen ook in de Lopikerwaard Maar is dat altijd al zo geweesf Veel IS hier met van bekend Uit opgravingen is gebleken, dat reeds in de voor-Romeinse, Romeinse en Frankische tijd bewoning in de Lopikerwaard heeft plaatsgevonden Dit bewonen gebeurde op de natuurlijke ,,hoogten" langs de IJssel (Eiteren-IJsselstein Haastrecht), ook de hoogten langs de vroegere veenrivier - c q zijtak van de Rijn - de Lopikerwetenng, zouden tot bewoning hebben gediend Tot de 1 Ie eeuw moet men zich de Lopikerwaard voorstellen als een moerassig gebied, begroeid met o a wilgen, populieren, berken en net, doorsneden door enkele veenriviertjes (4) In de lie en I2e eeuw vonden de grote ontginningen plaats We zijn nu op het punt aangekomen, dat er in onze streek boerderijen gebouwd moeten zijn Er is daarvan niets meer te vinden om aan te kunnen tonen dat er al hallehuizen werden gebouwd Gaan deze gebouwen terug op nog vroegere tijden'' Men weet dit nog niet Het is wel bekend dat in de late ijzertijd een huisvorm ontstond waarbij mens en dier onder een dak kwamen in Noord-West Europa (5) In de 4e eeuw voor Christus vinden we op Fnes-Groningse klei een 3-beukig type (hallehuis) Bij archeologische onderzoek op De Bult bij het Haagse Rijswijk trof men een aantal boerderijtjes aan, daterend uit het begin van onzejaartelling Het dneschepige boerderijtype domineerde Het zal daar omstreeks het begin van de jaartelling geïmporteerd zijn door Friese kolonisten uit Noord-Holland of het Noordnederlandse terpengebied, een hypothese die door het in Rijswijk gevonden ,,inheemse" aardewerk gesteund wordt Dezelfde huisvorm kwam ook voor in de omgeving van Vlaardingen en Schiedam Er werden echter ook andere plattegronden gevonden zoals b v die van HaamstedeBrabers, te vergelijken met plattegronden uit Spijkenisse, Poortugaal en Ouddorp welke geen spoor van drieschepigheid vertonen (6) laten we teruggaan naar de grote ontginningen van de 11e en 12e eeuw De Lopikerwaard was in die prille tijden in eigendom van de geestelijke overheid — zetelend in Utrecht (o a Kapittels van St Marie en St Maarten) Deze overheid ging ontginningsovereenkomsten aan met de zogenaamde Copers, dit waren groepen verwanten of gezellen, of individuen die het land kochten om zelf weer te verhandelen De overeenkomsten werden „copes" genoemd, dit is nog terug te vinden in de naamgeving van de dorpen Benschop (Bens-Cope) en Willeskop (Willes-cope) Bij deze ontginningen dienden de Hollandse IJssel en de Lopikerwetenng als basis De ontginningen vonden plaats in ,,slagen" van ± 1200 meter loodrecht op deze ontginningsbasislijn, de kavels hebben een breedtemaat van ± 30 meter Aan het emde van de slag werd een hulpdijk aangelegd Deze kaden zijn nu nog in de vorm van bosschage-stroken en wegen in het landschap zichtbaar Na de ontginningen was een groot deel van de landerijen in gebruik als weidegrond, maar ook het gebruik t b v grienden, akkers (hop, haver en hennep) was van oudsher met gering Vooral de hennepteelt (touwfabricdge) heeft zijn sporen in het landschap achtergelaten in de vorm van ,,Rooten" - brede sloten, aan beide zijden dicht beplant met knotwilgen, essen en elzen De periode van 1300-1450 wordt wel eens de periode van de grote sterfte genoemd Er was een agrarische depressie, er kwamen overstromingen, de dijken werden waarschijnlijk slecht onderhouden, omdat er gebrek aan arbeidskrachten was en omdat er onvoldoende geld was Dat de oorzaak van de overstromingen een gevolg was van klimatologische omstandigheden is erg onwaarschijnlijk (7) Deze periode zal zeker van invloed geweest zijn op onze streek Daarbij moeten we de 13


grensconflicten tussen de hoge heren van Holland en Utrecht niet uitvlakken. Niet alleen IJsselstein werd oorlogsslachtoffer, maar ook vele boerderijen op het platteland gingen in de strijd verloren. Zijn er nog veel oude boerderijen in de Lopikerwaard? We vinden er (nog) heel wat, enkele uit de 16e eeuw zijn voor ons nog bewaard gebleven, heel wat meer uit de 17e en 18e eeuw. Veel boerderijen vinden we terug op de kavels gesitueerd aan de weteringen, b.v. Benschop, Lopik, Cabauw. De oudste boerderij in dit gebied staat te Benschop en draagt het jaartal 1561 op een gevelsteen.

Benedeneind 279, Benschop Op de foto ziet U deze boerderij. Het groen van de bomen ervoor maakt het ons moeilijk alle details te zien, mocht U in de gelegenheid zijn er naar toe te gaan dan moet U eens op het volgende letten. We zien boven de deur- en raampartijen bogen, we noemen deze ontlastingsbogen (ze ontlasten de deur- en raampartijen). In deze bogen zien we gotische driepasversieringen, hetgeen erg bijzonder is. Om U een idee te geven volgt hieronder een tekening.

Tek. 4 14


Men heeft in de loop der tijden echter het een en ander veranderd aan het uiterlijk van de boerderij Zo zien we grotere (zesruits) schuiframen met erboven een fries aangebracht Waarschijnlijk heeft men vroeg in de 19e eeuw het uiterlijk veranderd Hieronder een tekening van een fries

\\\\\\\\\M'' 1 -WUIII-II-II \\\\\\\\\

nnflnnif 1 ' ' WAuuU / / /f/ 1J u n/ /n/ / /11l A v A n n n 1 ^ r l i l WWWWl 1 1 WUIIlJlllJ Links op de foto kunnen we nog net driehoekjes in het metselwerk onderscheiden, we noemen deze vlechtingen In sommige boerderijen gebruikt men een andere kleur steen om het geheel decoratiever te doen uitkomen Het woongedeelte van deze boerderij bestond uit een groot voorhuis van 7 bij 9 meter met aan de ene zijde de kaaskamer en aan de andere zijde een zijvertrek met achter gelegen bedsteden en bergruimte boven een overwelfde Kelder De hoofdconstructie van de bedrijfsruimte wordt gevormd door ankerbalkgebinten, waarvan de stijlen zeer ver (7 30 m) uit elkaar staan De bedrijfsruimte heeft een grote zoldering, evenals zoveel andere boerderijen uit deze streek Waarom is er zoveel ruimte'' Het hooi behoefde er niet opgeslagen te worden, want daar had men kapbergen voor Als enige oorzaak voor de grote ruimte zou men de oude hennepteelt (touw) moeten zien Door overstroming ging ae hennepteelt hier verloren, later kon men de hennepteelt niet meer van de grond krijgen door de concurrentie van het buitenland Aan weerskanten van de deel lopen de voergoten als grens van de plaats van de koeien, die thans door een bakstenen rollaag van de groep (mestgang) worden gescheiden Deze liep oorspronkelijk tot de lage zijgevel, waarin nu nog mestluiken aanwezig zijn In latere tijden kwamen er deurtjes in de achtergevel en vervolgens van de brede groep afgenomen kruipaden in gebruik Een vlierinkje (til genoemd) overdekte de standplaats voor de koeien 's Zomers diende het achterhuis tot dagverblijf en kookte men in een schouw (naast staldeur en pompbak), verlicht door een groot raam De standplaatsen werden schoongemaakt en met grind bestrooid, men hield zich bezig met de kaasmakerij Het houtwerk werd gewit of rood gesausd en de deel door rietmatten van de zijbeuken afgescheiden Hieronder volgt de plattegrond van zo'n type boerderij als hierboven beschreven, men noemt het een voerdeeltype (vanwege brede deel en de functie ervan)

Woonruimte, een deel ervan is kaaskamer Koeien Paarden Tasruimte (in kapberg) Deel Melkkelder, erboven opkamer Berging, erachter slaapruimte Schouw (tegen brandmuur) PlatteÂŁTond

3 15


Oorspronkelijk lag de stal direct achter de brandmuur, later heeft men de keukenruimte afgescheiden van de stal. Deze ruimte kan per boerderij verschillen. Bij andere oude boerderijen treffen we op de plaats van het zijvertrek een spoelkeuken aan. Een andere boerderij uit Benschop van hetzelfde type ziet U hieronder.

Dorp 181a, Benschop Ook hier het woongedeelte en bedrijfsgedeelte onder een dak. Het is een boerderij uit de 17e eeuw, met mooie muurankers en enig beeldhouwwerk. De boerderij is bepleisterd. Ook deze boerderij heeft enige veranderingen ondergaan ten aanzien van deurpartij en ramen, ook het ijzeren hekje van het trapje is niet oorspronkelijk. Wat opvalt is dat de luiken met diefijzers nog aanwezig zijn. Links van de voordeur zien we een bekend element uit deze streek het zogenaamde zonnerad, het heeft hier als doel een luchtgat af te sluiten. Hieronder volgt een tekening ter verduidelijking. We treffen dit element soms op bijschuren e.d. aan, soms als reliĂŤf, soms uitgesneden in hout.

Tek. 6

Op deze foto zien we de zijkant van de boerderij. Doordat er een hoog raam in de buitenmuur is aangebracht moet hier het neten dak plaatselijk opgolven, dit onderdeelis 16


bij de afbeeldingen op de landmeterskaarten van ± 1600 aan ook geregeld waar te nemen (8). Ook hier zijn de ingangspartij en het raam vernieuwd. Achter deze partij vinden we de woonkeuken. Het trapje naar de voordeur is er niet alleen voor de deftigheid, maar ook voor noodgevallen zoals de overstroming van de wetering. Vooral in vroegere tijden kwam dat nog als eens voor, toen de bemaling nog niet zo goed geregeld was. Wat voor varianten van het hallehuistype vinden we nog meer afgezien van het bovengenoemde? We zagen dat de twee besproken boerderijen een rechthoekige plattegrond bezaten. We kennen er nog twee met hun eigen plattegrond: n.l. een variant van het hallehuis met een L-vormige plattegrond, en een variant met een T-vormige plattegrond (soms ook krukhuis genoemd). Hieronder volgen de plattegronden. L-vormige plattegrond, uitbouw aan één kant, één hoge zijgevel.

B ' Plattegrond 4

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.

Woonruimte Koeien Paarden (soms in bijgebouw) Tasruimte (in kapberg) Deel Melkkelder, erboven opkamer Berging, erachter slaapruimte Schouw 17


T-vormige plattegrond, uitbouw aan twee kanten, twee hoge zijgevels. 1. Woonruimte 2. Koeien 3. Paarden (soms in bijgebouw) 4. Tasruimte (in kapberg) 5. Deel 6. Melkkelder, erboven opkamer 7. Berging, erachter, slaapruimte 8. Schouw

Plattegrond

Ook hier zijn de plattegronden schematisch weergegeven, per boerderij is er verschil. De ene heeft wel een gang vanaf de voordeur, de ander niet; bij de een is de woonkeuken als hierboven, bij de ander neemt deze alleen een hoekgedeelte van de stal in beslag. Als voorbeelden heb ik enkele boerderijen uit de omgeving van IJsselstein genomen.

;#j^^HiB^ :_- ..'t!' ^^ /^';:=7--v.,!--,)•]-,

^^'l^i^

'«-''V"»'::r;-"**:'" ' j.-

~

\LJ:

"

-

,

, • -

1^^ .1 .K'^I''"""» H L P

:• „De Meernhoer. N. IJsseldi/k 28.

Op deze foto ziet U een boerderij uit waarschijnlijk de 17e eeuw met een plattegrond. Ik ben heel benieuwd wat er onder de pleisterlaag te zien valt wat betreft het metselwerk, misschien vinden we er wel bogen boven de ramen. De boerderij heeft een heel apart rieten dak, met een kleine opgolving boven het zolderraam. De vensterindeling is goed, we zien van links naar rechts twee zesruits schuiframen, 2 achtruits schuiframen en weer een zesruits schuifraam, de deur is niet oorspronkelijk; het bovenlicht ook niet. De twee ramen aan de linkerkant liggen hoger in de gevel,het geeft al aan dat daarachter de opkamer gelegen is. Onder de opkamer ligt de kelder. Het is ook de kant waar men de boerderij heeft uitgebouwd. Het kan zijn dat de boerderij oorspronkelijk zo is gebouwd, het zou echter ook een verbouwing geweest kunnen zijn. Het typische van deze boerderij is het dak, de daklijn loopt gewoon door. Op onderstaande tekening ziet U het verschil met een andere boerderij, deze vinden we b.v. in Zuid-Holland.

Tek. 7 18


Hier ligt de opkamer ook links, het voorhuis heeft echter een eigen daklijn en is al afgewolfd aan de voorzijde. Zulke afgewolfde daken zien we in de Lopikerwaard heel veel. Een andere boerderij is de IJsselhoef, op de voorgevel staat de naam, een gevelsteen erboven heeft het jaartal 1610 aan met in het midden het wapen.

N Usseldi/k 14

De vensterindeling is hier ook goed harmonisch. De gevel is ook weer bepleisterd, er zijn friezen boven de ramen aangebracht. De luiken met diefijzers zijn nog intact. Linksvinden we ook de opkamer met eronder de kelder. Wat we niet op de foto kunnen zien is dat het rieten dak wolfseinden heeft, afgewolfd is aan de 2 zijkanten. De IJsselhoef is een boerderwij, welke een T-plattegrond lijkt te bezitten, de stal ligt achter het woonhuis aan een kant gelijk, de andere kant is iets uitgebouwd. Het woongedeelte staat dwars op de stal. De ingang is opzij. Een andere boerderij, welke eveneens een T-plattegrond lijkt te bezitten is de „Lampsinshoeve". Ze heeft wel het woonhuis dwars op de schuur staan maar is niet aan twee kanten uitgebouwd. Op onderstaande foto ziet U deze boerderij.

„Lampsinhoeve". Achlersloot 107

19


De gevel heeft een goede vensterverdeling, met mooie luiken en diefijzers. De luiken hebben het zandlopermotief. De deur is niet oorspronkelijk. Links zien we de opkamer, met eronder de kelder. De muurijzers zijn op een geheel eigen wijze gevormd. Boven het kelderraam met staafijzers zien we een fries aangebracht, evenals boven de deur en andere ramen. We zien dat het rieten dak is vervangen door een pannendak, de zijkanten zijn afgewolfd. Op de andere foto van deze boerderij krijgt U een indruk van de hoogte van de zijgevels. Aan deze kant vinden we ook vlechtingen, zoals we ze zagen bij de boerderij gelegen aan Benedeneind 279 te Benschop. We krijgen ook een aardige indruk van het fraaie toegangshek met de naam van de boerderij erin gesmeed. De ouderdom van deze boerderij schat ij op het midden van de 18e eeuw. In 1845 zo lezen we op een steen heeft men de boerderij verbouwd.

Aan de Meerndi/k vinden HP de karaklenslieke Keulerhverden/iiei Hieronder ziel U een foto van het hoerdenil/e Meerndifk 55

20


Het is een eenvoudig boerderijtje, waarvan het dak aan voor- en achterkant is afgewolfd. Het woongedeelte en de bedrijfsruimte liggen onder één dak. Het gehele pand is bepleisterd, hier en daar is er wat veranderd aan de raamindeling. Het geheel is erg schilderachtig. Even verderop ligt ,,Hoeve Sliedrecht". De voorgevel is nog niet zo lang geleden veranderd, men heeft een voordeur in de gevel geplaatst welke er nooit gezeten heeft. De ingang was n.l. altijd opzij. Deze boerderijen dateren (waarschijnlijk) uit de 18e eeuw. Op Achthoven 43 vinden we boerderij ,,Het Klooster", het is een vroeg 18e eeuwse boerderij. De luiken zijn er jammer genoeg niet meer. Het is een prachtige boerderij met hoge zijgevels; het dak is aan de zijkanten afgewolfd. Links van de boerderij vinden we nog het oude bakhuis. Het geheel is bijzonder mooi en in goede verhouding. Nog een kapitaal complex vinden we aan de Parallelweg 2 te IJsselstein. Het woongedeelte staat dwars op de schuur. Er is in de loop der tijden heel wat toegevoegd aan het geheel, en verbouwd. Het lijkt alsof men de boerderij heeft uitgebouwd geheel afhankelijk aan de behoeften van dat moment. Het lijkt ook een overgangssituatie weer te geven, eerst een klein woongedeelte, later wilde men een groter geheel, men breidde het complex uit en zocht naar een verbinding met het bedrijfsgedeelte. Onderzoek zal moeten aantonen hoe dit in zijn werk is gegaan. Het woonhuis heeft nu een 18e eeuws uiterlijk, maar het geheel is nog ouder, in de zijgevel vinden we ontlastingsboogjes en oudere ramen (17e eeuws). Het grote dak bracht de eigenaar ervan tot de uitspraak: „Ik heb een bunder dak boven mijn hoofd".

Parallelweg 2. IJsselsiem

We hebben in het voorgaande kennis kunnen maken met voorbeelden van heel oude boerderijen uit onze streek. Hun bouw heeft de latere bouwers weer geïnspireerd. De latere boerderijen uit de 19e eeuw zijn grootster van opzet, maar hebben dezelfde bouwtrant als de oudere. De boerderijen hebben hun eigen decoratieve elementen. Als voorbeeld dienen de prachtige uitgesneden daklijsten, makelaars (geveltekens), vensters, metselwerk e.d. Hieronder ziet U een tweetal voorbeelden. 21


.Buitenzorg", Achterstoot 78

Makelaar. Aihier^loot 94

22


De daklijst van „Buitenzorg" is bijzonder mooi uitgesneden. De driehoek in de top van de gevel is erg decoratief opgevuld. De makelaar heeft men er naar beneden toe gericht. Op de top zien we een karakteristieke windwijzer. De raampartij in het midden noemen we een drieluik. Op de foto hieronder heeft U nog zo'n voorbeeld, het metselwerk erboven is erg functioneel in het geheel. Hiermee sluit ik mijn artikel af, ik hoop dat U met nog meer interesse langs oude boerderijen zult gaan. Graag houd ik me aanbevolen voor eventuele op- en aanmerkingen, suggesties, aanvullingen, terechtwijzigingen, gericht aan de redactie van dit blad.

^'•»';"',""."">*v:>"»

Aihtersloot 85

Alle foto's bij dit artikel werden gemaakt door J. van Ierland. 23


Noten 1) de typering is van R.C. Hekker, De ontwikkeling van de boerderijvormen in Nederland. Duizend jaar bouwen II (Amsterdam, 1957) 195-316. 2) uit: De benaming van houtverbindingen en constructieve houten elementen bij oude boerderijen, een voorstel tot normahsering; Technische commissie van de Stichting Historisch Boerderij Onderzoek. Arnhem 1973. 3) zie noot 2. 4) de gegevens over de Lopikerwaard verkreeg ik door de welwillende medewerking van de heer D. de Haan uit Lopik; hij is lid van de Werkgroep tot behoud van de Lopikerwaard, waarvan het secretariaat is gevestigd in IJsselstein, Werner von Braunhof 11. 5) R.C. Hekker; zie noot 1. 6) De Romeinen in Nederland, Dr. W.A. van Es. Unieboek n.v. Bussum (1972), 129-138. 7) De agrarische geschiedenis van West-Europa van 500-1850, B.H. Slicher van Bath. Aula 32, 1960. 8) volgens R.C. Hekker, zie noot 1.

literatuur over boerderijen in Nederland: — R.C. Hekker, zie hierboven. — Kaas Post, Ger Dekkers en A.A.C. Maaskant, Oude boerderijen. Deventer 1975. — Kees Post, Het boerenhuis in Nederland, 's Gravenhage 1975. — Jan Jans, Landelijke bouwkunst in Oost-Nederland. Enschede 1967. — L. Brandt Buys, De landelijke bouwkunst in Hollands Noorderkwartier, Arnhem, 1974. Stichting Historisch Boerderij Onderzoek, Schelmseweg 89, Arnhem. Deze stichting heeft als doel: het verrichten van historisch onderzoek van de boerderij in Nederland, aan de hand van een zo volledig mogelijke documentatie, bestaande uit opmetingen, afbeeldingen en beschrijvingen, waarin het uit en inwendig voorkomen en al hetgeen verder voor onderzoek van belang kan worden geacht, wordt vastgelegd. De stichting is ondergebracht bij het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem, waar we, zoals bekend, voorbeelden van boerderijen uit ons land kunnen vinden.

„Utrecht Monumenteel", een afrader door Martijn Vergouw - Amsterdam Het is al meer dan eens gesignaleerd, dat de belangstelling voor het heem, de omgeving waarin men woont, de laatste jaren sterk gegroeid is. Talloze publicaties inzake deze materie zijn er dan ook op de boekenmarkt verschenen. De strekking hiervan is vaak populair-wetenschappelijk teneinde een groot lezerspubliek te bereiken. De interesse die bij het publiek gewekt is, is een verheugend verschijnsel en kan velerlei aktiviteiten ten gevolge hebben. De aktiviteiten, die de Historische Kring IJsselstein in dezen ten toon spreidt en stimuleert zijn een sprekend voorbeeld. Er schuilen echter ook gevaren in een te grote popularisering vooral wanneer een onverwoestbaar enthousiasme niet getemperd wordt door voldoende kritische zin of kennis van zaken. Onlangs kocht ik het boekje ,,Utrecht Monumenteel" met tekst van C. Ippel en foto's van K. Janssen (Uitgave Zomer en Keuning, Wageningen 1978). Door het voorwoord van de Utrechtse Commissaris der Koningin moest ik wel enige verwachtingen koesteren omtrent het gehalte van dit werk. Maar dat viel gaandeweg tegen. 24


Mijn eerste teleurstelling was het ontbreken van een bibliografielijst. Omdat ik weet, dat er meer boeken bestaan over de onderhavige materie (bijv. recent nog „Kijk op Utrecht" door C. de Gooijen, uitgave Elsevier) verwachtte ik, dat in bovenvermeld boekje wel heel aparte en nog niet bekende onderwerpen zouden voorkomen. Het bracht echter geen nieuws en is als zodanig overbodig.

Nu is overbodigheid nog iets anders dan het verstrekken van onjuiste informatie. Ik heb niet alles gecontroleerd maar beperkte me tot het gedeelte over IJsselstein. Dan kom ik tot de volgende onjuistheden c.q. en nauwkeurigheden;

— Pag. 87; Schrijver heeft het over de toren van de N.H. Kerk. „ . . . het geheel met een open koepel (uit 1911) gekroond". a) dit is geen koepel, maar gewoon een kroon. b) niet uit 1911, maar in 1927 uitgevoerd naar een ontwerp van Michiel de Klerk (Amsterdamse School)! In 1911 is de voormalige bekroning (en dat was nog minder een koepel) afgebrand. — Pag. 87; „ . . . Gemeentehuis rond 1700 gebouwd". Dit is pertinent onjuist. Het dateert uit ca. 1560. Toentertijd is het oude gothische raadhuis gesloopt. De schrijver maakt het nog bonter als in het bijschrift van de foto op de volgende pagina opeens weer wordt gesteld, dat het gebouw(tje!) uit de 17e eeuw dateert. — Pag. 88; Bijschrift foto. Op de foto ontwaart men een piepklein stukje van de Benschopperpoort, de toren van de Sint Nicolaasbasiliek en een rij huizen. Dit is geen restant van de oude stadsmuur maar van de ,,gereconstrueerde" stadspoort van Kramm, rond 1853. Van een muur is hier ter plaatse geen spoor meer te bekennen. De schrijver vermeldt een huis met een gevelsteen, maar dit staat niet op de foto. Wél staat er de van 1968-1972 gerestaureerde Sint Nicolaasbasiliek, maar die wordt niet vermeld. — Pag. 90; „ . . . van het enorme kasteel, de grootste maat" (waarvan?) ,,was 53 meter..." Aangenomen dat de auteur een lengtemaat bedoelt is dat niet zo enorm, want de gemiddelde dorpskerk heeft die lengte al. — Pag. 93; Bijschrift bij de foto van de molen „De IJsselsteinse korenmolen . . .". Het betreft hier echter de molen van Montfoort. De molen van IJsselstein moet nog gerestaureerd worden. Nog even enkele opmerkingen over het gemeentehuis. De „boogjes boven de raampjes" zijn voor de schrijver het overtuigende stijlkundige bewijs dat het stadhuis rond 1700 is gebouwd. Nu zijn deze bogen — korfbogen, laat-gotisch in feite —juist een bewijs dat het gebouw tot stand kwam in de overgangstijd van de gothiek naar de renaissance in Nederland rond 1550. Als men het portiek van het stadhuis ziet, het torentje en de gewelven in de raadskelder,dan is er toch niemand die denkt dat dit een barok c.q. rococogebouw is. „Utrecht Monumenteel" is een boek met in elk geval op de pagina's 87-94 veel onjuistc.q. slordigheden. Van een boek van f 18,— met een voorwoord van Commissaris Verdam mag men toch iets anders verwachten?

25


Naschrift Een schrijven van mij aan de uitgever van het boek werd door deze doorgegeven aan de auteur De schrijver drukte zijn vreugde uit over de aandacht die ik aan zijn boek besteedde en hij liet mij weten dat, en ik citeer „door hier minder terzake doende technische oorzaken IJsselstein een wat gehaaste stiefmoederlijke behandeling heeft gekregen" Vervolgens drukte de auteur zijn spijt uit over de door hem geschreven onjuistheden Overigens hebben zowel uitgever als auteur reeds de stellige verwachting uitgesproken dat er een tweede druk van het boek zal verschijnen

Jaaroverzicht 1978 door W.J.A. van Wijk - IJsselstein 1 januari

De Kring start met een ledental van 528

14 februari

Er vindt een herhaling plaats van een dia-voorstelhng over oudIJsselstein, welke reeds 3x een volle zaal had getrokken m november 1977 Door gebruikmaking van 2 projektoren worden regelmatig vergelijkbare plaatjes getoond in de periode van toen en nu

22 februari

De „Museumraad" wordt opgericht De heren L Murk en R Ooyevaar nemen zitting namens de Historische Kring Zij heeft tot taak op de eerste en tweede verdieping van het Stadhuis tentoonstellingen te houden en een stadsmuseum in te richten

26


1 maart

Tijdschrift nummer 6 komt uit met artikelen over — Gevelstenen en Griffelsleuven — De herbouw van de Kloosterkerk binnen IJsselstein — Het distributiekantoor — Naambordjes bij de monumentale bomen

14 maart

De bekende architect voor monumenten va'n Amsterdam, de Heer H J Zantkuyl, geeft voor 110 aanwezigen een boeiende voordracht over de ontwikkehng van het woonhuis in Nederland

1 april

De H.K.IJ geeft een beschrijving uit van een wandelroute m b t de binnenstad van IJsselstein In één uur tijds krijgt men een goede indruk van de meest markante historische gebouwen en plekjes

15 april

Op korte afstand van IJsselstein is Montfoort gelegen Ruim 60 mensen namen deel aan de door ons georganiseerde excursie De gerestaureerde Commandenje was uiteraard de ,,topper"

30 april

De Heer R J Ooyevaar, die de leiding heeft over de archeologische werkgroep zuid-west Utrecht, houdt open huis Deze openstelling geeft de kans om een grote verzameling archeologische voorwerpen, die uit deze streek afkomstig zijn, te zien

13 mei

BIJ de Familie De Wit te Achthoven wordt wederom een demonstratie van het maken van kaas op de boerderij gegeven

23 mei

De Gemeenteraad van IJsselstein accepteert het voorstel van de H K IJ , de straten in de nieuwe wijk Achterverld te vernoemen naar typisch IJsselsteins handwerk, n 1 de hoep- en mandenmakerij ,,Dissel" en ,,Haanderik" zijn de namen voor de eerste fase

1 juni

Een nieuwe uitgave van het tijdschrift laat zien hoe je je eigen stamboom kunt opzetten, vertelt van de begrafenis van zigeunerkoning Peter Petaio, die 40 jaar geleden in IJsselstein stierf, en van de grienden, de hoepelmakerij en mandenmakerij in onze streek

17juh

Op initiatief van de Kring worden door de Gemeente bordjes geplaatst bij de monumentale bomen in de binnenstad Daarop staat vermeld de latijnse naam, de nederlandse naam en de leeftijd van de boom

28 augustus

„De IJsselluyder" heet de hennnermgsmunt welke geslagen is bij gelegenheid van de vele hoogtepunten, welke in september zullen volgen

31 augustus

,,Van Octrooi tot Restauratie" is de titel van een door de Heer J G M Boon geschreven boekje bij gelegenheid van de officiële opening van het gerestaureerde Stadhuis 27


1 september

De architect R Visser uit Schoonhoven opent onze achtste uitgave met een artikel betreffende de restauratie van het Stadhuis, die onder zijn leiding plaats vond De werkgroep „Oude Ambachten" geeft een tweede aflevering over de grienden, hoep- en mandenmakerij

2 september

Z E Staatssecretaris Wallis de Vries en de Commissaris van de Koningin in de provincie Utrecht Prof Verdam verrichten de officiĂŤle opening Op de twee verdiepingen in hetzelfde gebouw start de tentoonstelling van de werkgroep ,,Oude Ambachten" en van 15 in IJsselstein woonachtige kunstenaars Deze tentoonstelling is dagelijks geopend tot 18 september Zij trekt duizenden bezoekers In het kader van de september-aktiviteiten heeft onze Kring een wandelpuzzeltocht samengesteld

16 september

Een der laatste hoep(el)makers van Nederland demonstreert het maken van hoepels voor vaten en tonnen voor het Stadhuis, terwijl de Schutterij en Gilde uit het Vlaamse Herentals demonstraties geven

23 september

Opening van het Sociaal Cultureel Centrum „'t Fulco"

19 oktober

De Heren G Schut en L Murk verzorgen een dia-avond met voordracht in 't fraaie Stadhuis van Herentals, waar IJsselstein een stedeband mee heeft

30 oktober

Een door de Stichtse Culturele Raad georganiseerde cursus over inhoud en onderzoek van archieven wordt door 15 leden uit IJsselstein gevolgd

18 november

Rondleiding in de N H Kerk, basihek en kasteeltoren voor leden

21 november

Wederom een dia-avond over Oud IJsselstein De 600-ste donateur wordt gehuldigd

22 november

Dia-avond over Oud IJsselstein

1 december

Het tijdschrift van dit kwartaal bevat het slotverhaal over de grienden, een artikel over boerderijen in de Lopikerwaard, een afrader en het jaaroverzicht

31 december

Het ledental is gegroeid tot 615 125 wonen in IJsselstein In Iran woont ons meest verre lid

28


4

Walkade 55

R.I.Z. Lopik B.V. LopikerwegO 36 a Lopik

Tel 03475 - 1380


.te

M ttlj^ . I n. B ^M ffi n n ^ \^M I B B H•1

T

m

i

n

ik

VOORGEVEL

RESTAURATIE

TT

HAVENSTRAAT

- 6 - 7 -

ARCHITECTEN-a.- ADVIESBUREAU

ADRIAANS -

RABOUW B.V.

KLOOSTERSTRAAT 9 - 3400 AB IJSSELSTEIN - T e l 0 3 4 0 8 - 2 0 5 8 en/of 5880

57


no. 10

april 1979

Historische Kring ±3 ^""^

IJsselstein -rAi -^^ t f l / u

Ü tf

.•i4-

^ .

i,

/•

/-r-=.

ff^

•<>.^A fi !

f-'.V.

V ^ » 'T U

V'"

^

A -air^


bouwkundig tekenburo diamanthof

jonkers.

U

ijsselstein

tfn. 0 3 4 0 8 _ 3179

ook voor uw t e k e n w e r k . van enkel tot

detail

kompleet

bouwplan


no. 10

i. J ^ J? "C n |||l^k

april 1979

UITGAVE STICHTING HISTORISCHE KRING IJSSELSTEIN

BESTUUR: Voorzitter: L. Murk, IJsselstraat 24, IJsselstein Secretaris: W.J.A. van Wijk, Kloosterstraat 11, IJsselstein, tel. 03408-3941 Penningmeester: G.C.A. Pompe-Scholman, Kronenburgplantsoen 22, IJsselstein Bank: AMRO-bank IJsselstein, rek.nr. 218400217, gironr. bank 2900

Donateurs ontvangen het tijdschrift gratis (3 of 4 nummers per jaar) en worden op de hoogte gehouden van alle aktiviteiten. Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij mevrouw Miryam Janssen, Voorstraat 23, IJsselstein, tel. 03408-2309. Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de contributie minimaal f 15,— per kalenderjaar. Zij die buiten IJsselstein wonen worden f 5,— extra over te maken in verband met de verzendkosten van het tijdschrift.

Inhoud: Eendenkooien, een kijkje achter de schermen I door J.J.H.G.D. Karelse — IJsselstein De kroon op het werk door P. Siccama — Amsterdam M. Vergouw — Amsterdam

2

1


Eendenkooien, een kijkje achter de schermen I door Désirè Karelse — IJsselstein Eendenkooien zijn voor een aantal onder u waarschijnlijk wel een bekend begrip, maar voor anderen nog steeds iets mysterieus Wat gebeurt er achter de schermen'' Een eendenkooi is niet alleen een bosje met bomen, struiken en een waterplas van waaruit enkele smalle slootjes naar de vangpijpen leiden en waar uiteindelijk de eenden gevangen zullen worden Er zit meer achter deze listige manier van vogels vangen, een heel stukje vernuft en kennis welke een goed kooiker in praktijk weet te brengen Voor een goed begrip van het bijzondere kaïakter van de eendenkooien, is het nuttig eerst het nodige te vermelden ovei eendenkooien in het algemeen Ik hoop u in dit artikel duidelijk te maken wat eendenkooien zijn en wat het belang er van is In een volgend artikel vertel ik U iets over de geschiedenis van de eendenkooien in de Lopikerwaard Algemeen Het kooibedrijf en daarmee de eendenkooi is, zo kunnen we met zekerheid zeggen, een specifiek Nederlands bedrijf, hoewel eendenkooien ook in andere landen voorkomen zoals Engeland, Noord-West Duitsland en Denemarken Toch is het vaak een Nederlander geweest die in deze landen hiermee schijnt te zijn begonnen In Nederland wordt deze manier van waterwildjacht nauwelijks meer toegepast Dat het kooien als jachtmethode wordt aangemerkt blijkt wel uit het feit dat dit in de jachtwet is opgenomen Zoals gezegd wordt de eendenkooi nauwelijks meer in vol bedrijf (vangkooi) aangetroffen, omdat het onwaarschijnlijk is dat de kooiker er nog een volledig bestaan in kan vinden Tegenwoordig worden eendenkooien als een natuurwetenschappelijk, landschappelijk en cultuurhistorisch waardevol element in het landschap gezien Natuurbeschermingsorganisaties hebben dan ook al verscheidene eendenkooien in bezit Landelijk gezien komen de meeste eendenkooien voor in het rivierengebied, maar ook in de polders van Zuid- en Noord-Holland, Overijssel, Utrecht, Friesland en Zeeland en op enkele van de waddeneilanden Ondanks de grote waarde die aan eendenkooien wordt gegeven, worden deze belangen toch vaak bedreigd door diverse aantastingen In de Lopikerwaard liggen nog een tweetal eendenkooien, zij het dat deze nu nog erg vervallen en verwaarloosd zijn Deze eendenkooien zijn het restant van een 30-40 eendenkooien die vroeger in bedrijf zijn geweest De historie van deze kooien zal later nog ter sprake komen Geschiedenis en ontstaan Hoelang het kooibedrijf in Nederland wordt uitgeoefend is niet bekend Wel is het waarschijnlijk dat de eendenkooi in zijn huidige vorm al voor de zestiende eeuw in gebruik was Een van de eerste officiële berichten dateert al van 1550 Bij een decreet, een placcaet, van 20 december 1550, zoals ook die van 30 januari 1604 op 't stellen van Vogelkooyen binnen Hollandt geemaneeit, lezen wij dat „Het vergunnen van Vogelkooyen te mogen opstellen, komt mede bij ons den Prince van de Lande toe" De voorlopers van de eendenkooien waien zeer waarschijnlijk eenvoudige, met netten overspannen, doodlopende waterarmen in moerassen Zo kan men de eenden, tijdens de i uiperiode wanneer deze niet konden vliegen hier indrijven Op deze manier van vangen kwam al snel kritiek en werden bovengenoemde decreten ,,placcaeten" uitgevaardigd 2


tKemijjk) jdvceiA. et Jai^^JsiiOcCoCa. ca/rvUu Oi/c/e prfw/ UI/ hel hoek „Wilde Eendenjacht" ofie Beschnjvinge van de Hollandsche Vogelkoyen van Ryckelsma 1622. Vertaling van het onderschrift: „ Wat kwaak ]e en maak ie de kuif boP Zie, zoo lokt de eene eend de andere in de val onder gesnap. En gaat haar listig voor met zijn voorbeeld en met hedriegehjk gesnater, totdat de honden de aangelokte onder hun ban hebben gebracht".


Later maakte men aan de oevers van grote plassen, peimanente vangpijpen, waarin de eenden niet gedreven maar gelokt werden Door de relatief grote wateroppeivlakte en de vrije keus van de eenden zich op te houden waar het hun uitkwam, ging men er toe over om meerdere vangpijpen aan te leggen om zodoende meer rendement te krijgen In de Biesbos is er zelfs een met 15 vangpijpen gevonden Maar ook dit was niet voldoende effectief Een giote verbetering was dan ook de ontwikkeling van de eendekooien in de huidige vorm Toen begon men om, bij een al of niet gegraven waterplas een aantal vangpijpen aan te leggen De eenden lagen dan steeds voor de vangpijpen en konden op het juiste moment binnen gelokt woiden

Geografie en indeling Globaal kan men zeggen dat de eendenkooien daar liggen of nog terug te vinden zijn, waar zij voor het vangen van waterwild het gunstigst lagen gebieden waai broedgelegenheid, aasplaatsen, rust in het algemeen en afzetgebied voor het gevogelte was Over het algemeen in streken die van nature vaak een lage ligging, resp een hoge waterstand hadden In sommige gevallen weid de kooi opgebouwd uit een achtergelaten veenafgraving zoals in Noordwest Overijssel en het HollandsUtrechts plassengebied In andere gevallen, zoals in het i ivierengebied werd de plas gegraven, met het doel er een kooi te stichten Naar geografische ligging zijn de Nedeilandse eendenkooien in te delen in drie categorieĂŤn a landkooien, b rivierkooien, c zeekooien Binnen deze indeling zijn de kooien te benoemen naar het zwaartepunt van de vangst, namelijk de zomerkooien en de winterkooien De scheidingsdatum is 1 november Een kooi die voor die datum de grootste vangst binnen heeft, is een zomerkooi, een die na 1 november pas de grootste vangst heeft, is een winterkooi Daarnaast verdeelt men de kooien ook wel naar de samenstelling van het tableau d w z de vangst Dan komt men tot de benamingen, blauwgoedkooien en ,,eenden"kooien Onder blauwgoed vallen alle eendensoorten buiten de wilde eend De landkooien liggen voornamelijk in het Fries binnenland, de kop van Oveiijssel Zuid- en NoordHolland en Utrecht De eenden die hier gevangen worden komen uit de omliggende mei en, plassen en poldersloten Wanneer deze 's winters dichtvriezen, trekken de eenden weg, waardoor de vangst logischerwijs eindigt Landkooien zijn dus zomerkooien en omdat de wilde eend de meest voorkomende soort is in deze gebieden, zijn deze kooien dan ook tegelijkertijd ,,eenden"kooien De rivierkooien zijn gelegen langs de grote rivieren, zoals de Rijn, Maas en Waal Wanneer het water van de binnenlanden en polders afkoelt en soms bevriest, zoeken de eenden het relatief warmere nvierwatei op, het gevolg is dat de iivierkooien vaak pas na 1 novembei in vol bedrijf kunnen gaan werken Rivierkooien behoren dus tot de winterkooien en zijn ook ,,eenden"kooien De zeekooien, de kleinste groep, bevinden of bevonden zich om en nabij de kusten van Groningen, Friesland en Zeeland, vroeger ook langs de Zuiderzee en nog steeds op de Waddeneilanden Deze kooien zijn vooral op trekeenden aangewezen Wat betekent dat deze kooien hun hoogtepunt in de vangst meestal hebben voor 1 november, waai door ze tot de zomerkooien gerekend mogen worden Sommige zeekooien zijn ,,eenden"kooien andere juist blauwgoedkooien Dit hangt veelal van de omvang en samenstelling van de stal (de eenden die altijd op de kooi aanwezig zijn) af

Het belang van eendenkooien In het oude landschap bleef de harmonische samenwerking tussen het natuurlijke gegeven en de 4


menselijke beïnvloeding meestal bewaard Vandaag de dag is dit wel anders Door oprukkende stadsuitbreidingen, rationalisatie in de landbouw, aanleg van wegen, wordt het landschap behoorlijk aangetast Dit geldt ook voor de eendenkooien, denk hierbij aan de al eerder genoemde bedreigingen die deze te wachten staan of reeds al hebben plaatsgevonden en waardoor er eendenkooien verdwenen zijn Zo ook ging de traditionele samenhang van functies verloren door de nieuwe, revolutionaire eisen van de nieuwe tijd met als gevolg, aftakeling, zonder dat er nieuw evenwicht gevonden weid Daarom zouden we, en daar is men ook al toe gekomen, moeten komen tot een nieuwe waardering van het landschap en de elementen die hierin voorkomen Een herwaardering die steunt op landschappelijke, natuurwetenschappelijke, recreatieve en vooral stieek-cultuurhistonsche overwegingen Om hierdoor niet alleen conservering van het oude zoveel mogelijk te waarborgen, maar ook nieuwe funkties en daarmee samenhangende nieuwe wijze van beheer te geven Naar aanleiding van het bovenstaande kunnen aan de eendenkooien de volgende ,,nieuwe" funkties en belangen woiden toegekend, namelijk 1 landschappelijke, 2 natuurwetenschappelijke, 3 streek-cultuurhistorische, 4 recreatieve-educatieve, 5 economische Landschappelijke betekenis Naast de nederzettingen en de oudere buitens, vormen de eendenkooien één van de oudste antropogene (door de mens ingebrachte) elementen in het landschap Van deze elementen hebben sommige, eeuwenlang standgehouden en voor het behoud hiervan dienen wij op het ogenblik zorg te diagen Ook de toen aangelegde eendenkooien zijn nu in vele gevallen nog bepalend voor het landschap Het kooibos dat tot primair doel had visuele en acoustische funkties te vervullen, wordt nu gewaardeerd als belangrijk landschapselement In de Lopikerwaard liggen de kooien en de kooirelicten in een vaak open polderlandschap Van nature is hier vaak weinig begroeiing met houtgewas Hiervooi geldt dus een belangrijk visueel en esthetisch motief om ze in stand te houden Natuurwetenschappelijke betekenis Om diverse redenen zijn eendenkooien van natuurwetenschappelijke waarde Vooral van de kant van de onderzoekers wordt hierop gewezen In eeiste instantie denk ik bijvoorbeeld aan het nngonderzoek, daarnaast het vegetatiekundig-onderzoek maar ook voor andere onderzoeksgebieden zijn de kooien van belang In ecologische betekenis t b v de biologische regulatie en stabiliteit in een gebied vormen de eendenkooien een belangrijk onderdeel Naar de aanwezigheid van zoogdieren in en om de kooi is zeer weinig onderzoek verricht, toch kan men zeggen dat haas, mol, bunzing, wezel, hermelijn, soms reewild e a de meest voorkomende dieren zijn De eendenkooi is in eerste instantie bestemd voor eenden, zij het dan niet altijd met een heilzaam doel Wel gezegd moet worden dat de vangsten geen nadelige invloed hebben op de eendenstand Het is zelfs zo dat de kooien belangrijke broedgebieden zijn voor eenden Ook voor andere vogels zijn de kooien en de omliggende gronden, als broed-, verblijf- en voedselplaats, van betekenis Te noemen zijn o a reiger, loek, aalschover, roerdomp maar ook roofvogels en veel weide- en moerasvogels komen hier regelmatig voor Het belangrijkste element van veel kooien is het kooibos Vaak is dit bos vrij natuurlijk ontwikkeld, de kooikei greep meestal alleen in als het hem stoorde in zijn broodwinning Te hoge bomen bijv 5


bemoeilijken het invliegen. In Noord-West Overijssel komen nog enkele mooie elzebroek en moerasbosachtige „oerbossen" voor.

Eenden op de kooiplas

Cultuurhistorische betekenis Een belangrijk motief hiervoor ligt in de oorsprong van de kooien, ze zijn typisch Nederlands, spelen al zo'n 700 jaar mee in de landschapsontwikkeling en jachtmethoden. Vandaai dat juist internationaal gezien, onze verantwoordelijkheid erg groot is om deze cultuurhistorische monumenten in stand te houden. Ook in de toponymie hebben de kooien als achtergrondwoord duidelijk meegespeeld. De naamgeving van bepaalde dorpen, gehuchten, streken of kavels stammen duidelijk van de naam kooi af, zoals kooihuizen, kooiwaard, kooiakker, kooikamp, kooibos e.d. Ook in de naamgeving van families is de eendenkooi als oorsprong in deze naam te herkennen. Te noemen zijn kooiman{s), kooistra en kooiker.

Recreatieve-educatieve betekenis De eendenkooien kan geen grote recreatieve funktie worden toebedacht vanwege de rust die hier zo belangrijk wordt geacht. Toch wordt een aantal kooien hiervoor gebruikt en is hier speciaal voor ingericht als z.g. bezoekerskooien. Hier worden excursies gegeven waarbij de bezoekers geïnformeerd worden over het kooibedrijf of één aspect van de kooien zoals de vegetatie of het vogelleven. Er is hierbij een voorlichtende functie in het belang van de bezoekers. Het belang voor de jacht is enorm groot, alhoewel vele jagers hier wel tegen in zullen komen. Ze zouden misschien niets liever zien dan dat alle eendenkooien zouden verdwijnen. Maar volgens mij hebben zij ongelijk en vooral hebben zij dat, als zij aan onze inlandse eendenstand denken. Juist de kooien bieden uitstekende broedmogelijkheden, mede door plaatsing van broedkorven. 6


Broedkorf

Economische betekenis Hoewel de kooien die vangen „om het gewin" zeer sterk teruglopen, bestaan er nog een aantal kooien die een redelijk bestaan opleveren voor de kooiker. Zoals mij is verteld zouden dit er nog vijf zijn, naast een aantal dat mede nog een ander beroep uitoefent om tot een redelijke bestaanszekerheid te komen. Niet alleen de eendebout maar ook de veren kunnen nog in beperkte mate worden afgezet. De eendebout aan de poelier, de veren worden verkocht om te worden gebruikt bij de forellenvangst in Engeland. Vroeger waren de veren ook van waarde voor de Franse hoedenmakerij. Overigens zal deze funktie in de toekomst nauwelijks meer een rol spelen, zowel wettelijk als economisch wordt het moeilijk om dit beroep nog goed en rendabel uit te kunnen oefenen. Waarbij ik wil aantekenen dat in wezen hier een stukje levende cultuur verloren gaat. Bedreigingen en aantastingen Op 20 augustus 1929 werd de „Vereniging tot Behartiging van de Belangen bij het Eendenkooibedrijf', kortweg ,,Nederlandse Kooikersvereniging"genoemd, opgericht. Momenteel telt de vereniging ruim 100 leden. Ze houdt de leden op de hoogte, bijv. voor wat betreft de gang van zaken rondom wettelijke regelingen, bemiddelt in conflicten die kunnen optreden bijv. tussen kooikers en boeren en jagers of bij problemen in het kader van ruilverkavelingswerken en organiseert één keer per jaar een ledenvergadering waar de belangrijkste zaken besproken worden. In 1929 opgericht om de rechten en belangen van de kooikers duidelijk te verdedigen, daar toen en zeker later in de tijd van diverse kanten hevige kritieken op de vangsten en vangmethoden van de Nederlandse kooikers kwamen. Tijdens een conferentie van de Internationale Commissie voor Vogelbescherming in Uppsala, in 1952, werden voor de eerste maal in de geschiedenis, de gemiddelde vangstcijfers van een vijftigtal eendenkooien bekend gemaakt, hetgeen zowel positieve als negatieve reakties opleverde, in de tijd 7


werd er op emotionele gionden tegen de eendenkooien erg geageerd Hoewel deze kritiek gaandeweg is geluwd zou het nog elf jaar duren voordat de Internationele Vogelbescherming officieel uiting gaf aan haar mening dat de Nederlandse eendenkooien niet meer als nadelig voor de eendenstand konden worden gezien Na deze officiĂŤle erkenning in 1963 betekende het evenwel niet dat de Nederlandse eendenkooien uit de gevarenzone waren gebracht Want na de prettige berichten uit het buitenland, kwamen er minder prettige ontwikkelingen in eigen land In de jaien dertig heerste er grote werkloosheid, tengevolge waarvan allerlei weikvoorzieningsplannen werden uitgevoerd Ter bestrijding hiervan, maar ook ter verbetering van de agrarische bedrijfsvoering werden er herontginningsplannen en ruilverkavelingsplannen ontworpen Veel ruilverkavelingen hebben verscheidene eendenkooien aan hun eind geholpen Enkele hedendaagse bedreigingen en aantastingen t o v de eendenkooien kunnen zijn a werkzaamheden ten behoeve van ruil- en herverkavelingen, b maatregelen op het gebied van de waterbeheersing, c rustverstoring en afkoop van het afpalingsrecht, d ontsluitingswerken en onttrekking van voedselgebieden Deze en nog andere zaken zijn met voorbeelden aan te tonen Ook in de Lopikerwaard spelen enkele van deze zaken Ik denk hierbij aan de ruilverkaveling die enerzijds de twee eendenkooien meer bescherming geeft, door de vorming van polderreservaten maar anderzijds voor bedreiging zorgt door aanleg van wegen en nieuwbouw van boerderijen in de nabijheid van de eendenkooien De bezwaren hiertegen zijn de rustverstoring, visuele en landschappelijke aantasting en eventuele inbreuk op het afpalingsrecht Een andei punt dat hierbij komt is het beheer van de beide kooien Deze werden door de voorlaatste eigenaar (Stichting Beheer Landbouwgronden) niet of nauwelijks meer ondeihouden en de kooien zijn nu dan ook erg vervallen en vermeld Het Staatsbosbeheer is als nieuwe eigenaar begonnen met het opknappen en restaureren van de kooien Zodat deze per 1 april 1979 aan de wettelijke eisen zullen voldoen

Het kooibedrijf — kooiopbouw, vangmethoden en afpalingsrecht Na eerst de meer algemene gegevens en andeie zaken genoemd te hebben wil ik nu komen tot de eigenlijke beschrijving van het kooibedrijf en hoe het geheel in zijn werk gaat met eenden, hond en kooiker die zelf met handigheid en vakmanschap probeert de vangst zo groot mogelijk te houden

Kooiopbouw, indeling en naamgeving Een eendenkooi bestaat uit een vrij ondiepe, hetzij natuurlijke dan wel gegraven waterplas, ter grootte van een tot vier hectare, kooiplas of wed geheten De oevers van het wed zijn begroeid met net, wilgen en andere struikvormende houtsoorten, die de aan de kant zittende vogels een goede beschutting kunnen bieden De breedte varieert van 2,5 tot 25 meter Deze oevers d w z die delen die binnen de netschermen zijn gelegen worden ook wel sating of saadt genoemd (zie tekening) De gedeelten van de oever die tussen de vangpijpen in liggen worden borst en achter-borst genoemd Langs deze oevers werd vaak, van driejarig griendhout, een beschoeiing gevlochten en kreeg men de zogenaamde horren Aan de vier hoeken van de kooiplas bevinden zich de vangpijpen of kelen (Brab ) ook wel hoerden (Frl) of hutten (Ov ) genoemd Het zijn half gebogen slootjes die beginnen met een breedte van ongeveer 5 meter, waarna deze smal uitlopen tot ongeveer 1 meter Waar deze licht glooiend oploopt in een, eerst drassig en langzaam verlandende strook land van 75 cm , aan het uiteinde bevindt zich de val, spiegel of vangkorf, waarin de eenden gevangen worden 8


Situatieschets eendenkooi


Zonodig bevinden er zich in de vangpijp ook nog 1 tot 3 valluiken waarmee de kooiker de vangpijp kan afsluiten, waardoor de eenden niet meer terug kunnen naar de kooiplas. De vangpijpen zijn boogvormig afgedekt met gaas of netten, zodat de eenden als zij eenmaal in de vangpijp zijn gelokt er niet uit kunnen vliegen. De gebogen vorm van de vangpijp is nodig omdat de eenden op de plas het vangapparaat dan niet kunnen zien, de kooiker noemt dit ,,blind".

Vangpijp gezien vanaf de wal

Vlakbij de val staat nog een gevlochten ring van griendhout, het spartelhokje of verzamelkorf, waarin de eenden na de vangst verzameld worden. De gehele kooiplas maar ook de vangpijpen zijn door 2 meter hoge rietschermen omgeven. De kooiplas wordt hierdoor aan het gezicht onttrokken, maar omgekeerd blijft er voor de vogels (eenden) een min of meer natuurlijke rust heersen. Bij de vangpijpen staan de rietmatten als losse schotten in een hoek van 30 graden opgesteld, zodat deze vanaf de kooiplas als ĂŠĂŠn geheel overkomen. Maar de kooiker zelf heeft wel zicht op de kooiplas en de vangpijp. Evenwijdig hierlangs staat weer wel een rietscherm waarachter de kooiker kan lopen, zonder gezien te worden en de rust te verstoren. Het waarom van deze opstelling zal nog later ter sprake komen. Verschillend van kooi tot kooi zal er ook nog een kooikershuisje op het terrein staan. Het is een soort schuurtje, maar wel degelijk van steen en hout en het dak rietgedekt. Waar de kooiker eventueel in kan overnachten en de benodigde gereedschappen in kan bewaren. Ook kunnen er tijdelijk de eenden in worden opgeborgen. Om de kooi heen bevindt zich vaak nog een kooibos, bestaande uit elzen, wilgen, eiken, iepen, essen, populieren e.d. Sommige delen hakhout t.b.v. het geriefhout. Als struiken vindt men er o.a. meidoorn, vlier, esdoorn, wilde roos en liguster. Dit bos zorgt voor voldoende beschutting, rust en luwte op de kooiplas, maar is daarnaast een goed broedgebied voor de vogels. 10


Vangmethoden De meeste kooikers zullen twee keer per dag kooien, 's morgens ongeveer twee uur na zonsopgang als de vogels op de plas tot rust gekomen zijn en in de middag als ze zich langzaam gaan opmaken om weer naar het open water te zwemmen. Voor het goed functioneren van een kooi moet allereerst een behoorlijke wilde stal of vliegstal aanwezig zijn. Dat is een groep van 1000 vogels, bestaande uit zuiver wilde eenden, talingen, smienten die weten wat ze te wachten staat. Het zijn afgekooide vogels, die vaak net niet gevangen zijn geweest en na nog één of twee van die ervaringen te hebben opgedaan, zich nooit meer laten vangen. In de loop van de avond vliegt deze wilde stal uit en fourageert 's nachts al naar gelang het seizoen op granen, krielaardappelen, eikels e.d. Tegen de ochtend komen ze weer terug in gezelschap van de eenden die ze op de aasplaatsen hebben ontmoet. De eenden die op de trek zijn zullen vanzelfsprekend door de op de kooiplas verblijvende vogels worden aangetrokken en invallen. De wilde stal eenden zal op de plas en in de oevers rondom blijven maar zich niet in de vangpijpen wagen. Juist de nieuwkomers probeert de kooiker te vangen. Hij doet dit met behulp van de tamme stal of lokstal, enkele tientallen tot honderden lokeenden, die rustig de vangpijpen inzwemmen, zodra de kooiker zich met voer en hondje vertoont. Deze tamme stal bestaat uit grauwe of bonte kwakertjes, eendjes die wat kleiner zijn dan de gewone wilde eenden maar in uiterlijk niets verschillen van hun wilde soortgenoten. Deze kwakertjes, zoals de naam al zegt, kwaken aanmerkelijk meer en langduriger dan de gewone wilde eend. Door deze roep zullen ze de wilde eenden meelokken wanneer er voedsel te verwachten valt. Dan nog iets over het kooihondje. Een Nederlands ras. Door Baronesse van Hardenbroek teruggefokt. De ,,stammoeder" heette Tommy. Geboortedatum onbekend. Op 18 juni 1966 keurde de Raad van Beheer de voorlopige officiële raspunten van het Kooikerhondje goed. Het is een kwieke, bonte hond van vrijwel kwadratische lichaamsvorm waarbij de lengte iets meer Merifntje van de Nijhofsvreugde

11


Mesa

bedraagt dan de schofthoogte. Goed bevederde staart en opgehven hoofd. Duidelijke en heldere oranje rood-kleurige platen op witte ondergrond. De kleur moet overwegen. De ogen zijn amandelvormig en donkerbruin. De oren zijn lang: zwarte haarpunten (oorlellen) zijn gewenst. De staart wordt horizontaal tot vrolijk gedragen; niet gekruld. Beharing is middelmatig lang, lichtgolvend tot sluik; niet krullend en goed aansluitend. Niet te fijne haren. Goed ontwikkeld onderhaar. (Uil; Toepoels hondenencyclopedie). Na de vogels en het hondje, twee belangrijke elementen bij het vangen, nu de eigenlijke vangmethoden. In principe berust het vangen van de eenden op twee facetten: ten eerste, het voedsel dat ze krijgen aangeboden; ten tweede, de nieuwsgierigheid van de eenden. Het is zo dat de eenden gelokt worden en niet in de vangpijpen gedreven worden zoals vaak wordt verondersteld. Er zijn twee vangmethoden te onderscheiden namelijk een methode met gebruik van de hond en een methode zonder hond. Kijkje in de vanjfpijp

12


Situatieschets vangpijp

VANGKORF

» » • » • • « = rietschermen

13


Vangmethode met de hond Met behulp van de nevenstaande tekening wordt het naast de verklarende tekst het meest duidelijk hoe de kooiker de hond instrueert tot het kooiloopje Om te beginnen iets over de handelingen van de kooiker zelf, deze zal met een brandende turf in de hand, om de mensengeur te nivelleren, naar de vangpijp toegaan Tevens zal hij de windrichting in zich opnemen, zodat hij de juiste vangpijp kan kiezen De eenden hebben namelijk een zeer goed reukvermogen, vandaar de brandende turf en het tegen de wind in laten vliegen De kooiker zal die vangpijp nemen waar de wind uitblaast en dus de kooiplas inblaast Op de tekening zijn de netschermen door middel van stippellijnen aangegeven De lijn A - B is een uetscherm, dat evenwijdig loopt aan het scherm langs de vangpijp Schuin op de vangpijp zijn weei rietschotten geplaatst, genummerd van 71/ m 11 Waar deze schotten, het evenwijdige netschermen min of meei raken, zijn de schotten 1 meter hoog, zodat het bovenlichaam van de kooiker gezien kan worden De kooiker komt door een opening in het scherm (door 12) dicht bij de vangpijp en gaat achter schot 10 of 9 zitten, waar een kleine opening inzit, waardoor hij de plas voor een gioot deel kan overzien Nu geeft hij het hondje een teken, dat loopt van hem weg en komt bij 1 dooreen gdt in het netscherm, bij de oever van de plas en laat zich hiei dooi aan de eenden zien Waai na het hondje rustig naar opening 2 loopt en plotseling om de hoek weer achter het scherm verdwijnt De wilde eenden zijn nieuwsgierig gemaakt en voor de tamme stal was dit een teken dat ei voedsel in aantocht is De tamme stal zal naar de vangpijp toezwemmen en de wilde eenden met zich mee lokken Soms doet dit hondje dit nog een of twee keer, maar dan zal het zich pas bij 2 aan de eenden veitonen Het loopt langs de vangpijp naar achteren en komt bij 3 weei naar de kooiker toe De eenden die bij de ingang van de vangpijp met lange halzen en wippend in het watei, nieuwsgierig en angstig, hebben liggen kijken, zwemmen het hondje na, dat nu weer bij 4 tevoorschijn komt en bij 6 verdwijnt Nadat de kooiker al eerder voer in het water had gegooid, doet hij dit nogmaals maar dan verder in de vangpijp, zodat de tamme stal met de wilde eenden steeds verder in de keel zal zwemmen Nu komt eigenlijk het spannendste deel van de gehele eendenvangst, want teiwijl het hondje zijn rondjes loopt kijkt de kooiker gespannen door een kijkgat naar het gedrag van de eenden op de plas Hij zal dan met de grootste nauwkeurigheid kunnen zeggen hoeveel eenden hij in die trek of vangst zal vangen Maar zijn de eenden ongeveer ten hoogte van 5, de kooiker is dan al achter 11 en veidwijnt dandooi 9 achtei het schei m A - B en loopt geiuisloos maai zo snel mogelijk naar vak C Opdat moment zal hij zich aan de eenden in de vangpijp laten zien Hij staat hier, ten opzichte van de kooiplas, goed veidekt opgesteld Dit is een belangrijk moment, want aan de ene kant zal hij de vogels niet kunnen vangen als deze naar de plas terugvliegen en zijn ze voor hem altijd verloren Het bepalen van het juiste moment, vooral als ei veel wilde eenden op de plas zijn en men dus in een slag zeer veel kan bederven is een stukje vakmanschap en kunst waar een kooikei mee valt of staat In ledei geval zullen op dat moment de wilde eenden in de vangpijp schiikken en hun heil zoeken in de vlucht Maar wanneer zij enkele meters hoog zijn worden ze dooi het gaas of de netten tegengehouden, waai na ze achter in de vangpijp afstnjken Daar wordt de vangpijp steeds nauwer en de eenden zullen zich daar verzamelen De kooiker zal ze eventueel veider opjagen en tiekt tegelijkertijd het valluikje dicht Dooreen klepje inde val zal hij de eenden er een voor een uithalen Vangmethode zonder hond Over het algemeen woiden beide methoden toegepast op een kooi Toch zijn er kooien waar uitsluitend door middel van voer woidt gevangen BIJ deze methode zal de kooiker meer met zinkend voer werken zoals bijvoorbeeld tarwe en maĂŻs en minder haver, zodat de vogels langei werk hebben de kiop te vullen 14


Tuuen de schermen in de vangpijp

Heeft de kooiker dit voer uitgeworpen dan zulien de hongerige eenden van de tamme stal op het voer afkomen. Soms ook geeft de kooiker een fluitsignaal wat genoeg opschudding zal veroorzaken onder de wilde eenden dat ook deze nieuwsgierig worden en dichterbij komen. Langzaam zal het voer verder in de vangpijp worden uitgestrooid en er zal meer drijvend voer worden gebruikt zodat de wilde eenden verder in de vangpijp worden gelokt. Op een gegeven moment zal de kooiker zich weer laten zien, zoals bij de eerstgenoemde methode, wat er volgt is hetzelfde als bij de vorige methode. Het luikje laten dichtvallen, de eenden uit de val halen en doden. Er zijn kooikers die de eenden doden door een beet in de kop maar gebruikelijk is de manier waarbij men de eenden de nek omdraait. Dat is de zogenaamde ,,handgreep van de kooiker", die berust op het principe van het scheiden van hersenen en ruggemerg. Enkele halswervels zullen worden gebroken zodat de eend pijnloos sterft. De vangsten Het aantal soorten dat gevangen wordt is vrij beperkt. Het zijn voornamelijk wilde eenden en wintertalingen. Veel minder worden er pijlstaart, smient, slobeend en zomertaling gevangen. 15


Duikeenden zoals tafeleend en kuifeend vormen een te verwaarlozen percentage van de vangsten. Deze laatste zijn bovendien moeilijk te vangen, omdat ze vaak niet de keel invliegen maar juist duikend terugzwemmen naar de kooiplas. De grootte van de vangst is afhankelijk van diverse factoren. Allereerst is de invloed van het weer en vooral de strengheid van de winter, die mede het trekken van de vogels bepaalt, van grote betekenis. Uit een aantal vangstcijfers blijkt duidelijk dat de vangsten in de verschillende jaren nogal uiteenliepen en dat hierbij dus ook de factor geluk maar ook vakmanschap belangrijk meespelen. De afgelopen jaren hebben per jaar ongeveer 75 kooikers ongeveer 150.000 eenden gevangen. De totale vangsten lopen per jachtseizoen ongeveer tussen de 800 tot 10.000 vogels per in bedrijf zijnde eendenkooi. Wel zijn de vangsten door ruilverkavelingen, betere waterbeheersing, algemene rustverstoring e.d. sterk teruggelopen vergeleken bij vroeger. Het aantal kooikers dat uitsluitend van de opbrengst van de kooi leeft is, zoals reeds eerder gezegd, op ĂŠĂŠn hand te tellen. Voor anderen is dit een nevenbedrijf, dat dikwijls uit liefhebberij en traditie wordt aangehouden.

Kooiker m aklie. Hii huigl hel net uiteen met een slokje om in de vangpi/p ie kijken. Tussen de schermen door gooit hij voer de vangpijp m.


Het afpalingsrecht Om de rust in en rond de eendenkooi te bevorderen heeft elke eendenkooi een afpalingsrecht of een kooirecht. Afpalingsrecht is een zakelijk recht, waarmee de rondom de eendenkooi gelegen gronden zijn bezwaard, inhoudende de verplichting voor een ieder zich op die gronden te onthouden van handelingen waardoor vogels in de eendenkooi zouden kunnen worden verstoord. Het kooirecht is het zakelijk recht om op een bepaald stuk grond (en water) vogels, in het bijzonder eenden, te vangen met behulp van een daartoe ingericht toestel. Zo luiden de officiĂŤle formuleringen. In de praktijk komt dit het meest tot uiting door de aanwezigheid van de z.g. kooipalen waarop de eigenaar en de afstand van de kooicirkel vermeld moeten zijn. Deze afstanden zijn afgeleid van de vroegere lengtemaat de el, en zijn over het algemeen 735 mtr. of 1130 mtr. De beide eendenkooien in de Lopikerwaard hebben ieder een kooicirkel van 1130 mtr., wat betekent dat deze een landstrook met de oppervlakte van 401 ha. hebben. (wordt vervolgd)

M.H.H. Doesburg, geboren op 25 mei 1914 overleden op 18 december 1978.

Met verslagenheid hebben wij kennis genomen van het overlijden van de Heer M.H.H. Doesburg. Hij speelde een belangrijke rol bij de oprichting van de Historische Kring in november 1975. Zijn waardevolle adviezen hebben ertoe bijgedragen, dat de aktiviteiten van de Kring bij velen weerklank vonden. Bij onze vergaderingen vond zijn betoog een aandachtig gehoor, want hij sprak met kennis van zaken over de historie in het algemeen en die van onze streek in het bijzonder. Als voorzitter van de redactie van ons blad oordeelde hij scherp over de bruikbaarheid van de ingezonden copij. De juistheid van historische feiten was voor hem een punt van aanhoudende zorg, maar daarnaast waakte hij evenzeer over het taalgebruik van de auteurs. Integer en bescheiden als hij was zal de Historische Kring IJsselstein hem node missen.

17


D e k r o o n o p het werk

door P. Slccama — Amsterdam M. Vergouw — Amsterdam

Op een onopvallende plaats in Nederland bevindt zich een bouwwerk dat uniek is om zijn stijl en artistieke kwaliteit Kunsthistorici, zelfs van buiten onze grenzen zoals Nikolaus Pevsner', wijden er waarderende beschouwingen aan Een eenzaam bouwwerk is het nimmer maakte het school, nimmer had het hier te lande een voorganger Het was een revolutionair zonder aanhang, een ontheemde in een Hollandse polder In de laagvlakten van Noord-Italie had het zich waarschijnlijk meei thuis gevoeld We hebben het hier over de oude St -Nicolaastoren van IJsselstein De bouwmeester Pasqualini ontwierp foiten, kastelen — hij was per slot artillenemeester — en een kerktoren (die van Buren aan hem toeschrijven is nog steeds discutabel), een gelegenheidskarweitje zou men geneigd zijn te denken Niets is echter minder waar Het waren bonkige Hollandse metselaars die deze puur Italiaanse vormen in steen rangschikten Ze werden er — schaars — voor betaald, hun zoveelste karwei, maar wat er onder hun handen vandaan kwam was de fantasie van Pasqualini De vierkante romp is een kunstwerk op zich Zonder hoger te zien heeft het oog hier al voldoening genoeg Ei zijn drie geledingen hier, de onderste vormt een volmaakt Romeinse triomfboog zoals er in Rome verschillende staan Dit motief werd tweemaal herhaald, de laatste maal enigszins ,,verbasterd" Het eerste achtkant (octogoon), ook nog van Pasqualini, kan niet meer antiek genoemd worden, maar is 16e eeuws Het tweede achtkant is 17e eeuws Met het stijgen van de toren ziet men 4 eeuwen bouwkunst passeren De synthese hiertussen is volmaakt Kwaliteit verloochent zich nooit en is niet onderhevig aan de geest der tijd, mits men de universaliteit der vormen handhaaft Een wezenlijk probleem dat altijd bestaan heeft, is de bekroning van tot ens Een symfonie schrijven IS moeilijk, maar het eind eraan maken kan een tortuur zijn Tsjaikowsky had er moeite mee Met klamme handen wrochtte hij 30 minuten muziek, maar de laatste minuut stelde hij zo lang uit dat het zowel vooi hemzelf als voor de luisteraar een welhaast neurotische zaak werd Wat een toestand is het met geweest om eruit te komen hoe hoog het tentdakje van de Utrechtse domtoren oorspronkelijk was Moest dat nou een scherpe of een stompe driehoek wezen Het werd bij een vorige restauratie een scherpe Achteraf bleek het toch een stompe te moeten zijn Dooi deze ,,fout" bleef de toren wel de hoogste van Nederland, een verschil van 2 meter(') met de vlak daarvoor verhoogde toren van Delft Een bekroning als die van de toren van de oude St -Nicolaas was beslist niet zonder problemen te ontwerpen Deze problemen lagen louter op het esthetische vlak Wij zouden gauw geneigd zijn een toren naar boven spits te doen toelopen Deze oplossing is zeer pi aktisch en ook logisch te noemen Maar de vraag blijft of hetgeen praktisch is ook altijd esthetisch zal zijn Het afdekken of afsluiten, op welke wijze dan ook, van een gebouw, een huis of een toren, is, indien deze zichtbaar is bedoeld, vooral dus een esthetisch probleem We nemen namelijk aan dat een eerste voorwaarde, die der technische volwaardigheid, in dezen tot de vaste materiele bagage van een goede architekt behoort en hier dus het minst discutabel is Het creatieve aspekt echter veieist meer dan,,enkel" vakkennis De vondst, of de ontdekking zo men wil, van de spits, gaat onzes inziens terug naar het oude Egypte van 2900 v Chr ten zijde van de bouw der eerste piramiden en obelisken (naalden, Giieks voor braadspit) Het grondvlak van deze objekten is een kwadraat met vier opstaande zijvlakken in de vorm van driehoeken en met een hoek aan de top De spits (= de punt van de piramide of de naald) lost aan de bovenkant op, wordt a h w in de lucht opgenomen 18


Alhoewel bij de oude Egyptenaren bijna alle bouwwerken in dienst van de wetenschap en de cultus stonden, zien we later toch ook enige verwantschap met de Europese cultuur in algemener zin de Grieken (driehoekige tympani), evenals de Romeinse, daarna de bekende verticaliteit in de Middeleeuwen, etc

.RESIAyRATIEPlAN KEltK^ySSEISTEIN.

t ^ !i^ r-t.

C2 SE ->-'•*

•;

t l

' ''

^

.]

"»•>••••

m

'VZV ">;•

. >• "Il

^

I

»lii__JLi» .

TTf KW

r-

'r r

X

I.

19


Op 10 aug 1911 brandde de St -Nicolaaskerk geheel uit Het vuur ontstond in de torenspits die als een fakkel op de kerk stortte en deze in lichterlaaie zette Met donderend geraas vielen de drie luidklokken te pletter en vergrootten de ravage tot onder in de toren In het torenportaal vatten ook de daar opgeslagen vloedbalken (bestemd om de stadsgracht bij hoge IJsselstand af te dammen) vlam, zodat alras een inferno ontstond zoals de kerk gedurende de zes eeuwen van haar bestaan niet had gekend Alles wat brandbaar was brandde, slechts de muren bleven overeind In een bewonderenswaardig tempo is de kerk daarna in oude (ja, grotere) luister hersteld, al is de inventaris nog slechts pover (uitgezonderd uiteraard de prachtige grafmonumenten die aanvankelijk als reddeloos verloren waren beschouwd) De restauratie van de toren zou ten koste van de gemeente IJsselstein komen Vanwege krappe financiën zou het zestien jaar duren voor ook hier herstel plaatsvond

(Afb

1)

toestand, (Knunm

\ioor

l^ll

toestanii na i^i'j

tis}'>)

CHlIdo l<rcl>\ ROMP il

Orde

COftPOSI£T

COKiNTIiCH

y jtl tiin^

^u dt IJssrIsh/nse torth uterd de i t KloJSil'k^ on^t gtrarftitTrd Dt pnaterkapittltn der igtlulin^cn uxu-f) 1/ onder nMirbo^en rtsp dorlseh lontich en ï^J^JfJiSy Heé Conntisch hapiieei is ' Qtitturd cfi het khdmelief

(omMuikltd)

w lOUISCH

IONISCH

i ' J«/«<t.n3

'^'

It OrdLl

Y^ DORISCH

Don/scH

AW ioniich rfopféee/ is 9e^aste/d üb fiti ramsheornmoiief J)t coppcstet (d. t ^ Samengesteld') / j etn cemiunatit tussen de eersie éuiee^ l>aen*tl vooral gedurende de 'keniiisSQfice (^ '<oo - /6oo) xeer vrue ihterfirettUtes en Yaria.Ci$ hitrUun uerden he^epost ) ook t e IJsSf/stem Hoe de oon^r k^fiitelen der 3 e (jtlidmj ^ Uisehlein vlieüe/, Uiifeiiert /s Helenas nnt bekend. Oude ieteniri^eh (o-O. Jde'Reifv, qi,!,) Jlijer, S^ti een "npreiii^ en zun das onbetrot^r/ba^r Toch l"eft men hientii ut/ eeAS tnehUn op ie rnaken olai <Je l>eide biMu\tife ^eJinfen deie/fdt-,d»x Jvtische, hi^ittlen ieiA^tn O' ien tnnxkartebufllifke ifin^ite. 2>t reconstructie mn ijis ij Jyki Ont de jWSU

i^rot^grtekf

-spits ; ' jeledina

2e octoroon

\

Ie «c^o^oon Secant

arond

romp

/ 20

55 I


Het gaat te ver de brand een geluk bij een ongeluk te noemen Het ongeluk zou dan zijn de deplorabele toestand van de kerk voor de brand Maar wel kan worden gesteld dat een dergelijke ramp vaak de weegschaal kon doen doorslaan Of naar de ene kant die betekende sloop, of naarde andere kant die betekende volledige restauratie Meestal bleef, indien voor het eerste werd gekozen, de toren nog wel staan In het tweede geval was de brand aanleiding om een lang uitgesteld herstel eindelijk te beginnen Bij een te lang verwaarloosd gebouw kan restauratie praktisch nieuwbouw betekenen Een brand zorgde dan langs natuurlijke weg voor het sloopwerk, al was dit dan ook wel een erg radicale wijze In IJsselstein is alles gerestaureerd en gereconstrueerd wat maar mogelijk was, de kerk zag er na de brand „authentieker" uit dan voorheen Alleen de toren onderging, vooral aan de top, een metamorfose De basis van Pasqualini waar in de loop der tijd nogal wat aan verhaspeld was — de laatste restauratie door Kramm 1850-53 kon ook al geen parel genoemd worden — werd het eerst onder handen genomen (zie afb 1) Het gevolg hiervan was dat een luchtiger aanzien werd verkregen door het openwerken van toegangsdeur en de middennissen daarboven Het spel van licht en schaduw werd hierdoor levendiger Boven aan de omgang werden vier pinakels aangebracht waarvoor beeldhouwei Hildo Krop de bekroningen ontwierp (ook ontwierp hij de glaspanelen in de toegangsdeuren tot de kerk) De twee achtkanten van de toren werden van nieuwe galmboiden en zolderingen voorzien Dit alles werd aangevangen in 1925 De vervanging van de verwoeste spits kostte de meeste hoofdbiekens In 1921 reeds maakte architekt De Klerk hiervoor ontwerpen ,,Het befaamdste voorbeeld van de nieuwe methode is de restauiatie van de toren van IJsselstein Ondanks protesten van de andere leden van de Rijkscommissie gaf KalP de opdracht hiertoe aan de jonge architect M de Klerk (een der belangrijkste veitegenwoordigers van de ,,Amsterdamse School"), die niet vertrouwd was met dit soort werk en restaureren uit de tijd vond^ De toren, waarvan de romp uit de zestiende eeuw dateert en de bekroning, in de vorm van een achtkant met een houten lantaarn van honderd jaai later"*, was in 1911 afgebrand Kalf schrijft er in 1929 over in Wendingen, dat foto's en opmetingen van voor de brand het mogelijk maakten de bovenbouw min of meer in de oude vorm te herstellen Het feit echter dat spits en lomp noch histoiisch, noch naar de geest een wezenlijk geheel hadden gevormd, deed de commissie besluiten tot een nieuw ontwerp voor de bekroning Wegens bezuinigingen mocht De Kleik zijn ontwerp echter niet uitvoeren, dit gebeurde eerst na zijn dood dooi H A J Baanders ( ) Kalf was erg gelukkig met het resultaat, ,,want de spits staat zo vertrouwd op de oude romp, dat na tien of twintig jaar, als de tijd hem gekleurd heeft, alleen een vakman op de gedachte zal komen, dat een Amsterdammer na 500 jaar' het werk voltooide van dien in 1536 naar IJsselstein verdwaalden^ Italiaan Alessandro Pasqualini" (uit de toelichting door een werkgroep van het Kunsthistorisch Instituut der Universiteit van Amsterdam op het aitikel,,Holland op zijn smalst" van Victor de Stuers, Bussum, 1975) Het IS interessant te volgen hoe het verloop der restauratieschetsen is geweest De eerste tekeningen tonen bekroningen die, hoe smaakvol ook, op de toren volkomen uit de toon vallen Bij een interessant artikel van A G Cool s r ' worden twee van dergelijke ontwerpen getoond Het uiteindelijk gekozene werd tenslotte toch nog gewijzigd uitgevoerd Oorspronkelijk was het giondvlak van het nieuwe bovendeel een achtkant met afgeronde hoeken Later werden deze hoeken juist uitgestulpt waardoor een golvende en plastischer aanblik werd verkregen De beugels van de kroon bogen aanvankelijk aan de top naar boven in de vorm van een ui, thans buigen zij enkel nog naai binnen zonder aan de top weei naar buiten te zwenken Bovendien is het aantal beugels thans gehalveerd (oorspr 16, thans 8) Aan deze kroon (afb 2) willen wij nog enkele beschouwingen wijden, zij is onder meer uitzonderlijk vanwege haar grootte en vanwege het feit dat zij direkt op de stenen trans rust Kroonvormige toppen aan torens komen sinds de 2e helft der 15e eeuw veelvuldig vooi in Nederland, ook aan het 21


stadhuis van IJsselstein Maar altijd i ust zij op een vaak zeer gecompliceerd samengesteld bouwsel van architectonische elementen, dat meestal van hout is (soms van steen, zie de Bakenesserkerk in Haarlem) Al deze kronen hebben dezelfde uivorm De enige kroon die hiervan afwijkt is de keizerskroon op de Amsterdamse Westertoren Het is een vergrote kopie van een ware kroon, alle andere kromen op torens zijn fantasieën die in de heraldiek niet voorkomen ,,Keizer Maximilaan schonk de stad (Amsterdam MV/ PS) in 1484 het recht deze kroon boven het stadswapen te voeren De kroon op de toren heeft 870 parels, oorspronkelijk van porselein, maarbij de laatste restauratie in glas uitgevoerd" (H Janse en L J Hart ,,Torens, hoogtepunten in de Lage Landen", Amsterdam, 1977 Hfdst 46) A G Cool sr ' stelt dat deze kioon ook de IJsselsteinse toien siert Wij menen dit te moeten tegenspreken en simpel te weerleggen met ondei staande tekeningen

Afb 2

Mocht er al heraldische verwantschap zijn, dan komt die met de kroon van Nederland (afb 2) het meest in aanmerking, terwijl de achtkantige grondvorm weei doet denken aan de Duitse keizerskroon en die van Karel de Gi ote Maar hoe men het ook wendt of keert, op de IJsselsteinse toien staat niet de Oostenrijkse keizerskroon (afb 1) maar de kroon van architect De Klerk Bij de ,,bewijsvoering" die bovengenoemde auteur voor zijn stelling aanvoert De „keizerskroon" op de IJsselsteinse toren zou moeten herinneren aan de heren van Aemstel die dan weer banden hadden met Amsterdam en Amsterdan had dan weer de keizerskroon, etc) menen wij vraagtekens te moeten plaatsen De laatste heei van Aemstel die IJsselstein bestuuide, stierf reeds in 1363', terwijl Amsterdam pas de keizerskroon mocht voeren in 1484, meer dan een eeuw later' De heren van Aemstel hadden hier dus mets mee van doen Als er gesproken kan worden over kontakten der IJsselsteinse heren met Amsterdam en/of de Oostenrijkse keizei, dan was dat juist onder de Van Egmonds en wel in de periode 1500-1550 (IJsselsteinse wederdopers te Amsterdam, de indiensttreding van de heren van IJsselstein bij de keizers Maximiliaan en Kaïel V) Tenslotte willen wij nog opmeiken dat het ons weinig waarschijnlijk voorkomt dat een architect uit de Amsterdamse School, als De Klerk die juist zo revolutionair de IJsselsteinse toien voltooide, deze zou bekronen met een conventionele kopie, of zelfs met een variant daarop Over de strijdvraag hoe restauraties van onherstelbare bekroningen behoren te geschieden heersen verschillende meningen waarvan dan de ene en dan de andere meei opgeld doet In feite hangt de beantwoording hiervan in laatste instantie af van de toestand van elk individueel projekt Teneinde de zaak overzichtelijk te houden binnen de perken van dit artikel, kan men spreken van leconstructie of wijziging indien er gerestauieerd gaat worden Bij reconstructie speelt de viaag wat men zal reconstrueren Is het de oorspronkelijke toestand, dus die volgens de oudste bronnen, of is het volgens een latere restauratie Het stadhuis van Middelburg werd in de staat van voor de vei woesting teruggebracht De toren der Bossche St -Jan echtei wordt 22


momenteel in de toestand van rond 1600 teruggebracht, wat zeker niet de oorspronkelijke was, maar ook niet die van vlak voor de restauratie, nl de neogotische Bij geheel nieuwe ontwerpen, wijzigingen dus, heeft de architect de meeste vrijheid Men zal tot deze procedure besluiten als het verloren gegane element de toets der kritiek moeilijk kon doorstaan en ook eerdere architektuur — die dus vóór het verwoeste ofte vervangen element bestond — als onvolwaardig kan worden beschouwd Criteria in dezen blijven natuurlijk moeilijk objectief te hanteren Geheel nieuwe ontwerpen kunnen meer of minder radicaal met de oude elementen kontrasteren De bovenkant der Arnhemse St -Eusebiustoren heeft een gothische aanblik, maar is dat zeker met De bekroning van de vieringtoren der St -Wilhbrordusbasiliek te Hulst is met zijn betonnen konstruktie zo totaal verschillend met de rest van de kerk, dat de eerste indruk er een van verbijstering is Begrippen als mooi en lelijk stellen wij hier niet discutabel Ook niet of men bij reconstructies naast de oorspronkelijke vormen ook de oorspronkelijke materialen dient te gebruiken Wel willen wij, wat dat laatste betreft, signaleren dat het gebruik van zandsteen, althans als dat bewerkt moet worden, alleen al vanwege een wettelijke bepaling, praktisch niet meer voorkomt Ook merken wij op dat, zeker voor interne constructieve elementen, tegenwoordig veel gewapend beton wordt gebruikt De spits der IJsselsteinse St -Nicolaasbasiliek bijvoorbeeld rust thans op betonnen balken Trouwens ook de nieuwe balustraden van deze kerk zijn van beton (daarvóór was dit profielbaksteen) Om verder in de tijd terug te gaan de beroemde reuzentorens der Keulse dom zijn van binnen geheel van beton, inklusief de spitsen Het zij verre van ons met een sooi t dédain op dit materiaal neer te zien Reeds de oude Romeinen kenden het reeds lang en construeerden er bijv de koepel van het Pantheon mee Aan de grote voorliefde van de Amsterdamse School voor baksteen is het waarschijnlijk te danken dat de IJsselsteinse bekroning in dit materiaal werd uitgevoerd Zo gauw er echter van puur decoi atieve elementen sprake was, gebruikte men beton Zo is de kroon van de IJsselsteinse toren geheel uit met lood bekleed beton opgetrokken Boven op de kroon prijkte een lange vlaggemast die vanuit het achtkant naar beneden getrokken was en aanvankelijk slechts op feestdagen, als er gevlagd werd, geheel naar boven werd gestoken Sinds april van dit jaar is deze mast door een nieuwe, gewijzigde, vervangen Jammer is het dat deze nieuwe mast afwijkt van de oorspronkelijke die, weliswaar in detail — de knop —, meer aan de stijl der Amsterdamse School herinnerde De huidige, maar dat kan vanwege de nieuwigheid ook gezichtsbedrog zijn, maakt een spichtige indiuk, lijkt (is'') daardoor ook te lang ,,Binnenkort" (we zetten dit tussen aanhalingstekens omdat de datum nog niet precies bekend is) gaan toren en kerk opnieuw in de steigers Vanwege de bouwvalligheid is de toren al omgeven door een beschermend afdak en zijn de vier beelden van Hildo Krop van de pinakels verwijderd Het is aan de deskundigen te beoordelen hoe ingrijpend deze nieuwe restauratie zal zijn Wel hopen wij dat wat gespaard kan worden, gehandhaafd blijft We denken hier bijvoorbeeld aan de merkwaardige inscripties in de meest hnkse pilaster naast de ingang van de kerk, ter plaatse waar zich de zonnewijzer heeft bevonden Wij zouden het jammer vinden als deze pilasters — hoezeer verweerd ook — door nieuwe worden vervangen Reeds Labouchere'" vermeldde deze inscripties (daterend ca 1598) en wijdde er enige beschouwingen aan Ook elders aan de torenvoet bevinden zich interessante inscripties en jaartallen (eind 16e/begin 17e eeuw) Mochten, om verdere verwering te voorkomen, deze elementen toch verwijderd moeten worden, dan hopen wij dat zij te IJsselstein kunnen worden geconserveerd Wij denken bijvoorbeeld in het stedelijk museum i o Het zou trouwens geweldig zijn als de genoemde zonnewijzer weer in ere hersteld kon worden (dit IS meer gedaan, we denken b v aan de Nicolaikerk te Utrecht en de oude Nicolaaskerk in Benschop) 23


NOTEN 1) N. Pevsner: ,,Europese architectuur, Middeleeuwen en Renaissance" (vert. J. Roozen, Rotterdam, 1974). Pag. 219. 2) J. Kalf, direkteur van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg (1918-1939). 3) Dit lijkt in tegenspraak met A.G. Cool sr. (zie noot 7) die suggereert dat De Klerk de opdracht tot restauratie met vreugde aanvaardde (,,had er zin in"). 4) Dit is niet geheel juist en geldt enkel voor het tweede achtkant. De bekroning die afbrandde in 1911, dateerde uit de 18e eeuw (arch. Spierings). 5) Kalf vergist zich liefst een eeuw; het moet uiteraard zijn: 400 jaar. 6) Jaartal en opmerking zijn zeer discutabel. Zie daarentegen M. v. Bruggen e.a.: „Alexander Pasqualini" en M.H.H. Doesburg: ,,Nog eens Alexander Psqualini" en het daarvermelde bronnenmateriaal, in het juninummer 1976 van de Historische Kring IJsselstein (2e jg. nr. 3), en A. Schmeddinghof: ,,Beitrage zur Geschichte der Familie von Pasqualini" (Westfalische Zeitschrift, 1937). Kalf had beter kunnen weten, bijv. vanwege het 5 jaar eerder verschenen artikel van Labouchère (zie noot 10). 7) A.G. Cool sr.: ,,Een wonder in baksteen", novembernummer 1976 van de Historische Kring IJsselstein (Ie jg. nr. 1). 8) Zie noot 7. 9) Aernout II. Hij werd opgevolgd door zijn schoonzoon Jan van Egmond (± 1370). 10) G.C. Labouchère: ,,De toren der N.H. St.-Nicolaaskerk te IJsselstein" (Oudheidkundig Jaarboek, 3e serie van het Bulletin van de Nederlandsche Oudheidkundige Bond, 1922).

LITERATUUR J.H. Besselaar: ,,Torens van Nederland", Bussum, 1972. Pag. 89-90. H. Janse: ,,De lotgevallen der Nederlandse kerkgebouwen", Zaltbommel, 1969. Pag. 140. H. Janse en L.J. Hart:,,Torens, hoogtepunten in de Lage Landen, Amsterdam, 1977. Hfdst. 46 en 57. V. de Stuers: ,,Holland op zijn smalst" (voorzien van inleiding en toelichting door een werkgroep van het Kunsthistorisch Instituut der Universiteit van Amsterdam), Bussum, 1975. Pag. 145146.

24


Walkade 55

R.I.Z. Lopik B.V, Lopikerweg O 36 a Lopik

Tel. 03475 - 1380


Een van de boerderijen, die wij in 1977 gerestaureerd hebben, ziet U op onderstaande foto. Iets dergelijks komt binnen afzienbare tijd te koop, landelijk gelegen met 3,5 ha. land en toch dicht bij IJsselstein.

Achterstoot no. 91.

T e k e n i n g e n en informatie te verkrijgen bij,

Bouvx'- en aannemingsbedrijf

M. en W. Bunnik b.v. IJsselstein Tel. 03408-1624 Tel. 03484-3546.


no. 11

juni 1979

4.1-

Historische Kring

N ^ / 4 - J'-

IJsselstein

"rt -^v <

/ .

T .

> i., ^Ji m^, ^\r -4

'k^y^^

-tp^-) v>-tK«, >v»^^ \ , ^ L r/2

..C4 ^.IL^C^^^Z

C^^

^ ^

^'^ ^^l^^f^^

Oty^^

T

.c/;. wtó .£-4^a i 3 t ^ ^ ^ l t ! c ^ ^ ^ ^^^^^


Schuttersgracht - Usselstein

Rabobank

de bank voor iedereen


no 11

juni 1979

UITGAVE STICHTING HISTORISCHE KRING IJSSELSTEIN

BESTUUR: Voorzitter L Murk, IJsselstraat 24, IJsselstein Secretaris W J A van Wijk, Kloosterstraat II, IJsselstein, tel 03408-3941 Penningmeester G C A Pompe-Scholman, Kronenburgplantsoen 22, IJsselstein Bank AMRO-bank IJsselstein, rek nr 218400217, gironr bank 2900 Redactie: Mevr F A G T Mesman-Reijntjes, Paulus Potterlaan 23, IJsselstein, tel 03408-1872 W J van Impelen, Kasteellaan 151, IJsselstein, tel 03408-1968 Donateurs ontvangen het tijdschrift gratis (3 of 4 nummers per jaar) en worden op de hoogte gehouden van alle aktiviteiten Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij mevrouw Miryan Janssen, Voorstraat 23, IJsselstein, tel 03408-2309 Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de contributie minimaal f 15,— per kalenderjaar ZIJ die buiten IJsselstein wonen, worden verzocht f5,— extra over te maken in verband met de verzendkosten van het tijdschrift Niets van deze uitgave mag op enigerlei wijze of in enige vorm worden opgenomen of gebruikt zonder schriftelijke toestemming van de redactie

Inhoud: Zijn er nog restanten van het stadje het Gein'' door R J Ooyevaar — IJsselstein Oude gebruiken op de boerderij door Mevr G van Wijk-Kromwijk — Herkenbosch De ontwikkeling van de grondvormen van het voor twintigste eeuwse stadshuis door Ad en Floor van Erp — IJsselstein IJsselsteins verspreide kunstschatten (I) door M Vergouw — Amsterdam Het relaas van de IJsselsteinde Heinkel HE III door J van Vliet — Eist (Gld )

2 7 10

12 14

1


Zijn er nog restanten van het stadje het Gein? door R.J. Ooyevaar — IJsselstein I Inleiding In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan Oudegein heeft de gemeente Nieuwegein verzocht een onderzoek in te stellen om na te gaan of er nog restanten van het Gein aanwezig zijn In overleg met de provinciaal archeoloog drs W J van Tent, die ook het verdere onderzoek begeleidde, heeft de Archeologische Werkgroep Zuidwest Utrecht een proefopgraving gehouden van 20 december 1975 tot 13 maart 1976 Een kort overzicht van de resultaten van deze opgraving wordt hierna gegeven, maar eerst worden een aantal jaargetallen genoemd, die van belang zijn voor de geschiedenis van het Gein II Enkele historische gegevens over het Gein In 1148 IS de vaart van Utrecht naar de IJssel gegraven om de stad Utrecht weer een scheepvaartverbinding te geven met de Rijn Op het einde van deze vaart, die later Doorslag genoemd wordt, lag een dam, waar de goederen werden overgeslagen Deze dam lag waarschijnlijk tot kort na 1200 ter hoogte van de Randdijk Tussen 1200 en 1217 is deze dam verplaatst naarde omgeving van de huidige Geinbrug Bij deze dam is het plaatsje het Gein ontstaan, waarin 1217 een kerk wordt gesticht en dat in 1294 stadsrechten krijgt In de loop van de 13e en 14e eeuw wordt het stadje meermalen verwoest Na 1402 is er dan ook bijna niets meer van het stadje over dan de kerk en de pastorie In 1423 wordt bij de kerk het klooster Nazareth gesticht, dat in 1572 wordt verlaten De plaats waar het stadje gelegen heeft, is de boomgaard ten oosten van de Doorslag bij de huidige Geinbrug (zie afb 1). III De proefopgraving Met een door de gemeente beschikbaar gestelde draghne zijn een drietal sleuven gegraven (zie afb I) Deze sleuven gaan tot een diepte van 60 tot 80 cm In sleuf 1 is een oude slootopvulling gevonden, die materiaal bevat uit de 13e tot 15e eeuw Tevens is een V-vormig gootje van bakstenen gevonden, dat diende voor het verzamelen of afvoeren van regenwater (zie afb 2) Bijna op het eind van de sleuf lag een lichte fundering, die gedeeltelijk opzij gedrukt is Gezien de centrale ligging is het vermoedelijk een bijgebouw van de kerk of het klooster Het vondstmateriaal uit sleuf 1 bevat slechts enkele fragmenten uit de 13e eeuw, maar overwegend scherven uit de 14e en 15e eeuw (zie afb 4 en 5) Ook zijn er metalen voorwerpen gevonden (zie afb 6) Het Ijzeren mes en de halve bronzen snuiter in deze afbeelding komen echter uit sleuf 2 In de tweede sleuf is een bewoningslaag uit de 13e eeuw gevonden, die versneden is door een oude sloot (zie afb 7), die opgevuld is met materiaal uit de 15e en 16e eeuw Tussen dit materiaal bevindt zich veel rood aardewerk, waarvan enkele stuks in afb 8 en 9 zijn afgebeeld In het zuidwestemde van de derde sleuf bevindt zich weer een oude sloot of gracht Het is heel goed mogelijk, dat deze gracht zich voortzet tot de thans nog bestaande sloot, die de boomgaard omringt Op deze manier is een ongeveer 8 m brede gracht te reconstrueren, die de oude stadsgracht geweest zou kunnen zijn Het vondstmateriaal uit sleuf 3 dateert voornamelijk uit de 13e eeuw Met deze proefopgraving is duidelijk aangetoond, dat over het terrein verspreid nog vele sporen van het stadje het Gein en het klooster Nazareth aanwezig zijn

2


afb 1 Hel terrein naarop het Gein gelegen heeft met de ligging van de sleuven

3


afb 2 Het gootje in het noordoostprofiel

afb 3 De fundering gezien naar hel noordoosten

afb 4 Twee steengoed kannetjes uu de 14e en 15e eeuw


afb 5 Fragment van een steengoed kannetje met Maria met Kind in relief 15e eeuw (schaal 1 2)

••:>fir»---

afb 6 IJzeren mes, fragment vaneen schaar en hang voor een deur of luik, bronzen steel van een lepeltje'', gesp, ring en halve snuiter

5


«"p/v-/-, i'f. *

a/Z) 7 Oude slootopvutlmg m sleuf 2

afb 8 Kommel/e bordje en zalfpot/e uit de 16e eeuw

afb 9 Deksel van een doofpot 16e eeuw


Oude gebruiken op de boerderij door Mevr. G. van Wijk-Kromwijk Herkenbosch

Het leek me geheel in de geest van de Historische Kring te liggen mijn herinneringen omtrent oude gebruiken op de boerderij in mijn geboortestreek op papier te zetten, uit de tijd van vóór de oorlog, ongeveer de jaren 1930 tot 1940. Het Vastenavond vieren: De tijd van Driekoningen tot Aswoensdag noemden wij vastenavond (in tegenstelling met Limburg, waar vastenavond carnaval is). Bij familie en kennissen werd voor de jongelui een vastenavondfeest georganiseerd. Ik herinner me dat we naar familie gingen, ± half acht 's avonds. Eerst werd er koffie geschonken en dan kwamen de kaarten op tafel: whisten, rikken, schutjassen, een-entwintigen, enz. Was er toevallig ook een piano in huis, dan werd er tussendoor gespeeld en gezongen. Na de koffie werden we getracteerd op een glaasje ,,boerejongens" of ,,boeremeisjes"; dis is een drank die de boerin zelf bereid had van rozijnen of abrikozen op brandewijn met suiker en kaneel, heerlijk! Wanneer de kaartpotjes leeg waren, gingen de jongelui naar het achterhuis, en op de deel werd dan gedanst en er werden spelletjes gedaan, wat soms tot in de kleine uurtjes duurde. Zo gingen we de familie en kennissen af. Wanneer de vastenavond erg kort was, bij een vroege Pasen, dan was het een drukke uitgaanstijd. Zo leerde men elkaar kennen, vooral wanneer er families uit andere streken bij waren; daar groeiden nog weleens blijvende contacten uit. De laatste drie dagen voor Aswoensdag werd er veertigurengebed gehouden in de kerk. Op die dagen werden alleen de dagelijke terugkerende werkzaamheden gedaan, zoals melken en het vee verzorgen. 's Morgens na de H. Mis trokken veel jongelui naar vriend of vriendin thuis; dan ging men kaarten en de meisjes bakten meestal wafels, zodat het eten geen probleem was. Tegen melktijd ging ieder weer naar huis om te melken en 's avonds na het lof gingen de jongelui weer naar elkaar toe om verder te kaarten. De laatste avond voor Aswoensdag was de pret precies op twaalf uur afgelopen. Met een dikke boterham achter de kiezen ging men weer naar huis. De volgende morgen na het askruisje was het weer werken geblazen. In de vastentijd hield men in de kerk zondags vastenmeditaties,waar ook de jongelui meestal naar toe gingen; daarna ontmoetten zij elkaar weer en gingen dan thuis of bij kennissen koffie drinken. Dit alles omdat in die tijd de boerenjongens niet vaak, en de meisjes zeker niet, cafe's bezochten. Met Pasen gingen de boer en de boerin meestal naar de Hoogmis, zelf op hun paasbest aangekleed en rijtuig en paard mooi gepoetst. Op de gewone zondagen werd steeds de vroegmis bezocht. Het menu van Pasen bestond uit soep en eieren; dat was fijn en gemakkelijk. Je mocht dan net zoveel eieren eten als je wilde, en och, dan waren je ogen vaak groter dan je maag. Maar het was toch een leuke traditie. Bruiloft vieren: De meeste paartjes trouwden in de maand mei. Om de families van beide kanten te leren kennen, ging het aanstaande paar na de ondertrouw per tilbury, dit is een tweepersoons tweewielig rijtuig, de familie langs om alle ooms en tantes uit te nodigen voor de bruiloft. Het paar werd dan erg gastvrij onthaald: bij de een werd koffie en gebak aangeboden en 7


bij het volgend bezoek konden zij het middagmaal gebruiken, soms zeer uitgebreid. Daarna werd er weer ingespannen en naar de volgende oom en tante gereden; daar volgde thee met gebak. En wanneer het in de route lag, werd er ook nog, na afspraak, een avondbezoek gebracht met eten en drinken. Het was een vermoeiende tijd, maar de kennismaking met beide families ging dan ook vlot; meestal waren het grote families. De bruiloftsdag begon 's morgens in de kerk. Met Utrechtse wagentjes reed de bruiloftsstoet naar de kerk, met voorop een tilbury waar meestal een jong verloofd paar in reed. Na de H. Mis werd er in de pastorie koffie gedronken, en de bruidegom rekende met de Pastoor af. Daarna ging de stoet via een omweg naar het huis van de bruid; onderweg strooiden de vrouwen bruidsuikers uit een speciaal koffertje, dat de boerin in de wagen bij zich had. Het bruiloftsfeest werd bijna altijd in het achterhuis op de deel gevierd. Dat bracht nog weleens moeilijkheden mee; wanneer de weergoden niet meewerkten, dan kon het vee niet in de wei en kon het achterhuis niet op tijd schoon zijn. Op de dag zelf was de familie op het feest en 's avonds werden de buren, vrienden en vriendinnen van het paar uitgenodigd. Zo waren er op zo'n bruiloft wel meer dan honderd personen aanwezig. Het kerseneten: In de regio van Utrecht waren vroeger veel kersenboomgaarden met heerlijke meikersen. Zo kon het gebeuren, dat je bij een van de eigenaren van een boomgaard werd uitgenodigd om kersen te komen eten. Dit was zo georganiseerd, dat er veel jongelui werden gevraagd. Bij mooi weer werd dit een waar feest; zoveel kersen eten als je maar wilde! De meikersen leenden zich daar goed voor, en de avond werd gezellig met elkaar doorgebracht. Bouwkoeken bakken: Na de kersentijd kwam al heel gauw de hooibouw, een zeer drukke tijd en erg afhankelijk van het weer. Nu werd er als regel gesteld dat diegene, de laatste voer hooi thuisbracht, een tak van een boom moest meebrengen en deze droog achter de kachel of fornuis moest plaatsen. Wat was nu het geval? Hij, die de tak achter de kachel moest brengen, kondoor de boerin of de dochters nat gegooid worden, kwam desondanks de tak droog binnen, dan waren zij verplicht bouwkoeken te bakken. Dus men vertelde nooit wanneer de laatste voer in aantocht was. Op de gemengde bedrijven, waar ook korenbouw was, gebeurde dit wanneer de laatste wagen met koren thuisgebracht werd. Na wat tot rust gekomen te zijn werd er een avond vastgesteld voor het wafelbakken. Ieder die aan de bouw had meegewerkt werd uitgenodigd om de wafels te komen eten bij een gezellige kaartavond. Bedevaart: Wanneer de hooi en korenbouw achter de rug waren, zou er in deze tijd sprake kunnen zijn van vakantie. Maar daar dacht men vroeger niet aan; vakantie kende men niet. Wel ging men ter „beevaart" bijv. naar Den Briel (1 dg.). Kevelaar (3 dg.), Sittard (3dg.) en later in enkele gevallen naar Lourdes. Dit gaf veel afleiding. Men was er eens helemaal uit, en het nuttige werd met het aangename verenigd. Soepdag: Na de drukke tijd werd in de nazomer een „soepdag" gehouden; dit is een familiedag die zo eens in het jaar gehouden wordt, afwisselend bij de een of bij de ander. Op zo'n dag werd het land en het vee bekeken, de resultaten van de kaasmakerij 8


beoordeeld („kaasbouwen" werd dit genoemd),en er werd veel aandacht besteed aan de maaltijd, het succes van de familiedag. Het vervoer was gewoonlijk met paard en wagen, dat hield in dat men 's avonds het liefst voor donker thuis wilde zijn. Suikerstukkenfeest: Wanneer er gezinsuitbreiding had plaatsgevonden, was het de gewoonte dat 6 a 8 weken na de geboorte de familie en de buren werden uitgenodigd op de „suikerstukken". Een drankje werd gebruikt en een broodmaaltijd, waarbij de beschuitmet-muisjes niet mocht ontbreken. Dit was tevens ook weer een familie-reunie.

Ringrijden: Bij nationale feestdagen werden er verschillende spelen of wedstrijden georganiseerd; voor de jongeren zaklopen, touwtrekken, sprietlopen, mastklimmen e.a. Voor boerenjongens en -meisjes van rond de huwbare leeftijd was ringrijden voor paren wel het hoogtepunt. De kap van de tilbury werd neergeslagen, paard en tuig opgepoetst, de boerenzoon moest sturen en het meisje de ring steken. 40 tot 50 paren kwamen er dan aan de start. Diegenen die goed gestoken hadden moesten kampen om de prijzen. Slachten: Wanneer de dagen korter werden ging men zorgen voor de wintermaanden. Een reeds lang aangewezen varken of koe werd geslacht door de huisslachter en op een ladder gehangen. De volgende dag kwam de huisslachter het afhakken, en de boerin kon beginnen met het afwerken van de slacht. Er werd worst, balkenbrij en hoofdkaas gemaakt. De grote stukken vlees werden in de pekel gelegd en later in de „spekkast" gehangen om te drogen en gerookt te worden; ook de metworsten werden zo geconserveerd. Een mooi stukje vlees, worst en wat balkenbrij werden naar de zusters en de pastorie gebracht. Het was ook de gewoonte veel te wecken; het gebraden vlees werd dan panklaar in de weckflessen gedaan. Tikkeren: De ouderwetse winters, die veel sneeuw en ijs brachten, hadden ook hun bekoring. Dan werd de arreslee van de zolder gehaald; met het mooie bellentuig met pluimen werd het paard opgedoft en ingespannen, en dan ging de boer met boerin en kinderen een tochtje maken. Vroeger werd er immers geen sneeuw geruimd! Dit zijn dan voorzover ik me herinner enige „oude gebruiken op de boerderij" eenjaar rond. Misschien weten anderen nog meer over dit onderwerp te vertellen. Wie volgt?

9


De ontwikkeling van de grondvormen van het voor-twintigste eeuwse stadshuis door Ad en Floor van Erp — IJsselstein Zoveel verschillen als er tussen mensen bestaan, zoveel verschillen zijn er ook tussen hun huizen Iedereen, die wel eens door een stad (bijvoorbeeld IJsselstein) wandelt, kan zien dat er geen twee hetzelfde zijn Er bestaan echter ook duidelijke overeenkomsten En over die overeenkomsten en de geschiedenis ervan gaat dit artikel Niet alleen omdat hiermee een aantal opmerkelijke dingen in huizen uit de 19e eeuw, ofvan nog eerdere datum, verklaard worden, maar ook omdat dit een relaas biedt van menselijk vernuft en vindingrijkheid, waar het om verbetering van eigen woonomstandigheden gaat Het wonen is een zeer elementaire behoefte van de mens, omdat het veiligheid, beschutting en warmte biedt, zaken die het overal ter wereld, maar vooral ook in onze gure en zeker destijds, gelet op de wildstand, tamelijk gevaarlijke dreven, mogelijk maken om te overleven Aanvankelijk waren de huizen gebouwd volgens een soort tentmodel, waarbij een stel palen met daarop een balk, die de nok vormde, het dak omhoog hield (tek 1) Achterin werd een vuur gestookt - voorin stonden de beesten, zoals nu nog m de Overijsselse ,,Losse Hoezen" te zien is Omdat de rij palen midden in de woning een obstakel van belang vormde, ging men over op een andere constructie Hierbij stutten kapjukken, verbonden met de zg ,,fliering" balken (vandaar het huidige woord „vliering", terwijl ook ,,vloer" ermee samenhangt), het dak, dat bijeengehouden werd door „hanebalken" (tek 2) Tussen en achter deze kapjukken stond het vee en sliep men Op de flienngbalken legde men planken, waardoor er een grote bergruimte onder het dak ontstond Toen de steden zich echter begonnen te ontwikkelen, bleek deze vorm tamelijk onpraktisch, omdat hij een groot stuk grond in beslag nam, waar men eigenlijk met zoveel aan had Zo ontstond de gedachte om de bergruimte bovenin het huis zo hoog te maken, dat er gemakketek 3 lijk in gestaan kon worden Dit deed men door de flienngbalken niet meer bovenaan de kapjukken te plaatsen, maar deze middels een ankerconstructie enige tientallen centimeters lager tussen de jukken te bevestigen Hierdoor kon men de zijbeuken weg laten vallen Om het huis toch zijn stevigheid te laten behouden, bouwde men boven een kapjukconstructie en tussen dejukken een stenen muur (tek 3) - Dit idee is overigens niet zo sensationeel als het misschien lijkt, omdat de fundering, ook van houten huizen, reeds lange tijd van steen was, omdat men gemerkt had dat het hout op de overgang van lucht naar aarde gaat rotten - Deze stenen muur maakt het verder mogelijk om hierlangs een 10


schoorsteen te plaatsen, wat als voordelen met zich mee bracht, dat men de rook makkelijker naar buiten kon krijgen dan toen er alleen maar een gat in het dak zat, dat het brandveiliger was en dat men in de kamer zelf, doordat het vuur van het midden naar de kant opschoof, meer ruimte had Belangrijk voor de ontwikkeling van het huis is uiteraard ook het sociale aspect, in de middeleeuiwse stad leefde men, zoals op de schilderijen van b V Breughel duidelijk te zien is, op straat De hele voorgevel bestond uit ramen, waar hooguit perkament, maar meestal helemaal niets, in zat, en die alleen 's nachts afgesloten werden door luiken en deuren Best gezellig natuurlijk, maar wel zonde van de warmte Daarom heeft men een schot geplaatst halverwege de woning zodat er een warme achterkamer ontstond (tek 4), bovendien, haalde men het ongeveer 4 meter hoge plafond naar beneden Hierboven ontstond nog een warme ruimte, die, wanneer men het plafond er van wat ophoogde, een goede slaapgelegenheid vormde (tek 5) Ook begon men de ruimte, die bij de fundering vrijkwam, te benutten, door er een souterrain te maken Dit kon pas toen de schoorsteen werd toegepast, omdat het normaal te koud en te vochtig was Dit souterrain werd vooral gebruikt door het personeel

tek 5

Hiermee hebben we de grondvormen van de pre-twintigste eeuwse bouwkunst bereikt We moeten dit ongeveer in de 16e en 17e eeuw plaatsen Daarnazijner nog weldingen veranderd de huizen zijn in toenemende mate versteend, de dakconstructie's werden ingenieuzer, de gevels zijn veranderd, terwijl de huizen steeds meer op het effect werden gebouwd Zo kregen plafonds ruitvormige ornamenten, gangen pilaren (hefst meer dan 6, omdat dat met meer te tellen is en daarom erg massaal lijkt) om de ruimtelijke indruk te vergroten De muren werden beschilderd met oneindige verten en marmeren zuilen en de kamers werden, zowel bij rijken als, zij het in mindere mate, bij met rijken, gebouwd om een apotheose te bereiken - geheel in de stijl van de tijd Dit echter heeft de grondvormen met aangetast, omdat conservatisme op weinig plaatsen zo hardnekkig is als in de bouw (Een mooi voorbeeld daarvan ziet men bij de breedtematen, die sinds het pre-historische driebeukshuis 6 meter zijn Veel moderne woningen zijn dat nog steeds ) Maar ook omdat dit de ideale vorm voor deze beschouwing van architectuur was Zij werd dan ook pas gewijzigd toen de accenten meer naar praktisch nut en eerlijkheid werden verlegd en moderne technieken hun intrede deden It


IJsselsteins verspreide kunstschatten (1) door M. Vergouw — Amsterdam. In 1936 kruisten twee middeleeuwse beelden elkaar op weg naar hun nieuwe bestemming Het ene keerde naar de rechtmatige eigenaresse terug, terwijl het andere juist werd afgestaan na eerst onopvallend in IJsselstein vertoefd te hebben, een min of meer voordelige maar toch onverplichte ruil Het treft hier de beelden van O L Vrouw van Etteren en een albasten 15e eeuwse Madonna, beiden uit het bezit van de St -Nicolaasparochie te IJsselstein Op 20 april 1936 bevestigt het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht in een schrijven de ontvangst van het laatstgenoemd beeld Twee maanden later geeft dezelfde Museum het beeldje van O L Vrouw van Eiteren aan IJsselstein terug, maar niet na het Kerkbestuur van de parochie verphcht te hebben een eikehouten kopie van laatstgenoemde beeld (vervaardigd door Hans Mengelberg) cadeau te doen aan de Zusters van Liefde te Utrecht. Schrijver dezes maakte in het voorjaar van 1976 pastoor W H C M Gerritsen, die op het punt stond met emeritaat te gaan, op bovenvermelde historie attent Op 4 februari 1977 deelde het kerkbestuur mee stappen te overwegen tot teruggave van het beeld Men dacht reeds aan plaatsing ervan in de Pauluskerk Enkele weken daarna bezocht een delegatie van het bestuur het Utrechtse Aartsbisschoppelijk Museum, waar men van museumzijde weinig moeite had de plannen tot teruggave te aksepteren Echter in haar vergadering van 5 mei daaropvolgend besloot het -inmiddels vernieuwdekerkbestuur het beeld niet voor kerkelijke doeleinden terug te vragen Wel wilde men desgevraagd medewerking verlenen tot teruggave als historisch bezit, d w z het beeld zou dan niet in een kerk geplaatst worden maar b v in een expositieruimte In het kader van de (her)oprichting van een oudheidskamer c q gemeentelijk museum kan hier dan ook een initiatief genomen worden Enige beschouwingen omtrent dit mysterieuze beeld lijken ons hier op zijn plaats Er zijn geen gedetailleerde gegevens bekend De ons bekende bronnen (Parochie-archief St Nicolaas, Jaarverslag ABM 1936 en Catalogus ABM 1962) verstrekken slechts algemene gegevens Bovendien lijken de Utrechtse publikaties niet al te betrouwbaar In 1936 b v vermeldt men als hoogte van het beeld 22 cm -het formaat van het beeldje van O L V v Eiteren, een Freudiaanse vergissing''-, in 1962 daarentegen blijkt de skulptuur reeds gegroeid tot 41 cm • Aangezien op meerdere plaatsen in Nederland dergelijke vrijwel identieke beelden werden aangetroffen (o a Amersfoort, hoewel kleiner), mogen wij wel aannemen dat deze zeer populair geweest zijn De oorsprong is te vinden op Sicihe, daar vindt men de beroemde Madonna van Trapani Juist vanwege haar populariteit mogen wij aannemen dat zij doorgaans voor huiselijk gebruik werd aangeschaft De vele beschadigingen die men vaak aan deze - toch van een hard materiaal gemaakte- beelden aantreft, geven hiertoe ook een aanwijzing Ook de IJsselsteinse Madonna is niet onbeschadigd uit het verleden tot ons gekomen Hiernaast kan het ook de funktie van reisbeeldje gehad hebben, althans zeker wat de kleinere exemplaren betreft, wat eveneens beschadigingen kan verklaren In ieder geval vermoeden wij dat dit beeld, voorzover het in IJsselstein verkeerde, in een pastorie heeft gestaan, anders zou het toch op zijn minst bij de parochie gemeenschap bekend zijn geweest, en dit is niet het geval, zelfs het vorige kerkbestuur was niet van het bestaan ervan op de hoogte Het 12


alom bekende beeldje van O.L. Vrouw van Eiteren stond tenslotte van 1861-1865 ook op de schoorsteenmantel van de St.-Nicolaasparochie, waardoor het door de kachelwarmte tenslotte zó gehavend was dat de pastoor tenslotte besloot het in diezelfde kachel te vernietigen. Zo ver is het gelukkig niet gekomen: het verhuisde net op tijd naar Utrecht. Gerard van Heulekum, stichter van het Aartsbisschoppelijk Museum aldaar, die voor deze redding verantwoordelijk was, is er kennelijk niet in geslaagd ook de albasten Madonna mee te nemen. Hij was nu eenmaal meer geïnteresseerd in gothische dan in romaanse beelden en had het dus graag willen verkrijgen. De vrij gave staat van deze Madonna moet de toenmalige eigenaar ervan weerhouden hebben het af te staan. In 1936 gebeurde dit echter wel.

Met het voorgaande is gesuggereerd dat het beeld reeds lang in IJsselstein vertoefd zou hebben, misschien zelfs vanaf de 15e eeuw, de tijd van haar ontstaan. Maar het kan ook eenvoudig in recente tijden ten geschenke zijn gegeven door een nieuwe pastoor. Dit kan zelfs deken De Grijs geweest zijn, die in 1933 te IJsselstein geïnstalleerd werd en van wie bekend is dat hij er een -bescheiden- kunstverzameling op nahield. Als het beeld echter altijd al in IJsselstein verkeerd heeft, dan kan het heel goed een vervanging zijn geweest voor het beeldje van O.L. Vrouw van Eiteren, dat in het midden van de 15e eeuw naar Eiteren terugkeerde. Dan zou dit beeld dus in de oude St.-Nicolaas gestaan hebben om vervolgens na de Hervorming toen het beeld van O.L. Vrouw van Eiteren in de IJsselsteinse schuilkerk terechtkwam, als overbodig- er waren niet twee Madonnabeelden in een kleine kerk nodig- in de pastorie geplaatst te worden.

,,De Madonna waar hel in dil artikel over gaal. Hel is een albaslen 15e eeuws beeld geïnspireerd op Ilaliaanse voorbeelden, wellicht zelfs in Italië vervaardigd. Sinds 1936 bevindt het zich in het Aartsbisschoppelijk Museum ie Utrecht. (Foto Aartsbisschoppelijk Museum, Utrecht)" 13


Het relaas van de IJsselsteinse Heinkel HE Hl door J. van Vliet — Eist (GId). In ,,IJsselstein, verleden en heden" schrijft Mr J J Abbink Spaink met betrekking tot de Duitse inval in Nederland in mei 1940 o a „Een van de eerste gevolgen daarvan was een door Nederlands afweergeschut aangeschoten bommenwerper, die buiten de bebouwde kom, op een terrein aan de Lagedijk terecht kwam Bij een kort vuurgevecht tussen de bemanning en Nederlandse militairen vielen geen doden of gewonden" Uitgaande van dit gegeven is getracht meer bijzonderheden over dit voorval aan de vergetelheid te ontrukken Het resultaat van dit onderzoek dat voor een deel wel succesvol was, maar aan de andere kant een aantal vragen openliet, volgt hierna Allereerst wat algemene gegevens Op 10 mei 1940 zette Duitsland tegen Nederland, naast sterke landstrijdkrachten, ruim duizend vliegtuigen in Hieronder waren 430 transporttoestellen voor het vervoer van de parachutisten en luchtlandingstroepen naar West-Nederland Van deze toestellen gingen er maar liefst 220 verloren, in onze omgeving kwam er een neer ten zuidoosten van het dorp Benschop, een viel er iets ten westen van Stolwijk en een tussen Rhenen en Veenendaal Ter bescherming en ondersteuning van de operaties werden 242 jachtvliegtuigen en 258 bommenwerpers ingezet Hiernaast opereerden nog een aantal verkenners en watervliegtuigen boven Nederland Tegenover deze enorme strijdmacht kon Nederland slechts 125, meest verouderde, machines stellen die dan ook alle verloren gingen in de ongelijke strijd die volgde Het toestel dat bij IJsselstein neerkwam was een Heinkel HE 111 bommenwerper Dit toestel was een voor die tijd zeer moderne middelzware bommenwerper met een vier-koppige bemanning en een kruissnelheid van 370 K M per uur De bewapening bestond uit vier mitrailleurs terwijl 2000 KG bommen konden worden meegevoerd De machine had een vleugelwijdte van 22,6 m , een lengte van 16,4 m en een hoogte van 4 meter Van dit type bommenwerper zetten de Duitsers er in mei 1940 196 in tegen Nederland w o 84 die slechts eenmaal een opdracht uitvoerden nl op 14 mei tegen Rotterdam, waarbij de aanvallers geen verliezen leden Van de overige Heinkel HE Ill's hoorden er 84 tot het 4e en 28 tot het 126e bombardementseskader, hiervan werden er in totaal 28 door de Nederlanders neergeschoten Uit de registratienummers en letters op de romp van de aan de Lagedijk onvrijwillig gelande bommenwerper blijkt, dat deze behoorde tot de Ie staffel van de Ie groep van het 4e bombardementseskader 5 J staat voor het 4e eskader, de H geeft aan dat het toestel tot de eerste staffel en daarmee ook tot de Ie groep behoorde, terwijl de witte C de individuele code binnen de staffel IS Het 4e eskader droeg de naam van ,,Generaal Wever" de man die chef-staf van de Luftwaffe was tot 1936, toen hij bij een vliegtuigongeval om het leven kwam Dit 4e bombardementseskader was in mei 1940 gestationneerd op de vliegvelden Fassberg, Delmenhorst en Gutersloh in Westfalen Het hele eskader werd in de vijf oorlogsdagen tegen Nederland ingezet, behalve de eerste staffel, die in de morgen van 10 mei eerst deelnam aan de aanval op het Belgische fort Eben-Emael tussen Maastricht en Luik, pas daarna werd deze staffel ook tegen Nederland gebruikt Een niet opgeloste vraag bij deze noodlanding is de datum waarop zij plaatsvond De getuigenverklaringen lopen sterk uiteen Als alles op een rijtje gezet wordt komen alle dagen van vrijdag 10 mei tot dinsdag 14 mei in aanmerking Er zijn zelfs meerdere verklaringen die aangeven dat het neerschieten zou hebben plaatsgevonden na de officiële capitulatie van Nederland, dus zeg maar na ± 17 00 uur op dinsdag 14 mei Dat het echter waarschijnlijk niet voor 13 mei is geweest, is af te leiden uit het feit dat een Nederlandse militair, die in de morgen van 13 mei in IJsselstein arriveerde, de noodlanding van zeer nabij zegt te hebben meegemaakt Naar zijn mening zou een en ander zich omstreeks het middaguur van 14 mei hebben afgespeeld Volgens de officiële Duitse verlieslijsten (de originele, dus niet degene die in de krant kwamen) heeft de betreffende staffel, die 14


Deze f OIO werd beschikbaar gesteld door Mevr. C.M.J

Versteegh-Koch uu Utrecht.

Âą 10 toestellen telde in de meidagen maar twee machines verloren en wel een op vrijdag 10 mei en een op maandag 13 mei. Hieruit zou dus afgeleid kunnen worden dat de bommenwerper op 13 mei, 2e Pinksterdag dus, neerkwam. Dit sluit ook aan bij de door het 4e eskader uitgevoerde operaties want in tegenstelling tot 14 mei, toen bijna geen akties werden uitgevoerd, werden op 13 mei diverse vluchten dwars over Nederland gemaakt in de richting van het front in de omgeving van Dordrecht. Ook in de officiĂŤle Nederlandse geschiedschrijving over de Meioorlog komt een fragment voor dat heel goed kan aansluiten bij de landing aan de Lagedijk. Bij de beschrijving van de aktiviteiten van de 1 Ie batterij luchtdoelartillerie en de 35e, 36e en 37e luchtdoelmitrailleurspelotons die stonden opgesteld op het toen nog onbebouwde Kanaleneiland te Utrecht, wordt op 13 mei het volgende vermeld: ,,In de voormiddag van 13 mei was de aktiviteit in de lucht in de omgeving van Utrecht groter dan de vorige dag. De 1 Ie batterij, alsmede de verschillende pelotons gaven meerdere vuurstoten af, waardoor o.a. een vijandelijke bommenwerper werd gedwongen op enige kilometers afstand van de batterij te noodlanden. De vier inzittenden verweerden zich na de landing met een mitrailleur, maar gaven zich over toen zij van verschillende zijden Nederlandse patrouilles zagen naderen." Zowel in dit bericht, als in de,mededeling van Mr Abbink Spaink en van meerdere getuigen is sprake van een kort gevecht tussen Nederlandse militairen en de bemanning. Dergelijke voorvallen kwamen bijna nooit voor daar de vliegers zich meestal direkt overgaven, zodat het vrij zeker is, dat het hier om dezelfde landing gaat. Ook de afstand van het afweergeschut tot de landingsplaats, die 7 a 8 Km bedraagt, kan heel goed met dat bericht kloppen. Er van uitgaande dat uit al deze feiten mag worden afgeleid, dat de landing op 13 mei plaatsvond heeft een en ander zich waarschijnlijjk als volgt afgespeeld: In de morgen van maandag 13 mei is de bommenwerper opgestegen van een van de bovengenoemde 15


Westfaalse vliegvelden voor een bomaanval op een Nederlandse stelling in de omgeving van Dordrecht Op de heenweg werd het toestel bij Utrecht door de 11 e batterij onder vuur genomen en zo ernstig beschadigd dat de bemanning de tocht niet meer kon voortzetten en ook geen kans zag om naar hun basis terug te keren, zodat men besloot een noodlanding uit te voeren Het toestel kwam uiteindelijk aan de grond in het weiland van de heer Spelt naast een boomgaard aan de Lagedijk te IJsselstein Kennelijk was de bommenwerper in de motoren geraakt, want de omwonenden herinneren zich dat de machine met veel kabaal naar beneden kwam De, in geelbruine vliegeroveralls gestoken, bemanning die uit vier of vijf personen bestond, was niet onder de indruk van hetgeen hen was overkomen, want nauwelijks waren ze geland of zij kropen uit het toestel met medeneming van een of meer mitrailleurs waarmee zij zich achter de vleugels verschansten Al snel kwamen toen in de omgeving gelegerde militairen in aktie, evenals soldaten van de zenderbewaking en een aantal in de omgeving vertoevende marechaussees Toen de Duitsers merkten dat ze volledig omsingeld waren door een overmacht, gaven zij zich na enkele vuurstoten wijselijk gewonnen en werden ze in gevangenschap weggevoerd Tijdens het korte vuurgevecht vielen er geen slachtoffers Hierna werden de Âą 30 bommen die nog in het vliegtuig aanwezig waren er uit gehaald en naast het toestel in het gras gelegd, het geheel kwam onder bewaking van Nederlandse militairen Voor de IJsselsteinse bevolking vormde de bommenwerper een bezienswaardigheid van de eerste orde en er werd menig uitstapje in die richting gemaakt Vooral het feit dat de machine slechts licht beschadigd was, gaf de mensen een goede indruk van een dergelijk vliegtuig, dat in die tijd een nog maar sporadisch voorkomend vervoermiddel was Ook de naast het vhegtuig liggende bommen waren voorwerpen, die men voor het eerst met eigen ogen kon aanschouwen Daar kwam nog bij, dat het hier een vijandelijk toestel betrof hetgeen men met genoegen daar vleugellam zag liggen Lang duurde het bezichtigen echter niet, want op 14 mei had het Nederlandse leger moeten capituleren en een van de eerste aktiviteiten van de Duitsers was het weghalen van alle neergeschoten Duitse vliegtuigen Dergelijke Duitse nederlagen mochten kennelijk niet te lang zichtbaar blijven En zo kwam na enkele dagen al het einde aan de IJsselsteinse Heinkel He 111

Overzichtskaartje van de landingsplaats 16


Walkade 55

R.I.Z. Lopik B.V, Lopikerweg o

36 a Lopik

Tel. 03475 - 1380


1,,

'••

Zoals elke computerfabrikant, heeft ook WANG z'n specialiteiten, zowel in de hard- als in de software. Gegroeid uit de markt van technische en wetenschappelijke toepassingen zoals verwerking van meetgegevens, het berekenen van zowel beton- en staalkonstruktles als warmte- en koelinstallaties, alsmede het oplossen van landmeetkundige problemen, verwerking van statistische gegevens en optimalisering van veevoedermengsels. Met als logisch gevolg een reeks office computers voor de administratieve automatisering, die vruchtbaar zijn Ingezet bij accountants- en administratiekantoren, assurantiekantoren en makelaars o.g., bouwbedrijven en exporteurs van b.v. bloembollen plus tal van andere kleine en middelgnste ondernemingen. Sinds 5 jaar ontwikkelt WANG met succes tekstverwerkende apparatuur en introduceerde onlangs een nieuwe reeks wordprocessors waaraan schijvengeheugens gekoppeld kunnen worden met een kapaciteit tot 10 miljoen tekens. Vanaf een enkelvoudig apparaat tot de grote WP 30 "tekstcomputer", waaraan gelijktijdig 14 werkstations kunnen worden gekoppeld. WANG apparatuur is gemakkelijk te bedienen en levert dus (direkt) meer produktie. Bovendien ligt de aanschafprijs beneden het normale peil, dus de rentabiliteit wordt beduidend hoger. Bij WANG over de hele wereld werken dagelijks 4200 mensen aan ontwikkeling, verjonging en fabrikage van de apparatuur. Wang Nederiand startte als verkoop/servicepunt in 1967 en opende in mei 1977 z'n royale 1500 m2 grote nieuwe pand in IJsselstein waar ruim 60 specialisten de stormachtige groei goed weten op te vangen. De laatste 5 jaar verdubbelde Wang Nederland elk jaar zijn omzet. Vandaar dat dan ook de huidige akkommodatie op die verdubt)eling Is berekend. Wang vond z'n oorsprong in de technisch-wetenschappelijke wereld, waar de eisen m.b.t. automatisering meestal beduidend hoger zijn. Wij zijn flexibel, alert en vooral HONGERIG. En we hebben genoeg lef om veel te investeren in ontwikkeling zodat wij onze voorsprong blijven houden.

(WANG).. EDERLAND B.V.. Produktieweg 1, 3401 MG IJsselstein (U.) Telefoon 03408-4184*


-«JVT^f». ^

VVV

o^ '•-?

•W-T

/

f

*^'" 7

«•'-'v^ - ' - « *

11 Sselstein.t. -^v. ^ ifr<^

-^

te-v-*«»•.-•

^itC,?, :).:t r^e M

r^tci_

/ijf^

'4

X /

>tc/;... i^a

.,£4

•^


Als iets de eeuwen heeft doorstaan Dan heeft een vakman het gedaan Wil iemand dus iets blijvends bouwen Dan kan hij het best op ons vertrouwen

Bouw en Aannemersmaatschappij

R.I.Z.LopikB.V LopikerwegO 3 6 a

Tel

03475-1380

Lopik

3 woningen aan de Havenstraat i.o. en onder architectuur IJsselsteinse woningbouwvereniging. (foto G. Geeraerts. Havenstraat 50, 51 en 52


no 12 september 1979

UITGAVE STICHTING HISTORISCHE KRING IJSSELSTEIN BESTUUR: Voorzilter L Murk, llsselstraat 24, IJsselstem Seirelans W J A van Wijk, Kloosterstraat 1 1. IJsselstein tel 0'!408-'ĂŻ941 Penninif/m'fiier

h Janssen, Voorstraat 23, IJsselstein

Leden Mevr A T Edelschaap-van Capclle en mevr Ci C" A Pompe-Scholman Bank AMRO-bank IJsselstein, rek ni 218400217, gironr bank 2900 Redactie: Mevr I- A G I Mesman-Rei)ntics, Paulus Potterlaan 21, IJsselstein, tel 01408-1872 W I van Impelen, Kasteellaan 151, IJsselstein, tel 01408-1968 Donateurs ontvangen het tijdschrift gratis (1 of 4 nummers per |aai) en worden op de hoogte gehouden van alle aktiviteiten Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bi| mevrouw Mvriam Janssen, Voorstraat 21, IJsselstein, tel 01408-2109 Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de contributie minimaal I 15,— per kalenderjaar ZIJ die buiten IJsselstein wonen, worden verzocht f 5, extra over te maken in verband met de verzendkosten van het tijdschrift

Inhoud: Eendenkooien, een kijk]e achter de schermen II (slot) door J J H G D Karelse-IJsselstein

2

1


Eendenkooien in de Lopikerwaard II (slot) door Désiré Karelse — IJsselstein

Na ..Eendenkooien, een kijkje achter de schermen" (april "79 nr 10) nu ..Eendenkooien in de Lopikerwaard Het vorige stuk ging over de eendenkooi en het kooibedrijf in het algemeen. Dit tweede deel gaat over de eendenkooien die gelegen waren in de 1 opikcrwaard, waar zij voorkwamen wanneer en hoe de/e 7i|n ontstaan en weer/ijn verdwenen Daarna nog iets over de kooirehcten hoe deze tegenwoordig in het landschap zi|n terug te vinden Tot slot een korte beschniving van de twee eendenkooien, naamgeving en enkele vermeldingen uit de literatuur Ik hoop dat dit verhaal er toe kan bijdragen de geschiedenis van de Lopikerwaard weer wat te verduideli|ken Want waai ik ook kwam. over ..eendenkooien" is weinig ot niets bekend of bewaard gebleven Een enkele keer trof ik wat algemene gegevens aan in de literatuur, een andere keer een avondlang gesprek met een boer uit de polder Soms ook wel een dag .. de boer op geweest" en maar vooreen uur gegevens die te gebruiken waren Toch wil ik hierbij alle mensen die zo vriendelijk /ijn geweest mij aan te horen, bedanken voor de gegeven intormatie de hulp om weer bij anderen te kunnen komen, om het land in te mogen, voor de kolfie en de gezellige gesprekken Zonder dat. had ik met zo ver kunnen komen en ga ik straks weer verder met het achterhalen van eendenkooien en kooikers In de hoop zo volledig mogelijk te zijn. is hier het verhaal over een belangrijk stukje streekhistorie De Lopikerwaard Om te beginnen iets overde vroege geschiedenis van de I opikerwaard.een gebied van± 13 200 ha . gelegen in de zuid-west hoek van l'trecht en behorend tot het Ulrechts-hollands veenweidelandschap Een slagenlandschap met een strak verkavehngsslramien en een open structuur Kenmerkende elementen hierin zijn de smalle langgeiekte door sloten gescheiden percelen de lintbebouwing de houtkaden en tiendwegen en de talrijke genelbosjes Daarnaast bevinden zich er nog een 20-tal kooirehcten en twee eendenkooien De I opikerwaard is in de 1 Ie en 12e eeuw door de zogenaamde ..cope-ontginningen" in cultuur gebracht Voor dit plaats vond was het een moerasbosachtig gebied begroeid met o a wilgen, populieren, berken, en net. doorsneden door enkele veenriviertjes Het gebied was toen grotendeels in eigendom bij de geestelijke overheid en werd door miidel van ontginningsovereenkomsten, de z g .copes", door de leenheren verkocht Enkele plaatsnamen duiden hier nog op Benschop (Bens-cope) en Willeskop (Willes-cope) Tijdens de ontginning werden de rivieren en weteringen als basis gebruikt, waardoor de ..slagen" ontstonden van ± K) meter breed en ± 1200 meter lang. loodrecht vanat de basislijn Aan het einde hiervan ontstonden landscheidingen, de tegenwoordige houtkaden Eind 13e eeuw was er een goed leefbaar gebied ontstaan dankzij ontginningen en dijkaanleg Zodra een stuk slagenlandschap ontgonnen was. gingen de mensen aan de gang Men verbeterde de ontwatering het er zijn vee weiden maar er werd zeer zeker niet alleen grasland van gemaakt De drogere plaatsen met wat meer zand ot klei werden als bouwland gebruikt en op de vochtige plaatsen ging men vlas en hennep verbouwen

2


^1 MA S r jWY i

CK

j

fj

Catteilliroel-

fragmenl van de ..Generaak' Land-Kaarle van den I.DopicKerwaard. gemeelen Anno 1771" van Hattinga.


Over het algemeen het de heer dan ook wel snel een eendenkooi aanleggen die hij gebruikte ten behoeve van eigen tafel of verpachtte aan een vakkundige kooiker Natuurli|k ook de boeren zelf hebben kooien gegraven in de achterliggende percelen was altijd wel ruimte voor een goed draaiend kooibedrijf naast landbouw en veeteelt Want zolang nog met alles rondom was ontgonnen en ontwaterd broedden er tienduizenden vogels En in de herfst en voorwinter wanneer de trekvogels kwamen waarvan er sommige hier overwinterden leverde de eendenkooi een goede opbrengst Zo kan men zich het ontstaan van de eerste eendenkooien voorstellen, ook al is het waarschijnlijk dat veel kooien pas later zijn aangelegd de eerste zijn zeker op deze manier gekomen Het ontstaan Hoe IS de eendenkooi ontstaan' Alle kooien in de L opikerwaard zijn gegraven Gegraven met de schop en kruiwagen, misschien zelfs waarschijnlijker met behulp van de aardslee of aardwagen Dat is een grote bak, ongeveer 2-1 keer zo groot als een kruiwagen op twee i|zeren of houten glijders, deze slee werd door een paard voortgetrokken De grond moest er dan weliswaar met de schop ingegooid worden maar het vervoer en het leegkiepen was veel gemakkelijker Daarbi| ook sneller men kon met een bepaalde beweging de aardslee makkelijk kantelen zodat de grond er uit kiepte Met dit werktuig zijn veel kooien ook weer dichtgereden overigens zijn hiervoor later natuurli|k modernere werktuigen en hulpmiddelen gebruikt Men kan nu nog de kooiafdrukken en kooirelicten zien dat de kooien meestal midden op de scheiding van twee percelen hebben gelegen Daaruit kan men afleiden dat zij gegraven zijn na de ontginning en vanuit een sloot De sloot vormde de basis middelhjn van de kooiplas en natuurlijk de eendenkooi zelf Opkomst en verval Zoals gezegd lagen de kooien in de laaggelegen dus vochtige gedeelten en aan het einde van de kavels Door deze afgelegen plaats was er weinig rustverstoring en zat men midden in de polder, daar waar de eenden konden komen en gaan Eerst was dat in de buurt, misschien zelfs al in de nog niet ontgonnen landstroken De kooien die het langst in bedrijf zijn geweest liggen (toevallig') in de polders die het laatst ontgonnen zijn Op deze manier zijn er hele rijen eendenkooien nu verdwenen of nog als kooirelict terug te vinden op oude kaarten en luchtfoto's Dergelijke rijen van eendenkooien treft men ook aan in de omliggende waarden Allereerst tussen Vreeswijk en Gouda de Lopikerwaard ligt hiertussen en aan de andere kant van de Lek tussen Vianen en Sliedrecht In de Lopikerwaard zijn er concentraties van kooien langs de houtkaden en dan grotendeels alleen maar in de polders Willeskop, Blokland, Broek en Benschop (Zie ook het kaartie op biz 6) Daarnaast ligt een groot aantal ten noorden van Cabauw het zuidwestelijk gedeelte van polder 1 opik Opvallend is dat er (tot nog toe) geen kooien gevonden zijn in Hoenkoop Lopikerkapel en de hele strook langs de I ekdijk Enkele kooien liggen er in polder Polsbroek een in polder Cabauw en waarschijnlijk nog een in polder Vogelenzang Het komt er dus op neer dat ze vooral in het centrum (tussen Benschop Blokland Willeskop) en het zuidwesten (tussen Benschop Cabauw en 1 opik) voorkwamen

4


Verklaringen voor deze opeenhoping zouden kunnen zijn dat hier het land hoger ligt, dat het eerder IS ontgonnen ot dat een aantal kooi-boeren de kooirechten op een bepaalde manier zou hebben afgekocht Het laatste lijkt me voor die tijd niet waarschijnlijk, de eerste twee verklaringen wel Ook wanneer men gaat vergelijken met de andere Waarden, valt alleen op dat er langs de Lek geen kooien zijn ontstaan Zoals men bijvoorbeeld bij Ameide en Lexmond eendenkooien vindt Of bij Lekkcrkerk, ontstaan in een wiel Maar het zijn alti|d die stroken land die niet aan de streekdorpen grenzen, daar liggen of lagen de eendenkooien In de 1 opikerwaard zijn het er nog twee, waarvan gezegd kan worden dat zi] de laatste /ijn van misschien wel 100 kooien I et wel misschien 100, want tot nu toe zijn er hoogstend 40-50 kooien terug gevonden Het verhaal gaat dat bi|na elke grotere boerderij vroeger de eendenkooi als nevenbedri]! had Vooral in de winter kon deze nog wel wat geld in het laatje brengen Maarmi]ns inziens hebben ook de ,,kleine" boeren wel kooien gehad al waren dit dan wel kleine waterplas]cs met hooguit twee vangpijpen Toch /ijn /e verdwenen Waar nu grasland is. vond men vroeger akkerbouw en veel grienden Het goede milieu voor de eenden verdween langzaam, dus daarmee ook de opbrengsten vande kooien Dooi de verbeterde ontwatering kwam het land minder snel ot helemaal met meer onder water te staan Zekei toen ook de vraag naar veeteeltproducten toenam, verdwenen naast de grienden ook vele kooien Het kooibedrijf werd langzaam maar zeker steeds minder lonend De grote kooien hebben het hierbij het langste volgehouden, vandaar ook dat men nu alleen nog maar de kooien met vier vangpiipen terugvindt Deze /ijn het laatst verdwenen, en dus het beste zichtbaar

858

863-1866

887-1888

930

965-1975 (H

967

978-1979

EENDENKOOI

850

^ \ ^

771

aantal vermeldingen

^

740

^\_^ KAARTEN ^v^ periode ^ N . datum

600-1700

Kaartvergelijkingen, enkele cijfers en getallen

5

21

15

15

15

11

10

2

2

2

KOOIRELICT

2

1

10

9

12

14

14

16

16

11

KOOIAFDRUK

TOTAAL AAN I AL KOOIPLAATSEN

Âą 100

(5)

21

15

17

16

21

19

25

OVERZICHT KAARTVERGELIJKINGEN EENDENKOOI ONDERZOEK LOPIKERWAARD.

5


•~4


Aangezien er nog geen concrete gegevens van voor 1771 (de kaart van Hattinga) 7ijn kan men alleen maar vermoeden, dat er toen meer kooien geweest /i]n Getuige het feit dat Hattinga in 1771 21 kooien op de kaart opnam Dit ziin met de kooien die voor 1771 al verdwenen waren, en kooien die na 1771 gegraven en inmiddels ook verdwenen/i|n Het hoogtepunt heelt dan voor 1771 gelegen, een kleine aanwijzing mag zijn dat een boer uit Blokland vroeger een kaart van rond 1600 heeft gehad van de Klein-Waterschappen Heeswi|k Uilliskop Blokland en Broek" waarop toen alleen al 50-60 kooien getekend stonden Ook was er in die tijd een grote \rijheid \an wetgeving" t a \ het opbouwen en albieken \an de kooien Het is dan ook met waarschijnli|k dat het grote kooien waren zowel op oude kaarten als in het land kan men zien dat er dikwijls maar diie ol twee vangpijpen zijn geweest tesamen met een kleine kooiplas Meestal waren daarbij vangpiipen inde richting noordoost en zuidoost aangelegd De later aangelegde kooien hadden altijd wel vier vangpiipen en een ruime kooiplas \an ongeveer 50 X 125 mtr Landelijk gezien zijn du dan nog geen grote kooien want de/e veldkooien waren hooguit 2 ha en meestal 1-1 5 ha groot Op oude kaarten vindt men vaak Co\" K.o\e" ot Vogel(en)kooi en Vogelkov als aanduiding in plaats \dn het tegenwoordige eendenkooi"

enkele \erschiUende oon k ormen

Op een kaart uit 1740 , KaarteenQuohieien van alle poldeis inde Baronie van 1 Isselstein" stonden 5 kooien getekend Doch deze kaart besloeg maar een klem gedeelte van de Lopikerwaard Uit deze en andere kaartvergelijkingen met de kaarten van 1771 1850 (\ I H Kips) de I opografische kaarten uit 1850 1887 1919 1910 1967 1978 en de kaartjes uit de Gemeente atlas van Kuiper uit de periode 1861-1866 kan een mogelijk maximaal aantal kooiplaatsen \an tussen de 25-10 gehaald worden Bekijkt men naast deze kaarten ook nog luchtfoto's van de Rijkswaterstaat te l trecht uit de periode 1965-1975 dan komt dit aantal tussen de 40-50 te liggen Vooral op de luchtloto's is goed te zien ot er al dan niet een kooi heelt gelegen Men \indt er vaak nog een goede kooialdruk in het grasland terug Er zijn ook nog luchttoto s uit 1941-1944 die de geallieerden toentertijd hebben gemaakt Jammer genoeg zijn deze opnamen erg moeili|k uit het archiel \an de Stichting Bodemkarteringte Wageningen te krijgen Een van de toto's staat afgebeeld in het boek Wilde Planten" deel II uitgegeven door Natuurmonumenten (Een gedeelte van polder Benschop staat op pag 11 algebeeld) Wanneer u naar de tabel kijkt geeft deze verschillende feiten weer Ten eerstede kooien die ook als eendenkooi gekarteerd waren ten tweede de kooirehcten en ten derde de kooiafdrukken (dit geldt alleen voor de luchtfoto's) Staat er mets vermeld dan betekent dit dat het gegeven onbekend is Onderaan staan de totalen alle kooiplaatsen die per kaart waargenomen zijn Inl771dus2l kooien gekarteerd opde fop kaart van 1850 nogmaar 15 Een geringe alname t o \

7


het geschatte aantal tussen 1600 en 1700, in welke tijd een grotere teruggang heeft plaatsgevonden De afname voor 1771 zou veroorzaakt kunnen 7i|n door het octrooidatde provincie (gewestelijke staten) van Utrecht in 1667 uitvaardigde waar iedere belanghebbende zich mee moest verenigen en waarbij de kooiker zijn ,,vogelkooi-octrooi" kreeg en mocht vangen Tevens is in 1648 het plaatsen van kooipalen mogelijk gemaakt in de provincie Utrecht De verplichting hiertoe bestaat pas sinds 1814 Vanaf 1850 tot ± 1900 is het aantal kooien redelijk constant, variërend van 15 tot II Zelfs in 19'ÏO nog worden er 10 kooien op de top kaart vermeld Op dit moment moet ik een grote sprong maken naar de top kaart van 1967 waar er nog maar twee op staan Namelijk de ,,van de Berg eendenkooien" Juist deze stap /ou ingevuld kunnen worden door de luchtfoto's uit 19431944, hiervoor ligt namelijk de periode dat de tweede grote teruggang plaats vond De luchtfoto's van Rijkswaterstaat geven wel een bevestiging of aanduiding van 40-50 kooien maar laten niet meer dan de twee nog intact zijnde eendenkooien zien De verschillende totalen kunnen verklaard worden door de natuurlijke afname van de kooien en het verdwijnen van restanten ervan Bovendien betroffen niet alle kaarten het gehele gebied Kortom er is dus nog een aantal „onbekend" Men weet niet zeker of er ook kooien gelegen hebben Dit staat pas vast als een kooiplaats voldoet aan bepaalde voorwaarden Deze zijn 1 Aanwezigheid op een of meerdere kaarten 2 Bewijs door aanwezigheid in het landschap begroeiing, relief, kavelvorm e d ) 3 Mondelinge bevestiging van bijv de grondgebruikers/eigenaren 4 Bewijs door herkenning op luchtfoto (kooiafdruk) Op deze manier zijn er 50 kooiplaatsen door mij geregistreerd en genummerd Waarvan de helft beslist zeker een kooi is geweest de andere helft is wel waarschijnlijk maar voldoet (nog) met aan alle voorwaarden

Veranderlijke verschijning in een veranderd landschap De eendenkooien bevonden zich achter in het land, de meestal lagere gedeelten Inde winter liepen de weilanden hier omheen meestal onder water Uiteraard kwamen hier de eenden op af, ook is het niet onmogelijk dat juist deze strook in de polder de min of meer vaste vliegroute van de (trek)eenden was Het was in ieder geval een gebied waar de eenden graag verbleven, dus ook de plaats waar een kooiker wat kon vangen In de polders stond toen veel meer hout dan dat er nu nog te zien is Men moet zich voorstellen dat er langs de randen van de weilanden, de slootkanten e d knotwilgen of elzenstommels stonden Dit in eerste instantie in gebruik zijnd als geriefhout 's winters voor de kachel, in de zomer voor het kaas maken en in het voorjaar bood dit groen uitstekende broedplaatsen voor de eenden Veelal werden er rond en in elke kooi honderden broedkorven uitgelegd' Op deze manier kwamen er duizenden eenden hier naar de polder Fen polder waar alle levensvoorwaarden aanwezig waren voldoende water, rust- en broedgelegenheid en de kooikerboeren die ze best wel wilden voeren in de eendenkooien Des te meer vogels er in de kooi kwamen, des te groter konden de vangsten zijn Nu IS dit allemaal anders het boerenbedrijf is veranderd het kooibedrijf is wegen het landschap is hiermee ook veranderd De knotwilgen, de el/enrijen en ook de eendenkooien zijn grotendeels verdwenen

8


Dat wil zeggen men vindt er nu nog de kooirelicten, overblijfselen van wat eens een eendenkooi was. Bij de nog begroeide kooirelicten is volledige inversie opgetreden d.w.z. de vroegere kooiplas is nu begroeid met boom- en struikbegroeiing, terwijl, waar vroeger de beplanting stond, nu het gras groeit en de koeien grazen. Naast deze bosjes met elzen, wilgen, essen, riet e.d. vindt men ook wel alleen ol bijna alleen riet. Maar hier omheen zie je de vroegere vangpijpen, scheidingssloot enafwateringssloot als ,,lechten", laagtes in het land. Het land ligt juist op die plaats en in die vorm lager dan het omliggende land. Soms heeft men ze ingepast in het weiland als sloot ol' greppel. Ook de plaats van het kooihuisje is terug te vinden als een hoogte, onder de grond bevinden zich nog wel stenen of de restanten \an de fundamenten. Naast deze elzenbosjes en rietlandjes zijn er ook die alleen maar te herkennen zijn door het sterke relief wat er nog te vindenis. De vroegere kooiplas is nu een laagte in het land geworden en begroeid met waterminnende planten, boleten, bies- en zeggepollen. Dit zorgt voor een duidelijke vegetatieverschil met het omringende grasland. In de winter staan deze plekken het eerst onder water. Is er zelfs geen ongelijk land met kooiafdruk te vinden, omdat het geheel geĂŤgaliseerd is, dan kan men hooguit een vroegere kooiplas nog herkennen aan de afwijkende perceelsvorm.

... VA.\ PAS ONTGONNEN LAND TOT EENDENKOOI GEMAAKT IN VERVAL GERAAKT TOT BOSJE OE RIETLAND GEWORDEN .... DICHT GEREDEN. GELIJKGEMAAKT .... DE KOOIAEDRUK ALLEEN NOG. BLEEE ZICHTBAAR

9


Deze kooirelicten vormen inde polders belangri|kerefugiaof rustgebicdjes Ze zijn in het bijzonder qua flora en fauna alsmede landschappeli|k en cultuur historisch van betekenis Er broeden tientallen eenden en andere vogels en er is een rijke scharkering aan plantensoorten

Het kooibedrijf in het dagelijks leven De kooien in de I opikerwaard moeten toch op een bepaalde manier hun invloed gehad hebben op het leven van de mensen en zekei op dat van de kooiker-boeren zeil Meestal valt hier niets over te zeggen, het is te langgeleden omdaar nog wat over te weten te komen De overlevering laat bepaalde verhalen, gebeurtenissen e d voortbestaan Van de laatste twee eendenkooien is hier nog wel wat over bekend Veel mensen weten wel dat de kooikers hen wegjoegen als ze te dicht bij de kooi kwamen Soms ook mocht men mee de kooi in en zag men hoe de kooiker te werk ging bi| het kooien Maar je kwam beslist de kooi niet in als je .stonk" naar parfum after-shave ol haarmiddelen wiejeookwas dan kwam je de kooi niet op Erwasooknog al eens wat te doen over de kooipalen ze werden verzet of afgezaagd, omgetrokken e d Doch dit zijn de algemeen bekende dingen, zoals ook het stropen en de moeilijkheden met jagers Maar hoe was het vroeger' Als we kijken naar de andere middelen van bestaan, mogen we concluderen dat ook nu weer alles voor handen was' Naast de uitermate geschikte omgeving voor de eenden was dit het ook voor de kooien zelf Er waren net- en biezensni|ders die het net voorde schermen konden leveren, er waren mandenmakers die de broedkorven en . horren" konden breien Men bedenke wel dat dit niet altijd het geval was. een echte kooiker had de materialen (tenen, net e d ) zelf voorhanden en maakte zelf wat hij nodig had Maar niet alleen de net- en gnendteelt kon van dienst zijn waarschi|nlijk ook de vlas- en hennepteelt De touwslagers konden netten maken voor de vissen] maar ook voor de vangpijpen in de kooien Vaak werden de oude vissersnetten gebruikt voor de vangpijp overspanning, er zijn nog wel oude stenen (met een gat erin) in de kooien teruggevonden die daarvan afkomstig waren En ook het hennepzaad kon aan de eenden gevoerd worden De meeste van deze bed ri|ven zijn immiddels allang verdwenen de kooien ook want zoals gezegd, door de verschuiving in de agrarische bedrijfsvoering, zijn deze ambachten grotendeels al uit de streek verdwenen Nog enkele kunnen het nog enkele doen het maar verloren gaat het (nog) niet' Ook nu nog zijn er boeren die broedkorven uitleggen de kooi is allang verdwenen maar die eenden moeten blijven De „Van de Berg-eendenkooien". De Van de Berg-eendenkooienzi|n de twee overgebleven eendenkooien Een ligt inpolder Broek en een in polder Blokland Ze ziin beide in bezit geweest van de lamilie Van de Berg Dat wil zeggen van verschillende Van de Bergen" de laatste twee kooikers waren neven van elkaar Het zijn de kooien die nog lange tiid in gebruik zijn geweest en waar ook nu na de gedeelteli|ke restauratie, weer gekooid zal worden Beide kooien zullen na de ruilverkavelingdeelgaan uitmaken van het polderreservaat waarvan 115 ha rescrvaatsgebied wordt en 70 ha beheersgebied in totaal komt er dus een 185 ha groot rust- en natuurgebied om de kooien heen te liggen Zowel in de gemeentelijke bestemmingsplannen als in de provinciale streekplannen genieten de kooien en deels het omliggende gebied gedeeltelijk tot volledige bescherming Zo wordt dit gebied o a aangeduid met de benaming . Natuurgebied" waarbij het handhaven en of herstellen van bestaande en of potentiÍle landschapsecologische kwaliteiten als doelstelling t a v het beheer wordt genoemd

10


SĂźuenng \an de

Van de Berf^

etndenkoĂźun

11


Ze liggen midden in de polder met ten zuiden de Noordziidsekade maar in een voor de rest (nog) vrij open en (nog) rustig gebied „Nog" want er zi|n plannen om op ruim een kilometer afstand een aantal nieuwe boerderijen te bouwen plus de daarbij behorende nieuwe wegen aan te leggen Hierdoor zal een van de laatste grote stilte gebieden in de provincie Utrecht verdwiinen Het geheel is namelijk net buiten de 1 HO meter grote alpalmgsrechten gesitueerd, rust en open ruimte zullen dan damg aangetast worden Het zijn de oudste kooien in de Lopikerwaard, aannemelijk is dat ze al rond 1600 in bedrijf waren Ze zijn beide geregistreerd bij de minister en mogen en kunnen dus als vangkooi gebuikt worden Op dit moment zijn beide kooien (elk zo'n 2 ha groot) in eigendom \an C R M en in beheer bij Staatsbosbeheer Deze instantie heeft inmiddels een kooiker gevonden die ze zal gaan beheren, restaureren en die uiteraard weer zal gaan vangen

Het Staatsbosbeheer zoekt een

aspirant-kooiker welke bereid is op huurbasis gedurende een nader overeen te komen huurperiode het beheer en onderhoud en de vangst van wilde eenden te verzorgen in twee eendèrtkooien van het Staatsbosbeheer, gelegen in de gemeenten IJsselstein en Willeskop. Eventuele gegadigden dienen in het bezit te zijn van een geldige jachtakte. Ervaring m het kooikersvak strekt tot aanbeveling. Belangstellenden kunnen zich vóór 15 maart 1979 schriftelijk wenden tot de Natuurbeachermmgsconsulent bij het Staatsbosbeheer te Utrecht, Museumlaan 2. Nadere informatie kan tijdens kantooruren worden verkregen bij het Staatsbosbeheer, bereikbaar onder telefoonnummer 030-520834, toestel 39.

Eendenkooi in polder Broek De kooi ligt in de gemeente IJsselstein, is oost-west gelegen en omgeven door graslanden Hij wordt ook wel met de naam Oosteli|ke kooi aangeduid naast de meest gebruikelijk naam IJsselsteinse kooi Al op de kaarten vanal 1740 komt de kooi voor maar hi| schijnt al omstreeks 1600 in gebruik te zijn geweest Vroeger heeft men eens een oude huissteen gevonden met de naam Albertus vande Haas" en eenjaartal omstreeks 1600 De familie Van de Berg zou met drie generaties de kooi al meer dan 100 jaar als bedrijf hebben gehad Begin 19e eeuw is de kooi door dert \an de Berg gekocht vanaf 1870 door zijn zoon Henk van de Berg Deze heelt in 1966 het kooibednjt vaarwel gezegd en later de kooi verkocht aan dhr

12


NIEIJWGClEIN/USSCX.SnmN

MAANDJ

Scriptie IJsselsteiner Karelse

„Eendenkooien in Lopikerwaard snel opknappentf er tn eendenkooien gebeurt (Door Rietje ten Berge) en /iet beianQ van de kooien WSSELS7-EZN — "Waar voor de natuur Déslré w^. een vangende kooi zich er in op als bet^ oerdiDijni, verdwijnen ook van de eendenfc^ de eenden en verliest een Nederlond. eendenkooi zijn betekenis die in "^ als rustgebied", is een van de eerste zinnen uil de scriptie van de negentienjarige selsteinse Désif Kar^\^ ^_ • moest deze 'cr*-^^'^^ Ol als eindexa-i,^^ . ^ ^ • Middelt' tuu

''

<='

.V.^=

vo"

»»V-'°''rt-VïJ'

ï.e'-^ '

,s>^"

i_. i

NidenkoolbUJ

I J S - i r i - S T F I N _ Vanaf l a t f r d a j

* _e(V^ - \ i * ^ ^ ^ ^ °

«uilen

"'

IJssflstt-m, a m b l f i i a r p n van d r geiTippnl*IJssrlsipin stlrhts L a n d s c h a p s b e h e e r en a n d r r e men

**

''

ixO*- ,

^ ,\*^ ,tV^ cX>''^\x»^ VO*^ (O* ^*' v\\^^ N**" ^** S ° ' v'^t**

i^^^IP^= \ A«<^ . \ 0 ^ '

"'^-fU^

'^-'•^^^^l^^^is. Vrijwilligers knappen twee eendekooien op

^^-^

AC^

\-vOTUmdeif t» , er betMwU tV

^^:v<>'^

daartiij

uorden

geliolprn

\ k e n * a a r d bij de Noorrtzijde K a d e \% tussen Usw-lsU'in «n BinUl ind /IJ zi n nu in e i e ^ n d c m van ^ e ' S-aats kï***c,\\t^ bosbeheer d i t de e e n d e k w i e n ü s y. n a t u u r t e r r e i n e n heeft b e s t e m d Die

w a a r d e r i n g k o m t de eendekooien loe o m d a t er tal van zeldzame plan ten en dieren voorkomen Verder Zijn de eendekooien vnn betekenis vo<}r h f t l a n d s r h a p s s i hoon en 7lJ v(rtegcnwo(jrdit,(.n et n belangrijke cuItuurhLstonsrhe w a a r d e Hoven dien betreft het Mer de l a a u v n in de Lopikenvaartl w, lai e f n s meer dan 30 eendt kooit n zijn g e u e e s t De vTijwTlllgepï n e m e n ver'ichll lende w e r k 7 a a m h e d e n voor hun re kening Zl] k n o t t e n de k n o t b o m e n l e t t e n de el7estoven af k n a p p e n de grlendjps op en m a k e n tTjlmle rond om de koolpias S t i r h t s I a n d s c h a p s b« heer stelt d a a r t o e gereedschappen en m a t e r i a a l b e s c h i k b a a r en Zorgt d a a r n a a s t %oor begeleiding v( rackeringen en publJcltelL D e i e

"'O'S*'""/,

h u l p viin Stlchts Is mogt.

* '1^^" > " He* bacgtV m e t vangiJijy dekoou n w d loon^Aerkers i^ Dit Is een ena zvvaar m a t e n a i ü N a a r s c h a l l i n g m**^>\^^^J ' ftO'

\\v ,.

werk. rs s t a r t e n u V^^P , . S » ^ ' ' M > ^ « * *,>n ^1,v\«• o t " De vnjwiJhgers ^%^^ ee<^*^ ^ ^ct^V^' t ^ r d i g t n van 21 o k u V ^^tV^ 4 n o v e m b e r en 11 no \ * cot^

.5!ï!?iis.^^}!.V^^^'

i-i"


van der Valk Daarna heeft dhr de Vries de kooi nog in handen gehad, maar in 1975 verkocht aan de Stichting Beheer Landbouwgronden De Stichting kocht de kooi in verband met de komende ruilverkaveling en zou hem 70 spoedig mogelijk overdragen aan het Staatsbosbeheer, doch dit is niet /o snel gebeurd Pas eind 1978 na enkele publicaties in kranten en enkele brieven (door de Werkgroep tot behoud van de Lopikerwaard) gestuurd aan diverse instanties 7ijn beide kooien in eigendom en beheer overgedragen Maar toen was het al te laat, de Stichting Beheer Landbouwgronden had de kooi in het geheel met beheerd ende/e was erg verwaarloosd AUerietschermenen vangpijpen waren vergaan, dekooiplas bijna geheel dichtgegroeid, het kooihuis en schuur vermeld, atgebroken en deels in brand gestoken De begroeiing deknotbomen el/enhakhout, griendjese d verkeerde in een slechte staat met veel achterstallig onderhoud Ook het tussentijds (eind 1976 en 1977) uitgevoerde knotwerk door de knotgroep 1 Isselstein mocht weinig baten eind 1978 en begin dit jaar kon Staatsbosbeheer met behulp van de Stichting Stichts Landschapsbeheer en vele vrijwilligers de kooien weer in goede doen brengen (Zie bl? 12)

Over het afpalingsrecht heeft vroeger enige onduidelijkheid bestaan Fr werd toen gesproken over I n o meter 1300 meter lOO roeden evenals 700 elk Zekerheid hierover geeft een brielwisselinguit 1924 door H v d Berg te IJsselstein en de Provinciale Staten, teruggevonden in het Rijksarchiel waarin wordt geregeld dat het afpalingsrecht van 1130 ellen naar I 130 meter gebracht wordt Over de vangsten is weinig bekend Vroeger lag dit zeker tussen de 6000-10 000 eenden per jaar Een top-jaar was er tijde van Henk van de Berg die eens 15 000 eenden heeft gevangen Het is voorgekomen dat de kooiker op een dag 1362 eenden ving Dit kwam doordat de vogels werden opgejaagd door de stijgende waterstand waardoor alles onder water kwam te staan en de eenden de kooi in vluchten De oor/aak hiervan was een deffect aan de watermolens, die het water niet meer konden schuwen en verwerken Eenden vormden het grootste deel van het tableau Er werden gemiddeld niet meer dan 100 talingen en daarnaast nog wat smienten en slobeenden gevangen Verder heel weinig pijlstaarten Het IS een land kooi en zomerkooi die in de zomer de grootste vangsten behaalde uit de eenden die in de streek bebroed waren 's Winters ving men bijna alleen trekeendcn, de echte wilde eenden Ten tijde van Paul van de Berg werden de gevangen eenden door de kinderen op de fiets naar Utrecht gebracht Wanneer zij naar school gingen werden de eenden afgeleverd bij poelier Rosenberg De prijs werd gewoonlijk aan het begin van het seizoen afgesproken

Het voormalige woonhuis dat bij de kooi stond, is in 1937-1938 gebouwd nadat het oude houten huis was afgebrand Nu in 1979 zijn de puinhopen netjes op een hoop geschoven, nadat het in de laatste jaren door de jeugd is vernield en tot de grond toe al gebroken Het huis heelt overpad gehad op de Achtersloot, getuige de kadastrale gegevens ,,Achtersloot nr 67" Elektriciteit, gas of water is nooit aangelegd, wel heeft er een waterpomp en waterput gestaan Tijdens de oorlog lag de kooi midden in het inundatiegebied en toen is er rond de kooi een kade opgeworpen zodat huis en kooi droog bleven en als een eilandje te midden van het water stonden De begroeiing van de kooi bestaat uit een elzenhakhout wal langs de buitenrand, langs de vangpijpen knotwilgen, knotelzen en knotpopulieren Ook staan er enkele fruitbomen en een paar oude knoteiken (de eikels hiervan werden door de eenden gegeten) Tijdens de grootscheepse opknapbeurt zijn de griendjes gehakt, werd de elzenrij uitgedund, de kooiplas en twee vangpijpen uitgebaggerd Zodat het er nu wel erg kaal is maar de kooi (met kooirelict en afpalingsrecht) is op deze manier (zo goed en zo kwaad als het is gebeurd) wel behouden

14


Kooihuis in helere lijden (folo P \an de BerghJ

Kooihuis Usselsleinsekooi, najaar 1977

15


Fendenkooi in polder Blokland De kooi ligt in de gemeente Willeskop is noord zuid gelegen I en oosten van deze kooi ligt de 1 Isselsteinse kooi Vanat 1771 komt de kooi op alle kaarten voor Toch schiint hij al zo'n WO jaar te bestaan en gedurende zo'n 200 jaar in handen geweest van de lamilie Van de Berg De kooi behoorde vroeger tot de eigendommen van de hol stee die in het verlengde van de kooi aan de Bloklandse dijk ligt en nog steeds „Kooilust" heet Bij een verkoping (in 1940-1944) van deze boerderij is de kooi gescheiden van de boerderij verkocht Ongeveer 50 jaar geleden is de kooi door lam Van de Berg gekocht hiervoor, maar dat is nog onduidelijk is de kooim eigendom geweest van dhr \ Houten uit Rotterdam Maar ook nog een tijd van dhr de 1 ange uit Blaricum en hiervoor van ene van Herk

Kooiker P M \an Je Bergh (hiigenaamd Paul de Snor) achter zifn hun te Benschop

16


In ieder geval zijn in de laatste 50 jaar twee broers P M van de Berg en A J van de Berg verantwoordelijk geweest voor de kooi Totdat ook deze kooi verkocht is aan dhr de Vries en later via de Stichting Beheer Landbouwgronden bij Staatsbosbeheer is terecht gekomen Gelukkig is deze kooi nog lange tijd in gebruik geweest en voor zover dit mogelijk was onderhouden door Paul de Snor zoals Paul van de Berg uit Benschop ook wel genoemd wordt Deze heeft lange tijd voor de verschillende eigenaren nog toezicht gehouden en soms wel wat gevangen Tot het deze in 1977-78 onmogeli|k werd o a wegens vernielingen en rustveistoring waardoor de kooi in verder verval geraakte Ook de hulp van de knotgroep llsselstein is later teniet gedaan

Op de kooi stond in noord-oostelijke hoek een klein kooihuis|e maar ook dit gebouwtje is grondig vernield Het was gebouwd met kloostermoppen en deels van hout meteen rieten dakbedekking Ik ben dan ook erg blij met de mededeling van het Staatsbosbeheer dat het huisje weer in oude sti|l /al worden herbouwd Ook op de 1 Isselsteinse kooi zal een dergelijk huis|C gebouwd worden

Er werd alti|d met een „turfje" gekooid in het begin van het seizoen met een schrikellect en natuurlijk alti|d samen met het hondje en de lokeenden Gemiddeld werden er steeds 100 broedkorven per jaar uitgelegd De gevangen eenden werden met de bode meegegeven en o a naar Utrecht gebracht De begroeiing bestaat ook hier uit knotbomen maar ook veel opgaande bomen zoals iep eik esdoorn, essen en elzen Tussen de vangpijpen bevindt zich een griendje Ook hier zijn ingrijpende werkzaamheden uitgevoerd om de verwaarloosde en vervallen eendenkooi weer als eendenkooi dienst te kunnen laten doen

Overigens werd in de notulen van de oprichtingsvergadering van de Nederlandse Kooikersvereniging, van 24 augustus 1929 melding gemaakt dat aldaar ook aanwezig was dhr H v d Berg uit Benschop

17


' /

;jf".»-%B«i:'iJii- • 0 . T'^ sMbf*, Kooikershunie nog m goede staal (1976)

0\erbliitielen 18

kooikershuisje april 1978


Kooihuizen

In de 1 opikerwaard staan nog vier boerderijen waarop nu nog te lezen staat dat men wel ,,lust" in het kooien had Een van de/e boerderijen is „Kooilust" aan de Bloklandsedijk te Blokland, die behoorde bi| de Willeskopse kooi Langs de provinciale weg in Willeskopstaanertwee.de eerste is,. Kooilust" Vanaf de I opikcrwegoost kan men dit kooihuis aan de Cabauwsekade /len liggen Merkwaardig is dat de/e letters vroeger in het hek ge/eten hebben dat vroeger voor de boerden] stond, het is pas in 1890 op de gevel ge/et De kooi die hierbij hoorde vindt men nu nog als bosje terug en ook de vangpijpcn zijn nog als ..lechten" te /len Vanal 1867 heeft 1 een van der Hoek als laatste kooiker hier gewerkt Hiervoor heeft l'ang Laav op de kooi gezeten Beide waren zowel boer als kooiker Als oudst bekende heelt ene Schoutboet op de boerden] gewoond Een ..hereboer" die de kooi /eer zeker verpacht zal hebben Maar het is waarschijnlijk wel degene die op de tegeltabieau's voorkomt die in de 200 jaar oude boerderij gemetseld zitten Op een hieivan staat de eendenkooi met op de achtergrond Cabauw Een ander tableau stelt de boerderij zeil voor Op deze kooi heeft ook een kooihuisje gestaan, waar onder andere een bedstee en een open haard in voorkwamen Het huisje staat ook op het tegeltableau Hetisinl926 27 in brand gestoken en nooit weei opgebouwd, voordien werd het wel gebruikt als kalverhok De eendenkooi was omstreeks 1911 al gesloopt Tegenwoordig woont de fam Sluis op de boerden] Zij wisten mij het bovenstaande te vertellen Het was ook hier waarde eenden met de schouw naar voren werden gevaren en voor een kwart]e werden er 100 eenden op een kruiwagen naar Schoonhoven gereden waar ze met de boot naar een poelier in Rotterdam gebracht werden

Naamgeving en andere vermeldingen In het boekje ..IJsselstein voor en na 1900" door I G M Boon. wordt op blz 39 in de lijst van ..Beroepsbevolking" in 1880 melding gemaakt van een . Kooyenaar" Ook in het archiel van Benschop zou /o'n vermelding voorkomen, dit volgens dhr E van Oosterom. die mij ook kon vertellen dat er ook ene Mulder op /i)n boerderij gewoond heeft, die als Kooyenaar bekend stond

19


o o

20


Dhr Vink uit IJsselstein heeft mij in het boekwerkje Verkoping Hakhout en teenen te IJsselstein" uit 1910 door notaris M den Bleker laten lezen dat ook hierin gespioken wordt ovei „de Kooi" en de , Kooikamp" achter de Lampsinshoeve in de Achtersloot Hier heeft ook inderdaad een kooi gelegen Daarnaast wordt gesproken over het „Oude Kooigat", nabij den tol 78 are griendhout in „de KOOI" en ook ongeveer 58 are snijteen bi] de vim aldaar de kleine kooi genaamd De/e landerijen betreffen land van Mej Wed I vd Worp

/•f/

/•^o

Ook in het land van J A van Vlooswijk was I ha snijteen /ijnde de Kooi" Ook langs de IJsseldijk ligt. volgens dhr Kromwijk, een weiland dat de Kooikamp" genoemd wordt en bij het bekijken van oude kaarten is gebleken dat er inderdaad een kooi gelegen heelt Tegenwoordig worden ook in Benschop dergelijke benamingen gebruikt voor stukken land en heeft men het over de Kooiput, het Kooigat e d In de scriptie ,,Eendenkooien" van A Tol uit 1965 wordt melding gemaakt van de Kooikamp" te IJsselstein en de ,,Kooiweiden" te Polsbroek

Tol slot. In het boek ,Achter de Schermen" \an G D van der Heide en I I ebret (1944) staat het volgende

21


1 w e e kooien li^^gen er tusschen de w e i d e n o n d e r P e r k o u , t w e e in de L o p i k e r w a a r d o n d e r B e n s c h o p , het land VcUi de s t r a k k e , rechtzinnige b o e r e n , het gebied, w a a r al het w e r k zijn e c u v o u d i g e n en da!;elijkschen gang gaat en w e i n i g inbreuk in d e n t o e s t a n d g e m a a k t w o r d t door toeristen. W a n t wie gaat er L.npik en B<"nschop b e z o e k e n , wie k o m t er hier tusschen de k o e i e n zien en tusschen de z w a r t e b o e r e n ? V o o r l o o p i g liggen die kooien d a a r d a n ook rustig e n stil, o n o p g e m e r k t , z o o goed als heel d a t w e i n i g o n t s l o t e n land voortleeft buiten de bemoeienissen v a n c e f'.nde.re s t r e k e n . M e i melkt er de koeien en m e n w r i n g t er de k?»as en d a a r m e e is l et afgsloopen, d a a r o m h e e n is het leven.

Het is duideUjk dat de tijden zijn veranderd. Laten we wel bedenken dat de eendenkooien in de Lopikerwaard voor het nageslacht behouden moeten worden. Een historisch sieraad in het landschap is onze belangstelling waard.

^r^^^~rT^.>^!7^(

I,. I u

. . • • • ( ( . . . . . . . . . - '• '•"• ' " x r" - -• '

• ^Vr-

G E V E l - S T B E K ''KOoiLUSTn, T E WILX.XSKOP 22


fi^AS

^lEISXSZMDKT^KOOIfiK

,.-'•>—

-

9S2XffN

iL^

•'.It ^^;

...'KKOOffAAlX0Xl*5 X B STRKKS IH DB P01.DBIL Z;ULr.SM ^ T A A K 23


o

s .-SI

5

9

24


Een van de boerderijen, die wij in 1977 gerestaureerd hebben, ziet U op onderstaande foto. Iets dergelijks komt binnen afzienbare tijd te koop, landelijk gelegen met 3,5 ha. land en toch dicht bij IJsselstein.

Achtersloot no. 91

Tekeningen en informatie te verkrijgen bij,

Bouw- en a a n n e m i n g s b e d r i j f

M. en W. Bunnik b.v. IJsselstein Tel. 03408T624 Tel. 03484-3546.


Schuttersgracht

Rabobank Q de bank voor lederBen

IJsselstem


No. 13

december 1979

i L , /.

Historische Kring IJsselstein

I

^^;

^ ..

.

.

#


De bodedienst IJsselstein-Utrecht v.v. werd onder meer onderhouden door de Fa. Mihenburg, zoals op deze foto duidelijk te zien is. De foto dateert uit 1939 toen de heer W. van Rooy, staande nabij de cabine, het bedrijf reeds geruime tijd leidde. Interessant is te zien dat de meubelindustrie sterk in opkomst is. De meubelen zijn hoger en talrijker opgeslagen dan de bossen teen. Links op de foto staat medewerker Jan Spliet en vóór de auto twee zonen van de heer Van Rooy, waarvan Jan van Rooy (links) het bedrijf nog steeds leidt.

S (

( »

^

J. van Rooy. Utrechtsestraat 17, IJsselstein, tel. 03480-1307 (verhuizen kost bij ons weinig bedstro!)


UITGAVE STICHTING HISTORISCHE KRING IJSSELSTEIN

"^^^x^T^

Gezicht op Kasteeltoren en Touwlaan in wintertooi rond 1930

PRETTIGE FEESTDAGEN EN GELUKKIG NIEUWJAAR


Aan de Rraa der gemeente IJüSjlstcln,

IJsscls-ueiUj 8 ScpteT.ber 1954. Binnen afzienbare t i j d zullen de thans op "de IJieuwpoort" in aanbouv* zijnde complexen van in t o t a a l 58 woningen voor bev/oning gereed z i j n . Tevens zullen U in deze vergadering v o o r s t e l l e n worden overgelegd, om opnieuw crediet beschikbaar te s t e l len voor de bouw van 98 woon- en 2 woon-v/inkelhuizen, a l s mede 2 dagv7inkels. In verband met een en ander z i j n op "de IJieuwpoort" een aantal s t r a t e n aangelegd, - c.q. nullen worden aangelegd - waaraan alsnog een naam .loet worden gegeven. Ook de brug, w&lke de Ilr. Abbink Spainkstraat met de Paardenlaar verbindi;, behoort m het plaji t o t het geven Van na.ien te worden opgeno,-en. Aangezien het n i e t om"i«.''.rschijnlijk i s , dat in de nab i j e toekomst de gehele L'ieuwpoort bebouwd z a l zijn, hebben wij gemeend, in het h i e r b i j overgelegd ontwerp-besluit a l l e op "de Licuwpoort" geprojecteerde s t r a t e n en wegen, voor zover nog niec van een naam voorzien, te moeten betrekken. De bctrerfendo s t r a t e n „n wegen zijn op de h i e r b i j overgelegde s i t u a t i e t e k e n i n g I in kleur nader aangeduid. ïl'ij ncnen,dat ook, _venpls aan de reeds bestaande s t r a t e n op "de t i e u w p o o r t " , •^an de h i c r v o r : n bedoelde s t r a ten nam.en dj enen t e vrordcn gerev-n, welko verband houden m.et de geschiedenis van I J s s e l s t e i n , in welke geschiedenis "de Ticuwpoort" zo'n b e l a n g r i j k e r o l hc'„ft gespoeld. In de h i e r b i j overgol gd_, door de voorzi'cter van ons college geschreven toL^lichting, is m hot kort vrcergcgcvui vjelke p l a a t s de personen, naar wij wij de s t r a t e n zouden w i l l e n doen noemden, in dezi_ geschiedenis hebben ingenomen. Wij mog^n volstaan met U naar deze t o e l i c h t i n g te verwijzv,n. Door de najien "Geld^rso brug" en "G-cld..rs^ pad", menen wij d^ herinnering pan de ranp, die I J s s ^ - l s t e i n in H66 get r o f f e n he^-ft, te kunnen doen voor-ul^vcn. Het i s ons verder geblck-n, dat de nai-^^n van enkele s t r a t j i of wegen jn ] .t o v . r i -e g._deeltc dor gemeente nog door Uw eoli^'ge moL.Leii worden vascgclegd. De h i e r bedoelde s t r a t e n en wegen z i j n op de b i j het ontwerp-besluit behorende s i t u a t i e t e k e n i n g I I in kl'„uren aangegeven. Wij s t e l l e n U voor aan de op beide s i t u a t i e t e k e n i n g e n aangegeven s t r a t e n en wegen de naam t e geven, a l s vermeld in het ontwerp-bcsluit, hetwulk U h i e r t o e t e r v a s t s t e l l i n g wordt aangeboden. Burgemeester en "ffethouders van I J s s e l s t e i n , nea :D(JC De S e c r e t a r i s , De Burgemeester, Coll; A.H. Derks. Mr.J. J. Abbink Spaink.


IJsselstein. 16 September 1954 Onlangs werd in een vergadering van Burgemeester en Wethouders besloten aan de Raad een voorstel te doen tot het vaststellen van namen voor nieuw aan te leggen straten in het Stadsgedeelte „de Nieuwpoort" Thans ligt dit voorstel gereed ter behandeling in de Raad Het blijkt dat het College de straten gaarne vernoemd zou zien naar personen, die een rol in de geschiedenis van IJsselstein gespeeld hebben MIJ was verzocht voor een toelichting zorg te dragen Aan dit verzoek heb ik gaarne voldaan In feite is deze toelichting een beknopte historie van IJsselstein geworden Dit geldt echter alleen voor het tijdvak 1400-1511 Het spreekt vanzelf dat ik mij de nodige beperkingen moest opleggen Ik heb ernaar gestreefd zoveel mogelijk het licht te doen vallen op het verband tussen onze plaatselijke en de Gelderse geschiedenis De Burgemeester

Overzicht van de familie-verhouding der in de toelichting genoemde personen Guyotte van IJsselstein x Johan van Egmond

I Aernoud x Jolande van Liningen

Johan X Maria v Arkel

Willem

(Jan met de Bellen)

Arnoud Hertog V Gelre Adolf Karel

Willem v Egmond 1 Frederik x Aleida v Culemborg Floris Maximiliaan x Frantoise de Lannoy Anna x Willem van Oranje

3


Jolande van Liningen was gehuwd met Aernoud (Arend) van Egmond (Âą 1340-1409), Heer van IJsselstein Door Aernoud werd in 1394 een Klooster (priorij) op de Nieuwpoort gesticht, dat betrokken werd door Cisterciensers en de naam verkreeg van ,,Mons Dominae Nostrae" (O L Vrouwberg) In 1417 verbleef Jolande, in gezelschap van haar zonen Johan en Willem, in het door de Graaf van Holland bedreigde IJsselstein Bij de regeling die toen tussen de Graaf en de Gebroeders van Egmond tot stand kwam, bedongen deze een jaargeld van 800 Kronen ten behoeve van hun moeder Jolande stierf in 1437 en werd begraven in de Kloosterkerk te 's-Gravenhage Johan van F gmond (1385-1451) was de oudste zoon van Aernoud. Heer van Egmond en IJsselstein en Jolande van Liningen Hij heefteen belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van Holland, Utrecht en Gelderland Daar hij gewoon was een harnas met bellen te dragen verwierf hij zich de bijnaam ,,Jan met de Bellen" Zijn huwelijk met Maria, dochter van Jan van Arkel (+ 1340-1409), verwekte veel sensatie Hij schaakte namelijk deze jonkvrouwe uit een Kasteel in Gulik, waarzij in afzondering leefde Haar vader, de heer van Arkel, was jarenlang in oorlog geweest met de Graaf van Holland, doch had tenslotte het hoofd moeten buigen Behalve zijn dochter Maria had hij een zoon, Willem genaamd Deze Willem trachtte later het fortuin der Arkels te doen keren door de strijd met Jacoba van Beieren aan te binden Behalve een romantisch, had hij een huwelijk van onze Jan met de Bellen ook wel een pohtiek tintje' Omstreeks begin 1416 werd Johan door Graai Willem VI van Holland ter verantwoording geroepen, daar hij ervan verdacht werd een complot tegen deze gesmeed te hebben Tot driemaal toe opgeroepen, verscheen Johan niet Hierop werden /ijn goederen verbeurd verklaard Intussen bevond hij zich in gezelschap van zijn broeder Willem, op het slot te IJsselstein, waar ook hun moeder Jolande vertoefde De Graaf van Holland trok nu een geducht leger samen te Schoonhoven en gebood aan Walraven van Brederode hiermede IJsselstein te belegeren Tot op het laatste nippertje deden vrienden bemiddelingspogingen die tot het resultaat leidden, dat Johan en Willem weliswaar verbannen werden uit Holland en Zeeland, doch dat jaarlijks een flinke som gelds aan hen (en aan hun moeder) zou worden uitgekeerd De Heren van Egmond verheten hierop IJsselstein en de heerlijkheid ging over in handen van de Graaf van Holland (21 Juli 1416) Op 31 Mei van het volgend jaar overleed de Graaf van Holland in Henegouwen Hij werd opgevolgd door zijn dochter Jacoba van Beieren Johan van Egmond had na de dood van de Graaf in stilte een leger verzameld, waarmede zijn broer Willem op 10 Juni 1417 IJsselstein verraste Geholpen door inwoners, die heimelijk de stadspoort openden, trok hij de stad binnen, doch kon het kasteel niet dadelijk bemachtigen De door de Graaf van Holland aangestelde , Kastelein" (slotbewaarder) bracht het slot instaat van verdediging, doch moest 2 dagen later, na een bestorming, zich overgeven Onderwijl hadden reeds de burggraaf van Montfoort alsmede gewapende burgers uit Leiden zich te Eiteren gelegerd Daarbij kwamen nu nog ,,die van Utrecht" en Walraven van Brederode, de krijgsoverste die het vorig jaar was uitgezonden om IJsselstein te tuchtigen Brederode had zich even als trouwens de burggraaf van Montfoort, beijverd de Utrechtenaren over te halen om lacoba van Beieren in haar stnjd te steunen en hen als beloning toegezegd dat zij burcht en muren van IJsselstein mochten slopen alsdestad overmeesterd werd De Utrechtenaren, gedachtig aan de hinder die zij in het verleden ondervonden hadden van IJsselsteinse zijde, waren gemakkelijk te overreden' Dageli|ks vermeerderde het aantal belegeraars Amersfoort volgde het voorbeeld van Utrecht de steden Enkhuizen Hoorn Medemblik (en nog

4


andere plaatsen) stuurden weerbare manschappen Uit Kennemerland liet men gravers aanrukken voor het maken van loopgraven en verschansingen Jacoba's oom, Johan van Beieren (bijgenaamd „Jan zonder Genade"), voegde zich bij de belegeraars Donderbussen en ander belegenngsmateriaal werd in grote hoeveelheid aangevoerd Aldus in het nauw gedreven, capituleerde Willem van fcgmond op 23 Juni 1417 Hij kon slechts bedingen, dat aan hem en de bezetting vrije aftocht verleend werd tot aan de Nieuwendam ("t Gein) bij Vreeswijk, terwijl poorters en onderzaten zich — onder voorwaarden van behoud van lijf en goed — aan de genade van Jacoba zouden overleveren en vier dagen gevangen blijven in de Nijestad (de Nieuwpoort) Tegen de bepalingen van dit verdrag in vergrepen de overwinnaars zich toch aan de goederen der poorters en werden deze ,,in de stok geslagen", waaruit zij zich moesten vrijkopen Tiians kregen de Utrechtenaren hun beloning wegens verleende diensten en Johan van Beieren gaf aan hen verlof Kasteel en muren van IJsselstein te slechten Walraven van Brederode deed met grote spoed hiertoe gravers uit Texel ontbieden Op 27 Juni werd met het werk een aanvang gemaakt en ,,die van Utrecht" keerden niet huiswaarts alvorens IJsselstein weerloos lag De jonge gravin Jacoba arriveert in Holland en treft daar de zaken in rep en roer aan Jonker Willem van Arkel roert zich weer en feller dan ooit laaien de Hoekse en Kabeljauwse twisten op De Hoeken zijn voor, de Kabeljauwen tegen Jacoba Geen wonder, dat er Jacoba veel aan gelegen is om zich verzekerd te weten van de steun der Utrechtenaren' In een verwoed straatgevecht te Gorkum, waar hij zich genesteld had, wordt Jonker Willem van Arkel verslagen en sneuvelt Aan Arkel's zijde streed Heer Johan van Egmond en IJsselstein, aan Jacoba's zijde Walraven van Brederode Johan geraakt in Utrechtse gevangenschap. Walraven sneuvelt Lang geduurd heeft de gevangenschap van Heer Johan met Vermoedelijk heeft hij zich vrijgekocht De Egmonds behoorden namelijk tot de rijkste families van Holland' Op 15 Augustus 1418 nam lacoba, die intussen gehuwd was met Hertog Jan van Brabant wraak op de burgers van IJsselstein, wegens hun ontrouw ten op/ichte van haar, of liever gezegd wegens hun trouw aan de Heer van Egmond' Op genoemde datum be\al zi| aan de ingezetenen van IJsselstein om alle huizen, schuren, hooibergen en getimmerten, welke nog staande waren, af te breken Bovendien gaf zij aan haar,,beminde vrienden van de goede stad Utrecht" toestemming alles neder te werpen, wat na Allerheiligendag nog staande mocht zijn gebleven, met uitzondering van Kerk, Klooster, Gasthuis Kapel en huizen van geestelijken Na het Kerstfeest van 1418, op ,,de dag der Onnozele Kinderen", trokken de Utrechtenaren naar IJsselstein en verwoestten het geheel, zodat de inwoners in het hartje van de winter dakloos werden De verhouding tussen Jacoba en haar oom Johan was inmiddels er niet beter op geworden Deze laatste trachtte zijn nicht van haar plaats te dringen en vond bij dit streven steun bij de Kabeljauwse edelen, waaronder de Egmonds Bij de algemene verzoening, welke door bemiddeling van Philips van Bourgondie ( ,Philips de Goede") in 1419 te Woudrichem tot stand kwam („de zoen van Workum"), kreeg Johan van Beieren een overwegende invloed in het bestuur BIJ deze verzoening werd ook bepaald, dat de Egmonds geen wraak mochten nemen op de Utrechtenaren Van dit laatste is in de practijk niet veel terecht gekomen' In de door Johan van Beieren en de Hertog van Brabant (Jacoba's gemaal) gemeenschappelijk gekozen Hollandse Bestuursraad kregen de Egmonds zitting en onze Jan met de Bellen werd hersteld in het bezit van IJsselstein' Wanneer dit precies gebeurd is weten wij niet, maar zeker is, dat hij in 1423 weer als Heer van IJsselstein, zekere rechten aan de stad verzekerde In dit zelfde jaar (142^?) stierf, kinderloos, Reinald IV, hertog van Gelderland Als zijn opvolger werd gehuldigd Aernoud, minderjarige zoon van Heer Johan van Egmond en IJsselstein Deze

5


laatste werd tot ruwaard van Gelderland benoemd en heeft daarop dit land bestuurd tot de meerderjarigheid van 7ijn zoon Nd zijn benoeming tot ruwaard van Gelre heeft lohan zijn heerlijkheid IJsselstein overgedragen aan zijn broer Willem (die daarmede later ook, overeenkomstig de door de broeders gemaakte voorwaarden, door Philips van Bourgondie beleend is) Het behoeft ons niet te verwonderen, dat Johan ook in zijn Gelderse periode, steeds zijn volle aandacht aan Utrecht is blijven schenken Speelde Johan dus nu in Gelderland een hoofdrol, zijn broeder Willem, de Heer van IJsselstein, deed hetzelfde in Holland Zo zien wij beide broeders, na veel tegenspoed, tot grote macht en aanzien gekomen Johan en Willem stierven beiden in 1451 De eerste werd te Egmond, de tweede te IJsselstein begraven Willem van Egmond (1412-148^) Toen in 1451 Willem, Heer van IJsselstein kwam te overlijden zonder stamhouder na te laten, werd hij opgevolgd door zijn neef Willem tweede zoon van Johan van Egmond en Maria van Arkel Daar zijn oudere broeder Acrnoud reeds hertog van Gelre was, werd Willem opvolger in verscheidene bezittingen van zijn in dat zeilde jaar overleden vader Zo zien WIJ hem als Heer van Egmond, I Isselstein, Leerdam, Schoonrewoerd, Haastrecht enz Onder het bestuur van zijn voorganger had IJsselstein zich reeds gedeeltelijk hersteld van de in 1417 en 1418 toegebrachte slagen Ook nu bleef de herbouw voortgang vinden Zo ontwikkelde zich weer een nieuw stadje In het jaar 1455 ontstond onenigheid over de opengevallen bisschopszetel van Utrecht Philips van Bourgondie, thans graaf in Holland wilde zijn zoon David benoemd zien Hij begaf zich naar IJsselstein en bedreigde van daar Utrecht Philips zegevierde en David van Bourgondie verwierf de zetel Het behoeft geen betoog, dat dit verloop van zaken Willem van Egmond /eer verheugde Bekleedde hij, als getrouw aanhanger der Bourgondische partij, reeds een sterke positie in Holland nu kwamen bovendien zijn erfvijanden onder de heerschappij van een Bourgondiër' lammer voor hen, dat het tussen bisschop David en zijn onderzaten niet accordeerde' Door deze onenigheid was bisschop David niet in staat te helpen toen — zoals wij later zullen zien — groot onheil IJsselstein bedreigde Uit het huwelijk van Willem met Walburgis van Meurs werden drie zonen geboren Ie Jan de latere graaf van Egmond, 2e Frederik de latere Heer van IJsselstein, 3e Willem Mocht het Heer Willem in Holland goed gaan m Gelderland stond de zaak van zijn broeder Arnoud er minder rooskleurig bij Onder edelen en steden heerste grote oppositie tegen zijn bewind en aan het hoofd der ontevredenen stelde zich zijn eigen zoon Adolf In het najaar van 1464 trad Erederik, de tweede zoon van Heer Willem, in het huwelijk met Aleid van Culemborg Zowel hertog Arnoud als ziinzoon Adolf waren hierbij tegenwoordig Na de bruilofsfeesten gingen vader en zoon naar het kasteel te Grave om daar hunne verzoening te vieren In de nacht van 9 op 10 januari 1465 werd het slot door een gewapende bende, aanhangers van Adolf, overvallen en de oude hertog in de bittere koude over het ijs naar Lobede vervoerd Ook de jonge Frederik van Egmond werd gevangen ge/et Het heeft ongeveer een jaar geduurd, aleer hij weer bevrijd werd Zo groot was in geheel Gelderland de ontevredenheid over Arnoud geweest, dat thans de meeste

6


edelen en zelfs de steden Arnhem en Zutphen, het voorbeeld van Nijmegen volgend, Aldolf als hertog erkenden Thans treedt Willem van Egmond en IJsselstein op als kampioen voor de zaak van zijn ongelukkige broeder en maakt zich in 1466 meester van Arnhem Nu bekruipt de inwoners van IJsselstein de angst, dat Aldof zich op /ijn oom zal wreken, door diens weerloze stad IJsselstein te plunderen Men begint de stad te versterken en de dam op te ruimen, welke de Utrechtenaren in de gracht hadden doen aanbrengen Doch nu verschijnen afgevaardigden uit Utrecht en eisen op hoge toon, dat de dam hersteld, alle verdedigingswerk geslecht moet worden Tevergeefs beroepen de IJsselsteiners zich op de noodtoestand waarin zij verkeren De Utrechtse gezanten blijven onverbiddelijk Zij dreigen met het zenden van troepen en IJsselstein wetende wat dit zou betekenen, geeft toe Binnen twee weken kwamen de Geldersen over de dam de stad binnen en IJsselstein werd weder een toneel van verschrikking Als de Gelderse benden vertrekken is IJsselstein geplunderd en half uitgemoord, nog slechts een smeulende puinhoop' (1466) Dit alles geschiedde toen Philips van Bourgondie, de grote beschermer van Heer Willem, aan seniele aftakeling leed en zijn zoon, Karel de Stoute, bij hem in ongenade gevallen was Toen kort hierna Philips stierf en Karel hem opvolgde keerde het getij De Utrechtenaren moesten nu een toontje lager zingen' IJsselstein kon nu weer versterkt worden Het is merkwaardig dat de nieuwe ommuring een geringere omvang had dan de vorige Immers de Nieuwpoort kwam nu buiten de muren te liggen Tenslotte is in 1470 een officiĂŤle verzoening tussen Utrecht en de Heer van IJsselstein tot stand gekomen De haat was echter zo diep geworteld, dat van een werkelijke verzoening geen sprake kon zijn' In Gelderland nam, door tussenkomst van Karel de Stoute de zaak van Adolf een slechte keer en deze geraakte tenslotte in 1471 in Bourgondische gevangenschap Na dedood (Febr 1473) van de oude hertog Arnoud deed Karel de Stoute aanspraken gelden op de heerschappij in Gelderland, maar stuitte op hevig verzet Toen echter in Juli 1473 Nijmegen na een dappere verdediging moest capituleren, was dit verzet gebroken Toen Karel de veroverde stad binnentrok, reed Willem, Heer van IJsselstein, in zijn naaste gevolg Door Karel werd hij benoemd tot diens stadhouder in Gelderland Na de dood van Karel de Stoute (1477) werd Adolf van Gelre, die nog steeds gevangen zat in vrijheid gesteld doch sneuvelde nog hetzelfde jaar in dienst van Maria de dochter van zijn oude tegenstander Karel de Stoute' Op het bericht van Adolfs bevrijding nam zijn zuster Katharina het bewind in handen, in afwachting van zijn terugkeer Na zijn sneuvelen aanvaardde zij de voogdij over zijn minderjarige zoon Karel Dit was Heer Willem van Egmond met naar de zin en, geholpen door zijn zonen Hrederik en Willem, overrompelde hij Arnhem, joeg Katharina op de vlucht en het zich, met goedvinden der burgers, tot voogd huldigen Zijn doel was Gelderland te behouden voor Maximiliaan van Oostenrijk met wie Maria (Karel de Stoute's dochter) intussen in het huwelijk was getreden Aangemoedigd door het succes in Arnhem, trachtten zijn zonen ook Nijmegen bij verrassing te nemen Dit mislukte echter en jarenlang moesten zij te Nijmegen in de gevangenis zuchten De toren waarin zij opgesloten werden is sindsdien ,,de Egmondse toren" genoemd Eerst toen het Maximiliaan \an Oostenrijk gelukte zijn gezag tegen Nijmegen te doen gelden werden de gebroeders in vrijheid gesteld (eind 14X0)


Na de dood van Karel de Stoute waren de Utrechtenaren in opstand gekomen tegen diens halfbroer bisschop David van BourgondiĂŤ en hadden hem uit hun stad verdreven. Maximiliaan van Oostenrijk trachtte bisschop David weer op zijn plaats te brengen en een driejarige oorlog (1481-1483) was het gevolg. Natuurlijk werd de Heer van IJsselstein weer in deze oorlog betrokken. Evenals in 1418 stond IJsselstein weer tegenover de Utrechtenaren, die geholpen werden door de burggraaf van Montfoort en door Brederode. De schermutselingen die nu volgden, zijn te talrijk om hier op te sommen. Over en weer werd geplunderd en geroofd. Door de verbinding tussen Utrecht en Vreeswijk te bedreigen, slaagden de IJsselsteiners erin om een soort hongerblokkade tegen Utrecht te organiseren. Ondertussen waren in Utrecht Duitse benden gearriveerd onder aanvoering van Engelbrechi van Kleef. Thans besloot men te Utrecht om een einde aan de onhoudbare toestand te maken en IJsselstein door een beleg tot overgave te dwingen.

Gesteund door de benden uit Kleef trokken ,,die van Utrecht" op naar IJsselstein, en legerden zich rondom de stad. Een gedeelte der troepen werd op de Nieuwpoort in het Klooster gelegerd en van hieruit werd de stad met vuurkogels beschoten. De aangerichte schade was echter gering. In het kamp der belegeraars ontstond onenigheid tussen de Utrechtenaren en Kleefsen. Toen Frederik van Egmond met een leger tot ontzet kwam opdagen werd het beleg opgebroken. In het geheel hadden de Utrechtenaren meer dan 150 man verloren. Nog groter moet het aantal der Kleefse gesneuvelden geweest zijn, die bij het klooster, te Eiteren en Jutphaas begraven werden. Het klooster op de Nieuwpoort werd nu door de IJsselsteiners geslecht, doch later binnen de stadsmuren wederopgebouwd. In het jaar 148,3 overleed Heer Willem. Hij werd naast zijn broeder, de ongelukkige Hertog Arnoud, te Grave begraven.

Frederik van IJsselstein. In het bovenstaande heeft reeds een zeer bewogen gedeelte van Frederik's leven de revue gepasseerd.

8


Thans zijn zwij genaderd tot het jaar 1483, toen Fredenk zijn vader Willem opvolgde als heer van IJsselstein In dit jaar werd Utrecht belegerd door Maximiliaan van Oostenrijk en gedwongen om bisschop David van Bourgondie weder te ontvangen en daarboven een Hollandse bezetting te aanvaarden Fredenk kreeg het commando te Utrecht In 1489 werd de bezetting uit de stad verdreven Hierop trachtte Fredenk (in 1491) zich bij verrassing meester de maken van de Catharijnepoort, doch deze onder leiding van zijn zoon Floris gepleegde aanslag mislukte In de volgende jaren zien wij Fredenk gewikkeld in de strijd welke in Gelderland ontbrand was, nadat de jonge Karel zoon van Adolf, zich tot hertog had doen uitroepen Weer staat Fredenk van IJsselstein hier tegenover zijn oude vijanden uit Nijmegen, die met vreugde de jonge hertog Karel hadden ontvangen In 1492 bemachtigt Fredenk Wageningen dat het zwaar te verduren krijgt Als beloning zijner verdiensten werd Fredenk door Maximiliaan tot Graaf van Buren verheven In 1493 verscheen hij meteengrote troepenmacht inde Weerd bij Utrecht plunderde deze voorstad en belegerden daarop gedurende een week de stad zelve Onder belofte, dat aan Fredenk een schadeloosstelling van 21 000 Rijnse guldens zou worden betaald kwam een verzoening tot stand De Utrechtse Kapittels schoten direct 5000 guldens voor en beloofden binnen 14 dagen nog f 3000 te zullen betalen De resterende 13000 gulden moesten binnen een halfjaar betaald worden en zo men hiertoe niet in staat zou zijn moest men voor dit bedrag een rentebnef aan Fredenk geven Het laatste is geschied Deze zaak werd erg gecompliceerd, omdat nog steeds een oud geschil tussen de heren van IJsselstein en de Kapittels van Utrecht op een oplossing wachtte Dit geschil betrof de tienden welke de Kapittels mochten heffen van goederen in IJsselstein In 1497 kwam eindelijk een regeling tot stand maar desmettegestaande bleven zich telkens moeilijkheden voordoen Zo zien wij bij voorbeeld hoe in 1504 een convooi ,,de Doorslag" overvallen wordt door een bende IJsselsteiners In 1510 trachtte men van Utrecht kant IJsselstein door middel van een turfschip, waarin soldaten verborgen waren, te verrassen De poging mislukte Fredenk's zoon Floris trachtte nu zich onverhoeds van Utrecht meester te maken doch zonder succes Wel bleef Floris met zijn benden om Utrecht heen zwerven en veroorzaakte veel schade Nu besluit men te Utrecht tot krasse maatregelen over te gaan Het was weer een heer van Montfoort die de stoot tot dit initiatief gaf Achter Utrecht stond hertog Karel van Gelderland achter IJsselstein Bourgondie De Lekdijk boven Schoonhoven werd doorgestoken, om zodoende inundatie te verhinderen dat Floris met zijn leger I Isselstein te hulp kon snellen Een beleg van 3 weken volgde Hertog Karel van Gelre kwam zich persoonlijk op de hoogte stellen van de belegering Een uitval der IJsselsteiners veroorzaakte veel verwarring onder de Utrechtse gewapende burgers, doch de beroepssoldaten wisten de zaak nog te redden Ondanks de inundatie kwam Plons met een leger opdagen en zo werd IJsselstein na een beleg van 3 weken op 31 Mei 1511 bevrijd Kort daarop versloeg Floris te Jutphaas de Geldersen, die zich, na het opbreken van het beleg, daar genesteld hadden Tenslotte kwam op 26 Augustus 1511 de vrede tot stand, tussen enerzijds Keizer Maximiliaan en de Heer van IJsselstein anderzijds de Bisschop van Utrecht, de stad Utrecht en de Heer van Montfoort De vrede is niet meer gestoord, maar het zal nog wel even geduurd hebben eer de wrok uit de harten was weggewist en ongetwijfeld zal menig IJsselteiner nog jaren later gelachen hebben, wanneer hij de steen in de IJsselpoort zag, waarin deze gegrift waren „Wegh Utrecht met Uw tuten en blasen, Doe uyt twee leeuwen en zet twee hasen.

9


Want toen die van IJsselstein kwamen in 't veldt. Hebben die van Utrecht 't op een lopen gesteld " Heer Frederik overleed in 1522 en werd te IJsselstein, naast zijn vroeg gestorven echtgenote, Aleida van Culemborg, begraven Tot mijn spijt moet ik mededelen, dat Heer Frederik de bijnaam „Schele Gijs" had Aleida van Culemborg. Haar geschiedenis vertelden wij reeds bij de behandeling der lotgevallen van Willem van Egmond en diens zoon Frederik Hier zij nog vermeld dat Heer Frederik te harer nagedachtenis een schoon grafmonument in de Kerk te IJsselstein deed oprichten Tot op de dag van heden siert deze tombe de kerk Floris, Graaf van Buren en Leerdam, Heer van IJsselstein, Maartensdijk enz. enz. Bi| de geschiedenis van Frederik van llsselstein zagen wij reeds verschillende lotgevallen van Horis Een ook maar enigszins volledig overzicht van zijn loopbaan te geven is in dit bestek onverdoenlijk Hij stond in blakende gunst bi| Keizer Maximiliaan en Karel V en bekleedde o a de functie Stadhouder van Holland Zeeland Gelderland en West-Friesland en van KapiteinGeneraal van het Krijgsvolk Door Karel V werd hi| in 1515 benoemd tot stadhouder van Friesland, in welk gewest hijeen voorname rol gespeeld heeft Hertog Karel van Gelderland ontmoette op zijn oorlogspad steeds weer Floris als tegenstander Hij overleed in 1539 In de volksmond had hij de eigenaardige bijnaam van Floortgen Dunbier" Maximiliaan van Egmond, Graaf van Buren en Leerdam, Heer van IJsselstein, Maartensdijk enz enz was de zoon van de Heer Floris van IJsselstein (,,Floortgen Dunbier") en Margaretha van Zevenbergen In 1539 volgde hij zijn vader op in diens bezittingen Hij was een der meest bekende generaals van Karel V nam in 1537 deel aan de oorlog met Frankrijk en in 1546 aan de Smalkaldische oorlog In 1540 werd hij benoemd tot stadhouder van I-riesland Toen hij in 1548 te Brussel ziek lag en zijn einde voelde naderen liet hij zich in zijn wapenrusting steken, het zich in een leunstoel plaatsen en nam aldus afscheid van zijn vrienden Na op de gezondheid van de Keizer gedronken te hebben dankte hij in een speech voor de hem bewezen gunsten, het zich weder te bed dragen en gaf de geest Anna van Buren, werd in 1533 geboren als dochter van Maximiliaan, Graaf van Buren en Heer van llsselstein en Franqoise van Lannov ZIJ volgde haar vader als ertdochter op in diens bezittingen Door haar huwelijk met Prins Willem van Oranje (in 1551), werd deze als heer gehuldigd in hare erfstaten Te IJsselstein geschiedde dit op 14 Mei 1552 Anna overleed in het jaar 1558 Na haar dood bleef de baronie van IJsselstein aan het huis van Oranje

10


Het CisterciÍnklooster „Onze Lieve Vrouweberg" te IJsselstein; een verslag uit 1938 door w. stooker Het was op initiatief van de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer lJsselstein.dat in het voorjaar van 1937 zoomede in dat van 1938 werd overgegaan tot het doen van opgravingen op het daar ter plaatse gelegen terrein ,,de Nieuwpoort", in welk terrein, naar men vermoedde, nog overbli|fselcn verborgen lagen van het voormalige Cistercienserklooster ..On/e 1 leve Vrouwebcrg" dat voor 1143 werd gesticht'), doch in 1482 werd verwoest^) De V V V mag worden gelukgewenscht met de uitkomsten van die opgravingen want zi] bevestigden niet alleen die vermoedens, maar openden ook uitzicht op meerdeie belangwekkende vondsten, die gegevens kunnen opleveren zoowel voor de kennis van het klooster als voor de geschiedenis der stad ZIJ, die den stoot gaven tot het doen dezer bodemonder/oekingen en daarbij de medewerking van vele stadgenooten ondervonden, verdienen den steun van breeder kring ook buiten IJsselstein, omdat hier een poging wordt gedaan om een juister begrip te v erkrijgen van een cultuurcentrum, dat van meer dan gewone beteekenis is geweest voor de ontwikkeling van het Sticht De eigenares van het terrein. Mevrouw A M Jaring-Fresen te Driebergen, en de pachter, de Heer I van Rooi|en te IJsselstein, gaven welwillend hun toestemming tot de opgravingen en hunne medewerking strekt zich zelfs zoo ver uit, dat de blootgelegde gedeelten van het klooster na afgezet te zijn met een eenvoudige omrastenng, open mogen bli|vcn liggen Hoewel bi| de meeste burgers van I Isselstein belangstelling voor het werk bestaat bli|ft voor de/e kleine gemeenschap de tinanciering toch steeds een moeilijk vraagstuk en het is daarom te hopen dat ook nog van andere zi|de de verdiende mateneele steun zal worden verleend Schriftelijke bronnen, die over het ontstaan van de stad of van het klooster inlichtingen zouden kunnen geven zijn met bekend, alle aanwi|zingen daaromtrent moeten dus aan de bodemresten worden ontleend In IJsselstein heeft men in het terrein ,,de Nieuwpoort" een bezit, dat vergeleken kan worden met een gesloten boek, dat na 1482 met meer is geopend en waarin zeer veel van de geschiedenis van I Isselstein besloten ligt Zij die dit boek openen moeten beseffen, dat het omslaan van elke bladzijde maar eenmaal mogelijk is 't Is bij elke opgraving zoo gesteld dat de verantwoordelijke leiders voortdurend waakzaam moeten /ijn, steeds aantcekenen wat zij zien, alles opmeten en in teekening brengen, veel vastleggen door middel van de fotografie, alle vondsten, al zijn die nog zoo gering, zorgvuldig verzamelen en aanteekenen, waar zi| gevonden zijn Zoowel de leider als zijn assistenten en de met de ontgraving belaste werklieden moeten met volle toewi|ding hun werk verrichten en zonder onderbreking waakzaam zijn 't Is daarom in den regel beter een opgraving te doen met weimg dan met veel personeel Op zorgvuldigheid komt het immers aan en niet op het open leggen van een uitgestrekt terrein in korten tijd Iedereen kan verkeerde gevolgtrekkingen maken, vandaar dat alle waarnemingen op velerlei wijze moeten worden vastgelegd, liefst zoo, dat het mogeli]k is later de bevindingen in verband met mogelijk niet verkregen gegevens nader te beoordeelen Aan de vestiging van het kasteel ,IJsselstein" wordt het ontstaan van de stad IJsselstein toegeschreven Wanneer dit plaats vond, is onbekend Reeds in I 144 wordt er van een Heer van IJsselstein gesproken'), die in dit jaar gesneuveld zou zijn Anderen spreken dat weer tegen-*) en geven als hun meening, dat hier de Heer van IJsselborch bedoeld zal zijn Als zeker wordt aangenomen, dat I Isselstein althans in 1270 in het bezit van de Heeren van I Isselstein was*) Bekend IS verder, dat in 1309') de 42ste bisschop van Utrecht Guido van Avesnes verlof gaf tot hel verplaatsen der kerspelkerk van Eiteren naar IJsselstein De buurtschap Eiteren lag ten

11


/ Ptaingronci \an IJssehlem in naa<ile omge\mg de NieuÂťpoort mei ih fundamenten

\an hei wunnalige

klooster

Bi/ 3 ligl hel lernin

Noord-Westen van IJsselstem Waarom daar de eerste kapel gevestigd was en met direct in IJsselstem is nog /eer duister Was het verblijf daar misschien niet veilig meer en zocht men bescherming onder de muren van het kasteel en binnen de wallen der stad'' Of was vestiging in Eiteren het gevolg van het met onderhoorig zijn van IJsselstem aan het Bisdom Utrecht'') en de latere vriendschap wellicht de oorzaak van de overplaatsing'' Zoolang daaromtrent niets naders bekend is geworden mag aangenomen worden dat IJsselstem zijn ontstaan aan een kasteel of andere verdedigbare post te danken heeft Zoo'n verdedigbare post kan reeds zijn aangelegd door de Romeinen welke langs den Rijn en andere rivieren buiten hun legerplaatsen nog kleinere verdedigbare posten maakten zooals de Romeinsche historieschrijver Florus ons bericht maar kan ook ontstaan zijn ten tijde van Karel den Groote als verdedigingswerk tegen de invallen der Noormannen Wanneer de vestiging plaats vond zal door opgraving moeten worden vastgesteld In de naaste omgeving van IJsselstem zijn op groote diepte enkele voorwerpen opgegraven die uit de tweede eeuw na Chr meerdere die uit de negende of tiende eeuw na Chr dateeren") Het verdere bodemomderzoek /al dus mogelijk tot verrassende ontdekkingen kunnen leiden In 1190'^) versterkte Arnold van Egmond de stad met muren poorten en torens Zeer waarschijnlijk vervingen deze versterkingen verdedigingswerken van andere samenstelling want de Oud Holl Kron meldt ons reeds een belegermg der stad in 1349'") door den Maarschalk van het Sticht tegen Arnold van I Isselstein De in 1390 gemaakte ommuring moet grooter oppervlakte ingesloten hebben dan de tegenwoordige oppervlakte van de stad De stad zal in dien tijd ook het stuk wei- en bouwland begrensd door de tegenwoordige Zuidoostelijke Stadsgracht den Panovenweg de Paardenlaan en den Hoogenbiezendijk hebben omvat

12


Eigenaardig is, dat we nu na eeuwen nog de vermoedelijke plaats van de wallen, grachten en torens in dit wonderlijk geaccidenteerde terrein kunnen aanwijzen Enkele jaren geleden werd bij werkzaamheden in de stadsbuitengracht de fundeering van een der walmuren (zie afb I) aangetroffen De richting van dezen muur stond dwars op de lengterichting van de gracht Deze vondst steunt het vermoeden van den grooteren stadsaanleg Verder is een vestiging van het klooster op ,,de Nieuwpoort" vrijwel gelijktijdig met den bouw van den stadsmuur niet direct naast de stad te verwachten, maar wel daar binnen De stad werd vele malen verwoest en weer herbouwd We weten, dat in 1482 de Utrechters de stad vanuit het klooster bestookten Tijdens den herbouw moet de stadsmuur naar binnen zijn verlegd en een nieuwe gracht zijn gegraven, waardoor het klooster buiten de muren kwam te liggen Na opheffing van het beleg zijn de IJsselsteiners er dan ook spoedig toe overgegaan het klooster af te breken en weer binnen de muren op te bouwen In het Ewouds-Gasthuis, tehuis voor Ouden van dagen van de Ned Herv Gemeente, vinden we nog resten van den kloostergang en het refter Men hoopt deze bij de a s verbouwing en vernieuwing van dit gebouw te kunnen behouden Het overgroote gedeelte van het klooster is reeds in vroeger tijd bij den nieuwbouw van het R K Tehuis voor Ouden van dagen, staande in de Kloosterstraat, verdwenen Van het klooster op „de Nieuwpoort'" heeft de geschiedenis ons niets achtergelaten dan de jaartallen van vestiging en afbraak Verder is er de overlevering, dat het klooster heeft gestaan op de „Nieuwpoort" De naam ,,Nieuwpoort" veronderstelt het bestaan van een oude poort Weer een bevestiging van het vermoeden, dat de stad naar binnen is verlegd 't Heeft zoo moeten zi|n, dat dit terrein steeds in het bezit van een familie is gebleven, die steeds weigerde ook maar iets er aan te veranderen, noch er iets van af te staan Reeds lang wilde men wat meer van de vestiging van het klooster weten en de eenige weg om daartoe te geraken was het doen van opgravingen Naar reeds werd medegedeeld, nam de V V V IJsselstein in het voorjaar van 1937 het initiatief tot een onderzoek Het terrein, waarop de opgraving heelt plaats gehad, ligt ten Zuid-Oosten van de Stddsbuitengracht en is kadastraal bekend als Gemeente IJsselstein Nrs 22, 532 533, 578, 27, 28 en 549 Op het meest noordelijk en hoogst gelegen gedeelte, kadastraal bekend onder Nr 549, werd een aanvang gemaakt met de opgraving, waarvoor op Maandagmorgen 22 Maart 1937 in de vroegte twee man ter beschikking werden gesteld "t Was een koude, trieste, regenachtige dagen in het geheel niet aanlokkelijk om te beginnen aan een opgraving, vooral niet, omdat op dit vlakke terrein mets was, dat eenige beschutting kon bieden De beschikbare tijd was echter te kort om de weelde van te gaan schuilen te permitteeren, er werd dus een begin gemaakt en, weer of geen weer, tot het donker doorgewerkt De Burgemeester van IJsselstein. de Edelachtbare Heer Mr J J Abbink Spaink tevens voorzitter van de V V V IJsselstein. was. voor zoover zijn ambtsbezigheden dit toelieten, zooveel mogelijk op het terrein aanwezig Hij het zich evenmin door het slechte weer afschrikken Begonnen werd met het uitzetten van een lijn in de richting Noord-Zuid, aanvangende op den Zuidhoek van de in het Noorden van het terrein staande schuur, welke lijn bestemd werd tot het inmeten van de eventueele vondsten Evenwijdig aan deze lijn werd de richting uitgezet voor een komvormige inzinking in het hoogste gedeelte van het terrein Volgens een der oudere bewoners van IJsselstein was deze inzinking in zijn jeugd plotseling ontstaan De oorzaak zou geweest zi|n het instorten van een gewelf Vervolgens werd aangevangen ter weerszijden van de uitgezette sleuf, waarbij werd gewerkt van Noord naar Zuid en van Zuid naar Noord In het Noordelijke gedeelte werd al spoedig gestuit op metselwerk, van gewelven of van een fundering was echter geen sprake, daar de gevonden metselwerken hoogstens van een afvoerkanaal geweest konden zijn

13


2. Tijdens werkzaamheden in de sladshuitenf^rachl gevonden /iindeeiini; \un den \i>oinuiligen swdsnnuir In het Zuidelijke gedeelte leverde de opgraving niet anders op dan eenige geprofileerde reuzenmoppen en werden twee vroegere terreinhoogten opgemerkt. Intusschen werd doorgegraven tot een diepte, waarop verdere opgravingen niet noodig werden geoordeeld. Peilingen op het terrein gaven geen resultaat; overal toch, waar het peilijzer in den grond werd gestoken, bleek puin aanwezig te zijn. Toch werd in het midden van het terrein een plaats bepaald om een proefgat te graven van minimale oppervalkte. En met succes! Onder veel los puin kwam een fundering aan het licht. Een aangrijpingspunt was gevonden. De ontgraving in de sleuf werd direct stop gezet. Er werd berekend hoe groot de te ontgraven oppervlakte mocht zijn, met het oog op de beschikbare gelden. Begonnen werd met laagsgewijze ontgraving, een ontgraving die hier wel moeilijk was, daar de werklieden met dergelijk werk niet op de hoogte waren en slechts van tijd tot tijd toezicht kon worden uitgeoefend. Niettemin is gedaan, wat gedaan kon worden en het resultaat was, dat in enkele dagen de aangegraven fundeering werd bloot gelegd (zie afb. 2). Betere plaats om te beginnen, had niet gekozen kunnen worden; het bleek toch, dat de aanvang van de gravingen plaats vond juist boven de fundeering van de kapel. Er werd vastgesteld, dat deze niet georiĂŤnteerd was. Ten Noordwesten van de kapel was de bestrating, bestaande uit reuzenmoppen op hun plat met kantlaag in het midden en een afvoergoot langs de kapel nog aanwezig. Verder was deze bestrating hier en daar, waarschijnlijk bij den uitlaat van den hemelwaterafvoer of onder de spuwers versterkt door stukken bazaltlava afkomstig van molensteenen. Ook werd op het terrein kadastraal bekend Nr. 532 nog een kleine proefgraving verricht op aanwijzing van den pachter, den Heer van Oostrom, die bij het omspitten van zijn land, steeds op een fundering stootte en deze dan ook precies wist aan te wijzen. Ook deze fundering werd voorlopig opgemeten en gefotografeerd. Deze is echter nog niet in verband met den bouw van het klooster te brengen, hetgeen later zal moeten geschieden.

14


De resultaten voor een zoo korte opgraving zijn m i zeer belangrijk te noemen Vastgesteld is Ie dat de overlevering op waarheid berust en er nog resten van het klooster aanwezig zijn, 2e de plaats van de kapel, 3e de hoogte van het om het klooster liggende terrein In uitzicht werd gesteld dat bi] eenvolgende opgraving de juiste breed te van de kapel zou kunnen worden vastgesteld Tevens werd de veronderstelling uitgesproken dat ten Noorden van de kapel zich het kerkhof van het klooster zou bevinden en ten Zuiden de kloostergang, de kloostervertrekken enz In verband met de hoogteplaatsing van de fundeering in het terrein zou mogeli|k bij verdere opgraving een nog vroegere bewoning kunnen worden geconstateerd

J Fundeenng \an de kiDuslerkapil gezien naar hil Nuunl-Oosten In het voorjaar 1918 werd de opgraving voortgezet Weer was een bescheiden bedrag daarvoor door de V V V I Isselstein beschikbaar gesteld Uitgezet werd een te ontgraven oppervlakte in Zuidelijke richting grenzende aan het reeds in 1917 opgegraven terrein De vroeger reeds gevonden straat bleek zich rondom het koor van het kapel te bevinden Aansluitende aan den hoeksteunbeer werd een fundeering aangetroffen die een hoek van 90° vormde met den Zuidelijken kapelmuur Deze muur zal de buitenmuur van het klooster zijn geweest en daar van den hoeksteunbeer van de kapel aan dezen muur afeveneens de fundeer ing van een steunbeer voorkomt kunnen we gerust aannemen dat dit gebouw minstens uit twee verdiepingen met een kap heeft bestaan I angs den Zuidelijken kapelmuur zal waarschijnlijk een kloostergang ziin geweest ter breedte van ongeveer 1 'iO m Er werden n I drie vondsten gedaan die daarop wijzen t w Ie de puinsleuf van de fundeering doorgaante tot aan den voorgenoemde buitenmuur (De kloostergang zal een uitgang hebben gehad door dezen muur) 2e het ontbreken van steunbeeren aan den Zuideli|ken kapelmuur 3e de versiering in het gevonden straatje, bestaande uit een in rechthoekvorm aangebrachte laag van steenen op hun kant


De gevonden puinsleuf onder Ie genoemd is nog met verder ontgraven, de plaats van den kloostergang kan eerst met volle zekerheid worden vastgesteld bij de volgende voortzetting van de opgraving De inwendige breedte van de kapel bleek 7 84 m te bedragen Voorts teekende zich in de ruimte tusschen de kapelfundeenngen een rechthoekig met puin gevuld gedeelte af Dit gedeelte werd met eenige meerdere breedte geheel ontgraven tot diepere lagen, waarbij twee grafkelders aan het licht kwamen, hetgeen kon worden vastgesteld uit een bodem en enkele lagen metselwerk, welke werden aangetroffen De afbraak van het klooster schijnt overigens rustig en zorgvuldig te zi|n geschied Al wat maar even bruikbaar was heeft men medegenomen O o k van de inhoud van de grafkelders was mets meer aanwezig Hoewel er bi| allen verlangen was om verder te graven, waren de financiën daarvoor niet toereikend Het doen van een opgraving, zonder den werklieden loon te betalen, gaat nu eenmaal niet' Voordat evenwel afscheid kon worden genomen, was er nog een belofte in te lossen tegenover den Heer Voorzitter van de V V V IJssclstein, n 1 te onderzoeken of onder de nu gevonden fundeering een oudere geschiedenis zou ziin aan het licht te brengen Daartoe werd naast de grafkelders een oppervlakte van eenige vierkante meters d leper gegraven, waarbij op een diepte van 2 10 m onder het bovenvlak van de gevonden kapelfundeenng twee zware palen en eenig horizontaal liggend verkoold hout werden aangetroffen De bijvondsten twee met met volle zekerheid te dateeren scherven, geven nog geen recht nu reeds den tijd van deze laag aan te geven Vermoedelijk zijn deze 9e en lOe eeuwsch zonder uitzondering Het vermoeden dat een oudere bewoning kon worden vastgesteld is dus tot zekerheid geworden Naar te hopen is zal de V V V IJssclstein in staat worden gesteld om de onderzoekingen voort te zetten' Ten slotte rest mij nog dank te brengen aan den Heer M H H van Doesburg te IJssclstein class student a a n de Utrechtse Universiteit Deze was op mijn verzoek direct bereid om mij bij deze opgraving behulpzaam te zijn en was steeds den geheelen dag op het terrein aanwezig Ik ben er van overtuigd, dat, indien de Heer Van Doesburg met eenzelfde ambitie zal blijven voortgaan, mi|n komst naar IJsselstein overbodig zal worden Dit zal mij zeker genoegen doen met omdat dit mooie werk niet mijn volle helde zou hebben maar omdat mijn dagehjksche plichten mij nu eenmaal elders roepen'

1) Bullarum Trdjectense coll G Brom Vol I Haga Comilis, 1891 4° No 1079 1080 2) A M C van Abch van Wijck De stad IJsselstein door het Utrechts-Kleefsch leger belegerd 1482 In I ijdschrift voor geschiedenis \an Utrecht VIl-1841 blz ^^5 1) Tegenwoordige staat Dl VII Beschnjvinge van Holland Amsterdam 1749 8° BI? 556 4)J van Lennepen W I Hofdijk Merkwaardige kasteelen in Nederland 2dediuk Dl 1 Leiden 1881 8° Blz 268 5 en 6) Historie otte beschrijving van "t Utrechtsche bisdom Dl II Leiden 1719 8° BI/ 246 7) Tzpl Blz 252 8) G van Hoorn IJsselstein In Maandblad voor Oud-lJlrecht" XI-1916 blz 5 9) Historie ofte beschrijving van't Utrechtsche bisdom Dl II Leiden 1719 8° Blz 252 aant 1 10) W vanGouthoeven D'oudechronijcke ende historiën van Holland 's-Graven-Hage 1616 2° Blz 384 (overname uit jaarboek Oud Utrecht 1938)

16


PRIJS 25 CENT

„ORANJEVEREENIGING 1945"-IJSSELSTEIN Eerevoorzitter Mr J J ABBINK SPAINK, Burgemeester van IJsselstein

PROGRAMMA der feestelijkheden ter gelegenheid van den verjaardag van H M Koningin Wilhelmina, en ter viering van onze bevrijding op 30/31 Augustus en 1 September'45 Donderdag 30 Augustus 1945. Buurt- en straatfeesten in de geheel versierde straten Ondanks de materialenschaarste en duurte der versieringen komen de straten als vanouds prachtig voor den dag Door den Burgemeester is als Hoofd der Politie bepaald, dat des middags en des avonds geen verkeer van auto's, wagens of motorfietsen in de binnenstad zal plaatsvinden De organisatie dezer feestelijkheden is geheel in handen van de onderscheiden buurtverenigingen Vrijdag 31 Augustus 1945. De 65e verjaardag onzer Landsvrouwe wordt geopend met 7 30 uur Muzikale reveille van de beide torens, tevens het sein om over al de vlaggen te hijschen 8 ~ uur Kerkdienst in de R K Kerk Protestantsche Kerkdiensten worden Zondag 26 Aug afgekondigd 10 10 uur Zanguitvoeringen te geven op de muziektent Kronenburgplantsoen door a Gemengde Zangvereemging Zanglust b IJssels Mannenkoor c Kinderkoor der Vereeniging Zanglust 13 — uur Groote Kinderfeesten op het Kronenburgplantsoen 1 Zakloopen voor jongens van 10-12 ]aar 2 Hardloopen met hindernissen voor jongens van 12-15 |aar 3 Ringrijden met versierde fietsen voor meisjes van 12-15 laar 4 Stoel/oeken voor Meis|es van 5-9 jaar 5 Touwtjeknippen voor meisjes van 5-9 jaar 6 Bal op lepel, behendigheidsspel voor meisjes van 9-12 jaar 7 Hardloopen jongens van 12-15 jaar 8 Bollenhappen voor jongens en meisjes van 5-12 jaar 9 Hoepelwedstri|d met fietswielen voor jongens van 6-9 ]dar (hoepels zijn aanwezig) Deelnemers voor deze spelen moeten zich opgeven op Woensdag 29 Augustus a s , des voormiddags van 9-12 uur en des namiddags van 2-4 uur in het gebouw UZAI Hofstraat 16 30 uur Opstelling van den grooten allegorischen optocht op den Provincialen weg Deelnemers moeten zich via de Panoven naar de opstelhngsplaats begeven en zich onmiddellijk opstellen bij de aangebrachte borden welke het nummer van hun groep vermelden De volgorde en de nummers der groepen staan hieronder vermeldt Een Commissie van niet-IJsselsteiners zal de verschillende groepen beoordelen en 5 prij/en toekennen aan de haars insziens mooiste groepen N B Een ieder dient op tijd aanwezig te zijn daar de stoet onherroepelijk op den aangegeven tijd vertrekt en in GEEN GEVAL OP LAATKOMERS ZAL WORDEN GEWACHT' ' ' '

17


17 — uur 16 30 uur 17 — uur

Vertrek van den grooten optocht, waarin U achtereenvolgens zult aanschouwen 9 Hardloopen met hindernissen voor heeren boven 18 jaar 10 Kruiwagenrace 11 Indien mogelijk Voetbalwedstrijd IJsselsteinsch elftal versus Canadeesch elftal

De inschrijvingen voor dezen sportmiddag dienen te geschieden op Dinsdag 28 Augustus a s des avonds van 7-9 uur in gebouw UZAI (ingang Hofstraat) Prijzen worden beschikbaar gesteld 20 — uur

Groot sluitingsfeest op de Plaats Onder het licht van verschillende schijnwerpers zullen wij gezamelijk een programma ten beste geven, waaraan onder meer medewerking wordt verleend door de Muziekvereenigingen Excelsior en Amicitia en het St NicolaasKerkkoor

Door d'eeuwen heen was IJsselstein Oranje Draagt dit niet alleen in het hart doch tooit U ook met Oranje Voor deze feesten heeft het Bestuur laten ontwerpen een prachtig uitgevoerd Oranje-broche, welk zoowel op heeren, als dameskleeding gemakkelijk te bevestigen is ALLE IJsselsteiners dragen met de feesten deze in onze eigen stad vervaardigde insignes, welke verkrijgbaar zijn bij GEZ VAN GEELEN, Utrechtschestraat ATTENTIE' Alle I Isselsteiners willen feestvieren, OOK DE BAKKERS!! die daarom besloten hebben Vrijdag M Aug den geheelen dag te sluiten. Zaterdag 1 Sept na 's middags 2 uur te sluiten Het publiek wordt verzocht hiermede rekening te houden

HET LIED DER IJSSELSTEINERS. Aan de Hollandse IJssel, in het land van het Sticht Door weiden en water omgeven, In oeroude wallen gehuld nog, daar ligt Het stadje, waar wij willen leven' Eens werd het gehoord En WIJ geven het voort ,,Groots was het, groots bleef het, groots zal het steeds zijn" Trots ben ik daarom op mijn mooi IJsselstein' In een roemvol verleden, toen IJsselsteins bloed Vaak vloeide voor tanende vrijheid Verzekerden helden ons 't kostbare goed ,,Een leven vol stralende blijheid" Eens werd het gehoord En WIJ geven het voort ..Stoer was het stoer bleef het. stoer zal het steeds zijn" Trots ben ik daarom op mijn oud IJsselstein' Vast vertrouwend op God dan in voorspoed en smart Zo staat met Oranje verbonden Het IJsselsteins volk met die deugden in "t hart Die Nederlands grootheid verkonden

18


Eens werd het gehoord En WIJ geven het voort „Fier was het, fier bleef het, fier zal het steeds zijn" Trots ben ik daarom op mijn goed IJsselstein' JB Het Bestuur der ,,Oranjevereeniging 1945" J G van Pienbroek, Voorzitter A Peek, Vice-Voorzitter, J A Jansen Jr , Secretaris, D G J Fenstra, Penningmeester, J B de Bruin, F de Morree, B Wouda DE ROUTE IS in verband met de enorme lengte van den stoet als volgt opgesteld Opstellingsplaats Provincialenweg — Hoogebiezen — Benschopperpoort (hier voegen de groepen uit de Achtersloot zich bij den stoet) — Benschopperstraat — Utrechtsestraat — Lange Kerkstraat — Walstraat — Walkade — Doelenstraat — Koningstraat — Molenstraat — St Nicolaasstraat Kronenburgplantsoen — Korte Kerkstraat Utrechtschestraat — Poortdijk — Zomerwegie — Wilhelminastraat — Pr Hendrikstraat — Zomerwegie — Poortdijk — IJsselstraat Voorstraat — Weidstraat — Utrechtschestraat — Kapellestraat — Kronenburgplantsoen — Schapenstraat Benschopperstraat — Kloosterstraat — Kronenburgplantsoen — (alwaar de stoet ontbonden wordt) N B Het is verboden met den stoet mede te loopen De politie /al hierop streng toezien Er is gelegenheid genoeg den stoet te zien passeeren, bemoeilijkt de organisatie dus niet en blijft tijdens het voorbijtrekken op Uw plaats staan of zitten 21

uur

21 30 uur

9 — uur

13 — uur

Verzamelmarsch der burgerij met mu/iek en fakkels NAAR HET KAMPVUUR' ' ' De deelnemers aan den optocht bli|ven gecostumeerd' ' ' Opening van een grootsch kampvuur op een terrein aan den Benschopperweg bij het Gymnastiekgebouw Het programma van het kampvuur, waaraan wij allen deelnemen, vermeld onder meer Een Opera ,Gijsbrecht van IJsselstein'"' '' '' De Zingende Boeren' ' ' ,,The Herry Makers N B Indien de terreingesteldheid dit toelaat, is het de bedoeling dat het kampvuur door allen zittend wordt bijgewoond Men wordt derhalve verzocht kussens, jute zakken en dergelijke mede te nemen, benevens een goed stemgeluid Zaterdag 1 September 1945. Groote ringrijderij in twee afdeelingen om geldprijzen a Met versierde Tilbury's b Met paarden onder den man Inschrijvingen dienen te geschieden Dinsdagavond 28 Augustus a s m het gebouw UZAI, Hofstraat, des avonds tusschen 7 en 9 uur Inschrijfgeld voor groep a f 5 — per deelnemende Tilbury Inschrijfgeld voor groep b f 2 50 per deelnemer Voor met-leden worden deze bedragen verhoogd met resp f 2 50 en f I 50 Feestelijke kinderoptocht naar het Sportterrein, verzamelen op het Kronenburgplantsoen buurt- en straatsgewijs Zorgt allen op tijd te zijn' '

19


13 30 uur

14 15 uur

14 45 uur 15 30 uur 16 — uur Volgno

Gevarieerde sportmiddag op het V V IJ -terrein 1 Fietsrace met hindernissen voor jongens van 15-18 jaar (fietsen zijn beschikbaar) 2 Hardloopen met hindernissen voor jongens van 15-18 jaar 3 Vroolijke gecostum voetbalwedstr door ambtenaren, politie, kantoorpersoneel, die nog nooit een bal aangeraakt hebben' etc , De medespelenden dienen om 14 uur uiterlijk present te zijn Eerste Hulp is op het veld aanwezig 4 Hindernisrace met kinderwagens voor dames boven 18 jaar 5 Hardloopen met hindernissen voor paren (dame en heer) 6 Touwtrekken voor krachtpatsers boven 18 jaar (in ploegen van 5 man) 7 Behendigheidswedstrijd voor meisjes van 15-18 jaar (blikloopen) 8 Idem ,,Steltloopen op blikjes" voor meisjes van 15-18 jaar Voorstelling

1

a A la fleche b De Russische Post 2 De Vredesmaagd 3 Welkom aan H K H Prinses Juliana en de kleine Prinsesjes 4 De begrafenis van den strijdbijl 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30

20

Hulde aan de Koningklijke Familie Muziekcorps ,,Amicitia" Het opbrengen van landverraders Mussert en zijn Tante Het moffenkantoor Aftocht der moffen As en gebroken as De Mus en de Seijs ,,De ouwe spuit" De V van Vrede en Vrijheid De zwarte H Holland dankt Zweden' Annexatie' ' Razzia Wat de Benschopperstraat U biedt ,,De Apenluiers" Uitverkoop' De Gaarkeuken (met koolsoep) Wintergang 1945 De voedselvoorziening door de geallieerden De dood van Hitler Liquidatie van de Spil Muziekcorps Excelsior De Nederlandsche Maagd verdrijft keizer Hirohito De laatste lap door de Kannibalen gevangen, geroosterd en opgepeuzeld Het gele gevaar geweken

Gebracht door ,,De IJsselruiters" Utrechtschestraat IJssels Mannenkoor Tooneelvereemgingen I V O en Onderl Genoegen Als boven Poortdijk Korte Kerkstraat Benschopperweg Utrechtschestraat Juhanawijk Als boven Brandweer Voorstraat Ver Zanglust Kinderkoor Zanglust Utrechtschestraat Koningstraat Benschopperstraat Als boven De Brugclub Havenstraat Een Vriendenclub Hoogbriezen IJsselstraat Utrechtschestraat Lange Kerkstraat IJ F C Noord IJsseldijk


31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42.

Mina Bakgraag met Panko Panko! ,,Was ik maar schilder gebleven! ! !'' Ik heb m'n wagen volgeladen Moffen 1940-1945. De Oude en de Nieuwe Tijd IJsselstein, de Kersenstad Bruiloftsstoet Zigeunergroep Het Boerenbedrijf in oorlogstijd Moot in de Kluis! ! ! Vrede Sluitgroep te paard.

Ais boven. Als boven. Als boven. Als boven. Als boven. Als boven. Geref. Meisjes- en Jongelingsvereeniging. Panoven. Achtersloot. Eiteren. Als boven. Nederlandsche Officieren.

IJsselstein in het verleden bewezen, dat het feest kan vieren. Wij twijfelen er dan ook niet aan, dat haar Vaderlandslievende bevolking de door de Oranjevereeniging georganiseerde feestelijkheden zal doen slagen, verheugd als zij is thans weer in een Vrij Nederland haar vreugde te kunnen uiten over de verlossing uit de slavernij der moffen waardoor het mogelijk is, dat H.M. onze geliefde Vorstin wederom in ons midden Haar verjaardag mag vieren! !

Op 30 en 31 augiisnis en I september 1945 wen/ in IJsselnem een groot feest gevierd m verband niet de bevrijding en de ver/aai dag van de Koningin Bovenstaande foto toont de veertigste groep verzorgd door ..Etteren" Op de wagen staat de tekst. Overval op het stadhuis Moot m de kluis.

21


Jaaroverzicht 1979 door W.J.A. van Wijk — IJsselstein 1 januari

De Kring start met 615 leden

1 I januari

Oud-notaris C I Cool van IJsselstein schenkt 7ijn oude lessenaars, waaraan zoveel akten zijn geschreven, aan de Historische Kring

12 februari

Ds Heniger uit Vianen houdt een voordracht over de Amstels van IJsselstein en over de manier waarop het Land van IJsselstein geleidelijk werd opgebouwd uit kleine polders tot een samenhangend geheel Ruim 100 aanwezigen hebben geboeid naar hem geluisterd

14 februari

Mevrouw Miryam Janssen, Voorstraat 23 te I Isselstein (tel 0340H-2309) neemt de ledenadministratie over van de secretaris

9/ 20 februari

Dedia-serieover Oud-IJsselstein, welke reeds in november 1978 2x een volle zaal had getrokken, wordt nogmaals 2 keer vertoond

1 april

Nummer 10 van ons tijdschrift komt uit Een artikel over het onderwerp eendenkooien wordt verzorgd door J Karelse, terwijl P Siccama en M Vergouw een beschouwing schrijven met als titel ,,De kroon op het werk"

24-30 april

De tentoonstelling betreffende de Unie van Utrecht, welke in het stadhuis wordt gehouden, trekt veel belangstelling De tentoonstelling omvat 112 foto's, die op 14 panelen zi|n gemonteerd Tevens vertoont de Heer A M van Breukelen dia's over de Unie

31 mei

De wandelroute van de binnenstad verschijnt in het Duits Engels en Frans De heren Th Sloots, C Raatgever en M Vergouw hebben de desbetreffende vertalingen voor hun rekening genomen

19 mei

De Historische Kring ontvangt als gast de Stichts Hollandse Historische Vereniging uit Woerden e o De Heer W van Wijk heet de ruim 80 aanwezigen in de burgerzaal welkom Daarna vindt er een stadswandeling plaats o 1 \ de Heren W van Impelen en W van Wijk De Heer G Mesman geeft een uiteenzetting in de N H kerk en de Heer L Goedemondt in de Basiliek Als dank biedt de Heer N Plomp een fraai exemplaar van het Kaartenboek van het Groot-Waterschap van Woerden 1670 aan

1 |uni

De nieuwe uitgave van ons tijdschrift bevat artikelen over — het Gein door R J Ooyevaar — oude gebruiken op de boerderij door Mevrouw G van Wijk-Kromwijk — de ontwikkeling van grondvormen van het voor-twintigste eeuwse huis door Ad en Floor van Erp

22


— IJsselsteins verspreide kunstschatten door M Vergouw — de IJsselsteinse Heinkel HE 111 door J. van Vliet. 14 juni

De Heer F. Janssen volgt Mevrouw G. Pompe-Scholman op als penningmeester. Laatsgcnoemde treedt toe tot het algemeen bestuur, alsmede Mevrouw A. Edelschaap-van Cappellen.

1 september

Ons boekje over september bevat het tweede en tevens laatste deel over Eendenkooien.

30 september

De Heer R..I. Ooyevaar houdt voor de tweede keer ,,open huis". Ruim 60 belangstellenden gaan de vele archeologische vondsten bekijken

6 oktober

Het bestuur organiseert een excursie naar Ameide. Ruim 70 personen nemen hieraan deel Burgemeester C Bakker, directeur G Woudenberg en president-kerkvoogd van Dieren (verzorgen een intressanté middag.

\

S

In de grote zaal van ,,Ridder St .loris" vertoont de Heer A Schellart, directeur van de Stichting Kastelen Documentatie, veel dia's over kastelen. Hij geeft er uitgebreid commentaar op. 17 oktober

De Heren J H. .lonkers en B W Heintjes nemen zitting in de Museumcommissie namens de Kring

1 december

Nummer 13 van hel tijdschrift is uit.

31 december

Het aantal leden is opgelopen tot 649.

23


Fulco de Minstreel, een verhaal over IJsselstein M. Vergouw-Amsterdam. HIJ IS er weer ,,Fulco de Minstreel", na jarenlange afwezigheid en schijnbaar veroordeeld tot de archiefdood, opeens weer springlevend in de boekhandel In mijn kinderjaren heb ik dit boek, dat wedijverde met bestsellers als Arendsoog, Dik Trom en Pietje Bell, evenals vele leeftijdgenoten vrijwel stukgelezen Zelfs herinner ik me nog een hoorspelbewerking, iedere week klom ik in de distributieradio om via wapengekletter, krijgsgeschreeuw en andere larmoyante uitingen van middeleeuwse folklore Fulco's belevenissen op de voet te volgen Thans beleeft dit populaire boek van C Joh Kieviet /ijn 16e druk en is visueel daarbij in een nieuw jasje gestoken Omslag en illustraties, destijds nogal zoetelijk, geven thans van de hand van Rien Poort vliet een goed beeld van de rauwe werkelijkheid van weleer Weliswaar heeft de tekenaar enige anachronismen niet vermeden -het kasteel dat hij afbeeldt bestond toen (13e eeuw) nog niet, evenmin als incidenteel enige kleding- en wapenstukken, maar een kniesoor We volgen het voorspel, de strijd en het naspel rond de belegering van het kasteel van IJsselstein in 1297 De hoofdpersoon, Fulco, is minstreel, spion, majordomus en diplomaat van heerGijsbrecht van IJsselstein en wordt tenslotte door deze tot ridder geslagen Enkele historici zullen dit laatste aanvechten en zeggen dat Gi)sbrecht toen zelf nog geen ridder was, het boek wil het anders, en hoe het nu precies zat, wie weet horen we het nog eens De tekst van het boek is ongewijzigd al is de spelling natuurlijk gemoderniseerd Kinderen lezen een boek vooral om het verhaal en zullen daarom niet gauw hinder hebben van de nogal pathetische stijl Bij volwassenen daarentegen kan Fulco nogal stoffig overkomen Maar het is nu eenmaal een kinderboek en dus vervallen de karakters in extremiteiten Gijbrecht, Vrouw Baerte, Fulco en zo nog enkelen zijn toonbeelden van rechtschapenheid, Hubrecht van Vianen en nog talloze verraderlijke individuen zijn de meest verdorven laaghartige individuen die men zich denken kan Hoe dan ook als kinderboek lijkt het een origineel cadeau Leeftijd 8-12 jaar Prijs f 16,90

Inhoud:

Verklaring van straatnamen in IJsselstein II (De Nieuwpoort) Het Cisterciensenklooster „Onze Lieve Vrouweberg" te IJsselstein door W Stooker Programma „Oranjevereemging 1945" in 1945 Jaaroverzicht 1979 door W J A van Wijk IJsselstein Fulco de Minstreel, boekbespreking door M Vergouw — Amsterdam

24

2 II 17 22 24


Woningen aan Dissel (Achterveld) gebouwd door

Bouw- en Aannemingsmaatschappij

R.I.Z. Lopik B.V Lopikerweg O 36 a Lopik Tel. 03475-1380.


Schuttersgracht - IJsselstem

Rabobank

de bank voor ledeneen


No. 14, maart 1980

Historische Kring IJsselstein



Enkele notities over de nieuwe omslag van ons tijdschrift De afbeelding betreft een ontwerp voor de versiering van het stadhuis van IJsselstein, afkomstig van de heer Albertus Poot, destijds gemeenteopzichter Dit blijkt uit een gemeenteverslag van het jaar 1898 (archief Stadskantoor IJsselstein) Een indicatie voor wat dit allemaal ging kosten, vinden wij terug in een besluit genomen in de raadsvergadering van 12 augustus 1898. Krachtens dit raadsbesluit werd namenlijk voor de uit- en inwendige versiering van het stadhuis ter gelegenheid van de Kroningsfeesten een subsidie toegekend van f 140,—.

1


St. Katrijnmelken door E. van Voorst, IJsselstein.

Wij k u n n e n wel zeggen dat deze oude traditie bijna tot het v e r l e d e n behoort. Vele jaren terug bestond de gewoonte, dat in de nacht van 24 op 25 februari bij de boeren de koeien mochten worden gemolken. „Mochten" is wel wat veel gezegd. Het mocht eigenlijk niet, m a a r het werd toch gedaan. Zij die het voorrecht h a d d e n te k u n n e n melken, wat niet ieder bezat, gingen die nacht m e t e m m e r s op pad om in de weilanden de koeien van h u n melk te ontdoen. Oogluikend w e r d die traditie toegelaten. Ook g e b e u r d e het wel eens dat de boer een arbeider op wacht zette bij zijn vee. Die mocht dan de melk voor zich houden. Op zich zelf was dat m e l k e n nog niet zo erg, m a a r wat wel m i n d e r leuk was, was dat die dieren de hele nacht w e r d e n opgejaagd. Want was de e n e m a n klaar met melken, dan k w a m een u u r t j e later n u m m e r twee ook eens kijken of e r nog wat te halen viel. Ik weet van een boer, die 's nachts w a k k e r werd en een e m m e r hoorde r a m m e l e n . Heel voorzichtig, zonder licht te m a k e n , sloop hij op zijn kousevoeten n a a r buiten. Het was erg donker. A c h t e r de hooiberg staande, hoorde hij gepraat in het weiland. Dus daar was wat gaande. Bij het landhek stond een melkbus. Hij hield zich muisstil. Telkens k w a m een figuur uit het duister n a a r voren. Hij hoorde de melk in de bus plensen en zeggen: we h e b b e n al aardig wat bij elkaar. Hij wachtte nog even, de bus was bijna vol. Toen pakte de boer zachtjes de bus op en ledigde h e m in een a n d e r e bus, die hij op de deel had klaar staan. Vervolgens schreef hij een kort briefje met de woorden: ,,Mannen hartelijk bedankt voor je werk", zette de lege bus netjes w e e r bij het hek, sloot de e u r van de deel en rolde zich weer behaaglijk tussen de dekens. Dat dit St. K a t r i j n m e l k e n in ongebruik geraakt is, heeft twee oorzaken: Ten eerste leven wij in een tijd van weelde en overvloed. Vroeger was het voor de arbeider een apart buitenkansje. Ten tweede, wie kan er van ons jonge geslacht nog met de h a n d melken ? Alles gaat tot in de perfectie machinaal. Van de koe in de tank. Een ander voorval van het St. K a t r i j n m e l k e n wil ik U hierbij ook niet onthouden: Ze zaten bij elkander Buur Klaas te saam met Hein. Wat denk je, ouwe jongen, 't Is morgen St. Katrijn. Ik dacht zo deze avond. Wij moeten er op uit, Er lopen zoveel koeien Dat wordt een goede buit.

2


Het IS ook lekker donker, Wat JOU, zeg ouwe rot, Wi] gaan het weer proberen En lopen niet in 't schot Dus togen de twee melkers Tezamen stil op pad Klaas wist de weg terdege Die hl] te nemen had ZIJ kwamen bij een weiland Heus ja, daar liep het vee. WIJ kunnen aan de slag gaan Zeg Hem, wat valt dat mee Zi;) molken vlug en vaardig Twee grote emmers vol Ziezo die zijn weer binnen Het doet mij reuze lol En nu weer gauw naar huis toe Dat IS al vast weer klaar Wat wegen die twee emmers. Zeg Klaas toch mieters zwaar Als WIJ de weg bekorten, En gaan hier overdwars. Daar ginder ligt een loopplank Dat komt ons goed van pas De plank werd opgenomen, ZIJ paste ook heel vlug, Hein stapte met zijn emmers Op deze nieuwe brug Of 't kwam dat hij niet dik was. Dat weet ik heus niet hoor. De plank kon hem niet houden En brak toen midden door Een plons een help en Hein lag Met emmers melk en al. Te ploeteren in het slootje Dat was een koud geval Klaas schoot hem vlug ter hulpe en reikte hem de hand. HIJ voelt zich plotseling glijden Een stuk brak uit de kant

3


En Klaas deelt eerlijk samen Het frisse bad met Hein, Die raasde in alle talen Doch Klaas zucht: 't moest zo zijn. Het moest zo zijn, maar ja vent. De melk is ook nog weg, Dat is nu praat voor later Nu vlug naar huis toe, zeg. Ze zijn naar In 't donker Leeg waren Zij keerden

huis gelopen, van de nacht. zij vertrokken zonder vracht.

Zij moeten nu op jaren En oude mensen zijn; Klaas gaat nog dikwijls praten En avonden bij Hein. En als ze dan tezamen. Elk op zijn praatstoel zijn. Dan hebben zij 't nog over Die nacht van St. Katrijn !

4


Het huis 's Heerendijk en zijn bewoners door Dr. J. Meerdink, Zeist.

1 Tussen 1738 en 1770 heeft aan de Hollandse IJssel, niet ver van IJsselstein, een groot huis gestaan, een acht traveeĂŤn breed gebouw van twee verdiepingen, met aan de voor - (IJssel) - zijde over die twee verdiepingen een traptorentje Ter weerszijden bevonden zich twee aardige bijgebouwtjes Op enige afstand achter het grote huis stond dan nog een - voor zover dit zich op de afbeeldingen laat waarnemen - tweede, wat kleiner herenhuis Veel is er van dit alles niet meer over Een der bijgebouwtjes stond nog steeds overeind maar wordt thans afgebroken, herbouwd en voor particuliere bewoning gereed gemaakt De naastgelegen boerderij heet nog altijd de ,,Hernhut" en de Evangelische Broedergemeente Zeist bewaart een windvaan afkomstig van deze nederzetting, die de naam van 's Heerendijk droeg Het gmg om Hernhutters, maar hun stempel hebben zij op de Hollandse stad IJsselstein niet vermogen te drukken Dit in tegenstelling tot het Utrechtse dorp Zeist, waar rijke beschermheren en leden dezer gemeenschap, die de vrije heerlijkheid met het Slot hadden aangekocht, hen in staat stelden z g koorhuizen (Broederhuis, voor de ongehuwde mannen, Zusterhuis voor de ongehuwde vrouwen en het z g weduwenhuis) te bouwen en zich er ook zelf te vestigen in statige herenhuizen Het is duidelijk dat we iets over deze Hernhutters, deze Evangelische Broedergemeente, en de motieven die hen tot het stichten van 's Heerendijk brachten moeten zeggen, willen we begrijpen wat deze gebouwen, die daar gedurende meer dan 30 jaar in het hart van de 18e eeuw stonden, voor functie hadden Het ging hier immers niet om een woonhuis, een buitenplaats of een fabriek Hun zeer eigen karakter trok de aandacht en zo werden ze dan ook meermalen afgebeeld Het meest bekend is de kopergravure in deel 3 van het,,Verheerlijkt Nederland" (een 9-delig topografisch plaatwerk, te Amsterdam tussen 1745 -1790 verschenen) Het prentje is genummerd 249/250 en heeft een merkwaardig lang formaat (70 x 198 mm) 't Huis 's Heerendijk en de Stad IJsselstein in 't Verschiet Jan de Beyer maakte de tekening, de graveur was Hendrik Spilman Deze laatste was een lid van de Broedergemeente in Haarlem De kopergravures van Spilman naar tekeningen van de Beyer zijn zeer bekend 's 's Heeiendijk is door een oudere Hernhutter Johannes de Bosch (1713 -1785), een apothekerszoon uit Amsterdam, eveneens en meermalen getekend We weten dit dank zij een kaartsysteem Prof Hofstede - de Groot heeft n 1 een begin gemaakt met het aanleggen van een verzameling fiches, waarop sinds de 18e eeuw alle op openbare veilingen in

5


verkoop gebrachte schilderijen en tekeningen staan vermeld. We vinden ze op een veiling in 1788 van de hand van Johannes de Bosch: „Een gezicht van het Gemeentehuis van de Evangelische Broeders tot 's Heerendijk, met sapjes geteekend; Gezicht van den IJssel naar het Gemeentehuis van de Evangelische Broeders tot 's Heerendijk, met de pen en sapveren: 1775. Het Gemeentehuis van de Evangelische Broeders tot 's Heerendijk getekend zeer dun met sapverven." Het is niet duidelijk of met de drie vermeldingen ook drie afzonderlijke tekeningen zijn bedoeld. Wel kunnen we zeggen dat er op het Rijksarchief te Utrecht in de topografische atlas een foto naar een verder onbekende tekening, mogelijk van J. de Bosch, aanwezig is. Het laat ons een gebouw met een typisch gestileerde baroktuin er voor zien. De voorgrond wordt door de IJssel en een roeiboot met enkele spelevarende personen ingenomen; twee derde van de tekening beslaat de hemel. Met een Duits onderschrift bevindt zich voorts op het rentmeesterskantoor der Broedergemeente Zeist, een grote gewassen tekening in kleur van ' Heerendijk. Ik acht het mogelijk dat de zeer dun met sapverven vervaardigde tekening van De Bosch hier aan ten grondslag ligt. Zou de vermelding van 1775 het ontstane jaar betreffen, dan valt te bedenken dat het huis in 1770 voor afbraak werd verkocht. Zou de Broedergemeente Zeist er geen belangstelling voor hebben gehad nog een afbeelding van 's Heerendijk te bezitten en zou de Hernhutter tekenaar De Bosch niet gaarne die tekening hebben gemaakt ? Waar de tekening in kleuren van 's Heerendijk (C. 1745 door De Bosch gemaakt en op 19 februari 1936 bij Van Huffel te Utrecht onder nr. 547 geveild), gebleven is, heb ik niet gewaar kunnen worden. Het wordt evenwel hoog tijd dat we iets mededelen over het reilen en zeilen der Hernhutters in Nederland in de dertiger jaren van de 18e eeuw in Nederland. Zonder die achtergrond kunnen we weinig van hun Stichting te IJsselstein begrijpen. 2. In het begin van de twintiger jaren der 18e eeuw vestigden zich op het landgoed Berthelsdorf van de jonge graaf Nicolaas Ludwig van Zinzendorf (gelegen in Saksen niet ver van de grens der Oostenrijks-Habsburgse landen Bohemen en Moravië) om hun protestantse geloof verdreven vluchtelingen. Von Zinzendorf was een zeer bijzondere persoonlijkheid die, van jongsaf sterk gegrepen door het zoenoffer van Christus, als zoon Gods, tot redding der zondige mensheid, daar in woord en geschrift (hij was een enorm begaafd redenaar, een veelschrijver en dichter) van getuigde, dit overal uitdroeg. Op zijn landgoed en onder zijn geestelijke leiding werd de kolonie Herrnhut (onder des Heren hoede) gesticht. Van overal, niet alleen uit Bohemen en Moravië, en uit vele kerken, vestigden zich nu zoekende zielen in deze gemeente. Herrnhut werd gekenmerkt door een vroom, maar opgewekt Christendom, vele economische activiteiten en ambachten, een straffe indeling der gemeente in z.g. koren; en niet in de laatste plaats door grote Zendings activiteiten om de blijde boodschap, die men op zo bijzondere wijze ervaren had, naar de heidenen uit te dragen. Van Herrnhut straalde een opwekkingsbeweging naar alle landstreken op het

6


vasteland, naar Engeland en de Verenigde Staten uit De vele Godsdienstoefeningen waren vooral z g zangdiensten, waarbij ook de instrumentele muziek en koormuziek een belangrijke plaats innamen Om hun economische activiteiten werd het Stichten van Hernhutters kolonies (allen naar het voorbeeld van Herrnhut) ook van de zijde van de overheid, de vorsten in verschillende Duitse staten en staatjes, bevorderd Het IS verbazingwekkend in welke mate deze beweging zich in de tien jaren tussen 1722 en 1732 heeft verbreid En nu komen we tot een tweede, voor de bouw van 's Heerendij k, wezenlijke factor We vinden die m de Hernhutter kring, die zich in de dertiger jaren onder zeer welgestelde Doopsgezinden te Amsterdam had gevormd In 1734 informeerde August Gottheb Spangenberg, (een zeer bekwame naaste medewerker van Von Zinzendorf in de boekwinkel van Jan Hartog, boekverkoper ter zijde 't Stadthuys) naar Doopsgezinden en gaf te kennen met een hunner voorgangers te willen kennismaken Onderwijl trad Joannes Deknatel, een der predikanten van de doopsgezinde gemeente „Het Lam", te Amsterdam de boekwinkel binnen De kennismaking kwam op deze wijze ongezocht tot stand Deknatel bracht Spangenberg in contact met een Doopsgezinde familiekring, die én voor 's Heerendij k én voor de later gestichte Broedergemeente Zeist van de grootste betekenis werd Spangenberg kwam naar Amsterdam om naar mogelijkheden uit te zien. Hernhutters in overzeese gebieden te vestigen De Broedergemeente verkeerde in Saksen, het land van haar oorsprong, in moeilijkheden De onzekere toestand, waarin de uit Bohemen en Moravie verdrevenen, die zich op het landgoed Berthelsdorf hadden gevestigd, verkeerden deed Von Zinzendorf uitzien naar landen, die zulke emigranten zouden willen opnemen Von Zinzendorf dacht aan Amerika en als meest geschikte persoon om met de bewindhebbers der verschillende handelsondernemingen hierover besprekingen te voeren en de mogelijkheden te onderzoeken, werd Spangenberg naar het buitenland gezonden In 1734 was hij op weg naar Londen om over kolonisatieplannen in Georgië (nu een staat van de U S A ) te spreken Op reis daarheen bezocht hij Amsterdam, waar hij een maand bleef om met de geoctrooieerde Sociëteit van Suriname, die ook kolonisten voor haar dun bevolkte gebied nodig had, te onderhandelen Maar naast het zoeken van overzeese gebieden, waar van huis en hof verdrevenen zouden kunnen gaan koloniseren, (en afgezien van de bij de verschillende handelscompagnieen aangewende pogingen om toegang te krijgen tot de tropische gebieden om daar het Evangelie aan negerslaven te brengen) zochten de broeders aansluiting bij verschillende kerkgenootschappen om daar hun oecumenische gedachten uit te dragen Hun streven was gericht op het vormen van kringen (niet op het stichten van een nieuw kerkgenootschap) waar hun specifiek Chnstocentrische vroomheid werd beleefd, zij zochten gemeenschap Die gemeenschap nu meende Spangenberg bij Doopsgezinden in Amsterdam te kunnen vinden Von Zinzendorf had in Saksen contact gehad met een uit Silezie verdreven doperse secte, de Schwenkteldianen In Gorlitz en Berthelsdorf hadden zij - evenals de Moravische broeders - veel hulp van hen ondervonden

7


's Heerendijk

bij IJsselstein

aan de Hollandse

Topografische

Atlas (reproduktie)

Rijksarchief

IJssel

Utrecht


Tevens hadden zij bij hun doopsgezinde geloofsgenoten in Holland om steun aangeklopt en in de gevoerde correspondentie was veel sprake geweest van Von Zinzendorf en de Hernhutters Het is zelfs waarschijnlijk dat men uit Amsterdam of Haarlem m 1726 Von Zinzendorf inlichtingen over de Schwenkteldianen heeft gevraagd Deze wat lange inleiding was nodig om te verklaren hoe Spangenberg in het bijzonder in een welgestelde Doopsgezinde familiekring, die enorm veel voor de Hernhutters heeft gedaan, terecht kwam, want Ds Deknatel bracht zijn nieuwe vriend naar de oude weduwe Benning Deze woonde op de Westermarkt, bij de Prinsengracht, in de schaduw van de Westertoren In dat huis ontmoette Spangenberg, behalve haar zoon Mattheys, haar schoonzoon Jacob Schellinger Jacob kocht voor de Hernhutters later land bij IJsselstein en verschafte de middelen om het grote huis aan de IJssel te bouwen Zijn broer Cornells Schellinger verwierf voor hen in de veertiger jaren de Vrije Heerlijkheid Zeist Ook verdere verwanten de families Van Laer, Verbeek, Van der Vliet sloten zich bij de broeders aan, evenals vele andere Nederlanders Het is evenwel deze vrij beperkte familiekring, welke, vermogend als zij was, begon met de bouw te IJsselstein en later de stichting van Zeist mogelijk maakte Om te beginnen werd er een Hernhutterkring, later een gemeente, te Amsterdam opgericht Tijdens zijn eerste verblijf in Amsterdam had Spangenberg ook kennis gemaakt met de boekhandelaar en uitgever van kerkhistorische werken, Isaac Le Long en een boek van deze bekende Amsterdammer samengesteld op grond van door Spangenberg verschafte gegevens en opgedragen aan Von Zinzendorf ,,Gods Wonderen met Zijne Kerke", maakte grote opgang Het kwam ook in handen van de prinses-weduwe van de Friese stadhouder, Maria Louise, zelf van Duitse afkomst uit Hessen-Kassel Zij en haar vroegere hofpredikant Hieronymus van Alphen vroegen schriftelijk Von Zinzendorf om nadere inlichtingen Nu kende Maria Louise de graaf al uit 1917, toen hij als student te Utrecht enige tijd in Nederland had vertoeft ZIJ nodigde hem thans opnieuw uit haar in Leeuwarden te bezoeken In februari 1736 kwam Von Zinzendorf met een klein gevolg naar Nederland Er waren daarvoor verschillende redenen behalve de omstandigheid dat verschillende vooraanstaande personen en enkele predikanten hem uit eigen beweging voorstellen hadden gedaan om zijn zendingswerk te bevorderen, ook de wens van de prinses-weduwe om iets voor de Moravische vluchtelingen te doen Von Zinzendorf huurde in Amsterdam een herenhuis voor hem en zijn gevolg en hield er zijn gebruikelijke huiselijke godsdienstoefeningen, waarbij hij ook zijn Amsterdamse vrienden (de Schellingers, Beuning, Verbeek, Van Laer, van der Vliet) toeliet Voor hij naar Duitsland terugkeerde bezocht de graaf de prinses-weduwe in Leeuwarden De prinses informeerde o a of het boek van Le Long op waarheid berustte en toen de graaf dit beaamde, verklaarde Maria Louise zich wel genegen emigranten in haar baronie IJsselstein op te nemen Al vóór hij in april 1736 zijn bezoek aan de prins-weduwe bracht had Zinzendorf op

9


10


26 maart met zijn beide vermogende Amsterdamse vrienden Mattheys Beuningen en Jacob Schellinger een bezoek aan IJsselstein gebracht Waarschijnlijk waren hem verschillende aanbiedingen gedaan, maar een terrein buiten IJsselstein in de baronie der prinses, scheen hem voor een Hernhutter kolonie het meest geschikt te zijn Dit plan stelde allen tevreden Het vriendelijke aanbod der prinses behoefde Von Zinzendorf met af te wijzen, evenmin als de geldelijke steun die zijn Amsterdamse vrienden hem bijna opdrongen Bovendien kreeg hij hierdoor gelegenheid de bewoners van Pilgerruk, een Hernhutter nederzetting in Holstein, die door de Deense regering met langer geduld werd, een nieuwe woonplaats te geven De ligging was bijzonder gunstig voor degenen die van Duitsland naar Engeland reisden In augustus 1736 kocht Jacob Schellinger van de Schepen Jan Franco Beyen (hij werd in 1741 lid der Broedergemeente) aan de IJsseldijk vier morgen land, een koop die 5 september notarieel werd bekrachtigd Reeds 29 april van dat jaar was Conrad Lange met een aantal bewoners uit Pilgerruk over Leeuwarden en Harlingen naar Amsterdam gekomen De 12 mannen en 3 vrouwen werden door de vrienden aldaar buitengewoon gul ontvangen en geherbergd Maar om met de bouw van een groot huis aan de IJsseldijk te kunnen beginnen, was het noodzakelijk dat de kolonisten hier meteen werden ondergebracht Daartoe kocht Schellinger nog een boerderij in de buurtschap Eiteren over de Hollandse IJssel Hier werden alle Hernhutters gehuisvest en in die zomer van 1736 kwamen er nog meer bij Deze Jacob Schellinger die de Stichting van 's Heerendijk mogelijk maakte, was geboren in 1706 en was toen dus nog een jonge man van 30 jaar Hij was de zoon van Rutger Schellinger en Maria van Laer, gehuwd met Magdalena Beuning (1711 1779) en had destijds Spangenberg in het huis van zijn Schoonmoeder ontmoet In 1738 was hij ,,oudste" van 's Heerendijk, in 1740 werd hij bestuurder van Herrnhaag-de grote Broedergemeente in de z g Wetterau, nabij Frankfort aan de Mam Magdalene Beuning was een tijdlang ,,algemeen oudste" over de zusters der Broedergemeente De familie Schellinger was sinds eeuwen in Amsterdam gevestigd en beoefende oorspronkelijk het brouwersambacht ZIJ behoorde tot het Amsterdamse patriciaat, tot die geslachten, waaruit de leden van de Vroedschap werden benoemd En zitting in de Vroedschap kon betekenen opklimmen tot het hoogste wat een Nederlander kon bereiken het burgemeesterschap van Amsterdam Wel moesten de gelukkigen, die deze kans in hun wieg vonden, aan nog één voorwaarde voldoen ze moesten lid zijn van de Hervormde (Gereformeerde, zoals dat destijds heette) Kerk En dit sloot de deur voor Jacob, die Doopsgezind was Maar tot de schepenen van Amsterdam behoorde in 1745 wèl Mr Elias Schellinger, die wel aan de kerkelijke eis voldeed en wiens zuster Cornelia tweede vrouw werd van Pieter Steyn, raadpensionaris van Holland

11


12


Jacob Schellinger overleed in 1779, een jaar na zijn 11 jaar jongere broer Cornells, die de vestiging der Broedergemeente in Zeist mogelijk maakte Alle Hernhutters werden voorlopig in die boerderij te Eiteren gehuisvest en in de zomer van 1736 kwamen er nog meer bij In augustus kreeg de kleine gemeente, die toen al zelfstandig was georganiseerd, als voorganger („oudste") Melchior Zeisberger (1701 - 1781) een man die tot een der eerste groepen vluchtelingen uit Moravie op Von Zinzendorfs landgoed had behoord Maar er werden door de graaf in december van dat zelfde jaar nog meer belangrijke figuren voor het nieuwe 's Heerendijk aangewezen Frederik baron de WatteviUe (1700 - 1777) werd tot bestuurder (,,voorstander") benoemd en Chnstiaan David zou als bouwmeester meekomen De Watteville was een zeer oude vriend van Von Zinzendorf, hij kende hem sinds zijn schooljaren in Halle, een der belangrijkste figuren in de 18e eeuwse Broedergemeente Chnstiaan David, (1690 - 1751) een oorspronkelijk ongeletterde timmerman, van huis uit Rooms Katholiek, Protestant geworden, was een man waarin een geestelijke oerkracht schuilde en die de weg naar Saksen en het landgoed Berthelsdorf gevonden had Daarheen leidde hij dan ook telkens weer groepen vluchtelingen uit Moravie, dat ook zijn vaderland was Een Zwitserse baron en een vrijwel ongeletterde timmerman staan dus aan het begin van de Heerendijkse geschiedenis Beiden met de opdracht het grote huis aan de IJssel te bouwen Cristiaan David had op dezelfde wijze ook in de bouw van Herrnhut een groot aandeel gehad HIJ had zijn timmermansbijl in de eerste boom voor de aanbouw van het oudste huis m Herrnhut geslagen, onder het uitspreken van het psalmwoord ,,Hier hat der Vogel sein Haus gefunden und die Schwalbe ihr Nest, namlich deine Altare Herr Zebaoth" (Ps 84) Nu beginnen evenwel de moeilijkheden te komen De ingenomenheid der prinsesweduwe werd spoedig zeer bekoeld door de verdachtmaking van de kant van de tegenstanders Maar de drost J Vultejus, wiens houding van het grootste belang was, omdat hij het burgelijk bestuur had te voeren, toonde zich geen tegenstander, al lette hij heel streng op het nakomen der bestaande verplichtingen Het karakter der kolonie bracht evenwel mede, dat overtredingen met altijd te vermijden waren, daar zij een wisselende bevolking had en er telkens nieuwe bewoners en bezoekers kwamen terwijl anderen weer wegtrokken De burgelijke wetgeving der stad voorzag niet in de vele gevallen, waarin men een andere maatstaf moest aanleggen om de ontwikkeling dezer nederzetting met te schaden De Hernhutters hadden veel te weinig vrijheid van beweging voor hun naar eigen inzicht geregeld leven En een aanbod van bijzondere privileges had men afgewezen om de andere bewoners der baronie niet afgunstig te maken Met het oog op deze moeilijkheden ging Von Zinzendorf in januari 1737 op audiÍntie bij de jonge prins van Oranje in den Haag, terwijl De Watteville de prinses te Leeuwarden bezocht

13


Hij vond daar een vriendelijke ontvangst, temeer omdat zijn familie de prinses niet onbekend was: zijn tante was gouvernante van de prinses aan het hof in HessenKassel geweest. 3. Wegens de gunstige ligging aan de IJssel - rivieren vervulden toen in veel opzichten de funktie van wegen en het betrof bovendien een zeer rustige plek midden in het land - gaf Von Zinzendorf IJsselstein niet graag prijs. Toen de moeilijkheden ook grotendeels waren overwonnen werd dan ook zo snel mogelijk tot de bouw van het grote Broederhuis overgegaan. Door de Drost van IJsselstein was tevoren een borgtocht geëist, welke bij het gerecht werd ingediend. Tevens moest een Indemniteitsacte worden ingeleverd, waar in attest van gedrag en wandel moest worden vermeld, af te geven door het bestuur van de plaats van waar de vreemdelingen afkomstig waren. Deze acte werd door de gravin Von Zinzendorf getekend. In 1737 werd met de bouw van 's Heerendijk (de door Jacob Schellinger bedachte naam leunt aan tegen namen als die der moedergemeente Herrnhutt en de in die tijd zeer belangrijke gemeente Herrnhaag in Wetterau), een aanvang gemaakt. Bij een bezoek van Jacob Schellinger aan het eind van februari werd het terrein voor het nieuwe huis afgebakend en op 13 mei begon Christian David met het timmermans werk. Al op 18 juni vond de eerste steenlegging plaats door David Heckewalder, later een zendeling onder de Indianen in Noord Amerika. Grootte en inrichting van het huis worden door Christiaan David in een brief van 23 juni 1737 beschreven: „Das Haus ist 48 Ellen lang und breit 18, hat 4 Keller auf alle vier Ecken des Hauses, der Saai in der Mitte ist 11 Ellen lang und 18 Ellen breit oder tief. lm untern Stock sind 4 Kammern und 2 Vorhauser, Davon kommt eine zur Küche und eine Kammer zum Speisegewach. lm andern Sock sind 6 Stuben, 4 Kammerm, 2 Cabinette und 2 Vorhauser, und unter dem Dache ebenso. Es kann nicht wohl über 12.000 -fl ausgebaut werden. übrigens steht das Haus 7 Fuss höher als der IJsselstrom, und istkeinhöheren Ort im ganzen Lande. Die Katholieken meinen wir bauen ein Kloster, und andere halten es für ein Castell; alles ist voll Verwunderung darüber, und es kommen taglich Menschen um das Wunder zu sehen." Frederik de Watteville arriveerde 30 juli en werd op Eiteren door de reeds aanwezige bewoners ontvangen. Daarbij waren ook Jacob en Cornells Schellinger, Mattheys Beuning, en de vroegere hofpredikant Van Alphen tegenwoordig. Christiaan David toonde hem hoever de bouw reeds gevorderd was en toen men even uitrustte op een stapel timmerhout en de Watteville hem vroeg wat hij er van dacht, was zijn antwoord: ,,Hier wollen wir dem Heiland ein Posthaus bauen, da die Boten hin und wieder zu den Heiden sich aufhalten und herbeifinden können. Die Gemeine, die hier wohen wird, soil für die vernünftigen Hollander ein Kind sein. Sie sollen an diesem Kinde lernen, den Heiland der Welt lieb haben und einfaltig werden." Dat was het antwoord van de eenvoudige timmerman met het sterke geloof. Een antwoord dat heel sterk overeenkomt met Zinzendorfs plan, die in een brief

14


aan Conrad Lange - de leider van de uit Holstein afkomstige H e r n h u t t e r s - schreef „Mein inniggeliebter B r u d e r Conrad (Lange) Hier 1st der ganze Plan von IJsselstein, den d r u c k e dir tief ins G e m u t Es soil namlich daselbst fondirt w e r d e n eine Anstalt 1) fur die B r u d e r , welche in die a n d e r n Weltteile gehen u n d sich in der Stille zubereiten lassen, 2) fur diejenigen E m i g r a n t e n von Wichtigkeit, wegen w e l c h e r in Deutschland all zu stark nachgefragt wird, 3) fur diejenigen Kinder, welche von H e r r n h u t aus wichtigen G r u n d e n hinweg zu tun, wozu d e n n eine eigene Austalt von hollandischen K i n d e r n k o m m e n kann, in der Freiheit der Evangelischen G n a d e ausser allem S e c t e n w e s e n zu erziehen, 4) fur diejenigen B r u d e r u n d Schwester aus Holland, die Alters u n d a n d e r e r Umstande wegen nicht m e h r weit reisen k o n n e n und dennoch s c h m e c k e n u n d sehen wollen, was das ist Gott stehet in der G e m e i n e Gottes u n d wo 2 oder 3 v e r s a m m e l t sind in M e i n e m N a m e n , da bin Ich m i t t e n u n t e r i h n e n , 5) fur diejenigen Seelen, welcht in I r r u n g u n d Confusion i h r e s G e m u t e s kommen, a n d e r e r A r t e n o h n e Austoss nicht sein, h i e r a b e r gepflegt u n d g e w a r t e t w e r d e n k o n n e n Dieser plan bleibt zwischen dir u n d van Calker u n d uns, ohne j e m a n d davon zu c o m m u n i c i r e n " Conrad Lange was een evangelist en zendeling ,,pur sang" tot aan de grenzen van China Van 1742 - 1747 w e r d hij in St P e t e r s b u r g gevangen g e h o u d e n Hij trok m e t zijn,,hebben en h o u d e n " op een wagentje evangeliserend door Duitsland en is m e t de v e r d r e v e n (voor een deel w e e r uit Moravische vluchtelingen bestaande) gemeente uit Holstein, n a a r IJsselstein gekomen Van Calker was een v r i e n d van Von Zinzendorf, die hij in A m s t e r d a m had ontmoet Hij behoorde niet tot de A m s t e r d a m s e b e v r i e n d e familiekringen der Schellingers, m a a r was een doopsgezinde uit K a m p e n Later vestigde hij zich in de B r o e d e r g e m e e n t e Zeist Een heel sterk uiteenlopend gezelschap dus, dat zich d a a r aan de IJsseloever verzamelde v r o m e , rijke Doopsgezinde kooplieden en r e n t e n i e r s uit A m s t e r d a m gegrepen door de spiritualiteit der H e r n h u t t e r s , a r m e ambachtslieden, deels vluchthngen wegens h u n geloof uit Moravie, m a a r ook uit a n d e r e s t r e k e n van Duitsland afkomstig, zendelingen bestemd voor alle werelddelen, meest uit deze vluchthngen en ambachtslieden voortkomend, tenslotte - w e m o g e n wel zeggen ,,last but not least" - Duitse aristocraten Het ging er bij dit alles om een g e m e e n t e van Nederlanders te stichten Wanneer w e het doel dat de graaf von Zinzendorf voor ogen stond in m o d e r n Nederlands en beknopt s a m e n vatten ging het om een zendingshotel, een emigrantenasyl, een kostschool, een conferentie-oord en een rusthuis Zo k w a m in het najaar, nog voor het grote huis kon w o r d e n betrokken, het gemeenteleven al op gang We zullen dit nog wel in die boerderij in E i t e r e n m o e t e n localiseren Reeds 21 s e p t e m b e r 1737 w e r d de eerste ,,Gemeintag" gehouden, en we vinden van dien af geregeld de vieringen der speciale Broedergemeente-feestdagen (herdenkingen uit de oude Boheems-Moravische B r o e d e r u n i t e i t en die van de door Von Zinzendorf sinds 1722 op zijn landgoed h e r n i e u w d e Uniteit naast de vieringen der algemene Christelijke feestdagen v e r m e l d Op 7 december 1737 werd, bij gebrek aan een geordende b r o e d e r door Christian David het eerste kind gedoopt

15


Nog voor het huis werd ingewijd waren er in 1738 al moeilijkheden met de Drost van IJsselstein. Het ging om een te verstrekken garantiebrief. De Wattville opperde in het begin van dat jaar tegenover de Drost reeds het voornemen elders naar een verblijf om te zien, indien in de Broeders geen vertrouwen zou worden gesteld. De Drost matigde zich toen en er werd overeengekomen, dat Jacob Schellinger met persoon en vermogen voor 25 personen borg zou staan. Dit aantal werd voldoende geacht omdat velen slechts tijdelijk te 's Heerendijk verblijf zouden houden. Het is duidelijk dat niet alleen de autoriteiten van de baronie, maar met haar de bevolking van IJsselstein en omgeving met enig wantrouwen tegen die van her en der gekomen en komende vreemde snuiters aankeken. Daarbij kwam dan het godsdienstige karakter der „secte", een bron van veel controverse in het 18e eeuwse Nederlandse kerkelijk leven. Een van de regerende Hervormde (,,Gereformeerde") en de Rooms Katholieke Kerke afwijkende godsdienstige gemeenschap,wekte ook en vooral ten platte lande achterdocht. De bouw van het Broederhuis vorderde intussen gestaag en op 28juni 1738vondde feestelijke inwijding plaats. In totaal woonden 70 personen (waaronder vele te Amsterdam wonende broeders en zusters) de plechtigheid bij. Het eerste lied dat in de nieuwe zaal (de Broedergemeenschap spreekt niet van kerk) werd gezongen, luidde: „Dies Haus soil werdenUnd die drinnen wohnenSein Lob auf ErdenHier soil Gnade thronenEinfalt- und kindliche Gestalt". De Hernhutters, die uit Eiteren - hun voorlopige woonplaats - waren overgekomen, hadden een stormachtige overtocht. De Watteville zag het aan als een voorteken, dat de gemeente niet zonder stormen zou blijven in de toekomst. Aan de IJssel werd in de barokstijl van die tijd een tuin aangelegd. De Duitse broeders spreken van een ,,Lustwaldchen". Het gemeenteleven met zijn vele aspecten kon in 's Heerendijk nu op gang komen. Het werd er soms zo druk dat godsdienstoefeningen in de open lucht in het „Lustwaldchen" werden gehouden. 4. Belangstelling was er in ruime mate. Waren er in 1737 nog maar 18 personen in Eiteren gevestigd, het grote huis werd in 1739 al door 80 gemeenteleden bewoond. Het was zelfs zó vol, dat bezoekers er niet meer konden overnachten. Het huis had dan ook niet meer dan 20 kamers. In deze toestand kwam - maar we zijn dan al veel later - verandering, toen Von Zinzendorf, zojuist uit Amerika terug gekeerd, daarvan tot 12 - 15 april 1743 verbleef. De inrichting der gemeente werd uitvoerig besproken en er werd vast gesteld dat 's Heerendijk volgens het oorspronkelijke plan een huisgemeente zou blijven. Dit betekende, dat de meeste ,,kolonisten" weer moesten vertrekken. Slechts zeven en veertig mensen, voornamelijk de ongehuwde broeders mochten blijven, en een even groot aantal ging met de Watteville naar Duitsland terug. Meer dan negentig personen waren in die tijd dus op en om het grote huis gevestigd. In september 1739

16


werd met de bouw van een speciaal huis voor de ongehuwde broeders begonnen. We vernemen daarover echter verder niets meer. Het is aan te nemen dat het hier om een van de twee kleinere huizen gaat die naast het grote huis stonden. Op de tekening, die in het rentmeesterkantoor der Broedergemeente in Zeist aanwezig is en ook - hoewel minder duidelijk - op het prentje van De Beyer bevindt zich achter het grote gebouw een herenhuis, dat voor zover zichtbaar, sterk doet denken aan sommige huizen op het Broeder- en Zusterplein te Zeist. Dit huis werd evenwel door David Heist gebouwd op een stuk land dat hij op 10 oktober 1739 van Jacob Schellinger in erfpacht kreeg. Heist, die eens de Broedergemeente zeer was toegedaan verliet deze weer in 1744. Huis en land werden door Jacob Schellinger in 1745 voor 4800 gulden teruggekocht. Al in 1741 had Von Zinzendorf zijn tegenwerking bemerkt en schreef hij hem: ,.Monsieur Heist" Ich bin verwundert, einen Menschen der sich von mir in den Tod Jesu zu seinem Volk taufen lassen, hier wohnen zu sehen mit Frau und Kind als Feind des Herrn und Seines Volkes, als ihr Spotter und Lasterer. Thut mir einen Vorschlag, wie wir von der unglückseligen Nachbarschaft von Euch können erlöset werden. Wir wollen Euch, wenn Ihr wollt, in Zeit und Ewigkeit mit unsrer Gesellschaft verschonen. Handelt als ein Mensch in der Sache, denn das ihr als ein Christ handeln sollt, begehre ich nicht von Euch. Euer gutmeinender Zinzendorff, des Lammes Knecht unwürdig. Heerendijk 1741."

17


Geen goede buur dus daar achter het grote huis aan de IJssel. Heist vertrok naar Amsterdam en leefde daar nog als kassier. Hij bleef echter een tegenstander van de Hernhutters. We hebben ons wat op zijwegen begeven, laten we terugkeren tot een paar kernpunten: Waarvan leefde deze gemeenschap en wat waren haar activiteiten op geestelijk en pedagogisch terrein. Uiteraard was de steun van Jacob Schellinger, die de grond gekocht en de bouw bekostigd had erg belangrijk. Maar de bewoners teerden verder niet op zijn vermogen. Er waren uit Duitsland en Moravië goede handwerkslieden gekomen. De Hernhutters werden trouwens algemeen bekend als ervaren in ambacht en bedrijf. En ook in 's Heerendijk trachtte men op deze wijze in de dagelijkse behoeften te voorzien. De Watteville gaf zich daar veel moeite voor. Er werd een kousenfabriek opgericht, evenals een lijnbaan. Beiden werkten echter met verlies. Daarentegen hadden de schoenmakers veel werk. Sommige broeders vonden werk op naburige buitenplaatsen. Ook een zijde- en katoenspinnerij werd opgericht. Het economisch getij zat de broeders evenwel niet mee. De Watteville schreef: ,,Wenn nicht alles drei- bis viermal theurer ware, als vor diesem, so konnten wir uns gut durch bringen. Es ist aber dermalen eine schrechliche Thenerung im Lande." Jacob Schellinger die vooral in het eerste jaar de zorg voor de gemeente gedragen had, droeg deze in 1739 geheel aan De Watteville over. In februari 1739 werd een jongensschool met internaat geopend. De bedoeling hiervan was zowel Nederlandse jongens uit bevriende kring als Duitsers, die om een of andere reden moeilijk in hun geboorteland konden blijven, te onderrichten. Maar de Drost van IJsselstein beriep zich op het plakaat, waarbij slechts aan de Hervormde Kerk toegestaan was scholen te houden, en verbood het. Zo werd deze school weer gesloten. Toch is er later nog enige tijd een kostschool in 's Heerendijk geweest. In 1752, toen alle andere activiteiten tot stilstand waren gekomen was er nog een internaat voor meisjes. Alle activiteiten die later te Zeist zo ruim konden worden ontplooid, treffen we in wezen al te 's Heerendijk aan. We moeten ons dat plekje aan de Hollandse IJssel in deze jaren voorstellen als een druk verkeerspunt. Uit Duitsland, Scandinavië, Zwitserland verbleven er telkens gasten voor een korte tijd, die dan weer doorreisden naar de zendingsvelden. Vanuit Nederland, en vooral uit Amsterdam, kwamen de vrienden uit de Hernhutterskring en hun verwanten om kennis te maken met de broeders die daar op doorreis waren, kennis te nemen van hun bedrijf en bovenal geestelijk te worden gesticht, 's Heerendijk telde meer Lutherse belijders dan Moraviërs. Men dient niet te vergeten dat de Hernhutters in oorsprong geen eigen kerk wilden stichten, maar leden van verschillende kerkgenootschappen verenigden. De eerste predikant, op 4 oktober 1738 aangesteld, was een Deens theoloog van Lutherse huize, Severin Lintrup, en dit geeft direkt al het internationale stempel dat de gemeenschap droeg. Alvorens de moeilijkheden door de Hernhutters van de kant van de heersende kerk en het burgelijk bestuur te IJsselstein ondervonden, te bespreken en af te sluiten met de opheffing van de gemeente, na een aantal jaren gevolgd door verkoop van de gebouwen en afbraak in 1770, vertellen we eerst nog iets over de vele bezoekers die naar IJsselstein kwamen om in 's Heerendijk voor kortere of

18


langere tijd te vertoeven De uitstraling als het ware van die kleine gemeenschap daar aan de oever van de Hollandse IJssel 5 Er was te 's Heerendij k zoals men ook verwacht, een druk verkeer Niet voor niets was het tot een „Posthaus" bestemd Veel post, in de zin van brieven en paketten, werd er ook verzonden en ontvangen Reeds in het eerste jaar na de stichting beliep het portogeld voor de uit de gehele wereld ontvangen stukken 200 Thaler Maar ,,Posthaus" betekende meer dan goederen verkeer, er kwamen zeer veel buitenlanders op doorreis van en naar de zendingsvelden, maar ook van andere kerken in het buitenland, die dan in Nederland met zo'n merkwaardige Hernhutterskolonie wilden kennis maken Daarbij dienen we te bedenken dat naast de missionaire taak, ook het vestigen van kolonies (vaak ten behoeve van emigranten die uit hun vaderland waren verdreven) een doei van de Hernhutters was Dergelijke gemeenten werden in Noord-Amerika gesticht, het land waar met name in Pensylvania een ieder vrij was zijn godsdienst en eredienst in te richten zoals hij dat zelf verkoos Vanuit Engeland en Noord- en Zuid Amerika (zending in het Caraibische gebied ') werd 's Heerendijk een belangrijk ,,Broedergemeentehuis" naar het Europese vasteland In januari 1738 waren er drie broeders op doorreis naar Londen, en een broeder op zijn terugreis uit GeorgiÍ (N -Amerika), verder twee predikanten van de Engelse Methodisten ,,Ingham en de vader van het Engelse Methodisme John Wesley (1703 - 1791)" ,,Sie hielten sich einige Zeit m Heerendijk auf und wurden auf das liebreichste behandelt und bewirthet" (Von Ranzau Die Heerendijkische Historie) In juni weer zendelingen op doorreis naar Berbice (Guyana) en Suriname Onder hen de bekende Ludwig Chr Delme (1713 - 1797) die te Zeist op het kerkhof der broedergemeente begraven ligt In juli kwam de ,.algemeen oudste" (General Alteste) Leonard Doberaan, op weg naar Amsterdam, om daar onder de Joden te arbeiden Een andere zendeling, op weg naar St Thomas, een West Indisch eiland, sloot zijn huwelijk m 's Heerendijk Dan is er H Cossart, (1714 - 1763) zoon van een Franse refugie, die onder vele gevaren de Waldenzen bezocht en hen in hun protestante geloof sterkte en in Engeland met het parlement omtrent de Hernhutters onderhandelde Hij reisde met Arved Gradin, een Zweed, die een professoraat in Upsula afsloeg om in Herrnhut leraar te worden, naar Constantinopel ging en later zelfs naar Egypte Ook Gadrin was trouwens in 's Heerendijk in 1739 De reis naar Constantinopel had tot doel connecties aan te knopen met de Patriarch der Grieks-Katholieke kerk In 1738 al kwamen er bezoeken van predikanten uit Breda, Oisterwijk en Nieuwland en zelfs een aantal Jansenisten uit een Karthuizer Klooster in de omgeving van Parijs, die vernomen hadden dat Fredenk de Watteville was overgegaan tot de Rooms Katholieke kerk, welk gerucht natuurlijk onjuist bleek te zijn De prinsesweduwe zelf kwam m 1739 op bezoek In hetzelfde jaar arriveerde een groot gezelschap uit Manenborn gelegen bij de broedergemeente Herrnhaag niet ver van Frankfort aan de Main Hieronder waren enige negers en een (Da Costa geheten) jood De stroom bezoekers en zendelingen op doorreis houdt met op Er zijn onder hen steeds weer personen, die in de Broedergemeente een grote

19


naam hebben David Nitschmann, op weg naar Ceylon, Neisser op weg naar Groenland, anderen naar Engeland Samuel Lieberkuln (1710 - 1777), die naar Amsterdam reisde om Leonard Dober op te volgen als zendeling onder de Joden Zelf geen Jood - ondanks zijn naam - werd hij in Amsterdam een onder de Joden zeer gewaardeerde persoonlijkheid In het midden der eeuw was hij predikant in Zeist, en werd daar nog vaak door Amsterdamse Joden bezocht Het ging niet alleen om de zending onder de heidenen De Hernhutters vormden ook het centrum van een opwekkingsbeweging Zij waren sterk oecumenisch gericht, wilden niet in de eerste plaats een eigen kerkgenootschap vormen, maar wel hun eigen spiritualiteit het verlost zijn door het zoenoffer van Christus overal - ook in Nederland uitdragen Zij zochten verwante geesten Zo trok men - ook van uit 's Heerendijk - overal heen, doortrok zowel Holland als Zeeland, Friesland, Gelderland, Utrecht en Ovenjsel en bezocht daar vriendschappelijk gezinde kringen, vooral onder de Doopsgezinden, maar ook onder de Gereformeerden (te Leeuwarden o a ) Men hield conferenties te 's Heerendijk, waarbij men met de theologie der Calonistische Gereformeerden tot overeenstemming trachtte te komen Kortom, het was daar aan de IJsseloever een geestelijk leven onder hoogspanning Daarbij kwamen dan de economische activiteiten en het voortdurende komen en gaan van reisgezelschappen Alles tezamen genoeg om aandacht te trekken en ook wel voor de volledige buitenstaander in het rustige stadje IJsselstein, ergenis te wekken Algemeen was die ergenis in de regerende Gereformeerde kerk in den lande, enkele uitzonderingen daargelaten Maar ook binnen de gemeenschap moesten nog wel eens problemen worden opgelost, tegenstellingen worden vereffend Tijdens een afwezigheid van De Watteville in Duitsland, was het zelfs zo ver gekomen, dat hij aan een Broedergemeente-synode, die te Gotha (Saksen) bijeenkwam, onslag uit zijn ambt vroeg Alles werd evenwel bijgelegd en de desbetreffende onruststokers werden te 's Heerendijk uitgewezen De bezoeken van belangstellenden en gemeenteleden, van heinde en ver komende, gingen door Veel Nederlandse Predikanten, eenmaal zelfs een gezelschap van dertig tegelijk, de hofpredikant van de Prins van Oranje uit Breda, die na een gesprek van twee uren „vergnugt" weer wegging (Von Ranzau) In 1740 hernieuwde bezoeken van doortrekkende broeders en zusters, op weg naar Lijfland (Letland, Rusland), Engeland, Berbice (Guyana), New York, Suriname en Friesland We vinden er August Gottlieb Spangenberg (1704 - 1792), na Von Zinzendorfs dood de grote man m de Broedergemeente, een belangrijk organisator en voorganger in de Noord Amerikaanse gemeenten, die er op visitatie IS en probeert de economische toestand van de kleine gemeente te regelen, pogingen doet 's Heerendijk van Jacob Schellinger over te nemen Men wilde Jacob Schelhnger n 1 graag m de kleine krmg van Hernhutter topfiguren rond Von Zinzendorf, de mensen waarmee hij voortdurend door Europa en Amerika reisde, (dezg Pilgermeme) opnemen Maar Schelhnger voelde daar niet veel voor Wat de •'akelijke kant van de Heerendijkse bedrijvigheid betreft schrijft Spangenberg in 1740 ,,In Heerendijk gefullt es mir recht gut Watteville ist nur gewiss ehrwurdig, ich kann ihn mit vielem Respekt lieben Die Sache des Heilandes liegt ihm recht am Herzen In der Oeconomie hat er es, wie es mir dunkt, nicht recht zwingen konnen

20


Er hat bisweilen 70 Leute gehabt, und hat kaum der Halfte Arbeit schaffen konnen Dabei hat er sich in eine Fabrike eingelassen, und sich in Handel der Nahrung verflochten, welches sich, wie ich denke, fur einen Gemein-Vorsteher (administrateur) nicht schicke Nun ist es auch mit der Fabnk zu ende, und er hat den Segen und die Gnade davon getragen, weil er es doch fur den Heiland und die Gemeine so gut gemeint, dass er nun ein armer Bruder geworden ist" (Von Ranzau) Maar Schellinger voelde er ook met veel voor meer geld in de ,,Oeconomie" te steken, zo min als hij geneigd was tot Von Zinzendorf ,,Pilgergemeine" toe te treden Hij had veel geld in de nederzetting gestoken en zag er waarschijnlijk niet veel heil in ,,goed geld naar kwaad geld te gooien" Zakenlieden bleven deze Amsterdammers ondanks hun genegenheid voor de Hernhutters toch nog altijd Spangenberg wendde zich nu tot andere Amsterdamse vrienden om financiÍle steun voor de algemene uitgaven, zoals reiskosten, logies voor doortrekkenden en werkverschaffing Of hij in zijn pogen geslaagd is vinden we in het manuscript van Von Ranzau met vermeld Er werd heel veel gereisd Eind 1740 vinden we De Watteville al weer op een „General-Conferenz" in Marienborn Toen hij in januari van het volgende jaar naar 's Heerendijk terug kwam vond hij Holland vrijwel overstroomd Hij schrijft in een brief van 19 januari Von den Hohen bei Nimwegen, von wannen Man ganz Holland ubersehen kann (sic ' J M ), ward ich mit Entsetzen gewahr, wie erbarmlich das ganze Land unter Wasser stand, so dass man von manchen Dorfern nur die Spitzen und Giebel, ja von machen Kirchen nur die Spitzen der Thurme hervorragen sah Von Nimwegen fuhr ich auf einem Schiff nach Arnheim durch das Land hm uber Straucher und Baume weg Nur war dieser Anblick ein wahres Trauerspiel " 40 000 morgen land stonden onder water. Leerdam was zwaar geteisterd, en daarbij kwam de vorst en de vrees voor een doorbraak van de Lek De poorten van IJsselstein waren ten behoeve van vluchtelingen dag en nacht geopend Het is onvoorstelbaar hoe veel en vaak er door de Hernhutters in die 18e eeuw rond getrokken werd, wanneer men de toch vaak primitieve omstandigheden en de trage gang van het verkeer - voor onze begrippen dan - in aanmerking neemt ZIJ waren oorspronkelijk verdrevenen, maar werden nu gedreven de heilsboodschap de wereld rond te dragen en verwante zielen te stichten, met hen gemeenschap te hebben, nieuwe nederzettingen te vormen Een merkwaardige bekering was die van een graaf Reuss, die in de herfst van 1740 naar de Nederlanden was gekomen om in Hollandse krijgsdienst te treden Daar hij niet direct in dienst kon worden genomen, moest hij noodgedwongen in 's Heerendijk verblijven (hem vermoedelijk bekend door familiebanden met Von Zinzendorf, wiens vrouw een gravin Reuss-Ebersdorf was) Hij logeerde in een kamer naast de (kerk) zaal en door het horen van hetgeen daar gesproken werd, werd hij bekeerd en liet zijn plan, in krijgsdienst te gaan, varen, om zich aan de ,,gemeente" te wijden In mei 1741 werd hij in de gemeente opgenomen In augustus kwam Von Zinzendorf met zijn ,,Pilgermeine (behalve hemzelf dit maal zijn vrouw en dochter Benigna, Leonhard Dober, Christian David en nog anderen) naar 's Heerendijk Men vierde er op 13 augustus de stichtingsdatum van de hernieuwde Broederuniteit Ook werden er enkele nieuwe leden opgenomen, waaronder de schepen Beyen, van wie Jacob Schellinger het land langs de IJssel had gekocht Ook werden enkele volwassenen gedoopt Beyen en nog een andere inwoner van IJsselstein, een

21


zekere Moss, werden daarop prompt door de Hollandse Synode (waaronder IJsselstein ressorteerde) uit de Hervormde (Gereformeerde) kerk gestoten. Zinzendorf was op doorreis naar Londen, waarheen hij met zijn gezelschap op 24 augustus vertrok. In januari 1742 zien we een grote groep Hernhutters van Duitsland uit op weg naar Pennsylvania de gehele maand in 's Heerendijk verblijven. Bij het afscheids-liefdemaal ter gelegenheid van hun vertrek telde men 91 personen. ,,Bei welchem eine aparte rĂŠciproque Liebe zu fĂźhlen war". Liefdemalen - men kent ze te Zeist ook thans nog - zijn kerkdiensten, die bestaan uit een aaneen schakeling van toepasselijkheden, gezongen door de gemeenten en meestal afgewisseld met koorzang, waarbij thee en een krentenbroodje worden rondgediend. Dergelijke diensten vinden bij bijzondere gelegenheden en feestdagen plaats; in de dienst worden indien daartoe aanleiding bestaat b.v. berichten van de zendingsvelden voorgelezen. Vroeger kende men ook liefdemalen ter gelegenheid van huwelijk, jubilea of bij een overlijden. Zo ging het ook in 's Heerendijk. Op 6 februari zong de gemeente de vertrekkenden op de ,,Saal" toe, waarna men van allen persoonlijk afscheid nam. De vrouwen gingen met hun bagage op een boot naar Rotterdam, de broeders ,,truppweise" lopend. In juni kwam een tweede colonne aan, eveneens bestemd voor Pennsylvania, die 15 juni te Amsterdam scheepging. Het bleef in 's Heerendijk een drukte als in een bijenkorf. In 1742 komt er een voor de Broedergemeente belangrijk personage: Abraham von Gersdorf. Hij was een bloedverwant van Von Zinzendorf en kwam met regeringsinstanties onderhandelen over een verbetering van de verhouding tussen de hoge overheden en de Hernhutters. Met zijn vrouw ging hij daartoe een tijdje in Den Haag wonen, maar bezocht van daaruit behalve Hernhutter kringen in de grote steden, ook 's Heerendijk. Trouwens ook de broeders uit 's Heerendijk trokken - in het kader van de Hernhutter opwekkingsbeweging - binnen Nederland overal heen. We vinden ze zowel in Holland als Zeeland, in Friesland, Gelderland, Utrecht en Overijssel. Ze bezoeken vooral vriendschappelijk gezinde kringen onder de Doopsgezinden, maar ook wel onder de Gereformeerden (zo te Leeuwarden). In april 1743 is Von Zinzendorf met 30 Amsterdamse gemeenteleden weer eens in 's Heerendijk, ook kwamen uit Pennsylvania enkele broeders aan, die naar Duitsland doorreisden. Von Zinzendorf hield er een aantal Godsdienstoefeningen. Ook zijn zoon Christian Renatus kwam samen met de bisschop David Nitschmann naar IJsselstein om zijn vader te begroeten. Von Zinzendorfs enige zoon was destijds 16 jaar oud en zou zich tot een belangrijk medewerker van zijn vader ontwikkelen. Hij stierf -eerst 25 jaar oud- in 1752 in Londen. De graaf besliste, na uitvoerig overleg tijdens zijn verblijf dat 's Heerendijk een huisgemeente zou blijven, m.a.w. niet moest uitgroeien tot een ,,Ortsgemeine", een nederzetting zoals we die nu nog in Zeist kennen. Slechts 47 mensen, voornamelijk de ongehuwde broeders, mochten blijven en een even groot aantal ging naar Duitsland terug. Tenslotte is 1743 het jaar waarin ook Frederik de Watteville als voorganger afscheid neemt.

wordt vervolgd

22


Vragen van lezers (I) Is er m 1942 een Engelse bommenwerper neergestort en zo ]a, zijn daar bijzonderheden over bekend '

hij het Broekse

Dijkje

Deze vraag is voorgelegd aan de heer J van Vliet uit Eist (Gld) en hier volgt zijn antwoord Waarschijnlijk betreft het hier het volgende drama waarbij zes jonge mannen uit verre landen - 3 Engelsen, 2 Canadezen en 1 Nieuw-Zeelander hun leven gaven voor onze bevrijding In de nacht van vrijdag 5 op zaterdag 6 juni 1942 deden een aantal Engelse bommenwerpers een aanval op het Ruhrgebied Een van de vliegtuigen behorende tot het 105e squadron van de Royal Air Force, opgestegen van de basis Snaith, stortte toen neer in het Boveneind van Benschop achter het perceel noordzijde 56 (van Os) Aangezien het toestel in de lucht al ontplofte en in grote stukken verspreid neerkwam over de Achterwetering is het heel goed mogelijk dat delen hiervan op of over het Broeksche Dijkje aan de Achtersloot op IJsselsteins grondgebied neerkwamen Duitse berichten gaven m ieder geval Benschop als ,,absturz" plaats aan De wrakstukken schijnen zo hevig gebrand te hebben en er ontplofte nog zoveel munitie dat de omwonenden met in staat waren hulp te verlenen aan eventuele overlevenden Achteraf bleek dat de vliegers waarschijnlijk allen op slag dood zijn geweest, ze waren deels uit het toestel geslingerd en in de omliggende grienden terechtgekomen In Benschop werden toen Duitse militairen ingekwartierd om het wrak te bewaken en naar dode vliegers te zoeken Zodra een lijk was gevonden werd het in een schouw naar voren gevaren, zo mogelijk geĂŻdentificeerd en naar Amersfoort gebracht om daar op de algemene begraafplaats te worden begraven Op woensdag 10 juni werden aldaar ter aarde besteld de Nieuw-Zeelandse piloot sergeant-majoor T Kay oud 23 jaar, de Canadese w a a r n e m e r sergeant-majoor A D Robert eveneens 23 jaar oud en twee Engelse sergeanten beiden radiotelegrafistschutter G F C Bonneren J J Clifton resp 24en 20jaaroud Nadien werden nog twee lijken gevonden die in eerste instantie niet te identificeren waren, waarschijnlijk als gevolg van ernstige verminking, en als onbekenden op vrijdag 12 j u m te Amersfoort werden begraven Achteraf bleken dit te zijn de Engelse sergeant H R Campfield die evenals Kay piloot was en de Canadese sergeant-majoor J R Cooper die radiotelegrafist-schutter was Het type toestel waar het hier om ging betrof een 3-motorige Wellington Uiteraard dienen alle gegevens over berichten uit die verwarde tijden onder het nodige voorbehoud te worden gegeven Om hiervan een voorbeeld te geven met betrekking tot bovenbeschreven voorval is het zo, dat de Duitsers opgeven dat op 6 juni 1942 dit toestel neerstortte terwijl de Engelsen later in de overlijdensregisters als overlijdensdatum voor alle zes bemanningsleden 5 juni 1942 vei melden Misschien is de oorzaak hiervan dat de Duitsers de middeneuropese tijd aanhielden en de Engelsen de west-europese tijd, als het neerstorten omstreeks middernacht plaatsvond kan het toch kloppen Uit het feit dat het vliegtuig in de lucht ontplofte en er nadien nog veel munitie de lucht inging, mag waarschijnlijk worden afgeleid dat de bommenwerper reeds op de heenweg, dus nog met zijn bommenlast, neerstortte Of het neerkomen een gevolg was van beschieting door Duitse jagers of luchtdoelgeschut of dat het gewone motorstoring betrof heb ik met kunnen achterhalen

23


BESTUUR: Voorzitter L Murk, IJsselstraat 24, IJsselstein Secretaris W J A van Wijk, Kloosterstraat 11, IJsselstein, tel 03408-3941 Penningmeester F Janssen, Voorstraat 23. IJsselstein Leden Mevr A J Edelschaap-van Capelle en mevr G C A Pompe-Scholman Bank AMRO-bank IJsselstein, rek nr 218400217 gironr bank 2900

Redactie: Mevr F A G T Mesman-Reijntjes Paulus Potterlaan 23, IJsselstein, tel 03408-1872 WJ van Impelen, Kasteellaan 151 IJsselstein, tel 03408-1968 Donateurs ontvangen het tijdschrift gratis (3 of 4 nummers per jaar) en worden op de hoogte gehouden van alle aktiviteiten Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij mevrouw Myriam Janssen, Voorstraat 23, IJsselstein, tel 03408-2309 Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de contributie minimaal f 15,— per kalenderjaar ZIJ die buiten IJsselstein wonen, worden verzocht f5,— extra over te maken in verband met de verzendkosten van het tijdschrift

Inhoud: BIJ de omslag

1

St K a t n j n m e l k e n

2

Het huis 's Heerendijk en zijn bewoners

5

Vragen van lezers

23

24


Als iets de eeuwen heeft doorstaan Dan heeft een vakman het gedaan Wil iemand dus iets blijvends bouwen Dan kan hij het best op ons vertrouwen

Bouw- en Aannemersmaatschappij

R.LZ.LopikB.V. Lopikerweg O. 36 a Tel. 03475 - 1380 Lopik

3 woningen aan de Havenstraat i.o. en onder architectuur IJsselsteinse woningbouwvereniging. (foto G. Geeraerts.) Havenstraat 50, 51 en 52.


Schuttersgracht - IJsselstem

Rabobank

de bank voor iedereen


No. 15, juni 1980

Historische Kring IJsselstein

*

' i?nf ' 1

1

^P

1 ffiffl^Sr®^

li^iHiii^^^l^^l^

|llP -4.-

i*-

^Hi -r>:(

1


15de eeuwse gravure.

als deze mensen van weleer, werken wij allang niet meer. maar wij maken wel altijd de ouderwetse kwaliteit.

BOUWKUNDIG TEKENBURO

JONKERS IJsselstein, Diamanthof 4, 03408 - 3179.


Stichting Historische Kring IJsselstein

Secretariaat: K l o o s t e r s t r a a t 11 IJsselstein-tel.03408-3941

Aan de Leden van de Kring IJsselstein, juli 1980

Wij hebben enkele mededelingen voor U: IJsselstein heeft een eigen museum !!Bent U al geweest ? Het museum is open op elke woensdag-, vrijdag- en zaterdagmiddag van 2 tot 4 uur. Ook de kasteeltoren met een permanente foto-expositie betreffende het kasteel is weer opengesteld. Daar kunt U terecht op de zaterdagmiddagen in de zomermaanden eveneens van 2-4 uur. Zoals U bekend kan zijn heeft de Kring vele zaken met betrekking tot de hoep(el)makerij in bruikleen of ten geschenke ontvangen. Deze gereedschappen en werktuigen staan nu tentoongesteld in het museum op de tweede verdieping van het oude stadhuis. Om deze afdeling meer volledig te krijgen doen wij een beroep op de (oud-) IJsselsteiners, die iets van de hieronder genoemde zaken nog op zolder of in een oude schuur hebben liggen. Wij missen nog gereedschappen die gebruikt werden in: hakgrlenden : snoeimes, maatplankjes en houtmaat snij teengrienden : teenmes, wetsteen, teenmaat en stikteenmes de mandenmakerij : wetplank, houten klucht, klopijzer, bros of els, priem, buigijzer, snoeimes, steekmes en een mandijzer de hoepmakerij : hoepmaten en een houten en ijzeren klucht. Wie wil bovengenoemde zaken eventueel uitlenen,cadeau geven of tegen een schappelijk prijsje verkopen. ? Het komt allemaal in Uw eigen museum terecht. Een waardiger plaats kunt U zich niet indenken ! De contactadressen hiervoor zijn: A.H.Goes , Stereoplein 41, IJsselstein tel. 03408 - 1717 C.W. Vink , Kronenburgplantsoen 30 IJsselstein te.03408-1313 C A . v a n Duuren, A.van Burenstraat 33 Lopik tel.03475-2086 W.T.Bunnik, Sfinxdreef 17 Utrecht, tel. 030-616001 Regelmatig is er vraag naar "iets" om onze tijdschriften in op te bergen. Wij zijn bezig een passende omslag te verKrijgen. Hier zouden dan ongeveer 10 boekjes in kunnen.U hoort er nog van. Wij zoeken nog belangstellenden, die een actieve bijdrage kunnen leveren voor de Kring. Er is voor elk wat wils te doen. U moet rekenen op 2 a 3 avonden per maand. Informeer bij bestuursleden. De namen vindt U op pagina 24 van het bijgesloten boekje. U kunt ook bellen naar het secretariaat tel. 03408-3941. Vraag geheel vrijblijvend om inlichtingen. De eerste serie van 1000 boekjes "IJsselstein te Kijk" was binnen enkele maanden uitverkocht.De tweede druk is er inmiddels. Een origineel cadeau voor elke IJsselsteiner of voor hen, die in IJsselstein gewoond hebben. Verkrijgbaar in de plaatselijke boekhandels. ( ƒ 1 5 , — ) Het Bestuur.


Het huis 's Heerendijk en zijn bewoners H door Dr J. Meerdink, Zeist.

Frederik de Watteville* had 6 jaar zijn dienst gedaan en Von Zinzendorf achtte beter dat hij met zijn zachtaardig en fijngevoelig karakter nu naar Duitsland zou terugkeren, het werd hem moeilijk de vele in- en uitwendige moeilijkheden het hoofd te bieden Op 28 april werd het vertrek van hem en zijn vrouw met een afscheidsliefdemaal gevierd Von Ranzau vertelt hoe het bij dat afscheid toeging ,,Die beiden Gemeinen (n 1 de vertrekkenden en de achterblij venden) stellten sich gegenuber einander, und die Pilger sangen uns Jesus Christus bliek dich an- selige Gemeine unter den Worten „Betet an vor seinem Stuhl" fiehl alles aufs Angesicht, und betete das Lamm an mit vielen tausend Tranen Dann sangen wir ,,Wir sagen Amen" und so gingen sie, nachdem uns eines nach dem andern gekusst, aus dem Saai ins Schuit (sic ') und aufs Schiff 6 Er is nog een belangrijk aspect dat we tot dusver misschien wat hebben veronachtzaamd en dat in dit verband toch nog even duidelijk naar voren dient te komen De tijd en de omstandigheden brachten mee dat men zich naar ons moderne gevoel wat geëxalteerd uitdrukte (,,das Lamm anbeten mit vielen tausend Thranen")' De andere kant was echter dat men zich vol vreugde verlost wist van zonde en schuld door het zoenoffer van Christus als God's Zoon aan het kruis gebracht Zijn dood was 's mensen heil Die verkregen verlossing nu bracht een opgewekt Christendom met zich mee, dat van de Calvinistische predestinatieleer (de mens is bij zijn geboorte tot heil of verdoemenis bestemd) niets moest weten Men getuigde van deze verlossing blijmoedig en dit had ook op cultureel, kunstzinnig terrein consequenties In de loop der veertiger jaren gaf het aanleiding tot een vaak overgevoelige feestelijke stemming met illuminaties (ook te' s Heerendij k) en andere festiviteiten met een vaak wat bizarre symboliek, b v de verering van de zijdewonde van Christus Deze wonde werd hem immers door een soldaat na zijn dood toegebracht en doordat er ,,bloed en water" uitstroomde werd zijn dood bewezen M a w op dat ogenblik bleek dat ook het zoenoffer was volbracht Von Zinzendorf, die deze ontwikkeling misschien te lang heeft aangezien, heeft in 1750 aan deze uitwassen een eind gemaakt Maar het centrale punt van een blijmoedig Christendom bleef bestaan en dit maakte dat de Broedergemeente hiervan ook nog op andere wijze dan door hun zendingsijver getuigde De godsdienstoefeningen droegen een feestelijk karakter, het geestelijk lied bloeide Ontelbaar zijn de liederen in die tijd gedicht De ,,Ortsgemeinen" werden fraai aangelegd Hernhutter-architectuur is in Duitsland, Nederland (Zeist ') en de Verenigde Staten een begrip En zelfs in ons •* Zijn portret op blz 12 van het vorige nummer

1


Christiaan David, 1691 - 1751 de ontwerper van het huis


eenvoudige 's Heerendijk werd een baroktuin aangelegd (het zoeven genoemde ,,Lustwaldchen") We zijn in de 18e eeuw, de grote eeuw der barokmuziek, waarin Bach en Handel en nog zoveel andere componisten van grote begaafdheid leefden De naar Nederland trekkende broeders kwamen uit Duitsland, velen uit Saksen een uitstralingsgebied van deze muziek Muziek werd dan ook bij de Hernhutters m Nederland m de kerkdiensten en daarbuiten zeer veel beoefend Dit is trouwens nog altijd het geval, zo heeft de gemeente Zeist zowel een kerkkoor als een blazersensemble (blazerskoor), die de kerkdiensten opluisteren In de 18e eeuw was er een volledig Collegium Musicum dat niet alleen kerkelijke maar ook wereldse muziek uitvoerde Er werd veel kerkelijke gebruiksmuziek gecomponeerd door organisten en koorleiders, maar het is tekenend dat in het Muziekarchief van de Broedergemeente Zeist zich m handschrift een partituur van Carl Philip Emanuel Bach bevint We mogen er rustig van uitgaan dat, zij het op bescheiden schaal, ook te 's Heerendijk de muziek werd beoefend 's Heerendijk en daarmee IJsselstem werd zelfs de geboorteplaats van een componist van allure Johan Friedrich Peter (17461813) Peter was een zoon van een Hernhutter predikant, die in 1760 - als zovelen voor hem - naar Pennsylvania trok Ook Johan Fnedrich werd predikant Maar in de opleidingsinstituten voor Hernhutter theologen werd ook ijverig muziek geoefend en beoefend en het liep er bij hem op uit dat hij in Amerika veel componeerde De schrijver van dit artikel bezit een Simfonia in g van hem op een grammofoonplaat, muziek van een orginele melodiek en rhytmiek in de stijl van Boccherini of Hay dn Over zijn vruchtbaarheid als componist zal hij niet te klagen hebben gehad gedurende 6 weken in 1789 schreef hij b v 6 quintetten voor 2 violen, 2 altviolen en cello Veel van deze 18e eeuw muziek uit de Broedergemeenten (,,Moravians" worden ze m het Angelsaksische taalgebied genoemd) in wat nu de Verenigde Staten zijn werd daar op de ,,plaat" gebracht Kenmerkend voor de Broedergemeenten in de 18e eeuw was de grote freqentie van dagelijkse godsdienstoefeningen Ook te 's Heerendijk 's ochtends vroeg begon men al met een samenkomst, 's avonds een zangdienst en ook omstreeks het middaguur was er nog een kwartiertje waarin men zich op het avondmaal bezon Men voerde ook het z g urengebed in, d w z ieder gemeentelid nam op zich om gedurende bepaalde tijd een bepaalde aangelegenheid biddend voor God's aangezicht te brengen Men wisselde elkaar daarin af en zo kwam men 24 uur rond De gemeente, zelfs de kleine groep te 's Heerendijk, was opgedeeld m z g koren het koor der gehuwden, der ongehuwde zusters, der ongehuwde broeders Ieder van die koren had weer zijn eigen voorganger en zijn eigen gebedssamenkomsten en feesten En dan was er dat voortdurende ,,va et vient" van vrienden uit Amsterdam en elders uit Nederland, de doorreizende zendelingen, de kolonisten op hun tocht naar het verre Amerika 7 Is het verwonderlijk dat de IJsselsteiners en de boeren uit de omgeving daar wat vreemd tegenaan keken ' De bevriende prinses was ver weg, de Drost van de baronie - Vultejus - was wantrouwend, en stug, wilde met met de Hernhutters medewerken, hoewel hij zich zo nu en dan met onwelwillend toonde Zo zei hij b v met te kunnen verbieden, dat zijn plaatsgenoten de godsdienstoefeningen der

3


n ^^ ._

TT

Q

r~~t

_J j _ _ j

CA^^

nM^^

t.^

><wr

?*,/,^Ji**

j£«*«wi.

y *»F4 ot^^iêf

H^lt^

^->

^^t^*?-

i

»<»f.M

H^it

^^

&L^ri-fr-

_J]

r^i-^ _J5^

lU,^

V ^ ï /k^i-^

IW«^ ^ 4 f

r^M-

%M.

Mf*»^

Ciftt^j-i

tf-iXr

3^ ^

Opstand en plattegrond

ff^

ff^lrtfi.^

4-

J

'"L f" *—i

^ia.

(-—-i

r—

^ it(xr"tJfA

van het huis, 1738.

4

-»,&/ /7^^.

(foto Rijksarchief

Utrecht)


broeders bijwoonden, nog veel minder deze zelf te kunnen verbieden, ook dat hij geen stappen wenste te doen, voor de Staten zelf of de Prinses van Oranje hiertoe opdracht gaven, daar, zoals hij zei, de Broeders toch in het gehele land genoeg opzien verwekt hadden, om niet onbekend te zijn gebleven bij de Regering Maar het moest in de ogen van de drost met te gek worden en voor het aanleggen van een eigen begraafplaats - zoals in het voornemen van de Hernhutters lag - voelde hij mets Daarmee kwam men op een terrein dat aan andere instanties dan de bewoners van 's Heerendij k was voorbehouden Trouwens er was al een storm van protest tegen de Hernhutters opgestoken en deze kwam geheel uit de hoek van de regerende gereformeerde kerk Een stortvloed van strijdschriften stortte zich in de dertiger en veertiger jaren over de Broedergemeente uit ,,Mystieke dweperij" was bij de gebruikte termen nog een zeer gematigde uitdrukking Kern van de controverse lag in de verschillen van opvatting tussen predestinatieleer en de door de Broeders aangehangen „vrije genade" Misschien werd te 's Heerendijk ook niet altijd op de meest tactische wijze opgetreden Maar de Broeders werden dan ook wel op een fel vijandige toon bejegend Berucht is een door Ds Kulenkamp geschreven en door de Amsterdamse Kerkeraad in 1738 uitgegeven ,,Herderlijke Brief" De WatteviUe deed zijn best en schreef aan Drost Vultejus en aan de Prinses van Oranje brieven - door Von Zinzendorf zelf, zojuist uit West-Indie teruggekeerd, bekrachtigd - die het standpunt der Broeders uiteenzetten Veel resultaat had hij met Een jongensschool met internaat werd in 1739 - we meldden het reeds - door Drost Vultejus verboden Ten aanzien van scholen had de landskerk het monopolie Overigens, de beide predikanten te IJsselstein waren aanvankelijk de Hernhutters niet onwelgezind, maar op de duur veranderde één van hen in een felle tegenstander Ook voor de Drost was het natuurlijk met prettig dat een der schepenen, dezelfde Jan Franco Beijen die het land aan Jacob Schellinger voor ' s Heerendijk had verkocht, een groot vriend der Hernhutters werd Hij sloot zich zelfs bij hen aan en toonde zich een strijdbaar figuur, die zelfs een verweerschrift tegen de kerkelijke brief van Ds Kulenkamp opstelde Met dat al werd hij uit de Gereformeerde kerk gestoten In 1745 werd hij door de z g confirmatie m de engere kring der medewerkers opgenomen, hij behoorde m 1752 tot de schuldeisers van Von Zinzendorf en overleed kort daarop Verdere leden dezer kerk uit IJsselstein die zich bij de Broeders aansloten waren C W Moss en J van Oosten Toch IS het misschien nog wel begrijpelijk dat een gemeenschap als de Heerendijkse Hernhutters, met zijn sterk wisselende bevolking, zijn reikwijdte tot over de oceanen, zijn vele initiatieven (scholen, internaten, economische activiteiten, eigen begraafplaats enz ) zich moeilijk binnen de regelingen van het kleine landstadje IJsselstein het inpassen Vandaar ook al die problemen met de Drost, een man die toch van de Broeders getuigde dat hij m hun levenswijze mets laakbaars kon vinden Dat konden dan ook de synoden van de Gereformeerde kerk wel met, maar daar woedde de storm voort De Broeders hadden immers geen eigen geloofsbelijdenis en dat gevoegd bij het aanhangen van de leer der ,,vrije genade in Christus' zoenoffer" werd een steen des aanstoots Daarbij kwam nog hun dweperige, feestelijke instelling, kenmerkend voor de tweede helft der veertiger jaren, om

5


HERDERLYKE

EN V A D E R L Y K E

B R I E F , HOUDENDE AAN DE BLOEYENDE HERVORMDE GEMEENTE, Binnen deze Stad vergadert; T O T

Ontdekkingc vin, en Waarfchouwince tegen D E

G E V A A R L Y K E

D W A L I N G E N

Van die Lieden, dewelke onder den Naam

G E S C H R E V E N

DE PREDIKANTEN

V A N

OUDERLINGEN

BS D E S

KERKEN-RAADS V A N

AMSTELDAM.

Tc A M S T E L D A M , Py A D R I A A N W O R , en de Erve G. ONDER DE L I N D E N , M D C C X X X V I I I .

Titelpagina van de Herderlijke brief van de kerkeraad van Amsterdam tegen de Hernhutters, 1738 (foto Rijksarchief Utrecht)

6


hen als een verwerpelijke secte te brandmerken Deputaten van de ZuidHollandse Synode bezochten 's Heerendijk, maar konden van de Broeders met vernemen of ze over een belijdenisgeschrift beschikten Geloof en leer der Broeders bleef te veel onduidehjks houden en het bezoek had dus een onbevredigend verloop Dit ondanks het feit dat David van Heist, de man aan wie achter het huis 's Heerendijk door Jacob Schellinger een stuk land in erfpacht was gegeven om daarop een huis te bouwen, persoonlijk twee papieren had overhandigd, het ene door Von Zinzendorf en het andere door De Watteville ondertekend Beide geschriften waren naar het oordeel van Deputaten en Synoden met volledig genoeg en evenmin in naam der gehele gemeente opgesteld Ze konden dus niet als belijdenis geldenen wilden dit zelf ook zeker met zijn, zodat de Synode, in 1739 te Woerden bijeen, tot de overtuiging kwam, ,,dat de Hernhutters niet rechtzinnig zijn, en dus niet tot onze Kerk behoren, maar schadelijke en verderfelijke drog-gronden hebben", waarom de classes vermaand werden ernstig tegen hen te waken Het Hernhuttergevaar werd daarna ieder jaar weer ter tafel gebracht en niet alleen op Synoden van provincies, waar Broeders verblijf hielden, maar door het hele land heen In 1740 vergaderde de Zuid Hollandse Synode nog dichter bij huis, in IJsselstein Er kwam toen een gezelschap van wel dertig predikanten in 's Heerendijk rondneuzen De Hernhutters daar vonden die dommee's maar vrijpostig en de bezoekers zeiden tot elkaar gij kunt niet wijs worden, wat er met dat volk is De Synode eiste nu kortweg dat de Broeders uit het land (Holland) zouden worden gezet Een paar predikanten verklaarden niettemin openlijk, dat zij een gunstige indruk van de Broedergemeente hadden gekregen Toch had het ten aanzien van die belijdenisgeschriften niet zo hoog behoeven te lopen Een vooraanstaand figuui als August Gottlieb Spangenberg, tweede man na Von Zinzendorf als leider der Broederumteit, begrijpt er mets van In zijn Zinzendorfbiografie (1773) vraagt hij zich af waarom de Broeders te 's Heerendijk zich met duidelijk en onomwonden op de Confessie van Augsburg hadden beroepen, die door Von Zinzendorf destijds plechtig namens de Broederumteit was onderschreven Hoe dit ook zij, het is duidelijk dat de Broeders m 's Heerendijk tengevolge van de houding van de burgerlijke en kerkelijke overheden het leven werd verzuurd De moeilijkheden met de burgerlijke overheid te IJsselstein waren blijkbaar in de provincie Utrecht tot Wijk bij Duurstede doorgedrongen Levenswijze en economische activiteiten der Broeders boden toch veel aantrekkelijks en de stad Wijk lag aan een belangrijke verkeersader de Lek Zo kwam er in 1744 een schriftelijke uitnodiging van het stadsbestuur zich aldaar te vestigen De broeders Bezold en Schneevogt begaven zich ter kennismaking naar Wijk bij Duurstede, waar zij door de Schout vriendelijk werden ontvangen Zij brachten het verzoek aan de gemeente te 's Heerendijk over, doch verder is er over dit merkwaardige aanbod niets vermeld Wel mogen we concluderen dat men omstreeks die tijd al over wegtrekken begon te denken Immers in 1745 kocht de broer van Jacob, Cornells Schellinger, de Vrije en Hooge Heerlijkheid Zeist ten behoeve van de Hernhutters Het IS zelfs met onmogelijk, ja waarschijnlijk dat er al in 1742 in 's Heerendijk gedacht en gesproken is over de aankoop van een dergelijke Heerlijkheid, waar

7


men dan geen last zou hebben van een drost en een stadsbestuur, terwijl de welwillende landsvrouwe veraf in Leeuwarden vertoefde Integendeel, met een Hernhutter als de heer van een Hooge Heerlijkheid had men de benoeming van een drost in eigen hand 8 De gemeente - nu huisgemeente - bestond aan het begin van 1744 uit 41 personen, nl 5 echtparen, 24 ongetrouwde broeders, 4 ongetrouwde zusters en 3 kinderen En de bezoeken gaan nog steeds door Behalve die van vooraanstaande figuren uit de Broederuniteit vinden we melding gemaakt van een gezelschap uit Pennsylvania onder leiding van bisschop David Nitschmann, dat onderweg door een Spaanse kaper was opgebracht naar San Sebastian, doch weer was vrijgelaten In mei en juli bezochten de leerlingen van een Hernhutterschool uit Amsterdam 's Heerendijk Van bezoekers uit Rotterdam wordt verteld, dat zij zich er over verwonderen, dat men in 's Heerendijk in ĂŠĂŠn huis zo in liefde en vrede leefde, en ook een predikant uit Woerden, die in mei 1744 's Heerendijk bezocht, verwonderde zich over ,,das den Geschwistern zu den Augen herausleuchtende Vergnugen und die unter ihnen waltende Liebe und Frieden" In het najaar van 1744 (21 - 26 oktober) is Von Zinzendorf weer en paar dagen aanwezig, hij reist door naar Marienborn De plannen om de gemeente elders te vestigen hadden toen al een meer vaste vorm aangenomen Frederik de Watteville was er trouwens in 1742 al mee bezig geweest Toen hij in dat jaar voor een bezoek naar Duitsland zou vertrekken, bezocht hij daags tevoren de Hooge en Vrije Heerlijkheid Zeist, welke in het openbaar zou worden verkocht Lodewijk Adriaan van Nassau, de vrijheer van Zeist, was 4 maart 1742 overleden HIJ deed dat onopgemerkt, maar hij geloofde dat dit misschien een bezitting ten dienste van de Broeders zou kunnen worden en daartoe door de Hernhutter Rijksgraaf Balthasar Friedrich von Promnitz-Halbau zou kunnen worden aangekocht (E Von Ranzau, ,,Die Geschichte von Zeist" ) Daar kwam evenwel toen nog mets van en zowel De Watteville als Von Promnitz hadden het moeilijk met Von Zinzendorf in 1742 Von Zinzendorf wilde n 1 de Broeders leden van hun eigen landskerk laten blijven en de Hernhutters een oecumenisch-philadelphisch-missionaire beweging doen zijn, geworteld in de verschillende kerkgenootschappen De Watteville en Von Promnitz, waren ieder op zijn eigen wijze doende erkenning van een eigen Moravische kerk te verkrijgen, een dergelijke kerkvrijheid stemde met het streven van Von Zinzendorf niet overeen Vandaar dat 's Heerendijk niet meer dan een huisgemeente mocht worden en de onderhandelingen over een eigen kerk met de Staten Generaal (die zich overigens onbevoegd verklaarden en door verwezen naar de Gereformeerde Synode van Holland) voor Von Zinzendorf een bittere bijsmaak hadden Ook in de kringen van de regerende kerk had men het nogal brutaal gevonden dat de Broeders om openlijke erkenning durfden te vragen De situatie verandert wanneer in 1743 in Pruisen een rescript wordt uitgevaardigd ten gevolge waarvan godsdienstoefeningen van de landskerk slechts in de daarvoor bestemde kerken mochten worden gehouden, terwijl het maken van ,,proselijten" uitdrukkelijk werd verboden Daarmee werd de vrije werkzaamheid der broeders in grote delen van Duitsland, het samenkomen van aanhangers der opwekkingsbeweging van de Hernhutters binnen de verschillende kerken, maar in eigen ruimten, onmogelijk

8


Dit beĂŻnvloedde uiteraard Von Zinzendorf's houding en moest ook in Nederland zijn weerslag vinden Daar zat men te 's Heerendijk met zijn tot huisgemeente ingekrompen gemeenschap, zijn moeilijke Hollandse Synode der landskerk en zijn moeilijke drost van de baronie een begraafplaats mocht niet worden aangelegd Intussen had Von Promnitz het landgoed Neudietendorf bij Gotha in Thuringen aangekocht om daar een Hernhutter kolonie te stichten, een Broedergemeente die tot op heden bestaat Zeist werd evenwel vanuit 's Heerendijk niet uit het oog verloren en het was Cornells Schellinger (1711 -1778) die uiteindelijk de stichting van een nederzetting daar mogelijk maakte Het is te begrijpen dat hij en zijn vrouw verschillende malen te 's Heerendijk op bezoek zijn geweest Hij was een ander type dan zijn oudere broer Jacob, meer zakelijk ingesteld en als het er op aan kwam een stevige onderhandelaar Een nog jonge man, die een ijzerhandel dreef, maar overigens reeds bezitter van een groot vermogen was De berichten over 's Heerendijk worden vanaf 1745 spaarzaam Zeist wordt te beginnen met dat jaar belangrijk Cornells Schellinger vond daar een mogelijkheid om een deel van zijn vermogen te investeren en tegelijkertijd te leven te midden van een Broedergemeentekolonie in een geestelijke sfeer die hem bijzonder aantrok Bovendien hadden verschillende familieleden en vrienden het voornemen zich eveneens in Zeist te vestigen en zich bereid verklaard voor de aanbouw der gemeente belangrijke sommen beschikbaar te stellen Over een en ander zal te Amsterdam en op 's Heerendijk uitvoerig zijn gedelibereerd Voor de Heerendijkers was het daarbij uiteraard zeer belangrijk dat men in een Vrije Hooge Heerlijkheid met een mede-broeder als Heer, bovendien in de provincie Utrecht en met onder toezicht van de lastige Hollandse Synode, de kans had minder te worden gestoord Cornells en Jacob hadden zelfs tot in het Kleefse al eens naar een landgoed dat dergelijke mogelijkheden bood, rond gekeken Toch wel wonderlijk dat ze niet eerder op Zeist zijn gekomen, want we weten uit De WatteviUes bezoek in 1742, dat de zoon van Lodewijk Adriaan, Willem Adriaan van Nassau-Bergen dit toen al had willen verkopen Zou de vraagprijs aanvankelijk misschien te hoog zijn geweest ' Hoe dit ook zij, de indruk wordt gewekt dat op de terugreis uit Kleef de broers Schellinger met hun vrouwen toevalligerwijs opmerkten dat het slot Zeist te koop stond en toen de onderhandelingen begonnen zijn Cornells is daarna uiteraard nog wel eens naar Zeist gereisd en toen hij bij zo'n gelegenheid met zijn vrouw vandaar naar 's Heerendijk terugkeerde (hij had de broeders in IJsselstein tevoren met gezegd waar hij geweest was) verried hij dit door het tonen van bladeren van een aantal exotische planten, in het Zeister slotpark geplukt Broeder Jan Graafman wist hem direct te vertellen dat een bezoek aan Zeist was gebracht Het is tegen de achtergrond van de moeilijkheden in IJsselstein wel vermeldenswaard dat diezelfde broeder Jan Graafman, aangesteld door Cornells Schellinger, van 1754 tot zijn dood in 1788 Schout van Zeist was Graafman was trouwens een belangrijke figuur bij de onderhandelingen over de aankoop van Zeist In augustus 1745 werd de koop gesloten, het transport vond 18 december daaraan volgend plaats En dit betekende toch wel het einde van 's Heerendijk, al moeten we ons daarbij niet voorstellen, dat de ,,huisgemeente", het doorgangshuis voor

9


zendelingen en het oord voor conferenties en bezinning, nu met één slag werd opgeheven Als conferentie-oord kreeg Zeist direct al grote betekenis toen er in het Slot van 11 mei - 12 juni 1746 een grote Synode der Broederumteit werd gehouden, waar ook Von Zinzendorf met zijn gezelschap aanwezig was In die periode kreeg ook 's Heerendijk telkens bezoek Van 15 - 18 juli logeerden er Von Zinzendorf's zoon. Christian Renatus, met zijn moeder en Johannes de Watteville (Frederik de Wattevilles adoptiefzoon, die in 1746 op het Zeister Slot met Von Zinzendorf's dochter Benigna zou trouwen), het echtpaar Von Gersdorf en enkele andere leden van de ,,Pilgergemeine", zo noemde zich het gezelschap dat steeds met Von Zinzendorf meereisde Vele godsdienstoefeningen vonden op zulke dagen plaats Om een voorbeeld te geven op de 17e juli,werden door Johannes de Watteville gehouden , ,,den Morgensegen und die Gemeinlitanei, die Mittagsrede fur die Gemeine, die Nachmittagsfremdenstunde, die Chorviertelstunde der ledigen Bruder und Eheleute, die Singstunde und der Abendsegen " Het huis was ter ere der gasten geïllumineerd Op 14 augustus 1746 gingen alle broeders en zusters, gedeeltelijk te voet, gedeeltelijk per wagen en schuit naar Zeist waar een gebedsdag zou worden gehouden Het jaar van de stichting van Zeist verliep te 's Heerendijk nog zeer druk Onder de bezoekers vinden we een burgemeester uit Utrecht, de rentmeester van IJsselstem, predikanten en andere belangstellenden uit Haarlem, Amsterdam, Dordrecht en andere plaatsen Maar na 1746 worden de berichten van Von Ranzau spaarzamer Nu Zeist eenmaal bestemd was tot een Broedergemeente-nederzetting uit te groeien en men bovendien over ruimte ter plaatse kon beschikken (we denken aan de Slotvleugels, bijgebouwen, o a de z g Brouwerij, destijds koets- en stalhuis van het Slot, zelfs aan de woning van de Schout, het later Veelzicht genoemde huis naast de kerk, thans het Zeister politie bureau), is het begrijpelijk dat een trek naar Zeist op gang kwam Denken we aan de ongehuwde broeders, wellicht in één of beide kleine huisj es naast het grote huis te 's Heerendijk gevestigd Op zondag 8 mei 1747 vertrokken die ongetrouwde broeders, 37 in aantal, te voet naar Zeist 's Zaterdags hadden ze als afscheid van het vertrouwde huis 's middags een liefdemaal gehouden In Zeist werden zij voorlopig in het koetshuis (de „Brouwerij") van het Slot ondergebracht en een week later in de woning van de Schout, naast de Gereformeerde kerk Na alle moeilijkheden m IJsselstem met de drost en ook de kerkelijke overheid kan het ironisch aspect van deze verhuizing van 's Heerendijk naar dat Zeister schoutenhuis niet over het hoofd worden gezien Misschien zag men in Zeist ook meer en betere vooruitzichten in economisch opzicht dan men te IJsselstem had gehad Een groot Broederhuis verrees in 1749 (de middelen der Amsterdamse doopsgezinden vloeiden ruim ') en de meeste Broedergemeente-ambachten en winkels bleken in de tweede helft der 18e eeuw succesvol De nijvere ongehuwde broeders hadden in dit alles een groot aandeel 9. Ontruimd was 's Heerendijk na het vertrek van de ongehuwde broeders nog niet De zuigkracht van de groeiende gemeente Zeist was echter groot en lang zou 's Heerendijk, dat eigenlijk tot een klein filiaal van Zeist was gedegradeerd, het

10


gemeenteleven met meer kunnen rekken Men had het meisjes-internaat in mei 1747 van IJsselstein naar de linkervleugel van het Zeister Slot overgebracht, maar kwam er in het volgende jaar al weer op terug en zo is die kostschool van 1748 tot 1752 nog in 's Heerendijk te vinden In deze tijd wordt het gebouw ook wel „Annenhof" genoemd, vermoedelijk naar Anna Nitschmann, een Moravische vluchtelinge van hoge geestelijke begaafdheid en vroomheid, die op 15 jarige leeftijd al leidster (,,Vorsteherin") van het koor der ongehuwde zusters te Herrnhut werd Na het overlijden van zijn eerste vrouw, Erdmuth Dorothea von Reuss-Ebersdorf werd zij Von Zinzendorfs tweede echtgenote Maar afgezien van dit ,,intermezzo" waren tussen 1747 en 1752 de bewoners geleidelijk naar Zeist vertrokken en medio 1752 was de verplaatsing voltooid Een levendig verkeer was er in die jaren tussen IJsselstein en Zeist Aangenomen mag worden dat het huis nog wel iets van zijn functie als retraite- en conferentie-oord bleef behouden Zo is er in 1750 bezoek van broeders en zusters op weg naar Engeland en Zweden, in juli van dat jaar is Von Zinzendorf er en van 27 augustus tot 25 september bezoekt Frederik de WatteviUe nog eens de plaats waar hij een aantal jaren heeft gewerkt Broeder Frederich Neisser, de man die de technische en zakelijke verantwoording droeg voor de aanbouw van Zeist, bezocht 's Heerendijk in 1751 zeven maal Zijn verblijf te IJsselstein zal ook wel met zakelijke aangelegenheden te maken hebben gehad Neisser was een der eerste vluchtelingen uit Moravie op Von Zinzendorf's landgoed Hij bleek met geheel opgewassen te zijn tegen zijn taken te Zeist, wat tot grote moeilijkheden leidde met de Amsterdamse geldschieters uit de kring van de gebroeders Schelhnger Maar ook de oude functie van ,,Posthuis des Herens", doorgangsstation voor zendelingen is nog niet geheel verloren gegaan 4 december 1751 komt de zeer bekende zendeling onderde Eskimo's in Groenland, Matthaus Stach, in 's Heerendijk aan Hij reist 6 januari 1752 door naar Engeland, zijn vrouw blijft nog een tijdje achter Er komen nog steeds bezoeken uit Haarlem, Friesland, Herrnhaag, Amsterdam en - natuurlijk - Zeist Bekende, vooraanstaande figuren uit de Broedergemeente laten zich nog zien Spangenberg, Johannes de Watteville, Chnstiaan Renatus von Zinzendorf Een enkel treffend overlijdensgeval verdient vermelding een 23 jarig meisje stierf 14 september 1751, zuster Lenel Welzel Ze was op weg naar Engeland, maar bezweek te 's Heerendijk aan een ,,hitziges Fieber" In 1728 was ze in Moravie in de gevangenis, waar haar moeder omwille van het geloof was opgesloten, geboren en was IV2 jaar oud toen zij als vluchtelinge naar Herrnhut kwam, in 1749 verhuisde naar Herrnhaag en kort daarop naar 's Heerendijk Ze werd te IJsselstein op de „algemene" begraafplaats naast andere daar reeds rustende Hernhutters begraven ,,Ihr Begr&bms in IJsselstein war sehr solenn, weil nicht nur zwanzig Bruder von Zeist nach Heerendijk gekommen waren, ihre erblasste Hulle zu tragen, und ihr in ihre Ruhestatte zu begleiten, sondern auch nach dem Begrabnis das ganze Haus gemeinsam auf dem Saai zusammen kam, um eine von Br Neisser verfertigte und solo abgesungene Ode an zu horen, worauf eine Rede des Bruders Neisser folgte, welcher nach derselben, die oben erwahnten wenigen Specialia von ihr erzahlte Der Graf von Zinzendorf hat auch ein kleines Gedicht auf ihren Heimgang gemacht, welches gedruckt worden und sich also anfangt Es hebt mich mehr mein Jesus Christ, als ausserlich zu sehen 1st" (von Ranzau) In

11


Von Zinzendorf in 1759, geschilderd van De Wattevilles.

portret

12

in Montmirail,

Zwitserland,

het slot


dat jaar 1751 namen nog een vijftigtal personen aan de biieenkomsten deel Het laatste vermeldenswaardige bezoek is dat van de gravin von Zinzendorf, die in juni 1752 de „Madchen Anstalt" bezocht in gezelschap van Frederik de Watteville Die Kinder waren der Frau Grafin von Zinzendorf zu einer besonderen Freude und Vergnugen" schrijft Von Ranzau In juli 1752 knarsten de vier wagens, die de laatste bewoners vervoerden, op de landwegen tussen IJsselstem en Zeist Van 1752 tot 1754 werd 's Heerendijk nog bewoond door Johannes Petsch, predikant van de gemeente Zeist vanaf 1749, en van oorsprong een Noor Wegens meningsverschillen over het financiële beheer der gemeente Zeist - we doelden er hierboven al op - was hij naar Londen gereisd om daar met Von Zinzendorf overleg te plegen en hem raad te vragen Neisser, de administrateur, sprong met de door families Schellinger, Van Laer, Beuning en Verbeek uit Amsterdam gefourneerde middelen voor de aanbouw van Zeist verder dan zijn polsstok lang was en kwam met de meeste van deze Amsterdammers, waaronder Cornells Schellinger, in hevig conflict Ds Petsch had m deze aangelegenheid de zijde van Schellinger en de zijnen gekozen Von Zinzendorf besloot hem tijdelijk 's Heerendijk als woonplaats aan te wijzen, waarheen Petsch dan ook vertrok met enkelen (niet Schellinger '), die evenals hij, zich niet konden verenigingen met het financiële beleid Vanuit 's Heerendijk heeft hij veel met Von Zinzendorf gecorrespondeerd Daar Petsch een zeer begaafd redenaar was wilde men trachten hem voor de gemeente te behouden, maar hoewel hij zelf later erkende, dat de toestanden veel verbeterd waren, keerde hij met meer terug In 1754 ging hij naar IJsselstem waar hij in 1795 is overleden De gemeenteleden die met hem naar 's Heerendijk waren gegaan vertrokken weer naar Zeist Dan wordt het stil om 's Heerendij k Nog éénmaal zouden de gebouwen worden benut, nu voor de laatste maal en wel van 22 augustus 1758 tot 11 juli 1759, toen de graaf von Zinzendorf er zelf met zijn ,,Jungerhaus" (zijn naaste medewerkers) verblijf hield De graaf stond toen m zijn 58e levensjaar Hij had negen maal in 's Heerendijk vertoefd maar bijna een jaar was hij er met geweest Zijn gezondheid was met al te goed, hij zou trouwens 9 mei 1760, noggeenjaar na zijn vertrek uit's Heerendijk, te Herrnhut overlijden Om rustig te kunnen werken had hij aan IJsselstem boven Zeist de voorkeur gegeven Zijn fysieke vermogens waren verminderd en daarom had hij zijn rusteloze intense wijze van leven ook wat veranderd Hij moest dieet houden, werkte met meer tot diep in de nacht, gebruikte geregelder zijn maaltijden, waarbij hij (zoals gebruikelijk) veel gesprekken voerde We zien hem ook vaak m de omgeving van 's Heerendijk en IJsselstem wandelen, hetgeen hem zeer vermoeide Dagelijks hield hij drie bijeenkomsten met zijn medebewoners en nog steeds werden er vanuit 's Heerendijk zendelingen afgevaardigd (naar de Caraibische eilanden, naar Suriname en Guyana, naar Groenland) Ook ging - m september 1758 - de eerste broeders als zendelingen naar Oost-Indie (Tranquebar ten Zuiden van Pondicherrij aan de Zuid-Oostkust van Voor-Indie) In het begin van 1759 ontving de graaf een vriendschappelijke brief van de Koptische patriarch m Cairo, waar ook broeders heen gegaan waren Maar dan - medio 1759 - reist hij naar Zeist en verliest 's Heerendijk alle betekenis voor de Hernhutters Over 's Heerendijk en

13


de tijd die hij er verbleef schreef hij „Eine hebliche u n d selige Zeit, auch m Absicht auf die Arbeit " In het Slot Zeist bevindt zich een portret van Von Zinzendorf, dat h e m weergeeft zoals hij er in deze Heerendijkse periode uitzag een gezette m a n m e t een wat gezwollen gezicht 's Heerendij k w e r d nadien niet m e e r bewoond, behalve als Jacob Schellinger - nog altijd eigenaar - de bezitting af en toe eens k w a m bezien, hij woonde dan in het kleine huis, dat eerst voor de o n g e t r o u w d e broeders gebouwd was In 1765 werd het geheel verkocht aan de jongste dochter van Von Zinzendorf, Elizabeth, voor f 6000,— De reden hiervoor was waarschijnlijk, om te v o o r k o m e n dat de gebouwen en het land na de dood van Jacob Schellinger m v r e e m d e h a n d e n zou vallen Ze zouden misschien nog eens door de B r o e d e r g e m e e n t e k u n n e n worden benut Von Ranzau schrijft ,,Ich finde aber nicht, das etwas z u r E r h a l t u n g der ersten vielleicht gehabten Absicht u n d Hoffnung geschehen w a r e , vielmehr, dass dieses von Geschwistern so viele J a h r e bewohnte, u n d zu der E h r e des Heilandes benutzte Haus, im J a h r 1770 fur fl 1 5750,— an Z i m m e r l e u t e verkauft worden, welche, u m ihr Geld wieder h e r a u s zu kriegen, dasselbe nebst d e m vorgedachten kleinen H a u s u n d d e m gewesenen Heistichen H a u s niedergerissen, und das Holz u n d die S t e m e desselben zu Gelde gemacht h a b e n Das w a r d a n n das vollige u n d ganzliche Ende dieses unvergesshchen, fur den H e r r n e r b a u t e n Hauses, u n d mit diesem gewiss w e h t u e n d e n Vorgang beschliesse ich die Historie der hierselbst von 1736 an etablirt g e w e s e n e n Bruder-Oeconomie"

VERANTWOORDING De geschiedenis van 's H e e r e n d i j k is grotendeels geput uit „Die Heerendijkse Historie" een door Erich baron von Ranzau samengesteld manuscript Von Ranzau was een e d e l m a n uit Holstem, die lid der B r o e d e r g e m e e n t e werd en zich bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt bij het o r d e n e n der archieven Van de stichting der g e m e e n t e H e r r n h u t af, h e b b e n de Broeders zeer veel in geschrift vastgelegd, te beginnen m e t gewone dagelijkse gebeurtenissen (z g Diarium = dagboek) In de zestiger j a r e n der 18e eeuw was de Directie der Broederuniteit te Zeist gevestigd en nadat hij m 1764 m e t a n d e r e broeders de Uniteitsarchieven had geordend diende Von Ranzau de B r o e d e r g e m e e n t e tot op hoge leeftijd als archivaris Hij overleed te Zeist m 1796 Het m a n u s c r i p t is (evenals een dergelijk handschrift over de geschiedenis van Zeist), t h a n s op het Rijksarchief te Utrecht (ms 1784) Het werd door P.O. Martin gebruikt voor zijn boekje 's Heerendijk, een Bijdrage tot de geschiedenis der Evangelische Broedergemeente in Nederland ter gelegenheid van den 200 jarigen gedenkdag van de Stichting Heerendijk (1937). Dit boekje ligt ten grondslag aan ons artikel Daarnaast w e r d e n geraadpleegd W. Lütjeharms, Het philadelphisch-oecumenische streven der Hernhutters in de Nederlanden in de achttiende eeuw. Proefschrift Utrecht 1935. E. W. Cröger, Geschichte der erneuerten Brüderkirche, 3 dln. Gnadau 1851 - 1853, 1854. J. Grosse, Studiën über Friedrich von Watteville, Halle, 1914.

14


E. Beyreuther, Zinzendorf und die Christenheit, M a r b u r g / L a h n 1961. A.G. Spangenberg, Leben des H e r r n Grafen u n d H e r r n von Zinzendorf und Pottendorf, 8 dln., zu finden in den B r Ăź d e r g e m e i n e n 1773 - 1775. A.W. van de Bunt, Cornelis Schellinger, de b u r g e r - v r i j h e e r , van de Poll-Stichting. Zeist, 1956. H.L.C. SchĂźtz, De Broeders, geschiedenis van de vestiging d e r H e r n h u t t e r s in Zeist. A.D. 1746. Zeist, 1947.

Tekening

P O

15

Martin


Straatnaamgeving in IJsselstein III „Mr. Abbink Spainkstraat" door M.M.W. Abbink Spaink, Utrecht en P.F. Abbink Spaink, Hilversum

Johannes Jacobus Abbink Spaink werd op 7 september 1897 te Apeldoorn geboren, waar zijn vader een psychiatrische praktijk uitoefende.

•t^^f';.

Na zijn gymnasium Alpha en rechtenstudie te Utrecht werd hij volontair ter gemeentesecretarie in Maarn. Reeds toen bleek zijn grote belangstelling voor de brandweer: als brandwacht maakte hij deel uit van het plaatselijke brandweerkorps. Bij koninklijk Besluit van 21 januari 1929 werd hij benoemd tot burgemeester van de gemeente IJsselstein, de installatie vond ongeveer twee weken later plaats op 4 februari. Onder het motto: ,,zakelijk en hoffelijk" aanvaardde hij zijn ambt. Ook in ander opzicht was 1929 een gedenkwaardig jaar: op 28 mei trad hij in het huwelijk met Maria Stokvis die hem zijn gehele verdere leven trouw ter zijde zou staan als onwankelbare steun voor hem en de overige gezinsleden, ook in de moeilijkste en donkerste ogenblikken. De nieuwe burgemeester trof IJsselstein aan als een vergeten stadje: de welstand van de bevolking was laag en ver beneden het landelijk gemiddelde. De middelen van bestaan waren eenzijdig en daardoor uiterst kwetsbaar, hetgeen wellicht het plaatselijk politieke klimaat niet ten goede kwam. Kort na zijn ambtsaanvaarding verergerde de toch al moeilijke toestand door de verscherping van de economische crisis, die de wereld teisterde en ook Nederland niet onberoerd liet. De reeds benarde positie van IJsselstein verslechterde, de werkloosheid greep steeds meer om zich heen. Het scheppen van werkgelegenheid - en ander sociale problemen - eisten vrijwel alle activiteiten van hem op zodat hij - zeer tot zijn teleurstelling - aan uitbouwend werk, zoals bijvoorbeeld doorbreking van het isolement waarin IJsselstein verkeerde, nog nauwelijk kon toekomen. Tijdens de Duitse bezetting viel het hem moeilijk ten opzichte van het nieuwe regime het hoffelijkheidsbeginsel uit zijn motto gestand te doen en blijkbaar was zijn houding voor de bezettingsautoriteiten zo onaanvaardbaar dat hij bij besluit

16


van 14 mei 1943 van de Commissaris-Generaal voor Bestuur en Justitie met onmiddellijke ingang werd ontzet uit het ambt van burgemeester

'•** OER Fue

©

R E1 C H S K 0 M M1 SS A R

DLN HAAo den 1 4 . ' a i 1943

DIE B Ë S t T Z U N N I E D t R L A N D S C H E N U E B ClE DER Q E N E R A L K O M M F U R V E B W A L T U N G U N Ü

ISSAR U S I Z

als Sonderbeauftragter fur d i e gesamten b e s e t r t e n n i e d e r l ndlsohen Geblete Ve 3 A/45 - A/G.

Auf Giund de3 § 3 d e r Verordming Nr.108/40 ( v i e r t e Verordriung u b e r besondere v e r w a l t u n g s r e c h t l l Qhe 'Jassnahmen) i n Vgrb^ndung mit § 4 Absatz L d e r Verordnung N r , 3 / 4 0 u b e r d i e Ausubung d a r R e g i e r u n g s b e f u g n i s a e i n den H l e d e r landen e n t l a s s e I c h mlt s o f o r t i g e r iVlrtuiig

1

Mr. J . J . Abbluk Spaink aus seinem Amt a l s Bartier m e i s t e r d e r Gemcinde Ijsselstein. /

1 /-

Ontslagbesluit

(Familie-archief)

Tot het einde van de bezetting bleef hij ondergedoken, onder meer bij gastvrije IJsselsteinse agrariërs Na de bevrijding werd hij weer in zijn ambt hersteld op 7 mei 1945 De na-oorlogse tijd stond vooral in het teken van sanering, waarbij het woningvraagstuk centraal stond Het enige wat verbetering kon brengen in de nijpende woningnood was nieuwbouw, renovatie van bestaande huizen was door de slechte staat van het aanwezige woningenbestand slechts m beperkte mate de moeite waard Waar moest de nieuwbouw plaats vinden '

17


Raad gem. IJsselstein

In de eerste plaats richtte het gemeentebestuur de blik op ,,de Nieuwpoort", een naast de oude stad gelegen terrein, in particulier bezit en sinds de 15e eeuw als bouw- en weiland in gebruik. Reeds in februari 1947 stelde de gemeenteraad een desbetreffend uitbreidingsplan vast, dat later in fasen gerealiseerd zou worden. In de loop van hetzelfde jaar kreeg de gemeente een klein gedeelte van 0,9725 ha. in handen zodat men snel kon aanvangen met het bouwrijp maken en de nieuwbouw. Begin 1949 werden de eerste woningen betrokken: de eerste fase was voltooid. In de volgende jaren werd de rest van de Nieuwpoort bebouwd, in 1958 was het uitbreidingsplan nagenoeg werkelijkheid geworden, een eerste fundamentele verbetering van de IJsselsteinse volkshuisvesting. Burgemeester Abbink Spaink had zich met grote voortvarendheid, tomeloze energie en totale inzet op dit project geworpen en blijken van waardering bleven hiervoor niet uit. Op voorstel van het toenmalige raadslid, de heer J.A. de Gier, besloot de Raad der gemeente IJsselstein in haar vergadering van 9 december 1948 met algemene stemmen om de hoofdstraat op de Nieuwpoort, de verbinding tussen de oude stad en Paardenlaan, de naam te geven van ,,Mr. Abbink Spainkstraat" opdat de naam Abbink Spaink ook in de toekomst verbonden zou blijven aan de stad IJsselstein.

18


3

O .O

s รถ

O

o a. 3

19


Eerste paal bi] de Lagere Technische School, feh. 1958 Op 4 februari 1954 werd in een buitengewone raadsvergadering het feit herdacht dat hij 25 jaar zijn ambt bekleedde, tijdens deze huldiging werd hem de erepenning van de stad IJsselstein verleend in verband met zijn uitzonderlijke verdiensten voor de gemeente. Later volgde zijn benoeming door H.M. de Koningin tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. Naast alle bouwactiviteiten, die niet tot de Nieuwpoort beperkt bleven, waren er talloze andere zaken die zijn aandacht opeisten zoals bijvoorbeeld het aantrekken van nieuwe industrieĂŤn, het voorzitterschap van de Utrechtse Provinciale Welstandscommissie en het waarnemend burgemeesterschap in Montfoort en Jutphaas. Het jaar 1962 brak aan. Het jaar waarin hij wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd zijn ambt moest neerleggen.

20


Aan het einde van zijn 33-jarige ambtsperiode schreef hij het boek: „IJsselstein, verleden en h e d e n " w a a r u i t zijn grote liefde voor ,,zijn bevolking en zijn stad" blijkt. Het afscheid dat deze bevolking h e m in s e p t e m b e r bereidde was grandioos en illustreerde treffend de wederzijdse gevoelens van diepe genegenheid die er bestonden tussen de i n w o n e r s en h u n b u r g e m e e s t e r . Na zijn pensionering gingen hij en zijn echtgenote in Utrecht wonen; eindelijk, na al die j a r e n van h a r d en i n s p a n n e n d w e r k e n , was er voldoende tijd beschikbaar voor zijn liefhebberijen zoals geschiedenis, (engelse) literatuur, beeldende kunst en filosofie. Hij haalde zijn rijbewijs, zodat hij s a m e n m e t zijn v r o u w tochtjes kon m a k e n in de auto die h e m bij zijn afscheid door de g e m e e n t e n a r e n geschonken was. Helaas heeft hij niet lang van het pensioen mogen genieten; op 19 oktober 1964 kwam er o n v e r w a c h t een einde aan zijn leven. Bronvermelding: 1) archief gemeente IJsselstein 2) fotoverzameling gemeente IJsselstein 3) „IJsselstein, verleden en heden" door Mr. J.J. Abhink Met dank aan: Gemeentebestuur

Burgemeester

IJsselstein

Abbink

Spaink

en streekarchivariaat

en

echtgenote

21

Spaink.

,,Zuid-West

Utrecht".


Koning Lodewijk te IJsselstein

(overname uit jaarboek Oud-Utrecht 1939)

De Utrechtsche courant berichtte in haar nummer van 12 September 1808 d d 9 September uit IJsselstein ,,Heden namiddag ten drie uuren, hadden wij het genoegen Z M onzen geliefden koning, binnen onze muuren te zien, hoogstdezelve wierd aan de Geinbrug door den bailluw deezer stad en den schout van Benschop opgewagt, en buiten de IJsselpoort door het gemeente bestuur deezer stad, geadsisteerd door den heer drost van dit quartier, gerecipieerd welke aldaar Zijne Maj de sleutels der stad aanboden, dan welke door hoogstdezelve op de gratieuste wijze wierden terug gegeeven Vervolgens na de door den heer J Blanken nieuw geinventeerde schutsluis buiten de Benschopper poort geĂŻnspecteerd te hebben, begaf Zijne Maj zich naar het stadhuis, onderhield zich op de alderminzaamste wijze met het gemeente-bestuur over de belangens der stad en inzonderheid over den staat van dezelver finantien, ontving voorts aldaar verscheidene commissien, als van bailluw en scheepenen deezer stad, de besturen van Benschop en Noord-Polsbroek, als mede de kerkenraaden van het hervormd en r c kerkgenootschap, en voorts van onderscheidene particuliere persoonen, zijnde Zijne Maj ten 5 uuren van hier weder naar Zoestdijk geretourneerd, met zonder de gootste blijken van hoogstdeszelfs mildaadigheid te hebben nagelaten, zoo aan de armen der onderscheidene gezindheden als van particuliere persoonen, waar door deeze heuchelijke dag tot groot genoegen van alle ingezetenen afgeloopen is, en lang in gezegende gedagtenis blijven zal " Dit bezoek van koning Lodewijk gold in de eerste plaats, zooals de Koninklijke courant, de Staatscourant dier dagen, van 14 September 1808 nader verklaarde, om ,,de nieuwe schutsluis, door den inspecteur-generaal J Blanken uitgevonden, en buiten de Benschopper poort gelegd, te bezigtigen, om dezelve te zien beproeven en het noodige onderzoek wegens derzelver nuttigheid te doen " Door den genoemden waterbouwkundige waren waaiervormige sluisdeuren ontworpen, die bij de opening der sluis naar weerszijden werden uitgedraaid in daartoe buiten de schutkolk opgemetselde ruimten Daardoor was het mogelijk de sluis te openen, zonder de waterstand in de kolk eerst op gelijke hoogte met dien van het buitenwater, of omgekeerd, te hebben gebracht Bovendien waren de bouwkosten belangrijk geringer dan die van andere sluisconstructies De prioriteit dezer uitvinding werd Blanken door zijn collega A F Goudriaan, den inspecteur-generaal over den waterstaat in het tweede district betwist, zooals uit verschillende in druk verschenen geschriften blijkt De strijd schijnt echter ten gunste van Blanken te zijn beslecht, want bij koninklijk besluit van 10 November 1808 werd hem ,,wegens zijn uitvinding van nieuwe sluisdeuren, octrooi voor 20 jaren geaccordeerd, zoodanig, dat van elke zo te maken sluis, aan hem zekere uitkeering zal moeten geschieden"

22


Op sluizen, ,,als geheel of met subsidie van 's landswege gemaakt wordende", was deze bepaling niet toepasselijk Om de praktische beteekenis der uitvinding te kunnen beoordeelen, was de directeur-generaal van den waterstaat reeds bij k b van 13 April en 14 Mei tevoren „geautoriseerd, om f 3900 — te impenderen, om volgens het publiek gemaakte project eene proef te nemen met een sluisje te IJsselstein" Toen deze sluis haar voltooiing naderde, had de koning 20 Augustus besloten, ,,dat er bij wijze van tentoonstelling eene werking ten proeve voor het publiek met de sluisdeuren aan de Benschopper schutsluis te IJsselstein zal geschieden, en (waren) de generaal-majoor Krayenhoff, de professor van Beeck Calkoen en de architect Schilling benoemd om deze nieuwe inventie te examineren" Dat onderzoek had, zoals uit de Utrechtse courant van 5 September blijkt, den 30 Augustus ,,ten aanschouwe van veele lieden" plaats gevonden, en hadden ,,de vereischte proeven, met verschillende waterstanden, zoo met het binnen- als buitenwater, volkomen voldaan" Ook de koning toonde zich bijzonder tevreden over den bouw en de werkwijze en gelastte, ,,dat deze sluisen voortaan den naam van den eersten uitvinder derzelven zouden dragen", dus Blanken-sluizen zouden heeten, en dat de directeur-generaal van den waterstaat den luitenant-colonel ,,eenen blijk van hoogstdeszelfs goedkeuring" zou overbrengen Tijdens het verblijf van den koning op het stadhuis schijnt het gemeentebestuur in de gelegenheid te zijn geweest, om een reeds afgedane zaak opnieuw ter sprake te brengen Volgens de Staatsregeling van het Bataafse gemeenebest van 1801 was,,IJsselstein onder Holland" gebleven (art 21), maar bij de Staatsregeling van 1805 was „IJsselstein, mitsgaders de schout-ambten van Benschop en Noord-Polsbroek, alsmede Jaarsveld" bij het departement Utrecht ingedeeld geworden (art 10) Nu rustte op de voormalige baronnie van IJsselstein, waartoe de genoemde gemeenten hadden behoord, een oude schuldenlast van totaal f 64 866 16, en meenden de betrokken besturen, dat hunne gemeenten niet met dezen last bezwaard mochten blijven en dat deze schuld door de Bataafse republiek moest worden overgenomen Om dat te bereiken hadden zij een verzoek om,,voorziening over de betaling der interessen en aflossing der baronnie-schulden" tot het landsbestuur gericht Nadat deze zaak sedert 18 Maart 1807 ,,commissoriaal" was geweest, kwam den 2 Februari 1808 eindelijk het koninklijk besluit af, waarbij werd ,,gedifficulteerd in het verzoek om de schulden van de voormalige baronnie van IJsselstein nationaal te verklaren" Op dit besluit kwam de koning echter tijdens zijn bezoek op 9 September 1808 ten gunste van IJsselstein terug, nadat, zooals de Koninklijke courant van 14 September d a v bekend maakte, ,,Z M zich overtuigd had, dat de vereeniging dezer stad, met het departement Utrecht hare uitgaven en lasten veel vermeerdert had" Toegezegd werd, ,,dat eene vrij aanzienlijke schuld der stad, waarover reeds bij den staats-raad deliberatien waren, tot lasten van het rijk komen zoude" In aansluiting op deze toezegging verscheen reeds 19 September 1808 het decreet ,,houdende dat bij alteratie van het besluit van 2 Februari de schulden der voormalige baronnie van IJsselstein als nationale schuld zullen worden aangenomen" IJsselstein had en heeft reden om met dankbaarheid aan den bouw en vooral ook aan de koninklijke inspectie van het Blanken-sluisje in de Benschopperwetering terug te denken E.

23


BESTll'R: Voorziiier L Murk, IJsselstraat 24, IJsselstein

iĂˆ

Secretaris W I A van Wijk, Kloosterstraat II, Ilsselstein, tel 03408-3941 Penningmeester F Janssen, Voorstraat 23 IJsselstein Leden Mevr A T Edelschaap-van Capelle en mevr G C A Pompe-Scholman Bank AMRO-bank IJsselstein, rek nr 218400217 gironr bank 2900

Redactie: Mevr F A G T Mesman-Reijntjes. Paulus Potterlaan 23, IJsselstein, tel 03408-1872 W J van Impelen Kasteellaan 151 IJsselstein tel 03408-1968 Donateurs ontvangen het tijdschrift gratis (3 of 4 nummers per jaar) en worden op de hoogte gehouden van alle aktiviteiten Nieuwe donateurs kunnen /ich opgeven bij mevrouw Myriam Janssen, Voorstraat 23, IJsselstein, tel 03408-2309 Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de contributie minimaal f 15, per kalenderjaar ZIJ die buiten IJsselstein wonen, worden verzocht f5, extra over te maken in verband met de verzendkosten van het tijdschrift

Inhoud:

Het huis Heerendijk en zijn bewoners II

1

Straatnaamgeving in IJsselstein II

16

Koning Lode wijk te IJsselstein

22

24


Als lets de eeuwen heeft doorstaan Dan heeft een vakman het gedaan Wil iemand dus Iets blijvends bouwen Dan kan hij het best op ons vertrouwen

Bouw- en Aannemersmaatschappij

R.LZ.LopikB.V. Lopikerweg o . 36 a Tel. 03475 - 1380 Lopik

3 woningen aan de IHavenstraat i.o. en onder arcliitectuur IJsselsteinse woningbouwvereniging. (foto G. Geeraerts.) Havenstraat 50, 51 en 52.


Schuttersgracht - IJsselstein

Rabobank Q de bank voor ledefeen


No. 16, nov. 1980

Historische Kring IJsselstein


U\A/ JUISTE ADRES VOOR •^^

VITRINES^

L. ^f.A.V^e^^^.v. STRAWINSKYLAAN TEL 0 3 0 - 9 3 4 9 4 8

32

UTRECHT


„De Amstels van IJsselstein".

door drs. J. Heniger, Vianen.

(Op verzoek van de Historische Kring IJsselstein werd deze voordracht op 12 februari 1979 in IJsselstein gehouden voor de donateurs van deze kring en andere belangstellenden)

Ik zal u proberen m e e te n e m e n n a a r het grijze verleden van IJsselstein, en wel naar de Middeleeuwen Meestal kijken m e n s e n v r e e m d op, als je zegt, dat m e n zich als hobby bezig houdt met de Middeleeuwen Het is moeilijk genoeg om je te k u n n e n voorstellen, hoe het honderd jaar geleden was Laat staan, als je opgewekt vertelt, dat j e specialiteit zo tussen 1250 en 1450 ligt Men denkt dan direct aan reeds lang v e r d w e n e n kastelen en kloosters, aan oorlogen die geen mens m e e r wat zeggen Ik kan de m e n s e n , die zĂł n a a r de Middeleeuwen kijken, geen ongelijk geven Want inderdaad is er in die tijd veel gebeurd, w a a r wij nu geen begrip m e e r voor kunnen opbrengen Iets anders is, dat veel van de Middeleeuwse tijd bewaard is gebleven, wat wij - zonder dat wij het in de gaten hebben - dagelijks om ons h e e n zien Een deel van mijn v e r h a a l wil ik d a a r a a n wijden aan dingen uit de Middeleeuwen van IJsselstein die nog steeds te zien zijn, t e n m i n s t e als j e ze wilt zien Mijn voornaamste belangstelling voor de Middeleeuwen is hoe zag het land er vroeger uit'' Vanzelfsprekend ga j e dan in het tegenwoordige land op zoek, of er nog iets van over is en u moet mij geloven dat is vaak verrassend veel ' Een verlaten groene kade, een bijna dicht gegroeide wetering, een v r e e m d e kronkel in de weg U zult dit soort dingen in de loop van mijn verhaal wel tegen komen Het is e c h t e r onvermijdelijk, dat je het land van vroeger ook wilt vullen met de mensen van vroeger Dat is veel moeilijker, vind ik Want, of je lang of breed praat over m e n s e n van vroeger, zij blijven toch s c h i m m e n , als j e ze niet persoonlijk gekend hebt Toch wil ik proberen het oude land van IJsselstein aan te kleden met twee bijzondere m e n s e n Gijsbrecht van IJsselstein en zijn zoon A r n o u d , de h e r e n van IJsselstein van het eerste u u r U kent ze wel de twee ridders die in steen uitgehouwen op de graftombe in de H e r v o r m d e Kerk liggen Vooraf wil ik zeggen dat het land van IJsselstein vroeger veel groter was dan

1


tegenwoordig Dat grote gebied h e e t t e lange tijd d e , , b a r o n i e van IJsselstem" en het bestond uit drie stukken 1 Stad en onmiddellijke omgeving van IJsselstem 2 Dorp en polders van Benschop 3 Dorp en polder van Polsbroek Deze drie stukken samen v o r m d e n een min of m e e r zelfstandig staatje Het land strekte zich uit van de Lek in het zuiden tot aan Knollemanshoek m het Noorden De as van het land is u i t e r a a r d de IJssel Aan de o v e r k a n t van de IJssel - m e n zei vroeger Over IJssel - liggen t w e e stukken 1 2

De langgerekte polder Over-IJssel m e t zijn uiterwaarden, later heette dat het IJsselveld Daar tegenaan lag dat v r e e m d g e v o r m d e land, dat men vroeger ,,Het G e i n " n o e m d e

Aan deze zijde van de IJssel is de situatie veel ingewikkelder Direct langs de IJssel liggen drie stukken 1 Meerloo, vanaf Knollemanshoek tot aan de Uitweg 2 Eiteren, vanaf de Uitweg tot aan de stad Slaan wij de stad over 3 O p b u r e n , vanaf de Nieuwpoort tot aan de Lek Deze oude n a m e n , Meerloo - Eiteren - O p b u r e n , zijn nu grotendeels vergeten O p b u r e n n o e m d e m e n later de Overoudelandse polder, en Mierloo - Eiteren de Nederoudelandse polder Maar het zijn juist die oude n a m e n die de sleutel geven tot de Middeleeuwse geschiedenis van IJsselstem Toch b e w a r e n de woorden Overoudeland en N e d e r o u d e l a n d de herinnering aan het feit, dat langs de IJssel oudland ligt Dat wil zeggen land, dat ouder is dan het land er achter I n d e r d a a d is de strook langs de rivier het oudste o n t g o n n e n gebied van IJsselstem Misschien h e e t t e de gehele strook aanvankelijk E i t e r e n Uit de opgraving van de h e e r R J Ooyevaar w e t e n wij thans ook zeker, dat de w o o n k e r n van het oude. Middeleeuwse Eiteren gezocht moet worden aan de Eiterse steeg, w a a r hij enkele j a r e n geleden de oude kerk van Eiteren uit de grond haalde Het dorpje Eiteren bestond al lang, voordat er s p r a k e was van de stad IJsselstem E i t e r e n en zelfs O p b u r e n k o m e n al voor in d o c u m e n t e n uit de jaren 800 en 900 Het oude land langs de IJssel is dus r u i m 1000 j a a r oud Voor een archeoloog is dit een leeftijd om de vingers bij af te likken EĂŠn bijzonderheid uit dit zeer grijze verleden wil ik nog n o e m e n de Duitse abdij Werden bezat in Eiteren landerijen, waarvan de opbrengst besteed moest w o r d e n om het feest van Liudger te vieren Liudger (gestorven op 26 m a a r t 809) was de b e r o e m d e zendeling ten tijde van Karel de Grote, die onder de Friezen en Saksen w e r k t e Hij was een Utrechter van geboorte hij komt namelijk uit Zwezereng bij U t r e c h t Liudger was een rijk m a n en m e t zijn fortuin b o u w d e hij de abdij van Werden Waarschijnlijk was hij ook landeigenaar m Eiteren en schonk hij zijn land hier aan zijn eigen abdij om zijn nagedachtenis in h e r i n n e r i n g te houden

2


Na de N o o r m a n n e n t i j d - zo na het j a a r 1000 - was het een o n z e k e r e zaak, wie het langs de IJssel, dus in Eiteren, voor het zeggen had Uiteindelijk loste de zaak zich zó op, dat heel Eiteren toeviel aan de Utrechtse Kerk van St Marie De k a n u n n i k e n van St Marie b e n o e m d e n hier de pastoor, zij hieven de belasting - de befaamde tienden - en in het dagelijks b e s t u u r lieten zij zich vertegenwoordigen door plaatselijke edelen Zo werd Meerloo b e s t u u r d door de familie Van Meerloo, terwijl Eiteren zelf en het IJsselveld geregeerd w e r d e n door de machtige ridders van 't Goy bij H o u t e n O p b a r e n w e r d ook door een afzonderlijke familie bestuurd, w a a r v a n ik de n a a m niet weet Iets heel bijzonders heeft m e n van Het Gein gemaakt, m a a r daarover kom ik straks wel te speken Rond het j a a r 1200 besloot men een gigantische o n d e r n e m i n g uit te voeren, namelijk het o n t g i n n e n van de Lopikerwaard, dat toen nog één grote wildernis was Men heeft in die wildernis keurig-rechte blokken land aangelegd, die wij n u Lopik, Benschop en Blokland n o e m e n Naarmate de o n t g i n n n e r s dichter bij E i t e r e n k w a m e n , werd het wat moeilijker om die mooie, rechthoekige blokken te h a n d h a v e n en wij zien dan ook, dat zij restanten van de wildernis opvulden m e t wat v r e e m d g e v o r m d e stukken nieuw land. Het zijn 1 Meerloo-meuwe land 2 Achtersloot en Bralant 3 Lagebiezen 4 Hogebiezen 5 Zevenhoven BIJ dat ontginnen zal m e n de a c h t e r w e g van het oude land wel wat opgehoogd hebben om het tegen wateroverlast vanuit de n i e u w e polders te b e s c h e r m e n Sindsdien heet die weg Achterdijk. Wij k e n n e n die weg als de Achtersloot Ik waag mij er niet aan om u het hele p r o b l e e m van de waterafvoer uit de doeken te doen Daarover bestaat nog veel verschil van m e n i n g De hoofdzaak was, dat m e n er bij de ontginning op r e k e n d e , dat Lopik en Benschop h u n w a t e r n a a r het westen zouden afvoeren Maar na een j a a r of h o n d e r d bleek dat m e t goed mogelijk te zijn en wilden de boeren van Lopik en Benschop op de IJssel u i t w a t e r e n Dat gaf een hoop t r a m m e l a n t , w a n t er moesten in het oude en n i e u w e land van Eiteren allerlei weteringen gegraven worden om waterafvoer n a a r het oosten (naar de IJssel) mogelijk te m a k e n De boeren h e b b e n zich lange tijd met die w e t e r i n g e n k u n n e n behelpen, totdat m e n m de 16de e e u w w a t e r m o l e n s op de w e t e r i n g e n moest zetten om het w a t e r in de IJssel uit te slaan De belangrijkste w e t e r i n g e n op de IJssel zijn 1

De Vliet, op de grens van Meerloo en Heeswijk, de Vliet was gegraven langs de Heeswijker zijdwende, een landdijk, die Montfoort moest b e s c h e r m e n als de IJssel bij IJsselstein zou doorbreken Op de Vliet w e r d later een w a t e r m o l e n gezet De Vliet m o n d d e bij Knollemanshoek uit m de IJssel via een sluisje tegenwoordig is ter plekke nog een oud duikertje aanwezig

3


2. M o l e n w e t e n n g , die Achtersloot-Bralant o n t w a t e r d e , liep dwars door het oude Eiteren n a a r de IJssel. Er stond later een a c h t e r m o l e n in de polder Achtersloot en een voormolen in de u i t e r w a a r d van Eiteren. In Eiteren heette het land bij de voormolen dan ook het ,,Molenblok". 3. B e n s c h o p p e r w e t e r i n g w e r d verlengd en liep tussen de Hoge- en Lagebiezen recht op de latere stad IJsselstein af. Toen in het midden van de 14de e e u w de stad gesticht werd en er grachten gegraven moesten worden, k w a m e n er moeilijkheden met de Benschopper wetering. Dat w e r d opgelost door een sluisje te b o u w e n bij de Benschopperpoort. 4. (Plas) wetering, die de Hogebiezen moest ontlasten, w e r d later op de hoek van de Nieuwpoort geholpen door een watermolen, w a a r v a n de m o d e r n e afstammeling nog steeds bestaat. 5 De Loiesloot: dat is het weteringetje, dat de p u n t van de Lopikerwetering verbindt m e t de IJssel. De Loiesloot ging dwars door de IJsseldijk: op die plaats ligt dan ook het aardige Loiebruggetje. U ziet, dat al die w e t e r i n g e n en molens uiteindelijk het gevolg zijn van een v e r k e e r d e berekening bij de ontginning van de L o p i k e r w a a r d rond 1200. In plaats van n a a r het westen te k u n n e n afwateren, moest m e n de richting van het afwateren o m k e r e n n a a r het oosten.

4


Het ontginnen van land was een kostbare o n d e r n e m i n g D a a r o m deed m e n rond 1200 een beroep op kapitaalkrachtige instellingen om geld te investeren in de ontginningen In ruil daarvoor bood m e n de i n v e s t e e r d e r s het b e s t u u r over de n i e u w e polders aan en het recht om van de n i e u w e boeren belasting te heffen Op deze wijze hebben opnieuw Utrechtse K e r k e n stukken land van IJsselstein m h a n d e n gekregen De polder Achtersloot en het n i e u w e land van Meerloo k w a m e n in h a n d e n van de Kerk van Oud-Munster, Bralant en de Hoge- en Lagebiezen w e r d e n bezit van de Utrechtse D o m k e r k Net als in het oude Eiteren h e t e n ook hier de K e r k e n het dagelijkse bestuur over aan edelen Zo heerste in nieuw-Meerloo hetzelfde geslacht Van Meerloo als in oudMeerloo, terwijl m de Achtersloot de familie Van Ruwiel r e g e e r d e Overzien wij de indeling van het land van IJsselstein in de M i d d e l e e u w e n , dan blijkt, dat het land grotendeels kerkeland was Het was verdeeld onder de drie Utrechtse k e r k e n St Marie, O u d m u n s t e r e n d e D o m De k e r k e n h e t e n het bestuur uitoefenen door verschillende adellijke families Het land IJsselstein v o r m d e in de M i d d e l e e u w e n dus helemaal geen eenheid het was een s a m e n r a a p s e l van poldertjes U zult zich afvragen hoeveel m e n s e n w o o n d e n er in zo'n poldergebied "^ In de Middeleeuwen kende m e n geen volkstellingen, zodat je het inwonersaantal m a a r moet schatten Toch is er een handig middel om een idee te krijgen De Middeleeuwers b e r e k e n d e n de o p p e r v l a k t e van het land in hoeven. Een hoeve land was een stuk land, dat n a a r de m e n i n g van de Middeleeuwer voldoende was om een behoorlijk bestaan aan een boerengezin te verschaffen Zo berekende m e n nieuw-Meerloo op 8 V2 hoeve, Achtersloot op 24 hoeven, Bralant op 10 hoeven Dus alleen m dat gebied r e k e n d e m e n op 42 a 43 hoeven Als m e n verder zou tellen, dan zou het land van IJsselstein zo'n 150 boerengezinnen een redelijk bestaan hebben k u n n e n verschaffen Dat zou dan uitkomen op een bevolking van m i n d e r dan 1000 m e n s e n Maar u begrijpt, zonder volkstelling is dit m a a r een vage schatting om de gedachten te bepalen Dan iets over de land- en w a t e r v e r b i n d i n g e n dus de v e r k e e r s w e g e n in de Middeleeuwen Van de landwegen moet u zich met veel voorstellen het w a r e n meestal kleipaden die na een fikse regenbui in een modderpoel v e r a n d e r d e n De voornaamste landwegen w a r e n de beide IJsseldijken en de Achterdijk Langs die wegen kon je enerzijds n a a r Montfoort en anderzijds n a a r de Lek komen De voornaamste d w a r s w e g was de Eiterse steeg, dus langs de oude Eiterse kerk J e kon over land ook n a a r Utrecht lopen over de IJssel was namelijk een veer, dat misschien bij de Eiterse steeg heeft gelegen en je kon over de noordelijke IJsseldijk n a a r de Rijpickerwaard lopen, a c h t e r o m het huis Rijpickerwaard was een steeg recht op de Randdijk aan, dan stak j e de Randdijk over en dan was er een zogenaamde groene weg door de polder van J u t p h a a s n a a r de Nedereindse weg, en vandaar kon je n a a r Utrecht komen Zodoende was het huis Rijpickerwaard, ook al lag het niet in het land van IJsselstein, een bekend punt voor de oude IJsselsteiners, w a n t je moest achterom het huis n a a r Utrecht lopen

5


Molen op de Vliet, bij de Knollemanshoek met de familie Teums Op de voorgrond met de matrozenkraag staat Piet Timmer.

6

Timmer.


Veel belangrijker w a r e n de waterverkeerswegen. U weet de latere stad was een marktplaats en de hele af- en aanvoer van de m a r k t g o e d e r e n geschiedde per schuit Het stadje werd vanuit Benschop voorzien van landbouw- en veeteeltprodukten over de Benschopperwetering de schuiten moesten door het sluisje bij de Benschopperpoort om in de stad te k u n n e n k o m e n A n d e r e goederen w e r d e n aangevoerd uit Utrecht via de Doorslag, Het Gein en de IJssel Voer m e n v e r d e r de IJssel af, dan had m e n een redelijke verbinding m e t een stad als Gouda Met de w a t e r w e g Doorslag - Het G e i n - IJssel kom ik aan een van de lastigste stukken uit de Middeleeuwse geschiedenis van IJsselstem, namelijk de IJsseldam bij het Klaphek De IJsseldam werd in 1285 gebouwd op bevel van graaf Floris V van Holland Vóór die tijd stond de IJssel in open verbinding m e t de Lek Die open verbinding was een heel belangrijke zaak, want het h a n d e l s v e r k e e r van Utrecht, m e t Duitsland en Vlaanderen, liep over dat stuk IJssel en de Lek Maar rond 1200 begon het begin van de IJssel ernstig te v e r z a n d e n - u k u n t dat wel zien aan de u i t e r w a a r d e n van Het Gein en O p b u r e n - en dat gaf overstromingen in de Lopikerwaard Om dat overstromingsgevaar te beteugelen d a m d e Floris V in 1285 de IJssel af Voor de handel van Utrecht was dat m e t zo leuk, omdat d a a r m e e haar w a t e r v e r b i n d i n g met Duitsland en V l a a n d e r e n geblokkeerd werd Daarom zorgde Floris V er voor, dat bij de Doorslag een n i e u w kanaal werd gegraven n a a r Vreeswijk Toch bleef de oude w a t e r w e g n a a r Het Gein bestaan, omdat de Utrechtse handel op Zuid-Holland, via de IJssel zeer aanzienlijk was BIJ Het Gein was een tol die evenveel opbracht als de internationale tol van Vreeswijk Ter bescherming van die w a t e r w e g is het kasteel Oude Gein gebouwd Dit kasteel was van groot belang als er oorlog uitbrak tussen de stad Utrecht en de h e e r van IJsselstem Als IJsselstem erin slaagde om Oude Gein te bezetten, dan werd d a a r m e e de Zuid-Hollandse handel van Utrecht afgesneden En omgekeerd kon Utrecht vanuit Oude Gein gemakkelijk IJsselstem bedreigen Ik denk ook, dat wij de bouw van het kasteel IJsselstem rond 1250 - 1270 in verband moeten brengen met de beheersing van de w a t e r w e g n a a r Zuid-Holland Vanuit het kasteel IJsselstem kon je gemakkelijk het k o m e n en gaan van de handelsschuiten kontroleren Ik hoop u tot nu een beeld te hebben gegeven, hoe het oude land van IJsselstem er uit zag, wat de m a r k a n t e p u n t e n w a r e n , ook p u n t e n die eigenlijk buiten het land liggen De Amstels van IJsselstein. U weet de n a a m Amstel is niet erg populair in de vaderlandse geschiedenis en dat komt, omdat het toenmalige stamhoofd van de familie - Gijsbrecht van Amstel één van de hoofddaders van de moord op Floris V is geweest in 1296 U kent het rijtje wel Amstel, Velzen en Woerden w a r e n de m o o r d e n a a r s Die moord van 1296 heeft een erg grote invloed gehad op het doen en laten van de Amstels van IJsselstein Gijsbrecht v a n IJsselstein was namelijk een oomzegger van de b e r u c h t e Gijsbrecht van Amstel en tot o v e r m a a t van r a m p zat een broer van de IJsselsteinse h e e r - Arnoud van Benschop - in het moordkomplot Gijsbrecht van IJsselstein heeft een groot deel van zijn leven moeten vechten

7


Het Sluisje

bij de Benschopperpoort

waar nu het busstation

is.

tegen de verdenking, dat hij óók m het komplot heeft gezeten. Hoe dat allemaal in zijn werk is gegaan, zal ik u straks vertellen. Maar nog eerst de vraag: hoe zijn de Amstels hier in de Lopikerwaard en uiteindelijk in IJsselstein t e r e c h t gekomen ? Bij het h o r e n van de n a a m Amstel denkt m e n e e r d e r aan Amstelland, Amstelveen en A m s t e r d a m . Inderdaad lag in dat gebied ook het c e n t r u m van de Amstelse macht, m a a r vermogend als de Amstels w a r e n , hebben zij ook buiten het Amstelland uitgestrekte bezittingen gehad. Vanouds zijn zij ook bekend als h e r e n van Polsbroek en Benschop, en m e n n e e m t aan, dat zij deze dorpen gekregen hebben m ruil voor financiële hulp bij de ontginning van de Lopikerwaard. Hoe het ook zij, in de 13de e e u w stond de later zo b e r u c h t e Gijsbrecht van Amstel Polsbroek en Benschop af aan zijn jongere broer A r n o u d van Amstel. Vanuit die dorpen deed A r n o u d welgeslaagde pogingen om op te dringen n a a r de IJssel. Hij kreeg van de Utrechtse kerk St. Marie het recht om Eiteren, oud Meerloo en Over IJssel te b e s t u r e n , mits hij jaarlijks een fiks bedrag aan geld op tafel legde. Ook slaagde hij erin het landgoed van de Rijpickerwaard te kopen, dat hij als bruidsschat aan zijn v r o u w J o h a n n a gaf. Als u nu weet, dat zijn broer Gijsbrecht h e e r en m e e s t e r over de rivier de Vecht was, waarlangs de stad Utrecht n a a r het noorden handel dreef, terwijl A r n o u d zelf

8


Huis „Rijpeker Werd" bij IJsselstein..

en de huidige boerderij op die plaats met een restant van de slotgracht

9


de situatie rond Het Gein, dus de zuidelijke handelsweg beheerste, dan kunt u zich voorstellen, dat de Utrechtse kooplieden overgeleverd w a r e n aan de grillen en luimen van het Amstelse b r o e d e r p a a r In deze toestand past dan ook goed de bouw van het kasteel IJsselstein, als m i d d e l p u n t van de Amstelse m a c h t aan de IJssel E e n m a a l in Eiteren gevestigd, was het voor A r n o u d van Amstel niet moeilijk om de a n d e r e polders van het land m h a n d e n te krijgen Bralant, de Hoge- en Lagebiezen en O p b u r e n w e r d e n aan h e m overgedragen Alleen n i e u w Meerloo en de Achtersloot hielden lang stand Het geslacht Van Meerloo leverde pas in 1311 nieuw-Meerloo in, terwijl de Ruwielen het m de Achtersloot uit hielden tot m 1364 Zo is dan in 1364 de Baronie van IJsselstein voorgoed een aaneengesloten gebied geworden Deze grote m a c h t s o n t w i k k e l m g van de Amstels aan de IJssel had uiteraard m e t ieders i n s t e m m i n g Ik h e b al de moeilijke positie van de Utrechtse kooplieden genoemd, m a a r ook onder h u n collega's, de Utrechtse edelen, ondervonden de Amstels veel tegenstand, de Amstels w e r d e n zelfs geconfronteerd met een machtig familieverbond, dat van Culemborg-Vianen-Montfoort-Zuilen, kortweg de Zuilenclan g e n a a m d De eerste uitbarsting van het s m e u l e n d e konfhkt kon nog in 1285 bijgelegd worden, waarbij de Amstel-familie wel w a t e r in de wijn moest doen op aandringen van graaf Floris V van Holland Maar het vervolg zal ons leren, dat de Amstels het ingrijpen van deze graaf niet vergaven Ook de tegenpartij zat niet stil en p r o b e e r d e de Amstels opzij te dringen In 1291 stierf Arnoud van Amstel en zijn zonen deelden zijn nalatenschap De oudste zoon, onze Gijsbrecht van IJsselstein, r e g e e r d e sindsdien over het land van IJsselstein, terwijl de j o n g e r e zoon, ook Arnoud geheten. Polsbroek en Benschop kreeg, w a a r n a a r hij zich voortaan Arnoud van Benschop n o e m d e A r n o u d van Benschop schijnt nogal een driftkikker geweest te zijn, die zich met overgave in de partijstrijd stortte Gijsbrecht v a n IJsselstein m o e t e n wij als een voorzichtiger m a n zien, die zich wat n e u t r a l e r opstelde Maar helaas, de partijstrijd liep zĂł hoog op, dat Floris V genoodzaakt was om in 1296 n a a r Utrecht te komen voor een konferentie tussen de bakkeleiende Amstels en h u n tegenstanders Daar, in Utrecht, is de graaf wat argeloos in de val gelopen Terwijl hij tijdens de konferentie meende, dat hij de strijd aardig gesust had, bedachten Gijsbrecht van Amstel en zijn vriend H e r m a n van Woerden een prachtig plan om zich van Floris V en zijn bemoeizucht te ontdoen Zij wilden h e m gevangen n e m e n en uitleveren aan de koning van Engeland, die nog een appeltje te schillen had met de graaf WIJ hebben het aan een sekretaris van Floris V te d a n k e n , aan Melis Stoke, dat wij het nĂź volgende verhaal in g e u r e n en kleuren k e n n e n Melis Stoke heeft de gebeurtenissen beschreven in de ,,Rijm-Kroniek", een geschiedenisverhaal op rijm in het Nederlands van die dagen De hoofdzaken van het v e r h a a l zult u wel k e n n e n Floris V werd door een huichelende Gijsbrecht van Amstel uitgenodigd op de valkenjacht Met een klein gevolg begaf de graaf zich n a a r de verzamelplaats op de Lage Weide buiten Utrecht Daar werd hij door de s a m e n z w e e r d e r s opgewacht, waarbij Woerden de beroemd geworden woorden sprak

10


Uw hoge sprongen zijn gedaan n zult met verder drijven ' Arnoud van Benschop, die ook onder de samenzweerders was, legde de graaf de ernst van de situatie uit en pakte hem zijn sperwer af ZIJ brachten hem vlug naar Muiden om hem vandaar over de Zuiderzee naar Engeland te kunnen brengen De kidnapping van de graaf bracht Holland en Utrecht in grote verwarring Zoiets had men nog nooit beleefd Er was duidelijk geen crisis-centrum aanwezig om de gijzeling te breken De Hollandse edelen sloegen op de vlucht, de stad Utrecht wist met wat te doen en zo kon het gebeuren, dat de boeren oprukten naar Muiden In hun zenuwen probeerden de samenzweerders door het cordon van de boeren heen te breken, maar zij werden ontdekt en de radeloze Gerard van Velzen hakte op de geboeide graaf m Zo werd Flons V op 27 juni 1296 vermoord De gevolgen waren ontzettend Velzen vluchtte met de meeste samenzweerders naar zijn kasteel Cronenburg Ook Arnoud van Benschop was daarbij De woedende boeren, geholpen door een paar voorname ridders, belegerden het kasteel en kregen de samenzweerders te pakken Het zag er slecht uit voor Arnoud van Benschop, want de boeren wilden de verraders lynchen Gelukkig was zijn broer Gijsbrecht van IJsselstein m de buurt en hij kon Arnoud laten ontsnappen Gerard van Velzen en de anderen werden eenvoudig in stukken gescheurd Voor Gijsbrecht van IJsselstein begonnen donkere wolken aan de lucht te verschijnen Zijn oom een moordenaar, zijn broer een samenzweerder, die hijzelf had laten ontsnappen Het lag voor de hand, dat zij hem vroeg of laat óók zouden pakken In de verwarring brak nu een oorlog uit tussen Holland en Utrecht De Utrechters wilden graag een stuk van dat graafschap veroveren De Hollanders vroegen in 1298 aan Gijsbrecht van IJsselstein om zijn kasteel beschikbaar te stellen voor een tegenaanval Maar hij weigerde dat, hoe moeilijk dit besluit hem ook gevallen zal zijn, want daarmede laadde hij de schijn op zich iets met de moord uitstaande te hebben Anderzijds kon hij niets anders dan weigeren, want IJsselstein was tenslotte Utrechts kerkeland ,,Kome, wat kome" verzuchtte hij volgens Melis Stoke De Hollandse oorlogsmachine verscheen voor IJsselstein, maar Gijsbrecht was met in staat zelf de verdediging te leiden Net als Flons V werd ook Gijsbrecht gekidnapped en wel door zijn Viaanse tegenstanders Hij werd gevangengezet op Culemborg De IJsselsteiners heten het daarbij niet zitten en kidnapten op hun beurt één van de kinderen van de heer van Vianen en brachten de jongen naar hun bedreigd kasteel zodat Vianen en IJsselstein voorlopig quitte stonden Het kasteel werd manmoedig verdedigd door Gijsbrecht's vrouw, Berta van Arkel, die slechts 32 soldaten tot haar beschikking had Het lukte haar lange tijd stand te houden, maar uiteindelijk moest zij zich op genade overgeven Een afschuwelijke spel volgde In de gevangenis in Dordrecht moest zij om haar leven en dat van haar medestrijders loten Zij en 16 soldaten lootten zich vrij, de 16 anderen werden onthoofd De kidnapper van het kmd van Vianen werd

11


geradbraakt Zelfs Melis Stoke, een fervent aanhanger toch van de Hollandse zaak, vond een dergelijke afwikkeling van een eervol beleg te gortig Achteraf mocht Gijsbrecht van IJsselstein van geluk spreken, dat hij niet in Hollandse handen gevallen was, want de heer van Culemborg was heel wat vriendelijker voor hem, vooral toen het kind van Vianen ongedeerd uit het IJsselsteinse kasteel tevoorschijn kwam Het kasteel van IJsselstein kreeg een Hollandse bezetting en het land werd jarenlang door Hollanders bestuurd Inmiddels woedde de oorlog m alle hevigheid voort De Utrechters kregen zelfs hulp van de Vlamingen, de Vlaamse bezetting van Utrecht werd geleid door de zoon van Gijsbrecht van Amstel en door de teruggekeerde Arnoud van Benschop. Zelfs Gijsbrecht van IJsselstein ontsnapte uit zijn Culemborgse gevangenis en bracht zijn eigen kasteel weer in staat van verweer. De nieuwe Hollandse graaf. Jan II van Henegouwen, was echter een zeer geducht veldheer en hoe moeilijk hij het ook gehad heeft, hij slaagde erin om de Utrechters en de Vlamingen te verslaan De Vlaamse bezetting moest Utrecht verlaten, maar bij het oversteken van de Lek bij Beusmchem sloeg de veerboot om en de belangrijkste aanvoerders, in vol harnas, verdronken jammerlijk, onder hen was ook Arnoud van Benschop Aldus geschiedde dat op 16 augustus 1304 Deze gebeurtenis maakte veel indruk op de bevolking, ook al had die zich voltrokken aan de vijand De ramp van Beusmchem leeft voort in een duivelslegende, waarin men elkaar vertelde van het verbond dat Arnoud van Benschop en de zijnen met de duivel gesloten zouden hebben, en dat de verdrinkingsdood m de Lek de tol was die de duivel eiste voor zijn hulp in hun vroegere wandaden Met de ramp van Beusmchem eindigt het drama van de Amstels van IJsselstein De graaf van Holland had uiteindelijk gewonnen en voortaan streefde hij ernaar de moord op Floris V te vergeven en te vergeten In 1309, m een plechtige zitting met de bisschop van Utrecht, een oom van de graaf, vergaf hij Gijsbrecht van IJsselstein alles, waaraan hij schuldig zou mogen zijn Hij gaf hem kasteel en land van IJsselstein terug en ter bevestiging van de verzoening trad de oudste zoon van Gijsbrecht, Arnoud van IJsselstein, in het huwelijk met Maria van Henegouwen, één van de jonkvrouwen uit de grafelijke familie Men bekreunde zich er maar niet om, dat de jonkvrouwe het resultaat was van een erotisch avontuurtje van de aanwezige bisschop Nu de oorlog voorbij was en de verzoening een feit was, kon Gijsbrecht zich gaan bezighouden met het herstel van de oorlogsschade m het land van IJsselstein En ik moet zeggen, dat hij daarbij krachtig geholpen is door de Hollandse grafelijke familie In 1310, één jaar na de verzoening, kreeg hij het recht om jaarmarkten bij zijn kasteel te houden, het fundament van een te stichten stad Nog in hetzelfde jaar 1310 kwam de bisschop naar IJsselstein om het nieuw gebouwde kerkje van IJsselstein in te wijden, dat de oude kerk van Eiteren moest vervangen Uit die drie punten-kasteel, jaarmarkten en nieuwe kerk-is de stad IJsselstein geboren Ik wil met ingaan op de eerste ontwikkeling van de stad, maar ik volsta met vast te stellen, dat het onstaan van de stad nauw samenhangt met het einde van de woelingen na de moord op Floris V

12


De vraag of Gijsbrecht van IJsselstein inderdaad bij de kidnapping en de moord op die graaf betrokken is geweest, durf ik met zonder meer te beantwoorden Zijn tijdgenoten geloofden van wél, nog in 1300 zegt een dokument uitdrukkelijk, dat hij en zijn broer Arnoud ballingen waren om 's graven dood Maar Melis Stoke, de sekretaris van Floris V, die vele edelen van naam en van gezicht kende, noemt hem niet onder de samenzweerders Ik houd het er op, dat Gijsbrecht de schijn tegen zich had door zijn oom en zijn broer onder de verraders te tellen, door zijn broer uit de lynchpartij van Cronenburg te laten ontkomen, en door zijn weigering om zijn kasteel open te stellen voor de strijdende Hollanders Na dit verhaal van moord en doodslag met gelukkige afloop wil ik overgaan op Arnoud van IJsselstein, de zoon van de veel geplaagde Gijsbrecht HIJ volgde zijn vader kort na 1338 op als heer van IJsselstein Hij moet toen al een jaar of vijftig geweest zijn Reeds in zijn jongere jaren speelde Arnoud een vooraanstaande rol m de provincie Utrecht Hij vertoefde veel aan het hof van de bisschop en bekleedde enkele ambten Ook als ridder heeft hij zich niet onbetuigd gelaten en verloor zelfs een keer m 1345 zijn jonge stad IJsselstein in een korte oorlog Maar dat terzijde gelaten wordt. Veel interessanter is een karaktertrek van Arnoud, waarover de geschiedenisboeken nooit schrijven Arnoud had namelijk grote belangstelling voor godsdienst, kunst en wetenschappen Die karaktertrek deelde hij met één van zijn jongere broers. Jan van IJsselstein, een geestelijke Allereerst stichtte Arnoud in 1342 het klooster O L V Berg m de Nieuwpoort Op zich IS dit niet zo uitzonderlijk, want ook een Middeleeuwse ridder kon op zijn tijd zeer vroom zijn Maar zeer bijzonder was zijn manie voor heilige voorwerpen Hij verzamelde allerlei kerkelijke ornamenten, tegenwoordig zouden wij hem een verzamelaar van kerkelijke kunst noemen Zo bezat hij verscheidene vergulde kruisen, waaronder een exemplaar met een stukje hout uit het kruis van Christus Hij had een reliekhouder m de vorm van het hoofd van Sint Geertruid, een prachtig gesneden rozenkrans die eens aan een Utrechtse bisschop had toebehoord en een pronkstuk uit de verzameling druppels melk uit de borst van Maria, gevangen in kristal U zult misschien wat vreemd opkijken bij dit soort kerkelijke kunst, maar in het Christelijke Europa van toen werd een levendige handel in deze zaken gedreven In zijn testament van 1363, vlak voor zijn dood, besteedde Arnoud grote zorg aan de bestemming van deze kollektie De kerk van IJsselstein zou het kruis met het kruishout van Christus krijgen en ook de druppeltjes melk van Maria Ik geloof niet, dat deze relikwieën nog bestaan, maar de schenking wijst er op, dat Arnoud op zijn sterfbed wel degelijk aan zijn plaats in de hemel dacht Maar in datzelfde testament staat in één adem vermeld, dat zijn neef zijn harnas kreeg en dat zijn schildknaap het beste paard van stal mocht uitzoeken In de wetenschappen ging Arnoud's belangstelling vooral uit naar de geneeskunde Hij had een eigen lijfarts. Dirk van Heeswijk, en het gasthuis van IJsselstein had veel aan hem te danken In het gasthuis werden niet alleen passerende reizigers verzorgd, maar ook zieken verpleegd Arnoud heeft een medische bibliotheek verzameld, zodat zijn lijfarts niet alleen op zijn eigen ervaring hoefde af te gaan, maar ook in medische boeken kon studeren In dit opzicht wedijverde Arnoud met

13


de kloosterbibliotheken van zijn tijd Het belangrijkste medische werk dat hij bezat, was de encyclopedie van Avicenna Avicenna is de grootste Arabische arts die ooit geleefd heeft Zijn encyclopedie over de geneeskunde is het belangrijkste standaardwerk van de Middeleeuwen Tegenwoordig nog zijn de artsen vol bewondering over de voorschriften die Avicenna tegen tal van ziekten gaf Uiteraard zal Arnoud het boek niet m het Arabisch gehad hebben, maar in het Latijn of misschien wel in het Nederlands Of Arnoud's boek van Avicenna nog ergens in een bibliotheek te vinden is, weet ik met Maar in Brussel bevindt zich een soortgelijk exemplaar, waaruit ik een voorschrift heb gehaald dat ook wel m het gasthuis van IJsselstein gebruikt zal zijn Een ziekte, waar men in de Middeleeuwen hier veel last van had, was malaria. De malaria wordt overgebracht door venijnige steekmuggen die m de moerassige gedeelten van onze polders huisden Het slachtoffer wordt dan overvallen door zware koortsen de beruchte vierdaagse koortsen, gepaard gaande met hevige diarree Avicenna, die geen kinine kende, schreef in dat geval voor een menu van gebraden kuikentjes of jonge hennen Ook varkensvlees was goed, maar vooral geen zout en peper Een en ander moest weggespoeld worden met een stevig glas kruidenwijn De zieke moest ook van tijd tot tijd in een heet bad van allerlei kruiden om flink uit te zweten U ziet men pakte de patient stevig aan Met het menu hield de dokter hem op krachten en het uitzweten wordt tegenwoordig ook nog gedaan In zijn testament van 1363 heeft Arnoud heel wonderlijke bepalingen opgenomen over zijn kostbare medische boeken Zij werden geschonken aan zijn lijarts Dirk van Heeswijk, maar na diens dood moesten zijn verkocht worden en de opbrengst moest gegeven worden aan de kerk van IJsselstein EĂŠn uitzondering maakte hij voor het grote boek van Avicenna De opbrengst daarvan moest besteed worden aan de ziekenafdeling van het gasthuis Een ander boek is wĂŠl bewaard gebleven, namelijk ,,Der Naturen Bloeme" van Jacob van Maerlant De titel betekent in gewoon Nederlands de bloem van de natuur, dat wil zeggen Het beste wat de natuur ons te bieden heeft Het is een soort encyclopedie, een naslagwerk, over de belangrijkste planten en dieren die toen bekend waren Jacob van Maerlant was koster van een kerk bij Den Briel en hij schreef zijn boek omstreeks 1270 voor een ridder, Nicolaas van Cats Het werk werd populair en zo liet Jan van IJsselstein, een broer van Arnoud, een schitterende copie maken, die nu als een der kostbaarste schatten in de Universiteits Bibliotheek van Leiden bewaard wordt Het exemplaar van Jan van IJsselstein kwam in 1345 klaar, prachtig versierd met hoofdletters in de vorm van planten en dieren Aan het begin van het boek staat een grote afbeelding van de heilige Christoffel die het Christuskind draagt en aan de voeten knielt Jan van IJsselstein neer Dit is de oudste afbeelding van een IJsselstemer, want de graftombe van Gijsbrecht en Arnoud met hun vrouwen is een jaar of dertig later gemaakt Wat was de bedoeling van dat boek "^ De schrijver heeft uit allerlei oudere boeken verhalen over planten en dieren verzameld Die verhalen waren in het Latijn geschreven, maar Jacob van Maerlant heeft ze opnieuw - op rijm - verteld in het

14


Graftombe van Gijbrecht en Arnoud Hervormde kerk te IJsselstein.

met hun vrouwen

in de

Nederlands

Nederlands, zodat die geleerde verhalen voor een veel groter lezerspubliek toegankelijk waren. Een mteressant punt is, dat Jacob van Maerlant ook de namen van planten en dieren in het Nederlands vermeldt, voor zover ze in Nederland voorkwamen of bekend waren. Voor een krokodil kent hij geen Nederlandse naam, de zeehond kent hij wĂŠl onder die naam. Op die manier heeft men een aardig overzicht van de planten en dieren die in de Middeleeuwen in Nederland bekend waren. Dit wil zeggen, dat men ook in het Middeleeuwse IJsselstein behoorlijk op de hoogte was van de planten- en dierenwereld. Een voorbeeld van wat Jacob van Maerlant over de reiger vertelt: ,,Ardea in het Latijn, mag in het Nederlands een reiger zijn" en verder: de reiger vliegt hoog in de lucht, zelfs boven de wolken om de storm te ontwijken. Maar in het water is hij in zijn element. Hij heeft een scherpe bek, waarmee hij zich goed kan verdedigen en vissen kan vangen. Hij broedt in de bomen. De veren van de reiger zijn soms wit, soms grijs. En dan komt het beste dat de natuur ons te bieden heeft: de reigers zijn eetbaar. De grijze reigers, zegt hij, zijn het lekkerst en zeer gezond. Uit eigen waarneming voegt hij er aan toe, dat de reiger veel op de lepelaar lijkt. Maar de lepelaar houdt zich meer in brak water op, bovendien heeft de lepelaar een veel bredere bek, waarom men hem ook ,,lepelaar" noemt.

15


Voor een bioloog is dit verhaal over de reiger een voortreffelijk voorbeeld van waarnemen in de natuur Speciaal voor de Apeluiers onder u heb ik opgezocht, wat van Maerlant over de aap vertelt Hij heeft het dier waarschijnlijk nooit gezien, want hij haalde zijn kennis erover uit boeken De aap (,,Symme") heeft ruwe haren, hij lijkt veel op de mens Het wijfje draagt het ene kind aan de borst en de andere op de nek Apen zijn heel verstandige dieren, dat ziet men wel, als men ze gadeslaat Zij kunnen ook heel goed mensen nadoen Van Maerlant vertelt dan als voorbeeld over een jager die zijn schoenen wilde aantrekken, toen hij met de ene schoen klaar was, griste de aap die had zitten kijken de andere schoen weg en trok die toen zelf aan Ook weet Van Maerlant te vertellen, dat apen zeer levendige dieren zijn, die onophoudelijk kwetteren In gevangenschap kunnen ze gevaarlijk zijn, omdat zij gemeen kunnen bijten Maar, aan de andere kant, spelen zij graag met kinderen Zelfs heeft Van Maerlant gelezen, dat er apen met staart en apen zonder staart zijn Maar verder gaat zijn informatie met, want natuurlijk zijn de apen zonder staart de mensapen Dan nog iets over planten Als u weer beukenootjes gaat zoeken, onthoudt u dan, wat Jan van IJsselstem daarover in zijn boek las De boom, die men beuk noemt, groeit m menig land De vruchten, de nootjes dus, smaken zoet, maar zij zijn met zo goed voor de borst Er is geen betere lampenolie dan beukeolie Het beukehout is erg hard en het is moeilijk te bewerken, maar de wormen weten er wel raad mee Jan van IJsselstem was verzot op boeken, hij heeft zich letterlijk arm gekocht Toen hij oud was, moest zijn bisschop hem tegen zichzelf in bescherming nemen, want hij gaf zijn laatste penning aan boeken uit Jan werd onder curatele gesteld om erger te voorkomen U zult het met mij eens zijn, dat Arnoud en Jan van IJsselstem een heel wat prettiger kant van de Middeleeuwen laten zien dan hun vader Gijsbrecht, die veel geweld heeft meegemaakt Arnoud en Jan zijn dan ook vertegenwoordigers van een opbloeiende beschaving m deze streken Hun lust tot verzamelen van kunstvoorwerpen en wetenschappelijke boeken zal een belangrijke bron van inspiratie geweest zijn voor de kloosterlingen van O L V Berg Gesteund door deze Amstels van IJsselstem zetten ZIJ zich geduldig tot het schrijven van kerkelijke boeken, die zij prachtig wisten te versieren Hun klooster werd beroemd door de fraaie brevieren en getijdeboeken, die ZIJ in opdracht van anderen vervaardigden Dit godzalige werk, want dat was het, noemt men tegenwoordig nogal prozaĂŻsch de IJsselsteinse school van miniatuurkunst Helaas is aan deze vroege, culturele bloei van IJsselstem een abrupt einde gekomen Na de dood van Arnoud en Jan begaven de heren van IJsselstem zich uitvoerig op oorlogspad In de Hoekse en Kabeljauwse twisten waren de IJsselsteinse heren de leiders van de Kabeljauwen In 1417 moesten zij het afleggen tegen de Viaanse generaal van de Hoeken, Walraven van Brederode IJsselstem werd veroverd, geplunderd en verbrand Wat nog overeind stond, viel onder de sloophamers van de enthousiaste burgers van Utrecht Op uitnodiging van de Hoeken kwamen zij hun gram halen voor het eindeloze

16


gepest van hun kooplieden, waaraan de opvolgers van Gijsbrecht en Arnoud zich schuldig hadden gemaakt De opzet was enerzijds om u kennis te laten maken met het oude. Middeleeuwse land van IJsselstem Ik heb natuurlijk lang niet alle details opgenoemd, die er over dat oude land te vertellen zijn Het gmg mij om de hoofdzaken die nĂź nog gemakkelijk in het land terug te vinden zijn Ik hoop, dat u , net als ik, geboeid naar de nog herkenbare resten van de Middeleeuwen zult kijken, en dat u, net als ik, probeert zich een voorstelling te maken, hoe de Middeleeuwse IJsselsteiners in dat land geleefd moeten hebben En ik geloof, dat ik er met ver naast zit, als ik zeg dat de IJsselsteinse boer van vroeger voornamelijk dacht in polders, dijken en kaden, in sluizen en bruggen, in weteringen en molens. Anderzijds was de opzet om duidelijk te maken, dat boven de boerenbevolking een machtige familie van ridders stond Ridders die meededen aan de grote politiek van hun tijd en daarbij ook geduchte klappen opliepen, hoe de boeren daaronder leden vertelt de geschiedenis met Maar diezelfde ridders beklommen ook de eerste trede van de trap naar een grotere ontwikkeling, een grotere beschaving, meer kennis Vandaar dat ik veel waardering kan opbrengen voor de Amstels van IJsselstem

17


Jan van Goyen J a n van Goyen werd geboren op 13 j a n u a r i 1596 te Leiden. Hij was leerling van Coenraad van Schilperoord, Isaac van S w a n e n b u r g h , J a n van Adriaensz en van Willem Gerritz. In 1615 m a a k t e J a n van Goyen een reis door F r a n k r i j k . Vervolgens ging hij in de leer bij Esaias van de Velde. In 1618 was J a n van Goyen m e e s t e r in het gilde te Leiden. In 1634 woonde hij in H a a r l e m en v e r h u i s d e 't zelfde jaar n a a r 's-Gravenhage (Den Haag).

JAN VAN GOYEN

(1596 - 1656).

Gezicht op de Merwede

voor

Dordrecht.

Hij m a a k t e veel reizen langs de grote rivieren door Holland en Zeeland w a a r hij talrijke schetsen en tekeningen heeft gemaakt. Deze zijn thans in vele o p e n b a r e m u s e a aanwezig en ook bij verzamelingen. Zijn schilderijen zijn zeer talrijk en over de hele wereld verspreid. Zijn w e r k e n zijn veel gekopieerd. Hij schilderde landschappen en riviergezichten, die erg veel m e n s e n heel erg mooi vinden. En dus in erg veel m u s e a ter wereld zijn opgehangen. EĂŠn daarvan is 't R i j k s m u s e u m in A m s t e r d a m . Zijn dochters w a r e n getrouwd m e t J a n Steen en met J a c q u e s Grief. Jan van Goyen is beroemd geworden door zijn wolken luchten. Op 4 april 1656 is hij in Den Haag overleden. Frea Wiegand Bruss, Jan van Goyenlaan 9, IJsselstein. (Red. Misschien

brengt dit ook andere

kinderen

18

op een

idee).


Stads wapen wandelingetj e door L.J. Goedemondt, IJsselstein.

Op de burgemeesterskamer, boven in het IJsselsteinse Stadskantoor, hangt het ingelijst besluit van de Hoge Raad van Adel Dat besluit, ruim 160 jaar oud, zodat het stoffen wapentje totaal verkleurd is, ,, bevestigt bij dezen de stad IJsselstein in het bezit van het navolgende wapen Zijnde van goud, beladen met eene fasce van sabel een geechequeteerd sautoir van twee tieres van keel en zilver, brocherende over het geheel" Men zou het vrij kunnen ,,vertalen" met op een geel veld staat een zwarte balk en een St Andrieskruis met 2 rijen blokjes van rood en wit over het hele schild èn de balk Maar misschien is het veel eenvoudiger, even langs 't Wapen Van IJsselstein te lopen (Utr str 20) waar het wapen boven de hoofdingang op een gebogen metalen schild staat afgebeeld Ten overvloede is ook op de grote vensterruiten een (kleiner) gekleurd wapen aangebracht Nu we toch op pad zijn is het wellicht interessant om na te gaan hoe met kwistige hand en op zeer verschillende wijzen het wapen her en der is gereproduceerd (De gebruikelijke feestverlichting van de Utrechtse straat bijv bestaat uit een hele reeks opgehangen stadswapens ) Vanzelfsprekend beginnen we onze speurtocht bij het Stadhuis Op de voorzijde van de trap is het wapen in steen aangebracht, groot, ongekleurd en door twee leeuwen gedragen Over die leeuwen kreeg het gemeentebestuur, desgevraagd, op 14 mei 1915 het volgend antwoord van de Hoge Raad van Adel ,, De Gemeente behoort derhalve haar wapen met anders te sieren dan met eene kroon van drie bladeren en twee parelpunten, evenals ook oudtijds door de stad IJsselstein is gedaan, blijkens de afdrukken van het in het midden der 17-de eeuw in gebruik geweest zijnde stadsstempel Waarom in strijd met wapendiploma van 1816 leeuwen als schildhouders zijn toegevoegd, is de Raad niet bekend" (a, vette letter vanschr ) Het stadszegel waarvan hier sprake is, staat afgebeeld op blz 8 van H K I J nr 4 Keurig juist geschilderd vindt u het binnen, in de Burgerzaal, en wel op twee tegenover elkaar staande kraagstenen aan de Weidstraatzijde Verder zijn er twee eenvoudige wapentjes aangebracht onder aan de schouw en in de garderobe achter die schouw hangt de toga van de ambtenaar van de B S en ook op dat kledingstuk is een sierlijk wapen geborduurd (Er hangt ook een damestoga, maar die is ongewapend te veel afleidend '* Geen plaats "^ Geen geld meer ') Gaan we nu richting Politiebureau Op de noordzijde van de Nieuwpoortbrug vinden we ,,de uit de Doelentoren afkomstige steen met het wapen van IJsselstein" in de muur gemetseld, ,,zijnde ongeveer de plaats waar de steen oorspronkelijk heeft gezeten" (b) Voor de volgende waarneming moeten we even terug en de Havenstraatnoordzijde in (richting IJssel dus) Op de noordelijke bruggeboog bij de Walstraat vinden we het wapen weer, groenbemest door het vocht En volgen we de Haven tot de

19


Afb. I

Gevelsteen op het

Brand'weerhuis]e.

IJsselpoort, dan treffen we het wéér aan (afb. I) op het oude Poorthuisje (Brandweerhuisje). Het kleurig wapenschild wordt hier geflankeerd door het jaartal 16 22. Volgen we nu via het Plantsoen de gracht tot de brug bij de Kloosterstraat, dan vinden we het wapen ,,in stucwerk" tegen de noord- én de zuidzijde van de brug. Maar pas interessant wordt het in de St. Nicolaasbasiliek. Het hoofdportaal is alleen open bij trouwen en rouwen, maar via de zij-ingang is het zeker bereikbaar. Daar zien we boven de portaaldeuren enige glas-in-lood raampjes met o.a. het stadswapen, gekleurd, gekroond en gedragen door twee griffioenen (afb. II). De weetgierige bezoeker vraagt zich misschien af, hoe deze symbolen (Liturgisch: beeld van lust óf deemoed) hier staan afgebeeld, wij verdiepen ons er niet in en keren terug naar het middenpad. Vooraan, in het priesterkoor bevinden zich de twee ereparamenten van een basiliek: rechts het tintinabulum met de belletjes en links, dat paraplu-achtige geval, het conopeum. Het goud mag dan bij dit conopeum een beetje verschoten zijn, het stadswapentje schittert nog steeds van kleuren. Overigens vindt u aan de achterzijde van de ,,paraplu" het parochiewapen, waarvan het rechtse onderkwartier (heraldisch hoor je juist ,,links" te zeggen, maar dat werkt zo verwarrend) nogmaals het IJsselsteinse wapen te zien geeft. En geloof niet dat we er dan zijn, want ook op de rechtse deur van de retabelkast boven het altaar komt het voor zij het dan met een wit-zwart geblokt schuinkruis.

20


Zetten we onze tocht voort en wel naar de Benschopperpoort. Zowel op de oost- als op de westmuur van de poort is het wapen, ongekleurd, aangebracht. Dat oostelijke wapenschild]e is duidelijk méér onderhevig geweest aan weer en regen dan het andere. En van hieruit ziet u ook die ingelijste plattegrond van de gemeente bij de bushalte: In de bovenhoek van al die plattegronden, her en der m de stad aangebracht, staat het wapen kleurig afgedrukt. Natuurlijk is u die gevelsteen opgevallen in de muur van het poorthuis (Nicol.str. 3) waarop het wapen gekleurd en gekroond mét het jaartal 1770 is weergegeven (afb. III). Volgen we de Benschopperstraat tot de oude Waag, dan zien we hoog boven het middenvenster weer een zwartwit-geblokt kruis in ons wapen, dat hier tussen het jaartal 1779 staat. (afb. IV). Waren die schilders in het jaar MDCC LXXIX minder nauwkeurig ? Of was de rode verf net op ? Het is natuurlijk niet de bedoeling u naar allerlei openbare of voorname gebouwen mee te slepen, maar zelf zult u het stadswapen op vele plaatsen ontdekken. In de (oude) Rabo-bank staat het op glas geëtst en gedragen door een soort edelman; in ,,Het Goede Boek" treft u in de hal een stukje edelsmeedkunst aan mét het stadswapen; het Brandweerkorps heeft het onder zijn trofeeënkast staan; bij Gemeentewerken treft u het op alle vuilnisauto's (de oudere, wel te verstaan, want op de nieuwere komt een modern embleem voor); en op het Stadskantoor nee, daar vindt u het wapen niet. Wel binnen natuurlijk: in de Raadzaal hangt er een gekleurd, mét kroon en alles erop en eraan. En mocht de bode u rondleiden, dan ziet

A/b. II.

Wapen met griffioenen; St. Nicolaasbasiliek.

21


Afb

UI

Gevelsteen

bij

Benschopperpoort

22


Afb. IV.

Zwart-wit

geblokt

kruis boven de Waag.

u op zijn l i n k e r - r e v e r s zo'n zelfde wapentje als op de stadhuistoog. Hij zal u zeker in de hal wijzen op het cadeau van het personeel bij de opening van deze kantoorflat: een fraai stadswapen in eikenhout u i t g e h o u w e n . Vragen we tenslotte toegang tot de G r o t e K e r k voor een pelgrimage n a a r de oorsprong van al deze wapentooi, de r o e m r u c h t e Gijsbrecht van Amstel (of van IJsselstein). Op de graftombe in het koor van de oude Klaaskerk ligt hij uitgebeeld naast zijn gade é n zijn zoon m e t diens gemalin. Op de l i n k e r h e u p van de beide edellieden zien we het schild met de b e k e n d e tekening. En r o n d o m deze tombe liggen diverse grafstenen waarop soms ook dat w a p e n voorkomt. Wat zou de edelman voldaan glimlachen als hij wist hoe h o n d e r d e n m a l e n zijn zegel of wapen door binnen- en buitenland reist; ongekleurd op de officiële stukken der G e m e e n t e en in kleur op de gemeentelijke briefpost. ,,Hij zegelde m e t een wapen, bevattende niet vier dwarsbalken, zoals het oorspronkelijke w a p e n der Amstels, m a a r met één en een Sint-Andrieskruis dat later ook het stadswapen van IJsselstein is g e w o r d e n " (c). Zeven e e u w e n lang van schildteken tot zegel tot stadszegel tot versiering. I m m e r s thuis k o m e n d tref ik het ook in mijn woning aan, 2295 kruissteekjes lang, via meisjeshandjes in 1972 gewrocht. En er zullen zeker nog veel m e e r plaatsen te v i n d e n zijn w a a r het afgebeeld staat. De a. b. c.

foto's zijn welwillend in bruikleen afgestaan door de G e m e e n t e l . Foto-Dienst. Boon, IJsselstein vóór en na 1900; blz. 107. Boon, IJsselstein u w woonstede; blz. 52, mét foto. id.id.; blz. 14.

23


BESTUUR: Voorzitter L Murk IJsseistraat 24, IJsselstein

Secretaris W J A van Wijk, Kloosterstraat II. IJsselstein, tel 01408-•!941 Pertnm^meester F Janssen, Voorstraat 23 IJsselstein leden

Mevr A F Edelschaap-van Capelle en mevr GC A Pompe-Scholman

Bank AMRO-bank IJsselstein rek nr 218400217 gironr bank 2900

Redactie: Mevr F A G T Mesman-Reijntjes Paulus Potterlaan 23 IJsselstein, tel 03408-1872 W J van Impelen, Kasteellaan 151 IJsselstein, tel 0'!408-l968 Donateurs ontvangen het tijdschrift grdtis(3 of 4 nummers per jaar) en worden opde hoogte gehouden van alle aktiviteiten Nieuwe donateurs kunnen zich opgeven bij mevrouw Myriam Janssen, Voorstraat 23, IJsselstein, tel 03408-2309 Voor inwoners van IJsselstein bedraagt de contributie minimaal f 15,— per kalenderjaar ZIJ die buiten IJsselstein wonen, worden verzocht f5,— extra over te maken in verband met de verzendkosten van het tijdschrift

Inhoud: ,,De Amstels van IJsselstein"

1

J a n van Goyen

18

Stadswapenwandehngetje

22

24


Als iets de eeuwen heeft doorstaan Dan heeft een vakman het gedaan Wil iemand dus iets blijvends bouwen Dan kan hij het best op ons vertrouwen

Bouw- en Aannemersmaatschappij

R.I.Z.LopikB.V Lopikerweg o. 36 a Tel. 03475 - 1380 Lopik

3 woningen aan de Havenstraat i.o. en onder architectuur IJsselsteinse woningbouwvereniging. (foto G. Geeraerts.) Havenstraat 50, 51 en 52.


Schuttersgracht - IJsselstem

Rabobank de bank voor iedereen


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.