BLAD VAN DE HKU nummer 5: jan / feb 2007
.unst
IN DIT NUMMER RECENSIES ART ATTACK IN 2007 DAVID DRAMM IS GEEN ROMANTICUS THEATER KUNST OM ER WEER BIJ TE HOREN
UTRECHTS CULTUURBELEID DESIREE MAJOOR VERLAAT ROEM VOLGENS C-MON & KYPSKI
. redactioneel Componist David Dramm noemt zichzelf ‘verslaafd aan heen en weer springen tussen verschillende kunstdisciplines’. Voor hem bestaat een seizoen uit minstens één dansproductie, composities voor installaties, film en theater – en dat alles voor allerlei muzikanten van divers muzikaal pluimage. Dramm kijkt over de grenzen van zijn partituren heen, zijn ogen borend in verleden, heden en toekomst, en verwacht dat ook van zijn studenten. ‘Je moet niet bang zijn om je handen vies te maken. Dan lever je het meest boeiende werk af.’
Dilemma In de Nederlandse journalistiek is het gebruikelijk dat je een interview voor publicatie laat lezen door de geïnterviewde. Die krijgt daarmee de kans te controleren of het gesprek naar waarheid is opgeschreven. Vaak ziet de geïnterviewde echter ook een mogelijkheid om toch nog wat beter uit de hoek te komen, of een gevoelige passage te herschrijven of zelfs te verwijderen. De schrijver van het stuk staat telkens voor een dilemma: hij wil dat de geïnterviewde een goed gevoel over het artikel heeft en dat die zich kan vinden in de tekst. Maar wat hij op tape heeft staan wil hij niet laten censureren. Alles wat gezegd is, wil hij kunnen publiceren. En de schrijver wil ook manipuleren, het verhaal naar zijn hand zetten. Bijvoorbeeld door een bepaalde quote niet letterlijk weer te geven, maar te omschrijven: vaak op een manier die de uitspraak net wat stelliger maakt. Dat deed ik ook tijdens het uitschrijven van mijn gesprek met de Utrechtse wethouder Cees van Eijk over het gemeentelijk cultuurbudget voor 2007. Hij zei op een gegeven moment: ‘Er zal voor de kunst- en cultuursector waarschijnlijk nooit genoeg geld zijn.’ Ik wilde deze quote net even wat aandikken en als bruggetje gebruiken. Ik maakte ervan: De wethouder geeft toe dat er voor de kunst- en cultuursector waarschijnlijk nooit genoeg geld zal zijn. Hiermee leek het meer een bekentenis dan een vaststelling. Stiekem wilde ik het interview daar meer spanning mee geven. Dat had de tweede lezer op het stadhuis ook gezien. Ik kreeg het interview terug met het verzoek de bovenstaande zin te wijzigen in: De wethouder geeft aan dat er voor de kunst- en cultuursector waarschijnlijk nooit genoeg geld zal zijn. Een subtiele verandering die de zin veel neutraler maakt. Weg bekentenis, maar aangezien ik die niet op tape had staan, moest ik toegeven. Als interviewer ben je een beetje een smokkelaar. Achteloos probeer je woorden je tekst binnen te loodsen die het interview smeuïger en onthullender maken. Bepalen hoe ver je daarin kunt gaan, is ook een dilemma. Edwin Verhoeven
‘Google Earth brengt ons idee over schaal in verwarring’
. inhoudsopgave
tekst Astrid de la Fuente fotografie Patrick van de Luijtgaarden
5
Cultuurbesef als cement voor de samenleving Isabelle Zumbrinks pleidooi voor het SAP
6
Wethouder Cees van Eijk wil jonge makers een kans bieden ‘Ze moeten mee kunnen liften met de Culturele Zondagen’
8
Frank Dresmé - 21bis’ Personal Map ‘Een schets van mijn alternatief voor een plattegrond, zodat ik niet langer afhankelijk ben van een saai stratenboek’
10
Art Attack 2006 gerecenseerd Festival nog niet door het grote publiek ontdekt
12
Désirée Majoor verruilt HKU voor HU ‘Ik voel heel duidelijk dat ze het zonder mij kunnen’
16
C-mon & Kypski zijn opeens geniaal ‘Maar dat is niet opeens waar omdat zij dat schrijven!’
COLOFON
Hoofd- & eindredactie Edwin Verhoeven
Fotografie Patrick van de Luijtgaarden
Advertenties Bureau van Vliet, Postbus 20,
.unst is een uitgave van de Hogeschool voor de Kunsten
Redactie Astrid de la Fuente, Maud Lazaroms,
Cover en beeldspread Frank Dresmé
2040 AA, Zandvoort, T (023) 571 47 45
Utrecht. Het blad verschijnt tweemaandelijks en wordt
Fanny de Ruiter, Rick Steggerda, Karin Veenendaal
Illustraties Leon Martakis
Reacties Postbus 1520, 3500 BM Utrecht, T 030 233 22 56
gratis verspreid onder studenten, medewerkers en relaties
Redactioneel advies Willemijn Tillmans
Ontwerp Studio Vrijdag
edwin.verhoeven@central.hku.nl
van de HKU.
Verder werkten mee Anne Broekman, Wanda Dijkstra,
Druk Printec Offset, Kassel
www.hku.nl/unst
Elske Helmich, Hanneke Hendrix, Joram Torny,
Oplage 3500 ex.
Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder
Annelies Vermeulen, Isabelle Zumbrink
voorafgaande toestemming van de HKU.
Een selectie van de nieuwe composities wordt uitgevoerd tijdens No Place to Hide (maandag 29 januari, 20.15 uur, Grote Zaal) en tijdens een lunchconcert (vrijdag 16 februari, 12.30 uur, Kleine Zaal) in Muziekcentrum Vredenburg. Tijdens No Place to Hide zijn ook composities van David Dramm te horen en presenteren zich tevens ensembles van Jazz & Pop, Historische Instrumenten en Klassiek. Meer info op www.hku.nl/muziekprojecten.
Dit studiejaar is David Dramm composer in residence van de Faculteit Muziek. Zijn conceptuele benadering is, getuige zijn studenten compositie van de faculteiten Muziek en KMT, nieuw en inspirerend. Wellicht kan Dramm daarmee het patroon doorbreken dat hij bij jonge componisten ziet: ‘Als ze met een stuk vastlopen, ligt het in de meeste gevallen aan hun werkwijze. Het is essentieel dat de studenten direct leren zowel in hun hoofd als fysiek een werkritme en -ruimte te creëren. Een ander struikelblok is een overvloed aan ideeën en noten. Je moet leren objectief te kijken en afstand te nemen om genadeloos te kunnen ingrijpen, om te bewerken, herkauwen, vervangen of weg te laten. Je behandelt je materiaal alsof het een object is dat je vanuit verschillende dimensies kunt bekijken.’ KMT-student Sjoerd Leijten, Master Composition in Context en nu op weg naar zijn Master of Philosophy, beaamt: ‘Belangrijk is het vinden van een balans in het kritisch behandelen van je materiaal. Je kunt goede ideeën altijd bewaren voor andere composities. Ik liep vast doordat ik te oppervlakkig werkte. David heeft me teruggestuurd naar het bronmateriaal, om dat interessanter te maken. Het beginstadium moet direct goed zijn en van daaruit werk je verder. Misschien nog meer dan wat het materiaal is, gaat het erom hoe je je materiaal ontwikkelt.’ Als overkoepelend thema voor de nieuwe composities koos Dramm voor satellieten en communicatiesystemen. ‘Het gebruik daarvan is geïntegreerd in ons dagelijks leven. We beseffen ons alleen niet altijd dat deze fenomenen twee kanten hebben. Een goed voorbeeld is het mobiele telefoonverkeer: je gebruikt je gsm als communicatiemiddel, maar je kunt het door de opnamemogelijkheid ook gebruiken als afluisterapparatuur. Via satellieten kun je met een TomTom je weg vinden, maar ook gevolgd worden. Als de componist al die ervaringen van de luisteraar van nu – die overigens ook de zijne zijn – weet te vertalen is er echt sprake van 21e eeuwse muziek.’ Hoe maak je dan de stap van dit thema naar muziek? ‘Neem Google Earth; dat brengt ons idee over schaal in verwarring. Wat is ver en wat is dichtbij? Wat is lokaal en wat is wereldwijd? Wat speelt op de voorgrond en
wat op de achtergrond? Het is tegelijk mogelijk om in te zoomen op de vierkante meter en om uit te zoomen naar een totaaloverzicht. Stel dat we met een verborgen microfoon of camera gaan inzoomen op ademhaling en hartslag van de spelers of het geluid van de haren van een strijkstok... We kunnen ook gaan uitzoomen: naar de kleedkamers van Muziekcentrum Vredenburg, waar je musici hoort oefenen en inspelen, naar alle muziek die op een gegeven moment tegelijk in heel Vredenburg wordt gespeeld. Je betrekt daarbij dan nog de omgevingsgeluiden op straat en op Utrecht CS en in Hoog Catharijne... Je onderzoekt wat voor gevolgen dat zal hebben voor je muzikale vorm.’
‘HET IS DE SCHULD VAN BEETHOVEN’ In zijn stuk Auscultation voor viool, klarinet, harp en tape kiest Sjoerd Leijten ervoor in te zoomen op het inwendige van de mens. De geluiden van hartslag, ademhaling en spijsvertering zijn in zijn compositie verwerkt. ‘Deze geluiden zijn tegelijk dichtbij – want heel privé – en afstandelijk, want ze zeggen weinig over wie je bent.’ Het denken en werken vanuit een concept bevalt hem goed: ‘Componeren behelst meer dan technische kwesties als vorm, opbouw, instrumentatie en balans. Hoe je je laat inspireren is minstens zo belangrijk. Dat vraagt om een meer filosofische benadering.’ Dramm noemt het van alle tijden dat componisten met beide benen in de actualiteit staan en daaruit inspiratie putten. ‘In de Renaissance, de tijd van iemand als Galileo Galilei, was elke componist op de hoogte van de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen. Muziek had, net als andere kunstvormen, een plek binnen de wetenschap. Muziek is een directe vertaling van en toevoeging aan het erfgoed van elke periode. Het idee van de eenzame kunstenaar op z’n zolderkamertje is de schuld van Beethoven. Dat is de romantische kijk op de kunstenaar, ook binnen de literatuur. Na de Romantiek komen er weer componisten als Puccini, Stravinsky, Cage en Glass, die samenwerken met de meest spraakmakende collega’s uit andere disciplines en opereren in de wereld waarin ze leven.’
3
HKU-studenten in de prijzen op SoundTrack Cologne 3.0
Ariadne begin februari in Akademietheater
Studenten Muziektechnologie van de Faculteit Kunst, Media & Technologie kaapten eind november twee prijzen weg tijdens de derde editie van Soundtrack Cologne. Dit vierdaagse festival biedt naast congressen en lezingen op het gebied van compositie en sound design, ook een podium aan opkomend Europees talent. De European Film Music Award in de categorie Filmscore ging dit jaar naar Paul van Vulpen, de Special Recognition werd gewonnen door Jesse Koolhaas en Ronnie van der Veer. Van der Veer: ‘We kregen een oorkonde en een cd-box met achtergrondgeluiden die we in ons toekomstig werk kunnen gebruiken.’ De studenten hopen dit jaar af te studeren aan de masteropleiding Sound and Music Technology. Ook collega-studente Aline Bruyns werd in het juryrapport over de Special Praise nadrukkelijk genoemd vanwege haar goede werk als sound designer.
.kort
Paul van Vulpen neemt zijn award in ontvangst. Foto: Ruwan Amarasinghe
Henk Slager benoemd tot lector Artistiek Onderzoek
nadenken over de specifiekheid van (de methode van) hun onderzoek. Deze vraag naar de specifiekheid vormt ook het vertrekpunt van het lectoraat Artistiek Onderzoek. De focus van het lectoraat ligt op het verder ontwikkelen van de onderzoeksvariant en de implementatie van het bestaande onderzoeksprogramma in met name het vierde jaar van de bachelorstudies. Daarnaast staan symposia, kenniskring-workshops en diverse publicaties op de agenda. In de loop van 2007 gaan we in .unst inhoudelijk dieper op het lectoraat in.
Maud Lazaroms
Uitvoering op 2 februari 2007 om 17.00 en 20.30 uur in het Akademietheater
Karin Veenendaal
.de dag van In .de dag van schrijven HKU-studenten over de dagelijkse realiteit van hun opleiding. In aflevering 2 blijven de Sinterklaascadeautjes van Elske Helmich lang onuitgepakt. Elske (21) is derdejaars Docerend theatermaker en besteedt 5 december vooral aan het investeren in haar netwerk.
Als ik het derde jaar van een docerend theatermaker in één woord moest samenvatten zou dat zijn: netwerken. Het hoofd van onze opleiding, Thera Jonker, hamert hier al op vanaf de eerste dag dat ik jaar drie binnenwandelde. Dus. Je oren wijd open zetten en bij elke nieuwe maker die je in het vizier krijgt toehappen en niet meer loslaten. Laatst kwam een klasgenoot op me afgestormd met de volgende mededeling: ‘Ik heb het nummer van Jetse Batelaan!!’ (dat is een theatermaker waarvan iedereen het nummer wel zou willen) ‘Wow,’ zei ik. Ik was niet blij. Ik zwichtte onder de druk die men jaloezie noemt. Sommige dagen gaat het goed, dat netwerken. Andere dagen minder. Vandaag zit het mee. Het is dinsdag. Vanochtend zat ik al om negen uur gezellig op internet in mijn knusse school op het Janskerkhof. Mijn ogen trokken de vroegte amper en ik stikte de moord van de buikpijn. Joost mag weten wat ik daar zo vroeg al deed. Nieuwsgierigheid? Helaas, nog geen reactie gehad van de National Theatre School of Canada die ik gisteren een mail in gebrekkig Engels heb gestuurd. Onderdeel van het derde jaar, onder het kopje ‘buitenlandse stage’. Tot mijn grote vreugd zag ik wel reacties van Marco, Tobias en Tony, waarmee ik de laatste weken aan het
‘netwerken’ ben. Ik zal het even uitleggen. Het is de bedoeling dat je dit jaar een regie van twintig minuten maakt. Hierin ben je eigen baas. (Als jij kunt verantwoorden waarom jij het theatraal interessant vindt om iemand twintig minuten slapend in een bed op het podium te laten zien, mag dat). Afgelopen weken heb ik me beziggehouden met zoeken naar een ruimte, acteurs en het maken van een regieplan. Dit lever je in via een blog. Je wacht op goedkeuring, op een soort van digitale GO, en dan mogen de remmen los. Enfin. Ik heb het plan om met een aantal mannen een stuk te maken geïnspireerd op Ludwig Wittgensteins ‘De grenzen van mijn taal vormen de grenzen van mijn wereld’. In mijn achterhoofd de scripts van Jiskefet die verspreid over mijn vloer liggen. De genialiteit van taal in combinatie met mannen die spelen in een stuk dat een vrouw gaat regisseren lijkt me gaaf. Gelukkig liepen de acteurs hier ook warm voor. Aanstaande donderdag gaan we onder het genot van een biertje in Amsterdam praten over mijn verwachtingen, en over die van hen. Goed. Ik heb om vijf uur een afspraak met twee schrijfsters die me gaan helpen met het stuk. Het is vijf december en ik heb nog geen moment tijd gehad om een cadeautje uit te pakken. Jammer.
.kort
4
Met ingang van 1 december 2006 is dr. Henk Slager benoemd tot lector Artistiek Onderzoek. Slager is aan de UvA in de filosofie van de kunst gepromoveerd en werkte nadien als curator meer dan tien jaar in de praktijk van de actuele beeldende kunst (o.a. voor De Appel in Amsterdam en het HISK in Antwerpen). Sinds september 2003 is Slager als hoofd Utrecht Graduate School of Visual Art and Design (masteropleidingen Fine Art en Design) verbonden aan de Faculteit Beeldende Kunst en Vormgeving. Deze faculteit leidt op tot onderzoekende kunstenaars en ontwerpers. Reflexieve vaardigheden maken daarom een substantieel deel uit van het curriculum; studenten moeten leren
Schrijvers, componisten, musici en zangers van de HKU werken momenteel samen aan het muziektheaterproject Ariadne. De brokstukken over Ariadne op Naxos die vanuit de Griekse mythologie aan ons zijn overgeleverd, vormen de basis voor dit spektakel. Uitgangspunt daarbij is dat multidisciplinaire voorstellingen interessant worden wanneer de makers zich bewust zijn van de eigenheid van de andere discipline. Het accent in het maakproces ligt op tekst en muziek. Het zo vanzelfsprekende samengaan van dit eeuwenoude duo wordt onder de loep genomen. Ariadne werkt met koppels (schrijver/componist), maar die koppels moeten het eerst eens worden over de overkoepelende thema’s en het verhaal dat ze samen willen vertellen. Stoeien met tekst en muziek dus: ‘Als jij de stem van Hans ondersteunt met een marimba, laat ik die melodielijn terugkomen,’ belooft componiste Suzanne IJpma. ’Ik laat de dode Hans spreken dus dan moet jouw schrijver dat in deel vier doorvoeren’, geeft schrijfster Anna Maria Versloot aan. En daarna moet nog rekening worden gehouden met de uitvoerenden: ‘We hebben nu een hele mooie combinatie stemmen met veel mogelijkheden voor verschillende stijlen. Maak daar gebruik van. Zorg dat de zangers tijd hebben om teksten te leren en dat jullie je uiteindelijk niet zelf in de compositorische en schrijversvingertjes snijden,’ aldus docente Jannie Pranger.
Sociaal cultuurshot
tekst Isabelle Zumbrink illustratie Leon Martakis
Een sociaal-artistiek project (SAP) is een artistiek project dat zich richt op een betere maatschappelijke en culturele participatie van achtergestelde, kansarme mensen of wijken. Een SAP wordt uitgevoerd met ondersteuning van sociale en artistieke professionals, de werkvormen variëren van een éénmalig kunstproject tot een doelgroepgerichte programmering. Binnen een SAP is een diversiteit aan kunstdisciplines in te zetten: theater, muziek, dans, fotografie. Naast deze ‘traditionele’ kunsten vormen ook nieuwere disciplines als rap en breakdance, maar ook mode en literatuur het basismateriaal voor een SAP. Zo gaat medio 2007 in Veenendaal een meidenproductiehuis van start waarin kansarme meiden uit deze stad onder begeleiding van professionals eigen kunstproducties, zoals een modeshow of meidenkrant, ontwikkelen en uitvoeren. Hun vaardigheden om mode te ontwerpen, een script te schrijven en een fotoreportage te maken, gaan ze daarbij voor hun eigen producties inzetten. In België en Engeland heeft het sociaal-artistiek project een lange traditie en is het daardoor een belangrijk onderdeel van de sociale en culturele sector. In beide landen wordt het gezien als een zelfstandige kunstvorm die cultuur toegankelijk maakt. Nederland kent geen lange geschiedenis met sociaal-artistieke projecten. Tijdens de verzuilde samenleving was het cultuurmodel erop gericht de autonome kunsten van de politieke, culturele, ideologische of religieuze agenda’s te houden. Na de ontzuiling bleef de tweedeling in professionele en amateurkunst bestaan. Door maatschappelijke veranderingen in ons land is de ontwikkeling van het SAP rond de millenniumwisseling alsnog in een stroomversnelling gekomen. De nationale politiek kreeg aandacht voor culturele diversiteit, met als gevolg dat de rol van kunst en cultuur in de wijk in de schijnwerpers kwam te staan. In 2001 werd het Actieplan Cultuurbereik ontwikkeld. De overheid wilde hiermee een groter publiek voor cultuur bereiken en de interactie tussen kunst en de samenleving stimuleren. In november 2003 plaatste het kabinet met de nota Meer dan de som. Beleidsbrief Cultuur 2004-2007 het cultuurbeleid in een nieuw perspectief: het culturele besef in de maatschappij moet worden vergroot.
‘OM AAN TE KUNNEN SLUITEN BIJ DE BELEVINGSWERELD VAN DEZE DOELGROEP, ZAL DE KUNSTSECTOR NIEUWE WEGEN MOETEN BEWANDELEN’ Maar wat is de juiste manier om dat te doen? Met name jongeren hebben weinig interesse in de traditionele cultuur die musea, klassieke concerten en balletvoorstellingen hen bieden. Om aan te kunnen sluiten bij de belevingswereld van deze doelgroep, zal de kunstsector nieuwe wegen moeten bewandelen. Dit gebeurt met name door samenwerkingsverbanden met het onderwijs. De afslag naar het sociaal-cultureel werk wordt echter nog niet gezien, zodat deze sector – ten onrechte – veel te weinig als mogelijke partner wordt gezien. En dat terwijl het sociaal-cultureel werk dicht bij de maatschappij staat en daarmee de wensen en behoeften van de jeugd hoort. Deze houding heeft te maken met de discussie over de kwaliteit en de kunstintrinsieke waarde van het kunstproduct dat voortkomt uit een SAP. Sociaal-cultureel werkers geven aan dat zij weerstand ondervinden uit de kunstsector, die de kunstproducten niet (h)erkent als kunst. Om de kwaliteit van de sociale en de artistieke doelen te waarborgen heeft Sikko Cleveringa, cultuurmakelaar bij projectbureau Kunstcircuit uit Deventer, criteria opgesteld. Kort samengevat: • De sociale doelen van een SAP zijn gericht op participatie; de mate van betrokkenheid en invloed van een individu of een groep binnen een culturele activiteit en/of organisatie.
5
Een sociaal-cultureel werker en een kunstenaar: niet wat je zegt een alledaagse combinatie. Toch hebben zij als optelsom volgens Isabelle Zumbrink de potentie een artistiek antwoord te geven op sociale vragen uit de Nederlandse samenleving. Zumbrink, net afgestudeerd als Bachelor Social Work aan de Hogeschool Utrecht, pleit daarom voor een landelijke inzet van het zogenaamde sociaalartistiek project (SAP). De sociale snaar van de kunstsector lijkt echter nog niet geraakt. Artistieke activiteiten als educatie/vorming, producties en programmering leggen de verbinding tussen de sociale en de artistieke doelen. Met deze uitgangspunten zorgen sociale en artistieke professionals binnen een SAP voor een gelijkwaardige en evenwichtige balans in de doelen. Het is belangrijk dat jongeren actief bij een SAP betrokken worden, door hen mede-eigenaar te laten zijn en te werken vanuit hun vaardigheden en kwaliteiten. Het inzetten van personen – ook peers genoemd – uit de doelgroep voor bijvoorbeeld uitvoerende taken als (begeleidend) docent, zorgt voor (h)erkenning bij andere deelnemers. Stichting Kunst voor Rotterdammers (SKVR) heeft hiervoor een trainingstraject opgezet: de Kweekvijver. Daarin worden jonge talenten zonder kunstvakopleiding opgeleid tot peergroup leiders, waardoor zij in staat zijn hun discipline, bijvoorbeeld breakdance of rap, over te dragen aan andere jongeren. Te vaak wordt helaas gewerkt vanuit de problematiek (overlast) waar deze jongeren mee geassocieerd worden; juist door hun kwaliteiten en talenten als uitgangspunt te nemen, zullen ze actief meewerken aan positieve veranderingen in hun leefomgeving. De horizon van het SAP is zich aan het verbreden. Professionals en instellingen uit beide sectoren ontdekken de inzetbaarheid van deze werkvorm voor het bereiken van de doelgroep. Echter, de kwaliteitsdiscussie lijkt een •
afstand tussen de kunst- en sociale sector in stand te houden. Belangrijk voor de volgende stap is dat er pioniers uit de kunstsector naast pioniers uit de sociale sector komen te staan. Deze pioniers kunnen de kloof gaan overbruggen door het nieuwe niveau van interdisciplinaire samenwerking in een SAP te benadrukken: het mixen van sociale en artistieke doelen.
LITERATUUR CLEVERINGA, SIKKO, Brochure Uit de kunst in de wijk, gezamenlijke
publicatie van Kunstenaars&CO en Landelijk Centrum Opbouwwerk, februari 2005 CLEVERINGA, SIKKO, Beslismodel Uit de kunst in de wijk, gezamenlijke
publicatie van Kunstenaars&CO en Landelijk Centrum Opbouwwerk, februari 2005 CLEVERINGA, SIKKO, Programma Cultuurmakelaar Deventer:
positiebepaling, nulmeting en werkplan, september 2001-december 2004. Culturele Raad Deventer, oktober 2002 LINDEN, ANITA VAN DER, e.a., Gemeenschapskunst in Zuid-Holland.
Uitgave Kunstgebouw, Stichting Kunst en Cultuur Zuid-Holland, Rijswijk, september 2005 INTERNET www.skvr.nl www.hetvertrek.nl
‘De Bauers moeten gewoon doorgaan wat mij betreft’ De stad Utrecht wordt langzaam maar zeker een culturele grootmacht. Het aanbod en de diversiteit op het gebied van muziek, theater, literatuur en beeldende kunst is de afgelopen tien jaar sterk toegenomen. Erkenning voor Utrecht dus, maar naast het vergrote aanzien als cultuurstad brengt de groei ook nieuwe uitdagingen voor het aanverwante beleid met zich mee. Cultuurwethouder Cees van Eijk legt uit waar de gemeente in 2007 de accenten legt. De groeiende culturele diversiteit in Utrecht staat in 2007 hoog op de agenda. Van Eijk: ‘Dat wil zeggen: het cultuurbeleid heeft veel aandacht voor de verkleuring van het publiek en de manier waarop dat publiek in de breedte te bereiken is. We willen die verkleuring in de cultuursector op alle niveau’s terugzien, ook in de programmering en bij het personeel van de culturele instellingen. Het is een traject van de lange adem, maar we zien aan de programmering van bijvoorbeeld Vredenburg en de Stadsschouwburg dat dat multiculturele besef groeit. Vroeger had alleen RASA daar oog voor. Nu zie je dat op een natuurlijke manier overal in de muziekcultuur terechtkomen, en het sijpelt langzamerhand ook door tot de andere podiumkunsten. Dat gaat echter zeer traag.’
6
tekst Edwin Verhoeven fotografie Patrick van de Luijtgaarden
mensen kan binden, is dat ze dezelfde kunst mooi vinden, of dat ze via die kunst met elkaar kunnen communiceren. Daarom vind ik het ook leuk dat ik zowel van het cultuurals diversiteitsbeleid de portefeuillehouder ben. Die gebieden kunnen in elkaar gaan overlopen. Maar cultuur blijft cultuur: het is niet een soort veredeld welzijnswerk waar je wat culturele elementen instopt.’
vaste spelers Een ander speerpunt voor 2007 is Vrede van Utrecht, een cultureel programma met veelal maatschappelijke thema’s, zoals het onlangs gehouden festival rond community art (Kunst in mijn buurt - EV). De gemeentelijke steun voor Vrede van Utrecht maakt deel uit van de investering in voorzieningen en instellingen waarmee Utrecht zichzelf internationaal op de kaart wil zetten. Van Eijk: ‘Daarbij richten we ons cultuurbeleid zo veel mogelijk op jonge makers door ze bijvoorbeeld met Vrede van Utrecht een podium te bieden. Daar zijn ook de flexibele gelden voor die we hebben: met die paar ton per jaar proberen we jonge makers op projectbasis een kans te geven, zodat ze niet meteen naar Amsterdam of Antwerpen gaan.’ De wethouder geeft aan dat er voor de kunst- en cultuursector waarschijnlijk nooit genoeg geld zal zijn. ‘Er zijn zo veel creatieve geesten die iets kunnen en willen. Je hebt echter in de stad een aantal vaste spelers nodig waarin je structureel moet investeren. Je kunt je hele budget wel aan jonge makers besteden, maar die hebben ook podia en expositieruimte nodig. Zij moeten bijvoorbeeld gebruik kunnen maken van het platform dat de Culturele Zondagen bieden. Dat vind ik de kracht van Utrecht, dat je de vernieuwing die je vaak vindt bij jonge makers verbindt aan bestaande instellingen.’ ‘Het is voor beginnend kunstenaars heel lastig om ergens binnen te komen. Er zijn projectsubsidies voor startende makers, maar je moet uiteindelijk jezelf bewijzen. Je kunt van de gemeente niet verwachten dat ze projecten van jonge makers meteen voor tonnen subsidieert. We moeten er wel voor zorgen dat ze kansen krijgen om te laten zien waar ze goed in zijn. Een initiatief als Expodium voorziet daar in, met een tentoonstellingsruimte voor jonge kunstenaars. Hoeveel publiek er precies op af komt weet ik niet. Je kunt dit soort initiatieven beoordelen op hoeveel mensen er komen, maar je kunt ook kijken naar de kwaliteitsimpuls die ze de stad geven. Dat doet Expodium en daarom vind ik het qua ontwikkelfunctie en plek die ze aan jonge kunstenaars biedt een geslaagd initiatief.’
‘WAT DENK JE DAT DE PROJECTONTWIKKELAAR ERVOOR ZOU VRAGEN ALS WE VAN DE TOREN VAN BABEL EEN PERMANENTE KUNSTENAARSRUIMTE WILLEN MAKEN?’
‘We willen het cultuurbereik vergroten door in te zetten op culturele activiteiten in de wijk. Daarbij leggen we een directe link met amateurkunst, want vaak heb je op dat niveau de makkelijkste insteek. Juist in Grote Steden Beleid-wijken als Overvecht, Kanaleneiland en Hoograven. Cultuur kan daar fungeren als een bindmiddel in de samenleving. Iedereen is altijd trots op zijn eigen cultuur en zal dat ook met veel plezier laten zien. Zo kunnen kunst en cultuur een katalysator zijn voor de dialoog tussen verschillende bevolkingsgroepen; dat kan gaan om etniciteit, maar ook om leeftijd. Wat
De vraag of er voor al die kunstenaars in Utrecht onderdak is te vinden, baart Van Eijk meer zorgen. ‘Als je naar de situatie rond huisvesting vraagt, raak je bij mij een gevoelige snaar. Ik was jaren voorzitter van SWK Kunsthuisvesting en weet daarom hoe belangrijk het is dat beeldend kunstenaars een plek hebben. Helaas is daar in het Utrechtse een schrijnend tekort aan. De afgelopen jaren hebben we heel nadrukkelijk geprobeerd om een aantal tijdelijke panden definitief te maken. Dat geeft rust en zekerheid wat betreft het bieden van een permanente werkplek en atelierruimte voor beeldend kunstenaars. Daarmee loop je de achterstand nog niet in, het is dus alleen een kwalitatieve verbetering. Ons grote
probleem is dat we zo weinig panden hebben die tijdelijk of permanent geschikt te maken zijn voor beeldende kunsten. Daarbij liggen de prijzen enorm hoog, omdat Utrecht zo populair is. Wat denk je dat de projectontwikkelaar ervoor zou vragen als we bijvoorbeeld van de Toren van Babel een permanente kunstenaarsruimte willen maken? Ik weet het niet exact uit mijn hoofd, maar dat is zo’n hoog bedrag dat het ondoenlijk is. En dan nog zou de projectontwikkelaar twijfelen, want dat pand is zo lastig qua klimaatbeheersing dat daar verschrikkelijk veel geld in moet om het geschikt te maken.’ ‘We richten ons in Utrecht met name op industrieterreinen of oude schoolgebouwen. De onlangs geopende school op de Draaiweg is zo’n project. Het was aanvankelijk een tijdelijke huisvesting voor kunstenaars, maar zij hebben nu zelf het initiatief genomen om het permanent te maken. Dan moet je aan een investering van 50.000 euro per atelier denken. Stel dat je twintig ateliers hebt, dan kom je zo op een bedrag van een miljoen uit. In dit geval hebben ze een deel van het pand commercieel verkocht en leverde dat het geld op waarmee het project rendabel kon zijn voor de ateliers. Maar we hebben in Utrecht nog een wachtlijst voor honderden ateliers.’
snuffelen Gehoord in de wandelgangen: een fusie van aluin, de Paardenkathedraal en Growing Up In Public, het samengaan van Theater Kikker met Huis a/d Werf. Welke problematiek schuilt achter deze geruchten? Een noodsprong om financiële problemen het hoofd te bieden? Van Eijk: ‘Wanneer deze instellingen hun inhoudelijke kwaliteit behouden, hoeven ze zich geen zorgen te maken over het budget dat ze van de gemeente krijgen. Op basis van de huidige programmering vinden we het veel waard om juist de wat kleinere instellingen te financieren en dat brede palet in Utrecht te houden. Op landelijk niveau speelt er een ander verhaal. Tot nu toe verstrekte het Rijk alle subsidies, maar ze hebben daar geen zin meer om 500 aanvragen te bekijken. Daarom richt het Rijk zich alleen nog op de belangrijkste instellingen – de basis-infrastructuur noemen ze dat – en lopen aanvragen van kleinere gezelschappen via de fondsen. In die zin is het probleem van Utrecht dat we heel veel kleintjes hebben, die samen echter een grote culturele bijdrage leveren. Wanneer zij afhankelijk zijn van al die fondsen en geen vierjarige steun meer ontvangen, komt de continuïteit van deze instellingen in het geding. Op theatergebied steekt men
nu de koppen bij elkaar om groter te zijn en daardoor automatisch bij de basis-infrastructuur te horen. Dan hebben we het Rijk als partner, en dat vinden we betrouwbaarder dan al die fondsen.’ ‘Los daarvan zie je dat instellingen meer aan elkaar snuffelen om te kijken of ze samen een betere bedrijfsvoering kunnen runnen. Zoals bijvoorbeeld Theater Kikker en Huis a/d Werf, die op dat gebied misschien sterker staan als ze gaan samenwerken. Dat vind ik op zich een gezonde ontwikkeling.’ ‘Ik weet dat de situatie in financiële zin niet voor alle organisaties even makkelijk is. In de afgelopen jaren hebben we heel veel ID-banen (Instroom-Doorstroombanen: gesubsidieerde banen in de collectieve sector. De regeling wordt afgebouwd omdat de uitstroom naar niet-gesubsidieerde arbeidsplaatsen tegenvalt – EV) in de cultuursector kunnen financieren. Veel contracten lopen echter eind 2006 af en kunnen slechts deels met andere geldstromen worden bekostigd. Die banen vallen weg, terwijl je de verwachting hebt met hetzelfde aantal door te kunnen gaan. Terecht dat de gemeenteraad heeft voorgesteld om het cultuurbudget te verhogen en structureel te dekken wat tot nu toe incidenteel werd gefinancierd. Dat gaat dus om de ID-banen, maar ook om het activiteitengeld. ZIMIHC (Zat Ik Maar In Hoog Catharijne, centrum voor amateurkunst – EV) is daar een goed voorbeeld van. In onze beleidsplannen krijgt dit centrum een steeds grotere rol, maar hun organisatie is daar qua mankracht niet in meegegroeid. Van de vijf ton die we dit jaar extra krijgen, gaat daarom een ton naar ZIMIHC om de acute problemen het hoofd te bieden.’
vormen hartstikke elitair. Dat is goed omdat het daardoor vernieuwing aanjaagt. Het wordt een vies woord wanneer kunst elitair móet zijn, en niemand zich ermee mag bemoeien. Dan heb ik er een probleem mee. We praten namelijk over kunst en cultuur, en cultuur is ook volkscultuur. Dat gaat over hele brede lagen van de bevolking waarvoor cultuur toegankelijk moet zijn. Wanneer ergens het zigeunerjongetje met een traan aan de muur hangt, vind ik dat goed. Liever dat jongetje dan alleen een behangetje. Als mensen daar geïnspireerd door raken of om kunnen janken, is dat prima. Dat is wat kunst en cultuur in de kern moeten doen, ook wanneer dat door simpele volkscultuur gebeurt. Ik bedoel, de Bauers moeten gewoon doorgaan wat mij betreft.’
Het werk 21bis’ Personal map op de volgende spread is van Frank Dresmé, vierdejaars illustratie. Ook het coverbeeld van deze .unst is door hem gemaakt. Frank studeert af in 2007. ‘Ik begon mijn eindexamen met het thema geheugenverlies. Veel mensen gebruiken hulpmiddelen, ‘tools’, om te kunnen onthouden. De collage op de cover komt uit een serie waarin ik portretten combineer met die hulpmiddelen. Personen die hun tools altijd bij zich dragen. Later betrok ik het thema op mezelf en richtte ik me op wat ik vaak vergeet: een route. De beeldspread is een schets van mijn alternatief voor een plattegrond, ook al is dit meer een sfeerbeeld van de totale route. Een weergave van hoe ik de wandeling beleefd heb. In mijn eindexamen wil ik de fictieve en
‘DE BAUERS MOGEN GEWOON DOORGAAN WAT MIJ BETREFT’
fysieke beelden die ik op een route aantref verwerken in een eigen (beeldende) plattegrond. Zodat ik de route onthoud en niet langer afhankelijk ben van een saai
Culturele diversiteit en amateurkunst zijn belangrijke aandachtsgebieden van het cultuurbeleid in 2007. Deze gebieden ondersteunen elkaar en het kunstproduct is hierin vooral functioneel, meer middel dan doel op zich. Kan kunst volgens Van Eijk anno 2007 nog losstaan van een zekere maatschappelijke opbrengst en alleen op een bepaalde élite gericht zijn? ‘Jazeker, kunst mag en moet af en toe hartstikke elitair zijn. Wat we nu als reguliere kunst beschouwen, was vroeger not done. Kunst ontstaat vaak tegen de verdrukking in, buiten de gevestigde orde, zet dingen op de maatschappelijke agenda via een culturele invalshoek, kijkt soms op een heel andere manier naar de toekomst, brengt spanning in de samenleving die niet door iedereen geaccepteerd wordt, en daarmee zijn bepaalde kunst-
stratenboek.’ www.21bis.nl
7
Art Attack ’06 tekst Anne Broekman, Rick Steggerda, Willemijn Tillmans, Joram Torny, Edwin Verhoeven, Annelies Vermeulen fotografie Patrick van de Luijtgaarden
ENSEMBLES HISTORISCHE INSTRUMENTEN | Mat applaus voor frivole klanken
FESTIVALOPENING EN FILMSELECTIE _ Voor wie is Art Attack eigenlijk bedoeld?
Doelstelling van de tweede editie van ART ATTACK: het beste van de HKU laten zien op verschillende locaties in de binnenstad van Utrecht. Met een HKU Award, theatervoorstellingen, klassieke en moderne concerten, een modeshow, een talentenjacht en een expositie met beeldende kunst en vormgeving. .unst stuurde haar schrijvers op pad voor een kwaliteitsonderzoek.
AB - Het Ensemble Historische Instrumenten opent deze druilerige zondagmiddag voorzichtig de Muziekparade van het Utrechts conservatorium. De kapel van het conservatorium is nog niet eens half gevuld. Om zo min mogelijk op te vallen, duiken de bezoekers angstvallig op de achterste stoelen in het donkere hoekje onder het orgel. Op deze manier is het hard werken voor Jazmin Rincon Serratos op traverso (een soort dwarsfluit) en Satoko Okitsu op clavecimbel. Toch brengen ze de sonates van onder andere J.S. Bach met overtuiging. De kapel vormt de ideale omgeving voor de frivole klanken van deze barokke instrumenten. Bezoekster Elia van der Kant geeft toe niet zo ‘barokkig’ te zijn: ‘Gister heb ik het strijkorkest in de Leeuwenberghkerk gezien, dat vond ik veel indrukwekkender. Die omgeving is zo mooi. Maar nu heb ik ook genoten hoor, ze spelen heel gepassioneerd.’ Harma Woldhuis is meer onder de indruk, maar ze is niet helemaal onpartijdig: bij Rincon Serratos heeft ze dwarsfluitles. ‘Ik heb zoiets als dit nog nooit gehoord, ik vind het erg mooi.’ ‘De reactie was een beetje lauw,’ zegt Rincon Serratos, zelf vierdejaarsstudente, achteraf. Een maand lang heeft het ensemble geoefend op de stukken, het handjevol toeschouwers doet niet meer dan mat applaudisseren. Na de laatste noten stormen de meeste mensen direct naar buiten. De dames op het podium krijgen nog net op tijd een bloemetje in hun handen geduwd.
DOOD GA JE TOCH _ Verrassende blik
SELECTIE SONNENBORGH _
VONKEN _ Guns ‘n Roses voor dwarsfluit
10
AV - Het concert Vonken van studenten van verschillende muziekopleidingen kan worden omschreven als een interessant geheel van instrumenten, filmpjes en een laptop. Een combinatie die op het podium leidt tot mooie dingen, maar het publiek soms in verwarring brengt. Bart Soeters opent de avond. Door een kwartet tegelijkertijd op klarinet, basklarinet, cello en contrabas lange boventonen te laten spelen, laat hij horen dat deze vaak niet met elkaar samengaan. Eigenlijk is het dus gewoon vals. Dan begint Cliff Dunn met zijn laptop-piep-en-kraakmuziek. Hij pakt zijn dwarsfluit en zet Sweet Child of Mine in. Aleksandra Popovska zingt op een krakerige manier mee. Of het nu de bedoeling van de makers is of niet, de zaal lacht. Behalve de live-muziek is er ook een compilatie te zien van drie studenten die filmmuziek maakten. Minutenlang kijken we naar een film van een boom. Eerst met regenboog, dan met onweer, en uiteindelijk weer met regenboog. Saai is het niet, want de muziek zorgt ervoor dat de sfeer telkens verandert. En je luistert beter naar muziek, wanneer je niet afgeleid wordt door allerlei verschillende beelden. Het laatste optreden van de avond is een compositie van Sjoerd Leijten. Hij verknipte het gedicht Amarillis en maakte er muziek onder. Dat werd een wonderlijk geheel. Ritmes veranderen, zang en trompet wisselen elkaar af. Plots houdt de muziek op. Het publiek kijkt vertwijfeld om zich heen. Is het afgelopen? Als de musici hun spullen inpakken is het duidelijk: het is afgelopen.
op de werkelijkheid
JT - Acht (bijna) afgestudeerde schrijvers aan de opleiding BTh Writing for Performance schreven allen drie korte scènes voor de Buitenkunst-bundel Dood ga je toch. Tijdens Art Attack werd een deel van deze teksten gepresenteerd in een programma met dezelfde titel, dat zowel uit lezingen als uit gespeelde scènes bestond. Een muzikant verbond op het podium de scènes aan elkaar. De teksten kwamen het beste tot hun recht als ze alleen gelezen werden. Dan werd hoorbaar hoe iedere schrijver een unieke manier van verwoorden heeft. De dialogen verwezen naar de realiteit, maar bootsten haar niet na. Soms riep dat vooral vragen op, maar meestal zorgde de woordkeus voor een verrassende blik op de werkelijkheid. Eén van de leukste teksten ging over een meisje dat op
een feestje zou komen. Drie mannen beschreven dat meisje met woorden als ‘hoepla in de benen’ en ‘wat een gotspe’. De acteurs lazen het op zo’n manier dat het feest, de mannen en het meisje zichtbaar werden, zonder dat ze uitgebeeld werden. Wanneer de teksten echter gespeeld werden, was de taal veel minder hoorbaar en lag de focus bij de anekdote. De regie ging in op herkenbaarheid en nabootsing, waardoor het nogal platte verhaaltjes werden over man-vrouw-verhoudingen waarin veel wordt vreemdgegaan en weinig van elkaar wordt gehouden. De overstijgende betekenis van de taal, die uitdrukt hoe de mens zich voelt in relatie tot andere mensen, verdween in de regie. Een andere speelstijl had deze betekenis beter tot zijn recht kunnen laten komen.
VOORSTELLING ZONDER AFSPRAAK _ Hyperactueel halfuurtje
RS - Om een Voorstelling zonder afspraak te maken, moet je toch iets afspreken. Namelijk wie er aan meedoet en wie wat meeneemt. Een actrice, een schrijver en een geluidsmaker spraken af dat ze op 18 november 2006 om 16.00 uur zouden samenkomen: met elkaar, een laptop, een bureaustoel en geluidsapparatuur. En met ons. Als de drie opkomen weet niemand wat er gezegd gaat worden en wat geschreven, welke muziek zal klinken en waar het überhaupt over zal gaan. Dat duurt niet lang. Martelen. Water op je hoofd krijgen, voortdurend geluid horen. De schrijver schetst ons de actualiteit in Irak en dat wij daar als Nederlanders, zoals gisteren bleek, aan meedoen. Het is meteen hyperactueel, iets wat normaal in het theater niet kan. De schrijver probeert te verklaren en je mag als toeschouwer meedenken. Maar niet voor lang. Monotone dreunen, mekkerende schapen. De actrice zit recht voor ons op een stoel. Ze wordt live gemarteld door de geluidsmaker. ‘Wil je me iets vragen?’ zegt ze tegen ons. We blijven stil. ‘Goed. Dan beken ik.’ Ze rijdt met de stoel naar achteren, staat op en vraagt aan de geluidsmaker: ‘Mag ik die schapen nog even horen?’ De schrijver haakt meteen aan en plots gaat het over een kinderboerderij. Daarna over Echt, Limburg. De schrijver heft een lied aan over een hypothetische dictatuur in Nederland: ‘Zouden mijn vrienden desgevraagd mij verbergen, of zou ik dan te veel van hen vergen?’ Maar echt spannend wordt het als de schrijver niet schrijft, maar samen met de actrice zijwaarts loopt. Of als er gefluisterd wordt. Of samen geveegd. Kortom, als er communicatie is. De voorstelling eindigt als na een halfuur het licht langzaam uitgaat. Op afspraak.
STRINGS ATTACHED _ ‘Ik eet een hotdog’
AB - Het mixen van jazz, pop, klassieke en moderne muziek is geen noviteit. Toch wordt Strings Attached, een samenwerking van de faculteiten Kunst, Media en Technologie en Muziek, aangekondigd als iets revolutionairs. Dat blijkt niet onterecht. In een intieme sfeer worden composities van studenten uitgevoerd door een jazzcombo en een strijkkwartet. Duidelijk is dat de samenkomst van studenten van beide faculteiten niet vanzelfsprekend is. De conservatoriumstudenten zitten in hun opleiding vast aan strakke regels, terwijl de KMT-componisten die veel makkelijker loslaten, hun composities zijn gewaagd en speels. Dat de studenten van de Faculteit Muziek hier nog niet zo veel ervaring
mee hebben, is merkbaar aan de manier waarop stukken bijna plichtmatig, met onzekere blik in de ogen worden uitgevoerd. Dit doet een aantal composities bijna de das om. De stukken zelf zijn bloedstollend mooi, met spannende akkoordenwisselingen en een langgerekte spanningsopbouw. Helaas houden ze de aandacht niet vast door gebrek aan bevlogenheid bij de muzikanten. Zodra vocalen worden toegevoegd gaat het ineens leven, het combo wordt wat losser en de strijkers klinken vloeiender. Soms tot in extremen zoals in het met onvaste stem gezongen ‘Ik eet een hotdog’, een croonerparodie waarbij joligheid even om de hoek komt kijken. Toch is het een welkome afwisseling wanneer er werkelijk met plezier gespeeld wordt.
De mogelijkheden van je plafond
EV - Museum Sonnenborgh is een dankbare locatie voor een expositie van beeldende kunst en (mode)vormgeving. Het gebouw straalt binnen een haast religieuze rust uit; je praat er als vanzelf op gedempte toon. Het dozijn afgestudeerden van de Faculteit Beeldende Kunst en Vormgeving verdiende meer aandacht dan het handjevol bezoekers dat hier zondagmiddag tussen 15.30 en 17.00 uur hun expositie bezocht. Master Interior Design Tjalf Melle was er niet minder enthousiast om. Gedreven legde hij aan elke voorbijganger de werking van zijn afstudeerproject uit en bracht hij op een paar vierkante meter een verborgen wereld tot leven: die van de ongebruikte ruimte van het plafond. Hierin heeft Melle op vernuftige wijze gebruiksvoorwerpen verwerkt, zodat je je interieur na gebruik als het ware weer ongezien kunt opbergen. Melle zit in zijn Amsterdamse woning op de begane grond regelmatig in zijn raam een pilsje te drinken. Daar ontstond bijvoorbeeld het idee voor een stoel die uit het plafond boven het raam tevoorschijn komt en steun vindt op het kozijn. Voor het slapengaan schuif je boel weer in en dient het plafond als overnachtingsplek voor de stoel. Laat de ingenieuze kap eromheen nu juist de maten van raam hebben en als gordijn te gebruiken zijn. Zo heeft Melle nog tal van andere toepassingen voor de wanden en het plafond van zijn woning verzonnen, waarbij hij verfijnde interieurarchitectuur combineert met maximale functionaliteit. Meer van dit soort toegepaste ontwerpers graag.
WT - Altijd wanneer Astrid Joosten bij Twee voor Twaalf zegt: ‘Dan gaan we nu kijken naar een filmpje gemaakt door studenten van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht,’ ben ik ongelooflijk trots. Ook heb ik de onbedwingbare behoefte om mensen die mij vertellen dat ze aan de HKU studeren, ongevraagd te zeggen dat ik dat ook gedaan heb. Ik weet dat kunstopleidingen altijd met elkaar concurreren, en dat sommige faculteiten van de HKU onterecht minder serieus genomen worden door kunstscheppend Nederland dan diezelfde faculteiten in andere steden. Met Art Attack, waar het neusje van de zalm der afgestudeerden tentoongesteld én geprezen wordt, wil de HKU zich profileren als volwaardige kunsthogeschool. Een initiatief dat ik uiteraard alleen maar kan toejuichen, want afgestudeerde kunstenaars kunnen best een zetje in de goede richting gebruiken, én zo kan de rest van Nederland tenminste zien welke briljante kunstenaars de HKU afwerpt. Er is zelfs een HKU Award in het leven geroepen: een prijs van 5000 euro voor het meest vernieuwende afstudeerwerk, dit jaar uitgereikt tijdens de feestelijke opening van Art Attack 2006 in Tivoli. De teleurstelling was dan ook groot toen de genomineerden voor deze award karig werden geïnterviewd door acteur en HKU-alumnus Errol Struijk. Zijn vragen reikten niet verder dan: ‘Ben je zenuwachtig?’, en: ‘Je afstudeerwerk gaat over beeldvorming, toch?’ In de door KMT-studenten gemaakte filmpjes over de genomineerden vielen vooral de taalfouten op; een heldere inhoud hadden ze niet. Toen ik na de filmpjes en de interviews dus nog steeds geen flauw idee had van het werk van de afgestudeerden, toen ik bij de bekendmaking weinig tot geen pers zag, maar enkel trotse familieleden en faculteitsgenoten, vroeg ik me dan ook af: voor wie is dit festival eigenlijk bedoeld? Een dag later bezocht ik de filmselectie in het Louis Hartlooper Complex: zes filmpjes van studenten van de Faculteit KMT, variërend van animatie tot documentaire. Hun werk had onmiskenbaar kwaliteit. Ik was onder de indruk van de documentaire over de drie Franse broers in Les Frères (Helmie Stil) en heb onbedaarlijk hard gelachen om de korte animatiefilm van het meisje dat alleen maar een stoombootgeluid kon uitstoten in Bwap (Marlies van der Wel). Des te spijtiger was het dat het professionele gehalte van de films de kop werd ingedrukt door de amateuristische interviews na afloop van de vertoning. Opleidingshoofd Dick Willemse probeerde angstvallig de boel informeel te houden, door samen met de afgestudeerden tegen de zijmuren van de zaal te hangen en hen vragen voor te schotelen als: ‘Jouw hoofdpersonage is echt zo’n girlpowertype. Toch?’ Of: ‘Is het zoiets als Femke Halsema achter een winkelwagentje?’ En natuurlijk de afschuwelijkste vraag die je een kunstenaar kunt stellen, omdat het antwoord namelijk altijd tegenvalt: ‘Wat heb je met deze film willen zeggen?’ Zo’n man kent de studenten, de faculteit en de moeilijkheden rond het werk als geen ander: waarom stelt hij dan zulke gesloten, inhoudsloze vragen waar zowel student als toeschouwer ongemakkelijk van worden? Voor wie is dit festival bedoeld als je een peperdure zaal in het LHC afhuurt op zaterdagavond om vervolgens de entourage eromheen af te raffelen met onprofessionele interviews? Voor de kleine selectie afgestudeerden zelf? Voor de pers? Familie en vrienden? Voor wie in godsnaam? Art Attack is een leuk initiatief, maar de onderdelen die ik bezocht, waren verre van professioneel uitgewerkt. Het bleef bij een pretentieuze opzet die niet werd ingelost – alleen al door de afwezigheid van een groot publiek. Volgens mij zou de HKU er beter aan doen door het voormalig HKU Festival in juni weer in ere te herstellen: één groot afstudeerfestival waarop werk van iedereen is te zien en niet alleen de crême de la crême; waar alle afgestudeerden kunnen floreren, omdat het hún welverdiende feestje is. Minder pretentieus misschien, maar wel veel helderder in opzet.
11
tekst Astrid de la Fuente fotografie Patrick van de Luijtgaarden
De reden om ruim vijf jaar geleden de Universiteit Utrecht te verruilen voor de Faculteit Theater van de HKU staat Majoor nog helder voor de geest: ‘Ik had heel bewust de wens om op organisatieniveau leiding te gaan geven. Tot dan toe had ik dat alleen op projectniveau gedaan. Ik wilde ontdekken of het leuk was en of ik het kon. Het faculteitsvoorzitterschap van Theater betekende voor mij de ideale combi: ik ging werken in het Hoger Onderwijs en had als theaterwetenschapper affiniteit met het onderwerp. Voor iemand zoals ik, zonder die specifieke leidinggevende ervaring, had Theater een overzichtelijke omvang.’ Er was genoeg aan de hand om haar ‘van de straat te houden’. ‘Bij aankomst bleek dat er een aanzienlijk financieel tekort bestond. De opdracht van het College van Bestuur was dat binnen twee tot drie jaar te repareren en daarna de eigen broek op te houden. Met het hele team van opleidingshoofden, het faculteitsbestuur dus, kwamen we tot een nieuwe budgetverdeling. Al na de eerste drie jaar draaiden we quitte.’ ‘Binnen de HKU’, stelt Majoor, ‘is Theater uitgegroeid van een noodlijdende tot een volwaardige, zelfstandige faculteit met een goede interne dynamiek. Daarmee is Theater veel meer een speler op het HKU-veld geworden met een dynamiserende werking, net als KMT en Kunst en Economie. Theater zoekt actief verbindingen, dat ligt in de aard van het vak. Theatermensen zijn gewend zo te denken; het is onze natuurlijke modus. We zijn ook gemakkelijk toegankelijk. Deze houding leidt tot concrete, inhoudelijke, bestuurlijke en onderwijskundige bijdragen van Theater. Op dit moment bestaat daarvoor absoluut ontvankelijkheid binnen de HKU. Neem bijvoorbeeld de interdisciplinaire insteek bij kunsteducatie. Daarin zie ik een belangrijke HKU-brede niche, waarmee we ons in de komende jaren landelijk sterk gaan profileren. Daarbij is juist het monosectorale karakter de sterke kant van de HKU: de HKU gaat niet op in een grote hbo-instelling maar is uitsluitend een kunstvakonderwijsinstelling.’ Majoor heeft een helder beeld van wat Theater in de nabije toekomst te doen staat: ‘De komende paar jaar staat profilering boven aan de agenda. We moeten meer
12
‘Ik ga echt met een gerust hart weg’
Désirée Majoor, voorzitter van het faculteitsbestuur van de Faculteit Theater, treedt per 1 februari aan als directeur van de Faculteit Communicatie en Journalistiek van de Hogeschool Utrecht. Twee maanden voor haar vertrek spreekt ze zich zonder aarzeling uit over de toekomst van haar faculteit, van de HKU en van kunstvakopleidingen in het algemeen. Majoor heeft een uitgesproken visie over haar functioneren als faculteitsvoorzitter en verliest haar eigen ontwikkeling en ambitie daarbij niet uit het oog.
naar buiten treden, onszelf meer “verkopen” en laten zien dat we goed zijn in wat we doen. Dat is ook van belang in alle discussies over de positionering van kunstvakopleidingen in Nederland. Kunstvakopleidingen in het algemeen zouden daaraan actiever moeten werken. Beleidsmatig vertaalt zich dat bij ons in een goede aansluiting van het onderwijs op de actuele beroepspraktijk: je stuurt studenten de wereld in maar je haalt ook opdrachten binnen. Je moet buiten naar binnen halen en binnen naar buiten sturen.’
‘EEN VOORZITTER VAN BESTUUR MOET GEEN ONDERWIJS GEVEN’ In het begin van Majoors voorzitterschap leidde de noodzaak tot financieel ingrijpen tot inhoudelijke keuzes. ‘De veranderingen hebben we aangegrepen om de curricula te actualiseren en tot meer interdisciplinaire samenwerking te komen. Theater is in zijn wezen een interdisciplinaire bezigheid: er is altijd sprake van een combinatie van theatrale elementen, zoals tekst, lichaam, vormgeving - ook digitaal -, spel, dramaturgie, regie. We confronteren de studenten zo vroeg mogelijk met de beroepspraktijk van het totale theatrale maakproces.’ Op de vraag of ze zelf lesgeeft reageert ze fel. ‘Een voorzitter van bestuur moet geen onderwijs geven: mijn meerwaarde ligt in besturen en managen. Als je lesgeeft zit je in de rol van docent. Je maakt het jezelf en anderen lastig als je meerdere rollen vervult.’ De suggestie dat lesgeven het gemakkelijker maakt contact te houden met het onderwijs en de studenten gooit zichtbaar – ze loopt rood aan – olie op het vuur: ‘Voeling met studenten heb ik tóch wel, door de kleine omvang van de faculteit. Ik zie veel werk van de studenten, en kom ook via de Opleidingscommissie en de Facultaire Medezeggenschapsraad met ze in contact. En in de kantine.’ Majoor benadrukt: ‘Het is goed om rolvast te zijn. Het is mijn rol de opleidingshoofden aan te sturen en te faciliteren, te zorgen dat iedereen zijn rol zo goed mogelijk kan spelen. Je moet niet in elkaars potje roeren. Anders doe je mensen geen recht. Natuurlijk ben ik wel verantwoordelijk, maar ik respecteer de expertise van de docenten.’
Na haar felle uitbarsting is een verbinding met de uitbarsting van heftige kleuren op de muren van haar kamer gauw gemaakt. ‘Ik heb mijn kamer ingericht samen met Marcel Alberts van theatervormgeving. Het vierluik van zijn hand heb ik van hem in bruikleen. Ik heb er direct veel uitgegooid; ik kan niet tegen een volle kamer. Ik hou erg van kleur en heb Marcel de vrije hand gegeven. Hij kwam toen met een kleurontwerp. Ook thuis in mijn woonkamer heb ik zulke heftige kleuren. Deze kamer is heel erg Désirée.’ Herkent ze zich in de benaming gepassioneerd? ‘Fanatiek. Als ik iets vind kan ik daar fanatiek in zijn. Hier op de faculteit wordt heel hard gewerkt doordat mensen zo verschrikkelijk betrokken zijn op alle niveaus. Dat is een luxe. Iedereen is fanatiek; dan blijf je zelf ook fanatiek.’
‘JE MOET OP TIJD WETEN DAT JE JE MEERWAARDE GELEVERD HEBT’ Over het afronden van haar werk bij Theater zegt Majoor: ‘Het is een grappige ervaring dat het zo makkelijk gaat. Ik voel heel duidelijk dat ze het zonder mij kunnen. Je moet op tijd weten dat je je meerwaarde geleverd hebt. Mijn meerwaarde is professionalisering van de organisatie en van bestuur en management, maar ook teamvorming en het tot stand brengen van interdisciplinaire samenwerking. Ik geloof dat ik erin geslaagd ben wat ik doe transparant te maken. Dat leidt tot vertrouwen. Dat is de basis, want je moet het met z’n allen doen.’ Majoor kwam tot haar besluit te vertrekken doordat ze een soort omslagpunt voelde. ‘Dat kwam toen ik merkte dat ik minder aan het leren was. Mijn eigen belangrijkste drive is zelf leren en uitgedaagd worden. De eerste drie jaren waren een grote snelkookpan. Ik ben de HKU dankbaar voor de gelegenheid zoveel te leren in zo’n korte tijd. Natuurlijk moet je niet te kort blijven want veranderingen moeten kunnen beklijven en grond vinden. Theater is nu een stabiele, goed georganiseerde faculteit met een professioneel management. Ik ga echt met een gerust hart weg.’
De monteur Mijn kamer is koud en de ketel is oud en de monteur komt tussen twaalf en vier. Telefoon. De monteur zit vast. (Wat? Waar? In het verkeer? Aan een radiator? In een ketel?) De mevrouw aan de telefoon weet ook niet waaraan of waarin. Om halfvijf stormt een mannetje van anderhalve meter binnen en hij praat niet, nee, hij schreeuwt. ‘Goeiemorgen vrouwke! Net uit bed?!’ Hij rent de gang in, een wolk stuifzand achter zich latend. ‘Rechtsaf! roep ik hem na. Hij stormt de keuken in en rukt de deur van de geiser open. Die slaat met een klap tegen het raam. Hij rammelt aan de buizen. Ik ga naast hem staan en kijk over zijn schouder mee. ‘Je meter staat in het rood!’ brult hij in mijn oor. ‘Het probleem zit in de ketel boven!’ Mijn haren wapperen in de wind. ‘We hebben geen ketel boven. We wonen op de begane grond.’ ‘Weet je dat zeker?!’ ‘Jaanatuurlijkweetikdatzeker.’
‘Niet!’ roept hij. ‘Wel!’ roep ik terug. ‘We hebben geen geheime ketel!’ ‘Wel waar! Ik ga boven kijken!’ ‘We hebben geen boven!’ ‘Welles!’ Voor ik er erg in heb, staat hij buiten op de bel van de bovenburen te drukken. ‘Volgens mij zijn ze niet thuis,’ zeg ik als ik eenmaal naast hem sta. Hij rent weer naar binnen en al gauw hoor ik twee vlijtige handen die zich al buizen-rammelend door het huis bewegen. Ik besluit achter de computer te gaan zitten. Soms stormt hij binnen om met een waterpomptang op de knoppen van mijn radiator te slaan. Dan weer valt er plamuur van mijn plafond wanneer hij in de kamer naast mij bezig is. ‘Er zit geen stroming in!’ roept hij me toe wanneer hij naast me op de grond ligt en zijn oor tegen de verwarming drukt. Hij staat op, schudt met de kast en kijkt naar een stoffige
buis die in het plafond verdwijnt. ‘Ik moet ontluchten!’ Hij grijpt de ladder van de hoogslaper. Die zit vastgeschroefd. Hij rammelt nog een keer, om zeker van zijn zaak te zijn en rent dan met wapperende manen de deur uit. Alras komt hij terug met een keukentrapje. Hij schroeft, slaat en rammelt wat en dan klinkt er een sissend geluid. Hij gromt en weg is hij. Het is ineens zo stil. Hoe zou hij straks nu thuis komen? Zou hij zijn vrouw vastpakken? Haar door elkaar schudden? Naar het fornuis rennen en de gebakken piepers opschudden? En na het eten onder de douche rammelen aan z’neige pijpen? Ik ga op de verwarming zitten. Warm. Fijn. Eindelijk.
Hanneke Hendrix tweedejaars Writing for Performance
13
HKU’ers vinden tijdens of na hun studie onderdak bij een culturele instelling in Utrecht. Ze krijgen daar een baan, werken er aan een project of lopen er stage. In cv-building gaat .unst bij die instellingen op bezoek. In aflevering 5 een interview met Colijn Buis, die wekelijks optreedt in CeesPlace.
U-EX = EXPERIMENT IN UTRECHT! SPONTANE ONTMOETINGEN VAN MUSICI DIE SAMEN VRIJE EN GEÏMPROVISEERDE MUZIEK SPELEN.
tekst Annelies Vermeulen fotografie Patrick van der Luijtgaarden
van de mis Dona Nobis Pacem, gecomponeerd door Thijs van Leer en met hemzelf als solist op fluit. Ik heb het hele stuk uitgeschreven en gearrangeerd voor koor. Ik dacht: als muziek zo mooi kan zijn, wil ik dat ook.’ Het maakt Colijn weinig uit welke soort muziek hij speelt. ‘Pop, jazz of zelfs salsa. Het varieert per week wat we spelen, maar ik vind alles leuk. Een van mijn idolen is Sting, die ook verschillende soorten muziek combineert.’
14/01 Jasper LeClerq (viool) en Tjitze Vogel (bas) 21/01 Xavier Lopez (piano), Raphael Vanoli (gitaar) en Andreas Pichler (drums) 28/01 Michael Baird (slagwerk), Kamal Hors (ud) en Patrick Votrian (tuba en trombone) U-EX | ELKE ZONDAG VANAF 14 JANUARI 21.00 - 23.00 UUR | ENTREE €2,SJU Jazzpodium Varkenmarkt 2 www.sjujazz.nl
14
we houden contact Optimaal online samenwerken
Met de expositie Eastern Neighbours bracht de Toren van Babel in september en oktober met SURFgroepen Oost- en West-Europa bij elkaar. Kunst uit de elf beoogde EU-lidstaten en Rusland onder SURFgroepen is een complete online samenwerkingsomgeving
met
documentopslag,
Instant
Messaging
één dak met het werk van zeven hedendaagse Nederlandse kunstenaars, met als doel en videoconferencing. Werk in een Teamsite samen
met collega’s uit een afdeling, leden van een project-
begrip en acceptatie aan beide kanten te vergroten. Bart Rutten, conservator SM’s groep of docenten en studenten rond een specieke
cursus. Sla je bestanden online op, deel takenlijsten,
afbeeldingen en een gezamenlijke agenda. Verder kun
(Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch), was als curator verantwoordelijk voor de je zien wie online is en direct chatten. In een virtuele vergaderkamer kun je elkaar zelfs horen en zien. Naast
Nederlandse selectie.
de Teamsite krijg je de beschikking over een MySite. Hier kun je persoonlijke documenten beheren.
SURFgroepen is een product van SURFnet en een onderdeel van de SURFnet-licentie van je instelling. Daarmee kun je direct aan de slag en zijn voor jou aan het gebruik geen kosten verbonden.
Verder studeren in het buitenland? Verleg de grenzen van je kennis met een beurs van het VSBfonds. Studeer jij binnenkort af en wil je graag verder studeren in het buitenland? Het VSBfonds stelt je financieel in staat om deze droom te verwezenlijken. Jouw kennis is uiteindelijk van belang voor de Nederlandse samenleving. Meer weten? Kijk op www.vsbfonds.nl/beurzen
www.surfgroepen.nl
2007
.cv-building
Mark Alban Lotz (fluiten) en Meinrad Kneer (bas) ontvangen gasten uit Improvisatieland:
‘Ik heb jamsessies altijd interessant gevonden, maar omdat er in Utrecht geen goede waren reisde ik altijd naar Amsterdam en Rotterdam. Toen ik mijn buik vol had van dat nachtelijk gereis, ben ik in Utrecht zelf een jamsessie begonnen.’ Colijn Buis (25) volgt de Voortgezette Kunstopleiding Muziek op het conservatorium en wil daarbuiten vooral veel op het podium staan. Daarom benaderde hij Cees van Leeuwen van CeesPlace, met het idee om wekelijks een optreden met aansluitend een vrije jamsessie te organiseren. ‘Cees wilde het wel een kans geven. Ik vroeg conservatoriumdocenten of ze wilden optreden. Het werd een succes.’ Dus speelt er sinds november 2002 elke week een andere gast mee met Colijns trio, waaronder ook een aantal beroemde muzikanten als Hans Dulfer en Denise Jannah. ‘Iedereen vindt het leuk om mee te doen. Zij doen het zodat ze ook eens met jonge talenten kunnen spelen en hen leren kennen. Ik vind het leuk omdat ik elke week een schop onder mijn kont krijg; telkens zie ik dat ik nog veel moet leren. Voor het publiek is het ook leuk, omdat zij zelf het podium op kunnen tijdens de jamsessie en ze beroemdheden zien optreden.’ Colijn moest aanvankelijk dan ook zijn schroom overwinnen om met deze bekendheden op te treden. ‘De eerste keer dacht ik: ik ga gewoon niet. Maar ik zou de deur open doen, dus ik moest wel. Nu heb ik geen last meer van zenuwen, optreden in CeesPlace zie ik als een thuiswedstrijd.’ Aanleiding voor Colijn’s vastbeslotenheid door te gaan in de muziek was het concert
regelen en zelf op iemand af stappen. De wereld stikt van het geld, je moet het alleen weten te vinden.’
‘ALS COR BAKKER IN BRAZILIË ZIT, HEB IK OOK GEEN LES.’ Zijn bezigheden kan Colijn prima combineren met zijn opleiding. ‘De docenten zijn zelf ook muzikant, dus die weten hoe het werkt. Als ik een optreden heb, kan ik de les of een opdracht best een week verschuiven. Dat doen docenten zelf ook. Als Cor Bakker in Brazilië zit, heb ik ook geen les.’ De optredens in CeesPlace zijn niet het enige wat Colijn in de wereld van muziek doet. Op dit moment neemt hij een cd op met eigen jazznummers. ‘Ik ben een vreselijke perfectionist, en dus ben ik er veel mee bezig. In januari moet de cd af zijn en ik wil hem presenteren op mijn eindexamen tweede fase. Juist omdat ik met componeren zo perfectionistisch ben, zijn de jamsessies erg leuk om te doen. Die zijn juist heel ongedwongen.’
Toch zit Colijn niet zoveel achter de piano als hij zou willen. Een consequentie van veel optreden is namelijk veel regelwerk. En dus minder pianospelen. ‘Ik moet muzikanten benaderen, optredens regelen, mijn website bijhouden. Dat gaat van de pianotijd af, maar ik heb het er voor over. Mijn ouders waren bang dat ik met muziek mijn brood niet zou kunnen verdienen, maar het blijkt goed te gaan. Daar moet je echter wel wat voor doen: zelf dingen
15
‘Ik vind het belangrijk om naast mijn opleiding dingen te doen. Zo krijg ik elke keer weer een boost en wil ik beter worden. Sommige studenten staan na hun eindexamen nooit meer op een podium, dat vind ik zonde. Zelfs goede docenten komen niet vooruit, omdat ze geen goede manager hebben. Het is waar dat mensen niet op je zitten te wachten, maar je kunt er wel voor zorgen dat ze op je wachten. Je kunt je dromen waar maken.’
HKU krijgt Studenten Service Centrum
De Playground als toekomstdroom
De HKU is momenteel bezig met het opzetten van haar Studenten Service Centrum (SSC). Het SSC wordt een centraal punt waar aankomend studenten, studenten, alumni, medewerkers, decanen en ouders terecht kunnen voor niet-onderwijsinhoudelijke informatie. Het SSC gaat onder andere zorgen voor: - informatie over de studie, zoals aanmelding, toelating, in- en uitschrijving, studiefinanciering, studievoortgang, kamers zoeken, verzekeringen, reglementen, museumpas, verblijfsvergunningen - klachtafhandeling - het maken van afspraken met studentendecanen en dergelijke. Het SSC krijgt een centraal telefoonnummer, een centraal e-mailadres en een centrale balie op de derde verdieping van Lange Viestraat 2b. Daarnaast wordt een digitale studentenbalie ingericht waar studenten via de HKU-website verschillende zaken direct kunnen afhandelen. Wordt vervolgd.
De Jonge Managers 2005 ontwikkelen plannen voor de HKU van de toekomst. Geïnspireerd door de studiereis naar Los Angeles (november 2005) en bewust van de veranderende maatschappij, keken zij naar de actuele behoeften in het kunstonderwijs en de markt. Daaruit ontstond het idee voor ‘de Playground’, een plek waar onderwijsvernieuwing en nieuwe organisatievormen hun plaats krijgen. De Playground is meer dan een onderwijsinstelling: zij is een dynamische en interactieve campus, die midden in de maatschappij functioneert. Er is ruimte voor experiment en technologie, innovatie en ondernemerschap.
Door interdisciplinaire structuren en onderwijsvormen geeft de Playground vorm aan de ontwikkelingen binnen de creatieve industrie en kunnen nieuwe disciplines ontstaan. Om deze toekomstdroom te realiseren is het Innovatorium ontwikkeld. Het Innovatorium is de eerste stap op weg naar de Playground en functioneert als experimenteertuin. Ze initieert, adopteert en ondersteunt projecten als HKUtv en Project Wearables (een project op het snijvlak van mode en technologie), samenwerkingen en nieuwe onderwijsvormen in een interdisciplinaire context. Binnen enkele jaren zal het Innovatorium uitgroeien tot de Playground.
.kort
Om medewerkers, studenten en geïnteresseerden bij deze ontwikkelingen te betrekken, staan allerlei activiteiten op de agenda: zo wordt voorjaar 2007 een congres over het Innovatorium georganiseerd. Vragen of meedenken? Neem contact op via innovatorium@central.hku.nl www.hku.nl/innovatorium
Roem voor vier: C-mon & Kypski 16
C-mon & Kypski is een jongensdroom die uitkomt. Ze spelen samen vanaf 2002 en zijn inmiddels op weg naar de top. Niet bang voor experiment, verleggen de vier jonge mannen voortdurend de grenzen van hun oorspronkelijke gemeenschappelijke liefde, de hiphop. Hun derde cd, Where the wild things are, ligt sinds oktober in de winkels, ze touren zowel nationaal als internationaal en doen nog steeds waar ze het meeste van genieten: muziek maken met vrienden.
tekst Wanda Dijkstra fotografie Daniel J. Ashes
Daniël Rose is 26 jaar en in 2005 afgestudeerd aan de opleiding Kunst en Economie van de HKU. Ook Simon Akkermans (28 jaar, C-mon) en het vierde bandlid Jori Collignon hebben deze opleiding gevolgd. Alleen Thomas Elbers (28 jaar, Kypski) komt uit een andere hoek: hij studeerde in 2001 af aan de Faculteit KMT van de HKU. Daarnaast is hij als dj zesvoudig Nederlands kampioen scratchen. In een pand dat vermoedelijk alleen in de aanwezigheid van een muziekstudio verschilt van willekeurig welk ander studentenhuis in Utrecht, praat ik met de band over het fenomeen ‘roem’. Thomas: ‘Roem betekent volgens mij dat heel veel mensen tegen je opkijken. Dat gebeurt al snel als je veel op tv bent en als je liedjes op de radio te horen zijn. Wanneer mensen je één keer op tv zien, denken ze al dat je bent doorgebroken. En omdat je bekend bent, gaan mensen tegen je opkijken.’ Daniël: ‘Wij merken dat al wel een beetje. De eerste groupies die drie, vier optredens achter elkaar op de voorste rij staan, dat soort dingen. Ik vind het wel leuk, het is toch een vorm van respect. Mensen laten echt merken dat ze iets leuk vinden. Maar ik kan me niet
voorstellen dat ik het heel tof vind als er op straat mensen achter je aan lopen. Het scheelt dat wij niet echt een frontman hebben; daarom denk ik dat wij redelijk anoniem kunnen blijven.’
‘ZE SCHRIJVEN ZOIETS OVER JE, TERWIJL JE ZELF NOG GEWOON BENT WIE JE WAS’ Thomas: ‘Pete Philly is een vriend van ons en laatst liepen Simon en ik met hem op straat. Dan hoor je constant: “Hé Pete Philly, hé Pete Philly!” Ik vind het wel relaxed dat wij niet zo herkend worden. Als dat wel zo was, zou ik daar para van worden.’ Er zijn echter ook voordelen. Daniël: ‘Het grote voordeel is dat jij als artiest je eisen kunt bepalen. Mensen bellen jou om dingen te doen. Je krijgt meer optredens en mensen moeten meer ‘pikken’ van jou, omdat je een ‘ster’ bent.’ Daniel: ‘Je merkt af en toe als mensen over je schrijven, hoe ze je zien. Mensen die jou van tevoren niet kennen, kennen je dan alleen op die manier. Dat is wel gek.’ Thomas: ‘Je ziet dat bijvoorbeeld met onze nieuwe plaat. Nu zijn we opeens “geniaal”. Maar dat is niet opeens waar
omdat zij dat schrijven! Het is zo gek, ze schrijven zoiets over je, terwijl je zelf nog gewoon bent wie je was.’ Het doet de band goed dat ze een aantal fans bij vrijwel elk optreden terug zien. Thomas: ‘Je moet toch een soort van fanbase opbouwen. En dan is het te gek als je een vast kliekje krijgt.’ Daniël: ‘Dat zijn namelijk de mensen die het gaan doorlullen aan iedereen en dat moet je hebben.’ De studiekeuze van drie bandleden – Kunst en Economie aan de HKU – lijkt misschien vreemd voor musici, maar schijn bedriegt. Simon: ‘Je kunt je interesses heel goed kwijt in die studie. Ik heb bijvoorbeeld stage gelopen bij een platenmaatschappij. Een ervaring waar ik nu veel aan heb. Als bandlid ben je niet alleen maar muzikant. Je moet ook heel veel regelen.’ Thomas vult aan: ‘Vooral in deze tijd, met verschuivingen in de muziekindustrie, alle grote maatschappijen die geen jong talent meer aannemen… je móet wel iets voor jezelf beginnen. En dan heb je best veel aan zo’n opleiding.’ Simon: ‘Eigenlijk zijn wij onze eigen managers. Het is wel goed, als een platenmaatschappij met een contract komt, dat je er zelf ook wat vanaf weet.’