Jaaroverzicht 2014

Page 1

JAAROVERZICHT 2014 KENNISCENTRUM INNOVATIE VAN ZORGVERLENING


2


VOORWOORD

1

Een jaarbericht is een goede gelegenheid om je unieke kwaliteiten onder woorden te brengen. Daarmee willen we ons Kenniscentrum Innovatie van Zorgverlening ‘in de etalage’ plaatsen, zodat voor de ‘stakeholders’ duidelijk wordt wat ónze bijdrage aan het verbeteren van gezondheid is.

En dan denk ik: goede wijn behoeft geen krans. We weten zo ook wel wat de kwaliteiten van ons Kenniscentrum zijn, dat opnieuw mooie resultaten wist te behalen. Het deed dat dankzij zijn hoogwaardige en vaak unieke expertise, die werd ingezet voor uiteenlopende ‘klanten’ in de zorg, het onderzoek en in het onderwijs, met behulp ook van een netwerk dat voor Nederland heel bijzonder is. De wijnoogst van het afgelopen jaar is zelfs extra rijk nu onze lectoren en onderzoekers belangrijke stappen hebben gezet voor de vormgeving van het begrip zelfredzaamheid. Het Kenniscentrum deed dat op suggestie van de externe beoordelingscommissie Ter Horst, die ons aanmoedigde om hierbij voorop te gaan lopen in Nederland. Dat zijn wij min of meer aan zijn stand verplicht, noblesse oblige, oordeelde de commissie. Die uitdaging is het Kenniscentrum aangegaan.

Zelfredzaamheid: het is een populaire term, om niet te zeggen een modewoord. Beleidsmakers koesteren hoge verwachtingen en opinieleiders kruisen er de degens over: wat is het, en hoe kunnen we het een plaats geven in onderzoek en onderwijs? Het Kenniscentrum zette de eerste stappen voor een bruikbaar concept en ziet de betekenis vooral in de veerkracht om zelfstandig te kunnen leven, met elkaars hulp, wat het leven ook voor je in petto heeft. Een mooie en betekenisvolle omschrijving, die ongetwijfeld ook zal gaan doorwerken in de onderwijsprofielen. Een definitie die ook iets zegt over de samenwerking en support in onze faculteit. Wat is is mooier dan elkaar te steunen om ieders beste krachten boven te halen? Daarmee lopen we inderdaad voorop in Nederland. Veel leesplezier met dit Jaaroverzicht. Harm Drost, directeur 3


INHOUDSOPGAVE

4

1 Voorwoord

03

2 De cijfers van 2014

05

3 Zelfredzaamheid als verbindend thema

06

4 Benoemingen • Ellen Gerrits hoogleraar Logopediewetenschap

08 08

5 Gepromoveerd • Henri Kiers promoveert op oorzaken lage rugpijn • PREDOCS: complicaties na hartoperatie te voorkomen

11 11 14

6 Nieuw onderzoek • Aandacht voor afasie • Basic Care Revisited: basiszorg onder de loep

16 16 18

7 Afgeronde projecten • Woonkamer verhoogt ­welbevinden ouderen

20 20

8 Prijzen & subsidies • Drie NWO Promotiebeurzen voor onderzoekers • App genomineerd voor Beste Zorgidee

22 22 24

9 Afscheid • Lector Vanhees neemt afscheid

27 27

10 Internationaal • Bezoek Britse groep: focus op eHealth • Europese subsidie voor interventie bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen • Droge ogen op congres contactlensspecialisten • Utrecht Summer School: 18 nationaliteiten • Congres ‘verrijkte omgevingen voor ouderen’

30 30 32 35 36 38


DE CIJFERS VAN 2014 • • • • • • • • •

2

5 LECTORATEN 6 LECTOREN 76 KENNISKRINGLEDEN 28 WERKZAME PROMOVENDI AAN DIVERSE UNIVERSITEITEN 56 WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES 52 PUBLICATIES VOOR PROFESSIONALS 130 PRESENTATIES VOOR PROFESSIONALS 89 PRESENTATIES OP WETENSCHAPPELIJKE CONGRESSEN 298 BACHELOR­ EN MASTERSTUDENTEN MEEGEWERKT AAN ONDERZOEK

5


ZELFREDZAAMHEID ALS VERBINDEND THEMA De commissie-Ter Horst beoordeelde het Kenniscentrum Innovatie van Zorgverlening (IvZ) als excellent, maar gaf tevens het advies de focus te leggen op zelfredzaamheid. In juni 2014 werd daarom Maarten Hageman aangesteld als projectleider zelfredzaamheid. Inmiddels staat er een stevig raamwerk voor verdere samenwerking tussen de lectoraten en een krachtig imago naar de buitenwereld. “Zelfredzaamheid is de komende jaren een heel belangrijk thema in de westerse wereld,” zei Maarten Hageman in juni. “De essentie van het begrip ligt niet in verkapt bezuinigen, maar juist in een positieve notie: zorgverlening moet uitgaan van de mens, de hele mens, met zijn mogelijkheden en beperkingen. De zorg moet aansluiten bij zijn behoeftes, terwijl hij zelf blijft doen wat hij nog kan. Dat vraagt om een interdisciplinaire aanpak. De zorg is lange tijd zeer versnipperd geweest; die versnippering wordt steeds minder geaccepteerd. De maatschappij vraagt om maatwerk. Voor maatwerk is overzicht nodig. En overzicht vraagt samenwerking. Specialisten moeten steeds meer in teamwork een product aanbieden. Dat gaat niet vanzelf: je moet elkaars taal spreken. Pas dan kun je elkaar versterken vanuit de eigen expertise, en samen een product bieden dat beantwoordt aan de vraag van de individuele patiënt.” Met die insteek toog Hageman deze zomer aan het werk. Hij voerde intensieve gesprekken met de lectoren van het Kenniscentrum, over de definitie van het begrip zelfredzaamheid, maar ook over hoe hun samenwerking in de praktijk vorm zou kunnen krijgen. En al gauw wierp het harde werk van alle betrokkenen vruchten af. Inmiddels is er een definitie van zelfredzaamheid die door de lectoraten wordt gedeeld. Die luidt: “Zelfredzaamheid is de capaciteit van een mens om zijn leven zelfstandig te kunnen leiden, al of niet met ondersteuning, opdat hij optimaal kan deelnemen aan de maatschappij, in overeenstemming met zijn wensen en mogelijkheden.”

6


3

Op basis van deze definitie heeft Hageman samen met de lectoren een werktekst opgesteld, waarin de missie van het Kenniscentrum is vervat: “Door hoogwaardig praktijkgericht onderzoek ontwikkelen wij kennis en tools voor professionals om zelfredzaamheid te verhogen. Wij stellen ons daarbij de vraag welke factoren bij zelfredzaamheid een rol spelen en hoe we deze kunnen beïnvloeden. Zo dragen we bij aan de innovatie van de gezondheidszorg met zelfredzaamheid als sleutelbegrip. We onderzoeken thema’s met betrekking tot preventie, cure en care. Onze onderzoeksexpertise is de basis van waaruit we werken. Gezondheid is hierbij voor ons meer dan alleen de afwezigheid van een aandoening, beperking of handicap: het is het vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. We richten ons op dagelijkste levensverrichtingen van de mens, niet alleen de algemene, maar ook de instrumentele (waaronder de digitale). We kiezen in ons onderzoek voor de schaal en het perspectief van het individu en van groepen van individuen. Daarbij betrekken we ook de sociaal-maatschappelijke omgeving van de mens.” Vanuit deze definitie en werktekst is een advies aan de directie opgesteld om richting, ruimte en ruggensteun te geven aan zelfredzaamheid als sleutelbegrip in het onderzoek van het Kenniscentrum. De suggestie van Hageman is, om vanuit de faculteit naar een nationaal kennispunt voor zelfredzaamheid toe te werken. Rondom zelfredzaamheid in de zorg bevindt zich een wereld van maatschappelijke mogelijkheden en ontwikkelingen. Door de krachten te bundelen op dit uiterst belangrijke thema ontstaat een organische multidisciplinaire samenwerking, met het Kenniscentrum als brandpunt.

“WIJ DRAGEN BIJ AAN INNOVATIE VAN DE GEZONDHEIDSZORG MET ZELFREDZAAMHEID ALS SLEUTELBEGRIP” 7


/ BENOEMINGEN

ELLEN GERRITS HOOGLERAAR LOGOPEDIEWETENSCHAP Lector Logopedie - Participatie door Communicatie Ellen Gerrits is per 1 september benoemd tot hoogleraar Logopediewetenschap aan de faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht. De leerstoel is ingesteld door de beroepsvereniging voor logopedisten, de NVLF. Gerrits gaat zich als hoogleraar richten op onderzoek naar spraak- en taal­ontwikkelingsstoornissen bij kinderen. “Het is belangrijk dat er meer onderzoek komt naar de effectiviteit van logopedische behandeling,” aldus Gerrits. “Als logopedist wil je graag de beste interventie kiezen. Het is echter in veel gevallen niet bekend wat de beste interventie is. Wat is de beste manier om de woordenschat uit te breiden, werkt een metacognitieve aanpak voor het taal­begrip, wat zijn voorspellers van het effect van taaltherapie? Mijn taak als hoogleraar Logopediewetenschap is het opzetten van een onderzoeks­ programma op het gebied van taalontwikkelingsstoornissen bij kinderen, en het uitvoeren daarvan in samenwerking met logopedisten. Daarbij is er bijzondere aandacht voor de transfer van kennis naar de beroepspraktijk. Het onderwijs is ook belangrijk onderdeel van de leerstoel. In de master Logopediewetenschap van de universiteit worden logopedisten opgeleid tot academicus die meewerkt aan de ontwikkeling, verspreiding en implementatie van wetenschappelijke kennis op het gebied van stem-, spraak-, taal-, gehoor- en slikstoornissen.” Het lectoraat Logopedie - Participatie door Communicatie van Hogeschool Utrecht is nauw verbonden met de leerstoel. Het onderzoeksprogramma heeft dezelfde focus. Een belangrijk voordeel daarvan is, dat theorie en praktijk bij elkaar komen, aldus Gerrits. “Wetenschappers die zich bezig houden met theorievorming over taalverwerving hebben vaak nog nooit een kind behandeld met een taalontwikkelingsstoornis. En de professionals in de praktijk die de interventies bedenken zijn niet altijd op de hoogte van de recente wetenschappelijke inzichten. Door logopedisten te betrekken bij het onderzoek van de leerstoel ontstaat synergie tussen wetenschappelijke kennis en ervaring met het behandelen van kinderen met taalontwikkelingsstoornissen.” Gerrits hoopt dat over vijf jaar meerdere logopedisten bezig zijn met een promotie-onderzoek of dat hebben afgerond. En dat de kennis die is ontwikkeld over de effectiviteit van spraak- en taaltherapie voor kinderen, de logopedist ook heeft bereikt. 8


4 9



/ GEPROMOVEERD

5

HENRI KIERS PROMOVEERT OP OORZAKEN LAGE RUGPIJN

Waarom ontwikkelen sommige mensen chronische lage rugpijn? Eén van de factoren die daarbij een rol speelt is proprioceptie. Henri Kiers, onderzoeker bij het lectoraat Leefstijl en Gezondheid, onderzocht hoe dat precies zit. Op 21 november promoveerde hij aan de KU Leuven.

“Lage rugpijn is het probleem met de grootste impact op het persoonlijk leven in de West-Europese landen,” zegt Henri Kiers, onderzoeker bij het lectoraat Leefstijl en Gezondheid en directeur van het Instituut voor Bewegingsstudies (IBS) van Hogeschool Utrecht. “Er zijn heel veel therapieën, maar eigenlijk is er maar heel weinig bekend over de oorzaken van lage rugpijn. Het enige dat we zeker weten is dat oefenen en bewegen helpt, maar ook weten we zeker dat dat maar een beetje helpt.” Daarom is het nodig om beter te begrijpen waarom sommige mensen chronische lage rugpijn ontwikkelen. Kiers: “Een van de factoren die daarbij mogelijk een rol speelt is proprioceptie. Proprioceptie is het gevoel van houding en beweging waarmee wij een beeld van ons lichaam maken in het brein. Mensen met lage rugpijn lijken minder precies te kunnen voelen waar hun rug zich bevindt, en dit kan mogelijk leiden tot lokale overbelasting of anderszins verkeerd gebruik van de rug.” In zijn promotieonderzoek heeft Kiers gemeten of mensen met lage rugpijn de proprioceptieve signalen uit spieren anders gebruiken dan mensen zonder lage

“HET ENIGE DAT WE ZEKER WETEN IS DAT OEFENEN EN BEWEGEN HELPT TEGEN RUGPIJN ­ EEN BEETJE” 11


rugpijn. Dit is gemeten met behulp van spiervibratie bij 215 politiemensen uit Utrecht. Tevens zijn deze mensen gemeten op een ergometer om vast te stellen hoe fit zij in het algemeen waren. “Wat opvalt is dat mensen met lage rugpijn inderdaad de signalen uit hun rug minder zwaar meetellen in het maken van een beeld van hun lichaam,” zegt Kiers. “Proprioceptie uit de rug wordt minder gebruikt dan door mensen zonder lage rugpijn. Overigens gold dat in dit onderzoek ook voor proprioceptieve signalen uit de enkels; ook daar maken mensen met lage rugpijn minder gebruik van. Verder bleek dat dit effect van lage rugpijn niet wordt veroorzaakt doordat mensen met lage rugpijn minder bewegen en daardoor minder fit zijn. Fitheid had wel een invloed op de mate waarin mensen hun proprioceptie gebruiken om hun houding te bewaren, maar het effect van lage rugpijn op proprioceptie staat hier los van.” Het onderzoek leverde nog een interessante bevinding op, aldus Kiers: “Wanneer mensen op een instabiele ondergrond staan, zoals een foam pad of een oefentol, dan maken ze minder gebruik van proprioceptieve signalen uit de enkel. Dat is opvallend, want de meeste trainingsprogramma’s voor enkelstabiliteit en proprioceptie maken gebruik van oefentollen en andere instabiele ondergronden. Die programma’s moeten dus heroverwogen worden.” Het belang van dit onderzoek ligt in een aantal aanbevelingen voor de praktijk om bestaande interventies voor lage rugpijn te optimaliseren. Dit zelfde advies geldt voor training bij instabiele enkels. Daarnaast helpen de uitkomsten de puzzel van chronische lage rugpijn weer een klein stapje verder op te lossen. Henri Kiers verdedigde zijn proefschrift, getiteld ‘Proprioception, Associations with low back pain and physical activity’, op vrijdag 21 november in Leuven. Promotor was prof. dr. Luc Vanhees.

“BESTAANDE PROGRAMMA’S VOOR PROPRIOCEPTIE MOETEN HEROVERWOGEN WORDEN” 12


MENSEN MET LAGE RUGPIJN GEBRUIKEN PROPRIOCEPTIE UIT DE RUG MINDER, EVENALS PROPRIOCEPTIE UIT DE ENKELS

13


/ GEPROMOVEERD

PREDOCS: COMPLICATIES NA HARTOPERATIE TE VOORKOMEN Met een simpel programma kunnen verpleegkundigen complicaties na een openhartoperatie bij oudere patienten voorkomen. Ruim één derde van de patiënten krijgt na de operatie een zorggerichte complicatie als een delier, depressie, decubitus of een infectie. Die leiden vaak tot een langer ziekenhuisverblijf en een lagere kwaliteit van leven na de ziekenhuis­ opname. Onnodig, blijkt uit het promotieonderzoek van Roelof Ettema. Op 13 maart 2014 promoveerde hij. Steeds meer ouderen verlaten het ziekenhuis met een slechtere gezondheid dan toen ze erin gingen. Ettema onderzocht hoe dat komt. Daarvoor volgde hij 14.190 oudere openhartoperatiepatiënten in drie ziekenhuizen: het Isala Ziekenhuis in Zwolle, het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein, en het UMC Utrecht. Het bleek dat 36% van de hartpatiënten een postoperatieve zorg­­ complicatie ontwikkelde. Het onderzoek startte met te kijken naar wat er precies met patiënten gebeurt tijdens de operatie en het verblijf op de intensive care. Hoe kan het dat sommige patiënten complicaties ontwikkelen? Ettema maakte gebruik van data van 11.395 patiënten. Daarna werden in een prognostisch onderzoek bij 1.761 patiënten voorspellingsinstrumenten ontwikkeld waarmee 4 weken voor de operatie voorspeld kan worden of een patiënt na de openhartoperatie een zorgcomplicatie zal gaan oplopen. Ook keek hij in een serie vervolgonderzoeken naar effectieve preventieve interventies. Met die kennis ontwikkelde Ettema het PREDOCS-programma. Dat bestaat uit een set instrumenten waarmee verpleegkundigen vier weken voor de operatie kunnen inventariseren welk risico op zorgcomplicaties de patiënt na de operatie loopt. Het programma voorziet bovendien in een aantal interventies ter voorbereiding op de ziekenhuisopname. Zo draagt het PREDOCS-programma bij aan het terugdringen van postoperatieve zorgcomplicaties. Op 13 maart promoveerde Ettema aan de Universiteit Utrecht. Zijn eerste promotor was prof. dr. Marieke Schuurmans, tevens lector Chronisch Zieken aan Hogeschool Utrecht. In 2015 start Ettema een grote multi-centre trial van het PREDOCS-programma. Daarnaast coördineert Ettema de voorbereidende werkzaamheden van soortgelijke programma’s voor preoperatieve screening van maag-lever-darmpatiënten en vaatpatiënten. 14


15


/ NIEUW ONDERZOEK

AANDACHT VOOR AFASIE Het lectoraat Logopedie - Participatie door Communicatie richt zich sinds de oprichting op taal- en spraakstoornissen bij kinderen. Met de continuering van het lectoraat in 2014 werd die focus verbreed met een nieuwe doelgroep: volwassenen met niet-aangeboren hersenschade. Kinderen zijn een belangrijk werkgebied voor logopedisten. Maar ook volwassenen met niet-aangeboren hersenschade, bijvoorbeeld als gevolg van een CVA, krijgen te maken met taal- en spraakstoornissen. In de vergrijzende samenleving zal deze groep alleen maar groeien, en daarmee zal ook de vraag naar effectieve interventies en behandelingen toenemen. De focus van het onderzoek stemt overeen met het motto van het lectoraat: het draait om zo goed mogelijke communicatieve redzaamheid en participatie in de samenleving. Op 1 september is dr. Lizet van Ewijk gestart als trekker van het nieuwe onderzoek bij volwassenen. Van Ewijk is logopedist. Ze is opgeleid in het Verenigd Koninkrijk en aan de Universiteit Utrecht gepromoveerd in 2012. Na haar promotie is zij begonnen als docent aan de HU. Naast die onderwijsaanstelling richt zij zich sinds september 2014 op praktijkgericht onderzoek naar nieuwe diagnostiek en de effectiviteit van bestaande interventies voor afasiepatiënten. De onderzoeksprojecten die reeds zijn gestart, zijn met name gericht op de ontwikkeling van nieuwe instrumenten om de kwaliteit van leven van afasiepatiënten te meten. Het eerste project, een samenwerking met Revalidatiecentrum de Trappenberg, is gericht op het ontwikkelen en beschikbaar maken van een goed normeerde en gevalideerde Nederlandse

“HET ONDERZOEK FOCUST OP OPTIMALE COMMUNICATIEVE REDZAAMHEID EN PARTICIPATIE” 16


6

kwaliteit van leven vragenlijst die geschikt is voor mensen met (en zonder) afasie na een beroerte. Het normeringsonderzoek voor dit instrument is gaande. De data voor de volledige normering worden geleverd uit twee cohortstudies: de SCORE studie (het Stroke Cohort Outcome Rehabilitation project), een onderzoek onder CVA-patiënten met en zonder afasie dat het Rijnlands Revalidatie Centrum samen met Sophia Revalidatie uitvoert. Daarnaast wordt de SAQOL-39NL gebruikt in de TEA studie (tDCS En Afasie), een gerandomiseerde multicenter effectstudie van Transcraniële Direct Current Stimulatie bij CVA-patiënten met afasie in de sub-acute fase. Voor deze studie werkt het Erasmus MC, afdeling Revalidatiegeneeskunde samen met de revalidatiecentra van Rijndam (Rotterdam), Libra (Tilburg en Eindhoven) en Revant (Breda). Het tweede project betreft de ontwikkeling van een nieuwe benoemtaak voor afasiepatiënten. Aan dit project werken op dit moment twee studenten van de master Logopediewetenschap. Een aantal subsidieaanvragen loopt nog; Van Ewijk hoopt de bemensing van haar onderzoek in 2015 uit te breiden.

17


/ NIEUW ONDERZOEK

BASIC CARE REVISITED: BASISZORG ONDER DE LOEP Wat werkt op het gebied van verpleegkundige basiszorg? Van heel wat interventies en handelingen is de werkzaamheid onduidelijk. Zes Nederlandse universiteiten en hogescholen slaan de handen ineen om daar verandering in te brengen. Het lectoraat Chronisch Zieken buigt zich met het Radboudumc over het thema voeding. Het samenwerkingsverband Basic Care Revisited ontving in 2014 financiering voor vijf jaar van ZonMW. In het project participeren naast Hogeschool Utrecht en Radboudumc ook de Universiteit Maastricht, Zuyd Hogeschool, de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN) en Universiteit Utrecht. In drie koppels van steeds twee universiteiten met de gelieerde hogeschool worden tien trials opgezet op het gebied van verpleegkundige basiszorg. De trials focussen op vier hoofdthema’s: communicatie, wassen en aankleden, mobiliteit en voeding. De trials worden uitgevoerd in drie settings: ziekenhuis, verpleeghuis en thuiszorg. In de trials zullen duizenden patiënten worden betrokken. Bovendien is er contact met twee Britse universiteiten, die mogelijk dezelfde trials willen gaan uitvoeren. Daarmee zou de dataset nog verder kunnen worden vergroot. Dr. Roelof Ettema is projectleider bij de HU. In 2014 is promovenda drs. Debbie ten Cate van start gegaan. Zij richt zich in eerste instantie op een literatuur­ studie naar voedingsinterventies in verpleegkundige context. Daarna zullen verkenningsonderzoeken worden uitgevoerd in de praktijk. Vervolgens zal een interventie worden ontwikkeld om bij thuiswonende ouderen die wachten op een ziekenhuisopname of net uit het ziekenhuis zijn ontslagen ondervoeding op te sporen en hen in een goede voedingstoestand te brengen. Aan het begin van jaar vier van het project zal dan de trial worden uitgevoerd.

18


“DE HU ZAL EEN INTERVENTIE ONTWIKKELEN OM ONDERVOEDING OP TE SPOREN” 19


/ AFGERONDE PROJECTEN

WOONKAMER VERHOOGT ­WELBEVINDEN OUDEREN Hoe kun je de leefomgeving van kwetsbare ouderen zo aanpassen dat die bijdraagt aan het welbevinden van die ouderen én aan de werkbeleving van zorgprofessionals? Dat is de hoofdvraag van het onderzoek Bezielende Omgeving in de Ouderenzorg (BEZO) van het lectoraat Vraaggestuurde Zorg van Hogeschool Utrecht. Op 26 november werd een huiskamer opgeleverd die is ingericht volgens de inzichten van het onderzoek. Het welzijn van ouderen wordt beïnvloed door de omgeving waarin zij verkeren. Het BEZO-onderzoek richtte zich met name op drie aspecten van leefomgeving: licht, geluid en binnenluchtkwaliteit. Voldoende daglicht vermindert bijvoorbeeld

VOOR

20


7

de kans op vallen, verantwoord kleurgebruik kan een positieve invloed op stemming en emoties uitoefenen en ingrepen in de akoestiek van een ruimte helpt ouderen met gehoorproblemen om hun gesprekspartners te verstaan.

Het onderzoek BEZO is gefinancierd door SIA RAAK. In mei kende SIA een extra subsidie toe aan het project, onder de noemer Netwerk voor Groei. Doel van die subsidie is de opgedane kennis uit het SIA RAAK-project beter in te bedden in regionale netwerken van het mkb en instellingen in de publieke sector. Met de subsidie hebben de onderzoekers een woonkamer in kleinschalige woonvorm van WZH De Strijp in Den Haag opnieuw ingericht. De woonkamer maakt deel uit van een complex van twee woonkamers met een aantal slaapkamers eromheen. De komende maanden gaan de onderzoekers de bewoners monitoren en data verzamelen, om zo de effectiviteit van de ingrepen te kunnen evalueren. Uiteindelijk wordt de opgedane kennis gedeeld met zorginstellingen en professionals in de bouw- en de installatiebranche.

NA

21


/ PRIJZEN & SUBSIDIES

DRIE NWO PROMOTIEBEURZEN VOOR ONDERZOEKERS In 2014 ontvingen drie onderzoekers van het Kenniscentrum Innovatie van Zorgverlening een NWO Promotiebeurs Leraren. Die geeft hen vier jaar lang vrijstelling van een deel van hun onderwijstaken om zich te wijden aan hun promotieonderzoek. Er waren vele honderden inzendingen; uiteindelijk werden er in 2014 circa 90 beurzen uitgereikt. Op 10 februari 2014 ontvingen Michiel Punt (Leefstijl en Gezondheid) en Gerda Bruinsma (Logopedie - Participatie door Communicatie) de beurs uit handen van minister Bussemaker van OCW. Punt richt zich in zijn onderzoek op vallen na een beroerte. Het is onbekend waarom mensen die een beroerte

22


8

hebben gehad vaker vallen, en er bestaat geen goede interventie om vallen te voorkomen. Door te onderzoeken hoe lopen en vallen samenhangen, wil Punt een effectieve therapie ontwikkelen voor mensen met een hoog valrisico. Het onderzoek van Bruinsma richt zich op de logopedische ondersteuning van kinderen met een taalontwikkelingsstoornis en de extra hulp die deze kinderen op school krijgen. Zij buigt zich over de vraag hoe effectief de logopedische behandeling is en hoe deze verbeterd kan worden. Op 8 oktober ontving Janke Oosterhaven (Leefstijl en Gezondheid) een NWO Promotiebeurs uit handen van de minister en staatssecretaris Dekker. Haar onderzoek richt zich op pijnrevalidatie voor patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden. Veel patiënten uit deze groep stoppen vroegtijdig met pijnrevalidatie. Oosterhaven onderzoekt waarom en hoe vaak dat gebeurt. Het vermoeden is dat gezondheidsvaardigheden een rol spelen.

“VAN DE CIRCA 90 BEURZEN GINGEN ER DRIE NAAR ONDERZOEKERS VAN HET KENNISCENTRUM IVZ”

23


/ PRIJZEN & SUBSIDIES

APP GENOMINEERD VOOR BESTE ZORGIDEE In november vond de verkiezing van het Beste Zorgidee van Nederland plaats. In de finale stond een app die helpt bij het vroegtijdig signaleren van medicatieproblemen bij cliënten. De HU was betrokken bij de ontwikkeling. Het idee voor de app komt van verpleegkundige Carolien Sino, directeur van het Instituut voor Verpleegkundige Studies van Hogeschool Utrecht en apotheker Eric Hiddink van Health Base. De thuiszorg-app werd samen met vier andere ideeën gekozen uit ruim 540 inzendingen. Het Beste Zorgidee moet volgens de organiserende zorgverzekeraar ONVZ ‘bijdragen aan de kwaliteit, de effectiviteit, de doelmatigheid of de toegankelijkheid van de zorg. Het moet praktisch uitvoerbaar zijn in het Nederlandse zorgveld en binnen nu en een jaar te realiseren zijn.’ Hoewel het bij de nominatie bleef heeft de app veel belangstelling gekregen uit het veld. Carolien Sino: “Onlangs ben ik gepromoveerd op Medicatie Management bij thuiszorgpatiënten. Een onderdeel van deze studie betreft een signalerings­ instrument voor thuiszorgmedewerkers om problemen met medicatie vroeg­ tijdig te signaleren. Inmiddels ben ik bezig met vervolgonderzoek. Daarin wordt een vroegsignalerings-app voor medicatieproblemen getest door een team van wijkverpleegkundigen en een apotheek in Schagen.” Wijkverpleegkundige Judith van Leeuwen en thuiszorgmedewerkers van zorg­­ organisatie Omring en de Schager Apotheken testten de app in het najaar van 2014. Thuiszorgmedewerkers, wijkverpleegkundige, huisarts en apotheker kunnen via de app sneller en eenvoudiger aan elkaar rapporteren en daardoor eerder ingrijpen. Met de nieuwe werkwijze lijken thuiszorgmedewerkers bovendien tijd uit te sparen.

24


“THUISZORGMEDEWERKERS KUNNEN EENVOUDIGER RAPPORTEREN EN SNELLER INGRIJPEN BIJ MEDICATIEPROBLEMEN” 25


26


/ AFSCHEID

LECTOR VANHEES NEEMT AFSCHEID

9

Na een lectorschap van twaalf jaar nam Luc Vanhees op 3 oktober 2014 afscheid van het Kenniscentrum. In zijn afscheidsrede blikte hij terug op het opbouwen van het lectoraat Leefstijl en Gezondheid. Hij signaleerde bovendien, dat de lijn die het lectoraat en het Kenniscentrum volgen, de voltooiing nadert: spoedig zijn onderzoek en onderwijs vervlochten binnen een University of Applied Sciences.

De titel van de afscheidsrede van Vanhees is “Aspiratie leidt tot bevlogenheid. Van lectoraat tot University of Applied Sciences”. Vanhees memoreerde hoe de invoering van lectoraten in het hbo (2002) tot doel had docenten te professionaliseren en de kennisontwikkeling te bevorderen. Vanhees was hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven, maar greep het verzoek uit Utrecht aan vanwege de unieke gelegenheid om ‘from scratch’ praktijkgericht onderzoek op te zetten dat aansloot bij het universitaire onderzoek van zijn leerstoel. Het lectoraat concentreerde zich in de begintijd op de relaties tussen fysieke activiteit, verschillende componenten van gezondheidsgerelateerde fitheid en vier gezondheidsproblemen met grote maatschappelijke impact, namelijk mentale cognitie (dementie), chronische lage rugpijn, cardiovasculaire risicofactoren en metabool syndroom, en ten slotte kinderen met spina bifida. Het lectoraat breidde gestaag uit, maar Vanhees moest vanwege Leuvense

“ONDANKS DE AFSTAND GREEP VANHEES DE MOGELIJKHEID PRAKTIJKGERICHT ONDERZOEK FROM SCRATCH TE STARTEN” 27


verplichtingen een stap terug doen, naar een aanstelling van 20%. In 2007 trad Harriët Wittink aan als tweede lector, verantwoordelijk voor een hele reeks nieuwe onderzoekslijnen. Het lectoraat van Vanhees werd in 2005 gebundeld met de andere twee ­lectoraten die op dat moment bestonden binnen de FG, Chronisch Zieken (opgericht 2002) en Vraaggestuurde Zorg (2004). Daarmee stond Vanhees samen met Marieke Schuurmans en Helianthe Kort aan de basis van het Kenniscentrum Innovatie van Zorgverlening. De aspiratie die ten grondslag ligt aan de oprichting van het Kenniscentrum was het creëren van samenhang in het onderzoek. Die doelstelling werd al snel uitgebreid met het vertalen van de resultaten van het onderzoek naar het onderwijs binnen de faculteit. Die aspiratie past in de bredere ontwikkeling richting academisering van het hbo en het verrichten van praktijkgericht onderzoek aan hogescholen, die binnen Hogeschool Utrecht werd omgezet in de visie HU2020. De HU beweegt naar een University of Applied Sciences (UAS), en Vanhees heeft daarin een belangrijke bijdrage geleverd, als pionier in een van de eerste lectoraten en als medeoprichter van het Kenniscentrum. In zijn afscheidsrede wijst Vanhees op het belang van bevlogenheid, maar ook op het belang van het in goede banen leiden van die bevlogenheid. De transitie naar een UAS wordt alleen een succes als iedereen bevlogen is, niet alleen de lectoren en de onderzoekers, maar ook de studenten en docenten. Docenten kunnen bevlogen raken wanneer zij betrokken worden bij de aspiraties van het Kenniscentrum en de Hogeschool. Binnen het Kenniscentrum dient bovendien nog meer eenheid nagestreefd te worden, door de focus te leggen op een centraal begrip: zelfredzaamheid. Het lectoraat, het Kenniscentrum, de faculteit en Hogeschool Utrecht zijn op de goede weg, concludeert Vanhees.

“DE ASPIRATIE VAN HET KENNIS­ CENTRUM IS HET CREËREN VAN SAMENHANG IN HET ONDERZOEK” 28


DE TRANSITIE NAAR EEN UAS WORDT ALLEEN EEN SUCCES ALS IEDEREEN BEVLOGEN IS: LECTOREN, ONDERZOEKERS, DOCENTEN EN STUDENTEN 29


/ INTERNATIONAAL

BEZOEK BRITSE GROEP: FOCUS OP EHEALTH Het lectoraat Vraaggestuurde Zorg van de Faculteit Gezondheidszorg organiseerde in mei een internationaal kennisuitwisselingsprogramma tussen Coventry University en Hogeschool Utrecht. Centraal stond eHealth. Het bezoek sloot aan bij het speerpunt Zorg en Technologie van de Faculteit Gezondheidszorg. Ook waren er raakvlakken met eUcepS, het Utrechtse netwerk voor zelfmanagement en personalised health, waarbij het Kennis­ centrum nauw betrokken is. Van 13 tot en met 15 mei is het COMODAL (Consumer Models for Assisted Living)-projectteam van het instituut voor Health Design & Technology uit Coventry University aanwezig geweest. Het doel van het COMODAL-project, gefinancierd door de Technology Strategy Board, is het ondersteunen van de ontwikkeling van electronic assisted living technologies (eALT) voor de consumentenmarkt. De COMODAL-groep richt zich op mensen in de leeftijdscategorie tussen 50 en 70 jaar. De groep onderzoekt de vraag welke elementen belemmeringen vormen voor de ontwikkeling van de consumentenmarkt voor eHealth. Daarnaast ontwikkelt de COMODAL-groep businessmodellen, via samenwerking met consumenten, de industrie en de derde sector om de technologie toegankelijk en consumentvriendelijk te maken. Tijdens het symposium zijn verschillende sprekers en onderwerpen aan bod gekomen. Zo gaf Judith Tielen, onderzoeker bij het lectoraat Marketing, Marktonderzoek en Innovatie van de HU inzicht in de consumentenmarkt voor eHealth. Thijs van Houwelingen, onderzoeker bij het lectoraat Vraaggestuurde Zorg, identificeerde voorspellers voor het gebruik van eHealth. Voorts spraken, naast onderzoekers uit de COMODAL-groep, ook onderzoekers van het UMCU en de TU Delft. In de coulissen van het bezoek zijn samenwerkingsmogelijkheden tussen Hogeschool Utrecht en het Health Design & Technology Institute besproken. Ook is er gepraat over uitwisseling van studenten en onderzoekers, gezamenlijk subsidies aanvragen en projecten ontwikkelen.

30


10 “IN DE COULISSEN WERD GESPROKEN OVER SAMENWERKING TUSSEN UTRECHT EN COVENTRY” 31


/ INTERNATIONAAL

EUROPESE SUBSIDIE VOOR INTERVENTIE BIJ KINDEREN MET TAALONTWIKKELINGSSTOORNISSEN Het lectoraat Logopedie - Participatie door Communicatie is betrokken bij een grootschalig project om de signalering van en de zorg en onderwijs voor kinderen met taalontwikkelingsstoornissen te verbeteren. Minstens 16 landen nemen deel; het project heeft een Europese subsidie toegekend gekregen. Naar schatting zijn er 5,8 miljoen kinderen en jongeren met een taalontwikkelingsstoornis in Europa. Verschillende studies tonen aan dat interventies een positief effect hebben op de taalvaardigheid van deze kinderen. Wetenschappelijke publicaties zijn echter vaak slecht toegankelijk voor profes­ sionals in zorg en onderwijs. Nieuwe kennis die relevant is voor evidence-based practice en innovatie van interventies bereikt de klinische praktijk daardoor onvoldoende. Daarnaast bestaat er veel variatie in aanpak van behandeling en begeleiding binnen Europa. Om de signalering, zorg en onderwijs voor kinderen met taalontwikkelingsstoornissen in Europa te verbeteren werd een Europese subsidie aangevraagd, getiteld ‘Enhancing children’s oral language skills across Europe and beyond: a collaboration focusing on interventions for children with difficulties learning their first language’. De EU heeft deze COST Action IS1406 aanvraag gehonoreerd (www.COST.eu). Tenminste 16 Europese landen doen mee. De COST Action wordt geleid door James Law van de University of Newcastle in Engeland. Vanuit Nederland participeren lector Ellen Gerrits (lectoraat Logopedie HU), Jan de Jong (UvA) en Rob Zwitserlood (Koninklijke Auris Groep) in de stuurgroep van het project.

32


In het project wordt kennis verzameld over drie thema’s met betrekking tot interventies bij taalontwikkelingsstoornissen. De thema’s zijn: 1. De linguïstische en psychologische onderbouwing van interventies 2. Europese best practices in zorg en onderwijs 3. Het effect van de sociale en culturele context op interventies. Vanuit deze Action zullen congressen en workshops worden georganiseerd waarin wetenschappers en professionals gezamenlijk werken aan het inventariseren en verspreiden van kennis over de drie thema’s. Junior onderzoekers krijgen de kans om een periode ervaring op te doen bij een andere Europese instelling. De kick-off meeting is op 17 april 2015 in Brussel. Nieuws over de Action kan gevolgd worden op twitter @COSTIS1406.

33


34


/ INTERNATIONAAL

DROGE OGEN OP CONGRES CONTACTLENSSPECIALISTEN Wat weten huisartsen en optometristen van Dry Eye Disease (DED)? Hoeveel denken zij te weten? Wie ziet de meeste patiënten, en over welke tools beschikken beide groepen om de diagnose DED te stellen? Promovenda Mirjam van Tilborg hield een uitgebreide presentatie over dit deel van haar onderzoek op een Brits congres. Van Tilborg is docent Optometrie. Daarnaast doet zij promotieonderzoek aan Cardiff University en het lectoraat Vraaggestuurde Zorg naar Dry Eye Disease (DED). Het onderzoek van Van Tilborg is gericht op de zorgpaden voor DED voor de beroepsbevolking in de leeftijd van 18- 65 jaar. Juist de werk­­gerelateerde klachten zijn volgens van Tilborg onderbelicht: huisartsen, optometristen, arbodeskundigen en bedrijfsartsen zouden beter kunnen samenwerken, van preventie tot behandeling. Het onderzoek valt uiteen in drie fasen. De eerste bestaat uit een enquête onder huisartsen en optometristen. Beide groepen werden bevraagd over hun kennis van DED. Zij werden bevraagd naar definitie, symptomen, diagnose en behandelmethoden van DED. Ook onderzocht Van Tilborg hoeveel patiënten beide groepen zien. Het blijkt dat optometristen veel meer patiënten zien. Kennis van DED varieert echter sterk, waardoor lang niet altijd zeker is dat een patiënt het juiste advies of de juiste behandeling krijgt. Over deze fase in haar onderzoek hield Van Tilborg in juni een uitgebreide presentatie op het jaarlijkse congres van de British Contact Lens Association, waar optometristen gespecialiseerd in contactlenzen van over de hele wereld elkaar treffen.

“KENNIS VAN DRY EYE DISEASE VARIEERT, WAARDOOR DE PATIËNT NIET ALTIJD DE JUISTE BEHANDELING KRIJGT” 35


/ INTERNATIONAAL

UTRECHT SUMMER SCHOOL: 18 NATIONALITEITEN Het Kenniscentrum organiseerde zes courses in de Utrecht Summer School 2014. Alle courses waren goed bezocht door studenten uit een flink aantal verschillende landen. In totaal bestond het aanbod van de FG in de Utrecht Summer School uit 15 courses, van introduction tot advanced level. Daarvan zijn er 13 van start gegaan; zes werden georganiseerd door lectoren en onderzoekers uit het Kenniscentrum Innovatie van Zorgverlening. Het lectoraat Vraaggestuurde Zorg organiseerde de course “Health and Engineering”, die werd gegeven door lector Helianthe Kort en onderzoeker Emelieke Huisman. Lector Innovatie van Zorgprocessen in de Farmacie (IZF) Ad van Dooren gaf twee courses rond het verzamelen, managen en monitoren van klinische data. Pieterbas Lalleman, onderzoeker bij het lectoraat Chronisch Zieken, gaf twee courses over leadership in gezondheidszorg, eenmaal op bachelor- en eenmaal op masterniveau. Alle courses werden verzorgd in samenwerking met docenten en onderzoekers van internationale universiteiten. In totaal namen circa 220 studenten met 18 verschillende nationaliteiten deel aan de courses van de FG. Circa een derde van de deelnemers bestond uit Utrechtse studenten. De studenten waren verder afkomstig uit Spanje, Griekenland, Engeland, Italië, België, Duitsland, Noorwegen, Frankrijk, Portugal, Turkije, Zuid Korea, Brazilië, Pakistan, Taiwan, India, de VS en Indonesië.

36


“IN TOTAAL NAMEN CIRCA 220 STUDENTEN MET 18 VERSCHILLENDE NATIONALITEITEN DEEL AAN DE COURSES VAN DE FG” 37


/ INTERNATIONAAL

'CREATING ENRICHED ENVIRONMENTS FOR AGEING ADULTS' Binnen het raamwerk van de wereldconferentie ISG 2014 organiseerde lector Vraaggestuurde Zorg Helianthe Kort een symposium, onder de titel ‘Creating enriched environments for ageing adults’. Van 18 tot 21 juni 2014 troffen specialisten uit de hele wereld elkaar in Taipei, Taiwan. Onderzoekers Emelieke Huisman en Sigrid Vorrink van het lectoraat hielden er eveneens een voordracht over hun projecten. Het congres draaide om de vraag hoe technologie ingezet kan worden om de verouderende populatie volwaardig te laten participeren in de samenleving. Uitdagingen op dat vlak liggen vooral op het gebied van gezond zijn en blijven, leven met chronische aandoeningen, de noodzaak tot op hoge leeftijd te blijven werken en veilig woon-werkverkeer. Tijdens het symposium werd in vier presentaties en een paneldiscussie nader ingegaan op het identificeren van factoren in de fysieke en sociale omgeving die van barrières voor ouderen kunnen worden veranderd in factoren waar deze doelgroep van profiteert. In twee presentaties draaide het om daglicht en akoestische interventies in zorginstellingen. In de andere twee voordrachten stond de vraag centraal hoe lichamelijke activiteit bij kan dragen aan de sociale inclusie van ouderen. Belangrijk punt van aandacht in alle presentaties en de paneldiscussie was bovendien de vraag hoe de inzichten kunnen worden omgezet in concrete producten en bouwkundige aanpassingen. De conferentie van de International Society for Gerontechnology (ISG) wordt tweejaarlijks gehouden. ISG 2014 was de negende editie.

38


“CENTRALE VRAAG IS, HOE WETEN­SCHAPPELIJKE INZICHTEN IN CONCRETE BOUWKUNDIGE AANPASSINGEN KUNNEN WORDEN OMGEZET” 39


'HET KENNISCENTRUM DOET ONDERZOEK VOOR DE PRAKTIJK EN MET DE PRAKTIJK'

Bolognalaan 101 3584 CJ Utrecht www.ivz.onderzoek.hu.nl kenniscentrumivz@hu.nl

kcivz_j_0315_rk

Fotografie: Harold van de Kamp Dirk Verwoerd / Atelier PRO HU Beeldbank, Jurjen Drenth Tekst: Sjoerd van der Linden Vormgeving: RAAK Grafisch Ontwerp


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.