tel 12 - 2016

Page 1





Experts van waterschappen, Rioolned en uit de groensector werden veelvuldig aangehaald in diverse actualiteitenprogramma's op radio en tv, om uit te leggen wat er te doen valt tegen wateroverlast als gevolg van piekbuien. Inmiddels lijkt iedereen, op een enkele verstokte klimaatscepticus na, er wel van overtuigd dat het klimaat verandert en dat we in toenemende mate te maken krijgen met hoosbuien

Het tuinenfestival van de Tuinen van Appeltern is zaterdag 4 juni officieel geopend. Met behulp van snoei- en heggenscharen knipten de tien ontwerpers elk hun eigen kleur lintje door. De tien tuinen die de zevende editie heeft opgeleverd zijn zeer gevarieerd en hebben spannende namen als Turn me on, 18+ en Ontmasker! Ze gaan over lust en verleiding, maar ook over verlangen dat nooit eindigt. Het volgende nummer van Tuin en Landschap zal geheel gewijd zijn aan het tuinenfestival, met uitgebreide interviews met de ontwerpers van de tuinen. Tot en met november zijn de tuinen dit jaar nog te zien, net als de tien tuinen voor Vincent van vorig jaar.

en langdurige droogte. Zo viel in Brabant lokaal 100 mm, waterhoeveelheden die zelfs met een verdubbeling van de huidige rioolcapaciteit niet af te voeren zijn. Volgens Hugo Gastkemper, directeur van stichting Rioned, de koepelorganisatie voor riolering in Nederland, ligt de oplossing niet alleen bij het verbeteren van riolen. Stadsgroen, tuinen en wegen moeten volgens Gastkemper zo worden ontworpen dat deze water enige tijd kunnen vasthouden. Wiebe van der Ploeg van de Unie van Waterschappen stelt dat niet alleen de gemeenten, maar ook burgers aan de slag moeten. „Stenen eruit, graspollen erin, zodat het water rechtstreeks in de grond verdwijnt en niet in de riolering terechtkomt.”

André Pes, afwateringsspecialist bij ACO, denkt dat het over een aantal jaren heel normaal is dat de tuin zo is aangelegd dat er zoveel mogelijk regenwater in wordt opgevangen. „Wie daar nu al in investeert, kan het straks als pluspunt gebruiken bij de verkoop van zijn huis. Want, regenwater opvangen, daar zullen we in de toekomst niet onderuit komen.”

Een bijeenkomst van Operatie Steenbreek in Leiden vorige week donderdag bij het Hoogheemraadschap van Rijnland kon niet op een meer opportuun moment worden gehouden. Timo van Tilburg, hoofd afdeling Beleid- en Planontwikkeling van het hoogheemraadschap, constateerde dat het belang van afkoppeling

en van minder stenen in de tuin ook voor de burger inmiddels duidelijk is. Hij zei dat het hoogheemraadschap het wat dat betreft niet alleen kan, en nadrukkelijk de samenwerking zoekt met diverse partijen. Naast bedrijven en universiteiten zijn dat ook de inwoners. „Deze laatste groep is belangrijk om aan de driehoek bedrijfsleven-overheid-kennisinstellingen toe te voegen, dit zorgt voor extra creativiteit, dit kunnen we niet alleen oplossen.” Wout veldstra, voorzitter van Operatie Steenbreek, stelde dat het lastig is om de groep 'notoire versteners', zoals hij ze noemde, bewust te maken van het belang van groen in de tuin. Daarom wordt nu door studenten onderzocht hoe ook deze groep kan worden bereikt.










e bijzonder gevormde bloem met lange, gekromde sporen spreekt al eeuwenlang tot de verbeelding, nog steeds is de akelei een geliefde tuinplant. Het geslacht Aquilegia behoort tot de ranonkelfamilie (Ranunculaceae) en bestaat uit zo’n 120 soorten. Het zijn vaste planten met een verdikte wortelstok waar drielobbige bladeren uit groeien, enigszins blauwgroen van kleur. De bloemen hebben gekleurde kelkblaadjes, in het hart gebundelde, trechtervormige kroonblaadjes met daaraan lange sporen waar de nectar in zit. Eigenlijk alleen bedoeld voor insecten met een lange roltong, maar bijen en hommels bijten gewoon een gaatje in de sporen. Er zijn ook cultivars zonder sporen. De bloemen knikken om de meeldraden te beschermen, maar bij sommige cultivars staan ze recht omhoog. Alle bloemkleuren komen voor bij de akelei, zelfs ’zwart’. De hele plant is licht giftig. Aquilegia vulgaris is inheems in Nederland en België, maar zeer zeldzaam. Meestal gaat het om uit tuinen verwilderde planten. De akelei zaait zich over het algemeen uit, deze plant past daarom goed bij een

natuurlijke tuinstijl. De zaailingen van de wilde akelei kunnen afwijkende kleuren hebben, cultivars komen vaak wel echt terug uit zaad. Wil je een betrouwbare plant in een strak geplande border op kleur, dan is Aquilegia geen goede keuze. De charme van de akelei is juist haar onvoorspelbaarheid. Aquilegia past daarom wel goed in bloemenweiden, natuurlijke borders en tuinen met een cottage-achtige beplanting. Mooi te combineren met Alchemilla, Allium, Geranium, Hesperis, Iris, Salvia en rozen. Deze sterke vaste plant kan ook tussen heesters groeien. De meeste soorten akelei groeien oorspronkelijk in een bosrijke omgeving. Plant Aquilegia daarom in een humusrijke bodem die mooi los is, voldoende vochtig maar goed doorlatend. Kies een zonnige of half beschaduwde plek. Vooral Aquilegia vulgaris past zich goed aan op een minder gunstige plek. Als uitzaaien niet gewenst is de bloemstengels direct na de bloei afknippen. De Amerikaanse soorten zijn erg mooi, maar matig winterhard in ons klimaat. De valse akelei Semiaquilegia ecalcarata verlangt stenige maar kalkvrije bodem, niet te droog.







gnaz Hameetman volgt de studie Tuin- en Landschapsarchitectuur aan Hogeschool Van Hall Larenstein. Veel van zijn klasgenoten kwamen via de hoveniersopleiding naar Larenstein, de meeste waren al behoorlijk actief in de praktijk. Omdat Hameetman eerst de havo volgde, miste hij die praktijkervaring. Met zijn ouderlijk huis aan de rand van het Van Sonsbeeckpark zag hij zijn kans. „Dit park was mijn achtertuin, ik heb er als kind veel gespeeld. Toen langs de buitenrand een strook gevarieerde heesterbeplanting plaats moest maken voor gazon, raakte dat mij. Die bezuinigingsactie van de gemeente zette mij aan tot een tegenactie.” Hameetman stelde een brief op, drukte die 300 keer af op A4, en verspreidde die onder bewoners die direct aan het park wonen. De hoofdvraag was wie

zich bereid voelde om samen met hem het park te onderhouden om verdere verwaarlozing tegen te gaan. Hij had al enig beeld op de gang van zaken in het park omdat hij er in zijn eerste studiejaar een beleidsplan over maakte. „Hoe zit het met het bereik van het park, hoe is de verankering van het park, hoe lopen de wandelroutes en waar liggen verbeterpunten? Al onderzoekende, ontdekte ik dat met veel kleine en eenvoudige ingrepen veel viel te verbeteren.” Zijn A4-tje zorgde voor de nodige respons. Hameetman organiseerde een bijeenkomst – „een lokale ondernemer stelde gratis zijn zaal ter beschikking” – en aan de hand van een Powerpointpresentatie nam hij de belangstellenden mee in zijn verhaal. Een van de toehoorders was Marij Obers, tuinontwerpster en mede-eigenaar van Hoveniersbedrijf

Kees Koenen. „Het park was altijd een speelplek voor mijn kinderen, met het hele gezin gingen we er vaak heen. Met zijn natuurlijke inslag speelt dit park een belangrijke rol als het gaat om woongenot.” De gemeente stond positief tegenover de plannen, echter aan de initiatiefnemers werd duidelijk gemaakt om eerst daadkracht en draagvlak te meten. Centraal stonden natuurlijk spelen, stinzenbeplanting en - voor de biodiversiteit - gevarieerde heestergroepen en vasteplantenborders passend in de Engelse landschapsstijl van het park. Er volgde een wijk-deal met de gemeente; een vergoeding onder voorwaarde. „We moesten resultaten kunnen laten zien.” De eerste verrichting vond plaats in februari 2013, een schoonmaakactie. Zwerfvuil werd verzameld en naar de stort gebracht, de


>





et geschil vloeit voort uit een overeenkomst waarbij de ondernemer zich heeft verplicht tot het renoveren van de tuin waaronder het doen van bestratingswerkzaamheden in voor- en achtertuin. Een en ander tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van €8.476. Door de ondernemer zijn tegels aangebracht in de voor- en achtertuin. De tegels zijn niet vlak gelegd, liggen ongelijk, en de tegels liggen te ver uit elkaar waardoor er een voeg ontstaat van een halve cm, een cm of nog meer. Bij een aantal halve tegels is de snijrand naar binnen gelegd in plaats van aan de buitenzijde. De aangelegde draingoot en het afvoerputje liggen niet gelijk met de tegels. De consument wil een vervangende schadevergoeding om een derde in te schakelen om het werk te vervolmaken. De ondernemer laat weten niet bereid te zijn te schikken, omdat naar zijn mening deugdelijk werk is afgeleverd. Een aantal pijnpunten is hersteld en er zijn 26 tegels vervangen. In het rapport van de deskundige kan hij zich niet vinden.

De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft het volgende vastgesteld. Diverse tegels liggen ongelijk ten opzichte van elkaar. Bijna alle tegels die zijn gezaagd vertonen een zeer onregelmatige snijvlak, ze zijn niet gezaagd parallel aan de aansluitende tegel, of zijn te kort, waardoor voegen ontstaan die variëren in breedte van 0 tot 20 mm. Bij de overige tegels zijn meerdere brede voegen aanwezig. De draingoot is niet gelijk gelegd met de omliggende tegels. Vakkundig moet dit wel. Het afschot in het bodemprofiel van elk element, opvolgend van de draingoot, zorgt voor de vlotte afvoer van water. Begin en eind van de draingoot zijn niet vakkundig ingepast in de omliggende tegelverharding. Het afvoerputje is te diep gelegd. De deskundige noemt de geconstateerde gebreken ernstig. Herstel is mogelijk. Alle gezaagde tegels die meer dan 2 mm voeg

hebben, verwijderen en nieuwe tegels leggen die vakkundig aan de maat gezaagd zijn. De zaagzijde parallel aan de buitenste rij tegels leggen. Tegels die meer dan 2 mm ten opzichte van elkaar ongelijk liggen of meer dan 2 mm voeg hebben, opnemen en herleggen. De draingoot gelijk leggen met de omliggende tegels, waarbij de draingootelementen opvolgend een aansluitend afstroomprofiel hebben. Begin- en eindpunt van de draingoot vakkundig inpassen in het tegelwerk. Afvoerputje ophalen en bovenzijde 5 mm lager leggen dan de tegels. De kosten bedragen €1.445.

De commissie is van oordeel dat de bevindingen en conclusies van de deskundige integraal moeten worden onderschreven. De ondernemer is op onderdelen toerekenbaar tekort geschoten. Een vervangende schadevergoeding dient te worden toegekend waarmee het vereiste herstel door de consument kan worden opgedragen aan een derde. Het totaalbedrag dient te worden verhoogd tot €1.650 vanwege te verwachten bijkomende onvoorziene kosten, ook vanwege het risico dat tegels een afwijkende kleur hebben.



e Tuin en Landschap Experience, de naam zegt het al: er valt wat te beleven op de komende Plantariumbeurs. Een ontwerpersgroep van het Ontwerpinstituut ontwierp zes ’werelden’ waarin de bezoeker van Plantarium zich even heel erg anders waant dan op een plantenbeurs. Met, uiteraard, groen in de hoofdrol. Traditioneel bestaat de hoofdmoot van de bezoekers – zo’n 80% – uit kwekers, handelaren en tuincentra. Slechts een luttele 5% is hovenier. Dat is enerzijds logisch omdat op Plantarium boomkwekerijproducten voor de consumentenmarkt worden getoond. Maar in een tijd waarin samenwerking steeds belangrijker wordt en de grenzen vervagen tussen de verschillende vakgebieden, wordt het tijd om meer doelgroepen aan te spreken. Daarom gaat Plantarium samenwerken

met de vakbladen Tuin en Landschap en De Boomkwekerij en cursusaanbieder het Ontwerpinstituut. Een L-vormige corridor van 100 m lang (60 en 40 m) en 10 m breed in hal twee is gereserveerd voor de drie partijen, plus een lange loper die al meteen bij de entree van het beursgebouw begint en naar de tweede hal leidt. Eigenlijk is het woord hal hier niet op zijn plaats, want Plantarium vindt plaats in een groot kassencomplex. Hier is dus aan licht geen gebrek, in tegenstelling tot op andere beurzen. Als thema is voor de klimaatbestendige ruimte gekozen, want als er iets actueels is waar groen een belangrijke rol in speelt, dan is dat de aanpassing van onze leefomgeving op het veranderende klimaat met zijn piekbuien en langdurige droogteperiodes. Acht ontwerpers beten zich vast in de

complexe opdracht om van de beschikbare ruimte een belevingswereld te maken waarin de thema’s klimaat en groen duidelijk naar voren komen. En dát temidden van alle beursdrukte. De ontwerpers zijn Peter Zaal, Wiebe Postma, Annet Treurniet, Jans Bos, Irene de Jong, Angela Warmerdam, Peter van Dam en Harold Bastiaansen. Allemaal zijn ze lid van het Bureau, de ontwerpersgroep van het Ontwerpinstituut (HOI) die regelmatig samenkomt om over het vak te sparren. Onder leiding van Michel Lafaille, hoofd cursusleider van HOI, kwamen ze vijf maandagen in april en mei bij elkaar om in ateliervorm aan een ontwerp voor de Tuin en Landschap Experience te werken. Voordat de ontwerpers echter ook maar één streep op papier zetten, werd eerst uitvoerig de opdracht gedefinieerd.

>





et regelmaat zitten er studiodagen in de planning. Dan werken we aan de pittige opdrachten die we moeten maken voor deze cursus. Onze cursusdirecteur Andrew Fisher Tomlin zorgt elke keer voor extra begeleiding van ervaren ontwerpers naast zijn eigen input. Ann Marie Powell, James Aldridge, Sarah Wilson en Ben Hoyle kijken met iedereen mee en geven tips. Het is prettig om te sparren over je ideeën en om in de les tijd te hebben voor de opdrachten, want combineren met een volle baan blijft voor de meesten lastig. De opdrachten die we krijgen, vind ik zinvol en goed omschreven. Er is een opbouw in grootte en complexiteit in het maken van diverse beplantingsplannen. We beginnen met een 60 m2 grote tuin. Daarna gaan we door met een reeds ontworpen project bij een klassiek oud-Engelse vakwerkvilla met grote tuin. Een complexe opdracht met meerdere eisen voor diverse sferen in verschillende ruimtes. Als ontwerper die eigenlijk altijd het gehele ontwerp maakt, is het lastig om te accepteren dat de borders niet groter gemaakt mogen worden. Hoewel het een feit is, dat je bij het ontwerpen van tuinen altijd moet werken met beperkingen van allerlei soort (budget, grondsoort, specifieke voorkeuren, ruimte voor hond/kind/ was), bleef het bij mij tot het einde jeuken omdat ik het niet eens was met het masterplan. De volgende grote opdracht is het zogenoemde Planting Handbook. We moeten een analyse maken van een bestaande beplanting op een wat groter terrein. Veel mensen kozen hier voor openbare parken in Londen of grote particuliere tuinen waar ze bekend mee waren. Zelf besloot ik het toch wat dichter bij huis te houden. Park Hartenstein in Oosterbeek, oorspronkelijk aangelegd door een leerling van Springer in de Engelse landschapsstijl, het leverde mij voldoende stof op. Het doel is: ’to develop visual and analytical design skills, an awareness of planting design, available species and plant associations that are influential and useful and to improve drawing technique and technical skills in the production of planting plans.’

Deze opdracht doet een beroep op je plantenkennis, met name het herkennen van soorten vroeg in het voorjaar, als de meeste planten nog niet vol in bloei staan. Voor veel mensen is dat lastig. Zelfs als van het te analyseren terrein een beplantings-

plan bekend is van de oorspronkelijke situatie, blijken de borders er vaak al binnen een paar jaar heel anders uit te zien. Na het herkennen van de soorten volgt het analyseren van het beplantingspatroon of beplantingssysteem. Hoe is er gewerkt? Wat zijn de structuurdragers, is er op kleur of op seizoen gewerkt? Zijn er speciale soorten gebruikt die passen bij de locatie zoals bestendig tegen vandalisme, beperkt onderhoud en honden? Na de analyse volgt de stap tot het aandragen van verbeteringen in het ontwerp. Wat zou jij anders doen? Dan merk je dat dat alleen goed lukt met een hele sterke brief, het pakket van eisen en de daaruit volgende ’plantenregels’ die je vaststelt. Die bepalen en verklaren de soortkeuze en opbouw van de beplanting. Omdat van de meeste geanalyseerde terreinen het oorspronkelijke eisenpakket niet bekend is, mag je dit zelf opstellen. Het opstellen van de criteria voor de beplanting werkt heel doeltreffend. Door de juiste omschrijving die volgt uit de combinatie van praktische eisen (zoals zon/schaduw, bodemtype en omgeving), met de gewenste eisen van sfeer (bijvoorbeeld vrolijk, zakelijk, elegant of vandalismebestendig) en functie (zoals massavorming, kleur, transparantie, afscheiding, natuur, schaduwlevering) wordt het makkelijk kiezen uit de overvloed van mogelijke beplanting. De eisen waaraan de opdracht inhoudelijk moet voldoen zijn duidelijk, maar tegelijkertijd is er veel vrijheid om je plan op geheel eigen wijze vorm te geven. Dat wordt zelfs aangemoedigd, omdat elke ontwerper zijn eigen ’handtekening’ moet vinden: een eigen stijl en manier van werken onderscheid je van anderen. Tegelijkertijd wordt er dus wel goed gekeken naar de inhoud en kun je niet wegkomen met een leuk plaatje. Dat betekent in deze klas dat er zowel digitaal als handmatig gewerkt wordt. De ’werkstukken’ zien er dan ook heel verschillend uit en dat is leuk om te zien. De opdrachten worden op verschillende onderdelen beoordeeld. Er zijn aparte cijfers voor het masterplan, de keuze van je plantassociaties, de visuele weergave en ondersteunende aantekeningen, de helderheid van het grafisch en geschreven materiaal. De grote projecten tellen voor 40% mee in het eindcijfer en de kleinere (samen) voor 20%. Ook de onderdelen van elk project verschillen, hetgeen betekent dat een presentatie die niet mooi is wel een goede beoordeling kan krijgen op inhoud. En andersom. >





e partners Biotehniški center Naklo uit Slovenië, Hadlow college uit Engeland, Terra uit Nederland en Greenwich University (Londen) hebben vorig jaar besloten om een onderwijsprogramma voor ontwerp, constructie en onderhoud van verticale tuinen te gaan bouwen. Voor Terra zijn Johan Pakes (TerraNext), Grietje van der Velde (Terra Meppel), en Peter Moorman, Sjouke Bouius en Martin Knol (Terra Groningen) afgevaardigd. De scholen hebben zich verenigd in Vertical Plant Life, De Sloveense Martina Kramari is projectleider. De eerste week van april was een moment voor de partners om vooral inhoudelijk op de zaken in te gaan. Verschillende partners presenteerden hun onderzoeken en systemen. Tomaž Cufer van verticale tuinenspecialist Humko uit Bled (Slovenië) liet bijvoorbeeld zien hoe Humko met sensoren relevante parameters monitoren. Dr. Sarah Milliken van de University of Greenwich gaf colleges over het belang van verticale tuinen. Dat ging over de milieuaspecten; geluidreductie, waterretentie, fijnstofbinding, ’quality of place’ en gezondheid. Milliken gaf ook uitleg over de wetenschappelijke onderzoeken naar verticale tuinen. Die spitsen zich nu vooral toe op de milieuaspecten, terwijl de grote winst ligt bij ’quality of place’ en gezondheid; het is gewoon prettiger om in een mooie groene omgeving te verblijven, ook in de stad. Daarbij heeft vergroening van de stad allerlei positieve economische effecten, denk bijvoorbeeld aan waardevermeerdering van onroerend goed en andere aspecten die met programma’s als TEEB (The Economics of Ecosystems and Biodiversity) berekend kunnen worden. De universiteiten van

Greenwich, Exeter en Sheffield hebben daarom een grote ambitie om de onderzoekslijnen door te trekken naar de meer mentale aspecten. Dr. Shelley Mosco is docent landschapsarchitectuur aan de University of Greenwich en heeft daarnaast ook een tuinarchitectenbureau gespecialiseerd in verticale tuinen (www.greengraphite. com). Alle ervaringen die zij opdoet met leveranciers en hoveniers weet zij weer te gebruiken in haar lessen.

Dr. Mosco nam de groep ook mee op sleeptouw door Londen om verticale tuinen te bekijken en te beoordelen. De route langs de Londense verticale tuinen is te vinden op verticalplantlife.wordpress. com/timetable. Hier zijn ook vele andere documenten te vinden die door Greenwich University zijn gepubliceerd. De verschillende technische systemen hebben allemaal hun voor- en nadelen. In Nederland zijn nu elf systemen te koop, wereldwijd zijn er 200 leveranciers die allemaal eigen systemen op de markt zetten. De systemen zijn het beste in te delen als: substraatsystemen, hydroponics (steenwol e.d) en geotextielsystemen. Substraatsystemen zijn verticale systemen die gebaseerd zijn op een cassette gevuld met een mengsel van compost en lava en/of turfmolm, vaak zit het in gestapelde bakjes. Hydroponics zijn systemen op basis van bijvoorbeeld steenwol, planten krijgen veel water en opgeloste voedingszouten zonder dat daar grond aan te pas komt. Geotextielsystemen zijn bekend van 'goeroe' Patrick Blanc. Hij plaatst panelen tegen gebouwen, gevuld met substraat en omwikkeld dat met geotextiel. Er is altijd een watergeefsysteem en

>


een waterafvoersysteem geïntegreerd. Vaak zijn de onderste planten erg nat en de bovenste erg droog. Sommige leveranciers passen de beplanting aan bij de specifieke kenmerken van de systemen. Anderen proberen de systemen zo te perfectioneren dat de vochthuishouding beter in evenwicht blijft. Zo is er een duidelijke tweedeling tussen de systeemdenkers en mensen die denken vanuit plantengemeenschappen. Hoewel de goede systemen beter in evenwicht blijven, ontkom je er met water geven niet aan dat er nattere en drogere zones ontstaan en is het goed om de beplanting hierop aan te passen. Dus: droogteminnende planten meer bovenin en planten die beter tegen vochtige omstandigheden kunnen meer onderin. Zo blijft altijd nog vakmanschap nodig om dit te managen. De groep is ook een dag te gast geweest bij Mr. Angus Cunningham van de firma Scotscape. Hij vertelde dat zijn hoveniersbedrijf ooit helemaal gespecialiseerd was in tuinaanleg en –onderhoud bij vermogende particulieren, hij had hiervoor 500 mensen in dienst. Toen de rijken in Chelsea, Notting Hill en Kensington verticale tuinen lieten aanleggen als statussymbool, is hij zich meer gaan specialiseren. Cunningham maakt nu ondermeer wanden voor warenhuisketen Marks & Spencer die zich groen wil profileren. Nu ligt het accent meer op decoratieve wanden, wanden met marketing en wanden voor milieubaten. Op de dag dat de groep Vertical Plant Life bij Scotscape was rolden er zes aanvragen binnen. De Engelse markt voor verticale tuinen bedraagt ruim €100 miljoen per jaar en is sterk groeiende. Hadlow College is een school waar groene docenten van kwijlen; de gebouwen zijn wat sleets, maar voor het beoefenen van de verschillende ambachten beschikt Hadlow over 700 hectare aan landerijen met onder meer tuinen, een compleet tuincentrum, een manege en een grote verzameling dieren. Ze beheren ook de nationale plantencollectie Helleborus.

Er zijn binnen het samenwerkingsverband afspraken gemaakt om verticale tuinen te gaan bouwen voor interieur en exterieur. Terra gaat bijvoorbeeld twee wanden bouwen volgens de overeenkomst, en er zal lesmateriaal worden ontwikkeld voor de verschillende niveaus van het MBO. Het betreft zowel de opleidingen van bloemschikken als de hoveniersopleidingen. In mei komt de groep naar Groningen. Er zal een dag besteed worden aan het proces en er zal een dag gebruikt worden voor excursie langs de verticale tuinen in het noorden des lands.



n de gemeente Epe zijn grasbermen omgevormd tot bloemrijke bermen. Drijvende kracht achter het initiatief is Kees Boersma, voorzitter van bijenhoudersvereniging De Imme. In 2014 benaderde hij de gemeente met de vraag of de bermen van rondweg de Meent bijvriendelijker ingericht en onderhouden kunnen worden. Dit om de omgeving aantrekkelijker te maken voor bijen.

„Vijf jaar geleden ben ik begonnen met het houden van bijen. Omdat ik in het buitengebied van Epe woon, dacht ik dat de bijen hier een prachtig leven zouden hebben. Dat bleek in de praktijk tegen te vallen. Ik werd geconfronteerd met de schraalheid van het gebied en kwam erachter dat de bijen in de zomer te weinig voedsel hebben.’’ Boersma stelde een bedrijfsmatige

insteek voor; De Imme zoekt lokale sponsoren die met een financiële bijdrage de omvorming mogelijk maken en in ruil daarvoor mogen zij een reclame-uiting in de berm zetten.

Een aanpak die volgens Andrea Freund, beleidsmedewerker groen bij de gemeente Epe, prima past binnen het beleid van de gemeente. „Biodiversiteit is een belangrijk speerpunt. Bovendien kent de gemeente sinds enkele jaren een ’adoptiebeleid’ waarbij ze grond, zoals de middeneilanden op rotondes, in beheer geeft van een derde partij. In ruil daarvoor mogen bedrijven binnen bepaalde marges een reclame-uiting plaatsen. Het idee van Boersma past hier dus uitstekend in.’’ In totaal gaat het om een berm van bijna 10.000 m2, onderverdeeld in achttien vakken van circa 500 m2. De sponsoring betreft een periode van vijf jaar. Voor de aanleg en het onderhoud van de berm betalen ondernemers een jaarlijkse bijdrage van €230 per 500 m2. „Als je de stukken groter maakt, nemen de kosten toe en haken kleine bedrijven af’’, zegt Freund. Van de bijdrage wordt zowel de omvorming van de wegberm als het onderhoud betaald. Daarnaast krijgt de bijenhoudersvereniging een bijdrage. Tot nu toe heeft De Imme twaalf sponsoren gevonden: vier in het eerste jaar (2015) en acht dit jaar. Van een accountantskantoor tot een schilder en van een restaurant tot een slager. Er zijn dus nog zes vakken over. „We hopen ze dit jaar allemaal uit te geven, zodat we de weg volgend jaar helemaal kunnen inrichten.” De meerwaarde voor de sponsoren is volgens Freund tweeledig. Enerzijds is hun naam zichtbaar, anderzijds verbinden ze hun naam aan een duurzaamheidsproject. En daar worden ze regelmatig positief op aangesproken. Na vijf jaar gaat de gemeente het project evalueren


en kijken of de adoptie kan worden verlengd. De gemeente heeft Axent Groen in Epe benaderd voor het beheer en onderhoud van de bermen. Axent Groen is huisaannemer van de gemeente Epe en onderhoudt er sinds 1 januari 2015 de openbare ruimte. Edwin van den Elsaker, projectleider en wijkbeheerder van Epe en Oene, heeft bij Axent Groen de leiding over het project. Waar Boersma lokale bedrijven benadert om ze enthousiast te maken voor het project, voert hij alle groenwerkzaamheden uit. De bermen zijn met een spitfrees losgemaakt en ingezaaid met een veldbloemenmengsel. Bij het zaaien is het zaad gemengd met klapzand. Enerzijds om te kunnen zien waar er is gezaaid; anderzijds om een goede verdeling te krijgen.

Er is gekozen voor mengsel 37 van Limagrain, een meerjarig veldbloemenmengsel dat bestaat uit 49 soorten. Hieronder korenbloemen, klaprozen en bolderik, maar ook wilde cichorei, gewone ossetong, groot kaasjeskruid, wilde peen en knikkende distel. „Het is een heel divers

en kleurrijk mengsel met inheemse soorten die allemaal aantrekkelijk zijn voor bijen en andere insecten’’, zegt Van den Elsaker. De bermen worden extensief beheerd, wat betekent dat ze één tot twee keer per jaar worden gemaaid. Van den Elsaker: „Het tijdstip van maaien kan verschillen. Zo kan het zijn dat er voor de winter niet wordt gemaaid, om eitjes en insecten te sparen, of om schuilmogelijkheden te bieden.” Beleidsmedewerker Freund vult aan dat de gemeente dit jaar gaat bepalen waar er stukken niet gemaaid zullen worden voor de winter. „Vorig jaar waren de oppervlakten die we hebben omgevormd nog te klein. We kiezen alleen de grote en brede vakken zodat het deel dat we niet maaien op voldoende afstand van de rijbaan staat.’’ Voor klachten van bewoners dat de bermen er rommelig of kaal uitzien, is Freund vooralsnog niet bang: „De rondweg De Meent ligt grotendeels buiten de bebouwde kom. Het deel dat wel binnen de kom ligt, grenst aan een bedrijventerrein. dus wij hebben geen direct aanwonende particulieren aan de

weg. Dat maakt de kans op klachten al veel kleiner.’’ Voor het beheer zijn volgens Van den Elsaker geen gouden regels. „Het is afhankelijk van de locatie. Dat is ook het leuke ervan; iedere biotoop heeft zijn eigen soorten. Je moet het constant aan- en bijsturen. „Als je in het voorjaar bijvoorbeeld te veel grasgroei ziet, kun je overwegen om de grond los te maken met een eg. Zelf ben ik er voorstander van om door te zaaien met de grote ratelaar, een eenjarige die parasiteert op de wortels van gras. Hierdoor wordt de grasgroei onderdrukt en hebben kruidachtigen meer kans.” Van den Elsaker monitort de bermen regelmatig. In het seizoen inventariseert hij wekelijks waar veel bijen en vlinders actief zijn. Hij heeft al verschillende dagvlinders gespot, zoals de koninginnepage en de kleine vos. „Doordat je gebieden met elkaar verbindt, ontstaat een langgerekt lint en zie je het aantal soorten toenemen. Dit jaar is er bijvoorbeeld een adoptiestuk bijgekomen die aansluiting heeft met een bosrand en opgaand struweel. Deze berm gaat zeker bijdragen aan een toename van soorten.” <



Jan Ubels,

Hendrik van Eck,

Leo Kooloos,

„We wilden in het kader van het milieu en geluid wat proberen met de 4-taktmachines van Dolmar. We hebben één busje helemaal uitgerust met Dolmar 4-takt machines, daar zit ook die bosmaaier bij. We hebben er nu anderhalf seizoen mee gedraaid. Hij bevalt goed. Hij is eigenlijk wat aan de zware kant voor het werk dat wij doen. Hij voldoet gewoon goed. Hij geeft minder geluid. Hij loopt veel rustiger en maakt minder herrie. Hij loopt op gewone benzine, dat scheelt weer in kosten. Ik ben helemaal voorstander geworden van 4-takt. De mensen die er mee werken willen niet anders meer. Je hebt er weinig onderhoud aan. Je moet het oliereservoirtje af en toe controleren. Maar mocht hij te weinig olie hebben, dan wil hij gewoon niet starten; daar zit een beveiliging op."

„Die bosmaaier hebben we denk ik een half jaar. We maaien er slootkanten mee uit, en voor aannemers, voor klanten, het ruwe gras, de bermen zo'n 1 à 2 keer per jaar en rondom obstakels. We hebben er een bramenmes op. Vaak heb je bij sloten dat het helemaal vol bramen staat. Dat bramenmes werkt echt fantastisch, daarmee klepel je het als het ware kapot. Ik heb de machine gekocht omdat de dealer het advies gaf het eens te proberen met die Dolmar. En dat is goed bevallen. Ik ben zz'er, maar ik huur ook wel mensen in, voor 90% werk ik er zelf mee. Maar van de andere jongens niets dan lof ook. Het brandstofverbruik is naar mijn idee ook minder. Ik gebruik voor de bosmaaier Aspen voor 4-takt. Ik gebruik altijd schone brandstof, voor zover brandstof schoon is."

„We hebben sinds een half jaar een Dolmar bosmaaier. We hebben alle 4-takt machines van Dolmar aangeschaft. We konden alles testen. We gebruiken de bosmaaier hoofdzakelijk met een hakselmes voor kleine struiken, kleine boompjes, het grove gewas, bramen, distels. Hij draait continu op 50% omdat hij zo'n hoog koppel heeft. Hij verbruikt veel minder benzine omdat je niet vol gas hoeft te draaien, gewone benzine of Aspen blauw, geen mengsmering. Hij verdient zichzelf dus terug. Hij geeft ook veel minder geluidsoverlast; een lage brom, die is voor de omgeving ook prettiger. Af en toe het oliepeil controleren is het enige onderhoud. Maar we hebben hem nog nooit hoeven bijvullen. Hij gebruikt nul olie. Hij trilt zo goed als niet en er zit een goed harnas bij zodat je nergens last van hebt."













Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.