Tel 2017-2

Page 1





RTL 7, mediapartner van het NSBA-instituut, besloot om het programma De Succesfactor per direct van de buis te halen. In het programma komen de verschillende genomineerden aan bod, dat zijn er dit jaar bijna vijfhonderd. Uit dit aantal worden - onder meer middels een publieke SMS-actie - twintig bedrijven gekozen die mee-

Voor de achtste editie van het tuinenfestival in Appeltern zullen acht nieuwe tuinen worden aangelegd. De ontwerpers van de tuinen hebben deze zomer deelgenomen aan verschillende workshopsessies. Gezamenlijk hebben zij voor het festivalthema ’Gevangen’ gekozen. Het is de eerste keer dat op deze manier zowel de deelnemers als het thema worden vastgesteld. Voorheen werkte de organisatie met een open oproep. Komende tijd leggen de acht hun festivaltuin aan. Op zaterdag 20 mei 2017 vindt de feestelijke opening plaats. Vlnr: Sjaak Willemstein, Laura Knoops, Nienke Plantinga, Connie Ettema, Caroline Thomas, Evelien Beukema, Angelique Nossent en Jan-Hein Moors.

dingen om de hoofdprijs van €100.000. Begin februari zou op de tv-zender een grote finaleshow worden uitgezonden. „Een koude douche”, zo omschrijft Matthijs Punt, directeur-eigenaar van Groenaannemingsbedrijf Punt in Rotterdam, de gang van zaken. Zijn bedrijf werd door het NSBA-instituut genomineerd in de groenonderhoudsbranche. De award wordt sinds 2011 uitgereikt. Dat collegagroenbedrijven in voorgaande jaren hebben meegedaan was een stimulans voor Punt om ook mee te doen, en omdat voormalig premier Jan-Peter Balkenende - niet de eerste de beste - vorig jaar de hoofdprijs heeft uitgereikt, zag hij geen aanleiding om de wedstrijd te wantrouwen. Bovendien zijn ze zelf benaderd door het

instituut om mee te doen. „Blijkbaar is een groot deel van ondernemend Nederland er net als wij ingetuind. Geen bedrijf wil met opzet branchewinnaar worden’’, zegt Punt. De branchewinnaars betalen elk €12.500 voor hun deelname. „Dat is zeker aan de maat”, vindt Punt. „Maar daar krijg je ook wat voor terug.” Onder meer de videofilm waarin zijn bedrijf in beeld is gebracht. Waar Punt nu nog het meest van baalt, is dat hij al zijn klanten en relaties moet inlichten over de nominatie, terwijl hij hen eerst heeft opgeroepen door middel van sms op zijn bedrijf te stemmen.

Ook bij Snoek Hoveniers in Emmen heeft de blijdschap over de nominatie plaatsgemaakt

voor teleurstelling en verontwaardiging. Op hun website staat te lezen: „Wij voelen ons benadeeld. Als Snoek Hoveniers werden wij benaderd en hebben wij deelgenomen.’’ Snoek werd genomineerd als winnaar in de hoveniersbranche. Naar aanleiding van de nominatie heeft het bedrijf de actie Groene Tuindroom opgezet. Mocht het bedrijf de hoofdprijs winnen, dan zou Snoek het prijzengeld van €100.000 besteden aan tuindromen van klanten. Die konden een maand lang hun ideeën opsturen. Omdat dit veel plannen heeft opgeleverd, heeft Snoek besloten om de Groene Tuindroom door te laten gaan. Hoe en wanneer hier handen en voeten aan wordt gegeven, daarover beraadt het bedrijf zich nog.






an van Zoest en zijn vrouw Lina hebben al sinds 1976 een kwekerij in Boskoop. Dochter Dorien en zoon Jos zijn er inmiddels ook werkzaam. In de beginjaren kweekte het bedrijf een breed Boskoops sortiment: onder andere coniferen, Euonymus en toen ook al Clematis. Vanaf het begin had Van Zoest interesse in die klimplant, hij was er al vanaf zijn 15e mee bezig. Toen Jan Fopma, een Boskoopse kweker met Clematis als specialiteit, in 1996 met pensioen ging, besloot Van Zoest zijn hele collectie over te nemen. Wim Snoeijer, die in die tijd al regelmatig bij Fopma werkte, verhuisde mee. Van Zoest en Snoeijer zijn nu de twee specialisten van het bedrijf waar alleen nog maar Clematis wordt gekweekt. „Vanwege de enorme variatie.” Snoeijer ontdekte die variatie tijdens zijn vroegere werkzaamheden voor de universiteit van Leiden. Daar kweekte hij een breed scala van planten voor een onderzoek naar hun geneeskrach-

tige werking. „Ik ontwikkelde een liefde voor lelieachtigen, vanwege de eenvoud van de bloemen.” Tijdens dat onderzoek bezocht hij vaak bibliotheken en onderzocht hij uitgebreide herbaria. Zo raakte hij ook in de ban van de grote diversiteit van Clematis. „Toen ik bij Fopma aan de slag kon, kreeg ik er meteen een netwerk van gespecialiseerde kwekers bij. En begon ik ook zelf te veredelen.”

Hoe te beginnen met het bespreken van zo’n divers geslacht? We besluiten de problematiek rondom de verwelkingsziekte als uitgangspunt te nemen. Een euvel dat bij veel particulieren, hoveniers en tuinarchitecten nog altijd als een donkere wolk boven de groep Clematis hangt. Snoeijer maakt meteen een heldere indeling: de groep met vlezige wortels en die met fijne wortels. Uiteraard zijn er altijd uitzonderingen, maar grofweg zijn de grootbloemigen - behorend tot de


Patens Groep - de planten met vlezige, oppervlakkig groeiende wortels. Die hebben vocht nodig. Traditioneel werden ze vroeger altijd langs de regenpijp tegen de gevel gezet of kregen ze een dakpan aan de voet als bescherming tegen de zon. Bij die regenpijp is de grond vaak kurkdroog en ook die dakpan houdt het water weg. „En dan gaat het dus mis. Het risico dat de verwelkingsziekte toeslaat, is het grootst als de plant zwak is, meestal onder droge omstandigheden.” Het advies is daarom om Clematis met vlezige wortels altijd dieper en in voedzame, vochthoudende bodem te zetten. „Uiteindelijk verdampen ook die grote bloemen water.” Bij de problemen rondom Clematis met vlezige wortels speelt naamsbekendheid een belangrijke rol. Onbekendheid van het sortiment blijft voor de kwekerij een voortdurend aandachtspunt. Veel mensen – „en ook de handel” – kiezen automatisch voor bekende namen als ’Mevrouw Le Coultre’, ’Nelly Moser’, ’The President’ en ’Ville de Lyon’. „Alle vier oude cultivars, veel gevraagd, maar zeker niet de gemakkelijkste. Hoewel ze op vochtige, voedzame grond goed groeien en bloeien.’’

Knikkende bloem Snoeijer benoemt een tweede onderscheid binnen Clematis: rechtopstaande of knikkende bloem(knoppen). Grootbloemige Clematis met vlezige wortels hebben allemaal opstaande bloemen. Beter is het te kiezen voor Clematis met (half) knikkende bloemen en/of bloemknoppen „omdat Clematis meestal de hoogte in groeit, zijn knikkende bloemen beter zichtbaar”, waarbij uiteraard weer sprake is van uitzonderingsgevallen. Zo zijn er de bekende Viticella - en Jackmanii Groep en de iets minder bekende Diversifolia Groep, met knikkende bloem en knop en met vlezige wortels. >


Binnen de groep cultivars met fijne wortels – veelal kleinbloemig en met (half)knikkende bloemen en/of bloemknoppen – is er ruime keuze. Snoeijer noemt cultivars uit de Atragene Groep en Montana Groep als voorbeeld. „Deze hoef je dus niet dieper te planten en ze verdragen wat drogere grond, vooral in de wintermaanden. Dus wel te gebruiken tegen de gevelmuur.” Bij te nat kan wel Phytophthora optreden. Snoeijer benadrukt dat Phytophthora iets anders is dan verwelkingsziekte. „Bij verwelkingsziekte gaat de plant niet dood, is er altijd hergroei vanuit de basis, het dieper planten helpt hier ook bij.” Zijn alle fijnwortelige Clematis kleinbloemig? Zeker niet. De grootste kleinbloemige

heeft grotere bloemen dan de kleinste grootbloemige. Door de jaren heen zijn er veel nieuwkomers verschenen. „De keuze is groot.”

Elk seizoen Als laatste punt wil Snoeijer benadrukken dat er voor elk seizoen een Clematis is. Bekend is de groep voorjaarsbloeiers zoals de cultivars in de Montana Groep en Atragene Groep (C. montana, C. alpina en C. macropetala). Hier draait het om de kleuren blauw, roze en wit. Geel is te vinden bij cultivars in de Tangutica Groep (C. tangutica en C. orientalis) die bloeien vanaf juni tot in september en waarvan veel cultivars na de bloei mooie zaadplui-

zen geven. In de zomer is er overigens volop keuze in kleuren én in bloemvormen. „Cultivars in de Texensis Groep bijvoorbeeld hebben rechtopstaande tulpachtige bloemen.” Veel minder bekend zijn herfstbloeiende Clematis. C. rehderiana is een uitbundige groeier en bloeier. „Knip de plant gerust na de winter tot een halve meter terug.” En C. terniflora is uniek. „Elk jaar krijgen we vragen, wanneer de plant vanaf september volop bloeit in de Harry van de Laar-tuin.” Voor de winter, op beschutte standplaatsen, is er nog keuze uit de bladhoudende C. armandii en C. cirrhosa. „En vergeet de vasteplantvormen niet, bruikbaar in de border.’’ <




voor 'tunneling', waardoor bijvoorbeeld fijnstof juist blijft hangen. Maar dat groen effect heeft op de omgeving bewijzen steden zoals Melbourne, waar ze als het ware een bos in de stad hebben aangeplant.” Groen aanplanten zorgt voor een leefbare omgeving, is de boodschap van de weerman, maar er is wel kennis en vakmanschap voor nodig. Hier liggen dus kansen voor de groensector om haar expertise in te zetten voor een groenere, klimaatbestendige omgeving.

Groenbedrijven kunnen een deel van de eigen CO2-uitstoot compenseren door

via het plantprogramma van Trees for All bomen aan te laten planten. Maar ook kunnen bedrijven meer doen aan recycling van afval, bijvoorbeeld door dit in te zetten als biomassa of te laten verwerken tot duurzame producten. Daarnaast wees Van den Berg op het gebruik van duurzame apparaten op accu's, opgeladen met zonne-energie, en het gebruik van elektrische bedrijfswagens. „Honderd procent duurzaam is haalbaar. Maar dat moeten we met z'n allen doen. Er zit ook een business case in vergroening. Probeer duurzamer te zijn dan je concurrenten, probeer de ander te groen af te zijn.” <


e jury zegt onder de indruk te zijn van het stabiele familiebedrijf vanwege de lange familietraditie, maar ook door het brede scala aan activiteiten in de keten. Door volharding van vijf generaties heeft het een eigen positie verworven op de internationale markt. „JUB Holland valt met name op vanwege de sterke visie en maatschappelijke betrokkenheid door bloembollen een plaats te geven in de samenleving. De ondernemers zoeken daarvoor op een innovatieve manier de samenwerking met gemeentes en organisaties. Bollen als ondersteuning van de biodiversiteit is daarbij een belangrijk speerpunt.” Het familiebedrijf uit Noordwijkerhout legt zich toe op het veredelen, kweken, broeien en verhandelen van bloembollen en dan vooral tulpen. Zo biedt het bedrijf onder meer een reeks bollenmengsels aan voor het openbaar groen. Juist in dit laatste segment is JUB een van de belangrijkste spelers geworden op de openbaar groenmarkt, door een combinatie van innovatieve techniek en aandacht voor de biodiversiteit. In een themanummer over conceptbeplantingen in Tuin en Landschap 19 uit 2015 vertelt Robbert Uittenbogaard: „Als gevolg van de bezuinigingen bij gemeenten zijn de laatste jaren veel plantsoenen omgevormd naar gras. Ons concept van bollenmengsels vormt een goedkoop alternatief om kleur én biodiversiteit terug te brengen in de openbare ruimte.” De kracht van het concept is de gegarandeerde bloeitijd van vier tot vijf maanden, en het feit dat de beplanting bijna geen onderhoud nodig heeft.” Belangrijk element van het concept is

ook dat JUB niet alleen grotendeels zelf de bollen kweekt, ze zijn ook van A tot Z betrokken bij projecten. „Eerst kijken we naar de grondsoort, de omgeving, het maaibeheer en de toepassing. Dan bekijken we welk bollenmengsel het beste past in een bepaald project. We maken voor iedere gemeente een plan met advies op maat.” Naast het beplantingsplan en de aanplant doet JUB Holland ook een deel van het onderhoud erbij. „We zorgen voor milieuvriendelijke organische bemesting in het najaar en doen de bijbemesting in het voorjaar. Op die manier ontzorgen we de gemeente volledig.”

Een ander sterk aspect van JUB, dat ook de jury van de Tuinbouw Ondernemersprijs niet is ontgaan, is de aandacht voor biodiversiteit. Sinds een aantal jaren werkt JUB samen met de Nederlandse Bijenhouders Vereniging (NBV) en de Vlinderstichting. Daarmee is ook de functie van bollen in de openbare ruimte steeds meer opgeschoven van puur decoratief naar voedselvoorziening voor bijen en vlinders. Uittenbogaard: „Bollen werden eigenlijk altijd als luxeproduct gezien, maar ze hebben ook een nuttige functie voor de biodiversiteit. Bollen zijn in het vroege voorjaar het enige voedsel voor insecten die nectar zoeken.” Een van de bekendste projecten waar JUB aan heeft bijgedragen is het Maximapark in de Utrechtse vinexwijk Leidsche Rijn. In totaal zijn hier 400.000 bollen aangeplant die jaarlijks terugkomen. Een deel van de bollen is machinaal aange-


plant met de speciale plantmachine die JUB voor bollenmengsels heeft ontwikkeld, een ander deel is samen met bewoners aangeplant. De gemeente Utrecht is enthousiast over het concept. Volgens Joop Spaans, adviseur bijzonder gebruik openbare ruimte, voldoet het aan de verwachtingen. „We wilden in het Maximapark een zo hoog mogelijke natuurlijke waarde realiseren. De bijen- en vlindermengsels sluiten goed aan bij het bloemrijke hooiland. Ook het maaibeheer hoefden we niet aan te passen.” JUB was ook een van de eerste die bloembollen kweekt met Milieukeurcertificaat. Bij de totstandkoming van het label voor duurzame bollen was milieuorganisatie Greenpeace betrokken. Vanuit gemeenten is er steeds meer vraag naar milieuvriendelijk gekweekte bollen.

Naast JUB waren Bunnik Plants uit Bleiswijk en Green Specialties Holland uit Lierop genomineerd voor de Tuinbouw Ondernemersprijs 2017. De genomineerden zijn echte familiebedrijven, al generaties lang innovatief en volhardend om te slagen waar zij voor staan: een toekomstbestendige tuinbouw.

Bij JUB, voluit Jac. Uittenbogaard & Zonen, staat momenteel de vierde generatie aan het roer. De directie bestaat uit oom Frank, en de neven Robbert en Jaap-Jan. Dit jaar treedt neef Dolph toe. Jan-Jaap Uittenbogaard ziet de werknemers als het belangrijkste kapitaal van het bedrijf. „Geen goede onderneming zonder gedreven personeel.” Dit draagt ook bij aan het behoud van de familiaire

bedrijfscultuur, ondanks de schaalvergroting die het bedrijf heeft doorgemaakt. Ook dragen werknemers bij aan de innovaties. „Innovatief ondernemerschap houdt in dat je open staat voor verandering en je er door laat voeden zowel intern als extern. Personeel moet de ruimte krijgen om met ideeën te komen en het gevoel hebben dat daar iets mee wordt gedaan.” <


edereen kent wel voorbeelden van groene, maar slecht bezochte openbare ruimten: parken waar alleen mensen komen om hun hond uit te laten, verwaarloosd ’restgroen’ in buurten of te grootschalig groen in bijvoorbeeld uitbreidingswijken. Hoe voorkom je dat? Het recentelijk uitgegeven ’Prettige Plekken, Handboek Mens & Openbare Ruimte’ biedt richtlijnen voor een goed gebruikte openbare ruimte. Een van de auteurs is planoloog Rosemarie Maas. „Na literatuuronderzoek, het raadplegen van diverse experts en vooral heel veel plekken analyseren, zijn we ervan overtuigd dat een juiste inpassing en inrichting van de openbare ruimte grote invloed hebben op het gebruik. Een plek wordt niet ’zomaar’ een succes. Dit onderwerp is te meer relevant omdat sinds een aantal jaar de meerderheid van de mensheid in steden

woont en een prettige openbare ruimte een van de bepalende factoren voor het succes, de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van buurten en steden is.”

Medeauteur Kyra Kuitert vult aan: „Wij hebben ’Prettige Plekken’ geschreven omdat de literatuur over de relatie tussen gebruik en ontwerp van de openbare ruimte bijzonder schaars bleek te zijn. Zo werk ik, net als veel vakgenoten, nog altijd met richtlijnen uit de serie ’Tuinpark-landschap’, ofwel Pannekoek en Schipper (laatste druk 1975!).” Om de grote hoeveelheid richtlijnen goed toegankelijk te maken, is het boek onderverdeeld in de hoofdstukken Blok, Buurt, Stad, Plein en Park en komen per hoofdstuk de thema’s aantrekkelijk,



aantrekkelijk uitzicht bieden op de omgeving en op andere mensen, want ’mensen kijken’ is misschien wel de grootste attractie van de openbare ruimte.’’ Als recreatieplanoloog pleit Maas ook voor brede voet- en fietspaden met een vlakke ondergrond, zodat bezoekers zich makkelijk en veilig kunnen verplaatsen, zowel functioneel (van A naar B) als sportief of recreatief.

Kuitert: „Uit onderzoek blijkt dat bewoners groen in de directe omgeving, zelfs als het alleen maar zicht op een bloemenperk of een enkele boom is, hoger waarderen dan een prachtig park buiten hun gezichtsveld. Het handboek geeft in het hoofdstuk ’Leefbare en aantrekkelijke steden’ onder meer richtlijnen voor stadsbomen, groen langs wegen, volkstuincomplexen, groene scheggen en bedrijventerreinen. Bij gebruiksgroen blijkt dat de kwaliteit belangrijker is dan de kwantiteit. Maas: „Onderschat het belang van groen op buurtniveau niet, hoe weinig ook, want sommige groepen zijn bijna geheel aangewezen op het groen in de directe woonomgeving, zoals ouderen en kinderen met een niet-Nederlandse achtergrond. Groen dat aansluit op woningen,

bedrijven en voorzieningen, zoals scholen, bejaarden- en buurthuizen, wordt het meest gebruikt en moet afgestemd zijn op de behoeften van de doelgroep. Het gaat daarbij om de samenhang met andere functies, zoals sport, spel en ontmoeting. De rol van groen is per functie verschillend. Op speelgelegenheden zijn

bomen van belang voor de sfeer, maar ze zorgen ook voor schaduw in de zomer. Een buurtparkje dat is ingericht voor verschillende doelgroepen kan bijdragen aan ontmoeting, maar zorg er dan wel voor dat het groen daar niet alleen gevarieerd is maar ook veilig.’’ <




et bos van het Utrechts Landschap hebben we in Kerckebosch naar bin’’ nen laten stromen’’, zegt landschapsarchitect Paul Kersten in zijn kantoor aan de Sluisjesdijk in Rotterdam. Staand voor de projecttekening vertelt hij hoe de wijk er voor de grootscheepse herstructurering uitzag. Voorheen stonden er flats in een L-vorm, ten zuiden en oosten daarvan ligt het bos van landgoed Heidestein waarvan het Utrechts Landschap eigenaar is, ten noorden en oosten het zogenoemde binnenbos. De hoogbouw vormde als het ware een barrière tussen het natuurlijke en het cultuurbos. In het nieuwe stedenbouwkundige plan dat door bureau wUrck van Kersten is uitgewerkt, is de wijk verdeeld in zes woonbuurten, de zogenoemde scheggen. Daartussen liggen grote groengebieden met bos en heide, die aansluiten op het

gebied van het Utrechts Landschap. Die is sinds juni 2015 eigenaar van deze grond. Daarover schrijft de terreinbeheerder op zijn website dat ’het de eerste keer is dat het Landschap een gebied midden in een woonwijk gaat beheren’. Een uniek gebied dus waarbij de bewoners meteen bij het naar buiten stappen in de natuur staan. De namen van de woonbuurten – Stuifduinen, Op de Hei en De Bosrand – typeren letterlijk waarmee de buurt zich onderscheidt. En wie denkt dat dit alleen voor de beter bemiddelden bereikbaar is, heeft het mis: in Kerckebosch verrijzen allerlei soorten woningen, zowel sociale woningbouw als zelfgebouwde huizen op vrije kavels. Met de verkoop van die laatste wordt de sloop en de nieuwbouw van de eerste gefinancierd. Inmiddels is ruim de helft van de woonwijk gerealiseerd. In totaal verrijzen

er achthonderd tot duizend huur- en koopwoningen. Sinds 2010 is wUrck, een bureau voor architectuur, stedenbouw en landschap, in opdracht van de wijkontwikkelingsmaatschappij (WOM, zie kader) bij het project betrokken. Het bureau is verkozen uit vijf bureaus om het masterplan van BDP.Khandekar verder uit te werken in een stedenbouwkundig ontwerp. Ook de inrichting van de openbare ruimte en de deelgebieden kwam voor rekening van wUrck, evenals de technische uitwerking. Het bureau voert ook de esthetische regie over de uitvoering. Het wonen in de natuur is voor het team van Kersten bij alle ontwerpkeuzen de leidraad geweest. Een voorbeeld is het parkeren bij de appartementencomplexen. „Bewoners moeten thuiskomen in een bos en niet in een donkere bak.’’ >





onderhoud en de uitbundige bloei zorgde voor een kleurig effect.

Van Dijk zit samen met twee groencollega’s aan tafel op de groenafdeling in het gemeentehuis in Steenwijk. Ze laten elkaar foto’s zien van een aantal vasteplantenborders in de gemeente en ze zijn er gezamenlijk over eens dat de huidige aanpak en toegepaste sortiment goed werkt. „We weten nu ook waarom. Het succes van een bestendige vasteplantenborder in het openbaar groen staat of valt met de juiste plantkeuze en een gedegen voorbereiding. In het verleden werden de planten zonder enige grondverbetering aangeplant. Tegenwoordig verwijderen we de oorspronkelijke bodem en brengen we een 40 cm dikke humeuze en bemeste laag aan waarin de planten goed kunnen wortelen en uitgroeien.” Met een aantal grote groenrenovaties voor de boeg ontstond drie jaar geleden het idee om het areaal vaste planten uit te breiden. „De goede ervaringen bij het station smaakten naar meer,’’ zegt Chris Teurlinckx, regisseur openbare ruimte. „Onze vraag was of het nog uitbundiger zou kunnen dan de bestaande vasteplantenvakken.’’ Het antwoord kwam al snel toen Teurlinckx op een bijeenkomst kennismaakte met het vasteplantensortiment van kwekerij Griffoen in Wassenaar. Het concept sprak aan en vormde de basis voor vele honderden vierkante meters kleurige vasteplantenborders door de gehele gemeente. Wie Steenwijk binnenkomt, ziet op diverse plekken een mix van hoge en lage soorten, incidenteel gemengd met grassen. Een van de voorbeelden ligt aan de westzijde van de stad, in het dorp Zuidveen. Hier is de middenberm over een lengte van honderd meter beplant met Alchemilla, Sedum spectabile, Phlomis russelliana, afgewisseld met de iets hogere Geranium ’Patricia’. In het voorjaar geven de paarse bollen van Allium extra accent aan het frisgroene blad en het roze van geraniumbloemen. Driehonderd

meter oostelijker komt deze weg uit op een rotonde richting de binnenstad en de oostelijk gelegen stadswijken. De rotonde is eveneens weelderig beplant met vaste planten. Opvallend is het siergras Calamagrostis x acutiflora ’Karl Foerster’ op het hoger liggende, centrale deel van de rotonde. Het gras is omgeven door grote vakken met onder meer Rudbeckia fulgida ’Goldsturm’, Geranium ’Patricia’, Phlomis russeliana en Nepeta ’Walker's Low’. De randen bestaan vooral uit lage bodembedekkende geraniums, Bergenia en Hemerocallis ’Stella d'Oro’. „De vasteplantenvakken in de middenberm en de rotonde zijn echte blikvangers’’, zegt Teurlinckx. „We passen deze vooral toe op zichtlocaties en belangrijke entrees naar de woonwijken.” Dit principe is goed te zien in de woonwijk Oostermeenthe, een typische jaren zeventig wijk met een hofjesstructuur. Bij de entree van de wijk werd begin 2016 een plantvak aangelegd. Hier zijn middelhoge vaste planten toegepast zoals Stachys monieri ’Hummelo’ met felle rozerode aren,

evenals de helder lichtblauw bloeiende Agastache ’Blue Fortune’. Schuin tegenover dit vak, aan de andere zijde van de weg, ligt een grotere vasteplantenborder met veel grassen en witbloeiende planten als Persicaria amplexicaulis ’Alba’.

Van Dijk: „In deze wijk hebben we de laatste jaren heestergroen vervangen door vaste planten. Voorheen gebruikten we hier onder meer Hedera, Potentilla en diverse Pavement-rozen, maar op een bepaald moment zie je dat de grond verdicht, verschraalt en de planten aan vervanging toe zijn. Vervolgens hebben we Griffioen opdracht gegeven voor het ontwerpen van vakken met vaste planten. Het aardige is dat we drie jaar geleden met de bewoners van de Oostermeenthe nieuwe speelplekken hebben ingericht. Na dit project kwam een aantal bewoners met de vraag of het groen ook meer uitdagender en spannender kon. Dit paste goed in onze groenrenova-

>


tieplannen die in samenspraak met de bewoners zijn gemaakt. Nu bepalen vaste planten het beeld op veel zichtplekken in deze wijk. Tot tevredenheid van de bewoners overigens. We krijgen veel positieve reacties.’’ Erik van de Wetering bevestigt dit. Als uitvoerder is hij dagelijks bezig met de planning en het onderhoud van het Steenwijker groen. „Vaste planten vallen duidelijk in de smaak, mensen schieten me regelmatig aan over de plantenbor-

ders. Ze vinden deze er kleurig uitzien, vooral tijdens de bloei. Soms krijg ik de vraag of we in de winter de oude bloeistengels willen verwijderen. Dat vindt een aantal mensen slordig. Na uitleg over het hoe en waarom is daar wel begrip voor. In principe grijpen we zo weinig mogelijk in.’’ Van de Wetering maakt één keer per jaar samen met twee mensen uit het onderhoudsteam gedurende een week een maaironde langs alle plantenborders. „We gebruiken een

speciale mulchmachine die de stengels vermaalt en verspreidt over het vak. Eén man maait, één man loopt de moeilijk bereikbare delen na met de bosmaaier en één man zorgt met een bladblazer voor de verdere afwerking.’’

Het moment van mulchen komt vrij precies. „Dit doen we vlak na het uitlopen van de planten. De mulchlaag bedekt de bodem en onderdrukt de eerste onkruidgroei. Daarnaast is het belangrijke voeding voor de bodem, al mesten we de planten ook bij met organische NPKmeststof om ze vitaal te houden’’, zegt Van de Wetering. Behalve mooie blikvangers zijn de plantenborders relatief onderhoudsarm. Volgens de groenmannen zijn de onderhoudskosten vergelijkbaar met een bodembedekkend heestervak en is de verwachte levensduur minstens tien jaar. Het vraagt wel om een investering in kennis, het onderhoud is wezenlijk anders dan het traditionele beheer van heestervakken. Teurlinckx: „De voorbeeldbedden bij Griffioen zijn meer dan vijftien jaar oud, dus we kunnen nog even voort met de huidige borders. Ondanks de hogere aanlegkosten – door het vervangen en aanbrengen van een voedzame bodem – is de investering in vaste planten zeer de moeite waard. Grappig is dat het publiek dit ook oppakt. Zo her en der in Steenwijk zie je in particuliere tuinen hetzelfde plantverband en sortiment terug.’’ <














Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.