5 minute read

Visuitzettingen uitgelegd

Visuitzetting uiteengezet

Regelmatig ontvangen wij verzoeken tot het uitzetten van vis, en dan met name karper. De laatste tijd geldt dit veelal voor de wateren in Rotterdam en Hoogvliet. Daar is in de afgelopen jaren vissterfte opgetreden en mede hierdoor is het vangen van een karpertje moeizaam. Er zijn helaas veel redenen waarom wij niet zomaar tot uitzetting over kunnen gaan. Het uitzetten van vis in een water is geregeld in de Visserijwet (1963). Op grond hiervan is voor de uitzet van vis een schriftelijke toestemming van de visrechthebbende vereist.

Dus als eerste is van belang of wij als vereniging visrechthebbende van een water zijn. Dan kunnen we zelf in principe visuitzettingen regelen zonder een schriftelijke toestemming. Het gaat dan voornamelijk om het schubvis-visrecht. In het algemeen kan je op drie manieren visrechthebbende worden: 1. Aankoop van het visrecht. Helaas komt er weinig visrecht in de verkoop, maar als een kans zich voordoet en het visrecht ook nog betaalbaar is proberen we dit te kopen. Enkele jaren geleden hebben we bijvoorbeeld het visrecht in delen van de Wiericke aangekocht. 2. Aankoop van de grond onder het water. Met de komst van het nieuwe

Burgerlijk Wetboek in 1992 is het visrecht gekoppeld aan de eigendom

van de grond onder het water. Heel vaak is de grond onder een water deel van een veel groter perceel en als zodanig niet apart te kopen. En dan nog is dit voor ons natuurlijk pas interessant als de grond onder het hele waterlichaam, of in ieder geval een heel groot deel daarvan, te koop staat. Maar in dat geval zal de prijs enorm hoog zijn. Vergeet ook niet dat eigendom van grond ook het onderhoud daarvan met zich meebrengt. Daar komt ook bij dat we als vereniging geen grootgrondbezitter willen worden; daar zijn we niet voor opgericht. Veel visrecht, bijvoorbeeld in wateren in de Krimpenerwaard, is via het eigendom van de grond onder het water, in bezit van particulieren. 3. Via een huurovereenkomst van het visrecht met de eigenaar van de grond onder het water. De huurder wordt in zo’n geval de houder van het visrecht en daarmee visrechthebbende. Dit is wat wij zoveel mogelijk willen. Huurovereenkomsten gelden veelal voor een periode van 6 jaar en worden in principe telkens verlengd. Alleen bij een vroegtijdige opzegging en met steekhoudende en geldige redenen kunnen deze worden opgezegd en hiervoor kunnen partijen ook de tussenkomst van de Kamer voor de Binnenvisserij inroepen.

Van vele wateren in ons areaal zijn wij visrechthebbende via een huurovereenkomst. Als geen uitsluitende bepalingen in de huurovereenkomst zijn opgenomen, mogen en kunnen we visuitzettingen in principe zelf uitvoeren en het heeft ook zin om in deze wateren te investeren omdat dit visrecht voor langere tijd geborgd is.

Van heel veel andere wateren zijn wij niet de visrechthebbende, maar zijn hiervoor slechts gemachtigd tot het uitgeven van toestemmingen c.q. visvergunningen aan derden, waaronder onze leden dus. In deze wateren hebben wij in principe niets te vertellen. Dat is echter niet helemaal waar want als gemachtigde hebben we nog steeds wel een belang in het viswater, maar in principe kunnen wij zelf geen vis uitzetten en bijvoorbeeld ook niet zelf beslissen over toestemmingen voor onderzoeksvisserij zonder een schriftelijke toestemming van de visrechthebbende. Dit is ook de situatie voor het gemeentewater van Rotterdam en Hoogvliet. Wij zitten regelmatig aan tafel bij de gemeente om de visstandperikelen en de wens van onze leden m.b.t. visuitzettingen te bespreken, maar men is zeer terughoudend. Ook omdat er nog meer bij komt kijken.

Het uitzetten van vis is immers aan regeltjes gebonden. Hierbij speelt een rol of het water al dan niet is aangewezen als een KRW (Kader Richtlijn Water) waterlichaam. Is dit wel het geval dan zijn de regeltjes strenger. Vanuit onze leden is er een toenemende vraag voor de uitzet van karper. Deze vissoort is erg populair vanwege zijn kracht. De waterschappen zien deze vissoort juist als een mogelijk knelpunt voor het behalen van de waterkwaliteitsdoelen. Rijkswaterstaat, Sportvisserij Nederland en de Unie van Waterschappen hebben daarom gezamenlijk een Richtlijn Uitzet Karper (RUK) opgesteld waarmee een maximale biomassa aan karper kan worden bepaald voor de verschillende watersystemen. Als voorbeeld zijn de uitzetmogelijkheden in wateren, die niet zijn aangewezen als een KRW-waterlichaam, afhankelijk van de waterkwaliteitsdoelen die nagestreefd worden. Afhankelijk hiervan varieert de maximale biomassa aan volgroeide karper tussen 30 en 100 kg/ha met een maximum van 20% van de totale visstand aan karper. In veel van onze wateren is helder water de doelstelling met een bijbehorend snoek-blankvoorn viswatertype. Hier is de maximum volgroeide karperbiomassa slechts 30 kg/ha.

In de praktijk blijkt de RUK goed toepasbaar op grote waterlichamen, maar in stedelijk water blijft het maatwerk. Door de veranderde systemen (milieuomstandigheden), hoge waterplantbedekkingen

en lage visstanden blijkt het maken van een goede inschatting van het maximale karperbestand lastig en soms onmogelijk. Daar komt ook nog eens bij dat het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, waar wij huurovereenkomsten mee hebben, in afwijking van dit landelijk beleid nog strengere regels hanteert. Afwijking van de Richtlijn is mogelijk op wateren die in overleg met gemeente en waterschap worden aangewe en a s s e ifieke enge s ortwateren maar de weg hier naartoe is lang en moeilijk en partijen zijn zeer terughoudend.

U vraagt zich af wat wij nog van doen hebben met de verhuurders van het visrecht (waterschappen en hoogheemraadschappen) als wij via huurovereenkomsten visrechthebbende zijn. Een goede vraag die de essentie raakt. Vaak is in huurovereenkomsten een extra bepaling opgenomen, dat er slechts vis mag worden onttrokken en uitgezet na onderling overleg en met instemming van de verhuurder. Deze regel is klip en klaar, daar komen we dan niet onderuit. Anders wordt het als een verhuurder teruggrijpt op zelf gemaakt beleid, bijvoorbeeld de Keur. Hierin staat (met woorden van gelijke strekking) dat het verboden is vis uit te zetten en te onttrekken zonder goedkeuring van het (waterschaps)bestuur. Echter, dit gestelde in de Keur lijkt strijdig met de Visserijwet doordat een visrechthebbende door een lagere wetgever ernstig wordt beperkt in haar bevoegdheid door een eigen vergunningplicht op te leggen via een keurbepaling. Ondanks dat over dit meningsverschil nog geen jurisprudentie (gerechtelijke uitspraak) bestaat, heeft het waterschap Hollandsche Delta deze strijdigheid in zijn Waterbeheerplan onderkend en erkent geen juridische middelen te hebben om een uitzetting tegen te houden. De visrechthebbende, wij dus, heeft derhalve het recht tot het uitzetten van vis en hiervoor hoeft geen watervergunning te worden aangevraagd. Maar, een waterschap is verantwoordelijk voor de waterkwaliteit en het visstandbeheer. Het uitzetten van vis kan raakvlakken hebben met de doelen van het waterschap en dit maakt het wenselijk dat hier wel onderlinge afstemming en transparantie over is. Zeker als we samen de intentie hebben om een goede verstandhouding met elkaar te houden.

This article is from: