BESLUITEN VOOR:
De Stad Antwerpen, vertegenwoordigd door het College van Burgemeester en Schepenen, met als adres 2000 Antwerpen, Grote Markt 1. Tweede verwerende partij Mr. Christophe COEN
TEGEN:
De vzw ADEMLOOS, gekend in de Kruispuntbank van Ondernemingen onder het nummer 0896.187.849, met maatschappelijke zetel te 2050 Antwerpen, Esmoreitlaan 5, bus 77. Eisende partij Mr. Marleen RYELANDT
IN AANWEZIGHEID VAN: Het Vlaams Gewest, in de persoon van de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar, met adres te 2018 Antwerpen, Lange Kievitstraat nr. 111/113. Eerste verwerende partij Mr. Willem SLOSSE
Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen Zetelend zoals in kortgeding Inleidingszitting d.d. 8 november 2011
Onder voorbehoud van alle recht en zonder enige nadelige erkentenis. Gelet op de dagvaarding d.d. 2 november 2011.
I
FEITEN
In het kader van de heraanleg van de volledige omgeving rond het Centraal Station, werd in januari 2010 beslist om een ge誰ntegreerd ontwerp te laten opmaken voor het Operaplein en de De Keyserlei te Antwerpen. Het autonoom gemeentebedrijf AG Stadsplanning verkreeg de opdracht om een projectdefinitie op te maken.
Een dubbele doelstelling werd vooropgesteld: een hoogwaardige publieke ruimte en de bovenlokale uitstraling van de as De Keyserlei-Meir, gericht op voetgangers met autoluw lokaal- en bestemmingsverkeer. Er werd uitdrukkelijk voorzien dat de De Keyserlei een groene boulevard diende te blijven. Het nieuwe ontwerp voorziet ook in een oplossing voor de bestaande wildgroei aan horecaconstructies. In het kader van de ontwerpwerkzaamheden werd een boomonderzoek uitgevoerd naar de twee dubbele rijen met Lindes door een boom- en groendeskundige van de nv Krinkels in september 2010. De haalbaarheid van de tijdelijke verplanting van de bomen werd in deze studie onderzocht. Het gespecialiseerd bureau in bomenonderzoek besloot dat 22 van de 102 bestaande bomen afgekeurd moesten worden op basis van hun conditie en stabiliteit. De overige 80 bomen vertoonden nog een “redelijke conditie en stabiliteit”. Het rapport stelt echter: “De bomen vertonen wel elk jaar een minder goede groei wat er op wijst dat de maximale inneembare ruimte (ondergronds bewortelbaar volume) is benut en dat de beschikbare minerale voorraad begint uit te putten. Vele bomen bevatten ook kleine gebreken en probleemtakken (takparen, elleboogtakken, takkransen etc.) als gevolg van een slechte of beperkte begeleidingssnoei.” De boom- en groendeskundige oordeelde dat de tijdelijke verplaatsing zeker aanleiding zou geven tot bijkomende uitval, dat er geen garantie zou zijn voor de hergroei en dat de bomen ingeval van hergroei zeker 3 à 5 jaar nodig zouden hebben om zich te herstellen. De kostprijs van het procedé per boom zou overigens aanzienlijk hoger liggen dan de kostprijs van het aanplanten van nieuwe bomen van groot formaat. De boomdeskundige slechts trouwens ook dat nieuwe bomen uit kwekerijen geen mankementen vertonen. Hieruit kan besloten worden dat niet alleen wegens kostprijs doch ook omwille van natuurbehoud het aangewezen is De bestaande Lindes zijn ook zeer aantrekkelijk voor bladluizen die een kleverige substantie afscheiden welke terecht komt op de onderliggende terrassen, fietsen, zitbanken, ... . Dit wordt als hinderlijk ervaren door de gebruikers van het openbaar domein. Op basis van deze elementen werd in het ontwerp voorzien in het kappen van de bestaande Lindebomen, en het aanplanten van twee nieuwe dubbele bomenrijen van Fraxinus Angustifolia Raywood (smalbladige es) met een stamomtrek 45-50 en met ruimere plantafstand dan de bestaande Lindebomen De Fraxinus Angustifolia Raywood is een prachtige grote hoogstammige boom die bovendien in de herfst prachtig verkleurd :
Jonge smalbladige es (Fraxinus Angustifolia Raywood)
Ouder exemplaar in de herfst
Op 5 mei 2011 ontving de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar de bouwaanvraag voor de werken aan de De Keyserlei. In deze aanvraag werd toelating gevraagd voor het rooien van 96 lindebomen in de De Keyserlei, 2 bomen in de Anneessensstraat , 2 bomen in de Breydelstraat en het aanplanten van 79 nieuwe smalbladige essen begrepen. Deze aanvraag werd door de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar ter onderzoek voorgelegd aan acht instanties, elk bevoegd om de aanvraag vanuit een verschillend oogpunt te beoordelen. Tevens werd de aanvraag onderworpen aan een openbaar onderzoek. De uitgebrachte adviezen waren allen gunstig / voorwaardelijk gunstig. Zo ook werd de aanvraag onderzocht vanuit een ecologisch oogpunt, door het Agentschap voor Natuur en Bos. In een advies van 23 mei 2011 stelde Natuur en Bos m.b.t. het rooien en nieuw aanplanten ( Stuk ): “ De impact op de groenstructuur en/of op ecologische en landschappelijke waarden is gering. Na analyse van het dossier blijkt dat er een degelijk onderzoek werd gevoerd naar de conditie van de bomen in opdracht van het stadsbestuur Antwerpen. In dit dossier geeft Agentschap voor Natuur een Bos een gunstig advies.�
Als voorwaarde werd opgelegd: “dat men de nodige compenserende aanplanting uitvoert zoals voorgesteld in de bijlage van het dossier.” In het kader van het openbaar onderzoek werden drie bezwaarschriften ingediend, waarvan twee collectieve en een derde opgesteld door Natuurpunt Antwerpen Noord. In deze bezwaarschriften werd het vervangen van de lindebomen door nieuwe essen gehekeld. Het College van Burgemeester en Schepenen van de Stad Antwerpen werd heeft deze bezwaren uitvoerig beantwoord in zijn advies van 5 augustus 2011 en op grond van omstandig toegelichte motieven geoordeeld dat het bezwaar ongegrond was (stuk ). O.a. volgende motieven kwamen hierin aan bod: de bestaande bomen hebben een matige tot een slechte conditie en stabiliteit. 22 van de bomen zouden alleszins moeten geveld worden; de overige bomen hebben een matige conditie, maar vertonen elk jaar minder groei. De beschikbare minerale voorraad in de bomen is uitgeput en de maximaal inneembare ruimte is benut; De bestaande bomen zijn bladluis gevoelig met de massale afscheiding van kleverige substantie tot gevolg waardoor de kwaliteit en bruikbaarheid van deze belangrijke publieke ruimte daalt; Door de eerder korte onderlinge plantafstand is er geen doorgroei meer mogelijk; De bomen vertonen door grote snoeiwonden een risico op toenemende gezondheidsproblemen. Op middellange termijn zouden er vele bijkomende bomen gerooid moeten worden; De tijdelijke verplaatsing werd overwogen, maar bleek geen goede optie te zijn, mede gelet op de impact op de gezondheid van de bomen; Het vervangen van de bomen op nieuwe rijen wordt aanzien als een verhoging van de kwaliteit van de publieke ruimte; Positieve ervaringen met bladluis op essen en een fijner en lichter bladerdek; Er worden hoge eisen aan de nieuwe bomen gesteld (groot formaat, ruimere opstelling, ruimte wortelstraten met drainagebuis) Op 20 september 2011 geeft de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar de vergunning af aan de aanvrager. (stuk 1) De beslissing motiveert duidelijk en omstandig waarom het rooien van de linden en aanplant van de nieuwe smalbladige essen verantwoord is, overeenkomstig het advies verleend door het college van burgemeester en schepenen van de stad Antwerpen. De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar stelt bovendien: “Een van de belangrijkste beeldbepalende elementen van de De Keyserlei is de dubbele bomenrij. Logisch zou zijn het behoud ervan na te streven indien dit opportuun zou zijn. Om de toestand van de bestaande bomen goed te kunnen inschatten werd een studie gemaakt door een externe deskundige. In deze studie kwam men tot de conclusie dat er best geopteerd wordt om nieuwe bomen van groot formaat aan te planten gelet op de matige tot soms slechte conditie van de bestaande bomen, de gevoeligheid voor bladluis van de huidige boomsoort, de beperkte onderlinge plantafstand met weinig of geen doorgroeimogelijkheid meer en het uitgeput geraken van de beschikbare minerale voorraad in de grond. Bijgevolg worden er nieuwe bomen aangeplant van het soort Fraxinus Angustifolia Raywood in vier rijen met grote plantmaat met omtrek 45-50 cm. Door voldoende
wortelsubstraat te voorzien per boom, ondergrondse drainage en bevloeiing en voldoende bemesting worden optimale condities gecreëerd zodat de bomen allen gelijkmatig kunnen uitgroeien.” Bij dagvaarding d.d. 2 november 2011 dagvaardt de VZW Ademloos het Vlaams Gewest in de persoon van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar en de Stad Antwerpen voor Uw Zetel.
II
IN RECHTE.
1
Voorwerp van de vordering is beperkt tot het staken van de rooiing van 74 Lindebomen
Er kan in het licht van een milieustakingsvordering geen bezwaar worden geuit tegen de opstart van de voorbereidende en niet-vergunningsplichtige werken aangezien niet kan worden ingezien op welke wijze deze werken een kennelijke inbreuk of ernstige dreiging voor een inbreuk vormen op één of meer bepalingen van wetten, decreten, ordonnanties, verordeningen of besluiten betreffende de bescherming van het leefmilieu. De De Keyserlei dient in eerste instantie worden ontdaan van alle hindernissen (bushokjes, afrasteringen, fietsenrekken etc)., om over te kunnen gaan tot de verdere werken. Er is alleszins geen grondslag om preventieve maatregelen ter preventie van de uitvoering / de staking van de uitvoering van deze voorbereidende en niet vergunningsplichtige werken te vorderen. Enkel het rooien en vervangen van de twee dubbele bomenrijen wordt aangevochten door de vzw Ademloos. De overige heraanlegwerken vormen niet het voorwerp van huidige vordering.
2
Er is niet voldaan aan de toepassingsvoorwaarden van art. 1 van de wet van 12 januari 1993 betreffende een vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu
In het kader van de wet van 12 januari 1993 kunnen slechts de staking of andere maatregelen worden opgelegd indien er sprake is van: “het bestaan vast van een zelfs onder het strafrecht vallende handeling, die een kennelijke inbreuk is of een ernstige dreiging vormt voor een inbreuk op één of meer bepalingen van wetten, decreten, ordonnanties, verordeningen of besluiten betreffende de bescherming van het leefmilieu” Van een dergelijke inbreuk of ernstige dreiging hiertoe is geen sprake.
2.1
Geen kennelijke schending van art. 16 Natuurbehoudsdecreet
Eiseres beroept zich op de stelling dat de vergunning werd afgeleverd met miskenning van art. 16 van het Natuurbehoudsdecreet.
Art. 16 Natuurbehoudsdecreet stelt: “§ 1 In het geval van een vergunningsplichtige activiteit, draagt de bevoegde overheid er zorg voor dat er geen vermijdbare schade aan de natuur kan ontstaan door de vergunning of toestemming te weigeren of door redelijkerwijze voorwaarden op te leggen om de schade te voorkomen, te beperken of, indien dit niet mogelijk is, te herstellen.” Deze bepaling werd niet kennelijk geschonden. De Raad van State heeft in het verleden reeds duidelijk gesteld dat de partij die zich hierop beroept in concreto moet bewijzen dat er een daadwerkelijke schending van de natuurwaarden is en dat deze partij moet bewijzen dat de aanvraag niet correct of kennelijk onredelijk zou zijn beoordeeld: “Overwegende dat de door het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu opgelegde “zorgplicht” er op het eerste gezicht niet kan toe leiden dat de door het gewestplan vastgestelde bestemming niet meer kan worden gerealiseerd; Dat het alleszins aan de Raad van State niet toekomt zijn beoordeling van de “maatregelen” die “redelijkerwijze” kunnen worden gevergd in de plaats te stellen van die van de betrokken instanties; dat de verzoekende partijen in de uiteenzetting van het middel onvoldoende concrete argumenten bijbrengen waaruit op het eerste gezicht kan blijken dat de “hydrologische situatie van het gebied (historische aanwezigheid beek; de natuurlijke waterplas” en de “beboste oppervlakte (linden en eiken langs de toegangsservitude)” “natuurelementen” zijn in de zin van voormeld artikel 14 die kennelijk in het gedrang komen en dat de voor de hand liggende maatregelen die “redelijkerwijze” zouden kunnen worden genomen om dit te voorkomen niet werden genomen; dat anderzijds uit de motivering van het bestreden besluit blijkt dat de inplantingsplaats van het betrokken bouwwerk juist werd verplaatst naar de nabijgelegen open plaats om een aantal waardevolle bomen te kunnen vrijwaren;” (RvS nr. 132.388, 14 juni 2004, http://raadvst-consetat.be; zie ook H. SCHOUKENS, “Het natuurbehoud en de ruimtelijke ordening: living apart together?”, TROS 2007, p. 108, nr. 9) Bovendien mag duidelijk zijn dat de zorgverplichting uit art. 16 natuurbehoudsdecreet geen afzonderlijke motivering in een “natuurparagraaf” (cf. watertoets in een “waterparagraaf”) vereist. Het is voldoende als uit de beslissing blijkt dat de natuurzorgplicht werd nageleefd. De partij die meent dat dit niet het geval is moet dit in concreto aantonen. (RvS nr. 155.602, 24 februari 2006, http://raadvst-consetat.be; zie ook H. SCHOUKENS, “Het natuurbehoud en de ruimtelijke ordening: living apart together?”, TROS 2007, p. 110, nr. 13 ) In de voorliggende vergunningsbeslissing werd uitvoerig ingegaan op de conditie en ontwikkelings- en toekomstperspectieven van de bestaande lindebomen. De beslissing om ze te vervangen door smalbladige essen met een voldoende grote stamomtrek werd goed overwogen en afgewogen, waarbij de verschillende mogelijke maatregelen werden afgewogen. De juistheid van deze motieven wordt door de tegenpartij niet betwist. Enkel wordt geponeerd dat de bestaande linden een grotere ecosysteemwaarde zouden hebben dan de nieuw voorziene smalbladige essen. Dit wordt op geen enkele wijze aangetoond.
Bovendien wordt hierbij geen enkele rekening gehouden met het feit dat de bestaande bomen geen ontwikkelingsmogelijkheden meer hebben en de bestratingswerken alleszins druk zullen zetten op de bestaande bomen, zodat het maar de vraag is of zij dergelijke stress zullen doorstaan, terwijl voor deze nieuwe bomen betere groeicondities worden voorzien door meer ruimte voor hun wortels, goede wortelgrond, een drainagesysteem waardoor ook de voeding van de wortels mogelijk wordt, … Uit niets blijkt dat de “natuurwaarde” van de bestaande linden - wat hier in het kader van huidige procedure dan ook onder moet worden begrepen - rekening houdend met alle begeleidende elementen, hoger is dan de “natuurwaarde” van de nieuw voorziene bomen. Een kennelijke schending van art. 16 Natuurbehoudsdecreet blijkt niet.
Minstens moet, overeenkomstig art. 14 Natuurbehoudsdecreet, ook de redelijkheid in acht worden genomen. Dit geldt overigens ook bij de beoordeling van de milieustakingsvordering voorzien in art. 1 van de wet van 12 januari 1993 betreffende een vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu: de voorzitter “kan” de staking bevelen of maatregelen opleggen. De rechter moet eveneens de gevolgen van de inbreuk op het milieu in aanmerking nemen en de gevraagde maatregelen hiertegen aftoetsen: “1. Artikel 1, eerste lid, van de wet van 12 januari 1993 betreffende een vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu, bepaalt dat de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg het bestaan vaststelt van een zelfs onder het strafrecht vallende handeling, die een kennelijke inbreuk is of een ernstige dreiging vormt voor een inbreuk op één of meer bepalingen van wetten, decreten, ordonnanties, verordeningen of besluiten betreffende de bescherming van het leefmilieu. 2. Om het bestaan vast te stellen van een kennelijke inbreuk zoals bedoeld in voormeld artikel 1, eerste lid, moet de rechter niet alleen nagaan of de inbreuk op wetsbepalingen betreffende de bescherming van het milieu met voldoende zekerheid vaststaat, maar moet hij tevens de gevolgen van die inbreuk op het milieu in aanmerking nemen. 3. De appelrechter oordeelt dat de vaststelling van een kennelijke inbreuk betekent dat er geen ernstige twijfel is over het bestaan van de inbreuk en dat de gevolgen van de inbreuk op het leefmilieu alleen aan de orde zijn bij de beoordeling van de opportuniteit van de gevraagde maatregelen. 4. Door aldus te oordelen schendt de appelrechter artikel 1, eerste lid, van de wet van 12 januari 1993.” (Cass. 2 maart 2006) Eiseres maakt dus geenszins aannemelijk dat het natuurdecreet op ernstige wijze werd geschonden.
2.2.
De stedenbouwkundige vergunning is afdoend gemotiveerd
Eiseres steunt zich niet alleen op het natuurdecreet maar ook de schending van de motiveringsverplichting, om te stellen dat de afgeleverde vergunning onwettig is en buiten toepassing dient gelaten te worden. Eerst dient opgemerkt te worden dat de stedenbouwkundige vergunning zeer uitvoerig gemotiveerd is. Eiseres houdt voor dat de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar geen rekening hield met het advies van de districtsraad Antwerpen en het bezwaarschrift van Johan Vandewalle. De bijzonder summier gemotiveerde beslissing van 14 december 2010 van de districtsraad houdt in dat de districtsraad met 14 stemmen voor, 10 stemmen tegen en 3 onthoudingen het college het advies gaf om de lindebomen op de Keyserlei te behouden en niet over te tot kapping van deze bomen bij heraanleg. Uit de beslissing van de districtsraad kan geenszins ontward worden waarom de districtsraad dit verzoekt. Er is geen enkel dragend motief op de zienswijze van de districtsraad te ondersteunen zodat het College in zitting van 25 maart 2010 het advies van de districtsraad m.b.t. de bomen op gemotiveerde wijze niet heeft gevolgd om ontwerp vast te leggen. Eiseres laat uitschijnen dat het advies van de districtsraad het advies bedoeld is in artikel 4.7.26 §1,2° VCRO. Dit is geenszins het geval. Het advies van de districtsraad werd ingewonnen met betrekking tot het ontwerp van de heraanleg van De Keyserlei. Dit advies heeft uiteindelijke ertoe geleid tot het ontwerp op verschillende punten werd aangepast. Met betrekking tot de bomen heeft het College het advies op gemotiveerde wijze niet gevolgd. De motie van de districtsraad van 26 april 2011 probeert in te gaan tegen de motieven aangehaald door het College doch slaagt er niet in. De aangehaalde motieven falen in feite daar de districtsraad meent dat de heraanleg moet worden aangegrepen om de toestand waarin de bomen zich bevinden te verbeteren en de minerale uitputting tegen te gaan. De districtsraad verliest namelijk uit het oog dat de heraanleg bij behoud van de bomen de verplanting vereist en dat de kans groot is dat verschillende bomen de tijdelijke verplanting niet zullen verdragen. De motieven van de boomdeskundige worden geenszins door de districtsraad weerlegd. Overigens worden deze motieven laattijdig kenbaar gemaakt door de districtsraad De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar diende dan ook niet te antwoorden op het advies van de districtsraad. Bovendien dient vastgesteld te worden dat de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar zijn beslissing m.b.t. bomen uitvoerig heeft gemotiveerd (zie p. 4, 5 en 9 van de vergunning) Ook het bezwaar ingediend door Johan Van de Walle namens Natuurpunt Antwerpen Noord vzw werd uitvoerig weerlegd door de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar. Bij lezing van het bezwaar wordt voornamelijk de nadruk erop gelegd dat de boomdeskundige adviseerde om terug lindebomen te plaatsen daar volgens de bezwaarindiener lukraak wordt gesteld dat de smalbladige es minder ecologische waarde zou hebben dan de linde. De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar antwoordt uitvoerig op vermeld bezwaar door onder meer te stellen dat de es omwille van de vorm van de kruin de kwaliteit van de openbare ruimte verbetert en minder gevoelig is voor bladluis. Ook verwijst de gewestelijke
stedenbouwkundige ambtenaar naar het advies van Natuur en Bos die gunstig adviseerde op voorwaarde dat nodige compenserende beplanting wordt uitgevoerd zoals voorgesteld in de aanvraag. Het is duidelijk dat de beslissing van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar afdoend gemotiveerd is; Eiseres blijft dan ook schromelijk in gebreke om enige kennelijke inbreuk op de motiveringsplicht aan te tonen. Er is dan ook geen sprake van enige onwettigheid die aan de stedenbouwkundige vergunning zou kleven.
3.
Ieder uitstel m.b.t. het rooien van de bomen heeft uitstel van de volledige heraanleg van De Keyserlei tot gevolg en kan eveneens leiden tot schadeclaim van de aannemers
Concluante wenst ook te benadrukken dat de vordering van eiseres zo zij ten onrechte wordt ingewilligd, tot gevolg zal hebben dat heel de heraanleg van De Keyserlei zal dienen uitgesteld worden. Het is immers niet mogelijk de werken uit te voeren zonder ofwel de bestaande bomen te rooien of te verplanten. Verplanten bleek evenwel geen optie voor de aangestelde boom- en groendeskundige zodat gekozen werd voor het planten van nieuwe evenwaardige bomen. Bij inwilliging van de eis zal ook mogelijk schade geleden worden door de aangestelde aannemers die de opdracht hebben gekregen om De Keyserlei her aan te leggen. De aannemers zullen wellicht, mogelijk ten onrechte of terecht, voorhouden dat deze planningsverstoring ernstig schade toebrengt. Zij zullen pogen dit te verhalen op concluante. Alleszins staat het vast dat concluante voorziet in de aanplanting van 79 gezonde bomen die veel meer kans hebben op een gezonde groei dan het behoud van 74 linden waarvan niemand kan verzekeren of zij gelet op hun huidige toestand de stress van de verplanting zullen doorstaan en binnen 3 Ă 4 jaar nog in leven zullen zijn.
OM DEZE REDENEN BEHAGE HET DE VOORZITTER
De vordering van eiseres ontvankelijk doch ongegrond te verklaren. Rechtdoende haar hiervan af te wijzen en haar te veroordelen tot de kosten van het geding, in hoofde van concluante begroot op : - rechtsplegingsvergoeding :
Antwerpen, 7 november 2011
Voor verweerster, Haar raadsman,
Christophe Coen
1.320,00 â‚Ź