&
d n a r b t a l de f
Op de brandweerkazerne gaat het alarm af, er is een melding!
Jeroen! Wie neemt de leiding, jij of ik??
IK!
BRAND!
de brand was al duidelijk te zien!
!! ! P L E H
Opgelucht bespraken we na hoe alles gegaan was.
Er kwam een hulproep van boven! Ik rende de trappen op, langs de vlammen.
We blusten de brand. We waren net op tijd.