1
BRANDBESTRIJDING EN HULPVERLENING
OLt. Van Poucke Hans.
6 Materialen voor brandbestrijding •6.1 bluswatervoorziening •6.2 transport bluswater •6.5 handladders •6.6 Materiaal schoorsteenbranden
Lescentrum Kortrijk Cursus brandweerman 2013
hans.van.poucke@kortrijk.be 2
Blussen simpel ? 3
= BLUSSING
4
BRANDBESTRIJDING EN HULPVERLENING 6.1 Bluswatervoorziening
Lescentrum Kortrijk Cursus brandweerman 2013
6.1. Bluswatervoorziening Bluswatervoorzieningen Mogelijkheden waterreservoirs; ondergrondse en bovengrondse hydranten, aangesloten op de waterleiding; open water; watertanks van het brandweervoertuig.
5
6.1.1. Het waterleidingnet Waterleidingsnet:
Snelle eenvoudige bedeling van drink/bluswater dmv hydranten.
Waterreservoirs: Bij een gesloten reservoirs is een aansluitkoppeling (eventuele stijgleiding) voorzien. Bij een open reservoirs gewone aanzuigleiding plaatsen.
6
6.1.1.1. Ondergrondse hydranten Ondergrondse hydrant: Het onttrekken van water ah waterleidingnet. Ligt onder het straatniveau. Openen van de kraan met een hydrantsleutel. Ligging wordt aangeduid met een bordje mogelijks aangegeven op een kaart of digitale map Abifire
7
6.1.1.1. Ondergrondse hydranten Ondergrondse hydrant:
7
6.1.1.1. Ondergrondse hydranten Plaatsen hydrant: 1. Wartel in laagste (onderste) stand draaien 2. Controleer aanwezigheid pakkingring 3. Draai ĂŠĂŠn afsluiter opzetstuk open, let op richting 4. Breng nokken wartel in klauwen hydrant en draai aan 5. Draai bovenstuk uitsluitend rechtsom in goede richting 6. Open met spindel de brandkraan,geheel open draaien 7. Spoelen tot er helder water komt 8. Toevoerslangen bevestigen
7
6.1.1.2. Bovengrondse hydranten Bovengrondse hydrant: •
Ondergrondse hydrant met holle buis die boven het straatniveau uitzit. NBN 821-019
•
•
BH 80 = voedingslijn van minimaal 80, debiet = 50 m³/uur BH 100 = voedingslijn van minimaal 100, debiet = 100 m³/uur
•
Zijn voorzien van afloopinrichting: bevriezen.
•
Openen van de hydrant met een speciale sleutel.
8
6.1.1.3. Aanduiding van de hydranten MO 10 oktober 1975.
Waarom aanduiding
9
6.1.1.3. Aanduiding van de hydranten Nuttig ???
9
6.1.1.3. Aanduiding van de hydranten 10
Aanduidingen algemeen:
Bij ministeriële omzendbrief vastgelegd. Bij plaatsbepaling met de rug tegen het paaltje. De letter H en B staan voor het soort hydrant. Het getal naast de letter is de binnen- diameter waarop de hydrant is aangesloten. Sommige korpsen werken buiten de aanduiding op de weg nog met een hydrantenboek of kaart of computerprogramma.
6.1.1.3. Aanduiding van de hydranten A14
Aanduidingen:
A13
Wanneer de afstand tot de hydrant minder dan een 2 meter voor en 1 m L of R is en de hydrant aangesloten is op een leiding met minimum diameter van 100mm.
12
6.1.1.3. Aanduiding van de hydranten MO 10 oktober 1975.
Aanduidingen: Bord A11 H: ondergrondse hydrant 80: binnendiameter van de leiding in mm 1,2: is de afstand naar links tot aan de hydrant 6,1: is de afstand voorwaarts tot aan de hydrant
9
6.1.1.3. Aanduiding van de hydranten Aanduidingen: Bord A12
B
B: bovengrondse hydrant 80: binnendiameter van de leiding in mm 1.2,: is de afstand naar links tot aan de hydrant 6.1: is de afstand voorwaarts tot aan de hydrant
11
6.1.1.3. Aanduiding van de hydranten A 21
Aanduidingen:
12 6 A 22
Aanduiding van stromend water of stilstaand water met afstanden en hoeveelheden.
300m続 45
13
6.1.1.3. Aanduiding van de hydranten A 23
Aanduidingen:
12 6
A 24
Aanduiding van stromend water of stilstaand water enkel toegankelijk voor draagbare pompen.
300m続 45
14
6.1.1.3. Aanduiding van de hydranten Niks te vinden !!!!! Doe navraag bij de alarmcentrale !
14
6.1.2. Open water Open water:
Rivieren, plassen en kanalen. Zijn niet speciaal aangelegd voor de brandweer. Soms niet bruikbaar t.g.v.: -slecht bereikbaar -ondiep -verontreiniging -bevroren -beperkte hoeveelheid Kan verharde opstelplaats voorzien worden. Aanduiding met aanwijsbordjes.
Gebruik reddingsvesten bij open water Let op uitglijden bij waterkant 15
6.1.3. Autopomp en tankwagen De watertank van het voertuig:
Beperkte hoeveelheid. Afhankelijk van type voertuig. zware / industriële autopomp 2500-4000 half-zware autopomp 1600-2000 lichte autopomp 1000-1200 tankwagen 6000-8000-12000-30000
16
Uitvoering autopomp
•Pomp:FPN 10-2000 + FPH 40-250 •Water- en schuimtank: 2500 l Water •Persuitlaten: 4 x Ø 70 lage druk (LD) •2 x hoge druk (HD) haspels80m – elektrisch •Schuiminstallatie: •Klasse A 100L schuim op 1 uitgang Ø 70 LD en HD •Klasse B 200L schuim op 2 uitgangen Ø 70 LD
•Pomp FP 48/8-2HH – FPN10-4000 + FPH40-250 •Temperatuurbewaking •Cavitatiebewaking •Persuitgangen (LD) 2 x ø110 mm, 4 x ø70 mm •2 x hoge druk (HD) haspels80m – elektrisch •Watertank: 3.100 liter •Schuimtank: 1.000 liter
18
BRANDBESTRIJDING EN HULPVERLENING 6.2 Materieel voor watertransport
Lescentrum Kortrijk Cursus brandweerman 2013
6.2.1 Pompen Pompen: Water wordt bij de brandweer onder druk gebracht en getransporteerd door middel van pompen. ď ą ď ą
draagbare motorpompen autopompen 1. 2. 3.
Centrifugaalpomp Ledigingspompen Turbinepompen
19
6.2.1.1. Een aantal kernbegrippen
Een aantal begrippen uit die van groot belang zijn bij het gebruik van pompen bij het bluswerk.
Druk en debiet Drukverliezen Statische en dynamische druk Waterslag
6.2.1.1. Een aantal kernbegrippen Druk en debiet
Het debiet is de hoeveelheid water die per tijdseenheid wordt verplaatst. Debiet wordt uitgedrukt in liter per minuut of m³ per uur. Het debiet wordt onder meer beïnvloed door het toerental van de pomp, de manometrische zuig- en persdruk.
De druk wordt gemeten in bar. 1 bar komt overeen met de druk die wordt uitgevoerd door een waterkolom van 10 m. De druk is uiteraard van belang om te weten welke apparaten aan de uitgang van een pomp kunnen aangesloten worden. 101.396 Pascal (Newton per m²) = 76cm kwik = 1bar of 10,33m waterkolom
De druk op het einde van de afvoer- of stuwleiding noemen we de restdruk.
6.2.1.1. Een aantal kernbegrippen Drukverliezen
Drukverlies is het verschil in druk tussen de uitlaat van de pomp en de ingang van de straalpijp.
De soorten drukverlies zijn:
wrijvingsverliezen; Richtwaarden 45 en 70mm 1bar per100m - 150mm 0,16bar per 100m stootverliezen; Door bochten en vernauwingenkranen,straalpijpen verliezen door hoogteverschil.
Het totale verlies is de som van deze drie verliezen.
Om te kunnen blussen is een minimale restdruk nodig (5 à 7 bar).
6.2.1.1. Een aantal kernbegrippen Statische en dynamische druk
Statische druk is de druk die we meten met de manometer in een hydrant die niet in werking is. Deze druk is het resultaat van het hoogteverschil tussen de hydrant en het reservoir in de watertoren. De dynamische druk is de druk van het water in beweging.
6.2.1.1. Een aantal kernbegrippen Waterslag
Waterslag treedt op wanneer de stroming van een vloeistof in een gesloten leiding plots tot stilstand wordt gebracht, bijvoorbeeld door het abrupt afsluiten van een kraan of het stoppen van een pomp. Waterslag treedt ook op wanneer de stroming plots gestart wordt (het starten van een pomp). De energie van het water wordt omgezet in een drukgolf die door de leidingen gaat lopen. Daarom worden op alle toestellen die dienen voor watertransport tafelafsluiters gezet die men slechts geleidelijk kan open en dicht draaien.
6.2.1.2. Aanzuiging
6.2.1.2. Aanzuiging ď‚•
Aanzuiging principe
Pomp:FPN 10-2000 + FPH 40-250 ?
6.2.1.2. Aanzuiging
Aanzuighoogte In theorie laat de atmosferische druk, die wordt uitgeoefend op het wateroppervlak (1bar of 1kg/cm³), een aanzuighoogte toe van 10,336 m. In de praktijk is de aanzuighoogte beperkt tot 8 m en dat als gevolg van verschillende factoren:
6.2.1.2. Aanzuiging
meteorologische condities: bij slecht weer neemt de atmosferische druk af;
De hoogte
de temperatuur van het water: de productie van damp boven het wateroppervlak veroorzaakt een druk (dampspanning) die de creatie van het vacuüm tegengaat. Het is bijvoorbeeld onmogelijk om kokend water aan te zuigen aangezien de dampspanning gelijk is aan de atmosferische druk;
luchtdichtheid van de leiding: er kunnen gaten of defecte verbindingen in de leiding voorkomen.;
vervuiling van het water;
slijtage van koppelingen en slangen.
Om het aanzuigen van het water naar de pomp te bewerkstelligen beschikt men over speciale zuigslangen met bijhorende accessoires
.
Pompen
6.2.1.3. Pompen Een pomp is een werktuig voor het verplaatsen van vloeistoffen en/of gassen. Een pomp is opgebouwd uit een inlaat, een pomplichaam, een uitlaat en een aandrijving. Voor het pompen is dan ook een energiebron nodig. Pompen kunnen worden ingedeeld op verschillende manieren: •volgens wat er wordt verpompt (vloeistofpomp, gaspomp, vloeistof en lucht...); •volgens de wijze van aandrijving (motorisch, manueel, vloeistof aangedreven...); •volgens het werkingsprincipe (centrifugaal, membraan, waterring, plunjer, tandwiel...).
6.2.1.3.1.
De centrifugaalpomp
wordt gebruikt als vloeistofpomp. Deze pomp wordt bij de brandweer ingezet als ledigingspomp en als bluspomp. Een centrifugaalpomp is opgebouwd uit: •
het pomphuis
•
de pompingang
•
schoepen
•
een schoepenwiel
•
een slakkenhuis
•
een persuitlaat
De voordelen van een centrifugaalpomp zijn: weinig bewegende onderdelen kan vervuild water verpompen kan draaien met afgesloten uitlaat
Nadeel van de centrifugaalpompen zelfaanzuigend ???
Centrifugaalpomp
32
6.2.1.3.2. Ledigingspompen en turbinepompen Ledigingspompen zijn vaak centrifugaalpompen. Ze kunnen ingedeeld worden volgens het debiet:
Licht: 500-1.500 l/min Middel: 1.500-3.000 l/min Groot: meer dan 3.000 l/min
Ze kunnen ingedeeld worden volgens druk:
Lage druk: < 15 bar Middeldruk: tussen 15 en 30 bar Hoge druk: > 30 bar
6.2.1.3.2. Ledigingspompen en turbinepompen
Een turbinepomp is een dompelpomp die aangedreven wordt met water. Turbinehuis en pomphuis zijn gescheiden wat als voordeel biedt dat het aandrijfwater niet verloren gaat. De turbinepomp heeft drie aansluitingen voor slangen. De pompinlaat kan aangesloten worden op drie manieren: via de watertank van het voertuig; via de zuigslang (open water); via een persleiding (hydrant).
6.2.2. Slangen Slangen: Soorten: -zuigslangen -persslangen: hogedruk lagedruk
36
6.2.2.1. Aanzuigslangen Zuigslangen: Zijn rubberen slangen. Spiraal van staaldraad is verwerkt in de slang. Versterkt door een canvaslaag. Omwonden met een touw tegen beschadiging Voorzien van koppelingen. Verschillende diameters: 45, 70, 110 en 150mm. Gebruikelijke lengtes: 1,6m, 2m en 2,5m.
Zuigslangen mogen nooit gebruikt worden als 36 verbinding tussen hydrant en pomp
DSP- Koppelingen
de romp; de twee lippen; de rubberen afdichtingsring; de gekartelde grendelring; de mof (met buiten- of binnendraad of met rillen).
De afdichtingsring is noodzakelijk om lekkage langs de koppeling te voorkomen. 37
De aanzuigleiding Zuigleiding: Meerdere zuigslangen Zuigmand Zuigkorf Touwen Vlotter hoekblok
6.2.2.2. Hoge Druk Persslangen
Persslangen: hogedruk Binnendiameter van19- 25 mm. 40/60/80 meter Barstdruk van 120 bar. Zitten op een haspel in het voertuig. Zijn vast aangesloten op de bluseenheid van het voertuig. Drukverlies 0.2 bar/m
39
6.2.2.3. Lage Druk Persslangen Persslangen: lagedruk Voorzien van gladde, waterdichte binnenwand. Met of zonder beschermende buitenbekleding. Verdeling volgens diameter: 45, 70 en 110mm. Diameter 45 en 70 met DSPkoppeling. Diameter 110 voorzien van ARkoppeling. Gebruikelijke lengte:20m.
40
Opbergen LD slangen dubbel opgerold, cassettes, zigzag haspels of in bundels.
< Zig-Zag
cassettes Haspel
bundels. 41
Beschadiging van slangen tijdens de interventie voorkomen 42
Niet trekken over scherpe randen en ruwe oppervlakten: slang optillen. Oppassen voor vallend puin en glasscherven: slang tegen de boordsteen leggen. Beschadiging door vliegvuur: slang tegen de boordsteen leggen. Beschadiging door slepen: optillen van de slang. Rijden over de slang: slangenbruggen leggen. Knikken en wrongen: grote bochten nemen. Vervorming klauwen van de koppeling door vallen.
43
BRANDBESTRIJDING EN HULPVERLENING 6.5. Handladders
Lescentrum Kortrijk Cursus brandweerman 2013
6.5. Handladders Handladders: Soorten -stokladder -schuifladder -steekladder -haakladder
44
Materialen voor brandbestrijding De stokladder: Wordt ook schoorsteenladder genoemd. Sporten zijn scharnierend. Opgevouwen enkel de ruimte van de 2 ladderbomen nodig. Maximum lengte 3m. Is vervaardigd uit hout of aluminium. Variante: telestep
45
Materialen voor brandbestrijding De schuifladder met touw en katrol: Is tweedelig of driedelig. Kan vervaardigd zijn uit hout, aluminium of polyester. Afstand tussen de sporten kan variëren : 250 en 300mm. Uitschuiven met behulp van katrol en touw. Vanghaak voorkomt ongewenst inschuiven
46
Materialen voor brandbestrijding De steekladder: Is twee-, drie-, of vierdelig. ď&#x201A;&#x2022;Kan tevens vrijstaand gebruikt worden. ď&#x201A;&#x2022;
47
Materialen voor brandbestrijding De haakladder:
Gewone ladder aan de bovenzijde voorzien van haken. Kan aan een vensterbank of dergelijke worden bevestigd. Heeft ongeveer een lengte van 4m. Kan van verdiep naar verdiep verplaatst worden. Vergt veel oefening en voorzichtigheid is geboden (stabiliteit + klimhelling). Bedienen met 2 manschappen. Variante met 2 beugels.
Opmerking: dit type ladder enkel gebruiken onder spanning (niet-vrijstaand). 48
Materialen voor brandbestrijding â&#x20AC;˘ De platte dakladder: â&#x20AC;˘ De platte dakladder is een lichte ladder om op een dak te leggen om het dak te kunnen beklimmen (bijvoorbeeld om de schoorsteen te bereiken). De voet ervan moet geplaatst worden in de dakgoot of stevig vastgemaakt worden (verhinderen dat de ladder gaat glijden op een hellend dak).
â&#x20AC;˘ De ladder mag niet gebogen gebruikt worden en moet steeds ondersteund zijn over de hele lengte ervan. 48
Materialen voor brandbestrijding 49
Aandachtspunten bij het werken met een ladder
Altijd het gezicht naar de ladder gekeerd.
Zorg dat niemand zich onder de ladder bevindt.
Reik niet verder dan de armlengte buiten de ladderbomen.
3 sporten boven dakrand, 1 sport boven vensterbank
Zwaar gereedschap opvoeren met een lijn.
Houten ladders nooit verven.
De bouw, het gebruik, het onderhoud en de periodieke controles van de draagbare ladders zijn vervat in een norm NBN S 21-047.
Correcte dragen ladder 52
Vanaf voertuig plat op grond leggen schuivende gedeelte boven Ladder tussen derde en vierde sport van boven op schouder leggen en lopen Een ladder wordt zo gedragen dat ze aan de voorzijde minstens 2m. boven de grond reikt Beide brandweermannen lopen langs dezelfde kant Draag een ladder (+25Kg.) nooit alleen
Correcte oprichten neerlaten ladder 52
Indien alleen
Indien met twee
Correcte opstelling ladder ? 50
Een persoon gaat met het aangezicht naar de ladder staan en zet de tippen van zijn schoenen tegen de ladderbomen. Bij een correcte opstelling kan hij met gestrekte arm de sport vastnemen op armhoogte Een ladder bovenaan vastmaken is uiteraard de beste manier om de stabiliteit te garanderen. De Belgische wet (ARAB art43 bis.) verplicht dit trouwens voor ladders van meer dan 25 sporten.
Correcte opstelling ladder 51
Zet een ladder altijd onder een hoek van 75째. Het stavlak van de D-sporten is dan horizontaal .
Denk aan uw veiligheid 53
BRANDBESTRIJDING EN HULPVERLENING 6.6. Gereedschap voor schoorsteenbranden en vloerbranden
Lescentrum Kortrijk Cursus brandweerman 2013
43
Gereedschap voor schoorsteenbranden 50
Schoorsteenbrand Een schoorsteenbrand ontstaat door het in brand raken van roetaanslag in het schoorsteenkanaal. Daarbij kan er ook branduitbreiding zijn naar aangrenzende constructiedelen
Gereedschap voor schoorsteenbranden 50
Doel De schoorsteenbrand blussen door het verwijderen van de brandbare stof, met name het roet (creosoot = vastgekoekte grove roetdeeltjes. EN Het blussen van de omliggende structuren
Gereedschap voor schoorsteenbranden 50
Gereedschap voor schoorsteenbranden 50
De ramoneur gebruikt men bij vierkante schoorsteenkanalen. om de schoorsteenwand mee schoon te krabben/vegen.
Gereedschap voor schoorsteenbranden 50
Bij ronde schoorsteenkanalen gebruikt wij stalen ronde borstels om de schoorsteenwand mee schoon te krabben/vegen.
Gereedschap voor schoorsteenbranden 50
Indien er dient geblust te worden in schoorsteen zullen wij gebruik maken van een schoorsteenrat. In de eerste instantie zullen wij echter gebruikmaken van een brandblusser AFFF om nevenschade te voorkomen
Gereedschap voor schoorsteenbranden 50
Om in de schoorsteen te kijken gebruiken we uit veiligheidsoverwegingen een spiegel.
Gereedschap voor schoorsteenbranden 50
Om de efficiĂŤntie van onze activiteiten op te volgen en mogelijke uitbreiding te detecteren maken wij gebruik van een warmtebeeldcamera
Gereedschap voor schoorsteenbranden 50
Naast de eerdergenoemde hebben wij nog tal van zaken nodige om een schoorsteenbrand naar behoren uit te voeren • • • • • •
Valbeveiliging Radiocommunicatie Handschoenen Opvangmateriaal Breekgereedschap ,,,
Einde ! 54