DOC NR. 3A
ADMINISTRATIEF STATUUT BRANDWEERPERSONEEL
Administratief statuut - Brandweerpersoneel - G.R. - 4 juli 1997
1
INHOUDSTABEL DEEL I : TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN TITEL 1 : TITEL 2 :
Toepassingsgebied Algemene bepalingen
6 6
DEEL II : ORGANISATIE, TAAK & SAMENSTELLING VAN DE BRANDWEER TITEL 1 : TITEL 2 :
Organisatie en taak Samenstelling
8 10
DEEL III : WERVING BEROEPSPERSONEEL TITEL 1 : TITEL 2 : TITEL 3 : TITEL 4 :
TITEL 5 :
Toelatingsvoorwaarden Aanwervingsvoorwaarden Aanwervingsprocedure Aanwervingsexamens, examenprogramma's, beoordeling, commissies
15 15 17 19
Hoofdstuk 1 : Hoofdstuk 2 : Hoofdstuk 3 : Hoofdstuk 4 :
19 19 19 20
Aanwervingsexamens Examenprogramma's Beoordeling Commissies
Wervingsreserves
21
DEEL IV : WERVING VRIJWILLIGERSPERSONEEL TITEL 1 : TITEL 2 :
Toelatingsvoorwaarden Aanwervingsvoorwaarden
22 22
DEEL V : PROEFTIJD EN VASTE BENOEMING VAN BEROEPSPERSONEEL TITEL 1 :
Proeftijd Hoofdstuk 1 : Hoofdstuk 2 : Hoofdstuk 3 : Hoofdstuk 4 :
TITEL 2 :
24 Indiensttreding Duur van de proeftijd Verloop van de proeftijd Afdanking
24 25 26 26
Vaste benoeming Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
27 2
DEEL VI : STAGE EN EFFECTIEVE INDIENSTNEMING VAN VRIJWILLIGERSPERSONEEL TITEL 1 :
Stage Hoofdstuk 1 : Hoofdstuk 2 : Hoofdstuk 3 :
29 Indiensttreding Duur van de stage Verloop van de stage
29 29 30
TITEL 2 : Effectieve Indienstneming
30
DEEL VII : ADMINISTRATIEVE LOOPBAAN BEROEPSPERSONEEL TITEL 1 :
Functionele loopbaan
31
Hoofdstuk 1 : Algemene bepalingen en loopbanen Hoofdstuk 2 : Vormingsrecht en vormingsplicht Afdeling 1 : Verplichte vorming Onderafdeling 1 : Vorming in het raam van de functionele loopbaan Onderafdeling 2 : Andere vorming Onderafdeling 3 : Gemeenschappelijke bepalingen Afdeling 2 : Niet-verplichte vorming Onderafdeling 1 : Voorrang in het raam van de hiĂŤrarchische loopbaan Onderafdeling 2 : Andere vorming Onderafdeling 3 : Gemeenschappelijke bepalingen Afdeling 3 : Modaliteiten Hoofdstuk 3 : Evaluatie Afdeling 1 : Doelstelling, definities en toepassingsgebied Afdeling 2 : Soorten evaluaties Afdeling 3 : Evaluatievragenlijsten Afdeling 4 : Evaluatieresultaten en beoordelings- en functioneringsgesprekken Afdeling 5 : Beoordelaars Afdeling 6 : Herziening en beroep tegen de evaluatie Afdeling 7 : Evaluatiedossier Afdeling 8 : Modaliteiten Afdeling 9 : Bewaking van het evaluatiesysteem
31 34 35 35 36 36 37
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
3
37 37 37 38 38 38 39 40 40 41 42 43 43 43
TITEL 2 :
Hiërarchische loopbaan beroepspersoneel
44
Hoofdstuk 1 : Anciënniteit Afdeling 1 : Begrippen Afdeling 2 : Berekening van de anciënniteiten
44 44 45
Hoofdstuk 2 : Bevordering Afdeling 1 : Algemene bepalingen Afdeling 2 : Bevorderingsvoorwaarden Afdeling 3 : Bevorderingsexamen, examenprogramma's, beoordeling, commissies Afdeling 4 : Bevorderingsreserves Afdeling 5 : Bevordering Afdeling 6 Orde van de bevorderingen
46 46 47 47 48 48 49
DEEL VIII : ADMINISTRATIEVE LOOPBAAN VRIJWILLIGERSPERSONEEL Afdeling 1 : Afdeling 2 :
Bevorderingsvoorwaarden Orde van bevordering
52 52
DEEL IX : RECLASSERING VAN BEROEPSPERSONEEL
54
DEEL X : HOGERE FUNCTIES
55
DEEL XI : VERLOFREGELING
56
DEEL XII : PLICHTEN EN ONVERENIGBAARHEDEN EN TUCHTREGELING EN AMBTSNEERLEGGING
57
TITEL 1 : TITEL 2 : TITEL 3 : TITEL 4 :
Plichten Onverenigbaarheden Hiërarchie en Tuchtregeling Ambtsneerlegging
57 58 59 60
DEEL XIII : LOGISTIEK EN INSPECTIES TITEL 1 : TITEL 2 : TITEL 3 : TITEL 4 : TITEL 5 :
Gebouwen Materieel en Bevoorrading in bluswater Kledij en uitrusting Administratieve bescheiden Inspecties en Bezichtiging
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
62 62 63 64 67
4
DEEL XIV : OPHEFFINGSBEPALINGEN
68
DEEL XV : OVERGANGSBEPALINGEN TITEL 1 :
Ingevolge de nieuwe krachtlijnen (per 1 januari 1994)
69
Hoofdstuk 1 : Werving Afdeling 1 : Reserve Afdeling 2 : Op proef benoemden Afdeling 3 : Benoemings- en bevorderingsprocedures
69 69 69 69
Hoofdstuk 2 : Loopbaan Afdeling 1 : Anciënniteit Afdeling 2 : Functionele loopbaan Onderafdeling 1 : Anciënniteit Onderafdeling 2 : Vorming Afdeling 3 : Bijzondere bepalingen
69 69 70 70 70 70
BIJLAGE 1
- Functiebeschrijvingen en profielen , Bijz. wervings- en bevorderingsvoorwaarden, Examenprogramma's en commissies
(groene bladzijden)
BIJLAGE 2
Indeling diploma's en getuigschriften per niveau
(blauwe bladzijden)
BIJLAGE 3
De modaliteiten van het evaluatiesysteem
(gele bladzijden)
BIJLAGE 4
Vormingsmodaliteiten
(roze bladzijden)
BIJLAGE 5
Reglement betreffende de dienst- en rusttijden
BIJLAGE 6
Lijst van brevetten van brevetten inzake brandweer (KB 15.3.1995)
BIJLAGE 7
Wordt opgeheven
BIJLAGE 8
Materieel voorzien in bijlage 2 van het KB van 8/11/67 (oranje bladzijden)
(nectarine bladzijden) (lila bladzijden) (zalm bladzijden)8
8 GR. 09/07/99
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
5
DEEL I : TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN TITEL 1. :
TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1 Dit statuut is van toepassing op het statutair gemeentepersoneel van de stedelijke gemengde brandweerdienst en waar uitdrukkelijk vermeld, op de leden van de vrijwillige brandweer.
Artikel 2 Volgende artikelen zijn niet van toepassing op het op proef benoemd personeel : 64 t/m 69 (functionele loopbaan en verplichte vorming) 72 (vorming voor de hiĂŤrarchische loopbaan) 90 t/m 116 (hiĂŤrarchische loopbaan)
TITEL 2. :
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 3 Voor de toepassing van dit statuut moet worden verstaan onder : 1.
statutair personeelslid : het personeelslid dat bij eenzijdige beslissing van de bevoegde overheid in een betrekking is benoemd ;
2.
op proef benoemd personeelslid : het personeelslid dat bij een eenzijdige beslissing toegelaten is tot de proeftijd met het oog op een vaste benoeming ;
3.
vastbenoemd personeelslid : het personeelslid dat, al dan niet na een proeftijd, definitief bij eenzijdige beslissing wordt benoemd ;
4.
personeelsformatie : de lijst van het aantal voltijdse of deeltijdse statutaire betrekkingen (ambten, functies) en betrekkingen van de leden van de vrijwillige brandweer ;
5.
graad : de titel die het personeelslid machtigt een betrekking uit te oefenen ;
6.
aanwervingsgraad : de graad waarvan de betrekking bij wijze van aanwerving wordt begeven ;
7.
bevorderingsgraad : de graad waarvan de betrekking bij wijze van bevordering wordt begeven ;
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
6
8.
aanwervings- en bevorderingsgraad : de graad die volgens de keuze van het bestuur zowel bij wijze van aanwerving als bij wijze van bevordering kan worden begeven ;
9.
niveau : het geheel van graden in de hiĂŤrarchie waarvoor eenzelfde onderwijspeil vereist is ;
10. functiebeschrijving : de beschrijving van de inhoud, de taken en het profiel van de betrekking ; 11. profiel : de essentiĂŤle karakteristieken van de functie qua niveau, opdrachten, vaardigheid en kwalificatie.
Artikel 4 Het personeel wordt ingedeeld in vijf niveaus waarvoor bij aanwerving eenzelfde onderwijspeil, is vereist, zoals opgegeven in bijlage 2 aan dit statuut (met uitzondering van niveau D) : niveau A :
universitair onderwijs en hoger onderwijs van het lange type gelijkgesteld met universitair onderwijs;
niveau B :
hoger onderwijs van het korte type of gelijkgesteld ;
niveau C :
secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld onderwijs ;
niveau D :
drie jaar secundair onderwijs of daarmede gelijkgesteld ;
niveau E :
geen diploma vereist.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
7
DEEL II : ORGANISATIE, TAAK EN SAMENSTELLING VAN DE BRANDWEERDIENST TITEL 1
Organisatie en Taak
Artikel 5 De brandweerdienst behoort tot de categorie Y en bestaat uit [drie posten : - post Heule, Waterven 1a - post Kortrijk, Doorniksesteenweg 214a - post Marke, Rekkemsestraat 54[ ]] De brandweerdienst is het centrum van de gewestelijke brandweergroep Kortrijk, zoals deze is vastgesteld door de Provinciegouverneur met zijn besluit van 26 november 1976. Hij is een gemengde dienst. [De brandweerdienst van Kortrijk behoort eveneens tot de hulpverleningszone Fluvia.]
Artikel 6 Onverminderd de bevoegdheden van de burgemeester, wordt de dienst geleid door de officier-dienstchef. Deze draagt in het raam van dit organiek reglement, van het reglement van orde en van de onderrichtingen die hem door de burgemeester worden verstrekt, de verantwoordelijkheid voor de organisatie, de goede werking en de tucht van de dienst. Bij afwezigheid van de dienstchef worden diens bevoegdheden door de aanwezige officier met de hoogste graad uitgeoefend. Bij gelijkheid in graad wordt het bevel gevoerd door de officier met de meeste graadanciĂŤnniteit.
Artikel 7 De brandweerdienst is belast met de taken die hem opgedragen zijn, krachtens de wetten en reglementen inzake brandbestrijding en brandvoorkoming. De leden van de brandweerdienst mogen als zodanig niet worden ingezet voor andere taken, dan die welke vastgesteld zijn, namelijk de hulpverleningstaken opgelegd krachtens bijzondere wettelijke en reglementaire teksten, meer bepaald : - de Wet van 08 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening ; - het K.B. van 28 februari 1963, houdende algemeen reglement ter bescherming van de bevolking en de werknemers tegen het gevaar van de ioniserende stralingen ; - het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming ; - de Wet van 31 december 1963 op de Civiele Bescherming en de taken in uitvoering daarvan omschreven in het K.B. van 23 juni 1971 ; - de prestaties die eventueel het voorwerp uitmaken van de door de Gouverneur goedgekeurde overeenkomsten met andere brandweerdiensten van de Gewestelijke Groep ; - de interventies voor hulpverlening, bepaald in het K.B. van 08 november 1967 ;
[ ]
GR. 12.12.2011
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
8
- de taken opgesomd in de lijst gevoegd bij het Ministerieel rondschrijven dd. 29 november 1967 en dit van 17 februari 1970 t.t.z. : 1. vervoer van en zorgen aan een verstikte of een drenkeling, aanvoer van zuurstof ; 2. ontploffing ; 3. persoon die in een lift is ingesloten ; 4. op een dak gevlucht persoon (inzonderheid wanneer het om een zwakzinnige gaat) ; 5. bevrijding van een onder een voertuig (tram, vrachtwagen, enz.) geklemde persoon ; 6. bevrijding van een onder puin of afbraak bedolven persoon; 7. dringend vervoer van een zieke en van een slachtoffer van een ongeval die zich op de openbare weg of op een openbare plaats bevindt ; 8. bevrijding van een geĂŤlectrocuteerde persoon ; 9. bevrijding van een rioolwerker (verstikking in riool) ; 10. ophalen van een persoon uit put, kanaal, vijver, enz. ; 11. belemmering op de rijweg met gevaar voor personen of goederen ; 12. bevrijding van een persoon met een der ledematen geklemd in een machine ; 13. leegpompen van een kelder, ingevolge overstroming of lekkage aan de waterleiding die onder de openbare weg geĂŻnstalleerd is ; 14. interventie in een gebouw bij lekkage van schadelijke gassen ; 15. ontsnapping van stoom in een gebouw ; 16. oververhitte verwarmingsketel ; 17. luchtverversing van lokalen waar rook, gas, koudmakend mengsel is binnengedrongen ; 18. interventie voor een vliegtuig dat in moeilijkheden verkeert ; 19. interventie bij overstroming of ramp ; 20. neutraliseren van een laag koolwaterstofverbinding of zuur ; 21. opsporen van een radioaktieve bron die gevaar voor de bevolking kan opleveren (onder de voorwaarden in gemeen overleg vast te stellen door de Minister van Binnenlandse Zaken en van Volksgezondheid overeenkomstig de bepalingen van het K.B. van 25 februari 1963) ; 22. onschadelijk maken of vernietiging (eventueel met de medewerking van een imker) van wespennesten en bijennesten of zwermen, die gevaar medebrengen voor personen.
Artikel 8 De dienst wordt derwijze georganiseerd dat voldoende manschappen (personeel en kader) ten alle tijde klaar staan om binnen de kortst mogelijke tijd op te treden. De dienstprestaties van de leden van de beroepsafdeling worden geregeld in een afzonderlijke beslissing van de gemeenteraad. De aard van de prestaties en de eigenlijke werkregeling worden respectievelijk in een huishoudelijk reglement of in een afzonderlijk besluit van de burgemeester nader bepaald.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
9
Artikel 9 De leden-vrijwilligers van de dienst kunnen door de officier-dienstchef of zijn plaatsvervanger opgeroepen worden in de volgende gevallen : 1. voor hun theoretische en praktische opleiding, voor de oefeningen, waarvan het minimum aantal op twaalf per jaar wordt vastgesteld en voor inspecties. 2. voor elke interventie of taak die tot de opdrachten van de brandweerdienst behoort. Zij kunnen eveneens voor dienstnoodwendigheden door de burgemeester worden opgeroepen.
TITEL 2.
Samenstelling
Artikel 10 Het beroepspersoneel heeft de hoedanigheid van gemeentepersoneel-ambtenaar. Het vrijwilligerspersoneel heeft de hoedanigheid niet van gemeentepersoneel-ambtenaar. Tijdens de duur van de prestaties bij de brandweerdienst, valt het respectievelijk onder het stelsel bepaald door dit reglement of door de dienstnemingsakte. De graden van de stedelijke brandweer zijn vastgesteld als volgt : A. Lager kader - Brandweerman - Korporaal B. Middenkader (onderofficieren) - Sergeant - 1ste sergeant - Sergeant-majoor - Adjudant C. Officieren-kader - Onderluitenant - Luitenant - Kapitein - Kapitein-Commandant (dienstchef) [D. Ander personeel - - Verpleegkundige[ ]] Hun graden staan in een onderlinge hiĂŤrarchische verhouding en zijn verdeeld in drie categorieĂŤn, volgens onderstaande tabel. (rekening houdend met de minima voorzien in bijlage 1 van het K.B. dd. 8 november 1967). De leiding van de operaties wordt waargenomen door de officier met de hoogste graad. Bij gelijkheid in graad wordt het bevel gevoerd door de officier met de meeste graadanciĂŤnniteit.
[]
GR. 12.03.2007
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
10
A. BEROEPSPERSONEEL ([post Kortrijk[ ]]) BRANDWEER GRADEN
SCHAAL
NIVEAU A 1. LEIDING (operationeel) kapitein-commandant burgerlijk ingenieur of andere kapitein burgerlijk ingenieur of andere of luitenant burgerlijk ingenieur of andere of onderluitenant burgerlijk ingenieur of andere TOTAAL 1 NIVEAU C/D 2. OPERATIONEEL PERSONEEL 2.1. (ploegdienst) e sergeant of 1 sergeant of sergeant-majoor korporaal brandweerman TOTAAL 2 3. ADM. & TECHN. PERS. (DAGDIENST) 3.1. Personeel administratie adjudant brandweer- of burgerpersoneel 3.2. Personeel brandvoorkoming adjudant brandweer- of burgerpersoneel 3.3. Personeel materieel adjudant brandweerof burgerpersoneel TOTAAL 3 [] 4. ANDER PERSONEEL (DAGDIENST) verpleegkundige TOTAAL 4
PB 22 of PB A4 PB 20 of PB A3 A7 of PB A2 A6 of PB A1
Vast of Gesco
1
2
3
PB3 of PB4 of PB5 PB2bis/ PB3 PB1/PB2 PB2bis/ PB3
8
(1)
10 (1) [29] 47
PB 5 of PB 6
1 1
PB 5of PB 6
2 1 1
PB 5 of PB 6
1
5 B1-2-3
ALGEMEEN TOTAAL Aanvullende formatie operationeel personeel - Brandweerman
Vast
1 1 56
PB1- PB2
1 3
3 (2)
4 (3)
PB 2 bis PB 3
[ ] []
GR 12.12.2011 GR 12.03.2007
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
11
(1) Teneinde de doorgroeimogelijkheden van iedereen tot adjudant te verzekeren zijn de graden van korporaal en onderofficier toegankelijk voor zowel het personeel in ploeg- als dagdienst, mits inachtneming van de bepalingen inzake reclassering (cfr.deel IX)
(2) Indien brandweerpersoneel gereclasseerd wordt in een administratieve functie in dagdienst, blokkeren zij de functies van het burgerpersoneel. Het totaal aantal betrekkingen in dagdienst is beperkt tot 7.(uitz. de officieren) Afwijkingen zijn enkel mogelijk om medische redenen, gestaafd door de arbeidsgeneesheer.
(3) Aan te wenden naargelang de noodwendigheden dwz ten einde een voldoend aantal operationele manschappen op peil te houden.
Het burgerpersoneel voorzien onder 1) het statuut van Geco, is aan te stellen uit het totale contingent van het stadspersoneel (236 VE), 2). Dit onder het statuut “vast� blijft tewerkgesteld als brandweer- of burgerpersoneel in overeenkomstig de voorwaarden vermeld in art. 121 van het organiek administratief statuut.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
12
B. VRIJWILLIGERSPERSONEEL (vooruitgeschoven posten) verdeeld over 3 afdelingen
POST HEULE Officieren Officier - geneesheer
Lt – OLT Lt – OLT
Onderofficieren
Adj. SGM – 1SGT - SGT
Korporaals Brandweermannen
KPL BRW
Totaal
4 2(*) 5 2 10 12 10 33 60
POST KORTRIJK Officieren Officier - geneesheer
Lt – OLT Lt – OLT
Onderofficieren
Adj. SGM – 1SGT - SGT
Korporaals Brandweermannen
KPL BRW
Totaal
2 2(*) 3 1 5 6 5 16 30
POST MARKE Officieren Officier - geneesheer
Lt – OLT Lt – OLT
Onderofficieren
Adj. SGM – 1SGT - SGT
Korporaals Brandweermannen
KPL BRW
4 1 5 2 10 12 10 33
Totaal
60
Algemeen totaal
150
(*) : waarvan telkens één uitdovend] []
[ ]
GR. 12.12.2011
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
13
DEEL III : WERVING BEROEPSPERSONEEL TITEL 1. :
TOELATINGSVOORWAARDEN
Artikel 11 Voor de toelating tot een betrekking gelden volgende algemene voorwaarden : 1. 2. 3. 4. 5.
een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking ; de burgerlijke en politieke rechten genieten ; aan de dienstplichtwetten voldoen; medisch geschikt zijn; de belgische nationaliteit of een nationaliteit als onderdaan van een lidstaat van de EU bezitten
Volgende betrekkingen worden voorbehouden aan Belgen omdat zij volgens de functiebeschrijving een rechtstreekse deelneming aan de uitoefening van het openbaar gezag inhouden of werkzaamheden omvatten strekkend tot bescherming van de algemene belangen van het bestuur : - de officieren De medische geschiktheid wordt voorafgaandelijk aan elke indiensttreding vastgesteld door de Interbedrijfsgeneeskundige Dienst-Kortrijk. Het onderzoek wordt door bemiddeling van de stadssecretaris aangevraagd.
TITEL 2. :
AANWERVINGSVOORWAARDEN
Artikel 12 Als personeelslid, uitz. voor wat de officieren betreft, kan alleen aangeworven worden in de graden van brandweerman wie aan volgende voorwaarden voldoet : 1 de minimumleeftijd van 18 jaar bereikt hebben (voor de max. leeftijd wordt verwezen naar bijlage 1 van het statuut); 2 houder zijn van een diploma of getuigschrift dat overeenkomt met het niveau van de te verlenen graad volgens bijlage 2 van dit statuut; 3 minimum 1m60 groot zijn; 4 slagen voor de proeven voor lichamelijke geschiktheid; 5 slagen voor een gewoon aanwervingsexamen (selectieproeven)
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
14
Artikel 13 De raad kan in de bijzondere benoemingsvoorwaarden vastgesteld in bijlage 1 van dit statuut, op basis van de functiebeschrijving van de betrekking : - bijzondere eisen stellen inzake beroepsbekwaamheid ; - het bezit van specifieke diploma's of studiegetuigschriften opleggen. - een minimum gestalte. Het college van burgemeester en schepenen kan voor algemene functies aanvullende functierelevante functiebeschrijvingen vastleggen. Artikel 14 De gecoรถrdineerde wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken zijn van toepassing.
Artikel 15 De betrekkingen zijn toegankelijk voor vrouwen en mannen.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
15
TITEL 3. : AANWERVINGSPROCEDURE Artikel 16 De raad beslist of een vacante betrekking wordt openverklaard. Hij bepaalt de wijze van bezetting. Voor een aanwervingsgraad wordt gedurende ten minste vijftien kalenderdagen vooraf een openbare oproep tot de kandidaten gedaan. De openverklaarde betrekkingen worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en in twee plaatselijk verschijnende kranten. Het bericht vermeldt de te begeven betrekking, een samenvatting van de functiebeschrijving, de leeftijdsgrens(zen), de diplomavereiste(n), de plaats waar de algemene voorwaarden kunnen worden bekomen, het voornemen een wervingsreserve aan te leggen, de duur ervan, de wijze en uiterste datum voor het indienen van de kandidaatstellingen, alsook de verplichting een afschrift van het diploma, getuigschrift en/of brevet mee te sturen. Artikel 17 Om aan het aanwervingsexamen te mogen deelnemen moeten de kandidaten, op straf van uitsluiting van het examen, op de dag van het afsluiten van de inschrijvingen voldoen aan de in artikel 11, eerste lid, 1, 2, 3 en 5 gestelde toelatingsvoorwaarden en aan de in artikel 12, 1째 2째gestelde aanwervingsvoorwaarden. Het bewijs dat zij aan de overige vereisten voldoen, uitgezonderd de medische geschiktheid (cfr. artikel 42), moet uiterlijk op de datum van het raadsbesluit van de benoeming op proef zijn geleverd. Het goed zedelijk gedrag wordt onder meer aangetoond door een getuigschrift. Dat getuigschrift mag niet ouder zijn dan drie maanden. Wanneer er ongunstige vermeldingen op voorkomen, mag de kandidaat een verklarende nota voorleggen. Artikel 18 Het college van burgemeester en schepenen beoordeelt de geldigheid van de ingediende kandidaatstellingen en de voorgelegde bewijzen. Op basis hiervan besluit het college welke kandidaten tot het examen worden toegelaten. De kandidaten die niet worden toegelaten tot het examen, worden daarvan verwittigd alvorens het examen plaatsheeft. De reden van de weigering wordt hun medegedeeld.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
16
Artikel 19 De personeelsleden worden door de gemeenteraad benoemd.
Artikel 20 Voor de officieren zowel beroeps als vrijwilligers geschiedt de aanwervings- en bevorderingsprocedure overeenkomstig het [KB. dd. 13 april 1999] 8 en volgens de bijzondere voorwaarden, vastgesteld in bijlage 1 op basis van de functiebeschrijving van officier in de diverse graden.
[ ]8 GR. 09/07/99
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
17
TITEL 4. :
AANWERVINGSEXAMENS, EXAMENPROGRAMMA'S, BEOORDELING, COMMISSIES
HOOFDSTUK 1.
Aanwervingsexamens
Artikel 21 Het college van burgemeester en schepenen organiseert de examens
Artikel 22 De kandidaten worden ten minste veertien kalenderdagen vooraf schriftelijk op de hoogte gebracht van de data en de plaats waar de examens worden afgenomen.
HOOFDSTUK 2.
Examenprogramma's
Artikel 23 Het examenprogramma beoogt de toetsing van de basisvaardigheden, de communicatiemogelijkheden en het profiel van de kandidaten op basis van het niveau van de betrekking en de functiebeschrijving. De examens bestaan uit minimum twee gedeelten : 1. een schriftelijk en/of praktisch gedeelte en/of fysiek gedeelte; 2. een mondeling gedeelte en/of grondig sollicitatiegesprek. Artikel 24 De raad stelt de examenprogramma's vast in de bijlage 1 aan dit statuut.
HOOFDSTUK 3.
Beoordeling
Artikel 25 Om als geslaagd te worden beschouwd, moeten de kandidaten voor elk examengedeelte zestig procent van de punten behalen. Indien een examengedeelte meer dan ĂŠĂŠn proef omvat, moeten zij bovendien vijftig procent van de punten behalen op elk van die proeven. Deze kwoteringen gelden niet voor de proeven voor lichamelijke geschiktheid. Artikel 26 Van elk examengedeelte wordt een proces-verbaal van de examenverrichtingen opgemaakt. Alleen de kandidaten die geslaagd zijn worden voor het volgende examengedeelte opgeroepen.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
18
Artikel 27 De examinandi worden schriftelijk op de hoogte gebracht van hun einduitslag. Zij kunnen na het opmaken van het eind proces-verbaal inzage bekomen in hun eigen examendocumenten.
HOOFDSTUK 4.
Commissies
Artikel 28 De raad bepaalt het aantal en de kwalificatie van de leden van de examencommissie in de bijlage 1. De examencommissies worden samengesteld met deskundigen buiten de raad. Ten minste vijftig procent van de deskundigen behoren niet tot het bestuur. Artikel 29 De voorzitter en de leden van de examencommissie, alsook de secretaris worden nominatief door het college van burgemeester en schepenen aangesteld uitz. voor wat de commissie van de examens van officier betreft, waarvoor de gemeenteraad bevoegd blijft. Overeenkomstig het gelijke kansenplan wordt gestreefd naar een aanwezigheid van beide geslachten in de commissies. Artikel 30 De examencommissie kan geldig beraadslagen wanneer de helft van de leden aanwezig is. De beslissingen worden bij eenvoudige meerderheid genomen. Artikel 31 De raadsleden, de schepenen en de afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties mogen uitsluitend als waarnemer bij het examen aanwezig zijn. Zij mogen niet aanwezig zijn bij het kiezen van de vragen en het delibereren over de uitslag van de examens. [ ]8
[ ]8 GR. 09/07/99
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
19
TITEL 5. :
WERVINGSRESERVES
Artikel 32 De raad kan voor aanwervingsbetrekkingen wervingsreserves aanleggen. Hij beslist daartoe bij de vacantverklaring van een of meer betrekkingen of voor toekomstige vacatures. Tegelijk wordt ook de geldigheidsduur van de reserve bepaald. Deze is maximum drie jaar. Hij kan met maximum twee jaar worden verlengd. De geldigheidsduur van de reserve begint te lopen vanaf de datum waarop het proces-verbaal van het laatste examengedeelte is afgesloten. Alle geslaagde kandidaten worden in de wervingsreserve opgenomen.
Artikel 33 Wanneer voor dezelfde betrekking meer dan ĂŠĂŠn reserve werd aangelegd, gelden alle reserves als evenwaardig voor benoeming.
Artikel 34 Kandidaten opgenomen in een wervingsreserve worden ingelicht nopens elke voorgenomen benoeming en worden uitgenodigd uitsluitsel te geven (bij ter post aangetekende zending) omtrent hun beschikbaarheid. Kandidaten die definitief de benoeming verzaken, verliezen hun aanspraken en worden uit de reserve geschrapt. Dit geschiedt eveneens wanneer kandidaten die door het bestuur naar aanleiding van een vacature uitgenodigd worden hun kandidatuur te bevestigen, nalaten dit te doen. Kandidaten opgenomen in een wervingsreserve die voorlopig de aangeboden betrekking om persoonlijke redenen niet wensen te aanvaarden, behouden hun rechten op benoeming, voor de duur van de geldigheid van de wervingsreserve waarin de kandidaten zijn opgenomen.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
20
DEEL IV : WERVING VRIJWILLIGERSPERSONEEL TITEL 1. :
TOELATINGSVOORWAARDEN
Artikel 35 Voor de toelating tot een betrekking van brandweerman, uitz. de officieren, gelden volgende algemene voorwaarden : 1. 2. 3. 4. 5.
een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking ; de burgerlijke en politieke rechten genieten ; aan de dienstplichtwetten voldoen; medisch geschikt zijn; de belgische nationaliteit of een nationaliteit als onderdaan van een lidstaat van de EU bezitten
Volgende betrekkingen worden voorbehouden aan Belgen omdat zij volgens de functiebeschrijving een rechtstreekse deelneming aan de uitoefening van het openbaar gezag inhouden of werkzaamheden omvatten strekkend tot bescherming van de algemene belangen van het bestuur : - de officieren De medische geschiktheid wordt vastgesteld door de korpsgeneesheer.
TITEL 2. :
AANWERVINGSVOORWAARDEN
Artikel 36 Het College van Burgemeester en Schepenen beslist of een vacante betrekking wordt openverklaard. Hij bepaalt de wijze van bezetting.
Artikel 37 Behoudens de aanwerving van de adjudant-lichamelijke opvoeding welke geschiedt in de graad van adjudant, wordt het vrijwilligerspersoneel aangeworven in de graad van brandweerman-stagiair, mits hiernavolgende voorwaarden : [1. de minimumleeftijd van 18 bereikt hebben bij de eerste dienstneming in een brandweerdienst[ ]] 2. houder zijn van een diploma of getuigschrift dat overeenkomt met het niveau D van de te verlenen graad volgens bijlage 2 aan onderhavig statuut; 3. ten minste 1m60 groot zijn; 4. geschikt bevonden zijn ingevolge een geneeskundig onderzoek verricht door de korpsgeneesheer.
[ ]
GR. 12.12.2011
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
21
5. In meer moeten de kandidaten : - een sterke lichaamsgesteldheid hebben, die hun toelaat vermoeiende en ononderbroken fysische inspanningen te leveren, de weersgesteldheid te trotseren, op elk soort van terreinen te gaan en te lopen, te kruipen, te klimmen, te springen, te zwemmen, zware lasten te dragen (gewicht van een persoon, ď‚ą 70 kg en voor de vrouwelijke kandidaten een gewicht van ď‚ą 35 kg); - niet onderhevig zijn aan duizeligheid; - in de hoogste mate aan rook kunnen weerstaan; - een gezichtsscherpte hebben, zo nodig met brilleglazen, van 13/10 voor beide ogen samen, met een minimum van 3/10 voor de minst goede oog. De gezinsscherpte zonder bril mag echter niet minder bedragen dan 5/10 voor beide ogen samen; - voor elk oor een gehoorscherpte hebben die hun toelaat, zonder het dragen van een hoorapparaat, de normale conversatiestem te horen op 2,50 m afstand, de rug naar de onderzoekende geneesheer gekeerd; 6. slagen in de proeven lichamelijke geschiktheid zoals voor beroepsbrandweerman ; 7. [slagen in een mondelinge selectieproef ;[ ]]
Onder de kandidaten die de gestelde voorwaarden vervullen wordt voorrang verleend aan de houders van brevetten afgeleverd door een erkend opleidingscentrum inzake brandweer.
Artikel 38 Het bewijs dat zij aan de vereisten voldoen opgenomen in artikel 35 en 37 moet uiterlijk op de datum van het collegebesluit van de benoeming als stagiair zijn geleverd. Het goed zedelijk gedrag wordt onder meer aangetoond door een getuigschrift. Dat getuigschrift mag niet ouder zijn dan drie maanden. Wanneer er ongunstige vermeldingen op voorkomen, mag de kandidaat een verklarende nota voorleggen.
Artikel 39 Het college van burgemeester en schepenen beoordeelt de geldigheid van de ingediende kandidaatstellingen en de voorgelegde bewijzen. Op basis hiervan besluit het college welke kandidaten worden toegelaten. De kandidaten die niet worden toegelaten worden daarvan verwittigd. De reden van de weigering wordt hun medegedeeld.
Artikel 40 De vrijwilligers, uitgezonderd de officieren, worden door het college aangesteld als stagiair.
[ ]
GR. 12.12.2011
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
22
DEEL V : PROEFTIJD EN VASTE BENOEMING VAN BEROEPSPERSONEEL TITEL 1.
PROEFTIJD
HOOFDSTUK 1.
Indiensttreding
Artikel 41 De geslaagde voor een aanwervingsexamen komt in aanmerking voor een benoeming op proef. Artikel 42 De in artikel 41 genoemde kandidaat, die door de gemeenteraad op proef is benoemd, mag niet tot de proeftijd worden toegelaten v贸贸r zijn medische geschiktheid is gecontroleerd. Artikel 43 Bij de indiensttreding leggen de op proef benoemde personeelsleden de eed af voorgeschreven in artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831. Indien zij weigeren de eed af te leggen, wordt hun benoeming met terugwerkende kracht als niet bestaande beschouwd.
Artikel 44 De op proef benoemde kandidaat die niet in dienst treedt op de datum in het besluit bepaald of, wanneer die niet is bepaald, binnen drie maanden vanaf de datum waarop het benoemingsbesluit hem werd betekend, wordt geacht aan zijn benoeming definitief te verzaken. Wanneer betrokkene een gegronde reden inroept die hem belet op de gestelde datum of binnen de gestelde termijn zijn ambt op te nemen, is het college van burgemeester en schepenen gemachtigd om, bij gemotiveerd besluit, een nieuwe indiensttredingsdatum te bepalen. Artikel 45 De dienstchef en de leider van de operaties waken ervoor dat de brandweermannen op proef slechts aan de operaties deelnemen in de mate dat hun theoretische en praktische vorming zulks toelaat.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
23
HOOFDSTUK 2.
Duur van de proeftijd
Artikel 46 §1 De duur van de proeftijd bedraagt, ongeacht de prestatiebreuk, twaalf maanden. De raad kan in uitzonderlijke omstandigheden, bij gemotiveerd besluit, de proeftijd met ten hoogste dezelfde duur verlengen. §2 Voor de personeelsleden op proef van wie de benoeming of de benoeming op proef tot gemeenteambtenaar afhankelijk is gesteld van het behalen van een bekwaamheidsbewijs, zoals bepaald in de bijzondere benoemingsvoorwaarden vastgesteld in bijlage 1 van dit statuut, duurt de periode tot de 1° van de tweede maand die volgt op de datum waarop zij dit bewijs hebben behaald. De duur van de proeftijd mag echter in geen geval minder bedragen dan 12 maanden. Om het bekwaamheidsbewijs te behalen, zijn zij er toe gehouden, behoudens in geval van heirkracht, de eerstvolgende leergang die aanvangt na de datum van hun indiensttreding te volgen en deel te nemen aan het desbetreffend examen. Zij mogen per vereiste studiejaar tweemaal de leergang volgen. Indien een gunstig verslag over hun wijze van dienen wordt uitgebracht, kan het college toestemming verlenen om de leergang uitzonderlijk een 3de maal te volgen. Ingeval zij het bekwaamheidsbewijs niet verwerven volgens de gestelde voorwaarden, onverminderd de gevallen van heirkracht, wordt van rechtswege een einde gesteld aan de benoeming; deze afdanking gaat van rechtswege in de 1° van de tweede maand die volgt op de datum van ontvangst van de brief waaruit blijkt dat zij niet geslaagd zijn voor het examen van hun laatste kans. §3 De diensten die de kandidaten in contractueel of tijdelijk verband, ononderbroken tot de datum van hun benoeming op proef, in dezelfde functie hebben vervuld, worden voor het voltooien van hun proeftijd in aanmerking genomen. Die diensten komen maar in aanmerking wanneer zij gunstig werden geëvalueerd op basis van de regels die gelden voor de statutaire personeelsleden. Voor de berekening van de deeltijdse diensten is artikel 97 van toepassing. Artikel 47 De proeftijd wordt, ongeacht de prestatiebreuk, geschorst voor iedere afwezigheid, al dan niet onderbroken, van meer dan vijftien werkdagen. Het jaarlijks vakantieverlof wordt buiten beschouwing gelaten. De proeftijd wordt met de duur van de afwezigheden verlengd.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
24
Artikel 48 Na de einddatum van de proeftijd behoudt het personeelslid de hoedanigheid van op proef benoemde tot de datum van beslissing van de raad.
HOOFDSTUK 3.
Verloop van de proeftijd
Artikel 49 Tijdens zijn proeftijd staat het personeelslid onder leiding van de hi毛rarchische chef.
Artikel 50 Het college van burgemeester en schepenen kan een minimale opleiding bepalen volgens het niveau en de graad. In de loop van de 4e maand van de proefperiode zal een functioneringsgesprek plaats vinden met het op proef benoemd personeelslid.
Artikel 51 De evaluatie verloopt volgens de regels bepaald in deel VII Administratieve loopbaan, TITEL 1, Hoofdstuk 3.
HOOFDSTUK 4.
Afdanking
Artikel 52 Indien een personeelslid op proef een ongunstige eindevaluatie heeft (d.w.z. noch de vereiste grens voor definitieve benoeming behaalt, noch de vereiste grens voor verlenging van de proeftijd), ook na behandeling in beroep, wordt hij, op voorstel van het college van burgemeester en schepenen, door de gemeenteraad afgedankt mits een opzeggingstermijn van 3 maanden die aanvangt op de eerste kalenderdag van de maand volgend op de datum van een bij ter post aangetekende zending. Indien een personeelslid op proef niet de vereiste grens voor definitieve benoeming behaalt, maar wel de vereiste grens voor verlenging van de proeftijd wordt de proeftijd verlengd overeenkomstig artikel 46 - paragraaf 1 - 2掳 alinea. Het eindverslag wordt opgemaakt 3 maanden v贸贸r het einde van de proeftijd. De beoordelaars kunnen echter tot de laatste dag van de proeftijd hun eindverslag aanvullen indien er zich nieuwe feiten voordoen. In voorkomend geval gelden dezelfde herzienings- en beroepsmogelijkheden zoals vastgesteld in artikel 93 van onderhavig statuut.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
25
Het personeelslid op proef kan evenwel, mits een opzeggingstermijn van 3 maanden, reeds in de loop van de proeftijd door de gemeenteraad worden afgedankt, indien voldoende gebleken is dat het aan de dienstvereisten niet voldoet of niet zal kunnen voldoen. Afdanking in de loop van de proeftijd doet zich onder andere voor indien het personeelslid na 6 maanden proeftijd een ongunstig tussenverslag heeft (d.w.z. de vereiste grens voor vervolg van de proeftijd niet behaalt), ook na behandeling in beroep. De afdanking geschiedt bij een ter post aangetekende brief. De opzeggingstermijn vangt aan op de eerste kalenderdag van de maand volgend op de datum van de bij ter post aangetekende zending. Tijdens de opzegperiode heeft het personeelslid recht om met behoud van loon maximum ĂŠĂŠn dag per week afwezig te blijven van het werk om een nieuwe betrekking te zoeken.
Artikel 53 Om zwaarwichtige reden of ernstige tekortkoming die elke professionele samenwerking onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt, kan het personeelslid op proef dat er zich schuldig aan maakt, zonder opzeggingstermijn door de gemeenteraad worden afgedankt. Betrokkene wordt onverwijld in kennis gesteld van het voorstel van afdanking dat het college aan de gemeenteraad zal voorleggen. Indien hij niet akkoord gaat met het door het college ingenomen standpunt kan hij bij hetzelfde college er tegen beroep aantekenen binnen de acht dagen, te rekenen vanaf de datum van de schriftelijke betekening van de kwestieuze beslissing van het college. Hij wordt vervolgens door het college gehoord. Terzake kan hij zich laten bijstaan door een raadsman of een door hem aangeduide afgevaardigde van een door de Nationale Arbeidsraad erkende vakorganisatie. Blijft het college de afdanking voorstellen, dan wordt betrokkene ook door de gemeenteraad gehoord en gelden dezelfde middelen van bijstand.
TITEL 2. :
VASTE BENOEMING
Artikel 54 In vast verband kan enkel worden benoemd het personeelslid dat: 1. De voor de betrekking bepaalde toelatingsvoorwaarden vervult en aan de aanwervingsvoorwaarden voldoet ; (incl. de vereiste bekwaamheidsbewijzen heeft behaald) 2. Met goed gevolg de proeftijd volbracht heeft ; 3. Medisch geschikt is bevonden.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
26
Artikel 55 Het personeelslid wordt op basis van de beoordeling van de proefperiode vast benoemd in de graad waarin het op proef is benoemd.
Artikel 56 De graad- en niveauanciĂŤnniteit van het personeelslid wordt gerekend vanaf de dag waarop zijn proeftijd is begonnen.
Artikel 57 De definitief benoemde brandweerman moet uiterlijk zes maanden na zijn benoeming op het grondgebied Kortrijk of binnen een straal van 10 km rond de hoofdpost Kortrijk wonen en blijven wonen.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
27
DEEL VI : STAGE EN EFFECTIEVE INDIENSTNEMING VAN VRIJWILLIGERSPERSONEEL TITEL 1. :
STAGE
HOOFDSTUK 1
INDIENSTNEMING
Artikel 58 De benoemde kandidaat treedt in dienst als stagiair-brandweerman met een dienstnemingscontract. De medische geschiktheid wordt voorafgaandelijk aan elke indiensttreding vastgesteld door de Interbedrijfsgeneeskundige Dienst-Kortrijk. Het onderzoek wordt door bemiddeling van de stadssecretaris aangevraagd.
HOOFDSTUK 2
DUUR VAN DE STAGE
Artikel 59 Niemand wordt tot de stage toegelaten tenzij hij aan de aanwervingsvoorwaarden voldoet. De duur van de stage bedraagt ĂŠĂŠn jaar. Daarenboven moet de stagiair, alvorens hij effectief tot brandweerman in dienst genomen wordt, tijdens zijn stage (voor zover deze vroeger niet werd behaald) het brevet van brandweerman, uitgereikt door de Westvlaamse Brandweerschool of een erkend opleidingscentrum behalen. Nadat de stagiair met goed gevolg de stage heeft volbracht en het vereist bekwaamheidsbewijs heeft behaald wordt hij effectief in dienst genomen in de graad waarvoor hij de stage heeft volbracht.
Artikel 60 De dienstchef en de leider van de operaties waken ervoor dat de stagiair-brandweerman slechts aan de operaties deelnemen in de mate dat hun theoretische en praktische vorming zulks toelaat.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
28
HOOFDSTUK 3
VERLOOP VAN DE STAGE
Artikel 61 De stagecommissie, samengesteld uit de dienstchef, officieren en onderofficieren maakt aan het einde van de stage, ten behoeve van het college van burgemeester en schepenen een verslag op voor iedere stagiair. Zij stelt voor : - hetzij effectieve indienstneming voor een stagiair - hetzij de verlenging van de stagetermijn - hetzij de afdanking. Tijdens de stage of eventueel tijdens de verlengde stage kan de afdanking eveneens voorgesteld worden, volgens dezelfde procedure wanneer het functioneren van de stagiair te wensen overlaat. Artikel 62 Het is artikel 61 bedoelde verslag wordt aan de belanghebbende schriftelijk medegedeeld en door hem ondertekend. Deze beschikt over een termijn van acht dagen, te rekenen v vanaf de kennisgeving, om een bezwaar in te dienen bij het college van burgemeester en schepenen.
TITEL 2. :
EFFECTIEVE INDIENSTNEMING
Artikel 63 Uiterlijk zes maanden na zijn effectieve indienstneming door het College van Burgemeester en Schepenen moet de brandweerman voor de duur van zijn dienstnemingscontract woonachtig zijn en blijven in Kortrijk. De vrijwilliger gaat bij zijn effectieve indienstneming een nieuw dienstnemingscontract aan voor de duur van vijf jaar. Deze dienstneming is hernieuwbaar. Behoudens ontvangst van een opzegging vanwege het college van burgemeester en schepenen drie maanden voor het verstrijken van de termijn wordt deze dienstneming vernieuwd door stilzwijgende verlenging.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
29
DEEL VII : ADMINISTRATIEVE LOOPBAAN BEROEPSPERSONEEL TITEL 1. :
FUNCTIONELE LOOPBAAN
HOOFDSTUK 1.
Algemene bepalingen en loopbanen
Artikel 64 In het raam van de functionele loopbaan, zullen minimumvereisten inzake de basisvorming en de voortgezette vorming vastgelegd worden binnen de algemene grenzen te bepalen door de Koning Voor elke trap binnen de functionele loopbaan moet de badge “ambulancier” behaald worden tot en met de graad van sergeant-majoor.
Artikel 65 De functionele loopbaan bestaat in de toekenning door het college van burgemeester en schepenen van één of meer hogere weddeschalen op basis van schaalanciënniteit, vorming en evaluatie.
Artikel 66 Volgende functionele loopbanen worden ingesteld voor het beroepspersoneel : Brandweerman - Loopbaan PB1 aanvangsschaal tijdens proeftijd; Functionele loopbaan -PB2 bij vaste benoeming Na vaste benoeming - PB2bis met vorming : 9 jaar dienstanciënniteit hebben en voldoen aan de bepalingen van artikel 1, 1° t/m 3° van het KB van 15 maart 1995 namelijk : - gunstige evaluatie van de officier-dienstchef of van de beroepsinstantie afgeleverd overeenkomstig de evaluatie- en beroepsprocedure voorzien in artikel 85 van dit statuut ; - houder zijn van hetzij een brevet A, hetzij een brevet B, hetzij getuigschrift van korporaal, hetzij brevet ambulancier afgeleverd of erkend door het Minsterie van Volksgezondheid ; - houder zijn van de badge “Ambulancier” afgeleverd of erkend door het Ministerie van Volksgezondheid.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
30
- PB2bis met minimale vorming : 18 jaar dienstanciënniteit hebben en voldoen aan de bepalingen van artikel 1, laatste lid, 1° en 2° van het KB van 15 maart 1995 namelijk : - gunstige evaluatie van de officier-dienstchef of van de beroepsinstantie afgeleverd overeenkomstig de evaluatie- en beroepsprocedure voorzien in artikel 85 van dit statuut ; - houder zijn van de badge “Ambulancier” uitgereikt door het Ministerie van Volksgezondheid. - PB3 : 18 jaar dienstanciënniteit hebben en voldoen aan de bepalingen van artikel 2 van het KB van 15 maart 1995 namelijk : - gunstige evaluatie van de officier-dienstchef of van de beroepsinstantie afgeleverd overeenkomstig de evaluatie- en beroepsprocedure voorzien in art. 85 van dit statuut ; - houder zijn van hetzij een brevet A, hetzij een brevet B, hetzij een brevet C, hetzij een brevet van kandidaat-onderofficier afgeleverd door de bevoegde overheid op basis van een vóór 31.12.1993 genomen besluit, hetzij een brevet onderofficier afgeleverd na 1 januari 1994 door de erkende provinciale opleidingscentra, hetzij brevet kandidaat-beroepsofficier, hetzij het getuigschrift van adjudant, hetzij het brevet van officier, hetzij het brevet van technicus brandvoorkoming ; - houder zijn van de badge “Ambulancier” afgeleverd of erkend door het Ministerie van Volksgezondheid OFWEL bij overgangsmaatregel De titularissen van de graad van brandweerman die : 1. op de datum van de inwerkingtreding van dit statuut in dienst zijn ; 2. ten minste 25 jaar dienstanciënniteit hebben ; 3. ten minste 50 jaar oud zijn ; 4. een gunstig advies van de korpschef of van de beroepsinstantie, afgeleverd overeenkomstig de evaluatie- en beroepsprocedure, zoals vastgesteld in het administratief statuut, hebben bekomen, zijn vrijgesteld van de vormingsvereisten voor overgang naar de weddeschaal PB3. Korporaal (bevorderingsgraad) - PB2bis aanvangsschaal; - PB3 18 jaar dienstanciënniteit hebben en voldoen aan de bepalingen van artikel 3 van het KB van 15 maart 1995 namelijk : - gunstige evaluatie van de officier-dienstchef of van de beroepsinstantie afgeleverd overeenkomstig de evaluatie- en beroepsprocedure voorzien in artikel 85 van dit statuut ; - houder zijn van hetzij een brevet A, hetzij een brevet B, hetzij een brevet C, hetzij een brevet van kandidaat-onderofficier afgeleverd door de bevoegde overheid op basis van een vóór 31.12.1993 genomen besluit, hetzij een brevet onderofficier afgeleverd na 1 januari 1994 door de erkende provinciale opleidingscentra, hetzij brevet kandidaat-beroepsofficier, hetzij het getuigschrift van adjudant, hetzij het brevet van officier, hetzij het brevet van technicus brandvoorkoming ; - houder zijn van de badge “Ambulancier” afgeleverd of erkend door het Ministerie van Volksgezondheid
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
31
OFWEL bij overgangsmaatregel De titularissen van de graad van korporaal die : 1. op de datum van de inwerkingtreding van dit statuut in dienst zijn ; 2. ten minste 25 jaar dienstanciënniteit hebben ; 3. ten minste 50 jaar oud zijn ; 4. een gunstig advies van de korpschef of van de beroepsinstantie, afgeleverd overeenkomstig de evaluatie- en beroepsprocedure, zoals vastgesteld in het administratief statuut, hebben bekomen, zijn vrijgesteld van de vormingsvereisten voor overgang naar de weddeschaal PB3. Sergeant (bevorderingsgraad) - Loopbaan PB3 aanvangsschaal 1ste Sergeant - Loopbaan PB4 9 jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in PB2, PB2bis en PB3, gunstige evaluatie, en houder van de badge “Ambulancier” afgeleverd of erkend door het Ministerie van Volksgezondheid Sergeant-Majoor - Loopbaan PB5 na 18 jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in PB2, PB2bis, PB3 en PB4, gunstige evaluatie en houder van de badge “Ambulancier” afgeleverd of erkend door het Ministerie van Volksgezondheid Adjudant (bevorderingsgraad) - Loopbaan PB5 aanvangsschaal - Loopbaan PB6 na 18 jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in PB2, PB2bis, PB3, PB4 en PB5 en gunstige evaluatie.
Brandweerofficieren Onderluitenant Burgerlijk ingenieur - 1 schaal : A6 Andere (ind. ing. architecten en andere dipl.) : 1 schaal : [Pb A1] 15 Luitenant Burgerlijk ingenieur - 1 schaal : A7 Andere (ind. ing. architecten en andere dipl.) : [Pb A2]15 Kapitein Burgerlijk ingenieur - 1 schaal : PB20 Andere (idem behoudens beperkingen ingebouwd in de toegangsvoorwaarden) Schaal [Pb A3]15 Kapitein-Commandant Burgerlijk ingenieur - 1 schaal : PB22 Andere (idem behoudens beperkingen ingebouwd in de toegangsvoorwaarden) Schaal [Pb A4]15
[ ]15 DOC1B GR FEBR2001
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
32
[Verpleegkundige (wervingsgraad) - Loopbaan B1 : aanvangsschaal - Loopbaan B2 : na ten minste 4 jaar schaalanciënniteit in B1, met goed gevolg basisvorming (minstens 100u.) hebben beëindigd en gunstige evaluatie, of na 9 jaar schaalanciënniteit in B1 en gunstige evaluatie - Loopbaan B3 : na ten minste 18 jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in B1 en B2, met goed gevolg de vorming hebben beëindigd vereist voor de overgang naar schaal B2 en B3 (100u. basisvorming en 100u. voortgezette vorming) en gunstige evaluatie][ ]
[]
GR 12.03.2007
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
33
HOOFDSTUK 2.
Vormingsrecht en vormingsplicht
Voorafgaande : toelichting van de terminologie VORMING onder vorming dient begrepen elke activiteit die tot doel heeft : - hetzij beroepsvervolmaking of beroepsontwikkeling, - hetzij voorbereiding op een bevordering.
VORMINGSACTOREN 1. Het bestuur, dat een visie ontwikkelt op vorming en de keuzen bepaalt ter vastlegging van een kwalitatief vormingsbeleid in het belang van de lokale gemeenschap. 2. De stadssecretaris, als hoofd van het personeel. 3. Het individuele personeelslid, waarvoor vorming van groot belang is bij de uitbouw van de persoonlijke loopbaan en het beter functioneren in het geheel van het bestuur. 4. De vormingscoรถrdinator, die instaat voor het uitwerken van een integraal loopbaanbeleid, bij voorkeur naar maat van het betrokken personeelslid en het bestuur. Samen met het individuele personeelslid, de directe chef (eerste evaluator) en zo nodig andere (beleids)verantwoordelijken zal de vormingscoรถrdinator dit beleid voorbereiden, uitwerken en opvolgen. Het belangrijkste beleidsinstrument hierbij is het vormingsplan. (Het vormingsplan is een actieplan van de gemeente, opgemaakt door de vormingscoรถrdinator, met betrekking tot de individuele en/of collectieve vormingstrajecten waarbij telkens de inhoud, de organisatie en de opvolging worden vastgelegd). 5. De directe chef (eerste evaluator) van het personeelslid, die n.a.v. functioneringsen andere gesprekken de vormingsbehoeften zal toetsen, bespreken en opvolgen. 6. De korpschef
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
34
VORMINGSRECHT EN VORMINGSPLICHT 1. Vormingsrecht : vanuit het oogpunt van het personeelslid houdt in dat het personeel het recht heeft om deel te nemen aan opleidings- en vormingsinitiatieven om de kwaliteit van de dienstverlening en van het bestuur in zijn geheel op peil te houden en te vergroten. 2. Vormingsplicht : vanuit het oogpunt van het personeelslid houdt in dat het personeel de plicht heeft vorming te volgen die noodzakelijk is voor de (betere) werking van de organisatie. 3. Vormingsrecht : vanuit het oogpunt van het bestuur houdt in dat het bestuur het recht heeft om het personeel opleiding of vorming te doen volgen om de kwaliteit van de dienstverlening en van het bestuur in zijn geheel op peil te houden en te vergroten 4. Vormingsplicht : vanuit het oogpunt van het bestuur houdt in dat het bestuur aan haar personeel de mogelijkheid moet bieden om vorming te volgen en daarvoor de nodige budgetten en tijd uittrekt ten bate van het personeel.
Afdeling 1
Verplichte vorming
Onderafdeling 1- In het raam van de functionele loopbaan Artikel 67 Het College geeft op vraag van de betrokkene vrijstellingen die bij koninklijk besluit zijn bepaald, van bepaalde vakken van het vormingspakket die reeds in de vooropleiding werden gevolgd. Artikel 68 Het College van Burgemeester en Schepenen legt in overleg met de stadssecretaris en de vormingsverantwoordelijke de modaliteiten vast waaronder al het personeel in de mogelijkheid wordt gesteld de vorming vereist voor het doorlopen van de functionele loopbaan te volgen.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
35
Artikel 69 Het personeelslid dat meent een bijzondere vorming te kunnen laten gelden voor het volgen van en bepaalde bijscholing, meldt dit schriftelijk aan de vormingscoĂśrdinator, deze verwerkt het verzoek in zijn voorstel. Indien er meer kandidaten zijn dan toegelaten door de dienstnoodwendigheden, zullen de volgende objectieve selectiecriteria in acht genomen worden : 1.
Voorrang aan kandidaten die voor de eerste keer de opleiding volgen. Onder voormelde kandidaten wordt voorrang verleend in dalende orde van belangrijkheid aan : a) personeelsleden die een gunstige evaluatie hebben gekregen b) personeelsleden die nog opleiding en vorming nodig hebben voor de functionele loopbaan c) personeelsleden die de grootste schaalanciĂŤnniteit hebben d) personeelsleden die de grootste dienstanciĂŤnniteit hebben e) de oudste personeelsleden.
2.
Kandidaten die niet voor de eerste keer de opleiding volgen. Onder voormelde kandidaten wordt dezelfde voorrangsregeling gevolg als vermeld onder punt 1.
Onderafdeling 2- Andere Vorming Artikel 70 Op beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen of omwille van wettelijke of andere verplichtingen, kan aan een personeelslid opdracht worden gegeven een cursus, een bijscholing of een studiedag bij te wonen of om regelmatig bijscholing/herhalingscursussen te volgen in het belang van de dienst.
Onderafdeling 3- Gemeenschappelijke bepalingen Artikel 71 Voor wat de bepalingen inzake vormingsverlof en -kosten betreft, wordt verwezen naar het document 'Modaliteiten i.v.m. Vorming', dat als bijlage 4 aan onderhavig statuut gehecht wordt.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
36
AFDELING 2.
Niet verplichte vorming
ONDERAFDELING 1. Vorming in het raam van de hiërarchische loopbaan
Artikel 72 De personeelsleden kunnen deelnemen aan vorming in verband met het voor hen normaal toegankelijke eersthogere niveau of graad, zoals blijkt uit de functiebeschrijvingen die als bijlage 1 aan onderhavig statuut gehecht worden
ONDERAFDELING 2. Andere vorming
Artikel 73 De personeelsleden kunnen vorming volgen die door het college van burgemeester en schepenen nuttig wordt bevonden voor het uitoefenen van de functie van betrokkene of voor de werking van de dienst.
ONDERAFDELING 3. Gemeenschappelijke bepalingen Artikel 74 De aanvraag daartoe dient langs hiërarchische weg gericht aan het college van burgemeester en schepenen. Artikel 75 Het college van burgemeester en schepenen beslist op voorstel van de vormingscoördinator dat gebaseerd is op het advies van de betrokken korpschef. Artikel 76 Voor wat de bepalingen inzake vormingsverlof en -kosten betreft, wordt verwezen naar het document 'Modaliteiten i.v.m. Vorming', dat als bijlage 4 aan onderhavig statuut gehecht wordt. Artikel 77 Indien er meer kandidaten zijn dan toegelaten door de dienstnoodwendigheden, bepaalt de burgemeester de voorrang van de kandidaten. Het College van burgemeester en schepenen neemt zijn beslissing op voorstel van de vormingscoördinator, dat gebaseerd is op het advies van de korpschef en rekening houdt met de voorrangscriteria bepaald in artikel 69. Een ongunstig advies van de korpschef mag ten aanzien van hetzelfde personeelslid geen dezelfde twee opeenvolgende leergangen worden ingeroepen.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
37
Afdeling 3
Modaliteiten
Artikel 78 De volgende modaliteiten en criteria inzake vorming worden door het College van Burgemeester en Schepenen bepaald : - samenstelling en opdracht van de Cel Vorming - erkende instituten voor vorming in het kader van de functionele loopbaan - erkende cursussen in het kader van de niet-verplichte vorming - criteria (voorwaarden) voor toekenning van vrijstelling van verplichte cursussen - samenstelling van de vormingspakketten opgelegd in het raam van de functionele loopbaan - voorstellen vormingscoรถrdinator (voorwaarden) - vormingsverlof - vormingskosten - engagement van het personeelslid - misbruik / oneigenlijk gebruik van vorming.
HOOFDSTUK 3.
Evaluatie
AFDELING 1.
Doelstelling, definities en toepassingsgebied
Artikel 79 De evaluatie is de beoordeling door de chef(s) van het functioneren van het personeelslid in zijn functie over een verlopen periode. De evaluatie weegt af in welke mate de vooropgestelde doelstellingen zijn bereikt en het betrokken personeelslid beantwoordt aan de functiebeschrijving en profiel. De evaluatie is verplicht voor elk personeelslid dat zich in de administratieve stand dienstactiviteit bevindt. Artikel 80 De evaluaties hebben tot doel het bestuur voor te lichten over de waarde, de geschiktheid, de prestaties en de verdiensten van het personeel, teneinde de inzet en de creativiteit te waarderen en te belonen.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
38
AFDELING 2.
Soorten evaluaties
Artikel 81 1.
PERIODIEKE EVALUATIE
Elk definitief benoemd personeelslid wordt tweejaarlijks beoordeeld. Het resultaat van deze periodieke evaluatie wijst uit, waar toepasselijk, of het personeelslid in de volgende 2 jaar in aanmerking komt voor : - het indienen van een mutatieverzoek, - een volgende weddeschaal in de functionele loopbaan, - een deelname aan een bevorderingsexamen, - een bevordering (zowel bevorderingen binnen hetzelfde niveau, als niveauoverschrijdende bevorderingen). Op basis van deze evaluatie formuleert de korpschef zijn advies voor de bevordering. Indien een definitief benoemd personeelslid een beoordelingsresultaat "onvoldoende" bekomt wordt dit gemeld aan het college van burgemeester en schepenen. Deze periodieke evaluatie vervalt echter in geval van een mutatie of een bevordering naar een andere dienst. Indien voor de toepassing van één van deze beoogde gelegenheden géén periodieke evaluatie voorhanden is, wordt een evaluatie speciaal voor deze gelegenheid opgemaakt (=gelegenheidsevaluatie). Ook kan een bijkomende evaluatie, gebeuren op initiatief van de dienstchef of de betrokkene, wanneer zich sedert de laatste evaluatie feiten hebben voorgedaan die het evaluatieresultaat ervan grondig kunnen wijzigen. De nieuwe evaluatie wordt opgesteld in opdracht van het college van burgemeester en schepenen of de herzieningscommissie.
2.
EVALUATIE MET BETREKKING TOT DE RECHTSPOSITIE VAN HET PERSONEELSLID
Elk op proef benoemd personeelslid wordt beoordeeld - na 6 maanden proeftijd om uit te wijzen of de proeftijd kan verdergezet worden, - na 9 maanden proeftijd om uit te wijzen of het personeelslid kan definitief benoemd worden of dat er een verlenging van de proeftijd kan toegestaan worden. Op basis van deze evaluatie formuleert de korpschef zijn advies overeenkomstig het ministerieel besluit van 8 juni 1993 dat bepalend is voor de al dan niet vaste benoeming of bevordering. Een tussentijdse en bijkomende evaluatie kan door de korpschef gevraagd worden indien hij dit noodzakelijk acht om zijn advies uit te brengen. Bij verlenging van de proeftijd gelden dezelfde bepalingen. Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
39
[In afwijking van de tweejaarlijkse beoordeling kan een nieuwe zesmaandelijkse evaluatie gebeuren op initiatief van de dienstchef, voor personeelsleden die een hiërarchische bevordering hebben bekomen : 1) of 2) of 3)
van brandweerman (PB2bis-PB3) tot korporaal (PB2bis-PB3) met behoud van dezelfde weddeschaal (PB2bis) van korporaal (PB2bis-PB3) tot sergeant - 1e sergeant - sergeant-majoor (PB3-PB4-PB5) met behoud van dezelfde weddeschaal (PB3) van sergeant (PB3-4-5) - 1e sergeant (PB3-4-5) - sergeant-majoor (PB3-4-5) tot adjudant (PB5) met behoud van dezelfde weddeschaal (PB5)] 4
AFDELING 3.
Evaluatievragenlijsten
Artikel 82 De evaluatie gebeurt aan de hand van specifieke evaluatievragenlijsten die per categorie van personeel nauw aansluiten bij de functiebeschrijving en het profiel van de betrekking. - PERSONEEL NIET BEHOREND TOT NIVEAU A Van de 4 vooropgestelde personeelscategorieën wordt de vragenlijst voor het brandweerpersoneel gebruikt. Leidinggevende personeelsleden worden aanvullend beoordeeld a.d.h.v. de vragenlijst " "Leiding geven" (=adviserend). - PERSONEEL BEHOREND TOT NIVEAU A Deze personeelsleden worden beoordeeld op één specifieke vragenlijst.
AFDELING 4.
Evaluatieresultaten en beoordelings- en functioneringsgesprekken
Artikel 83 De resultaten van de evaluatie worden uitgedrukt in kwalitatieve omschrijvingen. De gevolgen voor het in aanmerking komen voor de doelstellingen bepaald in artikel 81 worden als gunstig of ongunstig omschreven. Iedere evaluatie wordt gevolgd door een beoordelingsgesprek.
[ ]4 GR. 17.07.98
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
40
Tijdens dit beoordelingsgesprek tussen de beoordelaar(s) en de beoordeelde wordt de evaluatie aan betrokkene meegedeeld, toegelicht en besproken. Het beoordeelde personeelslid tekent na het beoordelingsgesprek de beoordeling voor kennisname, samen met de beoordelaar(s). In geval van weigering noteert de chef "Weigert te ondertekenen" De beoordeelde kan onmiddellijk of uiterlijk binnen de 10 kalenderdagen zijn opmerkingen maken, die deel zullen uitmaken van het evaluatiedossier. Tussen twee evaluatiemomenten wordt minstens één keer per jaar (bij voorkeur binnen het jaar na de tweejaarlijkse evaluatie) een functioneringsgesprek georganiseerd tussen de (dienst)chef en het personeelslid. Het functioneringsgesprek is een gesprek tussen de (dienst)chef, bij voorkeur de naast hogere chef en zijn/haar medewerker (beoordeelde) met het oog op het positief beïnvloeden van de werksituatie in de toekomst door middel van begeleiding en ontwikkeling en mondt uit in schriftelijke vastgelegde werkafspraken of een werkplanning. Dit functioneringsgesprek dient eveneens om diegenen die een ongunstige evaluatie gekregen hebben of een ongunstig resultaat voor een bepaalde doelstelling, in staat te stellen om de volgende keer wel een gunstige evaluatie te bekomen als ze de gemaakte afspraken van het functioneringsgesprek voldoende naleven. Bovendien worden nog functioneringsgesprekken voorzien in volgende gevallen : - tijdens de proeftijd : in de loop van de 4de maand
AFDELING 5.
Beoordelaars
Artikel 84 De evaluatie, wordt in principe uitgevoerd door twee hiërarchische chefs, waaronder de dienstchef, behoudens wanneer de hiërarchische positie van het personeelslid of de beperkte omvang van het personeelsbestand een 2e beoordelaar binnen de dienst moeilijk toelaat. Dit gebeurt bij middel van een consensus, waarbij, indien noodzakelijk, de beoordelingsadviseur bemiddelt. In afwijking hiervan zal de evaluatie voor de brandweerofficieren, behoudens de dienstchef, geschieden door het bijzonder evaluatiecomité
BIJZONDERE GEVALLEN De korpschef van de beroepsbrandweer wordt door het college van burgemeester en schepenen beoordeeld. Het College kan zich voor deze evaluatie laten bijstaan door externe deskundigen.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
41
AFDELING 6.
Herziening en Beroep tegen de evaluatie
Artikel 85 - PERSONEEL NIET BEHOREND TOT NIVEAU A - Aanvraag tot herziening Het personeelslid kan, bij een ongunstige beoordeling een aanvraag tot herziening indienen bij de herzieningscommissie gericht aan de voorzitter. De herzieningscommissie kan ofwel de evaluatie bevestigen ofwel wijzigen, na consultatie van al diegenen waarvan zij meent nuttige informatie te kunnen bekomen. De beslissing van de herzieningscommissie wordt aan het beoordelingsdossier toegevoegd. - Aantekenen van beroep Na afhandeling van de herzieningsprocedure en voor zover de evaluatie ongunstig blijft, kan het personeelslid tegen de ongunstige evaluatie beroep aantekenen bij het college van burgemeester en schepenen. Het personeelslid wordt dan gehoord door het college kan zich hierbij laten bijstaan door een raadsman of door een afgevaardigde van een erkend syndicaat. Na het verhoor spreekt het college de definitieve beoordeling uit, na eventuele consultatie van al diegenen waarvan het meent nuttige informatie te kunnen bekomen. Deze eindevaluatie wordt als dusdanig opgenomen in het evaluatiedossier. Ten overstaan van brandweer kan er in beroep geen enkele beslissing worden getroffen dan op voorstel van de burgemeester.
- PERSONEEL BEHOREND TOT NIVEAU A Officieren Het personeelslid kan bij een ongunstige evaluatie rechtstreeks beroep aantekenen bij het college van burgemeester en schepenen. Hierbij gelden dezelfde bepalingen als hierboven vermeld voor het personeel van de andere niveaus. Ten overstaan van brandweer kan er in beroep geen enkele beslissing worden getroffen dan op voorstel van de burgemeester. Officier-dienstchef De dienstchef van de beroepsbrandweer kan beroep instellen bij de gemeenteraad. Hierbij gelden dezelfde bepalingen als hierboven vermeld voor het personeel van de andere niveaus.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
42
AFDELING 7.
Evaluatiedossier
Artikel 86 De evaluatie wordt geklasseerd in het evaluatiedossier. Dit dossier wordt bijgehouden op de personeelsdienst. Daarnaast bevat het evaluatiedossier nog de volgende documenten : 1. een identificatiefiche met de naam en de voornaam van de ambtenaar, alsook zijn adres; 2. een loopbaanfiche met de graad, waarmee de ambtenaar is bekleed, zijn aanwijzing alsook het verloop van zijn loopbaan; 3. een opleidingsfiche met de diploma ('s) en getuigschriften waarvan de ambtenaar houder is alsook de door de ambtenaar sedert zijn indiensttreding gevolgde opleidingen; 4. een individuele evaluatiefiche waarop het feitenrelaas of de gunstige en ongunstige bevindingen geschikt om als beoordelingsgrond te dienen, worden opgetekend. Deze feiten of bevindingen mogen slechts betrekking hebben op de ambtsuitoefening en worden geviseerd door de ambtenaar, die eventueel zijn opmerkingen noteert. Elk feit of elke bevinding die de ambtenaar geschikt vindt om als beoordelingsgrond te dienen wordt, op zijn aanvraag, op zijn individuele fiche opgetekend door de bevoegde hiĂŤrarchische meerdere die zijn eventuele opmerkingen noteert. GĂŠĂŠn aanbeveling, van welke aard ook, mag in het evaluatiedossier voorkomen. Het evaluatiedossier wordt nagegaan ter gelegenheid van iedere benoeming of bevordering. Ieder personeelslid kan van zijn evaluatiedossier kennis nemen en een afschrift bekomen, mits betaling van de kosten.
AFDELING 8.
Modaliteiten
Artikel 87 De modaliteiten omtrent de principes zijn opgenomen als bijlage bij dit administratief statuut (bijlage 3). Het college van burgemeester en schepenen is belast met de uitvoering.
AFDELING 9.
Bewaking van het evaluatiesysteem
Artikel 88 De herzieningscommissie heeft de algemene leiding over de uitvoering van het evaluatiesysteem. In geval van onduidelijke of complexe situaties, of situaties die niet gespecifieerd zijn in de statutaire bepalingen, bepaalt de herzieningscommissie de te volgen werkwijze of procedure.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
43
TITEL 2. :
HIËRARCHISCHE LOOPBAAN
HOOFDSTUK 1.
Anciënniteit
AFDELING 1.
Begrippen
Artikel 89 In hoofde van een personeelslid bestaan vier anciënniteiten : 1. De graadanciënniteit ; 2. De niveauanciënniteit ; 3. De dienstanciënniteit ; 4. De schaalanciënniteit.
Artikel 90 De graadanciënniteit is de anciënniteit verworven in dienst van het bestuur in de graad waarin het personeelslid vastbenoemd is ingaande vanaf de vaste benoeming of vanaf het begin van de proeftijd die eraan voorafgaat of vanaf de datum van de bevordering naar die graad.
Artikel 91 De niveauanciënniteit is de anciënniteit verworven in één of meer graden van het betreffende niveau ingaande vanaf de datum van de vaste benoeming of vanaf de datum van de benoeming op proef indien die eraan voorafgaat of vanaf de datum van bevordering naar een graad van het betreffende niveau.
Artikel 92 De dienstanciënniteit is de totale werkelijke anciënniteit verworven in dienst van het bestuur in statutair verband als vastbenoemde en op proefbenoemde of in dienst als contractueel (gewoon of gesubsidieerd) personeelslid. Artikel 93 De schaalanciënniteit is de anciënniteit verworven in de weddesch(a)alen van de functionele loopbaan.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
44
AFDELING 2.
Berekening van de anciënniteiten
Artikel 94 Voor de toepassing van dit statuut komen voor de berekening van de niveau-, graaden dienstanciënniteit enkel in aanmerking de werkelijke diensten verricht als titularis bij het bestuur van een ambt met volledige prestaties.
Artikel 95 Paragraaf 1 Een personeelslid wordt geacht werkelijke diensten te verrichten, zolang het zich bevindt in een administratieve stand op grond waarvan het, krachtens zijn statuut, zijn activiteitswedde, of bij gemis daarvan zijn aanspraak op bevordering tot een hogere wedde, behoudt. Paragraaf 2 Volledig zijn de prestaties waarvan de uurregeling gemiddeld 38 uren per week in beslag nemen.
Artikel 96 De niveau-, graad-, dienst- en schaalanciënniteit worden uitgedrukt in jaren en volle kalendermaanden. Zij nemen een aanvang op de eerste van een maand.
Artikel 97 Voor de berekening van de niveau-, graad- en dienstanciënniteit van de personeelsleden die hun ambt deeltijds of met verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden uitoefenen worden: 1. 2. 3.
De prestaties van 1976 uren deeltijdse arbeid geteld voor twaalf volle kalendermaanden ; De prestaties van een twaalfde van 1976 uren deeltijdse arbeid geteld voor een volle kalendermaand, waarbij elk uurgedeelte vervalt ; De werkelijke diensten die niet de eerste dag van de maand begonnen zijn of die voor de laatste dag van de maand beëindigd zijn, niet in aanmerking genomen.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
45
HOOFDSTUK 2.
Bevordering
AFDELING 1.
Algemene bepalingen
Artikel 98 De bevordering is de benoeming van een personeelslid tot een graad waaraan een hogere weddeschaal is verbonden. Artikel 99 Er zijn twee soorten bevordering : 1. de bevordering in hetzelfde niveau ; 2. de bevordering van een lager naar een hoger niveau. De verandering van graad is de benoeming van een personeelslid tot een graad die gelijkwaardig is aan de zijne. Artikel 100 Bevordering en graadverandering zijn alleen mogelijk wanneer een vaste betrekking van de toe te kennen graad in de goedgekeurde personeelsformatie vacant is. Artikel 101 De gemeenteraad verklaart de betrekking bij bevordering of graadverandering vacant. Artikel 102 De openverklaarde bevorderings- en graadveranderingsbetrekkingen worden door het college van burgemeester en schepenen schriftelijk tegen ontvangstbewijs medegedeeld aan de personeelsleden die in aanmerking komen. Het bericht vermeldt de functiebeschrijving, de weddeschalen, de bevorderings- en graadveranderingsvoorwaarden, de proeven van het examen, de examenstof, de wijze en de uiterste datum voor het indienen van de kandidaatstellingen. Artikel 103 Het college van burgemeester en schepenen beoordeelt de geldigheid van de ingediende kandidaatstellingen en beslist welke kandidaten tot het examen worden toegelaten. De kandidaten die niet worden toegelaten tot het examen, worden daarvan verwittigd alvorens het examen plaatsheeft. De reden van de weigering wordt hun medegedeeld.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
46
AFDELING 2.
Bevorderingsvoorwaarden
Artikel 104 Voor bevordering komen alleen in aanmerking de personeelsleden die: 1. 2. 3. 4.
vast benoemd zijn ; titularis zijn van een voltijds ambt ; voldoen aan de bevorderingsvoorwaarden ; zich in een administratieve toestand bevinden waarin zij hun aanspraken op bevordering kunnen doen gelden.
Voor de bevordering in hetzelfde niveau moet het personeelslid : 1. 2. 3.
een gunstige evaluatie hebben gekregen en advies van de korpschef ; voldoen aan de bijzondere bevorderingsvereisten bepaald in bijlage 1 ; slagen waar dit voorzien is voor een examen of de proeven waarvan het programma in bijlage 1 is vastgesteld.
Artikel 105 Voor de bevordering van een lager naar een hoger niveau moet het personeelslid minimaal voldoen aan de volgende voorwaarden : 1. 2. 3.
gunstig geĂŤvalueerd zijn en advies van de korpschef ; voldoen aan de bijzondere bevorderingsvereisten bepaald in bijlage 1; slagen voor het bevorderingsexamen waarvan het programma in bijlage 1 is vastgesteld.
De raad kan in de bijlage 1, op basis van de functiebeschrijving en het profiel van de betrekking, bijzondere bevorderingsvereisten inzake beroepsbekwaamheid en specifieke bekwaamheidsakten vaststellen.
AFDELING 3.
Bevorderingsexamen, examenprogramma
Artikel 106 De bevorderingsexamens worden georganiseerd en beoordeeld overeenkomstig de voorschriften van de artikelen 21 tot en met 31 van dit statuut. Artikel 107 Om aan het examen voor bevordering in hetzelfde niveau of voor bevordering van een lager naar een hoger niveau te mogen deelnemen moeten de kandidaten aan alle andere gestelde bevorderingsvereisten voldoen.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
47
Artikel 108 Het personeelslid dat niet geslaagd is in een bevorderingsexamen, doch het vereiste minimum heeft behaald in ĂŠĂŠn of meerdere proeven van het schriftelijk en/of praktisch gedeelte, wordt, wanneer hij later opnieuw deelneemt aan bevorderingsexamens voor dezelfde of gelijkwaardige graad, op zijn verzoek van voornoemde proef of proeven vrijgesteld. Hij kan het voordeel van de vrijstelling niet meer dan drie keer inroepen. De vrijstelling geldt niet voor de gevalstudie(s) die moet(en) verdedigd worden in de mondelinge proef.
AFDELING 4.
Bevorderingsreserves
Artikel 109 Voor de bevorderingsgraden kan de raad bevorderingsreserves aanleggen waarvan de geldigheidsduur maximum zes jaar bedraagt. De vrijstellingen voorzien in art. 108 blijven gelden na het verstrijken van de geldigheidsduur van de bevorderingsreserves. De geldigheidsduur van elke reserve kan voor maximum drie jaar worden verlengd. De bepalingen van de artikelen 32, tweede, vierde en vijfde lid, en 33 zijn van toepassing.
AFDELING 5.
Bevordering
Artikel 110 Het personeelslid dat tot op het ogenblik van de bevordering zonder onderbreking een graad bij wijze van hogere functie heeft waargenomen wordt in die graad bevorderd met ingang van de datum waarop de hogere functie is ingegaan. De bevordering kan evenwel niet teruggaan tot voor de datum waarop de betrokkene aan alle statutaire voorwaarden om tot de graad te worden bevorderd, voldeed. Artikel 111 Het personeelslid dat werd bevorderd moet de taken en verantwoordelijkheden die hem werden toegewezen opnemen. Indien dit niet gebeurt, wordt de bevordering ambtshalve ingetrokken. Het college van burgemeester en schepenen brengt dit onverwijld ter kennis van betrokkene en deelt dit vervolgens mede aan de gemeenteraad die de intrekking van de bevordering uitspreekt. Indien betrokkene niet akkoord gaat met het door het college ingenomen standpunt kan hij bij hetzelfde college, beroep aantekenen binnen de acht dagen, te rekenen vanaf de datum van de schriftelijke betekening van de kwestieuze beslissing van het college. Hij wordt vervolgens door het college gehoord. Terzake kan hij zich laten bijstaan door een raadsman of een door hem aangeduide afgevaardigde van een door de Nationale Arbeidsraad erkende vakorganisatie. Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
48
Blijft het college de intrekking voorstellen, dan wordt betrokkene ook door de gemeenteraad gehoord en gelden dezelfde middelen van bijstand. Het personeelslid wiens bevordering werd ingetrokken wordt van rechtswege teruggeplaatst in de graad die het bekleedde voor de bevordering.
Artikel 112 Het personeelslid dat werd bevorderd kan om functionele of persoonlijke redenen vragen in zijn vorige graad te worden teruggezet. Dit personeelslid wordt teruggezet in de weddeschaal van de graad die het genoot vóór zijn bevordering. Het behoudt de graad-, schaal- en niveauanciënniteit die het verworven had vóór zijn bevordering vermeerderd met de anciënniteiten die het verworven heeft in de graad waarin het bevorderd werd.
AFDELING 6 ORDE VAN BEVORDERINGEN __________________________________________ Artikel 113 De bevorderingsvoorwaarden inzake de loopbaan voor het brandweerpersoneel zijn vastgesteld als volgt : A. BEROEPSPERSONEEL ========================
1. Anciënniteit en rangschikking. Voor de toegang tot de [bevorderingsgraad van korporaal] wordt, de rangschikking van de kandidaten wier anciënniteit moet vergeleken worden vastgesteld in functie van hun brevet of getuigschrift in dalende lijn van belangrijkheid. De brevetten of getuigschriften die kunnen vergeleken worden zijn bepaald als volgt : 1. 2. 3. 4. 5.
[brevet van officier brevet van adjudant brevet van sergeant brevet van korporaal brevet van brandweerman
Verder verwijzen we naar het KB van 8 april 2003 en latere wijzigingen, inzake opleidingen voor het brandweerpersoneel[ ]. ]
[ ]
GR. 12.12.2011
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
49
Bij vergelijking onder de kandidaten, houders van hetzelfde brevet of getuigschrift het hoogst in waarde wordt volgende rangschikking (in dalende orde van belangrijkheid) bepaald : 1. de houder van het brevet of getuigschrift, het hoogst in waarde, waarvan de uitreiking plaats had tijdens de verst afgelegen zittijd heeft voorrang ; 2. de kandidaat met de grootste graadanciĂŤnniteit ; 3. de kandidaat met de grootste dienstanciĂŤnniteit ; 4. de oudste kandidaat.
2. Orde van de bevorderingen Artikel 114 Wanneer een examen voorgeschreven is wordt de bevordering door verhoging van graad binnen het niveau verleend in deze volgorde : 1. aan de geslaagde van het vereiste examen, waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum is afgesloten ; [2. onder de geslaagden van eenzelfde examen beslist de aanstellende overheid welke kandidaat wordt weerhouden en motiveert uitdrukkelijk haar keuze (onder meer rekening houdend met de behaalde bekwaamheidsbewijzen).[ ]]
Artikel 115 Wanneer geen examen is voorgeschreven wordt de bevordering door verhoging van graad binnen het niveau verleend aan de kandidaat volgens de regelen bepaald in artikel 113.
Artikel 116 De gemeenteraad kan mits motivering op grond van de bekwaamheid en beroepsspecialisatie van de kandidaten, van de volgorde vermeld in artikel 113 afwijken, als het gaat om een bevordering tot een leidinggevende functie, zoals omschreven in de functiebeschrijvingen, als bijlage 1 aan onderhavig statuut gehecht.
[ ]
GR. 12.12.2011
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
50
Artikel 117 A. De bevordering door overgang naar het hogere niveau wordt, verleend in deze volgorde : 1. aan de geslaagde van het vereiste examen, waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum is afgesloten ; [2. onder de geslaagden van eenzelfde examen beslist de aanstellende overheid welke kandidaat wordt weerhouden en motiveert uitdrukkelijk haar keuze (onder meer rekening houdend met de behaalde bekwaamheidsbewijzen). Voor de bevordering naar sergeant wordt in eerste orde de voorkeur gegeven aan de geslaagde korporaals. [ ]] B. De gemeenteraad kan, op grond van de bekwaamheid en beroepsspecialisatie van de kandidaten, van de regelen bepaald sub. A afwijken, als het gaat om een bevordering tot een leidende functie.
[ ]
GR. 12.12.2011
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
51
DEEL VIII : ADMINISTRATIEVE LOOPBAAN VRIJWILLIGERSPERSONEEL Afdeling 1. BEVORDERINGSVOORWAARDEN ------------------------------------------------------------------[Artikel 118 Opgeheven]
Afdeling 2. Orde van bevordering -----------------------------------------------Artikel 119 Voor de toegang tot de [bevorderingsgraad van korporaal] wordt, behoudens anders uitdrukkelijk vermeld dan de bepalingen van dit artikel, de rangschikking van de kandidaten vastgesteld in functie van hun brevet of getuigschrift in dalende lijn van belangrijkheid. De brevetten of getuigschriften die kunnen vergeleken worden zijn bepaald als volgt : 1. 2. 3. 4. 5.
[brevet van officier brevet van adjudant brevet van sergeant brevet van korporaal brevet van brandweerman
Verder verwijzen we naar het KB van 8 april 2003 en latere wijzigingen, inzake opleidingen voor het brandweerpersoneel.[ ]] Bij vergelijking onder de kandidaten, houders van gelijkwaardige brevetten of getuigschriften wordt volgende rangschikking (in dalende orde van belangrijkheid) bepaald : 1. de houder van het brevet of getuigschrift, waarvan de uitreiking plaats had tijdens de verst afgelegen zittijd heeft voorrang ; 2. de kandidaat met de grootste graadanciĂŤnniteit ; 3. de kandidaat met de grootste dienstanciĂŤnniteit ; 4. de oudste kandidaat.
[ ]
GR. 12.12.2011
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
52
[Wanneer een examen voorgeschreven is wordt de bevordering door verhoging van graad binnen het niveau verleend in deze volgorde : 1. aan de geslaagde van het vereiste examen, waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum is afgesloten ; 2. onder de geslaagden van eenzelfde examen beslist de aanstellende overheid welke kandidaat wordt weerhouden en motiveert uitdrukkelijk haar keuze (onder meer rekening houdend met de behaalde bekwaamheidsbewijzen). De bevordering door overgang naar het hogere niveau wordt, verleend in deze volgorde : 1. aan de geslaagde van het vereiste examen, waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum is afgesloten 2. onder de geslaagden van eenzelfde examen beslist de aanstellende overheid welke kandidaat wordt weerhouden en motiveert uitdrukkelijk haar keuze (onder meer rekening houdend met de behaalde bekwaamheidsbewijzen). Voor de bevordering naar sergeant wordt in eerste orde de voorkeur gegeven aan de geslaagde korporaals ;]
[Artikel 120 Opgeheven] []
[]
GR. 12.12.2011
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
53
DEEL IX : RECLASSERING VAN BEROEPSPERSONEEL Artikel 121 Sectie 5 : Reclassering/herplaatsing van beroepsbrandweerpersoneel Het lid van het beroepsbrandweerkorps dat door de arbeidsgeneesheer definitief arbeidsongeschikt bevonden wordt ongeacht of hij ziek was of het slachtoffer van een arbeidsongeval of een beroepsziekte om zijn ambt op dienst operationeel uit te oefenen kan herplaatst worden, op voorschrift van de arbeidsgeneesheer. Deze herplaatsing gebeurt : ofwel in de dagdienst van de brandweerdienst met behoud van zijn graad en anciënniteit ofwel in een andere stadsdienst in een equivalente functie welke met zijn gezondheidstoestand verenigbaar is. De herplaatsing buiten de brandweerdienst gebeurt met inachtneming van de bijzondere eisen van het bekleden van de functie, de functiebeschrijving en het profiel. Zij gebeurt in een vacante betrekking in een equivalente of gelijkwaardige graad of, bij gebrek aan vacature in overtal in die graad. Hoe dan ook behoudt het statutair personeelslid zijn anciënniteit (schaal en dienstanciënniteit) en de daaraan verbonden weddeschaal. Het verliest zijn rechten op bevordering. Personeelsleden met meer dan 20 j dienst worden bij voorkeur herplaatst in de dagdienst (met het oog op het behouden van de pensioenregeling). Personeelsleden met minder dan 20 jaar dienst worden bij voorkeur herplaatst naar een andere dienst. Indien de personeelsleden niet kunnen herplaatst worden in een passende functie, dient de regeling van vervroegde opruststelling toegepast.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
54
DEEL X : HOGERE FUNCTIES Artikel 122 De gemeenteambtenaren kunnen belast worden met het uitoefenen van een hogere functie. De gemeenteraad stelt het desbetreffend reglement vast, dat afgestemd is op de bepalingen van het K.B. van 19 april 1962 (B.S. van 23 juni 1962) en de later aangebrachte wijzigingen. Dit reglement wordt opgenomen in het geldelijk statuut van het brandweerpersoneel.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
55
DEEL XI : VERLOFREGELING Artikel 123 Het beroepspersoneel geniet verder de verlofregeling zoals bepaald in het organiek administratief statuut voor het overig personeel.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
56
DEEL XII : PLICHTEN , ONVERENIGBAARHEID,TUCHTREGELING EN AMBTSNEERLEGGING TITEL 1. :
PLICHTEN
a. Plichten die gelden voor alle leden Artikel 124 De gemeenteraad bepaalt, bij een reglement van orde, de dienstbetrekkingen, de plichten van de leden en op algemene wijze de maatregelen betreffende de werking van de dienst en de uitvoering van de bepalingen van dit reglement. Artikel 125 Het is de leden van de dienst verboden naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt, onder eender welk voorwendsel, individueel en voor zich persoonlijk gratificatiĂŤn of beloningen te vragen of te ontvangen. Artikel 126 De leden van dienst zijn ertoe gehouden, ongeacht hun kwalificatie, deel te nemen aan de hulpoperaties waarvoor hun tussenkomst gevorderd wordt.
b. Bijzonder plichten van sommige leden Artikel 127 De officier-geneesheer moet : 1. De kandidaten, voor een betrekking in de dienst, geneeskundig onderzoeken ; 2. Instaan voor de opleiding van de leden van de brandweerdienst inzake eerste zorgen en reanimatie en periodiek herscholingscursussen organiseren ; 3. De gegrondheid van de afwezigheden wegens ziekte nagaan ; 4. De personeelsleden, die in dienst gekwetst worden, verplegen, zelfs op de plaats van het ongeval ; 5. Het geneeskundig materieel periodisch nazien, derwijze dat het steeds in goede staat is. Artikel 128 De monitor lichamelijke opvoeding heeft tot taak de lichamelijke geschiktheid van de leden van de dienst op peil te houden en te ontwikkelen ten einde hen in staat te stellen hun taak bij interventies snel, zelfzeker en precies te vervullen, met inachtneming van hun eigen veiligheid en van die der in gevaar verkerende personen.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
57
c. Plichten in geval van interventies Artikel 129 De beroepsleden van de dienst kunnen, bij interventies, tot langere prestaties verplicht worden. Bij ernstige branden of andere onheilen kunnen die niet van dienst zijnde personeelsleden, zowel de vrijwilligers als de beroepsleden, op bevel van de dienstchef die er onmiddellijk de burgemeester van verwittigt, ertoe gehouden zijn zich onverwijld naar het kazernement te begeven. Artikel 130 De dienstchef treft alle dienstige voorzieningen in overeenstemming met het reglement van orde, opdat alle voertuigen en toestellen welke voor een belangrijke interventie vereist zijn, gelijktijdig zouden kunnen worden ingezet. Artikel 131 Wanneer, tijdens een brand in de gemeente voor het blussen of het beschermen van mensenlevens de gedeeltelijke sloping van een bouwwerk vereist is, moet de leider van de operaties de bevelen van de burgemeester niet afwachten.
TITEL 2 :
ONVERENIGBAARHEDEN
Artikel 132 Afgezien van de bepalingen van de gemeentekieswet en van de desbetreffende gemeentereglementen, is er onverenigbaarheid tussen : - de ambten van lidvrijwilliger en van beroepslid van de dienst ; - het ambt van lid van de dienst en van lid van een andere brandweerdienst ; - het ambt van lid van de dienst en het ambt van operatief lid van een andere openbare of private hulpdienst. Bovendien is het ieder lid van de dienst verboden werkzaam te zijn of belangen te hebben, zelfs door tussenpersoon : a) in ondernemingen die materieel vervaardigen , vervoeren of verkopen voor brandbescherming, -voorkoming of -bestrijding ; b) in ondernemingen die brandvoorkomingsmaatregelen bestuderen, toepassen of controleren. Zodra de gemeenteraad de miskenning van een der vorenstaande onverenigbaarheden of verbodsbepalingen constateert, stelt hij de betrokkene in mora daaraan binnen zes maanden een einde te maken. Ieder lid dat na verloop van die termijn geen gevolg aan de aanmaning van de gemeenteraad heeft gegeven, wordt afgezet of afgedankt.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
58
TITEL 3 :
HIERARCHIE EN TUCHTREGELING
a Bepalingen die gelden voor alle personeelsleden Artikel 133 Zelfs buiten de prestatie-uren, blijft ieder lid van de dienst, dat de reglementaire tenue draagt, onderworpen aan de hiërarchie, zoals deze is vastgesteld in artikel 10, en moet het de hem krachtens de reglementaire bepalingen ter zake opgelegde verplichtingen nakomen.
Artikel 134 De aard, de reden en de datum van elke opgelegde tuchtstraf worden vermeld in het persoonlijk dossier van de betrokkene. b. Bepalingen die gelden voor het vrijwilligerspersoneel Artikel 135 Ten aanzien van de leden-vrijwilligers van de dienst kunnen de volgende tuchtstraffen worden uitgesproken : 1. de terechtwijzing ; 2. de berisping ; 3. de schorsing voor de duur van maximum één maand ; 4. de afdanking.
Artikel 136 Wat de officieren betreft : a) worden de terechtwijzing en de berisping uitgesproken door de burgemeester ; b) worden de schorsing en de afdanking door de gemeenteraad, op voorstel van de burgemeester, uitgesproken. De desbetreffende raadsbeslissingen zijn aan de goedkeuring van de provinciegouverneur onderworpen.
Artikel 137 Voor de andere leden dan de officieren : a) worden de terechtwijzing en de berisping uitgesproken door de officier-dienstchef ; b) worden de schorsing en de afdanking door de gemeenteraad op voorstel van de burgemeester, uitgesproken.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
59
Artikel 138 Geen enkele straf kan aan de bevoegde overheid worden voorgesteld zonder dat de betrokkene vooraf gehoord of ondervraagd werd.
Artikel 139 De schorsing heeft inhouding van elke bezoldiging en beroving van de rechten op bevordering voor de duur van de straf tot gevolg.
Bepalingen voor het beroepspersoneel De specifieke bepalingen voorzien in de Nieuwe Gemeentewet en opgenomen in het algemeen organiek administratief statuut onder deel XII - tuchtregeling blijven verder van toepassing.
TITEL 4 :
AMBTSNEERLEGGING
a) Bepalingen voor het beroepspersoneel Artikel 140 Het ambt van de beroepsleden van de dienst eindigt definitief door vrijwillig ontslag, ontslag van ambtswege of afzetting. Voor het vrijwillig ontslag geldt dezelfde regeling als voor de gemeenteambtenaren opgenomen in het organiek administratief statuut. Indien de betrokkene niet langer de voorwaarden vervult, bepaald in artikel 11 & 12 wordt door de benoemende overheid, ontslag van ambtswege uitgesproken. Het ambt van de beroepsleden van de dienst eindigt eveneens wanneer de betrokkene definitief ongeschikt is tot het vervullen van zijn ambt, als bepaald in artikel 117 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel en in het koninklijk besluit van 20 februari 1963, houdende schorsing en beperking van de uitwerking van zekere regelen welke artikel 117 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel inhoudt. Voor afzetting wordt verwezen naar de specifieke bepalingen in de tuchtregeling.
b. bepalingen voor het vrijwilligerspersoneel Artikel 141 Aan ieder lid, vrijwilliger van de dienst, dat eervol uit zijn ambt wordt ontslagen onder de voorwaarden gesteld in de artikelen 142 en 143, kan de eretitel van zijn graad worden verleend.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
60
Artikel 142 Het ambt van de leden van vrijwilligers van de dienst eindigt : 1. Bij het verstrijken van de duur van de dienstneming of van de wederdienstneming ; 2. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens : eervol ontslag wordt verleend aan de betrokkene bij het verstrijken van de maand waarin hij de leeftijd van zestig jaar bereikt ; 3. Door vrijwillig ontslag : ontslag kan door de betrokkene te allen tijde, met opzegging van drie maanden worden gegeven ; 4. Door ontslag van ambtswege : dit ontslag vindt plaats op initiatief van de indienstnemende overheid, wanneer de betrokkene de in artikel 37 gestelde voorwaarden niet langer vervult ; 5. Door afdanking : wordt door de gemeenteraad uitgesproken ten aanzien van ieder lid : a) wegens kennelijk wangedrag ; b) wegens miskenning van de tucht ; c) in het geval bedoeld in artikel 132.
Artikel 143 Eervol ontslag kan worden verleend aan ieder lid-vrijwilliger van de dienst : - die tenminste dertig jaar dienst telt ; - die, na ten minste tien jaar dienst van ambtswege werd ontslagen ingevolge een hem in dienst of naar aanleiding ervan overkomen ongeval.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
61
DEEL XIII : LOGISTIEK EN INSPECTIES TITEL 1 :
GEBOUWEN
Artikel 144 De voor de goede werking van de dienst nodige gebouwen en lokalen worden door de gemeente ter beschikking van de dienst gesteld. Hij heeft het uitsluitend gebruik ervan.
Artikel 145 Het kazernement van de brandweerdienst moet gemakkelijk herkenbaar zijn. Daartoe moet bij de ingangen op borden of op muren het woord "Brandweerdienst" onder een nachtverlichting worden aangebracht.
Artikel 146 Het gemeentebestuur dient de nodige initiatieven te nemen om het uitrijden van de hulpvoertuigen te vergemakkelijken en te beschermen.
Artikel 147 De brandweerdienst moet aangesloten zijn op het telefoon-net en over ten minste ĂŠĂŠn oproepnummer, uitsluitend voorbehouden voor hulpoproepen, beschikken. Dit oproepnummer moet in de telefoongids vermeld staan onder de rubriek "Brandweer-Hulp".
TITEL 2 :
MATERIEEL EN BEVOORRADING IN BLUSWATER
Artikel 148 Het materieel wordt geplaatst in lokalen die door het gemeentebestuur uitsluitend daarvoor bestemd worden. Het wordt bewaakt en onderhouden door het personeel onder toezicht van de dienstchef of van dezes gemachtigde. Het moet bestendig in goede staat en gebruiksklaar worden gehouden opdat het steeds voor interventies en oefeningen beschikbaar zou zijn. Het materieel mag, zelfs tijdelijk, niet voor andere doeleinden dan die van de dienst worden gebruikt.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
62
Artikel 149 De hoofdpost is uitgerust met het materieel voorzien in bijlage 2 van het K.B. van 8 november 1967 en latere aanvullingen voor een groepscentrum Y. De bijposten zijn uitgerust met het materieel voorzien in bijlage 2 van hetzelfde K.B. voor gemeentelijke korpsen. (BIJLAGE 8) Artikel 150 De op of onder de openbare weg geplaatste hydranten staan ter beschikking van de dienstchef of van de zes gemachtigde die er, te allen tijde, gebruik mag van maken voor interventies en oefeningen.
Artikel 151 In al de gemeenten van de gewestelijke groep en inzonderheid in de gemeenten zonder watervoorzieningsnet, laat de dienstchef alle plaatsen waar water voorhanden is opnemen. Hij stelt aan de bevoegde gemeentebesturen de nodige maatregelen en werken voor om het vinden, de toegang en het gebruik ervan te vergemakkelijken. Eventueel stelt hij het aanleggen van bijkomende waterwinplaatsen voor. Bij de aanleg of de uitbreiding van een watervoorzieningsnet gaat de vooraf geraadpleegde dienstchef na of de ontworpen installaties in de behoeften aan bluswater kunnen voorzien. Eerst doet hij verslag aan de inspectie van de brandweerdiensten.
TITEL 3 :
KLEDING EN UITRUSTING
Artikel 152 Alle leden van de brandweerdienst ontvangen ten bezware van de gemeentekas, een diensttenue, een branduitrusting en een uitgaanstenue volgens de voorschriften van het ministerieel besluit ter zake. Zij hebben tot plicht ze te onderhouden en in goede staat te bewaren.
Artikel 153 De kledings- en uitrustingsvoorwerpen zomede de strikt onontbeerlijke persoonlijke voorwerpen van het lid van de dienst, welke tijdens en ter oorzake van de uitoefening van de dienst beschadigd of abnormaal bevuild zijn, worden hersteld, vervangen of schoongemaakt door toedoen van de gemeente.
Artikel 154 De kledings- en uitrustingsstukken en de uitgangstenue mogen slechts bij de uitoefening van de dienst of ter gelegenheid van vergaderingen voor beroepsbelangen of officiĂŤle plechtigheden gedragen worden.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
63
Artikel 155 De diensttenue, de branduitrusting en de uitgangstenue vormen elk een geheel, waarvan de samenstellende stukken niet afzonderlijk mogen worden gedragen.
Artikel 156 Alleen het dragen van eretekens verleend door de Belgische regering is toegelaten. Door buitenlandse regeringen uitgereikte eretekens mogen slechts worden gedragen, wanneer bij koninklijk besluit daartoe toelating is verleend.
TITEL 4 : ADMINISTRATIEVE BESCHEIDEN Artikel 157 De officier-dienstchef waakt ervoor dat in zijn eenheid de navolgende bescheiden worden gehouden, overeenkomstig de desbetreffende ministeriĂŤle onderrichtingen : 1. Het immatriculatieregister of -kaartsysteem : Het bevat per lid van de dienst, een of meer bladen of kaarten waarop staan vermeld inlichtingen van professionele aard en inzonderheid : - identiteit, burgerlijke staat ; - gezinstoestand (o.m. bij ongeval te verwittigen personen); - bloedgroep ; - immatriculatienummer ; - aanduidingen om een dringende terugroeping naar de dienst mogelijk te maken.
2. Het register van de hulpgroepen : in dat register worden chronologisch en doorlopend aangetekend : - het uur en de herkomst van de oproep ; - de aard en de localisering van de brand ; - het uur van vertrek van de hulpgroep en de samenstelling van elke dezer ; - het uur van aankomst ter plaatse ; - het uur waarop eventuele versterkingen worden gevraagd en de herkomst van die versterkingen ; - het uur van terugkeer in de kazerne.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
64
3. Het register of kaartsysteem der inventarissen : Dit moet onderverdeeld worden volgens de noodwendigheden : Het dient inzonderheid precieze aanduidingen te behelzen omtrent de volgende rubrieken : - materieel ; - uitrusting ; - kleding ; - meubilair ; - bureaumachines. 4. Het gebruiks- en onderhoudsboekje : bij elk voertuig en toestel moet een boekje gaan. Daarin wordt vermeld data en uren van gebruik, afgelegde afstanden, bestemming, bevoorrading in brandstof en smeermiddelen alsmede de onderhouds- en herstellingswerken. Voor de toestellen zoals pompen en aggregaten wordt de rubriek "afgelegde afstand" vervangen door "duur van gebruik". 5. Het aanwezigheids- en prestatieregister : in dat register wordt de samenstelling der verschillende ploegen en de prestatie-uren van elk dezer opgetekend. Voorts worden dagelijks daarin de afwezigheden en de reden ervan vermeld. 6. Het repertorium en de dossiers van de gebouwen, gebouwencomplex of installaties waar zeer grote gevaren bestaan welke van die aard zijn dat zij moeten worden onderworpen aan de toepassing van artikel 15 van K.B. dd. 8 november 1967 zoals dit laatste werd gewijzigd bij K.B. van 2 oktober 1978 en waarvoor in geval van brand de gealarmeerde dienst de dichtsbijgelegen brandweerdienst van de categorie X of Y alsmede de territoriaal bevoegde interventiedienst van de civiele bescherming ter versterking moet oproepen. Het behoort aan de burgemeester van elke gemeente uit de gewestelijke groep, na ruggespraak met de territoriaal bevoegde brandweerdienst, te bepalen welke gebouwen of installaties in de gemeente onder deze toepassing vallen ; op verzoek van de burgemeester wordt voor de bescherming tegen brand voor vermelde inrichtingen een voorafgaand interventieplan opgemaakt door de territoriale bevoegde brandweerdienst, voor elk van deze wordt het definitieve interventieplan door de burgemeester vastgesteld. Het repertorium kan in een register of op steekkaarten worden gehouden. Het betreft een rangschikking in alfabetische orde van de in de gemeente bestaande gebouwen of installaties als bedoeld in het hierboven aangehaald nieuw artikel 15 van het K.B. van 8 november 1967. Met elke inschrijving stemt een dossier overeen waarin, benevens het voor de inrichting vastgesteld interventieplan, kaarten, plans, toegangswegen alle dienstige aanwijzingen voorkomen omtrent de aard en de omvang van de risico's alsmede de ligging van de in de onmiddellijke omgeving bestaande waterwinplaatsen. Bij het uitrukken voor een interventie wordt het dossier van de betrokken inrichting overhandigd aan de bestuurder van het eerste interventievoertuig, die het onverwijld afgeeft aan de leider van de operaties.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
65
Voorts zorgt de dienstchef ervoor dat een lijst van die inrichtingen in het kazernement wordt opgehangen, opdat alle leden van de dienst ervan kennis zouden hebben. De burgemeester van het gewestelijk groepscentrum wordt in het bezit gesteld van een exemplaar van de interventieplans en van het repertorium alsmede van de dossiers waarvan sprake in onderhavig artikel. 7. De opgaven van de plaatsen waar bluswater voorhanden is : Het hoofd van de brandweerdienst waakt ervoor dat de gemeenten van de gewestelijke groep kaarten verschaffen, waarop klaar zijn aangeduid de wegen, de gebouwde zones, en de juiste ligging van de waterwinplaatsen. Op die kaarten brengt hij alle dienstige vermeldingen aan omtrent de aard van de waterwinplaatsen, (hydranten, waterlopen, reservoirs), het debiet en de druk, de watervoorzieningsmaatschappijen en de gebruikte koppelingstypes met hun afmetingen. 8. Een persoonlijke steekkaart waarop alle tussenkomsten worden opgetekend waaraan het lid van de brandweer heeft deelgenomen, met vermelding van de gevaarlijke stoffen en vanhet besmettingsrisico waaraan het in voortkomend geval was blootgesteld. Het lid van de brandweer kan te allen tijde zijn persoonlijke steekkaart inzien en zijn opmerkingen erop noteren.
Artikel 158 De officier dienstchef waakt ervoor dat de volgende verslagen, naar het model vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken, worden opgemaakt : 1. Het interventieverslag : wordt opgemaakt in ten minste vier exemplaren : de drie eerste exemplaren worden, binnen acht dagen gezonden aan de burgemeester van de groepscentrumgemeente, aan de burgemeester van de gemeente waar de interventie plaats vond, en aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten. Het vierde exemplaar wordt in het archief van de dienst bewaard. 2. Het bijzonder interventieverslag : wordt opgemaakt in ten minste zes exemplaren. De vijf eerste worden binnen vier dagen gezonden aan de burgemeester van de groepscentrumgemeente, aan de burgemeester van de gemeente waar de interventie plaats vond, aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten, aan de provinciegouverneur, en aan de Minister van Binnenlandse Zaken ; een zesde exemplaar wordt in het archief van de dienst bewaard. Dat bijzonder verslag dient te worden opgemaakt voor elke brand dat de dood van ten minste ĂŠĂŠn persoon tot gevolg had of dat het gezamenlijk optreden van twee of meer hulpdiensten vereiste. Het vervangt het interventieverslag. 3. Het semesterieel activiteitsprogramma : is een overzicht van de voor het komende halfjaar te organiseren opleidingslessen en oefeningen. Het moet voor de 10e januari en de 10e juli van elk jaar aan de burgemeester van de groepscentrumgemeente en aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten worden gezonden.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
66
4. Het jaarlijks activiteitsverslag : is de synthese van de activiteiten van de dienst gedurende het afgelopen kalenderjaar. Het wordt v贸贸r 31 januari in 茅茅n exemplaar toegezonden aan de burgemeester van elke gemeente van de gewestelijke groep, aan de provinciegouverneur, aan de Minister van Binnenlandse Zaken en, in tweevoud aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten.
TITEL 5 :
INSPECTIES EN BEZICHTIGING
Artikel 159 De dienst is aan de door de Koning georganiseerde inspectie onderworpen, bij toepassing van artikel 9 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming.
Artikel 160 Afgezien van de inspectie bedoeld in artikel 159 inspecteert de burgemeester, of de gedelegeerde schepen de brandweerdienst ten minste eenmaal per jaar. Zo ook inspecteert de officier-dienstchef geregeld de instanties alsmede het meubilair en het materieel van de brandweerdienst. Daartoe ziet hij de inventarissen na. Hij treft maatregelen om vastgestelde vergissingen en verzuimen recht te zetten en te verhelpen.
Artikel 161 Ieder jaar bepaalt de burgemeester de datum waarop de overheden van de gemeenten van de gewestelijke groep de installaties en het materieel van de brandweerdienst kunnen bezichtigen en ter plaatse alle dienstige inlichtingen inwinnen, ondermeer in verband met de werking van de dienst en de problemen die met de bescherming tegen brand in hun respectieve gemeenten gepaard gaan.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
67
DEEL XIV : OPHEFFINGSBEPALINGEN Artikel 162 De volgende bepalingen van het organiek administratief statuut van het personeel, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 9 juni 1978 en gewijzigd op diverse data, worden opgeheven, behoudens specifieke bepalingen voor het veiligheidspersoneel : - Deel I - Gemeenteambtenaar : Artikelen 1, 2, a, b,d,e, en 3 tot en met 8 - Deel IV - Werving *Hoofdstuk 1 - Voorwaarden : Artikelen 19 tot en met 30 *Hoofdstuk 2 - Wervingsexamens : Artikelen 31 tot en met 39 *Hoofdstuk 3 - Proeftijd en benoeming tot gemeenteambtenaar : Artikelen 40 tot en met 51 - Deel V - Indiensttreding als gemeenteambtenaar : Artikelen 52 en 53 - Deel VII - AnciĂŤnniteit als gemeenteambtenaar : Artikelen 60 tot en met 65 - Deel VIII - Loopbaan van de gemeenteambtenaar *Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen : Artikelen 66 tot en met 76 *Hoofdstuk 2 - Bevordering door overgang naar het hogere niveau : Artikelen 77 tot en met 90 *Hoofdstuk 3 - Bevordering door verhoging in graad : Artikelen 91 tot en met 115 sexties *Hoofdstuk 4 - Bevordering in vlakke loopbaan : Artikelen 116 tot en met 126 *Hoofdstuk 5 - Verandering van graad : Artikelen 127 tot en met 133/1 *Hoofdstuk 6 - Toekenning van bijbetrekkingen : Artikel 134 - Deel XIII - Administratieve standen / Titel 2 - Dienstaktiviteit *Hoofdstuk 4 Vormingsverlof : Artikel 166bis en ter - Deel XVII - Overgangsbepalingen : Artikelen 242 tot en met 296 - Bijlage 1 - KB 25.10.1991
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
68
DEEL XV : OVERGANGSBEPALINGEN TITEL 1. :
INGEVOLGE DE NIEUWE KRACHTLIJNEN (per 1 januari 1994)
HOOFDSTUK 1.
Werving
AFDELING 1.
Reserve
Artikel 163 Wie voor de datum van het van kracht worden van dit statuut opgenomen is in een wervingsreserve voor een aanwervingsgraad behoudt voor de duur ervan zijn aanspraken op benoeming in die graad. Beroepsbrandweer (gemeenteraad 26 januari 1995 (+ verlenging) geldig tot november 1997 alsook de verlenging zijnde tot 30 november 1998 Beroepsonderluitenant (gemeenteraad 17 jan.97) geldig tot 31 januari 1999 alsook de 1e verlenging zijnde tot 31 januari 2000 (1j) en de 2de verlenging tot 31 januari 2001 (1j)
AFDELING 2.
Op proef benoemden
Artikel 164 Het personeelslid dat voor de datum van inwerkingtreding van dit statuut op proef werd benoemd, zet zijn proeftijd voort overeenkomstig de statutaire bepalingen die op de datum van het begin ervan van kracht waren.
AFDELING 3.
Benoemings- en bevorderingsprocedures
Artikel 165 De benoemings- en bevorderingsprocedures die in uitvoering zijn op de datum van het inwerking treden van dit statuut worden voortgezet overeenkomstig de bepalingen van kracht bij de vacantverklaring van de betrekkingen.
HOOFDSTUK 2.
Loopbaan
AFDELING 1.
AnciĂŤnniteit
Artikel 166 Het personeelslid behoudt de anciĂŤnniteit die het verworven heeft op de datum van inwerkingtreding van dit statuut.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
69
AFDELING 2.
Functionele loopbaan
Onderafdeling 1
Anciënniteit
Artikel 167 Voor de inschakeling is de schaalanciënniteit van het personeelslid gelijk aan de verworven geldelijke anciënniteit.
Onderafdeling 2
Vorming
Artikel 168 De titularissen van de graad van brandweerman of korporaal die : 1. op de datum van de inwerkingtreding van dit statuut in dienst zijn ; 2. ten minste 25 jaar dienstanciënniteit hebben ; 3. ten minste 50 jaar oud zijn ; 4. een gunstig advies van de korpschef of van de beroepsinstantie, afgeleverd overeenkomstig de evaluatie- en beroepsprocedure, zoals vastgesteld in het administratief statuut, hebben bekomen, zijn vrijgesteld van de vormingsvereisten voor overgang naar de weddeschaal PB3.
Artikel 169 Zolang nog geen evaluaties zijn uitgebracht, beslist het college van burgemeester en schepenen voor de toepassing van de voorrangsregeling in artikel 69 uitsluitend op basis van de adviezen van de korpschef.
AFDELING 3.
Bijzondere bepalingen
Artikel 170 De titularissen van de afgeschafte graden worden ambtshalve benoemd tot de graad van de weddeschaal waarin zij werden ingeschakeld.
Artikel 171 De in artikel 170 bedoelde personeelsleden krijgen in hun nieuwe graad de graadanciënniteit verworven in de graad of graden die al dan niet werden afgeschaft en die tot de herbenoeming hebben geleid.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
70
Artikel 172 De herbenoemde personeelsleden behouden hun niveauanciënniteit. Bij het bepalen van niveauanciënniteit wordt eveneens rekening gehouden met de niveauanciënniteit verworven voor de inwerkingtreding van het nieuwe stelsel. De diensten verworven in het oude niveau 1, 2, 3 en 4 worden respectievelijk beschouwd als anciënniteit verworden in niveau A, C, D en E.
Artikel 173 Voor het personeel in dienst op datum van de inwerkingtreding van onderhavig statuut, wordt één verkorte evaluatieperiode ingevoerd, namelijk van 1 juli 1994 tot en met 31 december 1994 met geldelijke uitwerking vanaf 1 juli 1994.
De volgende evaluatieperiode wordt vastgelegd overeenkomstig de normale periodiciteit, namelijk van 1 januari 1995 tot 31 december 1996 (= tweejaarlijks). Artikel 174 Hiërarchische loopbaan 1)
In afwijking van de rangorde bepaald in artikel 113 wordt, in afwachting van het inrichten van de cursus van ambulancier door het Ministerie van Volksgezondheid of een door haar erkend centrum en dit voor een periode van 4 jaar vanaf de organisatie van het examen conform het KB dd. 13.2.1998 betreffende de opleidings- en vervolmakingscentra voor hulpverleners en ambulancier, voor de vergelijking van de brevetten en getuigschriften vermeld onder A-1 (van 1 tot 7) voorrang verleend : 1) onder de kandidaten met hetzelfde brevet of getuigschrift het hoogst in waarde : aan diegene die eveneens houder is van de badge “Ambulancier”, afgeleverd of erkend door het Ministerie van Volksgezondheid. 2) onder de kandidaten met brevetten verschillend in waarde : Kandidaten met een hoger brevet of getuigschrift zonder badge “ambulancier”, blijven hun voorrang behouden ten opzichte van kandidaten met een (onmiddellijk) lager brevet of getuigschrift en houder van de badge “Ambulancier”.6
[ ]6 GR. 11.12.98
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
71
ADMINISTRATIEF STATUUT BIJLAGE 1
FUNCTIEBESCHRIJVINGEN VEILIGHEIDSPERSONEEL
BEROEPSBRANDWEER
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
72
OVERZICHT BEROEPSBRANDWEER FUNCTIEBESCHRIJVINGEN - BIJLAGE 1
FUNCTIEBENAMING
Weddeschaal
Blz.
1 Brandweerman Korporaal
PB1/PB2/PB2-bis/PB3 PB2-bis/PB3
1.1. 1.5.
2 Onderofficieren : Sergeant 1e Sergeant Sergeant-majoor Adjudant
PB3 PB4 PB5 PB5/PB6
1.6. 1.6. 1.6. 1.7.
A6 of PBA1 A7 of PBA2 PB20 of PBA32 PB22 of PBA4
1.13 1.18 1.20 1.22
3 Officieren : Onderluitenant (bgl. ir of andere)
Luitenant (bgl. ir of andere) Kapitein (bgl. ir of andere) Kapitein-Commandant (bgl. ir of andere)
(G.R. 10.10.1997,pt.3.1.B)
2 GR. 10.10.97
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
73
FUNCTIE WEDDESCHAAL CATEGORIE AARD VAN DE FUNCTIE
: BRANDWEERMAN : PB1/PB2/PB2-bis/PB3 :
: Uitvoerend
1. FUNCTIEBESCHRIJVING 1.1. TAAKOMSCHRIJVING De brandweerman is in het bijzonder belast met het uitvoeren van diverse taken bij interventies die tot het operatieve takenpakket van de brandweer behoort. Hij dient deze taken uit te voeren met een berekend risico. Daartoe neemt hij deel aan theoretische en praktische oefeningen. De brandweerman kan zowel ingeschakeld worden in de operationele diens incl. de centrale ,de administratie, de brandvoorkoming als de dienst materieel. Wanneer er geen interventies zijn staat de brandweerman in voor het onderhoud van het materieel, de kledij, specifieke uitrustingen en gebouwen. Hij dient tevens zelfstandig kleine opdrachten uit te voeren eventueel gepaard gaande met het opmaken van een schriftelijk verslag.
1.2. PROFIEL Kennis - algemene kennis (niv. lager secundair onderwijs) - de nodige beroepskennis verwerven tijdens de stageperiode - basiskennis en bewust zijn van het belang van arbeidsveiligheid Vaardigheden - technische vaardigheden bezitten zijn een pluspunt - zowel zelfstandig als in team kunnen werken - kunnen werken onder het gezag van oversten en zich schikken naar het algemeen reglement van orde - kunnen werken onder druk, in gevaarlijke situaties en bij traumatische omstandigheden - blijk geven van een goede fysische conditie Attitudes - positieve en gemotiveerde houding - discreet en betrouwbaar - behulpzaam en vriendelijk - nauwgezet in omgang met publiek en bij de uitvoering van de opgelegde taken - bereid zijn te werken zowel in een ploeg- als dagsysteem - bereid zijn tot het volgen van bijscholing - zijn fysieke paraatheid op peil houden - bereid zijn buiten de normale diensturen de oproepen voor interventies te beantwoorden.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
74
2. BENOEMINGSVOORWAARDEN Wordt begeven bij werving.
2.1. BIJZONDERE AANWERVINGSVOORWAARDEN - de minimumleeftijd van 18 bereikt hebben 9; - houder zijn van een diploma of getuigschrift dat overeenkomt met het niveau D van de te verlenen graad volgens bijlage 2 aan onderhavig statuut; - slagen voor een gewoon aanwervingsexamen; - geschikt bevonden zijn ingevolge een geneeskundig onderzoek dat altijd voorafgaat aan de proeven inzake lichamelijke geschiktheid en selectie, waaraan immers alleen de voor de dienst geschikt bevonden kandidaten kunnen deelnemen. Het geneeskundig onderzoek wordt verricht door de officier-geneesheer van de dienst. In meer moeten de kandidaten : - een sterke lichaamsgesteldheid hebben, die hun toelaat vermoeiende en ononderbroken fysische inspanningen te leveren, de weersgesteldheid te trotseren, op elk soort van terreinen te gaan en te lopen, te kruipen, te klimmen, te springen, te zwemmen, zware lasten te dragen (gewicht van een persoon, 70 kg en voor de vrouwelijke kandidaten een gewicht van 35 kg); - niet onderhevig zijn aan duizeligheid; - in de hoogste mate aan rook kunnen weerstaan; - een gezichtsscherpte hebben, zo nodig met brilleglazen, van 13/10 voor beide ogen samen, met een minimum van 3/10 voor de minst goede oog. De gezinsscherpte zonder bril mag echter niet minder bedragen dan 5/10 voor beide ogen samen; - voor elk oor een gehoorscherpte hebben die hun toelaat, zonder het dragen van een hoorapparaat, de normale conversatiestem te horen op 2,50 m afstand, de rug naar de onderzoekende geneesheer gekeerd; - slagen in de proeven lichamelijke geschiktheid; - slagen in de selectieproeven; - houder zijn van het brevet van brandweerman en van het rijbewijs C en de schiftingskaart en, of deze behalen tijdens de proeftijd. Voor de aanwerving wordt voorkeur gegeven aan de vrijwilligers die effectief lid zijn van de brandweerdienst van Kortrijk op de datum van de openverklaring door de gemeenteraad voor zover zij alle gestelde voorwaarden vervullen.
9 GR. 10/12/99
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
75
3. EXAMENPROGRAMMA Om te kunnen deelnemen aan de examenproeven, dienen de kandidaten VOORAF geschikt bevonden worden ingevolge een geneeskundig onderzoek.
1. PROEVEN INZAKE LICHAMELIJKE GESCHIKTHEID Op die proeven staan geen punten. De kandidaten moeten slagen in 8 van de 10 proeven. Het niet slagen in proef C (evenwicht) en proef E (beklimmen van de luchtladder), zijn eliminerend. A. Voorligsteun (10 MAAL) Het lichaam, dat op de handen en op de voeten steunt, vormt een rechte lijn van de schouders tot de hielen terwijl de armen loodrecht op de grond staan. Tijdens de oefening moet de borst de grond lichtjes raken. Armen buigen/strekken B. Buigen van de armen (4 MAAL) In hang aan de boom of de brug, de handen in pronatie, dwz. de palm naar binnen. Het toestel wordt op zulkdanige hoogte geplaatst dat de voeten de grond niet raken. Voor de goede uitvoering is vereist dat de kin boven de brug uitkomt. C. Evenwicht (in 8 SEC.) Twee pogingen worden aan de kandidaat toegestaan. Op een boom van 7 tot 10 cm breed, 3,50 m lang, geplaatst op een hoogte van 1,20 m. Vrije manier van op- en afstijgen; de proef wordt gechronometreerd bij het geven van het signaal wanneer de kandidaat zich in evenwicht op de boom gesteld heeft. De chronometer wordt stilgelegd bij het einde van de parcours, v贸贸r de kandidaat van het toestel afstijgt, de voet voorwaarts gestrekt op het uiteinde van de boom. D. 4 m touw klimmen (in 15 SEC.) (nul meter = ooghoogte) Twee pogingen, met een tussenpoos van 15 min., worden aan de kandidaat toegestaan. Het startsein wordt aan de kandidaat gegeven wanneer deze bij het touw staat, de armen langs het lichaam. E. Beklimmen van de luchtladder (20 m - in 40 SEC.) Twee pogingen, met een tussenpoos van 15 min., worden aan de kandidaat toegestaan. De start gebeurt vanaf de voet van de ladder. De kandidaat houdt de armen langs het lichaam en raakt de ladder niet aan voor de start. De ladder staat nergens tegen en heeft een helling van 70掳. F.
Dragen over 50 meter (in 30 SEC.) Twee pogingen, met een tussenpoos van 30 min., worden aan de kandidaat toegestaan. De proef bestaat in het dragen van een man van hetzelfde gewicht, op 5 kg na, als de drager. Voor de vrouwelijke kandidaten is het dragen van een gewicht beperkt tot 35 kg. Hulpgreep bij een arm en een been. Het startsein wordt aan de kandidaat gegeven wanneer hij de last heeft opgenomen.
G. Lengtesprong, zonder aanloop (2 m) Twee pogingen, met een tussenpoos van 5 min., worden aan de kandidaat toegestaan. Start : voeten gesloten achter een lijn. De afstand wordt bepaald door het dichts bij de startlijn achtergelaten spoor, ongeacht met welk lichaamsdeel de grond wordt geraakt.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
76
H. Dieptesprong (2 m) De kandidaat start vanuit de strekstand en mag geen tussensteun hebben. Het neerkomen gebeurt op een tapijt. I.
600 m lopen (in 2 MIN. EN 45 SEC.)
J.
Zwemmen (50 m)
2. SELECTIEPROEVEN
1. Schriftelijk gedeelte 24/40 p Bondig verslag of schriftelijke voorbereiding over respectievelijk een uitgevoerde of uit te voeren opdracht 2. Mondeling gedeelte 36/60 p Evaluatie van de overeenstemming van het profiel van de kandidaat, met de specifieke vereisten van de functie, evenals van zijn motivatie en van zijn interesse voor het werkterrein
3. Psycho-technische proef : vermelding "GESCHIKT" behalen. Om toegelaten te worden tot het mondeling gedeelte moet de kandidaat 60 % behalen op het schriftelijk gedeelte. Om te slagen moet de kandidaat 60 % in het schriftelijk gedeelte , 60 % in het mondelijke gedeelte en de score "GESCHIKT" behalen in de psycho-technische proef.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
77
4. EXAMENCOMMISSIE Voorzitter : [de brandweerinspecteur]8 of zijn afgevaardigde
Bijzitters A. geneeskundig onderzoek de korpsgeneesheer Kortrijk B. lichamelijke proeven - de officier-dienstchef - 1 licentiaat lichamelijke opvoeding C. Selectieproeven 2.1.
Schriftelijke en mondelinge proef - 1 deskundige van een lokaal, regionaal, intercommunaal, provinciaal, nationaal bestuur, parastatale instelling of erkend opleidingscentrum - 1 leidend ambtenaar van niveau A, van een lokaal, regionaal, intercommunaal, provinciaal, nationaal bestuur of parastatale instelling - 1 afgevaardigde of docent van een erkend opleidingscentrum voor gemeentepersoneel. - de officier-dienstchef
2.2.
Psycho-technische proef - uit te voeren door een erkend selectiebureau
Secretaris : De Directeur algemene administratie of zijn afgevaardigde de dienstchef personeelszaken.
[ ]8 GR. 09/07/99
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
78
FUNCTIE WEDDESCHAAL CATEGORIE AARD VAN DE FUNCTIE
: KORPORAAL : PB2-bis/PB3 :
: Uitvoerend / semi-leidinggevend
1. FUNCTIEBESCHRIJVING 1.1. TAAKOMSCHRIJVING De functie van korporaal is de eerste bevorderingsgraad van brandweerman. De algemene principes van de functiebeschrijving en profiel van brandweerman blijven dus van toepassing. Daarnaast heeft de korporaal beperkte leidinggevende taken zoals : - verantwoordelijk voor de stipte uitvoering van de taken. - het leiden van kleine en dringende interventies hem opgedragen door zijn overste. - het toekennen en controleren van dagelijkse taken hem opgedragen door zijn overste. - rapporteren op een degelijke wijze via de hiërarchische weg. De korporaal staat verder in voor een goede werksfeer en een samenwerking met de verschillende ploegen. Bij afwezigheid van zijn rechtstreekse overste dient de korporaal te functioneren als ploegoverste.
1.2. PROFIEL Kennis - uitgebreide kennis met betrekking tot het vakgebied, en deze verder op peil houden. Vaardigheden - leiding kunnen geven aan kleine groepen in het uitvoerend werk - kunnen organiseren en plannen op beperkte schaal - sociale contactvaardigheid (o.a. bemiddelen en conflicthantering) - beschikken over de nodige communicatievaardigheden Attitudes - flexibel, hulpvaardig, klantvriendelijk en tactvol - verantwoordelijkheidszin - nemen van initiatieven en gemotiveerde werkhouding 2. BENOEMINGSVOORWAARDEN Wordt enkel begeven bij bevordering. 2.2. BEVORDERINGSVOORWAARDEN - titularis van de graad van brandweerman - minimum 3 jaar dienstanciënniteit - [houder van het brevet van korporaal of gelijkgesteld en houder van de badge ”ambulancier” afgeleverd of erkend door het Ministerie van Volksgezondheid]7 - gunstig advies van de officier-dienstchef en gunstige evaluatie
[ ]7 GR. 11/12/98
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
79
FUNCTIE WEDDESCHAAL CATEGORIE AARD VAN DE FUNCTIE
: SERGEANT - 1e SERGEANTSERGEANT-MAJOOR : PB3/PB4/PB5 : [Beroepsbrandweer][ ]
: Leidinggevend
1. FUNCTIEBESCHRIJVING 1.1. TAAKOMSCHRIJVING De sergeant ressorteert rechtstreeks onder het gezag van de officieren, en behoort tot het leidinggevend middenkader en is de laagste graad van de o/officier. Hij zal constructieve relaties uitbouwen met meerderen, collega's en andere afdelingen. Hij is verantwoordelijk voor de doorstroming van info en overleg, zowel naar "boven als naar beneden". Hij zorgt dus voor een vlotte uitvoering van de werkzaamheden. Dit houdt onder meer in : - het leiden van grotere interventies hem opgedragen door zijn overste - het leiden en stimuleren van medewerkers - het vervullen van de functionele rol van groepsleider - rapporteren aan zijn hiĂŤrarchische overste De algemene principes van de functiebeschrijving en profiel van korporaal blijven van toepassing. Via de geldelijke functionele loopbaan kan hij opklimmen naar 1e sergeant en sergeantmajoor. 1.2. PROFIEL (aanvullend) Kennis - deskundigheid in het eigen vakgebied en opvolgen van nieuwe technieken - inzicht in minimale administratieve taken Vaardigheden - leidinggevende kwaliteiten bezitten op dit niveau - kunnen organiseren en plannen op grotere schaal - specifieke omgang met medewerkers : nl. motiveren, stimuleren, ondersteunen en bevorderen van de teamgeest - vorming kunnen geven Attitudes - opnemen van verantwoordelijkheid in alle omstandigheden - volgen van vormingssessies op hoger niveau - flexibiliteit
[] []
GR. 12.12.2011 GR. 12.03.2007
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
80
2. BENOEMINGSVOORWAARDEN Wordt enkel begeven bij bevordering. 2.2. BEVORDERINGSVOORWAARDEN - titularis van de graad van [brandweerman] of korporaal met 8 jaar dienstanciënniteit - [houder zijn van het getuigschrift van sergeant of gelijkgesteld en houder van de badge “ambulancier”afgeleverd of erkend door het Ministerie van Volksgezondheid]7 [- slagen voor de selectieproeven] - gunstig advies van de officier-dienstchef en gunstige evaluatie
[3. SELECTIEPROGRAMMA Assessment Evaluatie van de overeenstemming van het profiel van de kandidaat met de specifieke vereisten van de functie, evenals van zijn motivatie en van zijn interesse voor het werkterrein aan de hand van vaardigheidsproeven en/of psycho-technische proeven en/of andere testen en/of een praktijksituatie ________________________________________________________________ Om geslaagd te zijn moet de kandidaat de score geschikt behalen (60/100)
4. SELECTIECOMMISSIE - 2 ervaringsdeskundigen - 1 selectiedeskundige - de officier-dienstchef Secretaris : de directeur personeel & organisatie of afgevaardigde][ ]
[ ]7 GR. 11/12/98 [] GR. 12.03.2007
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
81
FUNCTIE WEDDESCHAAL CATEGORIE AARD VAN DE FUNCTIE
: ADJUDANT : PB5/PB6 :
: Leidinggevend
1. FUNCTIEBESCHRIJVING 1.1. TAAKOMSCHRIJVING De adjudant ressorteert rechtstreeks onder het gezag van de officieren. Hij is verantwoordelijk voor alle opdrachten en taken die door het personeel dienen uitgevoerd te worden binnen zijn bevoegdheidssfeer, dwz. : de administratie of de dienst materieel of de brandvoorkoming. Bij afwezigheid van de officier van dienst neemt hij de leiding in de kazerne waar. Dit houdt onder meer in : - het leiden van grotere interventies tot de officier ter plaatse is - het leiden, motiveren en stimuleren van medewerkers - rapporteren aan zijn hiĂŤrarchische overste - het zorgen voor een goede werksfeer en samenwerking tussen de diverse ploegen. De algemene principes van de functiebeschrijving en profiel voor onderofficier zijn hier ook van toepassing. Via de geldelijke functionele loopbaan kan de schaal PB6 (opperadjudant) bekomen worden.
1.2. PROFIEL (aanvullend) Kennis - ruime kennis van de materie betreffende zijn werkveld - basisinzicht in modellen van management en organisatie Vaardigheden - leidinggevende kwaliteiten hebben om het werk in de kazerne goed te organiseren - leidinggevende kwaliteiten bezitten om interventies goed te laten verlopen - sociale vaardigheden bezitten om het personeel te stimuleren en te motiveren - kennis en informatie kunnen overdragen (o.a. opleiding en training personeel) Attitudes - flexibiliteit en vlotte omgang - openstaan voor nieuwigheden - verantwoordelijkheidsgevoel - zelfstandig kunnen werken
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
82
2. BENOEMINGSVOORWAARDEN Wordt begeven bij bevordering en bij ontstentenis bij aanwerving.
2.2. BEVORDERINGSVOORWAARDEN adjudant administratie of dienst materieel of brandvoorkoming - de o/officier die ten minste 9 jaar dienstanciënniteit telt - houder is van het brevet van adjudant of gelijkgesteld, afgeleverd door een erkend opleidingscentrum - slagen in het bevorderingsexamen. - gunstig advies officier-dienstchef en gunstige evaluatie.
2.3 AANWERVINGSVOORWAARDEN - de minimumleeftijd van 18 bereikt hebben [ ] - houder zijn van een diploma of getuigschrift dat overeenkomt met het niveau C van de te verlenen graad volgens bijlage 2 aan onderhavig statuut; - slagen voor een gewoon aanwervingsexamen; - ten minste 1m60 groot zijn; - geschikt bevonden zijn ingevolge een geneeskundig onderzoek dat altijd voorafgaat aan de proeven inzake lichamelijke geschiktheid en selectie, waaraan immers alleen de voor de dienst geschikt bevonden kandidaten kunnen deelnemen. Het geneeskundig onderzoek wordt verricht door de officier-geneesheer van de dienst. In meer moeten de kandidaten : - een sterke lichaamsgesteldheid hebben, die hun toelaat vermoeiende en ononderbroken fysische inspanningen te leveren, de weersgesteldheid te trotseren, op elk soort van terreinen te gaan en te lopen, te kruipen, te klimmen, te springen, te zwemmen, zware lasten te dragen (gewicht van een persoon, 70 kg en voor de vrouwelijke kandidaten een gewicht van 35 kg); - niet onderhevig zijn aan duizeligheid; - in de hoogste mate aan rook kunnen weerstaan; - een gezichtsscherpte hebben, zo nodig met brilleglazen, van 13/10 voor beide ogen samen, met een minimum van 3/10 voor de minst goede oog. De gezinsscherpte zonder bril mag echter niet minder bedragen dan 5/10 voor beide ogen samen; - voor elk oor een gehoorscherpte hebben die hun toelaat, zonder het dragen van een hoorapparaat, de normale conversatiestem te horen op 2,50 m afstand, de rug naar de onderzoekende geneesheer gekeerd; - slagen in de selectieproeven; - houder zijn van het brevet van adjudant afgeleverd door een erkend opleidingscentra, het rijbewijs C en de schiftingskaart of deze behalen tijdens de proeftijd. Voor de aanwerving wordt voorkeur gegeven aan de leden van de brandweerdienst van Kortrijk op de datum van de openverklaring door de Gemeenteraad voor zover zij alle gestelde voorwaarden vervullen.
[]
GR. 12.03.2007
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
83
3. EXAMENPROGRAMMA 3.1. BEVORDERING 1. Schriftelijk gedeelte (24/40) 1.1. Gevalstudie : de kandidaat wordt geconfronteerd met een probleemsituatie in verband met administratie - brandvoorkoming of materiaal (naargelang het geval) die zich tijdens de latere uitoefening van de functie kan voordoen. De totale context van de problematiek wordt uitgebreid geschetst, waarna de kandidaat tracht een oplossing uit te werken, en deze aan de hand van een verslag weer te geven
Om toegelaten te worden tot het mondeling gedeelte, moet de kandidaat 60 % van de punten behalen in het schriftelijk gedeelte.
2. Mondeling gedeelte (36/60) 2.1. Evaluatie van de overeenstemming van het profiel van de kandidaat, met de specifieke vereisten van de functie, evenals van zijn motivatie en van zijn interesse voor het werkterrein
3. Psycho-technisch gedeelte Adviserend Om geslaagd te zijn over het geheel met de kandidaat 60 % in de punten behalen op elk gedeelte en 60 % op het geheel van het examen, en zich onderwerpen aan de psycho-techische proef.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
84
3.2. AANWERVING Om te kunnen deelnemen aan de selectieproeven, dienen de kandidaten VOORAF geschikt bevonden worden ingevolge een geneeskundig onderzoek.
1. PROEVEN INZAKE LICHAMELIJKE GESCHIKTHEID Op die proeven staan geen punten. De kandidaten moeten slagen in 8 van de 10 proeven. Het niet slagen in proef C (evenwicht) en proef E (beklimmen van de luchtladder), zijn eliminerend. A. Voorligsteun (10 MAAL) Het lichaam, dat op de handen en op de voeten steunt, vormt een rechte lijn van de schouders tot de hielen terwijl de armen loodrecht op de grond staan. Tijdens de oefening moet de borst de grond lichtjes raken. Armen buigen/strekken B. Buigen van de armen (4 MAAL) In hang aan de boom of de brug, de handen in pronatie, dwz. de palm naar binnen. Het toestel wordt op zulkdanige hoogte geplaatst dat de voeten de grond niet raken. Voor de goede uitvoering is vereist dat de kin boven de brug uitkomt. C. Evenwicht (in 8 SEC.) Twee pogingen worden aan de kandidaat toegestaan. Op een boom van 7 tot 10 cm breed, 3,50 m lang, geplaatst op een hoogte van 1,20 m. Vrije manier van op- en afstijgen; de proef wordt gechronometreerd bij het geven van het signaal wanneer de kandidaat zich in evenwicht op de boom gesteld heeft. De chronometer wordt stilgelegd bij het einde van de parcours, v贸贸r de kandidaat van het toestel afstijgt, de voet voorwaarts gestrekt op het uiteinde van de boom. D. 4 m touw klimmen (in 15 SEC. (nul meter = ooghoogte) Twee pogingen, met een tussenpoos van 15 min., worden aan de kandidaat toegestaan. Het startsein wordt aan de kandidaat gegeven wanneer deze bij het touw staat, de armen langs het lichaam. E. Beklimmen van de luchtladder (20 m - in 40 SEC.) Twee pogingen, met een tussenpoos van 15 min., worden aan de kandidaat toegestaan. De start gebeurt vanaf de voet van de ladder. De kandidaat houdt de armen langs het lichaam en raakt de ladder niet aan voor de start. De ladder staat nergens tegen en heeft een helling van 70掳. F.
Dragen over 50 meter (in 30 SEC.) Twee pogingen, met een tussenpoos van 30 min., worden aan de kandidaat toegestaan. De proef bestaat in het dragen van een man van hetzelfde gewicht, op 5 kg na, als de drager. Voor de vrouwelijke kandidaten is het dragen van een gewicht beperkt tot 35 kg. Hulpgreep bij een arm en een been. Het startsein wordt aan de kandidaat gegeven wanneer hij de last heeft opgenomen.
G. Lengtesprong, zonder aanloop (2 m) Twee pogingen, met een tussenpoos van 5 min., worden aan de kandidaat toegestaan. Start : voeten gesloten achter een lijn. De afstand wordt bepaald door het dichts bij de startlijn achtergelaten spoor, ongeacht met welk lichaamsdeel de grond wordt geraakt. H. Dieptesprong (2 m) De kandidaat start vanuit de strekstand en mag geen tussensteun hebben. Het neerkomen gebeurt op een tapijt. Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
85
I.
600 m lopen (in 2 MIN. EN 45 SEC.)
J.
Zwemmen (50 m)
2. SELECTIEPROEVEN 1. Schriftelijk gedeelte 24/40 p Gevalstudie : de kandidaat wordt geconfronteerd met een probleemsituatie in verband met administratie - brandvoorkoming of materieel (naargelang het geval) die zich tijdens de latere uitoefening van de functie kan voordoen. De totale context van de problematiek wordt uitgebreid geschetst, waarna de kandidaat tracht een oplossing uit te werken, en deze aan de hand van een verslag weer te geven
Om toegelaten te worden tot het [assessment, moet de kandidaat 60 % van de punten behalen in het schriftelijk gedeelte][ ] 2.
Assessment 36/60 p Evaluatie van de overeenstemming van het profiel van de kandidaat, met de specifieke vereisten van de functie, evenals van zijn motivatie en van zijn interesse voor het werkterrein aan de hand van vaardigheidsproeven en/of psycho-technische proeven en/of andere testen en/of en praktijksituatie Om geslaagd te zijn over het geheel met de kandidaat 60 % van de punten behalen op elk gedeelte, alsook 60 % op het geheel van de selectie
4. SELECTIECOMMISSIE A BEVORDERING - 2 ervaringsdeskundigen - 1 selectiedeskundige - de officier-dienstchef
Secretaris : de directeur personeel & organisatie of afgevaardigde
[]
GR 12.03.2007
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
86
B AANWERVING a)
geneeskundig onderzoek de korpsgeneesheer van de Kortrijkse brandweer
B. lichamelijke proeven - de officier-dienstchef - 1 licentiaat lichamelijke opvoeding C. Selectieproeven - 2 ervaringsdeskundigen - 1 selectiedeskundige - de officier-dienstchef[ ]
[]
GR. 12.03.2007
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
87
FUNCTIE WEDDESCHAAL CATEGORIE AARD VAN DE FUNCTIE
: ONDERLUITENANT : A6 (ir.) of PB A1 (andere) : Niveau A
: Leidinggevend
1. FUNCTIEBESCHRIJVING 1.1. TAAKOMSCHRIJVING De onderluitenant is de laagste aanwervingsgraad binnen het officierenkader van de brandweerdienst. Naargelang zijn capaciteiten en vaardigheden wordt hij ingezet ofwel als officier brandvoorkoming of officier-materieel of officier-administratie. De onderluitenant ressorteert rechtstreeks onder de officier-dienstchef en kan gedelegeerd worden als bevelhebbend officier. Hij zal dus over een onbetwistbaar gezag beschikken bij zijn ondergeschikten. Hij zal juist oordelen waarbij het essentiĂŤle van het bijkomstige wordt onderscheiden. Indien vereist kan hij dus op eigen krachten handelen en zijn optreden aanpassen aan de vereisten van de toestand. Hij is bezorgd om de ploeggeest en is vol overtuiging van het belang van de brandweerdienst. Verder staat hij o.m. in voor : - de doorstroming van info en overleg - het motiveren van medewerkers - het oplossen van conflictsituaties - het leidinggeven bij brandbestrijding en hulpverlening en hij is inzetbaar bij grote interventies en rampen in de provincie. Hij wordt ingeschakeld als officier met weekdienst en vervangt , zo nodig, de officierdienstchef bij zijn afwezigheid. Hij treedt op als informant of beoordelaar in het kader van het evaluatiesysteem van het personeel en voert evaluatie en/of functioneringsgesprekken. Hij is mede verantwoordelijk voor de uitvoering van de maatregelen die nodig zijn voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, overeenkomstig art. 28 septiesvan het Algemeen Reglement van de Arbeidsbescherming. In het kader van de nieuwe Gemeentelijke boekhouding kan hij belast worden met de functie van aanrekenend beheerder. Met het oog op het bevorderen van de externe communicatie kan de o/luitenant opgedragen worden met het geven van duiding inzake aangelegenheden van de dienst. Hij kan ingeschakeld worden als intern of extern opleider van diverse opleidingen met betrekking tot de brandweer. 1.2. PROFIEL Kennis - grondige basiskennis van de regelgeving van de brandweerorganisatie en deze op peil houden. - inzichten in modellen van management - leidinggeven en beleidstechnieken - een adekwate technische kwalificatie - kennis van hulpverlenende instanties - voldoende kennis in de taktiek en techniek van de brandbestrijding en hulpverlening.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
88
Vaardigheden - kunnen onderhandelen - kunnen conflicten hanteren - kunnen in staat zijn onderrichtingen en sturing te geven aan een groep of ploeg en samenwerkingsverband tot stand te brengen : groepsgericht leiderschap - kunnen omgaan met stress in crisissituaties - beoordelingsvermogen bezitten, zin voor begrip, samenvatting en kritiek - representatieve vaardigheden (vertegenwoordiging van het korps op diverse niveau's) - kunnen leiding geven, plannen en organiseren. - kunnen opleiding verzorgen :- communicatievaardig en didactisch ingesteld - snelle en adequate beslissingen kunnen nemen om het personeel en materieel op een efficiĂŤnte en veilige manier te kunnen inzetten. Attitudes - openstaan voor innovatie - vertrouwen oproepen en willen geven - professioneel ingesteld zijn - discreet en loyaal - zin voor verantwoordelijkheid - brede maatschappelijke interesse - het imago van de dienst hoog houden - de fysieke paraatheid op peil willen houden - willen functioneren in een flexibel uurrooster. 2. BENOEMINGSVOORWAARDEN Wordt begeven bij aanwerving en bevordering. 2.1. BEVORDERINGSVOORWAARDEN [1. Belg zijn, 2. ten minste drie jaar dienstanciĂŤnniteit tellen bij het brandweerkorps, 3. titularis zijn van het brevet van onderluitenant overeenkomstig het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 1997, 4. een gunstig verslag van de officier-dienstchef hebben gekregen of een gunstige beslissing van de bevoegde overheid hebben gekregen, 5. voor de kandidaten korporaals en brandweermannen titularis zijn van een diploma dat toegang geeft tot de betrekkingen van niveau 1 bij de federale overheidsdiensten, vermeld in bijlage 1 bij het voormelde koninklijk besluit van 2 oktober 1937 of houder zijn van een diploma vermeld in bijlage 1 van dit besluit 6. slagen in het bevorderingsexamen (incl. proeven geneeskundig onderzoek en lichamelijke geschiktheid)]8 2.2. BIJZONDERE AANWERVINGSVOORWAARDEN 1. Belg zijn 2. ten minste 21 jaar en ten hoogste 35 jaar oud zijn 3. ten minste 1m60 groot zijn 4. van goed zedelijk gedrag zijn 5. in orde zijn met de dienstplichtenwetten [6. houder zijn van het getuigschrift dat toegang verleent tot betrekkingen van niveau 1 bij de federale overheidsdiensten, vermeld in bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, hetzij een diploma vermeld in bijlage 1 van het besluit dd. 19 april 1999]8
[ ]8 GR. 09/07/99
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
89
7. medisch geschikt zijn bij het geneeskundig onderzoek in functie van het uit te oefenen ambt; 8. slagen in een gewoon examen 9. uiterlijk zes maanden na de benoeming in Kortrijk of binnen een straal van 10 km rond de hoofdpost Kortrijk wonen en blijven wonen. 10.bij de indiensttreding geen bezoldigde bijbetrekking waarnemen, zonder voorafgaande toestemming van het College van Burgemeester en Schepenen. Geen afwijking kan toegestaan worden voor het drijven van handel of het exploiteren van enige nijverheid, hetzij persoonlijk, hetzij door tussenpersonen [11.een proeftijd vervullen van één jaar. Zij kan door de Gemeenteraad maximaal twee maal verlengd worden met een periode van één jaar.]8 12.de onderluitenant op proef moet het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van onderluitenant behalen; 13.houder zijn van een rijbewijs C en bewijs van geneeskundige schifting of deze behalen tijdens de proefperiode; Er wordt voorkeur gegeven aan diegenen die reeds van een brandweerdienst deel uitmaken, hetzij in vast verband hetzij als effectief vrijwillige brandweerman, voor zover zij alle gestelde voorwaarden vervullen. Voor de modaliteiten wordt verwezen naar het [K.B. dd. 19/04/99]8. 3. EXAMENPROGRAMMA ([K.B. 19 april 1999]8) Werving en Bevordering Om te kunnen deelnemen aan de selectieproeven, dienen de kandidaten VOORAF geschikt bevonden worden ingevolge een geneeskundig onderzoek. 1. PROEVEN INZAKE LICHAMELIJKE GESCHIKTHEID Op die proeven staan geen punten. De kandidaten moeten slagen in 8 van de 10 proeven. Het niet slagen in proef 1.3 (evenwicht) en proef 1.5 (beklimmen van de luchtladder), zijn eliminerend.
1.1 Voorligsteun (10 MAAL) Het lichaam, dat op de handen en op de voeten steunt, vormt een rechte lijn van de schouders tot de hielen terwijl de armen loodrecht op de grond staan. Tijdens de oefening moet de borst de grond lichtjes raken. Armen buigen/strekken 1.2 Buigen van de armen (4 MAAL) In hang aan de boom of de brug, de handen in pronatie, dwz. de palm naar binnen. Het toestel wordt op zulkdanige hoogte geplaatst dat de voeten de grond niet raken. Voor de goede uitvoering is vereist dat de kin boven de brug uitkomt. 1.3 Evenwicht (in 8 SEC.) Twee pogingen worden aan de kandidaat toegestaan. Op een boom van 7 tot 10 cm breed, 3,50 m lang, geplaatst op een hoogte van 1,20 m. Vrije manier van op- en afstijgen; de proef wordt gechronometreerd bij het geven van het signaal wanneer de kandidaat zich in evenwicht op de boom gesteld heeft. De chronometer wordt stilgelegd bij het einde van de parcours, vóór de kandidaat van het toestel afstijgt, de voet voorwaarts gestrekt op het uiteinde van de boom.
[ ]8 GR. 09/07/99
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
90
1.4 4 m touw klimmen (in 15 SEC.) (nul meter = ooghoogte) Twee pogingen, met een tussenpoos van 15 min., worden aan de kandidaat toegestaan. Het startsein wordt aan de kandidaat gegeven wanneer deze bij het touw staat, de armen langs het lichaam. 1.5 Beklimmen van de luchtladder (20 m - in 40 SEC.) Twee pogingen, met een tussenpoos van 15 min., worden aan de kandidaat toegestaan. De start gebeurt vanaf de voet van de ladder. De kandidaat houdt de armen langs het lichaam en raakt de ladder niet aan voor de start. De ladder staat nergens tegen en heeft een helling van 70°. 1.6 Dragen over 50 meter (in 30 SEC.) Twee pogingen, met een tussenpoos van 30 min., worden aan de kandidaat toegestaan. De proef bestaat in het dragen van een man van hetzelfde gewicht, op 5 kg na, als de drager. Voor de vrouwelijke kandidaten is het dragen van een gewicht beperkt tot 35 kg. Hulpgreep bij een arm en een been. Het startsein wordt aan de kandidaat gegeven wanneer hij de last heeft opgenomen. 1.7 Lengtesprong, zonder aanloop (2 m) Twee pogingen, met een tussenpoos van 5 min., worden aan de kandidaat toegestaan. Start : voeten gesloten achter een lijn. De afstand wordt bepaald door het dichts bij de startlijn achtergelaten spoor, ongeacht met welk lichaamsdeel de grond wordt geraakt. 1.8 Dieptesprong (2 m) De kandidaat start vanuit de strekstand en mag geen tussensteun hebben. Het neerkomen gebeurt op een tapijt. 1.9 600 m lopen (in 2 MIN. EN 45 SEC.) 1.10 Zwemmen (50 m)
2. SELECTIEPROEVEN (bevordering & werving)
1.
Schriftelijk gedeelte (24/40) 1.1. Samenvatten en kritisch commentariĂŤren van een voordracht (max. 30 min. met aantekeningen door de gegadigden) of een tekst die gedurende een half uur ter beschikking van ieder gegadigde wordt gesteld : Het werk dient uit twee afzonderlijke delen te bestaan : - een samenvatting in doorlopende tekst van de hoofdgedachten - een commentaar met de persoonlijke visie van de kandidaat Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de inhoud, de vorm en de spelling.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
10/20
91
1.2. Behandeling van één of meerdere functiegerichte gevalstudies = de kandidaat wordt geconfronteerd met een probleemsituatie die zich tijdens de latere uitoefening van de functie kan voordoen. De totale context van de problematiek wordt uitgebreid geschetst, waarna de kandidaat tracht een oplossing uit te werken, en deze aan de hand van een verslag weer te geven
5/10
1.3. Behandeling van een administratief probleem aan de hand van ter beschikking gestelde wettekst(en)
5/10
- Om toegelaten te worden tot het mondeling gedeelte, moet de kandidaat 50 % van de punten behalen op elke proef van het schriftelijk gedeelte en 60 % op het geheel van het schriftelijk gedeelte.
[2. Psycho-technische proef uit te voeren door erkend selectiebureau De score "geschikt" behalen op basis van het profiel van onderluitenant Om te slagen in het geheel moeten de kandidaten geschikt bevonden worden in het geneeskundig onderzoek, de minima behalen van de lichamelijke proeven, 50 % behalen in de respectievelijke deelproeven vermeld onder 2.1. en 2.2. en 60 % behalen in totaal van het examen en de score "geschikt" behalen in de psycho-technische proef.
3.
Mondeling gedeelte (36/60) 2.1. Groepsdiscussie
10/20
2.2. Verdedigen van één van de gevalstudies vermeld onder 1.2.
10/20
2.3. Interview naar maturiteit, vak- en managementgeschiktheid
10/20]11b
3. EXAMENCOMMISSIE 8
Voorzitter : [de brandweerinspecteur of zijn afgevaardigde] . Bijzitters A. geneeskundig onderzoek de korpsgeneesheer Kortrijk B. lichamelijke proeven - de officier-dienstchef - licentiaat lichamelijke opvoeding
[ ]11b GR. 14/01/00 [ ]8 GR. 09/07/99
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
92
C. Selectieproeven 2.1.
Schriftelijke en mondelinge proef - 1 docent van het universitair onderwijs - de directeur W.VL. brandweerschool of een korpschef van minstens een Y-korps - de brandweerinspecteur of zijn afgevaardigde - 1 deskundige - de officier-dienstchef voornoemd.
2.2.
Psycho-technische proeven - een erkend selectiebureau
Secretaris : De Directeur algemene administratie of zijn afgevaardigde de dienstchef personeelszaken.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
93
FUNCTIE WEDDESCHAAL CATEGORIE AARD VAN DE FUNCTIE
: LUITENANT : A7 (ir.) of PBA2 (andere) : Niveau A
: Leidinggevend
1. FUNCTIEBESCHRIJVING 1.1. TAAKOMSCHRIJVING Luitenant is de eerste bevorderingsgraad binnen het officierenkader van onderluitenant. Zijn functie blijft in principe ongewijzigd. (cfr. functiebeschrijving en profiel onderluitenant). 1.2. PROFIEL Kennis - grondige basiskennis van de regelgeving van de brandweerorganisatie en deze op peil houden. - Inzichten in modellen van management leidinggeven en beleidstechnieken en begrotingsopmaak - een adekwate technische kwalificatie - kennis van hulpverlenende instanties - voldoende kennis in de taktiek en techniek van de brandbestrijding en hulpverlening. - kennis van brandpreventie Vaardigheden - kunnen onderhandelen - kunnen conflicten hanteren - kunnen in staat zijn onderrichtingen en sturing te geven aan een groep of ploeg en samenwerkingsverband tot stand te brengen : groepsgericht leiderschap - kunnen omgaan met stress in crisissituaties - beoordelingsvermogen bezitten, zin voor begrip, samenvatting en kritiek - representatieve vaardigheden (vertegenwoordiging van het korps op diverse niveau's) - kunnen leiding geven, plannen en organiseren. - kunnen opleiding verzorgen :- communicatievaardig en didactisch ingesteld - snelle en adequate beslissingen kunnen nemen om het personeel en materieel op een efficiĂŤnte en veilige manier te kunnen inzetten. Attitudes - openstaan voor innovatie - vertrouwen oproepen en willen geven - professioneel ingesteld zijn - discreet en loyaal - zin voor verantwoordelijkheid - brede maatschappelijke interesse - het imago van de dienst hoog houden - de fysieke paraatheid op peil willen houden - willen functioneren in een flexibel uurrooster.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
94
2. BENOEMINGSVOORWAARDEN Wordt in principe begeven bij bevordering en bij ontstentenis bij aanwerving.
2.1. BEVORDERINGSVOORWAARDEN - titularis zijn van de graad van onderluitenant - drie jaar graadanciënniteit tellen - houder zijn van het brevet technicus-brandvoorkoming en onderluitenant of gelijkgesteld afgeleverd door een erkend opleidingscentrum - een gunstig advies en gunstige evaluatie van de officier-dienstchef hebben gekregen Voor de modaliteiten wordt verwezen naar het [K.B. dd. 19.04.99]8 gewijzigd in latere data. 2.2. WERVINGSVOORWAARDEN Bij ontstentenis van een gegadigde die voldoet aan de specifieke bevorderingsvoorwaarden zijn volgende voorwaarden van toepassing : In aanmerking worden genomen, de aanspraken van de gegadigden die titularis zijn van de onmiddellijk lagere graad dan die van de vacant verklaarde betrekking, en die ten minste drie jaar graadanciënniteit tellen, of zo er geen gegadigde die voorwaarden vervult, van gegadigden die titularis zijn van de onmiddellijk lagere graad dan die van de vacant verklaarde betrekking en die minder dan drie jaar graadanciënniteit tellen. Zo er geen gegadigde is van een onmiddellijk lagere graad dan die van de vacant verklaarde betrekking beslist de gemeenteraad of die betrekking dient te worden toegewezen aan een van de gegadigden van de dienst die ten minste drie jaar anciënniteit tellen in het niveau van de officieren, met voorkeur voor de titularis van de hoogste graad, ofwel of er beroep moet gedaan worden op gegadigden van een andere brandweerdienst. De voorwaarden en het examenprogramma zijn dezelfde als van onderluitenant. Bovendien moeten de kandidaten houder zijn van het brevet van technicus brandvoorkoming. Voor de modaliteiten wordt verwezen naar het K.B. dd. 20.7.72 gewijzigd in latere data.
[ ]8 GR. 09/07/99
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
95
FUNCTIE WEDDESCHAAL CATEGORIE AARD VAN DE FUNCTIE
: KAPITEIN : PB 20 (ir.) of PB A3 (andere) : Niveau A
: Leidinggevend
1. FUNCTIEBESCHRIJVING 1.1. TAAKOMSCHRIJVING De kapitein werkt onder de directe leiding van de officier-dienstchef en is zijn naaste medewerker. Hij vervult alle taken van de officier-dienstchef bij zijn afwezigheid of verhindering. De kapitein kan ook ingeschakeld worden voor speciale projecten. 1.2. PROFIEL Kennis - grondige basiskennis van de regelgeving van de brandweerorganisatie en deze op peil houden. - inzichten in modellen van management - leidinggeven en beleidstechnieken - een adekwate technische kwalificatie - kennis van hulpverlenende instanties - voldoende kennis in de taktiek en techniek van de brandbestrijding en hulpverlening. Vaardigheden - kunnen onderhandelen - kunnen conflicten hanteren - kunnen in staat zijn onderrichtingen en sturing te geven aan een groep of ploeg en samenwerkingsverband tot stand te brengen : groepsgericht leiderschap - kunnen omgaan met stress in crisissituaties - beoordelingsvermogen bezitten, zin voor begrip, samenvatting en kritiek - representatieve vaardigheden (vertegenwoordiging van het korps op diverse niveau's) - kunnen leiding geven, plannen en organiseren. - kunnen opleiding verzorgen :- communicatievaardig en didactisch ingesteld - snelle en adequate beslissingen kunnen nemen om het personeel en materieel op een efficiĂŤnte en veilige manier te kunnen inzetten. Attitudes - openstaan voor innovatie - vertrouwen oproepen en willen geven - professioneel ingesteld zijn - discreet en loyaal - zin voor verantwoordelijkheid - brede maatschappelijke interesse - het imago van de dienst hoog houden - de fysieke paraatheid op peil willen houden - willen functioneren in een flexibel uurrooster.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
96
2. BENOEMINGSVOORWAARDEN Wordt begeven bij bevordering en bij ontstentenis bij aanwerving.
2.1. BEVORDERINGSVOORWAARDEN -
titularis zijn van de graad van luitenant 3 jaar graadanciënniteit tellen houder zijn van een van de in bijlage I van het K.B. dd. 20.07.72 bedoelde diploma's vermeld onder 1 of 2, houder zijn van het brevet van dienstchef, afgeleverd door een erkend opleidingscentrum ([vanaf 1.5.2002]8) een gunstig advies en gunstige evaluatie van de officier-dienstchef hebben gekregen.
2.2. WERVINGSVOORWAARDEN Bij ontstentenis van een gegadigde die voldoet aan de specifieke bevorderingsvoorwaarden zijn volgende voorwaarden van toepassing : In aanmerking worden genomen, de aanspraken van de gegadigden die titularis zijn van de onmiddellijk lagere graad dan die van de vacant verklaarde betrekking, en die ten minste drie jaar graadanciënniteit tellen, of zo er geen gegadigde die voorwaarden vervult, van gegadigden die titularis zijn van de onmiddellijk lagere graad dan die van de vacant verklaarde betrekking en die minder dan drie jaar graadanciënniteit tellen. Zo er geen gegadigde is van een onmiddellijk lagere graad dan die van de vacant verklaarde betrekking beslist de gemeenteraad of die betrekking dient te worden toegewezen aan een van de gegadigden van de dienst die ten minste drie jaar anciënniteit tellen in het niveau van de officieren, met voorkeur voor de titularis van de hoogste graad, ofwel of er beroep moet gedaan worden op gegadigden van een andere brandweerdienst. De voorwaarden en het examenprogramma zijn dezelfde als van onderluitenant. Bovendien moeten de kandidaten houder zijn van het brevet van technicus brandvoorkoming en dienstchef, afgeleverd door een erkend opleidingscentrum. Voor de modaliteiten wordt verwezen naar het [K.B. dd. 19.04.99]8 gewijzigd in latere data.
[ ]8 GR. 09/07/99
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
97
FUNCTIE WEDDESCHAAL CATEGORIE AARD VAN DE FUNCTIE
: KAPITEIN-COMMANDANT : PB22 (ir.) of PBA4 (andere) : Niveau A
: Leidinggevend
1. FUNCTIEBESCHRIJVING 1.1. TAAKOMSCHRIJVING De kapitein-commandant staat rechtstreeks onder het gezag van de burgemeester. Hij neemt als officier-dienstchef de leiding van de dienst waar. Daarnaast zijn de algemene principes van de functiebeschrijving en profiel van kapitein van toepassing. 1.2. PROFIEL Kennis - grondige basiskennis van de regelgeving van de brandweerorganisatie en deze op peil houden. - inzichten in modellen van management - leidinggeven en beleidstechnieken - een adekwate technische kwalificatie - kennis van hulpverlenende instanties - voldoende kennis in de taktiek en techniek van de brandbestrijding en hulpverlening. Vaardigheden - kunnen onderhandelen - kunnen conflicten hanteren - kunnen in staat zijn onderrichtingen en sturing te geven aan een groep of ploeg en samenwerkingsverband tot stand te brengen : groepsgericht leiderschap - kunnen omgaan met stress in crisissituaties - beoordelingsvermogen bezitten, zin voor begrip, samenvatting en kritiek - representatieve vaardigheden (vertegenwoordiging van het korps op diverse niveau's) - kunnen leiding geven, plannen en organiseren. - kunnen opleiding verzorgen :- communicatievaardig en didactisch ingesteld - snelle en adequate beslissingen kunnen nemen om het personeel en materieel op een efficiĂŤnte en veilige manier te kunnen inzetten. Attitudes - openstaan voor innovatie - vertrouwen oproepen en willen geven - professioneel ingesteld zijn - discreet en loyaal - zin voor verantwoordelijkheid - brede maatschappelijke interesse - het imago van de dienst hoog houden - de fysieke paraatheid op peil willen houden - willen functioneren in een flexibel uurrooster.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
98
2. BENOEMINGSVOORWAARDEN Wordt in principe begeven bij bevordering en bij ontstentenis bij aanwerving. 2.1. BEVORDERINGSVOORWAARDEN 1. ten minste 3 jaar dienstanciënniteit als officier hebben (proefperiode inbegrepen) 2. houder zijn van het brevet van technicus brandvoorkoming afgeleverd door een erkend opleidingscentrum ; 3. houder zijn van het brevet van dienstchef afgeleverd door een erkend opleidingscentrum ; (1 mei 2002)8 4. een gunstige evaluatie verkregen hebben.
2.2. BIJZONDERE AANWERVINGSVOORWAARDEN Bij ontstentenis van een gegadigde die voldoet aan de specifieke bevorderingsvoorwaarden zijn volgende voorwaarden van toepassing :. In aanmerking worden genomen, de aanspraken van de gegadigden die titularis zijn van de onmiddellijk lagere graad dan die van de vacant verklaarde betrekking, en die ten minste drie jaar graadanciënniteit tellen, of zo er geen gegadigde die voorwaarden vervult, van gegadigden die titularis zijn van de onmiddellijk lagere graad dan die van de vacant verklaarde betrekking en die minder dan drie jaar graadanciënniteit tellen. Zo er geen gegadigde is van een onmiddellijk lagere graad dan die van de vacant verklaarde betrekking beslist de gemeenteraad of die betrekking dient te worden toegewezen aan een van de gegadigden van de dienst die ten minste drie jaar anciënniteit tellen in het niveau van de officieren, met voorkeur voor de titularis van de hoogste graad, ofwel of er beroep moet gedaan worden op gegadigden van een andere brandweerdienst. De voorwaarden en het examenprogramma zijn dezelfde als van onderluitenant. Bovendien moeten de kandidaten houder zijn van het brevet van technicus brandvoorkoming en van het brevet van dienstchef, afgeleverd door een erkend opleidingscentrum Voor de modaliteiten wordt verwezen naar het K.B. dd. 19.04.998 gewijzigd in latere data.
[ ]8 GR. 09.07.99
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
99
FUNCTIE WEDDESCHAAL CATEGORIE AARD VAN DE FUNCTIE
: VERPLEEGKUNDIGE : B1-2-3 : Beroepsbrandweer : Leidinggevend
1. FUNCTIEBESCHRIJVING 1.1. TAAKOMSCHRIJVING De verpleegkundige ressorteert rechtstreeks onder het gezag van de officieren. Hij is verantwoordelijk voor volgende opdrachten en taken binnen zijn bevoegdheidssfeer, met name op het vlak van de zorg voor het medisch materiaal en de opleiding, bijscholing, supervisie, psychische begeleiding en ondersteuning van het ambulancepersoneel. Voor alle medisch-gerelateerde aspecten van de job is overleg met de korpsgeneesheer noodzakelijk. Meer bepaald zal de verpleegkundige instaan voor volgende opdrachten en taken : Op het vlak van opleiding Organiseren van opleiding en vorming van het ambulancepersoneel tot het behalen en behouden van de badge ambulancier Mee organiseren van de opleiding en opvolging van het gebruik van medisch materiaal Organiseren van de verplichte permanente vorming van het ambulancepersoneel Organiseren van de dagdagelijkse opleidingen naast de wettelijk verplichte opleidingen Instaan voor de opleidingsafspraken in zonaal verband Opvolgen en begeleiden van de stagiairs tijdens hun stageperiode Adviseren bij de organisatie en deelname aan rampoefeningen Op het vlak van het materiaal Adviseren inzake de aankoop van specifiek medisch materiaal onder supervisie van de verantwoordelijke officier Het zich eigen maken van een grondige kennis betreffende het medisch materiaal Organiseren en opvolgen van het onderhoud van de materialen van de sanitaire cel en andere medische toestellen Op medisch vlak Preventieve taken naar hygiëne en veiligheid van mensen en materiaal Verpleegkundige verzorging van brandweer- en ambulancepersoneel Opvolging oefeningen “rookkelder” Inzetbaar zijn op 100 ambulance Implementeren en opvolgen van protocollen en standing orders Mogelijkheid tot behoud van de bijzondere beroepstitel via stages in spoeddienst wordt geboden Ondersteuning van de korpsgeneesheer bij medisch onderzoek bij aanwervingen Op vlak van administratie Organiseren en opvolgen van de opgelegde administratie van het medische luik WOBRA Mee opvolgen van de administratie omtrent permanente vorming van het ambulancepersoneel
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
100
Op vlak van externe contacten Overleggen met omgevende ziekenhuizen en MUG’s teneinde de continuïteit van zorgen op elkaar af te stemmen, onder supervisie van de korpsgeneesheer Organiseren samenwerking met WOBRA Onderhouden contacten met Ministerie van Volksgezondheid en de Provinciale Commissie voor Dringende Medische hulpverlening Aanspreekpunt voor scholen en universiteiten 1.2. PROFIEL (aanvullend) Kennis - goede kennis van de dringende medische hulpverlening - goede kennis van het medische materieel - kennis informatica (de gebruikelijke softwarepakketten, vooral word en excel) - de nodige kennis van de functie van brandweerman
Vaardigheden - sociale vaardigheden bezitten om het personeel te stimuleren en te motiveren - op een educatieve manier informatie kunnen overbrengen (o.a. opleiding en training personeel) - zowel zelfstandig als in team kunnen werken - communicatieve vaardigheden (zowel verbaal als schriftelijk) Attitudes - vlotte omgang - openstaan voor nieuwigheden - verantwoordelijkheidsgevoel - bereid zijn vorming te volgen - discreet en loyaal - flexibel op het vlak van uurrooster - imago van de dienst hoog houden
2. BENOEMINGSVOORWAARDEN Wordt begeven bij aanwerving. 2.1 AANWERVINGSVOORWAARDEN - de minimumleeftijd van 18 bereikt hebben - houder zijn van het diploma van gegradueerde A1 in de verpleegkunde; - slagen voor een gewoon aanwervingsexamen; - ten minste 1m60 groot zijn; - geschikt bevonden zijn ingevolge een geneeskundig onderzoek dat altijd voorafgaat aan de proeven inzake lichamelijke geschiktheid en selectie, waaraan immers alleen de voor de dienst geschikt bevonden kandidaten kunnen deelnemen. Het geneeskundig onderzoek wordt verricht door de officier-geneesheer van de dienst. In meer moeten de kandidaten : - een sterke lichaamsgesteldheid hebben, die hun toelaat vermoeiende en ononderbroken fysische inspanningen te leveren, de weersgesteldheid te trotseren, op elk soort van terreinen te gaan en te lopen, te kruipen, te klimmen, te springen, te zwemmen, zware lasten te dragen (gewicht van een persoon, 70 kg en voor de vrouwelijke kandidaten een gewicht van 35 kg); - niet onderhevig zijn aan duizeligheid; - in de hoogste mate aan rook kunnen weerstaan; Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
101
- een gezichtsscherpte hebben, zo nodig met brillenglazen, van 13/10 voor beide ogen samen, met een minimum van 3/10 voor het minst goede oog. De gezinsscherpte zonder bril mag echter niet minder bedragen dan 5/10 voor beide ogen samen; - voor elk oor een gehoorscherpte hebben die hun toelaat, zonder het dragen van een hoorapparaat, de normale conversatiestem te horen op 2,50 m afstand, de rug naar de onderzoekende geneesheer gekeerd; - slagen in de selectieproeven; - in het bezit zijn van het brevet van brandweerman of dit behalen tijdens de proeftijd - in het bezit zijn van het rijbewijs B en de schiftingskaart of deze behalen tijdens de proeftijd. - in het bezit zijn van de badge van ambulancier of dit behalen tijdens de proeftijd.
3. SELECTIEPROGRAMMA Om te kunnen deelnemen aan de selectieproeven, dienen de kandidaten VOORAF geschikt bevonden worden ingevolge een geneeskundig onderzoek. 3.1 SELECTIEPROEVEN 1. Schriftelijk gedeelte 24/40 p Gevalstudie : de kandidaat wordt geconfronteerd met een probleemsituatie die zich tijdens de latere uitoefening van de functie kan voordoen. De totale context van de problematiek wordt uitgebreid geschetst, waarna de kandidaat tracht een oplossing uit te werken, en deze aan de hand van een verslag weer te geven Om toegelaten te worden tot het assessment moet de kandidaat 60 % behalen op het schriftelijk gedeelte. 2. Assessment (36/60) Evaluatie van de overeenstemming van het profiel van de kandidaat, met de specifieke vereisten van de functie, evenals van zijn motivatie en van zijn interesse voor het werkterrein aan de hand van vaardigheidsproeven en/of psychotechnische proeven en/of andere testen en/of een praktijksituatie Om geslaagd te zijn over het geheel moet de kandidaat 60 % van de punten behalen op elk gedeelte en 60 % op het geheel van het examen. 3.2 SELECTIECOMMISSIE A.
Geneeskundig onderzoek de korpsgeneesheer Kortrijk
B.
Selectieproeven - 2 ervaringsdeskundigen - 1 selectiedeskundige - de officier-dienstchef
Secretaris : De directeur personeel en organisatie of zijn afgevaardige []
[]
GR 12.03.2007
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
102
ADMINISTRATIEF STATUUT BIJLAGE 1 BIS
FUNCTIEBESCHRIJVINGEN VEILIGHEIDSPERSONEEL
VRIJWILLIGERS
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
103
OVERZICHT VRIJWILLIGE BRANDWEER FUNCTIEBESCHRIJVINGEN - BIJLAGE 1 BIS
FUNCTIEBENAMING
Blz.
1 Brandweerman Korporaal
1.2 1.5
2 Onderofficieren : Sergeant/1 ste Sergeant/Sergeant-Majoor Adjudant
1.6 1.8
3 Officieren : Onderluitenant Luitenant Officier –geneesheer
1.10 1.12 1.13
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
104
FUNCTIE WEDDESCHAAL CATEGORIE AARD VAN DE FUNCTIE
: BRANDWEERMAN : : Vrijwilligers
: Uitvoerend
1. FUNCTIEBESCHRIJVING 1.1. TAAKOMSCHRIJVING De brandweerman is in het bijzonder belast met het uitvoeren van diverse taken bij interventies die tot het operatieve takenpakket van de brandweer behoort. Hij dient deze taken uit te voeren met een berekend risico. Daartoe neemt hij deel aan theoretische en praktische opleidingen. Wanneer er geen interventies zijn kan de brandweerman instaan voor het onderhoud van het materieel, de kledij, specifieke uitrustingen en gebouwen. Hij dient tevens zelfstandig kleine opdrachten uit te voeren eventueel gepaard gaande met het opmaken van een schriftelijk verslag.
1.2. PROFIEL Kennis - algemene kennis - de nodige beroepskennis verwerven tijdens de stageperiode - basiskennis en bewust zijn van het belang van arbeidsveiligheid Vaardigheden - technische vaardigheden bezitten zijn een pluspunt - zowel zelfstandig als in team kunnen werken - kunnen werken onder het gezag van oversten en zich schikken naar het algemeen reglement van orde - kunnen werken onder druk, in gevaarlijke situaties en bij traumatische omstandigheden - blijk geven van een goede fysische conditie Attitudes - positieve en gemotiveerde houding - discreet en betrouwbaar - behulpzaam en vriendelijk - nauwgezet in omgang met publiek en bij de uitvoering van de opgelegde taken - bereid zijn tot het volgen van bijscholing - zijn fysieke paraatheid op peil houden
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
105
2. SELECTIEPROEVEN Om te kunnen deelnemen aan de selectieproeven, dienen de kandidaten VOORAF geschikt bevonden worden ingevolge een geneeskundig onderzoek.
2.1. PROEVEN INZAKE LICHAMELIJKE GESCHIKTHEID Op die proeven staan geen punten. De kandidaten moeten slagen in 8 van de 10 proeven. Het niet slagen in proef C (evenwicht) en proef E (beklimmen van de luchtladder), zijn eliminerend. A. Voorligsteun (10 MAAL) Het lichaam, dat op de handen en op de voeten steunt, vormt een rechte lijn van de schouders tot de hielen terwijl de armen loodrecht op de grond staan. Tijdens de oefening moet de borst de grond lichtjes raken. Armen buigen/strekken B. Buigen van de armen (4 MAAL) In hang aan de boom of de brug, de handen in pronatie, dwz. de palm naar binnen. Het toestel wordt op zulkdanige hoogte geplaatst dat de voeten de grond niet raken. Voor de goede uitvoering is vereist dat de kin boven de brug uitkomt. C. Evenwicht (in 8 SEC.) Twee pogingen worden aan de kandidaat toegestaan. Op een boom van 7 tot 10 cm breed, 3,50 m lang, geplaatst op een hoogte van 1,20 m. Vrije manier van op- en afstijgen; de proef wordt gechronometreerd bij het geven van het signaal wanneer de kandidaat zich in evenwicht op de boom gesteld heeft. De chronometer wordt stilgelegd bij het einde van de parcours, v贸贸r de kandidaat van het toestel afstijgt, de voet voorwaarts gestrekt op het uiteinde van de boom. D. 4 m touw klimmen (in 15 SEC.) (nul meter = ooghoogte) Twee pogingen, met een tussenpoos van 15 min., worden aan de kandidaat toegestaan. Het startsein wordt aan de kandidaat gegeven wanneer deze bij het touw staat, de armen langs het lichaam. E. Beklimmen van de luchtladder (20 m - in 40 SEC.) Twee pogingen, met een tussenpoos van 15 min., worden aan de kandidaat toegestaan. De start gebeurt vanaf de voet van de ladder. De kandidaat houdt de armen langs het lichaam en raakt de ladder niet aan voor de start. De ladder staat nergens tegen en heeft een helling van 70掳. F.
Dragen over 50 meter (in 30 SEC.) Twee pogingen, met een tussenpoos van 30 min., worden aan de kandidaat toegestaan. De proef bestaat in het dragen van een man van hetzelfde gewicht, op 5 kg na, als de drager. Voor de vrouwelijke kandidaten is het dragen van een gewicht beperkt tot 35 kg. Hulpgreep bij een arm en een been. Het startsein wordt aan de kandidaat gegeven wanneer hij de last heeft opgenomen.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
106
G. Lengtesprong, zonder aanloop (2 m) Twee pogingen, met een tussenpoos van 5 min., worden aan de kandidaat toegestaan. Start : voeten gesloten achter een lijn. De afstand wordt bepaald door het dichts bij de startlijn achtergelaten spoor, ongeacht met welk lichaamsdeel de grond wordt geraakt. H. Dieptesprong (2 m) De kandidaat start vanuit de strekstand en mag geen tussensteun hebben. Het neerkomen gebeurt op een tapijt. I.
600 m lopen (in 2 MIN. EN 45 SEC.)
J.
Zwemmen (50 m)
2.2. Mondelinge proef (enkel voor de geschikt bevonden kandidaten in de proeven inzake lichamelijke geschiktheid)
Interview dat peilt naar de motivatie en geschiktheid van de kandidaat. Om geslaagd te zijn moet de kandidaat de score geschikt behalen (60/100)
3. SELECTIECOMMISSIE geneeskundig onderzoek - de korpsgeneesheer proeven inzake lichamelijke geschiktheid - afgevaardigde directie sport - adjudant administratie of afgevaardigde mondelinge proef - officier dienstchef of afgevaardigde - vrijwilliger officier van het korps - adjudant administratie of afgevaardigde (neemt ook de taak van secretaris op)
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
107
FUNCTIE WEDDESCHAAL CATEGORIE AARD VAN DE FUNCTIE
: KORPORAAL : : vrijwilligers
: Uitvoerend / semi-
leidinggevend
1. FUNCTIEBESCHRIJVING 1.1. TAAKOMSCHRIJVING De functie van korporaal is de eerste bevorderingsgraad van brandweerman. De algemene principes van de functiebeschrijving en profiel van brandweerman blijven dus van toepassing. Daarnaast heeft de korporaal beperkte leidinggevende taken zoals : - verantwoordelijk voor de stipte uitvoering van de taken. - het leiden van kleine en dringende interventies hem opgedragen door zijn overste. - rapporteren op een degelijke wijze via de hiĂŤrarchische weg. De korporaal staat verder in voor een goede werksfeer en een samenwerking met de verschillende ploegen. 1.2. PROFIEL Kennis - uitgebreide kennis met betrekking tot het vakgebied, en deze verder op peil houden. Vaardigheden - leiding kunnen geven aan kleine groepen in het uitvoerend werk - kunnen organiseren en plannen op beperkte schaal - sociale contactvaardigheid (o.a. bemiddelen en conflicthantering) - beschikken over de nodige communicatievaardigheden Attitudes - flexibel, hulpvaardig, klantvriendelijk en tactvol - verantwoordelijkheidszin - nemen van initiatieven en gemotiveerde werkhouding
2. BEVORDERINGSVOORWAARDEN - de brandweerman met minstens drie jaar graadanciĂŤnniteit - houder zijn van het brevet van korporaal of gelijkgesteld (verkregen bij een erkend opleidingscentrum) - gunstig advies verkregen hebben van de officier-dienstchef
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
108
FUNCTIE WEDDESCHAAL CATEGORIE AARD VAN DE FUNCTIE
: SERGEANT /1 ste SERGEANT/ SERGEANT-MAJOOR : : vrijwilligers
: Leidinggevend
1. FUNCTIEBESCHRIJVING 1.1. TAAKOMSCHRIJVING De sergeant ressorteert rechtstreeks onder het gezag van de officieren, en behoort tot het leidinggevend middenkader en is de laagste graad van de o/officier. Hij zal constructieve relaties uitbouwen met meerderen, collega's en andere afdelingen. Hij is verantwoordelijk voor de doorstroming van info en overleg, zowel naar "boven als naar beneden". Hij zorgt dus voor een vlotte uitvoering van de werkzaamheden. Dit houdt onder meer in : - het leiden van grotere interventies hem opgedragen door zijn overste - het leiden en stimuleren van medewerkers - het vervullen van de functionele rol van groepsleider - rapporteren aan zijn hiĂŤrarchische overste De algemene principes van de functiebeschrijving en profiel van korporaal blijven van toepassing.
1.2. PROFIEL (aanvullend) Kennis - deskundigheid in het eigen vakgebied en opvolgen van nieuwe technieken - inzicht in minimale administratieve taken Vaardigheden - leidinggevende kwaliteiten bezitten op dit niveau - kunnen organiseren en plannen op grotere schaal - specifieke omgang met medewerkers : nl. motiveren, stimuleren, ondersteunen en bevorderen van de teamgeest - vorming kunnen geven Attitudes - opnemen van verantwoordelijkheid in alle omstandigheden - volgen van vormingssessies op hoger niveau - flexibiliteit
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
109
2. SELECTIEPROEF
Assessment Evaluatie van de overeenstemming van het profiel van de kandidaat met de specifieke vereisten van de functie, evenals van zijn motivatie en van zijn interesse voor het werkterrein aan de hand van vaardigheidsproeven en/of psychotechnische proeven en/of andere testen en/of een praktijksituatie. Om geslaagd te zijn moet de kandidaat de score geschikt behalen (60/100).
3. SELECTIECOMMISSIE - 2 ervaringsdeskundigen - 1 selectiedeskundige - de officier-dienstchef secretaris : de directeur personeel en organisatie of afgevaardigde
4. BEVORDERINGSVOORWAARDEN kan bevorderen tot sergeant - de brandweerman of korporaal met minstens 8 jaar dienstanciĂŤnniteit - houder zijn van het brevet van sergeant of gelijkgesteld (verkregen bij een erkend opleidingscentrum) - slagen in een selectieproef - gunstig advies verkregen hebben van de officier-dienstchef kan bevorderd worden tot 1 ste sergeant : de sergeant met een gunstige evaluatie kan bevorderd worden tot sergeant majoor : de 1 ste sergeant met een gunstige evaluatie
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
110
FUNCTIE WEDDESCHAAL CATEGORIE AARD VAN DE FUNCTIE
: ADJUDANT : : vrijwilligers
: Leidinggevend
1. FUNCTIEBESCHRIJVING 1.1. TAAKOMSCHRIJVING De adjudant ressorteert rechtstreeks onder het gezag van de officieren. Hij is verantwoordelijk voor alle opdrachten en taken die door het personeel dienen uitgevoerd te worden. Dit houdt onder meer in : - het leiden van grotere interventies tot de officier ter plaatse is - het leiden, motiveren en stimuleren van medewerkers - rapporteren aan zijn hiĂŤrarchische overste - het zorgen voor een goede werksfeer en samenwerking tussen de diverse ploegen. De algemene principes van de functiebeschrijving en profiel voor onderofficier zijn hier ook van toepassing.
1.2. PROFIEL (aanvullend) Kennis - ruime kennis van de materie betreffende zijn werkveld - basisinzicht in modellen van management en organisatie Vaardigheden - leidinggevende kwaliteiten hebben om het werk goed te organiseren - leidinggevende kwaliteiten bezitten om interventies goed te laten verlopen - sociale vaardigheden bezitten om het personeel te stimuleren en te motiveren - kennis en informatie kunnen overdragen (o.a. opleiding en training personeel) Attitudes - flexibiliteit en vlotte omgang - openstaan voor nieuwigheden - verantwoordelijkheidsgevoel - zelfstandig kunnen werken
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
111
2. SELECTIEPROEF Assessment Evaluatie van de overeenstemming van het profiel van de kandidaat met de specifieke vereisten van de functie, evenals van zijn motivatie en van zijn interesse voor het werkterrein aan de hand van vaardigheidsproeven en/of psychotechnische proeven en/of andere testen en/of een praktijksituatie. Om geslaagd te zijn moet de kandidaat de score geschikt behalen (60/100). 3. SELECTIECOMMISSIE - 2 ervaringsdeskundigen - 1 selectiedeskundige - de officier-dienstchef secretaris : de directeur personeel en organisatie of afgevaardigde 4. BEVORDERINGSVOORWAARDEN - de sergeant met minstens negen jaar dienstanciĂŤnniteit - houder zijn van het brevet van adjudant of gelijkgesteld (verkregen bij een erkend opleidingscentrum) zoals bepaald in artikel 119 - slagen in een selectieproef - gunstig advies verkregen hebben van de officier-dienstchef
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
112
FUNCTIE WEDDESCHAAL CATEGORIE AARD VAN DE FUNCTIE
: ONDERLUITENANT : : vrijwilligers
: Leidinggevend
1. FUNCTIEBESCHRIJVING 1.1. TAAKOMSCHRIJVING De onderluitenant ressorteert rechtstreeks onder de officier-dienstchef en kan gedelegeerd worden als bevelhebbend officier. Hij zal dus over een onbetwistbaar gezag beschikken bij zijn ondergeschikten. Hij zal juist oordelen waarbij het essentiĂŤle van het bijkomstige wordt onderscheiden. Indien vereist kan hij dus op eigen krachten handelen en zijn optreden aanpassen aan de vereisten van de toestand. Hij is bezorgd om de ploeggeest en is vol overtuiging van het belang van de brandweerdienst. Verder staat hij o.m. in voor : - de doorstroming van info en overleg - het motiveren van medewerkers - het oplossen van conflictsituaties - het leidinggeven bij brandbestrijding en hulpverlening en hij is inzetbaar bij grote interventies en rampen in de provincie. Hij wordt ingeschakeld als officier met weekdienst. Hij treedt op als informant of beoordelaar in het kader van het evaluatiesysteem van het personeel en voert evaluatie en/of functioneringsgesprekken. Hij is mede verantwoordelijk voor de uitvoering van de maatregelen die nodig zijn voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, overeenkomstig art. 28 septies van het Algemeen Reglement van de Arbeidsbescherming. Hij kan ingeschakeld worden als intern of extern opleider van diverse opleidingen met betrekking tot de brandweer. 1.2. PROFIEL Kennis - grondige basiskennis van de regelgeving van de brandweerorganisatie en deze op peil houden. - inzichten in modellen van management - leidinggeven en beleidstechnieken - een adekwate technische kwalificatie - kennis van hulpverlenende instanties - voldoende kennis in de taktiek en techniek van de brandbestrijding en hulpverlening. Vaardigheden - kunnen onderhandelen - kunnen conflicten hanteren - kunnen in staat zijn onderrichtingen en sturing te geven aan een groep of ploeg en samenwerkingsverband tot stand te brengen : groepsgericht leiderschap - kunnen omgaan met stress in crisissituaties - beoordelingsvermogen bezitten, zin voor begrip, samenvatting en kritiek Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
113
- representatieve vaardigheden (vertegenwoordiging van het korps op diverse niveaus) - kunnen leiding geven, plannen en organiseren. - kunnen opleiding verzorgen . - communicatievaardig zijn - snelle en adequate beslissingen kunnen nemen om het personeel en materieel op een efficiĂŤnte en veilige manier te kunnen inzetten. Attitudes - openstaan voor innovatie - vertrouwen oproepen en willen geven - professioneel ingesteld zijn - discreet en loyaal - zin voor verantwoordelijkheid - brede maatschappelijke interesse - het imago van de dienst hoog houden - de fysieke paraatheid op peil willen houden
2. VOORWAARDEN EN SELECTIEPROEVEN conform de bepalingen van het KB. dd. 19 april 1999 en latere wijzigingen
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
114
FUNCTIE WEDDESCHAAL CATEGORIE AARD VAN DE FUNCTIE
: LUITENANT : : vrijwilligers
: Leidinggevend
1. FUNCTIEBESCHRIJVING 1.1. TAAKOMSCHRIJVING Luitenant is de bevorderingsgraad binnen het officierenkader van onderluitenant. Zijn functie blijft in principe ongewijzigd. (cfr. functiebeschrijving en profiel onderluitenant). 1.2. PROFIEL Kennis - grondige basiskennis van de regelgeving van de brandweerorganisatie en deze op peil houden. - Inzichten in modellen van management leidinggeven en beleidstechnieken en begrotingsopmaak - een adekwate technische kwalificatie - kennis van hulpverlenende instanties - voldoende kennis in de taktiek en techniek van de brandbestrijding en hulpverlening. - kennis van brandpreventie Vaardigheden - kunnen onderhandelen - kunnen conflicten hanteren - kunnen in staat zijn onderrichtingen en sturing te geven aan een groep of ploeg en samenwerkingsverband tot stand te brengen : groepsgericht leiderschap - kunnen omgaan met stress in crisissituaties - beoordelingsvermogen bezitten, zin voor begrip, samenvatting en kritiek - representatieve vaardigheden (vertegenwoordiging van het korps op diverse niveaus) - kunnen leiding geven, plannen en organiseren. - kunnen opleiding verzorgen . - communicatievaardig - snelle en adequate beslissingen kunnen nemen om het personeel en materieel op een efficiĂŤnte en veilige manier te kunnen inzetten. Attitudes - openstaan voor innovatie - vertrouwen oproepen en willen geven - professioneel ingesteld zijn - discreet en loyaal - zin voor verantwoordelijkheid - brede maatschappelijke interesse - het imago van de dienst hoog houden - de fysieke paraatheid op peil willen houden
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
115
2. VOORWAARDEN EN SELECTIEPROEVEN conform de bepalingen van het KB. dd. 19 april 1999 en latere wijzigingen
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
116
FUNCTIE WEDDESCHAAL CATEGORIE AARD VAN DE FUNCTIE
: OFFICIER GENEESHEER : : vrijwilligers
: Leidinggevend
1. FUNCTIEBESCHRIJVING 1.1. TAAKOMSCHRIJVING de officier geneesheer staat onder meer in voor de medische onderzoeken bij aanwervings(bevorderings)procedures. Daarnaast vervult hij een ondersteunende rol binnen het korps
2. VOORWAARDEN EN SELECTIEPROEVEN conform de bepalingen van het KB. dd. 19 april 1999 en latere wijzigingen
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
117
ADMINISTRATIEF STATUUT BIJLAGE 2
INDELING DIPLOMA’S EN GETUIGSCHRIFTEN PER NIVEAU ( Regeling Rijksbestuur)
VEILIGHEIDSPERSONEEL
BEROEPSBRANDWEER
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
118
OVERZICHT - BIJLAGE 2
PAG INDELING DIPLOMA'S EN GETUIGSCHRIFTEN PER NIVEAU NIVEAU A NIVEAU A (Overgangsmaatregel) NIVEAU B NIVEAU B (Overgangsmaatregel) NIVEAU C NIVEAU C (Overgangsmaatregel) NIVEAU D NIVEAU E
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
2.1 2.2 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
119
INDELING DIPLOMA'S EN GETUIGSCHRIFTEN PER NIVEAU
1.
De volgende diploma's of getuigschriften worden, naar gelang van het niveau, in aanmerking genomen :
NIVEAU A a)
diploma's van licentiaat, doctor, apotheker, geaggregeerde, burgerlijk ingenieur, landbouwkundig ingenieur, ingenieur voor de scheikunde en de landbouwindustrieĂŤn, handelsingenieur, burgerlijk ingenieur-architect, bioingenieur, arts, tandarts of dierenarts, uitgereikt door de Belgische universiteiten met inbegrip van de aan die universiteiten verbonden scholen, of door de bij de wet of bij decreet daarmee gelijkgestelde instellingen, indien de studies ten minste vier jaar hebben omvat, zelfs als een gedeelte van die studies niet in een van de voormelde onderwijsinstellingen werd volbracht of door een door de Staat of een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie;
b)
diploma's van licentiaat in de handelswetenschappen, van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs in de handelswetenschappen, van handelsingenieur, van licentiaat in de bestuurswetenschappen, van licentiaatvertaler, van licentiaat-tolk, van licentiaat in de nautische wetenschappen, van industrieel ingenieur, van architect of van licentiaat in de toegepaste communicatie, uitgereikt door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling voor hoger onderwijs van het lange type of door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie;
c)
diploma's van interieurarchitect, licentiaat in de produktontwikkeling, meester in de muziek of in de beeldende kunst of in de dramatische kunst of in de audiovisuele kunst uitgereikt door een door de Vlaamse Gemeenschap opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling van het hoger onderwijs van het lange type of door een door deze Gemeenschap ingestelde examencommissie;
d)
getuigschriften uitgereikt aan degenen die geslaagd zijn voor de studies aan de polytechnische afdeling of aan de afdeling "Alle Wapens" van de Koninklijke Militaire School en die krachtens de wet van 11 september 1933 op de bescherming van de titels van het hoger onderwijs gerechtigd zijn tot het voeren van de titel van burgerlijk ingenieur of van licentiaat, met de door de Koning bepaalde kwalificatie.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
120
NIVEAU A (Overgangsmaatregel) a)
diploma uitgereikt door de Koloniale Hogeschool van BelgiĂŤ te Antwerpen of licentiaatsdiploma uitgereikt door het Universitair Instituut voor Overzeese Gebieden te Antwerpen indien de studies ten minste vier jaar hebben omvat;
b)
diploma van licentiaat in de handelswetenschappen, van handelsingenieur, van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs in de handelswetenschappen, van licentiaat-vertaler of van licentiaat-tolk, uitgereikt door instellingen van hoger technisch onderwijs van de derde graad of door instellingen van technisch onderwijs - gerangschikt als handelshogescholen categorie A5 - of door een door de Staat ingestelde examencommissie;
c)
diploma of eindgetuigschrift uitgereikt na een cyclus van vijf jaar door de afdeling bestuurswetenschappen van het "Institut d'enseignement supĂŠrieur Lucien Cooremans" te Brussel of door het Hoger Instituut voor Bestuurs- en Handelswetenschappen te Elsene of door het Provinciaal Hoger Instituut voor Bestuurswetenschappen te Antwerpen.
NIVEAU B a)
getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de hogere cyclus;
b)
diploma van meetkundig schatter van onroerende goederen;
c)
diploma van mijnmeter;
d)
diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, uitgereikt door de instellingen opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen of door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie;
e)
kandidaatsdiploma of -getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie ofwel door de Belgische universiteiten met inbegrip van de aan die universiteiten verbonden scholen, de bij de wet ermee gelijkgestelde instellingen of de instellingen voor hoger onderwijs van het lange type, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen ofwel door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie;
f)
diploma van technisch ingenieur uitgereikt na hogere technische leergangen van de tweede graad;
g)
diploma van een afdeling ingedeeld in het hoger onderwijs van het korte type en voor sociale promotie, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen;
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
121
h)
getuigschrift na het slagen voor de eerste twee studiejaren van de polytechnische afdeling of van de afdeling "Alle Wapens" van de Koninklijke Militaire School;
i)
diploma van hoger kunst- of technisch onderwijs van de 3e, 2e of 1e graad uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een der Gemeenschappen.
NIVEAU B (Overgangsmaatregel) a)
diploma uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie, door de Koloniale Hogeschool van BelgiĂŤ te Antwerpen of kandidaatsdiploma uitgereikt door het Universitair Instituut voor Overzeese Gebieden te Antwerpen;
b)
kandidaatsdiploma uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie door een instelling van hoger technisch onderwijs van de derde graad of door een instelling van technisch onderwijs, gerangschikt als handelshogescholen in de categorie A5;
c)
diploma van burgerlijk conducteur, uitgereikt door een Belgische universiteit;
d)
diploma van technisch ingenieur afgeleverd door een hogere technische school van de tweede graad;
e)
diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, van lager onderwijzer, lagere onderwijzeres of bewaarschoolonderwijzeres;
f)
diploma van gegradueerde in de landbouwwetenschappen, uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 van het koninklijk besluit van 31 oktober 1934 tot vaststelling van de voorwaarden voor het toekennen der diploma's van landbouwkundig ingenieur voor waters en bossen, van koloniaal landbouwkundig ingenieur, van tuinbouwkundig ingenieur, van boerderijbouwkundig ingenieur, van ingenieur der landbouwbedrijven, zoals het werd gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juli 1936;
g)
diploma uitgereikt door een instelling voor het hoger technisch onderwijs van de eerste graad met volledig leerplan opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van regeringswege samengestelde examencommissie;
h)
diploma uitgereikt door een instelling voor hoger technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van regeringswege samengestelde examencommissie en gerangschikt in een van navolgende categorieĂŤn : A1, A6/A1, A7/A1, C1/A1, A8/A1, A1/D, A2/AN, C1/D, C5/C1/D, C1/AN of door een van regeringswege samengestelde examencommissie;
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
122
i)
diploma gerangschikt in de categorie B3/B1, uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een instelling voor technisch onderwijs opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die, bij de toelating, een diploma eist van volledige hogere secundaire studies of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen of een diploma van een afdeling gerangschikt in de categorie B3/B2, uitgereikt door een instelling voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die bij de toelating een diploma eist van lagere secundaire studies of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen.
NIVEAU C a)
gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat of van een van de Gemeenschappen voor het secundair onderwijs uitgereikt getuigschrift van hoger secundair onderwijs;
b)
gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat of van een van de Gemeenschappen voor het secundair onderwijs uitgereikt bekwaamheidsdiploma dat toegang verleent tot het hoger onderwijs;
c)
diploma uitgereikt na het examen bedoeld in artikel 5 van de wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, gecoรถrdineerd op 31 december 1949;
d)
brevet van verpleeg- of ziekenhuisassistent(e) of van verpleger of verpleegster, uitgereikt hetzij door een door de Staat in de categorie van de aanvullende secundaire beroepsscholen opgerichte, gesubsidieerde of erkende verplegingsafdeling, hetzij door een door de Staat of een der Gemeenschappen ingestelde examencommissie;
e)
einddiploma, studiegetuigschrift of getuigschrift uitgereikt na het volgen, met vrucht, van het zesde leerjaar van het algemeen, het technisch, het kunst- of het beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen;
f)
getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de hogere secundaire cyclus;
g)
diploma van een tot de groep handel, administratie en organisatie behorende afdeling van een hogere secundaire technische leergang van een instelling voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen, uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden;
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
123
NIVEAU C (Overgangsmaatregel) a)
getuigschrift uitgereikt na een van de voorbereidende proeven voorgeschreven in de artikelen 10, 10bis en 12 van de op 31 december 1949 gecoördineerde wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, zoals die bepalingen bestonden vóór 8 juni 1964;
b)
gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat voor het hoger middelbaar onderwijs afgeleverd diploma of getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs;
c)
erkend of aanvaard diploma van middelbare studies van de hogere graad (handelsafdeling);
d)
diploma of eindgetuigschrift van hoger middelbaar onderwijs behaald met vrucht;
e)
gehomologeerd diploma van de hogere secundaire technische school of eindgetuigschrift van studies in een hogere secundaire technische school, uitgereikt na een cyclus van drie jaren hogere secundaire studies, met vrucht, door een instelling van technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of diploma van de hogere secundaire technische school uitgereikt door de examencommissie van de Staat;
f)
diploma of eindgetuigschrift van de hogere secundaire technische school vroegere categorieën A2, A6/A2, A6/C1/A2, A7/A2, A8/A2, A2A, C1, C1A, C5/C1, C1/A2 - uitgereikt na een cyclus van drie jaren hogere secundaire studies, met vrucht, door een instelling van technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een examencommissie van de Staat;
g)
gehomologeerd diploma van hogere secundair kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt overeenkomst de voorwaarden bepaald bij het koninklijk besluit van 10 februari 1971 tot vaststelling van de gelijkwaardigheid van het studiepeil van de instellingen voor kunstonderwijs met dat van de hogere secundaire technische school en waarbij de voorwaarden voor het uitreiken van de diploma's bepaald worden en het koninklijk besluit van 25 juni 1976 tot regeling van de studies van sommige hogere secundaire afdelingen van de instellingen voor kunstonderwijs met volledig leerplan;
h)
einddiploma, eindgetuigschrift, studieattest of brevet van het zesde jaar van het kunst- of beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat;
i)
brevet of eindgetuigschrift uitgereikt na afloop van de hogere cyclus van een beroepsafdeling verbonden aan een instelling voor technisch onderwijs opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en gerangschikt in één van de categorieën A4, C3, C2, C5;
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
124
j)
diploma uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een instelling voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B1, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat;
k)
einddiploma of -getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een instelling voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B2, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die bij de toelating een diploma eist van de langere secundaire studies of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen.
NIVEAU D a)
gehomologeerd getuigschrift van lagere secundaire studies of gelijkwaardig getuigschrift uitgereikt door een van regeringswege samengestelde examencommissie;
b)
diploma waaruit blijkt dat het eerste technisch examen - voor het verkrijgen van de titel van meetkundig schatter van onroerende goederen met vrucht werd afgelegd;
c)
getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de lagere secundaire cyclus;
d)
diploma, getuigschrift of attest uitgereikt na het volgen, met vrucht, van het derde leerjaar van het algemeen, het technisch, het kunst- of het beroepssecundaire onderwijs met volledig leerplan, door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door een der Gemeenschappen;
e)
diploma van een tot de groep handel, administratie en organisatie behorende afdeling van een lagere secundaire technische leergang van een instelling voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat, uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden.
Komen eveneens in aanmerking bij overgangsmaatregel : a)
studiegetuigschrift waaruit blijkt dat de eerste twee jaren lagere normaalstudies aangevat onder de regeling van kracht op 31 augustus 1957, met vrucht, werden gevolgd;
b)
diploma of studiegetuigschrift waaruit blijkt dat het derde jaar van het middelbaar onderwijs, met vrucht, gevolgd en beĂŤindigd werd voor het schooljaar 1965-1966 in een door de Staat opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling voor middelbaar onderwijs;
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
125
c)
diploma, getuigschrift of attest waaruit blijkt dat het derde jaar in een technische school of in een technische afdeling toegevoegd aan een middelbare school opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en gerangschikt in één van de hiernavolgende categorieën : A3, A6/A3, A6/C1/A3, A7/A3, A3A, C1, C5/C1, C2Aa, met vrucht werd gevolgd;
d)
getuigschrift van de lagere secundaire beroepsschool uitgereikt, met vrucht, door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat;
e)
brevet of eindgetuigschrift uitgereikt na afloop van de lagere cyclus van een beroepsafdeling verbonden aan een instelling voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en gerangschikt in één van de categorieën A4, C3, C2, C5;
f)
diploma of eindgetuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een instelling voor technisch onderwijs gerangschikt in een categorie B3/B2, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat.
De ambtenaren van het ministerie van het niveau E worden vrijgesteld van de voorwaarde inzake diploma- of studievereiste voor de deelneming aan de vergelijkende wervingsexamens van het niveau D, behalve indien een specifiek, bijzonder of gespecialiseerd diploma vereist wordt voor aanwerving in niveau D.
NIVEAU E Geen diploma of studiegetuigschrift vereist.
2.
De in overeenstemming met een buitenlandse regeling behaalde diploma's en studiegetuigschriften die, krachtens verdragen of internationale overeenkomsten of met toepassing van de procedure voor het verlenen van de gelijkwaardigheid, voorgeschreven bij de wet van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma's en getuigschriften, gelijkwaardig worden verklaard met één van de in deze lijst bedoelde diploma's of studiegetuigschriften worden eveneens in aanmerking genomen.
3.
In afwijking van punt 2 en in toepassing van de richtlijn van de Raad van de EEG van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten, worden in aanmerking genomen voor de toelating : a)
het diploma, getuigschrift of brevet, behaald na een postsecundaire studiecyclus, dat door een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen is voorgeschreven voor de toelating tot een overeenkomstige functie op zijn grondgebied of voor de uitoefening van die functie en dat werd behaald in een lidstaat van de Europese Gemeenschappen;
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
126
b)
het feit dat gedurende ten minste twee jaar tijdens de voorafgaande tien jaar de overeenkomstige functie voltijds werd uitgeoefend in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen, waar de toegang tot de bewuste functie niet is gereglementeerd, voor zover dat de betrokkene ĂŠĂŠn of meer opleidingstitels bezit : - die werden uitgereikt door een bevoegde overheid in een lidstaat van de Europese Gemeenschappen, die werd aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechterlijke bepalingen van die Staat - waaruit blijkt, dat de houder met succes een postsecundaire studiecyclus van ten minste drie jaar of een gelijkwaardige deeltijdse studie heeft gevolgd aan een universiteit of een instelling van hetzelfde opleidingsniveau in een lidstaat van de Europese Gemeenschappen, en, in voorkomend geval, dat hij met succes de beroepsopleiding heeft gevolgd die in aanvulling op de postsecundaire studiecyclus wordt vereist - en die hem op de uitoefening van dat beroep heeft voorbereid.
Teneinde de waarde van de voorgestelde titels te kennen, worden de in punt 3, lettera a en b bedoelde titels voor advies voorgelegd aan de bevoegde onderwijsoverheden. 4.
In afwijking van punt 2, gelden voor de toelating, ook de bepalingen van de richtlijn van de Raad van de EEG van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel voor de erkenning van beroepsopleidingen in het hoger onderwijs van minder dan drie jaar en van de beroepsopleidingen in het secundair onderwijs. Teneinde de waarde van de voorgestelde titels te kennen, worden die titels voor advies voorgelegd aan de bevoegde onderwijsoverheden.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
127
ADMINISTRATIEF STATUUT BIJLAGE 3
DE MODALITEITEN VAN HET EVALUATIESYSTEEM VEILIGHEIDSPERSONEEL
BEROEPSBRANDWEER
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
128
OVERZICHT - BIJLAGE 3 PAG
1.
De evaluatieformulieren 1.1. De evaluatievragenlijsten 1.1.1. Inhoud 1.1.2. Vorm 1.2. De resultatenbladen 1.2.1. Presteren in de huidige functie 1.2.2. Consequenties van de evaluatie met betrekking tot de doelstellingen
2.
Evaluatiebevoegdheid 2.1. Evaluatie van personeel van niveau B en C 2.2. Evaluatie van personeel van niveau A
3.2 3.2 3.2 3.2 3.3 3.3 3.3 3.4 3.4 3.4
3.
Organisatie van de periodieke evaluaties
3.6
4.
Verwerking van de evaluatie
3.7 3.7 3.7 3.7 3.8
4.1. De kwalitatieve omschrijvingen 4.2. De vereiste minimumgrenzen 4.2.1. Definitief benoemden 4.2.2. Op proef benoemden
5.
Evaluatiegesprekken
3.9
6.
Functioneringsgesprekken
3.10
7.
Herzienings- en beroepsmogelijkheden voor personeel van niveau B en C
3.11
7.1. Het aanvragen van een herziening van een evaluatie (bij de herzieningscommissie) 7.1.1. Modaliteiten van het aanvragen 7.1.2. Modaliteiten van behandeling 7.2. Het aantekenen van beroep (bij het college van burgemeester en schepenen 7.2.1. Modaliteiten van het aanvragen 7.2.2. Modaliteiten van behandeling
3.11 3.11 3.11 3.12 3.12 3.12
8.
Beroepsmogelijkheden voor personeel van niveau A
3.13
9.
De herzieningscommissie (voor niveau B en C)
3.14
10. De evaluatie-adviseur
3.15
11. Mogelijkheden voor de beoordelaar om een evaluatie te wijzigen
3.16
12. Praktische uitvoeringsmodaliteiten
3.17
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
129
1. DE EVALUATIEFORMULIEREN
1.1. DE EVALUATIEVRAGENLIJSTEN 1.1.1. INHOUD Voor elke personeelscategorie worden er een aantal specifieke evaluatie-items geformuleerd. Hierbij wordt uitgegaan van die jobaspecten die belangrijk zijn voor die personeelscategorie. De volgende jobaspecten worden weerhouden op basis van de algemene functiebeschrijvingen en profielen : - Brandweer
:
- beroepskennis ; - zelfdiscipline ; - fysische en psychische paraatheid ; - inzet, motivatie en initiatief ; - groepsgeest ; - zelfstandig en logisch denken ; - betrouwbaarheid. - Personeel behorend tot niveau A
:
- vakkennis ; - organisatie van de dienst ; - aandacht voor de medewerkers ; - deontologie en ethiek ; - deskundigheid (inhoudelijk), enkel voor beoordeelden die een leidinggevende graad bekleden, maar geen feitelijke functionele leiding opnemen. P.S. : Bij de keuze van vragenlijst wordt vooral gelet op de inhoud van de functie en niet zo zeer op de aard van de aanstelling. 1.1.2. VORM De beoordelaars evalueren hun medewerker door voor elk evaluatie-item van de evaluatievragenlijst één van de volgende categorieën aan te stippen : categorie A : zeer negatief; categorie B : negatief; categorie C : neutraal; categorie D : positief;, categorie E : zeer positief; categorie X : niet van toepassing. Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
130
1.2. DE RESULTATENBLADEN 1.2.1. PRESTEREN IN DE HUIDIGE FUNCTIE Een eerste resultatenblad bevat : een kwalitatieve omschrijving van het presteren voor ieder afzonderlijk jobaspect enerzijds en voor het totaal "Functioneren in de huidige job" anderzijds. De prestaties kunnen als volgt omschreven worden :
onvoldoende ; zwak ; matig ; bevredigend ; goed ; uitstekend.
1.2.2. CONSEQUENTIES VAN DE EVALUATIE MET BETREKKING TOT DE DOELSTELLINGEN Het tweede resultatenblad bevat: De behaalde scores met betrekking tot de vereiste minimumgrenzen voor de beoogde doelstellingen. Een evaluatie kan gunstig of ongunstig zijn voor mutatie, een volgende weddeschaal in de functionele loopbaan, deelname aan een bevorderingsexamen, bevordering, benoeming of verder zetten van de proeftijd.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
131
2. EVALUATIEBEVOEGDHEID 2.1. EVALUATIE VAN PERSONEEL VAN NIVEAU B, C en D PRINCIPES :
Het betreft zowel : Alle personeelsleden, zowel statutair personeel als personeel op proef, worden door twee hiërarchische chefs beoordeeld : de dienstchef en de naast hogere chef van de beoordeelde.
Indien de dienstchef niet tot niveau A behoort of wanneer de hiërarchische positie van een personeelslid of de beperkte omvang van het personeelsbestand een tweede beoordelaar moeilijk toelaat, zal als (tweede) beoordelaar optreden : de dienstschef
Evaluatie a.d.h.v. de basisvragenlijst + eventueel de lijst "leiding geven - (niveau B).
Voor de concrete namen van de dienstchefs (= hiërarchische chef) wordt er verwezen naar de officiële en geactualiseerde nominatieve lijst, ondertekend door de stadssecretaris, hoofd van het personeel. Een tussentijdse en bijkomende evaluatie kan door de officier-dienstchef (= korpschef) gevraagd worden indien hij dit noodzakelijk acht om zijn advies uit te brengen, in de gevallen waar dit advies wordt voorzien in dit reglement administratief statuut van de brandweer.
2.2. EVALUATIE VAN PERSONEEL VAN NIVEAU A PRINCIPES - Al het personeel van niveau A (op proef benoemden en definitief benoemden) wordt beoordeeld. - evaluatie a.d.h.v. de vragenlijst "Personeel behorend tot niveau A".
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
132
BEVOEGDE BEOORDELAAR(S) : HET BIJZONDER EVALUATIECOMITE Het bijzonder evaluatiecomité bestaat uit 3 stemgerechtigde leden : - de stadssecretaris [en/of de adjunct-stadssecretaris]18 , hoofd van het personeel, voorzitter van het comité; - de evaluatie-adviseur; - het derde stemgerechtigd lid is : - In principe de hiërarchische dienstchef, behorend tot niveau A Bij afwezigheid van een hiërarchische chef fungeert als 3 de lid : - een van de officieren
Beslissingen worden genomen volgens het meerderheidsprincipe : de meerderheid beslist. Het bijzonder evaluatiecomité kan al diegene horen waarvan het meent nuttige informatie te kunnen bekomen. De organisatie van de activiteiten van het bijzonder evaluatiecomité gebeurt door de voorzitter (samenroepen van het comité, opstellen van de agenda, uitnodigen van informanten en beoordeelden, ...)
Bijzonder geval : de dienstchef De dienstchef van de beroepsbrandweer wordt beoordeeld door het College van Burgemeester en Schepenen. Het College kan zich laten bijstaan door externe deskundigen.
[ ]18 GR. 08/10/01
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
133
3. ORGANISATIE VAN DE PERIODIEKE EVALUATIES.
Het opvragen van de tweejaarlijkse periodieke evaluaties van de definitief benoemden wordt gespreid in de tijd. De verschillende personeelsfamilies komen niet tezelfdertijd aan bod. Zij worden op verschillende tijdstippen afgewerkt.
De praktische organisatie van de periodieke evaluatierondes ziet er als volgt uit : Termijn van geldigheid (*) van t/m 1. Brandweer
01/05/X
30/4/X+2
("X" staat voor de onpare jaartallen)
Na het aflopen van de termijn van geldigheid van de vorige evaluatieronde gaat de volgende evaluatieronde in, enz... (*): De geldigheid gaat in de praktijk slechts in na de ondertekening van het evaluatieverslag door de beoordelaar en beoordeelde en na de uitputting van de beroepsmogelijkheden en loopt maximum over 2 jaar.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
134
4. VERWERKING VAN DE EVALUATIE
De hieronder vermelde percenten gelden voor alle personeelsleden (niveau A, B, C en D). 4.1. DE KWALITATIEVE OMSCHRIJVINGEN De grenzen van de kwalitatieve omschrijvingen van de prestaties worden uitgedrukt in percenten : - Onvoldoende
-
49,9 %
- Zwak
50 %
-
54,9 %
- Matig
55 %
-
59,9 %
- Bevredigend 60 %
-
64,9 %
- Goed
65 %
-
74,9 %
- Uitstekend
75 %
4.2. DE VEREISTE MINIMUMGRENZEN Deze grenzen worden ook uitgedrukt in percenten. Bekomen een gunstig, de personeelsleden die voldoen aan volgende vereisten :
4.2.1. DEFINITIEF BENOEMDEN : Vereiste voor bevordering binnen hetzelfde niveau of niveauoverschrijdende bevorderingen : minstens 65 % of GOED. Vereiste voor het bekomen van een volgende weddeschaal minstens 60 % of BEVREDIGEND Vereiste voor deelname aan een bevorderingsexamen : minstens 55 % of MATIG.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
135
Aanvaarding mutatievezoek (uitgaande van het personeelslid) : minstens 55 % of MATIG. Opmerking : Melding van het resultaat aan het College bij een score lager dan 50 % (= onvoldoende).
4.2.2. OP PROEF BENOEMDEN : - Vervolg van de proeftijd (na 6 maanden) : minstens 60 % of BEVREDIGEND. - Definitieve benoeming (na 9 maanden) : minstens 65 % of GOED. - Verlenging van de proeftijd : minstens 60 % of BEVREDIGEND.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
136
5. EVALUATIEGESPREKKEN
5.1. Personeel van niveau B, C, D en E De evaluatie wordt steeds gevolgd door een evaluatiegesprek. De beoordelaardienstchef kan deze evaluatiegesprekken delegeren naar zijn mede beoordelaar, bij voorkeur de naast hogere chef van de beoordeelde. Indien de beoordeelde dit wenst kan hij echter ook een gesprek met de beoordelaardienstchef hebben. Tijdens dit gesprek wordt de evaluatie meegedeeld, toegelicht en besproken en kunnen er eventuele afspraken voor de toekomst worden gemaakt. Na het evaluatiegesprek wordt het evaluatieformulier ondertekend voor kennisname door de beoordeelde. Indien de beoordeelde weigert te ondertekenen dan vermeldt de beoordelaar “weigert te ondertekenen”.
5.2. Personeel van niveau A De evaluatie door het evaluatiecomité wordt steeds gevolgd door een evaluatiegesprek tussen minstens 2 leden van het evaluatiecomité (die daartoe afgevaardigd worden) en de beoordeelde. Indien de beoordeelde dat wenst kan hij steeds een gesprek hebben met het ganse comité. Dezelfde regelen gelden voor de officier-dienstchef.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
137
6. FUNCTIONERINGSGESPREKKEN
Tussen twee evaluatiemomenten wordt minstens één keer per jaar (bij voorkeur binnen het jaar na de tweejaarlijkse evaluatie) een functioneringsgesprek georganiseerd tussen de (dienst)chef en het personeelslid. Het functioneringsgesprek is een open gesprek tussen de (dienst)chef , in principe de naast hogere chef en zijn/haar medewerker met het oog op het positief beïnvloeden van de werksituatie in de toekomst door middel van begeleiding en ontwikkeling en mondt uit in schriftelijke vastgelegde werkafspraken of een werkplanning, waarvan het personeelslid een afschrift bekomt. Dit functioneringsgesprek dient eveneens om diegenen die een ongunstige evaluatie gekregen hebben of een ongunstige of een ongunstig resultaat voor een bepaalde doelstelling, in staat te stellen om de volgende keer wel een gunstige evaluatie te bekomen als de gemaakte afspraken van het functioneringsgesprek voldoende worden nageleefd. Van het functioneringsgesprek wordt een verslag opgemaakt, waarvan beiden partijen een kopie bekomen. Een uittreksel, nl. vermeldingen van de afspraken, dienstoverschrijdende belangen zoals info over opleidingsbehoeften, interesse voor andere functies wordt doorgestuurd naar de evaluatie-adviseur en de personeelsdienst. Elementen die meegenomen worden naar de evaluatie, worden afzonderlijk behandeld.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
138
7. HERZIENINGS- EN BEROEPSMOGELIJKHEDEN VOOR PERSONEEL VAN NIVEAU B, C EN D 7.1. HET AANVRAGEN VAN EEN HERZIENING VAN EEN EVALUATIE (bij de herzieningscommissie) Waarborg Geen enkele beslissing met betrekking tot de doelstellingen voorzien in artikel 63 van het organiek administratief statuut kan genomen worden dan na afhandeling van de herzienings- en beroepsprocedure 7.1.1. MODALITEITEN VAN HET AANVRAGEN Bij het aanvragen van een herziening van een evaluatie bij de herzieningscommissie moet aan de volgende voorwaarden voldaan worden : - de beoordeelde behaalt een ongunstig eindresultaat voor ĂŠĂŠn van de doelstellingen voorzien voor de periodieke evaluatie of met betrekking tot de rechtspositie van het personeelslid ; - de aanvraag tot herziening moet gebeuren binnen de 14 kalenderdagen na de ondertekening van de evaluatie door de beoordeelde, bij middel van een voorgeschreven formulier. dit formulier wordt : - ofwel tegen betekening (ontvangstbewijs) afgegeven aan de voorzitter van de herzieningscommissie, d.i. de evaluatie-adviseur ; - ofwel aangetekend verstuurd naar de evaluatie-adviseur. In dit geval geldt de poststempel als datum van aanvraag tot herziening.
7.1.2. MODALITEITEN VAN BEHANDELING. De voorzitter van de herzieningscommissie roept binnen redelijke termijn de herzieningscommissie samen. De herzieningscommissie hoort al diegene waarvan zij meent nuttige informatie te kunnen bekomen.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
139
De beoordeelde wordt minstens 10 kalenderdagen v贸贸r de zitting van de commissie op de hoogte gebracht van zijn oproeping. De herzieningscommissie doet uitspraak binnen de 14 kalenderdagen na het horen van de betrokkene en brengt de uitslag binnen de 10 kalenderdagen ter kennis van de beoordeelde door middel van een aangetekend schrijven of via zijn diensthoofd, tegen ontvangstbewijs, zoniet wordt geacht dat de commissie zijn herziening heeft ingewilligd. Indien de evaluatie herzien wordt vervangt de gewijzigde versie de oorspronkelijke.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
140
7.2. HET AANTEKENEN VAN BEROEP (bij het College van Burgemeester en Schepenen)
7.2.1. MODALITEITEN VAN HET AANVRAGEN : Indien de herzieningscommissie de ongunstige evaluatie bevestigt of wijzigt in ongunstige zin kan het personeelslid beroep aantekenen bij het College van de Burgemeester en Schepenen. Bij het aantekenen van beroep moet aan de volgende voorwaarden voldaan worden : - het aantekenen van beroep moet gebeuren binnen de 14 kalenderdagen na de ontvangst van de beslissing van de herzieningscommissie. Er wordt hierbij uitgegaan ofwel van de poststempel van het aangetekend schrijven ofwel van de datum van ontvangst genoteerd op het ontvangstbewijs ; - de beoordeelde moet een voorgeschreven formulier invullen ; - dit formulier wordt : - ofwel tegen betekening (ontvangstbewijs) afgegeven aan de voorzitter van de herzieningscommissie, d.i. de evaluatie-adviseur ; - ofwel aangetekend verstuurd naar de evaluatie-adviseur. In dit geval geldt de poststempel als datum van aantekening van beroep.
7.2.2. MODALITEITEN VAN BEHANDELING : Het College van Burgemeester en Schepenen behandelt eveneens binnen redelijke termijn het beroep voor het brandweerpersoneel. Het College van Burgemeester en Schepenen hoort het betrokken personeelslid. Het personeelslid wordt minstens 10 kalenderdagen voorafgaandelijk op de hoogte gebracht van zijn oproeping. Het College van Burgemeester en Schepenen kan ook beslissen tot het horen van de beoordelaar. Het College van Burgemeester en Schepenen doet uitspraak binnen de 14 kalenderdagen na het horen van de betrokkene en brengt de uitslag binnen de 10 kalenderdagen ter kennis van de beoordeelde door middel van een aangetekend schrijven of via zijn dienstchef, tegen ontvangstbewijs, zoniet wordt geacht dat College van Burgemeester en Schepenen zijn beroep heeft ingewilligd. Indien de evaluatie herzien wordt vervangt de gewijzigde versie de oorspronkelijke.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
141
8. BEROEPSMOGELIJKHEDEN VOOR PERSONEEL VAN NIVEAU A
Evaluaties van personeel van niveau A, opgemaakt door de korpsoverste, zijn niet vatbaar voor herziening door de herzieningscommissie.
Rechtstreeks beroep bij het College van Burgemeester en Schepenen is wel mogelijk. Dit gebeurt dan volgens dezelfde modaliteiten als voor het overig personeel (cfr. punt 6.2.), met dien verstande dat : - het beroep moet ingesteld worden binnen de 14 kalenderdagen na het ondertekenen van de beoordeling door de beoordeelde ; - het voorgeschreven formulier voor het aantekenen van beroep moet gericht worden aan de voorzitter van het bijzonder evaluatiecomitĂŠ, d.i. de stadssecretaris. - Het College van Burgemeester en Schepenen kan ook beslissen tot het horen van (de) leden van het bijzonder evaluatiecomitĂŠ. Specifiek geval De officier-dienstchef kan beroep instellen bij de gemeenteraad overeenkomstig dezelfde modaliteiten met die verstande : - het beroep moet ingesteld worden binnen de 14 kalenderdagen na het ondertekenen van de beoordeling door de beoordeelde ; - het voorgeschreven formulier voor het aantekenen van beroep moet gericht worden aan de voorzitter van het bijzonder evaluatiecomitĂŠ, d.i. de stadssecretaris. - De gemeenteraad kan ook beslissen tot het horen van al diegene van wie ze het nuttig acht.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
142
9. DE HERZIENINGSCOMMISSIE (VOOR NIVEAU B, C EN D)
De herzieningscommissie bestaat uit 3 stemgerechtigden : - de evaluatie-adviseur, voorzitter van de commissie ; - de stadssecretaris, hoofd van het personeel ; - de stadsontvanger.
Er zijn tevens 2 vervangers voorzien : - de hoofdingenieur-directeur ; - de rechtskundig adviseur.
De vervangers treden op in geval van afwezigheid van een vast lid of indien een vast lid zelf de beoordelaar is van het personeelslid dat beroep heeft aangetekend :
De commissie omvat ook 3 niet-stemgerechtigden : - de Schepen van Personeel ; - de Schepen van de dienst van de beoordeelde ; - het hoofd van de personeelsdienst, als secretaris-verslaggever.
De herzieningscommissie kan pas geldig vergaderen indien er 3 stemgerechtigde leden aanwezig zijn. De beslissing wordt genomen volgens het meerderheidsprincipe : de meerderheid beslist.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
143
10. DE EVALUATIE-ADVISEUR
Als evaluatie-adviseur wordt de directeur algemene administratie aangewezen. De adviseur heeft binnen het evaluatiesysteem de volgende taken: - controle op het invullen van de evaluatievragenlijsten van het personeel van niveau B, C en D (evaluatiefouten, ...) ;
- controle op de verwerking van de evaluatievragenlijsten ;
- optreden als "klachtenbank" : personeelsleden met klachten kunnen bij de evaluatie-adviseur terecht. Hij kan als bemiddelaar optreden tussen beoordelaar en beoordeelde ;
- contactpersoon van de herzieningscommissie : het indienen van een aanvraag tot herziening van een herzieningscommissie moet gebeuren bij de evaluatie-adviseur. (Voor het personeel van niveau B, C en D moet het aantekenen van beroep bij het College van burgemeester en schepenen ook gebeuren via de evaluatie-adviseur) ;
- organisator van de activiteiten van de herzieningscommissie :
- samenroepen van de commissie : uitnodigen van de leden, beoordelaar en beoordeelde ; - opstellen van de agenda ;
- kennisgeving van de beslissingen van de commissie aan de betrokken partijen ;
- algemene bewaking van het functioneren van het evaluatiesysteem.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
144
11. MOGELIJKHEDEN VOOR DE BEOORDELAAR OM EEN EVALUATIE TE WIJZIGEN
11.1. PERSONEEL VAN NIVEAU B, C, D Naast de beroepsmogelijkheden voor de beoordeelde zijn er voor de beoordelaar ook mogelijkheden voorzien om een wijziging van een evaluatie te bekomen : - na de verwerking van de evaluatie (en vóór het evaluatiegesprek) De beoordelaar(s) beschik(t)ken over een deliberatiemogelijkheid in grensgevallen, mits een gemotiveerd advies. De deliberatie gebeurt in samenspraak met de evaluatie-adviseur. De concrete evaluatiescore (=globale resultaat, procentueel uitgedrukt) van de deliberatie gevallen zal aan de beoordelaar medegedeeld worden.
- na het evaluatiegesprek : Indien het evaluatiegesprek nieuwe feiten aan het licht brengt, ook deze aangebracht ten gevolge van opmerkingen van de beoordeelde, kan de beoordelaar zich richten naar de herzieningscommissie met de vraag de evaluatie te wijzigen mits een gemotiveerd advies. De mogelijkheid om in beroep te gaan blijft open.
11.2. PERSONEEL VAN NIVEAU A Ook het bijzonder evaluatiecomité heeft volgende mogelijkheden om een evaluatie te wijzigen : - na de verwerking van de evaluatie (en vóór het evaluatiegesprek) : Het comité beschikt over een deliberatie mogelijkheid in grensgevallen. De concrete evaluatiescore (= globale resultaat, procentueel uitgedrukt) van de deliberatiegevallen zal aan het comité medegedeeld worden. - na het evaluatiegesprek : Indien het evaluatiegesprek nieuwe feiten aan het licht brengt, ook deze aangebracht ten gevolge van de opmerkingen van de beoordeelde, kan het comité de evaluatie wijzigen. De mogelijkheid om in beroep te gaan blijft open. Dezelfde bepalingen gelden ook van de evaluatie van de officierendienstchef door het College van Burgemeester en Schepenen.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
145
12. PRAKTISCHE UITVOERINGSMODALITEITEN
Het College van Burgemeester en Schepenen legt voldoende praktische uitvoeringsmodaliteiten vast o.m. : - aanduiden van leidinggevende functies die binnen niveau B, C en D aanvullend beoordeeld worden ; - alle praktische richtlijnen om een vlotte uitvoering van het evaluatiesysteem te bevorderen.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
146
ADMINISTRATIEF STATUUT BIJLAGE 4
VORMINGSMODALITEITEN VEILIGHEIDSPERSONEEL
BEROEPSBRANDWEER
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
147
OVERZICHT - BIJLAGE 4
PAG
MODALITEITEN I.V.M. VORMING VAN HET BRANDWEERPERSONEEL §1
De cel "Vorming" : samenstelling en opdracht
2
§2
Erkende instituten voor vorming in het raam van de functionele loopbaan
2
§3
Erkende cursussen in het kader van de niet-verplichte vorming
3
§4
Criteria (voorwaarden) voor toekenning van vrijstelling van verplichte cursussen
3
§5
Samenstelling van de vormingspakketten opgelegd in het raam van 4 de functionele loopbaan
§6
Advies vormingscoördinator - voorwaarden
4
§7
Vormingsverlof
5
§8
Vormingskosten
5
§9
Engagement van het personeelslid
6
§10 Misbruik / Oneigenlijk gebruik van vorming
6
§11 Specifieke regeling
6
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
148
MODALITEITEN I.V.M. VORMING VAN HET BEROEPSBRANDWEERPERSONEEL
ยง 1.
DE CEL 'VORMING' : SAMENSTELLING EN OPDRACHT De cel 'Vorming' heeft als leden : - de vormingscoรถrdinator, voorzitter - een afgevaardigde van de personeelsdienst, - een afgevaardigde van elke personeelscategorie. Zij worden door het College van Burgemeester en Schepenen aangewezen. De stadssecretaris maakt van ambtswege deel uit van de cel "Vorming" De cel "Vorming" heeft volgende opdrachten : - detecteren van vormingsbehoeften, - vaststelling van onthaal- en vormingsprogramma's die aan de behoefte van het bestuur en het personeel beantwoorden, - organisatie van onthaal- en vormingsprogramma's - verlenen van advies omtrent algemene criteria voor deelname aan vormingsactiviteiten, - verlenen van advies bij het beheer van de vormingsbudgetten, - verlenen van advies aan het College van Burgemeester en Schepenen in geval van onduidelijke of complexe situaties, of situaties die niet gespecificeerd zijn in de statutaire bepalingen.
ยง 2.
ERKENDE INSTITUTEN VOOR VORMING IN HET RAAM VAN DE FUNCTIONELE LOOPBAAN Volgende vormingsinstituten komen in aanmerking voor de verzorging van vorming in het kader van de functionele loopbaan : - de West-Vlaamse Brandweerschool - de School voor Bestuursrecht van West-Vlaanderen, - het Westvlaams Instituut voor de Vorming van Overheidspersoneel, - de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, - de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, - de Vormingsinstituten voor K.M.O.. - alle opleidingscentra erkend door het Ministerie van Binnenlandse Zaken of Volksgezondheid. Daarnaast kan het College andere vormingsinstituten waarvan het vormingsaanbod rechtstreeks dienstig is en specifiek beantwoordt aan de behoefte van het personeel erkennen.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
149
§ 3.
ERKENDE CURSUSSEN IN HET KADER VAN DE NIET-VERPLICHTE VORMING
3.1. Erkende cursussen in het kader van de hiërarchische loopbaan ---------------------------------------------------------------------------------------- cursussen West-Vlaamse Brandweerschool - cursussen van de School voor Bestuursrecht van West-Vlaanderen, - cursussen van het Westvlaams Instituut voor de Vorming van Overheidspersoneel, - erkende opleidingen veiligheidskunde (KB 10 augustus 1978) - erkende VLAREM-opleidingen (besluit VE 2 februari 1991) 3.2. Erkende cursussen buiten het kader van de hiërarchische loopbaan --------------------------------------------------------------------------------------------- cursussen georganiseerd door : - West-Vlaamse Brandweerschool - de School voor Bestuursrecht van West-Vlaanderen, - de universiteiten die het diploma of het getuigschrift afleveren van Bestuurskunde en Overheidsmanagement. - WIVO Daarnaast kan het College andere cursussen die rechtstreeks dienstig zijn en specifiek beantwoorden aan de behoefte van het personeel erkennen.
§ 4.
CRITERIA (VOORWAARDEN) VOOR TOEKENNING VAN VRIJSTELLING VOOR VERPLICHTE CURSUSSEN
- er is een duidelijke inhoudelijke overeenstemming tussen de reeds gevolgde vorming en de vooropgezette verplichte vorming, - de genoten vorming werd met gunstig gevolg beëindigd. - de genoten vorming is qua inhoud nog steeds actueel.
§ 5.
SAMENSTELLING VAN DE VORMINGSPAKKETTEN OPGELEGD IN HET RAAM VAN DE FUNCTIONELE LOOPBAAN.
De vormingspakketten opgelegd in het raam van de functionele loopbaan worden vastgelegd in het vormingsplan. Het vormingsplan is een actieplan van de gemeente, opgemaakt door de vormingscoördinator, met betrekking tot de individuele en/of collectieve vormingstrajecten waarbij telkens de inhoud, organisatie en de opvolging worden vastgelegd.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
150
§ 6.
ADVIES VORMINGSCOÖRDINATOR - VOORWAARDEN
Bij het formuleren van de voorstellen houdt de vormingscoördinator rekening met onder meer volgende criteria : - de aangevraagde vorming moet rechtstreeks nuttig zijn voor : ofwel de functionele loopbaan, wat moet blijken uit de functiebeschrijving ofwel de hiërarchische loopbaan, wat moet blijken uit het loopbaan perspectief en de functiebeschrijving ofwel de persoonlijke ontwikkeling of de ontwikkeling van de dienst, wat moet blijken uit ondermeer de functioneringsgesprekken of maatschappelijk evoluties/ trends die een weerslag hebben op de dienstactiviteiten. De vormingscoördinator kan desgevallend nog rekening houden met andere criteria, mits deze verantwoord zijn.
§ 7.
VORMINGSVERLOF
7.1. Verplichte vorming (= vorming voor de functionele loopbaan en vorming opgelegd door het bestuur) - Er wordt dienstvrijstelling of tijdsrecuperatie toegekend à rato van 100 % van de duur van het opgelegde (en effectief bijgewoonde) lestijdenpakket, weliswaar beperkt tot maximaal 7u36/dag en 125 u/schooljaar. - Voor deze vorming wordt tevens een tijdsrecuperatie toegestaan van 100 % van de minimum tijd om de verplaatsing te doen met het openbaar vervoer (voor zover het een verplaatsing betreft buiten een straal van 25 km vanaf het centrum van Kortrijk), weliswaar beperkt tot 1u45 en globaal per dag tot 9u15. - Voor bissen wordt eenzelfde compensatie toegekend. 7.2. Niet-verplichte vorming (= vorming voor de hiërarchische loopbaan en vorming nuttig voor de functie of de dienst) - Er wordt dienstvrijstelling of tijdsrecuperatie toegekend à rato van 50 % van de duur van het opgelegde (en effectief bijgewoonde) lestijdenpakket, weliswaar beperkt tot maximaal 3u48/dag en 60 u/schooljaar. - Voor deze vorming wordt tevens een tijdsrecuperatie toegestaan van 50 % van de minimum tijd om de verplaatsing te doen met het openbaar vervoer (voor zover het een verplaatsing betreft buiten een straal van 25 km, vanaf het centrum van Kortrijk), weliswaar beperkt tot 55' en globaal per dag tot 4u40. - Voor bissen wordt eenzelfde compensatie toegekend, uitgezonderd voor de "andere" vorming (= vorming nuttig voor de functie of de dienst)
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
151
7.3. Deeltijdse personeelsleden krijgen voor de verplichte vorming hetzelfde vormingsverlof als voorzien voor het voltijds personeel. Voor de niet-verplichte vorming krijgt het deeltijds personeel het vormingsverlof (zoals voorzien voor het voltijds personeel) in evenredigheid met de prestatiebreuk. 7.4. Het vormingsverlof moet opgenomen worden tussen het begin en het einde van de vormingsactiviteit. Het vormingsverlof wordt toegekend op voorlegging van de hiervermelde bescheiden : 1. Een getuigschrift van regelmatige inschrijving. 2. Een getuigschrift over de nauwgezetheid (= aanwezigheid) waarmee het personeelslid de vormingsactiviteit heeft gevolgd. Het personeelslid dat een opleiding voortijdig beëindigt meldt dit aan de voorzitter van de cel 'Vorming' binnen de vijf dagen die volgen op de stopzetting. Het voordeel van de dienstvrijstelling of van het vormingsverlof wordt niet meer toegekend vanaf de datum van de hierboven bedoelde melding. Het vormingsverlof kan voor dezelfde cursussen niet gecumuleerd worden met de vergoedingen van sociale promotie, bedoeld bij artikel 5 van het K.B. van 21 augustus 1970 betreffende de toekenning van verlof en van een vergoeding van sociale promotie.
§ 8.
VORMINGSKOSTEN
8.1. Verplichte vorming (= vorming voor de functionele loopbaan en vorming opgelegd door het bestuur) De inschrijvings-, examen- en verplaatsingskosten worden volledig ten laste genomen van het stadsbestuur (ook bij bissen) 8.2. Niet-verplichte vorming (= vorming voor de hiërarchische loopbaan en vorming nuttig voor de functie of de dienst) - voor vorming in het kader van de hiërarchische loopbaan wordt 50 % van de inschrijvings-, examen- en verplaatsingskosten ten laste genomen van het stadsbestuur (ook bij bissen). - de inschrijvings-, examen- en verplaatsingskosten voor "andere" vorming (= vorming nuttig voor de functie of de dienst) blijven volledig ten laste van het personeelslid.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
152
§ 9.
ENGAGEMENT VAN HET PERSONEELSLID
Het personeelslid neemt op zich : - de verantwoordelijkheid en inzet tijdens de vorming en de opleiding ; - de verantwoordelijkheid om in de mate van het mogelijke de vorming en opleiding bij de uitoefening van het takenpakket ten gunste aan te wenden om hierdoor de kwaliteit binnen het bestuur te verhogen. - de evaluatie van de vormingsactiviteit, ten behoeve van het bestuur
§ 10.
MISBRUIK / ONEIGENLIJK GEBRUIK VAN VORMING
In geval van misbruik of oneigenlijk gebruik van vorming neemt het College van Burgemeester en Schepenen, op voorstel van de vormingscoördinator, passende maatregelen.
§ 11.
SPECIFIEKE REGELING
De brandweervrijwilligers kunnen alle cursussen volgen bij erkende opleidingscentra van de brandweer die onmiddellijk nuttig zijn voor hun basisopleiding of hiërarchische loopbaan. De kosten worden ten laste genomen van het stadsbestuur tenzij in geval van misbruik of oneigenlijk gebruik. Bij bissen worden de kosten ten belope van 50 % ten laste genomen door het stadsbestuur. Genieten de duikers van dezelfde faciliteiten en tegemoetkomingen voor het volgen van een duikopleiding als voor het volgen van andere brandweeropleidingen. Worden de kosten die verbonden zijn aan de duikopleiding ten laste genomen van het bestuur. De kosten terugbetaald voor lidmaatschap van een erkende duikclub, die noodzakelijk is om over een geldige duikerslicentie te kunnen beschikken. Ingangsdatum : 1 januari 200113
13 GR. 12/02/01
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
153
ADMINISTRATIEF STATUUT BIJLAGE 5
TER INFO REGLEMENTERING BETREFFENDE DE DIENST- EN RUSTTIJDEN (besluit van de burgemeester dd. 23/10/1991)
VEILIGHEIDSPERSONEEL
BEROEPSBRANDWEER
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
154
In uitvoering van artikel 10 van het reglement voor de organisatie van de gemeentelijke gemengde brandweerdienst wordt de dienstregeling van het beroepsbrandweerpersoneel als volgt geregeld : 1. PRINCIPE ------------------De leden van de beroepsafdeling, uitgezonderd de officieren en het personeel van de dagdienst, zijn onderworpen aan een ploegsysteem. De leden van de ploegdienst staan in voor de verzekering van de permanentie wordt opgelegd door de burgemeester. Deze permanentie kan verschillen op weekdagen en weekends. Ter aanvulling van de permanentie fungeren in eerste orde de leden van de dagdienst, teneinde onderbezetting in de permanentie te ondervangen. Het aantal effectieve te presteren dagen (d) om de opgelegde permanentie te verzekeren is gelijk aan het quotient van de deling van nodige mandagen (m.d.) door het aantal beschikbare personeelsleden (b.p.) vermenigvuldigd met de opgelegde permanentie (p) of d = m.d. x p b.p. Dit is een gemiddeld cijfer
Uit het hiervoor bepaalde aantal dagen, gedeeld door de eenheid van periode (vb. 24 u = 1 periode), uitgedrukt in dagen, volgt het aantal perioden door de personeelsleden te presteren (het quotient wordt afgerond naar boven) 2. DIENSTTABEL ------------------------De officier-dienstchef stelt de diensttabel op waarop het aantal te presteren perioden vermeld worden per personeelslid en een gelijkmatige spreiding wordt gewaarborgd. De dienstchef houdt daarbij rekening met een evenredige verdeling van zon- en feestdagen, een minimum jaarlijkse vakantieperiode van 7 opeenvolgende kalenderdagen, alsook met de specifieke vereisten van bezetting in bepaalde functies (ploegoverste centralist - ambulancier......) Het personeelslid krijgt ten laatste op 1 december kennis van het voorstel en de diensttabel van het komend jaar. Het betrokken-personeelslid kan, in onderling overleg met de officierdienstchef wijzigingen aanbrengen aan de diensttabel, uiterlijk tot 15 december voor de volgende januarimaand en tot 15 januari voor de resterende maanden. In de loop van het dienstjaar kan de officier-dienstchef, in het belang van de dienst, voor onvoorziene gevallen nog wijzigingen toestaan. De definitieve diensttabel, alsook elke wijziging wordt voor gezien ondertekend door elk betrokken lid van de ploegdienst.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
155
3. RUST, VAKANTIE EN INHAALVERLOFDAGEN ------------------------------------------------------------------- Het negatief van voormeld werkschema geeft de dagen in het jaar aan dat het personeelslid niet met dienst is. Per personeelslid bepaalt de personeelsdienst, in toepassing van het organiek administratief statuut, het aantal jaarlijkse vakantiedagen, dienstvrijstellingen.... waarop het recht heeft, omgerekend in eenheden gelijk aan de werkperiode. - Het complement hieraan, in dezelfde eenheden uitgedrukt en verrekend naar het maximum aantal perioden, wordt beschouwd als rustdagen. Het maximum aantal perioden wordt bepaald door het aantal dagen in het jaar te vermenigvuldigen met het aantal perioden per dag en te delen door het aantal ploegen. In de meeste gevallen zal het totaal niet te presteren perioden gelijk zijn aan het totaal te presteren perioden. - Het jaarlijks vakantieverlof wordt door het personeel aangevraagd en door de commandant-dienstchef vermeld op de diensttabel indient het in overeenstemming is met de goede werking van de dienst. (Permanentiewaarborg) Het complement van rustdagen wordt bepaald op de diensttabel door de commandantdienstchef. - De rustdagen waarvan de toekenning is vastgesteld volgens de diensttabel worden als verleend beschouwd wanneer ze samenvallen met of begrepen zijn in een periode van afwezigheid wegens ziekte of verwonding, oproeping of wederoproeping onder de wapens, verlof zonder bezoldiging, niet toegelaten afwezigheid, preventieve schorsing tuchtschorsing. WAARBORG : Maandelijkse weekeinden De toekenning van de rustdagen moet zodanig geregeld worden dat het personeel ten minste eens per kalendermaand over een vrij weekeinde beschikt. Bovendien mag er tussen twee vrije opeenvolgende maandelijkse weekenden geen periode van meer dan vijf weken liggen. Onder weekeinde dient verstaan : een periode van tenminste 48 uren die de twee middernachten van zaterdag en zondag omvat (dit is van zaterdag 8 u tot maandag 8 u)
4. BUITENGEWONE PRESTATIES ------------------------------------------------Buitengewone prestaties, voortvloeiend uit dringende oproepen onder het stand-bypersoneel of geleverd voor bijzondere interventies, aansluitend op de normale dienst, worden in principe gecompenseerd in verlof binnen een periode van 3 maand na de prestatie.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
156
Indien de bijzondere prestaties binnen voornoemde periode niet kunnen gecompenseerd worden, worden zij betaald overeenkomstig artikel41 bis van het reglement voor de organisatie van de gemeentelijke gemengde brandweerdienst.
Voor buitengewone prestaties n.a.v. dringende interventies, voorzien in de M.O. dd. 29 november 1967 wordt elk begonnen uur gerekend voor een vol uur met een minimum van 2 uur uitgezonderd de prestatie opgenomen onder nr. 22 (uitroeien van wespennesten) Voor interventies tijdens de nacht, tussen 22 u en 6 u wordt het compensatieverlof verhoogd met 50 %. Voor interventies op zondag en wettelijke feestdagen, zowel bij dag of bij nacht, bedraagt de verhoging 100 %. Afrondingen in voormelde berekeningen, welke tot meer of minprestatie van het vereiste aantal te presteren periodes aanleiding geeft, worden in uren omgerekend. Zij worden samen met de buitengewone prestaties in uren gecompenseerd, rekening houdend met de goede werking van de dienst en de gelijkmatige spreiding van de prestaties. Illustratie - toepassing reglement rust- en diensttijden - bepaling van te presteren perioden. Voorbeeld : - opgelegde permanentie - beschikbaar - nodige man-dagen - te presteren dagen - de periode is 24 uur = 1 dag - te presteren perioden
11 man 44 man 365 x 11 = 4.015 4.01 5 : 44 = 91,2 91,2 : 1 = 91,2
Elk personeelslid in ploeg tewerkgesteld zal dus 92 perioden van 24 uur presteren.
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
157
ADMINISTRATIEF STATUUT BIJLAGE 6
LIJST VAN BREVETTEN (K.B. 19.3.1997) VEILIGHEIDSPERSONEEL
BEROEPSBRANDWEER
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
158
LIJST VAN BREVETTEN INZAKE BRANDWEER 1. brevet van brandweerman 2. brevet van korporaal 3. brevet van sergeant 4. brevet van adjudant Met de brevetten van korporaal, sergeant en adjudant worden gelijkgesteld : 1° het brevet van onderofficier dat vóór de datum van inwerkingtreking van dit besluit werd uitgereikt door de erkende opleidingscentra voor de brandweer of de provinciale brandweerfederaties ; 2° het getuigschrift van kandidaat-onderofficier dat door de bevoegde overheid werd afgegeven op basis van een vóór 31 december 1993 genomen beslissing ; 3° de vroegere door de Staat uitgereikte brevetten A, B en C ; 4° het vroegere brevet van kandidaat-beroepsofficier. 5. brevet van onderluitenant [met het brevet van onderluitenant wordt gelijkgesteld : - het brevet van kandidaat-beroepsofficier uitgereikt vóór de datum van inwerkingtreding van het K.B. dd. 19.03.97 - De brevetten A, B en C, uitgereikt vóór de inwerkingtreding van het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 1997, worden voor de vrijwillige leden van de brandweer gelijkgesteld met het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van onderluitenant. De gelijkstelling van de brevetten A, B en C met het brevet van onderluitenant geeft slechts toegang tot de graad van onderluitenant-vrijwilliger]8 6. brevet van technicus brandvoorkoming 7. brevet van dienstchef Voor de benoeming tot dienstchef wordt het vroegere brevet van kandidaat-beroepsofficier gelijkgesteld met het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van onderluitenant.
De vroegere brevetten A, B en C worden voor de vrijwillige leden van de brandweer gelijkgesteld met het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van onderluitenant. De gelijkstelling van de brevetten A, B en C met het brevet van onderluitenant geeft slechts toegang tot de graad van onderluitenant-vrijwilliger.
[ ]8 GR. 09.07.99
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
159
ADMINISTRATIEF STATUUT BIJLAGE 7
DIPLOMAVEREISTEN OFFICIER (K.B. 20 juli 1972, gewijzigd in latere data) VEILIGHEIDSPERSONEEL
BEROEPSBRANDWEER 8 (wordt opgeheven = de regeling onder bijlage 2 – rijksbesturen is bijgevolg ook van toepassing op de officieren)
8 GR. 09/07/99
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
160
ADMINISTRATIEF STATUUT BIJLAGE 8
materieel voorzien in bijlage 2 van het K.B. van 8 november 1967 VEILIGHEIDSPERSONEEL
BEROEPSBRANDWEER
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
161
BRANDWEERDIENST KORTRIJK VOERTUIGENPARK HOOFDPOST KORTRIJK. Stadsnummer 01 13 15 17 18 19 20 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 39 40 41 42 43
Nummerplaat 95J27 BCH-093 PFE-722 421VM 44JV8 GYV-381 1SX81 NGC-598 -----7Y355 RL308 781DS 3338B EZD-886 PEY-864 EAL-204 FDA-317 BUX-257 CZX-514
Bouwjaar 1981 1986 1995 1991 1996 1996 1991 1994 1989 1971 1991 1991 1976 1994 1995 1979 1992 1983 1984
Merk RENAULT RENAULT RENAULT VOLKSWAGEN OPEL MERCEDES PEUGEOT IVECO DORY BEDFORD VOLKSWAGEN VOLKSWAGEN FORD MERCEDES PEUGEOT M.A.N. RENAULT RENAULT RENAULT
Aard ELEVATOR DIENSTWAGEN MATERIEELWAGEN ZIEKENWAGEN 223 COMMANDOWAGEN AUTOPOMP DIENSTWAGEN LADDERWAGEN BOOT AUTOPOMP ZIEKENWAGEN 318 ZIEKENWAGEN 146 DUIKERSWAGEN SNELLE HULPWAGEN ZIEKENWAGEN 53 TANKWAGEN MATERIAALWAGEN LADDERWAGEN SCHUIMAUTOPOMP
Reg.Nr. K01R K13R K15R K17R K18R K19R K20R K24R K25R K26R K27R K28R K29R K30R K31R K32R K33R K34R K35R K36R K37R K39R K40R K41R K42R K43R
KDY-648 NGD-492 EVC-208 UHF-775
1991 1993 1994 1995 1977
FIAT FIAT PEUGEOT DEBLAERE CITROEN
DIENSTWAGEN M.U.G. 441 M.U.G. 452 SLANGENAANHANGER MEETWAGEN
Bouwjaar 1981 1991 1981
Merk RENAULT PEUGEOT MERCEDES
Aard AUTOPOMP MATERIEELWAGEN MATERIAALWAGEN
Reg.Nr. K11O K14O K23O
Bouwjaar 1981 1981 1995
Merk MAGIRUS MERCEDES RENAULT
1968
SIGMUND
Aard LADDERWAGEN AUTOPOMP MATERIEELWAGEN MATETRAALWAGEN AANHANGPOMP
Reg.Nr. H06Z H09Z H16Z H22Z H38Z
Bouwjaar 1980 1995 1979
Merk MERCEDES FORD MERCEDES
Aard AUTOPOMP MATERIEELWAGEN MATERIAALWAGEN
Reg.Nr. B02G B05G B08G
Bouwjaar 1981 1979 1991
Merk MERCEDES MERCEDES PEUGEOT
Aard AUTOPOMP MATERIAALWAGEN MATERIEELWAGEN
Reg.Nr. M04B M07B M12B
BIJPOST KORTRIJK Stadsnummer 11 14 23
Nummerplaat 5H220 870K9 5H221
BIJPOST HEULE Stadsnummer 06 09 16 22 38
Nummerplaat EET-857 9C835 PGT-719 5H224 UHX-424
BIJPOST BISSEGEM Stadsnummer 02 05 08
Nummerplaat F7884 CPL-528 17ZZ2
BIJPOST MARKE Stadsnummer 04 07 12
Nummerplaat 381J9 3R306 AFP-963
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
162
BIJPOST AALBEKE Stadsnummer 03 10 21
Nummerplaat 9F373 82NU6 L7367
Bouwjaar 1980 1995 1981
Merk MERCEDES FORD MERCEDES
Aard MATERIAALWAGEN MATERIEELWAGEN AUTOPOMP
Reg.Nr. A03W A10W A21W
Tabel : Materieel van Brandweerdienst Stad Kortrijk volgens KB. 8 nov. 67, bijlage 2. Benaming van het materieel Autopomp Autopomp “alle terrein� Personeels- en gereedschapsbrandweerwagen Brandblusboot Draagbare motorpomp Draagbare motorpomp op aanhangwagen Motorpomp groot vermogen Ledigingsmotorpomp Automatische autoladder Automatische auto-elevator Commandowagen Brandweerwagen met poederinstallatie Aanhangwagen met poederinstallatie Ambulancewagen Schuifladder Haakladder Stroomaggregaat Schijnwerper Emmerpomp CO2 snelblusser of poedersnelblusser Persluchttoestel (isoleermasker) Luchtcompressor Brandwerende kledij Persslangen en koppelingen Radiotelefonische uitrusting: vaste post mobiele post draagbare post Rookventilator Toestel voor levensopwekking Opsporen van radioactiviteit : detector individuele dosismeter Gasdetector Explosiemeter
Aantal 8 5
Bemerkingen excl. tankwagen, incl. schuimautopomp
5 1 9 3 1 1 1 4 3/autopomp 1/autopomp 17 15 1 13
excl. vaste schijwerpers op wagens snelblussers op basis van water : 13
40 1 12000 m 1 1/voertuig 18 3 2 2 8 1 2
Administratief statuut -Brandweerpersoneel -G.R. 4 juli 1997
163