2 minute read
‘GEEN WONING GEEN KRONING’
De
Advertisement
tekst Joke van der Weij
Een exemplaar van de Handleiding voor Krakers – ‘Red un pandje, bezet un pandje’ uit 1969 staat online te koop. Uitgegeven in Amsterdam, kost nu 100 euro. Daar kon je in die tijd maandenlang een huis voor huren, alleen was het er niet. De woningnood was hoog, door de naoorlogse babyboomers die nu ook weleens op zichzelf wilden wonen én omdat veel woningen in handen waren van speculanten die hun bezit liever lieten verkrotten om het te kunnen slopen. Dat begon te schuren.
In de begintijd bestond kraken voornamelijk uit strijd tussen woningbezetters en de knokploegen van huiseigenaren die de krakers er meteen weer uit mieterden. Online zijn zwart-witfilmpjes te zien van wanhopige jonge gezinnen die keurig alle trappen vegen in hun gekraakte pand, om na drie dagen weer te moeten vertrekken. Daar was begrip voor onder de bevolking. Ook de kinderen van ome Joop en tante Bep moesten immers eindeloos bij hun ouders blijven wonen omdat er geen enkel zicht was op een huisje. De onvrede werd steeds breder, kraken werd steeds gewoner. Wat moest je anders?
Met Koevoet
In 1968 maakte de gemeente Amsterdam haar plannen bekend om een flink stuk van de Nieuwmarkt slopen ten behoeve van de metroaanleg. Koöperatief Woningburo De Kraker (doet het steeds vaker) werd opgericht. Het meer praktisch ingestelde Woningburo De Koevoet (weet hoe het moet) hielp een eenvoudige kraker zonder veel gedoe (maar mét een koevoet) aan een woning. Toen in 1975 daadwerkelijk grootschalige ontruiming van de Nieuwmarkt dreigde, kwamen krakers en bewoners massaal in opstand tegen het (linkse!) stadsbestuur. Nog lang stond daar op een muur: ‘De allerslechtsten zijn de als links vermomde rechtsen. Mijd ze als de pest, want ze zijn erger dan de rest.’ Maar de echte bloeitijd van de Amsterdamse kraakbeweging kwam in de jaren tachtig. Toen begin 1980 een groot pand aan de Vondelstraat voor de tweede keer gekraakt was, zette de politie Leopard-tanks en pantservoertuigen in om de metershoge barricades weg te werken. Deze oorlogsbeelden uit eigen stad wekten verontwaardiging. Het feit dat er zó werd opgetreden tegen jongeren die alleen maar optraden tegen de woningnood, bracht de krakers veel sympathie. Nu doorpakken was het devies. Op 30 april zou Beatrix ingehuldigd worden. Die dag werd uitgeroepen tot Nationale Kraakdag. Het schoot de krakers en ook veel ‘gewone mensen’ in het verkeerde keelgat dat er miljoenen besteed werden aan de renovatie van koninklijke paleizen terwijl dat geld beter gebruikt kon worden om een fatsoenlijk optrekje te bouwen voor woningzoekende Amsterdammers.
ROOKBOMMEN EN TRAANGAS
‘Geen woning, geen kroning’ leidde tot een ware veldslag in de stad. Vanuit kraakbolwerk ‘De Groote Keijser’ werd de aanval op de Dam gecoördineerd. Niet alleen krakers deden mee, ook ‘autonomen’ en een deel van de Ajax F-side. Dit divers samengestelde leger trok vanaf de Dokwerker op richting stad. De slag om de Blauwbrug was een feit, het bouwmateriaal voor de verbouwing van de Stopera diende als munitie. Het was oorlog in de binnenstad die blauw stond van de rookbommen en het traangas. Het kroningsoproer kon niet verhinderen dat de kroning doorging. Wat de krakers wel gewonnen hadden was aandacht, maar die viel niet onverdeeld gunstig uit. Het geweld stootte veel mensen af. Ook de kraakbeweging zelf, altijd al een bonte verzameling mensen, viel uiteen. Veel krakers richtten zich op politiek activisme, werden kunstenaar of begonnen een veganistisch restaurant. Vreemd genoeg was de Nederlandse regering er al die tijd niet in geslaagd om het kraken an sich strafbaar te krijgen. Maar geoorloofd was het ook niet; een typisch Nederlandse constructie. Pas vanaf 1 oktober 2010 was kraken wettelijk verboden. Dat betekende niet dat het niet meer gebeurde. Maar de echte, rauwe, idealistische en fanatieke kraakwereld, die was geschiedenis.