De Flandriens deMENSEN

Page 1

DE FLANDRIENS Fotoboek


2


3


“Een ode aan de flandriens, aan echte wielerkampioenen die nooit uit het collectieve geheugen mogen verdwijnen.� 4


W

as Eddy Merckx een echte flandrien? Hijzelf zegt van wel. Zijn rendement in rotweer, zijn energieke stijl en zijn onblusbare drang pleiten inderdaad voor een ja-antwoord. Maar waarom won hij Parijs-Roubaix dan slechts drie keer en – vreemder nog - de Ronde van Vlaanderen maar twee keer? De vraag lijkt een boutade, maar dit zijn toch de wedstrijden bij uitstek waarin hij zich als vechtjas kon onderscheiden. Per slot van rekening won Merckx alles waar hij uitstekend in was minstens vijf keer. Kon hij zich dan op het weerbarstige kasseienterrein minder goed uitleven? De kans is klein, al liet hij zich ooit ontvallen dat hij door al dat draaien en keren nooit tot volle snelheid kwam. Het antwoord is genuanceerder en moet vooral bij het niveau van de tegenstand gezocht worden. Die was in onze koersen groter dan elders. Wat nu geldt, gold ook in de jaren zeventig. Vlamingen beten zich hardnekkiger dan anders vast in de koersen waarin ook hun ‘vaderen’ schitterden. De Ronde en Parijs-Roubaix moesten koste wat het kost op de erelijst of waren de laatste bastions die prijsgegeven werden. Rik Van Looy weigerde zijn status van keizer af te staan, Walter Godefroot wilde een stuk van Merckx’ roem afknabbelen. Oplossing: een natuurlijke entente. Die twee winden er zelfs nu geen doekjes om: Van Looy zocht bestendig Merckx’ wiel en Godefroot maakte dat irritatiewerk gezwind af. Als hij dat niet deed, was daar Eric Leman, een hyperspecialist avant la lettre. Lemantje, een pezige, rappe vent, had maar één doel: in de Ronde boven zichzelf uitgroeien. En bijgevolg Merckx volgen en vloeren. Deed hij tot drie keer toe met succes. Neen, Eric Leman was geen kleine coureur. Alsof zoveel weerwerk niet volstond, stond ook ene Roger De Vlaemick op. Hij, de stijlrijke, tot de laatste der dagen in weerbarstig winnaarsvel gestoken. Hij ging nog een stap verder. De Vlaeminck won Parijs-Roubaix niet minder dan vier keer, maar lachte alleen in 1975 breeduit. Omdat hij toen na een beklijvende sprint Merckx naar plaats twee verwees. Liever boven Merckx dan naast Dierickx of Teirlinck op het podium. Alleen de allergrootste van de sterkste generatie ooit verslaan schonk voldoening en dat op de heilige grond die monumenten sloopt. Nog meer dan in het lijf zit het flandrien-zijn in het brein. Die term is niet meer of niet minder dan een bekroning van een onwrikbaar karakter, van een stalen wil die stenen splijt en heuvels verzet. Dit unieke boek is een aaneenschakeling van verhalen over buitengewone prestaties, verdoken naijver, sombere intriges en eeuwig smeulende rivaliteit. Maar het werk is bovenal een ode aan de flandriens, aan echte wielerkampioenen die nooit uit het collectieve geheugen mogen verdwijnen. Michel Wuyts

5


6

Rik Van Looy

9

Eddy Merckx

15

Walter Godefroot

21

Eric Leman

27

Roger De Vlaeminck

33

Eddy Planckaert

39

Eric Vanderaerden

45

Edwig Van Hooydonck

51

Johan Museeuw

57

Peter Van Petegem

63

Tom Boonen

69

Stijn Devolder

75


7


Flandriens, dwangarbeiders van de... piste en de weg

8


RIK VAN LOOY

Ron de va n V l a a n der en 1959 - 1ste 1960 - 3de 1962 - 1ste

Pa rijs- Rouba ix 1958 - 3de 1961 - 1ste 1962 - 1ste 1963 - 2de 1965 - 1ste 1967 - 2de

9


10


“Alle renners die mij opvielen in andere ploegen probeerde ik in ons team te krijgen. Ik polste dan bij Lomme Driessens of we enkele renners het volgende jaar bij ons konden krijgen. Dan moesten we er al zeker niet tégen rijden.”

11


12


Alleen op die streep af, vind ik het machtigste wat er is

O

pvallend aan vele overwinningen van Van Looy was dat hij nauwelijks juichte toen hij over de streep reed, in tegenstelling tot de theaterstukjes die veel renners de jongste jaren opvoeren aan de finish. “Het meeste plezier aan een overwinning beleefde ik voordat ik aan de streep kwam. Op de meet, da’s een seconde, en dan is het gedaan. Dan had ik mijn plezier al gehad. Daarom kwam ik ook liefst alleen aan, hoewel ik een sterke sprinter was. In Parijs-Roubaix dertig kilometer alleen op kop rijden, alleen op die streep af, vind ik het machtigste wat er is. Dan kom je aan die meet en is het spijtig dat het gedaan is, hé? Of niet spijtig, maar toch: dan houdt alles op.”

“Ik was dikwijls doodmoe. Maar dan redeneerde ik altijd dat die mannen die bij mij reden minstens even vermoeid waren. Want die waren niet beter, en nooit beter geweest dan ikzelf. Dat was mijn redenering. Daar trok ik mij aan op.”

13


Het was slecht weer, ik voelde mij goed, ik reed over de kasseien en ik koerste gewoon weg. 14


EDDY MERCKX

Ron de va n V l a a n der en 1967 - 3de 1969 - 1ste 1970 - 3de 1973 - 3de 1975 - 1ste

Pa rijs- Rouba ix 1968 - 1ste 1969 - 2de 1970 - 1ste 1973 - 1ste 1975 - 2de

15


16


“Om Parijs-Roubaix te winnen met meer dan vijf minuten voorsprong op die mannen, ik denk toch dat het een van de grote momenten is van mijn loopbaan.�

17


“Hoe zwaarder de wedstrijd, hoe beter voor mij. Wind en regen matten de spurters af. Zo voelde ik me de sterkste.�

18


EERST DE PLOEGMAATS, DAN DE SPORTBESTUURDER

D

e heerschappij van Merckx was nu een feit in de rittenwedstrijden, de tijdritten en de klimkoersen. In 1969 mocht hij zich ook definitief flandrien noemen. Want Vlaanderen en zijn Ronde moesten er aan geloven. Merckx voerde er in helse omstandigheden een groots nummer op. Hij raakte al vroeg in de wedstrijd met een twintigtal renners voorop, maar voelde dat het niet goed ronddraaide in die groep. De aanval is de beste verdediging, dacht Merckx, en hij schoot uit de kopgroep weg op 75 kilometer van de aankomst. “Ik deed toch al het meeste werk in die groep. Als ik zo op kop bleef rijden, hadden er zeker een paar snelle mannen zoals Marino Basso van geprofiteerd op het einde. Dus ik vond het beter om er van weg te rijden. Dan was het aan de anderen om mij bij te halen.” Zo simpel was dat. Maar niet volgens Lomme Driessens, de sportbestuurder van Merckx. Die kwam vragen of hij gek was, alleen gaan op 75 kilometer van de aankomst. De krachtterm van de ontketende Merckx als reactie houdt hij veertig jaar later liever voor zichzelf. “Ik had toen een gespannen relatie met Driessens. Als je dan in dat slechte weer aan het afzien bent, dan zeg je al eens iets wat je normaal niet zou zeggen”, aldus Merckx, die verder diplomatisch blijft als hij het heeft over de sportbestuurder die mee de grote successen vierde van zijn kopman. “Lomme was een heel enthousiast mens, en zeker ook een goede sportbestuurder. Maar tussen Lomme en mij klikte het nooit echt. Hij wou bijvoorbeeld ’s avonds met mij en zijn vrienden uit eten gaan. Ik aanvaardde dat niet, ik wou bij mijn ploegmaats zijn. Dat heeft de band versterkt tussen mij en mijn teamgenoten, tot op vandaag.”

19


“Ik was altijd een voorzichtige renner, maar die dag was ik overmoedig, ik kon niet verliezen.� 20


WALTER GODEFROOT

Ron de va n V l a a n der en 1968 - 1ste 1970 - 2de 1978 - 1ste

Pa rijs- Rouba ix 1968 - 3de 1969 - 1ste 1973 - 2de

21


22


“Er zijn twee wedstrijdorganisatoren die meer mogen dan de rest, en dat zijn die van de Ronde en Parijs-Roubaix. Renners zijn niet verplicht om te gaan, hé. Als je daar problemen mee hebt, moet je thuisblijven.”

23


24


Ik kon al gelukkig zijn als ik goed had gereden

W

alter Godefroot wordt nogal eens ingedeeld bij de spurters door zijn sterk eindschot. Toch benadrukt hij graag dat hij een allround klassiek renner was, met behalve overwinningen in massasprints en in de Vlaamse kasseiklassiekers ook nog een Luik-Bastenaken-Luik op zijn palmares. Waarin hij naar eigen zeggen wél tekortschoot, ook als flandrien, was de winnaarsmentaliteit: “Ik ben ervan overtuigd dat echte winnaarstypes alleen gelukkig zijn als ze een zege behalen. Ik kon al gelukkig zijn als ik goed had gereden. Zelfs wanneer ik pech had. Verliezen vond ik spijtig, maar niet meer dan dat.”

“Zoals de renners nu grootgebracht worden met drempels en rotondes, zijn wij grootgebracht op de kasseien.”

25


“‘Ik moest mij op de Muur vaak inhouden om niet als eerste boven te komen, zo hevig stond ik.” 26


ERIC LEMAN

Ron de va n V l a a n der en 1970 - 1ste 1972 - 1ste 1973 - 1ste

Pa rijs- Rouba ix 1970 - 3de

27


28


“Vechten tegen de natuur, in weer en wind. Wie dat doet, is voor mij een flandrien.”

29


30


Zompige, vuile boterhammen

L

eman omschrijft Parijs-Roubaix eerder als ‘een gevecht tegen uzelf’, een slijtageslag voor mens en materiaal, tot het licht uitgaat. Al verwijst hij graag naar de gouden generatie van de jaren zeventig waartegen hij moest opboksen: “Het is jammer dat ik Parijs-Roubaix in de tijd van de topspecialisten moest rijden en nooit op de piste kon sprinten voor de overwinning. Anders had ik die zeker ook eens kunnen winnen.” En als het niet aan de anderen lag, dan lag het wel aan de eigen ploegleider. “Als de sportdirecteur een slecht nummer lootte en je had materiaalpech, mocht je stief hard achtervolgen. Want vooraleer zo’n auto de hele karavaan én de renners voorbijstak die er afgereden waren, was je al een paar minuten kwijt.” Pech was ook: een demarrage tijdens de lunch. “Dan verdwenen de boterhammen razendsnel in de achterzak en mocht je erachteraan vliegen”, herinnert Leman zich. “In de Hel was het meestal nat en slijkerig. Ik heb vaak zompige, vuile boterhammen moeten eten achteraf.”

“Als je kijkt naar de renners die ik klopte: Merckx, Godefroot, Maertens, De Vlaeminck. Met de sprint die ik in de benen had, heb ik die klassieke winnaars stuk voor stuk verslaan.”

31


“Ik mag zeggen dat ik een veelzijdig talent was.”

32


ROGER DE VLAEMINCK

Ron de va n V l a a n der en 1977 - 1ste

Pa rijs- Rouba ix 1970 - 2de 1972 - 1ste 1974 - 1ste 1975 - 1ste 1976 - 3de 1977 - 1ste 1978 - 2de 1979 - 2de 1981 - 2de

33


34


“Ik reed Gent-Wevelgem – om te winnen hé – en dat was altijd 265 kilometer. En dan deed ik er nog eens 120 kilometer achter de brommer bovenop. In totaal bijna 400 kilometer op een dag. Zo was ik honderd procent in orde als ik aan de start van ParijsRoubaix stond.”

35


36


MET DE FIETS NAAR BED

“D

e dag vóór Parijs-Roubaix kocht ik altijd een grote taart voor 24 personen. Zo’n gâteau vol fruit en slagroom. Met een soeplepel schepte ik de suikers naar binnen in de wagen op weg naar de start van Parijs-Roubaix. Ik weet eigenlijk niet of dat zo stimulerend was. Ik deed het vooral omdat ik dat graag at. ’s Avonds zat ik ook nog eens met de ploeg aan tafel in het hotel. Dan was ik gerust dat ik niet zou stilvallen de volgende dag.” En vervolgens met de fiets naar bed. “Hij stond in de kamer naast mij, en wel zo dicht mogelijk.”

“Moser had zo’n slecht karakter, hij wou altijd winnen, net als ik.”

37


“Ik sta nog altijd in de archieven van Roubaix als de renner die Parijs-Roubaix won met het minste verschil.� 38


EDDY PLANCKAERT

Ron de va n V l a a n der en 1982 - 2de 1988 - 1ste

Pa rijs- Rouba ix 1990 - 1ste

39


40


“Op het einde van zo’n koers wordt iedereen een beetje robot, maar als je goed was kon je daarmee leven. Ik werd daar extatisch van.”

41


42


Op’t gemak hé, we moeten nog over de Muur

E

ddy Planckaert won de Ronde van 1988 met brio. Maar in 1986 was hij ook in bloedvorm. Hij voelde zijn benen niet en zag zichzelf al op het hoogste schavotje: “Daar reed ik een finale van anderhalf uur zonder ook maar even te rusten. In volle finale had ik juist voor de Eikenberg een lekke band. Ik kreeg een nieuw wiel en reed in een mum van tijd het gat dicht. Toen ik weer bij de koplopers kwam, ben ik in één tijd gedemarreerd. De Canadees Steve Bauer sprong met me mee. De rest van de ploeg stopte af. Wat was ik goed die dag. Ik kon alles en iedereen aan. Toen kwam mijn broer en ploegleider Walter naast me rijden. Hij zei: ‘Op ’t gemak hé, we moeten nog over de Muur!’ Plots begon ik te twijfelen. De Muur? Zou ik er niet meer opgeraken? Had ik te veel krachten verspeeld? En toen gebeurde het: ik kreeg een kramp. Verdoeme. Wat was me dat? Hoe kwam dat plots? Was het de twijfel? Selffulfilling prophecy? En Bauer reed weg, op de Muur. De ploeg begon achter mij weer te rijden en mijn kansen waren weg. Dat jaar deed mijn broer me mentaal kantelen. De moral is in zo’n koers van levensbelang. Zo verloor ik de Ronde die ik eigenlijk altijd had moeten winnen.”

“Mijn ‘probleem’ was dat ik te snel goed was. En te veel speelvogel. Misschien had ik er meer voor moeten doen.”

43


“Ik ging voluit en wist dat ik één ding te doen had: dat gat met die vluchters zo snel mogelijk dichten.” 44


ERIC VANDERAERDEN

Ron de va n V l a a n der en 1985 - 1ste 1987 - 3de

Pa rijs- Rouba ix 1987 - 1ste

45


“Je kunt niet zeggen: ‘Ik kan niet goed over kasseien rijden, maar enkele kilometers verderop ligt een heel mooie kasseistrook, ik zal het daar leren.’ Nee, zo werkt het niet.”

46


47


48


Met sponzen sokken over de finish

O

m heelhuids en liefst ook nog snel over de kasseien te schudden, zweerde Eric Vanderaerden bij tubes. Zijn eigen tubes welteverstaan. “Of het bijgeloof is, weet ik niet. Maar in principe geldt: hoe ouder een tube, hoe beter. Voordien had ik bij de amateurs met wat prijzengeld een twintigtal tubes gekocht, het model ‘Paris-Roubaix’ van fabrikant Clement. Tijdens elke Parijs-Roubaix reed ik zo met mijn eigen, opgespaarde tubes. Zodra ik de mecaniciens zag in maart, vroeg ik hen om die tubes alvast op een paar wielen te leggen. Ze moesten die tubes er dus al weken op voorhand opleggen, én ze om de twee à drie dagen tot een druk van zeven of acht kilo oppompen. Ook weer om de tubes wat meer vorm te geven en sterker te maken. Ach, ’t zal wel bijgeloof zijn, maar ik moest met mijn eigen tubes koersen. Zelfs mijn zoon Michael reed in 2005 Parijs-Roubaix bij de elites zonder contract op tubes van toen die nog in mijn kelder lagen.” Een andere eigenaardigheid van de Limburgse flandrien om Parijs-Roubaix mee aan te vatten was zijn gewoonte om dikke sokken aan te trekken, ongeacht de weersomstandigheden. Weer een kwestie van bijgeloof of zit er meer achter? “Vooral meer onder”, weet Vanderaerden. “Met twee paar koerssokken of met één paar wollen sokken had ik op de kasseien het gevoel toch iet of wat demping te hebben op mijn voeten. Als het regende, kwam ik natuurlijk wel met dikke sponzen sokken over de finish!”

“Of het bijgeloof is, weet ik niet. Maar in principe geldt: hoe ouder een tube, hoe beter.”

49


“En dan ging ik. Geen plan of tactiek, gewoon een ingeving.”

50


EDWIG VAN HOOYDONCK

Ron de va n V l a a n der en 1989 - 1ste 1991 - 1ste 1992 - 3de

Pa rijs- Rouba ix 1989 - 3de 1990 - 3de

51


52


“Je bent maar zo sterk als je tegenstanders op dat moment zijn. Maar op de Bosberg die dag werd het wel uitvergroot.�

53


54


ZONDER FIETS AAN DE START

A

ls topsporter moet je je lessen leren, maar ook de anderen de les kunnen spellen, zo nu en dan. Zeker als je kopman wil zijn. “Ik had niet genoeg persoonlijkheid om echt kopman te zijn. Ik was niet hard genoeg. Ik had wel hersenen voor mezelf, maar niet voor andere renners. Ik kon moeilijk commanderen, dat lag niet in mijn aard.” De aard van het beestje, zo moeilijk te veranderen. Ook het gebrek aan zelfvertrouwen speelde Van Hooydonck parten. Al kwam hij meestal rustig over, vanbinnen werd hij soms verteerd door de zenuwen: “Hoe vaak overkwam het me niet in de weken voor de klassiekers dat ik ’s nachts opstond, badend in het zweet”, weet Van Hooydonck nog. “Om twee uur ’s nachts moest ik dan mijn hoofdkussen veranderen en andere lakens leggen. En dromen, dromen dat ik deed: alles wat kon misgaan, ging mis, tot in het idiote toe. Dromen dat ik aan de start verscheen en mijn fiets vergat. Of dat mijn fiets al koersend in stukken vloog. Altijd negatief, hé. Pas toen ik stopte met koersen, is dat gebeterd. Na mijn carrière reed ik af en toe nog een paar goeie koersen. ’s Nachts dan, hé.”

“En ik was nog zo jong. Ik had echt niet verwacht dat ik zou winnen. Toen kwamen de tranen vanzelf. Ik dacht: ‘stop daar mee, stop daar mee.’ En dat ging maar niet, hé.”

55


“Ik denk zelfs dat ik de laatste grote flandrien was. Het ras sterft uit.�

56


JOHAN MUSEEUW

Ron de va n V l a a n der en 1991 - 2de 1993 - 1ste 1994 - 2de 1995 - 1ste 1996 - 3de 1998 - 1ste 1999 - 3de 2002 - 2de

Pa rijs- Rouba ix 1995 - 3de 1996 - 1ste 1997 - 3de 2000 - 1ste 2001 - 2de 2002 - 1ste

57


58


“Een flandrien durft te gaan als hij zich de sterkste voelt. En ik was de sterkste. Dan moet ik me toch niet laten sturen door een sportdirecteur?�

59


“Bij het overschrijden van de meet krijg je een injectie van euforie. Gedurende drie seconden voel je je de sterkste van het lot. Een zalig gevoel.�

60


De trucjes van de foor

M

useeuw stond in 1995 in topconditie aan de start van de Ronde van Vlaanderen. Maar een lekke band sloeg hem ver terug. “Eigen fout. Ik reed altijd langs het kantje in de Paddestraat. Dan rij je naast de kasseien en verbruik je minder energie. Maar er zijn stroken waar het kantje stopt en je dus wel over de kasseien moet. Daarom lichtte ik de fiets op, maar bleef met het achterwiel hangen en stond met een lekke band aan de kant.” En dat terwijl er geen kant meer was! Museeuw moest lang wachten tot hij werd geholpen. Maar dan reikte de mecanicien hem de hand, letterlijk en figuurlijk. “Ik durf eerlijk zeggen dat ik gebruikmaakte van de wagen en de mecanicien die de rem vrij lang moest regelen. De trucjes van de foor, zoals ze zeggen. Maar in die omstandigheden vond ik het niet verkeerd.” Terwijl Museeuw dankzij hand- en spandiensten van zijn technische assistent én daarna op eigen krachten weer opschoof naar de voorste gelederen, was Fabio Baldato alleen weggesprongen. Ook daar ging Museeuw achteraan, ondanks een counterende Andrei Tchmil. Op de Muur van Geraardsbergen liet hij zelfs de Italiaan achter. “Ik had een buitengewoon sterke dag. Op de Muur wist ik dat dit de ideale plaats was om Baldato er af te smijten. Met een heel mooie demarrage. Ik vind die beelden nog altijd beklijvend. Mijn spiermassa komt er daar mooi uit.” Eenmaal boven gooide Museeuw de ketting op z’n grote versnelling. Met vijftig kilometer per uur naar de finish. “Ik twijfelde niet. Ik wist daar dat ik niet meer zou stilvallen en zou winnen.”

61


“Vooral de piste opdraaien in Roubaix met een groepje deed ik graag. Winnen in de sprint is magisch. Je weet het pas op de meet.” 62


PETER VAN PETEGEM

Ron de va n V l a a n der en 1999 - 1ste 2002 - 3de 2003 - 1ste 2005 - 3de

Pa rijs- Rouba ix 2000 - 2de 2003 - 1ste

63


“ Wat in die ene week gebeurde… pfff, het is niet te geloven dat je zoiets mag meemaken. De mooiste week van mijn carrière.”

64


65


“Ik had het meeste pijn in de koersen waar ik geen prijs won. De keren dat ik won, had ik nooit pijn. Alles liep dan gesmeerd.”

66


De eerste klassieke zege

I

n de Ronde van Vlaanderen in 1999 startte Van Petegem als grote favoriet. Hij had net voordien al de E3-Prijs in Harelbeke én de Driedaagse van De Panne gewonnen. De favoriet maakte het waar. Op de Parikeberg schoof hij mee met een kopgroep van twaalf renners. Net voor de Muur van Geraardsbergen gleed Frank Vandenbroucke weg en sleurde de rest van de koplopers mee in z’n val. Op twee renners na: Museeuw en Van Petegem. “Geen toeval”, weet de Zwarte uit Brakel. “De top drie op de Kapelmuur vormt vaak het podium. Dus ik wist dat ik goed geplaatst moest zijn in de aanloop ernaartoe. En Johan natuurlijk ook. Toen ik hoorde roepen dat de koplopers vielen, ben ik ontploft tot boven. Ik denk dat ik Johan Museeuw van mij had kunnen afschudden, maar met ons beiden zouden we zeker voorop blijven. In de sprint was ik de snelste.” Waaraan Van Petegem niet dacht, was dat de altijd onberekenbare Frank Vandenbroucke nog zou terugkeren. Zo koersten drie toppers de laatste kilometers in van de wedstrijd die ze allemaal wilden winnen. “Maar ik denk dat Museeuw wel tevreden was met een plaats op het podium. Daarom heeft vooral hij op de jonge Vandenbroucke ingepraat, want die was zo nerveus dat het ons allemaal het podium kon kosten.” Gepraat over geld? “Neen, dat niet”, spreekt Van Petegem Museeuw tegen. “Gewoon, om samen door te rijden en er dan voor te sprinten.” Zo gebeurde het uiteindelijk ook, met drie naast mekaar, een eerlijke spurt met Peter Van Petegem in het midden. “Ik was supergeconcentreerd, want je kunt ingesloten raken of in mekaar haken. Maar toen ik aanging, was ik zeker van de overwinning.” De ontlading was groot. Van Petegem had zijn eerste klassieke zege op zak, na jaren van opbouwen, sterker en slimmer worden. De flandrien was vertrokken.

67


“Ik heb achteraf ook nooit blaren op mijn handen, dus het moet toch zijn dat ik voor de kasseien gemaakt ben.� 68


TOM BOONEN

Ron de va n V l a a n der en 2005 - 1ste 2006 - 1ste 2010 - 2de

Pa rijs- Rouba ix 2002 - 3de 2005 - 1ste 2008 - 1ste 2009 - 1ste

69


“Mijn sterkste punt is dat ik kan versnellen vanuit mijn zadel. Maar dat zie je niet op tv. Soms zijn die mannen aan het sprinten achter mij, maar ik hef mijn gat niet op.�

70


71


“Dan kwam de Muur van Geraardsbergen, en dan volgden de krampen. Ik dacht dat het voorbij was, dat ik er af moest.�

72


MODDER IN HET OOR

A

ls jonge snaak liet Boonen zich al opmerken tijdens de kasseiklassiekers. In de Ronde van Vlaanderen van 2002 sprong hij naast de kasseien op een fietspaadje, én deed hij teken naar zijn ploegmaat Lance Armstrong: “Iedereen dacht dat ik teken deed van: daar moet je rijden, maar ik wou vooral duidelijk maken dat ikzelf daar zou rijden. En Lance volgde. Dat was gewoon het beste plekje om te rijden. Ik ken het parcours van de Ronde, ik reed daar al in de jeugdcategorieën, Armstrong niet, hé.” Een week later maakte het grote publiek kennis met Tom Boonen in Parijs-Roubaix. Museeuw ontsnapte en Boonen ging er samen met zijn kopman George Hincapie achteraan. “Eigenlijk reed ik aan kop van een grote groep, maar door een valpartij bleven alleen George en ik over. Dan zijn we doorgegaan natuurlijk. Museeuw was toen de beste coureur in dat soort koersen. Voor mij was het al een eer dat ik daar kon achterrijden.” Maar dan donderde Hincapie de gracht in. “Ik had dat eerst niet gezien, pas vijfhonderd meter later hoorde ik iets in mijn radio roepen. Eerst kreeg ik de opdracht om te wachten. Maar toen dacht ik: wat zit ik hier te doen? Die ligt er toch af, hij kon voordien al nauwelijks van me overnemen in de achtervolging. Ik reed dus door, maar had wel al drie minuten achterstand. Dan haalde Steffen Wesemann me in en toen was het vat af bij mij. ’k Was blij met mijn derde plaats.” Zei Museeuw op het podium echt dat hij zijn opvolger was en ooit daar op het hoogste schavotje zou staan? “Hij fluisterde iets, maar ik hoorde het niet. Ik denk dat er nog modder in mijn oor zat.”

73


“Eigenlijk zou dat honderd kilometer mogen duren, die laatste rechte lijn.�

74


STIJN DEVOLDER

Ron de va n V l a a n der en 2008 - 1ste 2009 - 1ste

75


76


“Ik paste misschien beter twintig of dertig jaar geleden in het wielrennen. Iedereen reed toen alles, terwijl nu elk soort wedstrijden zijn eigen specialisten heeft die zich alleen maar daarop toeleggen.�

77


78


De truc met de champagne

S

tijn Devolder won op magistrale wijze de Ronde van Vlaanderen van 2008. De focus was er al op nieuwjaarsdag of eerder: “Mijn vrouw gaf mij als nieuwjaarscadeau een fles champagne. Op het etiket stond een datum: 6/4/2008. Die dag werd de Ronde van Vlaanderen gereden. We hebben die fles toen in de koelkast gezet en ik beloofde haar dat we die fles op 6 april zouden kraken na mijn overwinning.” Zo gezegd, zo gedaan.

“Ik kijk nooit achterom. Bij mijn eerste overwinning in de Ronde dacht ik er zelfs nooit aan dat mijn achtervolgers niet mochten terugkomen. Ik dacht er alleen maar aan dat ik zo rap mogelijk aan de meet moest zijn.”

79


80


Foto’s binnenwerk: Photonews, Maurice Terryn (p. 24, 30, 36) en Tim De Waele (p.70-71, 72, 82) Met dank aan deMENSEN, TTTI, CANVAS en Michel Wuyts Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronische drager of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

81


82


83


DE FLANDRIENS Fotoboek

Welke Vlaming kent niet het beeld van de flandrien, de dwangarbeider van de weg die zich schier onvermoeibaar, door weer en wind en dokkerend over de kasseien naar de eindstreep knokt? De onsterfelijken die in woord en beeld aan bod komen zijn o.m. Merckx, Musseuw, Boonen, Devolder, Planckaert, Van Hooydonck, Leman, Van Petegem, De Vlaeminck, Godefroot, Van Looy en Vanderaerden. Ook in het De Flandriens fotoboek kan u het allemaal nog eens herbeleven. Een heroïsch boek met prachtige foto’s.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.