Samen voor goud! Bezoek ons op de VSK voor ‘gouden tips’ 6 t/m 10 februari - Hal 3, Stand C056 / C070
Januari 2012 | Jaargang 41 | Nr 1
Gratis entreekaarten via www.alklima.nl
JAARGANG 41 NR. 1 TVVL MAGAZINE JANURI 2012
Het nieuwe Bouwbesluit Het warmte-eiland-effect Energiereductie op ruimteniveau
Voorbeschouwing VSK 2012 Juist in deze tijd is het goed dat je op elkaar kunt bouwen en samen streeft naar een duurzame prestatie en relatie, met focus op het gezamenlijke eindresultaat: goud! Het sportjaar 2012 staat daarom bij Alklima - nog meer dan u al van ons gewend bent - in het teken van onze samenwerking met u. Het thema voor 2012 is dan ook: ‘Samen voor goud’. Het hele jaar door stellen we alles in het werk om samen met u een topprestatie te leveren.
www.alklima.nl
TM0112_cover.indd 1
www.mitsubishi-climatecare.nl
www.duraklima.nl
10-1-2012 11:53:39
Inhoudsopgave Redactieraad: Drs.ir. P.M.D. (Martijn) Kruijsse (voorzitter) Ir. J. (Jan) Aufderheijde Mw. dr. L.C.M. (Laure) Itard H. (Henk) Lodder G.J. (Geert) Lugt Mw. drs. C. (Carina) Mulder Ing. O.W.W. (Oscar) Nuijten Mw. drs.ir. I. (Ineke) Thierauf Ing. J. (Jaap) Veerman Ing. R (Rienk) Visser Ing. F.J. (Frank) Stouthart (eindredacteur) Redactie: Drs.ir. P.M.D. (Martijn) Kruijsse (voorzitter) Ir. J. (Jan) Aufderheijde Mw. drs. C. (Carina) Mulder Ing. F.J. (Frank) Stouthart (eindredacteur) Redactie-adres: TVVL: De Mulderij 12, 3831 NV Leusden Postbus 311, 3830 AJ Leusden Telefoon redactie (033) 434 57 50 Fax redactie (033) 432 15 81 Email c.mulder@tvvl.nl
Uitgave: Merlijn Media BV Zuidkade 173, 2741 JJ Waddinxveen Postbus 275, 2740 AG Waddinxveen Telefoon (0182) 631717 Email info@merlijnmedia.nl www.merlijnmedia.nl
TVVL MAGAZINE Januari 2012 Regelgeving legionellapreventie en procedures zijn complex
W. (Will) Scheffer
6
Leren integraal te ontwerpen
Prof.ir. W. (Wim) Zeiler, MSc. D. (Duncan) Harkness, prof.ir. E. (Elphi) Nelissen, dr.ir. M.A. (Rinus) van Houten, ir. T. (Tom) Veeger, ir. R. (Rijk) Blok en ir. G. (Guus) Timmermans 10 Utilitas, energiereductie op ruimteniveau
Prof.ir. W. (Wim) Zeiler, ir.ing. G. (Gert) Boxem, dr.ir. M.A. (Rinus) van Houten, ir. J.A.J. (Joep) van der Velden, ir.ing. P. (Paul) Noom, ir. J.F.B.C. (Jan-Fokko) Haan, ir. W. (Willem) Wortel, ing. J.W. (Jan Willem) 14 Dubbeldam Het warmte-eiland-effect
Ing. B. (Ben) Bronsema
18
secretariaat: Email info@merlijnmedia.nl
Nieuw Bouwbesluit gaat voorbij aan gezond binnenmilieu
Abonnementen: Merlijn Media BV Postbus 275, 2740 AG Waddinxveen Telefoon (0182) 631717 Email info@merlijnmedia.nl Benelux € 107,Buitenland € 210,Studenten € 85,Losse nummers € 18,Extra bewijsexemplaren € 13,-
C.P.G. (Paul) Roelofsen CFM, M.Sc.Eng., Grontmij Nederland B.V. 24
Het abonnement wordt geacht gecontinueerd te zijn, tenzij 2 maanden voor het einde van de abonnementsperiode schriftelijk wordt opgezegd. Advertentie-exploitatie: Merlijn Media BV Ruud Struijk Telefoon (0182) 631717 Email r.struijk@merlijnmedia.nl Prepress: Yolanda van der Neut Druk: Ten Brink, Meppel ISSN 0165-5523 © TVVL, 2012 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Publicaties geschieden uitsluitend onder verantwoording van de auteurs. Alle daar in vervatte informatie is zorgvuldig gecontroleerd. De auteurs kunnen echter geen verantwoordelijkheid aanvaarden voor de gevolgen van eventuele onjuistheden.
REGELGEVING LEGIONELLAPREVENTIE
Heeft het zin om ventilatiekanalen schoon te maken?
Z. (Zuraimi) Sultan MS
26
Hoe functioneren schoolgebouwen
Verkorte weergave artikel Dolf Broekhuizen en Ton Verstegen 36 editorial Interview Projectbeschrijving Actueel Uitgelicht regelgeving Internationaal Beursnieuws VSK summary Lezers schrijven voorbeschouwing Agenda
5 40 44 49 53 54 57 58 72 72 73 74
REVIEWED: Artikelen in TVVL Magazine zijn beoordeeld ‘door redactieraadleden’. De uniforme ‘peer review’ waarborgt de onafhankelijke en kwalitatieve positie van TVVL Magazine in het vakgebied. Een handleiding voor auteurs en beoordelingsformulier voor de redactieraadleden (‘peer reviewers’) zijn verkrijgbaar bij het redactie-adres.
Interview: De Vries en Bruinsma
6
40 44
Ferry de Vries (r) en Maarten Bruinsma
Project: Imtech Green Building 2
TVVL Magazine | 01 | 2012 inTerView
TVVL Magazine is het officiele orgaan van TVVL Platform voor Mens en Techniek. De vereniging, opgericht op 26 mei 1959, heeft tot doel de bevordering van wetenschap en techniek op gebied van installaties in gebouwen en vergelijkbare objecten. Als lid kunnen toetreden personen, werkzaam (geweest) in dit vakgebied, van wie mag worden verwacht, dat zij op grond van kennis en kunde een bijdrage kunnen leveren aan de doelstelling van de vereniging. Het abonnement op TVVL Magazine is voor leden en begunstigers van TVVL gratis. De contributie voor leden bedraagt € 113,- per jaar. Informatie over de bijdrage van begunstigers wordt op aanvraag verstrekt.
3
TM0112_inhoud.indd 3
9-1-2012 14:32:22
- TROX geeft U meer lucht in krappe tijden!
Voordelen X CUBE ■ Hoge energie efciency ■ Optimale hygiëne
■ Uitstekende thermische isolatie ■ Innovatieve constructie ■ Extreme stabiliteit
■ Vrij congureerbaar
■ Vertrouwde Duitse TROX kwaliteit
TROX Nederland B.V. Postbus 225 4200 AE Gorinchem (Vanaf 1 april 2012)
www.trox.nl TM0112_04_trox.indd 4
13-1-2012 19:48:30
Focus op een gezonde toekomst De Eurocrisis, de Arabische Lente, Occupy, Griekenland, aardbevingen, kernramp, een economische en financiële crisis, pensioenen, hypotheken, consumentengedrag, nationale en internationale politieke verschuivingen etc. Het is een opsomming die absoluut niet volledig is. Dagelijks worden we zo geconfronteerd met aspecten als ongemak, onrust, onzekerheid en zorg over wat de toekomst ons zal brengen. In Nederland en onze sector is dat heel duidelijk voelbaar. De bouw ondervindt dit en dus ook alle daaraan gerelateerde en verwante ondernemingen. De concurrentie is heviger dan ooit en in plaats van samen te werken vindt verwijdering plaats. Ferry de Vries, voorzitter TVVL Een weinig opbeurend vooruitzicht dus. Helaas kan ik niet zeggen dat het eind in zicht is, hoewel ik dit wel graag een ieder toewens.
Focus ‘Focus’ is een veel gehoord woord en doelt op alles wat wij willen bereiken, beleven en vergaren. Onze focus is erop gericht employability, bereidheid (ook in tijden van verandering) te vergroten. Concreet betekent dit: stilstaan bij de veranderde situatie, creëren van nieuwsgierigheid en initiatief, effectief omgaan met de verandering, bewust zijn van je eigen mogelijkheden en zicht krijgen op concrete mogelijkheden.
allen die vrijwillig taken op zich hebben genomen en het verenigingsbureau 2012 met enorm veel plezier ingaan om onze focus op de toekomst waar te maken.
succes Ik wens u allen daarbij heel veel succes en laat dit gepaard gaan met de wens dat het nieuwe jaar u allen gaat geven wat u zich toewenst, vooral in goede gezondheid.
Toekomst TVVL heeft die focus en dankt dit mede aan haar verleden. Het afgelopen jaar is veel vooruitgang geboekt en er moet nog veel gebeuren. Uw gekozen bestuur is bezig met de invulling en verwacht belangrijke stappen te kunnen zetten. Omdat wij blijven geloven dat het morgen beter gaat, zullen wij met
TVVL Magazine | 01 | 2012 EDITORIAL
TM0112_editorial.indd 5
5
9-1-2012 14:03:46
ISSO-LOPL symposium
Regelgeving legionellapreventie en procedures zijn complex De implementatie van de nieuwe wet- en regelgeving voor legionellapreventie in drinkwater en warm tapwater is nog niet zo eenvoudig. Dat bleek zowel uit de presentaties als discussies tijdens het op 24 november 2011 in de Rotterdamse Doelen gehouden symposium over dit thema. Het symposium trok meer dan 250 belangstellenden. W. (Will) Scheffer, lid TVVL Mr. Wilfred Reinhold van het ministerie van Infrastructuur en Milieu sprak over de veranderingen in de wetgeving voor legionellapreventie. Zijn bijdrage ging zowel over de regels op grond van de Drinkwaterwet als van de Wet milieubeheer. Relevant voor legionellapreventie in drinkwater zijn de Drinkwaterwet, het Drinkwaterbesluit, de Drinkwaterregeling, en de Regeling legionellapreventie, die alle sinds 1 juli 2011 van kracht zijn. De wijzigingen ten opzichte van het Waterleidingbesluit hebben onder meer betrekking op de verplichte inschakeling van een BRL 6010 gecertificeerd adviesbedrijf voor drinkwaterinstallaties op prioritaire locaties. Dit is niet alleen het geval voor een risicoanalyse en beheersplan bij nieuwbouw maar ook bij bestaande installaties wanneer er sprake is van relevante wijzigingen of wanneer een risicoanalyse en/of beheersplan niet deugt of niet aanwezig is. Aan de lijst van prioritaire locaties zijn toegevoegd de bed & breakfasts met meer dan vijf slaapplaatsen en truckstops.
ZORGWONINGEN Af van de lijst van prioritaire locaties zijn de zorgwoningen. Maar Jos van der Westen van certificatie-instelling Kiwa Nederland plaatste daarbij, in zijn bijdrage aan het symposium, een kanttekening. De aanwijzing van zorginstellingen die behoren tot de prioritaire locaties is volgens artikel 2 van de Regeling legionellapreventie niet van toepas-
6
TM0112_scheffer_2080.indd 6
sing op zorginstellingen waar uitsluitend sprake is van één of meerdere eenvoudige drinkwaterinstallaties (lid 2). Artikel 1 van de Regeling definieert die eenvoudige installatie als volgt: ‘de drinkwaterinstallatie na de watermeter, aangesloten op het leidingnet van een drinkwaterbedrijf of een collectieve watervoorziening dan wel op een collectief leidingnet, die in omvang en complexiteit overeenkomt met dat van een eengezinswoning’. In de toelichting op de Regeling wordt in dat kader gesproken over een zorgwoning. Dan gaat het dus over een losse woning waar zorg verleend wordt, gevestigd in een reguliere woonwijk of in een appartementencomplex. Een drinkwaterinstallatie waar vanwege de oppervlakte van de zorgwoning één of meerdere brandslanghaspels verplicht deel van uitmaken, wordt niet als eenvoudige drinkwaterinstallatie aangemerkt. De criteria voor een eenvoudige installatie gelden voor het gedeelte na de watermeter, waarbij het gedeelte voor de watermeter geacht wordt te behoren bij het distributienet van het drinkwaterbedrijf en buiten beschouwing blijft. Een instelling die bestaat uit meerdere eenvoudige drinkwaterinstallaties die na de watermeter aan elkaar zijn gekoppeld, valt niet onder de uitzonderingsgrond van het tweede lid van artikel 2. Dit geldt ook voor de kamers, appartementen of aanleunwoningen die deel uitmaken van de collectieve installatie van een zorginstelling. Deze vallen dus gewoon onder de plicht tot legionellapreventie.
ALTERNATIEVE TECHNIEKEN Reinhold ging ook in op de aanpassing van de ladder van VROM voor de alternatieve technieken en de verplichte certificering voor deze technieken. Op de eerste trede van de ladder, die volgens Reinhold nu beter een keukentrap genoemd kan worden, staan thermisch beheer, fysisch beheer en fotochemisch beheer. Het kan ook om een combinatie gaan van deze beheersvormen. De technieken voor fysisch - en fotochemisch beheer moeten zijn gecertificeerd op basis van BRL K14010-1. Voor fotochemisch beheer geldt dat deze eerst moet zijn toegelaten door de Ctgb (Commissie toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden). Indien wordt aangetoond dat de beheersvormen op de eerste trede redelijkerwijs niet mogelijk zijn, kan gekozen worden voor elektrochemisch beheer (de tweede trede). Dat aantonen moet een schriftelijk en gemotiveerd oordeel zijn van een bureau dat is gecertificeerd op basis van BRL 6010. Ook voor de elektrochemische technieken geldt dat deze eerst moeten zijn toegelaten door de Ctgb en vervolgens gecertificeerd, maar dan op basis van BRL K14010-2. Het Drinkwaterbesluit kent nog een derde trede. Die stap is in principe mogelijk indien volgens de hiervoor genoemde procedure blijkt dat ook elektrochemisch beheer redelijkerwijs niet mogelijk is. In artikel 9 van de Regeling legionellapreventie komen nog nadere voorschriften over de toepassing van de ladder. De verwachting is dat deze voorschriften in januari 2012 voor commen-
TVVL Magazine | 01 | 2012 SANITAIRE TECHNIEK
9-1-2012 14:33:37
taar worden gepubliceerd. Op een vraag vanuit de zaal of elektrochemische technieken ook mogen worden toegepast bij nieuwbouw van prioritaire locaties antwoordde Reinhold dat dit niet vanuit het Drinkwaterbesluit is geregeld maar vanuit de toelating door de Ctgb. Daarin staat dat de toepassing alleen dan aan de orde kan zijn wanneer legionella aantoonbaar aanwezig is. Vervolgens ging Reinhold in op de analyse van watermonsters en de normstelling voor Legionella, het voorkomen van verontreinigingen bij de aanleg en reparatie van distributieleidingen en op de wijkwarmtapwatervoorziening.
BOAT Bart-Jan Kordes (TMWS bv) gaf uitleg over het Brancheoverleg Alternatieve Technieken (BOAT) dat als werkgroep is ondergebracht bij het Landelijk Overlegorgaan Legionellapreventie (LOPL). Met de inwerkingtreding van de nieuwe wet- en regelgeving Drinkwater per 1 juli 2011 wordt er meer ruimte geboden aan de toepassing van fysische beheerstechnieken en fotochemisch beheer. Die mogen op alle locaties worden toegepast. Voor deze technieken wordt geen onderscheid meer gemaakt in prioritaire en zorgplicht locaties en ook niet in bestaande bouw of nieuwbouw. Kordes benadrukte dat het toepassen van deze technieken in nieuwbouw geen excuus kan zijn om fouten te verdoezelen of ontwerpproblemen uit de weg te gaan. De apparatuur van deze technieken hebben geen restwerking in de nageschakelde leidingwaterinstallatie; het zijn zogenaamde poortwachters. Deze apparaten houden slechts aan het begin van de installatie de legionellabacteriën tegen, of inactiveren of doden deze. Het beheer van de dan meer complexe collectieve leidingwaterinstallaties wordt er niet eenvoudiger door. Om de toepassing van die alternatieve Legionella beheerstechnieken in goede banen te leiden hebben de brancheorganisaties Uneto-VNI en Aqua Nederland, ISSO en TVVL het initiatief genomen tot een brancheoverleg met medewerking van deskundigen van het ministerie van I&M, Kiwa Nederland en de NVTG. De doelstelling van BOAT is opdrachtgevers, architecten, adviseurs, producenten, installateurs en beheerders van eenduidige informatie te voorzien, de samenwerking tussen die partijen te bevorderen en met alle partijen de kwaliteit te verbeteren.
COMPLEXE PROCEDURES Kordes toonde een complex overzicht van betrokken instanties en handhavers bij de naleving van de vier wetten waaronder Besluiten en Regelingen hangen die betrekking hebben
TVVL Magazine | 01 | 2012 SANITAIRE TECHNIEK
TM0112_scheffer_2080.indd 7
op legionellapreventie: Drinkwaterwet, Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, Arbowet en Wet Milieubeheer. Op zijn lijstje van knelpunten staat dan ook dat het begrip van wet en regelgeving voor velen complex is. Daarnaast noemde hij ook de uitstroom van kennis door de vergrijzing terwijl het vakgebied kennisintensiever wordt, de traditionele kolom (opdrachtgever, beheerder, installateur), de procedure voor de producenten rondom BRL 14010-1/2 en het commercieel opportunisme. Reinhold vond het niet nodig om in zijn presentatie de nieuwe ‘Regeling materialen en chemicaliën drink- en warm tapwatervoorziening’ op te nemen omdat het om een voorzetting gaat van de oude regeling. Maar voor de certificatieprocedure van de alternatieve technieken blijkt deze regeling wel van belang. Jos van der Westen wees erop dat de materialen van de apparatuur van deze technieken die in contact komen met drinkwater aan die regeling moeten voldoen. Een Kiwa ATA-certificaat is daarvan het aantoonbaar bewijs. Is dat er niet, dan kan ook geen certificaat op grond van BRL 14010-1/2 worden afgegeven. Er is nog wel een mogelijkheid voor de fabrikant/leverancier om op grond van gelijkwaardigheid aantoonbaar te maken dat aan de criteria voor ATA wordt voldaan. Er vindt dan een toetsing plaats door een overheidscommissie. Van der Westen liet in zijn verhaal over certificatie doorschemeren dat ook dit geen eenvoudige procedure is. Fabrikanten/leveranciers van alternatieve technieken hekelen de complexe en de opeenstapeling van de procedures, zo bleek tijdens gesprekken rondom de lezingen. Zo geldt bijvoorbeeld voor koper/zilver-ionisatie als basiseis voor een certificaat op grond van BRL 14010-2 dat er eerst een toelating moet zijn van de Ctgb en een Kiwa ATA-certificaat. Maar nog verontrustender voor deze techniek zijn
de geruchten die tijdens het symposium in de Doelen de ronde deden dat er binnenkort een verbod vanuit Brussel komt voor toepassing van koperionisatie. Deze geruchten werden noch bevestigd noch ontkend door het ministerie van I&M en de VROM-Inspectie.
KOELTORENS Voor natte koeltorens is sinds 1 januari 2010 (een wijziging van) het Activiteitenbesluit (Barim) van toepassing. Reinhold ging in op de meldingsplicht voor nieuw te installeren koeltorens en de maatregelen die voortvloeien uit de (wijziging) Activiteitenregeling (Rarim), zoals het uitvoeren van een risicoanalyse en het opstellen van een legionellabeheersplan. Het verhaal van Paul Settels van ING richtte zich op de organisatie van legionellapreventie in koeltorens. Dat begint met een analyse van het proces voor het koelwater: maak helder welke partijen er bij betrokken zijn (eigenaar gebouw, eigenaar koeltoren, beheerder koeltoren, afdeling inkoop, technisch beheer, adviseur koelwater, waterbehandelaar, onderhoud koeltoren, monsternemer koeltorenwater); en maak helder wie formeel bevoegd is en eindverantwoordelijk (gebouweigenaar, facility management, technisch beheer). De werkgever is altijd verantwoordelijk voor zijn werknemers en de eigenaar van de koeltoren heeft een maatschappelijke verantwoordelijkheid naar publiek en omgeving. Settels benadrukte het belang van kennis bij de gebouweigenaar, het facility management en het technisch beheer, omtrent de organisatie (waarom is waar koelwater nodig), de wet- en regelgeving (inclusief de normen), de techniek (onder meer hoe groei van de legionellabacterie mogelijk is, het nemen van watermonsters en het laten analyseren). Maar het gaat ook om de gebruikers van het gebouw waarop de koeltoren staat. En dat is nog niet alles. Ook
7
9-1-2012 14:33:38
moet er kennis zijn over de medegebruikers van het dak of van de andere opstelplaats van de koeltoren (denk aan onderhoud dak, gevels, antennes, bliksembeveiliging, luchtbehandelingsinstallaties, lichtreclame, etc.) en van de omliggende bebouwing en de bevolking dat zich daarbij of daarin ophoudt. Verder moet men weten of er overdracht of kruisbestuivingen mogelijk zijn van koeltorens op nabijgelegen bebouwing. En ook moet men bekend zijn met de risico’s ten aanzien van de veiligheid, gezondheid en financiën (strafrechtelijk en aansprakelijkheid) voor de gebruikers van het gebouw, gebruikers van het dak en van de omwonenden. De organisatie van legionellapreventie in koeltorens begint bij ‘Goed Huisvaderschap’, weet Settels.
WARMTEPOMP- EN ZONNEBOILERS Ir. Hans van Wolferen (TNO) was gevraagd een presentatie te verzorgen over legionellapreventie in warmtepompboilers en zonneboilers. Over de legionellaveiligheid van deze warmtapwaterbereiders bestaat bij een deel van de installatiesector nog altijd twijfel. Over warmtepompboilers kon Van Wolferen kort zijn. Hij schaarde deze in een rij van andere direct- en indirect gestookte boilervaten. Wanneer de temperatuurinstelling op of boven 60°C staat is er, ook bij een tijdelijke dip tijdens groot verbruik, geen risico mits de aanvoer van drinkwater legionellaveilig is. Staat de temperatuurinstelling onder 60°C dan moet wekelijks een preventieve thermische desinfectie plaatsvinden ( 20 min 60°C, of 10 min. 65°C of 5 min. 70°C). Een belangrijk aandachtspunt is het ontstaan van een temperatuurgelaagdheid waardoor aan de bodem een te lagere temperatuur optreedt voor legionella-afdoding. De afstand van de warmtewisselaar of het verwarmingselement ten opzichte van de bodem van het boilervat en de kwaliteit van de isolatie van de bodem spelen daarbij een rol. Voor zonneboilers spelen de extreem wisselende bedrijfssituaties een rol: in de zomer regelmatig langdurig >60°C, in zonloze winterperiode regelmatig langdurig onder 25°C (vooral onder in het vat) en bij de tussenseizoenen plaatste Van Wolferen een vraagteken. Bij thermisch beheer waarschuwde de TNO-onderzoeker dat naverwarming door middel van een combiketel niet leidt tot afdoding van Legionella, daarvoor is de contacttijd veel te kort. Periodieke opwarming tot boven 60°C vergt veel energie en is dus kostenverhogend. Van Wolferen greep terug op een TNO-studie van zo’n acht jaar geleden, uitgevoerd in opdracht van de industrie met subsidie van de overheid. Die studie resulteerde in een aantal eisen en aanbevelingen voor een risiconeutrale zonneboiler. Eisen
8
TM0112_scheffer_2080.indd 8
voor een optimale thermische desinfectie door middel van zonnewarmte: - dimensionering (vatvolume/systeemopbrengst <= 30 lt / GJ bij oriëntatie zuid /45°); - sinalering op goede werking; - maximaaltemperatuurbeveiliging in zonneboileropslagvat op minimaal 70°C. Aanbevelingen voor optimale preventie van legionellagroei conform richtlijnen voedingsmiddelenindustrie: - toe te passen materialen opslagvat (rvs 316, koper, geëmailleerd staal); - hygiënisch ontwerp van het opslagvat (geen opofferingsanode, geen interne schroefverbindingen of koppelingen). Eisen voor een optimale garantie op juiste installatie en goede werking: - installatiehandleiding (opleveringcheck /testprotocol, check op juiste dimensionering); - gebruiksinstructie (geen instellingen wijzigen, doorspoelen na langere afwezigheid, onderhoudscontract). De vraag vanuit de zaal waarom die aanbevelingen niet hebben geleid tot een Beoordelingsrichtlijn (BRL) voor legionellaveilige zonneboilers kon Van Wolferen niet beantwoorden. Volgens de vragensteller zou een certificaat gebaseerd op zo’n BRL de twijfels over de legionellaveiligheid van zonneboilers wegnemen.
sommige doelgroepen zelfs slechter. De Vries kondigde de nieuwe Inspectierichtlijn aan, die in december 2011 beschikbaar is, en waarin ook de temperatuureis voor warm tapwater van minimaal 50°C is opgenomen bij toepassing van alternatieve preventietechnieken. Voor het melden van normoverschrijdingen van Legionella in drinkwater op prioritaire locaties is er per 1 april 2011 ‘het nieuwe melden’ ingevoerd via een webformulier. Het aantal meldingen bedroeg in 2008 ruim 2.500. Nu zijn het er meer dan 8.000. Dit aantal is zo groot dat de meldingen volgens De Vries niet allemaal behandeld kunnen worden.
TOEZICHT EN HANDHAVING De laatste lezing op het symposium was van Hans de Vries (projectleider Legionella VROMInspectie) en ging over toezicht en handhaving op legionellapreventie. Het toezicht door de controleurs van de drinkwaterbedrijven bestaat uit het verzamelen van informatie (de controle) over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen (richtlijnen, waterwerkbladen, regelgeving), het zich daarna vormen van een oordeel daarover (ingevulde matrix) en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren. Wanneer niet voldaan wordt aan de gestelde termijnen voor het opheffen van de aangetroffen gebreken wordt het dossier overgedragen aan de VROM-inspectie. Na overdracht van het dossier volgt de handhaving door de inspecteur. Het handhaven is er op gericht dat de algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften worden nageleefd door toezicht en het toepassen van (of dreigen met) bestuur(srechte)lijke, strafrechtelijke of privaatrechtelijke middelen. De Vries toonde schikbarende percentages van overtreders: 28% onbewuste overtreders en 50% bewuste overtreders. Vervolgens toonde hij per doelgroep de controleresultaten van 2010 per doelgroep. Voorbeeld doelgroep ziekenhuizen: 30% akkoord, 18% beperkt risico, 29% verhoogd risico en 23% sterk verhoogd risico. Hij wist te melden dat de controles in 2011 niet veel beter zijn dan in 2009-2010 en voor
TVVL Magazine | 01 | 2012 SANITAIRE TECHNIEK
9-1-2012 14:33:43
Betrouwbaar. Groen. Productief. Allemaal in één kantoorinstallatiesysteem.
Een complete infrastructuur voor een kantoorinstallatiesysteem met geïntegreerde voeding, data en besturing Configureer de verlichting van elk kantoor snel en eenvoudig
RoomboxTM
Voeding, data en besturing die elke werkvloer beter maken
OptiLineTM 50 kabelmanagementsysteem
Lagere energierekening en verhoogde efficiëntie op de werkvloer
Verhoog het comfort en de productiviteit van de werknemer
UNIQTM energiemanagementsysteem
KNXTM-kantoorbesturing
Introductie van een compleet kantoorinstallatiesysteem, een flexibele kantoorinfrastructuur die ervoor zorgt dat elk gebouw maximaal wordt benut Achter elk superieur kantoorgebouw schuilt een innovatieve structuur die snel en eenvoudig configureert om zo tegemoet te komen aan de bedrijfsbehoefte van de huurder of eigenaar. Ons modulair systeem is zo’n structuur die de productiviteit van werknemers verhoogt en de kosten minimaliseert dankzij automatische verlichtings- en klimaatbesturing. Dat is waarom we bij Schneider Electric™ flexibele en energie-efficiënte oplossingen ontwerpen die de productiviteit van de werknemers verhogen en elke kantoorruimte zo efficiënt mogelijk maakt.
Meer informatie Download GRATIS onze catalogi over onze oplossingen voor een compleet kantoorinstallatiesysteem en maak automatisch kans op een iPad 2 Ga naar www.SEreply.com, actiecode 13370p ©2012 Schneider Electric. All Rights Reserved. Schneider Electric, Roombox, OptiLine, UNIQ, and KNX are trademarks owned by Schneider Electric Industries SAS or its affiliated companies. All other trademarks are property of their respective owners. Schneider Electric B.V. - Diakenhuisweg 29-35, 2033 AP Haarlem • 998-3723_NL_B
TM0112_09.indd 9
10-1-2012 12:01:20
Geslaagd masterproject aan TU/e
Leren integraal te ontwerpen In 2000 is TVVL, in samenwerking met BNA en de TU Delft, gestart met het project ‘Integraal ontwerpen’. Er is gekeken naar de meerwaarde van het toepassen van methodisch ontwerpen bij het conceptuele ontwerpproces in de gebouwde omgeving. Het betreft een ontwerpmethode van Van den Kroonenberg [1]. Er volgde een ontwerpwedstrijd ‘Integraal ontwerpen’ aan de TU Delft en TU/e [2], in het kader van de multidisciplinaire/integrale benadering van het onderwijs. Dit heeft in 2005 een vervolg gekregen in het onderwijs aan de TU Eindhoven [3,4]. Met name het ontwikkelde concept van multidisciplinaire, conceptuele ontwerpworkshops werd overgenomen [5]. Prof.ir. W. (Wim) Zeiler, MSc. D. (Duncan) Harkness, prof.ir. E. (Elphi) Nelissen, dr.ir. M.A. (Rinus) van Houten, ir. T. (Tom) Veeger, ir. R. (Rijk) Blok en ir. G. (Guus) Timmermans, TU Eindhoven, Faculteit Bouwkunde
De Faculteit Bouwkunde van de TU Eindhoven stelt zich als doel om studenten te leren duurzame, gezonde en comfortabele gebouwen te ontwerpen. Helaas is de huidige praktijk weerbarstig en het samenspel tussen gebouw en installaties vaak verre van optimaal. Dit resulteert in een hoog energiegebruik en veel klachten. De unit ‘Building Physics and Systems’ onderzoekt de fysische samenhang tussen gebouw en installaties. Opgedane inzichten worden ingebracht in het onderwijs. Belangrijk is de integrale benadering van het ontwerpproces om de kennis van de verschillende disciplines optimaal te benutten. Bij integraal ontwerpen is de koppeling tussen theorie en praktijk van groot belang. Daarom wordt op de TU/e niet alleen ontwerpmethodologie gedoceerd maar gaan de studenten er ook zelf mee aan de slag. Een voorbeeld is het masterproject ‘Integraal ontwerpen’, kortweg MIO. Masterstudenten van verschillende
10
TM0112_zeiler_2063.indd 10
disciplines moeten in een projectteam een duurzaam gebouw ontwerpen. De projectteams bestaan uit vier of vijf studenten van de verschillende masterrichtingen binnen de faculteit Bouwkunde: - Building Services, BS Installatietechnologie); - Building Physics, BP (Bouwfysica); - Building Technology, BT (Bouwtechniek); - Structural Design, SD (constructies); - Architecture, A (architectuur).
DUURZAAM POPCENTRUM Er deden dit jaar in totaal 27 studenten mee, onderverdeeld in zes teams (zes Architectuur, zeven Installatietechnologie, zes Bouwtechniek, zes Constructies en twee Bouwfysici). De studenten kregen de opdracht om een duurzaam popcentrum te ontwerpen op een bestaande locatie in Maastricht, op basis van een reëel programma van eisen. De opstart bestond uit de kennismaking met een
ontwerpmethode. Morfologische overzichten gaven de studenten een zo volledig mogelijk en transparant overzicht van de mogelijkheden. Met de Kesselring keuzemethode konden ze vervolgens gemotiveerd hun keuzes bepalen, die de basis vormden voor hun verdere ontwerp. De locatie van het popcentrum is het voormalige Landbouwbelang in Maastricht, gelegen tussen ‘t Bassin en de Maas in het nieuwe stadsdeel Belvedère. Eén van de groepen bedacht een nieuw concept om met behulp van een waterval in een atrium deze ruimte direct te koelen en via de aanzuiglucht ook de rest van het gebouw. Het water wordt opgepompt en stroomt over het dak, waar het de pv-panelen kan afkoelen. Het idee leidde tot onderzoek naar de mogelijkheden van energetische principes die worden toegepast als architectonische stijlelementen. Architecten zullen in dat geval eerder duurzame energie-
TVVL Magazine | 01 | 2012 ONDERWIJS
9-1-2012 14:36:26
druppelvanger moet ervoor zorgen dat er geen waterdruppels in de installaties terecht komen; - toepassing van een met staalwol gevuld frame, dat het rendement van de bevochtiging verhoogt. Tussen het staaldraad bevinden zich kleine openingen, waar de waterdruppels doorheen lopen.
-Figuur 1- Studenten in multidisciplinaire groepen aan het werk met de ontwerpopgave PV-dak
Waterval 3
PV-dak
2
5 6 Thermisch labyrinth
1
Thechnische ruimte 1 Thechnische ruimte 2
-Figuur 2- Principeopzet adiabatische koeling
Door de lucht niet alleen onderaan de waterval te bevochtigen maar ook door het rooster te leiden, zal het rendement van de adiabatische bevochting worden verhoogd. De gekoelde, maar ook vochtige, lucht zal via een warmtewisselaar (5) zijn thermische energie afgeven aan de toevoerlucht (zie figuur 2). Door de koeling indirect te laten plaatsvinden via een warmtewisselaar, kan dieper worden gekoeld (dauwpuntkoeling). Als back-up wordt een koelbatterij geplaatst die gekoppeld is aan de warmtepomp/Maaswaterinstallatie. Via de waterbak zal het water door pijpen naar de Maas terugstromen. Bij bijzonder hoge waterstanden kan zo geen overstroming in de binnentuin plaatsvinden. (6).
MEER KENNIS EN BEGRIP
-Figuur 3- Het winnende team van het MIO 2010
maatregelen accepteren, waardoor het aantal toepassingen zal toenemen. Het water kan uit een rivier of een aanwezig oppervlaktewater worden opgepompt, zie figuur 2: (1) gezuiverd en naar het dak getransporteerd via drie pijpen met een doorsnede van 250 mm, op het hoogste punt (2) van het dak verdeeld over de gehele breedte en vervolgens door de schuinte van het dak afgevoerd richting de waterval. De oorsprong van de echte waterval bevindt zich ter plaatse van de technische ruimte in de binnentuin. Op dit punt (3) zorgt het overgrote deel van het water voor een grote waterval.
TVVL Magazine | 01 | 2012 ONDERWIJS
TM0112_zeiler_2063.indd 11
Een klein deel hiervan blijft echter achter in een frame gevuld met staalwol. Door het splitsen van het water kan de lucht op twee manieren worden bevochtigd: - door het afzuigen van de vernevelde lucht langs de achterzijde van de voet van de waterval (4). Het water zal vanaf het dak van het gebouw naar beneden vallen, waardoor onderaan de waterval, in de binnentuin, een vernevelend effect ontstaat. Een secundair luchtcircuit wordt langs dit vernevelende effect geleid. Het sterk stromende water zal zorgen voor bevochtiging van deze lucht. Een
Tijdens het ontwerptraject kwamen de verschillen in functioneren tussen de teams duidelijk naar voren. Zo waren er teams met samenwerkingsproblemen, die zeer herkenbaar waren vanuit de dagelijkse praktijk. Ook waren er teams die te snel beslissingen vastlegden en daardoor optimalisaties van het gebouw niet doorvoerden. En juist teams die te laat beslissingen namen, waardoor teamleden niet goed vooruit konden. Maar bij alle teams was overduidelijk dat de disciplines elkaar positief beïnvloeden en het ontwerp zonder integrale samenwerking nooit het nu behaalde niveau zou hebben bereikt. Zo hebben de studenten meer kennis van en begrip voor de andere disciplines ontwikkeld. Eind juni zijn de resultaten van de zes ontwerpteams gepresenteerd aan de jury, bestaande uit de begeleiders van de TU/e en Techniplan dat een prijs had uitgeloofd. Techniplan sponsort het masterproject ‘Integraal ontwerpen’ op de TU/e al meer dan vijf jaar. Dit vanuit haar overtuiging dat integraal ontwerpen meerwaarde heeft. Marian Rodenburg, afdelingshoofd Energie & Milieu, reikte de prijs uit aan het team Popmosa met de studenten: Marije Dorman (Bouwfysica), Wesley van Dielen (Bouwtechniek) Derek Vissers (Installatietechnologie), Gerwin Pater (Constructies ) en Teun Metgod (Architectuur), zie figuur 3. Hun ontwerp kenmerkte zich door creativiteit, innovatie en duurzame oplossingen zoals koeling door middel van een waterval, koelen met Maaswater, toepassen van PCM’s en flexibele akoestiek.
11
9-1-2012 14:36:30
RUIME TOEPASSING Hoewel in het voorbeeldgebouw een waterval geprojecteerd is met een blinde muur als achtergrond, zijn er ook andere opties mogelijk, zoals bij het atrium bij het Masdar hoofdkantoor in Abu Dhabi (figuur 5). Ook zijn kleinere watervallen makkelijk te integreren in gebouwen, zoals de Mont Cenis Academy in Herne of het Alterra gebouw in Wageningen. Het toepassingsgebied van het nieuwe koelingsconcept is dus ruim, zie figuur 6. Voor de toepassing van dit principe is de aanwezigheid van een rivier of een groot oppervlaktewater van belang. Dit is ondermeer het geval bij grote steden, zoals Zwolle, Deventer, Arnhem, Nijmegen, Maastricht, Dordrecht, Rotterdam, Amsterdam en Utrecht. Bij ongeveer 2.000 grote gebouwen zou dit principe dus mogelijk moeten kunnen zijn. Dit is een substantieel deel van het gebouwenbestand in Nederland, namelijk ongeveer 10% van de utiliteitsmarkt in m². Het totale Nederlandse energiegebruik in de gebouwde omgeving bedraagt 930 PJ/jaar. In Nederland is het aandeel utiliteitsbouw ongeveer 30%. 70% van de energie wordt gebruikt voor het klimatiseren van gebouwen. De potentiële besparing bij een marktaandeel van de technologie binnen de utiliteitsbouw van uiteindelijk 10%, bedraagt dan ongeveer 930*0,25*0,3*0,7*0,1= 4,9 PJ/Jaar.
Aknowlegement Het MIO-project is mede mogelijk gemaakt dankzij financiële ondersteuning van Techniplan Adviseurs en de stichting WOI.
LITERATUUR 1. Zeiler W., Integraal ontwerpen, Uitreiking ontwerpwedstrijd High Rise building TUDTU/e, TVVL magazine 7-8/ 2004 2. Zeiler W., Methodisch ontwerpen: proces en communicatie structurering, TVVL Magazine 6/98 3. Savanovic P., Quanjel E.M.C.J., Zeiler W.,
2006, Integraal Ontwerpen in het onderwijs, Id:ZES!, TVVL Magazine 10/2006 4. Savanovic P., Zeiler W., 2008, Multidisciplinair Integraal Ontwerpen, TVVL Magazine 10/2008 5. Savanovic P., Zeiler W., Quanjel E.M.C.J., Loomans M.G.L.C., Renier B., Boon J.A., 2006, Workshops Integraal Ontwerpen, TVVL Magaznie 6/2006
CONCLUSIE Het is belangrijk dat studenten leren een project integraal te ontwerpen. Het MIO biedt: - een goede leerschool voor de adviespraktijk én totale bouwpraktijk; - inzicht in een beter gebouwontwerp door samenwerking; - oefening in communicatie (begrip en respect) met andere disciplines waardoor dit later vlotter loopt; - inzicht in de wijze waarop de eigen discipline concreet wordt in een reëel project; - stimulering van de creativiteit; - discipline overschrijdend inzicht; - kennis en begrip voor elkaars disciplines. Kortom, het is een geslaagd project; intensief maar enorm leerzaam! De integraal ontwerpmethode van MIO wordt ook gebruikt bij de workshops voor professionals die door TVVL in samenwerking met BNA en TU/e gegeven worden. Zo kunnen de ervaringen uit de praktijk weer ingebracht worden bij de TU/e en is er sprake van een duidelijke win/winsituatie. Het bedrijfsleven onderschrijft de meerwaarde en ondersteunt vanuit de stichting WOI het Fellowship van bij de leerstoel Installaties die het MIO coördineert.
-Figuur 4- Ontwerpschetsen van Music Hall PopMosa
-Figuur 5- Voorbeeld van een mogelijke uitvoeringsvorm van het waterval-/verdampingsfilmprincipe, midden in een atrium en verbonden met de bevloeiing van het dak
-Figuur 6- Voorbeeldprojecten waar gebruik gemaakt wordt van de verdamping van het water in ‘opvangreservoirs’
12
TM0112_zeiler_2063.indd 12
9-1-2012 14:36:31
GEBOUWEN EN INSTALLATIES ONLINE BESTUREN
Alles-in-één Eén hardwarelijn, één besturingsplatform en één bediening via transparante webpagina’s van alle gebouwinstallaties. • Klimaat • Naregelingen voor klimaat, verlichting, zonwering
• Energie-management • Douche-automatisering (o.a. legionellapreventie en registratie)
• Toegang • Inbraakbeveiliging • Videobewaking
Verkrijgbaar in losse producten of volgens de Alles-in-één-formule. Voor bestaande en nieuwe gebouwen, geschikt voor grote en kleine projecten.
Postbus 125 • 3360 AC Sliedrecht • Tel. 0184 43 39 39 • www.webeasy.nl
TM0112_13_belimo.indd 13
13-1-2012 19:50:49
Utilitas, energiereductie op ruimteniveau Installaties in de gebouwde omgeving vragen 40% van de energie in Nederland. Maar de huidige klimaatinstallaties presteren niet conform ontwerp en basisuitgangspunten. Dit blijkt uit onderzoeken van onder meer TNO-Bouw, Halmos, RGD, TVVL en ISSO. Nu is er alleen lokale informatie beschikbaar over de comfortprestaties, maar die moet gekoppeld worden aan globale informatie over het energiegebruik. Daarnaast is een strategie gewenst om meer energie te kunnen besparen met behoud van comfort. Prof.ir. W. (Wim) Zeiler¹,², ir.ing. G. (Gert) Boxem¹, dr.ir. M.A. (Rinus) van Houten¹, ir. J.A.J. ( Joep) van der Velden², ir.ing. P. (Paul) Noom², ir. J.F.B.C. ( Jan-Fokko) Haan², ir. W. (Willem) Wortel², ing. J.W. ( Jan Willem) Dubbeldam²; ¹TU Eindhoven Faculteit Bouwkunde, unit Building Physics and Systems, ²Kropman Installatietechniek
Het energiegebruik voor het klimatiseren van utiliteitsbouw neemt af. Hierdoor neemt de invloed van de gebruiker toe (de Groot et al 2008, Spiekman et al 2009). Het streven is nu naar een globaal gebouwoptimum van energie en comfort, in plaats van een lokaal ruimtecomfortoptimum. Hiervoor wordt onderzoek verricht naar het effect van verschillende scenario’s voor comfort- en energiegebruikoptimalisatie. De opgedane inzichten zullen gebruikt worden voor de opzet van het systeemconcept PCRL (Process Control on Room Level). Belangrijk zijn de mogelijkheden om scenario’s toe te passen die het menselijk gedrag vertalen in regelstrategieën en energiemanagement op ruimteniveau. Energiemanagement op ruimteniveau wordt gedefinieerd als het meten van energiestromen en het energie efficiënt sturen van installaties op ruimteniveau. Hierbij kan gedacht worden aan het schakelen van verlichting en klimaatvoorzieningen op afwezigheid en het dimmen van verlichting op basis van daglichttoetreding. Ervaring met diverse onderzoeksprojecten leert dat de menselijke
14
TM0112_zeiler_2064.indd 14
invloed op energiemanagement van grote betekenis is. Zo heeft Kropman tijdens het Europeese 5e kaderproject ‘EBOB’ (Energie Efficiënt Behaviour in Office Buildings) [5] samen met onder meer TNO onderzoek gedaan om de invloed van de gebruiker mee te nemen in de energiemanagementstrategie in zogenaamde Forgiving Technologie [1, 2]. Dit is erop gericht om het daadwerkelijk gedrag van de gebruiker als uitgangspunt te nemen en zo de instelling van de technische installaties te optimaliseren. In onderzoeksprojecten zoals ‘Smart’ (Smart building Multi-Agent inteRnet Technologie) (Zeiler et al 2002) en ‘IIGO’ (Intelligent Internet besturing in de Gebouwde Omgeving) [6] zijn de mogelijkheden onderzocht van de toepassing van agent technologie bij comforten energiemanagement. Dit leidde tot het inzicht dat de gebruiker een centrale rol speelt bij energiemanagement, zie figuur 1.
MENSELIJK FACTOREN Als er onvoldoende rekening wordt gehouden met menselijk factoren, wordt maar een
beperkt deel van de maximaal te behalen energiebesparing gerealiseerd. Dit blijkt uit ervaringen met technologische ontwikkelingsprojecten, zoals ‘Smart’, ‘IIGO’ en ‘EBOB’, die in samenwerking met diverse onderzoeks- en kennisinstituten (ECN, TNO Bouw en TU/e) zijn uitgevoerd. Het is van belang om een integrale benadering te kiezen waarbij juist de menselijke factoren, naast de technische en bouwkundige factoren, worden meegenomen in een plan van aanpak. Hierdoor behoort een maximale energiebesparing wel tot de mogelijkheden. Centraal in het ‘Smart’-project stonden: de optimalisatie van multiparameters, de inzet van open internetstandaarden en de rol van agenttechnologie in de gebouwde omgeving. Bij het laatste ging het om elektronische markten van onderhandelende softwareagents voor de optimale sturing van comfort, kosten en energiegebruik. Het Smart-project bevatte alleen een aantal generieke bouwstenen voor internet gestuurd gebouwbeheer, onafhankelijk van specifieke karakteristieken van het gebouw of de gebruikers. De
TVVL Magazine | 01 | 2012 ENERGIEGEBRUIK
10-1-2012 11:19:58
optimalisering van de diverse energiestromen en de verschillende individuele behoeften is nog te onderzoeken. Uit numeriek onderzoek van de Zweden Per Carlsson [8] en Maria Karlsson [7] is gebleken dat er afwijkingen zijn in het verloop van de comfortbehoefte bij het opschroeven van de verwarming in stapjes. De functie verloopt niet concaaf, zoals verwacht. Bij ventilatie treedt deze afwijking nog sterker op. Deze non-concavity bemoeilijkt convergentie in de optimalisatie. Er is daarom nader onderzoek nodig naar het comfortprofiel van de gebruiker om tot een betere afstemming te kunnen komen. Een eerste aanzet is gemaakt in het ‘Flexergie’-project, waarin gekeken is naar de optimalisering van verschillende energiestromen [11]. Om de invloed van de gebruiker te illustreren worden de resultaten gegeven van een eerder onderzoek in een kantooromgeving [10]. In vele kantoorgebouwen gelden tegenwoordig geen kledingvoorschriften meer. Daardoor zijn de verschillen in kledingweerstand toegenomen, met als resultaat verschillende individuele wensen voor de condities van het binnenklimaat. Om deze verschillen aantoonbaar te maken, zijn er experimenten uitgevoerd in een kantoorgebouw. De werknemers werden gedurende een aantal weken, zonder hiervan op de hoogte te zijn, blootgesteld aan een binnenklimaat. Aan het eind van deze periode werd het binnenklimaat beoordeeld met behulp van een enquête. Deze toetsing is een aantal keer herhaald onder verschillende omstandigheden van het binnenklimaat. In figuur 2 is de beleving van 18 personen weergegeven gedurende het verloop van een dag, waarbij de condities nagenoeg identiek waren. Ieder uur werd de gebruiker gevraagd naar zijn comfortbeleving en werden de actuele waarden gemeten. De PMV is weergeven van -3, koud, tot +3, warm. De waarde 0 geeft de maximale tevredenheid aan. Het is dus zaak om de gebruiker mogelijkheden aan te bieden om het binnenklimaat individueel aan te passen, afgestemd op zijn beleving en wensen voor een goed binnenklimaat. Deze functies zijn goed te combineren met een energiemanagementsysteem op ruimteniveau. Naast het implementeren en testen van technieken, zoals ‘forgiving’ technologie en agents, is het van groot belang om de resultaten van de exploitatie te verspreiden. De disseminatie van de resultaten naar de gebruikers toe zal leiden tot een voortdurende motivatie om steeds bewuster met de installaties om te gaan.
ALGEMENE OPZET Bij de opzet van het energiemanagement op ruimteniveau wordt gebruik gemaakt van de black box-benadering, waarbij de ruimte
TVVL Magazine | 01 | 2012 ENERGIEGEBRUIK
TM0112_zeiler_2064.indd 15
-Figuur 1- Relatie tussen energiemanagement en menselijk gedrag 3 Persoon 1 Persoon 2 Persoon 3
2
Persoon 4 Persoon 5 Persoon 6
1
Persoon 7 Persoon 8 Persoon 9
PMV
Persoon 10
0
Persoon 11 Persoon 12 Persoon 13 Persoon 14
-1
Persoon 15 Persoon 16 Persoon 17
-2
Persoon 18 gemiddelde beleving gemiddelde enquête
-3 8
9
10
11
12
13
14
15
16
Tijdstip
-Figuur 2- Belevingsprofiel van de gebruiker gedurende de dag [Noom 2008]
als een black box beschouwd wordt. Het gebouw, en de te realiseren energiebesparing met behulp van energiemanagement, is een te bepalen functie die in eerste instantie als een onbekende blinde/zwarte vlek wordt beschouwd. Dit ziet er als volgt uit:
? energiebesparingspotentieel ? Stap voor stap worden de verschillende kenmerken in beeld gebracht en wordt de mogelijke functionaliteit van het energiemanagementsysteem bepaald. Deze aanpak
is gebaseerd op de methode zoals beschreven in de VDI 2221-norm, waarbij een functionele analyse van de te ontwerpen functionaliteit van het systeem wordt bepaald (Pahl et al. 2006). Bij een gebouw vindt een input plaats van bewuste en onbewuste energiestromen die leiden tot een output met een bepaald thermisch comfort op ruimteniveau en resulterend energiegebruik. Dit ziet er als volgt uit:
Input functionele modules output Door de in- en uitgangstoestanden van de
15
10-1-2012 11:20:00
-Figuur 3- Samenhang tussen in- en uitgangskenmerken en benodigde functionaliteit
-Figuur 4- Belangrijkste Parameters, invloedfactoren, informatie en functies
-Figuur 5- Implementatie strategie energiemanagement op ruimteniveau
-Figuur 6- Schematisch overzicht functionaliteiten en regelstrategie scenario 0
klimaat- en energievoorzieningen op ruimteniveau te bepalen, worden de benodigde functionele modules stap voor stap bepaald en kan steeds per aspect worden ingezoomd en gefocusseerd, zie figuur 3. Deze benadering maakt het mogelijk om gericht te kijken naar de in- en output en de functionaliteit die ertussen dient te ontstaan in de functionele modules van het energiemanagementsysteem. Door nu gericht te kijken naar de verschillende in- en uitgangskenmerken ontstaat een overzichtelijk en transparant geheel, zie figuur 4. Vervolgens kan heel gericht gekeken worden naar de input, de functionele modules en de output. Door de analyse kunnen vervolgens stapsgewijs keuzes gemaakt worden welke functionele modules daadwerkelijk ingezet zullen worden en welke in- en outputparameters daarvoor benodigd zijn om de functionaliteit te realiseren. Hierdoor wordt het mogelijk om verschillende scenario’s te ontwikkelen, waarbij steeds stap voor stap de functionaliteit wordt uitgebreid. Hierbij wordt dus optimaal recht gedaan aan de randvoorwaarde om met zo laag mogelijke kosten, zowel qua investering als exploitatie, het energiemanagement te realiseren. Immers, de verschillende technische maatregelen zijn onderling door vergelijk van de uitkomsten van de scenario’s te beoordelen op effectiviteit. Hierbij zal sprake zijn van verschillen in comfortniveau en energieprestaties, zie figuur 5. Om de effectiviteit van de verschillende maatregelen in het kader van het energiemanagement te kunnen bepalen, is het van belang de uitgangsituatie goed te kennen. Deze basissituatie, vastgelegd in de beschrijving van het energiegebruik en comfortniveau van de gebruikers, vormt de basis voor stapsgewijs onderzoek naar de effecten van de maatregelen ten opzichte van de huidige uitgangsituatie. Met hulp van de agent software is het mogelijk individuele comfortprofielen op te nemen en ook per persoon verschillende andere kenmerken te verrekenen in regeltechnische scenario’s. Hierbij bestaat het scenario 0 uit de bestaande situatie met bijbehorende regeling. Vervolgens wordt de functionaliteit stap voor stap in ieder scenario verder uitgebreid met als doelstelling daarmee het gewenste binnenklimaat steeds energiezuiniger te kunnen realiseren. De functionele scenario’s zijn gekoppeld aan verschillende regelstrategieën. Scenario 0 is schematisch weergeven in figuur 6.
RESULTAAT Voor de implementatie van de werkelijke comfort- en energiebehoefte van gebruikers, worden nieuwe functionele regeltechnische beheermodules aangeboden voor de optima-
16
TM0112_zeiler_2064.indd 16
TVVL Magazine | 01 | 2012 ENERGIEGEBRUIK
10-1-2012 11:20:02
lisatie van comfort en energie. Deze vormen de basistechnologie voor nieuwe vormen van energiemanagement door geoptimaliseerde regelstrategieën en energieconcepten, gebaseerd op de werkelijke individuele comfortbehoefte van de gebruikers. De basis is een globale analysemethode die is gebaseerd op een ondersteunende ontwerpmethodiek voor de conceptuele fase van energieconcepten voor gebouwen. Dit vormt tevens de basis voor de regelstrategie die is geïmplementeerd in een multi-agent structuur, waarmee het comfort & energiemanagementsysteem wordt opgebouwd. Onderscheidend is de bottomup-benadering via agents van de comfortbehoefteprofielen omgezet in scenario’s. Het systeem kan als module een omhullende ‘schil’ vormen bovenop het doorontwikkelde ‘Scada’-pakket InsiteView. De doelstelling is dat dit platform verder wordt uitgebouwd met verschillende functionele modules om dynamischere invloedsfactoren van gebruiker, gebouw en installaties mee te nemen dan nu het geval is. Om de effecten van de technologie te berekenen is het Kropman kantoor in Utrecht als case beschouwd. Dit is een energiezuinig gebouw met een EPC (energieprestatiecoëfficient) van ongeveer 0,75, voorzien van een EWP en aquifer. Op basis van de energiecijfers van het Kropman-gebouw is de mogelijke besparing van de nieuwe technologie uitgerekend. Deze bedraagt bij een gemiddelde besparing van 20% ongeveer 440 GJ per jaar.
CONCLUSIE Optimaler gebruik van energie in de gebouwde omgeving, waarbij er optimale afstemming tussen vraag (de werkelijke individuele behoefte) en aanbod plaatsvindt, vereist nieuwe vormen van Informatie & Communicatie Technologie (ICT). Comfortinstallaties moeten niet alleen worden gekoppeld aan dynamische real-time informatie over beschikbaarheid, duurzaamheid en prijsniveau van de energie, maar ook juist aan de veranderende vraag van de menselijke behoefte. Dit vereist implementatie van comfortprofielen en ‘human behaviour’-modellen in verschillende scenario’s, die geïmplementeerd kunnen worden in regelstrategieën met behulp van ‘agent technologie’. De ideevorming over slimme combinaties van opwekkers en afnemers staat nog maar in de kinderschoenen. Dit creatieve afwegingsproces kan ondersteund worden met de inzet van methodologie waarbij door een functioneel hiërarchische structurering een overzicht van mogelijkheden kan worden gemaakt. Daarnaast zit de essentie in het temporale verloop van de individuele comfortvraag. De
TVVL Magazine | 01 | 2012 ENERGIEGEBRUIK
TM0112_zeiler_2064.indd 17
inzet van intelligente voorspellende regelingen gebaseerd op agent technologie lijkt mogelijkheden te bieden die nog verder onderzocht gaan worden. TU/e is gestart met het in kaart brengen van de ontwikkelingen in beheerstrategieën. Er is een beknopt literatuuronderzoek gedaan naar de stand van zaken. Hierna vond de formulering van een voorlopig programma van eisen plaats voor een ‘Process Control on Room Level’. Een PCRL-systeemmodule en een set wenselijke functionaliteiten worden opgesteld voor de beoogde PCRL en elementen daarvan. Het gebouw werd daarbij als ‘black-box’ beschouwd, waarnaar een aantal energiestromen toegaan en waarin een aantal conversieprocessen plaatsvindt. Centraal staat de individualisering van het comfort door middel van comfortprofielen en ‘human behaviour’-modellen. De externe invloeden (weer, momentaan aanbod, prijs) en interne invloeden (verlichting en apparatuur) worden vervolgens in functionele verbanden weergeven. Doel is door een abstracte functionele procesbenadering tot mogelijke structuren te komen die het makkelijker maken om nieuwe comfortenergie-optimaliseringsconcepten en bijbehorende intelligente regelingen in de gebouwde omgeving mogelijk te maken. Hierbij wordt de ontwerpopgave in een aantal fasen van hoog abstractie naar detailniveau opgesplitst in een ontwerpprocesmatrix, van behoefte tot bij wijze van spreken de materiaalspecificatie van de oplossing. Een concept voor modulaire functionele ‘bouwblokken’ wordt nagestreefd. Hierdoor komt informatie in functionele modules beschikbaar vanuit de procesopzet. Die informatie over de verschillende actoren is nodig bij het ontwerp en beheer van nieuwe energieconcepten voor gebouwen.
Productief kantoor, bedieningsgemak: interactie gebruiker en installatie, presentatie tijdens de Workshop Bedieningsgemak, TNO Bouw Delft, 23 April 2009 5. Claeson-Jonsson C., 2005, Final publishable report, Energy Efficient Behaviour in Office Buildings, 30 June 2005 6. Kamphuis I.G., Warmer C.J., Jong M.J.M., Wortel W., 2005, IIGO: Intelligent Internet mediated control in the built environment: Description of a large-scale experiment in a utility building setting, ECN rapport ECNC—05-084 7. Karlsson A., 2003, Market Based Programming and Resource Allocation, IT Licentiate theses, 2003-007, Uppsala University, Department of Information Technology 8. Carlsson P. , 2001, Market and Resource Allocation Algorithms with Application to Energy Control, IT Licentiate theses, 2001005, Uppsala University, Department of Information Technology 9. Zeiler W., Wortel W., Kamphuis I.G., Akkermans J.M., 2002, SMART: Internettechnologie als intelligent element voor GBS, Verwarming & Ventilatie, Mei 2002 10. Noom P., Zeiler W., Boxem G., Haan J.F.B.C., Velden J.A.J. van der, 2010, Thermisch comfort: individueeel en tijdafhankelijk, TVVL magazine 11/2010 11. Zeiler W., Houten M.A. van, Boxem G., Velden J.A.J. van der, Haan J.F.B.C., Wortel W., Kamphuis I.G., Mommelberg M., Broekhuizen H.J., 2007, Flexergie; afstemming van energiestromen in de gebouwde omgeving, TVVL Magazine 4/2007
LITERATUUR 1. Himanen M., Brissman J., Lundberg S., Vastamiiki R., 2005, Forgiving Technology in Automated Office Buildings, 11th CIB Int. Symposium Combining Forces, Advancing Facilities management and Construction through Innovations, June 13-16, 2005, Helsinki 2. Himanen M., Järvi T., 2007, Office workers’ feedback on the control of office indoor environment, Proceedings of Clima 2007 WellBeing Indoors, Helsinki 3. Groot E.de, Speikman M., Opstelten I., 2008, Dutch Research into User Behaviour in relation to Energy Use of residences, Proocedings PLEA 2008, 25th Conference on passive and Low energy Architecture, Dublin 22-24 october 2008 4. Spiekman M., Brink L.van de, 2009,
17
10-1-2012 11:20:02
Het warmte-eiland-effect Het klimaat in een grote stad onderscheidt zich niet alleen van een landelijke omgeving door een slechtere luchtkwaliteit [1], maar ook door een hogere gemiddelde temperatuur: het warmte-eiland-effect. Lange tijd is gedacht dat dit effect alleen voor zou komen in megasteden, die we in Nederland niet kennen. Bovendien zou ons zeeklimaat met veel frisse wind, overwegend vanuit het westen, zorgen voor een goede ventilatie van de stedelijke gebieden; de warmte zou wel wegwaaien. Inmiddels is vast komen te staan dat het warmte-eiland-effect niet aan Nederland voorbijgaat. Reden om ons vakgebied over het verschijnsel te informeren. Ing. B. (Ben) Bronsema, Technische Universiteit Delft, Faculteit Bouwkunde, Rehva Fellow en Promovendus Sectie Climate Design & Sustainability van de afdeling Bouwtechnologie
Het warmte-eiland-effect of Urban Heat Island effect (UHI) is het verschijnsel dat de temperatuur in een stedelijk gebied gemiddeld hoger is dan op een bepaald referentiepunt in het omliggende landelijk gebied. Dit temperatuurverschil wordt veroorzaakt door de volgende factoren [2]: - in steden wordt door het grotere absorberende oppervlak van gebouwen in combinatie met de hoge thermische capaciteit van bouwmaterialen, baksteen, beton, asfalt e.d. meer zonlicht geabsorbeerd dan in landelijke gebieden; - de zichtfactor voor uitstraling naar de hemel is kleiner dan in een landelijk gebied; gebouwen vangen elkaars straling op; - de diffuse reflectiefactor (albedo) van het stedenbouwkundig profiel is meestal kleiner dan die van een landelijk oppervlak; - in een landelijk gebied wordt een groter deel van de zonnestraling door verdamping omgezet in latente warmte dan in een ste-
18
TM0112_bronsema_2073_def.indd 18
delijk gebied en dus minder voelbare warmte geabsorbeerd. Dit effect wordt gekwantificeerd in de Bowen factor, uitgedrukt in de formule: β = Qh / Qe (1), waarin: β = Bowen factor [-] Qh = voelbare warmtestroom [W] Qe = latente warmtestroom [W] Karakteristieke waarden voor de Bowen factor zijn 4…5 in een stedelijke gebied en 0,8…1,5 in een landelijk gebied; - in een stedelijk gebied wordt veel antropogene warmte geproduceerd door klimaatregeling, verwarming en koeling van gebouwen, gemotoriseerd vervoer, fabrieken etc. Voor deze warmteflux worden cijfers genoemd van 10…20 W.m-2 in woonwijken, 50….100 W.m-2 in een dichtbebouwd stadscentrum, tot 120…150 W.m -2 in Lower Manhattan; - in een stedelijk gebied is de warmteafvoer door de wind minder dan in een landelijk gebied.
De effecten van het warmte-eiland-effect op het klimaat van de stad zijn: - het ontstaan van thermische luchtstromingen door temperatuurverschillen; - een verhoogde buitentemperatuur; karakteristieke waarden liggen in de orde van 2°C, maar in bepaalde steden zijn waarden gemeten tot 6 à 7°C (Londen) en 8°C (Sao Paolo). De referentiehoogte waarbij deze waarden zijn gemeten wordt niet vermeld, maar aangenomen mag worden dat ze voor straatniveau gelden; - verhoogde temperatuurafhankelijke emissies van bepaalde luchtverontreinigingen; - verhoogde fotochemische productie van smog; een belangrijk gezondheidsrisico in een stedelijk gebied [3]. - een hogere binnentemperatuur in gebouwen in geval van natuurlijke ventilatie. De effecten van het warmte-eiland-effect op het energiegebruik zijn:
TVVL Magazine | 01 | 2012 KLIMAATVERANDERING
9-1-2012 14:23:08
- een hoger energiegebruik voor koeling en klimaatregeling van gebouwen in de zomer; - een hoger brandstofverbruik voor de airconditioning van motorvoertuigen; - een lager energiegebruik voor gebouwverwarming in de winter. De grotere koelbelasting in het koelseizoen vergt in het algemeen meer energie dan in het stookseizoen wordt bespaard. Het warmte-eiland-effect is sterk afhankelijk van klimatologische omstandigheden. Bij een bewolkte lucht is de afkoeling gedurende de nacht geringer, zowel in een landelijk als stedelijk gebied, waardoor de omvang van het nachtelijk warmte-eiland-effect afneemt. Na een regenbui wordt door verdamping een groter gedeelte van de zonnestraling omgezet in latente warmte onder gelijktijdige afname van de voelbare warmte en een inherente vermindering van het warmte-eiland-effect. Omgekeerd geeft een heldere hemel en droge lucht een groter warmte-eiland-effect, tenzij de gemiddelde windsnelheid hoog is. In dat geval wordt voelbare warmte gemakkelijker afgevoerd en is het warmte-eiland-effect juist minder [4]. Het warmte-eiland-effect is dus het resultaat van verschillende factoren die in ruimte en tijd, geografische en klimatologische omstandigheden verschillen, maar is normaliter ‘s nachts het hoogst. Oorzaak hiervan is het vrijkomen van in de steenachtige massa van gebouwen en straten geaccumuleerde warmte, die in een landelijke omgeving ontbreekt. Binnen het warmte-eiland-effect op de macroschaal van een stad kunnen op de microschaal van straat of gebouw behoorlijke temperatuurverschillen ontstaan. De omvang hiervan is in hoge mate afhankelijk van de aspectratio. Dat is de gemiddelde hoogte van gebouwen t.o.v. de straatbreedte. Bij een hoge aspectratio is de zontoetreding in een straat geringer en kan er binnen het warmte-eiland van de stad plaatselijk een koelte-eiland ontstaan [4]. Het warmte-eiland-effect wordt verder gekenmerkt door een positieve verticale temperatuurgradiënt in de orde van 3 tot 8°C per 100 m [5]. Dit wordt bevestigd door onderzoek [6] dat van straatniveau tot een hoogte van 100 m een verticale temperatuurgradiënt laat zien van 2,8°C om 16.30 uur tot 7,6°C om 7.00 uur (zie figuur 1). De verhouding tussen dag (16.30 uur) en nacht (7.00 uur) is ongeveer 0,37. Zonder warmte-eiland-effect is er een negatieve verticale temperatuurgradiënt van ongeveer 1°C per 100 m.
ONDERZOEK In de hele wereld is er een toenemende trend naar verstedelijking met als gevolg het
TVVL Magazine | 01 | 2012 KLIMAATVERANDERING
TM0112_bronsema_2073_def.indd 19
-Figuur 1- Verticale temperatuurgradiënt zonder en met warmte-eiland-effect volgens [6]
ontstaan van megasteden, vooral in Oosterse landen. Klimatologen verwachten in deze eeuw onder invloed van het broeikaseffect ook een mondiale temperatuurstijging. In verschillende Europese steden is tijdens enkele hittegolven in het vorige decennium een verhoogde sterfte onder de stadsbevolking gemeten. Bij elkaar genomen heeft dit het onderzoek naar het warmte-eiland-effect en de urbane klimatologie een impuls gegeven [7]. De resultaten van dit onderzoek zijn vooral van belang voor de stedenbouwkundige topografie, waarin de bebouwingsdichtheid, de afwisseling van gebouwhoogten, de permeabiliteit van de bebouwing in relatie tot de windrichting en het ontwerp van water- en groenpartijen van belang zijn voor de vermindering van het warmte-eiland-effect. Er ligt hier een duidelijk spanningsveld met de trend naar een hoge bebouwingsdichtheid in compacte steden [8]. Het onderzoek loopt parallel met het onderzoek naar de verspreiding van verkeersemissies. Het gebruik van GIS, Geographical Information System, en IRS, Infrared Remote Sensing, voor het vastleggen van hotspots en coolspots speelt hierbij een belangrijke rol [9]. In de VS en enkele Zuid Europese landen [10] wordt onderzoek gedaan naar de vermindering van het warmte-eiland-effect, o.a. door toepassing van reflecterende gevels en daken Een reflecterende dakbedekking geeft in de zomer een daktemperatuur van 10…15°C tegenover 40....45°C van een conventionele dakbedekking. Ook hier is de energiebesparing in de zomer groter dan het grotere energiegebruik in de winter. Voor Nederland zou een grootschalige toepassing van ‘groene’ daken en gevels een betere oplossing kunnen bieden. Hierdoor wordt niet alleen het warmte-eilandeffect verminderd maar ook de luchtkwaliteit
verbeterd. Een hogere reflectiefactor (Albedo) en een lagere Bowen factor (meer verdamping) hebben beide een gunstige uitwerking. In ons land stimuleert de Gemeente Rotterdam met een subsidieregeling de aanleg van groene daken en gevels (zie kader einde artikel).
EFFECT IN NEDERLAND [11] In tegenstelling tot vele andere landen werd tot voor kort in Nederland naar urbane meteorologie geen onderzoek gedaan. Het warmteeiland-effect werd hier door het milde klimaat en de invloed van de Noordzee nauwelijks van belang geacht. Dit veranderde na de hittegolven van 2003 en 2006, die oorzaak waren van een extra sterfte van tussen 1.000 en 2.200 personen. Deze aantallen zijn in vergelijking met de cijfers van andere Europese landen relatief hoog. De extra sterfte kwam vooral tot uitdrukking in steden, waardoor de bewustwording ontstond dat ook in Nederland met het warmte-eilandeffect rekening moet worden gehouden. Daar komt bij dat de trend van een toenemende verstedelijking aan Nederland niet voorbijgaat en dat door de verwachte klimaatverandering ook in Nederland warme dagen frequenter zullen voorkomen. Door Wageningen University is recentelijk het warmte-eiland-effect in stedelijke gebieden van Nederland onderzocht [12]. Daarbij is gebruik gemaakt van literatuurstudie, voorlopige resultaten van recente meteorologische metingen in Rotterdam en Arnhem, alsmede gegevens verstrekt door amateur meteorologen. In Rotterdam werden op een warme dag, 6 augustus 2009, metingen gedaan met behulp van mobiele meetstations op twee bakfietsen. Als referentiemeting werden de temperaturen
19
9-1-2012 14:23:09
op Rotterdam Airport gebruikt. In de vroege namiddag (14.00 tot 16.00 uur) waren de temperaturen in de binnenstad 1 tot 2 K hoger, en in het Park 1 tot 2 K lager dan de referentie. In de late avond (22.00 tot 24.00 uur) daarentegen was de temperatuur in de binnenstad 5 K hoger dan de referentie, en vergeleken met de landelijke omgeving zelfs 7 K. Tabel 1 laat de belangrijkste meetresultaten zien voor de zomer van 2010 voor de locaties Rotterdam Centrum, Zuid en Oost. In Arnhem werden op 19 augustus 2009 soortgelijke metingen gedaan, waarbij eveneens een substantieel warmte-eiland-effect van ongeveer 7 K werd gemeten. Tabel 2 laat de waarden zien van het warmteeiland-effect voor verschillende Nederlandse steden en dorpen, zoals gemeten door amateur meteorologen. De hoogste waarden, gemeten in Rotterdam, komen goed overeen met de metingen van tabel 1. Opvallend zijn de relatief hoge waarden die gerapporteerd zijn in een kleine plaats als Losser. Een vergelijking van Nederlandse met buitenlandse steden geeft aan dat het warmteeiland-effect dezelfde grootteorde heeft.
URBAN CLIMATE ZONE Om warmte-eiland-effecten in verschillende plaatsen te kunnen vergelijken is het
Plaats
Inwoners (x1000)
onderscheid ‘urbaan versus ruraal’, of ‘stedelijk versus landelijk’ veel te grof. Om stedenbouwkundige karakteristieken nauwkeuriger te kunnen definiëren is een classificatiesysteem UCZ ontwikkeld [13], zie figuur 2. Naast een omschrijving van het betreffende gebied zijn hierin enkele fysiek meetbare parameters gebruikt, te weten:
- Davenport Ruwheidsclassificatie [14]; - Aspect Ratio, zie de verklaring in figuur 2; - percentage (bebouwde + verharde) grondoppervlak. Het systeem wordt momenteel nog verder verfijnd met o.a. de diffuse reflectiefactor (albedo) en de antropogene warmteflux van
Rotterdam Centrum
Rotterdam Zuid
Rotterdam Oost
1
2
3
UCZ, Urban Climate Zone Classification
Zomer 2010 Mediaan
4,6 K
4,4 K
3,4 K
95 Percentiel
7,8 K
7,0 K
5,3 K
Maximum
8,9 K
7,8 K
6,7 K
Winter 2009 / 2010 Mediaan
2,2 K
2,3 K
1,4 K
95 Percentiel
5,1 K
4,5 K
3,8 K
Maximum
5,7 K
5,0 K
4,8 K
Winter 2010 . 2011 Mediaan
2,3 K
2,2 K
2,0 K
95 Percentiel
6,7 K
5,2 K
3,8 K
Maximum
8,0 K
6,4 K
5,7 K
-Tabel 1- Gemeten waarden van het warmte-eiland-effect in Rotterdam
Begindatum
Einddatum
UCZ
UHImax - K Mediaan
95 Perc.
1
Apeldoorn
160
01/2008
06/2009
5
2,9
6,2
2
Assen
65
01/2007
03/2009
3
1,8
4,0
3
Damwoude
5,5
01/2005
04/2009
5-7
1,3
3,2
4
Delft
97
01/2007
03/2009
2-3
1,7
4,8
5
Doornenburg
2,7
06/2007
06/2009
5
2,6
5,7
6
Groningen
198
01/1999
03/2009
3
1,5
3,1
7
Haarlem
149
12/2005
02/2008
3
2,5
5,7
8
Heemskerk
39
01/2005
12/2008
3
2,8
5,9
9
Heerhugowaard
50
01/2005
04/2009
3-5
2,4
6,2
10 Houten
47
07/2006
04/2009
3
1,2
3,0
11
IJsselmuiden
12
07/2005
07/2009
3
3,1
6,8
12 Leeuwarden
94
01/2007
03/2009
3-5
1,1
3,0
13 Leiden
117
03/2004
03/2009
3
3,2
5,6
14 Losser
23
01/2003
12/2008
3-5
2,9
6,8
15 Purmerend
79
01/2008
03/2009
3
2,5
4,6
16 Rotterdam
588
12/2007
03/2009
2-3
3,4
7,6
17 Den Haag
483
07/2007
04/2009
3-5
2,2
5,3
18 Voorburg
40
01/2006
12/2008
2
2,4
5,6
19 Wageningen
35
01/2008
07/2010
3-5
2,4
5,6
-Tabel 2- Gemeten waarden van het warmte-eiland-effect in verschillende plaatsen
20
TM0112_bronsema_2073_def.indd 20
TVVL Magazine | 01 | 2012 KLIMAATVERANDERING
9-1-2012 14:23:10
het betreffende gebied [15]. Een klimaatactief gebouw (een gebouw dat adaptief reageert op het buitenklimaat) komt het beste tot zijn recht in een klimaatactieve stedenbouwkundige omgeving. Nader onderzoek zou moeten worden gedaan naar een model dat stedenbouwkundige aspecten combineert met het windklimaat, het warmteeiland-effect en de daaraan gerelateerde energieaspecten.
IS HET EFFECT TE BEREKENEN? Een oude publicatie geeft de volgende benaderingsformule voor het nachtelijke warmteeiland-effect [15], die overigens in meer recente publicaties nergens is teruggevonden: UHIN = P0,25 / 4U0,5 (2), waarin:
UHIN = warmte-eiland-effect ‘s nachts [K] P = aantal inwoners betreffende stad [-] U = windsnelheid [m.s-1] In figuur 3 zijn de meetgegevens van tabel 2 grafisch uitgezet. De grote spreiding laat niet toe met redelijke betrouwbaarheid een relatie af te leiden tussen het warmte-eiland-effect en het aantal inwoners. In de figuur zijn ook de berekende waarden volgens de formule weergegeven voor een windsnelheid van 0,5 m.s-1, waarbij echter na enig trial and error de exponent van P is verlaagd van 0,25 naar 0,23. Voor Rotterdam en zeven andere steden geeft de formule dan een resultaat dat redelijk overeenkomt met de gemeten waarden voor de 95 percentiel. Deze formule is enigszins speculatief. Er is niet vermeld op welke hoogte de windsnelheid wordt gemeten, maar aangenomen mag worden dat deze geldt ter plaatse van het meetstation, dus op straatniveau. Er is in dat geval nauwelijks een relatie met de potentiële windsnelheid U10 aan te geven en dus ook niet met de statistische frequentie hiervan (de potentiële windsnelheid is de windsnelheid op een hoogte van 10 m in een vlak en open terrein). Het aardige van formule (2) is dat de windsnelheid hierin een rol speelt, en het is inderdaad de wind die bij de ventilatie en de warmteafvoer van de stad een belangrijke rol speelt. Anderzijds blijkt uit tabel 2 dat er niet altijd een relatie is tussen het aantal inwoners en het warmte-eiland-effect. Ook uit kleinere plaatsen worden immers substantiële waarden gerapporteerd. Bij de metingen in Rotterdam, met 588.000 inwoners, zijn ook de plaatselijke windsnelheden op de meetstations gemeten, zie figuur 4. Een controleberekening met gebruikmaking van de gemodificeerde formule geeft voor windsnelheden van 0,5 tot 1,0 en 1,5 m.s-1 een UHI-effect van respectievelijk 7,5 - 5,3 en 4,3 °C, die hiermee ten opzichte van de metingen zijn overgewaardeerd.
TVVL Magazine | 01 | 2012 KLIMAATVERANDERING
TM0112_bronsema_2073_def.indd 21
-Figuur 2- Urban Climate Zone Classification
-Figuur 3- Grafische weergave meetgegevens tabel 2 en aangepaste formule met u = 0,5 m.s-1
21
9-1-2012 14:23:17
Voor Amsterdam, met 750.000 inwoners, wordt bij deze windsnelheden een UHI-effect berekend van respectievelijk 7,9 - 5,6 en 4,6°C. Meetgegevens van Amsterdam zijn niet bekend. Voor Assen, met 65.000 inwoners, zijn deze cijfers respectievelijk 4,5 - 3,2 en 2,6°C, redelijk vergelijkbaar met de in tabel 2 gemeten waarden.
-Figuur 4- UHC (°C) in Rotterdam als functie van de windsnelheid
GEVOLGEN Het warmte-eiland-effect is het sterkst in de nachtelijke uren als de meeste kantoorgebouwen gesloten zijn en er dus geen additionele belasting van de klimaatinstallatie optreedt. Voor gebouwen met continubedrijf treedt er wel een additionele belasting op. Hier staat echter tegenover dat de externe belasting door zoninstraling ’s nachts ontbreekt. In het ‘Earth, Wind & Fire’-concept, een onderzoeksproject dat ik momenteel uitvoer, wordt de ventilatielucht op dakniveau aangezogen. De positieve verticale temperatuurgradiënt is hier een minder gunstige omstandigheid. Voor gebouwen tot een hoogte van 70 m is het effect in de dagsituatie echter beperkt tot maximaal ongeveer 2°C, zie figuur 3. Voor een gebouw van deze hoogte in het centrum van Rotterdam, waar het warmte-eiland-effect op straatniveau 1 à 2 K is, zal dan in de koelperiode rekening moet worden gehouden met een temperatuur van de aangezogen ventilatielucht die 3 à 4 K boven de ontwerpbuitentemperatuur ligt. De nadelige consequenties die dit heeft voor de koellast, worden in de stookperiode gedeeltelijk gecompenseerd. Een methodologie voor de voorspelling van het energiegebruik in een warmte-eiland op basis van meteorologische gegevens op bepaalde locaties is in een casestudy voor Londen uitgewerkt [16]. De te verwachten negatieve effecten van het warmte-eiland-effect op de thermische belasting worden ruimschoots gecompenseerd door de veel betere luchtkwaliteit op hogere niveaus [1].
referenties 1. Bronsema B. 2011. Luchtkwaliteit in de grote stad. TVVL Magazine x/2011 2. Taha, Haider (2004). Heat Islands and Energy.
22
TM0112_bronsema_2073_def.indd 22
EUROPA’S GROOTSTE GROENE GEVEL De parkeergarage Westblaak in Rotterdam is de grootste groene gevel van Europa. Langs de verschillende zijvlakken en op de bovenste parkeerlaag is in totaal 5.000 m2 groene gevel aangelegd. De bouw begon mei 2010 en werd begin september van dat jaar afgerond. De aanleg was mede mogelijk door een financiële bijdrage van de gemeente Rotterdam. Die stimuleert met een subsidieregeling al de aanleg van groene daken. Groene daken spelen een belangrijke rol bij de afvang van overtollig regenwater bij extreme regenbuien, zorgen voor een langere levensduur van het dak en nemen fijn stof en CO2 op. Met een financiële bijdrage voor de eerste groene gevel zette Rotterdam een nieuwe stap in het verder verduurzamen van de stad. Wethouder Bolsius (Haven, Financiën, Buitenruimte en Organisatie): “Groene gevels zorgen voor een lokale reductie van fijn stof, stikstof en omgevingslawaai. Daarnaast dragen ze bij aan een groene en aantrekkelijke leefomgeving. Dat zijn zeker bij een grote en centraal gelegen parkeergarage als de Westblaak grote voordelen. Bovendien werken groene gevels in de zomer verkoelend – de stralingswarmte is minder – en wordt bij de garage Westblaak het regenwater hergebruikt.” De groene gevel voor de parkeergarage Westblaak is de eerste pilot die in uitvoering is gegaan. Meerdere pilots moeten de effecten van groene gevels in beeld brengen. De parkeergarage Westblaak wordt voorzien van een korfstructuur van een lichtgewicht metalen gaasconstructie met wintergroene klimplanten (Hedera). Door de combinatie van het groene takkenmotief van de constructie en de planten ontstaat een extra architectonische dimensie met een frisse groene uitstraling. De planten worden volautomatisch gevoed met het regenwater dat is gefilterd en opgeslagen in waterreservoirs onder de parkeergarage. Het Rotterdamse architectenbureau Kühne & Co ontwierp de groene gevel van de parkeergarage. Encyclopaedia of Energy, Volume 3, 2004 Elsevier Inc. 3. Santamouris, M. 2004. Natural Ventilation in Urban Areas. Ventilation Information Paper No. 3 maart 2004. Air Infiltration and Ventilation Centre – www.aivc.org 4. Erell, E. et al 2007. Accounting for Urban Microclimate in Computer Simulation of Building Energy Performance. Proceedings PLEA 2007- The 24th Conference on Passive and Low Energy Architecture, pp 210 – 217. 5. Morawska, L. 2004. Motor vehicle emissions as a source of indoor particles. Indoor environment, Wiley – VCH. Morawska and Saltthammer (Editors), pp 297-318. 6. Rubino, F.M. et al 1998. Height Profile of some Air Quality Markers in the Urban Atmosphere Surrounding a 100 m Tower Building. Atmospheric Environment Vol. 32 No. 20 (1998) pp 3569-3580. 7. Hebbert, Michael 2011. Climate Science in Urban Design: A historical and Comparative Study of Applied Urban Climatology. Workshop University of Manchester 23 juni 2011. http://www.sed.manchester.ac.uk/architecture/research.csud/workshop/abstracts 8. Ng, Edwarf 2011. Application of Urban Climatic Map to Urban Planning of High Density Cities – An Experience from Hong Kong. Workshop University of Manchester 23 juni 2011. 9. Hien, W.N. et al 2007. Geographical Information System (GIS)-Based Urban Heat Island Study in NUS Campus. Proceedings
PLEA 2007- The 24th Conference on Passive and Low Energy Architecture, pp 273 – 280. 10. Synnefa, A. et al 2007. Passive cooling of buildings by the application of cool coatings. Proceedings PLEA 2007- The 24th Conference on Passive and Low Energy Architecture, pp 431 – 436. 11. H ove, van L.W.A. 2011. Exploring the Urban Heat Island Intensity in the Netherlands. Workshop University of Manchester 23-06-11 12. Hove, Bert van et al 2010. Het stadsklimaat in Rotterdam. Een eerste analyse van de meetgegevens van het meteorologische meetnet. 13. Oke, Tim R. 2006. Towards better scientific communication in urban climate. Theoretical and Applied Climatology Volume 84, Numbers 1-3, pp 179-190 14. Wieringa J. en Rijkoord P.J. 1983. Windklimaat van Nederland. Staatsuitgeverij Den Haag ISBN 90-12-04466 9 15. Steward, Iain and Oke, Tim 2009. A new classification system for urban climate sites. Bulletin of the American Meteorological Society / Jul 2009 16. Benett, M.; Saab, A.E., 1982: Modelling of the urban heat island and of its interaction with pollutant dispersal. Atmospheric Environment 16, 1797-1822 17. K olokotroni Maria et al 2010. A validated methodology for the prediction of heating and cooling energy demand for buildings within the Urban Heat Island: case study of London. Solar Energy Volume 84, Issue 12, December 2010, pp 2246 – 2255.
TVVL Magazine | 01 | 2012 KLIMAATVERANDERING
9-1-2012 14:23:18
sinds 1877
Kiefer
lucht- en klimaattechniek
Kwaliteit met hoog comfort INDUL Hoog inducerend spleetarmatuur
Volledig tochtvrije luchtverdeling bij een ∆t tot -14K Voor constant of variabel debiet 100 … 20% Geen coanda, maar vrijstaal. Zeer geschikt i.c.m. klimaatplafonds Geringe spleetbreedte 15 of 18 mm; valt nauwelijks op Diffuse, walsarme luchtverdeling, schone plafonds
INDUCOOL Hoog inducerend hygiënisch plafondkoelpaneel
Kom persoonlijk kennismaken met een partner die altijd op zoek is naar de beste oplossingen: stand 10.C021 VEDOTEC - de toonaangevende leverancier van systeemonafhankelijke kwaliteitscomponenten voor de elektro-, meet- en regeltechniek.
Met grote afstand het beste plafondkoelpaneel In ieder plafond (sierlijk) inpasbaar Tochtvrije werking bij 13°C inblaas en GKW 14/16°C Hoge koelcapaciteiten: 150 W/m² of 500 W/m¹ Zeer geschikt als vermogensaanvulling op klimaatplafonds
CONCRETCOOL Betonkernactivering met lucht
MRPCOMPONENTS
Ventileren en koelen in één systeem Ventilatielucht van 12°C wordt in de koelbuis verwarmd naar 21°C Tegelijkertijd wordt het betondek gekoeld Thermisch comfort en luchtkwaliteit worden verbeterd Meer voor minder en besparing van 50% op energiekosten
COMPONENTEN VOOR ELEKTRO-, MEET- EN REGELTECHNIEK
Navos Klimaattechniek B.V. Kleveringweg 20, 2616 LZ Delft T +31-15-215 37 28
W www.navos.nl
E navos@navos.nl
DE VIJF BOEKEN 1-K 2911 BL NIEUWERKERK A/D IJSSEL TEL. 088-8336800 | FAX 088-8336868 | INFO@VEDOTEC.NL W W W . V E D O T E C . N L
VEDOTOEC-adv-VSK-90x268-2.indd 1
TM0112_23.indd 23
12/23/2011 3:40:04 PM
10-1-2012 13:20:59
Nieuw Bouwbesluit gaat voorbij aan gezond binnenmilieu Het Bouwbesluit houdt rekening met bruikbaarheid, veiligheid, gezondheid en energiezuinigheid. Met comfort is geen rekening gehouden. Hiervoor dienen apart, in de privaatrechtelijke sfeer, afspraken te worden gemaakt. Het Bouwbesluit vermeldt minimum prestatie-eisen die vaak in Programma’s van Eisen worden overgenomen. Maar de praktijk wijst uit dat niet alle marktpartijen zich hiervan bewust zijn. Het gevolg is dat er nog steeds gebouwen worden ontworpen met als uitgangspunt louter de minimum eisen van het Bouwbesluit. In april of juli 2012 zal het nieuwe Bouwbesluit van kracht zijn. Dit artikel beoogt inzichtelijk te maken wat de gevolgen zijn van deze herziene versie voor de binnenluchtkwaliteit in utiliteitsgebouwen. C.P.G. (Paul) Roelofsen CFM, M.Sc.Eng., Grontmij Nederland B.V.
Een uitvloeisel van het Actieprogramma Deregulering (Woning)bouwregelgeving uit 1983 was dat de overheid niet meer dan het strikt noodzakelijke wilde regelen. Het advies van de Gezondheidsraad uit 1984 beschrijft de uitgangspunten van de ventilatie-eisen in de regelgeving. De regelgeving voor luchtkwaliteit in gebouwen houdt alleen rekening met de luchtverontreiniging die mensen veroorzaken, aangezien deze bron onvermijdbaar is. Andere luchtverontreinigingsbronnen die van invloed zijn op de binnenluchtkwaliteit (zoals interieur, installaties, gebouw en buitenlucht) worden buiten beschouwing gelaten en zijn de verantwoordelijkheid van de marktpartijen [1].
CO2-GEHALTE
Uit onderzoek blijkt dat het kooldioxide(CO2-) gehalte in de binnenlucht een geschikte indicator is voor de luchtverontreiniging die de mens veroorzaakt [2], [3]. Verschillende onderzoeken besteden aandacht aan de veranderde
24
TM0112_roelofsen_2078_def.indd 24
inzichten in het hanteren van een criterium hiervoor. Voor gezonde volwassenen (20 tot 55 jaar) zou een grenswaarde van 800 ppm (parts per million) moeten worden aangehouden; voor ouderen (> 55 jaar) en kinderen 700 ppm en voor de groep met aandoeningen in intoleranties 600 ppm. Vanaf 600 à 700 ppm kan irritatie ontstaan aan ogen en luchtwegen. Het Bouwbesluit (2003) gaat nochtans uit van 1.200 ppm [1].
VERSE LUCHTHOEVEELHEID In het (Concept)Bouwbesluit 2012 zijn de bezettingsgraadklassen vervangen door een personenbenadering. De bezettingsgraadklassen waren bedoeld als instrument om nuances aan te brengen in de zwaarte van de voorschriften. De praktijk ervaart die klassen veelal als ingewikkeld en te abstract. Bovendien zijn de tabellen door de bezettingsgraadklassen heel omvangrijk. Met de personenbenadering zouden de genoemde bezwaren zijn weggeno-
men. Bij nieuwbouw wordt voor de ventilatiecapaciteit uitgegaan van het beoogde aantal personen in een ruimte en bij bestaande bouw van het aantal personen dat daadwerkelijk in een ruimte aanwezig mag zijn. Nieuwe schoolgebouwen moeten - in tegenstelling tot andere gebouwen - met ingang van het nieuwe bouwbesluit aan strengere eisen voor luchtkwaliteit en ventilatie voldoen [4], [5]. In het (Concept)Bouwbesluit 2012 is de grenswaarde voor de luchtkwaliteit in nieuwe scholen verlaagd; ofwel: er is meer ventilatie vereist. Ook de eisen voor ventilatie komen hoger te liggen. Scholen moeten bijvoorbeeld verplicht beschikken over te openen ramen voor spuiventilatie. De minimale ventilatie voor nieuwbouw van scholen gaat omhoog naar 30,6 m3/h/persoon. Dit is een stuk hoger dan de oude praktijkrichtlijn NPR 1089 (20 m3/h/pp) en de aanbevolen luchtverversing van 25 m3/h/pp van de Gezondheidsraad uit 1984. Kortom, voor de gebruikers van nieuwe
TVVL Magazine | 01 | 2012 REGELGEVING
10-1-2012 11:22:21
schoolgebouwen zal de nieuwe uitgave van het Bouwbesluit in dat opzicht beter uitvallen. Voor bestaande gebouwen en nieuwe gebouwen met een andere gebruiksfunctie ligt het anders. Als voorbeeld zijn, in het geval van nieuwbouw, voor een aantal gebruiksfuncties de verschillen in tabel 1 weergegeven. Voor de bestaande bouw zijn de vereiste verse luchthoeveelheden per persoon over het algemeen (aanzienlijk) geringer.
BESCHOUWING Opvallend is dat anno 2012 de minimum vereiste verse luchthoeveelheid in nieuwbouwsituaties minder is dan de verse luchthoeveelheid per persoon die de Gezondheidsraad in 1984 als minimum beschouwde (de onderwijsfunctie uitgesloten). Die luchthoeveelheid was destijds gebaseerd op een maximum CO2-gehalte van 1.200 ppm in de ruimte (nl. 25 m3/h/p.p). Voor de bestaande bouw is het verschil nog groter. Opvallend is bovendien dat men eraan voorbijgaat dat de productie van kooldioxide per persoon afhankelijk is van de activiteitsgraad van een persoon. Anno 2012 is de vereiste verse luchthoeveelheid per persoon in bijvoorbeeld een kantoorsituatie (lage CO2-productie) gelijk aan die van een persoon die sport (zeer hoge CO2-productie). Bij het winkelen, met een metabolisme groter dan bij kantoorwerkzaamheden, is de vereiste minimale verse luchthoeveelheid per persoon geringer dan in de kantoorsituatie. Blijkbaar is voornoemde grens voor de maximale CO2concentratie in een ruimte (nl. 1.200 ppm) losgelaten en wordt er minder belang gehecht aan de gezondheid; immers, verschillende onderzoeken tonen aan dat het CO2-gehalte in een ruimte een prestatie-indicator is voor de waargenomen luchtkwaliteit, het comfort, de (leer)prestatie en het ziekteverzuim van mensen die werkzaam zijn in een organisatie [1], [2], [6], [8], [9]. Tot slot wekt het (Concept) Bouwbesluit 2012 de indruk dat er niet is gekeken naar de Arbowet. De minimale verse luchthoeveelheid in een kantoor dient volgens Arbo-Informatieblad no. 7, als richtlijn voor de Arbo-catalogus, bijvoorbeeld minimaal 30 m3/h/p.p. te zijn. De Arbo-catalogus heeft weliswaar geen wetskracht en geeft het slechts invulling aan wat de Arbowet beoogt, maar vreemd is het wel.
nieuwbouwsituaties is er in ieder geval geen rekening gehouden met de laatste inzichten, de onderwijsgebouwen uitgezonderd. De aandacht die het slechte binnenklimaat in schoolgebouwen de afgelopen jaren heeft gekregen had evenzo van toepassing kunnen zijn op gebouwen met een andere functie. Het gevolg daarvan zou een verhoging van de binnenklimaateisen in de voorschriften zijn geweest. Het zou daarom zinvol zijn als het (Concept) Bouwbesluit 2012 een minimumniveau van gezondheid, volgens de laatste inzichten, zou garanderen (naast veiligheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid) in plaats van een minimumniveau aan technische voorzieningen.
REFERENTIES 1. Bronswijk J.E.M.H., Van Dongen J.E.F., Koren, L.G.H., Pernot C.E.E. (2003), ‘Relatie EPC en gezondheidsrisico’s als onderdeel van het kwaliteitsniveau van gebou-wen’, TNO-rapport 2003-GGI-R075, ISBN-nr. 90-5986-047-0 2. Roelofsen C.P.G. (2003), ‘Kooldioxide als prestatie-indicator waargenomen luchtkwaliteit’, Verwarming & Ventilatie, pp. 399 – 403
TVVL Magazine | 01 | 2012 REGELGEVING
TM0112_roelofsen_2078_def.indd 25
(Concept) Bouwbesluit 2012
Bouwbesluit 2003 (verblijfsruimten)
Gebruiksfunctie
Kantoor
Winkel
Sport
CONCLUSIE In de media duiken berichten op dat de rijksoverheid het leegstandsprobleem in gebouwen wil ondervangen door o.a. de wettelijke voorschriften te versoepelen. Het gevolg: er wordt geen rekening gehouden met de toekomstbestendigheid van gebouwen en mensen met een functiebeperking in die gebouwen [10]. Voor
3. Rasmussen C. (1985), ‘The influence of human activity on ventilation requirements for the control of body odour’, Clima 2000, Vol. 4, pp. 357 – 362 4. Agentschap NL (2010), ‘Programma van Eisen Frisse scholen’, 2010 5. ISSO-publicatie 89 (2008), ‘Binnenklimaat scholen’, ISBN-nr. 978-5044-151-3 6. Milton D.K. (2000), ‘Risk of sick leave associated with indoor air supply rate, humidification and occupant complaints’, Indoor Air 10(40) 7. Rudnick S.N., Milton D.K. (2003), ‘Risk of airborne infection transmission esti-mated from carbon dioxide concentration’, Indoor Air 13(3), pp. 237-245 8. Shendell D.G., Prill R., Fisk W.J., Apte M.G., Blake D., Faulkner D. (2004), ‘Associations between CO2 concentrations and student attendance in Washington and Idaho’, Indoor Air 14(5), pp. 333-341 9. De Gids W.F., (2007) ‘Ventilatie in scholen: Het effect van ventilatie op prestaties van leerlingen’, TVVL-Magazine, 36(5), pp. 26-29 10. Van Belzen Th., (2011), ‘Verbouwregels gevaarlijk’, Cobouw.
Onderwijs
Bezettingsgraadklasse
Oppmin [m²]
Oppmax [m²]
Vmin1/p.p. [m3/h/p.p.]
Vmin2/p.p. [m3/h/p.p.]
B1
-
-
-
-
B2
-
-
-
-
Vmin/p.p. [m3/h/p.p.] -
B3
>5
12
> 18
43,2
23,4
B4
-
-
-
-
-
B5
-
-
-
-
-
B1
> 0,8
2
> 10,9
27,4
14,4
B2
2
5
10,8
27,0
14,4
B3
>5
12
> 10,8
25,9
14,4
B4
> 12
30
> 17,3
43,2
14,4
B5
> 30
-
> 43,2
-
14,4
B1
> 0,8
2
> 18,4
46,1
23,4
B2
2
5
18
45,0
23,4
B3
>5
12
> 18
43,2
23,4
B4
> 12
30
> 17,3
43,2
23,4
B5
> 30
-
> 43,2
-
23,4
B1
> 0,8
2
> 20,2
50,4
30,6
B2
2
5
20,2
50,4
30,6
B3
>5
12
> 19,8
47,5
30,6
B4
-
-
-
-
-
B5
-
-
-
-
-
-Tabel 1- Verse luchthoeveelheden Bouwbesluit 2003 versus het (Concept)Bouwbesluit 2012 (Nieuwbouw)
25
10-1-2012 11:22:22
Schako
03.C079 Hitma
Reflex
08.B004
Schako presenteert op de VSK de speerpunten uit haar leveringsprogramma. Op het gebied van luchtverdeeltechniek zijn dit PILplafondroosters en PIL-B vloerroosters voor het tochtvrij inblazen van gekoelde lucht. Ook tot dit programma behoren de Disa-inductieunits. Op het gebied van brandveiligheid zullen de brandkleppen BKA-EN en BSK-RPR centraal staan. Ze hebben een lage luchtweerstand en zijn ook leverbaar in Atex-uitvoering. Tevens aandacht voor het Easybussysteem voor het monitoren en aansturen van brandkleppen en volumestroomregelaars. Speciale aandacht is er ook voor laboratoriumventilatie: de Hepa-filterkast met uitblaasrooster, ruimtedrukregeling en volumestroomregelaar met snelle direct drive motoren. Info: www.schako-nederland.nl; tel. 0165-514223
Bij kleine lekverliezen in uitgebreide leidingenstelsels en te hoge luchtpercentages van koel- of verwarmingsinstallaties kan de installateur er voor kiezen om gecombineerde ontgas/navulunits te plaatsen. De Servitec vacuümsproeibuis-ontgassers kunnen op een centrale plaats in de installatie worden ingebouwd. Ze ontgassen het water effectief. Door middel van de ontgasser wordt het systeem ook gecontroleerd bijgevuld, zodat grotere lekkages direct worden herkend. Reflex presenteert ook de compacte Servitec 30. Het installatiewater wordt in deze unit vacuüm-ontgast in het verlengde pomphuis. Ook voor kleinere installaties is er een oplossing die de warmteafgifte verbetert, stromingsgeluiden opheft èn zorgt voor een comfortabele navulling. Info. www.reflexnederland.nl; tel.0184-670530
Lowara
08.A010
De splitsing van ITT Corporation is afgerond. De waterdivisie draagt de naam Xylem. De Xylem merken Lowara en Vogel zijn vertrouwd. Met de introductie van de GVF boosterset breidt Lowara haar productportfolio van toerengeregelde drukverhoginginstallaties uit. Deze energiezuinige, compacte en betrouwbare serie is uitgevoerd met de nieuwe gebruiksvriendelijke SD60 toerenregelaar en de hoogefficiënte e-SV verticale meertrapspomp. Voorzien van een netwerkverbinding kan de installatie gekoppeld worden aan een gebouwbeheersysteem, is het energiegebruik te analyseren en zijn de pompparameters op afstand instelbaar. Info. www.lowara.nl; tel. 418-655083
SFA Benelux
11.A058
SFA Benelux introduceert haar nieuwe productgamma SaniAccess vuilwaterpomp en fecaliënvermalers. Deze nieuwe reeks biedt het serviceniveau, de effectiviteit en de betrouwbaarheid in een ontwerp dat een optimale toegankelijkheid in elke ruimte garandeert. Het SaniAccess assortiment is fluisterstil, betrouwbaar en eenvoudig toegankelijk dankzij de twee afneembare deksels aan de bovenzijde. Het programma heeft een maximale opvoerhoogte van 5 meter verticaal en tot 100 meter horizontaal. Het maximaal opgenomen vermogen bedraagt 400 W en de maximum temperatuur bedraagt 35ºC (75ºC voor de SaniAccess Pump).
58
TM0112_vsk_li_1_fs.indd 58
10.A027
Hitma Instrumentatie introduceert op haar stand o.a. de nieuwe compacte weerstations van Lufft. Deze worden gebruikt voor aansturing van bijvoorbeeld zonwering, ketel- en/ of koelmachinevrijgave. De Lufftweerstations zijn compact, onderhoudsvrij en nauwkeurig. Ze werken o.a met het Modbus-protocol. Er is maar één kabel nodig voor de voeding en het digitale uitgangssignaal. Tevens presenteert Hitma Instrumentatie de nieuwe handmeters (o.a. balometers, geluidsmeters en een pyranometer) en draadloze dataloggers van Kimo. Verder staat de uitbreiding van het Dwyer pakket in de spotlights. Samen met merken als Dwyer, Kimo, Micatrone en Produal is Hitma Instrumentatie een allround partner, van building automation tot ziekenhuizen. Info. www.hitma-instrumentatie.nl; tel. 0297-514 833
Buva
03.A024
Biral
08.D044
Hansgrohe
11.A044
Buva introduceert het Vital Air System Smart voor woonhuisventilatie. Met dit ventilatiesysteem is de bewoner altijd verzekerd van de juiste hoeveelheid ventilatielucht, een gezond binnenklimaat en een hoge EPC-reductie. Het systeem is gebaseerd op natuurlijke toevoer via zelfregelende ventilatieroosters uit Buva’s Stream-serie, gecombineerd met de nieuwe mechanische afvoerbox SmartStream. De SmartStream woonhuisventilatiesysteem garandeert echt gezonde ventilatielucht.
De VSK staat voor Biral in het teken van duurzaamheid, energiebesparing en kennis. Op het gebied van energiebesparing presenteert Biral voor mediumtemperaturen van -10ºC tot +110ºC een universeel inzetbare serie circulatiepompen, de A-KW. Condensatieschade bij bijvoorbeeld koud water is daarmee verleden tijd, dankzij het tweekamersysteem dat op de stand in werking zal zijn bij mediumtemperaturen tot -10ºC. Bij de grotere pompen wordt de elektronische toerenregeling op een console geplaatst. Beide oplossingen voorkomen condensvorming in de elektronica, garanderen een probleemloos bedrijf en besparen tot 70% op energie. Net als de overige circulatiepompen voldoen deze pompen aan de Europese wetgeving die in 2013 van kracht wordt. Een ander speerpunt op de VSK zijn de duurzame pompinstallaties voor sanitaire toepassingen.
De Ecostat Select thermostaat regelt niet alleen de temperatuur en waterhoeveelheid onder de douche, hij is volledig vernieuwd, zowel in design als functionaliteit. De compacte vorm vervangt het technische design van huidige thermostaatuitvoeringen. Het royale planchet biedt ruimte voor douchebenodigdheden en bevat een volledig geïsoleerd kraanhuis waardoor de kraan niet heet wordt. In combinatie met eenvoudige montage vlak tegen de wand, is Ecostat Select dé thermostaat van de toekomst. De SafetyStop functie beschermt gebruikers tegen verbranding door heet water boven 40°C. Dankzij duidelijke symbolen en ergonomische grepen is de thermostaat comfortabel in gebruik en is hij daarnaast zeer duurzaam en waterbesparend. Info. www.hansgrohe.nl; tel. 075-6461400
TVVL Magazine | 01 | 2012 vsk beursnieuws
10-1-2012 11:41:07
Kinderen bij de les dankzij comfortabele luchtverversing met ventilatieplafond ComfoSchool Samen met TNO en vooraanstaande leveranciers van systeemplafonds is door Zehnder - J.E. StorkAir een ventilatieoplossing ontwikkeld voor toepassing in scholenbouw. Dit innovatieve ventilatieplafond, ComfoSchool, bestaat uit een systeemplafond met een hoge geluidsabsorptie, een speciaal ontwikkelde toevoerunit en een regeling die specifiek voor dit schoolconcept is ontwikkeld.
De toevoerunit zorgt dat er ruim voldoende verse lucht van buiten, aangezogen via gevel of dak, wordt gefilterd en ingeblazen boven het verlaagd plafond. De luchttoevoer is verwerkt in het plafond. Via gelijkmatig over het plafondoppervlak verdeelde openingen stroomt de lucht middels inductie (hoogefficiënte bijmenging van omringende lucht) tochtvrij het lokaal in. ComfoSchool ventilatieplafond is geschikt voor toepassing in bestaande bouw en in nieuwbouwprojecten.
Copyright © Armstrong en Mitch Fotografie
Vraaggestuurde ventilatie met ComfoSchool; een zeer energiezuinige methode Copyright © Rockfon
Stil, zeer stil doet het systeem zijn werk ComfoSchool is een van de weinige oplossingen die binnen de wettelijke geluidsnorm van 35 dB(A) blijft, ook bij grote luchthoeveelheden die geventileerd moeten worden. De leerlingen kunnen zich daardoor goed concentreren in een gezonde en rustige ruimte.
Steeds meer scholen worden goed geïsoleerd waardoor het in een klaslokaal snel erg warm kan worden. Zeker als het lokaal wordt gebruikt stijgt naast de temperatuur ook het CO2-gehalte. Het CO2-gehalte is een belangrijk meetgegeven voor de luchtkwaliteit in het lokaal. Het ventilatieplafond ComfoSchool is een vraaggestuurd systeem. Het werkt geheel automatisch. De regeling is ontwikkeld op basis van
simulaties en reageert automatisch op CO2- en temperatuursveranderingen in het klaslokaal. Het Comfoschool concept is onderdeel van het gebouwontwerp.
Een betaalbare en praktische oplossing Een gezonde en inspirerende leeromgeving voor kinderen is belangrijk. Zehnder - J.E. StorkAir en de plafondfabrikanten vinden dan ook dat deze ventilatieoplossing betaalbaar moet zijn voor iedere school. ComfoSchool heeft daarom een zeer gunstige prijsstelling. En heeft de school niet alleen een innovatief
en energiezuinig ventilatiesysteem maar ook een nieuw plafond! Het ventilatieplafond is een decentrale oplossing per lokaal waardoor de toepassing gefaseerd kan plaatsvinden. De benodigde ruimten voor techniek zijn minimaal, 100 mm vrije ruimte boven het systeemplafond is voor een juiste werking al voldoende.
Zehnder - J.E. StorkAir is licentiehouder van het patent op het ventilatieplafond. Samen met bovenstaande fabrikanten wordt het ComfoSchool ventilatieplafond aangeboden.
Lingenstraat 2, 8028 PM Zwolle - Postbus 621, 8000 AP Zwolle - Tel.: (038) 429 69 11 - info@zehnder-jestorkair.nl - www.zehnder-jestorkair.nl
113266-01 Advertorial TVVL ComfoSchool.indd 1 TM0112_59.indd 59
16-12-2011 09:53:07 10-1-2012 12:11:18
Dataloggers voor vocht -en temperatuur Turfschipper 114 | 2292 JB Wateringen | Tel. 0174 272330 | Fax. 0174 272340 | info@catec.nl | www.catec.nl Nieuwe relatieve vochtigheid en temperatuur datalogger ! De MicroLog Pro II
Nieuwe USB stick, Temperatuur en Relatieve Vochtigheid Logger met display! De MicroLite, 5 modellen !
Op de logger kan men diverse sensoren aansluiten voor het meten van: temperatuur, spanning, stroom, contacten, pH, geleidbaarheid, licht, etc. Meetbereik Geheugen Display Applicaties
:-40 ... +80°C, 5 ... 95%RV : 52.000 samples : 4 digig LCD display : Pharmacie, Opslag, Koelcellen, Ziekenhuizen, Transport.
Bezoek onze stand A099 tijdens de VSK beurs in de Jaarbeurs
%RV en °C Meetbereiken Geheugen Display Applicaties
: -40 ... +80°C, 5 ... 95%RV, 4 ... 20mA, 0 ... 10V externe temperatuur NTC -50...+150°C : 8.000 tot 16.000 samples (afhankelijk van model) : 4 digit LCD : Pharmacie, Opslag, Koelcellen, Ziekenhuizen en Transport.
externe NTC temperatuur
4-20mA of 0-10V
Tijdelijk of semi permanent behoefte aan extra warmte en/of energie? Uw bron van informatie bij het kopen of huren van ketelinstallaties voor stoom, warm en heet water. Verhuur • warmwaterketels tot 8 MW • heetwaterketels tot 12 MW • automatische expansie-inrichtingen • stoomketelunits tot 28 barg van 400 kg/hr tot 16.000 kg/st • ontgassers, voedingswatertanks, ontharders • olietanks 3, 5, 10 en 20m3 • in container, buitenopstelling of romneyloodsen Services • 24 uurs storingsdienst • leidingwerkmontage • onderhoud • engineering Milieuzorg • Low-NOx installaties • geluidsbesparende omhuizingen • CE normering
www.ecotilburg.com Postbus 899, 5000 AW Tilburg - Hectorstraat 23, 5047 RE Tilburg - Tel: 013 5839440 - Fax: 013 5358315 - E-mail: info@ecotilburg.com
TM0112_60.indd 60
10-1-2012 13:40:02
VSKBEURSNIEUWS Carrier
03.A066 Acin
Lubron
02.B048
Carrier biedt met het AquaSmart Evolution systeem de totale klimaatoplossing voor kleinere gebouwen. Eco-efficiëntie stond centraal bij de ontwikkeling van dit communicerend systeem. Dit wordt bereikt doordat AquaSmart gebruik maakt van efficiënte systeemcomponenten die worden geoptimaliseerd door het intuïtieve Touch Pilot bedieningspaneel. Carrier toont voor de marktsegmenten MKB & Utiliteit, Industrie & Tuinbouw en Zorg & Overheid een klimaatoplossing. Vanuit haar brede en vernieuwde range koelmachines en warmtepompen is voor elk segment de een systeemcombinatie beschikbaar mét een bijpassend regelsysteem en servicecontract. De Chiller Performance Analyser is een nieuwe Servicedienst die onmiddellijk een compleet overzicht biedt van rendementen en de functionaliteiten van de reeds inbedrijf zijnde installatie. Info. www.carrier.nl; tel 071-3417111
Tijdens de VSK introduceert Lubron een nieuwe serie duurzame waterontharders, onder de naam Easysoft. Lubron Waterbehandeling is de enige waterbehandelingsfirma in Nederland die dit product op de markt brengt. Bij de ontwikkeling van de Easysoft is veel aandacht besteed aan klimaat en milieu, door met slimme maatregelingen grote besparingen te realiseren op zout- en waterverbruik. De Easysoft-serie is verkrijgbaar met een minimale capaciteit van 450 liter/uur tot 1.700 liter/uur. De belangrijkste voordelen van de Easysoft-serie zijn: - kostenbesparend op energiegebruik van apparatuur en reinigingsmiddelen; - reductie spoelwaterverbruik (tot 40%) door eigentijdse besturingstechnologie; - werkend op batterijen, dus geen stopcontact benodigd; - minder poetswerk, groot comfort; - langere levensduur van elektrische apparaten; - zeer compact gebouwd; - zeer eenvoudige bediening; - gratis in bedrijf name door Lubron-servicemonteur voor optimale werking. De Easysoft is een product van Nederlandse bodem dat in Oosterhout wordt geproduceerd en van daaruit op de markt wordt gebracht. Info: www.lubronwaterbehandeling.nl; tel. 0162426931
Kijk op www.installatienet.nl voor de volledige berichten.
TVVL Magazine | 01 | 2012 vsk beursNIEUWS
TM0112_vsk_re_1_fs.indd 61
10.A021
Acin neemt nieuwe producten mee naar de VSK. Rotronic heeft een aantal nieuwe dataloggers in zijn assortiment. De Rotronic LOG-serie is een Wireless dataloggersysteem. Daarnaast is er ook een handige, betaalbare nieuwe datalogger, de HL-20/21. Naast deze dataloggers kunt u ook de FlowFinder mk-2 proberen en vele andere topproducten uit het assortiment komen bekijken. Acin laat u ook graag een aantal van haar kalibratiemogelijkheden zien. Info. www.acin.nl; tel. 070-3070307
Ecoon 07.D001
Ecoon – specialist in het optimaal benutten van restwarmte voor klimaat- en warmtapwatercomfort in woningen – presenteert de Ecoon W2 warmtapwaterwarmtepomp, inclusief tien basisconcepten voor uiteenlopende toepassingen. De door Ecoon volledig in eigen beheer ontwikkelde compacte water/water-warmtepomp produceert warmtapwater in woningen die zijn aangesloten op een collectief warmte- en/of koudenet. Met deze noviteit speelt Ecoon in op de toenemende belangstelling voor duurzaam gebruik van restwarmte.
Protherm
07.F032
Protherm kan omschreven worden als vooruitstrevend in de installatietechniek. Protherm staat in de installatiebranche vooral bekend als importeur van Taconova, een naam die onlosmakend verbonden is met mengventielen. Het programma van deze Zwitserse fabrikant is echter veel breder en berust op vier belangrijke pijlers: mengen, inregelen, ontluchten en systeemtechniek. Tijdens de VSK 2012 toont Protherm diverse noviteiten van Taconova in de vorm van diverse Solarstations, de MT53 mengautomaat en de Setter Tronic UN. Info. www.protherm.nl; tel.0342-415751
61
12-1-2012 12:04:59
Econosto
10.A52 Atal
Econosto en Eriks sluiten op de VSK letterlijk en figuurlijk op elkaar aan als het gaat om de levering van complete systemen voor de utiliteit. Op tal van manieren kunnen zij ingenieursbureaus, installateurs en eindgebruikers van dienst bij de uitwerking van concepten in ontwerp en realisatie van flow gerelateerde systemen. Op de vakbeurs presenteren beide bedrijven zich als complete systeemleverancier met de thema’s: dynamisch balanceren, complete utiliteitmodules, drinkwater en kunststofleidingsystemen. Het is een bijzonder jaar voor Econosto; in 2012 is het namelijk 120 jaar geleden dat de ondernemer J.C. van Marken met zijn compagnons dr.ir. F.G. Waller en H. Tutein Nolthenius in Delft het Bureau voor Economische Stoomproductie – het latere Econosto – oprichtte. Een mijlpaal om trots op te zijn, net zoals Econosto trots is op haar historie en op wat de duizenden medewerkers van Econosto sinds 1892 hebben bereikt met innovatie oplossingen voor verschillende marktsegmenten. kijk op www. econosto.nl voor de komende activiteiten rondom het jubileum. Info. www. econosto.nl; tel. 010-2841100
Kampmann
02.E028
De nieuwe EC-techniek voor luchtverwarmer Ultra levert meer capaciteit en minder energiegebruik op. De EC-technologie waardeert de gelijkstroommotortechniek ook in het kleine vermogensbereik aanzienlijk op. Kampmann voorziet er alle producten mee. De luchtverwarmer Ultra representeert verdere, omvangrijke productinnovaties: nog stiller, nog krachtiger, nog sneller leverbaar. Reeds in de standaarduitvoering zorgt hij voor een optimale warmteverdeling. Kampmann maakt dit mogelijk via individueel verstelbare, nu nogmaals verlengde luchtgeleidingslamellen. De luchtverwarmer Ultra wordt met name geadviseerd voor utiliteitsobjecten.
Biddle
03.A046
Tijdens de VSK toont Biddle het onlangs geïntroduceerde CA2luchtgordijn. De CA2 is standaard voorzien van een automatische Chipsregeling, hoogrendement batterij voor watertrajecten vanaf 45/35ºC en het nieuwe b-touch bedieningspaneel. Ook is de CA2 in DX-uitvoering verkrijgbaar. Het scherp geprijsde luchtgordijn, model DoorFlow, is een luchtgordijn van hoge kwaliteit zonder filters en met een hoog installatiegemak. Met de installatie van de nieuwe ventilatorconvector, model EcoVair, wordt de ruimte continu geventileerd door gebruik te maken van verdringing van lucht. De ventilatie gebeurt op basis van CO2meting, waardoor precies de juiste hoeveelheid frisse lucht in de ruimte wordt gebracht. Info. www.biddle.nl; tel. 0512-335555
62
TM0112_vsk_li_2_fs.indd 62
10.C064
Op deze stand wordt het brede gamma van CO2-sensoren prominent gepresenteerd. Atal introduceert een nieuwe generatie CO2-sensoren uit de VLB-serie met een geïntegreerde PID-regeling (Proportioneel, Integrerend en Differentiërend). Via de PID-regeluitgang kan een VAV-box of een toerengeregelde ventilator met 0-10V ingang direct worden aangestuurd. Tussenkomst van een aparte regelaar of gebouwbeheersysteem is hiervoor niet meer noodzakelijk. Via jumperinstellingen kan vooraf in de sensor het gewenste setpoint worden ingesteld. Inregelwerk op de bouwlocatie is daardoor niet nodig. Via deze nieuwe PID-regeling kan een energiezuinig vraaggestuurd ventilatiesysteem worden gerealiseerd. De gunstig geprijsde CO2-sensor is inzetbaar voor klimaatregeling op basis van het CO2-niveau in onder meer vergaderzalen, scholen, kantoorvertrekken en openbare ruimten. Info. www.atal.nl; tel. 0299-630610
KE Fibertec
03.D066
ISSO
04.A044
Betec
10.D053
KE Fibertec is gespecialiseerd in het leveren, monteren, onderhouden en reinigen van textiele luchtverdeelslangen. De range materialen in haar productlijn is uitgebreid. De fabrikant claimt voor elk project een scherpe, concurrerende prijs te kunnen aanbieden, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit en eigenschappen van de producten. Het nieuwe Dual Arch railsysteem bespaart installatietijd en heeft maar één ophangpunt naar het plafond of dak. Een andere introductie is het nieuwe Duct Arch systeem. Dit systeem houdt de textiele luchtverdeelslang in vorm, ook wanneer er geen lucht op het systeem staat.
ISSO lanceert de internetapplicatie Infotheek Sanitairtechniek. Deze applicatie geeft op een snelle wijze informatie over de benodigde sanitaire voorzieningen en installaties in een nieuw te bouwen bouwwerk. De applicatie komt voort uit de website pvesanitair.nl en het Sanitair Montage Handboek van De Cock. De applicatie biedt informatie over wetgeving, normen, bijzondere en innovatieve technieken, soort en aantal sanitaire voorzieningen per gebouwfunctie en diverse checklists. Daarnaast zijn er opstellingstekeningen opgenomen van veel voorkomende sanitaire toestellen. Het Montagehandboek Sanitair is medio februari 2012 beschikbaar.
Betec Controls presenteert van het fabricaat Thermokon de ruimtebediening Thanos. Deze ruimtebediening heeft een touch screen in een strak design. Door eenvoudig te configureren knoppen kan de gebruiker het klimaat, de verlichting en de zonwering bedienen. Onderdeel van het design is de functionele aluminium klip. Door deze eenvoudigweg aan te raken schakelt bijvoorbeeld de verlichting in. Er is zelfs aan een schoonmaakstand gedacht, zodat het scherm gereinigd kan worden zonder dat de functies activeren. De Thanos wordt gekoppeld aan het GBS via Bacnet, Modbus, Lon of Enocean en maakt gebruik van de standaard variabelen van het betreffende bussysteem. De Enocean versie is bi-directioneel uitgevoerd. Hierdoor is het mogelijk draadloos raamcontacten binnen te halen of de draadloze aandrijving SAB aan te sturen.
TVVL Magazine | 01 | 2012 VSK BEURSNIEUWS
10-1-2012 11:42:44