Nederlands leren: mondeling 4.1
u>1 (80
2 0u) u> 6 (30
C1 Effectiveness • Je begrijpt een debat zonder duidelijke structuur. • Je begrijpt een lezing over een onbekend onderwerp. • Je discussieert over complexe thema’s. • Het tempo is normaal.
dn
mn
dn mn
)3 20u
WAT KAN JE?
B2 Vantage
3m nd 2mn dn n( 80
(30
u> 60
u)
3.1
u> 120 u)
WAT KAN JE?
(30
• Je begrijpt het nieuws op de televisie. • Je legt een probleem uit aan de balie en kan een gesprek voeren om een oplossing te vinden. • Je kan argumenten verwoorden in een discussie. • Het tempo is normaal.
2.3
(40u
u>6
0u)
>90
2m
u) 3
ndn
2.4
B1 Threshold
mnd
WAT KAN JE?
n
• Je volgt de hoofdlijnen van een presentatie. • Je geeft je mening over een vertrouwd onderwerp. • Je voert een eenvoudig gesprek aan het loket. • Het tempo is redelijk vlot.
)
90u
0u>
(4 ndn
3m
2.1 (30
(40u
u>6
0u)
>90
2mn
u) 3
2.2
• Je voert een eenvoudig gesprek aan het loket, je herhaalt, stelt vragen. • Je begrijpt de hoofdlijnen in een duidelijk gestructureerde presentatie. • Je geeft kort en angzaam je mening over een vertrouwd onderwerp. • Het tempo is bedachtzaam.
n
0u)
0u>9
n (4 mnd
• Je spreekt rustig en in duidelijke taal. • Je herhaalt en stelt vragen indien nodig. • De gesprekken zijn langer, maar gestructureerd.
WAT KAN JE?
mnd
dn
HULP VAN DE GESPREKSPARTNER
HULP VAN DE GESPREKSPARTNER • Je spreekt rustig en in duidelijke taal. • Je herhaalt en stelt vragen en geeft de anderstalige tijd om vragen te stellen. • Je toont foto’s waar nodig.
3
1.2 (m u>
(30
u>
60
u)
90
ng
1j (m 2,5j
ng +
eli ond
del
ing
3m
nd
n
+s
chr
ifte
lijk
: ±2
40u
) 1j
(±4
20u
• Je voert korte, sociale gesprekjes, je geeft basisinformatie over jezelf, werk, omgeving, opleiding. • Je begrijpt een langzaam gesproken babbeltje over een vertrouwd onderwerp. • Je spreekt langzaam.
) 1,
5j
nd
n
1.1 )
0u u>9
(40
lijk:
rifte
h + sc
• Je stelt jezelf voor: wie ben je, hoe oud ben je, heb je kinderen? • Je begrijpt een kort, langzaam gesproken babbeltje met veel herhaling. • Je spreek langzaam en aarzelend.
)
sch
(m
HULP VAN DE GESPREKSPARTNER • Je spreekt langzaam en duidelijk. Je herhaalt, geeft tijd, stelt bijvragen. • Je toont foto’s. • Je maakt oogcontact.
A1 Breakthrough WAT KAN JE?
)
0u ±24
60u
: ±6
lijk rifte
u)
2m
dn 3mn eli ond
WAT KAN JE?
on
(40
A2 Waystage
HULP VAN DE GESPREKSPARTNER • Je spreekt langzaam en duidelijk. • Je herhaalt, geeft tijd, stelt bijvragen. • Je toont foto’s of beeldt de boodschap uit.
Hoe lang duurt een NT2-traject? Alfabetiseringstraject Centrum voor Basiseducatie
Centrum voor Volwassenenonderwijs
Centrum voor Basiseducatie
Universitair Talencentrum
Dat varieert sterk. Het leerprofiel van de cursist en de intensiteit van de cursus bepalen mee de duurtijd. In dit schema zie je een voorstelling van de trajecten, gekoppeld aan een bepaald centrum. De oriëntatie naar het juiste traject gebeurt door het Agentschap Integratie en Inburgering, Atlas, Huis van het Nederlands Brussel en IN-Gent. Contacteer hen voor een doorverwijzing en meer informatie.
Nederlands leren: schriftelijk 4.2
WAT KAN JE? • Je schrijft een goed gestructureerde tekst over complexe onderwerpen. • Je maakt gedetailleerd notities tijdens een lezing. • Je begrijpt lange en complexe teksten over specifieke materie, ook als je niet vertrouwd bent met dit onderwerp.
dn mn
dn mn
)3 20u
)2
u>1 (80
0u u>6 (30
C1 Effectiveness
B2 Vantage
u)
WAT KAN JE?
80
u>
120
• Je schrijft een gedetailleerd verslag, je verwoordt je eigen mening en geeft argumenten en een conclusie. • Je leest complexe artikels over onderwerpen die aansluiten bij je eigen ervaringen. • Je begrijpt details in een contract, formele zakelijke brieven.
3m n
dn (
2m n
dn
(30
u> 60
u)
3.2
2.3 (30
(40u
u>6
0u)
>90
2mn
u) 3
dn
2.4
mnd
WAT KAN JE?
n
• Je schrijft een eenvoudige sollicatiebrief, een gestructureerd stageverslag. • Je leest een langer maar gestructureerd krantenartikel over een vertrouwd onderwerp, een tekst over je vakgebied.
0u)
3m
2.1 (30
u>6
0u)
(40u
>90
2mn
u) 3
dn
Zorg voor heldere taal in teksten. • Gebruik korte zinnen (maximum 15 woorden). • Gebruik actieve zinnen (zet je onderwerp vooraan). • Zorg voor structuur in je tekst en zet de essentie bovenaan. • Wees concreet. Zorg dat je boodschap duidelijk is. • Leg vaktermen uit. Vermijd figuurlijk taalgebruik.
B1 Threshold
u>9
(40 ndn
ALGEMENE SCHRIJFTIPS VOOR ALLE NIVEAUS
2.2
WAT KAN JE? • Je schrijft een eenvoudige sollicitatiebrief, een gestructureerd stageverslag met ondersteuning of voorbeelden. • Je leest een kort krantenartikel over een vertrouwd onderwerp, een eenvoudige korte tekst over je vakgebied.
mnd
n
u)
u>90
(40 ndn
3m
1.2 (m
on
(40
u>9
(30
u>
60
u)
2m
WAT KAN JE?
del
0u
ing
)3
A2 Waystage
mn
+s
chr
dn
ifte
lijk
: ±2
• Je schrijft korte zinnen met makkelijke woorden. • Je schrijft een kort bedankbriefje, een kaartje. • Je leest een korte vacature, en eenvoudig, persoonlijk briefje of een eenvoudige brochure.
40u
) 1j
nd
n 1.1
n (4
d 3mn eli
ond
1j (m 2,5j
ling
nde
(mo
+ sc
• Je schrijft losse woorden en korte zinnen. • Je vult je naam, adres, ... in op eenvoudige formulieren. • Je leest een eenvoudige korte uitnodiging, een afspraakkaartje. • De opmaak van de tekst is best kort en heeft visuele ondersteuning en een duidelijke structuur en lettertype.
u)
660
jk: ±
teli hrif
A1 Breakthrough WAT KAN JE?
)
40u
±2 lijk:
te
hrif
sc ng +
u)
90 0u>
Alfabetiseringstraject Centrum voor Basiseducatie
Centrum voor Volwassenenonderwijs
Centrum voor Basiseducatie
Universitair Talencentrum
Hoe lang duurt een NT2-traject? Dat varieert sterk. Het leerprofiel van de cursist en de intensiteit van de cursus bepalen mee de duurtijd. In dit schema zie je een voorstelling van de trajecten, gekoppeld aan een bepaald centrum. De oriëntatie naar het juiste traject gebeurt door het Agentschap Integratie en Inburgering, Atlas, Huis van het Nederlands Brussel en IN-Gent. Contacteer hen voor een doorverwijzing en meer informatie.